CATHER INE.   CATHÈR.INË) O F DE SCHOONE PACHTSTER; TOONEELSPEL, GEVOLGD NAAR HIT FRANSCH, VAM JU L I E CANDÊILLEi DOOR P. G. WITS EN GETSBEE& Te AMSTÈLDAM, fcjr PIETER. JOHANNES UYLEftBRÖEfc. MDCeXSTÏ» J   If ta be petfeft in a eertaln fphere, What matter foon 01 late, or here 01 there? The biest to day is at completely Co, As who began a thoufand yean ago. POPE.  PERSOONEN. de marquizin d'armincouRt, eetie weduwe, ep het land wonende. ïlize, haare dochter. lussan, "} f gebuuren van de marquizin. tier val, J 1 bonifacius d'orneville. catherine, pachtfter van de marquizin. ïanchette, dienstmeisje van Catherine. henry, knecht van Fierval. een notaris. boeren en boerinnen. pet Tooneel is in Berry, op het kasteel en ds pachthoeve d'Arminceurt. C A=  C AT HER. INE O F DE SCHOONE PACHT STER; TOONEELSPEL, EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt eene aangenaams landftreek. Een hek ter linkerzyde leidt naar het kasteel. De woning van Catherine is ter rechter zyde„ op eene hoogte, waarheen, men langs kronkel' paden gaat. Ter wederzyden van het tooneel fiaan boomen; op den voorgrond, onder een prieel, een veldtafel, van drie zyden omringd van peenen banken. Het is zes uuren des morgens. EERSTE TOONEEL. henry, fanchette. De eene komt van de pachthoeve; de andere van het kasteel. he nrt. \^aar gaat gy zo vroeg heen, Fanchette? fanchette, hebbende een mandje onder den arm, dat zy een oogenblik daarna op een" der fieenen banken nederzet. Ei, waar ik heen ga! Je weet het wel: ik ga groente voor van daag naar het kasteel brengen. En, jy, Henry! waarom ga jy zo vroeg uit? A4 hen-  f CATHERINE, henry. Ik moet een briefje van mynheer Fierval aan zyn' vader brengen. 'Er moet zeker haast by wezen; want hy heeft my bevolen niet zonder een voldoend antwoord weder te kompn. Ik raad het: de jongman heeft geen geld,, en wil wat van den armen ouden hebben , die van zyn' kant het ook niet in overvloed heeft... Ik vrees zeer dat ik geen voldoend antwoord zal mede brengen. fanchette. Hy is dan niet ryk, mynheer Fierval ? henry. Hy is 'er veel verder van daan dan gy en ik van arm te zyn. fanchette, zuchtende. Ik heb nogthans geen vermogend voorkomen. ii E N r Y. En hy , integendeel , fchynt den . gebraden haan te fpelen: het een bewyst niet meer dan het ander. fanchettf. Wat ben je gelukkig, Henry! dat je zo met je lot te vreden bent! henry, vrohk. En waarom zou ik niet? Myn meester, om u de waarhe.d te zeggen, is een losfe ziel, die meestentyds niet weet wat hy wil, en my dikwyls beknort dat ik niet gedaan heb wat hy my heeft vergeten te zeggen ; doch voor het overige ben ik redelyk vernoegd; en daar by, het is honderd tegen één te wedden, dat mevrouw d'Armfneourt hem haare dochter ten huwelyk zal geven: daar zy niet  TOONEELSPEL. .9 niet veel ryker dan hy is, zullen zy genoodzaakt zyn op het land te leven: dit zal ons hier doenblyven, en dit is het grootfte geluk dat my te beurt kan vallen, na de zekerheid om u myn liefde te doen fmaken, Fanchette! fanchette, blozende. Ach, Henry!... deze zekerheid... Indedaad, je denkt dan dat mynheerFierval de jonge jufvrouwElize zal trouwen? henry. Ja, ja: het is een geklonken zaak! fanchette, met belangneming. En wat zal van mynheer Lusfan worden? hen r y. ö Dat zal men zien! Hy is een mymeraar , die by de jonge jufvrouw niet Hagen kon: zy is hovaardig , veelverëifchende , heerschzuchtig ; en hy, met zyne deftige houding , zyne omzichtige handelwyze en huisfelyke bezigheden, belooft weinig meer uitfpanning aan zyne vrouw, dan het verlof om op haar gemak te overdenken : en ik acht haar niet fterk in de overdenking: hy voegt by haar niet, hy voegt by haar maar in 't geheel niet. fanchette, een weinig geraakt. In waarheid, Henry! het fpyt my een weinig dat een braave jonge als jy niet meer goeds fpreekt van zulk een' eerlyk'. man: ik heb altyd gedacht dat eerlyke lui' elkander verdedigden. henry. Integendeel, dit doen fchelmen : zy hebben zulks eer nodig. Maar , Fanchette ! honderdmaal vergiffenis, indien ik u mishaagd heb ; ik oordeel omtrent dien heer, zonder recht te weten hoe, volgens de waarheid. Sedert A 5 vier  IO CATHERINE, vier maanden dat myn meester en hy op bet kasteel zya komen wonen , heb ik hem weinig meer dan aan tafel gezien; en federt drie maanden vooral is hy zo raar, zo ernftig geworden Dit gedrag doet hem in het oog van jufvrouw Elize mishagen. Zy begrypt dat hy de eerfte maand vrolyker, gedienftiger was. fanchette, zuchtende. ö Jeê! dat komt dat hy toen zo bezig niet was als nou. henry. Bezig?... en waar mede? fanchette. Och! waar mede, waar mede!... dat fcan ik je zo niet eeggen ; maar ik wou wel wat geven dat jy liever ia zyn' dienst waart, dau in dien van mynheer Fierval. henry. En wat zou 'er uit gebeuren, Fanchette? fanchette. Wat'eruit zou gebeuren, Henry?... Dat mynheer Lusfan , die reeds vrindfchap voor my heeft, om een reden , die ik je zeggen zal, ook vrindfchap voor jou zou krygen; en dat het dus zou kunnen wezen dat eens... henry, Jchielyk. Dat eens dit aartig handje , dat ik zo hartelyk druk, ?an myne vrouw zou behoren!... 6 Fanchette!... ö Wat geluk!... Wat vermaak!... 6 Hemel!... Hy kuscht haare hand. fanchette, bewogen, haare hand terug trekkende. Hou op, Henry.' ik geef niets vooruit, MSN'  T O O N B E L S P E L. li henry, vrolyk. Wel nu, bepaal den dag der invordering; en ik zal u het achterftallige gaarne laten inzamelen. fanchette. Den dag bepalen! ... en hoe zal dat gaan, Henry! den dag bepalen!... Hangt dat dan van my af? Weet je niet dat jufvrouw Catherine, die de fchoonfte pachtfter van deze ftreek is, my heeft aangenomen, nog niet lang geleden, my, arme wees!en my het weinige dat ik ben gemaakt heeft ? zullen wy kunnen trouwen buiten haare toeftemming ? zal zy ons die geven?... Ja, oei! yertrou^ 'er op ! henry. En waarom niet? fanchette. Waarom niet? zy is zulk een wonderlyke vrouws goed, ö zo goed!.. 'er is geen arme in het dorp, die haar geen zegening verfchuldigd is; maar droefgeestig, achterhoudend, wantrouwig.... henry. Droefgeestig! zy doet niets dan lagchen en zingen, wanneer men haar ziet. fanchette. Ja, maar men ziet haar niet dikwyls; en in huis, waar, God dank! niemant dan wylui' mogen naderen, zonder haar verlof, kan zy , wanneer zy haar kleine zaaken gefchikt heeft, lang alleen , lang afgezonderd wezen: het is d&év, dat je haar zien moet. Zy heeft in. een klein kamertje, waar zy zich altoos ophoudt, een* hpop papieren, die zy bekladt, een groot hopten ding,  12 CATHERINE, met touwetjes, waar op zy met de vingers tikt; kyk ! zó. Zy zingt zacht, zy huilt; en,daar na, als zy weêr met ons praat, is het alleen om kwaad van de mannen te fpreken— Ja, kwaad! zy haat ze, en zou ze my ook wel doen haten ; maar ik weet niet hoe het komt, ik voel my daartoe niet genegen. h e n r y. Gy doet wel, Fanchette! 'er is niets beter dan wy in de waercld — naast de vrouwen. dat verftaat zich. Maar als jufvrouw Catherine zo goed is, als gy zegt, zou zy het niet kunnen weigeren, om u voordeelig te laten trouwen; en, kyk hier, hoe ik het aanleggen zal: ik zal haar gaan zeggen: Jufvrouw ! ik ben jong, heb een goed hart en goede armen ; ik bezit drie-honderd-veertig livres: ik vraag om Fanchette, en beloof u tot vergoeding binnen vier jaaren een paar aartige kleine knaapen, die u zullen beminnen en dienen als de beste. Zy zal niet weigerig zyn; ik ben 'er zeker van, zy zal niet weigerig zyn; en ik zal u hebben, ik zal u hebben, Fanchette! welk een vreugd!... Het geen gymy daar zegt doet my nogthans leed ; want gy weet hoe ik verlang... fanchette, gulhartig. Zeker, ja, Henry ! en ik bedankje. Maar hoe zullen wy doen? jufvrouw Catherine kan niet van het huwelyk hooren fpreken of haar overkomt een wonderlyke zwaarmoedigheid, waarvan ik alles vrees... je zult zien. he n r y. Het is het zelfde, Fanchette! het is het zelfde. fanchette, met vertrouwen. Ach, Henry ! indien mynheer Charles in ons belang wast h £ n-  TOONEELSPEL. 1| henry, verwonderd. Mynheer Charles! wie is die mynheer Charles? fanchette, zich bezinnende. Och neen, neen! mynheer Lusfan, wil ik zeggen. henry. Mynheer Lusfan! en wat betrekking tusfchcn die mynheer Charles en mynheer Lusfan ?... fanchette, verlegen, neemt haar mandje op, om heen te gaan. Och! ziedaar, dat komt van met een' jongman te praten : men weet welhaast niet meer wat men zeit. Vaar wel, Henry! vaar wel! henry, haar tegenhoudende. Hoe! vaar wel!... zult gy my niet verklaren... ? fanchette, zich losrukkende. 6! Hou op, Henry! zo je me lief hebt, vraag me daaromtrent niets. henry. Maar, zeg my ten minften fanchette. Ik heb niets te zeggen: hou me niet op, ik bid je! vraaf niet meer; want je zult toch niets meer weten. henry, droevig. Fanchette! fanchette, naar hei kastal gaand*. Vaar wel, vaar wel, Henry! TWEE-  14 CATHERINE, TWEEDE TOONEEL. henry. V aar wel!... vaar wel.'... zie daar, my wel gevorderd! Van waar dit geheim?... Zou Fanchette.... 6 Neen, neen ! het is goed, het is zeker. Een eenvouwdig voorkomen , een vry oog, zeventien jaren ten hoogden, daarby eene boerin... 'Er is niets te vrezen... Maar die Charles... Mynheer Lusfan... wat betekent dit alles? 6! Die vrouwen!... naauwlyks zyn zy op de waereld, of Zy doen u een' omweg maken. Ja, van een' weg , myn boodfchap: ik vergat— Lieve hemel! myn hoofd! Die fchelmfche liefde!... kom, laat ik myn' brief bezorgen. DERDE TOONEEL. lu s san, in een' gryzen jas, en wit kamifool, ds overige kleding van een' bedienden der pachthoeve. Hy komt door het hek met voorzorg, en nadert niet, vóór hy verzekerdis dat Henry''erniet meer is. H y is vertrokken.'... Maar ik heb den tyd gemist. Zy Syn zo laat te bed gegaan. Men ontbyt heden op de pachthoeve: hoe kom ik binnen, zonder dat men befpeurt waar ik van daan kome!... Ieder' dag groeit myn verlegenheid , en ieder dag verbind ik 'er my aan!... Catherine Zoekt my in dit oogenblik, befchuldigt my misfehien!... Aanbiddelyke, onbegrypelyke vrouw! ik zal dan nooit de oorzaak van deeze eigenzinnigheid weten! zo beminlyk, zo wreed! Ik bemin haar!... Ik bemin haar, helaas! «onderhoop, zowel als zonder voornemen j en voorde eer-  TOÖNEELSPÊL. i§ fie maal van myn leven heeft de liefde my in een gedrag gewikkeld, dat myn verliand ontroert, zonder myn hart ïbhadeloos te ftellen. Zo veel vernuft! zulke edele manieren ! zulk eene uitfpraak! een zo tegenftrydige ftaat! zulk een diep geheim!... GIERDE TOONEEL. lossan; fanchette, die van het kasteel te rug komt. fanchette, naar hem toelopende. ^X^aarmeê vermaakt mynheer zich toch? Het is zö waar al lang geleden dat alles op de been is. Jufvrouw Catherine heeft je reeds geroepen toen ik ben gekomen: detyd om af te rekenen is nog lang: wat zei je gaan doen? lussan, verfirooid. Ik dacht 'er op... zeg my, Fanchette! hoe Iaat is Catherine opgeftaan? fanchette. Ten vyf uuren. l u s s a n, met Mydf :hap. En zy heeft terftond naar my gevraagd ? fanchette, eenvouwdig. Och, neen! zy heeft eerst haar wandeling gedaan, als naar gewoonte, zy heeft aan ieder het werk verdeeld;■ en het was eerst toen meester Flip naar de Üad ging, dat zy befpeurde dat je 'er niet waart, om op te nemeft wat 'er in den wagen was; maar zy heeft niets voor jou gedaan. lussan. Ik zal een roorwendfel bedenken. Li heb gisteren avond  16 CATHERINE, avond naar Robert gezonden; zy weet het niet : ik za zeggen dat ik hem dezen morgen heb wezen betalen. Hy ml naar de pachthoeve gaan. fan chette. Wel nou, wel nou! waar ga je zo heen? je kunt nou niet binnen gaan: elk zou je zien. l u s s a n. Gy hebt gelyk: ik zal binnen gaan als men weder aan den arbeid is. Laat ons wat praten. fanchette. En als men ons verraste ? lussan. Neen , neen... Zeg my eens, goede , kleine Fanchette! eeg my, befpeurt gy dat myne zorgen eenige uitwerkingen op het hart van Catherine beginnen te krygen ? fanchette. Zeker, mynheer ! dat behoor je zelf beter te kunnen zien dan ik. Ondertusfchen zie ik wel dat zy eenige vrindfchap voor je heeft: zy zeit dikwyls in zich zelve: Die arme Charles! het zou wel jammer zyn dat hy trouwde: hy is zulk een braaf man!... Hy zou het welhaast niet meer zyn. lussan. Welk een denkbeeld! welk een monfter heeft haar dit kunnen inprenten!... Wie is zy? van waar komt zy? waar is haar famielie? Hoe? niemant weet hier wie zy is? fanchette. Niemant. Toen zy zich in het dorp kwam neêrzetten, had zy niemant dan eene oude, oude vrouw by zich, die veertien dagen daarna geftorven is... het is zo omtrent  TOÖNEÊLSPEL. lt trent twee jaaren geleöten. Mevrouw de marquizin was misnoegd op haar' pachter: Catherine vroeg de pachthoeve: mevrouw wilde ze haar niet vertrouwen, omdat zy haar niet kende; eindelyk befloot zy 'er toe , en is 'er tegenwoordig wel over te vreden, omdat men zegt dat Catherine haar jaarlyks zes-honderd livres meer opbrengt* 1üssan. Ach! Fanchette! fanchette-. Mynheer! l us san. Wat ben ik ongelukkig! fanchette* Hoe zo, mynheer? luss an. Kunt gy het vragen ! ziet gy niet dat deze zotte onderneeming, die ik nooit zonder uwe hulp zou gedaan hebben , nergens toe zal ftrekken dan om my hét fprookje van het kasteel, en het voorwerp van de gramfchap van Catherine te maken ? fanchette. Voorwaar! dat is een mooije aanmerking, die je daar maakt; En ik dan, mynheer! ik loop nog wel anders gevaar: waarlyk, ik word koud als ik 'er aandenk!.. Wanneer, by ongeluk, jufvrouw Catherine het te vroeg komt te weten, dat ik haar bedrogen heb, dat hy, dien zy voor een' neef van de oude kasteleines van Lusfan neemt, niemant anders dan de goede heer van het dorp is, en dat ik dris maanden lang zulk een leugen heb durven volhouden, kunje verzekerd zyn, dat alle moeite, die ik my gegeven B heb,  18 CATHERINE, heb, om >e hier in te brengen en"je te verbergen , gelyir ik gedaan heb by allen, die iets op het kasteel te doen haddeii, zou ftrekken om my heel fchandelyk van de pachthoeve te jagen ; en dat zal my vast overkomen, zo het je niet gelukt haar' haat tegen de mannen af te wenden. Oordcel, welk een belang ik 'er by heb , oordeel, zo ik myblootftel, om je van dienst te zyn!... Het berouwt my nogtans niet. . waarlyk, het berouwt my niet; want je hebt me .gezegd , dat je haar in alle eer en deugd beminde. Is 't niet waar, mynheer? iussan, gümlagchende. In alle eer en deugd, ja, myn kind ! zo bemin ik haar, en zo zouden alle mannen beminnen, indien alle vrouwen a/s Catherine waren ; en de Hemel is myn getuige, dat, indien ik het ontwerp gevormd heb, om haar van deze onverklaarbanre vóóringenomenheid tegen de mannen te genezen , indien ik de hoop gekregen heb van haar hart in te nemen ; dit niet is dan om aan haare voeten de hulde van myn vermogen, van myne hand, van all' wat ik ter waereld bezit , neder te leggen, en haar te onttrekken aan een' (tand, die nimmer de haare moest.... die nimmer de haare móet zyn! fanchette, VewOgen. Die waarde heer! wat fpreekt hy!... Dat gaat my recht aan 't hart! — Ga , ga , mynheer! verlies den moed niet : 'er is nog geen tyd verloren: .jufvrouw Elize trouwt nog niet; en ik weet van.... iemant,die het heel wél weet, dat het niet met jou is, dat zy denkt te trouwen. lus-  TOONËELSPEL. 