1091 | fel  HET GROOTE TOILET. B L IJ S P E L. EERSTE B E D R T F. (Het Tooneel verbeeldt eene kamer, in het Huis van den Heer van Hoogenhoofd.) EERSTE TONEEL. De Heer van hoogenhoofd (in een sverrok, op een Sop/ia) braakveld. (Een knegt brengt het ontbijt.') De Heer van hoogenhoofd. Gij zijt dan gelukkig gearriveerd, mijn goede Braakveld? van harte welkom, het is mij lief, dat gij zoo vroeg koomt, dus'heb ik best tijd,' om met u te fpreken. braakveld. Vroeg? het is negen uuren, en ik heb reeds een uur in de voorkamer (laan wagten. Zo was het voorheen niet, genadige Heer, wanneer gij bij ons op het land waart, toen wandelden' wij dikwijls zaatnen, met het oogaan der zonA ne,  2 Het GRO.OTE TOILET. ne, over de weiden, en akkerlanden, toen korlde ik "iet te vroeg bij u zijn. Hou het mij ten besten, genadige Heer, maar gij zijt zeer veranderd federt gij aan het Hof zijt. — Het gaat daarom evenwel op uw land niet dimmer. (Men sief geld en boeken in het vertrek brengen.') Mijn Boeken , en mijn Geld zullen u daarvan overtuigen, hoop ik. De Heer van hoogenhoofd. Ik veranderd ? mijn goede oude Man! hoe gaarne keerde ik tot mijn landleeven te rug! indien het mogelijk was, om mij zoo ligt weder los te maaken, als ik hier vast geketend ben. — Och! hoe wel te vreden zoude ik zijn, indien andere in mijn huls zo weinig veranderd waren. braakveld. Hoe zo? genadige Heer! gij maakt mij ongerust, de genadige Vrouw en de Freule Sophia zijn immers wel? De Heer van hoogenhoofd. Zeer wel, — maar al te wel. Ach! lieve Jacob, wat helpen alle uwe moeire en arbeid ? en mij alle mijne zorg en reekenen? Die vervloekte zugt tot pragt! ijdere nieuwe mode, ijder bal, ijdere fète is voor mij zoo goed als brand, of misgewas op mijn land; met ijdere wonderlijke Coè'ffure vliegt 'er eene Boerehoeve, ja zomtijds meer. Waar wil dat heen? 6 ra a K-  B L T S P E L. 3 braakveld. Nu begrijp ik hec, genadige Heer! Ja dat ken ik ook; mijn Vrouw zaliger lag ook aan dien euvel ziek. Ik heb ze maar eens mede naar de ftad genoómen } en dat koste mij — ja ik mag 'er niet aan denken; _ geen winkel kon zij voorbij gaan , of zij moest wat koopen; Maar Boerehoeven ! Boerehoeven ( dat is al te erg. De Heer van Hoogenhoofd. En tot mijn leedwezen, maar al te waar. —Wij hebben van avond gezelfchap, daar zal her, voorland, dat wij verkogt hebben, wel mede heen gaan, gij brengt 'er Het geld voor mede, denk ik. braakveld. Ja, genadige Heer, veertien honderd Rijksdaalders, vier en veertig duivers en drie penningen , wel geteld. Gij hebt wel gedaan, dat gij dat voorland verkogt hebt, het was een dag reizens heen en weder, en men verzuimde te huis meer, dan dat inbragt; maar dat de genadige Vrouw, dat in eens verkwist, zoude ik «ooit hebben konnen droomen. De Heer van hoogenhoofd. Ja, Jacob, dat en nog meer. {Hij toont hem eenige papieren) Gij zijt een Verdandig man, daar ik altoos daat op kan mflaken, en zult 'ör buiten 'shuis niet van fpreken, want dat zoüA 2 dé  6 Het GROOTE TOILET. braakveld. Ik ga; — maar, genadige Heer, was het niet wel zoo goed, dat geld, wat uit het gezigt te leggen? — De Heer van hoogenhoofd, lagchendc. Laat dat maar leggen, — kat dat zo goed zijn. TWEEDE TONEEL. I>e Heer van hoogenhoofd, Mevrouw van hoogenhoofd, in negligé. Mevrouw van hoogenhoofd. Goede morgen, mijn beste, zo vroeg op? ik heb niet wel geflaapen. Och ! die verdrietige Soupés. bij GïXuï Alsitz, dan ilaapt men in geen acht dagen! De Heer van hoogenhoofd. Het fpijt mij, dat het u zoo weinig gevalt, in een huis, dat anders van alle lieden van verftand en fmaak geagt wordt. Het is waar 'er is geen Ton, en noch minder verkwistende kleeding. Mevrouw van hoogenhoofd. Kleederpracht? neen zeker niet, men kan 'er aelfs wel in negligé gaan; Ik was de eenige, die met fmaak gekleed was, de andere waaren, pf zij uit de Kerk kwaamen, en nog eerst hun  B L T S P E L. 7 bun Toilet moesten maakeri. Maar, mijn fchat, wat fcheelt 'er aan? gij zijt niet -opgeruimd. De Heer van hoogenhoofd. ' 't Kan zijn, — misfchien heb ik 'er reden toe. Mevrouw van hoogenhoofd. Welke? — Heeft de oude Jacob onaangenaame berigten gebragt. Ik kwam hem zo even te gemoet , volgens zijn gezigt te oordeelen , waaren 'er Nachtvorst, Hagelbuijen, en, den Hemel weet, welke Landplagen nog meer, voorgevallen; maar gij weet, mijn lieve Man, zulke Lieden is het klaagen eene tweede natuur, en bij is, buiten dat, een oude knorrepot, dien ik nooit heb moogen lijden. De Heer van hoogenhoofd. En die ons toch hoogst noodzakelijk is *, ook heeft hij mij geen onaangenaame berigten gebragt; op ons goed ftaat a-lles in den besten ftaat, zo hij zegt, en wanneer het bij ons wat minder floreerde , misfchien zoude ik lugtiger zijn. Mevrsuw van hoogenhoofd. Ik verfla u niet, mijn beste; en om de,waarheid te zeggen, verdient de oude Jacob uwe befcherming zoo zeer niet; het is een oude, verdrietige , luije vent. Weet gij wat, ik heb een' voortreitelijken voorflag tot verbetering van de behandeling uwer goederen. A 4 De  8 Het GROOTE TOILET. De Heer van hoogenhoofd. Hoe ! gij een voorflag tot verbetering van denLandbouw? dien ben ik nieuwsgierig te hoeren. Mevrouw van hoogenhoofd. Gij kent onzen la Fleur wel? De Heer van hoogenhoofd. Uw bepoederde, lugdge K«pper, is het die niet? - Maar gij zult hem beter kennen, zonder twijfel, dewijl gij dagelijksch vier uuren ouder zijn handen doorbrengt. Mevrouw van hoogenhoofd. Hij is een aftief, vlug mensch, vol verftand en doorzïgt. De Heer van hoogenhoofd. Het kan zijn ; goed; _ wat zoude nu die la Fleur? Mevrouw van hoogenhoofd. Wat meent gij, wanneer gij den ouden Braakveld op ftal zette, en dien jongman, in zijn plaats InfpeEtor maakte ? Hij heeft 'èr mij al eens van gefprooken, hij heeft Idéés, en wanneer gij hem wat voorfchiet, dan zoude hij. ons inkomen in het kort verdubbelen; en dan kan hij mijn Lifette trouwen. Wat zegt gij van dit plan? Niet waar, gij lagcht'er om? De Heer van hoogenhoofd. Voortreffelijk I Mevrouw van hoogenhoofd. Zoo ziet gij, dat mijn plans evenwel zoo lug-  B l T S P E L. 9 higtig niet zijn , als gij daar zoo even mijnen armen Li Fleur geliefde te noemen. De lieer van hoogenhoofd. Ik verzoek u zeer excuus, en ik ben het daaromtrent volkomen met u eens, dat Monfieur la Fleur juist de man is, door wien ik mijne inkomften kan verdubbelen. (Spottende.) Gij verftaat mij, Hartje? Mevrouw van hoogenhoofd. Ik geloof — ja. De Heer van hoogenhoofd, nog meer [pottende. Ik meen namentlijk, wanneer wij Monfieur lei Fleur op (lal zétten. Mevrouw van hoogenhoofd. Och? gij lacht 'er mede; en gij hebt geen vertrouwen in zijne bekwaamheden. De Heer van hoogenhoofd. Ik vertrouw, dat Monfieur la Fleur op mijne goederen, met hakken en ploegen, -dezelfde verwoestingen aanrigten zoude , als de oude Jacob Braakveld met kam, poeder en pomade in uw hair, Mevrouw, dat al wat dun begint te worden. Mevrouw vanh o o genhoofd. Gij zijt van daag onverklaarbaar , gij zijt bitter. De Heer van hoogenhoofd. Ik zal dan duidelijker wezen. Het is goed, A 5 dat  io Het GÏIOOTE TOILET. dat gij zelve eerst van Oeconomie begint te fpreeken, en het is hoog tijd dezelve wat meer in ons huis in te voeren. Sophie is agttien jaar oud, en zal ons welhaast moeten doen denken oia haar, naar haaren rang, uit te trouwen. Mijn Zoon koomt van de Akademie en zal reizen. Nu weet ik niet, waar wij'de onkosten van daan zullen halen , die het een en andere vorderen: want volgens onze, tot nu toe gehouden inrigting, is alles, zo wel wat mijn Ampt, als mijne goederen geeven, altoos juist opgegaan. Mevrouw van hoogenhoofd. Dat wijt gij mij evenwel niet? De Heer van hoogenhoofd. Wilt gij wel de moeite neemen, van die papieren eens in te zien? {Hij reikt haar papieren toe.) Mevrouw van hoogenhoofd, dezelve vlugtig inziende. Rekeningen zie ik — gij weet lieve Man, dat ik daar geen verftand van heb-,- De Heer van hoogenhoofd. Gave de Hemel, dat gij ook geen verftand hadt van die te maaken. Ik zal u in het kort 'er den inhoud van zeggen: N°. i., van negen honderd Rijksdaalders , die de Heer Courant aan zijde waaren aan uVe genade heeft laaten volgen. Dit is N°. 