LOTGEVALLEN E N EINDELYKE ONDERGANG VAN DEN VAN OUDS ALOM VERMAARDEN BUIG T Jft^N BINNEN «■tB.B&tW ¥ M E G E N. «BI. /   Bladz. 3. Eerjle grondlegging deezer aloude Sterkte, 't zij door Romeinen, *t zij door Batavieren. J3e Batavieren hebben het Eiland, leggende tusfchen de armen van den Beneden-Rhijn, reeds veele jaaren in bezit gehad, toen zij met de Romeinen in Verbond traden. Gelegenheid tot dit Verbond gaf het Romeinsch Leger bij en over den Rhijn onder het bevel van C. Juuus Caesar, zich bezig houdende (flj met het vermeesteren van Belgisch Gallie, omtrent vier en vijftig jaaren voor de gerpeene tijdrekening der Chriftenen. Door dit Verbond wierden de Batavieren als een gedeelte van het Romeinsch Gebied aangemerkt, en aan het zelve onderworpen, hoewel niet zoo volkomen als andere overheerde Volken; zijnde, met geene fchattingen bezwaard geweest, maar alleenlijk gehouden in Oorlogen den Romeinen met Manfchappen bij te ftaan, gelijk de Ubiën, Treviren en Nervien, die mede in VerA 1 bond (a) Caesar de bello Gallico M. lVca£. 1, 10.  4 voor de gemeene bond van vriendfchap met de Romeinen getreden waren. Een ftreek lands van Belgisch Gallie in de lengte langs het Eiland des Rhijns uitgeftrekt, en in de breedte tusfchen de Waal en de Maas bepaald, hadden de Batavieren tevens met het Eiland in bezit genomen, of wel bij gelegenheid van het Verbond met Caesar bekomen. Na den dood van Caefar wierdt het bellier over het Romeinsch Leger, tot den togt tegen de Germanen gefchikt, door den Keifer Augustus aan zijnen ftiefzoon Nero Claudius Drufus, een jongeling uitftekend in beleid en dapperheid, zoon van Livia Drüfitta, des Keifers Gemaalinne, en van Tiberius Claudius Nero opgedragen. Zijne aankomst in het Eiland.der Batavieren wordt gefield in het tiende jaar voor der Chriftenen tijdrekening, welke om de Romeinfche Wingewesten tegen de invallen der Germanen te befchermen meer dan (b) vijftig Burgten of Sterkten: langs den Gallifchen of linker Rhijn-oever deed bouwen, en met Krijgsvolk bezetten: En men vermoedt met reden, dat op de hoogte alhier aan den Gallifchen oever een deezer Grens-Sterktens zij (£) Velleius Paterculus Kb. 11 cap. 95, 97. Florus Ui. IV cap. 12. Svetonius in Claud. cap. i\  T ij d r e k e n i n g. 5 zij gedicht geweest, 't zij door de Romeinen tot beveiliging van het (c) zoo over-edel Eiland der Batavieren, en tot verzekering van den overtogt der Waal; h zij door de Batavieren zelvs, om m tijden van Oorlog voor een Wapenhuis, in tijden van Vreede voor een bewaarplaats van goederen, en tot dekking der Rivier te dienen, en wel omtrent het tijdvak der regeeringe, van Keifer Tiberius , Cajus , Claudius of Nero : Gelijk fchijnt te kunnen worden opgehaakt uit een aantal van Cd) sciierpgeslagene Denarien van Tiberius , Claudius en Nero, die in den jaare 1622 bij het graven bezijden de overoude grondllagen der Burgt in een aloud Kanneken toevalliglijk zijn opgedolven , en van welken, hoewel dezelve bij het opdelven in onderfcheidene handen verftrooid geraakten, nog eenigen, met de fcherven van het Kruikje, het eigendom wierden van den doenmaals aldaar nabij woonenden Burgemeester der Stad Nijmegen Nicolaas Verbolt. Omtrent het vijftiende jaar na onze gewoone A 3 jaarCO Plinius Hifi. Nat. Ui. IV cap. 15- («9 J. Smetius Oppii. Batav. cap. IV pag. 56. Aantekening op de Chronijk van Nijmegen hladz. 35 (?) op de Handvesten van Nijmegen bladz. 335 O) en onder de Uitlegging van de Opfchriften op Miaarm en Qcdinkfleenen iladz. 99  6 Eerste Eeuw. jaartelling ohtftónd 'er een e gevaarlijke muiterij (0 onder de Romeinfche Krijgsbenden, die onder het bevel van C. Silius aan den Boven-Rhijn, en van Aul. Caec'ma aan den Beneden-Rhijn gelegerd waren. Germanicus , Zoon van Claudius Drufus, aan welken het oppergezach over het Leger nog bij het leven van Auóustus gegeeven was, in Gallie zijnde, trok terftond naar den Rhijn om de rust te herltellen, 't geen hem ook naar wensch gelukte. Onder de Krijgsbenden aan den BenedenRhijn bevond zich toen de twintig/Ie Legioen, van welke een gedeelte hier fchijnt geplaatst te zijn geweest , en onder dezelve een der Krijgshoofden L. Cornelius Licinius, wiens Grafgedenkteken bij het floopen van dit aloud Gebouw is ontdekt, met dit (f) opfchrift: L. CORNELIVS L. F. POL LICINIVS MVT. VET. EX LEG xx". ANN. LXV. PRIMA CON Het O) Tacitus Jlnkaï, lib, 1 cap. 31, 37 39. (ƒ) De llanci»laatzen der Romeinlche Legioenen aan den Gallifchen RhJja-  Eerste Eeuw. 7 Het is raeede zeer waarfchijnlijk, dat de Batavieren,: welke van tijd tot tijd van Romeinfche Leo-ers wierden bezocht, niet alleen Sterkten; of Bieten voor de (g) Bezettingen gehad hebben, maar ook, na de aankomst der Romeinen, Steden hebben gebouwd, hoewel dezelve meer eene vastigheid of wijkplaats fchijnen geweest te zijn om in tijden van nood voorraad, wapenen en menfchen te bergen, dan Steden, om daar ,n beftendig verblijf te houden, en welke echter nog langen tijd zeer weinig in getal geweest zijn. Tacitus in zijne onnavolgelijke Schriften (li*) gewaagt van de Stad der Batavieren of BetouwStad, naar welke Claudius Civilis, Veldheer en Hoofd des Batavifchen Volks, in den Krijg tegen de Romeinfche Magt onder het beleid van Petilius Cerialis, na dat hij omtrent (i) Vetera door A 4 de Rhijnoever heb ik aangewezen in de aantekening op de Chro- fteen van Licinius uitgelegd in de aantekening CO k& Quart. Ree. d. d. 27 Mai 1796(V) Claudius Civilis berispte zelvs de Krijgs-Ove.ften, dat zij de Burgten vedaten hadden, bij Tacitus Uist. Mi. IV cap. 15. (li) Hist. Ui. V cap. i9« CO De gelegenheid deezer Romeinfche Legerplaats (Cast-sa Vetera) ■ zoo als dezelve door Tacitus Hifi. li». IV cap. 22 befchreven wordt, kan men nog ten «kezen tijde duidelijk befpeuren w den  % Eerste E?e u w. de Romeinen geflagen was, met zijn Leger vlugten moest, en uit welke hij, dezelve tegen de Romeinen niet durvende te verdedigen, maar na al, wat hij konde meede neemen, daar uit te hebben gehaald, het overige aan de vlam opofferende, met de zijnen de wijk nam naar het Eiland der Batavieren aan de overzijde der Rivier de Waal; En het is allerwaarschijnlijkst, dat die Stad der Batavieren gelegen heeft, daar nu de Stad Nijmegen, dat is Nieuw megen (nieuwe Stad,nova habitatio) legt, of dat de Stad Nijmegen de Stad der Batavieren geweest is, als gelegen hebbende beneden Caftra vetera, daar tusfehen Claudius Civilis en Cerialis de flag is voorgevallen , buiten het Eiland des Rhijns, in het gedeelte der iireek lands van het Belgisch Gallie, het welk de Batavieren aan de zuidelijke zijde of linker oever der Waal bezaten , beneden de verdeeling van den Rhijn met de Waal, en boven de bijeenvioeing van de Waal. en Maas. En nergens langs den geheelen Gallifchen oever des Rhijns en Waal vindt men een plaats , op welken de waare gefchapenheid der zaak en omftandigheden der ge- beurden omtrek van Birten en Furjlcnhera,, nnbii Smeten; De Ccf.r.i Trajamt ai Ulpia hebben bevat de.vlak.e, weke zich V«a daar tot het Stedeken Mjieu uitfiekt.  Eerste E e u w. 9 beurtenis, volgens het verhaal van Tacitus, kunnen worden toegepast, dan te Nijmegen. Daarenboven bewijzen dit de meenigte van zoo veele" overgeblevene zeer oude Romeinfche en Batavifche Gedenktekenen, die om de geheele ftreek van Nijmegen, en.binnen de Stad, in voorige tijden overvloediglijk uit den grond zijn op-* gedolven, en alnog, nu en dan , ontdekt worden , die zelvs van haare oudheid voor den brand getuigen; mitsgaders de zoo veele goude, zilvere en koper e, penningen, die in eene lange reeks en ordre de Romeinfche Keiferen vertoonen ; de nog oudere nummi Confulares of Familie-penningen, bigati, ferrati, en nummi ratiti, de oude Beelden, Graf- en Altaar-fteenen , Vloerfteenen, tegels en tegelpannen met de naamen der Legioenen beflempeld, lijkbusfen, lampen, aarden vaten, gefneden.Edelgefteenten,' ringen, gespen, naalden, huisraad en andere aloude overblijfzels en zeldzaamheden dier Volken. Na de verzoening met de Romeinen in het begin der regecringe van Keifer Vespasianus , het (*) zevcntigjle jwr onzer Christelijke tijdrekening, A 5 zijn C/0 De Krijg tegen 'CivÏHs en de Batavieren heeft omtrent twee jaaren geduurd, ler zeiver tijd toen de Krijg tegen het Jood- fche  IO Eerste Eeuw. zijn de Batavieren wederom aangenoomen toe Vrienden en Broeders des Romeinfchen Volks, en wierden zoo min, als te vooren, verpligt eenige fchatting aan de Romeinen te betaalen, welke genoegen namen met den dienst, dien zij van een gedeelte der Batavifche Manfchap in uitheemfche Oorlogen hadden, terwijl een ander gedeelte van dit Volk den Romeinfchen Keiferen, als Lijfwagten, ten dienfte ftond, en de overigen binnen het Eiland des Rhijns, en langs den Gallifchen oever der Waal zich met ter woon onthielden. Ook fchijnt de Burgt bij den brand en overtogt van Claudius Civilis naar het Eiland onbefchaadigtte zijn gebleven , immers fpoedig re zijn herfteld geweest , daar een gedeelte der tiende dubbelde Keurbende, al aanftonds naar zijn nederlaag, hier ter plaatze haare legerftede gehad, en tot het tijdperk der regeeringe van Keifer Hadrianus behouden heeft. Dit fchijnen onder anderen te bewijzen de Gedenktekenen van C. Julius Pudens, en van zijnen zoon Julius Junias op den Burgt in de twaalfde eeuw opgedolven, met dit opfchrifc DIS fclie Volk onder Titus, de Zoon van Pcspaftanut, gevoerd wierdt.  