D E ZELDZAAME M A N, TOONEELSPEL. DOOR F. v. A. te AMSTERDAM j by J. W E E G E. mdcclxxxviii.  NEJ). "\ LJKTTERJL/  BERICHT. D it Tooneelftuk is gevolgd, naar het Tosneeirpel, in proza, getyteld: Myn Heer van Saint Charles, of de Zeldzaame Man ; te vinden in het zedelyk Tooneel, Deel vyf. — Dan daar ik het zelve in eeii Hollam'sch kleed geftooken hebbe, zo zyn, daar in, zodaanige veranderingen gemaakt, als die verkleeding noodzaakelyk medebragt. Jn vertrouwen zynde , dat de noodzaaklykheid deezer veranderingen , den Tooneelkundigen , ja yder kundig Leezer op het eerfte gezicht, in het oog zullen loopen, zo zal ik van dezelve hier geen omftandige befchryving doen , maar dit weinige voor genoeg gezegd houdan. Tervvyl ik deii Leezer alle heil wenfche! A VË&  VERTOONERS. De Heer van vredenstein, een bejaard Offïcier, ar1stus. julia, Nicht van aristijs. leönard, Minnaar van julia, Quiproquo, Notsris. tieter , bediende van den Heer van vredenstein. annette, Kamenier van julia. marin, Knegt van leünard. jan , een Knegt van aris tu 5. Het Tooneei is te Amfterdam, in bet Huis van aristus.  4 DEZELDZAAME MAN, Dat zulks gebeurd is; ja, gy vergde zyn geduld Wat al te veel.. maar.. ja! men moet alleen u minnen , TVir laat se U voorflaan,niet V — men moet, lioebly ^ s (van zinnen Zyn oogen fluiten, als men maar een Meisjen ziet Dat wat bevallig is; ftrekt het niet tot verdriet, Dat als men Nkhtjens krygt, men die'mo" k*^11 Wanneer men in uw gunst zich zeiven wil bewaaren? Hoor Nicht! Heer Leönard heeft net gedaan als ik, Wiar'kin zyn plaats geweest, gedaan zou hebben— My altyd naar den tyd.—Word my den bons gegeeven, 'tlswel, ik troost me, en zoek, daar'kvrolykvoort Een ander avontuur. - (blyfleeven, julia. 'kHad toch voor 't minst verwacht, Dat hy wel by zich zelf zou hebben overdacht, Dat het zyn' pligt waare, om my weder aan te fpreeken. aristus. Ei lieve! — moest hy dan weêr hebben komen fmeeken Om uw vergiffenis? — neen, gy bedriegtUNicht! Het vrouwelyk gedacht heeft ons te veel verlicht, Om als voorheen, voor haar,als flaaven neêr te bulgen. Heer Leönard zal U hier van wel overtuigen. julia. Ik dacht geenzins, dat hy zo ernstig in deez'zaak Zoud  TOONEELSPEL. 5 Zoud zyn geweest,Mynheer! het was flcgtsuit vermaak Dat ik dit heb gedaan. ARISTUS. Dus deedt gy 't zonderreden? — JULIA. Wel nu;men maakt wel meerecns kleene oneenigheden, Dan 't is des Minnaars taak , die fpoedigafte doen, Al heeft zyn Meisjen fchuld. Een Juffer van fatzoen, Gelyk ik meen te zyn , zal zich nooit zo verlaagen. Dat ze aan een' Minnaar om vergiffenis zal vraagen. aristus, driftig. En zeeker denkt gy nu, dat Leönard,misfchien , Geen achting voor Uheeft, wylhyU niet komt zieu? JULIA. In waarheid, Oom! gy zyt te krachtig in uw fpreeken. Een vrouw van zestig jaar zou zich voorzeker wrek en, Wanneer een Man haar zeide, als dat menhaar vergat; Jk zwyg, wanneer hy fprak , dat hy geen achting had Voor haarbekoorlykheên. En my, pas twintig Jaaren , Durft gy,d us hoonende, ook iets diergclyks verklaren ! ARISTUS. Wel juffer! denkt gy dan, dat ge op uwtwintigst jaar In ftaat zyt, om den band. der min zo door elkaêr Te ftreng'len, dat 'er geen verbreeken aan zou wee- (zen ? A 3 JU-  6 DE ZELDZAAMS MAN, JULIA. NecnOom! myn' moed is thans £0 hoog nog niet geree- (zen, Maar 'k denk dat yder man , hy zy dan wie hyzy, Zo hy gevofl heeft , nog welachtingheeftvoor my* ARISTUS. Uw denkwyz' deugt niet, Nicht! dat kanikUbetooneu; JULIA. Als 't U beliefrMynheer!—ei wil my niet verfchoon.cn. Zeg myn gebrekenmaar J ARISTUS. Heeft de onverfchilligheid Van Jonker Leönard U dat niet uit geleid'? (wen, En daar gy IJ dit kwaad door trotschheid hebt gebrouKlyft U geen and're keuze als Vredenflein te trouwen: Die Heer is waarlyk goed en taatnlyk rykvan geld. JULI A. \ Schynt, of hy toch in my niet veel belangen fielt, Zyn reis gaat langzaam voort. A R I S T U. S. Ja, a's men tot de Jaaren Van Vrecdenftey] eens komt, dan is man , om te paren, Zo haastig niet,; maar zou't iets vreemds zyn , dat uw Va.11 daag nog hcrwaards kwam V (.hef  TOONEELSPEL. 7 TWEEDE TOONEE.L. ARISTUS, JULIA, ANNETTE, JAN. JAN M vn Heer! daar is een'brief. ARISTUS. Hy 's vast van onzen vrind! (Hy leesO ,, Myn waardigfte aller vrinden ƒ Ik ben met deezen brief gelyk van hier gegaan: Had ik het omflag om my zeiven hunnen flaan, Gy zoudt my zeeker vinden By 't opendoen van hem; dan dit kon niet gefchiên. Doch met myn koets en Paarden, Veel lugtiger dan ik , zult gy my fpoedig zien. Toen wy de reis aanvaarden, Deed my het hoofd zeer wee; hoe komt dit toch Jristl Weet gy de réén ? of is 't, 0"e» » Tot onderrecht ing ■ vrind'. d*t iemand niet moet trouZo hoog bejaard als ik ? (?* ? Maar moet men de oudjle dan ook. voor de wyste hou*k Denk neen ! — men ziet denjlrik, Men kan hem dikwyls myden , A 4 En  8 DE ZELDZAAMS MAN, En toch men loopt \r in, in plaats dat men bezydeft- Zou treeden, Kaarde vrind l D echtfir, met dat al, zo ben ik toch gezind, Qm haast uw* neef te zyn, wyl ik uw A icht wil trouwen ; V.eg dat ze my behaagt, ver boven alle vrouwen. Myn hart verlangt om haar te zien, E VAN VREDENSTEIN. ITy fprcekt nog even rond, gelyk in vroegre dagen» JULIA. Zyn rondheid toont g£en trek om Juffers te behaagen, ARISTUS. Men moet ook zynen brief niet letterlyk verftaan; Myn vrind van Vrcdenftein denkt altyd nedrig aan Zich zeiven, Nicht! —'tiswaar, zynjeu«?d isreeds \ vervlogen , Doch echter, hy is nog behaaglyk in elksoogen. Als hem de jicht met plaagt, dat nogal eer s gefchied , Dan is hy wel te vi ede en toont geen 't minst verdriet. In 't kort, myn Nicht! ik hou niet veel van lang te ; teemen, Gy moet vnn Vredenflein , zo als hy is. nu ncemen. Het zv dat liefde, of fpvt uw echt verbimit'nis maak'; 't Ts my genoeg dat ik van U ontflagen raak. Gy dient niet in myn luis; ecnMeisjen van uwjaaren, "Js veels ten lastig pak dat ik zulks zou bewaaren. Ik groetU, ji:!;a! konit Vredenfreïnhieraan , Zeg dat ik naar het Hof van holland ben gegaan , En hem al daar verwacht. LEI  TOONEELSPEL. DERDE TOONEEL." julia, annette. a n n e t t e. Nu, hebt gy 't fraai verkurven? julia. Ja,ik heb, door myn' drift, hetgantfche fpel bedurven. annette Ik heb het voord gezegd, dat gy 't bederven zoud, Uw gramfchap deed het,fchoon 't U nu telaat berouwd. julia. Maar wie had ooit gedacht dat hy niet weêrzou keeren? annette. Dat 's zo,maar dit geval fchynt ons nogthans te leeren, Dat, of de Meisjensnu min fchaars zyn dan voorheen , Of dat des Jonkers trots thans niet zo algemeen Voor haar gebogen ligt. Zy die in deeze dagen, Bezitller is van een', die waarlyk kan behaagen, Moet fpaarzaam op hem zyn,want het is thans een waar Die weinig voorkomt, en dus loopt menligtgevaar, Van hem ras kwyt te zyn. julia. Maar zoud gy waarlyk denken, Dat Leönard zyn hand zal aan een ander fchenken? A 5 a n.  jé de zeldzaame man, ANNETTE Dat 's niet onmoogelyk , 't is reeds een ruimentyd, Voor 't minst twee maanden lang, dat Leönard u myd , Zo dat, of die Sinjeur is zeer op U gebeeten, Of heeft U voor gewis , geheel en al vergeeten. Schryf hem een lettcrtjen, dm krygtgymooglyk licht, JULIA. *t Is wonder dat ge my ook niet met een bericht, Dat ik, voor hem geknield, moet om vergifnis fmeeken. ANNETTE (ken, Nu Juffrouw, wilt toc'i maar zo fpvtig niet eens fpreeIk ken 'er meer clan een , die, waaien ze in uw plaats. Dit gaarne zouden doen, om weder goede maats, Te worden: ook daar ftraks heb ik U hooren zeggen, Dat in het fchryven geen vernedering zou leggen. JULIA. Dat is zeer raoogelyk, maar van der mannen kant, Heb ik zulksdau gemeend, ennietvan de onze; want. Een Mcisjen moet vooral geheel omzichtig weczen, Voorhaaren goeden naam;wat had men niet te vreezen, Van kwaade tongen als.... ANNETTE. Het komt TJ thans te pas. Ook fchreeft gy hem we! meer dat min noodzasklyk Cwas,  TOGNEELSPEL. U julia. Dat hebt gy mis Amict! annëTTE, lachende. Wel heb ik van myn leven! Heb ik niet?..* julia. Ja, dat was om hem rapport te geeven Als hy gefchreevcn had. annette. Wilt gy dat ik hem fchryf? j ul i a. Zeer gaarne, als gy maar wilt. annette. Ik wil het tot gcryf Van u terftond dan doen. juli a. Ja, maar het moet zo weezen Of ik daar niets van weet. annette. Och, Juffrouw! wil niet vreezen. —— Hoor, 'k fchryf hem ïn't geheim:—datgynochfmaak, C noch reuk Gehad hebt fints den tyd van Uwe liefdebreuk; Ja, dat gy mager wordt en dat u geen vermaskert Meer ftrcelen hoegenaamd; dat gy des nachts blyft ^waaken, §0  j2 DE ZELDZAAME MAN, En's daags uit 't vengfter kyktofhy niet wederkeert ; In 'tkort, datgy van fmartbynageheel verteert.—Men moet de zaaken toch een weinigjen vergrooten! JULIA. Neen, dan wierd hy verwaand en zou my wis verdoopten , ANNETTE. Wel nu verkiest gy dan, dat ik hem melden zal, Dat gy hem niet meer mint, na dat ge 't laatst geval Met hem gehad hebt; en dat gy in 't kort gaat trouwen ? JULIA. jsjeen — aan zoo'n Compliment kon hy zich ook dan Dat deugt nietJ (houên. ANNETT E. Wel hoe dan? JULIA. Geef hem een weinig hoop Op myne wedermin ; doch uit het gantsch beloop, Van uwen brief, moet in 't geheel niet kunnen blyken, Ofik weérnaar hem tracht; het moet maar enkel lyken, Of gy dit hebt gedaan , in ftilte, zonder my; Schryf dikwyls: ik geloof; mïsfehien; ik denk als gy ; Ditkwestmyn kieschheid niet;by kan dan nimmerzegDat ik ooit de eei (te flap deed om het by te leggen, (gen ANNETTE. Pat 's wel: maar eens fefleld, dat gy uw doelwit rankt, Zeg  TOONEELSPÊL. 13 Zeg my eens,hoe het damnet Vredenfteingemaakt? julia. Wel, Leönard moet hem dan myn bezit betwisten; Zulks ftrekt aan my tot eer;laat hun ge noed eens gisten Om hunne Minnares- Ken goed waarnaar men (treeft Word eerst recht aangenaam wen 't ons veel moeite (geeft annette. Nu ja, daar is wataan Maar hoe veelhinderpaalen Doen zich niet fomtyds op die 't ganfche plan doenfaaWant Jonker Leönard is op het hoogst verpligt (len? Aan Heer van Vredenftein; misfehien zal hy al ligt, Uit eerbied voorzya'vrind, zich niet voorU verklaren. julia. ó Dit heeft hier geen plaats! de liefde tartgevaaren. annette. Welaan, wy vatten dan de pen maar by den kop; (zy zet zich aan een tafel om te fchryven, maar hoort, op het ogenblik, dat zy zal beginnen, eenig gerucht.') Maar zagt, ik hoor gerucht! julia. ja, hou een weinig op. annette, opfpringende. Het is zo waar Marini nu hebt gy niet te vreezen, Want  14 DE ZELDZAAME MAN Want zeeker zal een' brief voor U, zyn boodfchap" Hy komt hier net ter fneö I (weezen. VIERDE TOONEEL. julia, annette, marin , (in een reis gewaad.) marin; tegen julia. u w Dienaar Dame!——ha! De droes, Annetje lief! vind ik Uhier! annette' ó Ja; Gelyk gy ziet Marin! mari n. Gy fchynt nog zeer welvaarend? annette. Dat is zo, en hoe gy ? marin. Zo vlug gelyk een arend, lk vlieg nog even hoog! annette. Dat doet my waarlyk goed. ■ Geef ras .....  T O O N E E L S PEL. 15 marin. Wat toch? annette. Gy fpeelt al weer d'onnooz'len bloed! Toe fchielyk geef den brief: marin. Ik heb geen brief gekregen, Ten minften niet voor U. julia ter zyck. Had zy maar ftil gezweegen. annette. Hebt gy geen brief voor ons, vanJonkerLeünard? marin. Geen ftukjen zelfs 'er van. annette. Ik loof dat gy ons fart! marin. Neen, by myn zooien niet. annette. Wat komt gy ons dan zeggen? m a r i n. Niets 1 julia t$r zydt. Niets! as.  16 DE ZELDZAAMEMAN annette. Waarom dan hier? marin. Hoor hoe de zaaken leggen: Ik reed myn Meefter flegts een weinigjen vooruit. annette, verheugd tegen julia. Wy zullen zelf hem zien, is dat geen goed bcfluit? julia. Zwyg toch! —- 't is nog te vroeg om zich verheugd Gy zyt te ras verblyd. (te toonen. annette. Nu, wil my dan verfchoonen! (tegen Marin.) Wat heeft uw Meester toch in al dien tyd gedaan Dat Juffrouw hem niet zag? marin. Als raazend aangegaan! annette tegen julia. Als raazend aangegaan! of gy hem nu zult krygen? marin. Dikmaals heb ik gevreesd, dat hy zich zou doorrygen. Die Juffrouw Julia, heeft ons wat (pels gemaakt» annétte tegen julia. Het was nu maar het beste als dat de reis geflaakt Wierd  TOONEELSPEL. i? Wierd van Heer Vredenftein. (tegen Marin.') Hy was dan haast om 't leven ? mari n. Jfa Meisjen! 'k dacht nietaêrs ofhy zou waarlyk fnee. Cna eenige oogenbükken zwygens) (ven. De Hemel zy gedankt, dat het thans over is. « JULIA. Zyn droefheid over? Zo! m a r'i n" Ja, JufFrouw! dat is wis En wel ter deege waar. Zyn gekheid is vervlogen, Sints hy uw beeld befchouwd met onverfchillige oogèii julia fpytig. Wat zegt gy ? marin. 