2., van twee honderd Rijksdaal-  B L T S P E L. lx daalders, voor het geen de Heer Knipper voor uwe genade en de de genadige Freule, aan Dames Ideederen, op hoog bevel, gemaakt heeft. Dit is N". 3., van drie honderd en vijftig Rijksdaalders , voor het geene Madame Martin voor de genaoige Vrouw en de genadige Freule , aan kapzels en vrouwen cpfchik, gemaakt heeft, Deze N°. 4., van Mevrouw van hoogenhoofd.. Stil eens, dat is De Heer van hoogenhoofd. De geheele fora van alles, is niet meer dan eene kleinigheid van twee duizend een honderd en dertig Rijksdaalders. Mevrouw van hoogenhoofd. Dat is niet mogelijk, Mijnheer, dat is niet mogelijk. De Heer van hoogenhoofd. Het is alles juist volgens Boek en datum, en dat alles heeft de gefchikte, aftieve Monfieur la Fleur, de door uwe genade gedoodverwde Infpecteur der Landgoederen, en Juffrouw Lifette aan uw, mij zoo dierbaare, Perfoon Mevrouw van hoogenhoofd. Ik beken, mijn lieve Man, de rekeningen zijn voor ditmaal ongewoon hoog geloopen; maar, ik bid u, bedenk ook de veele fétes, die 'er federt eenigen tijd aan bet Hof geweest zijn ; en daar bij , (gelijk gij zelf zegt)  B L T S P E L. 13 fige heb ik niets tegen de Provintie, daar gij van fpreekt. Hoe langer dit duurt, hoe zwaarder mijn bezigheden worden , en ik verlang naar rust, en ook gij, mijn waardfte , gij zult welhaast gelegenheid hebben, om die partij te kiezen; herinner u eens, wat gij voor eenige jaaren, (nu zéker zo dikwijls niét,) zeide, dat niets belagchelijker is, dan oude lieden aan het Hof. DERDE TONEEL. De voori&en, een bediende, die een Brief brengt. bediende. Mijn Heer, een vreemde knegt heeft dezen Brief afgegeven. De Heer van hoogenhoofd, breekt den Brief open en leest hem. Tegen den Bedienden. Het is goed, mijn compliment aan Mijnheer, ik zal hem met genoegen verwagten, en laat hem verzoeken, van avond bij ons te komen eeten. (De knegt vertrekt?) (Hij geeft den Brief ean Mevrouw van Hoogenhoofd) Een Brief aan mij. Mevrouw van hoogenhoofd. Van den jongen Lindenberg? dat ftijve, linkfche, pedantfche wezen, dat ons eens, voor egnige jaaren, van de Univerfweit komende, met zijn  i§ Het GROOTE TOILET. zijn bezoek vereerde? die ik in het begin voor een kweeke'ing uit het Inftituut d:r ftommen hield; voor wien zijn Gouverneur het woord voerde , wiens reverentien men hieid, of hij de/.l/e gisteren eerst op het Dansfchool geleerd h.id, en die wanneer hem onze Sophie aanlag, tot zijn ooren toe rood werd? is het die ? De Heer van hoogenhoof r. Dezelfd . Mevrouw van hoogenhoofd. Voortreffelijk! hij zal welkom zijn, zo wat ontttrak ons nog, voor van avond, om het gezelfchap op te wekken, dat is regt een ftukje voor den Heer van Zimmer. De Heer vak hoogenhoofd. Dat hoop ik niet. Het ontbrak den jongen Lindtnberg toen alleen aan waereldkennis; iets dat hij op zi ne reiden verkregen zal hebben, daarentegen heeft hij gezond verftand, en kundigheden; iets dat de jonge Baron van Zimmer nooit gehnd heeft en nooit krijgen zal, en dan, wanneer hij na zijn vader aart, dat mij zoo voorkoomt, flaan zijn Hóófd en Hart op de regte plaats , en ziet. Liefde, daar voor hebben de Heeren van, Zimmer zulk een aangebooren refpefl. Mevrouw van hoogenhoofd. Ik weet niet, mijn lieve Man, welke nadee- ii-  B L T S P E L. 15 lige gedachten gij van den Heer van Zimmer hebt; maar gij Heeren, die de eerfte posten in den Staat bekleedt, wanneer gij een jong mensen ziet, befchouwt gij hem aan de kas van uw Gerechtshof; het geen gij met hem /preekt is eigeiulijk een geleerd Examen, ftaat hij dac door, dan is alles goed, dan is het een Jongman vol verdienften , maar op vernuft , aardigheid, fentimenten, manieren, daar wordt niet op gelet. De Heer van hoogenhoofd, lagchende. En gij Dames, wanneer gij een jong mensch ziet, ziet gij hem aan uw Toilet, en wij zijn gelukkig, wanneer gij hem niet nog nader ziet. Wat gij met hem fpreekt is een erbarmelijk gebabbel over het voorige bal; ftaat hij dat door, dan is het een allerliefst Jonker; maar of hij verftand en verdienften bezit, of de ftaat en de waereld met hem gediend zijn , daar wordt in het minst niet op gelet. Nu dat is ook zeker ulieder zaak, niet, dus permitteer ons, dat wij 'er wat meer op zien. Mevrouw van hoogenhoofd, die ondertusjchen den Brief, doch zeer afgebrooken, hard op leest. „ Ik zoude — zoude mij verblijden, wanneer — hij ook uwe goedkeuring had. " —. Een drommelsch kattefchrift, uit de voorige eeuw* De  B L T S P E L. ai sophie. Die is onverdragelijk. De Heer van hoogenhoofd, op zijn hor- logie ziende. Wat loopt de tijd, als ik met u praat, fchielijk om. Ik heb nog eenige bezigheden, eer ik naar het Hof ga; en daar komt zeker eene bode om u. VIJFDE TONEEL. de voorigen, lisette. Uw genadige Mama laat u zeggen, dat gij ten eerften in de Toiletkamer moet komen. 'Er is zo veel mooi's te zien: koom fchielijk! koom fchielijk! (Zij vertrekt.) sophie, eerst tegen den Heer van Hoogenhoofd. Vaarwel, Vaderlief! Een gelukkig mensch , die bezigheden heeft; welke twee naare ledige uuren wagten op mij! ZESDE TONEEL. De Heer van hoogenhoofd, alleen. Voortreffelijk meisje! die den edclften, braafften man waardig zijt: gij zult hem ook hebben, zo ver de tedere zorg van een' Vader B 3 op  22 Het GR O O TE TOILET. op uw geluk eenigen invloed heeft. En gij, Jongeling! wilt gij eens 2ulk een Meisie hebben? Een Vader zal haar u met vreugde geeven, zoo 'er gezond verftand in uw hoofd leeve, en gezond bloed door uwe aderen bruisfche. ei inde van het eeijïe bedrijf. TfVEE-  B L T S P E L. 27 sophie, getroffen. De jonge Lindenberg ? Mevrouw van hoogenhoofd. Met r:gc ftaat gij verbaasd over de ftoutheid van dien lafbek. Maar de Heeren van Zimmer , van Althui — en misfchien koomt ook Kapitein Rondo — zullen h't hem zoo heet maaken, hem zoo ridiculifeeren, turlupineeren perfifieeren, dat hem de gedagten van trouven wel verbaan zullen, en een Man, die zich ia de groote waereld belagchelijk maakt, wilt gij immers niet trouwen? sophie. Zeker niet. MevPouw van hoogenhoofd. Dit wa^t ik van u, het overige zal zich wel fchikken. Ik hoor uw' Papa koomen , ons Toilet wagt ons, koom gaan wij. (Zij gaan af.) TWEEDE TONEEL. De Heer van hoogenhoofd, volkomen gekleed, jakob braakveld, een knegt. De Hser van hoogenhoofd. Ik ben met zijne Rekening :n en zijne behandeling volkoomen te vreden. Voor 't overige Een  28 . Het GROOTE TOILET. Een knegt. Een koninglijke Jager heeft een brief van ziin Majelleit af te geeven. (De Jager geeft den brief over, dien de Heer van Hoogenhoofd ftil leest.) De Heer van hoogenhoofd. Het is goed. (De Jager vertrekt. Terzijde.) Een beilooten order, bij den Minister van Zimmer en in zijn tegenwoordigheid te openen ! — Wat kan dat zijn? Bezigheden, die veelligt ons foupd van van avond in duigen werpen ; het is rammer, om mijne waarde vrouw's groot, groot Toilet .... (Tegen den knegt.) Naar den Minister van Zimmer - (Tegen Braakveld.) Koom morgen