19 iussan. Ja, maar haare moeder!. ..haare moeder ,die myn vermogen kent, die weet dat Fierval niets bezit! zal zy niet willen... ? fanchette, lagchende. Foei!... Willen! Wil zy wat, mevrouwde marquizin?... Het is een goede floof van een vrouw.... Maar, my dunkt , dat ik haar met jufvrouw Elize zie zy komen van dien kant— Berg je , en ga in huis, zo gaauw als je kunt; ik bid je! lussan. Ja, myn kind! ja! zeg vooral myn geheim aan niemant; want — fanchette. Niet eens aan Henry; dierhalven... 1 u s s a n. Ik verlaat my op uw' yver; verlaat u op myne erkentenis. fanchette. Wel, berg je dan!... Daar zyn zy. Lus fan vertrekt. V T F D E TOONEEL. fanchette, de marquizin, elize. de marquizin. W at is de natuur lchoon ! welk een lucht! welk eene frischheid! {Fanchette maakt haar kompliment.\ Goeden morgen, meisje ! Spyt het u thans, myn dochter ! dat gy vroeg genoeg opgedaan zyt, om het heerlyk gezicht van de opgaande zon te genieten ? Ba EU-  co CATHERINE, ELIZE. Neen, zeker niet, mevrouw! dewyl ik het met u geniet; maar ftem nogthahs toe dat men nooit twee vrouwen vöór zeven uuren heeft zien opftaan : het is nutteloos de gezondheid wagen. FANCHETTE, lagchende. Heden, jufvrouw! ik ben alle morgen om vier uuren al op: en ik vaar daarom niet kwalykcr. ELIZE. Een fchoone vergclyking ! DE MARQUIZIN. Zy is in de natuur opgevoed : ik vergeef alles , wat natuurlyk is. Zeg my, meisje! waar is Catherine? FANCHETTE' Op de pachthoeve, mevrouw! Heb je haar iets te zeggen ? ik zal h.ar gaan halen. DE MARQUIZIN. Ja, ja, ga haar halen , en zeg haar dat zy onder deze hoornen wat melk, brood, en wat ons hier, om te ontbyten , nodig is, doe brengen. Niets is gezonder, naar myn begrip, dan een ontbyt op zyn boersch. ELIZE. IToe ! in de open lucht ? koude melk?... Ik zou het befterven! FAN CHETT C. 6 Neen , jufvrouw ! je zoudt niet. Jufvrouw Catherine en ik, wy gaan alles knaphandig fchikken : en als jc jou ontbyt voor je hebt, ben ik verzekerd dat je alles doen Z'jlt, wat nodig is om te leven. Zy loopt naar de pachthoeve. ZES-  TOONEELSPEL. 21 ZESDE TOONEEL. DE MARQUIZIN, ELIZE. E LIZF. Die boeren hebben een gemeenzaamheid! DE MARQUIZIN. Wat wilt gy , myn kind ? het is een weinig myn gebrek. Sedert dat ik weduwe ben, en op dit landgoed bepaald, dat myn eenigfte bezitting is, heb ik de roodzakelykhcid ondervonden om my te doen beminnen van het geen my omringde; en deze begeerte houdt my zodanig bezig , dat ik ieder oogenblik vergeet dat men my eerbiedigen moet. ELIZE. Men kan het een en ander overéén brengen. DE MARQUIZIN. Niet altyd, myn kind! niet altyd... Maar, vermits wy een oogenblik alleen zyn, laat ons gezond fpreken. Gy zyt twintig jaaren, myn dochter! het is tyd om te denken aan het huwelyk, en ik wil 'er my ernftigmede bezig houden. Gy zyt fchoon , als de liefde , en dit is zeer goed ; want gy zyt niet ryk. Myn broeder Bonifacius d'Orneville , wien ik zo lang verwacht heb, en die geen kaper geworden is dan met oogmerk om ons vorig vermogen te herkrygen, fchynt ons geheel vergeten te hebben; en misfehien is hy zelfs vergaan op zyne tochten, vermits men federt zeven jaaren niet meer van hem hoort fpreken ; ten anderen een zoon, dien hy te Parys gelaten heeft, zou vóór ons er,en; en ik heb hoB 3 ren  22 CATHERINE, ren zeggen , toen ik 'er voor drie jaaren heen reisde, dat hy daar een' ftaai voerde om het grootfte erfdeel te verkwisten : dierhalven blyft ons van dien kant geen hoop over. Lusfan en Fierval , beiden myn gebuuren , myne vrinden , beiden van een' middelbaaren rang en ouderdom , zyn de ééaigén die de bekrompenheid"'van ons vermogen niet heeft verwyderd, en ik denk dat het tyd zou zyn dat gy tusfchcn hen eene keuze dcedt. Zeg my de waarheid: wien geeft gy de voorkeu ? ELIZE. De voorkeur? Als ik dit wilde, is my zulks geoorloofd? en is mynheer Fierval de eenige nier, wieös oplettendheid en onvermoeide zorgen myne"achting kunnen billyken? de marquizin. Gy bemint hem dan ? elize. Bat zeg ik niet. de marquizin. En n! zcide gy het, wat kwaad ware 'er by? Het is zeker dat Lusfan zichtbaar verkoeld fchynt: ik heb meer dan eens naar de reden gezocht. elize , fchidyk. Hebt gy dit dan gemerkt? de marquizi n. En gy ook, dunkt my; maar wat verfcheelt het u, dat Fierval u behaagt? hy is wel zo niet van de fortuin bedeeld als Lusfan , en heeft zekere hoofdzakelyke eigenfchappen niet, die ik wel in uw'echtgenoot zougewenscht kebben; maar by is wel gemaakt, beminlyk, en, zo hy u  T O ONEELSPEL. 23 u heeft kunnen bekoren , aarfel ik niet: ik heb nooit iemant wederdreefd , en zal het niet met u beginnen. elize. Duizendmaal dank ! Maar , moeder! begeeft 11 de hoop niet een weinig te ligt van Lusfan weder tekrygen? de marquizin. En waarom zou ik 'er my mede bezig houden ? Is Fierval de minnaar naar uwe keuze niet? die, fints het eerde oogenblik, uwe oogen tot zich getrokken heeft, en voor wien uwe duidelyke aandacht ongetwyfeld de verandering heeft te weeg gebragt, die wy in het gedrag van Lusfan befpeuren? elize, met fpyt. Ik dem 'er in toe, zo gy het beveelt; maar is het niet wreed voor my, mynheer Lusfan zich te zien verwyderen, vóór myn genegenheid doorgrond te hebben, en dat onder de oogen van een' medeminnaar, voor wien dit voorbeeld gevaarlyk kan worden? de marquizin. Ha! zie daar wat nieuws! Waar hebt gy dit alles geleerd, mejuffrouw?... Hoe dan! loopjes?... Coquetterie?... Neem u in acht, myn kind, deze kleine Parysfche aanwendfels komen niet te pas in eene huishouding, en zullen nooit op het land in de mode komen; 'er moet in alles bedendigheid wezen, myn dochter! dat moet 'er; want in hetduk van trouwen.... Ba ZE-  ■4 CATHERINE, ZEVENDE TOONEEL. de marquizin, elize; catherine, fanchette, komen van de pachthoeve, en brengen alles wat tot het ontbyt nodig is. catheri ne, zingend opkomende. D e zaak is zo veel praats niet waard'. de marquizin. Ha! zie daar Catherine, die lieve vrouw! ik bemin haar tot gek wordens. elize, by zichzelve. Wanneer men elkeen bemint! catherine, groetende. Uw dienares, mevrouwen! DE marquizin. Goeden morgen, Catherine! gy zyt heden wel opgeruimd. Zal dit een gelukkige dag wezen? catherine. Voorzeker, mevrouw, vermits ik het vermaak heb dien te beginnen met u ergens in aangenaam te zyn. de marquizin, tegen Elize. Wat is zy beleefd! elize. Misfehien een weinig te veel voor eene boerin: ik hoor die foort van lieden gaarne de taal fpreken, die haar gigen is.  TOONEELSPEL. 25 catherine, met Fanchette het ontbyt, enz. op de tafel fchikkende. Voor hoe veel, mevrouwen ? de marquizin. Voor vier. Men moet de heeren laten zoeken. fanchette, fchielyk. ö! Voor mynheer Lusfan: hy zal 'er niet by wezen; want ik heb hem zien voorby gaan, een groot uur geleden; hy ging meteen boeken zyn' hond wandelen, van den kant van Grange-aux-bois. elize, tegen de marquizin. Dit zou, federt drie maanden, de eerfte keer zyn dat men hem 's morgeus gezien zou hebben, catherine, nog bezig met de tafel te f-hikken. Maar, indedaad, die heer is'wel eenzaam! Ik heb de eer nog niet gehad hem van vooren te zien. fanchette, by zichzehe. Het is nogthans niet by gebrek van hem aangekeken te hebben. elize, geraakt. Welnu, laten wy zyne mymeringdaar: mynheer Fierval zal ons fchadeloos (tellen, hy houdt zich ten minnen met ons bezig. de marquizin. Ziedaar juist zyn' knecht. B $ AGT-  26 CATHERINE, AGTSTE TOONEEL. de marquizin, elize, catherine, fanchette; henry, die van den kant komt waar hy is heen gegaan. de marquizin. Henry! zo uw heer opgeftaan is , zeg hem dat ik hem verzoek hier zelf by ons te komen : wy wachten hem met het ontbyt. henry. Ik loop heen, mevrouw! elize. Henry! komt gy niet van den kant van Grangc-aux-bois? henry. Ja, mejufvrouw! elize. Hebt gy mynheer Lusfan ontmoet? henry. Neen, mejufvrouw! catherine. Niet? Hoe kan dat zyn? Fanchette heeft hem van dien kant gezien. henry. Fanchette? fanchette, by hem gaande. Ja, zekerlyk, heb ik hem gezien, en jy ook, Henry! jk weet het zeker. {Stil.') Toe , wil je wel reis zeggen dat je hem zo aanftonds gezien hebt ? henry, haar aanziende. 6 Ja ! ja, waarlyk , ik geloof van verre een' man gezien te hebben... fan.  T O O NEELSPEL. 27 fanchette. hem een teken gerende van te bevestigen het geen zy zegt. Ongekleed ? hen rt. Ja, ja, ongekleed! fanchette. Geheel in gedachten? henry, ongeduldig. Waarachtig! daar heb ik niet op gelet, fanchette. Een' hond aan zyn zy', een boek in de hand?... henry, fchiefyk. Een' hond en een boek?.. Het is zo, mevrouwen! Ik ga mynheer roepen. NEGENDE TOONEEL. de marquizin , eltze, catherine, fanchette. elize, tegen de marquizin. "W/"at man, met zyne geheimzinnige wandelingen! de marquizin. Wy zullen van dit alles fpreken: ftel u gerust. catherine. Goed! ziedaar, het is alles zo wel gefchikt. Ja. brood, nog! ik heb het vergeten. Fanchette ! ga fchiel) k wat van de pachthoeve halen. elize. Brood van de pach:hoeve? Och , foei ! Ha toe, mevrouw ! dat Fanchette het van het kasteel ga halen. d e  a8 CATHERINE, de marquizin. Zo gy wilt, myn kind! (TegenFanchette.') Ga, meisje.' Fanchette gaat heen. TIENDE TOONEEL. de yorigen; behalve Fanchette, die op het einde van dit tooneel terug komt. catherine, tegen Elize. \^aarom ons brood veracht, mejuffer? gy weetniet met wat brood het lot u ééns noodzaken kan u te voeden. elize, fpotachtig. De voorzegging is wél geplaatst; doch ik vlei my dat ik haar niet bewaarheden zal, en gy hadt my haar kunnen (paren. de marquizin. Kom aan, maakt u niet moeilyk. Ziedaar het groot gebrek! ziedaar wat het is, eenige maanden te Parys doorgebragt te hebben , gy hebt van d&r een yzeren hoofd en een verwenschte maag medegebragt: ik hou daar niet van, myn kind! en, om uw belang, zo wel als voor uw gezondheid, raad ik u het een en ander tc verbeteren. catherine. Ach, mevrouw! gy frraft my wel wreed voor eene aanmerking, die ik niet zou gewaagd hebben, zo jk myne ontfchuldiging niet gevonden had in het belang, het welk mejuffer inboezemt. elize, met verachting. Ik ben wel gelukkig u belangiu te boezemen,Catherine! c a-  TOONEELSPEL. t9 catherine. Waarom niet, myn lieve juffer? het is altoos iïrelend genegenheid in te boezemeh; en de vrindfchap van eene eenvouwdige boerin heeft wel haar verdienfte, wanneer zy oprecht en belangloos is, als de myne. elize, haar aanziende. Catherine! gy hebt goed zeggen, ik ben het niet die gy zult doen geloven dat gy juist in uw' ftaat geboren zyt: gy kunt geen twee woorden fpreken, zonder u te verraden. de marquizin. Myn dochter heeft gelyk; en ik, voor my, heb meer dan ééns gedacht catherine, fchielyk afbrekende. Mevrouwen! mynheer Fierval. ELFDE TOONEEL. de marquizin, elize, catherine, fanchette, fierval, henrv. fierval, lagchend opkomende. M aar het is een weddingfchap!... ik kon het niet geloven. (Groeiende.) Zeg my toch, mevrouw! uit welk een' herder-roman hebt gy het denkbeeld genomen van een ontbyt, dat ons onmenfchelyk twee goede uuren rust beneemt? elize. Het is mevrouw, die begeerde... bé  30 CATHERINE, de marquizin. Hoe ! jonge heer ! gy zoudt nog; flapen, daar de dag zo fchoon, de lucht zo frisch is? de natuur... fierval. Ha! de natuur! ja; gy bemint de natuur, fchoone mama ! en gy hebt gelyk : ik bemin de natuur ook ; maar niet zo vroeg. catherine. Als gy wilt, mevrouwen!... fierval. Ha! ziedaar onze fchoone pachtfler!... Goeden morgen, engel van myn hart!... Bemint gy my wel altoos? catherine, neigende. Zo veel gy het verdient, mynheer! fierval. Dat is een bekendtenis! ik zal haar belonen naar tyd en omftandigheid. — En de kleine Fanchette?... Altoos even lief... Men zou haar opeeten !... Hy omhelst hsar; Fanchette veegt befchaamd'haare wang af, en voegt zich digt by Catherine. de marquizin, gezeten. Kom , kom, losbol! neem uw plaats. fierval, zitten gaande, tegen Elize. Naast u ? ... Ach! het is te veel vermaak op één* keer!... Maar wat fcheelt 'er aan, bekoorlyke nicht ? uwe fchoone oogen fchynen bewolkt? elize, flil. Als het niet was dat uwe gemeenzaamheid... fier-  TOONEELSPEL. H fierval. Ach ! pardon!... Maar gy kent haar wel, die mya hart vervult, die alleen het zal kunnen kluisteren... Hy kuscht haar de hand. de marquizin. Maar fchaamt gy u niet, mynheer? Heb ik u dan laten roepen om my getuige van uwe galante ondernemingen te maken? Gedurende dit gefprek bedienen Catherine en de twee andere vrouwen het ontbyt. fierval. Getuige ? ... Ach ! gy zoudt 'er veeleer het voorwerp van zyn , indien de eerbied— (De marquizin geeft hem een teken om te zwygen.~) Apropos , mama ! wanneer zult gy toch medelyden met onze langdurige minnary hebben'! elize, fier. Maar, mynheer!... fierval. 