1093 : E 14  jé'tf^Z MAATSCH. DER NEDERt. LETTERE. TE LEIDEN. &Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  D E ARMOEDE, KLAAGEND ZANGSPEL, door DIRK KUIPERS, Koimans, Te DORDRECHT, By fredrik. wanner, Boekverkooper,' mdcclxxxviii,  PERSONAADJEN. M I R T I L C L O c. R O O S J E N. De LIEFDE. De HOOP. De WANHOOP, een ftem. De GODVRUCHT, een ftem. De N Y D , een ftgm. VROOMAARÏ. Het Zangtooncel verbeeldt eene half ge. floepte- biiitenvjooning.  VOORBERICHT. 3E^)it Klaagend Zangfpel, kan niet onverwacht voor' koomen in den tyd dien wy beleeven : Een' tyd -waarin alle geest en vernuft 'fcbier verpletterd wordt, en die cenen anders nyveren huisvader de gelegenheid ontneemt, om zyn huisgezin in ecre te houden. — De man wordt arm; dood arm buiten zyn toedoen. Hy beproeft wel alles, om dit voor te koomen, maar niets is 'er dat met hem mede werkt, om hem en zyn huisgezin te behouden. En om alles wat verdriet uit kan maaken te voltooien, overflroonyt men hem nog met verwytingen , van onachtzaamheid, traagheid, enz. MIRT1L is het niet alleen die tof dit ongeluk is vervallen. —— God weet hoe veelt MIKT1LLEN 'er zyn ! De Dichter van dit Klaagend Zangfpel hoopt, dat A a ' i ssO Valt dan niet zoo zwaar. Ilimr.' j«ov ü'jrjoorl 91 ;i De LIEFDE. , ftmr.Eisv >n vu J130« aio r>oCj Wy blyven hun' beiden. Tot fep van diegeen, ^ ^ Die gaaren hun fcheiden, Uit hoogmoed van een. Maar, ach, met wat weezen , : )£VBlo qoprf 3') '335 BCV JeeV Bedrukter dan ooit, Zie 'k hem als in vreezen En zinnen vcrftrooid! FIER-  16" De ARMOEDE, VIERDE T O O N E E L. M I R T I L , De WANHOOP, een ftem. MIRTIL, in tene -xatihoopige houding. Wyze: Van te ftryden tilt ik zingen. Cauphuizen, 't Is gedaan! gedaan voor eeuwig Waar 'k op aard myn voetzool zet! Geen' verhooring, op myn fmeekend, Schuld bekennend boet-gebed' Geen ontferming, geen genaden, Is te hoopen voor Mirtil! God die heeft my heel verlaaten, Laat my over aan myn' wil. 6 ! Hoe dikmaals 'k eertyds fmeekte Om genade, als ik had Zwaar gezondigd, werd myn' ziele Vaak van zekere hoop omvat: Maar 'k gevoel nu niets van deze; God die werpt my van Hem af, Uit den flinger van Zyn' Almagt: Voor my een verdiende ftraf. 'k Durf niet meer myn hoofd opfteeken Naar den hemel, 't duikt naar de aard. 't Lee*  KLAGEND' ZANGSPEL. 17 't Leeven haat ik, ö, myn Moeder, Had gy nimmer my gebaard! ó, Hou op, my meer te ontrusten Eige wil, of, 't is gedaan! De WANHOOP, een (tem. Waarom langer dus te klaagen? Vat uw eigen redding aan: Zoude ik langer willen lyden Op deez' aarde vol verdriet, Zoo als gy doet, ö, Mirtillis! Zulk een leeven lust my niet! 6, Gy kunt het ras ontvluchten, Zie daar 't water, fpring 'er in: Of verhang u aan dien boomtak. God zorgt voor uw huisgezin. Zulks te doen , zal 't einde maaken, Van uw' bitteren jammerftaat. MIRTIL. 