9t Is niet aêrs , de zaak is afgedaan; En dat dit zeeker is, daar kunt gy vast op aan : Want tot bewys,dat gy op hem niet meer kunt bouwen, Zo weet, dat hy in 'tkortzal meteen ander trouwen. JULIA. Een ander trouwen ? marin. Jal D an-  iS DE ZELDZAAME MAN, anrette ter zyde tegen julia. Foei Juffrouw! toon geen fmart, Ofhy ontdekt gewis de zwakheid van uw hart. marin ter zyde. ''den. Zeer goed;zy zynbenaauwd en denken aan'tvoorle- julia tegen mari n. En weet gy ook, met wie hy in den echt zal treeden? marin. Wagt.., neen,nierwel Juffrouw! maar ik geloofweldat Het oude liefde was die hem weêr heeft gevat. julia. Zo, oude liefde! marin. Ja, want toen hy te Utrecht woonde ; ■ Was daar een Dametjen, dat hy veel achting toonde. Gy zyt het niet, Juffrouw, die de oudfte brieven heeft. julia. Wat zegt gy nu Annet! annette. Als dat dit reden geeft, Dat Heer van Vredenftein nu wel mag overkomen, marin. 'tlshy, die van myn Heer zyn leed heeft weggenomen Mynheer van Vredenftein, maakte alles kant en klaar. an«  T O O N E E L S P E L 19 ANNETTE. Dan fpeelde Vredenftein by hen voor Koppelaar! MARIN. VoorKoppelaar,wel hei! —neen dat zal ik niet zeggen. Dan, wat kan U en my daaraan gelegen leggen? Ik zeg Heer Vredenftein, is een gedienftig man, Want ik was, zonder hem, 'er byster droevig an, Hy heeft mynheergered: wy huilden nog als gekken, Als ons zyn goede raad niet deed van hier vertrekken, ANNETTE. Zyn goede raad! MARIN. Ja! — Hoor, myn heer had he m verteld, Dat hy van Julia zo dekfels wierd gekweld. Waarop onze ouwe zei: wel flcgthoofd! laat 'erloopen, Gy kunt tot zulk een prys wel andrc Meisjenskoopen» Schryfweêrnaar Utrecht toe, daar hebt gy een breiuet Die fchoone heeft 'er hart en zin op U gezet. Want kyk! ze is waarlyk mooi! ANNETTE. En heeft hy nu gefchreeven ? M ARI N. Ja wel! en zy heeft hem zeer goed befcheid gegeeven. De zaaken zyn geklaard, B 3 Zy  fto DE ZELDZAAME MAN, (ter zyde.) Zy beiden fchier van fpyt» annette. Zo dat gy dan vertrekt? na ri n. Ja tocb , gy raakt ons kvvyt. Een Heer als Leönard kan niet lang liggen teemen! Maar, uit welvoeglykheid, zalhy toch affcheidneeVan Juffrouw Julia , vvyl hy zyn waereld ken. (men julia. Och, dat behoefde niet hy laat dit maar, ik ben Daar gantsch niet op gezet. marin. 'k Had ook wel trek tot trouwen Met jou, Annette, maar,'kzal meaanmynHeernu (houên. 'kDoe nu gelyk hy deed en zet U uit myn zin; Ik vind in Utrecht ligt een voorwerp voor myn min! annette fpytig. Wel Zotskap! denkt gy dan zo overfraai te weezen , Dat men in Amfterdam voor uw verlies zou vreezen ? Denkt gv, verwaande Nar, dat hier geen man nen zyn';} Ha! ha! m a r i n. NeenMeisjen! neen,ditheeltin'tminstgecn fchyn, Maar  TOONEELSPEL. ai Maar zyn zy allen één.' annette) fpytig* Loop Gek! laat na je kyken. marin. Wat fcheelt 'er aan myn kind? annette, wederfpytig. Loop! fpot met uw's gclyken! marin. Ei kyk! — dat lieve fchaap denkt, dat ze op yder wenk Een vryer vinden kan; 't is thans een groot gefchenk Als men een vryer krygt. annette, fpytig. Wilt my niet langer farren. Gy, en U Meefter zyt toch beiden groote narrea. marin, lachende. En gy en Julia, zyt fchoon door ons gefopt, Niet waar An nette lief.' annette, by zich zelf. Ons is de mond gedopt. marin. Daar is hy zelf. C 3 an-  22 DE ZELDZAAME MAN, annette, ter zyde tegen julia. Hiefftel U, zie hem met verachting En fiere trotsheid aan.— dus voed hy geen verwachting. Uw fpyt moet voor het minst aan hem nietblykbaar Gy kent der mannen aart. (zyn, V Y F D E TOONEEL julia, leönard, annette, marin* leönard tegen m a r i n. Gezwind, gezwind Maria? Mya paard gezadeld. (ter zyde) Wel, hoe heeft men't opgenomen? marin ter zyde tegen l e ö n .1 r d. Al wat ik zei, Mynheer, geloofde zy volkomen. leönard, tegen marin dis heen gaat. Blyfnog een weinig hier! (z$er bezadigd tegen julia.) De kleme oneenighe!d, Mejuffrouw! de oorzaak dieorisyanelkanderfcheid*, Sluit toch de pligten van de Vriendfchap hier niet (buiten ; Eu  TOONEELSPEL. &S En wyl 'k die houden wil, zo kon ik nietbefluiten, Eer 'i< affcheid van U nam, uit deeze Stad te gaan. julia, dezelfde houding aanneemer.de. Ik neem dit compliment zeer onverfchillig aan; Uw affcheid hebt ge reeds voorlang van my gekreegen. annette, ter zyde tegen julia. Goed, goed , ga zo maar voord, dan wordt hywis (verleegen. leönard. Gy weet dat ik myn reis thans om een huwlyk maak? j u l Ia. 'k Verklaar U, op myn eer, dat ik dit prys noch laak. leönard» (ken ? *k Verzoek nu eene gunst, zo gy me die wilt ichea- julia. En welk een gunst, Mynheer? leönard. Dat gy nog eens zult denken Zo nu en dan aan my. juli a. Hoe'k U vergeeten, Heer! Die zo beminlyk zyt? B 4 lï'  M DE ZELDZAAME MAN, LEÖNARD. Gy doet my te veel eet1, JULIA. En zo ftandvastig! LEÖNARD. ja, dit is 't, 't welk my in'tleven; Veel ongenoeglykheid, veel fmarten heeft gegeeven. Wanneer myn teder hr.rt getroffen is Juffrouw ! Kan het zich niet ontdaan , danmetdegrootfterouw, Van "t voorwerp dat het trof: had gy na 't droevig (Ichyden Van U, myn fmart gezien, wis had ge mcdelyden Met Leönard gehad; hoe meer 'k uw lieflykbeeld Verbanntm wou , hoe meer 't myn zinnen heeft gestreeld; Norit zyt ge een enkel uur geweest uit myn gedachten; 'kflcb heel myn huisvervuldmetnutteloozeklagten; Ach! riep ik, Julia! waar vind gy ook een vrind, Die U zo tederlyk als Leönard bemind? 'k Heb twintigmaal de pen gevat, omUtefchryven, Maar door myn dolend brein moest ik het laate blyven. 'kRen dikvvyls uitgegaan, om my aan uwe kniên Te werpen, en U dus myn offer aan te biên, Ja, ar.n uw deur geweest, Marin kan zulks getuigen! Pan cenig voorgevoel, fmect myn ontwerp in duigen, ik onderwierp ire in 't eind, den raad van eenenmin Die  T O O N E E L SPEL. Die my geneezen heeft; waardoor'k nu roemen kan, Van U gantsch los te zyn; gy kent hem: my ne raader , Is Heer van Vredenftein, 'k eerbiedig hem als Vader; Door zyn bemiddeling bezit ik thans een fchat, Waaraan mynhart zich ('nood, om U, onttrokken had. julia. Uw gantsch geval, Mynheer! dit kan ik U betuigen, Is even als het myne. Ik deed, om myn wil te buigen, My zelve fmarten aan, ja 't allergrootst geweld; Dan, door Heer Vredenftein, ben 'k ookin'ftaat Om nu een keus te doen. (gefteld, annette. Dus kan men waarlyk zeggen, Dat deeze Heer den grond tot beidercchtgingleggen. leönard tegen marin. 'kLoof van dit alles niets! {tegen julia.) Zy, die ik trouwen zal, Heeft zo veel fchoonheid nietalsgy, dan met dit al, Juffrouw haar zuivre deugd zal dit gebrek vergoeden; Ze is zeedig, heeft verftand en voed geenkwaad ver* (moeden. julia. Hy, die myn Minnaar is, is niet zoo jong alsgy, Maar in die plaats, Mynheer, verzeeker 'k Udat hy C 5 Weèr  2c5 DE ZELDZ AAME MAN, Wéér deugden heeft die men moet bovenjeugdwaar- (dceren ; Hy 's al wat men van man of Minnaar kan begeeren ; Heeft een verheev'ne ziel en een ftandvastig nart; , Dooft door ryn zuivre liefde alle onheil ramp en fmart; In 't kort, hy is. een man, die door voorbeeldig leeven, Een vrouw het waare zoet van d'echteii Itaat kan (geeven. ieönard, Dus zien wy, dat het lot ons beiden gunftig is. Nooit kon een liefdebreuk van minder ergenis Gevolgd zy;,, dan van ons, gelukkigfte aller menfehen.' Dat wy elkaêr hier meede een waar genoegen wenVergeeten wyjuffrou .v, de liefde tot elkaêr; (fchen; Verwydren wy dat geen , 't welk ons in't min(le maar Aan dcez' verbindtenis zou kunnen doen gedenken; Kom, laaien wy elkaêr 'l gefchreev'ne weder fchenEn dit een teken zyn, dat onz'verbindtenis (keu Hoe plegtig ook gemaakt, thans uit de waereldis. (een pakjen met brieven uit zyn zak haaiende.') Zie daar uw barfenvrugt: de tolken van uw harte; De blyken uwer liefie en trouw. ~ Hoe vry van fmarte Heb ik ze menigmaal geku.ccht, en keer op keer Geleezen met vermaak! hoe liefdenryk , hoe teer (nen* Heb ik ze ook vaak befprocid, met zuiv're JiefdetraaZy mogten my te veel den weg tot vreugde baanen , Dan, dat ik hun gemis thans niet beklagen zou ; Doch  TOONEELSPEL. 47 Doch ook aan d'and'renkant te veel verdriet en rouw Daar van gehad , cm hen nog langer te bewaaren. QHy geeft Julia de brieven over) j u e i A. fren. Zeer wel—ik zalgaan zien waar de uwe zyn vervaaMaar, daar ik van uw fchi ir't geen bundel heb gemaakt, Zo word een weinig tyd te wachten niet gewraakt Van U , Mynheer? leönard. ö Neen! een uurkan ik nog wachten, Mejuffer, doch niet meer, vermits ik van gedachten Een, om het avondmaal te houden by myn vrind Den Heer van Vredenllein. JULIA. Dan is Mynheer gezind, Om deezen avond by van Vredenftoo nog teeetenT, leönard. Ja, JuffrouwI JULIA. Ei, by hem? leönard. By hem! annette, ter zyde- 'kWou wel eens weeten, Hoe  DE ZELDZAAME MAN, Hoe of dat werk toch zit! leönard. En wyl zyn buften digt, Gelyk Mejuffrouw weet, by Utrechts muurenligt, Zu heeft hy my verzogt, deez' Nacht by hem te biy ven, En 't is nu leeds te laat, om dit weêraftefcluyven. julia. Maar als men U eens zei, dat hy, naar allen fchyn, Nog eer het avond is, hier in de Stad zou zyn? -y leönard, ter zyde, tegen marin. Men wil my vatten. (tegen julia.) Neen, dit kan niet mooglykweczen, Hy gaf my zelf zyn woord! — Neen , neen 'k mag dit (niet vreezen. (tegen bi arin.) Marin! heeft onsdieHeerdeez'avondnietgevraagd? m a r i n. Jawel, jawel, Mynheer! zodra gy waart gefiaagd. Ook zei hy nog, dat gy die bestewynmoeteisfehen Die hy zyn boekery noemt. (tegen annette, op zyn keel wyzende) Of 'k daar ook zalheisfchen.— p i e T e r , van verre. Hei! hei! an-  TOONEELSPEL. 29 annette. Daar is hy reeds gekomen, op myn eer, leönard, verwonderd, ter zyde. Zou Vredenftein daar zyn! marin, ter zyde, op denzelfden tooit, Van Vredenftein! ZESDE TOONEEL. julia, annette, leönard, marin, piet er, gekleed als een Post knegt , met een Zweep in de hand, V i e t e r. Wat wéér En wind, hei, heila! is'er niemandvandebooijen, Van Heer Aristus hier? — Men liet ons hier toch (nooijen! annette. Ha! puik der Posten. — ha, ik wensch je goeden dag! p 1 e t e r. U van 'sgelyken, fchat! (hy wil haar omvatten.) Een kuschjen als ik mag? (sy treed te rug.) Juf-  Z? DE ZELDZAAME MA N, Juffrouw! op 't ogenblik zal ook rnyn meester komen O'Eönard ziende.) Mynheer ook hier? —Men heeftin lang TJ niet verno- (men! Mynheer zei gistren nog: wat of het weezen mag, Dat ik in langen tyd Meer Leönard niet zag ? marin, ter zyde. Wy kunnen 't niet meer doeken !—. julia, leönard groetende. Mynheer, ik ga terftond naar uwe brieven zoeken 1 Tot vord'ring van uw reis ZEVENDE TOONEEL. LEÖNARD, ANNETTE, MARIN, pieter; ANNETTE. "Wel Pieter! is uw harO Nog gantfehlyk vry? PIETER. Ja fchat, dat voelt in t minst geen fmartj En boe ftaat gy 'er meê? ANNETTE. Dat kan niet beeter weezen ; H( tmyneisthanszo vry,als 'timmer was voordeezen. pie-  TOONEELSpEL. st pieter. Dat wy die harten dan, die heden vry en bly Zyn, maakte lieve Annet, tot eené flavetny? annette. 'k Zeg niet van neen. Ar i n onder de Mn ftreelende.) Vaarwel, vaarwel, myn lieve jongen! Vaar wel Marlntje i uw pleit is nu geheel voldongen. Dan ik beklaag hem toch ; hyzoü zo waar een man, Een rechte iulbroer zyn, zo goed men krygen kan ! — Kom Pieter, gametmy, dan kunt gy iets gebruiken. pieter. ïk volg U, lieve Annet! (tor zyde, ve'blyd.") My dunkt ik kan al ruiken Dat 'er iets klaar is! AGTSTE TOONEEL. leönard, marin, pieter. leönard, tegen pieter , Jannette (w/7 volgen. Piet! zeg eens vat reden heeft Üw Heer, dathy zich van zyn buitengoed begeeft, En herwaards komt ? pie-  32 DE ZELDZAAME MAN, PIETER. Gy zoud 'er wis meê fpottcn j Mynheer als gy het wist! LEÖNARD. Spreek, wil my niet bedotten. PIETER. 'tGaat vast, dat hy de zaak U zelf wel openbaart, Wyl hy voor U, mynheer, toch geen geheimen fpaart, LEÖNARD. En zou dan Julia, het fpoor der waarheid drukken?' PIETER. Gy raad het net Mynheer J zyn dat geen raare nukken $ L E ÖNARD, En weet gy dan ook Piet, met wie hy trouwen zalf PIETER. Of ik het weet! en gy weet immers ook toch ai Wie 't is? gy gekt, Mynheer! LEÖNARD. Hoe wou ik daar van weeteuf 't Is PIETER. Stil, daar is Mynheer! (ter zyde.) Nu zal ik wat gaan eeten. NE-  T O O NEELSPEL, 33 NEGENDE TOONEEL. leönard, de Heer van vredenstein, marin, pieter. De Hr. van vredenstein, tegen p 1 ete ï^ezorg dePaarden wel, zulks komt die fchenfels toé. TIENDE TOONEEL. De Heer van vredenstein, Le önarDj marin. De Hr. van vredenstein, leönard ziende, met een harde ftem. EiJ is het Leönard! ja,hy is 't waarlyk !