HANDLEIDING TOT DE GENEEZINÖ DER INWENDIGE ZIEKTEN.   HANDLEIDING tot de GENEEZING der INWENDIGE ZIEKTEN, ten dienste der heelmeesteren op het land, NAAR HET BEVEL VAN ZIJNE KOMNGLIJKE PRUISISCHE MJJESTE1Ï UITCEGEEVElf door het OPPERSTE COLLEGIE der GENEESKUNDE TE B E R L I N. UIT HET HOOGDUITSCH VERTAALÖ. TE L E r D E N. Bij A. en J. H O N K O O Pt mdcglxxxyiii. Ex Legato VERRIJST.   AAN DEN L E E Z E R. Het getal der Geneeskundige werken, ten nutte van het algemeen opgefleld, is zoo groot 9 dat men zich waarfchijnelijk zal verwonderen, wederom zoodanig een in het licht te zien komen , en door mij te worden aangepreezen. Ban het oogmerk van dit Stukje is geheel anders , dan van de meeften, dis, oppervlakkig befchouwd , foortgelijk fchijnen te zijn. In meest alle heeft men getracht , den gemeenen inan zelve in flaat tc /lellen, om zijne ziekten, of die zijnes huisgezins, en vrienden, te keren kennen en geneezen, en of men daarin veel al wel of kwalijk gejlaagd zij, flaat hier niet te befisfen; doch het oogmerk van deeze beknopte Handleiding is , den Heelmeejler , die zicji, mm en aker hij zich op de mie of * 3 <»»"  vi AAN den LEEZER. andere plaats ter beoefening der Genees- en Heelkunde nederzet, op deeze weetenfchappen behoorlijk toegelegd, en zich, op goede gron* den, in flaat gefteli heeft, de gevallen \ die hem voorkomen, te beöordeelen , aan de hand te geeven, wat hij omtrent de inwendige ziek* ten te doen hebbe , eer hij eenen Geneesheer raadpleegen, of Hem bij zijne zieken brengen kan. Oordeelde de Groöte Frederik, dat de Heelmeeflers ten platten lande, in zijn Koningrijk , daaromtrent onderrichting noodig hadden, én beval Hij daarom, dat door het Opperfle Collegie der Geneeskunde te Berlin, een Werkje, tot dat oogmerk gefchikt', zoude cpgefleld worden; wij mogen op goede gronden vast/lellen, dat hetzelve aan dezelfde goede inzichten, ook in ons Land, kan en zal beant* woorden. De Heelmeeflers, die bij ons zich in de Dorpen en kleinere Steden ophouden , en waaronder menfchen van kunde en onderyinm ding gevonden n orden,hebben zich echter vooral op de uitwendige gebreken toegelegd, fonu mige onder hen hebben de eene of andere reis sils Heelmeefler , gedaan, andere den Soldaa-  xiv INHOUD. Van de Kinkhoest. . . , , g2 - - - de Aamborfligheid. . . . . 84 de Beroerte. . .... 87 de Bloedjlortingen. . . • 91 - - - de Neusbloeding p3 de Bloedfpoeging * 95 - - - de Bloedbraaking. . . , «99 • - - den Loop. . . , , \ I02 - - - den Rooden Loop - - - het Boord. I12 - - - het Braaken. . . , * j j ^ de Buikpijnen l x $ - - - de Buikpijnen, uit ontfteeking ontjlaande. 117 --- de galachtige Buikpijnen. . . , Iade overige foor ten van KoHjken. . . I2I • - - de Geelzucht. . . , , - - - de Waterzucht i2g de Waterzucht tusfchen vel en vleesch. . 129 - - - de Buikwaterzucht. . . . ^ --- de Borstwaterzucht. . . , 4 1^ de Trommelzucht. . , <• . , 138 VdÉ  INHOUD. xv Van de Jigtpijnen. . , . . 141 * - - de Scheurbuik. . . . . 148 - - - de Schurft 152 Van de Ziekten der Vrouwen. . . 156 Van de Stonden. . . . .156 - - - de Zwangerheid. . . . .166 de Verlosfing *74 de gevolgen der Verlosfing. . . 178 Van de ziekten der Kinderen 189 Van de zwakheid der eerst gehoor en Kinderen 186 - - - het Rogchelen kort na de geboorte. 190 - - - het Bloedbraaken. . . . 190 - - - de belette zuiging. * 190 - - - de Geelzucht 191 de Hardlijvigheid. . . . 191 - - - de ongeduurigheid, flaapeloosheid, en fluiptrekkingen, door het zuur verwekt. 19a - - - dezelfde toevallen door gemoedsaan¬ doeningen der Moeder. . . . 194 - - - de ontvelling, en uit/lag der huid. 194 de zwelling der teeldeelen en beenen. 195 Van  xvi I N H O U D. Van de op flopping der Pis, en pijnlijkheid bij het loozen van dezelve-, . .196 - - - de Braakingen* . . : . 197 - - - de Sprouw. 198 - - - de ongemakken, die het krijgen der tanden verzeilen. * . . . 199 - - - de borstziekten. . , . . 2® 2 de Wormen. ..... 205 AANHANGSEL, Van die toevallen, welke eene bijzonder fchielijke hulp vereifchen au de middelen, ter redding van drenkelingen. 111 " " ter redding van gehangen gewurgden 2I(j \" ter redding van geflikten. 218 - ter redding van bevroozenen. 111 - *. - de Vergiften. ........ 225 Lijst der Geneesmiddelen < 229  INLEIDING* Behelzende eenige regelen van vcorzigtigheid , op welke een Meehneefer bij hst behandelen der zieken te letten heeft. tl ]Oeeze handleiding ontflaat den Heelmeeftef ïn geenen deele van zijne verpligting, om, bij het behandelen der inwendige ziekten zich te bedienen van een' Geneesheer, indien 'er een te krijgen is. Dezelve is alleenlijk opgefteld, opdat hij weete , hoe hij op het Land , aan zulke plaatfen, alwaar geen Geneesheer tegen* woordig is, en in gevallen , welke eene fchielijke hulp vorderen , en door uitftel te maakeiï een klaarblijkelijk nadeel aangebragt wordt , omtrent de befchreeven ziekten zich te gedraagen hebbe. Zoodra een Geneesheer tegenwoordig'is, gelijk ook in de Steden, moet een Heelmeefter zich geheel en al onthouden van de behandeling der inwendige ziekten, gelijk hij in het algemeen verpligt is, in zwaare en famengeftelde gevallen , vooral in fleepende ziekten,zich te vervoegen bij den naaften Geneesheer, dienraadvraagen, en niets op zich* * zei-,  xvni INLEIDING. zeiven onderneemen. Wanneer 'er zich algemeenheerfchende ziekten opdoen, als de Kinderpokjes, Rotkoortfen, de Roodeloop; dan moet hij daarvan terftorid aan een' Geneesheer kennis geeven , hem nauwkeurig de toevallen der ziekte, hoe dezelve begonnen is, en welke algemeene oorzaaken, volgens zijne gedachten , daartoe gelegenheid gegeeven hebben , voordellen; een voorfchrift, waarnaar hij zich te gedraagen hebbe , verzoeken , en aanhouden, met hem kennis te geeven van het beloop en den voortgang der ziekte. II. De voornaamfle omftandigheden, waarop een Heelmeefter, als hij bij eenen zieken geroepen wordt , nauwkeurig meet letten , eer hij iets voorfchrijfc, zijn: 1. ) De ouderdom, het temperament , de Jighaamsgefteldheid , en de levenswijze van den lijder. 2. ) Of hij ook gehad hebbe eenig fleepend ongemak of langduurig gebrek, als een breuk, eene verltopping in het eene of andere ingewand, uitflag, door de kunst verwekte, of natuurlijke, verzweeringen , of foortgelijke; of ook fterke ontlastingen van zweet, aambeijen, en deeze op eens gefluit, terug gedreeven, of te fchielijk geneezen zijn. 3-) Bij  INLEIDING. xix 3. ) Bij Vrouwsperfoonen de Stonden; het verdient naamelijk opmerking of deeze maandelijkfche ontlasting te fterk. geheel belet, of niet gerege-ld zij. 4. ) Rij kinderen moet voornamelijk gelet worden op de tanden, wormen, terug gedreeven uitflag en zweet, op de voedfels , welke men dezelven geeft, en wel in het bijzonder op het zog, en op de gezondheid van Moeder of Minne. 111. Nooit moet hij braaking verwekkende, buik zuiverende, en alle andere fterke middelen geeven, zonder eerst te letten, en wel aller nauwkeurigst , op de omftandigheid, waarin de ziekte zich openbaart, en de lighaamsgefteldheid van den z;eken. Opdat hij minder dwaale, zal hij op de volgende regelen acht geeven. 1.) Aan zwangere vrouwen, aan zieken, welke geneigd zijn tot bloedftortingen van allerlei foort, tot volbloedigheid , tot aandrang van het bloed naar het hoofd of de borst, die met breuken geplaagd zijn, die verhardingen, verftoppingen , of verzweeringen in eenig ingewand hebben, die kortademig, of zeer zwak zijn, moet een Heelmeefter noch braaking verwekkende , noch buikzuiverende, ja in het algemeen geene heete en fterke middelen geeven. ** % %.) In  xx INLEIDING. 2. ) In alle ontfteekingen zijn dezelve nadeelig. 3. ) Als een braaking-verwekkend- 0f buikzuiverend middel vereischt wordt, en men de lighaamsgeftddheid van den lijder , aan wien men dezelven geeven wil, niet nauwkeurig, kent, moet men altijd met zagte beginnen , en, als deeze niets doen, langzaamerhand tot flerker overgaan. I V. Een heete Jevensregeling, of het gebruik van verhittende middelen in alle ziekten, die fchadelijke gewoonte van de lijders , en vooral de Kraamvrouwen in zeer warme bedden , en heete vertrekken, ais op te fluiten, en'haar verhittende geneesmiddelen en dranken te geeven, fleept meer menfchen op het land weg, dan er aan de ziekten zelve fterven. Een Heelmeeftermoet, zoo veel mogelijk, deeze kwaade gewoonte trachten te verbannen, geene verhittende, zweetdrijvende middelen, geene dranken van deezen aart, als wijn, brandewijn, koffie, en foortgelijke toeltaan, veel minder zelve aanprijzen , maar veeleer daarop acht geeven , dat de zieken en kraamvrouwen , altijd eene zuivere , niet al te warme , niet a'l te koude, lucht inademen. Tot dit oogmerk moe, ten, als het jaargetijde niet al te koud is, zorgvol-  INLEIDING. sxi vuldig de vengfters opengezet, de vertrekken berookt worden , waartoe de azijn , op een' heeten fteen gegooten , het beste middel is. De zieken moeten behoorlijk verfchoond worden, doch met deeze omzichtigheid, dat het linnen te vooren nauwkeurig uitgedampt, en warm gemaakt worde. V. In heete ziekten moet men geen vleesch, of andere, fterk voedende, winderige, of onverteerbaare fpijzen, toeftaan. De magerfte dieet is de beste. Gekookte vruchten , (lijmerige en zuurachtige dranken , fpinagie, zuuring, pieterfelie, fellerij, en foortgelijke , verfchaffen de allerbeste voedfeis.- Als de zieken beginnen te geneezen, en trek tot eeten krijgen, moet men hun zeer langzaam voedende fpijzen toeftaan. Dunne vleeschfoepen , waarin de gemelde kruiden gekookt zijn, vruchten, en verfche tuinvruchten (knollen en witte kool uitgezonderd), foepen. met rijst, gerst, zijn de beste fpijzen voor geneezende. Te veele en te harde voedzels, koeken, gerookt en gezoute vleesch en visch, gedroogde erweten en boonen , aardappelen, en foortgelijke, doen den zieken zeer ligt inftorten. VI,  »n INLEIDING. VI. De beweeging en open lucht zijn de beste middelen ter geneezing en ter hertelling der krachten. Men moet echter met oordeel en omzichtigheid daarin te werk gaan ; de zieke moet zich langzaamerhand, en voor het eerst op eenen goeden dag, aan de lucht bloot Hellen, met eene zagte en kortftondige beweeging beginnen , en van tijd tot tijd dezelve vermeerderen. Nooit moet een zwakke beweeging maaken, kort voor, nooit terftond na het eeten, nooit tot dat hij fterk aan het zweeten raakt. VIL Gelijk in het algemeen nooit een geneesmiddel gegeeven moet worden, zonder dat men de ziekte , en den lijder , behoorlijk kent , zoo moet een Heelmeefter wel zorge draagen, dat hij nooit fterke braakingverwekkende , buikzuiverende , of afdrijvende middelen , geeve aan menfehen , die hij niet volkomen kent. Omtrent het aderlaaten moet hij met de zelfde omzichtigheid te werk gaan, en dezelve nooit in het werk Hellen bij ongetrouwde vrouwspersonen , of ook heete afdrijvende braakingverwekkende en buikzuiverende mid- de-  INLEIDING. xxni delen aan haar geeven, zonder eerst nauwkeurig op alle omftandigheden te letten. Hij zoude anders zeer ligt een miskraam kunnen verwekken. VIII. Hetzelfde heeft plaats omtrent alle verdoovende en fiaapverwekkende middelen, als het heulfap, of opium, en alle bereidingen uit hetzelve, de theriakel, en veele andere, waarmede op het land, vooral in de Kraamkamers , zoo veele onheilen verwekt worden ; welke een Heelmeefter daarom nooit dan ia dringenden nood , en met voorweeten van een' Geneesheer, geeven moet. IX. Als een Heelmeefter, hetzij in de Stad of op het Land, geroepen wordt bij'zulken, die fchielijk, of onverwacht geftorven zijn, moet hij aan de Overheid daarvan terftond kennis geeven. Hetzelfde moet hij doen , als hem gekwetften voorkomen , vooral in gevallen, die gevaarlijk zijn , en den dood zouden kunnen veroorzaaken. Insgelijks , als zich verdachte vrouwsperfoonen bij hem opdoen , die eene aderlaatjng , of welke fterke afdrijvende middelen  xxiv INLEIDING. delen van hem begeeren, moet hij dezelven in het oog houden , en , als hij zekere kenmerken meent te hebben , dat zij zwanger zijn , de zulke , doch in ftilte , aan de Overheid bekend maaken. HAND-  HANDLEIDING T O T D E GENEEZING • ■ ■ DER INWENDIGE ZIEKTEN. Van de koude of tusfchenpoozende Koortftn. ^j£\sfchenpoozende of koude Koortfen noemt men de zu'ken , welke met eene meer of min fterke koude, doorgaands voorafgegaan van eene bijzondere loomheid en trekkingen der ledemaaten, benauwdheid, hoofdpijn, geeuwing, huiveringen, walgingen, fomtijds braakingen, enfterkendorst, beginnen, waar nalangzaamerhand hitte volgt, die vermeerdert, en zich over het geheele lighaam verbreidt. Het aangezicht wórdt rood, de pols, die, geduurende de koude, A klein  4 VAN D E T U S S C H E N-* Herfst - Koortfen. Dit onderfcheid is wezenlijk. De Voorjaarsköortfen zijn doorgaands goedaartiger en gemakkelijker te verdrijven, zij hellen, indien zij kwaadaartig worden, meer over tot Ontfteekings - koortfen ; integendeel zijn de Herfstkoortfen meer galachtig, of van eenen röttenden aart, hardnekkiger , en deeze gaan ligter over in aanhoudende of Rotkoortfeifc, De Voorjaarsköortfen heerfóhen van Fe* bruary tot Augustus; doorgaands zijn zij goedaartige alledaagfche of anderendaagfche , fomtijds zijn zij ook niet zoo goedaartig, en dubbel hoewel zeldzaamer , dan in den Herfst. Meestal gaan zij met geene kwaadaartige toevallen verzeld , en dikwijls verdwijnen zij van zelve na eenige aanvallen. Somtijds zijn zij van langer duur. Gevatte koude, vogtige Vertrekken, eene ongeregelde levenswijze, vooral in eeten en drinken, zijn de gemeenfte oorzaaken, en maaken haar hardnekkiger. Men moet daarom maatigheid in eetetfen drinken, en eenezagte, dikwijls herhaalde beweeging met goed weer in de open lucht aanraaden. Alle vette, taaie, harde, en onverteerbaare , of zeer winderige fpijzen ,. moeten , zoo veel mogelijk, vermijd worden, gelijk ook alle fterie dranken. Vooral moet men twee uuren voor  FOOI E N D E KOORTSEN.' '4 voor den aanval der Koorts niets eeten, dewijl dat geen, 't welk men dan gebruikt, onverteerd in de maag blijft liggen , en den aanval verzwaart. Geduurende de koude laat men den lijder lauw water of thee met citroenen-fap of azijn drinken , vooral als hij fterke poogingen tot braaken heeft, en deeze ontlasting niet wil volgen. Ook bij de hitte is deeze drank goed , daar dezelve dit tijdperk verkort, en het zweeten bevordert, 't welk men nooit moet aanzetten door heete vertrekken, te veel dekfel, nog minder door Jieete middelen of fterke dranken, waarvan men zich op het land veel al bedient, dewijl door zulk eene handelwijze de fchadelijklte gevolgen kunnen ontftaan. Is de hitte buitengemeen fterk, dan geeft men verkoelende dranken , als zuure wei, water met azijn , een afkookfel van kersfen , of den Gerftendrank N°. i., en foortgelijke, en alle deeze dranken moeten niet te warm, maar lauw zijn. Als de Koorts niet zwaar is, den lijder niet fterk aantast, dezelve zich tusfehen de aanvallen wel bevindt, en deeze korter en zwakker of minder worden, dan heeft men zelden noodig,iets voortefchrijven, maar de Koorts blijft, wanneer voor het overige de lijder gezond is , dikwijls van zelve, en na eenige aanvallen weg. A 3 NU.  O VAN DE TUSSCHEN- NB. Dit heeft voornamelijk plaats omtrent de Voorjaarsköortfen, dewijl het weder beter wordt; bij de Najaarskoortfen gebeurt dit zeldzaamer. Doch als dit niet gebeurt, dan moet men iets gebruiken. Eefpeurt de lijder , ook buiten de aanvallen , walgingen en poogingen tot braaken met bitteren fmaak en oprispingen; is de tong met taaie flijra bedekt, heeft de lijder hoofdpijn, en zijn 'er geene redenen, die zulks beletten, dan is het noodig een braakmiddel te geeven. In zulk een geval geeft men , ten minften twee of drie uuren voor een' nieuwen aanval , het Poeder N°. 2. , of ook van het middel N°. 3. alle vierendeel uurs een lepel tot zoo lange , dat 'er eenige braakingen volgen. Zoo dra hij eens gebraakt heeft, moet hij veel lauw water drinken, en dit , zoo lang de braakingen duuren , herhaalen, tot dat hij het gebruikte water begint bij zich te houden. Dan kan hij een weinig gerften-water , of warm dunne bier drinken , zich naar bed begeeven, en de koorts gerust afwachten. Indien het braaken hem al te zeer aangetast heeft, of zoo het zelve niet wilbedaaren, dan kan hij alle uur een fpijslepel vol kruis en muntwater neemen, of een fterk aftrekfel van Ka- mil-  POOZENDE KOORTSEN. 7 millen bloemen. Een weinig wit brood in wijn geweekt, en met kaneel beftroöid, eene goede warme bierfoepe met een weinig fpecerijen , en de Zalf N°. 33. op de maag gefmeerd, zijn ook van nut. Doch klaagt de lijder over pijn in den buik en de lendenen, over rommelingen in de darmen, is de buik gefpannen en opgezet, of zijn *er omftandigheden , welke het gebruik der braakmiddelen beletten , (men zie de Inleiding N°. 3.), dan moet men den lijder een buik - zuiverend middel, doch ten minften acht uuren voor den aanval, geeven. Hier toe kunnen, naar maate van de omftandigheden , de Voorfchriften N°. 4. 5. en 6. gebruikt worden. Hier bij moetmennaarftig warme dranken laaten geeven. Dikwijls wordt door het gebruik van een braakof buikzuiverend middel de Koorts op eens weggenomen , doch fomtijds, vooral bij hardnekkige Koortfen , die lang geduurd hebben , wordt de volgende aanval nog fterker. Befpeurt men in het vervolg de opgegeevene kenmerken van onzuiverheid in maag en darmen , dan moet men het braak- of buikzuiverend middel herhaalen. Doch zoo dra men deeze, tekenen niet meer waarneemt, laat men alleenlijk van hec Poeder N°.7. a. alledrie uuren een theelepel vol, of van A 4 he,t  o VAN DE TUSSCHEN- het drankje N°. 9. alle drie uuren, als de lijder vrij, van koorts is,ennietflaapt,neemen. Geduurende de koorts moet hij niets daar van gebruiken. Worden de volgende aanvallen telkens zagter, en korter , dan heeft men geene andere geneesmiddelen noodig, doch men gaat voort met deeze, tot dat de koorts volkomen weg is; men moet echter niet al te vroeg ophouden , doch, al houdt de koorts reeds op, voortgaan met het gebruik van deeze middelen , fchoon in eene allengskens vermeerderende gifte, opdat.'er niets overig blyve , 't geen den lijder wederom zoude kunnen doen inftorten. Op zoodaanig eene wijze worden de meefte Voorjaarsköortfen overwonnen , gelijk ook die , welke zich in het najaar openbaaren, als deeze niet al te hardnekkig zijn. In de anderendaagfchc Voorjaarsköortfen is het een goed teken , wanneer 'er na eenige aanvallen kleine blaasjes of uitflag zich om den mond en den neus vertoonen , en daar bij de aanvallen afneemen. • Bij de Herfstkoortfen is dit teken onzeker. Zoo nu,na het gebruik der voorgefchreeven middelen, de koorts niet weg blijft, doch de aanvallen heviger worden , dan moet men den lijder van de Poeders N°. 11. alle twee of drie Uuren , in den tijd tusfchen de aanvallen , in welken  TOOZENDE KOORTSEN. 9 welken hij volkomen vrij van de koorts is, een laaten inneemen. Men moet echter, eer men tot dezelven overgaat, zeker zijn, dat 'er geene onzuiverheden of verftoppingen meer zijn in de maag en onderbuik , dewijl men , in zulke gevallen , meer nadeel, dan voordeel , zoude aanbrengen, en tot langduurige en fleepende ziekte, gelegenheid geeven. Schoon de Koorts niet aanftonds, na dat deeze twaalf Poeders gebruikt zijn, weg blijft, beduidt dit echter niets kwaads; men moet voortgaan , deeze Poeders zoo lang te gebruiken , tot dat de koorts weg is , doch te gelijk acht geeven, dat het lijf niet verdopt zij, en, zoo zulks mogt plaats hebben , een drachme zout van Glauber des avonds gebruiken. Blijft de koorts terdond weg, na het gebruik der eerde Poeders , zoo moet men echter niet aandonds met dezelyen ophouden , maar nog eenige dagen een loot 's daags daar van laaten gebruiken , en langzaamerhand daar mede ophouden. Op deeze wijze dit middel gebruikende , komt men niet alleen eene wederindorting voor, maar de lijder krijgt ook eerder zijne krachten wederom. Somtijds purgeert dit middel. Dit is, op zich zelve , niet kwaad , doch zoo lang het zu:ks doet, verdrijft het de koorts niet. Men A 5 blijft  I* VAN BE TÜSSCHIN- fchreeven gerftenwater met azijn en honig, of zuure wei, drinken; en, als men uit de aanhoudende walgingen en poogingen tot braaken, uit den bitteren fmaak, en oprispingen, uit de beflaagen tong, en andere tekenen meer, befpeurt, dat 'er nog kwaade ftoffen in maag en darmen huisvesten , zoo geeft men wederom een der voorgeftelde braak-verwekkende of buikzuiverende middelen, en, na dat de Koorts wederom voorbij is, het Poeder N°. 7., of den drank N°. 14. Is het zeker, dat 'er zich geene kwaade ftoffen meer ophouden, 't geen men weet, als de opgegeeven tekenen verdwijnen , de trek tot eeten, ten minften eenigzins vermeerdert, de koorts meer geregeld , en minder zwaar wordt, dan moet men tot den Koortsbast overgaan, en denzelven, op de boven voorgefchreer ven wijze, laaten gebruiken. Men moet den zelven in dit geval langer gebruiken, en acht dagen lang daar mede aanhouden , offchoon de koorts reeds eenige maaien weg gebleeven is. Na acht dagen moet de lijder wederom dit middel, doch in eene geringere gifte , neemen , en langzaamerhand daar mede ophouden. Onder het gebruik van den Koortsbast, moet men geene buikzuiverende middelen geeven , dewijl  ïoo^ende koortsen. 13 dewijl daar door de Koorts gemakkelijk weder» om verwekt wordt; fchoon men van het Poeder N°. 7. zeer wel, 's morgens en 's avonds een theelepel vol kan laaten gebruiken. Men heeft daarenboven op de gifte van den Koortsbast te letten ; geeft men dit middel aan volwasfenen niet tot zes drachmen of een once, tusfchen twee aanvallen , zoo doet het zelden iets. Zoo de tijd tusfchen de twee aanvallen zoo kort mogt zijn, dat de koorts of in het geheel niet, of, zonder dat men het befpeuren kan, afgaat, en bijna terftond, zoo als de eerde aanval nauwlijks geëindigd is , de tweede reeds begint , dan moet men terftond, zoo dra de hitte eenigzins vermindert, het Poeder N°. 11. geeven , alle uuren daar mede voortgaan , ja zelfs binnen korter tijd, een drachme laaten gebruiken, opdat men ten minfte zes drachmen, voor den nieuwen aanval, in het lighaam krijge. Indien des niettegenftaande, offchoon men het lighaam voor het gebruik van den Koortsbast genoegzaam gezuiverd heeft, de oogen beginnen geel te worden, de lijder over fpannin^ gen op de borst, benaauwdheid, drukking voor de maag klaagt, de pis zeer hoog geel wordt , en het lijf zeer geflooten is, dan moet men met den Koortsbast ophouden , dewijl anders zeer ligt  14 VAN DE TÜSSCHEN- ligt de Geelzucht, Waterzucht, of andere fleepende ziekten ontflaan kunnen. Men laat, in dit geval, van den drank N°. 14. alle twee uuren twee Spijslepels vol, eenige dagen achter elkander, gebruiken, tot dat de opgenoemde toevallen verdwijnen , en gaat dan wederom over tot het gebruik van den Koortsbast, welke men dan, tot meerder zekerheid, meteen derde of vierde gedeelte Ammoniakzout vermengt (N°. 12.), terwijl men behoorlijkoplet, of dezelve toevallen zich ook wederom vertoonen , in welk geval men den Koortsbast liever in het geheel niet gebruikt , en dan N0. p., dan N°. 14. laat neemen, om op deeze wijze de verftoppingen weg te neemen, en de koorts te verdrijven. .Zeldzaam is het noodig in koude koortfen eene Aderlating in het werk te ftellen; 'er kunnen echter gevallen zijn , waarin dezelve te pas komt, als de lijder zeer volbloedig,,,.'jong en fterk, de hitte zeer zwaar is,-,en hij over fteekende pijn in de borst, buitengemeen zwaare hoofdpijn klaagt, zeer rood inliet aangezicht eh de oogen uitziet, want in zulke gevallen paan de cze koortfen zeer gemakkelijk over in 0,ntfteekings - Koortfen. Hier bij wordt echter eene groote voorzigtigheid vereischt , want zoo men eene aderlaating in het werk fielt, zonder dat  POOZENBE KOORTS! X. 15 dat de opgenoemde redenen daar toe zich voordoen, vooral in de Najaarskoortfen, verzwakt men den lijder , en daar uit ontftaan dan de allerlehadelijkfte gevolgen , langduurige en fleepende ziekten. '£r zijn gevallen , waarin de Koortsbast niet kan gebruikt worden j verftoppingen en verhardingen- in.het darmfcheil of andere ingewanden van de buik cn borst, verbieden dit middel, en fomtijds willen de lijders hetzelve niet gebruiken, of kunnen het niet doen, omdat het te kostbaar is. In zodanige gevallen moet men andere wegen inllaan, en door zagte ontbindende , en te gelijk verfterkende middelen, zijn oogmerk zoeken te bereiken. Men kan daar toe den drank N°. 15. geeven , en daar van alle twee uuren een half theekopje vol laaten gebruiken. Offchoon de lijder alle deeze middelen gebruikt, moet hij echter eene goede levensregeling houden, zich niet ovcrlaaden met vette , winderige, en harde fpijzen; verhittende dranken vermijden, en, zoo veei dit mogelijk is, zichmaatig, doch naarftig, alle dagen, als het weder goed is, i;i de vrije lucht, beweegcn. Dit is vooral noodzakelijk in de derdendaag* fche Koortfen , die voor het overige in niet? wezenlijks van de andere Herfstkoortfen ver- fchü-  16" VAN ï> E TUSSCÏIEN- fchillen, dan dat zij gemeenelijk hardnekkiger zijn. Bij de geneezing heeft men daarop te letten, dat, dewijl in deeze meermaale hardnekkige verftoppingen in de buikingewanden zijn, men zich niet moet overhaasten met het gebruik van den Koortsbast of andere verfterkende middelen , maar eerst en vooral door bekwaame ontbindende en ontlastende middelen trachten dezelven te overwinnen. De middelen N°. 7. 9. en 14. zijn daar voorde beste. Vervolgens moet men ook langer aanhouden met het gebruik van verfterkende middelen, dan in andere koortfen , dewijl deeze koortfen veel meer wederom komen , en dan moeilijker weg te neemen zijn. De middelen ÏSfö 9. 13. en 29. met de voorige verbonden , zullen de gewenschte uitwerkingen doen. In derdendaagfche Koortfen kan de zieke op de vrije dagen wat meer en voedzaamer fpijzen gebruiken, dewijl hij anders al te krachteloos zoude worden. Dikwijls openbaaren zich hardnekkige, vooral derdendaagfche Koortfen, welke telkens zonder eenig zweet afgaan ; deeze huileren noch naar de voorfchreeven geneeswijze , noch naar den Koortsbast. In deeze is'niets beter, dan dat men met het begin van de koude , den rug des lijders wrijft met wolle doeken , met kampher ge-  POOZENDE KOORTSEN. 17 gewreeven, hem dan wel toedekt , en een aftrekfel van vleerbloemen in eene ruime maate laat drinken. Dan volgt 'er doorgaans een fterk zweet, waardoor of de koorts weggenomen, of ten minften zeer verminderd wordt. In den Herfst en het Voorjaar heeffchen dikwijls Koortfen , verzeld met ondraaglijke koude , fterke hitte, een afmattend zweet, grooten dorst, benauwtheid en hoofdpijn. Na den aanval zijn de zieken zeer zwak, kortademig, hoeften niet veel, brengen echter dikwijls een weinig {lijm op , en hebben geen' trek tot eeten. De Koortsbast en verfterkende middelen maaken déeze koortfen flimmer, vermeerderen de benauwtheid, dev/ijl de oorzaak in de longe huisvest. Dikwijls worden deeze kgortfen zeer gemakkelijk geneezen, als men den lijder laat gebruiken veele weekmaakende , en de fluimloozing bevorderende dranken en middelen, hoedanig zijn : N°. 16. 17. 18. 19. Eindelijk kan men gebruik maaken van het middel N°. 9. In moeielijke gevallen, en in'zulke, die bedenkelijk voorkomen, moet een Heelmeefter, zoodra mogelijk, de hulp van een' Geneesheer zoeken. B Van  18 VAN DE AANHOUDENDE Van de aanhoudende of heete Koortfen in het algemeen. De heete Koortfen onderfcheiden zich van de tusfchenpoozende, door haaren fhellen en onafgebrooken loop, zoodat zij den lijder in korten tijd wederom verhaten, of dooden, of in eene andere ziekte overgaan. Zij verfchillen van elkander , zoo wel door haaren loop, als natuur. Sommige gaan, onafgebroken, van het begin tot het einde voort, en worden aanhoudende Koortfen genaamd, andere hebben of dagelijks, of om den anderen dag haar e verminderingen en verheffingen, en worden aanhoudende Koortfen met verheffingen geheeten. Op eene nauwkeurige waarneeming van den loop eener heete Koorts is gegrond de kennis der voortekenende en critieke dagen , waar voor een geleerd Geneesheer vatbaar is. Een Heelmeefler heeft daarop te letten, dat hij , als 'er' zich eenige tekenen opdoen , dat de kwaade floffe afgezonderd wordt, de werkingen der natuur niet ftoore , door ontijdige ontlastingen, of andere ongefchikte middelen. De heete Koortfen worden, volgens haaren aart en oorzaaken , onderfcheiden in Ontfteekings - Koortfen , Gal- en Rot - Koortfen , en eindelijk in boosaartige-Koortfen. Dikwijls vermengen zich deeze Koortfen, en in dezelven is dan ook  OF HEETE KOORTSEN. 