HET AMSÏELDAMSCHE f EEUWTJE, OF DE PLANS ÏN DUIGEN, T 0 ONE EL-SPEL. IN DEN HAAG E, BïJOHANKESseCR.OOï b« zoonen. ■  VERTOONERS. R E D B L Y K, een ^mj}eldamsch Koopman. E L I Z E, deszelfs Zuster. VAN DER STEL, een Beertje du ton. MEVR.OUW ERIK, een Koopmans-wedmve. S O P H I E , haare Dochter. FRANS, een oude Bediende van Redelyk. j A K O B, Kamerdienaar van van der. Stel» " 7 *t " I :v--r«»x V ) Bé/ Stuk fpeeti te Amjieldam,  HET AMSTELD AMSCHË WEEUWTJE. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. VAN DER STEL, ELIZE, JAKOB. VAN DER STEL. 3Ek bid u,Mejuffer! . . . ELIZE. Ik bid u, myn Heer«... Waarom toch tragt gy u zo zeer te veröntfchuldigen ? Ik: beslaag my immers over niets, cn zeg u eenvouwig — of liever ik vertel het u, wyl men tog iets praaten moet, wanneer men by elkander is — dat gy op Sopbie verliefd zyt: ook heb ik 'er in de daad niets tegen, wyl 'er gewis niets aan misdreven zy. VAN DER STEL. Zeker zoude 'er zeef veel aan misdreven zyn, tö meer, daar ik u reeds zo menig maaien op de plegtigftc wyze gezworen heb, dat niets, dan de dood alken", myne liefde zal doen bekoelen, a Etp  X * ):( e i- i z e. ' Dit was ik reeds vergeten. van der stel. Hoe... zou het mogclyk zyn, dat gy hier aan niet meer dagt! . . • e l i z e. Ik dagt 'er wel aan, zo gy wilt; doch liet geen ik voornemens was, te zeggen , koomt genoegzaam op het zelfde uit. Men weet immers wel, wat dat foort van eeden betekent, voor al, wanneer zy door u gezworen zyn. van der stel. Gy achttet die te vooren oprecht gemeend , gelyk zy het ook in de daad waren, en nog werkelyk zyn. Alleen federd Sophie en haare moeder zich hier in huis bevinden flaat gy geen geloof meer daar aan. Ik kende noch de moeder, noch de dogter, hoewel ik een hunner bloedverwanten ben. Ik heb haar alleen gezien, wvlik het geluk had, u dagelyks myne opwagtingte komen manken. Dc moeder heeft my allengs getoond, dat zy eenig vertrouwen in my fteldc. Zy is weduwe , en dus° behoort men wel alles in het werk te ftell'en, om haar te troosten. Hoe konde ik mymet ■welvoêgelykheid anders gedragen! e l i z e. Gy gedrasgt u volmaakt zo, als ik het wenschte. Ik heb 'er riets tegen , dat gy op Sophie verliefd zyt. van  VAN DER STEL. Hoe zou men op eene andere kunnen verlievcn > wanneer men flegts eens het geluk had, Elize te zien ! Zo gy my al geen recht wilt laten wedervaren, weiger dit dan voor het minst aan u zelve niet! .... Gy en Sophie .... welk eene vergelyking. ..... Men weet nog niet, wat men aan haar heeft, noch wat'er uit haar groeien zal; haar karakter is nog niet gevormd. Hoe piep-jong is zy nog Op' het hoogst dertien , veertien jaaren.... ELIZE. Zy is wel vyftien. VAN DER STEE. Nu , vyftien dan. Een mensch, die reeds den mannelyken ouderdom bereikt, en het geen gy zelve wel zult willen erkennen die heeft leeren denken, en gevoelen; deze zou zich op een kind verflingeren,.dat van alles, wat men het zeide, volftrekt niets begrypt.... - ELIZE. Ik verzeker u, dat dit kind u zeer wel begrypen zou, en ook reeds met de daad begrepen heeft. Myn broeder heeft niet minder den mannelyken ouderdom bereikt , dan gy : zelfs is hy eenige jaaren ouder, en cgter, zo ik my niet bedrieg, zal hy nog in het einde befluiten, dat zelfde kind te trouwen, gelyk hy daar toe ook, uit kragt van het testament haars vaders, het volfte recht heeft. Het doet my in tusfchen leed, dat ik het u zeggen moet. A 2 VAN  )■■( 4 )< y A N DER STEL. My daar tegen doet het geen het minste leed, het te hooren. Het is zeker het verftandigfte, wat Redelyk ooit zou kunnen doen. Wyl hy tog den zonderlingen uiterften wil van zynen vriend goed gekeurd heeft, waar by deze, die niets, dan fchulden agterliet, hem met het onderhoud van zyne vrouw , en het geven van een bruidfehat aan zyne eenige dogter nog boven dien belast heeft; waar tegen hy, zo het my voorkoomt, de volmaakte vryheid heeft, om haar zelf voor zich te nemen, of wel, om haar aan een anderen te geven. Ik oordeel dus met reden, dat hy gelyk heeft, wanneer hyhaar zelve trouwt. Zy is niet onaartig, en dus befpaart hy het huwelyks-goed , het welk anders in vreemde handen zou moeten overgaan. Zo ik in zyn geval was, zoude ik het zelfde doen, en dus verwagt ik zeer naturelyk, dat hy ze nemen zal. Doch zo hy, even als ik, volkomen naar welgevallen handelen kon, en niet voor Sophie behoefde te zorgen , denkt gy dan, dat hy, van alle de Amftcldamfchè meisjes, haar boven al verkiezen zou? Voor ze kcr koos hy 'er dan eene, welke meer met hem in jaaren over een kwam. Hy is reeeds dertig, en dus kan Sophie ze$r wel voor zyne dogter door gaan, gelyk zy het in de daad van zynen overleden vriend was. —— E L I Z E. Maar, van der Stel, denkt gy dan in goeden ernst, 1 dat, zo ik vreesde, dat gy op Sophie verliefd waart, alle deze reden , die zich alleen op haare ongemcenc jongheid gronden, gefchikt gouden zyn, om my volkomen gerust teftellen? VAN  X 5 X VAN DER STEL. Neen , zeker niet, bekoorelyke Eiize, dit beken il? gaarne; zy zyn daar toe in geenen deelen gefchikt, en ik begryp zelf niet, hoe de loop van het gefprek my 'er toe brengt,' om daar op zo lang ftil te ftaan. Het zyn alleen uwe aantrckkclykheden, en myne liefdé, welke u in dit opzigt moeten gerust ftellen. E l i z E. Ik zeg u nogmaals, dat ik geene gerustftelling behoeve. VAN DER STEL. Ik zal hier van dus niet meer fpreken, wyl gy my niet eens zo veel acht, om hierover ongerust te zyn ; doch ik zal daar tegen voordgaan met u te aanbidden. Dit tog zult gy my niet verbieden. E L I Z E. Ik verbied u, of gebied u niets. Dit alleen verzoek ik u te gelooven, dat ik zeer goede oogen heb. TWEEDE T O O N E E L. VAN DER. STEL, JAKOB. VAN DER STEL. Ja, ja, die oogeh zyn maar al te goed, en brengen my in geene geringe verlegenheid. A 3 JA-  X 6 ):( J A K O B. Gy tragt haar dus een weinig om den tuin te leiden , myn Heer. VAN DER STEL. Een fcheone vraag Ik moet haar immers wel wat voorpraaten, ten einde zy my, in myne nieuwe genegenheid voor Sophie , geen ftreek door de rekening geve. Zy is fyn en doorliepen, en-zou my ligt de een, of andere pots kunnen fpeelen ; want , om de ■waarheid te zeggen, zy is in de daad op my verzot , en de liefde'voor dat meisje, waar over zy my geene verwytingen fchynt te willen doen, merkt zy egter in het binncnfte van haar hart als eene- wezenlyke trouweloosheid aan. * J A K O B. Maar waarom, wyl gy Elize tog niet bemint ,gaat gy niet onbewimpeld met haar te werk? Of doet gy dit alleen, om het vermaak te hebben van haar iets op den mouw te fpellen ? VAN DER STEL. Zeker verfchaft my dit fomwylen wel eens een klein genoegen. Op deze wyze fpint men verfcheiden webben te gelyk af. Men wordt op verfchillende plaatfen op een zelfden tyd bemind, en, waar men koomt, is men wel gezien. Dit is zeker al iet-s. Doch dit is thans egter geenzms myne voornaams dryfveer. Het geval, waar in ik my bevind,  vind, is vry netelig. Redelyk is, uit hoofde van den uiter' ften wil, zyns vriends, in de noodzaakelykheid , om zyne dogter té nemen, of haar aan een ander uit te trouwen, en haar tevens een bruids-fchat te geven, jak o b. Op myn eer geen onïartig legaatje ! Zo kan elke arme drommel zyn vrouw en kinderen wel aan een ander tot eene erffenis maaken, en de erfgenaam moet dan maar zo goed zyn , om de eene brood en de overigen een uitzet te bezorgen. Zoudt gy zulk een boedel ook aanvaarden ? VAN DER STEL. Dit is weder een ander geval, waar over ik my nu juist niet verkieze uit te laten. Ik ben verliefd opSopbie, en verlang dus niets minder, dan dat Redelyk haar tot zyne vrouw neme. Ik ftel derbalven alles in het werk, om haar liefde voor my in te boezemen, ten einde zy zich tegen de voltrekking van dat noodlottig huwelyk verzette. Doch zy moet dit niet, dan enkel bedektelyk en op eene zeer behendige wyze doen; want, zo Redelyk merkte, dat Sophie genegenheid voor myhad, enhy van onze verftandhouding delugt kreeg, was het naturelyk, dat hy tegen haar zoude zeggen : —■ Juffertje, ik was eerst voornemens, aan den inhoud Van uws vaders uiterften wilnaauwkeurigte voldoen, door u tot myne vrouw te verkiezen; doch dit viel niet ia ijw fmaak. Ik ben niet verder gehouden, u een bruidsfchat te geven, dan, in gevalle ik niet verkoos, u te trouwen: nu hebt gy dus niets te zeggen, en kunt >.et maaken, zo als gy het goeddunkt. A 4 JA-  J A K O B. En dus bekoomt het arme meisje dan, zo dra vj haaren lieven van der Stel neemt, geen bruids-fchat. VAN DER STEL. Dit is waar; doch ik zou niet gaarne zo zeer tot haar nadeel zyn. J A. K O B. Waarelyk, gy denkt zeer edel... VAN DER STEL. ïk moet dus alles in het werk ftellen, om Sophie een zekeren weerzin tegen Redelyk in te boezemen. In tusfehen behoort dit fiegts zo verre te gaan , dat hy alleen bemerkt, dat zy hem niet bemint; terwyl zy hem egter fteeds zeer vriendelyk moet behandelen , wanneer hy aan zyne zyde kieschheid genoeg bezit, cm haar niet tegen haar zin tot een huwelyk met hem te willen dwingen. j a K o B. En zo hy nu eens deze kieschheid niet heeft ? VAN DER STEL. O ! die heeft hy gewis ! Hy is een man, die verheven , veel te verheven denkt, om juist veel fortuin by vrouwen te maaken. Juist zyne wyze van denken allee*  ):( 9 )=(' leen zal hem nooit veel ingang by het fchoon geflacht doen vinden. J A K O B, Om u te zeggen het geen ik denk, dit gansch ontwerp fchynt my een kaarten - huisje, het welk een enkel windje kan doen inftorten. VAN DER STEL, Ik beken, dat ik