—hoe, Mag ik u nog eens zien? — ik dacht gy waart verloo. (ren; Men hoort zo veel vanu, of gy niet waart gebooren, LE ö nard. Myn zaak.... De Hr. van vredenstein. Ja wel, je zaak — een Minnarytjen — niet? C Na  I' 34 DE ZELDZAAME MAN, Nu dat is alles wel terwyl dat dit gefchied Kan men niets anders doen ; maar laat ik u eens (zeggen; Men moet aan 's Meisjens kniên niet ftaêg gebogen (leggen. Te denken aan een' vriend, dit past een man van eer. Maar hoe vaart gy nu al V leönard. Zeer wel en gy myn Heer ? De Hr. van vredenstein. Vry wel, maar jichtig. leönard. Zult gy hier nog lang vertoeven , Myn Heer? De Hr. van vredenstein. 6 Neen, myn vrind, Ik zalzulks niet behoeven. Ik kom om zeekre zaak hier fpoedig af te doen , En als die is verricht, zal 'k my naar huis toe fpoên. leönard, ter zyde. Ja, dan heeft Julia gevvislyk waar gefprooken. ^ tegen den Hr. van vredenstein. Misfchien heeft de een, of aêr u een proces befloo- (kcn ? De Hr. van vredens tein. Procesfen! . neen myn Vrind, die gingen my (nooit aan , Als  TOONEELSPEL. $5 Als met den vyand (0/> zyn degen wyzende.} En dan heeft hy recht gedaan. leönard. Een erfenis ? De Hr. ven vredenstein. Ik ben, de laatfte van myn Maagen, leönard. Geen twist, geen erfenis, myn Heer! mag ik het Wat jaagt u dan naar hier? (vraagen ± De Hr. van vredenst éin. Een wonderlyk geval, De liefde, waarde vrind! Leönard, ter zyde. Daar hebben wy het al! tegen den Hr. van vredenstein. Myn Peer fs dan verliefd! wel wiekondatbefeffen? De Hr. ^«vredenstein. Och neen! die kwaal kon my in lang al niet meer (treffen.' leönard. Men mint dan u ? De Hr. van vredentein. Ja wel, tot razend wordens toe. C a Wanr,  36 DE ZELDZAAME MAN, Want men moet rekerlyk krankzinnig zyn , of hoe Zou m'anderzins een man,als ik ben, kunnen min- (nen? leönard. Een ryke Weduw' heeft misfchien op u haar zinnen Geheel en al gezet ? De Hr. van vredenstein. * Dat zulks onmooglyk zy Kan 'k u betuigen, want zy was tot nu toe vry; 't Is nog een zuivre Maagd met wie ik denk te (paaren. leönard. Maar toch bejaard? De Hr. van vredenstein. Neen : — ze is in 't bloeijen van haar jaaren , Zo agtien, negentien, ten minsten daar omtrend; Het doet my waarlyk vreemd, dat gy haar niet reeds Wyl ge in dit huis verkeert. (kent, leönard. En hoe is zy geheeten, Als ik het vraagen mag? De Hr. van vredenstein. Wat zult gy daar aan weeten f Haar naam is julia. le"  TO ONEELSPEL» 3? leönard, verwonderd Wat zegt gy Julia! De Nicht van Heer Arist ? De Hu w« vredenstein. Gy zyt verwonderd, ja, Maar ichoon 't my zelf betreft kan ik het naauw* (gelooven. leönard. Gy kortswylt denk ik, of 't gaat myn verftand te (boven. De Hr. vredenstein. Dat het wel kortswyl lykt, dit hebt gy waarlyk recht, Dan 't is toch echter waar, 't geen ik u heb gezegd; En tot bewys daar van, zal ik u blyken toonen, Zo wel van Oom als Nicht; —'k mag, zonder Dit op myn jaaren doen. (haar te hoonen, marin ter zyde tegen leöNaRD. 't Is hiervoor ons gedaan, En dus het best, myn Heer, dat wy maar heenen (gaan. De Iir. van vredenstein, verfcheiden papieren uit zyn zak haaiende. 'k Sleet op myn buiten goed genoegelykmyn dagen, En dacht daar alzo veel om'thuwlyks juk te dragen, Dan turks te worden, tot ik eeuen brief ontving, C 1 Waar  38 DE ZELDZAAM E MAN, Waarin myn' vrind Arist'me eenGade aanbieden ging. Ik dacht :'t is fpotterny, dat hy dit heeft gcfchreeven; En ging met zulk een munt hem weêrbetaalinggeeven; Dan, ik kreeg brief op brief, ja, zelfs eenvan zyn (Nicht. Zie daar haar eigen hand; hoor wat zy my bericht. ELFDE TOONEEL. De Heer van vredenstein, leönard, marin, annette. annette, /egen leönard, hem een (pakje brieven gevende. Zie daar, HeerLeönard, hierzyn uw harfenvrugten , De panden uwer min , zy gaavcn geen genugten, Doorhaaretederhednjdochookin't minst geen fmart Aan 't anders waarlyk eêl en teergevoelig hart ' Myns Juffers; nimmer zag, men haar heur traanen (leeken Op Uw gefchryf. — Neen '£ werd (leeds als niets ^waard bekeeken. De Hr. van vredenstein, tegen leönard. Wat houd gy met die Meid daar voor een druk gefprek, Hebt ge iets te doen met haar? LE-  TOONEELSPEL. 52 (leönard gaat heen zonder fpreeken , marin wil hem volgen doch wordt door tien Hr. van vredenstein wederhoudend) De Hr. van vredenstein. Zeg is uw Meeftcr gel; ? marin bootst zyns Meesters houding naar en gaat insgelyks been, zonder den Hr. van vredenstein te antwoorden.) TWAALFDE TOONEEL. De Hr. van vredenstein, annette. De Hr. van vredenstein. Zeg, kind! wat hebt gy daaraan Leönard gegeeven ? annette. Och, romans, die van hem eens waaren hier gebleven. De Hr. ra» vredenstein. Ei lieve, Romans? ei! — neen Meisjen dat'smaar (by zich zelf) (fchyn. Zou Leönard misfchien myn mede minnaar zyn? — Het geen ik zie en hoor, heeft dunkt my veels gelyken Naar eenen Minnaar, die voor my de vlag moet ftryken. annette. Tt Denk, dat myn Heer 't geheim van dit zo vreemd (geval, C 4 Van  40 DE 2ELDZ AAME MAN, Vanzynen Vrind Arist', het best vcrneemen zal. De Hr. van vredenstein. Zie daar m'aanftaanden Oom! D E TIENDE TOONEEL. De Heer van vredenstein, aristus, annette. aristus. Ha! goeden dag myn waarde En oude vrind! De Hr. van vredenstein. "•k Had graag, dat gy dat oud thans fpaarde; Uw Nicht wordt ras genoeg myn'ouderdom gewaar. ARISTUS. Zy kent u immers V De Hr. van vredenstein. ja, voor *t uiter'.yke, maar.... ARI5TU s. Uw wcezenstrekken ftaan nog jeugdig naar uw jaaren. De Hr. van vredenstein. ♦5, 'k Bun de goedfte man, om met uwNicht tepaaren r 'l  TOONEELSPEL. 41 't Blinkt zelfs, uit myn gezicht. aristus. Wat doet myn Nicht, Annett' ? annette. Toen 'k van haarafging, Heer, was zy aan haar Toilet „ En overlag wat lint zy deezen dag zou dragen. aristus, tegen de Hr. van vredenstein, Nu ziet gy eens, myn vriend, hoe zeer zeUwil be- (haagen! de Hr.van vredenstein. Zeg aan uw Juffrouw, kind, dat alle kleur van lint Gantsch onverfchillig is, aan hem die haar bemint, Zy kan my buiten lint en franje wel bekooren. annette. Mynheer uwdienaaresf'I'kgaaanmynJufTrouwhooWanneer ze U wachten kan. (ren VEERTIENDE TOONEEL. ds Hr. van vredenstein, aristusj de Hr. van vredenstein. IVlaar apropo's, myn vrind, Waarom my niet gemeld, dat Leönard ontzind Geworden is? C 5 aris-  4t DE ZELDZAAME MAN, aristus. Hoe hy ?... de Hr. van vredenstein. Ik kan niet aêrs ontdekken, Of hy behoort, voor vast, tot het getal der gekken. Begryp eens, hy was de eerfte dien'km deez'kamer (vond; Ik vroeg hem, hoe hy voer en maakte hem terftond Bekend , dat 'k met uw Nicht myn' echt haast ftond (te vieren. Annettc kwam hier in, gaf hem een deel papieren, En ging weer heen,—hy ook, doch fprak geen enkel Is dat geen gekken werk? (woord. aristus. Ik heb het al gehoord. Dc boel is in de war. de Hr. van vredenstein. Wat wilt gy daar meé zeggen? 'kVerfta die fpreekwys niet. aristus. Om 't U dan uit te leggen, Weet, dat hy aan myn Nicht wel liefde blyken gaf. de Hr. van vredensteih. En ziet zy nu, om my, van deezenJonker af? aristus. (trouwen. 6 Neen: — 't is nooit gedacht, dat zy met hem zou de  T O O N E E L S P E L. *s de Hr. van v\&edenstein. Wel 'k zou,waare ik U Nicht,zyn liefde in waarde. (houèn. aristus. Hy's te onbeftendig, en... de Hr. van vredenstein. En ik wat al te veel; Beftendig. aristus. In den echt is dit een kostlyk deel. l£)e Hr. van vredenstein. Zo denken deOuders; maar het denkbeeld van dejunVerfchilt hier grootlyks van;en 't isnog niet voldongen Wie of in dit geval, gelyk heeft. aristus- WTel 't is klaar, Dat de ouders immers .... de Hr. van vredenstein. Ja — en de Oomens ook, niet waar...? Maar dat doet niets ter zaak;'k behoef U niet te zeggen, Dat men in mynen tyd juist nietheellang kan leggen Gebukt aan 'sMeisjens kniên; 't is dus het best de zaak Maar fpoedig af te doen. Ook vind ik geen vermaak Om in de Stad te zyn; liet eenzaam buiten leeven, Kan  44 DE ZELDZAAME MAN, Kan my degrootfte vreugdeen vergenoeginggeeven; Het byzyn van myn' Schout, fchoon zyn gezond veraftand Niet overvliegend is , vermaakt my meer op 't land Dan al uw Stadsgewoel en twistende gefprekken. aristus. Gy kunt aan Julia dit daadlvk zelf ontdekken. Kom, volg me als't U belieft — terwyl ik zal voorzien Om U ten fpoedigfte ververfching aan te biên. Einde van het Eet ft e Bedryf. TWEE-  TOONEELSPEL. 4S TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. JULIA gekleed, ANNETTE, ANNETTE. D at kleed, MejufFer, (laat uw waarlyk fchilderachtig En toont uw goeden finaak. —Het ftaat U zeker prachtig! Gy kunt den fiugften grys, nu vast door minnefmart Doen kwynen. JULIA. Maar Annet, ging Jonker Leönard Zo zonder fpreeken weg ? ANNETTE. Ja toch! — hoor—-mag 'k Uraaden, Denk nimmermeer aan hem , zo ge U niet wil zien (fmaaden. JULIA. Ja, maar ik weet het niet ,fteedsblyftrny 't denkbeeld Dathy, in 't eind der zaak toch nog myn Egazy. <_by ANNETTE. ("toe komen. Misfchien, omdatgy'tvvenscht; maar 't zal 'er nooit ju-  ifi DE ZELDZAAME MAN, julia. Ach had de zaak toch maar een' andren keer genomen! Hoe veel verdienstlykheên van Vredenftein ook heeft, Hy heeft toch waarlyk niets, dat liefde voor hem geeft. annette. Dat heeft hy immers reeds ook zelf aan U beleden; Dan , dit vermeerdert ook zyn goê hoedanigheden; Hoe veelen fchattcn zich veel hooger dan zy zyn? Zich zeiven ftreeleride met d' uiterlyken fchyn. Uws Minnaars rondheid is een yders achting waardig. Verheffende zich nooit; ten allen tydcn vaardig Om in het openbaar te zeggen, dat hy niet De minffe gunst verdient, die uwe hand hem bied. julia. Waant gy, dat Leönard het hier zo by zou iaaten 9 Het affcheid dat by nam was , dunkt my, boven rnaateri Gedwongen. Denkt gy niet met my, dat deezedaad Veel meer uit fpyt als onverfchiiligheid ontffaat? annette, zeer ernstig, t Neen: hy fcheen getroost zyn lot te zullen dragen i Ja, fcheen my zeer gerust. julia, drifiig. 't Schynt, of 't ü kan behaagen My onrust aan te doen?— gy zyt niet zeer beleefd. annette, vriende/yk. *k Verdien 't vervvyt niet, dat ge my hier overgeeft.  TOONEELSPEL. 4? Gy weet te wel, Juffrouw, hoe 'kin uw leed wildeelen; Had 2V myn woord gelooft hier viel geen breuk te hee&J (len. JULIA, eenigzins driftig. Maar hoor my nader, ik ben ook nog niet getrouwd. Ik denk dat Leönard zyn huwlyk ock maar ftout Voorons verzonnen heeft, om my bevreesd temaaken; Is 't wel onmogelyk, dat alle myne zaaken In order komen ? ANNETTE. Maar, als dan uw Oom zyn'vrind, Die zich, om uwentwil, reeds in de Stadbevind, Eens zag te leur gefield; zou dat dien Heer niet raaken? En had van Vredenftein geen reên om U te laaken? Het recht pleit fferk voor hem:gy waart,zo als gy weet, Zelf de eerfte die den flap tot deez' vryagie deed. Hy had volkomen recht, om tegen U te zeggen: vgen, ,,'kHad nooit gedacht, Juffrouw, om U dit voor te leg,, Wyl 'k om geen huwlyk dacht en zeer in t wyfel ftond „Of 'k me ooit verbinden wou in 'thuwelyks verbond. „ Dan daar gy voord bleef gaan en my geftadig brieven „ Slegts tot dat einde fchreeft, trad ik in uw believen. „ 'k Vertrok en kwam by U;en waarom kwam ik toch? „ Om U ten zot te zyn door zulk een loos bedrog ? Mvn' ouderdom verdient voorwaar meer eerbetrach- (ting, Mag ik U liefde niet,'k verdien voor 't minst uw achting!" En  48 DE ZELDZAAME MAN, En was 't de waarheid niet, als hy'öitzeiJurTrouwl Zeg nu eens wat gy hem tot antwoord gecven zou, Of hoe gy uw gedrag byhem dan goed zoud maaken? julia, geemlyh. Ik weet het niet. ANNETTE. Wel nu, ik ook dan niet! de zaaken Zyn,door uw drift,verbrod—daar blyf ik by — en zeg Nog eens, hoe gyook praat, door beeter overleg Kunt gy voor moeilykheên U zeiven maklyk wachten. Wees op uw' tyd jaloers, daar zal men ü om achten ; Maar't moet zo ver niet gaan. Bekyf een'Minnaar dra, Wanneer hy U mishaagt; verwyt, beknor hem , ja, Toon gramfchap, wanhoop, fpyt; laat droeve manen (leeken ; Dryg, als hy U weêrhoud, dat gy U fel zult wreeken. Dan Ipeelt ge een veilig fpel, terwylmenUbemint; Maar wacht U voor een breuk, ten zy gy daar by wint, 'tWelk hier 't geval niet is, als U reeds is gebieeken. JULIA. Als gy weêrraden wilt, dan moet gy vroeger fpreeken! Ik moet my naar myH lot thans fchikken, hoe 't ook Maar hoor ik geen gerucht 1 (koom\ ANNETTE Ja toch; zie daar uw Oomf TWEE.  TOONEBLSPEL. 