AAN DEN L1BEL-SCHR TFE R, OVER HET CHAILACTER. VAN DOOR DEN BEKENDEN 8 C M JU %* T JE JR V AN D E OOGENZALVE, &c. T £ AMSTERDAM, By de Gebrs: M. en J. B O S C Hj Boekdrukkers in de Graveftraat^ 1 7 9 3»   AAN D Ë LIBELSCHR YVER* OVER HET CHARACTER VAN JOH. PHIL. HILDEBRAND. BERUCHTE LASTERAAR! De oude fpreekwoorden zyn zelden gebruikti of daar is nog nut uit te t,rekken ; ik zal my van eenigen derzelven bedienen. Het is my Wel bekend, dat ik my met modder niet fchoon kanwasfchen; maar daar en tegen, wanneer dezelve op onze kltêren zie, dient men die daar tog af te doen, of het raakt zoo ver, dat het Kleed bederft, en de mentenen zien ons voor morfebellen aan, al waar het, dat een ander die op onze kleêren gooide. Myne meenig was anders niet geweest ora eens eenige aanmerkingen te maaken op uw fchendb!ad£ want ik weet wel, dat die de waarheid zegt, geen herberg krygen kan, ook geeft een vat uit, wac het in heeft. Doch om de weereld te toonen, wat Lasteraaf gyzyt, zal ik uw Naamloofe Brief voor eens en het laatst beantwoorden, in verwagtinge dat zoo gy weeder Schryft, gy uw egten naam my zulc bekend maaken , ik zal van myn kant njet in gebreeken blyvett hetzelve te doen. — *k flad A 8 ?iyn«  (4> myne Oogenzalve voord met myn naam wel onder» tekefid; maar ik dacht: daar zyn wel honderd menfchen .die ik gezegd heb.deeze myneOogenzalve in het licht te geeven, en ik heb nooit geheim geweest, om het te zwygen aan allen, die my daar na gevraagd hebben, dus beb ik niet noodig geoordeeld, om dat te doen, te meer, daar ik myn Boekdrukkers naam daar onder gezet hebbe; desi ingcvalle het noodig ware, deze man niet zoude Balaaten, het zelve te ontdekken. Wat het Charafter van den Heer Hildebrand betreft, daar zal ik my niet breedvoerig over uitlaaten, wyl ik het geluk niet heb gehad, om dtezen waardigen Heer te kennen, voor en alleer hy zig beroemd heeft gemaakt door zyne wyze Schriften , die hy tot nut en opbouw van de Herftelde Lutherfche Gemeente heeft in 't licht gegeeven. —• Dog wat uw Chara&er betreft, dit toont gy in uw' Brief aan een Heer te Rotterdam geadiesfeerd. Ik beken, dat ik my niet zal beroemen van wysheid te beziiten; want ik heb zoo veel verfland niet als gy; altans in het Lasteren en Schelden zyt gy een meefter, ja niet alleen een meefier, maar een beroemde Profesfor; want gy komt met dingen voor den dag , die onze Hooge en Wettige Souverain verbooden heefc aan te roeren, om alle partyzucht uit de weereld te krygen, en gy durft uw lasterlyke en twistzoekende klaauwen weer op het papier zetten, om, zoo men zegt, oude koeijen uit de floot te haaien! — Indien myn meenig was, in zoo een trant te fchryven, zoude ik u toevoegen, uwe oogen te flaan op uw ze)ven, of gy niet een Dank-Adres of Afte van Qualificatie getekend "hebt; want niet alleen zyn 'er in de on«  (5 ) onwettige Nominatie van uw eerfte Kerkenraad rerfcheiden, die zig daar aan fchuldig gemaasc hebben; maar zelfs zyn 'er zulken in uwe tegenwoordige Direclie te vinden. Maar, Mynheer Meefter Lasteraar! Hoe komt het, dat gy de Charafters van uw zeiven, en'uwe Vrienden de Dire&eurs niet aan het licht brengt; want gy toont door uwe gaaven daar een beroemd menfch in te zyn. Ik geloof, gy hebt veel geleezen inde Astronomie, en wel van Ludeman; want het is eeven eens de ftyl van Schryvenof gy tea Horoscoop trekker zyt, dog laat uw lompe gaaven tog meer en meer de weereld bekend worden , en die van uw zeiven en anderen op het to» neel der weereld rond wandelen. Intusfchen