MAATSCH- DER NEDERt. LETTERK. TE LEIDEN. Geschenk van Tooneeïstukken , 1841.  D ë V l R T U O S E N; O F HET LEEVEND TESTAMENT, B L IJ S P E L IN V IJ F BEDRIJVEN, door G. C. DE G RE U VB, Na hei Hoogduitsck. Te A M ST EL D AM, bij H. van RESTEREN, 1799.   jD«ï Blijfptl de Virtuofen of het leevend Testament 9 is eigenlijk eetie navolging van het koagduitfche vap dien zelfden naam; doch daar het ons voorkwam dofhet oorfprongkelijke, te kort voor een vóór- en te lang voor een n%-fpel ware, heeft men hetzelve met twee bedrijven en zes perfoonen vermeerderd, en in V overige zodanige verfchikkingen gemaakt, ah wegens de voornoemde hijvoegingen noodzaakelijk fcheenen. ffij twijfelen niet of het /luk zal, indien het goed gefpeeld worde, zeer wel voldoen; althands aan dezulken welken in vrolijke blijfpelen vermaak fcheppen.  PERSOONEN» hofra ad krans, doctor krans, zijn ZOOP,. ludovica, zijne dochter. walt er, Minnaar van Ludovica. knuppel, Organist. leentje, Kamenier van Ludovica. joris, Knecht van een Logement. juffr. margon, Koopvrouw in zijde flojfen, george, gewaande Knecht van een" Injlrumentmaaker, een jood. een nachtwacht. Z W IJ G E N D E. muziekanten. dienstboden van Hofraad Krans, nachtwachten. Het fiuk fpeelt in een klein fteedjen in Duitschland, waar de Hofraad van zijn penfioen leeft. D E  D E VIRTUOSEN, O F HET LEEVEND TESTAMENTB L IJ S P E L. EERSTE BEDRIJF. EERSTE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeldt de kamer van Doctor Kram', met eene midden- en eene zijdeur. doctor krans, zit voor de tafel; voor hem eenige artzenijvlesfchen. Zot dat zinkingpoeder, en dit vleschjen - baat het niet. het fchaadt ook niet. - Mijn Heer de Hofraad, ; wij beiden zijn kwaalijk te helpen. Uw kwaal zit in 'c hoofd - en de mijne in de beurs! - Dit koeldrankjen voor u, Juffrouw Bella — voor ditmaal kan ik u, op mijn eer, verder niets geeven: - daarvoor zult gij, binnen kort, den Doctor zeiven inneemen. A TIVEE'  4£ i DEVIRTUOSEN. TWEEDE T O O NE E L. doctor, vvalter, in reiskleêren. walter. JVIet verlof, mijn Heer! Ontmoet ik hier niet Doctor Krans? doctor, Zo is mijn naam. — Wat is 'er van uw' dienst mijn Heer! Is uw vrouw ziek? walter. Neen, mijn Heer! Ik ben niet getrouwd. doctor. Dat is gelukkig! — Wie heb ik dan de eer voor mij te zien? walter. Mijn naam is Walter, en ik heb voor eenigen tijd..,, doctor, zich bedenkende. Walter! — Walter! — Kent gij mijne Zuster? walter. Ik had het geluk.... doctor, met drift. Mag ik om uw vriendfchap verzoeken? — mijne Zuser heeft mij veel goeds van u gezegd. walter, verheugd. Heeft zij? — In ernst? Dit bericht.... doc-  È L IJ S P È L. i doctor, brengt een' ft oei, ' Ga zitten, Vriend! — als u een zo minbeduidend perfoon, als ik ben, niet te gering is j dan kunnen wij el* kander nader leeren kennen. Walter. Het geluk van met u bekend te worden, is het doel mijner tegenwoordige reis. DOdTOR/ Gij vleit mij! — Voor alle dingen verzoek ik u, ai* les, wat flegts eenigzins betrekking op complimenten heeft, jegens mij, volftrekt agterwegen te laaten. Ik ben' een mensen , die zich, van zijne jeujrd af, toegelegd heeft, zo vrolijk als eenigzins moogelijk is, te leeven. Kennisfen heb ik nooit genoeg; en lieden , van zo een helder en vrij voorkomen, als gij, zijn, tot heden, altoos mijn vermaak geweest. walter. Juist dit vertrouwen, juist deze vriendfehap is het, diö ik met deze hand u aanbiede, en van u verzoeke. doctor, geeft hem de hand, en omarmt hem. Afgedaan! — Maar, welke bijzondere inzichten brefl* gen u bij mij? Want om mij alleen eene reis, flegts van de eene poort naar de andere, te doen, komt mij voor, bijna onmoogelijfc te zijn. Walter. Mejuffrouw uw Zuster! van welke gij zo even fpraakt» en tot mijn buitengemeen genoegen zeidet, dat zij forti» tijds van mij gefproken... A 3 OöO  DE VIRTUOSEN. DOCTOR. Slegts fomtijds? — bijna altoos. Zij leerde u voorleden winter op het Bal kennen. WALTER. Ja! — heeft zij u verder niets gezegd? DOCTOR. Niets, als dat gij zeer goed danst; dat gij haar veel verteld had; dat de nacht haar zeer kort gevallen was; — voor't overige herinner ik mij, dat zij nog laater PhuH kwam, dan ik: en dat zegt al zeer veel. WALTER. Heeft zij u niet gezegd , dat mij de kennismaaking van dien nacht de zaligfte uuren mjns levens verfcbafte; dat zij, met den eerften dans reeds, mijn hart innam! DOCTOR. Geen woord. WALTER. Dat ik aan haar de gevoelens van mijn hart open legde? en van haar niet verfmaad werdt. DOCTOR. O gij kleine Hex! WALTER. Dat zij beloofde, naar mij te zullen wagten, tot dat ik gevoegelijk om haar uitkomen konde; en onze fchei. ding mij bijna het hart verfcheurde? DOCTOR. Dat Iaatfte was wel te verwagten ; want mijne Zuster is, zonder haar te roemen, een allerliefst meisjen. WAL.  b l ry s p e l. i s walter, met drift. - Dat is zij! dat is zij! Een voortreffelijk fchepfel! — om heur hart het grootfte geluk, om heur verftand, eene kroon waardig. doctor. Pst! — Wij weiden te ver uit! — {met drift) Zijt > gij in ftaat eene vrouw te onderhouden? walter, Behalven mijn vermogen, heb ik' twee bedieningen. doctor. Vernietigt gij, door deze verbindtenis, niet het geluk van een ander vrouwelijk fchepfel? walter, met gevoel. Reeds vroeg handelde ik naar grondbeginfelen. doctor, met nadruk. Gij zult mijne Zuster hebben; beer Zwager! walter, omarmt hem. • Ik ben de gelukkigfte aller menfchen! — Maar uw Vader?... doctor. Mijn Vader? — Die heeft haar zo goed als verloofd, aan onzen ftads Organist; binnen agt dagen zullen zij trouwen. walter. O mij, rampzalige! doctor. Des niet te min zult gij mijne Zuster hebben, heer Zwager! — hoewel mijn Vader, naar oude Duitfche A 3 mo-  ö DE VIRTUOSEN. mode, zeer fiijf op zijn woord Maat; — te meer, daar de Organist zijn muziekale boezemvriend is. — Want gij beiden zijn een paar armzalige Virtuofën. walter. Dus blijft voor mij geen hoop meer over. doctor. Gij zult mijne Zuster daarom tcch hebben, heer Zwager. walter. Gij feherscht met mijn ongeluk. doctor. 't Is mij volkrmsn ernst! Gij zult en moet mijne Zuster hebben, heer Zwager! — Gelooft gij dan niet, dat aan ee.i' mensch, zo als ik ben, die altoos opgeruimd , en r.och door arglistigheid , noch toorn , noch door eenige andere hinderpaal, van zijn. voorneemen aftebrengen is; — die geene middelen vreest, om zijn doel te bereiken, al is bet nog zo zonderling, nog zo buitenaemetn — dat aan zu)k een' mensch niet bijna alles rnooglijk is? walter. Vergeef mij mijn vrees: maar,ik kan niet bereekenen, welke middelen en wegen mij tot bevordering van mijn geluk rnooglijk zouden zijn?— Vooronderfteld zijnde, dat uwe Zuster «pij de oude genegenheid nog toedroege, doctor. Pit laatfte is zeeker eene Conditie fine qua non; doch •Jaar is geen twijffjl aan ; want mijne Zuster heeft te djkmaals, en te veel goeds van u gefprokenj en de Or-  B L IJ S P E L. 7 ganist is een alte muziekaal kalf, dan dat mijn Zuster niet iedere gelegenheid zoude aanvatten, om heure /ponfslia te verwisfelen; al had zij ook niet zo veel goeds, en zo dikmaals van u gefproken. walter. Maar uw Vader? doctor» Laat mij daarvoor zorgen! — Ik ben verheugd, eens weder eene bekwaame gelegenheid gevonden te hebben, on mijn vindingrijk talent te laaten zien. Ik heb nu, reeds federt een half jaar , niets gedaan, dan — God vergeef mij mijne zonden, — dan poeders gewrseven en pillen gedraaid. — — Eerst zal ik, zo ernftig ajs rnooglijk, met mijn' Vader fpreeken, en hem de voorteeldelooze ongerijmdheid voor oogen ftellen, van mijne fchoone Zuster met den baviaan Knuppel te verbinden. Helpt dat niet, zo als ik zeeker verwagt, (/pringt op en klapt in de handen) dan moet gij mijn Zuster fchaaken, heer Zwager! fehaaken! walter. Maar, beste Vriend! — doctor. Broeder, meent gij? {biedt hem de hani.) walter. Broeder! doctor. Schaaken,Broeder! (juitgelaaten) fehaaken, fehaaken! — hoort gijl — ik moet toch een onnozele hals zijn. Nog A 4 geen  8 DE V1RTU. OSEN. geen een mijner liefdesgevallen heb ik tot de fchaakin; kunnen brengen. WALTER. Gij zijt een gelukkig mensch. ' DOCTOR. Dat wil ik hoopen. WALTER. Ja! ik zie reeds, met zulk eene luim kan men alles doordrijven. Alleen heb ik u te zeggen, dat ik fomtijds een weinig gevoelig ben. DOCTOR. Ik zal u wel gevoeligen ! Ik haat niets meer in de waereld, dan deze onnutte, onnatuurlijke fratfen. WALTER. Zon het dan uw Vader zo zwaar vallen, mij dezen volmaakten zot, zo als gij den Organist aflchildert, voortetrekken ? DOCTOR. Zo zwaar als iets in de waereld! want ik moet u in vertrouwen zeggen, mijn Vader is zelf — met verlof, heer Papa! een foort van een zot. Hij was, zo als gij denklijk weet, Hofraad in de refidentie; en verteert thards hier zijn pennoen; en doet niets, dan. zich met de muziek, dat zijn flokpaardjen is, bezig te houden. Hoe minder hij daarvan verftaat, voor des te greoter Virtuoos en kenner houdt hij zich. Van 's morgens tot iaat in den avond, bemoeit hij zich enkel en alleen met zijne faftrumenten en de muziek. De weinige choorjongens, met den  B L IJ S P E L. 9 den ttads muzikant en zijne leerlingen, moeten hem helpen, om 'swcekelijks het elendigfie concert optezaagenj daar hij, als kenner en protectëur, en zijn Mozart de Organist, als orchestmeester optreeden. Wordt hij hier of daar . in de nabuurfchap , iemand gewaar, of een doorreizend vreemdeling, die flegts de geringde muzikaliteit aan zich befpeuren laat, zo worden zij, met den vereerenden Tijtel van beroemde Firtuoos'. verzocht, om aan zijne muzikaale academie, zo noemt hij zijn katten 'concert, deel te neemen. walter. ' Dat rk nu juist, ongelukkig, zo weinig van de muziek moet verftaan. doctor. Speelt gij dan geen een inftrument? .walter. Jk krats een weinig op de viool. doctor. Kunt gij, „ Jan koop mij een kermis," na de muziek fpeelen? walter. Die dat niet konde, zou in 't geheel niets kunnen, doctor, met drift. Dan zijt gij al een Virtuoos. walter. Ha, ha, ha, ha! doctor. Met deze vooringenomenheid voor alles, wat flegts mu. A 5 ziek  10 DE VIRTUOSEN, ziek genoemd wordt, kimt gij ligt denken, hoe fterk hij aan den Organist hangt, dien hij voor een' tovenaar in de muziek houdt; alleen om dat die iets meer dan hij verfïaat: die tot zijn niet geringen eigenbaat, mijns Va. ders muzicalia bezorgt; hoewel hij zelfs een erge nootenzaagcr is; maar nog het meest om mijne Zuster tot vrouw te krijgen, en om ons, na het concert, een lekker fchaapenboutjen te helpen confumeeren. WALTER. Buitengemeen wonderlijk! hoewel mij niet geheel onbewust. Dit was juist de reden, waarom ik mij, met mijne gewigtigfte belangens, het eerst tot u wende; daar ik overal zo veel aantrekkelijk goeds van uw characier gehoord heb. DOCTOR. Onderdanige dienaar! WALTER. Maar daar gij zo even van fpraakt. — Ik bekleed een openbaar ampt; het is mij niet onverfchillig, mijn' goeden naam te verliezen. DOCTOR. Gij meent de fchaakir.g? — O dat wil niets zeggen ! Die, hedendaags, niet ten minften één meisjen gefchaakt, twee mannen gekroond, en drie kleine naam. vriendjens om zich heen loopen heeft, loopt gevaar, om onder het onbemerkte getal der ordentelijke lieden geteld te worden. Daarenboven zal ' ik 'er ook bij zijn ; en «S'ie zal alsdan durven bepaalen , of ik, dan gij, haar ge-  B L IJ S P E L. 'gefchaakt heb? — Wij hebben een plaifierreisjen gedaan; en boven dien heeft mijn Vader den naam, dat alles met hem te fchikken is, behaiven langs den regten weg _ en mijne Zuster, die van ieder een bernind wordt, zou, als vrouw van Knuppel, het voorwe-p van algemeen medelijden zijn. — Natuurlijk beproef ik eerst alle mooglijke middelen in 't goede: maar, als deze misloopen, zo moet gij mij het vermaak aandoen en fehaaken mijne Zuster. — Belooft gij mij dat? DERDE T O O N E E L. doctor, walter, ludovica. ludovica. 13rocder! Vader laat u zeggen (ontdekt tValter, wordt- verward; ftomme complimenten.') i doctor, tegen Ludovica, Hier heb ik de eer, u den Amptman en Hofadvokaat Walter aantebieden; die zich niet herinneren kan, u ooit meer gezien te hebben. (Tegen lValter.~) En hier is mijne kleine, looze Zuster, die federt een zeker Bal, ia 't geheel niet meer dansfen wil. walter. Ik ben, zonder twijfel, een zoon des geluks; dat-ik^ zo onverhoopt, de zo lang gewenschte gelegenheid hefa* bü, om deze fchoone hand te kusfehen. DOC*-  12 DE VIRTUOSEN. doctor. Hand te kusfehen! ludovika. Ik had het vermaak, u voor eenigen tijd op het Bal te zien. doctor. Te zien. walter. En ik was reeds in 't begin zo gelukkig, met u te mogen dansfen. doctor. Te dansfen? ludovica. Broeder! gij zijt lastig. doctor, neemt zeer ftaatig beider handen, en legt dezelven in elkander. Weest vruchtbaar; en vermenigvuldigt! walter en ludovica. Broeder! doctor. Waarvoor dat veinzen ? Ons heeft het eer/Ie gezicht tot vrienden gemaakt; hij heeft u niet vergeeten ; en als u de Organist niet te zeer aan 't hart ligt, zo komt hij, volgends affpraak, regelmaatig om u vraagen. En (jloot hen tegen elkander) nu! doet wat gij wilt. (Gaat zitten fchrijven.) walter.' Zou ik nog durven hoopen, dat..,. N LU-  b l ry s p £ l. ' n ludovica, befchaarnd. fa, ik beken het. — lk heb federt het Bal, waarop wij elkander leerden kennen, u noch willen, ncch kunnen vergeeten. walter, haar de hand kusfchende. O, deze bekentenis! deze bekentenis! — lees in mijne oogen, het geen mijn tong mij weigert uittedrukken. ludovica. Ja, mijn Walter! Als gij het waarlijk goed meent; 'als deze openhartige trekken, die u ten eerden mijn geheel vertrouwen verwierven, geene veinzerij zijn, dan ben ik de uwe. walter. Of ik het waarlijk meene ! — Sedert het oogenblik onzer fcheiding, verzelde mij uw beeldtenis; en de zalige gedachte u eens de mijne te mogen noemen, was de drijfveer van al mijn doen en laaten. Deze gedachte gaf mij moed, ter volvoering van den zwaarden en moeijelijkften arbeid, en — thands heb ik mijn doel bereikt — bij mijn niet gering vermogen, heb ik twee aanzienlij, ke bedieningen, en gij zijt de mijne. ludovica, befchaarnd. Ga naar mijn' Vader. walter. Zo koel ? — (nd eenig zwijgen, omarmt hij Ludovica.) doctor, (ftaat op.