J   MENGELWERK VAN DE STAATSMAN, VIERDE DEEL. TWEEDE STUK.   MENGELWERK ^ji VAN DEN STAATSMAN. ONPARTYDIGE REDENERINGEN Over de merkwaardigjie gebeurtenis/en van onzentyd, welke eenen onmiddelyken invloed kunnen hebben op de belangen van het Menschd^m in 't algemeen en die van ons Vaderland in het byzonder: alles met Jiaatkundige beoordelingen, en gefchiedkundige verklaringen opgehelderd. Mitsgaders aanmerkingen over den Landbouw Koophandel, Zeevaart, en andere gewigtige onderwerpen. Quidauid delirant Reges, pleüuntur Achivi. ^VIERDE DEEL. TWEEDE STUK. ^ LEIDEN. J ^Sin«ui mTTe AMSTERDAM. By J. ALLART en W. HOLTRQj' I 7 8 i. r   co MENGELWERK. VELDTOCHTEN van den LUITENANT GENERAAL Sir WILLIAM HOWE', I M NOORD-AMERIKA; ter zyner verdediging door hem zelven in 't licht gegeven. WAnneer men een opmerkzaam oog wil flaan, op de byzondcre omftandighedcn, waar in ik my bevinde, zal men my niet van verwaandheid betichten, indien ik betuig te wenfehen, dat de Committê gelast met myn onderzoek, eenigetoegevenheid mywaards zal willen gebruiken; daar het geen ik te zeggen heb, eenen langdurigen en vervelenden aandacht vereischt. De tegenzin welke de Ministers van zyne Majesteit (ten minsten in dit Huis) betoond hebben, om zig aangaande de gebeurtenisfen des Americaanfchen Oorlogs (ftaande myn bevel) te verklaaren, of fchoon zy ten dien opzichte de ncdige documenten en ftukken in handen hadden, heeft my bewo- JV. Deel. (A) gen  C * ) gen om te verzoeken, dat de correspondentie die ik niet den Secretaris van fïaat gehouden heb, aan u.. .. wierd blootgelegd. De voomaamftc byzondcrheden van myn gedrag, de redenen waar na ik myne operatien gefchikc heb, de plans die ik ontworpen en ter uitvoer heb gebracht; al dat is in deze correspondentie te vinden; dus zullen zy, die het geheel dier gebeurtenisfen volgens de dagtekeningen nagaan, de byzondërheden waar in ik hceden treden wil, vermoedelyk overtollig vinden. Maar ik kan my niet vleien , dat deze papieren met ecnen ten uittersten noodzaaklyken aandacht, (aandacht die tot myne zaak vereischt wordt) zyn ingezien geworden; ik durf zelve niet veronderftelleni, dat alle de omftandigheden van den Americaanfchen Oorlog befchouwd zyn uit het oogpunt, om dengcenon die het Leger gebood, te rechtvaardigen in al dat geene waar in hy zyn plicht betracht heeft. Met deze intentie is het Mynlleeren, dat ik heeden voor u verfchyn. Ik wil niet in questie brengen, of dcezen oorlog rechtvaardig is, noch of hy op eene gezonde Staatkunde gegrond zy. Ik wil ook de maatregelen die door het Engelsch Miniserie ontwopen en niet of al ten uitvoer zyn gebracht, niet beoordeelen. Tegenwoordig heb ik geen ander oogmerk , dan myn eige gedrag bloot te Hellen. Ik  Cs) Ik heb bloot gedaan aan de bedilzucht en critiques van veelen; en zulks is ontdaan, door diert men de zaakcn in een valsch licht heeft voorgefteld; het welk dan ook eenen te fterken indruk gemaakt heeft op den geest dier geenen, die gewoon zyn te fchielyk voort te gaan in hunne oordeelsvelling: intusfchen dat by mangel van den waaren ftaat der zaaken te kennen , de onbevooroordeelde lieden niet wisten, waar aan zig te houden. Zy die my konden regtvaardigen, hebben ftilgezwecgen. Ik kan my dan niet beroepen, als op het oordeel van deze vergadering, en op de onpartydigheid van myn Vaderland in 't gemeen , want ik vleye my met eene volkomen vryfpreeking en goedkeuring. Onder de menigvuldige zaaken, waar mede ik gedurende myn opperbevel ben belast geweest, zou het al zeer zonderling zyn, indien men geene misflagen be/pcurden ; maar ik hoop dat men 'er geene zai vinden, waar omtrent men zou kunnengisfen, dat zy uit mangel van Vaderlands - liefde, of yver en werkzaamheid ontftaan zyn. In de zo veelvuldige onderfcheidene krygsopefatien, noodzaaklyk in een land als Jmerika, alwaar een Generaal geene voorbeelden heeft, waar na hy zig richten kan, is de geene het gelukkigfle, die de minste mis/lagen begaat De zaaken waar omtrent ik hoope den aandacht van deze Vergadering te mogen vestigen , en waar ( A 2 ) nri  CO van de hier op de tafel leggende papieren getuignis draagcn, zyn; Eerftelyk. Dat ik nimmer veronachtzaamd heb , om van tyd tot tyd aan de Ministers tot het Departement van Amerika, alle foorten van informatien toe te zenden; als ook om hun myne byzondere aanmerkingen, rakende de voortzetting of geleide van den Oorlog, meede te deelen. Ten tweeden. Dat ik nooit nagelaten heb, om myn gevoelen te zeggen, nopens 't geen my toeIcheen mogelyk te zyn, om ter uitvoer gebracht te worden zo met de Troupen, die ik in Amerikahai als met die geene die ik vraagde, of die ik verwagtc. Tén derden. Dat myne Plans van Operatien met zo veel naauwkeurigheid zyn ter uitvoer gebracht geworden, als men van den aart dier zaaken konde verwachten. Ten vierden. Dat ik nimmer het Minifterie met de voorbarige hoop gevleid heb , om ( met de legerbenden die immer onder myn bevel hebben geftaan) den oorlog in eenen veldtocht te zien eindigen. Tegenwoordig zal ik de Vergadering verzoeken, my de vryheid te vergunnen, om haar een nauwkeurig (mooglyk vervelend) verflag van de voornaamfte operatien van den oorlog te doen : waar door zy in ftaat zal gefteld worden, om onparty-  (5) dig over het geheel van myn gedrag te kunnen oordeel vellen. De ontruiming van Boston was de eerste merkwaardige gebeurtenis, zedert myne nominatie tot Commandant van zyne Majesteits Legers in Amerika. Den 9 November 1775, ontving ik een brief van den Secretaris van Staat, gedagtekend 5 September ; waar by ik gelast wierd, om voor den winter die Stad te ontruimen, en het Leger naar New-Tork of eenige andere plaatsnaar het Zuiden te doen vertrekken. Het is waar , dat ik reeds aan zyn Ed. in een brief van den 9 September, in 't algemeen myne redenen had voorgedragen , omtrent de moeilykheid , om van de ftandplaats van Boston, den veldtocht te openen. Maar de te laat inkomende beveelcn en het mangel der noodwendigheden voor het transport, maakten het ondoenlyk , om voor den 17 Maart daar aan volgende, de Troupes de reis te doen aanriemen. Als toen was het dat ik my infeheepte. Ik had ten dien tyd omtrent zes duizend mannen, in ftaat om dienst te doen, en omtrent negen honderd zieken. Men heeft niet te kennen gegeeven, dat in deze ontruiming 'er iets honends aan de eer van zyne Majesteits Wapenen zoude Z371 te beurt gevallen. 00 Myn brief van den 21 Maart 1776 behelst de rede- (a) In het Examen van den Generaal RobertC A 3 ) fon  ( 6 ) denen die ik gehad heb, om het Leger met de menigvuldige bagagien naar Hallifax, liever dan paar eenigc andere plaats over te brengen. In het denkbeeld dat deze redenen voldoende zyn, wil ik de Vergadering niet vervelen met my daar breedvoeriger over uit te laatcn. Ik zal my bepalen met te zeggen, dat het Leger grootc voordelen trok, van in deze plaats geweest te zyn; niet alleen wegens de ververfchingen die het benodigd had, maar ook om dat het in ligne de bataille kon geoeffcnd worden ; een van de voornaamfte vereyschtens der Militaire discipline , en waar omtrend wy tot dus verre geen gelegenheid hadden gehad. Ik kan hier nog byvocgen, dat de Troepes van grooten dienst aan Hallifax geweest zyn, door verfcheidc redoutes en andere groote werken , zo ter verdediging van de Stad, als van de Scheepstimmerwerf te hebben aangelegd; al het geen door een ordinair Garnizoen nimmer zou hebben kunnen gedaan worden, Myne brieven tonen vervolgens aan, op welke ccne wyze men met het Leger befchikte, voor dat de landing op Long - Mand gefchieddc, en in- tus- fon {een der getuigen door Lord George Germain opgeroepen') ondernam men, om te bszvyzen , dat hy d'ontruiming in Boston gelaten ware een zeer groote hoeveelheid van holle fifen en garens, waar van de Rebellen gebruik kosten maken.  C 7 ) tusfchen men de aankomst der Troepes mt Europa inwachte; als-ook omtrcnd de expeditie YnnZuidCarolina. Dan, dewyl ik my niet herinner, dat in de menigte van blauw-boekjes tegen my uitgegeven, 'er iets omtrent dit tydftip gezegd is geworden , of verwytingen tegen my gedaan; zo zal ik my vergenoegen met aantemerken, dat door de verbazende hitte van het faizoen, men niets met vigeur zou hebben kunnen ondernemen; en dat indien men iets van aanbelang ondernomen had, zulks niet kon gefchieden, zonder veele ziektens onder het volk re hebben veroorzaakt. Het zy my geoorloofd om hier te zeggen, dat offchoon ik veele myner krygs-operatien met ftilzwygen voorbygaa , ten einde deze Vergadering door een omflagtig verhaal niet te vervcelen; ik nogtans bereidwillig ben, om al dat geene te vermelden , waar omtrent by de leden van deze Vergadering eenige twyfel overblyft, en dat wel vooral nopens die omftandigheden, welke niet genoegzaam opgehelderd zyn geweest. Voor het tegenwoordige ga ik over, tot de Actie van Bedford Long- Island, den 27 Auguitus 1776, want men heeft voordeel tegen my getrokken , uit mynen brief, van den 23 September. Zekere pasfagie of afdeling daar van heeft aanleiding gegeeven tot een der' voornaamlle hoofden van befchuldiging: Ziet hier die pasfagie. „ Indien „ men aan de Troepes vergund had, om verder ( A 4) '„ voort  C 8 ) „ voort te rukken, zo geloof ik, dat zy de re ■ „ doutes vermeesterd zouden hebben, maar dewyl „ het waarfchynlyk was, dat wy de liniën zonder „ merkelyk verlies door reguliere approches kon„ den overwinnen, wilde ik geen ftorm waagen; „ daar toch veele manfehap by ingefchoten zoude „ hebber), Ik gaf dan order, om naar een bedek„ ten weg te rug te keeren, dewelke in de front ,, van 's vyands werken en buiten het bereik van „ een fnaphaanfehoot was," Ik wil wel bekennen', dat ik deze pasfagie in myn brief voegde , alleen , om van de dapperheid der Troepes dat zelfde denkbeeld te geeven, als zy my op dat ogenblik ingeboezemd hadden. Maar ik kan nog niet begrypen, op welken grond men heeft kunnen veronderf tellen; dat wanneer men de vyandlyke liniën geforceerd had, zulks door de geheele nederlaag van het vyandlyk Leger zou gevolgd zyn geweest. Ziet hier wat 'er van de zaak is. De Re¬ bellen hadden een corps geposteerd in 't front der liniën, en zulks om zig tegen eene attaque van den kant van Flat-Busch en van nog een anderen weg, langs hun rechter vleugel te dekken. Deze Troepes wierden met groot verlies op de vlucht geflagen. Een gedeelte nu van dit Detachement was geposteerd agtcr de liniën, en het corps darmee was dicstyds in Tork Mand; zo dat gefield, indien men zig dien dag meester van de linie»  ( 9 ) feriêri gemaakt had , zou dit geen ander voordeel hebben bygebracht, dan dat men ecnige menfchen meer van kant zoude hebben geholpen: want de aftogt van het meerder gedeelte was verzekerd , door verfcheide werken die zy op de hoogtens van Brooklyn tegen over New-Jork aangelegd hadden; intusfehen dat hunne infeheeping door verfcheide dryvende batteryen gedekt wierd. Van een anderen kant was het hoofdzaaklyk myn plicht, om de Troepes van zyne Majelleit niet te waagen, in zaaken welkers uitflag hoe voordeelig ook, van weinig wezendlyk belang konde zyn. Ik wist zeer wel, dat een aanmerkelyk verlies van manfehap in 's Konings Leger niet dan zeer moeylyk kon gerepareerd worden. Ik wist ook zeer wel, dat om het vertrouwen van een Leger te winnen , (vertrouwen zonder het"welk een Generaal niets goeds kan uitrechten) men het niet dan aan de volftrekte noodzaaklykheid moet opofferen. Dus het geval nagaande waar in Wy waaren, en de zekerheid van die liniën binnen weinige daagen zonder merkelyk verlies te kunnen overmeesteren; deed my,zulks te famen genomen, het florm-loopen als een ongeoorloofde en barbaarfche handclwyze aanmerken. Het verlies van duizend of misfehien vyftien honderd man Britfche Troepes, ( want dat zou het ons gekost hebben, om de liniën met goed gevolg te beltonnen,) had men niet kunnen repareeren, of( A 5 ) fchoon.  C ïo ) fchoon de vyand het dubbeld getal mogt hebben verloren, dat men nochtans niet zal waagen, om te willen bewyzen. De noodzaaklykheid der preparatiën, cn het opwerpen der batteryen om de landing in het Eyland van New-York te begunffigen, als ook de attaque van s'Vyands werken te Horens-Hook , dit alles hield ons bezig tot op den i^den September. Als toen namen wy bezit van New - Tork, zo als blykt uit mynen brief van den 21 September 1776. Van dien tyd af tot op den 1 iden October hielden wy ons bezig, om de hoogtens van Macgowan -pafs tot aan de Noord Rivier omtrend twee mylen van de voorlle retranchementen der Vyanden, te verllerken, en om Pauhis-hook intencmen. ^ , Het was ook noodzaaklyk tyd te neemen, om de nodige informatien in te winnen, nopens de o-c. fteldhcid van het land, dat wy in bezit wilden neemen • in de vooronderftelling, dat de vyand Kings-bridge ontruimde. Het was noodzaaklyk dat wy ons op de hoogtens hier boven vermeld verfchansten ten einde New-Jork in d'afwezenheid van het Corps dArmce tegen een aanval te dekken. Myne brieven van 23. 24. en 25 September behelzen alle deze byzonderheden. Wat aangaat de kennis van het Land, zo noodzaaklyk om buiten de Stad van New -York te kunnen opereeren; daar omtrend verzoek ik de vry1 hek!  ( !! ) fjeid om de moeilykhedcn te doen befeffen, welke wy ten dien opzichte gedurende den geheelen loop van den Oorlog ontmoet hebben. Het land is dermate met bosfchen, moerasfen, en beeken of zogenaamde creeken doorfneeden , dat het niet mooglyk is om de minste k nnis , ten zy van den eenen post tot den anderen, 'er van te yerkrygen ; want het verhaal der inwoonders dieswegens is van weinig belang , dewyl deze yolftrekt onkundig zyn in al wat naar militaire descriptien zweemt. Deze omitandighcden moesten noodwendig onze beweegingen en operatien vertraagen. Ik moet hier nog byvoegen, dat ik d''Amerikanen zo welgezind onzenPwegen niet bevond, als men het my wel had doen hopen. Dus befchouwde ik de vorderingen, welke wy in dezen Veldtocht zouden kunnen doen, als zeer wisfelvallig ,* althans, ik zag geen kans om den Oorlog in dezen Veldtocht te eindigen. Ik gaf kennis van de- ze myne denkbeelden aan den Secretaris van Staat, in de brieven hier boven vermeld. Van den 12 October, het welk de dag was dat het Leger te Frogs - tieck ontfeheepte, tot den 11 dito, waren wy bezig om proviand en ammunitie intezamelen; met de Dragonders en de tweede divifie der Hesfifche Troepen te transporteeren; als ook om de paarden nodig tot het transport der proviand , d'artillerie , de ammunitien en de bagage overtebrengen. Men  C M ) Men had niet kunnen nalaaten , om vm- nP vyf dagen tot landing by Frogs^ev™ Z Jn |ebruiken , daar men zulks op eenen daJ 2 Av/,-^ had kunnen d ^ dkVu^er zo veel gevaar vergezeld zyn geweest als zeer onvoorzichtig kon worden aTngemtkt Den o8 October viel de Veldflatr voor in on letter frnï?,!* SdeSc"heid verloor heeft ook | c d dattnde Mc" Vyand hno-< rv?, ? de recraKe van den »C D Z°U hcbben k™" «* g^-n, wannee^ïï-hafr^ISfker1'^^ ke my verheden de reden te zeggen, waarom 1 ze attaque niet gefchied is. öö ' m de" •ncI^n7zorzX'7aar in, me" °P ^ede* went gat, zou zulks des noods voor de balie kunnen gezegd worden. Intusfchen fa het zéker dTiS ,t,noL 1 de vyands vegt^ndèrhand waren ingenomen, zy zig zonder veel nadeel zouden hebben kunnen retireeren ; en ik weet nTet d« wy eemg middel voor handen hadden , om hen  C 13 ) hm den weg door de Croton - Bridge aftefnyden. Ik kan niet begrypen waarop dit denkbeeld zoude kunnen gegrond zyn. Met de liniën te forceren zouden wy zekerlyk een luifterryker voordeel hebben behaald. Wy zouden proviand en bagage gevonden hebben. Maar wy hadden geene redenen om ons te verbeelden, dat het Leger der Rebellen had kunnen vernietigd worden. Zy hadden agter zich zodanig een terrein, als gefchikt was om hunne retraite of aftocht te versekeren ; het welk in de daad hun voornaamlle oogmerk fchynt geweest te zyn. En ik draale niet om te belyden, dat indien ik door zekere manoeuvre of beweging den vyand kon uit een voordelige post doen delogeeren of die ontruimen, ten einde hem naderhand met meer voordeel te kunnen aanvallen, dat ik zulks altoos zoude doen ; daar men het verlies van manfehap (Voornaamlyk in Amerika ) niet dan met zeer veel moeite kan herftellen. Het is tyd om den draad myner redevoering te hervatten. Men ziet in mynen publieken brief van den 30 November, het vervolg van de Operatien van het Leger, tot op de aankomst van Lord Cornwallis te Bninswyk, in de Jerfeys. Daar vindt men melding gemaakt van het inneemen van het Fort Washington , naderhand genaamd Fort Knyphaufen. Ik wil de Vergadering met geene verdere byzonderheden nopens die gebeurtenis op- hou-  C 14 ) hovden. Maar ik moet zeggen, dat ik ten uitterfte laakbaar zou zyn geweest, indien ik den Edelen Lord bevel had gegeeven, om de Vyandcn verder dan de Stad Brunswyk (daar hy zyn geheele Corps niet byzig had,) te doen vervolgen. Ik beroep my op mynen publieken brief van den 20. December, nopens het verhaal der progresfen van dit Corps, tot den 1 ^den van dien maandwanneer het zig kwam Cantonneeren in die plaatzen' welke ik gehoopd had dat het zou hebben kunnen behouden. Myn eerde voornemen was om Brunswyk voorden linker , en EUfabeth - Town of Ncuark voor den regter vleugel dezer Cantonnerings kwartieren te neemen: en dereden die my bewoog, om my tot aan Trenton uittebreiden, was, dat een zeer groot getal inwoonders tot ons overkwam, ten einde het voordeel te genieten der Proclamaticn van Commisfarisfcn, van don 30 November. Ik nam dan op my , om dien post aan een braaf Officier toe te vertrouwen, welke des noods dooiden Collonel Donop, die te Borden-town 5 mylen Van daar lag, moest onderfteund worden. Deze twee posten wierden bezet door negen bataillons, de Hesfifche Cavallerye, en een gedeelte van het 16deRegimentligte Troepes; makende te famcn meer dan 3000 koppen, nevens zestien veldftukken. De ligte Infanterie van de Armee , een brigade Infanterie en eenige Dragonders wier! den  05) den te Prince-town in een keten van Cantonneririgs kwartieren tot op twaalf mylen van Trenton geplaatst. Maar men heeft my tegengeworpen, dat ik de importante post van Trenton niet aan Hesfifche Troepes had moeten vertrouwen. Myn antwoord, indien het welbegreepen wordt, zal zo als ik hoop voldoende voorkomen. De Militairen zullen het zekerlyk verib.an.De linker vleugel was de Post der Hesfifchen, wanneer zy in een Unie gerangeerd waren. Indien ik hier nu veranderingen in gemaakt had, zou ik hun een belediging hebben aangedaan, dewylmen in deCantonncrings kwartieren dezelfde orde als in de campementen waarneemt. Al dat kon nyd en nayver tusfchcn de Hesfifche en Engelfche Troepes hebben veroorzaakt % het welk myn plicht was om voortekomen. De CollonelZ)ö«op,die de twee posten commandeerde , was volmaaktelyk over zyne ftandplaats voldaan , zo als ook de Colonel Rhall. Beide wierden zy in tyd van de attaque geinformecrd; het getal der vyanden volgens inkomende berigten beliep niet boven de drie duizend man; en indien de Collonel Rhall de orders gevolgd had, die ik hem zond , om redoutes op te werpen, ben ik verzekerd, dat hy zyn post zoude behouden hebben. Ik wilde wel vraagen aan hen, die deze verdeling en dispofitie van Troepes gelaakt hebben, waar toe men  C ) men beter de Hesfifche kan gebruiken, dan om een post te verdedigen? In den laatften oorlog hadden zy de reputatie, van niet te behoeven onder te doen, aan eenige der Troepes van den Prins Ferdmand-, en ik zou hen benadeelcn, indien ik met erkende dat zy zig door hunne militaire disopinie m Amerika voordelig onderfcheidden. Twee van die bataillons hadden in Duitschland met veel roem gediend, en degeheele brigade van den Colonel Rhall had nieuwe blyken van moed by het inneemen van het Fort Knyphaufen gegeeven. J1 J fc De Post van Trenton was van groot belang. Indien wy hem hadden behouden, zouden wy het grootlte gedeelte van het land ten westen Prince-town gedekt hebben. Hier onder was begrecpen het Graafichap van Monmouth, alwaar ik reden had te geloven dat veele getrouwe Inwoonders waren. Behalven dat, zouden wy zo digt by PHiladelphia geweest zyn, dat wy zekerlyk gedurende den wil ter het nog hadden kunnen inneemen. Ik moet nogtans bekennen dat ik zeer veel redenen had om te twyfelen, of het diestyds nog wel raadzaam was, dat deze projecten ter uitvoer gebracht wierden. Myn voomaamfte oogmerk in het zo ver uitbreiden der Cantonnerings kwartieren , was, om aan de Inwoonders een zekere befcherming te verlenen, ten einde hun het onderfcheid der Reuring van zyne Majefteit, met die van de opperhoofden der Rebellie te doen gevoelen. Want of-  offchoon zekere Heden my gelaakt hebben, dat ik de vriendfchap en 't vertrouwen der Rebellerende onderdanen van zyne Majefteit heb trachten te winnen, met alle middelen in 't werk te ftellen ten einde het land niet verwoest wierd; Zo nog, kan ik niet nalaten (om verfcheide redenen ) van gevoelen te zyn ^ dat ik dieswegens zeer veel nut aan den dienst des Konings heb toegebracht. Ik weet dat het Ministerie zelfs, gedurende een geruimen tyd, van myn gevoelen geweest is, en nagaande cene omftandigheid , omtrent dewelke het voor het tegenwoordige nodeloos zoude zyn om uitteweiden, is het zeker, dat ik geen ftaat zoude hebben mogen maken om eenig fecours te verwagten, indien ik geneigd was geweest, met groote geftrengheid te handelen. En, indien men in 't vervolg niet geoordeeld had, dat eene goede Staatkunde vereyschte, onl het plan van den Oorlog te veranderen, met het Land overal te vuur en te zwaard te vernielen, en indien men my dieswegens als een bekwaam werktuig had aangemerkt, om zo een plan ten uitvoer te brengen , alsdan vcrondcrilel ik , dat de Ministers zig duidelyker zouden hebben uitgelaten , en my formele orders gezonden hebben. Want dubbelzinnige boodfchappen en raad* gevingen als van ter zyden, die my over de on Ten bY het uw phcht yvcrig en goed te werken, zo om hem fchadeloos te Hellen ? als om vervolgens bul ten hem te kunnen befiaan. ö T. En waarom moet ik zo veel moeite doptr gen, hebben voor hen gewerkt, en daar voor fcheeren zy hun wol, verkopen hen om te floten, of eten ze zelfs op. Maargy, die nietgoed zyt om gefchooren of geflacht te worden, g?Zyt aleen iets door uwen arbeid waardig, en kunt alleen leven van het geld, dat gy voor dien arbeid 1„l7*i Mr*r 87 "?yn Hecr ' neem my n^t kwaalyk, leeft evenwel ook; nogthans werkt gy niet! L. Wie heeft u dit gezegd, dat ik niet werk? Daar  C 27 ) Daar is verfchillende foort van arbeid in de weereld. T. Och, doe my dan een weinig van uw arbeid over, op dat ik ook ledig kan lopen, en myn maag wel gevuld, myn lichaam met fraaie kleederen voorzien werde. L. Ik heb geld en goed Toon; en vaste inkomften. Dat hebt gy niet, T. En hoe komt gy aan al dat geld ? waar van daan hebt gy zo veel en ik niet met allen? L. Ik heb het van myn Vader geërfd. T. Wel dan leef ik nog op hoop. Myn Vader zal my dan zekerlyk ook geld nalaten. L. Gy weet wel beter Toon, dat uw Vader niets heeft, T. Zeg my dan eens, hoe komt het dat hy geen geld heeft en uw Vader wel ? L. Hoor. Waarom gaat dat meisje ginter barrevoets , terwyl gy koufen en fchoenen aan hebt. T. Haar Vader is altyd zieklyk, en dat houd hem arm. L. Wel nu: een uwer voorouders is ook ongelukkig geweest, terwyl de mynen gezond ge- ble-  08) Weven zyn , en het fortuin hun gunffig is ge- T. Als men dan geluk had, diende men het met anderen te deelen. et 7,Vn'nf7 h£bt ,gr°0t gdyk; maar late" vvy eens^ cAl¥ Wd Ta UWC W00rden ^ werk gaat. Gy hebt daar een borstrok en een camifool aan 't hoS T.niSr°0t g?VS' alz0 Sy niec »ake"d behoeft te lopen. Gy hebt evenwel beide die ftuk- aan het kind, dat daar zo goed als naakt loopt. T. Zeer gaarn, mits gy ook met my gelieft te deelen, t geen gy te veel hebt. L. Wees niet te voorbarig. T geen ev. daar voorflaat ftrookt niet met dat wat gy ftraks^kle want toen moest men na uw gevoelen zyn geluk deelen met anderen. Maar nu zoudt gy wel een weinig van het uwe willen geven, om veel meer ha de plaats te krygen. Dat is verkeerd. T. Waarom dat? L. Om dat, zo dra het maar te doen is om iets op zo een manier voor niet en zonder moeite te krygen, er ieder een wel aan zou willen. By voorbeeld, indien gy uw borstrok weg geeft, om een kleed van my in de plaats te krygen dat beeter is zo mag ik op myn beurt ook zo doen, en zeggen ■ on kleed geef ik op conditie, om 'er een dat beter is,  C 29) is, van iemand die ryker is, in de plaats te krygen. Op die wyze van ryker tot ryker opklimmende, zal 'er eindelyk een komen die de rykfte van allen is, maar dus met niemand tot zyn voordeel kunnende ruilen, by die fchikking zou verliezen, en dus door zyn weigering al die ruilingen die voor hem gedaan zyn, in de war zou gooien en verydelen; invoege dat ieder fpyt zou hebben die intusfchen trek gekregen had, om een ander zy* goed te krygen. T. Dat is de waarheid, maar zo veelen of allen tegen een zynde, zouden zy dien laatften ofrykltcn wel kunnen dwingen te gehoorzamen. Daar fta ik voor in. L. Zie daar nu zyt gy al driftig, en ik zeg u , dat gy daar by zoudt verliezen, in plaatfe van te winnen; want behalve dat drift ongezond voor ons is, zo verbroddelt die doorgaans alles. By voorbeeld; uw drift doet u geloven, dat gy dien ryken gemaklyk zoudt kunnen doen gehoorzamen, maar het is abuis: want dan zal hy van zyne rykdommen die hy met u niet wil delen een ander gebruik maken. Hy zal 'er menfchen voor huren en betalen, die niets hebben, even gelyk gy daaglyks ziet dat ik en anderen doen; deze zal hy wapenen en tot foldaten maken, om alle de genen die hem wilden dwingen weg te jagen: ja dat meer is, de andere ryken ook bang dat men hen ook zou willen dwingen, zullen het zelfde doen of hem byftaan, en de armen of minder ryken dus het moetende opgeven om dat zy de zwakften zyn, zullen die by den kop  (3°) kop gevat en als muitmaakers geflraft, of ineen cachot gegooid worden. «ieenca- T Dat zullen wy dan eens zien, maar onderden zouden wy op kosten van 'ongdyk buigen wel voorzien, en alles wat wy maar konden weggenomen hebben. Ik zie wel dat L armftè fchoon het meeste in getal de fterkite niet zyn om dat zy eikanderen niet weten by te Ln en SSSÜte zyn' maar dat zaI ik hen weI ™ Retrt f Vefrf hfC ^ geIyk- Maar fiat, ik Item toe dat gy dan de overhand zoudt behouden SdJttSS n°0dZaïn °m,te geho™en: dan vraag ik waar toe gy hem zult dwingen. T. Dat heb ik immers zo gezegd- nm al 7vn T. Hoe zo? L. Om dat uw kameraads, zo zy de fterkitert zyn, alles zullen plunderen, en al wat een ieder zal kunnen medepakken zal niet verdeeld worden ? 5 Sfvolg van zyn, dat veele dier armen eensklaps ryk zyn, tegen welke gy dan ook zult  zult moeten vegten net als tegen den eerften, or* hen tot de deling te dwingen. T. Zo even hebt gy my toegeflemd, dat de armen wel onderrecht zynde my zouden gehoorza» men , en nu wilt gy my dat voordeel bedisputeren. L. Gy begrypt immers zelfs wel, dat het niet anders zyn kan , en dat indien gy een vol pak kleederen hadt gy het niet graag in drien zoudt verdelen. Maar ik wil u al wederom alles toeftemmen, dat elk u gehoorzaamt, dat alle de huisraad, klederen, proviand, &c. by malkaar op een hoop gebragt en vervolgens egaal verdeeld word ; en dat elk dan zondier te werken , zyn voorraat gaat opeten en zyn goed verflyten: dat is goed. Maar als nu alles verteerd is, dan zyt gy allen wederom even arm, en 'er zal geen ander goed in de plaats te vinden zyn of gemaakt kunnen worden. T. Hoe zo ? L. Dit zal ik u beduiden. Deze fchoenen zyn van leer, dat eerst van een huid die daar toe bereid is, en eyndelyk door den fchoenmaker bewerkt wierd. Myne kousfen zyn van zyde, die hier verre van daan komt, en eerst gefponnen, getweind, geweven &c. moet worden. Myn kleed is wel door twintig handen gegaan, eer dat ik het heb kunnen dragen. Al de menfchen die daar aan gewerkt hebben, even gelyk gy hebbende willen leven zonder te werken, zyn van uw complot geweest, en allen  C 3* ) allen hun aandeel in luiheid verterende, hebben zfr niets gewerkt. ' T. Och ik wel; maar zy zullen meer op hun gemak gearbeid hebben. 6 L. Gewerkt hebben, zegt gy! En voor wie? Daar zyn immers geen ryken meer, en om al de arbeiders of handwerkers te betalen , moet men rvk zyn. J T. Is 't anders niet! Men zal al dat goed, uwe zyde uw galon,&c. kunnen misfen; ieder zal het noodige hebben, het overtollige laten, en elk zal te vreden zyn. Het vervolg hier na.  C 33 ) MENGELWERK. Eerfie Vervolg van de Veldtochten van den Luitenant Generaal Sir WilliamHo'wei in Noord - Amerika. ZY behelsde een volkomen approbatie van' myn tweede plan , te weeten de expeditie in Penfilvanien; de Minister had goedgekeurd de redenen welke ik gehad heb om van myn eerfte plan aftezien; hyhadze, zeide hy, bondig en voldoende gevonden." Het fpyt hem nochtans, van my niet meerder dan 2900 mannen te kunnen zenden,in plaats van die geene welke ik gevraagd had om het Leger tot 35000 mannen te brengen;, ja in plaats zelfs van de 7800 die hy my beloofd had. Dus beliep het fecoiirs nog niet het vyfd& gedeelte van het geen ik gevraagd had. Hief moet men aanmerken, dat in weerwil van de zo groote vermindering der gevraagde renforten (en die hoognoodzaaklykst waren tot uitvoering van het geprojecteerde plan) zyn Edelheid ten fterkfte aanbeveelt , om ecne diverfie op de kusten van Masfachufet's - baay en New-Hdmpshire ( voor zo ver het generaale plan het konde toelaten,) te maken; In agtervolging van de beveelen van zyne Edelheid, lieten wy niet na ( de Admiraal en ik) om over de mooglykheid dezer diverfie te raadplegen; IV. Deel. ( C ) en;  C 34 ) en-in mynen brief van den 3de Juny i777 be_ rjehte £ dén Secretaris van°Staat dat g'£ verfje met kon ter uitvoer gebracht worden /onder aan ,de -voornaamite operatic* (en die ïw ^goedgekeurd had) een zeer groot nadeed we te brengen; welke operatien reeds byna onmtvoerlyk waaren daar aan de manfehap van net Leger m fiaat om dienst te doen ' fbehalven twee duizend man provinciale troepen^ 14000 mannen ontbraken om het getal te coni Pleteeren , dat ik gevraagd had. Ik zal den draad myner correspondentie wederom hervatten. Ziende door den brief van den Secretaris van Staat, in dato 14 Januarv ï?77, en den 9. Maart daar aan volgende ontvangen , dat ik geene renforten te^erwaSen v!n' ^ TQld,e ? h0m in mynengeheimen brief van ade Apnl dat ik my genoodzaakt zag, om van alle ofienfive operatien * behalven die&naa™ zuiden, aftezien ; ten zy men eene gelegenheid vond om eene -diverfie in de Rivier van Hudfon te maken. uu j Ik informeerde den Secretaris van Staat, dat JE fCn »J meer overig was om aan het hoofd - gedeelte van het voorgeflagen plan te denken ; ^ mcn de Jcrfeys nfoest^truimen , en zich vergenoegen met Penfilvanien ter Zee aantetasten ; dat in de voorgaande veldtochten myne^ vermogens geëvenredigd waaren geweest aan de operatien , maar dat in den volgenden Veldtocht de. noodzaaklykheid om deonderfchei- de-  (35) dene posten te bezetten, het Legef dermate verzwakte , dat het onmooglyk was , om groote voortgangen te maken; en dat, in d'onmooglykheid zynde om uitgeftrekter operatien te ondernemen , by mangel van genoegzame macht , ik af moest zien van de hoop , om dit jaar een einde van den Oorlog te maken. Dat, offchoon de vyftig duizend mannen Militie, door het Congres in den voorleden Herfst geftemd, niet konden worden voltallig gemaakt , de Vyand nogtans by het openen van den Veldtocht, een tairyk Leger ( met een aanmerkelyke train van Gefchut voorzien) op de been zoude hebben. Ter zeiver tyd deed ik dert Secretaris van Staat weten de wyze, op welke ik het Leger verdeeld had voor, d'aanflaanden Veldtocht, waar op het nodig is om aantemerken : dat diestyds, d effective manfehap van het Leger in ftaat om dienst te doen, flegts beflond (_ behalven drie duizend mannen Provinciaalen) in achtien duizend, een honderd man. De Edelen Lord in zynen brief van den 18 May 1777 , keurde op nieuw myne Expeditie op Penfilvanien goed; maar dit is niet de eenigfte plaats ■ die hem aanmerkelyk maakt. Hy betuigt, dat het hem niet mooglyk is, my het gevraagde fecours te bezorgen ; „ Hy zegt, dat het hem ,, leed doet te zien, dat ik myne Leger macht niet „ zo geëvenredigd vinde aan de operatien, van „ d'aanflaanden Veldtocht als die van de voorgaan( C a ) de  C 36") % gewlesfis?'6"' VOlgenS myne Cige bckentenis> Deze uitdrukkingen verdienen opmerkt Men fchynt zig te willen bedienen tegen myv^n myne bewoordingen dat myne Legermacht geëvenredjgd was aan de operatien van° den voogden Veldtocht om hier uit te kunnen opmaken dat anderen Veldtocht had moeten zyn. ZC!fs'- tegenwoor<%, indien ik my omtrent deze zaak met uitgelaten had, (het geen ik no". tans zeer vertoonbaar gedaan heb,) zo geloofd dat het aan ieder een (die minde/kundig Z t Edelheid m militaire fpeculatien was,) geblcekcn zou hebben, dat de Macht, die genoegfaan was geweest om zig in 't bezit van Net-Jofk en In dere verfterkte plaatzen van den vyand te ftehen met gefchikt kon zyn, om, daar men G^oenin de geconquesteerde plaatzen laaten moet, om 2 ik, nieuwe Conquesten te maken, g Want, is het geene blykbare zaak , dat de 55 T Leger verminderen moet in evenredigheidl dat het in Getal vermindert? En hetge- £ lm TroePen> ^t men in den Veldtocht gebruikt, moet dat niet verminderen in evenredigheid van de Steden, Posten en Forten, «fin neemt en bewaren moet? ' men Maar zyn Edelheid vervolgt met te zeggen. „dat  C 37 ) „ dat de droefheid die hy (ingcvolgen myne be„ richten) opgevat had, merkelyk verminderd „ was geworden, door de tydingen die hy van „ verfcheide oorden ontvangen had," dat de Rebellen de grootfte moeilykheid ondervonden , om een Leger op de been te brengen, in {laat om aan s'Konings Troepen het H ofd te bieden. En indien , na de veronderltelde zwakheid Van den vyand, en de favorable of gunftigc geneigdheid der Inwoonders , de Minister vermeent alle redenen te hebben van te hopen dat' myne Succesfen in Penfüvanien my in /iaat zullen (lellen, om onder de Penfilvaniers zo veele troepen te -werven als genoegzaam zal zyn , om dit Land tegen de vyandlyke aanflagen te verdedigen, ontwykt hy behendig niet alleen in aanmerking te neemen, de voordelen, welke men uit eene gelukkige uitvoering van het Plan , hem door my voorgellagen , zou hebben kunnen verwagten,- neen maar, hy wil my wel berichten, (in weerwil van al het geen ik daar tegen ingebracht heb ) dat hy geene geringe hoop 'heeft , om eindelyk deze ongelukkige tweespalt, in dezen Veldtocht geëindigd te zien. Dus beantwoordt hy de pofitive en volftrekte verzekeringen, hem door my gedaan, (verzekeringen die haar grond hadden, in de al te geringe macht die my toevertrouwd was,) door het beuzelachtig argument van zyne ydelè hoop; eene hoop die op de valsche yeronderftelling van de zwakheid der vyanden gegrondvest was, C C 3 ) Waar  C 38 ) Waartoe iseen Generaal niet gebracht die wan genoeg ware ten einde de nodige SE fe' Zff. £ my te vreden hebben geftelden had den Mnnfler niet kunnen laaken. f o een'an te eftcctueeren waarom handelde hy dan n " evenredig aan zyne denkbeelden. Z 1J2?u? ben0Cmt,C hy g^nanderin myne plaats Ae gcfch.ktcr was om zyne vurige wenfchen ,(die ik'  C 39 ) ik door plicht en reden geoordeeld 'had niet te moeten toegeven,) ten uitvoer te brengen'? Om zo veel mooglyk de orde des tyds in het voorgevallene te bewaren, daar ik van zo veel onderfcheidene gebeurtenisfen en gefchriftcn te fpreeken heb, zo moet ik de vergadering herinneren i dat in mynen Brief aan den 'Secretaris van Staat, van den ide April ïfff?& ét. c°py van een vertrouwden brief, dien ik uiteige beweging aan Sir Guy Carleton , den 5de van denzelven maand gefchrecven had, 'er by_ voegde. Ik zeg uit eige beweging, om dat ik'nog geene Minifteriale Inftructïen nopens de expeditie in het Noorden ontvangen had, (en die ik dacht dat dit jaar plaats zou hebben.) Men kan zig herinneren, dat de Inhoud van dien brief was°,' dat ik waarfchynlyk ■ ih Penfilvanicn zyn zoude in den tyd, wanneer het Leger van het Noorden gereed zou zyn, om in de Provintie van New-Jork te trekken. Dat men niet veel fecours van my te wagten zoude hebben, om hunne approches of aankomst te facilitccren of bevorderen , dewyl ik by gebrek van genoegzame manfehap buiten ftaat was, om een gedeelte van myne macht te detacheren, ten einde met het begin van den Veldtocht op de Hudfon's Rivier te kunnen agceren. Den 5 Juny, ontving ik de copy van eenen brief van den'Secretaris van Staat, aan Sir Guy Carleton, in dato 25 Maart 'i 777. My deelde hem mede het ( 'C 4 ) Plan  C 40 ) Plan van de Expeditie in 't Noorden cn zoude doen toekomen en die haas drnL-.M De progresfen van onze armee in de Terfevs in de hier op tafe] leggende PapierengenoeÏÏSm ichreeven zyndc, zo om *g vanjork-lsland met CSÏ«~ „ afhangt en Rhodes-Island , te ZSZlT Men kan aanmerken dat ik van tyd tot tyd eeni™ veranderingen in myne Plans van operatfe maak f maar ikvleije my, dat men ze «amSïï-S* den zo verre zy betrekking hebben mi 7 dee ing der Troepen te Rhï^SéZ ^ Jork als omtrent het voornaamfte Corps dï- menetrekiyf\dk V00raaamfte Corps d'armée vraagt men „ 0f het met mooglyk zou zyn geweest om " men'in ?l<ïéÉWeW5Sn?SÏÏ » mcn m Penfilvanien deed, te gebruiken 9 " ZZ nen, hun oordeels velling 'gegrond te Tet Indien 'er iemand in deze vergadering is, die uit hoofde zyner eige fpeculatien vermeen^ aldTs e moeten oorcelen ; zo hoopeik, dat hy my heden de gunst zal willen bewyzen, 'van zyn Jevoele" h geenöT g"! * hy *S °met m geen ik tot myn regtvaardiging zeggen Met  C 45) Met deze vraag te doen weet ik , dat ik fpreek aan lieden van eer , die zig niet ophouden met beuzelachtige betichtingen ; maar die wenfchen voldaan te zyn omtrent die poincten , welke niet genoegzaam zyn verklaaad geworden; En offchoon ik my hier tegen deze vehemente betichtiging kan dekken , met my te beroepen op het confent en de goedkeuring van den Secretaris van Staat; en dat om aan alle de objeétien te antwoorden, ik enkelyk behoefde in aanmerking te geven, dat de redenen die my bewogen hebben dk plan te adopteeren, door zyn Edelheid als gegrond en beflifièndezyn aangemerkt geworden, zo nogtans weigere ik niet , van aan deze juftifi.catie te renuntiëeren , en my enkelyk te bepalen, om het geen ik in deze gedaan heb, te verdedigen. Perfonen van eenige confideratie hebben , zo my bericht is, gezegd, " dat het Leger naar „ Nieuw Engeland had moeten zyn vervoerd „ geworden; anderen hebben beweerd dat men „ het de Hudfon's rivier had moeten doen opva„ ren." Vergunt my om de waarde dezer twee gevoelens natefpeuren, teffens in aanmerking nemende , wat het gevolg zou zyn geweeft, indien een dezer fchikkingen was werkftellig gemaakt geworden. Veronderfteld eerftelyk , dat het Leger naar Nieuw-Engeland getrokken was. Zou deze demar-  C 46" ) marche het einde van den Oorlog ten eevofee hebben gehad? Ik geloof het niet.& Wan?heuï zeker, dat waar onze voornaamlte Corps dWe zig bevonden had, de Generaal WasZtton het zou gevolgd hebben. En dat hy ven efd Zoude SfÏÏStTir genera& * wikkelen hl ik reent om te kunnen verzekeren: en zulks nier alleen uit hooide van zyn cW-SfeïSSn voormalig gedrag , (waar omtrent ik nièmvvfeJe Sond en ^t^^CbS van de Provmtie zoude hebben kunnen nellen -ü £f flE enf Connefliaüt geen voorweg da" hem te wagen ^ ee» %eiLe aciS Behalven dat, Provintien van Nieuw Engeland met alleen zeer volkryk, maar Ie MInte wanneer men ze onder de wapenen brenn SS ^f^nerika dl den nSjin veer]tana b edt. Dus is 'ern eraan te twvfclen of de Generaal Washington zou my aan't hooX„ Iwaafïdemacf 05 atwaar ai de macht van 't vaste land door zvne r* genwoordigheid aangemoedigd, zig nttlngroot" ften fpoed zou verzameld hebben. nCUlengroor- Het vooruitzicht was geheel verfchillend in Pen- ffl-  (47) fïlvanien. . De vermeerdering van troepen die Washington aldaar zou hebben kunnen vinden, zou van geen aanbelang zyn geweest, in vergelyking met het vorige Landfchap; en het was met reden dat ik oordeelde, dat de verdediging van Philadeiphia al^yn aandacht trekken zou. Het was zeer gevaarlyk voor hem eenVeldflagte wagen, ten einde die Hoofdffad te behouden. En dewyl ik altoos van gevoelen ben geweest, dat de nederlaag vanhet reguliere Leger der Rebellen het zekerfle middel was, om den Vree de te bewerken, heb ik altoos de middelen achtervolgd, om den Generaal en Chef tot een gevecht te dwingen, indien zulks niet met te veel gevaar voor de Koninglyke Armee vergezeld was: want eene Overwinning die met een confiderabel verlies aan onze zydè gepaard ware, zou ons veel meer nadeel dan voordeelaangebracht hebben, en ons buiten ftaat hebben gefield, om het gcringfte te kunnen ondernemen. Deze waren de redenen die my diestyds bewogen , om de Wapenen van zyne Majesteit eerder in de Provintie van Penfilvanien , dan in die van Nieuw - Engeland over te brengen. Indien de renforten die ik gevraagd had my waren toegezonden geworden, zou Nieuw-Engeland deel hebben gehad in de generale operatien van den Veldtocht; intusfchen dat de groote Armee naar het zuiden zou opgetrokken zyn. Maar dusdanig een Plan was onuitvoerlyk met de weinige macht, die  C 48 ) die ik onder my had; enikhebreedsvoorgedrogeri . J redenen, waarom ik ons voornaamfre CorS™ mee met naar die Provinticn kon doen voortrukken; ten ware ikwezendlykgewenscht had den Oorlog tot myn byzonder voordeel, van lange duu e doen zyn: eene beweegreden, diemylad usfeï L m2S,> ngfTen' ,Tlken mv in Caraaer als mihtau, of als eerlyk man zoeken te bénadeelen, aangewreeven is. IlSlT^^Tf^ beftaac daarin> datikde lludfons Rivier had moeten opvaren, ten einde aan hetN°°rden ^nheidte^en van tot Albany, voort te rukken. Welke zouden de gevolgen van deze expeditie geweest zyn ? Alvorens dit oogmerk te bereiken, had men de Forten m het gebergte aangelegd, moeten vermeesteren het welk naastdenkelyk het leven aan een zeer groot aantal inanfchappen zou gekost hebbS dewjl deze Forten door al de macht van Washington zouden verdedigd zyn gewoï En veronderfteld al eens , dat deze Forten overmeesterd waren geworden , wat zou als dan de Vyand gedaan hebben ? Een van PJieuw - Jork en my geplaatst hebben ; of wel tusfchen my en het Noordfche Leger. I Ik oordeel dat in een dezer beide gevallen, onze Pogingen op. de Rivier van I ïudfon (om rede.