r D8"   1 C H E « f S' - V AN H E T ' jjjS, C U E- I K tl N t). I 'G:B L E E R S T Ë L S E L ï • . .3 :.' . i 3y A V O I S I E R. • ï -' • * •.. •• • « "• . : '" ,:- "% ' "' D O . O Tt ' N I E ÜW L A N a. ./ >• "h-, " * , ^rf.; ■ '" Qtio paéio genitalijfpmateriai Corpora i'jtiias'.glgnahf', gtnitasque refofyant', ■ Et qia vi facere i'd coganiur. ■ — -^7 T£ AMSTERDAM, fey de erven P. MEIJER cn G. WARNARS, MDCCXCL   SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE LEERSTELSEL VAN L A V O I S I E R. Ieder, die zich enigszins gelegen laat liggen aan de merkelyke voortgangen, welke men in waarheid zeggen mag dat de kennis der natuur, en de takken van wetenfehap op die kennis jbetreklyk, in de laatstverlopene tien of twintig jaren gemaakt hebben, is meer of min bewust , dat in genen derzelven aanmerkelyker vorderingen gemaakt , gewigtiger ontdekkingen gefchied, en grotere omwentelingen in het Leerftellige voorgevallen zyn , dan in de Scheikunde. Een Leerftclfel, dat gedurende eene reeks van jaren voldoende fcheen bevonden ter verklaring van meest alle de verfchynfelen, welke de natuur, langs dien weg onderzocht, had opgeleverd; dat op een aantal proeven, gevestigd endoor het gezag van meest alle beroemd; oefenaren dier wetenfehap uit alle natiën gefchraagd was ; is op ééns door de ontdekkingen, in het laatstgenoemde korte tydvak gemaakt, aan het wankelen gebragt, byna omverre geworpen, en men heeft in deszelfs plaats een nieuw gebouw opgericht , dat van A dag,  schets van het scheikundige dag tot dag in hechtheid en luister toeneemt. Men herkent in deeze omfchj'yving ontwyfelbaar de tegenover gefielde Scheikundige ftelfels van stahl , en het nieuwere, dat met recht, naardeszelfs eerften en voortreflyken luchter, den naam van het Lavoiferiaanfcht dragen mag. Myn oogmerk is in het geheel niet, een volledig verflag te willen geven , veel min eene vergelyking in 't werk te ftellen, dier beide ftellelen; eene onderneming die verre buiten myn beftek zou gaan. Doch daar thans byna door gansch Europa met zo veel yver over dit onderwerp gedacht, gefchreven en gcftreden wordt; daar eene oppervlakkige bekendheid met het zelve voor iedereen , zelfs die zich niet op Scheikunde in het byzonder, maar op enigen tak der Natuurkunde in het algemeen toelegt , onüntbeerlyk geworden is; endaar wy eindelyk, zo veel my bewust is, in onze taal nog gene fchets van het Leerftelfel van lavoisier bezitten , die het in zynen nieuvvften eu meest volmaakten ftaat daarftelt : heb ik geoordeeld , dat eene zodanige fchets , fchoon oppervlakkig uitgevoerd , den beminnaren der Natuur- en Scheikunde , onder myne landgenoten niet onaangenaam zyn zou. De nieuwheid immers en het gewigt van een onderwerp, en het algemene belang, dat'er wegens byzonderc van tyd of plaats afhangende omftandigheden in gefield wordt , brengen dikwerf te weeg, dat zelfs onvolkomene en gebrekkige berichten daaromtrent welkom zyn , en den mededeler toegevendheid en verfchoning verwerven voor nalatigheden; cn misdagen in de .behandeling, die men hem nimmer vergeven zou, nadat de eerfte nieuwsgierigheid voldaan is, en de gelegenheden om dezelve te voldoeis vermenigvuldigd zyn. De  LEERSTELSEL VAN LAVOISJER, » De kortheid van myn beftek laat niet toe de zaak op pene andere wyze , dan by korte Hellingen of aphoris-. men, voortcdragen. Ik kan even min by elke dier (tellingen naauwkeurig opgeven, in hoeverre dezelve op onmiddellyke proeven, en in hoeverre zy op analogi? fche gevolgtrekkingen en waarfchynlyke hypothefen gegrond is , en ik trede dus in geen onderzoek of Jtryd omtrent derzelver waarheid of waarfchynlykheid, Ik zal by de opgave enigermate de zelfde orde volgen, die de Fleer lavoisier zelf in zyne Grondbeginfel? der Scheikunde gehouden heeft; en ik zal nu en dan, in zo verre myn bedek zulks toelaat, enige der voor? naamfte en ontwyfelbaarfle proeven en waarnemingen bybrengen , die den grondflag van het Leerftelfel uitmaken, en enige zwarigheden, die men 'er met den meesten fchyn tegen geopperd heeft , uit den weg trachten te ruimen, in zo verre zulks door ligt bevatlyke en in 't oog lopende ophelderingen gefchie? den kan, ï. Wanneer wy de voorwerpen , welke de natuur ons voorhoudt, nagaan,met oogmerk om derzelver famenftelling en den aart der delen waarüit zy beflaan te onderzoeken, is een der eerfte verfchynfelen, die onze aandacht trekken, de verfchillende ftaat van Vastheid, Vloeibaarheid en Luchtvormiglieid, waarïn zy zich bevinden. Dat de Warmte eene voorname oorzaak van die verfcheidenheid is , blykt ras , wanneer wy de veranderingen gadeflaan , welke van tyd tot tyd by het zelfde ligchaam ten dezen opzichte voorvallen. Ieder weet, by voorbeeld, dat het water by zekeren A § %n$  schets van het scheikundige trap van koude tot ys ftolt, en by zekeren trap va» hitte in onzichtbaren damp vervliegt, lavoisier. acht het waarfchyplyk dat die Warmte eene op zich zelve beftaande zeer fyne veerkrachtige ftqf is , die zich met enig ligchaam verenigt, deszelfs delen uit elkander zet, en het dus uit den ftaat van vastheid tot dien van vloeibaarheid , en voorts vanluchtvormigheid , brengt. Met deze oorzaak werkt eene twede te famen , namelyk de Drukking der gewone lucht of zogenaamde atmospheer, welker invloed by alle natuurlyke of door kunst nagevolgde verfchynfels en bewerkingen,' daar die invloed niet voorbedachtelyk uitgefloten is, moet in acht genomen worden. Het is deze drukking, welke te weeg brengt dat een ligchaam zich gedurend» enigen tyd in den ftaat van vloeibaarheid onthoudt; zo dezelve weggenomen wordt, gaat het ligchaam uit den ftaat van vastheid onmiddellyk tot dien van kichtvormigheid over. Ether , onder den klok eener luchtpomp geplaatst, vervliegt in lucht , zodra de lucht, die hem omgeeft, genoegfaam verdund is. Het blykt klaar uit deze befchouwing, waarom wy fommige ligchamen byna altoos in den ftaat van vastheid, anderen in dien van vloeibaarheid, anderen eindelyk in dien van luchtvormigheid waarnemen. Zulks hangt enkel af van de zogenaamde temperatuur of graad van warmte , die in onzen dampkring plaats heeft. Ligchamen , die groter' graad van warmte nodig hebben om vloeibaar of luchtvormig te worden, dan gewoonlyk in den dampkring plaats heeft, zullen vast blyven ; zo als hetyzer: doch zy zullen vloeibaar worden, zodra men hun dien graad van warmte ge*, vso kan; >;o als het yzer by de fmelting, — Ligchamen ,  LEERSTELSEL VAN LAVOISIER. 