} Zo, zo! — dat is lief! i wal.  14 DËVIRTUOSEN. WALTER. Broeder I ik ben de gelukkigfte aller ftervelingen! DOCTOR. Dat is mij lief! — heb ik niet gehoord dat gij naar Inijn' Vader wilt gaan ? Daar zult gij goed aankomen! of gij moest lust hebben, eenige neuzen en blaauwe fcheenen opteduen? — Hebt gij dan den Organist, en de muzikale verlooving, vergeeten? Laat mij flegts be. gaan! Ik weet nog al redenlijk goed met Papa omtegaano — Stil — hij komt den trap op. — Hij moet u thands om alles in de waereld niet zien ; wiit gij niet alle hoop verliezen, hem ooit in uw voordeel te winnen. WALTER. Wat dan nu te doen ? DOCTOR. Haastig, hier in deze kamer! Ik zal zien wat ik, in 't goede, op hem verkrijgen kan. — En gij, Walter! gij moet een weinig luisteren, om alle tegenwerpingen te leeren kennen, die uw geluk in den weg zijn. -* Haastig! haastig! hier in. WALTER. Ik (lel mijn lot in uw handen. VIER.  2 L IJ S P E £. is PIERDE TO O NE E U hofraad, doctor. hofraad, komt met een contrabas aanjleepen. D octor! help mij toch eens deze fatanfche fchroef omdraaijen! Ik heb mij al blaêren in de handen gedraaid. doctor, hem helpende. Heeft de reparatie wat geholpen? hofraad. Verwonderlijk! — Hoor eens dezen toon: (flrijkt met den ftrijkflok op de tontrabas) b-r-r-r! als een bazuin! (ftrijkt nog eens) b-r-r-r! doctor. Als een regte, groote deenfche os. hofraad, neuriet eenig? pasfagiên, die hij met de contrabas accompagneert. Trallerallera! Trallerallera! ha, ha, ha, ha! Dat is een indrument! — De Organist valt in onmagt, als hij den eerden toon daarop hoort. — Ik ben geheel buiten mij zeiven van vreugd, (omarmt de bas) Kom, mijn lieve broeder brombeer! kom in mijne armen ! Zo lang wij keven, zal ons niemand fcheiden! — Doctor! als ik fterf, zo laat hem naast mij begraven. doctor' Dat zal ik doen! (de Hofraad fpant een fnaar) A pro» po»  ,g DÈ VIPvTUOSEN. pos VaderDe Organist heeft mij gezegd, dat gij hem i mijne Zuster tot vrouw wilt geeven-, is dat waar? hofraad, als voeren. Ja, mijn Zoon! dat is waar. doctor. En gij denkt daar mede een zeer goed werk te ver-: rigten. hofraad. Ja, mijn Zoon! dat geloof ik. doctor, na eenige ftilte. Ee Orga; ist heeft zeer veel gelijkenis op een kameel. hofraad. Ha, ha, ha, ha! Dat is al zo iets.— Maar des te min-: der reden heeft uw Zuster, om jaloers te worden. doct 0R. Dat is waar. De Organist heeft juist zo veel rimpels op zijn voorhoofd, als 'er federt zijne heugehe-; lijke geboorte, jaaren verftreeken zijn: ten getale van een en zestig... hofraad, hem in de reden vallende. Een fchoone ouderdom! — Dat zijn juist de jaaren, waarin men in de liefde uitgeleerd is. doctor. Ja wel uitgeleerd !. zo als de Schoorfieenveegers , dié •doorgaands eenige weeken voor hun dood , baas wordem. — — Ludovica is agttién jaaren oud; — agttien van een en zestig, blijft — drie en veertig. — Vader! wat zuilen wij, met deze drie en veertig jaaren doen? hof-  B L IJ S P E L* if hofraad, nog alt00% met zijn Contrabas bezig. Die zullen wij haar in 't huishouden geeven. doctor. Fraai! of is dat welligt het voorbeduidend getal rimpels hijst met zijne vingers boven zijn hoofd') die, als het den ïemel belieft mijn Heer Knuppel verfieren zullen. hofraad. Dat wil ik niet hoopen! doctor. Vader! mijn Zuster is verliefd. hofraad. Op Knuppel? doctor, Toch niet. hofraad. Geef haar dan een purgeerdrankjen; Heer Doctor! doctor. In mi ne Therapie, ontbreekt het geheele Kapittel oveï cJe liefde. hofraad. Beproef dan eene hypothefe. doctor. Dan val ik het Collegium Medicum in handen; > hofraad r . Verbied haar dan de Koffij en laat ze hui drinken. doctor. ! Vader! mijn Zuster heeft geen' zin in Knuppel. B hof-  i9 De virtuosen. hofraad. Dat moet zij mij zelve zeggen. doctor, driftig. Dan weet ik niet, of ik miine toeftemming geeven zal. i hofraad. Dat zijn mijn zaaken. doctor. De Jongman, die mijn Zuster bemint, en van wien zij ook zeer veel houdt, is een allerliefst jong Heer — en mijn Vriend, dien zal ik denkelijk miine Zuster geeven. hofraad, tergende. Zo als 't u belieft. doctor. Hoor eens! o gij moest hem kennen, 't is een kaereltjen, als een vlag. hofraad. Is hij een Muzikant? doctor. o Heden! Hij is zelfs een Componist. hofraa d . opmerkzaam. Wat heeft hij dan gecomponeerd? doctor. Protocollen, Sententiën, Citatiën.... hofraad. Mijnheer Wijsneus. doctor. Vader! Zuster heeft lust om weg te loopen. hofj I  B L IJ S P Ë tl hofraad, met drift. Zo! dan moeten wij haar opfluiten. doctor» Dat zal niet veel baaten ! — Want ik heb beloofd haaf :e helpen; en gij weet wie ik ben, als ik begin. hofraad. Jonge! Ik flaa u met de Contrabas om de ooren. V IJ F D E - T O O N E E L» hofraad, doctor, KNUPPEL. knuppel. Harmonia et praeiftol Uw altijd accompagneerende Dielaar, mijn Heer. hofraad. Welkom, welkom I mijn waarde nootenvriend. knuppel, geeft beiden de hand. Hoe ftaat het met de ccmpofitie in huis? Ik hoorde bij nijn inkomen, eenige onregelmaatige toonen aanflaan; ik m\ niet hoopen, dat gij beiden, uwe anders zo zuivere Thema, zult verwaarloofen. hofraad. ■ Dat is niet?. Het was flegts een fchijn disfonant; die ik ïoop, welhaast in eene goede harmonie optelosfen. doctor. Mijn Vader blies de Obligaat Trompet j en ik accomagneerde met den Doedelzak. 4 Ba JiNWf-  '4» DE VIRTUOSEN. knuppel, Durf ik *t waagen,naar de hoofdmodulatie van het duet: te verneemen. doctor. Het waren zeer eenvoudige Hellingen; de Hoofdgedachi te 'er van, waart gij mijn Heer. knuppel. Ik? — ha, ha! — Gij zult eindelijk van mij, zelfs nog: eene bravour-aria maaken; ha! ha! doctor. Ik preludeerde, dat zo een voortreflijk Componist, als: gij mijn Heer! onmogelijk cp de zotte gedachten kon komen, om met mijn lieve Zuster, een huwelijks duet te Willen aanftemmen ; mijn Vader, daarentegen , intoneerde. hofraad. Dat gij een zot zijt. doctor. En daar in hadt mijn Vader gelijk. knuppel, gemelijk. Gelooft mijn Heer de Doctor dan, dat ons Huwelijks: Solo, niet in ecnen goeden (lijl gezet zoude zijn? doctor. In den langwijligften Gregoriaanfchen flijl. knuppel, als vooren. Gij fchijnt dus weinig goeds van mijne talenten te verwagten. doc» é  B L IJ S P E L. doctor. In de Aria's Amorofa, houd ik U, voor den elendigften kruk van de waereld. hofraad, moeilijk. Stil! — Stoor u niet, aan het gefnap van dezen onbezonnen knaap. Het blijft bij het geen ik u beloofd heb. doctor, op de andere zijde van Knuppel. Laat u docr deze fchemering van hoop niet misleiden ; het is een dwaallicht, mijn zuster mag u niet lijden. knuppel, verfchrikt. Hoe? mijne Schoolliere in de Zangkunst; die mij heure geheele muziekaliteit te danken heeft, doctor. En agttien jaaren oud is. knup pel. Mij! een waereld beroemd man! — een Componist, die . . : . doctor, hem telkens in de reden vallende, Eenenzestig jaaren oud is. knuppel. Die, zo wel als Salieri en Mozart, Heijdn en Paifiello, Gluck en Martini, den grootften roem.,... doctor.1. Droomt. knuppel. o! Gij zijt een jong mensch, die..... DOCTOR. Een' ouden zot uitlagt! ha! ha! hal ha! B 3 KNUF*  *3 DEVIRTUOSEN. knuppel, driftig. Die de tovertoonen der Harmonie verbabbelt; die bij een Fluiten-Concert zich ziek lagt; — bij eene bravour; aria in flaapt valt; en bij een basfon folo weg loopt: in: één woord, gij zijt een . doctor. Doctor Medicina et Chirurgie (met eene buiging.) hofraad, toornig. Kom, mijn Vriend! verlaaten wij dezen zinloozen wijsneus. (wil met knuppel afgaan?) doctor, houdt hen tegen. Slegts nog een woordjen of twee, in goeden ernst; als het mij mogelijk is. hofraad. Nuf Wat is het? doctor. Ik, mijn Zuster, en heur Bruigom ! (tegen Knuppel) ïk meen U niet Mijnheer! Maar een' ander dito, die een: dertig jaaren laater ter waereld gekomen is. —. Wij hebben vast voorgenomen, ingevalle op den weg der reden , jiiets uitterechten is; alles, alles te waagen, om onzen: yyil doartedrijven. hofraad. Jongeling! Ik wil niet hoopen, dat dit u ernst is? doctor. Ik zal nooit toeftaan, dat een mensch ter waereld, al ware hij ook de grootfle Virtuoos (jegen Knuppel,) die gij zeeker niet zijij — al ware het ook mijn goede lieve  B L IJ S P E L. 23 ve Vader {tegen den Hofraad') die gij zeeker zijt. —• mijne lieve, eenigfte Zuster, welke, mijne overleedene Moeder mij op haar fterfbed, in het bijzonder aanbevolen heeft, ongelukkig zal maaken, — Dit heb ik u van te vooren willen zeggen, op dat gij u niet zoudt verwonderen als 'er iets buitengewoons voorvalt. hofraad. Waar is Ludovica? knuppel. Ik hoop niet, dat al reeds hofraad, Waar is Ludovica! doctor. Dat weet ik niet. " hofraad. Zij ging toch zo even nog hier naar boven bij u. doctor. Zij is ook weder naar beneden gegaan. I hofraad, gaat naar het Zijdvertrek en vindt de deur geftooten. Waar is de fleutel? doctor. Dien heb ik in mijn' zak. hofraad. Geef hem hier! doctor. Neem mij niet kwalijk, Vader! Ik betaal de huur van deze Kamers. fi ^ H0F-  34 DE VIRTUOSEN. hofraad. Booswigt! — Kom Vnend Knuppel! he'p mij de deur open loopen. doctor, tegen Knuppel. Indien gij 't durft te wagen, heer Notifex! zo zult gij, op den neus de deur uitdansfen. hofraad. Den fleutel, of ik onterf u. doctor, nddenkende. Neem het mij niet kwal'jk, broeder! deze grap, zou mij te duur te ftaan komen, {hij geeft den fleutel) Daar. walter, van binnen. Geduid! Ik zal zo open doen. hofraad, ontfteld. Hoe! Wat is dat ? een vreemde mans Item ? {reept) Licht! L'cht! knuppel. Een Medeminnaar ? een Medeminnaar ? Ik decresceer. (geduurende dit tooneel v/erdt het een weinig duister.) ZES- É  B L IJ S P E L. SS ZESDE TO (LNE E L. hofraad, doctor, knuppel, walter, ludovica. walter, in V uitkomen. Vergeef mij, mijn Heer! een enkel toeval. doctor, heeft intmfchen zijn'mantel omgehangen waaronder hij Walter verbergt, en weg helpt. Hebt gij hem nu gezien.? hofraad, hem agter nd kopende. Hou vastl hou vast. ZEVENDE T O O N E E L. hofraad, ludovica, knuppel. knuppel. Blijf hier, mijn Heer! laat hem loopen! voor eenen vluchtenden vijand, moet men een' gouden brug bouwen. hofraad. Die booswigt! die goddeloofe booswigt! niet weêr over mijn drempel! Onterven, onterven zal ik hem! (tegen ludovica) En Gij! onbefchaamd ding! b5 knup'  26 DE VIRTUOSEN. knuppel, gaat tusfchen beiden. Piano! piano! de onfchuldigfte onnozelheid! hofraad. Fraije onnozelheid» (leekt daar niet een vreemd Kaerel, alleen in een Zijdvertrek; en die kostelijke Heer Broeder Haat op fchild wacht! — Verwurgen kon ik haar — dat eerlooze ding. knuppel, als vooren. Dolcel dolcel Zij was verleid! niet waar, mijn kleine lieve Orgelpijp! hofraad. Wie was die vreemde Kaerel? ludovica. Hij is de Hofadvocaat Walter, een man, van wien men alles goeds (preekt; en die, — en die, — en die.... hofraad, haar. napraatendé. En die, en uie, — en die — federt waneer kent gij hem ? ludovica. Jk leerde hem, vcor eenigm tijd op het Bal kennen. knuppel. Ja, ja! die bals, die bals! — daar haaien Zy niets, als de fpilzucht en hoorns en neuzen, voor vreijers en Echtgenooten. HOFRAAD. Hebt gy, verkeering me:-hem? knup*  B L IJ S P E L. 27 knuppel, (vlijend) Zeg dan! — hebt gij ? — niet waar, gij hebt niet? — zeg Engeltjen. ludovica. Ik moet bekennen, mijn hart fpreekt voor hem. ( Knuppel ontroerd) Doe ik kwaad, zo ilraf mij; maar anders doen kan ik niet. knuppel. Hoe! wat ? mij verfmaaden! mij! uw' leermeefter in do Toonkunst? mij, die de eerste zuivre toonen,uit uw keel gehaald heb ? — mij! zonder wien gy noch van houding, noch van manieren, noch van portamento, noch van colleratuur, noch van trembelant, noch van/laccato, iets zoude weeten? _ mijt zonder wien gij voortvaarende quintetten en quartetten voor Engelsen muziek gehouden had; — mij! wilt gij aan een' elendigen acten kraamer op offeren; die in Haat zou zijn, de dwarsfluit, met den ftrijkftok te fpeelen. hofraad. Stil Vriend I waar toe dienen deze voorftellingen j daar mijn gezag toereikend is. ludovica, tegen heur'* Vader. Zo ver ik terug kan denken , heb ik mij altoos beijverd, uw gehoorzaame dochter te zijn; maar vergeef mij, als ik geloof, dat in dit geval, blinde gehoorzaamheid te vorderen, eene hardigheid zoude zijn, die met de vaderlijke liefde, onmogelijk overeen te brengeu is. hof»  28 DE VIRTUOSEN. hofraad. Ziet eens! Het agttïende jaar, wil het zestigfte leeren, wat pligt is. knuppel. Gij fchijnt te vergeeten, wat gij aan uw' Vader verpligt zijt. ludovica. En gij fchijnt te vergeeten, dat het gevoel des harten, zich niet, zo als de registers van uw orgel behandelen laat - wat gij my geleerd hebt> hceft ^ yader duur genoeg betaald 5 en een man van uw jaaren, en van uw voorkomen, moest zich fchaamen aanfpraak op liefde en tederheid te maaken; waarvan de vervulling naauwelijks m de gedachten van eenen raazenden dolleman te verwachten is. Daarenboven is het fchande, een', anders zo goe. den, vader, van het Bart zijner kinderen los te rukken. (zij wil heen gaan; maar wordt door heur" Vader tegen gehouden,) hofraad. Zo gerraklelijk riet heer Profesfor! hier in deze ka. mer, zal ik aan uw'geest, gelegenheid verfchaffen,om deze ftpf verder ulttewerker. Zulke eene Preoiea.ie verdient een honorarium; aan water en brood, zult gij geen ge brek hebben, (brengt kaar in het Zijdvertrek, en fluit haar op.) ' '4GT-  B L IJ S P E L. S9 A GT S T E T O O N E E L. HOFRAAD, KNUPPEL. HOFRAAD. Z joejen avond Tarnen — nieuwe rammenasfie — ramroelasfie — (gaat af.) i C 2 doc-  3« De virtuosen. ; doctor. Die drommelfche Smous, moest ons ook nog komen ftooren, in ons goed werk. — Kom Walter! weêr op uw' post; en ik aan mijn werk. walter. Laat ons liever heen gaan, en een ander plan uitden» ken j dit is onuitvoerlijk. doctor. Ik moet met "u omgaan als met een' zieken; — al weigert die de medicijnen, en wil onzen goeden raad niet opvolgen, zouden wij Doctors, hem daarom aan zich