™ de groote moeilykheden in een zo llerk Land in te drfn-  C 49 ) dringen) met geen goede fuccesfen hoegenaamd ^ zouden zyn bekroond geworden; ten minden tydig genoeg, om gedurende den veldtocht Philadelphia te veroveren. En zelfs veronderftellcnde, dat ik eindelyk Albaanyzou hebben bereikt; wat zou ik dan gewonnen hebben naar den geheelen Veldtocht tot dat einde alleen te hebben verfpild; te meer, daar ik geen het minde recht had om te Veronderfteïlen , . dat de Generaal Washington met zyn groote Armee geene voordeelige Opcratien had kunnen doen. Wanneer ik in aanmerking neem, hoe zeer de reflexiën die men omtrend myn gedrag gemaakt heeft, boosaarag en beuzelachtig waaren; doet my zulks "met^ond vtronderftellen, "dat wanneer ik het Plan geadopteerd had om de Hudfons-Rivier op te varen, men verfpreid zou hebben, dat ik de oorzaak was geweest van het verlies van den veldtocht; dewyl ik een groote Armee onder myn gebied hebbende , ^ die flegts gebruikt had, óm den marsch van de Noordfche Armee te bevorderen , intusfchen dat die Armee op zig zelfs volftaan kon, om zyne voorgeftelde Operatien ten uitvoer te brengen; dat hier toe anders niet nodig was, dan dat ik eene diverfie in 't Zuiden deed, ten einde Washington te verplichten , dien cours te nemen. Zouden myne Vyanden nog niet veel verder zyn gegaan ? Zouden zy niet verfpreid hebben IV. Deel. ( D ) daï  C 50 ) dat ik afgunftig over den roem, welken de Gencraal van het Noord/the Leger Hond te behalen, (tot welken roem hy door het neemen van Ficonderoga) zo een voortreflyk vooruitzicht had ïk uit naaryver gekomen was, om hem een gedeelte van dien roem te ontnemen dienhy anderzins alleen zou behaald hebben ? En dat het my geoorloofd zy hier bytevoegen ; zouden de Ministers UEd. niet. gezegd hebben (zo als zy het waarlyk zouden hebben kunnen doen,) dat ik binten en tegen hunne orders gehandeld had; dat de Generaal Burgome belast was zig zeiven een weg tot aan Albany te openen, en" dat zy aan zyn bevel een genoegzaam aantal Trotipes vertrouwd hadden , om dezen marsch te cffectuecren ? Jr m ,. Zouden _ zy u niet te rug gejsonden. hebben , tot het origineele en bepaalde plan vim deze expeditie , (welk hier onder deze op tafel Hagende papieren te vinden is,) om aantetonenfdat ik nimmer het denkbeeld had gehad om hem eenige hulp toe te brengen ? En zouden zy zig met gefpoed hebben, om aan de vergadering te doen geloven , dat indien 'er zig eenige twyfcl omtrent de uitvoering van dit wèl beraamde plan had opgedaan, zy my van den beginne bevolen zouden hebben, om in confequentie te agecren? My, voor het tegenwoordige omtrent deze plans genoegzaam, (en zo ik hoope op een voldoende wyze) uitgelaten hebbende; zo keer IK tot het eenigfe plan te rug, dat volgens myn  Cs* ) myn gevoelen het gefchikst was, om uitgevoerd te worden. Na veelvuldige conferentien met den Admiraal , den Lord Cornwallis en andere Generaals perfoonen gehouden te hebben , na alle de omftandighcdcrr van alle de mogelyke plans overwogen te hebben ; na de waarfchynlyldte conclufien, gegrond op de zekerheid der berichten, dat de Generaal Washington my volgen zoude, gemaakt te hebben; ging ik over tot de uitvoering van dat plan , 't welk gefchikst Was , om een diverfie ten behoeve van het Noordfche Léger te bewerken ; welkers operatien de importantfle fuecesfen beloofden, en welke operatien door den Secretaris van Staat , en door my , ( ingevolge de kennis die ik van de plaatslyke gelegenheid had,) ten cenemaal waren goedgekeurd geworden. Hier kwam geen cnkelde Provintie in aanmerking; het waren 'er drie die ik hoopte, dat voor het einde van het jaar 1777, ons in handen zouden gevallen zyn. Het eerfte dezer voorwerpen Was , Philadclphia, eene Stad, van waar de vyanden langs de Rivier den Delawaar de meeste van hunne provilien trokken: Het was de Hoofdfhtd van Penfilvanien. Het was zelfs diestyds de Hoofd- ftad en de refidentie van 't Congres van NoordAmerika, gelegen in een der vruchtbaarftc gedeeltens; het was de plaats, waar van.de drie berieden Graaffchappen op den Delawaar, afhangen. (Da) £<*  • C 50 Bchalven Penfilvanien , oordeelde ik dat de komst van het Noordfche Leger te Albany ons de Provmtieq van New-Jork en van de Jerfeys zou hebben doen in handen vallen ; en ik vleyde my dat al}e deze gebeurtenisfen haast een gekkkig: einde van den oorlog zouden hebben kunnen maken. Ik begon de infeheeping vroeg in de maand Juiy 1777. mtusfehen nogtans wenschte ik alvorens den Heer Hcnri Clinton ( die in myne afwezenheid te New - Jork het bevel moest voeren, ) uit Europa te zien arrivecren , als ook om iets van de progresfen van de Noord-armee te vernemen. Sir Henri Clinton flapte den 5 July aan Land, en den i5de ontving ik een ex'presfe van den Generaal Burgome, die my berichte, fpreekende van zyne fuccesfen te Ticondcroga,, „ dat zyn „ Leger m een goeden ftaat was,en dat Ticonde„ roga bezet zou worden door een detachement „ uit Canada aangekomen , het geen hem al „ zyn macht overliet , om tot andere operatien „ gebruikt te worden." Ik zeide hem in myn antwoord , dat ik ftaat maakte dat de Generaal Washington my in Penfilvanien zoude volgen, maar indien tegen myneverwagtmg hy naar hetNooiden trok, ik hem wel haast volgen zou. - - Hier is het ook noodzaaklyk om eemgen aandacht te verlenen aan de in- ftruc-  C 53 ) ftructicn, die ik Sir Hcnri Clinton gaf, als ookt>p verfcheide brieven, die ik dien Generaal gefchreeven heb. En dewyl ik 'er geen copyen aan den Secretaris van Staat van heb overgezonden, en hier niet op' tafel zyn, zal ik met vergunning van de vergadering 'er een kort extract van voorlezen. Het tweede vervolg hier na. ( D 3 ) VER-  C 54 ) VERVOLG V a n D E OECONOMISCHE LESSEN O F Samenfpraak tmfchen een Landheer en Toon een hoeren jongeling yan vyftien jaren. LAXDH-WE! H nfef. dat er dan al V 7 vericneide en wel een p-mnr •*> Toom. Och neen .' daar zou ik juist zo veel nier om geven, moor wd om op myn j^g^ L. Koorn maar in myn keuken en keider dan* SS rS'fi^ ^'-J-brood ^er" lekkeider, de bakker, die het zo weet te bereiden, doet het my ook duurder betalen De wvn der SrfT ^ ^--digheM dm • per betaald. Gy zoudt er allen wel van willen dunken, en de voorraad is niet groot genoeg! dus ■ g a 3  C 55 ) dus zoudt gy wederom plukhaaircn om 'erd'ecn voor d'ander van te krygen. T. Wel aan , daar zie ik wederom van af, en begeer niets anders dan gelyke verdeling der landeryen, op dat ieder zyn eigc goederen hebbe, en voor een ander niet behoeve te werken; want dat onderfchcid tusfchen meester en knecht mishaagt my. L. Zeer goed : nu begryp ik Welke wet gy voorfchryft, namentlyk de gelyke verdeling van het land , en om tot die gelukkige verdeling te komen , wilt gy wel afzien van alle d'andere rykdommen die u in het oog Haken, en u verbeelden ryk te zyn, zo dra er niet dan armen zuilen wezen. T. Wel ! zo is het niet , want daar zal land genoeg zyn voor een ieder , als het maar wel verdeeld was. L. Dat zullen wy eens onderzoeken. Wees nu maar indagtig, dat 'er volgens uwe Helling geen ander goed meer is dan landeryen; dat alles van dezelve komt, en dat gy al het overige verbruikt of vernield hebt. Tot die verdeling nu der landeryen , zuilen zich meer menfchen opdoen, dan gy u wel verbeeldt; wantzy die voorheen van hun daghuur leefden by de grote landeigenaren , zullen om te kunnen leven en beftaan , nu ook hun aandeel in de ( D 4 ) Lan-  C 56 j fcjfafejt* willen hebben , en 'dat is ook Jen^yn! *"* ** 0ok k»d vooral* L. Dat wil ik eens geloven : doch hoe zul ran i..ndujen, die met wel te verdelen ™ me}T hi--enblnnZn ; -uoip M twee uuren gaans in den omtrek en veele ^Kift ^ oS van moeten hebben? De een zal het mevr S tal behouden de andere het willen droogmaken; een derde zal voor het onderhoud varT é„ dvl walen zorgen , de vierde niet , en zo T. Wagt ivjen wcet j , . ken m de gemeenten, voor de gemeene kosté, en a]s een hofllede in honden vin mtaderfe land tc kucn bebouwen? en dap betaalt hy aan elk  C 57 ) elk zyn part. Kyk. . . . dan zou alles gaan even gelyk nu, alleen met dit onderfcheid, dat de groten de kleinen niet zouden opeten. L. Wel aan, zie daar ons dan ieder met een klein gedeelte lands geriefd : maar wie zal nu de fchoenen, de klceren, de hoeden, voor d'anderen maken? T. Wel! zy die dat verdaan, en gedurende dat zy daar mede bezig zyn, zullen wy in betaling hun land voor hen bewerken. L. Goed. Maar dan zal het uwe ondertusfehen niet bewerkt worden en ledig leggen; en alzo een en hetzelfde mensch by voorbeeld op een dag zes borstrokken voor zes verfchillende perfonen kan afmaken, zo zal hy ook zes menfehen in zyn werk hebben, wier huisgezinnen intusfehen gebrek moeten lyden. T. Dan zal men zich moeten pasferen van 't geen men niet betalen kan. L. Neen, myn vriend , men zal er zich niet van pasferen , maar hy die het vernuftigst en werkzaamst is, zal fchielyk de rykfteworden. T. Dat zal ten minden zeer langzaam in zyn werk gaan. L. Daar hebt gy gelyk in ; maar ondertusfehen , hoe zult gy beletten , dat een perfoon ( D 5 ) veel  C 53 ) veeUan die kleine gedeelten lands in Zyn bezit T.. Wel, dan tyd, dan raad. -.ijuLi otnoudt. Adieu dan d egale -verdol;,-.n- dan weer op nieuw willen gaan deelen ! &Y T. Wel, dat is al zo wat' mnr ;t k« J fie nieuwe ryken dan zo^eeHj,ü as de tegenwoordigen, om dat zj nof indJi" gen ftanï ™ °nJ^leL SSSS L. Gy weet u fchoon te redden.' Maar 700- T. Neen:  C 59 ) T. Neen: want die zoekt niet anders dan het goed der armen in zyn nest te flcpcn. L. Wel nu, het is net een zulk foort van ryken die gy wilt maken. Geloof my, daar zullen altyd ryken zyn, en die van ouder datum zyn altyd minder gevaarlyk dan de nieuwe. Is het niet een ipreekwoord onder uliedén: het is heter dat een Stad te gronde gaa , dan dat een kalis ryk worde. Kunt gy wel fterker uwe afkerigheid van de nieuwe ryken te kennen geven. T. Maar dan moesten die oude ryken evenwel de penfehen doen en laten leven. L. Wel, eten zy dan meer dan een ander ? T. Neen ; maar zy confumeren zo veel, dat 'er een heel Dorp van zou kunnen beflaan. L. Dan moeten zy al een groten buik hebben. Maar begrypt gy niet uit d'optelling hunner rykdommen en 't geen zy verteren, dat daar door veele anderen aan de kost komen ? T. Hoe dat zo? L. Om dat zy alles met geld betalen. T. En wie doet hen dan leven? L. Wederom de verteringen van anderen, zelfs van de geene die zy geld laten verdienen. ■ T. Dat  C 60 ) T. Dat begryp ik niet wel. I- Om dat zy die door hun arbeid o-^u j- pen, en andere eerde werkftoffpn Ai* ? ^en bewerken. Dat ^^L7ZrZot in geven komt in de handen der ryken' wS Landeryen &c. die zaken opleveren, en zo'is h eene gedurige ruiling en omloop. Zie daar hoe vryw.lhg en van zelfs die verdehngpkatl heeft ' welke gy zo even met geweld wilde Invoeren. ' wam /ikr1ge,00f dat gy SeIvk h^ myn Heer: Want ik begin er zo wat begrip van te Won van uwe verdeling. Maar eflieve held^her my nog wat beete? op. ' 1 hec zoh(5etJy niet dat ieder z°ekt leven, en wel welf ™ ,hyi T" ïan- Hy die »u knd heeft ' welk gy denkt dat hem de kost geeft, zou niets heb hen, zo hy het niet liet bewerken fSl ! eerst den arbeid van de geen en die zul voo hm Hv heef? °°g" °f de v™h^ " Hy toeft dan koorn, wyn,hooy,vlas,&c. Maar zy die voor hem gewerkt hebbenen welke hy £ otc. nodig, en zy brengen hem zyn geld terus- nm er dat voorde kopen , en alzo de gmndv e vooT moi Jiï hy,\°g geen kleren' fchoe»en, &c. en moet die evenwel hebben. Dat koopt hy en be- mlt den klcer,nakerdenfchoenmaker:&eyhy s in de plunjen, doch dan is hy zyn geld kwyt! Wat dan ?  C 61 ) dan? Die zelfde kleer en fchoenmakers hebben ook koorn, wyn &C. nodig, en brengen hem daar wederom geld voor, waar uit hy zyn kok, knegts paarden en alle zyne verdere verteringen of overtolligheden kan voldoen en betalen. T. En waarom heeft hy tog zo veel over, om al die dingen van te doen; terwyl zy die werken op hun best toekomen? L. Dat zal ik u zeggen. Agter in den tuin van njyn kasteel is een grote vyver, dienende om al myne bomen, tuinvrugten en bloemen te begieten. Gy weet wel dat de vyver meer water heeft dan ieder dier planten, en dat zo die leeg of droog was, de planten by gebrek aan regen geen water meer zouden hebben. Befchouw nu ook den ryken als een vyver, alwaar alle de rykdommen byeenverzameld zyn , om aan hen die werken, om dat de arbeid noodzaaklyk is om die rykdommen gedurig als er wat afgaat, wederom aan te vullen. De ryke heeft zelfs zyn arbeid, beftaande in het opzicht over zyne goederen, die hy belet dat verminderen of bederven, en die hy wel laat bebouwen en bewerken, om 'er goede vruchten van te trekken. Al wat hy daar toe uitgeeft, is tot profyt der genen die hy doet werken. In de Stad zyn 'er menfehen, die de ryken overal na toe dragen in een draagkoets. Komt het u niet belagchlyk voor, dat iemand die goedebeenen heeft, zich door anderen laat dragen? Zo gy dat evenwel verbood, zouden de dragers niet weinig t'on- É  C 62 ) rig of beregend zvn do In i ftl'aetcn moddeisÖnoodzaa!t ? zS? Vanhen JïÖ**k S^leed dan niet ove 't geen de ÏLn1 ) „ hehi , by u en onder uw bevel kunt hote „ den. Extratl van een Brief van Sir William Howe , aan Sir Henri Clinton , gedagtekend van de Delaware den 30 July l777- „ Het is my op dit ogenblik dat ik u fcbry„ ve , niet mooglyk te bepalen , wanneer ik in „ ftaat wezen zal , om u Renforten te zenden , „ maar ik bid u te geloven , dat ik niet nalaa„ ten zal het te doen, zo haast de noodzaak„ lykheid het zal vereisfchen. Indien gy ten „ behoeven van den Generaal Burgoine, Wan„ neer hy naby Albauy komt, enige diverfie „ kunt maken , behoef ik u niet te zeggen, „ hoedanig die nuttig zoude zyn." Ingevolge van deze Extracten , moet men in aanmerking nemen , dat ik aan Sir Henri Clinton volmacht gaf, om offenfief te ageeren, indien 'er zig eene gelegenheid opdeed , om het te kunnen doen, zonder New-York en de bygelegene plaatfen hier voore vermeld , in gevaar te ftellen , van door den vyand verrast te worden ; als mede , dat hy by de aannader! ng van het noordfche Leger een diverfie ten behoeve daar Van kon ondernemen , indien hem voorkwam, dat het met eenig fucces kon worden gedaan. En deze beveelen gaf ik ( E a ) hem,.  C 6*8 ) foem , ofïchoon ik oma-ent het laatstgemelde pomcl, hoegenaamd geene inftructien ontvangen De vergadering zal my wel willen veroorloven , dat ik haar eene befchryvine geve van de Wijze , op dewelke ik, daande myn vertrek naar t zuiden , het Leger onder myn bevel verdeeld heb gehad. Er waren omtrent 7000 man tot verdediging van het Eiland Rhode anders RJiode-Island, 8500 te New - Tork , zonder de zieken en convalescenten dezer twee corpfen te tellen , en een klein corps Land - müitie te Long -Mand. Naar myn gevoelen waren deze Coros d'armees met veel meer dan voldoende dewyl de Heer Clinton, indien de gelegenheid zig op« r ien.,b1ehoeve van het Noordfchc Leger , offenfief wdde en moest ageeren. Het corps darmee onder myn bevel, en .dat aan het groote Leger der vyanden het Hoofd moest bieden, bcftond in circa 14000. Dat van den Generaal Washington , bedroeg 15000 , zonder hier by te rekenen zodanig een aantal militie als hy zou goedvinden op de been te brengen l Dus oordeelde ik het niet voorzichtig te zyn eenige van deze corpzen te verzwakken, met er een gedeelte van te detacheeren, om eene expedme ter zee , in het Noorden te ondernemen. De  C«0 De Infcheeping gedaan zyn de , gingen wy van voor New - York onder zeil, den 23 July , en kwamen den 3of e aan den mond der Delaware. Hier moesten wy verfcheide dagen vertoeven, ten einde de beletfelen , die zig opdeden , in het opvaren dezer Rivier , uit den weg te ruimen. Hier uit moest ik befluiten, dat het my niet mooglyk zoude zyn , om de troepen te ontfcheepen , alvorens de Generaal Washington een Legermacht te Wilmington ( daar hy reeds een corps had ) zoude kunnen verzamelen. Er was ten andere hoegenaamd geen waarfchynlykheid , om de troepen, boven de plaats der vereeniging van de Chrijliana Creek met de Delaware te ontfcheepen : te» minde , de toebereidfelen die de vyand tot verdediging van. de Rivier gemaakt had, met galeien, dryvende batteryen, branders, en vuurvlotten hier en daar te verdeelen , zouden het opvaren ten uitterften geyaarlyk gemaakt hebben. Hier moest ik ook nog in aanmerking nemen dat het Land benedenwaards, waar de troepen zouden hebben kunnen ontfcheepen , en van waar de transporten veilig zouden zyn geweest, (ik wil zeggen in den omtrek van Reedy Island) dat dit Land zeg ik zeer moerasfig is , en dat de wegen flegts uit eenige opgeworpen fmalle kaden bedaan , wel ke nog op verfcheide plaatfen door Cree( E 3 ) ken»  C 70 ) ken , of kleine meercn , afgcfhcdcn vvor- Ingevolgen van dien, bcraadllaagde ik met reen nlÏT ' nf® de ^ Chefapeak (een plan het welk wy te voren reeds ontworpen hadden, mdien onze ontfchceping in de Bela- lTL/l°"^k°raSt ddaar' °"s -etweldoenyk toefcheen) optevaren. Tc meer, daar men Iner opmerken moet dat wanneer w'y detTo m ttilmmgton hadden kunnen ontfcheepen , wy genoodzaakt zouden zyn geweest, om dezelfden weg te neemen welke Wy naar het zogenaamde Hoofd v,an de Elk door Alken s- iSben. ¥T* ******* ■* 5»»» Onze tocht-naar ChefaPeak\s Baay bracht de Provmt.en van Virginien en Maryddin arm! en veroorzaakte de diverfie van een corps troe pen t welk zich niet dan na de bataSe-S Brandwtne , met den Generaal WashinsZ ■heeft kunnen conjungeeren. Deze van Plan wierd nog door een andere voorde hge omftandighe.d voor ons vergezeld : onze troepen gedurende de hitte van de maand ]Z ly, en het begin van Augustus, op ZCe z\nde ontfnapte aan de ziektens , waa? mede de ■yyanden zeer te worftelen hadden.- Edoch ik merl-ii ^ ** ' "» dndc M in 'aan«eiking zou nemen j te meer, daar mijn voornaam-  naamfte oogmerk was , om myne operatien' zo fpoedig mooglyk voort te zetten. Dan ik heipaal my om te verklaren , dat ik in 't gevoelen ben , dat men in Amerika, gedurende- de-! ze twee maanden, Quly en Augustus^) zo minah mogelyk is, de troepen in 'f open veld moet Moot fielten. Den 16 Auguftus kwamen wy in de Baay van Chefapeak. Ik ontving 'er den brief van den Minister, in dato 18 May 1777. waar in men my op nieuw zeide, dat myn laatfte plan was goedgekeurd geworden; hy voegt 'er by , (in dezelfde periode) dat hy hoopt dat „ alles „ wat ik ontworpen heb , genoegtydig zal uit„ gevoerd kunnen worden , ten emde ik gcza„ inenlyk met het Noordfchc Leger zal kunnen „ ageeren." Indien het my geoorlofd was, reden van deze hoop te geven , zou ik zeggen , dat zy gen-rond moet zyn geweest , op het denkbeeld , dat het verroveren van Philadclphia (dat nogtans het voornaamfte hoofdpunt was,) weinig tegenftand van 's vyands zyde zou ontmoet heb* ben. 5 Ten minde , ik moet oordelen , dat de Edelen Lord op hoe genaamd geen tegenftand ftaat maakte. Intusfchea is het bekend , dat de Generaal Washington zig met al zyn macht, tegen onze progresfen , verzettede, ( E 4 ) Men  Men moet ook aanmerken rW «eu I op|^«3$tTii (<0 Zo/V Georse 0,-rm,;„ 0d dfr W,^/* <-"™am, m zyn antwoord op dit gedeelte van tnynt Redevoering, béefi J. T W'MSW* in let JIZ ** der noodzaakte corr*sf^nt}( ; teffem J_ \ T mn ik my *m»5L in. vin 2 V 7 ^ ^ « b^n my van de eerfte gelegenheid, om 0p deze bejchuldl zaak », _ lk fchreefden l6 Ju/y ^ mei  C 73 ) te, en den Slag van Brandywine. Maar ver-*, nemende, dat men my gelaakt heeft,.om dat ik eene verdeling van myn macht gemaakt had , ten einde gelegenheid tot dit gevecht te geven; vleie ik my, dat men het niet kwalyk zal duiden , indien 'ik eenige byzonderheden daar van vermelde. Mvn voornaamlte oogmerk was , om den vyand tot een gevecht te lokken; en dewyl ik wist, dat de Generaal Washington niets anders zogt, Lordfchap , dat ik vdn voornemens was de D Iawsr • op te var. n , ten e>nde digter by New Yo k te zyn; dan wanneer ik den Chelapeak opvoer , zo ah myn eerde mening wa\ ; want ik, oordeelde dezen veeg beter dan di: van de D.laW.)ar, indien de Vyand gen:gen fchcen. om F en-Civanien te verde 'igen. Dezen brief wierd by zyn Edelheid ontvavgen den 21 Augustus. Den, brhf die ik bem vervolgens fchreef was gedagtekend van het Hoofd vin Elk den 30 Augustus; maar het gebeurde dat de Paletboot de aiwallow , die met deztn brief belast was, een z,er lansen reis had, en ntet voor den a« OBobr tn Engeland aankwam ; het welk oorzaak was , dat zyn Edelbeid in meer dan twee maanden tyds* geen tyding van wy ontving. De Edele Lord ziende, dat 'er (E5)  C'74 ) zogt, dan om het te vermyden , ten zy dat "er zig eene ten uitterfte voordelige gelegcnh-id on deed, moest ik dus iets wagen, jTSwZ eemg gevaar blootdellen wilde ik' hTn^loZ geftelde einde, bereiken. De onderfcheiden marfchen , ten dien einde gedaan , (en die.m mynen brief van den 10 Oaober te vinden zyn,) ftreeden niet tegcns de wezentlyke regelen der konst ; en het is geen geringe voldoening voor my , dat de uitkomst der zaken bmtengefteld, ik de goedkeuring der kundigfte en onzydigfte Militairen heb wc^cdragcn; hoe zeer eenige Heeren hebben kunnen goedvinden (op welken grond, weet ik niet ï my te verwyten , dat ik te veel gewaagt heb: in V zo een geruimen tyd verliep , zonder van my eenige brieven te ontvangen had kunnen veronderflelkn , dat de Packetboot tegenwind bad gehad; dat zy vergaan was; of door de vyandeu genomen. Hy had insgelyks kunnen veronderfteh len, door de woorden in mynen brief van den 16 July vervat , (en hier boven aangehaald^ , dat ik den Chefapeak opgevaren was ; "t geen noodzaaklyk myn reis van New-lork moest vertraa» gen, en langer maken; eindelyk,hy had de datums der brieven moeten vergelyken , en geenzins dm tyd van hunnen aankomst.  ( 75 ) intusfchen dat andere zeggen, dat ik het gcvegt niet algemeen genoeg gemaakt , en dus met de voordelen die ik my van myne overwinning kon beloven, verkreegcn heb. Hier te willen bewyzen d'onmooglykheid, om in een vyandlyk land (en byzonder in AmerikaS het ge/lagen Leger met vigeur te kunnen Vervolgen : hier aan de vergadering \te doen zien , 'l de nutteloosheid , om meerder te willen doen, dan ik gedaan heb, in den ftaat waar in zig als toen het Leger onder myn bevel bevond; zulks zou ik niet kunnen doen, zonder misbruik van het geduld dezer vergadering te maken. Ik vleie my, dat het genoegzaam zal zyn,wanneer jk ze^ge , dat betreklyk de zorg voor de gckwesten , dat betreklyk de zekerheid der gevangenen , de Importante post van IVtlmmgton daar aan ten vollen voldeed ; dat men geene andere betere en fpoediger beweging met het Leger maken kon, dan (het geen door my gedaan is) den Majoor Generaal Grant, en:den Lord Cornwallis met hunne beide Corpfen, tot Chester te doen voortrukken; en men moetmy toeftaan te zeggen , dat het niet doenlyk was, Philadelphia door de Valley-Forge te naderen, zonder eene vertraging in den marsch toetebrengen ; dewyl het niet mooglyk is , om de Rivier Schuilkill langs den kortsten weg over Derby, te pasferen ; behalven dat men geene J worth  C70 gelegenheid liet voorbygaan, om tusfehcn Bilworth en German-town den vïm*a * tweede Atfie te verplichten. HierT^iS den i7 September byna gellaagd hebben °£ ware het met geweest, dat het flegte weer die " tyds mvallende, ons belet had om fpoX 1 noeg voort te rukken, zouden wy den vyanL zynen weg naar Lancaster hebben kunnen aan" genhëid ""Tm dflCgtC WCSeAgaVen hgenncid , om daar zy verfcheide mvlen voor mtvvaren , door een geforceerde m ïn over een zeer deden berg, de vlugt te nemen waar over wyze zekerlyk niet vfrvolgen Tl' Intusfchen aogtans zyn mvne pogingen om vnhrL r °f lk ze zeer feauwlyk agter- volgde, (waar omtrend al de eeen die 'ef te ffïï&T SeWe-> fn geheel ander o, ueet veilen) Ja, men heeft gezeed dar ik nll„ de operatien van dezen oorlog ,Tkntzaam ul gevoerd heb, 6 iangzaam m. Ik acht het beneden my, om op alle beuzel achnge aanmerkingen te antwoorden , maai dk alle de mouvementen en hp-a,e^u^ J OH'  C 77 ) ennoemlyke moeil.ykheden zyn onderhevig ge* weesd De kennis van het Land , (doorfneden2o als het overal is, met bosfchen , bergen, rivieren en moerasfen,) is zeer moeilyk. Men moet noodzaaklyk altoos voorzien en voorkomen , de veelvuldige hinderpalen, welke zig kunnen opdoen. Met een woord , welk ook het oogmerk , of de wensch van myne vyanden zyn moge , door deze geruchten te verfpreiden ; het is na de overtuiging van myn geWeeten, dat ik deze vergadering en myn Vaderland in 't gemeen verklare , dat ik nimmer de gelegenheid verzuimd heb, om den vyand tot een gevegt te verplichten: nimmer heb ik zulks nagelaten, wanneer het konde gefchieden , zonder het Leger van zyne Majedeit in een oogfchynlyk gevaar te brengen: dewyl men wel zal willen bekennen, dat een aanmerkelyk verlies, door zyn Maiefteifs Leger geleden, den ftaat der zaken in Amerika, eensklaps wanhopig zoude gemaakt hebben. Het tweede poin& is, d'attaque op s'Konings Leger te German-town, den 4 Oétober. Men heeft malicieufelyk gezegd , dat het eene overrompeling of furprife zoude geweest zyn ; met oogmerk om een blaam over de Officieren , maar voornamenlyk op den Generaal en Chet te verfpreiden. ^  C 78 ) De Omrtandigheden die den vyand overhaal* den, om deze attaque te waage7, zynTe „c der gefteld m mynen brief, van d^Voétt öer i777. Om hier nu nog iets by te voegen , zo verzoeke ik de vryheid , de ver Jde feel^tTen'dat myne eerfte p°fit- ot- ^eegermg te German - town genomen wierd om Phüadelphia te dekken, iisfehe" m n dè operatien tegen Mud - Mand vervolgde ■ endaar dan 1S7Het' dat deze Pofme uitgeLkVer wa" dan zy anderzins geweest zoude zyn. He j "ogtans waar , dat ik niet vewagte , da de vyand na een zo groote nederlaag al die van Brandywme, zou hebben durven nade- In dit denkbeeld, beval ik niet, dat men redoutes tot veiligheid van de Legerplaats of nTer0rd'Z0Ud\0PTpen- Ik lachte zelï met, om die aan het hoofd der linie te doen maken; dewyl ze natuurlyk fterk wa Ik deed zulks , om reden dat deze foort van varken aanduiden even als of men zyn vyand vree? en dat ik door alle middelen wilde doen ge! voelen , de fuperioriteit van zyner Majesteits roepen , boven die der vyanden,- het welk ik als hoognoodzaaklyk aanmerkte, dewyl de macht hier met by het getal der manfehap kon uitge meeten worden , vermits alsdan de vyand voor oneindig fterker dan wy kon worde'n gehou Ik  ( 79 ) Ik beken ook , dat het om bovengemelde redenen was, dat ik niet van politie veranderde, na de detachementen te hebben uitgezonden , waar van in dien brief gcfprooken is; hebbende liever , my te vertrouwen , op de beproefde vigilantie der daar toe beftemden, en op de aétiviteit der patrouilles of veldjagers, (offchoon ik bericht had dat men een attaque zou kunnen wagen) dan aan de troepen een nodelozen arbeid te doen verrichten. Ik wierd niet bedrogen in 't vertrouwen dat ik in de troepen ftelde: de veldjagers ontdekten den aantocht der vyanden, en ik had er vroegtydig kennis van. De linie kwam onmiddelyk onder de wapenen ; en offchoon men moet bekennen , dat de buiteposten en de ligte inEmteyy uit een gedeelte van een post te rug geflagen wierden , zo moet men ook toeftaan , dat zy met goed gevolg onderlleund wierden, en dat de Vyand te rug gedreven wierd. Ik kan my deze gebeurtenis 'niet herinneren, zonder aan den Luitenant Colonel Musgrave al den lof te geven, dien hem toekomt ; en te wenfehen , dat de moed en het beleid die hy in deze betoonde , t'eniger tyd zal beioond worden. Ik  C8o) Ik heb het zaaklyke ( om my te bepalen by den brief hier op tafel leggende) aangehaald, ten einde aantetonen , hoe men geenzins kan flaande houden, dat het Leger niet wel bewaakt , en dus verrast wierd, zonder de waarheid te kwetzen. Den 19 October oordeelde ik naar HtlddeU plua op marsch te moeten gaan , ten einde ainjeCmen van Mud-Island (dat meer tegendand bood dan men verwagt had) te bevorderen. Daarom vestigde ik al myn aandagt, om my van Red - Batik op den oostelyken oever van de Delaware , meester te maken Het gevolg van deze onderneming is te zien m mynen brief van den 25 O&ober 1777; maar dewyl ik verda, dat de edelen Lord van het Departement van Amerika voorleden jaar daar omtrent een aanmerking maakte , zal ik na myn best onthoud , de redenen voordragen , waarom ten dien einde , de Collonel Donop, een kundig en braaf officier, afgezonden Wierd. ö Hy diende onder het Corps van den Lord Urnwalhs , aan dewelke hy inftantelyk ver zogt had , dat hy doch met de Hesfifche troe. pen onder zyn bevel, tot deze of geene on derneming mogt gebruikt worden, Myne onderneming op Red- Bank was de eerde  r sa) ryds geleden , kan niet te zeer beklaagd worden. Men verzekerde , dat men bezit van Red Bank had moeten nemen , onmiddclyk na de bemachtiging van Mud-Mand. Ik fterh toe in dit gevoelen , indien men deze expeditie bepaald , naar dat de vyand dit Eyland in ftaat van tegenweer gefteld had. Voor dien tyd had een Corps troepen dat men van d'Armcc gedetacheerd had , niet gemaklyk van ammunitie en provifie kunnen verzorgd zyn geworden ; ten minden zo lang men de convoyen had blootgeftcld aan het vuur der gewapende Galeien en dryvende Batteryen ; en alvorens het Leger nader aan Philadelphia was gekomen , zou het behoud van zo een post, zeer wisfelvallig zyn geweest. Ik moet nogtans bekennen, dat ik my grootlyks bedrogen zag, nopens den tyd die 'er vereischt wierd, tot het onderbrengen van MudMand ; maar indien de ftortregens welke de Loopgraven vulden, en de grondflagen der Batteryen ondermynden , niet de vernieling der vyandlyke werken grootlyks vertraagd haddden , het welk de oorlogfcheepen beletten om onze Batteryen te onderfteunen , zou ik zekerlyk in myne rekening minder bedroogen zyn geweest. My-  C 83) Myne brieven van den 13 December 1777, betreklyk de marsch naar White - marsch , en myn gedrag by die gelegenheid , zyn in een genoegzaam daglicht gedeld, dan dat zy eene nadere verklaaringe zouden nodig hebben. ——i De redenen die my diestyds deden agecren, waren, zo 't my voorkomt, regelmatig • en indien iemand hier te weinig voldoende moge voorkomen , kan ik my niet anders dan ongelukkig noemen, dat ik zyne goedkeuring niet Wegdrage. In myne volgende brieven vind men de 011tegenfpreeklykc bewyzen, der werkzaamheid van het Leger, gedurende den winter: maar dewyl veele dezer gebeurtenisfen van minder aanbelang waren , dan het behoud van de eer die het Leger zig verkregen had, vindt men flegts de voornaamfte in myne brieven vermeld. De Vyanden in hunne retranchementen te Valley - forge , ( twee en twintig uuren van Philadelphia , ) blyvende ; vonden wy ons niet in zodanige moeilyke omftandighedendan dat wy in het barre winterfaifoen eenige aanmerkelyke attaque^ zouden hebben behoeven te ondernemen ; en offchoon alles ten dien einde in gereedheid was gebracht geworden, oordeelde ik het nogtans niet raadzaam , om alvorens het iaifecn ons deed hopen met eenige vrucht ( F 2 ) te  C 84 ) te kunnen ageeïen , eenige onderneming te doen. Maar in het begin van de lente, zekere informaticn bekomen hebbende , dat de Vyanden hun Legerplaats hadden doen verderken , met nieuwe werken aanteleggen; en voorzeker wetende, dat zy met den aanvang of het openen van den Veldtocht, hun Legerplaats ftonden te verlaten , zo delde ik het geheel uit de gedachten, om eenige attaque te doen. Myn brief van den 10 April 1778 behelst nog andere redenen , over dit gedeelte van myn gedrag. Wat het overige van myne correspondentie aanbelangt ,' daar uit hebben de Heercn kunnen zien, dat ik deeds aanhield > met eene vermeerdering van troepen te vragen. Misfchien wel; . was het den Minister onmoaglyk , 'er een grooter getal te zenden. Dan , hy zou zonder eenig gevaar my hier van hebben kunnen kennis geven ; daar door zou hy de ongerustheid waar in ik was , hebben weggenomen ; dewyl ik my niets anders verbeelden kon , of ik had alle vertrouwen verloren van hen , die in de eerde plaats over myne conduiten oordelen moesten : Het is dus niet te verwonderen , dat , my in zodanige omdandigheden bevindende , ik zyne Majesteit 'verlof heb  C 85 ) heb gevraagd , om het Commando neder te leggen. Ik verborg de ware reden niet , die 'er my toe aanzette. StUzwygende erkende men , dat deze reden gegrond was ; want men ftond my myne vraag toe ; cn zyne Majesteit had de goedheid een ander in myn plaats tot het opperbevel van het Leger te benoemen. Wat de klagte aanbelangt die ik inbracht , van het [vertrouwen verloren te hebben ; daar omtrent zou de Edele Lord van het departement van Amerika , my onregt gedaan hebben , met te doen veritaan , dat ik enkel hier door begreep , het weinig reguard dat men op myne recommandatien ten behoeve van deze of geene officieren gegecven had. Zeker kan ik niet nalaten te zeggen , dat het my zeer griefde , dat de uitmuntende dienflen van brave officieren, van welken ik een getrouw verflag gegecven heb , ƒ zo liegt in hun Vaderland beloond wierden, De Edele Lord kon zelfs goedvinden , om op zekere tyd , met een foort van verachtelyke befpotting , te beantwoorden de wyze op de welke ik hem den Capitain Emmerkk aanbevolen had, Hy fcheen vergeten ( & 3 te  C 8  C 38 ) den waar van ik een omfchryving heb moe. ten doen , heeft 'er my toe ^dwongen. \oor het tegenwoordige , heb ik flegts nog een woord bytevoegen , ter verdediging van het ontwerp, om naar Philadelphld opfetreï ken. Alvorens ik dat ontwerp op hoog bevel het^ren, had ik alle redenen om volmaaktelyk te vreden te zyn van de voordelen die _ uit zodanig een operatie moesten voortvloeien; mdicn het Minifteric geoordeeld had , dat de post had kunnen behouden wow In 't algemeen , fcheenen de Inwoonders van Pefvamen die der neder - GmiSap pe op de Delaware , als ook de nederGraafichappen van Jerfey, geneigd, om tot de gehoorzaamheid weder te keeren • ja zelfs om ons te helpen de andere daar toe te'dSn- Nogtans , zo befpeurdé men met den eer, ders nier U*a 'f . disP»fi«en der Inwoondcis met. In den beginne kon ik flegts eene nvvfehehtige neutrallTeit bewerken. g fuccèlfen en je wanrfhh hkhdd ;e de verkregene voordeden „iet alleen gew jlyk zouden kunnen behouden maar ook andere behalen, haalden de Inhouden over% duiZ ' diC tQC dus verre 20 moeilyk waren « t«  C 89 ) te verkrygen , vielen alstoen gemaklyker, en waren zo voordelig , dat ik niet nalaten kon , om dit voordeel aan het in 't bezit' neemen van Philadelphia toe te fchryven ; dewyl daar door allerwege het denkbeeld verfpreid wierd , dat men eindelyk voor de overwinnende wapenen van zyne Majesteit zou moeten bukken. De moeilykhcid , welke het Congres aldaar ontmoette, om volk voor het Leger van Washington te werven , was zeer groot , en zelfs zodanig , dat men begon alle hoop dieswegens te verliezen. Edoch wanneer het Tractaat der Amerikanen met Frankryk , wanneer voornamcntlyk het bevel om Philadelphia te verlaten , bekend was geworden, alstoen veranderden deze Inwoonders fchielyk van gevoelen : het veroorzaakte een zeer nadelige verandering ten onzen opzigte. De Rebellen wierden door een nieuwe hoop aangemoedigd. De vrienden van Engeland Honden verflagen. Dan myne meening is niet om de beveelen te berispen , welke zcdert myn vertrek gegeeven zyn ; ook niet , om over de aandaandc gevolgen van dezen oorlog aanmerkingen te maken. Myn eenig oogmerk is , om myn eigen gedrag , gedurende den tyd dat ik met het opperbevel vereerd ben geweest, te verdedigen. F 5 Ik  C 90 ) Ik fpoedc tot het befluit, — , De Se cretaris van Staat heeft my (zo als het blykï uit zyne brieven) met de innemendfte uitdrukkingen te kennen gegeven , dat ik in allen deelen de approbatie van zyne Majesteit gedurende myn opper - bevel verworven heb gehad De perfoneele goedkeuring van zyn Edelheid word even derk in zyne geheelc correspondentie uitgedrukt. Intusfchen kan men zeggen , dat alle zyne brieven , particuliere of geheime brieven geweest zyn , tot op het ogenblik , dat zy aan deze vergadering zyn vertoond geworden. De kennis van de goedkeuring, die zy behelsden was tot dus verre een geheim , daar memand iets van wist dan ik. Dus, wanneer de Laster een begin nam met myne eer en goeden naam te bekladden, had ik billyk gewenscht dat de gevoelens van zyn Edelheid meeroer bekend waren geweest; hoe zeer het mooglyk niet wel had gedaan dat ik van myn kant deze Mmifteriale correspondentie aan den cag lcide. ■ Dan ik kan niet nalaten te zeggen, dat zyn Edele cordaet en heusch gehandeld zou hebben indien hy opentlyk in 't Parlement verklaard had , dat zyne Majesteit my met hoogstdeszelfs approbatie had vereerd ; als ook , dat hv Aaimfter van gevoelen was, dat ze my niet onver-  (PO verdiend was gegeeven geworden. Zodanig eene handelwys zou hem hec vertrouwen der andere Bevelhebbers hebben verworven. Het zou hem een waarborg van hunnen yver voor het Vaderland geweest zyn. •vEa-  Cs>0 VERVOLG van de OECONOMISCHE LESSEN O f Samenfpraak tusfchen een Landheer en Tom een boeren jongeling V(m vyftim jaren. Lanot. tjoo ! p hel,, tam,™ geloven dat -faStaïf' Toon. Ik geloofde het niet omrW it i. Biet kon geloven , maar ikTe^f fentT' ^ ^ ^ fcheIIi"S ' die doe * U pre- mynHeer>nu ka-^p- L. Zo/  ( 93 J t. Zo! Dan weet gy waar het geld toe gebruikt wordt. T. Ja. Maar ik eet even wel geen geld. L. Dat geloof ik zeer wel, maar als. gy uw appelen opgegeten hebt, dan zult gy uw geld niet meer hebben. T. Men kan immes beiden niet gelyk hebben. Maar nu begryp ik waar gy henen wilt : de ryken hebben Landeryen , die koorn opleveren voor hun gebruik en om ^te verkopen. Zy laten ons werken en geven 'er ons geld voor. Wy kopen voor dat geld koor-N en zonder dat geld zouden wy van honger moeten derven. Maar ik zie dat zy die veel land hebben ook zeer ryk zyn , omdat hunne landeryen alles opleveren , wat lekker en goed om te eten is , dat die meer opbrengen dan zy benodigd hebben , en dat zy 't geen zy te veel hebben verkopen , om voor dat geld wederom iets anders te kopen , daar zy zin of lust toe hebben. Dit deed my geloven , dat alle de rijkdommen niet van den grond kwamen. L. Waar komen die dan van daan ? T. Hoe weet ik dat ? De Kooplieden gaan die halen , ik weet niet waar , en verkopen \ . die  C 94 X jfe» aan hen die geld hebben om ze ie figtf L. Als gy zegt, g ^ niet Jat gy daar ongetwyiTeld door de'zé n gene plaats in 't een of ander J ™a aZ fuiker halen om hier te verkor . weet niet dat in dat Land dfgrond 'een'pkmt voortbrengt daar de fuiker in zit en 2 er veel arbeid gevorderd wordt omdie zo ï krygen zo als wy die gebruiken. . T> Dat bepryp ik niet myn Heer T)^ wel gemaklijk , omdat o-il TgT ^ GVen" fen die hei ko^o^J^^ W3S" brood van bakt. Ontaföi^ MS SE * in d£ ^ntog^men" van daan kofnt'. * WeKn Waar hec ^ T. Dat verwondert my. wees't^r ? Ik-ben niet ™onderd gc*eest dat gy niet wist , hoe de fuiker voort. komt 9  (95 7 "komt, ala ook dat. alle de rykdommen van d'aarde komen. T. Gy zoudt my op het langelest wel z& veel zeggen , dat ik over myn domheid befchaamd moet daan. L. Ja kameraat , alles neemt zyn begin van d'aarde of den grond. God heeft gewild dat die het leven en voedfel aan de planten gaf , en de vrugten en zaden deed vermenigvuldigen. De hoedanigheid der aarde heeft God ook gewild dat door onzen arbeid lteeds in ftand bleef. T. Maar als God die hoedanigheid of groeizaamheid aan de aarde gegeven heeft , wat heeft het werken der menfehen 'er dan by nodig ? L. Het voegt ons niet in Gods wil in te dringen. Wy weten dat als de menfehen den grond niet bebouwden , die ledig zou leggen, zonder iets van aanbelang voort te brengen. De mehsch zou dan geen anderen kost hebben , dan eenige wilde vruchten , en het geen hy met de Jacht of Visfchery kon krygen. Dan , dit zou niet toereikende zyn voor alle menfehen. Zy moeten dus den grond door arbeid meer doen voortbrengen. Dus , hoe gy het begrypt , de arbeid van den grond is noodzaaklyk , ja zelfs  gedwongen , em de menigte menfehen ca beesten die op de aarde zyn te voeden Maar laat ik u eens vragen , waarom werkt gy i T. Om myn levensonderhoud te winnen. L. En waarom wint gy uw levensonderhoud? T. Dat weet gy immers wel myn Heer: omdat ik moet eten, en andere dingen, als by voorbeeld ; klederen , nodig heb j die ik door myn arbeid verdien.  MENGELWERK, samenspraak tusschën SENECA en P O L Y BIÜ & S e n e c a* VOof het behoud van het Vaderland, vöo? dat van Nero j durf ik alles wagen , Pq*4 VoLYBïVS, Het is te iaat Seneca ! de Goden hebben Uwe pogingen op het hart van den Vorst "verydeld; zy hebben den val van ons doorlucht tig, van ons door deugd en dapperheid wel eetf beroemd Ryk, beflootem Seneca, Befchuldig de regtvaardige Goden niet vatt 'c geen lafhartige en boosaartige vleyers verrigten! die zyn het, die om hun byzonder voordeel , om eerampten , om een hand vol goud $ myrt dierbaar Vaderland ten prooy der dwittglandy dellen; die zyn het, die den Vorst met loftuitingen overladen , en zyne verrigtin- XV. Deel. ( G ; gen.  (98) gen, zyne denkwyze, hoe nadeelig voor dit Rome, toejuichen. Polybius. Het geeft een rampzalig vooruitzigt ; maar Seneca ! zullen zyne verleiders by den val van Rome de verbetering van hunnen ftaat vinden ? kan men den Vorst met eenige fchyn doen vermoeden, dat zyn Schepter luisterryker zal worden wanneer dit Ryk door dwinglandy al haar roem, haar vermoogen , haar rykdom heeft verlooren? Seneca. Die zyn eer, zyn pligt voor goud of gaven veil heeft, is onvatbaar voor de Liefde tot het Vaderland of zynen Vorst, zulk een knielt lafhartig voor den vyand, die hem de vergulden flaaffche ketenen om den hals wil klinken, zulk een is het onverfchillig of Rome ftaa* of valle ! En wee dien Vorst ! wiens Throon van zulke fhooden omringd wordt ; zy verdooven zyn ooren voor de klagten der zugtende Vaderlandlievenden , en zy fluiten zyne oogen voor de fmeekende traanen zyner arme oflderdaanen; ieder woord van den ligtgelovigen Vorst bewonderen zy als een Godfpraak; zyne mishagen in. het ryksbeftuur noemt men waare Staatkunde ; zy die het belang van het Vaderland behartigen worden in zyne oogen als wederfpannelingen afgcfchilderd , die zyh gezag zoeken te verminderen ©f te vernietigen , en wel-  (99 ) welke hy den voet op den nek móet zien te petten ; ieder uur wordt hem een verderffelyke Staatzugt ingeboezemd, aan welke men hem aanport te voldoen, het koste wat het wil, en wanneer daar door een dreigend onweer het Ryk boven het hoofd hangt, zoekt men hem het denkbeeld in te prenten, dat ook hier uit een nieuw ge* Juk voor hem ontdaan zal , en dat hy een nieuw en uitgeftrekter gezag op de puinhopen van het thans waggelend Staatsgebouw zal en moet bouwen. PöLYBIÜSi Dit is nogthans alleen gefchikt, om eerst zyne liefde en agting by zyne onderdaanen , en dan zijn gezag te vernietigen. ö Seneca! Seneca! Welk een Vorst was ooit meer de liefde , de geheiligde oogappel der Romeinen dan Nero! elk noemde zich gelukkig, wanneer zijn oog degts van verre zich met het aanfchouwen van den Vorst mogt vermaken! — En nu! — Men wijt hem al de fchuld der algemeene rampen; Men lastert hem! Seneca. 