Z O E , TOONEELSFEL.   Z O E , TOONEELSFEL. gevolgd naar het fransche van den heer M E R C I E R. DOOR. -Harent c o m m a n. Te A M s T E L D A M, by j. helders en a. mars, in de Nes, 1790. Met Privilegie.   VOORBERICHT. ge Twmeetgefprekken over één en de zelfde zaak verminderen mei eens des aanfchouuiers oplettendheid. Om die reden Zyn eenige zeer lange Tooneelen, voornamentlyk in t Eer- • Jle Bedryf, offchoon dezelve door den beroemden Mercier met zeer veel naauvikeurigheii en fchoonheid zyn uiigemeikt , hier en daar door piy verkort. Kan dit Tooneelftuk den van zyne bezigheden uilfpanning zoekenden aanfehouwer eenig genoegen, en den gryzen ouderdom en ouderloozen mees cenig voerdeel verfclwffen, zal ik myne nvieite genoeg lekond achten; en voor 'f overige in hoe * 3 ver-  verre, na myne geringe vermogens, daarin geJlaagd ben , aan een onpartydig en algemeen oordeel dienen over te laat en ; waarby men in 't oog zal gelieven te houden, dat het een eerJleling is van een' nog weinig ervaren Dichter.  MORTEM AVT IVU P T 1A S.  PERSOONEN. MAXANDER, vader, Edelman. MAXANDER, zoon. ZOÉ, dochter vav Maxander. FRANVAL, Edelman; minnaar van Zoi, CL AR INE, postmeesteres. ANDRÉ , postknecht. BERTRAND, ftalknec 'it. Bedienden. J)e gefchiedenh valt vóór in een vlek van Franltryk, naby de grenzen.  Z O E , T O ONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een kamer in eene herberg. Franvai zit aan een tafeltje, waarop eene byna uitgebrande kaars flaat; na eenige regels fchielyk gefchreven te hebben , vouwt hy een' brief en verzegelt dien. V Is 's morgens vroeg. EERSTE T Ö Ö N E E L. F RA NV AL , 'thair onopgemaakt, en gelaarsd; met groote fchreden heen en weder wandelende. jZy is de myne... Ja... zy wierd voor ray geboren... Natuur fchiep ons één ziel... Heeft zymy niet verkoren Tot haar' verlosfer?... Ta ik wórdhaar echtgenoot!... Niets rukt my van haar af... Geen ramp , hoe zwaar, hoe Almoestikfterven, kan my Zoé doen verlaaten. (groot, Wat kan my, zonder haar, myn goed of leven baaten! Hoe lang viel my dees nacht! vrees, liefde, zorg, geklag Eeftormden ftaag myn hart... TWEEDE TOONEEL. FRANVAL, CL AR INE, in nachtgewaad. CLARINEj de deur zachtjes opendoende. 1VI ynheer, indien ik mag.,.A FRAN*  a Z O Ê , FR AN VAL, ftf gWWO*/ gaande. Kom vrv , Mejuffrouw; kom myn hart verligting geeven. Zee heeft zy wat gerust?... Zyt gy by haar gebleven? 6' CLARINE. Op uw verzoek, Mynheer, heb ik by haar deez'nacht, Haar troostende in haar leed en kommer, doorgcbragt. 't Was in den nanacht reeds, eer zy in flaap kon raaken. Nu rust zy nog. FRANVAL. Zyrust? CLARINE. ó Ja. FRA NV AL. Mogt, by 't ontwaaken 9 Haar ziel in kalmte zyn!.. ö Hemel! hoor myn beê! CLARINE. Maargy, gyzelf, Mynheer! ge ontrust uzelven meé; Gydoet haar deezen wensch, maar gy zyt zelf te onvreden. Den gantfchen nachthoorde Ife.tfept gy met groote fchreUw kamer op en neêr... Nog hebt ge uw laarzen aan,(den5 Waarom ik menigmaal ontwaakte door uw gaan. Naauw' fluimerde ik dén uur. FRANVAL. Ach! wil het my vcrgeeven! 'k Wist niet dat haarvertrek, waarin gy waart gebleven, Vlak ouder 't myne was... Ik denk aan niets... Ik ben... Myn zinnen zyn verward... Al lang reeds, ik beken, Moest ik vertrokken zyn, maar kan 'er niet toe komen. Men rekent Reunefort, naar 'k heb van u vernomen, Vyf uuren van dees plaats -, dewyl ik derwaards moet, Verzoek ik om een paard; ik keer met allen fpoed. CLARINE. Zo fchielyk, zonder eerst uw zuster nog te fpreekeu? FRANVAL. Zy flaapt... ach! ftoor haar niet; en zeg haar dat ik reken Hier vóór den avondftond weêrom te zyn. Stel haar Ook deezen brief, 20 dra ze ontwaakt, ter hand: bewaar Haar  TOONEELSPEL. 3 Maar voor droefgeestigheid; vervrolyk haar gedachten. Hoe kort myn afzyn zy, 't vermeerdert onze klagten; 't Valt ons verfchriklyk lang. CLARINE, met verwondering. En gy haar broeder?..» FRANVAL. Ach! Heeft zy u iets vertrouwd? CLARINE. Haar zuchten en geklag Heeft zy voor my gefmoord, door zich gerust te veinzeiia Zy heeft my niets ontdekt: maargistren door uwpeinzenj Door uwe ontfteldtenis, vermoedde ik.. Vast zyt gy Een eerbiedwaardig man; uw zedigheid toont my Uw deugdzaam hart. Spreek vry... Ik hield fints agttien jaaren Alreeds dit Posthuis; en gewis, ik durf verklaaren Dat ieder in dees ftreek my zyn vertrouwen gunt. FRANVAL. Dit toont uw handelwys meer dan gy 't zeggen kunti Gy zyt een weduw'? CLARINE. Ja; reeds zes jaar. FRANVAL. Hebt gy kindren? CLARINE. Ik had ze tot myn vreugd, maar zag die ras vermindren; Zy wierden my ontrukt, reeds in hunne eerde jeugd, 'k Mis nu veel troost... Had my de Hemel, tot myn vreugd, Eén meisje flechts gefpaard! FRANVAL. Gy zoud haar zeker geeven Aan hem, met wienzy koos in 't huwelyk te leeven? CLARINE. Gewis. Het ftrekt altyd den oudren tot een' troost, Een' blyden echt te zien van hun teérainnend kroost. A 2 FRAN"  4 2 O É, FRANVAL. Mejuffronw, gy denkt wél. Waarom, in alle (landerig Niet eveneens gedacht!... Maar hoogmoed kent geen banden. C^hyu, Hoe veelen vind men niet, die, trotsch door valfchen Steeds handlen met hun kroost, als of het (haven zyn! Gy fchynt vertrouwen waard'; 'k zal alles u verklaaren: Gy zult meêlydend zyn, en ons geheim bewaaren... Zy, die hier onder rust, is myne zuster niet; 't Is Zoé, die met my voor haaren vader vlied. Ik heb zyn fnood ontwerp in 't eind' te niet doen raaken, 'k Heb haar aan hem ontrukt. CLARINE. Beftond gy haar te fchaaken? Wat zegtgy!... Hoe, Mynheer!... Gy fchynt een eerlyk man: Maar weet, dat ik aan u geen fchuilplaatsgeeven kan, Indien... F RA N V AL. Mejuffrouw,'k bid, wil eerst de reden hooren, Eer gy myn vonnis velt. Wy hadden bei gezworen Elkaêr getrouw te zyn. Het was in 't vyfde jaar Dat ik haar daaglyks zag; wy leefden met elkaêr (der, In liefde,op deugd gegrond.De vriendfchap van haar' broeGelyk in ouderdom, toeitemming van haar moeder, Fortuin, geboorte, rang, dit alles bood de hand Tot een'gewenschten echt. Doch eensklaps brak dieband; De hoogmoed (laakte 't all'waarwe ons geluk opbouwden. Op zekren avond, dat wy 't onderfcheid befchouwden. Van 'smenfchen rang en ftaat, ontftond 'er een gefchil Wie meer van adel was. Myn Zoés vader wil Dat wy van onzen kant aan hem gewonnen geeven; Dat hy in rang en ftaat was boven ons verheven. Myn vader gaf niets toe; beweerde van zyn' kant, En met het grootfte recht, gelyken adelftand. Ik mengde me in 't gefprek: in plaats van toe te geeven. Stond ik myn' vader vóór. Door yver aangedreven, Out-  TOONEELSFEL. 5 Ontviel my mogelyk een woord wat te onbedacht, 't Geen Zoés vader ftraks in zulk een woede bragt, Dat hy me ftreng verbood ooit in zyn huis te komen. Dus wierd in ééns de hoop voor ons geluk benomen. Noch Zoés traanen, noch gebeden van zyn' zoon, Vennogten iets op hem; zelfs had hy hen verboón Om ooit my weêr te zien. Ach! gy kunt nietgelooven Hoe deerlyk my dit griefde. Ik zag my wreed berooven. Van 't geen my 't dierbaarst was. Myn vlam groeide eens zo fterk. Ik zocht gelegenheid om haar te zien ; bewerk Door de eene en andrelist, datwy elkandren fpreeken. t Gelukt. Van tyd tot tyd, door een gegeeven teeken, Bezoeken wy malkaêr... Maar ach! niet lang daarna Bemerkt die wreedaart zulks; neemt het befluit weldra Om ons voor altoos van elkander af te fcheiden : Dus zagen we ons geluk den Iaatlten (lag bereiden. Op zekren avondftond in 't donker wilde ik haar Bezoeken; kom aan 't huis; ik luister; word gewaar Verzuchtingen, die my myn fiddrend hart doorbooreD; 'kTreebinnen... Zoé roept albeevend': „VVilmy hooren, „Franval! verberg u; gaa; uw leven loopt gevaar. „ Vertoef geen oogenblik: ach! word men u gewaar, „ Zie 'k u vermoorden , vlucht; men wil uw bloed doen ftroomen. „ Op morgen word aan my de vryheid ook ontnomen ; „ Naar't klooster brengt men my... Franval!myn waarde! Ja, (te fpaê", ,, Myn hart blyft (leeds voor u... vlucht! vlucht, eer 't is Ik ftond verbaasd, ik bleef, en wil den dood verwachteni Terwyl haar traanen en haar jammerlyke klagten My't hart verfcheurden ; maar zy wist, door haare reên My te overtuigen; 'k zwichtte, en ging wanhoopend heen. Nadat ik naar den weg en 't klooster had vernomen , Waarheen zy wierd gevoerd , wist ik haar vóór te komen. De Hemel weet, ik had in't minde niets bedacht Tot weering van dien dwang; ik wil maar onverwacht A 3 Haai  p Z O E, Haar in 't voorbygaan zien-,haar Hechts ééns teder groeten; Ik maak dus allen fpoed om haar op weg te ontmoeten. Het rytuig nadert my. Ik, door de drift verblind, Vlieg ylings van het myne , en gryp, geheel ontzind, Zyn paarden by den toom; ik blyf dien wreeden fraeeken Van zich op my alléén, alléén, te willen wreeken; Beloof, dat, zo hy haar van 't klooster wilde ontflaan, Ik aanftonds my verbond in ballingfchap te gaan. 't Was alles vruchteloos; vergeefs was al mynfmeeken! Op 't zelfde tydftïp zie ik Zoé fchier bezweken. Zy roept my fchreijend toe : „ Franval! ach 1 ik verlaat My thans geheel op u; bevry my van den ftaat, " Dien ik te wachten heb". Bemoedigd door haar klaagen, Door haar gezicht genoopt, dorst ik myn leven wangen. Ik fneed de toornen los; doorftak zyn paarden; vloog Naar hem.dien wreedaart,wien ik haar te ontrukken poog. De drift waarin ik was deed my de wond niet merken, Die 't vloeijend bloed my wees: dit kon my zelfsverfterken; Cantsch woedend,zinneloos, daarniets my kon weêrftaan, Is 't my gelukt haar uit zyn wreed geweld te ontdaan. Ik fpring myn rytuig op , daar ze in myne armen beefde, Terwyl myn fnelle vlucht myn' moed te boven ftreefde* Ka vyftien uuren wegs heb ik haar, eer de nacht Ons overviel, alhier in veiligheid gebragt. Ik zwoer haar eeuwig trouw. Alkost het my het leven, Ik fta haar nimmer af, en zal haar nooit begeeven. CLARINE. Waar zyt ge in uwe drift niet wat te verr' gegaan? FRANVAL. Te verr'?... ach! wist gy wat wy hebben uitgedaan; Wat wy gevoelden; wat dit hart heeft moeten lydenl... De liefde was 't alleen, die my haar deed bevryden. Van haar te fcheiden waar' my harder dan de dood... 6 Gy, myn Zoé! u te redden uit den nood, Kan dat een misdaad zyn?.. Nooit ZÜ ik u begeeven. Myn kuifche gezellin! geen ftraffen doenmy beeven. *■ . " CLA^_'  TOONEELSFEL. ? CLARINE. Blaar aan kwaadfpreekendiieid geeft zy een ruime ftof. FRANVAL. Die zal, als men haar kent, veranderen in lof. Myn zuster noemde ik haar, dus noemde ik haar met reden: Wanneer ik word verrukt door haar bekoorlykheden Dan wyst my haare deugd den weg tot eerbaarheid. Al was 't myn zuster zelf, 'er waar' geen onderfcheü In onze reine njin ; dus leeven wy te faamen. CLARINE. Maar zult gy nu, Mynheer, geen middelenberaamen Tot uwe veiligheid? Vreest gy nu niets voor haar Die ge uwe zuster noemt? Loopt zy geen groot gevaar Haar' vader hier te zien, die vast haar na zal fpooren? FRANVAL. Ja; ieder oogonblik deuk ik hem reeds te hooren , Hoe hy in woede zoekt myn lief en dierbaar pand; Dan beeft, bevriest dit hart, dat door de liefde brand... 'k Had ook wel voortgereisd , en verder hem ontvloden, Maar Zoé , zeer vermoeid, had grootlyks rust van nooden. Nadien nu dit verblyf zeer afgezonderd is Van den gewoonen weg, en niet bekend, zo 'k gis, Verhoopten wy alhier in veiligheid te weezen. Mogt uwe trouwe zorg haar geen gevaar doen vreezen! CLARINE. Stel u gerust, Mynheer; in uwe omftandigheên Deel ik met al myn hart. FRA NVAL. Ik ga naar Renford heen; 'k Moet daar noodzaaklyk zyn... 'k Vertrouw haar aan uw zorgen. Wat ik u bidden mag, hou Zoé toch verborgen; Zy is my duizendmaal meer dan het leven waard. Ja, zonder haar kan ik niet leeven op deeze aard. CLARINE. Betrouw op myne zorg} myn hart is bovenmaaten getroffen door uw leed. Ik zal haar niet verlasten. A 4 FRAN-  $ Z O Ë, FRANVAL. 'k Ontfang uw' trouwen dienst met blyde dankbaarheid. Een medelydend hart is ook altoos bereid Om andren by te (taan. (Met een fterke uitroeping op het zien van Zoé.) Mejuffrouw! Zie haar komen.... Befchouw dien dierbren fchat, die my haast wierd ontnomen... Vel nu myn vonnis vTy; bellis, of ik myn hart Van haar onttrekken kon. DERDE T O O N E E L. FRANVAL, CLARINE; ZOÉ, in een wit nachtgewaad met loshangende hairen , op eene bevallige wyzc over haare fchouders verfpreid. FRANVAL, Zoé te gemoet gaande. pjoe treft my uwe fmart, Myn lieve Zoé!... Maar gy blyft nog (leeds neérflagtig... Gaa zitten .. wees gerust. Zyt gy niet meer gedachtig Aan 't geen gy hebt gezegd?... Waar blyft nu al die moed Dien gy my hebt beloofd?... Denk om geen' tegenfpoed... Hebt gy nog deezen nacht in flaap wat kunnenraakeu? ZOÉ. Zeer weinig, lieve Vriend ! hoe treft my myn ontwaaken! FRANVAL. De ontwaaking treft u, zegt ge, uitmuntende Vriendin! Wat heeft dezelve toch voor u ontrustends in? ZOÉ. Meer dan gy denkt,Franval...'t fs geenzins datontwaaken. Dat me ieder ochtendftond die zoete vreugd deed fmaaken Van door een' vader op het teerst me omhelsd te zien , Vereerd met eenen naam, dien ik niet meer verdien, Ach! niet meer hoorén zal. Franval! 6! die gedachten Doorgrieven my het hart; zyn oorzaak van myn klagten. FRANi  T O O N E E L SPEL. 9 FRANVAL. Uw vader, Zoé, wierd door my bemind, geacht; Doch in wat toelland heeft zyn wreedheid ons gebragt! 'k Bemin hem nog om 11. Wie kan hem haat toedraagen Die u het leven fchonk? Verbannen wy het klaagen. Gedenken wy niet meer aan onzen tegenfpoed, Myn lieve Zoé! wees gerust en welgemoed. ZOÉ. Gerust, Franval?... Helaas! bedenk: kan ik het weezen? Wat heb ik van den toorn myns vaders niet te vreezen ? Misfchien vervloeking...! ach! Wat hebben wy beftaanï. "k Zie my geftraft, Franval! FRANVAL. 't Geen door ons is gedaan Is onherroepelyk... Myn waarde Zoé! laaten Wy (lil en deugdzaam zyn. Wat kan ons 't klaagen baaten? Eerbiedigen wy fteeds die wetten der natuur, Waardoor ons hart ontbrandde in heilig liefdevuur. ZOÉ. Uw denkbeeld fchynt van 't myn' verfchillende te weezen. Moet ik, wat my betreft, niet wel het ergfte vreezen* Gy ziet de ontroering niet, waarin ik my bevind. Waar ben ik thans?... FRANVAL. By hem, die teder u bemint; By uw' oprechtften vriend, die voor u is te gader Een minnaar, echtgenoot, een broeder, ja, een vader... Zie myn vervoering... Deel, myn waarde Zoé! deel" Ook in dezelve meê; verban uw klagt geheel. ZOÉ. Gy oordeelt naar uzelv'; maar wat ik heb te duchten Befeft gy niet genoeg; gy deelt niet in myn zuchten. FRANVAL. Zou ik niet deelen in uw droefheid en verdriet, Die zonder u op aard' geen waar geluk geniet? Ach! met wat oogen kan myn Zoé my befchouwen? A 5 zor.  10 Z O & ZOÉ. Met die der liefde-alléén , en geenzins van mistrouwen. FRANVAL, haar de hand kmfende. 