zeiven overlaaten? — op uw' post! op uw* post. (Zoekt de ladder, die hij bij het opkomen van den Jood, agter het huis geworpen had, weêr op; tracht dezelve vast te maaken: terwijl Walter op den uitkijk jlaat.) walter. De Nachtwacht komt. doctor. Dat hem de Duivel haal'! nachtwacht, gaat denzelfden weg, als de Jood; raatelt en roept. Bewaar je vuur en kaerslè wel, de klok heit tien; tien heit de klok! — goejen avond mannen! doctor. , Goeden avond Wacht. — — Dit is nu de tweede duivel, die ons floortj als de derde komt, dan geef ik het op. wal-  B L IJ S P E L. 37 WALTER. Wij moesten het nu maar opgeeven. Bedenk eens, uw Zuster, door het vengfter! hoe zullen wij het gedaan krijgen ? DOCTOR. Als het anders niet gaat, dan maak ik het wind-as los; en flrijk haar in den waschrr.and af. WALTER. En als 'er dan , op dat oogenblik, weêr iemand voorbij komt; wat dan gedaan? BOCTOR. Dan zeggen wij, dat het een mand vol pillen is, voor een verliefd Advocaat, die zo menig eene kromme zaak regt gemaakt heeft; en nu in zijn eigen raadeloos is. — Stil, wie komt daar ? — Het is de Organist in zijn nachtgewaad, met de Cither onder den arm. — Sapprement! hij zal mijn Zuster eene Serenade willen geeven. WALTER. Die Zot! DOCTOR. Kom! wij zullen hem netjes naar huis zenden. C 3 VIJF-  I 3« DE VIRTUOSEN. F IJ F D E T 0 O N E E L. knuppel, doctor en walter, agter het huis. knuppel, in V nachtgewaad, met een Cither onder den arm. ï-r/ag! o zilveren Maan! met uw gouden hoorentjens! — Zend betovering in mijn' gewijden vinger! >— verlicht mijn keel met een' helderen draal van aangenaam geluid. (.hij /peelt op de Cither, en zingt.) Befiraal mij met uw liefde, O kleine Tovergod! doctor, agter het huis. Gij zijt een groote Zot. knuppel. Wat is dat? Qfchudt zijn hoofd) Ik zal maar verder zingen; misfchien ontdekt zich de Echo (zingt.) Die mij voor lang reeds griefde, Verzacht toch eens mijn lot, doctor, als voor en. O oude rommelpot! knuppel. Dat is te erg (zingt.) De Maan, wier glans in 't duister, Zo vriendlijk fchijnt en lacht. , »oc-  B L IJ S P E L. SP doctor, ah voor en. Neem u maar wel in acht. knuppel, zingt verder, en fckudt zijn hoofd. Heeft met heur* ftillen luister, Het vuur in mij gebragt. doctor, ah voor en. Daar elk uw doen belagt. knuppel. Hei! — wie is dat? — (hij gaat dan aan de eene, mn aan de andere zijde van het huis zoeken; zonder iemand te vinden) Wagt, fatanfche luije Liedjenszanger! ik E u voor die Echo, met de vuisten in de oogen betailen. doctor en walter, komen, terwijl hij aan de eene zijde van V huis zoekt, aan de andere voor den dag; de Docïor neemt hem van agteren de faapmuts van 't hoofd, en flaat hem daarmede om de ooren ; terwijl Walter hem de Cither afneemt. knuppel. Help! help! dieven! moordenaars! afzetters!— help— hep — Qoopt weg.) C 4 ZES.  4» DE VIRTUOSEN. ZESDE T O O N E E L. doctor, walter, in *t vervolg ludovica, aan 7 vengfler. doctor. H. , ha, ha, ha!- Wat zal die gedraaide Apollo vlceJ ken; dat wij hem den Parnas afgejaagd hebben. Ha, fa, ha, ha! morgen moet de gantfche Stad het weeten; ~ in de Courant,— in den Nieuws-Post zal ik het laaten zitten. — Zie, mijn Zuster is nog niet naar bed, heur Acht brandt nog. — Neem de Cither, en vervolg zijn gezaig, walter. Ik kan niets van buiten. doctor. Ex TeroporéJ als een waare Menalcas. walter, zingt. 6 Heilrijkffe aller dagen, Waar in ik 't eerst u vond. ludovica, voor't vengfler Die u naar mij toezond. walter. 'k Ontfong, mijn welbehaagen! Toen 't Ja-woord, uit uw' mond. ludovica. Toen werdt ons heil gegrond. WAL-  B L IJ S P E L. 41 walter. Van toen af, was mij 't lijden, En hartzeer (leeds gewoon. ludovica. Mijn weêrmin zij uw loon. walter. Thands wijken van mij beiden; Gij zet mij op den throon. ludovica. Mijn weêrmin zij uw loon. doctor. Stil! 'k hoor gerucht; daar komen menlchen. {men hoort gerucht.) ZEVENDE q niet op ; want dan blijft ons nog altoos een zeeker mid- f, del over. | WALTER. j; En dat is? DOCTOR. i % Als alles, wat wij doen, vergeefs is; dan heeft het; iten minfien dat bewerkt, dat mijn Vader zijn geg'ecven |.woord , om Ludovica overmorgen met Knuppel te doen tg. trouwen, niet intrekt. K WALTER. Jfl, Een fchoone troost! en wij zdeken juist het tegendeel te bewerken. DOCTOR. E Laat mij uitfpreeken. — Hij kan haar in huis niet laa| ^ ten trouwen. Gij gaat bij een' goed vriend van mij, en' houdt u verborgen; ik zal mijn' Vader zeggen, dat gij den ÈBÖed opgegeeven hebt, en vertrokken zijt. — Als nui mijn Zuster naar de kerk gaat om te trouwen , zal iki het zo befchikken , dat zij , in de kerk zijnde, eene; flaauwte, of iets anders voorwendt, en zich op de eene : of andere wijze van de vrienden verwijdert, en voorgeeft i in de wooning van den Koster te gaan. — Heb ik haar; R daar, dan is zij de onze ; de Koster is mijn vriend. — . Wij '  B L IJ S P E L. $1 Wij hebben een lijdtuig voor de deur klaar liaan; ea vliegen met mijn Zuster, met bruidskleêren en al, over berg en dal, walter. ! O mijn beste vriend! wat moeite geeft gij u om mijnentwille ; als men zulk een' broeder heeft , heeft men alles. Maar wat zal het een opzien geeven, als wij uw Zuster op deze wijze fehaaken. doctor. Opzien te maaken is juist mijn zoeken. — Een zon: derling mensch meet zonderlinge zaaken uitvoeren. Wat \ opzien zoudt gij maaken, als mijn Vader ten eerden toe\ gedaan had, dat gij met Ludovica trouwdet? — niets ter wereld! — het eenige wat daarvan gezegd zoude worden , zoude hierin beftaan: „ de dogter van den Hofraad „ Krans is met Waiter getrouwd," en den anderen dag : zou geen mensch meer daarvan fpreeken! Maar op deze wijze zult gij het gefprek van j^ar en dag zijn; en Knup- 1 pel, die buitendien reeds overal befpot joris, valt, jlaapende, voor over op den grond. doctor en walter, fpringen op om te zien wat het is; — Joris ziende , loopen naar hem toe, en helpen hem op. doctor. Kaerel wat hebt gij hier te doen ? — Ik geloof waarlijk dat hij ons beluisterd heeft l D 2 JCte  DE VIRTUOSEN. joris, komt flaapende overeind; gaapt \ en wrijft de oogen. j; doctor, fchudt hem. K Zeg Kaerel! wat doet gij hier ? joris. Slaapen! (hij gaapt en rekt zich uit.) q doctor. Dat zie ik; en zelfs als een os. Maar hoe komt gi hier? v joris. | Zo als ik hier ben. doctor. Dat vraag ik niet; ik vraag wat gij hier komt doen? I iE joris. Wat mijn Meester en de Heeren mij bevoolen hebben,.*Z — Want mijn Meester had mij belast, om hier te blijven, tot dat gij naar bed gaat; en te doen wat gij mij zeggenf zult; en gij, mijn Heer! hebt mij gezegd, dat ik flaapenl moet: daarom heb ik hier op den ftoel gaan zitten flaa-i pen, en ben bij ongeluk omver gevallen. doctor. Zie Broeder, dat is eerst een naauwkeurig man, hij ' wijkt geen letter van zijn' last af. — Wat dunkt u, als ■• wij hem onze plans lieten uitvoeren? walter. Hij zou er zeekerlijk niets bij of afdoen; zend hemi '"' weg, dat wij ons gefprek vervolgen kunnen. E' 1 4 doc!  B L IJ S P E L. 53 DOCTOR. Maar hoe krijgen wij hem weg?- Hij flaapt ftaande, en oopt gevaar om van de trappen te vallen , en hals en >eenen te breeken. WALTER. Ik geloof niet dat hij zo vast flaapt, veel eer geloof ik, lat hij hier is om ons te beluisteren. DOCTOR. Wie zou hem daartoe den last gegeeven hebben ? — nijn Vader is zo flim niet. — Kom Joris, ga naar beitelen , en zie of uw Meester nog op is; zeg hem dan , dat k ten eerden bij hem zal koomen, om over iets van beang te fpreeken. Gij kunt beneden blijven. JORIS. Zeer wel, mijn Heer! (hij tuimelt jlaafdronken af.) ELFDE T O O N E E L' DOCTOR, WALTER. DOCTOR. 2jie zo! nu zijn wij alleen, en kunnen ons gefprek ver. ifolgen. — Nu hebben wij nog te overleggen, hoe wij ; jan mijn' Vader deen weeten , dat gij als de beroemde i Virtuoos in de ftad zijt; want als wij-dat niet goed over:leggen, dan gaat het niet; hij moet vooral niet weeten, dat het van mij kom:. D 3 WAL»  54 DE VIRTUOSEN. walter. Hebt gij geen goed vriend, die *t aan uw' Vader kan tel kennen geeven? doctor. O ja, genoeg! maar wagt, ik zal bij den Meester hier! van 't huis gaan ; die man is behendig genoeg, en zal heti met veel vermaak voor mij doen. Zijn Zoon is ook een' van die armzalige muziekanten, die mijn' Vader de ooren helpen vol rammelen; (teek intusichen een pijp op, ik zaL op het oogenblik weêr hier zijn. TWAALFDE T O O N E E L. walter, alleen. O liefde! wat baart gij mj verdriet! — met welk eene: bitterheid is het menfchelijke leven niet vervuld ! Het edelfte dat den gevoeligen en redenlijken roenrch kenfchetst , is met bitterheid gemengd. — Moeten dan ' alle de wegen, die tot de menfchelijke gelukzaligheid: leiden, met doornen bezaaid zijn! — Heeft het mensch-. dom dan alleen des7,elfs gevoeligheid ontvangen, om te^ lijden; of is voor het lijdend menschdom deze bitterbeidj noodzaakelijk, cm des te mser gevoel te hebben van de : edele gave van verkwikking, die men, na uitgeflaanej fmerten, gevoelt, door het genieten van vreugd, in hetM bereiken zijner wenfchen. DER  B L IJ S P E L, 5$ DERTIENDE T O O N E E L. doctor, walter. doctor» .AlHes is bezorgd Broeder! de Kastelein heeft mij beloofd, alles na mijn voorfchrift uittevoeren. Hij zal morgen vroeg zijn' Zoon, om de eene of andere gezogte reden bij u zenden; uw naam is Puccolini. Gij moet zorgen , hem te doen begrijpen dat gij een Muziekant zijt, zonder het hem te zeggen. — Als dan zal de arme jongen met den grootften fpoed naar Knuppel loopen, om hem dit groote nieuws te brengen, en dan is de zaak klaar. walter. Waarde vriend! waarmede zal ik u dit alles vergelden ? doctor. Hiervan in 't vervolg nader! — Het wordt tijd om te gaan flaapen; ik blijf dezen nacht hier, want tot mijnent kan ik niet meer in huis komen. Kom Broeder! opgeruimd en vrolijk *, ik heb het eeten klaar laaten maaken, laaten wij het famen gebruiken, en dan naar bed. Einde van het tweede Bedrijf. D4 DER.  5« DE VIRTÜOSEN, DERDE BEDRIJF. EERSTE T O O N E E L. HetToonecl verbeeldt de kamer van Doftor Krants, leentje» ludovica in de kamer. leentje, [preekt met Ludovica \ door V fleutelgat. Juffrouw! _ juffrouw! ludovica, van binnen. Zijt gij het Leentje ? leentje, Ja Juffrouw ! ik ben 't. — Heeft uw Vader u den) gantfchen nacht bier in laaten zitten! ludovica. Waar is mijn Broeder ?- leentje. Hij heeft dezen nacht bij Waker in de Zwaan geflaapen, zij laaten u hartelijk groeten. Ik ben hier gekomen , om B, uit uws broeders naam, te zeggen, dat hij een heerlijk plan beraamd heeft, om u e.i uw* minnaar beiden gelukkeg te maaken. — Ik kom om het u mede te deelen;s, want gij hebt ook een rol te fpeelen. Doch het laat zich , niet vtföï degen avond uitvoeren. Uw Broeder zou zelf hier  B L IJ S P E L. 57 lier gekomen zijn , nnar hij heeft de handen vol werk, m alles in behoorlijke orde te brengen. ludovica. | Ach hemel! wat zal er nog van mij worden ? leentje. | Wat er van u worden zal? — overmorgen zijt gij de |rouw van Knuppel ; uw Vader heeft het hem heilig (leloofd. — Er is dus, Mejuffrouw! geen ander middel, ls met uw' minnaar door te gaan. ludovica, nd eenig zwijgen. | Als gij gelooft dat het goed is, dan ben ik tot alles ILercid; want ik wil liever flerven, dan deze behandeling Banger verdraagen. leentje, jlil. | Dacht ik het niet! als men ons meisjens tot dolle onBerneemingen wil rijp maaken, moet men ons maar op- ludovica. | Als Walter het maar goed met mij meent. leentje. K Daar fta ik u borg voor! want hij is de goedheid zelf. ludovica. I Maar wat zullen de menfehen zeggen? leentje. I Dat zult gij naderhand 'wel hooren! — Zijt gij eerst (eens het huis uit, en uw Vader ziet dat het ernst is, Idan zal hij wel toegeeven; en als gij getrouwd zijt, heeft niemand ie;s meer te zeggen. D S LU»  58 DE VIRTUOSEN. LUDOVICA. Maar hoe zal mijn Broeder het aanleggen, om mij, zon», der erg, het huis uiitekriigen ? LEENTJE. Het zal wel gaan! — Gij kent uw' Vader en den Organist; gij weet wat voor twee vreesfelijke Muziekanten het zijn, die op alles , wat flegts eenigzins naar muziek gelijkt, jagt maaken. Walter moet zich voor een beroemd: Muziekant op de viool uitgeeven, die, hier door,naar de: refidentie reist, om zich dasr te laaten hooren. Uw Broeder verkleedt zicli, als zijne Zuster, die eene beroemde: Zangeres is. LUDOVICA. Hoe! mijn broeder een vr luwspe'ioon ? LEE NTJE. Wel zeeker! — Hij zal een' grooten z'jden mantel omdoen ; zijn gezicht bedekt hij met een fluier, dan kent hem niemand : en daar hij, als ee geboorene Italiaanfch^i vrouw, geen woord Duitsch moet verdaan, behoeft hij ook niet te fpreeken ; want gij weet, dat de beide Vir. ïuofen geen woord Fransen noch ltaüaansch verftaan. LUDOVICA. Verder! ik heb nog geen begrip van de zaak. LEENTJE. Uw Vader, die grootsch op uw ftem is, zal, zodra; 2Ïj hier zijn , u uit de k.imer laaten komen, om u aan 4e vreemden voorteflellen; en geduurende dat de Heer Walter zich met hen beiden in een muziekaal kunstge* fprek  3 L IJ S P E L. 59 fprek inlaat, moet gij met uw'Broeder naar buiten gaan, zijn' mantel en fluier aandoen , en hij komt in zijne gewoone kleeding voor den dag, daar gij alsdan de Zuster van den vreemden Muziekant verbeelden zult. ludovica. Dat is zeer gevaarlijk; want als Vader mij dan mist... leentje. Als uw Vader naar u vraagt, dan zal ik zeggen , dat gij naar 'buiten gegaan zijt, om uw roodgeweende oogen met koud water uittewasfchen; of iets diergelijks. ludovica. Nu, verder! leentje. Gij moet eene Aria zingen , en daarbij uw ftem , zo veel mogelijk, veranderen — intusfchen zal de Heer Virtuoos Walter voorgeeveri, plotfeling ziek geworden te zijn, en naar huis verlangen; waarheen gij hem natuurlijk, als zijne Zuster, verzeilen moet. —■ Uw Broeder volgt ten eerden; en dan gaat gij famen voort. ludovica; Als het maar goed gaat. leentje. Het moet goed gaan! de Liefde verlaat heure lievelingen n;el. De Kastelein uit de Zwaan is op uw hand, en heeft dezen morgen , op verzoek van uw' Bieder,, ain Knuppel onder de hand doen weeten, dat er beroemde Muziekanten bij hem logeeren; nu heeft hij reeds den koddigflen brief aan Walter gefchreeven, waarin hij; hem,.  