'Dit grieft mij zo wel als de rampzalige toedand van myn Vaderland ! Polybius ! ik ben aan het Hof geweest ; ik heb gelegenheid gehad het waar Caracler, het hart van dien Vorst te leeren kennen! hy was vatbaar voor traanen* (Ga) voor  ( I0O Voor mededoogen en 'de geringde burger was zyn vriend, zyn broeder! — Maar myn vriend! is de verdoemelyke lastertaal, welke men op hem uitbraakt, gefchikt om hem de oogen te openen voor het algemeen belang, voor zyn eigen welzyn ? —— Geenfints; het zal zyne vleyers, de vyanden van Rr> me , in de hand werken ; zy zullen zich dezelve ten nutte maken, om hem te doen geloven, dat die fc handtaai in het hart der waare Patriotten haaren ooripronk heeft; dat de zugtende en klagende welgezinden hem haaten, en hem by het Vaderland vcragt willen maken ; zy zullen hem inboezemen dat hy alleen het voorwerp van hunne verbittering zy , en hem te meer doen overhellen , om hen te haten, en hunne klagten en traanen in den wind te daan; de beledigingen zullen hem verharden , en hy zal veelligt daar door een vyand van het Vaderland worden. Men moet hem tragten te verbeteren, maar niet te verbitteren! PoLYBIUS. Ach Seneca ! zyne vleyers verwyderen de waare vrienden des Vaderlands hoe langer hoe meer van hem ! niemand durft hem de waare gedeldheid der zaken ontdekken ; men vreest hem tot toom te zullen verwekken, en tot zyn eigen verderf des Vorsten gunst te zullen verliezen! — Ik zelve befchouw fchreyende de rampen van den veegen Staat ; maar heb geen moeds genoeg myne en 's Lands  *g Lands algcmeene klagten voor den Throon te brengen. Seneca. Is dit de taal van een edelen Romein ! Zyn de dapperde lieden des Aardbodems door lafhartigheid ontaard! Wy , wier voorouders voor hunne vryheid gewillig hun edel bloed dorteden, en voor het Vaderland en het belang hunner medeburgeren moedig tegen duizenden gevelde fpiesfen en ontblootte zwaarden invloogen, wy, wy zullen voor die zelve duürgekogte vryheid, voor het zelve belang van het Vaderland niets durven onderneemen ? Wy zullen aarfelen om voor het algemeene welzyn te fpreken uit vrees van de gunst van het Mof re verliet zetl ? 1 Onderifelyke Helden ! die m de woonplaats der gelukzaligen de eeuwige belooning uwer dapperheid geniet ; Bcfchermgoden van het eertyds bloeyend Rome , wendt uwe oogen van ons af, vergeet eene Natie , die te verwyfd, te zeer ontaard is, om den Vorst van zynen pligt te vermaanen! PoLYBIUS. Het is zoo Seneca! doch wanneer eenegantfche Natie misdoet, fcbyn't bet geen misdaad meer ; de Edelen, de Raden zyn alle met diezelve vreeze bezield; en ■ C G 3 ) Ho»  Seneca. Hou op , Polybius ! befchuldig de Helden' niet! Er zyn 'er nog, wc;jcc VOor de vryheid en het algemeene welzyn kloekmoedig fpreken: die zich noch door gaven, noch door guHstbewyzen of ccrampten laten weerhouden , om de gevoelens van hunne ziel te openbaaren, en die , fchoon zy tot hun leedwezen te weinig hulp , te weinig byfland in hunne aan het Hof verknogte medebroeders vinden, om het te boven te komen , egter voor het Vaderland hunnen laatilen droppel bloed zouden overig hebben. Polybius. Zy worden van 's Keyzcrs vleyers voor wederfpaniiigen uitgekreeten; en eerlang zal ongetwyöeld des Keyzers haat hen treden.. Seneca. Die geen gevaaren ontziet, om het gevaar van het Vaderland afteweeren, befpot die befchuldigingen, en zugtende om het rampzalig noodlot van het Ryk wagt hy met een ftil gemoed zyn eigen noodlot af. ö Polybius.' de dwmglandy te keer te gaan , voor vryheid te durven iprek en, voor 't Vaderland te kunnen derven , dit alles is benydenswaardig! een Held begeert nimmer zyn Vaderland te overleven • hy befchouwt de onderffelykheid als het zalig Land op het welk hy, gered uit een zinkend fchip en  C I03 ) een woedende zee zyne voeten zetten zal; hy befchouwt daar de hoge Godheid, met de_eerlaurieren in de eene hand , om zyne kruin te kroonen , terwyl haar andere hand den blikfem gereed heeft , om den fchedel dier lafhartigen te treffen, die hun mond tot welzyn van hun Vaderland niet durven openen , die de zuivere gevoelens van hun hart door goud of gunstbewyzen aan den wil der vyanden van het Vaderland laten kluisteren. — Jaa Polybius ! de gramfchap der hooge Goden woedt tegen hen, diê het heil van het Vaderland, fchoon door hun ftilzwygen, vcrwaarloozen! Hebben zy door Godfpraken en wetten hunnen vloek uitgefprooken over een rampzaligen, die één zijner medeburgeren van goed of leven berooft, wat zal de draf zijn van hen , die door uitoeffening of verzuim eene gantfche Maatfchappij in het verderf florten? Mijn ziel heeft een te¬ der medelijden met hun aanflaande ellendigst noodlot! Polybius. Indien wij het oog daan op de voorige Regeringswijs, dan befchreijt ons hart onze dwaaze lafhartigheid , dat wij den Kcijzerlijken Throon in het dapper Rome een plaafs vergund hebben '! ( G 4 ) Se-  C 104 ) Seneca. Neen Polybius! zorg dat gij de tegenwoordige Regenngswys niet vloek ! een ede][Rn mem eerbiedigt het hooge befluic der Goden en onderwerpt zich aan den wettig gebiedenden Vorst met dien opregten yver, met §die manhafte gelaten hejd en gehoorzaamheid, die Helden past. Hy vloekt een fnooden Brutus , die zyne moorddadige hand tegen den fchepter wapent niaar hy grtmwt ook voor den laffen vleyer, die voor den Throon kruipt; hy durft djen te naderen uit zugt voor zyn Vaderland , uit zugt voor zyn Vorst! _ Nimmer wa Rome nader by zynen ondergang dan onder de Regeering der Briemannen! wen ter tyd, Polybius ! toen ter tyd W3s de daverny de algemeene Landplaag.' Polybius, Wat raad Seneca'? Seneca. Wat raad ? Zoo lang 'er Helden zyn is er raad! Ik heb m van het H;f yenvyderd, en ik zal derwaards wederkeeren ■ ik zal my voor de voeten van onzen Vorst ne- wvTZ^V ^ Zd °P de beweeglykde wys fineeken zyn oog te vestigen op de algemeene ellende; ik zal niet aflaaten / voor dat hy  (*°5 ) hy het oor aan myne fmeekingen leene, voor dat ik die tedere traanen in zyne oogen zie, welke my in zyne tederfte jeugd zoo menigmaal vermaakt hebben ; ik zal het valfche mom , dat voor hem zyn waar geluk en het heil zyner onderdaanen verbergt , van zyne oogen tragten afteligten ; ik zal hem zeggen, dat zy , die zyn hart met eene ingebeelde grootheid koederen , zyne waare vrienden niet zyn ; eindelyk , ik zal zeggen , dat ik die Seneca , die welmenende Seneca ben , die hem aan zyne borst heeft gedrukt, die niets vuuriger verlangde dan zyne welvaart, dan zyne gelukkige Regeering, Polybius. En gy denkt door dit alles zyn hart van zyne fchynvrienden aftetrekken, en hem alleen naar 't geroep naar 't gezugt van het zinkend Vaderland ovenehalen? Seneca. ' Jaa Polybius ! de Goden , die dit wel eer ontzaggelyk Rome hebben gedigt, zullen niet toelaten, dat hun handenwerk door de verraderyen van Romes vyanden valle ; zy zullen myne pogingen ondcrdeunen, en het hart van den jongen Vorst voor de traanen van den ouden Seneca week maken. (G5) P o-  C 106 ) P © L Y B I V s. ; ™'e'e GKtal ™ Seneca. Dan zullen myne pogingen , dan zullen dii onzer vnenden , vergecffchV Doe l ik zal g met verhinderen , dat ik my van mynen PJgc kwyta^nlisfchiai zal ikdan daar door v en grrSf"' maar dS R°me moec geert Seneca met meer te leven 1 ik zal dan neTTeveenmyn Vader,and den ^idskus kun" nen geven; en wanneer ik voor den regtbank de*r°d?ef n°tn VCrfchyi,e Zd See" oZ vl derlandfche Melden, in wier bloed de grondflagen van het vrye Rome gemetfeld zyn! SdrïSt ner behoeven te fehamen; ik zaj da„ A unne eeuwige eerlaurieren deelen. P O L Y B I u s. ó Mijn waarde vriend ! gij zult u een nieuw fiagtoffer der vrijheid maken! Gij zult voor uwe tegendrevers vallen, die zullen daa doo des te trotsfeher worden; indien g,j bh,ft kven zult gi, voor uw Vaderland, voo uw n Vorst kunnen leven! S e-  ( *°7 ) Seneca. Hoe zoude ik voor mijn Vaderland en mij? pen Vorst kunnen leven , indien ik ftil en werkeloos derzelver val te gemoet zag ? Of biet gij het voor zijn Vaderland te leven, wanneer men ongevoelig voor deszelfs rampen, zich met het zelve ,ten verderve laat liepen ? Is het voor zijn Vaderland leven , wanneer men door een laf . ftilzwijgen of toeftemming in de oogmerken van de haters van het Vaderland, zich een me- depligtigen aan hunne misdaden maakt ? * Neen Polybius ! de Goden hebben ons niet te vergeefsch een zugt voor het Vaderland ingefchapen ; en indien wy die veragteloozen, verfmaaden wy het dierbaarde gefchenk , dat wy van hunne hand ontvingen , en verraaden den duurden pligc, dien zy ons hebben opgelegd. Polybius. Een weinig geduld, Seneca ! misfchien zullen de Goden Rbme van Nero bevryden. li ! ■ ,i \< ■ 5 Seneca. ~ Ik heb te veel liefde yoor dien Vorst , da» dat ik voor den ondergang van hem en zyn huis niet zou beven; ik verlang njets meer dan dien Vorst aan Rome wedertegeven; hy die w,el eer al myn lust, jaa de lust der Waereld was! —6 Polybius ! dat hy het weder worde ! welk een  C rog ) een vergenoegen zou ik fmaken, indien myn raad , mdien de raad der welmeenenden hem wederom het voorwerp der liefde van onze bms! alles doet my hopen , dat de bemin tar des Vaderlands daar in z'ullen Hagen ft zal mets verzuimen; ik zal hem de tremig'e geonder" teSenswo°*»ge heerfehappy » Z i T8 brCngen met a,Ie voorzigtigheid, en zoo ,k het genoegen niet kan hebben , van myne pogingen te zien gelukken, dan zal ik bere,dw,ll,g het hoofd nederbuigen en de onfterffèlykheid omhelzen. gIk gaa n™ £ Polybius. \t¥!F zi„ ,is met vrees vervuld ! De Veldheer Fahus vermag alles ! — Ach 9, meca' ik vrees! ACfl öe" Seneca. Vrees niets myn vriend ! de deugd vermag alles; die vermag meer dan Fabius. ö Polybius. Ik deinde het u toe , indien zy in het Hof 200 veel ingang vond, als zyn raad! Gv Züh het dagoffauiwer Vaderlandsliefde zyn; alles voorfpcltmy uwen val! S e-  C I09 ) Seneca, Indien de Goden zulks eisfchen; ik ben gereed Polybius. Denk om uwe Pompeja! Denk om uwe ongelukkige huisgenooten! Seneca. Schoon ik Pompeja teder bemin; fchoon ik de welvaart myner geliefde huisgenooten boven alles verlang, nogtans dreeft de liefde voor het Vaderland dit alles te boven. — Ik zal den Vorst fpreken, Polybius! Ik zal hem zynen pligt, het belang van het Vaderland voor oogen houden, en indien ik niets op hem verwin, indien ik door myne raadgevingen het voorwerp van zynen haat worde , zal ik getroost in myn lot, en fchreiende om het noodlot van myn Vaderland, gewillig derven. NB. Dit fraaye ftukje uit het Fransch van den Heer Desfoulieres zullen wy laten volgen door een kleine Drama uit de werkjes van den zeiven Autheur; getyteld de Dood van Seneca, GE*  (oir ) G E D A G T £ N oyer dem OECONOMISCHEN TAK , den BINNENLANDSCHEN KOOPHANDEL en FABRIEKEN. VEelen zyn de gedagten voor en tegen het nut van den Oeconomifchen Tak ; van veelen wordt dezelve met al te veel yver verdedigd, terwyl anderen die zonder genoegzaame rede|eheel veragten. ° - Het is buiten allen tegenfpraak , dat 'er federt eenige jaaren een merkelyk verval is in Nederlandsch welvaaren; men hoorde alom veele klagten van het te gronde gaan der ingezetenen , en het verminderen van het vermoogen des burgerdands, welke het grootde gedeelte der ingezetenen uitmaakt, en wy hebben rede om den Hemel te danken , dat dit verval eene ^ocietyt , gelyk de Oeconomifche Tak heeft doen gebooren worden , die alle kragten in Ipant, om het kwaad onder 's Hemels dierbaaren zegen te duiten , en het zinkend Vaderland optebeuren. Indien men de rede en oorfprong van 's Lands zin-  Cm ) zinkenden'toeftand voor den oorlog nagaa, kan men niet anders dan denzelven aan neringloosheid of wel aan beiden toefchryven, en het is de pligt van zulken, welke zich op de herdelling van 's Lands welvaart toeleggen , om de bronnen, uit welken die rampen voortfpruiten, zoo veel hun mogelyk is, weg te neemen, en vooral zich hoofdzakelyk toe te leggen, om de voornaamde en het eerst in aanmerking komende onheilen afteweeren. Zoo ver het my toefchynt heeft de Oeconomifche Tak tot nog toe daar aan niet voldaan , want dezelve legt zich voornamelyk toe , om de werkeloosheid te doen ophouden, en fchynt te begrypen , dat daar door de algemeene welvaart zal herdeld zyn, en dat de neringloosheid daar door verdwyncn zal, doch wy zyn van andere gedagten, om dat, Voor eerst de werkeloosheid niet zoo groot is, als men zich verbeeldt. Hier by komt nog, dat het gebrek aan werk, indien ditalzoozeerpiaat» heeft, niet wel volgens hun plan te herdellen is. Ten tweeden, om dat de werkeloosheid meer uit neringloosheid voortvloeit, dan het tegengedelde. Wat het eerde aangaat; ik wil niet dhtkennen, dat in eene vorige Eeuw onze Fabrieken meer Wocyden dan thans , dat ie verzendingen van ©n-  c «o onze Manufacturen grooter waren dan tekenswoordig , maar met dat alles zyn de meefle Fabrikeurs van ons Vaderland welgedelde lieden en klagen nimmer over gebrek aan Werk, maar wel aan gebrek van werkvolk ; men hoor de meefre h abrikanten fprecken , zy zuuen uit eencn mond getuigen , dat het gemeen te luv is, om te werken, en dat dit hun veele moeyelykheden, verlegenheden en ongenoegen met hunne correspondenten veroorzaakt, en hoe meerzv te werken hebben, hoe minder zy van het werkvolk kunnen gedaan krygen , dewyl het zelve zoo draa het befpeurt, dat hunne baazen hen met kranen misfen, dat'er overvloed van werk Voorhanden is, tot dartelheid en brutaalheid overllaat, en in plaats van werken zich tot zwelgen en andere losbandigheden begeeft, als in het vooruitzicht zynde , dat de toekomende tyd hun alles vergoeden zal ; wy beroepen ons op het getuigenis van de Fabrikeurs zelve; en wien hunner is onbekend , dat deze dartelheid en brutaalheid van het werkvolk veelal oorzaak gegeven heeft niet alleen tot hunnen ondergang maar zelfs tot verderf der Fabrieken ; immers de correspondenten der Fabrikeurs op den bepaalden tyd de bedelde goederen niet ontvangende , worden genoodzaakt hunne correspondentien aftebreeken, en deeze brutaalheid van het werkvolk heeft de Fabrikeurs voor al de Lakenfabrikeurs genoodzaakt, om hun werk buiten de deden in andere plaatfen te geven, en daar door hunne ingezetenen van een zeker voordeel te berooven ; dit heeft de Lakenfabrikeurs  C "3 ) keurs te Leyden woonende als gedwongen, wilden zy hun werk ter behoorlyker tyd afleveren en geene buitenfpoorige prsemien aan fpindcrs en wevers betaalen , een groot gedeelte van hun werk in de Meyery van 's Bosch te laten bearbeiden; Dan, men zegge wat men wil, tot nog toé heeft men over het algemeen niet zeer te klagen gehad over gebrek aan werk ; ik wil gaain toefiemmen , dat 'er tusfchen beide tyden zyn geweest, in welken gebrek aan werk den gemeenen man en den, Fabrikeur deed zugten ; dat 'er ook Fabrieken in ons Vaderland te gronde zyn gegaan, welke hier eertyds in bloey waren ; maar in de voorfpoedigfte tyden zelve heeft men fomtyds tusfchen beiden over het weinig voorhanden zynde werk moeten klagen; en dit is niet te verwonderen ,' dewyl de commisfien, welke de kooplieden en Fabrikeurs ontvangen, op den cenen tyd veel en wederom op eenen anderen tyd gering zynde , het noodwendig volgen moet, dat 'er op den eenen tyd veel meer te werken zy dan op den anderen ; maar over het geheel genoomen , hoor men de Fabrikeurs getuigen, dat zy geenfints over werkeloosheid te klagen hebben, en dat het gemeen, indien het flegts werken wil, niet behoeft ledig te loopem Maar eens toegeflemd zynde, dat de Fabrieken in ons Vaderland in eenen llegten ftand waren , en fterk over werkeloosheid te klagen W; Dïia. (H) had-  hadden, dan geloof ik nog niet , dat de Heeren Led^n van den Otconomifchen Tak de zaak, de herftelling van die Fabrieken by het regte einde hebben aangevat; integendeel, ik zou niet weinig vreezen , dat indien zy hunnen wensch verkreegen , het voor onze reeds voor lange jaaren in ftand geweest zynde Fabrieken des te fchadelyker en voor de nieuwe geheel ruineus zyn zoude. Men is tot nog toe veel al bezig, om hier endaar Fabrieken aan te leggen, welke volgens het oordeel van de Oeconomisten op een andere plaats in een degten ftaat en kwynende zvn; doch is dat middel gefchikt om die Fabrieken te verbeteren ? geenfints ; dit dient eer om dezelve al verder in den grond te helpen , want wanneer tien Fabrikeurs klagen over gebrek aan werk , hebben zy daar dubbele rede toe, als men hun getal verdubbelt, indien men te gelyk hunnen handel niet twee derden vergroot; kan het de Lakenfabrikeurs van Leyden tot voordeel verftrekken, dat men hier en daar in andere fteeden van onze Republiek nieuwe Lakenfabrieken opregt? immers blykt het tegendeel, want het geen die nieuwe Fabrieken werken en afleveren , moeten de andere minder werken; indien de Fabrikeurs van Leyden , by voorbeeld, jaarlyks eens duizend ftukken Laken naar Rusland verzenden, en de nieuwe Amersfoordfche Fabriek mede in die negotie zich indringende derwaards tweehonderd ftukken veraendt , volgt noodwendig, dat de Leydenaar maan  C "5> maar agthonderd ftukken kunnen afleveren, en dus hun werk een vyfde gedeelte verminderd is. Het is hier de vraag niet , of door die nieuwe Fabrieken Amersfoord en andere plaatfen meer dan voorheen bloeyen ; dit raakt die fteeden in het byzondcr; het komt 'er maar op aan , of daar door de welvaart van de Republiek in het algemeen verbeterd is, en dat vertrouwen wy neen. Het zou zonder tegenfpraak voor het algemeen zeer nuttig zyn, de Fabrieken, die reeds zcderd jaaren in ons Land ftand gegreepen hebben , te verdubbelen , en hier en elders dergelyken opteregten, indien zy do ,r overvloed van werk hunne calanten niet konden gerieven, en hunne Correspondenten daar door genoodzaakt waren , by anderen buitenlanders ter markt te gaan; doch dit is immers de taal der Oeconomisten niet. Van meer aanbelang zou het zyn , indien men met een goed overleg nieuwe Fabrieken hier te Land kon oprigten van zaken , die wy benodigd hebben , en welke ons van buiten worden toegevoerd ,• ik zeg met een goed overleg , dewyl men , indien men den invoer van een Manufactuur wilde dwarsboomen tegens welke wy onze produeïen verwisfelen, en waar by meer gereed geld in het Land komt, dan daar uit gaat; dan zou men ligtelyk een tak van Negotie aflhyden , die ons meer voordeel aanbrengt , dan zulk een hier te Lande opgerigte Fabriek. ( H 2 ; D?aj?  Daar men onze Republiek van veele buicenlandfche Manufacluuren als flegts de plyster-of ftapelplaats kan aanmerken, welke wederom naar Duitschland en elders worden verzonden , en van welker handeling hier de koophandel bloeyende en ftaande gehouden wordt, zou het dwaasheid zyn, (indien men al konde) dien handel aftefnyden, voor al was zulks in de tegenwoordige tydsomlïandigheden met Engeland zeer gevaarlyk; want daar de Oostenrykfche Nederlanden , in troubel water zoekende te visfen, alle middelen infpannen , om hunnen handel uittebreiden, zouden onze buitenlandfche Correspondenten wel draa die Engclfche Manufacluuren, welke zy niet kunnen of willen misfen, over Oftende bekoomen, en onze Republiek zou daar door van het voordeel van dien handel geheel verdooken zyn ; het is onze zaak, om die Nederlanden geen voet te geven in onzen handel; wy moeten in deze critique omfland'igheden zelfs meer doen,dan wy voorheen gedaan hebben, om den buitenlandfchen handel gaande te ho.iden. Dit heeft egter geen plaats met alle Manufaétuuren , welke alleen by de buitenlanders gewerkt en hier ingevoerd worden ,• het was dus buiten tegenfpraak zeer nuttig indien de Oeconomifche Tak in het oprigten van dergelyke Fabrieken daagde,- maar hier komen bykans onoverkomelyke hinderpaalen in den weg. " ■ Zal een Fabriek ftand houden, dan moet zy no^dzakelyk haare IVlanufacluuren zoo goed en zoe  C"7) '200 goed koop kunnen leveren, als wy die van de buitenlanders bekomen ; en dit is niet wel doenlyk,\vant: Voor eerst eert nieuwe Fabriek hier tc lande opgerigt ,■ is" terdond zoo niet agter het fyne ; zy die veele jaaren heeft dand gegreepen, legt - zich van dag tot dag toe , om haare Manufacluuren te"verbeteren ,• zy .ontdekt van tyd tot tyd de daar in zynde gebrecken,- en door vlyt , fcherpzinnigheid» en ondervinding leert zy die gebreeken weeren , en haare Manufacluuren eene deugd en fchoonheid byzetten , die men terdond van eene nieuwe Fabriek niet veewagten kan, om dat daar toe plaats, gelegenheid, werktuigen, kunde cnondervindig moeten medewerken. Ten tweede, men kan even min van eene nieuwe Fabriek verwagten , dat zy haare Manu- ' facïuuren zoo goed koop als de buitenlan■ ders zou kunnen afleveren , om dat zy door ondervinding de uitzuiniging van veele kosten moet leeren ; want niet zelden zal een nieuwe tot het een of ander een gulden befte- • den , het welk eene lang in dand geweest zynde met tien duivers 'goed maakt; maar vooral maakt het verfchil in de -dagloonen dit onmooglyk; men onderdel dat een nieuwe Fabriek de inkoop der onbewerkte doffen zoo goed koop doen kan als de oude buitenlandfche Fabriek , dat zy van bekwaame werklieden zich voorzien heeft, welke door ( H 3 ) den  C "8) den tyd agter het fyne van d.e zaak gekoomen zyn, indien zy meer arbeidsloon moet betaalen, dan de buitenlanders aan het werkvolk geven, is het haar onmogelyk om tegen hen te werken, en wien is onbewust, dat het verfehil der dagloonen , tusfchen dat, welk wy aan ons werkvolk moeten geven en dat de buitenlanders aan hun werkvolk betaalen, zeer groot is. ^ Mooglyk zegt men,- de ingezetenen moeden, aoor Vaderlandsliefde gedrecven , den burger hunnen medeinwooner booven een vreemdeling dellen,- en indien de inlandfche gewerkte doffen maar eenigfmts voldeden , niet karig zyn om iets meer daar voor te betalen ,- ik zal een pa„ triot zeggen, ik wil voor het Leydfche laken „ een gulden per el meer betalen dan voor het „ Engelfche , niet tegendaande het laatde zoo „ goed zy als het eerde." Dit is braaf,- en die patriot is een regte Oeconomist; maar denken alle ingezetenen aldus ? Denkt het tiende jaa het twintigde gedeelte der burgeren gelyk deeze Patriot? Neen! het eigen belang komtby verre de meeflen het eerde in aanmerking, en nooit zal eene zaak algemeen ingang vinden , ten zy ieder by dezelve eenig byzonder voordeel beoogt. Men kan ons hier tegenwerpen, dat het byzonder belang der burgeren 'er zeer wel rekening by vinden zou, indien de ingezetenen eenparig het edelmoedig en braaf befluit namen , niets,  ( "9 ) niets •> het geen binnenslands gemaakt wierd, van buitenlanders te koopen , zy zouden allen welvaaren, niettegenftaande zy meer geld voor het inlandfche moeden betaalen, om dat als de eene hand de andere wascht , zy beiden fchoon zyn. De Lakenfabrikeur zou zich niet bedenken om een gulden voor een Hollandfchen hoed meer te geven dan voor een Franfchen of Engelfchen, indien des^clfs Fabrikeur op gelyke wys zich van zyn laken bediende. Het is zoo 5 al moest de een meer betaalen voor het werk van zynen medeburger, Met zou hem tot voordeel verdrekken , om dat die man even discreet met hem handelt ,• maar hoe veelen redeneeren dus? men vindt in ieder mensch geen weldenkende Philofooph. De Lakenfabrikeur denkt dus en koopt een inlandfchen hoed , doch de hoedelyk wy ilraks zien zullen. Een ieder die eenige kennis heeft van de tegenwoordige gefteldheid van ons Land ( buiten de rampen des oorlogsj kan niet onbewust zyn, dat men in alle Steden en Dorpen algemeen over flegte necring hoort klagen, en met regt; men mpet zich verwonderen , dat de winkeliers nog in ftaat zyn , om, hunne kooplieden en 's Laticts lasten te betalen, dat zy het nogftaande houden ; dan wy hebben dagelyks voorbeelden voor oogen van zulken , die , gelyk men zegt, over het hoofd raken, door gebrek aan necring , en over het algemeen genoomen , zal men 'er van de tien ten minften vyf vinden, welke, wanneer zy van hunne neering alleen moeten beftaan , het niet kunnen ftaande hou- . den ; men kan ligt begrypen , dat hoe minder de winkels uitflyten, hoe minder de Fabriekanten verwerken ; men zal zeggen , alle winkels vorkoopen geen inlandsch goed ; het is zop , doch het zy zoo veel als het zy de meeftcn, vorkoopen zoo wel inlandsch als uitlandsch ; daarenboven zyn zy door geringe neering genoodzaakt, om zich nog het meefte tocteleggcn op zulke zaken, welke zy voor'een prysje'kunnen gecven , om zoo veel moogelyk tegen de vreemdelingen aantekunnen; het is vaft, dat zulke winkeliers geen inlandsch goed , dat en gemee-  C ) meener en duurder dan het buitenlandfche is , aan den man kunnen helpen. Het komt 'er nu op aan, en het is de vraag, welke zyn de hoofdoorzaaken van het verval der neeringen in de binnenbeden, en opwelkewyze kunnen die uit den weg geruimd worden? ik' antwoord ; de vreemde kramers. De Steeden en Dorpen worden door dat volk afgeloopen, en daar de burger en ingezetenen het weinige dat hy verkoopt nog moet in zyn fchuldboek zetten , wordt het gerede geld door de vreemdelingen weggehaald. Dit volk is allcrfchadelykst voor de winkeliers en voor de Fabrieken ; want de meeden of liever alle de winkeldoende lieden ten platten lande koopen hunne winkelwaaren by de grosfiers in de Steeden, doch dewyl dagelyks eene mecnigte vreemdelingen huis aan huis haare waaren veilt en verkoopt, zitten de Dorpwinkels zonder neering en daar door verkoopen de Stadsgrosfiers ook minder; hier door lyden ook de Fabrieken , want die vreemdelingen hebben zelden of nooit andere waren by zich , dan produ&en en Manufadtuuren van hun Land. In de Steeden gaat dit misbruik nog derker in zwang, nietsegenftaande de Gildenwetten dat verbieden ; bykans in draat by draat ontmoet men dat volk met fervetgoed, galanterie-en andere waaren, welke zy op eene bedekte wyze draagen; men mag vrygelooven, dat men geen ( H 5 ) naai-  C 122 ) naaldenkoopder ontmoet, welke nier te gelyk aan de huizen veilt en verkoopt zyden koufen , neus-en halsdoeken, zwarte kanten, en allerhande foorten van linten; zy weeten dit op eene behendige wyzc onder de rokken of omhetbovenlyf te verbergen. Misleiden zegt men; warom geven de winkeliers hunne vvaaren niet zoo goed koop als die vreemde omlopers , dan zouden zy de neering hunner medeburgeren tot zich trekken ? Doch dit is eensdeeis onmogelyk; ten tweede, onwaar. Het is onmogelyk, dat de winkeliers hunne waaren zoo goed koop kunnen geeven als de kramers, want niet alleen dat zy hier te Land hunne huisgesinnen niet kunnen onderhouden met dat weinige , waar van de vreemdelingen bedaan kunnen , en dat zy, gelyk men zegt, hier hun fchot en lot moeten betaalen, maar tusfchen de waaren zelfs is een merkelyk onderfcheid , dewyl de vreemdelingen zich toeleggen op gemeener foort van waaren, waar mede een Winkelier niet zou kunnen voldoen, want, (het moet tot fchande van onze Natie gezegd worden ) de meede inwooners zullen niet •eens een gebrek vinden in dat geene, dat zy by hunne medeburgers zouden afkeuren ,• en al is het, dat zy van eenen vreemden omloper bedroogen zyn, een tweede verzekert hen, dat zyne waaren meer deugd bezitten. Maar, ten tweede; by aldien de winkeliers al in  ( I23 ) in ftaat waren, om hunne waaren zoo goed koop te geven als de vreemden dat doen, zouden de vreemden nog den voorrang hebben ; om dat men eensdeels gelooft, dat zy hunne waaren uit de eerde hand hebben,- ten anderen, dewyl zy zich altoos weeten te houden, alsof zydoor een degte verkoping genoodzaakt zyn de hand met hunne waaren te ligcen, om aan gerecde penningen re komen, of dat zy noodzaaklyk ten eerden naar hun Land moeten keeren \ en zich dus van hunne waaren moeten ontdoen; hier by komt nog, dat zy door huis aan huis hunne waaren te veilen, te vertoonen, en met bidden en fmeeken, de lieden als dwingen om van hen te koopen, het geen een winkelier niet doen mag of doen kan. In de Stad komen gedurig vreemde kooplieden, welke een zogenaamden omleg houden ; het is waar; die omleg is alleen gefchikt voor de winkeliers , op dat die hunne winkels uit dien voorraad zouden kunnen voorzien, maar bchalven dat dit onn-'dig is , dewyl de winkeliers by de groote kooplieden kunnen te regt raken, zoo misbruiken in het algemeen die vreemdelingen deeze vryheid, verkopende zoo wel aan anderen, die geen winkeliers zyn, en wel, dat het meede nadeel doet, tot den zeiven prijs, als aan de winkeliers; dit gaat door onder den dekmantel van een vriendfehap tcdoen, mids de koopers dit verzwygen; ondertuflehen zy, die zich daar eens van bediend hebben, verhalen dit aan deezen of geenen goeden vriend of vriendin en krygen de commisfien om ook voor anderen  (i=4; ren te kopen ; dus wordt de verwSgriég van den n& tende winkelier te leür gèftëld,eh hy van zyne middelen van beftaan ontroofd. Is het niet grootlyks te verwonderen, dat daar men omtrent den ingezetenen een wakend 00» houdt, dat hy de rechten der Gildcnsnietfchendt* dat men dus agteloos omtrent de vreemdelingen te werk gaat, en hunne fchending van de Gildewetten en hunne onderdrukking van den bur°-er toelaat? Men draagt zorge, men waakt dat geen werkman uit eene andere Stad, van een fchrynwerker tot een fchoenmaker ingeflooten, zyn gemaakt werk m eene andere Stad invoere , en een vreemden*voert het geen in zyn Vaderland gewerkt is, niet alleen in, maar veilt het zelve van huis tot huis • is dit met het recht der burgeren, met de rede en billykheid bedaanbaar ? Vraagt men verder,- welke middelen zyn het best gefchikt om dit voordlopcnd kwaad te duiten? Dit is ras beantwoord,- indien 's Lands overheid in de eerde plaats zorge wilde dragen, dat de omlopers ten platte lande geweerd wierden,- het welk zeer ligt te doen is, met de Schouten , bodens en dienaars te beladen op dit volk een wakend oo dende verandering, haar geheel verydelenen buiten effect, zou dellen \ in zo verre , dat of fchoon alle de voorwaarden die 'er toe beharen , niet eigentlyk uitgedrukt waren , nogihans eenvoudig en overal dezelfde zynde , ieder lid van de Maatfchappy 'er ten drikde aan gehouden is. Deze voorwaarden wel verdaan, bepalen zich allen tot een eenige , te weten, tot de overgaaf of overdragt der vryheid van yder byzonder lid, wie hy ook zyn moge , ten behoeve der geheele Maatfchappy : want een ieder zich geheel gevende, is het notoir, dat de een niet meerder of minder dan de ander is ? ert hunne daat dezelfde zynde , is het blykbaar 4 dat niemant onder hen belang heeft of kan hebben , om die moeilyk of fchadclyk voor anderen te maken : en dewyl een ieder zich aan het geheel gevende , zich om die reden aan niemant in het byzonder geeft, als mede, dat daar men een recht over zich aan andereu verleent , dezen het zelve aan ons wederkerig verlenen; zo wint men het evenredige van 't geen men verloren had, terwyl men intusfehen meerder macht verkrygtj om dat geene te behouden dat men heeft. Indien men dan Van het Maatfchappelyk Verbond afzondert, 't geen 'er eigentlyk niet toe behoort, zo zal men bevinden , dat het in dé ( K 2 ) vol-  C 148 ) volgende bewoordingen kan begrepen worden.' Een ieder onzer fielt zyn perjoon en al de ■macht die hy bezit, onder het opperjie gebied van a"algemenen wil, en wy allen gezamentlyk, ontfangen ieder lid, als een ondeelbaar deel van het geheel. Op het ogenblik dat zodanig een Verbond gemaakt is, wordt deze verzameling van menfehen een Gemenebest of Staatkundig lichaam-, welk Gemenebest door de leden die het uitmaken den Staat, ook de Souverein genaamd wordt, terwyl andere ftaaten aan het zelve den naam van Mogentheid geven. Wat/ nu de leden van dit Gemenebest aangaat , dezen worden (in 't algemeen befchouwd) Volk genoemd. In 't byzonder heeten zy Burgers als deel hebbende aan de Oppermacht: zy worden onderdanen genoemd, als onderworpen aan de wetten van den Staar. Deze bewoordingen worden echter veeltyds deen voor d'ander genomen. Genoeg is het, die te weten onderfcheiden, wanneer men ze nauwkeurig wil uitdrukken. De Souverein. ■ Men ziet uit d'inhoud van dit voorfchrift, dat het in zieh bevat, eene onderlinge verplichting tus-  C 149) tusfen het publieq of den geheelen ftaat, en de particulieren , voorts dat ieder lid als 't ware ■met zich zeiven contracterende, onder eene dubbele betrekkinge legt, en als lid der Souvereiniteit omtrent de particuliere leden , en als hd van den Staat omtrent den Souverein. Zo haast als de menigte in een lichaam vereenigd is, kan men geen enkel Lid beledigen, zonder het geheele lichaam te kwetfen. Veel min kan men het geheele lichaam beledigen , zonder dat de onderfcheidene leden dat gevoelen. Belang en plicht lopen dus te famen ten eynde de twee contracterende partyen, Zich fteeds behulpzaam zouden zyn , intusfchen dat zy onder deze dubbele betrekking hun best moeten doen , om al de voordelen te vereenigen, die 'er aan verknocht zyn. • De Souverein nu niet anders zynde, dan het aantal der particulieren, waar uit de ftaat:1amenP-cfteld is, kan die gevolglyk geen afzondcrlyk belang hebben. De Souvereine macht heeft dus geenfints eenige borgtocht omtrent de onderdanen nodig, om dat het onmooglyk is, dat het lichaam aan alle zyne leden of ledematen , zou ■ willen hindcrlyk zvn. De Souverein is daarom dan alleen, altoos, het geen hy wezen moet. Met de onderdanen is het niet eveneens gelegen, omtrent den Souverein, aan wien, m weerwil van het algemene belang niets-voor het nako( K 3 ) me0  C 150 ) hunner verbintenisfen, zoü kunnen ten waarborg ftrekken, indien hy geene middelen by de hand nam, om zich van hunne getrouwheid te verzekeren. Inderdaad, ieder medelid kan als mensch, een byzondercn" een tegendrydigen wil hebben met den algemeenèn wil dien hy als burger heeft. Zyn byzonder belang kan hem geheel anders toefpreken, dan het algemeen belang is eifchende. Hy kan zich laten voorflaan * dat het geen hy aan het algemeen belang verfchuldigd is , enkel als eene vrywillige gift moet bêfchouwd worden; welkers betaling hem meer zoude hinderen, dan zy voordeel aan het algemeen zou toebrengen: waardoor by dan het recht van burgerzon genieten, zonder den plicht van onderdaan te vervullen, Dit zou eene onrechtvaardigheid zyn, welke, indien ze niet tegen gegaan wierd , den ondergang van het Staatkundig lichaam of Gemenebest met zich zou fleper» Op dat het maatfchaplyk verbond dan geen ydel voorfchrift zyn zoude, zo behelst het ontegenfprekelyk deze verplichting in zich, welke alleen in daat is, om kracht aan d'andcren by te zetten i dat de geene die weigeren zal, aan d'al- . gemeenen wil te gehoorzamen, door het gantfche lichaam ''er toe verplicht zal worden ; 't geen niet anders betekent, dan dat men hem dwingen zal vry te zyn. Want dusdanig is de voorwaarde, die ieder burger, welke zich aan het Vaderland  ( ^ ) land geeft, tegen alle perfonele af hanklykhcidbevrydt; eene voorwaarde, waar op het Staatsgebouw berust, en die alleen alle civileverbintenisfen wettigen kan , ja die zonder dat, onbillyk , ongcrymd, en aan de grootfte misbruiken zouden onderhevig zyn. De Burgerlyke Staat. Deze overgang van den ftaat der natuur tot de Maatfchaplyke, tot den burgelyken, moet by den mensch die in den natuurdaat geleefd heeft, een merklyk onderfcheid te weeg brengen; dewyl hy , die zich tot dusverre , als alleen in de waereld befchouwd heeft , gedwongen is volgens geheel andere grondbeginfelen te handelen, en hy zyne reden moet raadplegen, alvoren zijne driften en nijgingen te agtervolgen. Dan, of fchoon hij in den maatfehaplyken ftaat, zich van veele voordelen moet ontdoen, die hy m den natuurftaat genoot,- zo wordt dit gewis vergoed, door het verkrygen van kundigheden , die zynen geest met bewondering , zyn hart met dankbaarheid moeten vervullen, dat hij waarlijk een verhevener wezen is geworden. Gelukkig voor hem ^indien hij geen misbruik van zijne verkregen kundigheden makende , daar door zekerlyk meer vernederd wordt, dan hij zich in den ftaat der natuur zou hebben kunnen vernederen. In de famenle( K 4 ) V1°3  (w) ving doen zich gelegenheden op , waar door hij W een dag meer ondeugden bedrijven kan, dan hij anderflnts in zijn gehele leeftijd zou hebben kunnen begaan. Wat de mensch dus verliest, by hc maatfchaplyk verbond , in zyne natuurlyke vryheid en een onbepaald vermogen, omtrent alles waar hecnen zyne neigingen hellen. In het zelfde verbond wint hy de burgerlyke vryheid en de eigendom van al wat hy bezit. Om zich omtrent deze vergoeding niet te bedriegen, moet men de natuurlyke vryheid wel onderfcheiden, die door niets anders bepaald wordt, dan door de kracht of derkte en het vernuft van den mensch, op zich zelfs befchouwd. , De wezenlyke of eigenlyke bezitting. Ieder Lid van het Gemenebest, geeft zich op het oogenblik, dat het tot dand gebragt wordt met al wat hy bezit, daar geheel aan over. Niet' dit door deze daad de bezitting van aart veranderd, met ze onder de befcherming van den flaat te dellen; ook niet, dat ze in de handen van den Souverein deszelfs eigendom zoude worden • maar dewyl het vermogen van het' geheele' lichaam der burgers oneindig groter is dan dat van een onder hen op zich zelfs, zo is de pu- bli-  ( 153 ) bliequc bezitting in der daad vermogender zonder wertiger te zyn; vooral met opzicht tot de vreemde Staten. Want de Staat is uit hoofde van het maatfchaplyk verbond, de meester van hun perfoon en van alle hunne goederen, vermits dat verbond in den daat tot gronddag van alle gerechtelykheden verdrekt ,• maar hy is het niet, ten opzichte van andere mogentheden, als door het recht van eerde bezitting, dat hy van de particulieren ontleent. Het recht van eerfïe bezitting , of fchoon wezentlyker dan dat van den derkden, wordt geen eigentlyk recht, dan na de vestiging van dat van eigendom. Ieder mensch heeft natuurlyk recht, tot al 't geen hem noodzaaklyk is, maar de pofitive acle die hem tot eigenaar van cenig goed maakt , fluit hem uit van het andere. Zyn aandeel bepaald zynde , moet hy 'er zich mede vergenoegen, en hy heeft geen recht toe het nog niet verdeelde. Dit is de reden, waarom het recht van eerfïe bezitting, zo zwak in den ftaat der natuur, door yder mensch in de maatfchappy levende, hooglyk moet geëerbiedigd worden. Om in eenig ftuk lands of ander goed het recht van eerfïe bezitting te vestigen, wordt in t algemeen het navolgende gevorderd. Voor eerst, dat dit land nog door niemant is bezeten geworden. Ten tweede , dat men 'er flegts zo eene hoeveelheid van bezit, als tot onze noodK 5 drijft  054) draft nodig zy. Ten derde, dat men 'er bezit van neemt door het te bearbeiden en te bebouwen , als het eigentlyk bewys van eigendom zynde , wanneer de gerechtelyke bewyzen ontbreken ; of om beter te zeggen , wanneer die nimmer voor handen zyn geweest, In der daad , aan de noodwendigheden en den arbeid het recht van eerde bezetting toe te daan , is dat niet dit recht zo verre uit te breiden, als immers doenlyk is ? Kan men gene palen aan dit recht geven ? Zai het genoegzaam zyn, dat men een voor in het Land male , om zich het recht van eigendom aan te matigen? Zal het voldaan kunnen, om, indien men voor een oogenblik de macht heeft , de bewoonders 'er van te verjagen en dit Land zich toe te eigenen, in zo verre , dat het verboden zoude zyn,.immer daar weder in te komen ? Hoe kan een mensch of wel een Volk, zich meester maken, van een wyd uitgebreid Land , en het dus aan een gedeelte van het menschdom ontroven, anders, dan door eene draf bare ufurpatie : dewyl het aan die menfehen het vocdfel het verblyf ontneemt , die hun door de rechten der Natuur gegeven waren. Toen Nunes Balbao op den oever van de Zuidzee , van dezelve en geheel Zuid-America bezit nam, in naam van de kroon vanCadilien, kon  C 155 ) kon toen die daad voor genoegzaam gehouden worden , om 'er al de bewoonders en Vorften des aardryks van uit te fluiten? Men begrypt , hoe de Landen der particulieren vereenigd en aan elkander grenzende, het algemene publieque territoir uitmaken, en hoe het recht van Souvereiniteit, van de onderdanen tot het Land dat zy bezitten overgaande , hetzelve te gelyk reëel en perfoneel wordt: het welk de bezitters onder eene grootere afhanklykheid brengt, en uit hun vermogen zelfs, hunne onafhanklykheid doet voortvloeien. Een voordeel dat zo het fchynt, door de Monarchen der oudheid niet wel is befeft geworden, daar zy zich niet anders dan Koningen der Perfeu, Schyten, Macedoniers &c. noemende, dus eerder voor Opperhoofden van menfehen , dan voor Mee/Iers van Landen wilden gehouden worden. Iets dat by deze alienatie of overdragt byzonder is, beftaat hier in , dat het Gemenebest , door de goederen der particulieren aan te ne- . men , er hun teffens de wettigé bezitting van verzekert; dewyl als dan de bezittersbefchouwd wordende, als de depofitaristen of houders van 's Lands goederen, hunne rechten door alle de leden van den ftaat,uit dien hoofde worden geëerbiedigd en gehandhaafd , tegen alle vyandelyke macht, in dier voege, dat zy door eene voor het publieq en vöor hun zelfs voordelige lëflie of af-  C 156 5 afftand , bijna alles te rug krijgen, wat zy gegeven hebben. Deze in fchyn wonderfpreukige waarheid, zullen wy door het onderfcheid tusfchen recht, dat de Souverein en eigenaar op een en dezelfden grond hebben, hier na breder uitleggen. Het kan ook gefchieden, dat menfehen zich beginnen te vereenigen, alvorens zy iets bezitten, en dat zy zich naderhand van eene genoegzame Landftreek meester makende, zy 'er of de vruchten in 't gemeen van genieten, of dat zy het verdelen ; 't zy in gelyke portien, 't zy na evenredigheden, door den Souverein bepaald. Op wat wyze deze verdeling ook moge gefchieden, zo blyft het recht dat ieder op zyn aandeel heeft, altoos gefubordonneerd aan het recht, van het geheele lichaam; dewyl zonder dat, noch vastigheid in den maatfehaplyken band,noch wezentlykc macht in de uitoeffening van de Souvereiniteit plaats zou kunnen heb■ben. Uit al het geene tot dusverre gezegd is, blykt, dat de daat eener welgeregelde Maatfchappy, wel verre van de natuurlyke gelykheid te vernietigen, eene zedelyke en wettige gelykheid dand doetgrypen,-alzo zyde ongelykheid, welke by den mensch, in den daat der natuur, uit hoofde van zyne meerdere of mindere geestelyke en lichamelyke vermogens plaats hebben, geheel doet verdwynen. ( *) De (*) Onder de flsgte regeringen, is deze gelykheid en-  C *57 ) De Souvere'miteït kan niet vervreemd worden. De eerfte en voornaamfte gevolgtrekking, welke uit de hier voren gemelde grondbeginfelen voortvloeit , is, dat de algemene wil alleen de macht heeft, om de vermogens van den ftaat, (ingevolge het oogmerk der inftitutie, die het gemecne welzyn bedoelt) tot voordeel van het gemeen werkftellig te maken. Immers, indien de tegenkanting der byzondere belangen, het ftichten der burgerlyke Maatfchappy noodzaaklyk gemaakt heeft, zo is het ook de eenrtemmigheid dezer zelfde belangen, welke de ftichting dier Maatfchappy mooglyk maakte. Indien 'er geene hoofdpunéten waren, waar omtrent alle de belangen met eikanderen overeenftemden, zo zou het onmooglyk wezen, dat eenige maatfchappy hoe ook genaamd tot ftand gebragt wierd. Nu is het eenig uit hoofde en ten beste van dit eenftemmig belang, dat de Maatfchappy geregeerd moet worden. lk enkel in fchyn. Zy is iedel cn dient tot niets and»rs> dan om de behoeftigen in hunne armoede, de ryken in hunnen woeker en hebzucht te bevestigen. Helaas ! Moet men het zeggen ? Hoe dikwyls dienen de wetten niet, om den geenen die veel bezit te onderfchragen en den noodlydende te onderdrukken ! Wel is waar, dit ts de meninge der wetten niet; maar waar van tvordc in dit ondermaanfche niet misbruik gemaakt ? Noot. v. d. Vert.  