5 inen, voor .welke de gewone warmte der atmospheer genoegzaam zyn zou om ze luchtvormig te maakcn, wanneer de drukking der atmospheer hunne delen niet byëen hield , zyn gemeenlyk vloeibaar ; zo als het water : vermindert die warmte tot een' bepaalden graad, zo wordt het water ys; vermeerdert men ze tot een bepaalden graad , zo vervliegt het in onzichtbaren damp. Ligchamen eindelyk, die altoos zo vele warmte in de atmospheer aantreffen, als nodig is om ze in den ftaat van luchtvormigheid te houden, vertonen zich aan ons altoos in dien ftaat; zo als verfcheiden foorten van lucht of gaz. Indien wy in ftaat waren om de warmte naar believen te verminderen, zouden wy die luchtfoorten eveneens eerst tot vloeibare , en dan tot vaste zelfftandigheden kunnen brengen, als wy nu waterdamp eerst tot water, en dan totys kunnen brengen. Doch daar eene kunstige koude veel moeilyker en onvolkomener te verwekken is, dan eene kunstige warmte , ziet men klaar de reden, waarom de laatstgemelde bewerking by de minste luchtvormige zelfftandigheden gelukt ; en waarom 't algemeen de fixatie van enige ftoffe veel moeilyker is dan hare liquefaclie. Het fchynt in den eerften opflag enigszins vreemd, dat, daar de warmte by een ligchaam niet eensklaps, maar langfamerhand , toeneemt en afneemt, nogthans het uitwerkfel dier toe- en afname , de overgang tot luchtvormigheid en vastheid eensklaps , en niet by gradatie gefchiedt. Water, verkondende, ftolt niet langfamerhand, maar bevriest , dat is, wordt vast in plaats van vloeibaar, op een bepaald tydftip; warm wordende, raakt het op één ogenblik aan - het koken. Doch wy zien dagelyks in de natuur deze wyze van werking by andere gelegenheden, zonA 3 der  B SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE der dezelve byna optemerken, veel min ons daarover te verwonderen. Stel dat zekere last 50 ffi gevvigt behoeve , om vcrfchoven te worden; met 49 8? zal dezelve nog even ftil blyven liggen , als of 'er geen één & aangehangen was ; nu voege men 'er het softe f£ gewigt by, en de beweging zal onraiddellyk volgen* Nogthans zou het ongerymd zyn , te beweren , dat die eerfte 49 tfiden niet mede de beweging veroorzaakten. Water heeft 2120 hitte nodig om te koken; by iui° kookt het nog niet, met den 21 aften graad kookt het. Ons beftek laat niet toe, in byzonderheden te treden omtrent de wetten, welke die ftoffe , die wy warmte noemen, in hare mededeling, voortplanting, losmaking enz. volgt: omtrent de grotere of kleinere betrekking , die onderfcheidene ligchaamen tot haar hebben, en wat dies meer is. I I. Eene twede zeer algemeen verfpreide , zeer fyne en zeer veerkrachtige ftolfe is het Licht: immers is het waarfchynlyk, volgens het ftelfel van lavoisier , dat zy van die der warmte geheel onderfcheiden is, hoewel dé verfchynfcls van beiden zich dikwerf ter gelyker tyd en Onder de zelfde omftandigheden vertonen. De aart en ichemifche eigenfchappen dezer ftoffe zyn nog weinig bekend, maar de ondervinding heeft geleerd, dat zy zeer groten invloed heeft ia vele bewerkingen zo der georganifeerde als ongeorganifeerde matuur , en niet alleen als medium voor den zin des gezichts, maar ook tot zeer vele andere minder onmiddelyke (tinden dient, gelyk onder anderen blykt uit de verfebükfede kleur van plantgewasfen , naarmate zy, al hel  LEERSTELSEL VAN LAVOISIER. ? liet overige gelyk (bande, aan den invloed van het licht blootgefteld of daarvan beroofd zyn. I I I. Wy onderfcheiden de voorwerpen van elkander dóór middel der iudrukfelen, die zy op onze zintuigen maken. By vaste ligchamen maken wy van allen gebruik. By vloeibare ligchamen heeft generlei kenmerk door het gehoor plaats , het gezicht mist het kenmerk van gedaante, en behoudt alleen dat van kleur: ook het gevoel heeft hier minder kenmerken dan by de vaste ligchamen. By de luchtvormige vloeiftoffen behoudt het gezicht gene onmiddelyke kenmerken , het gevoel enkel de zwaarte, en deze zelfs met veel minder trappen van verfcheidenheid dan by de vaste ligchamen , de fmaak zeer weinig, de reuk het meeste overig. 'Er zullen dus meer vloeibare dan vaste , en meer luchtvormige dan vloeibare zelfftandigheden zyn , die uiterlyk naar elkander gelyken, doch in eigenfehappen verfchillen. Hoe vele verfchillende vochten zyn 'er, die in doorfchynendheid en zwaarte op het gevoel naar water gelyken, en door kinderen of onkundigen voor water zouden aangezien worden. Ook de mcngfels van zodanige gelykfchynende vochten zyn dikwerf in het zelfde geval. Nog veel meer zal zulks by de onderfchcidene luchtfoorten plaats hebben ; en het is dus niet te verwonderen, dat men eerst in de laatstverlopene jaren ontdekt heeft, dat 'er verfchillende zodanige zelfftandigheden zyn; dat men nog maar weinige feorten daarvan, in vergelyking met het getal der beA 4 kende  8 SCiiETS VAN HET SCHEIKUNDIGE kende vaste en vloeibace zelfftandigheden, kent • en dat men eerst laat op bet vermoeden gekomen is 'dat de lucht, die wy inademen, wel een mengfel'zou kunnen zyn van onderfcheidene luchtvormige zelfftan d.gheden. Het is ditlaatfte vermoeden, 't welk, door de ondervinding bevestigd, ons tot de kennis van twee zeer opmerkelyke zelfftandigheden gebragt heeft. I V. Om te weten uit welke grondbeginfelen eene faamSefteldc zelfftandigheid beftaat, geeft de Scheikunde twedertee middelen aan de hand: „amelyk, ofwel, 10 mcn cl]iS'e gisfingen maken kan omtrent de famenftellende grondbeginfelcn , dezen te verenigen , cn te zien of de uitkomst de onderftelling bevestigt : of wel, een der bcftanddelen met enig ander bekend bcftanddecl in combinatie te brengen en het overblyvende te onderzoeken. By het oh! derzoek der gewone lucht heeft men den laatften weg moeten inflaan. Men heeft ontdekt, dat by enige bewerkingen, zo als de verbranding, de verkalking der metalen , de ademhaling enz. de tegenwoordigheid der lucht verëischt werd. Wanneer dezelve gefchiedden in eene bepaalde gemetene ofgewogene hoeveelheid luclits, bevond men , dat die iioevcelheid verminderde , terwyl de produclen deiverbranding , der verkalking enz. in zwaarte toenamen, cn wel juist zo veel toenamen als het gewigt der verdwenen hoeveelheid luchts bedroeg. Het overfchot der gewone lucht werd ongefchikt bevonden TOOT de verbranding , verkalking, ademhaling enz.  