MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN'. Catal. bi. , Geschenk van Tooneelstuhken , 1841.  D E MOERBEZIËN BOOM.   D E MOERBEZIËN BOOM, HERDERS ZANGSPEL. DOOR JAN A, BACKER. Te AMSTELDAM, sr D. M. LAN GEVELD,   O P D R A G T AAN DEN WELEDELEN H E ERE SIMON CORNELIS van APPELTERE. WEL EDELE HEER! tiet volgend Stukje is een vrucht uwer aanmoedigende "begeerte. Gun my derhahen dat ik uw naam aan deszelfs hoofd plaatze, en, hoe gering het ook zijn mag, het aan U op draage ? Vleien, of overdreevene lof toe te zwaaien, ftrydt met de beginzels van myn hart maar ook deeze leeren my de ware verdienjlen, boven het verbeeldelyke eener zogenoemde groote Waerelt te onderfcheiden, en 'f is dus dat ik uwe kundigheden, en uw juist oordeel over het kunstmaatige, 20 in taal als denkbeelden, myne waare hoogachting betuig. A 3 Uwi  iv O P D R A G T. Uwe geboortejlad, de plaats myner tegenwoordige inwoning, mag getuigen zyn, of myn lofgalm te hoog draaft, als ik betuig u te bewonderen. Be taak waar meede gij u een tyd lang belaaden hebt, en die gy met zo veel lof, als billykheid voleindigde is een onwederfpreeklyk bewys, dat gefterkt wordt door de traanen die gy van de wangen der jonglingfchap heit zien afvloeien, toen zy U als hunnen Leermeester in de LatynfcheTaal, den laatflen morgen begroeten. Onder de genoegens myns levens behoort, dat gy my uwe vriendfchap niet onwaardig keurt, want niets is my aangenaamer dan de achting van een verjlandig en enbevooroordeelt man. Zonder hier meer toe te vnpgen , (t geen ik met volle waarheid zou kunnen, doch met gevaar van uwe zedigheid te kwetszen.) hoop ik dat gy myn verzoek niet zult afflaan, maar my toeflaan, dat ik ten minsten het klein getal onzer Vaderlanders die myn gering werkje, de eer eener leezing waardig keuren, doe zien , dat ik waatiyk U hoog achte, enprysjlel op uwe wederkeerige achting. Ondertusfchen vriend! beveel ik my uwe kunstmin, en 'r zal my altoos aangenaam zyn, als gy U de moeke wilt geeven, mynen arbeid van zulke feilen te zuiveren, als veelal eene verdwaalde eigenliefde, en andere oorzaaken genen fchryver niet doen bemerken. Ik  opdrAgt. v Ik/maak waar heil als gy my vergunnen wilt, dat ik my uwen vriendfchap beroemen mag, zo zeer als ik ds eer heb my uit volheid des harten te onderfchryven, weledele heer! UEd. Dw. Dienaar en Vriend! JAN A. BACK ER. Gorkum den 22 April 1792. a 3 per-  PERSOONEN. öliceris, een Herderin, Beminde van alexis, een Herder. ergastus, Vader van Gliceris. palemok, Vader van Alexis. ïhermosiris, Priester van Pan. Silvia, Vriendin van Gliceris. Het Tooneel is in Arcadia. Verbeeldende een donker Boschje dot onderfsheiden Jlingerlaantjes heeft, en waar aan de eent zyde een bemoste Kei ligt.  D E MOERBEZIËNBOOM. HERDERS ZANGSPEL. EERSTE TOONEEL. GLICERIS. Zie daar mij dan op de beftemde plaats. ■■1 «i O! hoe veel kost het myne deugd , dat ik myn hart in volge! Zou ik niet best doen terug te treeden? —— O! myne vriendin! myne Silvia waartoe wist gy my te overreeden! Waarom fchil* derde gy mij de liefde, de hevige liefde van Alexis met zulke gloeiende kleuren? Sprak myn hart niet genoeg in zyn voordeel? Was hy voor my niet alles? ■ Schoon de gehoorzaam¬ heid aan mynen Vader my belette hem op te wachten, en te zeggen: ó Alexis ik bemin u als onze veldbloemen de zon!" Wat doe ik nu? — ó ik fchend myne pligten! En door wie? om wie? Door u, Silvia! —— door A 4 uw  I DE MOERBEZIENBOOM. uw aanranden, en om een leven te behouden dat my even zo onaangenaam is — als het myne. — Alexis ! gy wilt dan onze gelukkige bosfchen, onze bloemryke valeien , onze vlietende beekjes, onze begroeide heuvels, enfleile watervallen, vaarwel zeggen, en dorilige woestenyen opzoeken om weeklage uit te boezemen 1 En waarom ! om dat het verfchil onzer ouderen over eenen niets waardigen boom , ons geluk verbryzelde, ons van een fcheidt! —■ Dewyl gy zegt dat alles nu woest en dor is, als het geboomte, ter hslver hoogte van den verfchriklyken berg, ten tyde als alles in het dal reeds bloeit. Geliefde Jongeling! in die valeien des doods wilt gy dan verfmachten ver van uwe Gliceris , van de beminde van uw hart, en die u zo oprechtlyk weder mint! —— maar dit zal ik fluiten , of gy bemint my niet, zo als ik u bemin. Gy zult blyven en al zuchtende zullen wy den tyd afwachten dat het lot onze liefde zegent. O! Hoe heerlyk maalde hy zulks in dat gezang 't welk hy my vereerde, toen wy den Itorra die ons geluk vernielde aan de kim zagen opdagen. Als hy koomt zal ik het hem herhaalen. Ik zalhethem voorzingen , en zeggen: ó Alexis , dit is uw eigen gezang. Dus dacht gy toen de ftorm daagde. Nu woedt hy, iaaten wy hem nu met ftandvastigheid doorftaan, als de midnacht daar is, ryst de hoop tot een naderenden dageraad. Laat  HERDERS ZANGSPEL. 