MiATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Calal. bl. Geschenk van Tooneelsiukken, 1841.  DUBBELDE KINDERLIEFDE.   in drie bearijVen // door // I.C.A.   PERSOONEN. 5ir HERVORD, een Koopman. SOPHIA, deszelfs Dochter. D'Hr, WILLIAMS, Boekhouder. BETSY, Gezelfchaps-Juffer. GERMIN. Mylord STANLEY. Sir KA REL, deszelfs Zoon. Major OWERLEY. Twee Bediendens. Een Secretaris van Mylord STANLEY. iffet Toonsel is in London').   Biadz. l D E DUBBELDE KINDERLIEFDE. . ' ■ > EERSTE B E D R T F. EERSTE TOONEEL. WlLLUMS, aan eene Schryftafel, heezig met Ut doorzien der Campt*irboeken. Williams; H e ja —— daar zit hei! daar legt de knoop, eet ik die ontknoope, zal het my nog meenigen flaa- peloozen Nacht kosten arme Ucrvord! uw al te goed Hart — ftort u in het verderf — hulden nog eene fomme van tienduizend Ponden Sterling* te betaalen, — voor eenen Vreemden te betaalen — is, by myne ziel, niet te verantwoorden. A TWEE*.  s ~De dubbelde Kinderliefde, Tweede tooneel. Sir Hervord, Williams. H e r v o r d. Zyn alle Rekeningen in order. Heer WitUams* Williams. Deeze ten minden wel, alleen wanneer wy die zoo groote fomme voor den Edelman nog zullen betaalen, voor wien gy borg zyt gebleeven, da» fta ik voor niets meer. H e r v o E D. Dien Edelman had my verplicht, Heer Williams! op eenen tyd verplicht dat ik zyns noodig hadde. Billyk waare 't derhalven, dat ik hem Teegendienst beweez'. Zeeker ik keur het niet goed, dat hy my nu in Verleegenheid brengt: maar wat wil ik doen ? ik ben toch borg voor hem gebleeven en hy is 'er my ook goed voor, hy heeft goederen, die aanmerkelyk zyn. Williams. Dat is alles goed: maar den gereeden Penning uit te geeven, Heer Hervord, komt ons evenwel ten ongeleegenen Tyder; in weinige daagen moeten wy aanmerkelyke fommen afgeeven, wanneer zy on« au zelfs ontbraaken ?... H b ft»  TO ONEEtSf lï» -S Hervord. Dat heeft geenen nood, Heer WtUlamu Williams. Als no? Is alles goed , maar ■ wanneer nu on» Schip uit Spangnen gelukkig aankwaame —het zyn reeds 14 Daagen, dat den Tyd der aankomfte verflreeken is —*■ en nog geen Bericht. Hervord. Heeden komt de Post aan. Williams. Om tien uuren. Hervord. Wy willen het besten hoopen , Heer Wïlliomt. Williams. Maar indien het nu mislukte, Heer Hervord! uw3 Hollandfche en Franfche Schuldenaaren ingebreeken bleeven, wat dan? 't zyn moogelyke dingen 1 ■ Hervord. Dat is het minden van allen te vermoeden; deeze Huizen daan vast. Williams, En evenwel was het gisteren den dag, dat heJ bericht der betaalingen badde moeien inkoomen. A. % Her-  4 De dubbelde Kinderliefde» H k r v o r d. 't Zal heeden koomen. Williams. Wy willen 't hoopen. Hervord. Ondertusfchen Heer Williams, betaalt gy die fomme voor den Edelman, laat u de Quittantie geeven, en fchryf hem, dat hy voor de fpoedige teruggaave moet zorgen; ik ga naar de Beurs. (by vtrtrtkt.~) Williams. Goede Man! al te goede Man-' dit is ons laaib gereed Geld. — in acht Daagen zyn 'er aanmerkelyke Wisfels te betaalen , — word 'er niet ingehouden, is het Bankroet, dat ik lang voorzag , gemaakt. ' DERDE TOONEEL. SOPHIA, WILLIAMS. S o p II i a, Goeden Morgen, Heer Williams! Williams. Ik wensen u den allerbeden , Misf! hebt gy wel gerust? gy zyt heeden zeer by tyds gekapt, zoo ak ik zie. —. So.  T O O N I E U P E t. S o p h i a. Dat komt doordien ik van daag om elf uuren naar Lady Comfort moet ryden, ik zou heden met haar te Middag fpyzigen, en dan met haar teegens den Avond naar den Schouwburg ryden. Williams. Zoo? dat is braaf. > S o p h i a. Was myn Vader niet hier? Williams. Zoo even verliet hy my. hy ging naar de Beurs. S o p h i a. ft , Dat doet my leed! ik dacht 'er niet aan, dat het heeden Beursdag is, ik wilde hem om. iets vraagen, en nu is het te laat! voor éénen komt hy niet weeder. Williams. Bezwaarlyk, maar mag ik het niet weeten, Misf? 5 o f h i a. ft Ja! waarom niet; het is juist geene zaak-, die eene groote Geheimhouding vorderd, ik wil het u wel zeggen , 't is heeden ten eerftenmaale, dat ik in de groote Waereld verfchyne, ik wilde mynen Vader vraagen, of ik die fchoone Vercierfelen, die ik van myne Grootmoeder hebbe geërft, thans voor A 3 de  '%) De dusbel.de Kinderliefdr, de eerde reize zoude moogen gebruiken? zie hier, in deeze Doos zyn ze, gy hebt ze nog v.e: niet' gezien, ze zynfchoon, niet waar/ Williams. Niet alleen fchoon, Misf, maar zelfs prachtig r Lady Wtndfek, die alhier de rykiie is , heeft ze niet beeter. Gy zult aller Oogen tot u trekken, Misf! maar wanneer gy ook zonder Verderfden verfclieen , uwe fchoone Geüalie, die u de Natuur gaf, zoude zelfs buiten dit fchitterende Gedeeme wonderen doen. S o p h i a. Ik ben u dankbaar voor 'ïeeze Plichtpleeging, lieve Heer WilHamt » dat zal my waarl)k hoovaardig maaken, om dat gy my dit zegt. Williams; Zoo! en waarom dat, Misf? S o p h i a, Myn Vader zeide altoos reegen my: Sopbiaf wanneer de jonge Pronkers teegen u zeggen, gy Zyt fchoon, zoo betrouw hen niet: maar wanneer het u een Man van Eor, van gevorderde Jaaren, zonder eenige Inzichten zegt, zoo neem het gelaaten aan, geloof het, en word niet trosch daar op. Maar wie zoude het niet worden , lieve Heer Wil' fiamtl de Eigenliefde, die doch, zoo als ik my voordel, een yder Meisje even dus, als de Erfzonde, meede op de Waereld brengt, werd door der.  TOOJJEELSPEL, 2 gelyk Iets gekoesterd, —— en men kan ze dat) toch niet zoo recht bedekken, dat ze behaage. Williams; Dat is ttreelende voor my, 't geen gy daar zegt, Misf, en getuigt van uwe aangeboore vlugheid van Geest? Maar, dewyl wy van Praalers fpraaken; 'heeft u nog geen der jonge Lords, die dikwyls hier koomen , iets fraais gezegt? S o r h i a. Met myn weeten niet • doch indien het ook waare gebeurd, ik let daar niet op, Heer Williams! Williams. Ook niet op Sir Karei. S o F h i a. O deeze is geenen Pronker! Williams. Daar hebt gy wefir gelyk in, hy is een oprechï en rechtfchaapen Jongman. S o r h i a. Onder allen, die ik kenne, was my zyn Gedrag altoos het aangenaamfte, de anderen zyn alle zoo wild, —-— zoo woest ■ zoo onftuimig —— willen zich over 't geheel zulk eene Franfche Vryfaeid aanmaatigen, die ik als de Dood haat. A 4 Wil*  t. De dubbelde Kinderliefde, Williams. Maar Sir Kartl ? S o p h 3 a. Is zo» niet, fpreekt immers met my met den grootten Eerbied, en wanneer hy my fomwylen zoo iets zegt, datmyne geringe Eigenliefde kan flreelen, zoo gefchied het met eene Kunst — met zoo eene zeekere zachtmoedigheid, die my voorzeeker niets kan beleedigen. Williams. Ik geloof, Misf, indien ik my niet vergisfe — hy bemind u, en gy zyt hem ook niet ongeneegen. S O f H I A. Waarom zoude ik het zyn? Williams. Gy hebt gelyk, Misf, hy verdiend Hoogachting en zoo veel te meer, indien hy, zoo als ik geloo▼e, hetreedelyk met u meend. Sophu, {Giftig.') O zeeker! zeekerï meend hy 't reedelyk; waarom zou hy valsch zyn? "Williams. Met hoe meer drifts gy dat zegt, Misf.' te meer ZOUt  Tooneelspel. 9 zoude ik op de gedachte koomen, als of 'er resls. eene kleine Liefdensverklaaring tusfchen u beiden Waare voorgevallen. S o p h i a. Dat juist niet, —— maar — Williams. Nut ■ ■ ■ maar het legt u toch zoo iets aan het Harte, lieve Misf, zoud gy my niet tot uwen Vertrouden willen maaken? gy weet, ik kan zwygen. S o f h 1 a. Voor u, lieve Williams, heb ik geene Geheimen, gy hebt my, om zoo te fpreeken, opgevoed , gy zyt myn' tweeden Vader; ja, ik beken u, Sir Karet bood my zyne Hand, ik zeidc hem de myne toe, indien myn Va.ier zyne Toeftemming geeven wilde; hy verzeekerde my, zelfs reeds met mynen Vader te hebben gefprooken; alleen, om dat myn Vader my nog niets heeft laaten blyken , zal ik ooknoj zwygen. W 1 l l 1 a m s. Gy bemind hem dus. S o V h i a. Van ganfcher Harte. A 5 W^t-  io De dubbklde Kinderliefde, Williams. Ik zal u betrouwen, Misf, niet misbruiken, u dienen, zoo veel my moogelyk zal zyn > — maar weet gy wel, dat Mllord Stanley, Sir Kareis Vader, een zeer hartnekkig en onbuigzaam Man is, en dat die zelfi het oog op n heeft ? S O p H i A, Op my ? is 't moogelyk! Williams. Ja, Misf! ook zelfs de ouderdom verbergt zich niet voor uwe bekoorlykheden. S o p H i a. O , alweeder! gy zyt thans in uwen besten luim, Heer Williams! maar dat MylorJ Stanley aan my zoude denken, kan ik kwalyk begrypen; doch ik moet het zeggen, wanneer ik onlangs by Lady Camfort met hem In Gezelfchap waare, luisterde hy my zoo iets in 't Oor — maar dat ik haast weeder vergeeten hadde, en toen drukte hy my zoodanig de Hand, dat hy my byna zeer deede. W illhms, Ziet gy, dat ik 't Recht hadde fa, ja, Misf het zal moeite kosten, doch daar ' fertiel'my cé binnen, dat uw Heer Vader morgen eene zwaare Som aan Lord Stanley betaalen moet. Wy hebben thans  T o oneelspel. I I thans wel een Wisfel te ontvangen, maar ik weet niet, waar ze zoo lang blyft, ik moet zorgen, dat heden onze ultftaande Schulden inkoomen, anderi kunnen wy geen Woord houden , en dat zou on* CreJit verzwakken: met uw verlof, ik moet my tot den Arbeid begeeven. S O f H l Ai Ga uw' gang, lieve Heer Williams, ik wil u niet ftooren , dit Werk gaat voor alles , ik zal my nu voorders aankleeden. Wat wy gelprooken hebben, Heer Williams, blyft onder ons, gy zegt mynen Vader niets. Qzy vertrekt.1) Williams. Geen Woord, Misf, niets dan het geene gy reed* •weet goed lief Meisje! gy kend het Ongeluk nog niet dat u dreigd; de jonge Lord, Sir Karet, . juist deeze Sir Karet, wiens Vader onzen grootften Schuldeisfcher is, en die alleen, wanneer onze Wisfels niet inkoomen , en wy eindelyk onzen grooften Hoop, ons Schip , verliezen ,ons overhoop kan werpen, het fmert my als ik'eraan denk; g^ed te zyn is braaf, maar zoo goed te zyn, als Sir Hervord: zich om der goeden Vrienden wille in den Grond te booren , is op myne Eere niet braaf. ■ Nu het is den Hemel bekend wat het nog voor een einde zal neemen ; over acht Daagen is 'C Betaaltyd, laat ik toch eens nazien, hoe veel wy in te vorderen, en te betaalen hebben, ( Hy zUtn» tn rekend.) Dat zouden 4000 en op deeze Posten 10000  la De dubbelde Kinderliefde, ioooo Ponden zyn het Steenbergfche Huis in Amlterdam betaald 12000 Ponden , en Delmon van Lron 20000 Livres, alles te faamen gereekend 2é0"O Ponden Sterling,behalven de Lionersgoed : dus koomen wy ten naasten by uit, naamentlyk.' wanneer de Inkomften goed zyn maar gefchied er buiten vermoeden een ongeluk, dat zyn wy Hoopeloos vuriooren. VIERDE TOONEEL. G E R M I N, WILLIAMS. G E r m 1 n. Goeden Morgen, Heer mtliams, ik kom u, in den Arbeid te ftooren , maarhet heeft haast, verfchoon het, waar is Heer Hervtrd. Williams. Op de Beurs, jsyt gy daar niet geweest? G e r m in. Van daag niet, myn Correspondent heeft my belet, ik heb fataale Brieven gekreegen , H jer Williams. Williams. Evenwel van geene Bankbreuk. Gek.  tooneelspel. ï'3 G e r m i n. Tuist dat niet, maar myn Vriend, die my gisteren zyne Wisfel zoude hebben over gemaakt, bid my om uitftel weegens eene Brankbreuk, die hem zynen Vriend heeft gemaakt dus kan hy my niet helpen, ik ben nochthans daar door in *t geval gebracht, op gelyke wyze Sir Hervord weegens zyne 4000 Ponden Sterlings, die ik heden moeste betaalen , om Afftand te verzoeken. Williams. Dat doet my leed, Heer Germin, maar ik moet u vooraf zeggen, wy'hebben zwaare Posten te betaalen, dus ik niet geloove, dat het moogelyk zyT dat Sir Hervord, uitftel kan geevet). Germin. 6 Hemel! Heer Williams, gy doet my fchrikken, ik ben verlooren, indien Heer Hervord, my geen uitftel verleend. W i l l 1 a m s. I Daar komt hy zelfs. VYFDE TOONEEL. HERVORD, DE VOORIGEN. Uw Dienaar, Heer Germin, hoe (taan de Aètien 'er by? waarom waard gy van daag niet op de Beurs. Gsr-  14 De dubbelde Kinderliefde, Germin. Ik had eeen' Tyd; Hecht Naricht, flecht Naricht, lieve Heer Hervord! ik fprak zoo even met Heer Wil~ tiamt. Ik ben verlooren, Sir Hervord: wanneer gy my niet helpt, myn Schuldenaar kan mygeen Woord houden, en (leid my daar door buiten Staat, van 11 te kunnen betaalen, ik kwam hier, om u om uitflel te verzoeken, ik ben een eerlyk Man, dat weet gy. Williams. Wy kunnen niet Heer Hervord, onze Posten , dia Wy te betaalen hebben, zyn dringende, en wy hebben van onze Schuldenaaren, noch geen het minfte Bericht. Hervord. Dat moet nochthans van daag koomen. Williams. En indien zy ook eens om Uitftel verzochten ? 't Is eene kans, Heer Hervord, Ae Dobbelfteenen leggen op de Tafel. H e r v o r d. Ja, gy hebt gelyk, miliamt, gy hebt gelyk, ik kan niet, Heer Gsrmin, hoe gaarne ik ook wilde, moetik u het lange Credit ontzeggen. G K R-  f OONUUPEI» I_5 Germin. Dat is, gy wild my over Hoop werpen, myne Vrouw en vyf Kinderen ongelukkig maaken, dat had ik niet gedacht, Sir Hervord, 't is God geklaagt.— (_Hy btud de Neusdoek voor 't Gezicht.) Hervord. Ween niet, ween niet, Germin, gy treft my het Herte. Ik geef u uitftel tot over zes Maanden , ga, ga, troost uwe Vrouw en Kinderen. Germin. Dat beloone u die, die alles goeds beloond. —- Hervord. Ga, zeg ik, geenen dank, help uwe Vrouw uit de Onrust. Germin- Edele Weldenkende Mensch! QHy vertrekt.) Williams. Daar hebt gy nu weeder uw goed Hart Iaaten begaan, ■ een paar ter rechter Tyd aangebrachte Traanen voeren u daar heenen, waar de Man u hebben wilde, nu, ik gun het hem gaarne, ■ indien — indien men 't nu ons by Geleegenheid ook zoo maakt; onzen Handel, Heer Hervord, ftaat Waarachtig op het Punt. Hïr-  i6 De dubbelde Kinderliefde, Hervord. Zoo wyd, denk ik, zyn wy toch nog niet, en ptrtdlyk, wat zou ik doen? de Man heeft Vrouwen Kinderen. Williams. En gy eene beminnenswaardig Dochter —— daar gy voor zorgen moet. Hervord. Gy hebt gelyk, Williams, ik wil ook, dat Meisje is een goed weldenkend Meisje, verdiend gelukkig te worden, hoe zullen de jonge Heeren heden bet oog op h;iar hebben, wanneer zy met Lady CamJort in den Schouwburg zal gekoomen zyn, dat Meisje is fchoon — mKar ter zaake! weetgy wel, dat de ouden Lord Stanley my een zonderlingen voorflag weegens myne Dochter gedaan heaft. Williams. Nu? H e R V o R d. Hy wil zyne geheele Schuldvordering laaten vaaren indien ik ze hem ter Vrouwe geeven wilde. Williams. En hoe hebt gy dit opgenoomen? Hervord. Ik lachte daarom, — dat waare juist myn Kind aan  tooneelspel. 