34 de NEEF van IDER EEN, omhels elkander , en laaten wij er niet meer over fpreken. r o b i n. Ik, een man omhelfen, die mij van een flecht gedram durft befchuldigen 1 * albert. Ik, weder de vriend worden van een man, die de deugd van mijne dochter durft verdenken! mevr. van guiardiere. Mijn neef Robin, voor een verleider uitmaken! ik ben mij zelve niet! doüstignac. Mevrouw van Guiardiere ! mevr. albert. De deugd van mijn klein-dochterrehoonen! wel foei! zo ik mij zelve niet ontzag, ik zou u de oogen uit het hoofd halen, mijnheer Robin! doüstignac. Mevrouw Albert! sinclair. (terzyde.) O, dit gaat fchoon! en levert goede flof om het vier* de vaersje aan mijn Romance te maaken. ( albert. Een bedrieger! doüstignac. Mijnh;er Albert! robin. Een leugenaar! Don.  B L T S P E L. 35 doüstignac. Mijnheer Robin! albert. Een ligtmis, een Hechte Knaap! doüstignac. Mijnheer Albert! robin. Een man die geen penning in de waereld heeft! een onnozele gek, die zich door zijn dochter bij de neus laat leiden! doüstignac. Mijnheer Robin, mijnheer Albert! kom, kom, moet gij elkander dus lasteren ? Indien de een de ander niet aaöftaat, waarom niet vredig gefcheiden, zondereenig gerucht te maken? niets is gemakkelijker. albert. Gij hebt gelijk. Tot weerziens mijnheer Robin. robin. Die raad is zeer goed. Uw dienaar, mijnheer Albert. albert. (tegen Douflignac') Een zaak alleen fpijt mij: dat mijn dochter zo een beminnelijk man als gij zijt, niet meeronderhaarfamilie kan rekenen. doüstignac Waarlijk, gij zijtal te vriendelijk. robin. (tegen Douflignac. Het doet mij maar leed, dat ik niet meer de eer mag hebben tot uw familie te behooren. Ca bob-  B L T S P E L. SINCLAIR. Mishaagt u die? DOÜSTIGNAC. Wel neen, die mishaagt aan niemand, drar ftaa ik voor in. Eu wat mij betreft, ik vraag eenvoudig aan de vier echtelingen verlof om tusfchen beide aan hunne tafel, het genoegen te komen fmaaken, gelukkigen te zien. BERNARD. Mijn neef Douflignac is waarlijk een aartige jongen! DOÜSTIGNAC. Niet waar, mijn beste neef? Waarom dan voor mij uwe deur te fluiten? Vreest gij, dat ik na uw dood zou wenfchen? Ach in 't geheel niet, leef! hoe langer gij leeft, hoe meer ik vinden zal. BERNARD. Hij heeft gelijk ook. Omhels mij, jongelief. {Men hoort Muziek.) DOÜSTIGNAC. Van waar komen die harmonieufe klanken? BERNARD. Daar is gewis den heer Vacarminie, met alle de Simphonisten, welke den Heer Robin beiléldhad. DOÜSTIGNAC. Simphonisten! kom laaten wij dan eens zingen, danfen en lustig drinken, en dat ik hier altoos mag aaugemerkt worden, als de Neef van Ider Een. Het [pel eindigt met een Ballet.  i94 J L.'7-  MAATSCH. DER NEDERL. LEITERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstuhhen , 1841.  D E NEEF van IDER EEN. £ L T S P E L. IN EEN BEDRIJF. Naar *t Fransen VAN L. B. PICARD. te AMSTERDAM, bij de Wed. J. DÖLL, In de Kalverftraat 1797.  PERSOONEN. albert, Koopman. mevrouw albert ,Mosdcf •} henriette, Dochter $ Jltert. sinclair, tjn Neef, Minnaar van Henriet te. robin, aanftaande Bruidegom van Henriette. mevrouw van g ui ar diere, Nicht van Robin. bernard, Woekeraar. doustignac, Gasconjer, Neef van Bernard. Een Koksjongen.  D E NEEF van IDER EEN. B L T S P E L. IN EEN BEDRIJF. (7 Tooneel verbeeld de Elizeefche Velden te Parijs. Men ziet ter zijde het Huis van een Kok, op wiens Deur gefchreven fiaat: Robert houd Bruiloften en Gastmaaien.) EERSTE TOONEEL. DOOSTiGNAC. (alleen het opfchrift lezende.,) tVobert houd Bruiloften en Gastmaalen! Welk een vermakelijk huis! Helaas waarom mag ik er niet ingaan? Ik ben een Gasconjer, elk die mij aanziet; twijffèlt of de natuur van mij een Hercules of een Adonis heeft willen vormen; en wat het verftand betreft, zou ik een geheele academie durven uitdaagen. Maar arme fchobbe jak, wat doet ge met alle die hoedanigheden ? 't geen de verdienltelijke man weet, dient flechts tot gebruis der zotten. Waarom moet Mijnheer die of die, welke ik zog kunnen noemen, alle dagen gevaar loopen, om van 't veel eeten nog eens te barlten, terwijl dat ik fakA 2 ker-  4 de NEEF van IDER EEN, kerloot! als ik het uur van *t middagmaal hoor liaan, genoodzaakt ben een wandeling te doen. TWEEDE T 0 0 N E E L. doüstignac, sinclair. |^ Sinclair, {het opjchrift lezende.") i* obert houd Bruiloften en Gastmaalen ! Hier is dan het huis waar de Bruiloft van mijn Nicht zal gehouden worden, en ach! ik ben haar Bruidegom niet! Deezen avond word hier het contraft gefloten, en ik heb haar nog niet eens mijn liefde durven verklaaren! Daarbij moet ik nog de fpeeljonker op haar Bruiloft zijn! Ach ik ongelukkige Sinclair ! (Fly wandelt hetTooneel op,en loopt tegen Doufiigtiac.) doüstignac. Holla Mijnheer, let op hetgeen gij doet? sinclair. Verfchoon mij, Mijnheer! doüstignac. Op mijn ziel; laat ik u eens aanzien! Of mijn oogen bedriegen mij voor de eerfte reis, of gij zijt Sinclair? sinclair. Zou ik mogen weten, waardoor ik de eer heb ?.... doüstignac. Hoe! Gij herkent uw besten vriend niet, uw ouden fchoolkameraat Douftignac, voor deezen Ridder. SINCLAIR. Zijt gij 't Douftignac? Hé, wat duivel doet gij in Parijs? dou-  B L T S P E L. 5 DOÜSTIGNAC. Gij weet dat mijn erfgoed een weinig fcbraal is uitgevallen. Ik heb echter aan mijn Neef Bernard, die befaamde woekeraar te danken, dat ik nog eens rijk worden zal. Maar de gek wil mij niet zien, uit hoofde dat ik zijn eenigfte erfgenaam ben. En ik, al wachtende op zijn dood, eet twee of drie maal per week, en de overige dagen gaa ik wandelen voor de fpijsverteering.... Maar wat deert u toch? Het fchijnt