my zeer omzigtig, zeer fchrander moet gedragen; doch gy weet, dat my dit nog al eenig zints toebetrouwd is, en ik niets liever doe, dan myne kragten in dit vak te beproeven. Het is mogelyk, dat het my mislukt; doch, om te maaken, dat alles, hoe het ook keere , fteeds op zyn voeten nederkome, houd ik het fteeds met Elize gaande. Sophie en zy zyn de aartigfte meisjes van geheel Amftel. dam, en —- wat 'er ook gebeure, een van beide moet jk hebben, J A K O B. Wie het zy, dit is u dan onverfchillig... ï VAN DER STEL. Niets minder, dan dit. Liefst had ik Sophie, J A K O B. Zy is egter de tweede, welke uw hart veroverde; VAN DER STEL. Pit doet 'er niet toe. Ten aanzien van het ui* A 5 tey«  ):( io );( terlyke is zy nog een ontluikend roosje, en, wat haar karakter betreft, uit dat oogpunt befchouwd, bezit zy geheel die beminnelyke eenvouwigheid, volkomen dat innemende, konftelooze der eerfte jeugd. .. • J A K O B. Haar te misleiden kan u dus niet zeer tot roem verftrekken,en zelfs, vergeef my , dal ik urondelykzeg het geen ik denk, gy behoorde 'er een geweten van te maaken. In waarheid myn hart bloedt, wanneer ik 'er flegts aan denk. VAN DER STEL. Eigenlyk gezegd is dit ook in het geheel myn oogmêrk niet. Ik zal niets verzuimen, om haar de myne te maaken; doch, zo my dit mogt mislukken, alsdan houde ik Elize nog altyd in petto, en zal in dat' geval met myn lot nog fteeds zeer wel te vrede zyn. j A k o b. Verfchoon my, het is my niet mogelyk , te zwygen,1 het geen ik denk. Gy bemint eigenlyk noch de een, noch de andere. VAN DER STEL. Ten aanzien der vrouwen is het niet zo zeer een vcrëischte, haar te beminnen, als wel, te behaagen. Indien gy wist, hoe zeer de yverzugt van Elize en  ):( ii ):( en de voordcringen, welke ik ongemerkt in het hart van Sophie maak,' my tevens tot een ftreelcnd gcnoeeen vertokken , daar dat der laatften, wel verre van ooit bemind te hebben, nog naauwelyks weet, wat liefde is, als dan zoudt gy voor zeker met uwe ffietelyke zeden-preken , wel een weinig fpaarzaamer zyn, En zelfs fmaak ik het genoegen van te zien , dat ik aan de moeder van Sophie mede niet mishaag ■ in alle eer en deugd _ dit fpreekt van zelfs. Jü Mevrouw Enk begunftigt myne oogmerken, zo veel bet haar fiegts mogelyk is, en ik ben zelf, verzekerd, dat zy my liever, dan Redelyk, tot haaren fehoonzoon had. Hoe het zy, laat my begaan k houde my verzekerd , dat ik 'er niet, dan met Rhï zal afkomen. Dank zy den Hemel! ik verft" mfnog al ecnigzins op vrouwen! - - s j a k o e. Ik weet 'er zo veel niet van, als gy doch hier van houde ik my overtuigd, dat de fekfe zich op de mannen nog veel beter verftaat. En, het geen bier nog wel het ergfte is, Elife, dit bekent gy zelve wordt wel het meest door u om den tuin geleid , en Ken" ZMlfdC EIize Wcl de ^orfiepenfte van zal hebben 31 * dat Zy U fp°ediS do^^« VAN DER STEL. JS' gIkn7!fvaar Z£gt is jl'ist niet Seheel ^er fk zkSonhfr- t fm),n g£?n,ik v3n mai4kcn- ik zie iophie! Laat ons alleen I DER-  X » ):( DERDE T O O N E E L. VAN DER STEL, SOPHIE. S O P H I E. Zo, van der Stel,zyt gy daar! VAN DER STEL. Is u dit onaangenaam, fchöone Sophie? Is het u onaangenaam, my geftadig om u heen te vinden ? Is het u onaangenaam, dat ik u fteeds als uwe fchaduw volge, u geftadig wensch te zien, te ontmoeten, te fpreken, of voor het minst de zelfde lugt met u in te ademen ? SOPHIE. O! neen. VAN DER STEL. Dit zy zo: maar ftrekt het u dan in tegendeel tot genoegen ? SOPHIE. Ja, ten minsten ik zie gaarne, dat men my geMfohap houdt. v A N  VAN DER STEL. Maar is het u onverfchillig, wie u gezelfchap houde ? Zou het u, by voorbeeld, even aangenaam zyn indien Redelyk op dit oogenblik hier in myn plaats by u was ? S O P H I E. Wy zfn hem, myn moeder en ik beiden, den grootften dank verfchuldigd: dus zou ons niets minder voegen, dan ten zynen opzigte ondankbaar te zyn. Gy weet in welk een poel van ellenden wy thans gedompeld waren , indien hy ons niet op eene zo voorbeeldcloos edelmoedige wyze de hand gereikt bad ; gy weet, met welk een verheven blydfchap hy zelfs de nalatenfchap van zynen vriend, welke hem alleen tot last konde verftrekken , aanvaard, en hoe zeer geheel zyn volgend gedrag daar aan beantwoord heeft. Nog geen oogënblik verveelde het hem, ons met weldaaden te overlaaden. VAN DER STEL. Een tegenövergefteld gedrag zou hem ook waar-» achtig fchandvlekken. Had by een zo doorflaande blyk van het vertrouwen, als uw vader hem by zyn uiterften wil gaf, kunnen van de hand wyzen, zonder zich voor het oog der geheele wereld met fchande te overlaaden ? SOPHIE. Ik ken de wereld nog niet genoeg, om hier over' te oordeelen; doch het koomt my voor, dat flegts weinige anderen tot dien prys dusdanig? blyken van  )■( 14 )!( vertrouwen zouden aangenomen hebben, en zo Redelyk eens geweigerd had, de nalatcnfchap van myn vader te aanvaarden, zou men waarfchynclyk gezegd hebben; hy heeft zeer verftandig gehandeld. Wie hoorde ooit van zulk een zonderling testament ? Kan men van iemand vorderen, dat hy zich, om een ander, ongelukkig maake ? —Dit egter is zeker , dat deüegte ftaat, waar in zich de zaaken van myn vader ten tyde van zynen dood bevonden, geenzins aan hem te wyten was. De veelvuldige bankeroeten en_ tcgenfpoeden in de negotie veroorzaakten zyn ongeluk. VAN DER STEL. Neen, ik verzeker u, dat zo Redelyk zich onttrokken had, elk 'er over gefchrceuwd zoude hebben. Ja zy zelfs, die het minst in ftaat waren, het voorbeeld, hun door hem in dit geval gegeven, na te volgen, waren zeker de eerften geweest, om een luid gefchrci tegen hem aan tc heffen. Dan, dit zy zo! Dat gy aan Redelyk vcrpligting hebt — dit kan men niet ontkennen ! Doch, zo het eens in tuve keuze gedaan had, om het zelfde aan een anderen, in ftede van hem,verfchuldigd te wezen, zoudt gy hem dan wel by uitfluiting.tot uwen weldoener verkozen hebben? SOPHIE. Dit kon nimmer met cenigc mogelykheid aan my ftaan. VADER STEL. Ik erken het; doch voorönderftel eens voor een oogenblik . dat gy daar omtrent hadt kunnen kiezen.... s o>  )■( 15 )=( SOPHIE. Wat ik alsdan gedaan zou hebben, weet ik niet. VAN DEE STEL. Zeg my dan ten minsten, of het u boven al aangenaam zou geweest zyn, dat Redelyk alleen het byzondcr recht bezat, om u, zo dra hy het flegts verkoos , de zyne te maaken. SOPHIE. Ik moet u nogmaals antwoorden, dat ik het niet weet. VAN DER STEL. Waarfchynelyk, aanminnige Sophie, verblindt my de al te vuurige liefde, welke ik voor u gevoel, en misleidt dezelve my, met my al te aanlokkelyke herfenfehimmen voor den geest te brengen; dan ik verbeelde my, dat 'er in het binnenfte van uw hart een zeker iets huisvest, dat fterker voor my fpreekt", dan gy my wel wilt laten bemerken. In 's Hemels naam ! ontveins my dit niet langer ; betoon toch deze enkele gunst aan de vuurige en zuivere liefde, welke ik voor u gevoele. SOPHIE. Voor my. . . . Het is immers openlyk bekend, dat gy Elize bemint ? VAN DER STEL. Te vooren ja , eer ik u nog gezien had. Doch  ):( i6 ):( Doch hoe kan men flegts nog aan haar denken , zo dra men u aanfchouwde. . . . S O P h I E. Kan men dan zo op een maal ophouden, iemand tc beminnen , welke men te vooren bekoorelyk vond ? VAN DER STEL. Voor zeker niet, wanneer men in goeden ernst bearint; doch dikwyh neemt men iets voor liefde, het geen het in de daad niet is. Een zeker welgevallen, een fmaak, een iets , waar aan ik zelf geen naam kan geven .... niets anders heb ik, gelyk het thans ten duidelykften blykt, ooit voor Elize gevoeld. Dan, hoe zeer verfc'hilt dit niet van die hartstogt, welke thans alle myne zinnen betoverd, en myn geheel aanzyn venneesterd heeft. . . . Neen, nooit heb ik nog iemand waarelyk bemind, dan u alleen. SOPHIE. Wel nu, dan behoort gy ook niet langer uwe opwagtingen by Elize te maaken. VAN DER STEL. Vermyde ik dit niet reeds, zo verre de welvoegeïykheid het flegts toelaat ? s o P h i E. Dan ,in weerwil van dit alles is het haar nog fteeds onbekend, dat gy opgehouden hebt, haar te beminnen. VAN  VAN DER STEL. Zo gy volftrekt wilt, dat zy daar van kennis bekome , zeerwel: het zal my ook van harte aangenaam zyn. Dit zal my voor het minst van een ondragelyken last ontheffen , wyl ik als dan niet meer gedwongen ben, eene zo dubbelzinnige rol te fpeelen. Het eenige, wat ik vrees, beftaat daar in, dat Redelyk, zo dra hy weet, dat myne bezoeken zyne zuster niet meer ten oogmerk hebben, my zyn huis ontzeggen zal. SOPHIE. Neen, dit zou zeker niet wel komen. VAN DER STEL. Ik ben zeer blyde, dat gy het nadeelige daar van inziet. Dit veroorzaakt my eene vreugde, welke ik nie: in ftaat ben, uit te drukken. Vergun , dat ik, aan uwe voeten geknield, u daar voor mynen dank betuige. . . . SOPHIE. Neen, neen, gy behoeft my daar voor niet zo zeer te bedanken '. Ik achtte dit gevaar eerst grooter, dan ik het thans, by nader inzien , vinde. Daar wy elkander in den bloede beftaan, kan dit u fteeds het recht geven, om ons te komen zien. VAN DER STEL. Ja waarelyk. . . . Niet kwaalyk uitgedagt.'. . .En dat, wanneer ik enkel om uwen wil hier kwam, terB wyl  ):( ï8 )K wyl Redelyk u in tusfchcn, zo dra hy het flegts verkiest, de zyne kan maaken; wanneer ik enkel om uwen wil hier kwam, daar hy u voor zeker bemint, en dat wel, daar boven dien zyne zuster, .welke ik openlyk had laten zitten, niets vuuriger kon verlangen , dan zich opmy te wreeken, en dus openlyk tegen my was. Neen, hier mede behooren wy ons zeker met te vleien. Zo ik niet fteeds den fchyn behoude , als of ik Elize beminde, is alles verloren ....... .