D E GÉESTENHBEZWEERJEE.* TREURSPEL i n DRIE BEDRYVËN, Naar hit Hoogduitsch van A. G. B R E T Z N E R, DOOR Mr. V. B O D D A E ft T. IN DEN HJGE, B* J.' c, LEEUWESTYN, 17 9 7-  V E R T O O N E R a n t o n i o, Edelman van Napels. b en vb nut o, deszelfs Broeder, woon-> achtig te Rome. i o r e n z o, Zoon van Antonio, verlooft aan l a u r a. f e r (j a 'n d o, minnaar van l a u r a. la u r a, Dochter van benvenuto. j u l ie, Zuster van f e r n a n d o. Een franciscaner monnik. Het Tooneel is op een Buitenplaats ty Napels-  D E G EESTEN-B EZ WE ERE R« TREURSPEL. EERSTE B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. '£ Eén tuin in het huis van jfntonio. f£RNANDo, daar na l oren zo. fernando leunt aan digt in een gewasfen boomsn, door welker takken de Maan fchijnt, en Jpeelt op een 'fluit. Hij begint met eene zwaarmoedige Jmeltende Adagio, en eindigt met een wild presto. Lorenzo , die op eenigen af (land, met de armen over elkaar geflaagen, heeft Jl aan luijleren, komt dan naar hem toe en valt hem in de armen.} LORENZO. "\^ie is deeze hemelfche verfchijning ? —— Voleind, voleind Goddelijke betoovenaar! rust A * een  a DE GEESTEN-BEZWEERER. een Godheid op uwe lippen ? 6 Gij hebt mijrle ziele getroffen, alle mijne zinnen in mIjne ooren getooverd, en mijn geest in firceken vol van bedwelmende luchtbeelden heen gevoerd! (.Hij drukt hem aan zijn borst.) Fernando, beminde» onbegrijplijke Fernando! laat mij u aan mijn hart drukken en mijne ziele in de- uwe doen vloeijen. FERNANDO. Lorenzo, lieve gloeiende dweeper! kan een weinig inbeelding zoo fterk op uw hart wérken ? LORENZO. Inbeelding ? neen; dit was de taal van het hart: dit zijn fmarten van een gevoelige ziel, de woefte ftroomachtige uitbarfting van een diep verwonden ongelukkigen, wiens hart met fertwijffelirjg ftrijd. FERNANDO. QMet een treurig gevoel, met het hoofd of Lfrenzo's fchouder leunende.) Goede Lorenzo, gij hebt mij veriïaan. h 9-  DE GEESTEN-BEZWEERER. $ L O R E N Z O. Heb ik ? ö Zo koom dan in mijne armen j kusch mijne ziele van mijnen mond, en deel uw hart met het mijne. Slechts ongelukkigeri konnen met ongelukkigen gevoelen. fernando. Ja, wat is het mcedc-gevoel eenér deerne», mende ziele ; eene verzachting voor een oogenblik; een druppel in een gloed, die dan zelfs met verdubbelde macht tegen den ongelukkigen woed; 6 vriend! er zijn fmarten, waar in zelf de vertroofting van een vriend krachta» loos word. ^ LORENZO. ( Hoe Fernando? Is het geen troostvolle gedachte, er is een hart, dat uw' lijden ge» voelt ? FERNANDO. Hce! vriend, hebt gij nimmer van ve'rtwijffeling gehoord, nimmer van rampen en fmarten der ziele, waar door de hoop fterft, het hart uitbloed , zijne Banden verbreekt, en den' geest zig door van fteile rotzau neer te Horten , gerust moet Hellen. A 2 LOff  4 DÉ GEESTEN-BEZWEERER, lor en zo vat hem met fchrik bij de hand, en ziet hem medelijdend aan. Fernando ! zoude dit uw geval zijn ? fernando, (geheimzinnig. ~) Vraag mij niets vriend ! laat mijne ziel ongeftoord. Hier in deeze akelige duifterheid verheugt zig mijn geest. Vertwijffeling is niet voor den dag! In de donkerheid des Middernachts, wanneer wilde ftormen woeden , huilende winden de hairen omzuizelen , en de ganfche natuur fchrik om zig heen verfpreid, ftaat de wanhoopige alleen in de fchepping; toorn en oproer der ziele zijn zijne metgezellen en rampen en weeklachten zijn fchrikkelijk lot! — (met detlneeming) Noch eenmaal : er zijn fmarten der ziele , voor welke zelf de troost der vriendfchap krachteloos word, en te rug beeft. l o r E n z o. Gij ongelukkig ? — gij in vertwijffeling ? gij dte zoo overvloedig door de natuur begaafd zijt, uitgerust met een geest, die zelf «te  DE GEESTEN-BEZWEERER. 5 de Engelen eerbiedigen moeten ; met een hart, zoo groot, zoo gevoelig, zoo gevormd voor vriendfchap, zoo gloeiend voor liefde... fernando, (als verfchrikt!) Liefde ! Ja gij, gij alleen kunt olij in mijne wonden gieten , mijnen geest verheffen en het leed uit mijn hart verdrijven ! — Liefde, Jieflijkc fpeelnoote des leevens, heilig gevoel der menschheid , hemels voedzel der ziele ! Hoe groot, fchoon en goddelijk ftaat gij voor mijn oogen; gij doet mij mijn lijden vergeten en verheft mii booven mij zeiven. (tot zig zelven koomende ) gij zijt verbaasd Lorenzo ? gij gelooft misfehien dat ik ijle? zijn dit niet onze gelukkigfte, zaligfïe uuren ? — 6 er zijn oogenblikken , in dit leeven, in welke men een krankzinnige benijden moet! l 0 r k n z 0. Liefde, zegt gij ?