17 aan Jen Dood overgegeeven, — een haastigen ouden Grompot, die nog daar en bnoven een fnood Harte beeft — neen, neen Heer Wittiami, wy betaalen hem, en ik behoude myne Dochter. Williams. Gy weet evenwel dat de Zoon haar bemind. Hervord. Dat zou beeter aankoomen, dan met den Vader. Williams. Indien wy hem maar béiaald hadden ! morgén Is het den Dag van uwen Borgtocht, moet gy u ook afmaaken hier een Uitftel daar een Ongeluk —• myn H*rte bloed my. Sir Hervord, wanneer ik aan dat a les denke; waard gy liever in den Krygsdienst ','ebleeven , dan dat gy den Koophandel haddet over^enouinen. (_by Schelt.) ZESDE T O O N E E L. DE V O O RI G E N, REN BEDIENDEN. Williams. Hier deeze Wisfel an den Heere Getlman, naast ce Beurs. Bedienden. Goed. Q Hy gaat been.) B Wil-  *8 De dubbelde Kinderliefde, Williams. Dat is voor den Edelman, Heer Hervord, die u nu in zyne Plaas laat betaalen , het is de laafte Wisfel die van ons op zigt kan worden aangenoomen. ZEEVENDE TOONEEL. DE VOORIGEN, EEN BEDIENDEN. Bedienden. Brieven. Hervord. Ha.' die zyn van Lion — en die van onze Correspondenten van Amfterdam. Leest ze eens, Heer WtlUamt. Williams. (Hy voelt de Brieven). Niet bezwaar 1.' — niets ingeflooten! hm! hm' ik ben nieuwsgierig . , (Hy Leest.) Met veel Leedweezen moetik u berichten, dat het Steinbergfche Huis eenklaps en buiten allen vermoeden gefailleerd is. Hervord. Wat? wat? Williams. (Hy Leest voord.) Deezen flag treft een der aanmerkelyküe Huizen in Amfterdam, dat daar door zelfs het Credit heeft verlooren. Daar heb¬ ben wy 't nu, zoo even gaaft gy uitftel, daar bleef gy borg, en hier failleert men nu. Her.  Tooneblspel. Hervord. ( Zich bet Voorhoofd vryvende. ) Dat is kwaad, zeer kwaad, Heer Wïiliams, daar verliezen wy te veel. Williams, Ik ben bulten my zeiven. Hervord. Die van Lions zullen het toch zoo niet maaken,' ik hoope het ten minlten niet, dat waare zeeker, om zich zeiven aan het leeven te tasten. Williams. Wy zullen zien. (Hy leest ) H e k. v o r d. (By zich zeiven.) De flag voel ik toch. zy fmart my , fmart my zeer.' W i l l I a u s. o Gjd! even zoo als de Amfterdammer. Hervord. Wat zegt gy ? kin het mooglyk zyn! Williams. Laes zelfs. (Hy geeft bem den Brief.) ( Hervord teett.) B 2 Wil-  '5o De dubbelde Kinderliefde, Williams. Ik zekle het dacht het dikwyls • en het gefchied ook! ■ Hervord. (In zyne fttel zygenJe.) Helaas myn Ongeluk is maar al te zeeker; maar Williams, wie had dat kunnen gelooven? ■ zuike goede, zulke zeekere Huizen als dat waaren. dat treft my tot in de ziel — twee zulke aanmerkelyke Bankbreuken op eenen Dag! te gelyker tvdj dat is te fterk .' . Nu- moet nog het Bericht van het Verongelukken van myn Sch'p inkoomen, dan ben ik een Beedeiaar uwen Raad Heer W.lliamsf uwen Raad! hoe betaalen wy! wanneer ik myn Ge', dit flecbs nog maar eene Maand konde behouden want in dien tyd moet toch de Tyding van ons Schip daar zyn. Williams. Wanhoopige Omllandigheid! ik denke ?lns en her, — maar voor ditmaal worden my myne goede Invallen ontrouw. — Hervord. O lieve Vriend! hoe zal het met myne Dochter gaan ! myne liefde Sopbia '■ Williams. En even fchlkt zy zicht op, om met de Lady heeden len Scnouwburge te ryden, en de fchoone Kleine-  Tooneelspel. uodien, die zy nog van haare Grootmoeder heeft geërft, voor de eenlemaal te laaten zien. Hervord. Dat durft zy niet doen, neen, dat kan zy niet doen, in deeze Omdandigheden, daar de Vader in den grootten kommer gezonken is, zal de Dochter met Kleinodiën pronKen! — o arm Kind! dit vermaak moet ik u ontrooven : ongelukkige Vader- Williams. Waaren nu deeze Kleinodiën maar toereikende, zy zou ze daadelyk tot redding haars Vaders overgeeven. Sophla is eene Engelin; maar omtrent 400 Pond aan waarde kunnen ons niet helpen. Hervord. Hoe zal haar myn en haar ongeluk verfchrikken 1 o lieve Williams, zoek haar bekwaam te maa- ken, tot den flag die ons treft, ik ga intusfchenom by myne Vrienden Hulpe te zoeken, veellicht vinde ik op zyn minden eenen Borge — o! ik verlies nog het verdand 'er door, — In een oogenblik ben ik weeder hier, veellicht vinde ik by myne Terugkomst het Bericht van ons Schip, het is reeds 9 uuren, de Post moet welhaast koomen, ind.en ik maar Tyd konde winnen, — maar-' wie weet, helpen my myne Vrienden, ik heb , zonaer my te betoemen, gy weet het, zoo meenig een geholpen. B 3 Wil-  42 De dubbelde Kinderliefde, Williams. Ik weet het, lieve He^r Hervord, nog korts heb ik de Proeve van uwe E.ielrienkendheid gezien; ik wenfche, dat men met u even eens mooge handelen, ik zal intusfchen op alle ileclis moogelyke middelen denken, Hervord. Ach! myne Dochter, myne Sophia! zy komt, blinkende als de Daagenraad komt zy daar aan, lle kan den opflag van haare oogen niet verdraagen, ik verlaat my op u, Heer Williams. (Hy vertrekt.') ACHTSTE TOONEEL. SOPHIA, WILLIAMS. S 0 P H i A. Waar liep myn Vader daar zoo haastig heen? zoo ontfteld dunkt my Heer WilUams., hy zag my niet eens aan. —- Groote God! wat is hem weedervaa- ren? Gy zucht! — Hemel! wat Bericht hebt gy my toch aan te kondigen. Williams. Het verheugd my, Misf, een aandoenlyk Harte by u te vinden, want het is het fchoonfte Gefchenk des  tooneelspel. *3 des Scheppers, maar myne waardfte Misf, zoude even dit Harte wel ook op gelyke wyze voor eene Standvastigheid vatbaar zyn, wanneer het Voordeel uwer Vrienden, en ook zelfs het uwe, eene Proeve van u vorderde. s o p h i a. Ach myn Heeï! myn Vader is ongelukkig.' gy wild my eerst tot deeze fchrikkelyke ontmoeting voorbereiden, — uwe duiftere Reedenen doen het my gisfen. Williams. Neen, liefde Misf, dat juist niet; maar zyn en myn Harte ondervinden gelyke Folteringen, — eene Perfoon van uwen Stand.' eene Perfoon, be. minnenswaardige Misf, die u in alles gelykend —— is juist in dat groote Ongeluk geraakt, zy is ontroostelyk daar over, — en zeekere Omftandigheden, die gy veellicht welhaast ervaaren zult, noodigen uwen Heer Vader en my, in deezen kommer Deel te neemen, —— by ongeluk is onze Kas niet in (iaat, op (tel en fprong ongelukkigen te redden , wy zyn zelfs in gevaarlyke Omftandigheden —— ons Lot, Misf, dobberd op de Baaren, — Leeven of Dood brengen ons de Baaren mee — gy verftaat my, — ik meene eene aanmerkelyke Laading, waar van wy yder oogenblik, het Bericht verwachten. B 4 S o-  ö4 De dubbelde Kinderliefde, S o p ii i a, Wy kunnen dus deeze oogelukkigen niet helpen? niet? geheel niet? (zy bedenkt zicb een reinig.) maar! ja ik kan veellicht ( zy doet baare kleinodiën af.) hier zyn myne kleinodiën, men verzette, men verkoope die, zoo als men wil 5«VISi.\heI bcSte is' 6 ^«Hg' üeve WiUittmt, dat toch deeze goede Perfoon ten eerften geholpen Worde. Williams. Uwe Kleinodiën wild gy afgeeven ? ik ben verbaast! S o p ii i a. O lieve Heer Williams, ik raade u zonder alle Teegenftreeviog, indien ik my maar vermaaken kan mynen Vader daar meede dienen, en ougelukkigen gered te hebben. Williams. Misf, ik bewonder uw Hart, en uwe eedele Denkwyze. S 0 p h ia. Neem gy ze, neem gy ze toch, yl, ik zeg het u nog eenmaal, neem gy deeze Kleinodiën geef daar door deeze Ongelukkige , die myn Vader bemind en die ik beklaag, her leeven weeder; i„tusfehen zal ik in zyne Armen dat reinlte Vergenoegen, dat ik immer nebbe gehad, genieten; —~ maar  TOONEELSPEL. 25 maar neem u zeiven in Acht, dat gy de Hand niet beklapt, die haar Hulp aanbied, wee dien, die de Hulp van haar ontvangen, verraaden mag. \ Williams. Misf, ik herhaal het nog eens, ik bewonder u . . . en ln U het beste Sciepfel, dat tot eere van zyn Geilacnt, ja, der gaofche Menschly kheid, werd gefehaapen , neem gy uwe Kleinodiën te rug, wy kunnen geen gebruik daar van maaken , de waarde hoe groot zy ook zy, is niet toereikende genoeg, om eene der zwaarfle Bankbreuken in eene adelyke Familie, te herltellen. De wil noch- thans, die gy had, van u van dat geenen te berooven, dat u als eene jonge Dame het aangenaamfte moest zyn, de Wille, Misf, geefi u Verdiende by de denkende Waereld cn dan daar waar 'i geld. S 0 p h 1 a Zy zyn niet toereikende, myne Kleinodiën ? —— dat is my leed, anders heb ik niets. Williams. Neen, bebou gy uwe Verfierfelen; alleen indien gy uwen Heer Vader en my een Vermaak wilde doen; zoo zou het dit zyn; dat gy thans niet in den Schouwburg ging, en het Lady Camfort liet afzeggen, wy hebben juist weegens deeze ongelukkige Familie, ais in 't byzonder weegens deeze fchoone Dochter, wier Lot haaren Heer B 5 Va-  25 De dubbelde Kinderliefde, Vader niet onverfchilüg is, Oorzaak, u daarom te bidden. S o p h i a. O gaarne, gaarne, zeer gaarne, dat zal ten eerften gefchieden. Bctfi, Betfi, doch ik gaa zelfs, en zend haar derwaards. (zy vertrekt.) Williams. Ongelukkig Meisje I nog merkt zy 't niet, —— en ik heb geen Harts genoeg, haar het ongeluk baars Vaders geheel te ontdekken. Is 't niet een Meisje als eene ontluikende Roos? hoe fmart my dat goede Kind.' doch veellicht brengt de teegenswoordigen Post nog goede Tyding van ons Schip, dan waaren wy weeder geholpen. NEEGENDE TOONEEL. Sir KAREL, WILLIAMS. K a r e l. Uwen Dienaar, Heer WiUi.mt. Williams. Mjlord wel vergiffenis. ■■ K a r e l. Nog niet Lord, Heer mitiams, nog niet. Wil-  TOOKKELSPEL. 27 Williams. Nu dan te verftaan na den Dood van uwen Heer Vader. Karei.. Gy ayt zeer beezlg. Williams. Zeer beezlg, Sir. K a R E l. Waar is Sir Hervord, Williams. Hy ging zoo eeven naar zyne Vrienden om zaaken van gewichtig Aanbelang. K a r E l. En Misf Sopbioè Williams. Daar komt zy juist. TIEN-  *8 De dubbelde Kinderliefde, TIENDE TOONEEL. Sir K A R E L , SOPHIA, WILL I A M S. S o P H i A Ha! Sir Karei, ik dacht niet u zoo vroeg hier te zien. Kakel. Gy neemt het toch niet kvvaalyk, Misf! ik moest uwen Heer Vader fpreeken, het is Tyd, gy ween myn Belang, noch langer te wachten, zoude my te hart vallen, ik weet niet, of ik durf fpreeken Heer Williams is uwen Vriend, Misf.' ik hoop, dat hy ook den mynen mooge weezen. Williams. Ik ben deszeeker, Sir, vnn garfcher Harte ben ik het, en ik fchatte my gelukkig, indien gy my voor zoodaanig erkennen wild , ik weet alles, Misf heeft de Goedheid gehad, my een Verflag van mieder weederzydfche Toegeneegcnhedcn te doen. S o p ii i a. Ja, liefde Karei, ik heb hem alles ontdekt, hy is myu' Vriend, myn' tweeden Vader. K a-  Tooneelspel. 29 Kakel. Nadat is wel, hy zyn dan ook de myneni — Gy •weet het dus, dat ik de beminnenswaardige Sopbia beminne , dat ik wenfche, met haar,hoe eerder,hoe liever, verbonden te zyn; ik heb echter met haaren Heer Vader gefprooken; reeds byna zyne Toeitemming verkreegen, maar toch niet zoo zeeker, dan ik wel wenschte, om my volkoomen gelukkig te zien. Williams. Sir, niets konde my aangenaamer zyn, dan het mynen tot eene Verbindenis toe te brengen , die ik reeden heb van te wenfchen; voor de volkoomene Inwilliging van den Vader van Misf Sopbia wil ik in allen opzichten borg daan, maar gy weet niet, Sir, welk eenen gevaarlyken Meedevryer gy hebt, indien gy deezen uit den weg ruimen kund; zoo wenfche ik u Geluk met Misf. Kakel. Ik eenen Medevryer, Misf? Sopbia! gy hebt my misleid*, heeft uw jeugdig Hart reeds bemind? S o f ii 1 a. Myn God! Heer Williams, hoe kund gy dat zeggen? gy wild zonder Twyffel fchertfen? de Hemel weet het, gy zyt mynen eerden Beminden, Karei, myn Hart kende nog nimmer de Ondervinding eener Lyding, die ik maar met u wenfche te deelen. W i t«  30 De dubbelde Kinderliefde, Williams. Ik herhaal het nog eens, gy hebt eenen Meedevryer, en deeze Meedevryer is Uw Vader. K a r e l. Myn Vader? W i l l i a m s. Ja denzelven : heeden kwam hy Heer Hervord de VoorfJag doen , Misf Sopbia ie huwelyken. K a r e l. Myn Vader? gy, myne beste Sopbia? in plaafe van myne Vrouw, zoudt gy myne Stiefmoeder worden. S o p n i a, Zoo ongelukkig zal my de Heemel niet maaken. K a r e l. Hoe nam Heer Hervord deezen Voorflag op? Williams. Hy verzogt van die Eere verfchoond te zyn en floeg hem af. ' Kakel. O.' ik kenne mynen Vader.' hy zal het daar by niet  ToonEelspel. 31 niet Iaaten, ik ben verlooren ; Misf, indien gy niet ftandvastig zyt, my niet getrouw blyft. S o p h 1 a. Alleen de Dood kan my van u fcheiden, dat weet gy. Karei, zyt dien aangaande zonder Zorgen, myn Vader bemind my, hy bemind u, hy zal niet toeftaan , dat zyne Dochter het Slachtoffer eener zoo ongerymde Liefdensdrift worde. Karei. Indien gy my bemind, Sopbia, zoo maak ik my fterk, Bergen te verzetten, 't Is wel waar, myn Vader is een hart Man, maar ook het hardde Hart, laat zich door eenen Zoon vermurwen , ik wil alles te werk Hellen, om hem te beweegen, hem alle de Gevolgen voor ftellen, die door zulk een ongelyk Huwelyk ontdaan moeten, het Belachchelyke, bet onzinnige van dit Huwelyk wil ik hem doen begrypen, en de Stemme des Verdands zal in zyn Harte ontwaaken , hy zal zich bedenken, zyn Befluit veranderen, en ik, lievenswaardige Sapbia, zal door uw Bezit gelukkig worden. S o p H I a. Beproef het, Karei, ga heen , ga ten eerden hee* nen naar uwen Heer Vader, ik wil intusfehen met den mynen fpreeken, verlaat u volkoomen op uwe Sopbia, naast dien, die my fchiep, en mynen Vader bemin ik niets in de Waereld, dan u, de Gedach- ten.  32 De dubbelde Kinderliefde, ten, vandoor u bemind te zyn, flreelen my, en nimmer zullen zy uit dit Harte, dat ik alleen voor u bewaare, worden uitgewischt. K A r e l. O eene gsheele Zaligheid behelzen deeze Woordeü i.i uwen Mond, beste Sopbia! o die Liefde! die u, myne Sopbia, voor de Liefde fchiep —— zy my eeuwig heilig! vaar wel, ik vlieg heen, om aan myn G-sluk te arbeiden, haast ben ik weeder by u. ( Hy vertrekt.') S o p h i a. Daar gaat hy been de Beste, de Weldenkende aller mannen. Heb ik nu goed gekoozen, Heer Williams ? Williams. Zoo goed, Misf, dat ik heeden reeds uw Huwlyk wenschie, ot om duizend oorzaaken , die ik u nog niet kan zeggen , w;;s deeze Verbintenis voor u voordeelt»! Nu wy willen het beste hoo- pen; gy verdien' gelukkig te weezen, Misf, en met zulk eenen Echtgenoot wordt gy het gewis. Maar! daar komt uwen Heer Vader. E L F-  Tooneelspel. 3$ ELFDE TOONEEL. HERVORD, SOPHIA, WILLIAMS. Hervord (werpt zyne Hoeden Stok op de Tafel, en valt half vertvuyffeld op eene Stoel, Alles is verlooren, Williams! alles, alles i < daar lees, lees deezen Brief: ons Schip ts verongelukt., ongelukkige Sophia! (Hy v/eend.) S o p h ! a. Wat? groote God! gy myn' Vader, Ongelukkig? Hervord. Wiets kan my redden, E r, Roem, Geluk, Vermoogen, alles is weg, Sopbia, ongelukkige Sopbial gy moet het weeten, uw Vader is een Beedelaar. S o p ti i a Gy myn Vader? o gnede Schepper! Gy? ■» zoo moet ik het onaeluk nu uit uwen Mond booren, waar toe my Heer Williams heeft voorbereid, tóen hy het my onder den Naam eener ongelukkige Familie te kennen gnf. (zy weend.~) Williams. Ia, Heer Hervord, Misf bood my alle haare Kleinodiën aan, om deeze Familie ie redden. C  §4 De dubbelde Kinderliefde» Hervord. Goed Kmd, wy zyn zelfs deeze ongelukkige Familie; maar uwe Kleinodiën en uw zoo edel Harte kunnen ons niet redden. S o p h i a. O myn Vader! overlaad u niet zoo zeer met Kommer , meer kan ik niet zeggen, ik ben zelfs buiten myn zeiven! , Williams. Hebt gy geene Hulpe by uwe Vrienden gevonden. Hervord. Niemand was by Kas, en niemand wilde Borg voor my blyven. Williams. Dat daeht ik wel 1 't is gewoonlyk zoo in zulke omftandigheden. S o p h 1 A. O myn Vadert hoe zeer gevoeld myn Hart üvr ongeluk, konde ik maar derven, om u te redden' Hervord De onvoorzichtigheid uwes Vaders, en zyn al te goed Hart, hebben hem ongelukkig gemaakt, mya Kind. S o-  . toonbelspel. 