9 Laat ik inmiddels dat lied maar eens aanheffen , ik heb afleiding nodig, en zo hy koomt terwyl ik het zing, dan weet hy onmidlyk myne denkwys , en wy zyn op het fpoor om ons gefprek voort te zetten. ARIA. O Gliceris! al ryst de nacht Die ons geluk vernielt Van oogenblik tot oogenblik , Blyf door de trouw bezield. Natuur en deugd verzeekren my Dat na dien naaren nacht, Een heugchelyken dageraad Door ons mag zyn verwacht. Blyf trouw myn lief, lyd met geduld. Myn hart verlaat u nooit. Noch daar het noodlot distels plant. Noch daar het roozen ftrooit, Standvastigheid myn lief verwint, Standvastigheid is deugd. En eenmaal ryst de dageraad, Die heil fchenkt voor ons jeugd, O Gliceris! 'k bezweer het u, Nooit vindt gy me ongetrouw, Alexis mint ilc reine deugd, En eert de hoogfte trouw. Zie daar wat hy my voorzong, en nu, nu zou hy willen heen gaan? Mooglijk zyn leven waageu op een ongefiuimig meir, zonder te weenen A 5 aan  io DE MOERBEZIENBOOM. aan welk een fchriklijken oever de wind en de baa- ren hem voeren zouden ? Neen, dat duit myn hart niet. —— O Goden! hóe zouhetinoog» lyk zyn , dat ik dien flag overleefde! Is hy niet de Jongeling die myn hartom zyn zelfs wille bemint. —■ Hy heeft kudden noch boogaans, fiulp noch vlas landen, maar zyn hart is — ó zyn hart is waarom roem ik hem? Moet dan myn hartstocht nog aangevuurd worden? Maar wie die waarlyk bemint kan dit nalaaten? Ik wil hem ech¬ ter niet roemen. Zeide hy niet dikwerf tegens my als ik om een lofzangetje troggelde: ,, lieve Gliceris ! goede wyn behoeft geen krans." ™ En dan blonk in zyne oogen de grootfle loffpraak die hy geevcn konde. Ook hem behoef ik niet te roemen. Genoeg dat hy alles voor my is. —— Nog koomt hy niet. * Zou ik my ook in den tyd vergist hebben. (Zy meet met kaare hand den af/land der zonne van den Horifond.) Neen, het is geen uur meer voor den ondergang der zon , ook de lange fchaduwen tekenen zulks, Hy zal dus wel aanftonds koomen, ö hoe verlang ik ? 't Is meer dan vier maanden , dat wy elkander niet gefproken hebben. Silvia alleen onder hield ons over elkander. -—« Kcom laat ik my op deezen met mos begroeiden fteen nedeizetien en hem daar al zingende w^ch;en. Laat  HERDERS ZANGSPEL. n Laat ik dat lied aanheffen, waar meede hy my zo menigwerf opwachte , maar zyn naam voor de myne verwisfelen. ARIA. Lieflyke avond, Tpreid uw glansren Over heuvel, bosch en veld, 'kZal uw zachte fcbeemring fmaaken, Van Alexis vergezeld, 'k Wacht hem hier de lieve jongling, 't Uurtje van zyn komst breekt aan, En ik zal hem niet verlaaten, Voor het fchynfel van de Maan. Avondfter! pronk met uw luister, En begluur myn wellust vry; Daadlyk z»l hy hier verfchynen , Die ik al myn zuchten wy'. * O daar komt hy, myn beminde! Die myn hart zo dietbaar acht, Die ik met gerekt verlangen, In myn blaakende armen wacht. * {Hier zingt A/exis, van achter het Toonecl opkoomende, en haar accompagneerende: O daar is zy, myn beminde! Die myn hart zo dierbaar acht, Die my met gerekt verlangen, In haar blaakende armen wacht. TWEE-  n DE MOERBEZIENBOOM. TWEEDE TOONEEL alexis. gliceris. alexis, met drift in haart armen fnellende. Zo vrolyk myn lieve Gliceris! hoe zaligt my zulks! gliceris. Om myn hartzeer te verzetten Alexis, daarom zong ik, — niet eigenlyk uit eene opgeruimde ziel. alexis. De lieflykheid des gezangs geeft kalmte myne beminde, laaten wy eenszaamen zingen eer wy tot het oogmerk van onze by een koomst treeden. gliceris. In waarheid Alexis, myne ziel is daar toe niet geftemd.maar ik verveelde mij al wachtend, en toen fchoot my uw lied in, en ik neuriede het na. alexis. Lief meisje 1 gy zongt het met meer bevalligheid dan ik 'er ooit aan geeven kon. Koom laaten wy dat gezang zaamen aanheffen dat ik u toezond toen wygefcheiden wierden. — Dus begint het: O God-  HERDERS ZANGSPEL. Ig O Godheid die de zielen boeit, Van wien het heil ©ns tegen vloeit, Gun dat we elkander eeuwig minnen 1 Ons harten zyn u toegewyd, Laat oudren twist by ons niets winnen, Maar onze min verduur den tyd. GLICERIS. Neen, och neen, lieve Alexis, dat ten minften niet , het herinnert my te veele onaangenaame denkbeelden. Weet gy wel dat het meer dan vier maanden geleeden is dat ik het ontving? —■ En dat wy elkander zedett niet gefprooken hebben? ALEXIS. Ja lieve Gliceris ik weet zulks, maar ook dat zulks nog langer zoude geduurt hebben zo ik Silvia niet gebeden had u tot deeze zaamenkomst te overreden. ■ Maar fpreeken wy daar van naderhand. Myn hart is verheugd dat het a wederziet, dat, na ik u eerst nog eens omhelsd hebbe, ik u verzoek een lied met my te zingen.— Gy kent 'er zo veele. • Nu Gliceris, noem maar een, en ik zal met u zingen. GLICERIS. Hebt gy uw zevenhalmig fluitje niet by u? vergezel my dan daar meede , ik hoor u zo gaarne fpeelen. ALEXIS.  