?J MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bL /Jf . Geschenk van Too?ieeIstukken , 1841.   DE SOLDAAT DOOR DWANG.   D È SOLDAAT DOOR DWANG, KLUCHTIG B LTS PEL; VERRYKT MET ZANG. gevolgd naar het fransche, Te AMSTELDAM,by JAN HELDERS, in de Ne*. 178.* Met Privilegie*   De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens O&roy doer de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland , den sden November 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie^' alleen voor den tegenwoordigen druk van DEN SOLDAAT DOOR DWANG, Kluchtig Blyfpel, vergund aanjAW' HELDERS. Amfteldam, den 23. July, 1782. Geene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan dies door één' der Heeren Gecommitteerden, onder*  VERTOONERS. borville, kapitein der foldaaten. de ikk, Jergeant. colette, minnaam van dorville. iücas, boer. Een KORP ORAA Li Een TAMBOER. Soldaaten. Het fpel/peelt in een borp.  D E SOLDAAT DOOR DWANG, KLUCHTIG BLYSPEL. EERSTE T O O N E E L. COLETTE, LUCAS. DUO. COLETTE. LUCAS. Iloc! geftadig! ■ Ja 5 geftadig; Hoe! Lucas, vervolgt gy my ! Ja, Lucas blyft u ftceds by; Neen, niets dwingtme; Alles dwingtrac ; 't Zal voorzeker niet gefchién. Wel, juffrouw, wy zullen zien. Ik min u, myn tweede leven. Maar', myn vriend, ik min u niet. Zo ons hiHylyk niet gefchied Krygt gy ook uw erfdeel niet. Dit (laat duidelyk befclireven In ooai Rykerts testement; 't ïs u immers wel bekend? Uw belang eischt daatbeneven. Zal toch zeker niet gefchién. Goed, juffrouw, wy zullen zien. LUCAS. Zie, kyk, juffrouw, ik ben niet mal; We bennen niet in een geval: A 4  8 DE SOLDAAT DOOR DWANG, Ik zei je dat heel anders leeren. Jy kunt in 't minrt' geen recht beweeren Op Rykerts nagelaaten goed ; 't Is al-den brui veur my, ik ben zen naaste bloed: Myn vader, weetje, was zen broeder. colette. Zo is 't. lucas. Daar jy integendeel (der. Maar de achternicht zyt van zynvrouws mans zusters moeco lette. 't Is waar. lucas. Maar wylje, by men keel, Een mooije meid bent, en ik jou hiel tcêr beminde, Zo was zyn vast befluit en wil,. Dat ik je trouwen zou. c ol e t te. v Je hebt gelyk. lucas. Hou ftil. En wylje toen, omdat de wulpsheid jou verblindde, Geen' zin in myne liefde had , Nadien die offecicr jou in de harzens zat, Zo heit oom zaliger by testement befchreven, Dat ik aan jou de helft van al zen goed moest geeven, Mits  KLUCHTIG BLYSPEL. 9 Mits jy met my in 't huwlyk trad. COLETTE- Wel nu ?' LUCAS. Wel nou, men fchat! Nou mot je maar een einde maaken Met ja of neen: de rouw is uit; 't Word tyd om aan den dans te raaken. COLETTE. ■js dit nu alles? LUCAS. Wel verbruid! Wat koelheid! COLETTE. Lucas, zie, wat gy ook moogtbeginnen, Schoon alles waar is wat gy zegt, Gy zult 'er niets by winnen. Uw handelwyze is al te flecht. Gy wist oom Rykert te bewegen Van enkel en alleen zyn erfgenaam te zyn, Schoon hy voorheen aan my ook iets had tocgelegen. Uw inzicht was, naar allen fehyn , Om door deeze erfenis de wet my voor te houên ; Maar ik ben zo inhaaüg niet als gy: Gy hebt het goed , behoud het vry; En ik zal met myn' minnaar trouwen , AS Dan  io DE SOLDAAT DOOR DWANG, Dan zyn wy allen wel te vreden. LUCAS. Wel verbruid ! Neem jy het op dien voet? wel nou, je krygt geen duit. COLETTE. Dat fcheclt my niet.' LUCAS. De droes! 'kzcl jou zie dat niet geevcn. louw minnaar heit ook niet een zier. COLETTE. Dat 's my om 't even. LUCAS. Je zelt heel prettig leeven Met zulk een' kaaien offecier! C O L E TTE. A R I A. Wanneer men is te vreen, ls alles te overwinnen; Geen fmatt kwelt onze zinnen; Men voelt geen tegenheën , Wanneer men is te vreên. Men moog' 't geluk verbinden Aan rykdotn; maai' 't is mis : Het waar' genoegen is Alleen in ''t lart te vinden. Wanneer men, enz. LU-  KLUCHTIG B LTS PEL. n LUCAS. Jc zelt met dat begrip vér komen, ja , misfchien; Je zelt het zien, je zelt het zien. COLETTE. *! Al wat ik zal zien zal me ongemeen verblyden, Als ik my daardoor kan bevrydcn Van zulk een' baviaan als gy. LUCAS, beivys doende alsof hy geld telde. Een' baviaan! Een'baviaan! ho! ho ! daar zyn twee baviaanen, En de een zal zonder d'aêr niet gaan. TWEEDE T O O N E E L. LUCAS, COLETTE, DE TAK. DE TAK. Hoe! jonge lui, wat gaat u aan? Gy fchynt in twist te zyn; voor't minft' ik zou het waancn. LUCAS. Menheer de Tak, ha! ben je daarf DE TAK, tegen Colette, haar eenigc tekens geevende. Ik wensch u goeden dag, mejuffer. LUCAS, zuchtende. t 'k Heb, zowaar, Geen reên om vergenoegd te wezen! DE  12 DE SOLDAAT DOOR DWANG, DE TAK, meesmuilende. ö! Een verliefde twist ligt onder u gereezen... COLETTE. Wie ? wy verliefden ? kom, gy boert. LUCAS. Zie reis, hoe zy haar fnater roert! DE TAK. 