't Is by die liefde dan, myn Zoé! dat ik zweer Te zorgen voor uw rust, en dat ik u zal weer Doen vinden dat geluk, dat gy genoot voordeezen. Oprechte min zal dan vergoeden al uw vreezen. Gv twyfelt immers niet, uitmuntende Vriendin ! Aan de eeden van myn hart, aan myne oprechte min? ZOÉ. Ik zoude onbillyk zyn, en dus myzelve ftraffen: Want zonder u, Franval, kan niets my rust verfchaffen. FRANVAL. Wees nergens voor bevreesd; gy word door my behoed j En ongelukkig hy, die u in 'c minst misdoet! Mvn drift kan my misfchien myzelven doen vergeeten, Waardoor gy word ontrustjuw ftem zal t my doen weeten; En zo gy u door my niet fteeds ziet aangebeen, En hartelyk bemind , noem dan den naain-alléén Uvvs vaders, dan mag my de dood terftond verflinden, Zo ev die zelfde liefde in my niet weer zult vinden... Maar hoe... Gy zucht!... Zeg my wat onrust u nog kwelt. ZOÉ. Welnu, hoor dan, Franval! Wat my het hart beknelt: »t is 't aklig denkkeeld nog van myn zwaarmoedig droo- 'k Was nïuwlyks deezen nacht nog wat in flaapgekomen, Of'k zie myn' vader, die my dreigende gebood Met hem te rug te gaan: gy gaaft u aanftonds bloot Voor zyne woede en drift, wilt my ter hulpe komen . Zyn arm trof u, Franval; ik heb uw bloed zien ftroomen. Hoe fchets ik u den angst, waarin ik my bevond! 't Is waar.'t wasmaar een droom.een daad,die niet beftond, Maar is 't niet mogelyk? Kan het niet ligtlyk weeze.i Dat hy ons vinden zal; wat ftaat ons dan te vreezen? FRANVAL. Dat hy my 't leven neeme, indien hy daarnaar tracht.  TOONEELSFEL. jï 'Stel al uw vrees terzy'; haast ziet ge uw fmart,verzacht Door uwen broeder, die geftaag ons blyft genegen. Hy Iaat in ons verdriet ons zeker niet verlegen. zoé. 'k Dorst u niet fpreeken van een'broeder my zo waard. Ik vrees thans alles, wat my dierbaar is op aard'. Wat denkt hy op deez' tyd van zyn bedroefde zuster? Ach! hoebefchouvvthyhaar?. . franval. Myn Zoé! wees geruster. Ik ben verzekerd dat hy ons beklaagt, bemint; En dat ook nog in hem die vriendfchap zich bevind, Die hy ftandvascig ons altoos heeft toegedraagen. ' Hy blyft ons tot een' fteun: zyn moed zal alles waagen Tot weering van 't geweld, dat ons word toegebragt, zoé. Waare ik verzekerd dat hy my nu niet veracht, 't Verftrekte my tot troost... Waar is die tyd gebleven, Helaas! toen ik gerust by iedereen kon leeven, Van ieder bloedverwant geftaag geëerd, bemind? Wat groot verfchil van tyd, dien ik nu ondervind! k Gevoel nu wat het is eens vaders huis te ontbeeren. franval, op een1 edelen toon. Daarin zult gy gewis, myn Waarde ! wederkeeren Met eenen eernaam, die den onveidienden haat Geheel ontwaapnen zal... Dan zult ge in beetren ftaat, Myn lieve Zoé! fteeds gerust en vreedzaam leeven. Geloof toch uw' Franval, die nimmer u begeeven, U ftaag^beminnen zal... Beklaag een' vader vry, Ik ben 'er meê te vreên; maar evenaart ge my In tederheid en moed, dan moet ge u overwinnen, Die droeve kwellingen verbannen uit uw zinnen. Is 't, dat men ons vervolgt, dat wreedheid, dat geweld Zich tegen ops geluk en onze liefde fielt; Wel nu, wat kunnen wy , wat zullen wybegeeren?... Een woesteny, daar wy in vryheid faam verkeoren. YffJaat n vry op my... Haast in een vryer lucht, In  ia Z O £, In een ons vreemd gewest, al ons gevaar ontvlucht, Myn Zoé , zullen wy in reine liefde leeven, Voor geen wreedaartigheid, voor geen geweld meer ZOÉ. (beeven. Gy tracht my te overreên, Franval! Wel, wees voldaan., 'k Gevoel dat zonder u ik nimmer kan beftaau. FRANVAL. Vereenigd door den echt, zal niets ons meer verfchrikken.. De tyd verloopt... (Zyn1 hoed en zweep, neemende.) Vaar wel! voor eenige oogenblikken, ZOÉ , met verwondering en droefheid. Wat zegt gy !... Hoe Franval!... laat gy my hier alleen? FRANVAL. Myn Waarde! wees gerust; ik moet noodzaaklyk heen ; Doch keer met allen fpoed... Geloof my , 'k moet verMyn lieve Zoé! lees... (trekken... (Den brief, dien hy gefchreven heeft, aan Zoégcevende.) Dees brief zal 't u ontdekken. Zoé opent den brief, en blyft, na denzelven geleezen te hebben , in eene diepe ftilzwygendheid. Welnu, myn Waarde?... Ja, 'k verlang u reeds te zien In dat gewenscht verblyf... Ik zal dien Oom, van wien. Ik u gefproken heb, ons lot te kennen geeven. Hy is een waardig man, en zal ons niet weêrftreeven.' Daar zal dan ons geluk volkomen zyn, Vriendin! Daar geeft gy my dien naam, die door oprechte min Steeds zal geheiligd zyn , die my zal dierbaar weezen, Wanneer uw hart, op my vertrouwend, niets zal vreezen. ZOÉ. Verbeeld u hoe myn hart ftraks om uw afzyn lyd. FRANVAL. Hoe gaarne zag ik my ook van die reis bevryd... Hoe lang zal my die tyd, myn waarde Zoé! fchynen! Uw broeder zal by u dien fchielyk doen verdwynen; Want die getrouwe vriend zal aanftonds zyn bereid . Ka 't leezen van myn' brief, in deeze omftandigherd, Hier met zyn' raad en daad tot onze hulp te komen.  TOONEELSFEL. 13 Wanneer hy by u is, dan hebt gy niets te fchroomen. Wat vreugd zal 't zyn voor my u beiden hier te zien Na myne wederkomst! ZOÉ, na den brief nogmaals te hebben ingezien. Vermits het moet gefchiên , Laat ik 11 gaan, Franval. Maar zoek toch zorg te dmagen Door overhaasting uw gezondheid niet te waagen. Myn broeder, hoop ik, zal my troosten in't verdriet... Denk, zorgt gy voor uzelv', dat zulks voor my gefchied. FRANVAL. Sints liefde my bezielt, doet geen gevaar my vreezen. J-Iet waaken , reizen, niets kan my te moeilyk weezen. ö Wreede Vader, door wiens hoogmoed... ZOÉ. Stil, Franval! Veracht, befchuldig niet, dien ik fteeds eeren zal; Die fteeds myn vader blyft... Wy hebben hem beledigd; Wy hebben hem gehoond; dit hart, dat hem verdedigt, Is tegen hem geweest; 'k onttrok my aan zyn magt; Ik zie door eigen fchuld my tot dien ftaat gebragt. Kan hy zyn dochter nu een vadershart toedraagen?... Haar nog beminnen?... Neen... hoe moet ik hem misbaagen! Hoe moet dat vaderhart voor my veranderd zyn!... Dat hy my nog bemint heeft geen den minften fchyn. Misfchien zal my zyn mond dit oogenblik vervloeken!... Ach! myn Franval! kat ons zyn vriendfchap wederzoeken; Dat vaderlyke hart herwinnen door berouw... FRANVAL. Uitmuntend tafereel van kinderlyke trouw! Dierbaare Zoé! hoe vermeestert gy myn zinnen; Hoe overtuigt gy my dat ik hem moet beminnen, Schoon hy my veel verdriet en fmart veroorzaakt heeft! Uw ftem , een enkel woord van u, myn Waarde! geeft My aan myzelven weêr. Wil my voortaan regeeren. Doe in myn hart, Vriendin! die deugden wederkeeren , Waardoor ik eertyds van een' ieder wierd geëerd. Thani  Thans min ik iedereen, daar gy my liefde leert. Het reine Hemel-oog zal gunstig ons aanfchouwen, Ons fteeds behulpzaam zyn : laat ons daarop vertrouwen» De Heinel is 't alleen wien ik u thans beveel. Hy kust de hand van Zoé met een aandoenlijk flilzwygett, en zegt heengaande tegen Clarine: Volg my, Mejuffrouw! neem in iets gewigtigs deel, 't Geen ik u zeggen zal. VIERDE T 0 0 N E E L. ZOÉ, alleen. Hoe beeven al myn ledeni Helaas! moet dan myn hart door nieuwe angstvalligheden Nog meer gefolterd zyn?... Is de angst, dien ik verdroeg, Eu 't tegenwoordig leed voor my nog niet genoeg ?... Het onheil, dat my dreigt, heb ik ook nog te vreezen l In 't byzyn van Franval wilde ik kloekmoedigweezen; Maar, ach! die moed bezwykt, zo dra hy my verlaat.,» 't Gevaar waarin ik ben... FT FD E T O 0 N E E L. ZOÉ, CLARINE. CLARINE. IVïet welk een overmaat Van drift heeft hy my weêr tot u terug gezonden! 'k Heb nergens zulk een vuur, noch zulk een hart gevonden. Een' minnaar, zo als hy, heeft nooit myn oog gezien. Hy mint u... ja, hy mint. zo als het moet gefchiên. Gy zyt, ó deugdzaam paarl vast voor elkaêr geboren. Uw vader was te ftraf... ZOÉ.  TOONEELSPEL. 15 ZOÉ. Hy wilde naar niets hooren. Te zeer nayvrig op zyn vaderlyke magt, Heeft hy ons beiden tot dien wreeden ftap gebragt. CLARINE. Üw minnaar fchynt me oprecht... ZOÉ. Hy zal my nooit begeevenl Vyf jaaren zyn het, dat wy voor elkander leeven. Wat eedle deugden heb ik ftaag in hem ontdekt! 't Is waar, fomtyds word hy wel eens tot drift verwekt, Maar dan een enkel woord brengt hem weer tot bedaareu. Hoe teder wist hy my zyn liefde te openbaarenl Geen ydle fchoonheids roem, geen laffe vleijery, Maar de ongeveinsde taal van 't hart gebruikte hy In 't winnen van myn hart; geheellyk onderfcheiden Van zulken , die alleen ons trachten te verleiden. Zyn eerlykheid bewust, was ik geenzins beducht Op gistren my met hem te redden door de vlucht : Maar hoe berouwt my zulks! Ik voel in myn geweten Hoe groot myn misdaad is... Ach! ik heb my vermeeten Myns vaders magt te ontvliên... CLARINE. Vergroot uw kommer niet Hoor een herdenken wat door u reeds is gefchied. Thans kunt ge in dit verblyf u zeker veilig achten. Geef ook den moed niet op ; gy zult, naar myn gedachten, Nog eens gelukkig zyn. Uw vader wacht misfehien Dat gy met waar berouw u zelf hem aan komt biên: Dan zal hy ligt aan u zyn vriendfehap wederfchenken, Eekroonende uwe liefde, uw vlucht niet meer gedenken. ZOÉ. Vergeefs beproefde ik zulks; ik heb te zwaar misdaan. Zyn felle gramfchap deed my wis ten grave gaan. My dunkt, ik zie hem nog myn minnaars hand beftryden, Toen ik vermetel my door 't vluchten ging bevryden. Hoe toornig zag zyn oog! hoe dreigend zyn gezicht! Hoe  16 Z O Ë, Hoe vreeslyk was zyn ftem!... ach! wat heb ik verricht?.* Den kinderlyken pligt heb ik geheel vergeeten... Myn ftraf begint alreeds door knaaging van't geweten! CLARINE. Maar kon uw teder hart niet beter zich beraên? Hoe is het mogelyk dat gy dit dorst beftaan ?..,; ZOÉ. Het fchriklyk denkbeeld van voor altoos afgefcheideri Van myn' Franval te zyn, kon my daartoe verleiden, 't Was in dat oogenblik, dat ik, geheel ontzind, Naauw' van myzelf bewust, ja, door de liefde blind, Wanhoopende beftond myns vaders magt te ontvluchten, 'k Verliet hem met Fran.val, by wien ik niets te duchten, Geen leed te vreezen had. Myn leven is voortaan Verbonden aan zyn zorg; en, wat men moog'beftaan, Nooit zal men uit dit hart die liefde kunnen weeren, Die ik myn' minnaar zwoer, die 'k daaglyks voel vermeêren. 'kBeftry myzelf niet meer; 't is vruchtloos; ja,'k beken, Ik lees in myne ziel dat ik hoogmoedig ben Op zyne tederheid, die niets kan evenaaren, Die ik nu iedereen zou durven openbaaren. ja zelfs dit oogenblik, Vriendin! befchouw ik my, Wat ramp my ook omring', van fchande en misdaad vry. CLARINE. Denk echter, zonder u wanhoopende te maaken, Dat ligt uws minnaars hoofd kan in gevaar geraaken Door zyne vlucht met u. ZOÉ. Door zyne vlucht met my? Hy heeft my niet gefchaakt; 6 neen, geloof dit vry. Ik was het, die hem drong, hem toeriep tot het vluchten. CLARINE. De ftrengheid van de wet heeft hy niet min te duchten : De ftraf, daarin bepaald, word niet door uverzacht, Wat ge ook beweeren moogt. ZOÉ. Ach! had ik overdacht Dat  TOONEELSFEL. i? Dat hy door myn beftaan in zulk gevaar kon raaken! Maar kulinen Rechters wel een teedre liefde wraaken? 'k Zal voor hun rechtbank, voor een ieder, doenverftaan Dat ik vrywillig ben met hem ter vlucht gegaan; En dat hy nooit myn hart door onè'er wou beftryden , ]My fchaaken, maar alleen van kloosterdwang bevryden. CLARINE. Maar als uw minnaar voor de rechtbank word gebragc, Dan is eens vaders ftem van een zeer groote kracht In 't vorderen van ftraf. ZOÉ. Van ftraf!... Hy zal die vraagen?... Hy zal den braafften man der^vaereld aan gaan klaagen?... Hy heeft hem nooit gekend... Hy kent zyn deugden niet. Helaas! wat baart de liefde ons kommer en verdriet! CLARINE, Zoé in haare armen drukkende. ó Ongelukkig kind! hoe treft me uw angftig vreezen! Hoe gaarne wenschte ik u tot hulp te kunnen weezen ln uwe oprechte min! ZOÉ. Myn angst groeit meer en meer Na'tgeen gy hebt gezegd... Was't niet op myn begeer'?... Kan myn weêrfpannigheid, myn vluchten hem bezwaaren, Hem ftraf doen ondergaan? Helaas! dan zyn'tbarbaaren, Ja dwingelanden, die gantsch ongevoelig zyn; (fchyn Wier hart geen liefde kent; 'tzyn wreedaarts, die, in Van wetten voor te ftaan, geen' liefdeftap vergeeven. Ik wensclue wel .. Zeer beangjiigd op het hooren van eenig gerucht. Maar, achL.Men komt... myn leden beeven... Verberg my, bid ik u. Thans is een ieder my Een rechter, die my doemt; ik vind my nergens vry. CLARINE, haar onderfleunende. Mejuffrouw,wees gerust; gy hebt nog niets te fchroomen. 't Is onze knecht André, die weder is gekomen; Ik hoor hem aan zyn ftem. Hy 's altoos even trouw... Heb ik u niet gezegd dat hy zich fpoeden zou? B ZES'  18 Z O E, ZESDE T O O N E E L. ZOÉ, CLARINE, ANDRÊ. AND RÉ, gelaarsd, en met de zweep in de hand op het tooneel komende, na dat men hem een glas wyn aan de deur heeft zien drinken. D aar ben ik nu weêrom... Wel drommels! is dat jaagen!..; Maar kyk , wien ik bedien, moet over my niet klaagen. 'k Vlieg voor hem dooreen vuur... Maar... waar is nu die CLARINE. (heer? Die heer is weggereisd; doch komt vandaag hier weêr. Gy kunt intusfchen aan Mejuffrouw kennis geeven Van 't antwoord, dat gy kreegt. ANDRÉ, zyn hoofd fchuddende. Wel, heb je van je leven J Ik zou verflag hier doen, als gy 'er by blyft ftaan?... Neen, kyk,'k fpreek voor de vuist, ik vind het niet geraên, Zo lang gy niet vertrekt,fjik zal myn woord niet breeken,) Al zyt gy myn meestresfe, om ergens van te fpreeken. CLARINE. En waarom niet, André ? ANDRÉ. Om redenen van ftaat. Daar fchuilt iets in die zaak, dat u niet aan en gaat, En dat die Heer voor u ook niet heeft willen weeten. Derhalven zo gy blyft, dan is 't maar tyd verlieten; Ik fpreek geen enkel woord. ZOÉ, Clarine, die vertrekken wil, tegenhoudende. Mejuffrouw, blyf! gyweet Al myn geheimen reeds, al de oorzaak van myn leed. Blyf, bid ik u; gy kunt my nog vertroosting geeven Als ik die noodig heb. Tegen André. Wil niet meer tegenftreeven, Myn  TOONEELSPELiq Myn goede André, maar fpreek, als waareik hier alleen; Vertel al wat gy weet... ANDRÉ. Mejuffrouw! 