ï4 DE MOERBEZIENBOOM. ALEXIS. Ziet gy den band niet om myne fchouderen hangen, myne beste waar mecde gy het my omhingt , toen het my als een prys wierd toegedeeld. . Sedert het ons verboden wierd elkander te zien , lag ik het af. ~ Ik heb in al dien tyd niet ge- fpeeld, en niets gezongen dan naare liederen, en dat ik daar zo even aanving, maar nu ik u ontmoeten zou hing ik de fluit wederom, of het u luste my te hooren. GLICERIS. My luste? ■ ó Herderl als gy wist hoe fmag- tend ik daar na gewenscht heb. Maar laat ons liever voor als nog niet zingen. Myn hart is wel blyde u te zien, maar 't wil u liever verhaalen hoe 't my gegaan is, zedert den laaiften avond dat wy by een waaren. Luister: Ik dreef myne fchaapjes by den laaten fchemeravond ftalwaard. Sloot hun op in de hokken, en ging in de Hulp. Myn vader kwam my grommend tegen ,, Van waar koomt gy zo laat?" Vraagde by my op een verbaazenden toon. — Ik antwoorde oprecht, want hy heeft my van kind of aan geleerd, dat ik nooit moest faalen in oprecht te zyn. Ik zeide hem, dat wy onze Geitjes en Schaapjes onder een geweid hadden, en tot aan het vallen van den avond gekout. „ Dit moet na deezen nooit weer gebeuren," hernam hy. — „ Ik verbied u Alexis na deezen te fpree ken."  HERDERS ZANGSPEL. 15 ken. — Och! Alexis! een lam dat van een wolf overva'ien wordt, fchrikt niet feller danikopdeeze woorden. —• En de enkele vraag die ik kon uit. ftaamelen was: „ waarom? — Vader," „ Ik ver„ kies geen reden te geeven, (waszyn antwoord,) „ genoeg dat ik het u zeg, en gy gehoorzaam." — O Alexis! de nacht was droefheid en de dageraad hoe bekoorlyk hy aanbrak, fcheen my een nog donkerder nacht. Ons affpraak was by het woud In welks midden de Tempel van Pan itaatby een te zyn, maar Ik durfde niet; de valei die achter de heuvelen ligt was de naare plaats werwaard myne fchaapjes gedreeven wierden. Niemand dreef daar haare fchaapjes, niemandzynegeiten. — Ik was al voor den ondergang der zonne aan de hut. Verfcheiden reizen beklom ik eene heuvel en zag van verre de troupen geiten en fchaapen onderling weiden. —— Ik zag de Herders, en de Meisjes woelen en ftoeiën: ik keek door myne hand om u te onderfcheiden. ■ Maar de af. fland was te groot. O Alexis gy weetniet wat myn nart te lyden had. ALEXIS. Even zo ging het my myne Gliceris, behalven dat myn Vader my op eene minzaame wyze zeide : „ Alexis! gy waart my altoos gehoorzaam, wees „ het ook nu, ik eisch eene fterke proef. „ Vermyd van nu af aan, het byzyn van Glice- ,> ris." .—  !« DE MOE RB EZIENBOOM. ,, ris. ■ Ik ftond 'als van den donder fen. — En vraagde gelykgy: „ waarom Vader?'' „ Niet om het meisje, (was zyn antwoord,) zy is „ fchoon en deugdzaam, ik had gaarne gezien dat „ gy met haar na den Tempel van Hymen gatree- „ den waart. Maar gy weet dat ons klein „ hoekje bouwland byna ingeflooten wordt door „ de uitgebreide landen van Ergastus, dat juist op „ de punt waar de toegang tot ons klein plekje is, „ een Moerbeziënboom ftaat, en het beekje, dat „ aldaar vloeit, zyn loop min of meer heeft veran„ dert, dat het met twee takken om den boom „ heen vloeit, die dus als op een eilandje ftaat. •— „ Gy weet ook dat de vreeslyke ftortregen in dee„ zen zomer, de bytak in het beekje aan onze zy- „ de gevormd heeft. Nu ging ik deezen avond „ eens zien, na de fchaapen die wy om de begin„ zelen van gal daar bragten , en vond Ergastus be„ zig met de tak der beek aan zyn kant te floppen. „ Vriendelyk vraagde ik; waar toe dat dienen moest. „ Om te verhoeden dat de beek myn boom niec „ ontwortele. Uw boom? was het antwoord, „ het is de myne. — Wy geraakten daarover in „ woorden, en ontzeiden elkander de vriendfchap.'* O Gliceris! de fcherpfte blixem treft zo geeneeik, die honden jaaren zyne;kruin aan de wolken ftiet. i Ik bad u nog den volgenden morgen te mogen opwach. ten. Hy vergunden my zulks, ik ging na het bosch van Pan  HERDÉRS ZANGSPEL. 17 Pan, maar vond u niet; ik geioofde dus aan een gelyk bevel by u ontvangen, ik begaF my onder de knaapen; welhaast waaren wy by de Herderinnen , maar ik zag Gliceris niet. — Silvia vraagde na u, ik verhaalde haar al het gebeurde —. en GLICERIS. Zo als ik de ftulp zou fluiten kwam zy daar aanzwieren, verhaalde my het gebeurde van den dag, en uwe fmarten. Zeker melde zy u wat ik leed. ALEXIS. Ja wel melde zy my zulks, en nooit kunnen wy haar vergelden, het geen zy weerkeerig tot onze troost aanbragt. —> Ik bad dagelyks mynen Vader, hy wilde toch met den uwen verzoenen; geduurig kreeg ik ten antwoord: „ Waarom zou ik de trots« ' „ heid van den ryken Ergastus vleien? — Maakt „ zyn geld hem grooter? Neen, Alexis! de mensch ,, is mensch, en ik itel gelyken prys op u, als hy „ op zyne Gliceris." — Eindelyk hebben myne traanen en gebeden hem vermurfd, dat hy my toe* ftond u te zien, u te bidden dat gy my inwilligde om u hier te fpreeken. — Als gy zulks deedt, zou hy, terwyl wy hier waaren, uwen Vader zoeken, hem den boom in eigendom aanbieden, en de verzoening voorfkan. B gli.  r8 DG MOERBEZIENBOOM. CLICE RIS. Kwaamt gy — noode gy rny hier met geen ander oogmerk, Alexis? ALEXIS. Neen lieve Gliceris! — Ik beken wel, dat ik met Silvia te vooren gèpraatheb, van oogmerken, als wilde ik de waereld inftuiven —> Maar dit deed ik, om dat ik zonder zulk een dringend voorftel geen mooglykheid zag u te overreden, en ook waarlyk zou dit gebeurd hebben waare myn Vader onverbidlyk geweest. — Maar nu kunnen wy de beide Ouden gerust hand aan hand hier wachten, om hunnen zegen te ontvangen. — Zo veel althans van mynen Vader afhangt, durf ik daar voor inflaan. GLICERIS. ó Alexis! zo veel heil durfde ik my niet voor» fpellen!