MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. üatal. bl. Geschenk van 1'ooneelslukken , 1841.  D E APOTIIECAR EN DE DOCTOR. ZANGSPEL.   APOTHECAR EN DE DOCTOR •> ZANGSPEL. GEVOLGD NAAR HET HOOGDUITSCH VAN S T E P H A N I. DOOR /. J. A. GO GE L. Te AMSTELDA M, hy ]. HELDERS en A MARS, in de Nes. 1796. Met Privilegie.   Geene exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die door den Secretaris van den Natlma*. kn Stads Schouwburg ondertekent zyn.  PERZOONEN. vyzel, Apoihecar. CLAUDiAj zyne Vrouw. leonore, hunne Dochter. rosalia, hunne Nicht. kruid man, Doctor. gothold, zyn Zoon. storm wald, Invalide kapitein, met een hout been en een groene lap voor het ' eens oog, Sic hel , Chirurgyn. gallus, Knegt van een zieken Edelman. een onderschout. een winkeljongen van vyzel, zwygevJe. D E  D E APOTHECAR EN DE DOCTOR, ZANGSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O NE E L. Het Tooneel verbeeld een ftraat, aan de regtehand ziet men het huis van Vyzel, 'Het is avond. VYZEL, CLAUDIA, STORM WALD, LEONORE, ROSALIA, zitten op eetf bank vsor het huis, onder een boom of prieel. De Vrouwen werken. ALLEN. t) Hoe zoet is 't, vry van kommer, By ecu ichoone niaanefchyn , Na de hitte, onder *t lommer, Wel vernoegd by een te zyn ! ROSALIA en L E O N o R E, beiden ter zyde. 6 Hoe zoet waar 't, onder 't lommer, By deez' fchoonen niaanefchyn, Wet myn minnaar, hier te zyn! STORM WA LD, ter zyde. , 6 Hoe fniaakljk, onder 't lommer, A 4 Zou  8 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Zou tdit uur ecu goed glas wyti Voor myn keel en Itver zyn! ALLEN. Welk een fchoone tnaanefchyn! VYZEL en CI.AUD1A. Wulk een blydlc'iap most ikfmaaken, In zo menig zom.ri.acht, Eertvds vroljk doorgebragt. ALLEN. Wat sennegen ! wat vermaaken Geeft ons zulk een zomernacht! Met tot 's morgens vroeg ie waaken Word zy vrolyk doorgebragt. VYZEL Wat zegt gy waarde heer? Gy hebt ook menig nacht, In leger, ftad of land vermaaklyk doorgebragt. 5 TOR MWALD. Ja Vyzel, by myn ziel, mogt ik die weêr beleeven, Ik zou nog eens dit been , tenprooy des oorlogs geeven, VYZEL, tegen Leonore. Maar,Leent}c,fcheeltuwat? zegmy, ontbreektuiets? Of hebt gy pyn in 't hoofd ? LEONORE. Neen, lieve vader, niets. C L A U 1) I A. Niets! óu fchort wat dat gy ons vergeefs wHtheelen: Maar die ftyf hoofdigheid begint my te verveelen. Wat zit gy daar weer ftyf! Geen houding! geen fatzoen! Zou elk niet denken dat wy, om u op te voèn, Geen  ZANGSPEL. 9 Geen moeite willen doen noch geld befteeden willen ? Toe, 't hoofd om hoog, rechtop — VYZEL. Al weder aan' t bedillen, c L A UD 1 A. Met uwe pillen u te moeijen is uw taak: Haar leeren wat haar past dit is alleen myn zaak: De Hemel heeft daartoe 't verftand u niet gegeéven. VYZEL. ' Nu myn entwegen, grom of brom , ofkyf, maak leven, 'k Heb zagt zo lang geduld , uw ryk heeft haast gedaan: Nietwaar, Heer kapitein ? STORM WA LD. Het zal aan my niet ftaan. V v z E L , tegen Claudia. Nu, Oudje, fpreek, waarom hst huwlyk op te houwen? C L A UDI A. Hoe! Oud! datben ik niet, al zal myn dochter trouwen. Ik weet wel dac gy lang al op myne afreis wagt, Maar'kbenpas veertig jaar, en in myn volle kragt; Das hoop ik u ten fpyt nog langte zullen leeven. STORM WALD. Kom, kom , Mamaatje lief, dit moet gy hem vergeeven. Het was zo niet gemeend. Wat zegt gy, oudeheer? CLAUDIA. Alleen om uwent wil, vergeef ik hem dees keer. L BONORE. Ach, Moederlief, zou ik met eerbied mogen zeggen, A 5 Dat  io DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Dat gy een zaak als deez' bejaard moet overleggen; Daar die myn lotbeflisc. CLAUEIA. Spreekt gy van overleg ? Of denkt gy dat ik niet zou wecten wat ik zeg Of wat ik doe? wilt gy my overleggen leeren? Ik kan, geloof het vry , uw raad zeer wel ontbeerd!, Watmeendgy, Vyzel ? fpreek. VYZEL. Geloof, myn' lieffte kind, Ik zorg voor uw geluk, daarom heb ik myn vrind, Mynheer den kapitein, voor u tot man verkoren. CLAUDIA, tegen l'yzel. Spcekt gy als vader? zeg, myn heer met ezelsooren? Hou dan wat meer ontzag, en toon haar wie gyzyt. VYZEL, met ecne deftige houding , en harde ftem tegen Leonore. Al heeft dien heer zyn been gelaaten in den ftryd, Hy heeft tog met zyn been zyn fchatten niet verlooren: Mist hy het jeudigfeboon dat vrouwtjes kanbekooren, Waarom een meisje meest de jonge heertjes mint, Hy weet veel meer, en kan u veel vertellen, kind; En is hy al wat oud, dit is juist niet te laaken , Iiy zal dan zo veel te eer u tot een weeuwtje maaken. CLAUDIA. Wat is dit voor gefnap? my dunkt gy raaskalt weer. Gy zyt ecu gek, een zot; dit zweer ik by myn eer. V Y-  ZANGSPEL. ii VYZEL. . Gy maakt my dol. Wat wild gy dat ik haar zal zeggen* CLAUDIA. Dat zal ik, kort en goed , u daadlyk openleggen. tegen Leonore. Gy trouwt den kapitein, en daarmee afgedaan. LEONORE. Ach! lieffte moeder, 'k bid... CLAUDIA. Durft gy u onderftaan— ROSALIA. Waarom myn arme nicht, zo wreed, zo hard te kwellen? Zy bid u enkel om de zaak wat uit te ftellen. CL AUD I \. Komt gy ook uit den hoek, Mejuffer advokaat? Gy leert haar weinig goeds, maar oeffent haar in 't kwaad: Haar ftuurfchekoppighcid, van al den rest gezwegen , Heeft zy voorzeker door myn voorbeeld niet gekregen. Toen my myn moeder riep en zei. "Hoor, Claudia, „Gy trouwt met Vyzels zoon" antwoordde ik aanitonds, ja, En was gehoorzaam met myn moeders keus tevreden. VYZEL, ter zyde tegen Claudia. Het maakt ook onderfcheid, ik had gezonde leden. CLAUDIA. Wat duivel praat gy wéér? ei lieve zwyg daarvan ; Myn moeder fchonk me in u ook een beminlykman! Had  is DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Had ik maarnaar myn hart wat vryer durven fpreeken, Ik had waarachtig naar wat beters uitgekeeken, S t o r M w a i, d , tegen Leonore, Hebt gy wat tegen my? Mejuffer, 't doet my leed. 't Zou zonder reden zyn: me ontbreekt niets,dat ik weet; Ik ben myn geld wel waard. leonore. Mynheer, wil my verfehoonen, Ik twyffel hier niet aan ; doch om uw min te loonen, Is my niet mogelyk. claudia. Ik raad u, fpreek geen woord. tegen Rofalia. Maar gy, Madam de gouvernante, pak u voort, En fteek voortaan uw neus niet meer in onze zaaken. vvzel. Ja, Kinders, gaat nu heen die kruiden pakjes maaken, rosalia, ter zyde tegen Leonore. Vv'ecs niet zo treurig, niet zo droevig, lieffte kind, En wees verzekerd dat uw vader u bemind" Zy vertrekt. leo-  ZANGSPEL. i3 L E O N O R E. ARIA. Ts 't 7ast gevoel der vreugd, Niet voor myn hart ver'ooren ? My word reeds in myn jeugd, 't Rampzaligst lot befchooren. De /achie band Word nooit gefehonden, Die Hymens hand , Heeft vast gebonden. Maar die door wreedcn dwang Het huwlyks juk moet draagen Zal, al zyn leven lang, Zyn haailyk lot beklaagen. TWEEDE TO O NE E L. VYZEL, CLAUDIA, STORM WALD. VYZEL. ï'i bid u, Wyfje lief, laat ons niets overdryven. CLAUDIA. Ik wil nu dat zy trouw. Geen wet my voor te fchryvea. Zy moet ten eersten weg, het is reeds meer als iyd; EerdathaarKruidmans zoon ,met Roosjes hulp, verleid. Ut heb hiervan reeds veel, ja al te veel vernomen. En 't wierd misfchien te laat, om alles voortekomen. VYZEL. Wat? Doctor Kruidmans zoon? Dezoon van myn party, Die my de kap betwist? Neen, neen, veel eer zal zy Het  i4 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Het klooster in , dan met myn' vyandszoon te trouwen. Zy zal, als'tmooglykis, reeds morgen bruiloft houwen. claudia. Nu fpreekt gy als een man! het zal, het moet zo zyn. Zyt gy daarmee te vreên, mynheer den kapityn? SïOR MVVALD. Een flechte minnaar die om uitftel u zou fineeken! claudia. Dit is dus klaar. Laat ons nu van de bruidfchat fpreeken. vyzel, haar aanflootende. Hoe! Claudia. storm wal d. 'k Eisch niets. .Ik ben een fchatryk man. vyzel. 'tZegt waarlyk ook niet veel dat ik haar geeven kan: 't Is niet de moeite waard om lang daarvan te fpreeken. Uw edelmoedigheid is my genoeg gebleken; En 't is meer eer voor u dat gy ons ecnigstkind , Zo als zy ga-at en ftaat, en niet om 't geld, bemind. claudia, (praaien. En't waar voor my meer fchande , elk zou daar drok van Het waar' het eerst gefprck op grachten en opftraaten. Men wees ons ovcriil met vingers na. Kom, kom, Men geeft zyn dochter zo goedkoop geen bruidegom. Tweeduizend guldens moet ik haar tot bruidfchat gee- vyzel. CVen' Tweeduizend guldens? *t is waaragtig om te beeven! Waar  ZANGSPEL. 15 Wciar haal ik die van'daan? claudia. Wel, uit de kas: wat vraag! vyzel. Ik geef myn gantfche kas, voor zo veel duiten,graag. claudia. (koopen. De bruidfchat moet 'er zyn, al zoud ge ons huis ver'kWou liever morgen haar met Kruidman weg zien loopen, Als dat het zo zou gaan: zy komt niet uit myn huis. vyzel. Ik kryg de koorts van al dat raazen en gedruis. Eedenk wel, Claudia , de bruigom is te vreden. claudia. Neen, neen, wy moeten nu, by deez' gelegenheden, Vertoonen wie wy zyn, dan heeft het volk refpect. Doch van haar uitzet nu. vyzel. Nog extra? hoe, gy gekt. cl aud ia. Welzeker, vraagdgydat? het moet van't beste weezen, En, naar de nieuwfte fmaak , door my zyn uitgeleezen. Toe, fchryf maar in uw boek. vyzel. Gy weet niet wat gy doet: In 't donker ? maar zeg op wat zy al hebben moet. CLAB-  i6 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, CLAUDIA. Nu hoor dan mvti begeeren : Voor eerst maak ik haar voort Twee pakken nieuwe kleeren , En wat daar by behoort. VYZ E L, Hoe twee ? wat dol begeeren! STORM WALD. Een kan ook wel btftaan. CLAUDIA. Neen, neen, dit moet zo gaan, 't Is anders afgedaan. S T O R M W A L D. Wy moeten haar niet ftooren. VYZEL. Laat ons dan verder hooren. CLAUDIA. Dan dubbcld beddegoed, Met kusten, peul en laken. VYZEL, Hebt gy nog niet gedaan? STORM WALD» Laat haar toch maar begaan. CLAUDIA. Wat of gy doet Of niet, gy moet, Van 't beste linnengoed, Haar twintig hembden maaken. VYZEL. Claudia zyt gy bezccien ? Weet py wel, dat ik, uw man, Maar zes hembden hebben kan. S T 0 R M-  ZANGSPEL. i? ST OCMW ALP. CLAUDIA. Ha! Ha! Ha! Gyz üdvergeeten Tafelgoed Was haast vergeeten, Daï men zelden overvloed Dat moet zesvoud, e n heel fytl, Byeeu'krygsniMi zoekeri moet. Van de fraaifte foorten zyn. Claudia vertrekt. DERDE T O O N E E L. VYZEL, STORM WALD. VYZEL •k Geloof myn wyf wilmy de ftad nog uit doen loopefl- S T O R M WA L D. Wees maar gerust, myn vriend: Om al dit goed tekoopen, Daartoe is haar den dag van morgen veel te kort; En, is die dag voorby , als 't overmorgen word, Dan fchikt het zich van zclv'. V Y Z E L. Zo is dan uw verlangen. S T OR MW A L D. Niets als uw kind alleen ten huwelyk te ontvangen. VYZEL. Hiermeêben ik tevreên: laatmy nu maarbegaan: Eer'tmorgenmiddag is, is alles afgedaan: Haar hand beloof ik u , en zal voor alles zorgen. S T OR M WAL D. Fiat, Papaatje lief! dus goede nacht, tot morgen: Ik drink, op't goed fucce's, nu nog een glaasje wyn. Hy vertrekt. VYZ E L. 'k Heb arcanums op't vunr, ah die eens vaardig zyn , £ Wat  iS DS APOTHECAR EN HE DOCTOR , Wat vreugd ! dan moet by my myn vyand komen leeren , 'k Verkryg de kap, en zal als doctor practifeeren. Hy vertrekt. VIERDE T O O N E E L. '/ Is nacht. GOIHOLD, in een n-.antel gewikkeld, met een handlantaarn. ARIA. H 02 lang, o Min ! zult gy myn hart Met angst en vrees beflryden ? Wanneer zie ik, bc.rjd \an finaie, Het einde van myn lydcn? Ach! Leor.ore on u te fpreeken, Kwam ik hier reeds zo meenig' nacht: Doch telkens is de nacht veilbeken, Vergeefs heb ik altjd gewagr. Dan eens verdwym hoop en geduld, Dan doen my die herlecven ; Dan vvc6r. het hart nut ang't vervuld, Doet my myn noodlot beeven. Hoe lang, &c, VT F D E T O O N E E L. GOTHÜLD, SIC HEL. SICHF.L. A.'s gy wilt by meisjes ïaan, Toon u bly en welgemoed : En voor alles dient d; hoed Schrap en fchuios op 't hoofd te liaan. Want  ZANGSPEL. 