NAREDEN. hem, als Invoerder van Nieuwe zeden, verkettert hebben, en hy had misfchien geen Forsten gevonden ïnagtig genoeg om hem voor het geweid zyner vyanden te befchermen. Ik ben menigmaal in myn zwerven door ons gezegende Nederland, myne fprongreisjes in andere Landen , en door myn leesgierige onderzoeken, in dit bover.ftaande verfterkt geworden ; doch ieder vyeet hoe groot de zucht der Nederlanders voor het Schouivtooneel is» en hoe veele lieden zich dagelyks bcvlytigen, om in deeze kunst zich tot op een'trap van volmaaktheid te verheffen. Veele onzer Vacrzcmaakers, die met den naam van Poëet tegens recht en reden pronken , draagen dagelyks fteenen aan dit Kunstgebouw, zulks heeft over de 130 Jaaren geduurd, en het is nog niet veel verder als toén hét eerst begon ; de taal is met oppronking verandert, en dat is 'tal; maar het Toonecljpel is weinig verbeterd, doch zulks moet nootzaakelyk volgen alwaar een fierlyke welfpreekenheid, met het onverftaanbaare doorwrocht, van hooger waarde dan het kort en zaakelyk fchrvven gehouden word ; getuigen zyn de wyduitge'dyde Tooneelflulken ; Boomen waar in meer 'bloeizem dan vruchten , en Mynen waar in meer fchuim dan gout te vinden is. Om gemelde redenen dit Stuk, tot de uitgaave onder my gehouden hebbende, ben ik eindeiyk te rade geworden , om den aan Rotterdam grenzende Scl.mnvburgh waar van ik tans een werkend lid ben , daar mede, zo veel my mooglyk was , te bevoordeeld , als zynde een Stuk dat op alle looneelen de Leftierderen der zeiven veel winsten hebben toegebragt; dit oogwit bereikende zal ik my van deezen mynen arbeid ruim betaald achten. M. CORVER ver!  VERTOONERS. MevroüwPïrnihk, Moeder van Orgon. Org on, Zoon van Mevrouw Vern'üle. Elmire, tweede Vrouw van Orgon. Marianne, Dogter van Orgon. D a m i s , Zoon van Orgon. Cleantes, Schoonbroeder van Orgon. Tartuffe, Huichelaar. Valeriüs, Minnaar van Marianne. Dorine, Kamenier van Marianne. L o j a l , Deurwaarder. Een Officier. Marton, Meid van Mevrouw Pernilie. Het Spel fpeeld in het Huis van Orgon. TAR  T A R T U F F E, OF DE HUICHELAAR. B L T S P E L. En all''t geen ik hier zie,ftrekt my tot groot mishagen, k Spreek alsGrootmoeder, maar ik word als kind geacht. Untiticht p-a 'k uit nw linie- nrnn Ik hoor myn lesfen hier geftadig wederleggen- En t is't verwarde Hof, om't in één woord te zeggen. _ üorine. Indien . . . EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Mevrouw Per kille, Marton, Elmire, Marianne, Dorine, Damis, s Cleantes. 'tr- Mevr. PERNILLEi JVom voort, Marton ! 't is tyd ons uit dithuistefpoên* El mi re. Maar Moeder, gun voor 't minft u uitgelei te doen. Mevr. Pernille. Elmire, blyf; uw moeite is waarlyk hier verloren: Die waereldfche omflag kan me in geenen deel bekoren* Elmire. De kinderlyke pligt vereifcht zulks met der daad. Maar wat 's de reden toch, dat ge ons zo ras verlaat? Mevr. Pernillb. v Ik kan die levenswyz' hier langer niet verdragen.* En all "t geen ik hier zie,ftrekt my tot groot mishagen, k Spreek alsGrootmoeder, maar ik word als kind geacht. Untrticht ga 'k uit uw huis: myn leering word veracht 5 Ik hoor myn lesfen hier geftadig wederleggenEn t is't verwarde Hof, om't in één woord te zeggen. _ Dorine. Indien . . ,  4 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Mevr. Pernille. Hoor hier myn kind, denk dat gy dienftbaarzyt. Wacht zo lang tot ge om raad gevraagd word, dan is' t tyd.: Gy zyt zeer önbefchaamd, en al te Hout van kaaken. Damis. Maar . . . Mevr. Pernilt.e. Damis! gy zyt gek, om ' t kort en goed te maaken, ïk ben het die 't u zeg in duidelyke taal. En 'k heb uw' Vader reeds zints lang, wel honderdmaal Voorfpeld, dat hy aan u flegts hartszeer zoubeleeven. Marianne. 'k Vertrouw ... Mevr. Pernille. (ven? Gy ook myn kind ? komt gy me ook wederftre, Gy die zo zacht zyt, wie geen raenfch ooit driftig vond? Maar ftille watertics zyn dikwils diep Van grond. En uw gedrag kan my, noch braave hên bekoren. Elmire. Maar Moeder! . . . Mevr. Pernille. Dochter! 'k wil, en moet u zulks doen horen. Üw huisbeftier is kwaad, en 't voorbeeld dat gy geeft, Is zeer verderfelyk voor elk, die daarna leeft. Hunn'Moeder zaliger was eerlt ecu vrouw met eereni Gy zyt een kwiftgoed; en uw weidfche en dartle kleêren: Zyn my tot ergernis. Een vrouw, die haren man Alleen behagen wil, heeft daar eenaffchrik van. Clea nte s. Mevrouw! maar evenwel . . . Mevr, Pernille. Mynheer! met uw behagen: Gv zyt haar Broeder, en elk moet u agting dragen. Maarzo 'kinplaats was van myn Zoon, 'k verzogt li zeer Tc blyven uit dit huis; want al uw zedeleer Is zeer bederflyk: zie, 'k zeg rond uit myn gepeinzen; 'k Ben  BLYSPEL. f „ Cleantes. Moe! wilt gy dan Mevrouw, die lasterlippen tomen? Dat is onmogelyk. Hoe was 'er door te komen, Indien, daar niemand voor de lader veilig ftaat, Men van zyn vrienden zich ontdeed om zotte praat? initel, men kon dat van zich zelv' al eens verkrvgen, Meent gy dat zy daarom te meerder zullen zwygèn? o l egen t lalteren der tongen is geen raad ! Beft doet hy, die niet acht de praatjes van de ftraat. / £aat ons maar vroom, en vry van mjsdaêh zien te leven, lm dan de laftertong den teugel ruimfchoots geven. Dorine. Maar zou die fchendtaal, die hier wekt zo veel gedruis, Wiet komen van hier naaft, uit onzer buuren huis? Want zy, die t allermeeft befmet zyn met gebreken, Zyn dikwils deeerfte, om kwaad van anderen te fprcken, ±m altoos vaardig, om by d' allerminften fchyn, Hun gif te ftrooijen, e-n ftraks in de weer te zyn, Urn t aller uur, als zy gelegenheid Hechts vinden, Met vreugd te onteeren zelfs hunne allerbefte vrinden;, t Kwaad met een valfche kleur te brengen aan den dag, Ate of zulks wettigde hun eigen fnood gedrag; Wylzeop tgeluk, 't welk zy van dit bedrog verwachten, «un eigen vuil gedrag daar door te zuivren trachten, ut zich te ontlasten van hun fchande, alom bekend, Uie dus behendig op hun naaften word gewend, j Mevr. Pernille. All ydleredenen, dieniets ter zaake ontvouwen; Want wie is hier, dieniet met (lichting kan befcheuwen, Mevrouw Argantes deugd? 'kben echter wel bericht, Uat zy in al uw doen niet weinig is ontftichf. I . , , Dorine. (fchreven! ien heerlyk voorbeeld, \ welk ge in ha ar ons hebt bei |yjeid gewis een ftreng en afgezonderd lever: tZy yerr dat iemand haar in oneer nu genaakt, ■aai; tis degryze tyd, die haar dus heilig maakt. A 3 " Zo  6 TARTUFFE or de HUICHELAAR, Zo lang haar jeugd nog kon der mannen oog bekoren, Had zy geen afkeer om naar hunne taal te huren. Maar zy, nu ziende dat haar fchooriheid gantfeh vergaat, Verbat de waereld , om dat die haar 't eerft verlaat,, En wilde zwakke kracht van haar verlieten trekken, Nu met het kleed van een gellrenge wysheid dekken. Dit is dierfchöonen lot: en als men 't wel bezint, 't Valt hard, als minnaars dus yerdwyneti met den wind. > In deez' verlaten ftaat, die ongerufte zinnen (winnen., Verwekt, moet fchyndeugd nu elks achting haar doen i Dit is nu van dat zoort, dat ieders daden zift, Geenzins uit liefde of uit meêdogenheid, maar drift, Alleen om dat het moet al zyn begeertens derven, Door tyd en ouderdom; ja 't zou veel liever fterven, Eer 't ooit het minft vermaak aan andren gunnen zou,, Door tyd en jaaren hen benomen tot hun rouw. Mevr. Pernille. Zie daar de redenen, die hier aan elk behagen! Myn Kind! men moet byu maar zwygen en verdragen, Want deze fnapfter heeft wel ftof voor al den dag. Maar 'k denk, dat ik ook op myn beurt wel fpreken mag. 'k Zeg dat myn Zoon nooit is tot beter daad gekomen, Als toen hy dezen man heeft in zyn huis genomen, Die tot uw aller heil by u is neergedaald , En 't regte fpoor u wyft, waar van gy zyt gedwaald. Dien gy moet hooren, zo ge uw welzyii houd voor oogen, Die't kwaadbeftraft ,om dat hy't kwaad niet kan gedogen. Het is een heiige vrees, die zyne ziel ontroert. Wat levenswyz'is 'took, als hier fteedsword gevoerd? Bezoeken! danffen! en een waereldicheverkeering!(ring? ft Zyn hel fche vonden; want wat hoort men daar voor leeMen hoort daar nimmer vroomcofftichtelyke rcên, Maar ydele achterklap en wildzang ondereen. Ik acht geen zotten: liên, van een gezond gevoelen, Getuigen dat hun hoofd hen omdraait van zulk woelen, Daar ieders reden in eens anders zich verwart. Noch  BLYSPEL. f Noch giftren fprak hier van met innerlyke fmart Een dierbaar man, en riep: 't is recht een Babels toren; Want ieder rekt byde el 'tgefnapdat hy doet hooren, En och! of 't op uw hart nog eengen ingang vond, Zohoor'tverhaal,het kwam uit zulk een'dierbren mond!., Cleantes aanziende. Ik zie wel als ik fpreek, zie ik my hier befpotten. 'k Bid, zoek daar toe niet my, maar uws gelyk van zotten. Nu, goeden dag Elmire! ik ga, en zeg niets meer. Maar wacht een'andren toon, wanneer ik wederkeer. Kom voort Marton! zeg droomt ge, ofzoektgyhier teblyHaar een klap geevende. (ven? Daar feeks! ik zal u ftraksnog beterde oorenvryven, Gygaapller! rep u, voort! TWEEDE TOONEEL. Cleantes, Dorine. Clean tes. Ik zal hier blyven ftaan, Uit vrees dat ik op nieuw een' ftorm mogt ondergaan. Die minzaame oude Vrouw!' Dorine. 'tls waarlyk te beklagen, Dat zy 't niet hooren kan; zyzou van haar doen wagen, U toonen, hoe op haar de naam van minzaam paft, En of haar ouderdom met oudheid is belaft. Cleantes. Hoe ftuift ze als buskruid op! zy is niet in te tomen, Maar met Tartuffe tot betovrens ingenomen. Dorine. óDit 's nog niet met al, ten aanzien van haar' Zoon. Het geen hy zegt en doet, gaat nog wel ruim zo fchoon. Hy heeft in'sKonings dienft eertyds zich trouwgekweten, A 4 En  8 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, En al de waereld zyn opregt beftaan doen weeten; Maarzints Tartuffe hier kwam woonen, is zyn hoofd, Door de érgfte dweepery van geeft en brein beroofd. Hy mint hem in zyn ziel, hy noemt hem niet als Broeder; , Hy acht hem boven Vrouw, en Kinderen en Moeder ; Hy .heeft hem toevertrouwd den fleutel van zyn hart; Hy is zyn Knypraad,in wat zaaken , hoe verward; Hy mint hem als zich zelv', 't moet alles naar hem hooren:: Geen minnares kan ooit haar' minnaar meer bekoren. Hem ftaat de befte plaats aan tafel (leeds gereed, En 't doet hem goed in 't hart, als hy voor zes man eet. Hy legt hem 't belle voor: dat is het deel dervromen;; En zegt nog, als hy rifpt: wel moet het u bekomen !(lland, Hy fpreekt, hy droomt van hem, hy roemt zyn groot verEn weet van heiligheid zyn weerga niet in 't land; De guit verricht geen ding, of 't is by hem mirakel; Hy gaapt als de andrc fpreekt, elk woord is een orakel. Tartuffe, ziende waar 't hem leutert in de kruin, Lacht vaft in zyne vuist, en leid hem om den tuin. Hy weet hem meefterlyk 't geld uit den zakte preêken; Geeft elk bevelen, en zegt ieder zyn gebreken, 't Gaat zelfs zo verre dat zyne onbefchaamde knecht, Óns ook de wetten (lelt ,en elk de waarheid zegt.(bukken, Die wil, op 'smeefters fpoor , ook't all' voor hem doen En vind hy lint of ftrik, hy fcheurt die ftraks in (tukken! Notf giftren vond de zot myn kerkboek in een hoek, Enl-ukte 't goud beflag, en al 'tfieraad van 't boek. Dit was een gruwelftuk, waarom hy razend tierde, Vermids ik 't heilige met 's duivels tooi verfierde. DER  8 L Y S P E L. i3 Hy wilde my de helft daar van te rugge fchenken. Te veel is't, fprakhy, Heer! het is de° helft te veel; 'k Verdien niet dat uw hart dus in myn rampfpoeddecl'. En als ik 't weigerde, fchoon my die taal moeft ftreelen, Zag ik 't hem dadelyk aan de armen mededeelen. Spreek, fpreek nuBroêr! kon ik wel beter doen, als my Te^hechten aan een menfch, zo deugdelyk als hy? Ih 't eind, 'k heb 't zogeichikt, dat ik, in't wederkomen, Hem hier heb in de ftad, ja zeifin huis genomen. En zedert dat dit menfch in myn belangen is, Al wat ik fla ter hand gaat altoos grif en wis. (ftraffen, Hy durft het kwaaddoen , in wie't ook moog' zyn, beEn wist reeds 't misbruik in veel zaaken aftefchaffen, Hy neemt op alles acht, en is voor myne vrouw, Haar kuisheid, en myn eer, tot in de dood getrouw.(gen; Hywaarfchouwtmy voor elk, die ooit hier word ontfanHy let naauwkeuriger dan ik, op al haar gangen. 'tMoet u verwonderen hoe verr' zyn yver gaat. De minste beuzling is by hem een zondig kwaad. Nog gistren kwam hy met eèn weenend oog beneden, Zich zelv' beklagende, dat hy in zyn gebeden, Te driftiglyk een vloo om 't leven had gebragt. Cleantes. Hoor Broeder! gy verdient dat ieder u belacht. Is u't verftand ontroofd, of wilt gy met my 1'potten? Vertel die grollen geen verftandigen, maar zotten. Orgon. 6 Broeder! deze taal riekt naar vrygeeftery. Gy zyt ook in uw hart daar niet geheel van vry. Ik heb het u in ernft gewaarfchoüwd menigmalen. Gy zult, gy zult nog iets op uwen halze haaien. Cleantes. Zie daar van uws gelyk de dagelykfche reên! Om dat wy weigren uw verblindheid na te treên. Hy, die maar eenmaal durft die fnoode fratzen wraaken, Heeft achting noch ontzag voor godgevvyde zaaken. Maar  *4 TARTUFFË, of de HUICHELAAR, Maar zeg wat gy begeert; fchoon myne taal u fmart,, Ik weet hoe dat ik leef: de hemel kent myn hart. Al 't uiterlyk gebaar kan my niet ligt beweegen. 