35 S o p h i a, O een te goed Hart is geene Misfjag, • ■ tett minden indien het 'er eene is, zoo is het eene ee-, dele Misfiag. H ê r v o r d. Ontfchuldig my niet, Stptta , ik kan myn zeiven, niet rechtvaardigen. "Williams. Ik weet toch nog een Middel ter Reddinge, Heel Hervord. Hervord, Een Middel? van waar zou het koomen? Williams, Sir Karei, de Zoon van Lord Stanley, is hier gei weest, Heer Hervord \ en wilde u fpreeken. Hervord. My ? en dat in deeze omdandigheden ? Williams. Hy bemind Sopbia. Hervord. Ik weet alles — nog meer; hy heeft reeds zeïfs C a my  86 De dubbelde Kinderliefde, my myne Toeftemming verzogt, hoewel myne S»pbia my een Geheim van haare Liefde heeft gemaakt. s o p h i a. Daaglyks, myn Vader, hal ik my voorgenoomen, het u te ontdekken , alleen de vrees. . Hervord Vrees voor eenen Vader, die u bemind. Williams. Ik geloof. Heer Hervord, het thans een Tydfiip is. waarin men met de Toefiemming niet talmen moeste, zy beminnen eikanderen teeder, en door dit Huwlyk konnen onze ongelukkige Omfiandigheden geheel gekeerd worden. S o p h i a. O wanneer dat waare, zoo waare ik dubbel gelukkig. Hervord. Maar zal hem onzen Val niet affchrikken. S o r h t a. Voorzeeker niet, vnorzeeker niet, myn Vader/ H b r v o r d. Neem hem dan, myne Dochter, ik geeve u gaarne  TOONEELSPEI.' 3? ne myne Toeftemming, wanneer nu de Vader maar geene Verhindering te wee^e brengt?misfchien weet gy niet, dat hy zelfs uitzichten op u heeft. S o p h i a. Ik weet alles, myn Vader, maar ik hoope , hy zal veranderen Karei is werkelyk tot dat Ein¬ de tot hem gegaan, om zyne Toeftemming af te fmeeken. Hervord* Hy zal 't hart haaien — hy zal 't hart haaien. TWAALFDE TOONEEL* EEN BEDIENDEN, DE VOORIGEN. Bedienden. Mllord komt! Hervond. Wie ? de Vader of de Zoon. Bedienden. De Vader, Lord Stanley zelfs. Hervord- Ga dan, Sopbia, hy moet u niet zien, veellicht C 3 komt  g8 De dubbelde Kinderliefde, komt hy. om my nogmaals eene Voorflag te doen. Heer Williams, verlaat gy my. S o p h i a. Ik ga, maar myne wenfchen blyven by u. (Zy weend en kuscht hem de hand.) Hervord, (zyne Hand beziende ) Haare Traanen hebben myne Hand nat gemaakt — toen zy die kuschte. O hoe dierbaar zyn de Traanen eens Kinds, dat de Vader bemind. DERTIENDE TOONEEL. Milord STANLEY, HERVORD. Stanley. Uw Dienaar, Sir Hervord. Hervord. Ceheel den uwen , MilorJ; Stanley. Gy zult ligt begrypen, waarom ik by u koome, Hervord. Ik kan het wel denken, Milord, lk ben uwen SchiilT  Tooneelspel. 30 Schuldenaar, en morgen is het de Dag van Betaa« ling. stanley. Zult gy betaalen ? Hervord. Mllord, ik heb teegens alle vermoeden een On. geluk gehad, ik hoope een Uitftel van eenige Maanden van u te verkrygen. Stanley. Ik weet alles ; uw Schip is gebleeven, uwe Vrienden hebben gefailleerd, en alle uwe Wisfels zyn geprotegeerd te rug gekoomen, waar op zal men u nu Uitftel geeven? Dat gy ongelukkig zyt geweest, kan ik niet helpen. Hervord. Milord, ik ben een reedelyk Mensch , dat weet gy. ik heb u altoos betaald, ik hoope van uwe Goedheid eenig geneegen uitftel. Stanley. Gy moet betaalen, Hervtrd, of » Hervord. Of gy werpt my overhoop; niet waar? C 4 Stan-  '40 De dubbelde Kinderliefde, s t a n l e T. Zoo iets dieTgelyks — indien 't niet anders kan zyn. Hervord. Zoude u dat Vergenoegen geeven. S t a N l e v. Dat juist niet, maar of ik 'er om wecnen zoude, is ook onzeeker. Hervord. Milord, het zou my leed doen, indien ik uw Hart tot zulk iets in Raat zoude kennen. S t a n l e r. Denk van my, wat gy wild, maar zorg voor de Betaaling op morgen. Hervord. Is'er geen Middel, om u te beweegen, Milord. Stanley. Nog een, 't geen ik u reeds meermaalen heb voorgeflaagen. Hervord. En dat waare. S>TANi  tooneklspel. 4* Stanley. Uwe Dochter. H e r v o" r d. Milord , Ik ben geen Vader, die In plaas van met gereed Geld, met zyn Vleesch en Bloed betaald. Stanley. Goed; bezorg dan Geld. VEERTIENDE TOONEEL. DE VOORIGEN, Sir KAREL. K a r e l. Hoe? myn Vader hier? —— Stanley. Wat moet gy hebben. K a r e l. Myn Vader, ik zogt u t'hms, en vond u niet, ik kwam hier, dewyl ik Heer Hervord eene zaake ie openbaaren hadde, waar in ik uwe Toeftemming, myn Vader, i oodig hebbe; Ik wil ze zeggen, myn Vader, en niet langer wachten, gy moet ze toch weeten. C 5 Stan-  4^ De dubbelde Kinderliefde, Stanley. Nu, waar toe deeze Omweeg*en. Hervord. Ik zal 't u zeggen, Milord: Uw Zoon bemind myne Dochter, zy beminnen zich beiden ree-is fee. derd lang, zonder dat ik het wiste , eindelyk gaf ik myne Toeftemming, Milord, wanneer gy de uwe geeven wiloe. dat wilde uw Heer Zoon zeggen, en dat is het Geheim. Stanley. Gy wild Sopbia trouwen? gy, dat kan niet zyn. Hervord. Gy hoort het, Milord, het is myne Schuld niet; wel is waar, dat ik myne Toeftemming gej-eeven hebbe , want gy zyt beide eikanderen waardig, en van Stand gelyk; — ik ben ook een Edelman, Milord, gy weet het, offchoon ik geen Lord ben; ik was Qverften, eer ik den Handel overnam. Stanley. Goed, maar echter toch nu alleen een Koopman; Hervord. Deeze fiand heeft my nog niet verneederd, evenwel  tooneelspel. 43 wel zyn 'er Menfchen genoeg, die Stand en Verdienden verneederen, om dat zy door Geval en Geluk begunftigd zyn, en in een woord , zoo weet gy toch, Milord, dat by ons in Engeland, een Koopman te zyn, geene fchande zy. Stanley. Maar Bankbreuk te maaken. Hervord. Milord , gv tast my ten gelyken tyd' in 't Harte en In de Eer, daar ik thans door ongeluk verflaagen voor u flaa, en niet op uwe Beleedigingen kan antwoorden. K a r e l. O myn Vader, laat u beweegen, maak my gelukkig. Stanley. Ik zeg u neen, en om het u in 't kort te zeggen, en u alle hoop te beneemen, zoo weet dat ik MM Sopbia reeds zelfs voor my ter Vrouwe hebbe begeerd. Karei- Gy, myn Vader wild nog Huwelyken? Stanley. Waarom niet? De Liefde is alle Ouderdommeri Eigen -■ en dat gaat u niet aan: weet gy, dat * Heer  44 De dubbelde Kinderliefde, Heer Hervord my ioooo Ponden fchuldig is, en dat ik hem die fchuld kwyt fchelde. — Daar 'he>t gy 't nu, ga heen, weederfpreek uwen Vader, of betwist hem den voorrang. Kakel. Dat kan ik niet, myn Vader, maar wanneer Sopbia's Hart Richter mogte zyn. ~— Hervord. Myne Doc'ner kan by deeze Omftandlgheid, noch de Uwe noch Milords Vrouwe worden. Karei. Niet? verfchrikkelyk! Stanley. Zwyg , of vrees mynen Toorn. VYFTIENDE T O ONE EL, DE VOORIGEN, S O p H I a. Kar el, O daar komt zy.' o Sopbia kom, help mynen Vader beu eegen, hy is hart teegens my, zeer hart, het komt op zyne Bewilliging aan, en wy zyn gelukkig. ö So-  ToOMEELSfKli 45 S 0 p h i a. Milord ƒ dewyl gy het weet, en de Toeftemming myns S'aders my gerechtigd, deezen fdp te doen, zoo vergun my, dat ik u om het Gelchenk vaa mynen Hcere uwen Zoon bidde; het moet u zeeker vreemd voorkoomen , zulks van eene j mge Juffer te hooren; — maar wanneer gy de Macht der Liefde kent, die in twee Hanen heerscht, die door de Overeenftemmlng der Gemoederen maar een zyn, — o dan vergeeft gy het my, dan maakt gy my en uwen Zoon gelukkig. S t a n l b y. Misf.' gy zyt fchoon, gy zyt bevallig, uweWaardy erkenne ik even zoo goed , dan myn' Zoon , ik hadde u voor my gekoozen , en geheel ten uwen | Besten. Myn Zoon Is nog te jong, en ik hebbe behalven dat andere uitzichten met hem; volg gy my, ik meene het goed met u en met uwen Vader; gy zult weeten, dat gy geen vermoogen i meer hebt, en dat ik de fterkfte Schuldeifcher van uwen Heer Vader ben, ik laat myne ganfciie Schuld vaaren , redde hem voor het overigen, en dat is i evenwel uwe Hand waardig. Karei» o God/ ik adder. S e«  46 De dubbelde Kinderliefde, S o p h i A. Ha.' Milord, waarom dan niet zoo edel jeegens uwen Zoon gedacht? indien gy dan toch door my mynen ongelukkigen Vader redden wild? waarom dan uwen zoo goeden Zoon door my — door my den Dolk in 'c Harte geftooten ? Kakel. O myn Vader, zie Sopbia, zy weend ■ k S o p h 1 A. Ha.' Indien ik nu Vader waare , Milofd. Hervord, Mllordl S 0 ph 1a, ( werpt eer.en Bl'k op baaren Vader, daar na op baaren Beminden, en knielt eindlyX needer. ) Daar ziet gy my aan uwe Voeten, Milord, meer kund gy niet vorderen. K a r b té O ook ik, ook ik. myn Vader roep uwe Groot* moedigheid aan. —— Hervord Werkt het niet, Milord, werkt het niet? Stan-  TOONEELSPEL. 4? Stanley. fk zou niet weeten waarom, Hervord, Des te flimmer voor u. Stanley, (pot zynen Zoon op zyir.) Weg met u. — Misf, (ia op, ■ iets dergc lyks roert my niet. S o P h i a. Wee u dan Milord! indien uw Hart geen Gevoel heeit. Stanley. Indien ik dat niet hadde , zoude ik u niet beminnen. S o P H I A. Gy hebt een valsch Begrip van de Liefde , Milord, gy zyt vergeeten , dat gy een Jongeling waard. Stanley. Genoeg Misr, ik heb my voorgenoomen, dat gy myne Vrouw worden zult. Sir HervordX ik herbaal het nog eenmaal: of uwe Dochter, of by God,— morgen in den Kerker. S o P H i a. Myn Vader in den Kerker! $tan«>  48 De dubbelde Kinderliefde, Stanley. Ja , in den Kerker ! S O p h I a. Voor al de Waereld zou myn Vader befchrmpt worden ? Hervord. Myne Dochter-' laat Milord begaan, behou de Vryheid uwes Harte, ik kieze liever den Kerker, dan u met eenen Man zonder Ziel getrouwt te zien. Gy zyt my n dierbaar, Sopbia, dan dat ik myne Vryheid voor eene zoo onfehatbaare Prys koopen zoude. Milord woekert om een Hart, dat zyne gar> fche Rykdom niet betaalen kan ——- neen , myne Dochter, men opene my den Karker, met een vry Gelaat tree ik 'er in; want befchimpen kan hy my niet, de Rechifchaapenheid fchuterd ook in de dor/kere Gevangenis, myn Val is een Ongeluk, en niet den Val eens Bedriegers. Stanley. Gefwets, Potfen. Kakel. O myn Vader.' bedenk u toch , wat zal de Watfreld zegsren? wat Denkbeeld zal men van u hebben, en wat Prys zat gy op eene Daad, die zoo fchoon konde worden, indien gy maar wilde? • Stan-  ToONEELSPEt". *t% Stanley. Geen Woord meer. — Misf, uwe Hand of S o p h 1 a. o Sir Karet! myn Vader onder Misdaadigers ——•. o Hart! voel eens hoe het fiaat? ■ K A R E l. Dierbaare Sopbia ! Stanley» Nu ik ga, myn Belluit is gen- omen; ik ben niet gewoon daar van af te gaan. Heer Zoon, gy gaat met my meê. Misf, vaar wel, dewyl gy myne Hand verfmaad, zoo fchryf u zeiven toe. uwen Vader ongelukkig gemaakt te hebben. ( Hy wil gaan. ) S o p h i a. Ik mynen Vader ongelukkig maaken ? Ik? neen, Milord! dat kan ik niet. O! wacht nog maar een Oogenblik.—— Stanley. Nu! Hervord. Dochter, wat wild gydoen? Karei.. S'pbia ! S Ó P H I Ai X^retl — Q»P bet Hart wyzenie.) Daar floot het; D daar  3*0 DE DUBBKLDE KINDERLIEFDE, daar (loot het. Milord, wild gy mynen Vader verfchoonen ? wild gy hem redden? Stanley. ,. Ja, op dat Beding, dat gy weet. K A R E L. God! S O P H I A. Belooft gy het op uwe Eer? Stanley. Ik doe het. — S O P H i A. Dierbaare , myn Hart eeuwig waardige Karei] . gy ziet het, ik heb alles gedaan, wat my moo. gelyk waare, geknield hebbe ik, Karei, voor uwen Vader dat deed ik uit Liefde tot u , nu verlaat ik u voor eeuwig, kan de uwe niet worden: — vaar dus wel Man, die my gelukkig hadt kunnen maaken. O Schepper! neem het brandende Offer aan , dat ik myn Harte maake! Nu is 't gedaan.' —. Myn Vader, droog uwe Traanen, gV zyt gered , — dat is Vreugde voor uwe Sopbia l Karet, — Milord ; gy hebt gehoord , wat ik tot uwen Zoon xeide. (zonder b.m aan te zien. ) Ik ben uwe Vrouw —— daar is myne Hand. Karel, (Hy werpt zicb in eene Stoel. ) Ik derf! Einde des Eerfien Bedryf. TWEE-  ToONEELSPEL. 5't TWEEDE B E D RT F. EERSTE TOON E E L. (SOPH.IA, aan eene Tafel, bet Hoofd in dt Hand boudende.) S O P H 1 A. ó Kar4, voor eeuwig hebt gy my verioo- -ZJü houd op, myn Geliefde t, > f word daar voor — * %^K^ ~ X Zoon! ontfettende Ge achte- ^ Vader word gered -- da >. v.e ^ mod op myn Bed fcneemen cu rood, op my .en zich myne ge. aan myne zyde zal zien. aan heele Natuur ontzet — o dan zal ik v o mynen Vader denken — en ^ zal Engel voorzoomen. D a .TWEE-  $a De dubbelde Kinderliefde, TWEEDE TOONEEL. BETSY, SOPHIA. B e t s T. Traanen in de Ongen Misf? o zoo is het dan waarheid? Gy wordt Lady Stanley? de arme Sir Karei. S o p h i A. Spreek my niet meer van hem , Betfyl het is gefchied —— het Offer is gedaan. De Zeegepraal over myn zeiven — kostte zeeker myn Harte veel Moeite maar nu is het voorby — myn Vader! myn lieve Vader word van fchande bevryd , en Sopbia, lieve Betfy, dankt den goeden Schepper, dat hy haar tot Redding haars Vaders uitgekoozen heeft dat Geluk, Betfy, is het Harte eens Kinds, dat zynen Vader bemind, zoo Qreelend, zoo aangenaam, dat het alle Vooruitzichten van een treurig Toekoomend vergeeten doet. B e t s r. Misff weinis; Juffrouwen zullen even dus jeegens hunne Ouderen denken, ik bewonder u. S o p h i a. Dat gaat my niet aan, Betfyl wanneer ik maar myn Plicht vervuld nebbe. Bet-  TOONEELSPEL. 5? B e t s y. Dat hebt gy cewis yder Kmd ten Voorbeeldt — dat was uwe eerfte Lief Je , Misf! gemeenlyk. is die de fterkftc, en haar te verlaaten, het zwaarfte. S O P H i A. Gy hebt gelyk Betfyl ik voel het < Kirtl wa5 my dierbaar— beloofde my veel Geluk, veel Goeds met hem, zyn Vader beneemt het my . — maakt my de Weliaad, mynen Vader te redden, zeer zwaar ——< dat moet zoo zyn, Bctfy. £ e t s y. Ik zoude dien ouden Wetlustigen, wel kunnen Straffen, indien het my vry ftonde -—-goede Misf! myn Hart gevoeld uwen Kommer, Qzy wetnd.~) ik zal niet nalaaten u te troosten en geftaadig by u bly ven. S o r h t a. Goede Betfyl gy zult my niet lang troosten, da fmart zal my wel rasch ontzielen, Stanley zal niet lang over zynen Prooy zeegepraalen. B e t s y. Neen, lieve Misf, gy zult niet derven, leeven» dige Voorbeelden , zoo als gy , heeft de Waertld noodig, en uwen Heer Vader zulk eene Dochter, die de Troost van zynen Ouderdom moet weezen-ï D 3 S o-  $t De dubbelde Kinderliefde, Sop h i a. Dit is ook het eenigfte, dat my nog (taande houdt, was het dit niet, Betfy! ik hadde reeds myne benaauwde Ziele Lucht gemaakt, ik gevoel my fterk genoeg, Be'fy, de Deure des Kerkers re verbreeken , waar in zy gedrukt ter needer ligt — muar het vernuft —— en een Vader. —— God! daar komt hy, hoe geboogen gaat hy daar heen. DERDE TOONEEL. DE VOORIGEN, HERVORD. Sophia, (zy firckt baare Armen jeegent bem uit ) o Kom myn Vader! in de Armen uwer Sopbia, die in haar O.igeluk door u gelukkig is. Hervord. Myn Dochter! hoe kund gy gelukkig zyn, al te goed Kind! hoe kund gy 't? S o p H i a. Ik ben 't; myn Vader! ik ben het —— gy zuldt Zonder fchande leeven. ———• Hervord. En gy? die u ten mynen gevallen, ter Siachtbanke leeverd, om U zoude ik niet weenen? neen Sn*.  