19 Want tic Meisjes al te gcder Minnen die wai voor haar waagt. Dus courage I fiout, iree nader, Niet bevreesd, maar onvcri'aagt; Dan verkrygtgy, naar uw' zin, 't Meisjes liart en band en min. gothold, ter zyde. *k Zie daar ieinanc by die deuren. schel, ter zyde. Zacht, 'k Meen iemant te befpeuren. BEIDEN, ter zyde. Zacht, dat zal naar allen fchyn Wel een medeminnaar zyn. gothold, ter zyde. Als ik bedrogen waar'! S I c h E l , ter zyde. Wie durft voor myn gezicht... Ily ziet naar *t vengfler. Ha! ha! daar is myn fein: ik zie daar boven licht, 't Is vast datheer Klisteer ndg zit aan 't proeven maaken: Ik moet hem uit doen gaan, om dus hem kwyt te raakeri. Watdoetdie vent nog op? 'tword anders nooit zo laat. go t II o ld. ter zyde. hard. Hoe? Gaat hy naar de deur. Wie is het die daar gaat? s I c hel. Een die'twee beenen heeft. gothold, gaat naar hem toe. G y fchynt de gek te fcheeren: B 2 Doch  2o DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Doch zeg my wie gy zyt, of'k zal u mores leeren. SI CU EL. Ikheb't nreedsgezegt; eenmensch, gelykgyziet. Vraagt iemand u naar meer,dan zeg maar,'k weet het niet. ter zyde Dat hem de duivel haal'! G O T H O L D. Gy durft u veel vermeeten. Ik vraag u nu voor't laatst. Wie zyt gy? 'k wil het wecten. Hy licht hem met de lantaarn in 7 gezicht. Vrind Sichel! SIC HlL. Kruidman! 't Is my waaiiyk veel plaiziet Dat ik u wel zie, Vrind. GGTHOL D. Maar zeg, wat zoekt gy hier? SICHEL. Iets dat myn vader ook gezocht heeft, lang voor deezen: 'k Zou anders zekerlyk niet in de waereld wezen. GOTIIOLD. óSpreekenwy in ernst, en laat die potfen. Nu? SICHEL. Nugoed.'gy weet,myn vrind, 'k heb geen geheim voorn. Een meisje, dat daar woont, beval my hier te komen , Omtrent te middernacht Nu hebt gy net vernomen, De reden waarom ik zo laat nog hier verfchyn. G 0.  ZANGSPEL, at GO T HO LD. Ter zyde wat vergramd. Een meisje zegt gy ? Hoe! Zou 't ook myn meisje zyn SICHEL. Naweetgyzelfweldatde derde man, met reden, Niet gaarne word gezien by die gelegenheden. Dus doe my nu't plaid er en ga ten eersten heen. GOTIIOLD. Dit zou ik gaarne doen: doch dat ikhier verfcheea Dat komt om dat my is dezelfde last gegeeven. SICHEL. Hoe! In die Huis? G O T II O L D. ója! SICHEL, ter zyde. Heefthem de droes gedreven? Hard. Myn teken is dat licht, datgy daarboven ziet. GOTIIOLD. Dit brand voor my, myn Vriend,'t is dus uw teken niet. Nu hebt gy zelf gezegt, een oogenblik geleden, Datfteeds de derde manby die gelegenheden Te veel is. 'k Smeek u dus, Myn heer , doe my'tplaizicr, En laat my ook alleen: verwyderu vanhier. SICHEL. Neen, dit verkrygt gy niet; uw inval moet ik pryzen ; Maar dat het u betreft moet gy my eerstbewyZen. B 3 cc-  at DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, G O T II O L D. Hebt gy tot vectoren lust, 't is goed: ga maar met my, S 1 C II EL. Dan ftond het zeker Hecht met onze vryery. Keen, beste vrind, dit nietjlaat onshiermeé nog wachten. Hy J'chynt iets na te denken. Terwyl ik ditbedenk, komtjuist my in gedachten Dan zich een tweede meisje in 't zelfde huis bevind; Licht dat ik de eene vry en dat gy de andere mint. GOTIIOLD. Ach! Sichel, waar'dat zo! Ei! wil my de uwe noemen: 'k Noem dan de myne u ook. SICHEL. Ik wil u niets verbloemen: Maar gy zyt licht geraakt; t' is met gevaar verzeld; Want als uw meisjes naam u wlerd door my gemeld , En 't eens dezelfde was, zou ik met redenfchroomèn Dat gy veeHigt van fchrik mogt om het leven komen. Noem de uwe dus maar eerst. Ik voer twee jaaren lang Op zee, zagvuur, rook't kruit en ben ooknu niet bang. GO T HOL D. 'tls... SICHEL. 'k Did my eerst 't getal der leners op te geeven. G O T II O L D. Net zeven. SICHEL. Wel de droes! De myne heeft ook zeven. Wat  ZANGSPEL. 23 Wat zegt gy nu ? thans word het ernst, myn lieve man: Doch, om nu voort te gaan, ik noem u de eerste dan. R. GOTHOLD. Braaf! de myne is L- SICHEL. ó Blydfchap! Watikhoore! Ro GO r HOL O. Le SICHEL. Rofa GOTHOLD. Leo SICHEL. Rofalia. GOTIIOLD. Leonore, d'Aptekers dochter. SICHEL. En de myne is juist de nicht. GOTHOLD. (licht. De nicht! Ach! Welk een vreugd! Myn Sichel, ditgeefc Wy beiden kunnen nu elkaér gerust vertrouwen; Dus maak ik een begin myn noodlot u te ontvouwen : Myn min is u bekend, duch ditmisfchien nog niet Dat Leectjes moeder, die als voogd in huis gebied, Haar, tegen haaren zin, tot man verkiest te gceven Een'kreuplen officier, hierna'tbeleggehieven; De dag is reeds bepaald : waarby ons ook de haat, B 5 Die  »4 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Die de oude lui verdeelt, geen,uitkomsthoopen laat. Dus blyft my Slechts de keus dcez' nacht met haar te vluchten, Of ik heb haar verlies, als dit mislukt, te duchten. S I C II E L. Is't anders niet, myn vrind ? hier is wel middel toe. GOTIIOLD. Maar heden nog ? SICHEL. Terftond : maar alles wat ik doe Moe: voor uw reekning zyn — dan durf ik' t u belooven. GOTHOLD. Ach ! lieffte Sichel! hoe! Kan ik uw woord gelooven? Hy omhelst Sichcl. Myn ftci;n , myn redder, rch! SICHEL. Zacht, zacht!, gy wurgt my, vrind! Zo gy uw bruid zo drukt , beklaag ik 't arme kind. O O T II O LD. Doch zeg hoe vangt gy 't aan? SICHEL. Gy zult voorzeker wcetsn DatVyzel vooreen zotby ieder word vcrHeeten. Hy waantdat zynekunst een wondermiddel vond , En niemand tot dit uur zo veel nis hy verftond. Met open oogen ziet hy minder als een blinden , Als by gelegenheid tot nieuwe proeven vinden , Of zyn geheime kunst aan zieken toonen kan, Nu  ZANGSPEL. 25 Nu is hier in de fiad een vreemden edelman , Die, zeer gevaarlyk ziek, tot morgen niet kan leeven, En door zyn doctor reeds geheel is opgegeeven. Wie of hem nu vermoord , komt wel om 'teven uit, Zyn domme doctor of de vader van uw bruid: Nu zal ik aan zyn deur als kamerdienaar komen , Hem zeggen dat myn heer zyn gaa ven heeft vernomen, En dringend hem verzoekt de gunst hem aan te doen, Zo ras 't hem mooglyk is, zich naar zyn huis te fpoên ; Eu onze wyze vriend zal zekerniet verzuimen , Tot oeffhing van zyn kunst, zyn huis ons in te ruimen. GOTIIOLD. Ik vrees dathy... SICHEL. Vrees niets: 'k doe met hem wat ik wil. Ca maar een poos ter zyde en hou u daar Hechts (lil. ZESDE T O O NE E L. SIC II EL, GOTIIOLD, verborgen , V Y 2 E L. Skhel klopt aan de deur, en verandert zyn fiem. SICHEL. TRIO, Holla ! !»lla! opgedaan! Want ik heb myn* tyd van nooden. My te (poen is my geboden: Daarom laat my niet lang ftaan. VYZEL, van binnen, He! Wie maakt daar zoo'n gedruis? B 5 «'  *6 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, sichel. Is dit meester Vyzels huis 'i V y z e l , maakt het vengftcr open. Meester Vyzel? Welke ftreeken t Mei my nri.t men anders fpretken Als mei eencn ambachtsman» sichel. Heb ik hier in iets misdreven, *k Uid u wil het m/ veigeeven. Hoor my eeist, en omd cl dan. gotiiold ter zyde. Al myn hoop gamsch verdwenen. ■vyzel, jlaat d, ïfiig het vengfter toe. Voort, e: ga maar fchieKk heencn. sichel, hard fc'ireeun'ende. Excel lent'sfime! Et fuperdocte! Excellenti Ome Pharmicopee! vyzel, maakt het vengfter oopen. Obligati firn.! Quid \ïl habere Botie anrce? GOTHOLD, ter zydty Onze zaak neemt dun nu weer, Tot myn vreugd, de bcs-.ekeer. Vyzel komt hui ten. SICHEL. Haadlyk heeft myn beer vernomen Dat zich hier een man bevind , Waarby [Iipocraat ecu kind, Zon-  ZANGSPEL. 27 Zonder vleyery gewis, In verftand en wysheid is. vyzel. Gratias. ik dank u zeer. sichel. Haastig zend my r.u myn heer Met verzoek by hem te komen. vyzel. Terftond. tcrftond- W:e is uw heer? sichel. Hel is die vreemde cavclier. Gy weet hy woont niet ver* van hier. vyzel. Ga maar heen: Ik kom met een. sichel. Gy laat ons dan niet lang wachten ? vyzel. Neen , 'k zal voort zyn fmart verzachten. sichel. Servus doctisfime. gothold, ter zyde. Super ftult sfime. vyz el. Obligatisfimus. sichel en gothold. Te expectabimus. vyzel. Certo, certisfimus. GO-  28 DE APOTHECAR. EX DE DOCTOR, GOTHOLD en SICHEL VYZEL. Beerlyk ! becrlyfc! 6 hoe fchoonl Hec tlyk ! heerlyk ! ó boe fclionnl Recht naar wensch en naar ver- Recht nna' wtnsch en naar verlangen, langen. Laait die oude vos zich vaneen. Zal ik nu de kap erlangen.1 6 Hoe heerlyk en hoe Ichooii 6 [loe heerlyk en hoe lïhoon Eryst die kwast 't verdiende Strekt die kap myn kunst tei} ioon! kroon! tichel verbergt zich by Gothold. VYZEL. Bteryke vreemde lieer heeft myne hulp van nooden, Ik had het wel verwacht, 't Gevolg van myn methode, Ik word alom beroemd , en lukt het my nu goed , Dan zend de faculteit my wis den doctors hoed. Hy roept in. huis. Breng een lantaaren , Claas, en 't drankje om te laxceren. Dat gistren myn patiënt by toeval deed vomeeren, Waardoorhy't tydelyke, een uur daarna verliet; Meng 't met wat aloe en wat extract van biet. Het zal op deeze wyz' mlsfchien den zieleen baatcn ; Want wat den eenen mensch de waereld doet verlaaten. Helpt weder menigmaal den andren op debeen : Dit ondervonden zelf Parfelfus en Galeen. Ook kan een Iaxatif de kwaal in 't minst niet deeren , Maar wel de fappen in hun loop doen wecderkeeren ; Het irriteert de maag tot zuivring van het bloed , En wyst den weg aan die de ziekte nccmen moet. Dcez" nieuwe ftelfels moet de waereld van my keren, En als het waardigst lid der mistichappy my eeren. ARIA.  ZANGSPEL. 29 ARIA. Galenus cn Hipocmes Zyn tegen my maar krukken ; En al dat goed in us en es, Woct zig diep voor my bukken. Doch Paracelfus is myn man; Als ik zyn' roem bereiken kan, Dan goeden nacht doctores. Dan hef ik my op boven 'taardfcbe geivemel. En der haast dceze aarde als venus den hemel. Dan zullen zy kruipen en hulde my bieden : Doch ik zal die ezels verfimadend ontvlieden. Dan Aoo hecar, goeden nacht! Ik p''aal op het catheder En leer hun allen weder Wat zeldzaame en geheime kracht Ik door cbytnie heb voortgebragt. ffy vertrekt wet den jongen, die in het laatjle deel deeztr Aria met een lantaarn en een medicyu vlesje, op 'f tooneel gekomen is. ZEVENDE TOONEEL. GOTHOLD, SICHEL. SICHEL. II'! ha! nu heb ik nooit een grooter gek gezien. De Hemel mag voorwaar zyn krankenbyftandbiên! G O T HO L O. Dat hy zo dom zou zyn had i't niet durven drooraen . Uw inval was zeer goed. Maar hoe in huis gekomen ? si-  2o DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, SICHEL. Dit is het minst. Misfchien... Hy probeert aan de deur of die open is. Die is op't flot gedaan. Ily gaat aan '/ vengfler. Nu hier ook eens gezien hoe of dezaaken flaan. Hy maakt het vengfler open. Victoria! myn vrind, dit vengfter ftaat nog open. Nu hebben wy vry veld, en billyk mag ik hoopea Dat uhet onderfcheid, geringlndit geval, Van deur of vengfter om het even wezen zal. GOTHOLD. Hou ons niet op , klim in. Hy wil inklimmen, S 1 C H E L. Zacht, zacht. Waar wilt gyheenen? 't Is in de winkel vol: gy (tiet heel ligt uvvfcheenen . Volg my. GOTHOLD. Als't oude wyf... SICHEL. Ik hoop die is tebedj Dan zal het maklyk zyn om, by het nachttoilet Van onze meisjes, op hun kamer, te vernachten. En, flaapt mama nog niet, geduld; wy zullen wachten Totdat zy heenen gaat. Dit fchikt zich naar vermoén Dan alles wel. Laat ons nu vifnatiedoen, Re-  ZANGSPEL. 