vroeg wederom, dan zullen wij het afdoen, ik heb nu geen tijd. (Hij vertrekt.) DERDE TONEEL. braakveld, alleen. Alles wel doorzien, — waardigheden geeven lasten — hoe ernltig maakte hem die Brief — het gaat mij ook zoo, _ wanneer ik zomtijds bij de Boeren in het veld koom , met het hoofd vol muizennesten, dan is het: kijk! daar koomt onze oude knijzert, ziet hij 'er niet uit, als of de hagel in de boomen geflaagen was? Wat (leekt hem nu wéér in den kop? Maar de Lompens weeten niet, dat men dikwijls  B L 1 S P E L. 29 wijlg onaangenaame orders in den zak heeft. Maar wat of toch die Brief beduiden mag, de genadige Heer zag vertwijfFeld nadenkelijk — en roen uit, en ten eerden — naar den Minister van. Zimmer. — De Hemel bewaare ons maar voor oorlog .... maar wie komt daar? de genadige vrouw. (Hij zet zich in een eerbiedig pojhiur.) Ei! neen, het is de oude Lijsbet ; zij ziet 'er monftreus uit, wat heeft zij een bloemen op haar hoofd! wie zoude geiooven, dat zulk een oude Bol nog zulke fchoo ne Bloemen kon dragen. VIEPvDE TONEEL. uzette, met een belagchelijk kapzei, braak VLL.D. braakveld. Goede morgen, JuffrouwLijsje, goede morgen! Gij zijt het immers, ha! ha! in zulke bloeiende omftandigheden; ik zoude u bijna niet gekend hebben. lizette. En ik u ter naauwer nood, Heer Schout, was het niet aan uwe plompe boeren taal; zo ziet men een Boer blijft een Boer. braakveld. Ha! ha! zagt wat! zagt wat! Gij fchaamt u immers uwe afkomst niet; wij hebben dikwijls naast  So Het GROOTE TOILET. naast elkander geweid, gij de ganzen en ik de osfen. liz et t e. Met dat onderfcheid evenwel, dat ik thans eene geheel andere rol fpeel, en gij nog de osfen, en, het geen niet veel beter is, de Boeren commandeert. Daar bij , moet ik u zeggen, ik heet niet Lij>je, maar Lizette, en Graven en Barons noemen mij dikwijls JulTrouw Lizette of Mamfell Lizette. braakveld. ó Is het zoo! Nu goed! Jonkvrouw, of zo U Edele dat niet meer zijt, Mamfell Lizette, ik moet 'er u ook bij zeggen: ik ben geen Schout, maar werkelijk Opzigter der hoogvrijheerlijke Hoogenhoofdfche goederen, en Graiven en Barons noemen mij : mijn lieve Mijnheer Braakveld. lizette, fpottende. ó! Uw Dienaaresfe, lie.e Mijnheer Braah'eld. b r a a k v e i d. En ik uw Dienaar, Mamfell Lizette. Over dit punt zijn wij dan eens. Nu had ik nog wel een punt, maar die drommeifche bloemen daar! lizette. Hoe zo! wat konnen u die bloemen fcbeelen? Ik draag ze om dat het zo de mode is, en dewijl de genadige Vrouw het zo hebben wil. braak-  B L T S P E L. 31 braakveld. Zij hinderen mij zeer — ki;k zie! terwijl ik zo naar de ftad ging, kwam mij een geheele bijzondere inval in het hoofd; maar die drornmelfche bloemen! lizette. Nu ! — van den inval. braakveld. Kijk zie! Ik dagt zoo bij mij zeiven, kijk, uw vrouw is dood en begraaven. Het is toch verdrietig, wanneer men den geheelen lieven dag met de Boeren geplaagd is, 'savonds geen levendige ziel thuis te vinden, met wie men een veritandig woord fpreeken kan. Gij moet weder trouwen; kijk, daar is Liisje bij de genadige Vrouw — met je penrtisfia , ik wist toen nog niet, dat gij nu Mamfell hict — zij was in haar jeugd eene hupfche flinke meid, zij heeft ondertusfehen in de ftad zo wat mores geleerd, en die zoude zich regt tot een Infpeftors Vrouw fchikken. Maar zie daar, Mamfell Lizette! die bloementuin is, voor een Infpedors Vrouw, tegen alle zeden van het Land, begrijp je? iizettc. Ik zal dan de eer niet hebben lieve Vrouw Braakveld te worden, dit zoude voor mij ontroostbaar zijn; maar ik denk bij mij zeiven, 'er is bij de genadige Vrouw een zeker aartig- jong  f 32 Het GROOTE TOILET. jong kaerel. - Hij hier /* Fleur, die hoopt in 't kort LifpeBor te worden, en is aan eene zekere Lizette verloofd, om die dan Madame Infpeétorfche te maaken. _ Die Monfieur la Fleur nu heeft tegen de bloemen zulk eene antipathie niet, maar is zo beleefd, dat hij dezelve zijne Lizette alle morgen oplreekt , en dat is in allen gevalle beter, denk ik. Ik ben derhalven, lieve gertrenge Heer, Heer Infpec tor, uwe Dienaaresfe! (Met een hoonende netging.) braakveld. Potz flern! dat is een blaauwe fcheen, die van klink is. Nu, nu veel geluks met Monfieur la Fleur, van mijnent weege proost. — maar wat koomt daar aangeftooven? dat fchijnt wel la Fleur zelf te zijn ? VIJFDE TONEEL. de voorigen, la fleur. la fleur. Eh benjour, mijn Engeltje van een Lizetje! lizette. Bonjour, Monfieur la Fleur! is de genadige Vrouw gecoefFeerd? la fleur. Nog niet. — Zij fchriift een billet, en dat weet je, gaat zoo gaauw niet — wij hebben met  ■ * r SP E L. 33 met ons beiden een zeer zwaar woord zitten fpellen. — Ha! wat is dat voor een oude grijnskop? b 1 lizette. Dat is de Heer Infpeétor Braakveld. la fleur. Ach ! op zulk een gezigt zoude iemand allen app-tit vergaan. Maar, Charmante Lizette, dat zal alles een ander air krijgen, wij zullen die Infpeftoris icboon reformeeren. {Er wm dt gebeld.) Kom, Lizette. ZESDE TONEEL. braakveld, alleen. De hagel! Wat een windbui:! Die haazekop rprak van reformeeren. Wagt ik zal je reformeeren! Neen, neen, Jacob, kik dat was voor uw jaaren een domme inval rnet die Mamfell Lizette. Die zoude als Vrouw altoos een Monfieur la Fleur houden, die, ondertusfchen dat hij haar de bloemen met vee! fmaak opfteekt ,\ u met veel fmaak een paar (Hij wijst met de vingers.) Neen, dat gaat niet aan. — (Hij vertrekt.) C ZE-  u Het GROOTE TOILET. ZEVENDE TONEEL. De Toiletkamer van de Vrouw van hoogenhoofd, met allen vrouw/ijken opfchik rijkelijk voorzien. Mevrouw van hoogenhoofd, ia fleur, haar kappende^ lizette. Mevrouw van hoogenhoofd, een boek van het Toilet nemende. Ha! het Journal des modes! wat meldt dat voor nieuws in deze maand ! In 't algemeen zijn het van dit jaar jammerlijke Coeffures , een regt misgewas. — Ik kan dat laage, zamengedrukte niet lijden. (Zij ziet in den fpiegel.j Mij dunkt , Lizette, dat die Coeffure zeer wel ftaat. lizette. Onverbeterlijk, uw Genade. Het is waar, Madame Martin heeft zich zelve deze reis overtroffen. Welk een leven in de bloemen! welke verwen! welk eene houding! Mevrouw van hoogenhoofd, tegen la Fleur. Hooger, hooger, nog wat hooger, vul die boucles. (tegen Lizette.) Zend 'er ten eerften naar toe, of de muts klaar is? de kleermaaker zal 'cr zeker naar wagten. LI-  B L T S P E L. 3 Mevrouw van h o o g t n h o o f d. Weet g,j dan geen raad, Lizette? LIZETTE. Hoor, Knipper, hoe veel moet je hebben, wanneer het kleed va, avond nog gedaan is? knipper. Zes ducaaten, op mjjn eer, binnen een uur, op zijn langst, te betaalen. LIZETTE. *t Is goed, binnen een uur hebt gij geld, op mnn eer, werk maar wst fcMeHjk aan . Juffrouw Martin zal ten eerften met het kapzei koomen. KNIPPER. Goed ! — ik maak 'er dan ftaat op. 0H gaat heen.) LIZETTE. Op mijn eer, binnen een uur. Mevrouw vanhoogkn hoofd. Zijt gij dan geheel gek, Meisje! zo even berispte gij mij, dat ik Courant binnen een uur geld beloofde, en nu maakt gij het zelf even zoo met den Kleermaker; waar zult gij toch het geld van daan haaien? LIZETTE. Laat uw Genade mij daar voor zorgen. Daar kdomt Madame Martin. De Hemel bewaare ons Toilet voor een nieuw ongeluk! C5 TIEN-  42 Het GROOTE TOILET. TIENDE TONEEL. Mevrouw van hoogenhoofd, lizette, la fleur, Madame martin. Mevrouw van hoogenhoofd. Wat is het, Madame Martin? vva: is het? gij ziet 'er zo ontiteld uit. martin. Ach! uw Gerade ! ik ongelukkige! zo yij mij niet redt, ben ik geheel geruïneerd. Mevrouw van h o q.g e n h o o f :>. Spreek! wat is 'er gebeurd? (preek! maar vooraf