10911 ^Tc 2 1  MAATSCH. DEK NEDERL. LETTERIC. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneels/ukkcn , 1841.  DE BARON A L B E R T VAN THURNEISENi   DE BARON A L B E R T VAN THURNEISENI BURGERLYK TOONEELSPEL, IN VIER I5EDRYVEN, door JT. A. I F F L A ND; ZEER VRY VERTAALD EN VERMEERDERD door //. FRIESEMAN. Te AMSTELDAM, by T. van HAJIREVELT, Boekverkooper in de Kalverftraat. 1 7 93-   aan de WEL EP EL E HEEREN J)IRECTEUREN,CO MMISSJRISSE N • EN VERDERE L E E D E N VAN HET GENOOTSCHAP UT1LE &> AMUSANT, Z V DEEZE VRVE VERTAALINGEVAN HET TOONEELSPEL A L B E R T OF DEN BARON van TH URN EISEN JtóLT ALLE VERSCHULDIGDE HOOGACHTINGE DOOR M Y TOEGEWYD! * 3  V * esmaak met mot U zaam gepaard, Wasfteeds het heilzaamst aller dingen; Hoe vaak verzacht zulks niet op aard, Het vcege lot der Stervelingen? Dit was ook vrienden! uw gevoel, Toen Cy in Amflcls oude Vesten, l 'cr.vyderd van liet drok gewoel, U aan dit doelwit gaaft ten besten. Gy  Gy flaagde en toont vat mv gedrag Veréénd met kiefche /maak van fpeelen, Op 't recht Bataafsch gemoed vermag, Vermaak met nut kon 't altydflrecleiu Hierom myn vrienden vond ik goed, IJ mynen aleert op te draagen: Verzeekerd, dat zyn ecdle moed, Met min veréénd, U moest behaagen. ■ 't Pardon, door M Y aan hem verleend, Moet meer dan IFFLANDS dood behaagen; Want wie zou DEUGD met Ml N veréénd In zulken toeft and niet bek/aagen? FRIESE MAN. • VER-  D E VERTOONERS Z Y N: De generaal van doltzig. sofhie, deszelfs Dochter. l o ui s e , syne Nichte, graaf van h o h e n t h a l. baron van tuurneisen. adjudant. maj o "o r. De secretaris vnn den generaal, kar el, bediende van den Generaal. freêdbik, Knegt van de Juffrouwen. Een soldaat. officieren.  DE BARON A L B E ït T van THUR.NEISEN, EEN BURGERLIK TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. de generaal, (zittende beezig met eenebrieventas , terwyl de secretaris binnen koomt.~) secretaris. Zie hier Zyn' Excellentie het plan voor ons Feest van morgen klaar. generaal. Ah! ha ! (hetzelve ingezien hebbende) Recht goed, recht goed, — Ik weet gy zyt een man, die in Haat zyt om hetzelve even goed ter uitvoer te brengen, als om het uit te vinden. — Maar evenwel, wees toch op uwe hoede ! — Lieve Hemel, ieder geringde omftandigheid van den dag van morgen baart my zoo veelc zorg, is voor my van een zoo groot aanbeA lang!  ( 2 ) lang! dat ik U by eiken ftïp gaerne toeriep: wee* op uw' hoede voor dit, — wees op uw' hoede voor dat! — {leest nog eens) dat geen bediende weete, — waartoe of waarom'. — Dat men alle buitengewoon geloop vermyde! hoort Gy? SECRETARIS. Uw' Excellentie heeft voor niets bevreesd t& zyn. ... Ik zag die lieve Sophie opgroeijen van kinds been af. Ook voel ik hier (op zyn hart drukkend) duidlyk hoe een Vader gemoed moet zyn, die zyn eenigst kind zoo verrasfen kan. Ik Helde veele plans op — dog vond er geen naar mynen zin, maar nu, geloof ik, dat ik het getroffen heb; zoo wel voor U als bruid en bruidegom. GENERAAL. Recht goed! — Rechi Hoor die muzyk door U meegebracht, al Iaast Gy in myneziel, kon nooit beeter zyn. Welke verruklyke dag voor my! Een dag, gelyk aan dien, toen ik met myne Caroline in het huwlyk trad, dat was een eenvouwdig, een. vrolyk Feest. Heugt het ü noch? SECRETARIS. Zou my zulks niet heugen ? en dat ik thnns het huwlyk van Sophie bywoonen kan, maakt my weêr even jong , als toen ik voor 30 ja.iren alles voor het huwlyksfeest van haare moeder befchikken moest. GENERAAL. Eraave Grysaard ! Gaa — en wees voorzichtig — laat  ( 3 ) Iaat uwe blydfchap U niet misleiden, itraks koom ik beneeden by U; want U bezig te zien , ilrekt my altyd tot vermaak» secretaris. Zyn* Excellentie zou zulks niet voor ons geheim nadeelig of gevaarlyk zyn. generaal, (geeft hem zyn horologie.) Gewonnen vriend, gewonnen. secretaris. Zyne Excellentie! generaal, (geevende liem het plan terug.) Leg het in myn cabinet op de fchryftavel neer, en vcrvaerdig dat papier , waarvan Gy het ontwerp vinden zult. (De Secretaris vertrekt.) TWEEDE T O O N E E L. generaal, adjudant. generaal, (opjlaande.) Goeden morgen — goeden morgen — hoe flaan de zaaken thans? adjudant. Zyne Excellentie, zoo als gister — alles ftil, en de krygsoperatiën van den vyand zien er zoo weinig naar eene beleegering uit, dat men waerlyk zeggen zou, zy zyn in hun ieeger meer op hun vermaak, als A 2 op  C 4 ) op onzen ondergang bedagt. — Van daag heeft mca toch meer beweeging onder hen befpeurd. generaal. Wie weet, om welke onbegryplyke Staatkundige reedenen hunne handelwyze zoodanig is. — Nu dat is ons evenveel! Koomen ze ons niet opzoeken — zoo hebben wy voorraads genoeg, om met geduld aan te zien; hoe lang hun de lust om onze wallen te befchouwen, bezielen zal — koomen ze al — ook al weer goed, wy zullen ze wel ontvangen. adjudant. T geen ik zyne Excellentie nog melden moest, is, dat de Luitenant von haus, die op de buitenfte voorpost, by het waater lag, om ziekte is afgelost. generaal. Zoo! — Hy is toch niet gevaarlyk ziek? adjudant. Men denkt van neen. generaal. Wie commandeert dan nu dien post ? adjudant. De Luitenant van Tnurneifen. generaal. Ha, Ha, de Baron van Thurneifen — dan is dezelve in goede handen!en onder vieroogengezegd — in beetere handen dan voorheen. — Nu flaap ik zoo reel te geruster. — Anders niets? — AD-  C s ) adjudant. Anders niets. generaal. Goed. — Help my een waakzaam oog houden, dat alles in deeze vesting in goede order zy. — Tot nu toe ben ik te vreeden, zeer te vreeden zelfs. adjudant. Zeerwel, zyne Excellentie. (Adjudant vertrekt.) DERDE T O O N E E L. de generaal, en vervolgens koont karei, generaal. De vyand moge doen, wat hy wil, by ftoort myn feest van morgen niet — al ware het ook — wel nu, hier midden in de ftad ben ik immers voor zyne kogels vry wel gedekt; _ en al trof my ook één — ik ben in 's heemels wil gerust — dan toch is myne Sophie bezorgd. k a r e l. De Heer Graaf van Hohenthaal. — generaal. Ik wacht hem. ( Karei gaat heen.) De Bruidegom ! — Oude verraad U niet! A 3 VIER.  ( 6 ) VIERDE T O O N E E L. generaal, de graaf VMl Hoktnthaal. graaf. Ik hoop geleegen te koomen. generaal, ( hem omhelzende. ) Van harten vriend, — van harten. — Ho, Ho, wat ziet g'er treurig uit! Lustig myn zoon — lustig! graaf, (zuchtende, ) generaal. AI weer zuchten ! — He ! waar over dan ? graaf. Over al dat uitftel en alle die hinderpalen, die my beletten, dat ik U den naam van vader geeven kan. generaal. Houd U maar gerust! — Dat Sophie veel van U houdt, weet Gy immers zeederd lang; dat het verlangen naar uwe verééniging haar eeven zeer als U aan :t harte legt, toont haar treurig gelaat, waarmee zy zints drie maanden hier omzwervt, zeer duidlyk aan. Gy zyt immers reeds verloofd — hoe deed het my leed, dat uw huwlyk, weegens haare onpaslykheid voor de beleegering, moest worden uitgefteldl Was die onpaslykheid niet voorgevallen, dan zaat Gy al lang als echte Lieden op myn Landgoed vriend! en hadt in den tegenwoordigen, zooverveelenden toeftand niet met my gedeeld. — Nu 't is  ( 7 ) is niet anders, en met my uithouden moet Gy 't vast! GRAAF. Noemt Gy ziithuden, 't geen ons eene gemak lyke en aangenanme plicht gebiedt? Wat'er ook gebeurd mocht zyn; verliet ik en Sophie onzen dierb'ren vader nooit! GENERAAL. Dat ik U geene beetere hoop goeven kan, doet my van harten leed — op ontzet is het vooruitzicht zeer gering, dewy! men weet, dat wy van alles zyn voorzien, en de Vyand heeft ruim zoo veel geduld als wy moed — dus kan het duuren, tot dat hy ons op de wallen in het oor luistert, de hand geeve en zegge: Houdt op met vechten, wy gaan naar huis — dit vriend, dit houdt noch wel een poosje aan — laat g' het hoofd hangen arme Vérliefde man ! Ik wou dat ik U eene beetere troost geeven kon — maar 't is niet anders. GRAAF. Dit denkbeeld kwelt my ook — maar dat van U te kunnen verliezen kwelt my nog veel meer. — Ik bezweer U flel U niet zoo Merk aan alle gevaaren blooti Uwe ieevenswebbe is in die van ons beiden zoo naauw doorweeven , dat Gy zonder verantwoording fchuldig te zyn, U niet geheel aan uwen moed overgeeven kunt. _ Ach vader geef toch myne kinéetlyke beede gehoor! A 4 ££.  ( 8 ) generaal. Ik zal my fpaaren, voor zoo verre zulks met eer en plicht beftaanbaar is — dat zal ik doen myn Zoon! — Ik wenschte flechts, dat ik omtrent het uitftel van uw huwlyk , U eene beeter' hoop geeven kon! — noch zoo lang! — noch zoo lang — Gy kooint my thans zoo ongeduldig voor! — g raaf. Alleen thans — lieve Heemel! generaal, (hem de hand drukkende.) Nu — nu — neem alles niet zoo letterlyk op. Ik ken U immers Graaf zeedert lang, gy zyt die man, die myne Sophie gelukkig mauken kan — anders kreegt Gy ze waarachtig nooit. — Maar gy kunt en »ift het doen. Ik heb U zoo lief, en myne ziele is zoo fterk aan de uwe verkleefd (zeer gevoelig) dat zoo Gy niet met Sophie trouwen moest,ik daarover meer gevoelig zyn zoude, als Sophie over het verlies van haren minnaar ooit kon zyn. — Dat zelfde ogenblik, waarin ik ontdekte, hoe fterk de verbindtenis van uwe harten was, gaf my myne Vrouw weêr. Ik bedrieg my 0p uw ftuk in 't minde niet, alles, wat Gy in myne laatfte ziekte voor my deedt, kan alleen een zoon voor zynen vader doen. Zonder U had my die ziekte reeds in 't Graf geflcept: — maar twee edelmoedige fchepzels rondom myn krankbed treuren te zien, en de vurige wensch om U voor uw lyden te beloonen, gaf my weer nieuwe moeden kracht, (.her».  V- 9 ) (hem ly de hand vattende) en met die kracht, wil ik van dat zaalig ogenblik getuige zyn, dat Gy uw huwJyksfeest vieren, zult. graaf. Vieren zult? — ó Heemel wanneer dat? — generaal. Dat — dat — op morgen! graaf. Op morgen — op morgen — ftelt gy my op de proef, of het denkbeeld van deeze vreugde ook zoo fterk op my werken zal, als het 'gemis daarvan zoo even deed. generaal. Neen, neen vriend, dat was al te fterk. Uw huwJyk is bepaald op morgen, trots vyand en beleegering — op morgen ! graaf. Dank vader — beste vader dank! ó Sophie hoe vlieg ik naar U toe. generaal. St! noch niet! graaf. Ik ken my zeiven niet! Hoe in weinige uren Is Sophie dan aan my! ceSeraal. Hoor jonge , ik heb lust om kwaad op U te zyn ! Gy hebt myn geheele plan bedorven en my door uwe malle zuchten en weenen het geheim afgelokt. A 5 graaf.  ( ro 5 graaf» Welk geheim? generaal. Ja Sophie weet van niets en alles blyve voor haar tot morgen toe bedekt. g r a a f.1 Tot morgen toe! — Dan durf ik niet by haar gaan — want haar te zien, zonder my te verraaden Is onmooglyk voor my. — Tot morgen toe ~ ach die tyd fcbynt my eene eeuwigheid. generaal. Wel gezeid vriend! - en zoo Gy dan niet by tyds nier zyt, haal ik U _ jaa nog eens - gy hebt myn gebeele plan bedurven — nu gaa maar heen, ik heb er niets teegen, zeg het haar maar — fchik alles «aar uwen zin. — Laat haar niet te laogwachten I— g r a af, (zich willende los rukken van zyne hand.) Ik Vlieg! generaal. Zoo niet Graaf! _ Eerst hier. (Wyzende naar het tabmet.) Vertel eerst aan dien ouden wysgeer, hoe flim gy het hebt aangelegd, en hoe Gy my myn ge» heim hebt afgeperst - uwe vreugde, uwe te vreedenhe.d zal hem voor zyne moeite belconen, die hy te vergeefsch aan't maaken van ons plan had befleed: dat moet eerst zyn, {hem naar zich toetrekkende) want hebt  C ii ) hebt Gy malkaar eens gezien, dan is 'er vast niets met U te doen. graaf. Ik moet U gehoorzaam zyn. generaal. En ik! hoe ongehoorzaam ben ik niet aan dien ouden raadsman geweest! — nu zulks vergeeft gymy — niet waar? — Kom hier in! — tot ilraf dat gy een oud Soldaat tot babbelen hebt verleid. — (Zy gas" beide in 't cabinet.) V Y F D E T O O N E E L. Het Tooneel verandert en verheelt de kamer van Sophie, in den grond van hetzelve Jiaat eene tavel, waarop eetiige boeken zyn, en aan den muur hangt benevens andere de Silhouette van den Graaf. sophie en louisk. louise. Alles wat ik van daag met U beginnen wil, is te vergeefs — lees ik U iets voor, gy zucht by ieder woord of lacht op zulken trant, dat uw lagchen waerlyk erger als weenen is — al wat gy antwoordt is — hoe! — wel zoo! — waarom?en anders niets. sophie. Dit alles lieve Louife is inbeelding van uwen kant, geloof my dcch! louise.  ■ C 12 ) LOUISE. Ik geloof het wel - het is dus myne fchuld alteen, dat ik van daag TJ niet opbeuren kan. - Ik fpeelde _ zong en las voor U, alles te vergeefs! — Laat ons iets anders by de hand neemen. (Gaande achter op het Tooneel.) Ha! Ha! zie daar uwe verzaameling van Silhouetten, (eenige beziende) Die goede Juffrouw Burgdorp, wat moest zy te vreeden zyn, had ze maar de tiende part van de goede hoedanigheden, die haar profil belooft - ha de Krycsraad Schmidt - welk fterk vooruitfteekend voorhoofd wat ingedrukte neus - een zonderling gezicht» A propos, ieder keer, dat wy onze verzaamelin^ bekeeken, heb ik 'er één opgemerkt, die altyd myne Sophre het eerst in de handen kwam en het laatst van allen wierd weggelegd - {zoekende) waar is hy nu? - Ha ! Ha ! daar heb ik hem ! (gaat naar Sophie «n zegt) Sophie, wie is dat toch? S0PHlE> (.eenigzins verleegen.) Die? — de baron van Thurneifen. LOUISE. Slaat gy op het noemen van dien naam uwe ogen neer! & SOPHIE. Ik zou niet weeten, waarom ik zulks zou doen. LOUISE, Pas op Sophie men antwoord nooit meer aan den rech-  C 13 ) rechter als hy vraagt, — pas op! Gy wierdt mooglyft in uwe eigene ftrikken verward. sophie. Ik begryp U waerlyk niet. louise. Niet? Zie my eens aan. sophie. Wel nu? louise» Begrypt Gy my waerlyk niet? (zeer ernftig) Laat ons dan eene ftof afbreeken, die voor myne Sophie te duister is. (Zy wendt zich weer naar de Silhouetten.) Wy moeten toch op het vergrooten van onze verzaameling bedacht zyn ; alle daagen hebben wy dezelfde troonies voor ons gezicht! (Zy wyst op die van den Graaf, neemt ze van de muur en hangt die van den Baron in de plaats.) sophie, (hier over in verleegenheid.) louise. Alleenlyk voor verandering — dit is al oude kost en fchynt verveelend zelfs voor U. — Van te voren was uw oog altyd derwaards gewend. — Van te voren fprak ik uren lang met U. — Gy zyt noch altyd even ongerust, en doet om deeze ongerustheid te verbannen geenzins uw best. sophie. Gy verdubbelt dezelve Louife door dat gezicht; het welk my tot deeze ongerustheid bracht. louise,  C 14 ) loüise, (wyzende op den Baron.") Gaf dit gezicht U er aanleiding toe? \heuduhaar vervolgens de Silhouette van den Graaf voor de oogen en zegt) Sophie • — Sophie! sophie. Ik weet niet wat gy wilt. loüise, (fchielyk hare hand vattende.) Op eene meedoogende wyze, waarvan waare vriend fchap echter de eeniglie beweegreeden en dryfveer is, U een geheim afperfen waarvan de verberging U zoo bitter drukt, en dan door hetzelve met" ü te deelen aan den dag leggen , hoe fterk myn hart aan het uwe verbonden is. sophie, (ter zyden en in de grootjle verleegenheid.) Goede Hemel! (overluid) Gy misbruikt myn geduld en maakt my kwaad! louise. Kwaad? _ Neen dat wil ik niet — ik lyd liever zelve — en zwyg _ zwyg tot een gunftiger ogenblik my uwer vertrouwen waerdlg maaken zal. _ Maar lieve Gy zyt toch niet boos, niet waar — zeg ! sophie. Neen waarlyk neen, ik ben niet boos. louise. Mag ik U eens een Versje voorleezen, 't welk ik onlangs in een boek gevonden heb ? _ Zie lieve Sophie  ( IS ) Sophie anders geloof ik, zyt Gy kwaad — mag ik? — ( Zy haalt het boek.) sophie, (terwyl.) Praatmoer dat Gy zyt!(Z;y tracht van hare verleegen» heid te bedaaren.) loüise, (leest.) 6 Vriendfchnp, eerstgebooren kind Van 'c allerlicfderykfte weezen! Zoet als een' hoop — ftraal van geneezea Die in het eind den Lyder vindt. Wat was toch 't doolhof van dit leeven ó Teére vriendfchap zonder U? —— sophie. Ik vind ze fraay, recht fraay, heb duizend dank vriendin! louise. Zeg liever ik vind ze waer! — 'Er is een tyd geweest, dat wy zoo gelukkig waren, zeg toch lieve Sophie, zeg toch tot myne gerustftelling, die tyd komt weerom — dit alleen Sophie, en myn geluk is volmaakt! s op hie. Jaa, Jaa, die tyd koomt vast weerom — of myn ongeluk is vast! louise. Uw ongeluk is vast — en wat zou dan het myne zyn? deel my toch een geheim meede, waarvan de geheimhouding U zoo bitter drukt! sophie.  