'tls met de godvrucht als met dapperheid gelegen; Men vind van beide, die 't niet anders dan in fchyn, Die vroom of moedig flechts voor 't uiterlyke zyn. Dewaare vroofnen,waar van de andren veel verfchilleni Bctooncn afkeer van deze uiterlyke grillen. Cf maakt gy in 't geheel geen onderfcheid? fielt gy De oprechte godvrugt dan gelyk met huichlary? Gy wilt op ééne wyz' van't een en 't ander fpreeken,, En acht de zaak niet meer dan't bloote zichtbaar teken Gemaakte kunftnary, by my op 't hoogft verdacht, Word ftraks door n maar voor oprechtheid zelf geacht Ik zie u meer tot waan , dan waarheid overhellen, En boven 't wezen zelf, wilt gy de fchaduw (lellen. Gy acht de valfche munt als goed en gangbaar geld. De menfehen zyn veelal verwonderlyk gelteld. Onmatigheid is hun gebrek, en 't pad der reden Schynt altoos veel te naauw voor hun verwaande treden Zyttreven haar voorby in elk geval en daad, En maaken dus veeltyds de befte zaaken kwaad, 'k Had in 't voorbygaan flechts u dit maar voor te houwen Orgon. ó Ja,men mag op uw geleerdheid zich betrouwen. In u is al 't vernuft en wetenfehap byëen; Uw geell is hoogvcrlicht, en gy zytwys alleen, 'tOrakel van uw' tyd, de Cato onzer dagen. Elk menfch verdient by u den naam van zot te dragen Cleantes Ik ben geen Cato onzer dagen; neen , ó neen! Myn geell is niet verlicht, ik ben niet wys alleen. Maar,in één woord, ik tracht, verr'vanmy te misleiden In alles 't waare van het valfche te enderfcheiden. En wyl bymy geen held meer lofwintdoor zyn' moed Dan een, die in zyn hart oprechte godvrucht voed, E)  E L Y S P E L: tf En ik op aard niets acht zo edel, zo verheven, Dan 't heilig vuur, waar van zyn ziel zich voelt gedreven, Dus zie'k op aardookniets dat meer verachtlyk zy, Dan glimp van heiligheid, en fnoode huichlary, Dan die vermomde, die ten voorbeeld willen ftrekken; Wier fchynbaareyverzucht, en valfche wezenstrekken, Vol van bedrieglykheid, tot ieders ergernis, Affchuwlyk maaken al wat goed en heilig is; Die lieden, die alleen om winst van gouden fchyveri, Een rechte koopmanfchap met hunne, godvrugt dry ven. Die met een kwynend oog, en opgefmukte reên, Slechts doelen op belang, en nieuwe waardigheên; Die menfchen, zeg ik, die in vollen vver blaaken, Maar om langs 'themelp?.d aan goed'fortuin te raaken. En, met den glans verfierd van hun gewaande deugd, De droefheid pryzen in het midden van de vreugd; Die hunne misdaan met het kleed van yver dekken, Die trouwloos, driftig zyn, en ieder twift verwekken, En die, tot nadeel van een ander ftraks bereid, Hun wraak vermommen in 't gewaad van heiligheid: Te meer gevaarlyknog in hunne oplopenheden, Om dat hun wapenen door ons zyn aangebeden, En dat hun drift, doorgaans verzeld van zegepraal, Ons met den flag bedreigt van een geheiligd ftaal. Hoe veelen zyn'er, die hier in ten Voorbeeld ftrekken! Maar die regt deugdzaam zyn, zyn ligtefyk te ontdekken. Dnze eeuw vertoont'er ons verfcheiden voor 't geücht, Wier voorbeeld 's menfchen hart kan leiden totzyn'pligt: [n dezen vind men niet dien trots zo onverdraagiyk ; Neen, hunne godvrucht is menfchlicvenden beiiaaglyk. Zy maaien onze daên niet flecht en haatlyk af, Maar achten 't hoogmoed dat men alles l'leeds beftrafP. Schoon de anderen beftaan met woorden elk te gifpen, 'tls door hun daaden dat zy dwalingen berifpen.(krachtj De fehynbaarbeid van 't kwaad heeft by hen weinig Terwyl hun hart veeleer een ander deugdzaam acht. Geen  i6 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Geen zamenrottingen, geen listen naar te ftreeven* Is ooit hun doel: hun zorg is voor de deugd te leeven Zy vesten nimmer op den dwalenden hun haat; Het is de dwaling zelf, die hunne ziel weêrftaat. Zy trachten nimmer, door te fterk een drift aan't blaaken Meer dan de hemel zelfi, voor's hemels recht te waakeri Zie daar myn lier.! zie daar zo als ik hen begeer, Zie daar, in 't kort, de proef van waare zedeleer. Uw vriend , om ongeveinsd en uit de borft te fpreeken Kan onder dezen niet geteld zyn, naar ik reken. Gy zult in 't eind nog zien hoe 't met TartufFe ga. Orgo n. Wel Broeder! hebt ge in't eind gedaan met fpreeken? Cleantes. Ja. Orgon, Dan groet ik u. (Hy-wilvertrekken.) Cleantes Wil my één oogenblik nog hooren. Ik flap hier af. Gy hebt Valerius verkoren (pand Tot Schoonzoon, en hebt reeds uw woord daartoe ver Orgon. Zo is 't. Cleantes. Den dag bepaald van dezen huwlyksband. Orgon. 't Is «vaar. Cleantes. Waarom wilt gy daar langer nogmeè wagténj Orgo n. Dat weet ik niet. Cleantes. Zyt ge ook veranderd van gedachten' Orgon. Dat kon wel zyn. Clh  B L Y S P E L. ^ Cleantes. Zyt gy dan beter als uw woord ? Orgon. Dat zeg ik n'et. Cleantes. My dunkt, geen hinderpaal behoort z-o groot te zyn,. om uw belofte u te doen breeken. ■kt j , ■ Orgon. Na dat het is. Cleantes. \t 7 • Wat lift, om maar één woord te fpreeken! Valenus zend my by u in dit geval. . Tr Orgon. t Kan wezen. Cleantes. Zeg my toch, wat ik hem zeggen zal. Orgon. Wat u behaagt. Cleantes. ■ . Maar, geef ten minfte h em 't genoegen, •Dat hy uw oogmerk weet'. & s ' Orgon. is4w»«. « j i , Dat ik me alleen zal voegen Naar t geen de hemel wil. ö Cleantes. rv.Tvr- , r Dat's weder't oude lied! De Mmnaar heeft uw woord: zeg of gy't houd of niet?. «.* , Orgon , heengaande. \ /aar wel. Cleantes. Ik merk ,hy zal zyn liefde tegenitrèven; j in echter dien ik hem hier van bericht te geeven. Einde van 't eerfle Bedryf. B TWEE-  it TARTUFFE, of de HUICHELAAR, TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Okgon, Marianne. Orgon. Mn Dochter! Marianne. Vaderlief! Orgon. Ik moet eens metu fpreekenj Hy opent de deur van een klein vertrekje ter zyde, en ziet in het zelve. Marianne. Wat zoekt gy? Orgon. 'k Zie of hier zich iemand heeft verfteken: Dit klein vertrek is daar bekwaam toe, en'k wil niet, Dat de een of de andr e ons, wy 1 ik met u fpr eek, befpied . 't Is wel, wy zyn hier vry. Myn Kind! ik heb tot heden Een' zachten geeft in u befpeurd, en ftille zeden; Gy zyt my ook altyd een zeer lief kind geweeft. Marianne. Uw liefde, Vaderlief! zoekeik ook't allermeeft. Orgon. 't Is wel gezegd: maar gy moet by dien pligt nog voeger Een naauwe zorg om my in alles te vernoegen. Marianne Ik hoop dat myn gedrag zulks altyd heeft getoond. Orgon. Wel nu, wat zegt gy van Tartuffe, die hier woont i Marianne. Wieik? 0ft  B L Y S P Ê L. 1^ Orgon. Ja gy. Nu fpreek, wat zoud gy van hem zeggen? Marianne. 'k Wil alles zeggen, wat myn Vader me op zal leggen. Dorine komt zagtjes in, eh houdzich achter Orgon, zonder dat hy haar ziet. Orgon. Gy fpreekt zeer wysfelyk. Wel zeg dan tot myn vreugd, Dat zich in hem vertoont het voorbeeld aller deugd; Dat zyn verdienden elk het fpoor tot wysheid toonen, Dat de eêlfte gaven in zyn' zuivren boezem woonen, Dat gy hem mint, en u gelukkig agten zoud, Indien gy, door myn keuz', u zaagt met hem getrouwd. Wel nu ? Marianne, met verbaasdheid achter uit -wakende. Hoe! Orgon. Wat is dit? Marianne. Wat! Orgon. Spreek dan. Marianne. Zou ik droomen? Wat zegt ge ? M ari anne. Ik kan van myn verwondring naauw bekomen. Wie is het, die gy wilt dat my behagen zou, Om my met hem te zien verbonden door de trouw ? Orgon. TartufTe. Marianne. Vadérlief'! daar is niets aan die zaaken. Zou ik moedwillig u wat leugens wys gaan maaken? Orgon. Maar ik zal maaken dat het eerlang waarheid zy, • Ba En  ■ «6 TARTUFFE of de HUICHELAAR j En 't is genoeg dat zulks befloten is by my. Marianne. Maar Vader! ... Orgon. 'k Hoop dat geu zultvaardiglaatenvinden, 'k Wil door deez'band TartufTe aan myn gellacht verbin-. 'tIs een gedaane zaak: gy word in'tkort een paar.(den. 't Is waar, gy zyt verlooft, doch . . . Dorine gewaar wordenden * TWEEDE TOONEEL. Orgon, Marianne, Dorine. Orgon, tegen Dorine, Gy,wat doet gy daar?Cken? Moet uw nieuwsgierigheid myn gramfchap weêr ontfte-. Wie geeft u vryheid hier te luiftren wat wy fpreeken ? Dorine. Ik weet niet of't gerucht geraapt is by de gis, En onder 't volk gezaaid, dan of het waarheidis. (wen.: Maar 'k heb zo wat [gehoord van 't nieuwtje van dit trouDoch'k heb 't voor achterklap en beuzelpraat gehouwen. Orgo n. Komt u die zaak zo ongelooflyk vóór? - Do rin e. Zo zeer, Dat ik, al zwoert gy 't zelf, uniet geloof, Mynbeer! Orgon. Ik weet wel raad om u geloviger te maaken. Dorine. Ja? gy komt ons hier met fabeltjes vermaaken. Orgon. Het is geen fabel: maar het zal in'tkort gefchiên. Or-,  B L Y S P E L. zt Dorine. Kom, kom! Orgon. Het is geen jok, maar ernft: gy zult het zien.' Dorine. Ei, ei! Juffrouw! Mynheer uw Vader kan niet laaten Te fchertzen. Orgon. 'k Zeg u . . . D o.rine. I ~ , r , . Ja' gymoogt daar wat van praaten, 'k Geloof u echter niet. Orgon. Myn gramfchap word gehift. Dorine. Wel nu, 'k geloof u dan, maar zo veel te erger is 't och zet u nevens my een oogenblik hier neêr. Tartuffe. yt gy nu van uw ziekte en hoofdpyn gantfch ontheven? Elmire. Ja; de laatfte koorts heeft my geheel begeven. Tartuffe. choonmyn gebeên niet zyn van zulk een groote kracht, »at zy iets hebben tot uw' welftand toegebracht, ; Heb echter al dien tyd my nimmer neergebogen, )f k had ook teffens uw behoudenis voor oogen. Elmire. Jw yver heeft zich zelv' te Iterk ontruft voor my. Tartuffe. levrouw! uw welftand is niet te achten naar waardy. ,n'k had, voor uw behoud, myn eigen graag gefchonken. Elmire. )e kriftenliefde kan u al te fterk ontvonken. I blyf u zeer verpiigt voor zo veel gunft en trouw. Tartuffe. i doe voor u veel min dan gy verdient Mevrouw! Elmire. i ben verheugd dat wy hier alles zyn ontweken, Vyl ik u over iets 'gewichtigs heb te fpreeken.  44 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Tartuffe. Ik ben ook als verrukt; wyl my 't geluk komt biên Eet tydftip, om my eens met u alleen te zien. War heb ik menigmaal tot op den dag van heden, Doch altyd vrugteloos, om dit geluk gebeden! Elmire. 'k Heb flechts een enkle vraag aan u te doen; niet mee Waar ik uw innerlyk gevoelen op begeer. Tartuffe. Ik wacht ook van myn'kant, dat gy my zult verfchoone: Indien ik u den grond myns harten kom vertoonen: En'k zweer u, zo ik hier 'tgezelfchap ooit ontvlooi Dan zulks uit haat tot u in geenendeele fproot; Maar dat ik altoos dachtdatzulks uw deugd kon deere: Ja, denk veel eerder Jat my de yver kou verheerer. Enik,uitzuivrediift . . . El mire. 'k Neem 't u niet kwalyk af. 'k Denk dat myn zielsgevaar u die bekomring gaf; Tartuffe, terwyl hy de tappen van haarevingeren zamendrukt, 6 Ja, Mevrouw! hiervoor voel ik een drift ontbranden.. Elmire. t FoeiJ wat knypt gy my! Tartuffe. Dat ik u druk de handen Gefchieduitkwaadheidniet:wil toch zulks niet vermoêr, 'klietuigeueerdatik . . . By legt zyne hand op haare knie Elmire. Wat wil uw hand daar doen? Tartuffe. Ik voel uw kleed : die zyde is aangenaam te (trcelen. Elmire. £is laat toch af; ik km dat kittelen niet veelen. Tar  f6* TARTUFFE , of de HUICHELAAR , VIERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Cleantes, Tartuffe. Clea ntes. Eik fpreekt vnn dit geval: en, wilt gy my geloven, t Verftrekt niet tot uw eer, maar om die uit te doven; Jmi k heb u hier van pas gevonden, om meteen, U myn gedachten in twee woorden nette ontleen, ik zal niet melden 't geen ik van de zaak hoor ze^enk Zoek die zelf liever in uw voordeel uit te le,o-o-enö k Vooronderftel nu eens, dat ge op een valfch bericht Van Damis zyt gehoond en al te los beticht, Is t met der Chnftnen pligtgenaê voor hoon te fchenken? Zyn haat te doven ? op geen wraakzucht ooit te denken? begeertgydatnu, om uw onderling gekyf, ten Zoon, uit 's Vaders huis voortaan gebannen blyv'? Jk ftel 't vrymoedig, en wel emftig u te voren : (ftoren Daar s groot noch klein , dieaan deez'daadzichnietzai JJuslegde zaak weêrby: dit is de befte raad; fcer die meer kwaad baart en tot hooger onluft gaat X oon datgy flechts hierom in gramfchaphébt gefclenen, ±.n wil een V ader weer met zynen Zoon vereenen. Tartuffe. Helaas ! wat my betreft, 'kben daartoe zeer bereidlk zoek geen wraak, en weet van gevoeligheid Geloof me, ik zal voor hem geen haat in 't hartë voeden. Jk wenfehte zelf dat ik zyne achting kon behoeden. Maai s hemels wil, Mynheer! verhindert dit befluir Hy koom hier nooit weer in, of ik, ik moet 'er uit. Na zulk een bittre daad, die nooit had zyns gelyken, Is  B L Y S P E L. 57 ïs'tnodig dat we altoos clkanderen ontwyken. Wat eik geloven zous lichtelyk te raên. En'k moeit verzekerd zyn van nooit den blaam te ontgaan, Dat ik, indien ikmyn'befchuldiger nu vleide. De fchuld hier door bewees, die hy alom vcrfpreidde; En ik, getroffen door een billyk naberouw , Hem had tevreên gefteld, op dat hy zwygen zou. Clean xes. Cy weet uw redenen zeer kundig te doorweven, En die, fchoon verr'gezogt. een fchoonen glimp te geven, 't Belang des hemels dringt te fterk op uw gemoed. Heeft hy ons nodig om zyn wraak te zien geboet? Laat flechts dezorgvan't'kwaad teftraffenhembevMen. Gyzult,genadigzynde,op 't fpoor der deugd niet dolen. Ons voorlchrift zy alleen te volgen 's hemels wil. [En (tellen we ons gemoed daar in geruft en ftil. Tar tijffe. Jk zeide u reeds dat ik hem alles heb vergeven : En dit is ftipt genoeg naar 's hemels voor'fchrift leven. ' Maar hier met hem , na dat die hoon my is gefehied, Op nieuws te woonen, is des hemels voorfchrifc niét. Cleantes. (vatten, Maar is 't zyn voorfchrifc dan, zo ftraks by'twoord te Een' Vader, wienzyn toorn tot dwaasheid uit doet fpatEen gift te aanvaarden, in zyn drift aan ugedaan ,(te 1? Waar naar gy nooit met recht en billykheid kunt ftaan ? Tartuffe. Geen, die my kent, zal ooit in zyn gedachten komen, Dat ik zyn gifte heb uit baatzucht aangenome i.(lto'>rd. Al 's waerelds goed heeft nooit de ruftmvns harts verEn haar bedrieglyk fchoon heeft nooit mvn o.. g bekoord. -Datik beflotenheb van zyne hand te'ontfangen, Degift, die, tegens dank, hy rny wil doen'erlangen , Geloof my, Heer! dit doe'k niet anders alsuit fchr jo:n, Dat al dit goed eerlang in kwaade handen koöm'; Aan menfchen, die het maar ten misbruik zoudenerven, E> 5 E„  5-3 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, En haar gemoed door een verkeerd genot bederven, Noch't ooit belteden, zo als ik het zal belteen, Tot eer des hemels, en tot nut van 't algemeen. Cleantes. Die teedre fchrocm doe uwgemoedzyn ruft nooit derven; Maar laat veel liever 't goed aan zyne wettige erven. Ontfla uw zinnen vry van die bekommering; En laat hen in 't bezit : 't is voor hun rekening. 5t Is beter dat zy 'tzelf misbruiken, roekloos waageii Dan dat zy over u van diefftal zouden klagen, 't Verwondertmyop-t hoogte, datgy,riiët eensverltoord, En zonder bloozen, hebt dien voorilag aangehoord. Of leert deChriftcnpligt, en kan 't ons ooit betamen. Te ontrukken 't erfgenot aan wettige erfgenamen? Zo u de hemel een bevel heeft ingeitort, Waardoor met Damis u één huis verboden wnrd,(men. Was'truimzobraaf, eer Zoon en Vader meer vervreeDat ge uit uzelv' hier gingt een eerlyk affchcid neemen; JJainegen recht en reên te dulden dat deez' Zoon, Om uwent wil het huis zyns Vaders zy verboom Gy zult u naderhand deswegen niet beklagen; Geloof dit vry . . . Tartuffe. Mynheer! myn uur is daar geflagen. Het is myn oefening, die my naar boven port. . Vergeef my, zo 'k den draad van uw gefprek verkort. TWEEDE TOONEEL. Elmire, Marianne , Dorine, Cleantes. Dorin e. Ik bid, Mynheer! wil haar met uwen byitand helpen I Le druk verteert haar hart,en dreigt haar te overftelpen, Dit  BLYSPEL 63 Elmire. Verbergu wel, en zorg om niette fpreeken. Orgon. Maar zeg my toch, waarom? Elmire. Laat my toch eens begaan. 