D E B RUIDS-SCHA T van SÜZETTE, BLYSPEL, MET ZANG. den j september 1798, voor hit eerst op den schouwburg dek. opera comique national te p ar y s vertoond. Naar het Fransch van dejaure vry gevotgd. IN DEN HAAGE, Bij JOHANNES de GROOT en ZOONEN.  VERTOONERS, C H E N U, gnder den naam van dépreval» SUZETTE, deszelfsZuster,onderdenzetfdennaam. Mevrouw SE N ETER.RE, moeder van adolpii. ADOLPH. AUGUSTINE, dienstmeid van Mevr Seneterre, VERSCHEIDEN BEDIENDEN. Het fluk fpeeh te Parys , aan hei huis van chenu en suzette-  D S BRUIDS-SCHAX VAN SUZETTE. EERSTE T O O N E E L. c h e n ü , al/een. Het tooneel vertoont een pragt'ige zaal chenu ie In een japon. By zit op een fopha, en leest de nieuwspapieren. e befchryving, welks dit dagblad van dat buitca geeft, is verrukkend. Ik zal het gaan zien, en ben verzekerd, dat het wel der moeke waardig zal zyn, liet te kopen, dat ik 'er myn rekening wel by zal vinden. Het is tog zonderling, dat, zo dra men eens geld heeft, het ons zo weinig moeite kost, meer t* winnen. Doch, om de eerfte honderd guldens te krygen ... dat is een fukkcl ! Ja, wanneer ik 'er nog aan denk , wat den eerften grond tot alle deze fchattsn gelegd heeft. . . . Eene moeder wil haar zoon A ver-  X 2 X verhinderen, een dwaazen Hap te cocn, en zich aan een boercn-meisjc, het welk zy zelve opgevoed had, te verflingeren. Zy trouwt, het dus aan myncn armen overleden broeder, Nikolaas Chenu t die niets in «ie wereld had, uit, terwyl zy haar een bruids - febat van twaalf honderd guldens geeft. Met dit geld fteckt hy zich in de negotie, en neemt my tot zyn compagnon. Het lukt óns vry wel, dit maakt ons nog meer gaande; wy komen hier • te Parys, waar wy, zonder bedenken , grootc dingen waagen ; kverancien, allerleië aannemingen doen in een woord, wy ■winnen zo veel geld, dat wy onzen eigen rykdom niet meer weten. Maar wy nebben ook wat in huizen en landery en gedaan . . . dat verzeker ik je! . . . Maar, na by kans half Frankryk gekopt, en verkogt tc hebben, was het immers ook wel billyk, dat wy 'er wat van voor ons zeiven hielden. Maar nu waren wy naauw zo fchoon op den gang, of myn broeder had de gekheid van te gaan liggen fterven. De Hemel hebbe zyn ziel! By ryst op.' Doch. ik hoop ?.yn voorbeeld nog niet zo ras te volgen. Scderd hy ftierf, en dit is nu omtrent een jaar, geloove ik, dat myne fchatten nog wel de helft vermeerderd zyn. Ja, de drommel haal my ! zo myn fchoon - zuster nu ook zo dagt, als ik, zojt 'er geen huis in geheel Parys te vinden zyn, waar men pragtigcr leefde, want zeker zal men 'er ook niet ligt ryker lieden vinden. Maar nu houdt zy juist zo veel van een eer.- Vouwige , flille lecvens wys. Doch, hoewel ik niet zo veel verftand heb, als zy, ben ik egter zeer veel cp iets moois gefield. Men kan hier door nog eens latsn zien, wie men is. —— Hy zingt de volgende ARIA.  }:( 3 ):( ARIA. Ja, federd ik die fchyven heb, Ben ik een ganfche vent geworden. Men buigt, men vleit my, waar ik koom, In alle rangen, ftanden, orden. Elk een beheft my om het zeerst, En wenscht, my aan zyn huis te ontvangen. Dus, plaatfen wy ons lieve geld, 't Doet ons ook weer een plaats erlangen. * Al, wat ik zeg, al, wat ik doe, Wordt Jlraks door ieder een geprezen. Ja, zo ik elk gelooven mogt, Zou ik gewis geen domoor wezen. Met de eer, welke ieder my bewyst, Ben ,k op myn beurt ook wel te vreden. 'k Wil zeer gereedlyk aan den disch Alomme de eerfte plaats bekleeden. Dan, zo het geld de vleièry Gefladg om onze gunst doet pragchen, ferfchaft de vitzugt menig maal Aan andrem hier door ftof, tot lagchen. Dit is ,l gevolg der jaloufy; Doch ,k ben daar meê ook zeer te vreden Want elk, die my bedilt, belacht, Zou wis met vreugd myn plaats bekleeden. A a  X 4 X TWEEDE T O O N E E L. CHENTJ, SUZETTE , in een morgen gewaad, het welk zeer veel fmaak aanduidt. s v z e t t i. Ha! goeden dag, broeder! c h e n u. Hoe vaart Mevrouw Dépreval? suzette. Zeer wel; doch zy zou veel blyder wezen, zo gr. haar, zonder eenige complimenten, even als te vooren zeidet, dag zusje-lief, dag Suzette, hoe maakt er het ? •* c h e n V. Foei zuster! Die naam voegde wel in vroeger dagen ; doch, zo wy dien thans nog voerden , zou men met ons den gek fchesren. Elk zou over luid beginnen te lagchen, wanneer men by het uitgaan van den fchouwburg riep : - daar is de koets yan Mevrouw « v.  ):( 5 K suzette. • Eerst zou men lagchen; maar eindelyk zou mea «gter zeggen, dat zyn braave lieden, die niet vergaten , wat zy te vooren waren. C H E X td Dit zy zo; maar de naam van Dépreval klinkt tog veel beter, en herinnert my telken» aan een der fchoonftc landgoederen, die wy in langen tyd gekogt hebben. suzette. Wat my betreft, dc naam van Suzette zal my altyd dicrDaar zyn. Deze brengt my nog telkens de plaats , waar ik het eerfie daglicht zag, de vroegfte fpelen myner kindsheid, de zorg, welke Mevrouw Senneterre toen voor my droeg, en andere omftandigheden, waar aan ik met geen mindere taart, dan genoegen te rug denk, te binnen. Niets, neen niets , myn lieve broeder, is in ftaat, het verrukkende onzer eertte aandoeningen uit een gevoelig hart ganfchelyk weg te wisfchen. c h e w v. Ja, ja, ik weet het wel, gy denkt nog altyd aaa ■dien zoon uwer weldoenfter, die zo gaarne, alles aaa u opgeofferd had. Myn arme broeder, toen hy nog leefde, heeft my honderd maal gezegd, dat gy, ten tyde van uw huwelyk met hem, op een ander verliefd waart, doch hy deed u recht. Hy wist zeer wel, dat niet van dat foort van vrouwen zyt, , , , Genoeg, AS S>  X 6 y.( gy hebt u ten zynen opzigte altyd zeer wel gedragen , en aan de andere zyde dagt de arme drommel ook weinig aan liefde. . . . Hy had u getrouwd, wyl gy lezen en fchryven kondt, en in ftaat waart, zyn boek te houden, gelyk gy ook fteeds gedaan hebt, tot hy eindelyk grooter zaaken begon, en dus comptoir - bedienden nemen moest. Hy legde 'er zich alleen op toe, om met den bruids - fchat, dien Mevrouw Seneterre u gegeven had, zyn voordeel te doen, en, om rond uit de waarheid te zeggen, zouden wy, zonder den zeiven niet zo ver wezen, als wy thans zyn. suzette. Ik zal haar daar voor ook tot myn laatften fuik dankbaar zyn. c h e n u. En ik insgelyks; doch wy zullen haar niet ligt weierzien. Eenige lieden van daar hebben my gezegd , dat zy dat land reeds lang verlaten heeft. Buiten twyfel heeft zy zich naar de West - Indien begeven, waar zy plantages had. Doch, dat wy niet meer aan het voorledene denken, en ons alleen tot het tegenwoordige bepaalen! Gy zyt tegen morgen op een aller heerelykfte fête genodigd. S V Z k ï T Se, Ik zal 'er egtcr niet gaan.  