— ö noch eenmaal in mijne armen, dat ik u vafter aan mijn hart drukke, en mijn noodlot aan het uwe keetene ! ■— (moedig en wild) overwinning of dood zij het einde. A 3 fe»-  6 DE GEES TE N-BEZ WEERER. fernando. Dood ? de gelukkige Lorenzo ? g l o r e n z o. Ach! hoe veelen achten wij niet gelukkig en het verdriet knaagt heimlijk aan hun hart. Achter den duifteren fluier der verborgenheid ligt mijn noodlot ontdekt; mijne hoop en wenfchen verlieeen zig in het !graf; het geheele geluk mijner ziel fterft in het ijflijk 0ogenblik der ontdekking. fernando,f_ geheim vol. y En vriend: als deeze fluier eens afviel! < l o r e n z e. Wat zegt gij ? pernando. Wanneer een vertrouwde met de geheimen der eeuwigheid uwe twijfelingen ophelderde ? (lorenzo grijpt haaflig zijn hand, en *iet hem met Je uiterjle verbaasdheid aan.} lorenzo. Qm Gods wil ! — Ha; dat zou fchocn én fchrik-  DE GEESTEN-BEZWEERER 7 Schrikkelijk zijn ! — doch neen ! wie zoude dit konnen doen? wie heeft het vermogen van over de grenfpaalen van dit leeven heen te treeden ? geen fterveling heeft tot noch toe het gordijn, dat tusfehen dood en leeven hangt, opgeflaagen; dit recht heeft de Eeuwige voor zig behoudun. O vriend ! gij kent mijn lijden niet; gij weetniet, dat mijne ziele tusfehen plicht en liefde eene verfchrikkclijks keuze moet doen. Hoor mijne treurige gefchiedenis; ik zal mijn harts geheim ook in uwen boezem leggen, en fchoon uw vriendenraad mij niet zal kunnen redden, zal echter uwe gevoelige ziel mij haare deelnceming niet ontzeggen. — Ik had een broeder. — O Fernando , dat gij hem gezien had ! — De natuur zelf fcheen het zegel der volmaaktheid op zijn gelaat geteekend te hebben. Hij was een van die fchoone verrukkende gedaanten , bij wier aanfehouwen ijder hart zig opent, het bloed fnellcr door de aderen ftroomt, en de zielen in ftille verrukking in een vloeien ! — Met een woord : Fernando hij geleek naar u! uitgenoomen die dweepachtige trek uwer.oogen. Laura was zijne verloofde Bruid; behoeve :ik A 4 »  8 DE G EE ST EN-BEZ WEERER. u meer te zeggen ? — Reeds was de dag der vereeniglng verfcheenen; reeds begon de boezem der, van maagdelijke fchaamte bloozende , bruid , heeviger te zwoegen, wanneer da bruidegom eensklaps verdween. Hij was gewoon elke morgen naar een dicht bij geleegen eiland , het welk zijne geliefde uitfpanning was, heen te roeijen, nu kwam hij niet weder te rug. Ailerleij onderzoek was vergeefsch ; nergens konde men het minfte fpoor van hem ontdekken. Of een zeerover hem gcnoomen heeft, of hy verdronken, of opeen andere wijze verongelukt is, is tot dit uur onbekend. FERNANDO. Zeldzaam , ten uiterfien zeldzaam ! en Laura ? LORENZO» Zal ik u haare fmart afmaaien ? gij kent haar, dat lief gevoelig meisje I drie volle Jaaren zijn er verloopen en noch geftaadig treurt haar hart; noch geftaadig vloeit er, wanneer zij den droevigen oever befchouwt, «en traan der droefheid over haaie wangen! — on-  DE GEESTEN-BEZWE|E RE R. 9 onze vaders, wenfchcndc de band der genachten, hebben, intusfchcn, het braave meisje genoodzaakt mij de hand te gecven. FERNANDO. Gelukkige, gelukkige Lorenzo. LORENZO. Niet te haaftig Fernando ! Laura is een Engel , doch wie kan over zijn hart gebieden ? — Ik was eenmaal te Rome ; zag aldaar in de Miste een vrouwlijkegeflalte, door welke mijne zielgelyk als dooreen blikzemftraal vuur vatte; ik zag haar weder op een Bal en weg waren mijne zinnen; drie maanden vertoefde ik te Rome; ik wanhoopte haar weder te vinden ; wanneer een toeval haar my als een wonderwerk in de armen wierp ; en my tot den gekikkigfteu, maar ook den ellendigften der ftervelingen maakte. FERNANDO. Hoe ? verfmaadde zij uwe liefde dan ? LORENZO. 6 Neen, neen, zij bemint mij ! — Broeder, Broeder.' — Het is — uwe Zuster? 1 A5 F x R-  ïo DE GEESTEN-BEZWEERER. i'E»iiAKDO,( veinst zig verwonderd.) Julie? LORENZO. d Zij bemint mij, zij bemint mij .' FERNANDO. Lorenzo! Ik danke u voor decze ontdek* ïdng en — beklaage u! — wij moeten fcheiden. LORENZO. Scheiden?