C / MAATSCH. PER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken ,1841.  M O N T O N I.   M O N T O N I; O F HET KASTEEL VAN UDOLPHO; T O 0 N E E L SPEL, NAAR HET FRANSCH VAN ALEXANDLK D U VAL» DOOR A. BRUGGEMANS. Te AMSTERDAM, by JAN WILLEM SMIT M D C C X C I X.  Mistrouw eene eerzucht, die naar magt en tytlen dorst. Begeer geen Heldcnroem, die 't menschdom traanen kost. F E I T H.  VOORBERICHT. De Roman van Mistrifs Anne Radclif, getiteldt ,» Les mystères d'Udolphe, heeft my het onderwerp opge„ kverd tot dit toonteljluk- Baptiste, wiens talenten zoo „ hoog gefchat zyn aan hei Franfiht tooneel, meende in „ Montoni een', voor hst tooneel gefchikten, perfoon te „ Zien. Hy haalde my over, dit onderwerp te behande„ lm, hielp zdf my daartoe het plan ontwerpen, en ik „ beken met vermaak, ferfcheidtn belmgryke fchikkingen „ aan hem vetfchuïdigd te zyn. Het goed gevolg van „ Robert, de algemeent fmaak voor dit foort van toonee'.„Jlukken, deeden my bejiuiün een proef van dezen aan te onderneemen. — Montoni wierd, agt maanden ge,, leden, aangenomen by den fcho-.iwburg der Republicq. „ De veranderingen, welken dit tooneel onderging, ver- traag*  vi VOORBERICHT. „ traagden de vertooning. Dit verwyl, gevoegd by dat, „ welk ik nog zou kunnen ondei vinden, dt zekerheid waat„ in ik was, dat verscheiden Antheurs bezig waren, een „ evengelyk onderwerp ze behandelen, de vrees dus, my op ii een ander tooneel te zien vóórkomen, deeden my bejluiten i, dit zonderling tooneelfluk ter persje te geven, zoo als het „ uit myne pen gevloeid was. En, al moest ik ook te eeni„ gtr tyd epenlyke botte daarvoor doen, biedt ik egter „ hetsehe, niet den lezer en, maar den tooneelisten der „ departementen, aan; ik bied: het aan, niet als een goed „ werk, maar als eer, {tuk, dat, om deszelfs zonderling„ held, met een goed gevolg zou kunnen vertoond wo}„ den." . Das verre de Franfchs fchryvsr. — Ik heb niet anders clttrshy te voegen, dan dat het Jluk my, by de eerfie lezing reeds, beviel, en ik dus bejlcot hetzelve in het Nederduüsch over ts brengen; te meer, dewyl het my, by nadere herle~ z:>-g, Uejckttn, dat deszelfs zedenleer meer overèenhomjiig de  VOORBERICHT. vn de grondwetten eener welgeregelde maatfchappy, althans, minder gevaarlyk was, dan die van den boven aangehaalden Robert. Indien ik, door de vertaaling van dit ft uk, mynen landgenootsn eenig genoegen verjchaft heb, zal ik my de moeite derzelve gaarne getroosten. Dordrecht 170S. B. PER-  PERSOONEN, montonï, opperhoofd 1 Sder Condottieren. orsino, tweede hoofdS laurentina, egtgenoote van Montoni. leonora. ViVAi.pi, broeder 1 ,van Leonora. anna, kamenier j LUDOVICO, bediende van Montoni. beutrand,1 > foldaaten. spalatro, i drie officieren. condottieren, venetiaanen, &c Jlet tooneel is in het kafieel van Udolpho, in de slppei.ynfche gebergten gelegen. M O N-  MO N T O N T, O F HET KASTEEL VAN ÜDOLPHO; TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. 2Je« vertrek, naar de Gothifche bouw-orde. EERSTE TOONEEL. ANNA, LEONORA. LEONORA. H oe lang vallen my de dagen! ANNA. Lang, Signora ? zeg eeuwig ; kunt gy u wel verbeelden dat nauwlyks zes maanden verloopen zyn, zedert men ons op den weg naar Venetiën aanviel en in dit akelig kasteel voerde? wy waren ook wel onvoor-: zigtig, ons, zoo geheel zonder geleide, op weg te begeeven. LEONORA. 6 Vivaldi! hoe groot moet niet uwe verwondering en A 5 droef-  io MONTONI, droefheid geweest zyn , toen gy uwe geliefde zuster niet zaagt opdagen ,die gy met zoo veel ongeduld verwagtte! ANNA. Waarfchynlyk is hy nog onkundig van het geene ons bejegend is. Hoe zou hy kunnen gisfen dat een troep gewapende lieden zich , op een' eenzaamen weg, meester heeft gemaakt van twee weerlooze meisjes, die nooit iemand eenig leed gedaan hebben ? en dat men haar opgefloten houdt in een onverwinbaar kasteel, waar men niet anders ziet dan foldaaten, welken al het voorkomen hebben van verworpelingen? Hoe kan hy denken dat de capitein dezer foldaaten , door uwe bevalligheden bekoord, zich LEONORA. Ach, fpreek my tog niet van den hertog; gy fchcurt myne wonden weder open. ANNA. Gy moet egtcr toeftemmen dat, in weerwil van zync flegte hoedanigheden , hy ons , als zyne gevangenen, zeer befcheidcn behandelt. LEONORA. En wat kan hy erger doen dan my aan myne familie te ontrukken ? dan my in dit fomber verblyf op te (luiten , en my daar geduurig te komen beledigen, door deu ophef van zyne magt en de bekentenis van zyne affchuwlyke liefde? ANNA. Wat hy erger doen kan? ö Signora! zeer veel. Een  TOONEELSPEL. n Een meester, een fouverein , oppermagtig in zyn eigen vesting, wiens enkele naam vyftien mylen hier in 't rond ieder doet beeven, die het bevel voert over menfchen, welken niet meerder agting betoonen voor dames, dan voor de beurzen der reizigers; in 't kort, een gemaal, die immers zyne eigene vrouw uit den weg geruimd heeft , omdat zy hem niet langer aanftond, zou ons waarlyk wel met minder agting kunnen behandelen, en ons wel grooter verlies te betreuren kunnen geeven dan dat van onze vr>heid. LEONORA. Houd op, bid ik u, my van hem en de uitgebreidheid zyner magt te fpreeken. Ik weet alles wat hy vermag, en, tot myn ongeluk, kan ik niet hoopen eenige gevoelens van edelmoedigheid in hem te zullen vinden, welke my tegen zyne liefde zouden beveiligen. Ik vlei my niet zyn carader te kennen; want, gy weet het, Anna, Montoni is ondoordringbaar. Ik geloof egter hem te kunnen beöordeelen. Zie hier hoe ik hem befchouw: — Montoni is dapper , dog onverzoenlyk omtrent zynen vyand. — Zyn gelaat, hoewel fchoon , heeft iets wreeds, zyne trekken ontfteeken en ademen wraak by de minfie tegenkanting, zyn glimplagch is gedwongen, zyn aanblik is trotsch en doordringend , zyne houding ongedwongen, maar heerschzugtig; hy drukt zich met bevalligheid uit , dog zyne woorden boezemen geen vertrouwen in: in 't kort, ik befchouw Montoni als een wraakgierig monster, een' doorkneed' ftaatkundigen , een' ouverzaadbaaren heersen-  ia MONTONI, hecrschzugtigen, die tot alle misdaaden bekwaam is, ora zyne verfchriklyke driften te voldoen. A N N A. Cocde hemel, welk afbeeMfel! het is dat van Lucifer. ■— Zoo Ludovico eens zynen meester geleek LEONORA. En wat zoude dit u aangaan? A N N A. Wat dit my zoude aangaan ? — gy weet dan niet dat Ludovico en ik elkander beminnen , en dat ? LEONORA. Is het mogehk, Anna, dat gy liefde kunt voeden voor eenen dienaar van Montoni, of veeleer voor een' zyner medepligtigen ? ANNA. ö Signora! Ludovico is eerlyk. — Hy is flegts by toeval in dit kasteel gekomen, en wenschte van harten 'ei uit te zyn ; dog dit is hem niet mogelyk. Hy heeft my dit dikwils gezegd. — Hy was in dienst van Laurentina van Udolpho, toen de hertog Montoni haar huwde. — Zoo gy hem hadt hooren verhaalen op wat wyze de arme Laurentina van het kasteel verdweenen is! — hy fchreide, de goede jongen! — en dit is immers een goed teken , niet waar, Signora, wanneer een man fchreit? — Hy verhaalde my dat de gravin zeer fchoon was, dat zy zong als een engel , dat zy agting had voor haare bedienden, dat dit groot kasteel haar toebehoorde, benevens alle de hoeven in den omtrek; dat de hertog haar be-  TOONEELSPEL. 13 bedroog, en haar wel fpoedig haaren egt met hem deed berouwen : dat zy altoos zeer droefgeestig was, dat zy vcclt\ds, in haare eenzaamheid , in het bosch , ging wandelen , en dat zy op zekeren dag van daar verdweenen is, zonder dat men haar ooit heeft wedergezien. — Ik luisterde naar dit alles met zeer veel belangneeming; trouwens het is waar dat Ludovico met zeer veel bevalligheid weet te verhaalen. — In 't kort, hy heeft my zoo veel verhaald, en zoo veel verteld, dat ik, ongemerkt, eindigde met den verteller te beminnen. LEONORA. Zot meisje! — Ik beken egter dat onder het klein getal lieden, welken wy hier zien, Ludovico de eenigfte zoude zyn, in wien ik eenig vertrouwen zou Hellen. ANNA. Hy is ook de eenigfte die een medelydend voorkomen heeft. En, Signora, hy is nog veel medclydender dan zyn voorkomen. — Zoo gy vriendel)k tegen hem zyn wilt, ben ik verzekerd hy u dit met dubbelen woeker zal vergoeden; honderdmaalcn heeft hy my gezegd: ., Myn leven zoude ik gceven om uwe arme„ meesteresfe te verlosfen 5 hoe beklaag ik haar! ach, ,, dat ik haar konde redden!" LEONORA. Hy zcide dit? ANNA. Ja, Signora; en duizend andere diergelyke dingen. — Ik hoor gerugt. —- Ach, het is Ludovico! nu, Signora,  14 MONTONI, ra, fpretk met hem, en gy zult bevinden of het eea eerlyke jongen is. TWEEDE TOONEEL. DE VOORIGEN, LUDOVICO. LEONORA. Wat voert u herwaards, Ludovico? LUDOVICO. Eene boodfehap die u voorzeker mishaagen zal. ■ Ik kom u berigten dat de hertog van Montoni u afzonderijk begeert te fpreeken. LEONORA. ö Hemel! hy zal my dan wederom van zyne rampzalige liefde onderhouden! LUDOVICO, Vrees 'er de gevolgen van. — Zo gy zyn caraQer kende LEONORA. Ik weet dat ik alles van hetzelve te dugten heb. —Dog 'er blyft my nog eenige hoop, dewyl gy belang in myn lot fielt. ANNA. Ik heb Signora alles verhaald. Ik heb haar gezegd dat gy haare belangen geheel waart toegedaan. LUDOVICO. En gy hebt haar niet bedrogen. — Ja, mevrouw, be-  TOONEELSPEL. 15 befcliib over my. Hoe groot het gevaar ook moge zyn, ik ben ten vollen bereid om u te dienen ; dog ik vrees, helaas! zeer moeilyk de middelen te zullen vinden om u van mynen goeden wil te overtuigen. Want wat tog kan ik doen? ik ben mogelyk de ecnigfte in het kasteel , die deel neemt in uwen toe/tand. ANNA. Dat is, Ludovico, door dat gy ook de cenigfte hier Zyt, die eerlyk denkt. LEONORA. Ik heb u nimmer durven ondervraagen omtrent Montoni, uit vrees van u even onbefchciden te zullen vinden, als alle de anderen. LUDOVICO. Ik zal u niets verzwygen; dog voorzigtigheid. De hertog heeft veel verfpieders, en zoo hy wist dat men van hem, of van zyne zaaien fprak LEONORA. Maak ftaat op onze ftilzwygendbeid. ANNA. Gy kent de myne. — Van daag heb ik Signora voor het eerst van alles onderrigt, en het is wel voor het eerst van myn leven, dat ik een geheim zoo lang bewaard heb. LEONORA. Zeg my vooraf, wat kan tog het oogmerk van den hertog zyn, met zoo veele gewapende lieden hier in hst kasteel te verzamelen? Ik zie hen uitgaan en be- la-  \6 MONTONI, laden met buit wederkceren ; men fpreekt niet dan van veldflagen en fchërmutfelingen: in 't kort, is Montoni hoofd eener party, of capitein der (truikroovers? LUDOVICO. Hy is beiden. — De hertog Montoni (tarnt af van een der doorlugtigfte huizen van Italiën. Dikwils heeft hy zich in de legers, door zyne dapperheid, onderfcheiden; dog zyn (legt gedrag , zyne ongeregelde driften, zyne heerschzugtige ontwerpen, bedierven hem en haalden hem den haat der grooten op den hals. Hy week naar Venetiën , leefde daar eenigen tyd van het fpel , en maakte gemeenfchap met verfcheiden Vcnetiaanfche en Gentiëefchc edelen , even bedorven als hy; zy maakten zoo veel onrust en wanorde in de ftad, dat zy cindelyk de waakzaamheid van den Senaat tot zich trokken. Montoni nam toen, met eenigen zwier vrienden, de wyk naar dit kasteel, 't welk toen bewoond wierd door de gravin Udolpho, cene verre bloedverwante van hem. Dewyl zy niets wist van zyn voorig gedrag noch omfiandigheden, ontving zy hem met alle blyken van agting; hy wist, door zyne geveinsde deugd, zyn vlug verftand en beminhk voorkomen, haar zoodanig voor in te neemen, dat zy hem haare hand fchonk ; en dit tydftip was, helaas! de grondOag van alle onze rampen. LEONORA. Ik weet dit. — Dog men heeft my gezegd dat men de ongelukkige Laurentina op zekeren dag vermist heeft, en dat LU-  TOONEELSPEL. 17 LUDOVICO, zagt. Zy is dood , Signora — En men tw} fielt niet of hy heeft haar doen vermoorden. LEONORA. De booswigt! — Maar wat toch kon hem tot deze gruweldaad bewegen? LUDOVICO. De begeerte om zyne onverzaadlyke eerzugt te voldoen, om de verwytingen te ontgaan van eene vrouw, welke hy bedrogen had, en om naar welgevallen over alle haare goederen te kunnen befchikken, van welkers bjzit hy zich, door eene donatie, had weeten te verzekeren. LEONORA. En Laurentina, die wist dat zy alles van haaren wreeden cgtgenoot te vreezen had, kon dan geen enkel middel vinden om zich aan haar lot te onttrekken ? LUDOVICO. Zy beproefde alle middelen, doch te vergeefsch! ■— Het meeste vreesde zy het vergif, en had dus de voorzigtigheid van geene fpyzen, welken haar voorgediend wierden, aan te raaken, alvoorens Montoni zelf daar van gegeten had. Behalven dat, bezat zy eenen kelk , die haar, zoo men zeide, volkomen beveiligde tegen de wreedaartige oogmerken van haaren gemaal. 1— Men wilde namentlyk, dat deze beker, welke, zedert eeuwen, in de familie was, de wondcrbaarlyke cigenfchap had van geen vergiftigden drank te kunnen houB den,  18 MONTONI, den, maar dat hy den zei ven eerst deed gisten en vervolgens als met geweld daar uit fpringen, en dus de misdaad ontdekte. ANNA. Ik zou my daar niet op vertrouwen. LEONORA. Ik heb eenige maaien van deze wonderbaare bekers hooren fpreeken; men verzekert zelfs dat de oosterfcbe vorsten zich van dczelven zouden bedienen: doch ik beken zeer weinig geloof te flaan aan foortgelyke vertellingjes. — Doch laat ons weder tot Laurentina komen. Zeg my toch, daar Montoni zich door de waakzaamheid van deze ongelukkige verhinderd zag om door vergif zyn oogmerk te bereiken, van welk middel bediende hy zich toen om haar uit den weg te ruimen ? LUDOVICO. Een dolkfïeek beroofde haar van het leven. Men zegt dat zekere foldaat, Bertrand genaamd, en die nog werklyk hier in het kasteel is, belast wierd met de uitvoering van dit gruwelftuk. LEONORA. ö Hemel! LUDOVICO. "Weinigen alhier, die aan de waarheid daar van twyffeleh; doch men wagt zich wel daaromtrend eenigen agterdogt te laaten blyken. ■— Wanneer iemand de orr* voorzigtigheid heeft, in het byzyn van den hertog, den naam Laurentina uit te fpreeken, verbleekt hy, begint te mm  TOONEELSPEL. 19 te beeven, vervalt tot de uiterfte woede, Myft eenigen tyd in dien toeftand , en herneemt dan langzamerhand eene uitcrlyke bedaardheid. LEONORA. En wat deed de fnoodaart, na den dood van zyne ongelukkige egtgenoote? LUDOVICO. Zich volkomen meester ziende van alle haare goederen, fchreef hy aan zyne oude vrienden te Genua en te Venetien , die in menigte naar het kasteel Udolpho kwamen, en een groot aantal lieden met zich bragten van den laagten rang, en waar onder zich verfcheideu deferteurs bevonden. Dezen vormden zy tot regimenten, men deed de vestingwerken her/lellen, voorzag het kasteel van levensmiddelen, 't welk, reeds zeer fterk, uit hoofde van deszelfs ligging, nu vol/trekt onverwinlyk wierd. LEONORA. Wat was tog het oogmerk dezer wapening? LUDOVICO. Dit zult gy zeer ligt begrypen. — Gy kent de rampen welken de verdeeldheden tusfchen de Guelphen en Gibelinen veroorzaakt hebben; nog dagelyks vernielen zy elkander. — De hertog, wiens kasteel gelegen is op de grenzen en tusfchen de kronkelige wegen en toegangen der Apenynfche gebergten, fchynt nu de belangens te omhelzen der eene , en dan wederom die der andere party ; en plundert dus zonder onderfcheid alles wat hem voorkomt, convoijen, reizigers, ja zelfs de dorpen; hy B 2 ver-  ao MONTONI, verzamelt op deze wyze onnoemlyke fchatten , en vindt zich volkomen beveiligd tegen de wraak zwier nabuuren, door de hoop welke iedere party ftelt op de hulp zyner foldaaten en op den moed van hun opperhoofd. ANNA. Welk een mensch! Hoe zal het ons immer mogelyk zyn zyne handen te ontkomen? en zoo ik nog zes maanden in dit kasteel moet blyven, kost het my voorzeker het leven: zyn gezigt alléén doet my lidderen.—■ Deze wallen, op rotfen gebouwd, deze donkere, met mosch bedekte torens, deze, aan onverbreekbaare yzeren ketenen gehegte ophaal-bruggen, die lange, akelige gangen , in welken eene doodfche ftilte heerscht, en die by eiken tred met een dof geluid weergalmen! Die barfche krygslieden, met hunne ysfelyke wapenen en hun fchrikverwekkend gelaat dit alles jaagt my eene koude rilling aan: ■— behalven nog, dat 'er alle nagten booze geesten in dit vervloekt kasteel komen waaren. LEONORA. Geesten ? — welk eene dwaasheid ! ANNA. Ja, Signora, de geest van Laurentina fpookt hier alle nagten; de fchildwagten hebben hem zelf op de wallen zien wandelen. — Zy zagen een groote, geheel witte fchim..... maar zoo buitengewoon groot Vraag het flegts aan Ludovico. LU-  TOONEBLSPEL. 21 LUDOVICO. *Er loopen zulke belagchlyke gerugten, dog gy weet wat men daar van moet gelooven. LEONORA' Het is waar, dat het bloote verhaal van een' vrecsagtig mensen voldoende is, om iets van dien aart geloof te doen vinden by menfehen die altoos aan het won- derbaare gehegt zyn. Maar zeg my, Ludovico, zoudt gy geen middel weeten om my uit deze verfchriklyke gevangenis te verlosfen? LUDOVICO. Helaas! wat kan ik tog alléén uitrigten ? ■— Ik ben zelf hier gevangen , dewyl het my niet mogelyk is uit. het kasteel te gaan, zonder uitdruklyk verlof van den hertog. — Indien wy flegts een' officier en eenigen van het paardenvolk in ons belang konden overhaalen, zoo zouden wy mogelyk door list LEONORA. è Vivaldi! — helaas! — niemand trekt zich het lot aan eener ongelukkige, die,.... LUDOVICO. Vergeef my; ik twyffel of onder het aantal officieren, die in de voorgaande maand hier zyn aangekomen, 'timet één is die ons van dienst zou kunnen zyn. — Ik heb hem verfcheiden maaien hier, om dit vertrek, zien rondzwerven, zyne houding verried de begeerte om daar in te treden; doch zoo dra hy iemand hoorde, verwyderde hy zich met den moeiten fpocd. B 3 LE-  22 MONTONI, leonora. Wie tog kan deze vreemdeling zyn ? anna. Zoo het eens Vivaldi ware! leonora. Hoe zou myn broeder zich onder deze ongelukkigen kunnen bevinden ? anna. Hoe weet men dit? de begeerte om u te redden kan hem hebben doen befluiten leonora. In de daad, het is mogelyk Ach, myn waarde Ludovico! keer fpoedig te rug naar den vreemdeling; tragt te ontdekken wie hy is; doch zorg van ons niet bloot te Hellen ludovico. Stil, mevrouw! de hertog komt. DERDE TOONEEL. montoni, Wagten, de voorigen. montoni, tegen Ludovico en de Wagten. Verwydert u! pl egen Anna^ En gy ook. anna. Mynheer. mon-  TOONEELSPEL. 