'k Hoor nogthaiis overal vertellen Dat gy zult trouwen binnen 't jaar. My dunkt, gy zyt een paar gezellen Die wonder pasfen by elkaêr, En 't word daarom gelooft van ieder' een. LUCAS. Is 't waar? En jy gelooft het ook? DE TAK. Voorzeker, 't kan niet misfen. Juffrouw Colettc kan niet beter, zou ik gisfcn. LUCAS. Zo! dunkt je dat, fcharjant? DE TAK. Gewis: Ik denk en zeg zo als het is. LUCAS. ' Wel nou, juffrouw, watbliefje? Dil  KLUCHTIG B LTS PEL. 13 Dit is nogthans, ö koppig diefje'. Menheer de Tak, de fcharrejant, Van jouw kaptein de rechtehand, Die jou dit alles zeit: wat heb je nou te zeggen ? colette, ter zyde. 'k Weet niet hoe ik dit uit moet leggen. lucas. Ze zei niet fpreeken, neen, je hebt haar fyn bedot: Daar ftaat ze nou gelyk Piet Snot. Ze heit niet anders in heur zinnen Dan om haar' offecier te minnen; • En och! dat baart me een groot verdriet! de tak. WienPmyn' kaptein? ; lucas. Hem zelv'. de tak. Ho! ho! is 't anders niet? Dan zyt gy buiten zorgen; Want wy vertrekken lriorgen. l ü c a s , verheugd. Vertrekje morgen? wel de plaag! Vertrekt Iry ook ? de tak. Een fchoone vraag! LU.  i4 DE SOLDAAT DOOR DWANG, lucas, de Tak omhelzende, die aan Colette ten zelfden tyd een7 brief overhandigt. Dat ik je voort emhelz'! nou ben ik buiten vreezen! Ik ben je voor dit nieuws verplicht. colette, ter zyde. Dees brief bevat gewis een zaak van groot gewicht: Hoe maak ik 't best om dien te lezen ? de tak, zagt tegen Colette. Ga maar in de eene of de andre ftraat, Ik hou hem hier wel aan de praat. Collette vertrekt, zonder dat Lucas het gewaar word. DERDE TO O N E EL. de tak, lucas. de tak. Gy houd dus 't veld alleen. lucas. Heel goed., men beste maat l En ga je nog al vér? de tak. Wy gaan naar 't veld, zou 'k hoopen. lucas. Je gaat naar 't veld? wat ben ik bly ! Tegen Collette. Zeg, hoor je 't wel, verliefde pry?  KLUCHTIG BLTSPEL. 15 Ze gaan... waar, droes! is zy geloopen ? de tak. Zy is heel droevig weggeiloopcn. lucas. ö ! Dat verfcheelt my niet; Als zy Dorville niet meer ziet Zal zy met my wel willen leeven. de tak. Ja, Lucas , 't is ontwyfelbaar. lucas. En my den voorrang moeten gecvcn. de tak. ö ! Gy verdient die wel, zowaar. luc asj opgetogen. Ei! dunkt je dat ? de ta k. Gewis. Wie dit durft tegenllreeven Die heeft ook van de zaak geen kennis, goeije man! lucas, met vertrouwenheid. • Wel nou, de Tak, zy heeft 'er dan geen kennis van; Want zie , ik ken haar niet bchaagen. de tak. Dat 's ligt wat veinzery van haar: daar by gy weet Dat jonge meisjes wat befehaamd zyn.  16 DE SOLDAAT DOOR DWANG, LUCAS. 'tMogt een beet! 'k Zeg jou, ze ken me niet verdraagcn. Spreek ik haar viïndlyk aan zy antwoord my heel ftug, En zo 'k haar zoenen wil dan keert ze my den rug. DE TAK, zich gelaatende in zyn belang te treeden. En ondanks dit beftaan blyft gy haar trouw beminnen? LUCAS. Wat zei ik doen ? De min werkt hevig op myn zinnen» ARIA. Wat ik moog' verrichten, Niets komt me te baat. Haar olyk gelaat Vcrpligt me te zwichten. Niets komt me te baat. Haar ficm, als een fluitje, Betovert myn' zin; En zie ik dat guitje, Dan brand ik van min. Zy hoort naar geen rede; ]k dans en ik fpring, ]k lagch en ik zing, Ik zucht en ik klaag, Ik meld haar myn plaag; Helaas ! die wrecde Is doof voor myn fmart: Zy blyft fteeds verhard.  KLUCHTIG B LTS PEL. K DE TAK. 'k Beklaag u, arme man! uit al myn hart; maar 't is Uw eigen fchuld ook wel een beetje, naar ik gis. - LUCAS. Hoe dat? DE T A Ki Gy hebt uw zaak flecht waargenomen, Want anders had gy haar bekomen; Maar, 'k zal u leeren.;. . LUCAS. Goed; dan zyn wy immers klaar. DE TAK. Wy krygsliên hebben daar 't recept van, LUCAS. ts het waar ? DE TAK. Zeg,- hebt gy niet bemerkt, fints wy hier zyn gekomen, Hoe llerk Collette voor Dorville is ingenomen ? Hoe hy door zyne min haar harte heeft gegriefd? LUCAS. Gegriefd, menheer de Tak! ze is dol op hem verliefd! DE TAK. Zo is 't: 'en zo ik 't my had willen onderwinden, Dan was ze, vrind , geloof me vry , Net even dol geweest op my. Maar wy zyn al te goede vrinden ■s B Dan  jS DE SOLDAAT DOOR DWANG, Dan dat ik u dien trek zou fpeelen. LUCAS. Dat 's nou goed; Maar zeg me, wat jelui toch doet Om al de meisjes zo te knippen ? Je krygt heur al den brui in 't net. D li TA E. Ha! dat geloof ik wel, beget! Geen meisje zal ons ligt ontglippen! ARIA. Zelden zal een krygsman faalen Als liy üefde liecfc in 't zin ; Hy zal altyd zegepraalen Op het voorwerp zyner min. Hy mag zwygen , hy mag fprcckcn, Hy zal altyd liefde omfteefcen In het meisje dat hy mint. Niets, wat zy ook moog' verrichten, Kan haar helpen; 't lieve kind Moet voor zync krachten zwichten Hoe zy 't keer', hy overwint: Hy verfchyin, en, patapan , Maakt hy zich 'er meester van. LUCAS. 