6o DE VIRTUOSEN. hem , tegen dezen avond, op een Concert verzoekt. — Het meet zich nu haast uitwijzen. TWEEDE T O O N E E L. »T . ** . .. hofraad, leentje. \VT hofraad, die het laatfle gehaard heeft. W at moet zich nu haast uitwijzen ? leentje. Niets myn Heer! — de jonge Juffrouw vroeg mij, of ik niet wist of zij nog lang opgeflooten moest blijven; en daar ik u hoorde boven komen, zeide ik haar, dat ik het niet wist; maar dat ik u hoorde komen , ik zoude het u vraagen, cn dan moest het zich haast uitwijzen. hofraad. Zo! — En wie heeft u bier heen gezonden? leentje. Niemand, mijn Heer! maar ik had zulk een medelijden met de jonge Juffrouw, om dat zij orgeflooten is,en kwam dus hier om te hooren, of zij ook iets hebben moest. hofraad. Zeg veel eer, om haar tegen de goede oogmerken van heur' Vader cptezetten; nietwaar? - Marsch! fcheerjel van de kamer af, DER.  B L IJ S P E L, S( \ DERDE TOONEEL. hofraad, doctor. hofraad. Het zal nog erger komen! — Zelfs de meiden willen mij voorfchrijven, hoe ik mzi mijne kinderen zal omgaan. doctor, komt. Ah! goede morgen beste Vader! Zijt gij nog boos? hofraad. Wel heer ja! ik zou mij de moeite geeven -, om op u boos te zijn. doctor. Gij hebt daar ook waarlijk geen reden voor. Ik ben zeekerlijk fomtijds wat gek ; maar dat is 't ook al; voor 't overige ben ik toch een goede jonge. hofraad. Zonder roem gefprooken! —■ Maar waar zijt gij den gantfchen nacht rondgezworven, met uw' tederen Pylades? doctor. Met Walter meent gij? O, die is gisteren avond reeds weêr vertrokken ; en de zaak is ook in 't geheel zo ge. vaarlijk niet, als ik het gisteren, vermaakshalven, maakte. hofraad. Zo? doctor. Gij weet, ik bemin de vrolijkheid. höf-  DEVIRTTJOSEN. HOFRAAD. Dat kan ik getuigen. DOCTOR. En zo was het gisteren ook. — 't Is waar, Walter kent Ludovica federt het Iaatfte Bal; zij mogen ook wel een weinig gefigwartifeert hebben ; maar, lieve hemel! daar is nog a-.n geen en.stige liefde te denken. — Walter is ook de man niet, die een vrouw na de mode onderhouden kan ; en, zo als uw beurs bij ondervinding weet, Ludovica is het volmaakt .e mode journaal. Daarenboven heeft hij ook, (vertrouwelijk) maar daarvan moet gij Ludovica niets laaten merken; een goed oog op de doehter van den rijken Pachter. HO F RAAD. Dac zou een goede partij voor hem zijn — die heeft duiten, en is goed voor 't huishouden. Hoor! zeg Walter, dat ik, als er hem iets aan gelegen is, bij den ouden Pachter het woord voor hem doen wil. DOCTOR. Dat zal hem zeer lief zijn. Doch het is, buitendien al zo goed als geklonken. HOFRAAD. Maar v/at had hij dan met Ludovica daar in de kamer te doen? DOCTOR. Dit was niets dan een grap! — en hij was ook befchaarnd , om van u gezien te worden, daar hij u niet het eerst was komen begroeten. HOF.  JB L IJ S P E Li 63 h of ra ad. Dat had niets te beduiden gehad. doctor. Hij is nu zo een Cermoniemeester, zo als die heertjens uien zijn ; die zijn in ftaat om den hairzak van vooren te 3ra°-en, als het maar de mode zo is! En dan wilde k het vermaak hebben, den Organist in 't harnas te jaagen; want dan is hij zo vermakelijk! Ik zag hem om den hoek van de firaat komen, en toen drong ik Walter met Ludovica in de kamer. hofraad. m Ondeugende jonge! Gij had mij met die gekheid bijna het geheele huis in rep en roer gebragt. Ik had mij niets minder voorgenomen, dan u te onterven. doctor. Onterven? — o ho! dat had gij, hoop ik, niet gedaan. j Gij weet te goed, welke kostelijke paerel gij van uw kroon gerukt had! Is u het fraaie getuigfchrift over mijn Examen reeds vergeeten? hofraad. Nu! 't is goed. — Voor dit maal zal ik het daarbij lasten; maarniet weêr! hoort gij? doctor. Maar Papa! laat Ludovica nu ook weêr los. hofraad, driftig. Niets! niets daarvan! — Ik zal haar leeren, met heur* Vader te willen Phiiofopheerei:. DOC»  *54 Ö E V I R T U O S ï N. doctor. Wilds zij ca;? die wijsneus! — — a propos Vader!— hebt gij ook van dien vreemden Virtuoos gehoord, die' voorleden nacht in de Zwaan is komen logeeren ? hofraad, opmerkzaam. Neen! — Hoe is zijn naam? doctor. Dien heb ik vergeeten. — He? is een Italiaan — hr reist naar de refidentie, cm zich daar met zijn Zuster i dat een beroemde Zangeres is, te laaten hooren. hofraad, deelneemend. Geen woord heb ik daarvan gehoord! Kunt gij u zijnl .naam niet herinneren. doctor, nadenkende. Pac— Pac hofraad. Piccinini. doctor. Neen! Put— Puc— Puccolini. hofraad. Puccolini ? doctor. Hij was langen tijd in Florence. hofraad. Juist zo! — Weet gij riet, of zij nog hier zijn? «—en of zij zich hier lang zullen ophouden? DOC é  B L IJ S P E L, 6*5 DOCTOR. Dat weet ik niet! Ik hoorde .dezen morgen bij den .btman Voogd daarvan fpreeken. HOFRAAD. Of de Organist er iets van weet? DOCTOR. Dat geloof ik niet. HOFRAAD. Dan moet ik toch ten eerften — (astf als hij de deur l uitgaan, ontmoet hij Knuppel.) FIERDE T O O N E E L. HOFRAAD, DOCTOR, KNUPPEL. HOFRAAD en KNUPPEL te gelijk. rïebt gij al van die beroemde muziekanten gehoord? HOFRAAD. Ja wel heb ik. KNUPPEL. Haastig, haastig, Heer Vader! alles in orde gebrtgt. — ij zullen ten eerften hier zijn. HOFRAAD. Wie? Wie? KNUPPEL. De beroemde- Virtuoos Puccolini, met zijne Virtool* luster.  66 DE VIRTÜOSEN. DOCTOR. Toch? in ernst? KNUPPEL. Ja! ja! — naauwelijks had , ik van den Kastekin in dt Zwaan gehoord, wat voor zonderlinge gasten bij hen logeerden; en dat zij zich, nog dezen dag hier zoudet ophouden; of ik componeerde ten eerften, een voortref felijk invitatie billet, waarmede ik hem, tegens dezen avond, op ons concert verzocht; en daarop ontving ik' dezen aller vleijendften weerklank. — Hoor eens (aezet! — heden is de dag mijner tweede geboorte. doctok. Vader! ik zal ten eerften naar de Zwaan gaart, en len ook nog eens, in uw' naam verzoeken. hofraad. Ja, doe dat mijn zoon! doe dat, maak mijn onderdan'gst Compliment. doctor. Zeer goed. VIJ F D E T 0 O N È E Lê r hofraad, knuppel. knuppel. $^aar is Ludovica? die moet zingen* hofraad, roept. Ludovica! — O ja! dat is ook waar, zij is opgefloten, hij opent de deur.) E s knup»  0 DE VIRTUOSEN, knuppel. Met mij moet mijn lieve discipel bewonderd worden. Heur Item is mijn werk: heur methode is mijn methode,. ZESDE TO 0 NE E L. hofraad, knuppel, ludovica. .... hofraad. K, om hier, mijn kind! wees vrolijk en opgeruimd, — alles vergeeven-, alles vergeeten. knuppel. Er zijn vreemde Virtuofen hier! hofraad. Gij moet zingen! — doorzoek ten eerften uw muzie-, kaliên. knuppel. Die Aria van mij — fe Fedel mi Serba —• haastig WatI mijn poppetjen! men zal u vergoden, —. haastig, naar beneden Heer Vader! hofraad. Ludovica! waar is mijn nieuwe rok. ludovica. Die is in de flaapkamer. Z Ml  B L IJ S P E L. 69 ZEVENDE T O O NE E L. (Concertzaal. Het Orchest is achter op het tooneel geplaatst; de Muziekanten zeer eenvoudig gekleed. Men flemt de Injirumenten; als dit eenige mi' nut en geduurd heeft, komt de) hofraad en knuppel. hofraad, tegen de Muziekanten. kJToeden avond, mijne Heeren! goeden avond. alle de muziekanten. Goeden avond, Heer Hofraad ! knuppel. Goeden avond, mijne Kinderen! de muziekanten. Goeden avond, Heer Knuppel! hofraad. Is alles in orde, Heer Organist? knuppel, geeft eenige toonen op een der Inflrumenten aan. Is deze toon zuiver? — Zijn alle de Inflrumenten »oed gefield? (alles ftemt) Voor eerst de fymphonie van Mofart, doch alles precies en accuraat. — Want het is geen alledags gezaag! — gij moet de oogen op de top. pen van de vingers draagen. (Tegen den Hofraad) Nu, wij hebben die wel vijftigmaal gefpeeld; het zal wel £ 3 gaan,  ?o DE YIRTUOSEN. gaan. (Tegen de Muziekanten) Vervolgends zal de vreem-r) de Virtuöïa, eene Italiaanfclie aria zingen; die zij denke-i lijk zelve zal opleggen. Weest toch oplettend; alles ge-: lijk aan, forte en piano wel waargenomen. Niet iederi zich op zijn Viool laaten hooren, als of hij dezelve wilde verfcheuren. — Vooral moeten de Waldhoorns niet alles overfchreeuwen; als of de muuren van Jericho nog eens] moesten omgeblaazen worden. <— De Trompetten niet afgeftooten, goed aangezet; moedig uit de borst geblaa-i zen. — De Pauken, niet een halfuur achter na. — Op: zijn' tijd gepaufeerd! — zo 'als de vreemden in de kamer: koomen, gelijk aangeftcmd, — niet de een na den an-ji der — niet gehakkeld! — naauwkeurig maar, mijne Kinderen ! op dat wij eer hehaalen — hebt gij allen goed: gelïemd (allen /temmen nog eens.) hofraad. Ik hoor rijdtuig voor de deur ftilhouden. knuppel. Dan moeten wij hun te gemoed gaan. A G T S T E T O O N E E L. ludovica, metMu-iekin de hand, muziek anten. ludovica. J^Ljn-hart flaat mij geweldig. — Ik vrees! Ik vrees! — had ik er maar niet in toegeflemd! — als Vader er achter komt; hij keert het huis het onderst boven. — Ik hoor  B L IJ S P E L. fl ioor hen reeds den trap opkomen — (de Orchestmeester lopf) kleine God der liefde! fta mij bij; als het misloopt, lan is het uw fchande. NEGENDE T O O N E E L. ievoorigen, walter, modern gekleed!, hofraad, knuppel, doctor, in vrouwen kleêren; zij volgen elkander vol Complimenten, een hüurknecht geeft een vioolkas en een pak muziek over, en vertrekt; nd dat de eer/ie Complimenten voorbij ■zijn , maakt de Doftor zich aan Ludovica bekend, omarmt haar, leidt haar voor op het tooneel, en f preekt onbemerkt met haar , bij het inkomen, begint het Orehest te fpeelen. doctor, flil tegen Ludovica. Als ik wenk, volg mij dan naar buiten; dan zullen wij van kleêren verwisfèlen. ludovica. Ik ben vol angst en vrees. doctor. Schep moed! — alles is goed bezorgd. walter tegen knuppel. Hik verzoek met die fonate flil; dat hik kan eb dé fermaak. E 4 hof»  ?2 DE VIRTUOSEN. hofraad en knuppel, gebieden frilte, walter vervolgt. Dat hik kan eb de fermaak, mij met de eeren te entenemer. — Hik eb niet meer aJs twee uur tempo, dat keluk te profiteer. hofraad. Mijn Heer heeft maar te gebieden. knuppel, Gij hebt hier de prima voce. walter. Wie van beiden, eb hik de heer te zien , als de famo» fo Virtuoos Knuppel. knuppel. Hier ftaat hij! uw altoos Rcondeerende Dienaar, {met eene diepe buiging.) walter. Permisfi, dat hik maake lukt aan mijn hookaktink, en estime voor de Signor, en ze otnarme. •— (gemaakte omarming) Beati caloro% che vi posfono vedere (tegen den Hofraad) en mijn eer, wie eb hik de heer voor mij te zien? knuppel. Mijn Heer Hofraad Krants! een der grootöe kenners, en proteóteurs der kunst. walter. Die voortreflijk man! die eb dedicier de Signor zijn admirabel fonates? HOU  b l ry s p e l. 73 hofraad. Juist dezelfde. Uw onderdanige Dienaar. walter. Hik ben extremamente verengd, te eb kemaakt sulke praeclare kennis, (gemaakte omarming) Jo mi recomando. knuppel. En dit (op den Doflor wijzende) is uw Edelens hooggeëerde Virtuofa Zuster? doctor, met veranderde ftem. Jo fino, (knikt met het hoofd) walter. Ze moet verzoek pardon l ze kan niet parlare de hollandfe taal. hofraad. Zo, ZO ! knuppel. Ik tremuleer hartelijk, dat ik in de compofitie van de Italiaanfche taal zo weinig bedreeven ben, om met de eerfte Zangfter van onzen tijd, een converfatie duet, te kunnen aanflemmen. I walter. Ze zal raderand, zik de frijheid neem, een bellis/I' mo cantabile te zink. hofraad. Het zal ons, een bovennatuurlijk vermaak zijn, hetzelve aantehooren. E 5 KNOP-  74 DE VIRTUOSEN. KNUPPEL, Signor Puccolini, zal ons naderhand hoop ik, ook met een ftukjen op zijn inftrument vergasten. WALTER. Hik zal fervire met heenik variatione op de violino. DOCTOR, geeft aan Ludovica: een1 wenk , en beiden gaa/i af. ' HOFRAAD. Waar gaat dan uw hooggeëerde Zuster heen? — Ik hoop toch niet, dat gij ons, reeds weêr verlaaten zult? I WALTER. Neen, Neen! maar ze eb de zwakke natuur. —• Ze: zal niet kan verdraak, de warme kamer. — Ze zali zik maak een weinïk lukt, (geeft verder zijne 7iiee)>ning door gebaarden te kennen.) KNUPPEL, Verfrisfchen 1 WALTER. Ja, ferfris! KNUPPEL. Dan zuilen wij de ven fiers open zetten. — Zeeker» lijk zo veeic menleken in één vertrek. HOFRAAD. Het zal toch, hcop ik, van geen gevolgen zijn ? — Signor! Gj kunt ons iets uit de groote waereld ver-' tellen; want, wij zijn hier zo ver verwijderd, van alle» wat de bonion betreft. IKtiP.  