23 ■montoni, koel. Ik heb u gezegd u te verwyderen. anna. Hy doet my beeven! VIERDE TOONEEL. leonora, montoni. montoni. M en zal u bcrigt hebben dat ik u afzonderlyk begeerde te onderhouden ? leonora. Ja; en ik ontken u niet dat my dit omfteld heeft. montoni. Waarom deze ontfteltenis? Kunt gy, zedert zes maanden, dat gy hier in het kasteel zyt, u beklaagen over myn gedrag omtrend u ? Heb ik nalaatig geweest in de agting die men uwe kunne, of in de oplettendheden die men aan de fchoonheid verfchuldigd is ? leonora. Neen. Maar is het niet genoeg dat gy my aan myne familie ontrukt hebt? Kan ik vcrgeeten op welk eene wreede wyze gy misbruik hebt gemaakt van uwe magt, tegen zwakke wezens? Kan ik vergeeten dat alle de bedienden, die durfden onderneemen my te verdedigen, voor myne oogen zyn vermoord ? Kan ik, eindelyk, vergeeten , dat ik uwe gevangene ben, ,en dat het my niet geoorloofd is myne familie berigt te gceven van m\ n lot, B 4 noch  «4 MONTONI, noch van den naam des tirans, die my hier, tegen alle regten en wei ten, opgeflotcn houdt? MONTONI Ik beken dat ik in dit opzigt uwe verwvtingen verdien; doch het geval alléén heeft my fchuldig gemaakt; het deed my u ontmoeten, by de terugkomst van eene dappere onderneeming en kon ik zoo veel fchoonheid zien , zonder dezelve te bewonderen? — Gebooren met eene vuurige ziel en met ontcmbaare driften, zag ik niets, dan de mogelykheid om my voor altoos aan u te veréénigen. Toen.niets dan myne liefde gehoor gevende, durfde ik u dwingen my te volgen. — Wat de vermetelen aangaat, die zich tegen mynen wil durfden verzetten , zy hebben, van de hand myner foldaaten , de regtvaardigc ftraf ontvangen voor hunne onvoorzigtigheid. LEONORA. Zy waren niet fchuldig, dan uit getrouwheid. MONTONI, En ik wierd het niet, dan uir liefde tot u. LEONOR A. Herflcl uwen misflag door my myne vryheid weder te fchenken. MONTONI. Uwe vryheid! Ik zie wel dat gy Montoni nog niet kent, noch het geen de liefde op zyn hart vermag. LEO ■ ORA. Ik wil dal hart nier beöordeelen, ik zou vreezen hetzelve regt te zullen doen. MO N-  TOONEELSPEL. 25 montoni. Gy zoudt het voorzeker kwalyk beöordeelen, indien gy het zwak genoeg veronderftelde om zich van het geluk te berooven, door de hoop op te geeven van door u bemind te zullen worden. leonora. Zal dan myne gevangenfchap eeuwig duuren ? montoni. Gy zult in mynen Haat deelen. leonora. Gy doet my beeven ! welk lot vcrwagt my dan in dit kasteel? montoni. Het luisterrjkite, het gelukkig/Ie. leonora. Luisterryk! op welk eene wyze? gelukkig! vermoogt gy dit ? montoni. Nu , ik denk tog dat de titel van myne egtgenoote , die van hertogin van Montoni, waardig is om uwen hoogmoed te vleien. leonora, ter zyde. Waarom kan ik hem niet antwoorden! montoni. En wat het geluk aangaat, gy zult dat vinden inde armen van eenen egtgenoot, die u , geduureude zyn leven, zal aanbidden, in'-het bezit van onnoemlykej-ykdommen, in de liefde myner onderdaanen en in de getrouwheid myner foldaaten B 5 LE-  26 MONTONI, leonora. Wanneer de rykdommen ons uit gcene zuivere bron zyn toegevloeid, wel verre dan van tot ons geluk by te draagen, vergiftigen zy elk oogenblik onzes levens. montoni, driftig. Wat zegt gy, mevrouw? leonora, verfclirikt. Ik zeg, mynheer, dat daar ik my zelve voor dit fortuin niet gefchikt agt, het my ook niet gelukkig zou kunnen maaken. montoni. Gy zyt hetzelve waardig en zult het met my doelen. Op morgen heb ik onze verbintenis bepaald, en men maakt reeds toebereidfelen tot het feest. leonora. Hemel! wat hoor ik ? morgen! Ach, hertog ! ik fmeek u montoni, fireng. Niets kan my bewegen het oogenblik te verfchuiven dat my tot uwen egrgenoot moet maaken. leonora, ter zyde. Geregte hemel! — wat befluit zal ik neemen ? montoni, koel. Ik heb eenen geestelyken, van het nabuurig klooster, doen waarfchouweu. Ik ben reeds lang gewoon geen capellaan meer te houden, en deze heeren komen zeer zelden in het kasteel; dog 'er zyn vooröordeelen, welken men moet fchynen te eerbiedigen, eenvoudige gebrui-  TOON, EELSPEL. 27 bruiken die men, voor het oog van het gemeen, behoort in agt te neemen. leonora. Ongctwyffeld, en het eerfte daar van is, niemand eenen eed af te persfen, dien uwe foldaaten, dien de hel zelf my nimmer zullen noodzaaken uit te fpreeken. montoni, koeler. De plegtjgheid zal gefchieden in de capél van het kasteel; ik heb dezelve ten dien einde gereed doen maaken. leonora. Men zal my dan ftervende daar heen fleepen? montoni, Jïeeds koel. Na den afloop der plegtigheid zal myn krygsvolk kampfpc/en aanrigten, en de overwinnaar zal uit uwe handen den eerprys ontvangen. leonora. Wrcedaart! zie myne traanen...... montoni, nog koeler. Ik hoop dat de begeerte om u te behaageu, my den voorrang zal geeven op myne mededingers, en dat gy my dus de eer zult doen van aan my den prys der dapperheid toe te wyzen. leonora. ö Hemel! ik word gemarteld ! montoni, op denzelfden toon. Na het eindigen der fpelen zal een ieder zich in de feestzaal begeeven; daar zuilen verrukkende Hemmen. ge-  28 MONTONI, gepaard met een keurig muziek,den lof des overwinnaars aanheffen , en de bocaalon rond gaan, op de gezondheid onzer Signora's. Des avonds zullen alle myne onderdaanen in het kasteel komen, om, door vrolyke danfen en andere vrcugdebedryvcn , onzen egt en myn geluk te vieren. LEONORA. Neen, barbaar! hoop niet uwe ontwerpen te zullen volvoeren ; vergeefsch veinst gy myne traanen niet te zien en uwe wroegingen niet te gevoelen: nooit, zoo lang my nog eenige kragt overblyft, om my tegen u en uwe medepligtigen te verweeren , nooit zult gy myne hand erlangen. ■— Al moest ik ook al de uitwerkzels van uwen haat en uwe wraak gevoelen , al moest ik het verfchriklyk lot ondergaan van de ongelukkige Laurentina , die montoni, in de uiterjie woede en in drift op en neêr gaande. Laurentina! — welk een' naam noemt gy ? — wia heeft u gefproken van Laurentina? leonora, bevende. Ach, hertog (.Ter zyde.~) Onvoorzigtige! monton i. Welk is dat verfchriklyk lot? Wie is de vermetele? leonora, geheel verward. Men zegt immers dat Laurentina vermist is dat  T O ONEELSPEL, 29 dat haar dood dat zedert (Ter zyde.~) Zyn aanblik doet my fidderen! montoni, na een oogenblik zwygens. Genoeg. — Ik zal hem kennen , den verrader, die ( Tegen Leonora.~) Herftel u. —■ Ik was niet voorneemens u vrees aan te jaagen. VYFDE TOONEEL. EEN OFFICIER, DE VOORIGEN. de officier. De graaf Orfino, mynheer, is op het oogenb lik aan gekomen en verlangt u in het geheim te fpreeken. m o n t o n i. Zeg hem dat hy kome. (De officier vertrekt.') leonora. Ik zal my verwyderen. montoni. Doe dat; maar wees indagtig dat gy op morgen hertogin van Montoni en heerfchcresfe van LJdolpho wordt. ZESDE TOONEEL. montoni, alleen. Orfino is aangekomen! — Ik had hem zoo fpoedig niet te rug verwagt. — Zyn rang van tweede hoofd der condottieren voldoet zyne eerzugt nietj hy wenschte het  30 MONTONI, het oppergebied met my te deelen, en hy heeft medelanders binnen deze muuren, ik moet hem dierhalven nauwkeurig gadeflaan Ik weet niet waarom ik dezen Orfino mistrouw, hy is egter niet te vreezen, hy is lafhartig. ■ Ja, maar hy is listig; — wel nu, Iaat ik dezelfde wapenen tegen hem gebruiken, en wanneer het tyd is zal ik hem de wet wel- weeten te fiellen. — ZEVENDE TOONEEL. ORSINO, MONTONI. ORSINO. Uw dienaar, hertog! MONTONI. Welkom, myn waarde graaf! •— wel nu, is uwe reis gelukkig geweest? brengt gy ons braave lieden? ORSINO. Genua en Venetiën hebben my alles opgeleverd wat het dapperlte is onder hen, die door de fortuin mishandeld zyn, en die genoeg boven de vooröordeelen verheven zyn, om over dezelve, zelfs ten kosten van hunnen goeden naam, te kunnen zegepraalen. M O N T O N J. \ Ik verfia u; dus denkt gy dat wy ftaat op hen kunnen maaken? ORSINO. Als op my zeiven. —. Ik weet wat wy noodig hebben, en  TOONEELSPEL. 31 en ik ben daarom met even zoo veel nauwgezetheid als omzigtigheid te werk gegaan. MONTONI. Zyn 'er veel edelen onder onze recruten? Gy weet dat dit één onzer middelen van zekerheid is, hoe meerder wy doorlugtige families aan onze belangen weeten te verbinden, hoe minder de poogingen van den Senaat, ten onzen opzigten, zullen llaagen. ORSINO. Ik heb flegts twee marquifen, éénen graaf en vyf ridders kunnen bekomen ; dog alle de anderen zyn mannen , die den krygsdienst verftaan; verftandige lieden, die, om ecnige onëenigheden met den raad der tien-mannen, verkoozen Venetiën te verlaaten. Ik maakte gebruik van hunne ontevredenheid , en poogde hen over te haaien om dienst onder ons te neemen, en door hunnen moed onze groote onderneemingen te helpen bevoorderen: zy befloten daar toe, en ik breng u hen. MONTONI. Zeer goed. — Ondcrtusfehen zal het voorzigtig zyn ons in het begin niet te veel op hen te vertrouwen. . De foort van wapen ftiiltand, welke tusfchen de Guelphen en Gibelinen getekend is, noodzaakt ons om thans werkloos te blyven j dog, daar die partyën vermoeid fchynen van elkander te beftryden, is het onze zaak den moed en iever weder in hen te doen herleeven. >— Ik heb lang genoeg de Guelphen gediend , ik ga van party veranderen , en heb ten dien einde driehonderd Gibelinfche mut- fen  32 MONTONI, fen doen maaken; binnen agt dagen wil ik de Guelphen aanvallen en flaan ; dezen, misleid door de uniform, zullen het voor verraad neem en , en de oorlog zal op nieuw beginnen. Maar zeg my tog, wat zegt men in Venetiën van my, of liever van ons ? ORSINO. Vraag my dat niet, hertog! — Gy weet welke dwaaze grondftellingen de voorfïanders van wet en orde hebben ; zy begrypen dat alles aan de regeering onderworpen moet zyn, en dat eene moedige onderneeming, zonder toeftemming der wetten, eene vermetele rooveryis, die de fchandelykfte flraf verdient. MONTONI. Dus noemt men my waarfchynljk een' zamenzwcercr, een' capitein der llvuikroovers, wiens hoofd men op pr\s behoorde te Hellen ? ORSINO. Het is waar, ik durfde het niet zeggen. MONTONI. Laaten zy het komen haaien dit hoofd. ■ Dog het zal die heerschzugtigen, die zich mogel)k vleien het welhaast in hunne magt te zullen hebben, duurte fiaau komen. — Wat hunne veragting aangaat, die kan my niet fchaden. Binnen een jaar zullen zy van gedagten veranderen , en deze man , dien zy nu buiten de zatnenleving het bevel zien voeren, zal mogelyk te eeniger tyd een ontzaglyk leger onder zich hebben. De man van vernuft weet uit alle, zelfs uit de neteligfte omfiandig- he  TOONEELSPEL. 33 heden, voordeel te trekken; hy weet gepast gebruik te maaken van die edele trotschheid, die den booswigt vcrfiomt. Hy ziet niets dan zyn doelwit , en lTrceft met zekerheid nsar hetzelve, en welke gevaaren zich ook mogen opdoen , hy overwint dezelve, of weet met roem te fterven. ORSINO. Welk een edele hoogmoed! — (ter zyde.") Dog let op den val! MONTONI. Beide de partyën, welken ik, nu onderfteund, en dan wederom verzwakt heb, zyn reeds zedert een jaar wederzyds verdeeld; het is op haare vernietiging dat ik het gebouw myner grootheid vestigen wil. ORSINO. (Ter zyde.") Zoo het flegts niet inftort! (op een* valfchen toon.~) Ik bewonder uwe ongewoone fchranderheid en durf u het goed gevolg 'er van te voorzeggen. MONTONI. Graaf, gy zult de eerfte zyn, die de vrugt 'er van zal plukken. — Dog genoeg hier van. (de trompet wordt geb/aazen.') Ik hoor de trompet, iemand vertoont zich voor het kasteel. ORSINO. Het zyn ongetwyffeld myne recruten. — Laat ons hen gaan ontvangen. C AGT-  34 MONTONI, AGTSTE TOONEEL. devoorigen.ludovico. ludovico. Mynheer,een bende gewapende lieden verzoekt in het kasteel gelaaten te worden. montoni. Ik zal baar gaan zien. (zagt tegen Ludovico.') Ludovico, gy weet veel dingen betreffende dit kasteel, dog gy weet mogelyk niet dat hy, die hier te veel fpreekt, nooit lang fpreekt. Denk 'er aan! — Graaf, laat ons gaan. NEGENDE TOONEEL. ludovico, alleen. „ Dat hy, die hier te veel fpreekt, nooit lang „ fpreekt." — Deze waarfchouwing isduidelyk, en in het byzonder voor my, die den patroon ken. ■— Neen, ik zal niet meer fpreeken, maar ik zal handelen. —< Ja, al moest ik zyne felfte wraak ondervinden , ik zal Leonora uit zyne handen redden, of — ilerven. (Men hoort de trompet.) Gelukkig, alles gaat wel! TIEN-  TOONEELSPEL. 35 TIENDE TOONEEL. LEONORA, ANNA, LUDOVICO. LEONORA. Wat voor krygsgerugt hoor ik tog , Ludovico? wat gebeurt 'er weder? LUDOVICO. Stel u gerust, Signora, het zyn eenige nieuwe troepen , die in het kasteel komen. ANNA. Nog meerder boos wigten ! wy hadden 'er nog niet genoeg ? LEONORA. Wel nu , hebt gy dien vreemdeling gefproken? — wie is hy? weet gy. LUDOVICO. Die vreemdeling is Vivaldi. LEONORA. Vivaldi!.,... Is het mogelyk? ANNA. Ach, de hemel heeft voorzeker medelydeu met ons, dewyl hy ons dien braaven jongman zendt. LEONORA Maar zyt gy wel zeker ? Heeft hy u niet bedrogen ? LUDOVICO. Neen, Signora , en ik zal 'er u bewys van geeven.'— Toen ik u verliet begaf ik my te rug naar de plaats * alwaar ik dien jongman gelaaten had; ik ontmoette hem, dog durfde hem niet naderen: hy zag myne verwarring, onze oogen gaven een wederzyds wantrouwen te kennen , en egter fcheenen wy elkander te Yerftaan. —■ Zoo C a waar  gtf MONTONI, waar is het dat eerlyke lieden, zoo wel als fëburkerj elkander aan het voorkomen kunnen kennen. — Eindelyk noemde ik uwen naam; hy hoorde dien nauwlyks, of kwam naar my toe, nam my by de hand, drukte dezelve, en zeide: „ gy zyt een eerlyk man, ik zie het „ aan uw gelaat." ANNA. Dan zeide hy juist als ik, Ludovico, toen ik u de eerfïemaal zag. ludovico, haar de hand kusfehende. Ik bedank u, Anna. LEO NOR A. Vervolg, bid ik u. LUDOVICO. Wy kwamen vervolgens in gefprek, en om my, zoo wel als u, allen twyfföl te beneemen, Helde hy my dezen zegelring ter hand, dien hy my verzekerd heeft dar gy zult kennen. leonora, den ring beziende. Hét is het wapen myner familie! — Ludovico, vlieg weder naar hem toe, onderrigt hem van mynen toefiand, zeg hem dat de tiran my wil dwingen zyne hand aair te neetnen, dat hy de plegtigheid reeds op morgen bepaald heeft, en dat , zoo hy my niet, nog dezen dag, uit zyne handen red, het gedaan is met myn leven en mogelyk ook met het zyne. ludovico. Hy weet alles. — Onze maatregelen zyn genomen. QZagi-  TOONEELSPEL. 37 C'Zagt en na rond gezien te hebben.) Dezen nagt vlugten wy. leonora, Dezen nagt? welk een geluk! anna. Ik zal dan dit akelig kasteel verlaaten! Maar gy gaat immers met ons? ludovico. Twyffelt gy daar aan ? leonora. En hoe zult gy dit aanleggen ? ludovico. Zeer eenvoudig. — Dog 'er behoort voorzigtigheid, moed, en vooral de diepfte geheimhouding. leonora. Verder tog, Ludovico? ludovico, zagt. Dezen nagt zult gy uittrekken, onder een bende paardevolk, die, onder bevel van Vivaldi, de Venetiaanfche troepen, die men zegt dat tegen het kasteel in aantogt zyn, moet gaan ontdekken. Ik zal u elk een krygskap en een' grooten gevederden hoed bezorgen; gy gaat met klokflag van tien uuren , langs den kleinen trap van den wal, tot beneden aan den noord - toren, gy verbergt u daar in de eene of andere diepte, en maakt vooral geen gerugt, om niet gehoord te worden, door de fchildwagten , die 's nagts op de wallen Haan. — Daar wagt gy ons; wy zullen u komen af haaien, na C 3 al-  38 MONTONI, alvoorens twee paarden voor u gereed gemaakt te hebben ; gy zult de plaats vervangen van twee der zes ridders, die uwen broeder behulpzaam zyn, en die mede tot deze bende behooren; omringd van onze vier mannen, die u geen oogenblik zullen verlaaten, zullende overigen u in het duister niet herkennen, en als wy flegts een...aal de ophaalbrug over zyn, zullen wy wel weeten wat ons te doen Haat. LEONOR A. Alle hoop is dan nog niet verlooren! wat ben ik u niet verpligt, myn waarde Ludovico ! LUDOVICO. Wanneer wy eens verre van dit fomber verblyf verwyderd zyn, zult gy my uwen dank betuigen ; intusfehen , voorzigtigheid en moed. ANNA. De goede jongen! wy zullen dan aan hem onze vryheid vcrfchuldigd zyn. — Gisteren mogt ik hem wel Jyden, maar nu ben ik razende op hem verliefd, LUDOVICO En wat zal het dan morgen zyn ? dog laat ons nu fcheiden, om geen agterdqgt te verwekken. — Onthoudt onze affpraak wel, precies ten tien uuren, langs den kleinen trap, tof beneden aan den noord-toren. Vaarwel, myne waarde Anna ! ANNA, hem haare hand toereikende, welke hy kuscht. Vaa-wel, goede Ludovico! de hemel geleide u en »ok ons! Einde van het eer/le bedryf. TWEE-  TOONEELSPEL. 39 TWEEDE BEDRYF. De binnenkant der wallen. Ter regterzyde ziet men den Noord-toren. EERSTE TOONEEL. VIVALDI, LUDOVICO. LUDOVICO. Alles is gereed; gy kunt zeker zyn haar ten tien uuren, hier, by den toren, te zullen vinden. VIVALDI 't fs wel. — Hebt gy haar wel aanbevolen, uit hoofde der fchildwagten, geen gerugt te moeten maaken ? LUDOVICO. Ik heb haar van alles onderrigt. VIVALDI. Orfino komt dit heen; hy is de boezemvriend van Montoni: hy moet ons niet by elkander zien, laaten wy fcheiden. (Ludovico gaat heen.) C 4 TWEE-  4° MONTONI, TWEEDE TOONEEL. vivaldi, alleen. Orfino komt naar my toe. — Zou hy eenige agter* dogt hebben ? ik moet behendig met dezen afgerjgten vos omgaan, en vooral hem met omzigtigheid antwoorden. DERDE TOONEEL. orsino, vivaldi. orsino. Ik ontmoet u van pas, Vivaldi; dit oord is afgelegen, wyzyn alléén en kunnen dus in vryheid tezamen fpreeken- vivaldi. Gy hebt my dan wel belangryke zaaken te zeggen' orsino, glimplagchend. Ik geloof in tegendeel dat gy zekere geheimen hebt, die vivaldi. Ik? —• Gy fpot, graaf! wat zaak van gewigt zou tog een' eenvoudig' officier, eerst nieuwlings in dienst van den hertog gekomen, kunnen bezig houden ? orsino. Gy zyt agterhoudend , Vivaldi, en gy hebt gelyk, de omzigtigheid is noodzaaklyk, zelfs onvermydelyk, wanneer men in zyne oogmerken wil flaagen. vi-  TOONEELSPEL. 41 vivaldi, ter zyde. "Waar zal dit op uitkomen ? orsino. Ik weet dat het onvoorzigtig van u zoude zyn, my te bekennen dat gy Montoni befchouwt als een' firuikroover, in wiens dienst gy flegts getreden zyt om hem te verraaden, en den Senaat te onderrigten van zyne ontwerpen en magt, en van de middelen om hem te overwinnen. vivaldi, verward. Maar, graaf ik weet niet waarom gy my befchouwt als vyand van Montoni. — Ongelukkige omftandigheden hebben my genoodzaakt in zynen dienst te treden. orsino. Voorzeker ongelukkige omftandigheden.... Montoni ontroofde u uwe zuster; en uw ontwerp, in alles eenen edelman waardig, was om in deze flerkte in te dringen , en haar, door list of geweld, de handen van haaren tiran tg ontrukken. vivaldi, ter zyde. Ik ben verlooren! (overluid.) Wie kan u gezegd hebben? orsino. De graaf Udolpho heeft my van alles onderrigt. vivaldi, ter zyde. De verrader! orsino. Gy zwygt? Ik wil u niet langer in onzekerheid C S laa-  42 MONTONI, laaten. '—Ja, ik wist dat gy in het kasteel waart; ik wist de oorzaak, die u 'er gebragt had; en wel verre van dezelve te wraaken, wil ik my aan uwe belangen verbinden, en myne poogingen met de uwe verëenigen tot Montoni's bederf. VIVALDI. Tot Montoni's bederf! is het mogel\k? ORSINO. Ja, reeds zedert lang voed ik een' geheimen haat tegen hem. Zyn onverdraaglyke hoogmoed ; de veragting, met welke hy nedcrziet op allen, die hem de uitmuntendfte dienden bewezen hebben; de vergelding die de graaf Udolpho my beloofd heeft; de hoop om my met den Senaat te bevredigen; dit alles heeft my doen befluitcn om de ontwerpen der regeering te begunftigen. VIVALDI. Ik beken u dat de uiterlyke fchyn my wel bedrogen heeft; ik heb u altoos aangemerkt als zsn' vriend. ORSINO. Ik zyn vriend! <— Ik was het vcortyds..... thans dorst ik flegts naar wraak en naar gelegenheid om z)ne heersebzugt te ftnuTen. — De trouwlcoze wil alléén de vrugten plukken van de uitgebreide plans, die ik ontworpen en door mynen moed ten uitroer gebragt heb —• Kunt gy wel gelooven dat hy nier gefchroomd heeft, in verfcheiden omftandigheden, zelfs in tegenwoordigheid van onze officieren, my het gewigt zyner trotschhtid te doen gevoelen ? zedert dien tyd ook hebben zyne belc- di-  TOONEELSPEL. 