— gelieven fcheiden? ach ikfmeek u, neem die fchrikkelijke bedreiging te rug, of zie mij ontzield voor uwe voeien! FERNANDO. Lorenzo ! wat wilt gij ? — Ik zou de vreugd vrn twee gedachten verftooren? — Neen vriend! het geval bracht mij in een fckcligcn nacht in uw huis; uw vader ontving ons edelmoedig ; uwe grenzenloze vriendfehap verzachte mijne krankheid en reddede mij van den dood, en ik zoude oorzaak zijn, dat men mij vloekte; dat ouders over mij weenden; en een verlicfd meisje baar leeven in verdriet doorbracht? ■ LO-  DE GEESTEN-BEZWEERER. n lorenzo, Qinjroefheid verfiomd, •wringt de handen, en vestigt zijn eogen onbeweeglijk op den grond. ) fkrnando. Het zij zoo, dat het mijne arme zuster'het hart breekt; dat het meer dan geval was, dat een onweder ons juist in dit huis brengen moest wie heeft macht over de weegen der Voorzienigheid ? — Zwijgend buig ik mij onder het noodlot, verdraag en lijde. lorenzo. V.erfcboon mij Fernando; om gods wil blijf;. g:j beneemt mij het leeven. fernando. (Met waardigheid,, en wijsgeerige koelheid^ doch gtheimnisvol.) Kleinmoedig, zwak mensch! wien eene drift en vuurige ftrooming van bet bloed reeds onzinnig maakt, hoe zoud gij fmarten verdraagen, welker aaadenken ce ziel reeds doet beeven. lorenzo. Wat zijn alle d» finarten daezes leevens tegen.  H DfE GEESTEN-BEZWEERER. gen hoorelooze liefde? ö Deel mij de¬ zelve meeue. Jk zal ze vercraagen ! fernando, (geheimvol en in een wilden vreeslijken toon.} Arme verblinde! boe, wanneer uwe ziel belaaden waar; wanneer de vreeslijke geheimen der Eeuwigheid voor uw oogen open laagen; en gij met de ijsfelijkfïe verwondering zaagt, dat de rasfe daad der wanhoop u Hechts ■ ellendiger zou maaken; met bleeke wangen daar Hond, de hoop zelve voor uwe oogen zaagt verdwijnen, en troostloos in uwe ellende, gelijk in een cindelooze woefiijn neerzaagt? Neen! uwe ziel is te zwak, gij zijt niet gevormd voor de geheimen van de andere waereld. lorenzo. Fernando, gij verbaast mij. . Was het moogelijk? waren mijne vermoedens gegrond? fernando. Onderzoek niet vriend , en laat mij in vreede. Niet allen kunnen alles verdraagen. Slechts aan weinigen zijn de geheimen van het voor-  DE GEEST.EN-BEZWE.EREJR. 13 voorleedene in de toekomst ontdekt! — 6 konde ik u Tooneelen voor oogen ftellen doch vaar wel! Wanneer een vriendelijk windje mijn Hof eens zal verftrooijen: 6 weid dan een traan aan de nagedachtenis van den engelukkigen Fernando. lorenzo. Fernando! bij alles wat de heilige vriendfchap vermag; bij mijn leeven; bij uwe liefde bezweer ik u.laat mij niet in deezcn ijsfelijken angst! — ik heb u mijn hart ontdekt, mijne ziele (treeft naar de uwe, en gij wilt haar voor mij fluiten, mij in zulk een pijnigende, twijffelvolle onzeekerh«id laaten. fern ando. Vriend! wat wilt gij ? weet gij niet, dat onaeekerheid dikwerf beeter is dan ontdekking van een fchrikkelijke ongelukkige waarheid ? —— ha! ik konde u dezelve ontdekken, ik kon den fluier, die het droevig geval uwes Broeders omkleed, oplichten: doch zult gij dan gelukkiger zijn? Is uw Broeder dood, zoo moet gij uw woord aan uw Vader houden, en uwe hand aan Laura geevcn. Gehoorzaamheid aan  t4 DE GEESTEN-BEZWEERER. aan onze Vaders is de eerfte en faffife p!icM Van ons leeven l o R e n z ö. Maar ? Wanneer hij leeft; wanneer hij eens Ite rug komt; Laura van mijne hand vordert. Zeg, durf ik daar aan denken. fernando. Gij zoud dan als hij dood waare, moed ge noeg hebben, om zelfs teg.n den wil van uw Vader,,Laura te weigeren. i o r E ft z o. Moed, zegt gij? Ken gij de liefde? 6 Ik volge Julie in kommer en ellende naa." fernando. Doch met verwenschingen cn vloeken van uw Vader overlaaden; de knaagende worm aan het geweeten; de bewustheid v8n uwm Vader het bart gebrooken te hebben, dat elke' huppel waters met gal vermengen, en ttdere blijdfehap des leevens in doodsangst ver anderen zal? — ö Verruil her fchaduwbeeld lietde -mer tegen een zuiver geweeten; het V om-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 13 ontglipt gelijk een dwaallicht uwe handen en voert u in grenzenlooze ellende. .lorenzo. Ha! koele rcdencerende zedekundige! zijt vernuftig als de vlammen in uw hart woeden} overweeg uwe grondftellingen, wanneer liefde, dood en wanhoop u omringen! , ach! gij^ hebt een hart van Haal;nimmer heeft de,liefde in uwe aderen gegloeid; nimmer heeft dit verrukkend zalig gevoel uwe borst bezield E Gaa heen — laat mij met mijn ongeluk alleen ; gij zijt een ellendige troofter. fernando, (ziet hem emftig aan, terwijl hij zijn arm om zijn hals jlaat.} Lorenzo ï lorenzo, (met een opgekropt gevoel, terwijl hij het hoofd treurig van hem afwend.) 6 Die koele dagelijkfche menfchen! Zoo zijn 3.\) allen, zij pronken en praaien met vriendfchap, opoffering en liefde; zij wenfchen hejnel en helle te beweegen, om hun vriend te red-  itf DE GEESTEN-BEZWEERER, redden, en als het op de daad aan koomt: dan Jcoomen zij met onderfcheidingen! en zedekunde aan en kruipen ais flakken in hunne huizen te rug. ó Vriendfchap, liefde! Gij hebt geene tempels meer.