49 TWEEDE TOONEEL. aristus, julia, annette» aristus, ZoNichtlgyhebtmisfchien door een'ofaêr vernomen Dat uw aanftaande man reeds hier is aangekomen. Ik zeg U nu vooraf, dat hy geenzints geduld Bezit, om dus zo wat te worden opgehuld. (wachten ? En hy heeft fchoon gelyk ; want waar toe dient dat Als men elkaêr zo ként, dat is naar myn gedachten, Maar in 't geheel niet goed j het geeft al dikwyls frflart; Waar van getuigen is, uw breuk met Leönard; (gen? Maar zeg, is 't waar, dat gy hem deed zyn fchrift erlanjulia. Hy heeft het in perfoon uit myne hand ontvangen. aristus. Gy hebt dan zekerlyk het uwen ook reeds weêrf julia. Ja, Oom! a r 1 s t u 9. Wel nu dat 's goed! terwyl 'er nugeenmeeT Verbindt'nis is myn Nicht, durf ik U rond uit zeggen 5 D Dat  5o DE ZELDZAAME MAN, Dat gy met Leönard geen band had kunnen leggen , Toteengewenschten echt. Gy roemt op trouw, en hy Maakt heel geen zwarigheid van lichte kooijery. Doethyditnu.mynkind! wel wat zou dan het trouwen Met zulk een'lichte k want,uw naderhand niet rouwen? Hoor, Leönard, myn Nicht, behoord tot dat gefpuis , Die trouwen uit de fleur; en om dan ook een huis Te hebben, ryk van pi-agc; waar gy (la vin zoud wezen In plaats van Meesteres. Zulks hebt gy niet te vreezen Van mynen vrind; en dus verzoek ikümynNicht, Gelyk ook hy, dat gy nu met 'er ipoed verricht, Al 't geen 'er nodig is, om uwen echt te fluiten. Julia boenende. Verkiest myn com deez'dag? — wil uw begceren (uiten! — ARISTUS. Ja, waarom niet? ik wacht in deez'verbindtenis Geen keer, wyl Vredenftein een man van achting is. En 'k ftel hy had gebrek; het zou onnoodigweezen Datgy't verbeet'reu woud: wiensjaaren zyngoreczen Totzuikeen hoogten, Nicht , verandertdat niet wcér. ANNE T t E. Zyn eenigfte gebrek, en dit word nimmermeer Geheeld , is dat dientieer heeft ruimtjens zestig jaaren, ARISTUS. Hy heeft zyn' tyd gehad, wie kan zyn jeugd bewaaren? Dan  tÖOiSTEÈLSPÊL p bah hy behield toch fteeds de vrolykheid 'erjvari. ANNETTE' *tts groot; dat uwe vrind nog heden roenieti kan; Als dat die vrolykheid van hem niet is gevveëkeii; Maar dat ik aardig vind, vergun my dus tëfpïeëkeria Is, dat mynheer de Neef veel ouder is dan d^Oöiü ARISTUS; Süs! füs! daar is myn vrind. ANNETTE. , Allons, Mejuffer!—kóoffli StelU maar vrolyk aan; verbeeld U dat ge in dëezeti Een fraaijen Jong'ling ziet. Gy moet nu thans maat' (weëzeii Öf gy geen oógen had; voor 'trhinst geen oudheid zieii* DERDE T O Ö N E È L; De Heer van vREDEWsTÈiNj AkiSTUSj jUtlA, ANNETTE! de Hr. van v redensteini "Ha, vrind Arlst! aristus. fy^ vrind! zal 'kU myn Nicht aanb:eti?  gt DE ZELDZAAME MAN. de Hr. van vredenstein. Waarom myn vrind Arist* zou ik zulks niet verlangen ? (tegen julia.) Volfchoone Julia! wil thans van my ontvangen, Myn liefde en dankbaarheid, dewyl ik ondervind , Dat, ik voor anderen, my van U zie b emind; (deeren. Schoon gyze , ikvlymy niet, moogt boven my waarHad trotsheid vat op my, dit zou my waarlyk leeren, Dat 'k nog iets waardig was. annette. Mejuffrouws keus, Mynheer, Strekt die hem heeft bepaalt en haar tot roem en eer. de Hr, van vredenstein. tv. • (dreeven, Uit meent gy niet Annet! doch gy hebt niets mis- Wierdt waarheid hier betaald, men zou geen fchatten Aan deeze waar. (geeven (Haar einiggeld geevende.) Daar neem, dat 's voor den lof myn kind, Dien ge ons hebt toegezwaaid. (Haar ter zyde trekkende) En zo gy nu iets vind, Dat my bemin'lyk maakt in uw Mejuffersoogen, (Haar een beurs toonende.) Is deeze ook tot uw' dienst. an-  TOONEELSPEL. *j annette, »Vr zyde. Ik wordt al ligt bewoogen, Om nog iets meer te doen, doorzulk een' gouden beê. de Hr. van vredenstein. Welaan, myn Julia, zie, ik ga regt door zee, Gyzegt, dat gymymint, daar men om U te minnen, U flegts behoeft te zien; dus,waardige Engelinne! Wyl gy me trouwen wilt, zou het zeer dwaaslyk zyn Dat ik zulks affloeg; ja , hier van de minfte fchyn Zou weezen.— Dan, vermits wy 'tnu metonzezaaken Toch eens zyn, wilde ik graag daarvan een einde maa- (ken, Zoo gaauw als 't mooglykis. Zo gy indeezen echt Alleen uw heil beoogt, dan moogt gy U met recht Belooven, door de keus van Vredenftein te trouwen , Uw heil zo groot te zien, als eenvanNeêrlands vrouGy hebt hier uwen man, zo gy voor vrede zyt. (we n Hy's niet vervolgziek meer, die komt in mynentyd aristus. (nen, Myn Nicht zalU, myn vrind,' door heuredaadentooDat zy naar fchoonheên ziet, die in de ziel flegts woo* (neu« de Hr. van vredenstein. Dit antwoord (treek my zeer, dan 'twasmygrooter Wanneer uw Nicht ditzelfaanmygegeevenhad.(fchat D 3 aris.  |4 DE ZELDZAAME MAP}, aristus. Bk 's 't zelfde, zy of ik. de Hr. van vredenstein. Hei! hei! dat zou veel fcheelen. £yt gy het, die ik trouw? (tegen Julia.) Ei Juffer, geef beveelen! ICeurt gy het antwoord goed, dat my uw Oom daar aristus. • tse£ft? Ik zeg U ja! de Hr. van vredenstein. Maar vrind! wees nu toch zo beleefd, Dat gy uw Nicht aan my haar meening laat verklaaren, julia. Myn Oom. zei ze U, Mynheer! ds Hr. van vredenstein. Dit doet mv weer bedaaren ï Uw zvvygen, Juffertjen, bedroefde my met recht. Kom geef mynueenKus, opreek'ningvanonz'echt, (julia, fchynt dit te weigeren.) Hoe, weigert gy me een Kus! die kan U niet verpligten Om 't een of aêr te doen, dus laat my dit verrichten; Gy blyft toch echter vry, om nog een and're keus, Waar uwen zin te doen; ja ik ben zelfs zoheusch, Dat  TOONEELSPEL. 55 Dat fchoon ons beider wil reeds wettig was befchree- (ven, Gynog, als'tU berouwd, 'er van zult zyn ontheven , Door my. —Wat wilt gy meer? niet dat ik uwe hand Niet hoog waardeer, ó neen —ze is my een dierbaar ° (pandj ïa, 'k durfmy dit gefchenk maar naauwlyks waardig J ' (keuren. julia. Uw zeedigheid Mynheer, wat 'er ook moog gebeuren , Vermeerdert uwe deugd ; ja uwe denkingsaart, Maakt U, ten allen tyd, myn' achting dubbel waard'i de Hr. van vredenstein. ó! Achting krygt m' altyt, maar daarhoog^wet^ aristus. Zy mint U, wees gerust. de Hr. van vredenstein. Wil U hier buiten houên: Dat gy me uw Nichtjen geeft, dit is geheel uw zaak, Maar't is myn zaak dan ook, datikmy meeftermaak Van haar genegenheid. annette! Die hebt gy — dit 's 'gebleeken! de Hr. van VREDENSTEIN Het is uw zaak Annet, alleen voor my te tpreeken' D 4 Hoe  56 DE ZELDZAAME MAN. Hoe duiker gaat het toch! — ben ik hier in »n \r.dt Daar men door anderen zyn zaaken maakt van kant: annette. Wiltgy, dat Julia U zal beminlyk noemen? de Hr. van vredenstein. & floeg wis geen geloof aan zulke fraaije bloemen. annette.) Wel nu dan, dat gy haar op 't allerhoogst bekoort? de Hr, van vredenstein. Vergrootdezaaktochniet, ofgymaakt.myverftoord annette. Dat ze U aanbid, Mynheer? de Hr. van vhedenstein. Hier zyt gy van ontflagen, annette. Dat ze U bemint? de Hr. van vredenstein. Daar raad ge 't eindelyk met uw vraagen. annette. $>at gaat ftilzwygend. é  TOONEELSP&L. }? de Hr, van vredenstein. Neen, dit moet men zeggen kind. annette. Wanneer zy dit U zeide, en anders waar'gezind, Dan had ge 'er weinig aan. de Hr. van vredenstein. Ja Meisjen, maar de vrouwen Zyn heden zo bedekt, dat men een goed betrouwen Moet hebben op haar woord. annette. Nu Juffer, zeg dan maar Dat gy Mynheer bemint. de Hr. van vredenstein. Daar is 't nog niet mee klaar. Alszy zulks heden zei,dat zou my gantsch niet ftreelcn, Of geeft gy aan heur hart de noodige beveelen? (tegen julia.) Uwkoelheid, Juffertjen, fchoon zeer natuurlyk maakt, Dat ik iets denken moet datmy gevoelig raakt; (ven. En waarvan 'kUverzoek, meeengoed bericht te gee- Qegen aristus.) 't Is my vergunt, myn vriend, hier over raat te leevea Alleen met uwe Nicht.— Op zulk een ouderdom , Als ik heb, doet men dit zeer veilig. D 5  5& DE ZELDZAAME MAN, a r i s t V s. ó , Kom' kom ! Gy krygt hier na wel tyd om met elkaêr te praaien. de Hr. van vhedenstkin. *Er kunnen zaaken zyn, die men niet na'kan lasten Om fchielyk af te doen; en zy vereifcheu het Die ik vcrhand'len moet; aristus. Nooit worde U iets belet. Myn allerbeste Vrind ? (tegen julia.) Nicht! wil U wys gedragen, Denk,hy wordthans uw man,en dat'k om wel te (lagen, By voorraad reeds verbreek wat hinderlyk kan zyn Tot een' gewenschten Echt. (tegen den Heer van vredenstei n.) Myn vrind, om allen fchyn Te myden, dat door lang getalm zy nog mogt dwaalen Zal ik nu onderwyl Heer Quiproquo maar haaien. Wat zegt ge 'er van, is 't goed ? de Hr. van vredenstein. Ja - gy waagt niets hier by; Het zal toch nodig zyn; —'t zy dat hy dan voor my, Of voor een ander hier Contract tot d'echt komtima- (ken. VIER-  T O Q N E E l S P Ë l . 59, VIERDE TOONEEL. de Hr. van vredenstein, julia, annette. de Hr. van vredenstein* jVïet uvvverlof, Juffrouw , terwyl wy onze zaaken Hier afdoen, zal'kuit dwang een weinig zitten gaan, Wyl my de kramp en jicht beletten meer te (laan. (jen , Myn Doctor maakt my wys, doch meest om my te vlei- Dat het verkouwdheid is , — ö!.. my 1.. wat moet (men lcijen. (Annette blyft uit nieuwsgierigheid ft aan \ van Vredenftein ziet haar, neemt haar by de hand, leid haar tot aan de deur van de Kamer en maakt een Compliment; Annette groet hem weder, en blyft agter in het vertrek ftaan; van Vredenftein gaat weder by Julia zitten.") De oprechtheid , Juffrouw , is eene allerfchoonfta (deugd, Vooral in/t Jufferfchap, — zo gy die zielevreugd Bezit, dan kunt gy nooit 'er beterblyk van geeven, Als nu, want daaraan hangt het wclzyn van uw leven. Jtf«  fc> DEZELDZAAME MAN, julia. Weetgy, Mynheer, dan ook, of ik aan U iets deed, Dat met de oprechtheid van een jonge Juffer ffcrced? Of heb ik een Contract, met Ugemaakt, verbroken ?- de Hr. van vredenstein. 6 Neen!-wantgy hebt my nog naauwJyks toegefpro- (.ken, julia. Myn Oom heeft U, Mynheer, reeds myn genegenheid, TotU, zeerkiaarontdekt; en dat ik zwyg, zulks pleit Voor myn bekragtiging aan d'ouden Heer zyn zeggen. de Hr. van vredenstein. Heggen, k Geloof U; maar Juffrouw! waar mag het toch aan Dat gy nu echter zwygt, daar wyalleenig zyn ?(fchyn Zulks past thans waarlyk niet. —'er is toch nu geen Dat Kamenier, of Oom, uw liefde kan verklaaren; Laat Oom en Voogd uw fteeds als Oom en Voogd be'. (waaren, Uw hart blyft echter vry; geenOuders hebben recht, Waardoor de keus van 't hart aan Kindei* wordt onu IkbidU fpreek vry uit! — wilt opentlyk belyden(zegfc, Datfpyt en 'sVoogd ontzag, U Leönard doen myden; Ja, dat ge aan my uw hand uit eigenliefde geeft, Terwyl uw Jeugdig hart daarvan een afkeer heeft. ju.  tqqneelspel. fii julia. De wantrouw van Mynheer is veels te hoog gereezen. de Hr. van vredenstein. Was ik wat jeugdiger, 'k zou min wantrouwendwee- julia. Wel kan 'k danU Mynheer, verëeren fterker pand, Van toegenegenheid en liefde, dan myn hand? — de Hr. van vredenstein. Is dat een liefde blyk,'k zal zwygen van het trouwen, 'tGeen men uithebzugt doet; hoe veele worden vrou- (wen, Alleen om Voogd te zyn% ook om een groote naam Te maaken I—Geene weer, om dus en eer en faam, Door liegt gedrag verbrod, eens weder te herftellen? Daar and'ren, die zich vaak met kwalyk denken kwel. Clen, Van 'sMinnaars ontrouw, haar weêr wreeken door (den trouw» Zie! - d us word meenig één zeer onbedacht een vrouw. Was ik nu zwak genoeg, dat gy me kunt doen denken , Dat geuit genegenheid, my uwe hand zult fchenken, Gy deed dit zekerlyk; maar 'k ben zo niet verblind i Ik zie te wel, Juffrouw, dat gy een ander mint. JULIA, Een ander?-* O  ft* DE ZÊLDZAAMÈ MAMj de Hr. van VrèdènsTéin; Ja Juffrouw! wel degelyk een ander» Doch >k laak zulks niet, ó neen! 'k weet wel dat (wy elkander Matrgtotsch niet tykéh,want,zyfl prille jeugd belooft Een vreugde aan U, waarvan gyzeekerzyt berooft, 2o 'k IJ ten vrouwe neem. — Natuur ffloet Wöridër (fpeëleU» Of gyzult nooit van my een kleenMartóotjenttïeelefl. Steeds zultge aljeenigzynj geen vrinden * buiten my, Die oud ben, zult gy zien; myn flreeleii eb gëvlyZal U Oegts hinder zyn; gy zult gefladig denken» Wat vreugd een jeugdig man aan U had künneli fëhÊÖ» T Cten* Ja, wenfehen, dat myii dood Ü vaiiuwpyiiyêriigfi Wat zegt Mejuffrouw nu van zoo'n vooruit gddiebt f JULI As Mynheer vry d won derlyk, dat moet ik W&arlyk zeggen. Een Minnaarvan deqz'tydjüajalvooroogeülëggea» Wat hem bekoorjyk maakt, en houden *t al bedekt» Wat zyn Eerfoon of naam maar; eenlgfmts bevlekt | Dflargy, in tegendeel my alles op komt noemeri Wat U afzichtig maakt.*»» Ik u illiet niet verbloemen, Dat gy,met deezen (lap, foy niet behaagt, Mynheer! Schoon ge in myn keus tos U, ook nochtans brengt fgMffl keer. U 4i  TOONEELSPÈL. 