houd in het oog, niet al te loanp liegen. Gy houd de Heeren Direóleurs voor heilige menfchen, en wilt ons die affchilderen byna of zy goden zyn. Maar ik vraag u, zou daar ook niet wel een iteek aan Jos weezen, of zyn dat weezentlyk allegaar heilige boontjes? Ik geloof, indien gy de Carafter» van de meerderheid naar waarde ten toon Heide, gy zoude ons een gantfch boek in Folio daar van kunnen befchry ven, dog dat geloof ik, zult gy jniet .doen, want hec komt in uw kraam niet te paswant dan moest gy booven aan ftaan , met goude letteren LASTERLYKE EERDIEF; want dat hebt gy aan my verdiend, om uw fchelden weegens de Oogenzalve; zulks zal ik u in het vervolge aantooren. Ik zal niet zeggen, dat gy Mynheer Schryver, de Prefident zyt vaa deeze hoog waardige Direftie ,• maar gy zyt of de prefident zelf, o£ naauw met hem verbonden; het komt daar ri;t op aan, wees maar vry, die gy zyt,- gy weet tog te melden, wat'er nog gebeuren zou in de A3 Ver-  C6) Vergadering, en du» weet gy meer als een Jander 4 want gy fchryft op Bladzyde 11, Reg.*'i8 tot %%. iets, dat op den dag, dat uw Libel uitkwam, in de Vergadering door de meerderheid, als eea vernis over haar kwaad getrokken, beflooten is. Jk vraag u nog eens: was het wel kwaad de weereld bekend te maaken, dat het onderzogd en waar bevonden is » dat uw Prefident naamlyk Jan Jacob Lammers geteekend heeft op het Adres in de Brakke Grond, in het Jaar Ï787, voor de Predikanten van het Nieuwe Licht, om zyn fortuin te maaken. My wierd daar nog by gevoegd, dat hy dit heeft gedaan om acces by de Dogter van een zeker Geeftelyke te krygen; maar hier had hy een blaauwe fcheen geloo» pen! Wat hier van zy, zult gy beeter weeten als ik; ten minften daar zyn getuigen genoeg dat hy getekend heeft: En niet alleen Geteekent; maar hy heeft daar nog andere toe willen verleiden , eq zoo hy daar van overtuigt wil weezen, laat hy het maar vorderen» zoo zal men hem zyne begeerte voldoen. NB. Zyn dar geen oprechte oude Luteraanen ! Maar toen deeze gelukzoeker, deeze Kuipers Knegts Jongen, zyn fortuin by het Nieuwe Licht niet meer wist te maaken, en hoorde, dat 'er dui« zende Lutherfchen over het gedrag van hunnen Kerkenraad te onvreeden waren, en om eene Afzondering begonnen te denken, zoo wierp hy met zyn Patroon zich fpoedig op, aan het hoofd van dezelven 5 en vermits hy zeer veel aanzich heefc, van het Characler, ujefpraak, en manier van die Inwooneren onzer Stad, wier Voorvaders ?an deezen kant van den Jordan, of in Palestina WPQnden, $ooj was het rjjes se verwonderen, dat hy  (7) hy door zyn aangenoomen masker by het gros deï '^^^tatCh.rtó v» u Pref, denc. Myn bellek zou te grood worden, wanneer ik daar verder wilde over uitwaden eik zoude u te fierk in het fatzoen treeden! Ookve waete ik, dat gy een Pennewisfehng met my zult houden /met naL en toenaam, dan zal ik de Cnarafters van deezen en van uw andere Vrienden uw helpen erinneren. NB. Is de Heer HeonOTjo onwettig getrouwd, of noemt hy mine Mgt Chnmenne uit ioks: mine Prauw? , „„„ Schoon ik, zoo ik reeds gezegt heb,over- de ken van den Heer Hiidebrand , ib uw Rot Sdamfche Brief.wisfclingmy nietzal inlaater,wyl ikdie man in het jaar 1787 met gekend heb, en ook geen vryheid heb ,om daarover, volgens het PlaKat van Hun Ed Groot Mogenden, te /preken, "hoon ik nooit eenig deel aan die troebelen gehad heb.Maar ik moet u al terftond over uw ^chrift,uw domme Leugens onder het oog brengen. Gy adresTeTrt een Brief aan een Heer te Rotterdam, f meïd6 hem het geen Rotterdam