To*)5 LI22"  ÏIAATSCH. DER NEDERL, LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  D E EDELMOEDIGE DRAGONDER.   D E EDELMOEDIGE DRAGONDER, TOONEELSPEL. naar het fransch van den heer. DU MANIANT, door JMBRROSIUS JUSTUS ZUBLI. Te AMSTEL D AM, bj J. HELDERS, en A. MARS, 1793, Met Privilegie,   De Gecommitteerden tot de zaken van den Schouwburg hebben, volgens 0<5troy door Hunne Ed. GrootMog.de Heeren Staten van Holland en Westvriesland, den eerden November, 1787, aan hen verleend, hec recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen druk , van DEN EDEL MOEDIGEN D R A G O N DER, Toonee!/}el , vergund aau J. HELDERS en A. MARS. Amfteldam, ^en 24 Junj, 1790. Geen Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die door dén' der Heeren Gecommitteerden ondefteekend zyn. P E R-  PERSONAADJEN. EEN RIDDER de Saint-Lonis. SINCERE, een dragonder. DE KOLONEL. EEN PROCUREURS KLERK. EEN DEURWAARDER. Dl E ND ERS. Het tooneel is te Diedenhoven , in het voorportaal van een logement: in hetzelve zyn verfcheiden deuren, byzondcrlyk ook Se trapdeur naar de bovenvertrekken , waarvan eenigtn door den kolonel gebruikt worden. DE  D E ËDELMOEDiGE DRAGONDER, DE RIDDER, alleen , komende uit eene zydeur. Sincere blyft lang weg. De dienst weerhoud hem wis, Want hy bezoekt my trouw zo ras 't hem mooglyk is. Ik voel het zwaar gewigt van all' myn ongelukken, In zyne afwezigheid, my telkens meerder drukken;Daar zyne tedre zorg, zyn byzyn, myn gemoed In tegendeel een poos die minder voelen doet. Hoe kan my 't edel hart diens braven jongmans ftreelen! Geen fterfling, buiten hem, fchynt in myn'ramp te deelen»6 Tedre vrindfchap, die my thans ten balfem flrekt, Myn hartewond' verzagt, en myne dagen rektlGeef dat myn jonge vrind eens een' Sincere vinde, Die hem zo teêr bemint als hy my teér beminde; Die, als ik dale in 't graf, en de ouderdom hem knelt," 'tGeen hy aan my bewees, voormy, aan hem vergeld'» T O ONEELSPEL. EERSTE T O O N E E L. A 4 TWEE.  8 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, TWEEDE T O O N E E L. DE RIDDER, EEN PROCUREURS KLERE. KLERK. Mynh eer, de vraag is, ofik ': geld thans kan bekomen Voor dezen wisfelbrief, dien gy hebt aangenomen Aan uwe vrouw..? DE RIDDER. Myn vrouw?.. Die furie! . Zy begeert..? Schenk haar een'eernaam niet, dien zy zo fuood ontëert. KLER K. Zegmy eenvouwdig (lechts of gy haar kunt betalen? DE RIDDER. Noch niet; eerst na een maand kan ik myn jaargeld halen, En dan voldoe ik haar gelyk een eerlyk man. KLERK. Myn last isj dat men u geen uitflel geven kan. DE RIDDER. Zy kentmyn' ftaat en wat inyne inkomst 's jaars kan wezen, Daarby myn eerlyk hart; dus heeft zy niets te vreezen. ]Vlyn eerfte werk, itraks na 't ontfangen van myn geld, Zal zyn, dat myne fchuld haar worde toegeteld. Hoe onbetamelyk die fchuld ook word' bevonden, Zy is my heilig: 'k heb myzelv' daartoe verbonden. KLERK. Verfchoon den harden pligt, dien ik volbrengen moet. 'k Heb  T O O N E E L SPEL. 'kHeb last,mynheer, zo gy deez'ochtend niet voldoet, U aan te melden, dat men 't vonnis, reeds verkregen, Werkftellig maken zal. DE RIDDER. Dit maakt my niet verlegen^ Dat durft zy niet. KLERK. Mynheer de ridder, 'tzy, hoe'tzy, Alleen door myn verzoek zyt gy tot noch toe vry. Vrees haar vervolging, die't zich all'zou onderwinden. Ik bid, fchraap alles faam om 't noodiggeld te vinden. DE RIDDER. Dat's my onmooglyk! Laat zy doen wat zy vermag: Laat ze al den haat, dien zy my toedroeg dag aan dag, Met al de wreedheid , die zy met verachting paarde Van 't oogenblik af aan dat ik haar hand aanvaardde, My dubbel voelen doen: 'kzal al die ergernis, Die boosheid wederflaan, zogrootsch 't my mooglyk is. 'k Heb 'talles licht verdiend dooronvoorzigtigheden. Maar wie zou 't zelfde fpoor niet nevens my betreden Daar haar afgryslyk hart zich loos verborg voor my $ (Eer *t huwlyk ons verbond,) door valfche minnary? Men zal om eene vrouw, door drift op drift verflonden, Een' afgeleefden man , bedekt met eerewonden , Dien ouderdom en kryg eerbiedigden om ftryd* Zien fleepen naar'tverblyf, waar de ondeugd billyklyd! Dan, wat my ook weérvaar', myn hart heeft niets te vreezeu : A 5 Hy,  io DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, Hy, die myne onmagt kent, zal myn befchermer wezen! KLERK. (doen; Gy breekt my'thart, mynheer! 'k Mag uitinyzelv'niets Maar 'k zal ter uwer gunst my naar uw gade fpoên: 'k Zal alles onderdaan , om uwen ramp te weeren, En vlei my, met de gunst van uitftel, weêr te keeren* BERDE T O O N E E L. DE RIDDER, alleen. M eêdoogelilooze vrouw! wat heb ik u gedaan? Van waar die bittre haat, die my dreigt neer te flaan? •k Beminde u als een vrind ; 'k verzorgde u als een vader; "k Voldeed als echtgenoot myn trouw en pligt tegader; Ik zag met harteleed uw dwaze fpoorloosheid ; 'kHeb vrindlyk u vermaand, maar nooit met onbefcheid. Dan, ach! myn raad * hoe trouw, mynklagten, myn gebeden , Niets was in ftaat u tot verbeetring te overreden! In 't eind' verliet gy my, nadat gy in het kort Myn fchatten had verfpild, en my in ramp gedort. Gy vroegt me om 't grootde deel myns jaargelds u te geven. Ik heb 't u toegedaan, in hoop gerust te leven. En gy toont u vóór my noch wreeder thans dan toen! Wat wilt gyeindlyk toch? Is 't om myn hoofd te doen? 