63 de Heer van vredenstein. 'kBen j uist zo fmaaklyk niet; en kunt ge my beminnéit» Dan zyt gy zeer belust en wonderJylc van zinnen. Maar fp reeken wy nu eens van hem, die toch de bloem Uws jeugd wel waardig is. — Wilt gy dat ik hem (noem V — Gy bloost! — neen, Julfertjen, gy hóeft niet eens te (bloozen} Ik ken hem al te wel dien gy hebt uitgekoozen. julia. Misfchien bedriegt gy U? de Hr. van vredenstein. Is *t Leönard dan niet? julia, (driet, Dat *szeeker mis! want gy,fchoon niet tot myn ver- Hebt hem reeds aan een maagd in Utrecht uit gaan (trouwen. de Hr. van vredenstein. Wie, ik? julia. ■ Ja! —zq. hy zegt, hebt gy dat werk gebrouwen;. de Heer van vredens]tein. Ik zweer U op myn eer, dat ik 'er niets van weet. ju-  H DE ZELDZAAME MAftj julia. Het is nog oude liefde, en 'tdoet my ook geen leed» Dat hy haar weder vind, want mag ik thans zyn praaGelooven, dan zo heeft hy haar om my verbaten; ^ten Hoewel uw tusfchenkomst hen nu weêr heeft vereend. de Hr. van vredenstein; 6 Kom, Heer Leönard heeft ditzo niet gemeend.— Gy kunt, naar ik vermeen, nog op dienjonker hoopen. julia. Hy heeft geen recht op my. Ik laat dien trotsaart loo- j zj CPeh» ae tlr.van vredenstein Had hy dan recht... ? julia, ö Ja, hy was voorheen aan my Niet onverfehillig. deHr. van vredenstein. Ha! zie zo, nu fpreekt gy vry. julia. Wy waaren aan elkaêr gelyk in geld en Jaaren /ren. En naar den zin myns Oom's datikmethemzoupaa. deHr. van vredenstein. Vaar voort, myn Julia, uw rondheid ftreeltmy groot*  TOONEELSPEL. 65 julia. Maar 't is nu gantsch gedaan; ik ben thans heel Van liefde voor dien Heer. Contbloot de Heer van vredenstein. ó Neen! dit zyn maar ftreeken. julia. En zo heer Leönard nu ergens nog durftfpreeken, Dat hy opmynperfoon iets recht heeft, doet hyflegt. de Hr. van vredenstein. Gy hebt de waarheid nu geheel vaarwel gezegd. julia. ó Neen 'k fpreek waar, myn Heer! — 'tls waar de aanvalligheden Van hem verblinde my, maar zyne flegte zeeden En ontrouw hebben my toen weêrdaar vanbevryd. de Hr. van vredenstein. Naar ik verneem,Juffrouw,zo is het louter fpyt, Die u dus fpreeken doet. julia. ó Neen ! — Jaat hem maar trouwen, Met't Utrechts Juffertjen, het zal my nimmer rouwen. E de ft  66 DE ZELDZAAME MAN, de Heer van vredenstein. Zo dat gy beiden thans, hebt een genegenheid Die oud is? julia. 'k Wenschte wel, als dat hy was verleid In zyn verbeelding;—ja,dat hywierdafgellagen; Niet dat 'k miny vrig ben — neen, maar'k kan niet ver» Cd ragen, Dat hy zo trots is, en daarom verdient hy 't wel. de Hr. van vredenstein. En denklyk heeft hy toch wel een gewonnen fpel. julia. ,,T , fniet vreezen, Welaan : zyn trouw met haar, doet my in 't minst 't Verlies van zoo'n Galant zal wel herllelbaarwee- , rj „ (zen. de Hr. van vredenstein. Maarzo het waarheid is, datgyhem nietmeermint; 't Is echter mooglyk, dat hy anders is gezind. julia. Vergeef het my, myn Heer, wie zou zich niet verftoo Hy was wel zo beleefd,dat hy me dit deed hooren.(ren, DeHr. van vredenstein. Nu, —— dan hebt gy gelyk. VYF-  TOONEELSPEL *? VYFDE TOONEEL. De Heer van vredenstein, julia, annette. annette,r*g«0 de Hr. van vredenstein. Daar 's iemand voor, myn Heer, Om u te fpreeken. (ter zyde tegen Julia, met een foort van blyd* Jchap.) Ei, daar is Marin alweêr. DeHr. van vredenstein. Hoe kan het mooglyk zyn,dat men al heeft vernoomen, Pat ik hier ben. —wel nu, laat hem maar binnen ko- (men. (Annette, zet de Jloelenweg, terwyizy Marin wenkt om binnen te komen.') % % ZES-  o'S DE ZELDZAAME MAN, ZESDE TOONEEL. deHr. van vredenstein, julia, annette, marin. deHr. van vredenstein- Hoe,'t is Marin! — wel zo — waarom niet voord Dat hy het was, Annet ? (gezegt m a r i n. Myn Heer zy heeft dit recht Gedaan zo als 't behoord; weet dat men alle zaaken, Door Leönard verricht, hier met geweld willaaken. Daarom, myn Heer, 't was goed .... De Hr. van vredenstein. Ter zaak, Marin, zeg my Fluks, wat uw boodfchap is. marin. Myn Heer, ik dien dan vry Met u tefpreeken,want de Juffrouw mag 't niet hooren. De Hr. van vredenstein. Gy hoeft, om'sJuffers wil hiernietmetaltefmooren. 'k Heb geen geheim voor haar. ma»  TOONEELSPEL. 69 marin. 'k Moet deezen brief aan u, In banden geeven Heer, dit 's my belast, en nu Verzoek ik, dat myn Heer, hem niet gelieft te leezen In Juffrouws byzyn; want .... De Hr. van vredenstein. Hoe kunt gy daar voor vreezen? Waarom mag 'k zulks niet doen? marin. Om dat 'er zeeker iéts Zal ingefchreeven zyn, waar van de Julfrouw niets Magweten; dus , myn Heer, laathaar in'tminst niet (hooren Wat hy vermeld, of heel myn boodfchap is verlooren! DeHr. van vredenstein. Uw Meester moet, zo 't fchynt, wel voor geheimen (zyn. m a r i n. Met uw verlof! myn Heer rik ga, wantzo'erfchyn, Of blyk was, dat ik iets van d'inhoud wist;'kmogt (vreezen. De Hr. van vredenstein. Nou goed, loop dan maar heen. (Marin wil heen gaan, maar keert weder te rug.) E 3 ma.  7® DE ZELDZAAME MAN, marin. Neen zagt: 'k moet hier nog weezen. Ik heb , doch in 't geheim , aan Juffrouw en myn Heer, Nog iets van veel belang te zeggen De Hr. van vredenstein. „ , . „ Nog al meer Geheimen ? marin. Maar, myn Heer, ik hoop dat gy 't zult zwygen , Op dat myn Meester het niet mag te weeten krygen: Ook dat Juffrouw zich niet te veel verheffen zal, Als zy my heeft gehoort, wanneer zy by geval, Myn Heer ontmoeten mogt. de Hr. van vredenstein. Neen gy kunt veilig fpreeken. Wat is 't ? marin. 't Is dat ... . (Annette nadert. om te luisteren. Marin bemerkt dit en zegt tegen Julia.) Juffrouw! 't is my al reeds gebleeken , Dat uwe kamenier niet bestig zwygen kan, (an. Dus zend haar toch van hier— Want het komt'er op Zy kon uit enkle fpyt, wyl zy zich ziet verlaaten, Van  TOONEELSPEL. 7i Van my—de gantfch e zaak ligt aan myn Heer verpraa't Was dan met my gedaan, begryp Je? (ten« annette. Onnooz'le bloed l Wat beeld ge u toch wel in ? — gy zy t 'er voor behoed, Hoor, uitgeleczen knaap! dat ik het zal vertellen. de Hr. van vredenstein tegen kt* n t t t e. Ga maar wat aan een zy en wil hem toch niet kwellen! (tegen Marin.) Kom aan fpreek nouw maar op! marin tegen julia. Juffrouw! Heer Leönard Lyd, om u, als voorheen, dezelve minnefmart: Zyn voorgegeevene echt, is enkel maar verzonnen , Door ons,om eens te zien,of we u dus hadden konnen, Eer gy dit zelve wist, verandren naar zyn zin. Zyn oude liefde is wind en had nooit heur begin; Dat Utrechts Juffertjen was ook door ons gebooren, Om uwe jalouzie, nog meer te doen ontglooren, Schoon gy door deeze kwaal genoeg geplaagd wordt - CNu Richt u hier naar Juffrouw! — Het trouwen, dat (raakt u, Ten opzicht van myn' Heer, was die maar t'huïs ger (bleeven, U, 4 ' 'kDenk  7* DE ZELDZAAME MAN. 'kDenk hy had wel gedaan. —Want'kloof nooit van Als dat zyn huwelyk (myn ieven ? (Hy maakt een zeeker teken, waar meé hy wil beduiden , dat het huwelyk van de Hr. van vre denstein, niet zal gelukken.) Juffrouw verftaat my wel» — Nu weet gy wat ik weet. Lees nu den brief, ik zei Terwyl in't voor vertrek van u een antwoord wachten. En zo gy wilt, Annet, volg my. 'k moet myn gedachten U ftil eens zeggen, kom — dit is een zaak van myn , annette. Wel nu? marin. Ik zeg het u als wy alleenig zyn. ZEVENDE TOONEEL. de Hr. van vredenstein, julia. de Hr. van vredenstein. Die knaap, hoe lomp hy fchynt, is echter hoog te (roetnen , Wyl hy, in ronde taal, de zaaken ons durft noemen. Zo  TOONEELSPEL. 73 Zo als ze waarlyk zyn. —Maar laat ons nu eens zien, Wat nieuws datLeönatdmy toch wel aan komt biön. (Hy zoekt zyn bril.) Daar is zo waar als 'k leef, myn bril nu weêr gevlogen, Ei, Juffertjen, gy weet, datheedenmyneoogen. Zo goed niet kunnen zien, als wel voor veertig jaar, Toe lees hem eens voor my — dan ben ik echter klaar. julia. Hoe, ik? de Hr. van vredenstein. 'k Verzoek het u J julia. Is 't dan myn Heer vergeeten , Dat hy van Leönard is? de Hr, van vredenstein. Neen — gelief te weeten, Dat ik het daarom doe. — Het fchrift zal ook gewis , Veel beeter u, dan my bekend zyn; wanthetïs Thans de eerfte keer toch niet, dat gy zyn fchrift (zult leezen. julia, Marin heeft toch gezegd, dat ik hier niet mogt weezen Als gy den brief laast en ... . Es de  74 DE ZELDZAAME MAN, deHr. van vredenstein. Wanneer gy zyt myn vrouw En brieven krygt, zeg my, of gy'tverbergen zou, Wat zy vermelden? julia. Neen! de Hr. van vredenstein. Daar 'k dan uw Man moet weezen, Dit wilt gy toch, waarom zoud' gy dan ook niet leezen Het geen men aan my fctiryft ? julia. ' Als ik 't maar leezen kan , Want Leönard fchryft flegt. de Hr. van vredenstein. Nu, dan ben ik de man Die u wel helpen zr.1. julia leest. „ Myn heer! ik ftcnd verflagen, Wyl 'k van uw reis niets wist, Toen Gy by heer Arist', My *t oogmerk van uw reis met blydfchapvoorkwaami dragen" De Hr. vredenstein. Nu, dat geloof ik wel. — 'k Vertelde aan hem myn min, Ter-  TOONEEL SPEL. 75 Terwyl ik geenfints wist,dat liy opuzyn'zin Gezet had. j U L Ïa, leest verder. „Want, myn Heer, ik hadnooit kunnen denken , Dat ge aan myn Minnares dacht uwe hand tefchen- ken." De Hr. van vredenstein. Hoe! gy zyn Minnares, dan meent hy echter recht Op u te hebben, — daar gy 't tegendeel myzegt. julia leest. Nooit had ik die gedachten, Gekregen , zo niet zag, Dat binnen eiken dag, De wyste Hén nog wel naar dwaaze dingen trachten." De Hr, van vredenstein. Dat 's een bericht voor my. — lees voord! Julia, leest. „Het is vry laat Als nï'op zyn zestigst jaar een Meisjen trouwen gaat; Dit zult gy zekerlyk , zo wel als ik begrypen." de Hr. van vredenstein. Ik Item dit gaarne toe.  76 DE ZELDZAAME MAN, julia, leest. «, Hoe 'k myn verftand moog flypen, yk Begryp my echter niet, Hoe Jufrouw Julia, met iemand van uw jaaren, Zo 't niet uit zelfbelang of louter fpyt gefchied, Met vreugd, zal kunnen paar en ï" de Hr. van vredenstein. Deez' vraag wordt 't best door u, Mejuffer opgelosr.— Julia, leest. „ Misfchien, weet gy, myn Heer, dat ik haar teder (minde; Doch, dat de jalouzy haar maakte als een ontzinde; Ons fcheide van elkaêr en my veel heeft gekost■> Dan mooglyk zult gy toch niet wieten, Hoe flegt zy my heeft uitgekreeten, Dat zy my echter nog bemint.'''' julia. Ik hem beminnen! 't fchynt, als ofhy is ontzind. (zy leest.) „Ja zy bemind my thans veel'f erker dan teveore^." Dit wordt herhaalt. deHr. van vredenstein, Dit is, om dat men hem zou hooren. j u"  TOONEELSPEL. 77 julia, leest. En zo zy dit ontkennen wou, Is 't vast j dat zy haar hart, dan wederfpreekenzou» (Zy geeft den brief aan den Hr, van vreden* stein. over.) Myn Heer verfchoon my toch hem verder voord te Want ik vind hem verwaand. (leezen, de Hr, van vredenstein. Juffrouw! het zal zo weezen Wyl gy het zo verkiest. julia. Ik vind het asfurant En onbefchaamlvanhem, dathy.opzulkeen trant, Als dit gei'chreeven is, aan my nog durft te denken. de Hr. van vredenstein. De trant, waar op hy 't doet, kon u alleenig krenken. julia. Ik min hem nogl — 'k had nooit op iemand zulk een (haat.— de Hr. van vredenstein. ja, haat hem dus altyd, dan heeft hy nimmer kwaad Van u te wachten—'kzou,wilt gy me'er meê vereeren, Geen andre liefdensblyk, als zulk een haat begeeren. Ju-  78 DE ZELDZAAME MAN. JULIA. Maar laat ons toch eens zien, hoe ver dat hy zal gaan Met zyne fnorkery. De Hr. van vredenstein, den Brief'aan julia wedergeevende. i Die weetlust ftaat my aan. Julia, leest. „Ik min kaar, maar helaas lflegts om my zelf te hoonen." Om hem te hoonen! de Hr. van vredenstein. 'k Mag hem nu niet meer verfchoonen. julia, leest. „ ,k Schryf u dit in 't geheim." de Hr. van vredenstein. 't Wordt ook zeer wel bewaard, j u l i a, leest, „ De zaaken zyn thans van dien aart, Dat Juffrouw Julia noodzaaklyk van myn fchryven Moet gantsch onkundig hlyven." de Hr. van vredenstein. Dus zyn wy alle bei voor hem niet zeer beleefd. ju.  TOONBELSPEL. 