'kHeb myn befluit in 't hoofd: gy zult u zien voldaan, 'k Zeg nog, verberg u ftraks, en laat u zien noch hooren. Beweeg u niet in 't minft, of alles is verlooren. Orgon, terzvyl hy ouder de tafel kruipt. 'kBeken",'k heb in dit uur wel veel toegeevenheid. Maar 'k moet het eind zien van dat gceftige beleid. Elmire. Gy zult niet lang, naar'k gis, de waarheid wederleggen. Maar ftooru niet aan't geen gy my zult hooren zeggen. Dit moetmy vryftaan: wyl, alwatgy ziet en hoort, Tot overtuiging ftrekt, en kwytingvan myn woord. Ik tracht door zachtheid uzyn waaren aart te ontdekken, En zyn geveinsde ziel het masker af te trekken, 't ls nodig dat ik hem den vryen teugel geef, Zyn liefde vleijen ga, zyn driften niet weêrftreef. En wyl 'k om uwent wil, en om hem te befchamen, Zal veinzen te beftaan,'tgeen my niet zou betamen, Breek ik't gefprek ftraks af, en zal niet verder gaan, Dan gy het zelf begeert, zo dra ge u acht voldaan. Het ftaat aan u alleen zyn fnoode drift te toornen, Als gy de zaaken tot het uiterft ziet gekomen, Üw Vrouw te fpaaren, en niet meerder toe te ftaan , Als 't geen hier dient om u te trekken uit uw waan. Doch laat myflechts alleen myn oogmerk hier volvoeren.. Maar 'kzie hy komt: leg ftil, en wil u niet verroeren. VYF-'  1 64 TARTUFFE, of de HUICHELAAR VYFDE TOONEEL. Tartuffe, Elmire, Orgon, onder de Tafel. T artuf f e. My is bericht, dat gy ïr.c omboden hebt, McvrcinvJ E lmire. 't Is waar: 'k heb iets, dat ik u gaarne ontdekken zou. Maar wil,voor alle ding, de deur ter degen fluiten, En zie of iemand ons befpieden kan daar buiten. De zaak is teer: men dient te zorgen dat vooral Ons geen verrasfing, als van flus', weêr overval"'. Zulk een omftcKenis gevoelde ik nooit voor dezen, W yl ik om uwentwil het ergfte had te vreezen. Gy zaagt wat moeite ik deed, dat Damis van de zaak Niets melden zou, en hy beteuglen mogt zyn wraak. De fchrik kwam bovendien zo hevig my'te raaken, Dat ik niet dacht, om 't met ontkennen goed temaaken., Di ch alles liep wel af: dit fielt my weer te vreên, En onze zaak Haat zelf nu fchooner dan voorheen. Gyhebt dit onweer door uw aanzien gantfch verdreven. Myn man zal zich niet meer aan argwaan overgeven. Ja om de lafter zelf te barften doen van fpyt , Begeert hy,dat voortaan gy altoos by my zyt. En daarom durfikvryen veilig met u'fpreeken, Wyl niemand Waagen durft ons-onderhoud te breeken. Dit wettigt my om u te kennen doen myn hart, Dat, mogelyk te ras , gevoel heeft van uw fmart. Tartuffe. (ren. Dié duiftre taal, Mevrouw! klinkt wonder in myne ooMydunkt, gy liet u flus, tot my heel anders hooren. : Elmire. /.ch! zo uw min zich om zulk affiaan belgen zou, Uoe kwai}k kent gy dan het harte van een Vrouw! Hoe  b l y s p e l; 65 Hoe weinig weet gydan wat daaruit is te Jeeren, Wanneer men haarzichzelfzoflaauvvlykziet verweeren! i)e lchaamte, die zich op dien tyd gevoelen doet Stryd met een hartstocht, die inwendig in ons woed; jb.ri, hoe de luftons dwingt die lchaamte te vermvden, Men fchroomt nochtans altoos zyn liefde te belvden JJoch hoe men zich verweert,dc houding, die men heeft» Bewyil genoegzaam, dat ons hart zich over «reeft; En hoe de tong zich ook daar ooit moog' tegenftellen, Kan zulk een weigering de hoop niet nedervellen. De ontdekking, die 'k u doe, is vry ronduit gezeid, in heeft zeer weinig 't merk van onze zedigheid Maar wyl't my is ontflipt; zo hoor myn verdreredeni iadikmyn Zoon voor u zo yvrig wel gebeden? ^ad ik met dat geduld, en zo bedaard van zin,' Wel wijlen iuiftren naar 'tontdekken van uw min? ïad ik m alles my zo gunftig wel gedragen;, "-oik uw liefde niet aanfchouwd had met behagen? m toen ik u verzocht een huwlvk afteflaan, )at ge, op myn mans verzoek, zoud hebbenaangedaan. Vat was dit anders dan ten klaarde u te openbaaren, )at uw gevoelens my niet onverfchillig waren? ïn dat ik zorgen moeft een echt te zien geweerd, )ie t hartverdeelen zou, datgantfchlykwordbegeerd? Tartuffe. Vat is het niet, Mevrouw! een luft voor onze zinnen, he taal te hooren uit een'mond dien wy beminnen! )eez honig ftort in myn gemoed, op dezen itond, ■o zoet een welluft, als ik immer ondervond, vat heil, zo myne liefde uw hart moog'welgevallen! 1, u te dienen acht ik 't hoogde goed van allen, laar k ducht ook teffens, dat door uwe aanvalligheid lyn licht-vertrouwend hart worde in een'ftrik geleid, ien eerelyke lilt doet u die taal ligt fpreeken, lm hier een echt, die op 't voltrekken ftaat, te breeken. par ,zo ik t zeggen mag: neen, geenzins kan ik my E y«a>  Cë TARTUFFE ,ofdë HUICHELAAR, Verlaaten op een taal, hoe ftreelend die ook zy, (Ven, Ten zy een weinig gunft, waar naar myn wenfehen ftree-: My koom' verzekering van uw verklaring geeven. Waar door gy in myn ziel een vol vertrouwen legt Op al die zoetheid,door uw' mond my toegezegt. El m ire, nagshoejliehebbcn,om> haar"man le ■■waarfchou-zven. Maar hoe! zo fchiclyk ? wil uw drift nog wat bedwingen, En my zo heftig tot zo zwaar een proef niet dringen. Men doet zyn beft om u zyn tederheid te ontleen, En ceiuer zyt gy nog hier mede niet te vreên. Men moet zich dan,zo't fchynt,naar'talleruiterft voegen, En u maar aanftonds met de laatfte guuft vernoegen! T arïuf f e. Daar geen verdienden zyn, is ook de hoop gering. Zo lang 't genot ontbreekt, ontftaat 'er twyfeling. *.tVooruitzicht is ccnzaalcdiefchaars my kanvermaaken. Men wantrouwt een geluk,zo languien'tniet magfmaaIk, die zo weinig my uw gunften waardig acht, (ken, Dilcht, dtttmynttoutheid nooit dit heil zy toegebracht. En niets kan myn gemoed uit deze twyfling rukken, Voor dat het wezènlykzvn wenfehen zie gelukken. E l m i r e. Met welk cendwinglandy gaat uwe min te werk! 'k Weet naauwlyks waar ik ben: gy dringt my al te fterk. Uw liefde wil dit hart te fchielykoverheeren, En dtyft het al te fel naar 't wit zyn begeeren. *t Is dan niet mooglyk dat uw opzet zich bepaal', I^n naauwlyks gunt gy dat myn hart eens ademhaal'! P.laar is't 'bctamelykuzogeftreng tetoonen, Tev< rdren, dat men voort uw wenfehen gabekroonen? En wiivge, daar uw drift alleen op 'tuite'rft doelt, liet zwak misbruiken, dat een hart voor u gevoelt? Tartuffe. (ven: Maar zo uwgunft, Mevrouw! myn heil niet wil weérftreeVVat lebaadfiet toch, my daar v'erzeckring van te geeven?: El-  B L Y S P E L 6f Elmire. Hoe item ik in een daad, die 's hemels toorn ontfteekt, Die hemel, daar gy zelf elk oogepBlik van fpreekt? Tartuffe. Houd flechtsde hemelin ditfttik myn wenfehen tegen* 't Is weinig werk voor my dit letzelweg te veegen. Dat zulks aan onze min toch niet nadeelig zy ! Elmire. Maar's hemels gramfchap is zo vreeslyk, zegt men my? Tartuffe (zenMevrouw! 'k weet raad voor zulk een kinderachtig vreet Is waar, het hemelpad fchynt al vry naauw te wezen : Waar daar is, voor die't weet, een ruimer middelbaan, £.en maklyker verdrag voorzichtig in te gaan. Dit haaltmenftrak of'ruim, naar voorval aller zaaken; Dus weet men 't kwaaddoen met welmeenen goed te maaJk zal u dit geheim wel leeren op zyn' tyd: (ken. Laatuflechts leiden: 'k hou van zonde u gantfeh bevrydi En laat geenydlefchrik u van myn wenfch vervreemen, lkblyf u borg, en durf al 't kwaad op my wel neemen.' Mevrouw! gy hoeft wel fterk. Elmire. Mynborftlydzwaarepyo, Tartuffe. Neem van deez' koekjes wat, hetzal ftraks over zyn. Elmire. De hoeft is zekerlykbenaauwd, maar'k ben in vreezen, Datmy uw middel niet heel ligtlyk zal geneezen. tartuf fe. Datfpyt my zeer. Elmire. My ook. Tartuffe. n , . , , , 'k Herhaal voor 'tlaatft Mevrouw* Uatzich uwhart geheel op myne zorg vertrouw', bn laat u ejndelyk door myne reên gezeggen : E a ö" U-,V  6È TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Uw vrees is ongegrond, en ligt te wederleggen. Al 't geen men my 'vertrouwd, Mevrouw! is wel bewaard, En 't kwaad is zelf geen kwaad, dan als men 't openbaart! Des waerelds ergernis boud ons tot ftraf verbonden, En die zyn zonden in't geheim doet, doet geen zonden. Élmire,;;^/ gehoekte hebben. Ik zie in't einde dat uw eifcfi moet zyn voldaan, En ik befluiten moet u alles toe te ftaa.i. 'kBefpeur nu klaar- datik niet langer moet verwachten, Dat ge u tot minder prvs van my voldaan zult achten, 'ris zekerlyk wat hard", zich zo geperft te zien, F.n'tis mynsondanks, dat dit (hik nu moet gefchiên. Doch, wyl 'k geen einde zie aan dit geftadig kwellen, En niets meer gelden mag, wat ik tracht voorteftellen, En dat men meerder blyk tot zekerheid begeert, Ga 'k u voldoen, hoe zeer myn hart zich ook verweert. Doch zo dit gunftbewysmy ooit verftrekk' tot zonden, Des te erger is 't voor die my hier toe heeft verbonden. Ik wil niet dat dit kwaad ooit op myn reekning zy. Tartuffe. Ikblyfuborg, en neem dit kwaad zeer gaarne op my. Elmire. Ontfluit de deur, en zie eens buiten: 'k ben vol vreezen, Of zomtyds ook myn man hier digte-by mogt weezen. Ta r tuf fe. Uwman?'t is nodig dat ge om hem nog zyt bevreesd: 'tBlyv' onder ons gezegd : hy is vry arm van geeft: 'kDurf van zyn blind! .èid mv nog veel vermaak belooven, En'kweet, al zaghy'tze'.f, hy zou't nog niet gelooven; Elmire. Het zy zo 't wil, ga heen, en neem de zaak gewis, En zie aan allen kant, of ergens onraad is. ZE-  B L Y S P E L, 69 ZESDE TOONEEL, Orgon, Elmire, Orgon, van onder de taftl komende. Dat's een gedrocht! wie heeft ooit groöter fchelm verIk ftaverbaasd,en kan naauw tot my zelve komen.(nomen! Elmire," Hoe! komt ge al voor den dag? nu loopt de zaak in't riet. Voort weer op de oude plaats; hetis ttwtydnogniet. Wacht, tot gy 't einde van de zaak hier kunt befchouEn vyil u niet te ligt op gisfingen betrouwen. (wen. Orgon. Neen, fnooder guit is door de hel nooit voortgebracht. Elmire, Maar'k bid, geloof toch niet zo los en onbedacht. Wees eerft wel overtuigd, eer gy iets durft beflisfen. Ett haalt u niet, uit vrees, dat gy u mogt vergisien. Zy doet haar man achter haar vcrfihirflèn. ZEVENDE TOONEEL. Tartuffe,Elmire, Orgon, achter Elmire verborgen,, Tar tuffe. Ja, alles nodigt ons. tot boeting onzer luft, (ruft; Mevrouw! 'k heb 't all'doorzocht, itel vry uw hart geGeen menfch is hier omtrent... Doorblvdfehap ingenoOrgon, Tarluffevafthoudemle. (men... Zoet, zoet! ei wil toch uw verliefdheid wat betomen. E 3 En  fo TARTUFFE of de HUICHELAAR, En wees zo driftig niet: verhaart u niet zo zeer'. • • • Ha! vroome man! gy tracht naar 't fchenden van myn eer! Laat gy zo fterk het vuur vanwelluit in ublaaken.?(kènl! Myn Dochter tot uw Vrouw, myn Vrouw.uw hoer te maa*k Heb nimmermeer dat zulks de waarheid was, gedacht,. En vleide myelks haat nog eens te zien verzacht. _ Nu zie ik, duidlyk't geen myn ongeloof doet buigen. Ik heb in 't eind genoeg, en zoek geen meer getuigeus Elmire, tegen Tartuffe. Het is met tegenzin, all' wat ik heb bcftaan, En ben met u'dien weg gedwongen ingegaan, Tartuffe. Gelooft gy dan? . . . Orgon. Kom voort... wy weeten nu'de zaaken..., Vertrek maar, zonder hier veel omflags meer te maaken.i Tartuffe. Myn oogmerk ... ö Orgon. Al die praat gaat ons niet langer aan; ■' Draag zorg op 't oogenblik dit huis maar uit te gaan. T artuffe. Dan zult gy de eerfte zyn, die my zo fel durft hoonen. 'tls myn huis : 'k zal u dit ter rechte plaatze toonen. Enudoenzien, dat ik my niet verfchrikken laat Door zulk een laag bedrog,en fchandelyk verraad. Ik zal my zeiven voor dien hoon wel raad verfchalten ;■ En'k heb nog iets, waarmeê'k uw fnoode lift zal ftraffen; En voor des hemels eer, en myne wraak ten zoen, Heni,diemy't huis ontzegt, dit lang zal heugen doen. AGT.  B L Y S P E L. fi AGTSTE TOONEEL. Elmire, Orgon. Elmire. Wat wil hy met zo zot een taal te kennen geeven ? Orgon. Ik beef: nu zie ik klaar de fout, die 'kheb bedreven, Elmire. Hoezo? Orgon. 'kBendwaas, ik ben volftrekt verblind geweeft, Diefchriftlyke overdragt ontruft met recht myn'geeft. Elmire. Watfchriftlyke overdragt? Orgon. Ja,'tzyn gedaane zaaken,... 'k Bedenk daar nog iets, dat my ongeruft komt maaken, Elmire. Wat is 't? Orgon, Iets dat my nog veel meer ter harte gaat...» Zien wy naar zeker kiftje, of 't ook nog boven ftaat. Einde van het vierde Bedryf» E * VYF-  7a TARTUFFE, of de HUICHELAAR VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Orgon, Cleantes. Cleantes. w aar loopt ge? Orgon. Ach .'weet ik't zelf? Clea n tes. Laat ons, bedaard van zinnen, kensoverweegen, wat men heden zal beginnen. En zien wat ons het beft te doen ftaat in deez' nood. Orgon. Dat kiftje is 't geen nog't meed myn zwarigheid vergroot. k Word, als ik daarom denk, totüddrens toe,verlegen. , c . Cleantes. Cgenj t Schynt iets van groot belang,wyl't u zo zwaar doet wee-1 Orgon. Een vriend van my, wiens fchuld en ongeluk my deert, Heeft heimelyk van my voorzynevlugt begeerd, Dat ik tergunft van hem dit kiftje zou bewaaren, W aar in papieren zyn , zo veel hy kon verklaaren, Waar aan gelegen legt zyn goed en lyfsbehoud. Cleantes. Waarom dit pand dan in eens anders hand vertrouwd?' Orgon. Op dat zulks myn gemoed tot geen bezwaarnis flrekte Waar op ik, kort geleên, den lchehn 't geheim ontdekte, Die my, na t melden van de zaak, arglillig ried, Dat ik dat dierbaar kiftje in zyn bewaaring liet. Om, ingeval menmy hierop mogt ondervragen, Met  B L Y S P E L. 7$ Met lchyn van waarheid myne ontkenning voortedra*en. Hier door hield ik my zelv'bevryd van'alle leed, tn kon ten allen tyd my zuivren met een eed. T Cleantes. n-VrC£s u die daad nog deerlyk zal berouwen. JUielchriftlyke overdragt, en al te los betrouwen, ^-Vn bClde, ZO frv ,ian m\rn r»£n „nl^nen ..