O K E n Ui Zyt gy dan dat bal vergeten, werwaard het my zo veel moeite kostte, n te brengen, en waar gy egter zo zeer gefchitterd hebt. Ja, het was aaarig, om tc zien, hoe raazend van fpyt de overige vrouwen waren. suzette, Voor roy, ik vind 'er geen het minste vermaak in, om iemand, hoe genaamd, te vernederen. Dit zal dus ook niet meer gebeuren. c h e n u. En zouden zy dan om uwen wil iets laten ? Ja, ik herinner het my nog zeer wel, dat wy de eerftemaal in een dier grootc gezelfehappen verfchencn : gy met die groote muts, welke byna uw geheele aangezigt bedekte, met die robe , welke gy uit ons land medegebragt hadt, en met die menigte diamanten, die mya broeder te vooren by het gewigt kogt. . . Hoe u toen alle die fraaie' dames uitlachten !.. . Doch op het , laatfte bal wrs het geheel iets anders! Gy waart in het gaas, met korte mouwen gekleed, en hadt juweelen, die fchitterden , dat men 'er geen oog op kon houden, en iets... iets het geen aan u alleen eigen is, cn alles, wat gy aan hebt, u even wel doet ftaan. . . . suzette. In waarheid, broeder, gy doet my lagchen. A 4 CHS-  X 8 )< C H E K U. Ik ben 'cr blyde om. DUO. Dat vrolyklieid en gul vermaak Gefladig onze gangen ftieren , En glans en pragt ons huis verfieren, Dus leeft men recht als Hén van fmaakl SUZETTE. Hoe, zou alleen een dwaaze fmaak Des eed'Ien Jlervlings gangen Jïieren, Daar glans en pragt zyn wooning Jieren? Neen, 't waar gevoel fchenkt meer vermaak. C H E N U. Een ryke wooning , Als van een koning. Een weidfche Jloet, En overvloed. DU vormt alleen den wellust van ons htv$n. SUZETTE. Een ryke wooning, Als van een koning. Een weidfche Jloet, En overvloed. Dit vormde nooit het waar geluk van 'lieeven. ( B li  ):( 9 ):( C h e n u. U Vermaakt me, als andren my benyden. suzette, ter zyde. Hoe . . . kan die dwaasheid hem verblyden! . . . ChenUj die zich op eene belagchelyke wyze het voorkomen van een man van gewigt poogt te geven. Myn vreugde kent noch paal, noch perk, Zo vaak ik op een bal bemerk, Hoe elk u aan Jiaar , gaap, en luister, Of fluister: — Kyk, kyk, hoe vindt gy Se? . . . Wie is,t?Ha,k {weet het al. . , Ho» ryk, hoe pragtig, Hoe engeldgtig. . . Ja, ',th de zus' van onzen Dêpreval. . . . suzette, op een fchertfende toon. Maar zo gy dan ook eens hoort vraagen: —; Ei.' kyk, wat dunkt u van dien vent} Wie kan die zotterny verdragen. ... 'k Heb hem een armen boer gekend! ... A 5 C H e-  X io X C H E N V. 'I kfaH maar ** best, zich daar aan niet t,Jlooren, En, hoe men/maal, 't „let eens te willen hooren. beiden te gelyk. Dat vrolykheid en gul vermaak, Hoe, zou alleen een ~ a ,. „ (dwaaze fmaak Gejtadig onze gangen flicren , Des eedlen ftervlings , (gangen/lieren. En glans, en pragt ons huis ver- Een ydle glans zyn Jieten. . . . (wooningJieren... Dus leeft men recht, als liên van Neen.'t waar gevoel «- Jmaak ■' (fchenkt meer vermaak.'... C H E N U.' Nu> gy gaat dan tog morgen mede ? SUZETTE. Neen, zeker niet. Gy kent mynen fmaak voor het afgezonderd keven. En zelfs zou ik nog minder uitgaan, zo het my eens gelukte, dat gene te vinden , wat ik zoek, te weten, eene ongelukkige, welke eene goede opvoeding ontvangen had, met my eeniirzms m neigingen overëenftemde, in ftaat was, myne gangen op liet pad des lecvens te beftieren, en my tot eene vriendin te verfti ekken. c H e n u. Tk kan dit voornemen geenzins goedkeuren. Dit , zal  X « X zal u geheel buiten de groote wereld doen leeven. Intusfchen ben ik verzekerd, dat gy anders ligtelyk een zeer ryk man zoudt bekomen, die dan met zync fchatten de onze nog kon vermeerderen. . . . Maar gy zyt al te romanesk! Zo gy nog eens trouwt, is het zeker met den een of anderen jongen knaap, die mooi weet te praaten, en verheven denkt, zo als gy het noemt. Doch, het geen ik daar zeg, is juist nier, om uwe neigingen tegen te gaan. Neen, gy hebt meer verftand, dan ik, en weet dus wel, wat gy doen moet. Hy roept aan de deur. Holla! hei! '£r verjchynen verfcheiden bedienden tevens op het tooneel. Brengt het ontbytj Dit is dan nu voor de tweede maal, en zeker zal ik nog wel eens ontbyten, zo men die gewoonte houdt, van zo laat te eten. Hy trekt zyne zuster ter zyde, en zegt, terwyl de bedienden alles binnen brengen. Welk een fraaie tafel. . . Welk heerelyk porcelain... en welk een aantal menfehen, om »ns te dienen ! . . . Wat zegt gy nu. . . Is het niet heerelyk, ryk tc zyn? . . . suzette.' Te vooren aten wy van aarden borden, en dronken uit tinnen kroezen. . . . De bedienden vertrekken,— c h e iï u. Laten wy daar aan niet meer denken!, , » S V'  X » ):( S v 2 E T T E. Neen, broeder, dit behoorenwy nooit te vergeten, CHe Nu, gie zhh zeer op zyn gemak /« een fauteuil aan de tafel plaatst, en vervolgens begint te eten. Nu, nu ik zal het wel onthouden' Sederd ik rvt geworden ben,groetikhmncr, iedereen, ge "k te voo«n. Ej ! vogelen en aardappelen. . dat is iroed dat is voortreffèlvk tl. u j g°e«, *e by den man ftaa't ^ ' o zeer.vee* van kost, Een bediende, die intusfchen tp. toomt, tegen suzette, t, ÏSST"" Vr0Uwsf erfoo«^elke u wenscht » u z E T t je. Dat zy kome:_DE BED1KNI)E ve,^ DER*  X 13 ):( DERDE T O O N E E U CHENU, SUZETTE, AÜGUSTINE. augüstine, welke verfche'iden maaien neigt , terwyl zy opkoomt. Men heeft my gezegd , Mevrouw, dat gy iemand, welke een goede opvoeding gehad heeft,en van een goed gedrag is , begeert. suzette. Dit is zo. . . . au q u s t,. 1 n -e. Het is om deze rede, dat ik de vryheid neem, u lastig te vallen. suzette, welke haar met verwondering aanziet* Oordeelt gy u hier toe gefchikt ? augüstine. Ik, Mevrouw. . . . Voor zeker neen. Ik heb nirn-^ mer gelegenheid gehad,iets van belang te leeren. Ik kan naaien, wasfchen, een weinig kooken — dit i» al-  K 14 )=( alles. . . . Doch het is iemand anders, welke ik u wilde voordragen. SUZETTE. Wie is het dan ? AUGUSTINE. O Mevrouw, het is een vrouw, een Vrouw. SUZETTE. Zet u. AUGUSTINE. Gy hebt wel zeer veel goedheid ! — Zy Wyft ftaan. — Het is een vrouw, waar over gy niet, dan ten uiterften voldaan zult zyn. Zy is zeer zagt van aart, goedhartig, vriendelyk, bezit ongemeen vecle bekwaamheden. Zy kan lezen, fchryven, rekenen, bordimren, knoopen, zingen, tekenen, allerlei inftrumenten fpeelen. . . C H E NU. Zo, dat zal eerst een feniks wezen. . . . Allen, welke zich aandienen, zyn even zo. Wanneer men* ze hoort fpreken, kunnen zy alles ; doch, by nader onderzoek , weten zy 'er niets van. AUGUSTINE. Ik wil u geenzins misleiden. Ik ben by alle uwe bedienden bekend, en durve voor haar, even goed , als  )••( !5 ):( als voor my zelve,' inftaan. Ook behoeft gy u niet te verwonderen , dat zy zo veel weet. Zy heeft eene uitmuntende opvoeding gehad. c h e n u. Nog erger, dan zal het hart haar zeker zeer hoog liggen. augustine. Neen, dit was nooit haar zaak, fchoon zy te vooren geen geringer vermogen, dan gy zelve, bezeten heeft. c h e n u. Hoe, was zy zo ryk. . . . augustine. Dit huis is pragtig ; doch ik wenschte , dat gy eens alles wist, wat men my van het haare gezegd heeft, en hoe veele bedienden zy hielden. En deze beminden haar allen, als hun eigen moeder. Nooit hoorden zy een cnvriendelyk woord, uit haaren mond. Allen werden, zy als haare kinderen , door haar behandeld. En toen zy dezelve moest laten gaan .... toen was 'er eerst eene droefheid. . . Helaas! die goede, arme vrouw. . . . Doch het was ook geheel buiten haar fchuld, dat zy op een maal alles verloor. c h e n u Wie zou daar nog aan twyfelcn. . .  