TOONEELSPEL. 5S Sopbia! nog nimmer waaren myne traanen hecter, dan die uw Noodlot, my thans afperst. Sophia. Ik zal ze afdroogen . myn Vader! deeze dierbaare Traanen.' ■ zal ik u afkusfen. — (zy kutcbt hem.) O daar valt 'er my een in den Mond , gelyk een P; erel Rond hy daar in uw Oog,— nu rold hy naar beneeden ik voel hem in het bmnenfte myns Harte zoo heet zoo heet daar, ( Op bit Harte uyzende ) daar ligt hy nu, myn V; der heilig.' eeuwig heilig zal hy my zyn, dees Traan van den besten aller Vaderen. Hervord. Kind.' gy betooverd my ik kan het niet uit- houden, (by weend.) B e t s y. Myn God! Misf! lieve Misf! o myn Heer.' (zy weend.) Sophia. Ween toch niet. goedig Kmd! (Zy droogt ziel de Traanen en pekt den Doek weg.) Gy ziet, ik weene immers niet meer- B e t s y. O lieve Misf! gy maakt u harder dan gy zyt, om Uw Heer Vaders wille, ik zie wel, wat uw beklemd harte lyd, wat u daar fchokt en drukt, en dai D 4 zie  54 De dubbelde Kinderliefde, zie ik onzen zoo goeden Heer weenen , dat doet my zeer ——. wie zoude dan niet weenen? H e r v o 8 d. Ween. Meisje! ween, zeeker gy kund niet beeter weenen. VIERDE TOONEEL. DE VOORIGEN, WILLIAMS. W i L l i a m s. Brieven, Sir IIervord\ H b r v o r d. Al weeder . wat zal dat zyn ? (Hy leest.) Williams. Hoe gaat het U.Misf? gy zyt zoo bleek, bevind gy u niet wel ? Sophia. Zeer wel, Heer TFtlUams, zeer wel. Williams. Ik kan het my wel voordellen. Misf! doch ik zal mets zeggen ik kan u alleen bewonderen. Misf/ Bet-  TooKeelspel. 57 B e t s y. Denk, Heer WUliamt, den ouden Stanley —-— niet, ojet Sir Karei Williams. Ik weet alles, Betfy! Hervord. Wonderlyk.Wonderlyk ! daarbekom ik Naricht van mynen Broeder, die ik reeds inde 30 Jaaren lang geloofde dood te weezen , hy leeft , en is werkelyk in America zeer wel gezeeten , o waare hy hier! hy zoude my en myn arm Kind voorzeeker redden. Sophia. Gy hebt nog een Broeder, myn Vader? Hervord. Ja, myn Kind! hy diende ter Zee, en ik had Tyding, dat het Schip waar meede hy , als een jongeling van 18 Jaaren afgevaaren is, gezonken waare. Maar nu fchryft my iemand myner Vrienden onVer. wacht, dat een zyner Bekenden, die lang als Officier met hem gediend heeft, veellicht heeden nog by my koomen, en my Brieven van mynen Broeder meede brengen zal. D 5 Wit..  58 De dubbelde Kinderliefde, Williams, Dat verblyd my om uwent wille, lieve Heer Hervord* Hervord, Myn Broeder zelfs zoude my thans echter nog welkoomer weezen: dewyl ik. zeeker weet, dat hy my niet in verleegenheid zoude laaien: want wy hielden altyd veel van elkander. VYFDE TOONEEL. EEN BEDIENDEN, DE VOORIGEN. Bedienden. De Geheimfchryver van Lord Stanley, Hervord. Al weeder —— hy koome. B e t s y. Wat zal 't weezen, lieve Misf? Sophia. Niets Goeds, Betfy 1 — want van daar komtdergelyk niet. ZES-  tooneelspel. 59 ZESDE TOONEEL. GEHEIMSCHRYVER. DE VOORIGEN. Gbheimschryvbr. S\t Hervord, verfchoon het. Mylord zend my herwaards, hier zyn twee Stukken ter onderteek.. nIDg' Hervord. Waartoe? geheimschryver. Het eene is de Huwlyksverbindenis van Misffo. pUa, en het ander de Borgtocht voor uwe Schuld . Zoo dra heteerrte Onderfchreeven za, zyn /al>* u het ander beneevens eenige Wisfels ter hande ftellen. B e t s y. O die Tygers van een Menfchen l Hervord. Dochter! Sophia, {met drift.) De Pen , myn Vader* de PenHervord. Neen ik kan niet, ik kan niet, myn Heer.' de prys is te duur, het kost my te veel. *» *  Co De dubbelde Kinderliefde, Geheimschryver. Dat raakt my niet, Sir! ik volbreng myne Be- veelen - . zult gy fchryven ? of vind gy geraa- den, den Dag van Morgen af te wachten. Sophia. Gsef, myn Heer! geef, Qzy fcbryjt ntet tene bee. vtnde Hand.) daar ftaat hy, myn Naam.' daar (laat hy ! Geheimschryver, (ziet na,) Sophia. Lses hem wel, de Inkt is een weinig bleek, niet waar? met Bloed is het zeeker niet gefchreeven — maar daar . daar in het Harte is bloed. , Geheimschryver, (voor zich zeiven: zy yld. ) Ik weet niet Misf! wat gy daar meede wijdt zeggen. Sophia. Niet? het is even zoo goed, myn Heer/ Geheimschryver. Ik hoop niet, dat gy op my te onvreede zult zyn, ik wilde u niet gaarne beleedigen; want ik verter in u , Misf, werkly* de aanftaand'e Gemaalinne van mynen Hcere, Lady Stanley. S o-  tooneelspei» ói Sophia. O ! mochte ik eeuwig Sopbia blyven. Geheimschryver. Sir HervorJ\ ook uwen Naam, indien ik verzoeken mag. Hervord. Het zy dan zoo, maar even als kookende Lood. druppelen zullen de Traanen van my , en van myn Kind Mylord op het harte vallen, (by fcbryft.), daar neem het, Myn Heer.' Geheimschryver. Hier overhandig ik u de Kwytbrief, Sir! over uwe Scnuld, en de Wisfel volgens de belofte van myn' Heer, ik Beveel my in uwe Gunst. (Hy gaat been.) B e t s y. Ga, flaaffcheKnecht van een tyrannifchen Heer! — Sophia. Nu , myn Vader, is het doorgedaan , nu is het my weeder geheel ligt, Hervord. Doch my niet,myne Dochter, my is het zoo niet. —• hoe veel Danks ben ik U fchuldig I S o»  6a De dubbelde Kinderliefde, Sophia. O' ik u nog veel meer, myn Vader! myn geheel Aanweezen. Hervord. Zeg: uw ongelukkig Aanweezen. ZEEVENDE T O ONE EL. DEVOORIGEN, KAR EL in ReisUtedcren. S O ? ii I a, God! ook u moet ik weederzien/ K a r e l. Sidderende waag ik het, Misf! nog eenmaal voof U te yeifchynen , eer Ik my voor eeuwig uit uwe oogen verwydere. Sophia (weend.) Ongelukkige I Kar e l. Even, gelyk de Misdaadiger zich geduldig ter ftraffe laat leiden — half bedwelmd zynen Dood verwacht ■— even dus, Misf! kom ik nog eenmaal u het laafte Vaarwel zeggen. morgen is het den Dag, dat hy, die my het Leeven gaf, my dat ook weedcr zal ontneemen, morgen word gy myne  TOONEELSPEL. 6*3 „e Stiefmoeder — dat is myn Harte te zwaar.—- K w i S« zien, dat de Altaar der Liefde omheind worde, ik ga, om mynen kommeren verafgeefgeToorden te draagen , tot de Dood, d.e ik , God weet het, hygend roepe, een Einde van mynen Jammer zal maaken. Sophia, Gy wild reizen/ waar heen? K a e. e l. Ik wil ter Zee , Misf! ik wil gaan dienen veellicht bezorgt my het gunft.ge Geluk dar. wat ik Loeke; want hier te blyven, u in de Armen myns Vaders te zien, waare my niet moogelyk °' waare hy myn Vader niet! maar alleen met myn leeven ontrukte hy my u. doch Natuur en Wet gebieden my te zwygen en den Barbaar • die myn Vader is ■ te verfchoonen. Bedienden. Welk een Meedelyden heb ik met deezen wel'denkenden Jongen Heer! Hervord. Sir Kant, Indien uw Heer Vader u hier vondt? Williams. Het ls waar, indien hy hier kwaame. Bet-  64 De dubbelde Kinderliefde, b e t s y. Ik beef vóór hem. ■ Karei. Hy mooge kon men! hy mooge koomen. ■ dat laafte vergenoegen, de Beminde nog eenmaal ie zien, die hy my door Geweld en Gruwzaamheid ontroofd —— zal hy myn niet ontneemen; het is de laafte maal, Misf.' dat gy my ziet, de laafte rfiaal dat myne Traanen in uwe Teegenswoordigheid vlieten In het toekomende zal het in het Afge- Ieegenen "efchieien daar zal uw voormaals be¬ minden Karei de Daagen zyns Jammers doorweenen, daar zal hy treuren, en dikwerven met betraande Oogen aan u te rug denken. Sophia. O maak gy my het harte niet nog zwaarder, hebt gy Meedelyden met mynen Toefland, verwyder a van hier om 's Heemels wille, ik beef voor u, indien uw Heer Vader u hier aantroffe —— o haast u, verlaat my, verlaat my ■■ - ■■ Vysnd ■' (met Drift en Teederbeid. ) geliefde Vyand —— my- ner Rus*e wat zeg ik? reeds te veel ik moet u vergeeten, gy moet my vergee- ten. Karei. God! welk oogenbllk •' eene geheele Helle vol Kwaaien en Smerten vertoond zich myner Oogen! • ' ' ■■ hoe diep zie ik needer ■ in den Af- ., grond  T o o s e £ l s p e l. grond der Vernietiging myns Weezens — ° jyer,ber\ o lVertber\ gy hebt het doorgedaan. t gy hebt ze verbrooken.de Banden, die uwe Ziel eevangen hielden, die uw Verheeven vermoo- gen hadden afgemarteld o.' in ftilte ruste üw Asfche onder de Linden gelyk vy, zal ik in de Maanefchyn wandelen, met donkere Blikken door de Wolken zien i—- en de Handen wringen. Sophia. Wat fpreekt gy van Vertier! zy zyt een Man, Karell ftandvastig in Lyden te zyn • Is de Wee- terfchap van een'denkenden Mensch — niet zoo als jp-ertber niet zoo —■ ik ben maar een Vrouws- perfoon , ik lyde zoo wel als Wertbers Cbarlotte —• als gy, Karei! maar dank zy den Schepper, het Verdand heeft my nog niet begeeven, met geduld zie ik dat Noodlot, dat ik niet ontwyfeen. kan, te gemoet, doe gy ook zoo lieve Karei leef, leef gelukkig, leef, ten mynen gevalle, en ga met deeze verzeekering, dat ik u gaarne mvn leeven zoude opgeofferd hebben, indien ik (reen Vader hadde , wien ik voornaamentlyk de opoffering verfchuldlgd ben. Karei» Ik neem het u niet kwaalyk, Misf.' ik bewonder o veel meer noch meer ja ik zal my Moeite geeven, uw Voorbeeld te volgen, myne Smart, myne woelende Smart onderdrukken , ik zal, eelykgy, ftandvastig zyn, mynen half tuimelenden * ' £ Geest  66 De dubbelde Kinderliefde, Geest tot zyne Werking te rug roepen — ik zal leeven, Misf, om in de Verwydering u alle de daagen rnyns Leevens te wyden; ja ieder oogenblik zal uit dees Borst eene heete zucht naar myne Sopbial gaan, en geheel door de Inbeeldingskracht vergeestlykt, zal ik in Geiachten in eene Hemelfche Zaaligheid wandelen , die ik thans voor de laaste maale aan uwen Boezem fmaake. (Hy om- betit baar.) Vaarwel. Sophia. Om 's Hemels wille hou op. (zy wsend.) Vaarwel ■ fpoed u verwyder u . het is Tyd — verlaat my, — o myn Hart! — myn arme Hart.' hoe kookt het daar ik kan niet meer. o myn Vader maak gy, dat hy ga — ik kan zyn Aanfchyn niet meer verdraagen. —— Kakel. Ik ga, grouwzaamel ik ga — Sopbia \ geliefde Sopbia l Sophia. o Befchuldig myner van geene Grouwzaamheid myn Hart verdiend deeze verwyting niet, want dat ik u hartelyk bemind hebbe, en nog beminne dat weet God.' en ik —— Hervord. Ik bid Uom 'sHemels wille, maak ons allen niet o«-  Tooneelspel. ongelukkig, wanneer Mylord komt, zyn wy verlooren. b e t s y. Liefde Misf! om u beide zoude ik bloedige Traanen kunnen weenen. Williams. Mylord" de derkde Proef; die gy Misf van uwe Liefde kund geeven , is, dat gy haar verlaat, gy ziet de Onhandigheden, die niette veranderen zy» K a r. e l. Zoo zy het dan dien geklaagt, die al'e zuchten der Bedrukten hoort, ik ga — vaarwnl. beste Vader myner SopbiaX die ook niet de myne kan weegen, (_ Hy omarmt btm,) Hervord. Geluk en Zeegen volgen uwe fchreeden, veellicht zal de Tyd u, uwe Ruste weeder fchenken, dan zien wy u weeder. Kak Et. Hier booven Sopbia, hier booven zie ik Ui weeder, hier niet — hier niet. Sophia. Leef gelukkig, vergeet eei e Ongelukkige! E 3 K*J  ■43 De dubbelde Kinderliefde, • K A R E L, Qffy werpt zieb voor baar op de knitn.) O Sopbia'. gy die myne geheele ziel bebeerscht, die ik zoo getrouw hebbe bemind voor de Jaaste maal, Sopbia\ werpt gy nog eene uwer Oogwenken die my zoo dikwerven betooverd hebben, op my. Uw bevallig oog zie nog eenmaal zynen beangftigden half vertwyffelden Karei aan, en dan uwe Hand—die de myne moeste weezen _ 0 die drukke de myne teederlyk — en diep blyve deeze laaste Weldaad in myn Harte begraaven — (Sopbia Ziet bem teederlyk aan.) o gy ziet my aan! denOpflag van uw oog zegt my alles, en die Hand, die ik nu voor de laafte reize kusfe met heete Traa¬ nen bevochtig — die Hand (met vervoering ) die »y my drukt, verzeekerd my, dat gy my by Wylen een Aandenken, eene Zucht, zult toewyden Kar fl * ^ ^ * 2eggen~nu verlaat U uwen Sophia. o God } , «"«O ACHTSTE TOONEEL. DE VOORIGEN, Lord STANLEY. S T A N h e r. Hoe? myn Zoon aan de Voeten van myne Bruid? » gy. Misf! dit Gedrag is waarlvk fraai ? K A»  T O O N E E L S 7 E L.' K a r e l. Zy konde niet daar teegen doen, myn Vader! ik alleen ben ftrafbaar. Ik kwam hier, om voor de laaste re.ze affcheid te neemen in eemge oogen blikken zal ik niet meer den Verftoorder van uwe Ruste weezen, myn Vader! S T A N t b X. Zwyg, reis waar heen gy wild, ik ben uw Vader niet! K a r e U O ik ondervinde maar al te wel, dat gy het zyt — want waardt gy het niet — S T A N i" E t. Nu! indien ik het niet waare? K A R E L. Zoud gy u alleen door mynen Boezem den weg tot Sopbia moeten baanen. S T A n L E y. Trosfche Jongeling I uwe bedreigingen zoude ik vreezen. —— Hervord. Mylord.' ik bidde • fc- - £ ^ Stan-  fo De dubbelde Kinderliefde, S t a n l e t. Myn Heer! ik redde u van den Ondergang, maak uwe Dochter tot Lady, en gy houd het nog met mynen Zoon, die my beleedigt / K a r e l. Verfchoon, myn Vader! de Weldenkenheid deezes Mans! uwe weldaad is duur betaald —— daar ziet gy Sopbia i Williams. Ik bid verwyder u ■ Stanley. Voord, Beest! uit myne Oogen. K a r e l. Ik ga, Mylord/ niet Vader! want gy — gy zyt het niet meer — maar gy waard het toen, wanneer het droevige Ongeval ,dooru myn Weezen het Aanzyn gaf — nu houd gy op het te weezen, gy ontheiligd deezen dierbaaren Naam. die myn Harte al. tyd zoo ftreelende waare geiveest, indien gy my niet in de Noodzaaklykheid (telde, u als mynen Moorder aan te zien. Verheug u dus — verheug u dus, -— uwen eenigen Zoon totVertwyffelinggebracht, en ongelukkig te hebben gemaakt. > Ik ga, laate u aan de Rouw en die onrype Geweetensvroeging, die niet vertoeven zullen, u ten eenigen Oogenblikken te martelen, over, wanneer uwea  TOONKELSPEL. 7* uwen reeds wankelenden Tred, aan den Rand des Grafs zal daan, gy verftaat my, Mylord, dit zegt u Karet Stanley; en nu, dierbaare Sopbis! nog eenmaal! (Hy wit baar omarmen.} Stanley, (Trekt bem met Geweld voord, zoo dat by Sir Hervord in de Armen valt.) Voord, zegge ik, of ik verwurge u onder myne Handen, „ K a r e l, (woedende.) o Natuur! o Plicht 1 o Woede! hoe fidderd gy me in ydere zenuw ! ' H S R V O R Et. Bedaard! bedaard, Sir Karei! S T A N L E Y. Nog verwyld gy onberaaden zoon — voord — (Hy vat bem met geveld by de Borst, Hervord «Williams weeren af, en pot bem eindelyk met Grimmigheid de Deur uit.) (Geduurende dit Tooneet fpringt Sophia van baaren Stoel op.) S o t h i a. Ach'. Geweld ! Mylord .' verfchoon uwen Zoon! E4 K a-  fa. De dubbelde Kinderliefde, Kakel. Elk ander buiten u , zou met zyn Bloed den Hoon moeten betaalen ——- Sopbia j (Van 't Toonecl.) Sophia, (valt wrtJ.tr in den Stoel.) God! Mylord! indien gy her zoo met uwen Zoon maakt, hoe zal het my ongelukkige vergaan! Stanley. Vrees niets, Misf! ik zie uwe Jeugd aan, ver'eef u, dat gy mynen Zoon bemind hebt, want niets heeft u verhinderd, de Bewilliging van uwen Vader heeft uwe Handelingen gerechtvaerdigd , maar dat myien Zoon zynen Vader irosfoerd , zich onderwind my de frerkrte Beleedigingen te zeggen , allen Eerbied jeegens my verliest, dat vergeef fit hem niet, u nochthans, Misf, bid ik om Vergeéving. —— De yver vervoerde my. wanneer 't my overkomt, zoude ik my zelfs voor 't Parlement niet kunnen inbinden, maar het is voorby, nu willen wy van andere zaaken fpreeken , morgen , Indien het u welgevallig is, is de Bruiloft.. Sophia, Morgen reeds ? Stanley. Ja, Misf.' de Toebereidfelen zyn gemaakt, gy zult  T o oneelspel. 