1093; C 40 ë.  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelslukken, 1841.  SELICOUR.  i  SELICOUR, TREURSPEL, dook Te AMSTELBA M, by PIETER JOHANNES UYLENBROEK. MOCCXCIX.   Dit {tukje, hoe gering in waarde ook, is deszelfs oorfprong Vèr* fchuldigd aan een diergelyke pasfage, uit het eerste deel van deh Roman, onder den titel: Avanturts & Foj'ages d'un Militaire FraQ. (ais, ou les Amans infortunés, 4 Parties, 1793 , waarin de Romanheld , na vele ongelukken te hebben doorgeftaan , in dezelfde om* Handigheid komt als Selicour. Voor 't overige wyze ik myne lezers naar bovengemelden Roman', om, zulks begerende, te zien in hoe verre ik denzelven, in uit» drukkingen, als anderzins, gevolgd hebt J. K Üordrichu  PERSONEN. SIER INVAL» EDUard, zyn zoon. SELICOUR. M A R A N O. CECILIA. EEN ALGERYN. Het toneel is in Afrika, enige mylen ran d; Algerynfche kust.  S E L I C O Ü Ra T R E U R S I' E L. EERSTE BEDRYF. Het toneel verbeeldt een digt woud: ter zydé is ene grot. EERSTE TONËEL SELICOUR, komt uit de grott H oe fchoon, hoe velrukkelyk is thans c!e morgengoud na bet afgedreven onweder! hoefiil jhoe kalni is thans de vernieuwde natuur! alléén myn hart kent de vrede nïetl - o vreedzaam oord!... hoe betoverend waren niet de ogenblikken die ik hier eens weg-; droomde in de bedwelming ener misdadige liefde!... zwakke fterveling! fchr.am u van het te belyderi! moest er.i droom myu fluimerend geweten doen ontwaken , ny de onverbreekbare eden ener eerste liefde" herinneren? - o Cecillal te vergeefs wil ik dit wrededenkbeeld van my v;rwyderenj uwe beeldteais verA 4 tfftgf  3 ffr £ l r c o ü r, volgt my overal! zelfs dadr, waar ik hr.ar in de vergetelheid van den flaap meende te ontvlieden! - uwe nagedachtenis alléén doet my blozen... Neen , Marano , wat 'er ock van u worde, nooit volg ik uwen eisch,nooit fpreek ik dien eed uit, wiens denkbeeld P.echts myne zinnen ontftelt, en myne leden doet Adderen... Helaas! Cecilia! Hechts één' dag later en ik ware voor altoos voor u verloren geweest! Vruchteloos zoude ik getracht hebben in Marano's omhelzingen het naberouw van een ongerust geweten te ontvlugten... o Hemel! heb ik flechts uit twéé misdaden te kiezen?... welaan! dat ik my dan tot de minstmisdadige keuze bepale ! — Beide hebben zy my. ne eden; beide dingen naar myne liefde: maar CeciMa's regten fteunen op biliyker gronden. Mogt ik een goed wegfehenken dat my niet meer toebehoorde.,.? TWEDE TONEEL. marano, selicour. marano, hem omhelzende. Xlfl! gy zyt reeds daar; gy wachtte my? - W;:k een fchriklyk onweder hebben wy dezen nacht gehad! maar voor my verloor het al zyn akeligheid; ik hieki my  TREURSPEL. 3 my alleen met u bezig e:: dacht flechts aan den heugch. fyken ftond, waarop my uw hart voor altoos zou toebehoren. Ket ogenblik, wr.arCp gy zoudt zweren my uw geheel leven te beminnen, was my geftadig voor ogen: te vergeefs fchoten de ïïralen des blikfems om myne eenzame grot... Maar hoe! wat is dit? — gy beandwoordt myne vreugd niet? Gy zyt zo droefgeestig.... Juigcht gy den ftond dan niet te gemoet die myn geluk voor eeuwig?... of, ::ou weder een wreed aanden'.iea?... selicour. Ach!.,. Marano!... marano. Welnu? — Selicour!... myn echtgenoot!... selicous.1 Uw echtgenoot! marano. Spreek, Selicour! fprcek! in 's hemels naam! Iaat my niet langer in die verfchriklyke tvvyfeling. - Welk een nieuwe ramp kon op eenmaal uw geluk en het myne verwoesten? selicour. En het uwe J zegt gy ? marano. Kunt gy dit no£ vragen? A s se-  4 SELICOUR, SELICOUR. Ongelukkig genoeg dat het uwe aan bet myne verknocht is! MARANO. Ach! laat my niet langer in deze onzekerheid... Spreek, S ELICOUR. Welaan! hoor myj maar veroordeel my niet te vroeg. Vruchtloos zocht ik gisteravond, toen ik ut verlietj oe wroegingen myner ontrouw en van ecu ontwakend geweten in den flaap te ontvlugten: geCadig wrs my het beeld der ongelukkige Ceciiia voor den geest: naauwlyk. was ik ingefluimerd, of ik zag die rampzalige, wier aanwezen door het noodlot verpest is, onder het afgryslyk juk der flaverny verkwyt ncn... Hemel! waarom moest de onfehuld zulk eert gfuuwzaam lot ondergaan! — o! het gerinkel haref boeien wclergrlmt hier! (Op zyn hart •::yzcude.>) llce verfchrüdyk is 't, het iyden der deugd ar.ntezien!... driewerf f.rekte zy hare armen naar haren misdadiger! minnaar uit, naar ook driewerf zonken zy krachteloos neder! — ,, Selicourl" barstte zy eindelyk in een' droom van tranen uit: Selicour! Ik ben 1103 niet geheel en al ongelukkig., daar ik al het vermogen der liefde gevoele: myne beulen mogen my alles or.tfiemenj maar uw hart kan my gene barbarrfche inagS  TREURSPEL. S ontrukken"».... hier begaven haar hare krachten , zy bezweek , viel in myne armen, en bet gerammel ha. rer doemwaardige ketenen deed ylings myne verbysterde verbeelding ontwaken... Ik wist niet waar ik wr.s, of wat ik gevoelde... Ach, Marano! droom of waarheid, zo gy my bemint, verg my dan niet myne misdaad te voltooien. MARANO. Selicour!... Selicour! is't waarheid wat ik hoor? gy vreest ene misdaad te begaan, en gy (laat op het punt 'er een te voltrekken. Neen, neen, gy kunt niet misdadig zyn. Gy hebt my in 't aanzien des Hemels beloofd myne liefde te belonen , en gy zult woord houden. SELICOUR. Nooit, nooit!... Ach! nog, nog zie ik haar, doof rampen uitgeteerd, door onheilen overfïelpt, in ver* foeilyke ketenen, in den boei der flaverny zuchten!... En ik, ik zou de wreedaart zyn die haar den laatster! dolkfleek in 't hart ftiet! ik zon my met dezen moord bezoedelen, en nog onmededogender dan hare beulen zyn? neen! dank