is het kapzel gereed? martin. Ja, maar Mevrouw van hoogenhoofd. Hoe! maar! martin. Het is in tanden van het Gerecht. lizette. Ongeluk bij ongeluk 1 Mevrouw van hoogenhoofd. Wat heeft het Gerecht met mijn kapzel te doen ? martin. Lllifter, uwe Genade, liet is een kwaadaartige Chicane van den Onderfchout, om dai ik hem d entrèe in aijn huis, bij mijn Naaimeisjes  B L T S P E L. 5; DERDE B E D R T F. Een gezelfchaps Kamer. EERSTE TONEEL. sophie, alleen. QZij ftaat voor een1 fpiegel.) w » V el verbaasd, dat heet eerst gekapt zijnl De eerfre, die dit verfchrikkelijk fieraad opzette, moet voor haar zelve wel benaauwd geworden zijn. Weg! weg! Ik kan mijn eigen beeld niet verdraagen! De menichelijke gedaante is ter naauwernood gebleeven. Ach! was de avond al om! en die zal, gelijk Mama zegt, een gewigtige avond voor mij zijn. Ik kan het naauwlijks denken 1 Mijn Vader ! — hij houdt te veel van mij, om mij den grootften dwaas, een mensen, zonder verdienften, zonder grondbeginzels, in de armen te werpen. Maar het is de Zoon van den Minifter — en vraagt de Vader mij — en ik word geweigerd — D 3 hij  54 Het GROOTE TOILET. hij zoude onverzoenelijk zijn — en dat is gevaarelijk. — Ik weet niet of mijn Vader het zal kannen ontwijken — en ik zoude het eerfte Meisje niet zijn, die door den besten Vader aan het welzijn van zijn Familie gefacrifieerd- wierd. TWEEDE TONEEL. Mevrouw v as n o o g e n h o o f o , geheel gehapt , voor '/ overige nog in negligé. sophie, lizette. Mevrouw van hoogenhoofd, beziet Sophie van het hoofd tot de vosten. Nog niet geheel naar mijn zin 1 | Zij trekt hier en tiaar aan de linten en banden.) Men merkt het te veel, dat gij eerst onlangs uit de kinderkamer koomt. Hoe is het mogelijk? Een Meisje van uw jaaren en zo weinig verftand van u te kleeden) Lizette, krijg eens gaauw wat bloemen , om dat hier en daar a ante vallen. Is het niet verfchrikkelijk, ik moet bijna den geheelen dag in negligé loopen, om dat Monfieur Knipper het kleed nog niet gereed heeft, he' ï5 inch ellendjg met die handwerkslieden! (Lizette brengt bloemen, die Mevrouw van  B L T S P E L. 55 van Hoogenhoofd en zij Sophie in het hair jleekcn.j Zo, nu kan het gaan. lizette. ó! Freule, wat ziet gij 'er charmant uit! was nu Mijnheer van Zimmer hier; het zoude jammer zijn, zoo gij van daag de Bruid niet wierd; maar ik hoop g;j zult van daag vrolijk zijn, daar koomt uw Minnaar. DERDE TONEEL. de voorigen, van zimmer. van zimmer. Ik zoude denkeH, dat ce morgen verlooron was , genadige Vrouw , in welke ik u mijn refpect niet kwam aanbieden , en u, hemeliche Sophie, niet adoreerde, ó! Verwaardig mij met een opflag , die mij weder doet herleeven, gij gelooft niet , hoe uwe korte afwezendheid mij doet kwijnen. (Hij vliegt naar Mevrouw van Hoogenhoofd.) Gij, lievenswaardige Moeder, (Hij kust haar hand.) gij alleen kunt de lieve Sophia zo veel bevalligheid geeven, het is of de Godinne der Liefde haar gordel aan de Gratiën gaf. Mevrouw van hoogenhoofd. Ik moet zeggen, Mijnheer van Zimmer, geen Mensch kan in een' adem zoo veel fraais zeggen als gij. D 4 vam  5<5 Het GROOTE TOILET. van zimmer vliegt weder naar Sophie, IVooit zag ik u, bevallige Sophie,. fchooney dan van daag; gij verrukt! welke gratie heeft onzigtbaar uw Toilet bezogt, en u fchoonhcid bijgezet ?. alles zal op het bal bij u verdonkeren en verdwijnen. — Neen, in der daad gij moet , enkel uit medelijden met onze fchoonen van den tweeden rang, u zoo niet in vollen glans vertoonen — ó Wat ben ik trots , zulk een Engel welhaast de mijne te konnen noemen. SOPHIE. Ik wist niet dat wij al zoo verre waaren, Mijnheer \*èm Zimmer i ten minffe:' weet mijn Vader nog niets van de eer , die gij mij tocfcliikt. van zimmer vliegt oni'ertu sfehen naar Mevrouw van Hoogenhoofd. En gij, mijn genadige Vrouw, vergeef mij , de naam van Moeder is nog veel te vroeg voor u; tot zu;k eene eerwaardige naam, moet gij minder bevalligheid hebben. Ik weet niet , maar gij geeft tot nog toe andere aandoeningen dan kinderlijken eerbied ; en waarliik de Moederlijke ernst, die gij zomtijds tegen de lieve 'Sophia toont , ftaat u in het geheel niet. Zo bloeit de Roos aan den ftruik , terwijl 'er zich een jong knopje naast haar opent. Een uitdrukking , die ■ . ik  B L T S P E L. 5/ Ik dezen morgen in de Almanach des Mufes gevonden heb. En ik geloof waarlijk, dac de Dichter, die dat Beeld teekende, U en Sophia in zijn gedagten had. (Tegen Lizette.) Ha ! Charmante Lizette, goeden morgen! excufeer mij, ik had u nog geen compliment gemaakt. SOPHIE. Ik dacht wel, dat zij ook een beurt krijgen zou. van z i m m e r. Waaarli^k gij hebt eer van de Toilette van uwe Dames. Onder uwe handen, vereenigen zich (ier^ad en bevalligheid. Gij gééft een finaak aan alles, wat gij aanraakt, en gij zijt van daag zelf, zo allerliefst, zo inneemende , gij maakt ook zeker Conquêtes. lizette. Nu fpot gij wat met mij , Mijnheer van Zimmer. Mevrouw van hoogenhoofd. Ja, wat onze Lizette belangt, die is vroeger opgedaan dan wij alle (Spottende.') Zal ik het zeggen , Lizette ? lizette. Ik bid uw Genade van neen. — De Heer van Zimmer zal mij mijn geval ten besten houden. D 5 Me-  .2 L T S P E L: 59 sophie, bezijden. Hemel! welke wolken trekken 'er over mij zamen! van zimmer. Dit onverwagt voorval, hoop ik, dat mijn wensen verhaasten zal. (Hij ziet Sop'iie teder aan, diè zich omkeert, om haare verlegenheid ie verbergen.) sophie. Hemel! ik ben verloorenl Mevrouw van hoogenhoofd. Zeker nog van daag ? van zimmer. Zo als mijn Vader mij zegt, wilde hij deze gelegenheid waarneemen, om 'er den Heer Geheimraad over te fpreeken. sophie, met angst. Zullen de bezigheden misfchien 'er niet te gewigtig toe zijn ? van zimmer. Ik verzoek eXcus, engelagtige Sophie, dan kent gij zijn Excellentie mijn Heer Vader niet. Hij weet met de bezigheden zoo handig om te fpringen, dat hij 'er nooit van zijn leven een kop chocolade om gelaaten heeft. Neen, neen, hemelfche Sophie, wees niet. bezorgd, zeker verbinden ons heilige eeden; en Hijmen bereid reeds ketens van myrthen en roozen. so-  óp Het GROOTE TOILET. sophie, bezijden. Schrikbaarende ketens! van zimmer. Mijn Vader heeft mij ook verzekerd, dat zijn Ma:esteit, uit hoogst eigen beweeging, mij reeds den post van Opper finantie raad geconfereerd heeft; en van daag krijg ik het patent nog. — Ik weet niet hoe zijn Majesteit mijne geringe verdienften kent ; want tot nog toe heb ik geen gelegenheid gehad, om die aan den dsg te leggen: fubalterne posten ziet uw Genade, dat voor een man van mijn rang onmogeli k.... Mevrouw van hoogenhoofd. Die zijn niet gefchikt voor den zoon van een' Minister, die zelf aan de fpeeltafel meer leert, uan anderen, die tien jaar rcferendarhfen zijn. van zimmer. Ook zal mijn post mij niet veel moeite maaken, wij vinden altoos geringe lieden genoeg, die ons de verdrietelijke bezigheden afneemen. En dus ziet gij, lieve Sop'iie, dat ik tijds genoeg hebben zal, om aan uw voeten uvye bevalligheden te adoreeren , en om de zoetigheid der liefde.... Maar, Sophie, hoe lange [ zult gij mij nog met al die geftiengheid behandelen? so-  B L T S P E L. ?i van zimmer, Gii koomt van uwe reizen, Heer van Lindenberg ? van lindenberg. .