19 ook eene faraengeftelde geneeswijze noodig. Hier toe behooren ook alle Koortfen met uitflag, de pokjes, mazelen, gierstuitflag, en fbort gelijke. Wanneer deeze Koortfen algemeen heerfchen, dat is, als veele menfchen op eens door dezelfde ziekte aangetast worden, dan neemen zij doorgaans, een, hun eigen, character aan, 't welke men alleen door waarneeming leert kennen, en waarop de bijzondere geneeswijze gegrond is. Als een Heelmeefter zulke algemeen heerfchende ziekten bemerkt , dan moet hij daarvan terftond aan den naaften Geneesheer kennis geeven, en hem raadpleegen. Van de onderfcheiden foorten der OntfteekingsKoortfen, en van de eenvoudige goedaartige aanhoudende Koorts, De Ontfteekingskoorts verzelt doorgaans, en ontftaat van verftoppingen en uitftortingen van bloed in edele ingewanden, of andere zeer aandoeneiijke deelen van het lighaam. De behandeling moet naar de natuur van het aangedaane deel ingericht worden, gelijk men, in het vervolg , daarvan voorbeelden vinden zal, in het zijdenwee, en de longöntfteeking. Doch dikwijls openbaart zich eene waareOntfteekings-Koorts , zonder dat echter een bijzonder deel van het lighaam door eene ontB 2 ftee-  2G> VAN DE ONDERSCHEIDEN SOORTEN fteeking aangetast is. Zoodanig eene Koorts k eene goedaartige aanhoudende Koorts, welke verzeld gaat met alle tekenen van eene Ontfteekingskoorts , zonder eenige plaatfeüjke entfteeking , offchoon fomtijds , geduurende den loop van de Koorts, wanneer men of dwaalt, in de Geneeswijze, of de aart der heerfchende ziekte het met zich brengt, bijzondere uit- ofinwendige deeïen door eene waare ontfteeking. aangetast worden. -Al het geen het bloed in beweeging brengen en uitzetten kan, is ook in ftaat deeze Koorts voort te brengen, zwaar en langduurig werk , vooral bij heet weer, of bij het vuur, fterke gemoeds - aandoeningen , het misbruik van den Brandewijn en andere geestrijke dranken,overlaadingen van de maag met fterk aangezette en voedzaame fpijzen , opftoppingen van natuurlijke of gewoon geworden en heilzaame ontlastingen van bloed , bij voorbeeld , neusbloedingen, het verzuim van aderlaatingen , opgeftopte bloedende aambijen,, of natuurlijke ontlastingen derftonden, van den afgang, of het zweet. Deeze Koorts tast voornamelijk aan fterke, gezonde , lighaamen in den besten leeftijd , waapom zij. ook bij de Landlieden zeer gemeen is. Na eenige ligte huiveringen, en geringe vermoeidheid , volgen zwaare hoofdpijn, flaaperig- heidj.  VIN DE PIJN IN DE KEEL: 37 de lijder kan niets doorflikken, de pijn is geweldig fterk, en, zoo 'er geene fchielijke hulp aangebragt wordt,fterft de lijder in eene zwaare raazernij den tweeden of derden dag. Daar nu het gevaar zoo groot is, moet men terflondveel en dikwijls bloed laaten, en daar bij terftond aan den hals en in den nek drooge kopglazen zetten. Zoo deeze geen fchielijke verligting aanbrengen, dan legt men, na eenige uuren, zuurdeeg met fterke azijn bevogtigd, en met geftooten mostert beftrooid, rondom den hals, en ook aan de voetzooien; handen en voeten kat men in lauw water fteeken , dikwijls week maakende klijfheeren zetten, en een afkookfei van borstkruiden , of alleen van vlierbloemen en lijnzaad met wat honig , in den mond .• houden. Kan de lijder nog iets doorkrijgen , dan laat men hem alle uur een theekopje vol van N°. 16. neemen, en daarbij van het drankje N°. 10. alle uuren een half kopje gebruiken. Vermindert het ongemak, en de ontfteeking eenigzins, en kan de lijder iets beter ademhaalen en flikken, dan behandelt men dit ongemak , even als de andere foorten, die ligter zyn. Gelukkig is het, dat de tot hiertoe befchreeven foort zeldzaam is. Die, welken men het meest waarneemt, is niet zoo gevaarlijk, en C 3 tast  JfS? VAN DE FIJN IN DE KEEL. tast Hechts de amandelen en het lelletje aan , welke rood , dik, en pijnelijk worden ; fomtijds maar aan eene zijde, doch fomtijds gaat het ongemak ook van de eene tot de andere zijde over. Niet zelden ftrekt zich de pijn uit tot in het oor. De flikking is voornamelijk bezwaarlijk, en vooral kunnen de lijders vogtige zaaken het minst doorkrijgen. ^ De pols is fomtijds ras en hard , fomtijds niet. In. het eerfte geval, als de pis zeer hoog rood, en de lijder volbloedig is, moet men terftond eene aderlaating in het werk ftellen , en dezelve , naar maate van de omftandigheden , herhaalen. Doch , als de pols natuurlijk is, komt dezelve niet te pas, tenzij de lijder zeer bloedrijk zij. De fpijzen moeten zeer weinig zijn , en flechts beftaan uit dunne foepen van rijst, gerst, of haver, boom-en veldvruchten, Vleesch en voedzaame fpijzen moeten vermijd worden. Veel flaapen is niet raadzaam. De overige middelen , behalven de aderlaa,ting, zijn: 1. Weekmaakende ftoovingen om den hals. 2. Naarftig gorgelen, met een afkookfel van vlierbloemen en fake, waarbij men wat honig en falpeter doen kan. 3. Laat men den waasfem van warmwater, waarin weekmaakende borstkruiden (N°. 17.) ge-  VAN DE PIJN IN DE KEEL. & gekookt zijn, naarftig in de keel komen, of het zelve dikwijls warm in den mond houden. 4. Dewijl niet alle menfchen kunnen gorgelen , laat men met een klein fpuitje zoodanig een' gorgeldrank infpuiten, doch niet met te veel geweld, opdat men geene nieuwe ontfteeking veroorzaake. 5. Men laat hierbij alle Ar een lepel vol van N°. 14. neemen , naarftig drinken van het afkookfel N°. 16., of liefst gerftenwater N°. Imet honig , en een weinig falpeter , en den volgenden dag geeft men een zagt buikzuiverend middel, bijvoorbeeld, anderhalf of twee loot wonder- of engelsch-zout; of bij meervermogenden het middel Ne 10., en met alle deeze middelen laat men zoo lang aanhouden, tot dat de roodheid en de pijn volkomen verdwee. ften, en de flikking herfteld zijn. 6. Lauwe voetbaden en weekmaakende Klijfteeren zijn insgelijks van groot nut , voornamelijk, wanneer de flikking zeer moeilijk is. 'Er zijn gevallen, waarin de ontfteeking, of omdat dezelve te geweldig is, of omdat zij te lang geduurd heeft, voor dat men iets gebruikt heeft , tot verettering overgaat. Men weet zulks daar uit, dat de koorts en andere toevallen den vierden dag nog voortduuren. Do lijder houdt nog pijn, doch deeze is niet zoo C 4 hevig,  4* VAN BE PIJN IN BE KE£t. geest van zee - zout vermeerderen. Is eene fcheurbuikige ftoffe de oorzaak van het onge, mak, dan moet de verdere behandeling, even als in de fcheurbuik zijn, doch als de oorzaak te zoeken is in eene rottige ontbinding van het bloed, gelijk in kwaadaartige Koortfen , bij de gierst - uitflag , mazelen, en foortgelijke ziekten fomtijds gebeurt, moet men terftond inwendig zoodanige middelen , welke de verrot^ ting tegenftaan, en in deze ziekten voorgefchreeven wordeh , voornamelijk den koortsbast, kampher, en vitrioolzuur , gebruiken. In de zoogenaamde valfche kwaade keel ( angina fpuria Jive ferofa) heeft men het volgende waar te "neemen. 1. ) Men laat een zagt buikzuiverend middel No. 5. of 6. of twee loot zout van Glauber, om den anderen of derden dag, gebruiken ; daar bij geeft men dagelijks eenige reizen acht of tien droppelen van de Esfentia pimpinelle op fuiker, laat veel drinken van de dranken No. 16 en 17., en den lijder zich wat warmer houden, dan naar gewoonte. ' . - 2. ) Moet hij' naarftig gorgelen, of met de gewoone en daartoe gefchikte kruiden, of alleenlijk met vlierbloemen, falie, en honig. -3.) Om den hals kan men leggen drooge jakjes met bloemmeel, kamillen, eji vüerbloe- men  YAN DE PIJN IN DE KEEL. 45. inen met vrat kampher , als de lijder dezelve kan verdraagen. 4. ) Zoo daardoor geene fpoedige verligting wordt te weeg gebragt , dan legt men een Spaanfche - vliegpleifter in den nek, of ook om den geheelen hals. 5. ) Het verftaat zich van zelve, dat de levensregeling maatig zijn moet, hoewel het in dit geval 'er niet zoo zeer op aankomt; als in het voorige. De lijder moet zich een weinig warmer houden, dan naar gewoonte, gelijk reeds gezegd is, doch niet al te warm. Als men , fchielijk tot een' lijder geroepen wordt, die een kwaade keel begint te krijgen, kan men , als dezelve goedaartig is , dezelve dikwijls in weinig uuren door een voetbad en een aftrekfel van vlierbloemen overwinnen. Van de Gal- en Rotkoortfen. .diiïjphósd dco.iBoWb De Gal- en Rotkoortfen ontftaan uit kwaade ftorFen, die zich in de maag en darmen ophouden , of die reeds tot in het bloed gekomen zijn. Men noemt dezelve Rotkoortfen ; fomtijds ook Galkoprtfen, wanneer namelijk de hedorve ga] liet grpotfte deel aan de ziekte fchijnt te hebben. Derzelver oorzaaken zijn fterke hitte in den ?omer, waar door de gal ontaart enfcherp worut, be-  4+ VAN DE GAL- EN ROTKOORTSEN? befmetting (voornamelijk als 'er te veel zieken in een vertrek zijn,) kwaade voedfels, vooral flecht brood uit bedorven meel, half verrót vleesch en visch, onzuiver water, en foortgelijke meer. De lijder befpeurt dikwijls eenige dagen, voor dat de koorts zich openbaart, eene groote neerflagtigheid , loomheid , zwaarte in het hoofd, pijn in de leden, kniè'n, een' rottigen fmaak: hij heeft geen' trek tot eeten, flaapt onrustig, .klaagt dikwijls, geduurende eenige dagen, over zwaare hoofdpijn, zonder andere toevallen. Daarop volgt eene huivering, en dan eene drooge, fterke hitte ; de pols , die geduurende de huivering klein en ras is, verheft zich, geduurende de hitte, en wordt dikwijls zeer fterk, doch niet zoo hard, als in ontfteekings-ziekten; doch in het algemeen is dezelve in deeze ziekte zeer veranderlijk, en daarom ook bedrieglijk. De lijder is zeer onrustig, heeft doorgaans zwaare hoofdpijn, bijna altijd walgingen, braakt fomtijds , klaagt over een rottigen , bitteren fmaak, en foortgelijke oprispingen, heeft een witte onzuivere tong, ftinkendem adem, Joost weinig pis; waar van de kleur, hoeveelheid, en dikte, zeer veranderlijk is. , Uit deeze omftandigheden, en als een of meer van  VAN DE GAL- EN ROTKOORTSEN. 45 tan de bovengemelde oorzaaken zijn voorafgegaan , kan men gemakkelijk befluiten, dat het eene Rot- of Galkoorts is , voornamelijk, wanneer op dien tijd foortgelijke ziekten heerfchen. Eene aderlaating is, in dit geval, doorgaans nadeelig, en moet niet , dan indien de lijder zeer volbloedig en tot ontfteeking geneigd is, en zelfs dan nog niet , tenzij met de grootfte omzichtigheid in het werk gefteld worden. Veeleer moet men, in zulke ziekten, terftond de krachten zoeken te onderhouden, en de rotting en ontbinding van het bloed tegenftand bieden. Een braakmiddel, in den beginne gegeeven, volbrengt dikwijls de helft der geneezing, vooral wanneer men uit de tekenen en de voorafgegaane oorzaaken reden heeft,.te befluiten, dat 'er eene fcherpe ftoffe in de maag en darmen is, dat 'er onzuiverheden of bedorven gal tegenwoordig zijn. Als de lijder dan nog over een' bitteren, rotachtigen fmaak en oprispin» gen, over aanhoudende walgingen, en poogingen tot braaken, zwaarte voor het hart, en. foortgelijke toevallen klaagt, en, zoo 'er gee* ne omftandigheden zijn, die beletten een braakmiddel te geeven, (men zie de Inleiding (J. 3.), dan moet men een der middelen N°, 9. of 3. geeven. Zoo  46" VAN DE GAL- EN ROTKOORTSEN. Zoo 'er zulke omftandigheden zijn, dan geeft men een zagt buikzuiverend middel, opdat de kwaade ftoffe uit de maag en darmen ontlast worde: zuurachtige en zulke, die zagt werken, zijn in dit geval de beste; als, bij voorbeeld N°. io., doch zoo dit middel te duur is, dan kan men alleen den room van wijnfteen (CVffmor Tartari), in herhaalde giften, geeven. Is de lijder, met het begin der ziekte , reeds zeer krachteloos , dan moet men door herhaalde klijfteeren den buik trachten te zuiveren. De tijd , wanneer men best een braak- of buikzuiverend middel geeft, is 's morgens , wanneer de koorts doorgaans minder is. Men moet daarop veel lauw water laaten drinken. Zoo wel voor als na het gebruik van deeze middelen moet de lijder veel zuurachtige dranken , Zuure wei, water met citroenen fap of azijn , of water waarin kersfen gekookt zijn , met fuiker en honig, drinken; zich onthouden van vleesch en vleesch-foepen; een koele, zuivere , en frisfche lucht inademen. Daarom moet men nooit meer dan twee zieken in een vertrek leggen, hetzelve dikwijls luchten , en mee azijn laaten berooken. Een warme en onzuivere lucht vermeerdert de ziekte en befmetting. Zoo de ziekte niet kwaadaartig , en door geene befmetting ontftaan is, indien dezelve niet  VAN DE CAL- EN ROÏROOATSEN. 47 fciet algemeen regeert, maar de oorzaak alleen huisvest in de maag en darmen, dan wordt dezelve dikwijls, na voorafgegaane ontlastingen, minder; men heeft dan niets meer noodig, dan den lijder bij de voorfchreeven levensregeling te houden; men laat hem van de middelen N°. 8. of 10. alle twee uuren, van N°. 8- een theelepel vol, doch van No. 10. een of twee fpijslepels vol,neemen; van de voorfchreeven dranken , of van het gerftenwater Na. i. , waar bij men een weinig geest van koperrood (fpiri' tut vitrioli) doet, naarftig drinken, en, als de koorts meer en meer vermindert, of van N°. (7. alle drie uuren een lepel vol, of een flap afkookfel van den koortsbast, gebruiken. Omtrent de diëet moet de lijder zich noglang in acht neemen, geen vleesch, visch, geene harde of taaie meelfpijzen of tuinvruchten , gebruiken , maar alleen van gekookte boomvruchten, wortelen, verfche kruiden, reist, haver, gerstfiijm leeven, en zich voor fterke gemoedsaandoeningen wachten. Aanmerking, De tekenen van beterfchap zijn , als de lijder rustiger wordt, de toevallen weg blijven, de koorts vermindert, en eenige uuren afgaat. Dit gebeurt doorgaans den zevenden, negenden, of elfden dag, doch ook dikwijls laater, den veertienden of zeventienden. Dik-  48 VAN DE CAL- EN ROTKOORTSEN.' Dikwijls ontdekt men reeds den vierden dag,' veelal ook laater, in deeze koortfen, eenige vlekken petechics. Wordt de lijder daar door verligt dan is het een goed teken. Doch is deeze uitflag kwaadaartig, in het gekeel niet verheven, van een kwaade kleur, volgt op dezelve geene verligting, maar verflimmeren de toevallen veeleer , of komt rijkelijk ftinkend , vermoeiend zweet, of de loop daarbij, dan fterven de zulken doorgaans aan ftuipen en ijlhoofdigheid, den zesden of zevenden dag , als zulks den vierden heeft plaats gehad. Zijn echter op dien dag de toevallen nog niet zoo kwaadaartig geweest, en verergeren dezelve laater, op den zevenden of negenden dag ; dan fterft hij laater, en leeft gemeenelijk tot den elfden, dertienden , of zeventienden dag, ja fomtijds nog langer. Wanneer de ziekte, zelfs zonder dat zich eenige uitflag openbaart, den vierden dag verergert, de krachteloosheid toeneemt , een verzwakkend zweet, de loop, ijdelhoofdigheid, aanhoudende flaap , daarbij komen, de pols klein en zwak, de pis, die te vooren dik entroebel was, fchielijk helder en waterachtig wordt; als men den zevenden dag geen verligting befpeurt, maar de toevallen Verergeren , dan wordt de ziekte doorgaans doodelijk. In  VAN DE GAL- EN ROTKOORTSEN. 49 In zulk een gevalmoet men alle middelen in het werk ftellen, om de krachten te onderfteunen, en de meer enmeer toeneemende verrotting tegen te gaan. Tot dit oogmerk moet men, zonder tijdverzuim, het middel N°. 20. alle twee uuren, tot een of twee fpijslepels vol, geeven, naarftig van de voorfchreeven dranken, vooral, wanneer de verrotting zeer fterk is, gerftenwater, of zuiver water met veel Spiritus vïtrioli laaten drinken; fpaanfche-vliegpleifters (veficatoria) aan de beenen leggen, en den lijder zoo veel mogelijk in een koele en zuivere lucht houden. Als men, uit hoofde der kostbaarheid, het voorgeftelde middel niet geeven kan, moet men, op dezelfde wijze, N°. 22. laaten gebruiken. Wanneer de lijder volkomen krachteloos is, de afgangen en pis onweetend wegloopen, als hij altijd flaapt, ijlhoofdig is, en de voorgeftelde middelen niet kunnen gebruikt worden, of niet helpen, dan kan men met voordeel het middel N°. 23- alle uuren tot de hoeveelheid van een fpijslepel vol, laaten gebruiken. Is de Loop fterk, zeer verzwakkend, en gefchieden deeze ontlastingen zonder weeten van den lijder , dan moet men dezelve trachten te fluiten. Men kan tot dit oogmerk van'het middel N°. 24. alle twee uuren een lepel vol D nee-  50 VAN DE GAL- EN ROTKOORTSEN. neemen, en daar bij laaten gebruiken de bovengenoemde verfterkende en de verrotting tegengaande middelen. Vermindert daar op dit toeval, blijft de koorts weg, en zijn alle tekenen van beterfchap voor handen, dan laat men nog lang den lijder eene nauwkeurige levensregeling houden; dagelijks driemaal een theelepel vol van N°. envanN0. 20. viermaal, of van N°. 22. neemen, en langzaamerhand daarmede ophouden. In het algemeen geldt alhier, 'tgeen reeds in de Inleiding N°. 1. en in de verhandeling van de heete Koortfen in het algemeen gezegd is, dat een Heelmeefter, zoodra hij befpeurt, dat veele foortgelijke Koortfen op zijne plaats heerfchen, en veele menfchen daar aan fterven, den naaften Geneesheer daar van moet kennis geeven, en zijnen raad volgen. Van de Kinderfokjes. De Pokjes worden in het algemeen verdeeld in Waare en valfche. De zoogenaamde valfche Pokjes hebben met de waareniets gemeen, en beftaan in kleine ontfteekingen en verhevenheden der huid, welke wind-water- of fteenPokjes genoemd worden, naar maate zij eene waterachtige of harde ftoffe bevatten. Deeze foor-  5*5 TAN DE K INDE POKJES. vaarlijkfle dagen in deeze foort van Pokjes zijn de elfde, veertiende, zeventiende, en eenentwintigde ; fchoon veeJe Kinderen , in zulke omftandigheden, ook nog na den eenentwintigden dag fterven. Offchoon nu de goedaartige Pokjes op zichzelven niet doodelijk zijn, zoo kunnen dezelven, kwaalijk behandeld wordende, zeer ligt met zwaare toevallen vergezeld gaan, ja zelfs den dood na zich fleepen. Daarom, ais de goedaartige Pokjes regeeren, en de opgenoemde toevallen bij de Kinderen befpeurd worden, heeft men voor alle dingen daarop te letten, dat dezelven noch door heete geneesmiddelen, noch door een al te warm vertrek, verergeren. Als de Pokjes algemeen heerfchen, en de Kinderen over niets klagen, is het zeer goed, als hun een zagt buikzuiverend middel gegeeven wordt, óm daar door de onzuiverheden uit hetlighaam weg te voeren , en de Pokdoffe zoo veel te onfchadehjker te maaken. Tot dit oogmerk kan men den Kinderen, die onder een jaar oud, of een weinig daar over zijn , een half of een geheel loot gezuiverde manna in gerftenwater geeven; of een half of heel loot fijroop van manna of rhabarber, des morgens in; eens, en, als de kinderen zuigen, aan de minne de bekende pillen van Hoffman, Stahl,  TAN DE KINDERPOKJES. 57 Stahl, of depilulaepolychriftae, die in alle Apotheeken te krijgen zijn, tot vijftien of twintig, laaten neemen. Die twee, drie, en meer jaaren oud zijn , kunnen een drachme zenebladeren, waar van de>fteelen afgeplukt zijn , gebruiken. Men doet deeze in een aarden pot, giet het achtfte deel van een pint kookend water, of, het geen beter is, pruimenfap , daarop, dekt de pot toe, en laat die zoo lang ftaan , tot dat koel wordt; alle uur kan men drie of vier fpijslepels vol daar van geeven, tot dat'er ontlasting komt. Door fuiker naar genoegen daar bij te doen kan men dit middel fmaakelijker maaken. Als de Pokjes regeeren, is het ook volftrekt noodzakelijk, dat men den kinderen geen vleesch geeve , vooral geen fpek , of ham, bedorven brood, of koeken, dewijl door zulke voedfels het bloed en de overige vogten tot verrotting overgaan, en de Pokjes van een kwaaden aart worden. : Wanneer de kinderen beginnen te klaagen, en men uit. de opgegeevene tekenen befpeurt, dat de Pokjes te voorfchijn zullen komen, dan moet men de zieken, is het mogelijk, van de gezonden-, afzonderen, dezelven, naar maate vande. omftandigheden-in een ruim vertrek brengen, en ook daar voor zorgen, dat niet te veel zieken in een vertrek gehouden worden. Des zomers D 5 is  5§ VAN DE KINDERPOKJES. is het altijd beter, als men zulk een vertrek kan kiezen, dat niet tegen het Zuiden'ligt, en den geheelen dag aan de heete Zon bloot gefield is ; de lijder moet , in deezen tijd van het jaar, weinig gedekt zijn ; de venflers móeten op den dag eenige maaien geopend worden, opdat 'er verfcbe lucht inkome , vooral , als de Pokjes beginnen te zweeren, doch daar bij moet men den lijder voor togt en koude wel bewaaren. De lijder moet met het aangezicht niet naar de zon gekeerd liggen, opdat de oogen door een zoo helder licht niet ontfloöken worden. In het algemeen moet men bij den zieken alle mogelijke zuiverheid in acht neemen; het vertrek 's morgens en 's avonds met jeneverbesfen, met wijn- of bier-azijn, op een heeten fleen gegooten, berooken, welk laatfle vooral bij famenloopende en kwaadaartige Pokjes te pas kómt; ook kan men, als het zeer heet is, versch afgehakte takken van dennen-vleer- of Jindenboomen, in versch water zetten, en de lucht daar door verkoelen. In den winter moeten de vertrekken niet boven maate verwarmd worden, de lijder moet niet digt bij het vuur geplaatst , en luchtig gedekt worden ; eene tegen overgeflelde behandeling brengt den lijder het grootffe nadeel en gevaar toe; het bloeden de overige vogtèn gaan tot verrotting over-, de Pok-  VAN DE KINDERPOKJES. 59 Pokjes , die tot hier toe goedaartig waren , worden kwaadaarcig , en de meefte kinderen worden daar door weggefleept. Gelijk het dan over het algemeen beter is, dat de vertrekken te koud, dan te heet zijn, zoo moet men echter ook hierin de middelmaat houden, en de kinderen niet moedwillig aan een fterke koude of togt bloot ftellen. Even eens is het met de zaak geleegen, wanneer men den kinderen , zoodra men merkt, dat zij de Pokjes krijgen , zeer heete middelen om uit te drijven , als theriakel , uitgeperst fap va 1 fchaapen keutels, of ganzendrek, koornof andere Brandewijn., en foortgelijke verhittende dingen , te drinken geeft. Een Heelmeester heeft daar voor te zorgen , dat zulks niet gefchiede,.dewijl door alle zoodanige verhittende middelen , het bloed in de fterkfte beweeging gebragt, de koorts zeer vermeerderd wordt , alle vogten tot verrotting beginnen overtegaan , de Pokjes zeer kwaadaartig worden , de zieken daar door niet alleen in een fterke razernij vervallen, of zwaaren loop krijgen , maar gok voorzeker daar door wegge, fleept worden. De beste drank, dien men den kinderen, geduurende den loop deezer ziekte, geeven kan, beftaat uit een pint zuiver water , waarin een thee-  Pö VAN DE KINDERPOKJES. theekopje vol wijn-azijn, of eens zoo vees bier-azijn, met twee of drie fpijslepeJs voi honig gedaan is, en dit alles wel onder een vermengd, en eenigzins lauw gemaakt is. Men kan ook een'goeden drank bereiden, als men een hand vol kersfen met even zoo veel zuivere gerst, en twee pinten water, drie vierdendeel uurs in een aarden pot laat kooken , en dan doorzijgt. Men kan deezen drank geduurende de geheele ziekte gebruiken, doch, als de zieke veel Pokjes in de keel heeft j en de flikking daar door moeielijk is , moet men nu en dan gerftenwater , of foortgelijke dranken laaten gebruiken. Thee met melk, drie deelen water en een deel melk, gekaamde melk, zijn ook goede dranken, doch als men deeze geeft,moet de lijder.niets zuurs gebruiken, dewijl dan de melk in de maag en darmen kappelt, onderfcheiden toevallen, en fomtijds den loop, ver-, oojzaakt. Men maakt een' zeer goeden drank, vooral in het begin deezer ziekte, als men op gedroogde vlierbloemen kookend water giet, en dit, even als thee , met een weinig melk gedronken wordt. Men moet den lijder altijd veel laaten drinken, doch niet te veel op eens. . Wat de fpijzen aangaat, men moet den lijder geduurende de geheele ziekte nooit aanzetten om Vioedfels te gebruiken; als hij iets verlangt te  VAN DE KINDERPOKJES. 6l teeeten, kan men hem wat gepaerelde geerst* dun gekookte rijst, gekookte pruimen, kersfen, befchuit, goed gebakken en geen versch brood, met een weinig verfche boter befmeerd, geeven , of foortgelijke fpijzen, naar maate de eene of andere meer in gebruik is. Spinachie, wortelen, en groentens van deezen aart kunnen met nut toegediend, en ook zeer rijpe kersfen en aarbeien tot verfrisfching nu en dan gegeeven worden. Als de Pokjes famenloopen, en de kinderen zeer krachteloos liggen, dan kan men dezelven citroenen fap met fuiker , en des zomers uitgeperste aalebesfen , aarbeien , moerbeien , braamboozen met fuiker, lepelswijze, toereiken. Zij , die daar toe gelegenheid hebben, kunnen dagelijks een, twee, of drie fpijslepels vol moefel- of rhijnfchen wijn geeven, of ook een of meer fneeden brood een weinig laaten rooften, met deezen wijn befproeien, met een weinig kaneel en fuiker beftrooien , en dit tot verfterking laaten gebruiken. Doch over het algemeen moet men foortgelijke zieken , alle vleesch, visch , grove, harde, onverteerbaare , vette , meelachtige , winderige, alle gebakke , gebradene , fpijzen, onthouden, dewijl daardoor het bloed en de vogten tot verrotting overgaan, welke verfcheiden toevallen verwekt. In tegendeel kan men ligt te vertee- ren  VAN DE KINDEPOKJES. 6$ gêereh, zich bij een' Geneesheer vervoegen, dien alle toevallen, welke hij befpeurd heeft, opgeeven ; en dit is vooral dan noodig, als de Pokjes zeer kwaadaartig worden, moeielijke en bedenkelijke toevallen zich daarbij openbaaren, en veele lijders daar aan fterven. Van de Mazelen. De Mazelen heerfchen doorgaans, even als de pokjes, algemeen, en tasten het meest de Kinderen, doch oók fomtijds volwasfenen aan. Meeftendeels zijn zij niet kwaadaartig, hoewel men nu en dan zeer kwaadaartige Epidemien waargenomen heeft. Daarop moet een Heelmeefter wel letten; want de geheele behandeling hangt daar van af. Gemeenelijk is de koorts van eene onfteekings-aart, doch als 'er op denzelven tijd kwaadaartige en Rotkoortfen regee* ren, dan neemt zij zeer ligt den aart daar van aan; en voegen zij zich bij de pokjes, dan zijn zij gevaarlijk. De gewoone voorboden deezer ziekte zijn 4 eene kwalijk gefteldheid, ongeduurigheid, verwisfelende koude en hitte, hevige hoofdpijn bij volwasfenen , meer flaperigheid bij kinderen * pijn in de keel, en 't geen het zekerfte teken is, dikwijls hoeften en niezen , aanmerkelijke E rood-  f6 VAN DE MAZELEN. roodheid en hitte in de oogen, waar bij dezelven zwellen, en zoo aandoenlijk zijn, dat zij geen licht kunnen verdraagen , terwijl teffens uit neus en oogen een fcherp vogt loopt. Wanneer deeze toevallen waargenomen worden , en de Mazelen op de plaats regeeren, kan men zeker zijn, dat de lijder dezelven krijgen zal. De genoemde toevallen neemen den tweeden en derden dag tóe , het aangezicht zwelt meer óp, de lijders klaagen over benauwtheid, zwaarte in het hoofd en op de borst, pijn in de keel, en lendenen, neiging tot braaken, buikpijnen; fomtijds komt daar bij eene braaking van galachtige ftoffe, of een loop. Als de ziekte zeer kwaadaartig is , raakt de lijder aan het ijlen, en vervalt in eene flaapziekte , waar door hij in het grootfte gevaar geraakt. Op het einde van den derden , of het geen meer gebeurt, den vierden dag, komen 'erin het aangezicht kleine roode vlakjes te voorfchijn, die 'er even als vloobeeten uitzien, en den volgenden dag tot roode, breede, vlakken inéén loopen , welke weinig boven de huid verheven zijn. Deeze vermeerderen langzaamerhand, en komen op de overige deelen van het lighaam te voorfchijn, doorgaans 't meest op de borst en den rugge. Ka de uitbotting verdwijnen de rneefte toevallen, als de Mazelen goed-  VAN DE MAZELEN. 6f goedaartïg zijn, echter niet altijd, want fomtijds vermeerderen fommige, vooral de hoesc. Dikwijls verfchaft eene braaking van galachtige ftoffe, van zelve ontftaan, de meefle verligting. Somtijds openbaart zich een fterke neusbloeding, die de pijn in het hoofd, de oogen, en keel, wegneemt. Den zesden of zevenden dag worden de vlakken bleeker, drooger ,'en vallen als fchilfers af, de zwelling verdwijnt, en de koorts houdt bijna volkomen op ; den achtften dag verdwijnen dè vlakken op het geheele lighaam , den negenden ziet men dezelven niet meer, en de lijder is, até> alles geregeld gaat, gemeenlijk volkomen zonder koorts, en bevindt zich zeer wel. De ziekte is echter nog niet teneenenmaale overwonnen; want, zoo 'er geduurende de ziekte, geene ontlasting heeft plaats gehad, door braakingen, afgangen, of neusbloedingen ,• d^óo 'er thans niet eenige verligtende afgangen, of ten minften foortgelijk zweet zich opdoen, zoo de lijder koude vat, dan komt 'er zeer ligt eèh nieuwe, fterke, koorts; de fcherpte, die nog niet volkomen uit het lighaam is, valt op de longen , en maakt eene longöntfteeking, of geeft gelegenheid tot een' Iangduurigen hoest, tot verzweeringen in de long, en uitteering. Bij de geneezing der Mazelen heeft men zich E 2 hoofd-  68 VAN DE MAZELEN. hoofdzaakelijk te richten naar de drie tijdperken. Deeze zijn de voigende. i.) De tijd der befmetting gaat van het begin der ziekte tot aan de uitbotting. 