of gij in drie dagen niet gegeeten hebt? SINCLAIR. Mijn Nicht word deezen dag uitgehuuwd! DOÜSTIGNAC. -Gij fpreektzo treurig over een Bruiloft, als of't een begrafenis was. SINCLAIR. Zij is zo bevallig! En de Heer Albert haar vader, een rijk koopman , die om niets dan om den handel denkt, geeft haar aan eenen Robin, een verwaande Zot, een Woekeraar, die nog pas agt dagen geleden Klerk bij een Notaris was, en thans eenaanzienlijkman geworden is; een Makelaar in effeften, ontfanger van lijfrenten, &.... Slechts om dat hij rijk is. DOÜSTIGNAC. Maar hebt gij dan geen geld? SINCLAIR. Zo veel niet als die Robin voorgeeft te hebben: maar hij is een gek, wiens eenigfte verdienfte beftaat om de A 3 mo»  6 de NEEF van IDER EEN, mode te volgen, of liever daarin nog uittemunten, gevoegt bij de zucht naar geld, die men tot zijn geringlte gefprekken toe ontdekt. Volgens zijn zeggen is zijn Nicht van Guiardiere op hem verzot; maar hij wil haar niet trouwen, omdat hij van haar erven moet, en haar geld hem toch niet kan omgaan. En omdat hij zeker is, dat zij toch geen kinderen zal krijgen, wenschthij dat ik met haar trouwde, om ook nog mijn erfgenaam te worden. doüstignac Dus een jongman die op erffènisfen verlekkerd is! En het overige kan ik gisfen: gij bemint uw Nicht; die Mijnheer Robin is u in den weg, en alshij met haar trouwt; zou de fchalk Sinclair veelligt op zijn gebied gaan jaagen. sinclair. Ik ben met Henriettegrootgebragt, en omtrend van haar jaaren. Het fmert mij dat zij zo opgeofferd word. Heeden deezen avond word bij Robert het contrafl onder, teekend. DousTiGNAc. (ter zydg,) Bij Robert?... Bij het teekenen van een contraft, zal er gewis een uitfleekende maaltijd zijn. O» zo ik hierbij kon wezen! {tegen Sinclair.-) Hoor eens, mijn Vnendl gij wilde wel uw Nicht trouwen, ik wil bij den maaltijd zijn. Laten wij elkander verflaan, en de Bruid en de maaltijd is onze. sinclair, Oamogelijk! DOU-  S L r S P E L. 7 DOÜSTIGNAC. Onmogelijk, dit zij zo; maar ik ben gewoon wonderen te doen. Zeg mij, is 't meisje 't met u eens? Neen waarlijk niet:eenonoverwinnelijkebefchtoomdheid heeft mij weerhouden, haar kennis van mijn liefde te geven. DOÜSTIGNAC. Schroomvalligheid is nergens goed voor. Gij moet die verwinnen, tenzij gij befluit alles aan m.j overtelaaten: gij hebt Hechts te fpreeken. SINCLAIR. Neen alles, daar onttla ik u van. Indien gij alleen maar den vader metzijnaanftaandenfchoonzoonmonmin kost brengen. DOÜSTIGNAC. Daar denk ik juist op. Kennen de twee familiën elkander reeds van langen tijd? SINCLAIR. In 't geheel niet. DOÜSTIGNAC. In 't geheel niet! allerbest! Een groote ruiker op de borst, witte handfchoenen, mijn zwarte rok, die nog redelijk goed is: mijn vriend, ik fchenk haar aan u. SINCLAIR. Wie. DOÜSTIGNAC. Uw Nicht, en door een wettig huwelijk; A 4 SIN'  * de NEEF van IDER EEN, sinclair. Maar hoe, zullen uw zwarte rok, uwe witte handfchoenen, en uw ruiker maaken dat ik haar verkrijg? doüstignac. Dat zult gij zien; ik heb geen tijd om het u te zeggen ; ik gaa mij fchielijk aankleeden. Maar begin voor al n.et te eeten, VOor dat ik er ben! Want zonder dat, na ik voor niets borg. DERDE TO O NEE L. ■pv sinclair. (alleen.') U*t is flechts windmakerij, die hij mij daar wijs waakt. Nu, men moet zien. Laat ik ondertnsfchen ».jn werk maaken, van met mijn Nicht te fpreken. Zo Ik haar alleen kon aantreffen! Hemel! daar is zij zelve, haar Grootmoeder is bij haar: maar dat j eenvoudige Vrouw; men kan alles zeggen daar zij bij is, zonder dat zij er iets v?n begrijpt. PIERDE TOONEEL. sinclair, henri et te, mevrouw a l b e r t. Reeds hier? sinclair. mevr. albert, t II fchoon weer, en ik wandel gaarn een wefnk voor den eeten, mec mijn kleilldochter> We™« SINCLAIR. Mijn Nicht fchijut droefgeestig? me vr.  B L T S P E L. 9 MEVR. al li ER t. Jaa.... Een huwelijk maakt dikwils een jong meisje peinsachtig! In dien zelfden ftaat was ik ook; 't is juist van daag mijne kinderen,negen- en- vijftig jaaren en zes maanden geleden , de dag voor ik trouwde met don Heer Alben uw beider grootvader ; en zonder dat ik uw aanftaande wil verkleinen,mijn lieve Henriette,mijn overleden Echtgenoot kon tegen Mijnheer Robin wel opweegen. HENRIETTE. O dat is niet zeer moeielijk, mijn lieve grootma na. Vindt ge niet , dat die Heer Robin wat veel zich zelve bemint? Reeds voor agt dagen is mijn huwelijk met hem beflooten: en hij heeft bijna over niets als over hem zeiven gefprooken. Dat hij eerst mijn hand van mijn Vader heeft gevraagt, dit is wel; maar moest hij zich nu niet iets minder met zijn kleeding, en wat meerder met zijn bruid bezig houden? mevr. albert. Ach! Hoe weierken ik hier in de liefde! Menis altoos geneigd om in 't beminde voorwerp gebreken te ontdekken. Gij vind de uwe te verwaand, ik vond de mijne te befchroomd. . . ~ henriette. {Sinclair aanziende.) Indien te veel verbeelding van zich zeiven een gebrek Is, fchroomvalligheid is ook laakbaar. mevr. albert- Qegen Sinclair.) Zekerlijk, een jong meisje is verlegen, wanneer zij den minnaar te geraoet moet komen. A5 SIN-  lo de NEEP van IDER EEN, sinclair. ^ Maar fchroomvalligheid is echter het kenmerk der waare liefde. Een jongman hevig getroffen, beeft naast zijn meisje: Hij moet aangemoedigd worden. mevr. albert. (tegen Henriette.) Hij heeft gelijk ook. Mijn kleinzoon is een bevallig jongman , niet waar? Na gij getrouwd zult zijn, mijn lieve Henriette, moet uw Neef de beste vriend van uw man zijn, verftaat ge? (tegen Sinclair.) Luister eens Sinclair, hebt gij geen Bruiloftsgedicht gemaakt? sinclair. Neen. mevr. albert. Niet?... Daar een ieder weet dat gij gaarn vaarsjcï maakt, zal men ze van u willen hooren. sinclair. 