C 'SS) Ik zeg dan, dat de Souvereiniteit, eenig de algemene wil zynde, niet veralieneerd of vervreemd kan worden, en dat de Souverein niet dan door zich zelfs kan worden gereprefenteerd. Men kan de macht overdragen, maar niet den wd. In dei- daad, indien het niet onmooglyk is^ dat eene byzondere wil overeenkomdig is omtrent zekere hoofden, met den algemenen wil ,• zo is het ten uittcrde moeilyk, ja byna onmooglyk, dat deze overcendemming duurzaam zoude zyn, alzo de byzondere wil uit zyn aart, tot de preferentie geneigd is: daar d'algemene wil deeds de gelykheid m 't oog houdt. Wy willen hier niet mede zeggen, als of de bevelen der Opperhoofden niet voor den algemenen wil zouden moeten gehouden worden, vermids, zo lang de Souverein, die ontegenfpreeklyk het gehele lichaam der Natie is, zich daar tegen kunnende aankanten, het nogthans niet doet. In zo een geval, moet men uit het algemeen dilzwygen der Natie beduiten, datzy 'er in toegedemdheeft. Ondeelbaarheid der Souvereiniteit. Om dezelfde reden dat de Souvereiniteit onvervreemdbaar is, wordt zy ook onverdeelbaar. De wil immers is algemeen, of zy is het niet. Zy is de demme en de wil van het geheele Volk, of ze is degts die van een gedeelte des Vplks. In het eer-  C 159 ) eerde geval, is deze bekendgemaakte wil een daad der Souvereiniteit en moet gezegd worden een wet te zyn: in het tweede geval, kan zy .flegts een byzondere wil genoemd worden. Maar eenige Staatkundigen, daar zy de Souvereiniteit in zyne gronden niet verdeelen kunnen, hebben die in de uitvoering verdeeld, als namentlyk, in kracht of vermogen en in wil \ in wetgevende en in uitvoerende macht; in rechten van imposten, van justitie, van oorlog, vanbinnenlandfche Administratie, van buitenlandfche zaken en wat dies meer is. Dan vervolgens alle die delen te lameu nemende, brengen zy ze onder een hoofd, en maken van de Souvereiniteit een herfenfchimmig wezen , even als of het uit verfcheide ftukken was famengefteld. Deze dwaling komt hier van daan, dat men zich geen waar denkbeeld van de opperde macht heeft voorgefteld of weten voor te ftellen, en dat men voor gedeeltens van deze macht zodanige zaken gehouden heeft, die eigentlyk maar uitvloeifelen van dezelve zyn. Dus heeft men by voorbeeld het verklaren van oorlog en het maken van vreede aangemerkt als daden van Souvereiniteit, 't geen echter zo niet is; dewyl deze daden geen wet uitmaken, maar enkel een applicatie op de reeds gemaakte wet zyn. Het zyn byzondere daden, welke het ter nedergeftelde geval van de wet bepaalt, gelyk men het duidelyk zien zal, wanneer wy het denkbeeld bepalen, dat aan het woord wet dient ge^. hecht te worden. Op  C 160 ) Op dezelfde wyze de andere afdelingen volgende, zou men bevinden, dat telkens wanneer men vermeent de Souvereiniteit verdeeld te zien men zich bedriegt , en dat de rechten welke men voor gedeeltens der Souvereiniteit aanziet allen daar aan gefubordineerd zyn, ja dat zy altoos een oppermachtiger wil veronderftellen waar van deze rechten niets dan de uitvoerine: derzelve te wege brengen. Het is niet om te zeggen, hoe zeer deze onnauwkeurige omfchryving, duifterheden in de decifien van veelen der voornaamfte Staatkundige Schryveren heeft gebragt; wanneer zy ingevo ge de grondbeginfelen by hen ter neder lefteld over de respedtive rechten der Koningen en Volken, hebben willen uitfpraak doen. Het vervolg hier na.  C ) ME NGELWERK. Eerfïe Vervolg over de Grondbeginfeleti van hei Staats-Recht. Vryelyk uit het Fransch nagevolgd en met aanmerkingen * vermeerderd. Of de algemeene wil dolen kan? Uit het geen hier voren gezegd is, volgt dan ook , dat de algemeene wil altoos rechtmatig is, vermids zy altoos het algemeene r -it in 't oog heeft. Dan hier uit volgt niet, dat de deliberarien van het Volk altoos even verftandig even rechtmatig zouden zyn. Men begeert wel altoos h^t beste, maar men ziet niet altoos, waar in het beftaat. Niet zelden is 'er ook een groot verfchil , tusfchen den wil van allen, en den algemeenen wil. Deze befchouwt niet dan het algemeen belangenhet andere ziet op het eigen belang, en is flegts eene groote hoeveelheid van byzondere willen. Om dit genoegzaam verftaanbaar te maken , IV. Deel. (L) z»  zo befchouwe men een Volk genoegzaam onderricht, van 't geen, waar over het ftaat te delibereeren; teffens, dat 'er tusfchen de Burgeren of Leden van het Volk geene byzondere asfociatien gemaakt zyn', om deze of geene zaak in te voeren. Als dan , zal uit de groote menigte van geringe verfchil!en,altoos de algemeene wil ontdaan, dewyl men dan over 't gcheev doorgaans het algemeene welzyn zal behartigen. De deliberatie zal dus altyd, zo veel mooglyk, ten besten uitvallen. Maar, wanneer 'er kuiperyen en byzondere asfociatien of verbindtenisien ten koste van de groote asfociatie plaats hebben, als dan wordt ieder van deze asfociatien algemeen , in betrekking van die welke ze uitmaken, maar zy wordt byzonder, in betrekking van den daat. Als dan kan men met recht zeggen , dat 'er niet meer zo veele ftemmen als leden zyn, maar enkel zo veele ftemmen, als 'er verfchillcnde asfociatien gevonden worden. Eyndelyk, wanneer een dezer asfociatien zo talryk is, dat zy alle de anderen overtreft, als dan heeft men niet meer eene femme of zekere hoeveelheid van kleine verfchjllen, maar een eenig en enkel verfchil: als dan is 'er niet meer een algemeene wil, en het advis dat het andereoverftemt, kan niet anders , dan als een particulier advis gehouden worden. Om dan zeker te zyn , of de algemeene wil in het Gemenebest plaats heeft, is het nodig, dat 'er geene byzondere parrydige asfociatie in ge-  C 163 ) gevonden worde, en dat ieder burger of die welke hem reprefenteert, niet dan na zyn eigen perfoneel oordeel demme. Dusdanig was de voortreflyke indellihg van Lycurgus. Maar indien nu foortgelyke asfociatien niet wel vernietigd kunnen worden , wat dan gedaan ? Het geene dat Solon , Numa en Servius gedaan hebben: men moet het getal 'er van vermeerderen en het zodanig inrichten, dat de eene tegen de andere opwegen kan. Deze behouedmiddelert zyn de eenigde,welke men gefchikt oordeelt,om den algemcenen wilbillyk en verdandig te doen zyn , en opdat het Volk •zich niet bedriege. ■ In -welk opzicht païen aan de Souvereine macht kunnen gefield worden. Indien de Staat flechts een moreel of zedelyk perfoon is, wiens leven van de vereeniging der onderfcheide Leden afhangt , en indien de voornaamde zyner zorgen, dat van zyn eigenbehoud zyn moet, zo volgt ,• dat. hy ook eene univerfele en alom uitgedrekte macht bezicten moet, ten eynde over alles, ten beste van het geheel te kunnen disponeren: en, gelyk de natuur aan ieder mensch een voldrekt vermogen over alle zyne ledematen geeft, even alzo geeft het Maatfchaplyk Verbond, aan het Staatkundig dig-  c 164; dig lichaam eene voldrekte macht over de zyne ; welke macht door de algemeene beduurd , den naam van Souvereiniteit draagt. Maar behdven de publieque perfoon , moeten wy de byzondere perfonen in aanmerking nemen, die dezen publiequcn uitmaken, en wier leven of vryheid natuurlyker wyze van hem afhanklyk zyn. Het komt 'er dan op aan , om de wederzydfche rechten van de Burgers en aan de Souverein wel te onderlcheiden , en om de plichten na te gaan^, die de eerde in hoedanigheid van onderdanen moeten nakomen , als ook de natuurlyke rechten, waar van zy in de hoedanigheid van menfehen, het genot moeten hebben. Men demt toe, dat het geen ieder Lid ten behoeve van het maatfchaplyk Verbond geeft, ecniglyk dat gedeelte is, welks gebruik aan de Maatfchappy noodzaaklyk is,- maar teffens moet men toeflemmen, dat het aan de Souverein alleen gegeven is, om over de hoedanigheid of hoeveelheid daar van te oordelen. Alle de dienden die een Burger aan den daat kan doen , moet hy doen , zo haast de Souverein ze van hem vordert; maar van den anderen fcant kan de Souverein gene onderdanen met iets belasten, dat geen eigenrlyken dienst aan de Maatfchappy kan toebrengen. Hy kan hetzclfs niet willen, ; want onder de wet der reden wordt  C165 ) wordt even zo min als onder die der natuur, iets zonder oorzaak gedaan. De verplichtingen,die onsaanhetMaatfchaplyk lichaam hechten , verbinden ons niet , dan om dat zy van wederzyde algemeen zyn. Ze zyn van zodanig een aart, dat, met 'er aan te voldoen , men niet voor een ander kan arbeiden, zonder dat men 'er zelfs de vruchten van geniet. Waarom anders is de algemeene wil altoos rechtmatig, en waarom wil het geheel altoos het geluk van een iegelyk in 't byzonder, als om dat 'er niemand is, die zich, wanneer hy de woorden een iegelyk uitfpreekt, niet denkt, mede voor zich zeiven te handelen: Inderdaad , zo haast het op eene byzondere zaak of een byzonder recht aankomt , omtrent een poincl , dat door het algemeene verband niet te voren is beflischt geworden ,• als dan ondaat 'er een foort van twistgeding , tusfchen zommige particulieren (welke in voorn, zaak belang hebben) en tusfchen het andere gedeelte van h"t lichaam der Natie; maar waaromtrent het moeüVk is te bepalen, welke wet men volgen moet, of aan wien de gerechtige uitfpraak kan gelaten worden ; dewyl 'er hier geen algemeenen maar degts een byzondcren wil fchynt te zyn, en de wil van de belang heb* bende met die der anderen drydig zyn zal. Wanneer de Atheeners zig nieuwe op( L 3 ) per-  ( 166 ) perhoofden benoemden , of aan die hun gezag ontzeiden ; wanneer zy aan zommige plechtige eerbewyzingen deeden ondertusfehen dat zy anderen door geldboetens als anderzints ftraften ; als toen wierden door hen, alle de byzondere deelen der Regeeringe uitgeoeffend. Men kon toen evenwel niet zeggen, dat het geheele volk een eigentlyk genoemden algemecnen wil had, dewyl het niet als Souverein handelde , maar als Magistraatèn , aan wie het te recht hellen der delicten was toevertrouwd. Dit zal mooglyk wonderfpfeukig voorkomen, maar men hebbe een weinig geduld, en men zal het niet meer niet dien naam beltempelen. IntusiTchen 2iet men hier uit, dat, het geen den ) beginzelen wil opklimmen , zal men altoos tot dezelve gevolgtrekkingen komen, te weten; dat het Maatfchaplyk Verbond , tusfchen de Burgers zodanig eene gelykheid geeft, dat zy zig alle onder dezelfde voorwaarden verbinden: waarom zy dan ook van alle dezelfde rechten genieten moeten. Dus worden door den aart en de eigenfchap van dit Verbond alle daden der Souvereiniteit, dat is te zeggen, alle de daden welken door den algemeenen vil uitgcoeffend worden, nuttig en voordelig, in een en dezelfden graad, aan alle de leden van de maatfchappy ; indiervoege dat de Souverein eeniglyk het lichaam der Natie , en geenfins dezen of geenen particulieren Burger meer kent. Want doch , wat is eigentlyk eene daad van Souvereiniteit? Het is geen verdrag van een meerdere tot een mindere, maar het is een verdrag van het geheele lichaam der Natie , met alle de deelen of byzondere leden van dien. Rechtmatig is dit verdrag, dewyl het het maatfchaplyk verbond ten gronddag heeft. Het is rechtmatig om dat alle de leden 'er een gelyk deel in hebben. Het is nuttig , om dat het geen ander oogmerk dan het algemeene welzyn hebben kan. Het is onwrikbaar, om dat het het algemeen vermogen en de opperde macht ten grondilag heeft. ( L 4 ) Zo  C -68 ) Zo lang als de onderdanen niet danaanfoortgelyke verdragen of verbanden onderworpen zyn, gehoorzamen zy aan niemand, maar enkel aan .hun «gen wil; en te vragen, tot hoe verre zig de respeétive rechten van de Souverein en den Burger uitltrekken , is te vragen, to" binden^ ^ ^ meC ZiS zeIve kunnen verbinden een ieder jegens allen, en allen jegens een ieder onder hun ? J ö h™1™,*^ hkr, Uk' dar de Souvereine-Macht hoe volllrekt hoe heilig, hoe onovertredelyk ^y ook zy , de bepalingen der algemeene verbindtenisfen niet kan overfchreeden, en dat iedermensch vreyëlyk kan befciiikken van vSen dat hem uit hoofde van die verbindtenisfen, van zyne goederen en zyne vryheid, is overgelaten; Z^Z ?ege"' > dc Souverein ™*™r het" recht heeft, om den eenen onderdaan meer dan den anderen te belasten ofte bezwaaren, om dat alsdan de zaak particulier of byzonder worheeftf ' t0£ S?en comP^ente macht De noodzaaklyke onderfcheidmgen eens aangenomen zynde, biykt het, dathet onwaar is dut ,n het Maatfchaplyk verbond eenige wezenyke renunciayen (afdanden) van wetens paraderen plaats zouden hebben; maar dat in eft tl r6 °!f a»d,'Sheden, uit hoofde van zy m plaats van hunne vryheid re veralienee- ren,  (i69 ) ren, eenig en alleen, eene voordelige ruiling gedaan hebben, waar door hun bedaan van onzeker dat het was, eene genoegzame zekerheid verkregen heeft. Zy hebben eeniglyk hunne natuurlyke onafhankelykheid tcgens eene op de wetten gegronde vryheid verruild. Zy hebben afgezien van de macht of het vermogen-, om door hun eigen zelfs zig recht te verfchaffen, ten eynde door het geheele vermogen van de maatfchappy in hunne vryheid en deugdelyke bezittingen gehandhaaft te worden. Hun leven zelts ( dat zy aan den Staat toege weid hebben ) werd gedurig door den Staat befchermd ; en wanneer zy het ten behoeven van den Staat opofferen , wat doen zy dan anders , als daar aan wedergeven, wat zy 'er van ontvangen hebben? Wat doen zy hier meer, dan ("het geen zy veelvuldiger en met oneindig grooter ge vaar, in den daat der natuur zouden gedaan hebben , wanneer zy zig in onvermydelyke tweegevechten moesten inlaten met gevaar van hun leven) dat geen te verdedigen , 't welk hun ten behoud daar van, drekken moet. 't Is waar , alle moeten des noods voor het Vaderland vechten ,• maar ook niemand is gehouden het voor zig zclven te doen. Windt men dan niet oneindig veel in een welgeregelde maatfchappy te leven, daar men denalgemeenen vyand met genoegzame macht kan tegen gaan , zonder in een ten uitterde groot gevaar te komen , en alwaar men den byzonderen vyand ( L 5 ) niet  niet te vreezen heeft, daar men onder eene min of meerdere regeerloosheid levende, geen ogenblik van zyne vryheid , van zyn leven of goederen verzekerd is. Het recht van Leven en Dood. Men vraagt , hoe dat particulieren , geen recht over hun eige leven hebbende , aan den Souverein dit recht, 't welk zy niet bezitten, kunnen overdragen? Deze vraag fchynt moeilyk te zyn om te beantwoorden , daarom , om dat zy kwalyk voorgedragen is. Ieder mensch heeft immers het recht om 'ten behoud van zyn leven , zyn leven te wagen. Heeft men ooit gezegd , dat iemand, die uit hoofde van brand zig uit een vender werpt, aan zelfs moord zoude fchuldig wezen ? Heeft men ooit deze misdaad toegegefchreven aan zo eenen, die byftormagtig weer Icheep gaande , in de golven omkomt, offchoon hy het gevaar eenigermate had voorzien ? Het Maatfchaplyk verbond heeft tot oogmerk het behoud der respeérive contractanten. Hy die het einde en het oogmerk eener zaak beoogt, wil ook gebruik maken van de middelen, welke 'er toe geleiden. Deze middelen nu  ( if* ) nu 7vn onaffcheidbaar van eenige gevaren, ja zélfs va„ eenige nadeelen. De geene, die zyn leven ten koste van anderen bewaren wil, moet het op zyn beurt wanneer het nodig is, ten hunnen behoeven opofferen. De burger nu is niet meer bevoegd te oordelen ove? het gevaar , waar aan de wet wil dat hy zig bloot zal dellen ; en wanneer de Vorst Yof de Souverein hem gezegd heeft het ts nuttig, ia noodzaaklyk voor den Staat, dat gy ™ S? het eminente gevaar dek om te derven alsdan moet hy gehoorzamen • tewyl het dg dan onder deze voorwaarden is, dat hy tot dus ven-e inveiligheid geleefd heeft, en tom leven in den Maatschaplyken staat met alleen eene weldaad van de natuur, maar eene op voorwaarden gefchonkene gunst van de Maatfchappy is. De Dooddraf, aan misdadigen ter uitvoei- gebracht kan ten naasten by onder het zeilde oogpunt befchouwd worden: dewyl het is, om niet het flagtoffer van een moordenaar te woidèn , dat men toeflemt te derven ,. mdien men opzettelyk een mandag begaat. In dit Verbond, wel verre van over zyn eige . leven te befchikken, is men op niet anders bedacht, dan om het te behouden; gemerkt het Sel te veronderdellenis, dat een eenige dei, contraftanten , oP het ogenblik dat hy het Ver-  C 172 ) bond aangaat, het bcfluit zou nemen, om op het fchavot te fterven. F M,!^"?--!*11 \Z° WOrdt ieder misdadiger het Maatfchaphjk recht tegenftrevende, door zyne mis daden een verrader van zijn Vaderland: hy houdt op van 'er een lid van te zyn, door de wetten 'er van te overtreden , ja , zelfs'doet hy heTSyk ^aat en zyn behoud iets dat tegendrydig is Een van berde moet omkomen, en wanneerm n der aï R gCn ^ d°°d d06C brenSen> ishe^i"der als Burger dan als vyand. De procedures over znne gepleegde daad, het vonnis tePeThem mtgefprooken, zijn de bewijzen en de verkond™ E?letft^da'f VerbcJ^SSjen heelt, dat hy met meer als een lid van den Staat kan aangemerkt worden. Dewyl hy zi „ï voor dusdanig een lid fwas het flegts dooS verblijf m den Staat) van den Staat erkend heeft llwl d"'d 1 f d°°r balli"Srchap, 't zy S ,de ftraffe des doods, van afgelheden worden : want dusdamg een vyand van het gemeene-best be deed met meer daarin een zedelyk carader. Het is zo een , waaromtrent men met grond zeggen kan, dat het recht des oorlogs vordert, dat^gebannen , of ter dood gebracht werde. ë Maar zal men zeggen, de veroordeeling van een misdadjger, is een byzondere en geen alle meene daad. Het zy zo. Ook behooï de ï " oordeehng met aan de Souverein; het iseenrecht dat  C 173 ) dat hyaan andere geven kan, zonder het in perfoon te mogen beoeffenen. Voor 't overige, is het volkomen zeker; dat de veelvuldige Lyffirafoeffeningen altoos een teken zyn van een gebrekkige Regeering. Er is byna geen zo grooten deugniet, of hy zou tot iets goeds kunnen gebruikt worden. Men heeft geen recht om hem te doden, (zelfs niet om tot voorbeeld te dienen) dan wanneer men hem zonder gevaar niet by het leven houden kan. Wat het recht aanbelangt om gratie of pardon te verlenen, ofwel om een misdadiger van de nxaffe, door de wet over hem uirgefproken, te ontheffen , zulks kan niet toekomen, dan aan den geene die boven den Rechter en boven de wet is, dat is te zeggen de Souverein: en in dezen is zyn recht niet altoos even duidlyk. —- In een welgeregelde Staat zyn weinig ftrafoeffeningcn, niet om dat men 'er dikwyls gratie of pardon verleent, maar om dat 'er weinig misdadigers zyn. Wanneer een Staat naar zyn ondergang helt, gebeurt het niet zelden, dat de menigvuldigheid der misdadaden de ftrafloosheid 'er van te wege brengt. Onder het Roomfche Gemenebest trachte nimmer de Raad of de Burgermeesters gratie of pardon te verlenen. Het volk zelfs deed het niet, offchoon het fomtyds zyn eige vonnisfen introk. Verders, zo is het veelvuldig verlenen, van gratie of pardon, een teken, dat welhaast de wanbe- dry-  C 174) dryven die gunst niet meer nodig zullen hebben en een ieder ziet waar toe dit kan geleiden. Dan ik gevoel dat myn hart myne pen weerhoudt. Laten wy dit ter bepaling overlaten aan den rechtvaardigen mensch; (en wie onder ons is rechtvaardig?) aan den geenen die zig Merk genoeg bevindt, om verzekerd te zyn, van nimmer te llruikelen, by gevolg, van nimmer eenige toegevenheid nodig te hebben. Van de Wet. Door het Maatfchaplyk verbond , hebben wy het bedaan en het leven aan het ftaatkundio- lichaam toegekend. Tegenwoordig komt het er op -aan , om aan dat lichaam de beweeging en den wil, doormiddel van de wetgeving daar aantoe-tekennen ; want het eerde verbond , door het welk dit lichaam zig zamengedeld en vereenio-d heeft, bepaalt nog niets van hetgeen men doen moet, om zig in dien ftand te maintineeren of te handhaven. Het geene dat op zig zelfs goed, en aan de orde der dingen evenredig is, is, en blyft het; offchoon het in de menfchelijke inftellingen niet begrepen ware. Alle rechtvaardigheid komt van God. Hy alleen is 'er den oorfprong van. Dan, indien wy deze rechtvaardigheid onbevlekt konden ontvangen,  ( i?5 ) eren, bewaren en uitoeffenen, zouden wy noch menfehelyke regecring noch menfehelyke wetten nodig hebben. Zekerlyk is 'er eene algemeene rechtvaardigheid, welke aan ons allen door de reden kennelyk wordt; maar deze rechtvaardigheid om onder ons aangenomen te worden, moet van ons allen, ten behoeven van allen,worden uitgeoeffend. De zaken dan menfchelijker wyze befchouwd, blijkt het dat de natuurlyke wetten der rechtvaardigheid met genoegzaam zijn, om de bozen (en helaas hoe groot is hun getal niet) in den teugel te houden. - Er moeten dan verbonden en wetten zijn', om de rechten met de plichten te vereenigen, en daar door de rechtvaardigheid tot haar oogmerk op te leiden. —■ In den Haat der natuur, waar alles gemeen is, ben ik aan den geene die iK niets beloofd heb, niets verfchuldigd ,• alles acht ik het myne te zyn,behalven het geene ik met nodig heb. • Het is dus in den Maatfchaplyken-ftaat niet gelegen, waar in al de rechten door de wet bepaald zijn. Maar wat is eigenlyk eene wet; Door wie kunnen in de eerfïe plaats de wetten , gemaakt worden ? Wanneer in de eerfte plaats het volk over het geheele volk ftatueert, als dan is de iToffe over dewelke geftatueerd wordt algemeen, even als de wil die ftatueert algemeen is! Deze daad nu is het geene men eene wee noemen moet. In-  O/O ; Ingevolge van deze opgaaf ziet men, dat niet behoeft gevraagd te worden, aan wien hetgegeeven is om de eerfte wetten te maken • dewyl zy aStens of daden zyn van den algemeenen wil. Men behoeft ook met te vragen, of de Vorst boven de wetten verheven zy, dewijl hy een Lid van den Staat is, noch of de wet onrechtvaardig wezen kan, dewyl memand onrechtvaardig omtrent zigzelveu is; noch ook, hoe het mooglyk zy dat men vry en tevens onderdanig aan de wetten is, dewyl deze zoalswy gezien hebben, enkel de registers of het geheugen van onzen wil in zig bevatten. Ik noem dan een Gemeenebest, iedere Staat die 'door wetten geregeerd wordt, en zulks onder welke vorm of wyze van administratie het ook zyn moge: want als dan is het eeniglijk het algemeen beiang dat regeert. Alle wettige regeerig nu, moet bedaan, in een gemeenebest regeering (a). De wetten zijn eigenlijk niets, dan de voorWaarden eener Burgerlijke asfociatie. Het volk dat aan de wetten onderdanig is , moet 'er tevens de maker van zijn. Maar hoe zullen zij die in orde brengen? zal zulks door eene algemeene eendemmigheid moeten gefchieden? Wie zal aan hun het nodige vooruitzicht geven, om de acdens 'ervan te O) Door dit woordver/la ik niet eenig/yk ,°cen Adel- of Volksregcering, maar in 't algemeen een regeenng, die door den algemeenen • wil geleid'word. In dien zin kan zelfs eene Eenhoofdige regering eene gem/nebest-regering zyn.  C 17?) ontwerpen; ten einde ze in voorraad aftekondigen, of om ze, wanneer de nood verëischt, plechtig uittefpreeken?Hoe zal een blinde menigte, welke veeltyds niet weet wat zy wil, (om dat zy zeldzaam weet wat haar nuttig is,) eene zo moeilyke onderneming als een famendel van wetgeving is, ter uitvoer kunnen brengen? Uit zig zelfs wil het gemeen of het volk altoos wat nuttig en billyk is5 maar door zig zelfs ziet het niet altoos wat 'er toe kan geleiden. De algemeene wil is altoos rechtmatig, maar de oordeelsvelling uit óm algemeenen wil voortkomende, is niet altoos genoegzaam verlicht, om te konnenonderfcheiden. Men moet aan 't volk de voorwerpen doen zien, zo als zy zyn ; fomtyds zo als zy hun moeten toefchynen ; hun den goeden weg, welken zy zoeken, aanwyzen; hen bewaren voor de bedrieglyke verleidingen der byzondere belangens; hun de plaatzen en tyden vertegenwoordigen , waar door zy in daat gefield kun- ' nen worden, om een goede keus te doen. Eenige particulieren zien het algemeene nut, dat zy verwerpen. Het algemeen of het publiek wil het nutte, maar ziet het niet. Allen hebben zy raadsluiden en geleiders nodig. Aan de eerden moet men leeren, hunnen wil aan de reden en de billykheid te onderfchikken; aan de andere moet geleerd worden het geen hun wezenlijk van nut kan zyn. Alsdan zal uit de algemeene kundigheden, het algemeen vermogen om wel te doen , voortkomen: waar op dan de noodzaaklykheid , van een wetgever gegrond is. IV. Deel. ( M ) Fan  C 178) Van den Wetgever. Men moet bekennen, dat de raak eenes Wetgevers ten uitterde moeilyk is, dewyl hy, die in anderen het fchadelyke der driften wil voorkomen, de kracht dier driften moet kennen, zonder zelfs 'er door aangedaan te zijn. De Wetgever is in allen deelen , en in allen opzichte een eenig en byzonder mensch in den Staat : wart indien hy uit hoofde van zijn vernuk en verkregenc kundigheden, boven het gros zyner medeburgeren moet verheven zyn , zo is het ambt dat hy bekleedt ook boven alle andere verheven. Hy is noch Magidraats perfoon , noch Souvcrain. Zyn ambt bedaat in eene zekere voordelling van zijnen wil , welke op den algemeenen wil, (dat is te zeggen cp't geen voor het algemeen het heilzaamiïe is) moet gegrondvest zijn. Want indien het onbetwistbaar is, dat de geene die aan Menfehen gebiedt , niet aan de wetten kan gebieden, zo kan de geen die aan de wetten gebiedt , het gebied over menfehen niet voeren ; dewijl anderzins zijne wetten de uitfpraak zijner driften wezende, veeltijds tot geen ander einde zouden worden gebruikt, dan om zijne ongerechtigheden te vereeuwigen; daar hy nimmer zou kunnen vermeiden , hoe rechtmatig hy ook wilde handelen , dat byzondere belangens de deugdzaamheid zijner inltellingen , benadeelden. Wan-  C r7P) Wanneer Lycurgus wetten aan zijn Vaderland gaf, begon hy daar mede, dat hy afdand deed van de Souverainiteit. ■ In veele Steeden van oud Griekenland was het in gebruik , om aan vreemdelingen (welke geen deel aan de uitvoering der Wetten konden krijgen,) de in Pelling of het maken dier wetten toetevertrouwen. De latere Gemeene - besten van Italiën volgden dikwijls deze voorbeelden, en bevonden 'er zig wel meede: hoe zeer dat men hier toe niet altoos vreemdelingen behoeft te kiezen. Dan om te tonen, hoe gevaarlijk hetzy, devoldrekte wetgevende en de voldrekte uitvoerende macht i'n dezelve handen te laten, behoeft men degts het oog te daan, op het geen in Romen , ten tijde het in bloey was, gebeurde, naamlijk, toen het de wetgevende en de uitvoerende macht , aan dezelvde Hoofden aan.de Tienmannen toevertrouwde. Intusfchen nogthans is het zeker, dat de Tienmannen of het Tienmanfchap zig nimmer ( wat het uitterlijke aanbelangt) aangematigd hebben, om door eigen auctoritcit of gezag een wet intevoeren. Niets van het geen wy doen, zeiden zy aan het volk, kan als eene wet doorgaan , ten zy gy ''er uwe toeflemming aan geeft. Zyt gy dan zelfs de aubleurs, de inflellers van die JVetten , welke uw geluk moeten bevorderen. Hy dan, die de macht heeft om de Wetten ter uitvoer te brengen, kan geene nieuwe en met de (Ma) reeds  ( i8o) reeds in gebruik zynde ftrydige wetten maken. Dus doen zig dan in het' werk der Eerfte Wetgeving twee zaken op, welke byna onuitvocrlyk fchynen. Eerftelyk eene onderneming, welke al het Menfchlyk vermogen eischt; welk vermogen nogtans van een anderen kant befchouwd, geen eigentlyk vermogen kan genaamd worden. Eene andere moeilykheid, welke den grootiten aandacht verdient, is , dat een wetgever welke in zyne taal aan het volk zou willen fpreeken door het zelve niet altoos zou ver/taan worden; Nu is het zeker , dat algemeene inzichten ten nutte van het volk niet altoos door het volk zullen verdaan en begreepen worden. Algemeene redeneringen en oogmerken waar van het nut nog ver af is , zyn merendeels buiten hun bereik : zy ovcrtrelfen het begrip dat zy 'er zig van vormen kunnen,- want daar een ieder geene regeringswys hoog fchat dan naarmate hy 'er zyn byzonder belang by is vindende, is het hem dus ten uitterfte moeilyk om te bevroeden dat het geene hem voor het tegenwoordige werklyk geld of moeite kost , overeenkomftig met een goede wetgeving zou kunnen zyn. Op dat dan een nieuw Volk (een Volk dat tot dus verre in geene geregelde Maatfchappy geleefd had) de grondbeginzelen der gezonde Staatkunde zou kunnen fmaken, behoorde het al-  ( »8i ) alle de voordelen eener wel ingerichte Maatfchappy te kennen ; het welk onmooglyk is. De Wetgever dan , zig, noch van de Macht noch van eene overtuigende redeneerwyze kunnende bedienen, is gehouden , om de tusfchen komst van denGoddelyken wil en bevelen, ten zijnen behoeven , of om beter te zeggen ren behoeven van het Volk, aan het welk hy Wetten geven wil, aantevoefen (*). Al- C*) (Dit is het, zegt onze Schryver dat alle de Vaderen der INatien dwong , om de tusfebenkomst van den Hemel te beweeren. Maar dit is bet , zeggen wy , waar door het ten duidelykfle blyken moet dat zonder eenigen Godsdienst het onmooglyk is, een Volk tot een Maatfchaplyk Volk te maken, of om het in een welgeregelde Maatfchappy te regeeren. Dit toont onze afbenkelykheid van een Opperwezen. Dit toont dat een mensch zonder Godsdienst een wangedrocht is, en dat een Maatfchappy waar in het Opperwezen niet geëerd gediend en gevreesd zou worden , ( wat ten minflen bel algemeene gros der natie aanbelangt,) voor een enkele herfenfehim te houden zyn. Wy willen geenzins onlveinfen, dat wy hier onzen fchryver (die in zeer veele opzichten voor een ten uitterft kundig, diepzinnig en deugdzaam man moet gehouden worden ) niet in allen delen hebben naar gevolgd. Hy redeneert hier zo afgetro kken, en ( zo ( M 3 ) als \  C 182 ) Alvorens dit artikel te eindigen kunnen wy niet nalaten hier ter neder te (lellen, het geen onze fchryver omtrent den Wetgever zegt. De groote de verhevene ziel van den Wetgever is het wezenlyke wonderwerk , dat zijne zending moet bewaarheden en bewyzen. Een ieder kan fteene Tafelen maken of een zogenaamde Godfpraak omkopen, enz. De geen die niet anders zal weten dan dat, zal mooglyk zo ver kunnen komen, om eene troep onzinnigen te verzamelen, maar nimmer zal hy een Rijk '{lichten ; ten minden zal de Staat door hem gedicht hem niet overleeven. Ydele bedrieglijkheden kunnen fchielijk voorbygaande verbindtenisfen te weege brengen,-maar daar is niets dan de wijsheid, welke ze duurzaam maakt. —— De Joodfche wet altoos aanwezig, die van het kind van Ismaël welke zcdert tien Eeuwen de helft van de Waereld beheerscht, verkondigen nog heden ten daage de groote mannen, welke ze voorgefchreeven hebben ; en intusfchen dat de hoogmoedige Philofophie , of de blinden yver der partijfchappen in hen niet .anders dan gelukkige bedriegers ziet , zo bewondert de waare Staatkundige , in de indellingen dezer groote mannen r die voortredijke genie, welke als het fommigen niet geheel ten onrecht zoude voorkomen ) zo zonderling, dat wy, daar onze voor felUng op de ondervinding jleunt , die litver dan de zyne hebben willen gebruiken.  ( i83 ) ke aan de Wetten hunne bedaanbaarheid mede. deelt. Hier uit moet men met Warburton niet-heiluiten , dat onder ons de Staatkunde en de Godsdienst een en het zelfde oogmerk heeft ; tam wel dat in de oorfprong" en het beginzel der Natiën de eene ten deun van de andere is diende (a). Van het Volk. Even gelyk de Bouwmeester, alvorens een groot gebouw opterichten, den grond waar op het moet deunen , peilt, ten einde te weten of die den last zal kunnen dragen ; even zo begint de wyze Wetgever niet met Wetten die op zig zelfs goed zyn aan een Volk te geven ; maar hy onderzoekt voor af, of zy voor het Volk waar voor zij moeten dienen , gefchikt zyn. Daarom is het , dat Plato weigerde aan de Arcadienfers en Cyrenienfers Wetten te geven; wetende, dat beide deze Volkeren ryk waren , en dat zy de gelykheid der danden niet verfa) Wat onze Schryver ook zegge moge ; zeker is het dat alle gezonde Staatkunde, op eene redelyke Godsdienstoefening meet gegrond zyn, ze als ivy hier boven aangetoond hebben. (M4>  C 184 > verdragen konden. Daarom is het, dat men in Creta goede Wetten en ondeugende menfehen vond , en zulks , om dac Min% e£n y «n™ hoos en bedorven was aan den teugel der Wet ten had willen binden. 6 Verfcheide beruchte Natiën zyn 'er geweest die nimmer'goede Wetten zouden hebben kunnen dulden , en onder die welke 'er voor vat- Z}1 geWCeSt' Zyn 'Cr nmr wcinige voor dewelke zy op den duur zouden hebben kunnen bedaan. De Volkeren even als de menlchcn zyn met gedwee en buigzaam , dan m hunne jonkheid. Zy Zyn zelden voor verbetering vatbaar als zy oud geworden zyn; want, wanneer eenmaal de gebruiken zyn ingellopen wanneer de vooroordeelen wortel gevat hebben is het een gevaarlyke en ydele onderneming ,' d e te willen uitroeyen. Het volk zelfs kan niet lyden , dat men zyne kwalen aantast om Het is niet, dat even gelyk eenige ziektens welke den Mensch dermlte ÓangeSt hebS de zy hem het geheugen van het voorledene doenjeriiezen; 'er in de voortduring der Staaen of Maatfcnappyen, zodanige omwentelingen plaats grypen, waar door de Staat, door het vuur der Burgerlyke oorlogen geheel" den , om zo te fpreeken uit zyne asfche dp' nieuw  C 185 ) hieuw herboren wordt, en al de kracht der jeugd wederkrygt na uit de armen des doods opgeftaan ' te zyn. Dusdanig was Sparta ten tyden van Lycurgus. Dusdanig was Romen na het verdry ven der Tarquiniusfen. Dusdanig zyn onder ons geweest, Zwitzerland en het Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden , na dat deeze zig aan hunne dwingelanden onttrokken hadden. Maar -deze gebeurtenisfen zyn zeldzaam , en het zyn uitzonderingen , waar van de reden in de byzondere conftitutien dier Staten te vinden is. Zy kunnen zelfs geen tweemaal voor het zelfde Volk plaats hebben ; want het kan zig vryvechten zo lange het na de hedendaagfche wys niet geheel befchaafd is ,• dat is te zeggen zo lange het perfoneel belang niet alleen de dryfveer van de daden der particuliere burgers is, of om my nog anders uittedrukken, zolange zy een gedeelte van hun byzonder belang aan de algemeene vryheid willen opofferen. Maar zo haast door de grootfte hoop der Burgers het algemeene welzijn aan het byzonder belang wordt opgeofferd; van dat ogenblik af aan, is 'er geene hoop meer , om tot vorige vryheid te geraken. Alsdan kunnen deoneenigheden den ftaat tot zijn ondergang brengen ; maar. nimmer kunnen de omwentelingen, door die oneenigheden veroorzaakt, hem herftellen. Het Staatkundig gebouw berst van elkander. De deelen 'er' van verfpreiden zig wijd en ( M 5 ) zijd;  C 136) zyd, zo haast de kluifters die het verbonden van een gereeten zyn. Gelyk de natuur de hoegrootheid der menfehelyke geftajteitó heeft bepaald , in zo verre, dat die geen, welke den gemeenen maat het zy in 't meerdere het zy in 't mindere te buiten gaan, voor reuzen, of dwergen gehouden werden ; even alzo zyn 'er zekere bepalingen, buiten welken één Staat, om weigen geld genaamd te worden, niet gaan kan. Hy behoorc zo groot te zyn, dat hy zig ten mmften tegen de eerfte aanvallen kan verdedigen. Hy moet zo groot niet wezen, dat die grootheid hem zelfs tot een last verftrekt. Dusdanig was het Romeinfche Ryk, na dat het klein Azie , een gedeelte van Afrika , Spanden en Öallien aan zig vereenigd had. ■ In het Staatkundig lichaam is dan een Maximum van Macht, welke het niet mag overfchreeden, en waar van het zig verwydert naar mate het zig vergroot of uitbreidt. Dewyl, hoe meer de Maatfchaplyken band zig uitbreidt, hoe minder hy verbindt, en hoe zwakker hy wordt; zo moetin'talgemeen genomen, een Staat van middelmatige grootheid fterker zyn, dan een, die te zeer uitgebreid is. Veelvuldige redenen bewyzen zulks. . Eerftelyk wordt de adminiflratie in de verafgele°ene landfehappen moeilyk, en zy worden kostbaar , naar mate de afftanden groter worden ; want hoe verder afgelegen dat eene Provintie is, hoe meer bediendens 'er nodig zyn om die te re- gee-  C ) geeren; hoe grooter het getal derkrygsknechtet) wezen moet, en vooral, hoe meer macht de eerite bediendens, als Gouverneur of Onderkoning , dienen te hebben. Dit vermogen moet ook met een geëvenredigen luider gepaard gaan, en deze kan niet ten toon gefpreid worden , ten zy de jaarwedden daar aan voldoen. Deze jaarwedden nu moeten getrokken worden of van het volk, waar de Gouverneur ol Onderkomng refideert, of wel van de Hoofddad. In beide deze gevallen is het nadelig aan het geheele Lichaam van den Staat. Ook vindt men nergens meer onderdrukte en arme ingezetenen dan in die Provintien, die het verde van de Hoofddad afgelegen zyn , en geene brengen aan den Staat minder voordeel by, hoe voordelig anderzins hunne plaatslyke legging, en hoe ryk de natuurlyke voortbrengfelen ook wezen mogen , als die zelve verafgelegene Landfchappen, waar uit blykt, dat de Staat weinig voordeel 'er van kunnende trekken , zy geenlints gefchikt zyn , •om de wezentlyke macht van dien Staat te vermeerderen. , Dit is het nog niet alles; want niet alleen heeft het Gouvernement of de algemeene Regering minder vermoogen om in die afgelegene gewesten de Wetten te doen eerbiedigen en naarkomen; om de knevelaryen te beteugelen; om de ingeflopene misbruiken tegen te gaan ; om de oproerige ondernemingen in hun beginzel te duiten; maar het geen van geen minder aanbelang  C 188 ) Jang moet gehouden worden, is, dat het volk Vorst "of "rfn T Hft heeft voor hun^ï of flegts ter loops eens zien mogen. Het volk heeft ook geen liefde voor het Vaderland, daarzy de geheele Waereld als hun Vaderland moeten befchouwen; te meer, daar de bediendens van oen vorst de Gouverneurs en anderen , zeer zelden uit het midden hunner medeburgers gekozen worden. Hier by komt nog, daf de zo zeer onderfeheidene volkeren (daaf'zy onderzo verfchillende luchtdreeken wonen ) niet door gelyksoortige wetten kunnen geregeerd worden. Nu, tegenovergeftelde, of byna tegenoverge^rrVY™ Gn dezelfden flaat, kunnen met dan tweefpalt en opeenigheid te wege brengen ; daar de Volkeren onder een en hft elfde: Opperhoofd levende, 'er om die reden tusfchen hun een gedurige communicatie plaats beeft. Eemgen onder hen, gaan van het eene gewest tot het andere ovèr.g Zy vesrig n zi| aldaar, en treeden in het huwlyk. Daar zynde, moeten zy zig aan geheel andere gewoonens en gebruiken, (dan die in hun land plaats hebben,) onderwerpen. Het erfdeel hun'? Vaders en al wat haar volgens rechten te beurt zou gevallen hebben, wordt hun door die te- beS gG T"iet duideIyk'> ™ar ^ider betwist; waar door zy aan de langwyligde ver- geS zyn. Gn k0Stbaanfle Plei^4en blootDe  (i89 j De verdienden kunnen ook in een zo uirgebreiden ftaat niet te voorfchyn komen. De deugden worden vergeten ; de misdaden blyven ongeftraft,- om dat men ze in die ontallyke menigte van 'menfehen welke de regering uit alle oorden by een verzamelt, en welke vreemd aan elkander zyn, niet kan onderfcheiden. De Vorst, ja, zelfs zyne eerfte Ministers door bezigheden overladen , moet het Ryk of de Staat door commizen geregeerd worden. Eindelyk, de maatregelen die men nemen moet, om al de bediendens van den Staat in toom te houden, voornamelyk die , welke zig in verafgelege bezittingen bevinden, neemt het grootfte gedeelte van dien tyd weg , welke men had moeten gebruiken, om het Volk gelukkig, bygevolg om den Staat ontzachlyk te maken» blyvende 'er van al die groote macht ter naauwer nood zo veel over , als vereiseht wordt, om een vyandlyken inval te keer te gaan. En dus is het, dat een naar zyn conftitutie te groot Staatkundig gebouw inftort ,* wordende het door zyn eige zwaarte verpletterd, en onder zyne puinen begraven. Van den anderen kant , moet de Staat zig een zekeren gronddag bezorgen, wil hy eene genoegzame macht een genoegzaam vermogen bezitten, om de binnelandfche beroertens, om de buitenlandfche aanvallen, welke beide hem zekerlyk zullen ontrusten met goed gevolg te keer te  re gaan : want alle de Volkeren bezitten een foort van zwaarte en kragt, door welke zy zig gedurig ten posten van hunne naburen trachten uittezetten, en hunnen kring te vergroten. Dus lopen de zwakkere gevaar , om in dien kring der machtigen medegevoerd en ingelyfd te worden; en zeker, geen Staat kan zig zeiven behouden, dan door zig in een foort van evenwigt met zyne naburen, het zy door wezenlyke , het zy door betreklyke macht ,. gelyk te dellen: waar door dan ook de drukking van alle kanten byna evenredig zy. Men ziet hier door, dat 'er redenen kunnen zyn om zig uittebreiden, en ook redenen om zig in een nauweren kring te beperken,- en het is geenzins eene der geringde kundigheden van den Staatsman, om tusfchen deze beide datgee. ne te vinden, 't welk het gefchikfïc het veiligfie voor den Staat mag gehouden worden. Men kan in 't algemeen zeggen, dat het eerde geval aan het tweede moet ondergefchikt blyven ; dewyl men zig veel meer nut van een goede innige conditutie , dan van een te zeer Uitgebreid grondgebied, kan beloven. - . Voor 't overige zyn 'er Staten geweest, welke uit hoofde van hunne conditutie als gedwongen waren, om conquesren te maken , dermaven; dat zy om zig te behouden, zich deeds uit- brei-  C^1 ) breiden moesten. Mooglyk waren zy met dese gelukkige noodzaaklykheid verblyd, hoe zeer deze noetans, in het toppunt hunner grootheid , het oogenblik van hunnen ondergang , onvermydeiyfc maakte. Men kan een Staatkundig lichaam op twee verfchillende wyzen uitmeten, als namentlyk, na d'uitgeftrektheid van het grondgebied, en na het getal der inwoonders; en 'er is betreklyk deze twee bepalingen, een zekere maatftat, waar na men over de eigenlyke grootheid en macht van den Staat, een ryp oordeel vellen kan. Het zyn de inwoonders die den Staat uitmaken; en het land is het, welk de inwoonders voedt. De betrekking is dan, dat de hoe grootheid van het land genoegzaam zy, om de inwoonders te voedenden dat 'er zo veele inwoonders zijn, als het land voeden kan. In deze evenredigheid bedaat het maximum der macht van een gegeven getal volks. Want, indien 'er land te veel is, wordt de bewaring 'er van fchadelijk; de landbouw wordt ongenoegzaam, en de voortbrengzelen overtollig; het welk de oorzaak totaandaande defenfive of verwerende oorlogen geven moet. —■ Indien 'er geen land genoeg is, bevindt zig de Staat voor dat gene aan zijne inwoonders ontbreekt, ter discretie van zijne naburen, het welk de aanttaande oorzaak is van offenfive of aanvallende oorlogen, — ten Volk dat door zijne pofitie of plaatslij ken toedand en omftandigheden niets voor zig heeft, om zig een beftaan te bezorgen, dan den oorlog of den Koop- han-  C 19a ) del, is zwak in zig zelfs. Het hangt van zijne naburen, het hangt van de omftandigheden af. Het kan niet dan een kort en onzeker beftaan hebben. Het overwint, maakt conquesten en veranderd van fituatie, of omftandigheden,- of wel het word overwonnen, en is niets. Het kan zig niet vry houden, dan door zig byzonder klein of ten ukterfte groot te maken. Het vervolg hier na.  