zy den Hemel! ik word by tydS den afgrond gewaar, en kan nog terug treden. MARANO. Herken ik aan deze taal Selicour? neen! zy betaaml ti niet! Zyt gy het die my kcrtlings ene onverbreek* ba*  6 SELICOUR, bare liefje toezwoert, en my beloofde... heden myna wéBfchen te vervullen, van uwe eden naartekoraen. Kom, myn vriend, verwyder deze hersfenfchimmen; gy zyt niet bekwaam om myn ongeluk te willen; uw har: :s zwak, maar :del! liet zal zich weder op nieuw openen voor de tedere indrukzelen ener liefde, die uwer geheel waardig is, en gy zult gelukkig zyn. Welk een iedele waan kan u doen hopen Cecilia ooit weder t,e vinden? Kan zy u ooit getrouwer, ooit tederer beminnen dan uwe r.Iarano? - doe uitfpraak ttsfchen hare en myne liefde , maar wees rechtvaardig' SELICOUR. Ja, ik zal rechtvaardig zyn, ik gevoel hef, rlmoest het my ook den dood kosten. Ik begeef my naar TuTkeiën, waar zy mooglyk in flaVerny zucht: zyn alle pogingen Öm haar daar weder te vinden vruchteloos, dan kere ik naar myn vaderland weder; veelligt zal ik haar dêir aantreffen. Doch ik wil u kier niet aan het afgryslyke der eenzaamheid ten prooi laten: gy moet my vergezellen: altoos, geftadig aan uwe zyde, blyf ik toch uw vriend en toeverlaat: behaagt het den Hemel dat Ik haar nooit ivedervinde, leeft zy voor eer.' ander', of beftaat zy niet meer, dan zal ik myne eden omtrent u vervullen, en niets zal onze banden breken, daar a geheel myn har: zei toebehoren. MA-  TREURSPEL. 7 MARANO. Earbaar! gy wilt my dan aan 't verfchriklyke van Byn lot overlaten?... Maar neen! ora my een wrede wanhoop te fparen zoudt gj njf de.-, dooddoen onder, gf.an, door my tot zelfs i.: het byzyn nynM mc.icminnaresfe te voeren. Gy will 1. 1, m rfclililig,ar.n de zyde van Cecili- ,ovW jiivu: z fskheid zou zien zegepralen, terwyl gj ir. vrede de vr;icht uwer trouvvlooshed:n rjenieten zoudt? Wreediürt, ;:>• hebt van myn vertrouwen een rr.i;bntik gemaakt, gy fpotie met myne gevoeligheid. llcbrs!... Ik* llg(gdo?lgC 1 moes: dit het loon myner llel . li- cour zelf die ïny verraadt! hy, die my van deugd en liefde fprak, hy offert ze beiden can zyne wispelturigheid op! hy boezemde my een' sffchrik voor de misdaad in, en hy is 't zelf die 'er een aan my begaat! - Ga, ga, meinedige! zoek ver van my ene ruste, die u altoos zal vreemd blyven; tracht de infpraak van uw kwellend geweten te fmcren, dat u eeuwig zal toeroepen: „ Cy hebt r.Iarano misleid." Zo gy nog vatbaar voor berouw en wroegingen zyt, zult gy in de armen van Ceeilia te vergeefs de ftem der rede ontwyken; gy zult u onöphoudelyk verwyten den dood berokkend te hebben aan een meisje dat u tederer beminde dan Ceeilia: zy zelve zal uwe WFUidead verfoeien en een afgryzen van u hebben... S li.  8 SELICOUR, SELICOUR. Niet verder, Marr.no!... »t Is waar, ik beken dat ik in uwe ogen hoogfchuldig... MARANO. Geen iedele veröntfchuldigingen, bloos liever over uwe misdaad. Waar zyn uwe eden gebleven van my altoos te beminnen? Hoe vaak zeidetgymy niet? , Ma» rano, ik zal voortaan uw befchermer, uw vriend, uw minnaar, ja, uw echtgenoot zyn." Gy gaaf: my uw hart, en gy ontvingt het myne. Deze rotzen, deze grot, dit bosch, de Hemel zelf, zyn getuigen van uwen eed. Ach! wreedaart, waarom my niet, in myne eenzaamheid, met myne onfehuld, gelaten?... Hadden my liever de Kanibalen in hunne woede ingewikkeld , en my het lot myner rampzalige magen doen on. dergaan! - waarom moest ik hunne handen ontkomen? — Verleider! gy leerdet my uwen Godsdienst kennen, gebiedt zy ook den meineed? SELICOUR. o Hemel! op welk een proef hebt gy my gefieldJ Ach, Marano! heb medelyden met enen elendeling, wiens fchuld het niet is u in \ verderf gofleept te hebben. Ik kan nooit de uwe worden, voor dat de dood de heiligste banden verbroken heeft. MARANO, gelaten. Het is dan wel, Selicour l Helaas! gy wilt dat ik • - van  TREURSPEL. 9 van verdriet omkome? Een droom zou myn geluk verwoesten!... maar neen, het is onmooglyk! - Welaan! ik laat u alleen; onderzoek uw geweten, en keer, keer, in den naam der heiligste liefde, tot u zeiven, tot uwen pligt, tot de deugd weder; het is nog tyd. Straks wacht ik u voor myne grot. Ach 1 Bloest dit ogenblik het fterfuur uwer liefde zvn! DERDE TONEEL. selicour, alleen. O noodlot! zal uwe altoos flaande hand dan nimmer moede worden my zonder ophouden te vervolgen? Maar, wat is toch myne misdaad? - ik heb dit meisje befchar.fd; ik heb de beginzelen der deugd in haar hart aangekweekt... zy bemint my, en ik aanbid haar.... doch Ceeilia heeft myn woord, myne eerste eden... Marano!... de ongelukkige!... o wat zal 'er van haar worden!... een flaauwe flikkering van hoop ftraaltnog in hare ziel door.... Wat zeg ik? van hoop - neen! veeleer een bedekte woede met het hulzel der kalmte or.kleed. — Ach! wie weet waartoe haar de wanhoop, dat afgryslyk uiterste, noz brengt?.,. Volg ik haar van verre! FIER.  io SELICOUR, VIE R D E TONEEL. MERInval en eduard, van den anderen kant opkomende. MERINVAL, door Eduard onderjlecnd. Niet verder, myn zoon, niet verder! Ik kan niet meer!... myne krachten bezwyken , myne knieën verzwakken... Ook geloof ik dat wy reeds ver genoeg boschwaards in, en van de barbaren verwyderd zyn. — Zet my hier aan den voet van dezen boom; hier wil ik fterv.n! EDUARD. Ach! gave de Hemel dat die ftond nog ver af ware.' M ERIN VA L. Neen, myn zoon; niet zo: misgun my deze hoop niet, zy is de enigste die my de ziel nog vleien ka::.. . doch befchouw ik aan den anderen kant de eenzaamheid, waarin ik u agterlaat, dan beeft myne ziel terug cp bet blote denkbeeld van te