31 Recognosceeren om den vyand best te ontvvyken , En gaan, als alles (laapt, met onze meisjes ftryken. Zy klimmen door het vengfter in. ACHTSTE T O O N E E L. stormwald, eenigzins dronken, w at fatan ! heb ik wel of heb ik mis gehad? Klimt daar niet iemand in de apteek door 't vengftergat? Hy gaat nader. Het z^u'er waarlyk twee. Ikheb het licht zien branden. In eenen donker? hoe? hier is niets goeds voorhanden. Het zullen dieven zyn. Ik ga 'er daadlyk heen. Hy wil inklimmen, doelt bedenkt zich. Het is al te ongelyk, zy twee en ik alleen ; En weet ik wie zy zyn? Het zyn misfehien geen dieven, Maa-r Leonoraas en Rofaliaas gelieven: Want kan in een apteek wel iets te fteelen zyn? Ncen,'tzullen minnaarszyn,'theeftwel den meestenfchyn. Wacht/chelmen, wacht! ik zal u voor uw werk betaalen. Vrind Vy zei is niet ver'; ik ga terfïond hem haaien , Dan krygt gy voort uw loon. Hy gaat, maar blyft weer ftaan. Doch is het niet te hard, Zelfs voor myn bruiloft, op die wyz' te zyn gerard? En, reeds als minnaar, lid der broederfchap te wezen? Ach! Arme gek! zwygft.il: gy hebt het eens te vreezen: En, voor of na dien dag , komt wel op 't zelfde cl uit. Na  32 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Nu voort naar Vyzel toe; dit werkje dient gefluit... Ei! Wat is 't nu? fta ik niet vast meer op mynbeenen ? Zou't inderdaad zo zyn, of heeft het zo gefchenen? My dunkt ik ful... Ik dronk toch maar twee vlesfen wyn ; En dat dit de oorzaak is kan niet wel mooglykzyn, ARIA. De wyn fcbenkt ons vernoegzaamheid; Want zy kan fmart en pyn verzachten : Zy geeft aan 't ligchaam nieuwe krachten, £n, fchoon ze ons ooi; wel eens misleid, Wat fel a d liet ? De wyn verwekt de weltevredenheid, NEGENDE T O O N E E L. Het tooneel verbeeld ecu hamer met drie deuren. Aan de rechterzyde is de faapkamer van Claudia,aan de linkezyde Vyzels laboratorium, en in V midden de gangdeur. [ ROSALIA, LEO NO RE, zy zitten aan een tafel en maaken pakjes kruiden. R O M A N C E. BEIDEN. Een meisje waakte naclit cp nacht ; Haar Ridder moest haast komen. Haar zuster hield met haar de wacht, Maar niemand wierd vernomen. 7.y zuchtc en riep: o wat verdikt! Ach! L E O.  ZANGSPEL. 23 LEOKOEE. Zuster, zie eens, is hy "t niet? Ach! fpreek: Nog niet? ROSALIA. Neen, zuster, neen, hy is 'i nog niet. BEIDE. De ontrouwe zal niet komen. * * * Door 'c ventler, dicht met traliewerk, Was 't moeilyk door te komen. De winden loeiden woedend fterk, En veldden gras en hoomert. Nu, dachten zy, uu komt hy niet. Ach! L E O NO RE. Zuster lief, ach! wat verdriet! Nu komt hy niet! ROSALIA. *t Is vast dat hy den ftorm ontziet. BEIDE. Die bloodaart zal niet komen. * * * Straks wierd door haar, trotsch ftorm en wind, Een citherklank vernomen. Zy hoorde een flem : myn lieve kind, Ik zal ftraks by u komen. Ach, fprakzy, zuster lief, ei ga. Ach, LEONORE. Zie eens uit, hy komt wel dra, Hy komt wel dra. G Rö-  34 DE ArOTHECAR EN DE DOCTOR, ROSALIA. Ja, zuster lief, hy is het, ja! BEIDE. De held zal (hraks hier komen. * * * Zo dra de held zyn lieve hruid Aan 't venfler had vernomen, Biak hy gezwind de tralies uit En is in *t Hot gekomen. Een hcete kus was 't loon daarvan. Acht LE O K O RE. Zuster, wat voor ons een man Wel waagen kan! ROSALIA. Ja, wat doet wel een meisje dan? BEIDE. Haar lief vcrwellekomen. LEO MORE. Myn lieve Roosje, elk moet met recht ons lot beklaageiï, Dat thans de mannen niet zo veel meer voor ons waagen. Geenmeisje, hoe bemind, wordmeerdoorhenbevryd ; Schoon ze,om haar liefde, zeifs't geweld der oudren Iyd. Beloften doen zy veel; niets gaat hun min te boven; Maar de ondervinding leert, men kan hen nic t gelooven. ROSALIA. Ja, in een vroegertyd was 't manvolk min befchaafd, Maarmeer aan ons getrouw en met meer moed begaafd. Dochjlaaten zy voor ons den hals zich niet meer breeken, Zy  ZANGSPEL. 35 Zy kunnen met meer finaak ons van hun liefde fpreeken. LEO NO RB. Ach! U treft een geluk, dat my te ver'ontvlied ! ROSALIA. Geheel gelukkigben ik waarlyk ook nog niet. L E O N O R E. Wat wilt gy meer ? Wat kan aan uw geluk ontbreeken ? Uw minnaarfchuwtgeen tyd noch plaats om u tefpreekeil. Hoe meenig uur heeft hy niet met u doorgebragt? Maar ach! Hoe lang is't niet dat ik myn Gothold wacht? CLAL'DIA, roept in haar kamer. Zyt gy nog op, Lenoor? Wat wil dit toch beduiden? LEONORE. zacht. hard aan de deur, Zy is nog Wakker. Ik maak pakjes van die kruiden; Gelyk myn vader my belastte CLAUDIA, Linnen. Laat dat (taan: Dit werk kan roosje doen: gy moetmarbed toe gaan; Want gy moet morgen,als gy trouwt,niet Üaaprig wezeil. LEONORE, zacht. Dat raazen en gekyf hebt gy ook niet te vreezen; Ën, of ik ga of nie:, ik flaap toch niet een zier. ROSALIA- Ja, gy moet heenen gaan , ofanderskorntzyhier. CLAUDIA, binnen. Wel nu, hoort gy my niet ? zult gy nog langer zwygcn? C a Of  36 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, öfzal ik haast van ubehoorlyk antwoord krygen? LEONORE. overluid. Ik ga al. Goeden nacht: flaapwel, Rofalia! zacht. Hoe groot is uw geluk I ROSALIA. Ga , Leonore, ga: Schep moed: een fchoonedag volgt meest op onweersLEONORE. (vlaagen. Helaas! Sints langbefcheen geen zon myn lentedagen. Zy gaat langzaam en zuchtende heen. TIENDE T O O N E E L. ROSALIA, alleen. \'i wacht myn Sichel hier. Waar hy zo lang mag zyn ? Van ontrouw gafhy nooit den allerminften fchyn. Verwachtte ik hein niet hier, dan was het my om't even Of zy hierby my in de kamer was gebleven, 'k Heb haar van harten lief; zy is een lieve meid; Doch, is myn minnaar hier, dan min ik de eenzaamheid. ARIA. Twee harten, die de min doet blaaken, Zyn voor zichzelv' genoeg alleen. Niets kan alsdan hen meer vermaaken Dan ongeftoord te zyn by-een. De liefde fehuwt 't gewoel der ficden. 7y zoekt de ftilfle plaatfen op: Daar, vergenoegd en weltevreden, Klimt ons geluk ten hoogden top. ELF-  ZANGSPEL. Z7 ELFDE T O O N E E L. ROSALIA, LEONORE. LEONORE) zacht en verlegen. ,ff\ch, Roosje! ROSALIA. Wel,wat is 't? LEONOR E. Pas in de gang gekomen ? Heb ik aan 'tan der eind beweeging waargenomen; Als 't maar geen dieven zyn : ik beef gelyk een riet j Twee zyn'er. ROSALIA. Twee! Hoe! Twee? Neen, ditbegrypikniet. LEONORE. Ja twee. Eerst kwam 't my voor als of ik hoorde breeken; Maar zy zyn reeds in huis; ik heb hen hooren fpreeken. Zegmy, wat zal ik doen? Alleen durf ik niet gaan, ROSALIA. Afwachten is het best wat hier uit zal ontflaan. Houu zoftilgykunt; want,als'tgeen dieven waren, Behoeft uw moeder niets van dit geval te ervaaren. TWAALFDE T O O N E E L. GOTIIOLD, SICHEL, ROSALIA, LEONORE, * LEONORE gilt. Ach! GOTHOLD, SICHEL, ROSALIA. Stil! C 3 CLAU  3S DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, claudia, binnen. Wat is 'er weer? Allen geeven ha we angst te kennen. ROSalia, roept na eenigftilzwygen. 't Is niets.., Het was de kat, Dieopdetafelfprong, hier door verfchrikte ikwat. claudia. Wie heeft de kat alweer doen in de kruner loopen? rosalia. Uw dochter liet de deur, toen zy naar bed ging, open, Zy doet ah of zy een kat wegjaagt. Voortkat: allons: kisch : kisch. claudia, binnen. 't Is waarlyk ongehoord Dat Ik eik oogenblik word in mynflaapgeftoord »(wezen. Mar.r'k waarfchouwu nog eens,dat dit voor't laatst moet Want, als ik op!t?anmoet,moogtgy myn gramfchap vreezen. Het v eigende word alles met een zac hte ftem gejproken. gotiiold, tegen Lconore. Mynlieffte Lconore. leonore. ó Hemel. sichel, tegen Rofaiia, Engelinl ROSALIA, li (Jit mattier , r.Tynhccr ? Hoe komt gy toch hierin ?  ZANGSPEL. 39 leonore- Wat wilt gy ? got ii o ld. Vraagt gy dit ? Op 't punt ü te verliezen, Kon ik geen beter weg om u te redden kiezen; En daarom maak ik ook op uw vergiffnis Haat. leonore. Had gv dit eer gedaan ! Is 't nu reeds veel te laat. sichel, die Rofalia met verwondering aangezien heeft. Is 't ernst of gekkerny ? Ik wil het Iaatfte hoopen: En hoe ik kom ! Ik ben door't venster ingekropen. rosalia. fpytig' Waarom hebt gy niet meer gezelfchap meêgebragt? gothold, verwonderd tegen Leonore. Te laat! Die koelheid had ik zeker niet verwagt; En nimmer, voor dit uur,-kon ik uw trouw verdenken. leonore, zuchtende, Ach! Myn fchuld is het niet! sichel, tegen Rofalia. Is 't dit dat u kan krenken? Stel u gerust, hoormy, en maatig uw verdriet, Hygaat met haar ter zyde en [preekt met haar. Zyfchynt in 7begin niette willen hboren , doch wordlangzaamerhand opmerkzaam , en eindelyk te vrede. cotiiold, tegen Lconore. Als't uwe fchuld niet is, de myne ook waarlyk niet. Vergeefsch zocht ik reeds lang met u te kunnen fpreeken, En, nuhet my gelukt, is 't vonnis reeds geftrekei». C 4 LB*  4e DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, LEONORE. Watkanofzalikdoen? gy weet het al te wel, Ik volg, in dit geval, alleen het flreng bevel Myns vaders, 't ls myn plicht gehoorzaam my te toonen, En Scormwaldsmin , helaas! ondanks my zclv',te loonen. GOTIIOLD. Pyvluchtmetmy; hiertoe is alles reeds bereid. Egr *t morgen middag is zyn wy in zekerheid. Geen onpartydigmenscb kan tot uw nadeel fpreeken, En 't (laat, in dit geval, u vry een' plicht te breeken, Die ophoud plicht te zyn zodra men.metgeweld, Een meisje inhaare min ontaarde wetten ftelt. Dit huwelykscontraft, getekend naar behooren , Moet alle zwaarigheid doen in uw hart verfmooren, LEONORE. Wa t Vordert gy Va^ m y ? r. OS AL TA. Vrees niets, liefmeisje, ga: Wy beiden gaan ook mee. LEONORE. Bezin, Rofalia GOTIIOLD, SICHEL, ROSALIA. Wie zal in fchipbreuk zicli bezinnen, Op een (tak hout, het land te winnen? Die al te zeker hand'len wil Staat voor liet minst beletzei Ril. LEO NOR e. Jfaarwie verlaat de liefde wegen,,  ZANGSPEL. 41 Der oudren huis en hunne zegen ? GOTHOLD en SICHEL. Wie waagt niet meer die mint in 't hart? LEONORE. Welaan! ik volg u, ichoon 't my fmart. GOTIIOLD, SICHEL, BOSaLIA, LEONORE.' De liefde en hoop maakt ons vermeeten., Laat ons dus angst en vrees vergeeten. Te faam vereend door liefdensband, Bied ons nu 't zoetst geluk de hand. CLAUDIA, binnen. Rofalia, zult gy gaan? Begeert gy d«t ik op zal ftaan? SICHEL, ROSALIA, GOTHOLD, LEONORE. Haar moeder! 7 . , > Ach! voort, voort, gezwind. Myn moeder! 3 Zorg dat ze ons hier niet faamen vind. C L AU DIA , binnen. Nu, wurd 't fr.il — of moet ik haast komen? LEONORE. Dit heeft my fchier den moed benomen. ROSALIA. Ik zal baar (tillen. Wil maar gaan. LEONORE en ROSALIA. Ik ben bevreesd. Wat vang ik aan! GOTHOLD en SICHEL. Kom, laat ons hier niet langer ftaan. ALLE N. Ik ben beangst. Wat vang ik aan! CLAUDIA, binnen. Kil ! Zukgy fpreeken? C 5 Gr  4a DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Cothold en Sic 'tel leiden Leonore weg. ROSALIA. Ja met een. De kleine jongen gaat daar been: Ily was zo even hier gekomen, En heeft de kruiden weggenomen, Die ik gemaakt tot pakjc^ had. Ily is, gelyk gy weet, wat rad, En heel'i de tafel omgefmetcn: Ik heb zyn lompheid hem verweten: Dit is het alles op een hair. CLAUDIA, binnen. Gy liegt. Geen woord daarvan is waar. ROSALIA. Het is de waarheid op myn woerd. CLAUDIA, binnen. Ga naar hed toe. Voort, voort, voort. ROSALIA. Van harten gaarne, goeden nacht. Zy wil gaan: inmiddels komen Lconore, Sichel en Gothold te rug, L EO n o R E. Ach ! ach ! Wy zyn verloorcn, In oiiie vlucht gefluit. Myn vader liet zich booren. I!oe komen wy hier uit! LEONORE, SICHEL, ROSALIA. COTHOLD. Wat vangen wy nv aan ? Nu is 't met on s gedaan. cl alt-  ZANGSPEL. 43 claudia, binnen. Wat hoor ik weèr voor leven! Ik moet naar buiten gaan. leonore*» rosalia. sichel*» GOTHOLD. Zy zal't my nooit vergeeven: Was zv maar weggebleven!. Zy komt: Wat nu gedaan 'l Wat vangen wy nu aan ? rosalia, naar haar kamer wyzende. Gezwind , red u daar binnen. gothold,leonore, rosalia. sichel. Haar t ya(jer ;s jaar binnen. Myn 5 Wat zullen wy beginner! Wat zullen wy beginnen! Ik weet geen' andren raad. Ik weet geen' andren raad. Sichcl wyst op het vertrek aan de linkerhand. Kan ik daar veilig zyn? leonore en rosalia. 't Is toe naar allen fchyn. gothold, die geprobcert heeft of de deur gefloten was, opent dezelve. VictO"ia ! 