3 L IJ S P E L. 75 KNUPPEL. Wat is thands zo doorgaans de nieuw/te fmaak in de nuziek ? WALTER. De koeije fmaak, is zik altijd kelijk kewees; maar 3e kezonde fmaak is altijd weinik kewees. — De min« Ie kan distingueer een kabiljau, van een lamsbout. — Se applaudiceer een miferabel cavatine van Dittersdorff; — sn ze loop weg, uit cofi fan tutti van Mofart. KNUPPEL. Eij, Eij! WALTER) Maar als die Zanger eb methode, oudink en pracitone, in de kom voor; zo kéloof allen, dat kan hik )0k! maar als de Zanger ma:r rekt maak kirklikurkli net de keel; zo roep allen, bravo', bravo! fora! — in applaudeer zik de fel van de anden. HOFRAAD. Eij, Eij! Ik meende dat het alleen maar bij ons zo ware! maar in groote ftcedcn waar men zich zo veel op de muziek laat voorfiaan. WALTER. O, daar eb zik just de menfchen de maak bedor„en — kezonde kost maak buikpijn, ze eet zo veel maccaroni, en parmefaan kaas; dat ze enfin niet meer guteer, of ze voor zik eb een oslènkebraad, of een oliekoek. KNUPPEL. Dasr ziet het dan zeer treurig uit, met de muziek. WAL.  7* DE VIRTUOSEN. walter. Ja wel treurikl als ook niet was eenik brave menfchen van guste hofraad, Nu» van deze menfcaen zullen er zeekerlijk niet wen nig zijn? walter. Hik eb Duitschland doorreisd, en eb bevonden, ini Ween en vier knuppel. Met uw verlof mijn Heer! (haalt een fchrijfboekjes uit zijn' zak) hoe, mijn Heer! walter. In WeeneB, vier. knuppel, fchrijft telkens op. Vier. walter. Jn Praak, drie, knuppel. Drie. walter. In Perlijn, twee. knuppel. Twee. walter, In Dresden, een. knuppel. Een. WAL-  3 L IJ mk EL, fi wa LTEft. En in Amburk, keen een. knuppel. In *t geheel geen een? TIENDE T O O N E E L. de voorigen, ludovica, in de kleeding van den Doftor, en deze in zijne gewoone kleeding; ftomme Complimenten. hofraad, tegen den Doftor, W aar is Ludovica? d octor. Zij is naar boven gegaan, om heur reukvlesjen met eau de millefleurs, voor Juffrouw Puccolini te haaien; die Dame was buiten bijna in onmagt gevallen. knuppel. Het is toch nu weêr over? DOCTOR. Zij zegt, dat zij thands weêr iets beter is. knuppel. Ik heb de Venfters open gezet. walter. O ze eb niet kevaar. — Ze eb meer zulk maladie» hofraad, tegen den Deftor. En waar zijt gij geweest? »oe-  78 D ï V I R T U O S Ê N. doctor. Toen ik in de Zwaan kwam, waren zij reeds vertroki ken (hij maakt Walter zijn Compliment.) walter, tegen den Hofraad. Mijn eer zijn Zoon? doctor, met eene buiging. Doilor Medicina & Chirurgie, een groot Virtuoos op de Harmonica. walter. Op de Armonica? doctor, als voorin. Ja, op de Harmonica; met Drankvlesfen. walte r. Mijn eer, zijn eer Zoon, is een vrolijk homo. knuppel. Mag ik mij verftouten; u te verzoeken ons met iets: te vergasten. wa lter. Servitore! mijn Zuster zal eb de eer voor mij, (fiif tegen Ludovica) zing maar onbefchroomd; alles gaat goed. ludovica, (ftil) Als maar mijn Item mij niet verraad. walter, (Jlil.) Verander dezelve, zo veel gij kunt! L o d o v ic a, deelt de partijen uit, en plaatst zich om te .zingen» hof" I  3 L IJ S P E L. 19 hofraad, /lil tegen Knuppel. Heer Zoen! ik vrees onraad. knuppel, Hoe dat ? hofraad. Hier' gaat fchelmerij om. — Signor Puccolini gelijkt raker op een hair, — hem ontbreekt r.iets dan de kleeing. knuppel. Dat is onmogelijk! Gij beeldt het u maar in. — En Ne zou dan die vreemde Dame zijn? hofraad. Dat weet ik niet, — maar waarvoor heeft zij gefla. ig de fluiêr voor 't aangezicht? Waarom laat zij heur apen bak'; es niet zien? knuppel. Ik zal 't gaan vraagen (tegen Walter) verfcho.en mij nijn Heet! ais het uw Zuster te warm is; waarom dcet ;ij de fiuiè'r niet af. walter. Et his zo aar methode, ook is aar ftem te fterk, ,oor die klein vertrek-, die voile moet een weinik ;empetier die toon. knvppel, tegen den Hofraad, Jk geloof het niet. DOCTOR, flil tegen Walter. Zij beginnen lont te ruiken, maak u weg! hop.  So DE VIR.TUOSEN. hofraad, tegen Knuppel, Ik ben maar benieuwd, wat daar voor eene ftem uit» I komen zal. knuppel. Die moet alles uitwijzen. _ walter, tegen Ludovica. Ccminciamo'. Courage', mia cara, (Het ri tour nel begint; men gaat jf zitten; eerst de Hofraad, dan \ Knuppel, daar naast Walter; \ en dan de DoÜor, tillen vlakV tegen over Ludovica , dewelkt\v< eene Aria begint te zingen.) f knuppel, onder het zingen. \l Welk eene ftem! walter. h Ze moet verzoek pardon; ze ben flerk verkoud van» de reis. h: hofraad, flil tegen Knuppel. Hoort gij 't dan niet? —- dan zijt gij doof! Het is vol-lL maakt de ftem van Ludovica. knuppel, verfchrikt. Niet mogelijk. —« (luistert) Ja waarachtig! hofraad, tegen den Do&of, L Waar is Ludovica? L" walter, gebied ftilte. Pst! — tacé! tacé! r doctor. Zij zal ten eerften hier zijn. Hof.%  3 i ry S P È L Si Hofraad en Knuppel, fchuiven een' tijd lang, op hunne ftoelen heen en weêr; ftaan eindelijk op. Walter en de Doótor, doen het zelfde, — Hofraad en Knuppel, gaan aan dé eene; en Walter e^ de Doêlor aan de andere zijde van Ludovica Jlaan. Zij wordt hang, en beeft met de ftem. Walter. n *jorragio! mia cara! hofraad. Zij icnijnt niet wel te worden. knuppel, fpottende. Zou haar ook iets overgekomen zijn? walter. Pst! tacé! tacé! hofraad. Het wordt haar zeeker te benaauwd, onder die warme Ijiër! Gij moest u een weinig — (tilt fnel den ftttiiY ,p, Ludovica geeft een gil, en deinst te rug. Het mu* ziek begint langzamerhand te verflauwen, en houdt eindelijk geheel op. De Hofraad brengt Ludovica voor op het Tooneel.) Bij, Eij, Juffertjen! Hoe ben ik dan zo eensklaps aan zo eene beroemde Zangeres gekomen? ludovica, aan zijne voeten. Vergeef mij, beste Vader!  8a DE VIRTÜOSES. knuppel, verbaasd. Orpheus en Apollof ftaat mij bij! — mijne bruid! — help! — help! dieven! moordtnaais! flruikroovers (loopti woedend de deur uit.) hofraad, tegen de Muziekanten, Vrienden! helpt een bsleedigd Vader, die van zijnei Kinderen befpot wordt! Deze doortrapte fchurk is geko-i men, om mij mijne Dochter te ueelenj en mijn huis tes fchandvlekken. walter. Mijn Heer! één woord. hofraad. Geen woord ; verleider! bedrieger! fchelm ! De Muziekanten morren onder) elkander; wapenen zich met, hunne Inflrumenten en gaaw voor de deur flaan. doctor, vat Walter in de< borst en floot hemt naar '/ venfler. Mijn Heer! Wat durft gij onderneemen? Wie zijt gij?! Wat heDt gij met mijne Zuster voor? (flil) Spring het venfter uit, het is niet hoog. knuppel, komt in. Die booswigt. (Tégen de Muziekanten) Kom, helpt' mij, hem dood flaan! Allen dringen op Walter in, en' j'aagen hem het venfter uit. ho?'  B L Ij S P E U 83 hofraad, tegen Ludovica, En gij! fchandvlek van uw gedacht. doctor, gaat iusfchen beiden. Vader! Ludovica moet gij niets doen! Zij isonfchuldig. hofraad. Wie dan ? doctor, achter de floelenfchuu lende. Ik. hofraad. Ah! nu zie ik, wie het fchelmituk beftooken heeft. De Hofraad neemt een* der Mtt' ziekanteh de Fluit uit de hand, dewelke hem achter nd loopt, en roept: Mijn Fluit! Knuppel neemt een ander zijn Basfon af; die hem insgelijks ndloopt, en roept: Mijn Basfon! allen vervolgen zij den Doftor, doctor. Ja, Ja! alles heb ik bewerkt; en eer ik zal toeiïaan, !at die fiijve bok, met mijne Zuster trouwt; zal eerst iet gantfche huis omgekeerd worden. Alles wordt over hoop geworpen« het tooneel is in rep en roer. Nd dat dit eenige mimiten ge, duurd heeft, valt het gordijn. Einde van het derde Bedrijf. Fa VIER» 1 •'  «4 DE V1RTÜ0SEN. VIERDE B E D R IJ F. j, EERSTE T 0 0 N E E L. Kamer in het Logement, walter, zit aan de tafel met, een boek in de hand, -A.ch mijn hoop is vergeefschl — Ik moet mijn lijden verduuren; wachten en blijven wachten; — geduld hebben en mij zeiven vertroosten, tot dat alles eensflags veran. den; en het geval mij gelukkig maakt; of in den diepfter» afgrond der elenden nedèrploft. Maar welke vooruitzichten heb ik, om mij zelfs daarmede te troosten? Ook dan nog; als zij, die ik bemin, zo gewillig, als: hartelijk verhngend , ieder gevaar, ieder onaangenaam: oogenblik, met mij wensehte te deelen. — Ik zoekl| honderd reedenen van vertroosting, — duizend omwegen,! om mij zei ven te overreeden, dat 'er nog eenigen ftraal van hoop, overfchiet; maar ik vind 'er geen ; of verdwaal in mijn eigen denkbeelden. — Hoopen! hoopen! tot dat de: -ongelukkige flag volbragt, en Ludovica met Knuppel verbonden is. —- Neen, zonder haar, is voor mij het te-I ven niets; — niets dan een eeuwigdurende poel, van ver-: drietlijkheeden; peinigende gedachten, en voortdrijvende gemoedsbeweegingen, die mij tot alles oabekwaam maa.i ken  B L IJ S P E L. U ken. O noodlot! moest gij mij, het beminnelijk. Re fchepfel doen kennen, op dat de liefde, mij in deEén afgrond kon nederftorten. TWEEDE T O O N E E L. WALTER, JORIS. joris, brengt het ontbijt. 3VX>jn Heer! bier is het ontbijt. walter. Zet hier maar néér. joris, zet het op de tafel. Zal mijn Heer nog meer wjllen hebben? walter. Neeu! joris. Mijn Heer! de Thee zal koud worden, walter. 't Is goed. joris. Mijn Heer! de melk; ó d'e zal verrukkelijk lekker weezen; onze Griet, de ftal meid heeft ze vooreen half uur eerst, zelf gemolken; van onze bonte koe, met de zwarte vlekken. WALTER, flaat op , en gaat geemelijh op en néér. Zeer well F 3 J°- x  96 DEVIRTUOSEN. JORIS. > Mijn Heer! als 't brood goed fmaakt, en mijn Heèn riet genoeg heeft; wij hebben nog meer: want wij heb. ben voorleeden maandag eerst gebakken. WALTER. Ja, JaJ 't is goed, ga maar heen, en laat mij alleen. } o AltMijn Heer! ik had je iets te vraagen. WALTER. Een andermaal! thands heb ik geen' tijd, JORIS. Als mijn Heer dat boek eerst uitleczen wil, dan zal jk wel zo lang wachten. WALTER. Welk een lastig mensch! — nu wat hebt gij mij dan te zeggen? JORIS. Mijn Heer heeft zeeker onze Griet, met dat zwarte; hair, en die blaauwe oogen wel gezien? WALTER. Is dat alles, wat gij mij te zeggen hebt? JORIS. Jk wil maar zeggen; onze Griet, die kan zo goed wer» ken, cri met de beesten omgaan, dat het een lust is om: aantezien; en ik denk dus, dat zij met mij ook goed omgaan zal kunnen. WALTER. nu, 't is welj ik zal u daarna wel fjareeken. J9-  li L IJ S P E L. «7 JORIS. Ik wil maar zeggen mijn Heer! deze Griet, die zo lugtig loopt, en altijd zo vrolijk is; daar had ik wel zin kil en ik geloof, zij zou ook wel zin in mij heb. ben; als ik maar zo wat muziek kon fpeelen. Want als onze jaap de paardeknecht, op zijn' doedelzak fpeelt, dan kan zij altijd uuren lang bij hem blijven flaan, en zingt daarbij dat het klinkt, nu wil ik maar zeggen; als ik nu ook zo wat had, daar ik op fpeelen kon j dan zou zij ook wel bij mij blijven ftaan, en ...... DERDE T O O N E E L. DOCTOR» WALTER, JORIS. DOCTOR. CjToeden morgen broeder! hoe hebt gij geflaapen? WALTER. Niet al te wel, zo als gij kunt denken. DO CTOR. Dat zal wel overgaan! kom , vrolijk en wel gemoed. — Ik heb een plan uitgedacht, dat onverbeeterl jk is. WALTER. Spreek niet te hard. Ziet gij we!, dat de knecht van 't Logement hier is. DOCTOR. Dat is ook waar! Maar toen ik in kwam, waart gij zo F 4 druk  88 BEVIRTUOSBN. druk met hem in gefprek; wat was het onderwerp, als ik het vraagen mag? WALTER. Ik weet het zelf niet. Ik wenschte dat hij vertrokken ware; maar met geen mooglijkheid, kon ik hem los worden. Zie of gij 't gedaan krijgt. DOCTOR. Moogelijk heeft hij u iets van aanbelang te zeggen. Ik zal *t hem vraagen. — Hebt gij iets te zeggen Joris? waarom gaat gij niet aan uw werk. JORIS. Ja mijn Heer! dat had ik al gedaan; maar ik wil maar: zeggen, zo als ik gezegd heb; dat als ik ook zo wat bad,, dat ik ook meedoen ion; dan zou onze Griet wel zin in mij hebben. DOCTOR. Zo dan is het over een liefdes gevalletjen. — I%j heer zwager! dan hadt gij hem wel mogen aanhooren; terwijl hij met u in 't zelfde geval is. WALT ER. Spot niet broeder! mijn hart lijdt buiten dien genoeg. DOCTOR. Ik fpot niet; 't is mij volkomen ernst. — Kom Joris; laat hooren, wat gij te zeggen hebt. JORIS. Zo dat ik maar zeggen wil, dat mijn Heer, bij raiju* Heer een goed woord kon doen. poe-  B L IJ S P E L. %9 doctor; Bij uw' Heer, de Kastelein? joris. Neen — bij dien mijn Hier, de Muziekant» doctor. Zo, dan is deze Heer e^n Muziekant. Wie heeft u dat gezegd? joris. Ja mijn Heer! Ik heb het wel gehoord. Ik ben zo dom niet; ik heb wel gehoord, dat die mijn Heer, étn geleerd Muziekant is, men kan het ook wel zien; want hij leest den gantfehen dag in een boek. doctor. Nu, als gij dan weet, dat deze Heer een Muziekant is; wat wilt gij dan van hem lebben? walter. Ach Broeder! laat hem loopen, en maak dat wij hem van den hals krijgen, laat ons liever van onze zaaken fpreeken. doctor. | Gij zijt al te ongeduldig' Wij hebben tijd genoeg, mijn plan is zo wel overlegd, dat 'er geen mis op is. Wij zullen ons eerst een weinig met dezen gek vermaaken, om uw droevige luimen te verdrijven; want zq, is met u niets uittevoeren — nu, Joris! Ipreek verder. joris. Ik wilde dan maar zeggen, dat mijn Heer de Muzïe. F 5 Kant,  $3 DE VIRTÜOSEN. kant, mij ook zo vat IeerJe fpeelen, waardoor ik onze! Griet veimiaken kon. doctor. Daar hebben wij nu gein' tijd toe; maar weet gij wat* ga bij onzen Organist, die zal het u wel leeren; want i dat is ook een geleerd Muziekant. JORIS. Ja, msar de Organist is zo geleerd niet, als die mijn Heer. Ja ik heb het wel gehoord! Ik weet het wel! Onze Organist heeft zo een geleerd Inftrument niet. doctor. Op wat voor een geleerd Inftrument, zoudt gij dan willen leeren fpeelen ? joris. Ik wou dat mijn Heer mij op een virtoos leerde fpeel len. — Ik heb het in de keuken wel gehoord, dat dit zo een vermaakelijk Inftrument is. doctor. Ha, ha, ha! op een virtuoos. Ha, ha, ha! op een i virtuoos — nu als 't anders niet is, dan zal mijn Beer1 het u wel leeren — niet waar mijn Heer de geleerde Muziekant! Gij zult hem op een virtuoos leeren fpeelen? walter. Ja, ik zal het doen, ga nu maar heen; als ik den lijd heb, dan zal ik u roepen. joris. Mijn Heer behoeft niet bang te zijn , dat het veel tijd gal kosten, om mij te leeren. O, ik beu zo handig in al-  B L IJ S P E L, 9» alle dingen; Ik heb een ftem als een kievit, en kan brullen als onze groote os. WALTER. Ga nu maar heen I ik zal u roepen zo dra ik den tijd hpb, en u op de virtuoos leeren fpeelen. joais, loopt van vreugde alt gek door de kamer ea roept: Nu zal Jaap met zijn' doedelzak afgedaan hebben, nu zal Griet mij ook lief hebben. — Op de virtoos leer ik fpeelen — op de virtoos — cp de virtoos — {looft alt gek de kamer uit.) VIERDE T 0 O N B E L. DOCTOR, WALTER. WALTER. jDe Hemel zij gedankt! dat wij van d'en gek ontflageri zijn. DOCTOR. Waarom? — Ik voor mij, ben 7e3r verheugd, deze ontmoeting zo vroeg gehad te rebb:n. Dit is een teken dat heden alles goed afloopen ia'. WALTER. Des te beter! maar ik vrees, dat wij er nu niet beter afkomen zullen, dan de voorgaande keersn. Ik heb reeds on.  9* [DE VIRTUOSEN. ondervonden; dat als men tot ongeluk gebooren is, men vrij alles mag onderneemen, en in 't werk Hellen, om zijn doel re bereiken; het zal vrugteloos zijn, doctor. Wel gezegd heer Zwager! — Voortreffelijk gefilofopheerd! — Wi| zullen dus onze onderreeming maar flaa. ken. — Het is ook gekheid, om voor een meisjen, als mijne Zuster, zo veel moeiten te doen. WALTER. Neen, zo waar ik leef! geen moeiten, geene opofiering zal mij te groot zijn, om ha;r eens te bezitten; maar wat mogelijkheid is 'er, om daartoe te geraaken? — Ik heb uw' Vader reeds te veel, en te zwaar beleedigd, om ooit op vergeeving te kunnen hoopen, doctor. f Hoe langer, hoe beter! — Ik zie wel, het zal in 't vriendelijke met u riet gaan; ik zal ernftig moeten be. ginnen. — Laat die grillen vaaren; het zal en moet gebeuren. — Kom, ga zitten , \ en hoor wat ik u te zeggen^heb. (neemt een' ftoel en gaat zitten.) walter, zucht, en gaat naait den Doclor zitten, „ doctor. 