'k ben te vreên, Als gy het dus begeert; want kyk, eens anders zaaken, My in 't geheim vertrouwd, zo maar bekend te maaken, Is myn gewoonte niet. ZOÉ. Ach! fpreek toch, waarde Andréi Zeg; wat hebt gy gezien? Wat tydingbrengt gymeê? Wat heeft men u gezegd ? Wil niets voor my verzwygen. Hoe naar de tyding zy, die ik door u moog' krygen , 'k Begeer bericht daarvan. ANDRÉ. 'k Zal u gehoorzaam zyn. Ik kwam dan in een huis, waar ik in'teerst geen'fchyn Van eenigftervling vond. 'k Dacht dat'erniemant woonde, Ik riep... men kwam op 't laatst; doch die my fprak, beZo veel droefgeestigheid als niet te zeggen is. (toonde Een ieder fcheen aldaar in groote ontfteltenis. 'k Vroeg in perfoon te zien den jongen heer Maxander, Die 'k denk uw broeder is,- omdat ik aan geen'ander', Dan aan hemzelv' den brief moest geeven, zo als gy My duidlyk had belast. Het volk befchouwde my Met traanen in't gezicht, en't antwoord opmynvraagea Was wartaal zonder Hot. Een ieder fcheen verflagen. Tot eindiyk uit zichzelv' uw broeder by my kwam. Hy noemde myzyn' naam, ook uit zyn doen vernam Ik dat hy't zelf wel was... Na ik had rondgekeken, Of iemant ons ook zag, of wel kon hooren fpreeken, Gaf ik uw' brief aan hem... ó! Had gy eens gezien Hoe fchielyk hy dien nam, met welk een drift hydieu Ontzegelde en doorlas!... Zyn hart moet bestig weezen, Want in zyne oogen zag ik traanen onder 't leezen... Hy ziet'er zeer wel uit, Mejuffrouw! ja, ziedaar Als ik het zeggen mag, hy lykt u op een hair. Na't leezen van uw' brief, dan wilde hy u fchryven, B a Dan  20 Z O E, Dan weder niet... ging heen... verzocht my wat te bly veil.* Kwam weêr te rug... ftond ftil en zuchtte., nadert my.. Omarmt my , vat myn hand... „ Myn waarde vriend," zegt hy, „ Vertrek... vertrek met fpoed , en zeg dank zal komen .. Toen eensklaps wederom het zwygen aangenomen. Ik wilde gaan; maar neen... hy hield my weder ftaan; Ging zitten, fchreef een' brief... Toen 'k'ermee heen zou gaan, Omarmde hy my weêr: dit kon my meer behaagen, Dan 't geld.dat hy my gaf; want kyk.wie dorst het waagen? Ik had hem boos gemaakt; 'k had anders al het geld, Dat ik gekregen had, hem weêr ter hand gefteld. Hy is een bestig heer 1 ik zou hem vast niet pryzen Zo hy't niet waardig was. Hier fpreeken thans bewyzen. Nu, ik heb ook gedraafd, tot uw en zyn gerief, ,Wat ik maar draaveu kon; en daar is nu de brief. ZOÉ, den brief fchielyk aatmeeminde, wil het zegel losbreeken, maar bedenkt zich. Wat wilde ik doen !.. Dien brief kan ik niet open maaken. Het opfcbrift is aan hem... Misfchien bevat hy zaaken Thans niet gefchikt voor my.. . Heeft ook myn broeder iets Aan u voor my belast? ANDRÉ. Geen woord , Mejuffrouw!... niets.. Zodra hy my verliet, bedekte hy zyne oogen Met bei zyn handen... ó ! Hy fcheen heel fterk bewogen. ZOÉ. Hoe, niets voor my!... Hoe grieft my zulk een koel gedrag! Lefchouwt myn broeder my alreeds met afkeer?.. Ach! Zou hy zyn zuster om haar vluchten kunnen haaten?... Indien myn broeder my wil in myn' ramp verlasten, Dat zou de laatfte flag voor my van 't onheil zyn! CLARINE. Mejuffrouw, heb geduld ; 'k zie geen den minsten fchyn Dat hy zyn tederheid geheel u zoude onttrekken... Het tegendeel zult gy wel uit zyn' brief ontdekken. _ Z O E.  TOONEELSPEL. m ZOÉ, Bemint hy my niet meer, wat word'er dan van my! Haat my een ieder clan! Tegen André. Myn goede André, zo gy Wat rusten wik, gaa heen. Men zal voorzekertoonen Dat men uw moeite aan u ook ryklyk wil beloonen. ANDRÉ, vrolyk. Kyk, hoe vermoeid ik beu , 'k zou toch op ftaande voet, Zo gy my noodig had, weêr met den zelfden fpoed Vertrekken, waar gy wilt. Op Clarine wyzcnde. Laat zelfs de Juffrouw fpreeken , Hoe ik befta. Tegen Clarine. Zeg, blyf ik immer in gebreken Van 't geen ik op my neem?... En dat ik ook verricht,' Is niet uit zelfbelang. Kyk, men behoeft myn' pligt, Om iemant dienst te doen, voor loon niet af te koopen. Voor braave liên, als gy, Mejuffrouw, zou ikloopen, Al was *t naar Rome toe... Met uw welneemen, ga 'k Een uiltje knappen: maar hebt gy my noodig, dra Ben ik weêr to t u w'diens v, gy moet in 't minst niet vreezen, Roep maar: André! André! uw dienaar zal hier weezen, ZEVENDE T O O N E E L. ZOÉ, CLARINE, ZOÉ. Die jongen, dunkt mv, is welmeenend en oprecht. CLARINE. Hy's fterk aan my verknocht, en ook, als gy wel zegt, Oprecht in al zyn doen; ook altoos wel te vreden. Hy fchikt, hoe 't hem moog'gaan, zich naar de omflandig» heden, B 3 Want  aa Z O E, Want klaagen doet hyji#oit; waar been liet lot hem leid, Men ziet altoos in hem de zelfde vrolykhcid. ZOÉ, zuchtende. Het vergenoegen is dan aan ons huis benomen; Verwarring , onrust, ach! door my daarin gekomen! Dat huis heeft hy gezien, thans droevig, eenzaam... Neen, Beklag verdien ik niet... Myn eigen fpoorlooshetn Zyn oorzaak dat voortaan een vader my zal haaten... En komt myn broeder niet, zie "k my van hem verlaaten, Wat word 'er dan van my!... Franval!.. Fianval! ach! Hoe noodig waar' me uw troost! (ach! CLARINE, Zoé, na eenigen tyd zwygens, uit haare diepe mymering trekkende. Als ik u bidden mag, Verban die droefheid, die naargeestige gedachten. Zoek door een wandeling dit denkbeeld te verzachten. Hier achter in den tuin is een bedekte laan, Daar niemant u kan zien; daar kunt gy veilig gaan. ZOÉ, in eenige verwarring. Verftooten en gehaat!... Myn Broeder!... óMynVader! .. Ik zie hen... ]a , zy zyn 't... Zy komen... treeden nader... Zyondervraagenmy.. . Ach! wat befchuldiging! CLARINE. Verzet dit denkbeeld toch, die naare mymering. A GT S T E T O O N E E L. ZOÉ, CLARINE, BERTRAND. BERTRAND, op een"1 eenvmidigen en langzaamen toon. Daareven zei je my, dat als ik wat zag komen, Dat ik het zeggen moest. Nu heb ik iets vernomen; Want ginder op 't gebergt' daar komt een rytuig aan. Als zy niet blyven, maar terllond hier weêr van daan Vertrekken willen , wat voor paarden zal ik geeven? Tostrytuis, loof ik, is 't. zoó.  T O ONEELSPEL. 23 ZOÉ. Helaas! myn leden beeven! Postrytuig?... ach! indien... CLARINE, Dat komt hier daaglyks aan. Wees maar niet ongerust, ik zal wel gadeflaan Dat niemant by u komt. Tegen Bertrand. Gy moet André niet ilooren , Zo hy nog llaapt, Bertrand. BERTRAND. Hy fliep; dat kon ik hooren Aan 't fnurken dat hy deed. CLARINE. 't Is wel, Bertrand, gaa heen. 'k Zal zelf eens zien wie 't zyn. BERTRAND, heengaande. 6 Jee! naardat het fcheen, Is 'tnog wel een kwartier, eer zy hier kunnen weezen. De weg is flecht en glad. NEGENDETOONEEL. ■ ZOÉ, CLARINE. CLARINE. JVIaar wat hebt gy te vreezen?.. Uw broeder, dien gy wacht, zal 't buiten twyfel zyn. ZOÉ. Myn broeder zal 't niet zyn; die zou naar allen fchyn Zo hy alhier nog kwam, alleen te paard wel komen. Hy fchreef geen woord aan my, dat is 't, dat my doet fchroomen. Myn lieve Juffrouw! ach! onttrek me uw'by Hand niet. CLARINE. 'k Zal doen all' wat ik kan, dat u geen leed gefchied'. li 4 üe.  s4 Z O É, Boneden in de zaal zult gy het veiligst weezen: (zen. Daar komt geenvreemdling in,dus hebt ge'er niets te vreeVoorts kunt gy ook aldaar een iegelyk befpiên, Die hier het huis inkomt, en u kan niemant zien. Zo 't nu uw broeder is, engyhem wenscht te fpreeken, Klop zachtjes aan de deur; dan zal ik op datteeken Hem brengen in 't vertrek. Gaa onbevreesd beneên. Vertrouw op my. Ik wil intusfchen u ter leen, Tot korting van den tyd, wel eenge boeken geeven. ZOÉ. Ik leezen?... Neen 1 Ik word te zeer door angst gedreven. Het denken aan myn lot geeft my genoeg te doen. (voên. *t Vooruitzicht baart my fchrik... Ik kan geen hoop meer Wat ftaat my zonder u , Franval, niet al te vreezen! Dees kommerlyke dag fchynt my een eeuw te weezen. Hoe voel ik my verzwakt... Franval! ach! keer met fpoed: Indien gy langer toefc, begeeft my al myn moed. Einde van het eerfle Bedryf. TWEE-  "TOONEELSFEL. 55 .TWEEDE BEDRYF. EERSTE TO O N E EL. ZOÉ, CLARINE. 'ZOÉ, in de uiterfte ontfteltenis, met de handen voor V gezicht, dwars over het tooneel vluchtende, word door Clarine gevolgd. 6 "Hemel!.. Staamyby!.. Ach! wat heb ik te duchten!.. Helaas! waar berg ik my?.. VVaarheenen zal ik vluchten?... Geen afgrond is te diep.,. Dat de aarde my verflind'!... CLARINE. Wat naare ontfteltenis, waarin gy u bevind!... Zou 't wel uw vader zyn? ZOÉ. 6 Ja! 'k heb hem vernomen. Waar vlucht ik heen?... ik durf voor zyn gezicht niet kolk zou bezwyken... (uien; CLARINE. In 't vertrek, waarin gy waart, Moest gy gebleven zyn. ZOÉ. 'k Wierd voor zyn ftem vervaard. Hy dreigde 'er in te gaan. Helaas! wat moet ik fchroomen! Hoe vreeslyk was zyn ftem!... Wat zal my overkomen?... Myn bloed verftyft in my... 'k Word duister in 't gezichtLeen my uw' byftand... Ach!... myn voetbezwykt... ik CLARINE. (zwicht... Mejuffrouw! wees bedaard, en matig toch uw vreezen. ZOÉ. My dunkt.ikhoor hem nog... Hoe beef ik voor zyn wezen, Voor zyn geduchte ftem!... Hoe vreeslyk klop t my't hart!.. CLARINE. ö Ongelukkig kind! hoe treft my uwe fmart! B 5 Ver-  »6 z ° Ê' Vermeester uw verdriet..-. Gy moet uw vrees betoomen. De deur van een zyvertrek opendoende. Treeinditzyvertrek... Gaaheen, ik hoor hem komen... Hou moed; fluit u hier in. Hy zal dit niet vermoên. ZOÉ, met moeite gaande. Helaas! ik kan niet meer!., 'k ontvlucht vergeefs zyn woên.' CLARINE, haar onder/leunende, en in *t vertrek brengende.' Schep moed... hy komt; tree in, ofgy zyt wis verloren, Eu grendel digt de deur... Ter zyde. Ik vrees... TWEEDE T O O N E EL. MAXANDER, vader, CLARINE. MAXANDER, vader, achter de fchermen. "Wat zoude ik hooren... Ik weet wel wat ik wil, en ook wel wat ik zoek... Te rug... laat los... ik wil dit huis, ja ieder' hoek Doorzien... Blyft daar... Hy verfchynt op het Tooneel met twee pistoolen m de hand, die hy op een tafel legt; gaat zitten, ftaat weder op, en saat met groot e fchreden , 231» gezicht dan op Clarine, en 'dan naar de deur wendende , als iemant, die zeer ontrust is, en in twyfel ftaat om te blyven, ofte vertrekken. CLARINE. Mynheer! Gy fchynt naar uw genoegen , Dunkt my, u in myn huis niet wel te kunnen voegen. Wat kamer kiest, Mynheer? MAXANDER, vader. Zyt gy de Hospita Hier in dit huis, Juffrouw? ^  TOONEELSFEL. z7 CLARINE. Oin u te dienen, ja. MAXANDER, vader. Mejuffrouw l antwoord my : wie zyn't, die hierlogeeren? CLARINE. (ren *k Heb niemant thans, Mynheer. Gy kunt naar uw begeeliier kiezen een vertrek, dat u het best behaagt. MAXANDER, vader. Mejuffrouw! zie wel toe, dat gy 'tuniet beklaagt, 'k Verzoek, ja'keisch van u, ('k heb recht zulks voor te draagen ,) Dat gy de waarheid zegt op 't geen ik u zal vraagen. Zyn hier niet doorgereisd twee jonge Hén? Beken Of 't niet de waarheid is. Weet dat ik vader ben Van haar, die ik vervolg. Zy heeft de vlucht genomen Met haar' verleider. Zeg: zyn zy hier aangekomen? Vertoefden zy hier lang? Wat weg zyn zy gegaan? Zo gy hen hebt gezien , Mejuffrouw, laat u raén, Dat gy my niets verzwygt. CLARINE. Mynheer! ik ftaverwonderd Van 't geen ik van u hoor. Dit huis ligt afgezonderd Van den gewoonen weg; dus denk ik niet dat zy Hier heen gekomen zyn; ook zyn die lieden my Geheellyk onbekend. MAXANDER, vader. Mejuffrouw , durft gy waagen My te misleiden; 'k zweer, gy zult het u beklaagen. Nog eens, ik waarfchouw u. ' CLARINE. Ik weet niet om wat réén Mynheer my dus bedreigt. Ik bid, ftel u te vreén. MAXANDER, vader. Wacht alles van myn wraak. Ter zyde. Heb ik my dan bedrogen?... Tegen Clarine. ó Woede!... Zo ik wist dat gy hen voor myne oogen Ver-  23 Z O E, Verborgt, of fchuilplaats gaaft; ik ftak met eigen hand, Eer zy me ontvlooden, uw geheele huis in brand... Waar zy ook mogen zyn , 'k zal hen wel achterhaalen , Al moest ik tot myn dood om hen re zoeken dwaalen; 'k Stask hun vervolging niet,- en tref ik hen 'dan aan, Zal myn gerechte wraak hen beiden niet ontgaan. EEN ÏEU1ENDE, binnen komende,bied Maxander, vader, een bord aan, waaróp brood een wyn is en zegt op een' beweeglyken en fmeekenden toon. Wy fmeekenu, Mynheer, dat ge eindlyk wilt bedenken Dat cy door zulk een doen zult uw gezondheid krenken, Gebruik wat voedfel... 't Is alreeds de derde dag Dat ge u zo fterk ontrust. Als ik het zeggen mag, Gy zult... . MAXANDER, vader, het ftuk brood, dat hy m den wyn doopte, en aan zyn' mond bragt, weder op het bord werpende. Neem weg... ik ftik. DE BEDIENDE. Mynheer.' door zo te leeven Zult gy gewis... MAXANDER, vader. Ik zeg, neem weg... Geen tegenftreeven... 't Is nog geen rustenstyd; hen zoeken moeten wy... Klim fpoedig weêr te paard. Den weg ter rechter zy* Moet gy vervolgen; ik zal dien ter flinker kiezen. Vertrek zo fnel gv kunt; gy moet geen'tyd verliezen. Geef geld, en fpaar geen vlyt; houftaan en ondervraag Wien gy maar tegenkomt; geef acht, en volg geftaag Deaanwyzing, die men doet; voldoe aan myn begeeren. En zo gy niets ontdekt, moet gy hier wederkeeren. Maak ras de paarden klaar; ik toef hier langer niet. DE BEDIENDE. (bied. Myn waarde Meester! 'k weet, 'k moet doen't geen gy geMaar denk toch aan uzelv'. Het zal u zeker fchaaden. Zo se u geen rust vergunt. Mynheer! laat u toch raaden. ö MAX"  tOONEELSPEL. a$ MAXANDER, vader , op een'' woedenden toon, en met een vertoornd gelaat. Hebt gy my niet verdaan?... 'k Regeer voor my eerstrust, Als myn gerechte wraak op hen is uitgebluscht. (fen, 'k Moet haar* verleider eerst, ja voor haar oog , doen drafEer ik myzelven zal de minde rust verfchaffen. CLARINE, tegen Maxander, vader. Wyl gy toch wacht, Mynheer, in plaats van hier te daan, Zou ik u raaden naar beneêu.by 't vuur te gaan. MAXANDER, vader, den bedienden een teeken ge» geeven hebbende om te vertrekken. 't Is my hier goed genoeg, 'k Wil, aandonds ook vertrekken. Na een weinig gezwegen te hebben. Mejuffrouw, zo gy my hun fchuilplaats doet ontdekken, Eeloof ik u terdond het uitgeloofde geld, Het welk door my.op hunne ontdekking is gedeld.(ten 't Zyn duizend louis d'or... Maar, die zich durft vermeeDie fnooden in hun vlucht de hand tebiên,zalweeten •Wat dat myn wraak vermag; wien hy totvyand heeft. CLARINE. 'k Begryp niet dat myn doen u eenig wantrouw geeft. Hoe zoude ik tot hun vlucht behulpzaam kunnen weezen, Daar ze onbekend my zyn ? MAXANDER, vader. Gy kunt het misdryf leezen Op 't fnood gelaat van hem, die haar verleider is. 