'k Hoor uw ftem wel, maar vcrwensch u Demon van een' boozen raad. x D e WANHOOP, een ftem. 6, Gy zyt in 't minst-kloekmoedig, Zyt beangftigd voor den dood, Die in weinig oogenblikkcn, U-kan redden uit uw nood, B Vors-  18 De ARMOE.DE, Vorsten, Helden, ja, zelfs vroomen ,, i Die liet leeven viel bezwaard, Hebben op verfcheiden wyzen Zig ontrokken deze aard. MIRT 9 L. f V» l r Boos zyt gy, ó, knecht des boosten J Wyk van my, in 's Hemels Naam! 't Zyn geen' vroomen die hun leeven Zelfs verkorten. Welk een blaam,, .Wildt gy 's Heercn volk aanwryven! Ik bezweer u by Godswoord, My te ontvluchten, te verlaaten God verbiedt den zelfs - moord. MiRTit -valt in bezzvyming. De WANHOOP, een (tem. 'k Zal u nog wel nader koomen , Als uw toeftand arger wordt. De liefde en de hoop verheffen onverwachts hinare jlemmen. Tegenbeeld van onze zoetheid, Monfter dat ten afgrond ftort. Haast  KLAGEND ZANGSPEL. 19 Haast u weg uit onze paden, Roert niet meer het zwak geftel» Van den Man dien wy befchermen. Monfter , vaar ter vlugts ter Heil Hier op hoort 'men een knarstanden toon. de HOOP. Lieve Liefde ! 't is gewonnen ! Wy behouden nog Mirtil. Mogt de Godvrucht hem verfterken, Weg vloog dan ook de eige wil. De LIEFDE. Godsdienst heeft heim niet verlaaten, Schoon hoe flegt men hem befchouwt. De HOOP. Die zal vast , hem wéér vertroosten: Aan haar wordt dit werk vertrouwd. B a TWEEi  2.0 De AR M O E D E, TWEEDE BE.DRYF. EERSTE T O 0 N E E L. MIRTIL, De GODVRUCHT, een ftem. MIRIIL, Waar bcnilc? leeve ik nog? ö, ik ben nog op aarden! ó, Ja! 'k belVhouw nog alles om my heen! Wat eifelyk monfter waar't> datmyzo rtraks vervaarden i Doch weder fchigtclyk verdween! Wie zyn 't die my verkwikten! en doen ontwaaken Als uit de armen van den dood? Maar welk een' lchoone zie 'k van verre my genaaken? • 6, Mogelyk rukt die me uit myn' nood l Hoe blinkend wit is haar gewaad! Hoe ernftig , zedig haar gelaat! Zy wenkt my ttoe om haar te hooren. 6, Schoone Engelin! Gy moet al de aard bekooren. Maar hoe! verdwynd gy in 't verfchiet? 'k Zie nu een' Lichtftraal anders niet! Het Zangloonecl wordt door een'' helderen ^Lichtftraal btfeheentn. • éê De,  KLAGEND ZANGSPEL. 11 De GODVRUCHT. Wyze: Mogt ik. voor- den Hemel leeven, enz. Schutte. ö, Mirtil! 'k heb u behouwen, Uw vertrouwen Is niet weg. 'k Schonk li nog iets van myn kragten: Gy verachtten Op uw weg. Satans list ging gy weêrftreeven, Heilig beeven Vatte u aan. Deed de Wanhoop voor u fchrikken.' G'Hebt haar ftrikken Braaf ontgaan. G'Hebt Gods woord nog niet verlooren, Wildt nog hooren Naar bevel, 'k Blyv' u mét myn' invloed ftcrken, U re ontwerken Vari de hel. B 3 Die  ai De A R M OEDE, $ * Die u anders flond te duchten, 1t Zal uw zuchten, Door goê raad, Van een' Vriend nog doen verzachten, Die uw klagten, Niet verfmaadt. MIRTIL. Een weinig getroost. Neen Gy wilt my niet verlaaten, Hoog-geduchte Heer en God! Wat ook anderen my na praaten , Juichgcn in myn droevig lot. Wat zy ook van my vertellen , Boos, en fnood, Gy blyft egter my verzeilen, In myn' nood. fcia-tt, ..v '•• • •• -'■■-•3 KfaH'0 # Ja , nu tart ik al myn' haaters, En beknibbelaars om my heen. 