43 digingen my meer en meer verbitterd, en te vergeefsch ziet Montoni in my niets, dan her werktuig zyner aanftaande grootheid: zyne verwagtingen zullen hem bedriegen. Hy zal weeten dat, zoo lang de wraak niet geheel buiten myne magt is, ik my niet ongeftraft laar beledigen; hy zal weeren , en misfehien nog dezen dag, wat de haat en de moed van Orfino vermogen. VIVALDI. Fn van welke middelen denkt gy u tegen den hertog te bedienen? ORSINO. Daar dezelfde belangen ons verbinden , moet ik u niets verbergen. Zie hier dan dezelve. — Dc graaf Udolpho moet, op bevel van den Senaat, dezen nagt tegen het kasteel aanrukken ; gy weet dat ik dezen morgen eenige recruten hier heb gebragt; wel nu , het grootte gedeelte daar van zyn foldaaten van den graaf Udolpho. — Montoni zal hen waarfcbynlyk gebruiken ter verdediging van •enig vestingwerk ; deze foldaaten, wel verre van zich te verweeren, zullen de oogmerken der belegeraars begunftigen, die dus zeer ligt in het kasteel zullen komen. VIVALDI. De voorzigtigheid van Montoni zal dit ontwerp waarfchynlyfc verïedelen; hy zal geen' gewigtigen post aan recruten vertrouwen mogelyk verdeelt hy hen onder zyne troepen, en fielt hen dus buiten de mogelykheid om iets ten onzen voordeele tc kunnen doen. OR.  44 MONTONI, ORSINO. Zoo dit ontwerp mislukt, bi)ft my nog een andere tocvlugt overig. VIVALDI. Eu welke is die? ORSINO. Ik heb den Senaat beloofd Montoni, dood, of levend, te zullen leveren ; en ik heb onfeilbaare middelen om myne belofte te vervullen. ■— Wanneer flegts het opperhoofd van kant is, zal het my, door mynen aanhang onderltcund, niet moeilyk vallen de bezetting te vermeesteren , die, misleid door de hoop op pardon, of op cenige vergelding, zich op befcheidcnheid aan my zal ovcrgeeven. VIVALDI, ter zyde. De booswigt! hy noodzaakt my om my te verbinden aan den veragtlyklten der menfchen. ORSINO. Kan ik op u Haat maaken in deze gewigtige ondernceming ? VIVALDI. Zoo ik u in den ftryd van dienst kan zyn, reken daa op my; dog bedenk, dat ik u niet anders beloof dan mynen arm en mynen moed. (Montoni, gevolgd van eenige officiers, verfchynt op de wallen.') ORSINO. Ik zie den hertog. —- Hy fchynt eenige bevelen te gee-  TOONEEL SP E L. ^ q$ geeven, ik ga by hem. — Men moet ftaatkunde gebruiken, (hy gaat Montoni te gemoet.) VIVALDI. De trouwlooze gaat hem vleien: welk een metisch is die Orfino! zyn gezigt is my onverdraagbk. De tegenwoordigheid van eenen verrader, zelfs als hy de goede zaak dient, is altoos haatlyk voor den eerly ken man. VIERDE TOONEEL. MONTONI, gevolg, DE VOORIGEN. (Men Jlelt twee fchildwagten uit , den een' op-de wallen en den ander' beneden.') MONTONI. D en fchildwagten zy de grootfie oplettendheid aanbevolen. Vivaldi, heb ik u niet bevel gegeven ora dezen nagt uit te trekken ? VIVALDI. J'a, hertog. MONTONI Ik zou byna lust hebben een' ander' officier in uwe1 plaats daar toe te benoemen. — Gy zyt eerst nieuwlingsonder ons gekomen, en kent dus de omwegen en bosfchen niet genoeg , welken gy moet doortrekken. Debewegingen van den vyand zouden u kunnen ontfnappen. VIVALDI. (Ter zyde.) Welk- een verhindering!' —— Gy kunt ge-  46 MONTONI, gerust de zorg aan my vertrouwen, om uwe ontwerpen ten uitvoer te brengen. Niemand zal meerder iever en moed betoonen dan ik — En zoo het geval my den vyand deed ontmoeten, beneem my dan de gelegenheid niet om my, in den ftryd voor u, te onderfcheiden. MONTONI. Ik erken uwen iever, Vivaldi; en myn oogmerk van u by my te willen houden, was om denzelven te beloonen. — Ik wenschte u by de plegtigheid van mynen egt tegenwoordig te zien. Een ridder van uwe verdienden zou onze feesten nog meerder luister byzetten; cn ik meende u de gelegenheid te bezorsen om bh ken van uwe behendigheid te geeveu. door met u een' lans te breeken ter eere van de hertogin. VIVALDI, lk weet van welk vermaak ik my zeiven beroof, door geen getuige van uw geluk te zyn; dog indien ik dat mag genieten van uwen vyand te beftryden, zal ik my de eer, welke gy my aanbied, meerder waardig agten. Laat my gaan, bid ik u. MONTONI. Het zy dan zoo ! wyl gy het volftrekt begeert. — Ik heb u neg eenige bevelen te geeven; dog daar ik thans bezig ben de posten te bezigtigen , zal ik mogelyk geen' tyd hebben om u afzonderlyk daar over te onderhouden ; volg my, wy zullen onder weg te zamen fpreeken. (Alle gaan heen, uitgezonderd de twee fchildwagten-') V Y F-  TOONEELSPEL. 47 VYFDE TOONEEL. spalatro, b e rt r and. spalatro. Bertrand, Is dat niet de graaf Orfino, dien ik daar by den hertog zag ? bertrand, Jleeds op een' norfchen toon Ja. spalatro. Is hy dan van Venetiën te rug gekomen ? bertrand. Dat ziet gy wel. spalatro. Kent gy hem gemeenzaam? bertrand. Neen. spalatro. Ja, neen. — Gy antwoordt altoos even norsch. bertrand. Dat is zoo myne gewoonte. spalatro. Gy moest die veranderen. bertrand. Dat verkies ik niet. spalatro. Welk antwoord! Weet gy wel dat gy zeer on- vriendelyk zyt, Bertrand? ber-  48 MONTONI, bertrand. Ik ben zoo als ik ben. spalatro. Dat komt door de flegte opvoeding, die gy gehad hebt. —■ In uwe jeugd hebben uwe ouders die norscbheid over het hoofd gezien, en thans, nu gy een grcote jongen zyt en in eene ordentlyke zamenleving verkeert, houdt men u voor een ongemanierd fchepfel, dat niet weet te leven. bertrand. Wat raakt my uw gevoelen en dat van anderen? Ik weet hoe ik handel en dat is my genoeg. spalatro. 6, Gy handelt voorzeker niet kwalyk. — Onder uwe makkers hebt gy den naam van een braave jongen te zyn , en de hertog fchcnkt u zyn vertrouwen. — Nu, gy hebt hem daar voor ook zekeren dienst bewezen bertrand, zeer barsch. Wie zegt dat? spalatro. Wie dat zegt? wel, dat weet ieder een. — Men wil dat gy zeer wel weet waar Laurentina gebleven is ; en dat gy daar voor de befcherming van den hertog eii zekere onderfcheiding onder ons geniet. Maar, kyk, Bertrand, fchoon men al een' ftap tot zyn fortuin gedaan heeft, moet men egter niet nalaaten vriendclyk tegen zynen evennaasten te zyn, en een' toon van beleefdheid aan te neemen, die den welgemanierden man zoo zeer onderfcheid van den lompert. ber-  TOONEELSPEL. 49 BERTRAND. Die gemanierdheid behaagt my niet; w ant, om flegts met u te beginnen, zoo veel elendige fchcpfjls bootfen dezelve naar, dat zy my geheel walglyk geworden is. SPALATRO. Bemerkt gy wel dat gy my daar eene belediging zegt? Wat is het ongelukkig zoo onbefchoft te zyn ! ■ BERTRAND En zoo babbelagtig — Zwyg, zeg ik; ik wil u niet meer antwoorden SPALATRO. Het zy zoo 1 ik zal dan ook niet meer tegen u fpreeken. (na eenig zwygen.) Die Bertrand is onverdraaglyk; _ en ik heb altoos het ongeluk met hem op de post te liaan ; hy is zoo Hom als een houten blok, en z) n gelaat is zoo fomber als de capél van het kasteel. — Het fpyt my nu dat ik hem nog lesfen van wellevendheid heb willen geven ; dat heeft hem eigenlyk boos gemaakt. Ik moet zien my met hem te bevredigen. ■— Bertrand! (Bertrand gaat op en neêr , zonder hem te antwoorden.) Hy antwoordt niet. Zoo dat ik dan nu genoodzaakt ben een gefprek alléén te voeren, en daar hou ik niet van. De nagt is vry duister, en, ondanks my zeiven, denk ik geduurig aan dien geest, die, zoo men zegt,hier alle nagten op de wallen komt.... Ik zal eens zingen , dat verftrooit. (hy zingt) 't Waar geloof rigt wond'rcn uit! — Koning Trimm nam eens 't bclluic D 0m  50 MONTONI, Om zyne arme ziel te hoeden, En der christ'nen leer te voeden, Door 't aldwingend oorlogs - vuur! —— Moedvol, fprak hy, tot zyn ftryd'reni Vaardig, myn gelooft - belyd'ren ! Fluks! uw heir ten ftryd gefchaard! — 't Ongeloof verdelgd van de aard'! Heel dc fiere wapenftoet, Daadlyk, met vereenden moed, Greep en kling en hellebaarden; — Toog, op ftorm - kasteel en paarden, Naar der Saracynen land. — Dan, vóór 't aangaan der gevaaren, Gaf men zoo lang te bcwaarcn, Aan 't gebuurte, een elk zyn vrouw, En zyn geld der priest'ren trouw. — Hy maakt my niet eens een compliment over myn fraaije item: wat baat het talenten te hebben, wanneer men.... In 't vyandlyk oord geland, Zag men dra, van allen kant, Tot Gods eer den moord - dolk woeden!..,. Maar, wie kon het ooit vermoeden? — Welk een yslyk ongeval! Met een monniks - kleed omwonden Wierd de vroome vorst gevonden, Die bezweek voor wal noch vest, Doodgemarteld door dc pest!.... ZES-  T O O N E E L S P E L. St ZESDE TOONEEL. de voorigen; anna m leonora, vertoonen zich voor een der vengfiers van den Noordtoren. anna. Neen, Signora, het is nog geen tyd. leonora. Ik ben vol vrees en ongeduld.... Wie zyn die twee mannen, die daar, op het bolwerk, wandelen? zy hebben een afzigtlyk voorkomen. A n n Ai Spreek zagt; het zyn de twee gunflrelingen van den hertog! — Hy , die daar op en neêr gaat, is Bertrand; dezelfde die men zegt dat Laurentina.... leonora. Ha! het monfier! anna. Zyn Hem alléén jaagt fchrikt aan. De andere is een gefchikte jongen ; hy ontmoet my nooit in den gang, of hy bewyst my alle beleefdheden. spalatro, meer voor aan op het Tooneel. Ik zie vrouwen. — Waarfchynlyk de aanitaande egtgenoote van den hertog. — Ik moet eens een praatje met Anna maaken.... zy is tog zeer lief, en indien ... Uw dienaar, juffrouw Anna! - Het fchynt dat gy met Signora een avondlugtje fchept ? —. Da a n-  52 MONTONI, anna. Ja, mynheer Spalatro. leonora, ter zyde. Nog flaat het geen tien uuren ! spalatro. Zo gy op het Torenpriëel (*) gingt , zoudt gy fris- fcher lugt fcheppen ; het is daar zeer bekoorlyk. anna. Waar is dat prieel ? spalatro. Op den Zuidertoren, aan dezen kant. — Het verheft zich boven alle de omliggende gebergten, en levert een verrukkend gezigt op. — Ik geloof dat mynheer de hertog met zyn' vriend Orfino dezen avond daar zullen eeten, leonora, ter zyde. Dat zal onze vlugt begunftigen bertrand, /lilftaande. Spalatro, gy fpraakt my zoo even van den graaf Orfino. Kent gy hem wel ? spalatro. Ha! het behaagt mynheer het gefprek te hervatten ? bertrand, norsch. Geef my geen antwoord zoo het u verveelt. spalatro. Neen, mynheer, ik wil u toonen dat ik niet knorrig en (*) Belvedère.  TOONEELSPEL. 53 en wrokkig ben, zoo als gy. — Ja, zeker ken ik den graaf Orlino ; en ik kan u zeggen dat by de miidfte en edelmoedigfte man is van geheel Italiën. — Een myner vrienden had het geluk hem eenen gewigtigen dienst te bew}zen , voor welken hy hem voortreffeljk beloond heeft. leonora, tegen Anna. Zoo dat men dan hier nog een' man vindt met eenige deugd bezield! bertrand. En welk foort van dienst was dat ? spalatro. 8! Dat is een heele hiftorie. — De graaf had een kwaade zaak aan de hand. — Hy onderhield een' geheimen minnehandel met zekere Florentynfche dame. — Haar man nam de zaak niet wel op en maakte veel ge- rugt. ■ Om dezen lastigen egtgenoot te vreden te Hellen, kon hy 'er niers beter op vinden, dan hem af te vaardigen naar 'slands gebruik. — Het was defchoonfta ' dolkfleek, die ooit in Italiën gegeven is. — Ik had ook het genoegen dat, na de uitvoering, de graaf, my op den fchouder flaande, zeide: bravo, Spalatro! leonora. Spalatro! — De elendige! spalatro, een weinig verfchrikt. Heb ik gezegd : Spalatro ? bertrand, ruw. Ja, zeker hebt gy dat gezegd. D 3 spa-  54 MONTONI, SPALATRO. Nu, het kan wel zyn ... dat komt.... dat myn Triend juist ook zoo heette. LEONORA. Laat ons vertrekken. Het gezigt dier booswigtcn doet my fidderen. Hoe veragtl) k is niet Montoni, indien dit zyne fnoode werktuigen zyn ! (Zy gaan van het v eng ft er af) zevende tooneel. SPALATRO, BERTRAND.. SPALATRO. Het fehynt dat de dames weg z) n ? BERTRAND. Is dat niet die jonge dame, die de hertog morgen trouwen wil? SPALATRO. Dezelfde. — Zy is zeer lief. — Ja, ja, de hertog verftaat 'er zich op; maar hy zou nog al wat te doen hebben, zoo hy alle de jonge meisjes wilde trouwen, die hem op den weg ontmoeten; — trouwens, wanneer hy 'er zich weder zoo geheim van konde ontflaan als van Laurentina ik geloof dat dit eigcnlyk u aangaat. BERTRAND. Spalatro! de eerfte keer dat gy kunt goedvinden my wederom met diergelyke rede aan boord te komen, ik waar-  TOONEgLSPEL. S5 waarfchouw het u , ik zal u met myn lans door de huid /reeken dat gy het niet zult navertellen. SPALATRO. Is dat nu weêr vriéndelyk 't geen gy my daar zegt? — Gy wordt ook altoos kwaad om eene eenvoudige boertery. BERTRAND. Zwyg maar Uil, en laat my in rust. SPALATRO. Zie daar is hy weêr even knorrig; gelukkig daar flaat het tien uuren , ik heb nog maar een uur op fchildwagt te ftaan. — Ik hou niet van deze pest. — Zedert dat Pedrone dien geest gezien heeft, ben ik 'er altoos bevreesd, en vooral 's nagts. - Dat komt dat men 's nagts zich allerlei dingen door 't hoofd haalt; en zro by ongeluk iemand in zyn' leeftyd een of ander toevalletje gehad heeft, vertegenwoordigt het geweten AGTSTE TOONEEL. LEONORA, ANNA, DE VOORICEN. LEONORA, den kleinen trap afkomende. Stil, laaten wy geen gerugt maaken, de duisterheid begunfligt ons. ANNA. Wy zyn hier, geloof ik, beneden aan den toren. D 4 . SPA-  56 M O N JE O N I, SPALATRO. Ik verbeeld my gerngt te booren. — Dat duivelfche fpook wil my maar niet uit den kop. LEONORA. Wy moeten aan dezen kant blyven, om niet van de fchildwagten gezien te worden. ANNA. Het is reeds tien uuren geflagen; ik hoop dat zy niet lang zullen wcgblyven. — Liet is dat ik ben wel niet bang, dewyl ik by u ben ; dog zoo uw broeder of Ludovico hier was, zou ik egter meerder moed hebben. SPALATRO. Welk eene flilte! — Bertrand is wel gelukkig, hy gelooft aan geen geesten en ik.... ik beef van het hoofd tot de voeten. Wagt, ik zal 'er my tegen inzetten, en met eene vaste Item myn liedje uitzingen, (Hy zingt al beevende.) Afgefheden kwam de ftoeE, (Byna overftelpt met bloed,) Moedloos weêr naar buis getogen ; Dog hoe vond men zich bedrogen!.... Gade en geld wordt weêr gevraagd. — Dan, men doet al daadlyk hooren, Dat dit beide was vcrlooren. — Elk behield zyn nabuur's vrouw ; *t Geld bleef aan der piest'ren trouw! (By den laatjlm regel begint hy nog fterker te beeven.~) Wat  TOONEQLSPEL. 57 Wat is dat ? bedrieg ik my ?.... Ik zie och, ja.... Bert.... Bertrand! ziet gy daar niet.... daar op den wal ziet gy daar niet iets wits dat zeer fchieiyk gaat ?.... bertrand. Neen , ik zie niets. spalatro, doodelyk ontfleld. Da'a'r, dóór, zie dan .... och, het is de geest!.... hy loopt daar om den Zuidertoren daar verdwynt hy daar komt hy weêrom Heilige Franciscus, befcherm my !.... anna , verfchrikt. Wat fpreekt men daar van een' geest ? spalatro. Ik zal allarm blaazen. (Hy blaast op zyn' hoorn.') bertrand. Wat doet gy? zult gy ftil zyn? —, Houd op! leonora. Wat betekent dat gerugt ? (Spalatro vervolgt met beevende op den hoorn te blaazen.) bertrand. Spalatro! bloodaart! zult gy ophouden ? spalatro. Ach! daar is hy! genade gena*.... ('er ver- fchynt eene vrouw in het wit gekleed, die zich houdt als of zy langs Spalatro voorby wilde gaan.) Och! doe my tog geen kwaad, (hy valt op zyne knieën.) D 5 Hei-  58 MONTONI, * Heilige Martinus! waarde patroon! zoo gy my befchermt beloof ik u in bedevaart naar Saneta Cafa te gaan. (Defchim niet by Spalatro voor by, kunnende, komt te rug van den kant van den Noordtoren, en gaat zeer digt langs Anna en Leonora. Anna geelt een'' fchreeuw Spalatro valt ter aarde; defchim keert zich fchielyk om, loopt dm wal op, b/yft een oogenblik fiaan vóór Bertrand, die zeer gerust blyft, en vervolgt zynen weg met den uiterflen fpoed.) LEONORA Is het eene bedwelming ?.... my dagt, ik zag.. . neen, dat is niet mogelyk! — Anna! zy hoort my niet.... Anna! BERTRAND. My dunkt ik hoor fpreeken. — Wcrda? — Werda ? —geen antwoord ! LEONORA. Wy zyn verlooren! BERTRAND. Spalatro! <— Zie dan , 'er is iemand by den toren. — Spalatro! — Hy is dood, geloof ik.... Wat moet van dit alles worden? NEGENDE TOONEEL. VIVALDI, LUDOVICO, DE VOORIGEN. VIVALDI. Kier zyn wy. — Kom, Leonora, 'er is geen oogenblik te verliezen.... de paarden zyn gereed.... L E-  TOONEELSPEL. s$ LEONORA, op Anna wy zendt. Ach, myn broeder! zie hier.... LUDOVICO, verfehrikt. Myne Anna!.... Wat is 'er tog gebeurd ? ANNA, herkomende. Ach, ik hoor Ludovico! VIVALDI. Laat ons geen tyd verliezen. ANNA. En de geest?— ó hemel! ik beef nog over myn gehecle ligchaam... . VIVALDI. Welke geest? LEONORA, Zy verbeeld zich en het kwam my zelf ook Zoo voor..... LUDOVICO. Wy zyn ontdekt! Montoni nadert, gevolgd van alle Zyne officieren, wy kunnen hem niet ontwyken. VIVALDI. Laat ons digt by den toren blyven. — Zoo hy hier niet vertoeft is 'er kans hem te ontfnappen. TIEN-  Co MONTONI, TIENDE TOONEEL. montoni, officieren, de voorigen, Knegts met flambouwen. montoni. Wat betekent tog dit allarm? — Men losfe de fchildwagten af en doe hen by my komen. eerste o fficier. Het is waarfchynlyk een valsch allarm. montoni, Leonora herkennende. Wat zie ik? bedrieg ik my niet? Gy hier? op dit uur en in dit gewaad.... gy zogt te ontvlugten ? Wie is de vermetele?.... Zoudt gy het zyn, Vivaldi, die heeft durven.... vivaldi. Ik ben het zelf. montoni, de hand aan den degen JJaande. Ha, verrader! met uw leven zult gy my deze vermetelheid betaalen. leonora, hem weerhoudende. ö Hemel! myn broeder! orsino. Haar broeder! montoni. Dat is llegts een voorwendfel, om.... vivaldi. Neen, ik ben haar broeder, en deze naam geeft my  TOONEELSPEL. 61 my het regt om haar te wreeken en den hoon te firafTen, welken gy ons gedacht aandoet. ORSINO. Bedwing u, hertog; laat de reden u geleiden: hy is de broeder van haar, die gy bemint; bedenk dat het geen middel is om haar te behaagen.... jionton r. Wel nu , zyne draf zy dan uitgefteld! Maar zeg my, Vivaldi, welke is toch de hoon , waar over gy u beklaagt? Dat ik uwe zuster myne hand aan- biede, is tog, denk ik, geene vernedering voor uwe familie. — Myn bloed ... vivaldi. Hebt gy ontëerd. montoni. Myne goederen.... vivaldi. Zyn door onregt verkregen. montoni. Myne magt.... vivaldi. Hebt gy misbruikt. En hoe Iuisterryk ook uw uiterlyke pragt moge zyn, dezelve zal my niet verblinden. — Nooit zal ik in dezen affchuwlyken egt Hemmen. — Neen , myne zuster , uit deugdzaam bloed gefproten, zal nimmer de egtgeuoote worden van een opperhoofd der ftruikroovers. al-  fa MONTONI, ALLE DE officieren, eene beweging maakende. Struikroovers! montoni. Houd ftandl vivaldi. Ja, ftruikroovers, die flegts van roof en plundering keven. Het vaderland heeft uwen arm niet gewapend, dierhalven zyt gy misdaadig . Wat tog betekenen uwe krygs-cieraaden, uwe pluimen, uwe uniform, uwe fterktens, de pragt, die gy om u verfpreidt, de naam eens doorlugtigen bevelhebbers; zyt gy daarom minder ftruikroovers ? — En fchoon gy in groot getal zyt ; zyt gy daarom menfchelyker ? — Welke ftad, Welk gehugt vreest uwe nabuurfchap, welk reiziger vreest uwe ontmoe;mg niet ? — wat zyn de gevolgen van uwe krygsonderneemingen? verbrande kasteden, gefchaakte vrouwen, ontruimde kloosters; — en zoo tot hier toe het gevolg uwe ftrafwaardige onderneemingen bekroond heeft, twyffelt egter niet, of de overheid, ten vollen onderrigt van uwe gruweldaaden, zal u te eeniger tyd ftraffen, als verkragters der wetten, als overweldigers der geheiligdfte regten en als verftoorers van de rust der maatfehappy , voor welke" gy de felfte geesfels zyt eerste officier. Hy is een verrader; wy eisfehen zy n' dood. vi v a l d r. Ik onderwerp my aan denzei ven, dewyl ik dc waarheid durf zeggen. L e*  TOONEELSPEL. 