1 Nu, alle gekheid aan een zijde. — Ik ben hier gcko, men, om u mijn plan mede te deelen; gij zult dus wel zo gred zijn, mij aantehooren, en het mij naderhand helpen uitvoeren.  B L IJ S P E L. ?3> WALTER. Met al mijn vermogen. DOCTOR. Goed! — geef mj daar -p de hand. WA LTER. -Daar is mijne band, en met een de Verzeefcenng; dat \n de laatde oogenblikken mijns levens, mijn jongde zucht, aan de dankbaarheid gewijd zal zijn. DOCTOR. Nu wordt het erg met u. Wij zijn doende, om middelen uittevinden, waardoor gij eerst regt zult begn nen te leeven; en gij fpreekt al van laatfte zuchten. — Zo ver zijn wij nog niet. — Maar ter zaake. Gij weet den afloop van het Concert van gisteren avond, en dat, met het gewoel, verfcheiden Muziekanten fchade aan hunne Inltrumenten bekomen hebben? WALTER. Ja, dat weet ik. DOCTOR. Nu zijn reeds verlcheiden van hun, bij mijn' Vader om fchaêvergoeding geweest. WALTER. En wat heeft uw Vader daarop geandwoord? DOCTOR» Dat kunt gij wel denken Hij zondt hen in 't eerst allen naar mij toe; terwijl ik, zo als hij zeide, er dé oirzaak van was. — Doch daar zij wel weeten wie ik ben, en ik eenigen zelfs opgezet had-, die te vraagen, zo  94 DE VIRTUOSËN. zo bleeven zij bij hem aanhouden. Daar hij nu vreesde* dat indien hij dezelve niet gaf, men in *t veivolg zijn uitmunterd Concert, niet meer zoude helpen uitvoeren; zo beloofde hij alles te vergoeden, en zond ten dien einde naar den Inftrumentmaaker. — Ik, die niets meer dan dit verlangde; terwijl hot tot mijn plan behoort, om, mijn Zuster te bevrijden, belaste onzen knecht, 'er niet heenen te gaau; maar te zeggen daar geweest te zijn. WA LTEK. Verder, verder! DOCTOR. Nu heb ifc zelfs bij den Inftrumentmaaker geweest, eh eenige Inftrumenten \an hem gehaald; die zal ik door, een' fterken kaerel, d;en ik reïds in mijne belangen gewonnen heb, met een groote kas, waarin Ludovica liaan kan, vol Inflrumenten, a's de knecht van den Inftrumentmaaker, bij mijn' Vader laaten brengen, en hen op de hielen volgen. — Als nu mijn Vadtr de Inftrumenten beziet, en ze allen uit de kas genomen zijn', zo moet Ludovica daar ingian, en wordt zo weggedragen. WALTER. Maar als uw Vader die Jnfrrumenten niet allen koopt; hoe zult gij het dan maaken ? DOCTOR. Den knecht zenden wij weg, zo dra mijn Z jster in de kas is, terwijl ik mijn' Vader overreeden zal, alle de Inflrumenten te behouden, tot dat Knuppel komt en hem helpt uitzoeken. WAL-  B L IJ S P E L. 9$ walt f. r. Dit alles is goed; maar uw Zuster is opgeflooten, hoe krijgt gij haar uit de kamer? doctor. Daar is ook al voor gezorgd. Gij weet dat mijn Va3er, thands meer dan te vooren beflooren heeft, mijne Zuster aan Knuppel te geeven, en dat zij, hadde hij verlof kunnen bekomen, reeds morgen zouden trouwen; maar daar hij dus, door mijn toedoen niet kan, zoals hij wel wenschtej heeft hij beflooten, daar hij toch den tijd heeft, alles met de uiterfte pracht tc verrichten; dit weetende, heb ik een' mijner bekenden, die in zijden doffen doet, aange5 fpoord, zijn' dienst aan te bieden: mijn Vader heeft hem f reeds gelast, dezen middag met (laaien voor een bruids i kleed, bij ons te komen. Als hij cf zijn Vrouw nu ( komt, zal zonder twijffel mijn Zuster geroepen worden, orn de ftofFe te helpen kiezen: ter zelfder tijd, moet dan I ook de gewaande Inftrumentmaaker komen, en dan is alles in orde. walter. Beste vriend» Gij verpligt mij in het oneindige: nu be» gin ik weêr te herleeven. doctor'. i Heb ik het niet gezegd, dat als gij rn!j gehoord had; ,1 uw moed weêr levendig worden zoude. — Als ik iets I beging, dan moet het volvoerd wordeti, al moest ik het I ook honderdmaal hervatten. — Kom laat ons gaan, en I alles tot ons plaifierreisjen gereed maaken. WAXj°  S6 [DE VIRTUOSBN. jWALTERi lk ben gereed. V IJ F D E T O O N E E L. Kamér in het huis van den Hofraad. leentje, de kamer in orde ' fchikkende, a JL/at arme kind! — a's baar moeder nog leefde, het zou (e niet gebeuren, — en dat alles om dien ouden gebogchel- >, den ftrijkftok. — Ik weet niet wat ik daarvan denken- P moet _ haar Vader, die altijd zo gek met haar was; wil . haar nu dwingen, met dien ouden verroesten kurketrekker p te trouwen. — Hij moest mij niet voor hebben; ik zou I: zo lang met mijne nagels, op des Orgaaisten gezicht, hetfc orgel fpeelen; tot dat hij de Huwelijkstoonen allen ver-Ie geeten had — die gek! die kwiebus — als het rog een I degelijk mensch was; — maar hij heeft beenen als zwavel- p ftokken, — een gezicht als een baviaan — en een rug Ie: als een kameel. — Ik begrijp het niet, — dat ding isj mij te rond — een jonge fri|jche meid van 18 jaaren, tel1' willen dwingen, met zo eén oude uitgedroogde ftokvisil van 61 jaaren te trouwen — 't is onbegrijpelijk — het*1 moet heur Vader in 't hoofd fcheelen. 1: z; ZES,  B L IJ S P E L, 9* ZESDE T O O N E E L, hofraad", leentje. hofraad, die de laatjle morden gehoord heeft, ^"ie moet het in 't hoofd fcheelen ? ^eentje, verfehrikt. Ja mijn Heer! — Ik weet het niet — ik zal, — mij elve moet het in 't hoofd fcheelen; want ik had zo even en paar fchoenen van de jonge Juffrouw in de hand, n nu kan ik ze niet weêr vinden. hofraad. I Zo. — leentje. En als de jonge Juffrouw uitgaan wil, zal zij mij be. üjven, dat ik zo flordig ben. * hofraad) /pottende. Dat heeft geen' nood! de jonge juffrouw zal van daag liet uitgaan. leentje. I ls zij dan ziek? hofraad. 1 Neen, zij is niet ziek: maar ik zal haar het tegen fpreeken verkeren. leentje. Ach mijn Heer! laat uW dochter weêr uit de kamer? »zij zal het zeeker nooit weêr doen. G ho?!  98 DEVIRTUOSEN. hofraad» Ik zal het doen, als het mij gelegen komt, bemoei i met mijne zaken niet, en doe uw werk. ZEVENDE T O O N E E L. hofraad, juff. margon, leentje. juf f. margon, komt met veel wim de kamer in. j[VILjn Heer! ik ben uw Dicnaaresfe, hoe vaart mijr Heer? hoe vaart de famiclie? Het is mij zeer lief, u nog wel te zien. Ik heb de eer mijn Heer te feliciteered j met het aanflaande huwelijk van uw Dochter, met der wijdberoemden Organist Knuppel. Ik wensch dat mijij Heer veel vreugde van dit huwelijk beleeven mag. hofraad. Ik dank u! ik dank v. juff. margon. Mijn Heer hadt geen beter keus voor de jonge Juffrouw kunnen doen. Vader en Schoonzoon fchijnen bijzonder voor elkander bewaard te zijn. Ik wensch dat de He mei het gelukkige paar moge zegenen, en dat mijn Heet toekomend jaar, reeds grootvader, van een lieven jongen Zoon moge zijn. hofraad. Ik dank u! ik dank u. JUFF.  li L IJ S P È L. JUFF. M ARGON. Die den vader In verftand, en de moeder in geftaltö moge evenaaren. Wat zal de jonge Juffrouw Verblijd zijn, dat de dag heurer verbindtenis zo nabij is. Mijn Heer zal zeekerlijk dit huwelijk met groote pracht vieren? daar het zo volmaakt na wensch uitvalt? HOFRAAD, Dat zal ik, JUFF MARGON. En daar wij toch oude bekenden zijnen ik meermalen het geluk had* deszelfs Dochter met de nieuwfte modes te helpen verderen; zo twijfel ik niet, of mijn Heer zal mij nu, bij deze plegtige gelegenheid, ook we. der begunftigen. Ik heb, volgends uw altijd böogstaangenaame orders, zeer fraaie ftaalenj van de nieuwfte ftof> fen voor een bruids kleed mede gebragt, indien mijn Heer 'er eenigen geliefde uittezoeken zou het mij zeer aangenaam zijn. HOFRAAD. Zo, zo, Juff. Margon 1 dat is mij lief. — Kom laat eens zien. JUFF. MARGON. Hier mijn Heer! — Ik verzeeker u, dat ze na de' nieuwfte mode zijn, en de fraaifte die men krijgen kan* H O F R A A D* Best! onverbeterlijk! — Leentje! ga, roep mijnt* Dochter. Gi jüFfV  103 DE VIRTUOSEN. juff. margon. Zeekerlijk mijn Heer! de bruid moet helpen uitzoeken; en de bruidegom doet de keuze. hofraad. Dat is ook waar! — nu, dat had ik haast lelijk vergeeten. — Leentje zend met een Jan naar den Organist; hij moet zeggen, dat ik hem ten eerden hier verwacht. leentje. Zeer wel! — mag ik dan ook den fleutel? hofraad. Welke fleutel? ♦ leentje. De fleutel van de kamer, daar de jonge Juffrouw in opgefloten is. hofraad, haar den feut el wil' lende geeven. Daar! — neen blijf hier, ik zal haar zeif gaan haaien. A G T S T E T O O N E E L. juff. margon, leentje. ^(^"at zal dat een vreugd zijn, als de jonge Juffrouw trouwt, mijn lieve hemel, wie hadt dat kunnen denken, de Heer Knuppel, met de jonge Juffrouw Krans, O dat is allerliefst! — Ik verlang zo om het lieve kind te zien. Wat zal zij vergenoegd 'er uit zien; want ziet, ik neem alle harten bij mijn eigen; ik ben ook jong ge. weest.  B L IJ S P E L. xox weest. Die trouwdag, die trouwdag! die weet wat, bij de jonge meisjens. LEENTJE. Ja, lieve Ju ff. Margon ! ik geloof, dat als het op de jonge Juffrouw aankwam, gij met uw flaalen wel hadt mogen wegblijven. JUFF. MARGON. Kom, kom, lieve Leentje! dat denkt gij maar. Wat meisjen zal zich tegen bet trouwen verzenen? als men zich al daar tegen verzat, dan is bet niets anders, dan eene wehoegelijke gemaakte maagdelijke fchaamte. Lieve hemel! als men alle meisjens bij het woord vatte, als zij neen zeggen; men hoorde den gantfehen dag, niets dan klaagliederen, over dat onbezonnen woordjen. LEENTJE. Trouwen wil zij wel; rmar niet met dien ouden zot, van een' Organist, daarom heeft heur Vader haar opgeflo» ten; hij denkt haar daardoor te dwingen. JUFF. MARGON. Lieve tijd! wat gij zegt? nu dat kon ik wel denken; want het paar is ook zo ongelijk, dat 'er de gantfche Had fchande van fpreekt; maar ik dagt, dat het de jonge Juffrouw alleen deedt, om vrouw te worden. Hoe me. nig meisjen zou niet nog dimmer figuur neemen, als zij daardoor maar vrouw wierd. G 3 NE-  f@» DE VIRTUOSEN. NEGENDE T 0 0 N E E L, ïiofraad) ludovica, juff.margon, leentji. hofraad, bij 't inkomen. at zal zich wel vinden! —■ zoek maar eerst de ftoffb Hit, dan zal de liefde van zelve volgen. — Juffrouw Margon! laat aan mijn Dochter de flaalen eens zien! i "Wat zegt gij 'er van? jdff. margon. Hier lieve Juffer, zoek maar uit; ik ben verzeckerd, dat gij uw* zin wel vinden zult. ■— leentje, flil tegen Ludovica. Zeek "er maar een uit; om tijd te winnen, en het fpel niet te bederven. ('Er wordt geklopt.) hofraad. Leentje! ga en zie wie daar klopt! — (Leentje gaat vaar de deur en opent dezelve.) Het zal zeeker de bruidegom zijn. ludovica, flil, 9, hemel! flE N-  B L IJ S P E L, »QS TIENDE T 0 0 N E E L. hofraad, ludovica, juff. margon, leentje, «eokge, met een kas op den rug, en kort daar- tld de doctor. leentje. Mjjn Hï'-t! het is de knecht van den Inftrumentmaaker. hofraad. Laat hsm bir.ncn konnn! (Ludovica en Leentje zijn geduurende dit Tooneel met Juf, Margon aan eene tafel in fchijn bezig , om de ftaalen uittezoeken , tot dat de Doiior aan Ludovica een' wenk geeft, om in di kas te gaan. george. Mijn Heer! hier breng ik de Iïftrumenten, mijn meester laat u groeten. hofraad. Zo, zo! — zet hier maar r.eêr! ' doctor, komt in. Goede morgen Vader! Wel geflaapen ? hofraad. Wat komt gij hier doen? ondeugende jongen I marsch! fcheerje! de deur uit. G 4 B0C-  104 DE VIRTUOSEN. DOCTOR. St! St! Vader! Gij ziet v/el dat 'er vreemden hier zijn, als dezen weg zijn, zeg dan zo veel gij wilt. Gij weet het fpreekwoorj? „ Die zijn' neus afliiijdt, fchendt zijn aangezicht." HOFRAAD. Men zal zich ook nog geneeren, om zo een' deuge* riet; die mij en het gantfche huis tot fchande maakt. Voort de deur uit; en kom 'er nooit weer in. DOCTOR. Eedaar Vader! bedaar. Als gij mij gehoord hebt, zult gij niet meer boos op mij zijn. — Wat is dat voor een man, met die grote kas? HO FRAAD. Dat is de knecht van den Inftrumentmaaker; hij komt met Inftrumenten; op dat ik, het geen gij galgenvogel, mij door uw fchelmfche ftreeken ontftolen hebt, weêr vergoeden kan. DOCTOR. Ik heb u met mijn weeten niets ontftolen, dat 'er op 't concert iets gebroken wierd , is mijn fcbuld niet; Doch ik zal alles betalen, als gij maar niet meer boos op mij zijt, (George doet intusfchen zijn kas open, en kaalt de Inftrumenxten daar uit. Hier is een Basfon, na den nieuwften fmaak. —. nor-  b l ry s p e l. io5 HOFRAAD. Zo, zo — wat moet die ko.ten? GEORGE. Dat weet ik niet; mijn neester zal het u wel zelf zeggen, — deze fluit is van best gee! gekleurd ebbenhout. DOCTOR. Van geel gekleurd ebbenhout? GEORGE. Wel zeeker! dat is thands de nieuwfte mode. — Deze viool is zo fterk, dat ze wel vijf, in plaats van vier fnaaren draagen kon. HOFRAAD. Hos heet de maaker daar van? GEORGE. • Den naam heb ik vergeeten; maar het is een voornaam Italiaansch meester uit Westphalen. DOCTOR. Vader! gij moest alle deze Inflrumenten maar uit de kas hier op tafel laten leggen, en met het uitzoeken zo lang wachten, tot dat de heer Knuppel hier komt, dan kunt g'j het op uw gemak doen. Ik zal den knecht matr naar huis zenden, en hem zeggen, tegens den avond weéïem te komen. HOFRAAD. Dat is ook goed. — George, leg de Inftrumenten maar hier neer; en kom tegens den avond terug, om andwoord te haaien. G s Of  lofj DEVIRTTJOSEN. GEORGE. Zeer wel mijn Heer. (Hij legt de Inftrumenltn op de : tafel, en als de kas leeg is., geeft de Doftor aan 1 udovica \ een' wenk, die zich behendig, in de ka; plaatst. Onderwijlen houdt Leentje Juf. Mar. gon, en de Doftor zijn" Vaders aan de praat, zo, dat zij 'er' niets van merken, doctor. Dit fchijnt wel eene Cremoonfcne viool te zijn. hofraad. Dat geloof ik ook! geef mij den ftrijkflok, ik zal ze i probeeren. (Zo als Ceorge de deur uitgaan wil, komt Knuppel in, en houdt! hem tegen. ELFDE T O O N E E L. fcOFRAAD, doctor, leentje, JUFF. margon, knuppel, george niet de kas op den rug, waarin ludovica. knuppel. VJToede morgen heer Vader 1 is 'er iets voorgevallen, dat  IS L IJ S P E L. 107 dat ik zo ter post gehaald w rd? — Wat heeft deze man in zijn kas? doctor. ]\jjetsj Hij hadt de Inftrumenten, die daar op de tafel liggen, hier gebragt, knuppel. Is dit een vreemd koopman? hofraad. Neen, het