HET MAGNETISMUS, B L T S P E L.   HET MAGNETISMUS? b l r s p e l. GEI OLQD NAAR. HET HOOODVITSCH VAÜ WILHELM AUGUST IFFLAND, D O O H. M. Q. ENGELMAN. Te AMSTELDAM, 6y HENDRIK van RESTEREN, 1798.   Ue Uitgever', bezitter zynde van het origineeló Portret van den Schryver van dit Tooneeftuk > heeft, even als de door hem uitgegeven Tooneelfiukken van kotzubuë, het Portret van aten Schryver, ook hier voor dat van iffIand aoen plaat/in, om door deze afbeelding de uitgave des te beter uit te voeren, indien het Stukje hem eenig voordeel, en myne Landgenooten een vrohk uur verfchaft, zal ik nyne moeite aan de P'ertaattng te kosten gelegd, genoegzaam beloond achten, i Nov. 1798.- JE  PERSONAADJEN. ïosenstein, Hofraad. van der linden, Lieutenant. rendius, Konfifloriaalraai. s a n d b a k , Schoolmeester. IARolinAj zyne Dochter. grandman, een afgedankt Soldaat, van d« Linden's oppasfer. trans, Bediende van den Hofraad. Het toanttl is in Dmtsthland.  HET MAGNETISMUS, B L T S P E L. EERSTE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeld een kamer. VAN DER LINDEN. Pah! — De dienst is in myn' toeftand eene droevige verftrooying! Doch — wat kan my verftrooijen? — Een befluitcloos mensch is toch waarlyk een beklagenswaardig fcbepfcl! — Wat draal ik?—1 Ik kan zonder Karolina niet leven! deze acht dagen dat ik haar niet gezien heb, fchynen my eene Eeuwigheid; — en ' toch — indien Hechts een van myn vrienden barmhartig genoeg was van my te helpen bcfluitcn! — Grandman! — he! waar blylt die dove lummel? — Waarachtig, ik weet niet recht, wat ik met hem zal uitvoeren. — Ha! wat ik wil? van Karolina met hem fpreken — toch wel? — Ja, ik moet van haar fpreken, al zou het ook maar met een' dooven bediende zyn! — Grandman ! he! Grandman ! A 4 TWEE-  8 HKT MAGNETISMUS, TWEEDE T O O N E E L. van der linden, grandman. grandman. Het is my voorgekomen als of gy my geroepen faadc van der linden. Niet sneer dan driemaalen. grandman. ïetaalen van der linden, ergerlyk. Ja. —i Zyt gy by den Hofraad geweest? grandman. «Ja! van der linden, hard. Hebt gy hem gefproken? g r a n d m a nt. Neen. van der linden. Nu, hoe is het dan? grandman, lagchendi. Ja, dat geloof ik wel! van der linden. Wat? grandman. Dat uw hoofd omloopt — van der linden, hard. Loopt myn hoofd om ? grandman. Van wegens het meisje. tan  JS L T S P E L. 9 VAN DER. LINDEN, hard. Mensen! gy wordt van dag tot dag dooveri GRANDMAN. Den Hemel beware my! zedert de laatfte maan Eclips hoor ik veel beter. Maar gy wordt van dag tot dag verliefder. VAN DER LINDEN. Vindt gy dat? GRANDMAN. Als de heer Hofraad te huis komt, zal de bediende hem de boodfehap doen. Hy wist hem niet ■te vinden. VAN DER LINDEN. Hadt ik hem maar gelaten waar hy was! — Hoe vaart zy? GRANDMAN. Ha, ha, ha, — moord lapperment, dat wil ik geloven! VAN DER LINDEN. Wat dan? G RANDMAN. Aan wat? — aan de verwarring? VAN DER LINDEN. Grandman! -— Grandman! GRANDMAN. Nu, het jirrest was daarom natuurlyk. VAN DER LINDEN. Grandman! — (gematigd, doch hard) wat meent gy toch ? GRANDMAN. Dat het Arrest u niet moest verwonderen, ter- A 5 WyJ  io het MAGNETISMUS, wyl gy in de verwarring der liefde de wacht verzuimd hebt! van der linden. Ik vroeg u: hoe vaart zy'? grandman. Ha, ha! — ik vcrltond, wat merkt gy ? van der linden. Nu? grandman. Hoe zy vaart dat weet ik niet. van der linden, half ter zyde. Schaapshoofd! grandman. o, Kwel u daar over maar niet! Er zyn mcnfchcn die het ook zyn, maar die het niet laten blyken. van der linden. Grandman ! (hy fchreeuwt hem half vrolyk en half knorrig in het oor') voor verliefden is er geen erger plaag dan doove vrinden en dienstboden. grandman. Omgekeerd! verliefden en groote Heeren moesten veele doove vrinden en dienstboden om zich hebben , als een dyk, op dat het niet zo fchiclyk met hen berg af ging. van der linden. Er komt iemand! — (hard) gaa zien wie het is. gkakdman gaat, en komt met een' Brieftc rug. Een Brief. van der linden. Van myne geliefde Tante! (hy ireskt den brief open  B L T S P E L. n. open en leesf) ,, Mon cher neven! wat moet ik ho„ ren ? Zyt gy in uw Liefdesgevalktje met des „ Schoolmeesters Dochter, zoo verre gekomen om „ te trouwen ? " — Ja , ma chere Tante , zo goed als klaar! — ,, Kapitein Holdman, die weder voor „ een vierendeel Jaars hier is, wil my dit vcrzeke„ ren. Ik neem daarom de pen op, om u aan onj, ze Eer en Uw geluk te herinneven. Indien deeze „ mariage voortgang heeft, reeken dan niet meer „ op onze amitié. Wy zyn , Goddank, alle welva„ rende! Fritsje laat u groeten. Ily heeft de kin„ derziekte en zal er wel aan ftcrven, de goede „ Kapitein is daar door buiten zich zeiven; gisteren „ heb ik een groot wild Zwyn in het dichte bosuil „ opgefpoord, men heeft, helaas! nog niets nader „ vernoomen, myn Gemaal is gezond, doch denkt „ dat de faifantenjagt dit Jaar niet best zal gcluk„ ken. Vaar wel! Denk aan Uw Geluk en Eer, en „ gedraag u zoo, dat ik my ma trotschheid kan ,, onderteekenen." mon cher neveti! Uwe wel geaffeBioneerde Tante. Hm! waarachtig, deze Brief is een meesterltuk ? Eene Tante, zo als er veele zyn ! — Eene wel geaffibltoneerde voorbeeldige Tante! öja — zy verdient dat ik aan myne Familie het geluk van myn leven opoffer! — ma c/iers Tante! uw brief verhaast myn huwelyk! O RAND-  12 het MAGNETISMU S, grandman. Hoe zit het toch, Heer Lieutenant, onze huur is uit — de waard wil weeten. —■ van der linden. Laat my met rust! g randman. Wanneer gy trouwt — zo zeggen wy hem de huur op. van der linden. Loop naar den duivel! g randman. Dus naar den waard, om op te zeggen? — goed! van der linden. Neen — ja, — ja! doe het! grandman. Natuurlyk, voor eene Familie — van der linden, verbitterd. Familie? — blyf! — (hy loopt liet Tooneel 'rond) Familie! — acli dit woord titelt my den gantfehen last, zorg en tydvcrvccling van het droevig huwclyk voor oogen! (ernftig en langzaam) Gy moet de huur nog niet opzegyen! grandman. Wanneer gy echter trouwt, dan moet — van d fr linden. Onverdraaglyke babbelaar! — vertrek — of myn rotting zal grandman, onbeleefd. Onderneem dat niet, of ik klaag u aan. VAN  B L r S P E L. 13 van der linden, Onthutst. Kaerel! grandman, knorrig. Niet by het Regiment — neen — maar by den Schoolmeester. DERDE T O O N E E L. van des. linden. Xlc mag het keeren, op welke zyde ik wil, zo is het een vervloekte toeftand! — niet trouwen! — het meisje is eerlyk, haare deugd boezemt my eerbied in — niet trouwen is opgeven! — dus — dus trouwen! -~ vervloekte vooroordeelen! — gelukkig wordt ik zeker met haar *— maar ik ben Officier — ryk — van aanzien — zy — de dochter van een fchoolmeester — de fpotterny myner kameraden zal my altoos vervolgen! het is waar daar voor draag ik een degen! maar naderhand toch! — — ach het is een vervloekte toeftand! het ergfte is, dat ik haar oprecht bemin. — GIERDE T O O N E E L. van des. linden, rosenstein. rosenstein. (die het laat fee gehoord heeft.') Zoo laat u trouwen. van der linder treurig. Goede morgen, Rofenftein! HO»  14 ii Ei MAGNETISMUS, r osrnstein En verzoek my ter bruiloft. van der linden. Ik ben niet opgeruimd genoeg om te fchertzen. rosenstein. Spotters worden dikwils Profeeten! — gy denkt toch nog aan des feboolmeestcrs dochter? van der linden, gevoelig. Aan wie anders? rosenstein. Nu! nu — gy heeren breekt gewoonlyk uwe belegering plotslings op, wanneer juist de vesting capituleeren wil. — doch dat daar gelaaten — wordt het ernst by u ? van der linden. Tu'ifchcn Ernst en Bcdenklykheid in, lyde ik de hcete en koude koorts beurtelings; de crisis — zal het huwelyk zyn. rosenstein. Van der Linden — gy hebt geen keur, de fchoolmeester — ik heb hem getoetst — ^eeft u zyne dochter niet. van der linden. Hebt gy my genoemd? rosenstein. Vooral niet ! uitgevraagd omtrent zyne ontwerpen. — Hy geeft het meisje aan geen Officier, het •rgfte is, dat da godzalige heer Konftftorütalrssi  B L T S P E L. i$ Rendius nu cindclyk in ernst zyn geestelyk oog op dit vleesch geflagen heeft. van per. linden hevig. En Karolina? rosenstein. I leeft haare oogen niet op zynen geest gericht. van der linden. Wel Hagels! ö nu zal de fchoolmeester — rosenstein, ds fc houders opnaaiende. Hm ! deeze zal een vroome bui van den geestelyken fchoonzoon een vetter Schooldienst bezorgen. van der linden. Vervloekt! de zaak ftaat Hecht. rosenstein. En dus? van der linden. Ik zal den Konfiftoriaalraad uit dagen. rosenstein lagchende. Hy zal verfchynen. — van der linden woedende. Dan zal hem — rosenstein ftsrker lagchende. Met het Plakaat tegens het tweegevecht! van der linden. Goed! dan fchaak ik haar. rosenstein. Dat is onmooglyk! van der linden. In de daad — zedert het laatfte voorval!  