't Is troostlyk voor een' man , gelyk ik ben , te derven, Gy had my met vermaak het levenslicht zien derven Eer ik myn'jongen vrind, Sincere, heb gekend. 'kWas  T O ONEELSPEL. tl 'kWas lang de waereld moé , 't gezelfchap afgewend; Myn ziel dwaalde op den rand des grafsal zuchtend henen; Myn ftervensuur brak aan; 'k zag 't eindperk van myn weenen; Toen my die menfchenvrind zyn' gullen byftand bood, My troostte door zyn taal en hoedde voor de dood. 6 Mogt ik noch een wyl het zoet der vrindfchap fmaken , Eén oogenblik my flechts in 't waar geluk vermaken, Door eeuwen van verdriet en wrangen tegenfpoed, Helaas! te duur gekocht... VIERDE T 0 0 N E E L. SINCERE, DE RIDDER. SINCERE, eene deur, tegen over die van de; ridders vertrek, uitkomende. H er ridder, zyt gegroet! DE RIDDER. Ha! vrind Sincere! uvindikhier! wiezou'tgeloovenï 'k Dacht juist op u. Gy hier in huis I SINCERE. Ik kom van boven ; 'kWas by myn' kolonel, en bleef by hem tot nu. Hy fprak my van den dienst, en eindlyk ook van u. 't Bevreemt hem dat ge u niet by hem eens aan lietmelden, Daar ge onder 't zelfde dak..™ DE  ia DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, DE RIDDER. 'k Erken "t. Ditziet men zelden* Maar, op myn jaren, vrind, vergaat en lust en finaak Tot alles wat men noemt gezelfchap of vermaak. Myn tegenwoordig lot belet my al 't genoegen. Voordezen wist ik my meê naar de vreugd te voegen. Thans is 'er voor myn hart geen blydfchap meer, óneeni >k Verveel ook niemant gaarn door myn verdrietlykhecni SINCERE. Gy zoud myn' kolonel voorzeker niét verveelen. Gy kent hem niet, mynheer! zyne inborst zou u ftreelen. Zyii edelmoedig hart helpt wie hy helpen kan, 'tZy burger, 'tzy foldaat: hy acht elk eerlyk' man. Hy is niet van dat foort van bedendaagfehe jonkers, Die, op hunn' degen trotsch, als opgefchilite pronkers, Hun garnifoenplaats flechts bezoeken, zo 't my fchyn', Meer uit een zucht tot pracht, dan waarlyk nuttezynj Die bovendien zichzelve en andren noch bederven. Hy is een deugdzaam man , voor wien ik zelfs zou (terveni Zyn vrindlykheid maakt ons den dienst, hoe zuur,zelfs zoet, Tewryl zyn voorbeeld elk zyn' pligt betrachten doet. Hy heeft byzonder ook veel eerbied voor bejaarde En kundige officiers; die houd hy hoog in waardej En, wetend wie gy zyt, verzeker 'ku, mynheer, Dat uw bezoek, hoe kort, hem (trekken zal tot eer.' DB  TOONEELSPEL. 13 DE RIDDER. |k ben geen mifantrope, ó neen , 'k gaf niemant blykcn... Myne ongelukken doen niy'tmenschdom flechtsomwyken; Maar daarom haat ik 't niet. 'k Stel op zyn vrindfchap pry s# ?k Verlang naar 't oogenblik zelfs van dit eerbewys. En , zo uw oogmerk ware uw' diensttyd uit te rekken, Zou onze kennis licht tot'uw bevordring ftrekken : Uw zedige inborst en uw waarlyk nedrige aart Beletten u dat ge u deswegen niet verklaart. Maar dit weerhoud my niet om voor myn' vrind te fpreken. SINCERE. Mynheer de ridder, 'k dank u voor dit vrindfchapsteeken. Uw zorg te mywaart maakt dat gy uzelv' vergeet. Ik ben jong en Merk; ik voel nochfmart, noch leed. Maargy, weleer gewoon in overvloed te leven... Ach! konden we aan uw'ftaat wat meerder ruimte geven DE RIDDER. Voortreflyk jongeling! uw edelmoedig hart Bekommert zich te veel om myne hoezemfmart. Neen, ik verzwyg het niet: uw trouw is my gebleken; 'kWaar', zonder u, gewis voor al myn'ramp bezweken. Verr' dat de erkentenis my immer drukken zou , Strekt zy my tot vermaak, tot blydfchr.p in myn'rouw.' Ik dank den hemel, die, op 't einde van myn leven, Zulk een' uitmuntend'vrind in u my heeft gegeven, Toen ik van bloedverwant, van allen troost ontbloot, Ten prooije aan ligchaamsfmart, niets wachtte dan dedood.  ï4 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, Ik leerde u kennen, vrind, en mogt in al uw trekken Eénltemmigheid van aart en neiging ras ontdekken. Eeuheiraelyke zucht verbond me op nieuw aan de aard'. Ik maakte uw vrindfchap my, zo veel my mooglyk, waard'.' 