't Eeniglte dat ik heb, is flechts een Romance die ik gisteren gemaakt heb: ik weet echter niet of zij wel goed met de omftandigheid itrookt. Zo myn Nicht dit eens wilde zingen? henriette. Hier op deeze plaats ? sinclair. Er komt geen mensch op dit uur hier voor bij. Ik gloei van verlangen, om te weten of mijn Romance uw goedkeuring zal wegdragen. mevr. albert. Zij heeft kennis van vaerfen! Henriette, we'aan, zing dan eens, mijn Kind 1 V^o.  B L T S P E L. II ROMANCE. henriette. (zingt.*) Twee Kindren voelden 't harte bluken Door liefde in bun tedre jeugd: In Chloe's blijdfcbap en vermaken Vond ook Lindor, zijn grootfte vreugd. Ik min u zuiver, myn vriendinne; „ Acli Chloé, 'k blyf altijd getrouw, „ En zal U Eeuwig teder minnen , „ 'k ben Jong, maar eens word gy myn Vrouw." mevr. albert. Dat couplet belooft wat. henriette. (zingt weder.) Ach Lindor! fprak zij, ik blijf vrezen Dat liefde niet getrouw beftaat, 'k Wenscli altijd, jong en fchoon te wezen , Op dat uw min my nooit verlaat, Nu gaf 'c vertrouwen tedre Kistjes, Dan eens vermaak — dan weder leed, En onfehuldvolle Kinderkusjes Verzegelden altijd hun Eed. mevr. albert. Die lieve kinderen ! wat zijn ze belangrijk.' henriette. (vervolgt.) Maar toen nu vrees hun min beftierden, Vlood liefde rasch voor vriendfehap heen, Geen Kusjes, als voor deezen, wierden Gegeven, of genomen — Neen ! Geen lieve onnooz'le Kindervragen, Geen blyde hoop kwam in 't verfchiet, Aan de Eeden van die fchoone dagen, Adi Chloi! daar aan denkt gij niet. mb-  15 de NEEF van IDER EEN, mevr. albert. 't Geen mij in Henriette behaagt, is dat zij gevoelt 't geen zij zingt. Merkte gij wel, hoe haar ftem bij het Iaatfte couplet verzwakte? kom verder? sinclair. Verder? wel dit is alles. mevr. albert. Hoe! alles! dit kan niet zijn; eris geen ontknooping. sinclair. De ontknooping is moeilijk te maken. mevr. albert. Wel neen! niets ligter: Lindor bemint Chloé, Chloé bemint Lindor: gij moest ze zamen doen trouwen. sinclair. Ja! Maar als er een Medeminnaar is ? mevr. albert. Een Medeminnaar? goedl zo veel te beter; dat maait het geval nog belangrijker. sinclair. Maar zo die minnaar reeds op 't punt Haat van met haar te trouwen, en Chloé hierin fchijnt te bewilligen. henriette. Zij laat dit mogelijk toe , omdat Lindor zich niet verklaard heeft. sinclair. Wel nu! Indien Lindor zich verklaarde? henriette. Het is nu wat laat. SIN.  B L T S P E L. 13 sinclair. Altoos vroeg genoeg, zo Chloé die middelen flechts goedkeurt, die hij in 't werk moet Hellen, omdat huwelijk te verbreeken. mevr. albert. Ongetwijfeld moet zij die goedkeuren. De medeminnaar word afgewezen, het huwelijk verbroken, en Lindor trouwt Chloé: zie zo moet die Romance eindigen, 't Zou jammer zijn dat lied niet aftemaken; het verdichtfel is geestig gevonden. henriette. Hoe! Grootmama, is dat flechts een verdichtfel ? mevr. albert. Ja, ik weet het niet? Vraagt het aan uw Neef, hij heeft het Lied gemaakt.... Maar ik zie verfcheideii Rijtuigen die bij 't inkomen van het Bosch ftilftaan.... Ik zie uw Vader, met alle onze familie, en aan de audere zijde mijnheer Robin, met de zijne.... Kom Mejuffrouw, het hoofd recht, en dat de familie, waarin gij komt, niet over de onze behoeft te blozen. V T F D E T O O N E E L. de vorigen, mevrouw albert, rorin, mevrouw van guiardiere, en alle de Bruiloftsgasten. robin. (een Ruiker aan Henriette biedende.) Vergunt gij mij Mejuffrouw, u deezen Ruiker aante. biedeu.  H de NEEF van IDER EEN, henriette. Aantebieden Mijnheer? die vergun ik u. albert. ' Zie mijn fchoonzoon, hier alle onze naastbeftaande die vol verlangen zijn, om met de uwe kennis temaken. robin. Dat zal mijn waarde fchoonvader! voor de mijne het grootfte genoegen zijn. albert. Hier is onze jonge Neef Sinclair, wien ik uw vriendfchap aanbeveele. Hij is een jongman, daar zeer veel goeds van te maaken is. robin. Wij bezitten al 't geen hier toe nodig is. Zie hier mijn Nicht van Guiardiere die twintig jaaren langhaar echtgenoot gelukkig heeft gemaakt, en nu vacant is; want hij is dood, door gods genade! die arme Mijn. heer van Guiardiere! mevr. van guiardiere. Wilt ge wel zwijgen kleine fpotboef. Stoor u niet mijnheer* over de taal van mijn Neef; hij fpreid zijn vernuftige invallen gaarn ten toon, en ik ben gewoon aan zijn fpotternij. albert. (tegen Sinclair.-) Mijn fchoonzoon fcfaijud zeer geeftig te wezen ■ niet waar. sinclair. 't Ceen mij 't meest in hem behaagd, is ,dat zijn fpotternijen zo zonder erg zijn. ME  B L T S P E L. IS mevr. van guiardiere. (tegen Robin..) Uw aanftaande Bruid is niet onaardig; maar zij is geen beauté, en ik begrijp niet, hoe gij om dit klein meisje, een voordel hebt verworpen, dat ik.... robin. (zacht.) Ach mijn waarde Nicht, ik zal zeker de geeneniet zijn, die u den eed van getrouwheid zal doen breeken, die gij gedaan hebt, aan de nagedachtenis van uw echtgenoot! (overluid.) Thans zijn wij geloof ikallebijeen, welk een aangenaam tafreel. Er zijn huwelijken die alleen uit belang gefchieden; maar in de onze is 't de liefde alleen die ons geleid. ZESDE T O O N E E L. de vorigen, doutignac, (opgefchikt, de twee familie» flaan gefchikt ieder aan een zijde van '/ Tooneel. Douflignac groet allen, als of hij met dezelve zeer bekend was.) sinclair. (ter zijde hem ziende.) Daar komt Douflignac. mevr. albert. (tegen den Heer Albert.) Wat is dat voor een figuur? albert. Dat is zeker een naastbeftaande van den Heer Robin mevr. van guiardiere. (tegen Robin.) Kent gij dat origineel? ro-  i6 de NEEF van IDER EEN, robin. Noen. Hij is waarfchijneiijk een naastbeftaande van den Heer Albert. DousTiGNAc (zachtjes tegen Robin.