is de knecht van onzen InlTrumentmaaker. knuppel. Ik heb hem toch nooit daar gezien. doctor, die George zoekt weg te krijgen. Hij is ook eerst federt g:steren bij hem gekomen. (Tegen George) Ga nu maar heen , en kom tegen den avond, zo als gezegd is, te rug. (George wil heengaan; maar Knuppel houdt hem tegen) knuppel- Waarom laat hij de overige Inflrumenten niet ook hier; dan hadden wij des te meer keur? hofraad. Hij laat alles wat hij bij zich hadt hier; de kas is leeg. knuppel. l)at geloof ik nier. want hij draagt zo zwaar, als ofhij duizend vioolen droeg. doctor. De kas is van dik hout gemaakt; daarcm is hij zq -Zwaar, hoe-  ioS DE VIRTUOSEN. hofraad, rond ziende. Waar is Ludovica? leentje. Zij is op hcir kamer gegaan, om Iets te haaien. hofraadi angflig. Dat is niet waar! - waar is rj? - fpreek ! waar is Ludovica ? doctor. Leentje heeft het u reeds gezegd! zij za! oogenbükke. lijk terug zijn. (Tegen George) Pak u voort; wij hebben u hier niet meer noodig. knuppel, flil tegen den Hofraad. Zou zij ook in de kas zitten ? hofraad. Dat kon wel zijn, want ik heb baar de deur niet zien uitgaan. {Tegen George) Laat zien wat gij in uw kas hebt. george. De kas is leeg, zo als gij gezien hebt. Ik zal om vier uurep weêrom komen. (Hij wil keen gaan, Knuppel en de Hofraad kouden hem tegen.) hofraad. Neen, blijf hier! Wij moeren zien, wat in de kas is? george, wil zich los rukken. De kas is leeg! —■ om vier uuren kom ik weêrom. (De Doctor trekt kern voort; Knup. pel en de Hofraad trekken van egt er en aan de Kas; zo dat de-  B L IJ S P E L. 109 VaderWrgeef mij! Wat vergeeven? — Einde van het vierde Bedrijf. VIJF, dezelve op den grond floot, en de deur openfpringt. ludovica, uit de kas komende, tegen den Hofraad. liet was hofraad, op haar losgaande. in 't fpinhuis! in 't fpinhuis! (Hij wil • udovica te lijf die hem ontwijkt, en het tooneel rond loopt; Juf.'Margon en Leentje, zoeken hem tegen te houden, geduurende dat dezen elkander agternd loopen , neemt de Doctor, door George gehoU pen, Knuppel op, fluit hem in de kas en fleept hem zo over het tooneel, als dit eenigen tijd geduurd heeft, valt het gordijn,  Ito D E V 1 R T ü O S E N. V IJ F D E B E D" R IJ F, EERSTE TOONEEL. (Des Doftors lam er, het is nacht.') Doctor, walter volmaakt gekleed als Knuppel, met een lamptaarn in de eene en een vinioncello in de andere hand ludovica in heur kamer. doct or. ^^"ij zijn nu eenmasl aan den gang; laat ons dit eenei nog doorzette-); ha, ha, hal Gij ziet 'er zo capitaal uit $ zo onkenbaar, dat 'u een ieder voor den Organist neemen zal. wa lter. Maar als men ons hier vind; ? doctor. Dat doet niets! — houd maa> de lamptaarn vlak voor 't gezicht — en nis het goed ;:eluk ons tegen ii>; zo moet ons een twede ixperiënt uit den nood helpen. walter. In 's henle's naam! doctor. Voor [alle dingen mjet ik onderzoeken, of Ludovica weêr  B L IJ S P E L, lil weêr in deze kamer opgefloten is; als dat zo is, dan loo» pen wij de deur open, neemen haar bij de lurven, ert dan holderdebolder het huis uit. (Roept ftil aan de deur) Ludovica! — Ludovica. — ludovica, van binnen. Wie is daar? doctor. Waarachtig! daar zit de hans in de peper! (door 't /leute/gat) beproef eens, of gij de deur van binnen kunt openen. ludovica. Doe geen moeite! Ik blijf hier; daar mag ook van komen wat wil. doctor. Een fraaije inval! 't is thands geen tijd meer om. het optegeeven. Dat hadt gij vroeger moeten doen. — Ver. heug u veel liever, dat de tijd der verlosfing nabij is. ludovica. Waar is Walter? doctor. Hier bij mij. walter. En fmeekt u met traanen in de oogen, het nog maar deze eene keer te wagen. Indien gij mij bemint, zoverlaat u op ons. — Gij zult het u nooit beklagen. Mijn leven voor uw' goeden nsam! — aarsfel niet! —. ons geluk hangt mogelijk van één oogenblik af. LO-  m DE VIRTÜOSEN. ludovica. Hoe zal ik dan hier inkomen ? doctor. Als gij geen krachten genoeg hebt, om het flot van binnen te openen ; zo zullen wij de deur openloopen; dan fiuipen wij ftil door de agterdeur in den tuin; ver-' volgends over den muur, en zo verder. — Sla uw' man^ tel om; de wagen is reeds befteld, en wacht ons buiten: de poort — haastig! rep u wat! ludovica, nd eenige ft Hit. Ik ben gereed. doctor. Nu, kom Walter! — gelijk aan, op dat wijniet twee-: maal moeten, ftommelen, (zo als zij de deur willen open* loopen) pst — alle duivels! — ik hoor mijn' Vader; — of hij de kamer inkomen zal? (luistert) Eij komt! — hij zal ons gehoord hebben. — Sta vast broeder! hij moet u voor Knuppel aanzien. TWEEDE TOONEEL. hofraad, doctor, walter. / doctor, tegen Walter. Cjii hebt het mij dus vergeeven heer Organist? (om armt hemj Nkt het grootfte vermaak van de waereld: noem ik u Zv^er! — Walter mag naar den duive loopen. r hof  B L Ij S P E L. 113 hofraad, agter op het tooneel. Amen! doctor. Ah! Vader zijt gij daar? O nu zult gij mij ook vergeë. ren? Zo als dc heer Knuppel gedaan heeft. — Gij moet nijne onbedachtzaamheid aan mijne jeugd toefchrijven. hofraad. Vergeeven kan ik u wel, doch flegts onder één beding. doctor. En dat is? ho f ra ad. Dat gij u tot morgen avond, hier op deze katner laat spfluiten; en mij op uw woord van eer belooft, geen' >mgang' meer te houden, met Walter, dien goddelozen jedrieger. doctor. Alles! alles! wat gij wilt; als gij mij maar vergeeft. hofraad. Maar vergeeten zal ik uw boevenftreeken zo gemakke. ijk niet! {toept) brengt licht boven! — En gij heef Zoon! hoe komt het, dat gij zo ligt vergeeven hebt ? doctor, gaat tusfehen beiden. Ik gaf hem goede woorden; en een goed woord, zegt het fpreekwoord, vindt een goede fteê — niet waar heef Zwager! (zacht fpreekende, terwijl hij hem omarmt) onbefchroomd maar, besie vriend. hofraad. Ik dacht, dat gij naar huis waart: wat doet gij dan nog hier boven?  H4 DE VIRTÜOSEN. doctor. Hij moest nog eerst, hier door het fleutelgat, aan zijn beminde, een' tederen goeden racht wenfchen. hofraad. Wel- zo! Is dat waar? — maar gij (preekt geen woord? doctor, fft'l. Het verfiandigfte, wat hij in deze gelegenheid doen kan. hofraad. Nu kom, laat ons naar beneden gaan! en een glas wijn op goed fucces"drinken; het eeten zal zo gereed zijn — Kom tedere Koridon! kom! het zal wel, alles weêr goed worden. 'Neemt hem bij de hand, en zegt voords tegen den Dofter) Maar gij blijft hier! doctor. Tot mijn leedwezen. hofraad. Ik zal u licht zenden; en eene verhandeling over dt Lier der ouden tot uw onderhoud. doctor. Waarom niet liever Bartjens Cijfferboek ? hofraad. 'Er moet ftraf zijn, jonce Heer! doctor. In 's hemels naam! hofraadï tegen Walt et. Kom Heer Schoonzoon' kom! (zo als zij de deur willen uitgaan, komt Knuppel in.) DEM  s l ry S P E L. ii$ BERDE TOONEEL. HOFRAAD, WALTER, DOCTOR, K N U P P E fc» (Hofraad ftuift van fchrik agier uit, en geeft een' gil, Walter doet eenige pasfen zijdwaards. Doftor in fckijn verfchrikt.) HNwppel, met eetC doek over zijn hoed, .en een violincello in de hand ) Ja, ja! fchreeuw maar! — het regent buiten. — Ik was bijna verdronken. Ik zal mijn Bas maar hier in den hoek gaat waar Walter flaat; hem ziende laat hij van ontfteldtenh zijn Bas vallen, gaat eenigé oasfen agteruit, valt op zijne knië'n, met gevouwen han* len, mompelt eenige onverjlaanbare woorden; vervol\rends~) Wijk van mij fatanas! — Gij hebt geen deel aan nij; ik ben in mijn beroeps bezigheeden. — lk ben loch dronkaart, noch grootfpreker.— ik heb niets kwaads 'edaan; als Haydns Simphoniën beltolen, en dezelveri roor de mijnen uitgegeeven^ walter, langzaam én dof. Beitel uw huis; m een half uur, zult gij bij mij zijn. knuppel. O hemel, wees mij genadig! H a üQCi  UfJ DE VIRTUOSEN. doctor; Vader! Ik zal het fpook aanfpreeken? —- •— ik zal het armen en beenen breeken? HOFRAADi ZWak. Om alles in de waereld niet, mijn Zoon! — kom, kom! laat ons heengaan, (wil met den Doctor heengaan.) knuppel. Om alles in de waereld, heer Vader! neem mij toch ook mede! — Ach allerlieffte geest! Ik kan nog niet derven. — In het bloeijen mijner jaaren, zal ik derven 1 doctor, trekt hem bij den rok. Kom heer Zwager! kom knuppel, agteruit hopende. Ach! hij volgt ons! — paufeer boze geest! volti fubitol — alle goede geesten loven God den Heere! VIERDE TOONEEL. walter, ludovica, in de kamer. walter. hemel zij gedankt! — voor dit maal. heeft mij het geluk uit een ongeluk gered. — Wat nu gedaan? mij blijft niets over, dan door het venfter te vluchten. (Aan V feutelgat, tegen Ludovica) Vair wel, mijn waarde Ludovica ! Als wij ons niet weder zien ; Zo denk fomwijlen san den alderongelukkigfien minnaar! Ik moet vluchten!  B L IJ S P E L. 117 ludovica, van binnen. Blijf maar getrouw, en ftandvastig! mogelijk dat nog alles tot ons voordeel afloopt. walter. Dat geeve de Hemel! Vaar wel! misfchien voor eeuwig. ludovica. Vaar wel! en vergeet mij nooit. walter. Hoe zoude ik u kunnen vergeten? — De gedachte aan u is mijn eenigst geluk! — dan ach! — ook mijn eenigst ongeluk {klimt het vengfler uit.) (Geduurende dit tooneel, heeft men geftadig beweging voor de deur gehoord; en eenige maaien door den Doctor om licht hoor en roepen.) V IJ F D E T O O N E E L. doctor, naderhand, hofraad en knuppel, met eenige Dienstboden. doctor, ziet door de deur, met een brandende kaars in de hand, Het fpook is verdweenen! hier maar ingedragen! — Wij brengen hem, leevend de trappen niet af. H 3 hof-  ?4$ DE VUTUOSEN. hofraad, en eenige Dienstboden, fleepen denmacht'elozen Knuppel in de kamer en leggen hem néér. doctor, Haastig! het vest open — de rok uitgetrokken: hals en kniebanden losgemaakt! de flaapen aan 't hoofd met azijn gevreven! — Ik zal naar de apotheek gaan; en iets voor hem klaar laaten maaken, — Laat Ludovica uit de kamer' komen; die weet nog, van moederzaliger, met zieken omtegaan. hofraad, angjilg. Zoud gij denken, dat 'er gevaar bij was ? doctor, haalt de fchmders op. ja! wij hebben eene menigte gevallen van dezen aart; dat lieden, hoewel niet op de voorzegging van een' geest, ten minften van fchrik, of door inbeelding, geftorven zijn — roep ten eerften Ludovica, — ik ben pogenbliklijk weêrom. ZESDE TOONEEL. hofraad, knuppel, ludovica, dienstboden. hofraad, opent de zijddeur. X^udovica! *t* kom toch hier!  B L IJ S P E L% »9 ludovica, in rt uitkomen. Lieve Vader! gij gaat geweldig met mij om, (wordt Knuppel gewaar) bermhartige hemel! hofraad, fchreijende. Kom help mij hem weêr bijbrengen: hij zal ons onder de handen dood blijven. {Ieder is werkzaam, met hem uit te kleeden, en hij te maaken.) knuppel, ontwaakende. Leef ik nog? — Of is de verrijzenis der dooden be« gonnen? (Ziet rond) Ach! - daar was hij! — daar heeft de geest geftaan, - Bezweert hem! — berookt hem met nootendoppen! — Ach help! (hij verbergt zijn hiofd.) hofraad. Wees gerust! het fpook is niet meer hier. ludovica, die uit heur kamer eenig beddegoed gehaald heeft en Knuppel daarmede toedekt.) Welk fpook dan? h of ra ad. Ach lieve Dochter! Ik weet zelf niet wat ik daar- , van denken moet! Ik hoorde hier boven in de kamer iets gaan enfpreeken: Ik ga naar boven, om te zien wat het wasj toen vond ik uw' broeder hier naast Knuppel ftaan; zo als ik mij verbeelde — en met hem fpreeken. H 4 Ik  |ao DE VIRTUOSEN. Ik fprak hem ook aan ; maar hij andwoorde mij niet. , Eindelijk nam ik hem bij de hand ; die was als ijs zo i koud. —— Het vloog mij door al de leden. — Evenwel ! had ik 'er nog geen erg in; maar wilde hem naar beneden brengen; toen ik aan de deur kwam; verbeeld u eens mijne ontroering — als ik Knuppel, mij nog eens zag tegenkomen, ludovica. Hier dezen Knuppel? k n ti p p el. Wel zeeker! — Ik — zelf. hofraad. Het regende buiten; en hij wil zijn violorcello hier in den boek zenen. — Wordt zich zclven tweemaal ge. waar, cn zinkt half dood op den grond. ludovica. Alle goede geesten, ftaat ons bij! — hier? knuppel. Ja, hier! Loodkleur was zijn gezicht, als een beeld van de (uijdkamer — voor de borst had hij een licht flonkerende ftar — zijn pruik was, als van modder gemaakt — „ in een half uur" — fprak hij, met eenei doffe ftem0 gelijk een geflopte bafuin, „ in een half ,, uur zult gij bij mij zijn." hofraad. Die zelfde woorden, heb ik ook gehoord! — Dei Doctor fieepte ons half dood naar buiten. — Op deni trap, valt de Organist omver j wij roepen om licht, eni toem  B L IJ S P E L. 121 toen wij weêr hier in kwamen, was alles verzonken en verdweenen. knuppel. Ja, ja! ik ben op 't laatst! — Mijn grootvader, — de hemel mag zijn ziel hebben! — heeft zich zei ven, ook een half uur vóór zijn dood gezien. — Mijn Vader, ook den dag vóór zijn overlijden. — En ik rampzalige! — ik nu ook. — Ach heer Hofraad! zie toch eens hoe laat het is. Een half kwartier zal zeeker al verflreeken gijn. _ Laat mij dezen korten tijd hefteden, om mijn huis te befttllen ; en dan laat mij in vrede fterven. hofraad, fchreit. ludovica» veinst te fchreijen. Waar toch mijn broeder blijft? — mogelijk zou hij nog raad weeten. knuppel. Ach ik heb hem te fierk beledigd — hij zal mij zeeker in mijn' laatften nood verlaaten. ludovica. Neen, zo denkt mijn broeder niet — ah! daar komt hij. ZEVENDE TOONEEL. de voorigen, doctor, met een Artzenijvlesch, en een Lepel. doctor. Daar! haastig, neem in! — als wij de vluchtende H 5 1*  122 DE VIRTUOSEK. levensgeesten terug kunnen houden, tot dat het ongelukkige halve uur vootoij is; zo kunt gij, als de hemel wil, nog lang leeven. HOFRAAD. Dat geef de Hemel I DOCTOR. Het was een raar geval! — het was mij a!s had ik een voorgevoel daarvan. — Ik was in de kamer; mij dagt, dat ik met den Organist Knuppel fprak. — Ik verzocht hem om vergiffenis; maar wie mij niet antwoorde, het was Knuppel* — Ik dagt hij zal nog een weinig boos zijn, vat hem bij de hand, die was ais ijs zo koud. HOFRAAD. Niet waar? DOCTOR. Ijs koud! — Toen dagt ik, dat het van 't koude weêr kwam, en wilde hem omarmen. — Zie! toen was 't mij, of een finit op zijn aambeeld aan mijn borst klopte; ik kon mijn adem niet meer opnaaien, en