BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM 01 2525 4235  ZEDELYK SCHOUWTOOÏIEEL Jï ER - XENSCHELYKE HARTSTOCHTEN EN PAADEN, O 5" T O O GEELST U li E E ÏSf VAK V E. 3L N ü F T EN SMAAK. >retNieii-w g'einveuteerde Kuiistplaaten . Tc AJISTEXDAM, Bij BK "V >: DT¥I I.SOIL. K.BCCXCTII.   ZEDELYK SCHOUWTOONEEI* DERDE DEEL,  INHOUD van het DERDE DEEL. I. ca va van conseugra , een Offer der Vrouwelijke Wraak. II. de jonge RiCBELiEU, of de Franfche Lovelace. III. volsan, of de Menfchenhater door Tegenfpoed.  CA VA van CONSEUGRA, een offer der vrouwelyke wraak. TREURSPEL. UIT DE SPAANSCHE GESCHIEDENIS DER ELFDE EEUW. Naar het Heogduitsch van herbst.  PERSOONEN. ROdehich, Koning van Spanje. e gil o ne, zyne Gemalin. Graaf julius van conseugra. c.wa, zyne Dochter, Hofdame der Koningin. Graaf fernando van almarez. gravin van almarez. egbert van mendoza, Ridder. Ridders, Lyfwachten des Konings en Hofdames der Koningin, CA-  Ha.verdocmelingI ontvanq-liet loon ii-vrcr gruweMaaden, C^t T. t ou-tn- Ccn "Settest, i, r^-AvV: VmA'i-inm.   CAVA van CONSEUGRA, een OFFER der VROUWELYKE WRAAK. TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. (Het Tooncel verbeeldt eene Zaal in het Roningklyk Paleis.') EERSTE T 0 0 N E E L. DE KONING, DE GRAAF VAN CONSEUGRA. CONSEUGRA. Sire! ik vleije my, dat Gy by uwe gunftige genegen, heid nog dat vertrouwen in my zult voegen, waardoor ik my eertyds zo gelukkig gevoelde, en welk ik fteeds door daaden getracht heb te verdienen. — De oude Julianus van Confeugra, die onder den helm grys geworden is, heeft zeker nooit de zoete taal van het hof, of deszelfs manieren geleerd, zyne toonen zyn ruuw,maar zy zyn de weerklank van zyn hart. Nimmer zocht ik het oor van myn Koning te ftreelen; maar zyn hart voor het vergift van vleijende hovelingen te bevvaaren. A DE  a CAVA van CONSEUGRA, de koning. Graaf! wat wilt gy met deeze zielroerende raadzelachtigeaanfpraak? — Ik verfta u niet! — conseugra. Kan Roderich zo fpreken? — ó dan is het reeds ver met hem gekomen! Zielroerend? Dat was «ene uitdrukking van fpottterny; en raadzelachtigl — O myn Koning, indien zulke taal voor u eenraadzel zy, dan zyt gy uwe voorige Grondbeginfelen zeer ongetrouw geworden, en dit zo zynde moet ik zeker zwygen. Maar Sire! eer zich myn mond aan uwen troon voor elke waarheid fluite, zo hoor nog delaatfte: Verwyfdheid weert den Held den toegang tot den „ Tempel van roem en eer maakt onrechtvaardige „ Vorften, die, in plaats van vaders hunner Volkeren. „ te zyn, hunne tyranisen worden" de koning. Vergeef het my Graaf, zo u myne Luim mishaagt, de kroon alleen maakt niet gelukkig, ook het hart moet gerust wezen! —— conseugra. De rust van het hart kan nimmer ontbreken, wanneer de deugd onze handelingen befliert; en de kroon kan u immers niet lastig vallen , daar Gy u zo dikwerf van uwe plichten ontdoet, en de uitoeffening derzelven toevertrouwt aan Schepzelen, die, onbezorgd om re* kcnfchap van hunne handelwyze te doen, uwe bloeijende Staaten tot wildernisfen en uwe vrye onderdaanea tot Skaveu hunner roofzucht maaken. dk  TREURSPEL. 3 de koning. -Graaf! bedenk wat gy zegt! — gy fpreekt ftout! — conseugra. En geef daar door het Volk zynen Vorst weder, of ftel deeze gryze kruin verantwoordelyk voor de eere der waarheid! — TffEEDE T O O N E E L. een edelknaap, naderhand, de graaf van almarez en de voorigen, Dde edelknaap. e Graaf Almarez, verzoekt.... de koning. Hy kome. (De Edelknaap vertrekt, Almarez, treed binnen?) de koning, (gaat hem te gemoet.) Goed, dat gy komt, Graaf! Gy weet u zeer noodzaakelyk te maaken, myne droefgeestige Luim heeft thans uwe Geneesmiddelen nodig. conseugra. Dit is met anderewoordetigQzegd-.FérwyderiiConfeugra. de koning. Morgen hoop ik in eene betere Luim te zyn — in • middels — wees gerust Confeugra.' myn hart zal over myne handelingen waaken. conseugra. Zeg: Uwe reden; wanneer men, (zyn oog op Almarez vestigende.) om ook die in flaap te wiegen, niet reeds voor een nieuw wiegliedje gezorgd heeft. (Hy vertrekt zeer mismoedig.) A 2 DER.  4 CAVA van CONSEUGRA, DERDE T 0 0 N E E L. devoo&igen, (zonder Confeugra.') Deeze fteek van den ouden Ridder gold vermoedelyk my? de koning. Laat dit onbemerkt voor by gaan, Graaf! Den ouden ftyfkop te willen veranderen, dit ware vergeeffchen arbeid, en zoude van even zo flechte gevolgen zyn, als wilde men Olyven op Eiken enten. Daar en boven moet men zyne luimen over 't hoofd zien. Hy is immers Cava's Vader. alm are z. Waar voor befchermt hem niet deeze naam. — Maar Sire, zoude hy niets van uwe liefde tot zyne fchoone Dochter argwaanen? de koning. Hoe ware zulks mogelyk, daar deeze hartstocht zelfs voor het oog van den fcherpzienden flerveling een ondoordringbaar geheim is. Gy alleen hebt hetzelve met my gedeeld en ik vermoede niet.... almarez. Wat my aanbelangt, de heiligde ftilzwygendheid» Maar Sire, honger zonder voedzel.... de koning. O Fernando, dat valt zwaar! — Gaarne wilde ik de helft van myn ryk voor Cava's wederliefde geven" a i>»  TREUB.SP&L. 5 ALMAREZ. Waarlyk een zeer g'.ansryk offer voor elk meisje,zonder Cava's deugd. DE K 0 NING, Almarez! ook gy komt heden om my te kwellen? — raad , troost verlange ik van den Man, aan wien ik myn hart geopenbaard heb, en die zo dikwyls met zyne vriendfchap omtrend my praalde, en bloote uitvluchten zyn thans het loon voor myn vertrouwen. Gy behoorde balzem in myne lydende ziel te gieten, maar gy vermeerdert haare fmarten! ALMAREZ. Vertoorn u niet, myn Heer! maar al te dikwyls, helaas! is het lot van den Geneesheer, dat hy zich door openhartigheid den haat van den Patiënt op den huls laadt; niet zelden wordt ook de Geneesheer tot harde middelen gedwongen, wanneer hyziet, dat by den ly. der op geene andere wyze zekere dingen uit den weg kunnen worden geruimd, welken hem in het bereiken van zyn oogmerk hinderlyk zouden kunnen wezen. — DE KONING. Zo dit uw oogmerk was, zo vaar voort, Almarez! — wat is u hinderlyk? ALMAREZ. Voor alle dingen, hoe ver zyt gy met de Graavin van Confeugra? DE KONING. Verder dan gy mogelyk denVt, dan ik zelfmogelyk A3 ge-  6 CAVA van CONSEUGRA, gedacht heb , en des niet tegenftaande nog onbegrype« lyk ver van het doel myner wenfchen. O Almarez, nimmer was myne liefde voor haar vuuriger,- maar ook nimmer vond ik haar fchooner! — Ik zag haar gisteren in het Park. — almarez. Men zegt, dat zy zomwylen de eenzaamheid bemint, en het Park haare geliefde verblyfplaats is. de koning. Helaas! zy was niet alleen; zy was in het gevolg der Koningin, in den cirkel onzerfchitterende Hofdames; maar, hoe heerlyk blonk zy boven allen uit, evenals Venus nan het Firmament in het gewoel van ontelbaare flerren; de zuivere natuur vertoonde zich in haar gehee» le weezen, en haare eenvouwige kleding verdonkerde het fchitteren haarer gezellinnen! — Doch, watbehoeft men eerst de zwakheden van anderen optezoeken, om Cava's bevalligheden te vinden? almarez. En wat verkreegt gy van deeze Godin.? de koning. Zy floeg een oog op my een oog Graaf, het welk mogelyk een trouwlooze verraader van gevoelens was, die my niets minder dan onverfchilligheid laaden lieten. almarez. Wrren wy niet te zeer gewoon onzen grooten Rodeticli overal als overwinnaar te moeten bewonderen, dan  TREURSPEL. ? da'n zoude ik acht geven, of dit veelligt den Koning en niet den minnaar mogt hebben gegolden. de koning, (beledigd.) Geldt uwe fpitsvinnigheid meer dan vriendfchap? almarez. Vergeef het my! •— Doch, Sire, veroorloof my nog #ane vraag: hoe ftaat thans uwe hoop? — Dl koning, (hem in de rede vallende.) Niet beter, dan ikuzo even gezegd heb; en echter gevoel ik my, by de gedachte aan de vervulling van deeze geringe hoop, onuitfpreeklyk gelukkig! ALMAREZ. Gy zyt met weinig vergenoegd, Sire! zeker eene zeer beminnenswaardige deugd in een' minnaar, voor al in een Vorst; want daardoor ileigen de bekoorlykheden der liefde,even als hetderzelverduurzaamheid bevordert. — DE KONING. Reeken my nimmer dat geene als deugd aan, hetgeen wezentlyk niets anders dan eene droevige moet is. Onloochenbaar had het Doodlot veel glans nodig, om de onaangenaamheden van het lot der Vorften te vergulden , opdat hunne last niet algemeen merkbaar word, d=ar zy eigentlyk ellendiger dan de geringde hunner onderdaanen zyn — Onlangs zag ik een' herder, die met een vrolyk en vergenoegd gelaat by zyn meisje rtond, terwyl hy zyn' bruinen arm om haaren fneeuwwitten hals floeg. Hunne oogen waren de troon der liefde, hunne A 4 5>aft  3 CAVA van CONSEUGRA, harten zwelgden in overmaat van geluk; die voorby ging, zag hun, en echter ftoorde hun niemand, niemand berispte hun. O, by zulk een fchouvvfpel gevoelt myn hart maar al te zeer het lastige der etiquette, welke Vorften kluistert en hun tot flaaven van het ceremonieel maakt; in zulke oogenblikken moet de Vorst eenen herder benyden, daar deez'bezit, het welk geene te vergeefs wenscht, namelyk: weltevredenheid! — almarez. De koleuren der ontevredenheid verdonkeren dikwyls. ... de koning, (hem in de rede vallende.) Spreek niet verder, myn lot is beflist: ach oaze Hofetiquette! — almarez. Is zeker een vrye ziel tot last. de koning. Meer dan tot last! — Geftadig is het voorwerp myner wenfchen van nydige vrouwen omringd; geen oogenblik geniet het goede meisje voor haar. almarez. (op een' veelbeduidendentoon.) Uitgenomen, wanneer zy de eenzaamheid van hst park verkiest. — (Lagchende.) Sire het ftaat enkel ea alleen aan u, wanneer gy... de koning. Almarez! — Gy bedriegt my! almarez. Volg my, en overtuig u. — de,  TREURSPEL. o de koning. Zy daar, en alleen? — Zoude bet mogelyk wezen! maar, waarom zeidc gy niet aanftonds... Een goeden boog moet men voorzichtig weten te fpanncn. Almnrez! kom, kom! — Myn ongeduld kent geene grenzen; oogenblikken worden my tot eeuwigheden ! Spoeden vyy ons! (Hy vertrekt, Almarez volgt hem,') VIERDE T O 0 N E E L. (Het Tooneel verbeeldt het Park.) cava, vervolgens de koning, met graaf almarez. (Cava ligt fluimerende op een Grasbank.) (De Koning en Graaf Almarez naderen haar?) Nalmarez. iet zo driftig, Sire! een fnelle verfchrikking van de zyde der Graavin zoude de geheele zaak kunnen bederven. — De kieschheid der liefde duldt ongaarne getuigen. Ik zal ondertusfehen een weinig rondwandelen. Maak u het toeval ten nutte, welk u het ge» luk der liefde zo gunftïg aanbiedt; zo dra gy myne tegenwoordigheid vereischt, ben ik weder by u. de koning. Martelyken dank, myn waardfte, warmde Vriend! A 5 Ge. almarez. de koning.  i» CAVA van CONSEUGRA, Gezegender kan in het zandige Arabien geene bron voor den dorfligen zyn, dan de gelegenheid voor my is, welke uwe vriendfchap my hier bereidt! ALMAREZ. Zacht als de weste wind over debloemen,zy uwe trede, dat dezelve niet ylings de zo bevallig fluimeren. de doe ontwaaken; onwederftranlyk elk uwer woorden, even als uw zwaard op het flagtveld. (Hy gaat op den achtergrond van het Tooneel en plaatst zich achter een" Boom.) be koning, (nog eenigefchreden van Cava af.) Welk een meesterduk der fchepping, waaraan de natuur alle haare bevalligheden verfpilde , de onwederftaanlykfte toverkracht mededeelde, welke hetverfteendfle hart tot liefde bewegen kan! — En gy zoudt ge. voelloos zyn by de liefdebetuigingen van den tederften aller mannen, die, zo het in zyne macht ftond, giarne den troon met u zoude willen deelen, welken de geringde uwer bevalligheden zo ten eenemaal verdient! Neen Cava! — liefde, dit zalige gevoel der menschheid lag immers de Schepper in elks ftervelings hart, en het uwe zoude voor myne vuurige onbegrensde hartstocht ongevoelig blyven! — (Hy nadert haar.) O hoe onuitfpreeklyk gelukkig zal die geene zyn, aan wien uw fchoone mond eenmaal de bekentenis van wederliefde doet,die den eerden goddelykenkuschopuwe lippen drukken mag, welke beider harten onfeheidbaar aan elkaar verbindt, en voor welk zz\\g gevoel geene woor-  TREURSPEL. n woorden te vinden zyn. — O Cava! Cava! vergeeft een minnend hart deze ftoute onderneming. (Hy kust haar vuuriglijk.) (cava. ontwaakt en vliegt vcrfckrokken op.) Ach Hemel! ik ben verloren! — (Zy wil heen.) de koning, (houdt haar tegen.) Blyf, dierbaarlle Cava! Meer kan onmogelyk de fchuldelooze duif voor den roofvogel beeven dan gy voor my: uwe angst is een fchrikkelyk verwyt voor myne ziel. — Stel u gerust, en geloof my: Roderich, is niet zo gevaarlyk als gy denkt; want hy weet Cava's deugd te vereeren. cava. Maar wat begeert, wat kunt gy dan van my begeeren, Sire? de koning. Uwe liefde! — Vindt gy dit verlangen onredelyk, o Cava! twist dan met het noodlot, het welk u deze ontegenfpreekelyke bevalligheden, en mij een gevoelig harte gaf. — Reeds lang klaagde ik over de onbillykheid van dit fchiklot, welk my by dit hart, het lot der Vorften befchoor! cava. Hoe onbillyk zyt gy! De liefde van een geheel Volk is immers oneindig meer waardig, dan degeftalte vaneen meisje: want op haar hart wordt doch altyd het minfte gelet; en hebt gy niet eene Gemalin, Sire, by welkers kleenfte bevalligheid Cava's grootfte niet te vergelyken is? —  i* CAVA van CONSEUGRA, is! — Beproef u zeiven, en laat de waardige Konirf. gin gerechtigheid wedervaaren, daar enkele onftandvastigheid u tot onrechtvaardigheid verleidt. de koning. Uwe befcheidenheid vergroot uwe waarde nog meer, dicrbaarfte Cava! cava. (zoekt ziek los te rukken.) Om 's Hemels wil laat my! want zo ik voormyneigen hart beftaan wil, mag ik hier over geen enkel woord meer van u hooren. Daarenboven is myn Vader niet verre van hier: Sire, gy kent zyne edele, of fchoon ruuwe denkwyze.... de koning, (haar in de rede vallende?) Hy hoore my, onderzoeke myn binnenfte en ik ben overtuigd, dat zyn verftand, hart en flrenge deugd.... cava. (valt hem ylings in de rede, terwyi zy zich los rukt.) De Dochter bevelen zoude, vanfpoedigte vluchten. (Zy vertrekt.^ de koning, (wilhaar volgen.) Blyf, Cava, blyf! hoor my! — (Hy wenkt Almarez.) Vriend, myne geheele hoop is voor eeuwig vervlogen, onherftelbaar vernield, want Cava.... almarez. (valt hem in de rede.) Sire, waar is uw moed gebleven? Voor eeuwig vernield acht gy uwe hoop in dat zelfde oogenblik, in welk de grond tot derzelver duurzaamheid gelegd is. de  TREURSPEL. »3 de koning. JSedrieg my niet met valfchen waan! almarez. Overdenk met meer bedaardheid het geen de Graavin u zeide, en gy zult van de waarheid van myn gezegde overtuigd worden. Vergeef my, Sire, dat ik zo post vatte, dat ik onbemerkt alles hooren en zien konde. de koning. Goed, om zo veel te meer zult gy dan ook in Cava'» achterhouding.... almarez. In haare volftrekte overgeeving.... de koning. In haare ontroering.... almarez. Kunftig geaffekteerden fchyn.... de koning. In haare befcheidenheid.... almarez. Lokaas voor het net gevonden hebben. de koning. Ik geloof, gy zoudt een' blinden overtuigen, dathy zien konde! Uwe vindingrykheid echter verrukt my. almarez. Hoe zeer ik ook weufchen mogt deeze deugd te bezitten, zo is my toch de waarheid heiliger, dewyl in haar alleen myn Koning dat geluk vinden zal, hetwelfe hy  14 CAVA van CONSEUGRA, hy tot hier toe zo angstval ig gezocht heeft. Alles wat de Graavin zeide, verraadt maar al te duidelyk, dat, om uw geluk te voltooijen,'er niemand in den weg ftaat, dan haar Vader, voor wien zy meer vrees daii liefde fchyntte gevoelen. de koning. Ach, neen! Cava's deugd ftrekt ten voorbeeld aan alle vrouwen in den Hofftoet der Koningin. almarez. Even als of de deugd en Roderichs liefde niet met eikanderen beftaan konden. Wie zoude zulk een beminnaarswaardig vorst wederfhan en zich in de oogen van elk' verflandig' man uiet belagchelyk maaken? de koning. Maar ook in de oogen van den edelen braaven man? almarez. Al wie te veel onderfcheid, geraakt byna aIty rolyk, Sire! de oude Graaf volgt my voort met die zwaarmoedige trekken op uw gelaat, opdat de oude geen' argwaan opvatte. Ik zal my,een wyl in dit Kabinet verbergen, (ƒƒ, gaat in een Zykabinet.) t (De Graaf van Confeugra treedt binnen.-) de koning. Tree nader, Graaf! 'Er is eene kleine verzoening tusfchen ons hoogst noodzaakelyk, want gy waart te vooren zeer fcherp. Gefield het ware wezenlyk zo als gy vermoedde, zo gaat het op deeze wyze met de waarheid niet beter, dan met menig een' verdienftelyk man, die juist daarom niet geacht werd, dewyl hy zyn' rechten rok niej aan had, heeft hy geen' anderen, dan is by zeker te beklaagen; maar trok hy dien uit verkiezing aan, dan heeft hy het zich zeiven te wyten wanneer het hem niet nanr wensch gaat uwe oogen ftaan wild, uwe trekken gemelyk , en verraaden eenen geweldigen fiorm in uw hart. Het begin myner rede conseugra. (Den Koning in de rede vallende.) Komt my juist niet zonderling voor, Sire! . 'Er waren reeds verfcheiden Vorften, die de hoofden van  TREURSPEL. 23 van hunne Leeraars en Weldoeners verlangden; wyn vonnis zal mogelyk niet minder bloedig we en. DE KONING. Zeg wat gy wilt; myne keuze is gedaan. C O N SEU GRA. Ik ben tot alles bereid. DE KONING. Welaan, zo maak ik u tot Gouverneur myner gezamemlyke Provinciën in Afrika. — Ziedaar de grootfte vergelding, welke ik voor het tegenwoordige in ftaat ben u te doen,offchoon het my fmart, dat dezelve nog op verre na niet aan uwe verdienden beantwoordt. CON SEU GRA. Sire, uw oogmerk fchynt te /yn, my op eene zeer wreede wyze te willen vernederen. DE KONING. Gelooft gy niet, dat een hartstochtelyk Vorst, toch eok ce gelyk een dankbaar Vorst zyn kan? CONS EUGRA. Sire!.... DE KONING. Genoeg! Eerlang hoop ik van u de aangenaam- ile tydingen te hooren ; verdedig de grenzen en voer de muitelingen tot hunnen plicht terug; aan uwe voorzorge zy alles toevertrouwd. CONSEUGRA. Sire! ik fta verbaasd.... B 4 DE  24 CAVA van CONSEUGRA, de koning. Hoe weinig my ook uwe verbazing ftreelt, zo ben toch zeker overtuigd, dat ik otntrend uwe verdienden nog nooit onbillyk was; het ontbrak my tot biertpe alleen aan eene luisterryke gelegenheid om het u te bewy- zen conseügra. (na eene kleene tusfckenpozing.) O hoe gelukkig ben ik, indien de bron van deeze uwe handelwyze daarin beftaat, dat gy overtuigd zyt, dat het welzyn van den Staat en dat uwer verdrukre onderdaanen daar door bevorderd wordt. Want Sire, met geen ander oogmerk aanvaarde ik dien post. de koning. En met geen ander oogmerk draag ik u denzelven op.... Graaf van Confeugra, die zp dikwerf zyn leven voor het leven van zyn Koning en dat van zyn Medeburgers zo rocmryk waagde, is de eenigite myner vrienden die den rechtmaatigfteu aanfpraak pp dien post heeft. (Tegen Graaf Almarez, die juist binnen treedt.) Wenseh den Graaf van Confeugra f als Gouverneur yan onze Provinciën in Afrika, geluk! almarez. Van harten gaarne, het geheele Hof wenschte eenpaarig de voortreffelyke dienden van den Graaf van Confeugra door deezen aanzienlyken post beloond te zien. conseugra. Kan ik van u iets anders dan fpptterny verwachten?... poch, vaar voort, die toon is u immers reeds zo'tót ge-  TREURSPEL. 25 gewoonte geworden, dat gy de waarheid naauwlykj meer van fpotterny weet te onderfcheiden , welaan, vaar vojrr.... ALMAREZ. 7.o gy myne ziel dus beoordeelt, bedriegt gy u?.... Geloof my, Graaf! niet altyd zingt Almarez den veir dienflen een wiegliedje. DE KONING. Kan ik dan nooit eene vreugde ongedoord genieten?.. 1 Ik ken u.w beider karakters; dezelven zyn goed, denitcrlyke zyde alleen is verfchillende, en gaf tot hiertoe tct meenige onaangenaamheid aanleiding, dewyl geen van beiden den anderen verdaan wilde. O bereidt my thans het heerlykde fchouwfpel,en verzoent u voor myne oogen met elkanderen. ALMAREZ. Ik als de jongde biede u myne hand en met dezelve een ongeveinsd hart, Graaf, het welk alle de plichten van oprechte vriendfchap kent en waardeert! CONSEUGRA. Hum!.... Gy moet het den rondborftigen Confeugra vergeven, wanneer zyne denkwyze niet zo geheel met de uwe overeenftemt. Eene byna zestigjaarige ondervinding geeft het menfche'yk leven eene geheel andere gedaante, dan de tyd van'den nog bloedenden man.... Ik heb in myn leven reeds zo veele fchoone aangezichten gezien, welken met geveinsde redenen en c ;remoniën de omftaanders verzekerden, dat hunne ziel B S de  26 CAVA van CONSEUGRA, de zetel der deugd was, en toch bynainhetzelfdeoogeiï.. blik, waarin zy zich zo glansryk vertoonden, ontviel hun het masker; met fchrik en afgryzen las men op hun waar gezicht de ftempel hunner ziel, in welke boosheid,nyd, met één woord, de fnoodfte ondeugden huisvesteden.... Is echter uw hart redelyk.... Wel aan ! zie hier tot een eerfte bewys myner vriendfchap, myne hand.... Blyft het redelyk, hetgeen by my meer zeggen wil, dan biede ik u ook myn hart tot een twee» de bewys.... Ik ben niet gewoon, het geen ik eenmaal gaf, weder terug te nemen, daarom eischt myne keuze beproeving en voorzichtigheid. almarez. Tot een bewys myner redelykheid verftrekke u de verzekering, dat tny deeze ronde taal meer verrukt,dan beledigt.... Een warm woord van Confeugra behelst meer vriendfchap, dan de geheele Hofetiquette. conseugra. Wie leerde u den konstgreep c?yn hart vroeger inte- nemen, dan ik zelf wil? Elk, die my op eene edelmoedige v, yze vertrouwt, dien vertrouw ik gaarne weder. Kom aan myn hart, van nu af aan zy alles vergeten. (Zy omhelzen elkander:) Zo hartelyk fpieekt de vein^ery niet, of de natuur moest door deeze fchandelyke leugen de geheele fchepping tot een guitenftuk willen maaken! de koning. Zo legt uwe handen in de mynen, en laat uw weder- zyd-  TREURSPEL. 27 zydfche vriend, ! at uw Koning het Amen over ulieder verzoening uitfpreken— Ik ga in myn Kabinet om voor u, Confeugra, het noodige in orde te brengen. Gy, Graaf Almarez, verwacht my hier! U, Confeugra, wil ik de laatfte oogenblikken, welken gy thans nog ia den fchoot uwer Familie kunt doorbrengen, niet o.itrooven. - Gezegend was de dag, waarop ik door u den gelukkigen (lag g won , welke my den weg tot den troon baande; driemaal geaegender >y de dag van heden, welke my uw hart wedergeeft en my de gelegenheid bezorgt, om u bewyzen myner dankbaarheid te kunnen geven. conseugra. (aangedaan.-) Sire, Iaat my eenmaal den dag zegenen, waarop ik myn grys hoofd tot ongehoorde rust mag nederleggen met het bewust zyn, van myn' plicht omtrend myn Koning en myn Vaderland getrouw vervuld te hebben !.... (De Koning en Confeugra vertrekken langs ouderfcheiden zydrn.) A G T S T E T O O N E E L. de graaf almarez. (alleen?) vTna maar oude Dwaas, gaal zo lang Al narez leeft, ziet gy deezen wensch nimmer vervuld... .Gy gaat naar Afrika , ik blyf hier. Nu zal het 'er op aankomen, wie van ons het beste deel koos By zyne redelykheid echter fchudderde myne ziel, en ik gevoelde indatoogenblik den wensch in my opkomen, van hem gelyk re zyoj  28 CAVA van CONSEUGRA, zyn; doch hy leeft voor het flagveld en ik voor tyet tof'.... De grootfte doorfleepenheid zal hier nodig wezen, opdat hy ons plan niet te vroeg bemerke; want wee ons! zo hy ontdekke dat de zo hoog geprezene onfchuld zyner Dochter de prys voor zyne nieuwe bediening is. Ja zie, Graaf, wanneer Almarez zich wreekt, wreekt hy zich in 't geheim; maar daarom niet minder gevoelig. Gy denkt zeker, dat ik den ingewortelden haat van myn gedacht omtrend het uwe vergeten heb, dewyl myne wraak tot hier toe duimerde; neen, Graaf! tot nu toe vertoonde 'er zich flechts geene gelegenheid , om u zo doodelyk te verwonden, dat 'er geene redding meer mogelyk is!.... Verberg u dus, Fernando, verder onder den fchyn van redelykheid en grootmoedigheid; de eerde bewerke uw' val, o Confeugra! en de laatde opene my het veld tot de genade des Konings.... In de geheele natuur bevoordert immers de ondergang van het eene wezen het leven en het geluk van het andere, waarom zoude dan het fchepzel den loop der natuur niet volgen! (ƒƒ}' gaat in het Kabinet waarin de Koning is.) Einde van het eer/Ie Bedryf. TWEE-  TR EURSPEL. 2# TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. (Het Tooneel verbeeldt eene Kamer in het Huis van den Graaf van Confeugra.) de graaf van conseugra en cava; conseugra. O FJoe gelukkig gevoel ik my, van op den avond van myn leven voor het vvelzyn van myn Vaderland nog' werkzaam te kunnen zyn! Maar zeide ik niet altyd: OtrmogelykkanRoderich alle de dienden vergeten, welken ik hem en den ftaat van myne eerfte Jeugd af aan bewezen heb. Is Roderich rechtvaardig, dan zal 'er gewis nog een tyd komen, waarop hy zich aan zyncn getrouwen dienaar herinneren zal, en alsdan kan het hem ook aan geene gelegenheid ontbrceken om dien 7.0 te plaatzen, dat hy werkzaam en nuttig zyn kan. Maar blyven opofferingen en verdienden onbemerkt en onbeloond, dan verfchaft ons het bewust zyn van edel ge handeld te hebben, genoegzaame vergoeding voor de wankelende genade van den troon. cava, (zucht en ziet haar'' Vader weemoedig aan.) Ach! myn Vader! con-  30 CAVA van CONSEUGRA, conseugra. Gy zucht myre Dochter? Wat hindert u, in myne vreugde te deelen? c a v A. Zekere voorgevoelens. — AeU Zo dczelven waarfchuuwende bodens van de eene of andere ongelukkige gebeunenisfen waren!... Gy zeide te vooren zelfs dat de genade van den troon wankelende is.... conseugra. Geeft gy u zeiven wederom aan zwaarmoedige gedachten over, myn Kind? cava. Neen beste Vader! Maar, zo als zekere fchepzelen in de natuur ons den aannaderendeu ftonu fchynen aantekondigen, waarom zoude dan niet de voorzienigheid.. • conseüg'ra, (haar in de rede vallende.') Hy die zich eenmaal voorgenomen heeft te gelooven, dien overtuigt gy zeer zelden van het tegendeel.... Gedraag u ten minften als of gy wezenlyk vrolyk waart, al fchoon gy ook tot geen vrolykheid geftemd zyt. De overtuiging van de gunst van niyneu Koning, het winnen van de vriendfehap van Graaf Almarez.... cava. Niet zelden is de vriendfehap van een' hovelinggelyk aan een Kameleon , welk juist dan het deelnemendfle fchynt, wanneer het ons zoekt ongelukkig te maaken. conseugra. Dochter, gy volhard in uwen argwaan?... Zoude het  TREURSPEL. 31 het noodlot u tot zyn orakel hebben gekozen? Ha! zie, hoe onbarmhartig gy myne vreugde verbittert!... CAVA. Gy kent immers den Koning? CONSEUGRA. Ik merk wat gy zeggen wilt.... Maar hy geeft de ftem der waarheid wederom gehoor, en ziedaar reeds eene halve terugkeering tot de deugd. CAVA. Blyft Fernando van Almarez ook borg voor de hoop, welke gy u van den Koning maakt, myn Vader? CONSEUGRA. Zyn laatfte gedrag omtrend my is my een borg voor zyne braafheid. Doch laat ons hier van afbreeken. CAVA. Welaan, zo vergun my flechts eene bede, myn Vader! Sta my toe u te mogen vergezellen, laat my niet van uwe zyde: de ouderdom buigt uwe krachten ter neder; Gy hebt zorg en oppasfing nodig; wie kan, wie zal u dezelve zo gewillig zo deelnemend verleenen als uwe Cava? CORSEUGRA. Hartelyken dank voor uwe kinderlyke tederheid; ca echter moet ik u deeze bede weigeren. Gy moet hier in den hoffloet der Koningin blyven. Het gebruik van ons land is u bekend: de overtreding van het zelve zoude in hy toekomftige voor u nadeelig kunnen zyn.... Be.  32 CAVA van CONSEUGRA, Bedenk flechts, myn Kind, hoe zeer het in 't oog ïopen zoude, indien wy eene uitzondering van den algemeenen regel maaken wilden; natuurlyk zoude men ons' gedrag als eene belediging en ondankbaarheid omrrend de edelmoedigheid des Konings en wantrouwen in het' toevoorzicht der Koningin befchouwen; cava. Vader, gy kent de gevaaren dtr verleiding.... conseugra. O Ja, maar ik ken öok teffens uw hart Elk, die niet alleen ftaan kan, is by alle leiding nóg in gevaar van te vallen.... Ik laat u in Egbert van Mendoza, eenen getrouwen befchermer over; zyne deugd en omzichtigheid zyn beiden even achtingswaardig.... Niet waar, Cava, uw hart wenschte niet gaarne aan de zorg van een' ander' toevertrouwd te zyn?... Heb ik het geraaden?... Wel nu, laat uw' ouden Vader maar zorgen, hy zal immers het geluk zyner Cava niet uit het oog verliezen. Kom, krfsch my, myn Kind.1.... ja, thans gaa ik nog het een en ander bezorgen,en dan gaan wy naar het hof.... (Hy wil gaan; maar keert terug.') Wees vrolyk, myn Cava! zie de blydfchapvan heden heeft my tien jaaren jonger gemaakt; maar ze' zoude my zeer verbitterd worden, zo gy geen deel aan dezelve naamt, en gy u niet met my verheugde!... (Hy vertrekt.) TfFEE.  TREURSPEL. 33 TWEEDE T O O N E E L. . CAVA, (alleen.') jt\ruie, ongelukkige Vader! wist gy, dat de voorgevoelens uwer Dochter maar al te zeer gegrond zyn; wist gy, dat de Koning de onfchuld uwer Cava belaagt, dan zoudt gy my van geene ongegronde zwaarmoedigheid befchuldigen.... En, ach Egbert! welk eene beproeving (laat my te wachten? Uwe Cava word op een meir geworpen, dat woest en onftuimig is; ondergang, vree*.' ik, zal haar lot zyn!. ... Doch, met alle krachten zal ik den ftryd der deugd beginnen, en val ik dan nog, dan is myn ondergang het werk eener hoogere macht! Wanhoop zy dan myn voedzel, en vervloeking myn gebed! !. .. Ach deeze gedachte alleen jaagt my eene yskoude huivering aan. Egbert! help uwe Cava bidden ; ontwapen met vercenigde traanen het beduit der Goden, zo zy wreed genoeg zyn konden, om op eene zofchrikkelyke wyze twee harten te willen fcheiden, welken zich voor elkaér gefchapen, en in elkander's liefde gelukkig'droomden.... Liever den fmaadlykften dood, dan ontrouw jegens u, myn Egbert! (Z31 zinkt half onmachtig op eert Stoel neder.) DERDE T O O N E E L. EGBERT VAN MENDOZA, en CAVA. DE G B E R T. ierbaarfte Graavin, ik meende op uwe wangen den glans der vreugde te zullen aanfchouweu, en vinde u zo C neêr-  34 CAVA va n CONSEUGRA, neArflachtig, zelfs traanen in uwe oogen!.... Wac is 'er gebeurd ? Het verdriet en Cava waren anders zo ver van elkander verwyderd, als deugd en ondeugd. cava Ja tot nu toe waren zy het zeker; maar of zy het voortaan oo'i zullen zyn, dat ftaat in het boek des noodlots gefchreven, het welk voor elk' fterveling een geheim is. egbert. Zich om dingen te bekommeren, die eerst gefchieden kunnen, is even zo veel als het meir met eene zeef te willen leêg fcheppen... . Waarom, dierbaarfte Cava! eene toekomst te willen ontdekken, die wy niet ontdekken mogen? waarom ons wegens onzekere toekomftige dingen beangftigen, daar ons de tegenwoordige tot vreugde uitnodigen. Uw Vader bekleed met het glansrykfte ampt, welk men hem algemeen wegens zyne verdienden waardig keurt, ziedaar een Tooneel, het welk zelfs den vreemdeling blydfchapveroorzaakt, hoeveel temeermoet zulks zyne eige Dochter verrukken. Nimmer vertoonde zich een heerlyker Schouwfpel aan myne oogen, dan toen ik hem zo even ontmoette zag hoe hy geheel verjongd fcheen; en hoe hy zyne fchreden ondanks zyn' hoogen ouderdom verdubbelde. cava. O Egbert! ik vreeze, dat de verheffing van den Va. d;r op den va"l der Dochter gegrond is.... e G.  TREURSPEL. 35 egbert. Gy fpreekt onoplosbaare randfelen.... Stelt gy vertrouwen in Egbert, zd ontdekk' hem de rede uwer be kommering; zonder grond kan Cava onmogelyk zo fpreken. cava. Egbert!.... Onze harten kennen elkander! hoordierhalven het geen ik buiten de Koningin nog niemand ontdekt heb, hoor, en beef voor myn ongeluk!.... De Koning vervolgt myne onfchuld.... egbert. Zoude het mogelyk wezen, waarvoor ik zelf reeds lang gebeefd heb?... elke uitdrukking, zo dikwyls hy van u fpreekt, is vuurig; zyne oogen verraaden eenen hevigen ftorm in zyn binnenfte, zo dikwyls hynaaru omziet. (Op den weemoedigften toon.) Cava ! Cava! voor my — ja voor my zyt gy verloren! cava. Wel nu, moedige Vriend, waar is nu uwe philofophie, waar zyn de troostgronden, welken gy my zo even vóórpredikte?.... egbert. Helaas! zeker wetenwyanderenaltydbetertetroosten dan ons zeiven.... Welk een helfche geest benyd ons ge ■ luk en vernietigt hetzelve door de hartstocht van den verwyfden Koning? Welken tegenfland kunnen wy bicden aan het geweld van eenen zo machtigen wellusre ling, die elke onrechtvaardigheid ligt acht, zo zy Hechts C 2 1 die.  36 CAVA van CONSEUGRA, dienen kan om zyne geile lusten te boeten?... O Hemel ! Hemel! cava. Bedaar, waarde Egbert! ik zal u eenen troost geven : Cava blyft Egbert getrouw! Roderich kan landen veroveren, maar Cava's hart niet, hy kan troo. nen doen waggelen , maar Cava's deugd trotfeert zyn geweld! egbert. Meisje! Meisje! welk een held is u gelyk? cava. Nog weet myn Vader niets van Roderichs belaagingen; het zoude wreed gehandeld zyn hem zyne verrukkende oogenblikken te verbitteren, daar hem myne neerflachtigheid te vooren reeds mishaagde.... Zeker vertrouwt men hem dien post, om met de Dochter alleen te kunnen handelen; maar eenzaamer, dan eene kloosterzuster, zal ik leeven, elke gelegenheid om hem te zien zal ik vermyden.. .< De Koningin heeft my verlof gegeven; om voor eenigen tyd het hof te verhaten ; zodra myn Vader vertrokken is, gaa ik op het landgoed van de Graavin Almarez. Haar berouw over haar voormaalig gedrag heeft my tot haare vriendin gemaakt. De afkeer, welke 'er tusfchen haar en den Koning plaats vindt, befchermt my het allerbest voor eiken aanval van dien wellusteling. — Naderhand meer hiervan, myn Egbert, ik hoor myn Vader. FIER-  TREURSPEL. 37 FIER D E T O O N E E L. de graaf van conseugra, en de voorigen. egbert. (gaat hem te gemoet.) vvffchoon Egbert vnn Mendoza niet de eerfte was, die u zyn' gelukwensch bragt, zo meent hy het toch zeker het oprechtfle. Uwe verdienften eischten reeds lang deezen tol, en de Koning betaalt flechts eene fchuld, welke men zich algemeen verwondert, dat hy ten kosten der gerechtigheids liefde omtrend^ verdienften zo lange onbetaald liet. conseugra. Uwe vreugde, waardige Egbert, verrukt my, ook ben ik federt veele jaaren van de Mendozaas niets dan de zuiverfte oprechtheid gewoon, dus mag ik uwen gelukwensch ook niet als een bloot kompliment opnemen; ook heb ik reeds aan uwen overleden braaven Vader gedacht en daarby den wensch in my zeiven gevoed, dat hy nog leeven en in myne blydfchap deelen mogt. Gy lieve Egbert, zyt de Erfgenaam niet alleen van zyn, naam, maar ook, het geen meer zeggen wil, van zyne deugden, wezemlyk eene groote loffpraak voor u Hoe zeergy daardoor myn vertrouwen gewonnen hebt, daarvan zal ik ü oogenbliklyk een genoegzaam bewys geven. Ik verlaat het hof, maar volgens 's Lands gebruik moet ik, hoe ongaarne ook, myne Dochter in den Hofftoet der Koningin laten Heb ik wel gezien, zo is myne Cava u niet onverfchillig: hiervan wenschC 3 te  ♦,8 CAVA van CONSEUGRA, tc ik my nader te overtuigen. Zy ftaat thans alleen, zon. der befcherming of leiding aan een hof, alwaar de hartstochten door Roderichs buitenfpoorigheden byna als deugden befchouwd worden, en dit is voor haar gevaarJyk; dan de gevaaren, die zelfs aan den Vader onbemerkt zouden bly ven, zal zeker de minnaar ontdekken.... Aan u dierhalven geef ik haar over, en van uwe edelmoedigheid, Egbert, verwacht' ik den troost, dat ik zonder zorgen zyn en hoopen mag, myne Cava zy zo goed verzorgd als leefde zy onder myn opzicht.... (Hy vat beider handen?) Kinderen, eert de onfchuld, wykt geene fchrede vrn het pad der deugd, dus heiligt gy uwe liefde; de vreugdetraanen van uwen ouden Vader zullen u dagen verwekken, welken het geluk uwes Ievens zullen uitmaaken.,.. Na myne terugkomst zy Cava de prys uwer liefde, wanneer zy zo lange in ftaatïs, uw hart, o Egbert aan zich te kluisteren. EGBERT. Dank, hartelyken dank, vereeringswaardig Man voor het geluk van u Vader te mogen noemen!... Cava, dierbaar Meisje, mag ik hoopen, dat.... CAVA. Ja Egbert, ik bemin u, vuurig en hartelyk bemin ik u! — Uw voorbeeld zy myn geluk, uw raad myno deugd , en uwe vreugde myne te vredenheid ! Kom Egbert , omhelzen wy de kniën van deezen eerwaardigen Vader. (Zy willen zich aan de kniën van Confeugra wer;en.) CO N-  TREURSPEL. S5> conseugra. (houdt hun tegen.') Niet zo, myne Kinderen! Buigt nimmer uwe kniën voor eenen aardfchen fterveling, neen, knielen wy te za men voor Hem, van wien alleen het lot aller (tervelingen, zowel van den Vorst als van den Bedelaar .afhangt: Hem fmeeken wy om zyne befcherming over Cava's onfchuld, en zyn' zegen over ulieder liefde. (Zy knielen te zamen 'er heerscht eene diepe eerbied', Confeugra, legt beider handen in elkander, vouwt zyne handen t'zatnen,Jlaat de oogen hemelwaards en zegt vol ontroering.) Uw zegen en uwe befcherming, Algoede Voorzienigheid , rustte op deeze edele zielen! dan kunnen myne gryfe haaïren gerust ten grave daalen, en geene enkele traan van kommer zal my in het uur des doods myne laatfte oogenblikken verbitteren, noch mynen overgang in de eeuwigheid bezwaaren. (Zy flaan allen op.) Nu Kin» deren, laat ons nu naar het hof gaan; maar tot na myne terugkomst uit Afrika zy uwe verlooving, voor het hof, ja voor elk, een geheim. Komt Kinderen volgt my!... (Zy vertrekken allen....) (Het Gordyn valt.) FT F D E T O 0 N E E L. Het Tooneel verbeeldt eene Kamer in het Koningklyk Paleis. de graavin almarez. JMyn vermoeden was alzo toch gegrond; Cava, dat onnozel fchepfel met het masker der zedigheid en deugd, C 4 ver-  4 CAVA van CONSEUGRA, verdrong iny uit's Konings hart.... Foei, welk eene fchande.' Eene Graavin van Almarez zoude met haar verdand, met haare macht, waarmede zy over de harten van het manlyk Gedacht gewoon is teheerfchen,dezen nieuwen afgod van Rodeiich niet kunnen verdringen?... Doch neen! Het is der moeite niet waardig, nog eenmaal het hart van dezen verwyfden te kluisteren, het welk elke nieuwe verfchyning zo ylings te gemoet vliegt.... Wraak , vreesfelyke wraak tegen Roderich en deeze Cava, zy voortaan myn eenigde bedreeveu !... Cava's onfchuld is de trotschheid haares Vaders, haare fclioonheid de verrukking des Konings, de laatlle moet de moorderes der eerde worden; heete traanen moeten de oogen des ouden verdroogen en naaralogze jammer allen troost van zyne ziel verjaagen , Roderich moet doorhem en den vuurigen Egbert in zyne hartstocht zyn graf vinden; elk van hun onbepaald ongelukkig worden; en de dryfveér van dit alles zy ik, onbekend, maar des te werkzaamer. / ZESDE T O O N E E L. de voorige, en de graaf, almarez. de graaf, (gaat onrustig rond zond'.r de Graavin te bemerken.) Hde graavin. oe zo onrustig, Almarez? de graaf. Ach!.... laat my ! de  TREURSPtL. 