j6 het MAGNETISMUS, rosenstein. Zoo vast, zoo zorgvuldig, zoo flhn en onvermoeid , word gccne Sultane, in den Harem bewaakt als des fchoolmcesters dochter. van der linden. Zyt gy voorneemens om my door onmooglykheden dol te maaken ? rosenstein. Nu , van der Linden , een woord in ernst! u ter liefde , heb ik my den goeden fchoolmeester opgedrongen , hy fielt vertrouwen in my; de gantfche Stad ziet op my en op uwe liefde: geef geen fchandelyke bydragen tot de zeden der jonge Officieren: — trouw of breek de verkeering af! van der linden. Myne familie weet, dat ik nimmer eene der deftige freules uit den kommervollen halven adel in myn land trouwen zal, men denkt dus van my te erven. — nu —Karolina is edel — ïk bemin haar —. ik zal haar trouwen en gelukkig maaken. rosenstein. Goed! dan blyft u geen ander middel overig, als haar te fchaaken. van der linden. Gaarne ! maar hoe ? voor den drommel, hoe? rosenstein. Wy moeten den fchoolmeester en den Konftfloriaal Raad kwade vrienden maaken. VAN  B L T S P E L. 17 van der. linden. Ik mag 'er immers niet in huis komén. rosenstein. By geluk kent de fchoolmeester u niet; hy is een vriend van geheimzinnige wetenfchappen — gy moet hem het magnetismus leeren. van der linden. Goed! maar ik verfta niets van die kunst ? rosenstein. Zoo veel te beter! — de zaak is buiten dat boven het verftand. van der linden. Ja, maar ik moet toch ten minsten. — rosenstein. Vertoon u deftig, fpreck wartaal, maak belagchelyke gebaarden ; een ingewyde zal u de bewerking leeren. De Dochter vind gy ziek, dat heb ik bezorgd. Gy magnetifcert haar, zy word fomnambnl; vertrekt — want onze gemagnetifeerden loopen in den fiaap — vertrekt — een rytuig voor de Deur, en — van der linden. Bekoorlyk — eenig! ó laat ik u omhelzen, Beste! r osenstein. Dus moet de zwarigheid u tot een getrouwd man promoveeren! *— maar woord houden — trouwen of wy blyven geen vrienden ? van der linden. Myn woord in Eere! — zal echter de fchoolmeester —. B ro-  18 het MAGNETISMUS, rosenstein. Vrees niets! Ik heb hem zeker, de overige zyner vyf zinnen verliest hy, zo dra men van verborgentheden fpreetó , als het mislukt, dan geef ik hem de bcwyzen van des ongetrouwden Rendius kleine familie. van der linden. Hoe! hebt gy die ? rosenstein. Door een gelukkig toeval! van der linden. Bravisfimo ! — als ik my maar weet te redden, daar ik niets van het magnetismus verftaa. — rosenstein. Het moet u gelukken! Hemel, hoe menig Pro ft sfor leerd eerst terwyl hy lesfen geeft. van der linden. Goed! ik waag het. r osenstein. Hoort dc rechtzinnige Konfifloriaalraad dat de fchoolmeester zich daar mede inlaat. dan word hy dol ;en zy zyn verdeeld. — apropos —• uw oude Grandman kan als Pro fes for verfchynen. van der linden. Die kaerel is immers doof! rosenstein. Dat vermeerdert de achtbaarheidt! — binnen eea kwartier koomt gydaar, vervoegt u vooraf by Grandman , cn ik ga nu vooruit. TAN  b l r s p e l. 19 VAN DER. LINDEN. Goed! ROSENSTEIN. Wat de voorwaarden betreft — van Weduwegoed — toelage voor den fchoonvader. — VAN DER LINDEN. Wat gy wilt: Ik heb geld, en wensch haar gelukkig te maaken. Wat gy wilt! ROSENSTEIN. Vaar wel! myn Bediende verwacht Hechts uwe toeftemming om naar Karolina te vliegen. VAN DER LINDEN. Lieve Rofenftein — gelukt uw ontwerp, dan — ROSENSTEIN. Leeve de Eeuw der geheimzinnige kwakzalveryen J (hy vertrekt.) VAN DER LINDEN. Grandman! — Grandman! v~ t f d e t o o n e e l. VAN DER LINDEN, GRANDMAW. VAN DER LINDEN. Wv hebben iets voor. GRANDMAN. Aan myn oor? VAN DER LINDEN. Wy hebben een grap voer. GRANDMAN. Een grap ? ha — zoo — een grap! dat is braaf! B ft VAN  r ao het MAGNETISMUS, VAN DER. LINDEN. Gy moet een Profesfor verbeelden. GRANDMAN. Hoe maak ik dat? VAN DER LINDEN. Gy trekt een zwarte Rok aan, en zegt op alles wat gezegt wordt: „ dat weet ik beter 1" GRANDMAN. Dat is onbeleefd! VAN DER LINDEN. Gy zyt een Geleerde; gy moet alles en alles tegenspreken. GRANDMAN. Niets fpreken. VAN DER LINDEN. Al is het zoo veel als niets — goed. Gy moet tcgenfpreken. GRANDMAN. Maar men zal my toch ook wel tegenfpreken. VAN DER LINDEN. Dan moet gy lomp zyn. GRANDMAN. En als men my bcwyst dat ik ongclyk heb? VAN DER LINDEN. In dat geval moet gy, als geleerde, fchimpen. GRANDMAN. Charmant! en ook — (Jiy maakt het bewys van vechten!) VAN DER LINDEN. Vooral niet! — God bewaar' ons! maar wel lomp tot  B L T S P E l. ai tot flaans toe; dat is zo de trant, dat noemt men in de fchoone wetenfchappen, vrymoedigheid. GRANDMAN. Als men over Boeken met my begint te fpreken ? VAN DER LINDEN. Zeg dan dat ze niet op den rechten weg waren. GRANDMAN. De Boeken? VAN DÏR LINDEN. Hunne Schryvers; en dat gy hun wilt te recht heipen. GRANDMAN. Nog een vraag! men zal my zeggen, dat ik eerst iets zaakelyks fchryven moest. VAN DER LINDEN. Dat doet men niet. GRANDMAN. Dus heeft men ongelyk. VAN DER LINDEN. Die zo op gebreken loeren, en door fchimpen opzien verwekken, kunnen niets beters; dat is reeds vastgefteld. GRANDMAN. Heer Lieutenant, het is VAN DER LINDEN. Houd my niet op — ik moet weg! GRANDMAN. Het is, by myn ziel niet mooglyk, Heer Lieutenant. Ziet eens — ik ben toch altoos voor een eerlyk B 3 ' man  «% het MAGNETISMUS, man bekendt geweest — Iaat my iets anders verbeelden als een