63 leonora, ter zyde. Hoe red ik hem! — (overluid.) Ach, hertog, in naam van het belang, ik durf zeggen in naam der liefde..... montoni, tegen Leonora. Ik verfta u. tweede officier. Hertog, geen genade! derde officier. Onze zekerheid hangt 'er aan. eerste officier. Wy eifchen zyn' dood! montoni, fireng. Geene raadgevingen, geene eifchen, ik weet wat my te doen ftaat ■ (tegen de Officieren.) Geleidt hem naar de gevangenis van het kasteel, gy blyft iny verantwoordlyk voor hèm. Behandelt hem op de¬ zelfde wyze als de krygsgevangenen; en zyt vooral indagtig dat ik alléén befchikker van zyn lot blyf, en dat hy, die myne bevelen te buiten gaat, zyne ongehoorzaamheid met zyn hoofd zal betaalen. ('Er komt een wagt om Vivaldi weg te leiden.) VIVALDI. Vaarwel, myne zuster! - wy moeten fchtiden .' — Ach, hoe zeer vrees ik voor u het lot van de ongelukkige Laurentina! mok-  64 MONTONI, montoni, verbyflerd. LaurentinaI —- Laurentina! En by ook! Men voere hem weg en gehoorzaame myn bevel. (De foldaaten vertrekken met Vivaldi.) ELFDE TOONEEL. de voorigen, uitgezonderd Vivaldi en eenige Officieren. montoni. Gy ziet, mevrouw, waartoe de onvoorzigtighcid van Vivaldi hen gebragt heeft; hy heeft my, hy heeft myne officieren beledigd; en ik vrees, ik ontken het niet, dat zy my zullen noodzaaken hem als een' verrader te ïtraffen ; zoo veel te meer, daar zyne oogmerken niet dubbelzinnig waren.... leonora. Ach, mynheer, ftel tog al uw vermogen te werk... montoni. Ik heb my niet van zyn' perfoon verzekerd, dan om hem aan hunne oogenbliklyke wraak te onttrekken; dog bedenk dat 'er flegts een middel is om hem geheel voor dezelve te beveiligen. Vivaldi worde myn broe¬ der, en alsdan zal ik wel middel weeten om hem te doen eerbiedigen. — Zyn leven of dood ftaat in uwe hand. leonora. 6 Memel! mo n-  TOONEELSPEL. 63 montoni. Gy weet dat men toebereidfelen maakt tot ons buwlyksfeest; reeds zal men daar mede dezen nagt een' aanvang maaken, — Heden avond geef ik een gastmaal aan myne officieren; ik maak ftaat dat gy de eer der tafel zult ophouden. leonora. Ik! mynheer? montoni. ja f gy. _ ik zal u aan den geheelen adel voorltellen , als haare aanflaande fouvereine. Zoo gy Vivaldi wilt behouden, moet de voorzigtigheid u noopen, myne officieren met agting te behandelen. leonora, ter zyde. o Myn broeder! welke opoffering hebt gy het regt, niet van my te vorderen! montoni. De tyd nadert. — Ga in uwe kamer. Op het uur van middernagt zullen wy aan tafel gaan. — Ontflagen van alle krygszorgen, zullen wy, in het torenpriëel, in dat bekoorlyk verblyf, onder afwisfelende vreugdezangen» den gelukkigen dag verwagten, die myne liefde bekroonen , uw lot bepaalen en u uwen broeder weder zal geeVen. — Ga. leonora. ö Hemel! zal ik, zonder te bezwyken, dezen verfchrifclyken nagt kunnen doorftaan? e mo n-'  66 MONTONI, MONTONI. Ludovico , vergezel mevrouw. _ Gy waart hier geloof ik, toen ik Vivaldi verraschte?.... Het gevalt my niet thans dit geheim te onderzoeken , ik heb medelyden met uwe laagheid. Bedenk (legts, dat, indien gv fchuldig zyt, uwe misdaad niet ongeftraft zal blyven" en dat uw toekomftig gedrag dc maatregelen bepaalen zal, die ik ten uwen opzigte zal neemen Volg hem, mevrouw. (Zy vertrekken.) TWAALFDE TOONEEL. MONTONI, OFFICIEREN. MONTONI. Heeft men de fchildwagten doen aflosfen? ■ . Men weet ongetwyfTeld reeds de oorzaak van het allarm ? EERSTE OFFICIER. Enkel de vrees van Spalatro heeft deze wanorde veroorzaakt. — De arme duivel verbeeldde zich een' geest te zien; men heeft hem voor dood op de plaats gevonden. M O NT O N I. Een* geest! - De zot! - Men doe hem hier komen benevens Bertrand. (De eerjie officier vertrekt.) DER.  TOONEELSPEL. 07 DERTIENDE TOONEEL. de voorigen, uitgezonderd de eerjle officier, montoni. Jk zal dan immer hooren fpreeken van geesten, van hemelfche muziek, van onderaardfcbe Hemmen ? — zoo ik den uitvinder van deze belagchlyke gerugten konde ontdekken, by zou den fcbrik, dien hy ouder myne foldaaten verfpreidt, duur betaalen. — 'Er zyn flegts foortgelyke ongerymde vertellingen nodig, om van de kloekmoedigfte foldaaten de lafhartigfte bloodaarts te maaken, die de ftilte en duisternis van den nagt beevende te gemoet zien. VEERTIENDE TOONEEL. spalatro, bertr.and, de voorigen. montoni, tegen Spalatro. Gy hebt dan kunnen goedvinden, Spalatro, door uwe zotte inbeeldingen het gantfche kasteel in verwarring te brengen ? spalatro. Mynheer de hertog, het doet my van harten leed u verontrust te hebben; maar het is waarlyk geen inbeelding, ik zweer u, als een eerlyke kerel, ik heb het geden , zoo duidelyk als ik u thans zie. bertrand. En zoudt gy dezen lafaart gelooven P laat by zyn histo^ E 2 ïte=  08 Montoni, rietjes aan minnen en kleine kinderen gaan vertellen j dan zal hy in zyn leven tog nog iemand bevreesd ceftaakt hebben. spalatro. Durft gy onbefchaamd genoeg zyn , om tegen my vol te houden, dat ik niets gezien heb? bertrand. Neen! neen! gy hebt niets gezien. spalatro. Dat is te veel! - kyk, al moest ik op het oogenblik Kerven, zou ik egter ftaande houden, dat eene groote, geheel m 't wit gekleede vrouw digt langs my is voorbj gegaan, die..... montoni, eenigzins ontjleld. Eene vrouw! bertrand. Ik zou my fchaamen zulke zotheden te vertellen. spalatro. Wel vervloekt, Bertrand, hoe kunt gy nu zoo dwars zyn ? Is niet de geest zoo ecnfiags voor ons verfcheenen ? — Hebt gy my zelfs nog niet willen beletten om allarm te blaazen? Hebt gy niet gefchreeuwd: „Houd » op, Spalatro! — zult gy rtil zyn?" montoni. (Ter zyde.) Bertrand wilde beletten Wat bete kent dat tog? bertrand. Gy zyt een leugenaar. Dat alles is niet waar. spa-  TOONEELSPEL. 69 spalatro, toornig. Ik zeg dat het wel waar is, en gy' liegt. Zie, Bertrand, daar fchuilt iets agter. — Ik zou wel durven wedden dat gy een geheime verftandhoading met den duivel hebt, want ik heb .u zelfs aan den geest beleefdheden zien bewyzen bertrand, mede toornig. Zeg dat niet meer, het geduld zou my kunnen overgaan, en spalatro, meer toornig. ö, Ik ben niet bang voor u , en indien montoni, Jlreng. Zwyg 1 — Spalatro, voor dezen keer vergeef ik het u ; dog zoo ik in het vervolg u nog meer van geesten hoor fpreeken, zal ik u oogenbliklyk doen ophangen, aan den uitkyk van den toren. bertrand. Regt zoo I spalatro. Ik denk tog dat het geoorloofd is den omgang met geesten te haaten, montoni, nadenkende. (Ter zyde.) Spalatro fchynt opregt. —De andere daarentegen — Dat ieder tot zynen pligt te rug keere. Bertrand, binnen een half uur wagt ik u in het torenpriëcl, ik heb u iets te zeggen. (Spalatro en Bertrand vertrekken.) — Gy, myne waarde vrienden, gaat nog eens den wal rond, en ziet of alles rustig is, en daar na komt gy in myne vermaaken deelen. Einde van het tweede bedryf, E3 J DER-  fo MONTONI, DERDE BEDRYF. Het torenprièel van binnen. — Door de opens vengjlers van hetzelve ver toon en zich de, door de maan ver ligt e, toppen der Appenynfche gebergten. Verfcheiden bedienden zyn bezig met de toebereid. Je/en tot een groot feest. EERSTE TOONEEL. Montoni, alleen. Spalatro houdt flaande het gezien te hebben Bertrand beweert het tegendeel: het is zeker dat één van beiden my bedriegt. Spalatro voegt 'er by dat Bertrand hem heeft willen beletten allarm te blaazen wat reden kon hy daar toe hebben?.... hoe meer 'ik 'er over nadenk Maar die geest. och, dat is waarfchynlyk eene uitvinding der nabeftaanden' van Laurentina, om hier fchrik te verfpreiden, myn geweten te pynigen, en om my en de mynen te noodzaaken deze ilerkte te ontruimen. (Tegen de bedienden.") > Dat men de keurigfie en fynfte franfche wynen uitgpekg, Ja,  TOONEELSPEL. 71 Ja, ik begin bet oogmerk van deze list in te zien. — Men poogt door deze gewaande verfchyningen my eene bekentenis te ontrukken, van welke myn beftaan en myne grootheid afhangt. Neen, het zal hem niet gelukken; al barste ook de bel uit den afgrond los..... al kwam Laurentina zelf my openlyk befchul- digen — Hoe kom ik aan deze zotte denkbeelden ? (Tegen de bedienden?) Dc liqeuren moeten in cristal voorgediend worden. Hoe zou het egter mogelyk zyn dat Bertrand, die my altoos getrouw gediend heeft, tot deze helfche list zou medewerken ? — Zou hy misfehien wroegingengevoelen ; zou de hoop op eenige vergelding, of op vergiffenis, hem hebben doen befluiten ons vreeslyk geheim te ontdekken ? — Hy was ondertusfehen de uitvoerer myner bevelen, en hy heeft my de overtuigendfie blyken van zyne gehoorzaamheid gegeeven; — en op welke vergeeving zou hy tog kunnen hoopen ? — Ik wagt hem hier; ik moet list gebruiken, en tragten in zyn hart te leezen Zoo ik eenigen fchyn van wroeging in hem befpeur, blyft 'er geen twyffel of hy verltaat zich met de verraders, die, door myne foldaaten fchrik aan te jaagen, my poogen te dwingen dit kasteel te vei laat en, en door de befpottelyke vrees voor geesten over my te zegepraalen. — Waarom verfchynt dat vreeslyk fpook niet aan my ? met cenen enkelen flag zoude ik weldra het wonderbaare vernietigd, en het bedrog ontdekt hebben. Ha, daar is Bertrand! E4 TWEE-  72 MONTONI, TWEEDE TOONEEL. montoni, bertrand. montoni, tegen de bedienden. Verwydert u. bertrand, gemelyk. Wat wilt gy van my? montoni. Zult gy dan altoos dien ruwen, norfchen toon bchouden ? bertrand. Myn toon doet niets ter zaak—Ik vraag u wat gy wilt ? montoni, met eene valfche tederheid, welke hy geduurende een gedeelte van dit tooneel behoudt. Ach, myn waarde Bertrand I ik heb flegts verlangd u afzonderlyk te fpreeken, om myne kwellingen in uwen boezem uit te florten. bertrand, fcherpzimiig. Uwe kwellingen 1 en wat zyn tog uwe kwellingen ? Alles gaat immers voor u naar wensch. Uw rykdom en magt vermeerderen dagelyks; niemand verzet zich tegen u; gy hoort de verwytingen niet meer van eene egtgenoote, die. montoni. Ach, wat herinnert gy my? bertrand. Het geen u genoegen moest geeven. — Deze vrouw be-  — TOONEELSPEL. 73 behaagde u niet; zy wist zich niet naar uwe groote ontwerpen te fchikken. — Gy vondt middel om haar tot zwygen te brengen ; en ik heb u gediend in dc uitvoering van deze groote ondernceming; gy zyt thans meester van alle haare rykdommen, en vreedzaame bezitter van de vrugten onzer misdaa.... poogingen. montoni, wiens ongeduld, geduurende de rede van Bertrand, zigtbaar was, neemt eenflags weder een' beweeglyken toon aan. Ik, vreedzaame bezitter ? ach , hoe dwaalt gy, myn vriend ! ■— Kan men iets in rust bezitten, wanneer men zoo fchuldig is ? Laurentina vervolgt my overal. Ik ziebaar,even als ik haar zag op onzen bruiloftsdag,fchooii, teder, deugdzaam. bertrand, agterhoudend. Het is waar dat weinige vrouwen haar gclceken. —< Dog wat wilt gy? zy is niet meer, en dit naberouw is te vergeefsch. montoni, (lerker aangedaan. In de doodfche ftilte van den nagt verlaat my haar beeld geen enkel oogenblik. Als ik op het bolwerk wande! , verbeeld ik my haare droevige Mem te hooren, welke zich met eene treurig klinkende luit paart: deze akelige toonen ontroeren myn hart, ik keer te rug, wil deze wrecde bceldtenis ontvlugten, en verberg my ten dien einde in de fombere vertrekken van deze fterkte; dog te vergeefsch, ik kan Laurentina niet uit myne gedagten wisfehen, zy vervolgt my waar ik my bevinde. E 5 BER-  74 MONTONI, bertrand, aarfeknde. Gy gevoelt dan wroegingen? uw geweten verwyt u den dood van Laurentina? montoni. (Ter zyde.) Zou hy bewogen worden? (overluid, met eene geveinsde gevoeligheid^ Ach, myn vriend! in het midden van mynen voorfpoed , beganftigi door de fortuin, overladen met rykdommcn, ben ik de ongelukkigfte aller ftervelingen BERTRAND. Gy zoudt dan wenfchcn dat uwe egtgenoote nog leefde? ..... montoni, op denzelfden toon. Ten kosten van myn geheel vermogen, ten kosten zelfs van myn aanwezen. - Ach , waarom gaf ik u dit wreed bevel? waarom volvoerde gy hetzelve zoo fpoedig? ^ Zonder u, zou myn hart thans niet verfcheurd worden j zonder u, zou ik nog de agtingwaardige vrouw bezitten, wier verlies, helaas! ik geduurende myn leven zal betreuren! bertrand, bewogen. Voorzeker. Zy was zeer agtingwaardig en gy moest montoni, in woede. Gy fchrcit, geloof ik? . Bertrand, na hem een oogenblik aangeflaard te hebben, zich her/lellende. Ik! neen, ik fchrei niet.m Maar zeg my, wat,betekent tog  TOONEELSPEL. 75 tog dit nutloos naberouw? ik geloofde u van een vaster caracïer, ik geloofde u een.man te zyn. — Hebtgy my bier doen komen om myn geweten te pynigen? —— Laurentina is niet meer, gy gebood my haar den dood- Heek te geeven montoni, verfêhrikt. Spreek zagt! bertrand. Tk volbragt uw bevel; en nu komt gy met onnutte klagten m o n t o n T. QTer zydei) Neen , hy heeft geen berouw, ik kan geritst zyn. — {overluid met arglistigheid.') Maar zeg my, Bertrand, wat denkt gy tog van dien geest ? bertrand. Kunt gy geloof geeven aan de zotte inbeeldingen van eenen Spalatro ? montoni. Ik geloof niet dan aan de listigheid en trouwloosheid der menfehen. — Zoudt gy niet, met my, denken dat alle deze wonderbaare uitftrooifels geen ander oogmerk hebben, dan dit kasteel door myne foldaaten te doen ontruimen? zoudt gy, in 't kort, niet denken dat de graaf Udolpho, oom van Laurentina en haar erfgenaam, de uitvinder is van dit lomp fchelmfluk ? bertrand. Neen, ik geloof, in tegendeel, dat een bloot toeval deze vertellingen veroorzaakt heeft, — Een bloodaart verhaalt  16 MONTONI, haalt een' geest gezien te hebben , en de ligtgeloovige menigte fielt vertrouwen genoeg in hom, om dit historietje voor waarheid aan te neemen. — Ik zou durven wedden dat Spalatro geen' anderen geest heeft gezien , dan uwe Leonora, die juist op dat tydftip dagt te ontvlugtcn. montoni, nadenkende. Dat is zeer waarfchynlyk. bertrand, willende heen gaan. Gy hebt my niets meer te zeggen. montoni. Wagt; ik heb u eenige bevelen te geeven. — Gy weet dat ik voorneemens ben te hertrouwen ; dc broeder van Leonora zit in de gevangenis van het kasteel; begeef u onder de gevangenen , tragt hem aan het fpreeken te krygen, befpie zyne reden, zyne handelingen , en kom my verflag daar van geeven. - Het is nodig dat ik weet hoe ver zyn haat tegen my zich uitflrekt. Het geen gy my daarömtrend berigten zult zal myne maatregelen ten zynen opzigte bepaalen. Gy verftaat my ? bertrand. Zeer wel; ik zal u gehoorzaamcn. montoni. Vaarwel, Bertrand. Blyf my getrouw, en maak Haat op myne erkentenis. DER-  tOONEÊLSPEL. 77 DERDE TOONEEL. montoni, alleen. Ja, maak Haat op myne erkentenis, zoo lang ik u nodig heb; en daar na Niets is onverdraaglykerj dan altoos de veragtlyke werktuigen zyner grootheid voor oogen te hebben Bewust het geheim van hunnen meester te bezitten, tragten zy eene zekere heerfcbappy over hem te voeren Neen, die zal nooit iemand op my verkrygen , liever alles In het graf nederploffen. VIERDE TOONEEL. spalatro, montoni. montoni. Wat wilt gy, Spalatro ? spalatro. Mynheer, een landman brengt dezen brief; hy zegt denzelven van een' foldaat ontfangen te hebben. montoni. Geef hier. —> Spalatro, zie of alles tot den maaltyd in gereedheid is. (Spalatro vertrekt.) V Y F-  ?.* M O N ï ONJ, VYFDE TOONEEL, montoni, alleen, Een foldaat heeft dezen brief. jaat zien. Ql/y leest.) „Montoni! eertyds waart gy myn vriend, en toen „ agtte ik u. Thans dien ik onder uwe vyanden; dit is *> genoeg gezegd om u te doen begrypen, dat ik u be„fchouw als een' eerloozen, die zyne magt en zynen „ naam misbruikt, om de geheiligdfte wetten te verkrag„ ten. — Ik zie egter met leedwezen dat gy in gevaar „ zyt het flagtörTer te worden van eenen anderen boos„ wigt. Orfino heeft u verraaden , hy heeft u aan den „ Senaat verkogt; en indien hy in het kasteel is te rug „gekomen, is het met geen ander voorneemen, dan „om u, levend of dood, aan de ftrengheid der wetten „ over te leveren. — Gy zyt deze waarfchouwing niet „verfchuldigd, dan aan den haat dien ik voede wor „ alles wat naar verraad zweemt; geenerlei belang in uw „ lot heeft my tot dezelve bewogen: ik haat, ik verfoei „ u, dog ik wil egter niet dat men u vermoorde." De graaf MARilla. Marilla! braave man! ik ken hem. Deze brief is vry fterk, en veelügt dat in alle andere omOandigbeden.... — maar thans dient hy om my de zekerheid te bewjzen van het verraad dat tegen my gefmeed wordt.— Elendige Orlino! uw fnood ontwerp verbaast my niet. — Arm-  TOONEELSPEL. 79 Armhartige booswigt! laagkruipend genoeg om u aan de voeten te werpen van eenen heerschzugtigen raadsheer, om'my te verkoopen aan eene magt, die mogelyk te ecniger tyd u zelf voor uwe verfoeilyke laagheid ftraffen zal. Foei, ik heb medelyden met uwe zwakheid; en zoo ik u dezelve met uw leven doe betaalen, zal minder het gevoel van vrees, dan wel dat van wraak my daar toe aanfpoorcn. — Door welke hand ftraf ik dien verrader? Door de allerveragtlyklte, die van Bertrand. — Maar die dient my elders. ■— Spalatro is een van die baatzugtige moordenaars met goud en beloften vermag ik alles op hem. Hoe veragtenswaardiger de arm is, door welke hy fneeft, hoe zoeter myne wraak zyn zal — (Hy roept.) Spalatro! — Die fchurken uit onkunde of uit belang zyn ons fomtyds onöntbeerlyk; zy dienen, zonder het te bemerken, de driften der menfchen en de woede der partyën. ZESDE TO.ONEEL. MONTONI, SPALATRO. SPALATRO. Gy hebt my geroepen, hertog? MONTOS 1. Spalatro, wilt gy my dienst doen? SPALATRO. Bcfchik over myn' arm, over myn leven. MON-  «3 XI O N T Ö N if MONTONI, Ik ben verraaden, een booswigt heeft my aan den Sejaat verkogt; ik begeer zyn' dood. SPALATRO. Wie is de fchnldige? MONTONI. Orfino. SPALATRO. Orfino! uw vriend ? dien ik altoos befchouwd heb als een' zeer eerljk' man, die zelfs aan my eene zekere agting betoonde, welke MONTONI. (.Ter. zyde.) Agting? de efendigel (overluid^ Gy weet myn geheim, en gy weet ook wat ik vermag. — Hondeid dubbele ducaaten, of eene eeuwige gevangenis. Kies! SPALATRO. De keus is niet moeilyk. Ik neem de dupaateri. MONTONI. Vooral voorzigtigheid; en tragt allen argwaan voor te komen. — Gy begrypt wel dat gy u bedienen moet van die geheime middelen SPALATRO. Myn rlan is reeds gemaakt. - Dezen avond bedien ik den graaf aan tafel. MONTONI. En morgen ? SPALATRO. Eu morgen gy verftaat my. Z E-  TOONEELSPEL. 81 ZEVENDE TOONEEL. orsino, de voorigen. orsino. Ik ben uw dienaar, hertog. montoni, met een valfche vriendelykheid, Welkom, myn waarde graaf! Ik ben zeer verheugd u te zien! orsino. Ik erken de vriendfehap welke gy voor my hebt. (Hy wordt Spalatro gewaar.) Ha, Spalatro, zyt gy daar? — Gy hebt een' ieverig' en braav' foldaat aan dezen jongman. spalatro, met veel complimenten. Gy hebt veel goedheid, mynheer de graaf. montoni. Ik denk ook gebruik te maaken van zyne braafheid en van zynen iever voor my. orsino, Spalatro glimplagchend aanziende. ö, Gy kunt u volkomen op hem verlaaten; ik weet niemand, die meer vatbaarheid heeft om een zaak te begrypen, en meer vlugheid om dezelve uit te voeren. spalatro. Waarljk, mynheer, gy hebt al te veel goedheid Ik verdien niet Ik ik fprak nog zoo even van u met den hertog van uwe wederzydfche vriendfehap ó, wat is die vriendfehap tog een fchoone zaak ! Waarlyk ik montoni, levendig. Veiwyder u , Spalatro! F A G T-  £2 MONTONI, AGTSTE TOONEEL. ORSINO, MONTONI. ORSINO. -Het is een wonderlyke fnaak, die Spalatro. MONTONI, fyn. Gy fchynt Iiem te kennen ? O R S ' N O. Zeer wel. Het is een van die mentenen, die ons fomtyds noodzaaklyk zyn. MONTONI. Voorzeker, foortgel^ke lieden kunnen by gelegenheid van nut zyn. ORSINO. Het is altoos goed hen by zich te hebben. MONTONI. Wanneer men, by voorbeeld, zich ontflaan wil van eenen vjand ORSINO. En men dit niet opènlyk durft onderneemen MONTONI. Dan bedient men zich van die geheime middelen ORSINO. Eie altoos flaagen. MONTONI. Ja; maar men moet gebruik weeten te maaken van dc omftandigheden, en vooral geen' tyd verliezen, OR-  TOONEELSPEL. 