7% zult het u echter niet berouwen. Ik zal u In niets verhinderen uwe aanftaande Leevenswyze moogt gy volkoomen naar uw Welgevallen inrichten, ik zal niet yverzuchtig zyn, Misf.' ik weet wel, dat het my Moeite kosten zal, uwe Liefde te winnen, maar dat maakt niets, gy behaagd my, en daar ik my eenmaal voorgefteld hebbe , u geiukkig te maafcen; zoo wilde ik booven mynen Zoone de Eere des Voorrangs ftaande houden. B e t s y. Die Huichelaar. Sophia. Zoude 'er geene moogelykheid zyn. Mylord ! dat de Bruiloft nog eenige daagen verfchooven konde worden.' ik ben werkelyk niet wel, gy zult het zelfs zien. S t a n l e t. O gy zult beeter worden.' het zyn maar kleine Liefdetraanen , die U een weinig bleek maaken . zy zullen droogen deeze Traanen, zy zuden droo^en. Hervord, (Ter zyie.) Ook niet een Uitilel t Stanley. It myn Geheimfchryver by u geweest ? Es Wu-  74 De dubbelde kinderliefde, Williams. Hy is 'er geweest, Mylord » S t a n l e r. Nu, zoo ziet gy dan, Heer Hervord, dat ff: myn Woord gehouden hebbe, ik begeer uwe Dochter niet om fonst, ik neem haar niet alleen zonder Bruidfchat, maar ik behoede haaren Vader daar en booven van Ondergang Dit is toch eene Hannelwys , die al de Waereld in de oogen moet fchitteren. Hervord. Gy hebt Gelyk, Mylord! die Handelwys fchitterd zeeker eenen yder in de oogen. —— Stanley. Aan Pracht en aan alles , wat haaren en mynen Stand waardig is, zal het haar niet feilen, ik heb uwe D^ch-er eene Rente van iooo Ponden jaarlykfche Inkomften vastgefteld. Hervord. Het is waar, Mylord! Stanley. Nu , Misf! keur mv eind'lyk eene Lonk waardig, tvees niet zoo weederhoudend jeegens eenen Man, die  Tooneelspel. 75 die toch niet verdiend veracht te worden, laat my uw vriendelykLachchen , dat u zoo allerliefst ftaat, zien. Sophia. Mylord.' men kan niet te elke Stonde vrolyk weezen. doch het zal wel koomen ■ J>, ja, het zal wel koomen. B e t s t. (By zich zeken.) Dat ik tocb den Oudtn Schelm niet in bet Aanzicht durve fpuuwen. Sophia. Mylord! Neem niet euvel, dat lk my een weinig onttrekke; ik heb zwaare Hoofdpyn Betfy. B e t s y. Misf! Sophia. Kom, goede Betfyl — ik heb u noodig. ( Fan Tooneel.) Betsy (Die in 't Heenen gaan den Ouden Mylord met Verachting aanziet.) 01 dien Vyand der Mentenen! H E K v o R. d. Myn arme Kind is niet wel, Mylord! Yv I u*  76 De dubbelde Kinderliefde, Williams. Zy is een Lam! de Zachtmoedigheid zelfs —— Hervord. O God! Mylord, indien gy niet bedaard met haar omgaat, indien gy de Drift uwer Geaartheid immer teegens dit Onfchuljig Schepzel laat uitbreeken, zoo verliest gy in korten Tyd eene Vrouw, en ik eene Docnter. Stanley. Dat zal zich alles wel fchikken. dat is niets, dan die malle Liefde, die haar myn Zoon in het Hoofd heeft gebracht : met de Tyd zal zy hem vergeeten, en dan zal 't haar wel weezen. NEEGENDE TOONEEL. EEN BEDIENDE, DE VOÜRIGEN; Bedienden. Een Officier begeerd u te fpreeken. Hervord. Ha! daar zal hy zyn, die my Bericht van mynen Broeder zal brengen, hy koome — Mylord, neem het met euvel. —— (De Bediende vertrekt'.') Stan«  tooneelspel. 77 Sta n l e t. Niet In het minfïe, ik moet buiten dien naar Huis, om eenige Toebereidfelen te maaken. TIENDE TOONEEL. DE OFPICIER.DE VOORIGEN. Officier. Ik verzoek u allen vergiffenis ik wenschte Sir Hervord te fpreeken, indien ik het vraagen mag, wie is het van Ulieden? Hervord. Ik ben het zelfs , myn Heer'. Officier. Ha! dat verheugd my van ganfcher Harte, u te leeren kennen . ik brenge goede Tyding, van uwen beminden Broeder Alexandtr Hervord! Hervord. Zoo zyt gy dan de geenen , van wien myn Vriend my reeds Bericht gegeeven heeft? Officier. Ja, die ben ik/ ik heet OwerUy en ben Majoor, doch thans buitens Dienst, lk heb myn Affcheid ge-  78 De dubbelde Kinderliefde, genoomen, en wil nu myn zeiven en mynen Naasten dienen. Hervord. Gy kend dan mynen Broeder, die ik reeds zoo lang als dood hebbe beweend. Officier. Óf ik hem kenne? zeeker, hy is een weldenkend Mensch, ik heb met hem gediend ■ onl beiden, Sir Hervord, heeft meenigen ruuwen Wind onder den Neus gevloogen. Hervord. Laat ons gaan zitten. Officier. Ik ben te vreede, myne Beenen zyn buiten dat een weinig murw ■ veele Veldtochten, myne Heeren, dat voeld men; maar hier aan het Hare daar faalt niets, en den Arm is ook nog goed! ——• by mynen Deegen zoo fterk, dat ik eene yzeren Staave wilde breeken ; maar, indien ik vraagen mag ——• wie zyn deeze Heeren ? Hervord. Dat is Mylord Stanley, en dat ls Williams, myn Vriend. O F f i c i e r. Ha, Mylord.' uw Dienaar-  Tooneelspel. 79 S I A K 1 I f• En ik den uwen. Officier. Verfchoon my, ik kan niet veel Plichtplegingen maaken , gy zyt in 30 Jaaren den eerden Mylord , die ik zie; in die Landen, die ik bewoond hebbe, zyn deeze Eernaamen bynaast geheel vergeeten. Maar gy, Heer Williams? is 't niet zoo? Williams. Dat is mynen Naam. Officier; Gy zyt de Vriend van Sir Hervord! Williams. Ik vleye my zulks te weezen. Officier. De Tytel is my aangenaamer — Vrlendfchap is by mynen Deegen een dierbaar Woord of fchoon ik alle Eerbied jeegens alle Lords van Engeland nebbe. Stanley. , Wonderlyke Man I Hervord. O lieve Heer Williams, wild gy wel eens zien, hoe 't myne Dochter gaat. Wil-  to De dobbelde Kinderliefde, Williams. Met Vermaak , Heer Hervord. (Faa,t Tooneel) Officier. Hebt gy eene Dochter. . Hervord. Ja , zy is Je Bruid van Mylord. officier. Van Mylord ? te Henker, dat hadde ik niet geloofd , zoo veel Heldhaftigheid had ik hem niet toegefchreeven, verfchoon my, ik ben voor de vuist —- eene jonge Vrouw is eene gevaarlyke Zaake voor elk onzer ■ ■ de Sneeuw op de Dak onzes Lichhaams — ey, ey, de Zonden der Jeugd daardoor komt het, dat men de Schatting betaald —- en zich het Leeven verkort. S t a n l e t. Myn Heer! gy zyt zeer korswylende. Officier. Nu wat grat het my aan, gy moogt zien, Mylord/ hoe gy te recht komt, maar by mynen Dee- gen indien ik eene Dochter hadde. ik gaf haar u niet neem het my echter niet kwaalyk. Mylord.' ik korswyl. Her-  ToOtfEELSPEI*. Hervord. S t a n l e X. Sir Hervord, ik ga en Iaat u met deezen zeer wel ©pgevoeden Heer alleen, uw Dienaar. yB ( Van bet Toontel.) Officier. Dienaar/ Dienaar! ik geloove by myn' Deegen, het heeft den Ouden Gek verdrooten, dat ik de Waarheid zeide maar neem my niet kwaalyk. Heer Hervord, konde gy voor uwe Dochter geenen anderen Man vinden ? Ik moet het u m 't kort zeggen, hy behaagt my niet hoe kan dat Meisje den haateoswaardige Karei beminnen 1 indien uw Broeder Alexander hier waare, hy zou my gelyk geeven, dat weet ik is het Meisje mls- fchien niet mooy? H e R v o r D. Zy is myne Dochter, ik moet haar niet pryzert . maar indien gy haar ziet, zult gy zeggen, dat *y eene Engelin is. Officier. Nu , zoo geeve men haar eenen, dien zy bemind. Hervord. Myn Heer.' dat zyn Omftandigheden, die zich ni?t U lat'  Sfa De dubbelde Kinderliefde, laaten zeggen — doch om van iets anders te fpreeken i dewyl myn Broeder leeft? is hy gelukkig? Officier. Zeer wel! zeer gelukkig! over een Jaar, indien het God wil, komt hy in het Vaderland te rug ik moet u zeggen, dat hy my eenen Brief aan TJ meede gegeeven heeft, maar ik heb hem op de lange Reis veriooren: doch weet alles, wat daar in Haat: hy groet u broederlyk, wenscht daag'lyks u te omarmen, en eindelyk by U zyn Leeven te kunnen eindigen. Hervord. Ik wensch het ook, wy beminden eikanderen hartelyk, ik was over zynen vermeenden Dood on. troostelyk, het zyn nu 48 Jaaren, dat ik hem dood dachte. Officier. Des te beeter zal het Uw Harfe doen, wanneer gy hem weeder zu't zien , doch kennen zult gy hem niet, hy is zwart, van de Zon gebrand, heeft Naaden in 't Gezicht, en dan draagd hy zoo als ik tusfchen een paar uitgediende Schouderen eenen ouden, met anderhalv graauw Hair bedekten Kop: maar, by mynen Deegen, hy is een rechtfchaapen Karei! Hervord. Dat was hy altyd, maar, myn Heer! dewyl gy my Tyding van mynen zoo waarden Broeder brengt, zoo  T o o n f. e l s i» e U 83 zoo zult gy my de Eere bewyzen $»mW* mv teblyven, morgen is het, helaas! de B-uilotts da* van myne Dochter, myne arme Sopbia, gy zult haarvriend worden, myn Heer! gelyk, zoo als ik reeds geheel de Uwen ben. Officier. Wat zal ik daar uit verdaan, myne Sopbia! he- laas „ daar (leekt iets achter I Hoe itaau uwe zaaken Sir Hervord? vergeef my, verwonder gy u niet over myne Voorbaarlgheid, tk heb myne gezonde Reedenen het te vraagen , indien gy my beeter zult kennen , zal het u niet berouwen . mv ten Vertrouwden te hebben gemaakt: by mynen Deegen - Indien ik uw Vriend zal zyn, moet gy my uwe Omstandigheden zeggen. Hervord. Myn Heer! ik kan niet anders zeggen, dan dat myne Onhandigheden zeer goed zyn. O F f i c i e R. Goed' — Wat Henker, waarom dan die Dochter aan een-n ouden Mylord uitgehuwlyfct? Hy heeft veel Geld 't is waar, zoo als ik reeds heb gehoord, een Woekeraar, zyn Naam was my al bekend, bevoorens ik hier kwaame; maar voor zoo veel nwHeer ïroederzetde, hebt gy eenen aanzienlyken Handel, goed Credit, Gereed Geld, en waar dat is vermag men geen Kind teegens zynen wil uithuwlyken  tic De dubbelde Kinderliefde, Mylord hier, Mylord daar, wat Is dat ? dat is by myneu Deegen maar Wind. - . - Her v o r d. Op eenen anderen Tyd, myn Heer! zal ik u veellicht alles zeggen, maar thans is het my niet moogelyk, verfchoon my. - . ELFDE TOONEEL. DE VOORIGEN, BETSY. B e t s y. Sir ffervordl Misf verlangd u te fpreeken. Hervord. Verfchoon my, myn Heer.' Ik kom ten eerften weeder, in weinig oogenblikken ben ik weêr by u ik zal onmiddelyk den Heer miliams by u zenden' om u zoo lang Gezelfchap te houden. Officier. Wel Drommels.' dat gaat wonderlyk toe, dat zyn Geheimenisfen, die ik niet begryp , die My lord is my een vervloekte Vent, zyne geheele Phyfiognomie gevalt my niet, dat Meisje zou fchoon fk?i« r " l\ t0Ch iets goeds konde J°en. >"dien ik jüto te rechter tyd hier waare gekoomen, óm den Lydenden te hulp te koomen, dat is by mynen Deegen zoo ie£s aangenaams, fmaakt my zoq TWAALF-  T o O n e e l 5 p e t. *S TWAALFDE TOONEEL. DE VOORIGEN, WILLIAMS. Officier. Ha! Dienaar, Heer Williams. Williams. Ik koorn, myn Heer! om U gezelfchap te houden , tot myn Heer Hervord te rug koome. Officier. Wat wilde zyne Dochter? W i l l i a. m s. De Notaris bracht haar, met Betrekking van haar Huwelyk met den Mylord iets ter Onderteekening, en daarom liet zy haaren Vader roepen. Officier. Zoo zoo t weegens haar Huw'lyk met den ouden Kribbenbyter. Williams. Het is zeekerlyk eenen ongelyken Ouderdom. F 3 dj*  86 De dubbelde Kinderliefde, Officier. Ja dat is het, by mynen - Deegen , het Meisje gaat my ter harte, offchoon ik haar nog niet kenne. Williams. Zy zal u nog meerder ter harte gaan, wanneer gy haar zult zien. Officier. Maar zeg my Heer Williams, wy zyn alleen, hoe zyn de Omftandigheden van dit Huis ï goed? flecht? middelmaatig? by mynen Deegen, gy zegt het een Weldenkend Mensch , die veellicht, indien 'tzoo waare, als myhier in mynen ouden Kop herom zweeft, konde heipen. Williams. Myn Heer! Officier. Nu, ga voord met uwe Reeden, ik ervaare het toch, en indien ik het weeten wil, ga ik maar in de Stad, of op de Beurs. Williams. . Myn Heer.' ik houde u werkelyk daar voor, waar voor gy u uitgeeft, voor een Weldenkend Mensch. Ik zal u dus alles zonder Omftandigheid zeggen. Wat ik weet. Sir Hervord had eene der beste Han-  TOONEBLSPEL. 87 delingen, Rond in het beste Aanzien, op eenmaal deeden Vreemde Bankbreuken hem vallen. Mylord Stanley is zyn fterkfte Schuldenaar, en zyn Zoon, Lord Karei, was de Minnaar onzer beminnenswaardige Sopbia, de Zaak was reeds zoo ver, dat Sir Hervord de Toeftemming tot dit Huwelyk haddegegeeven, wanneer het den ouden Mylord inviel» zelf om Sopbia te laaten vraagen. Officier. De oude Nar / nu ■ Williams. Men doeg hem in den beginne af, maar toen hy zich aanbood, zynen Eisch te laaten vaaren , en in Teegendeel met de overige Schuldeifcheren zich vereenigen wilde, en Heer Hervord dreigde in den Kerker te werpen, bedoor Sopbia uit Kinderljke Liefde, haarjn Beminden te laaten vaaren, en den ouden Mylord de Hand te geeven. Officier. En dat kan een Meisje? Williams. Ja, myn Heer.' een Meisje van iS Jaaren: Officier. O dank zy U daar booven, dat gy my ouden F 4 Ka"  88 De dubbelde Kinderliefde, Karei het Vergenoegen fchenkt, myn Geld, dat gy my gaaft, der Menschheid ten besten aan den Man te brengen. Myn Heer! by mynen Deegen, dat Meisje zal den ouden Tyran niet ten Deele worden. Sir Hervord zal hem betaalen, hy kan, hy tan - ik fta voor hem in, zyn Broeder, 'myn beste Vriend, zal het my Dank weeten, hy heeft geene Kinderen , Sir Hervord is buiten dien zynen Erf. genaam, dat Meisje is ryk, lieve Williams, ryker dan Mylord Stanley, dat zweer ik by mynen Deegen; fpoedig doe my het Meisje koomen, ik heb Wisfejs, fpeedig, ik wil het Arme Schepfel blyde maaken.' Williams. Myn Heer! Ik ben verbaast. « Officier. Haast u, haast u, roep my haaren Vader en het Meisje, ik moet haar zien , het kleene Gekinnetje, met het lieve Hart dat zy heeft, zeg haar gezwind) de oude Krygs-Knecht, Owertey , betaald Honderd duizend Ponden Sterling Bankgeld, indien het noodig waare, hy is by mynen Deegen den Man daar voor. Williams. Ik loop, dewyl gy 't beveeld, o wat vreugde zal Ik verwecken. QHy gaat been.')  