— Silvia, die my gandsch andere berichten mededeelde, heeft my dan misleid? ALEXIS. Neen, lieve Gliceris, dat zy verre, bet meisje heeft u wel de waarheid gezegd, maar het gelukte my inmiddels, myn Vader tot dien (lap over te haaien, en dus twyffel ik niet of onze finarten neemen een einde. GLICERIS. 6 Goden! Goden! mogt dit waarheid zyn! — Alexis! — Toen my Silvia uw befluit verhaalde, beef.  HERDERS ZANGSPEL. i9 beefde ik als een koornhaim. — Ik woog het bevel myns Vaders tegens her gevaar van uw leven.— Het laatfie overwon, fchoon met wroeging. ■ En daar ik voor de eerftemaal myns levens vreesde door myn Vader op ongehoorzaamheid betrapt te worden, liet ik my niet overreden om her waard te gaan, zonder dat zy de wacht hield aan den ingang van het woud, laaten wy haar dan nu roepen, want het is noodeloos dat zy daar langer eenzaam omdwaalt. ALEXIS. Nog niet, lieve Gliceris! honden omftandigheden kunnen ons dagend geluk vergallen, haare vriendfchap wil alles voor u, als zy de ouden gearmt ziet aankoomen, zal zy fpoedig herwaard vliegen, en ons waarfehuwen. Gebeurt 'erietsftrydigs, zo kan in uw opzicht daarvan zeer veel afhangen, . Ondertusfchen vrees ik niets, ik ben louter vergenoegen, en fmeek u ook zo te zyn. —Koom lieQing! laaten wy, ons betrouwen, op de pooging myns vaders , de Goden, de weldadige Goden, zullen zyn oogmerk onderlteunen. » Koom lieve ! zetten wy ons hier neder, en laaten wy inmiddels dat lied herhaalen, dat wy gezongen hebben, den laatftendagdat wy by een waaren. GLICERIS. Speel my ten minften eerst iets voor dat myne B % ziel  io DE MOERBEZIENB OOM. ziel nog meer kalmte geeft; ik ben nog zo onge. rust. alexis. Welaan! plaats u dan nevens my. (Zy beide zetten zien op de kei, hy vat het zevenmondig riet, en /peelt.) gliceris na het fpeeien. O Alexis! Zo zondt gy de kalmte aan myn hart wedergeeven. Speel bid ik u nog een lied. En — (Zy omhelst hem) en dan zullen wy zaamen zingen. (Alexis fpeelt op nieuw.) alexis na het fpeeien. Wel nu, myne Gliceris! gliceris. O Myn Vriend! myn beminde, doe my nu nog een genoegen, zing my een uwer klaagliederen voor, waarmede gy de bosfchen vervulde, terwyl wy gefcheiden waaren. — En dan zal ik met u aanheffen. alexis. Gaarne myne beminde! — In vervolg zal ik ze h allen voorzingen. _ Maar luister dan nu na dit. ARIA. O Myn liefde', in bosfchen en hagen, Klinkt vruchtloos myn benaauwdc toon Vergeefsch (lort ik voor 't oor der hemelgoón, Myn klagt eer 't nog begint te dagen. 't Ge-  HERDERS ZANGSPEL. u # *t Geboomte loeit als by Orcaanen, Geen Echo wederhoudt myn klagt, De dag is naar, gelyk de donkre nacht, Niets kan my 't fpoor tot blydfchap baanen. * 'k Zwerf 's avonds door de berglpelonken, Daar galmt myn bnrft van naare fmart, Drukt lydend uit het zwellen van myn hart, En flikt door gloed van minnevonken. * De middernacht hoort in de velden, Die 'k rond zwerf daar ik aaklig klaag, Het grootst gemis, in 's levens eêlfte vaag, 't Gemis van Gliceris vermelden. Zo zong ik 'er hondert, myne beminde! maar die tyd is voorby. Een gelukkiger tydftip nadert. ■ Gedenken wy der naarheid niet meer, maar verheugd over ons toekomftig lot is de eisch des Hemels die ons zegent vroiykheid. Laaten wy dan nu nog eens te zaamen zingen. ■— Silvia! onze getrouwe vriendin koomt toch nog niet, en dus is 'er geene zwaarigheid. gliceris. O Mooglyk is myn Vader niet te overreden. B 3 , au.  » D E MOERBEZIENBOOM. ALEXIS. Dan zal de myne wel hier koornen om ons nood, lotte berichten. — Maar geene vrees voor den tyd, myn Gliceris! heffen wy aan. GLICERIS. Kent gy het beurtgezang nog, 'twelk begint: Zalig zalig is myn kartel ALEXIS. Gliceris jaj hoe zou ik het kunnen vergeeten. O liefling, geen aangenaamer kost gy uitdenken; hef aan. DUO. GLICERIS. Zalig zalig is myn harte, Nu 'k ontlast van bange fmarte» In geluk Oione tarte, O Alexis welk een pyn Eer wy in het kloppend harte Tot bekennen vaardig zyn. *k Voelde lang de kragt der liefds. ALEXIS. 't Oog getuigde wat u griefde. GLICERIS. Zaagt gy my piet dikwerf bioozen Als gy om myn weermin bad. ALEXIS. O 't fcheen bloed van roozen Vloeiend door een lelyblad. , ALS  HERDERS ZANGSPEL. aS alexis en gliceris. Zalig zalig is mijn harte Nu 'k ontlast van bange fmarte In geluk Adonis tarte. Gliceris wat baat de fpyt. Die een meisje in 't klopend harte Voor 't bekennen daaglyks lydt. Zalig zalig is myn harte Nu 'k ontlast van bange lmatte In geluk Dione tarte. O Alexis! welk een pyn Eer wy in het kloppend harte Tot bekennen vaardig zyn. gliceris. "k Kon niet langer wederftreeven. alexis. Hoogde wellust van myn leven! Nu nog eenmaal aangeheeven. Dat de vreugd ons hart doordroom koom, koom. alexis. gliceris. Zalig, zalig', enz. ' Zalig, zalig! enz. alexis, haar omhelzende. O myne dierbaare ! — hoe vloeit dat door myne ziel! gliceris. En ook door de myne, maar echter met eene ongerustheid gepaard, die my fchynt te voorfpellen, dat het lot ons nog met florm dreigt. Alexis! myn Vader is zulk een wonderlyk man. alexis. Vergeef het my, Gliceris! hy Is gierig, eu de aanbieding van den