't Maakt hem by elk bekend; en haar zal't droef gemis Van vader, eer en rust, vauzelve kenbaar maaken. Mejuffrouw, 't is uwpligtook voormyn zaakte wr.aken. Ik eisch 't van iedereen... Een vader is't, die klaagt, Die zich beledigd vind, met recht voldoening vraagt. Men heeft aan my zeer fnood myn dierbaarst pand onttoogen: Gy ziet. Mejuffrouw, my met traanen in myneoogen, Die woede en droefheid my met reden dorten doen. CLARINE. Ken my te recht, Mynheer. Wil niet van my vermoên Dat  3o ZOÉ, Dat ik my ooit door geld of voordeel laat beweegen. Uw woord waar' my genoeg... Ik ben niet ongenegen Om u tot hulp te zyn in 't zoeken van uw kind; Maar waartoe al die drift, waarin gy u bevind? Al die oploopendheên, al dat wantrouwend vreezen? Bedwing uzelv'; gy moest wat meer bezadigd weezen. MAXANDER, vader , ftampvoetende. Wat meer bezadigd!... Hoe, bezadigd?... Weesdatvry Als 't hart u word verfcheurd... Bezadigd?... daarikmy Voel brandendoor een'gloeddiemyhaastzalverflinden. Verlicht my in hun vlucht, doe my hen wedervinden, Maar laak de woede niet, waarin ik blaakend ben. Deel liever in myn' ramp... Myn leven , ik beken, Was altoos onbevlekt; weet dat ik zestig jaaren Met eer heb doorgebragt; en all', die om my waren, Verftrckten my tot roem. Nu zal ik moeten zien, Dat ze in myn' ouden dag my fmaaden en ontvliên. Een vyand van myn huis heeft al myn rust verbroken , Myn kind verleid, gefchaakt.. Maar... 'kzal my zien gewroken! 'k Zal hen vervolgen, en, indien ik hem ontmoet, Zyn' prooi ontrukken ;'k zal dien booswigt in zyn bloed Doenbaaden; ja, op hem my op hetltrengftewreeken.. Maar hoe... door al myn drift durft men voor my niet fpreeken. Men vreest myn byzyn; men verbergt de waarheid my. Sprak eens dees ftomme vloer, dees muurenfprakenzy, 'kGeloof, zy zouden my gewis te kennen geeven Dat zy deez' zelfden nacht , hier zyn in huis verbleven.. Men denkt niet dat men zich ook medepligtig maakt, Wanneer men fnoodaartshelpt..Zulk meêlydientgeltaakt. 'k Wantrouw u meer en meer... 'k Zal verder onderzoeken Of zy hier zyn geweest, ja, 'k zal hier alle hoeken Van 't gantfche huis doorzien; en wacht, zo waar ik leef! Als ik hen vind, myn wraak... dus beef, Mej uifrouw,beef!  TOONEELSPEL. 31 Hy neemt zyn piftoolen van de tafel, gaat het tooneelmet veel opmerkzaamheid rond, en blyft voor "t vertrek , waarin Zoé zich bevind, ft aan. Maar... Wat is dit ?... dees deur had ik nog niet vernomen. Strekt die om tot een' trap, of een vertrek te komen? Hy wil dezelve openen. CLARINE, ontfteld, zich voor Maxandcr, vader, feilende. Mynheer, het is een deur, die toegefpykerd is. MAXANDER, vader. Die toegefpykerd is?... Waartoe die zorg?... Gewis Schuilt hier bedrog... öja... 'k zie uw gelaat verbleeken. CLARINE. 'kAcht my beledigd door uwzeer kwaaddenkend fpreeken. Ik weet ook niet, Mynheer, dat men gerechtigd is Tot zulk een onderzoek. MAXANDER, vader , met vreugd. Wat ftraal van hoop! gewis, Uw fterke tegenftand doet hier uzelf verklappen. Geen deur belet myn woede, ik zal die open trappen. CLARINE, zich voor de deur feilende. Hou ftand, Mynheer!... Ach! help! MAXANDER, vader. Mejuffrouw, laatu raên. Ik wil, ik zal'er in. Ik zeg, gaa hier van daan. CLARINE. Wat wreed geweld! Help ! help! Eer.ige huisbedienden , op het tooneel komende, blyven in de deur ftaan. ■ DERDE TOONEEL. ZOÉ, MAXANDER, vader, CLARINE. Zoi opent de deur van het vertrek, en valt op de knie'n voor haar1 vader: zy word door Clarine onderftcund, MAX«  3* Z Ö E, MAXANDER, vader, met een pifiool iit di hand in het vertrek treedende. Ik zal my op u wreeken, Verleider!... Zyt gy hier, wil dan den Hemel fmeeken: Uw laatfte ftond is daar... Weder op het tooneel komende. Hy is myn woede ontvlucht. ZOÉ, geknield. Myn Vader! MAXANDER, vader, met verontwaardiging. Eerloos Kind!.. Gy fchaamtelooze!... ducht Nu uw verdiende ftraf...'k Moest u terftond doen fneeven, Verpletten met myn' voet; maar 'k wil dat gy zult leeven, Opdat gy ieder.' dag kunt ftddren voor myn wraak, Verftooten van elkeen... Hou op met weenen; ftaak Die valfche traanen, die my nog verwoeder maaken. ZOÉ. Myn Vader! ach! ik kan uw woede geenzins wraak en; 'k Wacht geen vergiffenis; ik fmeek alleen, dat gy Met my in deezen ftaat hebt eenig medely'. MAXANDER, vader. Hoe, medelydeu?,.. Neen; gy zult uw lot betreuren. De felfte wroeging zal voortaan uw hart verfcheuren. Pluk nu de vruchten van uw we^erfpannigheid, Maak u daartoe gereed : uw ftraf is reeds bereid .. Smeek nu den Hemel om myn fterfuur te vervroegen: Die wenfchen zouden nu by uwe fchande voegen. ZOÉ. Myn Vader! ik omhels, hoe zwaar de ftraf ook zy, Die zonder morren, maar ik zal, geloof my vry, De hand, die my kastyd, fteeds zegenen en achten. MAXANDER, vader. Ontaarde Dochter! moest ik zulks van u verwachten! Word dus myn teedre zorg, myn trouwe vlytbeloond, Die 'k vyfentwintig jaar in liefde u heb betoond?.,. Ik  TOONEELSFEL. 33 ïk word van u verfmaad; gy volgde dien verrader. Myn vloek zy over u! Z O E , met een1 harden fchreeuw. Myn Vader!... ó myn Vader!... Stort al uw wraak op my, dien ik met reclu verdien, Maar geen vervloeking... MAXANDER, vader. Ja; gy zult dien op u zien; Die zal tot loon van uw weêrfpannigheid u treffen. Ik heb geen reden dien van u weêr op te heffen. ZOÉ. Eischt gy dat tot myn ftraf myn bloed hier voor u vliet',, Myn Vader!., ftort hetvry ; maarvloek uw dochter niet. Met gevouwen handen, haare oogen ten hemel heffende. ó Goede Hemel! flaa een oog van medelyden Op my goedgunftig néér! uw hulp kan my bevryden! Verlicht my; ftort my in '1 geen ik verrichten moet\ Dat ik een' vader, die zo vreeslyk op my woed, Wiens wreede vloekftem my het angftighart doetbe'even Vermurwen kan, om van dien vloek te zyn ontheven! MAXANDER, vader. Gy fmeekt vergeefs... Vergeefs roept gy den Hemel aan. Die met weêrfpannigheid der oudren wil weêrftaan Verhoort de Hemel niet... Uwfmeeken kan niets baaten; Hy zal u aan den vloek eens vaders overlaaten. ZOÉ. Hy fchenkt vergiffenis, dat ik ook vast vertrouw, Wanneer een misdryf word gevolgd door waar berouw... Myn Moeder!... Wreed verlies!... 'k heb u te vroegve'rloren! Ach! kunt gy in uw graf myn bittre klagten hooren, Spreek tot myns vaders hart. MAXANDER, vader. Roep tot uwmoederniet.. Zy rust... Haar vroege dood heeft haar van veel verdriet En kommernis bevryd... Hou op met uwe klagten... Zy bloost om u; zy moet uw traanenvloed verachten. C CLA-  34 Z O É, CLARINE, tegen Maxander, vader, op een1 [weekenden toon. Ik bid, bedaar, Mynheer! fpaar haar uitmedely. Zy kau dit niet weêrftaan; zie hoe verzwakt is zy. MAXANDER, vader. Rys op; herneem uw kracht... Gy zult die, in deproeven Die gy moec ondergaan, voorzeker wel behoeven. ZOÉ, gezeten , nadat zy door Clarine is opgericht. tegen Clarine. 't Word duister om my heen.. Mejuffrouw, waarombied Gy my uw' byftand nog? 'k behoef dien langer niet. 'k Verlang flechts naar myn dood, die kan myn onheil " weeren, MAXANDER, vader, op een" fchimpenden toon. De liefde geeft ons moed , zy doetons't all' trotfeeren, En alies ondergaan... Na etnig flilzwygen. Maar dus alleen? Hoe nu! Alreeds u ongetrouw?... Veracht, ontwykt hy u?... Kan dien verleider dan zyn prooi zo ras mïshaagen?... IMu vergt gy denklyk nog dat wy uw lot beklaagen. Waar wilt gv heen, zo 'k u nu geen verblyf verfchaf?.. TJw oog zoekt hem vergeefs,- hy vlied ver van u af. Loop hem nu na; zoek hem, en gaa hem nedrigfmceken, Dat hy u niet verlaat', zyn woord niet wil verbreeken. IVIaar op deez' tyd zoekt hy misfchieu gelegenheid, Dat hy eene andere ook zo fnood als u misleid. ZOÉ. Gy hebt, myn Vader, réén om u op my te wreeken» lk heb uw ftraf verdiend: maar hoor my, bid ik, fpreeken: Franval is't, dien gy hoont, dien gy hier te onrecht doemt; Dien ge eerloos, vol bedrog, ja een verleider noemt. Zyn hart is u bekend. Hy heeft in vroeger dagen Door zyn verdiensten fteeds uwe achting weggedraagen. Doch fints de hoogmoed heeft geheerscht in ons genacht, Wierd onze min gedoemd, hy wreed door u veracht. Zie  TOONEELSPEL. 35 Zie daar de waare bron van onze omdandigheden... Wist gy, myn Vader, hoe ik met myzelv' gedreden, Wat ik geleden, ach' wat ik heb uitgedaan, Uw hart waar' zekerlyk door meêly aangedaan. 't Hangt van uzelven af, myn Vader, een' beminden, Een' teedren zoon in hem, dien zelfden man, te vinden, Dien gy nu wreed vervolgt. MAXANDER, vader. Ontaard, vermetel Kind! Waartoe word gy vervoerd? Zyt gy zover verblind, Dat gy dien lhooden nog, wiens laagheid is gebleken, Voor my rechtvaardigt, en van misdaad vry durft fpreeken? Stort vry my in myn graf; maar fpaar my voor dien hoon... Is dit dat zelfde kind, dat, deeds tot deugd gewoon, Myn vreugd , myn leven was ? dat altoos wierd geprezen Van de eer myns huis, de troost myns ouderdoms te weezen ? Dat kind brengt nu, ó fmart! had ik zulks ooit verwacht? Een onuitvvisbre vlek van fchande op myn gedacht! ZOÉ. Hoe treft my dit verwyt!.. Ach! waare ik nooit geboren) MAXANDER, vader. Ja, had ik in uw jeugd u in de wieg zien fmooren! ZOÉ. De dood, myn Vader, konde ik eerder ondergaan, Dan, volgens uw gebod, ooit van hem af te (taan. MAXANDER, vader. Ik had my door den tyd misfchien verbidden laaten. ZOÉ. Verbidden!., door den tyd.. hem minder kunnen haatent Myn Vader! gy... gy zoud...? MAXANDER, vader. Gehoorzaamheid-alléén Zou eindlyk , naar uw' wensch, my hebben overreên. Dan had gy zekerlyk myn' zegen weggedraagen... Nu veinst gy mooglyk nog, daar gy met al uw klaagen Misfchien nog in uw hart een vadermoordfter zyt. C a ZOÉ,  só Z O É, ZOÉ, met eene fterke uitroeping. Eenvadermoordfter!... ach! myn Vader!., hoe!., zyt gy't, Die zulks vermoeden kunt?.. Kan dat uwhartgelooven?.. Helaas! de ftraf gaat hier het misdryf ver te boven... Ik fmeek uw medely... MAXANDER, vader. Verdient gy dat?... ó Neen!... Geen medelyden voor die eer en deugd vertreên... Wat kan ik anders van uw eerloos hart verwachten? ZOÉ. Myn Vader! ik misdeed; denk niet, dat ik zal trachten My vry te fpreeken: maar de goede Hemel, dien Ik tot getuigen roep, wiens oog niets kan ontvliên, Weet dat myne eer, myn hart zyn onbevlekt gebleven.. Ik eer uw ftraf, maar uw verachting doet mybeeven. MAXANDER, vader. Ik ben genoeg verlicht: wat raakt my wat gy zyt? 'k Zie wat gy fchynt te zyn... Maar kom, het word reeds tyd Om tot uw ftraf u naar het klooster te begeeven, Waarin gyblyven zult, tot ik niet meer zal leeven. ZOÉ. Ach! tot dien prys wensch ik daar nimmer uit te gaan. MAXANDER, vader. Gy ziet my voor het laatst. Uw fchandelyk beftaan Is de oorzaak dat wy nu voor altoos zullen fcheiden. Ik wil dat ge u nu tot het klooster zult bereiden; En met de deugden, die gy fchandlyk hebt veracht, U daar verzoenen zult. Ja zie dan dat gy tracht, Door een oprecht berouw, des Hemels wraak te dooven. ZOÉ. Eischt die een waar berouw, dan kan ik ook gelooven Dat my, 't geen ik misdeed, daar reeds vergeeven is. Tegen Clarine. Mejuffrouw! 'k moet... Vaar wel! wacht myne erkentenis. Zy omhelst Clarine, en zegt haar ter zyde ; Hoe beef ik voor Franval! ach! zoek hem te overreeden, Dat  T O ONEELSPEL. 37 Dat hy ons geenzins volg'.. Voorkom alle yslykhedeu, Daar hem de drift toe noopt. CLARINE, ter zyde. Overluid. Verlaat u op myn vlyt... Dat ge edel, onbevlekt en rein van harte zyt, Zal ik, beminlyk kind, van u fteeds ftaande houên. Smeek om uws vaders gunst... Mogt hy u eens befchouwea Gelyk ik u befchouw'! wat u ook word bereid, Hoop altoos op zyn liefde en op zyn tederheid. ZOÉ. 'k Zal daaglyks om die gunst den goeden Hemel fmeeken» Ik ben myn lot getroost, wyl ik my fchuldig reeken En daar voor boeten ga. Clarine omhelzende. Vaar wel Mejuffrouw! Maxander, vader, zyne dochter by de hand vattende, wil " vertrekken , doch word door zyrf Zoon , die zich in de armen van Zoé werpt, weerhouden. VIERDE TO 0 N E E L. MAXANDER, vader, MAXANDER, zoon, ZOÉ, CLARINE. ZOÉ, Hoe!... Myn Broeder!... Hemel!... MAXANDER, zoon. Ach! myn Zuster!... waarnaar toe Voert u myn vader?... Zeg : wat lot hebt gy te vreezen?.. Gy zyt hier in myn' arm; 'k zal uwbefchermerweezen. Geen mensch rukt u van my... ZOÉ. Durft gy me omhelzen?., my? MAXANDER, zoon, haar aan zyn" boezem drukkende. Myn Zuster!... of ik durf?... Hoe, Zoél twyfelt gy C 3 Aan  38 ZOÉ, Aan myne liefde en hulp? Kost gy van my venvachten Dat ik niet komen zou? 'kZou my beledigd achten. MAXANDER, vader. rk Herken li thans... Wat voert, ontaarde, ondankbre Zoon! tS herwaards?... Moet gy dus den fchaiidelyken hoon Van een' verleider, van eeri'laffenfnoodaartwreeken?,, Is niet zyu eerloos hart u klaar genoeg gebleken?... Maar, kom... verdedig hem... vergeefs!... Geen aardfche magt Ontrukt hem aan myn wraak... Vergeefs dat gy hem tracht Te redden van den dood, dien ik hem heb gezworen; Al was het in uw' arm, zal ik zyn hart doorbooren. MAXA ND E R ; Z001I. Gy zegt het, ja ik vlieg, myn Vader, herwaards; en Bank zy den Hemel, dat by tyds gekomen ben, Om nog uw woede en drift te kunnen wederllreeven;' Óm u, myn Vader, aan uzelven weêr te geeven; Ja u te redden met myn zuster en myn' vriend. MAXANDER, vader. Uw vriend! zegt gy MAXANDER, zoon. Ja, die uw gramfchap niet verdient. Gy zyt thans alle drie door blinde drift verwonnen; Hen maakt de liefde , en u de gramfchap onbezonnen. Myn pligt gebied het my , de vriendfehap ('poort my aan. Dat ik uw wreed befluit met kracht moet tegengaan. Zou ik myn zuster, die ik altoos uitermaaten Van kindsbeen heb bemind, nu in haar'ramp verlaaten? Daar ik haar deugden ken, daar zy zich thans bevind By u, myn Vader! die door wraakzucht word verblind? Zy derft uwe achting; ach! zy mist een teedre moeder, Die baar befchermen kon... maar voor haar leeft een broeder, Die ai dat wreed verlies haar weêr te fchenken tracht. MAXANDER, vader. Tracht zelf een firaf te Ontgaan, die u welhaast verwacht. MAX-  TOONEELSFEL. 39 MAXANDER, zoon. 