T O O N E E L S P E L. 8^ O 'f f i c i e r. Dat fmaakt my. by mynen Deegen, in de Ziel goed, ik oude Karei heb my toch die 48 Jaaren niet te verseefsch zoo zuur geplaagt, om den Last des Rykdoms by een te raapen, thans geeft my de Hemel geleegenheid, het daar over te geeven waar heen het behoort —— en dat juist op het Oogenblik, wanneer de goede Lieden het Water aan den Hals (laat. H« , ha, ha, ha! myn Harte klopt van Blydfchap, dat lieve Meisje! hoe zullen zy verrascht worden, ha, ha! ja de Broeder AUxundtr HetvortJ! wanneer die eerst komt — ha, ha! en hun nog daar en booven zyn geheel Vermoogen daar heenen zal fmyten ; goede Mylord Stanleyl uw Geld zal ons niet verfchrikken, Alexander Hervord en Major Qwerley, ha, ha! die weegen, by myn Zydgeweer, zwaarder aan Geld, dan zes Lords zoo ais gy. DERTIENDE TOONEEL. HERVORD en den OFFICIER. Officie 8. Koom, koom, myn Heer.' waarom my niet tea eerden Uwe Omdandigheid ontdekt, ik zeide het immers, dat ik helpen koude, by mynen Deegen —— ik ben geen Windbuil, wanneer ik iets zegge, moet dat zoo waar zyn , als het waar is , dat ik op öods Aardboodem hier heenen wandeler F 5 Her-  po De dubbelde Kinderliefde, Hervord. Myn Heer! ik weet niet, hoe ik 't verdien —— Jk ben befcnaamd —~ kan niet begrypen. —— Officier. Genoeg, Sir Hervord, ik betaal huiden nog den Mylord tot den laaften Heller af, en het Meisje trouwe dan, die zy gewild heeft, en daar ik het kort meede maak, uw Broeder Alexander gaf my Wisfe's voor u meede, indien gy haar veellicht in uwen Handel kondet aanleggen, zyn geheel Vermoogen bvkomt gy buiten dien, de Karei is oud, en huwelykt niet; wien zal hy het laaten, dan de Zynen ? Hervord. O God, welk een Gelukl Officier. Nu, gezwind! waar is de Dochter? ik moet haar zien, en Deel in de Vreugde neemen, die zy zal hebben. VEER-  Tooneelspel; 91 VEERTIENDE TOONEEL. DE VOORIGEN, SOPHIA, BETSY, WILLIAMS. H E r v 0 R b. Daar komt zy. Sophia, (met Blydfcbap en Verrukking tot den Major ) Gy waardt dan de Engel, die de Hemel ter myner Redding verordent hadde! bedriegd my myne Hoop niet? Officier. Ta, klein lief Schepfel; ik ben het zelfs , den ouden gryzen Engel, die u de Voorzienigheid gezonden heeft: wees te Vreede, myn Kind! te Vreede. By mynen Deegen, een allerliefst Popje. Sophia. Gy helpt ons, Myn Heer? Officier. Ta, lief Meisje! door my, uwen Oom of ik, ha, ha, ha.' hoe fchitteren haar de Oogen van BlydIchap. S o-  £2 De dubbelde Kinderliefde, Sophia. Bei/y! verheug ü , lieve Beifyl verheug u! B e t s y. O Misf! «oude my uw Geluk niet verheugen. Officier. Qogenblikke!)fc moet men den ouden Echtverderver, den Mylord , laaten aankondigen, dat van hetHuwelyk niets 2al koomen. Sophia. O God! wanneer myn Karei dat wiste, o indien hy na niet reeds weg is! o Meisje! loop wat gy kund, zeg het hem, zeg hem myn en zyn Geluk, hy kan nog niet weg zyn, huiden Nacht wilde hy eerst vertrekken, ga, zeg ik, loop, neem deel aaa myne Vreugde. B e t s y. O met vergenoegen verrichte ik deeze zaak» Sophia. W*Cht Bet/y! rmar met twee Woorden zal ik *t hem fcnryven ,op dat hy myne Hand zie (Zy fcbryft) Loop nu en geef dit Briefje maar aan zynen Ka» meruienaar, maar koom ten eerden te rug. B e e-  TOOSEELSPEI» 93 B e t s y. Mylord woond immers maar twee Huizen van hier, ik kan dus fpoedig weeder herwaards zyn. C Van V Tooneel) Sophia. o Man des Vreedes.' Man, die de Gelukzaallgheid in myn Harte hebt gebracht, Iaat u omarmen. Dank, vuurigen Dank zyü. Officier. Meisje gy treft my, ik oude Karei heb nog nimmer geweend , maar die kleene Vreugdetraanen die daaruit uwe lieve oogen rollen, maaken my, by mynen Deegen, zoo teeder om het Hart — ikgeloove by God —— ik ween reeds. (Hy wis ebt zieb de Oogen af.) Sophia. O God ! na zoo veel Jammers hebt gy my gelukkig gemaakt! het is voorby, ons Ongeluk, myn Vader1 lieve Heer Williams', het is voorby; reeds ftond ik aan den Rand der Vernietiging myns Aanweezens : o myn Vader! rasch waare de Bloem, die gy plantede , verwelkt —— doch teegenswoordig heeft eene gunftige Siraal des Scheppers haar het Leeven te rug gefchonken; o Man! die de Hemel ons tot Heil befchikte, — wat zal ik u zeggen. Of.  94 De dubbelde Kinderliefde, Officier. 'Niets, in 't geheel niets; de Man deed verder niets, dan het geen eik rechtfchaapen Karei, ter Eere der Memchlykheid zoude doen: want die het doen kan en niet doet — is by mynen Deegen een Schurk; dan ik doe niets, Alexander Hervord doet het maar door my — Ha, ha, ha, ha! dat lieve Kind' Williams. Hoe maaken wy 't, Sir Hervord, met de Belofte? alles is fchriftelyk ; Misf heeft Onderteekend, en gy ook, booven dien heeft de No'arit een Contract gemaakt, dat even dus Onderfchreeven en Verzeegeld is. Officier. Dat is niets, alleen gedwongen Werk; wy bren-» gen hem zyne Wisfels te rug, en vorderen ons Contract. Williams. Hy zal een Leeven maaken , en het daar by niet laaten, het kan tot een Proces koomen, zyn Vermoogen geeft hem Aanzien. Hervord. Ik vrees het ook, wy zullen Moeite hebben. O v.  tooneelspel. 95 Officier. Laat my daar voor zorgen. Pleitgedingen willen - wy niet neen, die mag de Duivel haaien — ik weet hoe 't gaat, byzonder waar Geld te hoo- pen is , Schriften van 11 Vellen groot ■ Voor- fpraaken zonder Geweetens Raaden vol Voar- oordeelen • Vernaaien naar het Gewicht des Klaagers neen, neen , niets fchriftelyks - ik ga naar hem toe, daar is myn Vootfpraak, (_cp zynen Deegen veyzende^ die heeft meenig een reeds het Pleitgeding afgewonnen, by mynen Deegen.' den houten Bruiloftshouder zal hy ook warm maaken, lief klein onfchuldlg Meisje.' laat my maar begaan, verfchoon my, Sir Hervord, ik moede Misf zeggen, maar ik heb dat Ding zoo lief, als of het mvne nabedaande waare zy gelykt by myne Ziel eene Nichte van my, als of zy het zelfs waare, ha, ha, ba, ha'. Sophia. O, Ik konde u niet meer beminnen, myn Heer! indieu ik uwe Vleefchelyke Nichte was. Officier. Is 't moogelyk! lief onfchuldig Meisje.' dcch zoo fterk van Harte als eene Heldin , ja by mynen Deegen, men zie toch, of men op Gods geheelen Aardbodem , drie Meisjens zal vinden, die den Minnaar om den Vader opofferen; zie, Meisje; het Goede blyft nooit onbeloond — wat u heeden weedervaard .-. . clat  $6 De dubbelde Kinderliefde, dat komt van hem, die het Geval beheersch;? Heef Williams! zonder Tydverzuim , breng den Mylord zyne Wlsfels weeder te rug, en zeg hem, hy kan ze houden , Heer Hervord houd zyne Dochter en hier zyn Wisfels voor die geenen, die murgen betaald moeten worden. Die zullen zich verwonderen, die zullen zich verwonderen, ha, ha, ha, ha.' bezorg alles, lieve Heer Williams, en indien hy te veel Wind maakt, zoo zeg hem maar, Sr Hervotd zal zelfs koonum, en om de te rag gaave van de Huwlykverbiidenis verzoeken, en moogelyk oolc den ouden Major en eenen Voorfpraak Qop denD.ee* gen wyzende.) meede brengen. S o p h i a. En indien gy Karei ziet, zoo verhaal hem alles. —» Officier. Ja, ja! breng hem meede, wanneer het zyn kan, ik wilde hem gaarne zien , het moet een lieve Jongen zyn, dewyl hem dat Tortelduifje bemind* H é r v o r d. Maar nu weet ik niet, hoe het gaan zal, indien al het Huwelyk met den ouden Lord vernietigd word, zoo zal hy zoo lange hy leeft, niet toeftaan ^ dat zyn Zoon myne Dochter huuwe.  ToONIELSf ïl» $1? Officier. Wat doet dat ter zaake? het ergfte, dat den jongen Mensch weedervaaren kan, is , dat hy hem onterve; dat doet echter niets: Sophia heeft een Millioen in Vermoogen, Alexander Hervord en Owerley , ha, ha. ha! (laan daar voor binnen, maar laat my maar begaan , de Man Sopbia! die uwen Vader uit de Moeras heeft getoogen, die is dok de Man, die U, uw Geluk verfchaffen zal; 'ik hou Woord by mynen. Deegen! Heer JVHUams, Ik verlaat my op U; voor 't overige zorgt Owerley. Williams. Met Vergenoegen verricht ik het Bevel, het is het aangeriaamfte voor myn Hart, dat ïk in myh Leeven hebbe gehad. (Van 't Tooncel.) Sophia O, indien ik maar wiste, of Karet de Verandering myns Toeftand reed. ervaateh heeft, indien Betfy maar zoo gelukkig geweest is, van hem te zien, herh mynen Briefte geeven, dan is alles goed , dan Zal hy wel middel zoeken, hier te koomen, o de Liefde Zal hem Vleugelen geeven — o reeds leide hy aan de Voeten zyner Sópbia, indien hy het wiste. —— O myn Vader! He«r Major, verfchoon myne Vervoering, het zoude my hart zyn, hem tb verliezen, dat weet God! maar het Vergenoegen , den geenen weeder te vinden, die myne Ziel bemind, onder de Oogen van mynen lieven Vader de G hel-.  p8 D. dubbelde Kinderliefde, helderfte Daagen na zoo veel fmart te beleeven, maakt my bedwelmd. Officier. Ha , ha.ha! zoo zyt gy dan toch werklyk bedacht, Klein Lief Hel linnetje , waar Kind eens Vaders, ga Meisie! wees maar bedwelmd , ik mogte lyden, dat alle Meisjes zoo bedweld waaren; maar ook moeten zy zufk een lief Vaierlievend Harte hebben , anders zyn zy niet waardig, dat de Moeder Natuur hun het beste der Liefde Iaat kosten. VYFTIENDE TOONEEL. DE VO ORIGEN, BETSY. Sophia, O Betfy'. fpraakt gy hem ? B e t s y. Juist wilde hy te Paard ftygen , fcheen geheel reisvaardig, verftoord , de Oogen fiarde hem in het Hoofd , toen ik voor hem flond, en hem uw Briefje in Gaauwigheid in de Hand drukte; o Misf! met rood geweende Oogen zag hy my aan, en zeide : Betfy, Betfyl — genadige Heer, zeide ik in Stilte» gy zyt gelukkig: Sir Hervord is van zyne Bankbreuk gered, uw Heer Vader bekomt zyne Wisfels weeder, en Sopbia zweert niemand haare Hand, dan u Ie geeven. Lees, Mylord, en fchlk u daar naar. Ik  T o o n e e l s * e U 99 Ik liep voord, en hoorde nog alleenlyk deeze Woorden van hem, die hy my nariep:duizend Kusfen aan den Engel. Ik zag om, eu zag deouden Mylord uit den Huize koomen, en beide met elkanderen binne gaan. S o p h i a. O nu is 't goed, daar hy het maar weet, ben ik reeds te vreede, ind.en hy zich van zynen Vader ontdoen kan. zal hy voorzeeker tot zyne Sv*» k00men- Officier. En dan wanneer hy hier zal zyn, zal het niet lang duuren. dat hy uwen Man zal weezen. | Laat my maar begaan, lustig, lieve Kleine, myne oude Knokken zullen zich op uwe Bruiloft ook nog roeren, ik zal, by mynen Deegen, nog in myne oude Daagen danren, ja uit Blydfchap zal ik danfen. Iets goeds te hebben gedaan. Nu, Heer Hervord, heb ik mynen Plicht vervuld, thans zoude my een fïuk Brood en een Dronk fmaaken. Hervord. Wy zullen aan Tafel gaan. Officier. Het zal ons allen wel zyn, en ubyzonder. liev» Sopbia! Ga 6«*  f10Ó DE 0UBBELDE KINDERLIEFDE, Sophia. Zoude het my niet wel zyn , daar my de Hemel zulk eenen Vader, zulk eenen Vriend eenen verboren Minnaar weeder fcbenkt? o Meisje, voelt gy, wat ik gevoele. Einde des Tweeden Bedryfs. DERDE B E D R T F. EERSTE TOONEEL. SOPHIA» BETSY. Sophia, (In eenen Stoet zittende.) O myn Betfyl hy komt nog niet, waar is hy toch, myn Beminden? myn Verloorenen, myn weedergevondenen Minnaar! Als nog kan ik my niet geheel der Blydfchap overgeeven, een heimelyken Angst ondermynd my het Vergenoegen, dat gaarne in myne Ziel zoude heerfchen , indien het niet door eene bange Aandoening wierd verhinderd, o Betfyl indien maar alles wel ga?  T O O 8 E U 5 M L. IOl B e I i T, Zorg niet, lieve Misf! maak u geenen nieuwen kommer , Sir Karet komt voorzeeker, zoo rasch het hem moogelyk zal zyn. Sophia. O Betfy! gelykt zyn lang Vertoeven wel de heete Traanen der Weemoedigheid, die hy (lome, toen hy voor eeuwig van mv Affcheid neemen wilde; moeste hem niet yder Oogenblik verlooren zyn,dat hy zonder zyne Sopbia doorbrachte. B e t s y. Maar WMiamt is immers ook nog niet te rug. Sophia. Dat brengt my daarenbooven ook nos in Angst, reeds tweemaalen konde hy weeder hier zyn , dat zal een Leeven zyn, Btify! Lord Stanley is een woest Mensch. de Teruggaave der Wisfels moet hy nochtans gedoogen; maar de Inwilliging in het Huwelyk met zynen Zoon,hoe zal ik dn kunnen hoopen? B e t s y. De Wonderman, de ouden Major, die ons do H^mel toegerchikt heeft, die zal het wel maaken, ik meen, ik zie eenen anderen God In deezen Man van Eer; ja, Misf, 'er (leekt iets achter Ik zal. niet zeggen, wat ik denk , 't is my noehihans wel, G 3 in"  102 De dubbelde Kinderliefde, Indien ik het denken en hoopen kan — maar geloof my dit, een Man als dees , 1 • die Geld, Eer, en Moed bezie, die reeds een Wonder aan Uwea Heer Vader heeft gedaan , — u van den haatelyken Baviaan los gemaakt heeft , die kan nog meerder Wonder doen. Daar komt Heer Williams, nu zullen wy 't hooren. TWEEDE TOQNEEL. DE V0OR.IGEN, WILLIAMS. Sophia. Nu, Heer Williams, wat hebben wy te hoopen, hoe maakt het Kant, komt hy ? Williams. Twee Uuren, Misf! heb ik moeten wachten, eer men my toegang vergunde. M.lord was aan Tafel en had Vreemden b) zich , Sir Karet, die my gezien hadde, kwam vooreen Oogenblikby my. 0»middelyk na den Eeten, lieve fP'lliams, zeide hy, kom ik by u, maak aan Misf duizend Plichtpleegingen van haaren getrouwer. Karei, myn Vader wil my dwingen, naar Italien te reizen, en verwonderd z ch , dat ik myne Reize uitftellen wil, maar nu, Wih tiams! zullen my duizend Vdders niet weederhouden, hier te blvven, en Sopbia met myn Leeven te verdeedigen. Oi hy zeide dat, Misf 1 met eene Vreugde, met eene Vreugde, die ik u niet kan be. fcüryven. 5 o-  Tqojjeelsfel. 103 Sophia. Q Dank zy u, myn Geliefde! uwe Sophia zal't erkennen, zy zal '1 u beloonen, met Trouw, met Hartelykheid zal zy 't u beloonen. b e t s t. Zeide ik het niet, Misf! W i l l 1 a m s. Nu moet ik naar uwen Heer Vader, en hem ?8J. ticht van myne Verrichtingen brengen. S o p h i a. Hoe nam Mylord het op? W i l l 1 A 14 s. Als een Raazenden , als een Leeuw, dien men synen Roof ontjtagt, doch laat my gaan, maar wees garust, Msf, het kwaadfte is doorueftaan, 't geen wy nog te booven hebben te koomen, is Kleinigheid, doch! daar komt u.v Heer Vader. G4 DER-  104 De dubbelde kinderliefde, DERDE TOONEEL. DE VOOR.IGEN, OWERLEY, H ERVÜRD. Officier. Ha.' Heer Williams, wy hebben, by mynen. Deegen , lang op U gewacht. Hervord. Hoe ziet 'er uit, Williams. Williams. Goed Zeer goed : toen ik aan het Huis yan den Lord kwam , liet ik my aandienen ; men b ag« myin de voorkamer, waar u de Eere hadde , twee geheele Uuren te wachten, tct dat het Mylord ^e leegen kwaame, van de Tafel op te (laan, want hy hadde Gasten. Officier. My had hy, by God .' niet zoo lang laaten wachten, ik had hem met het Achterfte myns S.eevels de Deure ingejaagd Doch verder. Williams. Eindelyk kwam hy by my , en vraagde met trosfche gebaaren, wat ik begeerde! Oï«  tooneelspel. ip5 Officier. Die oude Windbuil! H e r v o r d. Nu! Williams. Ik kom .Mylord, zeide ik, my ontlasten van eene zaak, die u veellicht bewonderen zal; Sir Hervord heeft het geluk gehad , onverwachte aanmerkelykeovermaakingenvan Geld te ontvangen, by zend u dus, Mylord , alzoo door my niet alleen een Wisfel opzicht voor dat, wat hy u fchuldig waare . maar ook de overigen, die gy hem onder zeekere voorwaardens hebt gegeeven, te rug. Officier. Nu wat zeide de gepoederde Paruikefiok. Williams Hy beet zich op de Lippen , de Oogen Monden hem (Iyf van Verwondering; maar toen ik hem de Huwelyks verbindenjs van Misf verzoet, toen wierd hy woedende , en dampte met de Voeten als een Gek. Officier. Ha; ha, ha! dat hy dampe , dat hy zich de Lippen byte hy mag toch doen wat hy wil , het Meisje bekomt hy , eens en vooral, niet «< die Pots kan men hem wel laaten , dat hy uit Nyd de Galkoorfe kryge; Het is den Speeler, die verliest , G 5 geoor-  io6 De dubbelde Kinderliefde, geoorloofd, dat hy de Kaart, die hem zyne hoop ontneemt, (tukken byr, ha, ha, ha! de ouoe Schimmel, dlq nog gaarne jong wilde zyn, ha, ha, ha.' Williams. Wat, zeide hy , mee wil my ten besten hebben? Neen , de Beloften zyn onderteekend van Vgder en Dochter , zoo goed komt Hervord niet van my af, ik ben Lord, hy moet weeten, met wien by te doen hebbe. Officier. Lord! Lord! als of hy dat z;ch zelven hadde uegeeven ! — De Gek .' de Henker zelfs had wel zyn Vader kunnen zyn; ik word kw2alyk , wanneer ik zulke nogdaarby afgeleefde Haazenvoeten , op hunne Eernaamen hoor pochchen. — 't Is immers alles maar by Toeval by mynen Deegen , Wind , anders niets. Hervord. En eindelyk ■' Williams. Dreigde hy , de zaafce by 't Gericht aan te fcfaapen , dien Hoon, riep hy, z-A ik wreeken, het zal Sjr Hervord duur te (taan koomen , en ik gcloove ot k zedcer , dat hy het niet daar by laaten zal, het is reeds te ver gekoomen . men weet reeds in de ganfche Stad , dat Mylord Sir Hcrvords Dochter huuwen zal, en zonder Twyffl-l hebben hem zyne Vrienden, die  TOONEElSPEL. i°7 die heeden by hem te gast waaren , Geluk gewcnscht. Dat moet zeeker zyne Eergierigheid gaande maaken p want hy zal nu de geheele Wajreld geleegenheid tot Lachcherny verfciiaffen. Officier. Dat doet hem geen kwaad ; zulke Kaerels , die in hunne oude Daagen nog eed jong Wyf neemen willen, die behooren booven dien in 't Gekken - Huis. Hervord. Hy wil dus klaagen? Officier. Dat zal hy by mynen Deegen niet, ik zal hem wel voor 't klaagen , iets in 't Oor luisteren , dat hy niet luid vertellen zal; neen , neen , myn goede Stan* fey'. Major Owtrky, ha, ha, ha! maakt zyne Gedingen alleen met Yzeren of Staalen Veederen af. Sir Hervord, nog eens , dat moet toch maar het laaste Middel zyn — indien niets meer helpt Vooraf zullen wy hem nog eens fchryven , en dan, wanneer de Kaerel niet afgeeven wil dan , by God i Zy Bloed en Dood de Wreeker eener gerechte zaake! Hervord. Wy willen het onderftaan.' ik zal my oogenbliltkelyk aan 't fchryven begeeven , en alles ter needer flellen, wat maar moogelyk is, om hem totverftand te brengen, veellicht helpt het. O F F !