* ™} u alsdan niet meer kunnen zien. Het is my ten uiterften leed , my hier toe genoodzaakt tc vinden ; doch ik kan niet anders. Ja, zoude ik anders, zonderde hoogfte noodzaakelykheid, eene rol willen op my nemen , ■welke het my zo veel moeite kost, vol te houden, en waar by ik myn hart zo veel geweld moet aandoen ? Ja, gy behoordet zelve te gevoelen , hoe veel jk voor u opoffer. SOPHIE. Nu, hoor eens, ik geloove u; doch befef ook, dat gy onverfchoonelyk zoudt handelen, indien gy my jnisleidet! VA'M DEK. STEL. Onverfchoonelyk. . . Neen ik was niet waardig» te keven. . . Doch daar is uwe moeder. . . .  )•( 19 ):( VIERDE T O O N E E L. DE VOORIGEN, MEVROUW ERIK. van der stel. Ik bid u, Mevrouw, heb toch de goedheid, my uwen byftand te bieden.' Getuig zelve, hoe gy Omtrent myne genegenheid , ten aanzien uwer bekoorlyke dogter , denkt. Zoudt gy die met mogelykheid goedkeuren, indien gy daar aan flegts eenigzins tsvyfeldet? Mevr. erik. Ik kan egter niet nalaten, haar gedrag te billyken, dat zy u niet zo maar aanftonds in alles geloof geeft. Het is nimmer kwaad, met u Heeren, fteeds een wei-' nig op zyne hoede te wezen. Doch het mistrouwen moet egter ook niet te verre gaan. Of ik uwe belangen ook m de daad behartige, vari der Stel, dit laat ik aan uw eigen oordeel over. Laat alles dus flegts op my aankomen. Wees gerust! Ik vleië my, datgy u in het einde hier over niet zult beklaagen! van der stel. Hoe groot een dank, Mevrouw, zal ik u hiervoor met verfchuldigd zyn! In tusfehen bid ik u. oveï.( GIERDE T O O N E E L. REDELYK, ÈLIZE. É i i z e. Gy hebt rfty geiaSt, broeder, om Sophie op merkaam waar te nemen, en daar omtrent, 20 ik obrdcr 'hPteel' T1 gedaa"- W^ Vr0UWCH ku"«e„ elkan2n™ w °rZ,ien' dan §y mannen ^ ftaat zyt e doen. Wy worden door geen twee kwynende óorcb J" tegende£l maakt een aa«ig gezigtje on" nog opmerkzaamer , om elkanders gebrefenVtcVp "oren. Doen, in weerwil van dit alles, moet ik ü in rde flad Sf"* dat'."aar— ik Sophie me " gade fla, ik haar tc oemmnelyker vinde : ten aanzien £ niLWe„kei7 ^ ? naa™ ta met enkel ten opzigte haarer uiterlyke bekoorelyk- R E D E L T K. Ja, waarelyk . . . js dit zo niet. . . . E L 1 z E. Niets is zekcrer. REDELYK. Maar zy is nog zo jong, . . . s i :■  )-i 37 X ELIZE. Zo buitengemeen jong tog niet, en aan de andere zyde zyn wy immers ook veel vroeger gevormd , dan gy mannen. In een woord, ik zie niets in Sophie, het geen ik niet wenfchen zou , dat het zich met de jaaren meer ontwikkelde. Alle die neigingen, welke thans nog m haaren boezem (luimeren, zullen haar, wanneer zy eens een zekeren ouderdom bereikt heeft, des te edeler en ■ beminnelyker maaken. b, e d e l y k. Tn ernst, zusje, gy bezit zeer veel menfehen kennis. Ik durfde, wyl ik verliefd ben, myne eigenen oogen niet volkomen betrouwen , en dus oordeelde ik, niets beters te kunnen doen, dan my van de uwe te bedienen. elize. Gy kunt hier nog eene aanmerking by voegen. Zy isjong.cr. bezit eenevoortrerfelykc aanlaage : het is geen zins te denken , dat deze, wanneer zy met u verëenigd is, zal ontaarten, daar gy gewis niets onbeproefd zult laten, om die nog meer te volmaaken , en zo gy al eens eenig gebrek by haar befpeurdet, is zy nu juist in die jaaren, dat men zulk een verkeerden plooi kan weg ftryken, en iets goeds daar voor in plaats ftellen. ' Dit durve ik u verzekeren, dat gy langs dezen weg eens volmaakte vrouw van'haar kunt.vormen. redelyk. Maar zy diende tog ook wel eenige genegenheid »0of my tc gevoelen. C 3 B,l$  X 3» )•( ELIZE. _ Zoudt gy dan verlangen > dat zy nu reeds op u verliefd was ? Wat zoudt gy in dat geval van haar denken ? Zou men niet naturelyk moeten zeggen : dat meisje is wel vroeg ryp en dus moest gy niet zonder reden bedenking dragen , om uw lot aan dat van een zo al te gevoelig hartje te verbinden. Zy zou met zulk een vuurig .temperament immers zeer ligt in gevaar geraaken, om ook eens even het zelfde voor een ander te gevoelen. Is het dus niet veel beter, dat zy dan eerst wezenlyke genegenheid voor u opvat, wanneer zy u volkomen heeft leeren kennen : redelyk. Indien ik dus zo lang wagtte, tot dit gelukkig lot my te beurte viel ? . . . ELIZE. Gy kunt het zeker doen; doch dan was het ook even ligt mogclyk, dat dit nooit gebeurde. Hoe weet gy, of haar, tervvyl gy ze aan zich zelve overliet, niet geheel iets anders in het hoofd kwam ? En zou dit u Wel aangenaam zyn, wanneer het eens zo uitviel? Om deze rede zoude ik my te meer haasten , om dit voor te komen, en haar door het befcf van pligt, het welk zeker geen gcringen indruk op haar maaken moet, de handen te binden, REDELYK. Wel aan! het zy zo! Gy bepaalt myu pefluit ten vollen*  ):( 39 X Jen, en ontheft myn hart tevens van een ond>age1ykca last, die liet zelve geftadig met millioenen prnden gevvigts ter nederdrukte. Ik zal Mevrouw Erik dan ook aanftonds van myn voornemen , om haare d< gter de myne te maaken, kennis gaan geven. Vaar in tusfehen wél, én wees verzekerd, dat ik u den grootften dank verfchuldigd ben , wyl gy my myne rust wederfchenkt. Ja, ik ben geheel buiten my van vreugde. . . . V T F D E T O O N E E L. elize, alken. Dus heb ik dan, waar over ik my. recht hartelyk verheuge , den trouweloczen van der Stel eens een lelyken trek gefpecld. . . . Nu zal hy het tog niet meer durven waagen, naar het bezit van Sophie te ftaan Zeker heb ik denverraadcr bemind, en hy verftaat ook. in de daad volmaakt de konst, van tc behaageu; doch gelukkig heb ik zyne konstenaaryen ontdekt, en dus wil ik, in ftcde van te beminnen, hem in tegendeel de welverdiende ftraf voor zyne laaghartigheid doen gevoelen Doch daar is hy zelf. . . . ZESDE T O O N E E L. ELIZE, VAN DER. STEL, elize, Ik had het u wel voorzegd, yan der Stel, en het C 4 wa»  )•( 40 )..( was ook ligt te voorzien, dat myn broeder Sophie tot zyn gade zon nemen. van der stel, verbaasd. Hoe . . . Redelyk met Sophie trouwen. . . s E L I Zj E« Ja, zeker. . . , van der stel, die zich Jpoedlg tragtteherjiellen. Jlv^T mY 1C£d/ Mejuffer' dat & u in uw oogmerk bedrogen vindt Gy meendet, dat dit my een donderdag zou zyn, doch niets minder, dan dit Uitdurveikuopmyn woord van eer verzekeren..'.. E L I Z E. Gy waart egter in den beginne daar door getroffen; doch gy weet uw rol zeer wel te fpcelen , cn du. kostte het u ook weinig moeite', om u fpoedig te herftel- van der stel. Zo ik in de daad zulk een goede Afteur, en we zenlyk op Sophie verliefd was, alsdan had ik wel gezorgd, dat gy niet in ftaat geweest waart, daar van' Jets tc bemerken. Alleen daarom verdenkt gy mv wyl ik zonder eenige veinzery te werk gegaan ben en haar, daar zy myne naastbeftaande is, dagelyks bezon beo:—- meen woord, wyl ik u niets heb tragten te srerheelen naar dien 'cr werkelyk ook niets was, waar omtrent ik dit behoefde te doen. ! E L I-  )•( 41 K ELIZE. Geloof ïïiy.van der Stel, al het verftand, het welk men met' mogelykheid bezitten kan, is nog niet genoeg, om ons vry te pleiten, wanneer ons gedrag ons met fprekende daaden veroordeelt. ; V^N DER STEL. Maar is 'er dan geen verfchil meer tusfehen verdenkingen, en onwederlegba?re bewyzen? Kunnen de eerfte ons nimmer misleiden? is het flegts genoeg, dat men het vonnis over iemand uitfpreekt? Zoudt gy , wanneer gy eens der waarheid wildet hulde doen; en my in het binnenfte van uw hart laten lezen, my niet veel liever onfchuldig, dan trouweloos vinden? ELIZE. Ten uwen opzigte was my dit zeker aangenaamer; wyl ik udan voor het minst met meer recht voor een eerelyk man kon houden. VAN DER STEL. Dit gezegde, Mejuff;r, is zeker niet geheel, vry van ecnigziris bits te zyn; maar die bitsheid zelve acht ik iets, waar voor ik u myn hartelyken dank vcrfehuldigd ben. Ik zie daar door, dat gy voor het minst nog eenig belang in my ftelt, eh het doet my nog fteeds eenige hoop koesteren, dat het genoeg zal zyn, wanneer ik u de duidelykfte blyke» myner onveranderlyke trouw tragt C 5 »  )'■( 4* X te geven. Zy is in tusfehen zodanig —. ik zal niet zeggen, als gy het kunt verlangen; wan' try acht my zeker geen zins het geluk waardig van dit te begee- ren maar gewisfclyk zo, als gy die met het volste recht verdient. elize. Geloof my, ik heb reeds lang geweten, dat eenige fchoone woorden, u zeer weinig kosten. . . . VAN DER STEL. Het zy zo, Mejuffer, ik zal my dus zorgvuldig van al dat gene onthouden, het geen Heets èeniczins daar naar zweemt, tot zo lang, dat myne onveranderlyke tederheid u eindclyk anders over my doet den ken. Ik ga dus met een hart, het welk over uwe wreedheid bloedt, maar tevens met het vast bcfluit van metste verzuimen, het geen ftrekken kan, om' dit gelukkig oogenblik te verhaasten. ZEVENDE T O O N E E L. elize, alleen. Zou het mogelyk zyn, dat het geen hy zegde, uit het binncnfte van zyn hart voordvloeide. ... Ik weet by  ):C43 )«( by na niet, wat ik denken moet. . . . Dan, het zy hy my tragt te misleiden, of niet, het is altyd zaak , dat ik op de voltrekking van het voorgenomen huwelyk aandringe. Dit is het zekerfte middel, om my van het bezit van van der Stel te verzekeren, of my op hem te wreeken. . . . D E ÏU  ):( 44 ):( DERDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. Mevr. ERIK, FRANS. frans. daar, Mevrouw, in weinig woorden myn gchêerwedervaren,ten aanzien dezer onderhandelingeni waar by ik my,zo ik meen, nog al vry rl gehouden hel). Mevr. erik. Voor eene cerite inleiding laat her zich zeker niet kwaalyk aanzien. Hy seeft dan juist wel niet willen bytenj doch hy wierp uwen inval egter zo ver niet weg. ... Dit is voor eerst genoeg : het geeft hem aanleiding, om verder door tc denken. Doch nu is de grootc zaak, te zorgen, dat hy niet op de gedagte valle, dat wy het famen eens zyn. Zorg dus hier voor, en doe onder de hand alles, wat mogelyk is. Gy kur.r verzekerd zyn, dat ik myn woord zal houden. T W E $-  )■■( 45 ):( TWEEDE T O O N E E L. Mevr. ERIK, VAN DER STEL. van der stel. Helaas! Mevrouw , alles is verloren! Redelyk heeft vast bcflotcn, Sophie te trouwen. Mevr. erik. Is het mogelyk, van der Stel... wat zegt gy. ... van der stel. Ja zeker , maar al te waar. ... Ik weet het uit den mond van Elize zelve. Mevr. erik. Het zal dan zeker om die rede zyn, dat hy my heeft laten zeggen, dat hy my wilde fpreken, en ik hem op het oogenblik hier verwagt. Doch laat my begaan ! Ik zal uwe zaak, als de myne behartigen. 