't Gaat myn verftand, zowaar, te boven. Men zou, op die manier, gclooven Dat jylui 't vrouwvolk allegaêr Betovren kost. db  KLUCHTIG B LTS? EL. 19. DE TAK. Dat is ook waar; En 'k wil u ons geheim, indien gy wilt, wel leeren. LUC AS. ó ! Gy zult my daarmee vcreeren; Maar (preek eens voor de vuist met my. Schuilt onder deeZe zaak niet wel vrat duivlery? DE TAK. In 't minfte niet; gy moogt u daar gerust op Hellen : 't Beftaat in op zyn' tyd wat wartaal te vertellen; En die verftaan wy ongemeen. LUCAS. En is die wartaal moeilyk? DE TAK. Neen. Ik wil n daarin onderrichten: Ik zal u leeren all' wat ik 'er zelf van weet. Ter zyde. Hy Word daartoe welhaast in een goed fchool belteed. LUCAS. Wel ! zeg 'er reis wat van, je zelt me zeer verplichten. Wy zullen dan eens zien. DE TAK, meteen grove Jlem, de medeklinkers fttrk uitf-preekende. Hoor toe. Myn, vuurroer, kontrefcharp, rysbos,piket... . B 2 M>«  ao DE SOLDAAT DOOR. DWANG, LUCAS. Wel hoe ! Wat duivel zegje , vrind ! kan jylui daar de vrouwen Zo mee begoogchelen ? DE TAK. Dat moogt gy vry vertrouwen. Veele officieren zyn voorzeker niet in ftaat De jonge meisjes te onderhouên Dan met al diergelyke praat: , Zy mengen die in hun gefprekken. LUCAS. Het is, waarachtig , om te gekken ! En dat maakt dat men hen bemint ? D E TAK. Geweldig; en ziedaar, myn vrind , Zo gy daarvan de proef wilt fmaaken Maak dan dat gy Colette vind, En tracht haar op die wyze een kompliment ue maaken. LUCAS. 'k Durf haar waarentig niet genaaken, Ze is veel te boos op my. DE TAK. Schryf haar dan inderyl Een minnebriefje, in dien verwonderlyken ftyl. Een welgefchreeven brief kan vaak een zaak herflellen; 'k Wed dat zy ftraks daarop tot u zal overhellen. LU-  KLUCHTIG BLTSPEL. 21 LUCAS. Maar hoe te doen, men vrind ? want ziet Ik weet juist al. die woorden niet. DE TAK. 6! Daar is weinig aan misdreeven! Ik zal u wel een voorfchrift geeven. LUCAS. De droes! doe me een plaifier. Schryf jy Een briefje, als veur je zelf, veur my. DE TAK. Gy zult het tekenen ? L U C A S. De pikken moet me fchennen! Ik zal het tekenen zo goed als ik maar ken; Want 'k wil je voor de vuist bekennen Dat ik in 't fchryven juist niet ver gevorderd ben. DE TAK. Laat my begaan, 'k zal dat wel klaaren; Wat daartoe noodig is heb ik reeds in myn zak. LUCAS. Het fpyt me maar, menheer de Tak, Dat ik jou met die moeite moet bezwaaren. Zcwaar, ik ben 'er om befchaamd. DE TAK. Kom', kom, wy zullen.dat welmaaken, zo'tbetaamt. b 3 Hy  i2 PE SOLDAAT DOOR. DWANG, Uy (luat csuige ftmbwyzm »r, V ™oetgaan. Op het einde der trio vertrekt Colette. -tt EN.  KLUCHTIG B L T S P E L. 43 TIENDE T O O N E E L. lucas, de korporaal, de tamboer, de korporaal. Uw wederfpannigheid kon u wel flecht hekomen, Ga maar gewillig meê. lucas, onverduldig. Maar, feldremallement! Al was de duivel zelf daarmeê gemoeid in 'c end'! Ik zeg jou, 'k ben niet aangenomen. de korporaal, koelzinnig. Daar is het kleed. lucas, driftig. 'k Heb met jouw kleêren niet te doen. Ik heb 'er beter, zou 'k vermoên. de korporaal, geftoord. Hoe, Ichurk ! durft gy dit kleed verachten? Het is een koningskleed. lucas. Dat kan wel zyn. Wel nou, Daar my dit kleed niet voegen zou , Geef ik het wéér terug aan jou ; Dat's redelyk, naar myn gedachten. de korporaal , koeltjes. Daar is de portepé, de degen en de hoed. Vwt>  44 DE SOLDAAT DOOR DWANG, Vaarwel. LUCAS. Hoor toch naar reên. Ik bid laat je bewegen. DE KORPORAAL, zeer koel. Daar is het kleed, de hoed , de portepé en degen. Terllond by 't vaandel, kort en goed, Of opgeknoopt op (taanden voet. Vaarwel, konfrater! ELFDE T O O N E E L. LUCAS, alleen. Ach! wat heb ik daar vernomen! Wat (nood verraad! wat wreede pyn ! Daar motten flechte lui in deuze waereld zyn; Waar van wien mag dit alles komen? 't Is van den kapetein, dat 's klaar; Colette en hy verdaan elkaêr; Ze hebben deuze list verzonnen Om zich van my te ontdaan. De Tak doet my ook niets verdaan: Ik ben wanhoöpend ! wat begonnen? TW A ALT-  KLUCHTIG BL T S P EL. 47 DE TAK. Helaas! wie kon het droomen! Den brief, dien ik van u zo even had bekomen Om aan Colette, uw zoete lief... LUCAS. Wel nou de Tak, dien brief... DE TAK. Heeft zy goedgunstig aangenomen. 