'k Wensch die wretde loogenpraaters Ook de proef van myn geween. Neen,  KLAGEND ZANGSPEL. 03 Neen, ik moet dien wensen ihhaalen, Die met deugd, ö, 'k Vergeef hen, al hun fmaalen, Om myn' vreugd. •& •& Om een' vreugd die 'k weêr gevoele In myn naai beangftigd hart. Dat men heel myn' val bedoele; Laat ik leevehs lang benard Zwerven, in deeze Zand-woeftynen, Dor en naakt: 'k Voel dat ik door Cherubynen Word bewaakt l -!jf Maar welk een crnftig' Man, in weezen en in houding Sc,hynt te beluifteren myn lied? ó! Ik , ik ken dien man, die heel verdiend vertrouwing, 't Is eene oprechte Israëliet. De goede Vroomaart nadert my. B 4 TlVEE.  24 De ARMOEDE, TWEEDE TOONGEEL. MIRTIt, VROOMAART. VROOM AART. Mirtil, 'k heb met u medely', Myn hart kan 't langer niet verdraagen, De flaagen , waar mee' gy geflaagcn En onverdiend gegcefeld wordt. De flaagen , die van 's Hemels handen Gefchiên, verdienen offeranden ; Op dat de ziel vernederd wordt. Maar flaagen die de deugd doen zuchten, En van uw naafle :bloed gefchiên, Verdienen verdere geruchten. Gods volk wil op uw nederzien. Aan hun wil ik uw nood gaan klaagen, 'k Zal alles doen tot uw behoud. MIRTIL. Myn waarde vriend! is 't u hehaagen, Dit Deugdwerk wordt u toevertrouwd. VROOMAART. Nu treur niet langer , bid iutusfehen, Wisch af uw treurend aangezigt. Ga in goè hoop uw kindjen kusfehen. MIRTIL. Myn vriend, hoe ben ik u verpligtl vr.00maart tinnen. DEK-  KLAGEND ZANGSPEL. J5 DERDE T O O N E E L. MIRTIL, DE LIEFDE., De HOOP, EENE STEM, De NYD. MIRTIL. Wyze : .Hemeltoonen , Jingplen laahn. Schutte. 'k Heb nog vrienden op deez' «arde, Schoon ik heden zulks niet dacht. Vvoomaart, wien 'k fteeds hield in waarde , My nog te behouden tracht. Goede Hemel! help zyü' póbgirig, Zoo zy Uwes naams verhoöging, Die ontfermer is , geacht. :cs«ttooa iv-jvi Srèsfl ria im ai EENE S T E M. Die zal u .ontfermer weezen , j Hy, die vol van menfchen min Uw behouden heeft voor' dezen, En uw heele Huisgezin. Wil en zal u niet verlaaten; Laat men in deez' ftad u haaten, Mogelyk is die haat gewin. B 5 D =  *6 De ARMOEDE,. De STEM der LIEFDE. . Wyze: Pfalm 68. ' Als 'een met vüil bemorste duif, Baadt haare véderen en kuif, Dan bly doet adetn, haaien. Zoo zult gy, hoe 't ook loop', Mirtil, Door 's Hemels gunst en naar zyn' wil Weêr eens in eere praaien. De STEM der HOOP. 6 , Ja! gy zult in eer' Mirtil Eerlang eens zege praaien. De STEM van de NYD. «• -~~n'l nfj» 'i n A. Keen , hy zal; niet, Tot myn verdriet., In eer en fland weer koomen : Zyn' goeden naam,. Zyn' goede faam , Hebbe ik herfi lang ontnoomen. i> ' De Hoogmoed zal My ten gevaTr, Ook in myn opzet helpen ; En hem nog meer (Tot Hooginoeds eer, ) Met fchande overftelpen. VIER-  KLAGEND ZANGSPEL. 