•  ïo8 De dubbelde Kinderliefde, Officier. Kom Sir Hervord, te vreede , lieve Sopbia, te vreede ! *t gaat alles goed , zoo lang Major Qwerley en zyn Reiscameraat leeft C_viyzen.de op den Deegen.) hebt gy voor niets te zorgen, kom , kom , ook gy, Heer ( Fan 't Toneel.) Sophia. Ziet gy 'twel, Betfy, is myne Vrees ongegrond/ O.' hoe verben ik nog van myn Doelwit, en hoe diep zie ik in den Afgrond der Ellende , wanneer ik mynen Geliefden ten tweedemaale verliezen zoude? B e t s T. Het is niets, lieve Misf.' in 't geheel niets, Mylord Stanley zal eindelyk toegeeven, wanneer hy zien zal, dat het niet te veranderen Is, Het beste Antwoord zal op den Brief, die uw Heer Vader aan hem fchryft, koomen hy zal 't nu eens overlegd hebben ; de eerste Drilt is voorby , hy zal gedwee worden, Misf! Sophia. Gy kend den Man niet, Be:fy \ weet niet, waar Xoe een ongevoelig Hart bekwaam is, de Wolfknam nog de Ta.iden, wanneer hy reeds gewond is. Bet-  TOOSÏEtSPEL, IC9 B e t s y. O MUf, Misf-' Karet komt, nu Iaat Ik u alleen. £ Van 't Tooneel. ) VIERDE TOONEEL. KA R E L, SOPHIA. Sophia. ( Zy fteekt de Armen naar bem uit en by vald voor baar needer,~) O kom, myn Beminde! kom myn Karet', in da Armen uwer trouwe Sophia- Bemind gy my nog? K A R E L. Of ik u beminne ? O myne Dierbaarfte ' myne Sopbia! is 't moogelyk , dat gy twyffelen kund ? O daar ligt uw Karet weeder aan uwe Voeten ; maar niet dus .alsby't Affcheid , toen was het doodende Sma'rte, die op myn Harte lag, en nu is het Gelukzaaligheid! zoo is het dan moogelyk? ik heb u weeder , myne Beste! zyt gy het, die myne Oogen zien ? is het uwe Hand, die ik kusfche? Myne Lippen be» roeren deeze Hand, die my gelukkig zal maaken j Sophia. O myn Dierbaarfte ƒ hoe lang hebt gy my laaten wachten ? hoe heeft myn Hart naar TJ verlangd ? duizend bange zorgen kwelden my; maar nu ben ik te vreede,  iio De dubbelde Kinderliefde, vreede , ik zie u weeder, nu ben ik by God, eeuwig de Uwe. K A R E L. Ook ik, myne eenige, myne geliefde Sopbia1- heb naar U verlangd, het was my echter met moogelyk, my van mynen Vader te ontlasten: O hoe verheugde my het Bericht, toert ik uw Geval , uw Geluk, en het mynen vernam , gelyk als het afgejaagde en leeds de Doodstraanen weenende Hart naar het water ylt, om zich nieuwe krachten te verzaamelen , zoo, Sopbia'. Yide ik na zoo veele lillende naar U» en nu ben ik 'aar, en laaf myn arme Hart, dat reeds als den ter Dood verweezenen Misdaadiger, den laasten flaap der Vernietiging gefluimerd heeft. Sophia. O myn Beste ! nu verliest gy myn niet meer, nu kan my alleen de Dood van Ü fcheiden , verfchoon den (lap, die uwe Sopbia deed — zy moest, ■ Zwaar, zeer zwaar was hy haar Hart , maar eenen Vader, onder M sdaadigen , in Kluisteren te zien, is te Ysfelyk voor een Kind, dat hem lief heeft dus moest het Offtf gefchieden , om hem te redden ik heb het gedaan, myn Dierbaarften ! dat Offer, dat my bloedige Traanen gekost heeft, —— en alleen de bloore Gedachte , mynen Vaier van Schande te hebben bevryd , konde uwe Sopbia nog behouden , anders hadde zy deeze fmart, die veellicht weinig Vrouwen kennen, gevvis de overhand moeien laaten. Maar nu is 't vooiby! (zy zuebt) maar niet  ToONEelspel. iii niet geheel voorby. — Uw Heer Vader, Uw Heer Vader! duizend kwellende z**fe* martelen my nog, hoe zal het worden, myn Besten? K a r e l. Myn Vader is woedende , en fchriklyk zyn z^ne Bedreigingen ; maar ik vreeze hem niet meer, neen, Sopbia"! nu, daar gy uwen Plicht vol-iaan hebt, daar een God der Liefde z;ch myner heeft ontfermd , ontrukt men u my alleen met myn Leeven. Sophia. ïk he"b de verbindenis onderteekend , myn Vader heeft haar onderfehreeven , zy is nog in zyne Handen , hy wil haar niet terug geeven , dat zal nog verdriet veroorzaaken. K a r e t. Ik weet het, Sopbia ! dat hy weigerd , om zich voor de Waereld niet belachlyker te maaken , dan hy is. Alleen deeze verbindenis zal ons niet hinderen, neen, Sopbia, heeden nog, indien gy wild, zal de Priesterlvke Inzeegening eenen Band tusfehen ons beiden knoopen , waar over de Schepper der Liefde glimplachchen zal. Sophia. Maar nimmer zal hy in onze Echtverbindenis toeItem-  112 De dubbelde Kinderliefde, ftemmèn , gy zult U den Vloek Uws Vaders op das hals haaien , en ook dees is verfchrikkelyk. K A r e L. Den Vloek eens Vaders, wiens Zoon zich aart hem verzondigd, is zeekerlyk eene zaake, die volgens de Inzetting der Natuur van zeer veel aanbelang is. Maar hoe kan my de Vloek eens Vaders doen fidderen , die door zyn Gedrag alle Recht verliest, dat de Natuur hem teegens zynen Zoone gaf? Sophia. Thans moet zich alles ontwikkelen, myn Vader en den Vreemden Befcherm Engel, die ons gered heeft, hebben voor de laasre reize aan Mylord gèfchreeven, zyn Antwoord zal alles ontleedigen. VYFDE TOONEEL. HERVORD, KAREL, SOPHIA. HervorD. Har zyt gy hier, Sir Karei? durfde gy het waagen hier te koomen ? Karei.. O myn Vader! want nu durf ik U düs noemen — om uwe beminnenswaardige Dochter , om myne Sopbia f  T Ö O N E E t, S t ï t. 113 sopbia , zoude ik duizend Leevens waagen , indien. ik 'er meer dan een voor haar op ie offeren hadde; Hervord. Wy hebben nog niet allés doorgedaan , Uw Heet Vader is een hart Man , ik moet myne Dochter werkelyk zoo liefhebben, als ik haar beminne, om geene toeftemming te rug te neemen, die ik U op eenen Tyd gègeeven" hadde, dat ik my nog niet liet voor-, ftaan, zoo ongelukkig te worden , dan ik waare. K A r E L. Gy verbaast my, myn Heer! hoe ? nu ; daar uwe vereetenswaard.ge Dochter, alle de Plichten een* rechtfchaaöen Kinds vervuld, my haaren Vader opgeofferd heeft, en het goede Geluk haar aan my , en my , haar weeder heeft, nu wild gy uwe Bew.lhgin? te rug trekken? Neen , dat is niet moogelyk , dit wreede ken ik u niet toe, gy hebt bemind , myn Vader ■ O een Herdenken te rug inde jaaren uwer J mgelingfcnsp — een Aandenken aan Stpbta's Moe* üer en ik ben gelukkig l sophia. O .' myn Vader 1 Hervord. Vrees niets , myn Kind gy kend my, Ik ben uwer Liefde alles fchuldig, ik ben u verplicht, het is bilH. Ijk ,  ai4 De dubbelde Kinderliefde» lyk , dat ik u beloone. Gaarne ontdoe ik my van eene Verbindenis , die my myn eigen Hart oplegt , de Inwilliging in Uw Huwclyk met den Lord is U van myne zyde zeeker, ik herhaal haar nog eens, al. leenlyk hos het geleideden zal en kan. zonder de Toeftemming van Lord Stanley, dat weetik niet. Kakel. O .' laat my zorgen , wanneer ik deeze al niet ver» kryge.zoo istoch Sopbia 6e my rus. Myn Vaaer kan my 't is waar onterven; maar het Vermoogen , dat ik van myne Grootmoeder iiebbe geërft, knn hy my niet ontneemen, daar van is hy alleen Beituurder; het is niet onaanmerkelyk, bedraagd ten weinigften Honderd duizend Ponden , binnen eenige Maanden ben ik meerderjaarig, en hy moet het my zonder Weederreede iaaten volgen.' Sopbia is daar meede te vreede. ik ken haar Hart, ik weet het, niet waar, myne Sopbia; Sophia. O! wanneer 't ook weiniger waare; eene Stroobutte , myn Waardfte! endaaglyks alleen Brood, eene Erwtenfoep , ik waare te vreede, myn Vader.' H e r v o r d. Ik geloof u , ik d->chteven dus , myn Kind! toen Ik de eerste Driften eener lydinge , die de oirzaak van Uw Aanweezen is, ondervond ; maar gy zult niet noodig hebben , met uwen Man eene Stroohutte te  T/OONE EI/SPEL. 11^ te bewoonen , al hadde Lord Karet ook niets, zoo heeft ons de Heemel nu door mynen Broeder zoo gezeegend , dat ik in (laat ben, U eenen Man naar Uw Harte" zonder Uitzicht op zyn Vermoogen, te ge«r ven. S o p h i a. Ik kusfche u de Hand, myn Vaderl K a r e l. O ik ook van ganfcher Harte, wy zullen eenenPriester laaten koomen , myne waardite Sopbia 1 hy zal ons trouwen, onder het Oogvaa onzen lieven Vader zal hy ons trouwen, heeden nog, indien het moogelyk waare. Hervord- Dat kan niet wel fchtkken, wy willen van te voorzien, dat wy van uwen Heer Vader de verbindenis, die wy onderteekend hebben, en indien het moogelvk waare, zelfs zyne Toeftemming verkrygen. Zoó fpocdlg dit gefchied is , is myna Dochter do uwe, ik geef u myn woord. ZESDE TOONEEL. DEVOORIGEN, B E T S Y, B e t s y. De Vreemde Heer, Sir 1 begeerd u tefpreeken.' jj a Her-  'tl6 De dubbelde Kinderliefde, Hervord. Is 'er iemand by hem? b e t s y. Heer Wittiamt, Sin Hervord. Zoo fpoedig te rug ? ik moet u een Oogenblik Verhaten. Verlof. Kakel. Vermag ik nog hier te vertoeven , myn Vadèr ? Hervord. Indien gy het durft waagen. • ( Van V Tooneel) Sophia. Weet gy niet Betfy, welk Bericht Heer JViltiams, heen meede gebracht? B e t s y. Ik kan het niet zeggen, Misf, dat alleen heb ik gezien, dat de Heer Major iets vervoerd fcheen te zyn. Karei,, Welke Major, Sopbia ? Sophia. Een Vriend myns Ooms, den Major Öwerley, die my-  T o o n k e l $ p e l. ii? mynen Vader Wisfels heeft gebracht, die ons ge. red heeft. Kakel. O Dank zy deezen Man! dat ik hem toch maar konde Omarmen! ■ << Sophia. Maar flegt Bericht, ilegt Bericht van uwen Heet Vader. Kakel. 't Zal ons niet fchaaden , lievenswaardige Sopbia, dat Naricht. Sophia. O indien toch alles reeds doorgeftaan waare! myn Hart beeft, ik weet niet waarom, gerust ben ik niet, — neen ik ben bet niet — daar zit het nog als eene klompe Loods, lieve Karei. B e t S T. Lieve Misf.' laat gy den Heer Major maar begaan , dien Man heeft myn geheele Vertrouwen, hy kan veel, dien Man! zeer veel. Kuil, En ik, Sopbial wat kan niet een Hart als het myne, om u te behouden. H |; ZEE.  Ïi8 De dubbelde Kinderliefde, ZEEVENDE TOONEEL. DE VOORIGEN, WILLIAMS. 'Sophia O Waarde WïtHams! wat hebben wy te hoopen ? Williams. Misf.' alles ——- en nirts. Sophia. Alles en niets.' hoe verfta ik dat? Williams. Ik zeg, alles en nieis van Mylord Stanley niets ■ van uwe Liefde alles. Sophia. Dus geene Verbindenis tc rug ! Williams. Niets minders ' Mylord Stanhy fcheurde In Teegenwoordigheid van twee Lords den Brief aan Hukken . dien ik hem brachte , wierp hem my voor de Voeten, en — het verdere, Misf, durf ik u nog niet zeggen. Sophia. O God.' daar zal een Ongeluk gefchiedenj K a-  TOONEKLSPEL» II§ K a r e l. Myn Vader verfcheurde den Brief? Williams. In veele nukken , maar verfchrik niet, Misf.' 't zal wel goed worden. Sophia. Het zal wel goed worden — liet zal wel goed worden, — ja, indien 'er veellicht Bloed vergooien word, dan zal het goed worden. ACHTSTE TOONEEL. DE VOORIGEN HERVORT. Hervord. Sopbia, ik moet op 't Oogenblik uit gaan, binnen kort zal ik wteder hier zyn . ontrust u niet , myn Kind , zyt buiten zorgen, het is nooüig. Sophia. Gy moet uitgaan , myn Vader? Waarheen ! O GoDl gy m et uitgaan? O, uwe Sopbia fidderd in alle haare Leeden ; Mylord Stanley heeft uwen Brief verfcheurd, U moogelyk gehoond? Veifchnkkelyk de Eer ; wat weet ik , O Karei! waarom bemin ik den Zoon eens Tirans, die my daar en booven nog van mynen Vader beroofd ? O .' deezen flag ontbrak n°S' H 4 Her-  '_jao De dubbelde Kinderliefde, Hervord. Dochrér.' wees te vreede, verder kan ik U niets zeggen, Sir Karei! Uw Va.ier brengt my op het Bitterde , kom Heer Williams Sopbia gerust — u ten besten ga ik deru aards , waar Plicht en Eer my roept. (In der Tl Van 't Toneel-) Sophia. Myn Vader •' myn Vader ! hoe haast hy zich ! (Zy loopt bem eenige Jcbrecden na. ) den Major ook — zier gy, Karei, hoe zy beidt hunne fchreeden verdubbelen, o dat gefchied niet zo-nder reeden. ■ O.' zoude men niet de Lief ie vervloeken, wanneer 'er zoo veel onhc.ls uit ontilaai. K a r e l. O Misf) ja gy hebt Gelyk , hier is iets voorgevallen , dat ik vreeze te raaden ( In Gedachten. ) Plicht en Eere roepen Uwen Vader > Sojbia zeiden hy dat niet? Ook my . ook my roepen zy, ik ik moet U verlaaten , S»pbia , myn Vader heeft my zeer beleedigd , hy heeft my u willen ontrukken , u ! die ik gelyk myne Ziel bemin. Maar zyn Leeven is in Gevaar, ik vergeet al het Kwaad, dat hy my deede, ik vlieg, om hem met myn'Bloed' het Leeven te redden; ja zelf- Sopbia! teegens dien, die u het Leeven gaf—— God weet het, dat ik n bemin:  T O O N E I I> ! H L. 121 min: — maar, Sophial ik moet ——- de (tem dier Natuur roept my — vaar wel. ( Fan 't Tooned.y Sophia. (In een Stoel*) Nu, zoo ben ik dan recht ongelukkig .Betfy \ verwerpt gy nog de voorgevoelens die myn Hart had? ziet gy ru , ook hy gaat en ik kan het hem niet kwaalyk neemen welke treurige Gevolgen kan myne Gebeurdenis hebben? OngelUKkige Sopbia! ik elleadigfchepfel, door my, alleen door my ontftond dit alles, deeze vergangelyke Aantrekkelykheden , die men my te doen, de Goedheid had , zyn de oirzaak deezer Verwarringen; O! ik kan het niet meer uithouden, ik geef het der imarte gewonnen. B E T S Y. Gy moet niet alles ten kwaadflen uitleggen , Misfj het is immers nog niet zoeker, dat zy elkar.deren gedaagd hebben, wie weet wat 'er voorgevallen is'. Kan alles dan nog niet ten besten eindigen , den besten uitflag bekoomen ■' tot de Daad zullen zy het niet laaten koomen, het is niet te vermoeden, dat Menfchen van hunne Jaaren den anderen om Hals zullen brengen. Sophia. Ja, Menfchen van hunne Jaaren •• waar van de een uit wraakzucht tot alles in ftaat, maar den H 5 a»"!  