79 julia, leest. „ Want fchoon zy liefde voor my heeft, Zy zou, las zy ditfchrift,tochmynezwakheid'laaken En myn geluk niet grooter maaken." Dat 's waarlyk fraaije taal! wat zegt ge'er van, myn (Heer ? de Hr. van vredenstein. Als dat ze aan het ontwerp maar gantsch niet ftrekttot (eer. julia. (noemen, Maar, wat dunkt gy 'er van, hy durft het zwakheid Dathy my mint? — hoe ik zyn woorden wil verbloe- (men, *k Ben zyn genegenheid maar in't geheel niet waard'; Doch hy is zo verblind, dathy, als met een vaart, Hoe min ik zulks verdien,naar my wordt voord gedree. (yen. Zie daar, het geen die kwant nu wil te ken nen geeven, Als hy geheel verwaand van zyne zwakheid fpreekt. de Hr» van vredenstein. Ge ontleed zyn waarde zo, dat daar niets aan ont« (breekt. ju l i a, leest. „ Wat zal ik verder fchryven —— Haar Oom beloofde my, En  8o DE ZELDZAAME MAN, En zy, zy zwoer me, dat zy zou de myne blyven; Het tydfiip kwam naar by Fan myn geluk, maar ach! verkeerde jalouzy, Heeft haar vervoerd en Ude keus voor mygegeeven , 'tHad zich nog wel gefchikt, door een byzondre list Van my, dat ze, eer ze 't zelf eens wist, Had de eerfte ftap gedaan, em weer met my te keven , Vertrouw'lyk, als voorheen" deHr. van vredenstein. Welk een verwaande Gekj julia, leest. „ Maar door uwe overkomstfloot gy, in eens, het hek Voor myne verdre listen. — Ge ontrooft my't allerwaardst, het geen ik immer had; Ja, gy ontneemt me een fchat, Die ik aan anderen wel fpoedig zou betwisten, - Zie dus, in welk een'jlaat, ge my thans hebtgebragt. Had deeze brief nu zo veel kragt Op\ uw gemoed, dat gy die dwaasheid wilde ftaaken, Gy zoud 'er drie gelukkig maaien, — En vraagt gy, wie dit drietal is ? 't Is my en Julia en Vredenftein gewis. Hier by kan ik, zo 'k denk, de zaaien laaten blyven, Lies, oordeel, ja, herlees ƒ .... meer zal ik u niet (j'chryven." de  TOONEELSPEl, Si DeHr. van vredenstein. ?tls zeker ook genoeg. Wat zegt gy van den Brief? julia. Dat het maar woorden zyn. , 4e Heer van vredenstein. 6 Neen! Mejuffrouw lief! Hy heeft veel zaaken in. — Ik vind 'er in gefchr.ee- fven, Dat gy, met wil uws Ooms, uw woord reeds had. fgegeeven, Om Jonker Leönard te worden tot een Vrouw Dat flegts een kleen gefchil, waarop wei ras berouw Kon volgen, deeze zaak nu in de war komt gooijen.— Dat fpyt, die tweedragt zaait, my ftoutlyk uit komt (nooijen , Zelfs tot een twee gevecht; om my dusafteflaan, Van eene dwaaze daad. — Doch laat gymy begaan, lk twyfel met, of'k zal,al uw verbrodde zaaken, Door myn bemiddeling, nog wel in order maaken. julia. Myn Heer vermoei u niet, gyflaagt hier nimmer in,; 'k Stel liever voor altyd het huwlyk uit myn' ain , Dan, dat ik Leönard zou als myn' man gedoogen. De Hr. van vredenstein. Gy trekt u zaak te ver, 't is boven uw vermogen..  DE ZELDZAAMS MAN, ju l i a. (paalH ; Dit is niet Waar, myn Heer! de zaak is reeds be- En op dat Leönard zyn hoogmoed word' betaald, Ja, van zyn zwak , voor my, volkomen zygeneezen, Verklaar 'k oprechtelyk, dat gy myn man zult wee- (zen. de Hr. van vredenstein. Gelukkig, dat gy zulks niet buiten my kunt doen. JULIA. 'k Verzoek mynOom terftond,of hy zich wat zal fpoên, Met het Contract, voor ons> —— de Hr. van vredenstein. En ik meen hem te zeggen, Dat het zyn zaak niet is, de hand hier aan re leggen. AGTSTE TOONEEL. julia, de Hr. van vredenstein, aristus. aristus. Wel nu, hebt gy gedaan met fpreeken, julia. Ja, myn Oom! 'k Beken nu opentlyk, en zonder een'ge fchroom , Wyl  TOONEELSPEL, t% Wyl 'k in uw denkbeeld ftem, dat ik myn hand zal (fchenken, Aan Heer van Vredenftein; wyl 'k niemand uit kon denken, Die 't beeter waardig was — verhaast ons huwlyk toch Zoo veel u mooglyk is : ja, kan het zyn, maak nog, Dat deeze dag voor my de beste zy myns'slevens, (ter zyde.) ó Trotfche Leönard, 'k verdryf hier meede tevens « De zwakheid die gy had. NEGENDE TOONEEL» de Hr, van vredenstein, aristus, de Hr. van vredenstein. 'k Had waarlyk nooit gedacht, Dat ge in uw Ouderdom zoud hebben zulkeenkragt, Om eene jonge Maagd, nog zo verheft te maaken. Welk vuur! de Heer van vredenstein. 6 Ja! maar 't vuur zal voor een anderblaaken» De rook is Hechts voor my. F & ARIS-  84 DE ZELDZAAME MAN, aristus. Gy zyt toch nu bewust, Dat zy u liefde draagt V de Hr. van vredenstein. Zeer wel, 'k ben zeer gerust. aristus. Dat wy dan nu die zaak ook maar ten einde brengen. De Hr. van vredenstein. Dat 's juist myn oogmerk vrind! a r i s t u s. De Hemel wil 't geheugen, Dat deeze dag vooru, en tevens ook voor my, De grootfte van geluk, van 't heil ons levens zy. de Hr. van vredenstein. Voor my het wonderbaarst. aristus. Wy zullen t'zamcn woonen! de Hr. van vredenstein. En ik wil 't iiuisgezin niet grooter maaken I AR1S»  TOONEELSPEL. 85 aristus. Toonen We ons nu recht lustig,'k wacht Notaris Quiproquo Tot fluiting van 't Contract. —Gy kent dien Heer? DeHr. van vredenstein. Wel zo! Zyn naam komt overeen met onzeomftandigheden, aristus. Maar zegmy eens, my vrind! is 't wel een jaar geleDat gy gedachten had myn Neef te worden ? (den, de Hr. van vredenstein.' 'k Dacht Zulks nooit, en 't wordt van my ook gantsch nog h zulks gefchieden zal, (niet verwacht, aristus, lachende Moet ik u heden leeren; Dat gy me nu als Oom, en niet alsvrindmoeteeren? F $ TIEN- •Sb  fö DE ZELDZAAME MAN, TIENDE TOONEEL. de Hr• van vredenstein, aristus, annette. annette, tegen van vredenstein. Myn Heer, de knegt wacht voor, om antwoord, Te hebben op zyn brief. (voorzyn Heer aristus. Een Brief I wat 's dit nu weêr? deHr, van vredenstein. Dat zult gy ftraks wel zien. {tegen Annette) Laat hy zyn Heer maar zeggen, Wanneer die 't een ofaêr aan my heeft voor te leggen, Dat hy me hier in huis kan fpreeken als hy wil. (tegen Aristus.) Dit ftaat my immers vry? aristus. Wacht van my geen bedil j €ty zyt de Neef van 't huis. de  TOONEELSPEL. 9j de Hr. van vredenstein. Dat 's waar, 't was my ontfchooten. (Aristus gaat binnen ; de Hr. van Vredenftein , volgt hem als in gedachten, maar keert weder te rug en zegt tegen Annette.) Maar apropos, Annet! ftraks hebt gy wat genoten Van my, op dat ge.li best by Julia zoud doen, Dat zy my minde; daar, is nog iets,wiluwfpoên, Om my, zo veel gy kunt,by baar gehaat te maaken. Gy zult uw wit nu vast, zo goed als ftrakjes raaken. annette. hoord. Myn Heer, 'k hoop uw bevel te doen zo als 'tbe« ELFDE TONEEL. de Hr. van vredenstein. Het gaat 'er waarelyk ,met my al vreemd op voord, •k Dacht Bruidegom te zyn, en heb ik myn verlangen, Dan zal een ander, in myn plaats, die post vervangen. Einde van het Tweede Bedryf, F 4 DER-  ?S DE ZELDZAAME MAN. DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. tEÖNARD, MARIN. IE ÖNARD. T ,r , „ . kerby? -«- oen Vredenftein myn brief las —waart ge 'erze- MARIN. Myn heer, *k begaf my uit beleefdheid aan een zy. LEÖ NAR.D. Waarom dan niet gewacht ? MARIN. Mynheer, gy had bevoolen, Dat, buiten Vredenftein, voor elk moest zyn verhooien , Wat uwe brief vermelde — »k ben dus maar heen ge- (gaan , Wyl'k dacht, dat dit bevel, ook wel op my zou fJaau. LEÖNARD. Hebt gy Heer Vredenftein, geheel alleen gevonden.»  TOONEELSPEL, 89 MARIN. Neen —- Juffer Julia was by hem —(ter zyde.) 't Zat hier honden. Als hy me verder vraagt. LEÖNARD. Wat zegt ge ! — Julia ? — Was die by Vredenftein? — hebt gy dat wel? — MARIN. 6 Ja! LEÖNARD. 6 Hemel! welk een {lag! 'k heb zekerlyk te vreezen. Dat hy myn brief aan haar gehetó heeft voorgeleezen. MARIN. Neen, dat geloof ik niet; want ik hebhemverzogt, Haar niets te zeggen. — En dit wordt gewis voLDoor hem. f brogt LEÖNARD. Dat *s goed. MARIN1 En ook, zo heb ik niet vergeeten, Te zeggen, aan haar zelf, dat zy het niet mogt Wat gy gefchreeven had. (weeten, ï 5 L E-  j>o DE ZELDZAAMS MAN, leönard. Wat zegt daar, Schavuit? Gy hebt, met dit te doen, gewis myn zaak verbruid. marin. ("zaaken, Dit is onwaar, myn Heer!—want, ik vond daar uw In zulk een flegten ftaat als ik ze niet kon maaken. Myn Heer van Vredenftein heeft het u al gedraait; Ja^ uwe Minnares met praatjes vast gepaaid, Want ze is als gek naar hem. En,naarAuuettesree» (den, Zal zy ook wel heel gaauw met hem in 't huwlyk treden Nog meer : dat Vredenftein 'er nu al zit ten troon , Is vast, want Quiproquo is 'er ook al ontboón , Die denklyk deezen dag nog het Contract zal fluiten. leönard. Dit nieuws is waarlyk flegt,— hoe zal 'k dit huwlyk (fluiten? m A r i n. Schoon 'k maar onnoozel ben, zo weet ik echter raad, Waar door uw flegt geval komt in een goeden ftaat. leönard. Spreek op! marin. Zeg Julia : dat gy haar altyd minde; En  TOONEELSPEL. 91 En dat ge uw huwelyk in Utrecht flegts verzinde, Om haar te trekken tot uw min; 't gebeurd wel ligt, Dat zy verandren zal op zulk een goed bericht. leönard. Die raad behaagt my niet; kan ik niet triunif'eeren, Ik wil 'er myn party dan ook niet meê vereeren. ma r i n. 'k Heb dan in dit geval een dwaaze daad begaan , Wyl ik, 't geen ik u raad, reeds heb by haar gedaan. leönard. Hoe! zei gy haar, dat marin. Ja ... . maar wil 't my toch vergeeven, Want 'k deed 't, om dat gy t'zaam weer, als voor- (heen zoud leeven. leönard Maar waarom deed gy meer, alsikuhadgezeid V — Maak ftaat, als uw gefnap, by haar wordt uitgeleid. Tot nadeel van myn zaak, gy, voor uw bestig z wygen, Vanmy,dan op't moment ook zult uw affcheid krygen. marin. Myn Heer, wordttoch niet boos, mislukt u deeze zet. Dan kunt gy doen als ik van daag deed met Annet. leönard. Wel nu, wat deedgy dan plaat my u doen eenshooren. marin. (verlooren, Gy weet, dat ik haar gunst, zo 't fcheen, reeds had zy  92 DE ZELDZAAM EMAN. Zy was ook heel niet klaar, toen 'k om vergifnis (vroeg —- Maar weet gy, wat ik deed ? Ik zei, 't is ver genoeg; Ik kreeg 'er by heurrok en liet haar niet eer loopen , Voor dat ik niet alleen kon op vergifnis hoopen, Maar ook, tot dat ze 't my geheel vergeeven had.— Wat zegt ge nu, myn Heer 1 hebt gy de zaak gevat ? LEÖNARD. Genoeg — 't verveelt my al, uw zotheid aan te h ooren. Zie of gy Vredenftein ook ergens op kunt fpooren , En zeg hem Itilletjes, dat ik hem wacht. TWEEDE TOONEEL. LEÖNARD. Hoe 't gaar, En wat 'er ook gebeurd — noch Ouderdom,noch ftaat. Noch rang van Vredenftein , zal my ooitwederhouên» Om my te wreeken, als hy Julia wil trouwen. — Dan, zagt.... wat wil ik doen ? zal 'k de agting van (een' vrind Verliezen om een Maagd, die my niet meer bemind. — Die my voor zulk een daad niet eens zal dankbaar wee- (zen V Neen — dat ze 'er om lachen zou, is waarelyk te vree» (zen! En  TOONEELSPEL 63 En ook, van Vredenftein wist van myn minnary, Toch in het minfte niet,—misfchien een woord van my Aan hem hier van gerept, had hem wel t'huis doen bly- (ven. Het kan ook maklyk zyn,dat hy nu door myn fchry ven INog weêr veranderd is, — gewis liefdes band, Niet door de min geftrikt, is zelden lang van ftand.— De reden zal hem wel... maar—ja, wat zal de reden , Wanneer m'een Meisje ziet vol van bevalligheden ? — Het is dan heel gedaan, met reden en verftand; ja, zelfs de wyste man ; ligt dikwyls aan een'band. Eer hy het zelve weet. — Ik heb als nog te fchroo- (.men t ... Maar zagt.. .'k Zie Vredenftein, van pas my nader (komen. DERDE TOONEEL. de Hr. van vredenstein, leönard en p 1 e t e r. de Hr. van vredenstein, ter zyde. Z\q daar myn Man 1 — ha! — kom vermaaken wy Met hem te plaagen. (ons wat (Hy /preekt zagt tegen zyn knegt.) PIE-  94 DE ZELDZAAMS MA pieter. Goed Ik heb de zaak gevat, 6 't Is zeerwel myn Heerlik heb het al vernoömeri. De Hr. van vredenstein. Zo fpoedig, als gy kunt,moet gy hier wederkomen. VIERDE TOONEEL. DeHr. van vredenstein, leönard. de Hr. van vredenstein, met eenern- ftig weezen. IVlynlleei! ik heb uw brief ontvangen; maar wat moet Dit zeggen goede vriend? — Daagt gy my uit? — (Zeer goed! Ik neem dit aan, maar hoor, zo gy me les wilt geeven , Weet, dat ik die wel geef maarniet ontfang. — myn (leeven Loopt reeds te vee! naar 't einde, om byulchool te (gaan. leönard. (Verdaan , Myn Heer heeft, naar 'k bemerk,mynfchiyven niet Wyl 't u verbitterd heeft, 't Was tegen myn begeeren , Zo 'k u misdaan heb; en zaagt gy me, u meerder eeren Als  TOONEELSPËL. 95 Als 'k nu deed; denk dan, de min heeft myverftout, Omzulkstedoen;toch'kwil,totbeetvingdeezerfout, U graag vergoeding doen, zo als'gy die zult vraagen. De Hr. van vu ed e n ste i n. Dit is myn meening ook,—maar zullen wy ooit flagea In 't afdoen van die zaak; dan moet gy nu voortaan, By Juli er Julia, alle aanzoek laaten ftaan. leönard. Welmoet ik het gerucht dan ook voor waarheid houên, Dat gy beflooten hebt met Julia te trouwen? De Hr. van vredenstein. Ja, dit 's zeeker waar. — Doch eer het zo ver kwam, Deed ik voor u myn best, by haar; tot ik vernam. Dat zy u haatte. Dus, zo gy ons niet wilt hoonen j Moet gy na deezen ftond u hier niet meer vertoonen. < l e o n a r d , driftig. Myn Heer, myn Minnares is thans nog de uwe niet. — Ik zal, zo lang 'er maar een fchaduw overfchiet Van vryheid, waar ik kan,myn recht op haar doen Verftaat gy 't? (gelden , de Hr. van vredenstein. Goed — 't wordt heet! Of  $6 DE ZELDZAAME MAN, (tegen leönard.) Wil my dan eens vermelden , Welk 'k recht gy op haar hebt? 