'kHad, fprakze, nooit van Lucas dit gedacht, 'k Heb als een' lompen hem veracht; Doch dit, dit doet my anders denken. Ik zie nu zonneklaar dat hy verflandig is, En 'k wil hem myne liefde fchenken; Hy is die waardig, dat 's gewis. Gy kunt ligt denken hoe ik die zocht aan te kweeken, Toen my haar neiging was gebleeken: Kortom, zy mint u teêr. Dorville ontmoet ons, als weleer; Hy wil haar, naar gewoonte, vleijen... Zy flaat hem van de hand... Ik had wel mogen lyên Dat gy het had gezien:.. Maar, juffrouw... maar, mynhecr... Van waar komt toch die ommekeer..? Hoelzou die brief,dien ge in uw handhebt,oorzaakweczen..? Ik bid u, laat my dien eens Ieezen .. Zeer graag, mynheer; het is een brief Van Lucas, van myn zoete lief! En wyl ik denk met hem te trouwen Geef  48 DE SOLDAAT DOOR DWANGj Geef ik hem u, gantsch onbevreesd. LUCAS. Wel nou? DE TAK. Hy neemt den brief en leest; En, zyne drift niet kunnende weêrhouên, Zegt hy: het is gedaan, ik ben geheel verneêrd . Myn medeminnaar triomfeert; Maar 'k zweer dat hy het zal betaaleh: Hy zal niet ftrafloos zegepraalen. Op 't eigenfte oogenblik vliegt hy al razend' heen : Ik vlieg hem na, ik volg zyn fchreên, Vermits ik weeten wou wat hy had voorgenomen, En 'k was nog naauw' by hem gekomen , Of 'k zie hem , woedende en ontzind... ö! 't Scheelde weinig .. maar, myn vrind * De dood is ons, helaas! befchooren, Wanneer we een' aanval doen op onzen kapitein. LUCAS. • Wat zag je dan zo wel ? laat hooren. DE TAK. Hy fcheurt den brief ftraks kort en klein, En houd uw handfchrift flechts met wit papier daarboven , Waarop hy naar zyn' zin ftraks een verbandfchrift fchrtef. Zoud gy die valschheid wel gelooven ? LUCAS. Ben ik daarmee foldaat ? D E  KLUCHTIG B LTS P EL. 49 DE TAK. Zo waarlyk als ik leev', Daar valt niets tegen in te brengen ; Maar 'k zou dit niet zo ligt gehengen. Ik fopte hem terflond Zo ik my in uw plaats bevond. LUCAS. Op wat manier ? DE TAK. Door myn ontflag te koopen. LUCAS. En denk je dat dit nog al maklyk af zou loopen? DE TAK. . Voorzeker: waarom niet ? Weet dat dit dagelyks gefchicd. Ik heb met hem daarover reeds, gefproken, En 't werk ten naaste by beftoken. LUCAS. Maar, hoeveel vraagt hy wel daarvoor? DE TAK. Verfchrikkelyk veel geld! het kan'er niet wel door; Maar wyl hy tot dcez' ftap door fpyt is aangedreeven Schynt hy aan niets gehoor te geeven. "f. Koste echter wat het wille, ik zou u altyd raêfl Van daadlyk toe te flaan. D L Cf-  KLUCHTIG B LTSPEL. 63 Dat hy voor 't minst' vyfduizend kroonen Van u begeerde? LUCAS. Ja : maar ik... DE TAK. Maar ik... Gy moet my nu verfchoonen. Al woud gy op dit oogenblik' Die fom hem toe gaan tellen, Zo weet ik het nu niet te ftellen, Ten zy gy deeze fom verdubbeld. L U C AS. Waarom dat? DE TAK. Om dat de monftering voorby is, dat je 't vat,' Nu eischt hy wat hy wil. LUCAS. Dat zou dan naar jouw gisfen, ] Tien duizend kroonen zyn ? DE TAK. Voorzeker, 't kan niet mislefl. En dan is 't nog goedkoop. LUCAS. Kom, kom, 't is afgedaan; Ik wil 'er niet meer van verdaan. Ik groetje, vrind de Tak. at  64 DE SOLDAAT DOOR DWANG, de tak, hem tegenhoudende. IIci, luister. lucas. Wat is 'er ïiog te doen ? De tak. Loop niet zo fchielyk weg: Wacht; dat ik u uw' post aanzegg'. Op deeze wapenplaats... Het word al mooitjes duister... Op deeze wapenplaats, als fchildwacht... Lucas... goed: 'tWord nacht,zo als gyziet: gymoet, Wyl ik u wil als vriend gcryven En niet vér plaatzen wil, hier blyven. luc as» On wat te doen? de tak. Dit is uw post. Gy zult hier fchildwacht zyn, tot gy word afgelost. Ga deeze plaats (leeds op en neder, En wandel altyd heen en weder; Maar ga niet verder, vrind, dan Hechts van hier tot daar. Word gy Hechts 't minft' gerucht gewaar, Dan moet gy, tot driemaal ,hard roepen : wie is daar? Als ge op den derden roep geen antwoord hebt vernomen, Zo teniet 'er maar op in ? verfta je 't wel ? lucas. Gewis. DE  KLUCHTIG ÏÏÊTS P EL. ÓS DE ï A K. Dan zullen wy ftraks by u komen, Om té onclerzoeken wat het is. LUCAS. Én als je dan niet komt, zal ik je loopen haaien. DE T A E. Dien ftap zöud gy te duur betaalen : Doe dat niet. Die zyn' post verlaat Word opgeknoopt op heeterdaad. Dit 's onze wet. Vaarwel, fchep moed, myn beste maat! VTFTIENBE T O O N E E L. LUCAS, alleen. Ziedaar wel Hechte wetten... Hy gaat, en telt zyn flappen. Een, twee, drie, vier, vyf, zes... hola! Ik mag geen' voetftap verder zetten. Een , twee... Ik kan niet zien waar of ik ga of fta. Hei! .. Ik dacht iets te hooren. Hei! hola! hei! wie komt me ftooren ? De Tak!... Daar is geen mensch , naar ik het wel bemerk, Hoe! twintigduizend gulden Voor myn ontfiag! 't is niet te dulden ! 