X i« X suzette. En deze vrouw is weduwe? augustinb. Ja, reeds verfcheiden jaaren. suzette. En hoe is zy toch in zulke ongelukkige omftajdi"heden geraakt? " augustine. Alles, wat zy bezat, is afgebrand. Eenigen tyd daar na heb ik haar leeren kennen, en houde ongemeen veel van haar; doch federd heeft zy den eenen ramn op den anderen gehad. Thans heeft zy niets meer, ié m de uiterfte armoede gedompeld. Vergeef het my; doch het is my niet mogelyk,van haar te fpreken, zonder traanen te ftorten. suzette, welke van dé tafel opftaat. Het geen gy my daar zegt, goede ziel, boezemt my een ongemeen belang voor haar in. c h e n u, die insgelyks opflaat. Op myn eer, het doet my ook aan. augustine. En zo gy haar m eens kendet. ... En met welk eene  H 17 ):( eene gelatenheid zy dit alles droeg. . . . Zy is eeri engel. , . . Nooit toonde zy zich te onvrede . . . nooit morde zy een oogenblik over haar lot. . . . Men ziet wel, dat zy inwendig zeer veel lydt. Zy weent telkens, wanneer zy alleen is; doch koomt 'er iemand , alsdan wischt zy zich fchieiyk de oogen af, dwingt zich tot lagchen, en praat , als of'er niets gebeurd was. En zo men haar eens den een, of anderen geringen dienst bewyst, als dan bedankt zy u daar voor zo dik wyls, toont zich daar voor zo dankbaar... Ach!... neem haar, neem haar Ik bid het u ! Het is waare- lyk geen gering gefchenk , het welk ik u daar mede doe. . . . Gy zult 'er my daar na voor bedanken. .. . suzette. Ja, waarelyk mag men dat wel een gefchenk noemen, zo zy fiegts eenigzins aan 'de fchets beantwoordt, welke gy my daar van haar geeft. augustine. En egter, Mevrouw, heb ik nog niet half genoeg gezegd! c H e n u. , En eene zo wel opgevoede, weleer zo ryke' vrouW heeft dan geen enkelen vriend. . . . a ugustinè. Zeker hesft zy 'er, en zelfs, waar op zy volkomen B ftaac  ):( i8 >( fiaat kan maaken; ja, die hun leeven voor haar zou>den opofferen ; doch deze bezitten niets, dan het geenzy met hunnen handen-werk verdienen. Dan, in weerwil hier van , is het egter zeer tegen hunnen zin , dat zy befloten heeft, een dienst te zoeken. Zy wilden het niet gedoogen. Hoe hebben zy haar gebeden met traanen zelfs gebeden, om haar daar van te rug te brengen. ... Maar zy zegt, dat zy hun niet langer tot last wil zyn , even als of men den genen tot last ware , die ons zo gaarne dienst wilden doen. ... En mag men 'er zich ook eindelyk wel zo zeer tegen verzetten, wyl het mogelyk tot haar geluk verftrekken kan ? Zy is aan eene ruimer wyze van leeven gewoon. Zo gy haar neemt, zal zy het Beter hebben. Dit is juist het ongeluk van hun, die niets bezitten, dat zy voor anderen, dien zy gaarne van dienst zouden wezen, niet alles doen kunnen, watzy wel wenschten ! Gy, ryke lieden, kunt udit vermaak daar tegen dagclyks verfchaffen, en dit is juist het eenige, het welk ik u benyde! s u z e t t e. Wilt gy wel de goedheid hebben , aan die dame te zeggen, dat zy nog dezen morgen by my komc. Tevens kimt gy haar by voorraad verzekeren , dat, zo zy my lykt, het geen ik hoope, zy hier met al die achting , welke men aan haare rampfpoeden verfchüldig'd is, zal behandeld worden. a 17-  ):( *9 ):( augustine. Ja, dit is het juist, het geen haar ongemeen aangenaam zal wezen. Het hart der ongelukkigen'is op dat punt zo ongemeen aandoenelyk. Doch ik durf my ten dezen opzigte volkomen op u verlaten. Gy zyt zo beminnelyk ! Het kan niet misfen, of gy moet een voortreffclyk hart bezitten Ik vlieg, om haar, die aangenaam berigt te brengen. Jerwyl zy voor su- sette neigt. Mevrouw, ik heb de eer, uwe die- naaresfe te zyn. Tegenz.H&NV. En ook de uwe. VIERDE T O O N E E L. CHENU, SUZETTE. suzette. Waarelyk, broeder, ik begin te gelooven, dat die Vrouw juist iemand zal zyn, welke my lykt. Het geen dat goede mensen my daar zegde , heeft my ten fterkften aangedaan. c h e n u. O! men moet zich alles zo zeer niet aantrekken. B a Men  H 2® ):( Men doet zeer wel, met de ongelukkigen te helpen; ik denk 'er ook zo over ,• doch zo men zich over alle Menichen, die in armoede zyn, wikte kwellen, zou men nimmer gedaan hebben. Ik bcgryp my niet, hoe het koomt, dat ieder een zyn fortuin niet maakt. — Maar het is tyd, om my te kleeden. Doch wy mannen hebben daar mede fpocdig gedaan. Een vrak, een gilet, een dikke das, en — alles is verrigt. . . . In waarheid, dit is al te fchielyk afgehandeld 5 'er is geen onderfcheid tusfchen de ryken, en andere men» fchen. . . . f "T-F D E T O O N E E L. * u z e t t e, alleen. Die goede ziel! . . . Hy verbeeldt zich, dat ryk te zyn, alles is. . . . Hy begryptniet, dat die fchatten weinig tot het waar geluk bydragen, en zy ons alle die genen, die zich daar door beneden ons Replaatst bevinden, tot vyanden maaken. Hy verbeeldt zich, dat een enkele flikker-glans met een wezenlyk genoegen gelyk fta. Hy veroordeelt my, oinin eene weelde en overdaad te leeven, welke myne foltering mtmaaken. Zo ik hem genoegen wilde geven, zou ik niets anders doen, dan my op fêtes, en in groote gezelfciiappen te vertoonen. O ! hoe veel liever zoude ik niet in eene afgezonderde ftilte, verre van het geraas  X »i X rass der groote wereld keven, en my daar geftadig met iiet herdenken aan iets bezig houdes, het geen federd een geruimen tyd flegts in het binnenfte van myn hart mogt fluimercn ; doch waar aan een wreede pligt my ftceds verbood te dénken. Hoe zeer ftreelt het my niet, in myne verbeelding myn eerfte verblyf, haar, welke my in myne vroegfte jeugd opvoedde, en haar zoon weder te zien. . . . Ach ! dierbaare Adolph, gy hebt u, aan uwe moeder, en ik my, aan de erkentenis , opgeofferd. Zy zingt: ROMANCE. Boe vaak herdenk ik nog met weelde, ■ Boe eens de min my hield geboeid, Waar 't veld myn oog en harte ftreelde , Daar myne jeugd is heen gevloeid! Belaas! vergeefs is dit betreuren! Dat peinzen aan die zaligheid, V Geen ,t hart met reinen wellust vleit, Js 'tfil, wat my mag gebeuren! O gy, wiens blik myn boezem griefde, Dit hart in fulpen boeien klonk, Adolph, ik zweer u eeuwig liefde, Schoon alle hoop my lang ontzonk! Dan ach! hoe voel 'k myn hart verfchetireR.' £ J Jn Jpyt van glans, en praal, en pragt! En grootheid, die myn hart veracht, { Blyji dit beftendig om a treuren ! B 3 J«.  