Moerbebienboom, die het waar eigendom myns Vaders is, zal hem wel overhaalen. B 4 G L i-  24 DE MOER.B EZIE NB OOM. gliceris. Het fmart my dat ik het moet zeggen, maar ook hierin beftaat myne geheele hoop. DERDE TOONEEL. silvia, gliceris, alexis. silvia, die met drift opkoomt. VXaauw, gaauw Gliceris! verwyder u, uw Vai der koomt over het veld na het bosch, ik geloof dat hy my gezien heefr. gliceris. O Goden! alexis. En was hy niet vaii mynen Vader ver< gezeld, Silvia? silvia. Neen, niemand was by hem, gy moet u niet ophouden Gliceris Slaa dat voetpad in. Spoed u. gliceris. Welaan. — 0 Alexis, vaar wel! alexis. Vaar wel, myne beminde, ontftel u zo niet, al. les dunkt my, zal zich fchikken . Nog eens vaarwel. gliceris in V heen gaan. Zult gy my niet vergezellen Silvia.  HERDERS ZANGSPEL. 25 silvia. Neen, het is beter dat ik blyve. <— Gaa maar, ik zal u de reden naderhand wel zeggen. VIERDE TOONEEL. alexis, silvia. alexis. Ik begryp my niet dat Ergastus alleen herwaard koomt. Myn Vader moet hem dan niet ge* fproken hebben. silvia. Weet gy wat ik geloof. — Hy kwam van de zyde der groote Rivier, en fcheen na huis te zullen gaan. -— Maar zyn oog by toeval na de plaats llaande, alwaar ik de wacht hield, bleef hy een oogenb'ik ftaan, ik poogde my te verfchuilen, maar by naderde, waarfchynlyk in de gedachte dat het Gliceris was. Zo draa ik dit zag, fpoede ik herwaard. ■ Laaten wy hem nu hier wachten, en ons houden als of wy niets van Gliceris weeten. alexis. Heiaas! — hoe fpyt het my dat myn Vader hem niet gefproken heeft. De goede man! op myne- gebeden zou hy zich voor den trotfchen vrek vernedert hebben, de verzoening gezocht ten koste van zyn wettig eigendom. In de hoop van mijn B 5 geluk  a6 DE MOERBEZIENBOGM. geluk te bewerken door de hand van myn dierbaare Gliceris, nu is iigt alles uit. — Myn Vader kwam zeker te vergeefs, dit zal hem moeiiyk maaken; hoe kan ik den ouden man vergen, dit hy 'er andermaal gaa? — Neen, ik begin te vreezen dat alles verlooren is. SILVIA. Als gy u nu ontflelt en moeiiyk maakt, is zeker alles verlooren, en hy zal uit uwe oogen leezen dat Gliceris hier geweest is. Toon u vrolyk en opgeruimd, en de hoop is nog niet verlooren. ■ Koom laaten wy ondertusfchen eens zingen, en ons houden of wy hem geheel niet verwachten. ALEXIS. O Silvia!het zingt zo benaauwd met een beklemd hart! SILVIA. 't Is nu echter nodig. — Koom lustig, zeg maar wat liedt gy verkiest? ALEXIS. Ach! wat zou ik kiezen? . Ik weet niets op te haaien. SILVIA. Welaan zo zal ik kiezen. Den beurtzang die begint: *t Is geen flerfling ooit gegeeven &c. Koom aan. — Volg my maar. sil-  HERDERSZANGSPEL. 27 silvia. 't Is geen tïerfling ooit gegeeven Hoog in eere of laag van ftaat. Dat Fortuin hem nooit verlaat, In de loopbaan van zyn leven. alexis en silvia. Ja Fortuin fchenke eer en ftaat. Zomtyds is 't dat ze ons verlaat. alexis. 'k Zag eens hoog gekuifde boomen, Maar *er rees een onweer op. 't Stormgeweld brak tep by top En verftrooidezc in de ftroomen. alexis en silvia. Ryst maar eens een onweer op Daadlyk breekt het top by top. silvia. 'k Kiesch de fcbaanile rieten dakeu Voor een hof vol praal en pracht. De armoe lecve vry veracht, 't Onheil kan haar minder raaken. alexis en silvia. De armoe leeve viy veracht 'k Kiesch haar boven 't hof vol pracht. alexis. Moet men woelen, verken, wroeten, Om 't beftaan dat fober is Schoon ik eer en rykdom inis, Liefde kan het a) -erzoeten. alexis en silvia. Schoon ik eer en rykdom mis, 'k Vind myn nooddruft aan den disco. Slt»  95 DE MOERBEZIENBOOM. , silvia.Spreid Fortuin vry uwe gaven, Daar de hoogmoed paerlen vraagt. Gy hebt my noR nonit behaagd; Liever wil ik eerlyk flaaven. alexis en silvia. Schoon u hoogmoed paerlen vraagt. My hebt gy nog nooit behaagt. alexis. Liefde alleen kan my vernoegen. Liefde is myne levenszon. Put ik uit haar eedle bron, 't Werken zal my niet doen zwoegen. VYFDE TOONEEL. ergastus, alexis, silvia. er g astus. \^a« is Gliceris, Silvia! silvia. Ik weet niet dat gy my hebt aanbevoolen om op haar te pasfen. ergastus. Dat is wel zo, maar gy lieden zyt toch meest al by een, en dus zult gy ook wel weeten waar zy is. silvia. Gy ziet dat zy niet hier is, en dus kan ik het u onmooglyk zeker zeggen. ER-  HERDERS ZANGSPEL. sp ERGASTUS. Maar waar gist gy dan ? SILVIA. Denklyk te huis. ERGASTUS. Toen Ik uit ging (lalde zy de fchaapen, en ging ook uit. SILVIA. Dat kan zyn. ERGASTUS. Toen ik te rug keerde, verbeelde ik my, dat zy aan den ingang van het bosch ftond. SILVIA. Die verbeelding was valsch. ERGASTUS. Hoe weet gy dat? SILVIA. Wel om dat ik het zelf geweest ben, die gy gezien hebt, als ik geweeten hadde dat gy herwaard zoude koomen om die reden, dan kon ik u diemoeite befpaard hebben, met u tegen te loopsn, voor u te neigen, en te zeggen Ergastus lik ben Silvia... ERGASTUS. Gy zyt eene fpottende kleuter. ■ Zeg my maar waar is Gliceris ? SILVIA. Verkiest gy dat ik u te vooren jok? ERGASTUS. Neenl S IL-  3> DE MOERBEZIENBOOM. silvia. Ik ook niet dat gy my met zulke fraaie' naameti bedeelt. er gas tus. Dat doet niets ter zaake... ze... silvia. Zeer veel, ik verkies niets meer te zeggen als ik gezegd heb. En dat is waarheid. ergastus. Kleuter! En gy Alexis, hebt gy haar niet gezien? alexis. Zo min als Silvia weet ik waar zy is. — Onze zaamenkomften zyn immers verboden. Maar hebt gy mynen Vader niet gefproken? e r g a s*t u s. Waar toe zou het dieneu? > alexis. Hy zal zeker aan uw ftulp geweest zyn, hy wilde u fpree'.