'Er fchiet my iets te binnen, het geen zeer gefchikt is, om Redelyk van zyn voornemen te doen af zien ! Doch vertrek nu! Het was niet goed, zo hy u hier vond ! DER,  ):( 4Ö « DERDE T O O N E E L. Mevr. ERIK, REDELYK, redelyk. _ Èindelyk , Mevrouw, ben ik vast bepaald, om deri üiterftén wil myns vricnds in deszelfs waaren zin te vervullen. Men kan zeer ligtelyk in zien , dat zyne begeerte, zonder dat hy my egter daar omtrent iets wilde voorfchryven , hier in beftond, dat ik zyne dokter ten huwelyk nam. Thans ziet gy my hier, om uwe tocftemming tot die echtverbintenis te verzoeken. Mevr. erik. Gy weet immers zeer wel, myn Heer , dat gy die niet behoeft. Gy bekleedt by haar de plaats van vader , en kunr*dus naar welgevallen over haar lot befchikken. Wel ligt ware- het voor u zeiven beter geweest , dat deze zaak van myne tocftemming afgehangen had; doch daar dit nu zo niet is, blyft 'er my niets anders overig, dan alles, wat u gêcd dunkt te onderfchryven, en u daar voor nog boven dien myne hartelyke dankerkentenis te betuigen. re d e l y k. Mag ik u vraagen, Mevrouw , hoe gy dat meent , dat  ):( 47 K dat het beter voor ïny zou geweest zyn, dat dit hn>» welyk van uwe toeftemming afgehangen had. mevr. erik. Ik wil daar mede alleen zeggen, dat ik mogelyk een weinig meer de neigingen inyner dogter Zou geraadpleegd hebben, en dat ditvoordeeligervoor ukongeweest zyn. redelyk. Het is my niet bekend, dat zy neigingen voedt, welke my van dit voornemen moesten doen afzien. Mevr. erik. Ik zie wel, dat ik rond uit moet fpreken. Wilt gy enkel uit liefde dit huwelyk aangaan ? redelyk. Ja, niets, dan de zuiverfte, tcderfte liefde, welke 'er ooit in eenig hart kon huisvesten, fpoort my daar toe aan. Mevr. erik. In dat geval zou ik u zeker myne toeftemming geweigerd hebben, uit vreeze, dat myne dogter niet in ftaat .zou zyn, aan uwe tederheid te beantwoorden ; terwyl ik, uit achting voor u, en uit hoofde der erkentenis , welke ik u fchuldig ben, u niet aan een verdriet had wilkn blootftellen, het welk uw gevoelig hart^  X 48 X hartj dat my ten vollen bekend is, al te zeer moes1verfcheuren. redelyk. Ik weet wel, dat zy nog geheel onvcrfchillig zy, en nog geen denkbeeld van zodanige aandoeningen heeft, als ik gevocle J maar. . . . Mevr. erik. Het denkbeeld daar van heeft men gemcenelyk reeds zeer vroeg, en men mpet zich niet verbeelden ', dat op haare jaaren het juist de ongemeene verdienden zyn , welke den meesten indruk op het vrouwelyk hart maaken. Het cerfte eenig zins aartig voorwerp, het welk zich aan ons oog vertoont, maakt gemeenelyk den diepftcn indruk op ons hart, en niet zelden zelfs valt dan ons oog op iemand, dien wyin ryper jaaren met geen enkelen vriendelyken blik zouden verwaardigen. Het isduszeergevaarelyk,zyn lot aaneen kind te verbinden, het welk nog geene ondervinding hoe genaamd heeft. redelyk. Om 'sHemels wil, Mevrouw, verklaar u nader! De hel is niet zo verfchrikkelyk, als de angst, dien gy my veroorzaakt! . . . Mevr. erik. Ik bid u, myn Heer, ontrust u niet zo geweldig ! Ik durvc_ 'er voor in ftaan, dat myne dogter haaren pligt  y-( 49 x pligt niet uit het oog verliezen zal. Ja zelfs houde ik my verzekerd, dat zy dien op het naauwkeurigstzal betrag'ten. redelyk.' Zy gevoelt dus reeds iets voor iemand anders ? Mevr. e r i k. Iets gevoelen ... dat is wat fterk. . . .- redelyk. Ach! ik zie wel, dat ik de ongelukkigfte aller ftervelingen ben. . . . Haare onverfchilligheid voor my achtte ik reeds een wezenlyk ongeluk ; doch' thans zou het my eene zaligheid wezen , wanneer ik overtuigd was, dat zy enkel onverfchillig w'are. Zy kent dus reeds de liefde. Gosde Hemel! hoe yzelyk wordt nu myn lot! . . . Mevr. e r i k.' Thans doet het my leed, zo onbewimpeld met u gefproken te hebben. ... En egter oordeelde ik, dat myn pligt het in dit geval van my vorderde.- Ik zoude uwe weldaaden met de grootfte ondankbaarheid beantwoord hebben ,• zo ik van een zaak van zulk een belang voor u een geheim gemaakt had, en tevens hebt gy nly de bekentenis daar van, als het ware, met ge-' weid, afgepers'cht. s>" r i-  ):( 50 ):( redelyk. Zy bemint dan eenen anderen . . . Welk geluk is 'er dus nog voor my op dezen aardbodem te hoopen... En wie toch is die gelukkige, wien zy haar hart gefchonken heeft? Mevr. erik. Dit kunt gy immers ligtelyk gisfen. . . . redelyk. Het is my thans niet doenelyk, iets te gisfen. . . De fmarte heeft myn verftand zo zeer beneveld, dathet my op dit oogenblik niet mogelyk zy, daar van het minfte gebruik te maaken. Ik bid u, zeg my toch, wie is het? . . . Mevr. erik. Wie anders, dan van der Stel ? Weet gy wel iemand buiten hem, die dagelyks hier aan huis koomt ? REDELYK. Van der Stel is immers op myne zuster verliefd. Mevr. erik. Ten minsten was hy het te vooren, en geeft hy tevens voor,het nog te zyn;maar. ...  K 5i ):( redelyk. Myn ongeluk is dus maar al te zeker; doch ik heb het aan niemand, dan u alleen dank te weten. . . . Waarom hebt gy het gedoogd, dat van der Stel zyne neiging aan Sophie liet blyken ? Waarom hebt gy voor hun zodanig eene toegevenheid betoont, welke u voor zeker geen eer aandoet? Of was het u onbekend > dat het my het leeven kosten zou ? Mevr. erik. Men heeft dit alles , zo wel voor my ,als u, geheim gehouden. Eerst heden ben ik daar van eenig zins onderrigt. redelyk. Het is dus nog niet ten vollen zeker ? Dan ach! ik tragt my te vergeefs door een ydel fchaduw-beeld" van hoop te misleiden. Ik gevoel maar al te zeer , dat het waarheid zy ! . . . Mevr. erik. Het zal best zyn, u daar over zelve te laten oordeelen. Ik zal myne dogter by u zenden: alsdan zyt gy in ftaat, daar omtrent de noodige inlichting te erlangen. Ik heb myn pligt, en mogelyk zelfs nog wel iets meer,gedaan. Thans ftaat het aan u, welk gebruik gy van de wenken, die ik u gegeven heb, verkiest te maaken. Da FIER-  ):( 52 X VIERDE T O O N E E L. REDELYK, ELIZE. REDELYK. Helaas ! myn lieve Elize, ik ben geheel buiten my ! De wanhoop heeft myn hart ganfchelyk overweldigd. Ik moet u iets zegden, het geen u welligt niet minder, dan my bevreemden en treffen zal. ... Ik wilde Sophie, op uwe aanraading tot myne gade verkiezen , en hoe zeer ik haar beminde. . . . Dit zeker is u genoeg bekend. . . . Doch zy daartegen is op' van der Stel- verliefd, die u op de fchandelykfte wyze misleidt. ELIZE, En is dit het al, waarom gy u zo wanhoopig aanftelt. . . . Dagt gy dan in de daad, dat zulk een be-ligt my zo zeer bevreemden zou ? . . . REDELYK- Hoe, 2yt gy dan, ten aanzien van het gedrag van van der Stel, zo ganfchelyk onverfchillig? Ik althans denk geenzins zodanig,ten opzigtcvan Sophie; ja deonzekerheid , waar in ik ten dezen opzigte zweeve, veroorzaakt my in waarheid een helfe'hen angst. s L I-  ):( 53 )i elize. Aan deze bekommernis en angst ontbreekt niets anders , dan, dat zy een weinig meer gegrond behoorde le zyn. ... Zo van der Stel in de daad op Sophie verliefd was, zoude ik dit waarfchynclyk reeds eerder bemerkt hebben. Dit wil ik wel bekennen, dat ik daaromtrent wel eens eenigen agterdogt opgevat heb ; doch hy heeft .deswegens allen verdenking zo ganfchelyk by my weg genomen, dat ik u thans gerustelyk verzekeren kan, dat 'er niets aan is, redelyk. In ernst, hy zou dus niet op haar verliefd zyn ? elize. Voor zeker niet..' redelyk. Ach ! beste Elize, gewis misleidt hy ul elize. Zoudt gy het dan zo gaarne zien, dat dit vermoeden waarheid was ? redelyk. Om 'sHemels wil, geen fcherts ! Gy ziet immer* wel, dat ik reeds op het enkel denkbeeld daar van tziddere J ^ 3 Bil-  X 54 X elize. Waarom gelooft gy dan niet het geen ik u zeg,1 daar ik tog zelve "er ecnig belang by had, om dit in het zekere te weten, en het u niet geheel onbekend kan zyn, dat men my in zaaken van dien aart tog niet zo ligt een rad voor de oogen kan draaien ? redelyk. Zo van der Stel al niet op Sophie verliefd is, weet ik ten minften zeker, dat zy hem wel degclyk bemint. elize. Maar hoe kunt gy u nu met mogelykheid verbeelden , dat een meisje van die jaaren op iemand verzot zou zyn, die niet eens aan haar denkt. Dit is de rechte weg niet, om eene minnaary aan den gang te helpen. Men moet tot dat einde eerst 'm firma aangetast zyn, eer men zich overgeeft;. cn voor al kan dit niet in een meisje vallen, het welk zo wel deukt, en eene zo goede opvoeding, als Sophie , gehad hecfr. Gy moogt dit op. myn woord gerustelyk gelooven! redelyk. Ach! lieve, beste zusje! Koom, dat ik u omhelze ! Gy fchenkt my in waarheid het leeven weder. Met fchynt, dat gy door den Hemel beftemd