• Voor zoo ver men het reizen kan noemen eenige nabuurige landen te zien. Mevrouw van hoogenhoofd. Dan zoudt gij ons zeer veel nieuws kunnen vertellen, bij voorbeeld, welk een Coeffure is te Parijs de eerfte Mode? van lindenberg. Zelfs in Parijs, genadige Vrouw! is Het eenvoudïg fieraad het fchoonfte, dit kiezen Dames van den fijnuen fmaak, fchoon de P rijiche Marchandes des Modes dikwijls onze Duitfche Dames a la Monflre CoerTeeren. van althan. Gij hebt de genade gehad, van aan zijn Majefteit geprefenteerd te worden, die zeer lang met u fprak? Mevrouw van hoogenhoofd. Waart gij dat? / van zimmer. De Koning? van rondo? Met hem? van lindenberg. Zijn Majefteit had de goedheid van eenige woorden met mij te fpreeken. E 5 VAN  7+ Het GROOTE TOILET. van zimmer. Gij zoekt zeker u hier te placeeren? van lindenberg. Ik reken het mijn piigt den ftaat te dienen, al wordt meu 'er niet door honger toe gedwongen. van zimmer. Weet je wat? 'er is een post van Opperfinantie-raad vacant, daar Zoude ik om vragen. van lindenberg. Noch mijn jaaren noch mijn verdienften geven mij regt tot zulke posten. (Een bediende zegt, dat de la fel gereed is.) Mevrouw van hoogenhoofd. Ik weet niet of het uwe bezigheden toehalen met ons te eeten , Mijnheer van Lindenberg? van lindenberg buigt zich en neemt liet aan. Mevrouw van hoogenhoofd, verdrietig. Ik wenschte . dat hij tien rai;len ver was! — Hij zal ons met zijn vernuft doodeüjk ennuïeeren. einde van het derde bedrijf.  B L T S P E L. 75 VIERDE R E D RY F. Dezelfde kamer. . EERSTE TONEEL. sophie, alleen. JBraave Jongen! welk een triumph voor u! hoe zaaten daar die ledige Hoofden; de eerfte reis van hun leven gloeiden hunne wangen van fchaimte; zij wilden u belagchelijk maaken! Vernuft! vernuft! wat is een Man zonder u? al was hij met zwaard en helm gewapend, zonder u ? een Vrouw , ellendiger als een Vrouw. - Mijn Mama zelf kreeg hoogagting voor u, en ik! waarom moest ik zulk een voortreffelijke!., zulk eenen lievenswaardig J. ngeling zien , zijne geheele waarde voelen , en een uur naderhand in de armen van een gek, de fchande van zijn geflagt;, vallen! Hij zelf' ik zag het uit zijne oogen, was met mijn ongeluk begaan. Zijn oog bedroefde zich , zoo dikwijls van Zimmer zijnen haacelijften tiiumphewenden toon aannam , maar , goerte Jou-  B L T S P E Lé jg Mevrouw van hoogenhoofd. Dat is waar. — Wie is tegenwoordig niet uw Genade. Nu kunt gij begrijpen hoe b'tter het voor mij is, alle menfchen te excellentien, en mij voorbij te gaan; menfchen, die dikwijls bij lange na, uit znlk een oud huis niet zijn als ik, en die evenwel altoos Vrouw Geheimraadfche moet blijven , geen Mensch zoude op mij letten, indien ik niet door mij zelve, door mijn fmaak, door mijn kleeding, en door de wijze van mij te prefenteeren, mij voor deed. lizette. Zelfs dat genoegen wil Mijnheer u niet meer toelaaten. Het is doch verfchrikkëiijkl wat zullen wij doen, wanneer wij ons niet meer opfchikken konnen! Mevrouw van hoogenhoofd. Goede zedekundige Boeken leezen, de nieuwe Huismoeder, het kookboek.... Neen, neen pint de zulke , ik neem geen wetten aan \ hoe ik mij zal kleeden , en zal het op het uiterfte laaten aankoomen. Maar, Lizette, het wordt hoog tijd mij geheel aan te kleeden. lizette. Ik kan niet begrijpen, waar de fnijder blijft. Mevrouw van hoogenhoofd. En la Fleur. li-  8o Het GROOTE TOILET. lizette. Hij is ook zedert van morgen nog niet weer thuis. Mevrouw van hoogenhoofd. Hij zal welhaast komen, hij plagt evenwel veel aftiver en haaftiger te zijn. VIERDE TONEEL. van zimmer, Mevrouw van hoogenhoofd van rondo. van zimmer. Wel, genadige Vrouw, nog en negligé. Mevrouw van hoogenhoofd. Ik weet niet welk een ongelukkige fter 'er over mijn Toilet zweeft. Lizette, zend toch den eerften bedienden, dien gij vindt, het wordt tijd, en wanneer ik van daag het nieuwe kleed niet aan heb, fterf ik. — Hebt gij 't al gezien , Mijnheer van Zimmer? van Rondo! Ei kijk! daar komt de geleerde Doftor Sc'ileicher ; wat of die voor nieuws heeft? De Man heeft haast. VIJFDE TONEEL. de voorigen, Dotïor schleicher. v A n rond o. Ha! falve tu Domine. t c h l e i-  B L T S P E L, g, schlei cher. Onderdanige Dienaar! Uw Genade is immers zeer wel? (Hij voelt de Pols.) Wat geanimeerd, wat geanimeerd. MévrOUW van hoogenhoofd. Dat ben ik ook, Doctor; die vervloekte Kleermaker, zederd van morgen wagt ik op hem. schleicher. Oh! oh! zit het hem daar, dat zal wej, overgaan. van rondo. Nu Mijnheer de Doftor, wat brengtje voor goed nieuws mede? schleicher. Het is goed Kaptein , dat ik u zie. Ik kan u eenig naricht van uw Regiment geven. van rondo. Zoo! — en welk? schleicher. Het is zo in gekoomen en ftaat op de Paradeplaats, mij dagt 'er was een verfchrikkelijk gevraag naar u. van rondo, zeer ontfteld. Naar mij? naar mij? en van wie? schleicher. Van den Heer Overfte, en zo ik het wel heb, is 'er een Adjudant gezonden om u te zoeken. F VAN  g+ Het GROOTE TOILET. schleicher. Neen dat niet, maar goed hairfnijden, zo goed nooit geweest; dat isje overal een algemeen hairaffnijden, fints de belegering van Carthage heeft men nooit zo iets beleefd; de fchaar gaat over al de lieve kopjes der Dames, als over ooft-boomen in de lente; — nu, 't was waaragtig ook wel noodzakelijk, want de geheele groei van onze jonge Dames, was in die tetes nahfantes, 'er was geen houden meer aan; maar alles is nu onder de fchaar, ha! ha! ha! Mevrouw van hoogenhoofd. Mijn hemel! Doftor, wat rammel je daar toch door malkander? mij dunkt je ijlt. schleicher. Wat zullen nu de pruiken goedkoop worden; ik ben blijde, dat de mijue haar tijd gehad' heeft. Mevrouw van hoogenhoofd, tegen den Heer van 7Jmmer. Ik geloof niet, dat de Man regt wijs is, — het is ook een protégé van mijn Man. schleicher. Mij dunkt ik heb al een pruik van het mooije hair van Freule van Stemheim, van Freule van Blumenbach, van Freule .... Mevrouw van hoogenhoofd. Bij al de waereld, mijn'lieve Doftor, hoe gooi je alles zo door elkander, de verovering van  S L T S P E L. J5 .van Carthago, de tetes naisfantes, pruiken, het hair van de Freule van Stemheim — je maakt waaragtig een pot pourri. schleicher. Uw Genade weet dan nog niet, — maar ik was blind, ik zag het niet. .Mevrouw van hoogenhoofd. Ten minden blind — zo niet erger. schleicher. Ik zie het al aan uw hoofd, dat gij nog niets weet. Mevrouw van hoogenhoofd, zij voelt zijn pols. Zet is zeer geanimeerd. Doftor, zeer geanimeerd. schleicher, hij -wijst naar haar hair. Dat af, uw Genade, dat af, die geheele boel af! Ik neem ze voor mijn rekening. Mevrouw van hoogenhoofd. Om 'shemels wil, nu wordt het ernst, daar -mede vliegt hij, mij in 't hair. van zimmer. Ik word 'er waaragtig ook bang voor. schleicher. Dat is alles geen mode meer. Mevrouw van hoogenhoofd. Wel, daar verzoek ik wel excus over; Madame Martin heeft ze eerst met de laatfte post uit Parijs gckreegen, en ik weet vast, dat ik F 3 de  SS Het GROOTE' TOILET. dé eeifte- beu. En zeker zederd wanneer hebt gij kennis van mode» ? Doctor. schleicher. Zederd een uur; maar die mode is ook nagel nieuw, genadjge Vrouw. — Is dan de HoiTourier nog niet bij u geweest? Mevrouw van hoogenhoofd. En wat zou dan die Hoffourier? schleicher. Met het nieuwe reglement omtrent de kapzels. Mevrouw van hoogenhoofd, kwaad wor. dende. Wat zeg je daar? een reglement! wie kan daar toch een reglement over geeven? schleicher. Het heeft zi n Maiefle:t eindelijk behaagd , hier ook de hola intefteilen — een heerlijk en heilzaam Reglement! ha! daar is Mijnheer de Hoffourier, nu zult je niet meer zegden , dat ik ijl Mevrouw, nu moet gij het zeil ftrijken. ZEVENDE TONEEL. de voorigen, de hoffourier, lizette. Mevrouw van hoogenhoofd, zeer onfteld. Zeker aan mijn Man ? DS  B L T S P E L. 8/ de hoffourier, geeft een papier over. Ik verzoek excus , genadige Vrouw , voor deze reis, geldt mijn bezoek uw Genade. Zijn Excellentie, de Hofmaarfchalk, heeft mij bevolen , dit aan alle de Dames, die ten Hove verfchijnen , overtebrengen. Ik zoude al eer hier geweest zijn , maar. uw Genade kan niet begrijpen, hoe veel moeite het kost, de Dames 'er toetebrengen. Geen diender kan meer. moeite hebben , om zijn papier van executie aan een vlugtend fchuldenaar te overhandigen. Maar van uw Genade ben ik overtuigd. Mevrouw van hoogenhoofd, neemt het papier tegens wille aan. Ik weet niet welke beveelen ik van den Heer Hotmaarfchalk moet aanneemen — en ... wat behelst het? de hoffourier.