LETTERNIEUWS, jBy J. ALLART, te Amjlerdam, wordt uitgegeven: PLA&J van bet oprigten van een Corps ZEE-SOLDAATEN, uit bevaaren Matroozen, door den Heer Ridder VAN K1NSBERGEN ontworpen onder den Tytei van ZEEMANS - DROOM: a s en i halve Stuiver. By gemelde word uitgegeeven : TWEEDE DRUK der NEDER LANDSOIÉ GEZANGEN van Mr. HIE; RONYMUS VAN ALPHEN, in gr. 8vo : a 12 Stut* Dit Stukje behelst de volgende onierwerpen : Aait Prins Willem I., ter geleegenbeid van het timede Eeivwfeest der Unie. 2. De Dood van Prins Willem I. 3, De Slag by Nieuwpoort. 4. Het Beftand. 5. Zee-Ge zang der Matroozen na de verovering der Spaanfche Zilver-Floot. 6. Volkslied na de afkondiging van denMun,Jlerfcben Vreede. 7. De Liefde voor het Vaderland een pligt van het Cbrijlendom. By voorn Boekverkooper is te bekoomen : DE TWEEDE DRUK van het ZEEMANS HANDBOEK, in gr. 8vo. en in klein 8vo., door J. F. MARTI. NET, Predikant te Zutpben. Als mede van den SCHEEPSDIENST van den Ridder van KINSBERGEN, uitgegeeven door C. A. VERHUELL, nog eèhl, ge weinige Exemplaaren : a ƒ 1 : In de meefle Steeden dezer Republiek wordt thans uitgegeeven, (Prys 22 ftuiv. ) VRYMOEDIG en STAATKUNDIG ONDERZOEK va-n een GELDERS» MAN , na de OORZA YKEN van d n langen ea bacblyke TOESTAND des VADERLANDS , en na de MIDDELEN tot HERSTEL van deszelfs aloude MAGT en AANZIEN , door eene wézenlyke en beftendige VERBEETERING der LAND en ZEEMAGT. Verhandeld in VII. BRIEVEN van een Heer te ZUTPHEN aan een Heer te DEVENTER. By den Boekverkooper HOLTROP te Amftetdam; zal in 't Nederduitsch uitgegeeven worden: I. Hifloire de la Revolution Americaine, par l'Abbé RAIN.4L. II. Apologie de lAmerique, par Mr. ANQUETIL DUPER. RON; en III. ANDREWS Lettres ontbe pref ent Situatioi tf Af airs. —  Dit Werk, waar van Jaarljrks XII. ftukjens tenpryzevaa ƒ6. üitkdomen, én nóg wéinige korripleete Exemplaaren van 6 deelen voor ƒ 14. alomme te krygen zyn, wordt uitgegeven te Amjlerdam By Allart en Holtrop , en is mede te vinden by de verdere Boekverkoopers aldaer — En wyders te Alkmaar by Maagh, Verlaan en DischJer. Hobm Vermande. Haarlem Van der Aa, Walree, v. Deldenen anderen Franéker D. Roniar. Groeningen Huyfingh , Dikema, Doekema en anderen. Hariingen van derPIaats. Leeuwarden'} resling, Cahais, enSiccama. Deventer Frieswyk, Leemhorst en Rah. Zutphen v. Bulderen. Delft De Groot en Poelman. 'sHage Bouvink ; v. Cleef; Menfert; Plaat; Thier- ry; Wynants; en anderen. LeiiffiHogeveen; Heyligert; HonkoopjHerdinch • Lucht- mans; Pecker. ° ' Middelburg Abrahams; BohemerjP. Giliisfen; Ouelerv en de Vin. ^- **■ ViisBngen Corbelyn enBruyn. Zierikzee J. de Kanter en Zoon. Rotterdam Arrenberg ; Bennet en Hake; Burgvliet ■ BorrnL- v. d. Dries; Holfteyn; Hein; D. en A. Vis. Goes Hu'sman. Schiedam Poolman; enBakker. Breda Oukoop. Briel Verbell. Dordrecht Blusfé en Zoon; v. Braam; de Haas; de Vlucht en Wanner. Gouda v. A Klos en Verblaeuw. Arnhem Ny noff; Moeleman; Troost. Nynegen Wolffen; van Campen; van Goor. 's'Bofch Pallier. Gorinchem Horneer; cn van derPyl. Z Bommel Salmons. r/jWRepelius. Utraht v. d. Brink; Kribber; G. T. en A. van Paddenburg Sprmt; Stubbe; de Waal,- ten Bosch; v.d. Veer,' v isch; Wild; en anderen. Maasfluis, van der Burgh. Zwolle Clement; Tyl; Hoftman; en Hoogop. Harderwyk Kasteel; en van der Lucht. Zaendam Kwakkelftein; en anderen. Enkhuifen Klenck en Fiancx. Furmmnde Keifer.  C 193) ME NGELVERK, Tweede Vervolg over de Grondbeginfelen van het Staats-Recht. Vryelyk uit het Fransch nagevolgd en met aanmerkingen 1 vermeerderd. MEn kan niet nauwkeurig de uitgefbektheid van een land bepalen , nodig tot onderhoud van een zeker getal menfehen; zo uit hoof de van de aanmerkelyke verfeheiden heden welke ' in de hoedanigheden van de gronden gevonden worden, als in de meer of minder vruchtbaarheid, in het foort zyner voortbrengzelen, en den invloed, welken de verfchillende Climaten daar op hebben: als ook uit hoofde van de verfcheidenheid, welke men in de lichaamsgesteldheid der menfehen die deze landen bewonen, ontwaar wordt, waar van de eene in een vruchtbaar land weinig voedzel nodig hebben, intusfehen dat anderen m onvruchtbare landen zeer veel fpys gebruiken. Want men weet, dat in 't algemeen de Inwoonders der gematigde en vruchtbaarlle Itreeken van Europa, by voorbeeld de Italianen, veel minder •wo/idzel dan de Zweeden, Deenen of'Noordwegers , enz. gebruiken. Men moet ook in aanmerking neemen, de meerdere of mindere vruchtbaarheid der Vrouwen; als ook dat geene, 'twelk in een land de bevolking natuurlyker wys min of IV. Deel. ( N ) meer  C 194 ) meer kan bevoordelen ofbenadeelen: waardoor de fchikkingen door den Wetgever beraamd, veel af, of toe kunnen doen , ja dermate , dat men niet altoos gerechtigd is, om te oordelen naar het geen men ziet, maar naar het geen men op goede gronden berekenen kan , dat zou kunnen zyn. Eindelyk, 'er zyn duizend gelegenheden, alwaar men door de plaatslyke toeftand gedwongen wordt, om een groote hoeveelheid land's in bezit te neemen , als voor de tegenswoordige bevolking zou nodig fchynen. Dus, by voorbeeld, zal men Zig meerder uitbreiden in een bergachtig land, alwaar de natuurlyke Voortbrengzelen als boomgewas en weiden minder arbeid eifchen, en waar de ondervinding leert, dat de Vrouwen vruchtbaarder zyn dan in de vlaktens, en alwaar een zeer uitgebreide hellende grond flegts een klein gedeelte effene vlakten geeft, de eenigile nogtans welke men eigenlyk voor kostgronden kan doen dienen. Integendeel, kan men aan den Oever der Zee nader by elkander wonen. Want offchoon de Zeekusten doorgaans uit onvruchtbare rotzen en barre zanden beftaan , zo ziet men, dat de visfchery voor een goed gedeelte de voortbrengzelen der landeryen vervangt: behalven, dat ter dier plaatzen de menfehen meer verzameld moeten wezen , om de aanlandingen van Zeefchuimers te keer te gaan; als ook, om dat men aan den Oever der Zee meer gelegenheid heeft, om indien de Volkrykheid te groot wierd, Colonisten naar elders af te zenden. Fan  ( 195 ) ■ Van de onderfcheidene Siftema's of GrondPellingen van Wetgeving. Wanneer men in een ftelzel van Wetgeving onderzoekt , waar in dat eigenlyk het grootfte goed van allen is beftaande, zal men bevinden, dat het op deze twee hoofdzaken uitkomt; vryheid, en gelykheid. De vryheid ; om dat alle byzondere afhankelykheid het lichaam van den Staat verzwakt. De Gelykheid; om dat de vryheid zonder haar niet beftaan kan. Ik heb alreeds gezegd, wat burgerlyke vryheid is. Men moet door dit woord niet verdaan, dat de trappen van macht en van rykdom volftrekt .dezelve zouden zyn ; maar dat, wat de macht aanbelangt, zy altoos beneden de moedwilligheid zy, en dat zy nimmer uitgeoeffend werd dan uit hoofde van den rang en van de Wetten. Wat den rykdom aanbelangt; dat geen burger zo ryk zy , dat hy een ander burger zou kunnen kopen; en geene arm genoeg, om verplicht te zyn zig te moeten verkopen. Verders behoort hier toe, het geen van wegens de grooten of vermogende, matigheid in rykdommen en crediet, en by de gemeenen of min vermogende, matigheid in de begeertens en hebzucht, veronderftelt. Deeze gelykheid zeggen fommigen, is een bespiegelende herfcnfchim, en kan in de Practyk of uitvoering niet beftaan. Maar indien het misbruik (Na) on-  C 296 ) onvermydelyk is, volgt hier dan nog uit ; dat men het ten miniton niet moet trachten intetoomen ? Het is juist daarom, wyl de kracht der dingen altoos daar henen leidt, om de gelykheid te vernietigen, dat het vermogen van de Wetgeving alles aanwenden moet, om die in ftand te houden. Maar deeze algemeene voorwerpen eener goede inftitutic moeten ingericht en ge-vyzigd zyn, in de onderfcheidene landen, volgens de betrekkingen die 'er plaats hebben ; 't zy volgens de plaatslyke legging, 't zy volgens den inborst der .Inwoonders; en het is volgens die betrekkingen, dat men aan ieder volk een byzonder famendel van Wetgeving moet toepas en. Hier moet dan niet gezien worden, of zo een famendel voor het beste mooglyk moet gehouden worden; maar of het voor den daat voor welken het is gefchikt, in dier voegen moet worden befchouwd. — By voorbeeld, is de grond laag en moerasfig of hoog, deenachtig en onvruchtbaar; of wel is het land te klein in eveni edigheid van zyne inwoonders? Wend u alsdan naar de Industrie en Konden Richt Manufacturen en Fabrieken op: dan kunt gy uwe bewerkte waren in ruiling geven voor die producten, welke u ontbreeken. Be/u gy in tegendeel ryke of effene gronden en vruchtbare heuvels? Hebt gy in zulk een land wein'g Inwoonders? Bedeed dan alle uwe zorgen tot den landbouw. Daar door zult gy uwe Inwoon-  woonders vermeerderen. Verjaagd de konden , welke niets anders zouden doen, dan uw land ontvolken , met op een zeker dip lands alle de Inwoonders zamen te doen rotten; ik meen, met een dier zo zeer bevolkte Hoofddeden tevestigen, welke aan de bevolking, zo nadelig zyn. Wilt gy een luiderryk maar fehielyk voorbygaand bedaan hebben ? . Bedekt de Zee met uwe Scheepen. Legt uw geheel en al op den buitenlandfchen handel en Zeevaart toe. Befpoek de Zee op uwe kusten niet dan byna ongenaakbare Rotzen waar door de communicatie met uwe naburen moeilyk wordt'?• Ey! leeft zonder hen. Blyft als 't Wezen moet onbeichaafd. Gy zult geruster leven, ja misleiden zult gy deugdzamer zyn-, en voorzeker gelukkiger. Met een woord; behalven de algemeene grond* regelen, welke aan alle Volkeren of Staten gemeen zyn, zo heeft ieder Volk in zig tets, da" het van alle andere onderfcheidt; waar door zo eene Wetgeving enkel en alleen voor zo een Volk gefchiktis. Aldus is het, dat eertyds de Hebreen•wen den Godsdienst, dat At henen de fraaye 'etteren ; Carthago en Tirus, den Koophandel; Rhode'f het Zeewezen; Spar te den Oorlog en Romen de Deugd, tot den voornaamden grondflag hunner Staatkundige regeering hadden. Het geen de conditutie van een Staat wezcnlyk Herken duurzaam maakt, is, wanneer de overeenkomftigheden dermate naar gekomen worden, dat ( N 3 ) de  ( *9* ) de natuurlyke betrekkingen en de Wetten het omtrent dezelfde poinéten of hoofden, onderling altoos gelyk zyn ,• en dat deeze laatfte byna niets doen, dan de andere te Hoven, te vergezellen en te verbeteren. — Maar wanneer de Wetgever een verkeerd Sistema volgende, een ander grcndbeginzei aanneemt dan dat, welk uit den aart der zaken voortvloeit; dat by voorbeeld, het eene tot de flaafsheid, het andere tot de vryheid, of het eene tot de rykdommen, het andere tot de bevolking, of wel ook het eene naar den vreede, en het andere naar de Conquesten of veroveringen geleiden; als dan zal men de Wetten allengskens zien verzwakken. De Staat, welks conftitutie bedorven is, zal fteeds beroerd worden , tot zo lange zy vernietigd of op andere gronden gevestigd is, of wel tot dat de onöverwinnelyke natuur wederom hare rechten zal verkreearen hebben. 5 Het derde ^ervolg hierna. OVER  ( 199 ) OVER DE VRYHEID. Brief van Brutus aan Cicero, nevens eene korte inleiding tot deszelfs opheldering ( * ). Mynheer I FEt zy my vergunt UE. eene der waardigfte ftukken der Oudheid mede te deelen. Het is dien voortreflyken brief, welken Brutus aan Cicero fchreef, by gelegenheid dat deze ten behoeve van Brutus, welken hy beminde en hoogachte,by O&avius Caefar naderhand Augustus moeite aanwende , ten einde Brutus die eene zyner Ooms mcorders geweest was, wederom in Rome zou hebben mogen verfchynen. F Brutus door Atticus van deze omftandigheden (waar van hy geheel onkundig was,) onderricht zynde, was over dien ftap van Cicero ten uitterfte verftoord; dewyl hy ze als eene erkenning der oppotte *) Aan den Schryver van den Staatsman toegezonden. (N4)  C 200 ) perheerfchappy van O&avius aanmerkte ; het welk hem geheel tegen de borst ftond, als willende hy, die de verlosfer van Romen was, zyn Ieven met aan O&avius verfchuldigd zyn. BRUTUS aan CICERO. ,, Ik heb door gunst vznAtticus, dat gedeelte, v> c welk my betrof, in uwen Brief aan Ocla„ Vtus ; gezien. De genegenheid waar mede gy „ u daar voor my uitdrukt, en de moeite, die „ gy neemt om my te beveiligen , zyn groot: „ maar verwekken in my geen nieuwe' „ vreugde. Het is my reeds zo gewoon en eigen „ geworden, goede diensten van u te ontvangen, „ als het u is, die my te doen: en door uwe re„ deneeringen en daden ondervind ik (leeds bly„ ken van uwe Edelmoedige zorg voor my en „ mynen goeden naam." „ Dit neemt nogthans niet wem-, dat het zo « „ evengemelde gedeelte van uwen Brief aan Oc„ tavius, my met zo eene gevoelige droefheid „ en hartzeer getroffen heeft, als myne ziel „ immer treffen kon. Terwyl gy hem voor zy„ ne dienden aan 't Gemenebest bewezen bedankt, „ gebruikt gy uitdrukkingen , zo laag, zo on„ derwerpelyk; dat gy daar door duidejyk toont, „ dat gy als nog eenen Meester erkent; en dat n de oude Dwinglandy, die wy meenden dat wy v ver-  C 201 ) n vernietigd hadden, in een nieuwen Dwinge„ land herleeft." „ Wat zal ik u over dit droevig fiuk zeggen? „ Ik ben befchaamd en verlegen over uwen fchaa„ menswaardigen ftaat: maar gy zyt 'er zelfs de „ oorzaak van, en het is myne fchuld niet, zo „ gy in deze beklaaglyke omilandighcid u zeiven „ leert kennen." „ Gy verzoekt Oclavius my genadig te zyn en „ my by het leven te fpaaren. Gy „ beoogde daar door myn welzyn , maar zoekt ,, inderdaad naar myne ellende, en een lot er„ ger dan den dood, waar van gy my verlo.sfen „ wilt ; want geen foort van dood is 'er, dien „ ik niet liever kiezen zou, dan een leven op zo „ een wys te behouden." „ Herdenk eens, bid ik u, welke uitdrukkin„ gen gy in uwen brief gebruikt; en kuntgy, „ zo gy ze billyk overweegt, ontkennen, dat zy „ den laffen ftyl houden van een ootmoedig ver„ zoek een's flaafs aan zynen trotfchen Meefter, „ een's onderdaans aan zynen Koning? Gy zegt „ aan Oclavius, dat gy hem eene bede te doen „ hebt, en hoopt dat hy ze u vergunnen zal; om „ namentlyk zulke Burgers te behouden, die van „ voortreflyke Luiden geacht, en van 't Room,, fche Volk bemind worden.' „ Deeze is die eerlyke bede, die gy hem doet. „ Maar wat dan , zo hy ze niet inwilligt, en ons ( N 5 ) „ wei-  C 202 ) „ weigert « behouden ? — h 'er geen ander „ middel t onzer behoudenis overig ? Maar „ vvaarlyk, ik verkies liever verloren te gaan 'dan „ door zyn gunst te leven." „ Ik geef nogthans tot zo verre den moed niet „ Verloren, dat ik my den Hemel op het Room„ jche Woik zo verdoord en tot deszelfs onder„ gang genegen verbeelden zou, dat gy OSia„ vtus eerder dan de onfterfelvke Goden zoudt „ mpeten fitteken om de behoudenis, ik zeg, niet „ van de veriosfers der gantlehe Waereld, 'maar „ van den geringlten Burger zeiis van Romen." „ Het ftaat my vry zo hoog een toon te voe„ ren; en 't past my zeker te tonen, dat ik my „ niet verwaardigen wil, hem te bidden, dien „ ik my niet verwaardig te vreezen.' „ Heeft O&avius dan de macht, om ons te „ behouden of te verderven? En dewyl gy hem „ daar door voor een Dwingeland erkent, kunt „ gy u zeiven dan nog zyn vriend noemen? En „ dewyl gy myn vriend zyt, kunt gy dan nog „ wenfchen,my te Romen en ter genade eensge„ weldenaar's te zien? En evenwel, dat zulks „ hier 't geval zy, moet gy opentlyk belyden, „ dewyl gy van een harsfenlozen jongeling vern lof tot myn wederkomst verzoekt." „ Gy doet hem meenige beleefsheids - betui„ gingen en ontelbare dankzeggingen. Hoever- „ dient  ( 203 ) , diefit hy die, 'bid ik u, indien gy hem nog om , ons leeven bidden moet , en onze vryheid van ',' zyne goedertierenheid afhangt? Moeten wy " 't als eene toegevenheid in Oclavim aanmerken, dat hy liever gewilt heeft, dat wy hem, * dan Antonius, fmeeken zouden? Zyn zulke " latTc fmeekingen de eigenlyke beden niet, die men Dwingelanden doet ? En zouden wy " nogtans, die den eenen zo ftoutmoedig verne„ derden, ons nu weer lafhartig voor den andere gedragen? En kunnen wy, die de Verlos" fers van 't Gemenebest zyn, zo laag van ziel wezen, dat we iets verzoeken, 't welk geen l] Mensch behoorde in zyn macht te hebben om „ te kunnen geven?" „ Overweeg de beklaaglyke gevolgen van u „ lieder vrees en flaauwmoedigheid , in onze „ Staatsverwarringen ; waar aan gy nogtans niet „ fchuldiger zyt dan anderen ! Het Gemeencbest ging verloren, om dat men 't voorverlo' " ren opgaf. Dit verwekte eerst in Cafar den „ lust tot heerfchen. Dit dreef Antonius, door ',' dat oordeel over den Dwingeland niet afge„ fchrikt, voort, om hem in zyne Dvvinglandy „ op te volgen. Dit heeft O&avius dien jongen „ Geweldenaar fchielyk tot zo hoog een trap van macht doen opklimmen , dat de behoudenis van de Hoofden van 't Gemenebest, de Verlos „ fers van hun Vaderland, van zyne zinlykheid " afhangen. Ja, wy moeten onze eer en leven ]\ verfchuldigd zyn aan de genade van een Min„ derjarigen, en zulks, om dat bedaagde Raads- „ hccren  C 204 ) * heeren hem daar voor hunne fmeekfchriften aan „ zyne voeten nederJeggen." „ Helaas! wy zyn geene Romeinen meer' wa„ ren wy d,e zou de deugdzame zucht naar'vTy" ïl r v^rradelyke ondernemirgen van * den fnoodfïen aller Menfehen, in 't beja g n » der Dwmglandy gerrmklyk hebben IZfen „ doen tegengaan; en Marcus Antonmr, die „ was met C^/j macht zo zeer niet ingenomen " z^zvn'J3" V00rC^ lot bevreesd n zou zyn geworden. „ Herdenk aan die gewigtige waardigheid r mede S; * bekleed f aan die hoog t * z Tg,\We,ke gy> hebt waargenomeng Gy " tTvanSf1" ™Rome^ gy^tBurgermeeZ „ ttr van Romen geweest ,• gy hebt famenzweerders „ "iet meer als voo, heen ? fe uw mó d en „ waakzaan,he,d verminderd? En is de gelegen„ hcid om ze te toonen nu zo gewigtig niet? Of x j™t gy groote verraders ten onde? brengen „ en ondertusfehen nog grooter verdragen^ \ „ Geen gy eertyds gedaan hebt wyst u aan, wat u thans te doen daat." ■ ' ,, Waarom zytgy een vyand van Antoniusfh „ t niet om dat hy een vyand was der Vryheid» om dat hy den Staat geweldig aangreep? regt „ van leven en dood inbanden namb en zi/S » eigenwilligen Alleenheerfcher van alle Men- » fchen  C 205 ) fchen opwierp? Waren deze de redenen uwer Vyandfchap niet en van uw befluit, om " geweld met geweld te keeren, en hem eerJ| der van kant te helpen, dan voor Meefter te „ erkennen?" „ Dit gedrag was buiten twyfel lofwaardig. Maar zullen wy nu geen taecrdand bieden, nu ' wy 'er op nieuw reden toe hebben? Heeft uw " moed u begeven ? Of flond hec Antontus met " vry ons tot flaven te maken, en is 't een ander ,, geoorloofd zulks te doen?" Even als of de verandering van namen en per„ lonen de natuur der Slaverny veranderde. Neen. Wy onderzoeken met wien wy tot on• Z zen Meester kiezen willen. Wy willen me. „ mand voor Meester erkennen." „ Wy konden zeker, onder Antonius, aan 't ,, voeren van Opperheerfchappy groot aandeel ge„ had hebben; met zyne waardigheden bekleed, „ en door zyn luider bedraalt geweest zyn. Hy wist dat een van beiden, of onze medewerking „ of on-e toeftemming zyn Alleenheerfching „ over Romen zou bevestigd hebben; en tot welk een prys zoude hy een van die beide met heb" ben gekogt ? Maar alle zyne kondenaryen, " alle zyne aanzoekingen, alle zvne aanbiedingen wezen wy van de hand. Vryheid was ons oogmerk ; deugd onze richtfnoer Eerlyk en al•„ gemeen waren onze inzichten; het welzyn van " ° „ ons  C 206 ) „ ons Vaderland en van 't gancfche Menfchelyk „ gellacht bedoelden wy." J „ Met Oclavius zelfs Haat ons nog een wee „ ter bevrediging open, zo wy dien maar kiezen „ willen. Hoe hevig ook de naam van Cafar # dien ruwen yveraar naar Heerfchappy, mag aan„ gezet hebben, om hen te verdelgen, die Ca„Jar verdelgden, zo nogtans twyfel ik niet, of " u °"S g0ede voorwaarden vergunnen, in„ dien hy daar door onze toeftemming kan win„ nen tot die macht, waar naar hy haakt, en die „ hy vrees ik, bekomen zal." „ Helaas.' wat zal hem zulks beletten? Ter„ wyl wy alleen naar de liefde tot het leven • „ naar de ingevingen van onze eerzucht luiste„ ren: terwyl wy ambten en waardigheden voor „ den prys der vryheid kopen en meenen, dat „ ons nog grooter gevaren, dan flaverny, te " UT'? ftaan' Wat middd Wyft 'er 't onzer 3, behoudenis overie ?" „ Wat hadden wy met het ombrengen des „ Dwingelands anders voor, dan van Dwing„ landy bevryd te zyn? Een belachlyk voorne„ men, een ydele onderneeming, zo de flaverny » hem overleeft! Ach ! wie is 'cr dien de vry *, heid ter harte gaat ? Vryheid die ieder moeste „ ter harte gaan als die 't geluk en welzyn van „ ieder bevordert! Wat my betreft, al moest ik „ alleen voor haar ftryden, ik zou haar zaak niet „ opgeven. INjet dan met myn leven (lap ik van „ rnyn  C 207 ) myn voorn eemen af, om myn Vaderland, dat ik * vry gemaakt heb, bydie vryheid te handhaven. Ik heb een ouden Dwingeland t'onderge„ bracht, en ik zal lyden, dat een onbezonnen iongeling, zyn Erfgenaam, de macht heeft, : Cden Raad te ringeloren; de Wetten te ver,, breeken, en Romen in ketenen te daan? Eene ' macht die geene bewezene gunden en weldaden, geene banden zelfs van bloed, by my ge" heiligd maken konden. Eene macht, die ik " in Cafar niet dulden kon, en in myn eigen '„ Vader had hy ze zig aangematigd, niet zou ver„ dragen hebben." Uw verzoek aan Oëtavius is een bekentenis, dat wy zonder zyne toedemming geene vryheid te Romen hebben kunnen. En kunt gy dro„ men dat de andere Burgers vry zyn, daar wy niet vry leven kunnen ? Maar daarenboven, „ hoe kan uw verzoek zelf voldaan worden? Gy bidt hem, dat hy ons het leven fchenke. Wat dan, zo hy 't toedaat? Zyn wy daarom veiüg, om dat wy leven? Kan 'er eenige veihg" heid zyn zonder vryheid? Of liever, kunnen ' Wy als ellendigen leven, na haar verloren te „ hebben , en met haar al onze eer en „ roem?" „ Kan Romen tot een veilige woonplaats ver„ drekken, als Romen niet langer vry is ? Die „ Stad, hoe groot ze zy, kan my geen veiligheid „ geven, zo ze zelfs niet veilig is. Neen Myn  C 208) * kloekmoedigheid en myn zwaard moeten myal„ leen beveiligen. Ik wil niet ter genade van „ een ander leven. Ctfar's dood bragt my we„ der 1,1 t bezit van myne Vryheid, die te voren „ van zyn willekeur afhing." „ Zyn ondergang was myne veiligheid. Dit „ zyn de begrippen van een Romein, en daar ik „ dien naam pmdrage, is ieder Stad voor my een „ Romen. Ik die Romein genoeg ben, omlie„ ver allerhande ellenden, dan fehande en kete- " f le"atC ' die voor ee» Romein de * 7affle alle/ eIle"den zyn. Wy waren, meen» de ik, van die groote rampen verlost, door den „ Dood van hem die ze ons aandeed. Maar ik „ vmde my in die verwagting bedrogen. Zou„ den wy anders een jongeling, die 0*farstm.m " Tm frSf rgt,heeft' °P eene «chewys " u 8^/meken, voor zulke Patriotten, die „ hun Vaderland edelmoedig van dien Dwin-e„ land, en de: Waereld van deszelfs Dwingelandy „ verlosten? Zo ging het by de Staaten van Gril „ kenland met toe, daar de kinderen der Tiran" "en te m« hunne Vaders de draf der „ L iranny lyden moesten." ,, Kan ik derhalven eenige begeerte hebben om „ Romen te zien? Of verdient Romen wel meer „ dien naam? Wy hebben deszelfs Dwingeland " Z JdeS[°,fs 0ude vryheid herdeld. „ Maar al die dienden zyn vrugteloos. Romen is „ m weerwil van zig zelfs vrygemaakt; en fchoon „ bet een vreeslyken Dwingeland, door èen „ klein  C 200 ) „ klein getal zyner medeburgeren, van Magt en j, leven heeft zien beroven, vreest het nogtans, lafhartig van zyne Dapperheid ontaard , den naam eens dooden Tyrans, die in eenen jonge„ ling herleeft." „ Smeekt uwen jongen Cazar niet meer voor ?5 my; ja zo ge wys zyt , voor u zeiven niet. „ Weinige jaren levens zyn u nog overig. Toon „ door een verkeerde en fchandelyke gunstbid„ ding van dien jongen niet , dat gy de korte „ overblyfzels van een lofwaardig leeven te hoog ,, Waardeert." „ Draag zorg, dat gy door zulk een gedrag „ al den luilter van uwe roemruchtige daden tegen „ Antonius niet uitdooft. Verkeer uw Glorie niet „ in fmaad, met den kwaadwilligen aanleiding te „ geven om te zeggen, dat Eigenliefde de eenig5, fte oorzaak uwer bitterheid tegen hem geweest ,, is, dat gy u niet tegen hem verzet zoudt heb„ ben, zo gy hem niet gevreesd hadt." „ En nogthans, zullen zy 't niet moeten zeg„ gen, indien ze zien, datgy, die Antonius den „ oorlog verklaard hebt, echter uw leven en vry„ heid ter genadevart O&avius fielt? Gy waart 'er „ niet tegen, zullen ze zeggen om eenen Mees ,, ter te hebben." „ Ik keur den Lof wel goed, dien gy aan Öc„ tavius geeft over zyn gedrag, dat hy tot nog j, toe gehouden heeft. Het is inderdaad lofwaar- IV. Deel. ( O ; „ dig;  ( aio ) „ dïg, behoudens nogtans, dat zyn eenigst oögmerk „ geweest zy, om de Dwingelandy van Anto„ nius te vernietigen, zonder voor zig zeiven een „ andere Dwingelandy op te werpen. Maar, zo „ gy denkt, dat Oclavius zo groot een Macht be„ zit, dat men hem met onderdanige fmeekingen „ t'onzer behoudenis naderen moet, en het billyk „ oordeelt, dat hy met zulke macht bekleed zy; „ zal ik alleen zeggen, dat gy zyne verdienden ver „ boven derzelver waardy beloonen wilt. Alle „ zyne dienden, meende ik waren dienden, die „ hy aan 't Gemenebest bewees,- maar gy hebt „ hem zclven die voldrekte en onafhankelyke „ Macht in handen gegeeven , die hy voorgaf, „ voor 't Gemenebest te willen herwinnen." „ Indien Oclavius, volgens uw oordeel, zul„ ke loftuitingen en dankzeggingen verdiend „ heeft, om dat hy oorloogt tegen de dwinglan„ dy van Antonius , die alleen het gevolg en „ overblyfzel was van die van Cafar: welke ,, eerbewyzingen, welke beloningen zult gy hen „ dan waardig keuren, die met Cafar teffens de „ Dwinglandy van Cafar uitroeiden , en daar „ voor de mildheid en zegeningen des Roora„ fchen Volks gevoelen ? Is u zulks nooit in ge„ gedachten gekomen? Zie hier, hoe kragtda„ dig de vrees voor toekomende rampen alle in^, drukzels van weldaden uit de gemoederen der „ Menfehen uitwischt." „ Cafar is dood, en zal niet wederkomen., ^ om Romen nog eens te kluideren : daarom „ donkt  C *** ) „ denkt men om hem niet meer, noch om hen j, die Romen van hem verlosten. Maar Antonius % leeft nog ,*. hy is nog in de wapenen; hy is nog „ in ftaat om zig te doen vrezen, en daarom wordt „ Oclavius, die Antonius verflaat, aangebeden. ,. Daarom is Oclavius zo machtig en aanzienlyk „ geworden, dat het Roomfche Volk uit deszelfs „ mond zyn vonnis, het vonnis van zyn verlos„ fer, wagten moet! en daarom is't ook, dat „ wy by dien Verlosfer zo gering van aanzien en achting zyn, dat men hem fmeeken moet om „ ons leven te behouden!" „ Ik heb , (gelyk ik reeds gezegd heb) een „ grootfche ziel, en ben meester van myn „ zwaard. Ik ben een vyand van zulke laf hartii, ge beden en zo groot een vyand ; dat ik hen „ verfoey, die ze doen, en een verklaarde tegen„ ftandcr van hem, die ze verwagt. Ten min„ ften, ik zal my ver buiten het haatlyk gezel„ fchap van flaaven houden, en overal waar ik „ vryheid vind, Romen vinden. Wat ulieden „ belangt, die achterlyk blyft; die noch door ge- tal van jaren, noch menigvuldigheid van eer„ ambten verzadigd.* de vryheid vernietigt, de „ deugd met ons in ballingfchap kunt zien, ert „ echter niet walgt Van een ellendig en afgebee„ deld leven: met u heb ik een hartelyk medely„ den." „ Wat my aangaat, wiens ziel nimmer Van zyn „ ftandvastige beginfels afging ,• ik zal my in de (Os) m  C ) i, bewustheid van myn eige Deugd getroosten. „ Niets meer aan myn Vaderland verfchuldigd, „ voor het welke ik my getrouwclyk gekweeten „ heb, zal ik myn gemoed gerust en te vreden „ houden, en in myn eigen voldoening over myn „ gedrag, de beloning voor myn weldoen vin„ den." „ Wat grooter vergenoeging kan de Waereld „ ons toebrengen, dan 't verachten van de onze„ kere wisfelvallighedcn des levens, en 'thoo°-„ fchatten van die dingen , welke zulks alleen „ verdienen. De Deugd van ieder byzonder „ mensch, en de vryheid van 'talgemeen ,-dievry„ heid, welke de zegen is en het geboorte recht „ moet zyn van 'tgantfchemenfchelyk-geflacht.' „ Maar nogtans, ik wil met hen niet druikelen „ die reeds gevallen zijn: ik wil't met hunmiet „ opgeven, die zig reeds onderwerpen Willen. Ik „ heb voorgenomen, altyd onwrikbaar te zyn en „ onathankclyk. Ik wil alle maatregelen beproe„ ven , al myne manhaftigheid ten koste leg*„ gen, om daverny te verbannen, en mijn Va„ derland in volkome vryheid te zetten. Be„ gundigt my 't geluk , gelyk het behoorde , „ zal welzyn en vreugde algemeen worden: „ maar valt het my tegen, en zyn myn beste on„ dernemingen vrugteloos, ik zal my nogtans al„ leen verheugen, en in zoo verre voor 't geval niet „ zwigten. In 't kort, waar kan ik myn leven » beter aan opofferen, dan aan gedurige ontwer- » peo  C ais) „ pen en herhaalde pogingen, ter bevordering „ van de algemeene vryheid van myn Vader„ land ?" „ Wat u betreft, in deze omftandigheden „ myn waarde Cicero , ik rade en fmeeke u „ op 't ernftigfle, begeef u zeiven niet. Mis„ trouw uwe bekwaamheden niet, en Uwe be„ kwaamheden zullen u niet te leur ftellen. Gelooi „ dat gy in ftaat zyt om onze bedroefde ram ■ „ pen weg te nemen, en gy zult er ons van ver ~ „ losfen. Onze ellenden behoren niet aante„ groeien. K©m dan, door uwe waakzaamheid, „ voor dat zy niet vermeerderen." „ Eertyds hebt gy als Burgermeester , met „ onvertzaagde kloekmoedigheid en yver voor „ de vryheid , een vreesfelyke famenzwee„ ring tegen Komen gefmoord,. en 't Gemene„ best behouden. Gy doet nu nog tegen An„ tonius 't geen gy toen tegen Catilina deed. „ Die treflyke daden hebben uw roem en ach„ ting hoog verheven , en wyd en zyd ver„ fpreid; maar al die roem wordt verdonkerd „ en gaat verloren, zo gy , in even gewichtige „ omftandigheden, dezelfde ftandvastigheid niet „ behoudt en blyken doet. Ey! laat. die ftand', vastigheid in alle gebeurtenisfen van uw le\, ven , u aan u zeiven gelyk maken , en den „ roem dier gebeurtenisfen, welke de onfterfe„ lykheid verdienen, zullen uwen naam voor eeu„ wig aan de vergetelheid onttrekken." ö (Oj) „ Mea  C 214 ) » Men verwagt van hen, die gelyk gy groote " Sïn bbT "kSevoerd' gelyke ofSgivoor„neffelyker daden. Want daar zy W „ bekwaamheid getoond hebben om den ftaat van " ?PTr r,tGuWeZen' *° "^kthen zulks tot des„ lelfs fchuldcnaars. Eene gereede betaling wordt „ vanhungeéischt, en, zo zy in gebreken bly„ ven , hebben zy eene geflrenge behandeling » te wagten. Maar van hen die zulke daden „ nooit bedreven, verwagten wy ze niet. Dit „ onderfcheid is 'er tusfchen onbekende begaaft" T',C,n zulke die reeds beproefd zyn. De „ toeftand dezer laatfte is buiten twyffel bezwaar„ iyker, » Dit is dan ook de oorzaak, dat fchoon gy. ,1 door Antonras het hoofd te bieden, groote en „ welverdiende Loftuitingen hebt ontvangen, gv „ nogtans geene nieuwe verwondering verwekt „ hebt. Gy volharde daar door flegts als een „ waardig Oudburgermeeftcr in 't gedrag dat n een groot en bekwaam man van Burgermeestern lyke waardigheid betaamde." » Maar begint gy u nu op het laatst te verne,i deren voor iemand, die zo ftiood is als een fter* veling wezen kan , begint gy te verflauwen in „ den yver van Geest, ih die ftandvastigheid van „ moed, waar mede gy hem uit den Raad dreef » en Romen deedt ontruimen. Geen meerder Ulone, hoe zeer gy ze ook verdienen mogt, « ltaa^ ce hoPe"> en uwe vorige laurieren zul „ le«  C 215 } Jen verwelken; uw voorledene roem zal invet getelheid begraven worden." Niets groots en edei's is 'er in daden die men 1 'alleen aan drift of't geval verfchuldigd is. Waare roem is alleen te vinden in eene dandvastige Z volharding der Reden, op den weg en navol' ging der Deugd. De zorg derhalven voor hel ' Gelnenebest, en de verdediging van deszelfs vryheid, raakt u meer dan anderen; dewyl gy " meer dan anderen u voor de vryheid en 't Ge„ menebest gekweeten hebt. Uwe groote be„ kwaamheden, uwen .yver, uwe roemruchtige daden, en de eensgezinden wcnsch en verwag" ting van alle menfehen, zyn uwe drangredenen ',' in deze groote omftandigheden. Kunt gy er „ kragtiger eisfehen? „ Smeek dan Oclavius niet om uwe behoudenis. Verricht een braaver daad. Zyt die aan " niemand dan aan uw eige grootmoedigheid verfchuldigd. Wekt in u zeiven den Romem* fchen-Geest weder op; en denkt, dat die groote en vrye Stad, die gy.meer dan eenmaal be'' houden hebt, altyd groot en vry zal blyven zo „ het Volk degts aan geen waardige Hoofden ont„ breekt, om geweldenaars te keer te gaan, en „ verraders uit te roeien. (04> BRIEF  (216 ) B R I E F van BRUTUS aan ATT IC U.'S j Met een korte inleiding tot deszelfs op. BRutus en Casfius, m Cafar's dood , R0. ^verlaten hebbende, kwam Oclavius dzlZ™^ .indieStad^- üywasnietmee d n lf SF JarC° °ud^ Hcm wierd ^ geraden, zig m de armen van Cicero te werpen. ■ Daar door wierd dezer beider Vriendfchap, die hun van weerzyden even dlëöftg was, geboren SrTen vnn '^n"611 ' C" had de ceTlIT TK°°mS k^«*P* en was met een goeden ichat voorzien, om nieuwe vrienden IJ™^} P "ieUVVe onder"emingen voort te zetten. Marcus Antonius was de vyand van hun beiden, en van 't Gemenebest, dat hy zo geweloadig aantaste , als Cicero het y.erig verdedigde.- Hctgelukte Cicero en OEiayim:ïy kregen de pverhapd op Antonius, en dreeven hernuiti&w,*. & °TF T dcZe g^cu"enisis ten overvloede bekend, dan dat wy 'er 0115 verder mede zouden be- hoe-  C ^7 ) hoeven bezig te houden. Alleen moeten wy melden, dat zy tot den volgenden brief aanleiding gaf, daar Cicero tot den hoogften trap van Gezag te Romen gekomen zynde , weten wilde wat Brutus, (die hy waardeerde en hoogfchatte) van zyn bellier oordeelde. Brutus had in alle zyne brieven aan hem, var» dit Huk geen woord gerept. —Cicero gebruikte derhalven Atticus hun beider vriend, om Brutus gevoelen te weten. Zo dra men dan te Komen wist, dat de twee regerende Burgermeesters ep Oclavius, de Belegering van Modena opgedagen en Antonius verdreven hadden, gaf Atticus van dit nieuws berigt aan Brutus , en trachte in dien brief deszelfs gevoelen' over Cicero's gedrag te ontdekken. De volgende brief nu is een vry en openhartig antwoord op dien van Atticus. Hy veroordeelt in den zeiven met regt den hevigen haat van Cicero tegen Marcus Antonius, als die hem tot een even onredelyke genegenheid en believing voor 'Oclavius , zynen voorvegter tegen Antonius^ vervoerde. Cicero zag op 't laatst zyne dwaling, maar hy zag ze te laat. ; 't Gezag en vermogen , Waar toe hy Oclavius verheven had, koste hem zyn leven, en Komen hare vryheid. Cicero, die alleen de oorzaak van Oclavius grootheid en aanzien geweest was, wierd door dien zelfden Oclavius aan de woede en 't zwaard van Antonius opgeofferd , tegen wien hem Cicero befchermd en •verdedigd had. En Oclavius bragt het Ge- ( O 5 ; mee.  OS) «eenebest tot flaverny met die zelfde wapenen. A\ !m, , Gemecnebest tot verdediging zyner jrj'heid had toevertrouwd. Zo vroeg had de fchynhe.hge Augustus de konstgrepen van de verfoeiJykfte Dwingelandy geleerd. BRUTUS aan ATTICUS. „ Gy fchryft my, dat Cicero zig verwondert , „ dat ik in geene van myne brieven, hem myne „ gevoelens over zyn gedrag, en bellier van za„ ken te Romen, te kennen geef. Ik zal ze u der„ nalven ontdekken , dewyl gy zo begeerigzyt „ om dezelve te weeten." „ De welmeenendheid en oprechtheid van C/„ cero s oogmerken zyn my buiten twvffel be„ fcend. Zyne zucht voor 't welzyn van 't Ge„ ineenebest is in der daad duidelyk en opmer„ kenswaardig. Maar, fchoon wys en voorzich» Dg-> gelyk hy is, heeft hy nogtans proeven ge„ geven van eenen onvoorzichtïgen yver en van „ een ydcle Staatszucht. Ik laat u zeiven oorde„ len, welke van beiden hem gedreven heeft, om „ zig meer, dan hy wel dacht, den haat van zo „ geducht een vyand als Marcus Antonius, op den hals te halen." r „ Hy had buiten twyffel daar mede het welzyn „ van t Gemeenebest in 't oog,- maar zulks heeft » liet tegendeel uitgewerkt: dewyl hy daardoor, » ia  C 2I9 ) fa plaats van de gevaarlyke macht van Octa* " vius, gelyk hy meende te breidelen, deszelfs !' Staatszucht verder gevoed en deszelfs oogmerken voortgezet heeft, Zo buitenfporig daar en boven is de aankleving van Cicero voor dien man, " dat hy zig niet onthoudt, om fcherpe en bittere uitdrukkingen van my en de beminnaars van " myn Vaderland te gebruiken: welke nogtans dubbel op hem te rug fluiten." „ Hebben wy éénen man omgebracht, hy heeft 'er verfcheidene van kant geholpen. Wy dood" den Cafar, en hy de vloekverwanten van Ca- tilina. Indien Casca derhalven, die Ca- ' far den eerflen fteek toebracht, een moordenaar is, gelyk Cicero, om Oclavius te vleien, hem J noemt, is Cicero zelfs volgens zyn eige bely„ denis ook een moordenaar , en zyn vyand Be„ ftia had geen ongelyk, toen hy hem dien naam „ gaf." Hoe' om dat wy de Men van Maart, ten tyd dat wy Cafar ombragten, niet altyd in " den mond hebben, gelyk zyne Nonen van De" cember, waar op hy de famenzweering vanCa" tilina fmoorde, O) en daar hy by alle gcle- v) gen- («) In weerwil wat Brutus ook zeggen moge,'er is een groot verfchil tusfchen God vergeten fameniioe-erders te ftraf en; en een Vorst die reeds ver- fchei*  fj 220 ) „ genheden zo hoog van opgeeft; zal die zedig„ he.d van ons cn zyne ydele Glorie hem ten „ voordeel ftrekken, en die roemrugtige daad „ die wy tot nut van 't menschdom uitvoerden' „ met meer grond doen berispen, dan Clodiusen „ Bestia zyn eigen gellreng gedrag, toen hyBur„ gel-meester was, altyd gewoon waren te ver„ oordeeien ? „ Cicero zwetst overal, dathy den Oorlog te„ gen Antonius gevoerd heeft. Niemand nog„ tans heeft hem te ve'de gezien, en woorden " £ytV ^aPcnen ' waar mede hy geftreeden „ heeft. Maar laat hy Antonius al eens overwon„ nen hebben,- welke overwinning is h€t, zo „ men om 't eene kwaad te geneczen, een groo„ ter veroorzaakt? wat baat ons de uitroeing der „ liwmglandy van Antonius, indien hy, die ze „ vernietigde, in derzelver plaats een andere op. „ recht, die nog vrecsfelykcr wordt, om dat zy „ duurzamer is? En dit zal nogtans, zo wy 't f, dulden, de uitkomst zyn." „ Uit die ftukken van Ciceroo's gedrag blykt „ hec dan , dat het de Dwingeland , noch de „ üwingelandy niet is, die hy fchroomt; maar dat het Antonius alleen is, voor wien hy be" vreesd is' „ Dat fcheide jaren geregeerd heeft (offchoon hy daar tot niet dan door overweldiging gekomen was,-) te vermoorden.  ( *M ) Dat Cicero zig als fpoedt, om eenen Dwingeland te verheffen , blykt zo zigtbaar als be" klaaglyk uit zyne daden: Oclavius is deMeesZ ter dien men aanbidt: voor hem is een zege" praal beflooten: zyne benden worden rykelyk beloond. Hy wordt met vleieryen overladen, " met eerbewyzingen opgehoopt. Welk een fchande voor Cicero, dit alles te zien, en zyn eio-e laagheid en vernedering mee te beletfen!" Zyn gedrag in 't Staatsbeffier, zyne aanfpraken en bewegingen die hy in 't midden van den " Raad doet , en die alle in zynen Meester " als in een middelpunt famenlopen, zyn die geen " fchandvlekken in de hoge aanzienlykheid van „ dien grooten Oudburgermeester? zyn ze geene „ fineren in den roemruchtigen naam van Li„ cero?" Ik weet, gy zult dit met verdriet lezen, ge, lyk ik het met verdriet Ichryf: maar 't is een " taak, dien ge my hebt opgelegd. Ik ken ook , uwe gedagten over onze Staatszaken; en datgy \, van oordeel zyt, dat hoe wanhopig en buiten„ gewoon zy ook zyn mogen, die egter, (hoe zeer tegen alle waarfchynlykheid ,j nog door gewoone middelen gered zouden kunnen wor„ den." „ Ik berisp u nogtans niet myn waarde Atti„ cusl Troost u zelven met die hoop. Het itemt * » mee  ( 444 ) » rnet uwe jaren overeen ; met de zagtheid van „ uwen aart, met de zorg, die gy voor uwe kin„ deren draagt. Ik verwonder my derhalven niet „ over uwe ongevoeligheid en koelzinnigheid „ Die is my nog duidelyker uit het verhaal geblee„ ken^ 't welk myn vriend Flavius my van u en „ van 't geen 'er tusfchen u en hem omging „ gegeeven heeft." . „ Maar om tot Cicero weer te keeren : wat „ onderfcheid, bid ik u, is'er tusfchen hem en „ den flaaffchen Sahidenus? Kan die lafharti„ ge dienaar van Oclavius wel met meer arbeid » en yver, dan Cicero doet, voor de Glorie van „ zynen Meester dribbelen ? Gy zult mooglyk „ zeggen, dat Cicero nog voor de gevolgen van „ den burgerlyken oorlog bedugt is. Dwaas„ heid! kan iemand voor een verflagen vyand be„ vreesd zyn, en nogtans niet vreezen vooreen „ geduchte macht van iemand, die een groot Le,, ger, door overwinningen opgeblazen, onder „ zyn bewind heeft? Ook niet voor de onbedacht„ zaamheid van een jongeling, die 't Gemeene„ best met dezelve Wapenen kan vermeesteren, „ die hem in handen waren gegeeven om het te befchermen?" „ Maakt Cicero daarom zo zeer zyn Hof by „ Octavius, om dat hy 't mogelyk, nu hy hem „ reeds zo veel gegeeven heeft, gevaarlyk oor„ deelt, hem alles niet toe te liaan? Ellendige „ dwaasheid der lafhartigheid 1 Gy verliest uw » eige  ( «3) eige vryheid, om dat gy ze bezorgen wilt; gy „ vyzelt de Dwingelandy in top, om dat gy 'er „ voor vreest ! Is 't niet beter in 't geheel niet „ te vreezen, dan dus een Vergelyk te willen „ treffen , hoe zeer gy vreezen of niet vreezen „ zult." „ Wy fchroomett, in waarheid, te veel voor „ Armoede, Ballingfchap en den Dood ; en „ onze inbeelding doet de vrees , die wy 'er „ voor hebben , buiten maat gaan. Er ^ zyn „ nog zwaarder rampen dan deze , en Cicero „ dwaalt zo hy ze voor de groocde aanziet. „ En nogtans is hy wel te vreede, zo men „ hem flegts believen wil, met zyne meningen „ optevolgen, zyne verzoekenintewilligen, hem „ met vleiery en loftuitingen te bejegenen. „ Hy haat de flaverny niet, zo ze flegts met „ eer en luister vergezeld gaat; indien 'er nog„ tans eenige eer en Juiter in den laagden „ en verachtelykden dand van de menfehelyke „ natuur plaats kan hebben." „ Oclavius mag hem inderdaad Vader Cice„ ro noemenover alles met hem raadple„ gen ; hem met loftuitingen vleien , en eeri groote dankbaarheid en toegeeflykheid beto. „ nen : hy verliest niets by dit alles, 't welk „ bedaat in een fraay gelaat en fchoone woor- „ den. Uit de daden moet de waar- „ heid blyken , en die weerfpreeken duide„ lyk al dien ontleenden fchyn. Want , hoe » kan  C 224 ) „ kan Oclavius ongerymder te werk gaan „dan iemand Vader noemen, die niet lan' „ ger onder het getal van vrye menfehen moet » gerekend worden. Het vervolg hierna.  ME NGELf ER K. VERVOLG van den BRIEF VAN BRUTUS aan ATTICUS; Met een korte inleiding tot deszelfs opheldering. „ YX/Aar toe (trekt dan al die involging , h VV al die drifc van Cicero voor Ocla„ vius? Hier toe alleen buiten twyfel,- op dat ,, Oclavius Cicero genadig zy.. , Tot dit „ verachtelyk , onwaardig en fchandelyk oog„ merk, tfxekken alle daden a}le ondernemin„ gen van den grapten Cicero ! ,Ik heh daar„ om, ten zynen opzichte, weinig achting „ meer voor alle die koniten , voor, alle die „ volmaakte Wetenfchappen, waar mede , on„ gctwyfeld , zyne Ziel zoo rykelyk vervuld « is."' ; ' IV. Deel. ( P ) „ Wat  (226 ) „ Wat baten zoo veele voorrreflyke zedeles„ fen, zoo veel uitmuntende rédeneeringen, als „ vyy in zyne fchriften over de Vryheid, de 'ware „ Eer, verachting van den Dood, de Balling.