83 ORSINO. Gy hebt gelyk, de tyd is kostbaar: van hem hangt dikwils het goed gevolg van onze onderneemingen af. montoni. Ik hoop ook dat myne werkzaamheid my over alle verhinderingen zal doen zegepraalen. orsino, op een' fpottenden toon. Het zou zeer moeilyk zyn u te bedriegen. montoni. Men zou het kunnen beproeven ; dog van het ontwerp tot de uitvoering is eenige tusfchenruimte. ORSINO. Uwe fchranderheid zou voorzeker de poogingen uwer vyanden verïedelen. montoni. Ik vertrouw het ten minften. ■ Het geval kan my fomtyds ock van dienst zyn. ORSINO. Ja, maar dat bedriegt dikwils. ■— Dog gelukkig voor u , gy hebt onder de krygslieden die uw verheven voetft/oor volgen, geen verraders te vreezen. montoni. Verfchoon my. orsino, verwonderd. Hoe, gy vreest verraders onder. montoni. Zy zyn altoos te vreezen. orsino, befchroomd. Kent gy dezelven? Fa MOti-  S4 M O N T O N T, montoni, koel. Ja, '± ken hen. orsino. En uwe wraak heeft nog niet ? montoni. Myne maatregelen zyn reeds genomen. orsino. En op welke wyze heeft men u kunnen verraden? Montoni, hem Jlyf aanziende. Man heeft my heimelyk aan myne vyanden verkogt. orsino, eenigzins onthutst. De trouwloozen! montoni. Gy begrypt egter wel, dat, dewyl alles ontdekt is, zy hun oogmerk niet zullen bereiken. ORSINO. Zeer gelukkig En wie is aan hun hoofd? montoni, glimp la gel. end. Gy vraagt my zynen naam ? ORSINO. Ik verbeeld my eenig regt op uw vertrouwen te heb- ben ; onze oude vriendfehap montoni, op een' valfchen toon. Dewyl gy dezen geheiligden naam inroept, kan ik u mets meer weigeren, myn waarde Orfino! orsino. Wie kan meerder dan ik deel neemen montoni. Aan dit verraad? or-  TOONEELSPEL. 85 ORSINO, geheel verward. Deze duistere taal wordt beledigend voor een' vriend MONTONI. En boe zou dezelve u kunnen beledigen? Gy gelooft tog niet dat ik eenig vermoeden op u heb? uw geweten is immers zuiver ? ORSINO. Ongetwyffejd. Dog men zoude u hebben kunnen bedriegen. MONTONI. Neen, men heeft my niet bedrogen. — Ik heb on- loochenbaare bewyzen der verradery van ORSINO. Van? MONTONI. Van Vivaldi. ORSINO, verheugd. Vivaldi. Uwe vermoedens zyn zeker gegrond. (Ter zyde.) Ik herleef! MONTONI. (Ter zyde.) De verrader denkt my in 't net te hebben, (overluid.) Hebt gy een oogenblik kunnen denken , dat Montoni, uw vriend, u zoo laag konde vernederen, om foor'gelyke gedagten omtrend u te voeden ? ORSINO. Ik kon dit zeker niet denken. — Maar MONTONI. Ik ken immers uwe opregtheid. F 3 QR-  86 MONTONI, orsino. Die zal altoos dezelfde blyven. montoni, Hebt gy my niet honderdmaal blyken gegeven van we verkleefdheid aan my? orsino. Ik deed flegts myn' pligt montoni. Hebt gy niet gezworen myn lot te zullen deelen, en zelfs te zullen fneeven ter verdediging myner belangen } orsino. En ik zal dien eed geftand doen. montoni. Gy my verraaden! de hemel bewaare my voor de bloote gedagten ' — Indien ik u tot zulk eene misdaad bekwaam kende, zou ik u befchouwen als den elendigfteii, den lafhanigften aller menfehen ; zou ik u gelyk Hellen met den vuigiten aller booswigten, den veragtlyken Spalatro, orsino. Ik bid u, houd op met deze vergelyking. Montoni, op den valschten toon. Maar. neen, gy zyt myn vriend, myn aliergetrouwlïe vriend, en ik weet dat ik my volkomen op u verlaaten kan. orsino. Ik Hel eer in dezen fchoonen naam. — Ja, ik ben uvy vriend, in het leven en in den dood. mon-  TOONEELSPEL. 87 Montoni, hem, met eene woede, welke hy niet kan bedwingen, de hand drukkende. In den dood ? herinner u deze belofte, (met nadruk?) In den dood! ik maak ftaat op u. orsino. Werk een vervoering ! montoni, zyne vriendelykheid herneemende. Dog het wordt tyd; ons gezelfchap zal welhaast komen, ik ga Leonora haaien. — Aan tafel, te midden onder de vreugdezangen, zullen wy het lot beflisfchen van Vivaldi, en dat der verraders, die hem gel)ken. — Vaarwel, myn vriend! Ik ben op het oogenblik weêr by u. NEGENDE TOONEEL. orsino, alleen. Montoni bedriegt my — Hy drukte my de hand met een vuur Orfino, neem u in agt. Indien uw vyand flegts den minden agterdogt kreeg (Hy wordt den brief gewaar, dien Montoni by zich geftoken had, dog welke hem ftaande het voorige tooneel ontvallen was.) Wat is dat voor een papier ? Laat zien. ... Het toeval kan ons dikwils van nut zyn (hy leest.) Wat zie ik? — 6 Hemel, alles is ontdekt! Ik verwonder my niet meer over zyn buitengewoone vriendelykheid , zy kondigt my het lot aan, het welk hy my befchooren heeft. — Wat ook zyn ontwerp zyn moge, F 4 ik  88 MONTONI, ik moet hem tragten vóór te komen. - Een oogenblik verzuim kan myn verderf naar zich fjeepen. _ Jn m..ne hand houdc ik het vonnis van mynen dood,en in myrien boezem draag ik het geheime, dog zekere middel, om my te wreeken. - Hy fneeve ! - zelfs nog dezen avond, n het gewoel van het feest zal my dit niet moeilyk vallen. - ö Montoni! de hemel begunstigt nmie ontwerpen, dewyl by my tevens magt geeft my aan uwen haat te onttrekken , en myne beloften te vervullen ! TIENDE TOONEEL. orsino, verfcheiden officieren. orsino. XIa, welkom, mynheeren ! eerste officier. Wy groeten den graaf Orfino. tweede officier. De hertog is nog niet hier. orsino. Hy zal op het oogenblik komen. - Hy is Zy„e bruid gaan haaien. tweede officier. Ik dagt niet dat de hertog zoo ligt vuur vatte. orsino. Hy is altoos zeer galant geweest. derde officier. Dat is in hem zoo veel te vreemder, daar het beroep-, 't welk  TOONEELSPEL. 89 't welk hy verkozen heeft, weinig met zyne geneigdheid tot de vrouwen overëenitemt. EERSTE OFFICIER. Maar hoe komt het den hertog in 't hoofd om te hertrouwen ? Hy is immers niet zeker dat zyne egtgenoote niet nog in leven is. Zy kan van hier gevlugt zyn en TWEEDE OFFICIER. 8, Myn vriend, wees verzekerd dat de hertog meer daar van weet dan wy. ORSINO. Ik zou u niet raaden daaromtrent gistingen te maaken, EERSTE OFFICIER. Het is waar dat hy niet gaarne van Laurentina hoort fpreeken. DERDE OFFICIER. Hy kan zyne redenen daar voor hebben, en wy behoorden ons niet met zyne huislyke zaaken in te laaten. ORSINO. Gy hebt gelyk, laaten wy daar van aftrappen. 1 Daar komt ook juist de hertog met zyne fchoone. F 5 ELF-  9° MONTONI, ELFDE TOONEEL. de voorigen, leonora, anna; Montoni, met nog eenige officieren. montoni, Leonora by de kand houdende. IJc twyffel niet, myne vrienden, of gy aUen znlt vergenoegd zyn over myne uitnodiging; te meer daar ik u het vermaak verfchaf, den maaltyd met mevrouw te houden. eerste officier. Het is ons zeer veel eer. orsino. Hertog, wy wenfehen u geluk. tweede officier. Niemand, dan mevrouw, was meerder waardig den luisterryken naam van Montoni te draagen. tt , , leonora, ter zyde. Helaas! J MONTONI. Morgen is het de gelukkige dag van mynen egt. «Dappere ridders! ik behoef u niet te zeggen dat ik vertrouw dat gy niets zult verzuimen , om deze plegtigheid luister by te zetten - Ik heb bevel gegeven tot een krygsfeest, dat al zynen glans aan uwe behendigheid en uwen moed zal verfchuldigd zyn. QGeduurende dit tooneel hebben de bedienden de fpyzen op tafel gebragt.) TWAALF-  TOONEELSPEL. oi TWAALFDE TOONEEL. spalatro, de voorigen. spalatro. Alies is gereed, hertog. montoni. Myne vrienden, laaten wy aan tafel gaan. eerste officier. Welk een pragtige maaltyd ! orsino, een' gouden kelk neemende. Deze kelk is vooral bewonderenswaardig. montoni. Dat is de myne. De waarde van denzelven is onberekenbaar. tweede officier. Ik geloof het. montoni. Ik ben mogelyk de eenigfte in Europa, die zulk een' fchat bezit. — (tegen Leonora.) Vergun my u voor te dienen. spalatro, voor aan op het tooneel, tegen Anna. Wel drommels, ik ben bly hier te mogen bedienen, dewyl ik het geluk heb u mede hier te vinden. anna. Gy fchynt my hier beter in uw' fchik te zyn, dan op den wal? spalatro. Het is waar. Mejufvrouw Anna, ik heb u een woord-  03 MONTONI, woordje in vertrouwen te zeggen. Myn meester trouwt uwe mecsteresfe , zoo gy wilde zoude ik u trouwen. anna, ter zyde. 6, Myn waarde Ludovico ! montoni. Men fchenke ons wyn! (Spalatro en Anna gaan fpoedig om in tefchenken.) eerste officier. Ik heb nimmer beter wyn gedronken. orsino. Ik verbeeld my denzei ven te kennen. — Wy hebben dien aan de Genuëefeo te danken Ik was mede by de onderneeming, toen wy dezen fchoonen buit veroverden. montoni, gramjlorig. Drink, Orfino Op een' ander' tyd zult gy ons over uwe dappere daaden onderhouden. (Op deze woorden maakt Orfino eene beweging, welke zynen haat tegen Montoni aanduidt.) ' spalatro, die wederom vooraan op het tooneel by Anna gekomen is. _ Myne lieve jufvrouw Anna, ik bid u, fia mvne hand met al; ik verzeker u dat ik een zeer goede party voor u ben. - (zeer zagt.) Ik breng u twee honderd di> caaten mede ten huwlyk. anna, driftig. Zeker de belooning voor een of ander fcbelmfïuk' Neen, gy lykt my niet. (Zy gaat by haare meesteresfe) MON-  TOONEELSPEL. 93 montoni. Vindt gy niet, myne vrienden , dat het zeer moeih k zoude zyn, een aangenaamcr vertrek uit te denken ? eerste officier. Het is hier zeer bekoorlyk. orsino. Men ademt 'er de frisrche lugt der Apennynfche gebergten, montoni. Aan welken kant men het oog heenen wendt, men ontdekt overal betoverende voorwerpen. — (Leonora tederlyk aanziende?) Dog het is thans de befchouwing der natuur niet, die myne bewondering naar zich trekt.— Dit uitzigt is ongetwyffëld zeer fchoon; deze puntige rotfen , deze, door de bleeke maan verligte, toppen der bergen , deze vreedzaame ftilte, deze zagte fluimcring der natuur, alles wekt eene aangenaame droefgeestigheid; — maar gy, fchoone Leonora! gy verwekt een onwederftaanbaar verlangen naar het geluk. leonora , ter zyde. Jk hier in den overvloed, en myn broeder in den kerker! montoni. Waarom zoo treurig? leonora. En gy vraagt my de oorzaak? montoni. ■Ik raad dezelve, mevrouw. — Gy denkt aan uwen 'v broe-  94 MONTONI eerste officier, driftig. Hy > vry, hertog ? ccn verrader! montoni, op een' trotfehen toon. Ja, zeker, wanneer het my zoo behaagt. eerste officier. De vreesagtigheid van Spalatro is u van zeer vee? dienst geweest; zonder dezelve had Vivaldi u zyne zuster ontvoerd. orsino. Spalatro zal voorzeker de vlugtende voor de fchim aangezien hebben. eerste officier Neen, hy geeft voor, eene groote vrouw gezien te hebben, welke geheel in het witgekleed was. tweede officier Dat vervloekte fabeltje van die witte vrouw heeft den fehnk onder al het volk verfpreid. Geen der foldaaten die s nagts meer de wagt op de wallen durft houden. ' montoni. Ik zal genoodzaakt zyn een verfchriklyk voorbeeld te Hellen, aan den eerfïen laf aart, die my weder van geesten zal durven fpreeken. orsino. ; Gy zult zeer wel doen ; want deze historie vindt hier m het kasteel van dag tot dag meer geloof. tweede officier. En het gaat zelfs reeds zeer ver; 'er is aan den hoek van  TOONEÈLSPEL. 93 van het kleine bolwerk een fteenen bankje, op welk men zegt dat de geest 's nagfs komt zitten — Kimt gy wel gelooven dat niemand deze plaats, tot op meer dan honderd treden, durft naderen ? MONTON t. Dit alles was my nog onbekend. Ik zal dit verfchriklyk oord doorzoeken, en die bloodaarts zullen my verzeilen, ik zweer het! TWEEDE OFFICIER. Men zegt ook dat de geest aldaar beweeglyke klaagzangen doet hooren , welke de echo 's der rotfen herhaalen. — Men wil zelfs dat deze zangen iets verrukkends, iets godlyks hebben. EERSTE OFFICIER, in drift. Iets godlyks. Ja, dat is de regte naam. — Nimmer heb ik zagter, welluidender muziek gehoord. MONTONI maakt een beweging van verwondering , welke zich mede over het gantfche ge- zelfchap verfprcidt. Wat zegt gy daar ? — Gy hebt gehoord EERSTE OFFICIER. Ja» hertog. — Ik heb , om den angst uwer foldaaten niet te vermeerderen, tot hier toe geaarfeld het te zeggen; maar het is volitrekt zeker, fcboon ik thans geene gistingen zal maaken omtrend de oorzaak van dit verfchynfel, dat ik, op eenen nagt, op het kleine bolwerk wandelende, een bewecglyk gezang hoorde, dat my eene zekere, met eerbied vermengde, vrees inboezemde. MON-  9<5 M O N T O N t, montoni. Indien ik geen overtuigende blyken had van uwe onverzaagtbeid , zou ik u onder het getal dier bvgeloovigcn Hellen eerste officier. Denk van my wat u behaagt. - ft jaat my niet zoo hgt medefleepen door de betovering der verbeeldmgskragt; maar gy zult my ten minllcn vergunnen myn gehoor te gelooven. montoni, barsen. Uw gehoor heeft u misleid. _ Dat is alles wat gy ter uwer veröntfchuldiging kunt inbrengen. eerste officier, met fierheid. Ik heb geen veröntfchuldiging nodig, mynheer. . montoni. Zoo gy dit waant, tragt ons dan niet foortgelyke kinderagtige verdigtfels wys te willen maaken. — I„dicn ik geloof wilde geeven aan de verfpreiders van alle deze wonderen , zou men my welhaast willen doen gelooven, dat myn kasteel niet dan door helfche geesten bewoond wordt. (Men hoort het geluid van eene harp.) eerste officier. Wat hoor ik? - Het is die verrukkende toon! luister nu, hertog, en oordeel zelf. (Defiem doet zich hoor en. Zy gaan allen aan de opene vengfiers.) o E  TOONEELSPEL. 97 de stem. Troostvolle maan 1 — Weldaadig licht der nagten! *k Ontwyk dit ftil, dit fomber gravendal. — Een trouwlooze, ach! doet my van druk verfmagten! 't Ondankbaarst' hart bewerkte mynen val! Helaas! zeg my, waar *k rust verwerven zal! LEONORA. Welk een verrukkend gezang ! montoni, in diep nadenken. Wat wil dat zeggen? orsino, ter zyde. Deze verwarring kan my van dienst zyn. (Hy gaat naar da tafel, neemt het vergif en zoekt gelegenheid om het in den kelk van Montoni te ■werpen?) de stem. Echo's, die fteeds en zugt en klagt herhaalen Van 't diepgewond, onfchuldig, vrouwlyk-hart! — Zorgt dat de vrees, in bosfchcn en in dalen, Des fnoodaarts rust en zyn gemoed bcnart! — Echo's, vergalt zyn rust door ziele-ftnart 1 orsino, by het einde van 't vers. Laat ik van dit oogenblik gebruik maaken. ——; Hy fterve! (hy doet het vergif in den kelk.) leonora, ter zyde. Dit gezang heeft Montoni getroffen, montoni, my merend. Dat gaat myn begrip te boven! (hy gaat, in een feort van verbystering, zitten; allen zyn in de G groot-  98 MONTONI, groot/Ii verwondering. Na eenig fiilzwygen fchenkt Orfino voor alle de Officieren , en m 't by zonder voor Montoni.) orsino. Wat betekent dan tog deze verflagenheid? — hertog, laaten wy dat nagtmuziek daar laaten en onze vrofykheid hcrneemen. Laat ons drinken! montoni, van zyne my nu ring her komende. Ja, myne vrienden, laat ons drinken. orsino. Spalatro, wyn ! Qhy geeft Spalatro zyn' kelk.) Schenk den kelk ten boorde toe vol, dat ik hem uitdrink op de gezondheid van den hertog en van zyne fchoone bruid. spalatro, den kelk aanneemende ter zyde. De gelegenheid is gunftig. — Tweehonderd ducaaten , of een' kerker! hier valt niet te aarfelen. QUy gaat met den kelk aan een der zyden van het vertrek, om den* zeiven te vullen. Dit moet niet door den aan- Jchouwer gezien kunnen worden?) montoni, by zich zeiven. Daar fchuilt bedrog onder. — Dog ik zal het ontdekken. orsino. Hoe! denkt gy nog daar aan ? montoni, tegen Spalatro, die den kelk aan Orfino brengt. Spalatro, ga naar beneden, en zeg aan den officier van de wagt, dat hy aan den hoek van het kleine bolwerk nauwkeurig onderzocke, of zich ook iemand aldaar ver-  TOONEELSPEL. 90 verborgen heeft. — Ga fpoedig, en breng my terltond befcheid. * spalatro, die den kelk aan Orfino heeft overr gegeven, dog welken hem niet terfiond uitdrinkt. Zeer wel, mynheer. (Hy vertrekt.) DERTIENDE TOONEEL. de voorigen, uitgezonderd Spalatro. montoni. Komt, myne vrienden , laat ons drinken. • Ik zweer by mynen naam en by myn' degen, dat ik dien bedrieglyken zanger zal ontdekken. tweede officier. Het is een vrouweitem, hertog. eerste officier. Men beweert zelfs dat het de ftem is van Laurentina. montoni, die tot hier toe fteeds een weinig verflrooid was, by het hooren van den naam Laurentina , in woede opryzende. Wie fprak daar den naam Laurentina uit? *— Wie is de ongelukkige, die.,.. orsino. Waarom thans van dit alles gefproken ? — Laat ons liever drinken. — Op onze gezondheid! alle de officieren, verlegen en Orfino hunne glazen aanbiedende, om met hem te klinken. Ja, ja, laaten wy drinken. G a ór-  ioo MONTONI, ORSINO. Wy hebben thans niets beters te doen. (Alle drinken, uitgezonderd Montoni, die egter zyn' kelk in de hand houdt.) montoni, op een' doffen toon, na dat alle de anderen gedronken hebben. Wel nu, Iaat ons drinken..«— (Hy brengt den kelk, als in gedagten, aan zyn' mond, dog trekt denzelven eenflags te rug, en befchouwt den wyn met eene angfdge nieuwsgierigheid.) Wat zie ik ? de wyn gist ? — ik ben verraden!' orsino, een weinig onthutst. Hoe! verraden ? montoni, tegen alle de officieren. Verneemt, myne vrienden, het wonderbaarlvkc van dezen kelk. — Deze onfchatbaare vaas, de ontdekker der misdaad, kan geen vergif in zich dulden. <— Reeds gist de wyn; zoo dezelve 'er uitfpringt, blyft 'er geen twyffel of men heeft my willen vergiftigen. alle, 6 Hemel! m o n t on r. Hy ryst hooger, de misdaad is bewezen. (De wyn fpringt uit den kelk.) orsino, op wijns gelaat de verwarring en angst te leezen zyn, roept, op het oogenblik dat de wyn uit den kelk fpringt, met een forsfe Jlem : Wie is de booswigt die zulk een' gruwel heeft durven onderneemen? MON  TOONEELSPEL. ior montoni, neemt hem by de hand en befchouwt hem met woede. Stel u gerust, myn vriend, hy zal my niet onbekend blyven. orsino, zich poogende te herfl ellen. Dat de allerverfcbriklykfte firaf! montoni. Laat flegts de wraak aan my over. —• Ik ken reeds de misdaadige hand, welke het op myn leven toelegt. DE OFFICIEREN. Dat dan de fchuldige oogenbliklyk fterve! leonora, ter zyde. Welk een fchouwfpel! de misdaad en dood in het midden der vermaaken. montoni. Het is nog geen tyd hem te firafTen. ORSINO. Ik bemerk wat u hier in verhindert. De liefde wederhoudt uwen toorn. In de daad , hoe zou men zich ook kunnen wreeken op het voorwerp dat men aanbid? montoni. Wat wil dat zeggen? ORSINO. Het raadfel is niet moeilyk te ontknoopen. >— Gy huwt de zuster van eenen verrader, zy haat u, haar broeder kwynt in den kerker montoni. Wel nu? G 3 OR-  102 MONTONI, orsino. Wel nu, liet overige laat zich gemaklyk gisfen; zy poogt haaren broeder te wreeken, en zich zelve van eenen verfchriklyken egt te bevryden. ( Leonora laat haar afgryzen blyken.) verscheiden officieren. Orfino heeft gelyk, zy is voorzeker fchuldig! montoni, ter zyde. Hoe behendig is de booswigt! leonora. Ach, hertog, geloof tog deze boosaartige lastering niet. — Ja , de boeien myns broeders fnierten my; ja, ik wenschte my aan dit gehaat huwlyk te onttrekken; dog al moest ik ook den dood daar in vinden, zou ik denzelven nogthans verkiezen, boven de fchande en wroegingen, van de afgryslyke misdaad, waarmede men my durft befchuldigen. montoni. (Gbedaartigf) 't Is genoeg, Leonora. (Tegen Orfino met valschheid.) Orfino, ik bewonder uw vlug oordeel en ik herken, aan dezen buitengewoonen iever, een' waar', een' opregt' vriend. orsino. Ik doe niet meer dan mynen pligt, myn waarde hertog; uw leven is my te waardig, de vriendfehap welke ons verbindt is te levendig, dan dat ik het dc trouwloozen, die zulk eenen fchoonen band zoeken te verbreeken , ooit zou kunnen vergeeven. m o n-  TOONEELSPEL. 