„„ Hen roekelooften (tap, dien ge immer hebt gedaan. «y kan met dat bewys in't grootft bederf u jaagen; m nu hy had op u dat voordeel weggedragen, Was t nog des te erger, dat gy hebt zyn'haat verwekt, tn niet langs zachter weg u zeiven eerft gedekt. „ Orgon. Hoe onder fch vn van deugd en heiligheid te ontveinzen, ten hart zo yalfch,eengeeftzo godloos,wie zou'tpeinzen? Ik heb hem beedlende genomen van deftraat . Maar tis gedaan: 'kzweer al de fynen nu myn haat; Ikzal hen, als een vloek en peft der landen, vreezen, fcnt allen tyde hen een plaag en duivel weezen. Cleantes. Ziedaar weêr nieuwe blyk, hoe verr' gy word vervoerd, Ln dat uw drift door geen bedaardheid word befnoerd; JNooit laat zich uw gedrag beftieren door de reden; Gy valt altoos van de eene in de andre uitfporigheden. Oy ziet uw dwaling in het eind; gy ondervind, Dat valfche godvrucht u te deerlyk had verblind: ïNu wilt gy, daar ge u zaagt uit de eene dwaling trekken, Umet een andre, die nog grooter is, bevlekken. Daar ge, in uw drift, hethartvan iedermenfehopaard, Gelykftelt met dat van een'huichlaar, zo ontaard. Hoe'omdat hier een guit, zoftoutals fnoodvandaaden, Uoor lchyn van deugd vermomd, uw goeddoen heeft ver£o maaktge u wys,dat elk zofnoodmoetzynalshv,(raden, fcn dat er in t heelal geen waare deugd meer zy ? Laat zich een vrygeeft door die dwaaze reên misleiden ; Maargytracht waaredeugdvan fchy ndeugdte onderfchei-, E 5 Draag (den. U met een andre, die nog grooter is, bevlekken. Hoe! omdat hier een guit, zoftoutals fnoodvandaaden, Uoor lchyn van deugd vermomd, uw goeddoen heeft ver£o maaktge u wys,dat elk zo fnood moetzynalshv,(raden, fcn dat er in t heelal geen waare deugd meer zy ? Laat zich een vrygeeft door die dwaaze reên misleiden ; Maargytracht waaredeugdvan fchy ndeugdte onderfchei-,  74 TARTUFFE , of de HUICHELAAR; Draag nooit al te onbedacht een'' ftervling eerbied toe : Eerde ondervinding u zyn' aart beflisfen doe. Wacht u de huichlary ooit achting te betoonen, Maar wacht u nog veel meer de waare deugd te hoonen: Doch zo uw drift mogt tot het uiterfl: overflaan, Wil dan nog liever de eeriïe als laatfte feil begaan. TWEEDE TOONEEL. i Damis, Orgon, Cleantes. Damis. Hoe Vader! doet de fchelm nog dreigementen hooren.* Kan hy 't herdenken van uw goeddoen zo verfmooren Dat zyne ondankbaarheid, zo eerloos als gehaat, Uwe eigen weldaên ten bederve u ftrekken laat? Orgon. Ta, Zoon! de fchrik daar van zal my het hart ver teereri J Damis. Laat my begaan, ik zal die trekken hem verkeren, 't Waar' zotheid zo men nu zyn ftoutheid liet begaan. Nu is't in't eind myn werk u van dien guit teontllaan. Om kort 'er meê gaan, 'k meen hem den hals te breeken Cleantes. Zie daar de regte taal, die jonge lieden fpreeken! Doch 'k raade uals een vriend, dat gy die wraak verbyt Wy woonen in een land, en leeven in een' tyd, (dreni Waar, met zelf recht te doen, men ligt zich zelv' kan bil DEm  B L Y S P E Li 75; DERDE TOONEEL. Mevr. Pernille, Elmire, Orgqn, Cleantes, Marianne , Damis, D orine. Mevr. Pernille. "^fflat onheil is hier gaans? wat hoor ik lieve kindren? Orgon. Een zaak, die 'k heb gezien, en klaar my is vertoond; En'kzie myn weldaên met een Hechte munt beloond; [k neem een becdlaar van deftraat;'kwordzyn behoeder} Ik haal hem in myn huis, en hou hem voor myn'broeder.. Ik heb hem dagelyks gekleed, gefpysd, gevoed, 'k.'Schenk hem myn dochter, en daar nevens al myn goed: En op dien zelfden tyd durft zyn onkuifchbegeeren, Een aanllag waagen,om myn eigen Vrouw te onteeren ; En met deez'proef, zo fnood en godloos, niette vreên, Joekt hy tot dankbaarheid voor myn weldadigheên, Vlyn eigen goeddoen tot een middel te doen (trekken, Waar door hy kan myn val en wis bederf verwekken. Hy wil my uit myn huis en goed zelf zien gezet, En tot dien Haat zien, daar 'k hem eerit heb uitgered, Dorine. Die lieve man! Mevr. Pernille. Maar Zoon!'k laat my zo niet beleezen, Jou hy zo godloos zyn ? wel 't kan niet mooglyk wcezeiL Orgon. rioedat? Mevr. Pernille. De vroomen , Kind! zyn altoos hier gehaat, Or,  B L Y S P Ë L. 77 Mevr. Pernille. Ons hart wil altoos argwaan voeden. Dok baart éen goede zaak zelfs dikwils kwaad vermoeden. Orgon. [khoor wel dat ik dan te dulden dien voor goed Den lult en toeleg op myn huwlyksbed ! Mevr. Pernille. Men moet peen menfch befchuldigen als op gewilTe gronden, rlad gy gewacht, tot gy 't in waarheid had bevonden! Orgon. Wat drommel kan ik meer? wat zekerder bericht ? 3f Moeder ! woud gy dan dat hy in myn gezicht 3ad ?....onbetamelyk zoudgymyfchier doen fpreeken! Mevr. Pernille. vlaar zyn gemoed is van te zuivre vlam ontfteken. in'tis me onmogelyk dat ik geloven kan, )at dit gebeurd zou zyn van zulk een' vroomen man. U r g o n. Veg, weg! ik zou u haalt een ander antwoord geeven, Vaart gy myn Moeder niet: 'k voel my van kwaadheid Dorine. (beeven. Rechtvaardig lot, Mynheer! der zaaken hier beneên! ïy gaaft geen menfch geloof, nu vind gy zelve geen. Cleantesiwyg ftil : wy flyten hier den tyd met zotte dingen. Vat middel om zyn hand de magt op u te ontwringen? len flaap' niet: denk wat hy kan tegen u beftaan. Damis. foe! zou zyn ftoutheid, Oom! tot zulk een toppunt gaan? Elmire. oor my,'kgeloof nognietdathy iets zal vermogen, e ondankbaarheid ftaat hier te zonneklaar voor oogen> C Lf. ante s. etrouw u nietteveel; hy heeftdemiddlen al, /aar door hy tegen u de wraak volvoeren zal. Een  78 TARTUFFE, óf de HUICHELAAR Een zaak van mingewigt heeft menigmaal voor dezen,, Door va Ifchheid aangeftookt,voor ongeval doen vreezem En nu, na dat gyzelf 't geweer gaf in zyn hand. Hem nog te tergen, was een kenlyk misverftand. Orgon. 't Is waar; gy hebt gelyk: maar 'k had niet meer vermogei Opmy, toen ik my zag zo fchandelyk bedrogen. Cleantes. Ik wenfchte waarlyk , kon diteenigzins gefchiên, Uw beider vriendlchap weer zo wat gelapt te zien. Elmire. Had ik geweten datdie fchelm zoverkon komen, 'k Had geenzins tegen hem dien aanflag ondernomen. Orgon, Lojal' ziende intreden. Wat wil die man ?... Dorine! ei, wil eens by hem gaan. 'k Ben in geen ftaat om thans een menfch te woord te ftaan VIERDE TOONEEL* Lo jal, Mevr. Pernille, Orgon, Elmire, Damis, Cleantes, Marianne, Dorine. L o j a l, tegen Dorine. •n Kind! ik groet u. Zou uwHeer my wel ver gedachten gaan. Diepligt,zo heilig,ftreeftairandren pligt te boven; Weetalle erkentenis uit myn gemoed te dooven ; Ën'k offerde aan dien pligt, die niets my doet ontzien, Vrouw, Vriend, en Maagen, en my zelv' nog bovendien. Elmire. Geveinsde fchurk! Dorine. Hoe weet zyn tong,met loozeftreken,Van al zyn fchelmery zich zei ven vry te fpreeken ! Cleantes Maar is dit yvervuur, dat u thans herwaarts dryft, Zo zuiver en volmaakt, als gy het ons befchryft, jHoekomthetditditvuur niet lang reeds blonk te voren, iEer ge in 't verleiden van zyn Vrouw u zaagt verftor en ? F 3 Eö  86* TARTUFFE, of de HUICHELAAR Endatgyjuift niet eer myn Broeder hebt bezwaard, Voor hy u ?t huis verbt od , als een1, zyn gunft onwaard.? Ik acht niet nodig u hier by te doen gedenken, Dat hy u al zyn goed by overdrngt kwam fchenken : Maar wyl gy hem nu voor misdadig wilt doen gaan, "Waarom naamt gy dan iets van zyne giften aan? Tartuffe, tegen Hen Officier. Mynheer! ik kan dien fmaad niet langer hiergfehengen, Dus wil op fhiande voet aan hem uw'lalt volbrengen.* De Officier. Welaan, ik ben gereed; 't is reeds*te lang gewacht, Tcrwyl gy zelf begeerd dien lalt te zien volbracht. En tot een goed begin, zult gy met my vertrekken : Deftads-gcvangnis zal u tot verblyf verftrekken. Tartufef. Hoe! my! De Officier. Ja toch, uze1v\ Tartuffe, Ik in gevangenis? De Officier. Zwyg: wyl uw fnoode mond geen antwoord waardigis. tegen Orgon. En gy, Mynheer ! wil van uw' angft in't eind bcdaaren. Wy hebben eenen Vorft, die zulke huichelaaren Gezworen vyand is; by wien't bedrog niet baat; En die door ichyn van deugd zich niet misleiden laat. Die waare liefde toont voor waare en rechte vroomen; Doch nooitzo verr'word door verblindheid ingenomen, Dat hy, hoe hoog hy ook de waare godvrucht acht, Geveinsde godvrucht niet ten uitertte veracht : Wat ook deez' fnoode tot zyn wit nn-gt onderwinden, 't Was hem niet mooglyk't oog des Vorften te verblinden. Dat wierd op "t oogenblik tot achterdocht gewekt. En heeft de laagheid van zyn ziel ten eerde ontdekt. Hy, die u heeft beticht, heelt hier zich zelv" verraden; En  88 TARTUFFE, of de HUICHELAAR. Verwyt geen misdaênaaneenfchepzel zo onwaard. Z> n droevig lot zal hem genoeg verfchrikking baaren. Wl dus oe wroegirg„diehemdrukt,nietmecrverzwaa\\ enfch eerder, dat by nu door een oprecht berouwfrem, Gegneft worde,en dedcugdals't eenigftgoedbefchouw'., Dat hy zyn leeven beetre, en vorig misdryfwraake, .' *} orlt.^ hart nog voor hem in deernis blaake., OyaUen nudlerwyl, volvoert ten eerfte uwpligt,Cricht., En dankt, geknield, den Vorft, voor't geen hy heeft ver- Gy fpreekt met rechtLaat ons,door dankbaarheid gedreVerheugd van harte- ons ftraks voor zynentroonbegeven. En als deze eerfte pligt door ons zal zyn volbracht, Is hier een andre zorg, waar aan ftraks zy gedacht: Dat is,de vriendfehap van Valerius te loonen, Enzyne oprechte min door't echtverbond te kroonen. EINDE.  ,088  TARTUFFE, OF DE HUICHELAAR, B L T S P E L. Gevolgd naar het Franfche van MOLIÈRE. Alömme te bekomen.   OPDRACHT A A N D E HUICHELARY. GROOTE VORSTIN en MAGTIGE HEERSCHERESSE! Jk nader UE. met dezelve nedrigheid waar mede de -* Chineezen hunnen Afgod Joosje naderen, echter met dit onderfcheid; zy eerbiedigen hem uit vreeze dat hy hen kwaad mogte doen , en offeren hem om zulks af te weer en; doch dit is myn oogmerk niet, ik heb uwe Grootheid nooit gevreesd , en fchoon my wel bewust is dat gy tot zo veel, ja meerder kwaad bekwaam zyt als gemelde Chineezen Afgod , zal \r nooit vreeze voor UE. in my opkoomen. Hier dunkt my fronst gy het voorhooft en fpalkt oneerwaardige blikken op, en met een uitgeftreekene aanzicht verwondert gy u over myne ftoutheidl ik nader echter met mynen Huichelaar en draag hem aan UE. op: denk niet dat hy gefchikt is om u te beftryden, ó neen, dit Zou vrugteloos zyn : uwe onderdaanen hebbben by zyne geboorte in Vrankryk, ruim eene Eeuw gele eden, hem vergeefse h aangemerkt als of hy uw Koninkryk omver zou wroeten ; maar gy hebt Jedert dien tyd u, in het zelve, zo wel gevestigt dat gy zulks niet te vreezen hebt. Gy komt thans niet altoos in een Geestelyk kleed te voorfihyn; gy hebt eenftaalvoorhooft, en zyt als met yzer zo-' danigornvjonden dat geen diamantebylin /laat zoude zya een Splinter van uwe opperhuid af te hakken. Gybeftierd Zelf de veder van het grootfte gedeelte onzes Dichterdoms; ja zonder u zou de Nederduitfche Poëzy fchynen te verVallen : ik twyffel niet of door uwen \invloed moet de Deugd altoos in de Tooneelftukken Zegepralen; waar* rae~  OPDRACHT aan p e mede onze meeste Dichters zo meel op hebben, dat zy een Stak, al was bet nog zo wel gejehreeven, en al Ier heerlykst uitgewerkt, zo,dit einde'er aan ontbreekt, het met een ftuurs gelaat verwerpen zouden, en zckgèn: het Stuk voldoet niet, de Deugd moet zegenpraai'en ; dat is bet oogmerk des Schottwbnrgs, anders [licht bet niet ; maar T.n in bet einde van een Stak de deugd beloond word, den Tyran gefiraft , of hy fchuld heeft of niet dat^s om 't even . welk een genoegen toont den Dichter alsdan! zync ongen -iveiden rond, om de tiitwerking zyns vernufts uil de wezenstrekken der Aanfchouweren ie leezen ; die er zorawylen zo fterk door ontroeren en (lichten , datz'e wiel wecten wat de gantfche vertooning in heeft gehad , em door de als droog zand aan een hangende vindinge , en onbcgrypelyke z'erwarringe, ter Zegepraal der Deugd, gedünrendc bet gantfche Spel als in flaap gewiegd zynde, djor het vallen van het Gordyn en het fpeelen van het Orkest eindelyk ontwaaken. ó ! Wat is datftichtelyk! wat helpt dat de weefkunde ! en wat maakt dat de Schouwburg be7,oekerenfchrander'. Andere doet gy de veder in den Inkt doopen om in hunne Opdrachten, Deugden, en Hoedanigheden, toe te 'eigenen aan lieden die dezelve niet bezitten nog nooit bezeten hebben. Men wiliivje migt alleen bepaalen onder de zoo genaamde Fynen, en men noemt een waare Godsdienjlige v'i'ehytis zoo fchielyk een"1 Huichelaar,,?/; men iemand die met de misbruiken van Erpjlige en Geeflelyke Zaaken deu fpot dry ft , de fcbeldnaam van Atheïst,naar '/ hoo f/ werpt. Aluiir, neen,gy heerscht onder af Ie Sraaten, ja zelfs vnder de Libertyns, die op hunne manier, zo Wel als de valjche devttote u hulde bewyzen. De Dobbelaars zyn mèede onder -uwe aa;;bidderen , e% Huichelen zeer behendig tot nad::l van de beurzen der-tnnozele-die in hunne handen vervaüen. De  H U I C H E L A R Y. De Minnaars derligte vrouwen, Huichelen, zogeesten vleesch - verteerende , dat men eindelyk tot deezen Zeggen mag : gy hebt u (luikende gemaakt. Onder de Handeldry venden is uw Ryk gevestigt; en zy die in Kunst en Letteren doen zyn in geenen deelen de 'minflen uwer aanbiddcren. De Praétizyns die Pro en Contra advifeeren, zyn uwe Pagies. De Doftoren, die, om hunne nieuwgevondene Experimenten werkfiellig te maake.n, hunne Zieken voor altoos bederven, of naar de andere waereld zenden, z\n Pylaaren aan uw Ryk. Maar zy die onder Schyn van Armen en Behoeftigen te befchermen, Armen maakttcn, en IVeezen , hunne goederen ontvreemden, zyn t' allen tyden Opperzuil'en, Wachters , en Priefters uwer Tempels geweefil Uw magt fchynt zig thans zonderling tut ie wilt'enbreiden onder d,e Vrouwen , en men zou byna denken,, dat gy uw"1 Troon in het hart van dit Gejlagt voor goed begint te vesten ; hoe aardig, en beminnelyk weet dceze Sexe, thans te Huichelen met haare Pronkfieraaden! in koe kort een' tyd heeft dezelve een vreezclyke aangroei van Hoofdhair verkreegen, tot groot voordeel der geenen die in wol handelen, entot nadeel der Eammerenl De Ambachtsman zelf huichelt zomtyds zo onverantwoordelyk , dat UE. Grootheid zich niet behoeft te fchaamen hem onder uwe befcherminge te neemen ; getuigen zyn de geenen die ooit bejlaan hebben te bouwen', en onder deezen fchynen my de Hoffelyke Lydekkers gesKen der minflen uwer Onderdaanen te zyn. IVy Tooneelfpeclders, ik moet het bekennen , zyn ook met vry van Huichï larï; zomtyds Huichelen wy yit verwaandheid; zomtsds uit onkunde; zomtsds dwingt het Publiecq ons tot Huichelen. Als wy uit onkunde Huichelen , gefchied zulks wanneer wy op het Tuunccl verfchyne». en in ,t Honderd at* 3 h  OPDRACHT aan de HUICHELARY. Ie CaraÜers even eens vertoonen , dezelve toetzende aan onze eigene gevoelens , zonder den een"1 van den ander-1 te onderscheiden , doende Alexander en Cato op een' toon fprceken , en zoekende door welluidendheid van woorden ons eene zekere menigte van onkundige Lieden aan het fnoer te krygen , om , langs dien weg , een maklyk leven te genieten, weinig te werken , en veel Geit