41 de gr aa vin. Is mogelyk een ander met een lachje van den afgod van het hof begunlligd, en Almarez dieswegens nydig! de graaf. Zeg, wat is toch de gunst der Vorften? Luim, niets dan luim !.... Zo lang gy eiken hunner wenfchen weet te bevredigen, is niemand grooter dan gy,- maar waag het eens hun éénen enkelen van houderden te weigeren, zo beklaag u voor altyd, dat gy groot waart! de graavin. Wat geeft u aanleiding tot alle deeze befpiegelingen ?... Waarfchynlykheden.... de graaf. (fcïielyk.-) Neen wezentlykheden.... Hy, die in deez' oogenblik de verhitte hartstocht weet te bevredigen, word des Konings gunfteling; en het doel, welk hy om dit geluk te verdienen bereiken moet, is hetglimplgachenvan een Meisje. de graavin. En dat meisje is ? de graaf. Gy vraagt nog? Opk gy wilt guichelfpel met my dryven! Wat toch ontflipt de Vrouwen? de graavin. Cava immers niet? de graaf. Wie anders?.... Roderich's liefde jegens haar is ten hoogden trap gedegen en verlangt wederliefde. Tot C 5 das  4- CAVA van CONSEUGRA, dus verre ging alles naar wensch- De oud? ging onbezorgd in den val en wierd verwyderd, dus meende ik eerder gelegenheid te vinden om met de Dochter te handelen; de Koning liet zich dit voordel wel gevallen; maar het vertrek van den Vader is voor zynen wensch reeds te lang uitgefteld, en dus heb ik alles moeten aanwenden om hem tot dus verre gerust te dellen; Maar wan. neer nu de oude vertrokken is, en ik als dan my niet in ftaat bevinde hem dadelyk op den weg ter bevrediging zyner hartstocht te geleiden, zo is myn lot beflist, en alle myne heerlyke vooruitzichten naar eer en geluk zyn ten eenemaal vernietigd: en welk een gevolg kan ik my van alle myne poogingen belooven, daar zy my niet vertrouwt, op het zorgvuldigfte eiken oogblik des Konings vermydt, geen glans haar verblinden, zelfs de dekmantel der deugd haar niet betoveren kan!.... DE GRAAVIN. Ook geen geweld?.... DE GRAAF. Wyf! wat gaat 'er in uwe ziel om ? DE GRAAVIN. (koel.") Mogelykheid, wat u onmogelyk fchynt.... Binnen agt dagen behoort Cava den Koning! Het toeval heeft in deeze zaak meer gedaan, dan alle uwe voorzorg. Hoor! De Koningin heeft my het voorftel gedaan , om Cava-méde op myn Landgoed te nemen. Zy wendt eene onpasfelykheid voor, welke haar noodzaakt de buitenlucht  TREURSPEL. 43 lucht te genieten; de waare rede echter kan men gemak, kelyk raaden: zodra haar Vader vertrokken is, komt zy by my, en dan — doch uw fcherp doorzicht zal ligt het verdere bemerken.... De Koning ftaat aan de grenzen eener gelukkige hoop:ik behoef hemflechtsdehand te reiken, en hy blyft geen oogenblik langer aan de grenzen- Dan 'er behoort nog een derde perzoon tusfehen ons beiden, en het ftaat aan u deeze eer te verwerven, aan flimheid ontbreekt het u niet. Roderichs genegenheid jegens my, weet gy, is reeds lang verdoofd, onderlinge verveeling heeft dezelve van beide zyden doen ophouden, en dezelve op nieuws wederom te ontfteeken, zulks laat de beledigde trots van myne zyde niet toe.... Hebt gy ook bedenkelykheden ? de graaf, (op een ironifchen toon?) Toonde ik u ooit zulks? en waarom zoude ik het ook, daar buiten dat onze verbindtenis.... de graavin. Spreek ronduit!.... Daar onze verbindtenis — wegens verfchciden omftandigheden noodzaakelyk was, en de eer ons verplichtte dezelve te voltrekken, wilden wy ons aan geene opentlyke fchande blootgefteld zien?... Was het niet zo? de graaf. Treurig genoeg dat by ons liefde en trouw zeldzaamer zyn, dan de eerlykheid onder de dieven. de graavin. Niet verder over her ftuk der Galanterie. Om kort te zyn»  4* CAVA van CONSEUGRA, zyn. gy hebt niets te vreezen en veel te hoopen.... Myn raad is deeze , dat gy den Koning van Cava's befluit onderricht en hem tot een bezoek by my voorbereidt. Cecilia, Egberts Zuster en Cava's hartvriendin , is reeds verwyderd, dus hebben wy eenen argus minder; myne terugkeering tot de deugd , welke ik haar zo waarfchynlyk gemaakt heb, dat zy dezelve geen'oogenblik meer in twyffel trekt, verfpreid rondsom my den glans eener heilige, en was noodzaakelyk om haar vertrouwen te winnen. Dat onnozel meisje heeft te weinig ondervinding, dan dat zy in ftaat ware de kunst van de natuur teonderfcheiden. Uwerolisgemakkelyk,enfpeelt alleen by den Koning: zodra zy by my is, brengt u een Eode fpoedig de tyding hiervan, en de Koning vliegt in de armen der liefde; de aart en wyze der uitvoering zy aan my overgelaten. de graaf. Uwe gelatenheid baart my achterdocht.... de graavin. Zoudt gy 'er ook eens een Ca/uist over raadpieegen? — Ellendige fukkelaar in de intrigue! Wie waagt by ditfpelmeer, gyofik? Ik, de woede des ouden, de razerny der Dochter, en wtft diergelyken meerzy; gy niets, in tegendeel gy wint daar by de volle gunst uwes Konings, zyne aan u verfchuldigde dankbaarheid en een ryken loon.... Doch het ftaat aan u, of gy my volgen, dan of gy myne hulpe weigeren wilt. de  TREURSPEL. 45 DE GRAAF. Maar wanneer ik nu dit geheele Plan eens niet aan uwe zorge voor de duurzaamheid van myn geluk; maar aan een ander oogmerk op den Koning toefchreef? DE GRAAVIN. Waartoe al dat philofopheeren? Elk middel, welk u ten fpoediglten en zekerften tot uw oogmerk voert, kan en zal u immers welkom zyn: kies dierhalven.... DE GRAAF. Ik volg u. (terzyde.) Tegenfpraak lag toch vanouds reeds in den aart der vrouwen. (Tegen de Graavin.) Ik hoor den Koning naderen, wilt gy u niet verwyderen? Ik ga (ter zyde.) Tot dat het uur der ontwikkeling verfchyne , tot zo lang zal myne wraak fluimeren, maar dan ook wee hem ! (Tegen den Graaf.) Gebruik deeze gelegenheid, om den Koning ons plan bekend te maaken. (Zy vertrekt.) ZEVENDE T O 0 N E E L. DE KONING en GRAAF ALMAREZ. (De Koning gaat in diepe gedachten op en néér.) SA L M A R E Z. ire!.. (Eene kleene tusfchenpozing.) Wat deert u, myn Vorst? DE KONING. Zyt gy daar, Graaf! Gy vindt my in eenen treurigcn toeftand. Zo even ftond de Koningklyke macht voor den rech-  46 CAVA van CONSEUGRA, rechterftoel van het geweten; zulke oogenblikken zyn verfckrikkelyk, en al het vermogen der kroon is on. machtig de waarfchuuwende ftern van dien rechter te doen zwygen. v almarez. Wat kan mynen Koning tot zulke mifantropifche gedachten vervoeren?.... Sire! bedenk flechts dat gy de vreugde uwes Volks en het geluk uweronderdaancn zyt. Heil zy onzen Roderich! dit was het algemeen vreugdegejuich , en de eecpaarïge zeegen aller uwer onderdaanen , toen gy hun onlangs van eene drukkende belasting bevrydde; Lang leve onzen Roderich! zie daar thans de eenpaarige ftem van het zelve , daar gy den Graaf van Confeugra tot befchermer tegen de Arabieren beftemd hebt. de koning. De koleuren van uw fchildery, Graaf, zyn verblindende, zyn fchoon, maar de tekening deugt niet. Hy, by wien de waagfchaal van het goede en kwaade in evenwicht ftaat, is altyd nog maar een zeer gemeen mensch; de verheffing van Confeugra had gy niet moeten aanvoeren, daar gy weet met welk oogmerkdezelvegefchiedt. almarez. Wordt dezelve niet algemeen als eene rechtvaardigheid van uwe zyde befchouwd? de koning. Maar is zy het ook ? AL- 4  TREURSPEL. 47 almarez. Sire! alles in de weereld komt maar op den fchyn aan: De waarheid zelve heeft geen voorrang voor den fchyn derzelve. Ware het alzo niet dwaas, wanneer men wegens eene bloote gril, het genot eenei bekoorlyke zaak wilde laaten vaaren? de koning. Ik fta verbaasd!.... Zeg my toch, van waar hebt gy alle deeze grondbeginfelen? almarez. Uit het groote boek der oudervinding. de koning. Jammer maar, dat dit groote werk het gewichtig gebrek heeft, namelyk dat deszelfs inhoud, door elk wien het in handen valt, op eene verfchillcnde wyze kan worden uitgelegd.... Openhartig Graaf! uwe drogredenen ftellen my niet gerust. De gedachte aan de gewichtige dienden van den ouden Confeugra, fielt my met de zwartde koleuren myne tegenwoordige ondankbaarheid omtrend hem voor oogen. almarez. (eenigermaaten verlegen.) Alle — deeze gewichtige dienden waren zyn plicht als Patriot en onderdaan, en elk ander in zyne plaats zoude hetzelfde hebben gedaan, daar en boven is zyne tegenwoordige verheffing eene genoegzaame belooning voor hem..,. Sire! Ik heb u den halven weg ter bereiking van uwen wensch vergezeld; zelfs bsn ik om uw ge.  48 CAVA van CONSEUGRA, gemak te bevoorderen, nog eenige fchreden verder gegaan.... Thans zwyg ik — en beklaag Cava! de koning, (driftig.-) Wat is Cava overkomen? almarez. Zy (laat in gevaar uwe liefde te verliezen.... Hoe treurig zal nu het lot van dit arme ter leurgeftelde meisje zyn! de koning. Almarez! Almarez, wien hebt gy de betoverende kunst ontvreemd, om het menfchelyk hart te vermeesteren Welk eene wellustige begoocheling fchildert gy myne hartstocht voor? — almarez. Sire! met fmerte ondervind' ik thans, dat ik een groot gedeelte van uw vertrouwen verloren heb, en nu benyde ik den geringften uwer onderdaanen.... Hoe zeer wenschte myn hart u gelukkig, in de armen uwer Cava gelukkig te zien en nu.... de koning. Vergeef het my Vriend! ik wil u niet beledigen; ook (lel ik geen wantrouwen in uwe liefde jegens my; maar een drom van akelige gedachten doorkruisfen myn hoofd, zo dat ik onmogelyk een vastbefluit nemen kan. Ik geef my| dus geheel aan u over, en ontvang dit als een bewys onzer verzoening. (Hy omhelst Almarez.) almarez. Eene dubbele verrukking verfchaft ons het weder- vin-  TREURSPEL. 49 vinden van een kleinood, het welk men reeds geheel verloren dacht.... En nu, Sire ! acht toch dat weinige bruifchende bloed niet, welk onze geftrenge zedenleeraars het geweeten noemen, om maar een fpook te hebben, waardoor zy de menfchen kunnen bëangftigen en dwingen om aan hunne hersfenbeelden te gelooven; treed vrolyk in den tempel der liefde, roozenkransfen verfieren zyne altaaren, en Cava voert u in deszelfs heiligdom; haare hand is gewillig en haar hart zonder dwang;... zy verlangt maar naar het zalig oogenblik.... de koning. O Almarez, houd op myne verwachting hooger te fpannen, anders.... almarez. Binnen eenigen dagen is zy.... -de koning, (hem driftig in de rede vallende.) Waar? almarez. Op myn landgoed. de koning, (met verbazing.) By u? almarez. By myne Vrouw! de koning, (gevoelig.) By de Graavin Almarez?.... en ik zoude!... almarez. Ik bid u, Sire.' misken haar niet! Gemeene vrouwen haaten de voorwerpen, van welken zy verfinaad worden. De Graavin Almarez kent de grenzen der natuur; D zy  50 CAVA van CONSEUGRA, zy weet dat vrouwelyke bevalligheden niet eeuwig kunnen kluisteren. Het eerfte bewys haarer onveranderde eerbied voor u heeft zy u daardoor gegeven, dat zyom Cava's hart voor u aanhield. Cava's hart en dat der Graavin is één gevoel en ééne wil.... Zodra haar Vader vertrokken is, zal zy myne Gemalin bezoeken, en Sire! de vrouwelyke Sekfe kent haare eige zwakke zyde beter dan wy , en zal deeze ook des te beter weten te gebruiken , daar 'er onder hun zelfs groote vertrouwelykheid heerscht.... de koning. Verzeker de Graavin van myne hartelyke dankbaarheid. .. • Zy offert veel op om my te kunnen befchaamen; maar niets zal my te duur zyn om haar te bewyzen, dat, offchoon my ook alle andere goede eigenfchappen' mogten onbreeken, ik echter de deugd der dankbaarheid misfchien wel dubbel bezit. almarez. Zodra Cava daar is, zal een Bode haare aankomst melden.... Doch veroorloof my, Sire, voor uit tegaan , ten einde de. nodige voorzorg te gebruiken; dus verkrygt uwe aankomst den fchyn van een onverwacht vriende'yk bezoek, en verbergt des te zekerer het eigentlyk oogmerk. • de koning. Heerlyk, Almarez! voortreffelyk!.... O! dat heden re 'ds de gelukkige dag zyn konde, welke my in de armen myner aanbiddelyke Cava voeren zal! AGT.  TREURSPEL. 5t A G T S T E T O O N E E L. de voorigen. en een pagie. Dde pagie. e Graaf van Confeugra en verfcheiden Ridders verzoeken om de genade.... de koning. Geleid' hun binnen. Almarez: wy fpreken elkander* nader. (Almarez en de Pagie vertrekken.... De Koning gaat zitten.") NEGENDE T O O N E E L. de koning, graaf almarez, graaf van conseugra, ridder egbert van mïndoza, ra eenige ridders. de koning, (tegen de aanweezigen, die allen met ongedekten hoofden ftaan. Treedt nader en dekt u!.... Graaf van Confeugra ontvang hier voor het aangezicht der Edelen myn's ryks, en uwe vrienden, nogmaals de verzekering myner gunst en met dezelve dit zwaard, (een Pagie heeft het zelve binnen gebragt) ter beftryding der muitelingen. Handel onbepaald zodanig als gy zulks nodig en nuttig oordeelt. De Hemel geleide u op alle uwe wegen, myn zegen wensch en die aller edelen vergezellen u! conseugra. Sire! hnrtelyken dank voor uwegunfte, welke myn D 2 by-  52 CAVA van CONSEUGRA. byna afgeleefd Iigchaam met nieuwen moed en fterkte ter vervulling myner plicht bezielt.... Nog eene bede echter zy my veroorloofd, namelyk om voor weinge dagen myne goederen te mogen bezoeken, ten einde eenige fchikkingen geduurende myne afwezigheid te maaken; dezelven liggen aan den landweg, langs welken ik naar den oord myner beftemming reize. ' de koning, (verlegen.') Ja — gaarne zy u deeze bede vergund — daar ik overtuigd ben, dat Confeugra zich haasten zal om de onftuimige gemoederen in Afrika te beteugelen. conseugra. Voor het tegenwoordige is dus myn werk verricht, en ik reis gerust.... Maar Sire ! zwaar, ja oneindig zwaar zoude het my vallen myne Dochter te verlaaten , zo zy niet onder het opzicht der waardigfte Koningin bleef. Cava's jeugd heeft nog niet die ondervinding welke aan 't hof vereischt word; dan de verhevene grondbeginfels haarer Koningklyke befchermfter zullen haar hierin te gemoet komen, en haare onfchuld is veilig tegen gevaaren. Zy, welke ik u, Sire en de Koningin nalaat, is de vreugde van myn' ouderdom en het geluk van myn hart, en zo u de zegen van Confeugra niet geheel onverfchillig zy, zo hoop ik dit kleinood zo uit uwe handen weder te zullen ontvangen als ik het u thans overgeef. de koning. Reis gelukkig, Graaf!... Niets zal voor ons eene a:n-  TREURSPEL. 53 aangenaamer bezigheid zyn, dan uwe beminnenswaardige Dochter de droefheid over de fcheiding van den waardigden aller vaderen te verzachten, even als wy nimmer zullen vergeten, dat in Cava's onbewolkte tevredenheid, onze getrouwde vriend zyne hoogde gelukzaligheid delt De Hemel zegene uwe ondernemingen en voere u eerlang gezond en gelukkig in de armen van uwen dankbaaren Koning te rug. (Hy gaat in zyn Kabinet) TIENDE T 0 0 N E E L. de voorigen, zonder de koning, graaf almarez, treedt binnen. graaf almarez. Ook my zy het geoorloofd my nogmaals in de vriendfchap van den waardigen Graaf van Confeugra te bevelen, en hem geduurende zyne afweezigheid myneu belangloozen dienst aantebieden. conseugra. Ik gaf u de verzekering van uw vriend te zyn; nimmer gaf ik myn woord, wanneer ik niet voornemens was het zelve gedreng te houden; zo udierhalven eenigfints aan myne vriendfchap gelegen is, zo wees van dezelve verzekerd, en wilt gy my een bewys van de uwe geven, zo waak voor de rust myner Cava, welke door de hoflucht gemakkelyk konde weden befmet. de graaf almarez. Uw vertrouwen, edele Ridder, acht ik geheel naar D 3 waar-  54 CAVA van CONSEUGRA, waarde, en al had gy een Zoon, die met deezen last vereerd wierd, zeker zoude hy dien niet oprechter kunnen volbrengen, dan ik voor de uitoeffening dier plichten zorgen zal. Vaar wel! (Hy gaat in het Kabinet des Konings ) ELFDE T O O N E E L. DE VOORIGEN, zonder GRAAF ALMAREZ, VI CONSEUGRA. ■iVi vrienden, Broeders treed nader.... Gy allen deeldet raeermaalen gevaaren en eer met my, ontvangt dan nu ook daarvoor den hartelykften dank en mogelyk de laatfte handdrukking van ulieder Vriend Confeugra. (Hy reikt eiken Ridder de hand toe.) Onverfchrokken ga ik naar den Oord, alwaar gevaaren op my wachten, en ik veelligt onder de zwaarden der Saracenen myn graf vinden zal: gerust zie ik deez'oogenblik tegemoet, daar geene onbetaalde burgerplicht myne ziel bezwaart... Hoort gy dus eenmaal de maare mynes doods, zo zy u (tegen den oudften Ridder.) als den oudften en beproefdften Medgezel mynes levens, vaderlykezorg envaderlyke plichten voor myne Cava opgedragen. Egbert van Mendoza is van myn' laatften wil breeder onderricht, en zal u denzelven alsdan bekend maaken. Sterft gy voor dat myne wenfchen vervuld zyn, zo treede een van u allen (tegen de overigen) in zyne rechten.,.. Uwe Ridderplicht en liefde jegens my borgt my voor de oprechte ver-  TREURSPEL. 55 vervulling myner wenfchen. En nu Vrienden, Broeders! De Hemel befcherme u allen! Hier of ginds (ten Hemel wyzende.) zien wy elkander eens gelukkig weder»... Vaartwel, en herinnert u dikwerf Confeugra's laatlte bede!.. . (De Ridders vertrekken allen uitgenomen Egbert.) Egbert! Roep Cava,- ik wil haar voor de laatfte maal zien, zegenen en aan dit vaderlyk hart drukken, dat alsdan minder beklemd van zyn ander ik fcheiden zal. (Egbert vertrekt.) TWAALFDE T 0 O N E E L. de graaf van conseugra, egbert en cava. conseugra. (gaat eenige maaien in de diep lle zwaarmoedigheid de Zaal rond, werpt zich vervolgens in een- Stoel aan eene Tafel en leunt met de hand onder het hoofd. Hierop komt Cava, geleid door Egbert; zy vliegt naar haaren Vader en drukt zyne hand vuuriglyk aan haaren boezem. ■ cava (na eene kleene tusfehenpozing-) Myn Vader! conseugra. Cava, eenigfte vreugde van myn ouderdom, God zegene u!... Uw Vader moet u verhaten —• veelligt voor eeuwig; maar Hy die hier boven woont zal u niet verhaten, neen hy zal u een Vader zyn, wanneer ik 'er ook niet meer ben; kwel u dierhalven niet om myne afwezigheid , beste Dochter ! uwe kinderlyke liefde D 4 ver-  5et in ftaat ben eene enkele fyllabe uwer woorden te verklaaren, of welk een boofe geest heeft den vrede uwer ziel geftoord?.... cava. (Jlaat driftig op.) Nu zo hoor; maar wapen u te vooren met gelatenheid, dat uw bloed niet opziede, en uw verftand bedwelme. egbert. Het moeten vreeslyke dingen zyn welke gy my te ontdekken hebt; fchrikkelyke woorden verwacht ik.... cava. Ja wel vreeslyke, fchrikkelyke dingen!.... (lang' zaam met eenen ftaatigen ernst.) Ik ben voor u — Gy voor my, voor eeuwig verloren!... Roderich.... Tyranncn kennen geene onfchuld — kwam gisteren hier; deezen nacht had hy zyn flaapvertrek naast het myne; ik alleen, — opgefloten in myne kamer, hy — zo edel by dag, en zo helsch vermetel om middennacht.... egbert. (haar fnel in de rede vallende.) Houd opl houd op! ik kan dit vreeslyk raadzel reeds oplosfen.! cava. By den eeuwigen Rechter der waarheid! by het verlies myner zaligheid, zo ik eene enkele fyllabe onwaarheid fpreek, zweer ik u den plechtigften eed: dat ik onfchuldig ben en my zelv' niets te verwyten heb!.... De gedachte aan u, Egbert, — helaas nu niet meer myn Egbert! — fpande allen myne krachten tegen hem; F 4 woe-  83 CAVA van CONSEUGRA, woedende was myne hand, fchuimendje myn mond, en wanhoop myne (tem, waarop echter niemand acht floeg, dewyl men waarfchynlyk alles verwyderd had; maar, wat vermag een Meisje tegen eenen verhitten wellusteling!.... egbert. O Gy heilig offer van een onvermydelyk .noodlot, wie kan u hooren, wie u zien , zonder eerbied voor u te gevoelen! Eene deugd, als de uwe, door barbaarfche handen onmagtig gemaakt, en eindelyk te ondergebragt, blyft zelfs na haaren val nog Deugd!.... CAVA. Zal de waereld ook zo oordeelen ? egbert. Maar ongeflraft zal hy dit niet gewaagd hebben, die Vorflelyke Roover, by den Hemel niet! dit zweer ik hem!.... Duizendvouwige vloek, hellen-angst, en een eeuwig verderf over hem en zyuen fchelmachtigen vertrouweling!.... Gebrandmerkt moet myn naam, ja myne namekomelingfchap met eeuwige fchande bevlekt zyn, zo ik ruste alvoorens my op hem gewroken te hebben !.... Nu, Cava, ontvlucht met my dit roovers hol; geen ftap weder aan het Hof.... Eene al te fnelle wraak zoude mogelyk eene weldaad voor hun zyn; niet zo, gy, ik, en uw Vader zullen dezelve langzamer hand uitvinden.... Maar wie zal intusfchen uwen Vader de treurige tyding deezer fchandelyke daad melden? CA-  TREURSPEL. 8* CAVA. Dit is reeds gedeeltelyk gefchied. (Zy toont Egbert. eeri Brief.) (Na eene tusfchenpozing.) Egbert! out vang den laatden kuscb der liefde; dezelve ontfla uw hart van den eed aan my gedaan, en van de plichten eener eeuwige trouw; ,doch, zo het mogelyk zy, trede zuivere vriendfchap in de plaats der liefde, en de hartelyke handdrukking van den Vriend verzachte de fmert over het verlies van den beminden , van mynen Egbert! (Zy zinkt in Egberts armen.) egbert. Vervlogen zyn dus alle de heerlyke uitzichten eener gelukkige toekomst! Een woedende Orkaan verwoeste het veelbeloovende, in, den fchoonden bloeisfem (bande zaad, toen het byna ryp ter oogst was, en verydelde dus de fchoonde hoop van den zo yverigen mij er.... Ongevoelig voor elke toekomltige vreugde, vloeije myn leven onder geduurigen dorst naar wraak heen ; elke gelegenheid, welke nutloos voorbygaat, betaale ik met myn bloed, totdat het geringde aandenken aan deeze daad en derzelver dichters van de aarde verdelgd zyn!.... cava. (her/lelt zich een weinig.) Ridder! Zie hier de tyding aan myn Vader (Zy geeft hem een open Brief.) Wilt gy my den dienst bewyzen, en dezelve zo fpoedig mogelyk in eigen perzoon overbrengen ? F 5 eg.  oo CAVA van CONSEUGRA, egbert. Daar op kunt gy u verlaaten!.... cava. Die goede Vader mogtna het ontvangen deezer treurige tyding troost behoeven; daarenboven weet ik niet wat ik in wanhoop gefchreven heb,leesderhalveneerst, en maatig elke uitdrukking , welke den Grysaart te veel zoude kunnen verfchrikken. Lees, en fpoed u!... egbert. (leest.') „ Gave de Hemel, dat de aarde zich ondermynevoe„ ten opendeen my in haaren afgrond fleepte, zo ware „ ik niet genoodzaakt u zulk eene wreede tyding te „ melden, die gewis uwe ziel in eene eeuwige droefheid ,, dompelen zal. Myne traanen vloeijen onophoudelyk „ op dit papier neder, en worden zichtbaare fpooren myner fmerte, myner wanhoop. Van fchaamte zoude „ ik vergaan wanneer ik zweeg. Met één woord: Uwe „ Dochter, het eenigfle voorwerp uwer tederheid, is ,, door Roderich onteerd, ja op eene geweldaadigewy„ ze van haare onfchuld beroofd.... Indien gy uwen „ plicht niet wilt vergeten, zo Behoef ik u nietteherin„ neren , dat deeze daad uwe gloeijende wraak ver„ eischt, en men den laatften tak van den ftam der Con„ fcugra's niet ongeftraft zo zwaar beledigen mag. De „ tyd mag niet openbaaren, het geen thans nog ver„ borgen is, alvoorens gy niet eerst uwe Dochter van „ eenen hoon redt, welke haar ondraagelyker dan de dood zelfs zyn zal.... ca.  TREURSPEL. 91 CAVA. Nu, voort! voort! naar myn Vader! byjuwe terug, komst vin.dt gy my in de ftad.... Voort, Ridder', voort. Ik moet my een weinig herfiellen, want het gevoel myner ellende ligt fchriklyk zvvr.ar op my..,. Vaar wel en draag zorg vo&r myn' Vader.... (Zy vertrekt.) De Hemel fchenke u rust, myn ongelukkige Cava! (JJy volgt haar.) FT F D E T O O N E E L. DE KONING etl ALMAREZ. (Het Tooneel verbeeldt eene Kamer in het Koningklyk Paleis.) DE KONING. Vraag niet verder, Graaf! Gaarne wenschte ik Angeheele geval voor my zeiven te kunnen verbergen. Hoe jammerend lag dat geheele meesterftuk der natuur voor myne oogen.... Ha! by dat gezicht beefde myne geheele ziel: het geweeten wekte myn denkvermogen we. der op, eene hevige benaauwdheid overviel my, ik weende eene heete traan op den verlïyfden mond dier fchoone, en vermogt toch niet haar het geroofde weder te geven. Schrikkelyk was de aanblik, hoe haar anders zo zacht gelaat nu in razerny veranderd was,haare oogen vol gloeijende verteerende traanen Honden, haare wangen zo bleek waren, en hevige ftuiptrekkingen baa- EGBERT. re  02 CAVA van CONSEUGRA, re lippen uitrekten: O Almarezf gy hebt my een vreeslyk genoegen veroorzaakt, O, mogt gy dit ook verantwoorden !... almarez. Dat zal ik doen, genadigfte Koning, zo gy my flechts verder uwe genade bewyst. Het weinig jammeren van Cava zal wel ophouden, zo het haar al ernst zy; veelligt is het ook maar fchyn, en de gewoóne kunstgreep' der vrouwen, wanneer zy verlangen dat wy hun na het genot nog hoogachting zullen bewyzen. Eigenbelang is immers de hoofdftof, waaruit de Mensch gevormd is: Kan men dus een Meisje kwaalyk nemen, wanneer zy voor haar toekomend fortuin bezorgd is? de koning. O Ware dit alles zo! Bezat ik waerelden, zweeren wilde ik, dat dezelven haar zouden toebehooren!... almarez. Waar toe zo veel? Cava zal gelukkig zyn, wanneer gy uit uwenhofftoet eenen echtgenootvoor haarverkiest. Glans en eer zy haar huwelyks gift; en wie zal een oogenblik in beraad liaan, om zich met den Ham der Confeugra's te verbinden? de koning. Hum! een zeer gewoon middel voor Cava's bevalligheden. almarez. Sire! de ge",voone middelen zyn de zekeiften. d e  TREURSPEL. 93 DE KONING. Gefield ook dit ware zo; wie vermag dan nog eene keuze voor Cava te beflemmeu? ALMAREZ. Plan en uitvoering eisfchen beiden tyd; moeilyk mogen dezelven zyn, maar niet onmogelyk; laat ons dit aan de toekomst overlaten; deeze kan voleinden, het geen wy flechts beginnen kunnen.... Elk wie vruchten hebben wil, moet eerst de bloesfem afwachten. DE KONING.| Vindt men met dat al ook geene* gewasfen, welker voortreffelykheid daar in beflaat, dat zy bloesfem en vruchten te gelyk draagen? ALMAREZ. Mynen eerbiedigden dank voor deezen wenk; ik zal trachten my denzelven, tot uwer Majesteits genoegen, en nutte te maaken.... Doch myn Koning veroorloof my flechts eene bede. DE KONING. Wel nu? ALMAREZ. Zoek u zeiven te vervrolyken. Wat kwelt gy u wegens een' flap, welken gy, hoog genomen, alleen te vroeg gedaan hebt, ondertusfchen zyn 'er gevallen in welken men niet te fnel handelen kan Behaagt het u, voor dat het hof by een komt, nog een wyl op de Jagt te gaan of eene kleene wandeling te paard te doen?.... Uwe Majesteit fcheen by het fnelle ryden van  94 CAVA van CONSEUGRA, van Almarez lusthuis henvaards, het fchoone van den morgenftond niet te bemerken; dezelve is wezentlyk fraay, en de betoverende fchoonheden der natuur zyn zo juist daartoe gefchikc om ons zeiven by hetbefchouwen daarvan zo geheel te vergeten. de koning. Hy alleen gevoelt dezelve» in haare geheele verheven. Beid, wiens hart zuiver en onbevlekt is; voor my, die Cava's onfchuld ondermynde, haare kommerlooze dagen Hoorde, en haar elke vreugde door het boeten myner fuoode lusten fchandelyk roofde, voor my is nergens rust te vinden.... Ga, Graaf, laat my alleen, tot dat ik u roep! almarez. Qer zyde.) De eerfle opwelling van het berouw na eene voldaane hartstocht: geen nood, ook dit zal wel bedaaren. (JJy vertrekt.) ZESDE T O O NE E L. Zde koning, o fnel volgt martelende onrust eene ongelukkig geboete lust!.... Dat zelfde bloed, welk nog voorkorten bruisfehende van liefde my in het genot het grootfle geluk voorfpelde, vervoert my weinige oogenblikken daarna tot wanhoop en Helt myne verbeelding duizendvouwige fchriktooneelen voor. Warm ftraalde het zelve, toen ik nog alleen begeerde, maar heet, even als de hit-  TREURSPEL. 95 hitte der koorts, vliegt het door myne aderen, nadat ik nam!.... Was het oogenblik des genots, welke ik niet vrolyk, niet gelukkig noemen mag, was dat oogenblik wel de martelende kwaal van dit my thans vervolgend berouw waard!.... O Almarez! Almarez, zoek my nimmer weder door uw Sireenengezong in flaap te wiegen, ik mogt u daarvoor eens niet naar uwe wenfchen bcloonen!.... ZEVENDE TOONEEL. de koningin, de koning. Vde koningin. \ ergeef my, myn Gemaal, zo ik 11 ftoore. De fchoonheid en de gewichtigheid van deezen dag wekten my reeds vroeg, en onmogelyk konde ik my zei ven het vermaak weigeren, van de eerde te zyn die u met het deelnemendfte hart geluk met uwen geboortedag wenscht; dubbeld gewichtig is die dag voor my, daar het dezelfde is, die my raynen Koning myn' beminden Roderich ten Gemaal fchonk. de koning, (verlegen.') Ik dank u. (Hy keert zich om, om zyne verlegenheid te verbergen?) de koningin. Is Roderich ontevreden, dat de liefde zyner E°iIone hem zo vroeg verrast? Vergeef het uwe welmeeuende gade, dat zy het lastige gebruik van het ceri. mo-  o6 CAVA van CONSEUGRA, mouieel te buiten gaat en by haar gevoelig hart vergat, dat Vorftinuen niet handelen mogen, als andere goede vrye menfchen Eenige oogenblikken laa- ter, dacht ik, is Roderich van eene menigte hovelingen omringd, die hem met fierlyk beftudeerde ge' lukwenfchen zo zeer bedwelmen zullen, dat een hartelyk gefpmken woord zyner Egilone niet eens in zyn oor, veel minder in zyn hart, dringen kan; van daar .myn vroeger bezoek, het welk de Koning niet fchynt te billyken. DE KONING. Gy doet my onrecht, Vorltin, wanueer gy my van koelheid jegens u befchuldigt.... Of van ontevredenheid over dit bewys van uwe liefdé my waards.... onaangenaame gevallen , die den Regent geduurig vervolgen, maakten my misnoegd, en gaven mogelyk aanleiding om myne Egilone by haare aankomst te doen gelooven, ik ware koel omtrend haar. DE KONINGIN. Dit is dan zo niet?... Dan gevoel ik my uitermaa.ten gelukkig!.... Gelukkig, zeg ik, dewyl myne droefgeestige voorgevoelens en onaangenaame droomen my als dan geene wezenlykheden doen vreezen. DE KONING. Voorgevoelens?.,., onaangenaame droomen?.... Hum ! nimmer nog vernam ik, dat Spanjens Vorftinzich met zulke gemeene hersfenfchimmen bezig hield; ookbegryp ik niet, hoe myne liefde voor u met uwe droomen in verbinding (laan, dit wenchte ik wel te weten. de  TREURSPEL. 97 DE KONINGIN. Vooraf fineek ik om vergeeving , by aldien myne angstvallige zorg voor uwe rust my de zaak in eene ernftigere gedaante affchilderde , dan dezelve wezenlyk is.... Voor eenige uuren zat ik eenzaam op myne kamer, verzonken in befpiegelingen over de waarde van het geluk, van Roderichs, des beheerfchers van Spanjen, Gemaalin genoemd te worden. Myne ziel fchiep zich duizend nieuwe tooneelen van vreugde aan de zyde van mynen Roderich, waar op ik in flaap geraakte. Dan zelfs in mynen flaap fchilderde my de droom , de plans, welken ik waakende gevormd had, met de fchoonfte koleuren af. Hoe lang deez' verrukkelyke droom duurde, weet ik niet; want eensklaps zag ik my omringd van eene ontelbaare menigte menfchen, die over hunnen Vorst rechtdag hielden.... De perzoon van dien Vorst geleek in veelen opzichten mynen Roderich. Een oud man trad te voorfchyn; en klaagde den Vorst aan, dat deez' hem een kleinood ontroofd had, het welk zyn geheele rykdom , zyn eenigfte geluk geweest was; by voegde 'er by, deeze daad ware zo veel te fchandelyker, dewyl de Vorsc hem duizendvouwigen dank fchuldig was, omdat hyhem, met gevaar van zyn eigen leven, meer dan eenmaal het leven gered had; dat de Vorst deeze daad juist ter zelfder tyd verricht had, op welk' hy aanklaager, ter bevoordering van 's Vorften geluk afweezig was: Hierop eischte hy van de Vergadering dat dezelve hieromtrend uitfpraak zoude doen G DE  o8 CAVA van CONSEUGRA, d e koning. Verder! de koningin. Ik vrees dat bet u zal vermoeijen, dus kortelyk het einde: Een man, bedreven in alle de intrigues van het hof, trad ter verdediging van den aangeklaagden te voorfchyn, bragt eene menigte fchyngronden by, maar niemand gaf op dezelven acht, want het bleek, dat deez* verdediger zelfs raadsman en beftuurder dier onnatuurlyke daad geweest was. Van alle kanten hoorde men de woorden: Opftand! Oproer! Dood!.... Nog eenmaal waagde het de Verdediger, de vergramde menigte tot bedaaren te brengen , fprak van de onbeduidendheid der misdaad en des aanklagers in vergelyking van den aangeklaagden, maar allen riepen? dat zelfs de geringde in den Staat op de ftrengfte gerechtigheid aanfpraakhad, en tegen alle aanvallen en onderdrukkingen dermagtiger befchermd worden moest. Hier op volgde een tooneel van oproer, en.... de koning, (yerfchrikt.') Nu, en.... de koningin, (zyne verlegenheid bemerkende.') Ik ontwaakte. de koning. Een zonderlinge droom!.... de koningin. Zo het u behaage, houden wy hier van op. Dit oti. derhoud kan u niet aangenaam zyn, myn waarde Ge. maal  TREURSPEL. iïiaai, en uwe Egilone wenscht niets vuuriger, dan dat de huidige dag voor u een ongemeen gelukkige en vrolyke dag zyn mag.... De fnelle terugkomst van deri Graaf van Confeugra is waarfchynlyk een vrede-boodfchap uit Afrika ? de koningi (uitermaaten ontjleld?) De terugkomst van den Graaf van.... de koningin. Confeugra!... Weet Uwe Majesteit zyne aankomsï nog niet?.... Men zegt dat hy, een uur omtrendgeleden, vergezeld van eenige Ridders alhier in de refideritie aangekomen zy. de koning, (verbaasd.) En hier van weet ik niets ? (Hy roept naar buiten.) . Graaf Almarez! de koningin, (yerfchrikt.) Wat deert u, myn Gemaal? Gy zyt doodbleek, was deert u? AGT S T E T O O N E E L. de voorigen en graaf almarez. almarez. W at beveelt myn Koning? de koning, (als te voren?) Gelei de Koningin naar haare Kamer, en kom daatna onverwyld weder hier. de koningin, (op eert amgstvalligeH toon?) Roderich! Ga üüï  150 CAVA van CONSEUGRA, de koning. Ga, Egilone, ga!.... de koningin. O Hemel! welk een (lorm dreigt my! (Zy wordt door den Graaf Almarez weggeleid.) NEGENDE T O O N E E L. f., de koning. V^onfeugra hier?... Hier, zonder dat hy bevel tot zyne terugkomst ontving!.... Hier, juist op een' tyd, dat ik hem liever in den afgelegenden hoek van Afrika wenschte?.... Van daar dus myne voorige hartkloppingen, myne onrust!.... TIENDE T O O N E E L. DE koning en graaf almarez, f. _ almarez. LAv Majesteits voorig haastig bevel , en het beeven der Koningin doet my een gewichtig onaangenaam voorval vermoeden. y de koning. Spreek, Graaf! maar openhartig, hoe liefuookuwleven zy: Weet gy niet, dat Confeugra in de redden. tie teruggekeerd is? Weet gy ook niet met welk oogmerk deeze fpoedige heimelyke terug reis ondernomen zy? almarez. (verlegen ) Sire! de toon, op welken gy my dit vraagt,verfchrikt my  TREURSPEL. 