- voorheen waren er vrienden. fernando, (noch bemogener.) Lorenzo! lorenzo. Zwetzen en veinzen liefde en warm gevoel i die koele zedekundige poppen ; nimmer hebben zij liefde gevoeld! anders zouden zij daat niet ftaan, en hoofdfchuddend de handen vouten en het doemvonnis uitfpreeken ? Nu weet dan Fernando; liefde is eene machtige doordringende kracht, die gloeiende elecktrifche vonk, die zalige bedwelmende begeeftering,, die dronkene zoete vergetelheid, dat verheevene, machtige voorgevoel der Godheid, dat ons boven al het aardfche verheft, over alle beletzelen heen fpringt, voor al het overige doof en blind is, en flechts het voorwerp zijner wenfchen in het oog houd, en vriendfchap is haare zuster ! Hy, die liefde gevoelt heeft, kan geen vriend-  DE GEESTEN-BEZWEERER. ij 'vriendfchap gevoelen ! dit gevoel valt flechts weinigen ten deel; ik vergeeve u. fernando, (aan zyn hart zinkend. ) - Lorenzo! ha wat heb ik gehoord! 6 gPj hebt balzem in mijn verwond hart en troost in mijne heigende ziele gegóoten ! zoo is er dan noch een, die niet gevoelloos den vloek over mij u'trpreekt ? Lorenzo van nu af ben ik geheel de uwe en al mijn vermogen — alles wat gij zien en'hooren zult, zoo wonderlijk, zoo buitengewóón het u ook fchijnen moog, blij ve vast in uwen'boezem beflooten. geen klank ontglippe u , geen woord koome over uwe lippen ; geen enkel wenk beduide her. Ontvang ftilzwijgend de geheimen der Eeuwigheid , en onderwerp u geduldig aan de uitfpraak van het noodlot. lorenzo, (hem vuurig omarmende.) 6" Mijn broeder ! FERNANDO. Lorenzo ! dat gij in mijn hart'zien konde, dit ik u ontdekken konde, hoe zalig of tioe £ fchrik-  «« DE GEESTEN-BEZY/EERER, fchrikkelijk de ontdekking van dit verfebrikkelijk geheim ook voor mij zijn moet . hoe vast mijn geluk of ongeluk aan het uwe gekcetênd is ! — (Hy ziet om zig heen en zegt by zig zeiven ) de zon rijst van achter zwarte wolken op ; de lucht is zoel en verkondigt een naderenden ftorm ( hard op ) ik geef mij over — in het uur der middernacht, wanneer gij het dof gelui van de klok van het gentfche fcloofter hooren zult, kom dan bij het rotsgewelf, dat aan den ingang van het woud, na bij den oever ligt. — Er is een gerucht' dat de geeften der verftorvenen daar omzwerven. Doch dat moet een man niet bekommeren. Vervolg ftil en zwijgend uwen weg zonder achter u om of voor u heen te zien. Menig eenen Nacht heb ik daar door gebracht en doch vergeef, een heilig zwijgen fluit mijnen mond — (hem tok en vurig omarmend , in geheimms vollen treffenden toon ) 6 dat ik u verligten en inwijden kon! {tot zig zeiven koomend) ga heen , lieve Lorenzo ! ga heen ! geef geen acht op mijne reeden , wanneer ifc.ook iets zal gezegd hebben - JU* God ik hen Biet bij mij z.elven. (Het h$ofd •wee-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 19 veemoedig op zijn fchouder liggend) 6 het ;s verfehrikkelijk, verlaat mij. lorenzo, (dis Urn met de liiterfte deelnecming heeft aangezien.) f ernando! (Hy drukt hem ie hand, en gaat naadenkend heenen.} ************* ******* TWEEDE TONEEL. fernando, C alleen.) Ha! dus nadert de ontwikkeling van het fchrikkelijk fpel , waar in alles te winnen, of alles te verliezen is-! — winnen ! elendige.» armzalige dwaas! — fchoonheid, rijkdom. — Afgewoogen tegen misdrijf en het verlies van eeuwige innerlijke vreede ? fchrikkelijke, fchrikkelijke ruiling! — kan men gerust den fchuimenden beker der vreugde leedig drinken * wanneer de afgrijslijke rafernij der boosheid , zig woedend voor ons plaatst en er gifdruppelen ingiet, kan men gerust in de armen nier liefde influimeren, wanneer in de drooman B a blee-  aö DE GEESTEN-BEZWEERER. faleeke fchaduwen uit hunne graaven opfteigeft en de herinnering van doodsfnikken onzen flaap ftoort ? ach Liura , Laura en echter verdwijnt e!ke andere gedachten door flechts aan te zren ; zinnen en verftand gaan ten gronJe en de liefde baant zig een we» over rotzen en zeêen , en zeegenpraalt over verwijtingen en berouw ! — doch wanneer de verblinding verdwijn; de dronkene zinnen zig verzaamelden ; de liefde in een naamloos leedig niets verfmolt. —^ Ha Fernando ! — zijt gij daar op bedacht ? — ( Hy Jlaat met in een geflaagene armen en ftaart nadeniend op den grond. ) Ha • laffe vernuftigs dwaazen! wie gaf u dit gevoel ? — wie deed uwe flagaderen flaan , wie uw bloed vuuriger rollen ? ■— Ben ik niet een mensch, een vrijgeboorén fchepzel, de fchepper van mijn eigen geluk ? — dwaazen moogen over middelen peinzen, de groote man vervolgt