io»r KE 64   D E DEUGDZAAMË ARMOEDE, ZEEDIGBLTSPEL. NAAR HET FRANSCHE VANDEN HEER MERCIER GEVOLGT, ONDER DE ZINSPREUK 0 LAB OKU M DULCE LENIMEM Te /t M ST E HrfA M, WjEjÈ Dc Prys is 3 Scuiy.   AAN DEN L\/E E Z E R- Ik geeve u hier een Nederduitfche naarvolging van den Indigent van den Heer M e^r c i e Rj welk ftuk op den Franfchen Schouwburg zo zeer voldaan heeft, dat het daar met eene algemene .. 7 J.„ 7r, vne ibhnt. toejuichinge is vereera gewouizn. ~» — - * niet zonder veel aandoeninge, geleezen had, deed \de lunst, waar mede de rranjcne <** deugdzaame karakters, aie er m ym^t» krachtig gefchilderd, en-in zulk een fchoon licht ~ r r J„* ^nom liet- nnh geplaatst heep, my wenjenen, «<» r«r. fff mzoi Schouwburg mogt zien; in hoope, dat ^ vertooning van het zelve, aie ik vwww» <*««< in FranJferyi zw/fc zielroerende aandoeningen ten goede verwekt had, ook hier een diergelyke heilzaame uitwerking mogt hebben, ten dezen einde nam ik voor, om het in onze taal over te zetten ; maar overwegende, dat eene bloote vertaaling van het zelve, ' hoe naauwkeurig die ook zoude mogen weezen, den meesten onder ons, hier en daar vry A a \  AAN DEN LEE2ER. duister zoude moeten voorkomen, door dien 'erhet Franfche Jiuk van verfcheidene dingen gefprc ken word, waar van men hier te lande gen genoegzaam kennis heeft; en dat, daarenb ven, de karakters van onzen eigen landaart g, meenlyk den meesten indruk op ons maaken; voi tk raadzaamer, de Franfche Perjonaadjen in Hé landers te veranderen, en dezen in zoodaanh omflandigheden, hier in onze Jlad, te plaatfen als my best gefchikt fcheenen, om die uitmmntei de deugden, welke de voornaamften van hen mot ten vertoonen, ten meesten nutte op de harten «jj zer Landgenooten te doen werken. Dan dit .ver pligtte my tevens tot het maaken van veele aan merkelyke byvoegfelen en verfchikkingen, waar door ik meermaalen zo Verre heb moeten afwyket van het oorfprongkelyke, dat ik, uit verfcheidem tooneelcn weinig meer dan de fynfle trekken dei karakters hebbe kunnen ontkenen; doch deezef heb ik echter overal, zo ik meene, behouden; et dewyl die de ziel van het Jiuk uitmaaken, be> grypt men ligtelyk dat de plaatfen, waar in H my het geleide van den Franfchen Dichter hel meten onttrekken; doorgaans zaaken van minder be\  AAN DEN LEEZER, elang betreffen; waarom ik vertrouwe , dat men ik te gereeder zal zyn, om de vryhtden, die ik %aromtrmt gebruikt heb , ten goeden te duiden, ahoon dit fpel, in het Fransch Jlechts den naam ■aagt van L'Indigent of de NoopRUFtigej heb ik het nochtans liever Dë eugdzaame Armoede willen noemen, i dat deeze naam niet alleen het onderwerp duï'iyker aanwyst, maar ook aan het oogmerk van dk een Zeedig Blyfpel, als dit is, myns le'nkens, beter\ beantwoord: ondertusfchen is het y aangenaam geweest, te zien, dat ik niet de nige ben, die het der moeite waardig gerekend eft, dit kunstfluk in onze taal over te brengen; wyl xer niet lang na dat ik viyne overzetting ! maakt had, nog twee anderen te voorfchyn gemen zyn: waar van de eene wel niets anders n eene vertaaling is, maar de andere evenwel (:, zo wel als de myne, een vrye naarvolging n het oorfpronkelyke mag genoemd worden. ; kIi , niet tegenflaande ik in beiden veel goeds , 'jonden heb, zoo oordeel ik nochtans geene van den zeer gefchikt voor onzen Schouwburg: iniderheid voor zo verre zy, gelyk ook het FranA 3 Jche  AAN DEN LEEZER. Jche Jiuk zelfs, in onrym zyn, waar aanmsm ons tooneel niet gewend is; om welke reden ik < het rym, Jchoon in maatelooze vaarzen, vi het onrym, in deeze myne naarvolging verk Zen heb. 7 J, HJRTSINCK, 1775'-  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben , volgens Oftrooi door Haar Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den 5PvT, eerfte Klerk van den Notaris van der Pen. Vier Knechts van Grootenftein. Tmse Klerken van den Notaris. Een Kapper. Het TOONEEL & te AMSTERDAM,  * DE DEUGDZAAME ARMOEDE, ZEEDIG B LT SP EL. EERSTE BEDRYF. L Tooneel verbeeld een klein Armmoedig Huisje, naast [ den Stal van den Heer van Grootenftem de vens\ ters en Glaazen zyn fommigcn aan ftukken , ef met Papier beblakt, het Huisraad beftaat 'in een Bedftcde, een Slaapbank, oude Stoelen, Banken, een Pottekas, en verder ziet men een ongejchtlderde Tafel, daarop een SteenenLamp brandende, een Spinnewiel, , Weefgetouw, en een Kruik met tffaater. EERSTE TOONEEL. Men hoort van tyd tot tyd, van verre , eenige Inflrtimentcu. HENDRIK, MIETJE, gekleed in de Bed ft ede leggende. . HENDRIK, hy klopt en blaast fomtyds in zyn' handen. Het is nog vroeg in den morgen....zeven uuren... 4 Mietje flaapt... ik ben niet vermoeid: het grootft» geluk, dat my de Hemel gaf, A 5  io DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Is zulk een braave Zuster te hebben ... ik ben ondertusfchen al vry wat aan haar werk gevordert, en het - myne is ook af. Men hoort veel geraas en lagchen buitenshuis. Wat geraas! dit geweld heeft den heelen nacht geduurt, en komt ons telkens in onze rust verftooren: En zulk volk is nog te onvrede, als zy, op het midden van den dag, eenig gedruis van onze arbeid hooren. Wat i-s onze Maat beklaaglyk! Maar past ons het klaagen wel ? en zyn wy wel beklaagens waard ? Neen: zo wy ons by Vader vergelyken; die lyd meer; een Man zo deugdzaam en van zulk een menschlievenden aard, Schoon van alles ontbloot: echter ben ik liever uit hem , in zulk een armoede, gefprooten , Pan uit een dier baldadige ryken, wier aart en gedrag my zo zeer tegen den borst ftooten: Yader heeft altyd, fchoon hy maar een Landman was, zyn medemensch zoeken te helpen, daarvermoogen- de lieden hun geld ... Maar de Hemel fchenkt my gezondheid, die my met een gerust geweeten in myn lot te vreden fielt, Hy drinkt uit een Kruik; roert de lamp op. De natuur gaf my een paar handen, en die ftel ik te werk by nachten en dagen, Die verfchaffen ons de kost, en doen ons met lydzaam- heid ouze behoeftigheid draagen : Maar het geringe loon, dat men krygt, geeft naauw- lyks het beilaan aan den Handwerksman ; En nog is het fomtyds onzeker of ik, tot een laagen prys, myn werk wel (lyten kan; Hoewel dit is my beitelt, maar de Patroon is zo inhaa• lig en vit telkens op beuzelingen Om fehoon hy tot de elleboogen in het geld zit, al. toos nog wat af te dingen. Hy  ZEED1G B LTS PEL. tl Hy blaast in de Handen. Het begint weer te vriezen ... deze Winter nypt fel... ■ wat is het vinnig kout! nntheb'En het ftaat ons niet vry vuur aan te leggen, ook heb ben wv turf noch hout, ■■■ , DeEetwLenzyn duur, en in het byzonder, verhoogt men den prys van het brood alle dagen, En daar tegen worden de loonen door de ««meedogen-- de Winkeliers geduurig afgeflagen. Wat hardigheid ! Hier hoort men weer geraas. Maar Mietje word wakker, dat geweld heeft haar rust geftoord, MIETJE, opftaande. He Broer! is het reeds zo laat?,en je hebt me piet feewekt? ik Hiep waarlyk langer dan het behoort. HENDRIK. _ . .. „ ■ ,jo,.c vi^VTOnrden. hetis pas TVopii Zusie iet, lemoïiun"'-'''"""—- tweeuun», dat je je tot flaapen hebt begeeven, Gaa nog wat leggen ... MIETJE.. En heb jy zelf de ganlche nacht dóoréebraet met weeven Terwylli, fliep 1 waarom kan ik niet zo wel waakenals gy? HENDRIK, fret werk moest afMietje, en jy bent een en hebt rust van deen , zorg maar niet vooi my ,; Ik ben een flerk kaerel... Haar by de hand vattende. Myn tyd wat zyn je handen koud. hoe kan je'tverdraagen? Hy warmt haar handen met zyn aasjem. MIETJE. Broer, toen wy voorheen, in het veld, in de fiieeuw t'zamer, werkten, heb ik H nooit van kou hooren Jtlaagea, Schoon  12 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, gehoon het fterker vroor dan nu ... HENDRIK. Och! Mietje fpreek niet van dien tyd , dat was een tyd van voorfpoed en geluk-; ■ Maar nu , eilaas! betreuren wy den ftaat van Vader, en zyn midden in de zorgen en druk; Myn hart fcheurt my als ik 'er om denk; en doet my nacht en dag zyn ongeluk betreuren! MIETJE. Och! lieve Broer, zyt niet mistroostig; moet ik den, moed in u weer opbeurenV Pe Hemel redde ons nog , en gaf, dat onze oude nicht medelyden had met onzen fraat; Want toen Vader van onze zyde wierd afgerukt, hadden wy den gantfehen nacht moeten zwerven langs llraat Had zy ons niet onder 't dak genomen, waar waren wy gebleven? ^oe gouden wy beftaan, had zy ons dit weefgetouw van haar overledene man niet gegeeven, gn ons werk bezorgt? HENDRIK. Wy zyn ons beftaan aan haar verfchuldigt, haare goedheid was groot. • ' MIETJE. ja ik betreur nog het verlies van die goede oude vrouw, " ik huil nog als ik denk om haare dood. HENDRIK. Nou troosje Zuster; wat was het goed, dat Vader my een handwerk il.ee leeren ; p,e goede oude man zey dikwijs, leert" een ambacht 'kinderen, de tyden kunnen verkeeren , Pe weevery is eerlylc en nuttig, al acht de groote waereld ze voor gering. Q.ch ! kon ik 'er nu maar zo veel mee winnen , om Vs> 4.er uit de gyzeliug  ZE E t> I G B LTS 1' È L. 13 te verlosfen! MIETJEi Ja Hendrik, waar dat zo! och wat flyt die goede man nu al bittre dae-en! Maar 't is des Hemels wil, en wy moeten alles met lydzaamheid verdraagen. Hy zal alles ten beste fchikken , wees niet "bedroefd j hoor Broer, houd goeden moed, Laaten wy maar op onze zaaken pasfen... maar hoé heb je ook aan myn werk geweest? ik verzoek datjé dat niet weer doet. Het is of ik zo onhandig ben, of te luy öm iet te be- dryven! ... Ieder moet zyn taak afdoen en aan zyn eigen werk bly ven 5 Je doet het geduurig, ik heb je dikwils gezeid dat mf zulks verdriet. HENDRIK. Lieve Mietje, wilje 't niet hebben, ik zal het niet Weer doen, bekyf my maar niet. MIETJE; [k jou bekyven ! neen, daar heb ik je te lief toe. maaf niet weer aan myn werk te beginnen, ]e hebt immers genoeg aan 't jouwe te doen, ik zat het myne zelf affpinnen. HENDRIK. t Is wel dan, ik heb deze nacht myn heele web gehee! afgedaan, •• In het reeds afgefneeden, en zal daar. meti ten eerfterl naar den patroon gaan. MIETJE. iet is nog zo vroeg. HENDRIK; Ja j ik hou niet vao te laat komém Ik wil liever wachten , ily mogt anders niet t'huis zyn; nou j Mietje, hebt geeri ' xwaann'oedige g«dachten,  i4 DE DEUGDZAAME ARMOEDE* Te verbied het my wel. MIETJE. Dat is waar, maar wie is altoos : meester van zyn geest? Ik zal myn best doen, Hendrik, kom fchielyk weerom, als je by den patroon bent geweest, Dan zullen wy voort naar Vader gaan , en hem zamen i bezoeken. pENDRIK. Myn leeden beeven, Als ik denk dat de patroon de betaaling niogt uitftel- len: wat zou dat verlegenheid geeven! De huur is ook verfcheenen; ik heb geen geld in huis; hoe kwamen wy van daag aan brood ? Hoe zouden wy Vader kunnen verkwikken in zyneu. bhteren nood ? Hy heeft niemand dan ons. MIETJE. Begin je niet, in den vroegen, morgen, aan de droefheid over te geewn: Het is'nu het eerste niet, dat je van dag tot dag vreesde • dat wy niet zouden kunnen leeven, Maar van honger moeten nerven; nogthans, fchooii wy veel geleden hebben, heeft onze arbeid Ons altoos de kost nog bezorgt. Denk eens, hoe je onlangs hebt gefehreid, Om dat je je werk niet hebt kunnen kwyt worden, fchoon je de ftad had rond geloopen. Kwam 'er toen s'avonds niet een vreemd man hier om je heele web te koopen ? Was was je bly! je dankte duizendmaal den Hemel . die je deze uitkomst gaf,- _ . En zou die ons nu verlaateu? neen, waarde Hendrik laat af luiks te denken; in ons ongeluk zelf Het zyn huipon; nooit verleegea, 6 Al  ZE ED IG S LTS P E L. tg tis ik nog denk aan het gelaat van Vader, toeft wy hem laatst eeten bragten en hy zyn' zegen lan ons, zyne Kinderen gaf, wat aangenaam oogen» blik! wat heeft dat ons hart verheugd! HENDRIK; >at is zo Mietje , wy waren recht vernoemt; zyn by* zyn geeft my altoos de grootfte vreugd." Vat waren zyn redenen, toen wy voor de traliën van de gyzeiing zaten , vol tederheden ? Bemant dan ongelukkigen kunnen de kracht van zulk een liefde gevoelen. MIETJE. Dat heeft zyn reden, i, zulk een liefde is een beftendig goed, 'dat de af* moede ons zelf niet beneemen kan. it waren de woorden, onthoud ze wel, van onzen goeden Vader, dien braven ouden man. y is lydfaam in zyn ongeluk, zelden barst hy uit iii droevige klagten; yn ziel kent de waarde van een gerust gemoed dat alle rampen kan verzachten. denk en herdenk dikwils het leerzaame dat ik in zyne fpreuken vond. yl die op de goede reden, op deugd, en zuïvrezee» den zyn gegrond. yn gevoelens (terainen met zyne lesfen overeen ert kunnen myn deugd veriterken ; zou altyd wel by hem willen zyn; waren wy niet genoodzaakt te werken •orons bellaan, ik liet hem nooit alleen; ja het geeft my in het werken moed t hy in de vruchten daar van deeld. HENDRIK. Waarlyk je bent :en bn^el om Vader in tegenfpoed vertroosten; je doet hem zyn' druk vergeeten, hy ; jemmt je, en gy zyt,zulks dubbeld waardig. ik *5  lè DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Ik bezit zo veel bekwaamheden niet. MIETJE. Je kent je zelf niet recht; hoor, ik ben niet minder hovaardig Op zulk een' Broeder, dan op zulk een Vader; ]a on| der het menfchelyk gedacht Is naar myn keuze, nooit liever Broeder nog waarder Vader voortgebragt. HENDRIK. Ik hoor met vermaak dat je zo/tenkt. MIETJE. Zou je wel iemand anders tot je Vader verkiezen, Als 't in je keur ftond? HENDRIK. Eer je dat van my hoorde j zot ik liever het leven verliezen. Maar... MIETJE. Wel, wat wil dit maar! zeggen ? HENDRIK. Och Mietje! onz liefde voor malkander is mogelyk al te groot! Wat zouden wy al misfen, zo wy met er tyd, eer moesten fcheiden! MIETJE. Hoe ?... fcheiden? .. daar zou de doe Alleen oorzaak van moeten zyn. HENDRIK. Ik fprcek niet van fte ven; dat zyn myn minfte zorgen: Ik fpreek van een heel andere zaak: je begryptmyn. • niet; ik meen dat fomtyds t'avond of morgen.... MIETJE. Spreek klaarcr, ik vcrlta je niet. HE  Z E E D I G B L T S P E L. $ HENDRIK, zugtettde. , Zo veel te beter... inaar zou fomtyds de trouw ?.... MIETJE. ^u begryp ik je Broer, m'ogeiy'k denkje met der tyd al eens om een Vrouw: Vlaar wat doet 'er dat toe? ik zal by je blyven, en je vrouw een zusterlyke liefde toedraagen;. /Vy behoeven daarom niet te fcheiden. HENDRIK. Ik fpreek niet van my ; maar weetje wel dat vader zeidedat, als hy uit de gyzeling wierd omflagen, iy een' braaf man wist, daar hy je aan wilde uit trouwen. MIETJE, grimlagchende. Wel ja; maar dat heeft hy gezeid Jit kortswyl, al lagchende, om ons te vervrolyken in onze droefgeestigheid. Iënclrik,je kent my, ik heb geen zin tot trouwen, wil my gelooven ; k weet het niet, daar is geen man die my behaagtj daar eu boven ' taan de lieden van onze zoortmy tegen, niet om hun leringen $aat, laar om huun' laage manieren; en nog minder lykt my een man die in hooger graad oven oii5 is: ik moet je openhartig myn gedachten te kennen geeven; i ken geen' ftaat, waar in ik, buiten jou gezell'chap$ gelukkig kan leeven. «'een , Broer, ik veriang naar geen' man : het is anders; I met jou geltelt, ; bent goed yoor je kost, en 't is natuurlyk dat je toe i ecu hmvelyk overhelt. ' HENDRIK, verheugd. \ theb nog geen gedachten tot trouwen. B MIE T«  18 DE DEUGDZAAMS ARMOEDE, MIETJE-. Noch ik, , HENDRIK, haar de hand geevende. Wil I my daar de hand op geevenMyn lieve Zus, 'er gebeurt wat'er gebeurt, wy zullen! altoos met malkanderen leeven. Blyf jy vryster, ik zal vryer blyven; ook verbied