101 my even als de zaak zelve.... Dat Confeugra hier is, zon. der dat ik 'er het geringde van vernam, verrast myeven zeer als uwe Majesteit; waarom hy hier zy, zulks blyft voor my een raadfel! de koning, (driftig) Voor my niet!... OngetwyfFeld zal hy van Cava's toedand onderricht, en hier haen gevlogen zyn om fchrikkelyke rekenfchap te eisfchen. almarez. Veroorloof my, dit vermoeden intwyffel te trekken. Hoe ware het mogelyk , dat hy door Cava van dit geheele voorval onderricht zy, daar zy waarfchynlyk over die geheele zaak veel liever eenen dichten iluijcr zal willen trekken, dan dezelve ruchtbaar maaken. Maar gedeld al eens, de oude ware van de geheele zaak onderricht, en wilde de rol van den drengen zedemeester fpeelen, dan zyn 'er honderde middelen om hem den mond te doppen, by voorbeeld, waarom verliet hy zonder verlof zyn' post, en keerde terug? verzuimde daardoor veelligt de gelegenheid om de muitelingen te tuchtigen ; of moet die veeleer Heilig verzuimd hebben* Maakt hem deez' onbezonnen dap niet tot een' daats' misdaadigen, en mag men nog in beraad ftaan om hem als dusdanig eenen te behandelen ?.... de koning. Duivel! Gy zyt een meester in 't valsch dobbelen , als 'er zielen op 't fpel daan. G 3 al-  f*s CAVA van CONSEUGRA, almarez. Uwe Majesteit believe flechts in 'toog te houden, dat de ftaat van menige zaak het fnelfte en bepaaldfte befluit vordert, en dat ingevolge van dien Confeugra's heimelyke plotzelyke gevangenneming ons voor alle onaangenaame verklaaringen en derzelver gevolgen beveiligt, de koning, (driftig.) Neen, Almarez! geenzins wil ik misdaad op mis* daad hoopen. Uw raad is vuilaartig, duivelsch ! almarez. Geloof my, myn Koning, uwe rust en tevredenheid zyn het alleen, welken ik by het geven van dien raad voor oogen had, en,... de koning, Het zy zo!.... Ik zal uw oogmerk niet onderzoeken; maar uw voorflag, met betrekking tot Confeugra, deugt niet.,,Laat hem vry gaan, tot dat hy zich zelv' aandiene; maar verneem in 't geheim naar de rede van zyne komst herwaards, en breng my fpoedig zekere tyding, (Hy vertrekt.) ELFDE T O O N E E £, de graaf almarez. /\hnarez, Almarez! men begint te argwaanen, dat gy by dêcze historie nog iets meer, dan het vergenoegen van uw Heer bedoelt, en deeze ontdekking van denKoi',i.\ig doet de fchaal van uw geluk aanmerkelyk wanneten,».  TREURSPEL. 103 len.... Doch dit zy zo! Al miste ik ook langs dee. zen weg het geluk van 's Vorften gunfteling te zyn, zo vond ik toch op denzelven het ^ekerfte middel ter voldoening myner wraak.... Een wys man maakt zich zei v' het tegenwoordig oogenblik ten nutte, terwyl eendwaas zich om het toekomftige en deszelfs gevolgen bekommert. Voor eerst dus den Graaf van Confeugra getoetst, en zyne oogmerken, namelyk voor zo ver dezelven tot myn plan dienftig zyn, den Koning geopenbaard!.... Is hy ten ftryde gewapend, wel aan! ik ook.. . Hy ftryde met de wapenen eener rechtvaardige zaak; ik dek my met het fchild der intrigue , en wond hem met het zwaard der Kabaal; of hy vóór of achterwaards den doodfteek ontvange, zulks is my even veel; zo hy maar valle, en zyn bloed den laatften vonk myner gloeijende wraak blusfche! QHy vertrekt.) Einde van het vierde Bedryf. G 4 VYF-  io4 CAVA van CONSEUGRA, VYFDE BEDRYF. (liet Tooneel verbeeldt eene Kamer in het Huis van den Graaf van Confeugra.') de graaf van conseugra. (gaat in diepe ge\%rr dachten rond.) Waarom woelt het bloed door dit oude ligchaam, Waar het federt lang zo bedaard heen ftroomde?.... Is het de eerftemaal, dat ik bedrogen, fchandelyk bedrogen wierd ? Is het de eerfte maal, dat myne goedheid, myne hartelyke liefde tothetmenschdom op eene wreede wyze misbruikt wierd?.... Neen, oneen! Reeds te dikwerf beloonde men my met ondank; maar nimmer verwondde my nog iemand zo onverwacht zo doodelyk, als deeze flang , deez'helfche roofvogel, deeze Roderich my thans doorwondt!.... Ha! hoe ontroert myne ziel by het noemen van den enkelen naam!.... Zorgeloos droeg ik den wreedaart myn onfchuldig kind op, om het tegen alle gevaar te befchermen, met duivelfche vriendelykheid beloofde hy mydit; maarnaauwlyks had hy het in zyn geweld, of zyne helfche wellust worgt reeds het weerlooze Schepzel.... O Hemel! Hemel! O gy Wreeker der onfchuld , die daar boven woont! gy zaagt die fnoodheid, kent den vermetelen fnoodaart, wees gy Rechter, en onderlteun my den EERSTE TOONEEL. uit-  TREURSPEL. uitvoerder van uw ysfelyk maar rechtvaardig oordeel; laat hem en zynen vuigen koppelaar, in dubbele maate de folterende angst van een met zonde belaaden, en wraak duchtend geweeten gevoeleu, eer dat uw wraak zwaard hun en hun aandenken van de aarde verdelge! (Hy valt afgemat in eett leuningftoel neder.) TWEEDE T 0 0 N E E L. EGBERT VAN MENDOZA, ZES OUDE RIDDERS, en GRAAF VAN CONSEUGRA. DE OUDSTE RIDDER. v_onfeugra, zie hier uwe vrienden, welken gy door Egbert van Mendoza hebt laten ontbieden. Uwe onverwachte terugkomst heeft ons verrast, even zeer als ons overhaast ontbod by u ons ten fterkiten verontrust. Ik dank u voor ulieder bereidwilligheid om aan myne bede te voldoen.... Zet u, en luister met alle aandacht naar het geen , waar over ik ulieder raad en oordeel verwacht. (De Ridders zetten zich.) En uitfpraak te doen over eene zaak welke der menschheid ten fchaude verftrekt? dezelve zo ter harte te nemen en te vonnisfen , als zulks edeldenkende ridders G 5 en CONSEUGRA. DE OUDSTE RIDDER. Wy zyn bereid te hooren. CONSEUGRA.  io6 CAVA van CONSEUGRA. en mannen van eer, die gevoel voor deugd en edelmoedigheid bezitten, voegt en betaamt .... ■ alle de ridders. Zo waar, als wy wenfchen eens in de laatfte oogenblikken van ons leven troost van den Hemel te erlangen! conseugra. Na deeze verzekering. Ridders, vraag ik U: wie van olieden is 'er die in ftaat zy, eenen enkelen vlek op het gedacht der Confeugra's aantetoonen, federt den dag op welken men het eerst den naam van Confeugra uitfprak tot. op den huidigen, op welken deeze vraag aan u gefchiedt?.... de oudste ridder. Neen, by myne ridderlyke eer zweer ik, niets is my bewust, het geen flechts de geringde vlek op uw geflacht werpen kan.... Edel en dapper waren uwe Voor. vaderen; edel en dapper hunne nakomelingen, dit leert ons de gefchiedenis; niet minder edel en dapper was onze Julianus van Confeugra, zie daar het eenpaarig oordeel deezer Natie, rechtfchapen,en edelmoedig: dit zyn de loftuitingen uwer overwonnenen!.... Wie van u Ridders, vermag het tegendeel te bewyzen , hy trede te voorfchyn, en befchaame my. de v y f andere ridders. Niemand!.... een der ridders. Verachting treffe hein, die uit nyd Confeugra's verdienden miskent; wraak over hem, die zyne handelingen laakt! a l-  TREURSPEL, 107 ALLE DE RIDDERSDU zweeren wy! CONSEUGRA. Ik dank' u, Broeders, voor uwe goede gevoelens ten mynen opzichte; maar overhaast u niet; onderzoekt zorgvuldig, of gy op de loopbaan van myn eigen leven, geene wand.aaden of hier of daar handelingen ontdekken meugt, welken den rechtfchapen man en Ridder niet betaamen? of gy in het geen ik voor Roderich en den Staat verricht heb foms eenige boosheid, eigenbelang, of ook het geringfte verzuim in de uitoefening myner plichten vinden kunt.... My zelv' legt 'er ten fterkften aangelegen, eene oorzaak te ontdekken, om welke men in ftaat zy eenen ondankbaaren wegens een fchandelyk guitenftuk te verfchoonen; dierhalven bid ik u, ja ik bezweer u, overhaast uniet, maar beproeft naauwkeurig en fpreekt vry! DE OUDSTE RIDDER. Wat my aanbelangt, al wilde ik jaaren lang my met dit onderzoek bezig houden, en met moeite fchyugronden te voorfchyn zoeken, om uwe handelvvyzeverdacht te maaken, zo ware ik 'er nogthans niet toe in ftaat. De geheele natie zowel als uwe eige handelingen zouden my ten fterkften logenftraffen. Ziedaar myn oordeel, welk ik tegen een' yder bereid ben ten allen tyde mee myn bloed te verdedigen Wie van ulieden (tegen de overige Ridders.) denkt anders?.... DB  io« CAVA van CONSEUGRA, de overige ridders. Niemand! de tweede ridder. Wy allen waren getuigen van het geen gy voor Rode. rich gedaan hebt, hoe gy den dood zyn's Vaders aan den Wreedaart Witiza gewroken, dien tyran ter neder geveld en dus het juk der dwingelandy van den hals des onderdrukten volks gewenteld hebt ; hoe uwe wyze voorzorg de fchreden van den Jongen Koning geleid heeft, zegen en welvaart in de verwoeste ilaaten weder herdeld hebt, hoe gy ten allen tyde hebt gegeven waar gy recht had van te eisfchen, van te nemen, en na het afleggen van deeze getuigenis, welke uwe vrienden u uit overtuiging zo gaarne geeven, en die uwe vyanden verplicht zyn u te geven, co fmeeken wy u ons dien geenen te noemen, die het waagen durft het tegendeel hiervan te bewceren, en u voor dit alles met ondank tebeloonen.... conseugra. Roderich!.... alle de ridders, (uitgezonderd Egbert.) Wie?.... Roderich? ' conseugra. Ja, die barbaar treedt de rechten der menschheid met voeten, loont my alle myne opofferingen, alle de gevaaren, alle de .dienden welken ik hem met myn bloed bewezen heb , met den fchandeiykften zwartden ondank! Gy weet, dat ik eene dochter heb, dje voor my alles was, die l;et grootlle geluk myn's levens J uit-  ■ TREURSPEL. 100 uitmaakte.... Mag ik het algemeene geroep gelooven, zo was zy fchoon. DE OUDSTE RIDDER. Ja fchoon, fchoon zonder weérgae, onfchuldig en deugdzaam!.... CONSEUGRA. Dit zy genoeg.... Niets meer... flechts één oogenblik. (Hy gaai in een Zydvertrek, en keert dadelyk weder met Cava terug.') Schoon, zeidet gy, en deugzaam was zy, en zie haar nu ! (eene lange tusfchenpozing, in welke verwondering en ontfteltenis zioh op aller gezichten ver. toont.) Heeft zy nog een enkele fchaduw van het geen zy was ?.... DE OUDSTE RIDDER. Rechtvaerdige Hemel! welk' eene gedaante! CONSEUGRA. En wie vernietigde de bloem, welke ik zo zorgvuldig opgekweekt had?.... Roderich, wien wellust heiliger dan onfchuld, heiliger dan de plichten der dankbaarheid was, beroofde het meisje van haar maagdelyk fieraad; fnoode geweldadigheid verfchafte hem dat geene waarnaar hy ftreefde; de tederfte traanen der onfchuld vermochten niets op dien wellusteling, hy offerde dezelve aan zyne dierlyke driften op!.... en zulk een man zoude langer heerfchen? Zulke wandaadeu langer te dulden, dit heette de lankmoedigheid des Hemels misbruiken , ja deelnemer zyner wandaaden worden ; en hadden wy alsdan niet het grootfte onheil voor ons en  no CAVA van CONSEUGRA. en onze nakomelingfchap te duchten?.... Al wie zodanig omtrend dien geenen handelt, dien hy dank fchuldig is, als Roderich omtrend my , hoe zoude die tegen die geenen handelen, aan wie hy zich verbeeldt niets fchuldig tezyn!.... Vryheid, haave, goed en leven zyn een fpel zyner luimen en worden onbefchroomd ter bevrediging zyner driften gevorderd.... Welk' loon ver. dient zulk eene daad? egbert. (terwyl hy zyn zwaard trekt?) Roderich, der deugd ongetrouw, zy van nu af aan ook van den troon verdoken! de oudste ridder. Uw vuur, Jongman, is roemenswaardig, is edel, maar Voorzichtigheid en beleid bediere uwen wreekenden arm. cOiNseugra. (drukt wet zyn linker arm Cava aan zyne borst, terwyl hy zyn rechter in de hoogte [trekt.) Eeuwige Voorzienigheid! hoe konde gy de onfchuld Uwe befcherming weigeren?.... Gy hoort myn gebed, dit zegt my myn hart, en fcienkt eenen gryzen bekla* genswaardigen Vader krachtenom den vuigen booswichtte tooncn, dat hy uwe langmoedigheid vermoeid en uwen brandenden toorn heeft aangedreven....Olaatmy den handhaaver uwer wetten zyn; aan hem zy eene ftraf voltrokken , welken een' iegelyk, die het waagen durft de onfchuld te beledigen, met fchrik en yzing vefvulle! e g n e r t. (zich aan Cava's voeten werpende.) Plegtiglyk zweer ik thans den onverbreekbaaren eed j My-  TREURSPEL. ut Myne wraak bepaale zich niet dan met mynen laatlien droppel bloeds! CONSEUGRA. • Eer zal de waereld uit haaren aspunt treden, eer de Eeuwigheid in een louter niets terug keeren, dan dat myne wraak een' oogenblik fluiaieren zal!... O vreesly; e Sybille, waarom heb ik uwe voorfpelling niet geacht! en toch wasch ik myne handen in onfchuld. De deugd niet meer te willen vertrouwen, dit heette de Godheid in den uiensch verlochenen,* maar dat deeze deugd by Roderich flechts fchyn was, dit konde ik onmogelyk voorgevoelen; wie is 'er die in (laat zy het menfchelyk hart te doorgronden, daar dit alleen den eeuwigen Rechter toekomt.... Maar hy, die thans nog over dit onaf meetbaar ryk den Vorllelyken fcepter zwaait, zy van nu af aan vluchtende en zonder verblyf, hebbe niets waarop hy zyn hoofd gerust ter neder leggen kan! Een verachter der deugd, eenfchenderderonfchuld,een nooit verzadigde wellusteling kan geene vreugde aan zyn Volk hebben ; de harten der foldaaten zyn in myne macht: wat weerhoudt my.... DE OUDSTE RIDDER. Houd op, Vriend ! Uw fmart vervoert u. Hy alleen, die zelf vader is, mag het waagen het gevoel vaneenen zo diep gekrenkten Vader te bëoordeelen en deszei fs billyke wraak te bepaalen. Ik ben Vader, ben uw vriend, dit weet gy; dus zult gy den welmeenenden raad van uwen met u grys geworden Vriend niet ver- fuiaa.  na CAVA van CONSEUGRA, fmaaden. Ik verlang niet, dat uwe wraak fluimere; 'maar voorzichtigheid raade ik u. Eene zaak geef ik u flechts te overweegen naamelyk: of Roderich alleen of door aanfpooring en medehulp zyner kruipende en vleijende gunflelingen die fchandelyke daad beging, en ■ by aldien het laatfte waar zy, of alsdan niet het zwaarfte gedeelte uwer wraak dien fnoodaart treffen moet, die flecht genoeg was, om eenen zwakken Koning tot onnntuurlyke handelingen te verleiden?... Schandelyk blyft die daad altyd, en deeze fchande treft den daader; maar dubbele fchande treft dien geenen, die uit boosheid of eigenbelang zulk eene daad aanraadde; mogelyk wel zelfs de hand daartoe bood!.... En dan behoort gy te bedenken dat de misdaadige een gezalfde is, wiens onrechtvaardige handelingen wy, wel is waar, berispen en verfoeijen kunnen, maar waarover wy dewraakmoeten overlaten aan Hem, die ten eenigen tyde van hem vreeslyke rekenfchap zal eisfcheu van elke ziel, welke Hy hem toevertrouwde! egbert. En tot dien tyd zoude hy ongeflraft tegen de natuur en de rechten der menschheid zondigen mogen?.... Neen, neen! zyn val is bepaald en tegelyk die van zynen fnooden rotgezel, Almarez, die dit fchurkachtig plan ontwierp en met zyn fchandelyk wyf de handen ter uitvoering bood! conseugra. (die tot hiertoe in diepe gedachten ftond.~) Neen, Egbert, onze vriend heeft gelyk. Laat den wel-  TREURSPEL, t'lj wellustige zyn ellendig leven behouden, en zyn'afgod nog meer onfchuldige offers brengen, tot dat hy zat van genot, bëangftigd door een Zwaar beladen geweten, den weg der deugd zoekt, die alsdan voor eeuwig voor hem gefloten zyn zal. Martelende ziels angst zal h:m in den tuimel der toómeloosfte vreugde vervolgen, hem van zyn leger opjaagen , ja zelfs zyn gebed om rust ter godslastering maaken, en hem in de uure des doods geen' oogenblik verlaaten; O! zyn fcheiden van deeze waareld zal fchrikkelyk zyn; want de geheele ry zyner met onmenfchelykheden gekochten wellusten , zal zich in die oogenblikken met de ysfelykfle koleuren aan zyn geheugen vertoonen, en de ongelukkige offers derzelven, welken de wanhoop vroeger in de grenzenloofe eeuwigheid wegrukte, zullen hem ginds ontvangen en aan zyne duivelen overleveren. l> CAVA. Houd op, myn Vader! vloek dien geenen niet, dien Zyne daden zelfs veroordeelen. Ik vergeef hem alles, Hy moge zich door ernflige boete even zo zeker de vergiffenis van den eeuwigen Rechter waardig maaken, als ik hem de myne thans goedwillig fchenke.... DE OUDSTE RIDDER. Nu, Confeugra, fpreek! wat is uw voornemen ? CONSEUGRA. Ik ga by hem , fchilder hem zyne daad in haare geheele fchandelykheid af, zeg hem, dat Confeugra zich zeiven thans van alle plichten, jegens hem ontllagen eh vty reH kent»  H4 CAVA van CONSEUGRA, kent, daarna zal ik den uitworpeling van het menschdom, zynen koppelaar Ainrrez, opzoeken, en myne gloeijende wraak in zyn bloed koelen; wanneer dit volbragt is zal ik my e?n plekje gronds in de eene o'f andere woesteny uitzoeken, alwaar ik ver van de onnamurlyke menschbeid myne laatfte dagen kan doorbrengen, tot dat de fmerte my verteert, en de laatfte tak van het gedacht der Confeugra's, welken de hand eens fnoodaarts zo fchr.ndelyk van den ftam rukte, met my verwelkt en fterft!.... de oudste ridder. Bedaar, Vriend en kom met ons, om maatregelen te ben.amen conseugra. Neen, volgt my ! Ik begeef my onverwyld naar het hof. Men viert heden Roderich's geboortefeest; toomelooze vreugde en louter jubel zullen de harten der zwclgers hebben ingenomen; zy zullen niet voorge/oeen , dat hun rechter zo naby^hun is; ik zal hun verraslfeu; zal in hunne gevulde pocaalen alfein gieten, zal hunne ruisfchende vreugde in een treurmuzyk veranderen , het welk elk van hun zal doen fidderen en beeven1.... Kom, Cava! kom ongelukkige Dochter, Gy zult de Koningin van dit lykfeest zyn, en wie van ulieden myn Vriend zy, die volge my. alle de r id d ers. Wy allen in dood en gevaaren! (con-  TREURSPEL. iis (conseugra, draagt de machtelooze Cava van hetTooneel, de ridders, volgen hem?) DERDE T 0 0 N E E L. (Het Tooneel verbeeldt eene zaal in het koningklyk taleis.) de graaf almarez en de graavin. (treden binnen.) - de graavin. JNu, Almarez! wat wilt gy van my, waarom ileept gy my uit den kring der vermaaken hierheen?.... Verlangt Gy mogelyk, dat ik getuige ben, hoe dikwerf iti ejn oogenblik de koleur van uw gezicht verandert?... de graaf. Ellendige fpotterny!.... Befchouw liever, het geert 'er buiten ons omgaat, en toch onzen ondergang bevorderen kan. de graavin. En dat waare?.... de graaf. De onverwachte terugkomst van den ouden Confeugra, die zeker niet met oogmerk kwam, om ons te bedanken voor den vriendfchappelyken dienst , welkert wy zo ongevraagd zyne familie bewezen. de graavin. Is hy terug? wezentlyk reeds te rug. • • • H i de  n5 CAVA van CONSEUGRA», de *gr a Af. Hy is terug, zeg ik u.' Daar en boven zegt myn befpierier gehoord te hebben, dat hy de Raadgevers en helpers des Konings vreeslyke wraak gezworen heeft... Wat nu gedaan? Hebt Gy nog lust tot fpotten? de graavin. Waarom niet? Bravo! myn werk is byna voleind, gelukkig voleind! Weet kortziende hoveling, gy niet alleen handelde zo, om wraak uitteoeffenen; maar ook ik; geene enkele liefde voor u bewoog my om uw voornemen te begunfligen; maar om Cava ter neer te Horten, (zachter.) Den Koning door des Grysaarts woede te verdelgen, daarom bood ik myne hand ter uitvoering aan! Cava, dat onnozele fchepzel zo trots op haare deugd is reeds van haare hoogte neergeflingerd; de Vader is woedende en fchuimt wraak: heerlyk, voortreffelyk!.... Dan deeze wraak treffe ons niet; maar den trouwloozen Roderich, die alle mo°-elyke zaligheid der liefde in myne-omhelzingen fmaakte; maar nu ook de geheele wraak eener verlaaten verachte Vrouw gevoelen zal!... Voorzichtigheid echter is hoognodig; ik ga oogenbliklyk heen om alles tot de vlucht gereed te maaken, ingeval zulks nodig ware; gy, Almarez, blyf nog hier, zo lang tot dat gy eenig gevaar te duchten hebt; de gemoedige hoveling zal als dan nog wel een' fluipweg weten, langs welken hy het gevaar ontfnappe; daarna volgt gy my; en onze fchuilplaats zy Siërra Morena, alwaar FTttiza's zoonen, de recht-  TREURSPEL. 117 rechtmaatige erfgenaamen van deezen troon, in bet verborgen leeven. Welkom zal hun de tyding v n Ro 'e richs toeftand zyn , zy zullen zich met de Muuren verbinden , het gelukkig oogenblik ten nutte maaken en Roderich van zyne hoogte ter neder ftorten om dus haar rechtmaatig erfdeel weder te verkrygen: en wees verze' kerd ons geluk is volkomen.... Nu Almarez, wie van ons is leerling, wie van ons is Meester? Gy opgevoed by de kabaaien van 't hof, laat u thans doo reene vrouw befchaamen. Foei! niet zo moedeloos; waag nog de laatfte kans, dat is: ontfïeek Confeugra's en Egberts wraak zo dat dezelve in hevige vlam tegen Roderich uitberfte, en by aldien gy in ftaat zyt my de zoete ryding van Roderichs dood te brengen, dan zyt gy myner geheel waardig. Tot daartoe, vaarwel. (Zy vertrekt haastig.) VIERDE T O O N E E L. de graaf almarez. (ziet haar met ver• bazing na.) W aarlyk Wyf, ik gevoel my door u overtroffen! Satans fyn is uw finnen weefzel! maar of ik uwen wil opvolgen en het uiterftcn afwachten zal, dit is voor my eene zaak, welka overleg vereischt. H 3 VIT-  Ii8 CAVA van CONSEUGRA, VT F D E T 0 0 N E E L. de koning, almarez. Hde koning, oe is het Almarez ? welk naricht hebt gy wegens. Confeugra ? almarez. Sire! myn befpieder beloerde den ouden, toen hy v,oor weinige oogenblikken eenige Ridders raadpleegde, en bragt my eene tyding, waarover ik verbaasd ftond, maar welke door verfcheiden omflandigheden zeer geloofwaardig wordt. de koning. Welnu? almarez. Het zoude my zelfs zwaar vallen van Confeugra, die geftaag met zyne eerlykheid praalde, en het fchild der redelykheid voor elke handeling ten toonfpreide, eene zulke verradery te gelooven, indien niet.... de koning, (vol aandacht.') Zonder inleiding, ter zaak zelve! almarez. Geenfints was het het niets beduidend geval met zyne dochter, welk hem zo onverwacht zo heimlyk hier te rug voerde, neen maar eene fchandelyke verradery omtrend 'zynen edelmoedigen Monarch. Reeds federt een' geruimen tyd heult hy met Witiza's zoonen en, met den Calif 0  TREURSPEL. n? Calif Ulik door wiens mede hulp hy Roderich van den troon jaagen en Witiza's zoonen op denzelven plaatzen wil. de koning, (yerfchrikt.) Onmogelyk! almarez. Met myn leven borg ik u voor de waarheid!.... De hem toevertrouwde post in Afriki begunfligde de fpoe dige uitvoering vr.n dat plan, de Armee is op zyne zyde, en zyne eedgenooten hebben zich by het volk een' aanhang weten tebezorgen; door zyne tegenwoordigheid zoekt hy de overigen op zyne zyde te krygen, om des te zekerer zyn oogmerken te bereiken. de koning, (ten uiterften ontroerd.) Almarez! Almarez! deeze tyding doodt my!.. Wat middel om dit alles voortekomen, wat ftaat my te doen? almarez. Het gevaar , welk myn Koning dreigt, vordert de fpoedigfte tegenmiddelen.... Confeugra acht zich nog onbefpied; zyne gevangenneming, zo fpoedig en heim lyk, als mogelyk, kan veelligt den woedenden ftorm nog tegenhouden , ten minften dient zyn perzoon tot gyzelaar. Verleen my daartoe flechts volmacht... Ook is het getal uwer getrouwe onderdaanen nog niet zo kleen, dat zy niet in ftaat waren, de eerfte uitberfting der verradery moedig het hoofd te bieden.. Voor alle dingen het bevel tot de gevangenneming des aanvo?rers en zyner •eedgenooten, en daarna de benoeming van H 4 eenen  120 CAVA van CONSEUGRA, eenen getrouwen dienaar tot de post in Afrika, waar van zich Confeugra zo fchandelyk ter bereiking zyner oogmerken bediende. de koning. Handel onbepaald, Almarez, zodanig als uw bejeid en plicht zulks nodig oordeelt, en bepaal alsdan zelf uw loon! ZESDE TO O NE E L. een ridder en de v00rigen. Ede ridder, enige ridders verlangen met ongeduld den Koning te fpreken; den ouden Graaf Confeugra hebben zy aan 't hoofd? de koning. Die vermetele!.,.. Almarez, wat raadt gy my? almarez. (zich her ft ellende.) Sire! hy fpaart ons de moeite van hem optezoeken, en loopt zelf in het net.... Men neeme hem en zyne rotgezellen/gevangen, boeije hun en bewaakezenaamvkeurig, de koning. Maar..., almarez. (tegen den Ridder.) Breng hun onder voorwendzel, dat de Koning hun fpreeken wil , in de voorzaal , overval en boei hun daar; zodia dit gefchied is meld het ons en verwacht nader bevel, se  TREURSPEL. 121 de ridder. Goed!... (Hy wil gaan.) almarez. Draag zorg, dat geen hunner ontfnappe! de ridder. Laat dit aan ons over. (Hy vertrekt.) ZEVENDE T O O N E E L. de voorigen. (zonder den Ridder.) ^ almarez. L'e voorzienigheid waakt over de perfoon des gezalfden en levert de fchuldigen aan gekwetfte Majesteit zelfs in uwe wreekende handen. de koning. Die muiteling ware dus in myne machtj, maar wat nu gedaan? almarez. De voornaamfle (tap is gedaan, en dus de wegge» opend om fpoedig en zeker ons doelwit te bereiken.... Men heeft de muitelingen in naauwe bewaaring, om... (Men hoort van buiten een heevig gewoel.) de koning, (beangst.) Het gedruisch nadert, zo men hun eens niet overmeesterde?.... almarez. (insgelyks beangst.) Wees onbezorgd Sire!... moedig! want aan terugtocht is niette denken; de deur— (geduurende deeze redenen komt het gedruisch al nader.) H 5 AGT-  122 CAVA van CONSEUGRA, A GT S T E T O O N E E L. de graaf van conseugra CU de zes ridders nevens egbert en cava. (Dringen al vechtende met den lyfwacht des Konings de zaal in; De Koning en Almarez willen in een hoek van de zaal terug deinzen?) CONseugra. (die zyne dochter binnen droeg, zi e Almarez, laat Cava zinken die door Egbert opgevangen word , vervolgt Almarez tot voor op het Tooneel, al- Hwaar hy hem aargrypt en neêrfloot.) a, verdoemeling! ontvang het loon uwer gruweldaaden, en daal met ysfelyke zonden beladen ter helle, alwaar uwe duivelen hunnen bondgenoot verwachten! almarez. (terwyl hy nederzinkt.) Wee my !... Ach!... de koning, (tegen Confeugra?) Houd op, Barbaar! (Tegen dén wacht die nog aan den ingang van het Tooneel met de andere Ridders in gevecht is?) Staak het gevecht! (Het gevecht houdt op en dt wacht trekt op de zyde des Konings terug?) Wreedaart hoe ver dryft gy uwen wrevel?... voormyneoogen.... CONSEUGRA. Loonde ik den vuigen dienaar uwe wellusten! de koning. Gryze vcrrradcr, waag het niet, uw duivelsch ontwerp  TREURSPEL. 123 werp deezen draai te geven. Gy zyt ontmaskerd, uwe boosheid is aan den daggebragt, uw vloekgefpan met de muitelingen is ontdekt, en gy zyt in de macht van uwen beledigden Koning; vreez' voor myne wraak! CONSEUGRA. Ha! ik (pot met deeze ellendige uitvlucht!.... Om U ware het mogelyk tegeu myne wraak te beveiligen, en myne bülyke klachten niet aantehoaren, daarom bedenkt Gy thans befehuldigingen, die niet eenmaal verdienen wederlegd te worden; maar weet Barbaar, dit alles befchermt u niet; luid roepe ik over U en uwe handelingen ach en wee! uit.... Is dat eene Koningklyke daad, van heimlyk, in den nacht, even als een dief een weer loos meisje te overvallen en haare onfchuld aan zyne dierlyke driften opteofferen; den Vader met geveinsde vriendfchapsbetuigingen te verwyderen, en de onfchuldige Dochter haare onfchuld te rooven?.... De zegen, welken ik met hcete traanen van den Hemel voor u affmeekte, toen ik hiar.by myn vertrek, aan u,'Vlonder, ter befcherming aanbevool, zal de Rechter daar boven in drukkende vloek veranderen, aan Hem zy myne wraak en uwe draf overgelaten! DE KONING, Gefield, dat ik hier misdeed, zo Iaat zich deze misfiap nog verontfchuldigen; maar waarmede kunt gy uw varraderlyk eedgefpan TattfFi.'iza's zoonen uit de Ca.'.if Ulif en Muuren rechtvaerdigen? ik beledigde alleen u maar gy in my den Hemel, den Staat, uw Vaderlan 1! CON-  124 CAVA van CONSEUGRA, conseugra. Wie kan of durft my van de geringde afwyking va» myn' plicht befckuldigen? Wie my van vcrraadery overtuigen.? de koning. Dit doode Iigchaam, welk gy vermoorde, welk gy hier tot getuigen tegen u onbekwaam maakte , maar wiens bloed ten eenigen dage voor den algemeencn Waereldrechter teren u getuigen zal. conseugra. (Het lyk met yzing befekouwende.) Uy was het, die u deeze helfche leugen influisterde? Ha verdoemeling! ik raade uw oogmerk; door deeze be. fchuldigingen zocht gy my weerloos te maaken, voor de wraak te ontzenuwen, terwyl gy aanraadde om my te kluisteren Koning! By den Alwetenden zweer ik u: dat nimmer, nimmer eene enkele gedachte van ontrouw of verradery in myne ziel ontdond! Deeze Ridders, ja het geheele Volk roep ik op om tegen my te getuigen; luid fpreke elk, die weete dat Confeugra ooit zynen plicht vergat!.... de oudste ridder Wie was het Sire, die Witiza ftortte, en u op den troon plaatfte? de koning. Dat deed Julianus vfn Confeugra! maar.... de tweede ridder. Wie herdelde den vreede in uwe Str.aten, wie bra°,t voorfpoed en wclvar.rd? de koning. ConfrusraJ maar.... DE  TREURSPEL. 125 de oudste ridder. Door wiens medewerking hebt gy de liefde van uw Volk gewonnen ? wie redde in den kryg zo vaak uw Ieven met gevaar van het zyne? wie bevredigde het volk, toen het door de op een geftapelde belastingen, welken uwe uitfpattingen noodzaakelyk maakten, tot wanhoop vervoerd, in woede uitberstte en u met ondergang dreig, de?.... de koning, (befchaamd.) Dat deed Confeugra!.... Vergeef my, edele man, dat ik de woorden eener (lang gehoor gaf, en onrechtvaardig jegens u handelde. de oudste ridder. En waarmede beloonde gy den trouw van dien wakkeren Ridder, — van uwen weldoener ! conseugra. {brengt Cava ten voor fchyn en voert haar voor 's Konings gezicht.') Daar mede, dat hy de Dochter, den eenigen fchat des ouden Vaders, in deszelfs afwezendheid vermoordde!.... Schoon en heerlyk bloeide het meisje, de blydfchap van allen die haar kenden. Thans ftaat zy bleek , en onkenbaar daar , en haare gedaante perst bloedige traanen uit deeze gryze cogen , welken zy te vooren vreugdetraanen aflokte Zie Wree- daart, dit is uw werk! Zie haar recht aan en dit beeld derfmerte drukke zich onuitwischbaarinuweziel,* by elk toekomftig genot eener wellust dringe zich dit gezicht voor uwe oogen, en pynige u met hellenangst; mid-  lüS CAVA van CONSEUGRA, midden onder den zwymel uwer ruifchende vreugde klihke haar angftig fchfeijen > welk gy by her roovenhaareronfchuld niet achtte , u ysfelyk door de ooren. Elke beeker wyn , welke uwe wellustige lippen inflorpen, fmaake U bitter, want Cava's traanen moeten die voor u vergallen! en wanneer gy eens van dit nietig purper, welk uwe fchande bedekt, zult fcheiden, zo bedwelm e u het zieltoogen deezer dervende ongelukkige en verjaage elke toeroeping van troost van uwe ooren !.... Hoe gy op den grooten oordeelsdag met Hem vaardig wordt, die den Koning even ftreng als den bedelaar oordeelen zal, dit meugt gy zien! In zo ver hebben wy afgedaan. Myne eerposten en ampten geef ik u hiermede te rug; voor de waereld ben ik voordtaan dood, en dst door u! Myn ongelukkig kind zal ik aan de fchande haarer tydgenooten ontrukken, zy verkwyne haare nog overige levensdagen binnen de donkere muuren van het klooster! dit zy de laatfte plicht welken ik der menschheid betoone; zodra Jie volbragt is, zal ik voor my eene woesteny zoeken, en wilde dieren de ysfelyke waarheid leeren: Dat menfchen alleenlyk met ondank beloonen. (Hy wil met Cava Vertrekken.) DE KONING. Blyf beledigd Vader! verander uw vreeslyk befluit! het oprechtst berouw over het gebeurde doordringt my. ne geheele ziel, een duivel voerde my door listige begochelingen van den weg der deugd af; vervloekt zy myne zwakheid, dat ik hem volgde! Met het ernfiig be  TREURSPEL. 127 Unit to: verbetering, fineek ik u te blyven , myn raadgever en leidsman te zyn. egbert. Vader om mynent wille tot myn geluk bid ik u, herroep uw gezegde , om Cava in een klooscer te brengen! Geef haar aan my tot vrouw; gy hebt haar immers aan my beloofd: houd thans uwe belofte en geef haar aan my. conseugra. (volhardt.') Neen, Egbert, neen! egbert. Wat vermogt dit ongelukkig meisje tegen de boosheid an eenen zo machtigen roover ? waarom moet zy voor de fchuld boeten welke een ander maakte?.... Hebt gy nog het geringde vonkje liefdevoor my, zo geefhaar my tot echtgenoot! de koning. Confeugra, verhoor de bede.... conseugra. (valt hem in de rede.) Neen, zeg ik! Neen! Egbert, wilt gy u met eene vrouw belasten die door haar ongeluk uwe edele voorouders in hunne graven befchimpen, uwe nakomelingen ellendig en ten fpot van eiken jongen ridder maaken zoude? Kunt gy dat begeeren? cava. Neen, dat kan, dat zal Egbert niet begeeren! Goede, lieve Egbert! buig u geduldig onder het vreeslyk noodlot welk hier onze liefde niet wilde. Ontvang nog  1*8 CAVA van CONSEUGRA, nog den laatflen kusch van Cava, die zich met haaren Egbert zo zalig waande. (Zy vliegt aan Egberts hals/) (Eene lange tusfchenpozing.) En nu, verlaat, vergeet my voor eeuwig.... Het vroege einde myner dagen nadert met fnelle fchreden; ik ga u voor, om u daar te ontvangen, waar onj geene onraenfchelykheid en geen vloek fcheiden zal. (Zy reikt hem met een afgewend gezicht de hand toe.) Tot daar toe -• vaar wel! (Zy zinkt weer aan haar Vaelers borst.) egbert. Nog eenmaal , voor de laatfte maal bezweer ik u, Vader; verander uw fchriklyk befluit! de ridders. Confeugra, oude Vriend, laat u toch bewegen. conseugra. (woest.) Neen, neen, zeg il;! onherrocpelyk, vast en heilig is myn befluit; en wie het nu nog waagen durft, my te hinderen, dien treffe myn fchrikkelykfle vloek!... Egbert, herftel u, eer in deezen myaen wil, den wenk eener hoogere Voorzienigheid. Wees de erfgenaam myner goederen, en leer het voorledene vergeten. cava. (wendt zich angftig en benaauwd in de armen van haaren Vader om.) conseugra. Wat deert u, Cava? cava. (zwak en afgemat?) Niets!.... Haast zal ik beter zyn O , Myn Vader \ zelfs binnen de donkere muuren van het klooster zoude my  TREURSPEL. lfl, myne fchande volgen;.... Deeze wischt alleen de dood uit!.... De Hemel vergeve het my, dat ik der.z.lven bevorderde:.... ik nam vergift. ... allen. Vergift! conseugra. (/laai als verfïeendna een tusfckenpozing ) God vergeve het u! ... en eisfche deswegen rekenfchap van uwen moordenaar!.... egbert. Cava 1 Cava gy voleindt fchrikkelyk!... Nu d-.n met Cava te verliezen, is alle geluk, rust, en aardfehê zaligheid voor my voor altyd verlooren!... verdoemenis treife hem die deeze zaligheid verdoorde! Myne Wraak volge hem tot aan de grenzen der eeuwigheid! Vervloekt zy elk myner leden, dat ruste, voor dat deeze wraak verzadigd zy! (Hy omhelst de ftervende Cava, en vertrekt in de hevig/Ie woede.) cava. Vader!... Egbert!... Ontferming - Ont-fer-mingi (Zy Verft.) conseugra. (tegen den Koning.) Zie zo dryven uwe ondeugden uwe getrouwde vafal. len van u weg, en uwe wellust maakt hun tot muitelingen en vyanden.... Met affchuwen tegen u zal eens dnakomelingfchap in de gefchiedenis onze naamen Ie~ zen, die tot de eeuwigheid bloedige aanklagers uweronJiatuurlyke handeling zyn zullen. Eene leerryke waar fchouwing echter zal het voor uwe opvolgeren zyn; want  W CAVA van CONSEUGRA, want gy levert het levendigfle voorbeeld: dat verwyfdheid den Regent ten val brengt, en dat een wellustige op den troon , deszelfs grondvesten zelf ondermynt! (Tegen de Ridders.) Laat ons fcheiden, tot dat wy elkander1 in eene betere waereld wederzien. (Hy heft Caya op, en is van voornemen haar met zich te nemen?) de ridders, (omringen hem in het midden van het tooneel, en roepen allen?) Blyf Confeugra! de koning, (die tot hiertoe in droefheid verzon. ken ftond', keert zich nu ylings om9 faat zyne oogen op de groep, en roept met gevoel van de hevigfte fma'rt uit:) Ik ongelukkige! dit is myn werk!! (De Groep blyft, en het gordyn valt?) Einde van het vyfde en laatfte Bedryf.  