't Is waar, zy heeft (weleer, U zeer getrouw bemind; dan zy mind u niet meer. Uw recht is dus gedaan, leönard. Zy my niet meer beminnen ï Wie heeft u zulks gezegd? de Hr. van vredenstein. Dit zei my uw vriendinne, Mejuffrouw Julia! leönard. Daar hebt gy, met heur Voogd, Haar toegevcrgd! de Heer van vredenstein. ó Neen "k heb anders nooit beoogd, Als u en Julia, weer t'faamen te verëenen. leönard. De zotte liefde en dwang, leid haar als 't offer heenen, Naar 't altaar. Dat is vast! ét  T O O N E E L S P E L. 97 de Hr. van vredenstein. Dit hebt gy zeeker mis; Het offer zyt ge alleen, in deez' gebeuitems. leönard. (ken, Een aêr zou me ongeftraft zoo'n Compliment niet maaDenk dat uwe ouderdom ook enkel uwe zaaken Hier tot uw voordeel fchikt. t de Hr. van vredenstein. Myn ouderdom, myn vrind, Maakt dat uw los gedrag by my verfchooning vind! leönard. Zeg eer, myn los gedrag doet uwe wysheid beeven. De Hr. van vredenstein. (leven Wat zegt ge? —beeven! —neen;dit ismy vanmyn Nog nooit verweetcn ; en ik zal u dus doen zien, Dat ik zoo'n fnood verwyt in 't minfte niet verdien* Kom an dan maar! (Zy trekken kunne degent») G V Y F-  98 DE ZELDZAAME MAN, VYFDE TOONEEL. de Heer w»vredensteinsi,eönard, pieter. ï i e te r , hen fcheidende. "Wel he! — wat moet dat worden Hecren ? deHr. van vredenstein. Zie ons hier naar den trant der mode duëlleeren ! — Wy kyven,'t gaat van leer, wy vechten, doch geen (nood, Men fcheid ons op 't moment — geen een gewond, (of dood. (tegen Leönard.; Gy deed een dwaaze daad! — Gy wist, of moest (het weeten, Dat myne degen nooit heeft in de fcheê gezeeten Gebonden, of verroest. —Een man van zestig jaar' Geeft om geen jaar of tien nog meer te lee ven. — Maar, Had ik u eens gedood, dan had men heel uw rechten Op Juffer Julia, doormy, opeens zien flegten , En had ge 't my gedaan, dit had ook zeeker flegt Voor uwe zaak geweest. Gy had,met al uw recht, Dan toch niets afgedaan. — Of zoud gy durven den- (ken, Dat  TOONEELSPÈL 99 Dat Julia hcur hart en hand aan een'zou fchenken, Die wreed den vrind heur 's Ooms vermoordhaiV— leönard. ó Myn Heer! Verfchoon my — 'k zie myn fout, myn dwaasheid die 'k weleer' Niet zag *— wyl my de min wanhcopende kon maaken$ de Hr. van vredenstein. *tls uvergeeven! — maar vergeeten wy die zaaken, Een vriendelyk gefprek is in dit uur myn wil. Zeg my eens ongeveinsd, waarom hield gy uftil, Toen 'k u te kennen gaf waarom ik was gekomen? 'kHad immers, vroeg of laat, toch uwe zaakverno* (men? leönard. Gy hebt gelyk, myn Heer! 't was liegt van my gedaan, Maar uw verhaal deed my tot wanhoop overflaan; Ja,had ik op dat pas uw byzyn niet ontdoken , Ik had my voor uw oog' gewisfelyk doorftoken. De Hr. van vredenstein. 'tWas toch zeer wyfelyk.dat gy het eerfte koos.— Een ander had misfchien zich eene kleene poos, Met dit geval vermaakt. — En had gy wys gaanden- ( ken , Gy had gewis gezien, dat ik u niet kon krenken, G 2 Gy  ïoo DE ZELDZAAME MAN, Door mynen ouderdom , in uwe vryery; Het was natuurelyk, dat 'k van deez' fchildery, Slegts zou de fchaduwzyn. — Want door myn hoogt (jaaren, Moest zich uw jeugd, voor haar, nog Merker openbaa- (ren. Maar valfche jalouzy had U geheel verblind! 'k Scheen u gevaarelyk. — Gy waande dat uw vrind, Door Julia's gezicht, zich wel zou laaten vangen, En als een ouden zot zou daadlyk blyven hangen, In dien gefpannen ftrik. —Neen 'k ben te veel verlicht, Ik heb myn rust te lief, om op het eerst gezicht, Van een fraai tronietje» die voort te laaten vaaren. Neen—ga daar vast op aan, 'k zalnimmermethaar (paaren, leönard. Ach! dat ik u omhels! nu, nu herleeft mynhoop!-* de Hr. van vredenstein. Stil! ftil! 'k zeg daarom niet, dat ze u behoord.— 't (beloop Der zaaken toont my aan. dat gy nog hebt te vreezen. Zymoet, door uw gedrag, geheel verbitterd weezen; Want ze is zeer kwaad op u. leönard. 6 Dat is niets, myn Heer! Want met één enkel woord, heb ikhaargunst ftraks C weêr. 4*  TOONEEL SPEL, 101 DeHr. van vredenstein. m fden. Nu gaa haar, roet dit woord, dan fchielyk overreeWant zy wil nogvolftrektmetmy in 't huwlyk treden. leönard. Maar kan ik niet met haar eens fpreeken. de Hr. van vredenstein. Zeker fa! En dit is , naar ik denk zeer nodig. Qegen p i e r e R.) Pieter ga Naar Julia en vraag, of ze eens blieft hier te koomen; Wyl 'k haar moet fpreeken. ZESDE TOONEEL. de Hr. van vredenstein en leönard de Hr. van vredenstein. 'kHeb tot noch toe nooit vernoomen, Wie 't van u beiden is, die het verkurven heeft, ak Verzoek dus, dat ge aan my eens onderrichting- vgeeft, Zo gy myn vrind wil,zyn, aan wien hetheeftgele- (gen? G 3 l£.  102 DE ZELDZAAME MAN. leönard. Myn Heer,'k ben tot die tank geheel en al geueegen} 'k Verzeker u oprecht, dat ik niets heb misdaan. de Hr. van vredenstein. Mejuffer Julia , deed my, dit ook verdaan; Gevolglyk is hier niets door u, noghaarmisdreeven. leönard. Ik wil de questie graag aan u als rechter geevert. Dus is het gantsch gevaU—een myner Nichten kwam, Van buiten , voor plaizier,cen maand inAmfterdam. Haar intrek was by my, zy wierd zeer wel ontvangen , En 'k bragt haar overal, waar toe dat haar verlangen Mogtweezen, als daaris,deSchouwburg,hetConcert, En meer merkwaardigheên ; in 't kort, wat fraai was (werdt Door my aan haar getoond. Dit moest natuurlylcmaa- Cken, Dat ik, doorditbelet, een weinigjenmoest ftaaken, Myn anders fterk bezoek, by [uflïouw Julia. — Men vroeg de reen hier van; die ik dan ook wel dra Haar gaf te kennen; doch zy wou dit niet gelooven. — Om nu, zo veel ik kon, dit twistvuur uit te dooven, Bragt ik myn Nicht by haar, doch zulks kwam flegt (te pas; Zy vond, dat myne Nicht juist niet oniiartig was; Ze  TOONEEL SPEL. 103 Ze- ontving haar dus zeer koel en my vooral niet bee- (ter. Door deez' behandeling werdt my het bloed ook heeter Te meer, wyl Julia te rug trad wen 'k beur hand Wou kusfchcn ; ook zo brak zy toen de liefdes band, Wyl zy my 's andrcndaags myn affcheid heeft gegee- (ven, En niet flegts met den mond, maar duidelyk gefchree-' Heb ik nu fchuld? (ven. de Hr. van vredenstein. Niet aêrs, als dat ge een mooije Nicht, In uw Familie hebr. leönard. Hier om wordt ik beticht de Hr. van vredenstein. Zie daar uw Minnares, men zal het zien te heelen. ZEVENDE TOONEEL. de Hr. van vredenstein, leönard en j o l 1 *■ julia tegen de Hu van vredenstein. Had gy, myn Heer, my iets gewigtigs meêtedee- (len ? — G 4 de  104 DE ZELDZAAMS MAR De Hr. van vredenstein. (ontfnist s 6 Neen , als dat 'k uw geest, die thans zeer lchynt Door myn bemiddeling , weêr brengen wou in rust. julia, leönard ziende. Hoe! is myn Meer nog hier? De Hr. van vredenstein. Hy kan u niet verlaaten, Dat ziet gy nu Juffrouw. julia. Myn Heer, weet mooi tepraaten, Maar wat hem bly ven doet, dat weet ik waarlyk niet, Of't moest zyn zwakheid zyn; —misfchienzalvau (verdriet, Als hy nog langer toeft, zyn Minnares wel fterven , Die hy in Utrecht heeft. de Hr, van vrebenstein, ter zyde tegen julia. Men kan ook 't leven derven, Door jalouzy, pas op! julia. Dat heeft by my geen nood; Moet ikhier door van kant, dan raak iknimmer dood. ïk min hem niet, myn Heer, hoe gy ditookmoogt (denken, Neen —  TOONEELSPEL. 105 |^een — hy 's geenzints in ftaat om myne rust te (krenken. leönard, ter zyde tegen den Hr. van vredenstein. Heeft ze in myn brief gezien? de Br. van 'vredenstein, ter zyde tegen leönard. Och ja! by ongeluk; En myne bril, myn vriend, was oorzaak van dit ft uk. julia, tegen de Hr. van vredenstein. Heeft n u't geweer beflist,of gy me vry moogt trouwen? de Hr. van vredenstein. 6 Ja! en myn party heeft hier het veld behouën. julia. En ik betuig, myn Heer, dat hy die triumfeert, Zyn zeegepraal, doormy, toch niet zal zien vermeerd. De Hr. van vredenstein. ö Zweer toch niet Juffrouw! (terzyde tegen l e ö n a r d.) Komaan, kunt gy niet fpreeken? Zeg haar iets vleijende , dit zal haar gramfchap (breeken. julia, tegen leönard. Wanneertrouwtgy,myn Heer, met uw Bruinet je lief. G 5 IK*  iq6 DE ZELDZAAME MAN, LEÖNARD, Mejuffer! fpot im vry, fcherts metmyn leed en grief My maar zo veel gy wilt; gy k unt toch niet veria aken Een zeek er iets, waar naar gy echter ook blyfr haaken, Zo wel als ik. Het is zo min in uwe magt, Dat gy my haaten kunt; als dat ik heb de kragt Om van u af te zien ; ik weet dat onze harten Zyn door één pyl gewond ;vvy leiden beiden fmarten , En zyn door eenen band, die onverbreekbaar is, Verbonden aan elkaêr. JULIA. Myn Heer, het is gewis Te vreezen , als uw lief in Utrecht zulks mogt hooren, Dat zy, uiet alk recht, zal tegen u verftooren. LEÖNARD. Gyzeegepraaltjulfrouw! de lompheid van myn'knegt Streelt uwe trotsheid ; maar het geeft u weinig recht My dus tefmaén; ik weet, dat wat ik heb misdreeven, 't Slegts maar geveinsheid was, die u geen leed kon Cgeeven. Gy had in myne daèn, had gy gewilt, Julfrouw! Voor onftandvastigheid, gevonden liefde en trouw. En fchoon ik onrecht deed,my dus geveinsd te toonen Zulks ftrcckle uwe eigenliefde in plaats van die te hoo- (nen, J  TOONEELSPEL. 107 julia. *t Is niet uw veinzery die my verbitterd heeft, Maar wel uw denkwys, die my dubble reden geeft. Gy hebt in uwen brief, aan deezen Heer gefchreeven, Hoe gy omtrend my denkt, een fchooncfehets gegee* (ven. leönard, Gy zaagt niets in myn brief, dan een getroffen hart, .Dat u bleef minnen ,fchoondoor u vervuld met fmart, Een vry gemaakte Slaaf, die echter goed en leven Voor zyne fiaverny, die hy bemint, wil geeven ; Een'Minnaar, die door druk, tot wanhoop overflaat, Ja, overkropt van rouw, dus eene feil begaat. — Dan wat ik ook misdeed, door 't geen ik heb gefchrce» (ven, Gy deed nog meer, juffrouw, toen gy my hebt gegee- Myn affcheid onverdiend, (ven. julia, eenigzints geveinsd. Myn Heer, ik wordt verlicht, Door uw befcheidenheid; ik kryg nu in'tgezicht, Dat ik u heb misdaan wyl ik u dorst verdenken, Daar gy my, op den d uur, uw liefde en trouw kwaamt (fcheuken. *k Heb waarelyk een hart, het geen zeer laf is, en Zich daadelyk ontroert, fchoon zonder grond: ik ben Ugantsch onwaardig, maar, gy zyt nu reeds gewroo« (ken , Ik  io8 DE ZE LD Z AA ME MAN, Ik heb myn hart geftraft en 't zelve gantsch verftooken Van uwe min , waar door het kon gelukkig zyn; Eere onverfchilligheid en geen de minfte fchyn Van liefde heerscht 'er nu; dit kan ik zeeker zeggen, leönard, 't Blyft echter vast, Juffrouw! wat gy me ook voor wilt Dat ik uwMan zal zyn, wyl onz' verbintenis, (leggen, In fchyn verbroken, toch hier door geen hindernis Kanlyden;zy is flegtshier door maar wat verfchooven. De liefde komt gekyf, geknor en meer te booven, Het huwlyk komt 'er by, men wordt van vyand vrind, En de een wordt van den aêr op't allerteêrst bemind. Zie daar Juffrouw ons lot! — julia, /pottende» Zo gy kunt propheteeren, Zal't waarheid zyn, myn Heer! tegen de Hr. van vredenstein, 'k Mag u dus niet vereeren Met myne hand, myn Heer! het gaat nu hoe het gaat, 'kMoet Leönard zyn Gaê zyn, hoe 't my tegenftaat, Myn lot wil zulks! tegen leönard. Gy doet my lachen! de  7% O O N E E L SPEL. lof de Hr. van vredenstein. En gy beiden Zoud waarlyk beeter doen,met nu maar uit te fcheiden Met al uw laffe praat; knort liever met elkaêr, Ja, kyft en raast, gy zult des te eer verzoenen. Maai Zie daar myn vrind Arist' met Quiproquo. AGTSTE TOONEEL. dt Heer van vredenstein, julia, aristus, quiproquo, een knegt. quiproquo, zich diep buigende. Veel zeegen, Veel voorfpoed en geluk! aristus. Kom 'k Leönard hier tegen? de Hr. van vredenstein. Hem zeiven. aristus. 