6 Ja ! ik verfta u: gy wilt niet dat men vóór u fpreke... de welvocglykheid... Gy hebt gclyk. Maar ik, wien niets verpligt tot veiuzen , ik zal u bekennen, fchoone mama ! dat ik niet langer in diergelyk eene kwelling kan kwyncn : ik fterf, ik brand , ik verdor!.. en gy moet, op myne eer! gy moet u binnen vierentwintig uuren verklaren , indien gy my niet het fJachtoffer van eenige uitkomst wilt zien. Hy eet. de marquizin, met goedheid. Fierval ! indien uwe liefde voor myne dochter zo hevig  32 CATHERINE* vig is, als gy haar afïchildèrt, zal zy misfchien welhaast haare beloning hebben; want binnen agt dagen zal Elize getrouwd zyn. catherine, verwonderd en droevig. Getrouwd! de m a r q u i z i n. Gy fchynt 'er over verwonderd ? cat herine. Het is waar, mevrouw! fierval. Intusfchen niets is eenvouwdiger. Wanneer in het zelfde oord zich een beminlyk man bevindt , een aartig meisje.... moet 'er noodwendig een huwelyk uit ontdaan.. < Q5V/,) of iets dat 'cr naar gel) kt. de marquizin. Gy fchynt nog niet wel voldaan, Catherine! catherine. Ik ben het ook niet, mevrouw! fierval. En waarom dan? catherine. Ach, mynheer! 'er zyn zo veele redenen om zyne vryhcid te behouden! e l i z e. 'Er zyn zo veele om het geluk te zoeken. catiifrine. Het geluk!... met een' echtgenoot? de marquizin. Gy acht dit onmogclyk? CA  TOONEÊLSPEL. 33 catherine, zuchtende. Moeijelyk, ten minden. fierval, tegen Elize. Vindt gy in haar niet een weinig zwaarmoedigheid ? (Tegen Catherine.') Schoone Catherine! zoudt gy in de liefde bedrogen geweest zyn ? dit was jammer, op myn woord van eer! catherine , glimlagchende. Gy zyt wel goed, mynheer! het geen my deze vooringenomenheid verwekt, is niets anders dan het aandenken aan eene arme mevrouw, die zeer bedrogen en zeer ongelukkig was. fierval. Wel nu, dit zult gy ons verhalen, is het zó niet? ca tiierine. Ik zal beter' doen; ik zal het u zingen. fierval. Ha! een romaneske klaagzang! catherine. Integendeel, het lied is vrolyk. fierval. En het onderwerp droevig? dat is verwonderlyk! de marquizin. Ach , laat zien, laat zien! dat moeten wy horen! catherine. Luistert. ROMANCE. Een meisje, omfireeks de vyftien jaaren, En wel voorzien van geld en goed, Heeft overal bewohderaaren, En minnaars, ztlfs in overvloed. C ju-  34 CATHERINE, Juüe, een wees van zestien jiaren, En meesteresje van hacr hart, Beminde, en 't was wel tot haar (mart, Een" jongling, die mets wist te foren, En, boven dat, Noch rykdom, noch verfland bezat. Hy fprak zeer veel van tederheden, En wist het meisje te overreden, En wel zo, dat het arme kind Ras met hem trouwde, op zyn begeren: Oir dus het aantal te vermeéren Der geenen, die de min verblindt Om, onbedacht, een' eed te zweren, Die weg vliegt als de wind. henry, tegen Fanchette. Dat aartige liedje! f a n c he TT E. Ja, wel aartig! dat bevoordeelt fchoon onze zaaken. de marquizin. Stil toch! catherine. Naauw' waren zy in d' echt verbonden, Of hy wilde, op zyne oude wyz', Schoon ze al zyn' rykdom hadt verflonden, 't Vermaak genieten van Parys. Hy hadt ras wat hy zocht gevonden: Hy kreeg een biurmeisje in het oog, Dat, voor zyn min, hem fchelmsch bedroog. Naauw' was de huwlykstrouw gefchonden, Of, ziet, eerlang Volgt ook eensklaps zvn ondergang. Ju-  TOONEELSPEL. 35 Jutie moet haar lnrtrgepeinzen In fiilte en eenzaamheid ontveinzen; Terw)l de droefheid haar verfimdt, Durlt zy haar finart niet openbaren: Een jongs vrouw van agttirn jaartn Is deernis waard', als ze ondervindt Dat al luar vreugd van 't wettig paren Vooiby vliegt als de wind Gedurende deze twee laatfte koupletten, legt Fanchette het geen tot het ontbyt gediend heeft weder in de manden. de marquizin. Zy zingt wel, ten minften ! elize, onverf:h ill/g. Ja... niet flecht. fierval, fchielyk. Om te ftelen, op myne eer! catherine. De ontrouwe, ontbloot van zyn vermogen, En nogthans even trottch en valsch Omtrent haar, die hy hadt bedrogen, Brak , op een' zekren tyd , den hals. Zyn vrouw, met traanen in haare oogen, Ontfing toen nog zyn' laatften zucht, En is terftond de ftad ontvlugt; Haar hart was om zyn lot bewogen; En zy befloot Om weêuw' te blyven tot haar' dood. Zy heeft een (til verblyf verkoren, En zal geen minnaars weêr verhoren, Wier taal de vrouwen ligt verblindt, C » 7.o  Só CATHERINE, Zo dra zy fpreken van te paren: Een weduwe van twintig jaaren, Die zich aan de eenzaamheid verbindt, Kan zich wel voor een' eed bewaren, Die weg vliegt met den wind. de marquizin. malrrtd?' Catheri"e! v™^rlyk, >nwaarheid! ïh«. ..? Je'" ^ van? vindt gyDiec êlize. Zonderling is. de marquizin. Zonderling! ja, indedaad, zeer zonderling'. . is he, met waar, Fierval! riEaTAL, uit de mym;rhlg bekomende^ waar.n by gedurende het zingen van Catherine Was Gewis .. Ja bekoorlyk!... elize, hem aanziende. Waar denkt gy toch aan, mynheer? ' catuerine, tegen Elize. elize, koel. Neen, Catherine! „een.- men is niet altoos het offer eener dwaaze neiging; men kiest niet altoos zo kwalyl catherine, met gevoel. Mejufvrouw! het gevoel,dat de keuze vry laat,maakt »* meer de loffpraafc van haar die het onLvindt dan van den ongelukkiger, die het inboezemt. fier-  TOONEELSPEL, 37 FntvAi, flil, Catherine beschouwende. Deze vrouw is byzonder: ik zal haar in 't oog houden. henrt, die zulks bemerkt. Wat belieft mynheer? fier yal. Zwyg Uil. elize. Zullen wy niet heen gaan? de marquizin. 6 Ja! ons toilet: gy hebt gelyk. Vaar wel, Catherine! hoor eens, het is morgen de verjaardag van Elize: wy zullen hem dezen avond vieren: men zal u op het kasteel verwachten. c ath eri ne. Geen van ons, mevrouw! zal deze gelegenheid laten voorby gaan, om aan mejufvrouw de hulde van zyn' eerbied en genegenheid aan te bieden. elize, bewogen. ik ben 11 wel verpligt, Catherine! (Heengaande, by zich zelve.) Die zonderlinge vrouw! de marquizin. Vaar wel, vaarwel, Catherine! tot llraks. catherine. Tot ftraks, mevrouwen! —Kom, Fanchette! Zy neemt met Fanchette het geen van het ontbyt overgebleven is op , en wil naar de pachthoeve gaan. fierval, die gebleven is. Catherine! fchoone Catherine ! zou ik u niet kunnen zeggen ?.... C 3 ca-  33 CATHERINE, catherine, zonder wedertekeren> Wat, mynheer? fi e rva l. Dat gy my betoverd hebt ; dat ik nooit iets diergelyks zal ondervinden ; dat myn hart h e n r y. Mynheer! de dames zien u. catherine, glimlagchende. Ga heen , mynheer! volg mejufvrouw Elize: gy zult vee! beter doen dan hier te blyven, om met my te fpotten. fierval. Ach, Catherine! doe my dit ongelyk niet!.. Zoudtgy, zonder eene ongehoorde wreedheid, kunnen twyfelen aar, het vermogen van een gevoel! catherine, in huis gaande. „ De zaak is zo veel praats niet waard!" fi e r v a r.. Henry! volg my: ik heb u duizend dingen te zeggen. henry, ftil, hem volgende. Ahveêr een gekheid! Einde des eerften bedryfs, TWEE-  TOONEELSPET. %t) TWEEDE BEDRYF. Het tooneel is eene kamer in het huis op de pachthoeve. Het kabinet van Catherine is op zyde, eenige treden hooger, en zodanig ing. richt, dat men zien kan wat in het zelve omgaat. Een tafel. met fchryl'boeken flaat op de andere zyde. Benig . landbouwers gereedjehap hangt aan den w.ind van het vertrek. Eene harp, boeken, een tafel om op te tekenen, muzyk, enz. [tofferen het kabinet. EERSTE TOONEEL. catherine, fanchette. c at he r i n e. I'jïoe! Charles is nog niet terug gekomen? fanchette. Zowaar! hy heeft hier den heelen tyd geweest, dat de dames ontbeten; hy is tegen den middag heen gegaan om eenige zaaken met de wyngaardeniers af te doen... Hy zal 'er misfehien gegeten hebben... Hy zal zeker niet lang meer wegblyven. catherine, knorrig. Ja, als hy wil! federt dezen morgen, dat ik hem wacht om de rekeningen in orde te brengen, is 'er niets dringender. fanchette. Heden! Jufvrouw! hymoet om zo veel zaiken denken! hy is met alles belast, die arme mynheer Charles! en deze pachthoeve.... C 4 • ca-  40 CATHERINE> CAthBiïne, met deelneming. Ja, men moet hem recht doen. Sedert hy hier is,heb n Ir niMSJld0en- EB' iH dk inblik...neen, « dit oogenbhk heb ik niets te doen. (Verfirooid.) Ik ga... ik ga my eenige qogenblikken opflniten. Ga heen., i'anchette .' Jufvrouw! EANCHBT'™> catherine. Hoor, Fanchette! wat is dat voor een gemeenzaamheid, waar mede ik u (iraks met Henry heb zien omgaan 3 Gy hebt gebloosd toen hy kwam;hy heeft in zvne antwoorden aan onze jonge jufvrouw geftamerd: wat betekent dit? fanchette, blozende. Ik heb gebloosd toen hy kwam? catherine. Ja, en gy bloost nog op dit oogenblik. fanchette, openhartig. 'Er is toch niets aan , jufvrouw! waarlyk niet. catherine. Ik wil het geloven ; maar antwoord my: bemint hy u? fanchette, befchroomd. Ja, jufvrouw! „ . , catherine. liemmt gy hem ? fanchette, als vooren. Ja , jufvrouw! (Stil.) Goeden moed! CATHERINE. En denkt gy farnen te trouwen ? fanchette, Maar... ja, jufvrouw! als je 'er ons verlof toe geeft. CA-  T O O NEELSPEL. 41 catherine. . En als ik u dit niet gaf? fanchette, vlei jende. 6 Als 1.. Je bent zo goed! Henry en ik beminnen je zo! Ik zou zo graag, zo graag zyn vrouw worden.' catherine. Fanchette! fanchette. Jufvrouw! catherine. Heugt u niet meer wat ik u gezegd heb? fanchette. Wat toch, jufvrouw? catherine. Dat gy nooit moet denken te trouwen, zonder myne toeftemming. fanchette, neérflagtig. Ach! ik had het vergeten, jufvrouw! catherine. Welnu, herinner het u, en vergeet het niet weder- fanchette, üntfleld,. 6 Jeê! Hoe!... ernftig? catherine. Zeer ernftig. fanchette. Maar om wat reden ? cathe rin e. Geen onnodige vraagen. Deuk flechts aan het geen ik U zeg. C 5 fan-  42 CATHERINEi Helaas! I!evc hemel! ik dender maar al re veel aan . D)e arme Henry; ... Alsie w!srwat hcm ^ oorzaken zal:... Hy hadt gedacht, en ik ook, dat ie n.et altyd zo kwaad op de mannen zoudt wezen; en dat je, weer genegenheid voor her huwelyk krygende, ons cr kennis meê zoudt hebben laten maken...". Jk, ik hertrouwen j... fanchette, het woord ofvatiende, by zich zelve Hertrouwen! catherine, vervolgende ■ Nooit! geen man zal my weder onder zy„emagt zien ; en behaagde het den Hemel dat bet my veroorloofd ware den laatsten band, die my nog aan hunnen omgang* hecht, te verbreken f... Charles komt nog niet weder. fanchette, glimlagchende. _ Je wilt niet onder de mannen leven; en ziedaar vraag je 'cr na een'. ö catherine. Dit maakt een onderfcheid: deze is hier nodig. f ancue rte , byna fchreijende. En als Henry my noodzakehk is, wat zal ik dan doen om hem te kunnen misfen? catherine, ernstig, en zich allengs bedroevende. ik verwachtte zo veel hardnekkigheid niet... Wel nu me-sjel volg uw hoofd: trouw uw' lieven Hénry;ik zal niet' te mm alles doen wat in myn vermogen is om het leed te verzachten, het welk gy u bereidt; maar. ééns getrouwd, tracht my nooit te komen zien, nooit my uwe ram-  T O O N E EL SP. EL. 43 rampen te verhalen: ik wil geenszins by de gedachtenis van myn ongeluk het tafereel voegen van een kind, waar aan ikmy verbonden had. Gy hebt my nog niets vergolden : gy wilt haar voor altoos verlaten , die by u de plaats van moeder en vrindin bekleedde!., verlaat haar: dit zal de eerste weldaad niet wezen, waar voor men my geftraft heeft. fanchette,/likkende. Och, jeê! jufvrouw! wat heb ik je gedaan, om my zulke dingen te zeggen?... Helaas! vergeef my, vergeef het Fanchette, zo ze je beledigd heeft! ik wou liever voor al myn leven afzien van de liefde, en van de mannen, en van de heele waereld, dan onze goede meesteres het minfte verdriet veroorzaken. Vergiffenis, honderdmaal vergiffenis! Zy valt op de kniè'n. catherine, bewogen. Sta op, fla op, myn kind!., ik weet niet waarom ik u dit alles gezegd heb... Sta op dan, Fanchette! het fpyt my dat ik u bedroefd hebbe... gy ziet wel dat wy nooit van het huwelyk zullen moeten fpreken; gy ziet het wel... wy zullen 'er niet meer van fpreken, niet waar? kom, droog uwe oogen af, omhels my, en alles is uit. fanchette, na haar omhelsd te hebben. 6 Ik verzeker je dat ik 'er nooit meer van fpreken zei! (Zy zucht.~) Ik zei aan het werk gaan, jufvrouw! catherine. Ik ga eenige oogeublikken in myn kabinet: dat men my  44 CATHERINE, my niet fïore: ik heb nodig alleen te zyn. (Zy legt haar hand op het voorhoofd, klimt eenige treden op en komt terug.) Ja, als Charles goedvindt wederom te komen, zultgy hem zeggen dat de rekeningen.... Neen, neen, zeg hem niets: ik zal het wel doen. fanchette. ^ Goed, jufvrouw! (Na dat Catherine in het kabinet wO Och, lieve heer! wat zei van my worden!.. Die arme Henry!... Die waarde mynheer Lusfan!... Ach! nooit... neen, nooit zei 'er middel zyn! Catherine is in het kabinet. Zy is gedurende een gedeelte van het volgende tooneel uit het oog. Zy komt vervolgens weder, en gaat zitten tekenen. TWEEDE TOONEEL. fanchette , lussan. lussan, driftig binnen komende. Ha! zyt gy daar, Fanchette? fanchette. Stil, ftil, mynheer! jufvrouw Catherine is daar. l u s s a n , ontroerd. Zy is daar, zegt gy!... Des te beter: ik ga haar fpreken, haar fpreken: ik heb het hoognodig! f anchett ti. Wat is je toch overgekomen, mynheer? je bent ik weet niet hoe. lussan. Ik ben op het punt, dat ik dezen morgen vreesde: ik heb  TOONEELSPEL. 45 heb met mevrouw d'Armincourt een gefprek gehadj waarin al" myne voorzichtigheid my dacht te verraden. Zy fcheen myne gevoelens te willen dóórgronden: zy heeft my genoodzaakt tot een fchielyk befluit; en gedurende den maaltyd heeft Elize niets verzuimd om my weder tot zich te trekken : ik weet niet van waar haar deze gril overkomt;, ik weet niet waar aan toe te fchryven.... Ik ben wanhopig! FANCHETTE. Helaas! mynheer! ik heb je geen beter nieuws te zeggen. Jufvrouw Catherine fprak zo aanflonds met my over de liefde, over het huwelyk: ik heb deze gelegenheid wilfcn waarnemen, haar willen zeggen wat ik 'er van dacht, zy heeft my... Daar, kyk myne oogen, zy zyn heelemaal rood. ItJSSAH. Ik wil my omtrent haar verklaren : ik moet het, ik wil het volftrekt: ik kan niet langer zodanig een' iïaat houden; en, naar het geen op het kasteel omgaat, moet myn lot hier beflischt worden... en zelfs heden. FANCHETTE. Mynheer! je zult alles bederven. Om Godswil! denk 'er om, ga geen gevaar lopen. LUSSAN. Neen! neen! laat my alleen. FANCHETTE. Je bent te ontroerd, mynheer! ik vrees.... LUSSAN. Laat my alleen, zeg ik u !  