JLIERSTELSEL VAN LAVQISIER. p Wy hebben- gezien dat het eerde bedanddeel de e.igenfchap heeft van zich me{ andere ligchamen in een' vasten ftaat te vereenigen , gelyk uit derzelver vermeerderde zwaarte blykt. Wanneer men die ligchamen in befloten vaten tot een' genoegfamen trap van hitte brengt, wordt dat beftanddeel wederom vlugtig, raakt los, en men bekomt op die wyze dat bedanddeel der gewone lucht , afgefcheiden van het andere, en in eenen luchtvormigen daat. Het is dan veel gefchikter voor de verbranding, ademhaling enz. dan de gewone lucht, en wanneer men gemelde bewerkingen in hetzelve laat gefchieden , blyft 'er geen overfchot , zo als by de gewone lucht. Wanneer dit bedanddeel met dat overfchot vermengd wordt, heeft men wederom gewone lucht. Hierüit kon men dus afleiden , en verdere proefnemingen bevestigden , dat de gewone lucht bedaat uit twee zeer onderfcheidene bedanddelen , waarvan het éene eigenlyk gefchikt is ter onderhouding van het vuur, van den ademtocht, en in 't algemeen tot die gebruiken , welke wy der gewone lucht gemeenlyk toefchryven ; terwyl het andere tot dat alles ongeIchikt is. V. De drie bewerkingen, tot welke de tegenwoordigheid der gewone lucht, of liever, gelyk wy nu weten , die van haar éene bedanddeel, verë'ischt wordt, zyn de verbranding , de verkalking der metalen, en de ademhaling. In derj eerflen Qpflag fchynen dez£ bewerkin. gen, althans met betrekking tot de uiterlyke verfchyn, A 5 fefc  ta SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE fels die zy opleveren, weinig met elkander gemeen te hebben. By nader onderzoek zal het blyken , dat zy met recht voor de zelfde bewerking mogen gehouden worden, en dat de omftandigheden , die daarby plaats hebben, niet van aart, maar alleenlyk in trap onderfehciden zyn. Warmte en licht hebben in den fterkften graad plaats by de verbranding. De gloeijing van de meeste metalen, by hunne verkalking door vuur, is het zelfde verfchynfel in eenen minderen graad. Ook door de ademhaling wordt voelbare warmte geboren , of eigenlyker gefproken , 'er raakt warmte vry. In dit opzicht kan men derhalven de laatstgenoemde bewerkingen als langfame verbrandingen aanmerken. De verfchyning van hét licht heeft geen plaats , dan by zeer fchielyke verbranding. Eene gewone turfkool kan langfamerhand onder de asch in zich zelve als 't ware verteren, en zeer weinig licht geven; niemand ondertusfehen zal twyfclen of die langfame vertering van de kool is de zelfde zaak als deszelfs fnelle , met heldere gloeijing verzelde , vertering in het midden van een heldcrbrandend vuur. Hout, zwavel, lak, worden eerst warm, of fmelten, eer zy met eene lichtende vlam branden. De verfchyning van licht heeft dus enkei plaats by den fchielykften trap van verbranding , en het is dus niet te verwonderen , dat wy dezelve by de verkalking der metalen Hechts flaauweJyk , en by de ademhaling in 't geheel niet gewaar worden. Om een ligchaam in den luchtvormigen ftaat daar te ftellen, is meer warmte nodig dan hetzelve in den vasten ftaat bezit. Daar by de bovengenoemde bewerkingen het ééne beftanddeel der gewone lucht, dat  LEERSTELSEL VAN LAVOISIEU. tl ttat Wy kortlieidshalven vooreerst zuivere lucht kunnen noemen (*), in eenen meer of min vasten ftaat overgaat, zal een gedeelte van deszelfs warmte overtollig worden; en het is juist dat overtollige gedeelte , 't welk los raakt en zich als warmte by de verbranding , ademhaling enz. doet gevoelen en bemerken. Hoe fchielyker de overgang van de zuivere lucht tot eenen vasten ftaat gefchiedt, hoe merkbarer de warmte zal zyn. Wy kennen de natuur der lichtftoffe te weinig, om 'er met de zelfde zekerheid van te kunnen fpreken. Doch de analogie maakt het ten minsten hoogst waarfchynlyk , dat de verfchyning van het lichr. op de zelfde wyze te weeg gebragt wordt , als die der. warmte ; doch dat hetzelve in eene aanmerkelyke hoeveelheid en zeer fpoedig moet losgemaakt worden, om bemerkt te worden , en zich aan onze ogen als licht te vertonen. Zulks kan derhalven niet dan by eenen zeer fpoedigen overgang der zuivere lucht tot eenen ftaat van vastheid , en dus niet dan by eene fchielyke verbranding, plaats hebben. V I. Laat ons nu nagaan in welken ftaat zich de ligcha* men (*) Schoon de zuivere lucht eigenlyk den naam vaa lucht alleenlyk dragen kan terwyl zy met warmte verenigd en dus luchtvormig is, zullen wy echter , om de omflagtiger uitdrukkingen van vast beginfel der zuivere lucht, en van •zuivere lucht in een vasten ftaat te vermyden , fomtyds den naam van zuivere lucht ook dan gebruiken, als w.y haar te «en vasten ftaat bi'fchouwea,  12 SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE men bevinden nadat zy]verbrand, dat is, met de zuh vere lucht in eenen vasten ftaat verëenigd zyn. Dan vooraf moeten wy ons voor enige misvattingen in acht nemen, in welke wy natuurlyk vervallen, zo wy onze verbeelding enkel vestigen op die brandftofl'jn , welke wy ten gebruike van het dagelykfche leeven bezigen. Wy zyn gewoon te zeggen , en indien wy niet beter onderricht worden te denken, dat turf, by voorbeeld, tot asch verbrandt: en wy zouden dus menen dat die asch hier bedoeld wiercl, dat de zuivere lucht zich met dezelve verenigd had , en dat dus die asch , en de aardachtige Holten die door de gloeijing der metalen geboren worden en metaalkalken genoemd worden, doffen van de zelfde zoort waren. Dan, dit is zoniet. De asch van turf, hout, enz. is juist dat gedeelte dier brandftoffen , 't welk niet branden kan, dat is , 't welk zich met de zuivere lucht niet verenigen kan: ookverkrygtmen van een bepaalde hoeveelheid turf en hout eene veel kleinere hoe\'eelhcid asch ; en hoe meer asch men 'er van bekomt, hoe Hechter de turf brandt. Het is dus het andere gedeelte, dat verloren gegaan is, 't welk eigenlyk gebrand heeft, zich met de zuivere lucht verenigd , en ons daardoor Jicht en warmte verfchaft heeft. Maar het product van die branding zelve , 't welk faamgefteld is uit de brandbare ftoffe van de turf, by voorbeeld , en uit de zuivere lucht , is zelve luchtvormig , of wordt Juchtvormig onder de branding; en vervliegt dus onbemerkt , indien het niet door middel van een' byzonderen toeftcl opgevangen wordt. De brandbare ftoffe van de turf is ook niet altemaal van de zelfde foort. Wy zullen daarover in het vervolg nog nader handelen. Men zal mogelyk vragen: indien de warmte, gelyk •Z9  ■LEERSTELSEL VAN LAVOISÏER, 1% zo even gezegd is , losgemaakt en merkbaar wordt, omdat de zuivere lucht tot een' vasten ftaat overgaat, hoe ftrookt dit met het thans gezegde, dat het produel onzer gewone brandftoffen voor een gedeelte zelve luchtvormig is ? hoe kunnen die ons dan verwarmen en verlichten ? Dan hierop dient, dat , wel is waar, dat product luchtvormig is, doch echter fpecificq zwarer dan de zuivere lucht op zich zelve : dat het dus minder warmte dan deze behoeft : ' dat het indedaad waar is , dat andere brandbare ligchamen , wier product niet luchtvormig is, zo als ontvlambare lucht, phosphorus, metalen, enz. ook , al het overige gelyk ftaande, fterker hitte te wege brengen dan turf en hout; gelyk de ondervinding