DE JONGE RICHELIEU OF DE FRANSCHE LOVELACE. TOONEELSPEL. Naar het Fransch van DUVAL en MONVEL. te AMSTERDAM, by M Wed. J. DOLL, 1 7 9 7-   AAN M E J ü F V R O U W ? JOHANNA CORNELIA WATTIER, EERSTE ACTRICE VAN HET NEDERLANDSCH TOONEEL,  WORDT DIT STUK OPGEDRAGEN D 0 C 'i Haare Hoogachters en Vrienden* DE VERTAALERS.  DE JONGE RICHELIEU, OP DE FRANSCHE LOVELACE. T O ONEELSPEL. Naar hel Fransch VAN D U VA L en M ON VE L.  PERSOONEN. De Hertog de richelieu. arm and, Geheimfchryver van den Hertog. m. m i c h e l i n , Winkelier in Meubelen, in de Voor- fiad St. Antoine. Jufvrouw michelin, deszelfs Vrouw. Jufvrouw renatjd, eene Burger-weduwe; vriendin van Jufvrou-w Michelin. maria, oude Huishoudfler by den Heer Michelin. la fosse, Kamerdienaar van den Hertog. Een Knecht. Het Jiuk ff eelt te Parys, in het huis van den Heer Michelin, in het hêtel van Richelieu, en ineen afzonderlyk huis aan deezen Heer toebehoorende, en tot deszelfs geheime ver maaken beftemd. (*) (*>In 't Fransch ftaat, la petite maison de ce SeiSnew. Zy, die met Parys en de levenswys der lieden van de wereld aldaar, bekend zyn, verdaan veel beter den zin deezer woorden, dan wy in ftaat zyn door eene woordelyke vertaaling, die onverftaanbaar zyn zou, of door eenige omfchryvinS, in onze taal uittedruklcen.  Lk was op'tjpunt om mij met een misdaad te bezoedelen. sm marroe .'Xvcx&arGU, fïr&&rf*0tek   DE JONGE RICHELIEU, of de FRANSCHE LOVELACE. TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het Tooneel verbeeldt eene burgerlyke Zaal, zindelyk, doch eenvoudig gemeubleerd. Maria maakt het ontbyt gereed, van thee en kojfy, terwyl zy al praaiende de kcpjes uiimscht. Zy is netjes, doch met de groot/Ie eenvoudigheid gekleed. EERSTE TOONEEL. maria (alleen, en ziende op het uurwerk-) ^cht uurenc" jufvrouw koomt nog niet beneden- . ondertusfchen wordt myne thee, myne koffy en dies koud (zy gaal m dg opent dezelve en roept) Jufvrouw Michelin, het ontbyt wacht u al. (Zy koomt terug by de tafel en gaat voort met het uitwisfchen der kopjes) Wat Mynheer betreft.die is deezen ochtend al vroeg uitgegaan om zaaken van gewicht... en hy verkiest"niet, dat wy hem wachten Maar de jufvrouw, die h anders nooit gewoon zo laat opteitaan.... A's men zich zo aar, >t gemak gaat gewennen, dan moet 'er ^ 3 toch  4 DE JONGE RICHELIEU, toch de winkel om lyden.... (Zy gaat nogmaals naar de deur en roept) Jufvrouw Michelin! (Zy keert terug, en zegt onder het in orde fchikkenvan hel vertrek) Die vrouw heeft zedert eenigen tyd iets in het hoofd, dat haar hindert, en waar over zy zich kwelt. — Meer dan eens heb ik haar verrast, dat zy fchreide of gefchreid had. Zichtbaar verandert en vermagert zy— Dat alles is niet natuurtyk Ik zou wel lust hebben 'er haar naar te vraagen. — Maar neen, Maria! dat zou niet goed zyn. — Ik heb haar zien ter wereld koomen, zy bemint my, en het is haar niet onbekend, hoe lief ik haar hebbe; zo zy het een of ander geheim in haar hart heeft, en zy 'er my van zelve niet van fpreekt, dan heeft zy 'er zeker redenen voor , om het voor zich te houden; en haar lastig te vallen, om haar dat geheim te ontwringen, dat zou kwellen, en geene vriendfchap zyn. — Maar daar is zy — peinzend — droefgeestig — zy ziet my niet eens. — T WE EDE TOONEEL. Jllfv. michelin, maria. Jufv. michelin, (zy gaat langzaam voort — de oogen op den grond gevestigd. Haare kleeding is zo eenvoudig mogelyk ; zy heeft niets op het hoofd,') D rie maanden afwezig! — en geene tyding! zonder twyffel heeft hy zyn flachtoffer reeds vergelen ! ma-  TOONEELSPEL. 5 maria, (ter zyde.) Wat praat zy van flachtoffer? koom, ik moet immers niet hooren wat zy zegt, want zy fpreekt niet tegen my. Jufv. michelin, (fteeds vol gedachten.) En ik, ik denk onöphoudelyk aan hem! zyne beeldtenis vergezelt my overal, zelfs tot by mynen man — mynen man! God! hoe heb ik dien naam durven uitfpreeken ? maria, (ter zyde ) 6, Het is myne fchuld niet, dat ik dat gezegde daar gehoord heb. — Ik beluisterde haar waarlyk toch niet. Jufv. michelin. Welke droevige denkbeelden vervolgen my! welk een fchrikkelyk voorgevoel ontflaat 'er in myne ziel! Hoe zal de dag, die nu begint, voor my afloopen? zoude ik ten laatsten het einde myner Jangduurige fmert bereikt hebben? maria, (zy nadert Jufv. Michelin en zegt:) Spreek wat zachter, bid ik u, zo gy my ten minften niet in uw vertrouwen wilt neemen. Jufv. michelin, (zonder eenige verrasfmg te doen blyken, maar op den droefgeestigflen toon.) Zyt gy daar Maria? maria, (met een' diepen zucht.) Maar ! Hemel ja ! hier ben ik .. en wel zeer be• droefd van u zedert eenigen tyd zo naargeestig te moeten zien. A 3 Jufv.  6 DE JONGE RICHELIEU, Jufv. michelin, (op eenen kwynenden toon,) Hebt gy my verftaan? maria. Dat heeft flechts aan mf geftaan. — Maar ik heb u al fpoedig doen bemerken , dat ik hier was , uit vreeze , dat gy iets meerder mogt zeggen; om dat, ziet ge, als men in zich zelf fpreekt, is het tien tegen één , dat men zich ft.il zou houden, ais men wist, dat men zou gehoord worden. Jufv. michelin, (haar by de hand vattende.) Uwe nieuwsgierigheid zoude echter zeer natuurlyk geweest zyn. .. ik zou dezelve aan niets anders dan aan uwe vriendfehap voor my hebben toegefchrevcn. maria , (levendig en met aandoening.} Ach! hoe zoude zy ook ergens anders uit kunnen voortfpruiten ? Gy weet dat ik u lief hebbe 1 Als ik bedenk, dat ik u heb zien ter wereld koomen, dat ik nooit van u afgeweest ben , dat myne zorgen mede het haare hebben toegebragt, om u zo goed en zo beminnelyk te maken , als gy zyt. — Als ik my te binnen breng, hoe de geheele wereld, terwyl ze u bewonderde , my tegelyk toejuichte , hoe wy nimmer over ftraat gingen , of ik hoorde van alle zyden mompelen :zie daar is juffer Rofe met haare Gouvernante! wat is dat lieve meisje zedig en mooi ! en dan haare goede vriendin, (fpreekende van my) wat heeft dat meisje ook niet een braaf voorkomen 6 Zie ! dan zettede ik my recht in pcs:uur ,ïk was 'er grootsch op ; het aandenken alléén daar aan , Verjongt my. Jufv.  T O ONEELSPEL. 7 Jufv. michelin, (.zuchtende.') Ach , myne lieve Maria ! welk eenen tyd herinnert gy my ? m a r. i a. Eenen tyd , die u eer aandoet, en my ook... de dochter zynde van een' eerlyk' konftenaar, (de Hemel hebbe zyne ziel!) waart gy geacht en geëerd van de geheele Voorfiad van St. Antoine. Menmogt fchoon de jonge knaapen rondom u zien waaren, zulks konde u in 't minfte niet benadeelen ; en terwyl de kwaade tongen r,u deeze, dan geene beet hadden , heeft men echter nimmer de Itoutheid gehad , om uw' goeden naam aanteranden. De moeders fielden u als een voorbeeld aan haare dochters voor, de vaders wenschten om ilryd u de vrouw hunner zoonen te zien. — Nu , de Hemel heeft ook uw verftandig gedrag niet onbeloond gelaten , door u een' uitmuntend' man te fchenken , die u gelukkig maakt , die door u gelukkig is, en die ten vollen verdient het te weezen. Jufv. michelin, (levendig, doch met een" fmertvollen toon.) En gy ook, gy koomt mede myne ziel verfcheuren! maria. Hoe ! wat zegt gy daar ? Jufv. michelin, (zich in de armen van Maria werpende.) Ik zeg — dat ik de ongelukkigfte vrouw der wereld ben ! A 4 MA-  m S DE JONGE RICHELIEU, maria. 6 Myn God! zou het mogelyk zyn?... Jufv. michelin, {yerfchrikt.') Hoe ! — wat ? maria. Dat uw man / met al zyn voorkomen van braafheid, enniettegenftaande alle zyne uiterlyke liefkozingen?... Jufv. michelin, (levendig.) Myn man is van alle menfchen de achtenswaardigfte, en nooit heeft eenig man meer, dan hy, verdiend bemind te worden. maria. Het is wel waar, men zoude zich zeiven moeite moeten aandoen , om hem niet lief te hebben. Een groot, jong , welgemaakt man, van een inrieemend voorkomen, zacht, welleevend eii vriendelyk, wien zyne ouders de beste opvoeding hebben gegeven; die bovendien geest heeft, — dat men 'er door betoverd wordt. Nu , --'er is ook geene vrouw,die u niet uw lot benydr. — Maar,daar hy het dan niet is , die uw verdriet veroorzaakt, van waar dan die traanen, welke gy Hort , wanneer gy alleen meent te zyn , en waarvan gy ons fteeds de teekenen en overblyfzels tracht te verbergen? Jufv. michelin. Hoe zal ik u myne kwelling ontdekken ? — Ach! zal ik dit immer kunnen doen ? maria. Niet alleen dat gy dit kunt doen , maar gy moet dit  TOONEEL SPEL 9 dit doen - of ben ik niet meer uwe goede Maria , welke gy lief hadt, welke gy nog lief hebt, die lydt door u te zien lyden, en die nimmer misbruik zal maaken van uw vertrouwen? Jufv. michelin. Ik ken uw hart, ik ben van uwe befcheidenheid verzekerd, zo wel als van uwe voorzichtigheid Maar ik moet u myne fchande ontdekken, en - de fchaamte doet my by voorraad reeds bloozen. maria. Gy van fchaamte bloozen! - gy/-en dat waarom toch ? Ach, myn kind! _ vergeef my deeze uitdrukking — zoudt gy u iets te verwyten hebben ? Jufv. michelin. Den grootten van alle misftappen. — A ch ,Maria ■ zo ik meer zegge , zult gy my haaten, zult gy my verachten! faJ J maria. Dat is niet mogelyk - ik heb zo veel achting als liefde voor u. - Myne jaaren, myne ondervinding, en bovenal myne tederheid, moeten u aanmoedigen om mets voor my geheim te houden. Ik heb geen ver/land, maar ik heb een goed hart, en het hart geeft zomwylen goede denkbeelden aan de hand — koom aan — moed gevat! Jufv. michelin. Nu dan.' al moest ik zelfs uwe vriendfchap, uwe achting verliezen ; zal ik u in dit ongelukkig hart doen leezen, zal ik u myn geheim openbaaren , het A 5 welk  io DE JONGE RICHELIEU, welk ik, tot myn leedwezen, reeds te lang voor u heb verborgen gehouden; dat verfchrikkelyk geheim, het welk myne wroegingen en myne traanen honderdmaaien op 't punt geftaan hebben te verraaden voor het oog van den achtenswaardigften man, voor wien'er my zo veel aangelegen ligt, het verborgen te houden. — Gy wilt het ? Luister dan. — Maar ik hoor daar iemand binnen koomen. har.u,(m^ de deur gaande met ontevredenheid.) Die iemand koomt ook wel opeen ongelegen tydflip... DERDE TOONEEL. Jufv. michelin, la fosse, maria. maria, (tegen Jufv. Michelin^ Het is een Heer. la fosse, (te onvreden, dat hy Maria ziet.) (Ter zyde.) 6 De duivel, daar is de oude. (Hy nadert met eene losfe houding, maakt eene kleine buiging, en zegt vervolgens tegen Jufv. Michelin,) het is Jufvrouw Michelin , tegen welke ik de eer heb te fpreeken. Jufv. michelin. Ja, Mynheer! la f os se , (fluisterende , en zich naar haar toebuigende?) Het is van wegen Mynheer de Richelieu... Jufv. michelin, (ter zyde.) Hemel! (Ma-  TOONEELSPEL. „ (Maria verfchikt het een en ander in het vertrek.) la fosse, (even als te voren.) Doe die meid de kamer uitgaan. (Overluid.) Mejufvrouw, ik koom om de eer te hebben,(zacht tegen Jufv. Michelin en haar een papier vertoonen de, V welk hy in de hand heeft.) het is een briefje het welk ik u moet ter hand flellen. ' maria, (naderende.) Zo Mynheer den Heer Michelin moet fpreeken hy zal wel aanftonds te huis koomen: dus zou Myn' heer een oogenblik kunnen wachten ; Mynheer Mi chelin zal zeker niet lang meer weg blyven. ia fosse. Het is volkomen het zelfde, kind! of ik Mynheer of de Jufvrouw fpreeke ,(zacht tegen Jufv. Michelin.) het is een briefje, zeg ik u. Jufv. michelin, (ter zyde, en fchynende hem niet verf aan te hebben.) Ik zal fterk genoeg zyn, om het niet aanteneemen. maria, (een ftoel brengende.) Neem uw gemak,Mynheer! - Ik verzeker u dat MynheerMichelin binnen een klein quartier hier zal 'zyn la fosse, (den ftoel te.rug fuivende.) (Zacht ^ Jufv. Michelin.: 't Is nu drie maanden , dat hy u niet gezien heeft. Jufv. michelin, (ter zyde, met een' zucht.) Jic weet het maar al te wel 1 (Maria fchuift den ftoel nader , en La Fosfe zet denzehen nogmaals te rug.) IA  12 DE JONGE RICHELIEU, la f os se. Ik bedank u,kind ! ik ben niet moede, (zacht tegen Jufv. Michelin) Hy fchryft u , om zich te verontfchuldigen — neem aan. — Jufv. michelin, (zacht, flerk aangedaan, en het papier, het welk La Fosfe haar aanbiedt, te rug ftootende.) Laat my met vrede... Laat my met vrede! (Onderwyl dat dit plaats heeft, laat La Fosfe het briefje vallen voor Jufv. Michelin , op het oogenblik , dat Maria by haar te rug koomt; deeze neemt het op.) maria. Een briefje voor den Heer Michelin—ik zal het hem ter hand flellen —of zogy hem,eerderdanik,mogt zien , Jufvrouw 1 zult gy zelve het hem geeven. (Zy legt het briefje op den f zhoot van Jufv.Michelin.) la fosse, (met een' fpotachtigen glimlach.) Zeer verplicht , kind ! — gy zyt waarlyk eene vrouw uit duizend. — Ik zou het waarlyk zelf niet beter kunnen klaaren. Jufv. michelin, (belemmerd en verlegen.) Maar, Mynheer! — die brief? maria, (haar aanziende) Hy is zonder opfchrift ? la f oss e , (fpntachtig en met eene gemaakte verwondering.) ö Dat is vergeten — maar hy zal des niettemin wel ter plaatfe zyner beltemminge koomen. Jufr.  TOONEELSPEL. 13 Jufv. michelin, (hem het briefje terug •wittende geeven.) Neen Mynheer! zeg aan Mynheer la Fosfe maria. Kent Mynheer Mynheer la Fosfe,kamerdienaar van den Hertog de Richelieu? la f o s s e. Een zeer aartig man, dat's buiten kyf, en dien ik de eer heb te dienen. maria. En hoe vaart hy? het is wel lang geleden, dat wy hem niet gezien hebben. — la f0sse. Hy is volmaakt wel. maria. 6, Dat is goed 1 Jufv. michelin, (willende Maria doen zwygen.) Maria! maria, (zonder haare Jufvrouw aan te zien of te hoor en.) (Tegen la Fosfe) Mynheer Michelin klaagt over hem — hoort gy wel ? zeg hem dat. Mynheer la Fosfe koomt niet meer hier — het is drie maanden geleden , dat hy geen voet hier in huis heeft gezet — het is ook waarlyk niet wel gedaan, zo maar naar zyne vrienden niet eens te komen omzien. — De Jufvrouw zelve is 'er zeer onvergenoegd over. — Is het zo niet Jufvrouw? la  14 DE JONGE RICHELIEU, la fosse, (tegen Maria op eenen fpotachtigen, vleijenden toon.) Gy zyt waar'lyk een allerliefst mensch — ik zal niet nalaaten,dat alles aan Mynheer la Fosfe overtebrengen. (Hy wil heenen gaan, maar Jufv. Michelin houdt hem tegen?) Jufv. michelin. Neen Mynheer.... die brief —neen — ik kan niet... la Fosse, (zonder naar haar te hoor en?) Ik zal niet verzuimen aan myn' Heer te verhaaleii al het belang, het welk men hier in hem fielt — maar het is my onmogelyk my langer optehouden.— Ik heb nog duizenden van zaaken te verrichten. — (zacht tegen Jufv. Michelin) Gy zult hem antwoorden — hy maakt 'er ftaat op — (overluid) Ik ben uw dienaar Mejufvrouw — verzeker Mynheer Michelin van myne achting. — (tegen Maria) Dag, beste, gedienstigfte van alle vrouwen. (Hy vertrekt?) maria, (hem uitgeleidende.) o Mynheer! gy zyt al te vriendelyk. — Duizend groeten aan Mynheer la Fosfe van ons allen. VIERDE TOONEEL. Jufv. michelin, maria. Jufv. michelin. .Ach! Maria wat hebt gy gedaan? zo gy wist.... maria. Wat dan? ik houde zeer veel van Mynheer la Foï-  TOONEELSPEL. Jg Fosfe, en al wat hier in huis is,... Gy zelve,, ik heb duidelyk gezien, dat gylieden allen hem bè'koorlyk vondt. - Hy is zo beminnelyk, zo vrolyk. en bovenal zo grootmoedig, als een mensen ter wereld. Jufv. michelin. En met dat al is hy de eenige oorzaak van al myn lyden. maria. Mynheer Ia Fosfe ? Jufv. michelin. Ik wilde dit gefchrift weigeren, en gy — gy hebt my gedwongen het aanteneemen - gy vroegt my zo even naar myn hartsgeheim _ wel nu,open dien brief, en gy zult myn ongeluk ten -volle kennen. maria, (den brief mei eene beevende hand aanneemende, zy ftaat in twytfel en durft denze/ven met openen — zy ziet beurtelings het papier enJufv.Michelin aan.—) Ik durf niet - in waarheid ik durfniet, - gy verfchrikt my _ het geen gy my daar zegt - uwe houding — die toon! — Jufv. michelin. Open dan, zeg ik u - gy zult zien - of ik uwe achting en vriendfehap nog waardig ben. maria. Gy doet my beeven. (Zy opent den brief al beevende , en leest het navolgende:) ,, Ik ben genoodzaakt geweest mygeduurende rutra „ drie maanden van u te verwyderen. - De eer „ nep my naar Vlaanderen. Ik keer ai, overwinnaar, }> en  16 DE JONGE RICHELIEU, , en meer verliefd dan ooit terug, om de kwellin„ gen van een lang afwezen, myn hart, en myne , laurieren aan de voeten van het voorwerp myner „ liefde neder te leggen. La Fosfe hoopt u heden nog te zien." — (verwonderd) Wat wil dat alles zeggen? — Het is Mynheer Ia Fosfe die u fchryft, en dat op zulk een' toon. — Wat praat hy van Vlaanderen, van eer, van overwinningen? en wat heeft hy gemeens met laurieren ? — hy ? een kamerdienaar? — en het is dan daaruit, dat uwe droefheid voortfpruit! Deeze is dan de oorzaak van alle die traanen, welke gy zedert zes maanden Hort! — Mynheer la Fosfe! — gy bemint hem! hy bemint u! Nu, nu, als gy gevallen zyt, kan men voorts voor niemand in de wereld meer inftaan. — Ik weet waarlyk niet, of ik nu wel meer voor my zelve zoude durven inftaan. Jufv. MICHELIN. Gy weet nog niets.... Die zelfde la Fosfe, dien gy voor weinige oogenblikken nog zo roemdet, in wien gy zo veel belang fteldet, hy, die by u doorging voor den kamerdienaar van den Hertog de Richelieu .... is ••• • Richelieu zelve. MAR. IA. Ach, myne arme meesteres! aan welk' een' man hebt gy u verflingerd! Men zegt ten minsten niet veel goeds van hem.... Zo gy wist al het geen men van hem verhaalt.... dat is om te beeven.— Men zegts dat hy zich op niets anders toelegt dan om jonge meis- jens  * O O N E E L S P E L. tf jens te verleiden, om getrouwde mans te ontrusten; Wat zal er van uwe rust, het geluk van uwen man van uwen goeden naam en van den zynen worden? Jufv. MICHELIN. Ach veroordeel my niet, zonder my ten minsten eers gehoord t, hebben. -Ja, ik ben misdaad,-, SJ mmder, m.sfchien, dan gy wel voorondefftelt Ja. ik be„ m.sdaad.g, maar zonder ooit het voornemen ge- n nhebbe" Va" h6t te ™'den> ^er een oogL *UJ »n myne onreering te hebben bewilligd, terwyl ik t te^\on8elooflyke, maar helaas! vruchteToöze te wortel * ^ °Bgdukki£ «ood'°t MARIA. Jufv. MI CH ELI IV. den'tvd ' T Weetel;' ~ ^ Za' " n'et rPreeke" «* «W tyd, voor myn huweïyk met Michelin. - Gr S d°°; ^ " "echts aan dej wensch myner ouderen heb gehoorzaamd. Myn hart was voor hem onverfehillig; het gevoelde foor hem noch tederheid, „och afkeer. - Jk deed ™ ^ o,lettendheuen, die aa„ myn baft „ieIS kostten: mv-' B «6.  i8 DE JONGE RICHELIEU, ne achting voor eenen achtingwaardigen Echtgenoot; myne vriendfchap, welke van dag tot dag aangroeide, vergoedden hem het gemis van tedere gevoelens _ hy was gelukkig, en ik zelve was het ook.... helaas! ik had nog de liefde niet gekend! Op zekeren dag, dat de plichten van den godsdienst my naar de kerk in onze buurt deeden gaan, kwam een jong heer zich naast my zetten— zyn leest was volmaikt, zyne houding inneemend — hy fcheeu my met de tederfte deelneeming te befchouwen; zyn aanblik bragt my in verwarring; ik trachtte te vermyden zyne oogen te ontmoeten, en ondanks my zelve , zocht ik dezelve zonder ophouden.... ik ging de kerk uit, en ik deed my zelve geweld aan, om zyne beeldtenis uit myne gedachten te verwyderen — eene beeldtenis, welke myn hart zich tegen wil en dank, elk oogenblik van den dag, op nieuw affchilderde. — Aldus gedrongen door een gevoel, waaraan ik geenen naam wist te geeven, keerde ik dikwyls naar die noodlottige kerk terug — ik ontmoette 'er ftccds dien onbekenden. Op zekeren dag groette hy my, en fprak met my over onverfchiilige zaaken, doch die belangryk wierden door de wyze alleen , waarop hy zich uitdrukte. Zonder twyffel bemerkte hy de belangneeming waar mede ik hem aanhoorde.... zyne taal wierd meer teder; verleid door mvn eigen hart, drong ik my zelve op, om in zyne gefprekken niets anders te vinden dan de gewoone taal der befc haaide wereld; ik verwierp elk denkbeeld, dat  TOONEELSPEL. 19 dat my tegen hem zoude hebben kunnen beveiligen; zeker van myne deugd, vertrouwende op myne grond, beginfelen, meende ik boven alle verleiding verheven te zyn, en ik bemerkte eenen zo dadelyken hartstocht met, dan nadat het te laat was om hem te beltryden en ik tot zelfs den wil toe had verloeren, om my aan zyn gebied te onttrekken. - Zediglyk gekleed, en zich bedienende van het voorwendzel van verfcheidene dingen te koopen, kwam hy hier, meldde zich aan onder den naam van La Fosfe, noemde zich den Kamerdienaar van den Hertog de Richelieu , en myn man, aangelokt door de hoop, van door deezen weg aan het huis van dien ryken en machtigen Heer goederen te zullen leveren, deed hem het vleiendst en vriend elykst onthaal. MARIA. Men zoude zeggen,dat 'er een kwaade geest was, die de mans geleidt, en hen juist in hun bederf voertdoen zy aan iemand eenige beleefdheid, het is altyd aan dien geenen, die zich by hen indringt, om den minnaar by hunne vrouwen te fpeelen. Jufv. MICHELIN. Ach, beklaag my, en bedroef my niet meêr! MARIA. Zoude dat myn voornemen zyn kunnen! Gaa voort, myne waarde Jufvrouw. Jufv. MICHELIN. La Fosfe, of liever Richelieu, kwam zedert lange hier. Hy had my onverbloemd gefproken, en zyne B 2 lief-  ao DE JONGE RICHELIEU, liefde was my bekend; ik beantwoordde dezelve niet dan te veel , maar ik wist c> enwel nog aan myne noodlottige neiging tegen Itand te bieden, en ik had het befluit genomen, om alles aam mynen man te ontdekken, en daar door mynen gevaarlyken vyand te noodzaaken, om van zyne vervolgingen aftezien. — Ik flond op 't punt van te fproeken, toen ik een' brief ontving, geteekend, Hertogin de Richelieu. — Men had haar, fchreef zy my, zeer veel goeds gezegd van mynen fmaak, myn voorkoomen en myn karakter; zy wilde keunis met my maaken, en my raadpleegen over een nieuw ameublement, hetwelk zy hebben wilde, en myn man zoude moeten leeveren. — Zy zond my haar rydtuig, en verzocht my zonder uitftel te koomen aan haar huis, waar men my met ongeduld was wachtende. — Ik,zonder eenig het minste wantrouwen te voeden, volg den knegt, die my zoude geleiden. — Het rydtuig brengt my san een huis, dat 'er uiterlyk fraai genoeg uitzag, en 't welk ik het paleis van Jlichelieu meende te Zyn. — gaa 'er in, doorloop verfcheiden vertrekken , maar in de plaats van de vrouw, die ik zocht— wien vond ik? — dien zelfden man, die my zedert drie maanden onophoudelyk zyn hof maakte; dien la Fosfe, die eindelyk ophield zich te vermommen, en die zich toen aan my deed kennen, als den Hertog de Richelieu zelf. Ik zie, dat men my misleid heeft; ik ontdek den afgrond,dje onder myne voeten gaapt; ik wil vluchten, maar yruchtelooze pogingen! ik was in  TOQNEELSPEL. 21 in zyne macht; geene getuigen, wier hulp ik door myn ichreeuwen konde inroepen; ik moest tegen het geweld, en — tegen myn eigen hart kampen. — De duurfte eeden, de driftvolle taal der liefde, de uitdrukking van het gevoel,alle foorten van verleiding — alles wapende zich tegen my, alles wierd in't werk gefield, tot de haatelykfte middelen toe... Ik roep den Hemel tot getuigen! ., de overwinning van dien verfoeilyken man is een misdaad, waaraan myn hart, zo verdwaald als het ook was, geen deel heeft genomen .... maar myn verderf was voltooid, en ik keer weder naar huis met de fchaamte op het voorhoofd, en met de wroegingen en de wanhoop in het hart. maria. Ach, myne arme meesteres, ik zie uit dat alles, dat gy meer ongelukkig, dan misdaadig zyt. Jufv. michelin, (met de uitdrukking van de bitterfte ftnert). Ja, ongelukkig... ja wei, ongelukkig! (op een meer droefgeestigen toon) maar misdaadig... ach! ik ben het; ik kan het voor my zelve niet verbergen. Overgegeven aan het naberouw, verteerd door wroegingen, vernietigd door 't gevoel myner fchande, had ik een affchrik moeten hebben van den bewerker van myne rampen; zyne fchaamteloosheid, zvne wreede ongevoeligheid moesten mynen haat hebben opgewekt — en — alles vermeerderde intusfehen myne liefde. Ik verfoeide do misdaad, en ik aanbad den misdaadiger; de fpeelbal geworden van alle de hartsB 3 toch-  22 DE JONGE RICHELIEU, tochten, wierd ik ook die van alle mogelyke folteringen. — Op 't oogenblik, dat ik tot u fpreek, kan nog niets de ysfelykheid van myne kwellingen evenaaren; het gevoel myner fchande, de wanhoop, het naberouw en de fchrikkelyke jaloezy, verfcheuren beurtelings myn beklagenswaardig hart, het welk geen eindpaal meer ziet van zyn ongeluk. MARIA. Het is niet zo, dat men de zaaken moet befchouwen , wanneer men zich in eene ongelukkige omHandigheid bevindt; er is geneesmiddel voor alles, en de wanhoop deugt nergens toe. Maar zie daar nu dien fraaijen Heer te rug gekeerd; nu moet gy beginnen met hem niet meer te zien. Jufv. MICHELIN. En zal ik dat kunnen doen, daar die brief, dien ik weigerde, en gy my gedwongen hebt aanteneemen MARIA. Gy moet 'er op antwoorden. Jufv. MICHEL-TN. Hoe! gy zoudt willen MARIA. Het moet, en zo gy 'er éénmaal tee wilt geraaken, om n zelve het voorledene te kunnen vergeeven, moet gy dien man niet meer zien, die u van uwe plichten affcheurt. JufV. MICHELIN. Wel nu, Maria , ik geef my aan u over. — Behoed my voor openlyke fchande, maar myne wroc- gin-  TOONEELSPEL. 23 gingen!.... daar toe zouden uwe pogingen altyd vruchteloos zyn. maria. Ik hoor gerucht — het is Mynheer Michelin, die zeker t'huis koomt, om te ontbyten. Ik gaa de koffy haaien; zo dra Mynheer weêr op de loop is, zal ik boven koomen,en wy zullen ons dan voor de laatfte maal bezig houden met den Heer de Richelieu. — Men koomt, het is Mynheer, ik loop fcbielyk naar beneden. VTFDE TO O NEE L. Jufv. michelin, (alleen.') Verbergen we hem onze traanen, en wisfchen we, zo 't mogelyk is, 'er zelfs de fpooren van uit.... Helaas! zie daar de gevolgen van het misdryf! het noodzaakt ons, om ons nooit te vertooncn zodanig als wy waarlyk zyn - veinferye, leugen en bedrog zyn 'er de onvermydelyke gevolgen van. ZESDE TOONEEL. Jufv. michelin, michelin, ar ma nd (kort daarna.) michelin. Goeden dag, myne lieve Vriendin.... omhels my; hoe bevindt gy u deezen morgen? Jufv. michelin, (hvynende.) Tamelyk wel. michelin. Des te beter — raad eens, wien ik daar zo even ontmoet heb; wien ik u medebreng'? B 4 Jufv.  «4 DE JONGE RICHELIEU, Jufv. michelin, (.onrustig.) Wien — wieii ? michelin. Armand, onzen ouden vriend,onzen goeden braaven Armand. Hy ftaat daar buiten.... Hy durft niet binnen koomen. — Hy vreest, dat gy hem zult beknorren , van bynaar een jaar te hebben laaten voorbygaan , zonder ons te koomen bezoeken —%óór dat hy zich vertoone, wil hy, dat ik u vraage, of gy het hem wilt vergeeven. Jufv. michelin. Ach, van harte gaarne, en ik gaa 'er hem zelve de verzekering van geeven. armand, (fchielyk binnen koomende.) Gy zult daartoe niet ver behoeven te loopen. Geheel onderdanig, vol van leedwezen , hoewel, in waarheid, niet fchuldig, koomt Armand u bedanken voor de goedheid van zyne afwezigheid wel te hebben willen opmerken, en u de bewyzen geeven van het groot vermaak, 't welk hy gejoeit, van u te moogen wederzien. Jufv. michelin. Maar hoe en waarom zyt gy ons in een' zo langen tyd niet koomen zien ? armand. Gy zult myne verdediging hooren en aanneemen — Blaar verhaalt my vooraf eens, hoe het met uwe zaken gaat, en of gy gelukkig zyt, gy braave en berninuelyke menfehen. MI-  TOONEELSPEL. 23 michelin. Wy hebben over de fortuin niet te klagen, en wat ons geluk betreft, ik ftaa n voor 't myne in. (Hy drukt zyne vrouw in de armen.) Zoude men ongelukkig kunnen zyn, wanneer men bezit, al wat men bemint?... Het ftaat aan myne vrouw u te melden, of * van myne zyde haar het zelfde gevoel doe ondervinden. Jufv. michelin. O! ik doe u recht - en ik wenschte wel myn geluk waardig te zyn. b armand. Als uw vriend, is my dit even zo aangenaam, als of ik zelve dat geluk fmaakte. - Maar, lieve vrouw weet gy wel , dat ik u ondertusfchen een weinig veranderd vinde? Gy zyt altyd wel even bevallig! maar gy hebt, dunkt my, zo iets kwynends, Ju fv. M1 c ri f l 1 N, (droevig.) Zedert eenige maanden bevind ik my niet wel. t , , michelin. Ja! en dat maakt my ongerust - zy ;s zo droef_ geestig, dat ik 'er moedeloos over worde, en zy wil er niemand over fpreeken. Jufv. michelin, (verlegen, en trachtende het gefprek op iets anders te wenden ) Spreeken we niet meer van my , houden we ons Kever met onzen vriend bezig Zeg ccns eTi aerVedArnt' ™ ^ * ** ^JZl[ h te zien ? ^ gen0Cge" "iet ^ehad hebbe« ^  3(5 DE JONGE RICHELIEU, michelin. Wat hy gedaan heeft? ó ik zal 'tu wel zeggen... alles voor de wysbegeerte, en niets voor zyn fortuin; derwyze dat hy nog even ver is,als wy hem gelaten hebben. armand. Wel nu,myn vriend! gy bedriegt u — het zoude Hechts aan my ftaan fortuin te maaken ik ben daartoe zeer goed geplaatst. michelin, (lacchendel) Dat is niet mogelyk. Dan heeft men 'er u ook zeker wel by den arm naar toe getrokken en u gezegd — Mynheer Armand, gy hebt goede grondieginzelen, gy hebt geest, gy hebt verkregene kundigheden ; gy kunt uw' vaderland van dienst zyn •wees zo goed van eenen post aan te neemen. armand, (mede lacchendel) Ja, zo of zo omtrent is het toegegaan — behalven echter, dat ik het geluk niet hebbe myn Land onmiddelyk te dienen, en dat myne geringe vermogens flechts aan den dienst van één^ enkel' mensch zyn toegewyd. Geheel verrukt en opgetogen over een der laatfte werken van Voltaire, verftoutte ik my hem eenige tamelyk middelmatige verfen, en fommige aanmerkingen toetezenden, welke hem ten myne voordeele innamen. — Hy wilde my leeren kennen, nam my in zyne befcherming, nam de zorg voor myn fortuin op zich, en in perfoon bragt hy my by eenen man, zeer bekend door zynen rang, door zynen invloed aan het Hof, door zyne groote fchatten, en door zyne salante levenswyze. Jufv.  TOONEELSPEL. 2? Jufv. michelin, die aandachtig heeft toegeluisterd , maakt eene onwillige beweging en wederhoudt zich te midden van eene uitroeping, die zy op V pUnt fond zich le laaten ontflippen. michelin, {tegen zyne vrouw.) Wat deert u? Jufv. michelin, (eene geruste houding aan- neemende.") My ? niets. — Ik luister. armand. Die Heer nam my tot zynen geheimfchryver aan, en ik ben, zedert dien tyd, zodanig met bezigheden o verkropt geweest, dat ik my, tegen wil fen dank heb genoodzaakt gevonden myne goede, myne oude' myne waare vrienden niet te gaan zien. michelin. Maar by wien zyt gy dan toch? armand. By den Hertog de Richelieu. Jufv. michelin,(met een onbedachten uitroep ~\ Hemel! ^v armand, (tegen Jufv. Michelin.) Verwondert u dat zo ? Jufv. michelin, (zich bedenkende.' met een' gemaakten glimlach.) In tegendeel. michelin. Ifc zal u zeggen, waarom myne vrouw daar door zo  58 DE JONGE RICHELIEU, zo verrast was. — Het is, om dat wy gemeenzaame tennis hebben aan den kamerdienaar van den Hertog de Richelieu— La Fosfe, een' zeer aangenaam jongman. armand, (verwonderd.) La Fosfe, een aangenaam jongman? Gy zyt waarlyk niet ongemakkelyk op het artykel van verdienste, myne vrienden! Die mynheer la Fosfe is hetgeen de menfehen van zynen ftaat doorgaans zyn, — tot in 't verachtelyke gedienstig voor zynen meester, een laage vleijer, die meer dan één ambacht by de hand neemt, en niet zeer kiesch is op de keuze van dezelven; kruipend byde grooten, onverdraaglyk tegen hen, die hem nodig hebben: zonder opvoeding, meer brutaal dan geestig, die zich de taal der losbollen heeft aangewend, eene foort van brabbeltaal, die men in de antichambres voor de taal der groote wereld neemt. — Zie daar Mynheer la Fosfe, eu de beeldtenis, welke ik 'er van gemaakt heb, is nog maar met flauwe kleuren gefchetst. Jufv. michelin, (ter zyde.) In welk' een' toeftand bevind ik my! m i c h eli n. 't Is zonderling — zyn onderhoud fcheen my toe by uitneemendheid fchitterend en geestigtezyn — zyne manieren kwamen my bevallig voor: ik vond in hem eene ongedwongene wys van fpieeken, een inneemend en vriendlyk voorkomen : — Niettemin, ik heb my kunnen bedriegen; hy deed my dienst, en hy  TOONEELSPEL. 29 hy had my het voordeel aangebragtvau aan zynen Heer veele en zeer kostbaare meublementen te leeveren; en waarlyk, het zoude niets bovennatuurlyks zyn , bvaldien het eigenbelang, het welk toch gemeen)vk de dryfveder is van de gevoelens der menfchen , my ook ten zynen opzichte verblind heeft. Maar mogelyk loopt 'er van uwe zyde ook eenige vooringenomenheid onder. — Ik wil den eenen of anderen avond u eens met hem te eeten geeven, om u tot myn gevoelen omtrent dien armen la Fosfe te rug te zien koomen. armand. 't Is wel, ik ben 'er mede te vreden. — Maar gv hebt dan zaaken uitftaande met Mynheer de Richelieu ? michelin. Ja — maar zonder hem echter te kennen, want ik heb nooit iemand anders gefproken dan den man, die gewoonlyk zyne zaaken uitvoert. (*; — Jk heb vcor hem gemeubleerd een allerliefst klein verblyf (f), nan het einde van de voorftad St. Antoine. armand. Ik heb daarvan hooren fpreeken —het is dirfr, waar hy alle die talryke fchoonheden brengt, die de zwakheid hebben zich met hem in te laaien. Jufv. michelin, (ter zyde.) Ach! waartoe ben ik hier? michelin, (vrolyk.) (Tegen Armand^)Maar om nog eens weder tot die ... tal- (*) In t Fransch: fin btmmt i'tjfiiru. {.t) Pttitt rnaifm.  30 DE JONGE RICHELIEU, talryke fchoonheden te koomen — (hy keert zich naar zyne vrouw) weet gy wel, dat men hier overal vertelt, dat hy .in onze buurt iets van die natuur aan de hand heeft? Jufv. michelin, (nauw/yks in ftaat om ts fpreeken.) En — doodverft men? michelin. Ik kwam juist aan, toen onze buuren 'er over fpra_ ken — ik mengde my in hun gefprek. — Men verhaalde, dat het reeds zedert vier maanden was, dat Mynheer de Richelieu by aanhoudendheid in deeze wyk kwam, en altyd vermomd; dat men hem intusfchen nu zedert langen tyd niet had gezien, maar dat men echter wel verzekerd was, dat die geheime minnehandel toch nog altyd zyn' gang ging. maar men heeft my niemand genoemd. Ik heb alle de vrouwen uit onze omltreek opgenoemd, welker gedrag tot eene verdenking van dien aart aanleiding gaf. — Het moet zyn, dat ik juist de rechte niet getroffen heb, want men heeft my altyd neen! geantwoord, en daarby zyn wy gebleven.— Maar gy, die alle de mooie vrouwen uit onze buurt kent, kunt gy niemand uitdenken ? — de vrouwen weeten toch alles, kunnen alles uitvinden — en houden den mond niet, dan omtrent 't geen haar zelve in 't byzonder betreft. armand. 6, Alle vrouwen zyn njet eenerlei; en die regel zou  TOONEELSPEL. 31 Zou algemeen kunnen zyn, terwyl Jufv. Michelin echter 'er van uitgezonderd behoorde te worden. michelin. Nu, van haar fpreeken wy ook niet. — Maar men mag in tegenwoordigheid van zynen man en van den vriend van 't huis wel hard op denken. — Zeg, kunt gy 'er waarlyk geene uitdenken , welke het zoude kunnen zyn? Jufv. michelin, (met neergejlagen oogen en met een gevoel van fmert.) Maar waarom toch moeite gedaan,om een geheim te doorgronden, hetwelk men zeker op alle wyzen voor het oog der wereld tracht te verbergen, . uwe verachting zoude kunnen vallen op eene vrouw, welke misfchien onfchuldig is — en misfchien zoudt gy daarentegen uwe achting fchenken aan eene... die zich in haar hart derzelve onwaardig keurt. michelin. Het zy zo — maar ik wil u wel erkennen, dat onze buurvrouw, Jufv. Renaud, my meer op de gedachten is gevallen, dan eene eenige van alle de mooije vrouwen, die in onze buurt woonen. — Jufv. michelin, (verwonderd.') Jufv. Renaud? michelin. Zy is mooi, vry coquet, een weinig los, en haare weduw-ftaat geeft haar eene vryheid , van welke het zeer mogelyk zyn zoude, dat zy misbruik maakte. ar-  i-i DE JONGE RICHELIEU, ARMAND. Jufv. Renaud — flil eens — maar waarlyk — ik rneen, dat ik Mynheer de Richelieu dien naam wa heb hooren noemen —- ja wel, ik heb zommige briefjes gezien, die hy had gefchreven, en waar va» het opfchrift was aan Jufv. Renaud. Jufv. michelin, (met eene onbedachte drift.) Wat? wat zegt gy? Myn God! zoude het moge* !yk zyn? michelin, (tegen zyne vrouw.) Toen ik u zeide, dat zy eene coquette was, be droog ik my toen ? Ik ben verheugd, dat zy zedert eenigen tyd niet meer hier aan huis is gekoomen — dat toont ten minsten nog een overblyffel van fchaamte. Jufv. michelin, (ter zyde.) Elk woord doet my den dood. michelin, (zyne vrouw in de armen drukkende.) Wat gelykt gy weinig naar alle die vrouwen, myne lieve vriendin! — bevallig, beminnelyk, en deugdzaam, — vereenigt gyalle volmaaktheden in u. armand, (hen met een deelneemendgenoegen befchouwende) Dat tooneel verrukt my — de gelukkige huwelyken zyn zo zeldzaam! michelin. Gy fchreit, myne lieve vriendin: ach, wat zyn my ktraanen dierbaar! ARMAND. Gevoelige en gelukkige Echtgenooten. Dat nimmer uw  TOONEELSPEL. 