't Is, by men zooien , dievenwerk! Wat doet Colette thans?... wat kon haar toch beleezen Van my te minnen, daar die pry Altoos een' haat had tegens my ? E ft*  66 DE SOLDAAT DOOR DWANG, Ziedaar, ik wil een fchoelje weezen Zo ik iets van de zaak bevat. Ai! wat is dat? ai! wat is dat? ARIA. Wie is daar? Myn hart fluit toe. Ik weet van angst niet wat ik doe. Wie is daar? Hoe nu! Ga, of ik vuur op u. Vermits hy den haan niet heeft overgehaald, gaat het geweer niet af. Matr, wat febrik ! Offchoon ik mik, 't Geweer geeft flag noch tik. Paf! Hy bootst met zyn' mond het fchot van den fnaphaan naar. 't Vtrroert zich niet; Ach! ach! wat groot verdriet! Is 't een duivel, yfegrim, " Of een fchim ? Zyn afgrysfe'.yk zwaard Maakt my vervaard. Hy trekt zyn' degen en legt zyn7 fnaphaan op den grond. Ha! ik fehep moed! fta nu, jouw zot! Sta, kaerel! of je bent kapot: Met eenen ftoot, Zal ik je, fakkcrloot! . . . Hy  KLUCHTIG B L Y S P E L. 67 Hy loopt tegen zyn' fnaphaan, waardoor hy op den grond valt. Ach! ik ben dood ! Hy Jlaat op en tast naar het gewaande fpook. Wat ben ik toch een uit! 't Is niets Dan Hechts een boomftam : kan het weezen! Ik ben in angst en duizend vreezen! Oei! oei! nou hoor ik echter iets. ZESTIENDE T O O N E E L. LUCASjpoRVILLE en COLETTE, mi jf verfchiet, COLETTE. A R I A. Neen , neen , mynhcer; Laat af, vcrfchoon myne eer: Geloof het niet, ik ga niet heen; Ik zal in uw ontwerp piet treên: Vergeefs zyn a(l uw teên. : | LUCAS. 7 Het is Coiettes Item: ó fpytl DORVILLE, ïs 't mogelyk dat gy zo ras veranderd zyt f LUCAS. En die des kapeteins. E 3 SOR*  63 DE SOLDAAT DOOR DWANG, DORVILLE. Maar, ik heb u begrepen, Gy hebt my nooit bemind; Gy hebt, door uw geveinsde kneepen , Myne oogen Hechts ^verblind : 'k Was van uw hart geenszins verwinnaar; Gy vleidde myne min Hechts met geveinsde taal, Om des te grooter zegepraal Te fchenken aan myn' medeminnaar. LUCAS. Hy babbelt nog al niet heel Hecht ! C 01-E T TE. Neen: 't is vergeefs al wat gy zegt. DÖRVILLE. Wel nu, daar alle hoop door u my word ontnomen, Daar gy myn wanhoop gaande maakt, Zal ik thans door geweld wel wecten te bekomen... LUC AS. Hoel zoekt hy door geweld... DORVILLE. Volg my, bfgy moogt fchroomen» Ik zal, ondanks uw', wil... COLETTE. Help! help! LUCAS. Zy word gefchaakt'. ik; vlieg'er heen : wat droes! ligt me aan myn' post gelegen 5 Z E-  KLUCHTIG B L T S P E L. 69 ZEVENTIENDE T O O N E E L. de tak, de korporaal; eenigefokhaten, met lantaarns. de tak. Goed, 'k heb hem in den firik gekregen, 't Sa, mannen! in 't geweer. de korporaal. Wat is 'er, heer fergeant? de tak. Een delerteur; volgt hem van allen kant. LAATSTE T O O N E E L. dorville, colette, de tak, de KORPOr raal, de tamboer; lucas, tusfehen eenige foldaaten. de tak, tegen Lucas. Ach! ongelukkige! wat hebt gy ondernomen? lucas. .Wie, dekzel! kon het droomen ? 'k Den één minuutje maar van hier geweest: ó jee! de TAK. Het is genoeg: ik heb de wet u voorgehouèn. lu CAS. Goed, goed; de wet! je lagcht Jer meê. E 3 DE;  70 DE SOLDAAT DOOR DWANG, DE TAK. Wel nu, gy zult het ras aanfchomven. i COLETTE, tegen Dorville , veinzende te weenen. Gy zyt een wreedaart! een barbaar! DORVILLE. Zwygftïl, juffrouw, zwygflil, bedaar. Zaclit. Zyt niet bevreesd, hem zal geen leed gefehieden. LUCAS. Wat huilt ze! de arme meid 1 wat fchort 'er aan, myn kind ? DE KORPORAAL. Blyf ftaan. Hoe! zoekt gy ons te ontvlieden? COLETTE. Ik zal 't befterven , lieve vrind! L UC AS. Ei z'c, \v)C tcêr ze me bemint! Heur liefde is my voorheen nog nooit zo fterk gebleekcn. DE KORPORAAL. 't Is nou wel tyd van min te fpreekcn. COLETTE. Ach! moet ik nog dat wreed verdriet Beleeven, van u te zien fterven ? LUCAS. Hoe! fterven! ik, menheer ? gekfcheer me nou toch niet. Ei! laat me jouw genaè verwerven. DOR-     KLUCHTIG E LTS PEL. 21 Dag, Lucas! 't ga u wel. colette. Vaarwel, mynheer. lucas. Vaarwel. Dat ü 't geluk op reis verzeil'! ACHTSTE T O O N E E L. lucas, colette. lucas. Wel! nou zyn ze allebei verdweenen! Colette, koeltjes. De Hemel zy gedankt! lucas. Je fpot 'er meê, zou 'k meenen: jouw hartlap gaat van hier, en jy, Je zoud 'er blyd om zyn ? colette. Wie? hy myn hartlap! hy? Gy zyt misleid , geloof dat vry; Daar is niets aan. lucas. De droes! je zelt me zo niet doeken. J» ücpt hem overal gelyk een hondje na. C co-  34 DE SOLDAAT DOOR DWANG, colette. In tegendeel, hy was 't die my altyd kwam zoeken. lucas. Je mogt hem gaarne zien. colette. In zeker opzicht, ja: Hy was altyd beleefd en minzaam, bovenmaaten; Ik mogt hem gaarne hooren praaten; Ik denk dat dit natuurlyk is. lucas. Je had hem lief, dat is gewis. Je hebt me zelf nog voorgehouên, Dat hy jouw vryer was; dat jy hem wilde trouwen. colette. ó! Dat zeide ik alleen om u te toetfen, vrind. Wy fcheppen dikwyls groot behaagen Wanneer wy een' jaloerfchen plaagen. lucas. In ernst; heb jy hem nooit bemind? colette. Wel foei! hy was my al te pover. Al dat verheven baart verdriet: Wy geeven ons zo ligt niet over, Vooral, aan zulke heertjes niet. ARIA.  