de: nooddruftige (laat ons de trouw ; En ik vond jous gelyken in goedaardigheid nimmer in' een vrouw. MIETJE. Laat ons dan een zwaarigheid overflaan, daarwynie*. voor hebben te vreezen. HENDRIK. Je hebt gelyk Zusje: nu myn tyd is verftreeken; ik! moet by den Patroon weezen. MIETJE. Vlieg heen, om zo veel te rasfer wéér om te zyn. HENDRIK. Kom aan: Nu dan, Zuster, tot ftrakjes, gen dag, Ik zal dafi maar heen gaan. TWEEDE T O O N E E L. •iXff MIETJE, alleen. at ben ik gelukkig met dien Broêr! van mynt vroege kindsheid was hy myn behoeder, Myn vrind, myn vertrooster, myn raadsman; ó het i een Juweel van een Broeder! Ik beny den Rykdom niet; hunne kinderen leeven vee al in tweedragt, en zyn meerder op het geld, Dan op vrede, vertrouwendheid, broedérlyke liefde e: eendragt gefield. Ik gun hun het goud, als zy my maar Hendrik las te  Z E É D 1 G B L T S P E L. 19 ten ; ik mag zo gaarne den naarn van lieve Zuster hooren; ie kiinkt my aangenaamer, dan aan hen de klank van het ^eid , in de boren. cti! Hendrik, als jy my by blyfe, ben ik rykgenoeg, buiten de vryheid van Vader, is'er niets onderdezon, at ik tot myne vergenoeging van den Hemel meer wenfehen kon. oe weinig geld was 'er tot zyn verlosfing noodig, maar dat weinige ontbreekt ons nog heden; n hoe zeldzaam vind men vermftgenden , die hun geld tot redding van ongelukkigen willen belleeden? [aar het fchynt dat de menschlievendheid uit de waefeld is, fchoon ze my altoos heeft bekoort. eh ! wierd haare Mem, tot troost van de nooduruftigen> in de harten jier ryken, wat meer gehoort! eed maar niemand dan ik alleen !... maar ik moet van daag eens met dubbele vly t werken ; e drift, om myn'Vader te helpen, zal my genoeg tegen de koude verflerken. Men hoort een gedruis van ajfcheid ncc'.nen . intleiyk fchynt het vreugdemaal van hier naast geëin•Jjigt: maar ik noem het liever een onbeiuist getier; dat zich op eene ordentelyke wyze vermaaken ? daar men ten kosten der inilddaadigheid zyn plaizier eemt! ... de dag breekt aan . . ik zucht, als ik denk dat de helft, van het geen zy met brasfen en fpeelen verteerèn, Eyn' Vader op vrye voeten zou kunnen (lellen; eii "daar en boven de nooddruft van ons a'fweeren. [aar fpruit dit ook uit afgunst? betaamt my zulks wel? èn ter goeder trouw ls ik in hun flaat was, is't wel zeker dat ik het beter i maaken zou ? en minsten ik zou den Hemel bidden, dat, zo ik ge* i field wierd in die oinflandighecden, B a Cat  2o De DEUGDZAAME ARMOEDE, Dat hy my een hart gaf om zyne gaaven op een betei wyze te befteeden. DERDE TOONEEL. MIETJE, VVARRENBERG, LA FLEUR, 'er word geklopt. tjdt MIETJE. W ie klopt daar? WARRENBERG. Doe op... doe op... MIETJE Het is de Mem van den Huisheer] WARRENBERG. Hola hey... doe op. MIETJE. - Goeden morgen, myn Heer. "WARRENBÊ RG. Wat drommel is dat voor manier, ons zo lang te laag ten ftaan, en dat gy de deur niet eer Open doet 's wie zou dat talmen en wagtenniet verveeleii Moet zulk volk ook al fluiten ? of ben je bang dat mei jou Zuu fteelen? MIETJE, gaat met reergeflagen ogen zitten werker. LA FLEUR. Is dit dat Kamertje ? WARRENBERG. Ja, wat dunkt 'er u van]? LA FLEUR. Wat ZC' myn Heer uitvoeren met zulk een kluis ? Een nest... WARREN BERG. Dat is buiten myn Kantoor a', wat ik misfe fean van het gantfche huis. "tWel  Z E ED1G B Lr S P E L. m IWelk ik aan uw lieer verhuurt! heb, en een Kantoor kan ik onmogelyk ontbeeren, LA FLEUR. yn goede vrind, je weet, ik heb jou geweze Kantoor in onze bottelery doen transformeeien ; a... Ha ... Ha ... is 't niet grappig? een Advocaats Kantoor veranderd in eene bottelery? week op , myn Heer.' is dat geen goed voorteken van een aanftaand geluk voor my ? VVARRE Nb'eRG. ; hoop, dat gy 'er uw eyertjes zo goed als ik in zult r,e broeyen leggen. LA FLEUR, [pottende. amentlyk uit een andermans nest? WARRENBERG, ernftig. Hoor, myn Heer, op myn doen valt niets te zeggen. LA FLEUR. ou, fchéam je neeriug niet, dat is geen mode; laat 'ons leeven naar den nieuwen zwier; iet te vergeefsch hebje je gantlche leeftyd verfleetert met gezegeld papier ; bekladden; waar anders wierd je zo ryk van, eri bezit je zo veel huizen ? WARRENBERG. 30 ryk... zoo ryk... maar indien men-het fortuin 'zoo wel van grooten als kleinen zo naauw zou uitpluizen, ' , n hoe ze 'er aan kwamen, men zou al veel.werk vinden; doch 't best is te zwygen en met zyn zaaken voort te gaan. i [aar wat zeg je van dit erf? LA FLEUR. Ik wilde het aan e Stal trekken voor de twee Engelfche Paarden, ie myn Heer heeft gekocht voor tweehondert Guinees, zy zyn van te grooten waarden B 3 Om  na DE DEÜGDZAAME ARMOEDE, Om te zetten in zulk"ctii bouwvglljg nest, open voor alle togt en kou, Ik raadde hem dan liever dat hy ze by een Stalmeestef (tallen zou. WARRENBERG. Als uw Heer -het huuicn u il, zal ik het zo vervallen niet laaten. Ik zal 'er ruiven cu krebbeo in laaten maaken , en de. raamcn kalefaaten. Wees verzekert myn Heer! ik weet hoe ik met luiden; van fatzoen moet omgaan. LA FL E UR. Wel myn Heer, het verwonderd my, dat je de nodige: reparatien niet al #erder hebt gedaan. WARRENBERG. Ik heb zonder Interest myn Perceel niet willen bezwaar ren, en 'er nog geld by infehieten. Het is goedkoop aan dit Canaille verhuurt: wil ik betaaling hebben, wie zou het niet verdrieten! Dan moet ik haar geduurig maanen, en dat word men eindelyk moe. LA FLEUR. Is het aan een Weever verhuurd ? WARRENBERG. Ja, zulk een knaapy bewoond het tot nog toe: Maar ik kan hein voort doen verhuizen; en zo uw Heer het voor een Paardcftal mogt begeeren , Zal ik myn Klerken boven de Hooyzolder, op de der-- de verdieping doen iogeeren. LA FLEUR. Boven de Hooyzolder ? wel dan zitten zy in de haanen balken. WARRENBERG. Niemendal: Ik heb het wel erger gehad... maar ik bedenk my nal der... neen... neen ... ik zal Dan  Z E E D I G B L T S P E L. 23 Dan dit voor myn Klerken houden. LA FLEUR. Dat Meisje is jong en mooy. WARRENBERG. En , nota be:.e , arm- LA FLEUR. Dat ziet men meer gebeuren, Echter zou men zulks, in den eerften opflag, aan haar zindelyken opfehik niet befpeuren ; Die armoede bekoort my... hoort zy niemand toe?.., Heeft zy hier vrienden of ouders in de ftad? WARRRENBERG. Die Weever noemt haar Zuster, misfehien is het zoo: maar wat raakt my dat Als zy maar betaalen. LA FLEUR. Hoe meer ik haar bezie, hoe meer zy my kan hehaagen. WARRENBERG. Ik prys uw infehikkelykheid ; men vind thans veel zulke Meisjes die van armoede klaagen, Het land is 'er vol van LA FLEUR. Dat is waar, men kan ze allen niet voorthelpen , en het verveelt Als men haar behandeling ziet: hebje die Mooye Lifette gekend.? wat pots heeft die myn meestergefpeeld, Die flimme feeks: myn Heer had haar uit den drek ge< holpen... wie zou zulks niet verdrieten?- WARRENBERG. Voor my, ik laat my nooit bedriegen ; myn hart is zo teer niet; ik heb nooit geld willen fchieteu Uit vrees van ondankbaaren te maaken j... neen:.. .ik weet niet of je me verftaat... B 4 LA  24 De DEUGDZAAM E. ARMOEDE, LA FLEUR. Dat Confult is dubbel geld waarn, lieer Advocaat, ik, bedank je voor jou goeden raad : Maar ik moet haar eens aanlpreeken: Meisjelief, laac ons wat t' zame praaten , Slaa je oogcn eens op, laat ik je zoete bakkesje eens zien... je moet je werk een poosje daar laaien. Is daar zo veel haast by ? MIETJE, hcfchroomd. Ja, myn Heer, de tyd is kos-: telyk, en alles is hier duur, Men dkmt geen oogenblik te verzuimen, om-wat te winnen. LA FLEUR. Hoe! zonder vuur Je moet het heel kout hebben. \V ARRENBERG. Ik beding altyd, dat zulk volk niet op den haart mag fmooken, Nog vuur hebben; door dooven kooien wier ligt myn huis in brand geftooken: Ik beef als ik 'er om denk. • LA FLEUR. Maar fterven zy dan niet van kou? WARRENBERG. ©! de gewoonte... LA FLEUR. Je onderdanige Dienaar myn Heer; bleef ik hier langer, ik vrees dat ik bevriezen zou : ■ Nou, meidlief, kom in onze keuken je warmen, wy zullen dan wel in nader kennis raaken; En wie weet, ais de waereldfe zaaken welgaan, of ik nog niet jou fortuin zal maaken, Ik heb 'er zo meenig een geholpen. WARRENBERG, tcgeiis Mietje, mei driftigheid. Weetje wel, indien je de gunst van myn Heer bezat, Dat  ZEED1G B LYSP EL. =5 Dat je't gclukkigfte mensch van de waereld waart, en ) niets meer te begeeren had? LA FLEUR, met een air. 3! ik geloof niets.... ik zal't zien...met'értyd'....ifc wil' my noa nergens inlaaren; ïy is waarlyk mooi en aartig, maar ze moest wat meer praaten: _ iykt zy altoos zo voor haar neer? is zy altyd zo zeedig als zy zich nu vertoont? WARRENBERG. [k ken haar niet... zy is hier niet van daan... zy heeft voor deezen op het land gowoont. LA FLEUR. I Z>p het land? zo veel te beter! maar, zegmy, waar ' zy toch blvven zoude , Ms gy haar deed verhuizen? Help haar wat aan de praat... ik bevries van koude: Laat ze zich by ons in de Keuken warmen, dan kunnen wy nader fpreeken \ daar heb ik vuur en licht. WARRENBERG. [foor je wel ? myn Heer zegt, je kunt je wel in de keuken komen warmen. MIETJE. Ik ben myn Heer verplicht, ik ga nooit zonder myn Broêr uit; ik moet ook wër« ' ken, en hem hier verwachten. WARRENBERG. Wat een Malloot i zy wil tot haar geluk nog gebeden zyn. Tegcns La Fleur. ' Ik ben van gedachten , Dat zy uit zich zelve wel komen zal; ftel u gerust, .1 en wil maar heen gaan. Je bent al te vriendelyk, geloof my, je moet wat meer op je refpeft Maan. Tegcns Mietje. , Je moet je Broêr zeggen 4 dat hy me ,nog van daag de - " 'verfcheenen huur moet betaalen, B 5 Au  $6 DE DEÜGDZAAME ARMOEDE, Anders zal ik door Dienders terftond je lui prullen uit. den huis laaten haaien. MIETJE. Myn lieve myn Meer, val ons zo hard niet; ik bid dat je zulks nog wat uitftelt, Wy zullen binnen kort betaalen. WARRENBERG. Uitftel? voor geen' dag, geen uur: ik moet voor het emmer-, lantaarn- en Itraateugeld, Houderdften en twaalfden Penning, en verdere lasten en reparatiën, zorgen. Geld moet 'er weezen, geld; op het Stadhuis moet •prompt betaalt worden , daar valt niet te borgen. MIETJE. gen woordje, myn Heer, myn goede Heer, ik bid maar een enkel woord. LA FLEUR. Pat kost je immers niets. MIETJE, Ik wenfchte je wel alleen te, fpreeken, zonder dat ons iemand hoort. WARRENBERG. My alleen fpreeken! wel wal heb ie te zeggen. LA FLEUR. Ik zal pndertusfchen heen gaan , en je in de Keuken wachten. VIERDE TOONEEL. "WARRENBERG, MIETJE. \ WARRENBERG. ' f\ls je niet dan klaagliederen hebt te zingen, is het te vergeefseh, fpaar dan Hechts je klagten, Eaa :  ZEEDIGBLTSPEL. L ga ik voort heen ; ik bedank om hier te verkleumen; nu, kom, fpreek op, fchielyk, ras. MIETJE. Och! myn Heer! je maakt my verlegen... Ik weet van oi'fteltenis pas Wat ik zeggen zal. WARRENBERG. Heb je haast gedaan? MIETJE. Myn Heer, heb toch meSelyden, ik fmeek hoor naar myn gebeden, L weet hoe bitter ons decze Winter valt, u zyn met onbekend de naare omftandigheden Waar in wy zyn. WARRENBERG. Is 't anders niet* ik gaa... MIE T T E hem te voet vallende. Ik bid, myn Koofnaar Syn "«den... zie myne «men met meedo- Latrot^gSuurende deeze koude, niet verhuizen.. , om al 'wat je lief is laat ik myn bede verwerven Zet ons riet op ftraat; zo je ons niet onder t dak laat, moeten wy van ongemak derven. Ik zal e aanzien als onzen befcherm-Engel, ik zal je naam zeegenen myn gantfche leevenstyd Mvn Heer! laat ik je hart vermurven ik bid, ouW ferm je over ons, ik bid, dat je meedogend zyt. WARRENBERG. zagt.^ Stil ..ftil...fchreeuw zo niet... fta op, ftaop... ,,'tzal voor my het beste zyn te vertrekken, „ll geloo'f waarlyk nog dat zy my, voor het eerst ' van myn leeven, my tot meélyden zou verwekken. VYF-  a8 DE DEUGDZAAM E ARMOE DB, V Y F D E TOONEliL. HMIETJE, alleen. etoel ! zou ik hem hebben kunnen bewëegen ?• wat zou'er van ons worden? wat waren onze eieïïden groot, Indien hy dit Weefgetouw, onze eenige broodwinning, wegnam! wy moeten beedelen ... ö neen! veeleer zou de dood ... |eder fchuwt ons om onze armoê... en zy die fom- tyds nog al hunne hulp aanbieden , * Doen zulks dikwils met kwaade oogmerken; en voor zulke vrienden moet men meer dan voor vyauden vlieden. Ik heb een affchrik van de bedienden der grooten ; zy zyn erger dan hunne meesters, en daarby van een' ongebonden aart. Ik wil liever de ftrengfte koude verdraagen, dan dat ik my zou warmen aan hun haart. Och! Hendrik! wist je de wreedheid van den Huisheer. .. my dunkt reeds je klagten te hooren , Die ie zo veel te frnartlyker zullen vallen, om dat je die voor my in jou hart altoos hebt willen flnooren. Zy gaat werken. , Maar daar word weer geklopt; ik kan niet denkeu wie het weezen zou, Zy doet de deur open. ZESDE TOONEEL MIETJE, Ji'.fTr. VLASBEEK. GMIETJE. * en dag Juffrouw, wat is 'er van jou dienst? Juffrouw VLASBEEK. Ik kam hier zo vroeg , om dat ik je msu eens fpreeken wou. En  ZEEDIGBLY'SPEL 29 H ik over dag niet wel uit myn winkel kan. MIETJE. Juffrouw, wil my vergeeveh-, [k ben niet getróuWt, het is myn Broêr. Juffrouw VLASBEEK. Jou Man, of jou Broêr, dat is my om't even. ;s hy geen Linnen Weever? MIETJE. Ja Juffrouw: hy Is zo i&n- Honds uitgegaan, Om een web Linnen weg te brengen, hy zal voort weerom zyn ; maar blyf zo niet Haan , 5a zitten, als 't je belieft. Juffrouw VLASBÉEK. Ik zal wel een oogenblik waeh". ten; ik wilde drie Hukken Linnen laaten weeven, Van zeven vierendeel breed, en zal hem het noodigè garen daar toe geeven; Vïaar hy moet wel oppaffen, om het wel aan te Haan» zonder gaaien, digt en flerk. MIETJE, [uffrouw, je kunt verzekert zyn van de deugdzaamheid ■ van myn Broers werk. Maar ik hou my in 't vervolg gerecommandéert, als jé wat hebt te fpinnen, [k zal het vlas niet uit zyn kragt rekken, en egaal werken, ik zoek met eeren de kost te winnen. Juffrouw VLASBEEK. Ek zal daar by gelegenheid, om denken: dat Meisje Haat my, om haar manieren en zedigheid, rechtaan; Zusje, je fchynt het niet breed te hebben, wat deederi jou Ouders? waar ben je van daan, MIETJE. Van Werkendam Juffrouw, daar was rriyn Vader eeri welgeftelt Landman, een Man met eeren, Dïè  3o DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Die zyn eige' buis en land had, maar zich door de. tlerfte van het Vee.en andere ongelukken zagruïneeren. Juffrouw VLASDEEK. Dat is bedroeft; maar was 'er niemand , die hem de be- hulpzaame hand bood, En hem wat gcid fchoot, om weer Vee te koopen, om hem dus uit den nood Te heipen? men kan altyd nog wel nabeftaanden of' meedoegende menfehen vinden. MIETJE. Och Juffrouw, waar vind men, in armoe, als het op geld geeven aankomt, oprechte vrinden? Want na dat vader, tot driemaal toe, door de fterfte : zyn vee verloeren had, moest hy, Tot een hooger intrest geld opneemen, en daar voor zyn geheele boerdery, Aan een Heer, die daar een plaats had, maar hier woonde, gerecbtelyk verpanden, Maar den volgend* Winter zagen wy ons huis, koo-■ ren, fchuuren, vee en alles verbranden, Wy ontkwamen naakt en bloot het gevaar, maar Moe-. der beftierf het van fchrik. j De woekeraar van een geldfchieter, eischte het ge!d,;; met een intrest, op het zelfde oogenblik, Dat hy hoorde, dat alles wat wy hadden, door de vlam: was verflonden. Juffrouw VLASBEEK. Is hetmoogelyk! worden 'er zulke onredclyke menfcheiv in de waereld gevonden? Wat was zyn oogmerk? hy wist immers, dat jou Vader. toen niet in ftaat Was, om hem te betaalen. MIETJE. Je weet immers dat rykdom, geen