dagelyks leert: en dat eindelyk turf en hout zelve, behalven de kool, zeer vele ontvlambare lucht bevatten. V I I. ■ Laat ons dan aanvangen met de befchouwing der producten van zodanige andere brandbare ftoffen. die minder faamgefteldzyn, dan by voorbeeld turf en hout. De phosphorus is eene dier ftoffen, welke in den legenwoordigen ftaat der Scheikunde niet verder kunnen ontbonden worden , en dus tot nog toe onder de Grondbeginfels moeten geteld worden. Het zelfde» geldt omtrent de zuivere lucht, omtrent dan zwavel, de metalen, en andere zelfftandigheden, die wy in het vervolg zullen leren kennen. De phosphorus , in eene bepaalde hoeveelheid gewone lucht of zuivere lucht brandende , laat een product na, welks gewigt gelyk is aan den verbranden phosphorus en de verdwenen zuivere lucht te famen. De zwavel, op de zelfde wyze brandende, laat een product'  14- SCHETS VAN HET SCIIEIKTTIN-EiIGE product na, welks gewigt gelyk is aan den verbrau» den zwavel en de verdwenen zuivere lucht te fa, men. Houtskool, eerst zo veel mogelyk van alle vreemde delen gezuiverd , en dan verbrand zyndc , laat een luchtvormig product na , welks gewigt gelyk is aan dat van de verbrande houtskool en de verdwenen zuivere lucht te famen. Deeze drie producten hebben overeenkomstige eigenfehappen; zy maken de violetklcurde fappen der plantgcwasfen rood; zy hebben dien fmaak, weikeu wy gewoon zyn zuur te noemen ; zy gedragen zich op gelyke wyzc by de vereniging met andere beftanddelen: het zyn Zuren. De phosphorus maakt Phosphcruszuur ; de zwavel maakt Vitrioolzuur; de houtskool maakt vaste lucht of Koolzuur. VIII. Deze proeven brengen dus naümrlyk op het vermoeden , dat de zuivere lucht , zich met enige zelfs. Handigheid verenigende, met dezelve een ligchaam daarftelt, het welk die eigenfehappen heeft, waaraan wy gewoon zyn de zuurheid te onderkennen ; met één woord , dat , uit de vereniging ener genoegfame hoeveelheid zuivere lucht met eene zelfftandigheid welke daarvoor vatbaar is, een zuur ontftaat. Laat ons dan nu onderzoeken , of deze onderftcb ling ook by andere brandbare zelfftandigheden bevestigd wordt. Wy hebben gezien dat het overfchot, dat van de gewone lucht overblyft, na dat baar andere beftand- d#§l  LEERSTELSEL VAN LAVOISIER. I> deel zich met enige zelfstandigheid verenigd heeft, ongefchikt is om de vlam te onderhouden: dit belet echter niet, dat hetzelve een brandbaar beginfel zyu kan, dat is een zodanig, dat zich, 't zy fpoedig, 't zy langfaam , met de zuivere lucht in een' vasten ftaat verenigen kan. Spoedig en van zelf doet het zulks zekerlyk niet , maar wanneer de gewone lucht op zich zelve, ©f een mengfel van dat overfchot met andere zuivere lucht , door Electrifche ontladingen lang achtereen doorgefchud wordt , bemerkt men. vermindering in de uitgebreidheid van het mengfel, dus overgang uit een' luchtvormigen ftaat tot een' ftaat van vastheid, en het product dat men bekomt, is een zuur, en wel het zogenaamde Salpeterzuur. Eene der brandbaarfte zelfftandigheden is de zogenaamde ontvlambare lucht , die men by verfchcidens operatiën der natuur en der kunst ziet te voorfebyu komen, en welke men niet verder ontbinden kan; die gevolglyk onder de grondbeginfels moet gerekend worden. Het produel der branding van die lucht geeft gene blyken van zuurheid , het is het gewone' Water. Ik zal my niet ophouden, met de tegenwerpingen en derzelver beantwoordingen voor te dragen , Welke men omtrent deze proefneming gemaakt heeft, terwyl de zaak eensdeels als byna beflischc mag aangemerkt worden , en ten anderen zulks my verder zou doen uitweiden , dan myn ontwerp toelaat. De natuur van het water kennende , en wetende dat de ontvlambare lucht een van deszelfs beftanddelen is, heeft men, by het nader befchouwen der bewerkingen , i« welke ontvlambare lucht geboren wordt  10 SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE wordt of verdwynt, bevonden dat 'er dan altoos waworden gene zuren. De metalen, tot zogenaamde kalk gebr-and zynde , worden gene zuren. Eindelyk leveren de drie ryken der natuur verfebeidene zuren op, die niet door onmiddclyke famenftellirig van de zuivere lucht met enig bekend beginfel bekomen worden, en van welke men tot nog toe door gene kunstbewerking zuivere lucht heeft kunnen affcheiden. I X. Eer wy dus de opgegevene theorie der zuurwording met enigen grond van waarfchynlykheid kunnen aannemen , moeten wy voldoende opheldering omtrent deeze zwarigheden trachten te bekomen. 'Er is niets ongerymds of onwaarfchynlyks in de onderdelling , dat eene zelfftandigheid , ontdaan uit de vereniging van twee bedanddelen , verfchillende eigenfehappen verkrygen, of liever, dat uit de vereniging van twee zelfde bedanddelen , verfchillende ligchamen ontdaan, naarmate de reden der hoeveelheden dier beide bedanddelen verfchilt. Het is dus niet onmogelyk , dat de zuivere lucht, zich in ceH' vasten daat met enig beginfel verenigende , daarmede verfchillende faasigedelde ligchaamen kan vormen , naarmate zy zich daarmede in grotere of kleinere hoeveelheid verenigt ; en wel zodanig, dat de faamgedeldc zelfdandigheid niet langfamerhand , en in de zelfde reden als 'er meer zuivere lucht bykomt, maar eensklaps en op een' bepaalden trap van aart verandcrc ; cn dat dus eene dergelyke wet der natuur hier plaats  " LEERSTELSEL VAN LAVOISIER. ï$* plaats hebbe , als by de verandering der ligchamen van luchtvormig tot vloeibaar , of van vloeibaar tot vast, en omgekeerd, door gedurige en graduele afname of toename van warmte. Het komt 'er maar op aan , om te onderzoeken , of de ondervinding ons voorbeelden aan de hand geeft , welke de gemaakte onderdelling bevestigen. Wy hebben gezegd dat het twede bedanddeel van de dampkringslucht, met het eerfte, de zuivere lucht, in een' vasten ftaat verënigd, een zuur maakte, dat onder den naam van Salpeterzuur bekend is. Myn bedek laat niet toe , breedvoerig verllag te doen van de proeven en redeneringen , die men omtrent de famendelling en ontbinding van dit zuur in het werk gedeld heeft : ik moet my te vreden houden met derzelver uitflag medetedeelen. Het grondbeginfel van dat zuur maakt in een' luchtvormigen daat, gelyk wy gezien hebben , een gedeelte der gewone lucht uit; het bevindt zich daar vermengd , niet verënigd, met het andere bedanddeel , dat der zuivere lucht. Daarmede in verfchillende hoeveelheden chemisch verënigd zynde, delthet drie bekende en in eigenfchappeu zeer onderfcheidene zelfdandigheden daar , eerst de Salpeterlucht, waaraan op zich zelve gene blyken van zuurheid bemerkt worden, dan den zogenaamden rokenden Salpetergeest, en eindelyk het