2 ) Het tijdperk der uitbotting begint met de uitbotting, en ftrekt zich uit tot op den tijd, dat de Mazelen beginnen aftefchilferen. 3.) Het derde tijdperk, met de zesden of zevenden dag beginnende , wanneer de Mazelen beginnen aftefchilferen, eindigt met den negenden of tienden dag, wanneer de vlakken verdweenen zijn. In het eerfte tijdperk wordt, als de Mazelen goedaar tig zijn, en de lijder geen ongemak op de borst heeft, zelden iets anders vereischt, dan eene goede oppasfing. De zieke moet liggen in een ruim vertrek, waarin men altijd een zuivere lucht houdt, in dit vertrek moet niemand .komen , dan die tot de oppasfing vereischt wordt , en alle geraas moet vermijd worden. Hetzelve moet meer donker, dan helder, zijn, dewijl de oogen geen licht verdraagen kunnen'. Dewijl de Mazelen zoo ligt inllaan, moet alle togt vermijd worden. Tot fpijs geeft men niets anders, dan rijfte-haver - of gerften flijm met rozijnen gekookt, gekookte boomvruchten, waterfoepen, waarin hpinachie, Sellerij, Pieterfelie, Zuuring., gekookt zijn. De beste drajik is een dun Gerftenwater N°. x. met ho~  VAN DÉ MAZELEN. ó> honig , of een afkookfel van kersfen , of pruimen. Zuure zaaken durft men zelden geeven om den hoest. Zijn de Mazelen, welke regeeren, boosaartig, en de koorts, hitte, en benauwtheid aanmerkelijk , dan moet men eene aderlaating in het werk Hellen , vooral indien de lijder volwasfen , volbloedig, de pols vol en fterk is; doch is de pols klein en zwak , zijn de koorts en andere toevallen niet zwaar , of ontbreeken de krachten, en is de ziekte meer van een' rottigen aart, dan komt eene aderlaating niet te pas. Befpeurt men poogingen tot braaken, een onzuivere tong, bitteren fmaak, oprispingen, draaijingen in het hoofd, hoofdpijn, of braakingen zelve, dan moet men deeze ontlasting bevorderen. Men iaat, tot dit oogmerk, veel lauw water met boom - olie , of ongezouten boter, of thee van kamillenbloemen drinken. Volgt daarop geene braaking, dan geeft men aan volwasfenen het poeder N°. 2, of van het middel N°. 3. zoolang, tot dat 'er braakingen voigen, en laat daarop naarftig lauw water drinken, tot dat de braakingen ophouden. Aan kinderen geeft men van dit zelvemiddel, zoo dikwijls een theelepel vol, tot dat zij eenige reizen braaken. Ontdekt men deeze tekenen niet, maar veel eer een' opgezetten buik, pijnen•,' rommelinE 3 gen  7^ VAN L> E MAZELEN. gen in denzelven, persfingen tot afgang, dan geeft men een zagt buikzuiverend middel. Aan volwasfenen, naar maate van de omftandigheden, N°. 4. 5. 6. of 10; Aan kinderen naar maate van de verfchiliende jaaren, de middelen in de verhandeling over de Pokjes, bladz. 57. voorgeflagen. Schoon 'er van den beginne af buikpijnen en fterke afgangen tegenwoordig waren , moet men echter een zagt buikzuiverend middel geeven. Daarna laat men verkoelende middelen, als N0. 8-, en kinderen eenige reizen 's daags vijftien tot twintig grein van de Magnefia alba, gebruiken , veel drinken , en als' de hitte zeer fterk is , een dunner dekfel op het bed leggen. Voor de oogen moet men insgelijks zorge draagen ; dit gefchiedt, als men al het licht wegneemt, dikwijls in dezelven een weinig lauw roozenwater droppelt, om het fcherpe water aftefpoelen. De neusbloeding, zoo deeze zich mogt openbaaren, moet niet te vroeg geftuit worden ; dezelve neemt de ijlhoofdigheid weg. Zoo dezelve evenwel te zwaar was, en men gevaar daar van te vreezen had , dan moet men dezelve terftond ftuiten. In de verhandeling over de neusbloeding zijn de omftandigheden , bij welken  VAN DE MAZELEN. 71 welken dit gefchieden moet , en de middelen, welke men daartoe moet aanwenden , opgegeeven. Al te hevige braakingen worden verzagt , als men drooge zakjes met kruis en munt en een weinig faffraan, of ook een dikke pap van roggen-brood, kruis en munt , en wijn-azijn gekookt, maatig warm in een doek op de maag legt. Zoodra de Mazelen te voorfchijn gekomen zijn. , houdt het braaken doorgaans van zelve op. Als de afgangen niet al te veel zijn,, niet al te lang duuren, en afmatten, zoo zijn dezélven meer voor- dan nadeelig, en zij moeten niet gefluit worden. Doch heeft het tegendeel plaats, dan geeft men derhabarber in kleine giften, aan volwasfenen N°. 7. a., aan Kinderen de ftroop van rhabarber eenige reizen een theelepel vol, etl laat veel foep van rijst, geparelde gerst, gerst, of haver gekookt, drinken; en, als daar bij zwaare buikpijnen zijn , die niet verdwijnen , als men warme fervieten aangelegd heeft , dan kan men een maagpleifter {Emplajlrum Jloma* chic. qfficin. ) rondom den navel leggen. De hoest is het moeielijkfle toeval bij de Mazelen, doch in dit tijdperk zelden gevaarlijk. Een weinig zoet-hout, gerflen - fuiker (faccharum hordeatum) in don mond genoomen, en wa* E 4 ter  7a VAN DE MAZELIN. ter met rijst gekookt, verzagt denzelven dik' wijis, doch het meest thee van vh'erbloemen met een vijfde deel melk en een weinig honig, lauw gedronken. Wordt de keel aangedaan , dan maakt men aanftonds gebruik van gorgelwater; falie, kaas,, jes-kruid en vlierbloemen, in water gekookt , met een weinig honig , zijn daartoe dienftig, is dezelve inwendig zeer gezwollen, dan legt men versch zuurdeeg, met mostaart beftrooid, rondom den hals. Wanneer de vierde dag nadert, zoo moet de zieke zich zoo ftjj, als mogelijk is , houden, en geduurig , niet in zweet, maar in eene zagte uitwaasfeming liggen , dewijl de Mazelen dan het best uitkomen, ' Men moet veel, lauw, vogt drinken , zich voor koude , fchrik , en toorn wachten. Zoo de uitflag niet te voor, fchijn wil komen, en klaagt de lijder over benauwtheid, is hij ijlhoofdig, of krijgt hij ftuipen, dan geeft men, aan volwasfenen, herhaal, de reizen, het Poeder N». 25. , cn laat bij aanhoudendheid thee van vlierbloemen drinken. Plet middel N°. 3. lepelsgewijze gegeeven, bevordert dikwijls zeer fchielijk de uitbotting, dewijl het niet alleen braakingen verwekt, maar ook een zagt zweet voortbrengt. Zijn de Mazelen zeer rood x en is de zieke zeer  VAN DE MAZELEN. 75 zeer heet, dan moet men hem verkoelende middelen laaten gebruiken, en veel drinken. Hier van is reeds in het eerfte tijdperk gefproken. Slaan zij in , en verdwijnen zij dus te vroeg, dan laat men naarftig van de Kampherpoeders N°. 25. gebruiken, en dikwijls thee van vlierof kamillen bloemen drinken, legt terftond een fpaanfche - vliegpleifter aan de kuiten, of, als de lijder zeer maalt, of altijd flaapt, in den nek. In het derde tijdperk komen de gevaarlijkfte dagen , en deeze verdienen zoo veel te meer oplettendheid , dewijl men thans reeds buiten alle gevaar denkt te zijn. Men moet daarom wel achtgeeven op den lijder, en alle misdagen voorkomen. De toekomende gezondheid van hem hangt volftrekt van deezen tijd af. Is de huid week, de pols wel vol maar zagt, dan heeft men een zagt zweet of vermeerderde uitwaasfeming te verwachten, waarmede de koorts verdwijnt , en dat moet men dan , door naarftig te drinken en ftij te liggen, bevorderen, doch niet door heete middelen dwingen. Als de koorts af is, geeft men eens of tweemaal een buikzuiverend middel. Is, integendeel, de huid droog , de maag opgezet, heeft de lijder rommelingen en pijn ïn den buik, dan volgt 'er doorgaans een loop, en wél zoo fchielijk, dat dikwijls tien, twaalf, E 5 eq  74 VAN DE MAZELEN. en meer afgangen kort op elkander volgen. Gemeenelijk ]s dit eene heilzaame fcheiding der ziekte, en dit befpeurt men, ais de lijder vrolijk wordt, de koorts, hoest , en andere toevallen , afneemen ; in dit geval moet dezelve ook niet gefluit worden, de ontlastingen houden van zelve op, en de zieke wordt gezond. Als zij echter te hevig zijn , en den lijder al te zeer verzwakken, of ook al te lang duuren, dan moet men dezelven op 'die wijze , als in het eerfte tijdperk gezegd is, fluiten. Breekt de ziekte op geene der genoemde wijzen , ook niet door eene rijkelijke ontlasting van pis, houdt de koorts en hoest aap, of neemt dezelve toe, en wordt de ademhaaling benauwt, heet, worden de wangen rood, klaagt de lijder over pijn in de zijde en op de borst, dan ziet het gevaarlijk met hem uit, hij krijgt een heete koorts met het zijdenwee of eene longöntfteeking. Men moet in dit geval terflond eene aderlaating in het werk flellen , een fpaanfchevliegpleifler aanleggen, en in het algemeen al dat geene waarneemen, 't welke in -de verhandeling over deeze ziekten gezegd is. Bemerkt men integendeel, dat de koorts wel afneemt, doch zich echter alle namiddagen weder openbaart, cn daarbij benauwtheid op de borst en heeschheid komt, dat 'eretter uitgeworpen wordt,  78 VAN DE ROOS af. Somtijds is zij van erger aart, ja zeer kwaadaartig. De koorts is de hoofdzaak, en deeze is gemeenelijk eene ontfteekingskoorts, waarmede eene galachtige fcherpte gepaard gaat; fomtijds is zij van een' rottigen aart; en naar maate van. deeze verfcheidenheid moet de behandeling ook ingericht worden. De levensregeling van den lijder.moet zijn even als in heete Koortfen. Is de koorts van eene onft'eekingskoorts-aart, de pijn en ontfteeking fterk, dan moet men eene aderlaating in het werk ftellen. Men doet in deeze ziekte beter , de aderlaating te herhaalen , dan te veel bloed op eens aftetappen. Vervolgens laat men lauwe voetbaden gebruiken , en klijfteren zetten , en behandelt',verder de ziekte als eene heete koorts, echter met dat onderfcheid , dat men hoofdzakelijk ook daarop lette, de.galachtige ftoffe en fcherpte uit het lijf te brengen:.. Men moet daarom terftond zagte buikzuiverende middelen, bij voorbeeld, room van wijnfteen (cremor tartari) met rhabarber', of alleen, geeven, en veele . zmirachtige dranken laaten ^gebruiken. Is de koorts van een' rottigen. aart:, dan moet de behandeling ingericht worden,. als in de.rotkoortfen. Men moet alle zorg draageny dat de roos nier  VAN DE ROOS. 79 iriflaa , en op inwendige deelen Valle, déwijl daar uit, naar maate van den aart-der deelen, de gevaarlijkfte toevallen en ziekten, als ontfteekingen in de hersfenen, de'long, darmen, keel, ontltaan kunnen. Men moet daarom fpoedig de roos wederom te voorfchijn trachten te brengen; en dit gefchiedt, als men eene aderlaating in het werk ftelt , aan de beenen Spaanfche - viiegpleifhers aan legt, en rijkelijk kat drinken een aftrekfel van vleerbloemen met falpeter. Is de lijder benauwd op de borst, of heeft hij daar pijn, dan legt men de Spaanfchevliegpleifter op het aangédaane deel ; in eene keelöhcfteeking aan den hals. , , Uitwendige middelen zijn zelden van nut ; alle olieachtige, vette, zaaken, zalven, móeten wegblijven, zij maaken zeer ligtdat de Roos tot verettering overgaat, die dan niet, gelijk bij andere ontfteekingen afloopt, maar zeer ligt in het vuur, of tot kwaadaartige en langduurige verzweeringen overgaat. De eenigfte middelen , die hier te pas kunnen komen, vindt mén bij-N°. 26, opgegeeven. 3 Menfchen, die dikwijls met de Ro.ds ^geplaagd worden, moeten alle vette enflijmerige fpijzen, alle gebak, wildbraad; varken-vleescfei, fpecerijen, verhittende dranken, geweldige-gemoeds-aandoeningen, vooral toorn en fcktik, eene  go VAN DE ROOS. eene zittende levenswijze, en fchielijke verköuwing mijden. Hun voornaarafte voedfel moet beftaan in groentens, boomvruchten , zuurc zaaken, en zulke, die het lighaam open houden, water, of dun, doch wel gegist, bier, drinken, en dikwijls, vooral 's avonds, room van wijnfteen , of het poeder N°. 8. gebruiken. Van de Verkoudheid en liet Hoejlen. De Verkoudheid en het Hoeften zijn op zich zeiven niet gevaarlijk doch zij kunnen het worden door verzuim, en het gebruik van heete middelen, zelfs in eene long-teering overgaan. Bij eene geringe Verkoudheid en Hoest heeft men zelden noodig , iets te gebruiken , men moet zich maar iets warmer houden, dan naar gewoonte , iets maatiger leeven, veel drinken, en eenige reizen 's daags van het poeder N°. 7. a. of N°. 8. neemen; en 's avonds voor dat men zich te flaapen legt, eenige kopjes van een aftrekfel van vleerbloemen met honig drinken. Is de hoest geweldig, en houdt dezelve lang aan, is de koorts fterk, met hoofdpijn, fteekingen in de keel en borst verzeld, dan is het noodig, dat men geregeld eenige middelen gebruike.  EN HET HOESTEN. 8l 1. ) Als de koorts en hoest zeer zwaar zijn, de pols vol is, zoo fielt men eene aderlaating op den arm in het werk. 2. ) Men laat veel drinken. Gerftenwater, No. i. of een thee van borstkruiden Nn. 17» met melk, zijn de beste dranken. 3. ) Lauwe voetbaden zijn 's avonds van nut; men moet dezelven echter niet te heet maaken, of te lang daarin zitten, dewijl men dan koude vat. 4. ) Daar de maag doorgaans ook niet Wel gefield is, geeft men van N°. ;.a. eenige reizen 's daags, ook laat men met Nu. 4. of 6. of mee twee loot zout van Glauber, zagt laxeeren. 5. ) Alle verhittende, olieachtige, en zulke middelen, welke om den hoest te fluiten aan*gepreezen worden, zijn zeer fchadelijk; gelijk vook wijn, brandewijn, vleesch, gezoute, taaie, en meel - fpijzen. 6 ) Zoo de hoest zeer droog is , en de fluimen zeer vast zitten , dan kan men het poeder N°. 18. of de ftroop Nü. 19. gebruiken , of ook een flukje fap van zoethout in den mond neemen; de waasfem van warm water, waarin borstkruiden of lijnzaad gedaan zijn, inademen. Wordt de hoest langduurig en de fluimen etterachtig, klaagt de.lijder over fteekingen op de borst, teert hij uit , heeft hij dikwijls F koorts,  ffï: VAN DE KINKHOEST. koorts , vooral tegen den nacht, dan is het zeer te vreezen, dat 'er eene longteenng ontftaan zal. De Heelmeefter heeft dan geen' tijd te verzuimen, maar moet een Geneesheer te hulpe roepen. Fan de Kinkhoest, De Kinkhoest is gevaarlijker, en dikwijls heÊ gevolg van een verzuimden hoest , doch meestal eene algemeen heerfchende ziekte in het voor- en najaar, en tast voornamelijk kinderen, zelden volwasfen menfchen, aan. Dezelve begint gemeenlijk als een geme- j drooge hoest , doch, nadat hij eeniger .ijd geduurd heeft, en men denkt , dat hij zal verdwijnen, wordt hij fchielijk op eens kwaadaartig De zieken worden benauwd op de borst, voelen eene aanhoudende prikkeling tot hoeften, zonder dat zij iets opbrengen , en deeze hoest is dikwijls zoo fterk, dat hun de adem als blijft fleeken ; het aangezicht wordt rood , bruin, blauw, de tong hangt uit den mond, en zij fchijnen te zullen flikken. Dikwijls komti het bloed uk neus en mond, dikwijls braaken zij taaie flijm , en dan houdt de aanval op. Gemeenlijk komt deeze hoest bij onderfcheiden e aanvallen, die dikwijls geregeld zijn. Hoe meer 09  VAN DE KINKHOEST. 83 en zwaarder zij wederkomen, en hoe langer zij duuren, zoo veel te gevaarlijker is de zieke. Bij de behandeling heeft men hoofdzakelijk daar op te letten , dat men de fchadelijkheid der toevallen vermindere, de {lijm verdeele en ontlaste , en dan het verzwakte lighaam verfterke. Is de lijder zeer volbloedig , het aangezicht ■zeer rood , komt 'er veel bloed uit neus en mond, dan moet men eene.aderlaating in het werk ftellen, of eenige bloedzuigers achter de ooren plaatfen , dewijl men anders voor eene longöntfteeking of het openberften van een bloedvat te vreezen heeft; daarna kan men een klijfteer zetten. Om de fiijm te verdeelen zijn de middelen N". 14, 19. 0f N°. in zeer kleine giften, dienftig. Opdat dezelve zich niet ophoope', en daardoor den hoest erger maake, is het noodig, om den anderen of derden dag, een buikzuiverend middel te geeven. Voor kinderen is het middel No. 27, of 28. gefchikt. Als de (lijm in groote hoeveelheid in de borst opgehoopt is, en, of door derzelver taaiheid , óf door de krachteloosheid van den lijder niet kan opgebragt worden, ismen dikwijls genoodzaakt , een zagt braakmiddel te geeven, dewijl men anders te vreezen heeft, dat de lijder zal Itikken. Het beste is N°. 3.,- nu en dan met F * een:  VAN DE KINKHOEST. een lepel gegeeven, tót dat 'er eene braaking volgt , waarna de lijder doorgaans zeer veel verligting befpeurt, Men moet echter te vooren zeker zijn, dat 'er geene ontfteeking plaats heeft, en dat de volbloedigheid, en de aandrang van het bloed naar boven verminderd is door eene aderlaating. Aan kinderen kan men hetzelfde middel in kleinere giften , met een theelepeltje , geeven, tot dat 'er twee braakingen, komen. Men moet met deeze middelen zoo lang voortgaan, tot dat de groote hoeveelheid flijm uit het lighaam gebragt, of ten minften zeer verminderd is. Is de hoest echter, en vooral des nachts,zeer geweldig, dan moet men fomtijds een zagt verdoovend middel geeven. Van N. 7. a. of van het middel N°. 10. Zijn 'er omftandigheden tegenwoordig, welke het gebruik van een braakmiddel verbieden, bij voorbeeld, als de lijders een breuk hebben, door de teering aangetast, of tot bloedftortin' gen geneigd zijn , of zijn het zwangere vrouwen, die men te behandelen heeft, dan moet men het middel No. 5. of naar gefteldheid der omftandigheden N». 6. laaten gebruiken , en 's avonds een rustverwekkend middel, gelijk te  VAN DEN ROODEN LOOF. IO£ te vooren gezegd is; en deeze handelwijze herhaak men , ais het noodig is , den volgenden dag. Zoo de pijnen en fnijdingen in den buik te geweldig zijn, dan kan men allerhande weekmaakende pappen , bij voorbeeld , lijnzaad „ boekwijte - grutten, en foortgelijke, in melk gekookt, op den buik leggen, klijfleeren uit lijnzaad, versch uitgeperfte lijnolie en melk, zetten, en naarftig een aftrekfel uit kamillen, melisfen , en lijnzaad laaten drinken. Den buik met de zalf N°. 33* te fmeeren , is niet ondienftig. 4. ) Zijn de pijnen en andere zwaare toevallen bedaard, dan laat men de volgende dagen drie of viermaal des daags een theelepel vol van het middel N°. j,a., of een fpijslepel vol van N°. 10. geeven, en als de afgangen minder worden, met minder bloed vermengd zijn, niet zoo ftinken, kan men van den verfterkenden drank N°. 9. of het middel N°. 32. dagelijks eenige reizen, naar het voorfch-ift, geeven. 5. ) De beste fpijzen, geduurende deeze ziekte , zijn rijst, gepaerelde gerst, gerste, haver, en boekwijte-grutten, in water en melk gekookt, alsook gekookte boomvruchten. Visch en vleesch moeten niet gebruikt wor» den; echter kan men , als de zieke zich een wei*  TAN DE GALÜCHTIGE BUIKPIJNEN. I2t 4. ) Door ftoovingen met lauw water, en halve baden, om de pijnen te verzagten. 5. ) Door eene aderlaating , zoo de pijnen geweldig zijn, de pols fterk engefpannen, en de lijder volbloedig is. Men komt daardooï de ontfteeking voor. 6. ) Door niet dan zulke voedfels te geeven,1 welke uit gerftenwater, foepen met groenten, en voornamelijk zuuring, beftaan. 7. ) Als men veel vogt heeft laaten gebruiken, dan moet men , als 'er geen koorts is, de pijn ophoudt , en de afgangen niet veel zijn, een buikzuiverend middel, als N°. 4. of 5., of twee loot zout van Glauber geeven. 3 Menfchen, die tot zulke kolijken zeer ge-? neigd zijn, moeten dezelven trachten voor te komen door een herhaald gebruik van room van Wijnfteen, hetfpaarzaam gebruiken van vleesch, het vermijden van verhittende zaaken, vette, en melkfpijzen, Van de overige foorten van Kolijkeiu \ \ De overige Kolijken, die op het land meest voorkomen, ontftaan 1.) Uit eene kwaade fpijs ver teering, als men of te veel gegeeten , of zulke fpijzen gebruikt heeft, die. op zich zeiven ongezond, of, onder H £ een  J2S , VAN DE OVERIGE SOORTEN een vermengd, nadeeJig zijn , ais bij voorbeeld, indien men versch bier, zuure zaaken en melk te famèn onbedachtfaam nuttigt; 2.) uit gevatte koude, of 3.; door winden, die in de darmen opgehouden worden. Deeze Buikpijnen zijn op zich zeiven zonder gevaar , doch zij kunnen door eene kwaade behandeling zeer nadeelig worden. Verhittende geneesmiddelen en dranken ver* oorzaaken zeer . ligt eene ontfteeking, en zoo men de kwaade ftoffe niet terftond uit het lighaam brengt, gaan dezelve tot bederving over, en 'er ontftaat ligtelijk eene galachtige of rotkoorts. Is de buikpijn ontftaan vanvoedfels, die onverteerbaar of fchadelijk zijn, dan moet mende onzuiverheden trachten te verdunnen , | en uit het lighaam te brengen. Men laat tot dit oogmerk veel lauwe waterachtige dranken gebruiken. De ftoffe wordt dan dikwijls door braakingen of afgangen geloosd, en zulks tracht men te bevorderen door veel lauw water met zout te drinken, dewijl daardoor verligting aangebragt wordt. De buik wordt fterk gewreeven met warme doeken, en is het lijf verftopt, dan'zet men klijfteeren van warm water en zout. Als de pijn voorbij is, en de ontlastingen ophouden , doch nog een lelijke fmaak in de mond overblijft,  TAN K O L IJ K E N. 123 frlijft, dan geeft men eenige giften van den room van wijnfteen met een weinig rhabarber, en laat naarftig drinken , hierdoor verdwijnt allengskens die kwaade fmaak. Is men zeker dat de buikpijn ontftaan is uit verkouwing, en komt men fchielijk bij den zieken, dan kan men die dikwijls daardoor wegneemen, dat men den lijder in het bed legt, de voeten met warme doeken wrijft , daarna een quartier of half uur in lauw water houdt, en hem laat drinken flappe thee van kamillen of vlierbloemen. Doorgaans neemt een zagt zweet het kwaad weg. Zoo 'er te gelijk onzuiverheden in maag en darmen zijn, dan ftelt men de bovengenoemde geneeswijze tcffens in het werk. Klijfteeren verzagten de pijn, en zijn ook in dit geval zeer goed. Verhittende middelen zijn, ook in dit geval, zeer fchadelijk, en veroorzaaken Hgtelijk eene ontfteeking, en zoo dit mogt gebeuren, moet de ziekte behandeld worden op dezelfde wijze , als bij het kolijk met ontfteeking gezegd is. • Zelden ontftaan de buikpijnen alleen uit winden, en, zijn deeze tegenwoordig, dan worden, zij doorgaans door andere foorten van kolijken, verzeld. In dit geval komt geene bijzondere behandeling te pas, het wordt verdreeven door dezelfde middelen, welke tegen de hoofdfoort  124 VAN DE OVERIGE KOLT JK EN. gebruikt worden. Somtijds echter openbaart zich een wind-kolijk alleen , en dan verdrijft men hetzelve door een klijfteer, door het wrijven van den buik met woIJe Jappen, befmeerd met kampher, en het gebruik van een aftrekfel van kamillen - bloemen. Ook kan men , als 'er geen koorts of hitte bij is, eenige droppelen van het liqmr anodynus mineralis Hoffmanni op fuiker in de thee geeven. Eenige reizen een half drachma tot twee fcrupels room van wijnfteen in een' lepel vol fenkelwater, gebruikt, ver, drijft de winden en kwaade ftoffen. Andere verhittende middelen zijn ook in dit geval nadeelig. Als men dikwijls met buikpijnen geplaagd is, is het een teken , dat de fpijsverteering verzwakt is , men moet daarom , wil men zich met aanlangduarige ziekten bJootftelien, bedacht zijn , om de fpijsverteering te verbeteren , en tot dat oogmerk een goed diëet en levensregeling houden , zich voor koude, overlaading der maag, en verhittende dranken wachten , en fomtijds van het Poeder N°. 7.2. QÏeene zagte buikzuivering gebruik maaken, Fan de Geelzucht, m Na langduurige, ofte vroeg geftuitte, herfst, koortien, of ook na eenen te vroeg opgeftop- ten,  VAN DE GEELZUCHT. ttjj ten loop , gebeurt het dikwij's , dat de buik,! vooral onder de korte ribben, zeer gefpannen , hard op het aanraaken , en fomtijds pijnelijk wordt. De lijder verliest langzaamerhand allen trek tot eeten, krijgt, nahet eeten, benauwtheid, pijn voor de maag, walgingen , dikwijls braakingen, het Wit van de oogen wordt geel, de pis bruingeel,- en Verft het linnen , als faffraan; eindelijk fprijdt zich de geele kleur uit over het geheele lighaam. Dit ongemak ontftaat ook na een kwaade diëet, Voornamelijk dan , als arme Heden, bij eene groote duurte, flechte en onverteerbaare fpijzen gebruiken ; fomtijds openbaart het zich zeer chieiijk na eene fterke gramfehap , of zwaare bekommernis , en in dit geval neemtdikwijls een braakmiddel, in tijds gegeeven , of ook een buikzuiverend middel ,- op eens de ziekte weg, daar het de gal, in maag en darmen uitgeftort, terftond weg voert, en belet> dat dezelve kan worden opgenomen in het bloed. Doch doorgaans ontftaat deeze ziekte langzaam , en de oorzaak moet gewoonelijk gezogt worden in de belette geregelde ontlasting van de gal, of dewijl deeze te taai en te dik is, of dewijl de ontlastbuizen verftopt zijn , zoodat de gal opgehoopt wordt, en in het bloed Overgaat.  125 VAN DE GEELZUCHT. Om de geneezing te bevorderen, moet merr' de opgenoemde oorzaaken wegneemen, en de gal , die in eene te groote hoeveelheid opgehoopt is, uit het lighaam brengen. Zoo de lijder veel braakt, en een' beftendigen afkeer van alle fpijzen heeft , dan moet men, zoo 'er geene omftandigheden zijn , die zulks beletten, een zagt braak-, of anders, zoo dit niet mogelijk is ,• een buikzuiverend middel geeven. Vervolgens laat men hem, geduurende den' geheelen dag alle twee uuren twee fpijslepelsr' vol van N°. 14. gebruiken, en naarftig van den drank N°. 19. drinken. 's Morgens vroeg en 's avonds geeft men eert half drachma tot twee ferupels van de pillen N°. 3-5. Ook laat men 's morgens en 's avonds den buik , onder de korte ribben , vooral aan de rechter zijde, met wo.'le doeken, tejkens een guartier uurs lang, wrijven, en zoo men daar èene groote verharding mogt ontdekken, een' pleifter aanleggen , bereid uit gelijke deelen van het Emplajirum faponatum Barbétte , en Emplafirum oxycroceum, of de zalf NJ. 3 6. op die' plaats wrijven. Als de lijder eenige dagen achter elkander deeze middelen gebruikt heeft, dan krijgt hij> doof-'  Van dé ceel zucht. iyj doorgaans eenige ontlastingen, die veel verlig, ting aanbrengen , en waarna hij zich beter bevindt. Men moet echter daarmede voortgaan, tot dat de pis wederom de natuurlijke kleur heeft, en het geel in de oogen en van de huid volkomen verdweenen is. " Heeft de lijder reeds zes dagen de voorfchreeVen middelen gebruikt, en daarop van zelve geene ontlastingen gekreegen, dan moet men hem een buikzuiverend middel geeven, en dien dag verder niets laaten gebruiken; doch de volgende dagen neemt hij wederom de vorige middelen N°. 14. 19. en 35. Meelfpij en en taaije voedfels heeft hij te vermijden. Soepen met kervel, falade, endivie/ zuuring , gekookt ; pieterfeliewortelen , fpergies, en foortgelijke, ook gekookte vruchten zijn zeer goede fpijzen in deeze ziekte. Een maatige , dikwijls herhaalde ,' beweeging,' vooral het rijden, bij goed weer, en in de open lucht, zagte wrijvingen van den buik' met flanellen lappen , brengen veel toe tot dé geneezing. Verdwijnt, door deeze behandeling, de ziekte niet binnen veertien dagen, maar Verergert dezelve, dan moet de Heelmeefter , omtrent de verdere behandeling , eenen Geneesheer ïaadpleegen; gelijk ook, als de ziekte, reeds1 van  128 VAN DE GEELZUCHT. van den beginne af aan, zeer zwaar is,- de lijder over zeer hevige pijnen klaagt, alles, zelfs de geneesmiddelen, wederom uitbraakt, krachteloos wordt, en de kleur van geel tot bruin, blauw, of zwart overgaat. Wanneer, na het gebruik der opgenoemde middelen in eene geelzucht, door eene opgefropte tusfchenpoozende koorts ontftaan, deeze wederom verwekt wordt, moet men dezelve geenszins ftuiten , doch zoo lang haaren loop laaten houden , tot dat de geelzucht met alle haare toevallen verdweenen is, waarna de koorts gewoonelijk van zelve weg blijft. Van de Waterzucht. Als 'er zich eene waterachtige zwelling, over" éenig deel, of over het gantfche lighaam , verfpreidt; of indien zich water in eenige holligheid van het lighaam verzamelt, dan noemt men de ziekte Waterzucht, en zij krijgt, naar maate" van de onderfcheiden foorten , verfchillende benaamingen ; dus kan men het water hebben onder de huid, in het hoofd, de borst, buik, gewrichten. Al 't geen de uitwaasfeming belet,- en de opflorping in de inwendige deelen tegen gaat , aan de uitwendige vermeerdert, de vaste deelen ai  VAN DE WATERZUCHT. 