zyt,oin my fteeds uit de vreezelykfte bbkommernisfen cn angsten te redden. Intusfchen verheugt het my ten uiterften, dit juist aan eene zuster, welke ik zo zeer beminj te danken te hebben. Doch daar is Sophie! Myn  ):( 55 K Myn geluk , of ongeluk voor altyd zal dus wel dra door haar beflist zyn. y r F D E T O O N E E L. REDELYK, SOPHIE. REDELYK. Uwe moeder, beminnelyke Sophie, zal u van myn befluit voor zeker onderrigt hebben. Ik was eerst voornemens de uitvoering daar van, uit hoofde van eenige bekommernisfen , welke men by my had doen entftaan, nog eenigen tyd uit te ftellen ; doch tot myn geluk zyn die geheel verdwenen. Ik bemin u pp het vuurigst.tc meer, daar iku. als heteenisrfte befchouw, het geenmy nog vaneenen vriend overig bleef, die my boven alles dierbaar was. Ja ik oefchouw u, als het bekoorelykfte meisje, dat ik nog immer zag. Alle de aandoeningen van liefde en vriendfenap in een woord , waar voor myn hart vatbaar is , lopenm u.ali een gemeen middenpunt famen. Gy alleen zyt in ftaat, myn geluk te volmaaken. Er ontbreekt my met* meer , dan dat ik uwe toeftemming daar toe erlange. En zoudt gy my die wel kunnen ontzeggen ? . . . . Doch gy zwygt D 4 s o«  )■( 56 ):( SOPHIE. Ik had niet verwagt, myn Heer, dat gy dit befluit zo fpoedig nemen zoudt, zo dat, hoewel ik daartoe reeds eenigzins voorbereid ben, ik my egter nog zo ontroerd gevoelc, dat ik udaar voor omverfchooning moet bidden. redelyk. Is het wel mogelyk, dat myne geftadige oplettendheid, myn geheel gedrag, in een woord alles, u niet reeds lang dat gene deden bcprypen, het welk ik u ■thans betujge ? Wat konde ik toch anders doen om u te verzekeren, dat ik u op het tederst beminne ? sophie. Gy hebt ten vollen recht, myn Heer, en ik beken gaarne, dat 'er niets meer veré'ischt wordt, dan alleen het befef van mynen pligt, om my aan uwen wil te onderwerpen , en ik zou gelooven , dat ik dat gene, wat myn ftervende vader op zyn doodbed van my icheen tc eifchen, geheel uit het oog verloor, zo ik my tegen uwe oogmerken verzette. redelyk. Helaas! ik zie duidelyk , dat alles , het geen men my gezegd heelt, maar al te waar zy !Gy bemint dus m de daad een ander, en fchenkt my niet , dan met weerzin, uwe hand. Ondankbaar meisje.' is het mogelyk. . . .  X 57 X sophie. Ik bid u verneder my niet door zulk een haatdyken naam, dien ik in waarheid niet verdicne. Myn hart is geheel gevoel voor de blyken van goedheid, door ons genoten, en gereedelyk zou ik myn leevcn voor u opofferen.... redelyk. Wat baat hetmy, dat gy voor dat gene, het welk gy blyken van goedheid noemt, niet ongevoelig zyt. Uwe wreedheid grieft my nog te meer, wyl gy daar tegen niets gevoelt, het geen aan myae vuurige liefde zou kunnen beantwoorden, sophie. Ik ben zo min in ftaat, om wreed te zyn, dat de fmart, welke ik thans in uwe oogen leze, in tegendeel myn hart verfcheure, en ik een afkeer van my zelve gevoele, wyl ik daar van de oorzaak ben. Ja, ik ben ten vollen verzekerd, dat dezelve wel dra verdwyncn zou, zo jk in ftaat ware, u in het binnenfte van myn hart te doen lezen. Ach! waarom kan ik hetzelve niet, even als een opgeflagen boek, ganfchelyk yoor u openleggen !... REDELYK. W En wat toch zoude ik daar in ontdekken , dan afkeer Tan my, en de vuurigfte liefde voor van der Stel.... D s s o.  ):( 58 ):( SOPHIE. Gy zoudt daar in alleen eene onbeperkte hoogachting, erkentenis, en eene genegenheid voor u lezen, welke niets op aarde in ftaat is te evenaaren. k- E D E L Y K. En voor van der Stel ? SOPHIE. Een zeker welgevallen, het welk ik vind in hem te zien, m hem te behaagen , een ... ik weet zelve met, hoe ik het noemen moet; doch geloof, dat ik u in alles volkomen de waarheid zeg! ... u jjj zou van oordeel zyn , dat ik vergeten was', wat ik u verfchuldigd ben, indien ik in ftaat ware u iets te ontveinzen. REDELYK. Ach ! gy zegt my ntaar al te veel. Die gevoelens, zo zy voor my waren, zoude ik gaarne met myn' laatften druppel bloeds gckogt hebben. ... Dan helaas! voor my, ongclukkigen is mets daar van bewaard. . . . Zy zyn voor eenen anderen, die geene de minste moeite deed, om zich die waardig te maaken. Helaas! Sophie! aanminnige Sophie, welke ik zo zeer aanbid, gy alleen maakt my den rampzaligften van alle ftcrvelingen. * o p w i x. :-:oe fmert het my, u zodanig geantwoord te hebben.  ):( 59 ):( ben, als ik in waarheid oordeelde, verpligt te zyn! Waarom heb ik aan myne aangeboren openhartigheid, welke my thans zo noodlottig is, den vryen teugel gevierd! . . . R E D E L T X. Alles, het geen gy doet, of zegt, heeft iets zo betoverends voor my, dat ik u in tegendeel voor, deze openhartigheid mynen vuurigften dank betuige: ja zelfs is het my niet mogelyk, die anders, dan als eene wezenlyke verdienste in u aan te merken. Ga dus daar mede, zonder eenige bedenking, voord, al zoude het my ook het leeven kosten. Hebt gy u ook op eenigerhande wyze aan van der Stel verbonden ? SOPHIE. Niets minder, dan dit. Alleen heb ik zyne bezoeken geduld, wyl noch gy, noch myn moeder , zo veel ik bemerken kon, u daar tegen op eenigerleië wyze verzetten, en myne moeder my boven dien vei* zekerde, dat het zeer ligt mogelyk was, dat'gy van uw recht op myne hand geen gebruikt maaktet, REDELYK. En zo ik dit nu eens deed gelden. SOPHIE. Alsdan zoude ik hem nooit meer zien. REDELYK. Gy begrypt dan zelve wel, dat het voor u gevaar* lyk  *< X 3yk zy, met hem te verkeeren „ en juist dit is üe oorzaak myner kwelling. Het befef van uwen pligt zou hem dus aan my opofferen; maar zou het wel mogelyk zyn, dat uw hart het zelfde deed? Dit denk. beeld' is my ondragplyk. SOPHIE. En u zo zeer te zien lyden, verfcheurt myn hart niet minder. Hoe, zoude ik, tot loon der vriendfehap, die u zo naauw aan mynen vader verbond, en welke gy na zyn overlyden op zulk eene edelmoedige wyze beJoocdct— zoude ik, totloon dier weldaaden, waar mede gy myn moeder en my vervolgends overlaaden hebtzoudcik, tot loon van zulk eene grootfche handelwyze, het overige uwer dagen verpesten, en het ongeluk van uw leevcn uitmaaken ? Neen, gy kunt naar welgevallen over myn lot befchikken, en het zal my ten uiterften aangenaam zyn, wanneer gy daar toe wilt befluiten. Spreek flegts'. Wat begeert gy, datik doe? REDELYK. Wat ik begeer. . . . Helaas! dit is niet meer in uwe magt! Beklaag my flegts, wyl gy tog niets meer m ftaat zyt voor my te verrigten. Niemand kan uw mcdclyden met grooter recht verdienen, dan de rampzaligen Redelyk. SOPHIE. Neen , ik ben u veel meer , dan een ydel mededoog«n verfchuldigd. Ik kan voor zeker niets doen , het geen  )■;( 6i k gee"n' met uwe bedoelingen en begeerten meer overëenftemt, dan van der Stel niet meer te zien. Van dit oogenblik aan zie ik ganfchelyk van hem af. redelyk. Neen, neen, dus zoude ik uw dwingeland worden , of uw gevoel van dankerkentenis, de omftandigheden, waar in gy u bevindt, .zouden u voor het minst van alle naturelyke vryheid berooven. Neen, leer in tegendeel, hoe verre ik het beneden my reken , u liefde af te dwingen, of uwe neigingen flegts in het aller minst tegen te gaan. Ik zal u dus in eenen ftand plaatfen , waar Van ik het gevaarelyke voor myn eigen byzonder belang ten duidelykften inzie; dan, hoe dit zyvhet is my niet mogelyk, eenig genoegen te fmaaken, zo lang ik niet overtuigd ben, dat gy zelve volkomen gelukkig zyt. Ik fta volftrekt van alle rechten af, die de uiterfte wil' van uwen vader my op u gegeven heeft, en laat u de volmaaktfte vryheid, om. naar welgevallen, of van der Stel, of my te kiezen. sophie. Ik neem dit geen zins aan ; maar zal de jongfte be« geerte van mynen overleden vader naauwkcurig nakomen. redelyk, Neen , ik begeer het uitdrukkelyk! Dit is de eenige daad van gezag, welke ik ooit ten uwen opzigten zal uitoefenen. Dit alleen verzoeke ik van u, dat gy «enijjen tyd van beraad neemt, ten einde de liefde van van  ):( 6i ):( van der Stel met 8e tederheid, welke ik voor u ge voel, bedaard te kunnen vergelyken, en dus in ftaat te zyn, eene keuze te doen, welke uw geluk voor altyd verzekert. Dan, hoedanig uw befluit ook moge zyn, vrees niet, dat ik u daar over immer eenigc verwytingen doen zal. Neen, tot my laatften fnik zult gy nooit weder iets dergelyks uit mynen mond hooren. Vaar wel in tusfchen, beminnelyke Sophie < Vaar wel! * o p H I E. Ach! Reddyk! . . . REDELYK. Zagt ... 'Er fchiet my daar iets te binnen. . . . Zoudt gy ook welligt bedugt zyn, dat, zo gy verkoost, uwe hand aan van der Stel te fchenken, ik van myn recht, om u geen bruits-fchat te geven , zou gebruik maaken? 1 O P H I E. Goede Hemel! hoe weinig dagt ik hier aan. ...Neen, myne ziel was met geheel andere aandoeningen vervuld. RE D E L Y K. Gy zoudt my ook in waarheid onrecht gedaan hebhcn; want, wel verre van dit te willen, beloove ik u, indien gy van der Stel tot uwen echtgenoot verkiest, de helft van myne goederen. * o-  H 6s X • o p h i e. Verfchoon my! Ik kan geene woorden vinden ! De traanen maaken het my onmogelyk, iets uit te br«ngen. Vergun my, dat ik in de eenzaamheid eens uitweene! redelvk, terwyl sophie vertrekt. Ach! ik verfta die traanen.... Gy wenscht, dat van der Stel u even vuurig, als ik, beminnen mogt! y i e R-  k 64 h 'VIERDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. VAN DER STEL, JAKOB, VAN DER STEL.