* Och! Mevrouw, een kleinigheid, een kleins verandering in uw Toilet, eer gij ten Hove gaat. Mevrouw van hoogenhoofd. Ja, mijn goede Man, dat is onmogelijk. de hoffourier. Uw Genade zoude zich onaangenaamheden op den hals haaien, daar ik ten vollen onfcbuldig aan ben , en wegens de overhandiging zoude ik uw Genade nederig verzoeken , een klein attedatüetje op dit -llstje te zetten. F 4 Me-  B L T S P E L. 89 schleicher. Indien uw Genade het goed vindt, wil ik her. maar voor u tekenen. (Hij zet zijn bril op.) de hoffotjrilr. Als gij zoo goed wilt zijn, Doftor! dat ik maar voort kom. Ik heb van mijn leven geen verdrietige! comraisfie gehad. (Hij ga a heen.) , schleicher. Nu , genadige Vrouw, zal ik het u eens voorleezen ? Mevrouw van hoogenhoofd, toornig. Ik wil 'er niets van hooren J niets van zien! niets van weeten! schleicher. Ja, maar, Mevrouw, het is nodig ten min|ften, dat gij 'er een klein extractje van weer. (Hij zet zijn bril op.) Hm — Hm — , Zijn Majelleit beeft met bijzondere gunfte bevolen, dat de Dames in hei vervolg, fa, piaats van die uitbundige hooge Coeffures Mevrouw van hoogenhoofd. Welk een depotismus' dat is zoo goed als de heilige Privilegiën aan te tasten. schleicher. Ik verzoek excus Mevrouw, het raakt geen Privilegiën, het raakt alleen misbruiken, vooroordeel^, Cosffures. Mevrouw van hoogenhoofd. Dan reken je de Coeffufes ouder de voorF 5 oor-  ' van hoogenhoofd, tegen den Heer van Lindenberg. •Er is een toverkragt in nien Ring, gelijk g.] cm fleekt hem *" ^s 2 wanneer uw Vrouw ooit ^ ............. a, «uk »,»& «=»«■■•• ">»" ■>»«"*'/ EINDE.  MAATSCH. DER JÏEDERI,. IETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  HET GROOTE TOILET. B L IJ P S E L.  PERSOONEN. De Heer van hoogenhoofd, Geheimraad. Mevrouw van hoogünhoofd, zijne Gemalin. Freule sophu, zijne Dochter. Van Zimmer, zoon van een'' Mi nis'er. Van Lindenberg, zoon van een1 Landedelman. Kapitein van rondo. De Baron van Althan. L i z e t t e , Kamenier. La Fleur, Frifeur. Knipper, f^rouwenkledermaker. Courant, Koopman in zijden flofen. D o r a n t , Juwelier. Madame martin, Koopvrouw in Modes. Jacob braakveld, Infpeftor op de goederen van den Heer van Hoogenfoofd. Dotlor schleicher. Een Hojfourier. Bedienden.  het GROOTE TOILET. B L T S P E L, IN V IJ F B E D R IJ V E N. Naar het Hoogduitsch. ÜOOIi jrVXÏt \HVCHTB AAH   4 Het GRO-OTE TOILET. de mijne nijdige Buuren tor een boosaartige vreugde verftrekken. Zie hier, dit zijn de Rekeningen van den zijdeverkooper, vrouwenkleermaaker, marchande de modes, en dergelijk ander volk, alleen van vier maanden. Zij bedraagen, — daar lees het zelf. braakveld* Twee duizend een honderd en dertig Rijksdaalders ; de drommel! Ik vloek niet gaarn, maar dat gaat 'er, bij mijn ziel, over heen, dat bedraagt meer, als de helft van de goederen, met refpeft! maar wat denkt 'er Mevrouw van? De Heer van Hoogenhoofd. Die denkt — niets. Hoe kan 'er bij de onophoudelijke verftrooijingen, bij het geraas van even zulke groote zotten en zottinnen, in zulk een gekapt hoofd, een redelijke gedagte opkomen? braakveld. Dat is waar, doch de genadige Vrouw behoeft maar eens mijne jaarlijkfche rekeningen intezien. De Heer van hoogenhoofd. Dan denkt gij dat een Vrouw van rang rekenen kan ? braakveld. Daar behoort, bij mijn arme ziel! niet meer toe, dan te weeten, dat acht eens zo veel als vier is. De  B L T S P E L. 3 De Heer van hoogenhoofd. Mijn lieve Braakveld, een regte Dame van rang rekent het veel te laag, meer dan vijftig ie tellen, behalven in haar fpel. braakveld. De Hemel bewaare ons voor alle Mevrouwen van rang ! Ach Mijnheer! hoe zeer is mijn vreugde verbitterd, door het geen gij mij gezegd hebt. Ik had gehoopt u een vrolijke morgen te veroorzaken. De Hemel heeft ^ in dit jaar onze goederen zeer gezegend; fchuuren, dorschvloer, kelders alles is vol; het graan ftaat zeo uitmuntend, dat het een lust is om te zien. Ik heb mijn wagen voller gelaaden, dan naar gewoonte. Ik dagt zo bij mij zelve — excufeer mij, genadige Heer! — kijk, Freule Sophia is nu achttien jaar, wie weet wat 'er gebeurt? Een jonge, fchoone, rijke Freule verkrijgt ligt een Bruidegom, en dan is 'er een Bruiloft. Het lieve Kind! Het zoude mij fpijten, wanneer haar kopje ook geleden had. De Heer van hoogenhoofd. Het zoude geen wonder geweest zijn. — Maar ik ben regt in mijn fchik met dat meisje: gezond verftand, fmaak van leezen, en misfchien de overdreeven dwaasheid van haar Moeder, die haar dikwijls verveelt, fchijnen een kragtig tegenmiddel te zijn. — Ik hoor mijn Vrouw koomen. Ga nu heen. A 3 braak-  ia IIet GROOTE TOILET. zegt, S'jphia is achiien jaar, en het kost veel om een Meisje van haar' rang in de waereld te brengen, en dit is toch noodzaakelijk, zal men eens eene goede partij voor haar vinden. De Heer van hoogenhoofd. Fêtes zijn 'er altoos. — Het was te wenfchen, dat de Vorlten meer daar op zagen, dat de genade, die zij ons bewijzen, met ons aan hun Hof te trekken, minder verdervelijk was. Het kost hen flegts een woord, om honderd families, die ongelukkig worden, te behouden. Maar dat alles is geen ontfchuldiging, het blijft altoos de grootfte gekheid van de waereld, zich daarom te ruïneeren. Wat onze Sophie aangaat, verzeker ik u, dat de pracht, met welke uwe Moederlijke tederheid , of liever ijdelheid, haar belast, haar weinig fchoonheid bijzet; en dan is de waereld, in dewelke gij uwe dochter, zo rijk opgefchikt, brengen wilt, juist die, in welke zij het minst een Man zoude konnen uitzoeken. Mevrouw van hoogenhoofd. Hoe! gij zoadt toch gaarn hebben, dat gij u, door haar, met een van de eerde Huizen van het Hof verbondt, en zoudt haar niet aan den eerden Dorpjonker den besten in eene afgeleegen Provintie uittrouwen? De Heer van hoogenhoofd. Niet den eerden den besten. Voor 't ove- ri-  15 Het GROOTE TOILET. De Heer van hoogenhoofd. Het is voor u zo onleesbaar, of de Heef Hilmar Curas zelf den Brief gefchreven had; geef den Brief maar hier, ik zal u kortheidhalve het overige voorleezen. {Hij leest) „ Gij hebt eene Dochter; dikwijls hebben wij, „ toen zij en mijn Zoon nog kinderen waj, ren, hen voor elkander beftemd." Mevrouw van hoogenhoofd. Zo ! — daarom moest ik net ook weeten. De Heer van hoogenhoofd leest verder. ,, En ik moet u dit maar zeggen: de jonge, „ voor drie jaaren, bij u geweest zijnde, kwam „ doodelijk verliefd op uwe Sophia te rug , „ en fprak van niets, dan van zijne engelagtige ,, Sophia.'" Mevrouw van hoogenhoofd. Ziet mij zulk een Borstje, en geen Mensch heeft 'er het minde van gemerkt. De Heer van hoogenhoofd gaat voort met leczen. „ Met een woord, bevalt hij u en uwe Ge„ malin, (Mevrouw van Hoogenhoofd fchudt het „ hoofd) dan mooge hij zelf het hart van So„ p'iia inneemen (want ik wil het onder geen ander beding vraagen. ") Nu wat zegt mijn lief'fte hier op ? Mevrouw van hoogenhoofd. Dat ik hoop, dat gij mijn inwilliging niet voor  B L T S P E L. i7 voor te veel zult houden, en nog minder