C 16 ) sophie. Gy zyt zonder kommer en gerust — uw hart Is thans van alle lyden vry — uwe goedaardigheid alleen maakt dat Gy my beklaagt. — Maar gy zult mooglyk myn ongeluk niet gevoelen — of veelligt al te veel, en dan had myne ontdekking twee ongelukkige menfchen gemaakt, 'tls beeter dat ik zwyg' — en zal geruster zyn! louise. Neen, neen ik vrees het fterk — denkt gy dan niet vriendin, dat deeze onzeekerheid my noch vee! fterker lyden doet? — Gister hebt gy noch aan uwen vader gezegd, ik zal weer zoo als van te voren vrolyk zyn — Sophie! — Gy lydt meer als gy zelve denkt — gy hebt hem meer beloofd als gy houden kunt. — Beken alles en zulks brengt uw harte vast vcrligting toe. sophie. Lieve Heemel — ik kan niet — ik kan niet. louise. Verwar toch eene angftige bekommering voor uwe gerustheid met eene vrouwlyke nieuwsgierigheid niet! Sophie by die vriendfchap, die ons van kindsbeen af bezielde bezweer ik U — verdenk — verdenk myne goede inzichten niet! — sophie, (wendt hare ogen weg.") louise. Gy wendt uw gezicht van my?Heb ik my dan ooit uwer vertrouwen onwaerdig getoond? S. ~ P h. I Ka  ( n ) SOPHIE- Verlaat my. Doe my geene moeite! — Dring niet op de ontdekking van iets, waarover Gy my haaten — verachten zult. — Geef my maar aan myn noodlot ten prooi. LOUISE. Moet ik myne beede herhaalen ? Ach dat ik de ontdekking van dit geheim toch niet aan onvriendlyke afdringing te wyten hebbe ! — ontdekking, die ik 200 gaarne aan de vriendfchap alléén verfchuldigd wilde zyn ! — SOPHIE. Wel nu! — weet dan — dat ik — maar Gy haat die ongelukkige Sophie vast — verlichten zult Gy haar, die door een enkel ongelukkig ogenblik haaren eigenen val heeft bewerkt. (Naa een ogenblik Jliizwygens.) Ik was met den Graaf opgevoed, zyn gezelfchnp kwam my vervolgens veel aangenaamer dan dat van andere jonge Lieden voor —- wy wierden te zamen groot, en myns vaders wensch beitond in onze verbintenis alleen. — Ik befchouwdo hem als iemand, die uit enkele, maar waare vriendfchap van my hield en beminde hem ook zoo; meenige groote trekken van zyn Caracter, die ik bewonderde, maakten hem my noch meerder lief. — Ik beminde hem zelfs — met vergenoegen zag ik het oogenblik van onze vereniging te gemoet. - Alleen —. B LOUI-  ( i8 ) louise, (wei. drifi.) Vaar voort Lieve — vaar voort, weet Sophie i wat deel ik in uw noodlot neem en altyd neemenzal! sophie, (haar om den hals vallende.) Louife, hoe fchuldig ben ik niet naa deeze ontdekding in uw oog en hoe — hoe doe ik die? — (naa een vry lang Jiilzwygen , gedurende hetwelke zy zich tracht te bedaaren.) Eenige maanden geleeden decdGy aan myne Tante een bezoek , geduurcnde dien tyd had een Soldaat, door zynen Overften mishandeld, uit edele gramfehap eenen misftap jegens hem begaan. Die ongelukkige, van ieder bemind, wierd ook van ieder betreurd — maar van 't Krygsgerecht ter dood gedoemd. — De beede zyner goede familie, met het verzoek van de voornaamftcn van deeze oord te zaam gepaard, werkte niets anders uit, dan dat hy van den dood vrygefproken, maar tot eene ftraffe verweezet) wierd, die hem het leeven ondraaglyk maaken moest. — Ieder, — ieder hoopte en bad om genade tot het laatfte oogenblik— Gy weet, welk deel myn gevoelig hart altoos aan 't lot van rampzaligen nam. Te vei» geefs wendde ik alles voor hem aan • — Ondertusfchen naaderde dat fchriklyk oogenblik; door de gevoeligheid van myn eigen hart gedrongen — door het fmeeken van de vrienden en de elende van de moeder van dat ongelukkig mensch bevvoogen, waag ik het en val mynën vader voor de tweedemaal te voet. —— Met de traanen in de oogen — zeit hy my — ftaa op  op — Genade geeven , kon hy aiet. — ïntusfcnerj hoor ik het teeken, dat ter ftraffe van dien ongelujckigen gcgeeven wierd — doorgriefd van angst wilde ik my in eenen afgeleegenen hoek verbergen — eensklaps hoor ik een algemeen hoezee— Ik wachtte altyd boopende, een oogenblik — en hoor een paerd irl volle galop — eene femme riep, Genade, genade O Louife 't was voor my de fiem van eenen Engel1 Het volk — al het volk herhaalde juichend dit woord! — Ik vlieg aan 't vender, zie eenen jongen officier, ademloos, bedoven, met loshangend hair, houdende in de eene hand het pardon, en in de andere de teugel van zyn bynaa doodgereeden paerd,— aan zyne voeten den ongelukkigen, reeds tot het ondergaan van zyn vonnis bereid, maar toen in traanen — in dank- baare traanen fmeltende voor hem neêrgeknield. ■<. Gryze en in het vuur geharde Soldaaten weenden onder het geweer, — ieder omringde hem — ieders mond was vol van zynen lof. — Hy verontfchuldigde zich van deezen lof met die eedelhartigheid, die de bewustheid van eene groote daad ten gevolge heeft.— Hij zag naar boven — Ach had ik het nooit gezien ! — God dank, zeide hy, dat ik dien ongelukkigen behouden kon! _ die grootmoedige ingetoogenheid waarmee hy zulks zeide, deed my geweldig aan Hy ging heen — juichend en dankbaar volgde hem bet volk — en met dankbaarheid, volgde hem myne liefde — ('t geen ik toen niet wist,) voor eeuwig.— E 3 (.naa  ( 20 )• (naa lang jlilzwygen.') Den volgenden dag heb ik hem? by mynen Vader, die hem zeer vriendiyk ontvong, gezien.-— Daar hoorde ik, hoe de baron vanThurneifen, zoo draa hy het noodlot van dien ongelukkigen verftond, buiten weeten van iemand, door alle posten drong, zich naar den Vorst begaf, die door de edelmoedige denkenswyze van dien officier begaan, hem zyn pardon gegeeven had.— Ik dankte hem zoo gevoelig — zoo hartlyk , voor zyne daad , dat ik hem en my in verleegenheid bragt: — Naderhand heb ik hem eenige reizen in gezelfchap gezien en gevonden dat zyn ver-ftand zoo goed is ab? zyn hart. — Ik zag hem gaarne — zoo gaarne — dat ik hem niet vindende te onvreeden was. LOUISE. O waarom hebt Gy my van dat oogenblik af aan niet de reden van uwe ontevreedenheid ontdekt? SOPHIE. Kon ik zulks Louife, daar geen de minde argwaan van liefde by my opkwam? Ik hield het voor enkle achting, — ten hoogden voor vriendfchap. Om liefde dacht ik zao weinig, dat ik het oogenblik van myne vereeniging met den Graaf, als zynde de eenigde wensch van mynen waarden vader, reikhalzend te gemoete zag. — Gy weet hoe kort hierna my eene zwaare ziekte overviel, die onze verbintenis toen hinderpalen heeft gedeld. Gedurende dezelve heb ifc hem met den Graaf dik'.v^ls aan ons huis gezien. —— Ik  C 21 ) Ik zag hem — o Louife het denkbeeld van dat oogenblik vermeerderd myne fmart, — ik zag hem — maar minde hem ook. De ftryd van myn hart om den Baron tegen de plicht om den Graaf te beminnen was in myn hart verfchriklyk fterk. — Hoe dikwyls zeide ik, neen, liefde moet by plicht vergeleeken, achter ftaan — maar ieder opflag van zyn oog verydelde myn goed voorne-emen weer, — Ik zag zoo duidlyk Louife, dat even hetzelfde gevoel in zyne ziele omging. — Op eenen avond vond ik hem buitengewoon droefgeestig. — Hy deed zyn best om zulks te verbergen — Gedurende het gefprek antwoordde hy op alles recht verkeerd — Ik zei hem, goede Albert, hoe zoo myn vriend, en waarom? Hy wierp zich aan myne voeten met eene drift die my verfrhrikte, zei by my. Sopbie ik bemin u, maar bezitten kan ik u niet. — Zeggen evenwel moest ik het u, gy zult my mooglyk beklagen en dat is troost genoeg voor my. — Om hem te antwoorden had ik geen kracht genoeg; maar ieder ademhaling, ieder polsftag zei my — Gy mint Albert al te fterk. _ Hy zag het wel, maar zyne befcheidenheid zeide hem, Gy moet het niet zien. — Leef — voor eeuwig wel Sophie, riep .hy my toe en zoo vloog hy de kamer uit. louise. En zeedert hebt Ge hem niet gezien ? " •ö 3 soprijt,  ( » ) sophie. Hy Het my aan de grootfte wanhoop ten prooi. Ik beminde hem zoo onuitfpreekiyk, als ooit een meisje iemand beminnen kon De Graaf fchreefmyne zwaarmoedigheid aan myne ziekte toe Jaa ik zie wel, dat alles wat ik van te vooren voor den Graaf gevoelde, geene liefde was. — Vriendfchap was 't alléén, en vriendfchap zal het blyven - (met drift) zoo lang als ik maar denken kan — meer was het niet — zal het niet — en kan het niet zyn ! louise. Hebt Gy den Baron —? sophie, (Jianr in de reeden vallende.) Hoor myne gantfche zwakheid. — In de omftandigheeden, waarin ik my bevond, fóhreef Ik beitt allereerst, — Zag hem — zag hem dikwyls in gezélfchap en ook alleen. louise. Onvoorzichtige — ongelukkige! sophie. Myne vereeniging met den Graaf wierd geheim gehouden op bevel van mynen vader voor ieder een. Albert zelf weet nog niets daarvan, _ Ik zag met verlangen naar dat tydftip uit dat ik myne liefde voor Albert, gefchikt aan den dag leggen kon Myne liefde en' de verdienden van Albert maakten my gerust — en ik kende deli Graaf genoeg om te weeten, wat hy «Jltrent myne geneegenheid voor den Baron by my- ncn  c 23- y nen vader zeggen zou. — In een oogenblik waarin ik door Hoop, Liefde en Wanhoop overweldigd was,< in dat ongelukkig oogenblik, zwoeren wy ons eene eeuwige trouw. loüise, (fchielyk opfpringende. Om 'shemels wil! sophie. Wel nu Louife, kent gy nu een fchepzel dat van alle kanten meer benaauwd en meer gepynigd is, zoo < noem het my — en dan zal ik zeggen ik ben vergenoegd en lyd niets! — Stil — Itil , ik hoor iemand — wie hy ook mooge zyn Louife, houd hem een weinig op — dat ik toch bedaaren kan. (Louife vertrekt.) Z E.S D E T O O N E E L. sophie, naderhand de graat. sophie, (droogt zich de oogen af, gaat eenige reizen ip en neer, neemt dan een boek en gaat zitten.) graaf, (binnen koomende.) Gy hebt waarfchynlyk reeden om kwaad op my te zyn. Ik was reeds zeedert één uur hier in huis en nog niet by u. s OjP h 1 e. Reeds een geheel, uur ! ■ graaf. , Een geheel uur. Dat uur heb ik by onzen goeden B 4 «u-  ( 24 5 den vader doorgebracht, en ik verzeeker U ik heb dat uur met meer vermaaks by hem als by U doorgebracht — en hierover my befchuldigen kunt noch durft Gy niet. — Ondertusfchen weet toch Sophie, ik had'zulks niet uitgehouden, ware ik van uwen goeden toeftand niet reeds verzeekerd geweest — maar lieve Vriendin Gy ziet 'er uit, als of ik het bericht aan my gegeeven voor onecht houden moet! sop:;ie. Waarom, myn Waarde Graaf? graaf, My dunkt uwe teegenwoordigheid toont het tegendeel te duidlyk aan. — ik bid u Sophie, zeg my de waarheid en verberg my niets! sophie. Waarlyk Gy hebt ongelyk Graaf. Ik ben wel — 2eer wel —— alleenlyk — graaf. Alleenlyk I sophie. Ben ik een weinig dro. fgeestig — en de reeden «daarvan —— graaf. Is? sophie, (geevend hem een boek.) Die Gy hier ziet. graaf, (leest den Titel.) Eerst half uitgeleezen 1 IS bid ü Sophie bewys ffly eene gunst. < O;  ( aj ) 5 0phie. Welke, Graaf? graaf. Dat ik dit boek en alle zoodaanige, die myne lieve Sophie zwaarmoedig maaken kunnen, teegen andere verruilen mag — mag ik? sophie. Uw verzoek lieve Graaf doet my moeite, daar ik in het leezen van zulke boeken, dunkt my,genoegen vind — maar daar ik de gevoeligheid van myn hart kenne en het nadeel dat dezelve my toebrengen kan, ftaa ik U terftond uwe beede toe. graaf. Sophie — — Ik moet U de verzeekering van mynen gelukftaat aankondigen. Hoe gelukkig zoude ik zyn , gevoelde Sophie Hechts de helft van myn geluk! s o phie. Het betreft U en Gy twyffelt noch? graaf. Neen vast niet — Uw vooiig gedrag omtrent my verdiende niet de minde achterdocht. -— Hoor dan myn geluk; en uwe blyjfchap zy een bewyze, dat ik het benydenswaardigfte fchepzel van de waereJd ben. — De teêrfte, de beste der Vaders bteeft onze verbindtenis op morgen bepaald. sophie, (fpringt verwonderd op.) Op morgen i IJ s graaf.  c .26 r graaf. Jaa op morgen. sophie. 'Dafs gaauw (gaat weer zitten.-) Zou by niet ? (zoekt hare ontfieltenis te bedekken.) ondertusfchen graaf. Sophie wat hebt Gy dan 1 SOPHIE. Niets — niets — Gy ziet nu eerst, hoe Gy my hebt verrascht. graaf. Jaa ik zie het maar altewei. — Maar my dunkt Sophie neemt deeze tyding niet op, zoo als ik gaarne wou — en my dunkt, ik heb haar meer verfchrikt als verrascht. sophie. Neen dat niet, maar Gy kunt niet vorderen Graaf, dat ik my zoo fterk van de zwakheeden myner Kunne los heb gemaakt, dat ik op het hoorcn van zoo eene tyding geene de minfte verwondering zou hebben getoond ! graaf. Neen, neen ik heb U nooit gekend Sophie, of wel 't was geene verwondering, maar fchrik — toenGy my zeide — Dat's gaauw! ZEE-  ( 27 ) ZEEfENDE T O O N E E L. De voorige, en de generaal. sofhie, (ftaat in de uiterjle verleegenheid, gaat vervolgens naar haaren vader ) Ach myn beste Vader ! generaal. Goeden morgen, myne Sophie! — Wel Graaf weet zy het reeds? graaf. Jaa. generaal. Ziet Gy wel hoe ik alle uwe wenfchen voor te koomen tracht — evenwel beken ik, d;it myne wenfchen door Uwe verbindtenis ruim zoo veel, als de uwe zullen zyn vervuld. — Nu wat zegt Gy nu Sophie ? sophie. Dat gy door niets my beeter overtuigen kost, dat Sophie een der besten , der teerhartigften vaders heeft. generaal. Jaa Sophie Gy doet my recht. — IVlaar meisje, ik weet niet — 't fchynt my toe — dat het U zoo veel vermaak niet doet als ik wel had verwacht. sophie. Myn hart neemt deeze tyding op, zo als het moet, geloof my vry. — Dat ik dezelve van daag niet verwachtte , is vast. — De omftandigheeden, waarin wy  C 23 ) wy van den vyand omringd , ons thans bevinden , maaken eenen zwaarmoedigen invloed op myne ziel, en zetten aan de vreugde die ik gevoel, eene groote hinderpaal in den weg. generaal. Kom kom kind, maak U van die grillen los ~ 't is waar ik had U liever op dien dag. dat wy na eenen moedigen tegenftand het Te Dewn zullen zingen , ten altaar gevoerd — maar wie zeit, dat ik dan noch in 't leeven ben! — Wanneer ik dacht by. myzelven — Gy zyt een eerlyk man, hebt u Vaderland en den Vorst zoo trouw gediend ! wanneer my zulks den moedmyner frisfche jeugd terug gegeeven had en vervolgens dacht het noodlot van Sophie is nog niet bepaald — dan vervloog ylings al myn moed — van nu af aan is geen gevaar voor my te groot — en wil de Heemel het, ik fluit myne oogen zeer gerust — gerust dat ik myn eenigst Lief Kind in de armen van eenen braaven Jongling, die haar zoo fterk bemind, achteriaat. graaf. De Heemel fpaare U noch lang, recht lang, myn Vader! Hoe onvolmaakt ware ons geluk niet zonder U? Hartelyke en weederzydfche vriendfchap verbonden ons zoo lang! — Een zoo gelukkig huisgezin, als wy zullen uitmaaketi, is 'er in het gantfche land •iet meer. —. Niet waar Sophie? sophie ^weent.) g E- Éü  C 29 ) generaal. Dat goede meisje weent! zy is gelukkig en dea heemel zy dank, Gy hebt een hart dat in haar geluk volkomen deelt (ziek naar den Graaf wendende.') Hoe dikwyls heeft my het denkbeeld niet gekweld, dat art gevoelig, dit goed hart aan eigene dwaaling of door fchuld van anderen van het rechte fboor afdwaaien zou? — maar nogmaals zy den Heemel dank, alle die klippen zyn wy nu te boven gezeild, (aan Sophie, neemende haar by de hand.) Alzoo morgen, Lieve Sophie, is uw en myn geluk volmaakt! sornrE, (die in het begin van dit tooneel haare verleegenheid zocht te verbergen, vervalt tot fiilzwygen en Jierke wanhoop, warvan zy weer eensklaps bedaart, in het oogenblik dat haar vader haare hand vat, waarop zy met drift antwoordt.) Jaa myn Vader, jaa, zulks zal zyn; Geluk en zeegen des Heemels ruste op eene dochter, die zulks kan! generaal, leggende de hand van Sophie in die van den Graaf.) En de heilige zeegening van eenen goeden ouden man ! (Tusfchen beiden gaande.) Einders , grootere vreugde verwacht ik in mynen leevensloop niet meer, — fterkere dan deeze ondervond ik nooit.— De Heemel wilde flechts dat ik denzelven hiermee befloot! ilt ben volmaakt gelukkig, (gaande een oogenblik op en nteder.) Nu dan het gezelfchap zal uit or\3, den Vel'd- pree-  ( 30 ) preediker en mynen goeden wakkren Majoor befhan 5 ftil en eenvoudig, zoo als ons toekomftig leeven, zy het Feest van Uwe vereeniging; myne omhelzingen, en vreugdetraanen over ons aller geluk, verltrekken U voor uw Bruilofts • bal. (Hy vertrek.) A C>H T S T E T O O N E E L. de graaf, sophie, (beide zeer aangedaan.) c R A A F. Maak myne vreugde Sophie, door, op eene enkele vraag te antwoorden en ongeveinsd te antwoorden, volmaakt. Zeg my , waarom Gy zoo zwaarmoedig zyt! — al antwoordde myne Sophie, niet gaem op deeze vraag, haar hart zegt toch dat dezelve billyk is. — Dan Sophie verwacht niet dat ik haar onbcgryplyk gedrag omtrent my van te vooren gehouden goedkeuren kan. sophie. Zoo ik U verzeekere, dat de hoofdoorzaak daar" van in eene zwaarmoedigheid, waarvan ik zelve de reeden niet weet, geleegen zy, en dat ik alles zeedert eenigen tyd van den flechtften kant befchouw' — Zoo ik U verzeekere, dat het denkbeeld, om alles te vcrmyden, wat zulke zwaarmoedigheid in het vervolg vergrooten kan, aan U verfchuldigd te zyn my aangenaam is — zoo ik U dat verzeekere, zyt Gy dim te vreên? GBAA?.  ( 31 ) graaf. Ik moet te vreeden zyn. soi'h ie.. Gy moet? — is 't alleen één moet Graaf? graaf. Gy verlangt het immers, en uw verlangen is eene vaste wet voor my! Maar zoo ik terftond gezegd had, jaa ik ben te vreên, wat hadt Gy dan van myne manier van denken, van myn hart gedacht? — Evenwel Sophie, die fchrik , die U terftond naa myne ontdekking van onze verbindtenis op* morgen overviel, en daarna, die fchielyke overgang van zwaarmoedigheid tot eene gemaakte tevreedenheid is voor my een raadzel en koomt my tot nog toe, vergeef het my Sophie, onbegryplyk voor. NEGENDE T O O N E E L. loüise. De P'oorige. louise. u w Kamerdienaar Graaf, verzocht my, dat deez' brief U op ftaande voet overhandigd wierd. graaf, (713 denzelven opengebroken en geleesen te hebben.) Net zoo, ik dacht het wel, nooit kwam my iets meer te onpas! Beste Sophie, verlaaten moet ik U, daar ik u evenwel nog zoo veel te zeggen had. Ik wist ouk reeds te vooren, dat ik die zaak vandaag af  ( sa ) af moest doen, maar toch niet zoo fcbic-lyk, niet rri dit oogenblik. De vrouwe van den geheimraad van Braunau wacht my volgens dit briefje over een quartier in de Allée, ten einde te bewerken, dat de oneenigheid van haare neeven, zonder duelleeren en in der minne zy bygelegd. — Hoe gaarne ik ook — sophie, (met deelneeming.') Gy waagr U immers niet Graaf V Gy zyt toch —; graaf. O Sophie, die liefdevolle ongerustheid, die uit uw hart alleen voortfpruitende bekommering vervult myne ziel! Neen Sophie, ik waag niets. — Myne gereedheid om U te verlaaten zy hier getuige van, deeze is U hiervan een allerduidelykst bewys. — 't zyn menfchen van eene eedle denkenswyze. — Zy zullen zich weer verzoenen en ook gelukkig zyn. — Zoo draa ik dan de vreede in eene achtingswaardige familie zal hebben herfteld, yl ik herwaards terug en voor die daad vind ik hier by myne Sophie een dubbeld Joon. (.Hy vertrekt.) TIENDE T O O N E E I.. sophie, louise. sophie, («aa een oogenblik.) j\iet waar Louife, ik ben wel ongelukkig. l o u r s e. Ja Sophie, hoe dikwyls heb ik U niet in 't binnenst myner ziel beklaagd'? so-  ( 33 ) SOPHIE. Waarde vriendin (naa een oogenblik.) morgen ben ik eene ongelukkige vrouw ! LOUISE. Hoe zoo? SOPHIE. Worftelende met wanhoop, liefde en plicht—, eene ongelukkige vrouw! LOUISE. Heeft de Graaf zulks gezegd ï SOPHIE. Myn vader ook. LOUISE. Is er dan geen middel tot uitftel by de hand? SOPHIE. Neen Louife géén! Ik moet het offer van myn lyden zyn. — Zulks was naa myn eerfte zelfs-ftryd myn befluit en ik blyf er by ! Uitgefteld kan dit huwlyk niet. Van myne eerfte jeugd af aan, was myn waerde Vader hierop zoo flerk gefteld. — Uitftel maakte my by den Graaf en mynen Vader te fterk verdagt en vergrootte flechts myn ongeluk. Niets als eene openhartige bekentnis Haat my vry. — En nog wat vorderde ik met deeze bekentenis, wat breng ik hier door, dan jammer en elende , in beide huizen te weeg? — Myn Vader van myne gehoorzaamheid ten vollen overtuigd, gaat van zyn voorneemen niet af en ftaat myne vcreeniging met den Baron vast niet C toe-  ( 34 ) toe. Aan welk lyden ftel ik dan den goeden Graaf en mynen Vader niet bloot! — Myn Vader! — ach Louife, welke glans, welke te vreedenheid verfpreid- de zich niet op zyn gelaat, toen hy daarvan fprak toen hy my zeide hoe deeze verbindtenis de troost van zyne ouderdom was — toen hy zyne ongehoorzame dochter zeegende. —- Neen Louife, al koste bet myn leeven, ik wil de hoop van mynen Vader niet verydeld zien door my. — Myn befluit is genomen, ik alleen zal lyden, ik alleen zal het offer zyn! LOUISE. Moed Sophie, moed ! de tyd en de goede hoedaanigheeden van den Graaf bannen wel ongevoelig het onaangenaam herdenken aan den Baron uit uwen zin — denk dat het befchouwen van uw beider geluk ieder morgen uws vaders leeven verlangen zal — een geheel huisgezin zal door U alleen gelukkig zyn. — En geloof my, gy zult het ook zyn. — SOP HIE. Gelooft gy dat? — Ik wenschte wel dat ik het ook geloven kon ! — Kent Gy den Baron ? LOUISE. Zeer oppervlakkig. SOPHIE. Dan begryp ik, waarom hem te vergeeten, ü zoo mooglyk fchynt! — gelukkig, dat Gy niet weet wat bet is te zeggen — Vergeeten km ik hem niet! —. ca ■  C 35 ) en wist Gy het — dan bedank ik U — dat Gy nty hebt willen doen geloven, dat ik hein vergeeten kon. louise. Vergeef my Sophie, zoo ik tegen mynen zin en door verhaasting in den gewoonen toon van Troost- " geeffter vervallen ben, en denk daarom niet dat ik minder gevoele wat Gy lydt. sophi*. O Louife, was dat ogenblik, *t geen my veelmeer dan myn opoffering kosten zal, flechts voorby! louise. Wat dan ? sophie. Dat ik den Baron gefproken heb. louise. Gefproken? sophie- Hem gezegd, dat ik zyne tegenwoordigheid niet meer dulden mag; dat ik hem moed ingefproken, hem getroost en 't laatfte vaarwel heb gezegd. loüise, (naa een ogenblik.") Ik ben zonder lyden Vriendin, en dus tot een onpartydig oordeel te ftryken wel in ftaat, en helde ik al tot den eenen of anderen kant over — dan was 't voor U, — dat Gy den Baron beminde keurde ik by my zei ven goed; en of myn hart zich alles wat U aangaat, altyd aautrekt! — weet Gy wel. sophie. Dat weet ik en ben er zeer gevoelig aan. G 2 louise.  ( 36 ) LOUISE. Wel nu met die gevoelens — met dat zelfde nar? zeg ik U. — Gy moogt den Baron niet zien'. SOPHIE. Onmooglyk , Louife, onmooglyk ! Hier (op haar hart drukkende) zwoer ik voor een ogenblik. — Ik wil Albert noch eens zien. — Hier in dit zelfde vertrek -— hier ftond myn Vader en daar de Graaf. — Ik verborg hen zulks niet. Te gelyk zwoer ik ook mynen plicht getrouw te zullen zyn. De eene eed is zoo heilig als de andre, en de eene plicht even on« overtreedbaar als de andere. — Ik zeg en verzeeker U — Albert zal ik zien, dan ruk ik my voor eeuwig van hem af, dat eene heilige affcheidskus het Grafmaal onzer liefde zy — en dan ben ik morgen do Graavin van Hohenthal. LOUISE. Ongelukkige, gy weet niet welke rampen uw dit laatst vaarwel, bereidt. SOPHIE. Zoud' ik nog niet meerder lyden? — Zoo ik dacht, een ander brengt hem deeze fchriklyke tyding en ik — ik ben in de onzeekerheid of Albert my vergeeft dat !k hem myne liefde zoo meineedig gezworen heb — eene liefde die ik naderhand verloochnen moest — zonk ik, op dat denkbeeld, voor 't Huwlyks- Altaar niet door den grond ? LOUISE.  C 37 ) LOUISE. 'Ik zie, U zulks *e willen beletten, is vergeefs.— — Gy zyt ongelukkig, dat zeg ik U. SOPH IE. Ware Ik het alleen ? LOUISE. Ben ik het ook niet met U? SOPH IE. Beneem my mynen moed toch niet. — De tyd van weenen koomt naa myn huwlyk eerst — dan is het weenenstyd — ween dan met my — Ik ben ftandvastig en dat moet ik zyn. LOUISE. Dat is eene ftandvastigheid op wanhoop alléén gegrond. SOPHIE. Ik wil den Baron fchryven. Ik wil hem zeggen, myne gerustheid, myn geluk hangt van U een ogenblik te zien alleenlyk af. Ik bezweer U by het heilig recht der Liefde, hy zal komen, — ik zal hem zien — en — LOUISE. En? — SOPHIE. Wees maar te vreeden, dat ik th3ns niet op de verdere gevolgen denke! LOUISE. Gy wilt het! Ik wenschte my met alle myne kracht bier tegen te verzetten — en kan niet voort. C 3 Lae-  ( 38 ) Laaten wy een weinig by uwen Vader gaan, zoodraa Gy gefchreeven hebt, hierdoor vermyden wy veelligt alle -achterdocht. SOPHIE. Goed, Louife alles is goed! Ik houd het zoo niet lang meer uit — Ik voel het (eenigzins bedwelmd.') O Albert, Albert , wat zouden wy gelukkig zyn ! Plicht en ellende is myn loopbaan flechts alleen! — de dood myne hoop! — Nu binnen korten tyd — binnen korten tyd — Gy verloort my wel niet graag — ach benyd my myn geluk niet! Jk zal in itille vreede rusten en gelukkig zyn. Ongelukkig beminnende Jongelingen koomen op myn graf. — Goede Vaders blyven gaerne daar, waar ik ruste, eene gantfche poos en zeegnen myne asch. — Alle Jaaren de gefchiedenis van myne rampzaali^e Liefde op myn graf te herhaalen, zal voor deugdzaame Jonge meisjes een groot genoegen zyn. De traanen van meedelyden, die een onfchuldig oog op myne groen bewasfene Graffteede ftorten zal, zullen myn gedenkmaal zyn, Einde van het eerjle Bedryf. , TWEE-  C 39 > TWEEDE BEDRYF.. EERSTE T O O N E E L. (Het Tooneei verbeeldt de kamer van Sophie.) sophie en i.ouise. sophie. H oe loopt toch alles op eenen en denzelfden dag tot mynen ondergang te zaam ! — louise. Hoe ongelukkig, dat hy ook juist van daag gecommandeerd moeste zyn! sophie. Of hy ook koomen zal ? louise. Daar Gy hem voor de tweedemaal zoo dringend fchreeff. -— Zoo koomt hy vast — of liever! sophie. Ik had zulks niet moeten vorderen , wilt Ge zeggen! louise. Ja, denk eens, wat hy hier door waagt — zoo het eens uit -kwam — en hoe gemaklyk kan zulks gebeuren ? sophie. God 1 dat zou verfchriklyk zyn! Ik, die gaarne C 4 zyne  ( 40 ) zyne ruste ten koste van myn leeven koopen wil, ik kon zulks van hem vergen? (Zy gaat aan hetvtnfter en koomt naa een ogenblik terug.) Maar is deeze zaamenkomst niet voor myne fmartlyke opoffering het eenigst loon? (Met drift naa zich een oogenblik bezonnen te hebben ) Evenwel, zoo zyn tweede antwoord eene nieuwe onmooglykheid of uitftel tot den avond behelzen mocht, en het laatfte vermoede ik — om dat hem als dan de donkerheid der nacht te baate koomt — zoo beloof ik U _ hoe zwaar my zulks ook valle — zoo beloqf ik ü _ dat Ik U verzoeken zal om hem te fchryven — dan zie Ik van deeze zaamenkomst af. LOUISE. Hoedanig ik dus den inhoud van dit antwoord wenfcbe, vermoedt Gy ligt. Gy doet veel, jaa meer dan ik in uw geval zou kunnen doen. En dit geeft my de vrymoedigbeid om U te zeggen. Doe Sophie, doe noch meer als veel — noch eene (lap, en deeze is waerlyk in vergelyking van de reeds gedaane, klein; noch eene ftap en alles is door ü volbracht, SOPHIE. vVat moet Ik dan? LOUISE. Het antwoord mooge behelzen wat het wil, om voor van daag van deeze zaamenkomst af te zien. SOPHIE. Neen Louife nu of nooit'. — Morgen ben ik ge- trouwd.  ( 41 ) tronwJ. Ik wil den Grnaf geene moeite doen.fchoon Ik hem niet gelukkig inaaken kan — zyt gerust Hy zal niet koomen. LOUISE. Hy zal koomen. Wie kan zoo fterk beminnen, zoo fterk bemind en gebeeden, aan zulk een dringend verzoek weerfpahnig zyn? Maar is het — Ik wil niet eens zeggen grootmoedig — is het wel billyk van U gedaan, eenen man als de Baron, een man vol eer, zoo eenen braven Officier tot het uiterfte te dryven» hem in de noodzaaklykheid te brengen om door U te voldoen, die denkbeelden teegen te fpreeken, welke de geheele waereld tot hiertoe van hem gevormd heeft. Om eene enkele onderhandeling.? wil, die ver van Uw geluk te bevorderen, U voor altyd rampzaalig maaken kan, ftelt Gy uwen Albert aan de grootfte gevaaren bloot! Schiyft ons zulks waare Liefde voor? Kan dat Sophie? — Ach neem toch dat bcfluit! — 't Is wel een moeilyk, maar tevens heilzaam bcfluit! SOPHIE. Ik ben bedwelmd! — Dit -befluit, zoude my zoo weinig kosten, ik zoude er zoo weinig van weeten als of ik myne hand uitfteék. Maar ik vraag Uzelfs, zoude ik U dan, wanneer Ik van myne bedwelming, bedaard zal zyn, niet haaten , om dat Gy myne zwakheid hebt misbruikt. _ Wees op uwe hoede, Gy fpreekt uw oordeel uit. C 5 LOUISE,  ( 4* ) louise. Danken zult Gy my. sophie. AI ware dit nu zoo — zwoer ik niet. •—- Hoe Wilt Gy my tot meineed vervoeren? (Fredrik koomt.) f s e d r i ic. Een brief voor JufFrouw Sophie. sophie. Van hem — van hem! loüise, (tegen Fredrik.) Gaa maar heen. sophie. Ik beef — Heemel zoo hy niet kwame, wat zou er van my worden? louise. En zoo hy koomt, wat zal er dan van U worden ? sophie, (leest.) „ Sophie ik kom" — ach den Heemel zy dank. — 4,Moeite en gevaar zyn niets teegen uwe wil; Ik „ gaa te gelyk met dit Briefje af, dog daar ik eenige „ omweegen neemen moet, zal ik eerst in een quar„ tier by U zyn. Draag zorge, myne waerde, dat „ Fredrik my wachte , opdat ik dus ongemerkt by U „ koomen kan. — In een quartier, zoo dat? (zy herleest) Moeite en gevaar, moeite houdt hem niet „ te rug;" Gevaar ! •— Gevaar, hier teegen zal de Liefde zyn befchcrai-engel zyn, niet waar Louife? louise,  C 43 ) louise, (zrir in l ciomme-lng over Sophie, antwoordt zeer dralende en koel,') Oh vast! sophie. Vaster hoop ik, als uw antwoord zulks verzeekerd, anders — 6 Louife — de Heemel bewaare U in ernftige voorvallen voor zulke verzeekeringen — doch — 't geen men vast gelooft — weet — dat verzeekert men zeer koel — zie, zoo is 't gelegen met uw „ ó vast! niet koel, niet waar?" — 't is my zoo aangenaam, zoo gerustftellend, dat ik er U vriendlyk voor bedanken moet. louise. Sophie, Gy doet my waarlyk ongelyk! sophie. Dus dan voor de laatfte keer? — Voor de laatfte keer! Zonder eenige betrekking op myne omft.mdigheeden, wordt myne ziel door deeze woorden met akeligheden vervuld. — Het aandenken van deeze onderhandeling maakt my ernftig, dewyl ik zeggen moet — 't is voor de laatfte maal. — Nimmer heb ik van iemand affcheid genomen, zonder dat treurige en zwaarmoedige denkbeelden myne ziele overmeesterden. Van myne Minne af aan — tot aan het affcheid van myne afgellorvene Broeders toe, was ik ieder keer zoo fterk gefolterd. En men had dagen lang van doen, dat men my tot bedaren bracht, (met hce~  ( u ) fatvightid) maar dit fmertlyk en ai te geweldig voorgevoel. (Op haar hart drukkende.) — Het is zeekeriyk de aandoening van het affcheid, dat ik van Albert neemen moet. louise. Zyt toch gerust Sophie! Hoe zult Gy zyne tegenwoordigheid verdraagen kunnen , daar gy reeds zoo fterk zyt aangedaan. — Om Alberts wille bid ik U, wees toch gerust i soph ie. Dat was goed van U, dat gy zynen naam noemt; jaa ik ben gerust — ach die klank van zynen naam heeft iets zoo zielftreelend in! — Al ware de ftorm in myne ziele noch zoo heevig, noch zoo woedend; die naam alleen gebiedt my te vreeden en gerustheid — en daarom ben ik gerust? lc u i se. Het quartier is zoo voorby. Ik maak op uwe moedige ftandvastigheid ftaat. Die alleen kan U voor ■uw verderf behoeden. Zonder dat is er ook niets in de waereld, dat my om U te verlaaten beweegen kan. Ik heb op U een vast vertrouwen. — Maar zoo Gy weder achter uitgaat — zoo Gy vreest dat U de meed begeeven zal — dan — 't is noch tyd — en weldraa te laat — ontvlied dan toch het gevaer ■en laat die treurige zorge om hem zyn ongeluk te ontdekken op my ftaan. sojhie.  C 45 3 sophie. liy ziet dat ik voor al myn lyden moeds genoeg bezit — en gy kunt gelooven —dat ik op het laatfte gelukkig ogenblik van myn leeven minder vast zou liaan ? louise. Nu neem dan Hechts voor de laatfte keer affchcid van hem, doch dat ik hem eerst ontdekke. — sophie, (haar in de reeden vallende.') Met gevaar van zyn leeven en zyner eer, ylt hy op myne vraagen naar my toe, hy koomt, vindt eene andere in plaatz' van my, ziet dat men zyne liefde voor my den voet heeft dwars gezet, en zou noch boven dien zyn leeven en zyne eere vergeefsch in dé waagfchaal hebben gefteld ? En nu, nu noch zoude ik te rugge gaan? Zoudt Gy zulks verlangen? — Of zou ik zulks wel kunnen doen? louise. 'T is goed, ik verlaat U en zal zorgen datFredrik hem wacht. Ook zal ik den Graaf wel ophouden zoo hy koomen mocht. Maar bedenk wel, dat het my, om uwen vader, zonder achterdocht te geeven, lang op te houden, zeer moeilyk zou zyn! Daarom wees kort — hier door verkort Gy ook uw eigen leed , wees kort, zult gy? sophie, Jaa ik zal, ik zal gaarne zelfs. L o v i s s.  ( 4G ) lou rSE. Sophie noch één woord, zoo gy begint te wankelen, denk dan aan uwen ouden vader, aan de voor. trefiyke hocdaanigheden van den Graaf, en aan der» loon, die de overwinning op zich zeiven, altyd ten gevolge heeft — aan een gerust geweeten — aan eene vriendin, die voor en teegenfpoed altyd met U te deelen wenscht! (Zy wil heengaan, midden op het 1'ooneel ziet zy met deernis naar Sophie om, keert fchielyk terug, omhelst haar, drukt haare hand, en naa eert ogenblik ftilzwygen zegt zy ) De Heemel fterke U. (En vertrekt Jchielyk.) TWEEDE T O O N E E L. sophie, (alleen.) Dat zal hy vast! — Hoe groot was gister myn geluk! en wat ben ik van daag? De helft van myn leevensloop fnelde zoo ras voorby. — Ik was zoo vrolyk. Wisfelvalligheid alleen beftuurt der menfehen lot! Ongeluk was my fiechts by naam bekend. Maar zeedert deezen dag overviel my hetzelve zoo fterk, dat ik hetzelve even goed als door lange ondervinding ken. (Eenige reizen op en neêr gegaan zynde.) Myn hoofd, — myn hoofd ! — Ik ben niet we!! — Die angst — en dat beeven, dat my overvalt . Heemel, dit voelde ik nooit voorheen! Hy koomt — neen ! (in de niterjle wanhoop.) 't is met my gedaan ! (een weinig bedaard.) myne angsï VCÏ.  ( 47 ) vervoerde my — de heemel zy gedankt I — Maar — hoe zal ik hem ontvangen, naar maate het oogenblik nadert, verlaat my myn moed. (zeer verleegen.) Waarom ook naar deeze zamenkomst verlangd en gevraagd? — waarom niet aan Louife alles aanbeveeld! — Zy had door haare voorzichtigheid alle fchrikken verminderd, die myne angst en bekommering noch grooter maken zal. — Rampzalige ontvlied , ontvlied uw ongeluk —! DERDE T O O N E E L. (In '* oogenblik dat zy vertrekken wil opent Fredrik dl deur. De Baron van Thurneijen, met eenen ronden hoed en mantel, waaronder men zyne Uniform en deegen ziet, valt in haare armen.) sophie, de baron. sophie. Albert! baron. Sophie ! (naaderende voor op het Tooneel.) sophie, (intusfchen.) Wy hebben weinig tyds! Ik heb U verfchriklyke dingen te zeggen. Zoo ik alles zeggen zal, wat ik zeggen moet. — Niet dat gezicht! — dat gezicht.— baron. Vertrouw myn gezicht niet. Hetzelve is zoo verre via  C 415 ) van waf" Kier (op syn hart drukkende) omgaat'vervreemd ! sophie, (naa een oogenblik /Hf. zwygen.) Ach in heemels naam zie my niet zoo aan, of de aarde opent zich onder my. _ ik heb moeds nodig.— BARON- Ik fnelde met een aaklig voorgevoel hier heen; maar floeg hierop geen acht. Dit voorgevoel is zoo natuurlyk , als men ieder oogenblik den dood voor oogen ziet. Maar — de toeftand, waarin ik üvirid — Gy beeft. — Sophie, Gy zyt toch wel? (Hy legt mantel en deegen en hoed af.) In 's Heemels naam, zyt Gy niet wel? SOPHIE. Albert! B A R O tï. Waarom myne Zielsvriendin, waarom toch zoo bedrukt! sophie. Zoo gy maar wist — baron. Dan ik zie U niet als! — Help my toch uit royn lyden , wat hebt Gy my te zeggen? SOPHIE. Ik kan niet! — Ik kan niet! B A R O M. 't Is de eerfternaal Vriendin, dat Ik TJ bidden moes Ml  V *» * om thans zeer kort te zyn. Ik moet vanhier. Dit woord kost my veel meer, oneindig meer Vriendin als om zulks zelfs te doen. Maar myne plicht roept my op mynen post terug — Plicht en Eer verbooden my hier heen te gaan — Ik ftond zeer lange in beraad, maar toen Gy voor de tweedemaale fchreeft, myn leeven hangt daarvan af! had ik geen bedenkens- tyd, uw leeven is het myne waard! Toen zeege- praalde Liefde boven Plicht en Eer; — Ik kwam — ! SOPHIE. Gy waagt dan ? BAROK. Zoo ik draal. Voor myne eer wenschte ik op mynen post. — Maar zoo toch myn verblyf hier noodig is, — dan waag ik niets. —. s o PHIE. Uw Leeven — BARON. Voor U. SOPHIE. Ik zal kort zyn. Gy zyt een Man. Gy hebt moed. — Gy hebt dien wel van doen — God geeve, dat U die moed nooit verlaate ! BARON. Het noodlot kon my van den eenen kant moedloos maaken, maar van uwen kant ben ik toch zeeker.. s OPHIE. Gy bemint my? D BA-  C so 5 baron. Dat fpreekt van zelfs. sophie. Zoo ik U ongelukkig maakte , vergeeft Gy my culks toch ? baron, (eenigzins Jluurs.) Gy kunt my niet ongelukkig maaken, zoo lang als Gy my mint. — Stel al die zorgen toch ter zyde! O Sophie, wanneer is dat zalig oogenblik daar, wanneer de toeftemming van uwen Vader, onze zoo deugdzame, verbindtenis zeegenen zal? sophie. Weet Gy? wie Gy in uwe armen drukt! baron. Jaa, een meisje dat wel en edel denkt. sophie, (zich losrukkende.) Een verbreekfter van haar woord ! baron. Gy . . . ? sophie, (haar hoofd van hem wendende.) Jaa, dat ben ik. baron. Onmooglyk! Volftrekt onmooglyk! sophie. Eene verbreekfter, die omtrent onze Liefde fchuldig en ftrafbaar voor U ftaat. bar o n , (zeer gevoelig en aangedaan.) Neen, neen, gy zwoert my immers liefde en trouw' soph te,  C si ) sophie. Ik ben eene meineedige. barok, (verwilderd.") Neen, zeg ik, neen! sophie, (ter zyden.) Dat vertrouwen (preekt myn grievend vonnis uiï. :— Ach Albert — Een toeval — Liefde en Hoop maakten dat Ik voor TJ verborgen hield. baron. Wat? sophie. Dat Ik den Graaf van Hohenthal —i baron. Beminde? sophie, Verloofd ben* baron, (ten uiterjien driftig.) Wat verfoeilyke trek! maar dat Sophie zulks kon toeftemmen, doorgrieft myn hart! sophie. Ik heb TJ altyd in de hoop gelaaten. —Eene akelige gril overviel my, wanneer gy my van liefde fpraakt; — liefde voor welke myn hart zoo gevoelig was. Ik heb U tot eenen ongelukkigen man gemaakt. — Zie Albert of ik myne fchuld verminderen wil ? Maar om s'heemels wil verdenk my niet te fterk. — Overmaat van liefde was 't alleen, waarop myne hoop gegrondvest was, en die ons thans elendig maakt. Da 3!S  ( 52 > Ik was alleen op het bewerken van ons geluk berluk bedacht. Alle zwaarigheeden eens te boven, ftelde ik my in ü dezelve te vernaaien, een groot genoegen voor, — en blyken te geeven boe heevig en oprecht myne liefde was. Uwe vergenoegdheid uwe omhelzingen waren voor mynen arbeid een dubbel loon geweest. Ach Albert wees niet ftreng. — Beklaag myn ongeluk, maar haat my niet. —— BARON. Sophie ! Sophie Gy kost zulks doen ! sophie. Verdenkt Ge my ? baronJ Ik beken dat ik U een oogenblik heb verdacht. Ik vreesde dat Sophie myne oprechte liefde voor veinzery — voor eene gewoonlyke intrigue gehouden hadt. — Die gedachten verneederden my. Ook verwierp ik die weldraa. (Naa een oogenblik fiilzwygens.) — Myne liefde was edel Ik zou my zelfs verachten, had ik U één enkel woord, dat Ik niet gevoelde, gezegd, (met goedheid.) Een enkel oogenblik, dat gy aan de onzeekerheid van ons noodlot dacht, heeft Uw gevoelig hart mooglyk even veel gekost, als Uwe ontdekking my. _ En dat voorgegevoel l — (Op zyn hart drukkende.) sophie. Voorgevoel - Albert, dat is een fchrikiyk woord voor ons.  C 53 3 BilOK. Mooglyk niet. De moed verlaat my niet. Waare Liefde verkrygt altyd haaren loon ! Ik fteun op zulk een edel voorgevoel. sophie. Albert Gy hoopt vergeefs ! baron. Vergeefs ? sophie. Wees Man, Albert wees Man; 't is iets verfchrikkelyks, dat Ik U zeggen moet. — Naa deeze ontdekking ben ik voor eeuwig uit uw hart 1 Wy zien ons nimmer weer. •— Nu dan — morgen —-- baron. i Morgen ? soph i e. Ben ik — baron. Wel nu? sophie. Ach Albert — dat woord baron. Is? sophie. Vervloek my niet! baron, (in dt uiterjle droeflteid.) „ , sophie. Getrouwd i D 3 *a-  C S4 ) Sas oh, (geheel krathtUts, verlyfleri en weemoedig.) O Heemel! sophie, (naa een ogenblik Jlilzwygen,) Hier ftaa ik nu en wacht myn vonnis af. Het uwe zal vast minder ftreng , dan het hier (op haar hart drukkende.) is, zyn. — Ben ik in uwe oogen zoo laag, — ben ik niet meer uwe gramfchap waard? — Hoort Gy my niet? — Ik ben dat ftrafwaardig meisje — dat ongelukkig meisje, dat gaarne haar ongeluk alleen torsfehen wil — en dat gy noch verdubblen wilt. — Hoor my toch — flaa niet uw' oogen naar den grond. —- Heb deernis met my, — Kent Gy my niet meer ? — Hoort Gy my niet meer? Goede Heemel. Ik ben Sophie. — Albert hoor my toch — hoor my toch, want morgen! — baron, (als buiten zich zeiven.) Morgen! (over zyn noodlot begaan-) Ha! morgen ! Ongelukkig zyt Gy, dat gy my uit mynen droom ge. holpen hebt — Ongelukkig, daar gy my myn gevoel hergeeven hebt dat ik herleeve. — Vervloekt zy het ogenblik dat Ik U zag ; en myne mond , die woorden Ik bemin U fprak; — Vervloekt zy dat fchepzel, dat met koelen bloede myn onheil bewerken kon! Die zachtzinnigheid, die goedaardige toon is — enkel veinzery. — Daar ftaat Zy, die met ge* poegen eenen eerlyken man te gronde helpt. Maak uwe zeegenpraql noch grooter en hoor van my zelfs, dat  C 55 ) dat Gy myn ongeluk hebt bewerkt. — Verachting en fpotterny zy het loon van dien man, die al te vol van liefde, gelooven wou, dat meisje is tot veinzen onbekwaam. O ! o ! myne wanhoop zette uw Huwlyksfeest den grootften luifter by! en de laatfte zuchten, die ik op het flagveld geeven zal, het zeegengefchrei van uwen gelukkigen Bruidegom? SOPHIE. Albert! BARON. Weg met dien zachten toon, die heeft my in myn verderf gelokt. Ieder valfche traan is voor myn lydtn hoon! Wend uw gezicht van my! of verblyd U in myne elende. O die valfche oogen doorgrieven my. — Ik zal uwe zeegenpraal verkorten — hier zal ik myn leeven einden, dat ik toch vervloek. (Loopt naar den deegen.') SOPHIE. In 'sheemels naam Albert! ach Albert hoor my toch ! Zoo U noch eenig meedelyden voor een arm verlaaten fchepzel bezielt, zoo Gy noch het gering overblyfzel van onze liefde niet verloochenen wilt, bezweer ik U, hoor my toch. Zoo ooit myn hart voor vreugde vatbaar zy — zoo ooit die gedachten, dat ik U, wien ik boven alles min, ongelukkig heb gemaakt, my niet meer vervolgen, zoo myn hart tot zynen iaatften flag iemand anders als Albert mint — D 4 dan  ( 56 ) dan treffe op Maande voet, het geen myne vuurigfte wensch op aarden is — de Dood ! baron, (met eene gemaakte bedaardheid.) Wel nu — wat zal ik bier dan doen ? sophie. My vergeeven. baron. Gy wilt zeggen ü en den Graaf geluk wenfchen, riet waar Juffrouw? Voor eene enkele gelukwenfching myne eer en myn leeven in den waagfchaal te zetten vind ik toch wat fterk. sophie. Heemel. , baron. 'T was beeter 't Compliment naa 't huwelyk uitgeftcld! Mooglyk hebt Gy my de eere willen gunnen, om 't eerst met uw vertrouwen vereerd te zyn ? dan ben ik ü dank fchuldig, en zie van U af, al was 't op kosten van myn leeven. sophie. Albert ik heb zulks niet verdiend. baron. Wees toch lustig. Een zoo vrolyk feest ftaat TJ voor de deur. Hoor! ik zal de bruid naar bed helpen. — Ik heb er wel niet veel kennis van, maar die op my iets te zeggen zal vinden, die heeft met my te doen! .— Hoe, de traanen in de ogen? Zyt toch wel gemoed 1 — Zie naar my, ik ben zoo zeer te  C 57 ) te vreeden. (Overluid lachend.) Ha! Ha! Ha! Gy moet toch met my lachen, anders breng ik U vast in; geen goed humeur. — Daarom Lieve Juffrouw werd ik toch ontbooden, niet waar ? sophie. Ik verdien alles wat Gy my verwyt, doch ben zonder fchuld. Van daag heeft men myn huwlyk op morgen vastgefteld — was 'er mooglykheid geweest zulks te beletten, ik had dezelve terftond gebruikt. Niet weetende werwaards my te wenden, fchreef ik U voor de tweedemaal. Nu moet -Ik my van U verwyderen.—Uwe vergiffenis koomt my te baat. Denk eens hoe ik door het gevoel van uw lyden, waarvan ik oorzaak ben, dubbel lyd, geloof my meedelyden verdien ik in den hoogden graad. Heb hetzelfde meededoogen jeegens eene Vriendin, in 'sheemelsnaam, die U om vergiffenis fmeekt, als jeegens eene arme- vrouwe die U om eene aalmoes bidt. (op haare kniën vallende.) Zoo Gy my niet vergeeven kunt, hebt Gy my nooit bemindt. — Ik ben onfchuldig, ik zweer U Albert, ik ben onfchuldig ! baron, (zeer droevig en met inhoudenheid.) Zoo? sophie, (met drift opftaande.) De Heemel vergeeve U, dat Gy my zoo veel moeite doet! baron, (gaat fchielyk naar Sophie.) Sophie, vergeef my myne drift. — Ik ben niet D 5 wel —  C 58 ) wel — laat my toch heen. (Op syn hart drukkende.) Hier 1 Hier ben ik niet wel! — Vergeef het my. — Nu bid ik laat my gaan. sophie. Albert! baron. Om Uwentwille laat my gaan! Ik voel hier (op zyn iart wyzende.) zoo'n pyn en (op zyn hoofd de hand leg' gende.) daar, Iaat my gaan. sophie. Uwe oogen draaijen zoo verwilderd en vreesachtig in uw hoofd. — Ik zie U niet weerom. Bedaar, Albert, bedaar! dat ik U weenen zie ! baron. Ach, weenen kan ik niet! —— laat my toch maar vanhier! — sophie. Neen, noch één woord, — één woord, — of ik verlaat U niet tot het uiterst Waerelds eind; want hooren moet Gy my — het is myn laatfte woord. baron, (droevig.) Het is myn laatfte woord! sophie. Albert verlies geen moed! baron. Stel my den dood voor oogen en zie dan wie ik ben — maar —- sophie, (hem in de reeden vallende.) Laat my uitfpreeken, 't was niet het geen ik zeggen  ( 59 ) gen wou, — Ik bemin U — en lyd — fchoon eens vrouwe, heb ik tot lyden en leven moeds genoeg. —. Beloof my zulks van uwen kant! baron, (tiaa een oigenblik.) Ik beloof het ü 1 SOP HIK. Maar. —— baron. Wat was ik, fchoon van vyanden omringd, gister vrolyk en gerust. Hoe weinig wist ik, wat my van daag te wachten ftond? — Op de Liefde van Sophia maakte ik ftaat! — Maar ik beloof het U — en moeC ik — moet ik geen gast van uw Huwlyksmaaltyd zyn? Ik leef! coPHie. Daar, daaT zien w'ons weêr! baron. Ja, en binnen kort — binnen kort! SOPHIE. Wy moeten fcheiden, de tyd loopt heen — (d$ handen wringende.) — Wy moeten fcheiden Albert! baron. Scheiden kan ik niet. sophie. Wy moeten. BARON. Laat my toch hier. — Zyt ge om myn ongeluk noch Jeegens my zoo ftreng!  c 60 y ! o t hi e. Ach Albert Gy moet voort S baron. Sophie Ik koorn niet weer — de geleegenheid om my te zeggen, gaa heen of blyf! doet zich niet meer voor ons op! sophie. Albert in 'sheemels naam! baron» Laat my nog een oogenblik hier. (In de kaamer rondwandelende, ziet hy haar fterk aan en neemt vervolgens haare hand.) — Hoe vrolyk waaren wy niet van te vooren hier — en niemand dachte, er zal een tyd koomen, dac alle die vroolykheid verloren ging. Gelukzalige uren, alles — alles is voorby ! — Daar — daar zwoeren wy onze eeuwige liefde — weet Gy 't noch! sophie. Jaa, jaa, ik weet het wel. —— baron. Scheiden wy dan daar ook! Leef wel! — Gelukkiger zullen wy zyn , zoo wy ons wederzien. ~— O Sophie , een traan ontglipt myn oog ! —— Den heemel zy dank, dit verügt my veel. Nu wil ik gaan. (Hy neemt den zakdoek, droogt zyne oogen en houdt denzeiven in de hand.) sophie. Albert, leef gelukkig! i VIER-  C 61 ) VIERDE T O O N E E L. De Voorige. de generaal. generaal, (terwyl hy inkoomt.') Ha! sophie, (valt in onmacht achter tver zeggende:) O Heemel! generaal. Verdeedig U! is dit uw post? bar o n. Hier legt myn deegen, en hier zal dezelve blyven. Thans in uwe macht zynde verlang ikr naar den dood. GENERAAL. Gy maakt my woedend ! Pas op uw woorden! baron. Neen, neen, dat doe Ik niet. generaal. Zoo Gy niet beufcher zyt, floot ik U zoo ter neer! baron, Zonder te antwoorden zoude ik geduldig myn noodlot. afwachten, maar myn ftilzwygen was alsdan veel licht verdagt. Voor, dat Gy my niet reeds doorftooken hebt, bedank ik mynen Generaal. Ik heb den dood verdiend , en verlang hem zelfs , genaade' en onverdiende weldaad zou het zyn , zoo ik door de .hand van eenen held te vallen kwam. 6 e»  ( 6* ) generaal. Ha ! Gy bedaard my meer — lk bad bynaa vergee» ten dat ik Generaal en niet alleen Vader ben. —— (Hyfcbslt.) (Fredrik koomt.) generaal. De Adjudant moet koomen, en myne Nichte ook. (Fredrik gaat heen) En ik beef wat ik hier (op Sophie vyzende.) hooren zal, doch ik ken my zeiven well V Y F D E T O O N E E L. louise en de voorigen. generaal. Help haar, zy is nret wel, (tegen den Baron.) Gy hebt uwen post verlaaten, en die is in uwe afweezenheid aangetast. Door dapperheid en geluk is dezelve nog in onze macht. Van deezen post hing immers de veiligheid van onze Stad en alies af. Myn roem, myne eere is aan het behouden deezer vesting naauw verknocht. — By geluk was ik naby uwen post, en den vyand tegen trekkende, behield ik dien. — Ik koom myne dochter zeggen: uw Vader leeft! En ik vind U hier in de armen van myn kind. Ik beef, wanneer ik denk, dat Ik U als Officier behandelen moet —! baron. Heer Generaal, als mensen ben ik voor de aller- ftreng»  ( 63 ) flrengfte onderzoekingen van myne eerfykheid niet bevreesd; maar als Soldaat opent zich geene rechtvacrdiging voor my. — Te vergeefs zoude ik my beroepen op alles wat ik bybrengen kan. — Niet dèf nood, maar neiging alleen dwong my tot den dienst? Liefde voor myn Vaderland was hier de grootfte dryfveer van; voor zulken man ftaa ik by het geheele regiment te boek. Een groot gedeelte van de armee en Gy Heer Generaal weet zulks ook — dit alleen zeg ik om alle vermoeden van lafhartige blooheid teegen te gaan. generaal. Zoo veel te fchandelyker Mynljeer, zoo veel te fchandelyker is uwe verradery! baron. Met ongeduld zelve wacht ik myne ftraf! zoo die den vlek , waarmeede ik myne eer bezoedeld heb, uitwisfchen kan. Maar dat alle ftrafFen der waereld overtreft, is, dat Ik als fchuldig voor U ftaa en met goeder geweeten op uwe befchuldigingen niets antwoorden kan, dan alleen, Verraadery is het niet, *£ geen my mynen plicht vergeeten deed. generaal, (ongeduldig.) Wat dan! — wat dan! baron. Zoo iets , waarover gevoelige zielen naa mynen dood zullen treuren, —- m»r dat voor geen Krygs» recht gelden kan. —— ZEE'  ( 6* ) ZESDE T O O N E E L; een adjudant, en de voorigen. generaal. Hier geef ik U den Baron van Thurneifen over. Zyn misdaad weet Gy reeds. adjudant. Zeer wel Heer Generaal. baron. Verre van iets anders te verwachten, bid ikUwees toch in dit geval Generaal en ftrenge Rechter, myne misdaad te verkleinen of te yerfchoonen tracht zulks niet. Befchouw my van dit ogenblik af als een offer van de dood. — Ik zie U nooit weerom. .