45 CATHERINE, fanchette. Vaar we! dan! fpreek haar ten min (ten niet aanftpnds; zy heeft my zo gezegd dat men haar niet Horen moest: zy wilde alleen zyn. lus san. Neen, neen ! ik zal wachten , ik zal arbeiden , tot dat zy afkomt. fanchette. Kom aan, ik laat je alleen.... Vaar wel dan , mynheer! Zy gaat heen, en toont haare verlegenheid.. DERDE TOONEEL. l u s s a n , aan de tafel, om te fchryven; catherine, tekenende in hei kabinet. lussan. Hy fchikt papieren, cyffert, fchryft en breekt van tyd tot tyd af, om te fpreken. ja, ja!... Ik zal haar fpreken... Ik zal zien... Ik zal ontdekken... Maar hoe zal ik wagen ?... Ik, die nooit!... Ach!ik heb dikwyls ondervonden, en althans by haar, dat altoos op het oogenblik, dat de gedachten overvloeijen, de woorden ontbreken. catherine. — Die lieve kunsten!... Neen, 'er is geen lyden zo fterk, geen moeite zo fmartelyk, waarin haar byftand niet verftrooijen of vertroosten kan. lussan. — En het meisje naar wier hand ik getracht heb; die het gevoel fchynt te willen herroepen, dat myne eerfte fchreden geleid heeft!... ca-  T O O NEELSPEL. 47 catherine, haar werk beziendt. — Dit hoofd is fcboon!.... Laat ons nogthans zien of met andere trekken Zy tekent op een ander papier. lussa pi. — Nogthans, indien zy ryker was, indien Fierval meer vermogen had, zou myne kieschheid niet verdacht zyn, en ik ware te vreden in myn lot. catherine, befchouv-ende wat zy gedaan heeft. — Jk heb goed werken: 'er doet zich niets nieuws voor my op: het zyn altoos dezelfde oogen, dezelfde mond... (Zy neemt de andere tekening?) Dit hoofd is waarlyk niet kwaad... Het is zonderling dat een man van gemeene... f Zy flaat op.) Ach ! ik weet niet waar aan ik denk— Ha, myne harp! lus sa — Maar deze vrouw , deze vrouw! zonder wie ik niet zal kunnen leven, die my misfehien haat Neen, 6 neen ! zy haat my niet! men boezemt zu!k een gevoel niet in zonder'er een gedeelte van te gevoelen!... en, zo ik my niet misleid, indien myn geluk zodanig is... ó Catherine! wie gy ook zyt, ik beloof u, ik zweer u dat niets ter waereld my zal beletten myne beftemming met de uwe te veréénigen! (Catherine preludeert j> Wat hoor ik!... Eene harp!... Zyishet! zy zal misfehien zingen: laat ons horen! catherine, vóór zy zingt. — Geliefde bekwaamheid! onbekende vervrolyking van myn treurig aanwezen! wees nog de tolk en de troost van een verdriet, waarvan ik de oorzaak niet durf opdelven. lus-  48 C ATHERINE, 1ussan. **• Zo ik kon horen wat zy zegt!... ach!... Hy luistert. catherine, zingt, zich akkompagncrénde. Z ^ N G. Door dwaaze liefdedrift bedreden, Verkoos ik my een' echtgenoot; Het offer zyner trouwloosheden, Verdween myn dwaling met zyn' dood. Myn lot, waar' hy getrouw gebleven, Hadd' vreugd geweest, in plaats van druk. In welk een tydperk men moog' leven, De liefde alleen fchenkt waar geluk. lussan. — Welk eene betoverende ftem! nooit kon eene boerin sö zingen. catherine. Van myn verdriet in 't eind' genezen, Leef ik weer fints twee jaaren vry; Doch hoe ik moog' vergeten wezen, 't Gevoel bleef me echter altoos by: Dit kan de reden niet weêrflreven, Hoe te ook dees neiging onderdrukk'. In welk een' flaat men ook moog' leven, De liefde alleen fohenkt waar geluk. lussan, opgetogen, herhaalt zacht den la at fttn regel. De liefde alleen fchenkt waar geluk. catherine, verwonderd haare harp verlatende<— Wie hoort my?... Hoe! zyt gy het, Charles? l us-  TOÖNËELSPEL. 49 lus san, verlegen. Gy zongt... Deze regel is op ieder toepasfelyk.... ik herhaalde hem. catherine, uil het kabinet komende. Zeer wel; maar is het al lang geleden, dat gy gekomen zyt? l u s s a n. Eenige oogenblikken vóór het eerfte koupiet van uw' zang: hy is wel aartig! catherine, fehielyk. Gy hebt hem geheel gehoord? l u s s a n. Ik heb 'er niets vati verloren. catherine, fiil. Onvoorzigtige! (Overluid.') Charles! ik ben niet over u voldaan: niet alleen misbruikt gy het verlof, dat ik u gegeven heb om ieder' avond naar uwe vrinden te gaan; maar gy past ook niet op den tyd, dat gy over dag hier moest wezen: dit is niet wel gedaan. lussan. Ach, vergeef my! Het is waar, de noodzaakelykheid, waarin ik ben, om alle nachten te Lusfan door te brengen , beneemt my veel van den tyd, dien ik u wenschte toe te wyden; doch myn pligt gedoogt het niet. Ik heb afgerekend met Robert, ik heb by de wyngaardeniers geweest, en zie hier de rekeningen, waar weinig by te voegen is, omdat zy in orde zyn. Geloof, ik fmeek het u, myn grootfte verdriet zou zyn u in gramfchap tegen my te zien. D *A«  50 CATHERINE, catherine. In gramfehap, tegen u ?... Waarlyk, Charles! ik ben wel verre van zulks te zyn— Laat ons de rekeningen nazien. l u s s a n. Daar zyn ze: 'er blyft niets over, gelyk gy ziet, dan bet geen gy de moeite genomen hebt dezen morgen zelve op dit afgezonderd blad te Hellen, en dat ik hier tegen zal overfchryven. catherine. Ziedaar, het is goed. Schryf het fchielyk over, en maak vervolgens een nette en duidelyke rekening van de voortbrengfels van het geheele jaar: dezen avond naar het kasteel gaande , zal ik haar mevrouw voor oogen leggen. lassan, ontroerd. Gy gaat dezen avond naar het kasteel? catherine. Ja. Gy hebt my eenige huivering getoond daar te verfchynen : ik neem deze gelegenheid waar, om zelve eene zaak te verrichten, waarmede gy, naar het my toefchynt, u niet bekommert. lussan, zich aan helfchryven zettende. Het is waar... Ik hou niet van de groote waereld. catherine, zuchtende. Noch ik niet! (Zy neemt eenig breiwerk, en gaat aan den anderen kant van het tooneel zitten.) Maar, het is morgen de verjaardag van onze jonge meesteres: wy waren'er voorleden jaar: ik moet 'er dus ook dit jaar zyn. Men fpreekt van bruiloft, van trouwen... Mevrouw zal mis-  TOONEELSPEL. 51 misfehien nieuwsgierig zyn naar den juisten Haat van haar inkomen: ik zal haar dien brengen, en... Waar denkt gy om, Charles? gy fchryft niet! iussan, ontfteld. Ik ontken het niet. Ik heb in dit oogenblik zulke ontwerpen van aanbelang, dat het my onmogelyk is iets te doen. catherine, met goedheid. Wel nu , wel nu , rust wat. Is het dan eene taak, die ik u opleg? Laat de rekeningen liggen... Gy ziet my aan; gy zyt ontroerd!... Wat is het, Charles? gy maakt my ongerust. tuss a n. Mejufvrouw! cather ine. Hebt gy my iets te zeggen ? l b s s a n. Ja, mejufvrouw! catherine. Wel hu , fpreek : ben ik uwe vrindin niet ?... Kom hier, Charles! laat ons wat famen praten. Zy verlaat haar werk ,enwyst hem een'' ftoelnaast haar, lüssan, /lil, zitten gaande. 6 Hemel! hoe vang ik aan! catherine, ftil. Waarom klopt myn hart zo ? lus san. Mejufvrouw! catherine. Charles! l u s s a n , ftil. Veinzen wy nog, zo het mogelyk is. (Overluid.-) Me- D 3 ' juf.  52 CATHERINE, jufvrouw!... Ik moet u raadplegen over een ontwerp, dat my meer verdriet baart dan ik bet kan uitdrukken' Gy hebt my zo veel goedheid bewezen, fints myn geluk my by u geplaatst heeft, dat ik niet fchroom u myn vertrouwen te fehenken, en ik hoop... 3 catherine, ingewikkeld. Laat zien , Charles.' war betreft het ? Deze oude tante , by wie ik woon, en van wie ik het we.n.gje vermogen verwacht, dat my is overgebleven Welnu? catherine. tOSSAS. Wil my uithuwelyken. u ? cat«flft in i., UH hwgfien verwonderd. ■Kit, i LUSSAN. My zeiven. CATHERINE. Wel!... En gy wilt my daaromtrent raadplegen ? LUSSAN. Ja, mejufvrouw! ik heb gedacht... catherine, tttst eene foert van fpyt. Wel myn Hemel - myn lieve' vrind! men heeft niemant dan zichzelven te raadplegen in diergelyk een geval. Uwe tante wil u uithuwelyken , zegt gy, en dit baart u verdriet?... Neen, neen, m3ai vriend-dit baan u geen verdnet: uwe tante wil uw welzvn; zy bemint - zy zal misfehien in u een' trek tot een L, onl nozel , llgtgelovig me.Je onrdekt hebben ^ §, on cerue maand van uwe verbindtenis aanbidden de twee-  TOONEELSPEL. 55 tweede veronachtzamen, en de derde verlaten zult: het is zeer eenvouwdig: 'er is in dit alles niets dan het geen zeer gewoonlyk is; en ik verwonder my dat gy het nodig acht om my over diergelyke zaaken te raadplegen. lussan. Maar, meju fv rouw !... catherine, fchielyk hervattende. Misfehien hebt gy gevreesd, dat ik u uw affcheid niet wilde geven?... 'er waren zo veele omwegen niet nodig my daarom te vragen ! Charles! gy zyt vry, men kan niet vryer; doch ik moet bekennen dat dit een buitengewoone dag is: het fchynt' dat 'er in alles wat my omringt een trouwbedwelming heerscht, die my vervolgt en bedroeft!... Wel, trouw, trouw dan, ééns voor all'! en laat my in rust. lussan, nader byfcfykkende, met een1 toon van vertrouwen. Maar bedenk toch dat, zo ik befloten had, ik u niet zou raadplegen ; dat ik wel verre ben van in het voorgettcklc huwelyk te (temmen; dat ik 'er uit al myn vermogen tegenftreef; cn dat deze tegenftand alleen fpruit uit eene neiging, die myn leven verbittert, en waarvan ik nog niemant gefproken heb. catherine, op een" zdchten toon. Ach, dit makt een onderfcheid. Die arme Charles! — Gy bemint, myn vrind? l u s s a n , floutmoediger. Ik bemin eene vrouw, die ik nog niet ken, en die nogthans fchynt te winnen, om zich te doen kennen; eene D 3 vrouw,  54 CATHERINE, •vrouw, wier verftand en geaartheid voldoende zyn, om myne achting tot haar te bepalen , wanneer haare fcboonheid myniet reeds ingenomen hadt; in 't kort, eene vrouw, wie men niets verwyten kan... dan een diep geheim, dat haar omringt: een geheim, dat aanleiding tot vreemde gistingen zou geven, indien de ftrengfte deugd alle haare handelingen niet beftierde , en indien zy niet federt langen tyd geen vooringenomenheid tegen de mannen getoond hadt... waarvan ik het eerfte én ongelukkige offer ben. catherine, ver Zegen. Weet gy, Charles!.... dat gy wél fpreekt? l u s s a n , mei tederheid. , Ach ! ik zou beter fpreken, indien men my wilde antwoorden. catherine, ontroerdDe antwoorden, die het oor treffen, zyn niet altoos de duidelykfte. 1U8SAM, met vuur haar by de hand vattende. Neen, zeker niet; en zo ik het durfde wagen. CATHERJNE. Laat myn hand los, Charles!.... Welaan dan, deze vrouw, die u niet antwoordt... Zeg my, is zy ryk? lussan, zich bedwingende. Zy is het voor my, ten minflen, en dit is het, dat my lang wederhauden heeft. Ik heb byna niets meer te hopen, en ik was bevreesd dat het weinige, dat ik ben , haarer onwaardig fchene. catherine, met gevoel. Bedrieg u niet, Charles! de vrouwen zyn natuurlyk te-  TOONEELSPEL. sg teder en edelmoedig; en ik ken 'er, voor wie de liefde van een' eerlyk' en ongelukkig' man honderdmaal meer te vrezen is dan het fchitterend aanbod van alle rykdommen der aarde. Maar.... lussan. Vervolg , bid ik u. catherine, zich allengs bemoedigende. Waar vindt men een waarlyk oprecht hart? Wie is de man, die, gedurende zyn leven, zich niet éénmaal het ongeluk eener vrouw heeft te verwyten gehad ? Waar is de vrouw, die niet éénmaal het flachtoffer van haar gevoel geweest is? En men verwondert zich dat zy ontrouwen, flechten, coquetten, ja, fomtyds nog erger worden'5... Alles hangt af van den eerften Hap, dien zy in de waereld doen. Geheel overgegeven aan de betovering van een gevoel , waarnaar haar hart begerig is; in dien ouderdom vooral, dat zy niets dan vermaak verwachten, en niets dan het geluk bedoelen, is haare beftemming geheel aan de gevolgen van dien rampzaligen indruk verbonden; en zy, die, gelukkig en gezegend in haare keuze , haare dagen ouder de bekoorlyke pligten vEn eene waarachtige liefde en de onfchatbaare deugdzaams genietingen zou doorgebragt hebben , vertoornd en vernederd door het gedrag van haaren verleider, geeft zich aan alle boosheden ever, waarvan oit affchuwlyk voorbeeld haar den weg gebaand heeft, en wreekt dierhalven zich van haare voorleden fmarten op alles wat het vermogen van haare bekoorlykheden haar tot fpeelballen en offers doet vinden. D 4 lus»  56 CATHERINE, l uss \ n , verfchrikt. é Hemel! zoudt gy bfootgefteld zyn geweest arn deze ysfelykheden , en nooit het denkbeeld van diergclyk eene wraak... catherine, met edelheid. Neen, ik heb my uiers te verwyren : dit vertroostend getuigenis heeft my overal gevolgd en onderfrur.r my nog. Maar de verleiding, de verachting, de verlating... Ach , Charles!.';. Charles!... hoe veel heb ik niet'geleden ! lussan, met de grootfle deelneming. Spreek! fiort in myn' boezem dit voor ieder onbegrypelyk geheim uit: nooit verdiende een tcderer vrind 'er bewaarder van te zyn. catherine, met vertrouwen. Ik geloof u. De afkeer, dien ik van de famenleving gekregen heb, de menfehenhaat, die my vermoeit, en waaraan ik nogthans de weinige rust, die ik federt eenigen tyd fmaak, heb te danken, wegen niet op teben het gulhartig vertrouwen, dat gy my hebt betoond. Weet dan, Charles! dat ik gcenzms ben, wat ik fchyn, dat een uitgebreid vermogen eertyds... Men komt... ó Hemel! lussan, ftil. Welk eene ontydighcid! Hy zet zich weder aan het fchryven j Catherine her neemt haar werk. VIER'  TOONEELSPEL. 57 VIERDE TOONEEL. lussan, catherine; fanchette en henry, twistende. fanchette , willende Henry beletten binnen te komen. ]Vlaar als ik je zeg dat het niet wezen kan... henry. Wel, wat henker! Fanchette! laat my haar toch fpreken : men heeft nooit zo veel omftandigheid by eene pachtfter gezien. Vergeef, jufvrouw! Fanchette wilde my beletten een zaak te verrichten , die voor de rust van myn' meester van oneindig veel belang is... naar het geen hy zegt, ten minften: het is over een' brief, dien ik hier heb, en waarop hy antwoord verwacht. catherine, verwonderd. Een' brief! voor my ? henry. Ja, jufvrouw! catherine. Van uw' meester ? henry. Ja, jufvrouw! Yan mynheer Fierval: ik heb hem zien fchryven. catherine, den brief openende.. Laat zien dan !... (Zy leest.) l ussan, fchielyk, ftil. Fierval ! henry, luisterende. Wat! (Hy befpeurt Lus fan.) 6! 