moedig zijnen weg , zonder op den worm te denken , die hij op zijn pad vertreeden moet. Mannen ftreeven over lijken ten troon, en zegenpraaien worden door bloed betaald .' — daar komt zij aan ! fchoon , fchoon als de ontluiken-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 41 ken-le Roos, op welke het eerfte daauw-dropje noch fiddert ! — Nu verftommen alle zelfsverwijtingen ; de liefde zweitin ijdreen dwingt zig ïti machtige ftormen over menfchen en waarelden heen. ********************* DERDE TOONEEL. fernando, laura, (Terwijl Laura nadert, befchouwt hij liaar opmerkzaam , daarna laat hij het hoofd en de armen zinken en barst in traanen uit.) laura. Traanen Fernando ? heeft zelfs de fchoone morgen, die alles verheugt, alles tot blijdfehap aanfpoord , geen vermoogen over uwb droefheid. fernando. Zwaarmoedigheid en traanen zijn het lot der ongelukkigen, voor welken de vreugde des leevens dood en de fchepping eene ledige woeftijn is. B 3 iau  Sf DE GEESTEN-BEZWEERER, LAURA. Gij vergeet Fernsndo, da: do grootfte fmarten door troost verminderd, en de duifterfte uitzichten door den zonnefchijn der hoop ver^ iwikt kunnen worden. FERNANDO. Beiden verdwijnen voor mij! voor mij gaat geene zonne meer op; mijne hoop is vernield, en mijne traanen vallen vruchtloos in het dorre koude zand; de dood met zijn ijskouden arm het gevoel verdooft. •— Banden gefcheurd. h a ü r X. Hoe Feraando ? de dood heeft uwe bJoesfems afdoen vallen en uwe hoop vernield en gij khagt noch onrechtvaardig man! gij mort tegen het noodlot, dat moogelijk eene bloem in haar bloeienfte fchoonheid afbrak, om dezelve een woedenden liorm te ontrukken ? —.• Hoe! wanneer uw oog eens in de eindelooze woefijjn de onzeekerheid inzien moest en gij ijder morgen uwe hoop zag opgaan om ze des avonds te zien ondergaan? Leer ongelukkige: dat onzeekerheid duizendmaal erger is dan  DE GEESTEN-BEZWEERER. 23 dan de dood; leer van een vrouw dat groote zielen niet ontroerd worden; hun geest Haat ftandvastig onbeweeglijk gelijk een rots in de Zee, al bruischten de golven des ongeluks duizendmaal tegen haar aan. Zwaarmoedigheid en treuren verzwakken de ziel, en traanen zijn flechts voor vrouwen !• fernando. Doch Laura, er is echter één rampfpoed, die alle begrip te boovcn gaat, aan welke detroost verftomt en de zuivere traan der weemoedigheid verdroogt. i,aura, (vat zijne hand.} Fernando! uw oog tekent eene groote ziel; en echter rust verdriet in dat oog en fmart en wanhoop zijn met fpreekende trekken op uw gelaat afgemaald ? Open mij uw bart;. laat mij in uwe ziele leezen, ook ik ben niet gelukkig ! fernando. Grootmoedige , Edele ziel! Wat begeert gij , vatl mij? Ach uw vertroofting, uw deelneeming zoude mij noch elendiger maaken. Voor mij bloeit geen roosje der hoop meer! B 4 li AU-  34 'DE GEESTEN-BEZWEERER, LAURA. Hoe Fernando ? Heeft de flagboom van bet ongeluk u getroffen ? Laat . ons zien wat een man tot vertwijffeling zoude kunnen brengen, 't is wsar,ik ben flechts een vrouw, maar echter heb ik den kelk der fmarten gcleedigd ! — Gekrenkte eerzucht, beiecdigde trotsheid , be- droogene hoop; zijn bitter voor ecnige oogenblikken, zij ontroeren echter den nvm nimmer, zijne beloonhig is in zig ze!ven! Verachte waarde, verlooren geluk, fchul.dcloos ongeluk, ondankbaarheid en verraad voor wcldaaden en vriendfchap knaagende vijan¬ den onzer rust: doch niet vermoogend om een hart te buigen, dat zij zeiven genoegzaam is' — gefeheidene of hoopenlooze liefde ! -A kan eene vrouw het hart breeken: doch den man alleen in ftille fmarten bedroeven, welke döor het verlhnd verminderd en door den tijd verde'gd worden. —. Trouwloosheid — zo.ide een gemeen mensch tot wanhoop brengen ; doch ft' den groore'n man Hechts verachting yerWeSSfenj — Wat is dan noch overig ? F ER-  pE GEEST EN-B EZ WE EP ER. % f e r n-a n d o, C vat tttr Mi- de har.i en zegt ernf.ig cn weemoed'g )• Vcrlcore zielsrust voor vëniiélclë hóop\ Ctitj wil weg gaan. J i. a t' u a. * , ' . Fernando., wat zeidë gij danr! Ik Bfiru blijf: M:-n , dan zijt gij tejbekl.ir.gcn; ach dan is uw noodlot,'verfchrikk.lijk! dan w'iil'o pc de troost en de hand der vriendfchap beeft zidderend té rug! kernand o. Nu fignora! vertroost mij nu, berisp ' riu nv'jne traanen; verdrijf nu de woede van mija' gelaat, die de wanhoop er met blijvende trekken op gegraavcn heeft! verheug u over de ffiiooiie natuur; lach nu, wanneer een hari Höèd en bijtende fmart de aderen doorwoelt. Laura, ( medelijdend.) Fernando! fernando. Goed meisje verlaat