ontkapen... Ach! wat zal 'er van u in deze wildernis worden! alléén, aan u zeiven, aan het balfturig ncodlc: overgegeven!... Ik, rampzalig vader, cerza.ak van't cngeluk, word van rampen ontheven , en myn zoon loopt gevaar een prooi van. wilde duren te worden!.., o Ilciv.ci! ook deze angst  TREURSPEL. ii angst bekommert nog myn afgeftormd hart in mynê laatste ogenblikken... maar ik heb myn lot verdiend! want ik ben myne onheilen aan u en uwe zuster waardig! Ik heb u beiden aan de grootheid en het zelfbelang van uwen broeder opgeofferd, en gy kent zyne behandeling: ik volgde hem overal, hy was myn lieveling, — vermogen en welvaart heb ik voor hem ten beste gegeven, en hy verfloot my! Ik wilde naar myn vaderland wederkeren, en de ftorm beneemt my hec geringe overfchot myner goederen! de noodlottige fchipbreuk... maar gy weet alles.... Helaas! ene wildernis is uw erfdeel! EDUARD. Ach! niet verder, myn vader; leef, leef tot ons gemeen geluk! vergeet uwe onheilen!... het zou flechts uw einde vervroegen.... maar, Hemel! wat zie ik?... een menfchelyke voet betrad dezen grond!... kom * vader, verzamel uwe krachten, en dringen wy verder in de diepte van 't bosch: zo de Algerynen ons ontdekten waren wy verloren... of zouden mooglyk enigen onzer fehepelingen de woede der zee ontkomeil zyn? - dit geloof ik eer, want dit woud is veel tó Ver van de kust verwyderd. Zo dra gy enigzins van Uwe zwakheid bekomen zyt, zullen wy met omzichtigheid deze voetflappen volgen; misfchien hebbert Wy dan het geluk hen aantetreffen. D Mij-  la SELICOUR, MERINVAL, byna wezenloos. Elendige! ik ben de bewerker van uwe onheilen!... Hemel! dort uwe gramfchap op myn fchuldig hoofd neder, maar fpaar dezen mynen zoon! EDUARD. Helaas! hy hoort my niet meer! hy is door fmarten en wanhoop overmand, door droefheid overladen! zyne ogen fluiten zich! zyne krachten ontzeggen hem hare hulp!... Hemel! Hemel! zyne ziel begeeft hem! o ramp! o droefheid!... Wat zal'er van my worden ! wat zal 'er van my worden! Qffy werpt zich op hem neder, en de gordyn valt.') Einde des eersten bedryfi. T W E-  TREURSPEL. 13 TWEDE BEDRYF. Het toneel verbeeldt het zelfde bosch van een* anderen kant. In 't verfchiet is de grot van Marano, EERSTE TONEEL. MARANO, alleen. O langgewenschte dag, die eenmaal myn geluk bepalen moest, uw komst baart my niets dan fmarte! hoe traag vervlogen niet de ogenblikken die hem te gemoet zagen en het fpoor zyner aannadering baanden! Ach! de natuur lagchte my van rondom toe; geen wolkje dreef'er aan den hemel van myn geluk' — Selicour! Selicour! hoe vaak zegende ik het uur uwer ontmoeting, toen my dit bosch in uwe omhelzing zalig zag! en thans! o thans heb ik dubbele reden het te vloeken! Maar neen! het is niet mooglyk! flechts één zwak ogenblik deed het hart van mynen minnaar wankelen; maar by nadere overweging zal hy zyne pligten leren kennen en my de gelukkigste aller Itervelingen maken. B 2 T TV E*  14 SELICOURj TW ET> E TONEEL. MARANO, SELICOUR. MARANO. elnu, Selicour! vind ik myn' minnaar weder? SELICOUR. Ach! (preek! wat kan, wat moet ik doen? MARANO. Gy vraagt het my? — Ach! ongelukkige daar ik ben! indien uw hart u zulks niet zegt, dan is 't met myne hoop gedaan! — nu is 't ver genoeg gekomen! — Helaas! gisteren nog verzwolg ik, elk ogenblik, den reinsten wellust, met volle teugen; en nu zie ik my den beker des onfpoeds ten boorde toe vol gefchonken! Welaan! Selicour, het is in den naam van den Eeuwigen, dien gy my leerdet aanbidden, het is in den naam van dien Godsdienst, wiens beminlykheid gy my onder de ogen bragt, dat ik u uwe eden herlïnere! hier is 't, waar wy daaglyks den Onëindigen vereerden; hier is 't, waar ik elk uur geheiligder regten op u verkreeg, hier is 't, eindelyk, waar gy my toezwoert uwe liefde te bekronen! — fidder van aan uwe eden ontrouw te worden! - in tegenwoordigheid deiGodheid gaaft gy my uw hart: in tegenwoordigheid dief  TREURSPEL. 15 dier zelfde Godheid ontvingt gy het myne! — Leer, leer van ene wilde , die gy hebt opgevoed, die gy aan den (laat der blindheid ontrukte, uwe eden te heiligen, uwe pligten te eerbiedigen. Zou deze plaats, deze grot, zouden deze bomen, die van dit alles getuigen waren, uwe zwakheid — wat zeg ik? — uwen meineed, aanfchouwen?.... Gy zwygt? - Vreest gy nog de infpraak van uw geweten te volgen? SELICOUR. Marano ! gy verfcheurt myne ziel! Gy wilt my ene misdaad fparen , en ik zou my ftraffchuldig maken als ik uwe item gehoor gaf. — Hemel! zal ik dan eeuwig het ongeluk ten fpeelbal (trekken? - Van myne jeugd af aan had ik met tegenfpoeden te kampen. Eéns flechts heb ik de vreugde gefmaakt, maar het was een kort genot! Ik leerde Ceeilia kennen, en wy waren eikanderen niet lang onverfchlllig, want wy beminden , en de tyd baarde, elk ogenblik, nieuwe, ongekende zaligheid: - wy hadden flechts één ziel, één' wil en éne begeerte. Toen waande ik dat de deur van het geluk voor my ontfloten was, maar haar trotfche vader kantte zich tegen onze vereniging aan, wantik kon niet zwetzen op den adeldom myner voorouder". Ook offerde hy alles aan de vuige baatzucht van haren broeder op, en vernietigde onzen voorfpoed, door deszelfs inblazingen aangefpaord!... hy alléén 13 3 ' was  16 SELICOUR, was oorzaak van alle onze onheilen!... Ach! rnooglyk zucht zy nog, ver van haren misdadigen minnaar, m ketenen der gevloekte onderdrukking!., of wie weet of zy niet reeds voor den rechteritoel des Allerhoossten een eeuwig wéé over myne ontrouw uitdaagt!... o dat ik nog een prooi der barbaren ware! dat myne voeten nooit dit afgryslyk oord betreden