't 's open ! Ja, ja, dit doet my hoopen. allen. Ja! ja, de deur is open. Hierin -r- welaan — welaan, Tot zy naar bed toe gaan. Cothold en Sichel gaan in de kamer. DER-  44 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, DERTIENDE T O O N E E L. ROSALIA, LEONORE, CLAUDIA, de laatfle in nachtgewaad. CLAUDIA, Wat liebt gy nu te /eggen? tegen Leonore, driftig. Hoel Zyt gy hier zo fpaê ? LEONORE. Ach ! Lieffte modder, ja. CLAUDIA. Gy zoud te bed gaan leggen. Wat doet gy bier te ftaan? LEONORE. Ik zal de waarheid zeggen: Ik durfde alleen niet gaan. CLAUDIA. Waarom niet? Spreek, wat reden? R O S A L I A. Wees niet op haar te onvreden. LEONORE i [preekt haar alles beevend na. Wees niet op my te onvreden. ROSALIA. Zy was reeds aan de deur... LEONORE. Ik was reeds aan de deur.. CLAUDIA, tegen Ro[alia, die zy toornig van Leonors af en ter zyde floot, Elyf, wil niet nader trecden, Mejuffer procureur. ft*  ZANGSPEL. 45 tegen Leonore, die zy aan de andere zyae fiool, en zig tusfchen beiden ftelt. Nu fprcek. le on ore. Ik ging... i '• rosalia. Zy ging... claudia, tegen Rofalia. Zwyg Uil. ros hl ia. Om zich te ontklecden. leonore. Om my te ontkleedeu. claudia, tegen Rofalia. Hoort gy geen reden? rosalia. leonore. claudia. Zy ging om zich te Ik ging om my te ont- Zwyg »it- Hoort gy outkleedcn. kleeden. geen reden? rosalia. Toen zag zy iemand ftaan. leo no r e. Toen zag ik iemand ftaan. claudia. Word wat ik wil gedaan ? rosalia. leonore. claudia. Toen zag zy iemand Toen zag ik iemand Word war ik wil geftaan. ftaan. daai. 1 rosalia. Om nu gerust naar bed te gaan... l e o in o ii b . Om na eeiusc nar.r bed te gnan... CtAÜ-  4S DE APOTHECAR. EN DE DOCTOR, CLAUDIA. Uit duist... CLAUDIA, tegen Rofalia. Zwyg rui. L EONORE. Dit dory... ROSALIA. Zy toen... CLAUDIA. Zwyg na. LEONORE. Ik toen... ROSALIA. Niet wangen. CLAUDIA. Zwyg (lil. LEONORE. Niet waagen. ROSALIA en LEONORE. CLAUDIA tegen ROSALIA» Zy 7 Dorst toen niet meer waa- Gy krygt uw huid vol (lagen. Ik _J gen Alleen gerust naar bed te gaan. Ik wil geen woord verdaan. CLAUDIA, ROSALIA, LEONORE, COTIIOLD en SIC11P L 3& ter zyde. ter zyde. ter zyde. ' •>■'•' deur even open doende. Ik zal toch myn' Wy volêinden Zy zou ras haar Wy volvoeren wil erlangen, nar.rverlangen, wil erlangen, naar verlangen op Claudia wyzende. Laat ik tien hoe Als zich Lecntie Wist ry mymaar Als zy zich niet ikhnarvangen niet laat vangen, eersttevangen, laaten vangen, Enhaarovcrtui- Ons.zogoedbe Wat geraas ver Ons zo goed be gen kan. gonnen plan." wekt zy dan! gonnenplan. Clan-  ZANGSPEL. 47 Claudia, die dun de eene dun de andere aangezien heft, ontdekt het huwelyks-contraet, dat uit de zak van Leonore fteckt, rukt het uit de zak en leest het. ROSALIA en LEONORE. Hoe zullen wy 't nu manken ! Hier is geen Iooclinen aan. CLAUDIA, na het geleezen te hebben. Ei! alderliefste zanken. Hier is geen Iooclinen aan. Zy ziet beiden toornig aan. Tegen Lconore. Waar komt dit fclirift van daan ? ROSALIA. Dit 2al ik u vernaaien. CLAUDIA. Zwya, zeg ik, zonder draaien. ROSALIA, laat zig niet ftooren , en [breekt hoe zeer haar Claudia ophouden wil, door, en eindelyk al harder voort. Zy zag dan by haar kamer... CLAUDIA. Die bek gaat als eeu hamer. ROSALIA. CLAUDIA. Toen zy wou (laapen gaan, Daar aan de deur iets ftaan: Hebt gy nog niet gedaan? \Wjs Kruidman, die maar even . Dit fclirift aan haar wou geeven. Het kost gewisuwlevcn, Zy liep vcrlchrokkcn voort. Spreekt gy nog maar een woorü. Ily volgde haar tot hier, Zwyg Uil, geen meer getier. En dorst haar aan te bieden Bist hein dit huis te ontvlieden. RO«  48 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, ROSALIA. CLAUDIA. Zy hoorde hem niet aan: Nog wilde hy niet gaan. Ik dreef hem weg, doch hy Zwyg ftil. Wierp haar dit blad op zy: Wy hadden 't fiuk gereten, Zwyg ftil. En wilden niet eens weetcn Zw., g ftil. Wat hygerchrcvenhad. Watbaatdiefnatcrrsd! Toen hoorden wc tt bewccgen, En, met uw komst verlegen, Hceftzy het, zo beknopt, Als gy zaagt, weggeftopt. CLAUDIA. Misfchien durft ge u belooven Dat ik nu zal geloovcn Een woord van dat verhaal. ROSALIA. Ja wel. CLAUDIA. Vervloekte logcntaal! VEERTIENDE T O O N E E L. ROSALIA, LEONORE, CLAUDIA, VYZEL, STORMWALD, de laat ft e is dronken. VYZEL. A/'h, Claudia! Wat nu bedreven! Ik fta van febrik en angst tc beeven. Ach , Claudia ! dieven zyn hier. S T OR M WALD. Ja, moederlief, dieven zyn hier. C L A U-  ZANGSPEL. 49- CLAUDIA. Geen dieven noch dievengenooten, Voor deezen bewaar en ons floten. Daar, lees mnar dit fraaije papier. Zy geeft kern 't contract. VYZEL. Laat kyken, wat zegt dit papier? STORM LEONORE en VYZEL. CLAUDIA. WALD. ROSALIA. H; heb hen door Nu kunnen zy *t vengfter zien niet ligt ontkruipen. fluipen. Wat makt ons Verraad ons dit Waar kreegd gy Nietwaar? 't is dit malle pa- düivelscb pa- dat lieve pa- een fraai «uk pier? pier? pierV papier? CLAUDIA. Ik heb *t Leonoor afgenomen: Zy had het zo even bekomen. *k Wil wedden , wy vinden hen bier. VYZEL en STORM WALD . LEONOR.E en ROSALIA. haar Claudid's kamer; willende gaan. Ily Heeft zich hier zeker ver- lk beef. Wat al angst, wat al borgen: zosgw ! Ik vind hen; laat my daarvoor Hoe goed zy zich hebben verzorgen borgen, Kom fehielyk, daar zullen zy Zy kunnen niet veilig daarzyn. zyn. CLAUDIA. Terug; dit vertrek is het myn'. Zy kunnen hier ontnooglyk zyn. Dit is myn flaapverttck. D TY.  50 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, VYZEL' STORMWALD. Dan zulten wy anderwaards ky- Dan moeten wy anderwaards kr. ken. ken> / Zy kunnen Ons hier niet ont- Zy kunnen nu niet meer 011- wyken, wyken, En moeten bfer toch ergens zyn. En zullen dan denklyk hier zyn. ROSALIA en LEONORE. Nu zal ons het einde haast blyken, Als zy in de kamer gaan kyken. Zy kunnen niet veilig meer zyn. CLAUDIA. Gymoet dus wel overal kyken, Dat zy u niet kunnen öntwyken; Zy zullen voorzeker daar zyn. Zy leid Stormwald naaf Jyzeh kamer. VYZEL, fpringt voor de deur en houd hen terug, Terug, hier van dit heiligdom! Het is myn labratorium: Dat mag geen mensen betreen. STORMWALD *« CLAUDIA. ROSALIA en LEONORE, ter zyde. Hier zyn zy wis, gaan wy daar 6 Goed, hy duld het niet, ft neen. neen. VYZEL, wyst haar de feut el die hy uit zyn zak haald. Neen , neen, *t behoort aan my alleen: Dit mag geen fterveling betreen. V Y-  ZANGSPEL. ji vyzel, ter STORMWALD f» ROSALIA en LEOCLAUDIA, teder NORE, ter zyde. voorziener zyde. G0TK0LD e„ SI_ CIIEL, de deur een weinig opendoende. gyn hartklopt inmy Mvn hart, klopt in my 11c heb nu voor niets als een hamer: als een hamer. meer te vreezen. Want kwamen zy in Voorzeker zyn zy in Zy ~) Kunnen nu ge. deezekamer, diekamer. w ( ïusthierwee- 3 ~> zen. 2ybrakenalmynvles- Kom gaan wy, kom Straks ga™ 7.y ongefenkleen Saa» wy daar heen. merkt weer heen. Korte ftilte. claudia, tegen Pyzel. Welnu dan, Meesterdommiaan ! Wat vangen wy nu verder aan? v yz e L. Daar alles is vtrgeeTs gedaan, Zo laat ons dan naar bed toe gaan. CLAUDIA en ROSALIA Cll GOTHOLD eil STORMWALD. L EOKO R E. SIC II e l. Op dat die (haak hier Vcortrefiyk, 't gaat Zo gaan wy dan Uraks blyvenkan! zo als \ behoort, fchielyk voort. Neen, man, daar komt gewis niets van. CLAUDIA, tegen Rofalia. Btui heen. Gy ilaapt in myne kamer. tegen Leonore. By u flaap ik. tégen Rofalia. U fluit ik op. Eu morgen geef ik u d: fehop. D 2 STORM-  52 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, s t o r m w a l d. En ik, ik flaap in deeze kamer, lk ga dee.4' nacht hier niet van daan. vyzee tegen claudia. s t o r m- rosalta en storm- wald. leonore. wal d. 't Is goed, dit 'tTsgocd ik heb Laat nu finieur Dtrs is ons nu mnogt gy my- ooi; niets daar zie maar bewe- 't geluk weer nentvregen. tegen. gen: tegen. De (leutel hing Nu hy de deur Het komt ge- Het is met onik bier maar niet u:t kan wis hem duur ze vlucht geaan gaan. teftaanj daan. Ofgv misfehien Nu is 't met Want leevend Wat vangen wy \r7>eg op mogt zyu omwerp laat lk hem tot redding ftaan. gedaan. niet gaan. aan ! Claudia geleid Rofalia in haar Kamer en fluit de deur toe, waarvan zy de fleutel in de zak fteekt; zy neemt Leonore hy den arm en leid haar door de gangdeur uit. Leonore en Rofalia zien elkander bedrukt aan. Fyzel gaat ook door de gangdeur. Stormwald zet zich .in een foei. allen. Goeden nacht, goeden Dacht. FTFTIENDE T O O N E E L. stormwald, alleen. Hy zet zich om te flaapen. Min kan zien dat hy zeer dronken is. Nu mag finjeur komen: Ik zal hem wel jaagen. Hy neemt zyn deegen , met de fcheede van zyn zyde en legt dien op de tafel. Ily denkt 1103 lang daaraan. Trekt  ZANGSPEL. 53 Hy trekt zyn rok en camifool uiten dekt zich daarmede. Enmogt ik —ook (kapen, Zal hy het — niet waagen? Hy word meer en meer faaperig. lk durf hem — wel ftaan. Begint te jiaapen. Ha! ha! gebeuren... Ja! ja! wel befpturen... Al zachter. Kom aan —ja —ja —komaan. Slaapt en Jnv.rkt. ZESTIENDE T O O N E E L. stormwald, faapende; sic hel, gotiiold. Zy zien eerst voorzichtig om en fuipen uit de kamer. gotiiold en siciiel, zacht. Die wil minnen, moer ook waagen, In gevaaren niet vcrtzangen, Als \ geiuk niet aanftonds lagcbt. Liefde houd voor ons de wacht.' sichel, néémt Stormwald het houten been af, daarna de rok, camifool, degen , ftok en hoed. gothold. Zeg my, wat is uw begceren? Waarom neemt gy deeze kleeren ? sichel. Zachtjes, pak hein met my aan. D 3 Zy  54 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Zy neemen Starmwald met floel en al op , draagen hem in Vyzels kamer en fluiten de deur toe. SICHEL. Heer Bramarbas is mooy dronken. Hy raag hier tot morgen ronken. Deeze plunjes neemen wy: En als officier komrgy. Vroeg, eer wy de zon aanlchouwen, Laat gy in zyn plaats u trouwen, En daarmee is 't afgedaan. Hy neemt de fleutel van de wand. Als gy nu wilt, wy kunnen gaan. Vind gy 't niet ook zo wel bedacht? GOT110L D. Zo goed had ik het niet verwacht. BEIDEN. Die wil minnen &c. $Iet het haute been , &c. heengaande. Goeden nacht, goeden nacht. Einde van het eerste Bedryf, T W E E-  ZANGSPEL. 55 TWEEDE B E D R Y F. EERSTE T O O N E E L. Het tooneel verbeeld een Straat. K R UI D M A N. ARIA. Een doctor is tocli, op myn eer, Tot nut in alle ftaaten: Men eert hem zelfs oneindig meer Dan tien paar advocaatcn. Want wat word door dat volk gedaan, Als advifeeren, confulteeren, Rcfereeren, contro'lceren, Prac.izecien , concludeeren, En nog meer zulk goed in eeren ? Doch niemand kan het leven, Zo als een doctor geeven; Hy moet des morgens vroeg oplraan. En s'avonds Iaat, eerst ilaapen gaan. TWEEDE TOONEEL. KRUID MAN, GALLUS. GALLUS. He er Doctor, juist van pas zyt gy vroeg opgedaan. Ik koom u bidden llraks meè naar myn heer te gaan. Vertoef geen oogenblik. Ik moet met reden vreezen Dat hy al dood zal zyn, eer gy by hem kunt wezen. D 4 KRUID-  $6 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, K R y ID M A N. Dot is onmogelyk. ó Gy hebt geen verftand Van zieirens. Van een mug maakt gy een oliphant. Ik moet veel beter dan al zyn bedienden weeten De crifis van 't gevaar, naar reeglen, aftemeeten. Uw heer is de eerste niet, dien ik recepten gaf. Een eindeloos getal ligt door die kwaal in 't graf. Ik heb zo meenjg een daar aan den geest zien geeven. Hy moet ten minsten nog drie dagen kunnen leeven. G AL L ü S, Gy weet niet... K R U I D M A Nj Hoe! Ik zou niet weeten ? meent gy dan Dat ik niet weet dat ook uw meester ftervcn kan? ter zyde. hard. En dat hy ftervcn zal. Doch eerst na vier, vyf dagen. GALLUS. Misfchien hebt gy gclyk. Maar wat ik u kwam klaagen En wat gy noch niet weet, is dat, in deezen nacht, De Apteker Vyzel hem een drankje heef: gebragt, Dat, pas een uur daarna, hem't doodzweet uit deedbree. ken; (ken. Zo dathy, toen ik ging, geen woord reeds meer kon (pree- K R U 1 D M A N. D? Aptcker Vyzel! Hy heeft durven onderftaan , Qm, zonder mynen last, by uwen lieer te gaan? Die onbefchaamde guit ! Durft hy zich dit verineeten.! Maar wie hem haaien liet, dit inogt ik wel eens weetcn. G Afc-  ZANGSPEL. 