geleerdt Profesfor. van der. linden, ItlgchendS. Kaerel, gy denkt toch niet — grandman. Wat recht is, Heer Lieutenant ■' — Zeg het zelfs, wat zyn dat voor akelige Eigenfchappen: ecrftelyk, moet ik alles tegenfpreken; ten tweeden, lomp zyn; ten derden, fchimpen; en, dat doet immers geen ordentlyk mensen! van der linden geeft hem geld. Daar, ftel u hier door gerust! maak u fchielyk gereed, en koom op myn kamer, (vertrekt!) grandman beziet het geld. Het geld is wel goed! maar — dat ik tot een voorwerp van fpottcrny moet verftrekken — is haatclyk ! ■— Ik mag die eigenwyze kacrels niet lyden: Zy kyken in de wolken en vallen in de drek. Hoe willen zy nieuwe wegen wceten, daar zy de oude niet kennen! — en wat zal ik doen ? — ik ben een braaf Soldaat geweest; maar ik denk altyd, ik kan de lompheid niet zoo goed als een geleerde gebruiken, (vertrekt!) ZES-  B L T S P E L. Q3 ZESDE T O O N E E L. Des Schoolmeesters wooning. Een tafel, daarop een Globe, Boeken, Chimifche Glazen, een Microscoop enz: enz: Voor het vengfter is een Zoldertje, gelyk men in ouderwet fche huizen vind, waarop Karolina-'s ftoel ftaat. jian de zyde in den hoek een fchoorfteen, by welke men een foort van Laboratorium ziet. karolina (nadert de deur van de kamer, die gefloten is.) Greflootcn? — altoos gefiooten! — rampfpocdig noodlot! de beste jaren van myn leven hier opgeflooten te zitten. Ik bemin myn' vader — de deugd is my heilig — waarom word ik behandeld, als die elendigcn, welke met een opgeruimd gemoed, verraad aan beiden plegen ? ö vander Linden, zo gy my bemint, verbreek dan myn kerker! maar hoe? — door geweld ? — ach, ik heb het hart niet om, by de traanen myns vaders , onverichillig te blyven! en vrywillig— zal myn vader van der Linden niet voor zoon aanneemen ? want hy is officier!— treurige keuze: eeuwig opgeuooten zyn, of een vader bedriegen, die by alle ongemakken des oudcrdoms, by al de pedanterie der Zeden, my innig bemindt! — ftil — ik hoor gerucht — myn vader zal komen. — Neen, hy is het niet! — en toch — (zy gaat op haar plaats zitten.) B 4 ZEE-  24 het MAGNETISMUS, ZEVENDE T O O NE E L. karolina, frans,fpringt uit defchoorflten. _ _. karolina, met een git. JVlyn God! —. frans. Gehoorzaams Dienaar, Jufvrouw! karolina. Myn Hemel! wat wik gy? — van waar — Frans? Hoe komt gy daar ? frans. Van uws Buur mans Dak op het uwe — en zo dc fchoorfteen in. karolina. Onmoogclyk! — maar — f rans. Stil daar van! van het korte afzyn uws vaders gebruik gemaakt! gy hebt nu reeds acht dagen Hoofdpyn voorgegeeven — niet waar? karolina. Zonder de reden daar van te begrypen: ja. frans. Als uw vader te huis komt, moet gy over no,w heviger pyn klaagen, dc Hofraad zal den Heer Schoolmeester overhaalen, om U door het Magnetismus te laaten geneczen, karolina. Wat is dat? FR a ns. Dat is evenveel, Dc Lieutsnant za! koomen, en . Grand-  B L ST S P E L. 2S Grandman in zwarte Pro fes fors Ideederen; gy gaat zitten, men raakt u eenige reizen, zo — zo — en zo aan; (hy vyst het haar) wanneer de Lieuteieant tweemaal uwe linker wang met zyn vinger aanroert, moet gy u houden als of gy fliept. — KAROLINA. Maar — FRANS. Stil! dan ftaat gy op, en fpreekt als de Nachtwandelaars — KAROLINA. Ik heb daar wel iets van gchoordt. Maar wat zeg ik dan? FRANS. Dat gy naar buiten — in de open lucht moet — dan gaat gy — verbiedt een ieder u te volgen, behalvcn Grandman; buiten ftaat een Rytuig — Grandman rydt met u weg — en gy zyt gefchaakt. KAROLINA. Gefchaakt ? — In eeuwigheid niet! FRANS. Thans is Mynheer uw vader by Rendius — — wilt gv liever in een paar dagen mevrouw Rendius heeten? KAROLINA. Hecnl — och God, neen! — maar, myn arme vadei ? — FRANS. Mynheer de Lieutenant trouwt u — MynheeE ftaat voor alles i» — en gy zyt gelukkig! B 5 KA-  2ö het MAGNETISMUS, karolina. Als dc Hofraad edele oogmerken met my heeft waarom fpreekt hy dan met met myn vader ? frans. Hat zal hy naderhand doen — gy ryd Hechts naar des Hofraads huis — het Huwelyk wordt niet eer voltrokken , voor dat uw vader zyn toeftemming geeft — in ons huis vind gy myn Heer's zuster. karolina. Op deeze wyze mynGodt — myn Vader ! — waarheen ? — weg ! ■— frans. De fchoorfteen uit is te laat — ik ga in die kamer — ftil! — ik süal onder de Bedfteede kruipen, (hy gaat in een der Zyvcrtrekk.en.~y ACHTSTE T O O N E E L. karolina, de schoolmeester de deitr openende. de schoolmeester. iiog hoofdpyn, Lcentjc? karolina. ó Yrccslyk, Vader. de schoolmeester. Gy moet geduld hebben! karolina. Maar het is nu reeds acht dagen! Dt  B L r S P E L. aj de schoolmeester. Wie veel lydt is tot heerlykheid uitverkooren! karolina. Indien het maar te verdragen waare! de schoolmeester. Gy moest een hand vol gedroogde falie eeten. karolina. God bewaar my, wie kan dat doen 1 de schoolmeester. 