6 ! D 5 FAN"  §8 CATHERINE, Stil ! fanchette, half zacht. henry, op denzelfden toon, tegen Fanchette. Door wat toeval, mynheer Lusfan... % fanchette, gebiedende. Stil, zeg ik je ! >« ., . henry. Maar ik zte... fanchette , kwaad. Je ziet verkeerd. h e n r y , een weinig harder. Maar al was 'er de duivel: ik zie mynheer Lusfan. fanchette, hevig. En ik zeg je dat hy het niet is: ik zei het je bewyaen, en je zelt het geloven. henry. Kom aan, verklaar my. Waarom moest ik hem dezen morgen gezien hebben , en waarom moet ik hem nu niet zien? catherine, zonder op te zien. Stoor den armen Charles niet. ,,, , henry, verbaasd. Charles !... fanchette. Ja, Charles: weet je 't nou? henry, Catherine en Lus fan aanziende. Aha ! lussan, eene beurs aan Fanchette gevende. Laat hy nemen en zwygen. fanchette , ftil tegen Henry. Daar, neem en lieg, zo het mogelyk is, HES,  TOONEELSPEL. 59 henry , weigert lagchende de beurs. Ik wil niet: ik wil liever voor niet liegen. fanchette. Zo je wilt. Zy brengt de beurs weder aan Lus fan, die ze haar wil doen behouden; zy weigert haar insgelyks. catherine, by zich zelve, den brief eindigende. Welk een ftyll... Welke zeden!.. En mevrouw d'Armincourt zou haare dochter aan zulk een' man 'opofferen !... . henry. Welnu, jufvrouw! het antwoord? catherine. Zeg.aan uw' meester, Henry! dat ik het hem deze» avond zelve brengen zal. henry. Waar, jufvrouw? catherine. Op het kasteel. he nrt. Hoe laat? catherine. Als ieder 'er wezen zal. henry. Op wat plaats? catherine, koel. Dat zult gy zien. Zy vouwt den brief toe. henry, heen gaande. Mynheer Charles heeft niets op het kasteel te zeggen? lus-  *o CATHERINE, lussan, ftil, tegen Henry. Vergeef my. Geen woord tot myn nadeel! of twintig ftokflagcn tot uw' dienst. henry groet en keert zich naar Fanchette. En Fanchette?... fanchette. Myn trouwbelofte, of honderd klappen... zie je! henry groet en gaat heen. Myn keuze is gedaan; ik heb de eer te zyn... y T F D E TOONEEL. de vorigen, behahen henry. catherine, ernftig. Uw Henry heeft zich daar met een flechte boodfchap belast, Fanchette! fanchette, befchaamd. Zo ik wist wat het was, jufvrouw! zou ik 'er hem voor waarfchouwen, opdat hy op een' anderen keer'etop pasfen kan. l u s s a n , ongerust. Deze boodfchap behelst dan iets buitengewoons. catherine. 0 Hemel! neen: integendeel, niets is zo gemeen, dan te zien, dat jonge lieden zonder eer zich inbeelden dat alle vrouwen hen gelyken; doch hunne laagheden ftrckken zich niet verder uit dan tot haar, die onder hun bereik zyn: ik ben 'er te zeer boven verheven. Lees: gy zult zien. LUS-  TOONEELSPEL. 6l lussan neemt den briefen leest. „ Gy zyt beminlyk als een mirakel! en ik ben zo „ verliefd als honderd. Onze jaaren , onze bevallighe„ den , ons verfland, alles ftemt overéén ; 'er is niets „ dan ons zedelyk beft aan dat een weinig verf chili; „ doch myn liefde bef uit gewillig, den af ft and, die ons „ verwydert, weg te nemen, en eischt niet eens dat gy „ deze *er de fchuld van geeft. Vertrouw op den eed, ,, dien i'i doe van u in eeuwigheid te beminnen j en , „ nog meer, wees verzekerd da.t het gekoppeld huwelyk, „ dat men my met Elize fluiten doet , my niet beletten „ zal myn leven aan uwe voeten door te brengen. ,, Vaar wel / beraad u: ik verwacht uw beftuit met „ een onuitfpreeklyk ongeduld." fierval. (Stil.) Die onbefchaamde! (Overluid , den brief over gevende.) Men moet een hart hebben om te gevoelen dat de liefde zich zodanig niet laat uitdrukken. fanchette,- lagchende. Die grappige brief! ik begryp 'er niets van. catherine. Deze brief, myn kind ! moet voor n een reden te meer wezen om Henry te ontvlugten: de knecht van zulk een' heer zou by u niet voegen. fanchette, droevig. Wel, lieve Heer! ik zei je gehoorzamen, als het dan volftrekt wezen moet... Maar daar komt hy weêr... geloof ik... ja, waarlyk, ja, hy is het zelf. LUS-  6a CATHERINE, lus san, naar de deur ziende. Hy brengt iemant mede. catherine. Iemant ? wien toch ? ZESDE TOONEEL. catherine, lussan, fanchette, henry, bonifacius. henry, Bonifacius onderfteunendê. VJa binnen, ga binnen, mynheer 1 gy zult hier beter zyn. — Jufvrouw ! zie daar een' heer, dien ik twee fchreden van hier gevonden heb: zyn chais was gebroken ; ik zag hem in verlegenheid, heb hem geholpen en breng hem by u: gy zult wel toeftaan dat hy een oogenblik hier rust', niet waar? catherine. Voorzeker, Henry ! het is een waare dienst dien gy my doet. — Ga zitten , mynheer.' ga zitten. Wat zyt gy ontflcld! . .. Wilt gy niet iets gebruiken? Zyt gy niet bezeerd ? zulk een val... bonifacius. ft Het is niets! ik dank u zeer. Ik heb misfehien myn enkels een weinig gekneusd... het is niets. Indien gy my flechts wat te drinken wilde geven: ik heb een'dorst van alle duivels ! catherine. Op het oogenblik, mynheer! Fanchette! fchielyk een  TOONEELSPEL. 6$ een glas, een bord. — Charles! hou mynheer gezelfchap. Ik ga. — Op het oogenblik, mynheer! op het oogenblik j heb maar geduld. Zy gaat wy« halen, terviyl Fanchette een glas fpoelt, ZEVENDE TOONEEL. de vorigen, bthalven catherine. bonifacius, Catherine na ogende. Zy is verpligtende, deze vrouw; zy is aartig... Wie is zy? henry. Mynheer! het is onze pachtfter. lus san, met belangneming. Ja, mynheer! het is eene pachtfter.... bonifacius. Ik geloof het. Zy hangt my zeer aan het oog... Maar waar ben ik hier eigentlyk ? henry. Op de pachthoeve d'Armiucourt: het kasteel is hier tweehonderd fchreden van daan. bonifacius, vrolyk. Ik ben op Armincourt! De Hemel zy gedankt! Myn chais heeft wel gedaan te breken: ziedaar het einde van myn zwerven. lussan. Mynheer heeft bekenden op het kasteel ? bonifacius, lagchende. Ja, ik heb 'er nog eenige kleine bekenden: myn zuster en myn nicht, by voorbeeld. ius-  64 CATHERINE, lus sa n, ftil. 6 Hemel! bonifacius, vervolgende. Maar bewonder een weinig de wispelturigheid van myn geftarnte , dat, gedurende tien jaaren, my van de eene pool naar de andere fmyt, my het fpeeltuig maakt van alle bekende voorvallen, my eindelyk toeftaat eenfomvan twee of drie elendige milüocnen te bezitten, die my wat moeite gekost hebben om te vergaêren!... Ik kom in Frankryk, vlieg naar Parys, in de hoop van daar een' zoon te hervinden, dien ik misfehien een weinig te hard verlaten had .. Ik zoek, ik verneem... en kyk, hy is dood , zyne weduwe is naar den duivel, en zie daar my met den bek in 't water, niet wetende wat met myn fortuin te doen. Ik herinner my nogthans op een' tyd , dat ik in het hartje van Berry eene zuster en nicht heb , die van honger fterven , op het erfgoed hunner voorouders: ik loop 'er heen om met haar de vruchten van myn zwerven te delen, en het fcheelt weinig of een vervloekte postillon . dien de duivel haal'! doet my een been voor haar deur breken... Catherine komt weder op het tooneel. -AG T S T E TOONEEL. de vorigen, catherine. bonifacius. Zeer verpligt, dames! (Hy drinkt.) Ha! die wyn is goed. (Hy zet het glas neder.) Ik dank u. CA-  TOONEELSPEL. 65 catherine. Hoe bevindt gy u thans, mynheer? bonifacius. Beter, veel beter: dit glas wyn heeft my recht goed gedaan: ik ftierf van dorst. catherine. Gy vindt hem dan rede'yk ? bonifacius. Uitnemend, op myne eer! catherine, neder infchenkende. Wel nu, drink nog een glas: het kan u geen kwaad doen. bon if a cius. I Waarachtig! ik wil we!: gy biedt hem zo goedwillig aan, dat waarlik... {Hy drinkt.) Zie zo, ik heb genoeg. henry. Zo gy het wilt, mynheer! zal ik de eer hebben u naar het kasteel te leiden: ik behoor 'er. bonifacius. Zeer gaarne, myn vrind! zeer gaarne; maar eer ik 'er heen ga, zegt my eens, myn kinderen! is myn zuster hier bemind? is myn nicht bevallig, vrindelyk, weldadig?... gy most 'er iets van weten: zegt het my, zonder komplimeuten: gy zult my vermaak doen. catherine, verwonderd. Mynheer fpreekt van mevrouw d'Armincourt en haare dochter 1 bonifacius. Ja, van myne zuster en myne nicht: zo zy, by geval, trotsch j hoogmoedig, en hard omtrent haare boeren waren, E ver-  66 CATHERINE, vertrek ik zo ras als ik gekomen ben, en ga overal weldaadcn verfpreiden, waar ik een' ongelukkigen vind; en, God dank ! het ontbreekt 'er nergens aan. Zo zy, in tegendeel, zyn zo als ik haar wensch te zien , zo ik eindelyk haar' lof in uwe harten vind, zal ik haar fortuin niet vermeerderen , dan om haar de middelen te geven om het uwe te doen aanwasfen: dierhalven fpreekt, ik herhaal het u: gy zult my vermaak doen. catherine. ö Msvrouw de marquizin is eene zeer goede meesteres! h e n r r. De flcun der armen! fa nchette. De moeder der weezen! lussan. De beste der vrouwen.' bonifacius. En haare dochter ? ... Gy fpreekt geen woord!... (Zy zien elkander aan.) Het is klaar catherine, fchielyk. Vergeef my, mynheer ! zy is bekoorlyk : niet waar, Charles? lussan, insgelyks. Ja.... ja! zy is zeer fchoon bonifacius. Maar het is haar aangezicht niet, waarnaar ik vraag: zwart of blank, mooi of lelyk , het raakt my niet.... Maar de gewigtigfte , de voornaamfte gaven, de hoedanigheden der ziel, dat is het geen waarnaar ik vraag: dat is het, waarop ik u gaarne alleen wilde hooren antwoorden; en my dunkt CA-  TOONEELSPEL. 67 catherinf.) met goedheid. Ach, mynheer! zy is nog zeer jong; doch wytwyfelen niet of haare geaartheid, geholpen door uwe raadgevingen en de voorbeelden haarer moeder , zal welhaast aan de bekoorlykheden van haare fchoone geftalte beantwoorden. bonifacius. Gy verdedigt haar.... dat is zeer braaf. Spreekt men niet van haar haast te laten trouwen ? catherine. 0 Ja, mynheer! gy zult op het kasteel twee perfoonert vinden , tusfehen wie mevrouw niet moet aarfelen eene keuz'te doen: een'zekeren mynheer Fierval, en den heer van een klein dorp, twee mylen van hier , Lusfan genaamd. bonifacius, met nagedachten. Lusfan! lus san, fchielyk. 6! Wat dezen betreft, men behoeft 'er niet meer van te fpreken : ik twyfel of mynheer hem op het kasteel zal zien. bonifacius. Waarom toch? henry, Lus fan begrypende. Waarachtig! hy zou ook zeer wel doen 'er zich niet meer te vertonen: mejufvrouw Elize bemint hem niet, zegt men; en om enkel getuigen van het huwelyk te zyn is niet de pynewaard. bonifacius. Des te erger: myn nicht heeft zeer fieebt gedaan dien jongman af te wyzen: het moet een braave jonge wezen; E a ik  6? CATHERINE, ik geloof dat ik van hem heb horen fpreken... Ja, ik heb van hem horen fpreken toen ik door Parys kwam: men heeft my veel goeds van hem gezegd.... Kom aan, kom aan, ik ga dit alles naauwkeurig vernemen Goeden dag, jufvrouw ! ik bedank u van harten. Gy zyt beleefd, van ze.fen klaar. Daarby, gy hebt eene zekere houding... zekere trekken... Ik zal wederkomen, ik zal dikwyls wederkomen op uwe pachthoeve... gv wilt het wel, niet waar?... Vaar wel, vaar wel, jufvrouw! (Tegen Lusfan.) Vaar wel, mynheer! (Tegen Henry.-) Geef my uw' arm, myn jonge! (Hy ml gaan en ontmoet Fierval.) Wie is die heer ? catherine, verwonderd. Het is mynheer Fierval! tCSSAN, flil. Fierval !... ik ben verloren! NEGENDE TOONEEL. de voricen, fierval. Op het oogenblik dat Fierval begint te fpreken, naderen Henry en Fanchette elkander met eene ongeruste houding. T FIERVAL. Ik kom zien of die fchurk van een' knecht... (Hy gaat Bonifacius voor by, om naar Catherine te gaan en ziet Lusjan.) Pardon, mynheer!... Ha, ha'., maar «teen... zogekleed... Wel, wat duivel! hy is het, het Js Lusfan. CA-  TOONSELS PEL. 69 catherine etl bonifacius. Lusfan! fierval, lagchende. Wat doet gy hier toch? l u s s a n , met eene geruste houding. Ik wacht, mynheer! tot gy my gezegd hebt wat gy 'er zeif komt doen. f 1 e r v a l , lagchende. Waarachtig, ik weet niet of het zelfde voorwerp 'er ons heenvoert; doch, inalle geval, de ontmoeting is grappig. Hy lagcht fterker. bonifacius, ook lagchende. En boven al voor my. (Hem groetende.') Mynheer! ik ben verblyd kennis met u te maken. Gy zyt het dan, die naar de hand van myn nicht (laat ? fierval, verrast. Uw nicht, mynheer? bonifacius , hem van het hoofd tot de voeten èefchouwende. Ja, myn nicht, Elize d'Armincourt. Ik zal 'er haar myn kompliment over maken. (Tegen Catherine.) Ha, ha!de fchoone pachtfter! Gy zeide my niet dat die heeren.... Maar het is zeer eenvouwdig, voor 't overige, zeer eenvouwdig: als een vrouw fchoon is, ontflaat men haar van verftandig te zyn. catherine, ftil. Waar berg ik my! fanchette,]?;/ tegen Henry. Help enshier toch uit, Henry! E 3 hen-  70 CATHERINE, henry, insgelylt. Help my dan. iüssan, tegen Bonifacius. Matig uwe uitdrukkingen, mynheer! indien myn vermomming tegen mejufvrouw fchynt te getuigen, doetgy haar onrecht zo gy haar verdenkt van 'cr eenigzins deel aan te hebben: zy wist 'er niets van, en zou het nog niet weten, zonder het onbefcheiden bezoek van mynheer. henry, ftil tegen Fierval. 6 Ja! het is waar; want het is alleen om my myn meisje te ontdraaijen, dat hy... fanchette, de handen vouwende , tegen Fierval. Maak my niet befchaamd, mynheer! ik bid je 'er om ! fierval, nog fterker lagchende. Hoe! indedaad!... het is om deze kleine Fanchette dat ..? Ach, myn vrind! ik vraag u pardon; doch men blyft niet byzulk eene uitfporigheid... Ha, ha, ha! bon ifacius, ongeduldig. Toe, lagch, lagch maar voort: gy zult u misfehien daarna verklaren. catherine, verlegen. Ach, mynheer! wacht u te geloven.... bonifacius. Wat?.. De duivel haal' me, als ik'er een woord van fccgryp- henry, tegen Fierval. Spaar den oom: hy brengt een' goeden bruidfehat. fierval, ftil. Dat is voortreflyk! (Overluid, emftiger tegen Bonifa- ci-  TOONEELSPEL. 