5? GALLUS. Dit west ik even min fis iemand in ons huis. KR UIDMAN. Dit is alzo uw werk , kwakzalvers fnood gefpuis! Doch 't zal uw laatfte zyn, dit kan ik u wel zweeren. Gy pillendraaiers baas! bemoei u met klisteeren. Nu hoop ik dat de graaf maar fchielyk ftervenmag, Dan koomt dit fraaije ft.uk ten eersten aan den dag. GALLUS. Dit hoop ik niet, mynheer. Laat ons hier niet vertoeven, En wil al wat gy kunt tot hulp des graafs beproeven. KRUI D MAN. ó Ezelskop! ó Pest van 't menschelyk gedacht! Vrees nu voor myne wraak : ik heb u inmynmagt! De beste wet, myn vriend, was die van 't oude Romen, En \ waar te wenfehen, om zulk moorden voortekomen, Dat onze magiftraat daar beter acht op'gaf. Op 't misbruik onzer kunst ftonddaar de zwaarfte ftraf: Maar die zo wyze wet verliest men thans uit de oogen. GALLUS. Help eerst de graaf, mynheer; ik ken uw groot vermogen. KR UIDMAN. Te Romen was een arts, de heiligde perzoon. ?tls waar de kap was daar alleen die geen tot loon Die , zo door Theorie als de oeffning had beweezen, Dat hy de fiimfte kwaal kon uit den grond geneezen. GALLUS. Iamfddels derft myn heer. D 5 KRUID-  53 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, K HUID M A N 't Is builen myne fchuld. Waarom word zulk gefpuis in onze Had geduld'? Had Vyzel in dat land het doelren zich vermeeten , Men had op 't oogcilblik hem in 't cachot gefmeten. GALLUS, ongeduldig, In 's hemels naam , mynheer, hy is naby de dood. KIIU1DMA N. Nog niet, myn vriend, nog niet. Dit wyze volk gebood Dat als het misbruik door bewyzen was gebleken... GALLUS. Dat volk beftaat niet meer: waarom v?n hen te fpreeken, Terwyl myn arme graaf inmiddels ftervcn moet. K R U I D 31 A N Geef hem koud water in ; laat hem tien oneen bloed. Dit is het al, adieu. GALLUS. Gaat gy niet met my heenen? K RIIIDMA N. Heeft hem myn wyze raad niet eerder goed gefchenen, Dan mag hy nu ook zien hoe Vyzel hem geneest. Ik kom niet meer na dat die by hem is geweest; Want als ik by hem kwam, nu hy reeds is bedorven, Zou't dan niet heeten, hy waar door myn fchuld geftorven? Ik word ook buitendien, nog by een'man verwacht, Die al acht dagen in zyn bed heeft doorgebragt. Uw heer heeftin't geheel vyfdagenmaar gelegen; Die  ZANGSPEL. 59 Die andre gaat dus voor; dit fpreekt my niemand tegen. GALLUS. Maar mooglyk is hy dood. KRU ID MAN. Wat zou 't dan zyn? Geen nood. Laat hem dan nog wat bloed. GALLUS. Dit helpt dus na de dood'? DUO. GALLUS Vervloekt zyt gy met uw methode. . Gy zyt een doctor voor de hel. KRU ID RIAN. Ik wyk niet af van myne mode; Want ik verfta myn kunst te wel. GALLUS. KRUIDMAN. Wat moet men niet een' mensch Wat moet men niet een'mensch beklaagen, beklaagen, Dat hy, by zo veel andre plaa- Als hem, wanneer hem ziektens gén, plaagcn, pe doctors ook nog noodig heeft'. Een doctor geen recepten geeft! GALLUS. De zieken is zomtyds begraaven, En nog weet zynen doctor pas, Wat des verftorvnen krankheid was. KRUIDMAN. Het voegt u niet zo door te draaven. GALLUS. Dit kan ik met bewyzen (haven. KRUID MA N. Ik zal u (h;auen, op myn eer. GAL-  tfo DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, GALLUS. Kom, ga met my naar mynen heer. KRUID M \ N. Neen, neen , daar kom ik nimmer weit, GALLUS. Nu kan ik myn gezegden fhaven. 'k Zie dat u zelf den moed begeeft. KRÜlDMAN. Ik ben een man, geëerd by braaven, Die veelen fchoon geholpen heeft. GALLUS. Die veelen fchoon begraaven heeft. Gallus binnen. DERDE T O O N E E L. KRUIDMA N. Loop, lompe guit, ik zal u Ieeren my te Iioonen. Kom maar eens in myn macht, dan zal ik u beloonen. 'kZou by uw' meester gaan! Neen, dit niet. lieve man. Ik zal zo gek niet zyn, nu'khem niet helpen kan. Maar Vyzel kwam by tyds: nu heb ik niet te vreezen Datmydedooddesgraafs in'tminstnadeelig weezen, Of my myn goeden naam en eer beneemen zal. Hy krygt alleen de fchuld ; en, by die lui vooral, Is 't my byzonder lief als ik my vry kan fpreeken, En misdag of verzuim aan andren op doen breeken. Maar zacht: ik moet voldrekt eerstby myn zieken gaan; Dan klaag ik, by den raad, myn apothecar aan, Waar ik, met kracht van, taal, door ftclfels zal bewyzen Dat  ZANGSPEL. Gi Dat ik eerst tot op't hoogst de krankheid moest doen ryDatditde crifis was, en ik het grootst gevaar Czen» Nu reeds te boven was: daar uit befluit men klaar Dat,zonderVyzels komst, de kranke nog zou leeven, En dat hy is door hem , en niet door my , vergeeven. Dan word die charlatan het doctren ras belet, En hy, nog bovendien, vast uit de ftad gezet. Hy vertrekt. VIERDE T O O N E E L. Het tooneel verbeeld de kamer uit het eerste bedryf. VYZEL. H oelStormwald is al weglhy heeft ons vroeg verlaaten. 'kGeloof de dronkenfchap is eigen aan foldaaten; Want anders weet ik niet hoe 't moogelyk kan zyn Dat hy gezond blyft, by 't gebruik van zo veel wyn. Ik moettoch, hoe 't ook zy Jtayn dochters lot beklaagen; Want kan een dronkaartooit een jonge meid behaagen ? 't Is waar hy heeft veel geld, maar dit is ook het al: Dus vrees ik dat zy hem nooit veel beminnen zal. Zy word ook bovendien door Gothold aangebeden: Hy is ook ryk en jong, daarby gezond van leden. En ik had reeds voorlang hun huwlyk toegedaan; Maar 't is myn' vyands zoon; dit gaat nog minder aan. ARIA.  62 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR , ARIA. Neen, neen ; dit heeft in *t minst geen fchyné Zou zy myn* vyands dochter zyn , rtiemy fteeds wil proftitueeren, En voor de faculteit citeeren? Neen, neen ; dit heeft in 't minst geen fchyn. Ily die my zoekt befpot te maaken, Myn kunst en proeven Uout durft laaken, 't Geen ik ontdekt beb durft verachten, En altoos naar myn val zal trachten! Neen, neen; dit heeft in 't minst geen fchyn; Nooit zal zy zyne dochter zyn , Neen, nooit zal zy zyn dochter zyn. Ily haald de fleutel uil zyn zak, en fteekt die in V fot van zyn kamer. De dieven zouden zich in dit vertrek verfleeken! Neen, Claudia, 't was mis: ik ken reeds uwe flreeken. De deur is op heL (lot, di-'Vist ik al te vast. Gy dacht misfchien dat ik, door uw verhaal verrast, U zonder tcgenfpraak in dit vertrek zou laaten; Doch't gaat zo niet, mama , die vond kon u nietbaatcn ; Ik ben u veel te flim; men vangt my niet zo dra . Hy Wil de deur openen. Nunogeersthier gezien, eer 'k naar den graaf eens ga. Hyblyft ftaan. Waar is 't wel noodig? Want het is by my bewezen Dat myn arcanum wis zyn ziekte heeft gencezen. r r f-  ZANGSPEL. 6$ V T F D E T O O N E E L. VYZEL'', SICHEL gekleed als StormWald, en hebbende zjn houten been aangebonden, GOTIIOLD gekleed als een Notaris. SICHEL, de ftcm en houding van Stormwald naarbootzende. aarfatan, vaderlief, komt gy zo vroeg van daan? VYZEL. Ha! Goeden dag, myn Zoon! Zo vroeg reeds opgefl.aan? SICHEL. Verlangend naar het uur, dat nu haast zal genaaken, Waakte ik den halven nacht, om alles klaar te maaken. Hier heb ik reeds 't contract. Roep nu ons volk by een^ Dan zyn wy voort gereed en gaan met eenen heen. VYZEL. Zy zullen voort hier zyn.Maar, zoon, mag ik ook weeten Waarom gy u zo haast? SICHEL. Hebt gy deez' nacht vcrgeeten? Ik,bymyn ziel, noch niet. Dit ftuk was al te fchoon. Neen, zo gezegt, ik word, eer 't middag is, uw' zoon. Een van de twee, of'k moet uw dochter laateuloopen. VYZEL. Nu, nu , wees niet zo boos; dit willen wy nicthoopen! Maar nog is my 't geval van gistren te geleerd, En. ik beken u vry , 'k geloof gy zaagt verkeerd; Want, kyk, ik heb de deur zeer dicht op 't Hot gevonden; Hoe  64 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Hoe is't dan mooglyk dat hier dieven komen konden ? SICHEL. De duivel haal my! 't is zo waar als wy hier ftaan : Ik heb ze beiden door het vengfter in zien gaan. Ik was niet dronken, 'k Wed, om duizend ftuks ducaaten, Dat ik den fchelm hier vind. Wilt gymy zoeken laaten? Hy wil naar de kamer gaan , dóch Vyzel ftelP zich voor de deur en houd hem terug. VYZEL. Neen. Geen profanen mensch ontheiligt dit vertrek. Cotholdgeeftgeduurende dit geheele tooneel, door tekens te kennen dat hem het gedrag van Sichel mishaagd. SICHEL. De drommel is zo niet! of houd gy my voor gek? Ik laat uw dochter daar, zo gy niet wilt gedoogen.... VYZEL. Doe dat zo als gy wilt; maar dat onheilige oogcn Myn kunst geheimen dus befchouwen zouden ! Neen ; Dit Hem ik nimmer toe. GOTHOLD, ter zyde. Ik beef. SICHEL. Nu. *k Ben te vreên. Haal dan uw vrouw en kind: maak ftraks hier weer te wezen. Daar hebt gy nu't contract,laat haar'tvooraf maar lcezen, Dan houd het ons niet op. V Y-  ZANGSPEL. 6s vyzel. Ik ga haar haaien. sichel. Goed. Vyzel gaat binnen. ZESDE T O O N E E L. gotiiold, sichel. gotiiold. I„ 'S hemels naam, myn vriend, bedenk toch wat gy doet. Had hy uw'wil gedaan, dan waren wy verloren. sichel. Ik ken hem reeds zo lang, zou hy naar reden hooren? gothold. Daarby fchreeuwt gy zo hard, als nu de Capityn Daar door eens wakker wicrd. s ic ii e l. Geen nood, dank zy de wyn! Dat zuipkalf flaapt en (hurkt gewis den gantfchen morgen. Maak nn uw zaakcn goed: voor alles moet gy zorgen Dat gy het één contradt voorzichtig maakt van kant: Gy hebt het andere voorzeker by de hand? gotiiold, haalt het contracl uit zyn zak. Hieris't: maar hoe zal'tgaan? Ik moet den uitflag vree- sichel. Ei, kom ! Een minnaar moet zo drommels bang niet wezen. E RIcc  66 DE APOTHECAR. EN DE DOCTOR, Met wat geluk en moed, beZwykt men nooit in "t veld. 't Was immers tot nu toe met ons zeer wel gefield. gothold. Cdenl Ach!Sichel,waren wyflechts de oudren reeds ontvlosiciiel, hem nafpreekende. ^,cn En reeds met hen verzoend! Meer had gyniet vannooWy waagen zacht noch meer, na't geen reeds is gewaagd. De meisjes zyn voor ons: fchep moed, wees onvertzaagd. Aan dc deur van R ifa Haas hamer. Hé, Roosje! ó Engelin, myn lief, myn uitverkoren! Ach! wil, myn hart tot troost, uw (tem eenslaatenhoorcn. ZEVENDE TO O NE E L. sichel, gotiiold, rosalia. rosalia , binnen, w ie klopt daar aan dc deur. SICHEL. Uw dienaar, lieve meid! Ik ben't, uw vriend, uw (laaf. rosalia, binnen. Wat onbezonnenheid! Om 's hemels wil, ga heen , dat ze u hier niet ontdekken. s i c ii e l. Lief meisje, vrees dit niet, wy kunnen voort vertrekken. Wy zyn thans baas in huis , en gaan hier uit en in. V/at kan de liefde niet, myn fchat , myn engelin! Ach! als gy alle» wisc gy waart met my bewogen. Ik  ZANGSPEL. 67 Ik ben verminkten krom, verloor één van die oogen, Wier glansu meenigmaal ten fpiegel heeft verftrekt. Maar,Stormwald nu gelyk, met pleisters is bedekt. rosalia, binnen. Wat is 'er dan gefchied? gothold. Zacht, of wy zyn verloren. sichel. Doe open, als gy kunt, dan zal ik 't u doen hooren. kosal ia, na een oogenblik aan 't fiot gedraait te hebben, komt buiten en gilt. Ach! gothold, geeft haar door tekens te kennen Oltt ftil te zyn. Stil. rosalia. Hoe dus verkleed? Ik fta geheel verfiomd. sichel. De liefde, zoete meid, heeft ons zo fraay vermomd: Ons oogmerk is alleen 't verlosfen van u beiden, En 't is ons reeds gelukt den ouden te misleiden. De waare Stormwald ligt en flaapt in dat vertrek } Ik trok zyn kleêren aan, en nu ziet de oude gek My voor zynTchoonzoon aan,en ging dus, zonder dralen» Ter teekning van 't conti act, zyn vrouw en dochter haa. Ie». Dit houd ons niet lang op: wy gaan als dan , in fchyn , E 3 Van  f,8 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Van hier naar myn kwartier, en, eer zy vaardig zyn , Zyn wy op vreemden grond, wy laatenons verbinden, En kunnen dcezen nacht ons weder hier bevinden. Hoe vind gy dit ontwerp ? ROSALIA. Voortrefflyk uitgedacht, Als alles flechts zo gaat gelyk gy het verwacht: Dus dient gy wa: gy doet vooraf wel te overleggen. SICHEL. £gOTi Geen nood! maar blyf noch wat, 'k heb u nog veel te zeg- GOTIIOLD, tegen Rofalia. Maar was't niet wel zo goed dat ge u hier naast begaf ? Want, als hier de oude kwam, liep'tligt nietmaklykaf. SIC II EL. 