hadden! dan zou ik, zonder u te kennen, minder rampzalig, minder ongelukkig en ook minder misdadig zyn.... Wrede vader! beul uwer dochter! ziedaar de jammerlyke gevolgen van uw' gevloekten hoogmoed! gy deedt deze onzalige rampen ontftaan, wier last my ondraaglyk geworden is, en myne krachten te boven gaat! - fpreek, is 'er my nog een' anderen weg dan die der misdaad te kiezen? MARANO. Ja; met my de gelukkigste aller vrouwen te maken: myne armen zyn u geopend, aarfel niet 'er u intewerpen. Zweer uwe ongerechtigheid af, fchenk my uw hart, en vervul de onfchuldige wenfchen van haar, wier geluk ongffcheidbaar aan het uwe verknocht is... maar hoe! zouden myne gebeden nog vruchteloos op uw yerftaald hart werken? - Gy verwydert u? barbaar! gy onttrekt u aan myne tederheid! gy wilt ver van my vlugten.... Sta! nog één woord! Sla uw oog ora u heen-- zie op den fchori dier bomen myn'  TREURSPEL. 17 n^n' naam naast den uwen. Zyn uwe eden niet op alle de voorwerPen> die u omrinSen > gegraveerd? De uren , die gy aan dezen arbeid toewydde, fchenen u te fnel te verzwinden, zo gy het u nog herinnert: of heeft de tyd deze, voor my zo zalige, maar veelligt voor u wrede, gedachtenis, uitgewischt?... Helaas! nogthans was uwe liefde toen zo zuiver... Gy zwoert my eeuwig te beminnen, de Godheid zy myne getuige!... Maar waartoe langer nutteloos geklaagd? het kan uwe ziel niet aandoen. Wreedaart! gy hebt geen hart voor de liefde: gy gelooft Ceeilia te beminnen, maar zy zal ook met u ongelukkig zyn, en de Hemel zal tevens twee verraden minnaresfen te wreken hebben.... SELICOUR. Houd op, Marano! geef u niet over aan een iedele wanhoop. - Vernieuw deze herinneringen niet: gy weet niet wat zy thans aan myn hart kosten. — Ik zal altoos by u zyn; ik zal alle gevaren met u delen; en my flechts bezig houden met uwe kwellingen te verzagten , met het aandenken uwer rampen uittewisfehen: de tederste vriendfehap firekt u tot waarborg, mogt zy u genoeg zyn! Ik herhaal het u, weigert my het noodlot Ceeilia wedertevinden, is zy reeds tot hare beflemming opgeklommen, of' leeft zy voor een' ander', dan zal dat hart, dat gy eens onverdeeld bezat, B 4 voor  *s SELICOUR, voor u alléén kloppen, niets zal onze vereniging beletten, en elke ftond zal reiner' wellust inö'ogsten! MARANO. Neen! neen! vertrek, wreedaart! maar waan niet dat ik u zal volgen. - Uw byzyn zou my gefhdig uwe ontrouw voor ogen ftellen. _ Voor 't laatst trachtte ik uw hart te raken, maar de tranen der onfchuld gaan voor u verloren: ik vleide my uwe verharde ziel te vermurwen, maar gy draagt een rots in uwen boezem: gy wilt dat ik fterve en gy zult voldaan zyn; gy zuk zien wat de wanhoop vermag, Ga, ga , zeg ik u; uwe tegenwoordigheid zou die wanhoop flechts verbitteren, en myne woede meer en meer aanlïeken: verwacht niet dat ik den Hemel met myne klagten zal lastig vallen , dat ik myn elendig aanwezen in uw afZyn zal voortliepen. - Neen! ik bezit nog moed: wat zeg ik ? - ik bezit nog woestheid; zy is het enigst erfdeel van mynen rampzaligen vader. Voor uwe ogen zal ik myne ongelukken beperken SELICOUR. Ach! leef, leef.... MARANO. Om de overmaat uwer trouwloosheden aantezien, of, om in de eenzaamheid te verkwynen? - Neen! myne folteringen zullen minder wreed, minder langdurig zyn, IV, geef een leven weder dat ik u had toege-  TREURSPEL. 19 geheiligd; maar myn vloek zal afgryslyk in uwe oren klinken: myne laatste (nikken zullen vervloekingen zyn, die de razernyé'n ener hooploze minnares kunnen voortbrengen. Ik bezweer den Hemel en alle hclfche magten om my te wreken, om u te vervolgen. Ik geef u over aan het ongeluk en den rampfpoed. Lang, neen, eeuwig zult gy zwervende op de zeeën zyn, en onder de wilde volken omdolen; nooit geniet gy ene rust die gy onwaardig zyt. Onöphoudelyk zult gy de liefde van Marano beklagen: haar fchim vordert bloed, het bloed van Selicour!... Voed u met uwe wanhoop, drenk u met uwe tranen! (Met eer? afgryslyken lagen.") Dit -'ja - dit is de troost dien ik met my ten grave voer! (Zy haalt een" pyl voor den dag en door/leekt zich.) Trouwloze!.... ftrek — u — zei —ven — ten — vloek — SELICOUR, dien zy met afgryzen terug ft iet, toen hy haar wilde weerhouden. Ha!., ha!... dit ontbrak nog! — Marano!.... Marano!.... zy hoort my niet meer! - yslyk! (Jly valt voor haar neder.). Zy derft! - ach! open uwe o^ch en wees getuige van myne fmart!... O welk een' vreeslyken blik werpt zy op my! Zy fchynt my. nen kreet nog te horen, myne wroegingen nog te verdaan!.... Zou 't mooglyk zyn!... Zy doot myne misdadige hand met afgryzen terug! - Ach, dat ik 15 5 haar  £0 SELICOUR, haar voor 't laatst omhelze en dan by haar lyk den doodfteek ontvange! - O, hoe druipt my 't zweet yskoud langs den rug! Ha! dit dringt door merg en been!... Waar trof ooit een wraak feller? waar klopte 'er ooit een fehuldiger hart in een' misdadigcn boe. zem? - (Na lange tusfchenpozing enigzins tot zichzef. ven komende.) Zie de roos harer wangen , hoe zy verdwynt, hoe de helderheid van haar gelaat verdooft, hoe de bleekheid des doods hare plaats vervangt! »yn berouw, myne zuchten, myne tranen, myne wroegingen kunnen haar het leven niet wederfchen. ken... Welk een afgryslyke ftiltel de natuur treurt ©verharen fciiuldeloos vermoorden engel... owoud! gy zyt raagtig genoeg om den loop des tyds te weéerftaan, en kunt gy dan dezen omtrek niet met eeuwig nacht en duister omgeven, om enen rampzaligen Sn uwe fchaduw voor zich zeiven te verbergen? Poe my flechts enen afgrond ontdekken, die voor altoos myn fchande en jammer verzwelge! - (77y befchowxt haar met een gelaten fr.mrt, en zegt na enige tusjiltetipezing:) Ja, ja, gy zult gewroken zyn! Het zonlicht zal over den moordenaar niet ondergaan. Mogt myn bloed met het uwe verenigd myne wandaad voor eeuwig uitwiafchen! dat ten minsten de zelfde »yl, die haar fcouldeloos hart doorgriefde, ook myn korst doorftote! - maar neen I dit ben ik onwaardig: zy.  