't Vertrouwen , dat gy mogt in myne ziel ontfteken , Wist uw goedhartigheid gedurig aan te kweeken. Om my, een' gryzaart, nut te zyn , verzaakte uw deugdi AU' wat een'jongman Itreelt, de uitfpanning uwer jeugd«l Ik kan in eeuwigheid uw goeddoen niet belooneu! SINCERE, Spreek daarvan nooit, mynheer! Ik moet u dankbetoonen,. Wat ben ik niet verpligt aan al uw vrindlykheid, Byzonder dat gy my uw byzyn niet ontzeit! Wat zoetheid mogt ik niet in uw gezelfchap fmaken! Het zyn uw lesfen, die my meer verftandig maken. Gy prentte me eerbied in voor myn' geringen ftaat, Eu achting voor elk braav' en nuchter kameraad. Gy leerde my de deugd in al haar waarde kennen, Aan deugdbetrachting meer en meer myn hart gewennen., Dus vormde gy me allengs. Gy maakte een' mensch vaat my, Een' burger, een' foldaat, tot nut der maatfchappy. Al de achting, die 'k geniet, waardoor ik my voel ftreelefll Ben ik verpligt aan de eer van in uw gunst te deelen. DE RIDDER. Goedaartig jongeling! de hemel loone uw deugd En uw meuschlieveadheidl Hoop op zyngunst met vreugd.  TOONEELSPEL, is Hy zal ontvvyfelbaar voor uw' gelukftaat zorgen. Het weldoen blyft zyn oog zo min als 't kwaad verborgen. Hoe ongelukkig is een gryzaarc op deze aard', Ontbloot van tydlykgoed! hy is naauw' aanzien waard'; Men walgt van zyn gelaat; zyn redenen verveelen; Men wend flraks de oogen af van zyne treurtafreelen; 't Is alles dood voor hem; hy overleefde 't all'; En wie hem noch omringt verzwaart zyn ongeval, Of is gevoelloos voor zyn fmart en ongelukken.,. Hoe weinig die uw fpoor, grootmoedig jongling! drukken. SINCERE. Die denkwyze evenwel is toch niet algemeen. Nu oordeelt gy wat ilreng. Ik ken 'er meer dan een',' Die, uit bezef van pligt, niet Hechts de gryzaarts achten , Maar hen bezoeken, en hun moeite en leed verzagtenc Dit is natuurlyk. Wat verfchaft ons meerder vreugd? Wie niet boosaartig is bezit al licht die deugd. De hemel zelf drukt op het voorhoofd van de gryzeu Iets heiligs, dat ons dwingt hen eerbied toe te wvzeti "Uk UJS« *J uuigen voor aer jaren overwigt, /.o veel te meer zyn wy tot hunne hulp verpligt. 'tls noodeloos daartoe den fterfling aan te fporen: Natuur doet hare ftem in alle harten hooren; En 't zielvermaak, dat ons die plichtbetrachting baart, Is 'tgrootfle dat ik ken, is'theerlykst loon op de aard'! Wy zyn gelukkig, zo wy 'snaasten heil bedoelen. -OE  jjS DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, DE RIDDER. Gy doet my al 'tgewjgt van uwe vrindfchap voelen, 'k Heb buiten u geen vrind. Ras word myn ramp voltooid» In 't kort verlaat ge my. SINCERE. Ik u verlaten ? Nooit. DE RIDDER. Daar uw ontflagtyd naakt, hoe kan ik u gelooven? Gy blyft dus langer niet, myn vrind, in Diedenhoven? Qf hebt ge u in den dienst op nieuw verbonden? SINCERE. Neen. Myn kolonel heeft my vergeefsch daarom gebeén. Maar'kheb een'vader, die myn hulp niet kan ontbeeren, j Daarby...ee» meisje . en haar beloofde ik wéér te keeren. DE RIDDER. Ik prys dit braaf befluit. 't Is billyk dat gy hen Om my de voorkeur geeft. SI N C ERE. De voorkeur! neen ; ik ben üal myn deugd verpligt, en al myn heil te gader. Zoude ik myn' braven vrind, myn' dierbren tweeden vadert Den leidsman myner jeugd, verlaten? neen, mynheerJ Waar vond ik zulk een' vrind, zo trouw een' meester weêrl Hoor myn ontwerp. Zo ras ik heb verlof bekomen , Kome ik by u , en zeg, door biydfchap ingenomen: Heerridder, ik'benvryl 'k vlieg,naar myn' vader, naar Loui-i  TÖ Ö N E Ê L S P È L if Louize, die naar my verlangt, als ik naar haar. Vertrek metmy vanhier. Gy hebt hier vrind noch magen; Verteer uw jaargeld waar 't by ons U zal behagen, 'tIs een vermaaklyk oord. Of liefst, woonby ons in. Begeef u in dén fchoot van 't nieuwe huisgezin; Daar zult gy drie, voor een', die u beminnen vinden, Wy Zullen ons met vreugd tot uw geluk verbinden. DE RIDDER. ÜW Vrindfchap treft my zo... dat gy my fchreijen ziét... SINCERE. Gy fchreit, mynheer?... DE RIDDER. Ach! ftuit die vreugdetranen niet' s £y zyn me een wellust, meer dan ik ooit mogt genieten- Op zyne borst wyzende. tlief 5s de bron, myn vrind,, waaruit die tranen vlieten. Die bron feheen uitgedroogd door hoogen ouderdom, Dan uw grootmoedigheid ontwelt die wederom. Had ik op't einde van myn loopbaan kunnen denken, Dat gy me, ó hemel! zulk een vreugdgenotzoud fchenkenl Welk een vergoeding voor myn uitgedaan verdriet Schenkt my uw liefdehand door dezen jongman niet! 'k Aanbid uw' wondren weg, dien gy houd in 't verborgen. Wat zyn uw goedheên groot! Gy zorgtals wy nietzorgen! Welaan. Ik volg u, waar ge ook henen gaat, myn vrind. Myn vaderland voortaan is 't land waar ge u bevind; Maarfchoon me'nw aanbod ftre,elt,moet ik u echter vragen ■ B Of  i8 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, Of dit verzoek niet licht uw' vader zal mishagen? Zou hy wel met vermaak een' vreemdling by zich zien? Uw vrindfchap is te fterk. Verblindde ze u misfcliien? SINCERE, met drift. Hy is myn vader, en hy is de beste vader! DE RIDDER. Uw hart, meer dan die lof, verzekert dit my nader. SINCERE. Hy is niet ryk , mynheer , maar vergenoegd. Het land Verfchafthem , fchoon bepaald, genoegzaam onderftand. Ondanks dit, zorgt zyn hart voor andre huisgezinnen, Die meer nooddruftig zyn. Hy zal u vast beminnen, En gy weêrkeerig hem. Gy zyt van eenen aart, En fchynt in d' ouderdom zelfs voor elkaér gefpaard. Wat nu myn lief betreft: ik ken haar edel harte: My dunkt ik zie haar reeds, getroffen door uw fmarte, U welkom heeten, u omhelzen, u den naam Van vader geven; ja, wy zullen u te faam Met alle liefde, als't voegt aan brave kinders, achten. Welk een genoegen ftaat ons binnen kort te wachten! Indien ooit waar geluk op de aard' den menschbefchyn'. Dan zal gewis ons huis daarvan de tempel zyn. DE RIDDER. En gy zyt dan gerust op 't hart van uw Louize? SINCERE, met drift. Gerust?... Volmaakt gerust, 'k Win eer dan ik verlieze. Achl dat gy haar eens zaagt in hare bezigheid! AH'  TOONEELSPEL. 