-) Zo mijn gisfing niet ongegrond is, is Mijnheer de aanftaande Bruidegom. robin. Ja Mijnheer, gij raad het juist. doüstignac. Het is een geluk voor mijn Nicht, Mijnheer, met zulk een verdienltelijk jongman, als gij fchijnt te zijn, te trouwen. robin. Is Mijnheer de Neef van Mejuffrouw Albert? doüstignac. Volle Neef. robin. (tegen Mevr. van Guiardiere.) Ik vergiste mij niet. Hij is een Neef van mijn aanftaande Bruid. doustignac. (tegen Henriette.) Gij zijt waarfchijneiijk de aanftaande Bruid van mijn zeer gelukkigen Neef? mevr. albert. Mijnheer is een Neef van mijnheer Robin? doüstignac Zoon van zijn vollen Neef. mevr, albert. (tegen Albert.) Gij hebt gelijk; 't is een naastbeftaande aan den kant ▼an de Robins. ZE.  B L T S P E L. 17 ZEVENDE T O O N E E L. de vorigen, de koksjongen. de jongen. Er is opgedischt, mijne Heeren! doüstignac. Ha, die lieve jongen! Hij wachtte flechts op mij, om het teeken te geven. sinclair. C/7»/ tegen Doujlignac.) Wel, wanneer zult gij nu beginnen, om ze in de war te brengen? doüstignac. Na den eeten , dan heb ik veel fchooner invallen. (Hij bied de hand aan de Dames.) Kom, mijn lieve Nichten! Ik zeg nichten, terwijl ik aan de gelukkige vereeniging , die wij deezen dag vormen, verfchuldigd ben, uw aller Neef te worden. mevr. albert. Komt gij niet, Albert? albert. Ik kom zo. doüstignac. 't Is wel. Wij zullen u aan tafel wachten, met het glas in de hand. AGTST E T O O N E E L. albert. (alleen ) JL hans zijn ze allen binnen. Mijnheer Bernard zal wel B zo  i8 de NEEF van IDER EEN, zo komen. Ik heb hem liever hier dan aan mijn huis willen befpreken: een bijeenkomst met een man die den naam heeft, niet dan op groote intrest geld te fchieten, maakt altoos verdacht. Niemand is nog bewust, dat ik dood arm , en genoodzaakt ben geld te leenen , om zelfs de huwelijks gift aan mijn Dochter tegeeven. Wat ben ik op mijn eer toch gelukkig geweest, een braaf man gelijk die Mijnheer Robin aantetreffen! Zonder hem had ik bankrout moeten fpeelen. Hy valt in de ftrik met een gerustheid, waarover ik als verrukt ben, en is in de verbeelding, gelijk alle anderen menfchen, dat ik nog zo rijk ben, als voor deezen. Onverbeterlijk! deezen dag ben ik zijn Schoonvader, en morgen zijn zijn goederen de mijne. Ik zal allengskens mijn -Koophandel weder op den ouden voet brengen, en mijn goederen verkopende.... Waarachtig dan zal ik mij zeer wel kunnen redden. Daar komt Mijnheer Bernard. Indien hij wist wat ik met zijn geld doen wil, hij zou zich wel wachten het mij te leenen.» NEGENDE T O O N E E L. albert, bernard. Talbert. k groet 0, Mijnheer Bernard. bernard. Uw Dienaar, Mijnheer Albert. al-  Ê L T S P E L. t* ALBERT. Wij zijn alleen. Treden wij terftond ter zaak t brengt gij mij de zestig duizend livres? BERNARD. 't Is ijsfelijk op mijn eer! zo als bet met de geldzaken tegenswoordig gaat. De geheele ftad heb ik door* gelopen, om u de gevraagde fom te kunnen bezorgen, ik heb flechts nog maar de helft hiertoe kunnen vinden» Gij zult met het overige moeten wachten. ALBERT. Wachten! dit kan ik niet. Kom, toe mijn lieve Heef Bernard, ziet of gij nog iets voor mij doen kunt. BERNARD. Wanneer moet ge 't geld hebben? ALBERT. Uiterlijk binnen twee uuren. BERNARD. De tijd is kort! Nogthans zal ik trachten het u te bezorgen; maar laten wij vooraf onze conditiën maken. ALBERT. Wel nu laat horen.... Wat vraagt gij ? BERNARD. 6 Niets dan 't geen zeer billijk is: gij zult mij een handfchrift van tachtig duizend livres geeven, en 20 gij na verloop van een jaar dit niet afdoet, zult gij er mij den intrest tot vier percent 's jaars van betaalen, zo als dit gebruikelijk is. B 2 AL"  üo de NEEF van IDER EEN, ALBERT. Ho!... dat is te veel! bernard. Bedenk toch, dat gij dit geld een geheel jaargebruikt zonder intrest, en ook fpreek openhartig Mijnheer Albert: dat geld zal in uwe handen niet befchimmelen; ik ken u, ge zijt een flimme gast, en zult daar verbruid veel mee uitvoeren. albert. Ja Mijnheer Bernard, ik Item wel toe, dat het juist niet in de handen van een zot komt, en dat ik er geen flecht gebruik van maken zal. <• bernard. Ziet ge, een ander zou u zeker voorfrellen de helft van de winst te deelen, in de belegging die gij er mede voor hebt, mnar ik ben te befcheiden om mij met uwe zaken te bemoeien. albert. Kom, men moet toch altoos doen wat gij begeert; maar kan ik binnen twee uuren vast ftaat op u maken? bernard. Ja, binnen twee uuren. Waar zal ik u vinden? albert. Hier, ik eet bij Robert. b e r nar d. Bij Robert! zo ik begrijp 't: een geheim partijtje met?.. . al.  B L T S P E L. 21 albert. O neen vriend, niets van 't geen gij vermoed. Ik ben er met mijn familie. bernard. Met uw familie!.... Nu, daar (leekt ook geen kwaad in: Gij lieden, die geld wint, doet wel u te vermaken. albert. Hij zou mij misfchien wel willen wijs maaken dat hij geen geld verdient! bernard. Ik? Goeije Heemel! Men heeft in mijn beroep veel moeite om te beftaan, als men de zaken edelmoedig behandelt. albert. (ter zijde.