gierigheid verzaat. ïl v trachtte ons hier door te ruïneeren, ora nog meerder fchatuen te vergaderen, Eu  Z E Ê D I G B L T È P È L §t Itl om | onze boerdery en landen voor een gering fom- metje te benaderen, ïn fchoon Vader, op billyke voorwaarden, om uitilel van betaaling verzocht, . Vas hy doof voor zyn voorflag; en wierd al het land om den Hechten tyd goed koop verkocht, a uit de verkooppeningen kon de fchuld niet betaald worden, JuffrOUW VLASBEEK. Wat zal ik zeggen het is een harde behandeling'-. MIETJE, huilende. Och Juffrouw, 't is niet om te vergeeten, )m de driehonderd guldens, die 'er te kort kwaamerij heeft hy Vader in de gyzeling gefmeeten , Va dat hy met fchoon praaten en groote beloften heni hier in de Stad jad getroont: ja hy vertelde dat Vader zelf denbrand gelïicht, en veel goed geburgen had. )ch! is zulk een laster wel voor een eerlyk gemoed të i verdraagen ? i )aar Vader altoos een braaf man was 5 zo als men doof :. het gantfche Dorp kan navraagen. Juffrouw VLASBEEK, [k beklaag jou ongeluk, en wensch je het best; maaï het word laat. !k moet naar huis: zeg san jou broêr, dat ik woon in dë Warmoesflraat, ' , ijl het gekroonde Weefgetouw; by den Oudenbrug: daar • moet hy morgen ochtent teij acht uuren komen. Goeden morgen zusje. MIETJE. Juffrouw, je Dienares; ik zal zorgen dat je%der word waargenomen. m  3a DE DEUGDZAAME ARMOEDE, ZEVENDE TOONEEL. MIETJE. _L)e Hemel zorgt nog voor ons, en geeft uitkomst! wat zal Hendrik verblyd Zyn, dat hem weer werk beitelt is! nu zyn wy weer behouden voor een tyd ! Dan hoop ik den Huisheer te kunnen voldoen. Daar komt Hendrik binnen treeden. ACHTSTE TOONEEL. HENDRIK, 'met een oude Livryrok, met een zak onder den arm , MIE T J E. LHENDRIK, ieve zusje, hebje niet door dien (Irengenvorstee* bittre koude geleeden ? Want de noorde wind is fcherper geworden % ikhebmy warm geloopen, daar jy (lil zat. MIETJE. Ik heb zo veel kou niet gelccdcn , als je je mogclyk wel verbeeld had. v HENDRIK. Waarom hebje gehuilt, Mietje? ik zie het.... wat konje tot droefheid verwekken.? MIETJE. Niemendal, in tegendeel ik moet je een goede tyding ontdekken. Je bent morgen ochtend ontbooden in het gekroonde ' Weefgetouw, In de Warmoeftraat, by een Juffrouw, die je drie webben Linnen bellellen zou. HENDRIK. De Hemel zy gedankt, dan heb ik werk, en hoef nie! meer te borgen.  ZEEDIGBLTSPEL. 33 Dan hoop ik de agterftallige huur ook aan de Huisheer te bezorgen. MIETJE. Zeg, heb je al betaaling voor het linnen gekreegen ? HENDRIK. Niets, Ttaa i een weinig op rekening, Voor de web die, ik t' huis gebragt heb, en dat ibm- metje is nog gering. Ik heb 'er brood en boter voor gekogt, en neg van de Smoufen Deeze Rok; hy is nog al redelyk, met een paar zv/ar< te kousfen Voor Vader.... maar geef my een fchaar, of torn jy dat livry daar van af, Dat past niet op het lyf van den ouden man, die altyd tegenzin voor zulk een dienstbaarheid te kennen gaf, Öf dat daar na leek; die om te beftaan alles, mits geen laagheid , doen zoude , En als een eerlyk landman, gelyk je weet, in een heel ander gewaad zyne akkers bebouwde. IViaar dien alles tegenliep, en die daar door, tot ctize droefheid, zo ongelukkig is, Buiten zyn fchuld; en door de vervolgingen van zyn' ; geldfchieterthans kwynt in de gevangenis! O! is het lot van den minften knegt niet beter dan hes zyne ? MIETJE. Nou, Hendrik, waar'toe dat klaagen? HENDRIK. Och, Zusje onzen behoeftigen Haat, ja zelf het uitterfté ..gebrek , kan ik ligter verdraagen , Dan de trotfche behandeling der ryken, wier vernede» rend gezicht my het harte doorfnyt.' MIETJE. Steur je niet aan de verwaande nienfchen, zy vvorC derj  3+ DE DEUGDZAAME ARMOEDE, den van alle braaven veracht, en van haars gelyken benyd. t Wy zullen ons zelfs verheugen in onze nood, ja, in fpyt onzer ongelukken; Hoe zal het gezicht van Vaders gezelfchap ons in blyd- fqhap verrukken! Wy moeten hem nog wat meer meê brengen; als hy ons ziet, ilraalt de vernoeging uit zyn gelaat. HENDRIK. Je hebt gelyk; kom aan: neem dat bord met koeken, dat daar in de kas ftaat; Daar houd de oude Man zo veel van.... ik zal onder- 'weg een flesch versch bier haaien: Ik heb nog een paar dubbeltjes, om aan de Sipiers knegt te betaalen, Dan zal hy hem des te beter behandelen. MIETJE. De laatsteinaai fcheen de knegt wat aangedaan. HENDRIK. Dan hebje hem door je gezicht tot een' Mensch gemaakt; kom laat ons maar gaan. Hy gaat met den Rok onder zyn arm, en Mietje met het bord, heem . Einde van het eerfle Bedryf. TWEE,  ZEEVIS B LTS P E L. 35 T-WBEDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld een nieuwerwctfe Kamer,, I . fraai gemeubileert, daar een Toilettafel, Spiegel ets het noodige opftaat. De Heer van Grootenftein in een kostelyke Nachtrok, zit in een Armftoel voor de Tafel, beziet zich in den Spiegel; drie of vier knegts geeven het noodige aan, prefenteeren odeurs &c. La Fleur ftaat naast zyn floel, en wyst de knegts wat zy doen moeten; een Kapper is bezig hem te kappen : een Snaphaan * en Weytas hangen by de deur, EERSTE TOONEEL. ' De Heer van grootenstein, la fleur.» knegts. grootenstein, bezig zynde een beursje te brei- Hjen , geeuwt, en ziet op zyn Horologie. et is nog maar twaalf uuren.... deeze morgen valt my lang en komt my deerlyk verveelen ... Ik heb pyn "in 't hooft... geef Thee... Wat zal ik uitvoeren voor den eeten, en tot de Comedie begint te fpeelen? Hebt gy le Mercure de FranGe geleezen ? is 'er niets nieuws van Parys ? Zyn 'er geen Brochures of nieuwe modes uitgekomen? op wat wyz' Kapt men zich aan 't Hof? la fleur. Men zegt dat de Dames haar Coè'ffures beginnen te verlaagen; Ca Eri  36 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, En dat zy aan het Hof in't geheel geen Pluimen mei draagen. GROOTENSTEIN, tegen de Kapper. Hoe haastje u zo, Cameraad ? je roffelt maar voort •.. 't lykt je goed genoeg, als je maar gedaan Hebt; je kapt me zofchielyk, of ik een Koopmannetjt of Makelaar was, die naar de beurs moest gaan: Ik heb den tyd aan my zelf... geloof my ... neem 'ei uw' tyd toe, zonder dat, kan men nooit tot volmaaktheid raaken. Tegens een'' Knegt, Laat voor die arme Muftapha, die ge van gebrek Iaa vergaan , een borsje van een hoen gereed maaken;; Het beest bewyst je zo veel vriendfchap. Tegens eeri1 ander Knegt. * En jy moet een boodfchap by den zadelmaker doen, En zeggen dat hy de Cul de Singe na zie , dat de fchil der de Disobligeante met goud en groen, Naar den eerften fmaak, fchildert, en de wagemake: de Cabriolet hangt op Engelfche veeren. Tegens La Fleur. Hoe vaart myn Ryknegt? die arme duivel. LA FLEUR. Ja,- Myn Heer: de koorts blyft continueeren. GROOTÈNSTEIN, aan een andere knegt, dien hy een doosje overgeeft. Breng dit beursje en deeze flippen, by Mevrouw de Ea fonnes, Zy zal haar Discipel daar aan erkennen, en zien cf il wel geprofiteert heb van de eerfte les. Hy fchuurt zyn tanden, en beziet zich in de Spiegel Tegens La Fleur. Maar hebje van dat Meisje, daar je my van fpraak iet; nader weeten te ontdekken ? 1.1  ZEEDIGBLYSPEL. 37 LA FLEUR, a, zy woont hier achter, in dat oude Huisje', dat gy aan uw Stal wilde trekken oor uw Engelfche Paarden. GROOTENSTEIN. Ik lorgneerde haar gisteren voor onze achter deur, londer dat zy 't merkte: zy zag'er fris en gratieusuit, maar 't is jammer haar manqueert nog wat kleur...» e zegt, zy is arm en behoeftig. LA FLEUR- Ta, zo 't my voorkomt,: leid zy een nooddruftig leven. GROOTENSTEIN. k 3y gevolg gereed, om voos een bagatel zich aan over te geeven. LA FLEUR. Dat zeg ik niet, myn Heer! zy 'fchynteenVestaalfcho Non, en gaf my zedig befcheid; Zy is onlangs in de Stad komen woonen, en heeft nog: die boerfche eenvoudigheid, [k zou my met meer gerustheid op haar woord betrouwen, Dan op de Romanesque fchyndeugd van fommige nieuw- modifche vrouwen. GROOTENSTEIN. [Die eenvoudigheid bekoort my; want, onder, ons geil zegd, ik heb een' tegenzin opgevat jVoor Meisjes, die avances doen;, eenige van. die foorc .1 koste my een fchat.... (En evenwel bedrogen zy my; en, dat flirnmer is, zy ij konden my niet amufeeren; Daarom heb ik verzwooren, my niet meer met die CoI, quettes te engageeren:. iKaar zulk een Meisje zou ik naar myn zin kunnen fatj zoeneeren; want ik vertrouw Dat, dat onbedreeven en eenvoudige Kind nogal erkent- C 3 - »ï*  38 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, lyk weezen zou: Ik weet niet, zy heeft iets in haar air, in haar houding en postuur, dat my bekoorde.' Het zou my geen oneer aandoen, dat zulk een Meisje my toebehoorde; Ik verbeeld het my ten minden, wat dunkt'er je van? fpreek, is 't niet waar? LA FLEUR. Myn Heer, permitteer my te zeggen, ik vind in uw weezen veel gelykenis met haar. GROOTENSTEIN, grimlachende. Is dat een Compliment voor haar, of voor my? LA FLEUR, vleiende. Gy zyt fcekerlyk êen fchoon Man: daar en boven.... GROOTENSTEIN, met een air. Dat zegt men ik ben niet kwalyk gemaakt.... maar, zeg La Fleur, zou jê gelooven, Dat ik, op het eerde abord, haar zou verwinnen .? dat terdond myn gezicht Indruk op haar zou maaken? fielt gy, zeg de waarheid, de overwinning ligt? Zou ik op de Conquête van die zedige fchoonheii kunnen roemen! Hoe heet zy? LA FLEUR. Mietje. GROOTENSTEIN, grimlachende. Men zou haar met een gratieufeC naam kunnen noemen: Maar 't is wondérlyk, dat men de grootfte fchoon- heid dikwils by de armoede ziet, Baar vrouwen, van meerder rang, veelal van misgedeelt zyn; maar dit is juist het ergfte niet. LA FLEUR. Had ik gsdacht dat myn Heer 'er fpeculatie op zou hebben ,  ZE E D IG B LYS P EL. 39 ben, ik had de zaak verder kunnenpousfeeren. GROOTENSTEIN. Ik heb haar gisteren eerst gezien, en fchoon haar wat teint fchynt te manqueeren, Ziet men de roozen van wellust op haar kaaken ontluiken. LA FLEUR. Ik ben bly dat ik aan haar kennis ben geraakt; Maar zy heeft nog een' broêr, een Weever, en dat heeft my wat zwaarhoofdig gemaakt. GROOTENSTEIN, Maar is het wel haar broeder? LA FLEUR» Dat kan ik geenzins M twyfel trekken. GROOTENSTEIN. Welnu, wat zou die broeder? zou een Weever een hinderpaal aan myn geluk (trekken? LA FLEUR. Ik vrees dat hy, als veelen van dat ouderwetfchefoort een manier van denken heeft, myn Heer. ' Dat hy liever heldhaftig van honger zou (terven, dan iets toegeeven omtrent zyn zogenaamde eer. GROOTENSTEIN, fchertfende. Eer! Eer by de armoede! ik heb dikwils de uitwerking beproeft van een beurs met ducaaten: Die verkort den weg; door het goud laat zich dikwils de geftrengfte Zeedenmeester bepraaten; Het is de beste (laapdrank, die de gevoelens van zogenaamde eerbaarheid in het harte verdooft, En door zyne kracht de beproefdfte deugd van haar gewaande fieraaden berooft. In 't begin is 't het (terkite lokaas; en ik heb wel kunnen merken, , , Dat in het vervolg de hoop opmeerder, fterkerdancie gaven zelve, op het harte komt te werken. ^ C 4  4Q DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Hebje gezegd, dat haar broêr, en daarna zy, hiermoeten koomeu ? LA FLEUR. Ja, terltond-, op uw order, myn lieer. GROOTENSTEIN. Ik verlang reets om kennis met myn aanftaanden zwagerue maaken. LA FLEUR. Het is hem veel eer. GROOTENSTEIN, fchertfende. Die gevoelens van eer zouden hem wel liaan ir/zyn armoedige omftandigheden; Die zyn uit de mode, men denkt nu op een andere wy- ze.. ..de tyden veranderen de zeden. Maar wat zal ik met myn gasten van avond foupeeren? LA FLEUR. Myn Heer, daar is het plan. GROOTENSTEIN, leest. Voor tien Couverts driemaal opgedischt,negen fcho- tels..... en dan Het defert.... eerst een entrc1! goed... een macaroni fou- pe, een matelot, een mafaryn; maar, niet te ver- geeten Een Pergiordfe' Pastey met Truffes, daar ben ik een liefhebber van... 4'chik dan maar het verdere eeten: Maar denk je wel, dat wy morgen op-de Jagt gaan? ■ LA FLEUR. Uw fnaphaan is klaar. En gelaaden, uw Weitas met het noodige gevuld. EEN KNECHT. Myn Heer! de man, dien gy ontbooden hebt, is daar, GROOTENSTEIN, Laat hem binnen koomen. TWEE-  Z E E D I G B L Y S P, E L. 4; TWEEDE TOONEEL. Be Heer van GROOTENSTEIN gaat met trots- . heid in een Armjhel zitten, ziet Hendrik met verachting aan. LA FLEUR, HENDRIK. MH E N D RIK. yn Heer» GROOTENSTEIN. La Fleur, ik had u iets te zeggen..... maar het fchiet my niet in gedachten. HENDRIK. Jyn Heer, ik was ontboden. GROOTENSTEIN. Hebje zulk een haast; kunt gy niet wat wachten? a ,- myn Paard Bijou, is kreupel, daar moet de Smit naar komen zien, HENDRIK. VTyn Heer, wat is 'er van u dienst? de tyd is koste• lyk, vooral voor handwerks liên. GROOTENSTEIN. 2y fchynt wat driftig.,... HENDRIK. Men zei, dat myn Heer my wilde fpreeken. GROOTENSTEIN. [a, myn Vrind, ik hebje ontboden, men zegt datje za arm bent, en naar'ik reeken Is het waar. HENDRIK. Myn naam is Hendrik, myn Heer, een handwerksman; gy noemt my uw Vriend, En vervvyt my myn armoede, het onderfcheld onder ons is dus te groot;ik ben met die fpottcrny niet gediend. C 5 Het  4a DE DETJGDZAAME ARMOEDE, Het valt hard voor een Eerlyk Man, dat het den groo^i ten kan behaagen, Zich een recht aan te maatigen, orn door een verachten-j de behandeling hunne mindere te verlaagea. GROOTENSTEIN. Wel, my dunkt je neemt dat wat hoog op. HENDRIK. Myn Heer, fchoon de Hemel u tot Rykdom verhief, en my in armoede ftoite, getroost ik my myn Lot: Maar ik heb myn Eer lief..... dies wil ik liever ver-. trekken.... Want alle vcrneedering moet fpyt in een eerlyk hart verwekken, En daar door word myn gemoed, ondanks my zelve, gaande, (al hing 'er myn fortuin aan.) Schoon ik weet dat ik onder myn meerderen myn kost winnen en door hen beilaan Moet; maar is het edelmoedig, zyn minderen te vernederen ? LA FLEUR. Hoe durft hy 't vraagen ? GROOTENSTEIN. ,, Hy is fingulier, ik beken't.... Hendrik, jezultgeem reden hebben om je te bcklaagen, Als je weet, wat ik met je voor heb. HENDRIK. Myn driftigheid fpyt my dan, maar dat is te laat; Vergeef het my, myn Heer! GROOTENSTEIN. Ik ben van intentie u in een'beteren f.aat Te ftellen, zoo datje wat ruimer, zonder je te genee- ren, kunt leeven. Ik zeg, zo als ik 't meen; zie daar, by provifie, wil ik je dit beursje met honderd Ducaaten geeven; Je kimt het my niet weigeren neem aan HEN-  Z E E D I G B LY SP EL. 43 HENDRIK, met verwondering het weigerende. Myn Heer vvaarlyk je doet me verwondert ftaan.... Honderd Ducaaten! aan'my!... waarom?... wat dienst heb ik u immer gedaan? Wat moet ik voor 11 doen? fpreek op, myn Heer!.... wat is uw begeeren? GROOTENSTEIN. Ik ben ryk genoeg.... en jy bent arm, en daarom wil ik je dit beursje vereeren. HENDRIK, met deftigheid. Ik heb die gift nooit verdiend, myn Heer ik vrees dat onder dit prezent iets verborgen leit. Uws gelyken gooijen het geld zo niet te grabbel.... GROOTENSTEIN. Ik ben niet als myns gelyken; ik doe het uit edelmoedigheid. Van waar komt deeze achterdogt? deeze weigering? zoud gy my dan voor een' Man achten, Die het hart niet wel genoeg geplaats heeft, om het lot van ongelukkigen te verzachten? Maar, om dat je twyffelt.... zo weet dat het een gelofte is, dat ik in nood heb gedaan En nu aan u voldoe. HENDRIK. Myn Heer fpot met my. GROOTENSTEIN. 6 Neen: en, ten be- wyze, ontfang het geld en dan kanje heengaan. HENDRIK, in vervoering. Deeze beurs voor my!...wat edelmoedigheid!.. ik kniel voor u... ik omhels.... ik kus uwe voeten.... ik bedank u duizendmaal.... wat geluk! nu zalikem- delyk myn verlangen boeten, ê Schat! gy zyt het middel, waar door myn liefde.... 