te winnen. Als wy uit verwaandheid Huichelen , vermeeten wy ons tot alles bekwaam te zyn , zonder Teöry ofPraéiyk te bezitten, om door dieren, die men met den naam van Ezels vereerd, te werden toegejuicht, wanneer wy ,als Tooneelnanen, om onze Pasfie uit te drukken, allerlei grimasfe met het maske maaken, en beweegingeform.eeren gelyk aan die dergedwongenefaldaatjes ïwzGoltzms; (*) en dus niet ongelyk fchynen aan dwergen die op eene ladder klimmen om Reuzen te vertoonen. Wanneer het Publiecq ons dwingt tot HtiiCHELA' R Y is het in zulken tyd, wanneer wy onze vlyt befteeden om door een cenvouwdige en natuurlyke wyze van Speelen , de denkbeelden des Dichters van het Stuk, den Aanfchouwer te doen begrypen ; en , de aandacht van het Publiecq met deeze eenvoudige manier niet kunnende winnen, genoodzaakt zyn om, door den eenen of anderen valfchen pas te maaken, het Publiecq zand in de oogen te werpen, om deszelfs opmerkinge leevende te maaken. Dus, om kort te gaan, magtige Heerfcheretlè ! is meest alles met min of meer HuiCHELARY vervult;, en ik voor my geloove niet dat eenigen Staat, hoe genaamd of waar gelegen, noch eenigen Stand, hoedanig, hy aok zy, zich beroemen kan geen Huichelaaren nocli Huichelaresfen in zynen omvang te huisvesten. (*) Dit werkje, van dien Plaatfnyder, is by de Kunsrkenneren bekent, M. CORVER. NA-  NAREDEN. L E E ZE REN of L E E Z E R E S S C HEN, Wie gy zyn moogi! Zie hier de u toegedachte Voorrede», buiten myne fchuld, by de uitgave van het Stuk niet gereed kunnende raaken, eindelyk als eene Nareden te voorfchyn komen, en achter dit Blyfpel plaatze , hetwelke door (*) Moljere , in het Fransch vervaardigd, en indenjaare 1664. in de maand May te Verfailles gedeeltelyk, en in de maand November deszei ven Jaarg, geheel, teRaincy voor het eerst gefpeeld is geweest. pe wederwaardigheeden aan dit Stuk ontmoet, en de famenrottingen die de Schynheiligen tegens hetzelve maakte, om , waare het mogelyk, dit Copy, waar van zy de Orgineelen waaren, van het Tooneel te weeren, zyn de Toonedkenneren genoeg bekent; doch door de goedheid des Konings, te Parys in 't Jaar 1669. °P den 5^e van Augustus vertoond en met veel toejuiching ontvangen zynde, heeft het altoos tot een' geesfel voor deeze monfters verftrekt, en is op andere Tooncelen, door geheel Europa, in alle taaien, met zeer veel genoegen gehoord en gezien; alleenlyk in ons Vaderland is dit Spel, na den tyd van wylen Jacobvan '^ Ryndorp zeer zelden ten Toomde gevoerd; zyn de' dit Stuk door gemelde Directeur vervaardigt geworden; doch dat zeer veel van het orgineel van' Moljere verfchilde: Dit voorgemelde en de Steiloor van Deminé Schaak, waaren toen de Stukken die men ten Toemei voerdden; doch na den * 3 dood (*) Ik moest, volgens de flenter onzer tyden, den Beroemden Bly fpeldichter JanBatistPocqulyn pe Moljere, gezet hebben; maar ik denk dat'smarft naam genoeg is.  NAREDEN. dood van Ryndorp voornoemd, is bet nu en dan vye' eens door reizende Troupen vertoond , maar zelden; want wyl de ichynheiligheid tot zelfs onder de Teoneelfpeelders begon door te dringen, zal dit misfchien zeer veel toegebragt hebben om dit, Stuk zo lang van het Tooneel te weeren. Geduurende den tyd dat ik de eer had om in dit myn Vaderland, door een goedgunstige toelaating, met myne bende te mogen rondzwerven, om, zo ik niet van honger met myn Huisgezin wilde vergaan, met eere myn brood te winnen, is my dikwils gevraagd dit Stuk te fpeelen, maar ik heb het altoos geweigerd; niet om ae Schynheiligen te behaagen, veel min uit vreeze voor hen, maar alleenlyk om dat ik hen de gramfchap van eeneerlyk AStcur onwaardig oordeelde, en ik wel voorzat dat al dit vertoonen aan zulken, die den fchyn van vroomheid als een groote noodzaakelykheid onder de faamenleeving aanmerkten, weinig verbeeteren zouden. Ik heb dan, tot deezen tyd, dit Stuk geweigerd te geeven,-fchoon ik deeze vertaaling reeds 5 aó~ jaaren in myne magtheb gehad, en hoewel ik zag dat ik my zelve fchade deed met het niet te vertoonen, heb ik het echter niet willen geeven aan een Publicq dat my al voor lang van hem deed denken, dat het met zyne aloude gebreeken zodanig ingenoomen was, dat het dezelve liever zag koesteren als op het Tooneel hekelen. Het is zeker dat dit Stuk in Vrankryk veel nuts aan de Natie, en de Schynheiligheid zeer veel nadeel heeft toegebragt; maar ik geloove, zo Moljere in menig Land dit goede zaad had durven zaaijen hy fJechte vruchten van zyn' arbeid gemaaid zou hebben; en durf byna zeker, itellen, dat zyne moeite onnut had geweest; men zouw hem  B L y S P E L. 3 Dat s een doorwrochte P-een- »i«£ï r ^'enEn 'k zal „iet dulden dft zvn ™, S ,CSfen ra°" moeftho'k Word moeilyk a"s ikdenkSf1" & Tlo?ea' Zyn ÜCht beuren ^t^^^ TT i ., . ,, -IJamis. Dat niemand h£"m Zou ^ T-dUlFftel,en? po^atdiefyia^^SofeSS^ ivt . JDamis. En 'k vrees waaiac)ri„' I r my." toorne om«eken. Een bedelaar, dfcvlln 'iewe"e" lellen, lauw fchoeSentahiSi™£ ï dC2.e ,?tad> fa „u, „u b^yj^i^^^jw/ A 3 En  4 TARTÜFFE, of de HUICHELAAR, En durft zich allesi hoe ondraaglyk 't zy, vermeten. Mevr. Pernille. Och' boogmen't hard gemoed, en gunde men hem 't oor,; Wat zou men vorderen op t loflyk deugdenfpoor! Dorine. In uw verbeelding is hy heilig, ja een wonder. Maar in myn oog- fpeelt hy de huichelaar daar onder. "Mevr. Pernille. Zwyg langtong! Dorine. 'k Weet dat ik bv hem, noch by zyn' knecht Mynict vertrouwde als onder borgtocht, zeer oprecht.: Mevr. Pernille. (tellen, Zyn knecht is me onbekend: doch wat ge ook moogt vcr'k'Durt voor zyn' Heer my wel geruit als borge (tellen. Maar ieder vit op hem: 'tis met dan enkle haat, Om dathy waarheid fprcekt, en elk zegt daar't op ftaat. Hy dryft des hemels zaak ; en och! 't zyn s waerelds ztfnDie 't hart van dezen man als doorenen doorwonden.(den, Dorine. Maar watbeduid het, dat hy nu, zints weinig tyd, Geen aanfpraak hier in huis, geen ommegang meer lyd? Kwetftzulks den hemel dan? is't heiligheids onteermg, Bezoek van vrienden, of een eerlyke verkeermg? Als ik hier onder ons dit eens verklaaren zou, 'k Geloof oprecht dat hy jaloers is van Mevrouw. Mevr. Pernille. Zwyg ftil, zie wat gy zegt: denk niet dat hy "t alleen is, Die om zo veelbezoek maar gantfchelyk te onvreên is. 'tGeloop van al die knechts, die omflag, dat gedruis, Zoveelgezelfchap1, als hier daaglyksis in huis, En zo veel koetzen als hier altyd lhvan te wachten, 't Geeft allesopfpraak in de buurt naar myn gedachten. Men mo mpelt voor het minlUen fchoon'k niet denken kan Iets onbehooiiyks, 'kweet menfpreekt 'er echter van. Cle-  B L Y S P E L. 9 DERDE TOONEEL. Elmire, Marianne, Damis, Cleantes, Dorine. GE l m i r e. y moogt te vreden zyn, dat ge ons niethebt verzeld. Gy had gehoord, wat ze ons tot affcheid heeft verteld. Maar "k zagmyn'Man; hy heeft my geenzins na gedachten Gezien, 'k zal dus zyn komft in myn vertrek verwachten. Cleantes. Tot minder omflag zal ik zo lang blyven (laan, En bieden hem terwyl alleen myn groetnis aan. (jËlmirc vertrekt.) Damis. (ken. Ei, Oom! vergeet niet van myn Zusters trouw te fpree'k Denk dat Tartuffe zoekt een fpaak in 't wiel te fteeken, En Vader trouwloos dringt tot breeking van zyn woord. Hoe namy dit betreft,hebt gy gewis gehoord. Want daar Valerius poogt tot haar echt te raaken, Voel ik me in 't zelfde vuur tot zyne Zuster blaaken. Zo'tzyn moeit.... Dorine. Ga, hy komt. VIERDE TOONEEL. Orgon, Cleantes, Dorine. Orgon. H i Broeder! goedendag! Cleantes. 'k Zou gaan, maar 'k ben verheugd dat ik u weêrzien mag. De landftreek zal zich nog niet aangenaam vertoonen. Orgon , tegen Dorine. Dorine, hoor eens hier. A 5 Te.  io TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Tegen Cleantes. Ei Broer! wil my verfelioonei En neem't niet kwalyk af, dat ik inmiddels hier De meid eens ondervraag naar 't huis en huisbeftiéa Tegen Dorine. Hoe heeft het hier Dorine, in deze twee,drie dager Dat ik ben uitgeweeft, in huis zich toegedragen ? Dorine. Eergiftren was Mevrouw den gantfehen dag gekweld Met zwaare koorts, die met veel hoofdpyn was verzeld O r g o n. Wel nu, TartufTe? Dorine. 6 Die! ei, wat zou hem toch fcheeler Die is braaf dik en vet, gezond in allen deelcn, O r g o n. Die lieve man! Dorine. Zy was dien dag zeer lufteloos, En had aan't avondmaal geen èetensluft altoos, Zo onverdraaglyk was de hoofdpyn die haar kwelde Orgon. Wel nu, TartufTe? Dorine. Hy, die haar ten difch verzelde, Sloeg twee patryzen eerft, zeer ftichtelyk en graag, En toen een ftuk gehakt, tot toegift, in zyn maag. Orgon. Die lieve man! Dorine. De nacht was gantfchelyk vervlogen, Eer zy een oogenblik geloken had haar oogen; De hevigheid der koorts vermeerderde den brand. Wy waakten tot den dag by haar aan 't ledikant. Orgon. Welnu, Tartuffe? Do  B L Y S P E L. ii Dorine. ' Die had naauwlyks 't maal begeven, Ui ftraks heeft hem de vaak naar zyn vertrek gedreven, Daar hy in 't warme bed geruit en zagtjes dook, En vóór den ligten dag zyne oogen niet ontlook. ürgon. Die lieve man! Dorine. Mevrouw, door onze réén bewogen, Befloot toen op elks raad een lating te gedogen," En dit fchonk aanftond veel verligting in haar bloed, Orgon. Wel nu, TartufTe? Dorine. Die was 'smorgens weêr vol moed; En vreezend'dat deez'ramp zyn ziel te veel mogt kwellen, Dronk hy by zynontbyt, op dat hv mogt herftellen Mevrouws getapte bloed, vier glaasjes Malga wyn. Orgon. Die lieve man! D o rine. , Dcwyl zy bei welvarend zyn, Ga k melden aan Mevrouw, dat gy zyt t'huis gekomen, En hoe veel deelgy in haar7 welltand hebt genomen. VYFDE TOONEEL. Orgon, Cleantes. Cleantes. 'k Moctlagchen: opentlyk fcheert zy met ude trek. En, zonder dat ik u hier door tot toorn verwekf Zeg ik u voor de vuift, het is niet buiten reden : Want wie hoorde immermeer van zulke uitfporigheden? Dat een wild vreemd zo fterk u ingenomen heelt, Dat Ecg ik u voor de vuift, het is niet buiten reden: ' IWant wie hoorde immermeer van zulks nitrnnrinUeAmO pat een wild vreemd zo fterk u ingenomen heeft,  i z TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Dat gy om zynent wil vergeet al wat 'er leeft. Geonttrokthemaan't gebrekjgy waart alleen zyn hoedei Nn komt gy nog zo ver Orgon. Zoet zoet, niet verder Broeder !■ Gy kent den man nog niet, daar gy zo los van praat. Cleantes. Wel nu, ik ken hem niet, devvyl gy 't zo verftaat. Maar echter om te zien wat hy zou kunnen weezen.. O r g o n. Och! kende gy hem Broer! hoe zou hy u beleezen! Gy zoud verwonderdftaan van hem, geloof myn reen. Hy is een man! een man!.... ver boven 't algemeen.i Zyn lesfen doen 't gemoed een dille vrede fmaaken; Men ziet alle ydelheên des waerelds hem verzaaken; 'JfWord door zyne ommegang geheel een ander menfcr Hy zuivert myn gemoed van hartstocht, vrees en wenfcl Hyflaaktmyn'geeduitboei en banden die myhindren, En fchoon ik fterven zag Vrouw, Moeder, BroêrofKinc Van al dien rampfpoed bleef myn zielnog ongedeerd(rer, Orgon. 't Is veelmenfchlievenheid, naar 'k merk, diehyu leert.: Cleantes. 6 Zo gy hem eerd had, gelyk als ik, bejegend, Gy had den dag en 't uur van dat geluk gezegend. Ik was voorleden hcrfft drie weeken op myn land, Daar ik hem in de kerk 't eerft aantrof: in zyn' ftand En houding was de diepfte ootmoedigheid te leezen; De vroomheid draalde uit al'de trekken van zyn wezen. Hy lag met yver op de knié'n in gebeên, En zuchtte dat elks hart door meely wierd bedreên. En als ik uitging, zag ik hem vooruit gevloden, Op dat my zynen dienft door hem wierd aangeboden i Ik, van zyn nooddruft en behoefte, door zyn' knechti Die hem in alles nam ten voorbeeld, onderrecht, Gaf hem ten aalmoes: maar wie zou zo eerlyk denken'! H  B L y S P E L. 27 En dat gy niet voor hem, maar voor u zelf wilt trouwen. En dat, indien TartufFe is zulk een waardig man, Hy, zonder hindernis hem zelf wel trouwen kan. Marianne. 't Ontzag,dat ik fteeds heb myn' Vader toegedragen, Verllomde my, en 'kftond als in myn tong geflagen. Dorine. spreek voor de vuift: gy weetal wat'eris gefchicd Omtrent Valcrius : mint gy hem nog of niet? Marianne. jy doet my ongelyk myn ziel nog meer te plaagen. [)orine! is 't mogelyk dat gy zulks nog kunt vraagen? Ie heb reeds duizendmaal myn wenfch aanu verklaard, 2n 'tis om hem dat zich myn hart dus voelt bezwaard. Dorine. k weetniet of uw hart heeft met uw' mond gefproken, 2n of t oprecht voor hem in weêrmin is ontftoken. Marianne. VTyn liefde is ongeveinsd : waar toe mv dus gekweld? jy doet my ongelyk, dat gy 't in twy'icl lick. D ori ne. lo datgy hem bemint? Marian N f.. 6 Ja, met ziel en zinnen. dori.n Y.. En hy fchynt van zyn' kant u wederom te minnen? Mariann k. k Vertrouw zulks. Dorine. En gy haakt'cr beide krachtig ua> Dm met malkander u vereend te zien I Marianne. 6 Ja. DO-rin'E. Met welk een oog kunt gy TartufFe dan befchouwen? Marianne. (Touwen. ^oor, 'k fterf voor vaft, Dorine! indien 'k met hem moet Do-  a8 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Dorine. Een heerelyk beduit! ik dacht zo verr' nog niet. De dood is 't befte om u te ontheffen van 't verdriet, 't Is wel gevonden ...maar , nu zou'k my haaft verftoren^ Terwyl ik zulk een taal uit uwen mond moet hooren. Marianne, Dorine, laat in 't eind' eens af van dit gekwel; Heb deerenis met my , en zeg my hoe ik 't ftell'. Dorine. Ik heb geen deerenis met zulke malle grillen; 'kHou van geen lui, die zelf niet weeten wat zy willen; Marianne Ik ben te zeer befchroomd: helaas! wat raad gy my ? Dorine. 'k Weet niet: de liefde eifchtdat een hart ftandvaftigzy. Marianne. Myn hart is hem getrouw, en blyft hem nog genegen. Maar hy moeft trachten om myn' Vader te beweegen. Dor. ine. Maar zo uw Vader nu eens onverzetlyk blyft, En met geweld u tot Tartuffes huwlyk dryft; Zo hy 'r gegeven woord nu in zyn' hals wil halen, Is dat uw Minnaars fchuld? moet die 't gelag betaalen? Marianne. Maar zo'k een antwoord kryg van weigering en hoon, Regeert gy dat ik dan myn hefde ftel ten toon ? Kan ik om zynent wil, in zulke kiefche zaaken, De kinderlyke pligt en eerbre fchaamt' verzaaken.? Kunt gy begeeren dat myn min worde openbaar. Dorine. (klaar. Och neen!'k begeer niets meer. Gywilt, nu merk ik't Vereend zyn met Tartuffe: en'kvindmy zeer beladen, Om't huwlyk van dien Heer u langer af te raaden. Gewislyk trouw met hem : en waarom zoud gy niet? 