7i eius.) Mynheer! dit alles is maar een grap: het is onnodig 'er aandacht op te maken. Eenige fchikkingen , betrekkelyk myn aanflaande hawelyk met uwe aanbiddel\ke nicht, voerden my naar deze pachthoeve,alwaar, ik beken het,ik niet verwachtte mynheer Lusfan zodamg vermomd te vinden; d >ch men moet hem verfchonen: dc liefde heeft meer dan eene dwaasheid doen begaan; en deze... lüssan, op een' genisten en moedigen toon. Welaan, mynheer! maak gebruik, indien het u mogelyk is, van het voordeel dat dit oogenblik u geeft; maar geloof my, poog te zwygen, zo gy niet wilt dat wy elkander van naderby ontmoeten. FIERVAL. Wat uwe ontmoeting betreft, ik zal haar niet ontwyken: waarachtig niet! ik acht u te zeer daartoe; maar , om de befcheidenheid ... niet mogelyk, op myne eer! niet mogelyk. bonifacius, tegen Lus fan. Mynheer! het fpyt roy van dit voorval: het noodzaakt my, het gevoelen, dat ik voor u opgevat had, zonder u te kennen, te verminderen, en het is niet zonder redea dat het my leed doet. lussan. Verhaast uw oordeel niet, mynheer! ik vraag Hechts drie uuren en de geheimhouding. Ik zal de eer hebben u op het kasteel te zien. bonifacius. Ik zal 'er u verwachten, mynheer! ik verlang niets meer dan my bedrogen te hebben. Vaar wel, mr'uf- E 4 vrouw,  72 CATHERINE, vrouw, vergeet de belediging, die ik u aangedaan heb; uwe gcftalte is 'er de oorzaak van. {Tegen Fierval.) Eu gy, mynheer! ik ga myn zuster vragen , of uw huwelyk met myn nicht zo naby is als gy zegt: ik wii voor haar een' eerlyk' man, beminlyk, en die haar oprecht bemint, ik zeg het u. FIERVAL. In dit geval, mynheer! is myn geluk zeker. (Stil tegen Henry.) Eu myn brief? h e n r y , ftil. Het antwoord dezen avond. fierval, ftil, tegen Catherine. Bekoorlyke! Maar, geloof my, laat hy zich ergens anders gaan vermommen; dit zou u bloot dellen. Vaarwel, Lusfan, vaar wel, myn vrind! zonder kwaadheid, zonder kwaadheid, ik verzoek het u. {Tegen Bonifacius.) Mynheer! ik ben tot uw' dienst. Hy gaat heen met Henry en Bonifacius., die Lus fan nogmaals met opmerking groet. TIENDE TOONEEL. catherine, lussan; tanciiftte, die achterwaart blyft en dit tooneel met ongerustheid aanziet. catherine , haare handen op haar voorhoofd leggende. I-ïcmel! wat vernederingen! lu 8 s a n. Catherine!... Mejufvrouw! verwaardig my een oogenblik  T O O NEELSPEL. 73 blik te horen : werp het gevoel van het geen hier gebeurd is niet op my alleen. Buiten dezen vermetelcu jongeling... catherine. Ik dank hem , mynheer ! hy heeft my geleerd u te kennen ; hy heeft den afgrond ontdekt, waarin myne dwaling my zou geftort hebben. En , wat ook uw oogmei k was, gefteld ik ware niet het geen ik in uwe oogen wil fchynen , was dit dan eene beweegreden om met myn rust en goeden naam te fpelen? Is het dan uitgemaakt by de mannen , dat eene vrouw, minder in geboorte , hen niet in deugden kan evenaren ? Ach ! deze verontwaardiging beroert myn verftand! Nooit... neen, nooit had ik u daaraan fchuldig geacht! lussan. Maar gy weet niet wat myne oogmerken waren. Schenk my , uit medelyden , zo ik niets anders verwerven kan, vergiffenis van een list, waarvan alles u de onfchuld zou hebben doen blyken. Doch ik beminde u, Catherine!... Ik bemin u... meer dan ik het kan uitdrukken!... Volmaak dat vertrouwen , waarvan myn overig leven afhangt: dat ik eindelyk weet' wie gy zyt; dat ik tevens de zoetheid fmaak' van het geen ik bemin te vertroosten en te verryken , en aan hare tederheid haar wederkomst tot de waereld en het geluk fchuldig te zyn! catherine, ontroerd en met fmart. Zie daar de mannen!... Zy gelyken elkander aüen! — Befpaar u de zorgen , mynheer! die gy u vruchteloos E 5 ge-  74 CATHERINE, geseven hebt: keer te rug naar het kasteel; vergeet eene ongelukkige vrouw , die niet getracht heeft u te kennen , en die niet vertoeven zal om verr' van hier te gaan, verr' van u, van alles wat haar omnYgt, een zekerer fchuilplaats zoeken , indien 'er tegen de valschfaeid en trouwloosheid fchuilplaatfen zyn. lussan, verfchrikï. Hoe ! gy wilt!... catherine, op telt vaster1 toon. Ja , mynheer ! dezen avond doe ik rekening aan mevrouw, en morgen vertrek ik. i. u s s a n. Catherine!... in 's Hemels naam!... fanchette, die f"hreijend nadert. Wel hoe, jufvrouw! je bemint dan niet meer de arme Fanchette V catherine. Kleine ondankbaare ! het flaat u wel eene tederheid te herroepen, die gy onwaardig misbruikt hebt! Zo jong zich in diergelyke listen te mengen ! haar weldoenfter verraden ! die bloot (lellen om voor ieders oog te blozen !. . . Zie daar uw loon :... dezen avond zult gy geen fchuilplaats meer hebben. fanchette. Mynheer!... mynheer! fpreek toch voor me!... lussan , op een1 zachten en gerusien toon. Wees gerust, myn kind ! ik zal voor u zorgen. ■ Ik verlaat u, mejufvrouw! gy zyt thans niet in ftaat my te horen ; maar geloof niet dat de man, die uwe onrecht-  TOONEEL SPEL. 75 rechtvaardigheid zo ligt heeft kunnen verdragen, evea ligt van de hoop van u éénmaal te bezitten zal afzien. Ik zal weten wie gy zyt: ik zal het weten, misfehien ondanks u zelve. Myne liefde , myne achting , myne ftand vastigheid zullen u éénmaal tot gevoelens, meer uwer en myner waard', te rug brengen. Intusfchen, gy zult niet vertrekken... neen , mejufvrouw! gy zult niet vertrekken : zo lang Charles zal beftaan , zal Catherine geen meesteresfe zyn om een andere lucht te gaan inademen dan hy. Vaar wel , mejufvrouw! Kom, Fanchette! Hy gaat heen , Fanchette volgt hem , van tyd tot tyd Catherine aanziende , die ontroerd blyft. ELFDE TOONEEL. catherine;. Hoe nu! ik zou niet vry zyn een oord te ontvlugten , waar het ongeluk my nog vervolgt!... Ik zou het voorwerp der beledigingen van Fierval moeten blyven ! van de woede van Elize! van de vervolgingen van een' man, dien ik moest... dien ik niet kin haten!... Doch indien hy edelmoedig genoeg ware om voor my te doen wat ik voor den ondankbaaren d'Orneville deed, wie verzekert my dat myn tweede huwelyk minder rampfpoedig dan het eerde zal zyn? En, indien de man, dien ik met myne weldaaden overhoopte, my by aanhoudendheid zo ongelukkig maakte, wat zal ik kunnen verwachten van hem, wien ik, op myne beurt, alles verpligt ben?... Ik zal 'er geen  7CT CATHERIN.E, geen gevaar van lopen... ik zal heen gaan... ik zal heen gaan, zelfs deze nacht... Maar vóór myn vertrek wil ik dien onbefchaamden Fierval ftraffen: zyn brief geeft 'er my een gemaklyk middel toe. Wat was hy ftraks hatelyk! wat verfchilde zyn vermetelheid en onbefchoftheid van de edele en omzichtige handelwyze van dien ongelukkigen !... Wat zeg ik! waar dwalen myn gedachten!... Ach, Julie !... Julie !... ontvlugt, zo gy kunt) mynheer Lusfan ; maar hoop nimmer den armen Charles te vergeten. Einde des tweeden iedryfs. DER-  TOONEELSPE L. 77 DERDE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt eene verlichte , en voor een feest gefchikte, zaal op het kasteel. EERSTE TOONEEL. elize , fierval. elize, zeer ontfield. N een, ik kan 'er niet uitfcheiden. Hoe is het mogelyk dat mynheer Lusfan zich zo verre vernederd heeft! ... fierval, lagchende. Niets is meer waar, op myne eer! Ik heb hem zo eigen op de pachthoeve gavonden, als of hy 'er tien jaaren kommenfaal geweest ware. Misfehien zou ik het geheim gehouden hebben; doch zyn bedreiging heeft 'er my den lust toe benomen : de dwang heeft my nooit iets goeds doen verrichten. eli z e. Zich zo te vermommen, en in eene plaats, waar de eerstkomende hem kon herkennen! ... ons trotferen!.. ons in het aangezicht honen ! ■ FIERVAL. Gy zyt geraakt. elize. Ik? ... ö Neen! ik verzeker u. Gy weet welke myne gevoelens zyn ; en gy hadt deze laatfte belediging niet no-  78 CATHERINE, nodig om myne keuz' te bepalen. Docb ik kan niet denken dat een armzalig boerendienstmeisje... fierval. Hoor eens: zy is niet lelyk ; en wanneer eens het hoofd op hol raakt... Apropos, waar is toch oom Bonifacius ? elize. Och! fpreek 'er my niet van: hy heeft een onverdraaglyke plompheid — Maar zyt gy wel verzekerd dat het om de kleine Fanchette is? fierval. Alweêr? waarachtig, myn fchoone nicht! het is te veel: gy wilt my immers niet ongerust maken, op het oogenblik, dat alles myn geluk fchynt te moeten verzekeren? Bedenk toch, dat wy morgen misfehien verbonden zyn; en dat, welk een' voorraad van toegevendheid ik opdoe, ik, my in den echt begevende, echter niet zal kunnen gedogen, dat een medeminnaar my het genoegen oiitrove van u alleen te bezitten, ten minften den eerften dag van het huwelyk. elize, fier. Hoe! mynheer! gy zoudt durven denken...? fierval. Wel, neen, neen, ik denk niets, ik durf niets terwaereld : ik wilde u alleen van een denkbeeld afbrengen, dat myne liefde benadeelt. elize. Wees gerust; ik verander zo ligt niet ; het zou niet dan op het oogenblik wezen dat myne familie over myn lot beflischt, dat ik my zou veroorloven... rSchiefyk.~) Ha!  TOONEELSPEL. 79 Ha! zie daar Fanchette! laat ons haar ondervragen: wy zullen weten waaraan ons te houden. fierval, ftil. Het is ongelooflyk! T JT E E D E TOONEEL. elize , fierval; fanchette , die dwars over hei tooneel komt zonder hen te zien. elize. Fanchette! hier, ik heb u een woord te zeggen. fanchette, verlegen. Jufvrouw!... ik vraag je wel vergiffenis... maar ik heb haast, zie je. Zy wil heen gaan. fierval, h aar tegenhoudende. Een oogenblik! fanchette. * Ik heb 'er geen te verliezen ; en vooral by jou, mynheer. elize. Wat is zy wild ! F 1e r v al. Ja , wild ; vertrouw op boerinnenfehaamte: zy is wel «Ie bedrieglykfle. fanchette, arglistig. Mynheer heeft 'er ondervinding van , denkelyk. fierval, glimlagchends. Eu Lusfan ook, myn kind! ïak»  CATHERINE, FAN 8HETTK , ftil. Wat willen zy toch van my hebben? elize, haar in de oogen ziende. Men zegt dat mynheer Lusfan veel vrindfchap voor ti heeft ? fanchette, vrymoedig. Waaromniet, jufvrouw? ben ik 'er niet mooi' genoeg; toe? QSlil.') Geknipt. fierval, tegen Elize. Gv hoort het. elize. Haar ontbreekt geen eigenliefde. fanchette. Wel ja! elk heeft de zyne. elize. Goed ; maar men kon ze niet flechtcr plaatfen : gy moest blozen. fanchette. Waarom ? om vryers te maken ? ik zou veeleer moeten blozen dat ik ze niet wist te behouden. elize, ftil. Onbefchaamde! r i f r v a l , tegen Fanchette, op een' ernftigen toon. Meisje! gy verliest den eerbied ! fanchette, eveneens. Mynheer! je zelt hem my niet doen weêrvinden; ten anderen, ik heb hier niets te doen , ik: vaar wel! elize. Zacht.wat, als 't u belieft.' Is het al lang geleden, dat mynheer Lusfan het in zyn hoofd gekregen heeft zyne aandacht op u te bepalen? fan-  T O O NEELSPEL. 8l fanchette. Ik weet 'er niets van , jufvrouw! Men telt de uuren niet dat men zich vermaakt: het zyn alleen de vervelende, die lang fchynen... Ik ga heen. fierval, haar tegenhoudende. Naar de pachthoeve, zonder twyfel? fanchette, droevig. Neen, mynheer! ik ben'er van daan gejaagd: daar kan ik jou voor danken. elize. En waar huisvest gy dan nu ? fanchette, neigende. Te Lusfan , jufvrouw! men heeft zo goed geweest my daar een verblyf te beloven. elize, ftil. Zo veel fchaarhteloosbeidjs niet natuurlyk! fierval, tegen Fanchette. En waarom toch heeft Catherine de zaak zo ernftig opgevat ? fanchette, ongeduldig. Waarom?... Wil je dat ik je zegg' waarom, mynheer? elize. Zonder twyfel. fierval. Neen, neen; dat is niet nodig: wy plagen het meisje maar: laat haar gaan. eli ze. 6 Gaarne! Alleen zal ik van dit alles myn moeder verJlag doen; en haar overreden een ander meisje aan den armen Henry ten huwelyk te geven. F fan*  28 CATHERINE, fanchette, te rug kerende. Henry?... Wat zegje van Henry, jufvrouw? Wat raakt u dat? fanchette. Och! ik bid 'er je wel zeer om! zeg me toch!.. elize, haar aanziende. Ik zeide dat uw huwelyk met Henry het eerfte moest geweest zyn dat myn moeder hadt doen vieren , ter gelegenheid van het myne... maar dat nu alles af is, vermits.. .. fanchette, droevig. Hoe!... wat!... Mevrouw wilde... mevrouw kan.... zy houdt zo veel van my... Ik vlagt weg: ik mogt my verraden. Zy fuelt heen. DERDE TOONEEL. elize, fierval. elize, in woede, en byna fchr ei jende van fpyi. M en bedriegt my zo niet. Myn achterdocht was al te zeer gegrond: ik ben onwaardig opgeofferd... maar ik zal niet toeven om my te wreken. fierval, lagchende. U wreken!., en waarvan?... Ik wil fterven, bekoorlyke nicht ! zo ik iets van uwe kwaadheid begryp... behalven dat zy my een gekke perfonaadje doet fpelen. elize. Laat ons n-iet fchertfeii, mynheer! Morgen zullen wy ver-  f O O N E E L S P Ë L. %i feréénigd zyn; morgen betreft u het belang van mynë eer zo wel als my; en ik vlei my, dat gy niet weigeren zult my te helpen in een ontwerp, waarroe het onwaardig gedrag van mynheer Lusfan my aanleiding geeft; f i e r v al. Welk eèn ontwerp? Laat zieife f. li ze. Om deze oribefchaamde pachtfter van hier te bannen, wierönbetaamlyk gedrag .zondertwyfel, een' zwakk' man zal verpligt hebben om zyne aandacht van ons af tetrekken. fierval. Wie? Catherine? el izé. - Zy-zelve. . fierval, ftil. Feu Oogenblik: daar vind ik myn rekening niet by! tbver/uid.) Maar gy bedriegt u, Elize! het is geenszins om haar, dat Elize, lievig. Zyt gy het dan met hen ééns om my te misleiden j mynheer ? of wilt gy dan niet zien dat de voorgewende verzotheid op de kleine Fanchette een lompe list is, die de verlegenheid voor dat tydftip hen ingegeven heeft? Het is van heden, niet, gy hebt het my zelf gezegd, het is van heden niet dat mynheer Lusfan op de pachthoeve was ; en gelooft gy dat een bóerendienstmeisje het voorwerp heeft kunnen zyn van zo veel zorgen?.. Neen, neen, mynheer! de fchoone Catherine, zo ontzagwekkend in haar' ftaat, zo in fchyh tegen de mannen ingenomen j heelt alleen een drift kunnen inboezemen , F s fterk  84 CATHERINE, fterk genoeg om diergelyke dwaasheden te rechtvaardigen; en zy alleen is oorzaak van eene verandering, die elk bcfpeurd heeft... Ach, Hemel! fierval, ftil. Ziedaar, een meisje dat my in 't geheel niet bemint. (Overluid.) Nog eens, lieve nicht! gy kunt gelyk hebben; doch ik zie niet welke redenen u nopen elize. Hoedanig zy ook zyn, mynheer! aarfcl niet om my te helpen: myne hand fchenk ik tot dien prys. VIERDE TOONEEL. elize, fierval, de marquizin, bonifacius. bonifacius, zyn gefprek eindigende. Ja, het is befloten. Dit landgoed zal ons verblyf zyn, onze geliefde woning : ik zal 'er myne dagen by u eindigen. Wat myn nicht betreft, zy mag te Parys gaan leven , zo het haar goed dunkt. Maar, onder ons gezegd , gelooft ge dat zy gelukkig zal zyn met dien losbol, dien Fierval? Het is een knappe jonge; maar ik wil een fchelm zyn, zo 'er ooit iets goeds van te maken is. (Hy befpeurtFierval.) Ha, vergeef, mynheer! ik zag u niet. fierval, groetende. o ! Het is niets, mynheer! de gedachten zyn vry. de marquizin. Maar, broeder! zo het flechts mynheer Lusfan is, diefl gy in 't oog hebt, zyn uwe ontwerpen by voorraad mislukt; want, federt het voorval van de pachthoeve, gevoelt gy wel dat het onmogelyk is.... BO-  TOONEELSPEL. 