Tweede Eeuw. 11 DIS MANIBVS C. IVLIO CLAV ; PVDENTI LV1EONFIA VET. LEG. X G. P. F AN. L Eï 1VL IV.NIO F EIVS H. F. H. S. L. G. van 0. Bifiüs Secundus, L. Valenus Maternus, en andere Krijgslieden van die tiende Legioen, op het Raadhuis te zien; mitsgaders de opgegravene gebakken vloeriteenen, tegels, en tegelpannen (/) met de letters L. X. G. Legio De~ „ • t y C P F. Legio Decima cima Gemina, en L. a. Cr. r. r. ^& Gemina Via Fidelis. Keifer Trajanus liet de Burgten langs den Gallifchen boord de. Rhijns (m) hernellen, andere ftich- (0 Onder de onsedolvene brokken op den Burgt heb ik er gezien met de letters L. I. MK legio prima Meneryia, LEG. XXX. V. V. Legio tricefima Ulpia Vietrix; anderen met VEX. EX GER INF Vexillatio Exercilus Gcrmaniae inferhris: Ook VEX. LEG. GER. vexillatio Legiomim Ge-.manicianarum: En met EX. GER. INF. Exercilus Germaniae inferioris. (m-) Eenigekopere penningen van Trajanus, gelijk ook van Nero, Vesp^ianus , DcMmANüs, Hadrianus , en van de Anton.ni, zijn bij de flooPir>g opgedolven; doch geenen heb ik gezien, die wegens het omfchrift, of het rugftufc, voor zeldzaam konden gehouden' worden, uitgezonderd een zilvere Denarius van Keiler Domiüanus, hebbende op de voorzijde ^  W Tweede E e u w. üichten, en de groote of's heeren wegen naar dezelve verbeteren, wordende hier. van gewaagd in een Opfchrift op een Grens- of Mijl-paal te Beek uitgegraven, en op het Raadhuis geplaatst, mitsgaders op een Gedenkteken in Oogstmaand des jaars 1698 aan de noordzijde van den Burgt uit den»grond opgedolven, met dit opfchrift. SEX. SECVNDO PAPIRIA FELICI : : ïïïï AVGVSTALI C. V. T. T. P. IVSSIT. HE Didius Julianus , welke als Legerhoofd het gebied ten tijde van Keifer M. Aurelius Antoninus in Neder- Germanie voerde, en die eerlang imp. caes. DOMIT. AVO. OT.rm. P. m. tr. P. VTü op de keerzijde " , cos XÏÏÏT LVD SAEC FEC Onder de otidftc aldaar ontdekte muiitcn zijn mij voorgekoo- men een DtnariUs Gentis Plautiae, op welkers ftrgftïrk Castor en Pollux te Paard met liet ondcrfclirift c- i'lvti , ROMA Kopere Penningen van de Drie-Mannen of Opzienders van de Munt; op de voorzijde het hoofd van Keifer Augustus; op de Keerzijde van de ee'ne, C. AS1NIVS GALLVS'ÏÏÏVIR A. A. A. F. F op de andere CN. P1S0 CN. F IIIVIR A A A F F. dat is iriumyir euro, argtnto, aere, fiendo, feriundo.  Derde E e u w. 13 lang tot de Keiferlijke waardigheid in het jaar 193 der gemeene tijdrekening der Chriftenen verheven wierdt, vernieuwde ook de Burgten in Bel-' gisch Gallie, en voorzach de Legerfteden, tot overwintering der Keurbenden opgerecht. Verfcheide brokken van tegels en tegelpannen zijn hier gevonden met het opfchrift SVB DID. IVL. en SVB DID. IVL. COS. De juiste tijd, wanneer de Franken, op het Romeinsch Gebied'aangevallen zijnde, ook in het Eiland der Batavieren zich gevestigd hebben, is onzeker. Vermoedelijk hebben zij 'er bezit van genomen ten tijde van Keifer Gallienus , omtrent het jaar ü6o van de gemeene tijdrekening, of wel een weinig tijds voor den dood van Keifer Aurelianus ; immers voor de komst van Probus aan het Keiferrijk. Probus vergünde hun akkers, fchuuren en wooningen, zoo in als omtrent het Eiland der Batavieren, en liet de Burgten aan den Gallifchen Rhijn-oever, in welke hij • Krijgsvolk plaatfte tot beteugeling der Germanen , herftellen. Onder de Regeering van Constantijn den Grooten, traden verfcheide Germanifche Volken met eikanderen in Verbond om verëenigd de Romeinfche Wingewesten te overvallen. Keifer Con-  14 Vierde Eeuw. Constantinus ftelde daarom, in navolging van zijnen Vader Constantius Chlorus, de Burgten • langs den Gallifchen Rhijn-oever, en dus ook de geenen, die langs het Eiland der Batavieren geflicht waren, («) in eenen goeden Haat van tegenweer, zoo dat men noch des zomers bij fterke droogte, noch des winters bij aanhoudende vorst, van vijandlijke invallen te duchten hadt. Na den dood van Conftanrijn den Grooten, voorgevallen in den jaare 337, vielen de Franken met geheele hoopen in Gallie; doch wierden door Keifer Constans , welke omtrent het jaar 341 de Burgten van talrijke bezettingen voorzach, aldra door de wapenen cot reden gebragt, en in Bondgcnootfchap des Romeinfchen Volks aangenomen. Daar na heeft Fl. Claud. Julianus, om het verzaaken van den Chriftelijken Godsdienst de Afvallige genaamd, door Constantius met een aanzienlijk Leger herwaard gezonden, de Saliers in Batavië (0) bedwongen, en tot meerder veiligheid tegen de Quaden, die zich hier te lande nederlloegen, de Sterktens en Torens in Belgisch Gal- (n~) Eumenius Panegyr. cap. 13. (0) Ammianus Marcellinus Bi. XFII1 cap. 2. Zosimus lib. IV cap. 12. Julianus zelvs in zijnen irief aan die van Athene pag. 279.  Vierde Eeuw. *5 Galliedoen vernieuwen: Welke alle Valentinianus, niet Hechts op den Gallifchen, maar ook op den Germanifchen bodem , met Krijgsvolk liet bezetten, om de invallen der Over-Rhijnfche Volken, die, den Rhijn overgetogen zijnde, door Jovinus overvallen en verdagen wierden, in het toekomende beter tegen te gaan. Bij het floopen en omdelven van den grond der Burgt is geen gering getal van penningen deezer (j) Keiferen opgegraven. Maar dewijl in het begin van de vijfde eeuw onder de zwakke regeering van Keifer Honorius, zoon (ƒ>) Onder de opgedolvene kopere penningen van Gallienus, Postumus, Claudius Gothicus, Diocletianus, Maximianus, Constantius Chlorus, Constantinus, Constans, Magnenthis, Decentius, Valentinianus , Valens, Gratianus, Theodosius, enz. heb ik geene gezien met eenigzins zeldzaam voorkomende omfchriften of rugftukken, dan twee van Diocletianus van de tweede grootte, de eene op de voorzijde hebbende D. n. diocletiano beatissimo sen avg op de keerzijde : providentia deorvm qvies avgg De andere op de voorzijde imp diocletianvs p. F. avg op de keerzijde: salvis avgg et caess fel kart Mitsgaders een van de tweede grootte van Fl. Val. Se' verus , van welken Keifer alhier zelden penningen gevonden zijn, met het omfchrift op de voorzijde: imp. severvs p. f. avg cp de keerzijde: genio popvli romani.  IO" V ij f d e Eeuw. zoon van Theodosius den Groot en, de Franken in Gallie trokken, en de Keifer hun omtrent het jaar 420 toedeelde de landen tusfchen de Maas enden Beneden-Rhijn, en tusfchen de uitgangen van beide die Rivieren, hebben de Romeinen deeze landftreek beginnen te verlaten; en zedert dien tijd fchijnt de naam van Batavieren, die toen aan het Romeinfch Rijk geen fteun meer haddén, en zich moesten laten welgevallen de befchikking, die de Romeinen, hunne oude Bondgenoten, zich over hunne landen aanmatigden, in den naam van Franken verdweenen te zijn, uitgenomen, dat het land tusfchen Waal en Rhijn den naam van de Betouw, of de Betuwe (Batavia) naar de eerfte bevolkers nog behouden heeft tot deezen dag. Na het verval van het Romeinfch Gebied hier te lande fchijnt de Burgt door beftormingen van Over-Rhijnfche afgelegene Volken, die een gedeelte déezer landen met branden en plunderen op de Franken veroverden, en elder Saxonc: , Dani, Normanni (5) heeten, te zijn verwoest geworden , en geduurende een tijdvak van drie eeuwen onherfteld te zijn gebleven Men kan door gebrek van Historifche Gedenkilukken, en van oude Schrijvers, welke deeze droe- 0,0 Jornandes Bi réi. Gclic. cap, 23.  Zesde Eeuw. 17 droevige eeuwen beleefd hebben, uit de diepe duifterheid niet naauwkeurig opfpooren, hoe her hier te lande in die algemeene verwoesting en omkeering zij toegegaan. Maar de bewooners langs de Waal van dien tijd worden Barbaren f» genoemd bij Sidonius Apollinaris, de lust tot wetenfchap door de geduurige invallen deezér woeste Volken ten eenemaal zijnde uitgebluscht. Tot een Rijks-Paleis gefiicht door Carel den Grooten. ■— Rijks- en algemeene Landsdagen aldaar gehottden, —, Door de Normannen verbrand onder Koning Lodewijk , achter - kleinzoon van Carel den Grooten, zoon van Lodewijk 3 Koning van Germanie. In de zesde en zevende eeuwen was de magt der Franken door het veroveren van Gallie, en door den ondergang van het Romeinfch Keiferrijk in het Westen onder Augustulus, zeer vermeerderd. Dè Rijksgoederen der Romeinfche Keiferen, ook hier te lande, waren ten behoeve van de Koningen der Franken aangeflagen. Reeds in de zevende eeuw wierdt de waardigheid der Koningen door het B Groot- (0 Efifl. Kb» VIII Ep. 3.  r8 Zevende Eeuw. Groot-Ihf-Meeflerfc hap geheel en al verdrongen. Pipinus van Herftal, 'Major domus of Groot-HofMeester , was zoo wel meester van 's Konings perfoon als van het bewind der zaaken. Carolus Martellus , natuurlijke zoon van Pipinus, hadt deeze landen heroverd, en in het Frankisch Rijk ingelijft. Aan deszelvs zoon Pipinus, bijgenaamd de Korte, met den eernaam van Groot-Hof-Meefter niet te vreede, en het Koninglijk gezach in handen hebbende, viel het niet moeilijk 'er ook den titel bij te voegen. Childerik de III, die tot nog toe den naam van Koning der Franken hadt gevoerd, wierdt in den jaare 751 in eenCIoofter gedoken , en -Pipinus in deszelvs plaats gekroond. Na den dood van Pipinus, voorgevallen in den jaare 768, kwamen zijne Staten aan Carolomannüs en Carolus" zijne beide zoonen. De eerde ftierf na. eene regeering van twee jaaren , en Carolus (bij den naam van Charlemagne of Carel den Grosten vermaard) behield alleen het Frankisch Rijk. Deeze is geweest Koning der Franken en Longo-< harden, Patrichis.en naderhand Augustus, en in het jaar .800 gekroond tot Keifer der Romeinen , waar door dit Keiferlijk gebied in het Westen, het welk in het jaar 476 geëindigd was, wederom wierdt herfteld, gelijk het nog tot heden duurt.  A g t s t e Eeuw. *9 Nijmegen was een ftamgoed, bijzonder eigen geworden aan de Koningen der Franken. Dit gaf aanleiding aan Carel om aldaar te doen (a) llichten een Hof of Rijks-Paleis tot het houden van algemeene Rijks- en bijzondere Lands-dagen. In Lentemaand des jaars 777 begaf hij zich, vergezeld van veele Frankifche Grooten naar dit Rijks-Paleis tot viering van het Paaschfeest, 't geen met ongemeene plegtigheden gefchiedde : En wegens de aangenaame verhevenheid van den grond aldaar, als geflicht op eenen afzonderlijken ronden heuvel of uitfpringenden hoek jan den (b) Hunerberg aan eenen zeer vermaaklijken oorc na bij de Rivier de Waal, en de verrasfende en treffende ruime uitzichten bragt hij dikwils (c) B a een f» Eginhartus , Geheimfchrijver van Carel den Grooten , de vita Caroü cap, 17 PaS- 85- Cto De naam van Ilunerherg en ttunerpnrt heelt sommigen doen denken om de Hunnen, die een groot gedeelte van Europa, evenwel niet aan déezen kant, overftroomd hebben. Waarfcbrnlijker is de naam ontleend van Hunen, 'dat is Hooit*hedden, rr.stplar.tzcn van Overledenen; zijnde op den Hunerberg Grafplaatzen en lijkbusfen van Romeinfche Krijgslieden^ in meenigte ontdekt. Cc) Annales Francorum Bertiniani (uit de Aiïlje van St. Êèrthi te S. Omcr in Artois) Fuldenfes (uit de Aidije van Fuldr) en andere jaarboeken der Franken. 