H 22 ):( Ja, nimmer zal het eenige verandering kennen, —I Zy haalt een portrait ten voorfchyn. — O becldenis van my zelve, gy Zyt het, welke ik daar van tot getuige roepe. , D'it beeld vertoont my myne trekken, Gelyk ik in myn jongheid was, Toen -kdoor geen tooi den nyd kon wekken, Nog dartiend in het welig gras. Ja V toont my Vgeen ik moet betreuren. Helaas ! dit lief, eenvouwig beeld Is 't eenigst, dat myn oog nog flreelt , Wyl 't my Suzette doet befpeuren. ZESDE T O O N E E L. SUZETTE, CHENU, geheel gekleed. C H E N U. Ik ga eens even uit, zuster. Ik zal tevens by den Schilder aanlopen , om te zien, of hy myn portrait afgewerkt heeft. Dit is een cadeau, dat ik voor u beftemd heb. Mogelyk zal ik nog eens voor hem moeten zitten ! Maar op inyn eer, wanneer men "wel betaalt, moest men ook van dien last ontheven zyn. 5 V*  X n n suzette, een weinig fpot'dchtig, Hy moest dus maar zien, hoe hy het maakte, om « te treffen! c m e n u. Wel zeker: ook bekommer -ik my weinig over zyn geklad: ik zal het verders met diamanten doen omzetten , en dat wel zo ryk, dat men door den glans der fteenen niet eens in ftaat is, het fchilderwerk te zien. een bediende, tegen Chernt. Myn Heer, daar is de behanger. C h e n u, tegen Suzette. Ha! koomeens kyken, Room eens kyken... « suzette. Al weiêr eene nieuwe zotterny! . . c h e n u. Het is een ftuk naar den nieuwften fmaak, hetwelk ik voor uwe flaapkamer beftemd heb. Ik wilde u daar mede eens verrasfehen. — Tegen den Bedienden, —> Zeg my eens, hoe heet heb ook ? suzette, Een meuble a la Grèque, B 4 C HBj  X 24 X c H E N U.' ■art,'}1 " '* hct' Gricken> Romeinen . . . Ï™*'* Zy t0Ch 31 ^^naamenvan daan ? Ik ben immers tog geen Griek ? _ Hy (ken Suzette mede, _ Nu koom> koom; ZEVENDE T O 0. N E E L, Ï>E BEDIENDE, .jTfl'" nemtn mdere ^dienden, de tafel, waar op het ontbyt ge/laan heeft, af. eenTfw^Ty koroptrendehanddWyS! ^ BOTSTE TOO NE EL. DE VOORIGEN, Mevr, SENNETERRE, Mevr. SENNBTERRE> fc ^ ^ ^ ^ eenftrooien hoed op, en een zwar. te voile voor. Zeu ik Mevrouw Déprevai kunnen fpreken;  X 25 ):< DE BEDIENDE, Wat is 'er van uw dienst? Mevr. SENNETERRE. Ik wenschte haar zelve te fpreken. DE BEDIENDE. Wie moet ik zeggen. . . . Mevr. SENNETERRE. Dat zal ik haar zelve wel. . , . DE BEDIENDE. Heb flegts een oogenblik geduld! Ik ga u aandienen. NEGENDE T O O N E E L. Mevr. SENNETERRE. Myne knicn knikken. Myn hart is zo beklemd. Ik zal my een oogenblik nederzetten. Zy gaat zitten. Dat ik my , zo het mogelvk is, een weinig herftclle! Ach! ijst kost veel, zich te: Vernederen! Zy ziet rondom zich. — Alles ademt B £ hier  ):( 26 ):( Iiier overvloed en de uitgezogtfte weelde. ... Ik zelve bezat ook eens een zeer groot vermogen, en na, bevind ik my dan in de noodzaakelykheid, omanderen te dienen. ... Ik dienen! . . . Hoe zal ik haar aanfpreken? . . . Augustine heeft my verzekerd , dat zy my minzaam zal ontvangen ; doch zal het my mogclyk zyn, my zo tc latenondervraagen , als ik natuurclyk verwagten moet ? En zo ik nu eens niet beviel! . . . Helaas! dat denkbeeld is verfclirikkelyk.J . . . Neen, dat ik liever van myn voornemen afzie; dat ik, zo fpoedig mogclyk, dit huis verlate. . . . D0Cn wat zeg ik. . . . Zou ik der arme Augustine nog langer tot last verftrekken. . . . Doch ik hoor iemand komen. . . . Buiten twyfcl is het . . . TIENDE T O O N E E L. Mevr. SENNETERRE, SUZETTE. SUZETTE. Gy vcrlangdct my te fpreken, Mevrouw Voor zeker zyt gy die gene. . . Mevr. SENNETERRE. Ja,-ik ben Iet, welke gy ontboden hebt, , . Ik ben het, van welke Augustine.. ,. s u-  ):( 27 X suzette, welke haar erkent. Mevrouw Senneterre. . . Hemel! Mevrouw SenBeterre. . . . Mevr. senneterre. Is het mogelyk, Suzette. . . Zyt gy het? . . . suzette, welke voor haar nederkn'ielt. Ach ! Mevrouw... Ach ! myne weldoenfter ! . . . Goede God! in welke omftandig heden moet ik u aantreffen. . . Mevr. senneterre. Bedaar. . . herftel u . . . Dat niemand iets bemerke. . . suzette. Hoe. . . zoude ik myne aandoeningen tragten te ontveinzen ? Waarom zoude ik my fchaamen, genoten weldaaden te erkennen ? Of zoudt gy het u tot eene onëer rekenen,door rampfpoeden getroffen te zyn — gy, wier gehetle leeven niets anders, dan een aancenfchakeling van de edelfte daaden en treffendfte blyken van menscnlievendheidheeft uitgemaakt?. .. Mevr. senneterre. O! wie zou ooit gezegd hebben? . . . 8 u-  X w x SUZETTE. En had ik dit immer kunnen gelooven ? Ja, had ik ooit durven denken , toen ik iemand begeerde , om my tot eene geleidfter op het pad des lcevens, tot eene vriendin en troosteres te verftrekken dat het lot, of liever de Hemel zelf, my myne weldoenfter zou doen vmden? Ik laat u niet weder van mygaan... Geftadig zulhn wy het zelfde vertrek bewoonen, en gy zult hier, evenals waart gy myne moeder, bcnandeld worden. . . Ja,zytgy dit niet in vroeger dagen geweest? Is het met zo, gy zult my immer, nooit weder verlaten ? Mevr. SENETERRE. Ach! Mevrouw, hóe zeer ben ik geyoelig. . . SUZETTE. Mevrouw. . . Zo ik ten uwen opzigte geen Suzette mag zyn, zal ik het voor niemand op aarde ooit mper wezen. — O \ noem my dan toch met geen anderen naam.. . Dit zal my zo onbegrypelykftreelend zyn... Mevr. SENNETERRE. Nu dan, Suzette, ik heb voor het minst het genoegen, van u gelukkig te zien? SUZETTE. Gelukkig. . . Helaas! voor zeker zou ik het zyn, 20 glans en fchatten in ftaat waren, ons gelukkig té aaa-.  ):( 29 ).