33 'üw gelukftaat verandere ! — maar by ulieden bemerkt men niet, dat de tyd voortloopt — het is laat; ik moet naar het hotel. — Gelukkig, dat ik te doen heb met iemand, die naar niets omziet. MICHELIN. Koom, wy gaan t'zamen. — Maar zeg my, hoe fchikt gy het met die groote Heeren; gy, zo een weinig ruuw, en die bovenal eene oprechtheid bezit, die zelden het geluk heeft hun te behaagen? hoe leeft gy toch met Mynheer'de Richelieu? ARMAND. 8 Buitengemeen. Ik bedwing my niet — ik fpreek zo als ik denk, _ Wy hebben onophoudelyk verfchil t'zamen, en hy fchynt bovenmaaten veel van my te houden, byaldien het mogelyk is, dat hy van eenige zaak ter wereld veel houdt. — Hy ftaat by de wereld bekend, en dit verdient hy dubbel, als een jonge losbol, die 'er niet om geeft, hoedemenfchen over hem denken, wier oordeel hy genoegzaam zeker is naar zyn welgevallen te dwingen, door het inneemende van zyn caracter, door de bevalligheid van zyn' perfoon, ja door zyne gebreken zelve, die toch altyd iets fchitterends hebben, waar door hy het oog der wereld verblindt. Ik kenne geen' heersebzuchtiger mensch,en doch ziet hy gaarne dat men zich durvelaaten zien,dat men zich niet altyd op de teenen laate trappen. De waarheid,zelfs dan, wanneer zy ten zynen nadeele is, fchynt hem niet te mishaagen. Hy hoort haar, zomwylen zelfs c juicht  34 DE JONGE RICHELIEU» juicht hy haar toe, maar hy zal zich wel wachten 'er zyn voordeel mede te doen. Hy erkent zyne misdagen, terwyl hy tevens vast befloten heeft zich nimmer van dezelven te beteren. Hy zou ongaarne zien,' dat men hem voor beter hield dan hy inderdaad is. De roem beftaat, zyns oordeels, daarin, dat men zich openhartig zodanig vertoone, als de natuur ons gemaakt heeft; dat men zich verfiere met hoedanigheden, beminnclyk genoeg om de grootfte gebreken te doen over 't hoofd zien; kortom dat men weete te behaagen zonder dat men de moeite neeme van zyne onvolmaaktheden te bedekken Eene bekende onverzaagdheid, het fchitterendst vernuft, grootfche denkbeelden, krygs- en fiaat-kundige bekwaamheden; zie daar wat hem, by de mannen , voor altyd achtenswaardig kan maaken Maar, jegens de vrouwen... Ah! dan is hy van eene trouwloosheid.... van welken rang zy ook moogen zyn, zien zy 'er maar wel uit; hy acht haar niet, maar hy doet haar de eer van op"haar te verlieven, en het vermaak van haar te bedriegen. Prinfesfen van den bloede, vrouwen van het Hof, vrouwen van Parlementsleden of van financiers, gemecne burgervrouwen, tot ftraatloopfters toe, alles is zynflag; hy onteert haar alle met eene onpartydighcid, die hem by de wereld ten top van befaamdheid gevoerd heeft, ö! Het is een man die in de gefchiedeuis van zich zal doen fpreeken. MI-  TQONEELSPEL. Ss michelin. Waarachtig, zo veel te erger voor de maatfchappy.... Wat zegt gy 'er van, Rofe? Jufv. michelin. Gy hebt wel gelyk. armand. Goeden dag, goeden dag, myne vrienden.... Tk zal u den eerften dag den besten weder koomen zien. michelin. Neen, Mynheer.... Gy moet myne vrouwe belooven, dat gy deezen avond by ons zult koomen eeten. ARMAND. Deezen avond.... wel nu, 't zy zo, ik zal koomen. Ik heb myne waare vrienden weder gevonden, en zal wel zorge draagen hen niet te vergeeten. MICHELIN. Wy houden veel van u, en wy zyn geen kwaad flag van menfchen. armand. Beminnelyke, braave lieden, welken ik met al myn hart beminne.* michelin. Gaan wy.... Goeden dag, vrouwtje lief.... Omhels dan onzen vriend. Jufv. michelin, (Armand omhelfende.) Tot van avond. armand en michslin, (je gelyk.) Tot van avond.  3* DE JONGE RICHELIEU, ZEVENDE TOONEEL. Jufv. michelin, (alken) Eindelyk dan ben ik eens vry Laat ons een oogenblik adem haaien.... Heb ik geduurende dat ysfelyk onderhoud genoeg geleden ?... 't Geen zy gezegd hebben van Jufvrouw Renaud, 't geen ik my herinnere van de gefprekken van Richelieu... ja ziedaar myne medeminnaares... myne medeminnaares! ik durve minyverig zyn! en ik fterf niet van fchaamte!.... 6 God! God, wiens hulp ik affmeeke, verkort toch myn lyden! Zo ik myn inwendig voorgevoel mooge gelooven,zult gy myne bede niet afflaan.... welhaast zal alles voor my geëindigd zyn. ACHTSTE TOONEEL. Jufv. MICHELIN, MARIA. MARIA. IVTynheer Armand en uw man zyn reeds verreweg. Ik heb hen met de oogen gevolgd, 'er is niets meer te vreezen.... Thans zyn wy alleen— Laat ons in het magazyn gaan— Een richtig -affcheid aan den zogenaamden Mynheer la Fosfe.... en ik zal zelve den brief gaan befteilen; men moet zich hier van gsene vreemde hand bedienen. Jufv. MICHELIN. Ach, Maria! welk eene opoffering! - ma-  TOONEEL-SPEL. 3? MARIA. 'Er is geen ander middel dan dit om u weder met 11 zelve te bevredigen. Schep 'moed , myne lieve Jufvrouw! de beste mensch begaat wel eens misdagen. Toont hy berouw, dan is alles vergeven, en ik wanhoope nog niet u tot het fpoor der reden terug te brengen, en u de rust en het geluk van uw vorig leven weder te geeven. (.Jufv. Michelin gaat heen leunende op Maria.) Éinde van het eerfte hedryf. C 3 TWEE»  38 DE JONGE RICHELIEU, TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt het vertrek, van Mynheer de Richelieu. EERSTE TOONEEL. jla fosse, (alleen, houdende een pak brieven in ds hand, en eenige papieren in order fchikkendel) XTouden wy order in onze zaaken.... zie hier de verliefde brieven van onze fchoonen zedert gisteren avond flechts ontvangen zo mynheer al die prullen las, zo hy op alle die grollen moest antwoorden, dan zou de geheele dag nog niet lang genoeg zyn. Waarlyk het is een droevig beroep, een man naar de mode te zyn Gelukkig voor hem, mynheer Richelieu doet 'er niet meer aan dan hem lust; maar voor my is het dagwerk.... En waarom ben ik toch flechts kamerdienaar? my dunkt dat ik den tytel van Secretaris ruim zo goé3 verdiene als Armand. Hy heeft het departement der netelige en ftaatkundige zaaken, ik, dat van den minnehandel; en by myn Heer, is het een ten minfte even zo gewichtig als het ander. Armand ziet de lieden van de wet, de ftaatsdienaars; hy is wel achter den itaatkundigen toeftand van Europa; dat zy zo... maar ik, ik heb het fyne van alle treeken en listen in den minnehandel op myn duimpje. Ik verltaa de kunst om een' jaloerfcheu man in flaap te wiegen; om eene vrouw  TOONEELSPEL. 30 vrouw aan haaren man te ontvoeren; om hen, die ons in den weg zyn, van de hand te zenden; om eene moeder te misleiden Myne voordeden, 't is waar, zyn zeer redelyk maar het aanzien (Richelieu komt op het tooneel, zonder door la Fosfe bemerkt te zyn, en beluistert hem.) Dat, waarin Armand ftaat, is veel grooter dan het deel dat men 'er my van afftaat; en zeker, myne onderneemingen zyn toch wat gevaarlyker dan de zyne Myne fchouders hebben nog geheugen van een'zeker'man, zo fterk gefpierd als kwalyk opgevoed, die, om zyne kuifche wederhelft te bewaaren.... maar, verwyderen wy van ons een herdenken, dat myne fmerten vernieuwt. Doch 't geen dagelyks mynen hoogmoed vernedert, is, dat de ftaatkundige Secretaris dikwyls aan de tafel van zynen Heer eet, en dat de (^Bezorger van mynheers pleifierpartyen — als een knecht met' de dienstbooden eet. TWEEDE TOONEEL. DE HERTOG DE RICHELIEU, LA FOSSE. RICHELIEU. / Het is zonder reden dat gy u beklaagt, mynheer de Intendant. My dunkt, dat de belooningen, aan den post, dien gy by my bekleed, gehecht,u eenigzins tot fchaa'vergoeding moesten firekken, voor die foort (*) In 't Fransch: Intindant des memis fUtfrr, C 4  40 DE JONGE RICHEL I EU, foort van aanzien, die Armand te beurte valt, en waarop gy Icwalyk zoudt doen aanfpraak te maaken. En wat betreft het geen gy zomwylen krygt van den een' of anderen man, die zyn wereld niet verftaat, dit behoort, noodwendig, onder de voordeelen, die van uwen post onaffcheidelyk zyn. la fosse. En dit is juist hetgeen ik wenschte dat men 'er van affcheidde. Maar, dewyl gy my toch beluisterd hebt, zo Hem my toe , Mynheer, dat gy alle de vermaaken, en ik alle de moeite,al het verdriet hebbe. richelieu. Maar erken gy dan ook, dat ik u uwen naam gemaakt heb. De wereld fpreekt niet dan van u. Uw naam heeft inderdaad meer vermaardheid dan de myne; en zo lange 'er nog aartige vrouwen te verleiden , en onhandelbaare mannen te bedriegen zullen zyn, zal men aan den onfterflyken la Fosfe denken. la f o ss e. Dat moge zo zyn.... maar zemtyds evenwel geVoel ik een' Herken weêrzin tegen myne rechten op de onlterflykheid; ik koopze wat duur. richelieu. Men heeft niets zonder moeite. Het pad des roems ïs altyd gevaarlyk, het js als bezaaid met klippen. Maar wy willen dit daar laaten, en van onze zaaken Jpreeken. la fosse, (hem een grootpak brieven aanbiedende.") Zie daar de brieven van alle de fchoonen, die gy aan uwe zegekar geketend hebt. ri-  TOONEELSPEL. 41 richelieu. Ach! goede hemel, dat is om te beeven! En denkt gy dat ik myn' tyd zal verfpillen met alle die zotternyen te leezen?.... Neen, dat is een werk dat ik mynen erfgenaamen overlaate, zy zullen zich na myn' dood daar mede vermaaken. la f oss e. j Maar ondertusfchen, om te antwoorden, dient gy wel te weeten.... richelieu. Ei.' neen, dat is der moeite niet waardig, zy zeggen alle genoegzaam hetzelfde.... Zeg my veel liever, wat uitwerking myn brief op dc lieve Jufvrouw Michelin gedaan heeft. la fosse. Ik heb haar uw briefje willen overhandigen. Zy heeft het niet willen aanneemen, en zonder haare oude meid, die 'er zich wel meê heeft willen belasten. richelieu, Gacchende.~) De oude Maria?.... Zy is eenig in haare foort.... Jufvrouw Michelin heeft dan toch nog altyd wroegingen ? Ik zal nooit iets van die vrouw maaken. Zy bemint my tot dol wordens toe, en zy ftraft zich zelve over eene misdaad, waaraan ik alleen fchuldig ben.... Dit ftrydt tegen 't gezond verftand; in waarheid, 't is eene onbegrypelyke vrouw. la f0s8e. 't Zy zo; maar evenwel bekoorlyk. CS BU  42 DE JONGE RICHELIEU, RICHELIEU. 6! Bekoorlyk, zonder twyffel. Op myn eer, alleen by dit Dag van burgerlieden is het,dat men een' aangenaamen, ongedwongenen omgang aantreft; gevoeligheid ; zo iets dat men deugden noemt; dat moet ik bekennen, en dit is een ongelyk dat de natuur ons doet. Wat myne andere burgerlyke overwonneling betreft, de preutfche Jufvrouw Renaud, — zy is juist zo gevoel-vol, zo fchroomvallig niet als de zo zedige Jufvrouw Michelin.... Maar zy heeft ook haare kleine vooroordeelen, haare kieschheid— Zy meent te moogen eifchen alléén by uitftek bemind te worden. LA FOSSE. En dat door Mynheer de Richelieu? weg, weg, dat is befpottelyk. RICHELIEU. Wat meer is, zy durft zich nog wel houden, als of zy voor de fchande bevreesd ware. LA FOSSE. Maar die vrouw heeft dan in 't geheel geene grondbeginfelen. RICHELIEU. 6 Men zal ze haar wel leeren. Evenwel ik houde meer van de lieve Michelin Haar man bemint haar tot gek wordens toa, en ik geloof dat het juist dit is, dat my zo verzot op haar maakt... en heeft zy op mynen brief niet geantwoord? LA FOSSE. Neen, Mynheer. RI-  TOONEELSPEL. 43 RICHELIEU. Haleene zekere vastheid van caracter.'eene deugd, wroegingen, die het winnen zouden van de liefde, welke ik ingeboefemd heb! dit zet my te meer aan— Ik moet haar gaan zien, ik moet vol/trekt myne kennis met haar hernieuwen Maar daar zie ik mynen wysgeer koomen; gaa heen als ik u nodig heb, zal ik u fchellen. (La Fosfe gaai heen.~) DERDE TOONEEL. RICHELIEU, ARMAND. RICHELIEU. "Wel nu, myn lieve Armand, gy ziet my weerom na drie maanden van eenen verfchrikkelyken veldtocht. ARMAND. En die u veel eer doet. RICHELIEU. De duivel! een compliment! zie daar het eerlte dat gy my maakt, zedert wy eikanderen kennen. ARMAND. Dat is myne fchuld niet. RICHELIEU. Weet gy wel, dat gy eene zekere meesterfchap over my gekregen hebt, waarover ik zelf fomwylen verbaasd ben? zeg my toch eens,van waar hebt gy die ftoutheid, waar mede gy my dikwyls de harjfie waarheden zegt? AS_  44 DE JONGE RICHELIEU, ARMAND. Van het getuigenis van myn geweten, dat my nimmer toelaaten zal uwe eer en de myne van de berekeningen van 't eigenbelang, en van de hoop van myn fortuin te doen afhangen. RICHELIEU. Dat is zeer edelaartig, ongetwyffeld , maar 't is juist niet altyd zeer vermaakelyk... Maar wat 'er ook van zy, thans zyt gy wel van my voldaan , en gy vind dat ik my in den laatften veldflag wel gedragen heb ? ARMAND. Volmaakt wei. De ftem van het publiek is voor u, en dit is juist het getuigenis, het welk gy altyd behoordet te bejaagen. Gy hebt zo veel geest als dapperheid, een gezond en vlug oordeel , vooral die bedaardheid, die aan de waare onverfchrokkenheid voegt; gy voerdet het bevel over Franfchen ; gy hebt de overwinning behaald; dit moest zo zyn, RICHELIEU. Deeze veldflag is verfchrikkelyk geweest ; twintig duizend menfchen, ten minftcn, op het flagveld gebleven. ARMAND. Twintig duizend méhfchen!— En waarom?.... Het is toch een ysfelyk ding, die oorlog. RICHELIEU. Inderdaad niets is ysfelyker dan het gezicht van een üagveld , 's daags na eenen veldflag.... men is dan  T O O N E E L S P E L. 45 dan koelbloedig.... 't geen den meesten indruk op my gemaakt heeft, was het gezicht der gefneuvelde Officieren , der aanzieulykfte krygshelden, met één woord, van lieden van fatzoen, op de aarde uitgelirekt, en vermengd met de gemcenfte SokJaaten. armand. Ha! 't is dit dat u getroffen heeft! Inderdaad, de vyanden hadden den edelman van den gemeenen man onderfcheiden , en de groote heereu in een' ■afzonderlyken hoek moeten doodflaan. richelieu. Gy kortswylt... maar ik wilde zeggen, dat ik met fmert gezien heb , dat braave Officiereu , die hun bloed kwamen te Horten... armand. En dat der Soldaaten, heeft dat dan niet gevloeid ? richelieu. By myne ziel! Ik verwondere my niet,dat Voltaire u zo iïerfc aanbevolen heeft. Gy zyt vol van zynen wysgeerigen geest, van zyne fchoone menschlievendheid... Maar laat ons van gefprek veranderen; wat nieuws is 'er, geduurende myne afwezigheid, voorgevallen ? armand. Niets dan 't geen gy reeds weet... Gy zyt lid van de Franfche Academie geworden , in de plaats van Dangeau. richelieu, (Za cc ken de.) En deeze benoeming heeft, zonder twyffel, u Hof geleverd om aanmerkingen te maaken? a r~  46 D È" JONGE RICHELI E\J, armand, (meteen fchimp'enden glimlach.') Ik heb 'er Hechts ééne gemaakt... Zy is deeze, dat mynheer de Voltaire reeds vyf of zes meestérHukken heeft voor den dag gebragt, en dat mynheer de Voltaire tot nog toe geen Lid van de Academie is. richelieu. Hy zal ook met 'er tyd zyne beurt hebben... Een man van mynen rang flapt voor alles heen... Maar 't wordt tyd, dat ik aan eene redevoering, ter gelegenheid van myne aanneeming, gaa denken... armand. Gy kunt u die moeite fpaaren. Gy hebt 'er drie, waaruit gy kiezen kunt 'Fontenelle , Destouches en Campiflron, hebben 'er u elk eene gebragt. richelieu, (onachtzaam.) Zo ! Ik ben hun zeer verplicht voor deeze oplettendheid. .. Ik zal ze leezen , en de voorkeus geeven aan die; welker houding... Het past evenwel niet , dat een man als ik dep fchyn hebbe van te fchryven als een eenvoudig letterkundige... Bygevolg zal ik 'er in verfchikken, verbeteren.., armand. 6! Dan zal men den flyl van die Heeren niet herkennen — wees maarniet bevreesd,dat men 'er zich in bedriegen zal. richelieu. Mynheer, men behoort te kunnen zien, dat een man van mynen rang, indien hy flechts wilde, even zo goed zoude fchryven als Fontencile, maar het fat- foca  TOONEELSPEL. 47 foen eischf tevens dat men bemerke, dat by alle die kleinigheden behandelt met eene zoort van flofheid met eene zekere achteloosheid. armand, (half binnen''s monds.) Die hem zelfs ontflaa van de fpelkunst te ver/laan. richelieu. Wat zegt gy daar? armand, (glimlacchende.) . S! Zo gy waarlyk nieuwsgierig waart om het te weeten VIERDE TOONEEL. la fosse, de vorig en. la fosse, (aandienende.) Jufvrouw Renaud. richelieu. Jufvrouw Renaud?... doe haar binnen koomen... het zal my vermaak doen haar te zien.... Eene mooije vrouw koomt altyd wel te pas. ar ma n d. Zo gy my iets te beveelen had?.... richelieu. Neen, ik heb eenige zaaken met 11 aftedoen.... daarenboven wil ik, dat gy kennis maakt met Juf. vrouw Renaud.... 't Is maar eene burgervrouw, maar, 0p myn eer, 't is wat fraais. Eene houding, een voorkomen van grootheid.... Gy zult het zien, gy zult het zien. —' vrr  48 DE JONGE RICHELIEU, VTFDE TOONEEL. de vorigen, JufvrOUW renaud, la fosse, (die eert leuningftoel geeft aan Jufv. Renaud.) Mchelieu, (Jufvrouw Renaud te gemoet gaande, haar de hand biedende, de haare eerbiedig kusfchende, en haar leidende naar den ftoel dien la Fosfe aanbrengt.) Gv, hier! gy, myne fchoone vriendin! Maar, dat is verwonderlyk! het is waarlyk allerliefst. Jufv. renaud. Ik heb my verplicht gevonden, my te haasten om mynen eerbied te betuigen aan den held, die over alle onze vyauden heeft gezegepraald.' richelieu. Kwets toch myne zedigheid niet, bfdde ik u..., En fpaar uwe gelukwenfchen tot den dag, waarop ik tot Ambasfadeur benoemd zal worden. Jufv. renaijd. Gy Haat naar eene Ambasfade? richelieu. En ik beu genoegzaam zeker te zullen flaagen, Eenige fchoone vrouwen zyn myne voorfpraaken; de post hangt af van den Regent, en de Regent weigert niets aan fchoone vrouwen. Weet gy wel, dat ik; ongeduldig was om u weder te zien ? Jufv. renaud, (op eert zachter' toon.) Zo ik daar van zeker ware, zoude ik durven hoopen uw hart te behouden. R I-  T O Ö N E E L S P E L. 49 richelieu. Koe ? zoudt gy dan inderdaad op myn hart gefield zyn? Jufv. renaud, (zachtjes, en met eene ver tooning van misnoegen, fchoon nogglimlacclcnde.) Eene fraaije vraag waarlyk..,. (Overluid, zo dra zy Armand ziet) "Maar.... ik geloof hem te herkennen.... neen, ik bedrieg my niet.... 't is mynheer Armand. richelieu. Gy kent Armand? Jufv. renaud. Ik heb 't genoegen gehad van mynheer zomwylen te ontmoeten by eene jufvrouw in myne buurt. armand, '(met eene beleefde, maar koe/e houding.) Zedert ik de eer heb by mynheer den Hertog té woonen, hebben myn plicht en myne bezigheden my niet toegelaten myne opwachting by haar te maaken.... die jufvrouw was uwe vriendin, naar 't my diestyds toefcheen? Jufv. renaud. En ik geloof dat zy bet nog is.... indien ik haar niet meer zo dikwyls zie armand. Zy leeft zeer ingetogen , en gy Mejufvroüw, als ifc wel zie, leeft tegenwoordig geheel en al in den fmaak van de groote wereld. De vergeten ftaat en degrondbeginfelen der Dame, van welke gy my fpreekt, zouden een weinig aiïtecken by de fehitterende vlucht, welke men u heeft doen neemen.  So DE JONGE RICHELIEU, richelieu, (fpotachtig.) Dat is zeker een lelyke zet, dien hy u daar geeft... maar word 'er maar niet boos om ; hy vermaakt zich ook wel eens ten mynen kosten. Jufv. renaud. Mynheer kent my niet genoeg om my te beoordeelen, en ik kenne te wel de grondbeginfelen van braafheid, van eer, welke hem algemeen doen achten, om boos op hem te worden. richelieu. 61 't Is een man daar ik veel werk van maake... Ongelukkig is het niet altyd met braafheid, dat men 't verfte in de wereld koomt. armand. Dat is niet de fchuld der braafheid. richelieu, {zacht tegen Jufv. R.naud^ Gy ziet wel dat hy een fnaak is. (Luid, tegen Armand) Maar, daar gy zo kiesch zyt, waarom werkt gy niet voor het tooneel? Ik beloeve u het eerfte Huk dat gy maaken zult, op hoog bevel te doen fpeelen. armand. Zult gy het ook op hoog bevel doen behaagen ?... Neen, mynheer! ik weet niet, wat het lot my befchoren heeft, maar ik wil ten rrdnfte tot geenen gelukftaat,noch tot eenigen roem geraaken, dan door middelen, waar voor ik durve uitkoomen... Maar, mynheer, gy hebt gezelfchap , de tyd gaat heen... Gy zult van daag zeker niets doen... dusgaaik... (Hy tiil hetn gaan.) RI-  TOONEELSPEL. 51 richelieu. Neen, neen, Jufvrouw Renaud zal my wel willen toeftaan eenige bezigheden aftedoen... Jufv. renaud, (ppftaande om heen ie gaan.) Ik was flechts gekomen ofn u te zien, en my aan uw geheugen te herinneren... Gy hebt bezigheden, ik gaa hoen. richelieu. Neen, zeg ik u, gy doet my in 't minne geen belet, en 't is flechts 't werk van een oogenblik. Binnen een paar minuten ben ik geheel tot uwen dienst.... voor 't overige, zal dit u niet beletten te praaten.... blyf zitten.... Gy, Armand, fchryf.... (Hy zegt hei hem voor) „ Myn lieve Graaf, eindelyk heb ik „ het middel gevonden om den goeden hals, van wien wy gisteren fpraken , volkomenlyk in ongunst te „ brengen".... Jufv. renaud. Zie daar een begin dat iets belooft. richelieu. La Fosfe, zet u daar, neem eene pen en fchryf. (tegen Jufv. Renaud.) Mevrouw de Palme'zi zendt my daar eenen allertederften brief, en ik kan my met fatzoen niet wel ontflaan van 'er op te antwoorden. Jufv. renaud, (gebelgd.) ^ _ Ik bedanke u, dat gy daar toe juist het oogenblik kiest waarin ik by u ben.... richelieu. Gy weet niet wat ik haar fchryven wil.... Zyt gy D 2 ge_  5a DE JONGE RICHELIEU, gereed, Ia Fosfe? (Hy zegt hem voor) ,, Scboone ,, Palmézi, op 't oogenblik ontvang ik den lieven brief, „ waarin gy my zweert my eeuwig te zullen bemirv „ nen"— Jufv. renaud. Hoe? richelieu. Wacht dan toch het einde van den brief.... apropos. ... (Hy luistert haar iets in 't oor.) armand, (ter zyde.) Hoe meer floutheid hy gebruikt in 't bedriegen, hoe meer onbefchaamdheid, hoe heviger hy bemind wordt! richelieu, (luid tegen Jufv. Renaud.) Denk 'er aan dat ik u verwacht, en dat gy volftrekt koomen moet. Jufv. renaud, (op eenen eenigzins droogen toon.) Dat is nog zo zeker niet. richelieu, (losjes.) Zeer zeker, zeer zeker.... -« (Tegen Armand.) Nu uw beurt, myn philofoof. (Hy zegt hem voor.) „ Den goeden hals van wien wy gisteren fpraken ; alle zyne deugden zullen hem niet behoeden voer „ het befpotlyk licht, waar in ik hem meene te vertounen." Jufv. renaod. Zich ter zelfder tyd bezig te houden met eenen brief over ftaatszaaken, en een' anderen over een' minnehandel! welk eene tegenwoordigheid van geest! ai-  TOONEELSPEL. 53 richelieu, (luchtig.) Een tweede Cefar, even als hy het hoofd bekransd met laurieren , geef ik in 't zelfde oogenblik verfcheiden brieven op, en doe de ftaatzaaken en de vermaaken hand aan hand gaan. (Fly zegt voor aan ia Fosfe) ,, Schoone Palmézi, op 't oogenblik ont„ vang ik den lieven brief, waarin gy my zweert my „ eeuwig te zullen beminnen; als een oprecht vriend, „ raade ik u niet my hierin woord te houden; hoe „ groot een wysgeer ik zyn mooge, ik heb altyd een „ fchrik gehad voor de eeuwigheid, en vooral in 't „ ftuk van liefde; maak dus geen ftaat dat ik deeze „ loopbaan met u ten einde loope; ik voel my zelfs „ geen moeds genoeg om ter halvcrweg te koomen." Jufv. renaud. Maar zie daar een brief van eene onbefchoftheid 1.... richelieu. Ik weet wat ik doe.... zo ik haar vleijerijeii zeide, zou zy geen belang meer in my ftellen. JtlfV. renaud, (rpytitC.) Vaarwel. ' richelieu. Blyf toch;gy zyt mal, ik zal u dit alles uitleggen.... Gy, Armand, fchryf. (Hy zegt hem voor) ,, Alle „ zyne deugden zullen hem niet behoeden voor het „ befpottelyk licht waarin ik hem meene te vertoc„ nen ; maar zy zullen hem vertroosten in den fchoot „ der wysbogeerte, over 't verlies van eenen post, „ waar voer hy niet berekend is, en die u oneindig „ veel beter pust dan hem." D 3 ar-  S4 DE JONGE RICHEL IE ¥, armand. Hoe, gy zoudt u aanmatigen?.... richelieu. Och, myn vriend, dit is zo het gebruik. Jufv. renaud. Maar dit is eene handelwys zo trouwloos.... richelieu. Gy zyt een bekoorlyk vrouwtje, waarop ik fmoorlyk verliefd ben; maar gy hebt geene de minfte kennis van ftaatzaaken. armand, (met verontwaardiging, en opftaan- de om heen te gaan.) Ik kan 't niet langer uitftaan. richelieu. Armand, gy zult my uwe brieven laaten teekenen eêr ik uitgaa, want ik koom van avond niet te huis. (Armand vertrekt.) (tegen Ia Fosfe.) Gy, bezorg my de allereenvoudig, fte ochtcnd-kleding— Gy verftaat my? (La Fosfe vertrekt.) ZESDE TOONEEL. richelieu, Jufv. renaud. richelieu, (op eenen ftreelenden toon) W cl nu, wat fchort 'er aan? Gy pruilt! Gy zyt boos op my! Juf. renaud. Neen..,. Maar ik begryp niet, hoe men u lief hebbpR  TOONEELSPEL. SS fcen kan; want in waarheid, gy zyt haatelyk de vrouwen moeten wel zot zyu ik moet het zelve wel weezen... en dit maakt my dol. richelieu, (op den inneemendften toon?) Het is niet mogelyk beminnelyker te zyn, en ik moet u zelfs bedanken voor de hardigheden welke gy my zegt;maar ik heb ti beloofd u de redenen van myn gedrag te verklaaren, en dit gaa ik doen: ik zal niet fpreeken van mynen brief aan den Lieutenant de Poli ce; de zaak, waar in gy het meest belang neemt, zyn myne vcrbindtenisfen met zekere fchoone vrouwen; en dit is het juist waar over ik fpreeken wil; ik ben jong, ik ben eerzuchtig, men maakt in de wereld geen' opgang dan door de vrouwen; 't is dus by de vrouwen dat myn belang van my vordert my aangenaam te maaken; nu kan men haare gevoeligheid niet opwekken, haare eigenliefde nietin beweging brengen, dan door haar hinderpaalen in den weg te werpen, welken zy moeten te boven koomen; men maakt zich geen meester van haar, dan door haar medeminnaresfen te doen zien, welke zy moeten overwinnen; en dit juist is het, dat my noodzaakt myne overwinningen te vermenigvuldigen maar myn hart, dit hart, 't welk gy befchuldigt niet vatbaar voor de liefde te zyn, myn hart is veel meer vatbaar voor eene waarachtige genegenheid, dan gy gelooft; myn hart flaatniet dan voor een eenig voorwerp; en het is de fchoone, de gevoelige Renaud, hoe onrechtvaardig zy ook zy, die zich het eerst van 't zelve heeft meester gemaakt, die D 4 het  56 DE JONGE RICHELIEU, het onverfehillig maakt voor alles wat buiten haar is , ca die alleen en onverdeeld in 't zelve heerscht. Jufv. renaud, (met aandoening.) Gy bedriegt my, ik ben 'er zeker van... maar, on~ dankbaare, zo groot is uw vermogen op my, dat ik het bedrog zie, en my niet weêrhauden kan 'er het flachtoffer van te warden— intusfchen heb ik het u te danken, dat ik my niet langer by myne beste vrienden durve yertoonen. ... ik vrees hen te doen bloofen. richelieu. En wie zyn dan toch die nauwgezette vrienden, voor wier oordeel en geftrengheid gy zo beducht zyt? Jufv. renaud, (zuchtende.) De kennis, welke 't my het meest fpyt afgebroken te zien, is die welke ik had met diezelfde vrouw, waar van uw geheimfchryver my zo even fprak eer.e vrouw, die inderdaad elks achting verdient, en welker vriendfehap langen tyd myn geluk maakte. richelieu, (levendig.') Is zy mooi ? Jufv. renaud. Éekoorlyk... maar ingetogen, maar nauw gehecht aan haare plichten, aan haaren echtgenoot... met één woord, een voorbeeld, dat ik altyd had moeten naarvolgen. richelieu. Eene vrouw, nauw gehecht aan haare plichten, aan haaren echtgenoot, een voorbeeld— maar weet gy wel,dat zulk eene vrouw ten uiterften eerbiedwaardig is,  TOONEELSPEL. 57 is, en dat gy myne nieuwsgierigheid gaande maakt ? gymoet my haaren naam zeggen, en ik, ik neemop my om u weder met haar te bevredigen. Jufv. renaud, (glimlacchende.) Neen, Mynheer, neen, ik heb haar nog te lief, en acht haar te veel, om haar bloot te flellen aan het ongeluk van u te kennen. richelieu. Maar zie daar eene manier van handelen, zo ftreng... maar wat leven hoor ik daar binnen? wat is daar toch te doen ? men kyft daar, geloof ik... Jufv. renaud. Schel eens en vraag het. la fosse, (.zacht tegen Richelieu.') Mynheer, daar is Maria, die maakt een leven van den duivel, zy wil uvolflrekt zien,en koomt een' brief brengen, dien zy aan niemand dan aan u zelf wil overhandigen. richelieu. Doe haar binnen koomen.... wel zeker, zo ik voor iemand te huis ben, is het voor myne goede Maria. ZEVENDE TOONEEL. Jufv. renaud, richelieu, maria, twee ofdrie Knechten. * maria, (zy koomt met drift binnen, en dringt met geweld heen door de knechts, die htïar xx beletten willen de deur te openen.) Wel! goede God! welk een omflag! welk eene moeite om Één' mensch' te fpreeken! (tegenRichelieu) £> 5 Ver-,  58 DE JONGE RICHELIEU, Verdord! gy hebt daar al heel lompe knaapen in uwen dienst. RICHELIEU. Ei! zyt gy daar, myne goede Maria? Jufv. renaud, (zeer verbaasd en ter zyde.) Maria! goede hemel! richelieu, (ter zyde.) Zie daar dan eindelyk ons geheim aan haar ontdekt.... (tegen de knechten) Gaat heen. Welnu, myne lieve Maria, zeg my wat gy hier komt doen? maria. Eene boodfchap die ik te doen heb, en die ik doe. (Zy geeft hem den brief van Jufv. Michelin over.) Daar, neem aan en lees. (Zy trekt een" grooten armftoel naar zich.) Ik moet gaan zitten, — ik ben dood af. Het is zo verre van ons huis naar 't uwe... richelieu, (lacchende.) Neem nw gemak. maria, (zich op haar gemak in den ftoel zettende.) Dat doe ik reeds. — richelieu, (zacht tegen Jufv. Renaud, die zich ter zyde gekeerd heeft om niet van Maria gezien te "worden.) Zou deeze vrouw, die gy daar ziet, by geval ook eene dienstbode kunnen zyn van die bekoorlyke en deugdzaame buur-jufvrouw, welker aangenaamen omgang en tedere vriendfchap 't u zo zeer fpeet verloren te hebben? Jufv. renaud. Gy zyt een molliter! ma-  TOONEELSPEL. S9 maria. Koom, koom, morgen znlt gy tyd hebben om te keuvelen; maak dat ik weder heen kan gaan, als 't u belieft. Alle myne oogenblikken zyn geteld, en ïk heb te huis myn werk te doen. Moet 'er antwoord op zyn ? zult gy 't my mede geeven ? Toe, fpoedig, ik heb haast. richelieu. Geef u ten minfte den tyd om eens adem te haaien..., hoe vaart de fchoone jufvrouw Michelin? maria, (met drift opftattnde, en hem in V oor luisterende.) Gy zoudt wel moogen nalaaten haar te noemen in tegenwoordigheid van eene vreemde richelieu. Eene vreemde? — Mejnfvrouw? o neen, wy zyn hier onder kennisfen... mejufvrouw is de vriendin van uwe meesteres... (Hy neemt jufvrouw Renaud zachtkens by den arm, en draait haar naar den kant van Maria) Zie daar, bezie haar flechts. maria, (met verbaasdheid terugtreedende.) Jufvrouw Renaud? Jufv. renaud, {pp eenen eenigzins fpotachtigen toon) Ik dacht niet, Maria, dat ik u hier zou ontmoeten. maria, (op eert bit f en toon.) En ik dacht even weinig u hier te vinden, Jufvrouw. Jufv. renaud, (opdenzelfdenfpotachtigentoon.) Ik was zo verre van te vermoeden, dat jufvrouw Mi-  6o DE JONGE RICHELIEU, Michelin eenige redenen had om u by mynheer den Hertog de Richelieu te zenden.... maria, (met bitsheid.') Wat praat gy van redenen ?... wat verftaat py daardoor, als 't u belieft? daar is geene reden, me» jufvrouw.... Jufvrouw Michelin is eene achtingwaardige vrouw. Jufv. renaud, (glimlacchende.) En voor welke ik eene onbegrensde achting heb... Het is lang geleden dat ik haar geen bezoek gegeven hebbe; zy moet we! boos op my zyn— maria. Zy? och, in 't minfte niet, jufvrouw Michelin heeft zelfs uw wegblyven niet eens bemerkt. Jufv. renaud. De toon, waarop gy my dit zegt, verzekert my van het tegendeel.... maar ik zal haar gaan zien... deezen dag nog de omftandigheid geeft'er my den moed toe, en ik zal haar vraagen, of het waar is, dat i k alle aanfpraak op haare vriendfenap verloren hebbe. maria. Haare vriendfchap ?... ha. ha! dat is het niet waarom gy verlegen zyt. richelieu, (Hy heeft fteeds naar haar geluisterd met eenen fpottenden glimlach, en de érnflige toon, dien hy aanneemt om tegen haar tt fpreeken, moet zyne trouwloosheid nog duideiyker doen zien.) Ik zie, dat gy u beide bedriegt... (tegen Maria) De  TOONEELSFEL. 61 De jufvrouw koomt hier aljeerrlyk ter behartiging van 't belang van eenen vriend, aan wien myn invloed een' post, waar naar hy dingt, bezorgen kan... (tegen jufv. Renaud) Ik ken jufvrouw Michelin niet dan door de betrekkingen, welke ik met haaren man gehad heb, toen ik hem myn verblyf (*) in de voorftad van St. Anroine heb doen meubleeren. Ik ben zelfs nog zyn fchuldenaar, en de brief, dien zy my fchryft, loopt alleen over dat fluk Gy ziet, dat gy alle beide zeer lichtvaardig in uw oordeel geweest zyt,dat de beminnelyke jufvrouw Michelin in myna oogen even achtenswaardig is als de bekoorlyke jufvrouw Renaud.... en dat ik de naauwgezetheid, de onnozelheid zelve ben. maria, (binnens monds.) o'! Die looze veinsaart! Jufv. renaud, (zacht tegen Richelieu.) Hoe wel weet gy de leugen met de kleur der waarheid te vernisfen! richelieu. Gy kunt aan jufvrouw Michelin zeggen, myne goede Maria! dat ik op dit oogenblik niet in ftaat ben',, ofrï de rekening, waarover zy my fchryft, te voldoen , maar dat ik zonder twyfel nog voor het einde vau deezen dag fchikkingen zal maken om maria, (knorrig.) Ja mynheer! ja wel, dat is genoeg! ik zal haar zeggen (*) Petite maifon.  6z DE JONGE RICHELIEU, gen wat ik gezien en wat ik gehoord heb... ik zal haar zeggen (pinnen s'monds) maar ik gaa,want ik zou eindelyk myn geduld verliezen (met eene zeer ftyve nyging) vaarwel Mynheer!.... ik groet u Jufvrouw! (zy gaat heen.) ACHTSTE TOONEEL. JufvrOUW renaud, richelieu. richelieu, (op een? ftreelenden toon.) Ik hoop, dat gy nu gerust zyt? Jufv. renaud. Indien 't mogelyk ware geloof te flaan aan 't geen gy zegt.... richelieu. Ik zou valsch, ondeugend genoeg zyn om u te bedriegen, u, die ik boven alles beminne!.... NEGENDE TOONEEL. de vorigen, la fosse. la fosse. IVIynheer ik geloof dat het tyd is, om U te kleeden. richelieu. Nu reeds? Jufv. renaud. Ik gaa heen. richelieu. Nu, gy weet wat ik u gezegd heb?..,, ik maak'er ftaat op — gy zult zeker koomen? Jufv.  TOONEELSPEL. 63 JufV. renaud. Ik behoorde 't niet te doen.... maar een enkele opflag van uwe oogen doet myn verftand zwygen. richelieu. Hoe zeer gevoel ik de waarde van zo veel liefde! Jufv. renaud. Zie dan jufvrouw Michelin niet meer! richelieu. Maar ik zie haar nooit, ik ken haar niet eens — het ftaat flechts aan u, om u hiervan te overtuigen.... Zie daar haar' brief, lees hem. Jufv. renaud, (den brief weigerende?) Neen! dat zou een blyk zyn van wantrouwen, zo beledigend voor u , als voor my zelve... ik geioof u, en daarop ben ik gerust. richelieu. Nu tot van avond dan — ik verwacht u.... Jufv. renaud, (teder.) Deeze dag zal my eene eeuw fchynen!.... richelieu, (op den zelfden toon.) Waarom kan ik de oogenbiikken niet verkorten — maar ongelukkig, de liefde doet geene wonderwerken meer. Jufv. renaud. En dit is het juist dat my doet wanhoopen u immer getrouw te zullen zien.... (hy ml haar uitleiden) blyf, blyf.... geene complimenten. (Zy vertrekt.) TIEN-  64 DE JONGE RICHELIEU; TIENDE TOONEEL. richelieu, la fosse. richelieu, (als iemand, die na eene langi vèrmoeijenis adem fchept.) Eindelyk dan is zy weg! haare bezoeken zyn vlsri eene langwyligheid la fosse. Ik dacht toch, dat gy eenigen finaak voor haar hadt. richelieu. o Hemel! neen; ik denk'er geheel niet meer om niaar ik wilde met haar breeken op eene meer of min grappige wyze.... ik wacht maar naar 't oogenblik. la fosse. Goed ook.... moet ik met u gaan, Mynheer? richelieu, (zich aan zyne kaptafel zettende.) Neen, vast niet! Ik was niet voornemens de fchoone en fchroomachtige jufvrouw Michelin van daag te gaan zien — maar zy fchryft my, dat zy van my afziet — zy verbiedt my meer aan haar huis te koomen eii juist daarom gaa ik'er op't oogenblik heei? la f o ss e. Dus ben ik dan vry,en kan over deezen gcheelcn dag naar myn' zin befchikken. richelieu. Ha! fchurk.... gy gaat ook ti w meisje bezoeken.... gy moet ze my eens laatcn zien.... t A  TOONEELSPEL. 