mij, het is zoo treurig een ongclukkigen te willen troosten, die ni t B 5 te  a6 DE GEESTEN-BEZWEERER. te troosten is! de leevende natuur heeft voor mij geen blijdfchap meer;. mijn geest verliest zig in het graf en de ziele verdwaalt bedwelmd de gewesten der Eeuwigheid door. LAURA. Fernando, lieve! Jonge man! Ik neem buitengewoon veel belang in u, en, gijmoogt het zonderling of dringend noemen , ik moet meer van uw noodlot weeten: uw gelaat, de knaagende fmart, die in uw oogen te leezen is; het zeldzaame van uw geheel gedrag, hebben reeds lang mijne opmerkzaamheid op u gevestigd. Ik heb u befchouwd, Fernando, ik beken u waarlijk, niet nieuwsgierigheid: neen; een geheime trek, een onnoembaar iets lokte mij naar u toe. hem bij de hand rattend~) Man! ik heb u in uwe geheimfte oogenblikken beluL fterd; een hevig gloeiend vuur verteert u, woefte wanhoop fpreekt uit uwe oogen eq knaagt aan uw hart, ik ben u gevolgd in ftorm cn middernacht; ik heb uw worftelingen gezien, ik ben getuige geweest van verfchijningen, die niet tot deeze waereld behoorden. PER-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 27 fernando, ( verfchrikt.) Om Gods wil Laura, wat hebt gij gedaan. laura. Ik heb gefprekken gehoord, die tnfjft ziel met medelijden met u vervulden, en mijn geest op uw noodlot deed ftaaren. fernando, £#ti verwonderd en verrast. ) Hal laura. Lieve ongelukkige Fernando! verfchrik niet voor mij. 't Is waar ik ben flechts een vrouw, doch met eigenliefde zeg ik u, mijn geest braveert mijne geftalte: al het geene, dat eene dagelijkfche vrouw bekooren kan, heeft voor mij niets aanlokkends, liefde is voor mij eene pop, een fpeeltuig voor kinderen, wanneer haar de adem der Godheid niet bezielt, wanneer zij geene vereeniging van eenftemmige zielen is, die door dood noch ongeluk gescheiden kunnen worden, dio van over dit leeven heen ziet en noch aan de andere zijde des Graf? voortduurt. f br-  28 DE GEESTEN-BEZWEERER. fernando, (met de uiterj'e verwondjring.} God Laura! Laura. F.'rnando, het is het gezwets van een trots ijdel meisjen niet. Ook ik heb het ongeluk geleeden ! hoor met weinig woorden, mijne treurige gefchiedenis en oordeel dan, of ik uw vctionwan waardig ben. Mijn Vader trouwde mij aan mijn Ngef uit; de wil onzer Oud rs maakte deeze vertvndtenis voor het •onderhoud onzes geflachts noodzaakeiijk. ^hilifpo was een Edel mensch, het bevel van mijn Vjder was mij heüig; ik gaf hem daarom mijne hand, ronder dat geene voor hem te gevoelen, dat men liefde noemt. De dag der yerlóovrng vcrfcheen ; het noodlot rukte hem van mijne zijne en toog een dikken ondoorirmg'baaren nevei ovcr zijn noodlot. Met ongeveinsde traanen heb ik he-m beweend Cn noch knaagt de frnart aan dit hart! — Tha;is ben ik a n Lorenzo verloofd; het is min Vaders wil, het zal mij mijno rust voor eeuwig kosten , doch ik offer dezelve aan de noodzaakelijfcheid op. Mijne cifchen op liefde zijn ijdel; in  DE GEESTEN-BEZWEERER. 29 in deezc waereld lullen zij niet beantwoord worden. t fernando, (drukt zjn gelaat ep Iteur hand en bevochtigt dezelve met zijn traanen.} God! laura. Hoe Fernando! gij weent, beklaagt gij het ongelukkig meisje? fernando. Groote voortreffelijke ziele! laura. Fernando, uw deelneeming treft m:j het tart! gij zijt geen gewoonFjk mensch, en bond m:j geen onverwinlijk noodlot,ik zoude eistenen op uw hrrt kunnen doen ! gij Z'JC ver" wonderd Fernando ? — man! dit geloofde ik aan u te konnen zeggen. fernando, (flaat zig voor het Itoofd, en laat het hoofd troostloos zinken.} l au-  *o DE tGEfESTEN-BEZ-WEERER L a u r a. Geloof niet, dat ik u met deeze bekentenis wilde bedriegen om uwe geheimen uit te ■vinden. Neen Fernando, het is meededee- ling , uitgieting van het hart aan een gevoelige ziel, die den ongelukkigen zoo wel doet! — Het geluk, Fernando, febijnt ons lot aan deeze zijde ' van het graf niet te zijn. Doch, de beste zielen zijn niet voor deezj waéreldgefchaapen. Wanneer .het gordijn valt, en de opzweevende geest den Nacht doordringt : dan vinden zig de goeden weder ! ( zij gaat weg.) ***********#*#*#.*^^ VIERDE T O O N E E E. fernando alleen. Groot, fchoon, beminnenswaardig fchepzel !-ha, wie zoude zijn ziel aan zulk een meisje niet waagen ! —- " Ik ben gsen gewoone vrouw ". Neen bij God Engel! dat zijt gij niet; ook zult gij niet op de gewoonlijke Wijze verkreegeniworden. Mij beluifterd in  DE GEESTEN-BEZWEERER. 