is voorgevallen en gv woont m Amfterdam, dit is net L goed, of !L kleine jonge aan zyn Groodvader verhaalen wil, wat zyn Over Groodvader gedaan heeft - ïs deezeGelukzoeker, zoo uw Laste Sen fchrvlt, zoo eene Infaame ! Dan hoeft gy dat n et te Schrlven naar Rotterdam, hy zal dan zee. ker te Rotterdam met fwarte kooien wel getekend ftaan? Dus maakt gy hier in eene malle en belach- lynnTa0d°zni7g'Reg. 3 Zegtuwvalfche en infaame Peta-.,d7;tHigld3ebrand,die uw Wraakzacht Stóókebrand noemt, eene dusdanige Rol li lZlttierfleUc Lutherfchc GsmesnU wil pee-  i, Ten." Vervolgens, „dat hy Secretaris geweest is*' Gy fchynt het uit de Vergadering dus te weeten. Waarzeg eens, hoe komt die man in de Dire&ie? Heeft hyhen lieden te vooren niet gezegd, wie hy was? Hebbenzy lieden hem niet, ondanks dat, aanhoudend nageloopen, om toch meede ia de Vergadering te komen? Heeft hy eindlyk zich niet daar toe laaten ^ overhaalen, om u te helpen? en hetfc hy daar voor een duit begeert? Waarin heeft hy dan zyn geluk gezogd? Of heeft hy ooit gelegenheid gegeeren, te denken, dat hy een Commisfionair van het Kerkgebouw heeft willen zyn? Ween! Uit zyn geheel gedrag is ons geb eeken, dat hy alleen voor het welzyn der Kerke zorgde, en dat de Meerderheid 'hem daarom juist van zyn ftem ontzet heeft. En wie gaf haar daar recht toe? Was hy niet zo wel Direc* teur, door de Gemeente aangefteld, als zy? Er hebben zy hem niet in alle beezigheden hoogst noodig gehad ? Kan en mag de Meerderheid een .Mede - Lid zyn ftem ontneemen, die door de Cemeente aangefteld is, zonder dat de Mans Ledemaaten daarin behoorlyk gekend worden? Is dat een bewys dat gy geefc dat zv magt daar toe hebben , om dat men oogluikende veele dingen door de vingeren gezien heeft; neen, neen, dat .gefcbreeven is dat blyft gefchreeven , zy zyn voor dat allemaal nog Reekening fchuldig, wy houden ons aan het plan van Afzondering, en daar zullen zy aan voldoen, daar hebben alle de toege. treedene Leeden hunne zaaken na gerigt, wy ftooren ons aan geen praaten, of zy de Menfchen wys willen maaken, dat men haar wat belooft heeft; laaten zy haar fchriftelyk bewys toonen, anders zyn zy, zoo wel als gy, Leugenaars En floe komt het, dar zy dan met haare Meede -Dit ree*  co rc&eurs die de oprechte zaak zyn toegedaan, altoos in verfchil hebben geleeft ? die braave Beeren die altoos hebben gearbeid, om het voordeel van de Kerk te zoeken, die in al hun doen betwist zyn, deeze Heeren zullen met da Meerderheid geen deel neemen, daarom heeft zy zich zelve de één den ander verkooren, ora aan te blyven, naamlyk de zes die altoos de Meerderheid uitmaakten, om dat zy een lyn trekken, en het Beftier naar hun genoegen kunnea fchikken, en zoo komt het misbruik tot den hoogften top, en eerst begint men het in het Huishoudelyke, dan in het Kerkelyke, en dan kan men met den Godsdienst met ter tyd leeven, zoo men wil, als dan de Leeken nergens eenig recht meer op hebben dan kunnen zy zoowel een Jood als een Christen laaten prediken. — By onze voorige Gemeente wierden de klagten nog aangenoomen, maar hier word zulks agter de bank gegooid. Is dat herfteld? my dunkt, dat mag wel een dood kraake Gemeente heeten, ten minften kwynende, of in ichyn herfteld. Gy fchreeuwt dat deeze verzogt zyn om aan te blyven. Maar ik verzoek u, zoo gy weederom Ichryft, noemt die eens met Naamen; en zoo gy dat niet doen kunt, houde ik u voor nog grooter Leugenaar, alt gy tot dusverre in uw Pasquil uitgeblonken zyt. Ik wil wel weeten, dat gy een meefter zyt om de Schrift te verdraaijen, gelykgy hetgeheele Plan van Afzondering, op Bladz. 