't Is goed: maar ik ga meê: ik moe: vooraf haar fpreeken. Hoort gy het minst gewag , geef my dan maar een teken. Sichel en Rofalia gaan in haar kamer. ACHTSTE T O O N E E L. GOTHOLD, alleen. 't Is onbegrypelyk hoe Hout ky a":s waagd: 'tGeen hy niet acht noch telt,maakt mybeangst,verzaagd» Ik ben zo bang: en hy durft wa: hy wil beginnen, Neen: hy kan zeker zo oprecht als ik niet minnen. Die bemint mag wel hts waagen, Zonder onbezonnenheid. De bclooning, als wy flaagen, Is de weltevredenheid. My  ZANGSPEL. 69 My lunkt ik hoor gerucht. Kom, Sichel, fchielyk voort. sichel, komt uit de kamer , Rofalia fluit die van binnen toe. Courage nu,en fpeel uw rol zo als 't behoort. NEGENDE T O O N E E L. gotiiold, sichel, vyzel, claudia, leonore. vyzel, by v inkomen, tegen Leonore. M yri liefde kind, laat u door onzen raadbeweegen: Wymeénen'tgoed mctu: daarom fpreek niet meer tegen. sichel. Ha! cindlykkomtgy toch. Gy laat my lang hier ftaan. De duivel haal my zo 'k niet meende heen te gaan: Want ik ben buitendien geen vriend van lang te teemen. En,zullen we aan myn huis nog eerst't ontbyt gaan neeDat ik reeds hebbefteld,dan word het waarlyk tyd.Cmcn> claudia. Dit komt dat gy zo vroeg reeds op de beenenzyt. Hadgy my dit gezegd,'k had u njpt wachten hiaten. sichel. Ja, moeder Claudia: 't is eigen aan foldaaten, Die zyn prompt by de hand; 't is nooit te vroeg in 't veld , En meest is, voor den dag, den vyand neergeveld. Wat dunkt u ? laat ons nu zo kort als mooglyk weezen. Wat zegt gy van 't contract? Hebt gy hetdoorgclcczen? vyzel. •t Contract is wonder wel, ik las het met vermaak. E 3 c l a O-  70 DE APOTHECAR. EN DE DOCTOR, C I. A U D I A. Dc bruidfchat is te klein. y SICHEL- Kom, kom, dit is myn zaak. tegen Cothold. tegen Vyzel. Notaris, ga nu voort. Laat ons nu onderfchryven. tegen Claudia. . Maar noch wat, moederlief, moet Roosje daar nog blyOptflahet arme kind, zy zit daar zo alleen. (ven? CLAUDIA. ó Wat, zy zit daar goed. SICHEL. Neen, voor den duivel, neen! Zymoct in vryheid zyn, eer ik heb ondertekend; Want Ut heb by 't ontbyt vóórhaar ook meegerekend. CLAUDIA. Tcrwyl 't uw wil zo is, Mynheer, laat ik haar vry. Claudia laat Rofalia uit. Got'aold neemt middelemrü Vyzel het contract uit de hand, verwis/bit het onbemerkt, gcQrt Lconore een pen, en neemt een deftige houding aan. CLAUDIA, tegen Rofalia. Gedraag u als 't behoort, en pas wel op dat gy U niet meer onderflaat myn dochter aan te dryven, \Tüt ongehoorzaamheid. LEQfV ORE, werpt de pen op de tafel. |k zal 't niet onderfchryven.  ZANGSPEL. 71 TIENDE T O O N E E L. GOTIIOLD, SICHEL, VYZEL, CLAUDIA, LEONORE, ROSALIA. VYZEL en CLAUDIA. II ;c! gy dmft uw ouders lioonen, En weerbarltig u betoonen? Wat! gy ondertekend niet? L E O N O R E. Neen, ik onderteken nier, CLAUDIA en SICHEL. ROSALIA en VYZEL. GOTHOlDé Voirt, hier helpt geen Voort, hier helpt geen f>Zy had re-eds onder- wederitreevcn. tegenflreevftn lchrevcii, Jüeemen haar tusfehen Wil haar by dc hand heiden. neemen, zy floot hem terug, OndcTteken op'tmo- Onderteken op't mo- Zo de zaak haarwas ment. ment. bekend. LEONORE. Ach ! myn ouders, fpaar myn leven. CLAUDIA, VYZÈL en SICHEL. Gekheid, gekheid, voort gefchreven. GOTHOLD en ROSALIA. LEONORE tegen VYZEL. Hy zal alles nog bederven, Laat my toch van u verwei ven. Als hy handelt met geweld. Dat de zaak zy uitgcftcld. CLAUDIA en VYZEL. SICHEL. Kom, gy zult daarvan niet lier- Voort, cy zu'.t daarvan niet derven vi;n> Of wy bandlen met gcwc'd. Of wy haudlcn met geweld. ROSALIA, Wil by Lconore gaan. Liefftc, Iaat ik met u fpreeken. E 4 CLAU-  72 DE APOTHECAR. EN DE DOCTOR, CLAUDIA, houd haar terug. Voort, wy kennen uwe firceken. ROSALI A. Gun my maar een enkel woord. VYZEL, CLAUDIA CU SICHEL, Booten haar terug. Geen twee letters, voort, voort, voort. GOTHOLD,LEONORE , ROSALIA. CLAT'DIA SICHEL, ter zyde,tegen tegen Vyzel en en VYZEL Jegen Gothold. Sichel. Claudia. legenRofaüa. Zyt sydron-'t (s dc tyd Mogt ik u 'i Zwyg! Wat Ei, ik heb kenofbezc- vergeefs ge- geluk doen durft gy u noch niet len 1 lieten. weeien, vermeten? vergeeten Inderdaad gy Wat ik doen Dat u wacht: Wat gy voor Hoe ik my J) kt wel mal, moet weetgvteken.de hebt weet ik gedraagen ik al. al. al. zal, s i c ii E l. Stil: ik zal als bruigom fpreeken, Eer dc tyd heel is verftreeken, En verzoek ftilzwygenheid. tegen Leonore. Juffrouw, zyt gy bezeten ? Want, ik mogt wel eens weeten, Wat heb ik voor gebrek 'f rosalia en goïhold, ter zyde, Hy word volflagen gek. sichel, tegen Leonore. Kan ik u niet behaagen ? lk heb het recht te vraagen Wat of gy aan my vind. rosalia en gotiiold, ter zyde. Wat kwelt hy 'c arme kind! SI-  ZANGSPEL, 73. sichel, tegen Leonore. lk weet reeds hoe ontzind Gy Kruidmans zoon bemind. rosalia uw hart te fchenken, l >«y 5 Zo als uw mond reeds heeft gedaan ? si  ZANGSPEL.' 75 sichel, tegen leonore, te- vyzel en Vyzel en Claudia. gen Gothold. claudia, tegen Sichel. Hv ontdekt haar in Waarom my zo lang Waarom dit niet eer te vertrouwen, te krenken? ontvouwen, Kruidman zal een an-'k Zal mv nu niet meer Dat hy zal een andre dre trouwen. bedenken, trouwen? Dit beflist gewis de En ik teken met Ziet, zy tekent met zaakr vermaak. vermaak. leonore, getekend hebbende. Hier is 't teken van myn hand. sichel, tegen Gothold en Rofalia. Handelde ik nu met vciftand? gothold etl rosalia. Ja, wy pryzen uw verftand. sichel, fchynt ook te tekenen en geeft het contract aan Gothold. Ja, gy handelt met verftand. allen, 't Zy van uw trouw het onderpand. allen, ter zyde. Nu heb ik niet meer veel te vreezen, En mag al wel te vreden wezen, Dat deeze pooging is geflaagil. Hy wint toch niets, die niet veel waagt. sichel, tegen Lconot e. Nu, kleine toverheks, nu zyt gy toch myn bruid. leonore, zuchtende. Ja, 't noodlot wilde 't zo- ik volg dus zynbefluit. vyzel. Gy hebt gelyk, myn kind, verban uw dwaaze grillen. He*  76 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, liet noodlot heeft nu eens het zo befchikken willen; En, had het noodlot ook die zaak niet toegedaan, Dan had het die gewis een and'ren weg doen gaan; Want wat het noodlot wil kan niemand wederflxeeven; liet wil het zo en dwingt ons naar die wil te lecven: Men kan het niet ontgaan: die tegendreeft gaat mis: Want denk, myn lieve kind, dat nootlot noodlot is. CLAUDIA. Zwyg met uw noodlot ftil, want ik wil met u wedden Dat gy weer zelf niet weet hoe u hieruit te redden. Gy praat gelyk een gek. Zy is nu Stormwalds vrouw, Niet door het lot, maar om dat ik 't zo hebben wou. .SIC II EL. Recht zo! Gy hebt gelyk een woord meê intcleggen. Wat gy wilt moet gèfchién, hier helpt geen tcgenzeggen. Nu wacht ons reeds'tontbyt. Myn Heer gaat, met myn bruid, En myn aanflaande nicht, naar myn kwartier vooruit: Wy volgen dan terftond. GOTIIOLD. 'k Den met uw wil te vreden. CLAUDIA. En waarom dit? Ik ga maar even my verkleeden; Dus wagt een oogenblik, dan gaan wy faamen heen. ELF-  ZANGSPEL. ft ELFDE T O O N E E L. vyzel, gothold, sichel, rosalia, leonore. gothold, ter zyde, tegen Sichel. Hoe zal 't nu met ons gaan? sichel, ter zyde, tegen Gothold. Geduld, wees maar tevreên. tegen Vyzel. Dees heer moet naar zyn huis,eu kan niet langer wachten. Hy heeft het druk. vyzel. ( Zy komt ftraks weêr naar myn gedachten. Heb wat geduld. sichel. Maar niet te lang vyzel, tegen Leonore. Wel nu, myn kind, Het fchynt my dat gy u reed:; meer gerust bevind. leonore. Neen, Vaderlief, noch niet. vyzel. Nu, nu, dit zal zich voegen. Eer 't jaar nog om is, ftrekt u'thuwlyk tot genoegen. LEO»  78 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, LEONORE. A R I A.. Tevredenheid is meer dan kroonen, Hy/.onder in den cchleiiftand. Daar zuivre liefde en eendracht woonen. Is de echt aliors een roozeubaud. Zyziet Gothold'teder aan , die haar onbemerkt de hand knse 'it. Word my dit heil gegecven, Mag ik te vreeden leeven, Dan word myn'(laat door my geacht, Vcrr' boven (chattcn , praaien pracht. V Y Z E L- Gy hebt gelyk, myn kind, vrees niet,het zal wel gaan. SICHEL. Wat blyft uw vrouw lang uit! 't Verveelt my hier te (laan. VYZEL. Wacht noch een oogenblik , zy zalnietlangverbeiden. SICHEL, Mynheer zal naar myn huisde juffers wel geleiden: Wy volgen dan met een. GOTHOLD, tegen Leonore, haaiden arm aanbiedende. Mejuffrouw, gun my de eer... ROSALIA. Maar ClaudiSword boos. VYZEL. Dit vrees ik ook, Mynheer. si-  ZANGSPEL. ?9 sichel. Dit kan zy als zy wil. Ik wil niet langer wachten. Of wel ik ga alleen , en lagch wat met haar klachten. gothold, tegen Vyzel. Ik raad u , als een vrind, dat gy zyn wil voldoet. Hy geeft niet toe. vyzel. Geduld, als 't dan zo'weezen moet. tegen Sichel. Maar vooruwreekning, Zoon.danheb ikniets daartegen. sichel. Ja wel, dit neem ik aan, wees daarmee niet verlegen. leonore, Gy volgt op 't oogenblik? ... sichel. ö Ja , 'k geef u myn woonL rosalia. weggaande. • 'k Verlang u weer te zien. gothold, leid Rofalia en Leonore weg. Kom, Juffers. sichel, ter zyde , tegen Gothold. Ras, maak voort. Gothold, Rofalia en Leonore binnen. TWAALFDE T O O N E E L. vyzel, sichel, sichel, ter zyde. Nu hoop ik maar dat zy het oudje niet ontmoeten.  8o DE APOTHECAR EN DE DOCTOR , VYZEL. Myn zoon, ik vrees voor u. Gy zult het moeten boeten; Want, alsmyn vrouw hier komt, hoe drommel zal 'tdan gaan? SICHEL, die bejlcndig naar de deur zie t waardoor de andere afgegaan zyn, en te luisteren fchynt, ziet Vyzel aan. Wat duivel, heer papa , 'k hoor u verwondert aan. Foeifchaamu: wees een man: dus voor zyn vrouw te vreezen! Wel fatans! zo myn wyf alleen de baas wou weezeii, Ik zou haar jaagen. Maar het is uw eigen fchuld: Gy leed haar heerfchappy met al te veel geduld. Een vrouw moet in't begin voor ons te zwichten leeren. Gy zult eens kyken , hoe 'k de myne zal regcereu. VYZEL. Ja, ik geloof heel wel dat gy u 't huisgebied Niet ligt ontwringen laat: maar dit helpt my nu niet. Zy zal, dit zult gy zien , nog tot den avond kyvett. SICHEL. ter zyde. Wees maar niet bang; geen nood. Om hier nu lang te blyven, Is ook geen zaak: zy zyn reeds weg; dus is 't myn tyd. VYZEL. Wat fpreekt gy met u zelf-vreest gy ook haar verwyt? SICHEL, Ik vreezen voor een wyf! Wat drommel zou dat wezen. Geen kaerel als een boom kan myin 't minst doen vreezen. Maar meent gy dat ik juist naar haargekyf verlang? ^  ZANGSPEL. vyze l. Zo is het net met my: 'k ben anders ook niet bang sichel. Maar ik zal by haar gaan , eer zy begint te kyven. vyzel. 't Is goed, ik ga ook meê. sichel. Neen, neen, gy moet hier bly ven. Hy wil gaan, intusfcken roept Stormwald in V naaste vertrek. D ÉRTIENDE T O O N E E L. vyzel, sichel, op V Tooneel, stormwald, binnen. stormwald. Hei! hel en duivel! hei! Wat is dat voor een gat? vy zel, ontfteld. Houd Sichel tcriig. Wat of dat wezen mag! Ei, luister, wat is dat? sichel, ter zyde, Kon die vervloekte vent niet nog wat langer {kapen? stormwald, fchreeuwt. Moord! brand! waar beu ik hier? vyzel. Hoe zit dat daar gefchflpcn! Neen , dit begryp ik niet. v si-  82 DE APOTHECAR. EN DE DOCTOR., SICHEL. Ik heb 't u wel gezegt, Maar gy geloofde 't niet; gy ziet ik heb toch recht. Maar wacht, ik zal dien klant weldegelykbetaalen. Blyf hier een oogenblik, dat ik de wacht ga haaien. VYZE L. Neen: gyblyfthier - ik ga-ikkan veel gaauwcr gaan. STORMWALD. Heer Vyzel, Claudia- VYZEL. Die item? hy fpreekt my aan. SICHEL, vei legen. Hy floot hem de deur uit. *t Is fchelmenwcrk, voort, voort. STORMWALD. Zou my geen duivel hooren? SICHEL, alleen op 't ttoneel. (jm. 