6! Gy monfirum horrendum ingens — karolina. Nu, in Gods naam! — de schoolmeester. Cui Lumen a demp turn — Kent gy de kragt niet , welke God in dat kruid afzonderlyk gelegdt heeft? karolina. Ik zal falie haaien.'(:zy wil vertrekken:) pe schoolmeester. Blyf, ik zal het doen , gy gaat niet zonder my. Ik waag myn leeven aan uwe zekerheid. Gedraag u wel. (vertrekt:) karolina ftaat fchielyk op. Ach Linden — Linden! — waar blyft gy? — indien hy terag trad, nu het ernst wierd ? - O God! — myn Vader komt. —« de schoolmeester. Hier eet deeze hand vol welgemoed op! QÏÏJ gaat vitten leezen:) KA"  a8 het MAGNETISMUS, karolina. Ik zal. (: Zy neemt eenige bladen in den mond, en fteekt de overige, weg:) de schoolmeester. The■/aurum — ik heb een fchat ontdekt ? — dit zyn geheimvolle Boeken. karolina. Ach? de schoolmeester, Wat ? karolina. Ik zeg: ach ! de schoolmeester. En dat waarom. karolina. Ik geef niet veel om boeken. de schoolmeester. Domme meid ? trouw den heer Rendius, dat ik van u , en. van alle oplettendheid ontflagen worde ! uw Bruidegom zal aanftonds hier zyn. ' NEGENDE T O O N E E L, de v0r1gen, rosenstein. rosenstein. Hoe gaat het, Heer Schoolmeester? — hoe vaart Leentje ? karolina. Ach, heer Hofraad.' — db schoolmeester. Op uw plaats! (:Karolina gaat zitten:) koom niet  B L T S P E L. 29 niet ongeroepen — fpreelc niet ongevraagd. (:tegens den Hofraad:) Zy heeft nog geftadig Hoofdpyn; welkoom 1 ROSENSTEIN. Uwe Dochter is — DE SCHOOLMEESTER. Eene vrouw! Het is beter dat de mensch alleen zy, dan dat hy met eene eenvouwdige vrouw zya dagen flyten moet. ROSENSTEIN. Gy brengt haar niet genoeg onder menfehen. DB SCHOOLMEESTER. Waar zal zy heen, dierbaare heer Hofraad ? — mannen zyn listige weezens. Zal ik haar by vrouwen brengen ? ó hé, men zegt my: dat de gebruiken , die de vrouwen hedendaags onder eikanderen ingevoerdt hebben, zo vry zyn, dat zy de mannen doen bloozen — daarom fluit ik haar op. Hier zit ze en eet falie voor de Hoofdpyn, hier zit ze, hier zal ze zitten, tot dat Rendius haar man is. ROSENSTEIN. Dus wilt gy haar aan hem geeven? DE SCHOOLMEESTER. Deo favente, ja! KAROLINA. Maar ik denk — DE SCHOOLMEESTER. Gy hebt een Infiinkt — naar uw plaats! —• ces Jnftinkt en geen Ziel; daar by geen Ratiocinium; dut  30 het MAGNETISMUS, daar by moogt gy niets denken; anders wordt gy van den Registratori Rendio zonder meer, coram farocho in de kerk uitgeleeverd. rosenstein. Stel u gerust, mejufvrouw! — de schoolmeester. Meisje — Meisje ! die naam blyve u dierbaar , myn kind! — onze meisjens wel is waar, dulden die naam Hechts alleen in het Huwelyks formulier; zo als de groote hecren de naamen van vervallen Heerlykhedcn , in hunne Eertytcls — dus meisje, Wilt gy zeggen — rosenstein. Zy moest minder bezorgd zyn, meende ik; het zal alles nog goed gaan! de schoolmeester. Ik ben zoo verheugd haar kwyt te worden, wegens de ftrenge naarfpooringen, dat ik, indien Rendius dit ogenblik trouwen wilde, haar terftond aan hem zal uitleveren. Genoeg daar van ! — ik heb in Hermeneuticis groote voortgangen gemaakt. rosenstein. Nu — en ik koom om u met eene groote ontdekking te verryken. de schoolmeester. En dat is, myn Beste ? rosenstein. Hebt gy reeds van het magnetismm gehoordt? 91  B L T S P E L. 3i DE SCHOOLMEESTER. Neen; in dit Dorp of ambt hebben de inwoonders nog niets daar van befpeurd. ROSENSTEIN. Waar van ? DE SCHOOLMEESTER. Van het Magismus. — Maar in oude tyden heeft zig dat fpook veel doen zien. ROSENSTEIN. Onmoogclyk! DE SCHOOLMEESTER. Anno 1691 zyn hier aan den Zandberg, de laatfte met het vuur geftraft geworden. ROSENSTEIN. Gy begrypt my niet. Ik meen het Magnetismus. DE SCHOOLMEESTER. juist de zwarte konst. ROSENSTEIN. God bewaare ons! DE SCHOOLMEESTER. Magie, of Magismus ! — ROSENSTEIN. Neen, dit is eene nieuwe zeer emftige kunst. DE SCHOOEMEESTER. Ha! — daar gy kortlings van fpraakt—wat gy my ontdekken wilde! — dus — eene zeer ernftige kunst?