103 montoni, met bitterheid, Gy zyt een onfchatbaar vriend. VEERTIENDE TOONEEL. spalatro, de voorigen. spalatro. Hertog, men heeft te vergeefsch den geheelen wal doorzogt, men heeft volftrekt geen fpoor van den geest kunnen ontdekken. montoni. Dan zal ik het ontdekker,. spalatro. De officier van de wagt heeft my belast 11 te zeggen, dat de troepen, die gister avond uitgetrokken zyn, zoo op het oogenblik zyn te rug gekomen. Zy hebben den vyand ontmoet, die alle de nabuurige bosfchen bezet houdt, zy zyn nauwlyks zyne vervolging ontkomen. montoni. Wy zullen zeker met het krieken van den dag aangevallen worden, (tegen eenige Officieren?) Gaat naar beneden, myne vrienden , en Iaat alles ter verdediging gereed maaken. (Verfcheiden officieren vertrekken?) G 4 VYF«  i©4 MONTONI, VYFTIENDE TOONEEL. »e voorigen, uitgezonderd een gedeelte der officieren. orsino, zagt tegen Montoni. Do e vooral Leonora wél bewaaken. montoni, zagt tegen Orfino. Laat dat fiegts op my aankomen. — Spalatro! (zagt.) Geleid de vrouwen naar het cederbosch , in het lusthuis van de overledene gravin. spalatro, op den toon van iemand die een geheim verneemt, het welk hem tot hier toe onbekend was. De overledene! montoni, gramjloorig. Schurk! verftaat gy my? leonora, tegen Anna. Hy gelooft my fchuldig; hemel, wat zal myn lot zyb \ M ONTONI. Breng haar in de kamer van Laurentina: zy zullen daar, geduurende het gevegt, veilig zyn. spalatro. Maar, dat lusthuis is niet open geweest, zedert den dag. montoni. Hier zyn de fleutels. — Gehoorzaam, en vooral geen kmderagtige befa roomdheid meer; gy weet dat ik geen Jtloodïarts dulden kan. * spa»  TOONEELSPEL. 105 spalatro. (Ter zyde) Dat is weêr een fraaie commisfie! dog Iaat ik 'er my tegen inzetten. (Tegen Leonora en Anna.) Volgt my, Signoira's. leonora. Waar heen wilt gy ons voeren ? Ach, hertog! montoni, met zagtheid. Stel u gerust. Volg Spalatro; na het gevegt zie ik u weder. Ga fJegts, gy hebt niets te vreezen. (Leonora vertrekt met tegenzin. Anna volgt haar?) ZESTIENDE TOONEEL. montoni, orsino, verfcheiden officieren. montoni. Myne vrienden, men brenge my myne wapenen en doe alles tot den ftryd gereed maaken. Laat onder het volk Herken drank uitgedeeld worden. Het zal 'er vau daag heet toegaan, naar het zich laat aanzien. ORSINO. Hertog, ik verlaat u niet meer; ik wil aan uwe zyde fterven, of overwinnen. MONTONt. Braave Oriino! (Men hoort van zeer verre de trompet blaazen ) Hoort gy dit krygsgeluid ? — Deze treurige klanken, voorloopcrs van den dood, zyn voor ons G 5 het  io5 M 0 N T O N I, het teken der overwinning. Ik zal u door mya voorbeeld aanmoedigen; gy zult my overal op de gevaarlykfte plaatfen zien. (Hy ziet Orfino ftoutmoedig aan, deze fiaat de oogen neder.) Dog, zoo zich onder u een lafhartige, een veriigtlyke verrader bevindt, dien floot ik ocgcnbliklyk, zelfs in het gezigt van den vyand, ter neder! Komt, myne vrienden, geen yerwyl meer; laat ons aanrukken, laat ons ftryden, en de overwinning zal ons zyn. (Montoni vertrekt, gevolgd van alle zyne officieren. Men hoort in het kasteel de trompet hlaazen, benevens het verwyderd krygsgeluidder vyanden. — Het gevegt valt voor tusfchen dit en het volgende bedryj.) Einde van het derde bedryf. VIE'R.  TOONEELSPEL. 107 VIERDE J3EDRYF. Een flciapkamer; aan het einde een ledikant, waar op een zwart fluweelen deken. De kamer is over 't geheel zeer in wanorde; op de /loeien liggen hier en daar vrouwe-klederen verfpreidt; op de tafel ligt een luit; de vensters zyn gefoten ; in 't kort, dit vertrek fchynt ontruimd te zyn by eene groote en onverwagte gebeurenis, welke verhinderd heeft alles wederom in orde te brengen. EERSTE TOONEEL. (Men hoort, alvoorens iemand te zien, het geraas van deuren, die met feutels geopend worden?) SPALATRO, LEONORA, ANNA. SPALATRO. Men hoort niets meer van liet gevegt; het moet hevig geweest zyn, naar ik uit het fchieten heb kunnen oordeelen. — Gelukkig, dat ik u een veilige fchuilplaats heb weeten te bezorgen, waar gy niets voor den vyand te vreezen had. LEONORA. Waar zyn wy nu ? SPA'  ïo3 MONTONI, spalatro, een weinig beangst. Ik zal het u zeggen ,. maar gy moet niet bang vorden. a n n a, En waarom bang ? spalatro. Och, het is dat de vrouwen over het geheel wat vrees- agtig zyn. — 't Is waar.gy hebt een' man by u leonora. Wat is *er dan tog, in het geen ons hier omringt, lat ons eenige vrees zou kunnen veröorzaaken ? spalatro. Het is leonora. Vervolg. — Wat geheim bevel heeft Montoni u tog gegeven ? — Waarom geduurende het gevegt ons onder een duister gewelf verborgen? Waarom ons in dit afgezonderd gedeelte van het kasteel gebragt ? en Waarom, eindelyk . deze geheimvolle en angfiigc houding , by het befchouwen van dit vertrek en deze goederen ? spalatro. Waarom ?...,.. Wy zyn hier in de kamer van Laurentina. anna. Hemel 1 leonora. Hoe! dit was dan het verblyf dier ongelukkige? Het gezigt van deze kamer doet my het verfchriklyke van mynen toeflaud nog levendiger gevoelen. anna,  TOONEELSPEL. 109 anna, eenigzins bevreesd. Ik durf niet om my heenen zien.... zoo de geest van daar flus spalatro, angftig. Kom, kom , gy moet moedig zyn, gy hebt hier niets te vreezen. leonora. Hoe, dit ledikant? spalatro. Was het haare. leonora. Dit toilet, deze klederen ? spalatro. Waren de haaren. anna. Ongelukkige vrouw! spalatro. Vindt gy deze kamer niet zeer treurig ? LEONORA. Voorzeker ,-zy baart eene zwaarmoedigheid, die Ach, zie hier haar luit;, haare vingers zullen deze welluidende fnaaren niet meer doen klinken. spalatro. Den dag dat zy verdweenen is, heeft men dit lusthuis gefloten, en zedert heeft geen levendige ziel 'er een' voet in durven zetten; wy zyn de eerften Hoorde gy daar niets ? leonora. Neen, niets.  iio M O N T O N 1, spalatro. Weet gy 't wél ? anna. Wat dagt gy dan te hooren ? spalatro. Och, niets, niets. — Het is dat men zegt....;, dat in dit vertrek, waar niemand omtrent durft komen, men 's nagts een groot ligt heeft gezien dat men 'er verfcheiden itemmen gehoord heeft, die zeer zagt zeer zagt (Men hoort den klank der luit; alla drie fpringen op van fchrik.) 6,Heilige Franciscusl — Hebt gy het nu gehoord ? LEONORA. i0 Wat is dat ? anna. Ach , Signora, verlaat ons tog niet! leonora, de luit beziende. Het is niet anders dan een fnaar die gefprongen is. spalatro. Dagt ik het niet dat het niets te beduiden had? Ik hoor den hertog, hy is zeker in den tuin, en zal wel fpoedig hier zyn. LEONORA. Zou het niet mogelyk zyn, al ware het maar voor een oogenblik, zyn gezigt te ontwyken ? SPALATRO. Ga hier, in deze kamer; ik zal zeggen dat gy een weinig flaapt, en dan zal hy waarfchynlyk uwe rust niet willen ftooren. LE.  tOONEELSPEL. tij leonora. Ik zal dezen dienst erkennen. >—• Anna, volg my.. anna. Hoe, Signora, gy durft. leonora. Moet ik niet alles doen om het oogenblik van dezen rampzaligen egt zoo veel mogelyk te verfchuiven? QZy vertrekt met Anna.') TWEEDE TOONEEL. spalatro, alleen. My dunkt dat ik daar een zeer fchoone zaak doe. >— Trouwens , een man , die zyn wereld verftaat, moet agting voor de vrouwen hebben.... vooral wanneer zy fchoon zyn. DERDE TOONEEL. spalatro, montoni, eenige officieren. montoni. Onze zegepraal is volkomen. De vyand is op de vlugt, en ik denk hy voor eerst geen lust zal hebben om weder te komen. eerste officier. Het gevegt was hevig, en heeft ons menig' dapperen foldaat gekost. mon.  h2 MONTONI, montoni. Dat is zeker zeer ongelukkig ; dog ik heb de middelen om dit verlies te vergoeden, (tegen Spalatro.) Waar is Leonora? spalatro. Zy is met Anna in die kamer gegaan. — Zy ncemen beiden een weinig rust. montoni. Dan wil ik haar niet fiooren. (tegeneen''der officier-en.') Ga naar de capél, en zeg den geesthken, dien ik heb doen waarfchouwen , dat hy alles tot de plcgtigheid gereed maake. (tegen de andere officieren.) En gy, myne waarde vrienden, gaat u ontwapenen, en komt dan hier weder by my. eerste officier. Hertog! wy gehoorzaamen u.) Alle de officieren vertrekken.) montoni, roept hen na. Mag ik u wel verzoeken, den graaf Orfino te zeggen, dat ik hem gaarne afzonderlik wenschte te fpreeken ? VIERDE TOONEEL. montoni, spalatro. montoni, zich door Spalatro laatendeontwapenen. ja, ik wil den booswigt fpreeken. — Ik heb zyne ontwerpen verïedeld, door z\nen aanhang te verdeelen en hen dus te verhinderen my nadeel toe te brengen. — 'Er  TOONEELSPEL. 113 'Er is geen tw)ffel, deze fcbielyke aanval was met den trouvvloozen overlegd; de vyanden kenden de zwakfte plaatfen van het kasteel, en verécnigden op dezelven alle hunne kragten. — Het is hen niet gelukt; ik heb hen genoodzaakt te vlugten , en op dit oogenblik is een gedeelte myner Condottieren nog bezig met hen te vervolgen. SïALATRO,j5«i/j bezig Montoni de wapens af te neemen. Aan de kanonnade en het gefchreeuw der foldaaten te oordeclen , moet de zaak zeer erndig zyn geweest. montoni. Maar zeg my, Spalatro, hebt gy uw woord gehouden ? hebt gy my van Orfino ontflagen ? spalatro. Ik heb gister avond alles aangewend wat my mogelyk was; dog ik ben niet zeker gedaagd te zyn. montoni. Spreek duidel)ker. spalatro. Zie hier de zaak. — Gisteren, onder den maaltyd, beval de graaf Orfino my, voor hem te fchenken; ik nam deze gelegenheid waar, het oogenblik was gundig.-— Maar juist op het tyddip dat ik hem den wyn gaf, kreeg ik een bevel van u, dat my noodzaakte om terdond te vertrekken; ik weet dus niet of hy in de verwarring, die toen heerschte, den kelk heeft uitgedronken of niet. H MON-  H4 MONTONI, MONTONI. Wreede onzekerheid ! — Ik zou durven wedden, dat de een of andere booze geest den fchurk aan myne wraak zal hebben onttrokken. — Geheel vervuld van het ontwerp om my van het leven te beroovcn SPALATRO. Wat! om u van het leven te bcrooven ? MONTONI. Hoe, gy weet dan niet dat de verrader my heeft willen vergiftigen? SPALATRO. Welke fnoodheid! — In wat party denkt gy in dit geval te neemen ? MONTONI. De allerfpoedigfte. — Hy ilerve nog dezen avond; ik heb dit gezworen en het zal gefchieden. Zoo eenige aanmerkingen , zoo de vrees va'.i openlyk te handelen, tegen iemand, die hier, na my, den eerden rang bekleed, zoo die, van my, door eene openbaare wraak, by myne officieren, verdagt te maaken, my één oogenblik heeft kunnen weêrhouden, ik zal den veriooren tyd weeten te vergoeden. — Ja, al zoude ik my den haat van mynen geheelen adel op den hals haaien, ik zal my wreeken. — Indien men my bewyzen vraagt van zyn verraad, wel nu, dan zal ik hen den brief van Marilla vertoonen ; en zoo dit bewys hun niet genoegzaam is, dan kunnen zy anderen zoeken ; maar intusfchen, Orfino zal fneevcn, hy zal fneeven als een verrader, door de hand der vera'gt- lyk-  TOONEELSPEL. iïs lykfte myner foldaaten; en indien ik geenen arm kan ■vinden om hem te itraffen , dan zal deze myne eigene hand hem, in het midden zyner vrienden, het hart doorbooren. spalatro. Ik zie hem komen. montoni. Verwyder u, ga by Leonora. VYFDE TOONEEL. montoni, orsino. orsino. Men heeft my gezegd, hertog, dat gy my wenschte te fpreeken. montoni. Het is waar. orsino. Gy ziet den iever met welken ik aan uw verlangen voldoe. Spreek, myn waarde hertog, ik ben bereid ü te gehoorzaamen, in alles wat u behaagen zal my te bevelen Maar gy fchynt onrustig, uw gelaat is ontfteld; ik dagt u opgeruimder te zullen vinden, na de luisterryke overwinning welke gy behaald hebt. montoni, hem aandagtig befchouwende. Het is waar dat myne gezondheid de uwe in tegendeel H 2 or_  n6 MONTONI, orsino. Ik heb my nimmer welvaarender bevonden. montoni. (Ter zyde.) Hy is myne wraak ontfnapt!... (overluid.) Ondanks de vermoejing van het gcvcgt, bevind ik my zeer wel, en dit moet zeker den perfoon tegenvallen, die my gister avond de moeite wilde befpaaren van over de Vcnetiaanen te zegepraalen. orsino. Indien men de flraf dezer verfoeilykc daad langer tiitflelde, zoude men de fchuldige gelegenheid geven haare regtveerdiging te kunnen onderueemen. montoni, hem ftyf aanziende. Haare regtveerdiging 1 orsino, vuilaar tig. Zy zal zeker genoeg voor haare misdaadige pooging geftraft zyn, zoo gy volhardt in het voorneemen van haar te huwen. montoni, bitter glimplagchende. Ga voord op dezen toon, en poog my te overreden. — Hebt gy één oogenblik kunnen geloovcn dat ik Leonora van dezen gruwel verdagt hield, en weet gy niet dat, indien gy listig en behendig zyt, ik het ten minlren zoa veel ben als gy? Ik geliet my gisteren alles te geloo- ven, wat gy goedvondt my, betreklyk Vivaldi, te zeggen ; maar in hetzelfde oogenblik, waar in gy my de opregtfte, de tederfte betuigingen van vriendfehap deedt, zag  - TOONEELSPEL. 117 zag ik, door die verzekeringen heen, den fchuldigen, ik befloot zyn bederf en zwoer zynen dood. orsino. Zynen dood! ■— 'Er behooren bewyzen om iemand te veröordeelen, en wanneer de fchuldige hier in het kasteel eenen rang, vermogen en vrienden bezit, zal het moeilyk zyn die wraak te volvoeren. montoni. Gy weet dat ik my nooit door zwarigheden heb laaten affchrikken. — Ja, hy, van wien wy fpreeken, is magtig, maar hy is lafhartig. orsino. 'Er zyn oogenblikken, waar in de vrees van te bezwyken aan den allerzwakllen de meeste kragt geeft. montoni. In weêr wil van die kragt, zal de verrader fneeven. orsino, zich ontmaskerende. Hy zal fneeven! — Neen , Montoni, vlei u daar niet mede; Orfino zal u weeten te wederftaan. montoni, met woede. Ha! gy herkent hem dan eindelyk ! — Agt gy my bekwaam uwe beledigingen te kunnen verdraagen? orsino, op denzelfden toon. En agt gy my bekwaam de middelen te verzuimen, die ter myner beveiliging kunnen dienen, en u in uwe eigene ftrikken doen vallen. montoni. Elendige! beken uwe misdaad ! H 3 or-  ii8 M O N T O N I, Orsino, na alvoorens in het naaste vertrek gezien te hebben. Wy zyn alleen, 'er zyn geen getuigen hier, ik zal vrymoedig met u fpreeken. — Ja, ik fchroom niet u te bekennen dat ik tegen u zamenfpande; maar zoo gy Uwe officieren by dén roept, zoo gy een' krygsraad belegt , zult gy my myn zaak hooren verdedigen, en gy zult zien dat befchuldiging geen overtuiging is. — Het regt, zelfs onder ons, heeft eene onver»inbaare magt, en het ampt van regter geeft aan den mensch eene waardigheid, welke hem noodzaakt opregt te zyn, in weêrwil van zich zelvcn. —■ Hoop dus niet dat myne makkers, op eene enkele, van bewyzen ontbloote, befchuldiging , my zullen veröordeelen tot een ftraf, welke, door onze wetten, alleen den verraderen is opgelegd. montoni, den brief zoekende. Eene befchuldiging van bewyzen ontbloot! — Zie dezen brief. Waar is hy dan? Zou ik dit overtui¬ gend bewys zyner trouwloosheid verlooren hebben ? orsino, fpottend. Geef u zoo veel moeite niet! — Gy zult dat gefchrift niet vinden, het is niet meer in uwe magt. montoni, met de uit erft e woede. Ik zou verhinderd zyn in myne wraak ! orsino, bedaard. Gelooft gy my dan onnozel genoeg, dat ik u op deze wyze zou trotfeeren, indien ik niet zeker was dat gy niets, ten muitten in regten, tegen my vermoogt? mon-  TOONEELSPEL. ito montoni, met nadruk en waardigheid. Orfino,indien nog een droppel van het edel bloed uwer voorouderen door uwe aderen vloeit, hoor my dan ! —• Gy hebt alle de regren der vriendfehap, ten minfien der oogfchynlyke vriendfehap, die'tusfchen ons befiond, gefchonden ; gy hebt my , door vergif, van het leven zoeken te berooven ; gy hebt, door laage gcldzugt, of dcor de hoop op vergeving, my aan den wereldlykcn regter tragten over te leveren. Het geval had my het bewys uwer trouwloosheden gegeven, dog uwe behendigheid, of het noodlot, heeft hetzelve in uwe handen doen komen , en beneemt my dus de gelegenheid tot eene open- baare wraak. Wel nu! geen befchuldiging, geei krygsraad ; ik zie daar van af, dewyl uwe loosheid u ligt aan uwe welverdiende ftraf zoude onttrekken. Maar uwe belediging beftaat nogthans, en die belediging moet mvn, of uw verderf naar zich fleepen — '£r is een edelaartig middel om onzen wederzydfehen haat te koelen ; laat ons den graad van veragting, tot welken wy beiden gedaald zyn, voor een oogenblik vergeetcn. Laat ons die edele fierheid onzer voorzaaten herneemen, en, door een moedig gevegt perk ficllcn aan eenen wrok, die niet dan gruwelen baaren kan. ■ Volg my! wy zullen de eenzaamfte plaats van den wal zoeken, en daar, beiden met een' degen en eenen dolk gewapend, ontkleed en te voet ftryden: geen genade voor den overwonnenen ; dat hy, die valt, zelfs de eer der begraving niet geniete ; dat zyn ligchaam , in een der diepfte gragH 4 ten  120 MONTONI, ten van het kasteel geworpen, ten prooi blyvc der veragtl)k(te wormen, en der roofvogels, die deze akelige torens bewoonen ; dat de overwinnaar, van het hoogst des kasteels, het rif van zynen ontzielden vyand met wellust befchouwe, dat hy hem zie tot de tyd hem geheel tot Hof zal verteerd hebben, en dat hy hem, eindelyk, van dag tot dag bcfciiimpe door den gliniplagch der wraak ! (Orfino maakt eene beweging.) Gy fiddert, verrader! zult gy my volgen? orsino, koel. Neen, ik neem deze uitdaging niet aan. Uwe handigheid geeft u te veel voordeel op my. montoni. Lafhartige! het is te veel; dewyl gy weigert u tegen mynen moed te verdedigen, zal ik niet wagten tot men u aan myne woede ontrukt; ik zal my zeiven regt doen. orsino, hem een pifiool voorhoudende, dat hy onder zyn' mantel verborgen had. Zoo gy één' flap nadert, zyt gy des doods! montoni, die reeds zyn wapenbyl, van een tafel agt er zich , genomen had, houdt eenfiags fiil, op het zien van het gevaar dat hem bedreigt. Een fchietgeweer! orsino, fieeds op hem aanleggende. En van een foort zoo als gy mogelyk nog niet gezien hebt; dog het is genoeg dat gy 'er de kragt van fchynt te kennen, MON-  TOONEELSPEL. m montoni, in twyffel of hy voorwaards gaan, dan of hy de byl wil neder leggen. Hel en duivel! ik zou niet ORSIXO ,fteeds in dezelfde houding. Geen enkele ftap, of ik leg u voor myne voeten neder. montoni, /* eene verfchriklyke woede. Elendige! orsino, op een fpottenden toon. Wanneer men zich met Montoni onderhoudt, moet men alle voorzorg gebruiken. montoni, zyne woede niet meer kunnende bedwingen. Al moest ik fterven, ik zal my wreeken. ■ Beef! (hy doet een' ftap voorwaards.) orsino, het pijl ooi affcl.ietende. Beef gy zelf! montoni, verdoofd door den fiag, verwagt de uitwerking van den fchoot, en bemerkende dat hy niet gekwetst is, fchreeuwt hy met een woeste blydfchap. Ha! het heeft my niet getroffen! — Thans is het myn tyd van wraak. —< Sterf! (hy valt op Orfino aan.) H s ZES-  122 MONTONI, ZESDE TOONEEL. anna, spalatro, leonora; verscheiden officieren komen op het gerugt toefchieten en weêrliouden Montoni, die Orfino reeds ter aarde geworpen had. eerste officier. Wat doet gy ? houd ftand! (Zy ontrukken Orfino aan Montoni, op het oogenblik dat hy hem met zyn wapenbyl wil treffen.) montoni. Laat ik den fnoodaart itraffen! tweede officier. Hertog, bedenk tog...... montoni. Het is een verrader, een booswigt, die den dood verdient. eerste officier. Het ftaat niet aan u hem dien te geeven. montoni. Hy wilde my het leven beneemen! orsino. Ik verdedigde flegts het myne. — Braave officieren, gy ziet in Montoni den grootflen dwingeland; gy hebt flegts een opperhoofd, een' generaal begeerd, en gy hebt in hem den wreedlten tiran. eer-  TOONEELSPEL. 