— Geef toch aan de laatfte beede van iemand, die zynen plicht overtrad, gehoor, aan de beede van hem. — Wees Vader. (De Baron gaat met den Adjudant.) ZEEVENDE T O O N E E L. de generaal, sophie en louise. generaal. Grootschheid en ftandvastigheid zyn dikwyïs onder eenen gryns vermomd. — Gelukkig Baron zoo deeze U thans dekken kan. —• Maar wat beleef ik niet? — Zeg nicht, Sophie is? —-. louise. Sophie is weer bedaard.  ( as ) * <' generaal. laat ik baar dan. . . • sophie. (Jiaaren vader ziende valt wede? achter over en zegt :) Ach! generaal. Uwen Vader ziende, krygt gy eenen gril —- zy is fchuldig.— Gave God dat zy nooit weer by zichzelve gekomen ware! louise. Ach verfchoon haar ! zy is deernis waard i generaal. Hoe, dat zy niet ftrafbaar is? Bewys my zulks en myn leeven is voor U veil. — Gy zwygt? — Sophie ik ftelde myn leeven tegen den Vyand bloot. — De Heemel behoedde het. — Om U te omhelzen yl ik herwaards heen — zie my aan, verdient Gy myne omhelzing wel? sophie. O myn Vader! (wil knielen.) géneraal. Neen, neen! dat dulde ik niet. sophie. Helaas, dat duld ik niet! generaal. Zyt Gy fchuldeloos, bederf dan die goede zaak niet, door eene verkeerde inbeelding. — Maar zyt Gy fchuldig — dan zyt Gy fchuldig. E s o-  C 66 ) SOPHIE. Ik ben het! GENERAAL. God vergeeve he U ! AC HT S : E T O O N E E L. D E GRAAF VAN HO II ENTHAL, de VOOrigen. GRAAF. Gelukkig, zyt Gy daar! O Lieve Sophie ik ylde herwaards om U gerust te Hellen heen. — Allen by- één! hoe zyn wy nu te vreeden en gerust. Wat kwam my de bekommering voor het leeven van eenen der beste Vaders duur te ftaan ? GENERAAL. Niet zoo, myn Graaf, niet zoo! GRAAF. Gy leeft, en den Heemel zy dank 'k omhels U noch! GENERAAL. Zoo ik dood ware, zeg dan, den Heemel dank —. dan — dan alleen! GRAAF. Waarom toch deeze wensch? GENERAAL. Ik geloofde myne dochter — een gehoorzaam kind. — Hadt het den Heemel maar behaagd , dat de eerfte Vyandlyke Kogel my getroffen had , dan was ik met dat vertrouwen reeds in d'ceuwigheid. GRAAF.  GRAAT. Gy in de grootfle verieegenheid, Sophie van zichzelve, en de Nicht weent. —. Wat is hier toch gebeurd ? GENERAAL. Beeter was het zoo Gy niet gekoomen waart waarom ook ? — weeten moest Gy 't doch. — Bereid Ü myn Vriend, want om zulke tydingen te hooren is moed van doen. — Ik koom hier en vind myne dochter, die morgen uwe Vrouwe zou zyn, in de armen van eenen anderen. GRAAF. Sophie in de armen van eenen anderen? GENERAAL. Jaa, Sophie — en gis in wiens armen! GRAAF. Zeg my toch! GENERAAL. In de armen van eenen Verraader, die 2ynen port verliet. — Was 't noch niet genoeg dat zyne eerloosheid myne gryze haaren — LOUISE. In 's heemels naam houd U toch in — of z'over» leeft het nooit. GRAAF. ïk heb er voor gevreesd, wegens hare zwaarmoedigheid en fchrik, aan my, toen ik haar onze verbindtenis aankondigde , betoond. Zoo na by myn; E a g» .  ( 63 ) geluk was ik zoo even noch over ons feest van morgen verheugd! O Sophie, Gy Tvist dat ik op den rand van den afgrond ftond, en hieldt U ftil! Verdiende ik zulks ? De kwaadaartigheid van eenen Vyand had my nooit met erger kwaad bedreigd, als Gy thans hebt gedaan — en dat jeegens eenen man, die in U te minnen zyn grootfte geluk, zyne eenigfte zeegen vond ! Ongelukkige — die ik ben! GENERAAL. En ik dan? GRAAF. Waardige en mishandelde Vader, de hoop om 13 te troosten voerde my hier en ik doe uw hart weer nieuwe moeite aan. — Maar hoe weinig ben ik ook in dit ogenblik — en in deeze omftandigheden tot troosten gefchikt ? Ik verlaat U dan — Ik kan het niet. — GENERAAL. Blyf toch by my. — GRAAF. Wat wilt Gy dat ik doe? GENERAAL. Dat Gy van myne rechtvaardigheid getuige zyt! SOPHIE. Wees toch altyd Vader 1 ach dat die ongelukkige Sophie altyd in uw hart haare plaatfe vinde. Uwe rechtvaardigheid verwyst dan vast uwe ongelukkige dochter niet! L OUISË  ( 69 ) LOUIS E. Zyt met haaren toeftand toch begaan. SOPHIE. Een fmertlyk naaberouw verkort weldraa mynen leevensloop. — Wat ben ik van myne fchuld overtuigd? — Vader, verbant Gy dan alle gevoel van ineedelyden omtrent my ! (Tegen den Graaf.) Gy zyt zoo goed, fpreek een goed woord voor my by hem ■— die zyne dochter niet meer hooren wil. Spreek voor een arm fchepzel, voor wie geene hoop meer over is. GRAAF. Nu voel ik eerst, hoe, TJ niet te beminnen voor my onmooglyk is. (Tegen den Generaal,) Zoo myne beede —- 'GENERAAL. Geen woord — Graaf! — geen enkel woord — Gy maakte TJ zeiven ongelukkig. — GRAAF. Zoo zy in 't vervolg —. GENERAAL. Noch eens verzoek ik TJ _ geen woord vóórhaar! GRAAF. Gy verlaat my dan ook- Ik ben geen meester van de gevolgen, die myne wanhoop hebben kan, was ik het, Ik verdiende Sophie niet. — Zoo zy my lyden ziet, ftygt haar ongeluk ten hoogden top. Ik bezweer U, dat Ik Sophie altyd minnen zal. — Om mynentE 3 wille  ( 7« ) wille vergeef het haar. — Van haar leeven hangt het myne af. Uwe infchiklykheid, uwe goedheid wordt vast van haren kant door naberouw en inkeer tot zich zelve beloond. — Voor alles, wat zy jeegens my misdreeven heeft, verlang ik niets anders als dat Sophie gelukkig zy ! (rukt zich uit de armen van den Generaal.) Een van beiden Gy moet my hoop geeven, of ik ben aan de grootfte wanhoop ten prooi. (Hy vertrekt.) NEGENDE T O O N E E L. SOr-hie, louise, de generaal» louise. Zoo Gy ooit voor deernis vatbaar zyt geweest, dan bezweer ik U, hier neergeknield, fpaar toch dat ongelukkig mensch. sophie. Neen, Neen, myn lyden is haast uit! generaal, (naa eenige flappen op en neder, gaat ly Sophie.) Hoe hield ik niet van U —■ met welke Vaderlyke liefde heb ik U niet opgevoed! — Alle myne hoop was op U gegrond. — Morgen dacht ik, morgen ben ik ten einde van myn werk — welke traanen heb ik niet uit vergenoegen daarover geftort. — Bemint Gy den Baron — antwoord — zeg — Bekentenis alleen vermindert uwe fchuld, en myne toornieheid! antwoord! cn.  C 7i ) sophie, (verleegen en met neerge(lagint oogen.) Jaa, ik min hem fterk. géneraal. Wanneer heeft hy U tot deeze te zaamenkomst verzocht? sophie. Ik, ik [alleen heb hem hierom van daag gebeeden, — jaa zelfs gefmeekt. generaal. Hoe van daag, nu van daag! — daar sophie. Ik moest mynen plicht doen, wilde ik by my zelve onverantwoordlyk zyn! — deeze keer, was immers de laatfte dat ik hem in myn elendig leeven zien kon. (zeer neerflachtig.) Waarom zulks niet voor my ge. houden! generaal, (eenige reizen op en neer gegaan hebbende.) Wel nu! Hoor dan het geen ik wil: beloof my uwe gehoorzaamheid, en dan zal ik zien of ik U deezen misftap vergeeven en vergeeten kan. sophie. O myn Vader! generaal. Stil, en hoor naar 't geen ik zeg — Ik hoop dat de Graaf het U vergeeven zal — Ik geloof het ook. Eén jaar geef ik U om de liefde en het vertrouwen E 4 van  ( 72 ) van den Graaf te herwinnen. — Ik wensrhte zoo gaarne om U gelukkig te zien. Ik ben oud — en noch een geheel Jaar. Zeg Lieve Nicht, zeg, ben ik wel wreed? ben ik te ftreng? Kan eene teêre moeder meer met de zwakheeden van haare geliefde dochter zyn begaan» Ik vraag het U in dit ogenblik, waarin uw geweeten zelve U zeggen moet: — Ik was meer dan zwak. — Verwachtte Gy noch meer van my? s o F H I £. Neen, Vader, neen ! GENERAAL. Bedank my dan! Een jaar is immers tót uitwis» fching van eenen misftap, die U onteerde, toereikende genoeg. Beloof my dat, en alles is afgedaan. Ik wilde U niet zoo ras vergeeven — maar met niemand duurt myne onmin lang — hoe veel minder dan met U? Beloof my dat Sophie, en dan voel ik het geluk van eene gehoorzame dochter te hebben noch veel fterker als voorheen. Nooit zal ik weer aan deeze vout denken, zonder dat ik U teegen myn hart — myn Vaderlyk hart drukke, zonder dat ik U uit het binnenfte van myne ziele toeroepe : Myne Sophie (kaar omhelzende.') Lieve meisje, Lieve meisje gy waart my nooit zoo waard als nu, dat ik U eens eenen misftap vergeeven kon. SOFHIE. Paar Gy my toch, Waarde Vader, vergeeven wilt — Baim-  ( 73 ) — Barmhertigheid dan .— Barmher' igheid voor 't geen ik nog zeggen wil — en zeggen moet! generaal, (eenigzins driftig.) Ik heb U alles vergeeven — Gy hebt niets meer te zeggen — kunt niets meer zeggen waarvoor vergiffenis noodig is. (Met bedaardheid.) Spreek. sophie Uwe toegeevenheid vermeerdert myne frhuld. G/ doet veelmeer als ik verwachten kon; meer als eene ongehoorzame dochter ooit verdient. — Maar — Heemel — haaten zult Gy my, zoo ik — generaal. Spreek op! sophie, (zeer verleegen om haarert vader moeite te doen.) Ten minden — voelde ik meer hier! (o/> haar kart drukkende.) generaal. Hoé ! wat dan ? s o r h i e. Is 't wel mooglyk, dat my de Graaf vergeeft en mint? gener aal. Jaa, hy vergeeft en mint U noch ! sophie. Staa toe Vader dat ik my voor de geheele waereld verberg, laat ik in een Klooster, die vlek, welke ik pp my geladen heb, door bittere traanen weder uitwisfehen. Laat myn noodlot voor ieder onvoorzichtig E 5 meis?  ( 74 ) meisje eene waarfchuwing zyn, en voor ieder ongehoorzaame dochter eene nuttige les — vorder nu niet Vader — daar Gy alles weet — dat ik eenen zoo braaven man ongelukkig maaken moet. Myn hart zal hy nooit bezitten. Veinzen kan ik niet, en U bedriegen wil, nog mag ik niet. — Diepe achting, waare vriendfcahp zal eeuwig voor den Graaf in mynen boezem zyn, maar — al hing 'er myn leevea aan. Maar liefde heb ik voor Albert alléén. GENERAAL. En ik geen zeegen voor U ! (zeer aangedaan.) Wreede — ondankbaare — en ik kon nog geloven — 't is of ieder deezer traanen myne oude oogen uitbranden. — Wee dat kind _ dat de opene armen van haren ouden Vader terug floot. — Reeds op den rand van 't graf, floot myne wreede dochter my er plotslings in — 't is gedaan — Gy ziet my niet weerom — als daar — daar — alwaar Ik ü aanklager ben! (Hy vertrekt.) Einde van het tweede Btdryf. DER-  C 75 ) DERDE B E D R IJ F. EERSTE T O O N E E L. LOUISE, DE GRAAF. GRAAF. Is er dan geen hoop? LOUISE. Zoo Gy naar eene onverdeelde liefde haakt, geen, myn lieve Graaf, geen. GRAAF. Myne ongelukkige toeftand is my zoo vreemd, ik kan noch niet begrypen— Ik by Sophie geene hoop? LOUISE. Uw noodlot doet my leed ! Gy verdiende een beeter lot, maar byaldien Gy noch eenig meedelyden met den elendigen toeftand van Sophie hebt, zoo Gy haar niet in een eeuwig ongeluk ftooten wilt, ftaa my dan toe voor dat arme meisje ééne beede by U te doen. BRAAF. Zeg, wat kan ik doen? — Ik wil, jaa wil gaarne alles doen. — Ik ben te verward, dat ik asnnietsbyna denken kan , maar zoo ik zelfs door het eigfte te lyden , eenigzins haar leed verzachten kan — hoe gelukkig zou ik zyn — dankbaarheid jeegens TJ vervulde voor  C 76 ) voor altoos myn hart. Zeg dan , zeg wat moet ik doen? —- louise. Laat uw vooruitzicht niet zoo vrolyk zyn Graaf — myn verzoek Is teegen U zeiven ingericht i graaf. Als 't Hechts Sophie van nut kan zyn ! lo ui si. Het redt haar ten eenemaal. graaf. En gy twyffelt ? Iaat my geen ogenblik in de onzeekerheid. l o u i s e. Ik heb de ongelukkige Liefde van Sophie voor den Baron aan mynen Oom zoo waar, zoo trouw verhaald als ik maar dezelve wist — Ik deed myn best om hem tebewyzen, dat het geen los overdryvende bui van verliefdheid, maar eene hevige en altyd aangroeiende liefde is, die zy voor den Baron gevoelt; en evenwel volhardt hy by zyn Plan. Wees edel. moedig. Sophies lot is in uw hand. — Zeg dat Gy van deeze verbindtenis zelve afziet — 't is waar ik vorder veel. —. graaf. Jaa wel veel. (A/a een kort ftilzwygen.) Dat ik my zeiven overtuigen moet, zy, die morgen myne vrouwe zyn moest, kan, zonder dat ik van haar afzie, niet gelukkig zyn, valt toch verfchriklyk hard. (Na een  C 77 ) ttn egenblik.) Zelfs dat wil ik — 2elfs dat — maat wat lydt hier myn crediet en vertrouwen by den Vader niet? LOUISE. Hoe dat? GRAAF. Hoe heb ik hem korts geleên niet met deeze hoop gevleid; zei hy my niet, deeze hoop geeft my alleen eene nieuwe leevenskracht. Is 't niet natuurlyk, dat hy myne koele verandering ten ergften duidt ? —+ Geef my een ander middel, al was het nog zoo zwaar, aan de hand — ik zal het gebruiken. LOUISE. Jaa, uwe bedenklykheid is gegrond. Zeg hem dan, dat mooglyk Sophie met den tyd omtrent haare liefde wel veranderen zal, — maar dat uwe verbindtenis nog wat diende uitgefteld. — Ach doe uw best! — dring dit voorftel met yver door! GRAAF. Dat zal ik. — In alles wat Gy zegt, vind ik zoo veele waarfchynlykheid, zooveel — maar denkt Gy vast — 'er is voor my geen hoop? — Zou de tyd en eene voorfpraak als de uwe, my niet van nut kunnen zyn? — is er vast geen hoop? LOUISE. Had er zich eene enkele ftraal van hoop opgedaan, oude ik dan in de voorbaat moeten zyn U zulks te zeggen ? had ik dan aan Sophie recht gedaan ? door haar  ( 78 ) haarvat vermaak te beneemen, 't welk de meededeeli»g eener goede tyding ten gevolge heeft ? GRAAF. Stappen wy hiervan af! Is de Baron in oprechte waarheid zoo onfchuldig, als Gy ons hebt gezeid? LOUrSE. Onfchuldig is hy vast. GRAAF. Dan ben ik dubbel met zyn lot begaan — 't is niet als of ik van van daag h«m kende; de achting, die ik voor hem heb fteimt op eenen vasten grond. Ach zyn noodlot neeme toch den besten keer! LOUISE. Hoe ? Gy gelooft — GRAAF. Dat zyn gedrag en die bewyzen van dapperheid, die hy reeds gegeeven heeft, zyne rechters tot vergifnis zullen doen overflaan. LOUISE. O was dat waar! GRAAF. Ik wil zelve voor hem in de bresfe zyn. Aan ieder braaf measch, dat lydt, ben ik mynen byftand verplicht; (Na een ogenblik.) Zult Gy aan Sophie zeg' gen, wat ik voor haar doe? LOUISE. Ja, en zoo draa zy wat bedaart, zal ik trachten naar te vorfchen, welken indruk uwe grootmoedigheid  C-7» ) heid op haar maakt. Laat Gy dan uwe zaak op my Haan ? GRAAF. Hoe gaarne ook? LOUISE. Wees van myne voorzichtigheid en yver overtuigd! GRAAF. Ik zou U met myne dankbetuigingen vermoeijen, zoo ik U flechts een gering gedeelte van alles wat ik gevoel betuigen wou. LOUISE. Vergeet toch niet dat het lot van Sophie in uwe handen is, dat ik veel van U verwacht, en dat er geen tyd te verliezen is. GRAAF. Ik moet zorge draagen, dat alles wat ik voor Sophie en den Baron in het werk ftellen zal, niet den fchyn heeft, als of de zaak van te vooren tusfchen ons afgefproken ware geweest. De Generaal, geloof ;k, koomt. — Vergeet Sophie niet — of Liefde en vroolykheid is voor my eeuwig weg. (Hy vertrekt.) TWEEDE TO O N E E L. CE GENERAAL, LOUISE. LOUISE. Hoe is 't nu» Lieve Oom? zyt Gy nu wat meer bedaard ? 6E-  C sö > GENERAAL. « Jaa een weinig meer: droefheid nam by my boven de gramfchap de overhand; en zoo er nu en dan een traan myn oog ontvliedt, zoo kan ik toch niet weenen , zoo fterk verweldigt my het nadenken van myn elendig lot. Aan eene flaauwe ftraal van hoop, die in deezen donkren nacht noch voor myne ogen fcheemert, heb ik te danken, dat my dat nadenken niet ten eenemaal van myne zinnen heeft beroofd. — Era noch waarop helaas is myne hoop gegrond ? Op myne dochter — waarop was myne voorige hoop ~- het denkbeeld van myn vervlogen geluk gegrond ? ü— Ook op myne dochter. LOUISE. Ik bid U, trek U deeze gedachten niet zoo aan —; hierdoor vermeerdert Gy uw fmert.