27 y IK R D » 7 0 O N E E L. VoS: ï) .Mo ni 'ns'. noixi/u: 4*" n VROOMAART, M 1 R T 11» VROOMAAR T. . n tM Myn vriend! hoe dat ife wil beproeven, Om ü te zyn van dienst, | 't Loopkalles mis tot 'myn bedroeven , En word 1 op 't onverzienst, Zoo dra 'k uw naam fiachtsiiaem, antnoometi De moed, om vböriiiw huis De hulp te imeeken vari de vroomen, Men zucht wel om uw kruis, Maar dit is 't al, men heeft, veel zaaken Ten uwen lasten , vriend ! Die ,11 zoo ongelukkig maaken: Gy hebt geen hulp. verdiend. , Dus praat me; en wat ik mag zeggen Ten uwen voordeel, dan, Komt men. terftond my wederleggen, Mirtil, gy zyt de Man! Gy zyt de man, die deugd, ontëcrde ;. En ook uw crfelyk geld Wellustig woest en lujv yej-teer.de : Dus wordt van u verteld. Gy  28 De 'ARMOEDE, Gy had als anderen' kunnen leeven,. In aanzien, en in eer. Dus wordt, Mirtil! uw Naam omfchreeven, En, ö, met nog veel meer: Met nog veel me'er'der flinkfche daaden. dMIKTIL. ö, Ja! dus moest het zyn. Maar !'k zal nog eens met Gods genaaden, Vertoonen myn aanfchyn, o Voor heel de ftad ^ en in'wat. zaaken Ik heel onfchuldig ben, Voor altoos waereldkundig maakên. Of. fchoon ''k voluit beken, Dat ik heb veel' geheime -fchulden, Die 'k niét Verbergen kan. Maar nimmer zal 'k de ontrooving dulden „ Den naam Van' eèrlyk man: Nog' minder zal ik langer lyden, Me als Verkwister doemd, En me iri deez' werkelooze tyden Een' vuige 'luiaard noenid. Aan dit fhik zal ik alles waagen; Of fchoon - mén''my bedreigd, Doe 'k zulks, my' viry' hoog aaii 'te"k'laagen , Als ftecds'tot kwaad geneigd:  KLAGEND ZANGSPEL. *3 Ja, fcelfs- fnyfr Onluk zal verhaaften, Voor altoos braave Liên My haatèn, om dat ik myn' naaften Durf onder de oogeu zien, My langer niet wil laaten kwellen. Ma.ar Vroomaart l wat zegt gy ? Zoo my de. waarheid zal verzeilen, Staat my dan zulks niet vry? v VHOOMA A R T. Ik wenschte wel gy dit mogt laaten ; Maar ook *k beken 't geduld Raakt uit, ak me altobs Zich ziet haaten, En hier toe heeft geen 1'chuld. Maar, ö,, wat ik u toch mag bidden! Beraad u eerst met Hem Dien Hooggeduchten, dié'ih 't midden Des raads zit, en' zyn 'ftem Van Ebals kruin doet vreefélyk donderen, Op hem die valfchelyk'zWeerd: Maar, kunt gy u doen,van,,elk bewonderen Als ge u oprecht verweerd. Dan zullen die uw dorftèri tergen , Uw haast in eer wéér zien. De zegen, van den fchbónst' 'der bergen Moet over u 'géfclileïi- Vaar  |» De 'ARMOEDE, : Vaar wel, myn vriend! na myn .vermogen Heb 'k al voor jU gedaan. / Maar houdt doch ftceds uw' God vo(or opgen,, 'k Verlaat u met getraan. MIRTIL. 'k Zal nimmer uwe gunst vergeéted. Vaar wel, - goedharte vriend! Gy tiebt voor my uw braaf gekweeten. VROOMAART. Gy eert my onverdiend. MIRTIL, zingt. Wyze : Myn' God cn Heer , enz. Voet. Het gaa, hoe 't gaa, Myn ziel hoopt nog, ö, God! op uw genaa. Het gaa, hoe 't gaa! Nog komt me uw Geest te flaa! # # # God zal doen zien, Hoe Hy op 't felst mynhaaters zal doen vliên. God zal doen zien, Zyn Heil, aan arme liên. Nu  KLAGEND ZANGSPEL. 