TREURSPEL. 21 eyne anders treffende punt zou met afkeer terug deinzen, als hy op dezen doemwaardiger! boezem gezet Wierd: - ook dit laatfte geluk moetik ontberen. — Kom! volbreng ik myn befluit, het zal hare grafrust vergroten! (Hy loopt naar de grot, komt met een pistool in de hand weder terug, hoort ylings gerucht en ziet om zich.) Hoe!... wat hoor ik?... Is het de nagalm van deze rotzen die de vervloeking dezer verheerlykte ziel met vernieuwden nadruk uabaauwt,en deze doodfctae ftilte afbreekt? Moest ook dit nog myne onheilen verdubbelen?... (Het naderend gerucht neemt toe'.) Hemel! welk een nieuw7 fchouwfpel! Een meisje!... hier, in deze wildernis!... door een' Algeryn voortgefleept.... (Zy naderen op het toneel.') Ach! laat ik de verdrukte onfchuld uit de handen van dien barbaar redden! (Hy nadert den Algeryn, en legt op hem aan, doch deze zyn fchot ontwykendt neemt de vlugt. Ceeilia valt in onmaft.) DERDE TONEEL. selicour; cecilia, in onmagt. Het lyk van marano, in v verfchiet. selicour. w eder een nieuwe proef, en misfehien weder nieu-  22 SELICOUR, nieuwe verzoekingen! - Weder ene ongelukkige! „ Zou ook deze weder myn üagtöffer worden? - Ysfelyk fchouwfpeü... Welk een vertoning!... Daar ligt zy afgemaaid! zy, wie myne wreedheid ter neervelde! en deze zieltoogt wier leven ik redde! Ik ben demoorder van de ene en de verlosfer der andere!... Zy opent de ogen!-Het fchynt ene Etiropeane te zynI... Hoe fchoon blinkt het lagchje der onfchuld op haar gelaat, ondanks hare doodbleke wangen!... Welk een nieuwe toverkracht voel ik door geheel myne ziel?... welk een Cddering verfpreidt zich door myne leden?... Wat is dit?... Hare trekken zyn my niet onbekend !... zou wel... (Gillende.-) Eeuwige Rechtvaardigheid!... (ffy valt by haar neer.) Ceeilia!... Ceeilia I herken uwen Selicour! C e c ili a , die allengs van hare bczwyming be. kwam , doet ene poging op V horen van Seli. ctur's naam, geeft een' gil en valt op nieuw in onmagt. Selicour!... selicour. Ja» zy is 't!... welk een ogenblik! - droefheid en vreugde! fmart en Blydfchap! wanhoop en vervoering!-- Zy is op nieuw bezweken!... onderireun ik Marl - Rampzalige.'ziedaar waaraan uw drift u bloot- ftelt!  TREURSPEL. 23 fielt! ik maakte my te fchielyk bekend: haar gefolterd hart kan zulke (lagen niet wedenlaan! CECILIA) weder van hare bezwyming bekomende. Selicour! (Zy ziet angstig om zich.) SELICOUR. Stel u gerust. De fnoodaart ontkwam myne wraak. CECILIAj zich her (lellende. Selicour, zyt gy 't... of bedriegt my... myne ver. beelding? SELICOUR. Neen, hy is in uwe armen. CECILIA. Is 't mooglyk! tref ik in u mynen redder aan! SELICOUR. Welk een ontmoeting! CECILIA. Dank zy den Hemel! ik heb u wedergevondenl SELICOUR, zich uit haar armen rukkende. Acht moest juist dit rampzalig ogenblik my na byna vier jaren aan u wedergeven ! CECILIA» Hoe, wat dan? SELICOUR. Komt gy om ooggetuige van myne fchande te zyn? CECILIA. Wat zegt gy! van uwe fchande? SE*  H SELICOUR, SELICOUR, op Marano's lyk wyzende. Ziedaar het offer onzer liefde. CECILIA, ontfeilende, geeft een" gil. Hemel!... wat is dit? SELICOUR. Vraag my niets. CECILIA. Selicour! wat is dit? SELICOUR. Ach! CECI L IA. Spreek, wat is dit? SELICOUR. Beef van het te vernemen. CECILIA, ongeduldig. Laat my niet langer in deze wrede twyfeling. SELICOUR. Ceciiia! CECILIA. Spreek, wat kan, wat moet ik hieruit opmaken? SELICOUR, met de handen voor de ogen. Myne misdaad. CECILIA. Ha!... wreedam, war deedt gy? SELICOUR. U getrouw blyven. CE*  TREURSPEL. 25 CECILIA. My getrouw blyven! Zeg liever my het hart doorfloten. Gy zoudt myn minnaar zyn? gy ? tot zulk een' prys?... Gy waant een loon voor uwe euveldaden te fmaken? - Eischte myne liefde ooit zulk een oifer? Neen, gy zyt die onwaardig. My getrouw blyven 2 veinsaart, tracht niet my te misleiden. - Ga, vlagt ver van my! kom my nooit weder te voren: uw blik zou my met fiddering (laan, uw byzyn zou my doem fterven. Ach! moest ik u tot dien prys wcdervindcn? SELICOUR. Ga voort; uwe verwytingen (trekken myne wanhoop tot voedzeh gy ontiïeekt het vuur dat myn iagewand verteert, maar het kan niet anders zyn: in u zelve moet ik het werktuig myner (trafTe vinden; wan: ik heb haar vermoord! ik beminde haar flechts om haar den doodfteek te geven; maar recht en billykhcid vorderden wraak, en zy is ftreng, ja , verfchriklyk gewroken!... Haar vloek is over my vervuld! Cecilia's liefde heb ik verloren!... Voortaan zal ik myne ogen aan het licht onttrekken, dat my hatelyk geworden is: de donkerste fpelonk flrekk'my ten verblyf! de zwartste nacht zal myne elende in zich befluiten! Eeuwig wil ik het menschdom ontylugten, daar ik zelfs tot in het diepst ener wildernis flagtöffers in my» woe-  z6 SELICOUR; woede en ongeluk medefleep.... Waar zag men ooiÉ fchonerband? waar onfchuldvoller vereniging?.. 