19 Aü' wat zy doet, doet zy bevallig, met beleid, ó Zy behaagt u vast: zy moet elk mensch bekoren. Schoon in een' lagen (laat, den boerenftand, geboren. Zo overtreft zy all' wat haar in 't dorp omringt. Zy fchryft een lieve hand; zy leest; zy fpeelt; zy zingt; Zy heeft een fyn vernuft j en, zonder 't uitte meten; De taal van haren mond is die van haar geweten. Tervvyl ik by haar was vroeg ik haar telkens wat, Zelfs dikwyls 'tgeen ik wist, waar ik vermaak in had, Alleen om 't uit haar' mond, haar' lieven mond, te hooren. ó Zy vertelt zo lief! Zy boeit elks hart en ooren, En drukt met zo veel deel des naasten rampfpoed uit, Dat ze aller deernis wekt, en aller hand ontfluit. Is iemant in gevaar, zy loopt niet naar den lyder, Maar vliegt; en , red zy hem , dan is 'erniemant blyder. Zy word ook even fterk bemind van ieder een'. Ach! hoe verlang ik om met haar in d'echt te trecnï Met.welk een tederheid voel ik my haar beminnen! Haar beeldtenis zweeft my gedurig voor de zinnen. Niet minder blyft haar hart aan 't myne vastgehecht. Zyzelf verlangt als ik naar 't fluiten van dien echt. 'tls nu drie jaar geleên, fints ik, van haar verfïokeu, 't Geluk niet heb gehad dat ik haar heb gefproken. Zy fchryft my echter veel tot troost in myne fmarr. Zie hierhrar' laatflen brief.,, ik draag dien fteeds op 't hart. Hoor wat zy fchryft, mynheer; en oordeel arm dees trekken Of ik van hare liefde 11 kan te veel ontdekken. B 2 Hy  ao DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, Hy leest. „ Myn lieve jongen ! uw ontflagtyd naakt, en 't uur Dat my met u vereent. Wat valt me uw afzyn zuur 2 „ Hoe zal uwe aankomst myn verlangend hartverkwikken! „ Ik tel nu de uren reeds; haast teüe ik de oogenblikken'. ,, Verzuim geen tyd, hoe kort. Vlieg in den arm,myn vrind, ,, Van uw Louize, die tot aan haar dood u mint.'' Hy kust clen brief. Ja, lieve meid! 'k zal als een vogel tot u vliegen! DE RIDDP.R. Haar hart fpreektin dien brief. Zykan u niet bedriegen., Gy zult gelukkig zyn , en gy verdient het wis. Wanneer men beiden jong, gezond en vrolyk is, Eene overeenkomst vind in neiging en in jaren, En teêr elkaêr bemint, dan is het tyd te paren. Hiervan hangt al ons heil in 't leven af, myn vrind." Hoe ongelukkig, als men zich bedrogen vind! Wat bitter naberouw verfcheurt ons dan het harte! Wie kent dit meer dan ik tot myne onlydbre fmarte? SINCERE. \ Hoe! Gy, mynheer? DE RIDDER. ó Ja, verneem myn ongeluk, En tevens ook de bron van all' myn' ramp en druk. Verbonden aan myn'(laat, doormynenpligtweêrhouên, Konde ik in myne jeugd niet naar myn neiging trouwen. Ik zag van 't voorwerp af, dat heel myn hart bezat; Ver-  TOONEELSPEL. ar Verlatende den dienst, en rnyn geboorteftad. 'kHad, buiten krygsmans loon , genoeg om van te leven. Vervolgens heb ik my naar dezen oord begeven ;^wanf Dan, de eenzaamheid, beroofd van vrinden bloedverVerveelde my. 'kBefloot wéér tot denhuwlyksfland. In 't ftreelend uitzigt van een wederhelft te vinden, Die zich geheel aan my in lief en leed zou binden, Verbond ik me aan een vrouw, van middelen ontbloot Ik vleide my, zo ik haar weermin niet genoot , Dat zy my dan voor't minst haar vrindfchap zou betooneu. Dan , ach! voor al myn zorg zag ik met fmaad my loonen. 'k Ontdekte ras datzy, flechts door 't belang geleid, Myn oog betooverd had door valfche minzaamheid. Ik zocht op alle wyz' haar tot haar' pligt te dringen, 'kVerdroeg zelfs met geduld al haar mishandelingen, Totdat haar boosheid maat en palen overfchreed, E 1 ik de taal eens vrinds in 't eind1 haar hooren deed, Die haar ten besten ried om haar te recht te brengen. J)an haar hoogmoedig hart kon geen gezag gehengen. Zy borst al woedende uit, en, in die razerny, Vergat zy fnood zichzelve, en floeg haarband aan my. Geen middel ziende om ooit haar tot de deugd te leiden, Eellooi ik tot myn rust my van haar af te fcheiden. 