Salpeterzuur. Wy hebben gezegd, dat de metalen, met de zuivere lucht in een' vasten daat verënigd zynde , dat is , tot zogenaamde kalken veranderd zynde , gene blyken van zuurheid gaven, zo min als het water , dat uit ontvlambare en zuivere lucht, of de Salpeterlucht, die uit het eene bedanddeel der gewone lucht verënigd met de zuivere lucht bedaat. Doch 'er zyn drie li me-  %8 SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE metalen , liet Arfenicum namelyk, de Turgfteen , en de Molybdene , wier kalken voor verdere werkelyke vereniging met zuivere lucht vatbaar zyn , en daarmede zuren vormen. Wy ontdekken dus by dezelven eene gradatie van dergelykcn aart, als wy by de Salpeterlucht en Salpetergeest waarnemen. X. Uit dit alles, met elkander vergeleken, zyn de volgende Hellingen afgeleid , die de ruwe fchets van het nieuwe of Lavoiferiaanfche Scheikundige Leerftelfel in het algemeen uitmaken. i. Verfchciden eenvoudige zelfftandigheden, dat is 2odanige, tot wier verdere ontbinding natuur en kunst ©ns gene middelen aan de hand geeven , en die wy gene reden hebben om voor faamgefteld te houden, zyn genegen om' zich te verenigen met eene zelfltandigheid , insgelyks eenvoudig , die wy tot hiertoe zuivere lucht genoemd hebben. Van deze foort van zelfltandigheden hebben wy ïeeds de meesten leren kennen. De warmte verenigt zich met de zuivere lucht, gelyk blykt uit den luchtvormigen Haat , waarin deze zich in den dampkring bevindt. Het licht insgelyks, zo als blykt uit deszelfs losmaking , wanneer de zuivere lucht by de branding in een' vasten ftaat overgaat. De vereniging echter dezer beide ftoffen fchynt van «en' anderen aart te zyn dan die der overigen. Wy zullen dus dezelven afzonderlyk daarlaaten. Het twede beflanddeelder dampkringslucht, de zwavel, d* phosphorus , en de brand ftoffe die zich in deturf»  LEERSTELSEL VAN LAV0Ï5IER. ff? 'turf, hout, of liever in 't algemeen in de brandffoffen uit het groeiende ryk genomen, en , zo als door proeven bewezen is, ook in het dierlyke vet, de wasch enz. bevindt, vormen, met de zuivere lucht verënigd, onderfcheiden bekende producten. De metalen insgelyks. 2. Naarmate de hoeveelheid der zuivere lucht in die vcrëniging groter of kleiner is , hebben de producten verfchillende eigenfchappen. De eerlte trap van hoeveelheid brengt de zogenaamde kalke-ï voort: deze naam is eerst aan de metaalkalken gegeven, en wel zeer onëigenaartig, als zynde enkel afgeleid uit de uiterlyke overeenkomst van dezelven met de kalk, eene ftolte van geheel verfchillende natuur, waarover in het vervolg nader. Het water en de falpeterlucht behoren tot deze foort van zelfstandigheden. Het fchynt uit de verfchillende kleur en zwaarte der kalken van het zelfde metaal, dat in de hoeveelheid, van zuivere lucht, die eene zelfftandigheid tot kalk maakt, nog enige trappen van verfcheidenheid kunnen plaats hebben. 3. Eene meerdere hoeveelheid van zuivere lucht geeft aan de producten die eigenfchappen , welke wy onder den algemenen naam vara zuurheid kennen. Wy zien dit onmiddelyk by den zwavel , die het vitrioolzuur ; het twede belhnddeel der dampkringslucht, dat het falpeterzuur; den phosphorus, die het phosphoruszuur; de brandftoife die de vaste lucht of het zogenaamde koolzuur; het arfenicum , de tungftcen en de molybdene, die elkeen byzonder zuur, dat hunn' naam draagt, vormen. 4. In de zuurheid zelve hebben twee verfchilHide B ?. graden  %0 SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE graden plaats , die wy by de zuren, uit de branding van zwavel ontftaan, by de lalpeterzuren , en by de zuren van phosphorus waarnemen : het zogenaamde vlugtige of zwavelige vitrioolzuur en het gewone vitrioolzuur zyn beiden faamgefteld uit zwavel en zuivere lucht: doch delaatfte bevindt zich in grotere hoeveel heid by het laatfte , dan by het eerde verënigd ; het zelfde geldt omtrent den rokenden falpetcrgeest, vergeleken met het falpeterzuur; en omtrent hetphosphoreuze zuur, vergeleeken met het phosphoruszuur. 'Er zyn verfcheiden zuren , welker famendelling uit zuivere lucht en een ander bedanddeel wy niet door onmiddelyke proeven bewyzen kunnen; zo als uit het minerale ryk het zeezoutzuur, het fpathzuur, en het zuur van borax. —- 'Er is een aantal kalken , die wy niet werkclyk tot zuur kunnen brengen , zo als het water, en die van de meeste metalen. . By de zuren, waarvan wy het grondbeginfel kennen , kunnen wy niet altoos alle de achtervolgende daten van vereniging daardellen; by de gewone branding van zwavel, by voorbeeld, wordt zwavelig vitrioolzuur gevormd , en men moet door andere middelen te wege brengen , dat dezelve meer zuivere lucht aanneme, om dus gewoon vitrioolzuur te worden. Iets dergelyks doch omgekeerd heeft ook by het fah» peterzuur plaats. De verenigingen der zuivere lucht met zwavel , met phosphorus, en met het beginfel der vaste lucht, tot den trap van kalk , zyn niet zo kenbaar daartedellen , als de falpeterlucht of de metaalkalken. Dan , men begrypt dat uit dit alles wel volgt, dat het nieuwe Leerdelfel, even als alle phyfifehe delfels by hunne geboorte, nog verfcheidene onderdclliugen  leerstelsel van lavoisier Si in zich bevat, en geenszins die zekerheid heeft welke de leer der Aantrekkingskracht, of mogelyk, om gene wiskundige zekerheid in aanmerking te nemen , de leer van franklin omtrent de Eleclrifche vloeiftolfe bezit. Maar even weinig kunnen de bygebragte aanmerkingen voor onmiddelykc tegenwerpingen gelden , die het nieuwe Leerftelfel zouden kunnen omverre werpen. Immers hangt alles hier af van de verfchillende affiniteiten, welke de zuivere lucht heeft tot de verfchillende zelfftandigheden, met welke zy kalken of zuren vormt. Is die affiniteit by enigekalk of zuur zo fterk, dat wy gene middelen in onze magt hebben om dezelve te breken , en dat de natuur zelve ons die zelfstandigheid nooit anders dan met zuivere lucht verenigd, en dus nooit anders dan in den ftaat van kalk of zuur aanbiedt, dan kunnen wy ook nimmer die zelfftandigheid afzonderlyk daarftellen of leren kennen. Is die affiniteit by zekeren trap van verzadiging geringer dan die , welke de zuivere lucht tot andere bekende zelfftandigheden, tot de warmte by voorbeeld , bezit , dan zullen wy ook nimmer eene verdere vereniging kunnen te wege brengen of in de natuur waarnemen , dat is , wy zullen eene zodanige kalk nimmer tot den ftaat van zuur kunnen brengen. 