*) Edelmoedig! zulk een Smous! bernard, Ik heb, tot mijn ongeluk, een al te gevoelig hart; Hoor ik heb hier in de Stad maar één bloedverwant, een jongeling met naame Douftignac , een Gasconjer van geboorte, hij is de zoon van een mijner Ooms, dus mijn volle Neef; een arme duivel die niets heeft als zijn vlugge geest, waardoor hij hier en daar de kost flechts oploopt, gij zoudt niet geloven hoe veel mijn hart heeft geleden, om hem van mijn deur afteftooten, alleen om geen deernis met zijn lot te hebben, en zie hierom grieft het mij dat ik zo rijk niet ben.... als gij bij voorbeeld. ■r 1 al-  53 de NEEF van IDER EEN, albert. Ja, waarlijk dat is zeer te beklagen j maar gij verkwist hier flechts u tijd met mij. bernard. Zeg liever, fchalk, dat ik u den tijd doe verkwisten. Gaa, gaa maar, waar het vermaak u roept, albert. Nu, binnen twee uuren ? bernard. Binnen twee uufen. albe r t. Zo als 't gezegd is, mijnheer Bernard. b er n ar d. Tot weerzien, mijnheer Albert. TIENDE TO O NE E L, T| bernard. (alleen.) Xloe zal ik hem die zestig duizend livres ten volle be zorgen?.... Maar ik heb apprehenfie op de perfooa van den jongen Robin.... Zo deeze iets oprekeningder tachtig duizend Livres, die hij mijfchuldigis, kondeaf doen, dat zou bijzonder goed komen 1 Ik kon geld aan den heer Albert fchieten, en Robin was voor de gijze Hng bewaard.... Maar is dat Robin niet, die ik daar .ut het huis van Robert zie komen? Die fchurk ont kaalt zijne vrienden, voor mijn geld! Laat ik mij zo' plr.atfea, dat hij mij niet ontfnappen kan. ELF-  B L T S P E L. 2> ELFDE T O O N E E L. bernard. (plaatst zich aan de deur van Robert.) bernard, robin, de koksjongen. robin. (tegen den Jongen.) Hoor eens, daar is toch volk genoeg om te bedienen. Ik heb een boodfehap van eenig belang voor u te doen. Gij zijt fchrander? de jongen. Ta mijnheer! robin. Gij kent Vacarmini, dien beroemden muzikant? Gaa, en verzoek hem van mijuentwegen, om met alle zyne Simphonisten voor de deur van dit huis, een Concert te komen geven. de jongen. Ta, mijnheer! robin. Nu , hoor verder: in 't weerom komen, moet gij honden vlesfen Wijn voor de Muzikanten beflellen. bernard. Honden vlesfen! zij zullen geen gebrek lijden. de jongen. Ja , mijnheer! / TWAALFDE T O O N E E L. bernard, robin. robin, (in zich zeiven, terwijl hij naar V huis van Robert terug komt.) jL/at is een kleine aardigheid, die mij veel eer in de B 4 nieu-  24 de NEEF van IDER EEN, nieuwe familie doen zal, en die wel op de huwelijksgift van mijn aanftaande kan overfchieten; want tenminfte... (Bernard ie/peurende.') Ai! bernard. Ik ben uw onderdanige dienaar, mijnheer Robin. robin. Ha! mijnheer Bernard, ik ben waarlijk als verrukt van u te zien; (ter zijde.) Dat u de duivel haale! bernard. Ik ben verfcheide malen ten uwen huifegeweest,zonder het genoegen te hebben u te zien. robin. Gij crediteuren, moet fchier gewoon zijn de deuren toe te vinden. eer n ard. Het heeft mij ook niet verwondert. Jk wilde u maar kennis geven van een kleine voorzorg die ik gebruikt heb. Ik heb een Afte van Apprehenfie op uw perfoon verkreegen, en om dat mijn grondregel is beleeft te zijn met alle mijn debiteuren, wilde ik deeze niet ter uitvoer brengen, zonder u daarvan te verwittigen. robin. Waarlijk, ik ben zeer gevoelig voor die beleefdheid. bernard. Gij weet het geen ik voor u gedaan heb: gij wierd van een aantal crediteuren gedurig aangevallen, ik heb aan alle hunne prétentien voldaan, en heb mij met de koste van alle uw behoeltens belast. De tijden zijn fleeht, de verteering boven mante duur. EEr-  3 L T S P E L. 25 BERNARD. En om deeze behoeften zo veel mogelijk uittezninigen, wilt gij mij nu de gijzeling doen bewoonen. BERNARD. Juist. ROBIN. Deeze moeite zal ik u fpaaren, mijnheer Bernard. In twee woorden, want uw tegenwoordigheid zou ons hier alle beiden fchadelijk kunnen zijn, ik betaal gaarne mijne fchulden; Zoud gij te vreede zijn, als ik u binnen twee uuren twintig duizend livres kon bezorgen. BERNARD. Twintig duizend livresV Neen, dit kan niet. ROBIN. Welaan laaten we het dan op dertig (lellen, en fpreeken wij er niet meer over. BERNARD. Dertig duizend livres! Ik zou 't zo waar voor een ander niet doen. ROBIN. Maar voor mij wel, die aan u zo verbonden is, deeze vriendfchap zuit gij mij niet weigeren? BERNARD. Wel aan! men moet iets voor zijn vrienden doen. Het fpijt mij maar, dat ik u daar door van het vermaak beroof, mijnheer Vacarmini te hooren. ROBIN. Hoe dat ? B 5 EER-  26 de NEEF van IDER EEN, bernard. Ik begrijp dat gij nu de hondert vlesfen Wijn, die gij voor de muzikanten beitelde, weder terug moetzenden., robin. Denkt gij dat ik onnozel genoeg ben, om die zotheid te begaan. Hoor eens, mijn waarde heer Bernard, ik heb voor u geen geheimen: ik gaa trouwen. bernard. Goed! robin. Ik trouw een bekoorlijk meisje. bernard. Is zij rijk? robin. Zeer rijk. Dus gaa fchielijk heen; ik was verlooren, indien men mij hier met u betrapte. bernard. Ik begrijp 't wel. Maar.... robin. Kom over twee uuren wederom, en ik zal u betaalen. Maar gaa, vertrek fchielijk; daar komt een Neef van mijn Bruid aan. bernard. (terzijde.') Dat is uitmuntend! ik moet ontfangen en leenen, mijn debiteur en leener, befpreken mij op dezelfde tijd! Indien alle de zaaken zo gemakkelijk afliepen, zou men zo veel moeite niet hebben, om de kost te winnen. DER.  