'k Stond haar twee derden toe van 't vorstlyk eeregeld , Dat, mynen dienst ten loon, my jaarlyks wordgeield SINCERE. Welk een tafreel! Mynheer, wie zou daarvoor niet beven B 3 li  aa DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, Is *t mooglyk dat op de aard' noch zulke ïrionfters leven! Men zou zo laag een' mensen voorbeeldelyke ftraf.., DE RIDDER. Zy vordert thans door 't recht van my betaling af Voor eenen wisfelbrief, dien ik heb aangenomen , En die vervallen is. Wat uitflag moet ik fchroomen 1 *k teekende, myn vrind, ter goeder deugd en trouw, I\Tiet denkende dat my het geld ontbreken zou. Een eerlyke in borst voed ongaarne kwaad vermoeden,, Zy echter wist zeer wel, ik kan dit klaar bevroeden, Dat, op vervaltyd van den wisfel, my myn geld, Van 's vorsten zy', noch niet zon zyn ter hand gefield s En zy dus opentlyk my in myne eer kon grieven. VY F D E T 0 0 N E E L. DE RIDDER , SINCERE, EEN DEURWAARDER met eem'ge DIENDERS, van het achterfte van het tooneel opkomende. « DE RIDDER. at doen die menfehen hier ? Wat is van uwbelievcn? DE DEURWAARDER, zich tusfehen den ridder en der. dragonder plaatfende. Gy zyt het, dien ik zoek. DE RIDDER. Waartoe? D E  TOONEELSPEL. sg DE DEURWAARDER, wat lymencl en brouwend [prekende. Met uw verlof, 'k Heb de eer te zyn , mynheer, deurwaarder van het hof. 'k Ben met deez'wisfelbrief belast, dien ge accepteerde, Maar dien men ook, by nonbetaling, protesteerde, Waarop, ter gunde van mejuffrouw Du Rocher, Uwe echtgenoote, naar costume hier ter fteê , Sententie is gegaan, en lyfarrest verkregen. Dces zaak, weledel heer, maakt u, zo 't fchynt, verlegen. Maar heb de goedheid my te volgen nu terftond, Ten ware dat gy best voor u geraden vond Die af te doen met al hare ap- en dependentie, Als kosten van protest, myn moeite, enuwfententie» In dees memorie, die ik de eer heb u te biên, Kunt ge alles, g'extraheerd, met éénen opflag zien. DE RIDDER. Verklaar u nader. DE DEURWAARDER. 'kZie, dat gy in onze zaken ^ Niet zeer ervaren zyt. Men zal u wyzer maken. SINCERE, tegen den deurwaarder. Geen praatjes langer, maar terzaak! watwiltgy? geld? Dat heeft mynheer noch niet. 'k Verzoek hier geen geweld. DE RIDDER. 'k Zal als een eerlyk man u in een maand betalen, Gelyk ik zeide aan hem, die kwam orn't geld te halen. B 4 DE  *4 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, de deurwaarder, Ik moet op 't oogenblik voldaan zyn. sincere. Heb geduld. Mynheer zegt dat ge uw geld dan zeker hebben zult.' Een maand ij kort genoeg. Ik wil daar borg voorblyverw de deurwaarder. Een fchoone borg , voorwaar! Keen, vrind, hier eisch] men fchyven. De z^ken van 't gerecht zyn veel te teèr van aart. sincere. Gy zyt een buffel, hoor , en my geen antwoord waard%, Wat let my dat ik u de ribben niet doe kraken? de deurwaarder. Mynheer dragonder, ei, bemoei u met uw zaken. Of wilt gy voor mynheer betalen? zeg 't dan maar. Hebt gy op 't oogenblik vier honderd livres klaar? de ridder, levendig. Ik ben gewis niet meer dan flechts drie honderd fc-huldig| de deurwaarder. En myne onkosten dan? Wel, die zyn menigvuldige Denk dat een procureur voor niets niet werkt. Protest^ Sententie, pen, papier, inkt, zegels, en 't arrest, •f Moet alles zyn betaald, Gy zoud toch niet begeeren Dat ik pro deo met myn volkje zou fungeren? Maar ik verfpil myn' tyd met die onnutte reên. Kunt gy me qp 't oogenblik betalen, ridder? DEI  TOONEELSPEL. ^5 DE RIDDER. Neen DE,DEURWAARDER. Gelieft het u dan my te volgen? DE RIDDER. En waar henen è DE DEURWAARDER.. Wel,naar de gyzeling. Waar anders, zoud gy meenen^ SINCERE. Hoe! naar de gyzeling? Gy durft dan onderdaan..? DE DEURWAARDER. ó! In myn' pligt, mynheer, zie ik geen fterfling aan. Hy zal niet de eerfte zyn wien dit zal overkomen. Ik heb zelfs de eer gehad, gy kunt zo raar't niet droomen, Dat ik marquifen en baronnen, ja noch meer, Daar henen heb geleid. Allons, mynheer, marcheer. SINCERE, met drift. Zwyg, wreedaard Zogyzelf, ofiemant van dees fnaken, Deez' braven officier in "t minst zelfs aan durft raken, Dan zweere ik, wie het doet zal fterven van myn hand. DE RIDDER. Bedaar wat, lieve vrind. De drift heeft u vermand, 't Geweld is nuttelo'os. DE DEURWAARDER, zich verwy'derende van den dragonder , en metgroote deftigheid naareene tafel gaande. Geen dreigen doet ons fchroomen. Maar h zoude integendeel eer kwalyk u bekomen. B 5 'kZal  16 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, 'k Zal myn proces-verbaal van uw weêrfpannigheid Aanteeknen. Hoort gy dit? Wat drommels onbefcheid! Wy zullen u in 't kort, mynheer dragonder! toonen, Dat zich 't gerecht in ons niet ftrafteloos laathooueu. SINCERE, by zichzelven. Wat nu gedaan... ? Indien myn kolonel my weêr... Tegen den deurwaarder , overluid. Vergun me een weinig tyds, zo't moogiykis, mynheer. DE RIDDER, tegen den deurwaarder. 