< .maaken, en het my mogelyk was, niet meer te denken. . . Doch het verwondert u zeker, my in dezen ftand geplaatst te vinden. . . Mevr. senneterrb. En waarom dat? suzette. De wyze , waar op wy deze fchatten vergaderd hebben, is zeer eenvouwig. De man, aan wien gy my uithuwde, begon eerst koophandel in het klein te doen, waar toe hy den bruits-fcbat, die ray door u ten huwelyk gegeven was, gebruikte. Allengs breidde zich deze handel meer en meer uit. Myn man, die den naam van Dépreval aannam , begaf zich vervolgends naar Parys, in den tyd, dat men met voordeel iets konde ondernemen. Alles, wat hy deed, gelukte hem. Doch te midden van dezen voor' fpoed ftierf hy op het onverwagtst. Zo lang hy leefde , onderwierp ik my aan myn lot, bleef myne pligten met allen yver betragten, en verborg in het binjienfte van myn hart eene neiging, welke egter nog geftadig vuuriger werd. Doch ik verhaal u myne lotgevallen , daar ik my met de uwe alleen behoorde be» zig te houden. . . Mevr. senneterre. Helaas! myne dierbaare vriendin, tcrwyl het lot h met gunsten overlaadde, beroofde het my in tegendeel van alles, wat ik bezat. Myne plantages op St. Domin-  X 30 X mingo zyn met alles, wat daar toe behoorde, afge. brand en verwoest, cn nu was de overgang van den grootitcn overvloed tot de uiterfte armoede zo fnel, dat het niet mogelyk is, u daar van eenig denkbeeld te vermen. suzette. Ach! dat ik hier van flegtshet aller minstegeraaden had ! . . . Doen bet was wy niet mogclyk, dat te denken. . . Ik verbeeldde my, dat gy u nog fteeds in dezelfde gelukkige onhandigheden bevondt. Dagelyks fincektc jk den Hci»el,zyne dierbaarfte zegeningen op u te doen nederdaalcn, en tevens op uwen zoon. Voor zeker is hy ook ten uiterften te bekJaagen. . . Mevr. senneterre. Het geen my nog de grootlte fmarte veroorzaakt , is , dat zyn lot my ganlchel) k onbekend zy. s u z e t t E. Hoe, Mcrouw, gy weet dan niet, waar uw zoon zich thans bevindt ? . . . Mevr. senneterre. Hoe menig maaien heeft ket myniet berouwd, zyn geluk aan die vooröordeelen, waar door ik de zwakhud had, my te laten medefleepen, te hebben opg-öfierd! Dan, daar hy nu niet wilde, dat ik een oog-  ):( 31 ):( oorgetuige van zyne fmarte wezen zou , en btdugt wal» dat" hy zyner liefde niet genoegzaam in itaat zöudei zyn , wederftand te bieden, indien hy haar, welke hy behoorde te ontvlugten, nog dagelyks zag , vertrok de ongelukkige jongeling naar St. Domingo, enfederdik den brief ontving, waar in hy my het verlies van alles , wat wy in de wereld hadden, meldt, heb ik niets meer van hun vernomen. En ach! wat heb ik niet geleden, daar ik, fteeds om hem bekommerd, niet eens wist, of hy nog leefde, of dood was, en dus geftadig tusfehen hoop en vreeze dobberde! Alle rampen hebben my te gclyk getroffen; doch de groot.te van alle myne kwellingen is de vreeze, van myncn zoon nooit weder te zullen zien. . . . suzette. Welk eene gedagte! Neen, neen, voor zeker zult gy hem weder vinden. Die goede Adolph! hoe dikwyls zullen wy te famen van hem fpreken. . . Ja, telkens zal hy het onderwerp van onze gefprekken uitmaaken. Dit zal ons hart voor het minst nog eenigzins lugt verfchafen. O Hemel! zo hy nog eens te I rug kwam! . . . Zyne moeder! . . . hy! . . . Ach! thans eerst gevoel ik, wat het is , ryk te zyn... Mevr. senneterrf. Myne lieve Suzette, gy perscht my de traanen uit de oogen ! . . . suzette. Cy weent, ziet my verlegen aan. . . Helaas! weiligt  x 32 x ligt verbeeldt gy u, dat deze taal alleen aaneen eerfta ontroering moet toegefchreven worden. . Mogclyk vreest gy, dat de overvloeden rykdommen myn^iart hebben doen ontaarten Ach J ftel u gerust ! ja, zie flegts dit portrait! Het is geenzins dat van xMevrouw Depreval; maar vertoont in tegendeel Suzette, in haare boerfche kleeding, cn even als ik te voorea was. Ik heb het opzettelyk zodanig doen vervaardigen, ten einde ik my daar door geftadig aan mynen voorigen ftand mogt herinneren. Mag ik u bidden, het uit myne hand te willen ontvangen, en dat het u fteeds tot het zelfde einde ftrekke! Dat het u geftadig de weldaaden , aan my bewezen , cn myne dankerkentenis voor den geest brenge! ELFDE T O O N E E L. DE VOORIGEN , CHENU, met een ringendoosje in de hand. chenu. Zie daar zuster.' Kyk eens, wat ik daar voor u heb! s u s e t t e. Hoe, broeder, kentgy Mevrouw niet meer! Zytgy Mevrouw Senneterre zo ganfchelyk vergeten ? (c h e n u. Of ik haar ook ken. . . Wel zeker, wel zeker', ken  ):( 33 ):( ken ik haar! In waarheid, Mevrouw, ik ben blyde,u te zien. Uwe wezens trekken (tonden my nog zeer Wel voor, hoewel gy een weinig veranderd zyt! Mevr. senneterre, De tyd en het, verdriet. . . . CHENU. Hoe, waart gy het, welke men aan myne zuster voorgedragen had? Mevr. senneterre. Om u te dienen. c H e n v. Het lot is u dus wel ongunftig geweest. Met ons was het juist het tegenövergeftelde. Wy zyn zo ryk, dat wy naauw onze eigen fchatten weten. suzette. En zie daar de gene, waar aan wy die verfchuldigd zyn. o H e n u. Dit is op myn eer wel waar. Gy waart het, wel. ke zorgde, dat zy leerde lezen en fehryven, en dan nog boven dien die bruids - fchat van twaalf honderd c gul-  H 34 H guldens. Gy blyft immers by ons? Het zal tl aan mets ontbreken ; wy zullen u van al het noodice verzorgen. * u z e t t e. Ten minsten, broeder, zullen wy aan de verplfeting , welke Mevrouw te voorcn op ons gelegd heeft, ëenigzins tragten te beantwoorden. chenu. Dit is juist het geen ik wilde zeggen. Nu, vergeeft het my, dat ik u gcftoord heb. Gy waart daar zo hartelyk aan het fchreiën ! . . . Het is tog wonder, ik heb nog nooit in myn geheele leeven traanen geftort heb... Ik moet u egter zeggen, dat ik u een heerelyken collier van diamanten gekogt heb. Wat zegt gy 'er van? Hoe vindt gy het? Of ik ook fmaak heb. ... En dan die fe'te van morgen. . . . Dat is « juist een aller heerelykfte gelegenheid, om 'er u voor de eerfte maal mede te vertoonen, eer andere Dames' nog met foortgelyke ten voorfchyn komen.. . . suzette. Ach ! lieve broeder, ik zal my voordaan met veel aangenamer voorwerpen bezig houden. c hen V f die ziek naar Mevr. de senneterre keért. O! fpreek toch eens een woordje voor my, Mevrouw !  ):( 35 ):( vrouw ! Gy kunt insgelyks mede gaan. Gy zult alle onze partytjes mede by woonen. Dit zal u eenigzins verzetten, en tevens zal het my aller aangenaamst zyn, dat gy een ooggetuige zyt van het genoegen, het welk zy overal aanbrengt, waar men haar ziet. Mevr. SENNET-ERRE. Daar aan twyffel ik geen oogenblik. CHENU. Ja, ik durve het u ook gerustelyk verzekeren. En overal, waar zykoomt, is zy het pragtigfte van allen gekleed. Maar is het ook niet billyk, dat men wel voor den dag koomt, wanneer men geld heeft? Et zyn 'er tog zo veelen, die het niet hebben ! SUZETTE. Broeder, broeder, gy denkt niet wat. . . . CHENU. Neen, ik laat u niet los, eer gy my beloofd hebt , dat gy doen zult, het geen ik u verzoek. SUZETTE. Nu, ik zal dan medegaan. C 2 c fi 8  W 36 )r( C H E N ü. [ Ja, ja, ik wist wel, dat liet my gelukken zou! Nu is het genoeg. Ik laat u met myne zuster alleen. Zy bemint u, en ik insgelyks, doch ik zal het u niet zo dikwyls verzekeren, wyl zy u dat beter zeggen kan , dan ik. Zy heeft meer verftand in haaren kleinen vinger, dan ik in myn geheele Jyf, en egter ben ik zeer gezond. Ja ik verzeker het u, zy is eene fchrandere vrouw. Mevr. SENNETERRE. En haar hart is tevens uitmuntend. Gy hebt wel reden, om trotsch op zulk een zuster te zyn. Die diamanten zyn haar geringfte fieraad. CHENU. Zy doen egter ook geen fchade! tfTAALt-  X 37 X TWAALFDE T O O N E E L. SUZETTE, Mevr. SENNETERRE. SU ZETTE. Hoe zeer moet ik u gcenc verfchooning voor de onbezonnenheid van mynen broeder verzoeken! Hy heeft geen bekwaamheid genoeg, om de kieschheid der ongelukkigen genoegzaam te fpaaren. Doch hy bezit niet te min een aller best hart. Mevr. SENNETERRE. Het is ook alleen het hart, waar naar ik den mensch beoordeel. Wat men zegt, zyn dikwyls enkel klanken , die zeer weinig uit doen. SUZETTE. Dat wy intusfchen zonder uitftel voor alles, wat gy behoeft, zorgen! Zy bemerkt, dat Mevr. sekneterre zich verlegen toont. Bedenk flens, dat liet enkel eene fchuld zy, welke ik u betaale. C 3 Mevr.  