S L T S P E L. *? DERTIENDE T O O N E E L. doüstignac, robin. doüstignac. (ter zijde, uit het huis van Robert r^ k mende.) Terwijl dat ik den ouden volle teugen toebragt, heb ik hem fchoon wat wijs kunnen maken. Laat ik nu den toekomenden Bruidegom eens onder handen nemen. robin. (ter zijde.) Daar is de neef van mijn nieuwe familie. Hij fchljnr een zeer beleefd man. doüstignac. Wat hagel, neefje, waar blijft gij? Twintig maal drinkt men aan de tafel op de gezondheid van den Bruidegom, en hij is er niet om het te beantwoorden! liet verveelde mij, zonder u mij dronken te maken , en ik kom, ook uit naam van het beminnelijk gezelfchap, den Bruidegom halen, om het vermaak nog eens te hebben, om met hem te klinken. robin. Duizend maal dank, Neef. Ik was hier met een Juwelier bezig , aan wien ik eenige gefchenken beitelde voor mijn Bruid. doüstignac. Gefchenken voor de Bruid! Welk een kostelijk man zijt gij! Ik wensch mijn nicht geluk dat zij zulk een levendig gevoel kon inboezemen aan een man als gij, ora hem te verplichten, een zulk een verdienttelijkeii daad te doen van haar te trouwen! ro-  2« de NEEF van IDER EEN, ROBIN. Hoe, verdienflelijk? DOÜSTIGNAC. Ja, vooral na 't geen u bewust is. ROBIN. Na 't geen mij bewust i,?... Aha, hebt gelijk... Qer zijde.) dat mij de duivel haal, zo ik weet wat hij meent. DOÜSTIGNAC. Omdat de jonge Sinclair, dat jongetje met zijn zacht, ïinmg gelaat, dien gij daar gezien hebt, zints twee jaa ren dat nichtje befpiedde met verliefde oogwenkjes en zij die fcheentebeantwoorden,verfpreiddenkwaadwilli gen het gerucht dat het door zijn toedoen noodzaaklijk was, dat zij fpoedig trouwde. Enkel lasterl Want 4 is immers klaar, dat dewijl gij trouwt, gij zeerwel weet wat er van die noodzaaklijkheidis; desniettemin, de daad is van uw kant niet minder prijsfelijk! Robin, (verlegen.) Mijnheer... de eerlijkheid... de kieschheid... deliefde... en bovendien... DOÜSTIGNAC. Zeker waar! Amor amnia vinei,, zegt neef Ovidius, die bevallige Leeraar in het fhik der liefde. Robin, (terzijde.) O waij, ik trouw daar een mooij fchepfeltje! En zo Zij niet rijk was.... DOU-  B L T S P E L. =9 DOÜSTIGNAC. Het is een daad die van uwe zijde zo veel te loffelij. keris, temeer, daar gij tijk zijt, en het juffeitje zich in een ellendigen ftaat bevind. ROBIN. Wat zegt gij ? DOÜSTIGNAC. Dat papa op 't punt ftaat bankroet te fpeelen, wist gij dit niet? ROBIN. Maar hij geeft twintig duizend Kroonen aan zijn dochter ten huwelijk. DOÜSTIGNAC. Twintig duizend Kroonen ! (als of hij tegen zich zeiven fprak.) Dat hij dat geld geleend heeft isklaar; maar hoe men hem dit heeft willen leenen, dat gaat mijn verHand te boven. Hij moet een groot lot getrokken hebben , of hij heeft misfchien verfcheiden banken met het fpel gewonnen. (Overluid.-) Neem het op als of ik niets gezegd heb, en laten wij liever lustig gaan drinken, (ter zijde.) Hij is doodelijk gewond. VEERTIENDE T O O N E E L. ALBERT, ROBIN, DOÜSTIGNAC. DOSTIGNAC. Ha, daar is papa, die u zoekt, (tegen Albert hem tegemoetgaande.) Verklik mij niet? AL-  «• de NEEF van IDER EEN, a l b e r t. Wees niet bang. DousTiGNAC. (tegen Robin.) Verraad mij niet ? robin. Vrees niets. (ter zijd:.) Het fchijnt. dat mijn huWelijk zo voordeelig niet is, als ik wel dacht. albert. (terzijde.) Het geen mij de Gasconjer in 't vertrouwen gezegd heeft, laat mij geen rust, om aan tafel te blijven. Was mijn fchoonzoon Hechts een ligtmis, dit was mij onverfchillig. Maar 't zou mij zeer onaangenaam zijn, dat ik , die dacht door zijn geld mijn crediteuren te voldoen,' nu verplicht zou weezen de zijne te betalen. doüstignac. VoI.,t mij, waardige neeven! De vrienden worden ongeduldig dat zij u niet zien. Voor een belangloos aanfchouwer zo als ik, is 't waarlijk verrukkelijk, de openhartigheid en de eensgezindheid die onder ulieden heerfchen, te bewonderen. albert. Ja, de openhartigheid is zeker een deugd, en 't was te wenfchen, mijnheer Robin, dat in alle gevallen een ider deeze hoedanigheid zo veel bezat, als ik. r o b i N. Wat bedoelt gij hiermede, mijnheer Albert? a [.bert. Ik bedoel hiermede, mijnheer Robin, dat het zeer geluk-  B L r S P E L. 31 lukkïg voor mij is, dat uw huwelijk met mijne dochter nog niet is voltrokken, en dat uw gedrag mij eindelijk geheel ontdekt is. robin. Het ftaat u wel, over mijn gedrag te {preken, naar het geen men mij in vertrouwen van uwe dochter gezegd heeft. DöusTiGNAC. (tegen Robin.) Sr.... zeg niet meer! ALBERT. Over mijne dochter! Gij zijt een onbefchaamden vlegel! doustignac. (tegen Albert.) Zwijg, ik bid u. (ter zijde zeer verheugd.) Recht goed! nu komen zij aan elkander. albert. Het zij voor u genoeg te weten, dat ik onderricht bea van uw minnarijtjes, met het normandijfche juffertje. doustignac (tegen Albert.) Ik had u verboden hiervan te fpreken. robin. Wat is dat, van dat normandijfche juffertje? albert. Wel neen, wij weeten het niet, dat gij op uw reis die gij in den voorledenen jaar naar Normandijen deed, gij dat ongelukkig meisje van haar ouders hebt opgeIigt, en gij daarom alleen mijn dochter heden trouwt, om de meubelen, die gij voor dat meisje hebt gekocht-, te betaalen.  32 de NEEF van IDER EEN, r o b i iv, Wie duivel heeft u iets diergelijks verteld? doüstignac. Hoor eens , leg de hand op uw hart. Zeg mij de waarheid om trend dat juffertje? r o b i n. Ik weet niet wat gij zeggen wil met uw juffertje; maar het geen ik zeer wel weet, is dat ik niet gek genoeg zal wezen , de familie van uw neef Sinclair voor de mijne te erkennen, door met de deugdzaame Henriette te trouwen. doustignac. (tegen Albert.) Zou Henriette waarlijk een misftap begaan hebben? albert. Sinclair is een eerlijke jongen, die zich niet als gij, een fpel maakt om een deugdzaam meisje te verleiden'. Ik had mijne dochter daar een fchoon voorwerp bezorgt! Een bedrieger, die voorgeeft ontfagchelijk rijk te zijn, en ondertusfchen op de huwelijksgift van mijn dochter rekende, om zijn fchuldenaaren te betaalen! Dit is het echter niet dat mij beweegt om dat huwelijk te beletten: Eigenbelang is, god d;.nk! nimmer de drijfveer van mijn daden geweest. robin. Ei , mijnheer de belanglooze. Ik raad u van uwe kieschheid te fpreken, gij die zelve genoodzaakt zijt om geld te leenen, wilt gij de huwelijksgift aan uwe dochter vuldoen! a l-  S L T S P E L. 33 albert. (ter zijde.) Hoe duivel heeft hij dit kunnen weten? robin. Ei, ei, gij bloost gij vroo.Teman! niet, dat dit bij tnij den koop zou breeken, ik zou u gaarn die armzali. ge list vergeeven; want god dank, wat gij er ook van zeggen moogt, ik heb de huwelijksgift van uwe dochter .niet nodig, om mijn zaken in orde te brengen. doüstignac. Ei zacht, houd op Ileeren! Ik lei meer dan een martelaar, wanneer ik zulke brave lieden, als gij zijt, hoor twisten om zulke kleinigheden. Zie hier komen alle da bruiloftsgasten op uw gefchreeuw aanloopen. VTFTIENDE T O O N E E L. de vorigen, (alle de Bruiloftsvrienden.*) doüstignac. ll/i, kom toch, kom toch Heeren en Dames, kom mij helpen de vreede te herflellen tusfchen lieden die hier oorlog voeren, zonder te weten waarom. mevr. albert. Wat deert u mijnheer Albert? mevr. van guiardiere. Verhaal ons toch wat u zo toornig maakt mijnheer Robin? doüstignac O neen , neen mijnheeren ! geen ophelderingen , C om-  36 de NEEF van IDER EEN, doüstignac. In waarheid gij doet mij blozen. robin. Kom, vergezel mij, mijn lieve vrienden! (ter zijde.') Ach, daar is Bernard! hoe zal ik hem nu betaalen? ZESTIENDE EN LAATSTE TOONEEL. de vorigen, bernard. Ial bert. (ter zijde.) k zie Bernard! laat ik toch maar zijn zestig duizend livres aannemen. doüstignac. Dat mij de duivel haal, daar is neef Bernard ! Hij is uit de hel geloof ik, hier gezonden, om mijn werk te verbrodden. albert. Zijt welkom, mijnheer Bernard! robin. Mijnheer Bernard, gij past wel op den tijd. bernard. Zo, zo, mijnheeren, zijt gij hier alle beiden? zo veel te beter; de zaak zal er fchielijker door aflopen. albert. Hoe? robin. Ik begrijp u niet. bernmro. Dit is heel eenvoudig. Gij zult mij nu de dertig duizend  B L T S P E L. %7 zend livres betaalen die gij mij beloofd hebt,enmeteen foortgelijke fom, die ik in mijn brieventas heb, zal ik de zestig duizend.die ik aan mijnheer beloofd heb,voldoen. R O B I K. Was het dan om aan mijnheer geld te leenen, dat gij mij zo onbarmhartig aandrong, om u iets op rekeuing aftebetaaleu. BERNARD. ALBERT. Gij wilde dan het geld, dat mijnheer u fchuldig was, aan mij leenen? BERNARD. J ALBERT. Wel nu, had ik dan geen gelijk, toen ik u zeide dat gij op de huwelijksgift van mijn dochter ftaat maakte om uwe fchuldenaars te betaalen? ROBIN. En had ik geen gelijk, dat gij genoodzaakt was geld te leenen voor de huwelijksgift van uwe dochter! SINCLAIR. Dat is fchoon. De een rekende op den ander. DOÜSTIGNAC. (terzijde.') Zou ik waarheid gezegd hebben, toen ik meende te liegen ? BERNARD. Ei.... maar zo ik mij niet bedrieg, is dit de fchalk Douftignac. C 3 AL-  3» de NEEF van IDER EEN, albert. Hoe kent gij hem? bernard. Het is die neef, die Gasconjer, van wien ik u wel gfi Iprooken heb. albert. Hij! dat hebt gij mis; hij is de neef van mijnheer Robin. robin. Mijn neef? gij fpot; 't is de uwe. albert. De mijne? Ik heb hem nooit gezien. ROBIN. En ik zie hem voor de eerfte maal. mevr. van guiardiere. Hij was de neef van ider een, en nu behoort hij aaa geen mensch. doüstignac. Ja wel, 't word hier noodzaakelijk de waarheid te zeggen: zo ik hier iemand toebehoore,zo ben ikdeneef van mijnheer Bernard: dit verklaar ik openlijk. albert. Wat duivel hebt gij mij toch komen vertellen van dat Normandijfche Juffertje? robin. En wat is ervan die noodzakelijkheid, die ervoor Mejuffrouw Albert was, om te trouwen? doüstignac, 2acht, Heeren, zacht! Het blijkt nu, dat van de vier ver*  B L T S P E L. 39 tellingen die ik u gedaan heb, twee waare hiftorieszijn. Gij moogt mij voor de twee verdichtfels bekijven, concedo; maar gij moet mij voordetwee,diewaarheidzijn, bedanken; en ik zie van hier Themis de Godin der gerechtigheid , die het alles op haar fchaal weejt , en mij toont dat de evenaar gelijk ftaat. "Wat nu de oorzaak betreft, die mij aanfpoorde, om in uw gezelfchap te komen, is eenvoudig deeze: Ik ben altoos een liefhebber van een aangenaam gezelfchap geweest, en 't was om het vermaak te hebben, met u te eeten — met u te verkeeren, dat ik mij voor de neef van beider famililn heb doen doorgaan. BERNARD. Dit is wel, maar dat alles maakt mijn rekeningniet. Ik heb geen zin meer, om mijnheer Albert geld te leenen ; maar blijf ondertusfchen de fchuldeifcher van mijnheer Robin, en heb reeds apprehenfie op zijn perfoon. robin. (tegen Mevr. van Guiardiere.) Apprehenfie op mijn perfoon! gij hoort het, mijn lieve Nicht? doüstignac. Hoort gij allen die hier bijeen zijt: Ik benoem mij zelve hier tot een algemeene bemidlaar; en zonder na de waardigheid van Propheet te dingen, durf ik u voorfpellen, dat een ieder zal te vreede zijn. Laat ik bij;u beginnen, mijnheer Robin. Zoud gij niet genegen zijn met mevrouw van Guiardiere te trouwen, indien zij u, met alle uwe fchuldenaars bevredigde?  