„ fchap en Gebrek, vinden ? Hoe veel beter ver„ ftaat Philippus al die fraaye grondregelen van „ Cicerozelfs, die, hoewel de Schoonvader van „ Oclavius, hem minder eerbied en vernedering » betoont dan Cicero?'' „ Laat Cicero derhalven niet langer zoo ydel „ in ons verdriet roemen, dat ook het zyne we„ zen moest. Want, op dat ik nog eens her„ hale 't geen ik reeds gezegd heb,- wat voor. „ deel kunnen wy uit eene overwinning trek„ ken, die alleen de verderffelyke Macht van „ Marcus Antonius tot een nieuwen gewel„ denaar overbrengt ? en ook zie ik uit uwen „ brief, dat men nog twyftelt, of Marcus An„ tonius wel te eenemaal verflagen is." „ Eindelyk , kan Cicero als een afhangeling „ en flaaf leven ? Laat hem dan zoo leven „ dewyl het hem past. Kan hy dus fchande„ lyk zyn eerwaardigen ouderdom vergeten,- die „ doorluchtige Eerampten die hy bekleed heeft; „ die voortreflyke daden die hy heeft uitge„ voord? Hy doe zulks, wy, wy meenen hem « niet uaartevolgen." „ Ta ik zal, zoo lang ik leef, de Dwinglandy „ beoorlogen: ik zal tegengaan al die buicenfpo- rige  C > „ rlge Macht, die iemand boven het bedwang „ der Wetten fielt. Geen voorwaarde tot dul„ ding van flaverny, hoe voordelig, hoe aanlok/ „ kelyk, zal my van dat groot en waardig opzet „ aftrekken. Antonius zelf zou my daar by on„ beweeglyk vinden, al was hy, gelyk gy zegt „ dat hy is, inderdaad een man van zyn woord, „ het geen ik nooit van hem heb kunnen gelo„ ven. Het oordeel en de Geest onzer Voorva„ deren bezielen my ook: zy zouden in hun eigen „ Vader geen Dwingeland geleden hebben; en „ ik ook, ik zou het niet dulden." „ De geneegenheid die ik u toedraag, is „ oorzaak van deze. myne openhartigheid , en „ ik zou zoo veel niet gezegd hebben , had „ ik u zoo zeer niet bemind , als Cicero „ meent dat hy van Oclavius bemind wordt. „ Het doet my aan, dat deze droevige waar„ heden u zoo wel als my treffen zullen: „ te meer , dewyl gy , boven die infchiklyk„ heid voor alle uwe vrienden, nog byzon„ der Cicero toegeneegen zyt. Ten mynen op,, zichte bid ik u te gelooven , dat myne lief„ de voor hem nog dezelve blyft , offchoon „ myne achting raerkelyk gedaald is. En „ zulks hangt niet van my af, dewyl het ons „ onmooglyk is , om wel of kwalyk van men„ fchen en hunne daden te oordeelen , dan „ voor zoo verre zy ons goed of kwaad toe- fchynen." (Pa) AAN-  ( 248 ) AANSPRAAK van KEIZER GALBA aan P I S O. Ziet hier de Aanfpraak, welke Keizer Galba aan Pijo deed » wanneer hy denzelvcn tot deelgenoot en opvolger van 't Ryk verkoor een aanfpraak zoo zinryk als vol van eerlyke en edelmoedige gevoelens. Uit dien hoofde is het dat wy ze hier aan onze lezers mede deelen. Voor t overige zullen wy geenzins in de byzondere lotgevallen van Galba en Pifo treeden. Men behoeft flegts ten dien einde de Romemfche Gefchiedenisfen in te zien, welke ons onderregten zullen, dat Galba en voornamenlyk rtjo, deugdzame mannen waren , en dat indien zy in de regeering niet gelukkiger geweest zyn, zulks aan de boosaartige zeden van dien tyd moet toegefchreeven worden; dewyl naar 't verhaal van Tacitus, het diestyds in Romen als ver-  C 229 ) verderflyk en nadelig (voor zig) moest aangemerkt worden , indien men een goeden inborst en deugd bezat. GALBA aan PIS O. „ Indien ik , als een ampteloos Man , u uit „ kragt van de Wet Curiate , in tegenswoor„ digheid der Priefteren, volgens het algemeen „ gebruik , tot Zoon aannam ; zoude die ver„ Keering ons beiden tot Eer verftrekken kun,, nen ; alzo daar door myn Gedacht met een „ nakomeling van den grooten Pompejus en „ Marcus Crasfus verrykt zou worden, en de „ Edelheid van het uwe uit den roem van de „ Huizen der Sulpiciën en Lutatiën een nieu„ wen luister ontlenen. Maar nu, door eens„ gezindheid van Goden en Menfehen tot het „ Keizerryk geroepen , draag ik u , de Opper„ heerfchappy , daar onze Voorouders met de „ Wapenen om geftreeden, die ik door den „ Oorlog verworven heb , ter bezitting op ; „ fchoon gy 'er naar ftaat noch tracht. Een „ overgaaf, daar. my alleen de Liefde voor myn „ Vaderland en uwe voortreflyke bekwaamheden „ toe bewogen hebben." „ Hier in volg ik het voorbeeld van Augus„ tus, die eerst zyn Zusters Zoon Marcellus , „ daar na zyn Kleinzoon, cindelyk zyn ftief( P 3 ) „zoon  C *3°) „ zoon Tiberius, tot zyne deelgenoten in 't be- " H^rVh °ren h'eft- Maar die de „ Heerfchappy aan zyn eige Huis zogt te hech- „ ten , verkoor daar uit een opvolger ik ik " Erfgenaam van den Scaac in'denStaat *ïi d°0r gebrek aan Maagfchap, „ of Medebevelhebbers van Oorlog , tot zulk „ een keur genoodzaakt worde ; want ik ben „ zoo mm als gy zelfs door kuipery aan 't " Scraakr- ~ • Dat ik uwe Bloedverwant, ten, zoo wel als de myne voor byga, flrekt " un/roef en teken' met we*k eene oprecht„ heid van oogmerk ik u boven alle keur. * Gy hebt een broeder, die in Edeldom ugc- " ftl'J" J".r°n U tG b°Ven £aat' J'a die &™ „ ftaat waardig was, zoo ik u niet den zeiven „ waardiger oordeelde." ,, Gy zyt van dien ouderdom , dat gy de „ buitensporigheden en drift der Jeugd te boven „ zyt, en van dien aart is tot nog toe uw ge- drag geweest, dat 'er niets in te berispen „ valt. Maar tot nu toe hebt gy flegts met „ tegenfpoeden geworfteld. De bekoringen der „ voorfpoed zyn gevaarlyker en kragtiger, om ,» enzen geest op de proef te ftellen en te ver- „ eiden. Wy worftelen met de aanval- „ Ien van ongeluk, en verdragenze; maar een „ vloed van geluk fleept ons weg en voert ons n ten verderf.' « Gy  ( 231 ) 'Gv zult buiten twyfel, volgens uwe ger wone ftandvastigheid, de eerlykheid m*W " en vriendfchap , oprechtheid en vryheid van ziel, eigenfchappen , die, boven alle ande" ren, 's menfehen Geest verfieren , wel uit " u zeiven blyven aankleven ; maar anderen " zullen door eene valfche infehiklykheid en " doemwaardige gediendigheid uwe Deugd trachten te verzwakken. Vleïery zal zig een " weg naar uw hart banen. Bedrieglyk djkdoyen, l dat befmetlyk vergift voor alle eerlyke ge- moederen , zal u betoveren ; en elk ter be" vordering van zyn eigen belang uw Deugd l en goede hoedanigheden zoeken te verbaste'„ ren." Thans fpreeken wy beiden by deze gele„ genheid openhartig tot eikanderen en ongeveinsd; maar anderen zullen onze Hoog. " heid en waardigheid meer dan wel ons zeb " yen te voet vallen. Want zeker , rondelyk " met een Vorst te werk te gaan , om hem " zvnen Plicht te raden, is bezwaarlyk, en " heeft veel moeilykheid in; maar Hem, hoe hy * ook geaard zy, met den mond, fchoon er c „ hart geen deel in neemt te vleien, is geringe „ kunst." „ Kon dit machtig ryk, zonder een Opper, hoofd, in orde en ftaande blyven , ik zou deszelfs bewind nederleggen; en naa^englol riryken roem ftaan, van de eerfte Keizeye ( ^ 4 ✓ "  C *30 » Sew^st die It bedier van \ Ge«eena. „ best aan t Gemeenebest zelve had weeïe„ geeven Maar zedert een geruimen tvd * ftaat het met ons zoo mffkSgJlC » f1' dat a < goed, 't geen mynf S " gaderde jaren aan 't Roomfche Volk kan „ een deugdzamen nazaat en opvolger ; en het ft eemgfte dat uw' jeugd kan uitvoeren en te " g° lang wy nog geen rlnmet' vryheid dragen kunnen, tot een^oor™n „ vergoedmg voor deszelfs verlies verftrek- „ Claudjaanfche Gcllachten , kunnen nu de » ™afg*e, door zulk een zoonsaaleenïng » tot hec «oogst bewind geraken." g' ,, Uit een heerfchend huis geboren te zyn „ is flegts een uitwerkzel van 't geluk en rVerdlcl" »iet hoger' geacht en gewaardeerd " heeft'^ ,Mafr by CCn zoons"anneemiW oni°0rdCel ^atS' nevens eene vrye ef „ onbedwongene keus: en, zoo gy den per- ? foon  C 233) „ foon zoekt , de algemeene ovcreenftemming a des Volks zal u den Man aanwyzen , die „ u te kiezen ftaat. Houd u het voorbeeld „ van Nero fteeds voor de oogen, die , daar „ hy zig zoo veilig waande , hoogmoedig op „ den luister van zyn geflacht, op al die Ca,, [ars zyne Voorouderen , niet zoo zeer door „ Juüusvindex , bedierder van een ongewa„ pend Landfchap , noch door my door een „ enkel Legioen, dan wel door zyn eige on„ draaglyke Dwinglandy , en ongebonde bui-' „ tenfporigheden , uit die Geweldenary geftoo„ ten wierd ; waar mede hy het gantfche „ Menschdom drukte. En toen was 'er nog^ „ geen voorbeeld, dat een Vorst, door een" j, Vonnis van den Staat afgezet, en veroordeeld » was. „ Wy dan, die hem op een ander recht , „ door Oorlog en algemeene toedemming , „ opvolgen , zullen daar uit, al vervolgt ons „ de kwaadaardigheid van fommigen, Roem en „ Eer behalen. Ontdel u nogtans daar „ niet over, dat , terwyl de gantfche WTae„ reld door een algemeen oproer gefchudwordt, „ twee Legioenen zig tot nog toe niet onder „ onze gehoorzaamheid begeeven hebben. Ik „ zelf vond den Staat, toen ik aan 't Roer „ kwam, in onrust, en men zal my niet meer, „ 't welk voor heen het eenigde was, mynen „ ouderdom tegenwerpen ,• dewyl 't bekend ge.„ worden zynde, dat ik u tot mynen zoon heb ( P 5 ) » aan"  (234; „ aangenoomen , ik weder jong zal fchynen in „ mynen opvolger. De fnoodden zullen „ het verlies van Nero beklagen, maar het zal „ u , en myn werk zyn, ons gedrag zoo in„ terichten , dat wy van de brave en dcuod„ zamen hooggeacht, geëerd en bemind wor„ den." „ De tegenswoordige omftandigheden lyden „ niet, dat ik u thans broeder onderrichte ; „ ook is zulks niet noodzaaklyk. Want zoo „ ik omtrent u een goede keus gedaan heb , „ is myn oogmerk bcre kt. De voortref- „ lykfte en kortfte regel , dien gy te betrach„ ten hebt, is , dat gy u op zulk een wys „ gedraagt regens uwe onderdanen gelyk gy „ wenfehen zoudt dat een Vorst zoo gy zyn „ onderdaan waart zig tegens u gedroeg." „ Deze regel zal u best het onderfcheid „ van recht en onrecht, als ook de konst om „ te regeren , doen bezeffen ; want denk niet „ dat het met dezen Staat gelegen is als met „ andere onderdrukte volkeren, daar een Heer„ fchend Huis alieen de Macht in handen „ heeft , en alle andere zonder uitzondering „ daven zyn. Maar gy zyt geroepen om Ro~ „ meinen te regeeren ; een Volk , dat te wei„ nig Deugd bezit om eene volkomen vryheid , „ te veel Dapperheid, om eene volftrekte fla„ verny te dulden." LOF  (235 ) LOF der VORSTEN, »IE naar DE WETTEN EN BlLLYKHEID Regeeren: Schande der zulken die zig boven völk en Wetten waa* N en. HEndrik de vierde Koning, van Vrankryk had de gewoonte van te zeggen , dat men om -wel te Regeeren niet alles doen moet , wat men kan. Een zeggen , zeeker , liet verftandig hoofd en grootmoedig hart van dien braven Vorst waardig. Gelyk hy zeide , deed hy , en bekragtigde zyn woorden door zyn gedrag. Met het grootlle geduld hoorden hy altyd de vertoogen en voordellen van zyn onderdaanen en Parlementen , fchaamde zig niet zomtyds van gedagten en befluit te veranderen , 'en van het een of 't ander betwiste punt van gezag af te flappen : Hy had een afkeer van vleiers, die de grootheid en gedugtheid van zyn magt ten hemel toe verhieven , en een geweldige zugt en yver lieten blyken voor de voorregten der Koninklyke waardigheid : en hoorde zig ongaarne van menfehen pryzen , die  C ) toe Verdiende»; P* liet niet toe dat de Provmtien van 't Ryk 0nreOT vaardig gedrukt en verarmd wierden oJS ge byzondere menfehen groot en magtig te ma ken en betuigde opentlyk , da" \y een mensch. was even als al zyn onderdaken, dewyl hy ook maar twee oogen en twee voeten had gelyk alle anderen"; hy Salrde va0n°rNoerMVCrgadering ™ ****** ^en lZ ien , te Rouaan, dat hy hen by een geroepen had , niet om blindelings zyn wil en voorflagen te doen goedkeuren maar wel om hun Raad intcneemen , 4ig op hun wysheid en trouw te verlaaten cn naar hun befluit zig te gedraagen Dit was de taal , zeker , %w Ien n^ van ee en van goed oordeel : en hy ging daar in iuS regtdraats anders te werk , "dan e^n zót l lage ziel gedaan zou hebben , een zeker Vorst die op dien zelfden tyd leefde en de heerfchap! py voerde , zou naar alle waarfchynlvkheid zulk een vergadering verteld hebben , en zvn iTeSnT^ 7,1 1 en bckraS"gt: dat Staatzaken boven hun bereik waren , dat zy wel zouden toeWP '! aat M de voorregten van zyn Kroon met te na kwamen : en dat hy voor V S ge Hun raad niet van nooden had, dewyl hv een verfandig en wys Koning was. Die uittil ukkinge , voorregten van de Kroon , waren woorden , welke men die groote FranWhl Monarch zelden hoorde noemen. Hy me£ ze  C *S7 ) ze aan, als voordeelcn , die hem verleend waren , alleen met dat oogmerk , gelyk ze ook nooit aan eenig Vorst tot een ander gebruik kunne gegeeven worden, om het welzyn en de veiligheid van zyn volk te handhaven en te bevorderen , gelyk hy zyn inkomften voor middelen aanzag', die hem daar toe moesten inftaat ftellen , en alles wat tot heil des Volks nodig was , te doen bezorgen : niet om ze in pragt en wellust en overdaat te verkwisten , gelyk de inkomsten van fommige andere Kroonen op dien tyd veel al befteed wierden. Een voorregt om te onderdrukken is een klaarblykelyke ongereimdheid, enwangedrogt der Natuur: en inkomften, die een Land uitputten en tot armoede brengen, zyn wanfchepfels van den zelfden aart en nooit zal een braaf en loffelyk vorst denken , dat hem vry ftaat te eisfchen, 't geen zyn onderdaanen noch dragen noch betaalen kunnen : Hendrik de vierden verfoeide met regt de korts voor zyn tyd bedreeyen buitenfpoorigheeden , en geweldadige inkruipingen van 't Koninklyk gezag; en fchafte verfcheiden dienften en daaffche verpligtingen af, die de voorgaande Regeering ingevoerd en gevorderd had. Door een openbaar Koninklyk bevel feholt hy het Volk al de agterftallen, die het nog aan de Kroon fchuldig gebleeven was, kwyt , en wenschte dat zyn eigen inkomften vergenoeg reiken mogten, om de kos-en des Ryks te dragen, op dat hy niet genoodzaakt mogt zyn, de beurzen van zyne onderdaanen aantefpreeken. De nooit genoeg gepreezen Marcus Aurelius, ont-  C 238 ) floeg het Volk van alle eifchen, die de Keizeriyke chatkist des lands , ( want zy waren van el kanderen onderfcheiden) zeden den tyd van zesenveertig jaren nog te vorderen hadt: De inkomJtemvan den Staat, zeide hy, kwamen niet hem maar wel den Raad en V Volk in eigendom toe hy had mets dat hy het zyne kon noemen , het laleu zelfs, daar hy inwoonde , was een gebouw dat aan V Land behoorde. Zulk een taal, zulk een befcheiden en trouwhertig gedrag past een Koning en een Vader van zyn Volk: twee hoedanigheden, die onafïcheideiyk met eikanderen altyd moesten gepaard gaan; dog die men veeltyds zoo naauw niet vereenfo-d ziet, ook waren die heerlyke betuigingen nfet flegs ydele woorden, en loopies van Staatkunde, Marcus Aureliüs e„ Hendrik de vierde hadden geen verzoekingen, die hen verleiden konden om zig van zulke Konstdreeken te bedienen Groote en Edelmoedige zielen zyn opregt en openhertig. Zy delden hun grootde vermaak *iaar in, dat zy hun Volk gelukkig zagen, en beyverden zig om de beste maatreegelen uittevinden die tot dat heilzaam oogmerk dienen konden. rl e n d r 1K de vierde verminderde zyne inkomften, verkleinde zyn gezag, en dapte van zyne voorregten ai, over al daar die voorregten tegen het belang van zyn Volk ftrydig waren, en deszelfs wel*yn krenken mogten. Geen agterdogt en onedel wantrouwen greepen by hemplaats; geen dubbelnertigiieid en bedriegelyke geveinsdheid was immer  C "39 ) mer m zyn gedrag of woorden te vinden; die eigenfchappen zyn de gtwoone gebreeken van menfehen van weing verhand, van een lagen en bekrompen geest. Dewyl hy niemand verongelykte had hy voor niemands weerwraak te vreezen ' en zyn grootfche ziel was te edel en verheeven van aart , om nyd en jalouzy , die plaa«ren der heerschzugt, te huisvesten. Aan allen goed re kunnen doen, was by hem de eenigde reeden, waarom hy boven allen in raagt en aanzien wenscnte uittemunten : en ontzag zig niet om ten dienden van anderen zig zeiven te vemeederen, en* om hun te gemoet te komen, van zyn hoogheid af te flappen: altyd op de welmeenende opregtheid van zyn oogmerken en gedrag zoo wel deunende, als van het overwigt van zyn vermoogen, indien hy genoodzaakt wierd om zig daar van te bedienen, overtuigd en verzeekerd; opgeblazen verwaandheid en overheerfchende behandelingen wist hy dat de regte middelen niet waren om harren te winnen, en zig yders agting en eerbied waardig te maaken; maar dagt in tegendeel , dat toegeeflykheid en vrendelyke befcheidenhcid geenfins de agtbaarheid van een Vorst krenkten, maar wel dezelve beminlyker deed worden en eerwaardiger. Hy leefde derhalve met zyn Volk, even als een Vader met zyn kinderen , gelyk 'er eertyds gezegd wierd van een Romeitifch Keizer Trajanus meen ik, een Vorst, die in docrlugtigc gaven en loffelvke hoedanigheden Hendrik den vierden evennaarden. Het is waarlyk jammer dat zulke Vorften , zulke vrienden van 't J men-  tóenfchelyk gefiagt en weldoenders der WaëreM eenmaal derven moeten. Had Cato , de oude , twee zulke Vorften als dien Trajanus èri Hendrik den vierden, -ekend hy zou zig op zulk een harde enaandootelykewys' met hebben uitgedrukt, en van de Koningen gezegd, dat ze met anders dan wilde en verfc/ieurende dieren waren. Een befchryving nogtans die met kwalyk paste op die Koningel, X hy Kende , de Dwingelanden van 't Oosten, allen zonder onderfcheid overheerfchehde geweldenaars, onderdrukkers en Beulen van 't Mensdom : Het onaf hankelyk oppergezag is inderdaat een ysfelyk, een verfcheurcnd wangedrogt, indien het niet door de reeden en wetten beteugeld, èn tot heil en welzyn der Maatfchappy geoeffend wordt: en zj die t m handen hebben, en'er dat gebruik niet van maken , zyn erger dan roofdieren te agten allervernielende en verfoeilyke wanfchepzek Eduard de derde was een der braafde en doorlugtigde Vorden, die ooit over Engeland de heerfchappy voerden, hy ontfing de vertoogen van zyne Parlementen met gunst en geneegenheid , en wilgc'e hun verzoeken in: daar door was zyne regeering Imsterryk en roemwaardig, en dierf hy met eer en glorie. Maar Eduard de tweede en Richard de tweede waren van een geheel anderen aart, en onder de veragtelykde en flaphartigde Koningen te reekenen. Dappere voorvegters en hevige yveraars waren ze voor de voorregten van de Kroon, dat is, het voorregt om ftraffeloos kwaad te  t 24* ) te kunnen doen: en verwierpen alle vertoogen en verzoekfchriften, die men daar toe inleverde, met verontwaardiging, ongelukkig was daarom hunne regeering, jammerlyk hun uiteinde, en ftaat hun gedagtenis met eeuwige fchande gebrandmerkt : Men ziet hen voor armhartige flegthoofden aan, die hun waanwyze inbeelding en ydele harsfenichimmen hooger waardeeren dan hun pligt, en meer werks maken om hunne dwaze en fpoorloze drift te voldoen dan het welzyn der menfehelyke Maatfchappy te bevorderen. Edelmoedigheid en een hooge en verheven ziel gaat meest al met goed verftand en een gezond oordeel gepaard, en Liefde voor het Regt en Billykheid is 'er onaffcheidelyk meede vereenigd. Eduard de derde was zoo wel een wys als grootmoedig Vorst, en niet minder regtvaardig dan dapper, zyn groote hoofdzaak, daar hy zig met vlyt op beyverde, was de agting en liefde van zyn onderdanen te winnen, ja zelfs in hun vriendfehap en gemeenzaamheid te deelen, en den raad en 't goeddunken van zyne Parlementen te hooren. „ Hy had de Eer, zegt „ Selden, dat hy de herfteller mogt genoemd wor„ den van die nadeelen, die zyn Vader de Natie „ had toegebragt: een Vorst, die men uit zyn ge„ fchiedenisfe denken zou,zelden thuis, en uit zyn „ wetten zelden buiten 's lands geweest te zyn." Lodewyk de dertiende , Koning van Vrankryk, was zo groot een liefhebber van magt en gezag, als hy weinig bekwaamheids bezat om 'er een goed gebruik van te maaken, toen het Volk vanTHOLouzE hem eensgezind en eerbiedig een ver- IV. Debi.. C Q ) zoek'  ( »4* ) zoekfchrift aanboodt cn op een ernftige wyze om genaade fmeekte voor den Hertog van Montmorency, die ter dood was veroordeeld, gaf hy tot antwoord; dat hy, indien hy de neigingen van ■t Folk involgde, niet handelen zou als een Koning. Welke vreemde denkbeelden, welke verwaande hersfenfchimmen moeten in 't hoofd van dien Vorst gehuisvest hebben: te denken dat het het werk is van een Koning zyn eigen belang en niet dat van zyn Volk te zoeken: Het is een zaak nogtans, die men maar al te dikwils heeft zien gebeuren. Maar, bid ik u, hoe zal een Volk van zyn kant, in zulke omftandigheeden te werk gaan : Niet het Volk van Tholouze in dat byzonder voorval, maar een geheele Natie, als zy uit het gantfche beloop van de regeering van hun Vorst ontwyrfelbaar ziet, dat hy alleen zyn eigen voordeel op 't oog' heeft, haar welzyn zig weinig bekreunt , of liever haar als zyn erfgoed en eigendom aanziet en handelen wil: Die een onwettig en kwalyk verkreegen gezag, of een gewelddadig overheerfchende magt in handen heeft en 'er een kwaad gebruik van meent te maken, is altyd vreesagtig, vol agterdogt en wantrouwen, onophoudelyk zynze voor zulken bedugt, die ze reeden tot misnoegen en verbitteringen gegeeven hebben, en daar ze daarom met regt voor dugten mogen ; en zoeken zig door hen te onderdrukken en zig op de eene of andere wys van hen te ontflaan, van die gedurige angst en kommer te verlosfen. Dus, Wordt de Dwingelandy gebooren en aangekweekt, tot datze haar vollen wasdom krygt. In de gefchiedenisfen van Dr. Burnet vindt men een zeer  043 ) zeer aatidotelyke verklaring van Karel den tweeden ten opzigt van den Hertog van Lauderdale die befchuldigd wierd , dat hy veel ongehoorde en buitenfpoorige daaden tegen het welzyn en belang van 't Volk van Schotland bedreeven had; maar ik kan niet zien, gaf zyn Mayesteit tot andwoord , dat hy iets tegen myn belang misdaan heeft. Een zeggen, daar ik tans geen aanmerking over maken zal, en dat zyn eigen vonnis meebrengt. Maar om tot Lodewyk den dertiende weder te keeren , behalven den blaam én openbare, onregtvaardigheid van zulk een baatzugtig oppergezag, dat het gantfche Koningryk onder het ongenadig gewigt van die voorregten der Kroon zugten deed, en vryheyd en wetten krenkte, wat voordeel genoot hy 'er van voor zig zeiven, daar al die magt, die hy zig aanmatigde, in handen viel van den eerden Staatsdienaar ? Het was de Koning niet, het was de Cardinaal, die den ontzachelyken fchepter' zwaayde; en wel op zulk een overheerfchende wyze, dat het tot vrees zo wel als fchande van den Koning ftrekte, die zig zeiven boven de wetten, boven de vertoogen van zyn Parlement willende verheffen, niets deed, dan dat hy den Cardinaal boven zig in magt en gezag verhief, en hem tot meester over zig en het gantfche Koningryk maakte]; van dien tyd af aan lag de Vorst zoo wel als zyn onderdaanen onder 't juk : en had zoo wel als zy een Opperheer riaar de oogen te zien. ( Q O KOR-  C 244 ) KORTE BESPIEGELINGEN OVER DE V L E I E R Y. MAg men Dion Casfnis gelooven, zoo betuigde Agrippa opcntlyk tegen Keizer Augustus, fax. een man van moed en verheven geest, noodwendig in zyn hart een vyand zyn moest van een onaf hanklyk en willekeurig meester; maar in tegendeel een waar beminnaar van zyn Vaderlanden deszelfs vryheid. Geen wonder ook dat Agrippa zoo fprak , want hy was zelfs een man van dien aart, en die moeds genoeg had den Vorst te raden, dat hy de Opperheerfchappy over Romen zoude nederleggen, en den Staat wederom in vryheid ftellen. Zyn moed, gezag en invloed ten beste van het Vaderland was ook zoo groot, dat Augustus zich voor hem niet veilig oordeelde, en geen ander middel wist om zich te redden, dan of hem te vermoorden, of tot zynfchoonzoon aan te neemen. Niet alleen gaf hem de Keizer daarom zyn dogter ten huwelyk, maar hy maakte hem ook deelgenoot in't gezag, 't welk eertyds de Gemeensmannen des Volks bezaten , doch 't geen in de handen van dien Overheerfcher en zyne Op- t  c 245 ) Opvolgers, in de onafhanklykde en willekeurigfte macht veranderde. Augustus haatte alle andere aanzienlyke en doorluchtige Mannen van Romen, fehoon hy uit ydelen roem en om den lof der nakomelingen te winnen , hen tot zyne erfgenamen in den derden rang aandelde. En hy en Tiherius hadden ook te veel verdand om te kunnen denken, dat die eerwaardige Raadsheeren en ontzachlyke Hoofden des Roomfche Volks, dat Mannen die eertyds de verbintenis en verwantfehap met Koningen en Vorsten verworpen , ja hen als hunne dienaren en afhangelingen gehandeld hadden , zich blindelings tot eene lafhartige daverny vernederen zouden, voor een hunner Medeburgers, die zich een ieder door zyne overheerfching en geweldenary ten vyand gemaakt had. Onder de regeering zelfs van Tiherius, waren 'er nog Patriotfche Romeinen, die zich zeiven even zoo goed achten als den Keizer, gelyk onder anderen Cneus Pifo, die naauwlyks voor hem wyken wilde , en deszelfs zonen met veragting aan zag als mewfehen , die verre beneden hem, en veel minder in aanzien dan hy waren, -t Is waar, deze hoogmoed was mooglyk wat al te groot, en zy koste hem ook het leven; want fehoon Tiberius hem als een goed werktuig gebruik te, om Germanicus te weerdaan en overhoop te werken, deed hy dien zelfden dienst naderhand de oorzaak c q 3; e»  en 't voorwendfel worden, van Pifo's bederf e» ondergang. Men zegge vry wat men wil, maar eene onderdanigheid gegrondvest op dwang, vrees of eigenbelang, gaat nimmer met een zuiver aankleven, met trouw en liefde gepaard ; want niemand zal zich gewillig onderwerpen aan eene macht, aan eenen invloed, tot welke hy zelfs recht vermeint te hebben. Het is waar, vleiery kan in eenige weinige gevallen zyn nut hebben, namentlyk, wanneer men 'er zich van bedient met oogmerk, c;n den Vost wyze en deugdzame lesfen van eene goede regeeringskunde in te boezemen. In dien zin deden de Romeinfche Raadsheeren mooglyk niet kwalyk,' dat zy eenige daden van Nero die hem de harten des Volks konden doen winnen, preezen en verheften, ten eynde zyn laage ziel , door de glorie die uit zulke geringe zaken te hal en was, geprikkeld, tot grooter en gewichtiger bedryven mogt worden opgewekt. Maar gelyk iets, dat maar alleen in fommige omftandigheden en enkel tot zekeren trap goed en pryslyk is, zeer zelden daar by blyft,en integendeel doorgaans verder voortflaat, zoo werd ook de vleiery, die in 't voornoemde opzicht als het de nood eischt, geenfints te mispryzen is, helaas maar al te vaak, een fchandelyk en buitenfporig misbruik. Dus zag men de Romeinfche Keizers en zo veele anderen geen daden hoe dol, hoe wreed, hoe onrechtvaardig ook beginnen, of ze wierd door de vleie-  C e47 ) vleiery geprezen,aangemoedigd, en des bedryvers tfoutheid daar door gevlerkt om nog meer te beftaan , om nog erger te onderneemen. Hoe godlozer, hoe verfoeilyker de Keizers waren, hoe ze met dieper eerbied gevleid en aangebeden wierden. De flaaffche vrees voor hunne gramfchap, voor de macht hunner Hovelingen, voor d'invloed der geenen die hunne ziel overheerschten, had de gemoederen der menfehen overmeesterd, en geen ander middel wist men by de hand te neemen, dan de laffe vleiery. Even gelyk toen, gaat het helaas fomwyle ook in onze dagen! Menfehen van een flaaffche ziel waren altyd de voorgangers ; anderen volgden welhaast hunne voetftappen, en de beminnaren van het Vaderland, van de Vryheid, vonden het onmooglyk zich tegen den algemeenen droom aan te kanten: het was voor hun niet veilig door tegenftand, hoe billyk ook, te willen uitmunten. Sommigen wierden door eigenbelang, anderen door hetgevaarlyk voorbeeld , allen door vrees gedreven; en .men twiste eyndelyk met eikanderen, wie in onderdanigheid en flaverny den voorrang zoude hebben. Liefde voor het Vaderland,. drift voor deszelfs vryheid en glorie, die echte kenmerken der voorvaderen, wierden t'eenemaal vergeten: ja ontaarden en veranderden in vrees en bekommering voor zich zeiven en het zyne. Overal ook zal zulks plaats hebben , waar een Vorst met genoegzame macht bekleed, zyn eigen belang van dat van den Staat fcheidt,en daar mee doet flryden. Ieder byzonder ( Q 4 ) mensch  C m8 ) mensch in zulk een geval, met het algemeen niets meer te doen hebbende, zoekt alleen maar zyn eigen welzyn en behoudenis. Gelyk nu de dwingelandy in byzondere menfehen, een lafhartige vrees en bekommering voer zich zeiven veroorzaakt, zoo bevordert ook die vrees en bekommering den oorfpronk en voortgang eener algemeene flaverny; het uitblusfen van alle hefde voor het Vaderland; het verkoelen van eene eerlyke en welmenende yver; geeft aan liet bederf der zeden kragt , en einddyk aan den Staat zulke geweldige fchokken, dat die-eerlang gevaar loopt van te gronde te zullen gaan. Al 't goed of kwaad, (om ons tot Romen te bepalen) dat eenig Romein te vrezen of te hopen had, hing alleen af van de gunst of ongunst des Vorst, zyner Hovelingen of raadslieden, en om die reden bevlytigde men zich voornaamlyk om de genade en goedgnnftigheid te winnen van den Vorst, of van die flaven, door wien hy zich beiheren liet. Slaven zeggen wy; want in 't algemeen lieten zy zich blindelings leiden , door den raad van de verachtelykfte fchepfelen; ja het gantfche Ryk, dat Ryk t welk hetgrootfte gedeelte des aardbodems beheerschte en byna de gantfchewaereld deed beevcn wierd na welgevalle geregeerd, verkogt,onderdrukt en uitgeput door flaven, nauwlyks van riem en ketenen vrygemaakt. Kei-  C 249 ) Keizer Claudim verklaarde niet alleen, dat de vonnisten door zyn Ontfangers gcweezen, van even groote kracht zouden zyn, als of'hy ze zelfs had üitgefproken, maar hy verkreeg ook van den Raad, dat zulks tot een wet gemaakt wierd. Deze ontfangers nu waren zyn vrygcmaakte daven, die onder dien naam en titel dikwyls over de Land • voogdyen en Wingewesten heerfchappy voerden; efl 't gezach 't geen hy hun verleende , evenaarde fomwyle dat der wetten en van den Vorst zelve. Dus was Felix Landvoogd van Indien een vrygcmaakte flaaf, die aan drie Koninginnen was getrouwd geweest, en broeder van Palias, een anderen vrygemaakten, die den Keizer in 't ontzach hield, met de Keizerinneboeleerde, en meester was van 't gantfche Ryk; zoo dat Nero, toen hy hem van zyne bediening had afgezet, niet onaartig zeide, dat P alias d'Opperheer[chappy ging neder * leggen. Men befchouwe hier uit de vernedering enfehandelykc onderwerping, van dien doorluchtigen,van dien eerwaardigen Roomfchen fenaat. Niet genoeg was het, dat die aanzienlyke MannendenKeizer vleiden, dat zy hem met zulke groote en menigvuldigen overlade eerbewyzingen, dat zy 'er voor zich zeiven geen over hielden en nauwlyks eenige nieuwe voor hem uitdenken konden; maar tenens moesten zy ook fchepfels verhciTen, verryken en aanbidden, die het uitvaagfel der aarde, door de natuur tot de laagde en verachtelykfte dienden, van keuken, dal én mesthoop, veroordeeld fchenen. De Romeinen, meesters der aarde, moesten hunnen nek buigen onder ( Q 5 ) de  C Ho ) ' dc voeten van het fchuim dos menfchelvke rreflachts. J 5 Op een vry nietig voordel van weinig aanbelang door den voorengeroelde Ballas gedaan, om de Juffrouwen die aan flaven trouwden te flraiTen , overreede Barcas Scramts, nieuws verkoren Burgemeester, den Raad, om hem met de eerfierfelen van een fchout, een Ampt dat in aanzien naast aan net Burgemeesterfchap kwam,eneengefchenk 31 en boven van een mihoen aan geld te vereren Urnelius Scipio voegde 'er nog by, dat men Ballas van Staatswege plechtig bedanken zoude, omdat hy die van de oude Koningen van Arcadie was aigeftamt, zyn alouden Adeldom aan den dienst van het gemeen opofferde, en zich wel zoo ver vernederen wilde, dat hy zich verwaardigde, onder s Keizers dienaren gefield te worden? Men lette eens op die wonderbare omkering van order en zaken! Waardigheid wierd onder den voet getreden en fchande verheerlykt. Het geducht gezach van den achtbaren Roomfchen Raad wierd vernederd, het aanzienlyk Ampt van Burgemeester gefchandvlekt, en de verlierlëls derOverheidsampten onwaardig weggeworpen. Hoe duidclyk gaf zodanig een befluit den flaaffchen geest der opitellers te kennen.. Welk een domheid in den Keyzer, verwaandheid in den flaaf, en verval van vryheid.' Te recht zegt Plinius dat het een compliment was, 't welk een lichaam van flaven aan een Haaf maakte. Waa-  C 251 ) Waare goeddadigheid en verdienden verwekken by alle brave lieden waare geneegenheid en vriendfchap," en nooit is achting of genegenheid zoo opgefmukt en luidrugtig, als wanneer die geveinsd is. Als wy ieraant van herten achten en beminnen, vrezen wy niet, dat de geliefde perfoon onsmooglyk verdagt zal houden : wy maken daarom zoo veel gerucht en uiterlykheden niet, om hem van de oprechtheid onzer genegenheid te overtuigen. .Maar weten wy by ons zeiyen, dat alles wat wy doen maar enkel veinzery en niet waarlyk gemeend is, dan zyn wy doorgaans tierlyk,.opgefmuktenwoordenj-yk, in onze betuigingen en verzekeringen. Het is ook t'eenemaal onmooglyk , dat zulke fchepfelen, uit niets groot geworden, eenige waare genegenheid kunnen hebben voor mannen, door hunnen Adeldom, goederen, deugden of bekwaamheden aanzienlyk geworden; gelyk ook menfehen van eer en aanzien of verdienden, die verwaande lafhartigen onmooglyk eenige oprechte agtinge kunnen toedragen. Wisten de Vorflen eens hoe gevaarlyk die voor hun zyn, die hen met vleitaal om den tuin leiden, zy zouden die laffe zielen als een pest vermyden. Wisten zy hoe achtbaar een die eerlyk is, die ongeveinsd de waarheid en zyn gevoelen durft uiten, zy zouden de zodanigen deeds tot zich roepen. Zy dienden indagtig te zyn, dat wanneer zy byhunleeveii gevleid worden, men hen doorgaans na hun dood verfoeit. Geen  C ) i Geen mensch leeft 'er, die niet eenige eerzucht bezit, en daarom niet gaarne een naam en gedagtenis zoude willen nalaten; maar geen naam en roem is er by den Nakomeling te winnen, ten zy iemand zich zo gedrage, dat hy volgens het oordeel van den IMakomehng roem en eere waardig zy. Geen blauwe voorwendfelen, geene valfche kleuren ofydele uitvluchten gaan by de Nakomelingen voor deugden tegen den Laster weet in te nrengem . Abas geraakte in een diep gepyns, eii wie zou net niet worden, wanneer men eenigfins eene aandocnlyke ziel heeft. Boven dien was hy natuurlyk altydl genegen, zyne onderdaanen gelukki- te maaken, ja zou het ook gedaan hebben, had hv wat minder toegevendheid voor zyne Ministers gehad, en wat meer omzichtigheid gebruikt, in dezelve te kiezen, Mymerende en ongerust geworden, over 't geen hy kwam te hooren, wandelde Jiy ter Stede uit, langs den oever van deRe\KT éen4erouth, die 'er de wallen van bcfpoelt Ai langiaam voorttrcdende, overdagt hy alles eii maakte van alles toepasfingen op zich zelfs, toen hy m zyne afgetogenheid gedoord wierd door het gezicht van een Gueeber, die aan den oever zat. Ik groet u, zeide Albas, tot hem naderende. — Dat  Dat het geheiligd vuur alle uwe voetftappen verlichte, o dienaar van AU! was het antwoord van den Gueeber, die teffens opftond om weg te gaan. Abas wilde met hem fpreken, doch was niet weinig verwonderd toen hy hem hoorde zeggen; indien gy niets van aanbelang aan my te zeggen hebt, zoo bid ik u laat my gaan, want de zon die ons verlicht zal zoo daadlyk onder, de kimmen zyn, en ons zyn licht beneemen. Ik dien nog voor den donker Scha-Abas te fpreeken, op dat hy my een huis en een klein ftukie Lands 't welk ik hier 't einde van dat bosch heb, wederom döe geeven: de zoon van den Vizier heeft het my met geweld afgenoomen, om 'er een jagthuis voorzich van te maaken. Het was al 't goed dat myn Vader my naaliet, en ik begeerde ook niets meer, ja ik zou my zelfs over het verlies getroosten, indien niet een deugdzaam grysaard, die door wederwaardigheden van 't fortuin ongelukkig wierd, hier door van een fchuilplaats en levens onderhoud beroofd wierd. Vaarwel! Dat het zonnelicht u nog veele jaren moge befchynen! Abas hield hem tegen, zeggende: vertoef noch eenige oogenblikken, want ik zou u mooglyk by den Prins dienst kunnen doen. — Dan zyt gy een Hoveling en een vriend van den Vizier: ik'bedank u, en heb uwe hulp niet nodig. Ik ben de Kapitein van de Lyfwagt desSophis Waarom zegt gy hem dan niet 't geen 'er omgaat,daar gy daaglyks zyn geheiligde perfoon naadert ? Waarom brengt gy de knevelaryen en misdaaden niet aan  C *?* ) aan den dag, van de laagé vleiers die hem omringen, en hem beletten het goede te doen, waartoe hy van nature anders zoo geneegen is ? Waarom belet gy dat de weduwe en wees tot voor den Throon kunnen komen? Weet dat het niet genoeg is geen kwaad te doen, maar dat men ook anderen moet beletten het te kunnen doert. o! Edelmoedige Ogul, alles is veranderd, zederd datgy niet meer onder uw Vorst over de Perfen regeert, Abas vroeg hem, of hy niét bedugt was voor de gramfchap van den Sophi, indien dees zyn taal kwam te verneemen. Wee hem, indien hy den geenen wilde ftraffen, die hem eëne nuttige waarheid durfde zeggen! Maar heeft die Ogul den Sophi niet verraaden. Hy is een verraader die 'er hem van befchuldigt; vraag het maar aan 't Volk, dat door Ogul gelukkig gemaakt wierd. Abas wierd hier door innerlyk getroffen , en herinnerde zich de menigvuldige wyze raad, die hem d'omzichtige en eerlyke Ogul zoo dikwerf gegeeven had. Zyn hart wierd door droefheid geprangd en hy dorte een vloed van traanen. ■ Gy weent , zy de Guéeber; hebt gy ook mede gewerkt tot het ongeluk van Ogul? Koorn ga met my en leer den deugdzaamen kennen die met my in d'eenzaamheid leeft. Scha - Abas volgde hem in een diep ftilzwygen, het oogenblik vervloekende, waar in hy Ogiilvm zich  7 m 1 zich verbannen had:, en zyn vertrouwen aan een onwaardigen gaf. Zy geraakten diep in hetbosch. De Gueéber verlaat hem eensklaps, doch komt kort daarnaa terug, zynen gast by de handen leidende, Wat zie ik, zegt Abas; 't is Ogul! • Guéeber riep deze uit, werp u ter needer, 't is onzen grooten Meester! Reeds zyn wy aan zyne voeten. Staat op myne vrienden fprak de Vorst, ik ben misdadig, en gy legt voor my vernederd! Ogul... myn dierbaare Ogul, vergeef my 't kwaad dat ik u aandeed. Ik ben 'er reeds genoeg voor gein-aft. Edelmoedig Vorst, hoe kunt gy eenig kwaad aan een uwer onderdaanen doen ? Kent geheel Perfien uw goed hart niet? Zou een iegelyk niet zyn leven voor u opofferen, en wordt gy niet even als een Vader van elk bemind? Ach! zoo 'er ongelukkigen in uw Ryk zyn, gy hebt het hen niet doen worden , maar 't is de fchuld van. . . . Hou op Ogul! Ik weet wat 'er omgegaan is. Het is waar, ik had geen deel aan de gepleegde onrechtvaardigheden, maar ik bennogthans fchuldig, om dat ik 'er de gelegenheid toe gegeeven heb. Ik zal het kwaad vergoeden, myn Vriend: van dit oogenblik zyt gy Groot Vizier ; volg my. Grootmoedige Abas ! riep Ogul uit, ik fmeek ü, ftel my niet andermaal aan gevaaren bloot. Ik leef gerust, te vreden met myn noodlot, ontdaan van alle Staatzucht. Gy zult trouwe dienaaren IV. Deel. ( S ) ge-  C *74) genoeg kunnen vinden, die zieh bevlytigen zuHeu bet geluk uwer onderdaanen te bevorderen. ~— Ogiil, ik gebied het u. ■— Ik gehoorzaam aan Abas en volg hem. Zj. komen voor de Poorten, en nauwlyks waren z-y' dezelve ingetreden, of Abas riep met luider demme uit: Zie hier Ogul, uw Groot Vizier. Een algemeen gejuich deed zich hooren en een iegelyk wierp zich voor zyne voeten neder. De Perfianen, door vreugde verrukt, droegen den Sophi en den nieuwen Vizier na het Keizerlyk Paleis. De lucht weergalmde van vreugde klanken. De Vizier die nu afgezet ftond te worden, komt op dit geluid te voorfchyn, door nieuwsgierigheid gedreeven. Hy hoort den naam van Ogul noemen, en daat van fchrik verpletterd, terwyl hy hem ziende van vrees verbleekt. Dat men hem by den kop vatte riep Abas, en tot flral zyner euveldaadcn ter dood brenge. Men dond gereed om hem te worgen, toen Ogul voor hem fprak. o Abas, zeide hy, dat de dood van een mensch hoe drafwaardig ook, het kenteeken myner terug komst in Ispahan niet zy. Gode behoede my een zetel te bekleeden, befpat met het bloedeens ongelukkigcn. Vergeef hem Grootmoedig Vorst; want zyne wroegingen zullen uwe wraak zyn. • Abas vergaf hem, maar hy kon niet ontlhap» pen aan de woede van het gemeen, want hy wierd gedenigd. De Soldaat kreeg zyne betaling; de jon-  C *75 ) jongeling verkreeg het ampt dat hy begeerde; de weduwe en den Gueeber wierden goed recht gedaan. Ogul was en bleef gelyk voorheen een eerlyk man, en 't voorwerp der algemeene agtmge. Hy was de raadsman zynes Keizers, tot dat hy zyne oogen in deszelfs armen voor eeuwig floot. CS o A A  AANMERKINGE N OVER DE ZEEDENVERBASTERING E N OMKOOPING. IEder, die verdorvendheid van Zeeden , om* kooping en alderhande wanbedryven, die by een Volk d'overhand hebben, met kragt wil te weer gaan , kan zulks nooit met beter hoop van goeden uitflag ondernemen; dan wanneer hy de zulj ke, die hun werk maken van die ongebondendheden vooit te zetten en aantekweeken, duidelyk tracht te overtuigen : dat alles wat voor den Staan verderflyk is, ook ten uiterflcn fchadelyk is voor hun zeiven: dat daar door hun eigen deugd en onfchuld, hun eer en goede naam gevaar loopt, en dat zy hun eigen fortuin en welzyn omverftooten, of de veiligheid en duurzaamheid van hun naagellagt ondermynen. Dat geen man, d:e het vertrouwen ? 