31 ia ftorm en middernacht dus hebt gij moed en een onderneemenden geest. —— Ha Laura, Laura ! ik zal u dingen doen zien, die uw gloeijende wangen verbleeken en het merg uwer beenderen verkoelen zullen ! gij wenfcht om liefde , die aan de overzijde des grafs noch voortduurt ? Ha ! Godlijk meisje, die zult gij in volle maat hebben. Mijne ziel zal in vuurige omarming zig met de uwe vermengen , mijn geest zal aan uwe zijde ftaan , wanneer de dood, dat verfchrikkelijk fpook , u met zijne koude handen nadert; Hij zal u verzeilen in het vreemde land , om voor den vreeslijken Rechterltoel der eeuwigheid aan uw boezem om genade te fmceken! , Ha Fernando, gij waagt te denken aan de eeuwigheid ? — Ja liefde verftaalt mijnen moed; liefde voert mij in dit vreeslijk doolhof en liefde zal en moet mij verpletteren? — Ha Schepper! waarom ademde gij dit gevoel in mijne ziel ? waarom fchiept gij deezen Engel, em mij in mijn Eeuwige hoop te bedriegen? — Dwaas! doorgrond de weegen des Almachtig n ; fpoor de geheime Reedenen des Eeuwigen na en overweeg de oogmerken van den on-  P M GEESTEN-BEZWEERER. &v>^-m^-:cn ! — Zoude het mrsfchfcn zijn befluit én mijne beftemming zijn ? \ ■ Ho !-w er het dit: zoo gèef u over m'ijn geest; fce?l en ra;nprpoed ligt in de fcbaal van den Re r i — Doch hoe, door misdrijf 'je'ukKg z jr), beïRHt befiemm'ng ? ha! wat zoude dan zond* zijn ? dan was het geweeten een droórh cn dé bewustheid van welgedaan te hebben, het wc-'c van een fchuimehden beker'? Echter flaat Biï bah' door haar te aatifchoinren m i vëfdüDt)eïde flaa.ysi, —/onnafpeurbaar iets, 7,'Y wit gij wilt, nrjn"nood,ot rukt mij'tot ti I. cn en i'-z kan niet'wederftaan! Lo. renzo en mijne zuster! — O mocht de liefde hksr met toverfiioeren cmwindden, om nim'Tier n't".l°r gefcheiden te worden ! — wel aan dan Fbrnaridö, vervolg uwen weg ! liefde zal de- last van uwe 'zie! neemen en u moed ge-v n voor den Rechter der waarcld te verfch'jnen : ( hy vertrekt.) VYF-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 3J ******************** V Y F D E T O O NE E L. julie, lorenzo. ■ j w l i e. Neen Lorenzo nimmer! ik wil verdraagen en lijden. Laat mij vertrekken! In een eenzaamen hoek, in een verafgeleegen Klooster zal ik mij verbergen; door boete en gebeeden mi]ne fchuld uitwisfchen en mij geheel aan den hemel toe wijden! —O! ik heb mij zwaar be. zondigd, Lorenzo, ik had deeze liefde geen plaats moeten geeven — lorenzo. Lieve, vroome dweepfter, julie. Hoe gelukkig was ik, toen mijn hart geen liefde gevoelde, heilig en zuiver was mijn gebed tot God, en zacht en fchuldloos vloeiden mijne dagen heen. t t o r e n z o. Ha Julie 1 en thans ?  34 RE GE ES TEN-B EZ WEE REK, J u i & Thans dringt de Liefde zig tusfchen «andacht en gebeeden in, en gij zijt zinnen en gedachten ! u zie ik in mijne droomen, uzie ik in ijder heiligen; gij zweeft om mij heen, wanneer ik voor den altaar kniele en uw beeld volgt mij, wanneer ik den pater mijn zonden bekenne. lorenzo, (neemt haar in dm arm en kust haar. ) Arme lieve zondares! belijdt voor mij uwe zonden, en leg uwe misdaaden in mijn boe. zem. ó Ik wil de misdaaden van uwe lippen kusfchen; tot ik u tot eene heilige gemaakt heb!" ziet gij mij in uwe droomen, aan- fchouwt gij mij in ijder heiligen ? — Lief, teder, vroom meisje en gij houdt de liefde voor misdaad. JULIE. Hoe Lorenzo ? zijt gij niet verloofd, behoort u hart niet aan een ander? Is Laura mijne Vriendin niet? En ik zout de ftoorfter uwer vreedezijn; twee tarten Tcfceiden. -  DE GEESTEN-BEZWEERER. SS Bemind gij mij Julie? j ü l i e. Dat vraagt mij Lorenzo ? Lorenzo, ( noch ernjïiger, ioch mei opgekropte fmarU ) Bemind gij mij Julie? julie. Lorenzo! hét beminde meisje dus te 'béleedigen, als ik u voor het eerst te Rome zag, en mijn oog het uwe trof; uw doordringende vuurige blik op den mijnen vertoefde, ch mijn binnenfte gelijk een blik— zemftraal doordrong: & toen vloog mijn hart ü tegemoet, mijne ziele zweefde in mijn oog: en de liefde dwong, fchoon mijn mond (lom Was, mij de bekentenis af: dit is de man voor uw hart.' hoe vloog mijne ziele u na, als gij met de fchoone Romeinïn wild door de reiè'n vloog; hoe benijde ik uwe blikken; hoe angftfg beefde mijn hart als z;j u in het dansfen met haare armen omvong en gij heufe hand kuste! en als gij de zaal met haaf C a ver-  <3<5 DE GEESTEN-BEZWEERER, verliet: was het als of mijn geest mijne lippen ontvlrod ! — mijn oog ftaarde op de deur, k hield een angftige gil met moeite te rug en zidderend en bleek zonk ik als onmachtig reder. Geen flaap bezocht mijne oogen; mijn hart klopte; zidderend en verlangend zag ik den morgen te gemoet; ijlde