de arme Sophia een man opdringen, die, ichoon hij haar zijne engelagtige Sophia noemt, evenwel nog haar engelagtige Heer van Lindenberg niet is. De Heer van hoogenhoofd. Zeker niet, hebt gii regtmatige bedenkingen omtrend hem, bevalt hij onze Sophia niet, dan zal ik mijn Vaderlijk gezag niet misbruiken. Mevrouw van hoogenhoofd. Nu dan ben ik veilisr. — Maar de tijd is kostelijk en ik moet nog éen groot , groot Toilet maaken, daar komt Sophie; draag haar, al lagchende, uwen Heer van Lindenberg voor, en hebt gij van uw leven nog geen blaauwe fcheen gehad, dan krijgt gij 'er nu een. (In V voorbijgaan tegen Sophia.) Goede morgen Sophie! gij zult ten eerften volgen VIERDE TONEEL. De Heer van hoogenhoofd, Freule sophie. sophie. Goede morgen, Vader, hoe blijde ben ik! gij fchijnt zoo wel te vreeden, zo vergenoegd te zijn. B  i8 Het GROOTE TOILET. De Heer van hoogenhoofd. Dat ben ik altoos , waaneer ik mijn lieve Sophie zie, doch tha-.is heb ik een brief van eenen van mijne oudiie en waardigfte Vrienden. En hoe heeft mijn Sophie den morgen doorgebragt? Gij pleegt altoos de vroegfle van ons allen op te zijn. SOPHIE. Vader ik ben reeds federt drie uuren op geweest, en het fpijt mij, dat ik niet vroeger opftond. Maar, mijn lieve Vader, gij zijt gewoon uwe blijdfchap zo geerne met uwe Sophie te deelen. Waarom kwam de brief niet in mijne hsnden? Ik had hem u zelve konnen geeven, om de vreugde over deuzelven op uw gezigt te leezen. De Heer van hoogenhoofd. Kleine vleifterl Mij was van den ouden Heer van Lindenberg, dien gij dikwijls bij ons gezien hebt , toen wij nog op Bloemenbach woonden ; zijn Zoon is van zijne reizen terug; bij is zeer met hem in zijn fchik, en heeft hem herwaards gezonden, om een post te zoeken, in welke hij zijne verkreegen talenten den Staat kan wijden. Wat bliidfchap moet dit voor zijn' VaJer zijn. Dergelijke voorbeelden verzagten ijderen kommer en ijdere zorg, die het geluk van kinderen te hebben met zich brengt. s o-  B L T S P E L. sophie. ó Mijn Vader! Hoe is bet mogelijk aan zoo veele tederheid te beantwoorden. Zeker gij zult welhaast aan mijn' Broeder ook die vreugde baleeven. Maar — de jonge Lindenberg! is dat dezelfde niet, die voor eenige jaaren h;er bij ons was? De Heer van hoogenhoofd. Ja, Sophie. sophie. t Hij fcheen veel goeds te belooven. De Heer van hoogenhoofd. Hebt gij dit gemerkt? sophie. Waarom niet? Hij had iets goeds, iets zagts, gevalligs , ze'f zijn fchaamrood worden , en zijn befchroamuheid waaren hem voordeelig. Hoe zeer won hij het af van onze alledaagfche gezigten, op wier voorhoofden een eeuwige zelftevredenheid huisvest, die hunne dagelijkfche gekheden, met de grootfte vaardig, heid voorrammelen, en nooit fchaamrood worden, ten waare zij ons, tegen vermoeden, iets vernuftigs gezegd, of iets goeds gedaan hebben. De Heer van hoogenhoofd. Ik ben verheugd, dat mijne Sophie zo wel denkt. (Bezijden.) Moedertje! Moedertje! geen blaauwe fcheen. (Overluid.) Dan zijt gij met B 2 on-  20 Het GR00TE TOILET. onze jonge Heeren hier zo zeer niet in uw fchik? 'er zijn toch eenige aardige Jonkers onder: bij voorbeeld, de Baron van Zimmer, sophie. Gij zult mij de geregiigheid laaten wedervaaren, dat, indien ik hem geduldig hoor, het alleen uit gehoorzaamheid jegens Mama gefchied, die, uit agting voor zijn Ouders en Familie, eenige infchiklijkheid met zijne dwaasheid heeft. De Heer van hoogenhoofd. Maar de Heer van Althan ? sophie. Die verdient medelijden: in zijne jaaren , nog den Petitmaitre uit te hangen, moet hem zeer vermoeien, zo wel als de geenen, die het maar enkel aanzien. De Heer van hoogenhoofd. Een baak in zee voor den Heer van Zimmer en zij» zoon. Jeugd en onbefchaamdheid onderlteunen een tijd lang een leeg hoofd, tot dat eindelijk eene oude kromme rug een treurig figuur maakt, en een fmagtend oog en een lach zonder gedagten, enkel een grimace wordt. Maar onze jonge Held, de Heer Kapitein van Rondo? dat is een man voor de Dames. Naar kruid riekt hij niet, maar wel naar eau de fenteur en muscas.  £ L T S P E L. 23 TWEEDE E E D RT F. Dezelfde Kamer. EERSTE TONEEL. 'Mevrouw van hoogenhoofd, half gekapt, Freule sophie. (Zij komen beide uit de Toiletkamer.) Mevrouw van h o o g e n h o o f d. _fr_|Oor eens, lieve Sophie, ik moet met u over Zaaken van zeer veel aanbelang fpreeken. sophie. Ik wagt op uwe beveelen, genadige Mama. Mevrouw van hoogenhoofd. Het is heden een zeer gewigtige dag voor u, weet gij dat wel ? .'sophie, Voor mij? Mevrouw van hoogenhoofd. Nu zal ik eens zien, of gij die fentirnenten bezit, die ik, door de zorgvuldigfte opvoeding, u getragt heb intsboezemen. B 4 so-  54 Het. GROOTE TOILET. sophie. ]k vlei mii geen andere te hebben, dan — Mevrouw van hoogenhoofd. Goed, goed! Ik ben nog al tamelijk te. vreden. Maar in vertrouwen, Sophie! Ik weet niet, gij fpeelt te veel de Prude, en daar aan zijn uw Vaders wijze lesfen eenig en alleen fchuld. Vaders moeten zich in het geheel met de opvoeding van Dochters niet bemoeien, dat is hunne zaak in 't geheel niet, en wanneer ik een Prude zie , dan wil ik altoos wedden , dat Papa een hand in de opvoeding gehad heeft. sophie. Uwe aanmerking, mijn genadi-e Mama, maakt mij verleegen, — ik haat de Prudes zoo lterk als de Coquettes. Mevrouw van hoogenhoofd. Neem het mij niet kwalijk, kind lief! bij voorbeeld, gij let weinig op uw kleeding, als ik u zo liet gaan, zoudt gij altoos zoo eenvoudig gekleed zijn, als eene Emilia Gahtti; en dat een Meisje van uw jaaren en rang. — maar van daag moet gij mij toelaaten uw Toilet eens naar mijn' fmaak te maaken. sophie, zugtende. Gelijk altoos mijn' lieve Mama — maar waarom juist van daag in 't bijzonder? Mevrouw van hoogenhoofd. Daar heb ik bijzondere reden toe. — Gij hebt  B L T S p E L. -5 hebt wel gemerkt dat de jor.ge Baton van Zimmer aan u, voor alle anderen, zijn Hof maakt, federt eenigen tijd; wart, met alle uwe geleerdheid, zie ik u voor zoo afgetrokken niet aan, dat gij dit niet zoudt bemerkt hebben. sophie. Mij voor anderen? dit wist ik niet; hij floddert van de eene na de andere, zegt ijder dezelfde dougeurs, en eindelijk heeft hij mij, niet meer gezegd, dan u. Mama. Mevrouw van hoogenhoofd. Ha! ha! Zijt gij wat jaloers, nu ik zal u uw vrijer niet afueemen; en dat flodderen zal bij den * eer van Zimmer wel gsdaan zijn , wijl het fctajnt, dat hij zijn vleugels aan uwe fchoone oogen gebrand heeft. — In ernst , Meisje, dit is een partij, die ik voor u uitgezocht heb. sophia, verfchrikt. Voor mij ? Mevrouw van h o o g e n h i o f d. Ja, voor u. Zijn Vader is eerfte Minister van de Finantie, en hij zelf denkt opperfiiantieraad te worden; zijn figuur is inneemend, hij is levendig, vernuftig, en ,naar den ftaat, dien h.t huis van Zimmer houdt, moet hij rijk zijn. sophie. Men konde ook zoo wel het tegendeel ügtelijk — B 5 Me-  s6 II et GR 00 TE TOILET. Mevrouw van hoogenhoofd. Daar hoor ik uw' Papa weder uit uw' mond fpreeken. Dewijl hij de waardi) der dingen niet kent, gelooft hij, dat men zich door eenige ellen lint ten gronde brengt. — De Zimmer[ fche famillie koomt hier van avond foupeeren, de Minister zal voor zijn' zoon aanhouden, hij wenscht die zaak fchielijk door te zetten. Ilc heb onder de hand mijne toeftemining reeds lang gegeeven. Maar ik vrees, dat uw Vader eenige zwarigheden zal maaken; doch hij durft den Minister niet regtftreeks afflaan — en wanneer gij maar wilt. — süp1ii e, In een zaak van dat gewigt,»mijn lieve Mama! — Mevrouw van hoogenhoofd. Moet men zich niet lang bedenken; eene zoo voordeelige partij