- GENERAAL. Lieve meisje ik ben met U begaan. Gy hebt aan alles, wat hier omgaat, zoo weinig fchuld, en toch weet Ik, wat uw goed rechtzinnig hart lyden moet. — Maar heb geduld met ons — ween niet, mooglyk loopt noch alles beeter af dan Gy denkt. Ach , ik ben tot het troosten zoo flecht gefchikt — Ik had ook wel lust tot weenen, zoo'n grooten lust. (veegt ziek de ogen.) Maar ik kan het niet wreede dochter! hoe bedroeft Ge my? LOUISE. Dat alles maakt zy vast weer goed. Heb voor da eer-  C ti ) eerfte woede der hartstochten een weinig infchiklyfc heid. Zy zal door haar gedrag in 't vervolg zoo veel te duidlyker toonen, hoe fterk zy haaren Vader mint, GENERAAL, Ik vrees dat ik zulks niet beleed Ik was niet op eenen zoo geweldigen dag van dien kant bedacht, die flag werpt my geheel ter neer, zoo dat ik my'niet weer opbeuren kan! Ik! _ die in veele veldflagen myn leeven niet heb verfchoond _ zelfs veracht — — daar ik zoo we! te huis, als op het dagveld den dood betrachtte, als eenen goeden vriend, die my in het midden der omhelzingen myner vrienden verrasfchen zou. _ Zeedert deezen morgen alleen zidder ik roor den dood, even eens als of ik fchuldig was: Het is als of myn zuiver, myn goed gewisfe my te gelyk met het geluk van myne dochter verlaaten heeft Maar ftap ik hier van af, want anders' wordt myn toeftand nog ondraaglyker voor my. — Ik moet minder droevig zyn. My met geweld tegen deeze akelige gevoelens aantekanten is myn plicht. — Dit is zelfs omtrent die geenen, die geenen, die my zoo fterk beleedigden, myn plicht. T En omtrent Sophie vooral — hoe minder immera dat ik lyde — hoe gemaklyker zal haare verantwoording zyn. t o u i s E. V dus te hooren fpreeken, doorgrieft myn hart.  ( 82 ) GENERAAL. Moet ik dan afbreeken ? LOUISE. Neen Oom, om alles in de waereldniet, zoo U zulks eenige verlichting in uwen fmart geeven kan! GENERAAL. Braaf meisje, Gy zyt zoo bekommerd voor my —" voor myne rust — bemint my zoo {zeer aangedaan!) en myne dochter heeft die gevoelens niet. —— LOUISE. Kan dan door eenen enkelen misftap een vader zoo ongelukkig zyn. — Maar eene dochter, die moeds genoeg heeft om haar eigen leed te verzetten, wanneer zy haren vader lyden ziet — is die niet uw meêdoogen waard. — Ik heb ook bemind — ik ook — ik weet wat het zeggen wil van die teêre gevoelens af te zien. —• Ik voel dat Sophie vergifnis Terdient. GENERAAL. Heb dank Lieve meisje, heb dank ! —- Uwe voor* fpraak voor Sophie doet my zoo veel goed. LOUISE. En uwe vergiffnis is my zoo aangenaam als de* zelve ooit aan Sophie wezen kan. GENERAAL. Waar is zy? LOUISE. In haar vertrek. Troosten wijde ik haar, zy zond  C 83 ) my herwaards heen. Daar, zeit zy, heeft men ü van doen, ik ben geruster, zoo ik weet dat Gy by mynen Vader zyt. In een diep naadenken van haare fout verliet ik haar. — Nu vlieg ik naar haar, om te zeggen, dat een verzoende Vader haar wacht! O Jaa! Uwe ziel immers ken ik wel? GENERAAL. Jaa, maar zeg haar — Neen , zeg haar niets — Ik wil eerst zien,. welken indruk myne goedheid op haar maakt, en hoe fterk zy my haare gevoeligheid te kennen geeven zal. LOUISE. Mes zal zy doen, wat uwe billykheid vorderen en wat men van een braaf meisje verwachten kan. (Zy vertrekt.) DERDE TO O N E E L. GENERAAL. Zjy zal koomen — myn hart vliegt haar tegemoet! O Lieve dochter, ik voel nu duidlyk, dat dat ogenblik , waarin ik teegen U gram moet zyn, het verfchriklykst van myn leeven is. — De gedachte om myne dochter voor myne voeten geknield te zien, is eene balfem voor dit oude hartl In ieder opflag van haar gezicht — in ieder reize dat zy myne handen drukken zal _ in ieder kus haar hart te ontdekken, dat, fchoon van het rechte fpoor gedwaald, toch nimmer Vaderlyke liefde verbannen had, O - dat is — Ha zy koomt. F 2 VIER-  ( U ) VIERDE T O O N E E L. GENERAAL, LOÜISE. * . GENERAAL. ïïoe koomt Gy nu alleen? LOUISE. Beste Oom, zy was zoo vermoeid, zy flaapt l Had ik haar wakker gemaakt, vrees ik, was deeze blyd» fchap in dit ogenblik voor haar te fterk geweest. Misgun haar dit bedaren, dat zy zoo noodig heeft» niet! Zy flaapt zoo gerust. GENERAAL. Die rust, al ware het ook ten koste van de myne, zy ha2r van harten gegund! LOUISE. Haar bed verlaat ik niet, en zoo draa ze ontwaakt fnellen wy naar U. GENERAAL. Dat's goed. (Louift vertrekt.) VI F D E T O O N E E L. GENERAAL. Wat doet my het uitftel van deeze vreugde leed? — 't is of alle akelige gedachten my van nieuws af aan beftormen, als voorheen. En zoo ik haar nu al weeder zie, wat ftaat my dan voor de deur ■ Ik wenschte gaarne alles in den voorigen ftaat — en evenwel zoo lang de Baron haar nog ii 't hoofd ligt, is  ( «s ) is zulks buiten hoop. Wat hoop ik dan? ~ Vergeeving van mynen, - liefde en vertrouwen van baren kant, zyn de eerfte grondflagen ter herftelling myns geluks. _ Vergeeven en vergeeten valt voor my wel licht - maar vergeeten _ Ik bezinde niet, hoe zwaar haar hart zulks vallen moet. Nu — wat ben ik toch nu gelukkiger als ftraks ? Slaap maar lieve dochter, flaap! ZESDE TO O NE E l. generaal, een majoor, twee kapiteins twee luitenants, een auditeur. _ majoor. Ane Excellentie, hier breng ik het vonnis van den ICrygsraad over den Baron van Thurneifen meê ! generaal. T is goed Mynheer, ik zal het leezen. Myn gevoelen er over zeggen, en (tegen den Majoor.) zoo ik hetzelve goedkeur, U ter voltrekking toezenden. (De Officieren vertrekken ) ZEEVENDE T O O N E E l. generaal, (neemt het verhoor en het vonnis, bladert het ter loops door, gaat zitten om het te onderteekenen. — Staat fchielyk op.) Dat was te gaauw — dat was te gaauw. — Een vonnis, van 't geringfte aanbelang, ondeueekendc ik F 3 nooit  ( m ) nooit zoo gaauw. — Hoe, wat was dat? —' Dacht Ik nog om die onaangenaamheid , die hy my heeft aangedaan! — Wraaklust was het immers niet? — Ik hoop van neen — Ik hoop van neen. — Hoe kon ik toch een ogenblik vergeeten, dat eene enkele onderteekening hem ter dood brengen moet? Neen — neen zulks wist ik vast. — En ik wilde evenwel fchryven ? Ik heb zeekerlyk niet goed begreepen , — vast niet goed begreepen. — (Verward) Nu weer zoo met hem begaan eh zoo even tot het ftemmen van zynen dood bereid. Maar de misftap door hem begaan is te klaar, daarom was ik te prompt. (Naa eenige reizen op en neêr gegaan te zyn.) Dat ik zoo fchielyk naar ce pen greep was toch eene Hechte daad, door alles wat ik heden leed, heb ik deeze Hechte daad niet verdiend! (noch op en nêer gegaan zynde.) Nu zal ik leezen — wat ik nu doen zal, ó Hemel, daar ben ik voor U verantwoordlyk voor. (Naa het. zelve geleezen te hebben, gooit hy het op de Tafel.) Zonder uitkomst. — (neemt het weder.) Maar zoo er nog iets (naa het nog eens doorgezien te hebben.) Onmooglyk -_ Geen uitkomst. Nu dan, het zy dat myn huislyk geluk wederkome of niet, ik vergeef bet U ten eenemaal. Ongelukkig Jongling, kon ik üredden — ik wilde — wilde meer voor U doen als voojr eenen zoon , om weer goed te maaken 't geen ilc voorheen bedurven heb — ik wenschte zelfs; maar 't is niet mooglyk. (Hy onderteckent het •muit lang*  C «7 ) langzaam, maar zeer bedaard.) Gedaan is 't! — De Hemel zy myn getuige by hem, dat ik niet anders handelen kon — en geeve hem moeds genoeg om zyn lot te ondergaan. AG T S T E T O O N E E L. be generaal, de graaf. generaal. Arme jonge, hoe gaat her al? Hoe ongelukkig zyn wy niet van daag ? Zoo Gy troost zoekt, vermyd my dan. graaf. De lust om U te troosten voert my hier. generaal Gy zyt hiertoe in 't minfte niet gefchikt; de wonden door uwe woorden geheeld , ryt uw gezicht weêr op. (Naa een oogenblik-) Wat is deeze dag eene verfchriklyke afwisfeling van toeftand voor my, voor my, die altyd zoo gelukkig was. Hoe zwaar valt het op myne jaaren niet, om var* dien gelukkigen toeftand af te zien ? graaf. De Baron heeft my dringend verzocht om morgen of overmorgen by hem te moogen zyn, ftaat Gy my zulks toe? generaal. Voor van daag Graaf, want morgen is by. niet meer. graaf. Hos? F 4 «*•  ( 88 ) GENERAAL. Daar is zyn doodvonnis. GRAAF. Onherroeplyk ? GX ME »A At. Onherroeplyk! GRAAF. Braaf — en ongelukkig man! — Ik weet, zoo er eenig middel ter redding overbleef, wachtte gy vast niet het verzoek van eenen anderen af. Dus was het maar eene enkele vraag. — Ook zyt Gy ten vollen overtuigd, dat die vraag alleen op de waare deelneeming in zyn ongeluk is gegrond. — Is 'er geene mooglykheid? üoor myn crediet — door al myn verr mogen — is er geene mooglykheid — geene hoop op genade? GENERAAL. Geene de minfte hoop. Hoe waard zyt Gy my om het aandeel, dat Gy aan hem neemt; naa het overgaan van myne eerfte drift, befchouwde ik hem al. •Jeen als een ongelukkig man, ik heb deernis met hem in het binnenfte van myne ziel; meer kan ik piet. Ongelukkige! — meer kan ik niet. GRAAF. Dat is hard — op myn eer — dat is hard ! GENERAAL. Jaa wel hard! En juist daarom verlang ik, dat Gy by hem gaat; zeg hem dat ik hem alles uit het bia?  C 89 ) binnenst myner ziel vergeef, dat myn zeegen, myn gebed hem ter dood verzeilen zal — vraag hem of 'er ook iets op aarden is, waardoor ik zyne laatfte oogenblikken verzachten kan. — Met welke drift wenschte ik zulks te kunnen doen. — Zeg hem alles uit mynen naam, wat Gy maar denkt dat hem eenige verlichting geeven kan — blyf lang by hem — zoo lang als Gy het uithouden kunt — zeg hem, dat ik over zyn noodlot traanen heb geftort. GRAAF. Het aandeel, dat Gy aan zynen toeftand neemt zal hem zoo aangenaam als genade zyn. Van U beweend valt hem de dood veel minder zwaar. GENERA A L. Laat ons altyd menschlievend en meedogend zyn, wie weet wat 'er van ons nog wordt? — Ik onderwerp my altyd aan 'sheemels wil! G 8 A AF. Moed myn Vader, moed, wanneer de ftorm om ons loeit. Wy loopen toch weêr de haven, waar ons eene altoosduurende te vreedenheid wacht, veilig in! (zy vertrekken.) F 5 NE-  < 93 ) NEEGENDE T Q O N E E L. Hst Tooneel verandert eensklaps en verbeeldt eene gevangenis. «abos van thurneïzen, (koomt binnen, gaat tenige reizen op en neer voor dat hy fpreekt.) Ter dood dan — ter dood! — In weinige uuren ben ik niet meer!...— Dood!!! — Waarom verlies ik my in enkele fchrikken — waarom heeft dat woord niets in zich, dat my grillen doet, en my niet het minfte zelfs verwyt! Koomt dit uit verhardheid van myn gemoed, of uit overtuiging van onfchuld voort? — Verhardheid van gemoed is het niet. — Godsvrugt, moed, en ftandvastigheid in 't lyden, dit alles ontbreekt my niet. — Die gerustheid koomt dan vast oit overtuiging van onfchuld voort, — ó Hemel daar dank ik voor! — Ik ben wel niet vreesachtig, niet ongerust —maar ik ben toch zoo niet, als of'er niets voorgevallen was. Alles is my vreemd; dat koomt van de plaats, van deeze plaats, daar ik den dood afwachten moet. — Van deeze plaats, die zedert honderden van jaaren , aan de traanen, zuchten , wanhoop, gebeeden en verhardheid is toegewyd! ja daarvan koorat het vast. TIEN-  C m ,1 TIENDE TOONEEL. de graae, de baroii. uno n. Myn Graaf (verwilderd) alles wat 'er gebeurd is, myne achting voor U, uwe teegenwoordigheid — ach vergun my een oogenblik om my te bedaaren. — (na een oogenblik) Ik ben ongelukkig. — Gy bezit een edelmoedig hart. — Dat hart wenschW ik wel dat aan mynen toeftand eenig deel neemen kon. graaf. Dat doet het waarde Vriend. baron. Ik ben onfchuldig , zoo onfchuldig, dat ik my zelfs verachten zou, zoo ik U om vergifnis bad. —f Dat verzeeker ik U op myn eer! graaf. Ik beklaag TJ Baron. baron. Zyt Gy van myn onfchuld overtuigd ? GRAAF. Ja- baron, Myn bewys is kort — maar ik durf onverfchrokken op myn leeven te rug zien, en U uit myne ziele verzeekeren — zoo men dat kan doen , dat is van zeer groot gewicht. ora af. Ik ken U te wel om hiervan niet overtuigd te zyn. baron.  ( 02 ) i BARON. Dit was juist het punt, waarover ik het eerst met U eens moest zyn, voor dat ik U myn verlangen te kennen geeven en U voor uwen byftand bedanken kon. o R A A E. Voor mynen byftand, — Gave de Heemel zulks. BARON. Deelneeming in myn ongeluk is reeds hulp , en de uwe veel meer als hulp. — Ik bezef den toeftand, waarin gy U bevinden moet zeer wel, maar uit de waereld te gaan zonder U van mynen onfchuld te hebben overtuigd, was onmooglyk voor my. Ik ken niemand niemand, Graaf, wien ik moeds genoeg veronderftellen kon, om het hier met my uit te houden als U. — Ik voelde dat ik de eedele denkenswyze uwer ziele niet onwaardig ware, daarom verzocht ik U. — Gy kwaamt — dat bewyst genoeg dat ik geene verde. re verontfchuldiging noodig heb. GRAAF. Baron. Gy gedraagt U in uwe omftandigheeden, dat ik U wel bewonderen , maar niet eevenaaren kan, waarlyk myne teegenwoordigheid doet U eer kwaad als goed. — Gy vindt in my niet dien man, wiens moed het tegen de uwe uithouden kan, 't is waarr lyk beeter voor U zeiven, dat ik U verlaat. - BARON. Bedroefd en fmertlyk is het vast iemand in myngeval te zien. —; Dit heeft eigen ondervinding my  C 93 ) geleerd. — Doch deeze fmart verminderd fterk, wanneer de Lyder den dood gerust onder de oogen -kan zien. Dat zult Gy thans zien —- daarom bid ik U verlaat my niet. GRAAF. Gy zyt onbegryplyk bedaard en ftandvastig. BARON. In 't begin Graaf, was ik het niet terftond. . Het eerfte quartier, dat ik hier kwam, was erg, — erg voor my. — Waarom hier ? dacht ik, en wie heeft my tot dit waarom gebracht? — Myn noodlo; fchilderde zich voor my met de akeligfle kleuren af. Hier dacht ik, zal ik van elk verlaaten lyden alles, wat doodsangst medebrengen kan 1 — Hier , waar verharde overtreeders, met de rechtvaardigheid en een toekomend leeven te fpotten, gewoon zyn: waar dikwyls de grond, met greetigheid de brandende traanen van ouderlooze onfchuld verzwolgen heeft. —„ Is deeze plaats, dan de plaats, waar ik voor alle my- ne liefde het loon vinden moet zonder roem, met fchande overlaaden , kryg ik eenen kogel door het hart! — Ik deed myn best, deeze akelige denkbeelden te verbannen, maar telkens kwamen zy weer geweldiger by my op! Ik geraakte in wanhoop ja zelfs in den allerhoogften graad. — Ik ■ alles wil ik bekennen. Ik, nam het voorneemen om myn hoofd tegen deeze muuren te verpletteren wanneer eene geweldige innerlyke ontroering my weerhield»  C H ) hield, vreeze voor den dood was het niet, en my.. geweeten was ook van wroeging vry! Het was de zeegen van mynen Vader, die my in dat oogenblik verlaaten wou. Ik weerhield my, en de Godsdienst die ons de zelfsmoord zoo fterk verbiedt, ftond my krachtig by. — Daar ftond ik toen. — En bevond my zeer wel, om dat ik meester van myzelven gebleeven was, — maar naar maate dat dit gevoel aangroeide, groeide ook het gevoel van myne onfchuld aan , en ik leed dubbel. Myne aandoening fteeg hoog — zeer hoog, zoo zelfs dat ik zints dien tyd my niet herinnere, wat 'er in myn hart omging, als alleen dat ik ten Iaatften uitriep. — Sophie, Sophie! en de weergalm van deezen naam, door de gewelven van den kerker op my te rug gekaatst, had denzelfden indruk op myn hart, als of men het uitfpreeken van deezen naam, my ten ergften had geduid. — Ik wachte — en kort hier op, wierd ik naar 't (landrecht afgebracht. GRAAF. Ik, weet uw vonnis; was ik 'er by geweest arme Vriend! — zoo 'er nog ergens eenige hoop zich opdoet? — BARON. Niets daar van, edelmoedig man, Ik en Hoop hebben niets meer gemeen. — Zulks bekommert my in het het minfte niet. —Maar ik weet het. GRAAF.  ( 95 3 graaf» Uwe rechters zullen — baron. Laat ons daarvan niet fpreeken 1 graaf. Hoe vondt Gy ze dan. — baron. Men heeft my niet goed behandeld. — *t Is minder om mynentwille, zulks weet Gy, als om anderen , die ik beklaag , de eere van het menschdora lydt hierdoor te veel. Wat ik te wachten had, wist ik reeds; op ieder vrage antwoorde ik uit het binnenst van myn hart.—-Hoorde vervolgens myn oordeel, zonder dat ik eene enkele trek van myn gezicht vertrokken heb. — Maar — Iaat ons daarvan zwygen. — Ik mochte teegen die menfchen toornig worden, en zulks was ondankbaarheid tegen eenen zoo grootmoedigen man, als U, die my voor al het leed, dat ik ondervonden heb, zoo ryklyk vergelden wilt. graaf, (driftig.) Ik bid U, zeg toch, zoo 'er iets onregelmaatigsin nw proces gevonden wordt. — , baron. 