120 al te zeer verflapt, de vogten té zeer verdunt, verftoppingen, uitstortingen, veroorzaaktj kan He waterzucht te weeg brengen. Menfchen, die op möerasfige plaatfen woonen, en zich weinig beweegen, zijn aan deeze ziekte voornamelijk onderworpen; en dikwijls ontftaat dezelve ook fchielijk na een' kouden dronk, als men verhit is. Meeftendeels echter is zij een langzaam gevolg van langduurige of te vroeg geftuitte tusfchenpoozende koortfen, van heete ziekten, die lang geduurd hebben, zwaare bloedftortïngen, of andere al te fterke ontlastingen. Ontftaat dezelve na eene verzweering in het een of ander ingewand, bij de fcheurbuik, bij uitteerende ziekten , dan is zij ongeneeslijk. Doch zoo 'er nog geene merkelijke gebreken in de ingewanden plaats hebben, en indien' de lijder nog krachten heeft , dan is 'er hulp té hoopen. Van de Waterzucht tusfchen Vel en Vlees'ch /ils zich water onder de huid verzamelt, en' óver het geheele lighaam eene zwelling maakt, dan noemt men deeze Waterzucht dnafarctt. Eerst zwellende onderfte leden, en eindelijk het geheele lighaam. Het aangezicht, de oogen, ï én'  *3o VAN DE WATERZUCHT en alle de overige deelen zijn bleek en kond, voornamelijk de voeten en knien; de lijder loost weinig pis, zweet ook in het geheel niet; drukt «en op de zwelling , dan blijven daarin putten flaan. Is deeze waterzucht een gevolg van eene kngduurige tusfchenpoozende koorts , tegen welke dé vereischte middelen gebruikt zijn , en zijn 'er geene'aanmerkelijke verhardingen in den buik te befpeuren, dan is 'er zelden iets verder noodig, dan dat de lijder van den wijn N°. 37. driemaal 's daags, namelijk nuchteren, een uur voor het middag, en een uur voor het avond eeten, telkens tot tWee oneen, gebraike. Men kan daar bij met nut gebruik maaken van den room van wijnfteen, in herhaalde giften , en ontbonden , of den drank N°. 14. neemen. Soortgelijke zwelling, welke fchielijk, na eene gevatte koude, bij eene koude vogtige kicht, of aan een bijzonder deel, of aan het geheele lighaam, ontftaan is, wordt dikwijls door zweetdrijvende dranken en foortgelijke middelen , door zagte wrijvingen met wolle berookte lappen, en door zich in eene maatige warmte in het bed te houden, gemakkelijk en fchielijk verdreeven. Men laat driemaal 's daags een poeder nit gepraepareerde kreeftoogen , en room van wijnfteen, van elk vijftien grein', en een grein kamp-  VAN DE WATERZUCllfT ijjï kampher neemen , telkens een kopje van een aftrekfel van vlierbloemen of kamillen daarop drinken, en zoo het noodig is, kan men ook een buikzuiverend middel geeven. Daarenboven moet de lijder zich in eene gelijke , doch maarige , warmte houden , met maate , en geene waterachtige fpijzen gebruiken. Eene herhaalde, maatïge, beweeging te voet, als het de krachten toelaateh, is zeer dienftig. Het is een goed teken, en geeft hoop tot geneezing, als de lijder meer pis begint te loozen, en ook meer te zweeten, en daarbij de Zwelling vermindert. Men komt eene wederinftorting voor, en bevordert de geneezing , als men , wanneer de zwelling begint te verminderen, door nauwe klederen, en gefchikte omzwagtelingen der onderfte leden met breede zwagtels, de verflapte deelen verlterkt. Eene herhaalde, doch zagte, wrijving met wolle, welberookte, doeken, en' eene maatige beweeging, maaken insgelijks de geneezing veel gemakkelijker. Op zoodanig eene wijze wordt de Waterzucht, welke na langduurige koude koortfen , of fchielijk na gevatte koude ontftaan zijn , dikwijls gemakkelijk geneeZen ; men moet maar niet al te Vroeg ophouden met het gebruik der geneesï % mid-  132: VAN DE WATERZUCHT middelen, en zich wachten, dat men niet door eene kwaade levensregeling en andere misflagen het ongemak, nu eerst overwonnen, weder te voorfchijn brenge. Poch zoo de Waterzucht haaren oorfprong neemt van andere oorzaaken, is zij moeilijker te geneezen, en vereischt herhaalde ontlasiinw gen van het overtollige water. Dit kan door drie wegen gefchieden , door het zweet, door de pis, en door den afgang. Het gefchiedt op de gemakkelijkfte wijze door de ontlasting der pis, doch fomtijds, als de pisdrijvende-middelen niet toereikende zijn, moet men 'er ook buikzuiverende bijvoegen. Altijd moet men beginnen met zagte middelen, en eerst dan, wanneer deeze niet werkeny tot fterkere overgaan. Een zeker en werkzaam middel is N^S. Men geeft daar van 's morgens vroeg een lepel voL Verwekt het zelve braakingen, dan geeft mende helft van deeze hoeveelheid; doorgaans vcr< wekt het Hechts eene geringe misfelijkheid, kort daarop Joost de lijder veel pis, en befpeurts groote verligting. Zelden-veroorzaakt dit middel eene buikzuivering doch zoo zulks mogt gefchieden ,- is het ook niet nadeelig. Men maakt van hetzelve dagelijks gebruik , tot das door- de pis al het water ontlast en het gezwel ve$«  VAN DE WATERZUCHT. *33 verdweenen is. Zoo een lepel vol te weinig niogt zijn, kan men langzaamerhand meer en meer geeven, tot dat de ontlasting van de pis vermeerdert. Bij het genoemde middel kan men een' drank even als koffij, uit ligt gebrande jeneverbesfen, of akers voegen. De room van wijnfteen, in veel water ontbonden, doet ook goeden dienst, en de lijders hebben fmaak in deezen drank. . Men vergeete hierbij de zagte wrijvingen niet, en, als de zwelling begint te verminderen, alle de overige regelen, en opmerkzaamheden, die reeds aangepreezen zijn. Zoo 'er na het gebruik van het middel N°. 38. eene.branding in hetloozen van de pis mogt ontftaan, dan moet men daarmede ophouden, en veele {lijmerige dranken, als rijst - gerften- water, of foortgelijke drinken. . Als dit blijft voortduuren, of men geene werking, na het gebruik van dit middel, befpeurt, dan moet men buikzuiverende middelen, eerst zagte, en, als deeze ook niets of zeer weinig doen, nu en dan fterkere geeven. De middelen N°. 3. 4. 5, of 39. naar maate van de omftandigheden kunnen daartoe dienen. Dikwijls doet het middel N". 40. de gewenschte werking , als men daarvan alle twee nuren, een halve lepel of een geheele laat ge-' I 3 brui-  VAN DE WATXRZTJCIIT. bruiken; en nog beter is het, bittere extrafterj daarbij te voegen, dewijl deeze te gelijk verfterken. Indien zagte middelen nietsdoen, fterkere in* tegendeel al te veel verzwakken, benauwtheid, pijn tusfchen de fchouders, en een' droogen hoest veroorzaaken, zoo is dit een zeer flecht teken, en de waterzucht doorgaans ongeneeslijk. Men moet zich wachten, in zulk een geval, te heete middelen te gebruiken , doch alleen zijn best doen, om, door zagte middelen, de meest dringende en pijnehjkfte toevallen te overwinnen. Dit zelfde heeft men in acht te neemen in de waterzucht, welke het gevolg is van eene inwendige verettering of uitteering, en doorgaans den dood na zich fleept. Als waterzuchtige lijders aangetast worden door eene heete koorts, of ontfteekings ziekte, nog fterk zijn, en geene fcherpe vogten hebben , dan moet. men ze even eens behandelen, als boven bij deeze ziekten aangeraaden is. Doch zijn deeze zieken op zoodanig een' tijd reeds zeer zwak en afgemat, zijn hunne vogten bedorven en fcherp, dan zijn zij niet te redden, maar fterven. Van  14* VAN DE JIGTPIJNEN. lijk, en dikwijls doodlijk. Verkouwingen, ge^ lijk ook heete geneesmiddelen en dranken, kunnen dit veroorzaaken. De Razernij, ontfteekingen van de borst, maag, en darmen, ontftaan dan, als de ftoffe zich op deeze deelen werpt. ■■ De heete Jigt moet even als een ontfteekings ziekte behandeid worden. Is de koorts zwaar, de pols vol, dan zet men een klijfteer van weekmaakende kruiden, en boom-olie (men zie de Verhandeling van de Long-ontfteeking) , en een uur daarna tapt men uit eene ader op den arm twaalf oneen bloed. Daarbij laat men veel van het gerftenwater No. i. of zuure wei met honig drinken, geeft alle twee uuren een theelepel van het poeder N°. 8., en laat den lijder volkomen die levensregeling houden, welke ia heete ziekten voorgefchreevenis. Men herhaalt de aderlaating, als na eenige uuren de hitte, ongeduurigheid, en pijn niet merkelijk verminderdzijn; fomtijds moet men dezelve nog meer herhaalen, a!s de koorts en pijn geweldig zijn en de geneigtheid tot ontfteeking groot is. Zoo het lijf daarbij verftopt is, de hitte en hoofdpijn zwaar zijn, dan gaat men voort met alle dagen een klijfteer te zetten. Is de koorts voorbij, dan bedient men zich met voordeel van het middel N« u, en herhaalt dit den derden  VAn dê jigtpijnen. 143: dag, en na verloop van meer dagen nog eens. Dit verfchaft den lijder eenige afgangen, waarna hij zich doorgaans zeer verligt vindt. Indien het mogelijk is , moet men bij aanhoudendheid eene weekmaakende ftooving gebruiken. Flanelle lappen, in lauw water gedoopt , en uitgedrukt, zijn alleen voldoende. Eenlatiw, half of heel, bad, brengt ook veel verligting aan, hetzelve'vermeerdert wel fomtijds oogenblikkelijk de pijnen, doch als de lijder in het bed komt, dan raakt hij doorgaans in een zagt doch fterk zweet, 't welk de geheele ziekte dikwijls op eens wegneemt. Voor dat men zoodanig bad gebruikt, moet echter eene aderlaating in het werk gefield zijn. Zijn de pijnen bijna ondragelijk, dan is het niet wel mogelijk, ftoovingen te gebruiken. Dampbaden komen dan te pas, en men brengt den waasfem van kookend water door een pijp tegen het aangedaane deel, en gaat daarmede eenigen tijd voort. Kopglazen «kan men ook met vrucht op zoo een deel plaatfen. Zelden duurt zoodanig pene hevige Jigt over de veertien dagen. Dezelve eindigt door dikke, troublepis, waarin een rijkelijk geelachtig grondzetfel komt, of door afgangen , of, en wel meeftendeels, door zweet. Men bevordert dit .door rijkelijk te laaten drinken een aftrek-  144 VAN DE JIGTPÏJNEN. fel van vlierbloemen , gelijk beide de andere ontlastingen door veel te drinken, en den room Van wijnfteen te gebruiken. Somtijds echter eindigt deeze ziekte ook door eene verzweering, of op het lijdende deel verwekt, of in de nabijheid , welke verzweering zich dan opent; men moet daarom ook zoodanig eene niet te fchielijk geneezen , of de pijnen openfeaarerc -zich wederom. Dezelve geneest van zelve door eene maatige levensregeling, en eenige buik^ zuiveringen. Veeltijds eindigt de ziekte door een uitflag aan het pijnelijke deel, en deeze moet men ook niet te fchielijk verdrijven. Dikwijls blijft 'er , offchoon de ziekte geneezen, en de pijn verdweenen is, eene zwakheid en doofheid in het aangedaane deel over. Deeze overwint men best, als men deeze deelen met wolle of flanelle lappen 's morgens en 's avonds wrijft, zich beweegt, en eene maati* ge diëet houdt. Maatigheid, eene goede diëet-, beweeging, koude baden, en van tijd tot tijd aderlaatingen, zijn de middelen, waardoor men zich voor herhaalde aanvallen bevrijden kan. Tast de Jigt menfchen aan ,- die niet zeer volbloedig zijn, de vaste deelen verflapt, en een waterachtig bloed hebben , dan heeft men de aderlaaüng minder noodig, offchoon de koorts vrij:  VAN DE JIÈTPIJNEN., 145 vrij aanmerkelijk ware. Men gebruikt meer . purgeermiddelen , en legt. daarna Spaanfche- vliegpleifters aan de kuiten. Alle drie of vier uuren geeft men een van de poeders N°. 43., en-laat naarftig gebruiken van den drank N'J. 42. De tweede foort van de Jigt is de koude, of langduurige en {kepende. Deeze tast meest zwakkere lijders aan, is doorgaans zonder koorts, duurt lang, en op de pijnelijke plaats befpeurt men dikwijls noch hitte, noch roodheid, noch zwelling, gelijk ia de heete, welke meer aantast fterke en volbloedige menfehen, met meer koorts en alle tekenen van ontfteeking verzeld gaat. Dit ongemak tast gemeenelijk de onderfte leden, en derzei ver gewrichten, aart, en duurt dikwijls maanden ja jaaren lang. Het zelve is aller hardnekkigst, wanneer het zich naar hethoofd, delendenen, of heupen begeeft. De middelen zijn de volgende. Is de lijder fterk en volbloedig en de pijn zeer zwaar, dan" fielt men in den beginne eene aderlaating in het werk, en geeft daarna het buikzuiverend middel N°. 3. 4. of 5, laat vervolgens naarftig gebruiken van den drank N°. 42., en als het ongemak naar de gewoone middelen niet luifteren, wil, de pillen N*. 44. 's morgens en 's avonds tot een half drachma, daarop naarftig drinken, K of  H$ VAN D3 JIGTPIJNEN. of den drank N». 42. of een afkookfel van de carduus benedi&us, of kamillen. In de hardnekkige Heupjigt doen zes of acht kopglazen, op het pijnelijk deel geplaatst, dikwijls zeer goeden dienst; doch men moet dit herhaalen. Met wasch overtogen linnen, op het aangedaane deel gelegd, brengt eene rijkelijke uitwaasfeming teweeg, en is dikwijls zeer goed. Ook kan men, als andere middelen te vergeefsch gebruikt zijn, ongebluste kalk met honig vermengd aanleggen, (Een fpaanfchevliegpleifler, volgens de manier van Cotunni , aan het hoofd van het kuitbeen gelegd, alwaar de zenuw alleen door de huid bedekt wordt , brengt veelal de fpoedigfte geneezing aan. ) Tegen hardnekkige hoofdpijnen van een' jigtigen aart zijn fpaanfche - vliegpleifters en een feton in den nek heilzaam. Alle te heete middelen , zoo wel uit als inwendig gebruikt, zijn nadeelig, gelijk ook de Opiaaten. Menfchen, die dikwijls met jigtpijnen en zinkingen geplaagd zijn, moeten eene maatige levenswijze houden , koude en vogtige lucht vermijden, zich naarftig beweegen, maar niet te zeer verhitten. Men komt de aanvallen voor, als men een wollen hembd op het bloote hjf draagt, of zich 's morgens en 's avonds het ge-  VAN DE JIGTPIJNEN. 14? geheele lijf met flanelle lappen laat wrijven, de voeten en het hoofd warm houdt, geen verhittende dranken gebruikt, van tijd tot tijd, als men tot volbloedigheid geneigd is, eene ader openen laat, en zich langzaamerhand aan een koud bad gewoon maakt. Zoo het aangedaane gewricht mogt beginnen ftijf te worden, dan moet men dit aangedaane deel tweemaal 's daags over de waasfem van warm water laaten houden , daarna met warme doeken' wel afdroogen, zagt wrijven, en met Althéa-zalf befnieeren. Het ongemak toeneemende, kan men daarbij een dropbad voegen. Dikwijls ontftaan zulke pijnen in het hoofden leden door venerifche fcherptens, die langen tijd in het lighaam zijn verborgen gebleeven. Dit moet een' Heelmeefter opmerkzaam maaken t Zulks nauwkeurig te onderzoeken , ook bij de vrienden of bekenden van den lijder natevorfchen, of hij ook voorheen eenig venerisch ongemak gehad heeft, en dan moet deeze ziekte als zoo«< danig behandeld worden. Dit heeft ook plaats als eene fcheurbuikige fcherpte de oorzaak van heCongemak is. Zoo deingeflaagen fchurft, of andere foorten van uitflag, oorzaak van de pijn zijn mogt, dan moet men dezelve zoo fchielijk mogelijk wederik z om  148 VA N DE JIGT PIJ NEW. om trachten te voorfchijn te brengen. (Men zje.de Verhandeling over de fchurft.) i Een Heelmeefter doet echter , in zulke gevallen , best , dat hij, hoe eerder hoe liever den naaften Geneesheer raadpjeege. Van de .Scheurbuik. De Scheurbuik is eene hardnekkige ziekte , die van eene bijzondere rottende fcherpte in de vogten voortfpruit. Men neemt dezelve het meest waar op de plaatfen, alwaar de lucht vogtig, koud, nevelachtig, en onzuiver is, de inwooners zich dicht aan.de oevers van de zee, of op laage moerasfige plaatfen ophouden , geen goed , maar onzuiver , ftilftaand, water hebben, en gebrek lijden aan ^goede voedfels , vooral uit het rijk der planten. Somtijds ontftaat deeze ziekte ook na langduurige, of kwalijk geneezen tus-, fchenpoozende koortfen. De voornaamfte kentekenen zijn een bleek aangezicht, opgezet lighaam, bloedend, gezwollen tandvleesch , Hinkende adem , eene, bijzondere loom- en traagheid van'het lighaam , zwaare pijnen in de leden , vooral 's naphts. Daarbij komen, als de ziekte verder voortgaat, donker blauwe vlekken, en dikwijls boosaartige ver-  VAN DE SCHEURBUIK. 149 verzweeringen aan de beenen. Eindelijk, als de ziekte nog meer verergert, rot het tandvieesch, de tanden bederven, worden los, en vallen eindelijk uit; de adem llinkt op eene ondragelijke wijze , en dikwijls ontftaan 'er gevaarlijke bloedflortingen op onderfcheiden plaatfen van het lighaam, door de ontbinding van het bloed. In de geneezing heeft men voornamelijk op het volgende te letten. i.) Men moet zoo veel mogelijk de befmetting trachten voor te komen, en te beletten, dat de ziekte zich ver verfpreide. Tot dit oogmerk moet men de oorzaaken uit den weg ruimen, en derhalven a.) zoo veel doenelijk is, beletten , dat 'er te veel menfchen in nauwe en laage vertrekken bij elkander woonen, en, zoo het gëfchieden kan, de zieken in zuivere, be-' tere, vertrekken, laaten brengen; b.) de vogtige, onzuivere, lucht, daardoor verbeteren , dat men de vertrekken naarftig lucht, met azijn , of geneverbesfen , berookt; c ) de voedfels verbeetert : Men geeft de lijders in het geheel geen, of zeer weinig versch vleesch, maar alleen groentens , als kervel, zuuring, fpinachie , falade , endivie , fuikerei, bruine kool , zuurekool, lepelblad , en foortgelijke. Goede rijpe vruchten zijn-ook dieniïig. GeK. 3 kaarn-  15* VAN DE SCHEURBUTK. kn te gebruiken , en Iangzaamerhand daar mede ophouden , doch vooral nog lang een nauwkeurig diëet houden, zich naarftig, doch maatig, in de open lucht beweegen. JM>. 21. kan tot vermeerdering der krachten gebruikt worden, terwijl men echter te gelijk veel gekaamde melk laat drinken. ; Tegen de kleine zweertjes, die zich in deeze ziekte doorgaans aan het tandvleeteh, de lippen, en binnen in den mond vertoonen, moet men zeer ras iets gebruiken , dewijl zij zeer fchielijk alle de aangrenzende deelen aantasten , de tanden los worden, en uitvallen. Men befmeert tot dat einde alle die plaatfen naarftig met N°. 50., en laat den mond dikwijls met zuuren wijn, waarin honig ontbonden is, of met water van lepelblad, uitfpoélen. Is het' rottige op deeze wijze overwonnen , dan kan men rnetN'. 51. nog een' tijd lang voortgaan. Van de Schurft, Men haalt zich de Schurft doorgaans op den hals door befmetting ; zij kan echter ook, hoewel zeldzaamer, van zelfs, en dat wel door eene flechte levenswijze, vooral van onzuiverheid ontftaan. Menigmaal is zij eene heilzaams lcneidmg , door de natuur verwekt , in ver- fchei-  158 van de stonden. Deeze zijn de hulpmiddelen voor arbeidzaame, en voor het overige gezonde, meisjes, en men gaat daarmede voort, tot dat de ontlasting van het bloed zich openbaart, en dan verder heeft men geene middelen noodig. Befpeurt men uit foortgelijke toevallen, dat de Stonden op handen zijn bij Vrijfters, die een zittend leven leiden, die zwak zijn, en bleek uitzien, zoodat zij niet zoowel een volle pols en fterke hitte hebben, als krampachtige toevallen, en pijnen, uitftaan, dan gebruikt men behalven.de zoo even genoemde uitwendige middelen, een aftrekfel van kamillen - bloemen. Verdwijnen de toevallen zonder dat zich eenig bloed vertoont, en komen dezelven, zonder beter gevolg , na vier weeken wederom , of raaken zij , in plaatfe van bloed, Hechts 'een flijraerig, waterachtig, vogt kwijt, dan moet men een' Geneesheer raadpleegen. Bij de meefte vrouwsperfoonen, die'doorden arbeid gehard zijn, komen de Stonden alle vier weeken , zonder dat zij daarvan eenig nadeel aan haare gezondheid befpeuren j fommige echter worden door de voornoemde toevallen geplaagd, die dan deeze ontlasting of vooraf gaan, of dezelve verzeilen, of ook nog langer duuren. Hier toe behooren draaijingen in het hoofd, pijn in het hoofd, iö de lendenen, buik, benauwtheid, druk-  l6"6* VAN »E ZWANGERHEID. Van de Zwangerheid. Het is allernoodzaakelijkst, de tekenen der "Zwangerheid wel te kennen, zal men zich met de geneezing van de ziekten der Vrouwen inlaaten. Doch dewijl de zekerften, die ontleend worden van de gefteldheid van den mond der baarmoeder, hen, die gelegenheid gehad hebben, de Vroedkunde te leeren , bekend zijn moeten , en van anderen niet kunnen verfhan worden , kunnen deeze zich alleen aan de gewoone honden ; namelijk, het wegblijven der Stonden, de beweeging van het kind in de twin* tigfteweek, het opzetten van den buik. Daarenboven geeven onderfcheiden ziekelijke omftandigheden fomtijds het eerst gelegenheid om op de Zwangerheid te denken, dewijl zij de zwangere dikwijls terftond na de bevruchting plaagen; hoedanig zijn eene traagheid , pijnen in de leden, draaijingen in het hoofd, ruifingen der ooren, pijnen in het hoofd en de tanden, hartkloppingen , een afkeer van gewoone en lust tot ongewoone fpijzen , braakingen , en flaauwtens. \ Deeze ongemakken ontftaan of uit volbloedigheid, welke men, behalven uit de gewoone tekenen, ook daardoor kend , dat de zwangere vrouw gewoon was veel bloed door de Stonden te  VAN DE ZWANGERHEID. l6> te verliezen , en zich daarbij wel bevonden heeft, of, zij worden veroorzaakt door onzuiverheden der eerfte wegen , ook van eene te groote aandoenelijkheid, die zich voornamelijk openbaart, door een teder maakfel van het lighaam, door een' grooten invloed van het weder op hetzelve , door fchrikachtigheid , geduurige verandering van de kleur van het aangezicht , en de pols , koude handen , en ge-i neigtheid tot kramptrekkingen. Gemeenelijk ontftaan die toevallen door alle drie deeze oorzaaken te gelijk, en zoo deeze zeer bedenkelijk worden , zoo kan men eerst het Poeder N°. 8. viermaalen 's daags laaten gebruiken , na eenige dagen een zagt.buikzuiverend middel, bijvoorbeeld, anderhalf tot twee loot zout van Glauber, geeven, bij volbloedigen uit den arm zes of acht oneen bloed aftappen, zoo zij namelijk, na het gebruik der eerstgenoemde middelen, niet beter zijn geworden. Aan vrouwen , die niet volbloedig, zwak, zijn, en aan kramptrekkingen blootftaan, geeft men dagelijks drie maaien twintig droppelen van N°. 31., in plaatfe dat men eene aderlaating in het werk fielt. Tegen de braakingen, welke voor de zwangere Vrouwen in de eerfte maanden zoo dikwijls allerlastigst zijn, kan men ook dit laatfte L 4 mid-  16*8 VAN DE ZWANGERHEID. middel gebruiken , en tegelijk op de maag een korstbrood , met kampherbrandewijn bevogtigd , of zakjes met kampher leggen. Een klijfteer van een fterk afkookfel van kamillen bloemen met een weinig olie doet daarbij ook goeden dienst. Als zwangere Vrouwen den loop krijgen , geeft men 's morgens van het Poeder Nu. 7.3. «en tot twee drachmen , en laat tegen den avond een afkookfel van rijst drinken. Bedaaren de ontlastingen daarna niet, dan herhaalt men deeze handelwijze den volgenden dag, en geeft des avonds van het Poeder N°. 8. Hardlijvigheid moet geduurende de zwangerheid even weinig plaats hebben. Men bevordert de ontlasting best door een afkookfel van pruimen, door honig, als ook door nu en dan een lepel vol cremor tartari te gebruiken. Sommige zwangere Vrouwen hebben eene onophoudelijke neiging tot de ontlasting van de pis. Daartegen helpt een breede band, die men om het lijf over de heupen vast maakt, en waarmede men den buik onderfteunt. Verder kan men Arabifche Gom of Hertshoorn in water kooken , en dit afkookfel naarftig laaten drinken. Weekmaakende klijfteeren, en water met melk , tot een' gewoonen drank, zijn ook dien-  VAN DE ZWANGERHEID. löp dunftig. Dk toeval openbaart zich dikwijls kort voor de verlosfing; en niet zelden kan de vrouw dan in het geheel geen pis ontlasten. In dit geval moet zij in een bed op den rugge liggen, met het onderlijf meer verheven , en op zoo eene wijze de pis trachten te ontlasten. Kan zij zulks ook dan niet doen, zoo moet een ander de baarmoeder zagcjes naar de hoogte drukken. Des noods moet de catheter ingebragt worden. Dit toeval verdwijnt na de verlosfing Sommige vrouwen hebben , fchoon zij zwanger zijn , echter in de eerfte maanden, en fomtijds zelfs tot de zevende, de ftonden. Dit is, op zich zelve, niet nadeelig; doch zoo zij evenwel door de toevallen, die eene volbloedigheid aanduiden, geplaagd wierden, zou men, voornamelijk tegen het einde van de derde maand, vijf of zes oneen bloed kunnen aftappen. Wanneer zwangere Vrouwen, of zonder blijkbaare oorzaak, of als zij zich kwaad gemaakt hebben', verfchrikt zijn, zich al te fterk bewoogen of eenig geweld uitgedaan hebben , eene aanmerkelijke hoeveelheid bloed uit de teeldeelen kwijtraaken, en daar bij , gelijk doorglans , veel pijn in de lendenen befpeuren 9 dan zijn zij in gevaar om een miskraam te krijgen. Gebeurt dit bij volbloedige vrouwen, befpeurt L 5 men  17 ó VAN DE ZWANGERHEID. men eene volle pols , en koortfige hitte, dan moet men terftond op den arm eene aderlaating in het werk ftellen, en zoodnnig eene verkoelende levensregeling voorfchrijven, als reeds aangepreezen is in gevalle dat de ontlasting der Stonden al te fterk was. Alle uuren kunnen zij een theelepel van N°. 8. neemen, en daarbij drinken koud water, met den geest van koperrood (Spiritus vitneli) zuur gemaakt. Hebben zij geduurende eenige dagen geene ontlasting gehad, dan zoude men terftond na de aderlaating een weekmaakend klijfteer uit melk , water , e§ olie , kunnen zetten'. Blijft de pels vol, de hitte aanmerkelijk, zonder dat 'er veel bloed geloosd wordt, dan kan men, na verloop van twee uuren nog eens eene aderlaating op den arm in het werk ftellen , en met het gebruik der geneesmiddelen voortgaan. Doch is de bloedftorting fterk, de pols niet vol, zijn de leden koud, dan legge men, bij het gebruik der voornoemde middelen, doeken, met gelijke deelen water en azijn bevogtigd ,zeer koud op den buik , tusfchen de deijen , en zet ook wel de voeten in koud water. Als de bloedftorting verzeld gaat met zwaare pijn in de lendenen , zonder dat "er aanmerkelijke volbloedigheid is, of deeze reeds door aderlaatingen en verkoelende middelen genoegzaam beteugeld  VAN DE ZWANGERHEID. geld is, als de handen koud zijn, de pols ras', klein, en ongeregeld is, dan kan men alle uuren een fpijslepel vol van het drankje N'. Cu geeven. Zoo deeze pijnen in de lendenen gelijk zijn aan waare ween, zonder dat men de bloedftorting kan ftuiten , dan moet men onderzoeken', of de mond der baarmoeder reeds geopend is, en in dit geval zal men , volgens de regels der Vroedkunde, de ontlasting of geboorte van het kind zoeken te bevorderen. Slijmerige dranken , en weekmaakende klijfteeren kunnen alhier, ten minften tot verzagting, gegeeven worden. Het fpreekt van zelve, dat men de verlosfing ook d:n terftond bevorderen moet , als men vermoeden kan uit de onbeweeglijkheid van het kind en andere tekenen, dat het dood is. Zeer tedere, met krampen geplaagde, Vrouwen , krijgen fomtijds, door de geringfte beweeging, of eenig toeval, dat op de zenuwen werkt, zulk eene bloedftorting; in zoo een geval kan men terftond van het middel N°. 61. geeven , en voor het overige al 't geen te vooren gezegd is, laaten in acht neemen. Offchoon nu de bloedftorting, in volbloedige door ontlastende en verkoelende middelen, in zwakke door krampftillende, geftuit is, moet me»  I72 VAN DE ZWANGERHEID. men echter nog eenige dagen van het Poeder N°. 