123 eerste officier. Wat is tog de reden van uwen twist? Hoe! twee vrienden montoni. Ik, zyn vriend! — Ik ware het liever van den Senaat van Venetiën , die myn hoofd op prys gefield heeft. tweede officier. Maar zegt ons de oorzaak van uw verfchil ? orsino. Zie hier dezelve. Ik wilde....... montoni, hem driftig invallende. Trouwlooze! gy gaat liegen. Ik kan het u aanzien. eerste officier, tegen zyne makkers. Laaten wy Orfino hooren. orsino. Gy kent de zamenzweering van Vivaldi; gy weet dat ons belang, onze zekerheid vereisfchen , dat alle verraad gefiraft worde. — Wel nu, de hertog , verblind door de liefde voor Leonora, wil,ondanks de billyke vrees, welke haar haat hem behoorde in te boezemen, haar huwen , wil Vivaldi zyne vryheid hergeeven , en wil ons, eindelyk, ons, zyne wapenbroeders, zyne krygsmakkers, zyne foldaaten, opofferen aan vreemdelingen, die geen ander oogmerk hebben, dan ons te bederven en ons aan de firengheid der wetten over te leveren. montoni. Vuige bedrieger! — Is het mogelyk? EER-  124 MONTONI, eerste officier. Hertog, indien gy eenig belang in ons fielt, zoo laat hem fpreeken ; wy zullen u daarna hooren. orsino. Dit is niet alles. — ik heb hem durven voorhouden, dat dit gedrag u zoude mishaagen , dat hy agting vcrfchuldigd was aan uwen moed, en aan de uitmuntende dienden, hem door u lieden bewezen. — Hoort, myne vrienden, wat hy my antwoordde: nauwlyks kan ik nog my zei ven overtuigen het gehoord te hebben ! — „ In„dien", zeide hy, „deze veragtiyke werktuigen myner „ grootheid flegts één oogenblik durven afwyken van „ de gehoorzaamheid, die zy my fchuldig zyn, zal ik „ hen tot hunnen pligt weeten te rug te brengen. Een „ man van mynen ftaat kan zamenzweeringen maaken ; „ hy behoudt altoos de middelen om zich met zynen vyand „ te verzoenen. Myn rang, myn naam, myn aanzien, „een gelukkig huwl)k, kunnen my zeer ligt weder in „ gunst herdellen; dog zoo deze fmalle edelen, zonder „ begaafd lieden , zonder vermogen, my wetten durven „ dellen , zal ik, door hen aan de klauwen des gcregts „ over te leveren, door myn behoud in hun verderf te „ zoeken , hen voor hunne vermetelheid weeteu te „ ftraffen." eerste officier, emftig. Gy hebt dit gezegd? montoni, met eene bedwongen woede. Ik venvaardig u niet te antwoorden. or-  TOONEELSPEL. 125 ORSINO. Ik beken dat ik , by deze verregaande vermetelheid, my zeiven geen meester konde blyven. Ik kon niet koelbloedig aanhooren dat men myne krygsmakkers, myne vrienden, myne gelyken, zoo diepvernederde. Ik Helde my vrymoedig tegen zyne beledigingen, hy wierd driftig, en ik kon my mede niet wederhouden: hy dreigde my met zyne wapenbyl, en ik maakte, uit vrees van zyn flagtöffer te worden, gebruik van het piftool, welks gerngt u herwaards voerde om my uit zyne handen te redden , en om hem ongetwyffeld de fchande van eenen moord te befpaaren. (met kalmte.) Ziet daar, myne broeders, de waarheid. LEONORA, ter zyde. Mogt hunne verdeeldheid (trekken om my aan het ongeluk te ontrukken dat my verwagt! EERSTE OFFICIER. Gy antwoordt niet, hertog? . MONTONI. Ik zou te veel moeten zeggen. Ik zou bloozen myne regtveerdige zaak hier te bepleiten , en my te verdedigen tegen de lasteringen van eenen Orfino. — Of zou ik dan op mynen eigen grond, onder myne foldaaten , eenen befchuldiger en regters moeten vinden ? Neen, zoo laag vernedert Montoni zich niet, hy weet wat hem te doen ftaat. EERSTE OFFICIER. Deze fierheid is ongetwyffeld zeer fchoon; dog ik ge-  126 MONTONI, geloof niet, hertog, dat het thans de tyd is om van dezelve gebruik te maaken. — Schoon gy niet kunt goedvinden ons tot regters over uw verfchil te laaten, wy befchouwen egter ons zeiven niet als werktuigen uwer grootheid , als veragtlyke ilaaven, aan uwe zegekar geketend : wy zyn mannen, edelen, en welke ook de dwaalingen mogen wezen, die ons gemeen Byn, de hertog Montoni kan zich niet vernederen, door te antwoorden op eene befchuldiging, welke zyn tegenwoordig gedrag fchynt te bevestigen. montoni, tegen Orfino. Gy denkt reeds te zegepraalen, dog de tyd zal alles ophelderen. — Beef! orsino. Ik verfta u, hertog, en ik weet dat gy bekwaam zyt uwe bedreigingen uit te voeren. ■ Wie éénen moord heeft durven plegen, kan ook een' tweeden begaan. montoni. , Wat wilt gy zeggen? orsino, fe' amper tegen Leonora. Mevrouw, hy biedt u zyne hand aan; hy wil u naar het outcr lleepen ; beef voor uw lot! montoni, wil op Orfino aanvallen, dog wordt door de officieren wederhouden. En ik kan hem niet met myne handen verworgen! eenige officieren. Houd Hand! wy zullen hem verdedigen. or.  TOONEELSPEL. 127 orsino. Vertrouw niet dat uwe fchoonheid u tegen zyne woede zal kunnen beveiligen, (hy trekt een gordyn open, agter welk het afbeeldfel eener vrouw hangt.") Zie, zy was ook fchoon, Laurentina, en by heeft haar vermoord! montoni, in eene vreesiyke woede. Spalatro! Bertrand! men doe allarm blaazen, men doe de geheele bezetting in de wapenen komen. (De officieren blyven alle onbeweeglyk flaan.) eerste officier. Wat is de reden van dit bevel? orsino, zich in 't midden der officieren /tellende. Myne vrienden, ik heb alles van zyne woede te vreezen , ik beveel my in uwe befcherming. eerste officier. Wy zullen u beveiligen. — Volg ons. (Orfino vertrekt, met een gedeelte der officieren.) ZEVENDE TOONEEL. de voorigen, uitgezonderd Orfino en een gedeelte der officieren. montoni. Zoo veel onbefchaamdheid verplet my! (hy gaat zitten.) Had ik kunnen voorzien dat de elendige zyne trouw.  128 MONTONI, trouwloosheid zoo verre zou doen gaan ? — Een Orfino noemt my moordenaar! een stem. Moordenaar! montoni, driftig opftaande. Wie fpreekt daar ? wie is de onvoorzigtige-.. LEONORA. Niemand opent den mond, hertog. montoni. My dagt hoorde gy ook niet by herhaaling het woord, moordenaar? de stem, een weinig harder. Moordenaar! mon toni. Nog eens! hoort gy het ? tweede officier. Dat is zonderling anna. Ik beef van fchrik ! spalatro. Ik ben blyde dat ik niet alléén ben. montoni, zyne officieren, met een ongerust oog, befchouwende. Dat is een list, dog ik zal dezelve ontdekken. — Wie gy ook zyt die u vermeet Montoni fchrik te willen aaujaagen, gy zult myne regtveerdige wraak niet ontkomen. Vergeefsch houdt een donkere fluiër u thans nog voor myn oog verborgen; ik zal uw helfche list ontdekken, en gy zult fneeven! de  TOONEELSPEL. 129 de stem, veel harder. Gy zult fneeven! (Montoni blyft, by dit laat/le woord, als roerloos Jlaan.) leonora. Ik kan niets van dit vreeslyk geheim begrypen. anna. Welk een verblyf! de booze geest is hier volkomen meester. spalatro, op de knieën vallende. Ik geloof het hoog tyd is my te bekeeren. MONTONlj na een diep nadenken, by zich zeiven. Welk een verfchrikl\ke twyffel! ik moet dien oplosfen. — Ik zal alle de nabuurige vertrekken doorzoeken, en zien of eene of andere onbekende fcbuiiboek. Laat ik geen tyd verliezen , deze dreigende Hem doorfnydt my 't hart....... (hy luistert.) Sprak men daar niet weder? LEONORA. Neen, hertog. ■— Hoe wordt hy gepynigd ! MONTONI, met een zagte flem, en telkens ftil zwygende, om te hoor en of men zyne laat/ie woorden herhaalt. Leonora. — Laat dit alles u niet verfchrikken; —■ het is niet dan een bedekte aanflng myner vyanden. — Dog maak ftaat dat de verrader, die my zoo onbefchaamd voor den zot durft houden (zagter.) door myne hand zal ftervetft — Blyf gy hier, ik ben fpoedig weder I by  130 MONTONI, by u. — Spalatro! verlaat de vrouwen niet. (niet een harde Jlem.) Komt, myne vrienden, volgt my, dezen dag zal al het helsch bedrog openbaaren, en alle de verraders zien flraffen. (Hy r er trekt met alle de officieren^ AGTSTE TOONEEL. SPALATRO, ANNA, LEONORA. SPALATRO. Dagt ik het niet dat ik alweer zou moeten blyven ? ANNA, tegen Leonora. Wel nu , zyt gy nu nog ongeloovig? LEONORA. Ik beken dat ik niets begryp van die Item. SPALATRO. ö, Dat begryp ik zeer wel. — Dit portrait.... LEONORA. Welke dwaasheid! SPALATRO. Het zag Montoni met dreigende oogen aan. ANNA. En men doet ons hier nog blyven! SPALATRO. Ja, ik ben verzekerd dat wy weder het een of ander onverwagt bezoek zullen krygen. Het krielt hier in 't kasteel van fpooken en geesten. Gister avond heb ik 'er een gezien zoo wit, zoo wit.... als fneeuw, en, . (Hy  T OONEELSPÈL. 131 (Hy keert zich om en ziet een geheel in 't zwart gekleed man?) 6 , heilige Severinus! wat is dat ? daar hebt gy nu weêr..... een pikzwart leonora. Een onbekende nadert; zyn aangezigt is bedekt anna. Ik beef van het hoofd tot de voeten! spalatro. Ach, waar berg ik my! (hy verbergt zich agter Anna) NEGENDE TOONEEL. een onbekende,!» een' groot en zwarten mantel gewikkeld en een' groot en neêrhangenden hoed op het hoofd, welke hem zoodanig bedekken, dat men zyn gelaat noch gefialte niet kan onderfcheiden. de voorigen. de onbekende» Leonora by de hand nee* mende, met een vervaarlyke Jlem. Volg my! leonora, verschrikti U volgen! en waarom? waarheen wilt gy my voeren? onbekende, haar voordtrekkende. Volg my, zeg ik u! spalatro, bevende agter Anna. Welk een ysfelyke Item ! Ia AK«  132 M O N T O N I, anna. Barmhartige hemel, help ons! leonora. Wie zyt gy, dat gy my dus behandelt ? o n b e k e n O e, Dat zult gy thans niet weetcn. leonora. Met wat rcgt, door welk bevel komt gy? (De onbekende doet een teken.) Gy antwoordt niet? onbekende. De tyd vervliegt, het kwaad neemt toe; kom voord. leonora, haar tegen/land verdubbelende. Neen, ik wil alvoorens weeten onbekende, haar fierker voordtrekkende. Gy zult niets weeten, volg my ,uw leven hangt 'eraan. leonora, cen weinig voordgaande. 5 Hemel! anna. Ach, myne waarde meesteresfe! ik verlaat u niet! onbekende, haar ruw te rug ftootende, Blyf hier , of gy zyt des doods! leonora. Gehoorzaam, Anna. Stel u niet bloot aan zyne woede, Iaat my dezen verfchriklyken onbekenden volgen. Wat heb ik tog erger te vreezen , dan den rampzaligen egt, dien men my bereid ? Vaarwel! onbekende, tegen Anna, die hy zoo geweldig te rug Jloot, dat zy geheel in de rondte draait. Verwyder u, of het is gedaan met uw leven! (Anna  TOONEELSPEL. 133 (Anna gaat bevende te rug naar Spalatro, die op de knieën ligt, met het hoofd in zyne handen verborgen. De onbekende vervolgt, op een zagten toon, tegen Leonora.) Vrees niets, volg my gerust. (Hy geleidt haar naar de befchutting der kamer, welke hy even aanraakt; één der paneelen opent zich, hy gaat met Leonora daar in en het paneel fiuit zich weder. Dit moet zeer fchielyk gefchieden.) TIENDE TOONEEL. spalatro, anna, anna, na eenig zwygen. Ik zal dan myne waarde meesteresfe niet weder zien! spalatro, op het hoor en van Anna's Jlem opftaande. En niemand komt ons hier te hulp ! anna. 6 Hemel! zedert ik in dk akelig verblyf ben, heb ik niet dan fchrikverwekkende dingen gezien ! Wanneer zal dat eens eindigen? ï 3 ELF»  134 MONTONI, ELFDE TOONEEL, montoni, de voorigen. montoni. Alle myne nafpooringen zyn vrugtloos, — Niets, niets 1 — Zal ik dan dit rampzalig geheim niet kunnen ontdekken (tegen Spalatro,) Waar is tog Leonora ?- spalatro. Ach! Mynheer! de duivel heeft haar weggevoerd. montoni. Wat zegt gy ? spalatro. Dat ik de allerongclukkigfte montoni. Wilt gy myn geduld tergen ? Antwoord my oogenbliklyk. — Waar is Leonora? anna. Wy weeten het niet. — Een onbekende kwam.... m o n t o n ï. Wel nu? spalatro. Wel nu, hy nam Leonora by de hand en verdween met haar. montoni. Hy verdween met haar ? anna. Het is zoo, mynheer! m o n-  TOONEELSPEL. 135 MONTONI. En waar gingen zy uit? ANNA. Ik weet het niet, maar my dunkt dat het aan dezen kant was SPALATRO. Voor zoo veei ik heb kunnen zien, ging de muur met een ysfelyk geraas open, en...... MONTONI. Zwyg! ik kan niet wys uit u worden. ANNA. Het is my niet mogelyk u nader opheldering te geeven. MONTONI. Spant dan alles tegen my te zamen ? — Wat ben ik dan hier ? — Is de orde der natuur omgekeerd ? — Ben ik in den tyd der verwondering baarende toveryën, welke men het dom gemeen poogt wys te maaken ? — Denkt men my vreesagtig te maaken, door gewaande verfebyuingen ? — Spalatro zegt een' geest gezien te hebben. —- Ik zelf heb gister avond een nagtmuziek gehoord ja, gehoord heb ik het voorzeker, even zoo duidelyk als die item..... Ach! die (tem, boven al, ontroert my ; nog, dunkt my, hoor ik die akelige woorden: Gy zult fneeven! — Verëenigt zich hemel en hel dan tegen my ? (na eenig zivygen.) Neen , neen, het kan niet zyn. — Het is bedrog, alles helsch bedrog ; en indien het my flegts mogelyk wordt één enkel raadfel op te losfen, zal het overige zich fpoedig ontdekken. Maar dat weg- I 4 voe-  136 MONTONI, voeren van Leonora? De fchrik zal deze vreesagtigo fchepfels verblind hebben , zy hebben zich zeker verbeeld (tegen Spalatro?) Waarom verzette gy u niet tegen dien onbekenden? Waarom liet gy hem Leonora medevoeren? SPALATRO, Nu, ja! verzetten ! zyn gezigt alléén deed my verftyven. ANNA. Ik wilde myne meesteresfe volgen, dog hy fiootte my yry gevoelig te rug. MONTONI. En gy zegt, Anna, dat zy aan dezen kant zyn uitgegaan? ANNA. Ja, rmnheer. MONTONI, gaat langs de befchutting en Jlaat met zyn vuist tegen dezelven. Zou 'er ook eenige verborgene opening zyn neen, het is de muur nog al dc muur (hy Jlaat wat harder?) Ha, ha! deze (lag weergalmt! deze befchutting is hol.... alles zal zich ontdekken. Spalatro, myn wapenbyl, myn knods; ik zal alle myne kragtcn yerëenigen. (Zy breeken, door verdubbelde Jlagen een gedeelte van de befchutting?) ö Woede, beduur myne flagen! — Eindelyk zal ik dan den uitvinder vau dat vervloekt fchelmduk ontdekken! ANNA. Ik zal dan myne meesteresfe wederzien! MQH-  T O ONEELSPEL. 137 montoni (de befchutting is geheel open.) Welk eene duisterheid! een verwulffel? trappen? Ik moet zien waar die heen leiden. —- Spalatro, neem een. lamp en volg my. TWAALFDE TOONEEL. VERSCHEIDEN OFFICIEREN, DE 1 VOORIGEN. TWEEDE OFFICIER. Wat vertoeft gy hier, hertog? Orfino fpant openlyk tegen u te zamen , eenige officieren hebben zyn party gekozen , zy hebben de gevangenis overweldigd en de gevangenen in vryheid gefield,men weet hun oogmerk niet: dog indien gy 'er niet in voorziet, kan het gevaarlyke gevolgen voor u hebben. montoni. Wat moet ik doen ? zal ik deze weêrfpannigen tot hunnen pligt gaan brengen? zal ik dezen onzigtbaaren bedrieger vervolgen? Rampzalige onzekerheid! ■ Zjn de muitelingen in groot aantal? TWEEDE OFFICIER. Nog niet; dog van oogenblik tot oogenblik kan hun getal aangroeien. Het minfie verwyl is gevaarlyk. montoni. Het zy zoo! Ik wil volftrekt den draad dezer helfche begocheling ontdekken. — Doe allarm flaan, verzamel I 5 de  138 MONTONI, de dapperften myner foldaaten en geef vooral wel agt op de bewegingen der muiters; in een half uur ben ik by u. Ga fpoedig, de tyd is kostbaar. ■ Ik zal deze trouw- loozen meester worden en hen allen op hetzelfde oogenblik (treffen. anna, ter zyde. Laat ik van deze verwarring gebruik maaken om Ludovico op te zoeken. (Zy vertrekt met de officieren.) DERTIENDE TOONEEL. montoni, spalatro, die geduurende het voorig tooneel een lamp heeft gehaald. montoni. Kom hier met uw lamp en volg my. spalatro, geheel verjlhrikt. Hoe 1 gy wilt daar in dat montoni. Zult gy gehoorzaamen ? spalatro, zich omkeerende en Anna niet meer ziende. Waar of tog jufvrouw Anna is gebleven ? montoni, neemt zyn dolk en maakt zich gereed den trap afteklimmen. Kom nader mét uw lamp. spalatro. Hoe, gy durft? è heilige Sebastiaan! m on-  TOONEELSPEL. 139 montoni, den dolk opheffende. Gehoorzaam, of gy zyt des doodsI spalatro. Welk een mensch ! hy vreest niets. montoni. Ga vooruit en licht my. spalatro, nadert de opening. Vooruit! montoni. Zult gy gaan ? spalatro. 6, Welgelukzalige fint Bernardus! aan u beveel ik my. (J>y klimt af.) montoni, mede afklimmende. AI waaren alle helfche magten ?er in , ik wil de waarheid weeten! Einde van het vierde bedryf. VYF-  '4° MONTONI, VYFDE BEDRYF. Een ruim onderaardsch gewelf; ter zyde een foort van portaal, dat naar andere gewelven heen leidt, Aan het einde eenige groote trappen , met welken men aan verfcheiden kanten naar het binnen/ie van het kasteel gaat. In het midden hangt een ouderwetfche lamp , die een flauw licht door het gewelf verfpreidt en aan het zelve een naare treurigheid byzet. EERSTE TOONEEL. leonora, de onbekende. (Zy komen zonder licht.) onbekende. Kom fpoedig, de tyd verloopt. LEONORA. Waar zyn wy nu ? onbekende. Gy zult dit naderhand weeten , blyf flegts hier, en wat u ook moge ontmoeten, vrees niets. Ik heb thans den tyd niet u meerder te zeggen. Een oogenblik verwyl, een enkele minuut vertoevens zou de grootfte rampen kunnen veröorzaaken. — Vaarwel, gy ziet my welhaast weder, (jiy gaat door het portaal, den trap af, naar de andere gewelven.) TWEE-  TOONEELSPEL, 141 TWEEDE TOONEEL. leonora, alleen. My mer ik ? — Alles fchynt my een droom ; alles wat ik hoor en zie vermeerdert myne verbaasdheid. ■— Wat is tog die Item, welke zich heeft doen hooren ? Wie is de man, die my naar deze akelige gewelven heen fleept ? Wat wil hy van my ? Is het myn vyand ? Is het Ik verlies my in eenen afgrond van denkbeelden. De onbekende heeft my gezegd hier te wagten; hy zal dan wederkomen ? ■— Maar wat betekenen tog deze woorden: Wat u ook moge ontmoeten, vrees niets ? Wat moet my dan hier ontmoeten ? Ik tragt te vergeefsch deze zaak te doorgronden. ■— Hoe fomber, hoe akelig is dit gewelf! Ben ik in het verblyf der dooden ? (zy gaat naar het portaal.) Waar of deze trappen heen leiden ? Ongetwyffeld naar kerkers. — Ik zie niets, ik hoor niets; en de akeligfte ftilte, de zwartlle duisternis, ontroeren myne zinnen. DERDE TOONEEL. MONTONI, SPALATRO, LEONORA. montoni, in zynen mantel gewikkeld en met een" dolk in de hand. Spalatro komt vooruit met een lamp. Zy komen heide een" der trappen af aan j het einde van het tooneel. Het fchynt of deze gewelven geen einde hebben. Dit gedeelte van het kasteel was my niet bekend. Lr-  142 MONTONI, LEONORA, zonder van Montoni gezien te worden. Zou Montoni aan het verlangen van Orfino willen voldoen , door mynen broeder en my te itraffen? MONTONI, blyft beneden aan den trap ft aan. Laat ons een oogenblik hier blyven en eens rond zien.— Bemerkt gy ook iets ? SPALATRO. Neen , niets...... en dit is wel naar myn zin. LEONORA, Jleeds aan denzelfden kant. Zou hy my flegts aan de oogen myner befchuldigers willen verbergen, en hen tragtcn te doen gelooven dat hy my aan hunnen haat heeft opgeofferd ? MONTO N !. Hoort gy niets ? My dunkt een ftem Laaten wy luisteren. LEONORA. Of zou hy my indedaad verdagt houden van de ysfe* hke misdaad, met welke Orfino my heeft durven be« fchuldigen ? MONTONI, een weinig naderende. My dunkt ik hoor LEONORA, haar fiem verheffende. En zou ook my het lot treffen der ongelukkige Laurentina? MONTONI, een weinig verfchrikt. Laurentina! — Spalatro, bedrieg ik my ? — Weergalmde dit verwulf daar niet den naam Laurentina ? SPALATRO. Zeer duidelyk, mynheer. M O N-  TOONEELSPEL. 