1 de natuur...ach! welk een vreugd! . Nu  44 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Nu merk ik, voor het eerst, hoe beminlyk, ja, aan öimyn, net geia is. iviyn neer, de Hemel beloon* uw deugd. DERDE TOONEEL. GROOTENSTEIN, LA FLEUR. ÏLA FLEUR, k geloof dat hy gek word. GROOTENSTEIN. Monfieur La Fleur! hie« uit kunt gy klaar bemerken, Dat myn recept goed is, en dat die medicyneu fterk. op het menfchelyk harte werken. LA FLEUR. -- Het is voor hem ook al een fommetje.... en, datje dat zo droog 's monds verteert.... GROO TENSTEIK. Het is een groote kunst, en van veel nut, als men ter; rechter tyd wat geld fpendeert. Maar, myn Heer de Rentmeester, geen aanmerkingen op myn depenfes ik wil daar niet van hoorcn... LA FLEUR. „Die woorden klinken my beter, dan de beste muzyk,' in de ooren. GROOTENSTEIN. Als d,e Notaris de overige effecten, die wel vyf ton bedraagen, af geeft, word door dat geld • Het eventvigt in myn depenfes, die wel groot, maar noodzaaklyk zyn, wederom herlïelt. In gepeins. „Maar heb ik, met al myn verteering, wel ooit het waare genoegen genooten ? „ Hoe zeer ik het vermaak zocht, de tyd heeft my altoos verdrooten, „ Het  ZËEB1GBLTSTEL. 45 I Het fchynt 'er echter te weezen; ik zal het zo lang zoeken tot ik het vind: I Geen kosten zyn .my te zwaar, waar door ik het aan my verbind. ■ „ Een Man, als ik, is alleen tot vermaak gebooren-; en wat genoegen kan rykdom doch geeven, „ Als men , volgens zyn genie en begeerte, niet vrolyk mag leeven. Tegens. La Fleur. Als dat meisje door de Stal inkomt... zeg, düt haar broeder hier is, want anders vrees ik, dat... LA FLEUR. Waarlyk, myn Heer! ik dagt,dat je meer vertrouwen op myn bekwaamheden had; Dat je die les my zo dikwils voorkaauwt, dit zoumy tot fchande ftrekken..." GROOTENSTEIN. Ik ben fmoorlyk op haar verliefd, en verlang om haar te zien, zy moet tog niet weer vertrekken. EEN KNECHT. Myn Heer daar is de Heer van Warrenberg. GROOTENSTEIN. Laat hem binnen koomen. Tegens La Fleur. Zo ras zy komt, dien haar aanj Pas tog wel op.' LA FLEUR. Het is myn eerft'e proefituk niet. Laat alles gerust op my ltaan. VIERDE TOONEEL. GROOTENSTEIN, WARRENBERG. GROOTENSTEIN. VToên dag, Heer Advokaat! neem een' fióel: ga I - zitten. . i  46 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, WARRENBERG. Myn Heer, komt het u gelegen a Dat wy eens over zaaken fpreeken, én te zameu ern ftig overweegen?.. GROOTENSTEIN. Ik heb geen' lust, om over zaaken te fpreeken. WARRENBERG. liet is echter noodzaaklyk; ik ben hier al een reis of acht Geweest. GROOTENSTEIN. Nu dan, zo kort als mooglyk is, niet lang^ draadig; wyl ik een mooi Meisje wacht. WARRENBERG. Dan zal ik aanftonds vertrekken. GROOTENSTEIN. 't Is goed; maar haast u wat: wel, wat hebje te vertellen? WARRENBERG. < 't Is nog over die Zuster, die wylen uw Heer Vader goed vond by Testament te Hellen Tot mede Erfgenaam. GROOTENSTEIN. Wel nu, fpreek op. ..heb j'er eenige tydingaf? WARRENBERG. Gy belaste my, naar haar te verneemen; maar, wa! moeite ik my gaf, Om het onwcêr, dat u van dien kant over het hoofd hing voor te koomen, Is alles te vergeefsch, ik heb van die Zuster tot nog toe niet vernomen. Ook was 'er niemant van den naam van Voorwater meer woonachtig te Werkendam. GROOTENSTEIN. Zo veel te beter. WAR-  Z E E D I G B L YS P E L. 47 warrenberg. < Zo veel te flimmer; want indien 'er ecnige onderrichting kwam, raar zy zicli ophield, zou ik wel middel vinden , m haar met het eene of andere te paaijen , en in haare prètenfien te verbinden. grootenstein. pparent is zy al dood en begraaven.... niet ongelukkig voor den tyd;... kwellen wy ons niet. t was omtrent zes jaaren oud, toen myn Vader zyn geboorteplaats verliet, >m zyn fortuin te zoeken, dat hy ook vond: en ik breng my nog te binnen, at hy die Zuster, die ik my niet herinneren kan, te Werkendam liet ter minnen, mder het opzicht van zyn' Zwager, een ordentlyk Landman, myn' Oom; laar die zaaken, die zo lang geleden zyn, fchyneti my een droom; •och ik zou de redenen, die myn' Vader bewogeii hebben om die dochter te erkennen, wel willen weetch; ,n dat juist op een' tyd, dat hy, om myn welweezen, haar voor altoos moest vergeeten; [y heeft my daar geen' dienst mee gedaan, wat geeft dit niet al fpels en verdriets! [ad hy haar nog als een Juffrouw laaten opvoeden; en, "als my, met zich genoomen, was het nog iets, ,en van beide kon gaan; maar best haar niet voor zyn Dochter te erkennen; Zant Zuster tegen een Boerin te zeggen, zou ik my onmooglyk kunnen gewennen. Warre nbe rg. lyn Heer, uw Vader kon haar niet erkennen, dat ftreed met zyn fatzoen; ly begreep wel, dat hy zich voor zyn familie moest bedekt houden, dat die maagfehap hem geen eer aan zou doen; Hy  43 DE DEÜGDZAAME ARMOEDE, Hyichaamde zich haarer, en hy zou egter de fchani van haar te erkennen nu wel aan u willen opdringei Maar wat zal ik zeggen? het fchynt, dat men op zy fterfbed anders denkt over de waereldfche dingen. GROOTENSTEIN. Keen, ik kan onmooglyk refolveeren de helft vt myn goed Af te liaan, daar het inkoomen van 't geheel naauv lyks aan myn depenfes voldoet: Ik btgryp niet, hoe men fatzoenlyk leeven kan van ee inkoomen van vyf-'en twintig duizend gulden; Dat was goed voor myn' vader, voor twintig jaar; j raak gewis in fchulden , Als ik myn' Haat wil houden. * WARRENBERG. Zekerlyk, een particulii rerkrygt aanzien door vertcering en pracht, Want door geboorte of bekwaamheden word men thau in de waereld weinig geacht. GROOTENSTEIN, Nochtans.., WARRENBERG. Vergeef my, misfchien heb ik myn gedacl - ten te vrypostig te kennen gegeeven; Maar gy weet, hoe familiaar ik gewoon was, nn ■ wylen uw' Heer Vader te leeven, Wy hebben malkander van jongs af gekent, fchoo toen in geen' rykelyken ftaat. è! Hoe weinig dacht hy toen om een Heerlykheid t . koopen! maar men zset hoe het in de waereld gaat Ik kan ook wel zeggen, dat ik toen niet durfde det ken, of kon droomen , Bezitter te worden van drie Kapitaale Huizen, die m nu in eigendom toekomen, En dat door de Praktyk.' CROC  Z E E D I G B L T S P E L 49 GROOTENSTEIN, grimlachende. Dat zullen wy daar laaten: gy zyt flim genoeg om een mensch te zyn; die u houd voor zot ;laat den bal mis. WARRENBERG. Ik herdenk dien tyd met genoegen, al was ik toen zo kaal als een rot. ify leefden als broeders; hy is voor Kommandenr van Soldaaten naar Iiidië gevaaren, k was toen Student, op een andermans beurs, en wierd tot Advocaat gepromoveert, na een ftudie van ze. ven jaaren; Iy maakte my zyn' gemachtigden: die oorlog op Ceylon en Java, onder ons gezegt, lebben, in dien tyd, uw' Heer Vader ook geen windeieren gelegt, k heb een Proces, wegens een Oostindifche pretentie, voor hein, met de kosten, gew.onuen, loe wel het my meenig een' nacht flaapen kostte, om getuigen te vinden: je zoud niet gelooven konnen, Vat dienst ik hein deed; hy heeft dit ook altoos met dankbaarheid erkent; Iy maakte veel werk van my. GROOTENSTEIN. Daarom ftelde hy u ook tot Executeur van zyn Testament. Waar die zuster!... die verdeeling 1... WARRENBERG. . Houd maar goede moed, gy hebt niet te vreezen; Jw Vader heeft zich op,zyn ziekbed, wat ouderwet- fche zedenlesfen doen voorleezen. )at men op zulk een tyd zwak is, is vèrgeeflyk... ik weet wel, hoe ik het aanleggen zal. )aar is geen gevaar, ik zal u dien doorn wel uit den voet ligten... wy zyn nog niet in het geval, )at zy opkomt: maar zo zy al opkwam, zou ik door maudamenten, exceptien en delaijen,  50 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Haar in een' doolhof wikkelen, daar zy nooit kan uit koomen... ó, ik *eet van die draaijen! De Praktyk is fertiel, en heeft veel refources, doe vereischt een doorkneed verftand: Maar die Notaris, die Notaris, vrees ik, zal moeitei maaken; hoe kjygen wy hem op onze hand? GROOTENSTEIN. Laaten wy hem eerst fpreeken. WARRENBERG. Zo als je wilt. GROOTENSTEIN. Heer Advocaat, gy fchynt geen groote vrinden.. WARRENBERG. Wy Practizyns zyn dan vrinden, dan vyanden, naa de omftandigheid, daar wy ons in bevinden, En het ons in de kraam te pas komt. La Fleur, komt binnen. GROOTENSTEIN. Daar is zy, die ik fpreeken moet WARRENBERG. Uw Dienaar myn Heer, ik gaa. VYFDE TOONEEL. GROOTENSTEIN, MIETJE, LA FLEUR. _ GROOTENSTEIN. J.s zy daar? LA FLEUR. Ja, myn Heer. GROOTENSTEIN. Dat is goed LA FLEUR, wyst Mietje by zyn" Heer te gaan, vertrekt, en fluit de deur achter zich toe. Treê in de Kamer, tree in, uw broeder is daar binnen CROO.  ZEED1GBÏYSPEL. 51 GROOTENSTEIN, naar Mietje treedende. Kom hier, hartje lief! kom hier,- ban alle vrees.uit uw zinnen. MIETJE, beteutert, en wtllende heengaan. Vergeef my, myn Heer! Ik zie myn' broqr niet..... men zeide, dat hy hier was.... Ben ik bedroogen ? GROOTENSTEIN. Wel nu? uw broeder is zo vertrok? ken, maar hy zal wel ras Weêrom koorden, gaa zitten.... wil hier maar een oogenblik vertoeven. MIETJE, zoekende de Deur open te doen. Ik zal hem (Thuis wel wachten,... myn Heer,... dat zal niet behoeven. Maar de deur.... die deur is geflooten.... myn Heer! GROOTENSTEIN, grimlac hende. v 0! men opent onze deuren zo gemaklykniet daar 'is een verborgen veer.... Maar benje bevreest een oogenblik hier te blyven, en my te verzeilen? Ik hebje zo veel aangenaame zaaken, dieuraaken, te vertellen. , MIETJE,* ernfiig, doe h eenigzi ns beteutert. , ^en, mvn Heer, ik vrees niets.... wat hebje te zeg-, gen? fpreek op, ik hoor het aan. GROOTENSTEIN, haar by de hand vattende, die zy te rug trekt. At heel veel goeds maar wy moeten alvoorens zuteu gaan; «.-■'; Hoe kyk je zo naar die deur? wees met verleegen.. .je moet je befchroomtheid daar lakten; Hoe beeven die blanke handjes?gaa zitten.... wy moeten wat t'zamen praaten. - Hy prefenteert haar een'' Armftoel. P i MIE?-  52 DE DEUGDZAME ARMOEDE, MIETJE, beteutert. Myn Heer! ik ben altoos gewoon, ftaande te fpree-i ken met luiden van fatzoen. GROOTENSTEIN. « Je befchroomtheid bekoort me... ik moet je zin ook in deezen doen: Bezie eens dit Ameublement.... dunkt u niet dat at' le dingen hier een goeden fmaak vertoonen? Wat zegje van die Lusters, die Schilderyen, wensch- te ook niet wel zulk een apartement te hewoonen? Zou je niet gaarne kostelyk gekleed en bejuweelt Zyn?; dienstboden hebben? en Ingevolge van dien, een goede tafel houden? O! dat ■ is het aangenaamst, dat ik ken. Een propre equipagie? wat dunkt je van een koets? MIETJE. Ik begryp niet, wat myn Heer hier meê wil zeggen. GROOTENSTEIN. Dat is ook moeijelyk te begrypen; maar ik zal het je wel wat nader uitleggen.... Veronderftel eens, dat ,je tot zulk een grooten flaat - kont raaken in een ogenblik, En dat je leeven kont met zulk een' ryk en welgemaakt maH, als ik: Wat zou je wel doen, om op die wyze te kunnen leeven ? MIETJE, eenvoudig. Niets, myn Heer. GROOTENSTEIN. Niets? dat onnozele kind is aardig, zy denkt datze niets weêrora kan geeven. MIETJE, ernflig. Ik zeg rond uit, myn Heer! dat ik geen behaagen fchep in de vertooning van pracht, Waar in zelden door een mensch op zich zeiven, en veel minder op anderen, word gedacht. Al dat overtollige ftaat my tegen vooral als my in gedachten Komt,  Z E E D IG B LTS P E L. 53 Somt, hoe veel ongelukkigen en nooddruftigen van honger en dorst verfmachten : [k fpreek zo, om dat ik weet, wat armoede is. grootenstein, met een verzekerende toon. Wel nu, ik geloof ü , dat gy, Noch uw broeder geen armoede zult kennen.... ik gaf hem reeds honderd Ducaaten; hoe bly Is hy heen gegaan! mietje, met verwondering. Gy gaaft geld aan myn' Broêr! en hy heeft het aangenoomen? Laat my gaan , myn Heer! ik zal zeggen, dat hy het weergeeft. grootenstein. Waarom ? mietje. Om dat ik moet fchroomen Verplichting te maaken aan een' Heer, die zo hoog boven ons verheven is. grootenstein. Dat zyn deftige zeggingen! maar ik eisch daar niets voor, dan eene kleine erkentenis Die gy my ligtlyk kunt betoonen;.... verfta je nog ■ niet, wat ik wil proponeeren. mietje, met verachting. Ik vrees, dat ik maar al te klaarverfta... het geen je van my zoud begeeren. Met drift. Ik blyfniet langer, ik wil vertrekken... doe de deur open ... myn Heer ... laat my gaan. grootenstein, grimlachende. Daar zou ik te veel by verliezen... die Complaifance zou aan myn hart te duur (laan. Ik heb te veel liefde voor my zeiven, om my van het vermaak van uw byzyn te berooven; Ik  54 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Ik min mv zelv'.... dat is myn misdaad, als men wl zo belieft te noemen, min my ook, aan wil ik ie belooven Dat je niets ontbreeken zal, en dat je als een Prinfei leeven zult, Zo je my wilt beminnen , en myn wenfchen vervult. MIETJE , met een deftige per letrt. Heb je me dan hier doen komen, om my zulke lehan delyke voordaken voor te leggen f Onder den bedriegelyken fchyn, dat myn Broêr hierl was, en mv iets had te zeggen ? Schaamt je u niet ons te verdrukken ? om dat wy armlL zyn, en van machtige vrinden ontbloot, En ons ftrikken te fpannen, waar voor je het gevoel van ons ongeluk vergroot;je onteert de armoede, door je mening, dat zy niet deugdzaam kan zyn; en durft u vleien, Datje , om onze nooddruft, my ligtlyk zoud kunneii, verleien. Maar, dank zy den Hemel, dat myn ouders my inprentte lesfen van zedigheid en eer. Zonder dat, liep mogelyk myn deugd gevaar, dat ik hooser dan uw rykdom waardeer: En zou ik den fchat van een gerust geweeten , daar,: seen fchuldeifcher recht op heeft, verliezend Door, in plaatze van dien, een fchyngoed, datje mf aanbied, te verkiezen. Men zou my eerloos noemen, ik zou het ook zyn en uit fchaamte myne oosten niet op durven fiaan. GROOTENSTEIN. Dat fchynen Wel zedelesfen van vader Catz waar. haalt gy toch al die moraalen van daan f Waar hebt gy gewoont? wat menfehen hebt gy gezien?i MIETJE. Zints wv ons van het lar.d moesten begeeven. Hebben wy bter in de ftad gewoont, en gearbeid o&fm,. "ordentlyk te kunnen keven; W' n  ZEEDIGBLTSPEL. 