't welk een-  C *77 ) een Staat op hem gefield heeft, lafhartig verraadt, en zyn Vaderland in flaverny brengt, gelukkig wezen kan, is zoo zeeker, als het onlochcnbaar is, dat 'er iets diergelyks als geluk en ongeluk, iets 't geen den naam van eer cn fchande, deugd en ondeugd draagt, op de Waareld te vinden is. Zonder deugd is 'er geen waare roem nog verdienfle te wagten, en op verzuim, op vertreeding van plicht, op bedrog en verradery, volgt onvermydelyk verwyt en fchande. Voegt hier by, dat een man zelfs, die zig aan dat misdryf fchuldig maakt, niet zelden, gelyk ook ten vollen regt en billyk is, in zyn eigen perfoon gevaar loopt, en zich zyn eigen verderf op den hals haalt. Maar behalven dit, flaat hy nog voor een grooter en gedugtcr gevaar bloot gefield. Het verlies van eer en agting en allen goeden naam by anderen, het misfen van een ftille gerustheid en vreede des gemoeds, komt veelen nog droeviger en ondraaglyker voor. Deugd en een goede naam is inderdaad de grootfle rykdom; het is een fchat die niet geroofd of verlooren kan worden, en hy die ryk in deugden is, kan nooit arm geheeten worden. Een man in tegendeel , die veel gelds bezit en ryk iszonder deugd, worflelt en kwynt in de droevigfle en jammerlykfte armoede; is altyd in het gevaar, dat hy eens al zyn fchatten en inkomften verliezen zal, onderworpen, en wat zal hem, treft hem Hiisfchien eens dat ongeluk, troosten en ftaande ( S 3 J) hou-  C 278 ) frouden? Terwyl hy nog in volle weelde , en ra 't midden van zyn pragt en overdaad leeft, wordt hy van alle eerlyke en deugdfaame menfehen veragt en verfoeid; maar van zyn goed geluk verlaten en ten val geraakt, wordt hy van ieder, van 't gemeen zelfs, befpot en fmadelyk bejeegend- Zulk een deerlyk lot trof dien ellendigen wellusdgen, den Keizer Fitellius; die door de fchande-^ lyke langheid en eerloosheid van zyn leeven, zich by ieder zoo verfocilyk en vécagp lyk gemaakt had, dat zelfs zyn ongelukkige dood hoe droevig en hmmerlyk die ook wezen mogt, by niemand medelyden en erbarming verwekte. Men beeft fomtyds menfehen met het hoogfte aanzien, en de doorkgtigfte eertitels zien verëes ren, on> 't uitvoeren van wanbedryyen, die heil met regt gevangenis en dood.'lraf waardig HM 'kten: maar wat man van deugd en gezond vertbnd zou hun dat geluk niet gaarne gunnen? Hun onverdiende bevordering en hoogheid ftrekte alleen om hunne perfoonen en misdaaden haatelyker en verfoeielyker te maken; en zy wierden als dubbel fchuldig en draf waardig aangezien , om dat zy een belooning, die waare verdienden alleen toekwam, zig onwettig toeeigende , en 'er mee pronkten ; om daar door hunne fchande te bedekken, om hunne eerloosheid met een fraaien fchyn te vernisfen. Voorfpoed, weelde, magt en hoogheid, zet der  ( *79 ) der menfehen inborst en handel een valfchen luister by, en verbergt hunne gebreeken en misdaaden, voor de oogen inzonderheid van het gemeene volk. Maar wanneer die valfche luister teffens met de oorzaak van dien glans verdwynt ; dat is, wanneer de ondeugd ten val komt en ongelukkig wordt ; dan fchynen die gebreeken en misdaaden helder door, worden kenbaar,en waereldkundig, en tfrekken tot voorwerpen van den algemeenen haat en verfoeying. Dan ziet ieder , 't geen ce vooren verftandige en wyze heden alleen ^•.^ö;en dat overal, daar geene waare verdiensten plaats hebben, ook geene waare eer en roem is. Geen geweld, geen oorlog of magt van wapenen, zyn zoo gevaarlyk voor het welzyn van een Volk, als .eene algemeene verbastering van zeeden. Want, geweld en een vyandelyken overval mag men mooglyk fluiten, en daar door verydelen; maar verbastering, die onophoudelyk nu het een, dan het ander gedeelte krenkt, verzwakt en ondermynt, moet eindelyk onfeilbaar, indien ze niet kragtdaadig te keer gegaan wordt, het geheel floopep en doen ter neder darten. Eene algemeene verdorvendheid daarenboven geeft natuurlyker wyze t©t het pleegen van gewelclenaryen aanleiding. Want de mensch is van dien aart, dat 'er doorgaans maar al te veel gereed ftaan , om zig van eens anders zwakheid te bedienen , en over weerlozen die zig met ( S 4 ) ^r-  < a8o } verdeedigen kunnen , den meester te rpee- T n,H6 **Sf$*Mtom en omkeeringen van Landen en Volken, die van 't begin derWaereld at • ol ten minften zoo ver als 't geheugen der menfehen zig uidlrekt , op den aardbodem zoo menigvuldig voorvielen , zouden buiten twyffel viy zeldzaemer gebeurd zyn, indien iedere Staat met ongekrenkte deugd en vroomheid beftierd ware geworden, en deszelfs overheden zich met genoeefaame bekwaamheden , yver en waakzaamheid, getrouw van hun plicht gekweeten had. n. L)e magtigfte, de fchat - en - vclkrykfle Natiën , door eene algemeene zedenverbastering bedorven en in verval geraakt, waren nimmer in ftaat, om een Volk, een arm en zwak Volk maar dat van zyn eerfte deugd en vroomheid nog niet ontaard was, het hoofd te kunnen bieden. Gelukkig zeeker is die Natie, wier Staatsbeftier op dien voet gefchikt is, dat 'er geen verval en veroastering by kan huisvesten ! Dog dewyl zoo groot een geluk eer te wenfchendan te verwasten ftaat , mag men liever dat Volk gelukkig noemen, het welk, fchoon ten grootcn deele reeds verbasterd en verdorven , egter zyn vryheid en voorrechten nog langen tyd weet te bewaaren en te handhaaven. ??CCni 'er eene STOP»? overeenkomst tusfchen deZeedekunde, die de plichten vanicdcr  08i ) byzonder mensch in zig bevat, en de Zeedekunde die de lesfen voorfchryft, welken een gantfche Staat te betrachten heeft, 't Geen deugd en ondeugd is in een Onderdaan, is in 't algemeen ook deugd en ondeugd in een Overheid; en de daaden die in iemants byzonder gedrag goed of kwaad geheeten worden, zyn ook doorgaans m 't beflier van Landen en Volken goed of kwaad te noemen. Dceze reegel lydt nogthans eenige uitzondering, en in fommige gevallen verfchilt de Zeedekunde, waar naar een Overheid zig te fchikken heeft,van de Zeedekunde die een gemeen burger heeft waar te neemen. Het kan fomtyds gebeuren, dat het welzyn van een Staat bevorderd, of wel deszelfs gedreigde ondergang voorgekomen wordt, door byzondere menfehen tot ondeugd en eerloozedaaden te vervoeren ; door geheime of openbaare vyanden om te koopen met geld, of, het geen op het zelfde uitkomt, met beloften; door hen tot Verraaders te maaken, en de geheimen van hun party of Vaderland , tegen hun eer en mooglyk tegen hun Eed, te doen ontdekken. Gelyk het aanmoedigen en verleiden van iemand tot bedriegery en meineedigheid , buiten tegenfpraak tegen de burgerlyke Zeedekunde, tegen den pligt van ieder mensch in 't byzonder dryden zou, en deszelfs geweeten bevlekken; zoo zou het 'verzuim van zulk een verleiding, en daardoor van de gelegendhcid en 't middel, om een gantö (S5) fchen  ( 182 3 fchen Staat te behouden, of deszelfs merklyk voo* deel te bevorderen , noch meer tegen de Zeedekunde der Regeenngskonst en den pligt eener Overheid ftryden en derzelver geweeten krenken Een klein kwaad kan, volgens de Zeedelesfen van Landsbeftier , tegen een groot goed niet opweegen Ook zondigt zulk een Staatsman niet, fchoon hv anderen doet zondigen. Een onfchuldig mensch , eenen enkelen burger onwettig van het leeven te berooven, is wreed en ten uiterfte godloos; maar het leeven des noods van een onfchuldigen te waagen, om duizende burgers, om den Staat te bewaren, om het Land te beveiligen, om allen te behouden, is bijlyk en pryswaardig. Het zelfde heeft ook plaats, ten opzigte van Staatsdienaren, die befpieders huuren en gebruiken ; dat is menfehen, die voor hun liegen en bedriegen, en vreemde Ministers of Krygsbevelhebbers omkoopen, om de geheimen van hunne Hoo* ven, Raadsvergaderingen en Legers te verklikken of te verraaden. Zonder het gebruiken van zulke konftenaryen en loosheden , kunnen ze zig niet behoorlyk van hun pligt ten diende van hun Vaderland kwy ten,- en 'tgeen hun pligt is, kan geen misdaad zyn, en zelfs ook zonder misdaad niet verzuimd en verwaarloosd worden. Niet minder welgegrond en onlochenbaar zyn deeze waarheden, met betrekking op de «eheime listen en bedrieglyke vonden, die men aanwendt, om de maatregelen van bïnnenlandfche verraders te  t inacht in handen te geeven, ten einde het misbruik der vryheid in veelen te beletten. Alles, wat de kragten en 't vermogen van den Staat krenkt en ontzenuwt, is wezentlyk verbastering en wangedrag , hoe billyk en pryswaardig het anders ook moge fchynen; maar 't geen deszelfs leeven en gezondheid behoudt en, aankweekt, kan geen ondeugd in regeering zyn, hoe ftrèng en ongeoorloofd het anders ook mag toefchynen. Het is immers wel gedaan dat men een lid afzet, om het geheele lichaam te behouden, en het zoude onverantwoordelyk zyn , dat men om het zelve te bewaaren, het geheel in de waagfchaal en gevaar ftelde. Toen Spurius Malius, die zich tot dwingeland van Romen trachte op te werpen, volgens den gewonen weg niet in rechten kon betrokken worden, was het onvermydelyk nodig, en bygevolg regtvaardig en billyk, dat hy door middel van eene buitengewone magt en rechtspleging naar verdiende geftraft wierd. Niet minder billyk was het, dat men geen nazoek deed na zynen aanhang, die men wist talryk te zyn, ten einde zoo eene menigte Burgers niet wanhopig te maken. De algemeene regel en regte kunst beftaan in zodanige gevallen daar in, dat men het geneesmiddel fterk genoeg maake voor de ziekte, zonder nogthans voor den zieken te fterk te zyn. Ca-  ( 291 ) Cafar en Crasfus waren in de famenzwering van Catalina ingewikkeld, en men zou het niet onrechtvaardig hebben kunnen noemen , dat zy daarover waren te recht gefield, maar zulks was niet raadzaam; om dat het niet veilig was, zodanige machtige lieden aan te tasten. Het was dierhalve in die omllandigheid voorzigtiger, dat men hen fpaarde, niet tegenftaande dat men van hunne fchuld en ftrafwaardigheid ten vollen overtuigd was. Het zy verre evenwel, dat men hier door de omkooping of diergelyke zaken, die in hetzeedelyke befchouwd altyd misbruiken zyn, zoeke voor te fpreeken. Wy hebben zoo hevig een afkeer van alle misbruiken, die by eene Regeering kunnen plaats hebben, als wy de hartelykfte liefde gevoelen voor vryheid , eendragt en rechtvaerdigheid, welken door die misbruiken ondermynd en gekrenkt worden. Ons oogmerk is alleen te tonen, dat alles wat ondeugd en verbastering van Staat fchynt, evenwel altyd geen ondeugd is, of verbastering kan genoemd worden ,* en dat het niet zoo zeer de daad zelve, als wel de aart en 't oogmerk der menfehen is, die ze pleegen, 't welk haar dien naam waardig maakt. Wy ftaan toe, dat ieder, die zig door diergelyke middelen tot het een of ander bedryf laat overhalen en verleiden, ftraf baar is; maar wy be weeren alleen, dat hy geen misdaad begaat, die zig van zulke middelen, op eene eerlykc en heil. (Ta) zr.  C 29* ) zame wyze weet te bedienen. Dan vervolgen wy onze doffe. De mensch is helaas van dien aart, en des ook de menfehelyke (amenleving, dat niet alleen overal waar de middelen, die tot verdorvenheid en zedenverbasBaring aanleiding kunnen geeven, in eenige hoeveelheid te vinden zyn, maar die verbastering ook zelden agterblyft , en zig doorgaans van d'eerfte gelegenheid bedient, om voor den dag te hoornen. Romen was in de eerfte tyden deugdzaam door noodzaaklykheid; want het was niet alleen arm en van alle werktuigen tot overdaad onvoorzien; maar teffens in gedurige oorlogen en gevaren ingewikkeld. De armoede en gelykheid van ftaat en rang, die onder.deBurger plaats hadden, (en die dikwyls een gevolg is van armoede , inzonderheid in de eerfte beginfelen van een Volk, eer de verwaandheid van afkomst, van bloed en geflachtregisters de overhand kreigen,) beveiligde hen eenen geruimen tyd, tegen eerzucht en hovaardy. Men zag 'er noch koophandel noch geld, en hoe genaamd geene gelegenheid tot weelde. Bekrompenheid en gebrek leeren van zelfs matigheid, en zich met weinig te vergenoegen. Yver, dat kostelyk metaal, zoo nodig tot het opregten en verdedigen van een Gemenebest, waardeerde men hpoger dan goud; 't geen de menfehen zelden eerder begonnen te liefkozen, dan na dat het hea reeds  C £93 ) reeds befchadigd en benadeeld heeft ; dat is r door ondervinding geleerd te hebben 'er meer van te begeeren, dan zy nodig hebben. Men had 'er geen dienstbaarheid noch flaaffche onderwerping en verplichting,- want de verbintenis tusfchen Patroonen en Cliënten was niet anders, dan eene minzame wederzydfche oeffening van befcherming en getrouwheid. Ieder hield zich zeiven en zyn eigen huisgezin daande > en ondcrfchraa°de zyn eigen welvaart: want toen was 'er noch niemand te vinden, die in daat was, om eene groote menigte op zyn kosten te onderhouden, en eene talryke'fleep van dienaren en daaffche vrienden te voeden. Hunne geliefde drift en hoofdzaak was de vryheid. Vroomheid en waare deugd had de fchoon- • de gelegenheid, om zich in regten glans en helderst licht te vertonen, en zy liep geene gevaren, die haar dreigden te krenken, of haarén luister te verdoven. Maar hunne zeeden veranderden eerlang met de verandering van hun levensdaat en van de omftandigheden, daar zy zig in bevonden. Eerst begonden zy in deugd en ingetogenheid te verflappen. Zy vervielen daarop allengskens tot ondeugden en allerley wangedrag; tot dat zy eindelyk in boosheid verhard , zich aan allerhande gru. welen en buitenfporigheden overgaven. Dat zelfde lot, 't geen de Romeinen overkwam,ftaat voor (T 3 ) al*  < 294 ) alle Natiën te duchten. Die Vloek dreigt alle Volkeren eens te treffen. Het is eene algemeene waarheid, dat de rykdommen, overal waar-zy huisvesten en den meester fpeelen, zelden nalaten, om allengskens zoo wel hun gebruik als misbruik in te voeren , en dat zy, beneffens bygeloof en geestdryvery , de krachtigfte en gevaarlyklte werktuigen zyn, om de ondeugden aan te kweeken en eene Maatfchappy ten val te brengen. Dewyl ook de menfehen toch van natuure genegen zyn, tot gemak, weelde en vermaak, zullen zy ook zodanige dingen het hoogst waardeeren, waardoor zy zich die geliefde voordeden best verkrygen kunnen. Daar ook voor rykdommen alles te koop is, wat de Waereld in dat fluk kan opgeeven, zoo is het ook geen wonder, dat zy met zoo veel yver naar derzelver bezittingen rykhalzen. Deugd zelfs, doorlugtige gaaven en voortreffelyke bekwaamheden , moeten om die reden , het geld den voorrang helaas afïlaan ; vermids het geld, waar meede men zoo veel kan uitvoeren, een gemaklyker middel is, zoo om aanzien te verkrygen, als om 's Volks gunst te winnen, eh groot of machtig te worden. Wanneer rykdommen en niet de waare verdienden voorwerpen van eerbied en aanbiddin-  095 > Êe worden, zal de rykfte man, fchoon kagen lafhartig van aart of bedorven van zeeden veel hooger gewaardeerd worden, dan de vroomfte en dea-dzaamfte mannen, die in verdienden uitmunten" De verkwisting die enkel dwaasheid is, in 't ftuk van zich achtbaar en geliefd te maken by het gemeen, zal deugd en verftand overbluften, ja meest al verre voorby ftreeven. Dit is buiten twyffel een der fchadelykfte gevolgen , die de rykdom teweeg brengt. Geld zet lynen bezitter aanzien en agting by, fchoon hy u» ders een laage en onedele ziel heeft; fchoon hy zonder verftand of kennis, en zelfs een hatelyk gedrag leidt. Men let niet op de deugd m een arm man,en de vroomheid die behoeftig is wordt verftoten of met den nek aangezien; want de groote hoofdzaak daar men alleen zyn werk van maakt, is hoe men best fchatten zal meester worden. Dus ziet men rykdom welhaast voor zegen aan, die alle loflyke hoedanigheden kan opweegen, derzelver gebrek vervuüen, en haar plaats met luifter bekleeden. Voortreffelyke gaaven en bekwaamheeden zyn ook zoo gemakkelyk niet te krygen, als men wel tot bezit van groote rykdommen geraken kan, en daarom wil men het liever wagen, dat men zig n derzelver najaginge vermoeie en affloove, dan in het hoofdbreeken om gaaven , bekwaamheden , deugd en alles wat lofwaardig is te bekomen. Dus feyvm men zich, niet om in waare verdienden  C 296 ) uit te munten, maar in geld, dat denzotten, den verkwisters en booswigten, veeltyds meer dan anderen te beurt valt. Kunnen ooit ] fchatten de ziel van een man met edele deugden vertieren? kunnen zy ooit zyn hoofd en harfenen (cherpen, zyn harten hartstogtcn verbeteren ? wat verdient 'er waarlyk eer en agting in een mensch, dan zyne redelyke vermogens en ?offelyke gemoedsgefteltenis? Munt hy daardoor alleen niet uit, boven 't onvernuftig vee, dat hem dikwyls in fchoonheid en kragten te boven gaat ? Een Wolf of Tyger blyft altyd een Wolf en lyger, ichoon zyn Hol met goud en edele gefleertens , tot verkwistens toe , ware opgepronkt. Eveneens is cn blyft een man van verdienden dezelfde, al had hy nog zoo veele milioenen inde Wae reld, die niets tot zynen luister kunnen toebrengen. De eenigde voordeden, die iemant achtbaar en eerwaardig kunnen maken, moeten zuiken weezen, die van hem onafïcheydelyk , en zyn perfoon m t byzonder eigen zyn. Iemand kan derhalven een arme hals en onnozele bloed zvn, fchoon hy terzelver tyd een man van vermogen is, en machtige fchatten in bezit heeft. Daar rykdommen den meeder fpeelen, ofwel de eenigde middelen zyn, om meester te worden raakt alle order en fchikking van zaaken in verwarring; aldaar wordt recht en biliykheid omgekeerd.  C z97 ) keerd. Daar ook ziet men Staatsverdorvenheid en zedenverbastering zich ten hoogden top verheften ,• ja het begin, midden, einde en hoofdpunt van alle belangens uitmaken. Zoo ging het althans te Romen. De onwaardigde en haatelykde voorwerpen wisten in het verkrygen van eerampten de braafde en loflykde mannen den voorrang te ontrukken, om dat ze ryker waaren, en hunne tydelyke middelen beter van pasfe wisten te gebruiken, om de demmen des Volks onder de Gemenebestregeering en die der Hovelingen onder de Keizers te koopen. En gelyk zy 'er geld voor gaven, zoo namen zy 'er ook voor, op hun beurt. Dat geven en nemen van geld voor ftemmen, en omgekeerd het ftemmen voor geld, was een openbaar beding; een daaglykfchen handel; een foort van inkoop om wederom te verkopen; een handel in 't gros, om in 't klein uit te venten. Het Volk fcheen zulks in 't eerst niet te merken , veel min te zien, waar dit eindelyk heene wilde. Het Volk verbeeldt zich ook doorgaans, dat de beste betaalder de beste en trouwde dienaar is; het ziet hem voor een braaf Vriend aan', zonder eens te denken, of wat hy doet, dan of hy zich als een eerlyk man gedraagt. Hoe zouden zy ook geloven kunnen , dat een man, die zich zoo beleefd en edelmoedig tegen hen betoont, en voor wien zy zoo veel liefde en agting heb( T 5 ) ben,  ben , iets kwaads tegen hen in den zin zoude kunnen hebben, of dat hy zich grooter en magtiger zoude zoeken te maken, ten koste van zyne goede vrienden , die hem zoo veel eer aandeeden en tot een man maakten? Doorgaans ziet men ook, dat zy die in 'tbegin mooglyk wat bloode en fchaamagtig zyn , om tot zulk een bedryf over te Happen , allengskens ftouter worden , naar maate dat het, helaas! meer en meer in de mode raakt; en met 'er tyd vinden zy geen zwarigheid meer in een zaak, die hun eerst geweldig tegen de borst friet. Anderen , die het nooit goedkeurden , laaten zich tog eindelyk in den algemeenen ftroom medeflepen; dewyl zy denken , dat het vergeefsch zou zyn, zich 'er tegen aan te kanten , en dat hun vroomheid alleen de algemeene verbastering niet fluiten of hervormen zal. Althans , zy zoeken op die wyze een zaak te verfchonen, die zy in hun gemoed moeten veroordeelen, en die hun deugd hen als llrafwaardig doet aanzien. Ongelooflyk waren de geldfommen, die de Ro* meinen verfpilden , om tot eeramptcn en bedieningen te geraken. Cafar had niet alleen zyn eigen goederen en al wat hy bezat in kuiperyen verlpild, maar nog daarenboven meer dan twintig milioenen fchuld gemaakt. Zoo duur ftond hem de inkoop van de ftemmen des Volks en deszelfs Gerneensmannen. Wat hy met zulk eene  ( *99 ) eene buitenfporige verkwisting voorhad is waercldkundig: want het is geen ongewoone zaak, dat de heerschzugt zich van de gierigheid bedient als een werktuig, om haar oogmerken te bereiken. Cafar volvoerde door zyne omkopingen een meesterduk, 't geen hy met Zyn zwaard alleen, zonder behulp van geld , nooit tot volkomenheid gebragt zou hebben: want hy maakte zich van de Vryheid van zyn Vaderland meester. Mooglyk zag hy ook het Roomfche Volk voor zyn eigen goed aan. En waarlyk ook, geen Volk dat zich in diervoege koopen en verkoopen laat, kon ooit, even zoo weinig als dat van Romen, met eenige fchyn van reden en billykheid beklagen over de kwaade behandelingen, die zy naderhand lyden moeften van de koopers, die hen eerlyk met goede gangbare munt daar voor betaalden. Die zich zeiven in diervoege aan anderen verkogt hebben, kunnen en moeten zich ook waarlyk niet langer als hun eigen meester aanzien. Zy behooren den man toe , die hen kogt. De kooper zal buiten twyffel zyn uitgefchoten geld en fchade zoeken in te haaien, en de goede gemeente mag zich wys maken wat ze wil; maar de kooper zal waarlyk op die wyze by zich zeiven denken , en ook te werk gaan. Anderen, 't is waar, die onbefproken deugden fcerlykheid aankleeven , moogen die kopers met fchan-  C 3°o ) fchande brandmerken en hen verwyten, dat zy door zulke onedele middelen zich niet ontzien , hun eigen belang te bevorderen, en met de eerloosheid van laage en lafhartige huurlingen hun voordeel doen. Doch zy, die zich lieten omkoopen , hebben geen de minfte reden om zich te beklagen , wyl zy hunne onderdrukkers daartoe voor geld de macht in handen gaven. Want wat betrekking , wat vriendfchap en kennis hebben die koopers toch,met de groote meenigte ? Nauwlyks kennen zy een uit honderd of duizend; doch zy hebben alleen de ftemmen van doen , en daar gceven zy hun geld voor. Het kan hen ook nooit in de gedagten koomen, zich zelfs te verarmen, alleen om anderen ryk te maaken , om zich vervolgens in 't behartigen van de belangen dier rykgemaakten afteflooven, en dikwyls nog bovendien derzelver dwaasheden en kwade bejegeningen tc moeten uitilaan of opkroppen. Neen! Zy kogten hunne Hemmen alleen met oogmerk, om den meester over hen te fpeelen., cn hen als werktuigen te gebruiken, om niet alleen fortuin te maaken, maar om zich ook zoo vast te nestelen, dat zy niet uit het zadel kunnen geligt worden. Cajus Pontius was zoo wel overtuigd , dat een Staat, daar zulk een verdorvenheid, omkoping en zedenverbastering heerscht, zich na zynen val en ondergang fpoeit, en zag zulks zoo dui-  C 3°i ) duidelyk in 't gemenebest van Romen, dat hy opentiyk verklaarde te wenfchen; dat hy in die dao-en op de Waereld had mogen komen, toen de Romeinen eerst begonnen giften en gaaven'aan te neemen, vermids- hy dan niet geduld zoude hebben , dat deezer invloed en heerfchappy zoo lang duurde. Cicero over het zelfde onderwerp met betrekkinge tot zyn Vaderland fprekende, uit zich aldus;'"' fiP001 r. - i-fljsj fjwfrÓOY sbDÖï atöb „ Ik mag met regt vragen, of zy diephs dit „ Gemenebest, met zoo veel luiiter en majesteit „ gegrondvest en opgebouwd, nalieten, wel ooit eeaige de minde gedagten hadden, om de.gie„ righeid voedfel te gecven, door voor ons het „ Goud en Zilver in te voeren; om ydelheid cn hovaardy aan te kweeken , door middel van ' prachtige opichik en huisficraden j of overdaad " en wellust door gastmalen; of ongebonde weel„ de, door ongeoorloofde vermaaklykheden. Even gelyk helaas thans by veele Volken , en zelfs voor een gedeelte by ons plaats heeft, waren, toen Cicero leefde, de ondeugden der Romeinen tot zoc> een hoogte gefteegen, als ooit te vooren de deugden der Voorvaderen uitblonken. Nogthans waren zy onbefchaamd genoeg, op hunne voorouderen te pogchen en met derzelver voorbeelden te pronken; terwyl zy zich intusfchen niet ont-  C 302 ) ontzagen een gedrag te houden, dat zulke groote mannen geheel onwaardig was. Nooit riepen ze ook luider om Vryheid dan wanneer zy zich blindelings aan zulke mannen overgaven , aan zulke voorftanders verkogten die niet anders bedoelden , dan die zoo hooggeroemde vryheid te onderdrukken, en hen in flaverny te brengen. Al wie hen om het brood, of met geld, of met vleiery op den tuil hield, was hun dierbare gunfteling; 'offchoon hy daar niet anders mede voorhad, dan zich tot hun dwingeland pp te werpen. Catalïha, die verfoeilyke landverrader, ftond evenwel diep in hun gunst en geneegenheid , ia wierd als een dapper voorvegter der vryheid aangezien, en dat daarom alleen; om dat hy hoog van de voorregten des Volks en de Vryheid opgaP om dat hy zich opentlyk als een vyand verklaarde Van de Overheden, die toen het grootfte bewind van zaken in handen hadden. Deeze mannen evenwel , welke gebreeken zy ook mogten hebben , konden m vergelyking van hem, deugdzaam en onberispefyk genoemd worden. Onder het Burgemeesterfchap zelfs van den zoo even aangehaalde Cicero, die ontegenfpreeklykeen der bekwaamfte en opregtfte Regenten was, die ooit een ftaat beftierden, en te recht met Neerfands Temmmck kan vergeleken worden, terwyl ■Latahna die vergader nog vast voortging, in zyne  X 3°3 ) ne verfoeilyke famenzweering tegen het Vaderland- hield bet-Volk, fchoon het Cicero mets.anders wist te last te leggen, dan dat hy in 't belang van den Raad was, dat is, dat hy de achtbaarheid van den Raad en daar door de vryheid van den Staat trachte te handhaven, evenwel nog de party van Catalina, en bleef hem aanhangen en liefkozen, tot dien tyd toe, dat het geheele geheim van het vloekverwantfchap ontdekt en zonneklaar bewezen wierd. Toen is het waar, wierden zy met ontdeltenis en fchrik getroffen, ja verfoeiden dien eerlozen verrader, dien zy eerst gunftig toedagten; hoewel niet weinig op de voorfpraak van deszelfs cliënten en van de Vremdelingen, die zich te Romen ter nedergezet of door zyn toedoen burgers geworden , uit dankbaarheid zich voor zyne aanhangers verklaarden: te meer , wyl hy zyn oogmerken bereikende, hun fortuin te beeter gemaakt was. Zy hadden zich tot hiertoe ingebeeld, dat hy niet anders voorhad , dan de Overheden daar zy een misnoegen tegen opgevat hadden, af te zetten-, of op zyn bestgenoomen, mooglyk eenen burgeroorlog of beroerten te verwekken, waar by verre de meesten niet veel te verliezen hadden, en den kans om iets te whmen, (een kans die hen dierbaarder was , dan de rust en veiligheid der Burgery en hun eigen Vaderland) Maar Romen te ontroeren iop die wyze, kon niet anders dan hen zeiven meede ten val fieepen, en in Yuiterfte verderf  C 3°4 ) derf ftorten. Daarom hoorden zy eindelyk ook dien aanflag van Catalina , die te verre ging , met ontroering en verfoeijing aan. Dat het Roomfche Volk by dat geval, (een iegelyk make hier de toepasfinge van op de hedendaagfche gefchiedenisfen ) door een geest van ver.bastering gedreven wierd, en door geen verftandig oordeel geleid wierd , blykt ten overvloede daar uit, dat Catalina, dien zy eerst doch ten onrechte zoo teeder liefkoosden, en van wien zyzoo veel goeds, hoopten, voor een openbaren booswicht bekend ftord; gelyk hy in zyn gantfche levensloop altyd geweest was. Immers , hy had zich aan veele euveldaden , om niet te zeggen groote gruwelen fchuldig gemaakt : hy was verfoeilyk in den burgerlyken wandel , en eerloos zonder wet. of reegel, in 't waarnemen van Staatsbedieningen. Het zoude een roemrugtiger werk van hem geweest zyn, (ach mogten dit fommige grooten befeffen) daar meer waare glorie en onfterflyke lof by te winnen was, indien hy, gelyk zyn plicht van hem eischte, hen had trachten te hervormen ; hen wyzer, deugdzaamer en daar door gelukkiger te maaken, en in plaatze van ze in te volgen en aan te kweeken, zich tegen hunne buiten fporige verbastering aangekant , en die gebreideld hadt. Maar hy vond hen bedorven, en bragt hen van kwaad tot erger, met voorneemen hen tot zyne ootmoedigfte dienaren, zoo niet tot zyne flaven te ma-  ( So5 ) •fflakén. Ó! gy hedendaagfche Volken en Landgenoten ! Leert hier uit, dat gy u niet moet laten verblinden! Waren de Romeinen, ten tyde van Cicero, aart geene andere kwaaien en gebreeken ziek geweest, de wyze voorflellen van deesBurgemeester aan den Raad moesten ingang gemaakt, eh de klachten van het Volk gefluit hebben. Maar helaas, en zoo gaat het al veeltyds , zy hadden dat gelukkig uitwerkfél niét ,* althans niet tot dien tyd toe, dat de oogen geopend wierden en zy duidelyk zien konden, dat Catalina niet andersdai hun volkomen ondergang op 't oog hadde. De flegtfte leidslieden, vooral zoo zy door hunne gunst en kuiperyen \ of langs andere wegert zich aanhangers kunnen bezorgen j maaken niet zelden by een Volk, althans voor een tyd, dert grootflen opgang. Dat ziert wy wederom uit de gefchiedenisfen van het Romeinfche Volk. Terwyl by voorbeeld Spurius Malius hen deerlyk bedroog, en door zyne listige konflenaryen en fchoonfpreeken verblindde, flond hy uitermate in hun gunst, ja wierd fchier van hen als een afgod geëerbiedigd. Hy behandelde het Volk evenwel nergens anders om, op zoo eene wyze, dan ten einde het in 't net te lokken,en 'er naderhand als dwingeland over te kunnen gebieden. Eveneens was het met Manlius Capitolinus, IV. Deel, ( V ) een  C 3°ó ) cén ander bedrieger; een gewaande vriend, doch wezeniyke vyand. Hy was inderdaad een braaf foldaat, en had het Capitool waar van hy zyn bynaam kreeg, met groote dapperheid tegen de Gallen verdedigd; maar hierop hovaardig; opgeblazen van tomeloze heerschzugt en vol van nyd en afgunst tegen den beroemden Camillus, ftond hy naar een koninglyk oppergezag, 't welk hy door de gunst des Volks hoopte in handen te krygen. Hy doeg den gewoonen weg der verraders in ; deed heerlyke beloften; kogt de herten door gcfchenken, verknochte het volk aan zich door lage lief kozin«•en. Geen man van gezond verftand nogthans was ^cr, die niet zien moest, dat of Manlius of de regeering onvermydelyk moest te gronde gaan; inzonderheid, toen men hem fteeds met een wagt van 't gepeupel omringd zag , en de Overheid opentlyk door hem getrotfeerd en uitgedaagd wierd. . Het Volk eyenwel , welks oogen t'eenemaal verblind waren, zag het gevaar niet, 't welk den Staat dreigde ; maar waardeerde Manlius veel hooger dan denzelve. Niet weinig moeite koste het dierhalven , toen zyne kwade handelingen ontdekt wierden, om den Staat tegen zyne aanflagen te beveiligen, door hem na verdienden ter dood te veroor deelen. Zyne vrienden, het gepeupel, die hem voor de zoo regtvaardige ftraffe zogten te bevryden, beklaagden hem luidkeels, dat hy ze on•. . . der-  dergaan moest, en toen 'er kort daarna eene befinettelyke ziekte regeerde, fchreven zy 'erdeoorzaak van, aan de zogenaamde rechtvaardige ftraf van Jupiter, die het bloed van den zogenaamden nnfchtddigen verdediger van het Capitool en deszelfs Tempel, wilde wreeken. Voorts opgeftookt door hunne Gemeensmantjen, verzuimden zy zelfs allen arbeid ; lieten de landeryen onbebouwd ; en toen 'er gelyk natuurlyk was, een hongersnood op volgde ., 1'cholden zy andermaal op de Overheid. Nog een ander aanmerklyk voorbeeld. De ongewoone toevloed van menfehen uit alle hoeken van Itaiien, by de terugkomst van den braven patriot Cicero uit zyne ballingfchap , veroorzaakte een fchaarsheid van levensmid ielen en deed die in prys ftygeren. Deeze ongelegenheid gaf den Gemeensman Clodkis , een dood- en onverzoenbare vyand van Cicero, een fchoonfchynend voorwendfel aan de hand, om dien grooten man als d'oorzaak van dat ongemak,by t gepeupel heevigdoor te ftryken, en die daartoe hem als een misdaad te laste te leggen. -, De domme menigte gaf haar Onkel, den Gemeensman, blindelings geloof, en liep in tumult by Cicero om brood roepen. In haar woede en dolle razerny, verdoorde zy de vergaden'ng op het fchouwburg, en dreef ze van elkandercn, bedormde het huis van den Pnetor-, die het bewind had over de openbare fpeelen,- belegerde den Raadm ( V 2 ) den  C 308 ) den Tempel der Ecndragt; viel een der Burgemeesteren gewelddadig op het lyf, en bragt hem verfcheide wonden toe. In den mond, ziet men dus, van dit harfenloos gepeupel, het w elk door den overgegevcndlte booswicht opgeruid, en aangevoerd wierd door twee berugte misdadigers , den eenen een openbaren moordenaar, den r.ndcr een gundeling en werktuig van Catalina, in den mond van dat gemeen zeg ik, was de naam van Cicero, (een naam zoo dierbaer aan alle rechtfchapen Romeinen,) een naam van verwyt en laster. Wat duidelyker en ontwyffelbaarder bewys kon men immers zien, van de uitterde verdorvendheid en verbastering, dan zulk een ongebonden razerny ; dan zulke wanhoopige daaden van muitzucht en oproerigheid? Daar het woest gepeupel, of 't geen op het zelfde uitkomt, deszelfs leidslieden de magt hebben.. om alles tegen te fpreeken, is het gezach der Overheid geknakt; de Regeeri'ng is 'er reeds genoopt, of op het punt om gedoopt te worden; terwyl de Regenten onderdrukt hunne, vrye dem niet meer kunnen uitbrengen. En wat ook heeft men daar anders te wagten, dan dat men of tot eene volflage regeei loosheid veryalle; of dat men, "t geen waarfchynlyker is, onder de macht en heerichappy van een uitheem- fchen  C 309 ) fchen vyand geraake; of wel, dat men door een binnenlandsch verrader en geweldenaar overmeesterd word. De bedorvendheid der zeeden , d'omkoping , het daar uit ontftaande verraad en wat dies meelis , hebben ook veeltyds den grootden invloed op de Staatsverwisfelingen en veranderingen van Regeeringsforrn; en in 't algemeen leeren de gefchiedenisfen, dat vrye Volken zodanige veranderingen meer onderhevig zyn, dan onaf hanklyke of eenhoofdige Heerfchappyen De oorzaak hier van is, dat de Vryheid zelfs haare vyanden gelegenheid geeft om. haar te benadeelen, en niet zelden de oorzaken van de omkering van haar regeeringsfonn en verderf aankweekt. Alles wat op deezewaereldvandenveranderjyken aart of wispeltuurige nygingen en driften der menfehen afhangt, kan onmooglyk bedendig en-onveranderlyk zyn. Geen Regeeringstórm derhalven of Staatsbeftier is 'er, die niet eenige verwisfe'ingen te duchten heeft. Tyd en toevallen veranderen het gelaat en lichaamsgcdcl der menfehen, en hebben dezelfde kragt en uitwerking op de menfehelyke Maatfchappy. Niets is 'er, 't welk op eene enkele reis tot volkomenheid gebragt kan worden, en dus is nimmer eene Regeeringsfonn in eens te volmaaken : daartoe wordt tyd vereischt, en ze kan niet dan langzaamerhand van haare gebreeken en misbruiC V 3 ) ken  ken gezuiverd worden. Zulks door fterke middelen eensklaps te willen doen, heeft meer dan eens een onherft Ibaar nadeel en geheele omkeering te weeg gebragt. De menfehelyke Maatfchappy is even als 's menfehen lichaam , verzwakking en verval van krachten onderworpen, en daarom'hebben zy beiden nu en dan ^ een behulpzame hand tot onderdeuningen vcrderking nodig. Heilzame wetten zyn by voorvallende gelegenheden voor een. Staat, even zoo noodzakelyk als geneesmiddelen vooreen zieken ,• en fchoon beiden, zoo wel wetten als geneesmiddelen, dikwyls welvaart en leven redden kunnen, doen ze echter ook wel eens eene verkeerde uitwerking, en brengen den lyder meer nadeel dan voordeel toe. Geen Geneesmeester ofWetgeever, hoe febrander en kundig ook, is volkomen verzekerd, dat zyne middelen een gewemchrxn uitflap; hebben zullen,- dat zyne bestberaamde maatregelen heilzaam zullen zyn, of zelfs zonder het minde gevaar ter uitvoer kunnen gebragt worden. De nuttigde dingen immers weet men, dat misbruikt kunnen worder, "t geen dezelve in ftecde van goed,ten uiterde fchadelyk en vcrderflyk maakt. De heilzaamde middelen tc ontydig en te kragtig of in te groot een overvloed voorgeschreven / kunnen iemands leven in gevaar brengen, en de beste wetten het welzyn van een Staat ondermynen of te grenden doen gaan. Zulk  C 311 ) Zulk een misbruik van wetten en geneesmiddelen is gevaarlyker, en fleept veeltyds verderflyker gevolgen na, dan men te vreezen had, indien men noch wetten noch geneesmiddelen kende. Het geeft iemant volmacht, om met gezach en 1 ralloos kwaad te doen , en verhaast op eene veilige en onvermydelyke wyze het uiteinde van s menfehen leven en de omkering der burgerlyke maatfchappy. Zeer zelden zag men een Staat of Gemeenebest, waarin het getal der kwaaden dat der goeden met te boven ging, en alwaar niet meer onnozele en onkundige, dan wyze en verdandige mannen te vinden waren. De fchranderdc weet men nu fpeelen 'er altyd over d'eenvoudigde den meester, en zelden zal het een heerschzugtigen misfen, _ of hy vindt zotten genoeg, die hem geloven,en zich door hem leiden laten. Geen Volk, geen Land was 'er ooit op den aardbeden, daar men niet voorzien was van zulke werkmeesters, en daar deeze geen dof m overvloed vonden, om hun kunst en bekwaamheid op te oeffenen. Overal is 'er eene dwaaze enbygeiovige menigte, die blindelings in de maatregelen treed van geileepen ondemeemzieke mannen , en welke van hunnen handen vliegt. Daar Volk is, zyn ook bedriegers, en aangezien de greote hoop zich al zagt en gemakkciylc leiden en dieren laat; zal het nooit aan menfehen  C 312 ) ontbreeken, die van deze zwakheid gebruik maken, en zich voor Leidsmannen opwerpen Ooiworden 'er niet veele byzondere gaaven 'cn bekwaamheden van merklyk gewicht toe Vereiseht Niemant is 'er zoo gering en ontbloot van verdiensl ten of hy vindt 'er nog anderen, die in zyne oogen noch geringer fchynen; en op die uitmuntendheid of overwigt van verdienden, t welk hy zich toeJchryft, bouwt hy zyne heerschzugt, en verbeeldt zich in Haat te zyn, om alle d'anderen tc regeeren. De ondervinding leert ook in der daad , dat veelen van alderhande foort en rang , zich naar welgevallen laten bellieren en behandelen doorzulken, die hen met zoo zeer in waare bekwaamheden dan wel m ftoutbeid en korittenaryen te boven gaan. Men heeft opgemerkt dat de bedelaar* zelve, die anders malkanderen in Haat en rang zoo volkomen gelyk fchynen, zulke trappen van onderfcheid onder eikanderen hebben, en dat d'een meer te zeggen heeft dan d'andere. Er zyn onder een trop dier luilakken altyd hecrschzugtigen en zagtzinnigen; gezagvoerders en onderdanieen; liergelovigen en bedriegers. Het is de aangebooren aart van alle burgerlvke Maatfchappyen, ch een eigenfchap van de menfehelyke natuur , dat 'er , l*heden zyn en anderen die geleid worden;dat er bedriegers en bedrogenen gevonden worden. uJi0liS- h/f m mooS,yk' een Staat die zoo veele begmielcn van onrust en wanorder in den boe-  C 3*3 ) boezem voedt, altyd in rust en vrede kan blyven? Hoe kan deszelfs welzyn altyd vast ftaan en onwankelbaar blyven, daar het door zoo veele handen van alle kanten ondermynd en met verderf gedreigd wordt. Geen regeeringsform wordt'er gevonden, die aan zulke gebreeken niet onderhevig is; die de oorzaken en werktuigen harer eige omkeeringe niet by zich huisvest; en hoe dezelve des Volks vryheid beter aankweekt en handhaaft, hoe ze meer vyanden en belaagers van- haare veiligheid koestert. Beter nogthans dit, dan van den beginne af flaven te zyn. De Vryhoid voert even als andere dierbare en heilzame dingen, die eorzaken van haar eigen ondergang met zich om. Altyd kan ze tot ongebonden en wettenloze wanorder ontaarden, en daar door in het uiterfte gevaar gebragt worden. Veelen zullen zich niet ontzien, in fteedc van een gebruik, 'er een misbruik van te maaken, dewyl ze het ftraffeloos doen kunnen. Anderen zullen dat misbruik aanmoedigen , mooglyk met oogmerk, om haar langs dien weg te cenemaal te vernietigen. Zy befchermt haar vyanden zelfs, die haar zoeken t'ondermynen; ja beveiligt1 hen veeltyds tegen de ftraffe van 't geen wel befchouwd, een misdaad moest gerekend worden. Dewyl de vryheid gegrondvest is, ©p vaste en onverbreekelyke wetten, heeft iemant, indien hy flegts de wetten ontduiken kan, ligtelyk gelegenheid, om haar veilig en zonder vrees van gevaar ( V 5 ) aan  C 3H J aan te tasten. Nergens ook kan men beeter de wetten ontduiken en derzelver ibaf ontgaan, dan daar de vryheid het meest word aangekweekt en geliefkoosd. In een vryen Staat kan iemant des noods een openbaar misdadiger zyn,en zichfchuldiggemaakt hebben aan het overtreden der Wetten; ïchoonhy uit kragte van die wetten niet kan te recht geitel d en ter ltraf veroordeeld worden. De blyken, de bewyzen van de overtredinge, moeten m zulk een Land zoo duidelyk, zoo ontwyffelbaar zyn, dat een onfchuldige nooit gevaar loopt, vanvalfchelyk te kunnen betigt worden. Hierdoor krygen de fchuldigen, indien ze maar doorliepen en omzigtig genoeg zyn, dikwyls gelegenheid, om zich voor de Ifraf te beveiligen. Onder dit oogpunt, geeft dus eene vrye regeeringsfonn, natuurlyker wyze, aan haare vyanden de wapenen tegen haar zelve in handen; en hoe menigmaal heelt men hen daar van een verderflyk gebruik zien maken. Door al te groote gezondheid, door overvloed van bloed en levensiappen, vervalt het Lichaam van den Staat tot zicktens en kwaaien. Allengskens neemen die toe,, tot dat zy t'eeniger tyd doodlyk worden. By Volken, daar eene willekeurige Opperhcerichappy gevoerdt wordt, kan fomtyds een man onfchuldig zyn, en nogthans wettig geftraft worden; dewyl die zelfde onafhankelyke wil en eigendun- ke»  <3r5 ) kelvke magt, die iernant ftrafwaardig verklaart , 'er ook voor indaat, dat hy fchuldig is, en haar gezag voor bewys doet ftrekken. Helaas! Welke eene gundige gelegenheid heeft zulk een opperhoofdig Meester niet, en inhoe eevaarlvke verzoekinge leeft hy niet, om zich te ontdaan van de beste en briaffie onderdanen, daar hy misfchién over misnoegd is! Het is des geen wonder, dat 'er onder eene Regeeringsfonn, die voor deugd en verheven verdienden zoo gevaarlyH is veekyds niet veele waarlyk uitmuntende Mannen tc vinden zyn, of dat zy met tegenfpoed cn vervolging te wordelcn hebben, en welhaast ten val geraken. In eigenwillige Heerfchappyenj is 't geen ongewoone regel van Staatkunde, hoewel wy ze als verfoeilyk befchouwen ; dat het beter &, dat veele onfchuldigen verboren gaan, dan dat een fchuldige niet geftraft worde. Een zetregel, die zeeker , indien ze algemeen gehandhaafd en onverandcrlyk zonder genade wordt opgevolgd, het gantfche Volk met den fpoedigden ondergang dreigt. Meermalen is het gebeurd, dat een groot getal onnozele menfehen, aan de razerny en apterdogt van een allcenheerfcher wierd opgeoT;rd, fchoon 'er geen de geringde misdaad was gepleegd, ■ die hem daaitoe eènigen grond of aanleidin0 had gegeeven. ^  C 3ï6 j Een Koning van Stam zyne dogter verloren hebbende en in 't hoofd krygende , dat zy door vergif vvas omgebragt, liet het gmotfte gedeelte van zyn hofgezin, grooten en kleinen, ter dood brengen , en dat nog onder de uitgezogtlle en felfte p\nig,ngen ; alleen om dat het hem waarfchynlyk voorkwam , dat fommigen van hun het vergif moesten bereiden gegeeven hebben. Volgens de wetteloze regels van zulk eene dolle StaatKimdc, ziet men alleen naar middelen om, die den perfoon van den Vorst beveiligen of genoegen geeven kunnen. Hy die in zyn gantfche beteer met anders in het oog heeft, dan zyn eisen zeekerheid, gemak en ongebonde weelde, maakt • er zyn werk en tydverdryf van, dat hy ieder doet te;- neder (forten en vergaan, die hem eenigfints verongelykt of misnoegen gegeeven heeft, of dien hy denkt, dat het misfchien zou willen doen. Vermeint hy, dat hy met een handvol bloeds te ilorten, zyn throon zou kunnen bevestigen; men houde zich verzekerd dat hy her niet fpaarzaamzal vergieten. Het onderfcheid tusfchen vermoeden en bewys, zal by hem gering zyn, en het zal hem verdrieten door een nauwkeurig en langdurig onderzoek , in angst en vrees te leeven. Liever z?l hy maar bevelen, dat de geen die hem in den weg is, gedood werde. ° Wordt 'er een aanflag tegen zyn perfoon ontdekt, de ftraf bepaalt zich tot de zamenfweer- ders  C3*? } ders met alleen , maar dikwyls flrekt zich de moord uit over hun gantfche huisgezin en maaglchap, geen e ndc nemende, voor dat het geheel gedacht t eenemaal is uitgeroeid. Men rekent, dat de Vizier Kuproli, om de muitzugtige en woelzieke Janitzaren te draden, meer dan veertigduizend derzelve, op verfcheide tyden en wyzen heeft doen van 't leven beroven, en dus de krachten der Monarchie krenkte, om de veiligheid van den Monarch te bevorderen. Dus kan een Despoot naar zyn welgevallen en grilligheid met het leeven zyner onderdanen omfpringen , en ieder die hem in 't oog loopt en verdagt is , zonder form van regten of uitdel van kant helpen, o ! Gemeenebestregeering ! Hoe heflyk zyt gy! Tegen zulk eene overheerfchende macht, die het gebruiken van gewelddadige maatregelen zoo ligt valt, en die met zoo veele en kragtige middelen tot haar beveiliging gewapend is, zal niet gemaklyk een zeeker aantal menfehen het wagen, een famenzweering te fmeeden ; en zulks al gefchiedende , kan zulks niet lang verholen blyven. Schoon wel een enkeld man, door genoegzame wanhoop gehard, het wagen mag, den Dwingeland te vermoorden, kan hy evenwel door dien dag de dwingelandy zelve geen einde doen nemen. Doorgaans is 'er reeds een opvolger by de hand^  C3iS ) hand, diemooglyk het beleid van den moord gehad heeft , en 'er alleen al het voordeel van trekt} hoewel hy den moordenaar verfoeit en dikwyls de ftrenglte ltraffen doet ondergaan.' ■ By de meeste Volken zou ook het affchafren der oude, en het opregten eener nieuwe regeeringsfonn, niet van d'algemeenen fmaak zyn, en de gevaren, die 'er aan verknocht zyn , beletten, dat men 'er de proef van durft nemen. Waar zal men onder de heerfchappy van een Opperhoofdig Vorst, een aanzienlyk getal van kundige en bet kwame mannen vinden , die ongewapend en tot hun eigen verdediging weerloos, elkander een *>eheim van zoo veel aanbelang vertrouwen durven, en vergaderingen zullen durven houden, om over de ontwerpen en fchikkingen tot een nieuw Landsbeheer te beraadflaan. En al kon dat alles gefchieden,- wat kans zou 'er zyn, om dien aanflag gelókkjg ter uitvoer te brengen. ; In Landen daareene gewelddadige overhcerfching plaats heeft, vindt men doorgaans talryke benden huurlingen, en dat wel meest al buitenlanders. De Staatsverwisfelingen door toedoen van züike legers voorgevallen, betroffen vceltyds den Vorst alleen, cn namen het roer der regeering enkel uit de eene hand, om het aan d'andere te geeven. Het komt noch met hun aart, noch met hui; belang over een, om een vryen Staat op te richten ,-':in welken de wetten racr gezag zouden hebben dan de wapenen. Krygen zy eens zoo veel doorzicht dat -ze c I Wee-  C 3l9 > wee ten , dat het in hun magt ftaat om Vorften af en aan te (tellen, en welke les zy al fpoedig leeren kunr>en;zy zullen welhaast ook begrypen, dat zy wetten maken en breeken kunnen na welgcvalle. Het is ook byna zoo goed als onmooglyk, het zoo heerlyk en voortreflyk gevaarte eener vrye regeeringsfonn te ftigten in een Staat, die 'er de nodige 'bouwftoffen niet toe uitlevert. By een Volk van dien aart kan geen vryheid ftandhouden,.want dezelve zoude tot de grootfte buitenfporigheden en misbruiken uitfpatten, zoo lang ze duurde. Geen menfehelyke wysh.eid, by voorbeeld, is in ftaat, om de Turkfche Monarchie in eene vrye regeering te hervormen. Een Volksvergadering of een Parlement, zou daar een ysfelyk wanfchepfel fchynen; en gefteld het kon 'er al eens plaats hebben, het zou te eenemaal kragteloos en zonder eenig gezag of invloed zyn. Dat zelfde Volk, 't welk nu alderhande geweldenaryen, door den Sultan, of op deszelfs naam bedreven, geduldig draagt, en geen de minfte ge. dagten heeft, om 'er zich tegen aan tekanten, hoe hard en onrechtvaardig men het ook handele ,• zou geen dwingende macht van zyns gelyken lyden wil ■ len, hoe billyk en wettig die ook gebruikt wierd. Het zou met geene geduldige oogen aan*  aanzien kunnen , dat zommigen die het oordeelde van denzelfden rang en ftaat te zyn , wetten maakten , en in alles hun zeggen had- Het vervolg hierna.  