85 bonifacius, verwonderd. Het voorval van de pachthoeve ! van wien weet gy dit toch? de marquizin. Het is Fierval, die het ons verteld heeft. bonifacius, geraakt, ziet Fierval op zy' aan. Ha! het is mynheer? fierval, lagchende. Ja, voorwaar: wat kwaad fteekt 'er in, de dames een weinig gediverteerd te hebben ten kosten van een' man... bonifacius, insgelyks. Die wel zou kunnen eindigen met zich ten uwen kos/ten te diverteren. f 1 e rval. Ha, ha! elize, tegen Bonifacius. Ten minden zal het niet wezen met eenig recht op myn perfoon te verkrygen. bonifacius. En waarom niet? zult gy ook geloven dat deze arme kleine Fanchette... ? elize. Neen, mynheer! neen; het is geenszins Fanchette, die my de hulde van mynheer Lusfan ontroofd heeft ; eene hulde, die ik wel verre ben van te betreuren, zonder twyfel; maar, dunkt my, hy hadt haar kunnen toewyden aan ieder andere dan aan eene vrouw, onbekend, zonder naam, zonder geboorte, en die tot beloning der goedheid , waarmede mevrouw haar vereerd heeft, zich zo verre heeft vergeten, dat zy ondernam een' man te verF 3 lei-  U CATHERINE, leiden , die voor haare dochter beflemd was , en niet gevreesd heeft de fchande te brengen in het eenige huis misfehien dat haar heeft willen innemen. de marquizin. Hoe! myn kind! het zou deze Catherine zyn, die ik zo beminde, die — Elize geeft Fierval een teken van haar te helpen; Ronifacius bemerkt dit. fierval. Ja , maar... 'er is wel eenige waarfchynlykheid .... C Stil.) óf ik het geloof! de marquizin. Hoor toch, broeder! myn dochter heeft ge!yk. Myn-, heer Lusfan heeft zich zeer (leent omtrent ons gedragen , en waarlyk.... elize, fthielylt. Z-o gy my nog bemint, mevrouw! gedoog niet dat ik dus door elk vernederd worde. Als gy wist welk een verdriet my dit veroorzaakt!. i. le marquizin, met goedhartigheid. Gy fchreit, myn kind. ! maar gy denkt 'cr niet omga, myn kind! ft el u gerust: dezen avond jaag ik die fraaije pachtfter weg, zeg mynheer Lusfan vaarwel, en teken uw kontrakt met Fierval. — Is het niet waar, myn broeder! zo moet het zyn, niet waar? bo Ni f* ci OS, zyn' hoed afnemende. Ik vraag u wel verfchoning, zuster! in het ft uk van zotternven kan ik niet , als gy, zo fchielyk befluiten. Ik wil tl ondertusfehen niet opiic-ucieu,; ik verwacht tier;  TOONEELSPEL. 87 hier mynheer Lusfan: ons gcfprek zal my doen be~ flisfen. de marquizin. Maar, broeder!... bonifacius. 6! Hou op; ik hou niet van lang praten. In een uur komen alledebocren van dit dorp myn nicht geluk wenfchen met een feest, dat ik verlang aangenaam te maken. In een uur, mejuffer, geef ik u tot bruidftuk een gefchenk van vyuien-honderd duizend livres. Ik moet u intusfchen van iets waarfcbouwen: dat is, dat ik geen vermaak kan hebben in u te verryken, dan op een voorwaarde; een heilige, een noodzakelyke voorwaarde, die gy en uw' man u zult verhinden te vervullen in alles wat de wet vordert. fierval, ingewikkeld. Mag men weten, mynheer! welk een voorwaarde dit is? bonifacius. Neen, mynheer! neen: wy zullen 'er niet van fpreken, als het u belieft, dan op het oogenblik van de ondertekening: het is myn begeerte; fchoon ik te veel van uwe liefde tot myn nicht vertrouw, om my in te beelden dat een wisjewasje meer of minder.... fierval. Mynheer!.., bonifacius. Kom, zuster! laat alles voor onze vrolykheid gereed maken. Doe fchielyk het kontrakt opftellen, en laat my eenige oogenblikken met mynheer Lusfan fpreken, dien ik befpeur. Elize en Fierval gaan heen* F 4 »E  88 CATHERINE, de marquizin. , En zal men Catherine dezen avond vergunnen op het kasteel te komen? bonifacius. Waarom niet ? Het zal morgen tyd zyn te zien of zy verdient weggejaagd te worden. Zuster! ik heb fints lang de gewoonte aangenomen altoos de beloning te verhaasten . en de ftraf te verfchuivcn... Maar laat my alleen, iaat my alleen. rr F D E TOONEEL. bonifacius; lussan, behoor lyk gekleed. Vi. u s s a n. ergeef my, mynheer! eenige maatregelen, die ik niet voorzag te moeten nemen, hebben my belet my hier eerder te vervoegen; maar ziedaar my eindelyk tot uw' dienst, en gereed om u alle ophelderingen te geven, die in myn vermogen zyn. bonifacius. Mynheer! zy veréénigen zich tot één punt: bemint gy myn nicht? lussan. Ik heb haar bemind, mynheer! bonifacius. Waarom bemint gy haar dan niet meer? lussan. Omdat haare geaartheid my niet heeft gefchenen te kunnen overéénltemmen met de myne; omdat haar coquettcrie, die alleen haar heeft gedreven om de hoop van den jongen Fierval te vleijen, my, op het oogenblik dat  TOONEELSPEL. 89 dat ik aan haare voeten was, een billyk afgryzen heeft ingeboezemd, en dat eindelyk een fterker drift byna even fchielyk den indruk heeft uitgewischt, dien haare fchoonheïd op my hadt moeten maken... Ik fpreek met oprechtheid. boni f acius. Daar hou ik veel van. Gy bemint haar dan niet meer? LüSSAN. Neen, mynheer! bonifacius. In 't geheel niet ?... (Lusfan zwygt.) Weet gy dat zy haar' man vyftien- honderd- duizend livres ten huwelyk brengt? lussan. Des te beter, mynheer! 'er ontbrak aan myn rust niets dan haar gelukkig te zien; en ik hoop dat zulk een groot voordeel den geen , dien men voor haar beftemt, te meer nopen zal om nimmer het ontzag te vergeten, dat hy haar fchuldig is. bonifacius. Het is Fierval, die men volftrekt wil dat haar trouwen zal. Wat denkt gy 'er van ? lussan. Verwacht niet van my, mynheer, dat ik onderneem iemant te benadelen. bonifacius. Gy zyt een braaf man... ik betreur u oprecht. Zeg my toch, is het waar, is het de kleine Fanchette, die u de harsfens op hol gebragt heeft ? lossan, glimlagchende. Neen, mynheer 1 F 5 «0-  90 CATHERINE, bonifacius. Is het dan onze pachtfter?... Elize zeide het wel. lus san. Zy heeft het dan geraden? bonifacius. Ja, waarlyk; zy is 'er woedende om. Deze vrouw, zegt zy, zal u verleid hebben: het is affchuwelyk, het is een verfchriklyke fchandc: men moest haar wegjagen, en wel dezen avond. Myn zuster, zwak, gelykgy weer, hadt 'er byna in toegeftemd, zo ik 'er my niet tegen verzet had. l u s s a n. Haar wegjagen!., haar?... Catherine! — Ach, mynheer ! voeg u liever by my om haar aftebrengen van het voornemen dat zy heeft om ons te ontvlugten! Gy kent haar niet,die aanbiddclyke vrouw! gy weet niet hoe veele bekoorlykheden en deugden zy bezit! zy is geenzins het geen zy fchynt te wezen: ontelbare rampen hebben haar tot een' flaat gebragt, die zo weinig voor haar is gefchikt. Indien gy wist!... Niemant kent haar hier; federt twee jaaren dat zy zich hier is komen nederzetten, heeft niemant kunnen ontdekken wie zy is, noch vati waar zy is gekomen; en federt drie maanden, dat ik my, buiten haar weten , by haar ingedrongen had , in de kleding waarin gy my verraste, heb ik nog niet een enkele blyk yan vertrouwen kunnen verwerven: cindelyk was een gunstiger oogenblik geboren: zy begon haar ongeluk te openbaren: ik zou het gejieim van haar lot hebben gehoord, toen noodlottige omftaiid'ghcden ons verftoor- den  TOONEEL SP EL. 91 den, en een tooneel veroorzaakt hebben , waarvan gy getuige geweest zyt. bonifacius, bewogen. Wat zegt gy daar? Deze Catherine is onbekend? zy?s hier federt twee jaaren ? rampen hebben haar tot den ftaat gebragt waar in zy is ?... Mynheer Lusfan! deze vrouw is misfehien van meer belang dan gy denkt. Ik geloof haar te kennen. •. ik geloof... Ik ga haar zien... ik ga haar zien op het oogenblik , haar ondervragen, my onderrichten. Iussan, verrukt. Hoe! mynheer!... gy zoudt denken!., gy zoudt weten!., is het mogelyk!... Ach, mynheer! van welk een' last verligt gy myn hart! bonifacius, zich herftellende. Hoor, hoor toch; ik kon my bedriegen. Hoe lang, zegt gy, dat zy hier is? lussan. Twee jaaren, ten naasten by. bonifacius. Haar ouderdom ? lussan. Twintig of twee- en- twintig jaaren. bonifacius. Verfl and ?... Bekwaamheden... ? l u s s a n. Bekwaamheden? ja; en dit is het geen my getroffen liecft. Hoe! zeide ik, eene boerin .. bonifacius, met de grooifte belangneming. Och, wat fpyt het my dat ik het verloren heb! L U S S a n,. Wat toch, mynheer? sa-  92 CATHERINE, bonifacius , altoos meer bewogen. Een portret... een klein vrouwenportret, dat my op zekeren tyd in handen kwam. Ik heb het toen naauwlyks willen aanzien; en ftraks, Catherine ziende, heeft het my gefchenen... Ik ga heen, ik ga haar zien. lussan, hem tegenhoudende. Zy moet op het oogenblik hier komen. Was het niet beter dat gy haar wachtte, dat gy allengs haar geheim trachtte te doorgronden ? Zy is zo wantrouwig! zo verontwaardigd daarenboven van het geen ftraks gebeurd is! Zy wil vertrekken; zy moet dezen avond mevrouw d'Armincourt waarfchouwen. bonifacius, lagchende. ó Ja! vertrekken! indien het geen ik voorzie gebeurt, weet ik wel wie vertrekken zal; maar voorzeker het zal gy noch zy zyn. Ik hoor haar, geloof ik. lussan. Laat ik haar ontwyken: zy is zodanig tegen my vergramd— bonifacius, hem hartelyk omhelzende. Ga, ga, ik zal u met haar bevredigen. Ga in uw vertrek, en verfchyn niet, vóórdat ik u doe roepen. lussan. Ik zal u myn geluk verpügt zyn. Hy vertrekt. ZES.  TOONEELSPEL. pj ZESDE TOONEEL. bonifacius, daarna catherine. bonifacius. Ik zou verheugd zyn als zy het was. Deze vrouw heeft my op het eerfte gezicht ingenomen ... Jk heb zoveel vruchteloos gezocht, en, het zou wel zonderling zyn , dat het geval... Maar, zo ik my intusfchen bedroog!... Satans! laten wy ons niet- door eene gelukzoekfter laten misleiden... Men moet zien. catherine, een weinig van Bonifacius verwyderd. Daar1 is hy. Zal hy my willen horen ! Zal ik geen nieuwe vernedering ondergaan! bonifacius, met een gulle houding. Zyt gy het, fchoone pachtfter? zoekt gy hier iemant? catherine. Ik zoek hier niemant dan u, mynheer! bonifacius. Welnu, des te beter; hier ben ik: wat hebt gy my te zeggen ? catherine. Eenige zaaken , betreffende het geluk van mejuffer Elize; en ik heb gedacht, dat gy, in dit geval, my de gunst niet weigeren zoudt, van u een oogenblik te fpreken , vóór het feest, dat ik niet heb willen ftoren door een onbefcheiden gerucht. bonifacius, na haar een oogenblik met belangneming befchouwd te hebben. Laat zien, mejufvrouw! wat is het? CA"  94 CATHERINE, CATHERINE. Vddr ik my verklaar, zal ik u verzoeken, mynheer: om by mevrouw de tolk van myne verontfehuidiging en myn leedwezen te zyn. Ik geef haarde pachthoeve over, die zy tny vertrouwd heeft, en maak fiaat om morgen dit oord re verlaten. Ik weet wel dat het geen gebruik is, diergelykc verbindtenisfen ±o te Verbreken ; doch welke de fehadeloosflellingen oök zyh, rnyn heer! die gy moogt vorderen , ik Onderwerp my 'er by voorraad aan , my gelukkig achtende, by myn vertrek, aan mevrouw d'Armincourt deze geringe blyk van myne erkentenis en Verknochtheid te geven. ÖONIFACIÜS. Maar, indien gy zo aan haar verknocht zyt, waarom dan verlaat gy haar? Wat is de reden van zulk eelie fchielyke vlugt? CATHERINE. Het tooneel van ftraks zou, dunkt my,daartoe genoegzaam voldoende zyn, indien deze brief my niet reeds daar toe verpligtte. Zy geeft hem den brief van Fierval. bonifacius, hem inziende. Ha, ha, van Fierval!... (Na hem uitgelezen te hebben.') Ligtmis! CATHE RIN E. Gy begrypt, mynheer.' dat het weinig betamen zou >, dat ik bleef in een plaats, alwaar zulk een man weldra het rceht zai hebben , my als meester te gebieden. Ik zou hem moeten trotferen , of my vernederen : Zo veel vermetelheid of zoveel laagheid is beiden myner onwaardig. b O*  TOONEELSPEL. 95 bonifacius, ftil. Deze vrouw is eerlyk, voorzeker. (Overluid.') Wannser hebt gy dezen brief ontfangen? catherine. Eenige oogenblikken vóór uwe komst. Misfehien zou ik hem veracht hebben, zonder de onwaardige wyze, waarop mynheer Fierval zich jegens my gedragen heeft; maar de zorg voor myne eer, het eenigst goed dat my ter waereld overblyft, heeft my niet toegelaten, zulk een* wreeden hoon te verzwelgen ; en het is aan den oom, aan den weldoener van Elize, dat ik de wraak daarvan durf vertrouwen. bonifacius, den brief in zyn' zak ftekende. Ik belast 'er my mede. Doch in de daad, hy alleen is niet verantwoordelyk voor uw vertrek : Mynheer Lusfan.... catherine. Laat ons 'er niet van fpreken , mynheer! ik fmeek het U. bon if a cius. Waarom niet? Hy bemint u recht hartelyk, deze man: hy zeide het my nog ftraks. Het is waarlyk jammer r dat gy niet van een' rang zyt, die nader by den zynen komt: gy zoudt wonder wel by elkander voegen; maar, waarachtig! gy zyt zo verr' van hem.... catherine, fchielyk. Dit zou de hinderpaal niet wezen, mynheer!... (Zy bedwingt zich.) De deugd kent geen rang; doch de mannen weten zelden haar te waarderen , en ik heb niet geleerd vertrouwen in hunne rechtvaardigheid te nellen. BO'  96 CATHERINE, bonifacius, haar fterk aanziende. Zy is het. — Zeg my, zyt gy ongelukkig geweest ia de liefde? catherine, zuchtende. Ja, mynheer! ... en ik ben het nog. bonifacius, ftil. Dit betreft Lusfan. (Overluid.) Zeg my dan, zyt gy getrouwd geweest? catherine, verlegen. Mynheer!.. . bonifacius, aandringende. Gy zyt weduwe? catherine, zonder acht te geven op het geen zy zegt. Ja, mynheer! bonifacius. Is het lang geleden, dat catherine. Ach, mynheer! wil my verfchonen van eene opheldering , die u voortaan van geen belang meer wezen kan. Ik vertrek, ik breng elders het aandenken aan myn voorleden verdriet , en het onuitwischbaar gevoel van myn tegenwoordig leed. Ik heb niets meer te zeggen, hier niets meer te horen... 'er blyft my niets over dan u te bedanken... en affcheid van u te nemen. bonifacius, met deelneeming. Een oogenblik. Waar gaat gy toch zo heen ? catherine, droevig. Ik weet het niet. Overal, waar ik het ongeluk zal hebben de aandacht van een' man tot my te trekken, zal geen vaste woonplaats voor my zyn. B o-  TOONEEtSPÊL. 