6 Neen reegelmaatig wa% men vast! Alleen fpreek ik hier van op dat Gy die ongelukkigen zeggen kunt Ik vergeef het hunl — Ieder beleeft toch dat oogenblik, waarin hy gaarne alles wat op zyn hart legt, zeg-  ( $6 ) zeggen wil, — al koomt het laat — het koomt toch dan , wanneer men weet dat men van de waereld fcheiden moet. — De heemel bewaare my , dat ik aan wien het zy reeden tot eenig naberouw verfchaffen wil — want ik weet hoe ligt alles valt, wanneer men zig niets te verwyten heeft. (Na een oogenblik) Had men gedacht, dat ik laf genoeg ware om voor mynen onfchuld eenen voetval te doen, had men my voor zulk' eenen aangezien — dan , dan had men my mooglyk goed behandeld. — Ik weet wel dat het gewoon gebruik niet is, om de fmarte van Let vonnis te verzachten. —- Maar zoo de Rechter voor de laatfte maal eenen ongelukkjgen voor zich ziet — en hem dan met eene onvergeefiyke koelheid , met eene helfche koelheid martelt —— zoo martelt, dat men duidlyk de par'cydigheid bemerken kan, — dan fchiyf ik het niet meer aan ons ingevoerd gebruik, maar aan de bedorvenheid vsn den Rechter, die hier — hier is (op het hart vrjzende) toe. Dit had myzoo fteri. buiten my zei ven vervoerd, dat ik de vraag, of ik ook noch iets in te brengen had?enkel door het fchuddenva/i myn hoofd beantwoord heb. Hoe gaarne had ik' niet gewenscht iets op het gezicht des besten onder hen ontdekt te hebben, dat meedelyden te kennen gaf, al ware het nog zoo gering* geweest , dat had my toch vermaak gedaan. Maar géén woord — geene enkele opflag van 't oog — geen zucht. — Mynen plicht heb ik overtreeden — zelfs zeer fterk, dit af-  ( 97 ) alles weet ik wel. —— Myn eigen gevoel over dee« zen misftap is zoo grievend, dat ik gaarne my met alie myne vyanden had verzoend gezien. Maar myn voorig gedrach gaf my toch recht om te denken , dat myn Rechter eenig meedelyden gevoelen zou. Ik ging heen met eene aandoening, die ik vreesde, dat ik nooit weêr te boven komen zou. — Ik dacht noch — ik heb mis gezien. — Noch eens zag ik rondsom my heen, en zag hun allen aan , van den hoogden tot den laagden toe, van allen den geenen, die ooggetuige waren met welken drift ik het belang van ongelukkigen zoo dikwyls ter harte nam , van alle weldaaden, die ik hun zelfs beweezen heb; van allen, was 'er géén , wiens hart hem to.'iiep: daar gaat een eerlyke Kaercl te meer uit de waereld •' Geen één! — op myn eer — geen één ! Midlenvyl gaf He Cipier my myne boeijens weêr. — Ik voelde myne handen nat — en zelfs weenen zag ik hem — ah! dacht ik, menfehen zyn 'er toch nog ! Ik was aangedaan , zeer aangedaan, ook moet ik dien man noch zien, die door zyn beroep verhard zonder de minfte verplichting aan my, op myne handen zyne traanen vallen liet. — (na een oogenblik) — En nu noch eens duizend dank dat Gy hier kwaamt. — Ik moge lyden wat ik wil, eenen man als U by my te hebben, verzoet my alles weêr. GRAAF. Heemel en aarde heb ik bewoogen tot uw behoud — G maar  C 98 ) maar te vergeefscb, — uwe moed en ftandvastig* beid gaan boven myn begrip, U ziende vergeet ik wat ik zelf te lyden heb —■ ik vergeet dat 'er één eenig fchepzel buiten U wat te lyden heeft. Alles Zeggen kan ik niet. — Myn hart is zoo vol — zoo benaauwd , dat deeze traanen —— — neen, neen, g^ene traanen! — traanen zyn aanfteekende (Hy neemt de hand van den Baron) In de grootfte myner elenden, zelfs in myne liefde doeg nooit myn hart zoo fel als nu, daar ik het deerniswaardig lot van eenen man befchouw, dien alleen zyn befcherm-engel, een wonderwerk alleen van den dood bevryden kan. (Hy werpt zich in de armen van den Baron.) baron. Ik wist wel Graaf, dat Gy een ander man waart, als ik eenige oogenblikken hebt gedacht — (naa een rry lang Jlilzwygen) Zeg, daar heb ik U immers voorgepraat, als of noch eene leevensloop van veele jaren voor ons te zamen open ftond ? Evenwel — alleen noch deeze nagt — nu dit bewyst TJ, hoe ik dat oogenblik te gemoet durf zien. — Nu Graaf — 't geen ik noch te verzoeken had ! — Vooreerst Sophie — haar naara alleen is genoeg om my te doen verdaan? graaf. Jaa wel genoeg. baron, (ten uiterjlen aangedaan!) Ik moet haar nog ééns zien. — (met toegevouwen: handen,, en de oogen naar den grond gejlagvt, zucht hy evtf'  ( S>9 ) tserluid, dekt éj* gezicht met heide hanJin, hopt fchielyk naar eenen pylaar der gevangenis; doch terwyl de Graaf naar hem ioekoomt, bedaart hy weêr.) graaf* Baron, wat hebt Gy voor? baron. 'tls waar, ik nam reeds affcheid van Sophie» graaf. 6 Heemel! baron. Dan wensebte ik flechts vergifnis van den Generaal en van eenen man, dien ik ongelukkig heb gemaakt. —— graaf. Wie kan dat zyn? BARON. Gy. (zy omhelzen zich.) graaf. De Generaal heeft om U geweend — een man als hy, weent nooit als om iemand die groote verdienflen heeft, weent dat hy niet doen kan , zoo hy wou! —. baron. Zulks roert my diep. — De Heemel vergunne dien waardigen Grysaard rust! — Dan, dat braaf mensch, die my zoo naa aan 't harte legt. —— Myne getrouwde Zuster kent Gy wel. — Dat is eene vrouwe, zoo als men zelden vindt. Aan haar ben ik myne opvosG a ding,  ( ioo ) ding, rnyne denkenswyze , mynen Godsdienst verplicht. Haar heb ik te danken , dat ik my in deeze oogenblikken bedaard gedragen kan. Zeg haar dat ik overeenkomttig haare wyzen lesfen mynen Ieevensbaan geflooten heb. Zeg haar — Wees Gy haar broeder! GRAAF. Dat zal ik. BARON. Nu ben ik gerust: nu heb ik voor my zeiven niets meer te wenfehen, maar aan U en Sophie zeegening en rust! —— Ik zal myn testament maaken en dan hoop ik U weêr te zien. Thans lieve Graaf is het nodig dat Gy wat bedaart. GRAAF. Bedaaren! Ja vriend mocht ik met U te gelyk uit de waereld gaan! BARON.' Spreek zoo niet! Gy bekommert my. —— GRAAF. Uw toeftand is zoo grievend — zoo fchriklyk! evenwel zoo men een goed geweeten en philofophie genoeg heeft, om den dood gerust te kunnen tegen gaan, waar blyft de fchriklykheid dan? Ik leef mooglyk nog 20 of 30 jaar, vergaa langzaam, word hoe langer hoe lastiger. Kan ik dan niet zoo veel goed doen als ik wenschte , keert men my de rug toe: ik word dan van ieder die rondsom my is gering ger  C ioi ) geacht — en die, by wier gevoelig harte ik troost zoeken wil, verftaan my niet, zie niemand rondom my, die zonder dat ik hem betaale eenige zorge voor my draagt, eenig belang in my fielt, ten allerhoogften mooglyk nog iemand die naar myne begraafnis wenscht. — Ach Baron ik ben kleinmoedig genoeg, om naar dat oogenblik te wenfehen, waarin Ik hand aan hand, dien vriend met U verwachten mocht! die ons van hier voerde. BARON. Bedaar waarde Vriend bedaar , befchouw my van nu af aan als iemand, die U van daar Qiaar boven wyzende) toeroept — geduld — geduld! GRAAF. Ach dat eene en dezelfde begraafnis ons van hier voerde ! wat zouden wy gelukkig zyn ! BARON. Ik bid U bedenk toch, Gy zyt van die geenen, die hier blyven de ftut en fteun. —- Bedenk toch, dat dit mynen dood verligt — verlaat my nu. Anders benaamt Gy my veelligt den moed, de raad van eenen ftervenden heeft op de hier blyvenden eenen grooten invloed. De myne is vast by TJ van dezelfde kracht. Thans fpreek ik nog met U. — Geduld en moed zyn de beste lootzen , om ons door de woedende baaren van dit leeven te voeren. In drie dagen wast Gras over myn graf. — Zoo Gy het dan niet meer uithouden , nergens troost vinden kunt, koom dan ü 3 daar!  C 102 3 4aari Op myn graf vindt Gy rust en troost, dat zeg ik Ui met die verzeekering, al waare ik reeds dn geheimen des heemels ingewyd. Op myn graf vind* Gy rust en voost? — GRAAF, Gy hebt my zoo'. —— BARON, Goede nacht l GRAAI'. Het is de laatfte. — baron, (zich van hem hf rukkende.) Tot weederziensl Einde van het derde Jiedryf. VIER-  VIERDE B E D R IJ F. (Het Tooneel is dezelfde Kamer van den Generaal als in het eerfte Bedryf.) EERSTE TOONEEL. de generaal, (in volle monteering, zit in eenen armfcosl.) een majoor, en daarna de graaf, die opkoomt. generaal, (terwyl de Graaf binnen koomt.") Zeer wel Heer Overfte Wachtmeester! (De Majoor vertrekt.) Goeden morgen Graaf. Ik heb eene naare nacht gehad', geene rust, zelfs niet eensuitdekleeren geweest; den gebeelen nacht ging ik in myne kamer op en neer; waar ik om dacht weet Gy wel. Op het minfte gerisfe! dacht ik, daar is myne dochter, dié my om zyn leeven biddend in de armen vliegt. Ik heb nog gister avond een alleraandoenlykst uur met haar doorgebracht. Gy kent haare zwakheid; meer dan honderdmaal moest ik haar herhaalen, dat ik het haar vergeeven had; ieder keer fmeekte zy my haare vergifnis nog fterker af. — Geduurende den nacht ging ik verfcheidene maaien naar haar bed. — Albert ! — myn Vader! — riep zy telkens uit. — In aaare droomen lag zy daar; — niets dan zuchten deed G 4 zy  C Ï04 ) 2y den gantfchen tyd. — Ik beefde op het denkbeeld dat zy noch niet ten vollen wist, welk onheil h?ar te duchten ftaat. — O Heemel, ik ben zoo fterk met ha.ir lot begaan, en weet niet wat my zelfs voor de deure ftaat! — Gy fpraakt hem gister dan. graaf.. Jaa. generaal. Hoe vondt Gy hem? graaf. Bedaard! Met gerustheid en moe'd zag hy alles te gemoet. Hy heeft my met eenige zaaken, zyne familie betreffende, belast. — Zyn dringendst verzoek was vergiff/jis van uwen kant; waaromtrentjk hem alles zeide, wat Gy weet dat ik zeggen kon. Nooit, nooit vergeet ik, hoe gerust hy zyn lyden draagt. generaal. Laat myne Nicht doch komen. Ik weet niet hoe ik haar den dood van den Baron aankondigen zal en noch minder aan myne dochter. (De Graaf fchslt, en Karei koomt.) graaf. Juffrouw Louife ! (Karei vertrekt.) generaal. Zeg Gy haar toch wat er voorhanden is.' TIF E E.  ( io5 ) 'TWEEDE T O O N E E L. louise en de voorigen. graaf. Arme Vriendin , zoo dikwyls als ik U zie, beklaag ik U — wat is Sophie van de omftandigheden van den Baron bekend? louise. - Dat hy in arrest is — voor 't overige is zy omtrent zyn .lot gerust, en zegt dat haar vader baar vergaf en liem ook vast vergeeven zal. In deeze gedachten heb ik haar geftcrkt en zeedert is zy gerust — heb ik niet wel gedaan? graaf. Lieve Louife— uw oogmerk was wel goed — maar louise. Goede Heemel — dan GRAAF. Neem alle uwe ftandvasiigheid te baat — En hoor waarover ik en de Generaal xeer begaan U moeten onderhouden. — De Baron brengt 'er het leeven niet af. lcuise. Arm man ! — arme Sophie! graaf. Wy hadden U gaarne de onaangenaamheid gebaard, om het torsfchen van deeze ongelukken uwer Vriendin te deelen , alleenlyk doen wy het, op dat Gy G 5 alles  C io5 ) alles voorkomen zult, waartoe haar het hooren van deeze fchriklyke tyding brengen kan. LOUISE. Zy overleeft het niet. Gy die haare fterke inbeeldingskracht kent, ondervindt het vroeg of laat, zy overleeft het niet! graaf, (met nadruk.) Vriendin, om onzen ouden deugdzamcn Grysaards wil — om Sophie's wil, doe toch alles wat gy kunt! —— (naar den Generaal ziende.) den Heemel zy dank, hy flaapt. — Ik gaa den Baron bezoeken. — Gaa wetr by Sophie, zoo draa Gy weer bedaard zult zyn. —— Verberg uwe droefheid voor haar. — Immers hangt hier het leeven van Sophie aan. LoursE. Ik zal het doen. DERDE T O O N E E L. De voorigen, sophie, fredrik, (die haar tracht te weerhouden.) FREDRIK. Zoo Gy my verraadt ben ik weg! sophie. Gaa heen , gaa heen ! (Fredrik gaat weg.) generaal, wordt wakker en ftaat op.) Wat fchort U, in 'shemels naam, wat fchort U toch ? SOPHIE,  sophie, (zyn« knieën omhelzende,') Dat west Gy wel. O e n e r a a l."\ , O Hemel! / graa?. f Byna alle drie te Ongelukkige Vader! CgeH^' l o u i s e. \ Helaas! J s o r ii i e. Genade, Genade, van U, die zyn Rechter zyt I GEWZRA al, Staa op Sophie, fha op! sophie. i Genade! genade! g e ii e r a A l. Kniel niet, om my te beweegen. — Ach ! —'- sophie. Anders met U fpreeken , durf ik niet. Ik kniel niet om U te beweegen — om u te beweegen is myne zaak fterk genoeg. —— Ik weet het, begenaadigen zult Gy hem —— Ik weet het vast — vergeef een arm meisje, die U door haar ongeduld zoo fterk beleedigen kon. Ja vergeeven hebt Gy het. — Ik ben niet waardig, dat Gy mynen dank daarvoor aanneemen wilt. — generaal, (wendt zyne oogen van haar o/.l sophie. Hoe ? Gy wendt uwe oogen van my af! Zoo bedrukt en droevig na eene grootmoedige daad ! — óf bedroog ik my, hebt gy het niet? — ge-  C 108 ) GENERAAL. Sophie! S 0 P H I F. Dat woord ftort m' in den afgrond neêr! GENERAAL. Myn' dochter I SOPHIE. Zoo ik die noch ben — noch eenige plaats in uw harte vind, — dan bezweer ik U by dien heiligen naam van vader — vader! — rechter ! — Genade! genade ! — noch maar twee uur heeft hy te leeven! Genade! (zy werpt zich aan zyne voeten-) redding! (Springt weder op.) Redding ! Hemel, terwyl ik dit woord fpreeke, fnelt 'er weer een ogenblik voorby, en ieder ogenblik is my zoo dierbaar als myn eigen ziel. —> GENERAAL. Ach konde ik flechts — maar SOPHIE. Maar — Ik alleen heb fctnild aan zyne dood, . ik heb hem vermoord — (in eene gemaakte bedaardheid.) niet waar, gy voelt wel hoe veel myn Maar fterker dan het uwe is? — Zyn leeven te fpaarcn zou onrechtvaardig zyn. — Ziet Gy niet dat de fchitn van myne moeder, rondom ons zweevende, U aanvliegt en U om redding van de ziel van uwe dochter fmeekt? GENERAAL. Ik lyd zoo wel als Gy. Ik billyk uwe droefheid fterk —  ( io9 3 fterk — doe myn hart geen onrecht. — Wie kwam ooit met meerder drift dan ik ongelukkigen te baat? — —. Wie, wie wenschte met meerder drift aan het lyden van myne dochter een eind te zien, dan ik. s OPHIE Zoo fpreekt een Vader, die zyn hart voer het vuurig gefmeek zyner dochter fluit — die haar in den afgrond ftorten wil. — Weet Gy ook, wanneer ik hem voor de eerftemaal zag? — (tegen Louife.") dat hebt Gy vast niet verteld ! — Gy weet het niet. Gy kunt het niet weeten — toen hy eenen ongelukkigen van den dood heeft bevryd, voor wien de rechter ook wel meedelyden gevoelde, maar niet helpen kon .— welken luifter zet zyne overtreeding niet deeze menschlievende daad noch by! Er zyn zulke menfchen te weinig in de waereld^ dan dat men ze nog verdelgen zou. — Gy weent over deeze daad? — Zy was TJ dus onbekend ? GENERAAL. Neen ik wist ze reeds. SOPHIE. En dan noch — dan noch ——" GENERAAL. Ween ik. SOPHIE. Gy wist het! — Gy weet dan ook dat Gy? — Ik kan niet meer tot zyn voordeel fpreeken, als die edele daad reeds doet. Geene genade? — Hemel! — geene  ( HO ) geene genade ! —- Is een misftap duor Liefde tegaan, by eenen Rechter, die nooit liefde gevoelde, zoo ftraffenswaard ? Belooning zal hy immers ooïï hebben voor eene daad van grootmoedigheid , die hem nimmer was bekend. — O dat hy my verge;-.-? — ik wil aan zyne voeten —— generaal. Blyf! sophie, (driftig!) Genade voor hem ? generaal. Sophie! s o r h I e. Geeft Gy hem genade ? generaal. Geloof my in s'hemels naam, zulks is niet in myn* macht. sophie. Rampzalige Albert — de angst van myn geweeten verdeedigdc hem — maar daarvoor was de Rechter doof. De liefde, oprechte liefde was zyne voorfpraa!:, maar die had op harten van menfchen, die ook bemind hebben, zelfs den minlten invloed niet. Uwe begenadiging had my buiten fchtild gefteld Nu ftaat Gy daar en vordert wraak over my — hebben zult Gy ze vast — men mag den Rechter niet bedriegen. —- Dat is goed — dat is troostlykl — Houd op, van dat oogenblik af aan, om Vader te zyn. — Nu zyt Gy rechter over haar, die den dood van dien brast-  ( III ) braaven man heeft bewerkt — over my _ geen laf geween , of gevoel van medelyden verdoove thans het recht! dat de Vader zich niet herinnere dat het zyne dochter is. Ik geef my zelve als fchuldig aan, en bid fterker om myne ftraf dan ooit iemand om genade bidden kan» — ter dood met my! — generaal. Lieve Sophie! " sophie. . Dit is myn vonnis — en zoo Gy my thans'Miet hooren wilt, herhaal ik myne aanklagen by al het volk, zoo fterk, dat alles van myne klachten en befchuldiging beeven zal. loüise, (die tot nu toe Jlilzwygend en droevig by den Graaf heeft geftaan.) Gy ftort uwen Vader in het graf. sophie. Deed ik het niet reeds? — zal hy dit overleeven? —- Hoe zal my, op het doodsbed leggende, die gedachten verkwikken, daar — daar zie ik hem baast weêr — ter dood — ter dood ! —— generaal. Sophie heeft dan het denkbeeld, dat Ik — Ik die nog zoo weinig tyds te leeven heb, U alles vergaf, niets aangenaams voor U? — dat Gy my alleen troosten kunt; dat deeze waarde hand myne oogen flui. ten moot? sophie.  ( 112 5 sophie. Die hand rookt van zyn bloed — die mag geene oogen fluiten van eeuen zoo oprechten man. generaal. Zie toch ons allen aan, hoe lyden wy met Ui — geef ons gehoor —en yl niet meer! — sophie. Hoe ylen! — Ik zou ylen — ik vertel U, maar ho het is — wie ik ben. — Kan ooit eene moordfteB'riet grooter koelte fpreeken, als ik doe. louise. Myne Sophie! s p p h i e. En dat myn Vader myne ziele niet redden wil £L. dat is onbegryplyk. — Goed ! — goed ! — noch een verzoek — dat toegeftaan, wil ik alles wat men wil. — Ik wil hem zien. louise. Dat vreesde ik wel! / graaf. \tb^k' 6 Heemel! sophie. Laat my by hem gaan ! generaal. Ongelukkige! gy moogt niet. sophie. Ook niet? Ik kan ook niets naar uwen zin doen — al vroeg ik het ook ten koste van myn leeven, ik kreeg bet  < "3 } het niet. — Graaf fpreek een goed woord voor my* Ik geef ü myne hand,- - ik zal U beminnen. oeneraal, (gaat zitten.) Brengze toch van hier, zy mocht my fterven zien. sophie. Affcheid van hem te neemen, werkt myrre gelukzaligheid uit! generaal, Brengze van hier! sophie. Raak niet iemand aan, waar op de vloek eens Vaders rust! generaal. Ik geef U myne zeegen weer, — de Heemel geeve uwe Ziele haare voorige gerustheid weer! Sophie, (tus/clien den Graaf en Lóuife.) Ik zal hem toch nog eenmaal zien. — Hy zal vast in deeze laatfte oogenblikken voor myn bed ftaan, hy zal myne reeds gebrokene oogen opendoen. Zyne verfchyning geeft myne Zie! weêr nieuwen moed. Noch eenmaal zal ik hem opwachten,op dat by eensklaps de overmaat van myne wanhoop weeten zal. Dan voort — voort met my — naar die plaats, die voor de moorderes van Albert voor de moorderes van eenen Vader is beftemd. — Waar brengt Gy my heen ? graaf. Naar uw vertrek waarde. H SOfHIfc  sophie. Daar ging ik ook en ftel myaan de allergrootfte wanhoop ten prooi! (zy vertrekt met Louife en den Graaf.) VIERDE T O O N E E L. generaal, (naderhand) kaarel. generaal. Ziedaar dan al myn' hoop? Gisteren deed zich een zoo lagchend vooruitzicht omtrent myn huislyk geluk op. — Wat was ik verheugd alle myne wenfehen weldraa vervuld te zien, — wat zynze nu verre vaiï my af en zulks door myn' dochters fchuld — maar myn ongeluk moet vast eenen anderen keer neemen, of ik houd het niet uit — de Heemel zy myn getuige —— ik houd het niet uitl -— Ik kan niet meer.' (Kaarel koomt.) kaar el. Uwe Excellentie, een Soldaat bidt zeer fterk om binnen te mogen koomen. generaal. Op eenen anderen tyd — morgen ? (Kaarel vertrekt maar koomt terflond weder.) kaarel. Al fraeekende bidt hy nochmaals hierom ! — generaal. Mooglyk is hy ongelukkig, zoo als ik ook. Zeg hem dat by koomen kan. (Kaard vertrekt.) VI F-  ( ifS ) FT FD E TO O NE E L. DE GENERAAL, EEN SOLDAAT. - . SOLDAAT. Uw' Excellentie vergeeve my dat ik zoo fterk aandringe om ter gehoor toegelaaten te zyn. — De reeden daar van verontfchuldigt my in de oogen van mynen Generaal vast. GENERAAL. Wat wilt Gy? SOLDAAT. Voor my niets. - Maar voor eenen Waardigeiï man, verzoek ik dat, waardoor men zich 's heemels gunfte op aarden waardig maakt — doch ik vrees dat ik het niet verwerven zal. Genade[ GENERAAL. Voor wien ? SOLDAAT. Voor hem.; die drie maanden geleedeh myn feeveri heeft gered. GENERAAL. Zyt Gy die ongelukkige ? SOLDAAT. Die ben ik — ja die ongelukkige ben ik. GENERAAL. Het doet my leed. — maar SOLDAAT, tfchielyk.) Is 'er dan geene hoop zyne Excellentie? H 2 ' §*  ( 116 ) GENERAAL. Geene f SOLDAAT. Een man, die my niet kende, heeft my van dea dood bevryd. Die man is binnen weinige oogenblikken weg. Ik kan nietsdoen, niets voor hem doen. Doodsangften uit te ftaan , weet ik wat zeggen wil — maar dat, wat ik thans lyden moet, is veel fterker als doodsangften uit te ftaan. GENERAAL. Het doet my zeer leed t SOLDAAT. Ik koom niet hier U Excellentie om deeze edele daad te herinneren, die ftaat in ieders geheugen te diep geprent. Zyn geval is my bekend. Ik weet dat 'er geene mooglykheid ter redding overblyft. In ftilte had ik myne troost van eene vyandlyke kogel verwacht. — Maar Hy, die de Vader van eenen Soldaat — Vader van ieder ongelukkig fterfling is, had mooglyk gedacht — hy vergat deeze weldaad reeds — neen, vergeeten heb ik ze niet. — Ik houd myne traanen niet in — ik zoude dien man beleedigen, wien de traanen, welke een mensch om eenen anderen ftort, zoo dierbaar zyn, als of hy eenen flag gewonnen had. (weenende*") GENERAAL. Ween, myn zoon, ieder traan is den hemel aangenaam. —— SOL-  C ii? ) soldaat. Vw> Excellentie, nu had ik nog iets te verzoeken. generaal. Spreek! s ol d aat. Na den veldtocht verzoek ik myn paspoort, om 's hemels wil. — generaal. Neen, myn zoon, dat kan niet zyn. Zulke mannen als Gy zyt, vindt men by 't regiment niet veel. soldaat. Ik bid U om dit gunstbewys! Uit liefde voor den dienst wierd ik Soldaat, uit hoogachting voor den dienst diende ik van onderen op, om met den tyd een bekwaam Officier te zyn. — Maar nu _ nu heb ik genoeg. — Dienen kan ik niet meer. generaal. Gy zult uw paspoort hebben ! maar bid den Hemel dat Hy my opeisfche! soldaat, (heengaande.) Helaas! meer kon ik niet! ZESDE TO O N E E L. generaal, (/laat zyne hand aan het voorhoofd.-) Noch één uur en myn ongeluk is voltooid _ (herhaaiende de woorden van den Soldaat.) „ Nu heb ik genoeg. — Dienen kan ik niet meer". Ja, dat zeg ik H 3 oojt,  ( n8 ) ook. — Ik heb van daag op het huwlyksfeest van myne dochter gasten genoodigd. — Ik zal het hun piet aflaaten zeggen. — Zy zullen het lyk van myne dochter vergezellen, —weigeren zullen zyhetniet!— piet Noodlottig toeval alleen heeft een enkel woord veranderd, waarom ik hen verzocht, — De Bruid is dood. - Ik ben Generaai, ik ben Vader —my koomt de plaats naast de bruid van rechtswegen toe. — Wees welgemoed oude! uw loopbaan is welhaast volbragt. (Hy vertrekt ) ZEEFÜNDE T O O N E E L. (De Gevangenis.) de baron, een adjudant. baron. De Graaf blyft lang, maar komen zal hy vast. Daar ik niet weet hoe hy gemoed zal zyn en hoe hy ons affcheid verdragen kan , bid ik U , dat men Hechts het teeken met de klok geeve. Ik zal den Graaf zeggen, dat men my hier mee noch eens ter verhooring roept, en dat ik dan zoo weder by hem koom. Zop draa als 't met my gedaan is, zeg hem dan met alle die voorzichtigheid, alle die vriendfchap, die TJ eigen is, zyn loopbaan is volnrachtl adjudant. De Heerael zy met U waard , en ongelukkig man ! (Gaat heen.) JCHT*  ( Iï9 5 AG T S T E T O O N E E L. BARON. Ongelukkig ! — neen ik ben het waarlyk niet. Hoe weinig had in myn leeven geluk of ongeluk _ lyden of wenfehen invloed op myne ziel? en even daarom vond ik my wel te vreên. — My niets te verwyten hebbende, ben ik in het ftuk van vriedfehap en van waare liefde ongelukkig — ja ten uiterften ongelukkig geweest, — alles wat ik ondervonden heb en noch ondervind , zegt my. -- Ik ben myn leeven moede — waarom zoude ik dan niet verheugd en blyde zyn, daar my na eene zachte , geruste flaap gene zoo gelukzalige ontwaaking wacht? NEGENDE T O O N E E L. DE GRAAF, DE EARON. B-A RON. Ach lieve Graaf met angsvallig ongeduld zag ik naar ü üit. GRAAF. Myn hart verliet U geen oogenblik —- ook was ik hier geweest. — — BARON. Ik begryp de reeden die U ophield wel. Lieve Graaf laat ons alles, wat ons eenige naare denkbeelden geeven kan in eens afdoen, — daar is myn H 4. Tes-  < I2p ) Testament. Ik herhaal noch eenmaal myn verzoek. — Hier is myne dankbetuiging en myn affcheid, (zy om. heizen zicti) — (naa een oogenblik Jlitzwygen) — wanneer ik eenen ongelukkigen in dat geval zag, waarin ik my thans bevind, nam ik in zynen toeftand het grootfte deel, — zoo fterk zelfs dat ik dacht — Ik ben in hu t zelfde geval. — Dan, den heemel zy dank — ik ben geruster als ik wel hoopen kon Ik heb eene goede nacht gehad en by myne ontwaaking was ik zoo vroolyk, als ftond my nog 40 j.iaren leevens voor de deur. (Haalt bygeval eene Zakdoek uit.) — Van Sophie ! nu traanen van affeheM zal ik in dezelve Morren - Dat doet myne oogen goed — maar het mocht U moeite doen! — Daar Graaf neem ze weg mooglyk had die doek meer vermogen op my, als de verfchriklykfte doodsangst hebben kon. — Waarde Graaf — ik bezweer U blyf bedaard — ik ben immers nu gerust. graaf. Ik ben bedroefd — bedroefd dat ik uwen Iaatften ♦dag nog onverdraaglyker maaken moet. baron. Neen Graaf, neen, dat doer Gy waarlvk niet; Uwe teegenwooidifjh id flerkt my veel. — Verberg pwe gevoeligheid toch niet: zy doet my goed. — GRAAF. Pat wy elendi^e fchupitls in de Isatft.- oogenblikkera jsjet kunnen zeggen, de dood is myne laatfte kamp. 1**  (■ iSï ) BARON. Gelukkig, dat ik zulks zeggen kan ! — dat ik hier alles heb volbragt — alles — en dat myne laatfte ftryd zeegenpraal voor my is. GRAAF. Gy zyt dan wel gemoed ? BARON» Ik ben 't. GRAAF. Vast? BARON. Ja vast 1 — ó Ik verlang zoo naar den dood. GRAAF. Goed — wanneer is het uur van uwen dood bepaald? BARON. Waarom kwelt Gy U zelfs? GRAAF. Ik moet het wceten. In. onzer vriendfehapsnaam, weeten moet ik het. BARON. In eenige uuren geloof ik. — Laaten wy eens het ergfte veronderftelien.— 't ware eens over een quartier. — G E A A F. Zoo dit ogenblik waarin ik fpreek — het ogenblik van uwen dood moest zyn — zyt Gy toch weJge* moed? — BARON. Ja waarlyk Vriend, ten ecncmaal. H S 6RAA?»  C ™ ) ge a AF. Dan zy den Hemel dank, dat ons nog een kwartier uurs overfchiet —• doch — ik heb met eenen Christen te doen, met eenen man, die thans al zyn moed noodig heeft. — Eer dit quartier uurs verftreeken zy, ftaat U noch eene geweldige proeve te wachten.— baron. In 's Heemels naam, wat noch? TIENDE T O O N E E L. De Vorige, sophie, de generaal. (De Baron ziende Sophie, valt in de armen vat» den Graaf.') generaal. Gy hebt het gewild. — sophie, (tegen de Baron.) Wees bedaard — ik wil U flechts goede nacht wenfehen. — Zie my maar aan — weenen wil ik waarlyk niet. baron. Ween ! huil overluid ! — wist ik dat my dit nog te wachten ftond ? sophie. Spreek toch met my. baron. Heemel, voer my van hier — dit ó Heemel bid Ik zoo fterk, als een leevendig begraaven mensch, dat onder de aarde om redding brult. so-  ( "3 ) sophie. Zeegen hem myn Vader, zeegen hem, zulks maakt hem omtrent my minder ftreng. — Graaf, Iet 'er op, zoo gy eenen enkele traan in myn oog ontdekt — ruk my dan van hier — dan is 't hooge tyd. generaal, (omhelst den Baron ) Vergeeving — liefde — en zeegening, — baron. Myn Vader. —— generaal. Myn Zoon. — (na een oogenblik) Nii koomt het 'er op aan ! moed en fterkte! fpreek met haar. Tweemaal floeg ik haare beede om uwer beider willen af, Zy bad my voor de derdemaal. Haar toen te weigeren, was dwinglandy geweest. Spreek methaar—• de tyd is kort — fpreek met haar. baron, (een weinig bedaarende, gaat naar Sophie.) Sophie, ik gevoel duidlyk wat Gy lydt; daar voor weet ik U dank. — Geef myne laatfte beede nog gehoor, — errinner U dan, dat Gy my gister tweer maal gebeeden hebt om heen te gaan. sophie, (zucht overluidt.) baron. Ik bid U wees gerust! sophie, (zeer fchielyk en verward.) Ja, ja. baron. Van myne overtreeding is'tgeval alleen defchuld ; Geen  ( "4 ) Geen van ons beiden. — Denk hier altyd om en gy zyt voor wanhoop bewaard. — Ween om my — maar wanneer myn geest met vergenoegen op U neêr zal zien. — Ween dan in ftilte — voor al in ftilte. —• Ieder traan rooft uwen vader eenen leevensdag, hy heeft niet veel meer over — wilt Gy Lieve,wilt Gy zulks doen? sophie, (ten eenemaal droevig, zegt al zuchtende) Ja- BARON. Ten loon daarvan zeg ik — lang uithouden zult Gy het niet. — Gy volgt my weldra en dan zyn wy gelukkig. sophie. Ja, dat is vast, —. dat is vast! baron. Vast is het — moed — Sophie, wat heeft een weinig lydens in voor zielen, die zich haast weder zullen zien ? (de Klok Jlaat, doch maar eenmaal aan.) sophie. Wat is dat -— Gy verbleekt — myn vader —« Albert —- uw tyd is daar —» baron. Neen Sophie noch niet! sophie. Ik voel het, myne ziele wil de uwe naa. — daar;— daarboven wacht men U. (in wanhoop) Uw vader — Uwe moeder — moeder ik heb uwen zoon niet om-  gebracht f (sfcft in de grootjle wanhoop teegtn zynen boezem werpende.) Uw tyd is daar — uw Engel roept. — Vertreed my onder uwe voeten Albert, op dat hy my tegelyk met U van hier voere. (zonder zin) dat Ik (naast hem neêr zygende — dat (valt op den grond geheel in onmacht, laatende eene zwaars Zucht.) baron,(knielt by haar neêr. Kust haar. Staat weer op, ziet haar Jlerk aan, wendt zich naar den Graaf die tegen eenen pylaar leunt.) Graaf, wy naamen reeds affcheid van elkaar! graaf, (de Graaf geeft hem zander om te zien, zyne hand) Voor korten tyd. baron, (knielt voor den Generaal,) generaal, (legt hem de handen op het hoofd, zeegent hem, beurt hem op, omhelst hem en ziet hem eenen tyd lang aan, zegt dan.) Goedenacht, myn Zoonl baron , (vertrekt langzaam , zonder Sophie weder aantezien. Midden op het Tooneel overvalt hem eens fierke grilling, en de klok Jlaat voor de tweedemaal aan. — In het zelfde oogenblik koomt de Soldaat, wiens leeven de Baron gefpaard had, met groot e drift binnen, werpt zich aan de voeten van den Baron, houdende ademloos het pardon in zyne hand.) ELF.  ( 1*6 ) ELFDE TO O N E E L De voorigen, de soldaat. soldaat, (driftig.) H ier edelmoedig weldoener — hier heb ik vóór uwe weldaaden het rechtvaerdig loon. — Gy hebt myn leeven, fchoon by U onbekend, gered — zaalig — jaa driewerf zaalig oogenblik, waarin Ik tj de gevoeligheid van myne ziele betuigen kan ? sophie, (uit haare bedwelming ylings opfpringende,} Wat dan? soldaat. Te vergeefs heb ik van den Generaal vergifFnis gefmeekt, voor dien achtbren weldoener, die my van den dood en van fchande heeft bevryd. — Met traanen in de oogen, zey de Generaal my, 'er is geene hoop, — geene de minfte hoop voor hem, — ik keer droefgeestig en ter neêrgeflagen naar myne wacht te rug — en de grond fcheen zich onder my te openen op ieder ftap, dien ik deed ! — By myne wacht gekoomen, ontdek ik den Vorst* die met een aantal van Stafofficieren ter bezichtiging der Posten uitgeree- den was Dankbaare gevoeligheid maakte myftout,— Ik yl naar hem —val hem te voet — zeg hem in korte woorden, hoe ik mynen weldoener, mynen thans ongelukkigen weldoener redden wil, en gaf myn leeven gaarne voor hem veil.— Een traan van meededogen, vafl grootmoedig meededogen ontglipte, zyn oog gg hy  ( 147 ) hy gaf my dit pardon. — Dank Heemel, dank, dat ik eens eene aan my beweezene weldaad vergelden kon! baron. Staa op weldenkend vriend — maar —waartoe baat my het leeven, daar ik toch myne Sophie — myn eenigst geluk derven moet, neen — neen — ter dood veel eer ! — ter dood ! graaf. Lieve Baron verdenkt Gy thans uwen oprechtften Vriend. — Gelooft Gy dat ik geene de minfte opoffering voor TJ over heb. — Heb ik dit verdiend Baron, toen ik deelneemend fn uw ongeluk zelfs den dood met TJ heb gewenscht — hand aan hand naar de eeuwigheid te mogen gaan, verlangde myn hart alleen. — V an valfche vriendfchap was ik immers nooit by Ü verdacht — ook verdien ik dat vermoeden niet? — Sophie beminde ik , maar Sophie beminde U en leeft voor CJ — voor TJ alleen. Dat ik flechts van uw geluk en de te vreedenheid des besten aller Vaders getuige moge zyn —hoe groot is dan de myne niet! — baron, (hem omhelzende.) Ik herken in U altyd dienzelfden edelmoedigen vriend. sophie, (tegen den Graaf.) Grootmoedig man i baron. Zoo uw vader my flechts myne vouten, de onaan- ge-  ( Ii8 ) genaamheeden, en het grievend leed hem aangedaan , vergeeven kan 1 GENERAAL. Vergeeven, heeft van mynen kant geen plaats, met uw' en myner dochters aaklig lot begaan — door uwen toeftand ongelukkig geworden, vergaf ik TJ alles, dit weet Gy uit het binnenst myner ziel, ~ maar Zoon U te fpaaren, was buiten myne macht, dit wist Gy wel en vergaaft my de ondeiteekening van uw doodsvonnis ook. — Een gelukkiger vooruitzicht doet zich voor myne oude dagen op, en uw geluk, uwe verbindtenis zal myn voorlpoed, myn zeegen zys. (Hy legt de hand van Sophie in die van den Baron, vervolgens zich naar den Soldaat wendende.') En Gy myn Zoon ! die ons aller vergenoegen hebt bewerkt.( geevende hem een aüe van Onder-Officier, die hy uit zyne portefeuille neemt.) Gy zyt niet meer gemeen Soldaat! ('t G.ordyn valt.) EINDE* DRUKFOUT. Pag. 52, fleai geluk beluk bedaent, lees geluk bedacht.