65 la fosse. _ Gy zult de goedheid hebben rny te vergeeven. als ik u zeg, dat daar niets van worden zal.... het ftaat my nog klaar voor, welk eene poets gv gefpeeld hebt aan mynen voorganger, die lomp genoeg was, om u het voorwerp zyner liefde te laaien zien.... Myne kieschheid.... ^ richelieu. Ha, Ha! die kieschheid van Mynheer la Fosfe behaagt my zeer.... (hy beziet zich in eed ftiegeO Dunkt u, dat ik zó eenvoudig genoeg gekleed ben? want gy moet weeten, ik ben van daag la Fosfe, ik moet uw' perfoon vertooncn. la fosse. In dat geval kunt gy 'er zeker" niet te wel uitzien. — richelieu. Ingebeelde zotskap!.... ja.... ik kan zó wel blyven, en zie daar my dan voor den geheelen dag een Burger uit de ftraat van St. Antoine;want ongetwv ffeld zal de goede hals van een Michelin, die geen 't minfte erg heeft in myne gedaanteverwisfeling, my ►ten eeten vraagen met zyne berouwvolle Echtgenonte.... Men is boos; men gevoelt wroegingen; ik zal het onweder moeten doen bedaaren; dat vereischt tyd.... gy Zuit my dus deezen avond niet dan zeer laat terug zien. e a f 0 s s e , (binnen 's vionds.) Zo veel te beter. E ei-  65 DE JONGE RICHELIEU, richelieu. Dat zal een dag zyn.... maar tot vergoeding ook , werp ik my morgen in de groote wereld.... als een andere Mercuur neem ik van daag de onhebbelyke gedaante van Sofia aan. Maar, daar het my verveelt zo ongedaan te zyn, Gaa 'k morgen hemelkaart, om my van deeze [metten Te reinigen met ambrofyn. la fosse, (ter zyde.) Wanneer zal ik eens zonder gevaar zo onbefchoft zyn moogen? richelieu. Wie koomt daar nu weer aan? 6! 't is Armand. ELFDE TOONEEL. de vorigen, armand. armand, (met eenige opene brieven in de hand.) Mynheer, zie hier de brieveirom te teekenen. ri chelieu. Geef fchielyk, ik heb haast.... (hy teekent ze fiaande) maar ik zie dien niet, welken ik u opgaf omtrent dien zekeren man, die dien post had, en dien ik in ongunst wilde doen vallen. armand, (koel.) Ik geloof 't wel, die is 'er ook niet by. richelieu. Eu waarom is die 'er niet?... Ik heb hem u opgegeven. A R-  TOONEELSPEL. 6? armand, (nog koeler.) Dit is waar, maar ik heb hem niet gefchreven. richelieu. En welke reden hebt gy daar voor gehad ? armand. Om dat gy iets gingt doen, dat gansch niet pryzenswaardig is, en ik u den tyd tot nadenken heb willen Iaaten. richelieu. Hoe, iets dat gansch niet pryzenswaardig is? armand. Ik heb zo min geleerd te zwygen, als de waarheid te verbloemen. richelieu. Maar, ik verzekere u, dat het een dienst is dien ik aan dien goeden hals bewyze. Geheel overgegeven aan de wysbegeerte, is hy aan het hof gansch en al buiten zynen kring. Alles hindert hem daar, en hy hindert op zyne beurt de geheele wereld. Hy zal veel gelukkiger op zyne landgoederen leeven. armand. Maar is dat eene reden om hem ten toon te Hellen, 't geen hy niet verdient; en hem van zynen post te berooven? richelieu. Weet gy wel, mynheer, dat men by my niet blyven kan, wanneer men de ftoutheid heeft.... armand. Ik gaa dus oP 't oogenblik heen; want ikzalnimE 2 mer  68 DE JONGE RICHELIEU, mer eene andere taal tegen u fpreeken.... Vaarwel, mynheer. richelieu, (Er ontfnapt hem eene beweging van gramfchap, welke hy terftond bedwingt; hy ziet Armand van ter zyde aan, zwygt eert oogenblik ftil, en zegt vervolgen! met eene zoort van zelfverzaking?) Wie zegt u, dat gy heen moet gaan?... ik zaL zelf den brief fchryven — maar ik zeg het u nogmaals , gy zyt niet zonder verdienden, en ondertusfchen zult gy in de wereld niet voortkoomen. armand, (met groote zedigheid.) Ik heb daaromtrent myn party gekozen. richelieu. Hoor, la Fosfe, eêr ik uitgaa.... zo ik by geval deezen avond niet weder te huis kwam, moet gy niet vergeeten my myn groen rydtuig met twee knechts in livery te zenden in de ftraat van Grenel/e. Zy moeten geduurende den nachjublyven ftaan voor de deur van dat mooije fyne vrouwtje, dat gy wel kent ik zal 'er wel geen voet in huis zetten maar tor nog toe weet niemand myn' geheimen omgang met haar, en ik moet het publiek een weinig ten minne in myn vertrouwen neemen. la fosse, (ter zyde) Zie daar de eer eener vrouwe in goede handen. richelieu. Beantwoord ook voor my die minnebriefjes, die u zuilen voorkoomen een antwoord te verdienen.... fchryf  TOONEELSPEL. 69 fchryf wat gy wilt, alles zal goed zyn.... en befchik over my.... maar flechts voor twee dagen in de week— Ho, ho! ik wil ook oud zyn de genot van 't leven hebben; ik heb order in myne zaaken. (Armand luistert niet naar hem, en fcfttkt eenigepapieren te recht op eene fchryftafel.) Goeden dag, mynheer Armand.... ik ben in 't geheel niet boos opbu; ik houde altyd veel van u; fchoon gy my vry ftreng behandelt. (Hy gaat heen, la Fosfe volgt hem ) T WA A L F D E TOONEEL. armand, alleen. 6! lVIynheerde Richelieu, ik voorzie niet, dat onze caracters het lange met eikanderen zullen kunnen uithouden! Maar zo lang ik by u zyn zal, zo ik 'er al niet altyd in flaage om u het goede te doen omhellen , zal ik ten minfte alle myne vermogens aanwenden om u te beletten kwaad te doen. Einde van het tweede bedryf. E 3 DER-  7Q DE JONGE RICHELIEU, DERDE BEDRYF. Het Tooneel is het zelfde, als in het eerfte jSedfyf. EERSTE TOONEEL. MICHELIN, JufvTOUW MICHELIN. MICHELIN. Ik zeg u, dat men van niets anders fpreekt; 't is veel fterker, dan ooit; ik heb een gedeelte van den morgen onze wyk doorgelopen, en de buuren verze-r keren, nog heden morgen omtrent negen uuren een' der bedienden van myn Heer de Richelieu hier omlïreeks te hebben zien rondzwerven— ik zou aanneemen te raaden, wie die onbekende fchoone is.... ik zie aan uwe oogen, dat gy myne nieuwsgierigheid afkeurt.... maar wat zal ik u zeggen? Eene mooije vrouw, eene vertelling, die vermoedens omtrent haar gedrag verwekt, dat heeft altyd iets, dat de nieuwsgierigheid gaande maakt, dat is by ons mannen altyd belangryk Ziedaar, gy moogt zeggen wat gy wilt, jufvrouw Renaud waart my den geheelen tyd voor den geest. Ik zou alles willen verwedden wat ik bezit, dat zy de heldin van deezen roman is antwoord gy my niet?.... zedert eenigen tyd fpreekt gy niet meer, gy zyt droefgeestig, ftil, .... ik geloof, dat gy my niet meer lief hebt.... gy fchreit pok!.... ach, ik zeg dit niet om u te bedroeven jk doe u geene verv/yten, daar bcwaare my de Hemel  TOONEELSPEL. 71 mei voor!.... Koom, koom, wees gerust.... ik gaa beneden in 't magazyn en zal u een oogenblik aan u zelve overlaaten.... bedenk, dat gy alles voor my zyt, en dat myn geluk, dat myne rust, dat myn leven afhangen van het bezit van uw hart, van uwe liefde, van uw geluk. (Hy vertrekt.) TWEEDE TOONEEL. Jufvrouw michelin, (alleen.) Het is onmogelyk dat ik het lang kan uithouden, onder zo menigvuldige fchokken.... de goedheden van deezen achtenswaardigen man,het teder belang, waarmede hy voor my bezield is, zyne oogen vol van liefde, zyne gefprekken, zyne liefkozingen,zyn zo veele dolkfteeken waarmede hy myn hart doorboort.... ö God! welk een lot is het myne! ik weet niet, of men misdadiger kan zyn, maar zeker is niemand ongelukkiger.... en dat Maria niet terug koomt— ik zit op heete kooien.... hoe mag hy toch myn' brief hebben opgenomen? wat antwoord zal hy 'er op geeven?... maar ik hoor gerucht.... daar koomt iemand.... ha! daar is zy.... wat tyding zal zy my brengen? DERDE TOONEEL. JufvrOUW michelin, maria. JufV. michelin. Zyt gy da'a'r, myne lieve Maria! Met welk een onE 4 ge-  72 DE JONGE RICHELIEU, geduld heb ik u terug verwacht! wel nu, gy hebt hem gezien? gy hebt hem gefproken? wat indruk heeft myn brief op zyn hart gemaakt ? wat deed hy ? wat zeide hy?.... nu antwoord my dan. maria. Geef 'er my dan den tyd toe.... het is een fchurk, uw lieve mynheer de Richelieu.... raad eens, wie ik gevonden hebbe in zyne kamer, zeer gemeenzaam naast hem zittende. Jufv. michelin. Wie dan? maria. Jufvrouw Renaud. Jufv. michelin. Jufvrouw Renaud! maria. In eigen' perfoon. JufV. michelin. Het is dan waar! ik kan 'er niet meer aan twyffëlen. maria. Ik geef myn' brief aan Mynheer de Richelieu.... Jufv. michelin, (met drift.) Hy leest hem?.... maria. Zeg liever, dat hy hem doorloopt onder het optrekken der fchouders; vervolgens vraagt hy my, hoe gy vaart, en, zonder myn antwoord aftewachten, gaat hy weder die fraaije jufvrouw Renaud iets ju 't oor luisteren en met haar babbelen..., ik Hikte van  TOONEELSPEL. 73 van boosheid, ik kon geen woord meer uitbrengen.... eindelyk heeft hy my een antwoord gegeven, waarvan ik niets begrepen heb; en ik voorts myn ftoel weggefchoven, een heel droog goeden dag aan de jufvrouw gezegd, een zeer kleine nyging voor Mynheer gemaakt, en my weggepakt veel fohielyker, dan ik 'er gekomen was Zie daar den toedracht van myne boodfehap. Jufv.' michelin, (op eert fmertelyken toon.') Zich niet eens te verwaardigen om myn' brief te leezen! geene enkele letter tot antwoord te geeven! my ten toon te ftellen voor eene vrouw! maria. Die uwe medeminnares is, twyffel 'er maar niet aan; en die in de drift van haar' minnenyd niet zal nalaaten van huis tot huis te loopen vertellen, hetgeen zy weet, en 't geen zy niet weet gy fchreit, myne arme jufvrouw! Jufv. michelin. Ja ik fehreije, en myne traanen, traanen van bloed, zullen nimmer de rampzalige dwaling uitwisfehen, waarvan ik 't flachtorTer ben myn goede naam is verloren, myne rust voor eeuwig vernietigd en ik zal oorzaak zyn van den fmaad en van het ongeluk van den achtenswaardigften Echtgenoot ik moet nerven.... maria, (levendig?) Wat zegt gy daar?....gy zult leeven, gy zult ophouden een' ondankbaaren,een' trouwloozen te beminnen... E 5 JufVv  74 DE JONGE RICHELIEU, Jufv. michelin, (wanhoopig.) Nooit, nooit! maria. Bedenk toch, dat gy geen achting meer voor hem kunt hebben.... Jufv. michelin. Ik veracht hem en bid hem aan. maria. Hoe? zyne fchelmery? — Jufv. michelin. Zal my het leven kosten, eer dan myne liefde uitblusfehen. m a ri a. Maar zulk eene vervloekte drift als deeze, is waarachtig erger dan eene betovering.... (men hoort fierk aan de deur kloppen) wie klopt daar dan met zo veel geweld ? — die heeft zeker geen' lust, om lang aan de deur te blyven ftaan, hy laat zich hooren,,. (Zy staat heen.) VIERDE TOONEEL. Jufv. michelin, (alleen.) ö Richelieu! Richelieu! ach! dank hebbe uwe fmadelyke behandeling.... ik zal u niet meer zien, en ftervende zal ik my ten minfte geheel aan myn berouw kunnen overgeeven. VTF-  TOONEELSPEL. 75 VTFDE TOONEEL. Jufv. michelin, maria. maria, (haastig komende aankopen.) w . W eg jufvrouw, weg fchielyk.... Berg u.... het is Mynheer de Richelieu. Jufv. michelin. Hy! Rechtvaardige Hemel! laat ons vluchten.... ik kan niet.... myne krachten begeeven my, myne beenen verftyven onder my oiiderfteun my.... ifc «erf..... ZESDE TOONEEL. de yorigen, richelieu. richelieu, (op den tederften toon, en met drift.) Zyt gy het! zyt gy het eindelyk, myne aanbiddelyke Vriendin! (Jufv. Michelin recht zich met moeite op van den armftoel, waarop zy was gaan zitten , zy wil Richelieu ontwyken, en treedt naar de deur.) Maar, groote God! in welk een' ftaat zie ik u weder ! wat zyt gy bleek! hoe beeft gy! wat deert u toch? Jufv. michelin, (met eene afgebrokens flauwe ftem.) My deert niets.... niets.... mynheer!.,,. vergun my RI-  76 DE JONGE RICHELIEU, richelieu, (hy vat haar onder den eenen arm , terwyl Maria haar aan den anderen onderfteunt.) Gy kunt nau welyks op uwe beenen ftaan... gaa zitten... maria,» (hem terug Jlootende.~) Laat toch af, mynheer!... ik zal de Jufvrouw wel naar den ftoel toeleideii, ik ben daar fterk genoeg toe, misfchien... Jufv. michelin, (Maria by den arm grypende.) Maria, verlaat my niet.... maria. ö! Heb daar geene vrees voor. richelieu. Haar toeftand maakt my ongerust , men zou hulp moeten hebben.... maria, (zy maakt de hand van Richelieu los van de hand van Jufv. Michelin, welke hy in de zyne houdt.) Wy zullen 'er zo dadelyk hebbjen... (Zy roept?) Mynheer Michelin! richelieu, (willende haar doen zwygen.) Ei neen, dat is het niet (hy voelt in zyne zakken om een reukflesje te zoeken.) 't een of ander zout... eenig geestig water— maria, (vinnig") Het is mynheer Michelin, dien wy nodig hebben... (Zy roept.) Mynheer Michelin ! richelieu. Maar zwyg toch, Maria! ma-  TOONEELSPEL. 77 maria, (uit al haar macht fehreeuwende.) Mynheer Michelin ! richelieu, (tegen Maria.) Zult gy zwygen ? (tegen Jufv. Michelin.) Ik kcom om my te rechtvaardigen... Jufv. Michelin, (hem terug Jlootende.) Laat af... laat af... maria, (roepende.) Mynheer Michelin... Zie daar mynheer , ik hoor hem de trap opkoomen... (tegen Richelieu) ho, ho! ik ben zo flim als gy! richelieu. Dat u de donder flaa! ZEVENDE TOONEEL. de vorig f. n, michelin. maria. Ei koom, haast u toch, mynheer! michelin. Wat is 'er toch te doen dat gy zo fchreeuwt ? maria. Wat 'er te doen is?... Mejufvrouw, aan den eenen kant, die zich niet wel bevindt en aan den anderen kant, mynheer.... la Fosfe, die verzoekt n te moogeu zien. michelin. Goeden dag, la Fosfe.... wat is u toch overgekomen, myne lieve vriendin? Jufv.  78 DE JONGE.RICHELIEU", Jufv. michelin, (met eene zeer zwakke ftem.) Eene bedwelming... Eene volkomene zwakheid... fnyne krachten hebben my eensklaps begeven... maar 't is reeds beter... veel beter. MICHELIN. Gy Helt my weder gerust... Maria had my doen fchrikken door haar gefchreeuw... Koom beneden in het magazyn, waar thans niemand is. Vergeef my, myn lieve la Fosfe, ik moest eerst voor myne vrouw zorgen— wees welkoom , myn vriend. Het is ten minfte drie maanden geleden dat wy eikanderen niet gezien hebben. ui ch eli e u. Was ik niet verplicht mynen meefter naar het leger te volgen? michelin. Ha! 't is waar, daar dacht ik niet om. richelieu. Weder te Parys zynde, doe ik myn eerfte bezoek by n, en koome my by ulieden fchadeloos Hellen voor eene fmertelyke afwezigheid ,en voor de vermoeijingen des oorlogs.... Toen ik hier binnen kwam. — (Hy nadert Jufv. Michelin, die /leeds gezeten is, en naar welke hy zich buigt met den fchyn van de grootfte 6e- langneming) heb ik de jufvrouw gevonden in een' toeftand! (Zich naar haar toe buigende, als of hy uit haare oogen leezen wilde, hoe het inderdaad met haare gezondheid is, zegthy zeer zacht- kens tegen haar) Ik moet u volltrefct fpreeken (Luid,  T O ONEELSPEL. 79 (Luid, en flechts met het hoofd naar Michelin gekeerd) in een'toeftand die my heeft doen fchrikken.... (hy buigt zich weder naar haar) Gelukkig zie ik thans (zacht tegen Jufv- Michelin) Ik moet u alléén fpreeken (het hoofd weder naar den kant van Michelin draaijende) 6 ja.... de bleekheid verdwynt— haare oogen krygen hunnen glans weder.... Mejufvrouw is veel beter (zacht tegen Jufv. Michelin) Ik heb u duizend dingen te zeggen. (Op eenengevcelvollen toon, en de hand van Jufv. Michelin neemende, welke zy tracht terug te trekken.) Deeze lieve en achtenswaardige vrouw! Het is waar, ik heb voor haar (Hy keert zich gezwind naar Michelin, dien hy by de hand vat.) Voor u beiden, myne vrienden, eene genegenheid, zo hartelyk, zo teder.... Neen,op myne eer, gy kunt u niet verbeelden , hoe zeer ik u beminne ! MICHELIN. En wy dan, la Fosfe?... Zoudt gy durven denken, dat wy u niet met gelyke munt betaalden ?... 't Zy het de gewoonte zy van met lieden van geboorte om te gaan, 't zy de natuur u gunftiger geweest zy dan een' ander'; gy hebt, by uw vernuft, eene bevalligheid , eene kieschheid, eene ongemaaktheid in uwe manieren, kortom eene zekere wyze van geheel en al beminnelyk te zyn, en welke ik genoegzaam nergens dan by u gevonden heb is't niet waar, wyfje lief? Jufv.  So DE JONGE RICHELIEU, Jufv. michelin antwoordt flechts door eene iuzging van het hoofd, maar zonder de oogen oj> te flaan. richelieu. Wees voorzichtig ten minne, gy zoudt maaken, dat ik trotsch wierd Gelukkig voor my, Mejuf- vrouw waarfchuwt my, door haar ffilzwygen, dat ik iets moet afkorten van de goede gedachten , welke gy my van my zelf woudt geeven... michelin. Myne vrouw? zy denkt even als ik ten uwen opzichte. Twintig maaien heeft zy my uwe lofreden gemaakt. Jufv. michelin, zeer verlegen. Ik? ACHTSTE TQ O NE E L. Jufv. michelin, richelieu, michelin. m i cii e l i n." Eindelyk brengt de vrede u . weder in den fchoot van uw Vaderland! Men zegt, dat uw Heer zich zeer wel gekweten heeft in alle de veldflagen, welke wy geleverd hebben? richelieu. Hy heeft niet meer gedaan dan zyn' plicht. michelin. Neen, men verzekert, dat deeze laatfte veldtocht hem veel eer doet Inderdaad het is een buitenge-  T O O N E E L f P E L. gx s gewoon wezen, uw Heer! Daarenboven, 'er leeft geen beminnelyker man, naar men zegt. richelieu. In 't oog van veelen zeker gaat hy als zodanig door. michelin. Ik zou hem wel in perfoon willen kennen ! Het is onbegrypelyk, daar ik zulke rechtflreekfche betrekkingen met hem gehad hebbe, dewyl ik hem voor meer dan honderd duizend Livres aan meubels geleverd heb, dat het my nooit beeft moogen gelukken tot hem te naderen.... Spreekt hy dan nooit tegen de heden, welken hy in zynen dienst gebruikt? richelieu. Vergeef my.... maar hy heeft zomtyds grilligheden... hy is, zo als men u gezegd heeft, een zeer zonderling man. michelin, (tegen zyne vrouw.) Gy kent hem immers ook niet? Jufv. michelin, (zeer verlegen ) Het geval.... heeft my hem-doen ontmoeten michelin, (tegen Richelieu?) Is het een fchoon man3 De£3 *l 7 f ' °netuen fchamPren glimlach.) Dewyl de Jufvrouw hem gezien heeft, kan zy beter dan ik, deeze vraag beantwoorden...'. De mannen zyn gefchikt om de vrouwen te beoordeelen , en de vrouwen, om uitfpraak te''doen over de mannen Jufv. michelin, (zonder de oogen te durven op/laan, maar met een diep gevoel.-) Het is hun hart vooral, 't welk het van belang F 1 zou-  82 DE JONGE RICHELIEU, zoude zyn te kennen.... de inneemendfte uiterlykheden dienen hun dikwyls flechts om deszelfs boosheid voor ons te verbergen. michelin. Dat zou men zeer wel kunnen toepasfen op den man van wien wy fpreeken, want wy hebben kennis aan zeker' iemand, die dagelyks met mynheer de Richelieu omgaat, en die 'er juist niet alle mogelyk goed van zegt; hy fchilderde hem ons nog deezen morgen af als een' man zonder zeden, zonder beginfelen.... richelieu, (levendig en lacchende.) Hoe, zonder beginfelen? ho, ho! hy heeft 'er... elk heeft de zyne. michelin, (insgelyks lacchende.) Ja, maar 'er zyn goede en kwaade beginfelen.... Men heeft my trekken van hem verteld, die zyn' harte geene eer aandoen. richelieu. Van wien wordt 'er geen kwaad gefproken ?... in deeze wereld leeft'men niet dan van lasteren. michelin. Vergeef my die berichten heb ik uit een' mond, die niet in ftaat is om te liegen. richelieu, (zich zelv' vergetende.) Wie is dan die vermetele?... michelin. Hoe ras vat gy vuur? koom aan, deeze opwelling van drift bewyst, dat gy veel van uw' Heer houdt.... dit is een blyk van eene edele ziel. Jufv.  TOONEELSPEL. 83 Jufv. michelin, (ter zyde.) Hy heeft my doen beeven. richelieu, (ter zyde, en lacchende.) Ik heb op 't punt gedaan om my te verraaden. michelin. Na dit alles, wat kan het ons fcheelen, wat mynheer de Richelieu zyn kan, of wat hy niet is ? Ik kennehem niet, en geloof, dat ik hem nooit kennen zal; het geluk van zyn leven, zegt men, bedaat daar in, dat hy tweefpalt tusfchen echtgenooten zaaije, dat hy de rust der huisgezinnen doore.... en gy gevoelt, dat ik, als een eenvoudig kundenaar, maar gelukkig, maar eerlyk, eene vrouw aanbiddende van welke ik weder bemind worde , my bepaalende binnen myne kleine huishouding, in den fchoot der liefde en der vriendfchap, dat ik, zeg ik, geene reden heb dan om my zelv' geluk te wenfchen met de onbekendheid, die my verbergt voor deezen listiger, en gevaarlyken verleider. Juf. michelin, (ter zyde.) Ben ik nog niet genoeg vernederd? richelieu. Het koomt my voor, zo als gy my ook zo even zeidet, dat het juist de fraaide kleuren niet zyn, waarmede men mynheer de Richelieu by u afgefchilderd heeft. Maar wat heeft men toch ten zynen laste? Hoe ? om dat hy niet vruchteloos zyn hof gemaakt heeft by eenige ligtgelovigc vrouwen, om dat hy hier en daar mag gevonden hebben eenige mans van goed vertrouwen, en ligt om den tuin te leiden.... F 2 mi-  84 DE JONGE RICHELIEU, michelin, (met drift.) En gy ook, gy lacht daarmede? Hoe, om dat eene vrouw zwak en ligtgelovig is, moet men haar daarom bedriegeu? om dat een man vertrouwt op de deugd van zyne vrouw, moet men hem onteeren, hem ten fpot van de wereld maaken? Zie daar eene zeer zonderlinge zedeleer! En aan wiens deugd, aan wiens braafheid zal men gelooven,zo het niet is aan die van het voorwerp, dat men boven alles bemint! Ik fpreek hier over, zonder twyffel, als iemand die een diergelyk ongeluk niet te duchten heeft... maar ik zeg het ronduit, en zo als ik het denke, elk verleider is een verachtelyk wezen, elke vrouw die ve'Ieid wordt, is te beklagen, en elk man die bedrogen wordt, is niet befpottelyk dan in de oogen vaneenen Richelieu, of by zulke fnoodaarts die naar hem gelyken. richelieu, (met eenen fpottenden en kwaadaartigen glimlach.) Ik ben verzekerd dat Mejufvróuw ook van uw gevoelen is. Jufv. michelin, (met eene zekere flerkte van ziel) Ja, Mynheer... behalven in 't geen de zogenaamde verleide vrouw betreft... men verleidt geene vrouwen dan dezulke, die geen' weêrftand hebben willen bieden... zulk eene vrouw heeft plechtige eeden gefchonden , heeft het geluk van haaren man verftoord, is aan zichzelve te kort gekomen... zulk eene vrouw is waarlyk misdaadig... zy moet overgegeven worden aan de verimaading, aan de wroeging,...-. het  TOONEELSPEL. 85 het is te vergeefs , dat zy haare fchande zal weeten te verbergen voor het waakzaam oog eens echtgenoots, voor de nieuwsgierige blikken der menfchen... zy zal haar eigen geweten niet ontfnappen. (op een' vrofyken toon?) Weet gy wel,dat gy my hier lesfen indezedekunde geeft,die zeker niet verloren zullen zyn... Intusfchen fpaarcn we mynheer de Richelieu een weinig... Voor zulke nauwgezette, zulke liefderyke menfchen, als gylieden zyt, is het juist niet fraai van zynen naasten zo veel kwaad te fpreeken. michelin. Och! ik hoop niet, dat het geen ik u daar even van uwen Heer gezegd heb, u eenig ongenoegen tegen my zal doen opvatten... ik ftel u niet gelyk met hem; de verwytingen welke ik hem doe... richelieu, (met een zeer afgetrokken voorkomen?) Och! goede hemel! daar denk ik niet om... ik zoek my eene boodfchap te binnen te brengen, waarmede hy my belast heeft, en die u betreft... ha!... hy wilde een aartig meublement voor eene flaapkamer... ook moet hy fpiegels hebben, en alles van het fraaifte dat gy hebt. Jufv. MieHELiN, {ter zyde?) Welk eene verraderlyke fnedigheid. michelin- De kleur van het meublement?... en van welke hoogte moeten de fpiegels zyn ?.... F 3 . ri-  Sö DE JONGE RICHELIEU, richelieu. O! de kleur.... op myn woord, die gy zelve zult verkiezen.... en de fpiegels.... zes voet hoog en vier breed. * michelin. Ik geloof dat ik in myn magazyn volmaaktelyk üwe gading hebbe.... een meublement dat verwonderlyk wel pasfen zal— richelieu, (lacchende.) Och! gaat zien bid ik u... michelin. Ik gaa naar beneeden, en koom terftond weder om U befcheid te brengen. Jufv. michelin, (met drift?) Ik gaa met u, om u te helpen— michelin. Neen, myne lieve vriendin, ik heb uwe hulp niet nodig... blyf hier... houd la Fosfe gezelfchap... Ik koom in een oogenblik weder. ??. Jufv. michelin, (met f er ken aandrang.) Maar 't is volftrekt noodzakelyk dat ik met u gaa... richelieu, (met eene bevallige beleefdheid-) Hoe, Mejufvrouw, zoudt ge my alleen laaten? michelin. Blyf hier, zeg ik u... ik blyf maar een oogenblik weg. (By gaat heen?) NE-  TOONEELSPEL. 87 NEGENDE TOONEEL. Jufv. michelin, richelieu. Jufv. michelin, (ter zyde.) Och! God! richelieu. Eindelyk zyn wy vry -—. nu kan ik my aan uwe voeten werpen, en u fmeeken my te hooren.... Jufv. michelin. Staa op, Mynheer, ik bidde het u , en bewys gy zelve my de gunst van my te hooren— Zie daar, misfchien, het laaide oogenblik dat ik u zal kunnen fpreeken.... Het is tegen mynen wensch dat het geval hetzelve heeft doen geboren worden... Maar ik moet er gebruik van maaken. richelieu. Gy verfchrikt my, op myne eer... Deeze ernd'ge en daatelyke toon— Jufv. michelin. De fpotterny is hier kwalyk geplaatst, en gy hebt my ongelukkig genoeg gemaakt, om my ten minde eenig recht op uw medelyden te doen hebben.... (Richelieu maakt eene beweging cm te antwoorden, zy vervolgt met drift) Heb de goedheid van my te hooren, Mynheer, en voltooi toch niet voor het oog der wereld, het verderf van eene vrouw, die, zonder u, nog zich zelve zoude achten. Ik zal u uwe fchenddaad en myn ongeluk niet herinneren.... Maar zedert het eeuwig vervloekt tyddip, waarin myne oogen het F 4 eerst  88 DE JONGE RICHELIEU, eerst de uwen ontmoet hebben, leef ik in geduurige traanen; ik kwyn weg in 't midden der fmerten, ik fterf, afgeknaagd door myne wroegingen. En om de maate myner kwellingen vol te meeten, ben ik nog genoodzaakt den wreedaart , die met myne traanen lacht, en zich in myne wanhoop verheugt, om genade te fmeeken— maar ik moet u niet meer zien, en zo u niettegenftaande de al te zeer bekende ondeugden van uwen inborst, niettegenftaande uwe ongevoeligheid, en het afgryslyk vermaak dat gy fchept in het vermenigvuldigen van uwe flachtoffers, nog eenig gevoel van eer is overgebleven, moet gy afzien van immer weder aan myn huis te koomen, dan moet gy my niet verder bederven voor het oog van mynen echtgenoot, u onthouden van alle ondernemingen, waar van ik het doel zou kunnen zyn , vergeeten tot zelfs het ongeluk toe, dat ik had, van u te kennen , en my ten minfte de vryheid laaten om in de eenzaamheid , en tot aan het graf toe te beweenen uwe misdaadeh, myne dwalingen "Ten myne fchande. richelieu, (op den toon van het tederfte gevoel.) En het is tegen my dat zulke wreede woorden gericht worden ! Ik, ik ben een wreedaart ! ik, ik fchep vermaak in uwe traanen!... Helaas! deeze onrechtvaardigheid is te iterk voor my, en perst my de traanen uit de oogen... de eenig fte , misfchien, die ik immer geitort hebbe. — Ik zal niet zoeken eene losbandige, en zonder twyffel misdaadige jeugd te verfehoonen... ja , ik was onftandvastig, wis-  TOONEELSPEL. 89 wispeltuurig... ik had de liefde nooit gekend ! maar ik heb u gezien, en myn hart heeft zich voor altyd bepaald. Herinner u myn gedrag , zie my , geduurende meer dan twee maanden , onder dit nederig kleed vermomd , uw huis heen en weder voorby wandelen, het oogenblik afloeren om u te zien, al te gelukkig, wanneer ik u maar gezien had, overal uwe fchreden volgen, my naar elke plaats begeeven waar ik maar hoopen kon u te ontmoeten , myn geflacht, de plichten van mynen rang vergeetcn , allerley zoorten van vermaaken verzaaken.... en dit is geen liefde!., en ik ben een wreedaart!.., en gy durft my befchuldigen van ongevoeligheid! Jufv. michelin, Ach! het is niet ten mynen opzichte alleen dat gy fchuldig zyt... en Jufvrouw Renaud?... en myne vriendin ook, die gy bedrogen hebt? richelieu, (met drift.) Ach! hoe gemakkelyk zal het my zyn my te verdedigen!... ik ken Jufvrouw Renaud niet... TIENDE TOONEEL. de vorigen, maria. maria, (met eene beweeging van gramfchap.) Hoe? is hy daar nog? Jufv. m 1 c h e l 1 n , (driftig en Maria te gemoete gaande.) Maria , houd mynheer gezelfchap, ik gaa naar myn' man. F 5 RI„  go DE JONGE RICHELIEU, richelieu» (.zich tusfchen haar beide werpende, en Jufvrouw Michelin terug leidende.) Neen, ik zal niet dulden, dat gy my verlaat, voor dat gy ten minde myne verdediging gehoord hebt; en, zo gy my niet tot wanhoop wilt vervoeren.... maria. Ha, fraai 1 ja wel, uwe wanhoop... Ha, ha! gy zyt de man wel om wanhoopigte worden... Jufvrouw, hy zal u zo veel eeden zweeren als gy maar wilt; dat kost die heertjes niets; maar geloof er geen woord van, hy bedriegt u: hy zal zelfs fchreijen, om 't geval te aandoenlyker te maaken ; want men zegt, dat dit ook eene van hunne begaafdheden is... Draag zorg, dat gy geen geloof flaat aan zyne traanen, hy bedriegt u... Zyne ter neêr geflagene houding, zyne diepe zuchten , de opflag zelfs zyner oogen die hy naar den hemel flaat, dat alles is bedrog, leugen en verraadery— wat hy zegge, of wat hydoe, hy bedriegt u, ik herhaal het, en hy heeft geen ander oogmerk, geen ander vermaak dan dat van u te bedriegen. Jufv. michelin, (alswillende Maria doenzwygen.) Maria!... richelieu, (met vuur.) Neen, mejufvrouw, ik zie met vermaak de oprechte genegenheid , welke zy voor u heeft Haare gestrengheid ten mynen opzichte , verdubbelt myne aehting voor haar. maria. Wel nu! zou hy rsy ook nog niet in zyn net willen  TOONEELSPEL. 91 len vangen?... weg, weg met den vent, ik laat my zo gemakkelyk de honig niet om den mond imeeren. richelieu. Ha! ik zie daar Michelin! hy zal my misfchien niet met zo veel itrengheid behandelen. maria, (ter zyde.) Er is geene mogelykheid om in zyne tegenwoordigheid te fpreeken. ELFDE TOONEEL. de vorïgen, michelin. michelin. Ik vraag u verfchooning, myn waarde la Fosfe, dat ik u zo lang heb doen wachten. richelieu. In 't byzyn van Mejufvrouw wacht men zonder ongeduld. michelin. Ik heb al wat gy nodig hebt. Maar 't zou best zyn, dat gy zelve de ftukken zaagt... Ik zal ze uit het magazyn doen haaien... Koom deezen avond met ons eeten, en wy zullen deeze zaak afdoen. maria, (zacht tegen Jufv. Michelin.') Belet toch dien avondmaaltyd. richelieu. (Hy ziet van ter zyde naar Jufv. Mishelin, die de oogen op den grond gevestigd heeft, en onbeweeglyk blyft.) Ik geloof... dat ik dien voorflag... niet moet aanneemen. M A_  92 DE JONGE RICHELIEU, maria, (ter zyde.) Zo veel te beter. michelin. En waarom?.. Gy zult eeten met iemand, dien gy kent, en dien het u zeker niet onaangenaam zal zyn te ontmoeten; koom toch, ik bidde u. maria, (ter zyde en vinnig?) Ja wel, zie daar een verzoek ter rechter tyd. richelieu. Wie is dan toch die man, van wien gy fpreekt? michelin. Gy zult het zien, als gy koomt eeten. richelieu. Gy maakt myne nieuwsgierigheid gaande... Het is zondertwyrTeldeman, die u zulk eene fraaie fchildery van mynheer de Richelieu gemaakt heeft. — (Hy ziet fteeds van ter zyde naar Jufv. Michelin, die de ougen niet opflaat.) Evenwel... ik zeg het u nog eens.... 'Er is iets dat my zegt*, dat ik u bedanken moet... michelin, (tegen zyne Vrouw.) Voeg dan uw verzoek by 't myne... Hy is een wellevend man, en zal het verzoek van eene bevallige vrouw niet afflaan.' maria, (zacht tegen Jufv. Michelin.) Doe het niet. jufv. michelin, (ter zyde.) Rechtvaardige hemel! richelieu. (Jer zyde.) Wreeker* wy ons van dat preutfche wyf-  TOONEELSPEL. os wyfje... (Luid.) Het ftilzwygen van Mejuffrouw toont genoeg... michelin, (tegen zyne vrouw.) Maar waar aan denkt gy toch?.... Jufvr. michelin, (gedrongen om te fpreeken, maar zonder de oogen op te (laan.) Mynheer weet wel, dat al wat u genoegen geeft.... richelieu, (met drift.) Ik beloof u te koomen eeten. MARIA. (Ter zyde-) Ho,ho! Gy zyt nog niet aan tafel.... (Overluid, tegen Jufvr. Mishelin.) Maar, Jufvrouw, gy denkt 'er niet om... (Haar aan den arm ftoctende.) dat gy van avond niet te huis zult zyn ? Gy hebt aan uwe nicht beloofd by haar te koomen eeten in de voorfiad van St. Germain? jufv. michelin, (levendig.') ö! Dat is waar... ik herinnere 't my... richelieu. Die oude heks is myn kwelgeest. michelin, (teiren zyne vrouw.) Wel nu 1 Gy zult haar laaien zeggen, dat gy niet koomen kunt. maria, (met drift.) Dat is niet mogelyk... Die arme, goede nicht, dis haar' zoon in 't leger verloren heefr, die ziek is, geheel alleen , aan zich zelve overgelaten De Jufvrouw moet 'er volfïrekt gaan om haar te troosten. michelin. Maar het is zeer flordig weêr*  94, DE JONGE RICHELIEU, maria. De Jufvrouw zal eene huurkoets neemen... richelieu, (ter zyde.) Waar van ik op my neeme de onkosten te betaalen, en den weg te bepaalen... maria, (Schamper en Richelieu, aanziende.) Koom, koom ... de Jufvrouw zal van avond eeten... in de voorftad van St. Germain... richelieu, (ter zyde.) In de voorftad St. Antoine. maria, (voortvaarende.) By haare goede nicht... richelieu, (ter zyde.) Met my.... In myn ftil verblyf (*). michelin. Wel nu! elk zyne vryheid Dat zal u niet beletten hier te koomen, la Fosfe? richelieu, (met een' fpotachtigen glimlach?) Och! ik vertrouw genoeg op myn gelukkig gefternte, om zeker te zyn, dat het een of ander onverwacht voorval alles naar mynen wensch fchikken zal. maria, (die dicht voorby Richelieu heen gaat, zegt hem ftil, en met vinnigheid.) Gy zult ten minfte van avond niet met Jufvrouw Michelin eeten. richelieu , (glimlacchende, en zeer zacht?) Gy zyt al te flim , 'er is geen kans om het tegen u uit te houden. mi- (*) Pctite maifon.  TOONEELSPEL. 95 michelin. Ik hoor iemand de trap opkoomen Het is de tred van eene vrouw— Gaa zien, Maria,wie het zyn mooge? maria, (twee treden naar de deur doende.) Het is iemand , die u allen groot vermaak zal doen.... Het is Jufvrouw Renaud. michelin. Jufv. michelin, (te getyk.) Jufvrouw Renaud! richelieu, (ter zyde.) Welk een toeval 1 Hier zal geluk en onbefchaamdheid nodig zyn om zich 'er uit te redden.- TWAALFDE TOONEEL. de vorigen, Jufv. renaud. Jufv. renaud, (tegen Michelin en zyne vrouw.) Het is niet zonder te beeven, dat ik my aan u vertoone.... Ik ben zo lang geweest zonder u te koomen zien; het ongelyk aan mynen kant is, ongelukkig, zo wezenlyk, dat gy het my waarfehynlyk nier zult willen vergeeven. michelin, (verlegen.) Mejufvrouw... geloof vry... dat de eer... welke gy ons doet— Jufv. renaud, (met veel zachtheid.) Ach! neem toch by my die gedwongene houding, dien ftaatigen toon niet aan... In waarheid, gy doet my fchrikken... Hoe, myne lieve vriendin ! gy verwaardigt u niet om uwe oogen naar my op te flaan !... Het  96 DE JONGE RICHELIEU, Het is dan waar, maar al te waar, dat ik uwe vriendfchap verloren hebbe! Jufv. michelin, {kunnende ter naauwer nood fpreeken ) Mejufvrouw— ik bidde u... overtuigd te zyn... dat uw bezoek... Jufv. renau d ,(zichomkeerendeen Richelieu ziende.) Rechtvaardige hemel! Gy hier, mynheer? richelieu, (hy gaat naar haar toe met eene losfe en beleefde houding, maar haar een''wenk gevende om te zwygen.) (Luid.) Gy zyt altyd welvaafende geweest?... . (Zacht.) Stil! michelin, (tegen Jufv- Renaud.) Ha! gy kent mynheer La Fosfe ? Jufv. renaud, (zeer verwonderd.) Mynheer La Fosfe ? richelieu, (zacht tegen Jufv. Renaud.) Houd u ftil. michelin, (zacht tegen zyne vrouw.) En nog zal zy durven zeggen, dat zy in geene rechtftreekfehe verbindtenis met mynheer de Richelieu ftaat ! Jufv. r e nau d , (even als iemand die zoekt zyne denkbeelden weder te verzamelen.) Mynheer La Fosfe?... maar zoudt gy my het pleïzier kunnen doen van my uitteleggen?... richelieu, (zacht tegen Jufv. Renaud.) Houd u ftil toch... Ik beu hier alleen uwenthalve. Jufv.  f Ö Ö N È E t S P È £ 07 Jufv. michelin, (op V 'punt van te bezwymeh.) Ik gevoel my niet wel zo ik één' oogenblik langer blyve Jufv. renaud', (met drift.) Ha! ik zie nu maar al te klaar , welke beweegreden. richelieu, (tegen Michelin, zeer zacht) Gy moet niet dulden dat uwe braave echtgenooté eene vrouw als Jufvrouw Renaud zie; zulk een gezelfchap past haar, geheel nieh Jufv. renaud, (zich naar Michelin en zyne vrouw wendende-) Mynheer Michelin , 'er is in dit alles eene opééii ftapeling vaii'godloosheden michelin*, (tegen Jufv. Renaud, terwyl hy zyne vrfuw onderfteunt, en zich naar zyn vertrek begeeft.) Myne vrouw erkent, gelyk haar plicht is, méjufvrouw, het belang dat gy haar wel wilt toonen...; Maar haare gezondheid is zo verzwakt... in dit oogenblik vooral heeft zy ftilte, rust nodig... en ik ook. Uw dienaar, mejufvrouw.