1'oëta Saxo, een hiftovisch Dichter, die voor het einde der negende eeuw gebloeid heeft, Te vit* et géiüt Caroü Kb. I.  20 Agtste Eeuw. een groot deel van den winter en het voorjaar in het zelve door. Hij hield 'er ook zijn Hof in den zomer van het jaar 777 met eenen grooten toevloed van Hertogen, Graaven, en Bisfchoppen tpt befliering van verfcheide Rijkszaaken, en tekende onder anderen aldaar den 7 van zomermaand eenen Giftbrief ten behoeve van St. Martens-kerk, welke gefticht was in Trecht (Utrecht) beneden Doreftate (Duurjlede.) Bevestigende teffens de Gifte door Carolus Martellus aan Willibrordus gedaan in den jaare 735 van goederen, gelegen in EÜste of Marithaime (Eist), welke in den jaare 697 den Grondheer Everhard waren ontnomen, en ten .behoeve van de Koninglijke Schatkist verbeurd verklaard. Paus Leo de derde, uit Rome verdreven, wierdt in het jaar 799 door Carel in den Pauslijken zetel herfteld. Uit Italië tot Carel zijn toevlugt neemende, wijdde hij op deeze zijne reis verfcheide Keiken in. Oude jaarboeken verhaalen, dat hij op verzoek van Carel, die zich van allerlei middelen bediende tot voortplanting van het Chriftendom, de achtkantige Capel, of zoo genaamde Heidenfche tempel, die aan Janus zoude zijn toegewijd geweest, van den Afgods-dienst heeft doen zuiveren; door welke fchikking totdenChri-' fte-  Negende Eeuw. ü! ïtelijken Godsdienst de gedaante der voorige inrichting, als gehad hebbende opene Gallerijen en open verwelf, in veelerlei opzichten is veranderd; bijzonderlijk bij de herbouwing van het Hof-Paleis in den jaare u55 ^or het bouwvallige te fchooren met gebakken (teen. In Lentemaand van het jaar 804 was Carel verfcheide dagen voor de Paasch-week op het Paleis te Nijmegen. Hij verfcheen 'er wederom in de lente van het jaar 806 met veele Frankifche Grooten, en deed de Rijksverdeeling, welke hij tusfchen zijne drie zoonen, Carolus, Ludovicus en Pipinus hadt vastgefteld, bezweeren. Ook was elk verbonden eenen nieuwen eed van getrouwheid aan den Keifer te doen. De Vasten in het jaar 807 bragt de Keifer desgelijks door op dit Rijks-Paleis, en vierde metdc gewoone plegtighedcn het hooge Paaschfeest. Ook Heet hij aldaar in het jaar 808 den geheelcn lente-tijd met het beraamen van Rijkszaaken; vierde met geene mindere ftaatfij, dan tevooren, het Paaschfeest en hield Vervolgens eenen (d) Landdag in bijwezen van veele Grooten der Franken. B 3 BÈfir- td) De Bcmniarmfche, Fuldafehe en andere jaarboeken der Franken op het jaar 8có enz. Aimoinus, Renedictiner Monaik onder Orleans, de gestis Francor. lib. IV. cap. 34.  22 Negende Eeuw. Eardulphus, Koning van Northumberland, die van den chroon gefloten was, kwam hem hier om hulp fmeeken. Carel de Grorte, den 28 van Louwmaand des jaars 814 overleden zijnde, liet het Rijk, 't geen in magt en uitgeftrekcheid alle Vorftendommen der bekende Waereld overtrof, na aan zijnen eenigen zoon Ludovicus, die zedert, om zijn godsdienftig gedrag, bij den naam van Pius of Vroome is bekend geweest. Carolus en Pipinus waren reeds voor hunnen Vader Carel overleden. Keïfer Ludovicus Pius bragt, in navolging van zijnen Vader, de Lente-tijd van het jaar 815 door op het Rijks-Paleis te Nijmegen, en woonde de Kerkdienflen bij zoo van de goede week, als van de daarna volgende Paaschdagen. Op verzoek van den Abt Trafarius bevestigde hij alhier de vrijheden van het Clooster Fontenelle. Ook hield hij hier zijn Hof in den herfst van het jaar 817, en verlustigde zich met de jagt, na veelvuldige Rijkszaaken* geduurende zijn verblijf, verhandeld te hebben. Voor het einde deezes jaars achtede hij hetgeraden zijne wijduitgeltrekte Staten onderzijne drie zoonen Lotkariut, Pipinus en Ludovicus (jn Hof in Lentemaand des. jaars 974, en bekrachtigde de Giften aan de Kerk van Minden voormaals gedaan. In het jaar 983 overleden zijnde , wierdt hij door zijnen zoon, insgelijks Otto genaamd, opgevolgd. Koning Otto de III bevond zich in het jaar 985 tot het houden van eenen Landsdag te Nijmegen op het Rijks-Paleis, vergezeld van zijne Moeder Theophana Augusta, van den AartsBisfchop van Trier, den Hertog van Beijeren en andere Rijks-Grooten, en bevestigde op den n van Oogstmaand aldaar den Graaf van Holland Dirk den II in het bezit van eenige goederen, die hij te voren flechts van het Rijk te leen gehouden hadt. TiiEOPiiANA Augusta, dógter van den Griekfchen of Conftantinopolitaanfchen Keifer Roma* mis de jonge, Stiefdogter van Keifer Niccphorus, We-  3a Tiende Eeuw. Weduwe van Keifer Otto den II,- Moeder win Keifer Otto den III, ftierf den 17 van Hooimaand des jaars 900 te Nijmegen op het RijksPaleis, daar zij meermaalen haar verblijf gehouden hadt. Haar lijk wierdt met ongemeene pracht naar Keulen gevoerd, en in de Kerk der Benedictijner Abdije van S. Panthaieon begraven. Eenige jaaren daar na, in Bloeimaand van het jaar 997, was Keifer Otto de III wederom langen tijd op het Rijks-Paleis, en vereffende op den 18 van die maand aldaar een gefchil over de aan het Clooscer Eken gefchonkene goederen, welke vereffening nader aan de Abdije is bevestigd bij een Charter van Koning , naderhand Keifer, Lotharius den II op den 10 van Grasmaand des jaars 1129. Hen rik de II, die na Otto den III tot de Roomsch-Koninglijke waardigheid verheven was, kwam in Herfstmaand van het jaar 1002 te Nijmegen bezit neemen van het Rijks Paleis, en ontfing aldaar van eenige Rijks-Vafallen den eed van leenhulde. Bij. gelegenheid van die reis, den 3 van de voorfchreve maand, hetKerfpel Eist doortrekkende deed Bisfchop Anfrid aldaar zijne hulde aan den Koning, en verwierf bevestiging van de Giftbrieven, voormaals aan de Kerk van Utrecht verleend. In het volgend jaar 1003 van Aken naar  Elfde Eeuw. 33 naar Duitschland vertrekkende nam hij de reis over Nijmegen, en vertoefde eenige dagen op het RijksPaleis om de twisten, die tusfchen den Graaf van Cleef en de Abdije van Eken op nieuw waren ontftaan, in haare geboorte te fmooren. Hij yerfcheen wederom op het Rijks-Paleis in het jaar 1006 om aldaar het Paafchfeest te vieren, en de noodige Krijgstoerusting tot het bedwingen van den Graaf van Vlaanderen te beraamen. De Keifer, vergezeld van zijne Gemaalinne Cu* nigundis, en van Conradus, Hertog van Swaben, kwam in Lentemaand van het jaar 1018 op het 'Rijks-Paleis tot viering van het Paafchfeest, en het houden van eenen Rijks-dag, verfchreven cegens den 14 van die maand. Hij gaf op dezelve bevel aan den Graaf van Holland Dirk den 111, om de fterkce en tolhuis aan de Maaze en Merwe, die het begin aan de Stad Dordrecht gaven, en welke de Graaf tegen des Keifers wil tot belemmering van den vrijen Koophandel des Rijks hadt doen opwerpen, te flegten. Ook wierdt de twist, die tusfchen Godefrid den I, Hertog van Lotharingen , en zijnen onderhoorigen Graaf van Maasland Gerard, met veel vinnigheid hadt geblaakt, door het hoog gezag des Keifers bijgelegd. En hij bevestigde de begifcigingen door Carel den C Groo-  34 Elfde Eeuw. Grooten aan de Abdij van S. Guislain gedaan, op het verzoek van den Bisfchop van Camerik,' en den Graaf van Henegouwen. In Grasmaand van het zelve jaar wierdt tevens op dit Rijks-Paleis gehouden eene Kerkelijke Vergadering, in tegenwoordigheid van de Aarts-Bisfchoppen van Maints en Trier, van de Bisfchoppen van Bamberg, Paderborn en Utrecht, van den Abt van Fulda, en van Pausfelijke Legaten. En in Zomermaand des jaars 1021 verfcheen de Keifer nogmaals op het Rijks-Paleis tot het ftellen van maatregelen zoo in het Geeftelijke, als in het Waereldlijke, en trof aldaar eene verzoening tusfchen den Graaf van Holland en den Bisfchop van Utrecht door tusfchenkomst des Hertogs van Lotharingen. Conradus de II, in plaats van Henrik den II tot Roomfch-Koning verkoozen, was in het jaar 1026 te Nijmegen op het Rijks-Paleis, In het reizen van daar naar Utrecht tot bijlegging der verfchillen over de verkiezing eenes Bisfchops, beviel zijne hoogzwangere Gemaalinne Gifela, die hem verzelde, te Oosterbeek van eenen Zoon, welke naderhand onder den naam van Henrik den III tot Roomfch-Keifer verheven is. Hij vierde in het jaar 1031 te Nijmegen het Paafchfeest, daar hij op het Rijks-Paleis den 20 van Grasmaand de  Elfde. .E e..u. v. S$5 de begiftigirigen aan de Kerk van Minden bevestigde.0 I^het jaar 1033 vierde hij wederom te Nijmegen het. Paafchfeest, en in het jaar 103Ó ontfing Henrik, des Keifers zoon, zijne.Bruid Cunihilda, dogcer van Canutus, Koning der Deenen enz. met veel pracht 'op liet Rijks Paleis; daar Keifer Conradus zijn verblijf hield van het Pinkfterfeest tot na den 24 van Zomermaand. Keifer Conradus de II, in de lente van hét jaar 1039 op het Püjks-Paleis te Nijmegen gekomen zijnde, wierdt van een zeer vinnig voeteuvel aangetast, het welk hem tot na Hemelvaartsdag het bed deed houden. Omtrent Pinklïeren van dat jaar eenigzins herfteld zijnde, begaf de Keifer zich van hier in gezelfchap van zijne Gemaalinne, én van zijnen zoon Henrik, met eenen ongemeenen Heep van Geestelijke en waereldlijke Rijks-Grooten naar Utrecht, daar. hij binnen korten tijd overleed. Des Keifers ingewanden wierden in de Domkerk begraven, waar van men de gedachtenisfe nog heden aldaar op een vloerfteen ziet bewaard. Kort na Paasfchen des jaars 1040 vervoegde zich Keifer Henrik de III naar Nijmegen op zijn RijksPaleis tot het houden van eenen algemeenen' Landsdag, en verbleef aldaar tot na den Hemelvaartsdag, C 2 De  3<5 Elfde Eeuw. De Hertog van Lotharingen Godefridde II, omtrent het jaar 1047 met den Keifer om het Hertogdom Bar overhoop leggende, liep het land af tot Nijmegen toe, en verbrandde het Rijks-Paleis tot den grond. De Chronijkfchrijvers van dien tijd noemen het zelve O) een Koninglijk Huis van een wonderlijk en onvergelijklijli maakzel; en de-Cleeffche jaarboeken vernaaien, dat Keifer Henrik de III, door den Hertog van Lotharingen binnen Nijmegen belegerd zijnde, van Tlïeodoricus den II, Graave van Cleve, is ontzet géwordén; dan dat het Rijks-Hof, kort daar na, door '5 Keifers vijanden is in de asfche gelegd, en dat Keifer Henrik den voornoemden Graaf van Cleef tot dankbaarheid van het ontzet met den Rijks-Tol, welke tot onderhoud van het Hof gefchikt was, zoude hebben beleend. De Keifer liet zich in het jaar 1050 door tusfehenfpraak van Paus Victor dtx\ II met Hertog Godefrid verzoenen. Pr ach- O) Regiivn itthm mirt et iiieo-.npr.rchilis opwis, bij Lamiwrtus Sohafnahugcnfis , Monnik in nee Cloofter te Ilirichlekt ad an. 104,-. ImperiuU Mgusttttnque Neomagi Paletium bij HerMAtfNüs Contr.actiis, Monnik in bet Cloofter van St. Gal! ai an. 1047. nuKls Pdatiu::i; Opus fortisfimum; bij Radcvicus, Caneqil; vin Fricfingcn.  