'k Meende Nicht! dat het was afgedaan , Wat gy en Leönard ooit t'zaamen aan mogtgaan? julia. Myn Heer begrypt dit aêrs. de Hr. van vredenstein. Hy wil getuigen weezea Van deez'gebeurtenis; daar is niets van te vreezen. QUl  Sio DE ZELDZAAMS MAN, quiproquo. Waar is het paar, myn Heer, dat in den echt zal treên ? aristus. In dit vertrek. quiproquo, op leönard wyzende. Dit is de Bruigom zeeker? aristus, op de Hr. van vredenstein, wyzende. Neen' Het is deez' Heer. quiproquo, verwonderd. Dien Heer! de Hr. van vredenstein. ö Ja! — ik moet nog trouwen! Dit wondert u niet waar? quiproquo. Wilt 't my ten beste hotten, Myn Heer! — het huwelyk voegt elk,in welk een ftaat, Of ftant hy ook mag zyn — dat gy eens trouwen gaat, Verwondert my dus niet, wyl 'tiemand van uw jaaren, Zo wel als jonger liên, toch vryftaat om te paaren. En waarom zou myn Heer, ook niet eens dwaas zyn ? (Ik Die heden tot u fpreek, viel viermaal in dien ftrik. In-  TOONEELSPEL. ns Indien myn wederhelft my niet zo fierk beminde, 'kZou my thans, zo 'k meen, in't grootst geluk bebinden. De Hr. van vredenstein. Hoe, maakt heur liefde u dan nu ongelukkig ? QUIPROQUO. Ja! Zy duit myn afzyn niet, en dus, myn Heer, zo dra Ik uit ben, valt zy voort al kwynendc in de armen, Van mynen eerften Klerk; die zich wel wil ontfermen, Om haar te helpen. —'kWed dathy nu heden weer Haar doet bekoomen. De Hr, van vredenstein. Zo, dan raad ik u wel zeer, Om zulk eenhupfcheKlerkiniuvendiensttehouên. Uw vrouw beftierf het ligt. quiproquo. Dit zou my zeeker rouwen, 'kDeed voor de vyfde keer dan wis een dwaaze daad.— Een Vrouw, in 't huis beftuur, is een noodzaaklyk (kwaad. aristus. (ken. Waar is 't Contract, myn Heer V kom laaten wy de zaaBetreklyk tot deez* Echtmaar uit de voeten maaken. de Hr. van vredenstein, tegen aristus. Maar eer wy verder gaan,een woordjenmogrnyn vrind! Behoort uw Nicht numy? ar is-  XI3 DE ZELDZAAME MANj aristus. Zo als zy zich bevind, Is zy thans de uwe! Ds Hr. van vredenstein. Zo! — dan mag ik my nu ftreelen, Dat ik aan uwe Nicht thans alles kan beveelen Wat gy , als Oom, haar deed? aristus. In alles! de Heer van vredenstein. 'k Mag dan voort Befchikken over haar, dewyl zy my behoort? —» aristus. Dit leid geen tegenfpraak t De Hr. van vredenstein , neemt julia by de hand en leid haar naar leönard. Lyd dit geen teegenftreeven, Dan zal 'kaan Leönard, myn gift thans wedergeeven, aristus. Wel he! — myn vrind! — wat 's dit? DeHr. van vredenstein. Houd u toch ftil, myn Heer! Mejuffrouw Julia behoort aan u niet meer. ju.  TÖONEELSPEL. >*§ julia. (genoegen, Wie gééft U 't recht myn Heer, om my, naar uv» Aan een' die 'k niet bemin, als meester toe te voegen ? de Hr. van vredenstein. Dat recht geef ik my zelf; het ftaat my immers vry, Dat 'k aan een ander geeve, een eigendom van myf julia. Ben ik dan een Slavin , dat men dus met my handelt % de Hr. van vredenstein. Dit zyt gy van uw' Oom, wyl gy thans enkel wsnde!t $ Naar 't geen hy U gebied; van my en Leönard, Wyl ge U aan my verbond; en het U ftrekt tot finart, Dat gy ,doordeezedaad, nu hem moet laaten vaaren'; Ook zyt ge 't van U zelf, wyl ge om met my te paaren , Een offerhande doet, wöar van uw hart gewis, Door eigenliefde en dwang,zeer zeèker't offer is. julia. Het offer, dat ik doe;wyl gy *t zoblieftte noemen, Steunt op dereên,myn'Heer! doch 'k wil het niet ver» (bloemen, Indien Heer Leönard, bezat uw waare deugd, 'k Gaf hem de voorkeus ; dan 't is enkel zyne jeugd Waarop hy roemen kan, en jeugd is niets van waarde,' Ten' zy,zy zich met deugd en goede zeeden paarde., ti éi  U4 DE ZELDZAAMS MAN, de Hr. van vredenstein. Gefteld, dat Leönard zulks heden niet bezit, 'tls toch zeer moogelyk, dat gy,in hem,uw wit, Wanneer hy ouder is, naar uwen zin zult treffen j Toen 'k op zyn jaaren was, was 't ook met my zo effen Niet als het heden is. julia. Ik wenschte wel, myn lieer! Dat gy de waarheid fpraakt, doch'ktwyfelal te zeer, Of dit wel ooit zal zyn ;'k zal dus aan mybehouên, Om U, wiens deugden 'k weet, voor Leönard tc (trouwen. de Hr. van vredenstein. Ach, waarde Julia! gy zyt geheel verblind; Wat vreugd beloofd ge U toch , in U te zien bemind Van eeneu Echtgenoot, als ik, van zestig jaaren V 'k ZalU, ik moet zulks doen , al't aangenaam verklaa- (ren, Dat gy genieten zult, als gy myn Huisvrouw zyt; Uw wooning zy op 't Land, ze is fraai, maar door (den tyd, Gaat al het aardfche aan ons, hoe fraai 't ook is ver- ( veelen; 't Gezelfchap, dat ge 'er krygt, zal U ook weinig ff ree. (len; Het is myn Schout, zyn vrouw en dan de Predikant, Doch  TÖONEËLSPEt. tig Doch geen van drieën liên, zo 'k meen, naar uweii (trant. — De Schout een deftig man, hoort men zeer weinig (fpreeken j Lacht des ook hyna nooit. — Zyn Ega draagt, naar' ('k reken, De mode, die men droeg, voor ruim een eeuw geleên 5 Zy is zwaarlyvig en zeer met zich zelftevreên. — De Preêker is een baas, die vroiyk weet teleeven, Wanneer hem, hier of daar een maaltyd wordt gegee". (ven; Hy 's anders naauw gezet en zelfs terdeegefyn.—■ Zal zulk een levenswys, voor U niet ftreelend zyn? — Maar'khebnogmeer;gykuntUfmorgensdivertceren, Met wat te visfen en wil U dat dan vereeren , Voor dat het middag is, een Voorentjen drie vier, Zo zyt gy welgeflaagd. —Dan volgt, op dat vertier^ 't Eenvoudig middagmaal, zelfs boersch in allen dee« (len ; Hier na gaan We inden Tuin Wat met de kegels fpee= (len. — Me vrouwe de Schoutin fpeeït dan ook om het best' —» En als dit ons verveelt, dan gaan wy, op het lest', Wat zitten indenfchaauw'der lommerrykeboomen J Hier wil dan de een den aêr in geest te boven kootnen* De lyvige Mevrouw brengt meestentyds ter baan Histories —- als daar is s de Ridder met de Zwaan, H a tü  116 DE ZELDZAAME MAN. En andren — ó, zy weet dan zo breed uitteweiden ! —Nu,met de fcheemering gaat her gezelfchap fcheiden— Dan hebt gy 't avonduur voor U geheel alleen — Maar hier zie ik voorU, in plaats van vreugd, geween; Een knorrige Echtgenoot, vol pyn en hoog in jaaren, KanU, die jeugdig is , niet heel veel vreugde baaren ; Want denk niet, dat 'k altyd ben , als ik heden fchyn , Neen —'k ken my zelf,ikkan zelfs onverdraaglyk zyn! En dat myn Booijen my toch echter dienstbaar bly ven, Is maar, om na myn dood, zich dan eens met myn ffchyven, Voor al dat ongemak, naar wensch beloond te zien. Bedenk uw lotduswel! — gykunthetnogontvliên Om myne vrouw te zyn — 't is zekerlyk te vreezen, Dat zulk een lot, voor U, nog lang van duur kan (weezen. 'kHeb geen gebrek,of zorg,doe niets en heb geen nyd, En hier door krygt m'al veel een langen levenstyd. LEÖNARD, Kunt gy, myn Juha! daar ge alles op hoort leezen, Nu echter nog U zelf ten vyandinne weezen? — Geef my uw liefde wéér! } 12 fpytig. Neen , 'k blyf by myn befluit,En wordt, het gahoe 'tga, met Vredeuftein de Brmdv ét  TOONEEL SPEL 117 de Hr.van vredenstein, vergramt. Welaan , wyl U nog raad, noch reden kan weerhouên, En fieeds hardnekkig blyft, om my reeds grys te trou- (wen, Zo zult ge 'er ook de proef van hebben. (tegen de Notaris.) Kom, mvn Heer, Maak maar een eind van't werk , het heeft hier toch geen keer. quiproquo. Ik heb nu vyftig jaar mynamptalwaargenoomen, Maar'k ben in al dien tyd,nooit op een plaats gekomen, Daar men het huwelyk zo wikte en weegde als hier. julia tegen leönard. f plaizier Verbeeld, myn Heer, zich nog, dat het maar voor En niet uit meenens is? — leönard, fpytig. Gy hebt nog niet getekend. julia, fchertzende. Zo gy het anders ftelt, dan hebt gy U misrekend. l e ö n a,r d. De billykheid Juffrouw, eischt, dat het niet gefchied. H3 ju-  Si8 DE ZELDZAAME MAN, julia. Dan zyt gy 't kwyt,mynHeer! in fpyt van uw verdriet. de Hr. van vredenstein, tegen de Notaris. KomaanHeerQuiproquo, hebt gy 't Contract gefchree. (ven? quiproquo. Het is gereed,mynHeer! wilt gy me uw naam opgeven, de Hr. van vredenstein. Schryf Vredenftein. quiproquo. Is 't niet van Vredenftein? De Hr. van vredenstein. Met van , Of zonder van, dat is om 't even goede Man, Het doet niets tot de zaak. quiproquo. Hoe moet 'k u tituleeren? De Hr. van vredenstein. Ken officier, verminkt quiproquo, verwonderd. Verminkt! ae  TOONEELSP, EL. np DeHr. van vredenstein» Ja 'k zal bewceren, Dat ik zulks waarlyk ben. (tegen Julia.) Hoort gy 't MejufFer ? quiproquo. Wat Maakt ge uwen Echtgenoot, tot huvvlyksgoed. Dt Hr. van vredenstein. Al dat ïk in de waereld heb. quiproquo. Gy moet de Som bepaalen. De Hr. van vredenstein. Tienduizend guldens kan ik 'sjaarlyks renten haaien, Schryf dat maar. quiproquo. 't Is gedaan; 't komt nu op 't teek'nen aan. ie Heer van vredenstein,julia, by de hand ntemende. Welaan,Juffrouw, wil nu de dwaafte daad begaan, Die §e ooit teoud kunnen doen. H 4 J»>  920 DE ZELDZAAME MAN, julia tegen leönard, terwyl zy 't Contract gaat teekenen. Zal het myn Heer geheugen, Of heeft hy tegen't werk nu nog iets in te brengen. de Hr. van vredenstein, tegen julia. Gy gaat dan teekenen ! — Myn vrinden houd toch aan , Pat zy die dwaasheid laat. (Terwyl de Hr. van Vredenftein , met de om* ft anders Jpreekt, tekent Julia fchielyk het ContraSt, echter ziet men aan ha are houding, dat zy het uit fpyt, en als tegen haar zin doet.) quiproquo. De zaak is afgedaan! — Beraad,of overleg kan hier nu niet meer baaten. leönard, als overftelpt van droefheid. Gy hebt getekend.... och!... .vaarwel!.... 'k zal U verlaaten. (Hy gaat naar de deur, terwylJulia weenende op een ft oei valt.) de Hr. ^«vredenstein, julia, ziende ween en. Gy weent . . . . ! (ie*  TOONEELSPÊL. 12x ytegett Leönard, op een' flerken en gebiedendeti toon.) Keer vveêr, keer weêr! Hy rukt den Notaris het Contract uit de handen en feheurt het. quiproquo. Myn Heer, wat moet dit zyn? De Hr. van vredenstein. 'k Verlos verdrukten van hun bittre ünart en pyn. ■«-> (tegen Julia.) (trouwen, Juffrouw! 't ftaat u thans vry, met wien gy wilt te Want ik zie van u af. Leönard, te rug gekeerd, werpt zich ogenblik' kelyk voor de voeten van Julia. Aanbidlykfte aller Vrouwen , Myn waarde Julia J uw ftaat ontdekt me uw hart; Gy leed, ik zag dit klaar, om my ook minne fmart; Gy bleeft,wat gy ook deed,my echter toch beminne — G y doet zulks nog — bloos niet myn waardige Enge- linne! Myn hart keert tot u weêr— verliefder als voorheen. Geef het zyn boeijens weêr. — ai, hoor naar myn. (gebeênl H 5 Het  iaa DE ZELDZAAMÈ MAN, Het buigt zich voor uw' wil en wetten gantfchlyknC (der j- Schenk het dus als voorheen, het dierbrevoorrecht (weder, Dat het wel eer' genoot; en duit uw ldescbheid niet Om zulks terftoiid te doen; verlicht dan myn verdriet Door eene ftraal van hoop. de Hr. van vredenstein, tegen julia. Zo gy hem kunt weêrftreeven , Wil dar,aan myn verzoek,nu toch genoegen geeven— \ Boog in geen dertigjaar myn knien voor eene vrouw, Doch doe het nu, om dat ge u overgeeven zou. NEGENDE TOONEEL. jut ia, dl Heer van vredenstein, aristus, leönard, qü1p110q00,marin2 annette* marïn, met annette, aan den arm tegen leönard. M(trekken; yn Heer , zo gy nog wilt, gy kunt naarUtrechi Maar ik bedank 'er voor om zulks te doen —de hekken Zyn hier verhangen; *k blyf hier by myn lieve An- (net*. — Wy hebben ons knkeel gantsch aan een zy gezet. AR-  tooneelspei. 133 annette. ója, hy zei me ftraks, hy kon zo niet meerleeven, En wyl 'k goedaartig ben, heb 'k hem toen maar verWat hy misdaan had. (geeven dt Hr. van vredenstein. Nu, myn waarde Tulia! Wilt ge edelmoedig zyn , volg dan hun voorbeeld n». julia. E en langer tegenftand zou thans belachlyk weezen. (tegen Leönard.; (deezenj •k Schenk dus aan u, myn Heer, myn achting, als voor En wat myn hand betreft, het is Aristus zaak U die te geeven. aristus* Nicht! ik zal het met vermaak, En blydfchapzien, zo gy Heer Leönard wilttouwen.' Ik wil niet,dat ge om my zoud doen,dat u kon rouwen. de Hr. van vredenstein. Daar heb ik my gered uit een geducht gevaar', Kom vrinden , richt me eens op! — de zaaken zyn nu (klaar. En gy, myn Julia! maakt veel yerblydezinnen! — QÜI.  ft4 D Ë ZE LD Z AA ME MAN, quiproquo. (beginnen1; Myn Heer! nu moet 'k op nieuw weêr een Contract De Hr. van vredenstein. Ja , ja! in plaats van één , zult gy't voor drie nu doea. Men zal u deeze i'cliaê wel rykelyk vergoên. tegen julia, ff» leönard. Nu het my is gelukt, u weder, als voorheenen, Door myne tusfcbenkomst, te faamen te veiëeneni Tot u en myne vreugd, blyft my niets over» daiï Nog deezcn wenscb te doen. Dat yder oude Man Het voorbeeld volgen moog' 't welk ik hier heb ge. ( geevert. Dan zalmen ,in den Echt, gelukkigerzisn keven! — Einde van het Derde en laatfie Bedryf.     t? MAATSC1I. DER NEDERL. LET TER IC. H \ ^Jr$ TE LEIDEX. Geschenk van Tooneelst'ukken , 1841.  D É ZELDZAAME MAN, TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. aristusj julia,' (ongekapt en in haar morgen gewaad.~) Annetïe. aristus. Nicht! het fchynt gy dus uw woord weêr in (wilt haaien? julia. Maar Oom! fpreek ik hier van? aristus. Neen Nichtjen ! maar dat draaïeti Behaagt my zeeker niet; gy hebt nu geen beraad, Myn hoofd ftaat 'er niet naar,om thans naar uw geprarï Teluist'ren! —neen—ikhebU nooit belet te trouwen Met Jonker Leönard; zo het U ooit mogt rouwen Dat gy gefcheiden zyt, het is alleen uwfchuld, A t Dar.