5. Onder de bekende zuren is 'er één , het zeezoutzuur namelyk , dat zich met eene nog grotere hoeveelheid zuivere lucht verenigen kan, en dan wederom verfchillende eigenfchappen verkrygt. Deze uitzondering is aanmerkelyk/ doch levert genewezenlyke tegenwerping tegen de voorgedragene leer op. Mogelyk zouden alle de zuren voor zodanig eene verdere vereniging vatbaar zyn, wanneer zy Hechts genoegfame affiniteit tot de zuivere lucht bezaten , om deB 3 zelve  94 SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE jrelve. va» andere zelfftandigheden, daar zy mede verënigd is, af te fcheiden, 6. Wy weten thans , dat de zuivere lucht zich niet alleen in een' luchivormigen ftaat , dat is , met warmte verënigd , in den dampkring onthoudt , maar dat dezelve ook in een' vasten Haat in een aantal andere zelfftandigheden, in alle de zuren, in de falpeterlucht , in het water, inde metaalkalken aanwezig ii*. Dezelve zal dus o^k, even als alle beftanddelen, van de eene ?clfftandigbeid tot de andere kunnen overgaan , wanneer de laatftc meer affiniteit daartoe beeft dan de eerfte. De metalen trekken de zuivere lucht aan van het water en van de zuren , iti welke zy verkalkt worden : omgekeerd trekt het zeezoutzuur haar aan van de kalk van manganefe of zogenaamde braunfteen. Het i'preekt van zelve , dat het onmogelyk is. hier in enig byzonder vcrllag daaromtrent te treilen; het is genoeg aangetoond te hebben , op welke wyze volgens dit leu-fhllel de verkalking der metalen door middel van zuren, met derzelver verkalkim; door middel van gloeijing in de openlucht overéén komt. , X I. Wy hebben dus tot hiertoe leren kenuen , als eenvoudige zelfftandigheden; De warmte. Het licht. liet twede beftanddeel der gewone of damp. kringslucht , welëer Moftt, naderhand door den Heer MLWHSBA AzoSe , federt door enigen, zyner aavolgo. rest  LEERSTELSEL VAN LAVOISIER. «3 ren Nitrogene genoemd , om dat het zuur, 't welk daardoor gevormd wordt , met potasch verënigd, tótrum of falpeter maakt. Het twede beftanddeel van bet water of de ontvlam,' bare lucht, om die reden Hydrogene genoemd, 't welk zo veel als watermakend beginfel, of corfprong des waters betekent. De zwavel. De phosphorus. De k'ooiftoffe. Deze ftoffe bevindt-zich in meest alle brandbare producten van het plantenryk , en in zeer velen van het dierenryk. Zy is meestal met anderen verënigd , en bezwaarlyk in den zelfden zuiveren ftaat daar te ftellen, als, by voorbeeld, de zwavel of de phosphorus. Dit kan echter gene tegenwerping tegen haar beftaan zyn : de meerdere zwaarte der vaste lucht , dat is van het zuur , dat uit de verëniging der koolftoffe met de zuivere lucht geboren wordt , is een zinlyk bewys van dat beftaan; en het zou even ongerymd zyn, het beftaan dier ftoffe te ontkennen , om dat zy niet op zich zelve en in een' zuiveren ftaat voor de ogen kan daargefteld worden , als het zyn zou het beftaan van water te ontkennen, omdat wy nimmer volmaakt zuiver water zonder enig inmengfel van heterogene delen bekome» of daarftellen kunnen. In onze gewone brandllofFen uit het plantenryk is de koolftoffe meestal met ontvlambare lucht of hydrogene vermengd. Daar wy cnderftellen dat alle zuren gevormd zyn door de vereniging van eene zelfstandigheid, die 'er het grondbeginfel van uitmaakt, met de zuivere lucht, sullen wy ook by die zuren , van welke wy die B 4 zelf.  •-4 schets van het scheikundige zelfstandigheid niet afzonderlyk daarltellen kunnen, nogthans derzelver beftaan moeten aannemen. Dit heeft plaats by het zeezoutzuur , het ibathzuur, en het zuur van borax. Wy hebben voor die zelfftandigheden gene byzondere namen, en zullen dezelven dus noemen: liet grondbeginfel van het Zeezoutzuur : het grondbeginfel van het Spathzuur: en het grondbeginfel van het Boraxzuur. Voorts kennen wy thans zeventien of achtien metalen , die, in het Leerftelfel van lavoisier, als eenvoudige zelfftandigheden moeten aangemerkt worden. Eindelyk kennen wy de zuivere tucht, die zich met alle de tothiertoe gemelde zelfftandigheden in verfchillende trappen verönigt , en met dezelven eerst zogenaamde kalken, dan tweederlei zuureu , en eindelyk nog een' derden trap van zuur, (waarvan wy echter flechts één voorbeeld by het zeezoutzuur ken-* Hen) daarftelt. Het is uit hoofde dezer eigenfehap , dat de Heer lavoisier aan de zuivere lucht, of eigenlyk aan de zelfftandigheïd, die met warmte verënigd de zuivere hicht uitmaakt, den naam van Oxygene geeft, welke zuurmakend beginfel of oorfprong van zuur betekent, en uit de griekfche woorden oft-s, jclmp oïzuur, en •yinSat, voortbrengen of worden, faamgefteld is. Daar de naam van kalken , gelyk wy reeds gezegd hebben, zeer ongepast is, en aanleiding tot verkeerde denkbeelden geeft, heeft de Heer lavoisier aan de faamgeftelde zelfftandigheden, met welke het oxygene zich in de kleinlte hoeveelheid verënigd vindt, den saam van oxides gegeven. Eene zelfftandigheid «ei*  J-F.EHSTELSEL VAN LAVOISIP.R. oxideren betekent bet zelfde , als volgens de oude benaming haar te verkalken ; haar oxygeneren betekent het zelfde, als haar tot zuur maken. Het is 'er ondertusfchen verre van daan , dat wy, by alle de opgcgevene enkelvoudige zelfftandigheden , alle de graden van vereniging met het oxygene werkelyk zouden kennen of daar kunnen Hellen. Wy kennen van het hydrogene, en van alle de metalen, behalven het arfenicum , de tungfteen en de molybdene , alleenlyk den eerften graad , dien van oxide : den ftaat van zuurheid in den minften graad kennen wy alleen by den zwavel, den phosphorus , en het nitrogene : den hoogften trap van vereniging kennen wy enkel by het zeezoutzuur: het beftaan van alle de trappen van vereniging by elk der gemelde zelfftandigheden , fteunt alleen op analogifche, doch hoogst waarfchynlyke, gronden. X I I. Even gelyk elk der gemelde enkelvoudige zelfftan» digheden zich met het oxygene verenigt , kunnen zich twee of meer derzelven onderling verenigen, en 'er zullen op die wyze een aantal nieuwe zelfftandigheden kunnen gevormd worden. Dat zy zich met warmte verenigen , blykt, onder anderen , uit den luchtvormigen ftaat, waarin wy de mofet of het nitrogene en het hydrogene of de ontvlambare lucht gewoonlyk aantreffen. Wy zullen de combinatiën der overigen twee aan twee geenszins nagaan, 't welk een arbeid zyn zou die de palen van ons beftek verre zou te buiten gaan, en boven dien geheel nutloos tot ons tegenwoordig oogmerk zyn , daar Hechts enige B 5 • wei-  e6 schets van het scheikundice weinige dier mogelyke combinatiën of in de natuur gevonden of door kunst faamgefteid zyn. Om van de vereniging der metalen met zwavel, met kool, en met phosphorus niet te fpreken , zullen wy alleenlyk zeggen, dat de olie, zo wel uit het planten- als uit het dierenryk, eene combinatie van kool en ontvlambare lucht of hydrogene is; en dat de mofet of het