Twaalfde Eeuw. 37 Prachtig herbouwd en verjïerkt door Keifer Fredericus Barbarosfa. Verpand met de Stad aan den Hertog van Lotharingen en Braband. De Pandfchap afgefiaan tegen verwisfeling van andere goederen. Om ordre op 's Lands zaaken te nellen verfchenen de Duitfche Keifers zedert, nu en dan, te Utrecht, tot dat het Rijks-Hof of Keiferlijke Burgt wederom eenigzins was bewoonbaar gemaakt. Koning Henrik de IV bevond zich in het jaar 1064 te Nijmegen, en trok in het jaar 1076 over Nijmegen naar Utrecht tot viering van het Paafchfeest, daar hij de tijding kreeg van het Banvonnis door Paus Gregorius den VII tegen hem uitgefproken. Zijn zoon Keifer Henrik de IV (welke dezelvde is als Koning Henrik de V) nam desgelijks in het jaar 1123 zijn reis over Nijmegen naar Utrecht, en vierde aldaar zijn geboorte-dag. De Keifer reisde wederom in den jaare 1125 over Nijmegen naar Utrecht, daar hij met zijn Hofftoet aangekomen zijnde van eene hevige ziekte wierdt overvallen, aan welke hij overleed. De ingewanden des Keifers wierden in de Domkerk begraven; waar van, even als van Keifer Conraad C 3 den  30 Twaalfde E e' u w. den II, de gedachtenisfe, nog heden, op eenen ileen is uitgedrukt. In het jaar 1147 nield zich de Roomfch-Koning Conraad de III, Hertog van Swaben, eenigen tijd te. Nijmegen op, en bevestigde den 17 van Wijnmaand het Clooster te Werden in de verkregene voorrechten ten overftaan van den AartsBisfchop van Keulen, den Bisfchop van Munfter en andere Geestelijke en Waereldlijke Rijksgrooten. Keifer geworden zijnde vertoefde hij wederom eenige dagen te Nijmegen op het Rijks-Hof in het jaar 1150, vergezeld met een aantal van Hertogen , Graaven, Rijksvafallen en Bisfchoppen, onder welken Otto, Bisfchop van FrieCingen, zich bevond, en befliste het verfchil over de verkiezing van eenen Bisfchop van Utrecht. Ook bevestigde hij op den 17 van Bloeimaand aldaar van nieuw. de vcreeniging' en ondcrgefchikthcid der Monniken te Hastiers aan het Clooster van Vausfors, ten overftaan van verfcheidene Geestelijke perfonen. Na den dood van Conraad den III in het jaar 1152 wierdt Fredericus Barbarosfa tot de Keiferlijke waardigheid verheven. Hij deed de Keiferlijke Burgt in het jaar 1155 in Voorigen luider herftellen en veriterken, en de Stad Nijmegen met  Twaalfde Eeuw. 39 met muuren en wallen verbeteren, waar van nog beden in Latijnfche verzen, met Gothifche letteren befchreven, op een (teen de gedachtenisfe wordt bewaard. Deeze Keifer behandelde de Rijks-aangelegenheden meermalen op dit RijksHof, ontbiedende daar toe den Abt van CorveV JVibaldus bij hem, voor al, om de zaaken deezer Gewesten volgens deszelvs raad te beftieren. Hij bevestigde alhier ten overftaan van verfcheide Bisfchoppen, Graaven en Heeren den 3 van Zomermaand des jaars 1157 de hoofdkerk van Antwerpen in alle haare bezittingen, aan dezelve door Keifer Hendrik den V, in den jaare mo gefchonken. Op dit Rijks-Hof beviel ook des Keifers Gemaalinne Beatrix, dogter van Reinald den II, Graaf vanBurgundie, («) in den jaare 1164 van haaren zoon Henrik , die naderhand zijnen Vader Fredrik, onder den naam van Keifer Henrik den VI,'is opgevolgd. In het jaar 1174 vertoefde de Keifer eenige dagen op het Rijks-Paleis. En volgens een oud Charter van Bloeimaand 1182 , in de gefchreven Chronijk van Berchemnts bewaard, zoude dit Rijksgebouw met het Burggraaffchap van Nijmegen door Keifer Fredrik, onder C 4 be' GO Cor™«S, F.eneJictiner Monnik van St. Pamhnleon tc Keulen, in Ctironico ad att. 1165.  4° Twaalfde E e u wi bewilliging der Rijks-Vorften, aan Otto den II Graave van Gelre, tot een Erfleen zijn afgedaan! Doch wat'er ook van de (b) echtheid deezer beleening zijn moge, men treft in eenen brief van Keifer Henrik den VI van den 13 November 1196 zekeren Alardus aan, als flotvoogd of Burggraaf des Keifers: En uit een (t) Verdrag van Vreede van den jaare 1204 fchijnt te blijken, dat Henrik, Hertog van Lotharingen en Braband, welke in den tweefpalt van het Rijk eerst de parthij van Koning Otto den IV, Hertog van Saxen, was toegedaan geweest, van denzei ven Nijmegen met de Burgt in pandfchap heeft gekregen, voorts dm hij naderhand aan Koning Philip,, tot wiens aan. hang hij zich als toen hadt begeeven, tegen verwisfeling van andere goederen die Vandfchap heeft te rug gegeeven. Dees Otto de IV, in Louwmaand des jaars 1213 te Nijmegen op het Rijks-Hof zijnde, bevestigde op den 13 dier maand Willem den I, Graaf van Holland, in alle de leengoederen en bezittingen, die de voorige Graaven van Holland van het Rijk plagten te leen te houden. De C-'O i'. Bondam Charter*. van Geiderk** II afdeel. bUdz. 2,6 A'am. 64. CO Carlerb: II Afdeel. Madz. m. N„, p3, Ko, 94<  Dertiende Eeuw. 41 De Keiferlijke Burgt aan Keifer Fredrik den II ent- nihi . Jan Otto den III, Grave van' ■ Gelre, verpand door den Roomfch- Koning Willem. In gevalle van aflosfing te verblijven aan het Rijk, als een bijzonder Keiferlijk Paleis. Na dat Keifer Fredrik de II, en zijn zoon de Roomfch-Koning Conraad, door Decreet van Paus Gregorius den IX van den throon vervallen waren verklaard, oordeelde Otto den III, Graaf van Gelre, het Rijk zonder Opperhoofd te zijn, en maakte zich meefter van de Keiferlijke Burgt te Nijmegen, welke in bezit van Keifer Fredrik was, en door zijnen Slotvoogd of Burggraaf wierdt bewaard. Eenige Rijksvorsten Willem den II, Graaf van Holland, door toedoen van Paus Innocentius den IV tot Roomfch-Koning hebbende verkozen, moest Graaf Otto het bezit van den Burgt aan hem, als O ver-Heer, inruimen tegens vergoeding nochtans van de onkosten tot die overmeestering beneed. En deeze onkosten fchijnen («) tot de Verpanding van den Burgt en der Stad C 5 te (ti) P. Bondam Charterh. van Gelder!. III Afdeel. Had. 467, en 475J. Meerman, Vrijheer van Dalem, gefchieiettis ren IJalUm van Holland, Roomfch-Koning, IV D. iladz. 306.  42 Dertiende Eeuw. te hebben medegewerkt. Immers de nieuw verkozen Koning verpandde den 15 van Zomermaand 1248 daar voor, en voor dat Otto hem, zoo in het beleg van Keifersweerd, als in dat van Aken, met zijne hulpbenden en magt onderfteund hadt, het Rijks-Hof, de Rijks-Stad en het land van Nijmegen voor zestien duizend Mark zilvers, tot zoo lang de daar op gefchotene penningen door den Koning zouden zijn te rug gegeeven. De Stad wierdt nochtans als eene Rijks-Stad aangemerkt, en bleef onder de befcherming des Keifer-Rijks ftaan. In Wintermaand van dat zelvde jaar bevond zich de Roomfch-Koning Willem op het RijksHof , vergezeld van verfcheide Hertogen en Graaven, en verfprak aldaar den 26 van die maand aan zijne Nicht Margaretha, Graavinnevan Gelre, indien zij haaren Echtgenoot overleefde, eene jaarlijkfche lijftucht van duizend Mark. Hij was wederom aldaar in het jaar 1254, en gaf als Opperheer van Duitfchland den 27 van Lentemaand zijne toeflemming aan Gerard, Heer van Batenburg, om het vruchtgebruik der jaarmarkts-tollen tc Batenburg welke hij van het Rijk te leen hield, als eene Bruidgift, aan Bcla zijne Gemaalin te mogen maaken. In  Dertiende Eeuw. 43 In zomermaand deszelven jaars'hield hij aldaar eenen Hofdag, en verhoogde de Pandfchap van zestien duizend tot een en twintig duizend Mark. Ook liet hij tot een onuitfpreeklijk genoegen der Burgeren van Nijmegen de Kerfpel-Kerk, die tot deezen tijd buiten de (Z>) muuren der Stad hadt geftaan, op zijnen eigendommelijken grond binnen de Stad verplaatzen. Na den dood van Koning Willem wierdt de Roomfchkoninglijke waardigheid aan Richard , Graaf van Cornwall, Broeder van Henrik den III, Koning van Engeland, opgedragen. Dees bekrachtigde de Verpanding van Nijmegen en der Keiferlijke Burgt. Hij voegde er bij, dat in gevalle van aflosfing hij de Burgt, ah zijn bijzonder Paleis, op niemand anders zoude overdragen, en bevestigde vervolgens den 22 van Bloeimaand 1257 aan die van Nijmegen de privilegiën , door Keifer Fredrik den II, en (c) Koning Henrik den VII, Landgraaf van Thuringen, in den jaare 1230 verleend. Ook fchijnt hij op zijn reis naar Aken voor eenen korten tijd op de Keiferlijke Burgt CO ÜÜtiMiïeM vanGelicrl. lU.Afieeh bladz. A?S- Aantekeningen op de Handvesten van Nijmegen bladz. 348, l ervolg dér Handvesten bladz. 119- Kerken en Godtdieuftige Oejliehiat te Nijmegen bladz. 7 en volgende. - CO Bondam Charterboek van Gelderland UI fflteehM*. 