97 bonifacius, haar bèfchomvende. Hm!... Als het zo is, loopt gy gevaar van lang te réiZen. (Schielyker.) Maar, wat duivel! Gy gaat toch niet öp goed geluk zwerven; gy zyt toch iets iil de waerëld; gy kwaamt ergens van daan , tóen gy hier gekomen zyt; het geen gy bezit, hebt gy van iemant geërfd, of iemant heeft het u gegeven; gy hadt een' vader, eene moeder, eén' man.. Wat deden zy ? Wat is van hen geworden 1 Wie zyt gy, kortom ? catherine, OlltrUSt. Mynheer!.. Wat raakt u... myn man i.. myn geflacht... bonifacius, nog fshielyker. Ja, uw man, uw geflacht, dit alles raakt my, en veel. Waar is dit alles? Wie zyt gy? Laat zien. catherine, zich bezinnende. wat zy wil zeggert. Mynheer j.. ik heb... myn' vader en moeder vroeg verloren... En toen.... bonifacius, aandringende: Wel nu, en toen ?.. catherine, zich meer en meer ontrustendei En toen... heeft een mevrouw...die genegenheid voor my hadt... zorg voor my gedragen... my uitgehuwlykt— en, door haare dood, my gelaten.*. boniacius. En waar was uw man, toen.... catherine, hem invallende. Hy heeft my verlaten. Zeüert twee jaaren weet ik niet.... bonifacius, haar fchielyk vervangende. Maar gy bedriegt u: neem u in acht. G èA-  98 CATHËRINÈj catherine. Hoe! mynheer ! ik bedrieg my.'... bonifacius. Gy kunt niet liegen: dit zie ik gaarne. catherine, verbaasd. Ik verzeker u, mynheer!... bonifacius, driftig. Zeg my fchielyk en Heilig de waarheid. Zyt gy niet te Parys geboren?Zyt gy de dochter niet van een' braaven ryken officier , die Harcourt heette? Zyt gy geen wees gebleven op uw zestiende jaar? Een jongmanj genaamd d'Omeville.,. catherine geeft ten' gil- en begint te wankelen; Bonifacius onderfteunt haar. D'OrneWlle!... Ik iïerf!.... bonifaoius, verfchrikt, met de grootfe deelneming. Wat deert u?... Vrees niets, vrees niets, zeg ik u! Gy hebt recht, gy hebt een heilig recht op myne tederheid. Zo ik een' zoon, myncr onwaardig, ter waercld heb kunnen brengen , dank ik den hemel, dat hy my den tyd en de middelen heeft gegeven, om zyne misflagen te hcrftellcn... Julie! lieve en edelmoedige Julie!.. Om Gods wil! haat den armen Bonifacius d'Orncville niet,die u aan uwe voeten verg'ffenis voor zyn' zoon vraagt! catherine. Gy, mynheer!.. gy, de vader van myn' man !.. bonifacius, zich e'e'nsfags aan haare voeten werpende. Vergeet dat ik zyn vader was, en laat my de uwe zyft ca'  TOONEELSPEL. 99 catherine, hem omhelzende en opheffende. • Ach, mynheer!.. Ja!... ach, ja! wees gy myn vader... ik had 'er een' nodig weder te vinden! bonifacius, haar m zyne armen drukkende. Tot de dood! . . kom aan , myn dochter I 'er behoeft nu geen vlugt, geen geval, geen vermomming... (Op zyn hart wyzende.) Ziedaar uw laatfte fchuilplaats: niets ter waereld zal 'er u uit verdryven. Uwe eer is de myne; myn vermogen het uwe,en de zorg, u gelukkig te maken , het geen my aanhoudend zal bezig houden. (Zyne vrolykheid hernemende?) Kom aan, wy maken elkander weekhartig : wy moeten ons nu een weinig verheugen, een' gek firaffen, myn nicht verbeteren, en een goed hiiwelyk fluiten... wat al geluk op éëns! catherine, bewogen. Een goed buwelyk!... bonifacius. . ., . Ja, ja; Lusfan en gy: ik trouw u. Gy bemint elkander tot cf>\ wordens ; gy zyt beiden eerlyfc, beiden ryk: 'er is niets beter dan dat. catherine. . «, , Ik ryk? Gy weet dat my niets overblyft. bonifacius. Gy vergeet dan dat ik wat heb? De bruidfchat van Elize is voor u : gy zult zjsn wat myne voorwaarden zyn. Ik (lel myn vermogen en het lot van myn nicht in uwe hand: gy zult 'er naar uw goedvinden over befchikken: ik bemoei 'er my niet 'meer mede. Men komt. Wees nog Catherine, totdat ik Lusfan met myn fchoondochter veréënig. a 3 ca-  ico CATHERINE, catherine, hem de hand kusfchende. Ik gehoorzaam. (Stil.) Ach, Charles! welk een oogenblik ! ZEVENDE TOONEEL. catheRiné, bonifacius; de marquizin, elize , fierval, henry, fanchette, aan het hoofd van eenige boeren en boerinnen , die bouqitetten aan Elize brengen. Fanchette heeft 'er twee, één voor haar, en één fraaijer, dat zy tegen hadr voorfchoot houdt. De boeren komen met eene foort van dorpmarsch op het tooneel, en bieden in 't voorby gaan hunne bouquetten aan Elize. Gedurende dezên tyd brengt men een tafel aan den eenen kant vdn het tooneel , waaraan zich een notaris zet, en een kontrakt voleindigt. Catherine is in een1 hoek van het tooneel; Fanchette voegt zich by haar. Bonifacius is in een' anderen hoek; de marquizin, Elize en Fierval ftaan in het midden; Henry achterwaart, by Fanchette. De boeren fchikken zich, na het einde van den marsch,in het verfchiet,en blyven daar tot het einde. de marquizin, tegen de boeren. Wel aan,nryne kinderen! verheugt u: Elize zal,by haar trouwen , meer dan één' gelukkigen in het dorp maken. (Tegen Bonifacius.) Wel nu, broeder! hebt gy befloten? bonifacius, vrolyk. Een oogenblik, zuster! Et!-  TOONEELSPEL. 101 elize, tegen Fierval. Da;(r, ziet gy die vermetele pachtfter? riERVAL Ik zal haar fpreken. (Hy gaal naar Catherine, terivyl de marquizin haar dochter omhelst en een bouquet geeft, dat deze op haar borst ze tl) Myn antwoord, fchoone Catherine? catherine, glimlagchende. Mynheer d'Orneviile zal het u voor my geven. fierval, verwonderd. Hoe! catherine. Ik heb 'er hem mede belast. henry, een bouquet aan zyn' heer gevende. Geef toch uw bouquet, mynheer! fierval , by zich - zeiven. Ik kan niet begrypen.... Hy verlaat Catherine, en biedt het bouquet aan Elize. catherine, by zich - zelve, befpeurende dat zy de éénigfte is die geen bouquet heeft. En ik heb 'er geen — (Fanchette nadert befchroomd, en biedt haar het haare , met een nederige houding; Catherine neemt het lagchende aan , en kust haar het voorhoofd.) Goed kipd! fanchette, ftil, met blydfchap. 6! 'Er is wat nieuws! bonifacius, tegen Catherine. Uw beurt, fchoone pachtfter! en een fraai komph'ment, als het u belieft. G 3 oa-  1 ïoï CATHERINE, c a t h e r i n r., vrolyk. Beveelt gy het my, mynheer? bonifacius. Ik verzoek het u. catherine, het bouquet Elize aanbiedende. MejufFer! verwerp deze geringe blyk niet van de genegenheid eener vrouw , die u nimmer kwaad gedaan heeft, én die u éénmaal wenschte goed t'e kunnen doen..." (Elize maakt een veraehtelyk gebaar.) En dit is niet onmogclyk: men moet alles verwachten in het leven; en het beste middel om alle gebeurtenisfen te voorzien, is zich (e doen beminnen van allen die genen, wier tederheid ons kan helpen dezclvcn te verdragen. elize, verwonderd. Waartoe deze reden ? de marquizin. Ik ben 'er geheel van bewogen ! bonifacius. Nu is het myn beurt, myn nicht geluk te wenfehen.., rnaar een oogenblik.... ons ontbreekt nog iemant. fanchette, fchielyk. Het is mynheer Lusfan. BONIFACIUSi Men doe hem komen. fanchette. Laten wy hem halen , Henry! henry. Laten wy hem halen. Zy vertrekken haastig.  TOONEELSPEL. 103 A GTST E TOONEEL. pE vorigen, behahen henry en fanchette, fierval. wil dit zeggen? BONIFACIUS. Ik za! het u verklaren, mynheer! Ik heb u firaks van een voorwaarde gemeld , zonder welke ik het genoegen niet kon fmaken van myn nicht te verrykcn:het is deze: Dat, in geval het lot, of gebeurtenisfen, die ik niet kon voorzien, ons de ongelukkige weduwe van een' zoon, dien ik verloren heb, deden ontdekken, myn nicht en ik haar op het oogenblik het vermogen, waarvan zy door het Hecht gedrag van myn' zoon beroofd is , zouden wedergeven ; een vermogen, dat ik niet kan berekenen, omdat ik het niet gekend heb ; maar dat de eer my gebiedt te vergoeden door het aanbod van geheel hst myne. elize, edel. Niets billyker, mynheer ! De edelheid van dit gedrag - maakt my uwe weldaaden minder bezwaarlyk. Ik heb geen ftaat moeten maken op uwe rykdommen: ik zie 'er af zonder morren ; en zo mynheer... (Op Fierval wyZendé) denkt als ik , zal hy uwe gefchenken met neg meer vermaak wedergeven, dan wy fmaken in ze aan te nemen. BONIFACIUS. Het is wel zo , mejuffer ! het is zeer wel: ik ben voldaan over dit antwoord. G 4 D*  JQ4 CATHERINE, de marquizin', tegen Bonifacius. Ik zeg u dat zy een goed hart heeft. fierval, een weinig te onvreden. Wel ja, ja, het is zeer fchoon . zonder tegenfpraak; doch deze hooggeroemde edelmoedigheid zal waarfchynlyk niet op de proef gefield worden. (Tegen Bonifacius?) Ik heb horen zeggen, dat deze ongelukkige vrouw van verdriet geftorven is, weinig tyd na de dood van uw' zoon ; en federt twee jaaren hoort men niet meer fpreken .... bonifacius, lagchende. Vergeef my, mynheer ! zy leeft: zy vaart uitnemend wel; en mynheer Lusfan, die daar aankomt, kan u zo wel daarop dienen als ik. NEGENDE TOONEEL. de vorigen, lussan, henry, fanchettf, l u s s a n , tegen Bonifacius. w aarvan tpch, mynheer? bonifacius. Van het aanwezen myner fchoondochtcr : mevrouw d'Orneville, wie ik weder in het bezit van haar vermogen ftel , en die ik u op het oogenblik ten huWelyk geef, indien gy haar bemint, voor zo veel ik dit meen befpeurd te hebben. Elize ! het antwoord , dat gy my (ïraks gegeven hebt, bevredigt my met u; en, om het u te tonen, fta ik u toe uwe nicht te omhelzen, en haar zelf niynheer Lusfan aan t,g bieden.  TOONEELSPKL. log de marquizin. Haar nicht! lussan. Uw fchoondochter! fierval. Wie toch? elize, de ontroering van Catherine ziende. Zou het Catherine zyn?.. bonifacius. Zy zelf. allen. Catherine! lussan, aan de voeten van Catherine. Catherine!... dierbaare Catherine!... Is het waar, dat ik de gelukkfgfte der mannen ben?..,. Ach, fpreek! wilt gy toeftemmen... ? catherine, hem opheffendeHéb medelyden met my!.. Ik kan u niet antwoorden!.. De ontroering... de vreugd... Ach, myn vader.'... Mevrouw!... Mejuffer!.. volmaak myn geluk met my toe te (laan het te verdienen. Behou, behou het goed, waarvan gy zulk een waardig gebruik maakt: het behoort u ; gy zyt my niets verpligt; Lusfan is ryk genoeg voor ons beiden... eh ik acht hem genoeg om hem iets te willen verfchuldigd zyn. i. u s s a n , haar de hand kusfehende. Ach, Hemel! elize, tegen Catherine. Die laatftfi trek verdomt my! Ik zal van verdriet fterven omdat ik u beledigd heb, indien uwe vrindfchap my niet vertroost' Zy omhelzen elkander. G 5 SOr  löS CATHERINE, bonifacius, hen naar de tafel leidende. Laat ons nu het kontrakt tekenen : alles is gereed. (Tegen den notaris') Gy hebt niets dan de namen"te Veranderen. fierval, verlegen. En waarom toch veranderen?... Laten zy trouwen: Zeer goed; maar tot nog toe zie ik voor my geen reden, om af te zien van de verwachtingen.... bonifacius, lagchende. Uwe verwachtingen V... Ik heb 'er de lyst van in myn' gak. Elize! daar, lees!... Hy tekent het kontrakt, en doet Lus fan en Catherine het ook tekenen. de marquizin. Laat zien... (Zy leest met Elize.) Die onbefchaamde! elize, den brief aan Fierval wedergevende. Deze brief geeft my eene heilzaame les; kost gy 'er, ijls ik, voordeel uit trekken. fierval, zyne verlegenheid trachtende te verbergen. Wel nu,... hoe?... Het is maar een grap! v/iit gy om zulk een kleinigheid ...? elize, diep neigende. Vaar wel, mynheer! fierval, zyn' gewoonen toon hernemende. Gy hebt ongelyk; gy zult niemant beter dan ik vinden... Ik heb de eer u te groeten. Hy wil vertrekken. bonifacius, zonder van zyn plaats te gaan. Vaar wel, jongman!... zonder kwaadheid? fier.-  T O O N E E L S P E L. xo| fierval, heengaande. |n 't minft' nist! henry, verlegen. \ Zal ik u volgen, mynheer? fierval. Neen; ik jaag u weg. henry. Ik dank u, mynheer!... 6 myne lieve Fanchette \ LAATSTE TOONEEL. allen, behalven fierval. bonifacius, met hen voor op het tooneel tredende, Elize heeft de verftandigile party gekozen; doch zy zal 'er niet by verliezen ; en in 't kort Genoeg..! (Tegen Elize en Catherine.-) Wat myn bezitting betreft, myne kinderen ! ik verdeel ze onder u beiden : het is, geloof ik, het beste middel om u te vreden te ftellen. catherine. Ik laat u volftrekt meester van myn lot. 'Er is Hechts céne gunst, waarop ik aandringen zal. de marquizin. En welke? catherine. Het verlof, om van myne pachthoeve ten voordeele van Eanchette te mogen befchikken. (Lagchende.) Het is zeer. billyk , dat zy beloond worde voor al de moeite die zy. voor my genomen heeft.  ïoS CATHERINE, DE MARQUIZIN. Met al myn hart, myn lieve kind! ik heb u niets te weigeren. fanchette, de hand van Catherine kusfende. 61 Myn goede meesteres! henry, in zyrf hoek. Ik zal dan de éénige ongelukkige zyn! lussan. Waarom toch, myn vrind ? henry. Helaas! mynheer! dezen morgen was ik de ryk(le van ons beiden: ik was wel verzekerd,niemant dan Fanchette te trouwen; doch thans, nu zy eene pachthoeve heeft, hoe wilt gy , dat ik met myn drie-honderd-veertig Livres...! l u s s a n , lagchend. Ik zal dat wel fchikken. Trouw maar. fanchette en henry, v0» vreugde opfpringende. Ach, mynheer! welk een geluk!.. Is het mogelyk !... bonifacius, allen rondom zich vereenigende. Denken wy nu flechts om ons te vermaken. Aan het eindeder beproevingen, waarmede het leven doorzaaid is, is het wel zeer aangenaam zich bevredigd te vinden met zyne vrinden... l u s s A n. Zyne gebuuren... elize. Zyn huisgezin... catherine. En zich - zeiven!  TOONEELSPÉL. tcg V Ji U D E WIL L E. fanchette, tegen Henry. Och, lieve tyd! wat zege men wel Als ons de zwartrok zal verbinden..? '1c Wed elk daarna, fchoon ik 't niet teil, My fpytig, en jou grootsch zal vinden: Een ieder lagcht ons zeker uit, Het welk alleen uit afgunst fpruitj En eindlyk wordt men, tot befluif, Daar ons dit niet kan deren, Gewend my als een pachtfler te eeren. allen. Gewend haar als, enz. henry, tegen Fanchette. Het ftaat u Try, vindt gy het goed, Uw' rykdom overal te ontvouwen; Doch ik, voor my, ik zal, ik moei My met myn liefde bezig houén Men maakte u voor het huwlyk banga Opdat geen vrees u meer bevang', ls het, geloof ik, myn belang Me op zekre wyz' te voegen, Zal ik myn pachtflerrje vernoegen. allen. Zal hy zyn, enz. lüssan. Men klaagt dat in Farys zter ligt De minnaar een geluk kan fmaken, Dat hy aan d'afkeer is verplig» Van éénmaal walgende echtvermaken. Wat  ■