nitrogene, met het hydrogene verënigd, het zogenaamde ammoniak of vlugtige alkali oplevert , waaromtrent wy in het vervolg nog iets nader hebben aantemerken. Elk dezer faamgeftelde zelfftandigheden kan wederom zich met het oxygene in veifchillende hoeveelheden verënigen , en dus eene nieuwe reeks van oxides en zuren opleveren. Niet alleen twee , maar drie of meer eenvoudige zelfltandigheden kunnen zich onderling verënigen j en, dus verënigd zynde , eene nieuwe verëniging met het oxygene aangaan. Het getal der mogelyke oxides en zuren zal op die wyze onbepaald toenemen. De oxides en zuren , welke ontftaan door zodanig eene verëniging van het oxygene met zelfftandigheden, die reeds zelve faamgefteid zyn, zullen niet alleen verfchillen uit hoofde van de meerdere of mindere hoeveelheid van het oxygene, 't welk hen tot oxides of zuren maakt, maar ook uit hoofde der verfchillende reden in de famenftelling van hun andere beftanddeel. Dus zullen , by voorbeeld , kool en ontvlambare lucht , in verfchillende reden verenigd , verfchillende oliachtige zelfftandigheden opleveren : en elk dezer zelfftandigheden zal eeu byzonder oxide en byzoudere zuren opleveren, By  LEFRSXBr.SEL VAN LAVOISIER. 2? By deze Leerstellingen, en de gevolgen welke daaruit afgeleid worden , moet men wel acht geven van de combinatie eener zodanige faamgeltelde zelf. Handigheid met het oxygene niet te houden voor een mengfel of famenftel der combinatiën van het oxygene met elke enkelvoudige zelldandigheid , die daarin voorkomt. Kool, by voorbeeld, maakt met oxygene koolzuur of vaste lucht : hydrogene met oxygene maakt water : kool en hydrogene met elkander verënigd maken olie; en kool en hydrogene te (amenmaken met oxygene byzon :ere zuren, die in het plantenryk gevonden worden , en niets gemeens hebben noch met vaste lucht noch met water; en welke men dus geenszins voor menglëls ol zelfs voor chemifche combinatiën van vaste lucht en water moet houden, waarvan derzelver eigenfchappen geheel en al verfchülen. Deeze aanmerking is tocpaslyk op alle oxides en zuren , wier ééne zelfltandigheid reeds zelve uit enkelvoudige zelfitaudigheden is faamgelleld. Het dagelykfche leven geeft ons analoge voorbeelden aan de hand. Het zou eene eindelooze en nuttelooze arbeid zyn, deze afgetrokkene befchouwingen verder voorttezetten. Laat ons liever ondeizoeken , in hoeverre de Scheikundige nalporing der natuur deze theorie bevestigd heeft. Alle proeven , die men genomen heeft , om tot naauwkeurige kennis der .beftanddelen , zo van de plantgewasfen als van de dierlyke zelfftandigheden, te geraken , Hemmen daarin overëen , dat in derzelver famenltelling gene andere eenvoudige zelfHandigheden treden , dan die welke wy reeds hebben leren kennen. Het is alleen door de onderlinge vereniging van twee, drie 3 of meer dezer zelfftandigheden onder, elk au-  -8 SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE elkander in onderfcheidene reden , en van de vereniging dier faamgedelde wezens met het oxygene, 't zy tot den trap van oxides, 't zy tot dien van zuren, dat alle de verfchillende voortbrengfels, zo van het plantals dierenryk, geboren worden. De oliën hebben wy reeds gezien dat uit kool en ontvlambare lucht beftaan. Met verfchillende hoeveelheden van oxygene verënigd, vormen die zelfde bedanddelen eerst de fuiker, de meeldof en andere vegetabele produften, die tot het gedacht der oxides behoren , vervolgens de onderfcheidene zuren, zo als wyndeenzuur, appelzuur, citroenzuur , azynzuur en anderen. By de dierlyke ligchamen vindt men de eenvoudige zelfdandigheden, waarüit zy bedaan , en welke men gevonden heeft dat,behalven de doffe der warmte, het nitrogene, het oxygene, het hydrogene , de kooldof en de phosphorus zyn , niet alken twee aan twee, maar drie aan drie, enz. famen verënigd, en door het oxygene tot den daat van oxides, waartoe het bloed, de lympha, en andere dierlyke zelfftandigheden behoren, of tot dien van zuren , zo als het melkzuur , het zywormenzuur, het mierenzuur, en anderen, gebragt. Wy moeten ons, in ons tegenwoordige bedek, met dit algemene en oppervlakkige overzicht te vreden houden. Wy hebben in den aanvang gezegd , dat, by de ademhaling in eene bepaalde hoeveelheid gewone lucht, haar ééne bedanddeel, de zuivere lucht, of, zo als wy het thans mogen noemen, het oxygene in een' vasten daat overging, even als by de verbranding en de verkalking of oxidatie. Proefnemingen hebben geleerd , dat de kooldoffe, die een der bedanddelen van het dierlyke ligchaam uitmaakt, zich by de ademhaling  LEERSTELSEL VAN LAVOISIER. 4£ ling met het oxygene verenigt en daarmede het zelfde zuur, namelyk het koolzuur of de vaste lucht, vormt, dat by de verbranding van ftoffen , in welke zich koolltof onthoudt, gevormd wordt De opgegeveue (telling, dat twee eenvoudige zelfftandigheden , die elk op zich zelve , met het oxygene verënigd zynde , een byzonder zuur vormen , eerst te famen verenigd en dan met het oxygene gecombineerd zynde een zuur vormen, dat van de twee eerstgenoemden in aart en eigenfchappen verfchilt, levert eene aannemelyke vcrklaaring op der famenftelling van het zogenaamde koningswater, 't welk men verkrygt , wanneer men falpeterzuur en zeezoutzuur ondereen mengt. Het fchynt dat de twee zelfftandigheden , die elk , met het oxygene' verënigd, een dier zuren opleveren , zich dan met elkander verënigen, cn dus eene famengeftelde zelfftandigheid daarftellen, die noch falpeterzuur, noch zeezoutzuur, noch een mengfel dier beiden , maar in tegendeel een byzonder eigenaartig zuur is. XIII. Wy hebben gezien, dat het oxygene, met de zelfde zelfftandigheid in verfchillende hoeveelheid verënigd, verfchillende faamgedelde zelfftandigheden daarftelt, namelyk eerst een oxide, en dan één of meer zuren. Laat ons zien hoe deze twee foorten van zehTtandigheden, de oxides en de zuren, zich tot elkander gedragen. Deeze befchouwing zal ons eene nieuwe clasfe van faamgedelde zelfdandigheden leren kennen, die met den algemenen naam van middelzouten beftempeld wordeu , #* welker eigenfchappen geheel en  ga SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE en al verfchlHeti van die harer beftanddelcn op zie?» zelve. De zuren namelyk hebben eene zeer grote affiniteit tot de oxides , en verenigen zich met die zellïïandigheden , welker oxides wy wérkéryk kennen, zo als de metalen , niet vóór dat dezelve eerst tot den ftaat van oxide gebragt zyn. Het is dit grondbeginfel , waaruit de oplosfing der metalen m zuren moet verklaard worden. Wanneer een metaal aan de werking van een zuur blootgefteld wordt , kunnen zich verfchillende Verfchynfels