'k Wil gaarne all' wat ik heb tot onderpand u geven. Neem alles wat gy vind, myn kleêren zelfs daarneven. Maar zeg de ontmenschte vrouw, aan wie ge uw'by* ftand bood, Dat ik ine, om haar-slléén, van alles heb ontbloot. Dat zy om haar' triomf vry juigche in haar gedachten, Maar datzy tevensbecv' voor't geen haarftaatte wachten. Het kwaad word vroeg of laat gerechte wraak verfchaft Door Hem, die 't goede loont, en't booze zeker Ara ft. DE DEURWAARDER. Q{e)[ *k Verfia niets van die taal. Dat zweemt zo wat naar preê- Maar 'k zoek in 't minfte ook niet myn hoofd daarmee te breken. SINCERE. Barbaar 1 Hebt gy dan geen gevoel van deerenis? DE DEURWAARDER. Van deernis ! Wat is dat ? waar fpreekt gy van ? gewis , Dit woord is me onbekend. Wat is daarmee te halen? SIN-  TOONEELSPEL. SINCERE. Veracbtlyk fchcpfel, die door't goudulaat bepalen! 'k Eisch dat ge uw baatzucht fmoort, en flechts voor dezen keer Een mensch wilt zyn! Verftaatgy'teindlyk nu, mynheer? k Verzoek u uittle! flechts voor weinige oogenblikken. DE DEURWAARDER, Naar dat ik u doorgrond, zoekt gy my mooi te ftrikken. Neen, vrind, gy zoektmaar tyd. Daar was ik u te fyn. Daarby, 'tismy verboón. liet mag volftrekt niet zyn. All wat ik flechts kan doen is te inventariferen , Of ik aan meubels, aan effeften, en aan kleêren, Zo veel bereeknen kan, met volle zekerheid, Als heel de fchuld bedraagt, tot myn fecuriteit. En als ik dan daaruit volkomen goed kan maken Drie honderd livres fchuld, en die van deandre zaken, Alsmede 't geen 'er nu noch meer bykomen zal Voor de inventaris., dan wil ik, in dat geval, Mits ik wat overhou', myn best wel doen, mynheeren, Om de executie noch een korte poos te weereu. DE RIDDER. Dit laatfte vraag ik flechts. DE DEURWAARDER, rondom ziende. Is dit uw kamer? DE RIDDER, zyne kamer aanwyzende. Neen. Ze h hier. Gelieft gy my te volgen ? DE  |8 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, de deurwaarder. ó, Met rcênt Ik ben de vrindfchap zelf. Zo 'k iemant kan verpligten, Die in myn handen is, zal ik 'c met vreugd verrichten, Verfta my wel, mits dat-de wet het niet weêrftreeft, En dat myn beurs daarby een reedlyk voordeel heeft. Hy volgt met zyne dienden den ridder , die in zyne kamer treed, ZESDE T O O N E E L. sincere, alleen. J)ie fchrokkert van een'vent inct zyngeveinsde kueepen! Zou ik myn' besten vrind ter gyzeling zienfleepen, Of naakt zien uitgefchud ? Neen, monster! 'k duld dat niet, Zo lang 'er eerlyk bloed my door myne adren vlier. Maarwat nu best gedaan. ? Dit baart het meest my zorgen, 'k Moet naar myn' kolonel. Hy heeft my dezen morgen Zo fterk noch aangezet om weêr in dienst te treên... Welaan... Maar zagt! daar komt hyzelif licht naarbeneêri. ö ja, hyis'tl.. Wat nu..? Zou ik 't hem durven vergen .? Ik moet voor 't minst de réén van myn verzoek verbergen» ZEVENDE T O O N E E L. de kolonel, sincere. sincere, met de& grootften fchroQpt^ Myn kolonel! DB  TOONEELSPEL. z§ de kolonel. Noch hier? sincere, zich allengs her ft ellende. 'k Dacht ftrakstotute gaan; de kolonel. My dunkt, gy zyt ontroerd, voor 't minst zyt ge aangedaan? sincere. , Myn waarde kolonel,'k wilde om één gunst ü vragen. de kolonel. Hebt ge ouvoorzigtig licht u in den dienst gedragen? Ontroer u niet te fterk. 'kVerfchoon eene eerfte fout. ! Licht dat uw eigen hart die onverfchoonlyk houd. sincere. (men'; Myn hart vervvytmy niets, 'k Zou voor uw oog my fchaDeed ik laaghartig iets dat my niet zou betamen. de kolonel. Nu tusfehen laag en los is groot verfchil, myn vrind. Wat bragt u in den flaat, waarin ik u bevind? Daar gaat iets in u om , 't zy fchuldbezef, of fmarté. Uw gantsch gelaat verraad den toeffand van uw harte, sincere. 'Verfchoon my, 'kben bedaard. de kolonel. Gy ze|$ dit op een' toon,' Die my doet twyfelen: hy is u ongewoon. Maar wat begeert ge in 't eind'? 5in-  30 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, SINCERE. Op nieuw in dienst te treden» Gy trachtte my daartoe deez' morgen te overreden; Dan vruchtloos : 'k floeg'tu af... Maarfedert heb ik my Daar nader op bedacht... Nu fmeek ik u, dat gy My ftraks myn handgeld geeft: ik ben daarom verlegen. DE KOLONEL. Hebt gy van h uis misfchien dan kwaad bericht gekregen ? Is uw Louize u licht ontrouw geworden? SINCERE. Neen. 'kBen zeker van haar hart: zy mint my als voorheen. Haar hart verandertnooit! 'k Zou meongelukkig reeknen.." DE KOLONEL. , (nen. Gy wilde, om haar-alléén , deez'morgen toch niet teekGy weet, het huwlyk word aan geen foldaat vergund; Zodat gy, blyft ge in dienst, onmooglyk trouwen kunt. SINCERE. Ik weet het. DE KOLONEL. En gy wilt in 'teind* haar dan begeven? SINCERE, vol vuur. Begeven! Ik ? Haar? Nooit!... \"een,dan veeleer te fnevcn'. DE KOLONEL. Wat grilligheid! SINCERE. Het is geen grilligheid , mynheer. Ver*.  T O ONEELSPEL. ti Vergun flechts myn verzoek. DE KOLONEL. Kom morgen-ochtend weêr; En zo u dan uw keuz' niet nader mogt berouwen, Dan zal 't my lief zyn u by 't regiment te houén. SINCERE. 