't Was tegen uw belang, indien 'k u anders ried. ' Mynheer Tartuffe! daar's de gek niet meête fcheeren. Tar  B L Y S P E L. 29 rartuffe! •.. 't is een fchat, gy moet hem wel waardeer en, ietis een man ! tart toe, wylhy zich aan komt biên, Sn't is geen kleintje zich aan hem getrouwd te zien. Vlen hoort de gantfche ftad zyn deugd en zeden loven; iy is zeer wel gemaakt, en aadlyk daarenboven; )e blos ligt op zyn wang. Wat zal 't u deftig ftaan, Vanneer ge aan zyne zyde als zyne Vrouw zult gaan! Marianne. )orine! . . . Dorine. Op welk eene eer zult gy dan kunnen roemen, Vis gv van elk u hoort Mevrouw TartufFe noemen! Mariann e. k bid u, hou toch op, en kwel my langer niet. 5edenk tochmiddlen, en behoê my voor 't verdriet. kBeken, 'khad ongelyk; nu zal ik alles waagen. Dori ne. VTeen neen, een kind moet zich aan 's Vaders wil gedraal gaf hy haar tot man een gryze Baviaan. (gen. 3y hebt nog niet bezeft, hoe fchoon uw zaaken ftaan. Jw Vader zoekt uw beft, door uaan hem tegeeven.... In waarom zoud gy uw geluk dan wederftreeven? Yeet, dat een koets u naar zyn fteedje voeren zal, ïegroet van Oomen en van Neeven zonder tal, Wier geeftig onderhoud u byfter zal behagen, rfet hooffch falet zal ftaêg om uw gezelfchap vragen. Gy kieft voor 't eerft bezoek, tot een gewenfcht begin, ien Burgemeefters vrouw, of een Mevrouw Schoutin, Die met een leunigftoel u daadlyk zullen eeren. Vlen zal 'êr u 't vermaak der feeften doen waardeeren. Betfpel, 't concert,het bal . . . Marianne. Ik fterf van zulk een praat. Dorine! voor het laatft, hou op , of geef my raad. Do  30 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Dorine. Uw Dienares. Marianne. Kunt gy me in dezen ftaat ontvlieden? Dorine. Gewisfelyk: die zaak moet tot uw ftraf gefchieden. Marianne. Ei hoor, Dorine! Dorine. Neen. Marianne. 'k Beloof u van myn'kant. ., D o r 1 n e. Neen, 't fiuk is afgedaan: aanvaard Tartuffes handJ Marianne. Gy weet hoe ik altoos uw trouwheid heb geprezen: Doe my... Dorine. Neen, neen, gy moet MevrouwTartuffe weezét Marianne. Wel nu, dewyl myn druk u niet ter harte gaat, Begeer ik nu, dat gy my in myn wanhoop laat; Die zal myn eenigfte en myn laatfte toevlucht weezer En 'k weet één middel nog, dat my wel zal geneezei Zy tuil henen gaan. Dorine. Nu, waar na toe i kom hier; myn kwaadheid is voorbj En'k voel toch eindlyk weêr het oude medely. Marianne. Dorine! kan men my geen andere uitkomft geven, Zie daar, ik zeg het u, ik kan niet langer leeven. Dorine. Nukwei u zelf niet meer: de flag is nog te ontgaan. Misfchien... maar zie, daar komtValerius zelf aan. VLEK  B L Y S P E L. 31 VIERDE TOONEEL; Marianne, Valerius, Dorine. Valeriu s. M ejufferlmen heeft daar een tydingmy doen weeten, Die 'k door verwondering niet ligtlyk zal vergeetën. Marianne. En welke? Valerius. Dat gy met TartufFe trouwen gaat. Marianne. Het is voorzeker dat myn Vader daar op ftaat. Valerius. Jw Vader? Marianne. Naar het fchynt, zoekt hy zyn woord te breken» En is my van de zaak zo aanftonds komen fpreeken. Valerius. [s dat in ernft? Marianne. Jawel in ernft: geloof het vry; En hy begeert met kracht dit huwelyk van my. Valerius. En wat befluit hebtgy in dit geval genomen ? Marianne. Dat weet ik zelf nog niet. Valerius. Het antwoord is volkomen! Uy weet het niet? Mariann e. Neen. Va.  32 TARTUFFE, of de HUICHELAAR; Valer i us. Niet? Marianne. Maar wat zoudgy myraêiu Valerius. Wat ik u raad en zou.? neem hem tot Bruigom aan. Marianne. Raadgy 't me? Valerius. 6 Ja. Marianne. In ernft? Valerius. Behoeft gy't nog te vraagen.1 De keuze is heerlyk, en dient wel in acht geflagen. Mar i a nn e. Uw raad gevalt my dan, en zal myn voorfchrift zyni Valerius. 'kDenk dat ge u naardien raad zult voegen, zonder pyn. Marianni. Het doen zal my zo ligt,als u het raên,vernoegen Valerius. Ik heb 'tu maar geraên, om my naar u te voegen. Marianne. Om u vermaak te doen,wil ik my laaten raên. Dorine. 'k Moet zwygen, om te zien hoe of dit hier zal gaan. V a ler1us. Nu zie'k hoe gy bemint: ik ben braaf uitgeftr eken! Marianne. Ik bid,Mynheer Maat ons daar verder nietvan fpreeken; C>y zegt dat ik den man, die my word aangeboön, Aanvaarden moet: welnu, ik vind dieraadzofchoon. Dat  B L Y S P Ë L7 33 Dat ik befloten heb my zelf daar naar te voegen, En ik aanvaard hem dus, om u te vergenoegen. Valerius. Ik bid u , fchuif de fchuld op zulk een oogmerk niet: Gy hebt die trouw reeds lang beraamd tot myn verdriet. Want deez-befchuldiging, zo valfch my aangewreven, Dient maar om'tbreekenvan uw woord een glimp te gee- Marianne. (ven. 't Is waar , gy hebt gelyk. Valerius. rT , . Gewislyk: uw gemoed Heeft nimmermeer voor my oprechte min gevoed. Marianne. Heel wel! denk vry al watgy wilt, 'tzal my niet krenken. Valerius. [k moet wel: uw gedrag dwingt my om dus te denken. Maar myn getergde ziel komt mooglyk u nog vóór: En 'k ga my elders ook verbinden , op uw fpoor. Marianne. I Geloof liet wel: gy moet elks hart in min ontfteken Door uw verdienden... Valerius. v iwi. a- < Wi' va"geen verdienden fpreeken. k Bezit dieniet: 'kmoetzulks uit uw gedrag vermoên. Maar k hoop een ander hart zal myn verlies vergoên. Ik weet er een, zo dra'k my van u zieontflagen, Die, zonder bloozen, my haar weêrmin op zal dragen. Marianne. t Verlies is dan niet groot, Mynheer, dat ge ondergaat! tn gy zult hgtlyk u vertrooden, maak ik daat. Valerius. k Zal doen wat mooglyk is om langer niet te draalen.' ten hart, dat ons vergeet, leert ons te zegepraalen. tLeerthoemen opzvn beurt het weer ver o-eeten moet, En kan men 't niet, men moet toch veinzen dat men't doet. C Nog  34 TARTUFFE, of de HUICHELAAR , Nog langer om een hart, dat ons veracht, te fmeeken, Is lafheid, daar elk een met fchande van zou fpreeken. Marianne. Ik vind dat denkbeeld fraai, en vol verhevenheên. Valerius. Gewis; en ieder moet zulks pryzen, naar ik meen. Hoe! wilt gy dat ik u (leeds liefde toe zal dragen? Dat uw gelaat altoos myn oogen zou behagen? En, fchoon een ander wierd met uwe trouw vereerd, Een hart ftandvaftig bleef, dat gy niet hebt begeerd? Marianne. Geenzins; zulk eenbefluit word zeer door my geprezen, En 'kwenfchre dat de zaak alreeds zo verr'mogt wezen. Valerius. Gy wenfcht dit dan ? Marianne. 6Ja. Valerius. 't Is lang genoeg getergd. Ik ga cp 't oogcnblik volbrengend geen'gy vergt. Hy doet een ftap om heen te gaan, maar komt dadelyk terug. Marianne. Zeer wel. Valerius. Maar denk altoos, nu ik u moet verliezen, Dat gy my zelve dwongt dit uiterde te kiezen. Marianne. Zeer gaarne. Valerius. En dat ik, nu 'k myn eerde min verban, Hier in uw voorbeeld volg. Marianne. Wel, 't zy myn voorbeeld dan. Valerius. Nu, 'k zal u op dat woord dien dienft naauwkeurig geeveni  s6" V TARTUFFE, of de IIUICHELAAR, Valerius, zich poogende los te rukken. Neen, neen, myn fpyt is al te hoog gerezen. Laat los, ik ga voldoen aan't geen zy my gebied. Dorine. Sta ftil. Valerius. Neen ,'myn befluit Haat vafl: weêrhoumy niet., Dorine. Ei! Marianne. 'kZie het wel: hy kan myn byzyn niet gedoogen. 'tZal't befte zyn, dat ik maar zelf wyke uit zyne oogen. Zy wil vertrekken. Dorine, Valerius loslaatende , en Marianne naloopende. Nu de andre weêr. Waar heen? Marianne. Laat los. Dorine. Neen neen,kom kom! Marianne. Gv arbeid vrugteloos : ik keer niet wederom. Valerius. (ken. 'kZie dat myn oog nog meer haar gramfchap op komt waM 'k Ga my van haar ontdaan, en draks van hier vertrekken. Hy vuil heen gaan. Dorine, van Marianne naar Valerius hopende. Nu die! wat drommel zyt gy gek? ik zeg, blyfdaan. 'k Haal pas den een te rug of de ander wil weer gaan. Zy trekt hen beide naar elkander. Valerius. Maar wat is uw befluit ? Marianne. Wat wilt gy toch verrichten? Do-  B L Y S PEL. 37 Dorine. (lichten. Maakt beideneerft weer vreê , danzal'k uw druk verWat zotterny, zo lang te kibblen met elkaêr! Vale rius. Gy hebt gehoord, wat ik verdragen moeit van haar. Dorine, tegen Marianne. En gy, hoe kunt ge om zulk een beuzlinguontftellen? Marianne. Was ik verpligt my dus van hem te laaten kwellen? Dorine, tegen Valerius. 't Is weêrzyds zotterny! zy heeft geen andre zorg Als u getrouw te zyn: hier voor blyf ik u borg. Tegen Marianne. Hy mint geen andre als u; zyn eenigde begeeren Is om uw Man te zyn : dit durf ik u wel zweeren. Marianne Waarom gaf hy my dan zo hatelyk een raad? Valerius. Waarom verzogt zy die van my op heeter daad? Dorine. Wat zyt gy gek! laat ik uw beider hand ontfangen. Tegen Valerius. Gy eerll. Valerius, zyn hand aan Dorine reikende. Waar toe? Dorine, tegen Marianne. Nu gy ; kom, wil my ce uwe ook langen. Marianne , haar* hand ook geevende. Maar wat beduid dit toch? Dorine. Kom, doe maar 't geen ik heet. Tenvyl zy hunne handen in elkander légt. Hoor, gy bemint elkaêr, meer dan gy zelf nog weet. V aleri us. Ach! laat dan op deez' ftond wat minder weêrzinblyken, C 3 Eu  38 TARTU FFE, of de HUICHELA AR, En uw gramftorig oog niet langer 't myne pntw; ken. Marianne wend haar oogen langza im m ■ Valerius, en ziet hem met een grimlachje aan., D ori ne. Verliefden pleegen niets als alle zotterny. Valerius. Ach! waar toe my zo fel gefolterd ? 't fta my vry, Dat ik een weinig klaag', terwyl gy fchiept behagen,, My zulk een droeve zaak zo ernftig voor te dragen. Marianne. Maar uwe ondankbaarheid was my de grootfte ipyt. dokine. Stelt dit pleidooi eens uit tot op een' andren tyd; En zorgen we om't gevaar van dezen echt te ontduiken. Marianne. ■ 9 Wat middlen kunnen wy hier toe met nut gebruiken* Dorine. Men neem' maar alles, wat ons helpen kan,, te baat. Uw Vaders opzet is al te ongerymd een daad. Tegen Marianne. Gy, wil terdege uw'geell omtrent uw' Vader fcherpen, En houd u, of ge u wilt volkomen onderwerpen. Zo kunt gy mooglyk, kwam de nood wat fterk eens aan, Door uitftel dezen band nog een'gen tyd ontgaan. Door tyd te winnen word al dikwils veel gewonnen ; Geveinsde ziekte zal u heden baaten konnen, En morgen fteld men weer wat anders inliet werK , 't Welk tegen het gevaar ons weêr op nieuw verfterk . Dan kome 'er voorfpook by,of tovery,otdroomen, Dan breekt een fpiegelglas, dan word een lyk vernomen. In't eind', hetloop?zo^t wil, gy word toch, bmten hem, Aan niemand ooit getrouwd, ten zy uw mond zulKs En , op dat deuitflag u niet al te veel verblinde, CHemm i Zo wacht u ,dat men u ooit by elkander vmde. Tegens Valerius. Vertrek in allen fpoed; fpoor zelf uw Vrienden aan, ,  B L Y S P E L. 39 Opdat gy't pand, aan u beloofd,niet moogt ontgaan. Wy zullen midlerwyl gaan werken by haar' Broeder; Hy onderfteune ons ook, zo wel als uwe Moeder. Nu ga. Valerius, tegen Marianne. Wat middlen wy in dezen nood befteên, Ik Hel myn grootfte hoop nochtans in u alleen. Marianne. Schoon zich myn Vader mogt onreedlyk laaten vinden, 'k Zal my aan niemand dan aan u alleen verbinden. Valerius. Gy voert myn vreugd tentop; en ondanks al't gevaar... Dorine. Indien 'ku liet begaan, gy bleeft hier nog een jaar. Ik zeg, ga heen. Valerius, eenige voet flappen doende rm heen te gaan, doch ftraks weder om komende. Voor 't laatft! . . . Dorine. Vertrek, of'kmaakubeenen. Hemde deur uilffootende. Hier! deze deur ftraks uit. Tegen Marianne. En gy, met my dit heenen. Einde van het tweede Bedrjf. C 4 DER  40 TARTUFFE, of de HUICHELAAR , DER DÈ BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Damis, Dorine. Damis. D :it ik voor altons blyv'van alle heil verfteken !(ken, De waereld nooit van my dm als een fciielm moog' lprceZo ik ontzien zal magt of vaderlyk gezag. En nu niec waagea zal een'' doodelyken üag. i) orin e. Op alle vriendfchap, wil zo Iterk u niet beroeren, En laat de drift u niet van 't fpoor der reden voeren. Uw Vader heeft dit flas wel lagcnende gezegd , Maar 't is daarom tot nog juiftniet te werk gelegd. Damis. Ik zal het huwelyk van dezen fchelm wel breeken, Zo 'k flechts- twee woorden in 't geheim met hem mag Dorine. (fpreeken. Ik bid u, ga te werk met een bedaard .gemoed! Gv wekt uws Vaders haat« zo ge op Tartuffe woed; Hy zou veel meer om hem , als om zichzelv'uftraffen: Betrouw uw m ieder, zy zal beter raad verfchaffen. *k Weet dat zy op zyn' geeft zeer veel vermogen heeft; Hy toont zich rteeds voor haar gedienftig en beleefd, 't Zou niet onmooglyk zyn, dat zy hem kon bekooren.: Mogt dit eens zyn, ons ware een hcerlyk lotbefchoren! Zy heeft hem hier ontboön. Dus laat haar flechts begaan. Zy zal zyn meening op dit huwlyk onderftaan. De zaak in goeden ernft hem eens voor oogen ftellen, En 't droevige gevolg van zulk een' echt voor lpellen. Dus zal zy't alierbeft geraaken achter 't wit, Zyn  B L Y S P E L; 41 Zyn knecht heeft daadlyk my gezegd dathy nog bid, Baar dat hy (tond gereed om aamtonds af te komen. Dus ga : hy zal van my wel .vorden waargenomen. Damis. Ik denk dat ik by dit gefprek wel weezen mag. Do rin e. Gantfch niet. d a m 1 s. 'kZal fpraaklooszyn, en maaken geen gewag. Dorine. Ja,'t is my wel bekend hoe gy uw drift kunt temmen. Eb dit waar 'tmiddel juift om hierdezaakteftremmen. Ga heen. Damis. Neen,'k wil bedaard eens hooren dit gefprek. Dorine. Wat kunt gy Mig zyn! hy komt: ik bid vertrek. TWEEDE TOONEEL. Tartuffe, Dorine. Tartuffe, hardfpreekende tegen zyiiï knecht\ die binnen is, op het zien van Dorine. N u ,Laurcns! draag wel zorg voor myn gebedeboeken. £n wil toch voor u zelv' naar geeftlyk voedzel zoeken, indien men naar my vraagt, ik ga by arme liên, Dm hen, in hunneelend", een aalmoes aan te biên. dori ne. Wat opgeblazenheid! en wat gemaakte reden! Tart uffe. Wat zegt gy? D or ine. Ik heb laft . . . C 5 Tar-  42 TARTUFFE of de HUICHELAAR, Tartuffe. Wat zie 'k! öfchaamtloos kleedei Zyn neusdoek uit zyn zak halende Drar ,neem dieneusdoek, eer ge uvvboodfehap my bi Dorine. (rich Waar toe? Tartuffe. Die boezem toe! my hindert dit gezicht. Zulk een vertooning kan onze eerbaarheid verkrachte» En wekt in ons gemoed flechts weeldrige gedachten. Dorine. 