Mevr. senneterre. Lieve vriendin, ik ben ten uiterften gevoelig Voor de blyken uwer erkennelykheid ; doeh daar ik my myn lot getroost. . . . suzette. Uw lot. . . . Gy zult het myne met my deelen, cn dit wel voor uw geheele leeven. Koom, koom,... Mevr. senneterre. Vergun my, dat ik, eer wy uitgaan, nog eens die goede Augustine, welke my met u in kennis gebragt heeft, cn her waard geleidde, fpreken mag. Zyisnog in het voorvertrek. suzette, fchelt. Tegen een Lakei, die binnen koemt. Roep Augustine! de lakei, vertrekt. Mevr. senneterre. Hoe bekommerd zal zy niet, ten aanzien van den uitfiag van myn bezoek, zyn! Niet, dan met weerzin  }:( 39 )=( zin heeft zy my toegelïaan, dat ik een middel zogt, om haar niet meer tot last te wezen. Ik wil dus voor het minst, daar ik derzclve haar affcheid geve, haar nog eens voor het laatst bedanken, en aan mynen boezem drukken. SUZETTE. Haar affcheid . . . . En dat, daar zy u zo veele blyken van trouw en verkleefdheid gegeven heeft. . . . Neen, neen, gy moet haar in uw dienst houden. Zy moet fteeds by u blyven, u tot een vriendin verftrekken, geiyk zy dan ook beftendig de myne wezen" zal. Alleen zy en ik zyn in ftaat, u die oplettendheid te betoonen, waar op gy met zo veel recht aanfpraak kunt maaken. DERTIENDE T O O N E E L. DE VOORIGEN, AUGUSTINE. AUGUSTIN E. Wel nu, zyt gy het te famen eens. Mevr. SENNETERRE. O ja, myne beste. C 4 a  X( 40 ):( augustine. Dit had ik wel voorzien. suzette. Mevrouw heeft de goedheid, van wel by tny te willen blyven: ik hoop intusfchen , datgy haar ookniet zult verlaten. augustine. Wat hoor ik ? Is het mogelyk ? . . . s u z E t t e. Het is genoeg, braaf meisje! Ik weet alles! . . , augustine, tegen Mevr. sem- neterre. Hoe, kan ik by u blyven? Gy wilt my dus altyd by u houden! Zy valt haar om den hals. Ach! myne waarde Meestres ! . . . En gy, Mevrouw, welk een voortrefTelyk hart moet gy niet bezitten. . . . O ! welk een geluk, dat men my hier gewezen heeft ! . . . Myn laatfte druppel bloeds is tot uwen dienst. s w~  )«( 4i ):( SUZETTE. Wy gaan eens even uit. Gy zult ons dus hier blyTen wagten. AUGUSTINE. O ja, o ja.' VEERTIENDE T O O N E E L. \ AUGUSTINE. Dat men nu nog eens kwaad vaa de ryke lieden fpreke ! Of ik den zulken dan ook de waarheid zal zeggen. Telkens praat men, dat zy geen menfchelyk hart bézitten, op alle anderen met verachting nederzien. ... Pit is onwaar, volftrekt onwaar!... Cs ARIA.  X 42 X ARIA. De fchaamle, door het Jot verdrukt, Benydt hen, welke in grootheid praaien; V Vermaakt hen, wen zy V los vernuft Slegts op de ryken hooren fmaalen. Dan, dat men hun den roem niet roof, Schoon wrok en wangunst hen niet fpaaren, Dat 't fchi trend goud, dat zy vergaar en , Niet altyd hun gevoel verdoof.' Elk, die uit 'tftoftot aanzien klom, Houd deze les gefiadg in waarde: De aanminnige weldaadigheid, Was nooit genoeg in zwang op aarde! Dan, dat men hun den roem niet roof, Schoon wrok en wangunst hen niet fpaaren, Dat 't fchitrend goud, dat zy vergadren, Niet altyd hun gevoel verdoof! * Werd immer meer myn wensch verhoord, Dan zou geen armoe hen benyden, lerwyl de ryken aan de deugd Met wellust gansch hun harte wydden. Dus werd die roem hun nooit ontroofd, Daar hen de nyd en boosheid fpaarden, Dat V fchi trend goud, dat zy vergaarden, Niet altyd hun gevoel verdooft! v r f-  X 43 X y T F TIEND E T O O N E E L. ADOLPH, AUGUSTINE, EEN BEDIENDE. de bediende, die adolph binnenleidt, en aanftonds weder vertrekt. Vraag het dat mensen. Zy is het, welke de Dame, welke gy fpreken wilt, hier gebragt heeft. adolph. Het is Mevrouw Senneterre, welke ik hier zogt; doch men heeft my gezegd, dat zy zo even uitgegaan zy. augustine. Ja, op het oogenblik, en wel met de Dame van dit huis. a d. o lp h, eenigzlns onrustig. Zou zy reeds by haar in dienst zyn? x v-  X 44 X augustine. O! zy is aanftonds met open armen ontvangen. adolph, ter zyde. Helaas! ik koom dus te laat! augustine. Maar hoe hebt gy ons toch uitgevonden ? Eerst zo even zyn wy hier gekomen. adolph, Ik verzeker u, dat htt my ook vry wat moeite Gekost heeft, haar verblyf te ontdekken. b augustine. Ik geloove het wel. Wy woonden ook in een zo at0-ckgcn hoek, en gingen zo zelden uit. ADOLPH. Dit zy zo! Dan ,na langen tyd overal gevraagd, cn gezogt tc hebben, heb ik haar eindelyk heden opgcipoord , en toen zegden my de lieden , waar zy eerst woonde, datzy naar het huis van eene zeer ryke Da-  ):( 45 ):( Dame, Dépreval genaamd, gegaan was, met oogmerk, om zich by dezelve te verhuuren, en zo dra ik dit hoorde, heb ik my met allen fpoed herwaard begeven. au gustine, hem invallende. Het is een groot geluk, dat zy hier gekomen is. Die arme, goede vrouw! Zy had niets, niets meer in de wereld ! Doch nu behoeft zy zich ook nergends meer om te bekommeren. Zy is in zeer goede handen. adolph, ter zyde. Algoede Hemel! Mevrouw Senneterre tot dat uiterfte gebragt. . . . augustine, welke zich ongerust toont. Wat hebt gy haar te melden ? Zo het iets was, het geen haar onaangenaam konde zyn.... adolph, met vuur. In tegendeel. Ik heb zeer belangryke berigten voor haar. . . . A V'  X 4<5 ):( augustine. Maar zo zy van dien aart mogten zyn, dat zy haar wel ligt te fterk zouden aandoen, o ! wees dan toch voorzigtig ! De zwakke ftaat van haare gezondheid, dc rampen, die haar zo lang vervolgden, het onverwagte van zulk eene tyding. . . dit alles by een genomen was zeer gefehikt, om haar in het graf te helpen , het zou haar gewis het leven kosten adolph , na zich een oogenbVik bedagt te hebben. Heb dus de goedheid, my fchielyk, fchielyk pen en papier te bezorgen augustine. Maar wat zal dit betekenen ? adolph. Ik kan niet langer vvagten. Ik moet om een zaak van veel belang elders heèn. . . . augustine. Ziedaar alles. — Terwyl adolph fchryft..