4, CECILIA. Ha! moordenaar!.... SELICOUR. Ja, dezen naam heb ik verdiend, want ik had haaf gelukkig kunnen maken... en ik heb niet gewild! ik verfmaadde hare liefde... en zy wierd wanhopend! zy drukte dien noodlottigen pyl in haren boezem... en ik wederhield hare hand niet!... CECILIA, hem invallende. Hemel! wat hoor ik? neen! gy zyt onfchuldigl... Ik bloos voor u.... Vergeef het Ceeilia... ik ging te ver... myne drift vervoerde my... ik zag u voor ha' ren moordenaar aan... Kon ook myn minnaar misdadig zyn?... SELICOUR. Hoe! uw hart zoekt my vry te pleiten? o! ik keri my zeiven beter: ik heb my alles te verwyten! ik ben de bewerker van haren dood!... Was het myne hand niet die haar ter neervelde, het waren myne daden! Zonder my te kennen had zy niet ten prooi aan hare woedende hartstogten geflrekt; zonder my te kennen was zy veelligt niet gelukkig, maar ten minsten ook niet rampzalig geweest... Ach, ik ben misdadig! ik ben diep misdadig! CB.  TREURSPEL. *7 CECILIA. Houd op, Selicour. Gy befchuldigt u te fierki wend uwe ogen van die rampzalige af. — Gy hoort niet naar my? Selicour, herken uwe Ceeilia; zy is voor u nog dezelfde nu zy van uwe onfchuld verzekerd is. Gy wederftondt de liefde van deze ongelukkige, wyl ig uw hart nog bezat. Wyden wy gevoelvolle tranen-tra. nen van ontfermend mededogen aan haar rampzalig noodlot, haasten wy ons haar het laatste bewys van achting te fchenken. Dit fchouwfpel is te afgryslyk. Geef u over aan uwe eerste liefde, laat zy hare befteinming bereiken, die zich tot aan de eeuwigheid üftftrekt! Ceeilia heeft alles beftaan om u weder te vinden , en dank met my den Hemel dat hare wenfehen verhoord zyn, want zy is haar doelwit ten einde!... Maar, dwaze! hoe kan ik vorderen dat hy naar my luistert? Kon zyne ziel ooit door fterker fchokkéri geroerd, door heviger aanvellen beftormd worden? —Neen, dit gaat de menschlyke natuur te boven. De zelfmoord dezer elendige,myne wedervinding en daarenboven myne verwytingen•, zie daar alles wat hem ter neêrflaat! - Kom, kom, myn beste! verwydef u van dit voorwerp, gaan wy in deze grot; vergeet uwe onheilen en geef u op nieuw aan de betoveringen der liefde over: het aanhoren onzer wederzydfche éhgelükken zal onze rampen vefzagtcn. C  *8 SELICOUR, CZy trekt Selieour, die, gedurende hare morden, onder de hevigste gemoedsaandoening op het lyi van Ma* ram bleef' ftaren, mede in de grot.) Einde des twtden ledryfi* B E R.  TREURSPEL. s$ DERDE BEDRYF. Het zelfde toneel ah in het eerste bedryf. EERSTE TONEEL. MERINVAL, fapende, aan den voet eens booms. EDUARD. EDUARD. Deze grot is bewoond. Wie of toch de kluizenaar zy die dus eenzaam , van de menfchen afgezon* derd, in ftilte zyne dagen flyt? -» Wat heeft hem hief gevoerd, de onrechtvaardigheid zyner natuurgenoten* of de vervolgende hand der rampzaligheid? — In hem zullen wy een' medelydenden vriend aantrelfen. Hief Zal ik ene kalmte genieten, die my onder het gewoel ener verbasterde waereld nimmer te beurt viel. —* Ach! hoe onderfcheiden is het leven der menfchen !... een woest plekje gronds en ene grot, door de natuuf gevormd, die hem tot woning (trekt, zyn het gehele eigendom van dezen eenzamen boschbewoner; maaf den waren rykdom vindt men niet in de paleizen def C 3 gro-  30 SELICOUR, groten. Ook is bet wezenlyk geluk van den flerveling aan geen aardfche grootheid verknocht: zy vestigt haren zetel op wankelbare zuilen, en hoe onfïandvastig is niet haar fchyngeluk! — Prachtige luchtkastelen! door de verhitte verbeelding ener onftuimige jeugd voortgebragt, gy zyt in het niet gezonken dat u uw aanzyn gaf! - Eén noodlottige fchipbreuk kan het plan van den fterveling verïedelen!... Wanneer flechts Hy, die den tyd door zonnekringen beperkt, de bulderende itormwinden gebiedt om onze kielen te verbryzelen, den fchuimeuden oceaan ons in zynen ga. penden buik te ontvangen.... O! aan hoe vele wisfelvaüigheden is dit ondermaanfche niet onderworpen? — Zie dezen grysaart, nog kortlings fluimerde hy op het dons der weelde, van zyn aanfhand ongeluk onkundig; en nu!... o hoe is alles verkeerd 1 De fchipbreuk beneemt ons het laatste overfchot... Is 't genoeg, o-Charles? uw zuster en my heeft men aan uw gevloekte eerzucht opgeofferd en thans hebt gy uwen vader verflotenlOm u had hy zyn vaderland verlaten eH gy beloont hem dus! met fchande beladen moest hy wederkeren en de woede der golven ten prooi flrekken! Gy hebt het ongeluk van uw geheel geflacht en het rampzalig lot uwer zuster bewerkt, en veelligt zal ik binnen weinige ogenblikken kunnen zeggen: gy hebt uwen vader vermoord»... Hoe woest, hoe-  TREURSPEL. 3S fcoe fomber is alles rondom my heen! dit woud is verfchriklykl Hoe ftatlg verheft zich de hoge kruin dezer bomen!... Welk een akelige ledigheid! ik hoor niets dan den wind, die door derzelver toppen fuischt.... w E R i N v A L, ontwakende. O flaap! moest gy my wederom laten ontwaken? waarom niet voor eeuwig uwe tluimering over my uitgeftort..? Hoe, gy hier, myn zoon? moest gy uwen fchuldigen vader nog wedervinden? Moest my dit ongeluk nog gefpaard zyn! EDUARD. Niet verder, myn vader! gy zult u door dit zelfverwyt den dood aandoen. Zie qf gy nog wat kunt infiuimeren, uwe zwakheid vordert het. Verwaarloos uw leven niet. Wy zyn niet geheel en al ongelukkig en aan de eenzaamheid overgelaten - giudfche grot wordt bewoond... MERIN VAL. Wat zegt gy?... bewoond! EDUARD. Deze voetftappen leidden my naar dezelve: uit alle» bleek duidelyk.... ik vond'er ook versch water; gebruik het, vader, het zal u verkwikken. ME R IN VAL. Geef hier, Eduard, ik ben dorstig, fcboon allo C 3 *-Y»  3* SELICOUR, myne andere behoeften ophouden. (Hy loopt naar de grot, komt terug en biedt zyn' vader water aan.) Zie daar. Merinval, na gedronken te hebben. Hoe verfrischt het my!... En die grot wordt bewoond, zegtgyf... Immers door geen barbaren? eduard. Neen, door een' Europeaan , en misfchien wel door een' Franschman: aan den wand Haan