55 Wy hebben altoos met braave luiden omgegaan, en die hebben ons van der jeugd beleert wel tefpieeken; maar nog beter te denken- die gaven ons lesfen van eer en deugd: Den weinige ledigen tvd, die ons overbleef, befteeddert myn Broer en ik, om goede boeken te leezen. J3ie men, ons van tyd tot tyd, leende; maar myn Heer zou het mooglyk wezen , Pat gy Cats ook geleezen hebt? en heeft u de deugd van Afpafia dan niet geraakt ? GROOTENSTEIN. ;„Ik dacht wel dat zy geleezen had.... dan hebbende boeken je zo kundig gemaakt? MIETJE. Ik heb veel daar door geleert, maar meer door het ongeluk, de beste der leermeestresfen. GROOTENSTEIN. Slaa je dan geloof aan die harfenfchimmen, aan die romanesque zedenlesfen, iDie niet in pradyk te brengen zyn, maarthans zeer gemakkelyk op het papier worden geftelt, Voortbrengfels van broodrotten, die hun beftaan ontfangen uit het boekverkoopers geld. Vader Cats is nu ook al uit de mode.... ik zal je andere boeken geeven, Ik heb een gantfche bibliotheek met de fchoonfte plaaten, die gy van je leeven Gezien hebt; zie eens dit boek, dat amufant, enverheeven is, zo wel in fuaak als taal! MIETJE. Ik lees geen boeken, dan die myn Broêr goedkeurt: want meenigmaal Leende men ons boeken, die hy niet eens wilde door biaderen, iklaatflaan, leezen. GROOTENSTEIN. ; Zo is je broêr ook een liefhebber van boeken?...maar hy moet al heel fcrupuleus weezen. MIE i"  56 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, MIETJE. Wy zyn te zamen opgevoed, en hebben onzen tyd in dezelfde bezigheden en deugden belteed. ' GROOTENSTEIN. Zeg, in dezelfde vooroordeelen.... zulke zedenlesfen zyn goed, als men niet beter te doen weet: Veelen dier fchryvers zyn de eerften, die fpotten met de imaginaire deugden ert zeden. Als men jong en fchoon is, moet men den tempel det vermaaken betreeden, Daar word men gevierd en aangebeden. Daar kent men geen rampen nog druk; Men gaat langs een' weg met roozen bezaait, naar het toppunt van geluk. Zouden diefchoonen; zo kostelyk gekleed en bejuweelt, die men als Godinnen ziet groeten, Zo zy onder het juk der zeden nog bukten, niet van armoede moeten Met drift, haar aanvattende. Vergaan? de wellust geeft alles je bent zo bevallig als een Engel, maar wat al te ftraf En fchuw: maak gebruik van je fchoonheid. Leg alle weêrhoudendheid af; bevorder je geluk. MIETJE, met verwoedheid losrukkende. Myn Heer, ik verzoek die i'chande^ lyke reden te ftaaken. Ontfluit terftond de deur.... ik zeg. nog eens, laat die deur openmaaken, Of ik zal... GROOTENSTEIN. Al zagt, al zagt, uw Broeder MIETJE. Dien wacht ik niet langer indien myn Broeder wist. CROO-  Z E E D I G B LY S P E L. 57 GROOTENSTEIN. Je hebt een verkeerd denkbeeld van je Broeder; vrees |r niet;'ik verzekerje datje je vergist, Als je meent, dat myn gedrag hem niet zou bevallen... • ik zal zyn fortuin pousleeren. Hy weet beter dan gy, dat men niet te naauw gezet moet zyn om in de waereld te brilleeren. MIETJE, met verachting. Laage ziel! durf je, in myn tegenwoordigheid, zyn ■ deugd bevlekken?... ik fchrik... Je hebt hem verfchalkt, om het geld te ontfangen; hy I zal het weérom geeven, wagt maar een ogenblik. Wy begeeren niets; en verachten alles, wat je ons zoudt willen geeven.' De nood kan ons vervolgen, maar die eindigt ook met dit leven. GROOTENSTEIN. Wat verkeerde inbeelding! ik bedoel niets dan je ge1 luk... ik bied je aan in het kort Myn hert en myn goederen, een' Haat, dievanveelen te vergeefsch gewenscht, ja benyd word. Een eerfte voorftel komt raauw voor....ik beken't... maar neem het in je gedachten, Ik zal ie altoos beminnen... MIETJE, rondom ziende. Voor het la'aifte; ontfluit den deur, myn Heer! GROOTENSTEIN. Ik zal het my wel wachten. Op myn Eer! wy moeten niet fcheiden, voor dat de ■ vriendfchap is gemaakt. Al uw weërftand is vergeefsch... wat doe je? MIETJE, grypt den Snaphaan die by den IXeiir hangt. Ik wil'er uit. • draag zorg, dat je me niet genaakt... b D 5 GROO-  58 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, GROOTENSTEIN. Ik bid laat dat geweer (taan kryg geen ongeluk.., het is gelaaden. MIETJE, met verwoeaneto. Kom niet nader, zeg ik, of.. .. blyf ftaan... het is je geraaden.... Ik wil 'er uit; doe den deur open. Z-i Haat met de Kolf van den Snaphaan op den Beur, den Snaphaan gaat af, de Deur ontfpringt, en zy vlugt 'er uit. GROOTENSTEIN. Wat begin je? LA FLEUR, van agtcrcn. Help, help, fta by! GROOTENSTEIN. Hy valt in den Armftoef Hemel! ach! ZESDE TOONEEL. GROOTENSTEIN, LA FLEUR. LA FLEUR. Jkben doodlyk ontftelt. Wat is'er gebeurt? een Snap, haan-fchot! myn Heer, van waar kwam die ilag? GROOTENSTEIN. Ik ben buiten my zeiven. LA FLEUR. , ' Hoe komt dit toe? GROOTENSTEIN. Zy heeft de refolutie genomen, Van met den Snaphaan den Deur open te daan, ommy te ontkoomen. En, by ongeluk, is Het geweer onvoorziens afgegaan: myn hart beeft, Als ik denk, dat zy my had kunnen doodfchieten. LA  ZEEDIG BLYSP EL. 59 LA FLEUR. M , Zy toond dat zy zo voel Courage als eerlykheid heeft. Maar dit liad geen' nood, myn Heer! zy had geen voorneernen om u te raaitcn. . . . , Maar wat nu gedaan* het /al in het huis, ja in de heele buurt, een groote opfchudding maaken, GROOTENSTEIN. Loop fchielyk naar beneden, en lach; houd je, of er Its is gebeurt... (-* ««• lach' lach-' LA FLEUR. To myn Heer, ik zal lagchen.... ik zal lagchen, als je 't begeert*...ha ha ha....ach, ach.... Einde van het tweede Bedryf DER-  6*o DE DEUGDZAAME ARMOEDE, DERDE BEDRYF. Verbeeld een Zykamer van Grootenftein. EERSTE TOONEEL. van DER wey, hendrik, hem by de hand leidende. Nhendrik. _ u zyn wy in hét huis van onzen Weldoender, dit is zyn Kamer, daar zei je hem begroeten: Naast u bemin en acht ik hem het meest laaten wy zyne voeten Omhelzen: door zyne weldaaden heeft hy my vertroost, en u gered uit je ongeluk. Vader! wat zullen wy vergenoegt leeven, daar wy nu ontflagen zyn van druk! van der wey, gaande zitten. Och Zoon! ik ben vermoeit, maar ik heb reden otn my te verblyden, Dat ik, na een gevangenis van tien Maanden, nog gaan kan: na het lyden Volgt genoegen: en heb ik ftof tot klagten? daar my de goede Hemel een kroost Schonk, dat myn traanen heeft afgewischt, en my in al myn rampen vertroost: Een geluk, dat hy menigmaal weigert en onthoud aan de ryken, Wier Kinderen zelden zo veel liefde en achting voor hunne Ouderen doen blyken. Hendrik, hem omhelzende. Ik fmolt in traanen, fchoon ik het ontveinsde, als ik je omhelsde in de gevangenis, Daar nu myn vreugde volmaakt, en mynblydfchapon- uitfprceklyk is: Och!  ZE ET) 1 G B LTS P E L. 61 Och! l;an ik nog denken aan die elenden en drukkende plaagen ? VAN DER WEY. Ben ik geen Mensen, en dus gebooren, om die met ' lydzaamheid te verdraagen? ik heb menfehen gekent, dien veel rampzaliger lot dan het myne , te beurt viel : Doch my zelve niets te vervvyten hebbende, bezat altoos myn ziel Die gerustheid aan de onfchuld eigen; waar door ik myn rampen voelde verzachten : k verviel nooit tot wanhoop, en naarmaaten dat myn ong»luk vergrootte, fchonk de Hemel my meerder krachten. HENDRIK. lad je wel zo veel barmhartigheid by den rykdom verwacht, en je daar meê gevleit? VAN DER WEY. fen vind by alle ftaaten van Menfehen, braave Lies den , bezield met edelmoedigheid. HENDRIK. i: maar zeldzaam; de deugd ziet men zelden paleizen , maar meest Boeren hutten bewoonen. VAN DER WEY. [et is een geluk voor de Ryken, in Haat te zyn om hunne menschlievendheid aan ongelukkigen te kunnen betoonen. 'e Mensch is niet voor zich zelve, maar tot onderlinge hulpe, op aarde geftelt. HENDRIK. :eeft onze geldfchieter dat gedacht? ik wou... VAN DE R. WEY. ' , Leer van my, Hendrik! dat je nooit kwaad met kwaad vergeld, "y moeten de plichten, die wy van anderen eifchen, altoos zelf betrachten: Een  '1 62 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Een wys Mensch moet zyne driften vermeesteren, erf zyne op opentheid verzachten : Daarom is 't beter ongelyk te lyden, dan dat het een ander door ons werd aangedaan. "Nooit kon ik , in myn gevangenis door de traliën , myne oogen t'en I lemel liaan , Of ik dacht by my zeiven, daar woont Hy, die dd verdrukte onfchuldigen (reeds zal befchermen. Schoon de waereld hen verlaat, hy zal zich over ieder van hen ontfermen. Dit was myn troost, en zyn goedheid is mygebleeken in het end: Die ftortte die edelmoedige gevoelens in 't hart van een* Heer, die my. onbekend Uit den nood hielp; maar waar blyft Mietje, om onzs dankbaarheden, Aan onzen Weldoener mede te betuigen? HENDRIK. Ik heb haar geroepen... maar ik zie haar binnen treeden. TWEEDE TOONEEL. VAN DER WEY, HENDRIK, MIETJE, foetoopende, valt aan de roeten van van der JVey. O ch Vader! gy zyt vry?... lieve Vader, och! hoq komt gy hier uit de gevangenis ? Wat vreugd ! Broeder! wat blydfchap , die b] de myne te j^rlyken is! H li ND RIK. De Heer van Grootenftein ... Mietje , verfchrikt opjlaande^ treed te rug. VAN DER WEY. Kinderen, dankt den He mei, die verhoorde onze gebeden;  ZEE D IG B L T S P E L. 63 Ik voel myn genoegen verdubbelen, door de blyken van uwe cederheden; Wy zullen nu (leeds te zamen zyn. HENDRIK, ziende Grootenflein aankomen. Vader! daar komt onzen Weldoener aan, Die ons alle drie doet herleeven, wat kon hy edel» moediger beftaan ? DERDE TOONEEL. VAN DER WEY, HENDRIK, M IÉT JE, GROOTENSTEIN. VAN DER WEY, Grootenftein te gemoet treedende, >^ terwyl Mietje bevende en ontfielt is. v/eh, myn Heer! met wat dankbaarheid kan ik uwe goedheid vergelden, En my van myn pligt kwyten ? u die my... HENDRIK. Uwe weldaaden waren't, die myn'Vader in vryheid (lelden, En uit de gysling verlosten, daar hy, zo onfchuldig, als ongelukkig, in was gezet. Dit is de vrucht van uw edelmoedigheid, uw geld heeft ons uit de elende gered: Hy is ontflagen, gy geeft hem aan zyne kinderen weder, door uwe mildadigheden ... Nu zie je, myn Heer! hoe ik het geld, dat my zo veel vreugde gaf, wist te befteeden. GROOTENSTEIN, eenigzints ontzet. Ik ben verheugd u geholpen te hebben... dat is wel... maar, goede Man, jy moet zitten gaan. HENDRIK. Gy zyt onzeVerlosfer...Wy zullen je eeren, wy zullen je beminnen: zo lang onze oogen open (laan. Te-  64 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, .- Tegens Mietje. Huil je van blydfchap? och Vader! och Zuster! laateni wy ons werpen voor zyne vgeten. Fan der fVey en Hendrik vallen Grootenftein te voet. I Myn lieer, wy kunnen geen woorden vinden de: overtuigende bewyzen van dankbaarheid moeten Onze traanen zyn Tegens Mietje die flaande blyft. Maar hoe, Mietje, kniel je niet? Zuster! zoujyj Ondankbaar? zqud.gy ongevoelig zyn? je bedroeft., jal ik betuig, je verwondert my. M i L T J E, de hand van hêai Vader houdende. . Och, Hendrik! Broêr!.... fchurt je oordeel op...ikf kan... neen.... de reden.... Haare woorden worden door het [nikken weerhouden: • zy valt op de borst van haar' Vader. GROOTENSTEIN, zoekende Mietje van haar' VaA der te fcheiden. Gy ontroerd dien goeden ouden man teveel; laat hem een oogenblik met vreeden. Hy heeft eenige hartfterking noodig.... 1 aat hem naafj beneden gaan... Ik zal zorgen.... MIETJE, de hand van haar Vader vast houdende.1 Vader! ik kan niet fpreeken.... ach! VAN DER WEY. Waar koomen die zuchten van daan, 1 Dochter? MIETJE. Helaas! Vader, waart gy nog maar inde. gyzeling gebleeven! , | HENDRIK, verwondert en bedroeft. Wat zeg je, Mietje? MIETJE. Het is beter zo in de gyzeling te j zyn, dan met fchande in de vrye lucht te leeven. A GROO- I  Z E E D IG B LTS P EL. 65 GROOTENSTEIN, beteutert. til Uil ik bid.... wüV gy. • • ? M IE T J E. , Ik heb nooit iets voor hen bedekt gehouden myn Heer! | wierd fchuldig, indien ik langer zweeg.... hier door verried ik hun eer, ■ de myne... zy moeten alles weeten. VAN DER WEY, opftaande. Wat 's dit, Dochter? MIETJE. Het geld, om u te bevryën, gyn waarden Vader! was een trek van den deugenict, om my te verlye'n : rerfoei dan die gift; hy misbruikte den naam van Barmhartigheid... het ftrekte u tot fchand, a het kwetfte myn hart, je banden genaakt te zieus door zulk een onwaardige hand, , . , Die, ter volvoering' van zyn oogmerk, myn deugdzaamen Broeder het vergif heeft gegeeven, Waar mede de Rykdom het geweeten tracht te verdooven: myne leden beeven! Als ik denk, dat Hendrik het onfchuldig werktuig van myne oneer zou zyn; maar de Hemel heeft my Verfterkt tegen alle de laagen van verleiding, en van Lalt^ÏÏen Hemel danken, die myn leven bewaarde, en my zyn handen deed ontvlugtcn. Ik fchrik, als ik zyn verfoeilyke listen herdenk, diemy nog doen zuchten. Al wat hy deed, gefchiedde met geen goed oogmerk, maar ten hadeele van myn eer. Daarom, 'lieve Vader, zoek naar middelen, om hem het geld weër ■' Te geeven. VAN DER WEY, met-een fier gelaat. Ik voel door uw verhaal niet alleen verwoiH (lering, maar een afgryzen in my verwekken: E I»  C6 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Is zulk een fcbyndeugd weldaadigheid? foei! degyze ling zou my tot meer genoegen ftrekken, Dan de vryheid, verfchuldigt aan een misdryf, dat mi van fchaamte bloozen doet. Mogelyk zal 'er een tyd komen, dat ik die verpligt za zyn a.in een deugdzaamer gemoed, Dan zal my het ftreelend genoegen, van myn erkente nis te mogen bewyzen gebeuren, Daar ik tegenwoordig myn hart door de bitterfte ver fmaading voel verfcheuren. Ik verkies verre de gyzeling boven uwe eerlooze voor flaagen. liet is beter dat ik Met hen flerve, dan een fchande lyde, waar voor il gruw en fchrik. Ik zal voort een Obligatie tekenen en u in handen geeven: Waar by je verwonnen recht op my verkrygt, wyl iï niet anders bezit dan myn vryheid en leven. GROOTENSTEIN, bedeest. Cy zyt zo haastig.... hoor my eens.... fchort uwoor< deel een oogenblik op. VAN DER WEY, met deftigheid. Wat zou je tog tot je verfchooning kunnen zeggen? neen, voer je misdryf in top. ÏJoorftoot het hart van een' vader maar onderneem nooit, om hem zyn dochters eerte doen verkoopen..... Arm ben ik, maar eerlyk: ik heb my nooit myn' ïtaat gefchaamt; maar dat je durft hoopen 2My medepligtig aan fe misdaad te maaken.....dat is't' dat my onteert. GROOTENSTEIN. Ik ben ryk; en durf'er by voegen, mild.... ik begeer geenszins dat je word verneett: Het is in myn macht je groot te maaken.... is dat een misdaad? Je bent zelf oorzaak van je ongelukken. Je verkiest de armoede voor het geluk dat je toelacht. VAN  ZEEDIGBLYSPEL. 67 A>T DER WEV, met ten fier gezicht hem fierl aanziende, waar op Grootenftein zyne oogen neêr(laaf, en in zyn rede blyft fteeken. Vaar voort met je bevóe'lens te verbloemen, wilje Idaa/der uitdrukken; t kur.je den opflag van een1 Vaders oog niet verdraaien ? dwingt dat je tergende trotsheid tot ontzag? 1 het verwyt je de misdaad, en brengt de verroeilykheid van je hcillooze oogmerken aan den dag: eer op dit oogenblik je zcïf onderzoeken, en de gevolgen van je eerloos bedryf ontdekken: leeg raad met je geweeten zie je niet met fchaam- te de fchande, die je eer komt bevlekken? •oor een' aanilag zo listig als laag? en die je in de oogen van alle braaven, verachtelyk maakt _ fc zie je aan met meèlyden; als een' Haaf van je driften, door den wellust van't fpoor der reden geraakt. HENDRIK. lad ik dat gedacht? Verleider!..hóe heb je me bedroogeu? telde je me de fchaduw van een' bedriegelyken geiukftaat voor oogen, hm haare deugd te befmetten? foey ? had ik dat kunnen leezen uit je verraaderlyk gezicht, k had. in plaats van je te danken, je geld met voeten getrapt... ja ik had lrgt... VAN DER WEY. Zoon, zwyg ftil: myn Heer, fehyntiets te willen zeggen. HENDRIK. b Spyt! hy heeft myn vertrouwen misbruikt, en my , den itrik tot zyn oogmerk doen leggen! GROOTENSTEIN, verleegen. Maar je hebt me niet laaten uit fpreeken.... ik bid, dat ie me hoort; - n% , De genegenheid tot je dochter zou ernftig kunnen worden, zo ik door haar fchoonheid wierd bekoort, Ji 3 ■ l ^ou"  08 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Zouden alle die zwaarigheden verdwynen..,. indien i befloot haar te trouwen : , Het zou het eerfte voorbeeld niet zyn, datje in je let vensloop kwaamt t'aanfchouwen, Dat de fchoofiheid alles overwint: en de haare verbin my zo laug als ik leef. van der w e y. Dat is de taal van fommige Grooten, ter verleiding va Meisjes van laager ftaat; en die ik deswegen vergee Aan een losbandig Jongman, die fpreekt als de zogc naamde welleevende lieden van zyne jaaren, Die nooit de fchoonheid der deugd, en veel min wat d eer gebied, hoorden verklaaren. Zie hier een welgepaste grootheid, die de armoede vej fiert, en uws gelyken meenen dat aan hun mindere ïnisflaat; Gy kunt my niet vernederen, veel min misleiden, ht gaat hoe het gaat; En fchoon je het meende haar te willen trouwen, zoï ik volgens pligt jou dit moeten we'geren, AJs haar onwaardig; 't is geen rykdom, of overvloec maar deugd, die ons ten top van 't geluk doet He) geren. Maar, wyl ze jou kan behaagen, weet tot je naarich dat ik haar heb toegelegt aan een' man Die haare deugden evenaart, haar bemint, en haar g£ lukkig maaken kan. Hendrik en Mietje zien met Verlegenheid elkander aai. hendrik, Zie daar.... hoor je wel....'t is ernst! jeHuwlyk... van der wey, Ik zal je een geheim doen hooren Dat zelf de minde vonk van een misdaadige hoop i je geilen boezem zal finooren. Mietje» Hendrik! die tot heden meent Broeder cii Zuï ter te Zyn, gy zyt het niet. Een van beiden is.... HEN  ZEEBIGBLYSPEL. 