3fl.  44 Dertiende Eeuw. Burgt te Nijmegen zich te hebben opgehouden, om van die Rijks-Stad den eed van getrouwheid te ontfangen, en zich te laten huldigen. Onder de Graaven, en vervolgens Hertogen, van Gelre uit het Nasfaufche Stamhuis.. Schikking tot het verrichten van den Kerk-dienst in de Capellen Muur en en Torens on- ' verjlerkt te laaten. I Verraad om het Hof-Gebouw aan vier hoeken in brand te fleeken ontdekt en geftraft. VXraaf Otto de III nam met zijne Gcmaalinne Margaretha, Graavinne van Cleve, na de Verpanding, zijn verblijf op de Keiferlijke Burgt, en Helde, benevens andere beampten en bedienden, om in de Hof-Capellen aldaar den Kerk-dienst te verrichten, voor ieder hunner eenen bijzonderen Capellaan. Hij wierdt in den jaare 1271 door zijnen eenigen zoon Reinaldden I, bij zijne tweede Gemaalinne Philippa, dogter van den Graave van Simpol (fani S. Pauli) erwekt, opgevolgd. Aan deezen droeg Huibert van Beufigchem, tweede  Dertiende Eeuw. 45 de Heer van Cuilenburg, den sa van Slagtmaand van den jaare ia8i het Slot Cuilenburg op, en ontfing het zelve op de Keiferlijke Burgt, in welkers Pandfchap Graaf Reinald door Keifer Rudolphus in den jaare 1273, bevestigd was, van hem wederom te leen. De Graaven van Holland uit het eerfte of Hollandfche Huis in het jaar 1300 uitgeftorven zijnde, liet zich Jan de 11^- Graaf van Henegouwen, terftond in de Steden van Holland tot Graaf inhuldigen. Eenige misnoegde Edelen, te onvreede over deeze verkiezing, gaven voor, dat Holland aan het Keiferrijk vervallen was, en bewogen Keifer Albertus om met een Leger naar Holland af te koomen. Graaf Jan trok hem tegen met een welgeftelde Vloot tot (a) Buinswaerd op de Waalftroom: En Keifer Albertus kwam in Oostmaand van het genoemde jaar 1300 te Nijmegen op de Keiferlijke Burgt, daar, door tusfchenkomst van Wigbald, Aarrs-Bisfchop van Keulen, op den 15 van die maand een Verdrag bewerkt wierdt, waar bij de Keifer beloofde Graaf Jan den II in het gerust bezit van Holland te zullen laaten, mits dat hij het zelve van den Keifer te leen (a) Tegenwoordig de Doddendaalfche Waerden aai) dc Waal nederwaarts naar d; Kerk van Winsfen,  46 Vee. r ;t i en d e E e..u w. leen ontfing, Gedwongen deed hij dit, Wigbald en Jan de II, Hertog van Lotharingen en Braband, verbleven tevens hunne onderlinge gefehillen metGerard, Graaf van Gulik, aan de bemiddeling des Keifers, op den Burgt. Die van Nijmegen, te onvreede over het Graaflijk bewind van Reinald, hadden hem in het jaar 1316 van den gedaanen eed onttogen. Deszelvs zoon de jonge Reinald trok met die van Nijmegen en andere misnoegde Steden eene lijn, en nam in den jaare 1318 zijnen Vader gevangen, en zelvs de regeering in handen. Na den dood zijns Vaders in het jaar 1326 verbleef hij met zijne moeder Margaretha, tweede Gemaalinne van Graaf Reinald den I, dogter des Graave van Vlaanderen, zijne Gemalinne Sophia, dogter des Heeren van Mechelen, en zijne zusters Philippa en Ifabelia, op het Hof. Hij verleende aldaar in dejaaren 1327 en 1328 de Land-en Dijk-brieven aan Over- en Neder- Betuwen en aan Tusfchen Maas en Waal. Ook fcheidde hij, in den jaare 1335 zich op het Hof bevindende, dc Thielre-en Bommelre-waerden van de Stad Salt-Boemel; ftelde in die Waerden vier Rechtbanken aan, en verleende of bevestigde op het Hof in het jaar Ï340 aan die van Harderwijk alzulke rechten en vrijheden, als de Stad en Poorteren van Zutphen hebben en gebruiken.  Veertiende Eeuw. 47 In het zelvde jaar 1340 verfchecn de Hertogin Elconora, dogter van Eduard den II, Koning van Engeland, zuster van Koning Eduard den III, met welke Graaf Reinald omtrent het jaar 133a in een tweedehuwlijk getreden was, en van welke hij, nu Hertog geworden zijnde, door opftooking zich wegens verdachte melaatsheid hadt gefcheiden, op het Hof met haare twee zoontjens Reinald en Eduard. Zij zuiverde zich openlijk van dien blaam, zich ontblootende tot haar middenlijf, en betoonde, dat zij ten onrechte van melaatsheid wierdt befchuldigd, betuigende, dat het Land van Gelre deeze fcheiding zoude betreuren. Hertog Reinald de II overleed in den jaare 1343 , fchielijk, onder het plegen van den Godsdienst, nalatende de voornoemde twee zoontjens. Reinald de III, die in het elfde jaar zijnes ouderdoms, zijnen Vader opvolgde , was traag en vadzig. Eduard driftig en {baatzuchtig, en zach ongaarne zijnen broeder in het bewind. De Hoofd- en Kleine Steden, geduurende 's Hertogs minderjaarigheid , eenig onheil vreezende , verbonden zich allen geweld te weeren, en 's Lands voorrechten te handhaaven. De Hertogin Eleonora overleed in den jaare 1355. Intusfchen waren de Broeders tegen eikanderen in de wapenen. Elk hadt  48 Veertiende Eeuw. hadc zijnen aanhang. Eduards aanhang, of die der Bronckhorflen, vermeerderde. Daar hij meefter was, gedroeg hij zich als Hertog. In Bloeimaand des jaars 1361 viel er een hevig treffen voor, niet verre van Thiel. De Heeckerens, of aanhang van Reinald, wierden geflagen , eneenige hoofden derzelven benevens Hertog Reinald door Eduard gevangen genomen, die de regeering in handen nam, en in het algemeen voor Hertog van Gelre wierdt erkend. Reinald de lil hadt bij den aanvang zijner regeering de Keuren van Nijmegen bevestigd, en in den jaare 1344 beloofd geen Torens noch Poorten van den Burgt, met welken deszelvs ringmuur was voorzien , te zullen verfterken. Hij deed zulks ook in den jaare 1361 geduurende den twist met zijnen broeder Eduard. Eduard bevond zich in het jaar 1364 met den aanvang der Lente op het Hof, en ontdekte uit onderfchepte brieven een verraad , door zijnen Kamer-Heer Otto, Heer van Loenen, en Henrik Boeth, zijnen Geheimfchrijver met eenige Burgers van Nijmegen gefmeed om op Paafchnacht het Hof aan vier hoeken in brand te fleeken, en hem alsdan gevangen te neemen, zijnde daar toe omgekocht door Jan den II, Graaf van Cleef. Het ver-  VïSR'TIeNde -Eeuw. 49 verraad bewezen en beleden zijnde wierdc de Heer van Loenen onthoofd, en de Secretaris Boeth, fchrijver der brieven , gevierendeeld. Naderhand den 21 van Oogstmaand des jaars 1371 wierdt Eduard. in.een. gevecht met zijne Benden tegen de Brabanders, .in welk hij hunnen Hertog Wenceflaus eh' eenige 'Brabandfche Edelen gevangen nam, dobr.eenen zijner Bea.mpten Herman Leers, van Hees! geboortig wiens huisvrouw Hertog Eduard hadt misbruikt, verraadërlijk omgebragt; .Wencelhus wierdt gevanglijk naar het Hof te Nijmegen gevoerd, en Reinald de III, uic zijne gevangenis geilaakt, op nieuw, hoewel voor eenen korten tijd, als zijnde in dat zelvde jaar geftorven, aan de regeeringe gebragt. Hij .verzoende zich ,op het Hof met die van Nijmegen wegens aile onlusten en onmin in de verfchillen tusfchen hèrft en zijnen Broeder Eduard, eh bevestigde daarenboven de Tolvrijheden der Stad en Burgeren'van Nijmegen op,den Grooten Gelderfchen Tol,'op de Tollen te Bommel, en tot Mook aan de Maaze, te water cn ifiinde. D Ó».  50 Veertiende Eeuw. Onder de Hertogen uit het Gulikfche Stamhuis. — Overeenkomst over het onver/ter kt laten der Torens van het Hof-Gebouw. Na het kinderloos affterven van de Hertogen Reinald den III en Eduard ging.de Hertoglijke waardigheid over op Willem, minderjarigen zoon van Willem , Hertog van Gulik en Maria van Gelre, zuster van de Hertogen Reinald en Eduard, terwijl de Voogdij, gedurende zijne minderjaarigheid aan zijnen Vader wierdt opgedragen. De Hertogen en Hertogin Maria onthielden zich in Sprokkelmaand des jaars 13752 op het Hof, en bevestigden aldaar den 14 van die maand de vrijheden en voorrechten van Nijmegen, .maakendc de Burggraaf Willem , Heer van Bronckhorst, teffens met de Stad eene Overeenkomst over her onverfterkt laaten der Poorten en Torens van den Burgt, mitsgaders dat geen Burggraaf met meerder dan twintig paarden zoude mogen (V) binnen komen. In het zelvde jaar, na dat de Hertog van Gulik Vrouwe Mechteld van Gelre, oudfte halve zuster van de overledene. Hertogen Reinald en Eduard, toen gehuwd aan Jan van Chatillon, Grave van /• > it , j, „ Blois, y) \erv©Ig der Handvesten van Nijmegen bladz. 101.  Veertiende Eeuw. 5j Blois, die zich ook Hertog van Gelre begon te noemen, binnen Thiel overwonnen en geflagen hadde, bragt hij Rudolph van Hoorne, broeder des Bisfchops Arnold, die zij in haare belangens had: weeten te brengen , Gijsbert van Hardenbroek, Fredrik van Zuilen, Jacob van Lochorst en anderen, met den buit op het Hof gevangen. In Slagtmaand van het jaar 1379, wanneer de Hertog van Gulik zich van de Voogdijfchap over zijtfen zoon ontflagen hadde, deed Hertog Willem zijne intrede op het Hof, en wierdt alomme voor Hertog erkend. Hij verplaatfte doenmaals bij bezegelde brieven het liaan van 's Landfchaps munt binnen Harderwijk. Ook tekende en bezegelde hij in den jaare 1387 aldaar een Verbond mee Richard, Koning van Engeland, tegen Vrankrijk, en gaf daar van aan den Koning van Vrankrijk, als Bondgenoot van de Hertogin van Braband , kennis bij een brief, dien hij fchreef den 12 van Zomermaand uit zijn Cafteel te Nijmegen. In het zelvde jaar 1387, wanneer Johanna Hertogin Van Braband met Hertog Willem over hoop lag over het bezit der Stad Grave, deeden de Brabanders den 19 van Zomermaand eenen inval in het Rijk van Nijmegen. Men raakte te Niftrik Haags na bij 4e Maas. Willem behaalde merkeD * lij*  52 Veert ie.n; de Eeuw. lijke voordeelen in die gevecht, en bekwam een groot getal gevangenen. Den buit deed hij naar het Hóf voeren , daar zich de Hertog van Gulik , de Aarts -Bisfchop van Keulen,, de Bisfchop van Luik Arnold vanHoorne, vpormaals Bisfchop van ■Utrecht, .en andere Geeftelijken bevonden, en Ji.et de veroverde vaandels ter eeuwige gedachtenisfp in; de groote kerk ophangen. De oude vervallene gewoonte van het zenden van een paar Valkeniers-handfehoenen van wit hertsleer met twee ponden pepers naaï Luik, tot erkentenisfe der vrijheden van. de Burgeren van Nijmegen af, daar, wierdt bij die gelegenheid met den Bisfchop vernieuwd. - In het jaar 1-397 verzoende zich Hertog Willem op het Hof met Arnold, Heer van Heumen en Mook, die in het jaar 