'tWaar' morgen veel te laat. DE KOLONEL. Ik maak geen misbruik van Het oogenblik, waarin de ziel niet denken kan. SINCERE. Neen, neen, myn kolonel, ik ben wél by myn zinnen, 'ic West zeer wél wat ik doe. Ach! laat u toch verwinnen. Wel verre dat die daad my ooit berouwen zou, Veredelt zy myn hart. Ik zweere u altoos trouw. Ik zal, zo lang ik leve, u zeegnen en u pryzen, Zo gy op 't oogenblik dees gunst my wiltbewyzen, De grootlte, die gy my op de aarde ooit fchenken kunt! DE KOLONEL, na een wyl zich bedacht te hebben.. Nu, ga naar boven. Uw verzoek zy u vergund. 'kZal uw verbindtnis u docnteeknen, en, daarneven, Den prys, dien gy bedingt, u flxaks in handen geven. SINCERE. 'k Smeek omeene andre gunst... nietminder vanwaardy. DE KOLONEL. En welke? SINCERE. Dat de prys vierhonderd livres zy Voor  ge eer vordert dat ik zwyg. DE KOLONEL, gramfiorigt Ik kan't niet langer duldeni| Ik weiger u 't verzoek, ten zy gy my voldoet. ïly toeft een poos, wac htende op antwoord. Sincere is in den grootfle verlegenheid wat te dien. Op zyn aanhoudend zwygen, wil de kolonel vertrekken. SINCERE, hem tegenhoudende. Hou fhndj myn kolonel! Ik val voor u te voet. 'kB« I  TOONEELSPEL. 33 4k Bezweer u, by al 't geen u dierbaar is in 't leven, Myn dringend fmeekgebed terftond gehoor te geven. Uw weigring waar' myn dood. Ach! of ik u bewoog'! He vraag 't ü met den traan der wanhoop in het oog. Ik zal gewillig, zo 't niet anders is te vinden, My daarvoor in den dienst,myn levenlang,verbindenj En, zo een goed gedrag, zo de yver, zo de trouw] Ooit braven krygsman vormt, baart nooit die gunst a rouw. DE KOLONEL, £y zichzelven. Hier fchuilt iets achter. Overluid'. Rys t 'k Zal u voldoening geven. Ik eisch flechts zes jaar dienst,en niet voor heel uw leven'. SINCERE, verrukt. Myn dierbre kolonel, gy geeft de vreugd my weêr» Ik bid u, haasten we ons: de zaak eischt fPoed,myni DE KOLONÉL. 'k Eerbiedig uw geheim. Volg.- c 4 G T.  34 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, AGT ST E TO O N E E L. SINCERE, alleen , ziende naar de kamerdeur van den ridder. ISf och zyn zy niet vaardig. Welk een geluk!... Wat dag!... Ik word myn'halsvrind waardig! NEGENDE T O O N E E L. DE RIDDER, DE DEURWAARDER en DIENDE RS. DE DEURWAARDER, in 'i uitkomen. C^nmooglyk, neen, mynheer. Weg met die voddery} AH' wat gy my vertoont heeft bykans geen waardy., Geen vyftig livres,.. DE RIDDER. Wat is nu uw last, mynheeren? DE DEURWAARDER. Straks naar de gyzeling. Betalen, of, marcheeren» Daar is geen middelweg. DE RIDDER. Welk een verfchrikklyk woén J Die  TOONEELSPEL, 35 Die fcliande een' krygsman en een' gryzaart aan te doenl DE DEURWAARDER. Mynheer de ridder, wie zyn fchuld niet kan betalen Heeft altoos ongelyk. Laat ons niet langer dralen. Wy hebben meer te doen. Kom, volg. Wees niet ontroerd. DE RIDDER. Ik duid niet dat ik word' by klaren dag vervoerd. DE DEURWAARDER. 6, Datonteertniet. Wie zou daarom u verachten? DE RIDDER.. Dewyl 't dan zo móet zyn, wil dan myn lot verzagten; Dit ftaat in uwe magt. Befpaar myn' naam en .eer. Wacht tot het donker zy. Ga nu, en kom dan weêr. Ik vólg u dan terftond. DE DEURWAARDER. Gy zoekt my mooi te blinden. Heengaan? Weerkomen? Ei: Waar zoude ik n dan vinDit waar'te veel gewaagd. (den? DE RIDDER. k Geef plegtigti myn woord* DE DEURWAARDER, o, Wy vertrouwen niet dan flechts on szelf. Kom voort! Cs BE  S6" DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, DE RIDDER. Schelm 1 durft ge een'man als ik barbaarsch in't aanzigi hoonen? DE DEURWAARDER. Daar weten wy niet van. Wy zien raar geen perfonen. Kom , volg me , op flaanden voet. Hy doet eenige beweging om na, r den ridder te gaan. DE RIDDER. Myn bloed kookt. Lage fieltS Waar' hier myn "rind,of dat gees zwakheid myweêrhield, Gy zoud, na dezen ftond, noch hand noch voet verroeren» DE DEURWAARDER, ah voren. Geen praatjes langer. Marsch! DE RIDDER, Gy zult my niet vervoeren^ Als een' verachten fchelm, op helderlichten dag. DE DEURWAARDER, hem by de borstgrypende* Voort! Voort! DE RIDDER, hem te rug (lootende. Beef, monster,beef, voor een' gerechten llagj X>e wanhoop zal my kracht ondanks myn jaren geven,. DE DEURWAARDER, tegen de dienders, die hem omfir.gelcn. Helpt, makkers! knevelt hem, zo hyu durft weêrftreven. DE  TOONEELSPEL. 37 DE RIDDER. ó Hemel! fia my by, en red my uit den nood. TIENDE T O O N E E L. DE VOORIGEN, SINCERE. SINCERE, van zyn* kolonel komende, op de dienders aanvallende , weiken Irj uil eikander dryft. Hy vat met zyne linkerhand den rechterarm van den ridder; de deurwaarder en dienden /laan rechts en links verftrooid, tt at zie ik? Snoodaards 1 los! ofvreest uw aller dood. DE RIDDER. Ach! zonder u, myn vrind, ware ik geheel verloren) ÜINCERE. Verraders! Zo ik flech's de ftem - ?r wraak wou hooren, Gy allen waart gofcraft voor 't gruwzaam onbefcheid. Dus oefent ge , onder fchyn van recht, de onmenschlykheid! Naauw* word de onnoozli uw prooi, of gy vergeet, barbaren! Dat hy een m^nsch is, en laat alle deernis varen, 't Schynt dat ge in't woên uw wraak, voor al den afkeer, koelt, Dien elk weldenkend man voor uw beroep gevoelt. Gelastte u ooit de wet dus iemant aan te randen? JÜet heilig recht verkeert in wreedheid, in uw handen. C 3 Laag-  36 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, Laaghartig zelfbelang blinkt dóór, in al uw doen. 