69 HENDRIK, met verbaastheid. Wat zeg je, Vader, een van ons beiden is je kind niet?... ó doodlyk verdriet! MIETJE. k beef voor Hendrik, ik beef voor my zelve! VAN DER WEY. Kinderen! je hebt geen reden tot klaagen, [k zal je altoos vaderlyke, en jy my een kinderiyke, 1 iefde kunnen toedraagen. ;k ben daar van verzekert.... waarde Mietje, jou zal nog wel iets voorftaan, fan myn Zwager, die met zyn zoon mtlandig was ge- 3i?for'tuin te zoeken; tot wiens ontdekking ik vrugte- loos alle moeite beueede, Deeze was uw Vader. MIETJE, bedroeft, van der Wey by de hand vattende. Dan ben ik je Dochter niet? HENDRIK, aan de andere zyde met verrukkinge. Nog ik haar Broeder? VAN DER WEY. Val niet in myn rede Kindeven! toen zyn vrouw geftorven was, liet hy my zyn kind iTer opvoeding, dat jy bent, dat myn vrouw aan haat borst heeft gemind; Niets nader van je Vader kunnende verneemen, ver- ftrekte zy u tot Moeder, En je wierd, met myn' zoon, opgebracht, evenals Zuster en Broeder, r ^ nr En, genoodzaakt zynde je by malkander te laaten, ichoot I my geen gepaster middel in, Tot onderhouding van onderlinge betaamlykheid, en oprechte broederlyke min, Dan dit geheim te bewaaren, waar van ik debewyzen ■. altoos by my heb gedraagen, ' E 3  7® DE DEUGDZAAMS ARMOEDE, Om 'er my, by gelegenheid, van te bedienen; of 1 eens de Hemel mogt behaagen, Dat ik hem vond; men heeft my wel gezegd dat I hier in Amfterdam. Woonachtig was; maar ik heb hem niet kunnen opfpot ren, wat moeite ik ook nam. GROOTENSTEIN. „Ik moet dit verhaal uit hooren, hier aan legt my mo gelyk veel geleegen. VAN DER WEY. Myn lieve Mietje! ik heb door myn zorg het vaderly ke recht, om je uit te huwelyken, verkreegen: Jou dient een man die je deugden kent, die je acht e bemint, In wien je een waardig echtgenoot en een' getrouv befchermer vind. Het genoegen van een gelukkig huwlyk behoeft met J armoede niet te ftryden; In het tegendeel, men ziet ons dat heil meesten tyd; door den rykdom benyden; Ik ken uwe harten, gy zyt voor eikanderen gebooren en dus wensch ik, myn kind, Myn lieve Mietje! dat Hendrik, die een Zuster in 1 verliest, een Vrouw in u wedervind: Want nu je weet dat je geen Broeder en Zuster zyt, zou het opfpraak geeven, Indien je, opdiewys, nog langer by malkanderen bleefi leeven : Daarom is het, datje, hoe eerder hoe beter, tefaameij trouwt. Jy kent een ambacht, en jy bent zuinig; dus beiden goed voor je onderhoud. Mietje, befchaamt en verlegen, na eenige tyd in gedachten ge/laan te hebben. GROOTENSTEIN. Spreek, myn waarde! zoud gy my, die je zo bemind, kunnen haaten, en zulk een wreed vonnis ftryken ? MIET-  Z EED IG B LTSP EL. 71 MIETJE. }y verdient myn antwoord niet; gaat heen, en wil voor altoos myn gezicht ontwyken: ;en man van uw gevoelens is de achting, en veel meer ' de liefde, van eene eerlyke dochter onwaard. GROOTENSTEIN. , Wat fpyt my haaf deugd! die fchoonheid is met te veel , fierheid gepaart: IE ND RIK, vat Mietje tederlyk iy de hand, ter- wyl zy befchaamt haar oogen nederfaat. Vel nu, myn lieve Mietje! zou je my niet als je maa kunnen beminnen? Jaar ik altoos met zo veel hart MIETJE, Ach! Hendrik, je weet met welk een overeenftemming van zinnen.... HENDRIK, SVel, geef my dan uw woord. MIETJE. Behoef ik iets meer te zeggen? daar is myn hand. HENDRIK, met groote blydfchap haar hand kusfende. Myn lieve Mietje, den Hemel zy dank! nu zyn wy voor ons leeven aan malkander verpand. MIETJE. Myn waarde Broeder! HENDRIK. Ik bid je dien naam in een no£ waarder te veranderen, en dien van Broeder te zwygen; Hoewel ik je niet hertelyker beminnen kan, onder wat naam ik je ook zal verkrygen. VAN D'ER WEY. Geluk, geluk, myn Kinderen! met een verbintenis, waardoor ik myne rampen vergeet. f Hy kust haar beiden. ^ De Hemel heeft mv harte door oprechte liefde vereend; zvn goedheid wensch ik dat u zal beyryden van leed. E 4 Te-  7S DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Tegens Grootenftein. Annfchouw, of al jou rykdom en pracht het genoegeilfi van ééff eenige onzer aandoeningen kan opweegenï Och, of gy die zuivere en zielroerende gevoelens ge-i waar wierd, wat waar dat een zegen! Ongelukkige Ryken! laat ons het genoegen onzer traa-f tien, wy laaten u de begeerte naar geld: Wel aan, kinderen! laat ons over je huwelyk gaan,i fpreeken, ik wil datje my verzelt: Ik heb dit geheim zo ras ik in vryheid was, en eer dei} dood my verraste, willen openbaaren, En wel in jou tegenwoordigheid, myn fleer, om jet alle hoop te benemen en verdere moeite, ten opzigte! van dit meisje; te doen fpaaren. Ik zal myn verklaaring en met één de Obligatie terftond laaten opitellen Wy koomen voort weer. Hendrik en Mietje vertrekken. GROOTENSTEIN. Een woord. VAN DER WEY. Zo aanflonds.... als ik weer kom, bea '■ ïk tot je dienst, myn Heer. Vertrouw je my zo lang niet? geef my papier, op dat ik de Obligatie hier fchryve en teken; Doch ik hoop wel iemant te vinden die hetmy wil verfchieten. GROOTENSTEIN. Ik begeer niets, dan je maar een woord te fpreeken. Ik bid, meld my je' naam; waar zyt gy van daan? VAN DER WEY. Ik zal, als ik die Obligatie breng, je alles meiden, myn Heer; ik moet gaan. VIER*  Z E E D IG B LTS P E L. 73 VIERDE TOONEEL. GROOTENSTEIN, zeer ontroert heen en weer Zwandelende. , • y is het! het blykt aan alle omftandigheden; * wie kan liet in twyfel trekken?... Wat onverwagte ontmoeting! wat ramp! ik liep daar waarlyk gevaar van my zelf te ontdekken.... Zie '1 bedenkende. Hier is voorzichtigheid hoodig... geld is al wederom de ziel van de zaak. Ik zal hen een fluitertje geeven, op dat ik fpoedigvan hen ontflaagen raak. Het goud zal hen wel verblinden, ik zal hen met een boere bruiker te vrede Hellen. Dan kunnen zy weer op 't land gaan leeven: maar als dit mist.... hoe voel ik my door angst en vreeze beknellen ! Wat zal hier van worden? V Y F D E TOONEEL. GROOTENSTEIN, WARRENBERG, fchielyi inkomende, JGROOTENSTEIN. e komt net van pas, wyl ik u noodzaaklyk fpreeken moet. WARRENBERG. Ik ook, myn Heer! waf ben ik bly, dat ik u vind, dit komt wonderlyk goed , Want GROOTENSTEIN. Hoor, ik moet u melden WARRENBERG. Myn Heer, ik bid laat ik eerst fpreeken.... E 5 GROO.  74 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, GROOTENSTEIN. Neen, ik moet u eerst vernaaien— WARRENBERG. Ey' lieve, verleen gehoor'.... GROOTENSTEIN. Gaarne, als ik gedaan heb. WARRENBERG. Maar, indien je wist.... GROOTENSTEIN. Alles is my gebleeken, WARRENBERG. Alles u gebleeken? dat is vreemd: weet gy dat ik tyding heb gekreegen? weet gy wel, dat GROOTENSTEIN. Ta, beter dan gy. WARRENBERG. Ik word onverduldig! hoor dan, en weet dat uw Zuster reeds in de Stad Is, met een' ouden Oom.... GROOTENSTEIN. Ja, ja, ik weet meer dan my lief is. WARRENBERG. Hoe kunt gy dit alles wceten ? Door wie? GROOTENSTEIN. Wy zochten hen ver van hier, eu zy waren in de buurt gezeten. WARRENBERG. In de buurt? GROOTENSTEIN. Ja, die Weever, van hierachter, en zyn gewaande Zuster, zyn hier zo geweest. W ARRENBERG. Hier aan huis geweest? hoe hebben zy u gevonden? die omltandigheid bekommert my 't meest. GROQ-  Z E E D 1 G B L Y S P E L. 75 GROOTENSTEIN. Zy waren hier; ik heb alles ontdekt aan het verhaal dat . -3y deeden; Het is de wonderlykfte zaak der waereld, indien gy wist, wat'er gebeurd is, en alle omltandigheden.... Hoor, ik had dien Weever onbedacht honderd dukaaten gegeeven, daar hy zyn' vader mede verlost heeft uit de gevangenis. WARRENBERG. Wat drommel raade u geld te fehieten ? dat brengt nooit voordeel aan... C> dat is mis. GROOTENSTEIN. De vader heeft my geprefenteert daar van een Obligatie te geeven. WARRENBERG. Een Obligatie is goed, neem dat aan maar het opgeld moet door my worden gefchreven, Want men kan niet te voorzichtig, om alle exceptié'n te ver my den, daar in te werk gaan; Men kan niet te fecuur zyn. GROOTENSTEIN. Waar het anders niet, dan dat wisje wasje van geld, ik fleurde 'er my niet aan. WARRENBERG- Zo veel te erger...het is nogtans een fommetje: dat Caualje zal nog fpel geeven, zou ik fchroomen. GROOTENSTEIN. Zy kennen my niet... ja geen deminfle twyfelkan daar. omtrent by hen opkoomen; Myn veranderde naam.... WARRENBERG. Zo veel te beter, ftel u gerust, dan is 'er geen gevaar; Ik zal dat volkje welhaast doen verkasfen, dat beloof ik haar, Of hen alle drie plakken voor een halfjaar huishuur, die zy nog «joeten betaalen. Maar  75 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Maar waar zyn z/? GROOTENSTEIN. Zy zyn reeds weg, maar waar lie*en, kan ik niet bepaalen. WARRENBERG. Zo het maar naar geen Praktizyn is, want dan liep da zaak verkeert. Hoewel zy zullen tog van alles onderricht worden, van den eerden, die hen advifeert, Dewyl by advertisfemeot in de Couranten een premie is belooft, aan die onderrichting kan geeven, Of uw Zuster, of iemand haarer wettige erfgenaamen,nog leeven: En een Klerk van den Schout is opgekomen, en heeft gezegd dat zy in de Stad Is, en d^t haar Oom hier, om eenige fchulden, in de gyzeling zat. GROOTENSTEIN. Wat nu ge'.aan, om deêz' afgryslykeu (lag, die my dreigt, af te wenden? WARRENBERG. Wil maar ten eerften een' knegt voor uit aan uw' Notaris zenden. , Wy moeten hem in ons belang brengen; laat zeggen, dat gy hem uoodzaaklyk fpreeken moei, Maar vooral alleen doch het is beter, dat men de boodfehap fchriftlyk doet. Sduyf een' brief. GROOTENSTEIN, fchelt. Waar is myn Secretaris? EEN KNEGT. Myn Heer, die is uit. GROOTENSTEIN. 't Is om my dol te maaken, Dat die verwaande zot altoos uitgaat, als ik hemnoodig heb in myn zaalcen.  ZEED1GBLTSPEL. 77 In gedachten. Ga, zoek hem neen, blyf.... alles loopt t'zamen tot myn verdriet: Had ik dat meisje hier niet laaten koomen , had ik geen honderd dukaaten gegeeven, dan was die Oude niet Uit de gyzeling, gelost: dan was hy niet hier gekomen, Dan had hy mogelyk my nooit gevonden... alles wil myn geluk dwarsboomen. Ongelukkige dag! hoe kwam ik tot die dwaasheid! tot dat onzinnige befluit! WARRENBERG. Maar, myn Heer! fchryf tog twee woorden. GROOTENSTEIN. Hoe kan ik fchryven? myn Secretaris is uit. WARRENBERG. Myn Heer, ik zal zyn' post waarneemen. GROOTENSTEIN. 't Is goed, treê in myn Kabinet. Tegens den Knegt. Je moet myn Heer papier, pen en inkt geeven. Myn Heer de Advocaat! gy moetMe pén voeren, want ik heb in drie jaaren niet dan myn'naam gefchreeven. Einde van het Derde Bedryf. VIER-  78 DE DEUGDZAAME ARMOEDE; VIERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. tiet Tooueel verbeeld Int Kantoor van een Notaris; die voor een Tafel zit met papieren. NOTARIS, leest en tekent eeltige papieren, VRYHART. . NOTARIS. \y at al geld opneemingen! wie zag ooit een tyd, zo als men heden ziet? J}aar nogtans de Commercie kwynt Leest en fchut het hoofd. Een bedroefde omftandigheid! geen fondfen, geen crediet. Leest een ander papier. Op zulk een wyze moet de algemcene welvaart ten eenemaal in verval geraaken. Maar 't is ook de eigen fchuld van de kooplui, omdat zy de vreemdelingen te wys maaken, En hun fcheepen het land voorby laaten vaaren Een klerk komt binnen 'om eenlge papieren te laaten tekenen, die de Notaris één voor één naziet. Wat is 't? ö het accoord van dien Zwendelaar, die banqueroet heeft'gefpeelt. Wat guitery!... tegenwoordig weet men alles te plooi- jen!.... Is die i ifenis nog niet verdeelt? En hebben de erfge'naamen geen comparitie van accoord belegt? om de zaak in 't vriendelyke te vinden. VRYHART. Keen, de Advokaat heeft meer dan drie uuren te vergeefsch belteed, om die vrinden Eyéén te brengen.... maar zy willen pleiten. NOTARIS. Yerachtlyke zielen! met al hun goed: Wat  Z E E D 1 G B LTS P E L 79 Wftt is 'er, dat de inhaaligheid niet bedryven doet? Zy kwaamen in het ilerfhuis, op hetoogenbiikdathun Oom naauwlyks zyne oogen Gellooten had, als een troep uitgehongerde wolven van alle kanten toegevloogen; . Hun begeerig gezicht openbaarde terltond cle innerlyke gevoelens van hun bedurven hert, Elk was misguuftig tegen den ander, en dat, daar de minde van hein met vyf duizend guldens 'sjaars verbetert werd. VRYHART. Daar is ook die man geweest met zyn aandaande fchoon ^ zoon; daar was verfchil onder die Heeren. NOTARIS. Waar over? VRYHART. De Bruigom begeerde, dat hy de bruidfchat met tien duizend guldens zou vermeeren. NOTARIS. Zo gaat het, men wil een huwelyk met looven entte* den, als een koophandel, aangaan: De Vader kan van het geld niet affcheiden; hy heeft ook veel moeite om het te winnen, gedaan. De Vryer is niet minder geldgierig; en ik zou hem daarom des te verachtenswaardiger hotrwen, Dm dat hy, niet tegendaande ■ zyn voorgeeven van groote liefde, weigert voor minder prys de dochter te trouwen. ÏVat menfehen! VRYHART. Die oude Weduwnaar, is hier ook weder geweest\ Hy wil met niemand, dan met u, te doen hebben. NOTARIS. Met my! daar bedank ik voor; hy zal.lang wachten eer hy my beleest, • 3m een huwlykfevoorwaarde te maaken, die een ver "blinde Vader, met zulke «nnatuurlyke oogmerken* Teri  3o DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Ten voordeclc van een tweede vrouw; en tot nadeel van zyn minderjaarige voorkindere , tragt te bewerken.: Maar geen eerlyk Notaris zal zulk een inftrument op*- ftellen, zo ik gis; En, gebeurt het, wee hem die het werktuig van zulka flinkfe ftreeken is. Tegens Fryhart. Vryhart! onthoud altoos, zo gy eens tot de post va» Notaris mogt geraaken, De plichten, die ecu' man van dat karacter aan dei burgerltaat vcrantwoordelyk maaken: Het is niet genoeg, dat men dat ainpt waarneemt, vol-! gens de ordinaris flenter, die ons bevryd Van verwytingen, neen ; men moet waakcn met de groot» fte onizigtigheid, acuratesfe en vlyt, Dat men niets doet, dan het geen in de weegfchaal der geftrengfte billykheid mag worden gewoogen; Het is onze post guiterïftukken te beletten , den bedric-. ger zyn kwaade voorneemens onder de oogen Te brengen, die te verydelen; en de fchandelykheid van zyne daên Hem voor te ftellen, ja door de overtuiging hem fchaanw rood te doen ftaan: Zo ftrekt men een nut lid voor de maatfehappy, zo is men vemoegtby zich zelf, en houd een rein geweetenj VRYHART. Ivlvn Heer, uw voorbeeld leert my genoog; het waar' te wenfehen, dat alle Notarisfen zich zo van hunne plicht kweefen, Eu zulke eerlyke gevoelens, als gy, bezaten. NOTARIS. Hoor, Vryhart men moet altoos recht door zee gaan; Wy moeten de kwaade voorbeelden niet volgen, nm ons ftooren aan zulkcn, die een verkeerden weg it Haan; Eer  2EED1GBLTSPEL. '8i Een braaf man bant alle flegte praktyken en vexatien üit zyn gedachten: Eeiï Klerk brengt een brief. ■'Geef hier Hy lee.t. . . „Hy verzoekt 'dat ik hem met zyn Advocaat hier zal verwachten, »^ „Om te fpreeken, en_' inmiddels met niemand te con- fereeren; ik begryp niet wat dit beduic „Die jonge Heer!" die jonge Heer! en die Advokaat is een man die niet veel £buit!..