'tMoet wezen dat uw hart al ligtlyk word geraakt, En dat het vlecfch op u een' grooten indruk maakt, 'k Begryp niet door wat lult uw boezem word bezeter Wat my belangt, ik zou zo ligt daar niet van weeten. En,fchoon'k unaaktzagftaan,'k verklaar u op myn trouw Dat uwpoftuur me in geen bekooring brengen zou. Tartuffe. Zo gymy ftraks niet wilt uw byzyn zien ontweken. Zo zwyg,of zyt voor't minft wat zediger in'tfpreeken Dorine. Eiblyf: zo ftraks vertrek ik zelf: dus zyt te vreên. kHeb maar écn enkel woord, dan laat ik'u alleen Mevrouw begeert met u eens in gefprek te tredenZo gy zulks toeftaat, komt ze op ;t oogenblik beneden' Tartuffe. Helaas! zeer gaarne. Dorine. t. ~, ". Ei-> ci! hoe word die toon verzacht „ lk twyfel nu met meer aan 't geen ik heb gedacht' Tartuffe. Maar komt zy haaft? D orine. xt i , 9e»>is;zyza' 20 daadlyk komen. Vaarwel, ik ga:ik heb Mevrouw daar reeds vernomen DhR  B L Y S P E L. 4f Tartuffe. Toe fcboon is deze ftof, en keurlyk uitgezocht! n welk een'goeden fmaak word alles thans gewrocht! 4en hecfc nooit eeuw als deze in kunften uitzien fteeken. Elmir e. :Is waar. Maar laat ons eens van onze zaaken fpreeken. ; Hoor dat myn Man van zyn beloften af wil gaan, n u zyn Dochter bied: 'k bid, zeg me, is daar iets aan? Tartuffe. [y heeft m'er van gezegd:maar om't u recht teontdekken, >it is't geluk juiftniet,waar naar myn wenfchen ftrekken. Zie langs een' andren kant ook nog aanloklykheên, nal myn poging ftrekt tot hun bezit alleen. Elmire. Is dat uwhooge geeft aan't aardfch niet is verbonden. Tartuffe. i dezen boezem word geen hart van fteen gevonden. Elmire. :Denk dat eenHcroelfch goed alleen uw zinnen ftreelt, ,n dat u all', wat ons de waereld fchenkt, verveelt. Tartuffe. (neigen, ioe fterk de geeft ook moog tot 's Hemels fchoonheên ulks dooft de drift nietuit, ligchaamlyk aan ons eigen., n onze zinnen zyn al ligtelyk geraakt, (maakt; p't zien eens werkftuks,'t welk de hemel fchiep volie weerfchyn van dien glans fchynt in al uws gelyken, laar boven al in u, op 't heerelykft te pryken; n'k vind in uw gelaat iets minnelyks gedrukt, lat yders oog bekoort, en yders hart verrukt. : zie uw wang verfierd met wondre aanvalligheden; Vernuft blinkt in uw oog, en't fchoon in alle uw leden, § 'k heb u nooit gezien, of'k heb, volmaakte beeld ! edankt den oorfprong, die zo fchoon u heeft geteeld; "oen ik de gaven, die in uwen boezem woonen, )e aanlokljkheên, die in uw ligchaamzich vertoonen, Irkende, 'heeft in 't eind een werkftuk zo volmaakt, My  45 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, My met verwondring eerft, daar na met min geraakt. Jk duchtte in 'teerft, dat ik, door zulk een minontfteken Myn deugd opofferen, de zonde in 't hart ging kweeken En'k had reeds vaftgefteld, voor altoos u te ontvhên, En van een lokaas, zoverleidend, aftezien, (prezeni Maar 'k heb in 't einde ontdekt, ofchoonheid nooit vol Dat deze zuivre vlam niet kan misdadig weezen : En dat, wyl fchaamte hier in geenendeel mee ftryd, 't My vryftaat, u myn hart te hebben toegewyd. 'kBeken', hetiszeerftout, dat ik dus,zonder fchroomen Durf met dit nietig hart voor u ten offer koomen. Maar al het heil, dat ik in dit vooruitzicht wacht, Ligt in uw vriendlykheid, niet in myn eigen kracht. Op u ruft al myn hoop, en al 't geen mykan ftreelen; Gy kunt my lyden doen, of myne fmarten heelen, En 't is uw vonnis, daar myn ziel alleen naar haakt, Dat my in't onheil ftort, of myn geluk volmaakt. Elmire. De ondekking van uw min is waarlyk overaardig; Maar ook, ro'nduitgezegt, niet min verwondrenswaardig Gy moeft wat meerder op uw hoede zyn, naar'k acht.. Zo roekloos een befluit dient ryper overdacht. Een heilige, als gy zyt, van elk alom geprezen.... Tartuffe. F en heiige laat niet na daarom een menfch te weezen Want die hemelfch licht van uw volmaaktheid ziet, Houd op een licht te zyn, en kent de reden niet. Gy ftaat verbaaft, hoe ik dit all' u durve ontvouwen. i\ aai 'k ben geen Engel; neen, wil me als een menfch be En zo zich uw gemoed aan myne reden ftoort,(fchouwer >ctra1 iw_ bevalligheid: die heeft my 't eerft bekoord.* Zo vaak ik op my zag uw glansryke oogen daalen, Koft gy op myne ziel de zege altyd behaalen, En uwe vriendlykheid, die allen weêrftand tart, verwon den weéiftand vaamyn tegenworftlend hart.. Ge  B L Y S V E L. 4f («beden, vaden en getraan,niets kon gelukken ; (ken. laar dond niets voor: ik moed voor uwe fchoonheid bukndaar die vlam reeds lang door oog en zuchten bleek, Ford nu myn tong myn tolk, opdat ik klaar er fpreèk'. i i> uw goedaardigheid met meêly wil befchouwen, ^ j kn brand van hem,dien gy voor uwen flaaf moogt houên, i I koft vernederen tot my zo nietig menfch, in ge, onverhoopt, met gunftbedraalde mynen wenfch, in zal ik voor altoos, ö oorfprong van myn lyden! i yïy oflren aan uw'dienft, myn hulde alleen u wyden. | )ok is uwe eer by my behoed voor alle fchand, I Seen onraad immermeer te vreezen van myn' kant. latyleijers van hetHof, waar na veel vrouwen haaken, Jy onbefcheidenzyn, en alles ruchtbaar maaken, iichfteedsberoemen op een gund,hen toegedaan, Ln brengen op de draat't geen heimlyk word gedaan, dun losfe tong kan nooit vertrouweling ontbeeren; ! 5y wien zy'touter, waar ze op oflren ,zelf onteeren. ; A^y zyn van andren aard; word ons ooit gund bereid, «3y ons is de eer deeds in volkomen zekerheid, (gen, ,'i Want deugd, en goede naam, waarvoor wy angdigzor! i^erdrekken onze min voor meer als duizend borgen. Vlen vind byons alleen, aanvaard men eens ons hart, i Een liefde zonder fchroom, een wellud zonder fmart. Elmire. :l Ik heb u aangehoord; en uw begaafde reden \ Weet my uw inzicht al heel krachtiglyk te ontleden. i Maar denkt gy wel dat ik 'er ligt toe komen kan, Om eens uw' fraaijen gloed tc ondekken aan myn'man™ ! En dat, indien ik hem ging van uw liefde fpreeken, j iDevriendfehap, die hv n betoond heeft, draks zou breeTartüffe. (ken? Uw goedertierenheid is 't kenmerk van uw' aard. Schoon myn vermetelheid u toefehynt draflenswaard , , Gyzult, gyzultinmy eenmenfchlykzwakverfchoonen, | En my vergeeven/zo myn drift u kwam te hoonen:  48 TARTUFFE, of de HUICHELAAR; En als ge u zelf befchouvvd, herdenk in uw gemoed, Dat ik niet blind ben, maar een man van v leefch en bloed. Elmire. Een ander zou hier ligt geen oogenblik verliezen, Maar ik wil nog met u een' zagter weg verkiezen, 'k Zal van't gebeurde niet den minflen fchyn doen zien, Mits dat gy van uw'kant my ook uw hulp wilt biên: Vermaan myn'Man, zo by de reedlykheid ooit minde, Dat hy myn Dochter aanValerius verbinde. En gy, ontfla zyn woord, indien gy uw gemoed Hier niet bezoedelen wilt met eens anders goed. VIERDE TOONEEL. Elmire, Tartuffe, Damis. Damis, uit een klein vertrekje komende, waar ii hy zig verborgen had. N(baar maaken een, neen Mevrouw! men moet dit nieuws eens rucbt 'k Heb alles hier gehoord: 't zyn waarlyk fraaije zaaken: 'tSchynt dat de hemel zelf my hier l eeft heengebracht Totftraffe eens booswichts,diemyn'ondergang betracht En thans gelegendheid verfchaft om my te wreeken Van zyne hoogmoed, en geveinsde l uichlaars(treeken: Ik moet myn'Vader eens den waaren aart doen zien, Van zulk een fielt, die hier zyn liefde u aan durft biên Elmire, Neen Damis! 'k ben te vreén, wil hy zich wyzer dragen 'kHeb myn vergifnis hem daarom niet afgeïlagen. Doe zulks van uw' kant ook, of doe 't voor't minft om my Waar toe is't nodig dnt die zaak elk kenbaar zy? Een eerelyke vrouw lagcht met die dwaaze grillen, En zou haar' Man niét eens daar mede ontflellen willen Damis. Gy hebt, zo gy zulki doet, uw redenen daar toe.  B L Y S P E L: 49 kheb de mynen ook, waarom ik anders doe. iet ware een zotheid hem nu langer te verfchoonen, Die myn getergde toorn zo lang heeft durven hooncn, Boor zyn fchynheiligheid en opgeblazen waan, iie zo veel enluft in dit huis heeft doen ontdaan, ly kon reeds veel te langmyns Vaders geelt regeeren, ■heeft Valerius en my getracht te onteeren. let is nu hoog genoeg: zyn fnoodheid dient gefluit; in 't fchynt de hemel zelf werkt meê tut dit b'elluit: fcordeez' gelegenheid fchynt hy voor ons te waaken. A7y zullen die m eind' ons ook ten nutte maaken. Berd deze kans verzuimd, 'k verdiende naderhand, lat my t!e wraak nooit weer zo gunftigkwam ter hand. E lmire. daar Damis! . . . Damis. Neen, Mevrouw! 'k moet nu my zelv' geloven. k kom door dit geluk myn vorig leed te boven, (maak h wat ge ook zégt, gy tracht vergeefs my thans 't verte ontneemen, om my zelv' te dienen van de wraak. jGa zulks op 't oogenblik myn' Vader kenbaar maaken. |aar zie eens... juift van pas" komt hy onszelfgenaaken. V Y F D E TOONEEL. Orgon, Elmire, Tartuffe, Damis. Damis. herneem, myn Vader ! hier een zonderling geval, )at aanltonds is gebeurd, en u verwondren zal. [y ziet u fchoon betaald voor al uw vriendlykheden. feez'vroome Heer, aan wien ge uwe gunlten woud bedeleeft ons ten klaarde van zyn meenii g onderregt, (den, fa op het Ichenden van uw bed zich toegelegt. k heb hem Wilt ver rad, tervvyl hy , hier gezeten,  fo TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Zyn vuile luften aan uweEga dorft doen weeten. Zv is van zachten aard, en wil dat dit bedryf. Zo fnood en fchandelyk, voor u verborgen blyv , Maar ik kan zulk een daad in geenendeel verfchoonen. En die te heelen, zou te fterk myn'Vader hoonen. Elmire. Ik ben van oordeel dat een vrouw niet wyslyk doet, j Wanneer ze, om dwaaze reên, on t ruft haar mans gemoed. Onze eer ligt daar niet in; geen taal zal ons ooit deerem Wv weeten, dat 's genoeg, alle oneer af te keeren; En gy, myn Zoon! uw tong had dus niet uitgelpati Indien ik iets op u te zeggen had gehad. ZESDE TOONEEL. Orgon,Tartuffe, Damis. Orgon. 6 I~femel! is het waar ? en kan ik zulks geloven? Tartuffe. 6 la, myn Broeder! wil my van uw gunft beroven. Ik ben misdadig, 'kben een zondaar, boos van geeft,! En de allerfnoodfte, die op aarde ooit is geweeft. Elk uur, elk oogenblik van myn onzalig leven, Is met bedrog bevlekt, met gruwelen doorweven. En'k zie, de hemel, die my eindlyk ftraf bereid, Wil my vernederen by deez' gelegenheid. Met hoe veel euveldaên en kwaad men my belcliuldig: 'k Verdedig my geenzins; ik ly' myn ftraf geduldig. Kom, wapen uwen toorn, en twyfel toch niet meen Maar jaagmeuwhuis uit als een booswicht zonder eer.: De fellte fmaad, dien gy my aandoet, is rechtvaardig,: En 'k ben nog erger, en nog grooter ftraffe waardij. 0£  B L Y S P E L. 51 Orgon, tegen Damis. Hoe, fnoode! tracht gy nu, door valfch verdichte reên, )e deugd van dezen man dus met den voet te treên? Damis. FToe, zal die fchurk, met zyn geveinsd gelaat, myn'Vader Nu nog doen tvvyfelen ? . . . Orgo n. Ik zeg u zwyg, verrader! Tartuffe. Ach! laat hem fpreeken: gy verongelykt uw kind. Sja toch het geen hy zegt» zo ligt niet in den wind. En waarom heeft uw toorn my niet reeds lang verwezen? Weetgy in 't einde wel, waar toe'kin ftaat zou weezen? Vergaap niet langer u aan d' uiterlyken fchyn: Ik ben in geenendeel, dien gy my waant te zyn. 3y koft te lang op myn geveinsde deugden bouwen, Vlaar wil niet langer op't uitwendige u betrouwen, kGa voor godvruchtig door, by ieder die my ziet: Vlaar Broeder! inderdaad ben ik een deugeniet. Zich naar Damis wendende. 5 Ja! myn waarde Zoon! noem my een' eereloozen, Een fchandvlek een veraêr, een fchuim van alle boozen. Df zo ge een'naam weet, die nog fchandelyker zy, [kheb het all'verdient:uw wraak verdelge my. (k wil op myne kniên, ter ftraf my overgeeven, Voor alle de euveldaên , die 'k immer heb bedreven. Orgon, tegen Tartuffe. Rys, Broeder! 't is te veel. Tegen zyri' Zoon. Berouwt u niet uw haat, yerraêr! Damis. Is 't mooglyk dat ge u nog verleiden laat? . . Orgon, tegen Damis. Ontaarde! zwyg. ' D 2. Te.  $2 TARTUFFE of de HUICHELAAR, Tegen Tartuffe, die nog geknield legt. Rys op; kniel toch niet langer, Broeder' Tegen zyn1 Zoon Vervloekte fchendbmk! Oamis. 'k Word hoelanger hoe verwoeden Orgon, Ik breek u hals en been, z. > 'k u nog langer hoor. Tartuffe. Ach Broeder! dat uw geeftzich t< ch niet meer verftoor' 'k Wil alles lyden . ia uw byzyn eer ontvlieden, Dan dat hem \ minfte leed ooit zou om my gefchieden Orgon, tegen Damis. Ondankbre! Tartuffe Ach! fpaar hem toch! ik fmeek u op myn kniêp Schenk hem vergiffenis! Okgon, Tartuffe aanjionds opheffende öMoet ik dit nog zien? Tegen zyn"1 Zoon. Aanfchouw zyn goedheid, fchelm! Damis. Maar Vader! . . . Orgon. Zult gy zwygen?.i 'k Zie nu wat u dus doet ten top van boosheid fïygen Gy zwoert hem altezaam' een' algemeenen haat; Vrouw, Kinderen en Meid, 't berokkent al hem kwaad; Men ftelt hieronbefchaamd in't werk de fnoodfte ttukker Omdezen vroomen man,dien'khoogacht,my teontrukket Maar weet, hoe meer gy wroet om hem het hoofd te biên. Hoe meer gy, totuwfpyt, hem in myngunflzult zien, ■ Ik ga my haaften om myn Dochter hem te geeven, Op dat gy allen moogt van fpyt en gramfchap beven,i Damis. Zo meent gy dat de gift van zufter hem bekoort ?  'B L Y S P E L. 53 Orgon. [a,fchelm! en't huwelyk gaat nog deez'avond voort,1 fl'ktart u allen uit, en 'k zal u overtuigen Dat ik hier meelter ben, en elk voor my zal buigen. En gy, erken ftraks dat uw haat zo verre u dreef, /alhem tevoet, en fmeek dat hyuwfchuld vergeev*. Damis. Vie,ik? voor een fchav1 i i , van eere en deugd verbafterd? Orgon. fioe! zou ik dulden, dat gy hem nog meerder laftert? Vaar is myn ftok . . . Tegen Tartuffe. Weèrhou my niet in dezen ftaat... Tegen zyn' Zoon. Draag zorg dat gy myn huis op 't oogenblik verlaat. \n heb de^ftoutheid niet daar ooit weer in te treden. Damis. t Is wel, ik zal dan gaan . . . Orgon, 'k Verfta niet meerder reden. 'Ja, en denk nooit u met myn goed verrykt te zien. kOnterf u, en ik fchenk myn' vloek u bovendien. ZEVENDE TOONEEL. Orgon, Tartuffe. Orgo n. ie onteeren zulk een' man, zo heiligzo verheven!... Tartuffe. 5 Hemel! wil hem't .kwaad, dat hy my deed, vergeeven! kh! Broeder! wift gy eens hoe'tmy doorgrieft met fmart, )at iedereen my poogt te rukken uit uw hart. D 3 0r--  ƒ4 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Orgon, met een zwaar e zucht. Ach! Tartuffe. 'kRep niet van de daad, maar't enkel overdenken Van deze ondankbaarheid zal my de zinnen krenken. De fchrik zit my in 't bloed... myn hart is zo bekneld, Dat ik niet weet... ik vrees , myn dood is vaftgefteld. Orgon, met de traanen in de oogeh naar de deur lopende, waardoor zyn Zoon vertrokken is. 6 Schelm! gy zytbytyds myn gramfchap nog ontdoken, 't Berouwt my dat ik u den hals niet heb gebroken. MynBroeder! 