40 de NEEF van IDER EEN, robin. Het zou minder uit belang zijn dan uit vriendfchap. doüstignac. Juist, dus begrijp ik het ook. En gij, mevrouw van Guiardiere, zond gij genegen zijn de fchulden vrn uw neef te betaalen, zo hij befluiten kon, u tot zijn wettige echtgenoote te nemen? mevr. van guiardiere. Ach, mijn Hemel 1 mijn geheel vermogen is tot zijn dienst. doüstignac. Nu, omhels elkander dan ; gij zijt 't reeds eens. Uw beurt, mijnheer Albert: Zoudt gij kunnen befluiten uwe dochter aan uw jongen neef Sinclair tegeven , zo hij haar zonder huwelijksgift wilde necmen, en uw koophandel onderfteunde door daarin deel te nemen? sinclair. Dit was juist het geen ik u wilde voordellen, mijn waarde oom! ik ben befchaamd dat een ander mij voorgekomen is. albert. Wat zegt gij er van, mijn dochter? henriette. Ik mijn vader! Wat zou ik niet doen. om u uit de verlegenheid, waarin gij zijt, te redden? MEVR. ALBERT. Ei, ei, mijnheer kleinzoon, dat is de ontknooping die gij wenschte? sin»  Bij de Uitgeeftler deézes de Wed. J. DOLL te Amfterdam, is gedrukt en alom verzonden : ' ZEDELIJK SCHOUWTOONEEL der menschelijke hartstochten en daaden of tooneelstukken van Vernuften fmaak, met uitmuntende nieuw £ei:iver:ecrde kunstplaaten getekend door R. V'mkclcs en W. Kok, en in 't koper gebragt door de Httïixtr , Dog:ris, Vrijdag en Markus, behelzende: 1. Deel. De Spanjaarden in Peru, of de dood va:i") ö rolla, naar't Hoogduitacli van a. van kot- re zebue. 8 Aballino, de Groote Bandiet, Treurfpel. liefde en vaderland, Tooneelfpel. g g 1L Deel. carel en carolina , Tooneelfpel , naar 't 7 g FranscK, van pigault, le brun. -p g; de lasteraar , Tooneelf-el , naar 't Hoog- S % duitscb vr.n a. von kotzebue. n g" de onbekende of 't Overwonnen Vooroordeel, Ö3 Torneelfpel, naar 't Fransen, van collot j-ÏTn d'herbois. j et<3! III. Deel. Cava van conseugra , een Offer der Vrou- < ™ o yreüjke Wraak, Treurfpel naar't Hoogduitsch j re % van herbst. o" el de jonge richelieu, of de fran5che lo- ~ fT velace, Tooneelfpel, naar 't Fransch, van 2 5, DtJVAL e:i mon vel. ° o volsan , of de Menfchenhaater door Tegen- a. Jpoed , Tooneelfpel , naar 't Fransch, van §. j, d. villenhoven. J >~ de schipbreuk, of de Erfgenaamen, Blijfpel, naar 't Fransch v:.;i alex duval. ki.ara van hoheneichen, Tooneelfpel, naar't Hoogduitsch, van c. h. m'iesz. emma corbet, Treurfpel, (Tweede Druk.) thomas harlij , of de Man van Gevoel, Tooneelfpel. siegwart , Treurfpel. molstem en kroondorp, Tooneelfpel, doorMr. p. boddaert. julia arnold, Tooneelfp.'l. de weduwe en het rijpaard, Tooneelfpel, naar 't Hoogduit. >cli van a. vcn kotzebue. o m.sn e.1 opiiELiA, Treurfpel, door tl. van zuylekom. KB. Alle deeze Toneelftukken zijn op Groot Paf ier te btkoomen. Bij  Bij gemelde Wed. f. DOLL, te Amfterdam, is onlangs van de pers gekomen en alom verzonden: I. KOENRAAD KIEFER, of aanleiding tot een verstandige opvOEnrNG van kinderen. Een Bock voor het Folk; vniï c. g. saltzman. De verdienden van SALT7.MAN, in. zonderheid omtrent de beste wyze van opvoeding derJeugd zyn algemeen [erkend. Na herhaalde proeven en veelj :arige on, dervinding, fcbync hy hieraan de katfts hand gelegd te hebben in dit geheel praktikaal, bekr.opt, en voor alle klasf.n va:i menfchen zeer duidelijk en gebruikbaar ontwerp, door 's mans landgenooten met ongemeenen lof en goedkeuring ontvangen, en op dien grond den Nederlanderen gerustelijk aantepryzen, in kl. 8vo. II. DE WËDÜWE of de zeden van onzen tyd, in een reeks van brieven door Mts. ROB1NSON. Deze zedelijke Roman door eene der beroemde fchrijffters van het nabu'-ig Engeland opgedeld , wordt, alom voor eene der fraaide ftuicken in dit vak gehouden. — Z"\ fchildert, zoo bevallig als krachtig, en met de grootfte Menfchen- en Wereld-kennis , de verfchillende karakters, in de belangrykde omftandigheden des levens, en wordt dit Werk te recht als een Meesterftuk, vooral met betrekking tot de keurige fchrijfffijj, aangepreezen. In gro. 8vo. III. natuur en liefde, gevolgd naar de natuurmensch van miltenberg, in gr. 8vo. met fraaije plaaten. IV. Julia van roubign<5 , vervat in een reeks van waarlyk Sentimenteele brieven , die niet minder voor het verdand dan voor het hart gefchreven, een fraai gefchilderd tafereel opleveren zo wel iran de edelheid en verhevenheid der menfchelijke natuur, als van de treffende lotaevallen, van liet ondennaanfche, in 2 deeltjes, met plaaten, in gr. 8vo. V. Be Tweede Druk, van SIEGWART, eene kloostergeschie¬ denis, in 3 Deelen. met fraaije plaaten. Deeze zoozeer gezochte als voor het menscbdom belangrijke Roman, van de beroemde MILLER, vertoond ons, in eenen siëgwart , alle de Karakterkundige gevolgen eener edele liefde, voor zijne mariane fisscher , in welke men een flachtoffer des gevoels en der ouderlijke dwang aantreffen zal. De deugdzaame Zuster van siegwart, de beminnelijke thsrese, levert ons, met haaren kronhelm, een tafereel vol grootheid, vol broederliefde; Terwijl de waardige Pater antonij , even zoo zeer als de ongelukkige sophia , ar.n den nadenkenden waereldbv.rger de waarde van den Godsdienst en de rampfpoedige gevolgen eener ongelukkige liefde in dit feboone werk, allcrweege doen uitblinken. —  Mede: AANGENAAM KINDERSCHOOL, door A. F. R. derde Druk, met en zonder twaalf fraaije kunstplaatjes , verbeeldende: I. Het befpotte Kind. II. Het befcheide Kind. III. Het Kind met de Kaars. IV. Geen Naalden of Spelden in den Mond. V. Weldoen maakt Vrienden. VI. V Noodlot van een ongehoorzaam Kind. VII. Be Na-Aapende Jonge. VIII. Vreesachtigheid kan gevaarlyk zyn. IX. De te vroeg verkogte Beerenhuid. X. De mislukte Verleiding. XI. Tedergevoeligheid. XII. De Meester en de Tuinman. Behelzende verder een honden tal aangenaame en nuttige Verhaalen, Fabelen, Spreuken, Spreekwoorden en Raadzels, alle gefchikl om 't verftand en het hart der kinderen te verlichten en te verbeteren en hun geheugen meer en meer op te Scherpen. Dit Boekje is ook in 't Fransch te bekomen, onder den Tytel; ECOLE AMUSANTE DES ENFANS.