't Ziet lief voor my hieruit. - Ik ben vervloekt gefchoWat blyft my nu te doen? ik waar'reeds heengegaan , Dat zweer ik by myn keel, had hy 't maar toegedaan. Dit is 't gevolg van die verdorde complimenten. Hy gaat naar de kamer , waarin Rofalia opgefloten is geweest, en vind die nog open. Ei, hier is nog retraite. Hy trekt rok en camifooi'uit, gespt het houfe heen af, en werpt al wat tot Stormwalds kkeding behotrt, op den grond. stok NT-  ZANGSPEL. 23 storm wal o. 6 Duizend fappermeriteri! Ik breek bier alles kort en klein. sichel. Het Is verbruid. Ik weet geen andren raad : ik moet bet venfter uit. Waar 't zuipbeest één kwartier nog maar in flaap gebleMaar ik bedenk al wat: de moed niet opgegeeven. V. Hy gaat in de kamer en fluit die van binnen tot. VEERTIENDE T O O N E E L< vyzel, stormwald. vyze l. D e wacht zal zo hier zyn.- Wat ligt hier op den grond? stormwald , binnen. Heer Vyzel-voorden droes: kom, open dan terftond, vyzel. Ik weet het niet- my dunkt daar Stormwalds lleffi tehod. stormwald, binnen. Vrouw Vyzel,- hoor. vyzel. Ik beef. stormwald, binnen. Doe open , 'k zal hier fmooren; vyzel , beangst. Höe gaat dat toe ? ach , ach ! het moest zyn geest niet zyn! STORMWALD, binnen. Doe op! p tY  84 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, VYZE L. Wie is daar in? STORMWALD, binnen. Wel, ik, de kapitein, De bruigom van uw kind. Gy hebtvoorniets te vreezen. VYZEL, De hemel fta my by! hy fchynt het zelf te wezen. S TOR M WALD, binnen. Maak op dan. VYZEL. Ja, met een. Hy doet beangst open. Stormwald komt, zonder rok, camifool of hoed, het eene been op een floel voortfchuivende uit de kamer. Vyzel fluift terug. Zyt gy 't, of is 't uw geest? STORMWALD. Ik ben het zelf: wat is dit voor manier geweest, In dat vervloekte hok my zo maar neer te leggen? VYZEL. Myn heiligdom een hok ! en dit durft gy my zeggen ? Hy ziet beangst in het vertrek. ó Groote Paraeels! gy hebt het niet geweerd, Dat dit gewyd vertrek zo fchandlyk wierd ontëerd! tegen Stormwald. Doch hoe kwaamtgy daarin?vvie maakte u zo vermeeten? STORMWALD. Hoe duivel weet ik dat? dit taoogt gy zelf besnveeten. VY-  ZANGSPEL. 85 VYZEL. Gy waart zo even hier. STORMWALD. Wie ik? Zyt gy dan gek? VYZEL. Neen , dat zyt gy misfchien: gy waart in dit vertrek, En hebt, hier daar ik fta, 't contra* ftraks onderfchreven. Zou hier dit fpel dan door den duivel zyn bedreven ! STORMWALD. Daar ik hier leevend fta, maakt gy my tot een fpook. VYZEL. Ik weet wel wat ik zeg: gy zond myn dochter ook Met uw notaris, om in uw kwartier teontbyten. STORMWALD. Ik hoop niet dat gy my voor dronken wilt verilyten? Na dat ik gistren u voor 't laatfte heb gezien, Zag ik geen enkel mensch. Ik weet ook buitendien Niet wie of my myn been en kleed heeft afgenomen, Veelmin hoe dat ik in die kamer ben gekomen. VYZEL. Dm is 't bedrog, d ja : zo wel Rofalia Als Leonoor zyn weg. Ik moet haar daadlyk na. Hy wil gaan. STORMWALD, houd hem terug. Halt, blyf, mynheer, en help me om eerst my aan te WeeIk kan hier zo niet Maan. F 3 Vï"  85 DE APOTHT-CAR EN DE DOCTOR, vyzel, helpt Item. Myn bloed kookt in myn leden ; — Maar wie die fohelm mag zyn , die u hier heeft verbeeld, En wie het was die voor notaris heeft gefpeeld, Is een geheim voor my, dat my de tyd moet lecren. s TOR M wa l d. Dc jonge Kruidman was 't: hierop durf ik wel zweeren. Jk zcide u 't gisteren al, gy hield het voor gefnap: Maar, fatansl'k zal dien fchurkbe taaien voor die grap, ARIA. Hal mortieren cn gpmaaten! Zo te handlcn met foldaaten? Maar gy krygt 't verdiende loon. Jn de dichtfte kogelregen, Heb ik honderden doorreegen : Alles beefde voor myn degen : Niemand fiond myn worde tegen; Tot een eind kwam aan bet flacüten, En wy zegetekens bragten : 'k Vloog nog flqut den vyai.d na, Tot men riep : Victoria. F.n. na zo veel krygsgevaarep, Zal my dit bier wedervaaren ? Neen, blikt bombcn en granaaten I Zo fpecld men met geen loldaaten. Schurken, wacht, gy krygt uw loon: lïloedig wreek ik-doezen boon. Zy willen gaan ah Clauclia komt. V V ?■  ZANGSPEL. 07 FT FT I E N D E TOO NE E L. VYZEL, STORMWALD, CLAUDIA. CLAUDIA. "Waar heen? Nufpreek; waarheen? VYZEL Ach! kind, wy zyn bedroogen. Die fchelmenhebben-ons op'tfchandlykst voorgelogen. Hier is~de heer kaptein, en de andere was het niet. Een fchurk... CLAUDIA. Wat andre? fpreek. V VZEL. Hy die ons teeknen liet, En als kaptein met zyn notaris is verfchenen. CLAUDIA. Waar zyn die andren dan? VYZEL. Die gingen daadlyk heenen. CLAUDIA, tegen Stormwald. Zyt gy het niet geweest? STORMWALD. De duivel haal me! neen: Ik zat daar in dat hok , zelfs zonder rok of been. Dc hemel weet wie my daarin had ueêrgefmeten. CLAUDIA. Daarin? hoe kan het zyn ? dit mogt ik eerst eens weeteu. F 4 VY-  SS DE APOTHECAR. EN DE DOCTOR, VYZEL. Dit weet de hemel! ja — 'k begryp ook zelf niet hoe. De fleutel had ik hier ,/t gaat niet natuurlyk toe. CLAUDIA. Zwyg, domoor, zwyg — gy kunt toch nooit iets goeds STORMWALD. (bedryven. Kom aan,heer Vyzel, kom: laat ons hier niet lang bly ven: Laat ons hen zoeken. CLAUDIA. Wie? VYZEL. Wie? dient dit nog gevraagd? De jonge Kruidman: hy heeft zelf dit it.uk gewaagd. Wie zou het anders zyn? CLAUDIA. Wie kon wat fchoonders droqmen? Zy hebben zeker ook de meisjes meegenomen? VYZEL. Ja, de eene nam hen meê, en de andere knaap verdween: De duivel was in 't fpel. CLAUDIA. De duivel, gekskap! neen, A R I A-  ZANGSPEL. 89 AR IA. Met u, o Ezelüpeelt hy'tfpell 't Is uit uw domheid voorcgefprooten. Met u ge!ukt hem alles wel. Hy vreest noch u noch uwe floten. Gy ziet met open oogen niet: Dus fopt u ieder die u ziet. Een uil als gy zyt te bedriegen, En zulk cci domkop te beliegen, Daartoe behoeft de duivel niet. Geduttrende de laatfte drie vaarzen, loopt Vyzel, en daarna Stormwald onbemerkt weg. Wat? My als eert zottin hier zo alleen te laaten! Zyn de andren weg, dan zalhen'tloopen weinig baaten. Men vraagt noch hoort my niet, ik moet maar blyven ftaan; Zy vreesden my misfehien, en zyn dus weggegaan, Om my geen recht te doen. - Wacht! dit zal u berouwen. Nu wil ik dat myn kind met Kruidmans zoon zal trouwen, 'kZaltoonen, ja, ik zweer't, dat ik my wreekenkan, In fpyt van d' officier en van myn' gekken man. Wist ik nu maar de plaats waar ik hen aan kan treffen, Ik ging 'er daadlyk heen : dan leerden zy befeffen Dat ik hier meester ben , en niemand buiten my , Myn man, die dronkelap, noch niemand wie't ook zy. Zy vertrekt. f 5 z £>  9a DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, ZESTIENDE T O O N E E L, sichel, in vrouwen kleederen, komt voorzichtig uit het vertrek. N u fchep ik weder lucht! 'k was bang dat zy zou bly- ven, En zag geen mooglykheid om haar van hier te dry ven. Het vengfter ,al te fterk met traliewerk voorzien, Belet my, door den tuin, dit huis teriïond te ontvliên: Dus zag ik my verpligc, wilde ik geen tyd verliezen, En gaan halfnaakt van hier, deez' kleeding te verkiezen. Een ftukje van Jan Steen; misfchien gelukt het wel: Ik lyk toch naar een vrouw, 'k ben blank genoeg van vel, Hy hekykt zich. De duivel! ik moest geen veroveringen maaken, En onze jonge lièn voor my in min doen blaaken! Dat waar'een mooije klucht! maar'tmagnugaanhoe't gaat, l]i vrees voor niets, of fchoon my veel te duchten Haat, ARIA. Goed gewaagd is half gewonnen. Nu niet lang my meer bezonnen. 't Zy dan nu ook hoe het zy, Waar' ik van gevaar maar vry, Dan ging alles wel voor my.  ZANGSPEL. 9% ZEVENTIENDE TOONEEL. Verbeeld een Straat. VYZEL, daarna KRUIDMAN. VYZEL. ,A-ch! ach! ik kan niet meer.Kon ik dit ooit verwachten, Dat die vervloekte meid zo weinig my zou achten. My zo veel moeite doen? daarby verzuim ik tyd, Waardoor niet ik alleen, maar'theelemenschdomlyd, Wat had ik nu alreeds niet proeven maaken kunnen, Die my der doctren nyd vermetel durft misgunnen! Doch maar geduld: ik heb hun fpoor alreeds ontdekt, Hy word gewis geftraft, die my die zorg verwekt. Denkt zy dat'k met dien knaap een liuwlyk zal gedoogen, Daar hy en zyn gedacht vergif zyn voor myn oogen! Daarby myn heiligdom , zo roekeloos verfmaad! Verfehriklyk- maar noch niet totonderzoektelaat: Want noch weet ik niet hoe...'k Moet ook den graaf ver, laatcn, En weetniet in hoe verr', myn middelen hem baaten, Hy wil gaan. Dusverdervoort- maarneen, hetwelzynvan'theelal Gaat vóór een kwaade meid, die ik wel vinden zal. Dus moetik eerst hem zien ,want,alshy kwam te derven, Zou ik d' onfehatbren roem van zyn genee-zing derven. Hy wil gaan. KRUIDMAN. Ha! doctor kaolendamp! uw dienaar, 't Is zeer goed Da?  $2 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Dat ik u tegenkom. vyzel. 't Is my ook lief. Ik moet Juist ook een woord of wat heel crnftigmetu fpreeken, kruidman Ik ook. De dood des graafs is zeker u gebleken, Aan wien gy deezen nacht uw proeven hebt gedaan. vyzel. Hy dood! het is my dan onmooglyk na te gaan, ó Theophrastus! wat myn middel uit kan werken. kruidman. Zo veel te beter: nu kan ieder een bemerken Dat hy door u, en niet door my is omgebragr. v yz el. Wat omgebragt door my? hy flierf eerst na den nacht, En waar' eer dood geweest: hyzouooknunoglccven f Had my uw lieve zoon geen ander werk gegeevcn. kru idman. Myn zoon? vyzel. Ja, ja, uw zoon. Hyfloop, gelyk een dief, Decz' nacht by my in huis :hy had myn dochter lief, En kwam dcez' morgenvroeg, diefchelm! om haar te kru idman. (fchaaken. Myn zoon? vyze l. Ja wel uw zoon: zyn dit geen fraaye zarken? Ik zoek hen op , en weet genoegzaam dat zy zyn In  ZANGSPEL. 93 InLinzerstuin, daar wacht men naar die chirurgyn, Die Sichel, die dit ftttk met hen heeft helpen klaaren; Dit heb ik zo aandonds van zynen knecht ervaaren. Had dit my niet gedoord , 'k had by den graaf gedaagd. Die flechte medicyn, waarmcè gy hebt gewaagd Den armen zieken man elendig te vergeevcn, Had ik weér,door myn kunst,zyn ligchaain uitgedreven. KRUIDMAN. Cfpüd: Gy zyt geen antwoord waard: dit waar dechts tyd verOf weet gy niet dat gy, en 't heel aptekersgild, Ons onderworpen zyt? maar haastzultgeubeklaageo, Dat gy dit dout bedaan vermetel durfde waagen. VYZEL. Het proeven maaken daat ons even vry, voorwaar: De myne had gelukt: 't bewys is al te klaar, En zou genoegzaam , by het einde , zyn gebleken. KRUIDMAN. Gy zyt een gek. Ik wil myn hoofd niet metubreeken. 'k Citeer in forma u voor onze faculteit. VYZEL. En gy geeft by 't gerecht voor uwen zoon befcheid. DUO. KRUIDMAN. Gy zyt een charlatan, Een Ignorant. VYZEL. Ik ben een wyzcn man, Ecu laborant. KRUID  $4 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, KRUIDMAN. Een fchnkdier voor gezonden, Een doctor pas voor honden. VI Z E L. Dit doet de i.yd u fpreeken, Men kent reeds uwe ftreekèn. KRUIDMAN. VYZEL. Wagt maar, voordeezen hoon, Ja, maar aan uwen zoon Krygt gy uw loon. Wreek ik my fehooit. KRUIDMAN. Ik zal den armen graaf wel wreeken. 'k Ci:cer u voor dc faculteit, Ln ook voor de univeiflteit. VYZEL. Daar zal ik als een Cato fpreeken, En u, voor 't algemeene best, Mynheer, befchaamen als ecu pest. KRUIDMAN. Wat? gy wilt my befchaamen? VYZEL. Ja, ik zal u befchaamen. BEIDE. Vervloekte charlatan ! Ik kan niet langer meer, En zweer u, by myn eer, Dat ik u zal beletten. Dit handwerk voort te zetten. Cy zyt een ignorant. KRUIDMAN. VYZEL. Een pillen fabricant. Recepten fabricant. Zv hopen ieder aan een andere zyde weg. ACH-  ZANGSPEL. f$ ACHT1ENDE T O O N E E L. Verbeeld een tuin. ROSALIA, LEONORE, GOTIIOLD, in zyn gewoone kleeding. R.0 SAL I A. Wy kunnen dunkt my ons hier taamlyk-veilig achten, Als wy maar niet te lang naar Sichel moeten wachten. GOTIIOLD. Komt hy , wy gaan terftond. Maar ik heb één verzoek; Dat gy my toe wilt ftaan dat ik, om deezen hoek, Eens naar hem om mag zien: hy zal wel dra hier wezen, LEONOR E. Het word ook waarlyk tyd,want anders zoude ikvreezen, Datwi'verraaden zyn R O S A L IA. 