-.. Tot van avond, La Fosfe (Hy vertrekt met zyne vrouw.) DERTIENDE TOONEEL. JufV. renaud, RICHELIEUi v Jtlfv. renaud. Ik itaa verllorrid.  98 DE JON GE RICHELIEU, richelieu, (met den fchyn van woede, van verwarring van denkbeelden, en met groote fchreden over het tooneel wandelende.) En ik, ik ben woedend! Jufv. renaud, (met een' bitterenfchimp.) Gy hadt Jufvrouw Michelin nooit gezien ? Gy kendet haar niet ? richelieu. ïk zal het hun, zo lang ik leeve, niet vergeven... Jufv. renaud. Wat koomt gy hier doen onder den naam van La Fosfe? richelieu, (den fchyn hebbende van haar niet te hooren, en geheel in zyne eigene denkbeelden verzonken te zyn.) U voor het hoofd te ftooten! U met verachting te behandelen !... Jufv. renaud. Antwoord, antwoord my. r i c h e l i rtj. Neen, ik ben buiten my zelf... Mynegramfchapis zo groot... Koom, koom... Laat ons gaan... Jufv. renaud. Gy moet my eerst opheldering geeven... richelieu. Ik zal u opheldering geeven. Jufv. renaud. Ik eische, dat gy my zegt... richelieu. Ik zal u al zeggen wat gy wilt, maar op eene an- de-  TOONEELSPEL. 99. dere plaats Hier ben ik geen meester van my zelf'— nooit zal ik weder een' voet hier zetten en ik eisch , zo gy my bemint, dat gy zelve ook nimmer weder hier koomt. Jufv. renaud. Maar dat is de opheldering niet, welke ik... richelieu. Na zulk eene behandeling zoudtgynog de zwakheid hebben ?... Ik zal het nooit dulden... Koom aan... Jufv. renaud, (welke hy wil voorttrekken, en die zich verweert.) Neen, neen... gy bedriegt my, gy bedriegt my... richelieu, (haar voorttrekkende.) Myn geweten verwyt my niets... Och ! van dieft kant ben ik zeer gerust... Gy doet vergeeffche tegenweer, koom, koom, koom. (Hy trekt haar met zich voort.) Einde, va» het derde Bedryf, G 3 VIER-  ioo DE JONGE RICHELIEU, VIERDE BE DRY F. Het tooneel verbeeldt eene zeer fraai gemeubleerde > Zaal in het flille verblyf (*) van den Hertog de Richelieu, in de Voorftad St. Antoine. EERSTE TOONEEL. de hertog de richeheu , Een knecht. (De Hertog is zeer fraai gekleed, zit voor eene tafel die met papieren bedekt is, en houdt op met fchryven?) richelieu, (tegen den Knecht, die, eenige treden van hem af, ftaat) En hebt Gy aan mynheer Armand wel aanbevolen hier te koomen, en wel hoe eer zo liever? de knecht. Ja, mynheer de Hertog.... Ik heb hem zelfs gezegd , dat gy toeftond, dat hy een van uwe rydtuigen nam, om zo veel te fpoediger te koomen. Hy heeft my geantwoord, dat hy gewend was te voet te gaan, en dat hy die gewoonte niet wilde afleggen. richelieu. Altyd origineel.... En die knecht, die dien brief van mevrouw de Prie gebragt heeft , heeft die 'er niets anders bygevoegd dan 't geen gy my gezegd hebt? de knecht. Neen, mynheer de Hertog. Hy heeft my wel belast om (*} fctlte Biaifen.  TOONEELSPEL. 101 om u te waarfchuwen , uit naam van mevrouw de Marquifin, dat gy niet nalaaten moest op de beftemde plaats te koomen , dat mynheer de Regent u verwachtte , dat de gelegenheid dierbaar was} en dat men geen oogenblik te verliezen had. richelieu, (als legen zich zelf.) Ja, maar de Regent, die van eene beftemde byeenkomst fpreekt, weet niet, dat ik 'er hier, deezen avond, twee hebbe, met twee zeer aartige vrouwen , van welke ik tederlyk bemind word, en welke beide ik groot vermaak heb aan malkander te helpen, om haar te ftraften, de eene, om dat zy my te veel, de andere , om dat zy my niet genoeg hinderpaalen in den weg legt. de knecht. Mynheer kan, zeker, geen ongelyk hebben.... maar evenwel zal mynheer de Hertog gelieven te begrypen, dat men altyd tyds genoeg heeft om eene mooije vrouw eene pots te fpeelen, en dat men, om zich tot Ambasfadeur te doen benoemen , dikwyls flechts één oogenblik heeft. richelieu. Hoe nu? Gy hebt grondbcginfelen... en mynheer weet dan, dat'er om eene Ambasfade gedacht wordt? de kne cht. Ja, mynheer, de knecht van mevrouw de Prie heeft het my gezegd. richelieu. Op myne eer, zo ik volftrekt by den Regent gaan G 3 moet,...  102 DE JONGE RICHELIEU, moet, ... zullen de Dames Michelin en Renaud de goedheid hebben hier alleen onder haar beide te kyven. Ik zal 'er zekerlyk veel by verliezen, dat ik geen getuige van haar onderhoud ben; maar, gelyk gy zeer oordeelkundig zegt, mynheer, eeneAmiasfade is wel der moeite waardig van 'er eenige opofferingen voor te doen.... Maar Armand koomt niet... het uur verloopt, en 't is volitrekt noodzakelyk, dat hy naar't Palais-royal gaa... Ik heb geen ander middel, dan dit, om my te ontflaan van de moeite van 'er zelve te gaan. de knecht. Daar koomt iemand.... misfchien is hy het. richelieu. Gaa zien, en doe hem binnen koomen.... (De knecht gaat heen.) T WE EDE TOONEEL. richelieu^jr//^«. < O! ja, dit vertoog zal voldoende zyn... DeRegent en mevrouw de Prie hebben myne tegenwoordigheid met nodig om.... Voor 't overige diene ik wel eenige wraak te neemen van de lieve jufvrouw Michelin, de onvcrbiddelyke tegen my fpeelt, die van my afziet, zonder eens te vraagen, of ik het goedvinde, en die zich aanmatigt my myn affcheid te geeven, my, wien de vrouwen , die het fpoedigfte haar befluit Wisten te neemen, nimmer in eene zaak van deezen aart hebben kunnen vóórkoomen.... Ho., ho! ik zai daar in voorzien..,, ' DER-  TOONEELSPEL. 103 DERDE TOONEEL. richelieu, armand. r i chelieu. Ei! eindelyk gekomen, mynheer Armand!... Op myne eer, ik dacht, dat de naam van ftil verblyfxi een fchrik op het lyf gejaagd had, en dat uwe angstvallige kieschheid u niet zon toelaaten my hier te koomen vinden. armand. Gy hebt my aan het hdtel laaten zeggen, dat 'er zaaken van het uiterst gewicht voor u te verrichten waren , en myn yver is fterker geweest dan myne angstvalligheden. richelieu. Ik dank u daarvoor; en, om u myne erkentenis te toonen, zal ik uwe wysbegeerte niet doen lyden door een al te lang verblyf in deeze ongewyde plaats... Ik zal u uwen last geeven. armand. Gy zult my pleizier doen wat is 'er van uwen dienst? richelieu. Hoor eens.... Toen ik deezen morgen aan hetftóul terug kwam, en wel zeer toevallig, want myn voornemen was den geheelen dag door te brengen in.... eene zekere wyk verre van myn huis... toen ik daar kwam, zeg ik, heeft eene der minnaresfen van den Regent, met welke ik op een' vry goeden voet ftaa, G 4 my  104 DE JONGE RICHELIEU, my doen waarfchuwen , dat het beflisfend oogenblik voor de ambasfade naar Weenen daar was, en dat zy den Regent genoegaaam ten mynen voordeele had overgehaald.... ARMAND. Eene minnaresfe van den Regent, die over plaatfen van zulk een gewicht beflist!... O myn vaderland!... RICHELIEU. En van wien dan wiit Gy dat men dezelve verkryge ? ARMAND. Maar de verdienfte moest fchaamrood worden.... RICHELIEU. Verdienfte koomt hier niet te pas, en aan 't hof weet men niet van fchaamrood worden.... Voor 't overige, de vrouwen hebben een zeker gevóel... Kortom, dit is zo; en dit moet zo zyn.... Ik heb my dus gehaast om eenige aanmerkingen op 't papier te werpen, die, zo als ik my verbeelde , een voldoend bewys van myne bekwaamheden in het ftaatkundig vak zullen opleveren. ARMAND. HoePhebt gy dat alles in zo korten tyd gefchreven? RICHELIEU. O ! als het nodig is , ben ik een meester in het Werken.... De vermaaken moeten nimmer hinderlyk zyn aan de belangen der eerzucht. ARMAND. Ach! zo gy flechts wildet|, mynheer de Hertog, Gy zoudt..,. RI-  TOONEELSPEL, 105 richelieu, (op een' los f en toonl) Een groot man zyn, ik weet het... ik wil het worden... myn naam zal overgaan tot de nakomeJingfehap. armand. Gy bezit al wat daar toe vereischt wordt... maarïk wenschte, dat Gy meer nauwgezet waart omtrent de keuze der middelen- richelieu. Alle middelen zyn goed. Een innemend voorkomen, vernuft, bevalligheid; dit bedekt alles.... Gy zult dan den Regent gaan vinden armand, (mei eenige onvergenoegdheid.) Gy zendt my naar het Palais - Royal ? richelieu. Zekerlyk. Zie daar een brief voor den kapitein der wacht. Hy zal dien leezen, en u in 't fpreekvertrek yan den Regent brengen. Gy zult deeze aanmerkingen overgeeven, en het antwoord afwachten... Hoe? het koomt my voor, dat gy niet wel te vreden zyt?... 'Er is geen mensen ter wereld, by wien men ligter toegang hebbe, of die fpraakzaamer zy, dan de Regent.... armand. Dat kan waar zyn.. - maar hy is omringd . •. richelieu. Van eenen zeer fchittérenden hofftoet... de bevalligfte vrouwen van geheel Frankryk , de beminnelykfte mannen.... G 5 A&,  106 DE JONGE RICHELIEU, ARMAND. Hy zelve geeft deezen lieden een' naam, die zeker hunne loffpraak niet uitmaakt. RICHEL I EU. Hoe? om dat hy hen zyne rouês (*) noemt? ARMAND. Welk eene benaaming! RICHELIEU. Benaaming, mynheer? De tyd zal koomen dat men 'er zich eene eer van maaken zal; dit voorzeg ik u , ik — 'er zullen begaafdheden nodig zyn om dezelve te verkrygen , en 't geen u thans ergert, zal, misfchien, één der tydftippen , één der onderscheidende kenmerken zyn der eeuwe, welke wy beginnen. armand, (glim!acchende.~) Die voorfpelling is zeer vereerend voor de achttiende eeuw.... maar daar het hier aankoomt op een zo belangryk vooruitzicht als dat van eene simbaifade, dunkt my dat het welvoeglyker zyn zou, dat gy zelve gingt.... RI- (*) Hier geldt ook 't geen wy aan 't hoofd van dit ftukje, •mtrent de benaaming van petite maifon, zeiden ; Het ontbreekt pnzcr taaie aan een woord, om het denkbeeld, 't welk door de Fian'ehen aan het woord reué gehecht wordt, uit te drukken. Wy hebben dus best geoordeeld , heizelre onvertaald te laaten. Die de zeden en taal der iitdin '"e  n8 DE JONGE RICHELIEU, myne hand wil u nog wel de ftraf van een gruwelftnk befpaaren ; gy hebt my het leven onverdraaglyk, afgryzelyk gemaakt.... ftaa my toe uit hetzelve te fcheiden, en, als eene laatfte weldaad, verberg toch voor mynen achtenswaardigen, mynen al te ongelukkigen echtgenoot, myne dwaalingen, uwe fchenddaaden, en de bloedige overblyffels van uw beklagenswaardig flachtoffer. Jufv. renaud, (fchreyende.) En gy ziet met koelbloedigheid haare traanen, haare wanhoop ?... richelieu. Maar gy zyt het, zy zelve is het, die u zelve by vergrooting myne misflagen en uwe ongelukken af- fchildert, want inderdaad armand, (van achter het tooneel.) Spant de paarden voor de koets, mynheer de Hertog moet op het oogenblik uitgaan. richelie-u. Dat is de ftem van Armand. (Hy gaat naar de deur.) Jufv. michelin, (zinneloos heen en weder over 't tooneel loopende.) Waar berg ik my? waar vlucht ik?., daar is hy... (Zv werpt zich achter een windfcherm, dat tegen over den fchoorfteen ftaat. De f pee Iers kunnen haar met zien, maar zy moet door de atmfchouwers kunnen gezien worden.) NE-  TOONEELSPEL. 119 NEGENDE TOONEEL. de vorigen, armand. (Men ziet hem aan de deur een mantel afleggen, en aan een' knecht overgeven.) r i che li eu. We, nu? wat antwoord? armand. De Regent heeft den tyd niet gehad om de aanmerkingen door te loopen, welke gy my belast hadt hem ter hand te flellen ; hy maakte zich gereed om te vertrekken, ter oorzaake van een feest, dat hem wacht te Saint-Cloud, fchoon het een verfchrikkelyk weder is, en de regen met geheele ftroomen valt... maar hy verzoekt u hoe eer zo liever by hem te koomen, en Mevrouw de Prie heeft my in ftilte 'er by gezegd , dat gy een aantal van mededingers hadt, en dat uwe tegenwoordigheid alleen de zaak ten uwen voordeele zou doen beflisfen. richelieu, (vrolykl) Ho, ho! Ik ben 'er zeker van , en zie daar my Ambasfadeur.... ik zal u tot geheimfchryver van 't gezantfchap doen benoemen... gy hebt waarlyk al de achtbaarheid van een' ftaatsman... maar is het dan nodig, dat ik terftond my derwaart begeeve ? armand. Ten minfle, Mevrouw de Prie heeft my zeer ernftig belast u dat aanteraaden. H 4 RI"  120 DE JONGE RICHELIEU, richelieu, (tegen Armand.)' In dat geval heb ik geen oogenblik te verliezen, fchik myne papieren in order... breng hier alles o'p zyn plaats... (Hy treedt naar hem toe, vat hem by de hand, en zegt hem zachtkem en glimlacchendè) gy zult in dit vertrek meer werk vinden, dan gy denkt ... (zich met eene losfe en beleefde houding naar Jufv. Renaud keerende) vaarwel, myne bekoorlyke... Ik ben inderdaad ontroostbaar... Jufv. renaud, (zonder hem aan te zien, en zich naar een Knecht keerende.) Een rydtuig, mynheer, als 't u belieft. (De Knecht gaat heen.) Richelieu,(op een" losfen toon.) Een rydtuig , ja, ik had 'er reeds om gedacht. Vaarwel, myne allerlieffte... laat my deeze fchoone hand kusfchen... gy floot my te rug... ongelukkig heb ik thans den tyd niet om wanhoopig te worden... 'er blyft nu niet meer overig-, ^dan om u liefde en getrouwheid te zweeren. (Hy vertrekt.)  TOONEELSPEL. lil TIENDE TOONEEL. Jufv. michelin, (achter het fcherm verborgen, maar zichtbaar voor de aanfchouwers ; Armand, ter rechter hand van de fpeelers, op den voorgrond van het tooneel, bezig met papieren op t een bureau in order te fchikken ; Jufv. Renaud, tusfchen Jufv. Michelin en Armand.) Jufv. renaud, (ter zyde.) W elk eene boosheid ! en ik heb hem kunnen beminnen ! ik heb zo lang kunnen verblind zyn!... maar de blinddoek' is van myne oogen gevallen... het is gedaan, voor altyd... en deeze ongelukkige vrouw, die daar is ... in een' verfchrikkelyken toe/rand... zy doet my veel kwaad, maar ik kan haar niet haaten... zo ik haar onttrekken konde aan de nieuwsgierige blikken... zy zou myne zorgen van de hand wyzen.... (zy vestigt haare oogen op Armand, die fteeds bezig is.) Hy is een man van eer... hy alleen zal geen misbruik maaken van myn vertrouwen, en van haar ongeluk... (Zy nadert met befchroomdheid tot Armand.) Mynheer Armand?... armand, (koel en zonder zyn werk te fa aken?) Mejufvrouw!... Jufv. renaud. (altyd fchoorvoetende en met bef'Jiroomdluid.) 'Er zal een rydtuig koomen... ik gaa vertrekken..„ H ö gy  122 DE JONGE RICHELIEU, gy zult na my hier blyven... Zeg my , mynheer Armand ? ... gy hebt veel kennis aan Jufvrouw Michelin ? armand. Zeer veel. Jufv. renaud. Gy bemint haar? armand. Ten iterkfte. Ik bemin en eerbiedig haar. Jufv. renaud, (verlegen en vreezende te veel te zeggen.) In het oogenblik dat ik tegen u fpreeke... geloof ik, dat zy verdriet heeft... dat zy wreede angften uitftaat... armand, (verbaasd.) Jufvrouw Michelin? Jufv. renaud. Ja , ik ben 'er van verzekerd ... en fchoon ik misfchien recht hadde om eenige gevoeligheid tegen haar te voeden... verzekere ^k haar, dat niemand meer dan ik deel neemt in alle de yslykhcid van haaren toeitand... wanneer gy haar zien zult...zeg baar dan... dat ik haare vyandin niet ben, dat ik het nooit geweest ben... dat haar geheim... zy zal wel verftaan, wat dit woord zeggen wil... dat haar geheim begraven is, en dat ik 'er nimmer misbruik van zal maaken. ARMAND, (koel.) Ik geloove niet, dat Jufvrouw Michelin geheimen hebbe van zulken aart, dat zy groote geheimhouding ver-  TOONEELSPEL. 123 vereifchen... maar dat doet 'er niet toe, ik zal my van deezen last kwyten, mejufvrouw. Jufv. renaud, (op een' har tlyken toon, met de grootfte verlegenheid ) Ik bidde 'cr u om... mynheer Armand... ik heb u nog ééne zaak te zeggen... ik geloof... dat 'er hier... iemand... eene vrouw is... die wel wenfchen zou niet bekend te zyn; en gy zyt een al te wclleevend man om in 't geheim te willen dringen, waar onder zy zoekt zich te verbergen... wanneer gy van hier gaat, doe dan een rydtuig koomen tot voor de deur van dit huis... de perfoon waarvan ik u fpreeke, zal het zeker wel nodig hebben. ELFDE TOONEEL. de vorigen, een knecht. de knecht. ^VXejufvrouw, de koets is daar. Jufv. renaud. Ik koom. (De Knecht gaat heen.) T TVA A L F D E TOONEEL. Jufv. mi c h e l in, (byna flervende achter hetfcherm,) armand, Jufv. renaud. Jufv. renaud. Vaarwel, mynheer A rmand... Ik bezweere U, troost Jufvrouw Michelin, thans uwe vriendin... (met eenen zucht)  124 DE JONGE RICHELIEU, zucht) en die weleer ook de myne was... Maar , bovenal, eerbiedig het geheim der vrouwe, die hier is... en, dat zy deeze plaats kunne verlaaten, zonder haaren goeden naam in de waagfchaal te flellen. DERTIENDE TOONEEL. Jufv. michelin, (altyd achter het fcherm,) armand, (voor op het tooneel.) armand. Wat beteekent toch die geheimzinnige toon, en van wie wil zy my fpreeken? van wie? van de eene of andere onbedachte vrouw, zo als zy, welker hersfens door eenen al te bcvalligen booswicht op hol zullen gebracht zyn. O! Ik zal het geheim eerbiedigen, waaronder deeze fchroomvallige fchoonheid zich, naar men zegt, zoekt te verbergen!.... Maar wat heeft de achtenswaardige jufvrouw Michelin toch gemeens met dat geheim bejag, waarvan deeze fchandeiyke plaats het affchuwelyk tooneel is? Jufvrouw Michelin, deugdzaam, geacht, met geheel haar hart gehecht aan haaren echtgenoot, aan haare plichten, kan geéne de minlte betrekking hebben met vrouwen , welke de openbaare verachting Jufv. michelin, C op den grond neervallende.) Ik flcrve. armand. Hemel! wat hoor ik?.... eene klagende ftcm.-.. een' (Zy vertrekt.)  TOONEELSPEL. 125 een' gefmoorden zucht.... (Hy zoekt, en vindt achter het fcherm jufvrouw Michelin op den vloer uitgê* Jlrekt, het gezicht tiaar den grond gekeerd.) Eene vrouw bezweekren!.... ongelukkige!.... (Hytracht haar op te ligten.jHemeem uwe zinnen, mejufvr/ouw... uw toefland verbiedt my alle aanmerkingen, die u zouden kunnen bedroeven. (Hy ligt haar ten halve op, befchouwt haar. ...en met een" fchreeuw-) Jufvrouw Michelin !.... Rechtvaardige hemel! — Hoe? Deeze vrouw, welke ik achtte— Maar zy lydt,zy zucht..?. Ik moet flechts denken om haar te hulpe te koomen.... Zy bekoomt weder— Haare oogen openen zich.... Haare krachten koomen weder (Hy zet haar in een' leuning/loei.) Ach! ongelukkige vriendin! in welk eene plaats zia ik u weder! Jufv. michelin, (verbysterd.) Waar ben ik? wie fpreekt tegen my? Ach! wie gy ook zyn moogt.... befcherm my heb me- delyden met my.... voer my toch weg uit dit af- fchuwelyk huis armand, (met kracht.) Ja, wy zullen het verlaatcn.... Ja, ik zal u befehermen, en tot der dood.... Jufv. michelin, (flaat het oog op hem, herkent hem, geeft een fzhreeuw en werpt zich ter aarde.) Het is Armand!— Hy is het— O aarde! verzwelg my! armand, (haar in zyne armen neemende ) Staa op.... (laa op.... vrees myne verwytingen niet...,  126 DE JONGE RICHELIEU, niet.... Ja, al waart gy nog duizendmaalen meer fchuldig.... Jufv. mi c heiin, (met de grootfte levendigheid.) Ach! ik ben het niet.... ten minde niet aan het fchandelyk voorval dat my in dit godloos verblyf aan uw oog vertoont.... Het is het geweld alleen, dat my hier gevoerd heeft.... Ik meende naar eene myner bloedverwanten te gaan.... Eene huurkoets,welker koetzier ongctwyffeld door eenen der bedienden van de Richelieu omgekocht was armand, (met drift.) Hoe! zyt gy ' t, welke die fchelm van een la Fosfe.... Ik weet alles, ik weet alles myne vriendin! myne achtenswaardige vriendin ! vergiffenis, duizendmaalen vergiffenis! Ik heb u durven verdenken, en gy zyt onfchuldig!.... Ik gevoel eene vreugd!.... Gy geeft my het leven , het geluk weder.... O! ja, ik ben gelukkig, ik kan u nog achting toedraagen. Jufv. michelin, (met de uiterfte wanhoop.) Ik ben die niet meer waardig.... Ik heb alles met de voet getreden, de eer, myne eeden, de heiligde banden.... Maar laat ons gaan, laat ons uit deeze akelige plaats gaan,waar ik zedert een uur ten prooie ben van fmert, van fmaad en beledigingen.... Gy zult alles weeten, gy zult in myn Hart leezen, koom.... Voor uw oog alleen wil ik bloozen.... Maar ruk my van hier, verberg my voor het oog der menfchen, verberg my, zo 't mogelyk is, voor myne eigene oogen... Armand! heb mededogen met haar, dieeertyds uwe vrien-  TOONEELSPEL. 127 vriendin was, en die door 't aanfchouwen van deeze doodlyke plaats tot wanhoop vervoerd wordt. armand. Maar op dit uur, in het donker, in een verfchrïkkelyk onweder, hoe vinden wy uw huis, hoe zullen wy daar binnen koomen? Jufv. michelin, (met afgryzen en wanhoop.) In myn huis ?.... nooit armand. Maar wat is dan uw voornemen ? Jufv. michelin, (altyd wanhoopig.) Nooit zal ik mynen echtgenoot wederzien Nooit zal ik weder een' voet zetten in het huis dat hy bewoont, in die verblyfplaats der deugd, welke ik bezoedelen zou door 'er myn misdaad te brengen Leid my.... laat ons gaan overal waar gy wilt.... Maar verwyder my van die plaats, waar ik eertyds deugdzaam was, en welke ik niet weder betreden kan dan misdaadig en onteerd. armand. Maar de duisternis, de verre affïand, eeneyskoude lucht.... Jufv. michelin, (levendig) Ha! zo veel te beter! zo veel te beter!.... Hier brand ik. armand. Wel aan! koom.... (ter zyde) Doen we ons best om haar weder tot haar verfiand te brengen Jufv.  128 DE JONGE RICHELIEU, Jufv. MICHELIN. Onderlteun my, myn vriend— ln u zie ik myn toeverlaat, myne hoop, myn' eenigen fteun.... Armand! wat zyt gy gelukkig! Gy kent noch het misdryf, noch de wroeging'!.... (Zy vertrekt, leunende op Armand.) Einde van hei vierde Bedryf. V Y F-  TOONEELSPEL. 129 V Y F D E BEDRYF. I-Iei tooneel is hetzelfde als in het eerfle en derde bedryf; op den achtergrond ftaat de tafel gedekt' Maria is bezig met alles in order te fchikken wal voor den maaltyd benodigd is. EERSTE TOONEEL. maria, (alleen.') D. ie avondmaaltyd van myne vinding by die nicht van de voorftad St. Germain, hoe heeft die het plan van dien Richelieu verydeld... dien zet verwachtte hy niet... (lacchende) Maar het fpytigfte van allen voor mynheer den Hertog, dien de drommel haale, is, dat hy, in plaats van der vrouwe blauwe bloempjes op de mouw te fpeldcn, genoodzaakt zal zyn om den man gezelfchap te houden... Nu, ik ben ook verzekerd, dat hy my zegenwenfehen geeven zal!... (zy ziet naar het venfter.) Maar hy zal niet koomen... het is een verfchrikkelyk weder... hy zal gezien hebben, dat zyne oogmerken mislukt waren, zyne arglistigheid bedrogen... en zeker is hy in 't oogenblik , dat ik fpreeke, elders bezig om eenige goede zielen dol te maaken... Zie daar, alles in order... Het eeten is gereed ... wachten we nu 't gezelfchap af... Ik hoor iemand de trappen opkoomen ... 't zal zeker mynheer Michelin zyn... (zy gaat naar de deur , en zegt met de grootfte verbaasdheid) myn Jufvrouw met mynheer Armand! I TWEE-  ijo DE JONGE RICHELIEU, T JVE EDE TOONEEL. maria, Jufv. michelin, armand. (Armand, binnen tredende, werpt den mantel af, dien hy omgefldgett had, en waarmede Jufvrouw Michelin zich niet zo wel heeft kunnen bedekken, dat haare klederen niet nat geworden zyn.) ' armand. VV y zyn dan elndelyk evenwel te huis... welk een weder! Jufv. michelin, (op Armand leunende.) Ik kan niet langer op myne beenen Haan. a r m a n d. Maria, fchielyk, een ftoel. maria, (tegen Jufv. Michelin, terwyl zy haar een? leuningftoel toefchuift.) Wel! goede God! in welk een' ftaat zyt gy? bleek, bevende, uwe klederen doornat! hoe? in een' oogenblik als dit, koomt gy te vpet naar huis? gy zyt dan ' niet by uwe nicht geweest? gy fchreitPwat is 'er toch gebeurd ? armand. Gy zult alles weeten... Is Michelin reeds weder te huis? maria. Nog niet. Jufv. michelin, (tegen Armand.) Gy hebt gewild dat ik weder hier zou koomen... Gy hebt my gedrongen om binnen te treeden... Gy hebt daar door flechts myn' laatften oogenblik vervroegd. ma-  TOONEELSPEL. 131 maria. Uw' laatften oogenblik?... maar verklaar u dan? wat is u overgekomen? Jufv. michelin. Het grootfte van alle ongelukken... Ik ben verloren, ik ben onteerd. maria. Rechtvaardige hemel! armand. Allen die u kennen, zullen 11 altyd beminnen, zullen u achten. Helaas! De aandrift van het hart hangt niet van ons af. Al wat men van ons vergen kan, is de moed, is de fterkte van geest om eene ongelukkige drift te beftryden, het is de behoefte der deugd , de afkeer van de misdaad, en het gevoel van het berouw... Maar uw man zal zo ftraks te huis koomen , verbergen we voor zyne oogen de fpooren van een geval, waarvan de kennis zyn geluk en zyne rust voor altyd zou verftooren. Gaa in uw vertrek, droog uwe traanen af, neem eene vrolyker houding aan, en ontdoe u toch van deeze klederen, die voor uwe gezondheid nadeelig zyn, en uw geheim zouden verraaden. Jufv. michelin, (met eene f omber e Jïem.) Myn dood zal het ontdekken... maar ik gehoorzaam a ... koom, Maria... (zy richt zich op, maar valt y/eêr op den ftoel neder.) Ik voel eene zwakheid, eene machteloosheid... De hemel, geloof ik, ziet met mededogen op my neder... Ja, ik gevoel het... ik zal niet lang meer lyden... maargy hebt gelyk... I 2 vc5dr  132 DE JONGE RICHELIEU, vóór myn' laatften ftond , moet ik mynen echtgenoot nog eens zien... Hy is edelmoedig, hy zal my beklagen ... misfchien zal een traan, van zyn hart afgedrongen , op myne ftervende hand koomen vallen... Die dierbaare traan zal de fmet, die myn leven fchand vlekt , uitwisfchen , en het offer van myne jeugdige dagen zal myne fchuld volkomen boeten. (Zy ftaat op.) maria. Neen, gy zult niet flerven... gy zult leeven... armand. Voor uwen echtgenoot, voor uwe vrienden... maria. Voor my, die uwe kindschheid heb opgekweekt... arman d. Gryp moed... maria. Houd u rustig... armand. Niets is nog wanhoopig... niets is verloren. Jufv. michelin. Alles, alles... De eer is verloren, en dat verlies overleeft men niet. (Zy gaat, op Maria leunende, in haar vertrek?) DERDE TOONEEL. armand, (alleen?) Ongelukkige!... en onrechtvaardige mannen zullen haar veroordeelen!..en vrouwen, misfchien duizendmaalen minder achtenswaardig, zullen eene vrouw ter ver-  TOONEELSPEL. 133 verachting doemen, die van droefheid fterft, om dat zy één' oogenblik zwak geweest is!... Maar Michelin ftaat op 't punt van te koomen... trachten we hem te overreden, evenveel onder welk voorwendfel, om voor eeuwig van zyn huis te verwyderen een' gevaarlyk' man , die 'er niet dan de fchande en de wanhoop kan met zich brengen... Ha' daar is hy... (Hy treedt naar de deur?} VIERDE TOONEEL. richelieu, armand, michelin. armand. Goeden avond, myn waarde Michelin... (Hy ziet Richelieu die nadert. Ter zyde.) Hemel! Richelieu is by hem! michelin. De eerfte ter beftemde plaatfe, myn vriend? dat is my te doen gevoelen , dat ik te laat koome; maar het weêr is eene goede ontfchuldiging. richelieu, (die langzaam voorttrad, herkent Armand.) (Ter zyde.) 't Is. Armand... dien dacht ik hier niet te vinden. (Hy nadert Armand, tegen wien hy met eene zeer ongedwongene houding zegt.) Mynheer zal de verzekering van myne hoogachting wel gelieven aan te neemen ? wat gelukkig geval verfchaft aan la Fosfe de eer , van deezen avond met den gehe'mfchryver van mynheer de Richelieu te eeten? (zacht I 3 te-  334 DE JONGE RICHELIEU, tegen Armand, terwyl hy hem de hand drukt.) De vinger op den mond... armand, (zyne hand terug trekkende?) Mynheer... ik ben uw dienaar... (ter zyde) Ik heb moeite om myne verontwaardiging in te houden. michelin, (tegen Armand?) Ik heb la Fosfe ontmoet, die, my beloofd hebbende deezen avond by ons te koomen eeten, om zyn woord te houden, herwaart kwam, niettegenftaande het verfchrikkelyk onweder... richelieu. Het is dit onweder, waar aan ik het pleiner te danken heb van deezen avond met u te eeten... Mynheer de Richelieu, die, in weerwil van zyne jeugd en zyne ligtzinnigheid , met alle geweld , Ambasfadeur wil zya, moest den Regent verzeilen naar Saint-Cloud, waar hen een prachtig feest wachtte. Het flecht weder heeft deeze party doen misfen, en men is teParys gebleven; en uw meester, mynheer Armand, is deezen avond benoemd geworden tot het gezantfehap naar Weenen... Gy en ik, wy zullen wat te doen hebben! armand, (koel.) Ik geloof niet, dat wy zamen reizen zullen. michelin. Waar is Maria toch ? armand. By haare meesteresfe... (ter zyde.) En ik kan haar niet waarfchuwen! michelin. Hoe ? myn vrouw is niet naar de voorftad Saint- Ger-  TOONEELSPEL. 135 Germain? welke reden heeft haar weder doen te huis koomen ? armand, (verlegen.) De vrees... van te middernacht geen rydtuig te kunnen krygen... en ik geloof... eene ligte onpaslykheid... michelin, (levendig.) Laat ons naar boven gaan, om te weeten hoe zy zich bevindt... armand, (levendig en hem tegenhoudende) Zy zal zo aanftonds beueden koomen, en bevindt zich veel beter. michelin. Wel nu, wy zullen haar afwachten. richelieu, (ter zyde en glimlacchende.) Koom aan, voor een' wysgeer is dat al heel aartig gelogen. michelin, (legen Richelieu en Armand.) Gy zyt dan alle avonden zo vry? Uwe ligtmis van een Richelieu heeft dan uwe dienfien nooit van noden? richelieu. Zo hy naar Saint-Cloud gegaan was, heb ik 11 reeds gezegd, dat ik verplicht zoude geweest zyn om hem derwaart te volgen... Maar zeg my eens, waarom die benaaming van Ligtmis , waarmede gy mynheer de Richelieu zo gul vereert? michelin, (tegen Richelieu, wyzende op Armand.-) Op myn eer, vraag het hem.,, hy weet daar meer van dan ik, I 4 ri-  136 DE JONGE RICHELIEU, richelieu. Ha! het is mynheer Armand , die op zich genomen heeft de lofrede van zynen meesrer by u te maaken? armand, (koeltjes^ Ik heb geen' meester, mynheer; ik levere myne kundigheden tegen eene wettig verkregene bezoldiging... maar ik hang van niemand, dan van my zelf'af. michelin, (tegen Rtcheiieu^vyzende op Armand.) Hy heeft vuur... maar gy zult wel zo voorzichtig zyn om 'er niet van tegen mynheer de Richelieu te fpreeken? richelieu. Ik zal 'er wel oppasfen... O! ik ben befeheiden. michelin, (op Armand vyzende.) Ik zeg dit niet omdat hy een man is die ligt vreest... want, het geen hy my'er van gezegd heeft, ben ik verzekerd dat hy tegen hem zelf' zou zeggen. armand. O! hy weet het reeds... maar ik heb hem nog niet volkomenlyk onderricht van het denkbeeld , 't welk hy my genoodzaakt heeft van hem op te vatten... Zo ik alles geweten had wat ik zedert deezen morgen vernomen heb, ik zou hem met nog minder zachte kleuren gefchilderd hebben. richelieu. Mynheer Armand, ik ben niet in ftaat om u te verraaden... maar mynheer de Richelieu kan eindelyk eens kennis krygen van de ruchtbaarheid, welke gy g eft aan uwe gedachten ten zynen opzichte, van uw  TOONEELSPEL. 137 uw gedrag jegens hem... hy zou dat kwalyk kunnen neemen . .. gy hebt een goeden post , en zonder twyffel fielt gy belang daar in?... armand. In 't geheel niet, en ik bidde u hem te zeggen, dat ik zyn' dienst verlaat. michelin, (tegen Armand?) Myn vriend , gy hebt eene openhartigheid, die u altyd nadeel zal doen. richelieu. By my niet, wees daar van verzekerd, mynheer Michelin!... en ik kenne mynheer de Richelieu genoeg om te durven wedden, dat by, onderricht van de handelvvys van mynheer ten zynen opzichte, edelmoedig jegens hem zyn zoude ... al ware het maar om hem zyn' zin niet te geeven... Er zyn lieden, wier eigenliefde hen naar vervolging doet zoeken; deeze zet hun een zoort van gewicht by in hunne eigene oogen... deeze meenen zy in flaat te zyn om hen belangryk te maaken in 't oog van anderen, en zy verbeelden zich iets te zyn, om dat men de toegevendheid gehad heeft van hun aanwezen wel te willen opmerken. michelin, (lacchende?) Ha, ha! gy maakt u ook warm ?... armand. Mynheer heeft daar voor zyne redenen. Hy maakt 'er zich eene eer van, om den Heer de Richelieu zo volmaakt naar te bootfen , dat het caracter van her I 5 voor-  138 DE JONGE RICHELIEU, voorbeeld zich zichtbaar vertoone door alle de pogingen heen, welke la Fosfe doet om het te ontveinzen. richelieu. En waarom zoude ik het caracter van mynheer de Richelieu ontveinzen? het is toch dat van een zeer bevallig' man , vau een'vriend van 't vermaak, van een' aanbidder der fchoone kunne, van den welleevendften man... armand. Noemt gy welleevendheid de verleiding, het geweld en de misdaad? michelin en richelieu, (te gelyk.) O! armand, (driftig.') Ik zeg de waarheid, en ik geef 'er het bewys van. Een der kamerdienaaren van deezen zo welleevenden man beminde een jong, .eerlyk, wel opgevoed, zedig meisje; hy wierd weder.van haar bemind, en Hond op 't punt van haar te trouwen... Mynheer de Richelieu ziet haar , wordt 'er verliefd op, wil haar hem ontvoeren... zy wederftaat zyne aanzoeken ... en achttien maanden vastzittens in een gevangenhuis is bet loon voor den deugdzaamen tegenfland van dit ongelukkig meisje. michelin. O! dat is verfchrikkelyk. richelieu, (ter zyde.) Zienwe eens hoe verre zyne ftoutheid gaan zal. michelin. Indien 'er in zyn leven veele zulke trekken zyn ar-  TOONEELSPEL. 139 armand, (met drift.) Veel, ontelbaar veel. Hier, eene vrouw, die wanhoopig van in hem niet dan eenen trouwloozeii te beminnen, zich zelve vergeeft, en fterft in de yslykfte ftuiptrckkiugen. Daar, een man in een tweegevecht vermoord, omdat hy de eer zyner vrouwe heeft willen verdedigen, welker zwakheden en fchande mynheer de Richelieu overal ruchtbaar gemaakt heeft. Is 'er ergens een vreedzaam huisgezin , een ftil en ge. lukkig echtpaar... De man, van wien wy fpreeken, dringt'er zich in , zoekt te behaagen, flaagt, en de deugdzaame vrouw, de tot dat oogenblik toe achtenswaardige moeder, is eensflags onteerd. Welhaast is dit geen geheim meer, de man wordt onderricht van zyne fchande... Hy beminde zyne vrouw, nu vliedt hy haar... Hy had eene tedere liefde voor zyne kinderen; het jongstgeboren vertoont zich voor hem... Als een tederhartig vader, wenschte hy het aan zyn hart te drukken... Eene wreede twyffeling weêrhondt deeze beweging der natuure; eene onwillige afkeerigheid neemt de plaats in van het zachtst gevoel, cii met afgryzen, met wanhoop ftoot hy verre van zich den ongelukkigen, wiens aamvezen in zyne oogen flechts een bewys zyner fchande is. richelieu, (beurtelings Armand en Michelin aanziende, met eene opgekropte gramfchap.) Gy maakt misbruik, mynheer, van den tegenwoordigen toeftand van mynheer de Richelieu, en van de omzichtigheden , waartoe hem eene kieschheid ver-  Mo DE JONGE RICHELIEU, verplicht, waar voor gy hem, misfchien, eenigen dank moest weeten. armand. Ik maak geen misbruik van iets ter wereld, mynheer. Ik ontlaste eindelyk eens myn hart, te lang afgemat door een pynelyk uilzwygen, en nog bloedende van den doodlyken flag, die myne dierbaarfte vrienden koomt te treffen... Kunt gy het afgryslyk fchouwfpcl vergeten , waarvan ik zo even getuige geweest ben ? vergeet gy, dat ik zo koome van eene ongelukkige vrouw te zien... in een' toeftand... in een huis... zonder my hadden reeds de fchaamte cn de wanhoop haar in 't graf geftort... en de hemel ... michelin. Myne vrouw koomt af, wy gaan ons aan tafel zetten , en wy zullen ons met eenig ander aangenaamer onderwerp bezig houden. (Hy gaat Jufv. Michelin te gemoel.) armand, (tegen Richelieu, zeer zacht.) Zo u nog eenig gevoel van menschlykheid is bygebleven, mynheer, maak dan eenig voorwendfel te hebben om heen te gaan... Uw gezicht is de dood voor de rampzalige die daar aanko^mr. richelieu. Zou het waar zyn, groote God! armand. Wat zal 'cr van haar worden? VTF-  TOONEELSPEL. i4t V r F D E TOONEEL. de vorigen, Jufv. michelin, maria. (Jufv. Michelin is in eene ochtendkleding, met loshangende h air en, bleek, mei eene ten ui terfe flauwe Jlem. Maria onderfteunt haar.) michelin, (vat zyne vrouw by een' arm, en helpt Marta, om haar naar een' leuning/loei te leiden.) "Wel! myne waardfte ! in welk'een' ftaat zie ik u weder! uwe onpaslykheid is dan veel zwaarder geweest dan men my gezegd had ? maria, (met drift.) Neen, neen... de jufvrouw is veel beter... (Zy bemerkt Richelieu, en zegt ter zyde.) Hemel! hy is hier! michelin. Myne dierbaare, myne beste vriendin! jufv. michelin. Ach, mynheer Michelin... hoe veel erkentenis verwekt eene zo tedere deelneming by my! MICHELIN. Eri wat is natuurlyker, dan deeze deelneming? zyt gy niet het dierbaarfte dat ik in de wereld hebbe?... koom aan , vat weder een weinig moed... zie daar, onze vrienden , welken uw toeftand ongerust maakt... de goede Armand , gy weet, dat hy u bemint... zie hem eens aan... gy zult in zyne oogen leczen, dat hy met my deelt in dat belang , dat gy zo wel weet inteboezemen. T r Jufv.  142 DE JONGE RICHELIEU, Jufv. michelin, (met warmte.) Hoe zal ik my jegens hem kwytenPHem ben ikalles verfchuldigd ... hy is het, wiens weldaadige zorgen, wiens medclydende vriend fchap... maria, (haar met drift in de reden vallende) My geholpen hebben om u by te ftaan, toen gy u zo kwalyk bevondt— mi ciielin. Maar zeg my dan toch?.. . armand, (levendigi) Het gevaar is voorby... (zacht tegen Jufv. Miche* /in.) Bedwing u toch, ik fmeek het u... michelin. Hoe nu? . . gy fchreit... deeze omftandigheid is niet natuurlyk... gy verbergt op den bodem van uw hart fmerten , welke gy fchroomt te openbaaren... flaa uwe oogen toch eens op ons... zie daar Maria die traanen Hort... (Hy werpt zich voor zyne vrouw op de knieën.) Uwen man aan uwe voeten... Armand, die zucht... La Fosfe verflagen... Jufv. michelin, (een' f:hreeuw gevende, en zich met drift oprichtende.) La Fosfe! armand. Hemel! michelin, (op Richelieu wyzende.) Zie hem hier... Jufv. michelin, (verby sterd) Wreedaartig man ! zult gy my dan tot in het graf vervolgen! A t-  TOONEELSPEL. 