60. alle dagen driemaal geeven, en aan volbloedigen eene maatige diëet aanbeveelen. Men is gewoon , om een miskraam voorte komen , tegen het einde van de derde en zevende maand der zwangerheid , kort voor den tijd, opweike de Stonden zich zouden hebben moeten openbaaren , eene aderlaating in het werk te ftellen. Bij zeer volbloedige vrouwen, die de Stonden zeer fterk, en op eene pijnelijke wijze, gewoon zijn te hebben, kan dit gefchieden ; doch de ondervinding leert dat zwakke vrouwen veeleer een miskraam kn> gen, en in zulke bevordert de aderlaating de miskraam. Om die voortekomen, moet men een' Geneesheer raadpleegen. In zeldzaame gevallen openbaart zich in de zevende maand der zwangerheid eene bloedftorting , die , even gelijk voorheen de Stonden deeden, alle vier weeken zich wederom vertoont, en tegen het einde der zwangerheid heviger wordt. * Dezelve ontftaat daardoor dat de koek zich op den mond der baarmoeder geplaatst heeft, en de verlosfing , welke om deeze rede zeer moeilijk is , vereischt de hulp van eenen bekwaamen Vroedrneeften Sommige Zwangere zijn zeer geplaagd met blinde aambeijeo. Zagte verkoelende fpijzen uit het  VAN DE VERLOSSING. IJS die niet zoo fterk zijn, dan waarbij meer bloed ontlast wordt , afgedreeven , en.de Verlosfing is verricht. t De noodzakelijke kortheid vandit werkje laat niet toe, ons in te laaten in dat'geen, 't welk eigenlijk de Vroedkunde betreft, echter heeft men het volgende aantemerkem , 1. De baarende Vrouw moet dan eerst aangezet worden, om de weën doortezetten, en te persfen, wanneer de pijnen uit den rogge naar de fchaamdeelen zich uitftrekken ,lang aanhouden, flechts voor eenen korten tijd bedaaren , en als , bij deeze omftandigheden-, de mond der baarmoeder zich ontfluit , de waterblaas rond en gefpannen, en het hoofd van hst kind wel geplaatst is. 2. Voor dit tijdflip moet men verder niets doen, dan de Vrouw, wanneer zij niet kort te vooren ontlasting gehad heeft , een weekmaakend klijfteer te zetten, en , of door eene goede legging, of door een catheter,de blaas te ontlasten. Men kan haar over den 'waasfem van warm water zetten, en de fcheede met olie of ongezouten boter befmeeren. Men moet haar in de tusfchenpoozingen gpene of geene andere fpijzen geeven , dan een weinig havergort , flappe foepen , en haar met dranken niet te Veel opvullen. Water met citroenenfap ,. of lauwe  VAN DE GEVOLGEN DER VERLOSSING. I7JI te vertoonen. Op deezen tijd zwellen de borsten; huiveringen,trekkingen,of panningenin debersten en fchouderen, duiden eene geringe koorts aan, die onder den naam van zogkoorts bekend is; tegen den vijfden of zesden dag loopt het zog uit de borften, de zwelling, fpanning, en koorts verminderen. Geduurende nog eenige dagen befpeurt men de gewoone witte ftoffe onder het bloed; zij verdwijnt daarna, het bloed blijft zich ontlasten, bij fommige drie of vier, ja wel zes weeken. Onder deeze omftandigheden is anders «iets noodig , dan eene goede levensregeling. Eer de.zogkoorts voorbij is , moet de vrouw zich ftil houden, zoo het mogelijk is, ligt gedekt zijn, in een zuiver, verwarmd, maar niet zeer heet, vertrek liggen, dat dagelijks gelucht wordt. Men ftaa haar in de eerfte dagen geen ander eeten toe, dan dunne foepen van rijst , grut-' ten , havergort , en een weinig vleesch ; tot drank broodwater met fuiker en azijn, of water met citroenenfap of azijn , als zij verhit is. Door gekookt ooft houdt men 't best het lighaam open. Nadat de zogkoorts voorbij is, kan zij zoodanig eene dieet houden , als men gewoon is voortefchrijven , aan zieken , die herftellen, en langzaamerhand kan zij tot haare gewoone levenswijze overgaan. M % £ene.  i8o VAN DE GEVOLGEN Eene zwakke Kraamvrouw wordt, na de verlosfing, nog een uur of twee uit den flaap gehouden , daarna moet zij rusten , en niets is nadeeliger, dan Kraamvrouwen met bezoeken lastig te vallen. Dikwij's hebben de Kraamvrouwen , nadat de verlosfing volkomen voorbij is, zwaare pijnen in den onderbuik ter plaatfe van de baarmoeder , die dan verdwijnen , dan wederkomen. Als zij zich openbaaren is de pols doorgaans klein, ras, en ongelijk, zoodra zij verminderen wordt die wederom natuurlijk. Deeze krampachtige pijnen, welke men naween noemt, ontftaan meestal, of van geronnen bloed, dat in dc baarmoeder gebleeven is, of brokken van de nageboorte, welke men met de hand moet trachten te voorfchijn te brengen. Zij ontftaan ook uit gevatte koude, uit aandoenelijkheid. In dit geval kan men warme ftoovingen van melk en kamillen bloemen op den buik leggen, een paar kopjes van een aftrekfel van kamillen geeven, en een klijfteer zetten. Zijn deeze pijnen zeer geweldig, dan kunnen alle twee uuren twee lepels vol van N°. 24.., tot dat 'er eenige verzagting befpeurd wordt, gegeeven worden. Als na de verlosfing ook van de nagebooorte, helder, zuiver, bloed in eene groote hoeveelheid uit de baarmoeder ontlast wordt: en de Kraam-  DER VERLOSSING. 18 ï Kraamvrouw daarbij verzwakt , dan moet zij koud water drinken, doeken met koud water en azijn op den buik laaten leggen, de beenen in koud water zetten, en verder moet men haar behandelen even als in andere zwaare bloedftortingen. Wordt de zogkoorts zeer fterk , dan laat men naarftig van NJ. t. drinken ; van N°. 9. alle twee of drie uuren een theelepel vol geeven, en eene diëet houden, als in heete koortfen. DeKraamzuivering kan fterk ,en ook gering, zijn , offchoon de Vrouw zich wel bevindt; doch raakt zij te veel bloed kwijt, wordt zij daardoor krachteloos, krijgt zij fiauwtens, hartkloppingen , dan moet men deeze ontlasting maatigen. Men bindt de Vrouw dan fterker, legt haar met het onderlijf hoog, houdt haar koel, geeft haar van N°. 29. alle uuren een lepel vol, en in hoogen nood NJ. 30. Gaan pijnen daar mede verzeld, dan zet men tegelijk weekmaakende ' klijfteeren , en geeft de inwendige middelen tot verzagting. Als de Vro uw, fchoon de kraam zich niet te fterk ontlast, echter klaagt over eene drukking in den buik, over draaijingen in het hoofd, benauwtheid, drukking op de borst, dan bevordert men deeze ontlasting door herhaalde voeten dampbaden, door klijfteeren van warmwater, M 3 en  VAN DE SPROUW. 199 Als de Sprouw flechcs alleen in den mond is, en van eene goede foort, dan moeten Moeder en Kind even eens behandeld worden, als in het geval, dat het kind het zuur heeft, en aan het kind moet dikwijls de fyroop van rhabarber gegeeven worden. Indien de Sprouw diep in den öokdarm en maag zit, moet men het kind niet eerder een buikzuiverend middel geeven , dan wanneer het bijna geneezen is, en men in den afgang eenige fcherpte befpeurt. Men kookt geele wortelen in water, mengt onder het afkookfel een weinig roozen-honig, en laat daarvan dikwijls een theelepel vol neemen. De uitwendige middelen zijn in beide gevallen dezelfde. Men beftrijkt den mond dikwijls met een penfeel, gedoopt in roozen-honig, waar onder een paar droppelen fpiritus vitrioli gedaan zijn, zoo dat dezelve daar door zuurachtig zij. Van de Ongemakken, die het krijgen der Tanden verzeilen. ■ De eerfte Tanden komen doorgaans in de twintigfte week te voorfchijn. Veele kinderen zijn daarbij fchrikachtig, hebben hitte, braakingen, veele of in het geheel geene ontN 4 las-  200 VAN DE .ONGEMAKKEN DER TANDEN. lastingen, welk laatfte niet zoo goed is, dewijl dan zeer ligt ftuipen en andere toevallen daar bij komen. De kinderen tasten veel naar den mond , fteeken alles daar in , kwijlen fterk, het tandvJeesch is dik, verhit, enpijnelijk; de wangen, en ook de keel, zijn verhit en rood. Op deezen tijd geeft men hun dikwijls verdunnende dranken, als water met gepaerelde gerst gekookt , minder voedfels , en bevordert de ontlasting , wanneer zulks van zelve niet gefchiedt, door Manna, of het klijfteer N°. 69 , het welke in plaats van alle andere klijfteeren bijkinderen kan gebruikt worden. Zoo lang als bet tandvleesch niet zeer ontftooken en opgezet is', beftrijkt men het dikwijls met fap van citroenen; in het tegenovergeftelde geval met room, of met eenig ander versch vet of olie, ook wel met roozen- honig. Zijn alle de opgenoemde toevallen zeer geweldig , de oogen glinfterende , of ook zeer rood, als 'er trekkingen zijn, het kind onrustig is, en niet flaapen kan, dan geeft men alle twee uuren het middel N°.<57, en zet, als de toevallen niet fchielijk bedaaren, achter elk oor een, of meer bloedzuigers, naar maate van den ouderdom. Is het tandvleesch op de plaats, alwaar de tand wil doorbreeken, verheeyen, gefpannen, en  VAN DE ONGEMAKKEN DER TANDEN. 201 en hard; kan men den tand gemakkelijk voelen, dan fnijdt men het op deeze plaats door, opdat de tand niet tegen gehouden worde. Het is even eens, of men de fneede overlangs of overdwars maakt, als dezelve maar zoo is, dat 'er boven op den tand niets van het tandvleesch over blijve. Als 'er van eerfbn af aan geene aanmerkelijke koorts te befpeuren is, of. zoo dezelve door verkoelende middelen reeds is verminderd , en geftuit, en echter nog ftuiptrekkingen waargenomen worden, kan men twee tot vier droppelenvan den geest van hertshoorn, naar maate van den ouderdom, in een lepel vol water geeven, en dit alle vier of vijf uuren herhaalen, en dit zelfde middel kan ook verder tot verfterking dienen, als da kinderen door het krijgen der tanden zeer veel geleden hebben. Wanneer de tand te voorfchijn gekomen zijnde , de toevallen echter aanhouden, dan moet men acht geeven, of 'er nog meer tanden op het doorbreeken ftaan, dan-of'er fomtijds een vezeltje van het tandvleesch boven over den tand is blijven zitten, 'twelk men dan terftond moet doorfnijden. Als kinderen, die reeds twintig tanden hebben, ziek worden, dan kan men de fchuld op de tanden niet leggen, dewijl 'er voor het zeN 5 ven-  S02 VAN DE ONGEMAKKEN DER TANDEN. vende jaar geen meer tanden te voorfchijn komen. Als, onder het krijgen der tanden, de ontlastingen zoo zwaar zijn, dat zij het kind te veel verzwakken, dan laat men arabifche gom, in melk gekookt, neemen ; zagte , olieachtige klijfteeren zetten, en den buik met doeken, in warmen wijn gedoopt, naarftig baden. In hoogften nood laat men een of twee droppelen van het laudanum liquidum Sydenhami geeven, of bij het klijfteer voegen. De verkoelende middelen, in dit hoofdftuk voorgefehreeven, kunnen ook in andere heete ziekten der zuigelingen, dienftig, en toereikende zijn. Van-de Borstziekten. Ah kinderen koude gevat hebben, en daardoor hoeften en heesch zijn, zuivert men hen alle drie dagen den buik met manna, of met fyroop van rhabarber , en laat naarftig drinken een aftrekfel van vlierbloemen, met honig zoet gemaakt. Zeer dikwijls raaken zij, door gevatten koude, aan het hoeften, Deeze foort van hoest onderfcheidt men daardoor van andere, dat dezelve doorgaans met verkoudheid in het hoofd, niefen, en een rauwe keel verbonden is,  VAN DE BORSTZIEKTEN. 203 Is, ook 'savonds flimmer wordt. In den beginne is dezelve droog, naderhand woirdt eene dunne, eindelijk eene dikke en geelachtige, ftoffe met den hoest geloosd, 't welk eene aanftaande geneezing voorfpelt. Dezelve vereischt eene en dezelfde behandeling met de heescrfheid, doch men kan zoo lang de hoest droog en daar bij zwaar is, of zoo langde fluimen dun zijn, en onophoudelijk tot hoeften prikkelen, 's avonds een theelepel vol van den fyrupus papaveris alb'i geeven. Een andere foort van hoest, de Maaghoest, wordt- daardoor gekend, dat de kinderen of in het geheel geen, of al tefterken, trek tot eeten hebben, dat zij aamborftig zijn, een' opgezetten,.harden, buik, en, als zij hoeften, eene pooging om te braaken, ja braakingen zelve hebben. De adem en de afgangen ruiken onnatuurlijk, zij geeven met den hoest weinig op, maar zij zijn benauwd, als of zij zouden flikken, tot dat 'er door eene foort van braaking een taaie flijm te voorfchijn komt. De tong is onzuiver , na het eeten is de hoest zwaarder, en, als zij gebraakt hebben, blijft de hoest langer weg, als wanneer zij niet braaken. De kinderen kunnen ook beter den adem inhouden, zonder te hoeften, dan wanneer de .hoest uit de borst komt. In  2. ,7. Een half tot twee loot zuivere manna , in warm water ontbonden, om, naar verfchii der jaaren, te geeven. N°. 2?. Stroop van rhabarber, oxymelfquilhicum, van eik even vee!. Men gebruikt daar van nu en dan een theelepeltje. N°. 29. Men kookt een once van den besten koortsbast met ander half pond water een quartier uurs, en, nadat het doorgezeigd is, doet men daarbij een of andeivalf once honig, en een once Tinctura martis poniata, en laat daarvan drie of vier maal een half theekopje neemen. N°. 30. Men kookt een drachme ruuwe aluin met een pint verfche melk, zeigt het door, ontbindt daarin een a twee oneen fuiker, en laat daarvan . alk een of twee uuren een half theekopje neemen. N°. 31. Liq. anod. min. Hofmanni twee drachmen , FJfentiee cajïorei, laudani liquidi Sydenhami, van elk  tIJST DER GENEESMIDDELEN 237 elk een drachme. Men geeft zestien tot twintig droppels hiervau. N°. 32. Men neemt van den besten koortsbast anderhalf loot, Yslandfche mos (Lichen Islandicus) een loot, of als men deeze niet kan krijgen, van de Althéa wortel twee loot, kookt dit alles met een pint verfche melk, zeigt het door, en voegt daar bij een of twee oneen zuivere honig. Men geeft hier van een Theekopje. N°. 33. Een of twee drachmen kampher, te vooren ontbonden, worden met twee oneen verfche lijnolie zeer nauwkeurig vermengd, en dan wordt daar bij gedaan een half tot een drachme oleum carvi dejlülatum: 's avonds en 's morgens laat men daar mede fmeeren. Als de pijnen in den buik zeer zwaar zijn, kan men een of twee drachmen laudanum liquidum Sydenhami daar bij doen. N°. 34. Van twee greinen extraftum cafcarillceaquofum, en een grein zuivere Opium, maakt men een pil. N°. 35- I$o. Feüis tauri infpiffhti.- Sapenis veneti, ana unciam dimidiam, Rha-  238 LIJST DER GENEESMIDDELEN. Rhabarban optimi dr&chman 1{. M. F. PUI. pond. gr. ij. N°. 3 6. Nen neeme twee drachmen vlugge geest van ammoniak zout, anderhalf drachme ontbonden kampher, menge dit met een once versch uitgepcrfte leinolie tot eene verdeelende zalf. N°. 37. Neem alfem vier'loot, kalmoes-wortel (Colamus aromaticus) , rooden gentiaan- en meefterwortel (Rad. Imperator.) , van elk twee loot, laurierbesfcn drie loot, jeneverbesfen vijf loot, femin. dauci cretici twee loot, meng alles wel ondereen , giet daarop derdehalve pint brandewijn, laat het vierentwintig uuren in eene maatige warmte ftaan , zeig het door, fmelt daarin een loot zout van wijnfteen, en laat daarvan één tot twee kleine glaasjes neemen. N°. 38. Men giet op een loot gepulverifeerde zeeajuïn (rad. fquïllce) en drie drachmen drooge , geftoote, fchillen van oranjeappelen, twee pond witten wijn, laate het in eene maatige warmte trekken , en daarvan volgens het voorfchrift gebruiken. N°. 39-  LIJST DER GENEESMIDDELEN. 239 N°. 39* ^0. Extr. aloes gummofi Gummi Ammohiaci depurati ana drachmam unam. Guttct fcrupul. duos Dragrydii fulphurati drachmam dimidiam M. F. Pil. gr. ij Purgeerpillen tot zes of acht fluks te gebruiken. N°. 40. Men giete op drie drachmen zuiver zout van wijnfteen (fal tartari) zoo veel goede, fterke, wijnazijn, tot dat 'er geene opbruisfching meer gezien worde , dan kan men zes oneen water daarbij doen, en één of anderhalf once zuiveren honig. N°. 41. T!f. Gummi ammoniaci depurati Saponis veneti ana drachmas tres Mercurii dulcis rite prceparati Sulphuris aurati antimonii tertice prcecipitationis ExtraSti fumarice ana drachmam imam M. F. c. acete fquillitico PUI. gr. ij. Ontbindende pillen tot zeven of acht fluks. N°. 42.  24© LIJST DER GENEESMIDDELEN. N°. 42. Men neemt fijn gefneeden graswortel, klittenwortel, van elk een loot, zoethout, pokhout, en fasfafras, van elk een half Joot , fenkelzaad een drachme ; laat dit op drie pinten water tot twee pinten verkóoken, en tot een" gewoonen drank gebruiken. No. 4i. Geprepareerde kreeftoogen een fcrupel , of twintig grein, gezuiverde falpeter tien grein, fulph. aurat. anthn tertice prcecipitationis en kampher, van elk twee grein; meng het wel door een, en maak daar van een poeder. N° 44. Ty. Gummi Ammoniaci depur. unciam dimidiam Gueijaci drctchmas duas Sulph. anthn. aur. tertice prcecipit. Camphorce ana drachmam imam Extracli fumarice drachmam imam &f mediam. Effent, juccini drachmam dimidiam M. F. PUL gr. ij conjp. pulv, Lycepodii. Ilefolveerende pillen, pot een half drach* me te gebruiken. N°. 45. Men fnijde zes loot verfche rammelas in dunne fchijfjes, versch lepelblad, en falie van elk twee  LIJST DER GENEESMIDDELEN. H * twee loot, giete daarop een en een derde pint wijn, en laate het vierentwintig uuren in eene maatige warmte trekken, zeige het dan door , en ontbinde drie of vier loot zuivere honig daarin ; om twee a driemaal 's daags een goed wijnglas daarvan te gebruiken. N°. 46. Men doet een kommetje klein gefneeden jonge toppen van denneboomen in een ton goed bier, laat het daar mede gisten, en vooren namiddag een bierglas daarvan drinken. N*. 47. Fijne Koortsbast twee loot, JSitrum antima» niatum een loot , kampher met fuiker geWree* ven, een half drachme. N°. 43- Men neemt een handvol verfche graswortel, en even zooveel gerst, laat het met drie pinten water een uur lang kooken , en doet, nadat het doorgezeigd is , op elke pint vier lepels vol goeden wijnazijn, en een tot twee lepels honig* N*. 49. Conferf van vlier zes loot, versch uitgeperst fap van lepelblad twee loot , geprepareerde Q kreeft-  344- LIJST DER GENEESMIDDELEN1» N°. 59- Men kooke weegbladen, roode roozen, en eikenloof , van elk een handvol, in een pint water, en laate dit koud infpuiten. N°. 60. Beste koortsbast twee loot, fijn, niét roestig, vijlzel van ijzer een half loot ; meng dezelven wel onder elkander, en verdeel het naderhand in twaalf gelijke deelen. N°. 61. Men menge een drachme Spiritus vitrioli, en dertig droppels Laudanum llquidum Sydenhami met vier oneen kruisenmunt water. N°. 62. Men kooke geftoote lijnzaat, dolle kervel, en vlierbloemen, van elk even veel, met melk tot een pap. N°. 63. Liq. terra foliatct tartari, een loot; Syr. Fumarice derdehalf oneen, en vijf oneen melisfenwater; men menge dit wel ondereen , en laate daar» van volgens voorfchrift gebruiken. N°. 64. Een drachme Kampher, eerst in brandewijn oncbonden , wordt met twee oneen Empl. dt me-  LIJST DER GENEESMIDDELEN. H5 meliloto vermengd, en deeze zalf wordt dan op leder of linnen gefmeerd. N°. 65. Men doet op twaalf oneen water anderhalf drachme acetum lythargyrü. S. Tot een uitwendig gebruik. N°. 66. Fenckelwortel twee loot, Fenckelkruit, Dille ( Herba Anethi) en Kervel, van elk een loot; Fenckelzaad een loot. Dit wordt met drie pinten water gekookt , doorgezeigd , en als een' gewoonen drank gebruikt. N°. 67. Geprepareerde Kreeftoogen twee loot, fijn gewreeven witte fuiker , en fenckelzaad van elk een half loot, gezuiverde falpeter een drachme. Dit alles wordt tot een poeder gemaakt, waarvan, volgens voorfchrift, een theelepeltje gebruikt wordt. N°. 6%. TinStura antimonii acris. N°. 69. Men neemt melk en water van elk drie loot; witte verfche boomolie, drie theelepels, fuiker Q_ 3_ een  AAN den LEEZER. vu 'ten bediend, en daardoor, gelijk ook door het leezen van fommige, meest al in onze taal ge- fchreeven, boeken, zich eenige kundigheid omtrent de inwendige ziekten verkreegen , doch doorgaans zeer gebrekkig, daar zij zich , op zoodanig eene wijze, op alle de deelen der bespiegelende en oefenende Geneeskunde niet toegelegd hebben, als die geene, welke, de waardigheid yan Geneesheer zoekende te verkrijgen, doen moeten. Zij flaan dus omtrent de inwendige ziekten. dikwijls in twijfel, en zien zich genoodzaakt, zullen zij, volgens hunnen pligt het welzijn der zieken, aan hunne zorge vertrouwd ,. behartigen , dagelijks de toevlucht tot een Geneesheer te neemen. Dan zoodanig een is niet terfond bij de hand, kan veelal niet geroepen worden, en de Heelmeefer flaat yerleegen, wat te doen. Boeken van groeten omflag nateflaan, laat de tijd, of het gevaar, waarin de lijder is, hem niet toe , en het is derhalven van de.grootfle nuttigheid voor hem, in een kort beflek, dus fpoedig,geholpen te kunnen worden. Zoodra ik dit Werkje zag , oordeelde ik, dat het volkomen beantwoordde aan dat oogmerk. * 4 Niets  vin .AAN den LEEZER. Niets kan 'er in het licht gegeeven worden, of de een- heeft dit, een ander wederom iets anders , daar op aan te merken. Zoo zal het met dit Werkje gaan , zoo ging het mij ook met hetzelve , doch in het algemeen vond ik het zoo ingericht, dat ik den Uitgeever aanraadde 5 hetzelve waereldkundig te maakcn. Vüdoet het nu hier te Lande, zoo als het in Buitschland voldaan heeft, worden daardoorten platte lande ten minflen eenige engeluk-, kigen gered , dan zal, mijne aanprijzing ook niet nutteloos zijn. EDUARD SANDIFORT. "VOOR;-,  VOORBERICHT. De volgpnde onderrichting voor de Heelmeeflers op het platte Land, is op bijzonder bevel van zijne Koninglijke Pruifir fche Majefteit opgefteld. Dezelve moei den Heelmeefter op het Land, en op zulke plaatfen, aldaar geen Geneesheer, dan van eenen verren afïland, te krijgen is, op de zekerlte en beste wijze leeren, hoe hij de ziekten, die onder den gemeenen man het meest voorkomen, geneezen kunne. * 5 Poch,  x VOORBERICHT. Doch met dit oogmerk moest dezelve ook zeer kort zijn , en het is uit dit dubbel oogpunt, dat men dk Werkje beöordeelen moet. Men heeft hier geene befpiegelingen, of wijdloopige behandeling van alle ziekten, die mogelijk zijn, te zoeken. Die, welke het meest op het land zich vertoonen , worden hier verhandeld, en onder deeze wel in het bijzonder de zulken, welke een fchielijke hulp verëifchen ; van Weinige fleepende ziekten vindt men gewag gemaakt, en Hechts die behandeling , welke in het begin derzelve vereischt wordt, opgegeeven , dewijl in zulke gevallen de Heelrneefter altijd tijd genoeg overig heeft, om raad-  VOORBERICHT, xr raad te pleegen bij den Geneesheer, wiens woonplaats naastbij is, Omtrend de ziekten der Vrouwen en Kinderen is men wat omftandiger geweest, dewijl, zoowel bij den gemeenen man als zelfs bij het grootfte gedeelte der Heelmeefteren in kleine plaatfen, wat de behandeling van dezelve aangaat, tot nog toe de grootfte onweetendheid en het vooroordeel plaats heeft. De vooroordeelen uitteroojen, is altijd zeer bezwaarlijk, en zij maaken het allermeest de geneezing moeilijk. De Overheden en Kerldeeraaren moeten hierin gewillig den Heelmeefter onderlteunen , want zonder deeze hulp zal alle moeite, die hij aanwendt , en ' zelfs deeze Onderrichting nut-  xn VOORBERICHT. nutteloos zijn. De Heeren Predikanten in het bijzonder zullen, door hun aanzien, en een verftandige toefpraak, het allerbest die vooroordeelen, welke de gemeene man tegen eenen Geneesheer, en alle beperkingen zijner begeerten en gewoontens heeft, overwinnen» IN-  xiii INHOUD, Inleiding. Bladz. xvn Van de koude of' tusfckenpoozende Koortfen. Bladz. i de aanhoudende of heete Koortfen in het algemeen j g de onderfcheiden foorten der Ontfeekings- Koort/èn, en van de eenvoudise soedaartise aanhoudende Koorts. . . . .19 - - - het Zijdenwee. t t ,34 - - - de Longöntfeeking de valfche Longb'ntfteekhg. . . 31 - ■> - het galachtig en valsch Zijdenwee. . . 33 de Keel-pijn. , . • • 35 - - - de Gal- en Rotkoortfen. . . . 43 - - * de Kinderpokjes de Mazelen. . . . ■ % .65 de Roodvonk, Scharlaken, én Netelkoorts. 7$ - - - de Roos. . . t jy • -- de Verkoudheid en het Hoejlsn. ... 80 Van  * VAN DE TUSSCHEN- klein en fnel was, wordt fterker en grooter, de benauwdheid vermindert, de pijn in het hoofi enderledemaaten neemt af, gelijk ook de dorst. Na dat de zieken een of meer uuren in deeze hitte gelegen hebben, geraaken zij in een algemeen zweet, 'twelk eenige uuren duurt, en waarmede doorgaands alle toevallen verminderen. Zelden voelen de lijders, uit den flaap , waarin zij gemeenlijk vervallen, ontwaakende, iets meer van de Koorts , dan vermoeidheid "en zwakheid. De zieke blijft nu eenige uuren of dagen , naar maate de aart der Koorts is , van alle toevallen vrij, doch na eenigen tijd, dikwijls, maar niet altijd , op het zelfde uur , komt de Koorts met dezelfde toevallen weder, begint met koude, die in hitte overgaat, en eindigt, gelijk te vooren, met een algemeen zweet, wanneer de zieke wederom van alle toevallen zoo lang vrij blijft, tot dat zich eene geheel nieuwe aanval der Koorts opdoet- En dit is het waare kenteken , waar door zich deeze Koorts van alle anderen onderfchéidt, in dewelken de Koorts wel voor eenigen tijd vermindert, doch geen volkomen vrije tusfehenruimte waargenomen wordt. Gemeenlijk is de pis , welke terftond na de Koorts geloosd wordt, zeer rood, en krijgt een grondzetfel, van kleur,als gemaaie roode fteen; lom-  POOIENDE KOORTSEN. §' fomtijds is dezelve fchuimerig, en men ontdekt op de oppervlakte een dun vlies , 't welk zich vasthecht aan de zijden van het glas, doch dit heeft meer plaats bij de Herfstkoortfen. In de Voorjaarskoortfen is de pis niet zoo rood, irt de midden ziet men meer een wolkje , het grondzetfel is wit, en dit oordeelt men een goed teken te zijn. Wanneer de Koorts alle dagen wederkomt, noemt men dezelve eene allendaagfche Koorts 5 is de lijder eenen dag van koorts vrij, en krijgt hij dezelve den volgenden dag weder, dan heefthij eene anderendaagfche Koorts, doch zoo de Koorts twee volle dagen weg blijft, en dan eerst wederkomt, noemt men dezelve eene derdendaagfche Koorts. 'Er zijn ook dubbele alledaagfche,anderendaagfche en derdtndaagfche Koortfen, wanneer namelijk tusfehen twee, geregeld wederkomende, aanvallen, nog een aanval zich opdoet, welke doorgaands zwakker, en ook van korter duur is> Deeze Koortfen zijn zeldzaamer , doch een Heelmeefter heeft nauwkeurig acht op dezelven te geeven, en op dit onderfcheid wel te letten, opdat hij eene dubbele alledaagfche Koorts niet verwarre met eene aanhoudende Koorts. Men verdeelt daarenboven de tuslchenpooz'ende Koortfen in Voorjaars- en Naajaars- of A 2 Herfst-  10 TAN DE TUSSCHEN- blijft het daarom gebruiken , tot dat de ontlastingen ophouden, en de koorts weg blijft. Doch zoo de afgangen mogten aanhouden, dan zet men het aan een zijde, geeft twee fcrupel tot een drachme Rhabarber, en begint dan wederom met hetzelve. Aan Kinderen moet men dit middel in kleinere giften, naar maate van hunnen ouderdom van een drachme tot een half once, buiten de aanvallen, geeven. De Herfstkoortfen zijn altijd hardnekkiger ên boosaartiger dan de Voorjaarsköortfen. Zij ontftaan doorgaans na een heeten en droogen Zomer, waarop een zeer vogtige en nevelachtige Herfst volgt. Dikwijls zijn zij zeer moeilijk te kennen ; want in den beginne, als zij zich openbaaren , hebben zij veelal zulke langduurige, en fomtijds verdubbelde , zeer fchielijk op elkander volgende aanvallen, dat zij dikwijls zeer moeieHjk van de aanhoudende, en Gal- of Rotkoortfen te onderfcheiden zijn; en fomtijds gaan zij ook wezenlijk in dezelven over. Bij deeze Koortfen zijn bijna altijd bedorve, galachtige, ftofFen enfeherptens in de maag en darmen; dcezen moet men aanftonds ontlasten, dewijl zij, hoe langer zij in hetlighaam blijven, zoo veel te fchadelijker worden. Men  F00ZENDE KOORTSEN. tl Men geeft daar toe, naar maate van de omftandigheden, om den vrijen dag, of een braakmiddel N°. 2. of 3., of, zoo 'er redenen zijn, die zulks beletten , een van de opgegeeven buikzuiverende middelen N°. 4. 5. 6. op dezelfde wijze, als in de Voorjaarsköortfen. Zoo de Koorts in het geheel niet afgaat, dan geeft men deeze middelen als de Koorts een weinig bedaard en minder wordt. Zijn de Herfstkoortfen niet zwaar, en hebben zij den vereischten tusfchentijd, dan moeten zij even eens , als de Voorjaarsköortfen behandeld worden , en men verdrijft dezelven ook even gemakkelijk. Doch zoo de Koorts reeds verouderd is, of indien dezelve zeer zwaar , en aan eene aanhoudende Koorts gelijk is, gehoorzaamt zij niet aan deeze behandeling. Vooral is het noodig , dat men den Koortsbast of andere verfterkende middelen niet al te fchielijk geeve , men moet eerst zeer zeker zijn , dat 'er geene kwaade ftoffen meer voor handen zijn. Men geeft daarom, na het gebruik van braakof purgeer - middelen eenige dagen van het Poeder N°. 7. b. alle drie uuren een theelepel vol, of van den drank N°. 14. een half theekopje, alle twee uuren, laat naarftig van het voor- fchree-  DER ONTSTEEKINGS KOORTSEN, ENZ. 21 heid, kloppingen aan de flaap van het hoofd. De lijder haalt den adem ras, met benauwtheid, is onrustig, het aangezicht wordt rood, de aderen zwellen op , eene tegennatuurlijke , doch gelijke, warmte, neemt het geheele lighaam in, de pols wordt groot, fterk, ras, de pis is een weinig rooder, doch anders natuurlijk. De koorts eindigt den vierden of den zevenden dag , door eene neusbloeding , door aweet, ook wel, doch zelden, door een' loop. Duurt dezelve, verzuimd zijnde, langer , dan gaat zij tot de clasfe der Rotkoórtfen over. Men heeft bij de geneeswijze daar op te letten, dat i. de koorts gemaatigd , en de drift van het bloed beteugeld worde ; en 2. de voorafgegaane oorzaaken uit den weg geruimd worden. De koorts wordt gemaatigd, en de fnelle omloop van het bloed beteugeld: a. Door eene aderlaating; deeze moet in de eerfte dagen terftond in het werk gefteld worden , zelfs nog na den vierden dag, indien de zieke tot zoo lang verwaarloosd is, en de bovengenoemde toevallen tegenwoordig zijn, of nog toeneemen. Men heeft de hoeveelheid van het bloed te bepaalen naar den ouderdom en de krachten van den lijder. Hij heeft genoeg bloed verlooren, als de pols zagter en gelijker, de hoofdpijn minder, en de ademhaaling gemaklijker wordt. Het komt B 3 op  22 VAN DE ONDERSCHEIDEN SOORTEN op het zelfde uit, of de aderlaating op den arm, of op den voet, gefchiede. b. Door klijfteeren uit wei of lauw water met falpeter , of een afkookfel van weekmaakende kruiden in water met honig en falpeter; en zulken moeten dagelijks, des avonds, tot dat de ziekte eene fcheiding neemt, gezet worden. c. Door 't gebruik van 't verkoelende Poe» der N°. 