KLUCHTIG B LTS PEL. 35 ARIA. Zy zyn een hand vol vliaeeri, ïn ons wat voor te liegen. En listig te bedriegen , Beftaat al bun vermaal;. De meisjes vleijen, Én fnood veiieièn, In fcliyn van vryën, Is hun zaak. Die vogels vliegen, Wet groot getier, Dan gfaitsch dan hier. Zy zyn een band vol vliegen: Zy zoeken in 't bedriegen Geftadig hun vermaak. Die vogels, enz. Lucas. Je hebt gelyk; 't zyn doorgaands fnaaken Daar weinig ftaat op is te maaken. COLETTE. Zo is 't. Dan ziet men ze, dan ziet men ze weer niet, Éen fchoone vordering! lucas. Je moet 'er eentje trouwen Die heel beliendig is, die jou kan onderhouên; Een' man als ik, want aêrs dan hebje maar verdriet. C OLETTE. Ik weet, men vind by u all' wat men kan verlangen. C 2 LU-  KLUCHTIG B L TS P E L. 37 colette. Ach! Lucas, gy begeert thans een verklaaring... die Ik zonder fchaamte niet kan uiten. lucas. Kom, kom, je mot maar voort befluiten. colette. Gy zyt zo dringend, wacht nog, want... lucas. Oei! oei! je valt al door de mand. Je kent het nou niet meer ontkennen, Of Heintje Pik mag vry me fchennen! Je hebt me lief, beken het maar. colette, ter zyde. Ik waag 'er toch niets by. Overluid. Ziedaar... ' 'k Beken gy wist my te overreden. ?k Bemin u... Zyt gy nu te vreden ? lucas. 4 R I A. Ach ! ach ! hou op, jouw diefje! Of 'k val in onmagt neêr; Is 't mogelyk, myn liefje! Bemint gy my zo tcêr? Zeg, zyn het dan geen droomen ? Spreekt gy my thans oprecht? C 3 * Is  38 DE SOLDAAT DOOR DWANG, Is 't waar het geen je zegt? Het kan in my niet komen; Gy mint my dan oprecht; Myn ziel, myn tweede leven, Ik bid je, wil me toch Myn j 'loezy vergeeven; 'It Val op myn kniën, och ! Genade! Vergeef het me toch. Colette hem haare hand toereikende om hem te doen opflaan, verheeld hy zich dat het is om die te kusjchen. Ach ! ach! hou op, enz. COLETTE. Ach! Lucas, fchei toch uit, bedaar een oogenblik: Je maakt me wonderlyk. LUCAS. Daar is niet aan gelegen. Ter zyde. Ze heit my eindlyk lief gckre»en. 6, Jemenie nog toe ! wat ben ik in myn' fchik! Overluid. Maar ik ken de oorzaak we! bemerken : De brief begint gewis te werken, COLETTE, verlegen. Hoe ! welk een brief? Ter zyde. Ik ben ontdekt. LUCAS. Wel! van de Tak... kom, kom, jou diefje! J»  KLUCHTIG B LTS P E L. 39 Je weet het ommers wel. colette, ter zyde. 't Is alles uitgelekt. lucas. Zeg, was het niet een aartig briefje? colette. Ja wel, ja wel. Ter zyde. rf"t.' Hy zet my pal: Ik weet niet wat ik zeggen zal. NEGENDE T O O N E E L. colette, lucas, een korporaal.; een tamboer, die rondom Lucas loopt en den trommei roert. de korporaal. Den hoed af. lucas. Hei! Iaat my met vredcn. Ter zyde. Wat zyn dat weer voor nieuwigheden! de korporaal. Van 's koning wegen, word belast, aan Jilles , Blafius, Lucas, aangenomen in dienst van de koinpagnie, onder den heer kapitein, Ridder Dorville, van zich ten eerfie by het vaandel te vervoegen, om morgen ochtend C 4 teu  4o DE SOLDAAT DOOR DWANG, ten vier uuren , met de overige rekruuten, te vertrekken, op pecne dat hy, by nalaatigheid van dien, als deferteur zal geftraft worden, ingevolge de geftrengheid deiwetten. LUCAS. Wel, waar komt dit van daan ? Wat wil dit zeggen ? DE KORPOR AAL. Hoe! hebt gy my niet verfta^n? V'■ LUCAS. 'k Ben, voor den droes! niet aangenomen; Het is bedriegery, volkomen. DE KORPORAAL. Hoe nu! bedriegery? voor wie ziet gy ons aan? 't Verbandfchrift hebt gy onderlchreven En aan den kapitein gegeeven. Ik zag het in zyn handen, vent! En daar is 't kleed dat hy u zend. COLETTE. Mynheer, men prest hier van zyn ieeven Geen lieden met geweld. DE KORPORAAL. Ach! welk een zotte praat! Gy raaskalt, zo ik 't wel bevroedde; Wees maar terdeegen op uw hoede, Mc» maakte u anderszins misfehien ook wel foldaat. L V-  KLUCHTIG BL TS PEL. 41 lucas. Ik zeg als nog, het ken niet vveezen: Jouw kapetein, menheer, is een fchavuit. de korporaal. Wel hoe! Weêrftreef my niet, of gy moogt vreezen. Maak voort; ik ben die praatjes moê. TRIO. de korporaal. Kom, gy moet gaan. lucas. Neen, 'k blyf hier ftaan. colette, zich gelaatende alsof, zy .weende. Bil I"! 