C 3** ) ME NGELWERK. t W e e D e VERVOLG en SLOT DER AANMERKINGEN over de ZEDENVERBASTÈRlNG en OMKOOFINGi GEene Staatverwisfelingen heeft men in dac Ryk (Turkyen) noch in eenig ander vari dezelfde gefteltenis te wagten , dan alleen door middel van wapenen en het toedoen van een Leger : en wat anders heeft men zig van dit laastgemelde te beloven, dan eene Regeeringsform, dié geweld en wapenen tert grondflag heeft; als het meest met den aart van krygsbenden overeenko» mende? IV. Deeii, ( X > Ü8t  C 322 ) Het is waar, de Krygsbenden hebben dikwyls een Dwingeland vermoord en uit de waereld geholpen ; maar men zal zeer moeilyk een voorbeeld vinden, dat ze ooit de dwingelandy vernietigd en afgefchaft hebben. Dikwyls offerden zy Vorsten aan hunne woede op, doch eenig daarom, om dat die niet als Tyrannen regeerden, en den Staat, met al wat 'er in was, niet aan de driften en de begeerlykheid van het Leger wilden ten prooy geven. Zy ftieten wel een. Nero van den throon, maar bragten ook een Galba om het leven. Men kan het als byna een onmooglyke zaak befchouvven, dat eene geduchte Opperheerfchappy, die over verfcheide Natiën het gebied voert, en een groot Ryk door kracht van wapenen in onderwerping houdt, ooit in een Gemenebest zou kunnen veranderd worden. Maar zeer wel is het te begiypcn, dat het lichtelyk in verfcheide ftukken van eikanderen gefcheurd kan worden, en dat dan elk van die deelen zyne byzondere Regeringsform en onder anderen die van een Republiek aannemen zal. De gefchiedenisfen bevestigen het, dat dan doorgaans de binnenrte Provintien van zoo een Ryk de eenhoofdige Regeering behouden , terwyl de buitenfte of wel de aan Zee gelegen Provintien of Steden , haar eigen meester trachten te blyven, en huere Regeringsform op de grondbeginfelen van Koophandel en Vryheid vestigen. Doorgaans ook worden deeze laasten daar in gehandhaafd en oaderfteund, door de naburige Mogemheden, die haar.  C 323 ) haar , indien zy ze zelfs niet in hun geweld kunnen krygen , tegen de aanflagen van anderen zullen trachten te verdedigen ; en dat wel uit jaloufy. Aan deeze beginfelen en grondregelen zyn fommige hedendaagfche Staaten in Europa nog tegenwoordig hunne behoudenis en onaf hanklykhêid verfchuldigd. Dusdanig zyn by voorbeeld Geneve, de Hanzee-Steden in Duitschlaud , de Republiek der Nederlanders, ons dierbaar Vaderland, &c. Men denke evenwel niet, dat wy door die zeggen, eenigfmts de eer van deeze laatde zorden willen verkorten. Verre van ons. Wy erkennen met hoogagting haare onderflyke verdienden en kloekmoedigheid, in het verdedigen harer voorrechten en vryheden tegen Philips , dien trouwlozen en ongenadigen Dwingeland. Zy heeft zich zedert ook beftendig en met luister tegen groote Monarchen en machtige naaburen verdedigd, en toont nog heden met het zelfde loflyk voornemen bezield te zyn. Doch gaan wy voorders. By vrye Volken is het een grondregel van Staat; dat het beter is verfcheide fchuldigen te fpaaren, dan eenen onfchuldigen te fcrajfen en 'te' laten verloren gaan. o ! Treffelyke zetregel ! Doch hoe ongelukkig is het, dat dezelve fomwyle oproermakers, verraders en andere mis( X 2 )  C 324 ) dadigerskan doen geboren worden, door de hoop op ilra.'ïeloosheid , om dat alle wetten en handelingen van den Staat , overeenkomllig dien reegel , met de uiterile zagtheid en matigheid , zoo wel ingefteld als uitgevoerd worden! En hierin geef. de Vryheid, gelyk wy bevorens zeiden, lom tyds haar eigen vyanden gelegenheid , om haar afbreuk te.doen. Voorbeelden genoeg kunnen daarvan bygebragt worden , indien 'er iemant aan twyifelde. Het onderzoek van tcen Staatsbefchuldigde gaat 'er langzaam voort , den gewonen loop en plechtige order van Rechten volgende. Zyn gedrag , de geloofwaardigheid der getuigen , de wetten en voorbeelden, worden met de grootfle •omzigtigheid gewikt en gewogen. Zelfs wordt hy niet licht in de gevangenis gebracht, veel min met boeien gekluisterd, als na dat ten miniten zyn fchuld voor de helft geprobeert is. Een listig en doortrapt verrader kan dus nïisfchicn nog zyn voornemen ter uitvoer brengen , eer men bewyzen kan , dat hy iets kwaads in den zin heeft. Even gelyk de Vryheid onder andere dierbare voordelen en zegeningen, grote Mannen van verdienden en bekwaamheden aankweekt zoo wordt ze ook fomtyds onder andere nadeelen, waar aan ze onderworpen is, ontzenuwd of geheel vernietigd, door helden van haar eige maakzel. Zy brengt zoo wel valfche als waare Patriotten  C 3a5 ) ten voort ,• en deeze laasten moeten niet zelden voor de ecrlten zwichten en het gewonnen geven. Ieder die in een vryen Staat, zoo wel als in alle anderen, macht heeft om het Land dienst te doen, heeft ook macht pm het te benadeelen. Zy die aan het roer der regeering zitten, zullen zich dikwyls niet ontzien , om het gezach van den Staat te krenken cn te verzwakken ; met oogmerk om hun eigen gezach zoo veel te meer uit te breiden. Zomtyds zullen zy het Vaderland 'er liever aan wagen en verloren laten gaan, eerder dan hun eigen aanzien en invloed in gevaar te Hellen, De Tienmannen, eenig voor zekeren bepaalden tyd te Rome verkoren, ten eynde een lichaam en flelfel van wetten te maken, (meèdden wel haast den aanflag, om die kortrtondige macht in eene altoosdurende heerfchappy te veranderen. De Gemeensmannen, die alle jaren verkoren wierden , deden dikwerf diergelyke pogingen , en trachtten hunne regeering te verlangen. De Edelen trokken een geruimen tyd alle macht en gezach tot zich; misbruikten die op de onrechtvaardigltc en buitenfporigfte wyze ; gingen als meesters, ja als dwingelanden te werk, en handelden het Volk als flaven. Naderhand wist het getergde Volk zich het recht te verkrygen, om wetten te mogen maken zonder den Raad of de Eedelen daarin eens te kennen , ( X 3 ) teJ>  C 326) terwyl deeze daartoe de bewilliging en goedkeuring van het Volk nodig hadden. Doch wat was 'er het gevolg van? Somtyds wierden 'er wetten gemaakt, door het berooid cn lichtvaardig gepeupel , die aller buitenfporigst waren, en niet dan onrechtvaardigheid behelsden. Dusdanig was de Wet, waar door Cicero uit Romen gebannen wierd, en waar van een verkwister den voorflag deed, die al zyn goed had doorgebragt, en toen zelfs zonder huis of verblyf, als een Landloper omzworf. Dat zelfde wanhopig grauw deelde fchatkist, Legers, Wingewesten cn Landvoogdyen aan zyn eigen gunftelirigen uit, dat is; aan zulke voorwer' pen, die door den eenen of anderen oproerigen Gemeensman was aangeprezen en ter verkiezing voorgeftcld. Alle burgers van aanzien en vermogen, alle mannen van eer cn deugd, des zoo veel te meer de Eedelen waar op men gebeten was , wierden by zulke gelegenheden , door geweldenary van wapenen afgefchrikt en buitengefloten. De Regeringsform van Carthago was wysfelyk ingericht en Hond op een vasten voet, tot dien tyd toe, dat het voornaamfïc bewind van zaken in handen van het Volk geraakte. Van dat oogenblik afwas de Regeering haare klem kwyt, verviel tot geweldenary,en nam allengskens in kracht en gezag af. De Raad verloor zyn aanzien en achtbaarheid, cn daarop wierd de aanmerking van Jnacharfis, die naar zyn zeggen in alle Volksre- gc-  C 327) geringen plaatshad, volkomen bewaarheid: dat wyze lieden den voorflag doen, maar gekken het beflttit maken. Het antwoord, 't geen Lycurgtts eens aan een zyner Medeburgeren gaf, die hem raadde, om te Sparta een Volksregeering op te rigren, was geestig en gegrond. Neem 'er eerst eens, zeide hy; een proef af in uw huis. Dewyl die groote man en beroemde Wetgever van zyn tyd, over dit ltuk zeer gezond oordeelde, en zich dierhalven van de kragtigfte en heilzaamde middelen bedienen wilde, om den flaat van zyn Vaderland, door's Volks ongebondenheid in magteloosheid cn verval geraakt, te hervormen, had hy Staatkundigen genoeg om het Orakel van Delphos in zyn belang te trekken, cn zich van een heilig befluir te voorzien, waar door aan de Spartaanen wel het ftemmen toegedaan, maar het beraadflaan verboden wierd. Hy wist hoe onbekwaam het gemeene Volk was om Wetten te maken of aftefchaffen, en wat al onheilen en kwade gevolgen 'er te duchten waren, indien alle de regeerings zaken door eene onkundige menigte behandeld, overwogen en bellistmoesten worden. Door het Volk wyslyk van dat voorrecht te beroven,bleef Sparta langen tyd inbloey en rust: terwyl Athenen,dwmx alles door de handen der groote menigte ging, gedurig met onlusten, oproeren en diergelyke vervuld wierd.  C 328 ) Het geen men onder Vorften plaats ziet hebben, heeft ook plaats by 't Volk. Hoeveel d'een ook d anderen mag afgewonnen hebben, is men ech ter nooit te vreden , en elk zoekt zyn macht en inwinningen al verder uit te breiden. Het zy men er den naam van Vryheid of van heerfchappy en vermogen aan geve; beiden trachten zy meer in hun geweld te krygen, dan zy genoegfaam in ftaat zyn, om te bellieren en te bewaren; en dit maakt dat zy in der daad verliezen, onder fchyn van te winnen. J De Monarchie brengt fomtyds dwingelandy voort , en de dwingelandy veroorzaakt dikwyls d ondergang van den Dwingeland. Een Volksregeering heeft altyd eene fterke nyging, om tot ongebondenheid te ontaarden, en Ongebondenheid maakt fpoedig een einde van de regeering des Volks. Alle gezag, evenveel welk, Ween men tot ten hogen top wil opvoeren, raakt buiten bereik en verliest zyn invloed; of zinkt, wanneer men het te laag laat zakken, door zyn eigen zwaarte naar den grond. ö Daar is geen regeringsform zoo volmaakt, en zodanig van alle gebreken gezuiverd , of daar biytt nog altyd iets over om te verbeteren en tc hervormen. Altyd zal men 'er ten minften menfehen m vinden, die 'er menigvuldige misbruiken volgens hun oordeel in ontdekken, en die fomtyds zaaken hervormen willen, die geen hervorming nodig hebpen; oj ten mraften niet. kunnen veranderd worden s I  ( 3*9 ) den, zonder gevaar te lopen, van 't geheel in de waagfchaal te Hellen. De Gencesheeren van Staat, hoe goed ook anders hunne inzigten wezen mogen, zyn al dikwyls zeer ongelukkig in de keuze, of in het regt gebruik van hunne geneeesmiddelen. Inzonderheid lopen de Vrye Staaten het grootfte gevaar, om door die hervormingen en verbeteringen, althans door ondernemingen onder dat voorwendfcl verbloemd en doorgedreven, hoe langs hoe meer in verval en nader aan hun ondergang te gcraaken. De ondernemingen van dien. aart, die doorgaans naar den fmaak van het Volk 1 zyn , en daarom door die yverige hervormers met de uiterite veiligheid voor hun eigen belang kunnen voortgezet worden, zullen derhalven ook dikwyls herhaald en op nieuw wederom aangevangen worden. Het mislukken van fommigen zal anderen altyd den moed niet beneemen maar hen eenig bedagt doen zyn, om een zekerder weg in te flaan , en beter beraamde maatregelen uit te denken. ' De Romeinen , die in hunne regeeringsfonn dikwyls veranderingen maakten , verbeterden eindelyk die zodanig , dat ze hun dodelyk wierd. Zy verloren hunne Vryheid door ontwerpen van hervorming , die zy dagten dat tot vergroting en | behoudenis van dezelve zouden ftrekken Deze ontwerpen wierden evenwel voorgeffeld en doorgedreven door zulken , die diepst in 's Volks ( X 5 ) guns,  C 33° ) gunst Honden en boven anderen 'geliefkoosd wierden. Zulke voordelen geeft een vrye Staat deszelfs vyanden aan de hand, om ze tot haar nadeel te misbruiken. Onder eenhoofdige en eigenwillige Regeering, is iedere onderneming om de Regeeringsfonn te veranderen, hoogverraad; en zulke aanflagen , gelyk reeds aangemerkt is , worden door de gedurige jaloufy en agterdogt verydcld en gefmoord. Het is in der daad omzigtiger en verftandiger gehandeld , dat men fommige gebreken , ja des noods opentlyke en tastbare misbruiken, dulde en door de vingeren zie, dan zich in gevaar ftelle , om door dezelve te willen verbeteren , in zwaarder ongelegenheden te vervallen. Men is by de meeste hervormingen alzoo weinig verzekerd, dat de Staat 'er in het vervolg geen nadeel by zal lyden, als men overtuigd is, dat de verbastering in de gebreken wel eene hervorming nodig hebbe. Die macht heeft om het Volk dienst te doen, wy hebben het reeds gezegd, heeft ook macht om het afbreuk te doen, en doet het ook mo; ongelukkig zonder opzet Inzonderheid Zyn lieden uit het gepeupel onbekwame en ruwe hervormers; en wanneer deeze zich aan het verbeteren begeven, heeft men weinig goeds te wagten: n vedig mag men zeggen , dat dan de Staat in geen draag-  C 331 ) draaglyke order kan blyven. Want behalven dat zodanige lieden genoegfaam van alle kennisfe van zaken ontbloot zyn, en in het wild met wispelturigheid alles maar befluiten ; laten zy zig ook altyd ligtelyk innemen, opftooken, en naar goeddunken leiden ja bedriegen, door baatzuchtige en gevaarlyke twistmakers, die van het belang des Volks veel opgeven, en intusfchen niets dan hun eigen voordeel bedoelen. Wanneer men de dwaasheid, de baatzuchten licnverleidelyken aart der menfehen ,• wanneer men de konllenaryen en listige ftreeken van fbmmigen aan d'eenen kant, en de domheid en blinde hgtgelovigheid van verre de meesten aan d'anderen kant, wel nadenkt en in overweging neemt; is het waarlyk fchier te verwonderen , dat eenige goede en loflyke Regecring nog zoo langen tyd kan ftand houden. Het beste middel om zodanige Regeering te behouden en te beveiligen, is, eenieder duidelyk te overtuigen , dat het voordeliger voor hem is , dezelve te handhaven en te verdedigen , dan ze te benadeelen en omverre te werpen. o' Gy die na veranderingen in de conftitutie van den Staat haakt, en het gemeen zoo vaak tot muitery aanzet, zonder op het gevaar te letten, dat 'er voor u infteekt ! Weest tog indagtig, hoe het onmooglyk is, dat zelfs de loflykfte en volmaakfte Regeering aan alle menfehen genoegen kan geeven. Houdt u overtuigd, dat eenieder, gelyk  c 33*; zulk in alle Regeeringen onvermydelyk is die zich in zyn hoop en eifchen ziet te leur selteld, niet zal nalaten, uit een opgevat en dikwyls kwalyk geplaast misnoegen , 'er menigvuldige onvolmaaktheden en gebreken in te vin den. Zoo dra ooit een Staat van al zyne onderdanen zoo gunftig zal beginnen te oordeelen , als ieder onderdaan van zich zeiven oordeelt zoo dra de Staat alle zyne onderdanen zoo rykyk belonen zal, als ieder vermeint dat hy beloond moet worden kunnen wy veilig hopen iets te zullen zien, \ geen nog nooit op den aardbodem tot heden gezien is, namentlyk; een Staat zonder vlek of fmet, zonder klagers en misnoegden. ö _. Verbeteringen zyn zeeker nuttig en dikwyls noodzaaklykst, (getuigen die, welke het bellier der Marine in de Republiek van Nederland wel mogt hebben) maar veeltyds is de verbetering m de Regeeringsform ideaal, en alleen in de oogen van hen, die beweeren , althans zeggen, dat zy niet na verdienden behandeld zyn? Zy zelfs, die niets dan de omkeering en 't geheel bederf van den Staat bedoelen , zullen evenwel roepen, dat 'er hervorming nodig is ; zy zullen voorgeven, dat zy die alleen bedoelen. Dit was de taal, daar Catalina en anderen , even fnood als hy, zich van bediend hebben. Die  C 333 ) Die het Volk best doeken en bedriegen kan, is by het zelve doorgaans de beste man , en heeft 'er den meesten invloed op. De yalfche Patriotten roepen dikwerf luider, even gelyk in de Republiek van Nederland thans de Engelschgezinden doen, en vinden wel eens meerder gehoor by de menigte, dan de waare Faj derlanders. Wendt uwe oogen na het oude Romen. De onwaardigften en eerloosten verkregen'er dikwyls de eerfte bedieningen, terwyl de vroomfte en verdienftigfte mannen geheel in het vergeetboek gefteld wierdèn. In alle onlusten en oneenigheden, In alle ontwerpen en ondernemingen des Volks, is 'er altyd d'een of andere man, dien men meer vertrouwt-, en zulk een heeft het dan volkomen in zyn macht, om zyn eigenbelang boven alles te behartigen, en dat van den Staat daar rta af te meten. Voorwaar eene aanmerking van 'tuiterfte gewicht tegen het aanftoken van burgertwisten en inlandfchen oorlog ,- waar door niet zelden alles in handen raakt van een enkelen man; van een Marias , een Sylla , een Cr omwel of een Cafar. Gelukkig dan nog, als het geen Buitenlander is , die om fortuin op een ftrowis is komen aandiyven, of om loon daar hy jeukrig na was, in 't land even gelyk het paerd van Troien ingehaald wierd. Men  C 334 ) Men mag met reden vragen, of wel ooit eene Regeering&form, by haare eerite oprigting, door bekwame en kundige lieden , zonder eenig inzigt van eigenbelang, met goed overleg en welberaden zin wierd ingefleld ? Dan of ze niet veel eer na vereisch en beloop van zaken en omftandigheden gefchikt,en by voorvallende gelegenheden, zoo wel verbeterd en hervormd als gekrenkt en omgefloten wierd? Dus waren de inzettingen van Thefeus en van Romulus, gerigt na den aart en levenswyze van die menfehen, waar over zy de regeering op zich namen. Zy volgden derzelver neigingen in en lieten hunne oude gewoon tens in Hand blyven ; dewyl dat Volk anders zoo gemaklyk van zyne onbepaalde vryheid niet zou hebben willen afffappen ; het gezag van een Raad erkennen, en zich aan de fchikkingen der wetgevers onderwerpen. Ook heeft men geen reden om te veronderHellen, dat deeze Wetgevers even als alle anderen na hen, geheel van alle heerschzugt ontdaan zyn geweest, of niet vatbaar waren voor eigen belang. Veel eer mag men denken , dat zy 'er hun eigen voordeel en voldoening in zogten , en het Volk befchaafden om het onder hunne heerfchappy te brengen. Zy waren menfchen en droegen den naam van Helden, doch het is geen uitgemaakte zaak dat die daarom juist altyd de edelmocdigfie en menschlievendfle van  ( 335 ) van hun foort zyn, en de baatzucht zoo wel alsan» deren niet kennen. Niets behaagt de menfehen doorgaans beter, dan 't geen, waar aan zy zedert lange gewend zyn ; en niet gaarne geven zy iets over , daar zy een diepen eerbied voor hebben opgevat. De Turken beminnen het Despotismus, om dat zy 'er onder geboren zyn. De Mahometaanfche Godsdienst is hun dierbaar om dat zy 'er in opgevoed worden. En dus gaat het met de meeste menfehen, althans met alle menfehen, die van jongs af in valfche Godsdiensten enby geloof onderwezen zyn. By het oprichten van verafgelegene Volkplantingen , by emigratien van geheele Natiën of groote gedeelten dérzelve, voert het Volk altyd zyne gewoontens en gebruiklykheden, zoo van burgelyken levenstrant als van Regeering mede. De Colonien der Jtheners in Azie hadden eene Volksregering, even gelyk de moederdad zelve. Die van Spdrta waren gefchikt op den Spartaanfchen voet. De Tyriers, die Carthago bouwden, Helden dezelfde wyze van Landbeftier in, die men te Tyrus gewoon was, en de meefte digtingen der Gotten waren van een Gottifche order. Dewyl onafhanklyke alleenheerfchappyen byna altyd dezelfde blyven, en nooit van gedaante verwisfelen, boezemen zy door de onverander- lyk-  CssO tykheid van haar beftier , het Volk ook eene onveran'derlyke neiging en zugt in voor die Regeeringsform. Vrye Staten zyn meer wisfelvalligheden.onderworpen, en blyven, althans in alle opzigten, hunne gewoone gedaante niet even ftandvastig behouden. Dewyl geen zaak van zoo veel aanbelang in eens tot volkomenheid gebragt kan worden , en 'er tog niets volmaakts onder de menfehen te vinden is, heeft men dikwyls nieuwe wetten en fchikkingen nodig. Iedere nieuwe wet nu is een verandering in het Staatsbedier, of wordt 'er voor aangezien, en 't heeft veel moeite in, eer men het Volk zyngencegenheden leert vestigen op iets, dat zooveranderlyk is; of ten minden in deszelfs oogen zodanig fchynt te wezen. Mooglyk heeft men het wys gemaakt, dat de heilzaamfte Wetten en nuttigde veranderingen , fchadelyk of Zelfs van verderfelyke gevolgen kunnen zyn. Indien deugd cn gezond verdand ooit op de waereld de overhand kregen over ondeugd en dwaasheid, zou het waarlyk te verwonderen zyn; dat men nog de flegtste en hatelykde regeringsformen langer dand zag houden , dan de heilzaamde en pryswaardigde. Doorgaans is het Volk dandvastigcr in het aankleven van kwade, dan wel van goede gewoontens. Het houdt zich met minder wispelturigheid vast aan zyn domheid en onbefchaafdheid, dan aan 't gebruik der reden en een nuttig onderzoek. Hoe  ( 337 ) koe dwazer in der daad de zédoh, hoe pngerymder de Hellingen zyn, hoe ze hoger verheven en eerbiediger geliefkoosd worden. De buiten(porige wangevoelens, de ongehoorzame gewoontèns en gebruiklykheden; die overal op de waereld hèerfchen, tonen middagklaar de waarheid van dit ^ezegde aan , en dat zulks de wezentlyke aart zoo van de waereld is, als van de menfehen die 'er in leven; Zelden ziet'men hen genegen, om het oude, daar zy aan gewend zyn, voor iets dat beter is te verwisfeleb. Zoo zy het al doen willen, misfen1 zy genoegfaam altyd in de keur der middelen, die 'er toe moeten gebruikt worden ; en wanneer zy het by geluk eens wel treffen > dan ontmoeten zy doorgaans onoverkomelyke zwarigheden, hun berokkend door anderen, die 'er belang by hebben, dat zy niet tot hun oogmerk komen. Hy die by de verandering zyn eigen nadeel vreest, zal zyn best doen om te beletten, dat zy doorgang hebbe,*hoe nuttig en heilzaam die ook anders voor het algemeen wezen mogte. Eveneens zullen zy, die by eene verandering ten kwade, hun belang zien, niet fluimeren; maar. dezelve, hoe kwaad ze ook mag zyn, met yver helpen bevorderen en voortzetten. In beide gevallen zal het Volk mooglyk, fomtyds of zoo beangst gemaakt zyn, dat het de beste verandering ten goede niet durft begundigen; of zoo bedrogen , dat het 'er niet eens om wenscht: en in andere tyden zal het misfebien zoo wel geblinddoekt, om den tuin en opgeruid worden, dat het, IV. Peel. Y me$  C 333 ) met groote drift voor de verandering ten kwade yvert. Overal daar zulke burgerlyke onlusten en beroertens heerfchen, 't welk nergens menigvuldiger plaats heeft dan onder een vry Volk, wordt de Regeering zelve onophoudelyk met een Staatsverwisfeling gedreigd; die eindelyk haar gantfche gedeltenis en oude gedaante verandert, en de vryheid ten val brengt. Zulk een ongeluk trof Romen, en had al te voren Athenen getroffen ; 't welk na al die wyze wetten en heilzame fchikkingen, door Solonvoorgefchreven, nogthans welhaast weer tot zyn vorige beroertens verviel, even zinneloos voortholde, en dus in 't kort zyn eigen ondergang bewerkte. Solon erkende ook zelfs, dat deRegeetïngsform , die hy onder zyn medeburgers oprigte, juist de beste niet was, maar, zeide hy, het Volk lydt "er geen beter. Het is waarlyk te verwonderen, dat de Regeeringsfonn van Romen als Gemenebest het zoo lang uit hield, en nog daande bleef, gedurende de aaneengefchakelde en byna nooit ophoudende twisten, oproeren en dribbelingen, tusfen den Raad en de hoofden des Volks. Sallustius van dezelve fprekende, zegt wel uitdruklyk, „ Dat die Hoofden van den Raad en „ het Volk, liever den Staat in tweedragt en ver- „ war-  C 339 ) „ warring zagen, dan hun gezag en meesterfchap ' te verliezen. Dat de Gemeensmannen het Volk '', op de been bragten, het zelve verkogten en te" gen den Raad oplïookten, alleen om zich in " deszelfs gunst en genegenheid te wikkelen, de " harten meester te worden, en zich magtig en „ ontzachlyk te maken. De Adel aan den anderen , kant, ging de Gemeensmannen met de uitcrlle kragt en al hun vermogen te keer; wel in fchyn „ om 't gezag van den Raad te handhaven, maar ], waarlyk om eigen grootheid te bevorderen of ", ftaande te houden. De eene party maakte een „ luid gefchreuw, om de Vryheden en Voorreg„ ten des Volks. De andere gaf hoog op van de „ waardigheid des Raads. Maar beiden ondertus„ fen worftelden zy met eikanderen om de over ■ ' hand, en wie bovendryven zou. Deeze twistH ziekte kende maat^nog paaien, en bleef onop„ houdelyk woeden." De party die het ftuk meester wordt,'moet volgens alle regelen van goede cn gezonde Staatkunde , haar mededingfter het hoofd onderhouden, en haar voor altyd buiten ftaat ftellen , om het ooit wederom op te'fteeken. Liever zal ze dan, met dat oogmerk , de proef willen nemen van eene nieuwe Regeeringsfonn, en de gedaante van 's Lands beftier te veranderen, dan dat zy dulden zou, dat de vorige Staatsdienaars weer aan 't roer kwamen. Liever zal ze een gantfehen omkeer van zaaken, dan haar gezach en deel in de Regeering wagen. , „ ( Y a ) Toen  ( 34° ) Toen de Romeinen het juk van de dwingelandy hunner Koningen hadden afgeworpen, vielen zy onder de dwingelandy van partyfchappe'n. De gantfche gefchicdenis immers van Romen,zoolang het.de gedaante van een Gemenebest bleef behouden, is genoegzaam niets anders, dan een verhaal van Factiën. De meeste buitenlandfche oorlogen, die zy voerden, de meeste veroveringen, die hunne wapenen zoo gedugt en ontzachlyk maakten, waren hun oorfpronk verfchuldigd aan diehuisfelyke twisten, en het onophoudelyk woelen van partyen: een woelen en twisten , 't welk het Gemenebest al vroeg zyn ondergang voorfpelde , en eyndelyk in de handen van Cafar deed vallen,die wel haast een eynde van al die onrust en teffens van de vryheid maakte. Jammerlyk is het, dat de Vryheid wanneer ze eens verloren is, zoo bezwaarlyk en niet dan met de uiterlle moeite , ja byna nooit, weder kan gewonnen worden: en zulks is des te meer te beklagen, om dat, gelyk wy aangemerkt hebben, de Vryheid natuurlyker wyze haar Vyanden de wapenen in de hand geeft, om haar te befchuldigen. Vryheid brengt altyd partyfehap en verdeeldheid voort: verdeeldheden en partyfehappen zyn altyd gevaarlyk, en dikwyls verderflyk voor de Vryheid. Een party of factie, indien ze al niet eerst door 't een of ander hoofd gevormd wierd, zal ten minden gauw een hoofd vinden; of een hoofd dat het zoekt ,  C 341 ) zoekt, zal wel ras een party maken. Zodanig een hoofd beyvert zich dan maar alleen , om zyn aanhang en party genoegen te geven , en daar door haar -unst en vertrouwen te winnen. De aanhang of factie doet haar best, om haar goeden vriend en braven voordander, zoo hoog als mooglyk is te verheffen; en zulks wel tot zoo een trap van macht en gezach, dat hy en over den Staat en overzyne vrienden, naar welgevallen den meester kan fpeelen. Indien Catal'wa zyn aanflag mislukt was, zou zyne geheele aanhang met hem te gronde gegaan zyn. Alle zyne vloekverwanten volgden hem daarom' blindelings na , werwaards hy hun voorging ; zy keurden zyne wanhopigde maatregelen voor goed, eu donden gereed, om de gantfche Regeering te vuur en te zwaard te verwoesten; en door dezelfde ysfelyke en wanhopige middelen een nieuwe form van Staatsbedier op te rigteq. De geheele aanhang was zoo hevig in razerny ontdoken, en zo hardnekkig in zyn wanhopig befluit ; dat geen een enkel man van_ zoo eene groote menigte , die uit verfcheide duizen? den, meest arme en berooyde menfehen, uit verkwisters en eerlozen bedond, nogthans zyne medemakkers verraden wilde: fchoon de aanbieding van pardon en eene groote beloning daarby, hen daartoe krachtig moest aanzetten. Zy lasterden den gcheiligden naam van Vryheid, en misbruiken nogthans dien naam, tot de leus van hunne ver,. b c V 3 ) foei-  C 342 ) foeilyke verradery Zy riepen om Vryheid, tervvyl zy haar den dood dreigden,• en gaven voor, dat zy dezelve m haaren ouden luister herdeden wi den, toen zy niets dan haar verderf en onheritelbaren ondergang op het oog hadden. Door dat geroep om Vryheid, wist in der daad yder woelagtig en onderneemziek Gemeensman den btaat te fchudden en in gevaar te brenoen • en de aderverderflykde ontwerpen, die hy maar voortbragt, vonden ingang by het gemeen. Dus üelde'Sicimus Dcntatus, na dat men de «ad en landdreek.van Veji veroverd had. voor, om het gantfche Romeinfehe Volk in tween tc vcrüceicn, en de eene helft van den Staat, van den Raad, Edelen en Volk, dervvaards als een Volkplanting heen te zenden. Dit voordel evenwel was het doorgegaan, zou fpocdig het Gemenebest ten val gebragt en ■ een eynde van de Roomfcbc heerfchappy gemaakt hebben. Het Volk ondertusfen, altyd gezet op nieuwigheden cn bedricpiyke ontwerpen , die in den eerden opflae veel ifa te beloven, was met dit voordel zodanig bgéhrnneo; fat het met dan met grote moeite kon overgehaald worden, om het te laten deken en'er van af te zien. In diervoege bekroopen de fnoodde cn eerlooste menfehen de gemoederen van het gemeen. Zy Hoegen onder fchyn van hunne onderdrukking en leed te bejammeren, aan het zelve Wetten voor, die een  C 343 ) een einde van alle die rampen of alt hans derzei, ver verlichting fcheenen te bedoelen. Wel is «mr die Wetten waren dikwyls ten hoogden nodig, maar konden fomtyds niet doorgedreven worden, zonder den Staat in nog groter onheilen te wikkelen. Ook wierden zy langs zulke wegen , op zulke voorwaarden, en door zulke werktuigen voortgezet; dat 'er van derzelver uitvoering merklyk meer nadeel dan voordeel te wagten ftond; ja waaruit men rampen en onderdrukkingen kon voorfpellen, daar geen einden aan te maken was, zonder zig aan nog dreigender gevaren en een zwaarder juk bloot te dellen. Wat fcheen 'cr waarlyk billyker, wat was'er ook noodzakelyker, om het arm Vol* en berooid Gemeen te verligten; dan dat men de Landeryen die het Romeinfche Volk met de wapenen gewonnen had , ook onder dat Volk verdeelde ? Wat kon 'er rechtvaardiger en prysfelyker zyn, dan dat men, door eene wyze en goede fchikking,de eyndeloze rykdommen en onverzadelykc fchraapzuchc van eenige weinige Burgers beteugelden ,endenood van den gantfehen Staat cn deszelfs behoeftige Leden eenigermate vervulde ? Maar behalven de geweldige zwarigheden , die 'er uit den weg te ruimen waren, eer men zulk een Wet kon doordryven en ter uitvoer brengen, hadden de luidde fchreeuwers en heethoofdigde yveraars door zulke fchikkingen alleen hun eigen beïg'op\ oog; «ffi^^^jS.  ( 344 ) goedwillig zonder veel moeite, onder hun geweld en juk te krygen. Zy wisten dat de man, die het luidfte riep van de voorregten, van de vryheden en de handhaving des Volks,- dat hy die een geweldigen yver voor deszelfs belangen vertoonde pok de beste man was in de oogen van dat Volk •' aller vertrouwen en hartep won, en daar door het meest te zeggen had. S Het heerschzugtig en buitenfporig ontwero zelfs van den Gemeensman Rullus wierd van het Volk goedgekeurd,: om dat hy quaii als een goed voorlrander van de Gemeente verklaarde dat het grotelyks tot haar nut en voordeel (trekken zou; fchoon het oogenfchynclyk bleek, dat er niets verderflyker voor de gemene Vryheid uitgedagt kon worden, en dat het den gantfehen Staat onvermydelyk ten verderve brengen zou. Hy doeg voor: „ Dat hy en nog negen an„ deie Bewindslieden aangedeld zouden worden, „ die voor den tyd van vyf agtereenvolgende ia' " rTM,"1" een onafhanklyk gezach bekleed; „ fchikkmgen maken zouden over het gantfche „ Gemenebest; over alle deszelfs krygsmagten en » mkomden ; over de vaste goederen cn Lande„ ryen van alle onderdanen; wyders voorzien met „ yo Ie macht om Volkplantingen op te rigten; „ s Lands geld ten voordele van 't Volk naai wel„ gevalle te befteeden, en bezittingen en landen SJ na nun goedvinden te geven ofte nemen." ! Een  C 345 ) Een ontwerp voorzeker, waar door ieder die van zyn zinnen niet geheel beroofd was, inden eerften opilag zien moest,-"dat deeze tien Bewindslieden , tot zoo veele onaf hanklyke en oppermachtige Dwingelanden over het Gemenebest verklaard wierden, en het gantfche Roomfche Volk tot een volkomen flaverny, onder de eigenwillige overheerfching van die tien Dwingelanden gedoemd wierd. Nogthans was de gemeente met dat ontwei p zoo ingenomen, dat Cicero al zyne bekwaamheid, al zyn gezag en welsprekendheid van noden had; om haar de oogen tc- openen en te overreden, dat "het niet door gedreven en ter uitvoer gebragt wierd. Nooit zag men eene Burgerlyke Maatfchappy op den aardbodem, die niet haare gebreken en onvolmaaktheden hadt. Geen Maatfchappy is 'er , of daar zyn menfehen, die aan 't een of ander gebrek hebben en met hun Haat t'onvreden zyn. Deezen, gelyk zy al ligtelyk aan het klagen gaan, vat« ten genegenheid op voor zulken, die medelyden met hun betonen en hen helpen klagen. Maar iemant die belooft, hunne goede zaak mede te zullen handhaven, is hun buiten tvvyflèl nog veel dierbaarder. Dezelfde geest, dezelfde neiging, die een kwakzalver maakt, maakt ook den valfchen Patriot en gewaande Staatshervormer; die om het Volk aan zyn fnoer te krygen, het eerst blinddoeken en bedriegen moet. De gedurige ongeftadighcid , en de daar door waggelende en wankelbare ftaat van de Vryheid en ( Y 5 ) vei-  C 346 ; veiligheid' , onder Volksregeringen , beneffens de onbezonne driften van razerny en onregtvaardigheid, daar ze aan onderhevig zyn blinkt ten klaarile door in het voorbeeld van de Republiek der Grizous of Grauwbunders. Zoo dra de Boeren op het berigt van d'een of ander kwaadwillige , een haat tegen iemant hebben opgevat, al was het ook maar door een enkel gerucht, daar men den uitferoyer niet van kent^ lopen zy met hopen naar de Vergadering, en verZoeken cf beveelen liever, dat 'cr een Gerechtshof zal gehouden worden. Want, zy zyn in der daad meesters^ cn men kan hen noch deeze noch diergelyke eifchen weigeren of hunne woede beteugelen; hoe buitenfpong cn zinneloos die ook wezen mag. De befchuldigde perfoon, hy mag dan zoo onnozel zyn als hy vï il, moet evenwei voor dat Gerechtshof bewyzen en aantonen kunnen, dat hy onfehuldig is. Want de bctigting gefchiedt zonder blyk of getuigen , geen anderen grond en bewys hebbende , dan 's Volks jaloufy en agterdocht ; door den eenen of anderen twistzoeker en woclkziekcn bedrieger gaande gemaakt. Kan de aangeklaagde zyn onfchuld niet duidelyk doen blyken, wordt hy tot den pynbank gedoemd, en dikwyls dwingt hem de pyn de belydenis af, van een gewaande misdaad; die aanftonds met een wezenlyke ftraf vergolden wordt. Die het folteren  ( 347 ) ren kan uitftaan , worde wel vrygefproken ; maar blyft fomtyds van het vry gebruik van een goed deel zyner ledematen beroofd. Men lydt daar dus onvermydelyke ftraf, fchoon de misdaad te eenemaal onzeker is, en men dikwyls geen misdaad ter waereld bedreven heeft. De onfchuldige kan fterven op eene valfchc bekentenis; en de fchuldige de welverdiende ftraf ontgaan, door niets te belyden. Geen wonder dan , dat by zulk een oploop van 't gemeen, 't welk zich door een eerloos lasteraar laat opruien, dat tegen iemant een misnoegen heeft opgevat, de Adel zich fchuil houdt of op de vlucht begeeft! Want de Boeren zvn befchuldigers en Rechters te famen ; en onfchuld kan niemant tegen hun partydigheid en razerny beveiligen. Doorgaans moet 'er iemant en dikwyls verfcheiden worden opgeofferd , om de woede van het wuft gepeupel te ftillcn; dat hoe dommer en onbefchaafder, hoe het uitgelatener cn vcmielzieker is. Zie daar het nog hedendaags aanwezig voorbeeld van een Gemenebest, waar in een oproermaker, een misnoegde wargeest, door bedrog cn alles op de been kan brengen, en hit nyd en afgunst tegen anderen, het Volk tot oproer cn moord vervoeren. In die zelfde Landftreek zien wy daarenboven nog een voorbeeld, hoe wispelturig en rukeloos het Volk fomtyds tot de buitenfporigheid kan verval-  ( Sfl ) vallen, om, eene zagte bcdicring af.te fcharfen, en zich een dwingelandig juk op den hals te halen. Sommigen der Grizons , op de befcheidenfte ep zagfte wyze geregeerd, en geene andere redenen van klachten hebbende, dan dat hunne Overheden nu en dan van een verfchillcnden Godsdienst waren , en dat 'er Protestanten onder hun geleden wierden, wierpen zich in de armen der Spanjaarts, de gedugtlle en ergfte Meesters die zy ooit konden zoeken. Geen vryer volk was 'er eertyds onder de zon, dan de Cozakken. De onderdrukkinge, die zy binnen 's Lands van hunne Poolfche Heeren leden, deden hen in de Ükrairie een wykplaats nemen, cn de Vryheid in hunnen moed en onderlinge verdediging zoeken. Nog leven zy onafhanglyk, maar hunne Regcringsform laat te veel Vryheid toe, om in rust te bleiven en op de duur ftand te houden. Hun Hetman die verkiesbaar, aan daaglykfche gevaren blootgefteld is,is dus onophoudelyk in verzoeking, (om zyn leven te redden en voor zyn eigen veiligheid te zorgen,)die van den Staat tc ondermynen, en zyn Vaderland aan d'cerftc machtige nabuur te verraden; die hem tegen zyn eigen Volk befchermen en handhaven zou kunnen. Met ontbreekt ook niet aan naburen , die 'er hem de hand in zouden bieden, als Moscovien, Turkyen, Tartaryen en Poolen. Crotona was een Gemenebest, 't welk door een Raadsvergadering van duizend mannen geregeerd wierd.  C 549 ) wierd. Dat van Locris had 'er evenveel aan het roer. De Seres een Volk in Schytien,waren onder het beilier van vyfduizend hoofden. Gedurige . tweefpalt was hun nootlot, en hunne gefchiedenisfen bevestigen, dat zy merendeels daar aan hunne vernietiging fchuldig waren. Wat eendragt, wat vrede cn geheimhouding kon 'er ook verwagt worden, van zulke magtige Vergaderingen; daar onmooglyk alles in geregelde order en zonder verwarring kan toegaan. Syracufa was de hoogmoedigfte en rykile van alle de Griekfche Heden, en had in bloei en aanzien weinig weerga; tot dat het Volk door tomeloze vryheid alles het onderile boven keerde, en eene Volksregeering oprigte, die zoo lang ze duurde, weinig beter dan eene regeerloosheid was, en eyndelyk aanleiding tot de Dwingelandy gaf, die fchier erflyk wierd. Daar van daan hunne Dionifius, Timokon, Agathocles en andere Tyrannen. Sybaris was een handeldryvende Stad, waar in - meer dan driemaal honderdduizend inwoonders leefden. De regeering was in handen van het Volk en dus omlluimig. De menigte, door zekeren Telys opgemaakt, bande op eenmaal vyf honderd burgers ter Stede uit. Die van Crotona namen hen in befcherming, belegerden de Stad Sybaris, verbrandde die, en bragte dat Gemenebest te gronde. Een Ariftocratie of Regeering van Edelen en atnzienelyken is altyd veiliger en beftendiger dan eene  C 350 ) eene Volksregering. Het Staatsbeduur van Spartel bleef lange jaren agtereen in gezach en bloei, na dat Lycurgus het geredderd had, uit de machteloosheid , waar in het door eene verwarde Volksregeering vervallen was. De Spartaanfche Staatkunde was evenwel voor een groot gedeelte wreed en onmenfehelyk. Het Staatsbedier der Argiden , was voor een groot gedeelte van den zelfden aart en gedeldheid, als dat van Sparta, maar was evenwel aan groote wanorders en beroertens onderhevig ,• want zy had den geen Raad. Wat was 'er ook het gevolg van? Een kwaad agterdenken des Volks , dikwyls door iemand van 't gepeupel, zondergenoegzamengrond en reden ingeboezemd,cn tot dolle woede uitfpattende , viel by gebrek van eenen Raad die tusien beiden gaan kan, en de flagen afweeren, den Koning onmiddelyk op het lyf, en nam doorgaans geen einde, dan na dat hy vermoord of van den Throon gefchopt was. Het was derhalven een daad van wyze Staatkunde in een Koning van Spana, dat hy de Ephori indelde; want fchoon wel het opregten van dien Raad, het Koninglyk gezach fcheen te breidelen en paaien te zetten, gelyk hem de Koninginne verweet; wierd dat gezach evenwel daar door beveiligd en op een vasten voet gebragt. De Spartaanfche Regerings wyze, die nu nog zoo veele jaren in dand bleef, had nog veel langer kunnen  C35I ) ncn duren, indien men niet dwaas genoeg geweest was, om conqucsten te maken S W 't gebied door de wapenen te willen uitbreiden. Daardoor kreeg men nieuwe grondregels in bet hoofd; anderegewoontens raakten in zwang; «werdaad wierd ingevoerd ; de heerschzugr van byzondere Burger* fff gcwakkerd en totvcrder%kfi