1388 tot de zijde van Johanna, Hertoginne van Braband, was overgelopen., en alïoo in den-Krijg de Brabanders tegen hem hadt gediend. Catharina van Holland, dogter van Hertog Albrecht van Beijeren , Ge>naalinne van Hertog Willem vertoefde veeltijds op het Hof te Nijmegen. Bij haare uiterfte wil, gemaakt op het Cafteel te Hattem, beval zij, dat men haar lijk in de Broederen-Kerk binnen Nijmegen zoude begraven.Zij ftierf in het jaar 1400. Na  Vijftiende Eeuw.' 53 Na het overlijden van-Hertog jaare 140a volgde zijn broeder Reinal^ IV hem opinhetHertoghjk gebied over Guhk en.Gdre, en zwoer in Sprokkelmaand, bij zune inhuldiging op het Hof, de voorrechten en vrijheden van Nijmegen te zullen handhaven. De Roomsch-Koning Sigismundus uit Engeland te rug keerende, en vergezeld van veele Rljks.Grooten kwam op den 13 van Slagtm and des jaars 1416 te Nijmegen op het Hof of Keiferliike Burgt, en bevestigde onder anderen aldaar Reinald in zijne waardigheden, als Hertog van Gulik en Gelre. Ook beleende de Roomsch-Koning den 17 van die maand den Bisfchop van Utrecht Fredrik van Blankenheim. met alles, t geen de Bisfchoppen of de Kerk van Utrecht van het Keiferrijk te leen hielden: En vernieuwde,den 00 daar aan volgende de vrijdommen van Zutpnen, en andere Steden, op de Tollen te Lobith zoo ,ls 00 dezelve door Graaf Reinald den I gefchonken en door Henrik den VII, Roomsch-Komng, den 5 van Herfstmaand 1310 bekrachtigd waren. D 3 0n~ ' $j Te vinden bij Wernh. TesciienmacheR Ü Cea- ******  54 Vijftiende Eeuw. Onder dc Hertogen uit den Stamhuize van Egmond en uit den Huize van Burgundie. — Inhuldigingen op de Keiferlijke of Furfielijke Burgt. — Vernieuwd door Catharina, Gemaalinne van Hertog Arnold. Binnen deringmuuren der Stad getrokken. — Deszelvs muuren verflerkt. Eg- mondfche Toren omvergehaald. Reinald de IV in het jaar 1423, zonder wettige kinderen na te laaten, overleden zijnde, wierdt Arnold van Egmond Reinalds Opvolger, van wiens zuster Johanna van Gelre, gehuwd geweest met Jan, Heer van Arckel, en welkers dogter Maria trouwde met Jan, Heer van Egmond, Arnold een kleinzoon was. In Hooimaand van het jaar 1423 kwam hij, nog minderjaarig zijnde, met zijnen Vader en Voogd Heer Jan van Egmond binnen Nijmegen op het Hof. Men bezwoer aldaar op den 8 van die maand der Stads voorrechten en vrijheden. Voor het einde van dit jaar ging hij eene huwlijks verbindtenis in met Catharina, dog. ter van Adolph, Hertog van Cleef, met welken hij den 22 van Hooimaand in een verbond van vriendfehap getreden was. Hij wierdt in Lentemaand des jaars 1427, zich op het Hof wederom be-  Vijftiende Eeuw. 55 bevindende, door die van Nijmegen plegtig omhaald, en beloofde de Stad fchaadeloos te zullen houden in de twist met Vrouwe Jacoba, Graavinne van Holland, en Rudolph van -Diepholt, Bisfchop van Utrecht, en die van Overijsfel over het bezit van het Bisdom. In het jaar i436 maakten Ban„erheeren , Ridderfchap, Hoofd- en kleine Steden binnen Nijmegen verfcheide vastftellingen ftrek kende tot ftaving van hun gezach alzooJrnéd zich diep in fchulden geftoken hebbende, fchier al e zijne Sloten en Heerlijkheden begon te verpinden. Ook ontftond er eene hevige twist en viiandfchap tusfchen Hertog Arnold en de Stad Nijmegen, gebooren uit verfchillen van die van D iel en Zuljlichem over Dijkrechten en waterkeeringen, welke echter door tusfchenkomst van den Hertog van Burgundie, en den Bisfchop,v.o Utrecht den 8 van Wijnmaand des jaars 1448 wierden vereffend. Cleeffche jaarboeken voegen er bij, dat de twist vermeerderd was, door dien Hertog Jmold het Stapelrecht, 't welk vanouds te Nijmegen was gevorderd geweest, aan die van Dordrecht voor zekere fomme gelds in den jaare I445 zoude hebben afgeftaan. In het jaar i449 vertoefde de Hertog, volgens Cleeffche jaarboeken, op het Hof: En omtrent het tijdperk van D 4 het  56 V IJ F T I K N D E E E U W. het jaar 1450 tot 1453 deed Catharina van Cleef desHertogs Gemaalinne, die de Hercoglijke tWbeid, geduurende Arnolds reize in dien rijd naar •Romeenllierufalem, bewaarde, haHof Gebouw door ouderdom vervallen, verbeteren, het welk ook bij de uitlegging der Stad in den jaare 1467 binnen derz.lver .ringmuuren wierdt getrokken Adolphvan Egmond, haar zoon, heerfchzuchtig mi den aart, begon zich in de zaaken der regeenng te fteeken, en was door zijne moeder, die met den Hertog haaren Echtgenoot oneenig leefde, zoodanig, opgeftookt, dat hij niet alleen, in den jaare 1458 met Nijmegen en de tegen Arr.cld verftoorde Steden een lijn trekkende, klag, ten tegen zijnen Vader begon in te brengen , maar zelvs, met behulp zijner Moeder, zijn Va' ■d« ïn den jaare 1464 te Grave in hechtenis en zelvs het bewind der regeering in handen nam. Hij maakte aanftonds grooten aanhang, en wierdt op het Hof ingehuldigd. In het jaar 1463 was Adolph reeds in huwelijk getreden met Anna Catharina van Bourbon, dogter van Carel van Valois, Hertog van Bourbon, en zuster van Ifabella, tweede Gemaalinne van Hertog Carel van Burgundie; Deeze, zijnde Moeder van Carel naderband Hertog van Gelre, en Philippe, ftierf op het  Vijftiende Eeuw. 57 het Hof des maandags dén ai van Bloeimaand van hec jaar 1469, zijnde de tweede dag van Pinkfteren , des namiddags omtrent vijf uuren , en wierdt in het Choor der groote Kerk met veel ftaatfij hegraven, leggende naar het leven op de tombe in 'het koper uitgefneden, omvangen met beeltenisfen der twaalf Apoftelen , en haare zestien ftamwapens,, alles vervaardigd door Willem Loemanfz van Keulen. Na het overlijden van Hertog Arnold in het jaar , 1473 trok Carel de Stoute, Hertog van Burgundie, aan welken Hertog Arnold zijne landen hadt verpand, mits dat hij geduurende zijn leven de inkomften trekken, en het bewind over dezelve behouden zoude, aanftonds naar Nijmegen, daar men zich tegen hem in tegenweer gefield hadt. De Hertog van Burgundie zettedc de belegering geduurende den tijd van vier maanden voort, zoo dat men eindelijk op den 19 van Hooimaand de Stad aan hem inruimde. Hij had een ftreng.bevel gegeeven, dat niemand het Hof-Gebouw wegens deszelvs eerbiedswaardige oudheid zoude mogen befchaadigen, welkers (lichting hij toefchreef aan de Romeinen ten tijde van Julius Caefar. Na het overgaan der Stad baden hem de Inwooners -op de kniën om genade. Hij nam aanftonds bezit D 5 van  58 V IJ F T I E N D E E E V IV. van het Hof, daar men hem als Hertog van Gelre hulde deed. Ook verzekerde hij zich aldaar van de Kinderen van Hertog Adolph, Carel en Philippe, en verzond dezelve naar Gent in Vlaanderen. In het jaar 1477 fneuvelde Hertog Carel van Burgundie voor Nancij; en Hertog Adolph van Egmond voor Doornick: Waar na door Bannerheeren, Ridderfchap , Hoofd- en kleine Steden, voor zoo verre zij de Burgundifche regeering niet aankleefden, de Voogdij over de onmundige kinderen van Hertog Adolph Carel en Philippe, die nóg te Gent waren, opgedragen wierdt aan zijne zuster Catharina, dogter van Hertog Arnold. Willem van Egmond, broeder van Hertog Arnold, oordeelde, dat hem de Voogdij over Adolphs Kinderen toekwam, en verwekte met zijnen aanhang eene aanmerkelijke opfchudding; Ook zond MaximUiaan, Hertog van Oostenrijk, die nu in huwelijk getreden was met Maria, Erfdogter van Hertog Carel van Burgundie, een Leger naar Gelderland onder bevel der jonge Heeren van Cleve en van Egmond, welke verfcheidene plaatzen bemagtigden. Die van Nijmegen kregen op den 22 van Grasmaand des jaars 1478 Fredrik van Egmond, Heer van Ysfelftein en Buuren, en Willem van Egmond, Heer van Boxmeer en Haaps, Zoo-  Vijftiende Eeuw. 50 Zoenen van Willem van Egmond, met een gedeelte hunner huisgezinnen gevangen, welken zij volle drie jaaren op een der Torens van het Hof, daarom de Egmondfche of Toren van Egmond genoemd, in hechtenisfe hielden, en deeden Adriaan Hack, een hunner Bediendens, als een Verraader onthoofden., en vervolgens vierendeelen. Ondertusfchen maakte Catharina een Verdrag met Maximiliaan, volgens het welk aan haar de Stad en Voogdij van Gelder voor haar leven wierdt afgeftaan, wordende Maximiliaan en Maria tot Hertog en Hertoginne van Gelre den 14 van Zomermaand des jaars 1481 op den Burgt ingehuldigd. In het Verdrag wierdt bedongen „ dat „ Maximiliaan en Maria een vrijen in- en uitgang \l desSlots van Nijmegen zouden hebben, en ook " van den Toren bij den Slote, daar in die Heer T Fredrik vfcn Egmond, Heer van Ysfelftein, en ;] Jongheer Willem van Egmond, Broederen, geJ vangen gezeten hadden. Carel van Egmond, zoon van Hertog Adolph, ontflagen zijnde kwam in den jaare 1492 behouden in den lande van Gelre aan. Men neigde hem op nieuw tot Hertog in te huldigen, gebeten op de Burgundifche en Oostenrijkfche regeering, en men deed met blijdfehap aan hem den eed van getrouwheid op het Hof, daar  6o\ V IJ T T I E N D E E E ü w. ' daar hij de Stad 'Nijmegen, die zich' ten fterkften tegen1 de Burgimdifche regeering hadt aangekant, in alle haare voorrechten bevestigde. Doch Maximiliaan liet geen geringe itoornis hier over blijken. Tot Keifer verheven na zijns Vaders dood Fredrik den III bragt hij een geweldig Leger op de been, het welk hij voor Nijmegen in het jaar M94 nederfloeg, verbrandende Hees en Broederdijk. Die van binnen deeden uitval op uitval, en de Keifer wierdt eerlang genoodzaakt het beleg op te breeken. In het jaar 1498 was Keifer Maximiliaan wederom in Gelderland gerukt, en hadt, door toedoen der Hertogen van Cleef en OÜlik, ecnige Steden bemagrjgd. De krijg wierdt in hét jaar 1503 en 1505 heviger voortgezet door den Aarts-Hertog 'Philips, het leen van Gelderland van zijnen Vader, den Keifer, verheven hebbende. Hertog Carel van Egmond was intusfehen van de Quurtieren van Roermonde en Nijmegen (Thiel en Bommel uitgenomen) meester gebleven. In den jaare 1506 zochten de Oostenrijkers Nijmegen door verraad in te neemen, hebbende de twee Burgemeesteren aangenomen de Burgt en de Stad aan dezelve over te leveren. Het verraad ontdekt zijnde, verloor een van hun, vlugtende over eenen muur, door eenen geweldigen val het le-  Z E S f I E N l) t E E U W. 