-en. ergastus. My fpreeken, en waar over ? alexis. Over de Moerbezienboom. silvia, ter zyden. Ik zal my houden als of ik niets met dat geval te doen heb. — Ik gaa een dentje zingen. [Ergastus cn Alexis houden eene Pantomime, omtrent het geen de Vader van /Ikxis aan hem zou voordraagen. — Midlerwyl zingt Silvia de vegende driaa's ] sik-  HERDERS ZANGSPEL. 3r SILVIA. ARIA. Laat de waerelt wroeten, zwoegen, Yder na zyn zin en lust; Ik bemin de zoete rust Pales fchenkt my vergenoegen. 'k Wyd bem jsarlyks 't eerfte laai By de fpranklende offervlam. Vroeger dan de fchoonfte bloemen ïn hst iieSyk lentfaifoen Pronken onder 't weiig groen, En op Chioris hoogtyd roemen. Wyd ik hem myn fneeuwwit lam By de fpranklende offervlam. [Na het zingen dier Aria, ziet zy fpreeuwaehiig om, na Ergastus en Alexis, hun nog ziende zaamen fprecken, — zegt zy,~] Dit gefprek duurt lang. De hemel geef dat het gelukkig afloopa, ik zal hun niet ftooren, liever zing ik nog een deuntje, want eigenlyk heb ik in mijne ziel geen onrust, dan orn die goede Alexis en zyue recht beminlyke Gliceris. — Nu, weisan dan. SILVIA. O Zachte beek! — hoe lieflyk vloeit gy heen. 6y fchynt het evenbeeld van onze jonge -dagen. Maar ruisfchend beekje! neen, Wy zyn niet lotgemeen. Aan u fpclt hoop Een grootfcher loop Hoe  3» DE MOERBEZIENBOOM. Hoe ver ge 'took moogt waagen. Maar onze loop vernaauwt, Verpengt zich, en verflaauwt. De tyd verflint de glorie onzer dagen. Bittre fmart ! Voor 't doordenkend hart. Is 't niet met reden dat wy klaagen, O Zachte beek! hoe lieflyk vloeit gy heen! Op 't allereerst gezicht dacht ik ons lotgemeen, Maar, frisfche beekl'k zag by befchouwing, i-een. [Zy ziet weder na Ergastus en Alexis.'] Zou dat gefprek dan nooit eea eind neemen , my dunkt het is nu lang genoeg. — De arme Gliceris wacht ondertusfcaen met geduld den uitflag. Welaan." ik gaa het afbreeken. ■ . [Zy ftaat op en wil na Alexis gaan.] ZESDE TOONEEL. EEGASTUS, P ALEMON, ALEXIS, CLICERUS, SILVIA. EEGASTUS. Hoe. zyt gy daar? Dacht ik niet dat uw uitgaan op herwaard gemunt waar. Ontaarde! heb ik u niet gebooden...... PALEMON. Ergastus bezadig u, en heb meedelyden met uwe meedelydenswaardige dochter. BR'  Ï/ERDERS ZANGSPEL. 33 ERGASTUS. Spreek my niet ter haarer voordeele. —- Zy is een ongehoorzaam meisje. — Wat doet zy hier? — Heb ik haar niet gezegd dat zy Alexis niet meer zien zoude? en echter zoïkt zy hem op. [Gliceris doet een poging om haar vader haare ohderwerpfykheid te toonen.~\ ERGASTUS. Neen, neen, geene van uwe gewoone vleieryen. Deeze zullen niets baaten. ■ Gaa uit myn gezicht. GLICERIS. Och! Vader! ERGASTUS. Wat Vader! Ik zeg P A L E M O N. Mag ik u onderrichten ? Ergastus. •— My dunkt dat gy zo onreedlyk niet zyn kunt of gy zult de omchuld van uw kind willen hooren. ERGASTUS. Wat kunt gy tot ontfchuldiging voor haar inbrengen, dan misfchien dat uw zoon haar verleid heeft? p ALEMON. Ik zal u alles zeggen. Gy weet hoe fterk uwe dochter en myn zoon elkander beminden, eer onze oneenigheid voorviel. Beide bevoolen wy, in onze drift, dat zy elkander niet meer zouden zien. Beide waaren zy gehoorzaam tot aan deezen dag. Maar myne Alexis deedt C ge.  DE MOERBEZIENBOOM. geduurig niets dan zuchten, en fmeekte my om met u te verzoenen. Ik wederftond zyne gebeden, niet uit onverzoenbaarheid, maar uit vrees dat gy tot geene verzoening geneigd zouit zyn. ■ Vergeef my, ik fpreek de taal van myn hart, en vlei nooit, ■—■ Wy hebben elkander van jongs af gekend. Gy weet dat ik oploopend ben, ik, dat gy haatdraagend zyt. 1 ■ Ik weigerde dus gehoor te leenen aan zyne gebeden. — Endelyk zeide hy, dat zo ik geene poging wilde doen om met u te verzoenen, hy dan dit land verlaaten zoude, wyl hy zonder Gliceris hier niet kon blyven. —1— Zyn aart is ftandvastig te zyn, en zyn toon tekende onveran- derlyke meening. Gy kent zeker de kragt der liefde welke een Ouder zyn kind toedraagt. ■ De vrees dat hy zyn befluit volvoeren zou, overrede my om u te gaan fpreeken; ik kwam aan uwe. ftulp in het eigen oogenblik dat uwe Gliceris, met rood bekreetene oogen in buis zou treden, vraagde na u, en kreeg fnikkecde ten antwoord dat gy hier waart. Ik was aangedaan over den toeltand van het meisje, zy vreesde uwe komst, en ik overrede haar om met my herwaard te gaan. .— Zie daar hoe zy hier koomt. ERGASTUS. Schoon hepHt. — Maar wil ik u myne gedachten i gg«B? — Cy zyt een Hecht mensch. PA'  HERDERS ZANGSPEL. 