enige dichtregels van Voltaire. me rin val. Door een' Europeaan! — Zekerlyk heeft het bal. ftung noodlot op dien rampzaligen uitgewoed! - Wy zullen zyne herbergzaamheid inroepen, en hy zal ons met verfloten. Die ongelukkig is neemt deel in de onfpoeden van zynen lydenden natuurgenoot. - Kom, Eduard, kom geleid my in de grot: myn verzwakt gezicht kan den klaren dag niet meer weêrftaan. Help my, ik wil opftaan. (Hy doet, door zyn' zoon onder, fleund, een poging om opteflaan, doch zygt magteloos neder.) Helaas! ik kan niet! myne krachten zyn weg; Ik voel het - myn einde is niet ver meer. - o myne dochter! o myne Ceeilia! mogt gy flechts ooggetuige van myn lyden zyn en uwen ïtervenden vader verge. ven kunnen! (Deze laatste woorden zegt hy met een afgeb/oken /lem,) e d u-  TREURSPEL. JS eduard. © ramp, o droefheid! (Enige tusfchenpozing.) TWEDE TONEEL. de vorigen; selicour en cecilia blyven op V gezicht van den grysaart en zj«' zoon onbeweeglyk ft ar en» eduard. Ach! wie gy ook zyt, eerbiedigt dezen grysaart. Hebc medelyden met een' zoon, wiens vader bezwykt. cecilia, geheel verwondering, eerst den grysaart, varvolgens Eduard ziende. Hoe, deze grysaart... Ach!... Eduard! eduard. Ceeilia!... myne zuster!... Selicour! (Omhelzing.) selicour. Is 't mooglyk!... Eduard!... (Lange tusfehenpt» zing.) eduard. Zie, zie uwen veder, door droefheid, zwakheid en ouderdom.... cecilia geeft een" gil, beurt zich uit de armen van haren broeder en valt in die haan vaders. Myn vader!... in welk oord.... C 4 ke«  3+ SELICOUR, m erin val, zich herjlellende. Cecilja! zyt gy 't?... cecilia. Ja, zy is J mer in val. Na vier jaren!... ach! wat begeerde ik?... Waar. toe u op den rand des grafs nog wedergevondenf...' cecilia. Tot ons aller geluk, myn vader! mer inval. Zeg liever tot verhaasting van mynen dood, want uw byzyn overlaadt my met fchande. cecilia. Spreek zo niet, vader, veeleer behoorde ik voor uw aanfchyn te blozen. merin val. Ceeilia!... is ook Selicour daar?... Waarishy?... selicour. Hier, aan uwe voeten, om uwe vergiffenis te verwerven. merinval. Myne vergiffenis? selicour. ïk heb u uwe dochter ontvoerd. merinval. gta op, fta op, Selicour! Ik hragt u tof dien Hap, n  TREURSPEL. 35 en heb de grootheid van Charles, die my met ondank beloont, oP de puinhopen van uw geluk gevestigd 1 CECILIA. Die umet ondank beloont?... Hoe, hy heeft...? MERINVAL. My uit zyn hart verftoten. Om ooggetuige van zyne grootheid te zyn, had ik de dwaasheid my met Eduard, wiens raad ik verwierp, naar Sardiniën te begeven, waar hy in aanzien gefield was: hy maakte op nieuw van myne zwakheid een misbruik, en deed my met een gering vermogen naar Marfeille wederke. ren; maar de toorn des Hemels was nog niet geheel over my uitgebroken: een woedende ftorm verbryzelde, in den voorleden nacht, ons fchip op deze kusten: waarfchynlyk vonden de meesten onzer fchepeün. gen hunnen dood in de golven.... myn zoon en ik... ach!... door een wonderwerk... maar ik ben het levenswaardig , want ik heb hem uw aller welvaart opgeofferd!... O taart! o wroeging! moest gy myne laatste ogenblikken vergiftigen?... Vaders! dat dit voorbeeld u lere rechtvaardig te zyn, en uw gezag aiet te misbruiken! CECILIA. Spreken wy niet meer daarvan, om 's Hemels wil! MERINVAL, wiens kracht allengs vermindert. Het zy zo!... Ik voel myn einde naderen. SeliC 5 cour>  3<5 SELICOUR, cour, Ceciüal... dierbaren! hoe vind ik abtei... verhaalt my uwe ongelukken, en ontvangt dan mynen zegen... selicour. Welaan! Kracht en moed! Het herinnert my flechts myne misdaden: het zal my veel kosten; maar aan uwe begeerte kan ik niets weigeren. - Vermoedelyk weet gy dat wy naar Maltha vertrokken, waar ene oude bloedverwante van my woonde, daar dachten wy onze verbindtenis aantegaan; wy hadden reeds het land in 't gezicht, toen wy door de Algerynfche zeerovers aangerand, na enigen tegenweer genomen, opgebragt, en vervolgens tot Haven gemaakt wierden: fpoedig rukten ons de barbaren van elkander'; lang zuchtte ik in den boei der flaverny, onder een''meester, die opperhoofd der zeerovers was; en na dat ik zyn vertrouwen gewonnen had, gaf hy my over hen enig toezicht; dit maakte ik my ten nutte: ik verfchafte my de wapenen, onöntbeerlyk ter onderhouding van myn elendig beftaan in deze wildernis, nam myn kans waar, en ontfnapte aan zyne waakzaamheid: befluitloos zworf ik om,zonder vooruitzigt, zonder toe. vlagt, onkundig van het lot myner Ceeilia: eindelyk kwam ik in deze wildernis, waar my deze grot tot woning itrekte: de milddadige natuur laat niemand van gebrek omkomen, ik leefde van de jagt... hier hernam  TREURSPEL. 27 nam myne ziel hare waarde weêr, hier ademde ik weder vry, maar ook hier was myne eenzaamheid, ge. durende agt maanden, akelig.... Schriklyk aandenken!., maar ik wil u myn nieuw misdryf niet verhelen, neen! gy zult het weten: - ik trof ene jonge wilde aan; zy was van het gedacht der Dolaquiren; langzamerhand gelukte het my met haar gemeenzaam te worden: ik vormde haar verttand, deed de deugd in haar fchuldeloos hart aanrypen, en leerde haar den Onëindigen aanbidden: zy was jong, bevallig, teder en gevoelig; ik was haar vriend, haar enigste toeverlaat; oudereu en bloedverwanten, haar door de Kanibalen ontrukt, vond zy in my weder: ongevoelig -werkte de liefde, tot ons beider ongeluk, met gelyken aandrift, op ons hart, en... ik bloos van het te belyden... ik wierd ontrouw aan myne Ceeilia; maar, waar wierd de trouw ooit op fterker proef gefield?... ach! wie kon haar zien en niet beminnen!... Reeds had ik dit ongelukkig flagtöffer het