122 De dubbelde Kinderliefde, anderen, myn Vader , veellicht in de Eer beleedigii is — Ik ken myn Vader hy heeft gediend, eer hy dien noodiottigen 1'andel aanving , hy bezit eer, Betfy, —— hy is een Edelman. B b i s y. De Major, de Major, Misf.' zal 't niet laaten gefchieden. Sophia. Hy zal het niet kunnen verhinderen, Betfy! hy is zeer zeeker zelfs beleedigJ. B f t s y. Maar Lord.' Sir Karei, wel? Sophia. Ook die veellicht kan het niet doen , wie west Wit 'er voorgevallen zy , ons is alles duister , Mylurd Stanley heeft veellicht reeds even zoo veele fchimpwoorden ontvangen , dan ik vermoede, dat hy teegens mynen Vader moet hebben uitgebraakt, dat kan zeldzaam zonder Bioed bygelegd worden. Stel m voor , Betfy ! kund gy eenen treuriger Toefiand voor my uitdenken, cao tc weeten, dat Vader Minnaar en Vriend, in Doodsgevaar zyn I Minnaar zeg ik, die m.ufchien opnouden moet zulks te zyn ——• indien myn Vader het ongeluk hadde ■ Hemel ik durf tuut daar aan denken. NEE-  tooneelsfel. 113 NEEGENDE TOONEEL EEN BEDIENDEN, DE VO OR1GEN. Bedienden. St. St. Juffrouw Betfy? S o F h 1 a. Wat wild gy Thomfon ? Bedienden. Ik wilde Juffrouw Betfy maar een woord of twee fpreeken. B e t s y. Nu-' Sophia. Wat voor Geheimen zyn dat, mag ik het niet weeten, gaauw Tbomfon zeg ze my. Bedienden. Misf — ik kan my mlsfchien vergisfen maar Sophia. Nu , fpoedig, laat my niet lang wachten, betreft het mynen Vader, wat is het ? ^ ^  124 De dubbelde Kinderliefde, Bedienden. Ik denk , Misf, dat uw Heer Vader en de Vreemde Major met iemand (laags willen, de Ryknecht if met twee onzer beste Paarden een halfuur van de Stad in het kleine Boschje gereeden , waar hem Gelast waare , aan den ingang te wachten , ook heeft hy de turkfche Pistoolen , die zoo goed fchieien, moeten meedeneemen. Ook benik in duizende Angsten, Misf! ik hoorde van Schieten fpreeken, eer de Heeren uit den Huis gingen, ik beef voor onzen goeden Heer ! daarom wilde ik het Juffrouw Êetfy zegden, opdat zy het mochte weeten, en de zaak veellicht konde bygeleegen worden. Sophia. Zy willen eikanderen fchieten ? o G o d ! zelfs fchieien , Betfyl fpoedig , wy moeten te Hulp! ik bidde u , o Thomfon, vliegens een Rytuig, het ïichfle , met vier Paarden beipannen , ik moet derwaards , misfchien ben ik nog eenmaal gelukkig, om mynen Vadtr te redden, o God , indien gy my ook dit Heil wildet fehenken , hoe gelukkig waare ik! van Hoon heb ik hem gered, den besten aller Vaderen! veellicht ook van den Dood ! ( Zy kopen vanTeoneel.j TIEN.  tooneelspel. 115 TIENDE T O O N E E L ( Het Tooneel verbeeld een Bosch") OFFICIER. HERVORD. Officier. Nog is hy niet hier II e r v 0 r d; Hy zal wel koomen. Officier. By mynen Deegen, ik beef van Woede, de Laagdaadige durft het waagen , ons beide te hoonen! Hier, Sir Hervord, zal myn Graf zyn , of ik brand hem op 't hart daar daar heenen , waar'c Geld. — Ik heb voor deezen wel twintig maaien achter den anderenhet wit der fchyve ftunnen treffen. — ik xa] dus zulk eenen Mylord ook niet misfchen , Ik vergiet niet gaarne Bloed, dar weet myn God! maar de Eer gaat booven alles, my en u eenen fchurk te noemen — den Brief aan (lukken te fcheuren, by myne ziel dat zal u rouwen.' dat zal het, dat zal het. Hervord. Myne arme Sopbial Q f.  126 De dubbelde Kinderliefde, Officier. O Vriend daar aan moet men nu niet denken—» Eer gaat booven alles maar goede Moed, wy hebben de gerechte zaak , ik zal eerst met hem fchieten , Vriend ! H e r v o r d. Dat zal ik niet laaten gc-fchieden. Officier. O gy moet, myn lieve Broeder; verfchoon my, dat Ik het u zenge , ik bemin u gelyk mynen Broeder, en in Leeven en Dood zult ny mynen Broeder zyn. Maar dit zeg ik u, ik letiiet het eerst, gy hebt eene Dochter — ■ aan my is niets gelee- gen , ik laat niets dan eenen Broeder na , word ik doodgefchooten , nu , dan heb ik myne Rol uitgefpeeld, en de Gordyn valt ter needer. Nog eens, hier ziet gy den Bfief, worde ik misfehien doodgefchooten, doe hem dan open .lees en behouw myn vermoogen,, dat ik uwer Fomieli* nalaate. H e r v o r d. o God.' hoe veel Dank ! neen by God, ik dulde het niet , myn Leeven moet eerst gewaagd zyn. Officier. Ja,ja, wy zullen zien — indien de oude Snoodaatt reeds maar hier waare. Her-  TOONËELSPEL. 127 Hervord. Ik weet niet, waar myn Ryknecht zoo lang met de PMuolen blyft. Officier. Ha! Mylord komt ! ELFDE TOONEEL. DE VOORIGEN, MYLORD. EEN BEDIENDEN MET 2 PISTOULEN. Stanley. Gy zyt reeds hier ? Officier. By mynen Deegen.' eene raare Vraag! Stanley. (Tntden Bedienden.) Geef. (De Bedienden geeft bem de Pifloalen.) Stanley. Ga heen ( De Bedienden gaat weg. ) Waar zyn uwe Pistoolen? * -> Her.  128 De dubbelde Kinderliefde, Hervord. Zy zullen zoo koomen. Officier. Word u de Tyd lang , Milord ? ons ook, ons ook. TWAALFDE TOONEEL. DE VOORICEN- EEN BEDIENDEN MET PISTOOLEN. Hervord. Daar koomen myne Pistoolen. Bedienden. Daar zyn zy; o God.' genaadlge Heer! Hervord. Zwyg, ginter aan den Ingang wacht daar; Bedienden. (_By zich zeiven.') Arme lieve Heer! dat God hem toch behoede. C Heenen.) Stanley. Met wien heb ik het eetst te doen?  Oincnï. Met my Mylord » met my, en dan , wanneer gy my roogelyk doodfchieten zoude, zal deeze mynen dood wreeken, maar by mynen deegen , tretten moet gy my , anders fcheptgy heeden voor de laaste maal Lucht. S t a m l b x. Hier» laad myne Pistoolen. Officier. En gy de mynen. Hervord. Voor de laaste reize, Mylord! bedenk, watgy doet, een eenig Ooeenbl'k, eene voor u ongelukkige fchoo-, zend uwe Ziel naar eenen , u geheel onbekenden Oord, en gy laat der denkende Waereld eenen even zoo (tinkende Reuk achter, als u op den We" der Vernietiging ftaande L'.chhaam zal achter laaten. Nog is het Tyd, door een goede Handeling dat weeder te verbeeteren , wat gy kwaad gedaan hebt. Herroep die Woorden , met de welke gy ons gehoond, en'geef ons de Verbindenis weeder, dié gy my zoo bloedig afgeperst hebt, en wy zyn in plaas van Vyanden —— Vrienden. Stanley. Onnut Gekakel! myne Eer is gekrenkt, men heeft my voor de Waereld belachchelyk gemaakt.  I$0 DB DUBBELDE KlMDERtlEJPDÏ, Officier. Zoo ga het dan zoo 't wil! Mylord , richt u —• Te rug Hervordi (Hy gaateenige febreeden.) Stanley. Wie fchiet eerst? Officier. Gy, Mylord. fchiet gy, by mynen Deegen, ik na u, en zie u onder de Oogen. Stanley. {Schiet.) Officies. Gemist, Mylord! gemist! nu, nu, (Hy legt aan.) DERTIENDE TOONEEL. DE VOORIGEN KAREL. (die toefcbiet) Kabel* Hou , of ook gy zyt een Kind des Doods. Hervord. Hoe gy, Lord Karei t Ka,  Tooneelspel. I31 K a r e U Ja, ik! het is myn Vader. Hervord. En ik ben de Vader van Sopbia. Officier. Jongeling! bewonderen kan ik u wel, maar vreezen doet gy my niet. Hervord. Sir Karei.' neem de Pistool van de Borst van myne* Vriend , of (Hy legt op hem aan,) Karei» Hv verfchoone het Leeven myns Vaders, en ik val aan zyne Voeten needer. (Zy laaten' de Paooien daalen, en zien eikanderen eene endtrtutfcben neemt Mylord de andere Pistool en mikt.) Officier. Verrader! (Ook aanleggende.) (In dit OogenMk!egtKve\de Pistool op den Major, en Hervord op Karei aan.) Hervord. ly God ! op Leeven of Dood. Ia VEER-  ijs De bubbelde Kinderliefde, VEERTIENDE TOONEEL. DE VOORIGEN, SOPHIA. C Met uitgeft>-ekte armen 'er lusfcben.) Sophia. ( Met een G*7.) Help God ! help God ! Myn Vader, ook gy, Kareil (Zy valt op eene Zoode in ünmacbt.) K a r b l» Myne Sopbia! (Hy werpt de Pi stoof weg. Alie caaten zy die aaaien.) Hervord.] Myne Dochter! B e t s y. Misf, Misf, waarde Misf! Kakel. O, Mylord ! o , myn Vader.' Zie daar dat Vaderlievend lydend Meisje , zoude u dit Bedryf niet treffen? O! weg , weg met het Moordgeweer verfchoon uw Leeven, verfchoon dat dier rechtfehaapene Mannen, dien gy het ontneemen wilde, gy hebt my beleedigd, myn Vader! zeer hebt gy my beleedigd; maar ik vergat allen Haat, toen hes op uw Leeven aankwam, vergeet nu ook alles, ik heb be.  T/oonbelspel. 133 ïjeweezen, dat ik uw Zoon ben, betoon gy nu, dat gy myn Vader zyt. Stanley. Sta op! iy hebt my myn Leeven willen reddea, ik erken heten verfchoon u. • Nfem Sopbia, dewyl't zoo zyn zal, ik geef u my..e loeitemmiBR uwe Daad is te edel. dan uat ik die weederïlaan kan. Holia! (Een Bedienden komt, aan wien by de Pistool geeft.) K a r e l. O myn Vader! aan uwe Voeten wil ik u denhoogften Dank weenende betuigen, Sopbia Officier. By mynen Deegen, dat was Tyd. K A R E L. Sopbia, Bekoom. Sophia. (Zy opend de Oogen.) Hoe is 't my! waar ben ik! Betfy, zyt ey 'tl — is hy dood — ha! gy zyt het, O Karei! O myn Vader! — ook gy , Mylord! O Mylord , Erbarmen I Mylord. Erbarmen! i3 0r-  134 De dubbelde Kinderliefde* Officier. Te vreede, Meisje, te vreede! gy hebt gezeegepraald. Stanley. Misf, gryp moed, myn Zoon heeft u verdiend — hy heeft my overwonnen, hy is beeter dan ik — zulks zeg ik u tot uwe voldoening; neem hem meede , myne Heeren , ik houde u voor rechtfchaapene Mannen ■ ■■ ■ daar is de Verbindenis, die ik u weeder geeve , doch niet gedwongen, maar uit VTyen Wille weeder geeve — Vaart wel. C Van V Toontel.) Officier. Uw Dienaar, Mylord! by mynen Deegen, datgy het daar by laat zitten, en ons voor Rechtfchaapene Mannen houd, dat is welgedaan. Broeder! die Man is winderig in 't Kwaad —en trosch in 't Goede. K a r E l. O, myne dierbaarfte Sophia! nu is alles doorgedaan, vergeef my, myn Alles dat Ik beminne ! vergeef my, dat ik u een Oogenblik vergeeten , en tot Redding myns Vaders, zelfs teegens den uwen het Geweer gebruikt hebbe, gy hebt het my geleerd , Sopbia! gy hebt my getoond, hoe fterk de Kinderlyke Liefde zy : ik volgde alleenlyk uw Voorbeeld , de Hardigheid myas Vaders had my veellicht die  T o o N e e l 8 P e l. 135 die heilige Plichten der Natuur geheel doen vergeeten , indien gy niet door uwe Handeling dezelve my te binnen gebtacht hadt. Myn Vader! (tot den Major.) Vriend dien ik nog niet kenne, verfchoon my. Offi c i e r. By mynen Deegen , Jongman , geheel van Harte. Hervord. Ik ook, myn Zoon! omhels myi K a r e l. Ook gy , ook gy. ( Zy ombelzen eikanderen. ~) Officier. By mynen Deegen. Jongman! ik bemin u in myne Ziele, het verheugd my, dat Sopbia eenen zoo rechtfehaapenen Man bekomt, en dat het Geval my juist op zulk eenen Tyd hier moeste brengen, om zulk een lief Gezin te verrasfehen. S p p h i a, Jawel verrast, wy waaren het gewis, terwyl «we Hulpe ons onvermoeid uit het Ongeluk rukte. I 4 Of-  i$6 Dx DUBBELDE KINDERLIEFDE, Officier. Goede Lieden, gy zult nog meer verrascht worden, wanneer ik u zegge, wie u geholpen heeft. Hervord Zie my aan , daar recht tusfehen de beiden Wenkbraauwen. H i r v o r d. Wel nu ! Officier. Ziet gy daar niet een Moederteeken, dat Uw Broeder Alexander meede op de Waereld brachte ? Hervord. Wat! Hemel! was het mogelyk! gy waard. Officier. {Hem omhelzende.') Uw Broeder Alexander zelfs! Hervord. (Tergelyker Tyd.) Myn Broeder! myn lieve Broeder! (Zy houden zich omarmd). Of.  ToOtfEELSPEt. IJf Officie r. Dat was verrascht, niet waar? Hervord. Dat was het, dat was het! o meer dan Broeder» myn Befcherm-God 1 laat u nog eenmaal omarmen. Officier. Wanneer ik doodgebleeven waare, had gy uit den Brief vernoomen, dat ik uwen Broeder waare geweest. Sophia. Met Blydfchap kusfche tk uwe Hand , myn Oomf onzen Redder! Officier. Stil, ftll! geenen Dank, aan Vreemden had ik dat gedaan, indien ik hadde gekend, waarom niet aan myne Naastbeftaanden ? God heeft myvermoogen gegeeven, het is het uwe, ik wil by u leeven en fterven. B e t s y. Misf, hoe heeft zich dat alles ontwikkeld, ik wensen u duizend zeegeningen , ik ben van Vreugden als herbooren. Of-  Ï38 De dubbelde Kinderliefde, Officier. Niet waar? Tyd en Jaaren veranderen de Menfchen! gy hebt my als eenen Jongeling van 18 Jaaren gekend; nu ziet gy my ais eenen ouden Grvsaart, 't is geen wonder, dat gy my niet gekend hebt, daarom zoude ik my half dood gelachchen hebben, wanneer ik den Major Owerley noemde. Maar komt, komt, laat ons weeder naar de Stad trekken, en ik my op uwe Bruiloft verheugen, morgen, by mynen Deegen, niet langer moet zy achter blyven. Sophia. O Karei! wy zyn gelukkiger, dan wy gehoopt hadden, hoe dierbaar, hoe onwaardeerlyk zult gy my weezen , hoe veele Traanen hebt gy my gekost, en hoe veel Verdriet heb ik u veroirzaaktl Karei» U te bezitten, dierbaarfte Sopbia! heb ik alleen uwen weidenkenden Oom te danken. Officier. By mynen Deegen! niet my; die, die daar booven woond . die heeft het gedaan. O komt Kinderen, nog eens omarmd nwen ouden Oom! So*  tookbblspbi. 139 Sophia. O weldenkende waardlte Oom! {Beiden houden hem omarmd). Officier, Myn Hart verheugd zich met u lieden, het is, by mynen Deegen, zoo teeder, als dat eens Jongelings, die voor de eerfle reize zyne Bruid omhelst —— o gy onderhouder myner byna afgeleefde Daagen, die echter door het goede, dat gy my toelaat te doen , teffens herbooren worden, u dank ik, dat gy door my, ouden Krygsknecht, dat geenen beloond, wat ik alle Menfchen wensen — naamentlyk Deugd — en Kinderliefde. Einde van het Derde en LaatJIe Bedryf.  DR UK FEILE M SUdz. Jlaat lees C. Reg. IX. Tyder - * « - Tyde 3. 4. wanneer vu - - wanneer fflfltff 8. — 4. immers - - - altyd 8. — 23. Mee hoe meer drift Hoe driftig zegt g_f gy dat zegt Mis te dat, Misf! haast meer - - - - zoude 11, ijs, gy reeds - - - hy reeds 12. 4, Lionersgoed - Lionners 1 goed 14. — 24. lange - - - - langer 15. — 12. indien men 't nu indien men 't ons ons - - - maar 16. —•— 6. beminnenswaar- beminnenswaardig* dig 17. —— 9. ik wil ook, dat ik wil *t ook doen, het 18. 17. na u 24. 16. daar mede die- da« mede te dienen n,->n - - - («5. — 23- neem gy deeze - neem deeze aö. — 26. dat ----- het 19. 1. zyn ----- zy 34. •— 3. 't is gewoonlyk zoo als gewoonlyk zoo - - - - in 38. —— S. verlaat gy my - verlaat my 44. 9. uwe noch - - uwe, noch 45. 17. volg gy my - - volg my 5;.——- 4. zal ik u - - - ik zal ze u 59. — 16. o dieTygers van o die tyger vaneea een Mentenen! - Mensch! 64. —— 16. maak gy my - maak my 65- ■ 16. hebt gy - - - hebt 66. 5. vergeestelykt - bezield 67. —— 13. arme - - - arn 69. —— 2. niet - - - - niets 75. —— 22. arme - - - - arm 98. —— 7. bedweld - - bedwelmd 10S. 19. koomen hy - - koomen; hy 114. — ii. eene - - - - en eene 119. u, de voorigen Her- de voorigen Her* vort - - - - vord 1*1, —— 12. Aantrekkelykhe- beleefdheden den - - - 124. 6. ook ik ben - - o ik ben