'k Ducht voor myzelven niets; maar 't geen dat ik moet vreezen, Is dat myn zuster fteeds zal ongelukkig weezen. Ach! volg de gramfchap niet, dieubeheerschtjaanfchouw Uw kinderen veeleer, die met oprecht berouw, Verblind door liefdedrift, van u zynde afgeweken, Thans wederkeeren... ach! van u vergiffnis fmeeken, MAXANDER, vader. Aan hun vergiffenis? MAXANDER, zoon, ó ! Gy zyt vader... ja!.. Verwin uw gramfchap, en bewys hen uw genaé... Zie Zoés traanen; wees gevoelig voor myn fmeeken , Myn Vader!., ja... gy moet uw wreed befluit verbreeken. Gy wik dat zy tot ftraf aan 't klooster zich verbind', Waarin droefgeestigheid zo menigéén verflind ; Waarin de vryheid haar voor altoos is benomen : Zoude ik dit aanzien? dit niet trachten vóór te komen?..," Neen; nimmer komt zy daar, zo lang ik adem haall MAXANDER, vader. Wat onbezonnenheid!... Welk een vermeetle taal!... Zyn dit myn kindereu!... ZOÉ, voor haaren vader knielende. Gy ziet my aan uw voeten, Myn Vader! ik misdeed, ik zal gehoorzaam boeten. MAXANDER, zoon, op een" fchielyken toon. Gy zult my billyken, myn Vader, in een' tyd, Waarin gy meer bedaard, min onverbidlyk zyt. Wy zyn uw kindrcn nog.. Kan u dan niets beweegen! Zie myne zuster voor uw voeten neérgezegeu, Door droefheid overftelpt, daar zy wanhoopend zwicht. Z.ie myne traauen... Ach! bedenk wat gy verricht, Zo gy volharden blyft met u te willen wreeken. Moet ydle hoogmoed dan de fterkfte banden brecken , Een ydel punt van eer, een ingebeelde waan, Hun hoop , hun grootst geluk geheel ter neder Haan? C 4 Haar  40 Z O É, Haar fchoonfte dagen li eb ik langzaam zien verteeren Door pynigend verdriet. Zy wilde, op uw begeeren, Uw ftreng gebod voldoen: doch zy verviel wel ras Tot een droefgeestigheid, die byna doodlyk was. Zo veele rampen kon zy niet te boven ftreeven. Hoe dikwyls wenschte zy om't einde van haar leven.,. Neen.'., gy verdient van haar geen dankerkentenis, Dat zy niet reeds voorlang door fmart gcllorven is. MAXANDER, vader, bleek van woede. Maxauder! MAXANDER, zoon , driftig. Ja; ik word gedwongen dus te fpreeken. Gy noodzaakt my'tontzach, dat my betaamt, tebreeken; Ik ben daartoe verpligt, indien gy Hechts befeft Dat zulks zo wel uw rust, als haar eeluk betreft. Oprechte liefde kan den Hemel fteeds hehaagen, Het was zyn wil, dat zy malkander wederzagen. IVIaar gy, wel verr' van u door hun ('tandvastigheid Te zien bewogen, hebt voor haar een ftraf bereid. Waarvan ge uzelven , doch te fpade , zult beklangen, 't Is geen weêrfpannigheid,die haar deez'ftap deed waagen: Verliefde wanhoop, die ze onmooelyk kon weêrftaan , Heeft haar gedrongen zich uit uwe magt te ontdaan, En hem te volgen, dien zy teder bleef beminnen. MAXANDER, vader. Verdoolde! hoe... waant gy datgy my zult verwinnen Door uwe zinloosheid, door al uw dwaaze reêu? Denkt gy dat ikmy door aan uwe fpoorloosheên ? 6 Laffe ziel! misfehien zult gy ook wel begeeren Dat ik my nog voor hem lafhartig zal verneeren, Hem fmeeken , dat hy thans myn dochter niet verlaat'. Maar neen; vergeefs neemt gy die dwaaze reên te baat, Vergeefs zoekt gy my door beguicheling te blinden; AH' wat myn wraak vermag, zal zy haast ondervinden. Haar vonnis is geveld; zy zal 't ook ondergaan. MAXANDER, zoon. Veelëerder dient men zulk een liefde vóór te ftnan. In  TOONEELSFEL. 41 In 't ftille klooster, voor de voeten der altaaren , Zal zy geftaag voor hem een minnend hart bewaaren. Haar leven zal aldaar door kwelling en verdriet Haast worden uitgeput, maar haare liefde niet. MAXANDER, vader. Is al 't gevoel van eer dan uit uw hart geweken, Dat gy nog tegen my een liefde vóór durft fpreeken, Die zy myn' vyand, dien ik haaten moet, toedraagt? MAXANDER, zoon. En waarom haat gy hem? MAXANDER, vader. Word my dit nog gevraagd Van één', die verr' van zich aan myne zy' te voegen, In 't fnood bedrog van een' verleider neemt genoegen? MAXANDER, zoon. Van een' verleider?... neen... die laagheid zocht hy niet. Natuur fchonk hem een ziel, dat ieder, die hem ziet, Terftond op 't eerst gezicht met hem is ingenomen, 't Is liefde-alléén, die hentotdeezen ftap deed komen. Beminnen zy te fterk, te vuurig in uw oog, Verpligt hen tot een min , die wettig is; gedoog Een' reinen huwlyksknoop...Zy haakten naar die banden , Die gy verbreekt, op 't punt, wanneer hun hart en handen Daartoe zyn uitgeftrekt. MAXANDER, vader. Verzaakt gy dan onze eer, Die waardigheid, die "k meer, dan 't leven zelf, waardeer? En moet hy ons gedacht dan ongewroken hoonen?... Gaa , zwakke en laffe ziel! gaa hem uw hulp betoonen. Geef, geef hem blyken van een flaaffche vriendfehap, en Verneder u voor hem. MAXANDER, zoon. Wyl ik zyn inborst ken, Heeft hy myne achting en myn vriendfehap niet verloren. Geen hooger rang dient ons tot hoogmoed aan te fpooren; Want de eer kan niet beftaan dan door rechtvaardigheid; En geenzins door het leed, dat men zichzclv' bereid, C 5 Op  44 ZOÉ, Op zynen evenmensen van mindren rang te Wreékèn, Gy denkt misfehien dat ik hem vry var. fchuld wil fpreeken: ó Neen-, hy heeft misdaan: maar'tgeen hy u misdeed Word ligtelyk herdeld .. Wierd gy flechts overreed, Dat gy vergeefs by hen een neiging wilt beftryden , 'Die ge eerst gewettigd hebt, ja die ü kon verblyden! Hoe wel beviel hy u..! Slechts een gering verfchil Van ingebeelden rang, die niets beduiden wil, Waarin men u weêrfpreekt; u geen gelyk wil geeven, Verhit uw bloed: gy word tot gramfchap aangedreven; Gy waant in waardigheid en rechten u verkorf, 'Én, daar gy op den zoon de fchuld des vaders ftort, Ontzegt gy hem uw huis; verbied hem het beminnen, Alsof zulks doenlyk waar'... Hy wil uw hart verwinnen, Stelt alles in het werk tot een bevrediging... Vergeefs is zyn gefmeek, al zyn vernedering! MAXANDER, vader. 'Hy had , 't geen ik gebood , wat meerder moeten achten... Verwyderd van ons huis, kon hy den tyd afwachten , Tot hy een middel vond, waardoor ik wierd verzacht, MAXANDER, zoon. (tracht... Hoe dikwyls heeft hy zulks, doch fteeds vergeefs, geHoe gaarne wenschte hy den naam uws zoons te draagen! Ach! mogt hy wederom als eertyds u behaagen! Wat heilryk tydftip waar' dau voor uw kroost bereid! Hoe ftreelend ook voor u hun blyde dankbaarheid! MAXANDER, vader. Hoe veel verfchillen wy in 't denken van elkander!,. Gy volgt de zwakheid van uw moeder na, Maxander. Uw laage denkenswys ontluistert ons gedacht... Ik wenschte dat uw ziel, zo als de myne, dacht!... Gy kunt de reden van myn ftrengheid niet befeffen... Doorloop myn leven: is'er laagheid aan te treffen In alt* wat ik beftond, en heb ik niet altyd De flasen afgeweerd van laster en van nyd?... 'k Heb niêBiaflt ooit gehoond, ook nimmer hoon geleden; Dus  TOONEELSFEL. 43 Dus laat ik my niet ligt tot la^nhei 1 overreedeu. Die ligt toegeevend is, word ligtelyk verneerd... Myn rang is bovendien alreeds genoeg ontëerd. Uy heeft myn huis gehoond, myn Rille rust verbroken,'. Ik eisch, rk wil zyn ftraf; en, heb ik my jewfókèn "Van myn vernedering, dan is myn hart voldaan; Dan wensch ik dat de dood my doe ten grave gnan , Die niet lang toeven zal; dat tydftip zal haast komen, Wyl ik my merklyk voel in krachten afgenomen. Niets is 'er meer dat my nog aan deeze aard' verbind, Waarop men meer verdriet dan vergenoegen vind. Ik zie myn eigen bloed zich tegen my verheffen. MAXANDER, zoon , met gevoel. t> Neen, myn Vader!... neen! . mogt onze fmart u treffen! "Zie ons naby uw hart; laat dat voor ons geween Niet ongevoelig zyn!.. ach! laat u overreên! Zie hier uw kindren, die van harten u beminnen. Ach! mogten zy uw liefde, uw tederheid herwinnen! "Herroep een vonnis , dat gy hebt te wreed geveld. Spreek Hechts een enkel woord, en alles is h.rfteld. Schenk aan uw dochter, door den Hemel u gegeeven, Uw vaderhart weerom; hergeef aan haar het leven. Breng tot geen wanhoop hem, dien gy beminde; wlen Gy zekerlyk ook nog beminnen zond, indien... MAXANDER, vader. Beef voor uzelv', in plaats van andren vóórte fpreeken! MAXANDER, zoon. Kan ik dan niets op u verwerven door myn fmeeken? Ik werp, myn Vader! my voor uwe voeten neêr; 'k Omhels uw knieën ; fchenk, fchenk ons uw liefde weêr! Verander uwbefluit, voordat het is te fpa^e ! Hoor ook Franval door my u fmeeken om genade... MAXANDER, vader. Noem dien verleiders naam , die my zo veel verdriet En ergernis verwekt, hier in myn byzyn niet... Nu ken ik u te recht; ik heb nu ondervonden Hoe fterk uw hart aan hem, dien fnooden, is verbonden. Gy  44 Z O Ê, Gyhebt, ik bloos'er van, uw denkenswys doen zien. Verwyder u terftond... Uw beê zal nooit gefchién... Tegen Zoé. Gy, volg. MAXANDER, zoon, ontfteld, en zyne zuster in zyne armen neemtnde. Myn Vader! neen... ik kan het niet gedoogen. Geen kloosterdwang... 'k Zal haar befchermen voor uwe oogen. Wilt gy haar dood? doorftoot dan eerst het hart van my... Zo lang ik ademhaal, fta ik myn zuster by!... 'k Verlaat haar nimmermeer... MAXANDER, vader, met een opgeheven hand, zyn' zoon bedreigende. Durft gy my wederftrceven, Vermetel mensch! laat haar... ZOÉ, haar' vader weerhoudende, en knielende. Ach! wilhethemvergeeven. Myn Vader! 't is voor my, dathy in drift dus fpreekt, Dus fmeekik dat geopmy, en niet op hem, u wreekt. MAXANDER, zoon, zyn zuster andermaal omhelzende, Slaa toe... ik wachtdenflag, ik zal dien niet vermyden. Gy zult daardoor my van veel kwellingen bevryden... 'k Ontveins voor u ook niet, dat zo hun echtverbond , Of wederzyds geluk, in myn vermogen ftond, Ik zou, geloof my vry, in fpyt van u , volbrengen Het geen de Hemel wel, maar gy niet wilt geheugen. MAXANDER, vader. Vertrek uit myn gezicht, ontaard, onwaardig Kind! Zoek dien verleider op, dien gy zo fterk bemint... 'k Onttrek myn hart van u. ZOÉ, haar" broeder weerhoudende. Myn Broeder, wil bedaaren... Hoor my... Zo gy my mint, tracht my dan te evenaaren. Ik zwicht voor dat gezach, dat ge altoos hebt geëerd, En dat men eeren moet, offchoon 't ons overheen... 'k Zal  TOONEELSFEL. 45 'k Zal aan uw tederheid en liefde fteeds gedenken. Zy zullen in myn' ramp my veel vertroosting fchenken. Wat ook myn lot moog' zyn, ik ben "er toe bereid. MAXANDER, zoon. Hoe zeer ben ik verbaasd van uw kloekmoedigheid, Myn lieve Zuster! hoe... Gy kunt uzelf beftryden?... Gy wilt...? helaas!... ik zwicht!... ach,mogt ik ubevryden!... Wy worden dan voortaan gefcheiden op deeze aard! ZOÉ, met tederheid. Met onze harten nooit, myn Broeder, my zo waard!... De Hemel ziet ons lot: wees dus, als ik, te vreden. Hy zy uw troost... Vaar wel!... Vr F D E T 0 0 N E E L. MAXANDER,' vader , MAXANDER, zoon, ZOÉ, CLARINE, ANDRÉ. MAXANDER, vader , tegen André. Is 't rytuig vóór gereden? A N D R E, gelaarsd, en met een zweep in de hand. 6 Ja, Mynheer. MAXANDER, vader. Ik had voorlang het reeds gewacht. Tegen zyn Zoon. Uwe onbezonnenheid heeft u zeer ver gebragt. Gy dacht dat gy haar van het klooster zoud bevrydeu; Maar hebt in tegendeel daardoor verzwaard haarlyden. Gy zult niets dan den muur van 't klooster kunnen zien, Waar ik haar brengen zal; maar nimmer zal 'tgefchiên, Dat ieraant, wie 't ook zy, haar daar zal kunnen fpreeken. Verbreekt gy dus 't ontzach, ik weet my ook te wreeken» Ontaarde Kinderen ! trotfeert uw' vader vry Als hy niet meer zal zyn ,• befpot, veracht dan my; ■ Maar weet, dat gy, zo lang ik hier geniet dit leven, Myn  46 Z O É, Myn vaderlyk gezach niet ftrafloos zult weêrftreeven. Zoek nu dien fnooden op zeg hem , geef ftem bericht, Dat ge op zyn voorbeeld ook verzaakte uw eer en pligt. Gy kunt ook uit myn' naam aan hem te kennen geeven, Dat zo myn eigen hand hem niet welhaast doet fneeven, Ik dan op een fchavot zyn hoofd zal vallen doen. Z é by de hand vattende. Volg my. Z O É , ha aren broeder omhelzende. Vaar wel! Ach! uil Franval toch in zyn woéu. Tegen Clarine. Vaar wel , Vriendin ! MAXANDER, vader, zyne Dochter wegvoerende, floot zyn' Zoon, die volgen wil, te rug. Blyf daar! ZESDE T 0 0 N E E L. MAXANDER, zoon, CLARINE, ANDRÉ. MAXANDER, zoon. jNiets heeft dan kunnen baaten! Ik moet haar aan zyn magt, zyn wreedheid overlaaten. Vergeefs was myn gefmeek!.. Ken enkel woord van hem Sloeg r.lmyn' moed terneer... Tk zu ichtte voor zyn ftem. Wat zal haar lot nu zyn!... genadig bittre klasten; Steeds droeve traanen en zwaarmoedige gedachten... En dan zyn wreed gebod van niemant ooit te zien. Haar byzyn is me ontzead; geen' troost kan ik haarbiên.,' En gy.rampfpoedig Vriend ! ach! konde ik u behoeden!.. Hoe vrees ik voor zyn klagt, voor zyn wauhoopend woeden! ANDRÉ, half weenende. 'k Ben in myn'dienst, Mynheer; maar zeker, ik heb fpyt, Dat ik haar brengen moet. M A X-  TOONEELSPEL. 47 MAXANDER, zoon. Myn goede Vriend! zytgy't, Door wienik gistren van haar tyding heb bekomen? Door al de ontfteltenis had ik u niet vernomen. ANDRÉ. Geloof my vry, Mynheer, 'k ben zelfs zo aangedaan, Als gy zoud kunnen zyn. MAXANDER, zoon. Wat nu, helaas! beftaan?... Ik had gedacht haar van het klooster te bevryden... Ik fpoedde my vergeefs... Myn Vriend! wat moet ik lyden!.. Ik ben verdoken van haar troost of hulp te biên!... Waarom heb ik, helaas! 't gebeurde niet voorzien!... Watzalik doenV...Waarheen zal ikmyn fchredenwenden?.. Tegen Clarine. Ik bid , MejulTrouw, zorg terftond hen na te zenden Door een vertrouwd perfoon, die my berichten kan Waar ze opgefloten word: 'k zal door myn brieven dan Haar flaverny misfchien nog eenigzins verzachten... Intusfchen moeten wy des Hemels hulp verwachten, Wiens doen fteeds wysheid is. ANDRÉ. Haar droevig lot, Mynheer, Daarby uw deugdzaam hart en teêrheid treft my zeer. Gewis; het valt my hard, 't kan my tot droefheid wekken, Dat ik genoodzaakt ben om hem tot hulp te ftrekken. Een lieve juffrouw zal men fterven doen van fmart, Daar ze op haar trouwen flond... kyk, dat doorboort my 't hart! MAXANDER, vader, roepende van binnen. André !... ANDRÉ. Ik kom, ik kom... Het zal haastavond weezen. Wy hebben buiten dat een' donkren nacht te vreezen.., Wy pleistren hier of daar... Te-  48 Z O Ë, Die, van uw lot bewust, niet minder lyden zal. óGy, myn dierbre Vriend! wat zult gy moeten hooren!.., Welhaast bericht men u wat lot haar is befchoren... My dunkt, ik hoor alreeds, hoe ge op dat droef bericht; Wanhoopend in myn' arm, verfoeit het levenslicht... Ach ! seen venvvt.mvn Vriend!... De Hempl hn »r„imn Wu mnpsrpn vnnr dp flpm ppnc vir-ppHpn vxAarc l>i.!,r/>ii Bezadig u, Franval! verwin uw bittre fmart; Wacht alles van den tyd... Voor u klopt nog het hart Van uwe Zoé, die begeert dat gy zult leeven... Maar, laat ik my naar dien rampfpoedigen begeeven; Beletten wy, dat hy door wanhoop iets misdoet, Als hy haar noodlot hoort, of haar op weg ontmoet» Einde van het tweede Bedryf. n i? Ti Tegen Maxander, zoon. Mynheer, wy moeten zien» Ik deel in uw verdriet... 