> R,Wy zullen die zaak niet eens worden! • Tegens Fryhart. . Maar hebje omtrent dat advertisfement geen nader informatie gekreegen? VRYHART. Neen, myn Heer. NOTARIS. Zo je iets verneemt, geef my voort kennis By zich zehen. „ Die zaak maakt my verlegen, „En bedroef- my, als ik 'er om denk 't is ongelukkig!... mogelyk lyden die luiden gebrek; „Onkundig van den fchat, die hen te beurt viel.... Tegens den Klerk. Hier naast in 't vertrek 'Ligt een zak met papieren, collationeer die...krygde arte uit loquet numero, elf,: opdat ik die teeken... Geef voort kennis als 'er iemand komen mogt, om my te fpreeken; Laat niemand wachten; want in een ftad van negotie ; is er "niets kostelyker dan de tyd, Ik moet van den mynen verantwoording doen, wyl ik | ze aan het publiek heb toegewyd. 'EEN JONGE KLERK. |Myn Heer, daar is een oud Landman, met zyn'zoon, tl en een meisje: Let-fchynt eenhuwelyk teraaken.... F Zy  Sa DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Zy willen u zelf fpreeken; ik heb hen belast te wach¬ ten, om dat je bezig waart met anuere «uücu. NOTARIS. Waarom hebje ?e niet voort aangediend f tiaar ik je tienmaal heb gezegt,' Dat je nooit gemeene lui moet laaten wachten; die verauimen te veel: het is immers liegt Ik geef aan myn voorgaanden Klerk, als een jong Notaris, de praclyk van den rykdom en groote Heeren, Ik behou voor my (en het is myn grootiïe vermaak) arme luiden te confuleeren. Laat hen boven koomen. TWEEDE TOONEEL, NOTARISj VRYHART. NOTARIS, at doet die losheid de jonge luy al fouten begaan! . ' Ik begeer dat myn'huis en kantoor altoos voorbehoef- tigen zullen openltaan. Die eenvoudige nedrigheid is in hun bedeest gezicht te leezen, En nooit heb ik grooter genoegen, dan hen door myn raad van eenig nut te weezen: Want ik heb menigmaal ondervonden, dat een grove py, fchoon die by fommigen tot verachting ftrekt, Meer deugden en denkbeelden van eer, dan dikwerf een roode mantel bedekt: En dat onder die geenen, die men uit trotsheid gemeen foort noemt by de ryken, Dikwils groote zielen zyn, die de verhevenf e gevoel lens van eerlykheid en edelmoedigheid laaten blyken, Die by veelen der eerften onbekend zyn, ja ik erger my, en word dikwils verftoort,  ZE E D IG B LTS P EL. 83 men Je laage ontwerpen, en de fchandelyke voorflaen van veelen der zogenaamde grooten hoort. DERDE TOONEEL. NOTARIS, VAN DER WEY, HENDRIK, MIETJE. Van der fFey wil zyn fchoencn uittrekken. NOTARIS. Treed binnen, vrinden, treed binnen.... Vader, je moet je fchoenen niet uittrekken. van der Wey veegt zyne voeten. Dat is zo wel.... kom in. wier pligt het is uw nut te betrachten, Wier ampt mede brengt, je te hooren, en te raaden; je lykt een eerwaardig man, ik moet je om je een7 voudigheid achten. VAN DÈ R WEY. Ik ben arm, inaar voor de vuist....ik heb niets om je te betaalen, myn Heer, . _ F 3 Voor  H DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Voor je raad en moeite. notaris. - is liet anders niet! myn goede oude man, zyt gerust: fk begeer Geen geld, ik ben genoeg beloont als ikeerlykelieden dienst kan bewyzen. van der wey. Och! myn Heer! wat zyn wy u verpligt! ik kan uw edelmoedigheid nooit genoeg pryzen. notaris. Ik bid je, fpreek daar niet van: f. het wegens een Hu- welyk, dat de jonge luiden z/udeu aanVaan, Daar je me om komt fpreeken? hendrik. Ja, myn Heer! dat heb je net geraan. notaris. Zo veel te beter: dat lykt een zoet meisje, de zagtzinnigheid en zedigheid ftraalen uit haare oogen: Wat is het aangenaam zulk een paar volks te zien, die uk vrye keuze zich verb.inden; ik word bewoogen Als _ik eenvoudige luiden van uw' Haat vind, die alleen uit liefde trouwen, zo wel vrouw als man; Daar men de meeste huwelyken der ryken een' koophandel noemen kan. van de r wey. Ik vrees niet voor hun beilaan, zy zyn arbeidfaam en zuinig: brood zal hen niet ontbreeken; De Hemel fchept geen monden of voedzel; zyn hulp is ons in alle gevallen gebleeken, Die zal hen niet verhaten. notaris. „ • , prysje manier van denken; maar zeg, Vader! waar over is het datje myn raad begeert? van der wey. Zie, myn Heer, wy zyn eenvoudige luiden, wy hebben nooit de rechten geleert. Ik*  Z E E D IG B L YS P EL. 85 Ik heb één zwaarigheid, daar ik je wel over wilde onderhouw en,- Zy zyn onder den naam van Zuster en Broêr opgevoed; en, als zy nu t'zamen gullen trouwen, Zal het de heele Waereld, die niet anders weet, verwonderen, en ik had Niet gaarne daar actie over, of dat hun goede naam wierd beklad: Daarom kwam ik eigentlyk hier, myn Heer, om je- raad te vraagen, Wat bewyzen ik moet hebben, en hoe ik my in die zaak moet gedraagen. NOTAPvIS. Als gy de Trouwfeel van hunne Ouders, en hunne Doop- feelen vertoonen kunt, Blykt het dat de jonge lui malkander niet beftaan, en dan worden hun de huwelvksseboden vergunt. VAN DER WEY. Die' bewyzen heb ik by my, maar zy zyn malkander | niet vreemd, het zyn Broêr en Zusters kinderen. Vind je daar ook zwaarigheid in? HENDRIK, tegen Mietje. Och! zou dat ons geluk ook kunnen hinderen? NOTARIS. Neen, ftel u gerust, myn vriend; die huwelyken kunnen, volgens recht, werden aangegaan. HENDRIK. Dan is 'er geen zwaarigheid! wat vreugd'! NOTARIS, tegen van der Wey. Maar, Vader, als ik het vraagen mag, wat is je beftaan? VAN DER WEY. - Ik ben een Landman, die.... NOTARIS. De Landbouw is een eerlyke kostwinning, die je u niet hoeft te fchamen; F 3 Do  86" DE DEU GDZAAME ARMOEDE, De oudfte en nuttigde voor het mènschdom, en zo voordeelig voor't algemeen, als alle andere konden, te zamen. Op het land heerscht nog dikwils de oude oprcchtigheid... en waar is uw boerdery? VAN DER WEY. Die was te Werkendam, hl Zuidholland, de derde plaats aan de linker zy 'NOTARIS, by zichzelven. ■ Te Werkendam? „ dat is net de j5laats; daar moet het weezen. Hy zoekt in ecnige papieren. Ik ben juist bezig om iets te zoeken van die plaats, en eenige familie papieren te leezen Van eenen Voorwater, Waaromtrent gy my mogelyk eenige onderrechting zoud Kunnen geeven. VAN DER WEY. Wel ja, myn lieer; ik ben met eene Annetje Voorwater gotrouwt Geweest. NOTARIS. Heeft die ook vrinden gehad? VAN DER WEY. Ja, een' broêr, Jan Voorwater, die, voor omtrent twintig maren, Van Werkendam Vertrok, en, zo men zegt, naar Oost-of West-Indien is gevaaren ; Maar ik heb niets van'hem kunnen verueemen.... het is de'vader van haar. ■ NOTARIS. Hoe hiet zy? en hoe oud is ze? | VAN DER WEY. Mietje; zy. is nu omtrent een-en twintig Jaar. Hy krygt een zakboekje met eenige papieren. Zie daar myn papieren, daar ken je alle de bev/yzen van het geen ik zey in vinden. N O.'  Z E E D I G 3 L Y S P E L. S? " de ftad geen maagen nog vrinden? van der wey. , Neen; maar ik heb 'er een onde Nicht gehad, diekortlings is «verleden. notaris> Maar, Vader, lees je nooit de Courant Daar Haat een advertisfement in. • van der wey. Neen, myn Heer', ik had daar toe geen gelegenheid; want Ik was.... notaris. Wel nu, dewyl deze jonge lui willen trouwen, • Ee^uU^ tt „, j,t zvn wy huislui niet gewent: Neen, myn Heer: dat zyn vv* * ook hebben zy geen goed: Even ryk, even arm,NPastAbest, Ik zou je echter raaden, dat je herdoet; Die dingen zyn niet kwaad: voor al als men t'avond of morgen Iets heeft te wachten. van der wey. Dat hebben zy niet; waar zou het haar van daan koomen? dat zyn noodelooze zorgen. notaris, de bewyzen nog nader mziende. ■ Kent gy den Heer van Grootenftein ook? sy mietje, bedeest. Meer dan te wel... Hy woont dêtolE, op de gitufche gragt, F 4  83 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, notaris. Dezelfde. van 'der v,te y. Wy koomen 'er zo van daan. notaris. Van hem? wat geval had u aan zyn huis gcbrngt. van der wey. Och! myn fileer, vraag dat niet, wy hebben reden om ons van hem te beklaagen. hendrik. 't Is een verleyder: hy dorst nog dezen middag de kuisheid van myn aanftaande bruid belaagéfi. notaris. Wat zegt gy? hy !... ik beef.... die deugniet had dus haast,... wat zeg ik?... zyn eigen Zuster verleid. mietje, daodlyk ontjieli. Hoe, myn Heer, die Grootenftein myn Broer? van der wey. " Grootenftein, haar Broêr!... Hemel wat godloosheid Hebt gy belet? maar uw hand weerhield hem, gykond die gruwelen niet verdraagen. Wat yslyke gevolgen zou het gehad hebben, hadhyin dat boos voomeemen kunnen (huigen? H endrik. Die guit jou Broêr, Mietje? ik beef van onfteltenis, dat ik het hoor: Ik wou.... van der w f. y. Bedaar, Hendrik: de drift voert u te ver van het fpoor Der reden; maar, myn Heer, weetje dan ook eenig bericht van myn' zwager, Jan Voorwater, te geeven? Leeft hy nog? notaris. Hy voerde, naar een Hèerlykheid, den naam van Grootenftein; maar hy is niet meer in leeven. M i e T-  ZEEDIGBLYSPEL. 89 MIETJE. Och, Hendrik, Ik ben doodlyk ontftelt! myn Vader is dan dood!...en ik heb hem nooit gekerfd . NOTARIS. Ta, uw Vader is overleeden; hyriep, op zyn fterfbed, 'om u, en by zyn testament * Noemde hy u zyn lieve dochter, die hy wenschte te zien ' voor zyn fterven; En gy moet, met uw' Broeder, zynnalatenfchap, die wel een milioen bedraagt, te famen erven. Fan der fFey, Hendrik en Mietje ftaan oittfielt. MIETJE. Is het mogelyk! zyn 'er zulke ryke lieden in deze Stad? 6 Hemel! fchenk my een hart-dat een goed gebruik kan maaken van zulk een fchat: Het is waarlvk te veel VAN DER WEY, verwondert. Zulk een lykuom; maar waar. heeft hy die van daan gekreegen? • , NOTARIS. Het geen ik zeg is waar; maar aan de wys.'hoe hy 'ef ' aankomt, legt my niet geleegen. Kaar zeg eens, Vader, weet de Heer van Grootenftein wie gy lieden zyt? VAN DER. WEY. Neen, myu, Heer, dat geloof ik niet, want ik fprak hem g; maar een korten tyd, Rn ik heb hem myn' naam niet genoemt. NOTARIS. Die zal hem vreemd in de ooren klinken; Ibaar voor zal zyn inhaaligheid beeven, en zyn hoogI' moed verzinken; L'Als hy in dat meisje zyn Zuster, en in u zyn Oom, I erkennen zal. ■y is de zoon van uw' Zwager, Jan Voorwater. HENDRIK. Wat wonderlyk gevr.l! F 5 °ch!  9o DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Och! Mietje, wat verandering, VAN DER WEY. De Hemel is te rechtvaardig, om de verdrukte deugd niet te'beloonen! MIETJE. Maar, myn Heer, is het wel,waar? NOTARIS. De waarheid van myn., zeggen zal U dit heflooten testament toonen. „ Het geen béhoorlyk gefuperfcribeert, en naar zyn over- • lyden door eenNotaris ontzegeld en geauthantileertwas, Hy leest. Testament van Jan Voorwater, Heervan grootenstein. In de laatfte oogenhlikken van myn leeven^ opent ,, een knaagend berouw myne verblinde oogèn, en \\ wyst my'aan myne vetwaarloosde pligten; acht „ dat myne medemènfchen, door dit myn voorbeeld, masten worden opgewekt tot Je betrachting van, „, die deugden, die alleen een volkomen gerustheid aan het gemoed kunnen verfchaf/en! ,, Verblind door de zucht tot rykdom, waar in map ,, dikwils zyn geluk waant te beftaan; verdoofde ik in myn hart de denkbeelden van Kinderliefde en, " ..u t—r,-hnn:nde ik my unner gerin- ge doch braave afkomst; ik bluschte in myn hart; uit alle gevoelens van tederheid en liefde tot myn, eenige Dochtertje, genaamd Mietje Voorwater,, „verwekt by myne wettige Huisvrouw Ah dm Pie~ ters., en door my aan mynen fcaooiwroeder, Jeu\\ nis van der Wei, Landman te Werkendam, m. ' Zuidholland, toen ik naar Indie vertrok, term voeding aanbetrouwd. Ik verbande haar mt «rjj  Z E Ë D IG BLT S P E L. 91 ne gedachten , met oogmerk om mynen Zoon, door j, -aan hem alle myne goederen na te laaten , tot hoo,, ger ftaat te doen klimmen. ,, Ik veranderde, uit trotsheid, mynen naam; ik be,, dorf mynen Zoon, door een weidfche opvoeding en ,, indruk/els van grootsheid, die ik vrees, dat tot zyn ,, ongeluk, reeds te diepe wortels in zyn gemoed ,, zullen hebben ge [chaoten. ,, Hier over gevocle ik een felle wroeging in myn , , hart; ik [meeke den Hemel om vergifenis, en ik ,, hoop, dat wanneer myn 'Loon, vit deze -myne ver,, klaaring myn beropw ziet, de deugd wederom in ,, hem zal herleeven: ten bewyze nu van dit tnyh ,, leedwezen, ftel ik, by deze mynen uiterften wil,. Ie, mynen Zoon, Jacob Foorwater, benevens ge~ I, melde myne Dochter, Mietje Foorwater, als myne |, eenige Kinderen, tot myne IJnivcrfeele erfgenaaL, men, in gelyke deelen, en, by hun onverhoopt orer\,,lydei\, hunne wettige Erven by reprcfe.itatie; in ,, hoope, dat de Hemel deze myne geliefde Dochter ,, noch in het leeven zal gefpaart hebben, op dat zy ,, de mis/lagen van een berouwh.ebbenden FaJer i;, , vergeeven, en de blyken van myne liefde zal kuh,, nen gemeten; met aanbeveeling aan beiden, dat ,, zy echter de rykdommen niet boven haare waarde ,, [c.hatten: gelastende ten dien einde mynen Zoon al:,, le mogelyke moeite, ter haar er op[poor!uge, aan te L, wenden. En, indien myn braave Zwager, Tennis van i,, der IFey, of zyne Frouw, noch mogt en in weeL, zen zyn, betuig ik hen het leedweezen, dat ik over 'L, myne kwaade handclwys, ten hunnen opzichten, gevoele. Mogte ik mynen laatjlen adem uitblaazen. \,, in de armen van hem, er. van myne lieve'Doch,, ter, dan zoude ik befproeid door hunne medelydenjL de traanen, op hunne vergifenis kunnen hoopeu. ó . ' „Ml-  93 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, ,, Myne Kinderen l ziet hen aan ah uwe eigene Ou-} ,, den! dit zy/ gy hen verpligt. ,, ■ Verder ft el ik tot executeur van dit myn Tcstay ,, ment en beredder van Myrien boedel en nalatuf-'>aph ,, mynen ouden "riend, den Heer Advocaat Lmii fVar«\ ,, renberg, willende verder , EEN KLERK. Myn Heer,, daar is de Heer van Grootenfiein. NOTARIS. Laat hem zo lang in de Zykamer ftsan Tot ik fchel, dan kan hy binnen koomen- .. Vrinden, i wilt voor een oogenblik in dit Kabinetje gaan. VIERDE TOONEEL. NOTARIS, EEN KLERK. NOTARIS, fchelt. JLy.at den Heer van Grootenftein binnen koomen. By zie 2 zelvcn. ,, Ik moet zien of hy nog by zyn onbillyk voorneeaiefl zal blyven. Ue zaak moet nu openbaar worden; de verdeeling is vplgens recht, en dat moet lleeds boven dryven. ,, Het fpyt my nogtans, dat Warrenberg executeur is van het testament, ,, Dia is zyn raadsman; een man, wien alle kunstenaryen van de Chicane zyn bekent. Daar zyn zy. V Y F D E T O ONEEL. GROOTENSTEIN, WARRENBERG, NOTA. R rs. • '-»*- GROOTENSTEIN. IVIyn Heer! wy hebben, om met u van de bewuste zaak te fpreeken, by u gezonden. Ik.  Z È E D 1 G BLrSPEL 93 [k beken, bet word wonderlyk behandelt; 'onze handen zyn gebonden; jtfógthans moet 'er een fchikking gemaakt worden; om trent die helft, daar men zo veel zwaarigheid in vind, Vloet eens afdoening koomen. .NOTARIS. Myn Heer, hebt gy ook nader tyding wegens dat kind, Eri waar het zich ophoud? zonder haar kan men tot geen afdoening ger-aaken. GROOTENSTEIN. Tot geen afdoening! dat is .het .gemeen zeggen der Praéiizyns, wat moeijelyke zaaken! 