— ROSENSTEIN. Haare uitvinding volgde op die der Lugtbollen. px  3* het MAGNETISMUS, de schoolmeester. Wat word daar by gedaan ? rosenstein. Men prepareert zich door vasten — vat een yzer aan — hoort muziek — ziet ftyf voor zich neder mag niet fprecken, — de schoolmeester. Dat moet langdraadig zyn! rosenstein. Zeker! dan word men flaaprig — de schoolmeester. Dat is natuurlyk. rosenstein. En men vak in flaap. de schoolmeester. Niet meer als bÜlyk! dat is echter nog niets buiten gewoons. rosenstein. Ja; maar dan Profeteert men. de schoolmeester. In den llaap? rosenstein. Waarachtig! men noemt zyne ziekte — men fchryft zich zelve Geneesmiddelen voor — kortom . men voorlpelt den loop der ziekte. de schoolmeester. Verbaasd! zo waar ik — — — dies kompleete, voorfpcllingen ? RC-  B L f* S P Ë L, 33 ROSENSTEIN. Geheel kompleet. — De gemagnetifeerde zegt ook wat andere denken, willen en gevoelen. DE SCHOOLMEESTER. Alles in den flaap. ROSENSTEIN. Natuurlyk! DE SCHOOLMEESTER'. Ziet men oók hoe het in andere hoofden toegaat? ROSENSTEIN. Op' het naauwkeurigfte 1 DE SCHOOLMEESTER. Ei lieve! dit moet veel aanzienlyke, geleerde en hooge hoofden den dood veroorzaaken. ROSENSTEIN. Waarom ? DE SCHOOLMEESTER. Om dat men nu in hunne hoofden kykt. — Maat zou dat wel zeker zyn ? ROSENSTEIN. Waarachtig! — allen die zich daar mede ophouden, verzekeren het. DE SCHOOLMEESTER. ó He! dat bewyst niets! ROSENSTEIN. Ook wanneer zy niet geheel ervaren in dc kunst zyn. DE SCHOOLMEESTER. Dan moeten zy wel eershalve zo iets doen, neen, Üeys lieer Hofraad, — uw woord, en het woord C al-  34 het MAGNETISMUS, aller toveraars — flaapers — en zogenaamde kunftenaars zegt refpektivelyk niets; aan de voorzeggingen kan niets zyn, want alle gezamentlyke Lotery Admi- ■ niftratien in de waereld hadden anders het Magnetismus reeds voor lang in hunne Pro/pe&usfett aanbevolen. rosenstein. God beware ons! in tegendeel! pb schoolmeester, hem fchielyk in de reden vallende. Ik verzoek u niet te lasteren! Het is deeze hoofden alleen om het heil der menschheid te doen; gy zegt het zelfs, — door het Magnetismus heeft men een volkomen gerustftellende Infpectiè in het Gegarandeerde geweten bekomen, en menige zwakke had dan, na de wensen dezer menfehenvrienden, de getallen geraaden. — Dit waare gelukkig en edel te gelyk. rosenstein. Ha, ha, ha! gy hebt uwe eige wyze van disputeeren. de schoolmeester. In ernst, heer Hofraad! — dat men echter dooide magneet, gepaard met de zotheden die men daar by te werk fieldt, het ligchaam kan ontroeren, geloof ik wel; — de mensch is van natuur voor het Wonderbaare; deels, wyl onze weinige erkentenis niet ver ftrekt, dan uit aangeboorene hoogmoed, en ik; vertrouw door een koehoorn of kerkfleutel, ds-  B L T S P È L. $5 dezelfde wonderen te kunnen doen; — maar — —> of het van eenig nut zou zyn ? — dat is — ROSENSTEIN. Het komt op een proefneeming aan ! — mejufler uwe Dochter , by voorbeeld , is ziek ! —» DE SCHOOLMEESTER. Op die wyze kon ik dan de oorzaak van haarS ziekte ontdekken, denkt gy ? ROSENSTEIN. Gemaklyk. DE SCHOOLMEESTER. Zy genas dan zich zelve? ROSENSTEIN. Waarachtig I DE SCHOOLMEESTER. Verwonderlyk! dc mensen — Godt fta ons by! «• is dus niet wel by zyn zinnen en propheteert ? ROSENSTEIN. De mensch is dan gedesorganifeert. DE SCHOOLMEESTER. Wat beduidt dat? R OS E NSTEIN. De mensch is dan geen mensch meer. DE SCHOOLMEESTER. Dus een redeloos dier ? ROSENSTEIN. Neen, enkel Ziel. DE SCHOOLMEESTER, Gssn mensch, enkel ziel ? remarquaMe ? dat is C V waarl  3& het MAGNETISMUS, waar! — maar die nu zoo de waereld rondreizen , om de menfchen zo te de — de - demenfcheren, zyn die wel by hun verftand ? rosenstein. Daar twist men nog over. de schoolmeester. Waardoor kunnen zy het dan ? rosenstein. Het zyn machtige menfchen. de schoolmeester. Machtige menfchen ? dat is goed — dan kan het onze fuperihtendent niet ! — dus — terwyl de mensch daar legt als een dier, is de geest afgezonderd , en propheteert? — de Droes ? — die zaak is niét zonder verwarring; — men kan, hoe verftandig men ook is, er niet teritond achter komen! — 'er legt eene — eene — hoe zal ik my best uitdrukken? — refpeêtable dwaasheid in. T IE ND E T O O NEE L. xonsistoiraal raad rendius,de voorigln, de schoolmeester. 6 L/uister eens, lieve heer Konftfloriaal Raad — rendius. Goeden morgen, myn heeren! — goeden morgen, lieve Bruid! de schoolmeester. Hoor eens wat men nu heeft uitgevonden... ren-  B L T S P E L. 37 rendius. Zeker niets goeds! want de waereld is kwaad. de schoolmeester. Men heeft een middel uitgevonden, om de menfchen gek te maaken; dat — rosenstein. Gy begrypt de zaak verkeerd, heer Schoolmeester. de schoolmeester. Ja, ja — nu weet ik het, men laat de menfchen uit tydverveeling inilaapen, dan verliezen zy het verftand — rendius. God bewaarc ons daarby! de schoolmeester. Als zy het oude verftand verflaapen hebben, krygen zy een nieuw, een byzonder — rendius. Wie geeft hun dat ? rosenstein. Wie maar wil. de schoolmeester. Het nieuwe verftand nu, prakt ifeert de voorzeggingen; dan flaapen ze uit, en dan keert het oude verftand terug. rendius getroffen. Gy myn heeren, fchynt nog niet uitgeilaapen te hebben! rosenstein. De geleerde die benevens zeker