'er zit iets op misfchien. MAXANDER, vader, als vooren, André! A N D R E , moeijelyk. Nu ja, ik kom... Tegen Clarine. Ik heb u iets te zeggen, Mejuffrouw, dat wy t'faam nog moeten overleggen. ZEVENDE T O O N E E L. MAXANDER, zoon, alleen. (S yj^uster ' reeds door my van kindsbeen teêr bemind, Kunt gy den ftorin weèrllaan . waarin gy u bevind?... Wy zullen nu voortaan gefcheiden moeten leeven... Ach! doodelyk verdriet zal u welhaast doen fneeven!... Vergeefs roept gy om my; vergeefs om uw' Franval,  T O O N E É L SPEL. 49 DERDE BEDRYF. tiet tooneel verbeeld een andere kamer in de zelf Je herbergt t Is nacht; men ziet een brandende kaars in een? hoek van V tooneel. EERSTE TOONEEL. FRANVAL, driftig en buiten adem op het tooneel komende ; en met een ongerust sn verwilderd gelaat "overal rondziende. Ik vind dan eindlyk licht... Hier zyti zy echte/niet... Hy roept. Juffrouw Clarine!... hoe!... Wat of 'er is gefchied?.. Ik roep, ik zoek vergeefs!... 'kRaak meer en meer in vreezen; Myn ongeduld vergroot... Waar of zy toch mag weezen? Hard ftampende. Is 'er dan niemant!... Hei!... Hoe Uil Waar ik my wend...1 'k Hoor iemaut eindelyk. TWEEDE TOONEEL. FRANVAL, BERTRAND. BERTRAND, op een' langzaamen en droefgeestigen toon. Zyt gy 't, Mynheer? FRANVAL. Ik ben % Zeg waar is Zoé, waar Clarine toch gebleven?... BERTRAND. Juffrouw Clarine heeft zich naar de zaal begeeven. Daar zit zy in een' hoek, zeer droevig, zonder licht.  5o Z O Ë, FRANVAL. Zeer droevig, zegt gy ?... ach! ik bcefop dat bericht» Wat maakt haar treurig?... Spreek. BERTRAND. Wel, zy is heel teonvredenj, Sints dat de juffrouw, die gy bragt, is weggereden. FRA N VAL. Is weggereden!... hoe! wat zegt ge?...hier van daan? Myn hart verftyft... BERTRAND. ö Ja ; toen zy is heengegaan , Was iedereen ontfteld... Wy konden 't niet beletten, En durfden tegens hem ook geenzins ons verzetten, Devvyl 't haar vader was. FRANVAL. Haar vader!... Wat bericht!... Die wreedaart heeft haar dan ontrukt aan myn gezicht!.. ó Woede! ó razerny !... BERTRAND. Hy maakte een fchriklyk leven. Ja, ik verzeker u, hy heeft ons wel doen beeven. FRANVAL. t> Wreedaart!... laageziel!.. Verberg u voor myn woên.i. Bertrand verjchrikt, en neemt de vlucht. Myn Zoé! Zoé! kon dan nieraant u bchoên!... Op een' ftoel vallende. Ik ken myzelven niet!... ik ftcrfj DERDE TOONEEL. CLARINE, FRANVAL. FRANVAL, driftig opftaande, en zich in de armen van Clarine werpende. 'Êiy is me onttogen , Mejuffrouw!... CL A»  TOONEEL SP EL. 5i CLARINE. Mogt myn raad iets op uw ziel vermoogen ; Bezadig u, Mynheer!... Hebt gy uw' vriend ontmoet? FRANVAL. Wie?., welk een Vriend?.. Hoe... heeft Maxander haaf behoed ?... Waar zyn zy? antwoord my : wat weg zyn zy gereden? Zyn zy reeds verr' van hier ? Waar volg ik hunne treden''... lViaar 'k zie, gy zucht en zwygt... Zyn hulp kwam dan te laat! Zy is my dan ontrukt!... maar neen... het gaat hoe 't gaat, Ik wil haar wederzien... Vergeefs is zy me onttogen! k Zal haar verlosfer zyn , of fneuvlen voorhaare oogen. CLARINE, weenende. Ondanks alle onze zorg, is zy thans in de magt En onder 't dreng gezach haars vaders weérgebragt. FRANVAL, in wanhoop. Gy kondigt my den dood ! CLARINE. De Hemel fpaarde uw leven : Dank hem... Gy waart ontzield, zo gy hier waart gebleven. Hy kwam met een pistool, al woedende, in zyn hand; Dat hy gewis op u zou hebben losgebrand, Had hy u hier ontmoet. Zyn woecle deed ons beeven. FR A NVAL. Ach! waaromheeft zyn hand my niet beroofd van't leven! Had die tyran myn bloed doen fpatten op deez' muur, 'k Zou minder lyden... ach! myn afzyn komt my duur!... Uw traauen zyn te fpaê... Neen ; 't zal niet lang meer weezen, Dat wy gefcheiden zyn... Zou ik den dood nog vreezen, Als ik niet leef vóórhaar?... kom, derven wy!.. Zyn* degen trekkende. Welaan, Dit daal... CLARINE, hem weerhoudende. Hou dand,.. Iaat los... help ! help!-.. D 2 FR AU.  52 Z O Éf FRANVAL, ziek losrukkende. Laat my begaan? 'k Wil fterven, ja... VIERDE TOONEEL. FRANVAL, MAXANDER, zoon, CLARINE. MAXANDER, zoon , den degen aan Franval ontweldigende. H ouffond, hou (land!... ach!' wil bedaarén , Myn Vriend!... Myn zuster eischt datgy uzelv'zult fpaarën. FRANVAL. Uw zuster is me ontrukt!... Verraaden hebt gy my!..i MAXANDER , zoon. ■ Ik u verraaden?.. FRANVAL. Ja!... Gyzelf. ö Wreedaart! gy! Is dit een zuster van het wreedst geweld bevryden? Heet dit met lyfsgevaar, als broeder , voor haar ftryden? MAXANDER, zoon. Hoe! ftryden?... tegen wien ?.. een'vader?.. Wees bedaard. FRANVAL. Hy vader !... hy?... ó neen; dieu naam is hy niet waard. Daar heeft hy al het recht en 't kenmerk van verloren, 'tls een barbaar!.. Hy heeft zynkroost den dood gezworen, 'k Eerbiedig hem niet meer... ik haat hem., en zyn'zoon,. MAXANDER, zoon. Die is en blyft uw vriend. FRANVAL. Gy nog myn vriend!... betoon My dien te zyn... Maar neen; 't gevaar dorst gy niet tarteu, Gy had geen deernis me: uw zusters bittre fmarten. Gaa, zwakke en laffe Vriend! gy kent de liefde niet, Die in myn'boezem brand... Daar blyft voor myn verdriet Niets ovrig dan de dood. Uw zuster zal ook fterven; Daar-  TOONEEL SPEL. k-l Daarvan zult ge oorzaak zyn... Ik wil liet leven derven! Geef my myn' degen weêr, dat ik myn finart verligt1... Gy wcderhoud myn'arm... Vergeefs wat gy verricht!... Verlaat my... Al uw zorg is my thans overbodig; Ik heb uw tederheid en vriendfehap niet meer noodig. Met eene fiaauwe ftem. 't Verduistert al om my... Helaas! ik kan niet meer! Hy valt als in onmagt op een' ftoel. MAXANDER, zoon. Myn Broeder!... dierbre Vriend t keer tot uzelven weêr. Tegen Clarine, na een weinig zwygens. Kon flechts een traanenvloed hem in zyn'ramp verligten. FRANVAL, fchielyk opflaande, met hevigheid. War. zeg i;i.?..Moet,helaas! dewanhoop my doen zwichten? Voldoe ik aan het geen, dat my myn pligt gebied? * k Ben zelf lafhartig... Hoe... is zy de myne niet?.. Heeft zy myzelf niet tot haar' echtgenoot verkoren? Heefc niet myn mond aan haar voor eeuwig trouw gezworen ? Wat toefik langer dan..? Ik zoek, tot ik hen vind. Is hy een vader?... (ach! hy wierd van my bemind!1) Neen, 'tis een wreedaart, dien ik wel zal achterhaalen, Dien ik zyn wreedheid haast zal met zyn bloed betaalen. MAXANDER, zoon. Bezadig u , Franval! FRANVAL, in woede. Verwyder u van my , Zo gy uw leven mint, gy zoon myns vyands!.. gy ,. MAXANDER, zoon. (ten?.. Ach ! wat ondankbaarheid !... Moet gy uw' vriend dan haaNeen , in dit tydftip zal hy geenzins u verlaaten. Ken my te recht, Franval! Ik ben geen vriend in fchyn, Maar zal u fteeds doen zien die ook oprecht te zyn... FRANVAL. Vrees myne woede!... beef!.. MAXANDER, zoon. Gy moet uw opzet ftaaken: D 3 Zy •  «4 Z O K, Zyzelf beveelt het u; zy zal uw woede wraaken.,, Ach! hoor uw Zoés ftein. FRANVAL. Ik hoor haar droeve Item; Zy fmeektmyn'byftand... ja., 'kontrukdienfchataanhem» MAXANDER, zoon. Uitzinnig menschi ik bid, laat die gedachten vaaren. Gy moet, gy zult nietgaan: myn arm zal ubewaaren. FRANVAL. Gy helpt dan dien barbaar? Gy kiest zyn zy ?.. Welnu, Gy zult dan de eerfte zyn ; ik wreek my 't eerst op u« MAXANDER, zoon. Uw Zoé troost zich in liet geen haar is befchoren. FRA N VAL, Vergeefs bad ze ook om hulp; men wilde haar niet hoorei7c Haar zachte en teedre ziel kon geen geweld wecrftaan. Gy, zelf laf hartig, dorst geen'' wreedaart tegengaan. MAXANDER, zoon. Ik was dan 't leven van myn' vader aan u fchuldig?... Franval! wat eischt gy my !... Wees minder onverduldig. Is 't dan door wreed geweld , dat gy wiltzyd beloond? Moet dooreen' vadermoord uw liefde zyn bekroond? Eedenk , dat Zoé nooit die woede goed zal keuren. FRANVAL. Ach! zaagt gy haar, hoezy gantsch eenzaam zit te treuren, Door wanhoop overftelpt: in fpraakeloos geween; Gekerkerd voor altoos , verhaten van elkeen ; Hoe zy den dood verwacht met onophoudlyk zuchten,,, En wat vooruitzicht heb ik voor myzelv' te duchten! ' Zal niet myn leven ras door kwelling zyn verteerd? Wat word dan van die drift, die my zo fterk regeert, Die onverfehrokken drift, die me alles zal doenwaagen Tot haar bevryding ? Als'óf hy zich alleen bevond. Ja; uw heilzon zal baast daagen, Uitmuntende Vriendin! myn Zoé! my zo waard... Gy leeft welhaast met my in vryheid'op dcezc aard! • tl*  TOONEELSPEL. 55 Ik zal van 't klooster u bevryden, en my wreeken,,. Kan ik het traliewerk uws kerkers niet verbreeken, Dan word de muur, die u verbergt, die u omvat, Door myn wraakroepend bloed, terwylik derf, befpat. . MAXANDER, zoon. Wiens hart word niet genoopt tot innig medelyden, Die zulk een wanhoop ziet!... Gy moet uzelv' beftryden, Franval!...myn waardde Vriend! keer tot uzelven weêrï Ilaar broeder fmeekt het u. FRANVAL. Zy heeft geen' broeder meer! Zy is aan my ontrukt! Wat baat my nu het leven! MAXANDER, zoon. Uw mond beleedigt my... maar 'k zal u niet begeeven, Wat ge ook verrichten moogt, FRANVAL. 'k Verlies door u een' tyd, Die my zo dierbaar is... Verlaat my, eer 't u fpyt... MAXANDER, zoon. (den, Voleind, dolzinnig mensch! voleind... geef aan geen re* Maar aan uw drift gehoor; volg uweoploopendheden; Stel alle uw pligten, alle uw deugden aan een zy' ... 'k Befchouw in u een hart, vervoerd door razerny, Dat flechts door laag gevoel van wraakzucht word gedreven, (ftreeven, ïleeft liefde 'er in geheerscht!,..'kmoest u nietmeer vveér*k Moest u verhaten; ja, myn' haat had gy verdiend.,. Maar neen ; gy zult dan eerst het ligchaam van uw' vriend. Eer gy dees plaats verlaat, met voeten moeten treeden, FRANVAL, als uit een" diepen droom ontvaakende, Maxander, zoon , met verwondering befchouwende. Hoe!... Is't tot my, datgy dus fpreekt? om welke reden? Wat vonnis hebt ge aan my , Maxander, doen verdaan? Wat heb ik u gezegd?... ach ! wat heb ik gedaan?... MAXANDER, zoon. Uw mond verweet aan my , gy dient 'ervan te beeven, Pat ik myn' vader niet beroofde van het leven. D 4 FRAN«  S6 Z O JÊ, FRANVAL, 7iiel verwondering. li?,,. MAXANDER, zoon. Gy!... Uw fterke drift heeft u geheel verblind; Gy eischt het bloed van hem , wiens dochter gy bemint, FRANVAJ,, met de niterfte verwondering. HoeJ ik?.,. MAXANDER, zoon. Ja, wreedaart! gy... Verdient gy medelyden? Moet ik myn zuster door een' vadermoord bevrydeu ?., Welk bloed is 't, antwoord my , dat door myn adren vloeir, En Zoé 't leven gaf?... Wilt gy dan zyn verfoeid En in den haat van hen, die u tot nogbeklaagen?... K^n uwe vriendfehap my voortaan wel meer behaagen?.. FRANVAL, eindelyk een traan van gevoeligheid flartendc , en zich in de armen van Maxander, zoon, werpende, "Vergeef het my, myn Vriend!-.. ach! wist gy, hoe dit hart Veifcheurd, gefolterd word door de allerwreedftefman'., 'k Heb één gelukkig uur genoten in myn leven... Hoe ras heeft my, helaas! dat tyciftip weêr begeeven! Myn heilzon daagde pas... Wat fchielyke ommekeer! Eén oogenblik ftort my weêr in een' afgrond neêr. MAXANDER, zoon. Geef nog den moed,myn Vriend! zofchielyk niet verloren. Uw heilftaat word welhaast, eer gy't vermoed, herboren. Wy zullen , alle drie vercenigd , eens dien tyd Met vreugdaanfehouwen, die pnsdan opnieuw verblyd. Myn zustei leeft voor n; zy blyft u fteeds beminnen. Gy zult, wees fleghts bedaard, het onheil overwinnen, FRANVAL, Ach! ja; myn lieve Vriend!... Maar in dit oogenblik Roept zy vergeefs om ons... Wie weet wat angst en fchrik Haar heden overftelpt; wat zy zal moeten lydcn! Ik fmeeku, lieve Vriend ! ach: help my haarbevryden'.. Geloof my, ieder traan, die van haar wangen vloeit, Vair. neder op myn hart, en brand als vuur, dat gloeit, JVIpest ik dan zelf, heiaas!, haar ongelukkig njaaken ' IK  TOONEELSFEL. 57 Ik drong op haar bezit... ik moet myzelven wraaken... Ikzelf ben oorzaak van al 't geen zy ondergaat. . ZaJ 'jt haast ten einde zyn ? verkeert haars vaders haat Wel ooit in liefde? Zal zyn hart haar ooit vergeeven? De reden heeft, myn Vriend, my niet geheel begeeven, 'k Ben meester van myzelv*: de Hemel, die ons ziet, Is myn getuigen, dat, als ik haar van 't verdriet, Dat zy om mynentwil zo jammerlyk moet lyden, Dopr van haar af te zien, geloof my , kon bevryden, En ik dien eerften ftaat van rust en vrede aan haar Daardoor bezorgen kon, zo my dit mooglyk waar', Ik zou, offchoon't verdriet van niet voor haar te leeven Myn hart verfcheuren zou, ja my welhaast doen fneeven, Met veel ftandv.nstigheid myn noodlot ondergaan... Maar Zoé, thans beroofd van vryheid, af te ftaan i\an wreedheid en geweld; te dulden, of gedoogen Dat zy om my dus lyd, is boven myn vermogen.. Zief gy haar niet?... Zy hoopt dr.t zy nog hulp verwerft.. Zy flaathaaroogop ons... Zy zucht vergeefs... Zy fterft,. Ily ziet Maxander, zoon, weenende. Gy hebt nog traanen om te weenen, maar de mynen Hëb ik reeds uitgeput; welhaast zal ik verkwynen, Met het hoofd op den boezem van Maxander, zoon, tijgende. De dood is hier alreeds; ik voel dat gy weldra Uw' vriend verliezen zult. De fmart, die 'k onder Treft my te fterk... Vergeefs wilde ik myn' moed doen blyken... Verteerd door al 't verdriet, zal ik welhaastbezwyken. Hy blyft e enige QOgenhlikkeu in eene treurige en fttlzwygende houding. D 5 V£T*  58 Z O É, VT FD E TOONEEL. MAXANDER, zoon, FRANVAL, CLARINE, ANDRÉ. ANDRÉ, gelaarsd, en met een zweep in de hand, op zyn, toonen hopende , en met groote kaast. Vind ik u allen hier? Toe, fchielyk hier van daan!,.. CLARINE, verfchrikt door hem weder te zien. Wat's dit! alreeds te rug? ANDRÉ, tegen allen. Ja, ja; blyft maarniet ftaan ! Toe,fchielyk uit den weg, eer gy hier word vernomen J ALLEN, behalvcn André. Van wien? ANDRÉ. Wel, de oude Heer is weder hier gekomen Met zyne dochter. FRANVAL. Hoe!... Hy met zyn dochter hier ?... Neen, neen; ik blyf; ik wil haar zien. MAXANDER, zoon , tegen Franval. Op die manier Brengt gy ons in 't verderf: laat u ten beste raaden. ANDRÉ, tegen Maxander, zoon. Gyfpreektnogwel, Mynheer: maar hy toont door zyn daaden Niet al te fuik te zyn ; hy weet niet wat hy doet. Tegen allen. Vertrekt, ik hoor hem reeds... Vermits hy niet vermoed In 't zelfde huis te zyn, zo hebt gy niets te vreezen. 