143 montoni, nader komende. Ik zal dan altoos en overal niet anders hooren, dan dezen verwytenden naam ? leonora, insgelyks naderende. Ik hoor fpreeken, dunkt my. spalatro, op Leonora wyzende. ó, Heilige Benedictus! ziet gy dat daar wel ?.... Het is de geest montoni. Eene vrouw! leonora. Rampfpoedige! het is Montoni...... Waar vlugt ik? montoni. Het is de item van Leonora. — Houd ftaud ! spalatro. Dat fielt my wat gerusr. (hy nadert met zyn lamp?) m omoni. Zy is het zelf. — Leonora, zyt gy hier alleen? is 'er niemand by u ? leonora. Ik ben nu alleen. mo ntoni. Wie heeft u in dit verfchriklyk verblyf gevoerd? leonora. Een man, dien ik niet ken. montoni. Wat reden had hy om u hier te brengen? leo nor a. Dat heeft hy my niet gezegd; ik dagt dat het op uw bevel was. MON.  144 MONTONI, montoni. Ik heb geen bevel daar toe gegeven. En gy weef niet wat zyn oogmerk was? leonora. Neen. *— Na my door veele flikdonkere gewelven heen geleid te hebben, bragt hy my hier, beval my hem te wagten en vertrok. montoni. Hem te wagten! ik moet weeten wie hy is. Hy vertrok, zegt gy ; welken weg nam hy? leonora, naar het portaal wyzende. Hy is deze trappen afgegaan. montoni. Deze trappen Waar kunnen zy heen leiden ? spalatro, Kom aan , daar zullen wy weder op reis moeten. montoni. Spalatro, neem de lamp en volg my. spalatro. Zeide ik het niet? montoni. Of neen, blyf by Leonora; ik zal dat vreemd geheim wel alléén ontdekken, (hy neemt de lamp en gaat door Let portaal naar de andere gewelven.) VIER-  TOONEELSPEL. 145 . VIERDE TOONEEL. leonora, spalatro. spalatro. Men moet wel nieuwsgierig zyn om zoo in den duister rond te zwerven. — Die hertog is een razende, die god noch duivel vreest. — Het mag zyn fmaak zyn, maar de myne is het in 't geheel niet, en hy kon my zeer wel van die onderaardfche kruistogten verfchoonen. Ik zie graag wat ik doe, en dat is zeer natuurlyk, is 't niet waar, Signora? (Leonora antwoord met.) — Antwoord my dan, bid ik u. Zoo gy niet wat met my praat, ver;, dubbelt gy myne vrees; want als men niet fpreekt, dan denk ik dat ik alléén ben, en als ik alléén ben , maak ik allerlei treurige aanmerkingen, (iemand komt uit het portaal.) Maar ik geloof dat mynheer daar te rug komt, VYFDE TOONEEL. de onbekende, de voorigen. spalatro, den Onbekenden te gemoet gaande. Wel nu, hebt gy eindelyk (De Onbekende floot Spalatro te rug, deze valt en geeft eert fchreeuw.) Ach! onbekende, tegen Leonora, Geef my uwe hand. K LB-  146 MONTONI, » leonora. Hoe! zou ik wederom onbekende. Zoo gy een oogenblik langer hier blyft, zyt gy verlooren. Volg my! leonora, hem volgende. ö Hemel! ik beveel my aan u! De Onbekende verbergt Leonora, in een der duisterfle hoeken van de agterjle gewelven , komt alléén te rug en loopt den trap' op aan Let einde van het tooneel. ZESDE TOONEEL. spalatro, alleen, langzaam opryzende. Hy is weg, geloof ik. — ó beilr-e Jofephus 1 myn ribben zyn gekraakt! De hertog heeft groot gelyk my zyne bruid in bewaaring te geeven, ik kwyt my zeer wel van dien last. En is het myn fchuld ? — H) komt niet te rug. Ik denk niet dat hy in 't geheel weder zal komen, en ik zal gelukkig zyn zoo ik 'er beter af kom dan myn meester. QUy ziet om zie: heen ) Wat is het hier donker! ik wenschte wel dat ik het kasteel weder kon vinden ; maar welken weg neem ik ? Acb! ik ben vast veroordeeld om hier van angst of honger om te komen ! Ik hoor iemand ; zoo het de hertog was ? Ja, hy is het. ZE-  TOONEELSPEL. 147 ZEVENDE TO ON E E L. montoni, spalatro. v montoni , doodelyk ontfteld en zonder lamp opkomende, Spalatro! Leonora ! spalatro. Hy fchynt ontfteld. Dat is het eerst van myn leven dat ik hem in dien ftaat zie. . montoni. Waar ben ik? is'het een bedwelming myner zinnen? heb ik het gezien ? heb ik my verbeeld het te zien ? ó , het is voorzeker een verbystering. spalatro. Wat fcheelt u? gy fchynt ontroerd montoni. Laat ik my herdellen. Laat ik het gebruik myner reden herneemen. Ben ik dan een kind?... heeft dan de vrees ook vermogen op my ? spalatro. Wat is u tog gebeurd ? MONTONI. Gy weet dat ik alléén naar deze ftikdonkere gewelven afging. Drift en woede verhaastten myne fchreden , om den uitvinder van alle deze wonderen te ftrafTen; ik doolde, op goed geluk aan, door de ontelbaare omwegen der ruime gewelven, alwaar de graflieden zyn der edelen K 2 van  148 MONTONI, van het huis van Udolpho Ik beken dat de een¬ zaamheid ,, de doodfche ffiite, welke in dit akelig verblyf heerschten, het gezigt van eenige doodkisten, en de herinnering aan die verfchriklyke Item , myn hart deedenkloppen,niet van vrees,maar door een aandoening welke ik niet kan befchryven. Ik ging voord, tot in eene nauwe gaandery, alwaar ik eenige klanken hoorde; ik bleef fiaan en luisterde: dog ik kon niets verfiaan, dan alleen deze woorden, op een' akeligen toon uitgefproken: Het ts dan dezen dag, de groote dag der wraak! En op hetzelfde oogenblik fcheenen de echo's dezer gewelven zich te verëenigen om op eenen, even fel irikver wek kenden , toon, by herhaaling het woord: wraak', wraak! na te galmen. — ]k fidderde 1 — Myne ontroerde verbeelding begocheld, door de akelige voorwerpen welken my omringden , zag ik.... neen , verbeeldde ik my te zien alle de Graaven van het huis van Udolpho, in volle wapenrusting, welke, met een dreigende houding, op my aankwamen, en door wie ik my verbeeldde insgelyks het woord: wraak! te hooren herbaaien. SPALATRO. Wy zyn verlooren ! montoni. Dit is nog niet alles. Verfchrikt door deze ingebeelde verfchyningen, ging ik aan een' anderen kant; ik poogde te vlugten, dog te vergeefsch; ik was in dien Haat van magteloosbcid, welken een onrustige droom ons fomtyds veroorzaakt; hoe fpoediger ik tragtte voord te  TOONEELSPEL. 140 te gaan, hoe meer myne fchreden fcheenen wederhouden te worden. Eindelyk, in het midden van een.gewelf, zag ik. neen, dezen keer bedroog my myne verbeelding niet.. . ja , ja, ik zag eene vrouw, geheel in het wit gekleed spalatro, beevende over zyn geheele ligchaam. Geheel in het wit! montoni. Haare hairen wild over haare fchouders verfpreid, een toorts in de eene, en een' dolk in de andere hand ; zy Hond ftil, zag my aan, en gaf een' gil Welk een zielverfcheurende gil! Nimmer hoorde ik een' diergelyken ! ■— M}iie hairen reezen te bergen van fchrik, op deze vreejhke verfcbynjng; myne knieën wankelden, een kout zweet bedekte myn geheel ligchaam , ik viel ter aarde en kwam niet dan na verloop van eenen aan- merklyken tyd weder tot my zeiven Ik ftond op ■en waggelde naar hier, zonder geleide, zonder licht, nu het hoofd nootcnde tegen de wanden, dan de voeten tegen de doodkisten , en geduurig vervolgd door dit ysfelyk nagt-gezigt, welk nog op dit oogenblik myne geheele ziel met fchrik vervult. — Is het een droom ? is het een wezenlykheid ? spalatro 6, Twyffel 'er niet aan, voorzeker is het een wezenlyk beftaan. montoni, om zich heen ziende. Hoe 1 Is Leonora K 3 SPA-  *5° MONTONI, SPALATRO. De Onbekende heeft haar andermaal weggevoerd. MONTONI. De Onbekende! — Alles is my duister. Moet ik dan in deze vreeslyke onzekerheid blyven, en zal ik, op myn beurt, het flagtöffer worden van den fchrik , dien ik in anderen wraakte? Ben ik dan dezelfde niet meer? ■ Maar ik heb immers gezien Neen, zoodanige voorwerpen levert de verbeelding niet op. — Spalatro, laat ons dit verblyf verlaaten en naar het kasteel te rug keercn. SPALATRO. Ach ! mynheer! wat zie ik? foldaaten, flambouwen ,. (Gewapende manfehappen komen, met toortfen, de trappen af aan het einde van het tooneel. MONTONI. Wat zal dit beduiden ? AGTSTE TOONEEL. TWEE OFFICIEREN, BERTRAND, DE VOORIGEN, eenige foldaaten. TWEEDE OFFICIER, tegen Montoni. Hertog ! wy zoeken u ; gy hebt geen oogenblik tyd te verliezen; wy hebben, in weerwil van onze poogingen , den ftorm niet kunnen voorkomen. Orfino, Vivaldi , verfcheiden van uwe officieren en alle de recruten, die  TOONEELSPEL. 151 die gisteren morgen zyn aangekomen, hebben zich vcteenigd: te vergeefsch hebben wy hunnen aanval tragteii te wederftasn , zy hebben ons genoodzaakt te vlugten en den wyk in het kasteel te neemen. — Thans overweldigen zy de posten en zyn waarfehynlyk reeds meester derzelven. Zonder een wonderwerk kunt gy hen niet ontkomen. — Wend een laatde pooging aan, zie hier de ecnigde manfehappen, die u getrouw zyn gebleven. Stel u aan hun hoofd, laaten wy dryden, de overwinning kan mogelyk nog aan onze zyde zyn. montoni. Wapens, myne vrienden! gy geeft my aan my zeiven wec!er ,— Ja, wy zullen overwinnaars zyn. Orfino zal my zien en beeven 1 Deze arm zal hem verdaan, in bet midden zyner muitelingen ; ik zweer het by mynen haat, by alle de folteringen , die myn hart verfcheuren. bertrand, op een' fomber en toon. Deze dag zal dan de laatfte der booswigten zyn. montoni. Ha, zyt gy daar, Bertrand ? Gy voegt u, in het oogenblik van gevaar, dan ook by my? dit verwondert my niet, ik hield u altoos voor getrouw. bertrand, als vooren. Ik kom om de misdaad te Itraften en de onfchuld te w reeken. montoni, hem by de hand neemende en hem fterk aanziende. (Zagt.-) Bertrand ! gy fpreekt hier van onfchuld ? —* K 4 (zeer  152 M O N T O N I, (zeer luid.) Komt, myne vrienden, geen verwyl meer, laat ons de weérfpannelingen te gemoet gaan. tweede officier. Zy komen ons zelf reeds trotfeeren. (Een bende foldaaten komt, met een groot aantal flambouwen, de trappen af) Montoni. Wel nu , wy zullen hen afvvagten. — Schaart u aan myne zyde en wagt, ftilzwygend, het teken af tot den ftryd. NEGENDE TOONEEL. vivaldi, ludovico, aan het hoofd der foldaaten , anna, de voorigen. vivaldi. Daar is hy, die tiran, die verrader van zyn vaderland, die veragtlyke rtruikroover! M O N TON I. Wagt met my te beledigen , tot ik in uwe magt ben. 1 vivaldi. Denkt gy ons te kunnen weder/laan ? montoni. Ik zal meer doen, ik zal u overwinnen. vivaldi. Gy weet dan niet dat wy volkomen meester van het kasteel zyn, en dat u geene hulp meer overblyft? m o n-  TOONEELSPEL. 153 mon toni. My blyft myn moed en die myner getrouwe foldaaten. viv al dl Zy zullen met u omkomen indien zy u durven verdedigen. montoni. Zy zullen met my zegepraalen indien zy durven Itryden. vivaldi. Geef uw' degen af. montoni. Koom hem haaien. vivaldi. Wel aan dan! valt aan, myne vrienden! (De foldaaten fchaaren zich aan beide zyden, en maaken zich gereed tot het gevegt.) Maar zeg my vooraf, indien u nog eenige edelmoedigheid overig is, zeg my dan , waar is myne zuster? montoni, barsch. Uwe zuster ? — Ik weet het niet; zy is verdweenen. vivaldi. Ha, wreedaart! ik verfla u.' — Zy is verdweenen, ongetwyffeld even als Laurentina! Moulter! gy hebt haar vermoord. montoni, zich woedend naar Bertrand keer en de, Bertrand, laat ons itryden! vivaldi. Neen, ik moet alvoorens alle vervloekingen over u uitbraaken. Soldaaten van Montoni, hoort my! (De foldaaten, die reeds eenige beweging gemaakt hadK 5 dtn,  154 MONTONI, den , herneemen hunne plaats?) Het grieft my u de party te zien omhelzen van eenen booswigt, die zat van gruwelen is; die zelfs noch jeugd noch fchoonheid heeft ontzien van aanbiddcnswaardige vrouwen; ja, vrouwen zyn zyne flagtötters geweest! — Waarom, rampzalige fchimmen ! waarom kunt gy niet voor een oogenblik uwe iiillc graflieden verlaaten? — Waarom kunt gy niet, met een verbleekt gelaat, met uwen doodfluiër omhangen , en met een van woede tintelend oog, hem in onze tegenwoordigheid bcfchuldigen, en hem voor aller oogen verpletten! TIENDE TOONEEL. laurentina, geheel in v wit gekleed, een toorts in de hand, haare hairen wild nederhangende en gewapend met eenen dolk ; zy komt uit het gewelf, waar in Montoni geweest is. de voorigen. laurentina. Montoni, ik befchuldig u ! montoni, doodelyk ontfteld. Daar is zy! vivaldi. Geregte hemel! (Beweging van verwondering en fchrik onder de wederzydfche benden?) l au  TOONEELSPEL. 155 laurentina, tegen Montoni. Herkent gy my? montoni. Ja, ja, ik herken 11; ik zag u , in deze verfchrikl\ ke gewelven; ik zag u tusfchen de fombere graflieden. — Wreekende fchim van Laurentina! wat wilt gy ? wat zoekt gy? laurentina. Wraak ! — Dog open de oogen, zie my aan, befchouw deze, door droefheid en fmart, verwelkte trekken; het is geene vertoornde fchim, die uw geweten komt verfchrikken; neen! het is Laurentina zelf, die leeft, die ademt, en die de gellrengheid der wetten komt inroepen, om uwe euveldaaden te llraffen. montoni, zich naar Bertrand keerende. Laurentina leeft! Bertrand ? bertrand, voegt zich aan de zyde van Laurentina. Bertrand heeft u verraden. Gy geloofde my even zoo fnood te zyn als u zeiven, gy gaaft my bevel uwe egttenoote te vermoorden; ik geliet my u te gehoorzaamen , bragt u haare, met bloed bevlekte, klederen, en gy gl mplagchte op dit gezigt; dog ik bedroog u, Laurentina lecfc, zie haar hier! en ik ben het, die haar behouden heeft. montoni. ö Woede! ludovico. Myne waarde meesteresfe! ber-  156 MONTONI, BERTRAND. Ik durfde my niet vleien u lang te zullen kunnen misleiden, egter moest ik haar aan uw gezigt verbergen; uit hoofde der onmogelykheid om uit deze fterkte te komen , moest zy met u onder hetzelfde dak woonen, moest zy met u dezelfde Iugt inademen; ik wist geen ander middel om haar aan uwe woede te ontrukken, dan de beminnenswaardigfte vrouw, de deugdzaamile egtgenoote in deze akelige gewelven te bcgraaven. LAURENTINA. Diir doolde ik zints een jaar tusfchen de fombere graflieden, en leefde ik in het verblyf der dooden; dsfar riep ik dagelyks, uit wanhoop, den hemel en de fchimmen myner voorouderen om wraak aan. Geduurende een jaar was ik verdoken van het gezigt der natuur en van het ligt der zon ; en wanneer ik fomtyds, afgemat en krank door de befmettende dampen der graven , het durfde waagen uit mynen fchuilhoek te komen, wanneer ik foms de verkwikkende maan een oogenblik durfde aaufchouwen en haar mynen klaagzang toewyden ; hoe wierd dan deze droeve troost niet vergiftigd , door de vrees van verrascht en ontdekt te zullen worden ! — Slegts dezen morgen heb ik één oogenblik genoegen gefmaakt, dewyl ik uwe ziel ontroerde; beken het, Montoni, myne befchuldigende klanken hebben u doen beeven ; ik hoorde uwe laatfte woorden , herhaalde dczelven, en, voldaan over myne wraak, keerde ik naar myn treurig verblyf te rug. M ON-  TOONEELSPEL. 157 montoni, overjïelpt. Vervloekte ligtgeloovigheid! vivaldi. Zoo één flagtöffer zyne woede ontfnapt is, zal egter het ander ongetwyffeld Monfler ! hergeef my Leonora! bertrand. Leonora ? wees gerust, zy is in myne magt; tweemaal heb ik haar uit zyne handen gered, (hy gaat een oogenblik heen?) spalatro, ter zyde. Hoe ! het is dan Bertrand, die montoni, geheel verflagen. Ieder een bedriegt my dan ! anna. Ik zal dan myne waarde meesteresfe wederzien ! bertrand, Leonora te rug brengende. Daar is zy. — Ik hergeef ze u! vivaldi. Myne waarde zuster! anna. Dierbaare Signora! vivaldi. Montoni, gy ziet waartoe het lot u gebragt heeft; maak u de ftraf, welke op u wagt, door eenen vrugt- loozen tegenftand niet nog meerder waardig. Geef u over ! montoni Nooit-! vi-  158 MONTONI, VIVALDI. Zoudt gy dan , na alles wat hier gebeurd is, nog (laat maaken op de hulp uwer foldaaten ? zy zullen u regt doen ; zy zullen hunne wettige meesteresfe verdedigen. SPALATRO, gaat over aan de andere zyde en wordt door veele foldaaten gevolgd. Dat is niet meer dan billyk! MONTONI. Al bleef ik alleen , ik zal my tot het laatfie oogenblik verweeren ; men zal my dezen degen niet dan met myn leven ontneemen. ELFDE TOONEEL. ORSINO, aan het hoofd eener bende foldaaten, DE VOORIGEN. ORSINO, fchiet met zyne foldaaten op Montoni toe, ontneemt hem zynen degen en dreigt hem te doorfleeken. Wel aan, fterf dan ! VIVALDI. Laat af, Orfino'. LAURENTINA. Het ftaat niet aan u hem te ltraffen ; ik ken u, gy zyt zyncr waardig. MONTONI. Vivaldi, ik ben in uwe magt en wagt onverfchrok- ken  TOONEELSPEL. jS9 ken myne ftraf; maar lever my niet aan Orfino, hy is een lafhartige: zie de misdaad en het verraad in zyne trekken. orsino, bleek en verfcheurê door het vergif. Welk een ysfelyke pyn ! z\ vermindert niet. montoni, met een verfchriklyke nieuwsgierigheid. Wat zie ik ! gy fchynt fmart te gevoelen ? uw e oogen verduisteren, uw mond verbleekt vivaldi. Indedaad, gy fchynt buitengewoon te lyden ? o r s i N o. Zedert twee uuren word ik gefolterd door de hevigfte krimpingen montoni. Krimpingen! (deze fchreeuw moet met eene- wreede blydfchap vermengd zyn.) Ha! Schoon verraaden , van de geheele wereld verlaaten, mag Montoni egter nog een oogenblik genoegen fmaaken! vivaldi. Wat betekenen deze woorden ? montoni. Verrader! laat my u naby befchouwen. —• Gy wordt dan wel gevoelig gepynigd ? ORSINO. Wat zegt tog die barbaarfche blydfchap, die wreede glimplagch? montoni. Gy vraagt het, Orfino? Deze glimplagch kondigt u  ifo MONTONI, u den dood aan. Herken Montoni, gy fterft door vergif. orsino, gillende. Regtveerdige hemel 1 vivaldi. Spoedig, fpoedighulpl (Eenige officieren gaan fchieljk met Orfino naar binnen.') montoni. Zy zal te vergeefsch zyn; (tegen Orfino.) gy fierft. — Vaarwel! (hy doorfieekt zich met een' pook welken hy onder zyne klederen verborgen had.) laurentina. Welk een verfchriklyk fchouwfpell vivaldi. Hy onttrekt zich aan de ftraf, welke de wetten montoni. Kondet gy dan denken dat een fchavot Montoni moest zien fneeven? Neen, dit einde is flegts voor gemeene booswigten. — Welk een verfchriklyke val! — Orfino! leeft de verrader nog? meldt my zynen dood, en gy zult my in my n laatfte oogenblik zien glimpiagch.cn. TWAALF-  TOONEELSPEL. i6i TWAALFDE TOONEEL. EERSTE OFFICIER, DE VOORIGEN. EERSTE OFFICIER, tegen Vivaldi. Signor! Orfino is niet meer. MONTONI. Orfino is niet meer! ik ga hem volgen... hem nogmaals zyn gruwlyk verraad vcrwyten. ■ Orfino is.... niet meer!.... ik fterf..... vergenoegd. LAURENTINA. Welk een ontzettend tooneel! LEONORA. Gy zyt gewroken, ongelukkige gravin! De dood van uwen tiran geeft u het leven, uwe vrienden, en mogelyk nog het geluk weder. LAURENTINA. 6 Gy, wier onfpoeden byna de myne evenaar en! verlaat my niet. De rampen, die wy geleden hebben, moeten tusfchen ons den band der vriendfehap vast maaken. VIVALDI. Zie daar dan tot hoe verre een kwalyk geplaatfie eerzugt haare ilaaven vernederen kan! — Meesteresfe van Udolpho! herneem uwe voorige regten; fchenk deze krygslieden, flagtöffers der heersehzugt van hun opperhoofd , vergiffenis; zy hebben berouw, zy verdienen pardon, en ik zal dat voor hun van den Senaat veikrygen. L BER-  162 MONTONI. BERTRAND. Ik heb Spalatro doen gevangen neemen, hy is een lafhartige moordenaar. VIVALDI. De wetten zullen over hem vounisfen. — Orfino was een verrader, eenbooswigt, minder groot, minder moedig dan Montoni, en de hemel maakt hem tevens overwinnaar en flagtöffer van zyn verradery. — Zoo waar is het dat het onregt niet lang kan blyven heerfcheu. — De booswigten verdelgen zich onderling, en de deugd, zelfs zonder te ftryden, kan altoos hoopen eens over do boosheid te zullen zegepraalen! EINDE.