3* Nu gaat vry voord , . ó, Gy! die heel myn rust en eer vcrftoordt, Nu gaat vry voord, En blyft altoos verftoord! Nog zwyg ik ftil, 'k Eerbiè , vóór al des. goeden hemeïs wil. Nog zwyg ik ftil: Vermyd nog veel gefchil. .3 O,IJ V r F D E T,0 O N E E l. MIRTIL, CLOÉ, -ROOSJEN. Wyze: Eer hem die dit licht, enz. ROOSJEN. Moeder! ó , hoe bly zong Vader ! Hoor! hy komt ons vrolyk nader, 't. Vriendfchap dat hy fpreeken zou" Hielp ons zeker uit den rouw.' Nu  3* De ARMOE D E , I t. 4& Nu zal *k weder kleederên krygeu " Dan zal al 't gefnap haast zwygén. Van de meisjens over ftraat: Ziet» hoe flecht dat Roosjcn gaat! $ Roosjen, die zoo net voor dezen, By haar fpeelnoods plag te weczen, Zonder een' verwaanden tooi, ó! Toen waar ons Roosjen mooi! CLOë. Ja ! myn kind ik wil het hoopen. MIRTIL. I | Neen, 't is heel flegt afgeloopen! Lieve fchepfels! myn verdriet v * Kxeund'zich zelv' de vroomfte niet. # Alles heb ik ondernoomen, Om uw' nood te hulp te koomen: Maar by yder liep ik mis , Om een kwaê "getuigenis. Cl oii  KLAGEND ZANGSPEL. 43 CLOë. Waarom dan zulk vroolyk weezen, Als ge in lang niet had voor deezen Ons getoond, gelyk als nu ? 'k Ben voor zulk een houding ichuw! ROOSJEN. Waarom ging gy my bclooven, Dat gy haast uw leed te baoven Weer als voortyds zoude zyn En my kleeden , goed, en rein? MIRTIL. Dat gy in 't nu vreedzaam weezen Een vernoeging weet te leezen In ons nog rampzaalig lot , Is, myn waare hoop op God. CLOë. Hoopen, hoopen , eeuwig hoopen! Egter blyven wy (leeds loopen Als de bedelaars langs 't land. Toon Mirtil, nu uw verftandl MIRTIL. Eerelyk ben ik, en zal 't blyven, Nimmer zal ik iets bedryven C Dar  n Be ARMOEDB, Dat myn' Naam kan ondiehst doen: Voor bedrog wil God my hoên 1 CLOë. Langer kan ik dus niet leeven, 'k Moet u dan met fmart begeeven, Helpt gy ons niet uit den nood. CLoë en ROOSJEN tinnen. \ MIRTIL. ö, Uw' liefde tart den dood', ó, Uw' liefde tart den dood! ZESDE T O 0 N E E L. MIRTIL. Wyze : Pfalm 30. Nog valt de armoe niet zoo zwaar, Dan dat een anders vreedzaam paar, In onmin raaken om 't gemis, Van 't géén op aard noodzaakelyk is. Dit lot moest ik nog ondervinden, By al dien fmaad van myne vrinden. ■& Ga heen , vferfmaad my , meer , en meer , My, welkers ziel, ZoO zagt, zoo teer, Voor  KLAGEND ZANGSPEL. 35 Voor vrouw en kind bezorgend was. Ga heen, verfmelt myn' naam tot. asch! Nog hoopt Mirtil, hoe me hem verfmaade, Op Gods ontferming en genaade. linnen. De LIEFDE, en De HOOP Sluiten het Zangtooneel. De LIEFDE. Wyze : U Jefus, enz. van Alphen. ö, Cloëi mint nog haar' Mirtil, Of fchoon ze hem wil verlaaten. De Armoê brengt in huis verfchil; Maar nooit kan Cloë haar Mirtil, Die zoekt haar heil, verlaaten. De HOOP. Nog minder kan de Hoop het Kind Het lieffte kind ontwykcn, Een kind dat teêr zyn' vader mint: Maar dat kan, (anders deugd gezint,) Door armoê wel bezwyken. Ca BEL  36 De ARMOEDE, enz. BEIDEN. 6, Godvrucht, Hoop en Liefde zyn Zeer dierbaar aan uw harten. Verlaat Mirtil niet in zyn' pyn, Hy kan belonkt door uw' aanfchyn, Dood, hel, en duivel tarten.