'k Heb hem naar dit vertrek , dat hy niet kent, gewezen, Doordien hy achter in in huis gekomen is. CLARINE, Franval by den arm neemende. Vertoeven wy hier nier, 't Is haar behoudenis, Dat  TOONEELSFEL. 59 pat hy u nog niet ziet; het zal 11 niet berouwen. Gy kunt haar door de reet van deeze deurbefchouwen, Zy vertrekken , Franval tegen wil en dank voottftootende* André blyft ft aan. ZESDE TOONEEL. andré, alleen. ^y^at zal die dolle man verwonderd zyn, als hy Zich weder hier bevind, maar, flapperloot! hoe bly Zal 't lieve meisje zyn, wanneer zy heeft vernomen Dat zy nog even verr' van 't klooster is gekomen. Paar komt die knorrepot. André fielt zich in een' hoek vooraan op hetTooneel. ZEVENDE TOONEEL. tiAXANDEE, vader, zoé, andré, eenjongen, Zoé werpt zich by het inkomen op een' fioel, en bedekt haar gezicht met haar' zakdoek. maxander, vader, na twee pi ft ooien in zyn' gordel gefloken te hebben, zest tegen den jongen, die een brandende kaars draagt. G enoeg... zet daar het licht... Vertrek, en maak wat fpoed; cn zie, dat gy verricht, Dat ik u heb belast. Gy moet ook fpoedlg maaken, Dat ik op 't oogenblik aan paarden kan geraaken. Klop maar aan ieder huis. de Jongen vertrekt. a n d r E , een fnuifje neemende. T, , , , , Hy krygt 'er geen , Mynheer. }k heb t 11 reeds gezegd. Hy niest. m A X-  60 Z O É, MAXANDER, vader , omkeer ende. Ho, ho! zyt gy daar weêr?... Wat vreeslyk kwaaden weg zyn wy toch heengereden'? 'k Ben door het itooten als geradbraakt door myn leden. ANDRÉ. Gy word niet beter toch, of ik al duizendmaal Hetgeen ik u, Mynheer, gezegd heb, weêr herhaal. Kan ik het helpen, dat het ys is los gekomen , En digt by Renneford den brug heeft meegenomen?... Was 't myn fchuld , dat die weg vol fleenen was bekruid? 't Is wonder, dat wy nog niet zyn omver gebruld, Door al de gaten en de hobbelige wegen. Gy zyt gelukkig, dat gy door den wind en regen En bittre koude, als ik, niet weêr te keeren hoeft. Ik heb het deeze reis dan bitter boos beproefd. MAXANDER, vader. Gykunt driedubbeld geld tot een belooning wachten, Indien uw paarden zelfs my nog wat verder bragten. ANDRÉ. Het lykt 'er maar niet na.., geheel niet... voor geen goud l De paarden zyn aan my ten fterkften toevertrouwd. *k Zal rekenfehap genoeg daarvan nog moeten geeven. Ik heb op uw verzoek gedraafd om van te beeven. MAXANDER, vader. Vervloekte plaats! waar men geen paarden, als men wil, Voor geld verkrygen kan.'... Maar, hoe is't hier zo ftil?... Is 't huis hier onbewoond? ANDRÉ, zyne fchouders ophaalende. Wel; zei men niet beneden, Dat hier de hospes en zyn knechts zyn uitgereden Met al de paarden voor de Prins zyn volk , Mynheer... Ja ; van den Prins, Mynheer!... Wat wilt gy dan nog meer? MAXANDER, vader , André geld geevende. Zie daar het loon, dat ik u had beloofd te geeven. ANDRÉ, heengaande. Gy word bedankt, Mynheer. M AXANDER, vader, André te rug roepende. Myn Vriend! ei hoor nog even... Ik  TOÓNEÈLSPEL. 6t ik hou myn woord van een aanzienelyk gefchenk, Indien gy ongeveinsd my antwoord... ANDRÉ. Ho! ik denk, t)at gy my weder van dien jongeling wilt fpreeken i Van wien ik u reeds zei dat niets my is gebleken. Wat dekfel! denk je dat ik alle menfchen ken?.. Hat ik befpieder op des heeren wegen ben ?... Nu.;, goeden nacht, Mynheer.' wantikben uitermaaten Vermoeid. Vaar wel!... Ik zou myn' tyd hier welver-praateu, Dien ik hoognoodig heb, zo 'k t'huis nog flaapen wil. Het regent dat het giet; de wind word ook nietftil; Daar by pikdonker, en een weg om van te beeven... Wat heeft een voerman toch een ongelukkig leven J A G T S T E TOONEEL. MAXANDER, vader. ZOÉ. MAXANDER, vader. oet dan befluiten hier te blyven deezen nacht, 't Is tegen mynen wil, gelyk gy ziet. Ja 'k wacht Met ongeduld het uur, dat ons vanëen zal fcheiden. 30 É. Naby of verr' van u, waar gy my moogt geleiden} Myn hart zal fteeds voor u met liefde zyn vervuld, Myn Vader!... Maar ik denk , dat gy'teerst kennen zult, Als 't u berouwen zal, maar dan te laat zal weezen. MAXANDER, vader, zich aan de andere zyde van di tafel zettende. Bedek vry uwgezicht...Gy fchynt voor't myn'te vreezen..^ Myn oog doorgrond uw ziel... Ja, die geveinsde fraart, Die droefheid toont my klaar wat omgaat in uw hart. ZOÉ. Myn waarde Vader! belg u niet om myne traanen;  62 Z 6 Ê, Zy zyn het, die my nog verligtiug kunnen bannen. Ach! wist gy wat ik leed!... MAXANDER, vader, Welk een hnlltarrigheid! Verlaat die hersfenfehim, waardoor gy word misleid; Bedwing uzelv'; verban Franval uit uw gedachten, Dan kunt gy nog van my vergiffenis verwachten. Daardoor-allécn zult gy myn gramfchap zien gedoofd, Zal 't u vergeeven zyn... Misfchieu dat gy gelooft, Dat ik lafhartig nog den naam van zoon zal geeven Aan hem , dien ik gewis zal door myn wraak doen fueeven. ZOÉ. Welk een bekentenis! Myn Vader! ach! zytgy't, Die my dit zeggen moet?... Gedenk eens aan dien tyd,.. Ik vrees, zo 'k dien herroep, dat ik u zal mishaagen... Denk aan dien tyd, toen hy uwe achting weg kon draagenj Toen gy behaagen fchiept in zyn genegenheid... En nueischt gy zyn bloed... Wat vreeslyk onderfcheid!... Ons misdryf is alleen , dat wy elk;;êr beminnen. MAXANDER, vader. Hy heeft u nooit bemind; hy zocht u Hechts te winnen Door fnoode veinzery .. Heeft hy myniet gehoond?... Braveerde hy my niet?...Thans heeft zyn vlucht getoond Hoe fterk hy u bemint. ZOÉ. Hy mint my uitermaaten ! Ik ken zyn hart; ik weet, hy zal my nooit verlaaten» MAXANDER, vader. Hy die, geloof dit vry, door wrevlen euvelmoed Zich dus vervoeren laat, en iedereen misdoet, Zal ftaag in al zyn doen in 't minst geen paaien kennen, Gy zoud u nooit aan zyn oploopendheid gewennen. Beef voor 't voltrekken zelfs van dien rampzaalgen echt. Nooit kon een zwaarder juk u worden opgelegd. Hoe ras zoud gy , van hem verlaaten , zitten zuchten! Zyn ziel is trotsch; daarby wat had gy niet te duchten Tan zyne driften... ZOÉ»  tÖONEELSPEL. 63 ZOÉ. Ach ! myn Vader! is 't vergund Aan u te zeggen? hy gelykt u in dat punt... Waar die gevoeligheid vond nooit in haat behaagen, Veel minder nog in wraak. MAXANDER, vader. Hy heeft me uw hart ontdraagen. Dat hart door my gevormd, alleen myn eigendom, Heeft hy my wreed ontroofd. Dathaneischik weêrom: En gy wilt dat ik hem vergiffenis zal fchenken!... Neen, myne Zoé! wil niet meer aan hem gedenken. Vergeet dien fnooden; kom, wees myne dochter weêr... Dat onze zielen zyn vereenigd als weleer!... Zie u naby myn hart... Kunt gy my nog weêrftreeven?.. Betoon nu fterkte en moed, en alles is vergeeven. ZOÉ. ó Hemel!... MAXANDER, vader. Denk aan 'c geen ik fints uw teedre jeugd Voor u verrichtte; met wat vlyt, wat zorg en vreugd Ik u heb opgevoed. Wil verder ook betrachten Wat gy nog van myn liefde en teêrheid kunt verwachten. Zeg: overtreft dit niet al de onbeftendigheid Van dien vermetelen, die u zo fnood misleid? Ach! Zoé! ach! myn Kind!... Z O E , met nadruk. Myn Vader! wilmy hooren... 'tTs tyd, dat ik ronduit, offchoon 't u zal verftooren, Dat ook myn fmart vergroot, myn hart u openbaar. Ik ben het levenslicht aan u verfchuldigd; maar De Hemel ftraffe my, zo 'k niet voor u dit leven, Myn waarde Vader, ook terltond zou willen geeven: Doch wat myn'wensch betreft, die neiging, my zo waard, Denk niet dat die my ooit berouwt, of wroeging baart. Is niet myn liefde 't eerst uit uwen wil geboren? Hebt gy niet zelf Franval tot uwen zoon verkoren ? Fie liefde nu, die thans zo diep geworteld is, Werd  64 2 Ö É, Word nimmer uitgeroeid; en, fchoon ik ook gewis Geen poogingen zal doen die verder aan te kweeken 9 'kZal echternooitden eed, dien ik hem zwoer,verbreekën. Nooit heeft een fterveling zo fterk bemind als hy. Ik heb hem menigmaal gereed gezien voor my Tot in den dood te gaan ; en zoude ik dan nog trachten, Om van hem af te zien? Kunt gy van my verwachten, Dat ik meinè'edig , dat ik laag of zwak Zal zyn, Alsof myn liefde maar alleen beftond in,fchyn?... Neen, in dit oogenblik kan ik my zelfs verblydeu In 't geen ik lyden moet, wyl ik om hem moet lyden... Ik zie, 'k ontfteek uw* toorn; ik bid, vergeef het my 2 Wat ik geleden heb, en nog tot heden ly', Verfchoont myn tederheid ; die neiging, lang bedreden, Moer dienen tot myn heil. Thans by myzelv' tevreden Ga ik naar 't klooster heen, daar ik op't oogenblik Zou hebben ingegaan niet dan met angst en fchriic. 'k Behoef voor niemant daar myn traanen ooit te (haken, 'k Zal zelfs daar in myn'ramp een foort van wellust fmaaDaarik dan ook geftaag den Hemel fmeeken zal, (ken.Dat hy uw gramfchap doov', ten opzicht van Franval. Zyn beeldtenis zal my daar ftaag voor oogen zweeven; Aan all'jwri my omringt,zal't meerder fchoonheid geeven. Myn' minaaar is, helaas! veelgrooter fmart bereid: Hy kwynt by iedereen, ik (lechts in eenzaamheid. MAXANDER, vader, het hoofd van zyne dochter afwendende.Uw liefde is dan zo fterk ?,.. ZOÉ. Zy kan niet hooger ftygen. Voor u , myn Vader, kan ik langer niets verzwygen ; Ze is onverwinnelyk... Geen menfchelyke kracht Kan die verdooven; 't is vergeefs, all'watmen tracht... 'k Voel, dat myn kracht vermeert; ja ,'k voel myn' moed verheffen Omdat uw vyandfchap en laster hem betreffen , Dien ik,om zyne deugd, vergoeding fchuldfg ben. M A fa  TOONEELSFEL. 63 MAXANMR, vader. Doorftoot myn hart, dan zyt gy minder wreed... Beken Uw fchande en onè'er vry; wil alles openbaareri; Uw toomelooze drift moet gy geheel niet fpaaren. Zeg, ongelukkig Kind! dat ge ook wel zyt bewust Dat nooit myn vyandfchap zal worden uitgebluscht; En dat ik nimmermeer, geduurende myn leven, U aan dien man, die een verleider is, zal geeven. Voeg ook daarby , dat gy op aard' niets meer waardeert Dan uwe neiging, die u dwaaslyk overheen; En 't u tot vreugd zou zyn, tot innig welbehagen, Zo naar uw moeders graf gy my ook heen zaagtdraagen. Myn levensdraad zal ook welhaast zyn afgekort Door 't bitter gif, dat ge in myn hart hebt uitgeflort. ZOÉ, in bittere droefheid. ó Hemel! leef ik nog!... Wat gruwclyk vermoeden!.« Myn vader kan van my dan die gedachten voeden! Gaf ik ooit Hof daartoe?... Straf uwe dochter vry, Maar fpaar die bittre reên, daardoor ontè'ert gy my... Ik bloosde niet voor u my ronduit te verklaaren, En ongeveinsd myn' wensch en meening te opeubaaren; Maar gy , myn Vader, gy flaat geen geloof aan'tgeen In drift uw mond ontviel; dat kan niet zyn , ó neen !... 7Jch aan haars vaders voeten werpende. Zeg dat gy 't niet gelooft,.. Laat my die gunst verwerOfzie uw dochterhiervooruwe voeten fterven... (ven, Na een weinig zwygens. Ja, ik benfchuldig; ik beken dat ik misdeed; Maargy, myn Vader!., ach!., gy handeltmy te wreeds MAXANDER, vader. Wie doet hetmeerdan gy?... waar isnu myn vertrouwen Van in myn' ouderdom u als myu'troost te aanfehouwen?.. Waar is myn dochter, dat weleer gehoorzaam kind, Wier hart ik heb gevormd, die ik zo teêr bemind, Altoos geliefkoosd heb ?.. Kom, wil niet meer weêrftreeKeer weder in myn' arm, en alles is vergeeven. (ven- É ZOÉ,  65 Z O É, ZOÉ, da hand van haaren vader vattende, en dezelve met traanen befproeijende. Myn Vader!... MAXANDER, vader. Nu myn Kind!... Gy aarfelt nog?... Gy zucht?... Zyt gy myn dochter wel?... Smeek ik dan zonder vrucht?... Maar neen... de ftem van'tbloed zal u terugdoen keeren; Gy zult door waar berouw uw dwaling overheeren. Uw moeder, die geftaag een levend voorbeeld gaf Van liefde en tederheid, uw moeder roept in 't graf, Dat gy een' vader, die u alles wil vergeeven, Die u zo vuurigfmeekt, niet langer moet weêrftreeven. Welaan, myn Zoö! kom... Geef my nu alles weêr, Wat ik helaas! in haar verloren heb... Met een fterke aandoening. Ach! keer... Keer in myne armen, die, gereed om u te ontfangen , Voor u geopend zyn... voldoe aan myn verlangen... Zoé is in de uit er ft e ontroering. Myn Dochter! geef dat ik een volle zegepraal Op dien vermeetlen, dien verleider, thans behaal... Zoé het hoofd oprichtende om te fpreeken, valt fpraak- loos tegen de kniën van haar" vader. Gy antwoord niet? gy zwygt? Hy floot Zoé met woede van zich af, en ftaat op. Wyk vanmy af, ontaarde! Verachtlyk voorwerp! gaa, dat ik te lang nogfpaarde; Dat myn toegeevendheid, myn goedheid kan verfinaên; Gaa; uw weêrfpannigheid vermeert uwe euveldaên». 'k Veracht u thans te veel om tl te willen ftraffen. Een knaagend naberouw zal ftraf genoeg verfchaffen. Volhard in uwe fchande en in uw eerloosheid... Wat vreeslyk licht heeft zich in myne ziel verfpreid !... Ik zie het al te klaar; met onuitwischbre trekken Is uwe oneerbaarheid op uw gelaat te ontdekken... ö Ja; die fchender, naar wiens eerloos bloed ik haak, Dien ik opoffren zal aan myn gerechte wraak, Heeft  TOONEELSFEL. 6j ïleeft met uw' wil misfchien u fchandelyk bedrogen; En nu zal zekerlyk het misdryf in uwe oogen Niet meer affchuwlyk zyn... ZOÉ, met een klaagende en flerke ftem. Hou op, myn Vader!., neen. Verdenk noch hem, noch my van zulke affchuwlykhcên.. 'tWas naar een ander oord der waerelddat wy vlooden, Waar reine liefde door geen wetten word verboden; Opdat ons beider wensch voor 't heilig echtaltaar Aldaar bekrachtigd wierd. Myn Vader! ik verklaar, Dat ik aan ieder dag, zelfs aan al de oogenblikken Die my vervlogen zyn, kan denken zonder fchrikken. Nooit wierd myn leven door oneerbaarheid bevlekt. Dit weet het alziend-oog, voor 't welk niets blyftbedekt, Dat myn getuigen zy. MAXANDER, vader. Uw eed is pryzenswaardig. Tot zulk een toevlugtzyn de vrouwen aanftonds vaardig, Zy hebben (leeds in deugd en eerbaarheid geleefd, Schoon men van 't tegendeel de (terkfle proeven heeft. Een' ligtgeloovig mensch is alles wys te maaken. FRANVAL, hard fchreeuwcnde , van binnen. Kan ik dit dulden ?... neen ; men zal die laagheid llaaken. Zy zal g'è'erbiedigd zyn, zo lang ik adem haal. MAXANDER, zoon, van binnen. Wat onvoorzigtigheid ! myn Vriend! ik bid, bepaal Uw roekelooze drift... hou ftand... wil tochbedaaren. ZOÉ, in de uit aft e ontfteltenis. Myn Broeder met Franval!., ó Hemel! wil hen fpaaren! E 2 NE-  63 Z O É, NEGENDE TOONEEL. Men hoort een groot geweld. Franval ontivorflelt de handen van Ma.v ander, zoon, en yerfchynt in de uiterfle drift op het Tooneel. MAXANDER, vader, ZOÉ, FR AN VAL, MAXA N- DER, zoon, CLARINE, ANDRÉ, BEDIENDEN. MAXANDER, vader, op het zien van Franval ver- Hfcitrikt te rug deinzende. oe ! die vermeetle hier! Een piflool uit zyn'gordel rukkende, en op Franval affchietende. Gy, onbcfchaamde! fneef!... ZOÉ, een gil geevende, er. ter aarde fiortende. ó Hemel! ik bezwyk. MAXANDER, zoon, zyn' vader het tweede piflool ontweldigende. Hou (land, myn Vader!... Geef... CLARINE, tegen de bedienden. Myn Vrienden! grypt hem aan ! omfingelthem te gadcr; Weêrhoud hem in zyn woên... De Bedienden omringen Maxander, vader, en maaien zich van hem meester. MAXANDER, zoon, met den degen in de hand. Laat af, het is myn Vader... Ontziet, eerbiedigt hem... EEN BEDIENDE. Mynheer, het geen wy doen Is zeer noodzaakelyk tot ftuitir.g van zyn woên: Hem zal geen leed gefchiéu. Zy ontwapenen Maxander, vader. Clarine bewyst haare hulp aan Zoé. MAXANDER, vader, van kwaadheidflampvoetende. Gy, fchelmen! durft me omringen! JXIog leeft hun opperhoofd!.. Zoekt hy my nu te dwingen, Te ontwaapnen door geweld?... Neen, booswicht! beef!,.. gy zult (vuld. Uw' wensen niet zien voldaan; myn wraak zal zynver- FRAN-  TOONEELSFEL. 