8 tot ir. van uw Infaam Libel zoo fchandelyk doet. Maar ik weet ook, dat daar agt Opzienders by looting, uit de Gemeente moete verkooren worden, en die moeten het werk van de Direéieurs naaien; maar niet zy zei ven, en zy moeten afgaan. A § Meent  ( io) Meent gy, fcboon dat de Gemeente M tic, dat men daarVrr» niet, ziet dat het met goed gaat? ja S wel! - Maar uw valfche Lengenaguge vlytaal zoekt het nog in balans te houden, doch als de ma?n vol is, fchynt hy overal iDoch de Gemeen ÏSfhec eer' heï te laat is. En dan .«Hen g u keren kennen en overtuigd worden, dat mee Hildebrand, maar gy en uwe medemakkers gdZoek1menmogelyk daarom de wet te verkrachten, om dat de rekening en verantwoording bezwaarlyk valt ? Maar wiens fchuld is dit, by voorbeeld: twee braave Direfteurs, de Heeren Ros en van Kuch, wierden aangefteld, om het beftuur over het geld uit de Bos, die op de Kerkgrond geplaatst las, te hebben, deeze twee hebfen dit te famen getrouw zes Maanden waargenomen; deeze aan de Vergadering daarvan behoorlyk verantwoording gedaan hebbende, leiden hunne post voor zes Maanden neer , en twee andere Ui«aeurs, de Heeren Waldorp en Uhlenbroek, kwamen in hunne plaats voor andere zes Maanden. De laaifte heeft 'er ondertussen ,n het geheel niet na om gekeeken, en de Heer Waldorp beeft dit alleen waargenoomen, en wel elf Maanden lang, in de beste endrokfte tyd van feyken, dat de Bos meer maaien dan te vooren moest geleegd worden. De Heer Waldorp heefc cindlyk zyn rekening opgegeeven, en de Heer Uhlenbroek, die nooit het geld mede geteld heeft, heeft die rekening meede getekend/ Hoe is het nu mogelyk, dat de laatfte voor de eerfte kan verantwoorden? En hoe zal de eerfte voor zich zalven verantwoorden kunnen, voornaamlytt wanneer 'er fpeculatie op vale, dat de Somma van  ( u ) de laatfte elf maanden naar rato van die der eerï ïte zes Maanden, zo, verbaazend klein is ? Wie zal wie kan deeze handel wyze regtvaardigen? Hoe zullen de Opzieners deeze en meer andere rekeningen nazien en accoord noemen kunnen ? Alles diende evenwel klaar en duidlyk te blyken, want het is Kerkgeld. En dit alles zoekt men door verbreeking der wetten , te ontduiken. Maar gy meent mogelyk, dat wy niet weeten, dat ©nze braave D°. HAMEL AU voor onze wetten opkomt; ja heel wel, deeze Achtingwaard dige Man»_ zal zig de oogen niet laaten verblinden , en al is het, dat hy dearom veel lyden moet, zoo zal dog de Gemeente hem nooit verlaaten; maar altoos voor hem zorgen, zoo als hy voor de Gemeente zorgt. Hy hoeft geen eed en pligt te verzaaken, om Menfchen te behaagen, of collecten voor hem te laaten doen, ook kunnen hem de vette tafels niet behaagen. Hy zoekt de notabelen niet op de tapyten, maar in nederige hutten, al word hem dit al hoonende nagegeeven. HAMELAÜ zal toch wel HAMELAU blyven, ten fpyt van alle zyne heimelyke en openbaare Vyanden, die altoos voorwerpen van zyn mede» lyden en voorbede blyven. Maar om tot myne zaak te komen : „Gy „ noemt my een veragte en niets waardige Pas» „ kwil Schryver, die om zyn honger te ftillen ee. „ ne meenigte te zaamen geraapte Leugens en „ vervloekte Lasteringen de waereld zoekt wys SJ te maaken." Waar weet gy, Eerdief, uit te bewyzen dat ik ooit honger heb geleeden? Ilc zoude de Voorzienigheid ten hoogften onteeren, als ik niet met ruimte zeide, dat ik altoos nog ?oo veel aardfche goederen heb gehad, dat ik niet al?  ( 12 } alleen voor myn huisgezin het beffcaan heb gehad; maar altoos den armen nog heb kunnen mededeeJen. Toont my aan, Lasteraar, dat ik nog ooit op zoo eene wyze een duit met het Schryven heb verdiend. Weerlegt myne Oogenzalve van Artikel tot Artikel, zoo als ik het Befttk heb gedaan maar niet met fchelden, dan zal ik u nog veel meer gebreken aantoonen, maar dat kunt en durtc ey niet doen, als met fchelden, en dat doet altoos één, die zynezaak niet durft of kan verdedigen. Heb ik in mvne Oogenzalve Lastertaal geftrooken; welaan toont het aan met Mannetaal, ik zit in geen Schuilhoek. Ik heb het Bejtek van hec begin tot het einde door gegaan. En waarom heeft men, doen de braave Meede-Directeurs «oorftelden, om het Werk van partikulieren Baazen te laaten opneemen, en ook eemge braave JLeeden uit de Gemeente daar toe een verzoek gedaan hebben , ik zegge : waarom heeft men doen zyne eer niet gekweeten ? Nu wilt gy de zaak verdedigen, nu de Baazen haar geld hebben! En wie heeft u met zeekerheid in myne Oogenzalve gezejn, dat de Directeuren daar eenig gefchenk voor getrokken hebben? En was het nog wel een bewys van verdediging, dat S m i t en H e l m b r s daar over een Brieffie van haar hand van gegeeven hebben? Neen! Zoo lang de Kok en Bottelier de zaak eess zyn, word niemand gewaar, waar de Botter bij Ft- ^ , . Maar zouden die twee Baazen wel een Declaratoir willen geeven, waarby zy aan de Gemeente deSÓmma van HONDERT, VIER DUIZEND Guldens wilden fcbenken, als er iemand kan optreeden, en met gronde bewyzen , dat de Kerk niet gted gebguwd w? Zulk een Declaratoir zie  f ï3> Ik te gemoed, en als 'er dat is, dan durf ik de Gemeente wel by voerraad met een aangewenrfen Fonds van Honderd, Vier Duizend Guldsns geluk wenjchtn. Indien gy een eerlyke Schryver waart, dan zoudt gy my met grond tegenfpreeken , gy zond myne aangetoonde gebreken in het Kerkgebouw wederleggen; en dan kon ik my met u daar over inlaaten; maar nu zal ik afwachten, datgy, of nwe Patroonen, Vrienden, of Af hangelingea my met hunne Naamen durven aantasten, en dan zal ik nog veel zeggen, dat nu nog verzweegen is. Eene zaak moet ik tog nog zeggen: Ik ben eens op de bovenfte Gaandery van de Kerk, of zoogenaamd Capelletje geweest, en daar heb ik gezien, dat de drie Koppel Balken, daar de Kroonen aan hangen, beginnen uit te zetten, de middelde is wel al een duim afgeweeken aan de eene zyde, en hangt ook in het midden door. Wan neer de Spanten nu van onderen mogten fpatten, dat zo vreemd niet zou zyn , door de zwaarte van de Kroonen, kon het wel heel ligt gebeuren, dat Kroonen en Balken van boven neer kwamen. God, hoop ik zal de Gemeente voor ongelukken behoeden! Ik verzoek, dat Mannen, die de konst verftaan, eens op de Bovenfte Gaandery gaan, daar kunnen zy zei ver zien, of ik leugen of waarheid fpreeke. En hoe hoogstnoodig is het, dat de Kerk NOG gevifiteerd worde 1 Zie daar Naamlooze Paskwillant, Prefident; of geen Prefident, een paar woorden tegen u gefprooken, dit is zo maar ter loops. Hebt gy nu iets met grond tegen my in te brengen, zo  C 14) 20 kom të roorfchyn met nwerï naarn, en ik zal alle uwe aanvallen verwachten, zelfs zal het my aangenaam zyn, dat de beflisfing aan kundige en geheele onzydige Baazen worde overgelaaten. En dan ben ik verzeekerd , daar alle de gebreeken door de minderheid in tyds zyn aangetoond, de meerderheid daarvoor aanfpraaklyk blyfc, en dat van dezelve te recht kan gezegd worden: Doit rekenfchep van uwe huis* houding', want gy kunt voortaan gcene huishou» ivs meer zyn.