'r geen Hertog Care.1 hadt doen herftellen, door de Burgerij van Nijmegen omvergehaald en geflegt. Ondertusfchen viel Hertog CareU zeer verftoord op Jacob Canis,.Burgemcefter der Stad Nijmegen', zijnen tegenftrever , van hartzeer in eene krank-  62 Zestiende Eeuw. krankheid, die hem op den laatrten Junii, omtrent elf uuren des nachts, van het jaar 1538 binnen Arnhem uit het leven rukte. Onder de Cleeffche en Oostenrijkfche Hcrtoglljke regeering. Plegtige inhuldiging der Hertogen op het (a) Valkhof. Hertog Carel van Egmond, zonder wettige Kinderen overleden zijnde , zoude moeten zijn opgevolgd geworden door Antonius, zoon van Renè, Hertog van Lotharingen en Philippe van Gelre, Zuster van Hertog Carel; dan Bannerheeren, Ridderfchap, Hoofd- en Kleine Steden hem niet magtig oordeelende om het Land tegen de overmagt van het Huis van Oostenrijk te befchermen, hadden Willem van Cleef, die door zijne Moeder Maria, Erfdogter van Gulik en Berg, afflamde uit het zelvde Huis van Gulik, het welk O) De Keiferlijke Burgt wordt in Charters van deeze en vroeaerc eeuwen het Valkhof en Falckenhof genoemd van de Valken, die Keifer Lodewijk de Vroome op de voorplaats van het Hof tot de jagt-oefïening deed voeden, volgens H. Cannegieter de Ara ad Noviomagum Gelriae reperta pas. 44. Volgens anderen, faijverbasteriag, Voor Frankcnhof, Vahalen hof, Waalhof.  Zestiende Eeuw. 63 te voren twee Hertogen Willem en Reinald den IV aan Gelderland hadt gegeeven, tot zijnen Opvolger beftemd, en daar op Hertog Carel van Egmond bewogen tot het aangaan van een Tractaat met Johan, Hertog van Gulik en Cleef, en Willem zijnen oudften zoon, over de fuccesfie van Willem in den Lande van Gelre na het overlijden van Hertog Carel. Willem van Cleef kwam den 3 van Sprokkelmaand des jaars 1538 met drie honderd Paarden binnen Nijmegen, en wierdt vervolgens doorBannerheeren, Ridderfchap, Hoofd- en Kleine Steden op het Valkhof plegtig, als Hertog, ingehaald. Hij bevond zich ook aldaar in Hooimaand van het zelve jaar, en betekende onder anderen de Ordonnantie van de Schutterije van S. Jooften Doelen, bij de Burgeren en Ingezetenen van Arnhem onderling opgericht; en verleende aan die van Catharijnen Doelen eenige voorrechten. Ook bevestigde hij den 9 Jülii op het Hof de oude herkomen, en goede gewoonten der Stad Arnhem. En den 10 van Bloeimaand des jaars 1540, in het algemeen, het recht van repraefentatie, of het erfrecht van Descendenten in ongelijke graden, en van overledene broeders- en zusters-kinderen nevens haare Oomen en Moeijen. In  64 Zestiende Eeuw. In .hec jaar 1541 uit Frankrijk op het Hof komende befchonken die van Nijmegen hem met 50 Malder Haver, en eenen vetten Qs. En met een voeder wijns, wanneer hij zich in de Vasten des jaars 1542 ook aldaar bevond. Intusfchen beweerde Keifer Carel de V zijn recht tot den Lande van Gelre uit verfcheide Overeenkomften met des Keifers Voorzaaten, als Opvolgers des Hertogs van Burgundie, en met hem zeiven,, geflocen. Dit verfchil wierdt zedert met de wapenen in 's Keifers voordeel afgedaan. 'Hertog Willem begaf zich naar. !s Keilers Leger voor Venlo., viel hem te voet, en verwierf;genade, mits hij voor altoos afftand deed van den Lande van Gelre, en onder belofte van den Keifer getrouw en onderdanig te zullen zijn. ' .> Na den afftand van Hertog Willem van Cleef bij-het vermaard Verdrag, voor Venlo den 7 van van Hcrftsmaand des jaars 1543 opgericht, deeden Banherheeren, Ridderfchap,' Hoofd- en Kleine Steden den Keifer in zijne Tente voor Venlo hulde. In het jaar 1545 was Keijfer Carel de V wederom in de Nederlanden, en in het begin van 1546 in dit Gewest, daar hij in Louwmaand in perfoon ingehuldigd,, en te -Nijmegen op het Valkhof met. Maria Koninginne van Hungarij.en,. zijne zuster, Land-  Z f, s t i ê n ff e Eed w. '6$ Landvoógdesfe der Nederlanden, met öngem'éeriè pracht ontfangeh wierdt. Bij de inhuldiging 'deeden die van Nijmegen aan den Keifer een gefchehk van drie zilvere overgulde drinkgelchieren^rie lasten Haver , drie voeder Wijns, drie vètte Osfen enz. (Z>) De Landvoogdes was in den zomer des jaars ,1545 reeds plegtiglijk op het Valkhof onthaald, geweest, en toen door die van Nijmegen befchonken met twee zilvere- drihkgefchieren , twee lasten Haver, twee voeder Wijns, twee vecte Osfen enz.' • f rj ;' !' 1 In Wijnmaand des jaars 1 §49 wierdt Philips, Ptómf van Spanje , voor toekomende Hertog en Landsheer op het Valkhof ingehuldigd; Hij deed den 17 van die maand met veel plegtigheid den (e) eed. Die van Nijmegen boodden hem aan, ter zijner blijde inkomfte, een gefchenk (ii) van drie voeder Wijns, enz. 'Anna van Oostenrijk, des Keifers Maximillaans dogter, Bruid, en daar na vierde Echtgewootè van Koning Philips s kwam den 15 van Oogstmaand ttü \ .»'ri'ï m4S ik-/ l'i/ji.j' . , 7.5.1, .~?xM 'vi\m?K (i) Bijvoegzel tot ck Annales en Chroiiijk van Nijmegen uit de Rekenboeken en Guedesdagsboekcu bladz. 7CO Geld. Plac. B. i Deel Praelim. Punst. col.- 0. (.d~) Bijvoegzel tot de Annales bladz. 10. E  66 Zestiende Eeuw. maand des jaars 1570 op het Valkhof; De Vofflinne was van Keulen af begeleid door den Bisfchop van Munfter, den Hertog van Aarfchot, en den Baron van Noircarmes, gevoerd wordende in een jacht, geheelijk van goud en hemelsblaauw blinkende, en wierdt met ongelooflijke ftaatfy' ingehaald. De Hertog Van 'Alva hadt tot deeze irihaaling groote toebereidzels en kosten gedaan. Haare intrede' deed zij onder een met goud geborduurd verhemeltzel, 't welk door leden van den Raad, in 's Vorsten verwe gekleed,- gedragen wierdt, vergezeld-zijnde met'de Aarts-Hertogen Albertus en Wenceslaus haare „Broeders,. Op-.hst Valkhof bevonden zich de- afgezondene van db Nederlandfche Provinciën om haa-y, eerbied te.bétuigen, en elk van wegen haare Provinciën heerlijke vereeringen aan haare Majeftek,; als toekomende Land-Furftinne, te doen, waar voor de Koping naderhand (0 fchriftelijk zijne dankzegging betuigde.^ .-■ ,i- Rfj • 1 , ',- & O) Den brief van. den K/Miing, leggende in de ktg'tfé Iade van den Blok, heb ik uitgegeeven in liet Vervolg der Handvesten van Nijmegen bladz. 125 en 127. Brieven van den Hertog van - Alva, mede houdende dankzegging voor de eer aan de Koninginne bewezen in haaren doortogt, bèrusten ter Rekcnkamerc van de Stad. A hXa !j S ï»> IT Siriis  Zestiende Eeuw. 67 Sinjts het vernietigen van het Hertoglijk beuünd -— Tot een wooning gelaten aan den Slotvoogd des gelezen Hertogs. •—- Verbeteringen aan den Burgt, en fchikkingen tot een Prinfelijk onthaal. —— Verkocht en gejloop. J3annerheeren, Ridderfchap en Steden-Gezanten, repraefenterende de Staten des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen, vergaderden op het Valkenhof in den jaare 1577 over het verkiezen van eenen Stadhouder; het aanvaarden van's Hertogs domeinen ; het ontzetten van 's Hertogs Raaden ; het bepaalen, wie voor vijanden des Vaderlands te houden waren enz. Graaf Johan van Nasfau, tot Stadhouder zijnde aangenomen, bezwoer op het Valkhof zijne inftructie den 2 van Zomermaand des jaars 1578. Ook befloten aldaar Bannerheeren , Ridderfchap en Steden-Gezanten eenen nieuwen eed tegen Don Jan van Ooftenrijk en de Spanjaarden; het openftellen der Steden voor vlugtende Ridderfchappen; het verzekeren der Steden tegen vijandlijken aanval; het veranderen der Leden in het Beduur, die door Spaanfchgezinden waren ingedrongen; en voorts in het gemeen het herftelleri der burgerlijke voorrechten, door den laatften Hertog zoo zeer vertreden en. ontroofd. E 1 Na  68 Zestiende Eeuw. Na de afzweering der Hertoglijke regeering des Spaanfchen Konings Philips in den jaare 1581 wierden de Landelijke en Quartierlijke bijeenkomften meescen tijds gehouden in hec Cloofter der Predikheeren. De Burgt, bij den Hertog in Pandfchap wordende bezeten, den directen eigendom bij het Duitfche Rijk en den Keifer verbleven zijnde, wierdt gelaten tot een wooning aan den Burggraaf. Ook wierden, zedert dien tijd, volgens overeenkomften en vergunninge, de Ampts-Vergaderingen des Rijks, en de Gerichten zoo in burgerlijke als lijfftraffelijke zaaken, mitsgaders in burgerlijke zaaken van de fubalterne Gerichten van Wichen en Beuningen, en van de Gerichten der Heerlijkheden, Groesbeek, Perfingen, Ubbergen, en het Neder-Rijkfch Walt bij Appel aan Schepenen van Nijmegen, alsHoofdGericht, devolverende op den Burgt gehouden, en de, lijfftraffen bij vonnisfen van Schepenen der Stad Nijmegen, als Richters in criminele zaaken in den Rijke van Nijmegen, bepaald tegen de Voorpoort van den Burgt volbragt. De vertrekken op het Valkhof, tot de hofhouding van den Stadhouder gefchikt, wierden ook in den jaare 1611 behoorlijk gemeubileerd, en tot beter genoegen van zijn Excellentie (Y) ten verblijve bekwaam gemaakt. Wan- 00 Raadfign. der Stid Nijmegen d. d. 27 Maart 1611.  