't Is flechts een fpel by u op gryzaarts zelfs te woên» De zwakken neêr te (laan, de onnoozlen te onderdrukken, Dat ge aan geen fchelm vermoogt, ditzynuw mecster(lukkenï DE DEUR.WAAR, DER, naar de tafel gaande. Rebellie! Schryft het aan. 't Is openbaar geweld! Ras, heeren, fchryft het aan. SINCERE, hem een" zak geld toewerpende. Daar, monster, is uw geld» DE DEURWAARDER, den zak opnemende , en in zyne hand wegende. Hy fchynt my zwaar genoeg, maar 'k diende toch te weten... Hy wil den zak ontbinden* SINCERE. Voort! Pakt u weg! 'k Zou in myn drift myzelv'vergeteriq De verontwaardiging heeft my zo aangedaan, Dat ik uw boos gezigt niet langer kan weérflaan. D.e deurwaarder en dienders vertrekken. ELF-  TOONEELSPEL. S9 ELFDE TO O N E E L. DE RIDDER, SINCERE. DÉ RIDDER, vliegende in den arm van Sincerea die hem tederlyk omhelst. Myn redder! dierbre vrind! SINCERE. Ik druk u aan myn harte; Myn vader!... Noch uw rang, uw jaren, uwe fmarte, Niets werkte op dien barbaar, 'k Beef nóch van woede en fpyt. DE RIDDER. Ik fta geheel verbaasd. Ik ben door u bevryd... Maar tot watprys?.. Ik beef... Sincere, zeg mynader, Van waar hebt gy dit geld? SINCERE. Gy zyt gered, myn vader... Dit is genoeg... DE RIDDER. Ik vrees... Veellicht hebt ge iets beftaan.» SINCERE. Voed geen de minne vrees. C 4 DE  40 .DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, de ridder. 'k Wil weten, waarvandaan.. sincere. 'kZal op Oen' andren tyd u dit geheim verklaren. Stoor myne blydfchap niet door dit u te openbaren. Nooit heeft myn ziel het zoet der vrindfchap meer gefmaakt, Dan in dit oogenblik, nu zy uw banden flaakt. Myn blydfchap , daar ik u geen denkbeeld van kan geveu , Is boven't zoet der min en 't gunstrykst lot verheven' de ridder. Ik vrees dat ge u om my in 't droevigst onheil Hort, 't Rampzalig offer van de tecrfte vrindfchap word! Spreek! tot wat prys hebtgy myn vryheid my befchoren? TWAALFDE T O O N E E L. de VORIGen; de kolonel, die gedurende het vorige tooneel, alles beluisterd heeft. de kolonel. T en koste van de zyne. de ridder. Ach! Wat doet gy my hooren? Sincere!.. Hemel!... hoe! SIN»  TOONEELSPEL» 4; SINCERE. Wat hebt gy daar gemeld, ] Myn kolonel! DE KOLONEL. Ik fia van zo veel deugds verfteld. Uitmuntend mensch!.. 'k Eorc: u van wangedrag verden- ken; (krenken. Nochtans vermoedde ik dat geuw'pügt niet lichtzoud Tegen dan ridder. 'kBen hem gevolgd, mynheer; 'kheHheimlykhembefpied; Ik was getuige van al 't geen hier is gefchied. Hy had die fchoon^ daad, op 't voorbeeld aller braven, Voor eeuwig in zyn hart, uit ;;cc.igheid, begraven. 'i Lot heeft gewild dat ik daarvan getuige waar', Zyn deugd niet flechts vergeld , maar die ook openbaar'. SIN C ERE. Ge ontrukt daardoor *aeü 'tjfdet. Die daad zyftraks vergeten. DE KOLONEL. Gy hebt uw' pligt betracht; ik moetdenmynenweten., Ik maak u van dit uur wachtmeester, en als vrind Vergun ik tevens u dat ge u in d'echt verbind Met die Louize, die gy waardig zyt gebleven, En die ge, om uwen vrind, voor altqos woud begeven, 'k Vernietig van nu af ook uw verbindtenis, C 5 Eh  42 DE EDELMOEDIGE DRAGONDER, En 't verdre... dat met vreugd aan u gefchonken is. De dienst eens mans, als gy , blyv"t merk der vryheid dragen. Elyf by ons regiment zo lang 't u zal behagen. Het roem' noch lang op zulk een waardig lid als gy. 'k Eerbiedig uwe deugd, 'k Stel in uw' dienst waardy, Eu zal myn vrindfchap en myne achting u fteeds toonen. SINCERE. Hoe duur verpligt ge my! ik kan 't u nooitbeloonen. DE KOLONEL. Mynheer de ridder, gun me een plaats ook in uwhart. 'kZal al myn' invloed, tot verlichting van uw fmart, Belleden by 't gerecht, en uwen rampfpoed malent Gy zult dan zeker op uw haters zegepralen... Uw deugd verdient gewis een beter lot op de aard'. DE RIDDER. Mynheer... DE KOLONEL. Geen dank, myn vrind. Op Sincere wyzende. Hy is alleen dien waard'. DE RIDDER, Ja, deugdzaam jongeling, zo edel als verheven! Waarmee vergelde ik 't u? SIN»  TO O NEE L SPEL. |$ SINCERE. Door in uw hart te leven, En nimmer van een daad te fpreken, die, gewis, Geheel geen lof verdient, en niet dan menschlyk is. Ik ben genoeg beloond... dit zegt my... myn geweten. DE KOLONEL. Zulk een verheven daad worde eeuwig niet vergeten. SINCERE. Myn kolonel! DE KOLONEL. Zie daar een voorbeeld vooral de aard'? Deugd, in 't geheim verricht, is'shemels gunstmeesc waard'. Men kan een brave daad niet hoog genoeg verheffen: Zy troost het vroom gemoed , en kan den kwaden treffen; En, daar en nyd en wraak ons niets dan ramp bereid, Spoor' deugd ons allen aan tot liefde en meuschlykheid. EINDE.