- J^feen, Op myn woord, het zyn alleen domöoren en zotten, die zich in netelige omftandigheden niet weten te redden. Wat my betreft, myne zaaken ftaan 7.0 wel, dat ik alles 'er onder duive verwedden, dat myne gemaakte plans naar wensch zullen uitvallen. JAKOB. En egter vreeze ik , dat gy tusfehen die twee meisjes een aller gevaarelykft.cn post bezet houdt. Ja, hoe groot een generaal gy in het veld van venus ook wezen moogt, uwe (telling is geen zins houdbaar. VAN DER STEL. Ik heb Elize door middel myner gewoone konstgrepen alle muizenesten uit het hoofd gejaagd; ik lok Sophie al meer en meer in myn net, cn ben verzekerd, dat zy reeds veel meer op my verliefd is, dan zy zich zei-  ):( 65 X r.elve verbeeld. Waarom behoeft meft zich dus nóg te bekommeren ? JAKOB. Waar over ik my bekommere ? . . . foat gy twee meisjes tevens, en ditwel.de een in het gezigtder andere , durft beftormen. Neen Lovelace en Richelieu , welke meesters zy ook in de konst van vrouwen te verleiden mogen geweest zyn, welke lauren zy immer óp bet flagveld van Venus in oogstten, en hoe zeer alle jonge Heercn van fmaak hen als de volmaaktfte modellen befchouwen, zouden zich hier nimmer met glans door gered hebben. VAN DER STEL. Myn roem moet u gewis niet onverfchillig zyn, wyl gy my aan zulke groote mannen herinnert. Doch daar koomt Elize. Wagt flegts een weinig, en ik zal u toonen, of ik de rol van eenen Lovelace en Richelieu ook weet te fpeelen. TWEEDE T O O N E E L. DE VOORÏGEN, ELIZE. ELIZE. Nu denk ik, yan der Stel, dat gy over my ongeE meen'  )£( 66 ):( meen te vrede zult zyn. Gy hebt my van myn agterdogt zo ganfchelyk genezen, dat ik u daar mede .nooit meer zal lastig vallen. VAN DER STEL. Hoe veele reden, Mejuffer, heb ik niet, om my gelukkig te fchatten, daar gy my in het einde zo volkomen recht doet! Myn leeven was niets anders, dan eene genadige aanëenfchakeling van kwellingen , zo lang ik, ten aanzien uwer denkwyzeomtrent my, in eene zo wreede onzekerheid bleef. ELIZE. Wat zal ik zeggen. . . . Men vat al ligtelyk een mistrouwen op , en wel het eerst, ten aanzien van die genen , van wier genegenheid men het meest verlangt verzei erd te zyn, en nog te meer, wanneer zy veele beminnelyke hoedanigheden bezitten. Doch ten laatteen koomt men van zyne dwaaling te rug, en is zeer blyde, dat men weder op het rechte fpoor zy. VAN DER STEL. Voor dit terugkeeren, cn het genoegen, hetwelk naturelyk daar mede gepaard gaat, en my ten top van myn geluk voert, kan ik u mynen dank niet genoeg betuigen. ELIZE. En om u iw ts tooncn, hoe volmaakt ik van deze  U 67 )i ie kwaal genezen ben , moet ik u eens verbaaleri s' wat 'er zo even tusfchen myn broeder en my voorgevallen zy. Hy had vast befloten, gelyk ik u reeds te vooren zeide, om met Sophie in het huwelyk te treden. Wat hier tusfchen beiden gekomen was > weet ik niet: wel ligt verbeeldde hy zich, dat gy op haar verliefd waart, ten minsten hy ftond op het punt, om van zyn voornemen af te zien. Doch , ten uwen opzichte, heb ik hem volkomen gerust gefteld, door hem. té verzekeren i dat gy my nog fteeds even vuurïg bemint; dat uwe liefdé voor my voor geene verkoeling vatbaar is in een woord, alles, wat gy zelve hem hier omtrent ooit kondt betuigen, en dit heeft die gelukkige uitwerking op hem gehad,- dat hy nu Weder bepaald zy, by zyn cerfte voornemen te blyven,Heb ik dus in dit geval niet alles gedaan, wat gy met Biogelykheid van my kondt verwagten ? VAN DER STEL, Voor zeker, Mejuffer, en dit brengt my'van vreugde buiten my. ELIZE. Gy moogt my dus wel bedanken. Doch het fchynt my by na toe, als of gy voor de goedheid , welke ik voor u had, niet zeer gevoelig zyt. VAN DER STEL. ïn tegendeel. Ik gevoel die ten aller fterkften. . E * EL U  X «8 ):( ELIZE. Doch gy zegt my dit zo koel, dat ik 'er byna oir gerust over word. Zoude ik ook, zonder het te weten, verkeerd gehandeld, en uwer bedoelingen tegen gewerkt hebben? VAN DER. STELi In tegendeel Mejuffer! Ik ben u daar voor in de daad mynen vuungften dank verfchuldigd, . . . E L I 2 E. Neen, van der Stel, ik begin maar al te duidelyk te zien, boe veel moeite u deze dankbetuigingen kosten, en wil u daar toe niet langer vergen. Doch, om rond uit te fpreken, ik verdien die ook in waarheid niet. Ik had geen ander oogmerk i dan het verydelen uwer ontwerpen, en wilde u enkel in uwe eigen ftrikken vangen, Gy verbeelddet u, by Sophie en my tevens de rol van minnaar te kunnen fpeelen 5 dan, ik wil u die moeite ten minsten de helft ligter fflaaken, en verklaar u, dat ik u nooit meer verlang te zien. . . . Vaar wel, D E  )•( 69 )< DERDE T O O N E E L, VAN DER, STEL, JAKOB. jakob, ter zyde. Die arme Richelieu. . . . van der stel, Vertrek! Ik wil alleen zyn, j a k o b , ter zyde, terwy! hy wil vertrekken. Onze mislukte Lovelace is in een flegte luim. van der stel, Neen blyf! Ik had my daar een weinig driftig gemaakt; doch alles wel ingezien, kon dit lot eiken anderen, even ligt , als my , getroffen hebben, jakob, Buiten twyffel, Geen man is voor de luimen van een vrouw veilig, en het kost haar weinig moeite, ons zo verlegen te maaken, dat men niet weet, wat men zeggen zal. Het beste hj, dat men haar flegts U*t praaien. . « • E 3 VAM  X ?o >( VAN DER. STEL. Het geen my maar het meeste fpyt, is, dat Sophie nu de vrouw van Redelyk zal worden; want, wat Elize betreft, deze konde ik tog niet langer dulden. In tusfchen heeft zy getpond, dat zy yeeftand bezit, door den ilag voor te komen, en. daar ik der billykheid gaarne hulde doe, kan ik niet nalaten, haar daar voor den wel verdienden lof toe te zwaaien. Doch Sophie daar tegen bekoort my thans meer, dan ooit te yooren. . . . j a k ó i. Ik begryp ligt, dat, naar maate Elize in uwe oogen daalt, Sophie in tegendeel ryzen moet; doch dit maakt dc zaak niet 'beter. Die doorflepene Elize heeft dus alle uwe plans te gelyk in duigen geworpen. . . . *AN DER STEL. En dit is juist het geen my raazend maakt, en waar op ik nog gaarne het een, of ander wilde vinden, ■wantdoor loosheid en konstgrepen kan men log alles, wat men verkiest, uit voeren.  ):( 7i ):( VIERDE T O O N E E L, DE VOORIGEN, Mevrouw ERIK. Mevr. erik. Ik zoek u overal, van der Stel. Weet gy wel, wit 'er gaande is? Redelyk, dien ik op eene behendige wys heb weten te doen gelooven, dat Sophie op u verliefd is , heeft zich eens recht edelmoedig willen toonen, en haar de vryheid gelaten, om van u beiden den genen te kiezen , die haar het meest bevalt; inet'byvoegingzelfs, dat,zo zy u de voorkeur geeft, zy de helft van zyn goed tot een bruits-fchat zal bekomen. van der stel. Welk een hecrlyk nieuws ! ... Ik ben geheel bulten my van vreugde. . . Mevr. erik. 'Er is egter nog een zwaarigheid, Sophie is over de behandeling van Redelyk zo aangedaan, dat zy u nier meer begeert te zien,' E 4 VAN  )■( 72 ):( VAN der stee. Zy zul hem dus haare hand fehenkcn? Mevr. erik. Dit is nog niet zeker , maar waarfchynelyk zou zy, uit dankbaarheid, daar toe befluiten ; doch zy voelt duiddyk,_dat, zo zy u weder fpreekt, het haar onmogelyk is. Meer behoeve ik u voor zeker niet te zeggen. . . . Het koomt 'er dus maar alleen op aan, dat gy haar nog een» onder handen neemt. Zo aanonds koomt zy hier. Wagt haar, en breng haar in noodzaakelykheid , van u te hooren ! Van der stel. ; .Welk eene erkentenis, Mevrouw. . . . Mevr. erik. Hier van zullen wy wel eens nader fpreken. . . . Ik behartig in dit alles alleen myn eigen belang', dat «» het .belang van myne dogtcr en u tevens. . . . Yaar wel in tusfchen, . . .  ;•( 73 )•( r F F D E T O O N E E L. van der stel, jakob, VAN DER STEL, Wel nu, wat zegt gy 'er van? Zoudt gy nu ger looven , dat ik my ook door zaaken weet te redden ?.., JAKOB. Gy dwingt my, u te bewonderen, myn Heer; doch my dunkt, dat het geluk u by dit alles ook vry wel ten diensten ftaat-, en dit is iets, het geen men tevens wel eenig zins in aanmerking mag nemen. , . f VAN DER STEL. Dit doet de fortuin ook enkel, ten aanzien van die weinigen , die zy tot haare lievelingen verkoos ; doch zeker zyn 'er niet veelen, die zo gegronde reden heb* ben, om over haar te vrede te zyn. Zy verlost my van Elize, welke'my ondragclyk geworden is, en dit juist op het oogcnblik, dat dit het best in myn kraam voegt, juist op het tydftip, wanneer ik 'er by Sophie openlyk moet \oor uitkomen, dat ik haar alleen bemin , terwyl zy my anders zeker voor den neus_ weg- genomen zou worden, zo ik niet alles by haar in het werk ftelde, om myn oogmerk tc bereiken. Wanneer e 5 my  W 74 ):( tny deze aanflagnu naar wensch gelukt, verzeker ik u , dat ik ongemeen voldaan zal zyn; want niet alleen, dat ik het meisje dus bekome; maar ik ben tevens in ftaat, Elize te tarten, hoe veel zy 'er zich nu ook op laat voorftaan, dat zy my den zak gegeven heeft. Ja, alles wel ingezien, moet ik, het koste wat het wil, Sophie hebben. Doch ik zie haar komen. . . Laat my met haar alleen! ZESDE T O O N E E L. VAN DER. STEL, SOPHIE, , SOPHIE. Hoe, van der Stel al weder hier. ... VAN D Ë R STEE. Ta, Mejuffer, en zelfs wagt-hy op u met onee* duld. —. SOPHIE. Dat wagten was te vergeefs. Ik ga. VAN DER STEE. Ach ! flegts een enkel oogenblïk... Ik weet dat men H de vrye befchikking over myn lot gegeven heeft. Zult  ):( 75 ):( Zult gy dus uitfpraak doen, zult gy myn doodvonnis onderfchryven, zonder my alvoorens gehoord te hebben, . . . SOPHIE. Ik wil geene uitfpraak hoe genaamd doen. Laat, my alleen! VAN DER STEL. Reeds doet gy de volftrekttte uitfpraak, door my op zuïk eene wyze te behandelen. Is het my mogelyk, die ftrengheid te overlceven ? En waar toe kan dezelve dienen ? Men fchryft u dit in geenen deele voor. Gy moogt my vryelyk