Zeventiende Eeuw. 69 Wanneer in de voorige eeuw, in den jaare 1672, de Stad door de Franfchen onder den Maarfchalk vanTurenne was belegerd, wierdt de GrooteKerk van den 16 van Zomermaand van het Fort Knodfenburg en de Lentfche zijde, en vervolgens van den 3 tot den 9 van Hooimaand tevens van de landzijde zoodanig doorfchooten, dat men daar in geen Godsdienst veilig konde oeffenen, vliegende de kogels tot verfcheiden maaien langs den Predikftoel. Men wierdt genoodzaakt de Kerk te fluiten, en de kleine Kerk alleen te gebruiken, die meede daar na verlaten wierdt, zoo dra een Bomme van omtrent honderd ponden zwaarte het gewelf van het Choor deed inftorten. De zoogenaamde Prinfen-Kamer op het Valkhof wierdt toen gebruikt tot het plegen van den Godsdienst. Bij het vernieuwen van een bouwval aan de noordzijde van den muur des Burgts in Oogstmaand des jaars 1698 wierdt opgedolven eenGraffteen,, gefteld geweest ter gedachtenisfe van zekere Domitia Albino,, met dit opfchrift. D. M. DOMITIA ALBINA VIVA SIBI F FEC1T. E 3 mits-  jo Zeventiende Eeuw. mitsgaders de'op twaalfde bladzijde vermelde infcriptie van Sextus Secundus Felix, Romeinfch Burger, ingefchreven in de Tribus Papiria, en gezachvoerder in de Coloma Trajana: En aan de westelijke zijdein Lentemaand des volgenden jaars een fteenen Gedenkteken met bijna onleesbaare uitgefletene Romeinfche letters, doch met eene daar op halfverhevene gedaante van een naakt Krijgsheld in de Elijfeifche velden, leggende op een tafelbeddeken onder een fpreiklced met de linker elleboog op een kusfen, ter zijde van een ronde drievoets-tafel met het noodige tot den difch voorzien, en aan de voeten de afbeelding van eenen dienaar in een Slavenmantel met gevouwe handen de bevelen van zijnen Heer gedienftiglijk afwachtende welke beide fteenen bij de overige (b~) Monumenten der Romeinen op de Gallerjje van het Raadhuis in de muur gemetseld zijn. In O) Brokken van eenen ouden Mijlpaal, op welken de woorden REST1TVIT .... TONINO nog te lezen waren, en eenige ftukken van Graf- en Altaar-S;eenen enz. met gtbrooko opfclirifien, op zommigen van welken ie leezen was, als op bladzijde n vermeld, in het omgraven der gröndflageh gevonden, zijn voorcengedeeltcopbetRaadhuisgebragt. De uitleggingen heb ik mcedcgcdeeld in de aantekeningen op de Epiftolae illustrium cruditorum de Motiumcntls fepuleralibus, /Iris ec lapidibns yotivis, 6cc. apud NovSpmagum inyentis, en van deeze drie bovengenoemde in de Vertaaling van dezelve tltiz. :6, 95.  AGTTIENÖ'E E E Ü W. %% In hec jaar 1769 wierden (O tot een Prinfelijk onthaal, 't geen reeds een en andermaal hadt plaats gehad, nieuwe vertrekken op de tweede verdieping van den Burgt aangebouwd. En in Herftsmaand des jaars 1786, wanneer de Prins Stadhouder aan de Landfchap kennis hadde gegeeven van het voorneemen om binnen de Stad Nijmegen op 's Furftendoms Burgt, met goedkeuring van den Burggraaf, het winter-faifoen door te brengen, wierden de (oi ia tufl }ia frovriVMiv^j;... toe CO Voioi Mandrilio^ Mmojnt foitr firrir a Ihistoirc Je la riviilittiou lies PrmncN-Unlts en i~R-.  \ Agttiende Eeuw. 73 tot vestiging van inwendige harmonie op duurzaame gronden welmeenend en ernftiglijk hadt meedegewerkt. Den 7 van Wijnmaand des jaars 1794, wanneer de Franfchen, de fchans S. Andries in bezit genomen hebbende, in Tusfchen Maas en Waal begonnen door te dringen, wierdt er door de LegerHoofden der gecoalifeerde Mogendheden op den Burgt een bijeenkomst gehouden over het al of niet verdedigen der Stad. Het Hoofd-Quartier van den Hertog van Yorck was den 4 naar Nijmegen , en den 20 daaraanvolgende naar Arnhem overgebragt. Den 22 waren de Franfchen reeds genaderd tot Neerbofch, wierpen den 24 batterijen op boven en beneden de Stad, en deeden den 27 van die maand eenen algemeenen aanval op de voorposten. Omtrent het begin van dit gevegt kwam de Prins Stadhouder van Arnhem op den Burgt, benevens den Hertog van Yorck en Prins Fredrik. Zij vertrokken tegen den avond, en kwamen den 3 van Slagtmaand te rug, wanneer de Hertog van Yorck wierdt overgehaald om des anderen daags, na dat het Guarnifoen met omtrent 3000 man Staatfche troepen verflerkt was, eenen uitval uit de Stad te laten doen, ten einde de Franfchen te verdrijven uit hunne loopgraven. De E 5 uit-  jjf Act. tiende E e u w. uitval, die veel volks kostte , fcheen ook aan het oogmerk, de verwoesting der Franfche werken, vrij wel te beantwoorden. Doch des nachts na den uitval herftelden de Franfchen de loopgraven: Den 5 was de Stad verlaaten van haare Beftuurers en.Ministers, welke gedeeltelijk als afgevaardigd ten Landdage, en ter Generaliteit, gedeeltelijk uit vrees voor een aanftaand bombardement, uitgeweken waren, uitgezonderd één Lid der Magiftraar, en één der Ministers, die befloten hadden in het lot der Burgerije te deelen, en die ook in alle nooden de beangfèe ftedelingen (f) getrouwlijk hebben bijgeftaan. Den 6, zoo dra de Franfche hunne batterijen openden, en met hauwitzers en. gloeiende kogels de Stad hevig befchoten, raakte, benevens andere Gebouwen, 's Furftendoms Burgt onder het gebulder al ras befchaadigd. Het zelvde lot trof ook de zoogenaamde Roomfche Capel den 7 daaraanvolgende. Op andere plaatzen ontftond brand. Vier huizen in de Hertogsfteeg wierden door dit vliegend moordtuig in de asfche gelegd. Ook brandde, in het hevigst bombardement na den middag, geheel en al af de Klei- (f) De Burgers C. C. in de Betouv, en L. de Beijer. Waaifcliijiilijk /aldoor eenen anderen kundigen Burger een naauwkeurig bericht van liet merkwaardig beleg van Nijmegen, en liet daar bij voorgevallene, uitgegceven worden.  Agt tiende Eeuw. 75 Kleine of Broederen-Kerk benevens de daar aan paaiende wooning des Predikants. In den nachc tusfchen den 7 en 8 wierdt de Stad in alle ftilte, doch met overhaafting en verwarring bij het verbranden der leggende Schipbrug, door het Guarnifoen verhaten, en op Saturdag den 8 van Slagtmaand des morgens omtrent twee uuren als met den degen in de vuist ingenomen, zijnde'er naauwlijks tijd geweest óm bij capitulatie van den Generaal Souham , commanderende het beleg, te bedingen, dat de Inwooners in het vrij gebruik van hunne privilegiën zouden blijven. De geldfommen, die tot herftel der befchaadigingen aan den Burgt uit 's Lands dominiale kas zouden moeten worden befteed, en de onberekenbaare hoeveelheid van duiffteen, welke zich aan de ongemeen dikke muuren en zwaare Torens bevonden, gaven op den Landdag in Oogstmaand des jaars 1795 gelegenheid tot een voordel $g) om den Burgt te doen floopen, 't geen ten gevolge hadde , dat dit Alleroudst en vermaardst Gebouw op den Bataavfchen grond, het welk de aandacht van alle zijne aanfehouweren met recht naar zich trok, het lot der verwoesting moest on-. dergaan, openlijk geveild, en den 9 van Sprokkelen) Quait. Re:, d. d. 6 Lttgf 1705.'  ~6 Agttiende Eeuw. kelmaand des jaars 1796 voor 90400 guldens wierdt CA) verkocht; hebbende echter het Quartier van Zutphen, wegens- de onevenredigheid van den koopprijs in vergelijking van de ontelbaare hoeveelheid der duiffleen, in den toeflag van den koop niet bewilligd. De Afgevaardigden wegens de Stad Nijmegen, van het Rijk en Tusfchen Maas en Waal hadden reeds te voren geprotesteerd regens den verkoop, en bij het verkenen van den toeflag nader aangedrongen, Ci) dat ter eeuwige gedachtenisfe van de Oudheid van den Burgt de zoogenaamde Reufen-Toren, waar aan de merkmaalen van de aldaar gehoudene Rijks- en Landdagen door de Frankifche Koningen en Keiferen alnog te ontdekken waren, en de twee Capellen met de Hofpoort, voor welke de lijfftraffen in den Rijke gewoonlijk wierden uitgeoeffend, benevens de ruinen der ringmuuren, die fchilderachtige gezichten van de dagen van ouds opleverden, en waar aan geene onkosten behoevden noch behoorden te worden hefteed , maar als gedenkwaardige Gedenkftukken dervoorige eeuwen voor het oog van Beminnaaren der Bataavfche oudheden in de volgende eeuwen dienden te worden geconferveerd, buiC/O Quart. Ree d. d. 10 FeW. 1796. Land. Rec.rf. d. 10 Feir. 1796, (0 Quarc. Ree. d. d. zi Aug. 15 $cft, 1795.  Agttiende Eeuw. 77 buiten den toeflag mogtenworden gelaten, terwijl zij alsdan lijden konden, dat de toeflag van allen verderen opfland, tot vermijding van kosten ter herftelling van het befchaadigde, aan de koperen wierde verleend. De Afgevaardigden van OverBetuwe verklaarden ongelast te zijn, en hetQuartier van Veluwe was van advijs, dat het terrein en een der zoogenaamde Heidenfche Capellen, ook zoo mogelijk, de tweede, zouden kunnen worden behouden. Het befluit der Landfchap viel overeenkomftig de opening des Quartiers van Veluwe. Terftond naden toeflag wierdt met een aantal van, meesten tijds, tusfchen de 100 en 150 Arbeiders de flooping begonnen, en het werk alzoo bij aanhoudenheid voortgezet tot in Herfstmaand 1797. En het zoude der moeite waardig- geweest zijn, dat, bij de ontblooting, de legging der grondflagen naauwkeurig en meetkundig was opgenomen, om zich een begrip der gedaante van de eerfte inrichting te kunnen maaken. Eindelijk wierdt het terrein of oppervlakte met de jurisdictie, voor zoo veel noodig, benevens de beide Capellen, de eenigtle overblijfzels der oudheid, gelijk het zelve aan de Provincie verbleven was, op verzoek der Stad Nijmegen, aan dezelve door de Landfchap (£) afgedaan om op eene luifterrijke en voor de (k) L?nd. Ree. d. d. 30 Mai 1796. ^tad  78 Agttiende Eeuw. Stad voordeelige manier te kunnen worden beplant, en tot een wandelplaats aangelegd, (7) tot genoegen en ten gemeenen geb.ruike der Burgeren en Ingezetenen: Eri voor de zoodanigen van dozelven , dien de gelegenheid mogte ontbreeken het in vroegere eeuwen alhier gebeurde te kunnen opfpooren, heb ik dit een en ander kortelijk ter nedergt'deld , ten einde in geheugenisfe moge blijven een binnen deezer Stads muuren gewezen Rijks-Paleis, het welk zoo vetle Keifers, Koningen en Vorfien onder zijn dak heeft geherbergd; zoo veele wetten aan het voornaamfte gedeelte van Europa uit zijne geheimzaalen heeft voorgefchreven; en aan zoo veele alhier gelegerde Romeinen , en Batavieren, in de kindsheid deezes Volks, als eene Grensfterkte aan den linker arm des Rhijns en Gallifchen Waal-oever, tot een verblijf heeft gediend: En om teffens, bij het betreden van den grond, de treurige puinhoopen te befchouwen als fpreekende bewijzen van de verganglijkheid der tijden, en van de onbeftendigheid der menfchelijke zaaken en aller aardfche dingen. UW toegenegen Mede-Burger JOH; in de BET O UW. CO Raadfign. der Stad Nijmegen d. d. 10 Julii 1:97.  DRUKFEILEN. MadS' Rfg- ftaat lets 16. 20 cider A elders 39. 13 . den V, den V 4i. ro den III de III Te Nijmegen, ter Drukkertje' van A. van Goor en Zoon.