10. d. Door naarftig te drinken. Dit is dikwijls alleen genoegzaam om de koorts te overwinnen. Men verkiest daar toe den Gerftendrank N°. r., welke in alle heete ziekten van eene onbefchrijflijke nuttigheid is , of een Limonade, het zij met citroenen - fap, het. zij met azijn bereid, of wei, uit verfche melk met eenig zuur bereid. e. Door een koel en luchtig vertrek, zoo echter, dat de lijder aan geen togt bloot gefteld zij ; door eene ligte dekking ; en onthouding van alle vleesch-fpijzen en vleesch- foepen. f. Door een verkoelend buikzuiverend middel uit. het wonderzout (Sal mirabik) en room van wijnfteen (Cremor tartan), of het merg vanTamarinden N°. io. in veel water ontbonden. Zoodanig een middel kan men in de eerfte dagen , terilond na de aderlaating geeven, als men weet, dat de lijder in zijn levenzsregeling mer- ke-  DER ONTSTEEKINGS KOORTSEN EKZ. kelijke abuizen heeft begaan, en de tong zeer onzuiver is. Zoo 'er dan tegen den vierden en zevenden dag eene neusbloeding ontftaat, moet dezelve geheel aan zich worden overgelaaten, en moeten geene middelen gebruikt worden, om die te (luiten , tenzij dezelve zoo lang voortduurden, to: dat de lijder aan de' onderdeelen koud wierd en in flauwte verviel. Men komt zulks voor , als men den lijder in het bed opricht , den halsdoek los maakt, en hem een klijfteer zet. Eveneens heeft men zich te gedraagen, wanneer de lijder aan het zweeten raakt; zulle zweet moet men niet fluiten , doch ook niet door bedden, veel minder door zeer warme vertrekken , bevorderen. Het voldoet, als men den lijder zijn gewoon dekfel laat behouden, en eenige kopjes van zijnen drank lauw laat drinken. Zoodra het zweeten ophoudt, mag hij een fchoon hemd aandoen , mits het zelve van te vooren warm gemaakt worde. Is de koorts op deeze wijze volkomen geè'in» digd, dan laat men den lijder langzaamerhand tot zijne voorige levenswijze overgaan , doch geeft hem tusfehenbeide het buikzuiverend middel N°. 5. of twee loot zout van Glauber, in water ontbonden, en laat hem, als hij zeer zwak is ,en zijne krachten nauwlijks weder krijgen kan , B 4. een  24 VAN HET ZIJDENWEE. een aftrekfel van den Koortsbast, geduurenda eenigen tijd, gebruiken. Van het Zijdenwee; Pleuritis. Men onderfcheidt het Zijdenwee in het waare en valfche. Daar het waare, van het welke nu gefprooken wordt, altijd zijnen grond heeft in eene ontfteeking der tusfehenribbige fpieren , (musculi intercofiales), of van het borstvlies , (pleurd), of ook van de oppervlakte van de long zelve, zoo openbaart het zich ook genoegzaam door de tekenen, aan de ontfteeking eigen; namehjk door eene heete koorts, harde, volle, en rasfe pols > door een fteekende pijn in eenig deel van de borst , voornamelijk in de zijde, welke zich vooral bij de inademing doet voelen , door hoest , die in den beginne droog en moeilijk is, tegen den vierden, zevenden, of ook wel den veertienden dag der ziekte , gemakkelijker wordt, waar door niet alleen rijpe, gekookte, fluimen, opgebragt , maar ook de ziekte zelve volkomen weg genomen wordt. Het waare Zijdenwee heeft dus twee tijdperken, welke men bij de geneezing wel moet onderfcheiden ; het tijdperk van rauwheid , en dat van kooking. Het eerfte duurt zoo Jang,  TAN JIET ZIJDENWEE. als de fteekende pijn en koorts aanhouden, zonder fluimloozing; het tweede begint, wanneer de fluimloozing een' aanvang neemt, en de koorts vermindert, en dit tijdperk duurt zoolang, tot dat de koorts volkomen verdweenen ist Hier uit vloeit ook voort, het geen men om-. > trent de geneezing heeft in acht te neemen; i.moet men de koorts maatigen,endit doende, bevordert men ook de ontbinding van het ftilftaande of uitgeftorte bloed ; en 2. heeft men de fluimloozing te bevorderen. Om het eerfte oogmerk te bereiken moet men a. Eene aderlaating in het werk ftellen op den arm van de aangedaane zijde. Deeze komt te pas, op welken dag der ziekte het zij, ja moer, ook wel herhaald worden, als de fteekende pijn aanhoudt, de ademhaaling niet gemakkelijker wordt, en de hardheid van de pols niet vermindert , geene fluimen geloosd worden , en de lijder niet ai te zwak is- b. Weekmaakende klijfteeren zetten. c. Een fpaanfche - vliegpleifter , (Emplajlrum veffcatorium officinale) op de pijnelijke plaats leggen. Bij een volwasfenen moet dezelve ten minften een vlakke hand groot zijn, en met gepulverifeerde kampher beftrooid worden. De verzweering, hier door veroorzaakt, moet men niet geneezen, voor dat de zieke ten ee- B 5 nen-  iS VAN JIET ZIJDENWEE. nenmaale herfteld is, maar men houdt dezelve open door dagelijks eene ettermaakende zalf daar op te leggen, of met een mengfel van een doïr van een ei met eene gelijke hoeveelheid honig, als 'er geen andere zalf bij de hand is. In nood kan men zelfs een koolblad gebruiken. Heeft men een' zieken te behandelen, zoodra hij door deeze ziekte aangetast is, dan kan men terftond,na de eerfte adcrlaating, de fpaanfche» vliegpleifter aanleggen , dewijl de ziekte daar door zeer verkort wordt. Bij zieken, in welke men, uit hoofde van de zwakheid of hoogen ouderdom , geene aderlaating kan in het werk Hellen , moet zoodanig eene pleifter terilond op het lijdende deel gelegd worden. d. Veel gerftenwater N°. ii laaten drinken; op een pint doet men een of twee drachmen gezuiverde falpeter. In het tweede tijdperk der ziekte heeft men, als dezelve op de voorfchreeven wijze behandeld is, niets verder waar te neemen, dan dat men door een rijkelijk gebruik van den voorfchreeven drank , die altijd lauw gegeeven wordt, de fluimloozing bevorderd. De koorts neemt dan meer en meer af, en blijft weg, na dat zich een heilzaam zweet van zeiven geopenbaard heeft. Als de ziekte geheel en al overwonnen is , laat men echter den lijder magere fpij  TAN HET ZIJDENWEE. 27 fpijzen , alleen uit moeskruiden beftaande , lan, zaamerhand, en wanneer de koorts geheel verdweenen is, ook vleeschfpijzen gebruiken. Zijn de fluimen te taai, zoo dat de lijder dezelven nauwelijks kan opbrengen , dan moet men in een pint van het gerftenwater eenige fpijslepels vol wijnazijn, en even zoo veel zuiveren honig, of bet geen hetzelfde is, vier loot honig-azijn (oxymelJimplex), en twee lootzeeajuins ■ honig - azijn (oxijmel fquilliticum) mengen. Heeft men den lijder tot op deezen tijd verzuimd , en loost hij echter reeds fluimen, fchoon de koorts en fteekende pijn aanhouden, dan is het geen tijd meer eene aderlaating in het werk te ftellen, maar men moet terftond de fpaanfchevliegpleifter aanleggen, en verder hem op de voorfchreeven wijze behandelen. Bij zoodanige zieken doet zich ook wel eens eene neusbloeding op, welke men op geene wijze fluiten moet. Men .gedraagt zich daaromtrent even al? hier voor bij de ontfteekingskoorts gezegd is. Van de Lan göntft eeking. Peripneumonia. Daar deeze ziekte uit dezelfde oorzaaken voortfpruit als de voorige, is de behandeling pok dezelfde; zij moet echter met nog grooter zorg in het werk gefteld worden, dewijl  28 VAN DE LONGÖNTSTEEKINC. wijl het gevaar ook veel grooter is, en de zitplaats der onfteeking in het celachtig weeffel van de long moet gezogt worden. De longöntfteeking gaat verzeld van die tekenen , van welken wij bij het zijdenwee gewag gemaakt hebben, zij wordt echter door de volgende onderfcheiden: in de longöntfteeking is de pijn niet zoo hevig , niet fteekend, maar veeleer drukkend en doof, doorgaans diep onder het borstbeen, of tusfchen de fchouders , zij gaat verzeld met eene groote-benauwtheid, zoo dat de lijder telkens zijne plaatfing verandert, dan op de zijde, dan op den rugge, ligt, en fomtijds in het geheel niet liggen kan. De pols is, in de longöntfteeking niet zoo vrij, vol en fterk, als in het zijdenwee, maar zwakker, ingetrokken, ongeregeld, zelfs fomtijds tusfchenpoozend. De fluimen zijn, in den beginr ne, met bloed vermengd, en dit is het eerfte teken van eene ontbinding of oplosfing. Door de .fluimloozing eindigt de ziekte op de beste wijze. Somtijds gefchiedt dit ook door eene neusbloeding, of door eene andere ontlasting van bloed, gelijk bij de vrouwen door de ftonden ; zelden door eenen heilzaamen loop. De geneeswijze is volkomen dezelfde, als bij het zijdenwee. Men heeft daarbij echter op het volgende te letten. i. De  Van de lüngöntsteekinc. 29 1. De aderlaating op den arm van de aangedaane zijde moet, in de eerfte dagen , voordat zich die fluimloozing openbaart, zoo dikwijls herhaald worden, tot dat de pols ruimer,zagter, gelijker , en de benauwtheid merkelijk verminderd is. In gezonde en fterke menfchen , die voornamelijk voor deeze ziekte blootftaan, zijn doorgaans drie of vier aderlaatingen noodig. Het bloed is, gelijk in alle ontfteekings- ziekten , doorgaans met een korst bedekt, doch daar uit kan men geenzirs bepaalen, of de aderlaating herhaald moet worden, of dat dezelve niet te pas komt. 2. De fpaanfche - vliegpleifter moet niet eerder aangelegd worden, dan, wanneer, na herhaalde aderlaatingen, de drukking op de borst, de benauwtheid , en moeielijke ademhaaling , niet verminderen. 3. Voor de Longen moet men een dampbad bereiden, welke de lijder geduurende hetgeheele beloop der ziekte, dagelijks eenige reizen, doch telkens een' korten tijd, dewijl hij anders te zeer verhit wordt, inademen moet. Men neemt daar toe warm water, waar onder men een derde deel azijn vermengt, of men kan het water met hooi of lijnzaad afkooken. Men zet den zieken zulk heet water , of zoodanig een afkookfel, voor, bedekt zijn hoofd en aangezicht  3» VAN DE LONGONTST2É KING. zicht met een doek, en Jaat hem den warmen waasfem zoo Jang inademen, als hij het verdraagen kan. Om te beletten, dat de waasfem hem al te zeer in het aangezicht kome, kan men op de pot een' omgekeerden trechter , die daar op fluit, plaatfen , en den lijder de pijp van den trechter in den mond geeven. 'Er is geen middel bekend, welke de oplosfing van het uitgeftorte bloed in de long beter bevordert , en de fluimloozing zoo gemakkelijk maakt, als zoodanig dampbad. De andere middelen, en de drank, moeten dezelfde zijn, als in het zijdenwee.' 4. Als de fluimloozing niet goed gaat, en de lijder zwak is, moet men terflond de fpaanfchevliegpleifter aanleggen, het dampbad naarftig laaten gebruiken, den drank N°. 16., of het middel INT. 9. geeven, en hem dikwijls laaten drinken eenige kopjes van een aftrekfel der bloemen van de Arnica en Millefolium met honig; men neemt van elk deezer een handvol, en laat dezelven in een halve pint kookend water aftrekken. De fluimloozing houdt nog eenigen tijd aan, als de koorts en de andere toevallen reeds verdweenen zijn. Laat men nu den herflelden lijder vleesch gebruiken, dan loopt hij groot gevaar wederom eene ontfteeking in de borst, of wel de teering te zullen krijgen. Daarom is het  VAN DE LONGÖNTSTEEKING. 31 het van de uiterfte noodzaakelijkheid, hem, zoo lang de hoest en fluimloozing aanhouden, niet dan groentens en melkfpijzen te laaten gebruiken , in plaats van den gewoonen drank, Water met melk drinken, en van het aftrekfel N°. 16. 's morgens en 's avonds , geduurende een' geruimen tijd , een theekopje vol koud geeven. Van ie valfche Long'óntfieeking. 'Er zijn nog verfcheiden bijfoorten van de Longöntfteeking. Niet zelden klaagen lijders, met koortfen uit verkoudheid ofZinkingskoortfen geplaagd , over drukking en pijn op de borst, en droogen hoest. Den zulken , als zij jong en volbloedig zijn, en de koorts aanmerkelijk is , moet men eene ader openen , het Poeder N°. 8. geeven , en tot verzagting van den hoest, een aftrekfel van de heemstwortel (radix althéa) met zoet hout of lijnzaad laaten drinken. Is de pijn zeer zwaar, dan komen 'er fpaanfche - vliegpleifters aan de beenen te pas. Worden oude en zwakke menfchen , die veel wijn of brandewijn drinken, door deeze ziekte overvallen, en die reeds te vooren een moeilijke ademhaaling gehad hebben, is de pols zwak, ras, en tusfchenpoozende, dan is de lijder  32 VAN DE VALSCHE LONGÖNTSTEEKING. der in gevaar t offchoon hij niet fterk klaagt , en zich tamelijk wel fchijnt te bevinden. In zoodanig een geval moet een Heelmeefter terftond met een Geneesheer raadpleegen. Dikwijls veroorzaaken deGal-Rot-enWormKoortfen , toevalligerwijze , eene longöntfteeking of het zijdenwee; van deeze gevallen zal gefproken worden, als men van de ziekte, waar van zij afhangen , en waar door zij veroorzaakt worden, handelt. Van het galachtig en valsch Zijdemvee. Het galachtig Zijdenwee {pleuritis biliofa) is doorgaans alleen toevallig, en eigenlijk eene Rotkoorts met eene verftopping der Long. De tekenen, waar door het zich van het waare Zijdenwee (pleuritis vera) onderfcheidt,zijn eenniet zoo harde en volle, maat rasfe, pols, zonder dat de bovenopgenoemde tekenen van Ontfteeking tegenwoordig zijn ; de fteekende pijn is ook zeiden zoo zwaar; de tong is onzuiver, de lijder heeft een' bitteren fmaak, walgingen, poogingen tot braaken, de kleur van het aangezicht is wel rood, doch helt te gelijk naar het geele over ; in het algemeen komen alle de toevallen meer overeen met die eener Rotkoorts , dan met die eener Longöntfteeking ; de fteekende pijn in de borst uitgezonderd. De  VAN DE VALSCHE LONGÖNTSTEEKING. 33 De behandeling is ook dezelfde , als in de Rotkoortfen. Is de pijn zeer zwaar, de lijder zeer heet en volbloedig, dan opent men eene ader op den arm van de aangedaane zijde; daarna geeft men den gerftendrank N°. i., doende op een pint een -half once room van wijnfteen, (cremor tartari;) zet men klijfteeren, en laat den drank N\ 10. gebruiken , of alle twee uuren een theelepel vol room van wijnfteen. Zoódra de pijn wat vermindert , kan men een verkoelend buikzuiverend middel , uit het zout van Glauber , geeven. Zijn de walgingen en poogingen om te braaken zeer fterk , dan kan men gebruik maaken van het middel N°. 3., wel te verdaan, als 'er geene tekenen van ontfteeking zijn. Men verligt de braakingen, als men veel lauw water met een weinig zout laat drinken. Men moet geen braak- of buikzuiverend-middel geeven , tenzij alle ontfteeking overwonnen is, dewijl men anders den lijder in levensgevaar brengt. Is de fteekende pijn zeer zwaar , en bedaart dezelve niet na het gebruik der voorgeftelde middelen, dan legt men een Spaanfche - vliegpleider op de pijnelijke plaats, en houdt de verzweering , daar door verwekt, eenigen tijd open. Voor het overige gaat men op dezelfde wijze voort, als in deGal- of Rot-Koortfen, naarC maate  34 VAN DE VALSCHE LONGÖNTSTEEKING. maate de ziekte meer overeenkomst met de eene of andere heeft. Men laat veel drinken, hetzij van het bovengenoemde gerftenwater , of heldere wei, of limonade, en tracht alle ontlastingen , voornamelijk door den afgang en de uitwaasfeming te bevorderen. Het zweet moet men noch door heete middelen voortbrengen, noch ook fluiten, daar het te rug drijven daaryan, in een oogenblik, eene nieuwe ontfteeking veroorzaakt, welke dikwijls van kwaade gevolgen is. Het valfche Zijdenwee is flechts de uitwerking van eene omdwaalende rheumatieke ftoffe, die zich op de uitwendige deelen van de borst geplaatst heeft, en aldaar zeer zwaare pijn verwekt. De long is niet, dan toevallig aangedaan , wanneer namelijk de lijder , uit vrees voor pijn, den ademlanginhoudt,waar door dan eene verftopping in de long kan onftaan ; of als deeze ftoffe zich op de long zelve plaatst. De zitplaats van dit ongemak is in de uitwendige bekleedfelen , en de fpieren, welke de ribben bedekken. Deeze ziekte is alleenlijk dan gevaarlijk, wanneer door ongefchikte middelen , voornamelijk heete , of op eene ongelukkige wijze, de long ook aangedaan is. De pijn is dikwijls zeer hevig, doch meer uitwendig , offchoon de adem-  VAN DE VAISCHI LONGÖNTSTEEKIKG. $5 ademhaaling moeilijk wordt; veelmaalen verfpreidt dezelve zich over de borst, en tot in den nek. De geneeswijze is dezelfde, als die vereischt Wordt in lijders, die met jigtpijnen in de leden geplaagd worden. Als de koorts en pijn zeer geweldig zijn, fielt men eene aderlaating in het werk, en legt, daarna, op de pijnelijke plaats, een Spaanfche-vliegpleiiler, welke vooral in dit geval, groot nut aanbrengt. Somtijds verdwijnt de pijn na de eerlle aderlaating. Dikwijls eindigt de ziekte den derden, vierden, of vijfden dag, door een fterk zweet, zelden duurt het langer dan zeven dagen. Nu en dan ontftaat het zeer fchielijk, als de uitwaasfeming belet is; en, als men dan terftond, eer de koorts zich wederom openbaart , de uitwaasfeming herfielt, zoo volgt de herflelling zeer fchielijk. Men houdt fomtijds, ten onrechte, kolijkpijnen door winden en onzuiverheden in de darmen" veroorzaakt, voor het Zijdenwee. Deeze misflag wordt echter niet begaan, dan door zulken, die de kentekenen van het Zijdenwee, en Kolijk, niet weeten te onderfcheiden. Fan de pijn in de Keel; Angina. Als de flikking of ademhaaling belet of pijneC 2 lijk  3 len, vooral den room van wijnfteen of het zout Van Glauber, en, zoodra zij de minfte gisting in het bloed befpeuren , 's avpnds eene gifte falpeter in een glas koud Water gebruiken. De voeten moeten warm , het hoofd koel gehouden worden. • Van de Bloei/poe ging. Wanneer met een meer of minder fterken hoest , rood , vloeibaar , bloed uitgeworpen wordt, dan noemt men dit eene bloedfpoeging {lasmoptyfis). Het bloed komt uit de Longen. De oorzaaken zijn veelvuldig.- 1. ,Alle fterke beweegingen van het hghaam , fchielijke verhitting, en veakffeling.^ geweldige fchrik en toorn, al te -warme baden, en uitwendig.-gdweld. 2. Volbloedigheid en belette gewoone ontlastingen van bloed, ais neusbloedingen, aam-  VAN DE BLOEDSPOEGING aambijen, de ftonden. 3. Bijzondere zwakheid of ongemakken in de Longen, teering, fcherpte in het bloed. Deeze laatfte foort is de gevaarlijkfte en zelden te geneezen. 1. ) Behalven de algemeene middelen, inde Verhandeling over de Neusbloeding N°. 1. 2. en 5. reeds opgegeeven, welke in deeze ziekte ook te pas komen, heeft men nog het volgende aantemerken. 2. ) Is de bloedfpoeging ontdaan door uitwendig geweld, een flag, ftoct, of val, en is dezelve geweldig, dan moet men terftond, en fomtijds herhaalde reizen, eene aderlaating in het werk ftellen, dikwijls zelfs tot dat de lijder flauw wordt. Dit zelfde heeft plaats, als bloedfpoeging ontftaat van volbloedigheid, verhitting, of fterke beweeging, voornamelijk door zingen of danzen. 4. ) De lijder moet niet fpreeken , en allé beweeging vermijden. 5. ) Is het toeval ontftaan door opgeftopte aambijen , of ftonden, dan moet men deeze ontlastingen , doch zonder verhittende of afdrijvende middelen , zoeken te voorfchijn te brengen. In het eerfte geval is het dikwijls zeer nuttig, bloedzuigers aan den aars te plaatfen ; in het tweede geval moet men lauwe voetbaden ge-  VAN DE BL0EDSP0EGÏN6. 97 gebruiken, en de waasfem van lauw water waarin weekmaakende kruiden gekookt zijn , tegen de teeldeelen laaten komen , indien de omftandigheden zulks toelaaten. C) Men geeft teffens verkoelende middelen, als N°. 10. of pi Alle fpijzen en dranken moeten luchtig, weinig, niet warm, noch ook al te koud zijn. Is het lighaam verftopt, dan zet men lauwe klijfteeren. 7. ) Vermindert de bloedfpoeging dan, zoo gaat men voort met deeze middelen, laat daarbij naarftig (lijmerige dranken gebruiken, weinig eeten, en zich in het algemeen zoo gedraagen, als in de Verhandeling over de neusbloeding N°. 5. gezegd is. 8. ) Het gebruik van famentrekkende middelenis dikwijls zeer fchadelijk, intusfchen moeë men echter fomtijds, als de bloedfpoeging naar de voorfchreeven middelen niet wil luifteren, en ophoudeni daar toe overgaan, doch altijd met die omzichtigheid , dat men dezelven niet te fchielijk , of te fterk geeve , maar altijd met zagte beginne, en langzaamerhand tot fterkeré overgaa. De beste famentrekkende middelen zijn N°. 29. en 30. , die echter voorzichtig moeten toegediend worden. 9-) Wanneer men te gelijk bemerkt eene fterke kitteling in dé keel en hoest, waardoor de G bloed.  9S VAN DE BLOEDSPOEGÏNG. bloedfpoeging vermeerdert of ten minden aanhoudt, dan moet men bij de voorige middelen,Verzagtende , voegen, gelijk N°. 24. 10. ) Doch zoodra het bloedfpoegen ophoudt, moet men noch met deeze , noch met de famentrekkende middelen, voortgaan, maar door rust en zagte voedende fpijzen , uit melk , gerst, of rijst, de krachten zoeken te herftellen. Wei, met room van wijnfteen gemaakt, de thee N°. 17., de drank N°. 16. of 32. kunnen met vrucht gebruikt worden, om de geneezing verder te bevorderen. 11. ) Dikwijls geeft de zieke, die te vooren eene bloedfpoeging gehad heeft, nog eenige reizen geronnen bloed op , met fl-ijm, dit is niet kwaad, en moet niet belet worden, maar men moet veeleer, als de krachten te zwak zijn, door zagte, de fluimloozing bevorderende, middelen, de natuur behulpzaam zijn. 12. ) Doch als deeze ontlasting te fterk mogt zijn , en eindelijk etterachtig worden, als de lijder daarbij zijne krachten verloor, en door eene aanhoudende koorts uitteerde, dan heeft men met reden te vreezen, dat 'er eene veret-tering in de long is. Men moet daarom in tijds zulks trachten voor te komen, opdat niet eene waare longe - teering ontftaa, waaromtrent saen een Geneesheer moet raadpleegen. Hoe  VAN DE BLOEDSPOEGÏNG. () Hoe men zich te gedraagen hebbe na de geheezing kan men leeren uit de Verhandeling Van de Neusbloeding, N°. 8. Van de Bloedbraaking; De Bloedbraaking ( vomitus cruentus ) wordt onderfcheiden van de Bloedfpoeging daar doors dat in de 'eerfte geen hoest voorafgaat, en het bloed niet zoo rood en fchuimend is, als in dé laatfte. De lijders ondervinden veel meer dikwijls lang voor dat de ziekte zich openbaart, eene drukking, walging, zwaarte in de maag, trekking en fpanning onder de valfche ribben/ meeftendeels aan de linker zijde, op de plaats der milt, eindelijk worden zij misfelijk, en zij braaken zwart, geronnen , bloed. Nadat dit gefchied is, voelen zij verligting/ de benauwtheid en fpanning verminderen; en, als de bloedbraaking niet al te geweldig geweest is, verliezen zij hunne krachten' niet zoo aanmerkelijk. Dit ongemak ontftaat uit eene ophooping van bloed, in de maag, milt of lever, in het laatfte geval raakt de lijder dikwijls meer bloed door den afgang kwijt , dan door braakingen. De oorzaaken zijn doorgaans belette ontlasting door #ambeijen of de ftonden. G 2 De  100 VAN DE BLOEDBRAAKING. De geneeswijze is de volgende *') Is de Pols vol en hard, dan moet, naat maate van de omftandigheden , eene of meer aderlaatingen in het werk gefield worden. 2. ) De lijder moet zich zeer ftil houden. 3. ) Men zet dikwijls weekmaakende klijfleeren f en tracht door zagte ontbindende , en buikzuiverende, zuurachtige, middelen, als 1NK 10, of door weimet room van wijnfteen bereid, het bloed door den afgang te ontlasten. 4. ) Zijn de aambeijen opgezet, dan Iaat men den lijder over den waasfem van warm water zitten , en verfcbaft ontlasting aan het bloed door infnijdingen te maaken , of bloedzuigers aan te zetten. Hierdoor wordt het ongemak dikwijls op eens weggenomen. 5. ) Eene belette ontlasting der Honden tracht men teherfteUen door lauwe voetbaden , en floovingen. 6. ) Alleen in die gevallen, als het bloed in eene ongemeen groote hoeveelheid ontlast wierd, en de braakingen nergens naarluiflerden, terwijl de krachten van den lijder oogenfchijneKjk verminderen, kan men zagte floppende en famentrekkende middelen geeven', als No. 29. en 30. In andere gevallen doen zij altijd nadeel. 70 Men kan omflagen van koud water of azijn.,.  VAN D E BLOEDBRAAKING. lol ascijn, ook drooge kopglazen, leggen of zetten op de plaats van de maag, en onder de korte ribben. Na de geneezing is het dikwijls noodig verfterkende middelen te gebruiken, als de krachten al te zeer afgenomen zijn. Het middel No. 32. alle drie uuren tot een theekop vol genomen, zagte voedende fpijzen, rust en eindelijk koude baden, zijn hiertoe zeer gefchikt. Voor het overige, en om te beletten, dat de zieke weder inftorte, moet men op dit alles nauwkeurig acht geeven, 't geen bij de neusbloeding , en bloedfpoeging, ten deezen opzichte, gezegd is. De flechtfte, en bijna altijd doodelijke , foort van bloedbraaking is die , welke uit fcherpe vogten, uit eene aanvreeting van de maag en andere ingewanden, bij voorbeeld in een' zeer fterken graad van fcheurbuik, ontftaat. In allerfleqhtfte pokjes , of andere rottige ziekten, ook , wanneer vergiften gebruikt zijn, is dit toeval doodelijk. Wanneer het van eenig uitwendig geweld, een flag, ftoot, of val ontftaat, heeft het dikwijls zeer kwaade gevolgen; als het geweld zeer groot geweest is, of de ingewanden zeer week zijn, ontftaat zeer ligt eene fcheuring, zoo niet van hee ingewand zelve, ten minften van derzelver bloedvaten, en uitftorting van het bloed in dehojlig. O 3 heid  132 VAN OEN t O 0 F. heidvan den buik, welk geval doorgaans den dood veroorzaakt. Van den Loop. De Loop (Diarrhoea) Is bij elk een bekend'. De ziekte beftaat in veelvuldige ontlastingen, zonder bijzondere pijn of koorts. Dezelve is over het algemeen meer voordeelig dan nadeelig, dewijl dus dikwijls bedorven , kwaade , ftoffen, die federt langen tijd verzameld zijn , uit het lighaam, tot groot voordeel van den lijder, gebragt worden. Men heeft hier te Jetten, dat men niet fpreekt van den loop, die bij andere ziekten, dikwijls als eene heilzaame fcheiding zich voegt, of ook fomtijds van zeer kwaade gevolgen is; ook niet van dien langduurigen en hardnekkigen loop , welke door een bijzonder ongemak in het lighaam voortfpruit. Men moet zich wachten, floppende en verhittende middelen te geeven; vooral die heete, welke bij den gemeenen man zoo gepreezen worden , als Theriakel, verhittende wateren, famentrekkende , aarde, als boks en foortgelijke, verbieden. Men weet, dat de loop niet nadeelig is, als de lijder daardoor niet verzwakt , maar veel eer frisfcheren luchtiger wordt, trek tot eeten krijgt, en geen pijn heeft. Jn  VAN DEN tOOP. I03 In dit geval, is het niet noodig, geneesmiddelen te geeven. Men moet flechts minder eeten, zich een' tijd lang wachten van vleesch, eijeren, en verhittende dranken, meer groentens , en gekookte vruchten gebruiken , ook iets meer, dan naar gewoonte drinken. Van het poeder No. 7, a. kan's morgens en 's avonds een drachme gebruikt worden. Is de loop door verkouwing ontftaan , dan kan men denzelven dikwijls daardoor geneezen, dat men den lijder warmer laat houden, dan hij anders gewoon is, en een aftrekfel van kamillen of vlierbloemen geeft. Doch zoo de loop na vijf of zes dagen nog aanhoudt, de lijder merkelijk verzwakt, fnijdemde pijnen in den buik gevoelt, en de ontlastingen vermeerderen , dari is dezelve nadeelig, en men moet hem trachten te ftuiten. Men laat, in zoo een geval , den lijder de voorfchreeven dieet nauwkeurig waarneemen, en,zoo hij fterke walgingen, oprispingen, een' kwaaden fmaak, en zeer onzuivere tong heefc, geeft men het braakpoeder N°. 2. Doch üijn deeze toevallen niet tegenwoordig, dan laat men het poeder No. 4. gebruiken , en , geduurende drie uuren achter een , alle half uur, een theekop vol van een flap vleeschnat, of, zoo dit niet bij de hand is, een zeef G 4 dun-  Ï06 VAN DEN ROODEN LOOP. fter, zoodra hij bemerkt, dat in zijn diftrict veele lieden daarmede overvallen worden, terftond daarop acht geeven, dat de zieken, zoo veel mogelijk , van de gezonden afgehouden , en hun de noodige hulp toegediend worden ; vooral moet hij elkeen waarfchuuwen voor de fcbadelijke gewoonte , om theriakel , wijn , brandewijn, en andere verhittende en floppende middelen, te gebruiken; in tegendeel aanbeveelen , zeer zindelijk te zijn , eene goede jevensregeling te houden , en een omftandig bericht aan den naaften Geneesheer van de ziekte geeven , opdat hij hem met raad en daad zoude kunnen onderfteunen. Den gezonden moet hij allen omgang met de zieken, ten nadrukkelijkfte , verbieden ; zij moeten vooral niet op een en het zelfde bed flaapen , elkanders kleederen draagen , noch zich van denzelfden nachtftoel bedienen. Zij, die nog gezond zijn, moeten ook eene nauwkeurige dieet houden , weinig vleesch, meer groenten, vooral goede, rijpe, gekookte, boomvruchten, eeten , alle verhittende dranken vermijden, zich voor eene ongeregelde levenswijze, voor fterke verhitting en fchielijke koude, vooral van de voeten en den buik wachten: ook is het goed, als zij meermaalen , bij voorbeeld, alle acht dagen, een zagt buikzuiverend middel, beftaande uit se- . -  VAN DEN ROODEN LOOP. I07 gelijke deelen rhabarber en zout van Glauber , neemen, des morgens niet nuchteren uitgaan, niet te dun gekleed zijn, en zich vooral 's morgens en 's avonds naar behooren warm houden. Bij de geneezing deezer ziekte heeft men vooral daarop te letten. ii) Dat men alles uit den weg ruime , dat de ziekte kan onderhouden of verflimmeren , en de befmetting verbreiden. Hiertoe behoort het afzonderen der zieken van de gezonden , het zuiverhouden, luchten, en beroqken, der vertrekken; het voorfchrijven van eene goede levensregeling voor de zieken , het verbieden van alle verhittende en floppende dranken en geneesmiddelen. De nachtftoelen of potten , waarin de lijders zich ontlasten, moeten alle dagen twee maaien gezuiverd , en de ontlaste ftoffe in diepe, afgelegen, putten, uitgeftort, en terftond met zand en aarde bedekt worden. 