Profesfor ,hier zyne experimenten doen zal, is hier dicht by. C 3 »«-  I 38 het MAGNETISMUS, de schoolmeester? experimenten. RENDIUS J Wat? rosenstein. Ja! om de hardnekkige ziekte van uwe dochter voor altoos te geneezen, heb ik hem hier ontboden, RENDIUS. En Hemt gy dat toe, heer Schoolmeester. de schoolmeester. Waarom met? rosenstein. Ik ben van uwe philofophié vooraf overtuigd gewecst, en deed u deezen dienst buiten u weeten. _ de schoolmeester. Ik bedank u, heer zoon ik ben niet gclyk de domme boeren die niet eetcn, wat ze niet'kennen ; voor de gezondheid myner dochter wil ik het doen. karolina. Maar vader, moet ik — de schoolmeester. Apage — pak u weg! gy wordt niet gevraagd. r osenstein. Maar gy behandelt uwe dochter als eene flavin. de schoolmeester. Zedert dat de vrouwen zelfs zo a&if handelen, verhezen zy de bekoorlykheden van hun geüacht. rendius. Eïus is de antichrist zo naby ? rosenstein. Antichrist? Lieutenant Linden — Antichrist? d e  B L r S P E L. 39 EE SCHOOLMEESTER Vêrfihrtkt*. Lieutenant"} hoe! R ENDIWS. Ja, de officieren zyn engelen des fatans; zyn werktuigen ter verleidinge op aarde. DE SCHOOLMEESTER. Het is dan een officier die deeze kunst uitoeffent? — ik meende dat het een geleerde was ? ROSENSTEIN. Kan dan een officier geen geleerde zyn. DE SCHOOLMEESTER. Het is mooglyk, ja! — maar — ROSENSTEIN. Schaadt het, als hy de zaak verricht ? DE SCHOOLMEESTER. Me praefenti — neen! ' RENBIU'S Zal deeze vroome wooning dan een tempel van duivels kunften worden? o had gy vroeg en nuchtcren , uwen kubach over de aanvechtingen geleezen, dan zou u dit niet overkoomen! genoeg, myne bruid zal nietgemagnetifeeri worden! DE SCHOOLMEESTER. Hoe? — zal myne dochter geen nieuw verftand worden by gebragt ? RENDIUS. Wat een vrouw buiten het koeten leerdt, dat is van den kwade! C 4 *o-  4«> het MAGNETISMUS, rosenstein. My dunkt echter — rendius. Gy zyt een hnigchelaar, Schoolmeester! een zwarte booswicht; een wolfin Schaapsklederen i het hoogloflyke konfiftorie zal uwe duivels kunsten verneemen. ELFDE T O O N E E L. xieutenant van der linden in Uniform, grandman a/s Pfofesfir , de voorigen. de schoolmeester. VV elkom, myn waarde Heer Lieutcnant! — ij dat de Heer Profesfor ? g randman. Dat weet ik beter! van der linden, trekt hem by de rok. Ja — dat is hy. rosenstein. Myn Heer de Schoolmeester, Heercn, wenschtc zyne Dochter door u te laaten magnetifeeren. de schoolmeester tegens van der linden. Er beftaat dan een nieuw verftand ? van der linden verlegen. Hoe ? — het —• 6 ja! rosenstein. Waarachtig een nieuw verftand. grandman, Dat weet ik beter I ; mn-  B L r S P E L. 4£ RENDIUS. De oude Heer behaagt my! — gelieft de Heer Profesfor zich wel te verldaaren — GRANDMAN. Bekeeren? — gy zyt niet te bckeeren. RENDIUS. Myn Heer — gy komt my geleerd en verftandig voor. GRANDMAN. Onverftandig? — ó ja dat kan men wel aan u zien. DE SCHOOLMEESTER. Ik wcnschte wel, heer Zoon! dat gy u een ander verftand deed bybrengen. RENDIUS. Blyf my met die duivels kunften weg! VAN DER LINDEN. Wy hebben haast! Is dit meisjen uwe Dochter ? RENDIUS. Heer, gy moet weeten, dat ik haar trouwen zaL GR ANDMAN. Volftrekt valsch! Gy zyt niet op den rechten weg. ROSENSTEIN. Lieve Heer Profesfor! — RENDIUS. En, God dank! nog heb ik een gezond verftand. GRANDMAN hevig. Dat weet ik beter! ROSENSTEIN. Een woord {neemt Grandman ter T^de.} C 5 RIN-  4* het MAGNETISMUS, rend ius. Ik moet my over de lompheid van den Heer Profesfor verwonderen. van der linden. Dat moet gy hem niet kwalyk necmcn; hy heeft zich dat door het Recenfecren aangewend. Gy, lieve Heer Rendius, kunt voor het overige uwe Bruid zelf ma^netifeeren. rendius. Ik vcrltac dat duivelsfpel niet. rosenstein. Men moet geen tyd verliezen, Ilcercn! van der linden. Waar is het meisje? de schoolmeester. Koom hier, Karolina ! van der linden. Begeert gy gemagnetifeert te zyn ? karolina. Ja- van der linden. Gy moet echter vertrouwen in myne kunst (tellen. karolina belangryk. Ik verlaat my op uwe Ecrlykheid, myn Heer, cn dus vertrouw ik op al wat gy doet. van der linden. Gaat zitten! — (Karolina plaatst zich in een Leuningfloel; Rofenflein doet den Schoolmeester op fenige afftand tegens over hem (taan; Grandman flaat achter de foei; van der Linden fpreekt zacht met  B L T S P E L. 43 met Rendius, die knorrig met het hoofd knikt) de kuur begint; Heer Rendius verricht dezelve. re nd i us. Uit liefde voor myne Bruid — ex officio — uit voorzorg, — (Rofenflein gaat naast den Schoolmes ster ft aan. Van der Linden beftiert de kunstbewerking , luistert Rendius in het oor wat hy doen moet; deeze raakt op eene onhandige wyze haara wangen en handen aan; lomp) gevoelt gy iets ? karolina. Ach! — geheel niets! Van der Linden fpreekt weder zacht met Rendius, die haar hier op'lomp tn 't gezicht blaast. van der linden. Stolt gy vertrouwen in dien Heer? karolina. Ach neen! rendius. 