't Is goed, maar blyf niet lang. LEONORE. Ja dit verzoek ik ook, ik ben alleen te bang. NEGENTIENDE TO O NE EL. ROSALIA, LEONORE. L E ONO RE. Achdieve meid, myn hart, beangst,bekneld, verflagen, Voorfpelt my ongeluk. Ik zal een daad beklaagen, Hoe fchoon ook voorgefteld,ten hoogftenftrarTensWaar& ROSALIA. Dit fchikt zich door den tyd; wees maar gerust,bedaard,- En  (6 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, En laat uw angst en vrees voor hoop op uitkomst zwkhLEONORE. (ten' Kan ik gelukkig zyn , na t fchenden van die plichten Door wetten der natuur aan kindrenopgeleid? Der oudren zorg voor ons verdient erkentlykheid. ROSALIA. Gy zoud, myn liefïïe kind, van my te veel verlangen, Als ik die twyffling, die u w hart dus heeft bevangen , Geheel oplosfenzou: maar, wat men doet of niet, Geloof ik dat alleen om dat het moet gefchied. ARIA. 't Lot bepaalde ons doen en laaren : Dc eerfte vvensch zelf.; die men doet, Doet men wyl *t zo wezen moet. Al ons woelen kan niet baaten: Hy, dien *t lot z>n hulp wil bièn, Zal zyn wenscb ven uilen zien : Want die wenscb zelfs moet gefchicn. En wie kan zyn lot ontgaan? Wat dit bepaald heeft moet beftaan. TWINTIGSTE T O O N E E L. DE VORIGE N, GOTHOLD. G O T II O L D. 'k Ziehem nog nergens: durfde ik u alleen hier laaten. Dan ging ik naar hem toe. ROSALIA. Dit zoude ons weinig baaten. En  ZANGSPEL. 97 Ën'twaar niet raadzaam zelfs,want,metdegraotfte moed, Is 't byzyn van een manby vrouwen altyd goed. Myn nicht is vrij wat bang, de moed zou haar begeeven: Blyf daarom nu by haar, tragt dien te doen herleeven» En laat my eens gaan zien of 'k beter flaag dan gy. Zy gaat heen. leonore. 'k Vrees dat hen onze vlugtniet is ontgaan, dat zy... gothold- Vrees nier.laat ons,mynfchat,toch voor den tyd niet: Um- leonore. Ach! Gothold/kging te ver.ik moest zo veel niet waagen. gothold. Hoe dat? leonore. Hoe menigmaal heeft ons den tyd geleerd , Dat, als de kans van 't lot voor ons ongunftig keert, De mannen ons doorgaans voor beider fchuld doenboeEn wy'tverloren fpel alleen betaalen moeten. wensch zy fleeds myn wil alleen. Zyn S Dus, bly van hart en weltevreên, Vervliegen onze dagen. Wy vinden ons behaagen In zuivre min, op deugd gegrond, Ons waar geluk in 't echtverbond. EEN EN TWINTIGSTE TOONEEL. rosalia, leonore, gothold, sichel. in zyn gewoone kleeding. rosalia, tegen Sichel. II oe bleeft gy zo lang uit? Ik was om u verlegen. sichel. Dit zeg ik u daarna: het liep my alles tegen. le onore. è Hemel! sichel. Zacht, wees ftil: ik bid maak geen gedruis-< Ik  ZANGSPEL. 99 Ikkonin't eerst niet weg; toen moest ik nog naar huis, Om daar, in groote haast, deeskleedren aan te trekken. Wy zyn verraên ; dus voort, eerzy ons hier ontdenken. Zy willen heengaan. TWEE- EN TWINTIGSTE TOONEEL. ROSALIA, LEONORE, GOTHOLD, SICHEL, VYZEL, DE ONDERSCHOUT. VYZEL. Hei! Holla! Niet zo guauw; gy gaatnoch zoniethecn. Nu zietgy zelf't bewys, mynheer de fchout,van't geen Ik ftraks u heb geklaagd. Die beide jongeheeren Zyn op de daad betrapt: gy moet hun arresteeren. Deeze is myn dochter, die myn nicht. SICHEL. Nu is 't gedaan! LEONORE. d Ramp! ROSALIA. Vervloekte ftreek! GOTHOLD. Dat komt ons duur te ftaan. Heer Vyzel, hoor een woord. VYZEL, Gy hebt te veel misdreven : Ik hoor u niet: gy zult my eerst voldoeniggeeven.  too DE APOTHECAR. EN DE DOCTOR , DRIE- EN TWINTIGSTE TOO NE EL. de VOORIGEN, STORMWALD. STORMWALD. Ha , bliks, bomben en granaaten ! Gy zult bier uw lecvert laaten. Mank maar voort uw testament, Wam biei kont gy aan uw end. Hy trekt den degen. LEONORE M VYZEL en de GOTIIOLD en ROSALIA. SCHOUT. SICHEL. Ach! Sta! Stil! Zy vallen hem allen in den arm. STOR M W A L D. Terug, ik moet my wrccken. DE SCHOUT. Zwyg , laat my hier nu fpreeken , Want ik toom van den Magiftraat. STORM- VYZEL. GOTHOLD ROSALIA*» wald. en sichel leonore. Ik lag eb wat Die heer Wat nu ge- Wie weet wat tnetden hee- komt van de daan'Ikweet henteduch. Jen raad. Magiftraat. geen raad. ten (laat! FIER EN TWINTIGSTE TOONEEL. DE VOORIGEN, CLAUDIA. CLAUDIA. Wat is dat daar? Zeg hoe 't hier gaat. GO-  ZANGSPEL. tot GOTIIOLD , SICHEL , LEO- VYZEL , STORMWALD, nore, rosalia. DE schout. Wy hebben weinig meer te hoe Zy waren byna ons ontloo- pen. P-ni Wie weet wat f°nS] te duch. Dan waaren wy ten eind© C. hen 3 , ten ftaat. raad' claudia, tegen den Schout. Waarom zend u de magiftraat V vyzel, stormwald, DE schout. De jonge heeren arrestceren. claudia. En hen misfebien apprehendceren ? vyzel, stormwald, DE schout. Nu ja! nu ja. claudia. Zyt gy dan inalï gothold, sichel, leonore, rosalia. Is zy het die ons redden zal? claudia, tegen Vyzel. Hoe durft gy weer iets zots beginnen? Of zyt gy weêr niet by uw zinnen? tegen den Schout. Mynheer, ei ga maar weder voort. DE schout. Van u laat ik my niets beveelen. Uw man alleen voert hier bet woord. vyzel. stormwald. ft laat mv niets van u bevee- Een vrouw mag hier ons niets ln beveelen, lfc voet alleen het hoogte wóórd. Hier «^«Oleen heer Vyzels G 3 W0°l ' G0*  wa DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, GOTHOLD, SICHEL. ROSALIA, LEONORE» omringen Claudia. Ach ! Laat uw recht u niet ontdeden; Daar u alleen 't gezag behoord. VYZEL, Dit willen wy toch eens bekyken. CLAUDIA. Ja, ja, Jan hen, da: zal u blyken. VYZEL en CLAUDIA-DE schout GOTHOLD LEONORE storm- tegen den legen Gothold f»siCHEL. en ROSAwald, &chmt' enSichel. UAj tegen dm Schout. Voer hen van Ga.zegiku, Voort, en Neen. ik ga Ach! honr hier, Heer en laat hen maak hier niet , Heer ons aan,Heef OSicier. hier. geen gcner. officier. Officier. FT F. EN TWINTIGSTE TOON E EL. DE VOORIGEN, KRUIDMAN. KRUIDMAN. Wat durft men hier begeeren? GOTIIOLD en SICHEL. Cmy 7 Men wil < > arresteeren. L ons j LEONORE en ROSALIA. Men wil hen arresteeren. KRUIDMAN, tegen Gothold. Wie wil u arrestccren? S t o r M.  ZANGSPEL, -103 VYZEL en STORMWALD. CLAUDIA, ROSALIA, LEONORE, GOTIIOLD, SICHEL, op Vyzel vyzende. O hen 7 ft Iaat hen arresteeren. Hylaat^ (arresteeren. KRUIDMAN. Dan zal ik protesteeren. VYZEL en STORM WAL D. Hier helpt geen protestcereu. tegen den Schout. Ga met hen heen, voort, voort. KRUIDMAN. Heer officier, een woord: Laat ik u kennis geeven... DE SCHOUT. Neen. neen, laat my begaan. KRU IDMANDit is mvn zoon ■ welaan, Ik zal als borg voor hem hier ftaan ; Dit neemt gy zeker aan. DE SCHOUT. Dit neem ik aan. STORMWALD en VYZEL. CLAUDIA , LEONORE, ROSALIA , SICHEL, GOTHOLD , verheugd. Het gaat niet aan. Hy neemt het aan. STORMWALD en VYZEL. Hier helpt geen tegenftreeven: 't Dewys is uitgemaakt: C zyn 7 ,., . Hy heeft < > kind gefaisakt. C myn J G 4 OO-  io4 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, GOTHOLD. ROS'LIA,LEO CLAUDIA. NORE, SICHEL. Indien ik 'heb mis- Zo by dit heeft be- Hoe zeer hy heeft dreven. ' dreven, misdreven, Denk wat de liefde Kies ik nu zyn par- dan, ty: Al onderneemenkan. Dat hy myn'fchoonzoon zy. CLAUDIA, de handen van Gothold en Leonor e in één leggende. Ik zal u t' zaam verccnen. tegen den Schout. Mynheer, ei ga maar heenen, VYZEL. STORMWALD. GOTHOLD , SI' CHEL, ROSALIA, Claudia de hand kusfende. Wat doet gy, Clau- Weet gy dat ik hier Wy danken u,mama. dia ? Ha? KRUIDMAN, tegen VYZEL, tegen Claudia. Claudia. Daar.heb ik zeer veel tegen. Daar heb ik zeer veel tegen. Ik ben zyn heer papa. Dit is myn eer te na. CLAUDIA, tegen Vyzel. Wat hebt gy toch daartegen ? tegen Kruidman , zacht. Laat u door my beweegen, Eer hy hem arresteert, En hem proftitueert: Want als wy profedeeren, Kunt gy hem niet verweeren. Bedenk wat lot hem wacht: Straks word hy weggebragt- sr-  Z A N G S P Ê L> 155 SICHEL, zacht tegen Vyzel. I nat u door ons bewcegen, Eet dar hy u citeert, En u proftitueert, Om dat gy durft cureererij Arcanaas ajipliceeren, En dat gy. dezen nacht, Den graaf hebt omgr bragt. KRUIDMAN en VYZEL, zien eikanderen verlegen aan , na eenig j7ilz:vygem Wat raad nu best bedacht! Zacht tegen elkander. Wilt gy my niet proflituceren ï kruidman. VYZEL. En ook myn zoon niet orres- Noch voor de faculteit citef* teereu, ren, 5.11 niet meer waagen te cu- Om daar met my te precedssreeren ? ren? EEIDE N. Geef my uw woord, ik geef u *t myn. Welaan, laat hen vereenigd zyn. KRUIDMAN, VYZEL, CLAU- GOTHOLD Cli DIA, SICHEL, ROSALIA, LEONORE. DE schout , tegen Gothold en Leonore. ?Ju znlt gy toch te vreden • Nu möogen wy te vreden zyn. zyn. STORMWALD. Ijliks mortieren en granaten ! Zo te handlen met foldaaien! 'Js Ei?ch voldoening voor dien hoon, H Trekt  ïöó* DE APOTHECAR EN DE DOCTOR, Ily trekt zyn'' degen. Van den vader en den zoon. ROSALiA en KRUIDMAN. GOTHOLD en VYZEL eh LEONORE. SICHEL. CLAUDIA. 6 Ramp ! Wat is 'r? Hou ftil. Ilon vast. Zy houden Stormwaldtegen. DE SCHOUT, tegen Stormwald. Stilte. Welk een onbefcheid. tlandel tocli met meer beleid , In myn tegenwoordigheid. GOTHOLD, SI- CLAUDIA. ROSALIA en C HEL, VYZEL. LEONORE. Allen gelyk tegen Stormwaldi Chaaren 7 wilt sy ónze vreugd Ouden,wacht,ikzal u Gy kunt-J > (_ onzen _> thans ilooren? lecren echt niet weereo, r baar 7 2u!t sv niet naar re- Raad van vrouwen Nocb< > we. t.myn~> den hoorent beter te eeren. dermin begeeren: Wantgyzyr vóórhaar Cy krygt uw ver- Daarom leer, eer't al ta oud: diende loon, is te laat, *t Meisjes hart blyft Voor uw liefde fpot Dat uw dreigen weivoor u koud. en hoon. nig baat. S TORM WALD. Ha! ha! ha! Nu mynentwegen, lk heb ook niets meer daar tegen . 11a! ba ! ha! Ik fchei 'er uit: Want ik waar met haar gebruld, En wenscb. geluk. Victoria. ALLEN, luiten Sichel. Victoria! Victoria! Wat vreugd! Nu is het Ipel gewVnnefl. et-  ZANGSPEL. 10? SICHEL. Geduld: denk dat ik ook hier fta. VYZEL, KRUIDMAN, CLAUDIA, STORMWALD. Wat wilt gy dan? Waar moet dit heêh? SICHEL. Nu ja, meent gy dat ik alleen Niets lieb te pretendecrcn ? VYZEL, KRUIDMAN, CLAUDIA, STORMWALD. Wat is dan uw begceren SICHEL. Gy hebt voorlang my zien (ludeerenj En als chirurgus piactifecren ; Mej) 2a! my fchielyk gradueeren, Als ik de ko?tcn kan prsfiecren: Daarmee ben ik een man in ftaat, Die zi:.b op zyn practyk verlaat. VYZEL, KRUIDMAN, CLAUDIA, STORMWALD. Nu verder: zoekr gy goeden raad ? SICHEL. Nü zou ik nog een vrouw begceren, Eer ik my laat examineercn: Dan kan ik met meer vlyt fludeeren, En zy terwyl het buis regeeren. Daar ftaat nu dat iubjectum: nu, Geef my 't, dat bid ik u, Op Rofalia wyzende, tegen Claudia.  io8 DE APOTHECAR EN DE DOCTOR. VYZEL,, trekt Sichel ter zyde, zacht. Vcrftaat gy wat van laboreeren ? SICHEL. Ja; daarop laat lk my probeeren. VYZEL. Wel nu, wat zegt gy, Claudia ? CLAUDIA. Ik zeg van harten gaarne, ja! GOTHOLD en SICHEL, ROSALIA i?» LEONORE, tegen Claudia. tegen Claudia. Wy zullen fteeds u liefde too- Nooit kunnen wy uw goedheid nen. loonen. Ons heil is zonder Wedergaê. DE SCHOUT. Hier valt nu niet meer te arresteeren : lk zal my alzo retireeren. 'k Feliciteer u alle vier. ALLEN. Wy danken u , Heer officier. GOTHOLD, SICHEL, ROSALIA, LEONORE. Victoria! Victoria! Nu hebben wy ons fpel gewonnen, En niet vergeefs al *t werk begonnen . Ons heil is zonder wedergaê. ALLEN. Gy Ouden, denkt niet meer aan 't paaren: Want vroeg of laat moet gy ervaaren, Al acht gy ook de liefde blir.d, Dat nooit de jeugd de grysheid mint. EIND E.