2.) Dewijl eene fcherpgeworden Gal , en foortgelijke onzuiverheden , in maag en darmen de voornaamfte oorzaaken zijn , waaruit de Roode Loop ontftaat, moet men vooreerst en vooral dezelve ontlasten. Aan dit oogmerk beantwoordt men 't best, als men den lijder. Wanneer men terftond bij hem geroepen wordt, en bij hem geene omftandigheden aantreft, welke het gebruik van een braakmiddel verbieden, en  ttO VAN DEN ROODEN LOOP, weinig begint te herhaaien , dunne foepen van kalfsvleesch of hoenders, met gerst, rijst, pieterfelie, felderij, wortelen, kervel, en foortgelijke, toeftaan. De lijders moeten zich echter zeer in acht neemen, ten opzichte van de dieet, zich voor verkouding, verhittende dranken, en alle ongeregeldheden wachten, dewijl zij zeer gemakkelijk wederom kunnen inftorten. 6.) Zelden is eene aderlaating noodig. Doch zoo de lijder zeer volbloedig , de pols vol en hard is, en men meer tekenen van eene ontfteeking ontdekt , moet men fomtijds tien of twaalf oneen bloeds uit den arm tappen. y.) Doch, heeft dit geen plaats, maar befpeurt men' veeleer, dat eene te groote kwaad» aartigheid , of geduurzaamheid der ziekte den lijder al te krachteloos gemaakt heeft , als de pols klein , beevend , het gezicht bleek is, de lijder bij elke ontlasting flauw wordt, dan mag men geene aderlaating verrichten , of geene fterke ontlastende middelen geeven , maar moet terftond van den drank INN. 24- alle half of quartier uurs een fpijslepel vol geeven,en als daarna de toevallen een weinig verminderd zijn, bij beurten alle uur van het middel 32 en het zagt buikzuiverend drankje N°. 10 een tot twee fpijslepels vol, en daar tusfchen, een, twee,-  VAN DEN ROODEN LOOP. III twee, drie, of vier maaien van den drank N°. 54. een lepel vol laaten gebruiken. 8.) Somtijds wordt de endeldarm ontveld door de fcherpte der drekftoffen , de zieke lijdt daardoor geweldig , heeft allerpijnelijkfte persfingen tot afgang, en echter ontlast hij niets. In dit geval zet men een klijfteer uit kamillen -en lijnzaad in melk gekookt , en vermengd met eenige lepels versch uitgeperst lijnzaadölie , tweemaal 's daags, en des noods kan men twaalf of zestien droppelen van het laudanum liquidum daarbij doen. Als de endeldarm niet zeer ontveld is , doet dikwijls een zetpil van hertenvet goeden dienst. Op deeze wijze heeft zich in het algemeen een Heelmeefter te gedraagen als de Roode Loop grasfeert. Dan, daar de toevallen zeer verfchillende zijn, en dus fomtijds eene geheel andere behandeling vereifchen, moet hij, zoodra hij zulks befpeurt, een nauwkeurig bericht opftellen van het begin, den voortgang, en de toevallen der ziekte, hetzelve aan een' Geneesheer ter hand ftellen, die hem dan kan aan de hand geeven , hoe hij zich te gedraagen, en in hoe verre hij de algemeene geneeswijzese veranderen, hebbe. Fan  112 VAN HIT BOORD; Fan het Boord. Het Boord (Cholera) is doorgaans eene algemeen heerfchende ziekte, welke op het einde van den zomer , en in het begin van den herfst, dikwijls op den zelfden tijd , of kort daarna zich vertoont, als de roode loop voorbij is. Deeze ziekte beftaat in veele galachtige braakingen , en afgangen, waarbij de zieke zijne krachten zeer fchielijk verliest. ■ Dezelve kan echter op alle tijden van het jaar ontftaan uit groote misflagen inde dieet, overlading van de maag , dronkenfchap , en daarop gevolgde verkouwing , gelijk ook uit andere foortgelijke oorzaaken. Onzuiver Hinkend water, versch ongegist bier, te veel gebruikt, vruchten, die niet zeer rijp zijn, brengen dikwijls dezelfde ziekte voort. Somtijds is zij zoo geweldig, dat zij ook de allerfterkfte menfchen volkomen krachteloos maakt, ja zij kan in vierentwintig uuren doodelijk zijn. De lijder heeft grooten dorst, en benauwtheid, de pols is ras, klein , dikwijls ongelijk, het aangezicht betrokken, en doodkleurig, de leden zijn koud , en over het geheele lighaam befpeurt men een koud zweet; aan handen en voeten ontftaan pijnen enkrampen, kort daar- »9  VAN HET BOORD. "3 op volgen ftuipachtige beweegingen , en ein-" delijk de dood , zoo niet fpoedig en zeker hulp aangebragt wórdt. Men moet alle braakverwekkende , en fterke laxeermiddelen vermijden dewijl daardoor gemakkelijk eene ontfteeking ontftaat ; maar veeleer den lijder naarftig laaten gebruiken loepen van kalfsvleesch , of hoenders', dunne flijm van rijst of grutten, broódfoepen met zeer weinig goede ouden wijn daarin ; ook kanmen van deeze föepen klijileeren zetten, opdat , zoo veel moogelijk, uit de maag en darmen alle fcherpe ftoffen weg gefpoeld worden. Is de lijder zeer volbloedig, en zijn de pijnen allergeweldigst i dan ftelt mèn eene aderlaating van zes of acht oneen in het werk , daarop Iaat men den lijder van N°. i o. alle half uur een lepel vol neemen, en zich warm houden,' vooralmoet hij naarftig drinken. Als de pijnen aanhoudend zijn, verzeld door kfampen, ftuiptrekkingen, en eene aanmerkelijke verzwakking, dan moet men alle quartiër of half uur een lepel vol van N°. 24. geeven,1 tót dat de braakingen, en afgangen ophouden; óf ten minften zeer verminderd zijn. Gebeurt' dit, dan hééft de lijder Hechts alle twee of drie uuren èen lepel vól te neemen, tot dat het geJreele mürtuur. gebruikt is. .Doch / offchoon; fï dus'"  ÏI4 VAN HET BOORD. dus de braakingen en afgangen volkomen op'* houden , moet echter de lijder , nog vier dagen lang, 's morgens en 's avonds altijd twee lepels vol daarvan inneemen. Stoovingen van warmen wijn op den buik, ook aan handen en voeten, en het fmeeren van de zalf N°. 33. op het kuiltje van het hart, zijn van veel nut. Tot voedfel is niets beter , dan een dunne kalfsfoep met rijst, waarvan niet veel op eens, doch dikwijls, gebruikt wordt. Als de ziekte geheel over is, doch de lijder nog zwak blijft, kan men van het middel N°. 52., twee of drie maaien 's daags, een lepel vol laaten neemen, ook wel een glas goeden wijn toeftaan, als de lijder dien kan krijgen. Heeft de zieke reeds eenige uuren geleegen, eer men geroepen wordt, en is hij zeer afgemat,- vooral, zoo hij reeds kramptrekkingen in handen en voeten heeft, dan moet men, zonder uitftel, zijn toevlucht neemen tot het middel N°. 24., en hetzelve op de voorheen befchreeven wijze gebruiken. Van het Braaien.- Het oogmerk is geenzirts, in dit Artijkeï te Ipreeken van die Braakingen ,'■ welke waargenomen  VAN HET BRAAKEN.' 115 men worden bij andere ziekten, als koortfen, de loop, ontfteekingen, hoofdwonden, en andere meer , maar alleen wordt gehandeld van die ; welke na eene flechte diè'et, en overlaading van de maag, volgen. Het zekerfte middel is , veel lauw water te drinken, waardoor het braaken gemakkelijker gemaakt , en de maag beter gezuiverd wordt. Blijft 'er echter eene walging over , heeft de lijder een' bitteren fmaak in den mond, is de tong met een taaije flijm bedekt, dan laat men éeri zagt braakmiddel N°.' 2. of 3. nèemeri, en vlijtig daarop lauw water drinken. Heeft het braakmiddel zijne werking gedaan en houdt het braaken op, dan laat men van het middel N0. 9'. alle drie uuren een fpijslepel vol neemen, waardoor de misfelijkheid fpoedig zal ophouden. De volgende dagen laat men driemaal 's daags daarvan neemen. Als door een braakmiddel alle de kwaade ftoffen nog niet uit de maag ontlast zijn, kan men den volgenden dag hetzelve nóg eens laaten gebruiken , op dé voorfchreeven wijze voortgaan. Houden de braakingen hierna niet op, en Is het lijf verftopt, dan laat men weekmaakende klijfteeren zetten, op de maag, en het hartenP'utje de zalf N°. 33. fmeeren , en dewijl de feden doorgaans koud zijn , handen en voeten H i met"  116 VAN HET BRAAKEN. met warme doeken wrijven, of met warmen wijtf baaden, en men tracht dan het lighaam in eene zagte uitwaasfeming te brengen. Is. de lijder zeer rood en volbloedig, dan ftelt men eene aderlaating in het werk, doch anders niet. Van de braakingen, welke de bovengenoemde ziekten verzeilen, gelijk oók van die , welke men bij zwangere vrouwen waarneemt, wordt gefprooken, ter plaatfe, alwaar van die ziekten of omftandigheid gehandeld wordt. Een Heelmeefter heeft altijd te onderzoeken, als iemand met braakingen geplaagd wordt, of hij ook eene breuk (Hernia) hebbe. Heeft ■dit plaats , en vooral zoo dezelve geklemd is , dan moet hij trachten , door weekmaakende pappen, verwisfeldmet koude en prikkelende, dan door weekmaakende , dan door prikkelende klijfteeren , de fpanning weg te neemen , de drekftoffen , die zich in de uitgezakte deelen bevinden, weg te maaken, en daarna, volgensde regelen der kuns:, de deelen inbrengen; en, zoo dit gelukt, houden de braakingen van zelve op. Van de Buikpijnen of Koüjken. De gemeene man noemt doorgaans alle buikpijnen een Kolijk. Men verftaat eigenlijk alleen*  VAN DE BUIKPIJNEN OF KOIIJKEN. I17 leen daardoor die pijnen, welke de maag en darmen aantasten. Zij kunnen zeer veele oorzaaken hebben; men fpreekt hier alleenlijk van die, welke op het Land het meest waargenomen worden, en onder den gemeenen man heerfchen. Deeze ontftaat 1.) uit eene waare ontfteeking van de maag en darmen; 1.) van galachtige of andere kwaade ftoffen; 3.) van winden; 4.) van eene fchielijke verkouwing. V%n de Buikpijnen, uit entjiceking ontjiaande. De zwaarfte en gevaarlijkfte foort van Buikpijnen is die , welke veroorzaakt wordt door eene ontfteeking van de maag en darmen. Men kent en onderfcheidt dezelven van alle anderen , door de algemeene kentekenen van ontfteeking, de koorts, een harde en rasfe pols, rood aangezicht, zwaare pijnen in den buik , die daarbij zeer gefpannen , en bij de minfte beweeging allerpijnelijkst isfomtijds komt daar bij eene rijkelijke ontlasting van een wa^ terachtig vogt , doch veel meer gaan dezelven verzeld door hardlijvigheid, braakingen, 't geen een flecht teken is ; de hitte is. geweldig , de dorst groot, de pis weinig, en daarbij brandend en rood, de lijder rust bijna niets, en is.; fomtijds ijlhoofdig, H % Peez®  Jl8 VAN DE :BUÏKPIJNEN Deeze ziekte wordt, binnen weinige dagen,,. doodelijk, wanneer zij geweldig is, en men geen fpoedige hulp aanbrengt. De lijders fterven onder de hevigfte pijnen, krijgen ftuipen, flauwtens, en eindelijk komt het vuur in maag. en darmen. Men moet daarom fpoedig alle mogelijke hulp aanbrengen , doch vooral vermijden alle heete middelen en dranken , dewijl die allernadeeligst zijn. De volgende geneeswijze is de eenigfte. x). Men doet eene groote aderlaating op den arm ; en zoo de pijn en ontfteeking niet verminderen, herhaalt men dezelve na eenige uuren. S.) Alle twee uuren zet men, of 'er ontlastingen zijn of niet, een klijfteer uit een afkookfel van kaasjeskruid (malya), en verfche, zuivere , lijn - of boom - olie, of alleen van gerftenwater en olie. 3. ) Men laat veel gerftenwater N°. ï. rijstwater, of foortgelijke dranken gebruiken, doch niet veel op eens, en altijd lauw. 4. ) Bij aanhoudendheid legt men flanelle Jappen, in lauw water gedoopt, op den buik, en vernieuwt dezelve alle half uur, of ook fchieiijker, dewijl zij zeer fchieJijk droog worden. 5-) Is de ziekte zeer hardnekkig, dan zet men den lijder tot aan de borst in een lauw bad. 6A  UIT ONTSTEEKÏN6 ONTSTAANDE. tij 67) Houden de pijnen en braakingen op, ia de koorts minder, en krijgt de lijder een weinig meer trek tot flaap, wordt hij krachtiger, dan, en niet eerder , is het raadzaam, hem een zagt buikzuiverend middel te geeven; twee oneen manna, of alleen, of met een of twee drachmen zout van Glauber of room van wijnfteen, in een glas wei ontbonden, voldoen aan het oogmerk. Alle fcherpe buikzuiverende middelen zijn, in deeze ziekte, zeer gevaarlijk, zij vermeerderen het ongemak , dewijl zij de ontfteeking vermeerderen , gelijk alle andere verhittende middelen, die men zoo dikwijls, op het land, ■tegen alle buikpijnen zonder onderfcheid gebruikt. 7.) Als de ziekte voorbij is, kan men zagte verfterkende middelen, met ontbindende of losmaakende gepaard , doch geene fterke famentrekkende , geeven,' Het middel N°. 9. tot een halve fpijslepel, voor en na den middag, in water genomen, is toereikende. In de diè'et, die even eens zijn moet, als in alle andere ontfteekings ziekten, moet men ook nog lang zeer voorzichtig zijn. Deeze ontfteeking kan zich, gelijk alle andere, in eene verzweering veranderen. Men be. fpeurt dit, als de hevigheid der pijn wat bedaart, doch eene doove pijn overblijft, met eene alH 4 S«*  I?0 VAN DE GALaCHTIGE BUIKPIJNEN. gemeene ongemakkelijkheid, weinig trek tot eeten, huiveringen, gelijk ook, zoo de lijder zijne krachten niet weder krijgt. De Heelmeefter moet in dit geval niets geeven, dan de Voorheen gemelde dranken ênmeelfoepen,doch met een' Geneesheer raadpleegen. Van de galachtige Buikpijnen. Deeze worden van de voorgaande onderfcheiden, daar uit, dat alle tekenen van ontfteeking ontbreeken, de koorts doorgaans minder, fomtijds geheel afweezig is; de pols ras , doch niet fterk , noch zeer hard; de buik niet gefpannen , noch zoo brandend heet; de pis beter ontlast wordt, eh niet zoo rood is. De lijder heeft een' bitteren fmaak in den mond, braakt dikwijls, of raakt ook door. den afgang, eene natuurlijke geele ftoffe kwijt. Men geneest deeze Buikpijnen 1. ) Door klijfteeren van wei en honig, of water met een derde deel melk en zesde 'deel honig. 2. ) Als men veel wei of van den drank N°. i, laat drinken.. 3. ) Alle uuren van het middel N». 10. geeft, of, zoo men dit niet kan hebben , een half drachmen room van wijnfteen. 4 ) Door.  VAN DE BUIKWATERZUCHT.-. 135, Fan de Buikwaterzucht. - De Buikwaterzucht (afcites) is eene verzameling van water in de holligheid van den buik. Men kent dezelve daar aan, dat de buik en de beenen zwellen, de overige deelen daarentegen uitteeren. Daarenboven kan men, de eene hand tegen de eene zijde van den buik plaatfende, en tegen de andere zijde met de andere hand kloppende, de golving of fchommeling van het water duidelijk voelen en hooren. De zwelling en opzetting van den buik toeneemende, wordt de ademhaaling moeielijker, en doorgaans zijn'er aanmerkelijke verftoppingen in de ingewanden. ■ De geneezing is dezelfde, als in de reeds befchreeven waterzucht, doch de pisdrijvende middelen doen in dit geval zelden veel , men moet tot fterke purgeermiddelen zijn toevlucht neemen ; doch ook hierbij die allernoodigfte omzichtigheid niet uit het oog verliezen, dat men dezulken niet geeve in die gevallen , waarin aanmerkelijke verhardingen of veretteringen van de buik-ingewanden tegenwoordig zijn, dewijl men dan den dood des lijders daardoor zoude verhaasten. Is men zoo gelukkig, dat men het water door de genoemde middelen uit het lighaam brengt, X welk, echter alleen dan plaats kan grijpen, als I 4. het  Ï3& VAN DE BUIKWATERZUCHT. net ongemak nog niet zeer oud is, en de oorzaaken niet hardnekkig zijn, dan moet men nog een'tijd lang laaten aanhonden met zagte ontbindende middelen, doch daarbij ook trachten de deelen te verfterken. Tot dit oogmerk kan men het middel N° 37. geeven, en den buik met een' breeden band , die langzamerhand vaster toegetrokken wordt, geflooten houden. < Zagte wrijvingen met doeken, die wel berookt zijn, zyn zeer dienftig. Ook is het zeer nuttig, den buik dagelijks twee of drie reizen met de zaifJNK 33. te laaten üneeren. Doch als na eenigen tijd de ontlasting van de pis met aanmerkelijk is, noch het water door het darmcanaal weggevoerd wordt, en de zwelling niet afneemt , moet men den buik-fteek ( Paracenthefis abdominis) in het werk ftellen, en dus het water aftappen. Deeze operatie, zoo dezelve in tüds in het werkgefteld wordt, is altijd zeker en nuttig, doch als men dezelve verricht, de ziekte reeds van Jangen duur en diep ingeworteld zijnde, is dezelve onzeker, en dikwijls gevaarlijk. Dewijl 'er nu veele kundigheden vereischt worden> om dit te bepaalen, is het ook raadzaam, dat een Heelmeefter daartoe niet overga, dan op aanraaden van een' Geneesheer Zijn hardnekkige verftoppingen en yerhar- din-  VAN DE BUIKWATERZUCHT. I37 dingen der buik • ingewanden de oorzaak van de waterzucht, zoo is zij altijd ongeneeslijk. Wanneer die verftoppingen niet zeer aanmerkelijk en verouderd zijn, dan kan men de pillen N°. 41. tot acht ftuks driemaal 's daags geeven, daarbij den drank N°. 19. laaten gebruiken, den buik met wolle doeken zagtjes wrijven , op denzelven de zalf N°. 3.3. fmeeren, en alle drie of vier dagen een zagt buikzuiverend middel geeven. Fan de Borstwaterzucht, De Borstwaterzucht is moeielijk te kennen , en wordt even daarom, dewijl men dezelve zelden eerder gewaar wordt , dan wanneer zij reeds diepe wortelen gefchooten heefit, ook zelden geneezen. De voornaamfte kenmerkenzijrt; eene korte, moeielijke, ademhaaling , vooral in den flaap, drooge hoest'; de lijder kan daarbij in het bed niet liggen, doch hij moet of recht op, of voorwaards geboogen , zitten , daarbij zijn , vooral in het begin der ziekte, dikwijls de beenen gezwollen ; en hoe meer deeze zwellen , hoe beter zich de lijder op de borst befpeurt, integendeel, als deeze zwelling afneemt, wordt de borst wederom bezwaard; dikwijjs zwellen ook een of beide de armen. I 5 AM  X38 V.AN DE BORSTWATERZUCHT. Als de landlieden zich, na eene fterke ver» hitting, fchielijk verkoelen, ofte fchielijk koud water drinken, ontftaat deeze ziekte zeer ligt, doch meest is zij een gevolg van langduurigc long- of borst-ziekten. De geneezing deezer ziekte is zeldzaam en twijfelachtig, .-dewijl zij bijna nooit, dan wanneer zij verouderd is, gekend wordt, wanneer 'er geene hulp meer kan aangebragt worden. Pisdrijvende en ontbindende middelen doen hier zelden iets, nog .eerder buikzuiverende. Men kan tot dat oogmerk de reeds gemelde beproeven , doch met deeze omzichtigheid, dat men met zagte beginne, en, als deeze niet helpen, tot fterkere overga. Men moet vooral op de krachten van den lijder acht, geeven. Een Geneesheer raad te pleegen, is in deez§ ziekte vooral noodig. tqm val ri&xou» £JbH«ufaMta .saifflabofn r (in de Trommelzucht. Men moet de Trommelzucht (Tympanites) .wel onderfcheiden van de buikwaterzucht. Zij «ntftaat uit beflooten lucht of winden in den buik , hetzij in de maag, of in de holligheid van den buik zelve. Zij onderfcheidt zich voornamelijk door de volgende tekenen van de buikwaterzucht, i, Is de zwelling in de trommelzucht zelden zoo hoog  VAN DE TROMMELZUCHT. 139 hoog opgezet, 'als in de buikwaterzucht. 2. Is de bnik van vooren zeer verheven, doch aan de zijden ingevallen. 3. De gedaante van den buik wordt niet veranderd , op welke zijde de lijder zich ook legt; de huid is wit, en uitgerekt. 4. Als men op den buik flaat, befpeurt men geene fchommeling, maar een hol geluid, als van een trommel. 5. De ziekte gaat meeftendeels verzeld mee hardnekkige verftoppingen, braakingen, en pijnen om den navel. Deeze ziekce is gevaarlijker, dan de waterzucht , en moeielijk te geneezen; men kan echter de volgende hulpmiddelen beproeven. Men laat den buik verfcheiden reizen met warme wolk: lappen wrijven, en daarna met de zalf N0. 33. befmeeren. Des avonds geeft men verfcheiden dagen na elkander, een poeder, 'r welk beftaat uit vijftien grein rhabarber; even zoo veel fuiker en tartarus vitriohtus, en vier droppen anijs i olie. Men kan dit ook 's morgens geeven, en als men geweldige krampen befpeurt, of de braakingcai zeer fterk zijn ,. een.grein opium daarbij voegen. Klijfteeren uit een afkookfel van kamillen- en vlier-bloemen, venetiaanfche zeep, en boomoliehebben dikwijls verligting te weeg gebragt, 'als inwendige middelen vruchteloos waren. De kramp zeer hevig zijnde .kan men twintig drop- pe-  ï4© VAN DE TROMMEL ZtlCÏÏT. pelen laudanum liquïdum fydenliami daaarbij doen; Koude onnlagen van koud water of ijs 0p den buik bedwingen fomtijds de kramp, en maaken, dat de winden fchielijk geloosd worden, en de buik flinkt. Als de lijder ontlasting krijgt , en daar bij veele winden kwijt raakt, zoo de zwelling van den buik vermindert, heeft men hoop tot ge, neezing. Men gaat met de opgegeeven middelen voort, tot dat alle lucht ontlast, en het lijf tot de gewoone dikte gekomen is. Dan moet men zagte verfterkende middelen, te gelijk met ontbindende, een' tijd lang laaten gebruiken. Het middel N0. 9., drie of vier maaien 's daags tot de hoeveelheid van een fpijslepel gegeeven, is dan zeer goed, vooral wanneer men nog eenen tijd den buik met war, me wolle doeken wrijft, ook een breeden band aanlegt, en de lijder zich naarftig, doch met maaten, beweegt. „In de keuze van de fpijzemoet hij zeer zorg. vuldig zijn, alle vette , winderige en onver, teerbaare, vermijden. j Is de trommelzucht reeds oud , en ontftaan m*t aanmerkelijke ongemakken in de buik-ingewanden, krijgt de lijder geene ontlastingen, en loost hij geene winden, dan is zij doodlijk, Van.  VAN DE TIGtPIJNEN. i+r Van de Jigtpijnin. Deeze ziekte gaat verzeld niet koorts , of wordt zonder dezelve waargenomen. De eerfte foort noemt men de heete, en kan, met alle recht onder de ontfteekings-ziekten ge-< plaatst worden. De kcude Jigt is zonder koorts, ten minften is dezelve niet te bemerken, en deeze duurt lang; men noemt deeze ook de fteepende of langduurige Jigt. Dikwijls zit dezelve vast in eenig deel van het lighaam , en veroorzaakt aldaar meer of minder roodheid, zwelling, en pijn; fomtijds verplaatst zij zich van het eene deel op het andere. Alle deelen kunnen door deeze ziekte aangetast worden. Dikwijls plaatst de ziekte zieh opde uitwendige bekleedfelen van het hoofd , de oogen, en tanden, en verwekt de ondragelijkfte hoofd- en tandpijnen,' ontfteekingen der oogen, enz. Doch doorgaans zit het ongemak in de le^ den, en voornamelijk in de gewrichten , bijzonder van de knie , en heup. Zoo lang het in de uitwendige deelen blijft, heeft men, zod de behandeling.hetzelve niet doet verergeren, zelden gevaar te vreezen; doch valt het op de inwendige deslen, dan wordt het zeer gevaat lijk,,  15° VAN DE SCHEURBUIK. kaamde melk, water met gerst, haver , of rijst , gekookt, door citroenen fap of azijn , zuur gemaakt, zijn goed tot drank. Onzuiver water zoekt men daardoor te verbeteren, dat men een weinig goeden wijn-azijn , en brandewijn tot gelijke deelen, bij voorbeeld, van elk twee oneen op een pint water, doch nog beter een weinig fpiritus vitrioii daar bij giet, en dus naarftig laat drinken. *.) Wat aangaat de geneezing zelve , zoo moet men zagte ontlastende middelen met zulke, die tegen de Scheurbuik zijn , en met verfterkende, verbinden. Sterke purgeer-, of braakmiddelen , gelijk ook aderlaatingen zijn meer fchadejijk dan nuttig. Is men overtuigd, dat 'er kwaade ftoffen in de maag en darmen zijn, dan moet men veeleer door zagte, en dikwijls herhaalde, buikzuiverende , middelen dezelven trachten uit het lighaam te brengen. De cremor tartari en pulpa tamarindorum zijn daartoe 't best gefchikt. Hierna geeft men de middelen tegen de fcheurbuik , waarbij men heeft optemerken , dat, naarmaate de ziekte en de gefteldheid van den lijder verfcheiden is, de geneeswijze ook verfchillende zijn moet. Is de hjder van eene koude, waterachtige, ge-  VAN DE SCHEURBUIK I51 gefteldheid, en wordt men door de opgegeeveir tekenen ontwaar , dat de Scheurbuik van dien aart is, welke men de koude noemt, heeft de lijder een bleek aangezicht, gezwollen beenen, en niet veel dorst, dan laat men hem van het middel N°. 45. 's morgens, tegen den middag, en 's avonds, een wijnglas vol neemen, en van den drank JN°. 48 , ofzuure wei, met azijn gemaakt, naarftig den geheelen dag door drinken, 's Avonds kan men van het poeder N°. 47. een theelepeltje vol geeven. In plaats van het middel N°. 45. kan ook het middel N°. 46. met nut tweemaal 's daags tot een klein bierglas vol gegeeven worden. Doch zoo de lijder veel hitte heeft, de pols ras is, de dorst groot, en het tandvleesch zeer rood, bloederig, en als rottig, dan moet men alle verhittende middelen vermijden, veel zuurs, als bij voorbeeld, de drank N°. 48., of zuure wei drinken, en van het conferf N°. 49. twee of drie maal 's daags ter grootte van een okkernoot , en 's avonds en 's morgens het poeder N°. 47. laaten neemen. Ook , als de lijder begint beter te worden , 't welk men befpeurt uit het verminderen, en wegblijven van de pijn , het vrij gebruik der leeden , en de meerdere krachten , moet hij echter voortgaan , de voorgefchreeven middeK 4 len  TAN DE SCHURFT. 1$% fcheiden fleepende ziekten , en dan moet zij niet te vroeg verdreeven, noch minder door fmeerfels naar binnen gejaagd worden. Dit zelfde heeft plaats, als zij na langduuiige koortfen ontftaat. Vertoont zich de Schurft bij iemand, bij wien men geene befmetting kan vermoeden , dan moet men de geneezing beginnen met eene volkomen onthouding van alle gezouten, zuuren, vette, en aangezetten fpijzen. Men laat een* drank van klitte en graswortel, of N°. 42. of 48. drinken, geeft na vier dagen het buikzuiverend middel N°. 3. of 4., of ook twee loot zout van Glauber. Daarna laat men eenige dagen na elkander het poeder N>. 52. of 53. driemaal 's daags tot een theelepel vol neemen, daar bij naarftig een der bovengemelde dranken gebruiken, om den zesden of achtften dag purgeeren, naarftig baden , des zomers in de zee of een rivier , des winters in een Jauwbad , dat met groene zéep en zemelen gemaakt wordt. Nadat dit veertien dagen lang geregeld gedaan is, kan men gebruik maaken van de zalfN°. 54. of 55., doch met die omzichtigheid, dat men eerst de handen, daarna de voeten, en dus dan het,eene, dan het andere, deel, dat met fchurft bezet is, befmeere; en, terwijl men dit doet moet men zoo wel met het poeder , als den K 5 drank,  *54 VAN DE SCHURFT. drank, en het baden, aanhouden, ook altijd om den zesden of achttien dag purgeeren. Als men de deelen naarftig wascht met een zeer fterk afkookfel van den Alants wortel, brengt dit dikwijls veel toe tot de geneezing. Zoo men zeker weet, dat de lijder zich het ongemak alleen door befmetting op den hals gehaald heeft, en indien men terftond, en in de eerfte dagen daar bij geroepen wordt, dan kan men met gerustheid, zoodra een buikzuiverend middel gebruikt is, de zalf in fm eer en. Doch is het ongemak reeds oud, en verwaarloosd , dan moet men ten minften vier weeken lang de voorfchreeven middelen gebruiken, rijkelijk drinken van de voorgeftelde dranken, en herhaalde reizen purgeeren, eer men de zalf gebruikt. Bij deeze geneezing is zuiverheid en eene goede diëet van de uiterfte noodzakelijkheid , het wasfchen, baden, veranderen van hembden, en bedlaakens kan daarom niet genoeg aangepreezen worden. Nadat de geneezing volbragt is, moet men alle de klederen , in de open lucht, met zwavel berooken, en dikwijls inde lucht hangen, eer men die wederom aantrekt, terwijl al het linnen zorgvuldig gewasfchen, en zelfs de bedden gezuiverd moeten worden. Nogmaals wordt het herhaald, dat men de zalf,  TAN DE SCHURFT. I55 zalf, of andere terug drijvende middelen, niet te fchielijk moet gebruiken. 'Er is geen ongemak , 't welk door zoo eene handelwijze niet kan voortgebragt worden , vooral plaatst zich de fcherpe ftoffe zeer ligt op de long , de hersfenen, de oogen, de darmen, en veroorzaakt aamborftigheden, de teering, draaijingen in het hoofd , beroerte , dolheid , blindheid , doofheid, en meer andere kwaaien. Zoo men eenige toevallen, aan deeze ziekten eigen, mogt waarneemen, dan weet men, dat de Schurft te vroeg verdreeven is; men moet dan dezelve fchielijk, doch met voorzïgtigheid, wederom te voorfchijn brengen. Tot dit oogmerk larat men den lijder naarftig met wollen lappen over het geheele lighaam wrijven, daarna in een lauw bad, waarin men wat zeep en zemelen doet, zetten, een aftrekfel van kamillen bloemen , of den drank 1N°. 