1 Dat heb ik wel gedacht! (hy voegt zich by den Schoolmeester.) rosenstein. Gy moet nu een ander uit het gezelfchap verlae-i zen, jufvrouw! de schoolmeester. Den Heer Profesfor. van der linden. Stelt gy vertrouwen in my, Jufvrouw? karolina. Ach ja! r endi us. God fta ons by! vertrouwen in een Lieutenattt! st  44 het MAGNETISMUS, de schoolmeester. Me praefenti ! J til, heer Zoon! {Van der Linden wrjft /maren armenkuscht haar de ha nat.) de schoülmees ter. Moet dat zo zyn ? , , rosenstein. Zekerlyk ! rendius gemelyk. Daar heeft hy my al niets van gezegt. Van der Linden ziet haar ftyfaan; brengt zyn hand voorby haar gezicht aan den hals; en als hy van de fchouder aan den boezem komen wil zegt de schoolmeester. Een woord, Heer Lieutenant! (van der Linden houd op) is het even veel — rosens tein. Om alles wat u lief is, fpreek hem niet aan ! de schoolmeester zachter tegens Rofenfiein. Is het even veel of myn heer de hals of de hand rnagnetifeert ? _ . rosenstein. Dat is het zelfde ! de schoolmeester zacht, maar angjiig. Heer Lieutenant, neem toch dc hand. rosenstein nadruklyk. Het vertrouwen, heer Schoolmeester! grandman. Schoolmeester, gy zyt zo dom als een varken! de schoolmeester* Die heer moet wel zeer beroemd zyn, naar zyn ïaal te oordeclen — van  B L T S P E L. 45 van der. linden treed plechtig terug, en zegt zacht tegens de overigen. Zy is Somnambul. de schoolmeester. Wat beduidt dat! van der linden. Zy flaapt. de schoolmeester. Dus komt nu het aparte verftand ? van per lindenrendius. Slaapende ? van der linden. Ja- rendius. En dat geeft haar den heer Lieutenant ? rosenstein. Voor zeker! rendius. Dus heeft hy haar fimpel gemaakt, zo als zy nu daar legt! ik bedank voor het huwelyk! de schoolmeester verfchrikt. Heer zoon! van der linden. St! nu zal zy prophetecren. karolina ftaat op en zegt met verrukking. Ik ben in de hemelfche vreugde. rendius. Zy is bezeeten! karolina plechtig. o Rendius — Rendius ~ Rendius! GRAND-  45 het MAGNETISMUS, grandman. Gy zyt niet op den rechten weg! rendius. Het arme kind! zy roept my tot hulp! karolina. Rendius, wyk van my! gy zyt een Ezel! grandman. , Nu zal het nieuwe verftand beginnen! rendius. De fatan ipreekt uit haar! de schoolmeester. Zy gaat met open oogen. Die heeft een goed ver^. trauwen; Ziet gy wei hoe zy by den Heer Lieutenant ftaan blyft ? karolina. Dit mensch meent het goed met my! — ik moet in de lugt — ha — in de lugt! ik zal veel gelukkiger deeze kamer weder zien, (Zy doet eenige fikreden. Rendius wil haar volgen) wanneer Rendius my volgt, zal een zwarte geest hem een oorvyg gecven. (vertrekt) rendius. Alle goede geesten! grandman. Ik zal eens gaan zien wat daar buiten voorvalt. (hy volgt haar. rosenstein. Ziet gy wel, heer Schoolmeefter, hoe zy verandert is! (vat hem by de hand:) DE  S L T S P E L. 4? DE SCHOOLMEESTER atlgftig. Ja — hm! — ja — ROSENSTEIN. Wat deert u ? DE SCHOOLMEESTER. Zy komt immers terftond terug? — ik heb baar niet gaarne lang uit myn' oogen. ROSENSTEIN. De Profesfor is by haar. REN D I US. De duivel is by haar! nagevolgt, heer vader — nagevolgt 1 VAN DER LINDEN. Ei, indien gy bang zyt, dan wil ik liever — DE SCHOOLMEESTER. Neen, ik moet alles zien — ROSENSTEIN. Laat hem maar gaan! — DE SCHOOLMEESTER. Hoe of het met het magnetismus toegaat! (hy rukt zich los, gaat de deur uit, die men hem van buiten hoort dicht maaken. Rendius wil hem volgen, van der Linden houdt hem by een flip van de rok vast, en grendelt de deur ook van binnen toe, ROSENSTEIN. Vervloekt! VAN DER LINDEN. Jllons heer Rendius! de bruid afgeftaan , of terftond hier met piftoolen gevochten. REN-  48 het MAGNETISMUS, rendius. Alle goede geesten! van der, linden. Ik trouw haar — doet gy aftand, dan zyn hier hondert Louisd'or — nu, met piftoolen gevochten of fchriftelyk aftand gedaan ! rendius neemt het geld. Ja, indien gy geweld gebruikt — rosenstein. Onderteeken dit — rendius. Hoe? — ik — van der linden. Ik druk af! rendius. Als het maar geen wisfelbricf is — rosenstein. Dl Op myn eer niet, rendius. Nu dan in Godsnaam! van der linden. De oude komt, fchielyk! (Rendius teeiendt.) rosenstein. Het betreft de kinderen, die gy de eerlyke Karolina ten huwelyk zoud gebracht hebben, en waarvan de Schoolmeester zekerlyk niets weet. van der linden, doet de grendel van de Deur af. rendius. St! St! —> ils ben een Lid van het Konfiftorie, mya Heeren l T WAAL F-  B L