'iü hi! arme Lucas ! de korp oraal. Ga meê en ras, Of gy ziflt zien... colette. Hoe kan 't gefcbiên ! Ui! hi! hi! hi! lucas. Neen, 'k blyf hier (laan. de korporaal, 'k Zeg u nog eens dat gy zult gaan. lucas, 't Is een abuis. colette, menende. Helaas! wat kruis! CS DB  KLUCHTIG BLTSPEL 45 TWAALFDE T O O N E E L. DE TAK, LUCAS. DE TA K. ARIA. Geduurende deeze aria, loopt de Tak als verwoed ever het tooneel, en veinst Lucas niet te zien. Ach ! *t zyn Vervloek'e knecpen, Cuitenftukken, fyn doorliepen, Door den duivel begrepen , Ik vergeet liet niet list; Zo goddeloos te liegen, Een' krygsinan te bedriegen 4 'k Zon hem wel willen vliegen Van kwaadheid in 't gezicht; 'k Zou hein die valfcbc neepen, Z ik dorst, wel doen vergaan ; 'k Zou hem tot hitspot (laan, En tot ftof doen vergaan. Ach ! 't zyn, enz. LUCAS. Hoe ben je zo geftoord? de Tak, zie watje doet. DE TAK. Ha! zyt gy daar ? myn vrind, kyk, zie je, ik ben verwoed! LU CAS. Wil my daarvan de reen ontdekken.  46 DE SOLDAAT DOOR DWANG, DE TAK. Hoe! weet gy niet wat fhoode trekken Men u gefpeeld heeft ? ach! ik ben 'er van ontftcid. Gy zyt thans de onze, vrind, gy moet met ons te veld LUCAS. Is 't waar? DE TAK. Maar al te waar. LUCAS. 'k Ben daarmeê niet te vrcdcn. DE TAK. Cv moet wel, vrind, daar helpt geen reden; Men heeft uw handfchrift. LUCAS. Dat 's niet waar. 'k Heb niets getekend, kyk, dat weet ik al te klaar. DE TAK. ö! Gy weet niets. Daar is op de aarde Geen goede trouw noch vroomheid meer; Myn kapitein... Ja wel, ik zweer Dat myne woede nooit bedaarde... Maar 't goed geluk vereelt hem , want Hy is kaptein , myn vrind, en ik ben maar fergeant. LUCAS. Wel nou, dc kapetein... b e  5o DE SOLDAAT DOOR DWANG, LUCAS. Maar hoeveel vraagt hy dan ? doe my de fom verflaan, DE TAK. Vyfduizend kroonen. LUCAS. Och! je doet me waarlyk beeven. Vyfduizend kroonen ! wel ik meen... Ben ik dan zoveul waard' ? D E T A K. Wei neen ; Maar hy heeft geld van doen om naar het veld te trekken. LUCAS. Die turk ! die beul! die gek der gekken! En jy, je raad me dan , de Tak, Dat ik die fom hem zou betaalen ? Ik zag hem liever door vyfduizend duivels haaien, Ja, dat hy hals en beenen brak! Je zelt me daartoe nooit beleezen ; Neen, myn befluit is vast gefield; 'k Ga met je meê. DE TAK, verwonderd. Is 't waari LUCAS. Ja; ik ga meê naar 't veld, . En fpaar ten minfle dus myn geld. a e  KLUCHTIG B L Y S P E L. 51 DE tak, te" zyde. Dat zou de meening toch niet weezen. Overluid. Gy zult dan meê gaan ? dat 's geweld! lucas. Ja: ik zal meê gaan, zonder liegen. Kyk ; zoekt hy Lucas te bedriegen, 'k Zal hem bedriegen : leêr om leêr; Dat 's: fopje my , ik fopje weer. DÊ TAK. Gy zult ten ftryd gaan ? wel ik zweer... LUCAS. Ja, ik; het fcheelt me nou niet meer. DE TAK. Och, vrind! gy zult het u beklaagen. 't Is een beroep dat moeilyk is; Gy zult bczwyken, dat 's gewis: Gy zult dien last niet kunnen draagen. LUCAS. Wat, wisjewasjes! feldrement! Ik ben het werken wel gewend ; En zeg, wat heb jelui veur moeite daarenboven? Sints jy hier ligt in garnefoen , Doe je anders niet dan exferceeren , Jouw'^ost bewaaken, 't keelgat fmeeren. D 2 bat  y2 DE SOLDAAT DOOR DWANG, Dat zei jelui de dood niet doen. En d'overigen tyd ga jy je diverteeren. DE TAK. Dat zyn de roosjes flechts van ons beroep , myn vrind ; Maar, och! wanneer men zich in een gevecht bevind, In een belegering, of diergelyke dingen, Dan leert men andre deuntjes zingen. L UC AS. In een gevecht! wel hoe! Wat doe jelui daar ? DE TAK. Luister toe. ARIA. Op 't gerucht van klaroen, van trompetten, Vergatieren, met flaanden trom , Met fnaphaanen, met baijonnettcu, Duizend menfehen alóm. De veldheer geeft het fein ; Alles nadert groot en klein ; De kogels vallen neer als regen; Het aefchreeuvv hoort men allerwegen, En den trom Roert men alöm. liet kanon en de bom Maakt een vrcesfelyk gebrom. * Hoof-  KLUCHTIG B LTS P EL. 53 Hoofdcii en bccnen Rollen als fteeneiï. De dooden zwemmen in hun bloed; Men treed de lyken met den voet; Mcnfcben en paarden, ziet men ihceven. Wat dunkt u van het oorlogsleeven ? LUCAS. ' En benje dikwyls van jouw leeven In die omftandigheid geweest? DE TAK. 'k Geloof het wel, vermits ik meest... LUCAS. En jy hebt nooit den geest gegeeven? DE TAK. Zo als je ziet. LUCAS. Ho! 't is dan zo gevaarlyk niet Gelyk ik docht; als jy 'er 't hagchje niet by liet, Waarom zou ik 'er dan alleen den hals by breeken? Kom, kom, 'k laat myn befluit niet fteekerj.. Hy trekt het kleed aan. DE TAK, hem helpende. Ik ben verheugd; maar 'k dacht niet, dat Gy zo veel moeds bezat. Wy zullen vogels zyn, myn vrind, van eener veêren. D 3 LO-  ; DE SOLDAAT DOOR DWANG, LUCAS, den hoed neemende. Hoe leef ik met dat ding ? DE TAK/, hem den hoed fchuins op het hoofd zettende. Zie, zo zet men den hoed. De duivel haal me! ik wil je zweeren Dat gy 'er.uitziet... zo verwoed Gelyk een krygsman. Nu den degen... De baijonnet... Voortreflyk goed! Die drommelskindren! allerwegen Vergeeten ze iets. Daar is.geen fnaphaan; doch dat 's niets; Ik zelf, ik zal 'er u een geeven; Maar weet gy wel daarmeê te leven ? LUCAS. Die kennis is al vry gering; Ik fchoot voorheen niet aêrs dan met een roestig ding, Toen ik uit ftroopen ging. DE TAK. Dat is om 't even. Daar is de kapitein : groet, groet, DER-  K LUC H TIG B LTSPEL. 