35 pal em 0 n, enigzins driftig. En waarom ?' alexis. By den Heemel! Vader, maak u niet driftig! gliceris. O! myn Vader! ergastus. ' Zwyg! — Waarom? — Om dat gy uit eigenbaac een dochter tot ongehoorzaamheid jegens haaren Vader verleidt. p a l e m o n. Daar is het verre van daan. — Myn oogmerk was gandsch anders. — Ik wil Je haar vooru brengen, om u vergeeving te fmeeken, voor dat zy mynen zoon gefproken hadde, en u vooraf betuigen, dat zy zulks niet gedaan zou hebben, had hy haar niet doen weeten, dat hy dit gewest voor altoos verlaaten zou, als hy haar misfen moest, en nu een enkel affcheid vergde. ergastus. Fraai! — heel fraai! — Ên wie was de liefderyke brenger dier boodfchap? silvia. Ik. — En wel met het beste oogmerk. ergastus. Met het beste oogmerk! — ei! ei! Zocht gy ook al niet myne dochter met het beste oogmerk hier te troonen Alexis? C 2 ALK'  S6 DE MOERBEZIENB OOM. ALEXIS. Met het zuiverfte dat ooit een minnaar bezielen kan. ERGASTUS. Daar san twyffelde ik niet. — Maar Iaat ik u allen met korte woorden zeggen, dat uw ontwerp mislukt is, en verder wel geheel mislukken zal. — Gelukkig heb ik heden een meisje gehuurd. —— Gliceris behoeft dus voortaan myne fchaapen niet meer te weiden, zy kan te huis blyven. En uitgaan als ik uitgaa, dan ten minden zult gy geene gele. genheid hebben, haar te verleiden ofte fteelen. Eu gy Silvia, moet u niet verftouten ooit weder op myne hoeve te koomen. SILVIA. Ei I ei! — Gy verbiedt my dan om met Gliceris om te gaan? — Ik beken het, uw magt is groot. Maar — ook alleen in uwe oogen. — Wilt gy u vermeeten twee meisjes die elkander vriendfchap draagen van een te houden? — Myn lieve man! — Gy PRLEMON. Bedwing uwe fpreeuwachtigheid Silvia. Hoor, Ergastus, ik kwam met geheel andere oogmerken hier, als die gy my toefchryft. Myn doel was, om met u te verzoenen op voor u voordeelige voorwaarden. —Zyt gy genegen die aan te hooren ? ERGASTUS. Ik hoor na niets. sn.-  HERDERS ZANGSPEL. 37 silvia. Eenreedlyk mensch voorwaar! gliceris. O Vader! ik bid! ergastus. Spaar uwe gebeden, gehoorzaam en zwyg. silvia. Zwyg en gehoorzaam! — Ik wenschte dat ik uwe dochter was. —— Maar de lieve Gliceris is te zachtmoedig. palemon. Zyt gy dan onverzoenbaar Ergastus ? — ergastus. Onverzoenbaar of niet, niemand verliest graag zyn eigendom, en daar van wilt gy my berooven. palemon, Het tegendeel is waar. — Of heeft de beek niet altoos gedroomd, tusfchen uw land en de Moerbeziè'nboom? — En is de ftortregen van den vorigen zomer geene oorzaak dat de beek een nieuwe loop gemaakt heeft, myn grond afgeknabbeld, en den boom als op een Eilandje geplaatst? er gastus. Ziet gy dan daar uit niet dat de Goden zelfben my toeeigenen? Want zedert dien ftortregen, flikte de grond der beek aan myne zyde op, en nam uwen grond weg. palemon, min of meer driftig. Ten minften als gy zulks met de fpade te huip C 3 koomt,  33 DE MOERBEZIENBOOM. koomt, en de beek aan uwe zyde üe natuurlyke loop belet. — Mooglyk gaven ook de Gocen u zulks in. ergastus. Spot vry met hunne magt. —— Ik erken die. palemon. Zo weet gy ook dat zy rechtvaardig zyn ? eegastus. Voorzeker. . En d¥t bewyst myn recht. palemon. Gy zult niet betwisten hoop ik, dat de boom weleer de myne was? En waarom zouden de Goden hen my nu afheernen ? ERGASTUS. Ik treed niet in hunnen raad, masr ik volg hunnen wil. palemon. Als hy uwe onverzaadlykheid dient. ALEXIS. Myn Vader! silvia, in flilte tegens Mxis. „ Laat dien ouden man maar voortgaan? — De „ Vrek verdient zodanige antwoorden. . Hy „ zal het wel opgeévén, menfchen van dien aart » moet men de waarheid zeggen. ergastus. Gaan wy Gliceris Hét is tyd verlpi'Ien dat ik langer met dien man fpreek. PA-  HERDERS ZANGSPEL. 39 PALEMON. Zo dat gy afftand doet van de boom? Want zinder verzoening, en voorwaarden wordt gy nooit bezitter. S op de beek van uwe zyde ik zal ziriks aan myn kant. En zo het niet anders kan, hak ik den boom om ver, want het is myn eigendom, myn Grootvader heeft hem by de geboorte myns Vaders geplant, en dat gedenkteken, mag gelyk alles door den tyd vernietigd worden, maar het zal nooit het eigendom eens anders zyn, dan op ééne voorwaarde. ERGASTUS. Eu ik laat my geen gefchjnk der Goden onineemen. —— Uw vermeend recht rust op niets. Maar daar uwe verfoeilyke drift, den boom by nacht zou kunnen omhouwen, zo zeg my welke is uwe voorwaarde, waarom gy belooven wilt zulks niet te doen? PALEMON. Gy hoort immers na niets, en dus zal ik ook niets voorltellen. Gaan wy Alexis. ALEXIS. Myn Vader! r AL EM ON. Neen, hoe zeer ik uw geluk behartigen wilde, 'Er zyn nu al geene voorwaarden waarop hy den boom bekoomen kan. — En bovenal de eerbied, welke ik het gedenkteken van myn Vaders geboortedag toedraag. Volg my, wy zullen bytefi haaien, C 4 en  4° DE MOERBEZISNBOOM. en hem om ver hakken, eer het geweld ons hem afneemt Vervloekt gevolg van een ongelyken ftaat! ergastus. Maar wat is uwe voorwaarde waar op gy den boom wilde afftaan? _ Hy is toch te fchoon en vruchtbaar om uitgedelgd te worden. palemon. Vraag het den Goden, en dat zy my het uitroeien beletten, zo hun wil is dat hy den uwen zy. —. Gaan wy Alexis. alexis. Vader! Gliceris! gliceris. Alexis! ÓPalemon! palemon. Meisje! ik heb zo veel meedelyden met u als met mynen zoon ik kan echter voor de hoogmoed uw's Vader niet knielen. gliceris, haar en Vader te voet vallende. O myn Vader! ergastus. Dochter! de man wil immers niet hooren, wat moetik doen, om hem te overreden? palemon. Niets, i Gy hebt my vertoornd, en fchoon gy hondert akkers had tegens myn een, duld ik geen hoon, noch verneder my om myn wettig eigendom  HERDERS ZANGSPEL. 