vindt men alle dag niet. Of hebt gij meer fmaak om een armzalig Dorpjonker te trouwen? Goed, daar is ook raad toe: uw Papa heeft 'er een bij de hand, den jongen Heer van Lindenberg; — heeft hij 'er u jiiet reeds van zijnent weege van gefprooken? Hij zal van avond hier ook zijn, ik moet u maar zeggen: hij bemint u ook, en zonder 'er een woord of letter van te wecren, zijt gij reeds fincs drie jaaaren zijne' engelagtige Sofhie. so-  B L 1 S P E Z. 3- lizette. En wanneer uw Genade, dat kleed daar bij aan hebben zal , — neen , fchooner kan men niet bedenken, als dat kapzel. Geen Dame aan het hof kan het rijker en met meer gufto hebben, dan uwe Genade; dat zal een ijder doen opzien. Mevrouw van h o o g e n h o o F n. Dat kunt gij u zo niet voordellen, Lizette, hoe men mij gisteren avond bekeeken en belorgnetteerd heeft, hoe men zich in 't oor fluisterde, en ik was toch maar geraeetï aangekleed. Maar dat beloont de moeite. lizette. Wat zal 'er van avond niet gebeuren! Mevrouw van hoogenhoofd. En weet gij, Lizette, wat een (treek ik u gefpeeid heb? dat geheele (luk heb ik gekogt, en al wilde gij honderd Louis d'or voor de el gceven maar wat is 'er toch, in al de waereld voor een leven in de voorkamer? lizette. Zeker Mijnheer Courant, de doove Koopman. Mevrouw van hoogenhoofd. Laat hem hier komen; ik moet hem fpreeken. Maar de Hemel fterke mijn longen! Ca AGT.  36 Het GROOTE TOILET. ACHTSTE TONEEL. de voorigen, courant. Mevrouw van hoogenhoofd. Goeden morgen, Mijnheer Courant! het is goed, dat gij koomt, gij hebt mij daar een mooi ftuk gezonden. — Waarlijk uwe keus bevalt mij buitengemeen , en ik zal het geheele ftuk houden. courant. Uw onderdanige Dienaar , het fpijt m'j , uvve Genade, dat het Mijnheer uw Man niet behaagt; ik weet dus, dat gij het niet houden zult en koom het haaien. (Hij neemt het pak onder zijn arm.) Mevrouw van hoogenhoofd. Hemel! wat een doof Mensch! wat heeft mijn Man daar mede te doen? Lizette fchreeuw hem toch eeris toe, gij kunt beier fchreeuvven dan ik. lizette. Dat hebt gij kwaalijk verdaan , Mijnheer Courant, de genadige Vrouw zegt, het beviel haar bijzonder wel, en zij wil het houden. courant. Het geheele ftuk, neen, dat is te veel. Me-  B L T S P E L. 37 Mevrouw van hoogenhoofd. Hoe zoo ! gij zijt tot nog toe wel betaald. courant. Altijd , ten hoogden dank voldaan , maar uwe Genade , ik zoude u gaarne, met uwe hooge perniisfie, een paar woorden apart zeggen. Mevrouw van hoogenhoofd, gaat met hem bezijden. courant, fchreeuwende. De Heer Geheimraad heeft mij laaten zeggen, dat 'er in 't vervolg geen Rekeningen meer zullen betaald worden, en dat uw Genade alles, wat zij koopt, contant zal moeten betaalen. Mijne rekeningen zullen derhalven in 't vervolg niet meer ten hoogden dank voldaan worden. — Mevrouw van hoogenhoofd,,bezijden. Vertwijffeld! mij zo te- proditueren! (Tegen den Heer Courant.) Ik weet 'er van, ik weet 'er van; bekommer u daar niet -over, Mijnheer Courant, 'er was iets tusfehen mijn Man en mij. Ik zal u in 't vervolg zelf betaalen. courant, krabt zich onder de paruik, en is verlegen. Zoo! zoo! ook heeft Mevrouw de Baronnesfe van Zimmer bij mij gezonden; zij wil een kleed van het zelfde duk hebben; en ik geloof, onder ons gezegd, dat het kleed nog van daag moet gereed zijn ; en u/ve Genade C 3 weet',  38 Het CROOTE TOILET. weet, dat wij van meer dan een klant leeven moeten. , Mevrouw van hoogenhoofd. Mevrouw van Zimmer! L,zeiie! hoor dat eens! ja, dat moest nog mankeeren, wanneer zij van daag met her zelfde kleed verfcheen. Neen, Mijnheer Courant, (Zij neen.t hem het Vak van onder den arm weg.) Die eerst koomt, die eerst maait; zend om uw geld, wanneer gij wilt; over een uur , hoort gij wel, Caurént? over een uur, — nu zijt gij immers te vreeden ? coüran t. Ha! dat is wat anders. — Goed, in een uur, anders ziet uwe Genade, heb ik geen excus; binnen een uur ben ik hier weder. lizette, tegen d n dooven. Welk een zagt gehoor, als 'er van geld gefprooken wordt. Mevrouw van hoogenhoofd. In al de waereld, Lizette, wat zullen wij beginnen? dat ftuk kan ik onmogelijk uit mijn handen geeven,— Neen — uwe Excellentie, onze kinderen moogen zich vereenig-en, maar onze Garderobes —> nooit. LIZETTE. Dat uwe Genade ook maar één uur ftelde; had uwe Genade hem tegen den a/ond befteld, dan was 'er'gezelfchap bier; morgen vioeg  B L T S P E L. 39 vroeg diep uw Genade nog; morgen namiddag zou uwe Genade op de promenade zijn; overmorgen onpasrelijk ; en zoo altoos wat, tot dat Mijnheer Courant moede wierd , en ons gerust liet. Wij moeten 'er evenwel, nu het zo is , opdenken. — Ha! daar koomt Meester Krapper, zeker brengt hij het fchoone kleed. (Zij loopt hem aan de deur te gemoet.) Koom maar in, koom maar in, ik moet bekennen, Knipper, gij hebt u gehaast. NEGENDE TONEEL. DE VOORIGEN, KNIPPER. KNIPPER. Ik verzoek excus, Mamfell, het kleei is nog niet klaar, op mijn eer; en ik weet ook niet, wanneer het gedaan zal zijn, op mijn eer. M. vrouw VAN HOOGENHOOFD. Klaar zijn zal! je fpreekt zo onbepaald als een Almanach. — Het moet van daag, te;'en den avond, gedaan zijn, of ik laat geen fuik j meer bij u arbeiden. KNIPPER. Er is mij zulk een fachèus geval voorgekoo- ■ men, als 'er mij, op mijn eer, nooit voorde' koomen is. C 4 Me-  4° Het GROOTE TOILET. ' MiVrOUW VAN HOOGENHOOFD. Een vlek op het jo^h 1 1 n!« waar! dat zegt mets, hier is het geheele (luk. K « 1PPE8. Neen, dat is het niet, 0p mijn eer, maar daar koom ,k zo op het aanblik van Mijnheer Courant, om naar gewoonte de andere overige ftukken te haaien , en Courant Cik weet nier, hoe de Man aan de impertinentie toomt!) fehreeuwt mij onder de neus, dat hij geen draad zal haten volgen, zo„der geld. McvrOUW VAN HOOGENHOOFD. Dat begrijp ik |„ het geheel niet. - r^isfchièn een kwalijk verftaan , je weec hij is doof. K N IV P E R. Neen, dat niet, uw Genade, op mijn eer» Ik heb het hem luid genoeg voor gefchreeuwd, en hij heeft uw Genades waarde Naam 'er weder zo hard tegen gefcbreeuwd , dat mijn ooren mij nog zeer doen: op mijn eer! Is heb verfcheiden aanmerkelijke posten uitftaan — raaar , helaas! hel kost tegenwoordig meer moeite, het geld van de genadige Heeren, te incasfeeren, dan te verdienen. ' Mevrouw van hoogenhoofd. Dat is een fataale ftreek, Lizette! LIZETTE. Op mijn eer, een fachem voorval. Me-  B L T S P E L. 43 jes verbooden heb. Op alle mijne goederen is arrest gelegd; ik htfe »u g) geluk. ee" maakc miin Z>* Heer Van hoogenhoofd fo» ^ ' , <*e hand van Sophie. Uw Titel gaf u de Koning.-Deze hand geeft u een Vader. 6 VAN LI r\' deneer g. En gij, mijn dierbaare Sophie, geeft gij met die hand mij uw hart? sophie. Lees het antwoord uit mijn verwarring. van  iao Het GROOTE TOILET. van li n dender g. Wat ben ik gelukkig! — Wat ben ik gelukkig! De Heer van hoogenhoofd. Gij hebt wel gedaan, dat gij uwe lieve Vader tot uw vertrouwde maakte; het was allang mijn plan, en hoe zeer verheug ik mij, dat onze Kinderen in deszelfs vervulling hun geluk vinden. Wees gelukkig, Kinderen! dan ben ik vergenoegder, als met het brillantfte fortuin. Maar, Dochter, wij moeten ook de inwilliging van uw Moeder hebben. — Daar koomt zi. TIENDE TONEEL. de voorigen, Mevrouw van hoogenhoofd, lizette. Mevrouw van hoogenhoofd. (Zij en Lizette zijti beide laag en volgens het reglement gekapt en gekleed.') Hier ben ik, mijn lief. De Heer van hoogenhoofd. Goed zoo! thans ben ik trots om u aan mijn zijde te zien. van lindenberg, kust haare hand. Uw Excellentie! hoe blijde ben ik u dezen Titel te konnen geeven. Me-