alles draaide zich met mij om. HOFRAAD. Een allerdroevigst voor»al! maar ik meende, dat men in onzen tijd, aan geene fnooken meer geloofde. DOCTOR. De Philofoophen zijn 't hier over zeer oneens; want 'er is even zo veel voor, als tegen. Die geene fpooken ge. zien heeft, gelooft 'er niet aan; maar die dezelven gezien  IS L IJ S P E L. ■ 123 #en heeft, die heeft het geloof in handen — daarenboven kan deze verfchijning eigentlijk niet onder de fpooken gerekend worden; maar is veel meer, een fpiritus familiaris. Wij hebben zo veel geloofbaare getuigenisfen, dat wij dezelven, zo niet ten eerften, geheel kun. pen verwerpen. hofraad. Onderzoek eens, wat uw kunst vermag, mijn Zoonï mogelijk is er nog redding. doctor. Daaraan twijfel ik niet; als de artzenij goed werkt, dan is 'er groote hoop; maar is het zenuwgeftel te zwak, of geheel verflapt, dan (haalt de fchouders op j) uw hand heer Knuppel (veelt de pols ) knuppel. Doe geen moeite, heer Doctor! ik voel het finale is reeds begonnen. ho fr a ad. Wees gerust! {tegen den Doftor) hoe is 't? ■ doctor, fchut het hoofd. Een flappe, traage pols. hofraad. Goede Hemel l doctor. Geduld! nog geef ik het niet op. knuppel, in doods angst, Hoe laat — is — het?  194 DE VIRTUOSEN. doctor, ziet op zijn 'Horlogie. Een kwartier over tien uuren. KNUPPEL. Nog een — half — kwartier het is gedaan! — Ik voel — den — dood — reeds — in alle mijne leden — tremuleeren — mijn hart — is geheel — buiten ftaat. — Ik wil de — laatfte oogenblikken belleden — om mijn testament — te maaken. hofraad, troosteloos. Vriend! gij meet ons toch niet verlaaten! gij moet nog bij ons blijven knuppel. Ik kan niet — ik moet — de dood — is obligaat — ik moet heen. hofraad. Ach! wat zal ik dan zonder u beginnen? neen! neen! gij moet bij ons blijven, beste vriend (werpt ziek op kern.) doctor , trekt Ludovica ter zijde. Ik heb hem een fjaapdrank ingegeeven, die zal beginnen te weiken. Ga raar buiten, haal de poederkwast, en neem de gelegenheid waar, als Vader van hem afgaat; maak hem daarmede wit in zijn gezicht, dan gelooft Vader dat hij dood is. — Wij moeten Vader zo veel mogelijk, van hem verwijderen, dat hij ons bedrijf niet merke.  S L TJ S P E L. 195 ludovica, Wat gij niet al verzint. doctor. Zend dan ten eerden naar Walter, hij kan niet ver van hier zijn ; en laat hem zeggen", dat hij zich hier in huis verbergen moet; tot dat het tijJ is Thands is de beste gelegenheid, om Vader over te haaien. ludovica. 't Is wel (gaat af.) hofraad. Waar gaat Ludovica heen? doctor. Zij haalt de klisteerfpuit. • knuppel, zijn krachten herneemende. Neen, neen! — niet klisteeren. doctor. Zeer wel (roept aan de deur) Zuster! breng de fpaan. fchevliegen pleisters; ze zijn op mijn (kapkamer. knuppel, ah vooren. Neen, neen! geene fpaanfcbe vliegen; liever fterven. doctor. Maar lieve hemel! als gij den raad niet volgen wilt, die de Doctor u geeft! knuppel. Wat helpt het? — Ik moet tcch fterven — hoe laat is het. doctor, Dertig minuten ever tienen. knop-  126 DE VIRTUOSEN. knuppel, O Hemel! — nog zes minuten — hoort mijn testa. ment, eer ik fterf — ga zitten en fchrijf. hofraad en doctor gaan ziu ten en fchrijven. knuppel, (jnet een zwakke ftein.) Mijne gezamentlijke nalatenfchap in» Contanten, maak ik geheel en al, aan mijne aahbiddenswaardige Ludovica; als zij mij vergeeven kan, dat ik haar zo veel verdriet veroorzaakt heb. hofraad* Vriend! hou op! mijn hart zal broeken* knuppel. Mijne muzikaliën, maak ik u, mijn beste vriend! voor de duizendvoudige vriendfchap, die gij mij bewezen hebt — mijne manufcripten met de onvoltooide operette, de fchoone Sufanna, moet gij na mijn dood laaten druk» ken; onder den tijtel, „ Knuppelfche ndlatenfehap. doctor. Knuppelfche ralatenfehap.. .. knuppel. . Mijne fonaten; moet gij in goud papier gebonden, bij mij in de kist, onder het hoofdkusfen leggen. doctor, In goud papier gebonden, . . . knuppel. Op de begraafenis, moeten de fchooljongens, lij mijn graf  li L IJ S P E L, 127 rj-af zingen, „ O! hoe heerlijk, 6 hoe lavend," uit de Doctor en Apotheker van Dittercdorff. doctor. Van Dittersdorff. . . . knuppel. Tot befluit, moet een kapittel, uit Hillers generaal Bas voorgeleezen worden. hofraad, fohr ei jende. Voorgeleezen worden. . . . knuppel, wordt meer en meer flaaperig En eindelijk — moet gij mij — een grafnaald — in 3e gedaante van een röstfaal — laaten oprichten. — En n 't latijn — daarop doen graveeren — „ hier ligt — ,, de beroemde — Knuppel — begraven." doctor, overdreven treurig. Hier ligt de beroemde Knuppel. . . . knup pel, flamelt nog eenige onver ftaanbare woorden , en valt in flaap. hofraad. Hij flerftl hij fterft! — O ik ramszalige! — O ik ongelukkig mac! — Heer Zoon! lieve Zoon! — Qfchudt hem.) knuppel, flaapende. Ab — la — wa — la — ba. Doe.  ,»8 DE VIRTUOSEN. doctor, trekt zijn Vader van Knuppel af. Vader! maak hem zijn» laatften ftrijd niet zwaar. Zijn tijd is'gekomen. hofraad, vrtjft de handen, en gaat op en néér. AGT ST E TOONEEL. de voorigen, ludovica. hofraad, tegen Ludovica. 2]ijn befchermengel, heeft hem verlaaten! — O mijn I waarde vriend! — lk arm verlaaten man! doctor en ludovica, gaan\ over Knuppel heen leggen en maaken kern wit,' ludovica. Hij is dood! — bij 's dood. doctor. Hij is 'er geweest. hofraad, wil hij hem gaan', maar wordt tegen ge' houden. Laat mij! — laat mij nog eens zijn koude hand drukken. doctor. Stil Vader! ftil — belast zijn' vluchtenden geest niet nog  Ü L IJ S P E E. Ï2j» nog meer. — Ludovica doe het venfter open, en laat zijn arme ziel 'er uit. ludovica, doet het venfter open. hofraad, ziet zijdwaards, met gevouwen handen, naar Knuppel. __) Rust zij u in 't graf. —< doctor. Hij was een groot Virtuoos. hofraad» Gij hadt weinig vermaak op deze waereld — na uw suderdcm gerekend, hadt gij nog langen tijd, de gouden srrugtea van uw' roem kunnen plukken. —doctor. Dezen weg moeten wij.allen. h ofraad. Hoe menig vermakelijk uur hebt gij mij op deze wae> reld helpen flijten! — doctor. En menig aangenaame vlesch wijn helpen drinken. hofraad. i Nog langen tijd, zal het komende geflacht treuren. doctor. • Dat zo een beroemde Knuppel... hofraad. Zo onverwacht... doctor. Aan deze ondankbaare eeuw, in het bloeijen zijner jaaren... I DOC*  J30 DE VlkTUOSEk doctor en hofraad. Ontrukt is! doctor. "Wat is toch de mensch! hofraad. ' Gelukkig de kinderen, die hunne ouders geen verdriet aangedaan hebben ! want de jongeling is zo wel rijp voor het graf, als de grijïa'art. doctor, drukt eerbiedig zijns Vaders hand. Gezegend zijn de vaders, die hunne kinderen gelukkig gemaakt heboen! — Zij herleeven in hun nagedacht; en hun dood is eene zoete fluimering. hofraad, eenigzins getaakt. Deed ik dat dan niet aitoos ? —i Was net geluk mijner kinderen niet fteeds mijn vuurigst verlangen? doctor. Vergeef mij, beste Vader! als ik geloof, dat gij zelden' de waare middelen daartoe gebruikte. — Mij, mijn Vader! hebt gij zo gelukkig gemaakt, als een mensch het worden kan. Gij hebt groote fommen voor mijne fhidiën bedeed; en ik ben, zeeker niet tot uw fchade, een goed practifeerend Doétor geworden. hofraad. Nu! verder. doctor. Maar mijn Zuster. — Mijn arme goede Ludovica!' (Ludovica kuscht heur" Vader de hand) een meisjen, een  ii l ry $ p è t. m- leen fchepfel, aan't welke de zedelijke gebruiklijkheeden, het (vermaak van een gezellig leven ontzeggen. — Zelfs in het [onwillekeurig gevoel der liefde en vriendfchap, haar willekeurig, ketenen te willen d )en draagen, is, vergeef het I mij, waarlijk niet regt vaderlijk. (De Hofraad fchijnt \bewogen.') De hemel fpaare uw,voor ons zo dierbaar, leIven, nog langen tijd: maar als gij ook eens zo ter neder [ligt, en van uwe uitgeteerde Dochter, wier roofen gij [van de wangen gerukt, wier geheele geluk des levens gij gefloord,en haar het leven ondraagelijk gemaakt had, affcheid neemen moest. — Hoe zou alsdan uw vaderlijk hart bloeden? hofraad, valt Ludovica fchrei» jende om den hals. : Dochter! vergeef mij! — Ik was te hard. ludovica. . O mijn goede, beste Vader! doctor. Beste Vader! laat het gevoel, van dit gunltig oogenblik, van uw ontroerd hart niet nutteloos voorbij gaan! — Laat uw vaderhart fpreeken; en één enkel woord, zal genoeg zijn, om het geluk uwer Doehter te volmaaken. Ik ben door uw goedheid gelukkig. Waarom zal het mijn Zuster niet ook zijn ? hofraad. Wat zal, wat moet ik doen? mijne kinderen! —• Ik ral alles doen, wat uw geluk kan volmaaken. — Alles, illes. I 2 doc-  132, DE VIRTÜOSEN. doctor. Mijn vriend Walter.... hofraad, toornig. Die fchurkt die den fpot met mij dreef! — en.... NEGENDE TOONEEL, de voorigen, walter. walter, die het laatfle gefprek mede aangehoord heeft. Die aan uwe voeten om vergiffenis fmeekt, en niets gedaan heeft, dan waartoe hem de vuurigfie liefde, tct uw beminnelijke Dochter, gebragt heeft. hofraad, wil hem terug floot en. ludovica, op de andere zijde , aan heurs Vaders voeten. Uw Dochter, — uw eenigfle Dochter, fmeekt om vergiffenis voor hein. walter; Geheel mijn leven zal ik befieeden om het gebeurde weder te vergoeden. doctor. Uw woord is vrij! —. De dood van Knuppel, heeft «we belofte gebroken. hop-  B L IJ SPEL.' 133 hofraad, net een poos beftuiteloosheid, doet hen opft aan, en ligt beider kanden in een. Weest gelukkig, mijne Kinderen! de hemel zegene u! ludovica en walter, omarmen hem. Dierbaare Vader! knuppel, die intusfchen door den Doctor zo lang gefchud wordt tot dat hij ontwaakt, roept half ftaapende: Wa — Ia — ba —'Ia — wala — wa. hofraad, deinst van fchrik terug. knuppel, gaat overend zitten , ziet in 't rond, en fpringt half gekleed op. Hoe laat is het ? doctor. Het ongelukkige halve uur is reeds lang voorbij. knuppel. Voorbij? — De hemel zij gedankt dat ik niet geltorven ben. , hofraad, verbaasd. Om 's Hemels wil, heer Knuppel! Zijt gij niet dood? I 3 knup:  134 DE VIRTUOSEN. knuppel, tegen den Do&or. Is 'er nu geen kwaad meer te vreezen? doctor. 'Er was te vooren ook ^een kwaad te vreezen. hofraad. Hoe komt gij dan zo wit in uw gezicht? knuppel. Wit ? doctor. Vader ! dat heb ik gedaan. — Een flaapdrank en een weinig poeder hebben deze fchijnbaare dood veroorzaakt. En daar gij ihands toch aan 't vergeeven zijt, zo vergeef dan ook nog deze ééne daad, dan is alles afgedaan. knuppel, Ludovica in de armen van JValter ziende. Hoe? wat is dat? doctor. Wij maakten, als lieden van verfland, gebruik van de omftandfgheid; en mijn Vader heeft, geduurendc uw zalig aflterven, de hand mijner Zuster aan dezen waardigen man gefchonken. knuppel. O, Quinten eh Quartetten 1 — Heei Hofraad is dat waar ? hofraad. Ja! Ik meende dat gij dood waart; en zo doende heeft men mij verrast. knuppel. Z^l —_Nu dan wilde ik, dat ik in ernst geflcrven ware. doc.  B L IJ S P E L. 135 doctor. § Wees verftandig,heer Knuppel, en «erg niet van mijn' Vader, dat hij het geluk zijner ecnigfte Dochter, aan de paar jaaren die gij nog te keven hebt, opofferen zal. 'walter. Blijf onze Vriend! en laat ons, in een' altoos vergenoegden kring, de zoete vruchten van een gezellig leven genieten, waaraan alleen een waar en onbenijd geluk eigen is: dan zullen wij nog dikmaals , over deze drie zonderlinge dagen lagchen! hofraad, die lang befuiteloos gejlaan heeft, tegen Knuppel. Kom hier, Heer Testator! neem deze fia; vóór uw vrouw, en ons allen voor uw* muzikaale kinderen, aan, knuppel. Wat zal ik nu doen ? — (Tegen Walter.) Om. deze eeuwige Disfonancen dan op eenmaal opteiosfen, zo geel' ik u de hand van vriendfehap. doctor. Victoria! — Victoria! walter en ludovica, aan weerzijden van den Hofraad geknield, en zijne handen vattende. Dierbaare Vadert hofraad, legt beider handen te fa men , en omarmt hen. De Hemel zegene u! Einde van het vijfde Bedrijf.  Mi IJ. VAN RESTEREN, in de ■Langebrugfleeg, te Amftetdam zijn de volgende Toncelftukken gedrukt en te bekoomen: a. backer, De Moerbeziënboom, Zangfpel. f -: 8-% bingley, de Loterijbriefjes , Blijfpel. - - . 6.Z\. e. buzaglo, De edele Hartstochten, of de zonderlinge Ruiling, Dlijfpel. • m. g. engelman, Het Magnetismus, Blijfpel, naar 7/W. met *.jn Renedic * " , De Dragonders en de benedic- tijner Nonnen , blijfpel, naar Pigault leBrun. - .: 8.~ J De Toveres Sidonia, loo- reelfpel, door den Schrijver van Aballino. - -:I2 :, g witzÈn geysbeek , De Weduwe en het Rijd. De verwarde Schaking, SIïKpel na denzelven, met zijn Pourtr. «dedruk.- -;!2> r De Bloedverwanten , Blijfpel, van dito, met Poutrait • " '•":* Het Pourtrait van a. von kotzebue. • " ' , w. a. iffland. • • * *! Heiden apart, om voor hunne Werken te MrkUnrnc.P!v.tfesn; De Échtfchelding, Blijfpel," ^ c.Tr BE^E, De'virtuofen of Het" Led [ // vend Testament, Blijfpel. . • ' j, d. veer, Doriman en Melamde, Tooneel.^ g^ DefPSnijdwAn Zoon, Blijfpel, ade Druk. - -» «s- De B'-ve Zoon, Tooneelfpel, van Flortan. De oude Lijf koetzier van Peter den derden, _ Tconcelfpel naar Kotzebue, met zijn Pourtr.-.. 7.- Kwasde Luim, Tooneel fpel, naar denzelven, ^ met zijn Pourtrait. . • • "*• .7"" Ook zijn bij hem alle foortcn van oude en daaglyks uitkomende Tooneelftukken te bekomen. Parodie, of boertige Weerklanken, op de ■tüsfchouj fpraak met Cysbregt van Amjlel en den ^ode^zt ,n het verhaal, betreffende het omkomen en m.sl.anoekn van Klarisfe, op eene fcaakfche en geestige manier wordt voorgeteld, door het breekt van dcrzelver Fispot. 8vo. • • ƒ ■» 4-'   DRUKFOUTEN Aldus te verbeeteren. Tag. Regel 2 5 van bov. 3 ff 17 i van oni. 3 j 6 van bov. p 7 van ond. jo lo 15 8 jS 8 van bov. 29 3 5 van ond. »$ 6 van bov. af 4 van ond. 40 9 42 5 van bov. | van ond. 48 ia van bov. 57 4 Dc overige Drukfouten, van minder belang; gelieven de Lezers, zelfs te verbeeteren. Lees de wauwgeen een naar dria, vier, bloed, huis doet u eer aan Lysje de mijne domuien koppen beleefden en zo als denzelven arm ook eene Staat den ware uwe geene eene na drie, vier huisgezin doet u eet Lysjen den mijn domme kappen beliefden en dezelve arme ook bij een