3y fpreekt allen uit éénen mond, fchoon het tegen alla Waarfchynlykheid ftryd )at zy nog leeven zou; dan was zy reeds opgekoo* men;-zy is buiten tWyfel reeds uit den tyd; !n moet ik nóg langer van het myne gefrustreerd bly* ven? in wat vaten moet ik dit gieten? Jyne omftandigheden laaten geen langeruitftel toe; ik zeg voor de vuist, het begint my te verdrieten. NOTARIS. k heb u reeds gezegd, myn Heer, daar moet alvoo* rens een vonnis zyn, dat u in de bezitting ftelt ran de goederen, die uw Zuster aankomen, endiegy, gratis, reeds onder de dooclen ftelt: Wen heeft my tot Curator geftelt 0111 uw Zuster te reprefenteeren, By het openen van het Testrnient, het msal-en van in* | ventaris, en om de goederen te benificeeren: )e wet ftelt de Weeskamer om het recht der onmondi» .- gch te bewaaren, en nooit geeft men het goed [n handen der mede-erfgenaamen, hoe na zy ook be- I ftaan in het bloed: Indien, nu ra een wettige tyd van afwezentheid, nieim ant komt opdaagen, p> . Word  94 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Word het aan de mcde-erfgenaamen afgegecven, mits dat zy zorge draageu ■Cautie en rcllituendo te ftellen; maar deze inbezitflelling geeft nog geen volkomen eigendom Aan den gefupponeerden erfgenaam, maar alleen een beheering, en komt de afweezeude weêrorn, Dan moet 'er rekening gedaan worden; daarom kan men zelfs geen goederen verkoopen Of verbinden, voor dat de tyd van drie-en dertig en eet derde van een jaar zyn vcrloopen; Dan gaat '.er verjaaring over: vóór dien tyd onderlid de wet den afweezigen nog te zyn in den tyd. Het verwondert my, dat gy hier van door den Hee Warrenberg, zulk een' oud Praktizyh, niet ondet richt zyt. Dierhalven kan de dopdcedul van uw Zuster alleen de or derftclling van de wet removeeren : Want zy kan nog in weczen zyn; en haar wettig en deel koomen reclamec',en. WARRENBERG. Maar gy begrypt ligt, myn Heer, dat men zo gemali lyk geen Erifenis overgeeft Aan een onbekende; en, verouderftelt zynde, dat dei Zuster nog leeft, En dat zy in dit oogenblik opkwam, wy zouden hal een objectie maaken, Dat Zy een bedriegiter was, en onder een valfchen naa: zocht aan die erffenis te raaken. Vergeef m.y, myn lieer, dat ik u herinner dat men z; recht niet flechts met woorden probeert; En dat het enkel zeggen: ik ben de Dochter v> zulk een Man , geen geloof meriteert. Het vermoeden is voor den bezitter, ook zullen' i rechters niet licht een vonnis firyken j Ten voordeele van een onbekende, of het moet, dtv pmvcderfpreekelyke bewyzen, blyken,  Z E Eb 1G BLTSPËL. 35 ibat zy de perfoon in questfe is....maar, myn Heer* |. tot ons grootfte geluk, Is 'er in Rechten, en vooral door de fynheid van de t „vol^x-l- erppn pr"'er ftllk H)au om,' door een aanéénfchakeling van feiten, den l ^.-.lrlnpiirlp, aan te toonen DDen Haat, de afkomst, en de identiteit van onbekende I perfoonen: ^fcy zult zeggen, zy zal haar Doopcedül hgten-, en pro-- I duceeren die van haar' kant; _ Maar dat voldoet niet; het doopbriefje moet getekend I Zyn door haar'Vaders eigen hand: Want men kan onder een' gewaanden Vaders naam eeri ander kind laaten doopen; 'Ta, de geboorte al beweezen zynde, kan zy op dé winst van haar proces nog in het minst niethoopem Hoebewyst zy,dat zy dat zelfde kind is?die identiteit moet zo klaar fchynen als de zon: Zy moet toonen, dat zy die Dochter is* en dat het niemand anders weezen kon. Door een turbe van bewyzen en verklaaringen „ die allé I reproches opweegen, Moet zy wettigen de bezitting van den Haat, die zy ; ,=„t rlrmr He seboorte te hebben verkreegen; < Myn"Heer! tnogelyk doet gy my een tegenwerping* I en zegt: Zy zal verzoeken toegelaaten te worden, om door geI tuigen haar recht Te flaaven; maar wy zullen, van onzen kant, daar ten itcrkften tegen opponeeren: En, word dit onverhoopt, toegedaan, dan doorallen lel middelen de getuigen reprocheeren: . • Door interrogatorien hen flingeren, of, door contratie I getuigenis -•Hun verklaaringen omvergoojen. Die wat praktykver■ ftaat, weet da; dit gemaklyk te doen isj Eri  91 DE DEUGDZAAMS ARMOEDE, En dan zullen wy een aftio falfi inftitueeren. GROOTENSTEIN. Ja niets beter dan een aétio falfi. NOTARIS. Myn Heerj Gy zult door deze middelen geen doorzichtig ReciiterJ verblinden; maar'veijl eer / Een condemnatie, met de kosten , op uw'hals haaien, en U zt'ven in een lelyk labyrint!) fteeken. ] WARRENBERG. C! ik heb nog meer pylen op myn koker. NMDTARIS. Maar, myn lieer, is u niets nader omtrent die Zuster gebleeken? Ik verbeeld my egter dat gy iets gehoorthebt, dat zy nog leeft, en dat zy reeds hier is in de ftad. WARRENBERG, verleegcn. Myn Heer fchynt het reeds te weeten; en dit is de-re* den , waarom de Heer van Grootenftein by u gezonden had. U is bewust, dat myn Heer het geheele capitaal wel noodig heeft, naaryzyn manier van leeven, En dat het hem zeer kwalyk zou koomen, daar van de helft aan een onbekende Zuster te moeten,geeven. En wat zou een meisje, in armoe opgevoed, tog doen met zo veel geld? Zou zy niet met een matig fommetje kunnen werden tï vrede geftelt? NOTARIS. Zou je durven gelooven, dat zy daar mee genoegen zal uecmenV Zoud gy dat meenen, Daar haar de volle helft toekomt? WARRENBERG. Myn Heer, indien gy ons hier in uw hulp wilt verïeencn, Zal alles wel gaan; gy kunt op onze erkentenis ftaat maaken.... geloof myn woo:d..., Mjj  Z E E D I G BLrSPEL. c? Myn Heer hield de zaak gaarne buiten proces, en zou, by middel van accoord, Haar wel een ltuivertje willen geeven, om daar meê weer naar huis te keeren; Ja al was het een Boere Bruiker; .maar dan moest zy - van de overige erifenis renuncieeren In de kragtigfte form; dit artikel moet vooraf ^aan, wyl dit ten hoogfte uoodzaaklyk is: En eer geeft hy geen' duit; maar als dat gefehied is, voort geld by de visch. . NOTARIS. Maar, myn Heer, kunt gy in deze prefentatie eenige billykheid vinden, Dat men, daar haar zulk een groot capitaal is aanbe- ftorven, een arme wees zou trachten te verblinden. Door haar met een kleinigheid af te zetten? WARRENBERG. Het is tot haar eigen nut, dat ik^dezen voorflag doe: Die Dochter'lykt geen proces; want gyweet, zy leeft in de grootfte armoe. Waar mede zou zy haar recht vervolgen, zo wy het in proces trekken? Gy weet ook, dat men die zaak gemaklyk haar leeven lang kan rekken, Door incidenten, apellen, revifie &c. Ja zy zal van honger en gebrek vergaan; Eer haar by den Rechter de eerde provifie van rechten word toegedaan. Is het dan niet beter.dat wy die zaak in het vriendelyke accommodeeren, Dan dat dit meisje, zonder dat zy'er by'er leeven genot van zal hebben, haar Broeder zou ruïneeren? Myn Heer is ook niet ondankbaar. NOTARIS. Neen, ik ben van andere gedachten dangy.... Ik zal liet proces voor die Dochter uitvoeren; ik neem die zaak op my. G Wees  98 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, Wees verzekert, gy zult dit proces, zo als gy uvoorfielt niet op de lange baan kunnen trekken; Ik zal zelfden Rechters uwe kwaade meneës en onbillykke voorneetnens ontdekken: Die zullen de eerlyke armoede niet verftooten, noch haar het verfchuldigde recht Weigeren; zy zal niet lang zuchten, die zaak isfchielyk beliegt. WARRENBERG. Zult gy dan de kwaade man zyn? en zult gy mvn Heer....? J _ NOTARIS, fchelt. Ik wilde Hechts uw gevoelens doorgronden; En ik heb u een' man zondereer, ja zonder geweeten gevonden: lk had dit dikwils gehoon, maar ik had het nooit van u gedacht; Is 'er wel grooter fchelm, dan die een' eerlyk man te verleijen tracht? Tegens een Klerk, die op het fchellen binnen kómt. Laat dezen Heer buiten den deur gaan, en zorg dat hy nooit wéér myn drempel komt betreeden WARRENBERG. Hoe, myn Heer! wat wil dit zeggen? handelt men zo met een' man van myne hoedanigheeden? NOTARIS, tegens den Klerk. Doe het geen ik zeg: leid hem uit. Tegens Grootenftein. Myn Heer, blyf nog een oogenblik: ik fpreek u terftond... WARRENBERG. Ik zal my, door een proces, over dien hoon, wrecken; ik cisch fatisfaclie van dit affront. ZES*  ZEED IG.BLYSP EL. . 99 ZESDE TOONEEL. NOTARIS, GROOTENSTEIN. NOTARIS. Z-ulken eerloozen moet men dus zyn verachting doen blyken. GROOTENSTEIN. Hy fprak als Praktizyn... NOTARIS. Hy onteerde de post dien hy bekleede; Die brengt de verpligtingmede om, als een eerlyk man, naar billykheid en rede, _ Te handelen; verfcheiden Praktizyns, fchoon met allen, geeven daar een loflyk voorbeeld van; Ik zou hen konnen opnoemen: wat geluk! had gy zulk een eerlyk befcheiden man Verkooren; ach! dan zoud gy... maar wil nu met UW geweeten raadpleegen: Wat zegt uw hart! GROOTENSTEIN, beteutert. Echter de helft der nalatenfchap af te ftaan... dat maakt my verlegen. NOTARIS. Hoe is het mogelyk! dat gy nog zwaarigheid maakt; kunt gy het verkrygen op uw gemoed, Dat gy de wettige eigendom zoekt te onthouden aan uw Zuster, geteelt uit het zelfde bloed Als gy? kan de geldzucht alle gevoelens van eer en billykheid in uw harte ten eenemaal verfmooren? Is het mogelyk, dat gy naar de lesfen en laatften wil van uw' Vader niet zult hooren ? Neen; gy bezit nog edele gevoelens, gy zyt niet va» zulk een inhaaligen aard, * Schoon door kwaade raadslieden misleid;. toon dat gy de achting van alle braaven niet zyt onwaard: G 5 Geef  ïoo DE DEUGDZAAMS ARMOEDE, Geef uw Zuster dat haar toekomt. GROOTENSTEIN, verleegen. Myn lieer!... indien ik de helft van de erffenis moet ovérgeeven, Is het my onmooglyk naar myn' iraat en fatfo.cn , zoals ik gewoon ben, te blyven leeven. NOTARIS. Schaamt gy u niet! om uit het verfoeilyk grondbeginfel van weelde en hovaardy, Uw Zuster in armoede te laaten? volg dan de lesfen van uw' raadsman; en maak u zo vcrachtelyk als hy. Gy zult eens rekenfchap moeten geeven van het onrechtvaardig goed, dat gy aan de wettigen erven Onthoud; ftel ü eens voor den laatften ftond van uw leeven.... kunt gy gerust nerven? Neen, gy zult uwe ongevoeligheid vervloeken: gyzult u verbeelden, vol angst en fchrik, Dat gy uw' Vader, uit zyn graf, tot uhoort fpreeken, om, in dit oogenblik, U te verwyten, dat' gy zyn uitenten wil ongehoorzaam geweest zyt, en tot uw voordeel hebt zoeken te buigen! Maar laat zyn bloed hier verfchynen, en u in het aangezicht fpatten, om tegen u te getuigen. Kom hier, eerwaarde Grysaart! kom, braave Dochter! zie uw' ontaarden Broeder ftaan. ZEVENDE TOONEEL. NOTARIS, GROOTENSTEIN, VAN DER WEY, MIETJE, HENDRIK. MMIETJE, tegens den Notaris. yn befcherm Engel! VAN DER WEY. * Myn weldoener! HEN-  Z E E D IG B LYS P E L. 101 HENDRIK. Myn voordander! GROOTENSTEIN, in dc niterfte vevbamtheU. Zy zyn liet zelve! wat best gedaan ? N OTARIS. Kom hier, vrinden! deugdzame Dochter! mist gy een Broeder, dan zal ik zyn plaats beklecden; Ik neem uw zaak aan; gebruik myn huis, tot aat gy in het bezit van uwe erfenis kunt treeden, Die u wettig toekomt. GROOTENSTEIN, in gepeinzen. Ik fchaam my.... MIETJE. Kan 'er nog fciiaamte iti ie vallen? fchaam je dan om myn nooddruft niet, ' M»f fchaam je om uw laagheid, daar gy de ftandvas' tïHieid der deugd zelfs in d'armoede ziet; * Noor had het geld zo veel magt op my; een deugdzaam gemoed kan zich met weinig vergenoegen. Waartoe'dient het overtollige, als men zich naar een ordentlyke leevenswyze weet te voegen . Gy zyt metmeerder fchattenbehoeftiger, inuwenweit- Da" wier rykdom, flechts weinig behoevende, de uwen re boven gaat. „nlVmneil Ik zou, zonder der minde moeite, u in het volkomen bezit van de geh'eele erfenis kunnen laaten, Wist gy 'er een goed gebruik van te maaken; maar D™^ Scheid, wellust en al verdin- ; UweS^thaamtebedeWen; ach! wierd ditbyu wel overdacht! ,. . j t : Waar ik myn eigen meester, ik liet u alles; mits dat gJa^nOom, dienikallesverphchtben, zoveelzoud geeven, . Dat G 3.  J03 DE DEUGDZAAME ARMOEDE» Dat wyt'zamen, (want het myne is het zyne, )aisvoo<-- heen eenvoudig, konden leeven; Zo dat hy een Boeren Bruiker, en he: noodige voorde landbouw wederom Kon koopen; maar devvyl ik verlooft ben aan Hendrik; en, buüen toeltemming van myn aanftaanden bruigom Niets vermag, laat ik de fchikking aan hem over. HENDRIK. In alles wat gy doet ben ik volkomen te vreede. NOTARIS. Hoort gy dat wel ? Zaagt gy immer zo veel edelmoedigheid' Hebben zulke reeden, Van dat deugdzaam huisgezin geen ingang by u; werd ww hart hier door niet ontroerd? GROOTENSTEIN, by zich zelve. Waar toe word ik niet, door haar deugd, door natuur, en door het bloed vervoert? Hy valt voor de voeten van Mie/je. Ach! ik erken u voor myn Zuster, laat myn leedweezen voor my fpreeken; Myne traanen moeten uw rechtmatige gramfchap uitblusfchen; uw gevoeligheid verbreeken: Ik belaagde, ó gruwel! (fchoon onkundig, )uw kuisheid... foei my! Ik onthield u, watonmenschlykheid! uwwettiggoed ter aankweeking myner verkwisting en hovaardy ! Ik verfoei my zelve... laat myn oprecht berouw myne misdaaden uitwisfen... Befchik over my, over myne goederen, die ik liever, dan uwe vriendfchap, wil misl'eu. Ik had de menschlykheid uitgefchud ik was onrechtvaardig. .. ik was den naam van uw Broeder onwaard. Maar ik heb berouw over myn misdryf; ik ben overwonnen door uw deugd, met zo veel edelmoedig, beid gepaart, En gy, myn eerwaarde Oom! ik kniel voor n, ik kan myn doemenswaardig gedrag voor u niet verfchoonen! Ver-  Z E E D I G B L YS P E L. i©3 Vergeef, vergeef my!.... eeuwig zal ik u een' Vadef* lyken eerbied betoonen. VAN DER WEY, hem oprietende. Ik heb uwe daaden met verontwaardiging- befchouwd;l maar uw berouw maakt dat ik het u vergeef. Volg het voorbeeld van uw Zuster; leef deugdzaam, en ik erken u voor myn' Neef. MIETJE. Ik bemin u als myn' Broeder;- ik vergeef uw mishandeling, mits dat gy my iets tot myn vernoeging wilt geeven. GROOTENSTEIN. Eisch wat gy wilt. MIETJE. Behoud dan ten minfte rykelyk zo veel, om ordentlyk, dog deugdzaam, te kunnen leeven.' GROOTENSTEIN. Neen! waarde Zuster, dan wierd aan de uiterfte wil van Vader niet voldaan; En ik zou uw goedheid misbruiken; ik meen my van al* le verkwistingen te ontflaan, En al het overtollige af te fchaffen, dan heb ik gelds genoeg, en ik hoop te doen blyken, Dat ik met 'er tyd u in deugd en edelmoedigheid niet zal behoeven te wyken. Myne dankbaarheid MIETJE. Dat dan ten minnen de Heerlykheid en het huisraad u vooruit Werde aanbedeelt. GROOTENSTEIN. Uw groote manier van denken verbaast my! en leert my tevens myn' plicht: Myn befluit Is, het geheel onder ons, in gelyke deelen, te veraeeien. VAN DER WEY. Ei wil dit teken van haare vriendfchap niet uit grootsheid verfmaaden. GROO*  104 DE DEUGDZAAME ARMOEDE, GROOTENSTEIN. Wel clan; bet laatfte neem ik aan, om nog meerder yerpligting aan haar op my te laaden. _ Ik gevoel nu eindelyk een vergenoeging, een vreugd, ja een onwaardeerbaare gerustheid, op dit moment, Patik, in overdaad en pracht, te vergeefsch gezocL- heb; doch die my altoos bleef onbekent. Ja, Zuster, uw voorbeeld leert my; ik zal myne gebree'.en trachten te virzaakenj . Myn grootfte wenfchen zullen zyn, myn behoeftige medemenfchen gelukkig te maaken. Ik verfoei myne dwaasheid, die myn hart met geldzucht en onmcdogenheid had bevlekt; Ik begin nu te ondervinden, dat de deugd alle genoegen fcheukt, en zich zelve ten belooning verllrekt. H E N ü RI K. Laat ik in uw geluk deelen; Hem ons Huwelyk toe, dan mag ik je ook voor Broeder erkennen. GROOTENSTEIN. Ik ftemhettoe; maak het Huwelyks Contraft, entevens de boedclfchciding op, ik zal ze tekenen. NOTARIS. Bus moet een w/tar berouw, daar V zich door daaden toont; Baar edelmoedigheid en pligt zig izaamen roegen; £n niets waardeert, dan dat de Ziel kan vergenoegen, U laren dat de Deugd by allé [laaten woont. Einde van ha laatfte Bfdryf,