zien. Wat vermaak kan het u geven,my zulke wreede folteringen te doen ondergaan, wyl men dit tog geen zins van u vordert? Ja, Redelyk zelf, hoewel myn mededinger, is niet zo meêdoogenloos, als gy. s o P H ï E. Neen, ik herhaal het, laat my in rust! Ik wil siets meer van u hooren, en heb u niets te zeggen. TAN DER STEL. Helaas! te zeggen hebt gy my maar al te Teel; doch ik zie duidelyk, dat een overblyffelvan die goedheid , welke gy te vooren voor my hadt, u nog te rug houdt, van my onbewimpeld te verklaaren, dat gy aan Redelyk boven my de voorkeur geeft. Doch fpaar my niet, Blyf voor het minst tot zo lang, dat  ):( 76 ):( gy myn doodvonnis uitgefproken hebt. Gy hebt d»t onmenfchejyk befluit immers tog genomen ? SOPHIE. Ge-omen heb ik het niet; doch het zou niets minder , dan onmenfchejyk, het zou alleen overeenkomstig myncn pligt zyn. VAN DER. STEL. Het is my niet mogelyk,uw gevoel van dankerkentenis te zeer te bewonderen , en te vereeren : behaagde het flegts den Hemel, dat dit gevoel zich ten mynen voordeele even fterk in uwen boezem verhief. Doch veroorloof my egter , u onder het oog te brengen , dat gy u meer aan hem verpligt waant, dan gy in waarheid zyt. Zyn gunftig gefternte heeft hem de fchoonflc gelegenheid verfchaft, om u op eene fchitterende wyze te verpligten, en de betoverende Sophie in het geval te brengen , van veel aan hem verfchuldigd te zyn; hy heeft van zulk een onfehatbaar voordeel, het welk het gunftig lot hein aanbood, zeer wel gebruik weten te maaken; en wie toch zou in zyn geval anders gehandeld hejben ? En verdient hy dan zulk eene heerdyke belooning, alleen, wyl het geluk hem begunftigdc ? SOPHIE, Zo dit al eens een geluk mag genaamd worden, toonde hy zeker, dat hy het verdiende, en het zou my gewis zeer kwaalyk &m, over dit zogenaamd  ):( 77 H rcluk met hem te Willen kibbelen, ten einde te fefetoogen, dat ik hem uit dien hoofde minder verpligting had. VA'Ï* DER STEL. Maar deze verpligting geeft hem egter geen onbepaald recht op uwe hand. Ja, zo zy hem die fchonkt, zouhy zich zeer wel wagten, het tewaagen, van u eene volmaakt vrye keuze te laten, en hy zelve eischt immers niet eens, dat gy u zo ganfchelyk aan zynen wil onderwerpt. SOPHIE. Hoe rninder hy eischt, hoe meer ik hem verfchuldigd ben. Hy laat my een volmaakte vryheid, het geen ik ten deele aan zyne grootheid van ziel, ten deele aan eene tederheid, waar aan ik niet meer kan twyffelen, wyl ik daar van de doorflaandfte blyken gezien heb, moet toefchryven. VAN DER STELi Tot myn ongeluk ben ik niet in het geval, van zyne grootmoedigheid, indien zy dien naam verdient, te evtnaaren , terwyl deze, daar ik u op zulk een toon geftemd zie , waarfchynelyk onvergelykclyk groot zal zyn. Doch, wat zyne tederheid betreft, waar van gy met zo veel ophefs fpreekt, kunt gy u verbeelden, dat c'eze aan de myne gelyk fta? Heb ik Elize nitt reeds aan u opgeofferd, zo dra ik u flegts leerde kennen, hoe beminnenswaardig zy anders oöfc wezen mag ? Dat ik haar nog fomwylen een bezoek gaf»  X 78 K gaf, enhetdusfcheen.of ik nog eenige oplettendheid aan haar betoonde, dit gefchieddc alken, uit voorzigtigheid en onder uwe goedkeuring; doch dit legde my egter ccn dwang op , die my in het einde ondragclyk werd; zo dat ik dan ook befloot, om alle verkeering met haar, zonder 'cr u iets van te zeggen, ganfchelyk af te breken. ' o p h i ê. Hoe ... is dit mogelyk? Van dek. stee. Het is eene gedaane zaak. s o p h i é. Stel uw eigen, byzonder belang, bid ik ü, een* voor een oogenblik ter zyde, cn zeg my dan, hoe ik anders zou kunnen handelen; doch neem de om Handigheden , waar in ik my bevind, daar by wel in aanmerking , en overweeg alles bedaard! van der stel. ■ Wat gy zoudt kunnen doen, indien gy my no<* ori eenigerhande wyze wildet verpligten ? . . Niets anders , dan u in het nemen van een befluit niet te overhaasten. ! o p h i e. Dit is juist de raad, dien Redelyk zelf my insgelyks geeft, waarom hy my dan ook vryheid laat, »m my, zo lang ik het verkies, te bedenken. VA 1*  X 19 X VAN DER STEE. Dit gaat naar wensch .' Maak hier van gebruik, or» hem allengs voor te bereiden, ten einde het hem niet te zeer verhittere, wanneer gy u vervolgends voor my verklaart. Mevrouw uwe moeder zal u hier in behulpzaam zyn, en zeker zult gy u in alles op uwe moeder wel durven verlaten. SOPHIE. Doch, zo men Redelyk hier toe eens genoeg. 2aam had weten te ftemmen , alsdan zoudt gy den bruids-fchat, my door hem toegelegd,en niets gcringers, dan de helft zyner goederen bedragende, immers tog niet willen aannemen. . . . VAN DER STEE. Maar waarom niet, Mejuffer? Waarom zoudt gy hem dan de eer misgunnen, welke 'er aan zulk eene edelmoedige handelwyze naturclyk verknogt is? In dat geval zoudt gy hem weinig erkentenis betoonen. SOPHIE. Hoe . . . gy zoudt dus onbefchaamd genoeg zyn, om hem het meisje , dat hy bemint, te ontrooven, entevens nog van hem. . . . VAN DER STEL. Ik zoude hem hier voor geen den minsten dank verfchuldigd zyn. Dit huwelyks goed was dan alleen aan  )■•( 8o ):( aan u, de dogter van zynen boezem vriend, gefclionken, en wel voorn aamclyk, teneinde daar door de nagedagtenis des overledenen te verëcren. s o p n i e. Dit is genoeg ! Nu ken ik uw hart ten vollen. Ik ga v a h der stel. Hoe nu, Mcjufier. ... Ik beflis immersin geenen deele. . . . Het zyn enkel losfe, invallende gedagten, welke ik u voorftel. . . . Het zal ten vollen aan u ftaan, om > daar omtrent, naar welgevallen, te befchikken, om te gebieden. . . . sophie. Ik gebiede u niets, dan my alleen te laten, en nooit weder onder myne ocgen te komen. . . . van der stel, tn het heên gaan. Welk een donderfiag. ... Ik wordt raazend. . . i V ¥ F'  )•■( »i );( VYFDE BEDRYF. EERSTE T O O N £ E L. SOPHIE, ELIZE. SOPHIE. *^* > ziet dus, lieve vriendin, dat ik niets voor v. verzwyg , en u alles zeg, wat 'er tusfehen van der Stel en my voorgevallen is. is t i z e. Gy moogt my ook veilig alles mededeelen. Boven dieh Is het zeer goed, dat deze zaak algemeen bekend worde. Ik had nimmer gedagt, dat van der Stel zo weinig gevoel voor liefde , en tevens zulk een laage ziel bezat, welke ganfchelyk deverachtelykfte fchraap. zugt zelve is. Doch het verwonderd my egter niet. Die Heertjes du ton bekreunen 'er zich juist niet veel aan, hoe zy denken, en handelen. Voor my, ik had al vroeg bemerkt , dat men op zyne ffandvastigheid niet veel behoorde te rekenen, en juist gy zelve zyt:' het, aan welke ik deze ontdekking had dank te weten. Zo dra hy u zag, was"hy, ten mynen opzigte veranderd, waarom ik hem dan ook zonder eenig bedenken , en in de duidelykfte bewoordingen zyn afRhcid gegeven héb.' F s d-  X 82 ):( SOPHIE. Welk een laaghartig fcheprel. . . . Met zeer veel ophefs fpreckt hy my van de opoffering, welke hy om mynen wil gedaan heeft, door van u af te zien, rekent het zich zelfs als eene vcrdienfte toe, hoezeer ik niets minder, dan dit gevorderd had ; dan ik moet al bloozende bekennen, dat ik dwaas en kinderachtig genoeg was, van myne eigen liefde daar doorgeftreeld te gevoelen. ELIZE. Poog u daar over geen zins te veröntfchuldigen. —. Dit is op uwe jaaren zeer naturclyk; doch ik durve u gerust verzekeren, dat dit ganfchelyk een verdichtfel zy. Ik wagtte niet, tot dit gebeurde; maar ben Jiem voorgekomen. Dan, wees verzekerd , myne lieve Sophie , dat, hoewel wy in dit geval min, of meer mededingfters waren, dit geene de minfte bekoeling in de yriendfehap, welke ik van het eerfte oogenblik, dat ik u zag, voor u gevoeld heb, by my te weeg gebragt heeft. Beiden hebben wy van der Stel in zyne waare gedaante leeren kennen; beiden zyn wy van onze dwaaze vooringenomenheid voor hem genezen. We]dra,hoop ik, zullen wy elkander,zuster,kunnen noemen. » o p a i e. O Hemel! . . . ui'  X «3 X ■ELIZE. Wat wil die zugt en die neêrflagtige treurigheid, zo duidelyk op uw gelaat te lezen ? . . . Hoe , zoudt gy uwe hand nu nog aan mynen broeder kunnen weigeren ? -— SOPHIE. Helaas! nimmer, nimmer kan ik de zyne worden.. ELIZE. Gy bemint van der Stel dan nog geftadig! . . . SOPHIE. Gy doet my onrecht. . . . Het is zeer verre daar van daan. . . . ELIZE. Ik begryp u niet. . . . Dit alleen zie ik, dat gy geweldig ontroerd zyt, en my uw harts - geheim tragt te verbergen. . . . Wel verre van onbefcheiden te ayn, en u dit te willen afdwingen, zal ik u alleen la* ten, ten einde gy aan uwe aandoeningen den vrycft loop kunt geven. Fa ar W ES<  X «4 X t W E E D È T Ö O N E E L. sophie, alleen. Helaas! alles wat ik van van der Stel tot nog toe gezien, en nog zo even gehoord heb alles, alles maakt my verbaasd en fpraakeloos van verwondering. . . . Dit is dan de man,voor wien ik wel ligt eene fterker neiging gevoelde, dan ik zelve wist. . . . Ja, kan ik daar aan nog twyffelen. ... De verontwaardiging zelfs, welke zyne laaghartigheid by my gaande gemaakt heeft, toont my immers reeds duidelyk genoeg, waarom ik wel gewehscht had, dat hem een edeler ziel ware ten deel gevallen. . . . Gewis , ik zoude hem bemind hebben ... ik had my door eene noodlottige genegenheid laten medefleepen. . . . Wie weet, of ik hem zelfs nog niet in het eind' boven Redelyk verkozen had boven Redelyk, den braaf- ften , den besten aller ftervelingen den man, aan ■wien ik boven dien alles verfchuldigd ben! ... Ik ■ ftond dus op den uiterften rand des afgronds . . . dank Hemel! dat uwe goedheid niet gedoogd hebbe, dat ik daar in ter neder ftortte ! . . . Doch hoe zeer fchaame ik ny nu voor my zelve, dat