ogenblik onzer vereniging bepaald: dit was de dag waarop ik zweren moest haar vooraltoos toetebehoren,hareliefdejuigchte hem met een brandend verlangen te gemoet... Ylings deed de Item der rechtvaardigheid my myne pligten kennen: een droom deed myn fluimerende ziel ontwaken, en ik weigerde haar den afgryslyken eed uittefpreken: plotslings overmeestert haar hare aangeboren woest-  38 SELICOUR, woestheid: in een vlaag van woede en wanhoop wierd zy het offer myner trouwloosheden. Zy doorftak zich met een' pyl. 0 Hemel! kon de onfchuld ooit een rampvoller lot treffen! Verbeeld u mynen toertand, dat uwe tranen myne wroegingen vergroten, maar ook uw ontfermend medelyden myn leed verzagte!... Verbeeld u die rampzalige, in haar bloed zwemmende, hoor haar den verfchriklyken vloek over my uitbraken; luister, nogthans wederkaatst hy met welluidendheid, want hy evenaart de misdaad niet... zie welk een' afgryslyken blik zy op my werpt!.... (Ah tot zichzelven komende.) Ach! dit toneel was te wreed, het ging myne krachten te boven! ik wilde haar wraak verfchaffen en de raadsbefluiten van den Eeuwigen vooruitlopen; maar ik had nog niet aan myne beftemming voldaan. Eensflags hoor ik gerugt, ik keer my om, zie een meisje tegen de overmagt van een' woedenden barbaar worstelen; ik fchiet toe, verlos haar uit de handen van den booswicht en - wat kan myne verwondering uitdrukken? - het was... Ceeilia. Zie daar, waar aan vier jaren rampfpoeds my bloot, fielden. MERINVAL. Selicour, uwe rampen treffen, maar befchuldigen my tevens... Ceeilia, voldoe ook gy aan myn verlangen... CE-  TREURSPEL. 33 CECILIA' Helaas! myn vader, myne buitenfporigheden zyn a gedeeltelyk bekend, maar ik heb 'er flreng voor geboet: onder verfcheiden barbaarfche meesters tofschte ik, byna vier jaren, den flavenketen: eindelyk brak de dag aan die het ongeluk overwon, en my mynea dwingeland deed ontkomen: befluitloos, wanhopig doolde ik rond, toen ik door eenen Algeryn agterhaald wierd en, dank zy den Hemel! in Selicour mynen verlosfer aantrof, MERINVAL. Ach! Ceeilia! waarom kantte ik my tegen uwe vereniging aan? waarom wierd ik de oorzaak van zo velé onheilen? maar het is te laat!... my fchiet niets over dan myne wroegingen! O rampzalige vader! zie hier wat uw dwaze trotsch heeft uitgewerkt!... moest He nu eerst tot inkeer komen? CECILIA. O, myn vader, vergeten wy onze rampen, Ceeilia fmeekt het u. MERINVAL. Ach! had ik voorheen uwe fmekingen verhoord, dan behoefde ik nu niet myne gryze hairen over uw loc uittefcheuren! — Helaas! myne kinderen, wat zal 'er van u in deze wildernis worden? SS-  4» SELICOUR, SELICOUR. Ach, myn vader, fta my toe u dezen nanm & g^ ven, wees niet over ons lot bekommerd, laat dit uwe laatste ogenblikken niet bezwaren. Met het eerste fchip het beste, dat aan deze kust aanlandt, vertrekken wy weder naar Europa; niets boeit my meer aan dit affchuuwlyk oord (waar alles flechts van myne wandaden getuigt) nu ik myne Ceeilia heb wedergevonden, MERINVAL. Helaas!... zo gy maar niet in handen der barbaren valt!... Hemel! „eem hen in uwe hoede!... Een verdoving fluipt door myne aderen: ik zal niet lang meer zyn... Ceeilia, omhels my en vergeef een' ftervenden grysaart, (Zy omheht hem.) Selicour. nadert (Hy fluit de handen van Ceeilia in die van Selicour ) OntVang haar van my tot uwe echtgenote! (Tegen Ceeilia.) Myne dochter, hy is de uwe! Eduard, zie daar uwen broeder! SELICOUR, beurt lings den grysaart, Ceeilia en Eduard omhelzende. Myn vader, ontvang mynen dank!... Ceeilia!... Myn broeder!... EDUARD. Selicour!... myn broeder!... CE-  TREURSPEL. 4* cecilia, Selicour en haren vader omhelzende. Hemel! welk een geluk!... Selicour! ik ben de uwe! en gy ontvangt my van mynen vader! selicour. Gy vergeeft my! c ecilia. Het misdryf alléén behoeft vergeving: maar de misflag is verfchoning waardig! merinval, met een gedurig afnemende flem. Komt, myne kinderen, treedt toe,dat ik u zegene! Ach, Charles! hadt gy ook mynen zegen verdiend! (Selicour, Ceeilia en Eduard knielen gezamenlijk voor hunnen vader.) Weest deugdzaam en de zegen des Hemels zal op u allen rusten! {tegen Selicour en Ceeilia.) Bemint eikanderen en niets zal in ftaat zyn u by zodanig ene liefde ongelukkig te maken! (Zy ftaan op.) Omhelst my voor 't laatst... Hemel! ik dank u dat gy dit geluk tot mynen laatsten fnik gefpaard hebt, ik mogt het op nieuw onwaardig zyn geworden! (Tegen Selicour en Ceeilia.) En nu... myne kinderen.... nog deze bede... draagt zorg voor Eduard, uwen broeder... geleidt zyne jeugd... ik beveel hem u aan... kinderen... Helaas!... myne krachten... ik fterf... eduard valt op het lyk neder. Hy ftefft! helaas!...- hy derft! ce.  42 SELICOUR, CECILIA. Hy is niet meer! ach f... (Zy werpt zich hy hem neder.) SELICOUR. Ceeilia , matig uwe fmart! deze flag is zwaar, maar Iaat de liefde de tranen afwisfehen die gy aan de natuur verfchuldigd zyt. Gy hebt u zelve niets te verwyten, terwyl myn hart aan ene wonde bloed, die nimmer geneest, want de nagedachtenis van Marano zal altyd met yzing voor myne verbeelding (laan,.. maar hier kan geen reden baten. - Ach! noodlot! hoe fpeelt gy met den mensen! Gelukkig hy, wien, ondanks alle de woelingen van dit rampvolleven, de misdaad vreemd blyft; die de valftrikken, hem voor zynen voet gefpreid, zorgvuldig weet te vermyden; ja, driewerf gelukkig is hy, die zyne driften kent en ze weet te overwinnen! Doch waar is de mensen, die, aan 't einde zyner loopbaan, met overtuiging' zeggen kan? „ Ik heb duurzaam en onvermengd geluk genoten!" Dordrecht, 9 d. *7 -97> 12 m. EINDE.  ^1