'kbid bedaar; ontftel u niet te veel. Tartuffe. Vergun my dat ik ftuit dit bitter huiskrakeel: Ik ben 'er de oorzaak van, ik kwam hier de onruft wekken. En 't is noodzakelyk dat gy my laat vertrekken. Orgon. Wat 's dit ? gy meent dit niet. Tartuffe. 'k Leg voor hun haat te bloot Zy zullen alles doen, op dat gy me ook verrïoot. Orgon. Dat zy zo: ziet gy niet dat zy myn hart niet raaken. i Tartuffe. Zy zullen tegen my nooit hun vervolging ftaaken. En deez' bei'chuldiging, zo liftig my gedaan, (aan. Neemt ge in 't vervolg misfehienvoor zuivre waarheic Orgon. Neen, Broeder! waarlyk nooit. Tartuffe. Ik moet my van u fcheidem Hoe ligtlyk kan een vrouw het hart eens mans verleiden. Orgon. Neen, nooit. Tan  B L Y S P E L. ff Tartuffe. Helaas! hun haat volgt my te hevig na. Ik kan hunn' aanflag beft verydleri,als ik ga. Or gon. Neenblyf, verlaat mv niet, of gy verkort myn leven. T ar tuf fe. Wel nu, ik moet me aan uw befluit dan overgeven. Nochtans, indien . . . Orgon. Ei, zwyg . • . Tart uf fe. Wel,'t zy dan zfgedaan. Maar 'k zie nu klaar wat wegik thanshebintefiaaii (ken, Wantde eer is teêr,en zo 'k de vriendfchap met wil krenMoet ik vermyden al't geen de argwaan (lof kan fchenken, En altoos 'tbyzynvan uwEchtgenoote ontvhên. Orgon- Neen,'k wildatgvhaarrteeds,tenfpytvanhen,zultzien. Wat vreugd , datïk den lilt verydel, dien ze u brouwden, 'k Wil datgy dagelyks haar zult gezelfchap houden.^ Dit 'snognietall': om haar te bartten doen al t zaam , Begeer ik, buiten u, geen' andren erfgenaam. Ik ga op ftaande voet, in bondigen gefchnttc, U maaken al myn goed, in een volkomen gitte. Een Schoonzoon, en een vriend van zulk een ecdlen aart, Is meer dan Vrouw, ofZoon, of Kinderen my waard. Wel nu, aanvaard gv niet, 'tgeemk zo gul u biede. Tartuffe. Dat's hemels wil, Mynheer! in alle ding gelchiede. Orgon. Die lieve man! Welaan, men ftell' dit in gefchnft, I En dat denyd vry barfte in haar ontzinde drilt. Einde van het derde Bedryf. D 4 VIER-  B L Y S P E L. S9 Dit Echtverbond, dat nog deez' avond voort moet gaan. Doet haar elk oogenblik tot wanhoop overflaan. 'kBid voeg u nevens my, en help my iets befluiten: Vereenen we ons, om door geweld of lill te fluiten Een huwelyk, waar voor wy allen zyn vervaard. DERDE TOONEEL. Orgon, Elmire, Marianne, Dorine, Cleantes. Orgon. ik Ben bly; dat ik u hier dus zie byëen vergaard. Tegen Marianne, Mynkind! zie hier 't Contract: ditzal uwel behagen. Gy hoeft dus verder naar den inhoud niet te vragen. Marianne, geknield. Ach Heer! in 's hemels naam, de kenner van myn fmart. By al wat immermeer vermurwen kon uw hart; Ik bid, wil u voor my nog eens toegevend tooncn, Myne ongehoorzaamheid in deze zaak verfchoonen, En dwing my niet, dat ik, door een bevel zo wreed, My zelf beklaag, dat gy my 't licht aanlchouwen deed. Vergiftig door geen ramp of tegenfpoed een leven, Myn lieve Vader! dat gy zelf my hebt gegeven. En zo myn hart, in fpyt der wenfehen , die het voed, Op uwvolftrektbevel,zyn min verzaaken moet, Laat my dan ,neêrgeknield, van uwe gunft verwerven Dat my een andre trouw van hartzeer niet doe (terveu. Gy zult my tot een daad van wanhoop zien gebracht, Zo gy hier in op my wilt oefenen uw macht. Orgon, zich bewogen voelende, (vluchten. Natuur! ftapal; myn hart! wil'tmenfchlyk zwak ont- Or-  Co TARTUFFE, of de HUICHELAAR, MaRIAN NE. Uwtederheénvoor hem verwekken my geen zuchten; Bewys dieopenlyk; febenk al uw goed hem vry; Is dat te weinig V voeg het myne ook nog daarby. 'kZai zulks gewillig doen; ik zal hem alles geeven, Maar 'k fmeek u, dwingmyniet met hem in de echt leven, En laat een klooftertucht, waar thans myn wenfch naar De dagenflyten, die me op aarde zyngefteld. (helt. Orgon. Wat is dat fchoon bedacht! men wiiin't kloofter wezen, Wanneer een Vader wil een zotte min geneezen. Keen. hoe hardnekkiger gy tegen my wilt zyn, Hoen eerder g> verdient, dat zich uw hart verpyn*. I eer met dit buu elyk uwe aardfche zinnen breeken. Dit 's *t laatft; en 'kwil daar nu niet meer van hooren fpreDoriae. Cken. Maar, hoe! . . . k Orgon. ? Ik zeg u zwyg, of vrees myn ongeduld. kVerfta niet dat gy hier geluid zelfs geeven zult. C leantes. Zo't my geoorlooft was, alleen by wyz' van raaden.... Orgon. Ow raad is fchoon: en ik wil geenzins dien verfmaden. Altoos gegrond! ik kende waarde daar wel van: Maar 't beige u niet, dat diemy thans niet dienen kan. Elmire, tegen Orgon. Wat zal ik op aI 't geen ik hoor en zie, toch zeggen' V\ antuw verblindheid is niet langer uitteleggen. ' Wylgy de waarheid van een zaak zo fterk beftryd, . Is't wel te zien datgy van hem begoochelt zyt. Orgon. ó Neen, ik word'zo ligt niet door den fchvn bedrogen* Uwvriendfchapvoor myn'Zoon heeft u hier toe bewogen. Gy vond in 't melden van zyn fnoodheid u bezwaard, Schoon hy my fpeelen wou de fnoodfte trek op aard. Ik.  B L Y S PEL. 61 Ik had de waarheid in de ontfteldheid van uw wezen, Indien't was waar geweell, gemaklyk kunnen leezen. Elmire. Moet dan onze eer terftond zo vreeslyk zyn geraakt, Op 't hooren dat een hart voor ons in liefde 'blaakt? En kan de kuifchheid dan niet anders zich doen geiden, Dan dooreen oog vol vuurs, en door een woedend fchelVv'at my betreft,ik merk zulks aangelyk een klucht,(den? En ben in zulk een zaakaf keerig Van' gerucht. De deugd, naar myn bezef moet zich zagtmoedigtoonen. 'k Ben zulk een viesneu. niét, wie'tminfte woord kan hooWier eer, altoos met klaauw en tanden tóegericht ,(nen, Slechts om 't geringde, elk dreigt te vliegen in t gezicht. De hemel doe my nooit van 't fpoo.r der wysheidwyken; Maar'k haat een wysheid, die den duivel wilgelyken. Eenkocle weigering betoont de meefte kracht, Als die, met zedigheid, den eifch der min veracht. Orgon. Ik blyf 'er by: my is uw oogmerk al gebleken. Elmire- 't Is vreemd : men kan niet meer met reden tot u fpreken. Maar zoud gy my, zo 'ku de waarheid eens deed zien, Nog durven zeggen, dat ik geen geloof verdiend Orgon. Deed zien? Elmire. Ja toch! Orgo n. Kom kom! Elmire. Maar zo'kter goeder trouwen, U eens de zaak,zo klaar ais't daglicht, deed aanfehou,ven? Orgon. 't Is gekke praat. Elmire. Wat inenfcn.'kverlies byna 't geduld. Hoor  6% TARTUFFE", of de HUICHELAAR, Hoor hier, ik wil niet eens dat ge ons geloven zult. Maar ftel, ik kon u zulks op deze plaats betogen, Dat gy het hoorde en zaagt met ooren en met oogen, Wat zoud gy zeggen van uw" vriend, in dit geval? Orgon. Wel! dan zou 'k zeggen dat.... 'k zou zeggen,... niemendal, Dewyl't onmooglyk is Elmire. Gy zyt te lang bedrogen, En ik ben lang genoeg by u verdacht van logen. Jk zal tot uw vermaak, en zonder ver te o-aan U'teens aanfchouwendoen, en duidlyk doen verdaan. Orgon. 't Is wel, ik neem het aan. 'k Zal uw bekwaamheid pryzen Wanneer gy met de daad uw woorden kunt bewyzen. Elmire, tegen Dorine. Wel, laat hem komen. Dorine. Ach, Mevrouw! hy is vol lid. Het ftuk is hagchelyk ; zorg maar dat gy niet mid. Elmire. Men word gemakkelykd door't geen men mint bedrogenDe liefde word gevat, zelf door haare eigen ooo-en. Zeg dat hy by my kome ; en gy vertrekt van hier. DO rine. Mevrouw! dat uw beleid deez' aanflag wel bedier'? VIERDE TOONEEL. Elmire, Orgon. Elmire. Deez'tafel hier: gy moet daar onder uverdeeken. TT Orgon. Hoe nu? £L_  ;6 TARTUFFE, of de HUICHELAAR, Orgon. Maar Moeder! dat's bekend: wat wilt gy met die praat? ! Mevr. Pernille/ Men leeft hier vvonderlyk: er, 'k hoef u niet te vraagen,, Wat hevige afgunlt hem van elk word toegedragen. Orgon. Maar wat heeft de afgunft toch te doen met dit verhaall Mevr. Pernille. Toen gy nog klein waart, heb ik uwel honderdmaal Gezegd, dat deugd op aard de nyd niet lang kan derven,, Dat wel de afgunltige, maar de afgunft nooit zal ftervem Orgon. Maar wat komt dit te pas by deezezaak ?Mevr. Pernille. De lift Heeft u wat fprookjes, tot zyn nadeel, opgedifcht. Orgön. Maar'k heb u reeds gezegd, datikhetzelfaanfchouwdei Mevr. Pernille. Wieiszo dwaas, die ooit de laitering vertrouwde? Orgo n. Maar, Moeder! wilt gy my doen vloeken ? kan 't gefchiêrj Dat gy't nog niet geloof"? ik zegu,-k heb't gezien. Mevr. P e r n il l e. *t Vergif des larters (lort zich uit aan alle zyden, En niets ter waereld kan zich ooit daar van bevryden. Orgon. Maar, dat 's een wonderwerk, en redenlooze praat! Ikheb't gezien.'t fs vreemd, datgygeenduitfch verftaat. Ik zegu,'k beb'r gezien. Menfchreeuwt het u in de opren Zo hard men fchrectiwen kan, enkuntgy't nog niet hooMevr. Pernille. (ren? Maar zeg, hoe dikmaals volgt de fchyn de waarheid niet ? Men moet zo daadlyk niet gelooven't geen men ziet? Orgon, Ik word nog dol. Mevr.  B L Y S P £ L. Si S6?^ ue uitYoerinS yan deez'zaak me alleen bewogen; in k had hier mets mee voor, als u vermaak te doen, tAi om u voor de komft eens anders te behoên, Die niet, gelyk als ik, door liefde en zucht gedreven, Met forsheid u de zaak te kennen had gegeven. Orgon. Wat kan ik erger, dan dat ik een' menfch vermaan, Om uit zyn huis en go^d op ftaande voet te gaan? É&i^V^^0** ^eèmzelfaan tqtnwrge^ Het recht te fchorsfen, en u uitftel te bezorgen. kZa maar deez'nagt, heelftil, en zonder't minft gedruis, Met tien van myn geyolg, plaats neemen in uw huis. Doch wil uw neutels, eer gy Oaapen gaat,my geeven; Dit is pro firma: zie, 'k wil vriendlyk met u ieeven. Ik zal wel toezien dat uw ruft niet zy geftoord, Noch dulden dat gefchiê iets anders als behoort Maar morgen ochtend moet gy vroeg zyn van de pluimen, Om met uw huisgezin en meublen 'thuis te ruimen Myn volk is tot uw dienft: zy zullen met vermaak, U helpen, dat uw goed bytyds op ftraat geraak'. Jk weet met dat men iets beleefder kan\errichten: Maar, wyl ik van myn' kant zo zeeru wil verpligten, Verzoek ik ook, dat ik my hier niet zie verkort, Jr in t volvoeren van myn' laft verhinderd word. br „ Orgon, » Zyde, Vlet de ahergrootfte vreugd, die'k immer mogt beleeven, ïou k nog de helft van 't geen myoverfchiet wel geeven' ndienik'tfyn gelaat van dat geveinsd gedrocht iensmetmynvuiften, naar zyn waarde, teeknen mogt. Cleantes, tegen Orgon 1.1, zwyg: bederf hier niets. Damis. T„, , ■ Wat ongehoorde dineenï Is haaft onmooglyk my nog langer te bedwingen. Dorine. \denk dat by geval een weinig rottingfmeer F Niet  &2> tartuffe of de huichelaar, Niet kwaad zou pasfen op den rug van dezen Heer. Loj a l. Men kon zo onbefchaamd een taal u wel verleeren. Hoor Kind! men doet ook wel de vrouwen decreteeren. C l e a n t e s, tegen Loial. Het is genoeg, myn Vrend! wy hebben 't welver!taan. 'kBid, geef ons dit papier, en dan hebt gy gedaan. Lojal. (enden. Tot weêrziens. 's Hem es gunit doe nooit uw blydfchap Orgon. Die hemel ftraffe en u, en hem die u dorft zenden. VYFDE tooneel. Mevr. Pernille, Elmire, Orgon, Cleantes, Marianne , Damis, Dorine. Orgon, tegen Mevr. Pernille. ""Wel Moeder ! zegr.u dat ik waarheid heb verzaakt. Of heeft dit (taaltjeu thans zyn' aan bekend gemaakt? Gy ziet nu t oogmerkklaar van z\ n vervloekte (treken. Mevr. Pernille. Ik fta verfteld, en ben byna van lchrik bezweken. Dorine. Befchuldig hem toch niet; beklaag u niet zo zeer; Want nu bevertigt hy zyn vroomheid en zyn leer. Zyn deugd blinkt nu op 'tklaarltin liefde tot zyn naaften* Hy weet dat rykdom kan 't verderf der ziel verhaaften; Hy wil'uit zuivre liefde u van dien kift ontdaan, Om dat dit met uw heil onmooglyk kan beltaan. Orgon. 'k Zeg zwyg: men dient u dit den gantfehen dag te zeggen,. Cleantes Laat ons toch eens, wat u te doen itaat, overleggen.  B L Y S P E L. 85 Elmire. (dag; Breng maar de ondankbaarheid des booswichts aan den Zo breekt men mogelyk de kracht van dit verdrag Z\ n fnondheiü is tegroot, om immermeer tedenken, Dat hem't gelukken zou,ons tot zo verr'te krenken. ZESDE TOONEEL. Valerius, Mevr.PERNiLLE, Orgon, Elmire. Damis, Cleantes, Marianne, Dorine. Valerius. Het is met droefheid Heer! dnt ik u thans begroet: Maar 't dreigende gevaar bekommert myn gemoed. Een Vriend, wiens hart en 't myne in waare vriendfchap Wel weetende wat deel ik neem in uwe zaaken, (blaaken, Heeft my aan't Hof, en fchoon 't geheim wel dient beEen zeer gewichtigftuk, datu betreft, verklaard.(waard, En my op "tlterkfi: verzocht. u toch dien raad te geeven, Dat gy ten fpoedigfte u wilt op devlugt begeeven. De fielt, die u dus lang betoverde .en wdroóg, Bragtnu,een uurgeleên, den Koning onder't oo«r Een wigtigftaatsgeheim, en deed hem overryken^ken, Een kilt metfehrift, waar uit een hoog verraad komtblyWelk groot geheim ge,in plaats van luiks te doenverflaan, geheeld hebt,tegens feed en ph'gt van onderdaan, k Weetniet wat misdaad u hier in word aangewreven: mar daar is lalt tot uw verzekering gegeven, ïn, om te wisfer u te krygen in de vaü Pal hy de geene zyn, die rot geleiden zal. Clean tV.s. (trappen, Cie daar de kracht van 't werk. De guit meent langs dié lot vollen eigendom van al t;wgoed"te flappen. F 3 Or,  B L Y S P E L. 87 En't loon zich dusverfchaft voor al zyne euveldaden. Hy was, daar hy van jongs tot kwaad zich heeft gewend» Reeds rnet een andren naam by onzen Vorft bekend. Enzo men w ilde, zou men ligt een boek befchryven, Van al zyn fnood gedrag en lch;.ndlyke bedrwen. In één wc ord ,"s Konings hart 1 eeft 'zyn vervloekt beleid Op 't hoi gP verfoeid./c v\el als zyne ondankbaarheid, Enom/yn gruwelen eens naar waardy te ]< oren, Komikniet anders my hiernevens hem vertoonen, Dan om zyn fnoodheid hier ten hoogflen top te zien, En "s Konings gur.fl u in zyn byzyn aan te biên. 't Papier, waarmeê hy uzo fchandlyk zocht te drukken, Begeert hy, dat ik voor uw oog hem zal ontrukken; Enbreekt,uitkrachtevanzyn Vorftelyke magt, Her recht hiermede van die fchrifrly'ke overdracht. Hylcbenkt u uit zich zelv* vergiffenis, daar'theelen Van'tmisdrvfuwesVriends- uin zyn fchulddoetdeelen. D'titrekkcutot een loon, vermids ge in vroegertyd, Uw vlyt en yver hebt aan zynen die-ift gewyd; (ken, Omdusop'trnverwachtfhalsgvzulks'tminft zoud denIn t eind vergelding van getrouwheid u te fchenken. Wyl byzyn weldaên met vermaak hier toe be(leed.(geet En, fchoon hy'tkwaaddoenftrafuhetgoeddoen nooit ver- DORIN e. De hemel zy gedankt! Mevr. Pernille. Ik zou van vreugd wel fchreijen. Elmire. Wat heugchlyke uitkomlt! Marianne. Ach iwiedorft zich hier meêvleijen? Orgon, tegen Tartuffe, die weggeleid word. Geveinsde! zie in 't eind'.... Cleantes. Die reden zy gefpaard. Ver-