41 gendom te bewaaren. De boom valt nog eer de dageraad ryst, doe nu daar tegens, 't geen de Goden u beveelen. — Dit zal ik afwachten. — Volg Alexis! ZEVENDE TOONEEL. TH URM OSIRIS. — E R GAS TUS. — PALEMON.— ALEXIS. — GLICERIS. — SILVIA. THERMOSIRIS. Neen Palemon! blyf nog een oogenblik, ik wist uw verfchil, eene toevallige wandeling leide my her waard, ik heb u beluistert, in hoop u te kunnen bevreedigen. PALEMON. Gy kent den eerbied 6 Thermofiris! die ik den Goden, en ook u als hunnen Priesiertoedraag, maar die onbezuisde man heeft my gehoond. ERGASTUS. Hy wil my een eigendom betwisten, 't geen de Goden my door 't veranderen van de loop der natuur zelf gefchonken hebben. THERMOSIRIS. Ergastus, hoe kunt gy gelooven dat de Goden wonderen zouden doen om onrechtvaardig te zyn? Gy beledigt hun door dit voor te wenden, en zult hunne gramfchap op u laaden, als gy daar meede C 5 voorc  42 DE MOERBEZIENBOOM. voort gaat. . De boom behoort Palemon, hy ftaat op zyn grond, cn my geheugd dat ik nog zeer jong zynde, met zynen Vader daar de eerfte vruch' ten afhaalde. Wees derhalven niet onredelyk door een voorwendzei te willen doen gelden dat u niemand zal roeflaan. De rechter zelf, als gyden boom op dien voet vorderde, zou u moeten afwyzen, als een onrechtvaardig eisfeber, en zelf ftraffen voor de belediging, welke gy beide den Goden en hem aandoet, door een bedrieglyke voordragt. ergastus. Maar het is zulk een fchoone boom! silvia, ter zyden. Een heerlyke reden voorwaar! [Zy gaat tusfehen Alexis en Gliceris in flaan, neemt van elk eene har.d, en vcrecnigt die op haaren rag.] Zo zal het morgen weezen. thermosiris. Ergastus, de tolk der Goden fpreekt tegens u, en wil dat gy uwe dwaaling erkennen zult. Beloof my in kunne tegenwoordigheid dat gy Palemon zyn eigendom zult laaten houden. En vraag hem verfchooning voor uwe belediging. palemon. Dit laatfte verg ik niet, ó eerwaardige Grysaart het eerfte is genoeg, en als hy zulks belooft, reik ik hem myne hand van vriendfehsp toe. HIER-  HERDERS ZANGSPEL. 43 THERMOSIRIS. Wat zegt gy Ergastus? Zo gy den magt der Goden en hunne rechtvaardigheid erkent, znlc gy niet twyiTelen. ERGASTUS. Maar Palemon wilde my het eigendom van den boem aiïtaan op voorwaarden. PALEMON. Erkent gy hem ais myn eigendom? ERGASTUS. Dewyl Thermofiris zegt dat de Goden hem my niet fcheuken, gelyk ik geloofde. — Ja, de boom is den uwen. PALEMON. Aanvaard dan myne hand van vriendfehap, ver- geeven wy elkander weerkeerg. . Zyt gy daar toe geneegen? ERGASTUS. Ja, ik aanvaard die, en wil weder met u als een goed Buurman leven. [Alexis en Gliceris zien elkander met eene brandende hoop aan, en Silvia ligcht in fiilte fpotacatig.] PALEMON. Zo bied ik u den boom ten gefchenk aan, mids gy toeftaat dat myn zoon met uwe dochter vereenigd worde. ERGASTUS. Gy zyt edelmoedig. — Kinderen, ik ilaa toe dat gy trouwt, mids de boom de myne zy. ALK*  4* de moerbezienboom. ALEXIS en GLICERIS. Vallen hem te voet. o Ergastus! 0 Vader! ERGASTUS. Rys en omhels rny. [_Zy omhels/en beurtelings Ergastus en Palemon, bedanken door buiging Thermofiris, en daarna verheugen zy zich met Silvia, die inmiddels ter zyde zegt:] „ Ik dacht het wel, wyl zyne vrekheid voldaan „ wordt." THERMOSIRIS. Ik dank de Goden die myne fchreeden herwaard leiden, om zulk een goed werk te verrichten. Dat zy u allen zegenen myne Vrienden, leeft vergenoegd en gelukkig onder elkander. ERGASTUS, PALEMON, ALEXIS, GLICERIS. Allen te gelyk. Priester van Pan ik dank 11! Lang moogt gy getuige zyn 1 Ik zal u alioos dankbaar zyn? Myn hart klopt van erkentenis. SILVIA. Ook ik wensen u allen heil. — Maar Eerwaardige Grysaart, zullen py nu den gewoonen Choorzang niet aanheffen, die altoos by de verlooving gebruiklyk is. THERMOSIRIS. Zulks is billyk ik zal hem aanheffen, volg gy lieden na vereisch. CHOO-  HERDERS ZANGSPEL. 45 C H O O R U S. THERMOSIRIS. O Hymen, uit Urania geboren! Gy die Natuur in weezen houdt, Daar gy Diones eisch bevestigt in uw Chooren. En harten onverbreeklyk trouwt, Gun blyden zegen aan dit Paar Daar 't offers biedt op uw Altaar. ALLEN. Gun blyden zegen aan dit Paar Daar 't offers biedt op uw Altaar. THERMOSIRIS. Uw knoop ftrikt heil ofbittre tegenfpoeden, Gy fchenkt verdriet o[" zaligheid 'tLot wisfel zich,mag op ons toefland worden, 't Knelt naauwlyks als gy gunst bereidt. Hoor des, voor deez vereende twee, O Hymen! onze oprechte befi. ALLEN. Hoor des voor deez vereende twee O Hymen onze oprechte beê. THERMOSIRIS. Als trouwe min, en zuiverheid van zeden , Vereischten zyn tot echtgeluk. Dan moet dit paar tot gunst u overreden, Dan weert gy van hun allen druk. O Hymen dat hun dit weêrwaarl By 't knielen voor uw Heilaltaar. ALLEN. O Hymen dat hun dit weêrwaar By 't knielen voor uw Heilaltaar! T HER*  4