143 armand, (tegen Richelieu.) Vertrek, mynheer, vertrek! richelieu. Myn hart wordt verfcheurd. michelin, Wat zegt zy? maria, (willende Jufv. Michelin met zich voorttrekken.) Laat ons weder in uwe kamer gaan... koom... in 's hemels naam, koom... (Jufv. Michelin tracht zich vol wanhoop uit de armen van Maria los te fcheuren.) michelin. Maar, myne waardfte, uwe zinnen zyn verbysterd.., zie toch wien gy verongelykt... het is een man dien gy acht... het is la Fosfe... richelieu. De man die de hoogde achting voor u heeft... Jufv. michelin, (geheel buiten haar zelve.) Die my met fchande overladen heeft... ik moet fpreeken, liegen kan ik niet... ik was niet geboren voorde misdaad. .. monfïer! de noodlottige dag is gekomen, en de verfchrikkelyke waarheid zal eindelyk uw en myn vonnis uitfpreeken... Michelin , deeze deugniet heeft u bedrogen, ik zelve heb u bedrogen. armand. Wat doet gy ? MARIA, Houd op.. . michelin. Wat hoor ik ?... Jufv.  144 DE JONGE RICHELIEU, Jllfv. michelin. Deeze fnoode man is nier la Fosfe... het isRichelieu... michelin. Richelieu! gy? richelieu, (met eene moedige houding.) Ik zelf. (Michelin valt op een' fttel en fchynt gevoelloos.) Jufv. michelin, (tegen haaren man.) Myn hart door eene onwillige , onweêrftaanbaare drift weggefleept, vergat, dat gy alleen recht op het zelve had... ik beminde deezen man , en ik kende het ongeluk in 't zelfde oogenblik, waarin ik de liefde kende... maar nog verdiende ik uwmedelydcn. Myne wroegingen, myne folteringen wisenten myne zwakheid uit... eenhaatelyk gruwelftuk, een affchuwelyk geweld hebben eindelyk myn verderf voltooid, en my en het leven en uw hart onwaardig gemaakt... (Zy werpt zich aan de voeten van haaren man.) Wreek n... maar op my alleen... vrees deezen fnooden man , die tot alles in ftaat is; by heeft vóór zich tegen u, zyn' naam. zyn aanzien,de hofgunst,zyne febatten... ftraf dan my alleen , ik fmeek het u op myne knieën ! verkort de haatlyke dagen van uwe misdaadige en al te ongelukkige echtgenoote . .. maar vloek haare nagedachtenis niet, en dat uwe haat ten min fte op den rand van haar graf ftervc! michelin, (zonder haar aan te zien, ma aihaar de hand toereikende, om haar op te richten, en met den toon van het diepst gevoel.) Staa op... helaas! gy hebt myn geluk voor eeuwig vernietigd.. _ ik  TOONEELSPEL. 145 ik zou misfchien het recht hebben om u bittere verwyten te doen... maar gy zyt ongelukkig, en ik kan niet dan u beklagen... Staa op. (Hy richt haar op, Armand en Maria zetten haar op een leuningftoeh Michelin zegt tegen Richelieu.) Vertrek van hier, mynheer... en dewyl de misdaad zo Veel bekoorlykheid voor u heeft, zo vermaak u in al de ysfelykheid van de uwe... zy kost aan deeze rampzalige, even als aan my, de rust, de eer... en misfchien het leven..- Vertrek. richelieu, (op eenen f omberen en eenigzins ftouten toon.) 't Geen men als eene gunst van my vraagt, dat ben ik zomtyds geneigd om toe te Haan... nooit gehoorzaam ik aan bevelen. michelin, (naar eene openflaande Secretaire toevliegende, waaruit hy een pistool grypt.) Schelm! armand en maria, (met een? verfchrikketyken fckresuw ,en de armen naar Michelin uitgefirektl) Hemel! Jufv. michelin, (isgenoegzaam zonder kennis. Op de fnelk keweging, en 't gefchreemv van Armand en Maria, laat Michelin, • die op Richelieu aanlag., de hand vallen, werpt eensklaps het pistool weg en zegt,na een''oogenblik flilzwygens, tegen Richelieu, met'eene flaauwe en beevende flem.) michelin. Ik was op 't puat om my met een misdaad te be K 20e-  14.6 DE JONGE RIC-EELIEü, te ebben ...dlt kan niemand doen dan gy... Armand, Z , X' T QCeZC fierVCnde Vrouw tc vervoeren Zu.r Pl3atS' ^ mvnhccr «Wchien nog menftbelvk genoeg zal zyn, om ons niette vervolgen... Hy zal myn huis verlaaten, wanneer hy zulks gevpeglyk zal oordeelen. R -T C H E L I E ü. mf^m. en Michelin zich gereed maaken •m jujv. Michelin wegledraagen, ziet Richelieu hen Zl v ' zelf hy bevegtng Maakt om heen te gaan ■) " Mynheer Armand, ik verwacht u by my. AitMAND. voet in uw huis zetten. KJCirELIETJ. ™ zal 11 wee^n- te vinden. A R MAN D. ™ mv nfét verbergen... maar gy, zo de iaaren ' 7 en men^chlyKhe.d; zo uw rwg u 0 , «- de rechtvaardigheid der menfchen ; vree d e v or welke wy allen gelyk zyn. Het uur" der wr^ke eens.anbreeken; te vergeefs zult gy „ dan inIe mf geborgen hebben , gy Zült de/ fchap- I  TOQNEELSPEL. M7 , fchappe niet ontvlieden , en uwe nagedachtenis zal de ftraffeloosheid van uw leven boeten.' richelieu, (mei eene zoort van afgryzen ) Rechtvaardige hemel.' michelin, (tegen Armand.) Gy zyt verloren! armand, (met drift.) Ik heb u gewroken. Ri &MBlïeü, (met den toon van het diepst gevoel.) Gewroken!., ja, Michelin, gy zyt het... \0p zyn hart wyzende) drfar is uw wneeker... Armand , vrees mets... ik was geheel verbysterd , maar ik ben geen monitor... behoud haar toch, ik bezweere het u en behoed my, zo 't mogelyk is, veer eene onhernelbaare misdaad. (Hy gaat heen. zyne oogen op de f ervende fUj% Michelin jlaande, en met teekens van wanhoop'. ZESDE TOONEEL. armand, Jufv. mi ch e l in, m i cu el in, ma ri a. armand, (aan Michelin deszelfs ft r ven de „ vrouw tQor.ende.j •Hm deeze ongelukkige?... De hemel bewyst genade aan het berouw... en zoude gy oaverbiddelykcr zyn dan hy? michelin, (met een gevoel van fmer:.) Zy heeft my verraden z\\ Jufv,  148 DE JONGE RICHFLIEÜ, Jufv. michelin, (eene laatfte poging doende om zich aan de voeten van haaren man te werpen, Armand en Maria onderfteunen.' haar. Haare urmen naar Michelin uitftrekkende.) Gun ,'my toch myne vergiffenis... dat myne hand nog eenmaal de uwe aan dit hart drukke, waar de wroeging nooit opgehouden heeft u te wreeken... één opflag van uw oog... één enkele en laatfte oogwenk , zo hy maar geen' haat aanduidt, en ik fterve al te gelukkig. michelin, (met eene tederheid, waarvan hy- niet meer meester is.) Ach! ik heb u te veel bemind, wreede ! om u ooit te haaten... leef, om recht aan myn hart te doen... wel aan , nog zyt gy alleen het, van wie al ons geluk afhangt. Jufv. michelin, (welke haarman wil oprichten , maar die aan zyne voeten blyft liggen.) Uwe traanen hebben gevloeid... Armand! hy fchenkt my vergiffenis... en de hemel vergeeft my ook. (Zy valt zonder kennis.) michelin. De krachten begeeven haar... maria. Misfchien zal eene fpoedige hulp... armand. En zie daar dan den afgrond, waar in ons een enkel oogenblik van zwakheid en dwaling ftorten kan! (Het gordyn valt.) Einde van het Vyfde en La a'fte Bedryf.  V O L S A N, MENSCHENHATER door TEGENSPOED. TOONEELSPEL. Naar het Fransch van J. D. VILLENHOVEN, Zedel-jk Schouwtooneel, 2de deel, ide fluk. te AMSTERDAMnr de Wed. j. DÓLL, i 7 9 7- op de   V O L S A N OF DE MENSCHENHATER door TEGENSPOED, T O ONEELSPEL. Naar het Fransch VAN J. D. VILLENHOVEN.  PERSOONEN. v o l s a n. montfort» Fa der v art Volfan. mevr. de melcourt. julia, Dochter van Mevr. de Melcourt, sidney, Hollandsch Generaal. germeuil, zyn Adjudant. blancourt, Commies. re nar d , Logementhouder. souda, OppetJle van Indiaanen. ifte banjaan. 2de banjaan. Een indiaan. Een officier. Een knecht. Een sergeant. Een troep Hollanders, en Indiaanen. Het/luk /peelt in de Indien. VOL.  Mijn vader I Julia |   v O L S A N OF DE MENSCHENHATER door TEGENSPOED, TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. (»» Tooneel verbeeld een Kamer i„ een Herber^ EERSTE TOONEEL. montfort, volsan. T montfort. Jk hadn dit wel gezegd, myn zoon; de menfchen Zvn overal het zelfde; te verheft ^rU> l V ook h„„e TZz;ZTum'* bpooe o„vm. ras gy weten zult, dat ik u binnen kort uithuuw, en gy den echtgenoot zult kennen die de hemel u befchikt het is die zelfde man, die ons de vryheid heeft weergegeeven. julia. De Commandant van deeze vesting? Sidney? mevr. de melcourt. Hy zelve. Hy liet my deezen morgen een oogenblik belet vragen, en na degewoonelykeplichtplegingen, tn eenige vragen, waarvan gy het voorwerp waart, fprak  TOONEELPEL. ,7 by zeer nadrukkelyk over uwe fchoonheid, uw karakter, en vroeg my eindelyk uwe hand. Julia, (in de grootfte verlegenheid.) Welk was uw antwoord? MEVR. DE MELCO0RT. Het zelve dat gy zoudt gegeven hebben. Ik betoonde my gevoelig voor de eer die hy ons aandeed, en heb hem uwe hand beloofd. JULIA. Het is fchrikkelyk voor myn hart andere gevoelens te hebben dan de uwe zyn, echter ken ik uw gevoelig hart te wel om te gelooven, dat gy van my een opoffering zoudt eisfehen.... MEVR. DE MELCOURT. Hoe! gy noemt dit huwelyk een opoffering? Is een Sidneyin den bloei vanzynejaren,begaafdmetalleuiterlyke bevalligheden, bekleed met aanzienelyke eereposten, nog geen echtgenoot die voor u gefchikt is? Had gy zelfs in den fchoot der weelde een beter kunnen vinden? Denk er eens op, myn Dochter! hy zal ons komen zien, en ik verwacht van uwe voorzichtigheid datgybera zult ontfangen, als een Echtgenoot die u toegezegd is. JULIA. Het is te vergeefs dat gy my de voordeden aanpryst van dit huwelyk. Ik zie er flechts een, en deeze is u gelukkig te maken , myn hart zou dit oogenblik met vreugde te gemoet vliegen, zo het geen andere verbind, tenis had aangegaan. me-  ïS VOLSAN of de MENSCHENIIATER, mevr. de melcourt. Zult gy dan eeuwig om dien Volfan denken? Diejongmnn zal zedert zes jaren, dat wy geen tyding van hem ontfangen hebben, gewis niet meer in leven zyn. En gefield zelfs hy was hier, kan men hem metSidney vergelyken? julia. Gy fprak, nog voor weinig dagen, geheel anders. mevr. de melcourt. Andere tyden , andere zorgen. Men moet altoos zyne denkwyze volgens zyn flaat en de omftandigheid fchikken. julia. Alle harten zyn niet voor die gelukkigebuïgzaamheid vatbaar. Myn hart, voorlang aan Volfan gefchonken, gevoelt te wel, dat het nimmer een ander zou kunnen beminnen. mevr. de melcourt. Standvastigheid, zo als men die in de Romans befchryft! Het past ons thans niet, myn dochter, verhevene gevoelens voortehangen. Als men door 't fortuin begunttigd is, is het ons vergund wysgeer te zyn, en als dan zich flelregels te vormen waarvan men niet behoeft te vreezen het flagtoffer te worden ; maar dit zo nietzynde moet men toegevender zyn; en het ware vernuft beflaat hierin, dat men zich naar de gunltige omftandigheid, die zich opdoet, weet te fchikken.... Maar daar komt de Commandant. Denk dat uw geluk en dat van uwe Moeder afhangt van het gedrag dat gy houden zult. TIEN.  TOONEELSPEL. 19 TIENDE TOONEEL. mevr. de melcourt, julia, sidney. T sidney. ■*k maak misfchien te fchielyk gebruik Mevrouw, van't geen gy my vergund hebt om u van myn eerbied te komen verzekeren. Het is moeijelyk hier van geen misbruik te maken, zo dra men het geluk heeft gehad, die toeltemming te verkrygen. mevr. de melcourt. Gy wilt de onachtzaamheid herftellen die gy ons betoonde, toen wy uwe gevangenen waren. sidney. Zo men den diepften eerbied en de kieschteomziclmV. heid,om vrouwenkoor wien men de grootfte achtingheeft niet lastig te vallen, onachtzaamheid kan noemen' dan beken ik, Mevrouw, dat ik fchuldig ben. mevr. de melcourt. Men kan zich met geen meerder beleefdheid verontfchuldigen; maar het eenigfte middel om het voorledene te doen vergeten, is ons nu meermalen te komen zien. s i d n e y. Zou ik ook zo gelukkig zyn, hier toe de goedkeuring van deeze beminnelyke jonge Dame te verwerven 1 julia. Ik heb geen reden,mynheer! om anders te denken dan myne Moeder. s i d m e y. Ik zal my voor eerst met deeze halve toefremming 15 2 ver-  li 20 VüLSAN of de MENSCHENHATER, vergenoegen, en my volmaakt gelukkig achten zo ik in't vervolg die ten vollen mag verkrygen.... Maar! ik zie traanen uw oog ontflippeu.... Zou ik zo ongelukkig zyn, u te mishaagen? julia. Schryf deeze traanen aan 't gevoel van ons ongeluk toe.... ik wenschte die te weerhouden. sidney. Uwe rampfpoeden zyn gewis zeer groot, men verliest zonder hartzeer geen fchitterend fortuin; maar op uwe jaren, aanbiddelyke Julia! met die bekoorlykheid , waarmede u de natuur zo milddadig heeft begaafd, zyn diergelyke ongelukken altoos te herftellen: myn fortuin aan uwe voeten.... julia. (hem in de reden vallende.) Wy hebben niet het minfte recht op die overmaat van edelmoedigheid. Gewis noodzaakt het medelyden, dat ons lot u inboezemt, u tot deeze betuiging. Maar wy zouden dat medelyden niet meer verdienen, indien wy in ftaat waren daarvan een misbruik te maken. sidney. Voegt deeze taal aan u, aanbiddelyke Julia! enkent gy zo weinig de waarde van uwe bevalligheden? Gy, medelyden inboezemen! ach welk een man zou, uziende , zich aan dat koude gevoel kunnen overgeeven ? Vergeef my de verklaring van myn gevoelens, die ik u doe, zy is gewettigd door Mevrouw uwe Moeder, en zonder de ftreelende hoop, waarmede zy my heeft ge. vleid,  TOONEELSPEL. 21 vleid, had ik misfchien nimmer een hoop durven voeden, waarvan het verlies my den ongelukkigfte van alle Itervelingen zou maken. Geloof niet dat ik door eenig gevoel van medelyden word bewogen: zulk een denkbeeld zou uwer onwaardig zyn. Ik zag uwe ongelukken niet, alleen uwe bekoorlykheden; en het is aan Julia, aan de gelukkige, de ryke Julia, dat ik myn hart cn hand aanbiede. julia. Vergeef my, mynheer, zo myn droefheid, in dit oogenblik, de erkentenis doet vergeeten die ik ufchuldigben, maar myn ziel, zints lang doordrongen van fmert, kan zich voor geen ander gevoel openen. sidney. Ik eerbiedig uwe droefheid, maar verfchoon myn ongeduld. Gy kunt door een enkel woord voor eeuwig myn geluk bevestigen, of myn vonnis uitfpreken. O verwaardig u uit medelyden, om my te redden uit de ysfelyke vertwyffeling die my in wanhoop Hort.... Is 't my vergund te mogen hopen?... Gy antwoord niets..,. Wreede! gy haat my! juli a. Dan zou ik onrechtvaardig zyn, en de kieschheid van uwe gevoelens behoed u voor zulk een vrees. Ik haat u niet, gy kunt my zelfs niet onverfchillig zyn; maar daar ik naauwlyks het genoegen heb van u te kennen, kunt gy zonder onrechtvaardig te zyn geen tederer gevoelens van my eisfchen. B 3 ELF-  22 w VOLSAN of de MENSCHENHATER, ELFDE TOONEEL. de torigen, germeüil. g E r M E u i l. VTeneranl! de vlakte word door Indiaanen als bedekt. Zy fchynen eene onderneming in 't oog te hebben, en ik dacht het nodig, u daarvan te verwittigen. s i d n e y. Ik verlaat u met leedwezen, maar de plichten van de my aanbetrouwde post, kunnen alleen myne dierbaarfte belsngens voor een oogenblik doen zwygen. Denk, denk, bekoorlyke Julia! dat myn lot in uwe handen is. Vaarwel Mevrouw ! QHy vertrekt door Cermeuil gevolgti) TWAALFDE TOONEEL. mevr. de melcourt, JULIA. mevr. de melcourt. JLl/n wy,myn dochter? laten wy befluiten deeze verbindtenis aantegaan, welke ons in een oogenblik al het fortuin, dat wy verloren hebben, wedergeeft. Het ware geluk ligt alleen in den rang, in de weelde; en ondanks al de valfche vertoogen der wysbegeerte, flelt het fortuin alleen het meerdere of mindere aanzien onder de menfchen. Julia. Die ydele voordeden verdwynen met de oorzaak die ze aanbrr.gt. Maar het geluk, op vaste gronden gevestigd , trotfeert de onflandvastigheid der menfchen en de grillen van het noodlot. Einde van het eer ff e Be dry f: TWEE-  TOONEELSPEL. 23 TWEEDE BEDRYF. ('t Tooneel vertoont een barre IVocflyn, men ziet geen Boomcn, alleen rotfen , en een foort van een Kuil, die op de linker zyde van V Tooneel is. de vier eer/le Tooneelengebeuren in den nacht.j EERSTE TOONEEL. montfort, volsan. Imontfort, (pp Volfan /leunende.I) s er voor de lydendemenschheid dan geen fchuilplaats! Terwyl het geringfte dier in de ftilte van den nacht een weldaadige rust vind, moeten wy alleen, overgelaten aan't geval, rond dwaalen, niet weten waar wy ons hoofd zullen nederleggen! O myn zoon! myn zoon! welk een rampzalig gefchenk deed ik u, toen ik u het leven gaf! v o l s a n. Houd op, myn Vader, my te beklaagen, want gy lyd riog meer dan ik. Mogt ik alleen die fmerten verduuren die u overftelpen, met welk een vermaak zou ik die voor u uitftaau; myn jeugd, myn toenemende krachten zouden my dien last ligt maken. Maar gy ongelukkige grysaart, onder het gewicht van uwe jaren gekromt, uw zwakheid mankt uw lot nog grievender.... Helaos ! ik vleide my, dat myn jeugd u tot fteun zoude dienen; maar die wreeden hebben my van alles beroofd, zelfs het zoet genoegen van u nuttig te kunnen zyn. B 4 mont-  24 VOLSAN of de MENSCHENHATER, montfort. De last van myn ellendig beftaan zal u niet lang meer drukken. Om u,om u alleen myn zoon ftort ik traanen. iviyn leven, al myn geluk was inu, en ftervende laat ik u niets overig als myn traanen en myn ongelukken, ó Myn Volfan, had ik ooit gedacht, dat de menfchen zo ongevoelig warea l volsan. De monfters in deeze wildernis zyn minder barbaarsch. Zy eerbiedigen zomwyl de zwakheid. Maar die wreedaarts hebben uwe onfchuldige gryze hairen, uwe behoefte, uwe ellende zonder aandoening befchouwd. Ik zou het hen vergeeven, hadden zy my flechts ongelukkig gemaakt, maar zy hebben de traanen van myn vader doen ftorten... Ach! wat deert u?... Ik voel uwe kniën buigen.... montfort. Een doodelyke verzwakking komt my een einde van myn beftaan, en de grenzen van myn ongelukken aankondigen. Lei my diar, naar die kuil, nog flechts een oogenblik en ik zal u niet meer tot last zyn. (Foljan leid hem naar den ingang van de Kuil, waar de grysaart gaat zitten, {leunende met zyn rug tegen een rots.") Almachtig wezen i Zo myne fmarten uwe goddelyke rechtvaardigheid nog niet voldaan hebben, Iaat my de overige pylen uwer toorn treffen, maar ach! fpaar myn ïoon. (Hy /luit zyn oogen ) vol-  TOONEELSPEL. 25 volsan. (knielende voor zyn Vader.) 6 Ongelukkige grysaart! rampzalige Vader! gy hebt my het leven gegeeven, en ik kan het uwe geen oogenblik verlengen! (Hy ftaat op, en loopt op het Tooneel heen en veder.) De barre woeilenyen bieden my niets als verfchrtkkelyke rotfen aan, en de zo tedere natuur, zo milddadig voor alle haare fchepfelen, is voor my alleen wreed en gierig! ach, zo ik maar flechts eenige planten, eenige verkwikkende vrugten mogt vinden... ik hoor iemand. TWEEDE TOONEEL. de vorigen, souba, een troep Indiaanen. LS O u b a. aat ons niet verder gaan, wy zouden ontdekt kunnen worden. volsan. Ach! wie gy ook zyt, heb medelyden met den ongelukkigfte van alle menfchen! souba. Wie is daar? een indtaan. (eenpylop Volfan aanleggende.) 't Is een Europeaan 1 souba. Laat af! hy is zonder wapenen, (tegen Volfan.) Wat wilt gy? ^ 5 vol»  S6 VOLSAN of de MENSCHENHATER., volsan. Myn vader fterft van gebrek, en ik kan hem niet helpen. souba. Zie daar dan waartoe de greetige dorst naar't goud, waarvan gylieden als verflonden word, u heeft gebragt! gy, flachtoffers van uwe verachtelyke gierigheid, ontmoet dikwils de armoede en den dood, waar gy geloofde niet dan overvloed te vinden. Ouverzadelyke Europe. aanen! volsan. Ik verr.cht ze veel meer dan gy zelve. Zy zyn de beulen vnn myn Vader! ach uit medelyden, fta my by om het leven van dien ongelukkigen grysaart te rekken, en Volfan, wel verre van in de verfoeijelyke zamenzweering van uwe vyanden te deelen, zal u zelfs helpen , uw ongeluk en het zyne op hen te wreeken. souba. Uwe Landgenooten hebben ons zo dikwils misleid, dat al 't geen van hun komt ons verdacht moet weezen, echter zullen wy u aanneemen; denk aan de vervulling uwer beloften, wy zullen u genadig in 't oog houden. (Tegen zyn gevolg, Montfort aanwyzende.) Help dien grysaart. (op Volfan wyzende.) En geef hém wapenen. Twee Indiaanen. (naderen Montfort,, en ■willen hem oprichten, terwyl een ander Volfan wapenen .aanbiedtl) een  TOONEELSPEL. 27 een indiaan. 't Is vergeefs dat onze zorgen hem willen doen byko» men. Hy is dood. volsan. (laat de wapenen vallen , en werpt zich op het ligchaam van zyn Vader.) Groote God! souba. (tegen zyn volk.) Laaten wy ons verwyderen ; 't zou onvoorzichtig zyn, hier langer te vertoeven. Ik heb by deeze engte een plaats ontdekt die zeer gefchikt is, om ons heimelyk te verbergen. Laten wy daar den vyand afwachten. (Hy treed naar Volfan toe.) Kom,achtingwaardige jongeling. Uwe tederheid voor uw vader is my een zekere waarborg voor de braafheid van uw hart. Indien de hemel onze wapenen zegent, kunt gy op ons ftaat maken. volsan. (/nikkende.) O myn Vader! gy fterft van gebrek, daar uwe moordenaars zich in de weelde baaden. Waarom mag ik met u niet fterven! souba. (wil Volfan van het ligchaam van zyn Vader afrukken.) Laat dat ongevoelig lyk daar, en eer het niet meer door nutteloze traanen. Volg ons! volsan. Ik wil op deeze plaats fterven. souba. Zie van dat voornemen af: de wanhoop is het erfdeel der  s8 VOLSAN of de MENSCHENHATER, der laf hartigen, vermeerdert onze ongelukken en word de zegepraal van onze vyanden. Kom met ons; zo de Europeaanen de beulen van uw vader zyn, kunt gy hem nu wreken: het oogenblik hier toe is ons thans gunflig. volsan. (Jlaat met drift op, en vat de wapenen aan.) Ja, ik wil hem wreken, en fterven. (Hy flaat het oog nog eens op zyn vader, en wil zich van de Indiaanen,die hem tegenhouden, ontflaan.) Maar laat my aan dien grysaart ten minfte.... souba. Wy kennen de rechten der menschheid, maar eenige oogenblikken langer zouden ons zeer nadeelig kunnen zyn: laat ons vertrekken! (De Indiaanen trekken Volfan mede.) DERDE TOONEEL. twee banjaanen, (komen van de achtergrond van het Tooneel af.) ,~ eerste banjaan. «bullen deeze oorden, eertyds zo ftil, zo vreedzaam, nu eeuwig door onze onderdrukkers ontrust worden! en is er geen hoekje land meer dat ons voor de ysfelyke flaverny die ons dreigt, kan beveiligen. De akeligheid van deeze woestenyen fchynt ons een verzekerde fchuilplaats aantebieden, en deeze kuil.... maar wat zie ik, een dood ligchaam. tweede banjaan. Het is een grysaart. Hy fchynt een Europeaan te wezen. eer-  TOONEELSPEL. 29 eerste banjaan. Die zinnenloze! waarom bleef hy niet in den fchoot van zyn huisgezin.... maar my dunkt ik hoorhem zuchten. Misfchien leeft hy nog. (kleine tusfihenpozing.) (Montfort maakt eenige beweging, en de twee Banjaanen naderen hem, om hem te helpen.) montfort. (met een verwilderd gelaat.) Myn Zoon!... Gy wilt dan, dat ik nog leven zal. Helaas! waarom liet gy my niet fterven! tweede banjaan. Hy roept zyn zoon. montfort. (rond om hem ziende.) Ik zie hem niet! Ach, uit medelyden zeg my waar myn zoon is? eerste banjaan. Wy hebben hem niet gezien. montfort. Almachtig God! gy berooft my van myn zoon, en gebied my te leven ! uwe geboden zyn ysfelyk zwaar, echter zal ik er my zonder morren asn onderwerpen. eerste banjaan. Kom oude Vader! fchep moed! Neem deezen drank, die zal u verkwikken en in uwe verzwakte leden een weldoende warmte geeven. (Hy bied hem zyn Calbas aan.) montfort. Mogt de hemel u uwe medelydende zorgen vergelden! (Hy ziet nog eens rondom zich.) Myn zoon flond by my. Gy hebt dan geen mensch gezien? twee-  30 VOLSAN of de MENSCHENMATER, tweede banjaan. Zo even heeft ecu gedeelte van ons Volk deeze plaats verlaaten. montfort. (fmertehk.) Ach zy hebben hem weg gebragt, myn zoon is gewis verloren! tweede banjaan. Zyt gerust. Hy is misfchien beter onder hun, dan onder uwe befchaafde Europeaancn. De uwen fcheklen ons voor Barbaaren, Wilden, en deeze namen zouden hen beter dan ons pasfen. VIERDE TOONEEL. de vorigen, sidney. een troep Hollanders. r~J sidney. kunnen nog niet ver zyn. Wy zullen hen gewis ras innaaien. Wat doen die twee Indiaanen? Men neeme hen gevangen! Tegen Montfort. En gy goede oude man, wat doet gy hier? montfort. Ik zou hier van gebrek geftorven zyn , zonder de hulp van deeze twee Indiaanen. sidney. Dat men hun op het flot geleide, en met zachtheid behandele? (Twee Hollanders komen uit de troep, en brengen Montfort en de twee Indiaanen weg.) De duis. te  TOONEELSPEL. 31 temis is ons gunftig , laten wy onzen tocht fpoedcn ea trachten den vyand te verrasfchen. (Op 't oogenblik dat de Hollanders de weg willen in/laan die de Indiaanen genomen hebben, worden zy door dezelver. aangevallen, welke zich daar heimelyk ver' borgen hadden. Men ftryd, de Hollanders worden te. rug gedreven. Volfan aan 7 hoofd van de Indiaanen dwingt zyn vyanden op denzelfden weg dis zy gekomen zyn te rug te keren, en komt met een gedeelte van zyne bende weder op '/ tooneel, terwyl het andere de Hollanders vervolgt.) VT F D E TOONEEL. volsan, souba, een troep Indiaanen. Dv o l s a n. e tnonfters zyn verpletterd, en ik heb de voldoening gefmaakt hun verachtelyk bloed te zien ftroomen! O fchim van myn vader! gy zyteindelykgewroken. (Hy ziet naar de kuil.) Maar hy was hier. Groote God! wat is van hem geworden ? Hy dient misfchien op dit oogenblik tot fpys van verfcheurende dieren. SOUBA. Uwe landgenoten waren opdeezepIaats,enzullenhem gewis de laatfte plichten betoond hebben. Hoor Volfan , wy zyn aan uwe dapperheid alleen deeze overwinning verfchuldigd: Zy is de eerfte die wy op de Eu-  32 VOLSAN of de MENSCHENHATER, Europenanen behalen, en gy hebt ons leeren overwinnen. Ik deele, van dit oogenblik af, het bevel met u. Eraave Indiaanen ftemt gy hier in? (De Indiaanen flaan op hun Schilden.-) Zy keuren myn keuze goed, en 't hangt nu van u af, om die keus te rechtvaardigen. volsan. Ik aanvaar die eer niet, als om u verder nuttig te zyn, uwe zaak is de myne geworden, en gy kunt opmy ftaat maaken tot myn laacften ademtocht. souba. (Hy neemt eenige veer en van zyne muts, en zet dezelven op de hoed van Foljan.) Neem deeze tekenen van het gebied aaii. Mogten die, door u gedragen, ons altoos op den weg der overwinning geleiden! ZESDE TOONEEL. de vorigen, een Indiaan. Deen indiaan, e Européaanen hebben nieuwe fterkte gekreegen. Hunne machtige benden dringen ons van alle kanten, en doen ons niets dan dendood,ofdeflaverny tegemoet zien. volsan. Wel nu! fterven wy, maar laaten wy ons leven cuur verkopen! (Men hoort de trom flaan tot teken om het gevecht aantevangen.) ZE-  TOONEÊLSPEL. 33 ZEVENDE TOONEEL. ce v00rigen, sidney, een troep hollanders» Ls i d n e y. egt uw' wapens neder! (De Hollanders komen van alle zyde te voor fchyn, in leggen op de Indiaanen aan, welke de wapens neder, leggen. Volfan die zich met een Hollandsch Officier /laags vind, komt met hem al vechtende op 't voorst van 't Tooneel, en werpt hem ter neder.) de officier. Laat my het leven! volsan. (zyn Sabel opheffende?) Neen, gy zult fterven. (De Soldaten befchermen den Officier, en omringen Volfan, die zich woedend verdedigt?) sidney. Spaar zyn leven, maar neem hem gevangen. (De fabel valt Volfan uit de hand. Hy zwicht, valt hykans, doch word door eenige Hollanders onderftcund, en fchynt buiten zyn kennis.) sidney. (nadert hem.) Welk een verwonderlyk contrast van zachtheid en wreedheid! Hoe kan zulk een inneemend gelaat met een zo wreede ziel gepaard gaan! (Men ziet Volfan in eene fluipachtige beweging.) Ongelukkig Jongeling ! Hy is gewis door een woedende drift overmeesterd. C VOL-  34 VOLSAN of de MENSCHENHATER, volsan. (opent de oogen, en ziet met een donker en verwilderd gelaat rondom zich.) Nog menfchen! en ik heb hen het hart niet kunnen verfcheuren?... ontdoen wy ons van hun ondraaglyk gezicht! (Hy trekt een pook uit zyn gordel.) sidney. (hem de pook ontrukkende.) Wat doet ge Jongeling? Gy zyt niet onder de Wilden» de Hollanders zyn menfchen. volsan. Menfchen! en deeze zyn juist de monfters die ik zou willen verfmooren. Zo u een vonkje meedogen overblyft, laat my fterven: zie daar myn eenigfle toevlucht, ó Hemel! eindig een leven dat my verfchrikkelyk rampzalig is! sidney. Eenige zielgrievende ongelukken persfen u deezen wensch af. Misfchien bebt gy u over de menfchen te beklagen. volsan. Die Wreedaarts!... Zy hebben my gedwongen my te vernederen, my geheel te ontaarden.... ik ben my zelve een affchuuw! sidney. De tyd, bedaarde overweeging, zullen uwe finerten verzachten. Gy hebt tegen ons gevochten, maar er is geen vyand voor het hart van Sidney. Het zal u troosten,- het is de vriend der ongelukkigen. vol-  TOONEELSPEL. 35 volsan. Er zouden Vrienden zyn! ach mynheer! ik heb te lang geleefd, myn ziel is van fmert overfteipt. Gy hebt my gezien verwilderd, woedend,hoe ik my op het menschdom wilde wreeken.... Neen mynheer! ik ben geen wreedaart.... ik heb een hart.... ja 1 ik heb een hare, en dit is myn ongeluk! sidney. Ik! twyffel daar niet aan: de wreedheid isunieteigen. Midden onder uw zinneloos woeden heb ik uw karakter onderfcheiden. midden onder de bloedige teekenen, dia uw voorhoofd bevlekken, «raait een edle ziel door.... maar gy hebt rust nodig, gy zyt zelfs gekwetst, en de' groote hevigheid uwer aandoening zou u nadeelig kunnen zyn. (tegen zyn Soldaaten.) Gelei hem naar het Kasteel, en draag voor hem de grootfte zorge. (De Soldaten brengen Folfan weg.') A GTS TE TOONEEL. •p^ sidney. (alleen.) Uit wonderbare mensch heeft gewis groote rampfpoeden ondergaan, of een vermogend vyand zal hem het menschdom tot een affchrik hebben gemaakt. Zyn oogen Hortten traanen, en zyn taal was die der wanhoop. Ach, zo hy ongelukkig is, wil ik hem byftand bieden. Het fchoonfte voorrecht van den aanzienlyken man is, 0111 de traanen van ongelukkigen te kunnen droogen! C s NE.  3tl) *V elk een aaneenfchakeling van zonderlinge voorvallen.» Her. lot des oorlogs brengt Julia in myn handen, ik zie haar, en kan de tedre aandoening, die zy ieder gevoelig hart moet inboezemen, niet verbergen; en in 't zelfde oogenblik dat haar moeder myne liefde toejuicht, myne wenfchen wil bekroonen, ontmoet ik in Volfan een geliefd medeminnaar.... Al myn geluk is aan de bezitting van dat hemelsch voorwerp verbonden.... Zou, bet my vergund zyn haar aan hem te betwisten ?... Hy is ongelukkig, en ik heb zelve zyn drukkend noodlot nog verzwaard... laat ik my zeiven daar voor weeten te ftraffen! my voor zyn geluk opofferen: dat Volfan en Julia gelukkig zy! Het gevoel van hun geluk bevorderd te hebben, zal misfchien het bittere der opoffering, die ik my zeiven beveele, verzachten. TWEE-  TOONEELSPEL. 41 TWEEDE TOONEEL. sidney, germeuil. germeuil. VJy fchynt diep in gedachten te zyn, ik zal u alleen laten. sidney. Blyf Germeull, ik heb een vriend nodig, die my verfterke in een ontwerp dat ik vormde, waarvan de uitvoering niet dan fmenelyk voor my kan wezen. Gy kent de liefde die ik voor Julia voed, het gunftig befluit van haar moeder omtrend my, gy weet de hoop waarmede ik my vleide van haar welhaast te bezitten, en hu Germeuil! alles is vernietigd: myn liefde alleen is my overgebleven. germeuil, Welk een onverwachte flag! sidney. Ja, de onverwachtfte en de zonderlingue! Die jonge franschman, die Volfan, die wy allen zo wreedelyk hebben behandeld, kent Julia fintslangen tyd, hy bid haar aan, en word weder van haar bemind. germeuil. Weet hy, dat zy in dit oord is? sidney. Hy weet dit nog niet. Ik, verwonderd over de dap. perheid die hy in den laatiten flag betoonde, en nieuwsgierig om te weeten, door welke toevallen hy in die deernuwaardigen ftaat, waarin ik hem aantrof, was gec 5 fTorr,  4a VOLSAN of de MENSCHENHATER, ftort, heb een gefprek met hem gehad. Het verhaal van zyn ongelukken heeft my traanen doen ftorten, maar welk een bittere fmert Hond ik uit, toen de wreede my alle de omftandigheden van zyn liefde omtrent Julia verhaalde, en my het geringde daarvan niet verbergde. Ik had moeds genoeg om alles aantehooren; en nog onzeker van het befluit dat ik nemen zou, heb ik hem niet gezegd dat zy zich in dit oord bevind. Hy gelooft ook dat zyn vader niet meer leeft. Ik was getroffen, ik vreesde dat hy myn ontroering bemerken zou, en verliet hem plotslings zonder dat het medelyden my bewoog, om hem alles openhartig te verklaren. germeuil. En wat is nu uw voornemen? sidney. My opteofferen, Julia gelukkig te maken, de wenfchen van Volfan te vervullen, en my van hier te verwyderen, zo my deeze opoffering te zwaar valt. germeuil. Denkt gy dat Mevrouw de Melcourt zal toeftemmen..,. sidney. Ik heb haarkarakterdoorgrond: doorhaargrenzelooze eerzucht geleid, fchenkt zy my flechts haare dochter om daardoor haar twee geliefkoosde hartstochten te vervullen, den rang en de weelde te bezitten. germeuil. De toefbnd van Volfan fchynt my niet gunftig om aan deeze haare wenfchen te voldoen. Cl»'  TOONEELSPEL. 43 SIDNEY. Ik zal hem daartoe in ftaat Hellen. germeui l. Uw ontwerp is de ziel waardig die het gevormd heeft. Maar wilt gy niet, voor dat gy deeze zeld» zame opoffering doet, u zelfs verzekeren, dat er geen ander middel overblyfc ? De tyd heeft invloed op onze tederfte neigingen, en zedert dat Julia, Volfan niet heeft gezien, zou het mogelyk kunnen zyn dat.... sidney. Verlevendig in myn hart geen hoop, die ik niet meer mag voeden. Julia bleef Volfan beminnen: hier kan ik niet aan twyifelen... echter... ik wil van uw raad ge« :.. bruik maken. Gaa by Mevrouw de Melcourt, en verzoek haar hier te komen; zend my Montfort met de twee Banjar.nen die hem gered hebben, en gelei Volfan hier. Ik beveel u een diep ltilzwygen over al 't geen ik u gezegd heb. DERDE TOONEEL. Hsidney. (alleen.) et is gedaan, het lot is geworpen! Ik zal Julia verliezen en dat voor altyd. Ik wil my echter eerst verzekeren, dat zy voor Volfan de zelfde gevoelens van liefde koestert, en dat deeze jongeling al de grootheid van het geluk dat ik hem befchik verdiende. Maar hy kon misfchien wel eerder dan Mevrouw de Melcourten haar Doch-  44 VOLSAN of de MENSCHENHATER, Dochter hier komen, en dan zou ik geen tyd hebben, myn ontwerp te volvoeren. (Hy fchelt, een knesht ver fchynt? Mynheer de Germeuil zal hier komen, vergezeld van een vreemdeling; breng my bericht, zo dra zy komen. (De knecht vertrekt?) Welaan Sidney! ver» vul uw plicht. Overlaad het voorwerp van uwe liefde met weldaden, en tracht uw eigen geluk te vergeten, om het verrukkelyk genoegen van anderen gelukkig gemaakt te hebben, ten volle te fmaken. VIERDE TOONEEL. SIDNEY, MEVROUW DE MELCOURT, JULIA. SIDNEY. Verfchoon my Mevrouw! 't is misfchien een onbeleefdheid u te vergen by my te komen maar de reden van onze byeenkomst is voor ons allen van het grootfte belang. MEVR. DE MELCOURT. Gy kunt ons zeker niets dan iets dat ons aangenaam is mededelen, wy zullen u met vermaak aanhooren. SIDNEY. Myn gevoelens, aanbiddelyke Julia! zyn u bekend. Het geluk van u te behagen is het eenigfle doel myner wenfchen, en het bezit van uw hart zou myn geluk tot toppunt voeren. Maar hoe zuiver, hoe groot dit geluk zou zyn, zo ik het alleen aan u verfchuldigd was, zo veel te ysfelyker zou myn lot we