ik my zo ver kon laten • vegfleecen. ... Ik zoude dus eene ondankbaare, ;en vera'chtelyk wezen geworden zyn, het welk, onge?oclig voor alle waare verdienden , zich enkel door een niets beduidend uiterlyke, door fchoone woorden , door  W 85 X door klatergoud, liet verblinden. . . . Zouhetmynog mogelyk zyn, het gezigt van Redelyk te verdragen, zonder van fchaamte vernietigd te worden, te fterven. . . . Neen, geheel zyn gedrag, elk woord van zynen mond, die niets, dan de verbevenfte gevoelens ademde, is een verwyt, het welk myn onwaardig gedrag my op het duidelykst voor oogen ftelt. . . . O! hoe zeer drukt my dit gevoel van myne eigene fchande niet terneder !.. .Ach ! het verplet my gansch en al. . . . Helaas! waarom is het my niet mogelyk, alles, wat my omgeeft, het gansch heel-al, ja my zelve te ontvlugten , of voor het minst in eene huilende wildernis voor altyd voor het oog van al, wat leeft, myne fchande te verbergen 1 . . . DERDE T O O N E E L, DE VOORIGEN, MEVROUW ERIK, VAN DER STEL. S O t H I K, Helaas! wat wil dit. . . myne moeder en . . . van der StcU.. ... F 3 Me-  ):( 86" ):( Mevr. erik. Ja, myn kind, het was my niet mogelyk, hem te verhinderen, my herwaard te volgen. ... In den toeftand, waar in hy zich bevond, kon ik hem tog dit blyk van mededoogen niet ontzeggen. . . Geloof geen zins, dat hy zo fchuldig zy, als gy u fchynt te verbeelden. ... In waarheid , gy behandelt hem te ftreng. ... Hoor hem voor het minst nog.... sophie. Neen, lieffte, beste moeder, dit is my niet mogelyk.... Ik weet maar al te wel. . . . van der stel. Gedoog, Mejuffer, dat ik aan uwe voeten geknield, . • . sophie. Waarfchynelyk laagt gy nog zo even vrugteloos aan die van Elize , en zoudt nu eene uiterfte pooging op myn hart willen wagen. . . . Rys op! Dusdanige ïiiets beduidende gebaarden maaken geen den minsten indruk op myn hart. . . . Eene edeler denkwyze, den man van eer, ten vollen waardig, zoude by my oneindig meer uitwerken. . . . van der stel. Neen, Mejuffer, duld,dat ik in deze houding van ccaea  m «7 ):( eenen fchuldigen blyve liggen, tot ik in ftaat geweest zy, u van myne onfchuld ten volleiyte overtuigen. Was dan een enkel onhedagtaaam woord, het welk my ontglipte, in ftaat,my in uwe oegen zo zeer te veiiaage !. . . VIERDE T O O N E E L. DE VOORIGEN, REDELYK. \ REDELYK. Hoe . . . van der Stel aan de voeten van Sophie, en, nog zo even zeide myne zuster my, dat, na het geen 'er tusfchen u beiden voorgevallen is, gy hem volftrckt niet meer wildet zien. . . . SOPHIE. Ontrust u hier over niet, myn Heer! Hy fmeekt my, dat ik hem weder in genade aanneme; doch niet s hier van. . . . VAN DER STEL. Ja, dit is waar; doch uw onbiJlyk gedrag maakt, dat ik u, zonder het minste leedwezen, aan Redelyk F 4 over-  ):( II ):( everlaat, terwyl ik my in tusfchen durve beroemen s dat uw hart my de voorkeur boven hem gefchonken had. V T F D E T O O N E E L, MEVROUW ERIK, SOPHIE, REDELYK. I o P h i K. Hoe Zéér gévoele ik my door , deze woorden vernederd ; dan, ik heb het verdiend. Het is zo ik heb cenige genegenheid voor hem gevoeld ; doch, wel verre van hem daar van iets te kennen te geven, was ik my zelve daar van niet een maal bewust; dan , het is my niet mogelyk,, te veinzen, dus kostte het hem zeker weinig moeite, di,t te bemerken, en wel ligt was ook myne moeder, welke fteeds zyne oogmerken min, of meer,begunstigde, hem daar in behulpzaam.... Dan; ik heb hem leeren kennen, en gevoel thans een afgryzen van my zelve, wyl ik in ftaat vvas, ooit flegts den minften acht op hem te flaan. ... Ja geheel de genegenheid, welke ik te vooren voor hem koesterde, is in verachting en afkeer veranderd: dan, dit zy zo ! Ik was daar toe in ftaat, en ben uwer dus geheel onwaardig, Gy waart edalmoedig genoeg, my in alles eens  H *9 K eene volmaakte vryheid te laten; dan, het eénig gebruik, het welk ik hier van voornemens ben, te maken, is, dat ik u fïneeke, my ergends eene afgelegen fchuilplaats te willen fchenken, waar ik voor altyd myne fchande voor uwe oogen verberge! . . . REDELYK. Heb ik wel gehoord . . . Sophie zou dit uw befluit . . . zoudt gy zo ongevoelig, zo meêdoogenloos kunnen zyn. SOPHIE. Ik heb uwe deugd, alles, het geengy voor ons verrichtet — uwe verheven waarde, niet behoorlyk weten te fchatten — neen, nooit zal ik my dit vergeven... Myne traanen alleen zyn eenig zins in ftaat, u myne fmart hier over te doen befeffen. ... Ik waande niet, dat ik geboren was, om op zulk eene ftrafwaardige wyze te handelen. . . . REDELYK. Dit hebt gy ook niet gedaan, beminnelyk meisje. Een voorbygaande indruk, door een man, die de kohst van te behaagen, maar al te wel verftaat, op uw hart gemaakt, de dwaaling van eenoogenblik.en dit in uwe vroegfte jeugd, zyn geen zins verkeerdheden, welke zulke bittere zelfverwyten verdienen. Ja, uw overdreven berouw zelf toont duidelyk genoeg, dat gy niet te befchuldigen zyt. F s sa-  X 9° W SOPHIE* Voor zeker ben ik het. Op het oogenblik zelfs, toen van der Stel geheel de laagheid van zyn hart, door zekeren trek, die hem ontflipte, ten duidelykften aan den dag legde, ware het ligt mogelyk geweest, dat ik my nog voor hem verklaard had, hoewel myn befluit egter niet volftrekt genomen was. Dan, daar ik oordeelde, dat het my vry ftond, myne keuze, in gevolge uwer , maar al te edelmoedige, bewilliging, naar welgevallen te bepaalen, was het my egter niet mogelyk, in dat geval tevens den bruids-fchat, my door u toegelegd , aan te nemen , welligt, ten einde daar na minder van wroegingen gefolterd te worden, welke myne ondankbaare handelwyzc naturelyk moest ten gevolge hebben.. . . Dan, van der Stel. . . . REDELYK. In 's Hemels naam ! zeg my niets meer, en vooral vergroot een misflag niet, die dezen naam niet eens verdient. . . . Ja, gy maakt my in tegendeel verbaasd, door my op zulk eene wyze te dwingen, om u te bewonderen. Welk eene grootheid van ziel moet men niet bezitten, om zyne eigene zwakheden dus te bekennen, en dezelve daar door, als het ware, dubbel te boeten ! Ik fineek u dus, aanminnige Sophie , gedoog, dat ik u nogmaals myne hand aanbiede ! Thans houde ik my van de voortreffelykheid van uw hart oneindig ' meer verzekerd, dan indien liet gene, waar ©ver gy u zulke bittere verwytingen doet, nimmer go  X 91 X gebeurd ware. . . . Dan hoe, geen enkel troostend woord. . . Tegen Mevr. erik. Ik bid u, Mevrouw, onderfteun myne bede by uwebeminnelyke dogter t . . .. Help my, om haar te bewegen, en haar van haar noodlottig befluit te rug te brengen. . . . Mevr. erik. Ik kan u niet ontveinzen, myn Heer, dat ik de reden, welke haar daar toe aanzetten, volkomen billyk, en dus haar gedrag in deze niet kan afkeuren. Indien ik my in haar geval bevond, zoude ik. . . . redelyk. Gy fchynt ten mynen opzigte geen zins gunstig, Mevrouw , zo dat ik daar uit bykans zou moeten opmaakcn, dat gy byzondere reden hebt, om. . . . Doch genoeg hier van. ... Ik wil in deze geheimen niet verder indringen. . . . Mevr. erik. Wyl ik dus zie , dat gy een agterdogt tegen my opgevat hebt, verkieze ik liever te vertrekken, ten einde gy met te meer vryheid in ftaat moogt zyn, naar welgevaUen te handelen. . • . ZES.  )!( 92 ):( ZESDE T O O N E E L, REDELYK, SOPHIE. REDELYK. Wanneer ik het een en andere, het geen my voor by de ooren waaide, met elkander vergelyk, zie ik zeer duidelyk, dat zy in het voorgevallene tusfchen u en van der Stel niet weinig gewerkt heeft, en begryp genoegzaam, wat de reden waren, waarom zy u dus deed handelen. Doch ik wil dit alles niet nader onderzoeken , in hoop, dat ik haar fpoedig, als myne moeder, zal mogen befchou wen. In tusfchen hebt gy uwen pligt voortrcffclyk in het oog gehouden , door u niet ten haaren kosten te veröntfchuldigen. Ik kan u niet genoeg betuigen, hoe zeer myne liefde voor u door uw gedrag nog geftadig meer en meer begint te ontvlammen. Aanbiddelyke Sophie, thans behoeft gy u niet langer over uwe keuze te beraaden. . . . Ach! het is my niet mogelyk, zonder u te keven. . . . SOPHIE. Gy bedoelt daar mede, dat ik geen anderen bove* u verkiezen kan. . . . Doch juist dit denkbeeld is het, dat my onuitfprckelyk grieft. . . . Dan, de fchandelyke befluiteloosheid, welke 'er by my heeft plaats gegrepen,verfcheurt myn hart niet minder... ï. E-  W 93 yx REDELYK. Ik bid u,verheel my niet langer; het geen 'er in «wen boezem omgaat. . . . Vergun my toch flegts eenr maal in het binnenfte van uw hart te lezen. . . Ach! zeg my onbewimpeld, moet ik uwe bedenkelykhedcn met aan een vonkje van liefde, het welk daar in nog voor van der Stel bleef glimmen, en een geheimen weêrzin voor my toekennen ? SOPHIE. Zo ik het binnenfte van myn hart genoegzaam heb fccren kennen, alsdan durve ik u verzekeren, voor van der Stel nimmer in waarheid dat geene gevoeld te hebben, het welk men eigenlyk liefde noemt. Alleen ware het my niet geheel onmogelyk geweest, eene wezenlyke neiging voor hem op te vatten; dan, thans heb ik een afgryzen van hem, wyl ik hem als iemand befchouw.die my in een poel van rampen zou geftort, en met fmaad, met .fchande overlaaden hebben. Dan , ten uwen opzigte is dit geheel anders : ik gevoel duidelyk, dat gy ganfchelyk myn hart aan hef uwe gekluisterd hebt. Ik ben niet gevormd, om iémand te beminnen, aan wien ik geene achting kan toedragen, doch ik vrees daar tegen, dat gy evenmin in ftaat zult zyn, die ooit voor my te koesteren. Ik befef zeer wel, dat ik die niet verdiend heb, en deze is egter zo noodzaakelyk tot