opdoen, naarmate van de verfchillende aantrekking , die het metaaien het zuur elk op liet oxygene, dat zich in het zuur onthoudt , oefenen. In lién het zuur dat oxygene fterker aantrekt, zal het metaal niet geoxideerd , veel min gefolveerd worden. Doch wanneer men aan zodanig een zuur niet het metaal maar deszelfs oxide, van elders bekomen, blooillelt , zal dat zuur het reeds geoxideerde metaal kunnen opiosfen. Indien het metaal fterker aantrekking oefent op het oxygene van het zuur , dan het andere beltanddeel van dat zuur zelve, zal een gedeelte van het zuur zyn oxygene verliezen en liet overblyvende zuur zal in ftaat zyn om het gevormde oxide op te losfen , cn daarmede een middelzout te vormen. By de oplosfing van yzer of zink in vitrioolzuur, dat met water verdund is, trekt het yzer het oxj^genc van het water aan, welks andere belïanddcel, de'ontvlambare lucht of het hydrogene, losraakt; en het daardoor gevormde oxide woidt voorts in het vitrioolzuur opgelost. By zodanige metalen, die zó vcJc affiniteit tot het oxy-  LEERSTELSEL VAN LAVOISIER» Jl oxygene bezitten , dat zy daarmede werkelyk zuren vormen , zo als het arfenicum , de tungfteen en de molybdene , zullen verfchynfels kunnen plaats hebben, die moeilyker te verklaren zyn, doch die echter allen uit de bovengemelde leerftelling zullen moeten ontwikkeld worden. Men heeft enige uitzichten om langs dien weg de vorming der zogenaamde metaalglazen te verklaren. Dan, dit gehele onderwerp is te weinig bekend, en te afgetrokken, om daarby hier ter plaatfe langer ftil te ftaan. X I V. Waarfchynlyk zullen die genen myner lezerm , welke met de Beginfels der Scheikunde meer of min bekend zyn , zich verwonderen , dat ik tot hiertoe geen gewag gemaakt heb van de Loogzouten of Alkalia , van de Kalk, de Magnefia , en de Baryte of zware Aarde, welker befchouwing en behandeling, benevens die der zouten , welke zy met de zuren daarftellen, een zo aanmerkelyk gedeelte der Befchouwende en Oefenende Scheikunde uitmaakt, noch ook van de Aluin- en Quarzaarde, waarvan de eerfte , de aluinaarde namelyk , insgelyks bekende middenzouten vormt: alle welke zelfftandigheden gewoonlyk in de eerfte plaats behandeld en onder de eenvoudige zelfftandigheden gerekend worden. Dereden, waarom ik van dien weg ben afgeweken, is vooreerst deze, dat ik getracht heb de zaken in die orde voor te dragen , welke de gefchildte was om het nieuwe leerftelfel op de kortfte , natuurlykfte en bevatlykfte wyze te leren kennen: tot welk oogmerk, en geenszins tot het opgeven vaa een ftslfel der Scheikunde in het al- gemeen,  3* SCHETS VAN HET SCHEIKUNDIGE gemeen , deze Verhandeling is ingericht : ten twe* den , dewyl wy indedaad ten opzichte der gemelde zelfstandigheden tot nog toe uit de gêmaakte nieuwe ontdekkingen en hare gevolgen niet zo veel lichts gekregen hebben , dan omtrent andere verfchynfels , zo als by voorbeeld omtrent de famenftelling der zuren. Het ammoniak of vlugtige loogzout is het enige, waarvan wy de famenftelling uit nitrogene en hydrogene kennen : en, of het zelve by de vorming der middelzouten eerst enig oxygene van het zuur aantrekt, om oxide te worden, is geheel onbekend. Op de overeenkomst tusfchen de gemelde zelfftandigheden cn de bekende oxides, dat zy namelyk beiden zeer groote affiniteit tot de zuren hebben , en daarmede middelzouten vormen, heeft lavoisier eene gisfing gebouwd , die niet onwaarfchynlyk, maar nogthans tot hiertoe door gene onmiddelyke en onloogchenbare proeven bevestigd is : welke gisfing hierin beftaat, dat beide de vaste loogzouten , de kalk , de magnefia , de baryte of zware aarde , de aluinaarde , ja misfchien ook de quarzaarde , reeds oxides zyn : by elk van welke het oxygene zo naauw met de eenvoudige zelfftandigheid verbonden is, dat de laatftetot nog toe nimmer op zich zelve of in de natuur gevonden wofdt, of door kunst kan daargefteld worden. Zeer onlangs heeft mea menen te (lagen in het bevestigen dezer gisfing , door de onmiddelyke reductie der gemelde zelfftandigheden tot een metaalachtigen ftaat: doch het is gebleken dat men te voorbarig geweest was, in het opmaken der befluiten welke men uit den uitfiag der proefnemingen, tot dat einde genomen, had afgeleid. XV.  IXERSTELSEL VAN LAVOISIER. 35 X V. Niet zonder reden zou men zich ook mogen verwonderen , dat in een' Leerftelfel, 't welk de gehele natuur omvat en omvatten moet zo het volledig zyn zal, 'twelk van alle werkingen en alle verfchynfeien •jn de natuur meer of min waarfchynlyke verklaringen aan de hand geeft , in 't geheel niet gewaagd wordt van eene ftoffe die voor enige jaren van de meeste wysgeren als het grote werkmiddel der natuur befchouwd werd , waaruit men alles trachtte te verklaren , wat voor derzelver ontdekking onverklaarbaar en duister was, van de Electrifche ftoffe. Deze zwarigheid komt my voor van enig gewigt te zyn, niet zo zeer om het Leerftelfel zelve om verre te werpen of aan 't wankelen te brengen , dan wel om aan te tonen, dat hetzelve nog voor merkelyke uitbreiding en aanvulling vatbaar is. Mogelyk geeft eene toevallige ontdekking, de onverwachte uitkomst eener proefneming , eene gelukkige ' famenloop van denkbeelden, vroeg of laat aanleiding tot eene welüitgedachte hypothefe , welke der electrifche ftoffe haren rang onder de eenvoudige zelfftandigheden aanwyst, en haar verband met dezelven aan het licht brengt. * * * Ziet daar de ruwe fchets , die ik my voorgefteld had, ontworpen. Gaarne had ik by eiken trek langer ftilgeftaan , en inzonderheid enig breder gewag gemaakt van de fchone en eenvoudige ophelderingen en verklaringen, welke het nieuwe Leerftelfel geeft van de meeste verfchynfeien in het groeiende en diérC lyke  54 schïts van het schetk undtge ^nz. Jyke ryk. Dan , cn het beftek myner verhandeling; .en myne eigene oppervlakkige, kennis van alle deze .byzonderheden, hebben my zulks verboden. Ik laat dus dien taak voor andere gelegenheden en .gefchik* tere handen over; niet twyfelende of eene wetenfehap, cue zo zeer het nuttige en aangename verenigt als de Scheikunde, zal ook in ons Vaderland hoe langer hoe meer beoefend worden: en eên Leerftelfel , dat, hoé zeer nog voor een groot gedeelte öp gisfingen en onderftellingen rustende, zich echter tevens zo aanmerkelyk door eenvoudigheid, gepastheid én volledigheid kentekent , dat dagelyks door nieuwe ontdekkingen bevestigd wordt, dat eindelyk reeds enigen zyner fterkfte en voortreflykfte tegenftanderen, een' morveau , een' black, een'kir wan, onder zyne aanhangers en verdedigers telt, zodanig een leerftelfel zal ook ondeï ons meer en meer aanhangers en verdedigers vinden.