— Maar waarom blyft gy niet nog een oogenblik wagten ? Zy zal voor zeker aar.ftonds wederkomen, en zeer blyde zyn , alles uit uw eigen mond te hooren. adolph.  )=( 47 X adolph, die den brief toemaakt. ta zal haar wel fpreken. Voor zeker zal ik haar fpreken. By ryst op. Stel haar dezen intusfchen aanitonds ter hand! AUGUSTINE. Van wien moet ik zeggen, dat dezelve koomt ? A d o L p h. Dit zal zy uit den brief zeiven wel zien. Maar geef haar dien voor al terftond, en zeg tevens, dat ik fpoedig weder hier zal zyn. Vaar wel inmiddels! ZESTIENDE T O O N E E L. AUGUSTINE, V/at ben ik verlangende, om te weten, wat hy haar fciiryft! Ik ben niet nieuwsgierig. Daar fcheelt veel aan! Doch ik neem aan alles, wat haar betreft, zulk een hartclyk deel, ... Zo ik dien brief dus eens las ... Hy is niet gecachetteerd. . . . Maar neen . .  ):( 48 ):( neen ... «Jat was flegt gedaan. . . . Maar ik hoor iemand Mogdyk ls het Ja d zyn het beiden. ... J * Mevr. SENNETERRE, SUZETTE, AUGUSTINE. augustine, 'welke Mevr. senneterre te gemoet loopt. Mevrouw, daar is een brief voor u. Mevr. senneterre. Voor my . . . voor my. ... En van wien ? augustine. Een jong Heer heeft my dien gegeven. Mevr. Z E VE N T I E N D E T O O N E E L.  )■"( 49 ):( Mevr. senneterre en suzette, t» gelyi, t Een jong Heer. . . . augustine. O ! lees toch eens, wat hy u fchryft. . . . Mevr. senneterre, welke den brief opent, terwyl zy beurtelings leest, en fpreekt. Wat zie ik . . . Goede God ! . . . Neen, dit is tc veel geluks tevens. ... Ik bezwyk. . . . Myne vriendinnen , myne ljeve vriendinnen! ... Ik heb nog een zoon!... Ja hy is hier, doch hy vreest, dat eene te onverwagte ontmoeting my nadeel zou. doen. . , . Peze brief is van hem zeiven. . . . suzette. -Zou, het mogelyk zyn. ... Is hy hier? .... augustine. Wa» hy dat zelf. ... Ik had het wel gejist. . . Ik zal hem gaan opzoeken. ... Ik zal hem "nog wel kunnen in haaien. ... Ik zal zien , dat ik hem mede breng. . . . Hemel! waarom heb ik ook niet eerder daar aan gedagt ? P AG T-  X 50 );( A G T T I E N D E T O O N E E L. Mevr. SENNETERRE, SUZETTE. Mevr. SENNETERRE. Wat ben ik ontroerd! . . . S V Z t T T E. Hy is dan waarelyk hier Mevrouw ? Maar wat fchryflt hy u toch van zyne omftandigheden ? Mevr. SENNETERRE. Zyne omftandigheden verfchillen weinig van de myne, SUZETTE. Fortuin, ontvang mynen hartelyken dank, dat gy my in de mogclykheid gefteld hebt, om het onrecht, door u gedaan, te boeten ! Alles, Mevrouw, wat ik bezit, behoort voordaan aan u en uwen zoon, en zo  x s« H hy my nog beminde, stonden myn hifi tn myfie hand. . . 4 Mevr. sénnéterre. Hae kunt gy daat nog aan denken.' . . . SUZETTE. Vergeef het my! . . . Myn Verftand is bedwelmd f Ik vergat daar voor een oOgeriblik, dat Mevrouw Dépreval te vooren flegts Suzette was, en zy oit, ten uwen opzigte, bcftendig behoort te blyven. . . . Mevr. *£Nf}fiTERRÈi • Ach: zo gy dit nog werkelyk waart. . . . SUZETTE. De omftandigheden, waar in Adolph zich thans bevindt, veröorlooven het my, myne gevoelens onbewimpeld aan den dag te leggen, en geven my tevens het recht, om my, zonder bloozen, aan te bieden. Toen gy de opoffering van alle myne neigingen van my vorderdet. fchreven de eer en te gelyk de moeder van hem, dien ik beminde, my mynen plicht tenduidelykften voor; myn hart werd daar dóór wel ver« 1'cheurd; maar ik onderwierp my daar aan niettemin. Vergeef het my, het is geenzins myn oogmerk, u D 2 daar  )f( S2 ):( daar mede eenige vervvytingen te doen; doch, zo gy wist, hoe veel ik geleden, en wat ik niet al, zulk een geruiment/yd, genoodzaakt was, in mynen boezem te ihiQoren. . . , En daar dit aljcs nu kan vergoed worden. ... Het is aan uwe voeten, dat ik om du geluk fmeeke. . . . Daar gy nu met een enkel woord in ftaat zyt, my ten toppunt van myn geluk te voeren aeh '. Mevrouw! ach ! myne moeder! zoudt gy dan nog aarzelen , het zelve uit te fpreken! . . Mevr. senneterre. Het zy zo! Ik ben niet in ftaat, u iets te ontzeggen. ... Ik heb uwe eerfte gunstbewyzen, die my alleen ten doelwit hadden, aangenomen; welaan! ik zal my liet ongeluk van mynen zoon geen twee verfchülende reizen te verwyten hebben. suzette, welke zich in haar* armen werpt, O myne moeder!..". DUO. Mevr. senneterre. Ter Jiond, ter Jlond ziet gy hem hier! suzette. TtrJlond... Al goede God!.. Boe bonst myn angstig harte' En moed, en kragt ontzinkt my fchier. Wat vreugd' na zulk een bange fmarte! Mevr.  X 53 ):f Mevr. senneterre. Dat hart leer u, hoe H zyne zwoeg'. suzette. Klopt dat ook zo , dan is ,t genoeg! Maar, zo hy me eens niet meer mogt minnen! Mevr. senneterre. Ban vry die kwelling uit uw zinnen ! Beiden te gelyk. Mevr. senneterre. suzette. "Een hart, geheel der min O ja, een hart, der min (gewyd, (gewyd, Verkoelt het afzyn, noch Verkoelt het afzyn, noch ( den tyd, (de tyd. Zo 'J een maal voor Su- Dus was H dat ook Su- (zette blaakte. ( zette blaakte, augustine, welke koomi aangelopen," Daar is hy, daar is hy ! suzette. Ik kanoiy naauwelyks meer op de beun houden. D 3 Mevr,  ):( 5* X Mevr. SENNETERRE. Ga in da^ cabinetje, alsdan kunt gy hem hooren fpreken, en u tot deze eerfte ontmoeting voorbereiden. DUO. Mevr. SENNETERRE. SUZETTE. Hy koomt . '. hy is 't . . Hy koomt . . hy koomt.. {Ik ken zyn tred! (Ja V is zyn tred!.. Myn hart bonst ook met Hoe bonst myn hart met (duble ftagen. (duble flagen !.. jft my! ,k bezwym' by At my! 'k bezwym gewis ( kans van vreugd. ( van vreugd' 1 Wat blydfchap ! Hemel!.. Wat blydfchap ! Hemel! (kan'ketieéragen!.. (kan 'k dit dragen.'.. Zy gaat in het eabinetje. NEGENTIENDE T O 0 N E E L. Mevr. SENNETERRE, ADOLPH. adolph, die zich in de armen zyner moeder werpt. O myne moeder, ik zie u dan eindelyk weder! Mevr.  ):( 55 )=( MeVr. senneterre. Ik mag u dus weder omhelzen, u aan myn boezem drukken — u, van wien ik in zes geheele jaaren niets gehoord had! . . . adolph. Ach ! dierbaare moeder, ik was u ontvlugt, ten •inde u het fchouwfpel der fmarte, welke my ter aarde drukte, te fpaaren. Lang heb ik in behoeftig i heid en fmarte door onze volkplantingen rondgezwor < ven; doch eindelyk in Frankryk wedergekeerd, liet. ïk geen enkelen dag voorbygaan, zonder u gefta-. dig allerwegen te zoeken. Mevr. senneterre. En ik, in een afgezonderden hoek der ftad verfcholen, van geheel de wereld verwyderd. . . . Maar ah le myne fmarten zyn thans vergeten, wyl ik myn zoon weder aan mynen boezem drukken mag. . . , a p o l p h. Maar helaas! myne dierbaare moeder, gy bevindt u hier in een ftand, die niet voor u berekend is. Ik zal niet dulden, dat gy daar in blyft voordleeven. Ik kan geenzins gedoogen, dat gy tot zulk een yzelyk lat üoudt gedoemd wezen, ik ding —wel ligt te verO 4 sgeefs,  1 ):( 56 ):( geef? — naar een maatigen post, waar vari i wy egter beulen in ftaat zullen zyn, te leeven. En boven dien heb ik twee gefpicrde armen en moeds genoeg tot alles. Hoe, zou men dus het noodige niet vinden, om, aan zyne moeder rust en brood te .verzorgen ? Mevr. senneterre. . Ik heb in de vrouw van dit huis eene gevoelige, edele ziel, welke ongemeen kiesch deukt, aangetroffen, en haar moeten bclooven , dat ik haar nimmer zal verlaten. Ik wil dus ook myn woord houden.' Ween, nimmer zal ik my van ondankbaarheid' te befchuldïgen hebben. a d o l p Hi Hoe, dierbaare moeder, is hetmogelyk! . . . Mevr. senneterre. Die jonge weduwe, welke de grootfte bekoorelykheden met eene ongemeene bevalligheid verëenigt, liegt geenc waarde aan haare-fehatten , dan enkel, in zo verre de zejve haar eene gelegenheid verfehaffen, om anderen gelukkig te maken. Op welk eene innemende,'gulhartige wyze heeft zy my niet ontvangen! Hoe zeer verftond zy niet de konst, om my in allen opzigte gerust te Hellen, en my moed in te boezemen. ... Neen, _'er beftaat niemand, welke haart ge-  ):( 57 )=( gevoelens op fculk eene aandoenelykc wyZe weet aaa den dag te leggen ! ADOLPH. Ik zal haar hier voor dan ook op myne kniën mynen dank betuigen!... Zo veel goedhartigheid , zo veel grootheid van ziel. . . . Moge de Hemel. . . . Doch welke wenfehen zal ik voor haar vormen. . . . Gewis moet zy gelukkig zyn. . . . Mevr. SENNETERRE. Ja, dat zal zy zyn. Haar geluk, myn zoon, hangt van u alleen af! ADOLPH. Ach! zo ik haar myn leeven moest opofferen. . . « Mevr. SENNETERRE. Neen, gy behoeft het haar alleen toe te wyen. ADOLPH. Wat zegt gy. . . . B 5 Mevr,  X 58 X Mevr. senneterre. Mevrouw Dépreval kende u reeds in vroeger dagen. . . . Gy hebt een zo diepen indruk op haar hart gemaakt , dat noch de tyd, noch het afzyn in ftaat waren, dien ganfchelyk uit te wisfchen. adolph. Niets meer, bid ik u, lieve, beste moeder. . . .• Hier, hier 1 terwyl hy op zyn hart wyst - leeft nog beftendig de beeldenis van Suzette. . . , Mevr. senneterre. Hoe. . . . Suzette. . . . adolph. Ja, haar beeld heeft my geftadig alom verzeld. Mevr. senneterre. Hoe, was eene zo langduurige fcheiding dan niet >n ftaat adolph. ( 'Er beftaan zekere gewaarwordingen, welke ons tot aan  X 59 X bet graf geftadig byblyven. . . Ach! waarom was ik niet altyd even arm,als ik het thans werkelyk ben. Alsdan zoudt gy my en Suzette tevens niet voor altyd ongelukkig gemaakt hebben, en ik ware dan niet in de noodzaakelykheid geweest, van thans ondankbaar te moeten fchynen Mevr. senneterre. Wat moet ik dan doen? adolph. Ach! heb de goedheid, dezer goedhartige Mevrouw Dépreval te verftaan te geven , dat eene eerfte liefde „ welke gewis met my zal ten grave daalen, uwen zoon voor altyd gekluisterd" houdt Wyl zy zo gevoelig en edelmoedig, wyl zy in ftaat is, ftandvastig te beminnen, zal zy my beklaagen, en my juist daarom niet minder achten. suzette vertoont zich aan de deur van het cabinetje. Zy zal befeffen, dat zy, znnder myn hart te bezitten, tog niet gelukkig wezen zou. Mevr. senneterre, welkt suzette hem te gemget voert. Nu, leg het haar dan zelve, indien gy durft.  X 6o )••( TWINTIGSTE T O O N E E L. DE VOOR.IGEN, SUZETTE. adolph, die suzette te gemoet treedt. Mevrouw! .... Algoede Hemel! .... het is Suzette zelve! . . . suzette. O ja, het is nog fteeds dezelfde Suzette. a d o l p h. Welk een geluk. . . Wie had dit immer durven denken. . . . Hoe vind ik woorden, ommynevreugde uit te drukken. . . Hoe, gy — gyzythet, welke myne moeder met weldaaden overlaadde. . . . Ach! waarelyk myn hart voorfpelde zich reeds', dat het memand anders zyn kon. Uw gedrag heeft aan myne yerwagting ten vollen beantwoord. Dan ach! die verwagting, die reine, onveranderlyke tederheid is alles , wat Adolph nog bezit. . . s u-  X 6i ).< suzette. Eji dit maakte ook geheel myn rykdom uit, toen Adolph het bezit van verbaazende fchatten aan my wilde opofferen. Ja , ik zie duidelyk, dat hy blyde zou zyn, wanneer ik hem ook nu nog niets, dan Suzette alleen kon aanbieden. adolph. Ja, alles , het geen zy meer bezit, dan haar hart alleen suzette, Schynt u overbodig; doch het behoort u even zeer toe. Het zyn de vrugten dier opvoeding en va» den bruids-fchat, dien uw moeder my gegeven heeft. Zy is.het ftceds, aan welke ik die weldaaden zal hebben dank te weten, en dus blyve ik nog beftendig in haare fcluüd. O dierbaare moeder, omhels, omhels uwe kinderen, die u om uwen zegen fmeeken ! 1'erwyl zy aan Adolph de hand reikt. En gy, myn waarde Adolph, ontvang de hand, het hart' en den bruids-fchat van Suzette ! ad o l p h, die zich aan haare rieten werpt. Ja, aangebeden Suzette, ik nsem alle uwegefcheni ken aan.' £EN  ):( 62 ):( EEN EN TWINTIGSTE TOONEEL. DE VOORIGEN, CHENU. C h e n u, die adolph vtor de voeten zyner zuster geknieh ziet. Hoe , hoe, wat zie ik ? suzette, Broeder, zie hier den echtgenoot, dien myn hart zich reeds lang verkoos. chenu. Maar is hy wel terdege ryk? Heeft hy braaf geld? suzette. My is te vrede, met den bruids-fchat te deelen, die» Suzette van hem ontvangen had. Mevr. senneterre. Het is myn zoon. Wel eer weigerde ik, haar aan hem te geven : — thans maakt zy hem cn roy tevens gelukkig. c h r>  )••( <*3 X chenu. Ha! nu begryp ik het . . . Hy is het, op wien zy . . . Tegen adolph. Nu, ik wensch u van harten geluk. Ja, waarelyk ik zou ook nog wel trouwen, zo ik eene tweede Suzette vinden kon; doch die keft 'er niet. . . , • c H EK u. Voordaan beflrooit het lagchend heil Ons pad gejiadg met verfche bloemen. TVas 'k voormaals op myn zuster trotsch , ,k Durf thans nog meer me op haar beroemen ! Zy heeft de waarde wel gekend Van 'tgoud, door 't lot aan haar gegeven, Hoe werd de ryke niet bemind, Zo hy dusfladg verkoos te leeven! ADOLPH. Tot heden moest de tegenjpoed My Jleeds op al myn fchreên vervolgen; Doch thans verdwynen leed en druk , Nog korts zo zeer op my verbolgen! Natuur en liefde doen myn hart Thans de aller hooglïe weelde vinden, 't Bezit myn moeder weer, wier hand Me aan myn Suzette wil verbinden! S V'  )••( 64 ):( 8 ü Z E T T E, • DU blyfpel is zyn.gan.sch bejiaan Alleen aan 't re'nst gevoel verfchuldigd. Da>, was myn bruids-fchat Jlegts gering, }l elfigt wordt hy vermenigvuldigd. Doch wilt gy myn geluk/,,- myn wensch Thans tot het hooglie toppunt voeren, Toon dan door V daavrend handgeklap, Dat een Suzette uw hart kon roeren'. (*) (*) Deze Ara behoort als een Vaudeville op een bekende wys gezongen te worden. E I N D E.