42. warm drinken, en geeft hem van het Poeder N°. 5 a. dagelijks een half drachma met een grein kampher. Zoo daarop de Schurft 'niet te voorfchijn mogt komen ; en zijn de omftandigheden van dien aart, dat fchielijke hulp vereischt wordt, dan plaatst men Spaanfche-vliegpleifters aan de kuiten , en zoekt den lijder de Schurft te bezorgen door hem te leggen in het bed van iemand, die de Schurft heeft, of hem het  I5 VAN DE SCHURFT. het hembd van zoo eenen te Jaaten aantrekken Is men zoo gelukkig, zijn oogmerk te bereiken, dan moet men zich voor alie fmeerfeis voor alle uitwendige middelen , wachten en' zeer langde voorfchreeven middelen gebruiken.' Zoo de hjder zeer volbloedig is, en eene groote. hitte heeft, dan kan men eene aderlaaung op den arm in het werk ftellen, en bij de andere middelen verkoelende voegen. Van de ziekten der Vrouwen. De Vrouwen zijn aan eenige , haar eigen ziekten onderheevig, welke vier hoofdöorzaaken hebben , de ftonden , de zwangerheid , de verlosfing, en de kraam. Van de Standen. De Stonden openbaaren zich omtrent het veertiende jaar en duuren omtrent tot het vijftiglte, zoo echter dat zij zich wel eens vroeger of laater vertoonen, en ook vroeger of laater ophouden. Bij foramige duuren dezelven telkens flechts twee dagen, bij andere weinegen; bij eenige zeer maatig, bij andere rijkelijk; in veele , geregeld , alle vier weeken, bij andere mmder geregeld. Des niet te min kan bij alle deeze  VAN DE STONDEN. I57- deeze verfcheiden lieden, de gezondheid echter ftandvastig zijn, zelfs bij fommigen., die nooit de Stonden hebben ; het zoude daarom ongefchikt zijn, eenige middelen te gebruiken, tenzij de nood zulks vereischte. Doorgaans echter, wanneer deeze ontlasting zich voor de eerfte keer zal openbaaren,. klaagen .de jpnge meisjes over vermoeidheid, vliegende hitte, draaijingen in het hoofd , hoofd-, en tandpijn, hartkloppingen, pijnen indeden-. denqn, een jeukte, en zwelling der teeldeele.n, geen trek tot eeten, walgingen, fterke afga'n-[ gen, of ook wel hardlijvigheid. Deeze toevallen worden intusfchen meestendeels door de ontlasting van het bloed weggenomen, en vorderen daarom behalven eene goede diëet, niet eerdér eenige hulp, dan wanneer zij te geweldig zijn, of koorts verwekken. In dit geval, moet het gerftenwater N°. i. naarftig gebr-u*kt;,; en daarenboven alle twee of drie uuren een theelepel van N«.-8. genomen worden. • In plaatfe van-deeze middelen kan men ook de wei gebrul-ken. Alle avond bedient men zich van een lauwvoetbad ; ook kan men de waasfem van warm.' water tegen de teeldeelen laaten komen,, weekmaakende klijfteeren, uit water en melk, zetten,; dergelijke Hovingen, die ook van vlierbloemen; kunnen gekookt worden, lauw over den buik ftaan.- Deeze  TAN DE STONDEN. I5 drukking op de maag, misfelijkheid, braakingen: Deeze zelfde toevallen openbaaren zich ook, als de Stonden zeer fterk zijn, of geheel wegblijven. Zoo lange zij geregeld voortgaan, dan worden door eene goede levensregeling, die aan alle Vrouwen, vooral op deezen tijd, zeer aanteprijzen is , de toevallen genoegzaam verzagt. Zij moeten , namelijk , zoodra zij rriaar het geringfte begin der Stonden ontdekken, alle vette, fterk gezouten, met fpecerijen aangezette fpijzen, vermijden, in het bijzonder al 't geen van uijen bereid wordt, peperwortel bevat, of van foortgelijken aart is. Verder alle taaie en onverteerbaare fpijzen , meelpappen, koeken , versch brood, alle verhittende dranken en geneesmiddelen , de koffij niet uitgezonderd. Daarbij moeten zij eene zagte beweegïng maaken, zonder zich te verhitten, of de onderfte deelen te verkouden; ook alle fterke gemoeds - aandoeningen vermijden. In nood kunnen alle die middelen te pas komen , welke aan jonge meisjes voorgeflaagen zijn, wanneer bij haar de Stonden zich zullen openbaaren. Tegen de buikpijnen kan men klijfteeren van kamillen- en vlierbloemen , in melk'gekookt, zetten, en foortgelijke ftoovingen op den buik leggen , inwendig een lepel vol  IÓO VAK DE S T O N D E NV vol verfche olie van amandelen of olijven, geeven. Een paar dagen voor dat de Stonden zich moeten openbaaren, of voor dat de opgegeeven toevallen zich vertoonen, kan men den buik zuiveren met twee loot zout van Glauber , en daarna de voorzeide geneeswijze wederom beginnen. Is de ontlasting der Stonden zeer gering geweest, en de lijderesfe echter zeer volbloedig, dan komt, zoodra dezelve ophoudt, eene maatige aderlaating te pas. Helpt deeze niet, dan moet een Geneesheer de zorg op zich neemen. Zijn tedere, bleeke, opgezwollene, traage, vrouwsperfooncn , die een zittend leven lei-, den, met foortgelijke ongemakken ten tijde der Stonden geplaagd, dan kunnen zij dezelfde uitwendige middelen gebruiken , en inwendig alle uur een theekop van een aftrekfel van ka-, millenbloemen , of duizendblad (millefolinm;) doch in deeze gevallen moet men zoo veel te minder zonder den bijftand van een' Geneesheer doen , daar men zoo ligt nadeel aanbrengt. Ten opzichte van de diëet moeten zulke rerfoonen zich anders gedraagen, dan fterke. Zuure fpijzen, melk, fuiker, warme, dranken, foepen, gebakken , moeten vooral vermijd daarentegen kunnen zij gezouten, en met fpeI v ce-  VAN DE STONDEN. lót cerijen aangezette, fpijzen, veel gemakkelijker verdraagen. Indien de Stonden , zoodra zij zich openbaaren , of kort daarna , fchielijk opgeftopt worden, hetzij door fchrik, kwaadheid, vreugde, verkouwing, hetzij door het gebruik van fchadeJijke zaaken , vooral van zuure melk, zuurkool, grove meelfpijzen , warm brood, in eene groote hoeveelheid gegeeten , en wanneer daarop volgen koortfige hitte , dorst , machteloosheid met zwaare hoofdpijnen, benauwde en korte ademhaaling, of zoo zich eene andere ontlasting van bloed opdoet , uit den neus of de borst, dan laat men terftond op den voet eene aderlaating van zes of acht oneen doen. Is de lijderesfe niet onderhevig aan flaauwtens, dan kan zij een quartier uurs of langer een lauw voetbad gebruiken , daarna te bed gaan, of op een' ftoel zitten, zoo dat de onderfte deelen wel bedekt blijven. Men zet een of meer weekmaakende klijfteeren , legt weekmaakende ftoovingen op den buik, en laat hec Poeder N°. 8. gebruiken. Volgt 'er geen koorts of bloedfpoeging, als de Stonden opgeftopt zijn , dan kan men de aderlaating achterwege laaten. Bij zeer aandoenelijke, en aan kramptrekkingen onderworpen perfoonen wordt deeze ontL las^  BÖS VAN DE STONDEN.. lasting van bloed , door de geringde gemoedsaandoening , zelfs indien zij maar eene fterke reuk ontwaar worden, gefluit. In dit geval is het goed de voeten terftond In warm water te laaten houden, acht of tien droppelen van het laudanum liquidum Sijdenhami te geeven, en deeze gifte na acht uuren te herhaalen , als zij onwerkzaam is ; daarbij moet men aile uur een theekopje van een fterk aftrekfel van kamillenof vlierbloemen laaten drinken , en tusfchen beide eenige reizen van het middel N°. 40. geeven. Een klijfteer is insgelijks van eene goede uitwerking. > ■ Als de Stonden na voorafgaande ziekten , bloedftortingen , of foortgelijke ongemakken, zich niet openbaaren, in het algemeen in alle verftoppingen daar van , die niet fchielijk gekomen zijn , in alle foorten van den witten vloed , in alle ziekten , die voortfpruiten uit Oorzaaken dat de-Stonden te vroeg wegblijven, of zich voor het eerst te laat openbaaren, is de hulpe van een' Geneesheer volftrekt noodig. Wanneer Vrouwsperfoonen , dis voor het overige gezond zijn , in eenige maanden, de Stonden niet gehad hebben, vooral als zij tot die jaaren komen , dat dezelven geheel en al zullen weg blijven, of ook uit andere oorzaaken, openbaart, zich fomtijds eene zeer rijke• 'f ' lij'  VAN DE STONDEN. ifij jijke ontlasting derzelven. Zoo lang daarbij d© pols vol, de kleur van het aangezicht levendig, de warmte over het geheele lighaam gelijk is, moeten zij zich zeer ftil in een koud vertrek houden, naarftig drinken koud water met citroenen fap of geest van koperrood en een weinig fuiker of honig, geene warme of andere fpijzen, dan boomvruchten, grutten, alles zuurachtig gebruiken , en zich voor koude of gemoedsaandoeningen wachten. Wordt de bloedftorting zoo fterk, dat de pols begint te beeven , het aangezicht bleek te worden , de leden te verkouden , komen 'er benauwtheden of ligte fiauwtens bij, dan houde men eene zeer goede levensregeling, plaatfe banden om de armen en beenen , legge de handen in lauw water , en geeve alle half uur van den drank N°. 56. twee lepels vol , en dit niet helpende, het Poeder N°. 57. alle twee of drie uuren ; of het conferf N°. 58. tot de grootte van een noot. In nood kan men de beenen in koud water zetten, en doeken , in koud water gedoopt, op den buik leggen, als ook gebruik maaken van N°. 30. Indien de ontlasting niet te fterk is, doch echter bij aanhoudendheid voortduurt , dan moet men , zoo 'er volbloedigheid befpeurd wordt, en de krachten nog toereikende zijn, eene aderlaating op den arm verrichten, daar: La n£  164 VAN DE STONDEN." na een verkoelend buikzuiverend middel geeven , en dan van N°. 30. gebruik maaken. Daarenboven kan men in de feheede dagelijks eenige reizen het afkookfei N». 59. fpuiten , en hetzelve bij wijze van een klijfteer gebruiken, ook als een aftrekfel van kruiden koud laaten drinken. Doch zoo 'er reeds zulke Hechte toevallen, als bij de eerfte foort van deeze bloedftorting opgenoemd zijn, mogten tegen-, woordig zijn , dan moet men terftond het middel N°. 30 geeven, zonder eerst eene aderlaating in het werk te ftellen. Echter, zoo het mogelijk is, geeft men eerst een zagt buikzuiverend middel, uit cremor tartari of pulpa tamarhi'dorum. De uitwendige middelen kunnen in alle gevallen in het werk gefteld worden. Zoodra de bloedftorting gefluit is, geeft men dagelijks driemaal, geduurende eenigen tijd , het Poeder N°. 60. • Wanneer op de gewoone jaaren, of nog vroeger, de ontlasting der Stónden volkomen Ophoudt, dan ontdekt men fomtijds, voornamelijk op den tijd , wanneer zij zich gewoon was te vertoonen, opzettingen van bloed, benauwtheden , hartkloppingen , misfelijkheid , pijnen in den rugge en foortgelijke ongemakken meer. Zijn deeze zeer fterk, dan kan men bij volbloedigen eene aderlaating op den arm ver-  VAN - BS STONDEN. 1.6*5 verrichten, een verkoelend buikzuiverend middel, en daarna NJ. 8- geeven, eene goede diëet, en rust daar bij aanbeveelende. Bij zulken, die niet volbloedig zijn, opent men de ader niet, en verzoekt een' Geneesheer tot hulp. Somtijds klaagt eene Vrouw, na voorafgaande verkouwing , over eene aanhoudende, inwendige , brandende pijn in den buik , grooten dorst, machteloosheid; de buik is op het gevoel zeer hard en heet; en de aanraaking van denzelven veroorzaakt pijn. De tong is droog, de pols koortsachtig, de hitte aanmerkelijk. Na eenige dagen , als het goed gaat, verminderen deeze toevallen, en uit de teeldeelen ontlast zich eene ftoffe, die in den beginne dun, flijrnerig , is , doch kort daarop etterachtig wordt, en veel overeenkomst heeft , met de ftoffe, die in eene ontfteeking van de borst geloosd wordt. Deeze ziekte beftaat in eene ontfteeking der baarmoeder, en moet daarom als andere koortfen met ontfteeking, behandeld worden. Aderlaatingen , weekmaakende klijfteeren en ftoovingen , infpuitingen van water en melk in de fehaamdeelen , maaken, benevens de inwendige middelen, die in foortgelijke koortfen te pas komen, de geneezing uit. De verdere behandeling behoort tot een' Geneesheer. L J fan  VAN DE ZWANGERHEID. 173 het rijk der planten , die het lighaam openhouden , vooral zuuring, verzagten dit ongemak. Als de opgezwollen takken der aambeijen op de best mogelijke wijze binnen gebragt zijn , dan kan men een ftukje van een zeer rijpen komkommer , ter dikte van een' vinger , in den endeldarm fteeken, of uitwendig een: pap daarvan koud aanleggen. Het wasfchen met lauw of met koud water verzagt de pijn en jeukte. Een breede band , die het lighaam onderfteunt, brengt ook veel hulp aan. De aderfpatten (varlces,) en zwelling der voeten , vereifchen een bandage, of zwagteling, die echter met voorzichtigheid moet aangelegd , en van tijd tot tijd vaster geflooten worden. Om geene gelegenheid te geeven tot een miskraam, moet men in eene zwangere Vrouw nooic grooter aderlaating doen, dan van acht oneen, haar nooit fterke buikzuiverende middelen, nooit andere, dan die vervaardigd zijn, uit rhabarber, manna, tamarinden, of middel fiachtige zouten, geeven ; nooit braakmiddelen, verhittende, geestrijke, of bittere middelen, in groote giften voorfchrijven , het allerminst zulke, waarin aloë is. Voor, alle dingen moet men den gemeenen man  174 van de zwangerheid. man "nf* herpen , dar zwangere Vrouwen noolc zwaaren en harden arbeid onderneemen moeten, voorai mees zwaars optillen of draagen , dewiji die onder de Boerinnen 't meest gelegenheid geeft tot een miskraam , ook moeten fterke gemoedsaandoeningen, voornamelijk fchrik, toorn , .fterke beweegingen door loopen, dansfen, en rijden, vermijd worden. Van de Verlosfing. Nadat, op het einde van de negende maand , de buik bij eene zwangere Vrouw is begonnen platter te worden, en zij, zederd een paar dagen, nu en dan , pijn in de lendenen en het kruis gevoeld heefe, gepaard met, eene ontlas-, ting van een llijrnerig vogt uit de teeldeelen , en persllngen op de blaas,, zoo is de Verlosfing op handen. De pijnen beginnen zich tot na de fchaam uïc te flrekken. Daar zij in den beginne niet hevig waren , en 'er tusfchen dezelven uuren verliepen , worden zij nu g weldiger , duuren langer , en de, tusfehenpoozingen zijn korter. De mond van de baarmoeder opent zich, het wate-r groeit, de flijm , die ontlast wordt, is met ftreepen bloed vermengd, het water breekt , en het kind volgt. Eindelijk wordt de nageboorte door nieuwe weën, doch die  r75 TAN DE TEJLOSSINC, ' lauwe thee is de beste drank; alle verbitterde dranken, wijn, brandewijn, bier, en foortgelijke, zijn zeer nadetlig. Het is eene allerfchadelijkfte gewoonte onder den gemeenenman, dat men deels in de Verlosfing , om de ween te bevorderen, deels daarna, om de krachten weder te geeven, aan de baarende vrouwen wijn, brandewijn , en allerlei foort van afdrijvende middelen geeve , ja haar met geweld opdringe ; en aan deeze onzinnige handelwijze hebben bijna alle kwaade verlosfingen op het land haaren oorfprong te danken, ja niet zelden zijn moeder en kind daar van de droevige llagtoffers. 3. Nooit moeten middelen, om de weè'n aantezetten, voorgefchreeven worden, dan wanneer zij, onder de omftandigheden, die N°. u gemeld zijn, fchielijk verdwijnen , en zich niet weder openbaaren, terwijl de Vrouw niet verhit, maar veeleer Hap en zwak is. In dit geval zal een glas wijn den besten dienst doen, en kan, in plaatfe van alle andere afdrijvende middelen , gebruikt worden. 4- De valfche weën, die zich niet naar den fchaam uitftrekken, maar zich bij den navel bepaalen, en aan kolijkpijnen gelijk zijn , worden geftild door eene Warme ftooving, en een aftrekfel van kamiilenLloemen. 5- Zoo de baarende Vrouw zeer fterk en vol- bloe-  VAN DE VERLOSSING. 177 bloedig is, de ligging van het kind goed, en de ween fterk zijn , doch echter de Verlosfing vertraagde, terwijl het aangezicht, en de teeldeelen , rood en dik worden, dan moet men eene ader op den arm openen. 6. Zwaare bloedftortingeu onder de verlosfing kunnen niet anders geftuit worden, dan door de verlosfing te verhaasten. 7. Men heeft fomtijds inwendige bloedftortingen ; namelijk, niet zelden ftort zich in de baarmoeder, uit derzelver vaten, eene groote hoeveelheid bloed, welke door het kind, dat reeds in de geboorte is, verhinderd wordt, zich door de teeldeelen te ontlasten. Om het groote' levensgevaar moet men deeze foort van bloedftorting uit de volgende tekenen wel onderfcheiden; de buik zwelt fchielijk op, de vrouw wordt bleek , onmachtig, de pols klein, ongeregeld, wankelende , de handen en voeten koud , en over het geheele lighaam breekt het koude zweet uit. Als, onder deeze omftandigheden, de verlosfing door de kunst niet kan worden verhaast, opdat de baarmoeder zich te famen trekke , zoo kost het doorgaans het leven aan Moeder en Kind. Als in dit of in eenig ander geval de bloedftorting geftuit is, de vrouw échter zeer veel verlooren heeft , en daardoor geheel kracht.M loe»  178 VAN DE VERLOSSING. loos geworden is, dan moet men haar, mether: hoofd laag, in het bed leggen, en haar door den reuk van en het befproeien met azijn of wijn voor flauwte zoeken te bewaaren. Om haar fpoedig te verfterken, en het verlies van bloed fchielijk te herflellen , geeft men haar dunne vleeschfoepen , melk , amandelmelk , room , verfche rauwe of zagt gekookte eijeren; fomtijds, om de maag te verfterken, een lepel wijn met fuiker en een weinig noote museaat. Op de maag legt men lappen, in wijn, of brandewijn, gedoopt, en verwarmt de voeten met warme flesfen. Doch van alle deeze middelen, vooral van den wijn, moet men, uit vreeze van de bloedftorting te zullen vermeerderen, niet te vroeg gebruik maaken, noch ook veel op eens geeven. Vm de gevolgen der Verlosfing. Wanneer, na de Verlosfing, alles goed gaat, ondervindt de Kraamvrouw in het geheel geen pijn meer , of ten minfte zeer geringe; haar pols is natuurlijk, en het bloed, dat nu den naam van de kraamzuivering draagt , ontlast zich fpaarzaam uit de teeldeelen. Tegen den derden of vierden dag na de verlosfing vermindert de hoeveelheid van het bloed, en eene witte, flijmerige, ftoffe begint zich daaronder te  l8i VAN DE GEVOLGEN en foortgelijke ftoovingen, en infpuitingen in de baarmoeder. Is deeze ontlasting ten eenemaale belet, en daaruit eene koorts ontdaan , dan moet men op den voet een ader openen, en den drank N\ i., nadat eerst een weinig falpeter daarin gefmolten is, geeven. Alle verhittende, en afdrijvende, middelen zijn naadeelig. Op gelijke wijze wordt ook behandeld de ontfteeking der baarmoeder, welke het meest volgt, na eene opftopping van de kraam. Men kendt dezelve uit eene fpannende pijn van den gcheelen buik, welke op het aanraken vermeerdert; de buik is hard, en, even alsdefchaam, brandend heet; daar bij is 'er eene beftendige persfing tot loozinge van water en afgang, eene groote krachteloosheid, en de pols is even als in andere ontfteekings - koortfen. Dikwijls voegen zich hierbij braakingen , de nik , een gierstuitflag, en na een paar dagen ontlast zich een ftinkend vogt. Deeze gevaarlijke ziekte is dikwijls reeds den vierden, zevenden, of elfden dag doodelijk, als zij niet, op deeze dagen, door het zweet, eindigt. Somtijds openbaart zich een heilzaame ftoelgang. Zij vereischt een nauwkeurig toezicht van een' Geneesheer. Op de opftopping der kraamzuivering vo!g< ook, in andere gevallen, wel een loop, dien men, niet te hevig zijnde, en verligting te weeg bren-  DER VERLOSSING. ïSj' brengende, aan zich zeiven kan overlaaten. Is dezelve in tegendeel van geen goed gevolg, dan geneest men die, gelijk de loop bij zwangere vrouwen, en tracht de Kraamzuiveringen op de voorfchreeven wijze, wederom te verwekken. Zoo , geduurende de zogkoorts , of ook bij andere gelegenheden, de borften ontftooken worden, geeft men den drank N°. r. en legt den pap N°. 62. daarop. Gaan zij tot verettering over , dan worden zij geopend. Gaat eene aanmerkelijke koorts daarmede verzeld, dan moet men eene ader openen. Tegen de knobbeltjes, welke in de borften dikwijls overblijven, als de ontfteeking verdreevenis, is het middel N9. 63. met het gerftenwater N°. 1. inwendig, en uitwendig depleifter N9. 64. zeer nuttig bevonden. De klooven in de tepels komt men voor, als men dezelven vier weeken voor de verlosfing, dagelijks eenige reizen met brandewijn wascht. Als zij ontveld zijn, beftrijkt men ze met verfchen room. Als zij zeer pijnelijk zijn , worden zij dikwijls met N°. 65. afgewasfchen, en plukfel, daar mede bevogtigd , daar op gelegd; doch zoo dikwijls het kind zuigen zal, moeten zij wel afgewasfchen worden. Veele ongemakken der Kraamvrouwen ontM 4 ftaan  184 VAN DE GEVOLGEN ftaan uit eene zogverplaatfing , wanneer namelijk het zog uit de borsten terug gedreeven , en naar andere deelen gebragt wordt. In dit geval, 't welk zich gemeenehjk na gevatte koude en fchrikken, bij vrouwen, die zelve niet zoogen kunnen, en fomtijds na een voorafgaande kwaade kraam, openbaart, worden de borften, die te vooren vol waren , fchielijk ledig en flap, zonder dat 'er zog door de tepels ontlast is! Daarop volgt of een loop, waarbij de Vrouw zich doorgaans wel bevindt, en die daarom, als de loop in andere ziekten , moet behandeld worden. Bij andere ontftaat daardoor een zeer hardnekkige witte vloed, die haar voor eenige jaaren onvruchtbaar maaken, of kwaade kraamen veroorzaaken kan. Deeze gevallen vereifchende behandeling van een' Geneesheer , gelijk ook die, welke veel gevaarlijker zijn, wanneer namelijk door de zogverplaatfing heete of langduurigeziekten veroorzaakt worden. Niet zelden worden daardoor verwekt gezwellen aan de uitwendige deelen. Bij vrouwen, die zelve niet zoogen kunnen, komt men deeze zogverplaatfingen voor daardoor, dat men in de eerfte dagen de borften Iaat uitzuigen, dezelven warm houdt, en niet te vast opfchort. Zoodra het de omftandigheden toelaaten, geeft men verkoelende, doch fterk  DER VERLOSSING. l8jT fterk werkende, buikzuiverende middelen; het, best, twee tot drie loot zout van Glauber, men onderfteunt de borften een weinig , en bedekt dezelven met zakjes, gevuld met vleer- en kamillen bloemen, en een weinig kampher. Daar bij moet niet veel gegeeten of gedronken worden. Aan eene Vrouw, die zoogende is , zal het" middel N°. 66., als he: zog terug treedt, goeden dienst doen, als teffens op de borften ftovingen gelegd , en dezelven naarftig uitgezogen worden. De zoggezwellen zijn fomtijds fchielijk week, • en laaten eene fchommeling b fpeuren , men moet ze dan terftond openen, en lang openhouden. Zijn zij hard, dan maakt men ze w;ek met de pap N°. 62., en geeft inwendig van No. 20. alle twee uuren twee lepels, en alle drie dagen N°. fr.j tot dat zij of week worden of verdwijnen. Eene zoogende, gezonde, Vrouw kan, als zij goede beweeging heeft, alle fpijzen, waaraan zij gewoon is, eeten, doch moet niet veele zuure, zoute, of door fpecerijen fterk aangezette fpijzen gebruiken, ook brandewijn, en zuur bier vermijden. Zij moet alle dagen open lijf hebben, en dit kan zij bevorderen met een zetpil uit twee drachmen honig , en een half drachme zout , in olie gedoopt. Men moet haar nooit bniitzuiverende of andere middelen M 5 gee-  T86 VAN DE GEVOLGEN DER VERLOSSING. geeven, tenzij het kind, tot dat de werking over is, van de borst gehouden worde, en men de borften intusfchen Iaate uitzuigen. r Ais het Z0S vermindert, kan zij koemelk met water verdund, waarin een weinig fenkelzaad gekookt is , of ook bierwei, die op de volgende wijze bereid wordt; men laat een pint melk kooken, giet onder het kooken een zesde of achtfte gedeelte bier daar bij, en, terwijl men het mengfel geftadig omroert, laat men het wel opkooken , doorzijgen , en dan koud met fuiker drinken. Als het kind zal gefpeend worden, wordt het zog even eens verdreeven , als bij die , welke niet zoogen kunnen. Van ie Ziekten der Kinieren. Raadgeevingen omtrent de behandeling van eerstgebooren Kinderen, en derzelver levensregeling. Het eerst, 't welk men, de navelftreng afgebonden zijnde , bij een eerstgebooren kind te doen heelt, is, dat men met den vinger de flijm uit den mond haale, en hetzelve in lauw water, of in koud water, als het maar niet al te koudis, baade. Dan heeft men te letten, of het ook gebreken met zich gebragt heeft, of de wegen , waardoor de afgang en pis moeten ont-  VAN DE ZIEKTEN DER KINDEREN. l8? ontlast worden, behoorlijk open zijn. Blauwe vlakken, die het kind mogelijk in de geboorte gekregen heeft, worden best verdreeven met wijn en water;het hoofd, zoodebeenderen verfchooven zijn, word door eene zagte drukking in orde gebragt. Bloedftortingen, ontftaan door dat de navelftreng te vroeg afgefcheurd is, fluit men met een weinig plukfel , bevogtigd met water , waarin een weinig aluin ontbonden is. Kort na de verlosfing raakt het kind de eerfte drek ftoffe (meconiuin ) kwijt; om de ontlasting van deeze ftoffe gemakkelijker te maaken geeft men alle twee uuren een theelepeltje van den fyrupus de cichorio dim rhabarbaro , tot dat de afgang de gewoone geele kleur heeft. Het is best, dat men het kind niet aan de borst legt, tenzij 'er twaalf of zestien uuren na de verlosfing verloopen zijn , opdat het zich eerst ontlast hebbe. In het vervolg moet men de Kinderen gewennen, om op bepaalde jijden te zuigen, en hun Hechts alle twee of drie uuren de borst geeven. Wanneer zij vervolgens daarbij andere voedfels beginnen te gebruiken, moet men hen niet zoodra zij gegeeten hebben laaten zuigen , of zoodra zij gezoogen hebben, andere voedfels geeven. Alle ongegiste meelfpijzen, pappen>koeken, aardappelen, erwten, boonen, ftij-  1,3 VAN DE 2IIKTKN DER KINDEREN1. ftijve grutten, niet behoorlijk gebakken brood, zijn den kinderen zeer nadeelig. Hiertoe behooren ook de melkfpijzen. Alle foortgelijke leggen den grond tot verflijming der darmen , wormen, uitteering, kolijkpijnen, Ituipen. Daar en tegen zijn onfchadelijk veel groentens of tuinvruchten, als wortelen, knolkool , pieterfeliewortelen ; vleeschfoepen, en zelfs een weinig vleesch, gelijk-ook foepen van gerst, grutten, rijst. Onder foortgelijke fpijzen kan men de dunfte voor de tederfte kinderen uitzoeken, en hen langzaamerhand aan vaster fpijzen gewoon maaken. Onder de dranken is zuiver water, of flap bier, het beste. Brandewijn is voor de kinderen vergift. Als een kind moet opgebragt worden zonder zog , dan kan men hetzelve de eerfte drie of ' vier dagen zijnes leevens zoete Wei geeven daarna ongekookte melk, zoo warm als zij van de koe komt; met even veel , en naderhand met een derde water verdund, tot dat het in ftaat is , andere voedfels te gebruiken. De zoete wei wordt bereid van koe-melk. Nadat de melk eenige uuren geftaan heeft, wordt de room daar af gefchept, op een pint worden 'er dan vier eijeren ingeroerd , en dan gekookt. De kaas zich afgefcheiden hebbende, wordt het overige doorgedaan en gebruikt. - Van  TAN DE ZWAKH. DER EERSTGEB. KINDEREN. 189 Van de Zwakjieid der eerstgebooren Kinderen. S Als een eerstgebooren kind nauwelijks eenig teken van leven geeft , daarbij bleek uitziet, bindt men terftond de navelftreng af, legt het in een lauw warm bad, uit gelijke deelen water en wijn, wrijft het overal , voornamelijk den rug en buik, doch zagtjes, met wolle doeken, of een fijne borftel. Tegelijk wrijft men de flaapen van het hoofd, en het harte-putje met flappen geest van harsthoorn, houdt denzelven onder den neus, of kittelt dien met een veer. Is dit alles zonder vrucht, dan houdt men den neus toe, en blaast zagtjes nu en dan wat lucht in de longen; men drukt met de hand de ingewanden tegen de borst, laat dezelven dan wederom zakken, zet klijfteeren van water met zout , en windt het in warme doeken. Hier door brengt men zulke doodfchijnende kinderen fomtijds in het leven, doch men moet dikwijls wel twee uuren lang met deeze middelen aanhouden. Heeft het kind geene tekenen van leven , ziet het in het aangezicht blauw uit, en heeft het een voorkomen , als of het geflikt was, dan laat men uit den navelftreng omtrent een lepel rol bloed loopen ; zet vervolgens klijfteeren van  ioc» van 't rochelen der kaderen, enz." van water met fuiker, blaast lucht in de longen, en wrijft het zagtjes. Van het Rochelen der Kinderen, kon na de Geboorte. Eenige Kinderen komen wel, en zondgr eenig ongemak, ter waereld, doch na verloop van eenige uuren, beginnen zij te rochelen, het aangezicht wordt blauw, en de flijm, waarmede dikwijls de geheele mond opgevuld is, loopt daar "uit. Men moet terftond de flijm uit den mond haaien , een klijfteer zetten van water met fuiker, en dikwijls een theelepel vol van Nu. 3. geeven, tot dat dezelve van boven of van onderen geloosd worde. Van het Bloedbraaken der Kinderen. Eerstgeboren Kinderen braaken fomtijds bloed, of men oncdekt het in den afgang; in deeze omftandigheid geeft men een of twee le. pels verfche olie van amandelen. Vni de belette Zuiging. Vier oorzaaken beletten de zuiging: 1. ëene «groote zwakheid; 2. te groote of te kleme te-  VAN DE BELETTE ZUIGING I