69 FRANVAL. MynVriendenJlaat hem los... laat hy my hooren fpreeken... De Bedienden legeeven zich ter zyde, teneyl Franval zich voor Maxander, vader, fielt. Ja, wreek u vry op my... Ik ben den dood ontweken Slechts door een wonderwerk; maar't Is my onbewust, Of't wel een weldaad is .. Uw haat zou zyn gebluscht, Indien ik naar uw' wil om 't leven waar' gekomen. Zaaft gy myn bloed uit myn geopende adren ftroomen , Dan*waare uw hart voldaan; 't had uw gezicht vermaakt. Wel nu, hoor thans myn ftem, alsof gy my geraakt, .Myn hart doorfchoten had... Men zegt: by 't graf der dooden Denkt niemantmeer om wraak , is al de haat ontvloden... Zie nu myn fchim , die u voor 's Hemels vierfchaar daagt, Daar gy, als moordenaar van my, word aangeklaagd. Wy moeten beiden voor den troon des rechters komen... Ik, vry van wroegingen , genaak dien zonder fchroomen. Bezield met liefdevuur, het welk des Scheppers hand In ons ontftoken heeft, en in myn'boezem brand. Gy, meteen'woestenhaat, als een ontmenschte vader, En als myn moordenaar, treed dien met fiddring nader... Antwoord my voor dien troon, waar ge u met my bevind.. Uw dophter wierd van my, ik wierd van haar bemind: Waarom weêrftond gy zulks?... Wat was, zeg my, de reden Van al uw wreedheid, van uwe onrechtvaardigheden ? . Waarom wierd ik gehaat?.. Heb ik niet fteeds getracht Uw'haat te dooven ?.. Maar myn ftem wierd niet geacht. De hoogmoed was alleen de dryfveervan uw haaten... Zie in uw wanbedryf \\ nu van elk verlaaten; Daar ik vertrouwen durf, ja zelfs ben overreed, D.u elk gevoelig hart jn myn belangen treed. Op Zoé wyzende. Befchouwuw dochter, die gy zult om 't leven brengen. Na een weinig zwygem. Maar neen ; de Hemel wilde uw wreedheid niet geheugen j Ily heeft dit oogenblik my voor uw woên gefpaard... E 3 ft  70 Z O É, Ik dank hem, dat hy my zo gunstig heeft bewaard.'.» Wat kan, wat moet men nu uit 's Hemels wil befluiten?.. Dat gy, als vader, verre uw rechten gingt te buiten, Ja, die vernietigd hebt door wreedheid en geweld... Het is nu eindlyk tyd dat men u paaien fielt... Wy hebben heiliglyk elkander trouw.gezworen. Zy, die my zelf verkoos, zal my ook toebehooren. 'k Verklaar dus voor elkeen , wat ook gebeuren moog*. Dat zy myn vrouw zal zyn... Hem, die my van omhoog Zo zichtbaar heeft befchermd , die in ons hart kan leezen, En onze daaden weet, heb ik alleen te vreezen... Myn waarde Zoé! kom, verwin uw droefheid, toon Dat uwe deugd u derkt; laat uwe hand het loon Van myne liefde zyn. Tegen Maxander, zoon. En gy, myn Vriend! myn Broeder!.,. Verftrek myn Zoé tot een' vader, een' behoeder. Zy heeft geen' vadermeer!.. Kom, gaan wy naar een oord Waar onrechtvaardigheid geen reine liefde Hoort. Wy zullen overal voo ons altaaren vinden, Daar wy voor eeuwig ons voor 's Hemels oog verbinden. ZO E, met nadruk. Hou op, Franval!.. Gy weet hoe teer ik u bemin ; Dat u myn hart behoort; dat ons de dood zo min Als 't leven fcheiden zal.., ja, had men u doen fneeven, Uw Zoé had dan ook niet langer kunnen leeven. 'k Had op uw zielloos lyk my dervend neérgeftort... De Hemel zy geloofd! Gy leeft... Maar, ach ! ik word Maar al te veel gewaar, door al de afgryslykheden Die ons omringen , dat we aan onzen pligt misdeeden. De Hemel toonde aan my dit oogenblik misfehien Den fchrik dechts van de draf, die'kmooglyk lang vcr't Gehciligdflegezaeh heb ik, helaas! gefchonden..(dien.. Myn waardcVriend! myn hart blyft deeds aan uverbonden; Myn pligt gebied nogthans dat ik dien liefdegloed, Die niet te dooven is, voor 't minst beteuglenmoet... »k Cc- a.  TOONEELSFEL 71 'k Gehoorzaam... en ik ween...'k zal aan myn' pligt gedenken , En nooit myn hand,dan met myns vaders wil , ufchenken.. FRANVAL, in de uiterfle wanhoop. Wat onvoorziene dag!... gy ook, myn Zoé?... gy!.. Helaas!... ik derf!...gy ook...? ZOÉ. Myn waarde Vriend! hoor my. Op haaren vader wyzende. Befchouw, en overweeg wat antwoord gy kunt geeven. Lees in dat achtbaar oog...Zeg: kunt gy't nogweêrdreeven? Het was myn fchuld, zogy om 't leven waart geraakt, 'k Had haast myn'vader tot een' moordenaar gemaakt. Het is genoeg... Wee u! zo gy my niet wilt hoorea.. De liefde zwicht... welhaast had zy natuur doenfmooren: Ik zal nu 't offer zyn... Zich tot haar' vader wendende. Myn Vader! gy-alléén Zyt meester van myn hart... Ik heb 't gezach yertreên , Dat ik u fchuldig was; maar zal u blyken geeven Van myn gehoorzaamheid, en u niet meer weêrdreeven. Befchik thans over my... Tegen Franval. En gy, wien ik ontvlucht, Wien ik verlasten moet, outfang deez' laatllen zucht.' Laat die het onderpand van 't eeuwig affcheid weezen, Dat ik thans van u neem... Die teerheid, die voordeezen Myn vader my bewees, maar die 'k nietmeer verdien , Hoop ik door waar berouw voor my weêrom te zien; Ook zyn vergiffenis... *k Bedeed daartoe het leven, . Dat my nog ovrig blyft. Dat offer zal ik geeven: Het is my opgelegd... Ontvlucht my... Schryf my niet... *k Behoor aan u niet meer; fpaarmy voor meer verdriet. Myn hart bemint u teer... en ik moet u ontvluchten... Ontfang myn laatst vaarwel... Ontfaug myn lastde zuchten... Gy hoorde uw vonnis... gaa... liet zal me ontwyfelbaar E 4 Het  Z* Z O É, Wet leven kosten; doch 'k herroep het nooit. FRANVAL. Zie daar den laatften Oag!,. Wat vonnis moet ik hoo^n^ Wat baat my 't leven nu ik alles heb verloren»... " Nu Zoé my verwerpt!... Is't mooglyk!... Hemel1 Zv? En leef ik nog?... " * Hy rukt Maxander, zoon , het piflool op eene onverwachte wyze uit de hand. Geef hier... Hy houd het piflool in de hoogte, roepende tegen allen: „ .. , , . , , Verwydert u van my... Hy bied, knielende, Maxander, vader, het piflool aan Herneem dit moordtuig... daar; doe my het leven derven^ Schiet toe, en mis my niet... Dit oogenblik te fterven Is my een gunst... Gyzult, gaat Zoé met u heen Eerst over myn doorwond en fteryend ligchaam treén. Geef my haar wederom... Den dood zal ik niet vreezen. Met een lievige en vreeslyke ftem. Gy moetmyn Vader, of gy moet myn moprder weezen... Zie daar... fchiet toe !... Den haan van 't piflool overhaalende, en hetzelve Maxander , vader, aanbiedende. Of ik zal zelf met eigen hand... Den dood, of Zod...! MAXANDER, vader, bewogen, Franval weerhoudende. Stil, Franval!... laat af... hou ftand1,.. F RA N V AL, Gy wederhoud my?... Gy!... MAXANDER, vader. Ikzelf... ach! wil bedaaren... Uwe onderwerping zal aan u veel vreugde baaren... Myn dochter fchenk ik u... FRANVAL, het piflool wegwerpende, valt voor Maxander, vader, nefr en omhelst deszelfs knieën. ts't mooglyk!... Welkeen keer!... *Wyn nar^ezwykt. yan. vreugd,,. MAX»  TOONEELSPEL. 73 MAXANDER. zoon, agr»' jvttfer 0» viiegeilde. Het is een zoon te meer, Myn Vader! die, als wy, u teder zal beminnen. ZOÉ, de hand van haar en vader kusfende, en met haare traanen hefproeijende, Hoe edelmoedig laat myn vader zich verwinnen !.. ö Goede Hemel! die ons thans zo zichtbaar leid, Aan u, aan u-alléén, zy onze dankbaarheid! CLARINE, Zoè in haare armen drukkende. Gelukkig kind! wie kon ooit zulk een heil verwachten! MAXANDER, vader, tegen Zoé. Ja wees de zyne... Hoe moet ik myzelv' verachten !... Wat ftraal van licht!... Ik voed voor u geen gramfchap meer. Vergeet nooit 't oogenblik van deezen blyden keer. FRANVAL. Gelukkig oogenblik!... hoe kunnen wy't vergeeten!... Tegen Zoé. Gy zyt de myne dan!... Wat vreugd is af te meeten Ey myne vreugd!... ó Neen, uit de overmaat van druk, Kwam niemant ooit zo fnel tot zulk een groot geluk... Myn ziel bezwykt van vreugd!.. Gy zyt dan ook myn vader!... Kom, waarde Zoé! kom, myn Broeder! ach! treed nader, Myn waarde Vrienden!... Komt, vereenigt u metiny. Tegen Maxander, vader. Duld dat ik u omhelz'... dat ik a zoon fteeds zy!... MAXANDER, vader, zyne kinderen, die hem omringen , met zachtheid van zich afiveerende. Ik kan niet eerder uwe omhelzingen ontfaugen , Voordat ik eerst aan u herftelling doe erlangen Van 't geen gy door myn drift te lang hebt uitgeftaan. FRANVAL. ó ! Alles is herfleld!... E 5 MAX-  74 Z O MAXANDER, zoo». 't Is alles afgedaan. Wy zyn gelukkig. ZOÉ. En gy zult het zyn, myn Vader! MAXANDER, vader. Laat my met vreden.. ik misdeed., komtmy nietnader. Ik bloos, ja ik gevoel nog fchaamte en wroeging.. Ach! Wat groot geluk voor hem, die zulks gevoelen mag!.. Na een weinig zwygens. 'k Had door verwondering en drift de fpraak verloren ; En ben myzelv' nog niet.. Wat ik heb moeten hooren, En all' wat my omringt, is als een droom voor my... Tegen Clarine, na haar met opmerkzaamheid befchouwd te hebben. 't Verwondert my ook zeer , dat gy , Mejuffrouw!.. Gy Hier meê zyt in dit huis, naardien gy zyt gebleven Op een gantsch andre plaats. CLARINE. Ik bid wil't my vergeeven. Stel nu geen paaien aan uwe edelmoedigheid... Gy zyt niet waar gy meent... MAXANDER, vader. Hoe zo ? CLARINE. Gy zyt misleid. Men heeft u deezennacht, langs onderfcheiden wegen, En aan u onbekend, weêr hier aan huis gekregen. 't Is door de duisterheid, dat gy 't niet hebtbemerkt. MAXANDER, vader. Maar zegmy ongeveinsd : door wien is zulks bewerkt?.. Zou ook myn Zoon...? MAXANDER, zoon. Hoe , kan myn vader dan vermoeden, Dat ik tot zulk bedrog ooit dorst gedachten voeden? MAX.  TOONEELSPEL. 75 MAXANDER, vader. Ik wil het weeten... Wie dorst zulk een daad beftaan? ANDRÉ, van achteren te voorfchyn komende. Welaan: dan is 't myn beurt.. Mynheer, ik heb't gedaan. Ik heb het uitgevoerd, als gy *t volflrekt wilt weeten. MAXANDER, vader. Hoe gy?.. Maar op wiens raad dorst gy u zulks vermeeten? ANDRÉ. Op niemants raad, Mynheer. MAXANDER, vader. Op niemants raad? ANDRÉ, ö Neen; Ik ondernam dat op myn eigen houtje-alléén. Al ben ik maar een knecht, toch kon ik niet gehengen Dat men haar met geweld naar 't klooster zoude brengen; En dat een juffrouw, die nog jong, en bovendien Ook zo beminlyk is. Daarby had ik gezien Dat zy, toen zy vertrok, haar best deed niet te weenen. 'k Dacht: helpt haar niemant, dan zal ik haar hulp verleenen: Het ging my aan myn hart; en nog te meer, Mynheer, Toen ik haar' vryër zag, die jong, beleefd, en teer, Wanhoopende befloot zichzelv' van kant te maakcn. Ja, dacht ik, 'tismynpligtvoorhunbehoudte waaken. Die liefjes moeten zo niet fcheiden van elkaêr. *k Verzon dit middel, en word nu met vreugd gewaar Dat myn ontwerp naar wensch voor hen isafgeloopen. MAXANDER, vader. En had ik zulks bemerkt, wat ftond u dan te hoopen?.. 'k Had immers in myn drift u dan ter neêr gelegd, A N D R E ,j lagchendc. Dat had geen zwaarigheid, Mynheer! MAXANDER, vader. Hoe zo?.. Gy zegt Zo fteïlig dit. AN-  7<5 Z O É, ANDRÉ. Gewis; ik wist het zo te maaken, Dat uw pistoolen my onmooglyk konden raaken. MAXANDER, vader, verwonderd+ Hoe dat? ANDRÉ. Ik had daarvan de kogels afgedaan. Want in uw woede kon men u niet tegengaan, (ven. Toen gy hier kwaamt, Mynheer, deed gy my waarlyk beef 'k Had my toen in de Hal wat achteraf begeeven, En gaf op 't geen gy deed aldaar naauwkeurig acht. Ik zag, Mynheer, terwyl gy paard en menfehen jagt, Herinner het u flechts, datgy, naar myn verlangen, Uw bei pistoolen aan de kreb' hebt opgehangen, 'k Sloeg toen myn'(lag,Myiiheer. 'k Heb overal verkeerd, jfa met Huzaaren zelfs; die hebben my geleerd Hoe dat men een pistool weêr krachteloos kan maaken, Wanneer 't gelaaden is. ZOÉ. Hy wist voor ons te waaken; Hy is 't, myn Vader, die ons weêr het leven gaf. FRANVAL. Waarvan hangt menigmaal ons levenslot niet af! MAXANDER, vader. 'k Zie dat de Hemel ons geftadi:? blyft behoeden In onze zinloosheid. Hoe ligt kon door myn woeden Een gruwzaam misdryf, ja een mandag zyn begaan! Met welk een' afkeer zelfs zien we onze driften aan, Zo dra wy weder tot onszelven zyn gekomen!... Zyn list heeft my belet dat ik uw bloed deed droomen. Vergeet, myn Kindren, dus by uw verbindtenis Dien braaven jongman niet, die thans uw redder is. ANDRÉ. Mynheer, het zal aan my genoeg voldoening geeven Als ik maar zie dat zy voortaan gelukkig leeven. 'k 'Vil geen belooning voor het geen ik heb gedaan, Hoe  T O ONEELSPEL. 77 Hoe bly ben ik, Mynheer, dat gy 't hebt toegedaan! Nu zy verdienen 't ook. In waarheid, alle menfchen Die zullen u daarmeê veel zegeningen wenfchen. Mejuffrouw, is 't vergund dat ik, van tyd tot tyd, By u mag komen zien of gy welvaarend zyt ? ZOÉ. Zo veel gy wilt, André. MAXANDER, vader , na een weinig zwygens. Laat my alleen, mynKindren. De wroegingdie'k gevoel kou ligt uw vreugde hindren. Ik haak naar de eenzaamheid... Op morgen zal ik, meer Te vreden met myzelv', niet fchroomen , om u weêr Als eenyds in myn' arm en aan myn hart te drukken, En u de zoetfte vrucht, na bittre fmart, doen plukken. EINDE.  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Oftroy door Hunne Ed. GrootMog.de Heeren Staatenvan Holland en Westvriesland, den eerften November, 1787, aan hen verleend, het recht van deeze Privilegie, alleen voor den tegenvvoordigen druk, van ZOÉ, Tooneelfpel, vergund aau J. HELDERS en A. MARS. Amflerdam, den 8. February, 1750. Geen Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der Heeren Gecommitteerden onder» teekend zyn.