55 DERTIENDE T O O N E E L. DORVILLE, DE TAK, LUCAS. DjORVILLE. De Tak... DE TAK. Mynheer... DORVILLE. Is 't all' gereed ? DE TAK. 6 Ja. DORVILLE. Is deeze man van eer Ook reeds reisvaardig ? de TAK. Ja, kapitein: geen mensch was ooit den dienst meerwaardig Dan deeze man, geloof het vry. Gy hebt in uwen dienst maar weinige foldaaten Die zo manhaftig zyn als hy. DORVILLE. Wel, dat verheugt my bovenmaaten; Maar weet de goeije man Dat wy op morgen reeds vertrekken ? de tak, tegen Lucas, hemepgeevende. Ja, kapitein. D 4  56 DE SOLDAAT DOOR DWANG', lucas. Ja.. . de tak, als vooren. Kapitein. Toe, antwoord dan. lucas. Ja, kapetein... 'k Wou hem wel nekken. dorville. Wat 's dat ? Hy fchynt te onvreên, naar ik het merken kan. Indien 't zo is , hy fpreek 'er van, 'k Heb nooit onwilliger) in mynen dienst genomen. lucas, ter zydeVyfduizend kroonen... 'k zie hem komen... Je zelt niet trekken , maatje ! neen. Overluid. Vergeef het me , kaptein , de reên . - dorville. De Tak. de tak. Myn kapitein. dorville, ftil tegen de Tak. Hy gaat dan met ons heen ! de tak. 6 Ja , om u te foppen; Doch ftel u mtiar te vreên. Ik zal'hem wel zo helder kloppen Dat  KLUCHTIG B LTS PEL. 57 Pat hy daarvan in 't kort een' affchrik krygen zal. LUCAS, ter zyde. Dat docht hy niet; hy kykt als mal, DORVILLE. De Tak. DE TAK. Kaptein, wat hebt gy te beveelen ? DORVILLE. Draag zorg om de orders uit te deelen, En monfter de rekruuten wel. DE TAK. Tamboer, fla het appél. Tegen Lucas. Kom, voeg 'er u dan tuslchen beiden. LU CAS. Ben ik 'er dan aan vast ? is 't waar ? DE TAK. Een fchoone vraag! kom , ftcl u daar. Stil tegen Dorville. Ik ga my tot den flag bereiden. Hy plaatst Lucas in 't eerfle gelid. DORVILLE. Waar is uw fnaphaan ? DE TAK, een7 fnaphaan aan Lucas geerende. Wacht, myn vriend, D 5  58 DE SOLDAAT DOOR DWANG, Daar 's een geweer zo als u dient. DORVILLE. De Tak. DE TAK. Myn kapitein. DORVILLE. Doe hem voort exferceeren. DE TAK. Ik zal op 't oogenblik voldoen aan uw begeeren. Tegen Lucas. Myn vriend, pas toch wel op en let op het bevel, LUCAS, ftil tegen de Tak. Je mot me nou en dan reis raaden , hoor je wel. DE TAK, ftil tegen Lucas. Indien gy wilt oplettend weezen, Want zie, in diergelyk geval Helpt ons de vriendfchap niet met al, Dan hebt gy nergens voor te vreezen. LUCAS, ftil tegen de Tak. 'k Beveel my in jouw gunst, want ik... DE TAK, ftil tegen Lucas. Stel u gerust, 'k zal dat wel klaaren. DORVILLE. De Tak, * gebied u voort te vaaren. D  KLUCHTIG B LTS PEL. 59. DE TAK. 't Is wel, kaptein, op 't oogenblik. DUO. DE TAK. Mcsfieurs, let wel; Geeft acht op het bevel: Links om keert u; Rechts om herftelt u ; Rechts om keert U. Lucas fleekt zyn hoofd vooruit; de Tak ligt hem de kin op met zyn' flek. LUCAS, zich recht ftellende. Is het zo niet goed? DE TAK, op eenen vricndelyken toen. Ja; hou maar moed ; Maar gy moet u handig toonen. Links om herftelt u. Lucas de overige foldaaten befchouwende, her/lelt zich terwyl de Tak zyn' ftok opligt. LUCAS, met een droevig gelaat.. Wil my verfchoonen. DE TAK. Zwenkt uw geweer tot braden* Yat uw patroon, LU-  DE SOLDAAT DOOR DWANG, LUCAS, verlegen rondziende tracht de andere foldaaten naar te- bootzen en zegt tegen de Tak. Ik zweer, Dat gaat duivelsch gaauw, menheer! DE TAK. Opent uw patroon. Lucas fcheurt de patroon met zyn handen, DE TAK, tegen Lucas. Met geen handen; Met uw tanden. Laadftok in den loop. Zet aan. LUCAS , door de Tak gejlaagen wordende. Zet zoo hard niet aan. DE TAK. Laadltok op zyn plaats. Baijonnet op 't geweer. LUCAS, als voeren. Ai! ai! *k heb het wel verfkan. DE TAK. 't Geweer om hoog ... op fchouder. De Tak doet als of hy den foldaat, die naast Lucas Jlaat, Jloeg; Lucas , de flagen voelende, maakt verfcheiden grimasfen. DL  KLUCHTIG BLYSPEL. 61 DE TAK, tegen Lucas. Waartoe zo veel grimasfen? Het geld u niet. LUCAS. Ëilieve, zictT 't Doet my ec'.uer zeer. DE TAK. Herftelt u weêr. DORVILLE. Zie zo, dat gaat heel wel.; Men kan geen beter volk verlangen: Wys elk zyn plaats, en kom daarna het laatst bevel Voor ons vertrek ontfangen. Hy vertrekt. DE TAK, tegen de fcldaaten. Gaat allen naar de Wacht; Ik zal u volgen. Be foldaaten vertrekken, VEER*