ter kerk; wierp mij m'j met een gloeiend gelaat en beevend hart neder om te bidden, doch ,mijne ziel was verdeeld tusfehen aandacht en liefde en mijn ' ovg rolde wild om, om den verloornen te zoeken. Daar kwaamt gij; knield» neven mij; uwe hand beroerde de mijne en vrijheid en rust waren voor eeuwig weg. juorenzoC haare hand amn zijn hart drukkend*. ) En Julie wil mij verlaaten? JULIE. Plicht en Godsdienst gebieden het mïj; gij zijt verloofd! God zal mij vergeeven, ik zondigde onweetend. — Ach Lorenzo ! het was onvriendelijk van u, een zwak meisje te bedriegen ; ik was zo gelukkig! — ( tij vil Zaan. ) lm *-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 37 LORENZO. Bedriegen ? ha meisje! wie fpreekt van bedrog, mijn vrouw zijt gij: zo waar deeze morgenzon over ons opgaat: gij zijt mijn vrouw: ik wil u in m'jne armen houden, tot dat de bleekheid der dood op mijne wangen verfchijnt en de eeuwige flaap nrjne oogen fluit. ipreefc niet van fcheiding! 1 JULIE. Neen Lorenzo, ik bïüu iaat mij vertrekken, gij hebt hoogere plichten. Woord en Eed moeten voor een man heilig zijn; en ik gedoog niet dat men mij na-vloeke en mijn aandenken verwerfche. Ik zal mijn hart den Hemel toewijden; eenzaamheid en gebed zullen mij rptftï rust weder geeven. LORENZO. Bij Goden alle heiligen, Julïè, gij moet blifven ! — En wanneer zelve de orde der natuur verkeerde, dooden uit hunne graaven opMonden en fchimmen van veifturvene z'elen n van nrj rukken wilden: blijft echter Lorenzo eeuwig de uwe. Cj ju-  3« DE GEESTEN-BEZWEERER, julie. God Lorenzo! gij zijt verfchrikkelijk! lorenzo. Wilt gij m'j nog verlaaten: zoo ga, ga! doch hoor vooraf den Eed, die ik bij uwe ziele zweeren en als man houden zal. julie. Laat af Lorenzo; zweer niet! Eeden branden op de Ziel; verzwaaren den ftrijd des doods en houden den ont vliedenden geest tegen, als het laatfte uur flaat; ik bidde u zweer niet! kan de verzeekerfng der vuurig. fte oprechtte liefde u gerustiïellen: Zoo hoor dezelve van mijne lippen, in 'taanzien der ganfche ftille natuur. Eeuwig zal dit hart voor u flaan. Eeuwig zult gij mijne eenige gedachte zyn; in klooster en celle zal ik aan u denken; in vroegmisfen en vesper u in mijn gebed influiten en mijne ziele zuiver meede overneemen in de eeuwigheid, alwaar woorden gewoogei^en gedachten beproefd wordenDoch zijt nu gerust Lorenzo en zwicht voor den nood 1 bedroef uwen Vader niet, want'er is geen hoop tot ruste der ssiete; ' 'iten den Vada?  DE GEE{STE)N-BEZWEERER. 39 derlyken zeegen! — zijn wij alleen voor deeze Waereld gefchaapen ? daar worden de traanen afgewischt en leed verandert in vreugde. Wij zullen elkander weder zien. l o r s n z 0. Goed, vroom Meisje! ouwe ziel is zoo zuiver en zoo fchoon als uwe geftalte! en wij zouden fcheiden? — Maar Julie'er is noch niets verlooren; deeze nacht zal uw en mijn noodlot bepalen en zijt tot dan gerust' Hij/preekt deeze laatfte woorden in eenen angftigttt beweegenden toon uit die zyn angst verraad.) julie (verfchrikt. j Deeze nacht! wat hebt gij voor? — om Gods wil wat hebt gij voor ? lorenzo. Onderzoek niet verder en zijt gerust. julie. Gerust? — terwijl doods angst met vrees, lijke trekken op uw gelaat geteekend is ? —Lorenzo ! om aller heiligen wil! wat hebt gij voor ? C 4 1 *-  40 DE GEESTEN-BEZWEERER.. Lorenzo. Gij kunt het niet weeten, Meisje lief, het flegts voor mannen. julie. Hoe Lorenzo, gij bedoelt geen misdrijf, bij God en alle heiligen bezweer ik u: befmet uwe ziel niet! denk dat ons noodlot door den Eeuwigen beftemd is; zijn rampen ons deel, dan moeten wij ons onderwerpen, dewijl het beproeving is. lorenzo. Dit is het niet, lieve vroome ziele: zijt dus gerust en vreesr niet! morgen, morgen zult gij meer weeten, moogelijk kan ik u morgen vrolijk en verblijd asn mijn hart drukken, u in mijn armen klemmen, en u openlijk de mijne noemen. j u l t e. Mooge/ijk? —: En gij verbergt dit voor mij ? Wat kan zulk een fnel,e verJndé. rmg veroorzaken, dat gij u Julie verbergen «roet-? Ben ik niet reeds tot het ergfte, tot etn  DE GEESTEN-BEZWEERER. 41 een eeuwige fcheiding voorbereid? en deeze „acht! o Ik moet, ik wil door dit geheim heen dringen, al koste het ook mijn jeeven! ach ik lees in uwe ocgen, het is een zwaar, fchrikkelijk voorneemen, dat gij te werk Hellen wilt. Voort, voort, ik vlieg naar uw Vader; aan zijne voeten wil ik alles ontdekken ; mijne min ; uw voorneemen. lorenzo. Julie'. wat wilt gij doen, wilt gij mijn dood. julie. Uw dood? lorenzo. Het oogenblik der ontdekking onzer liefde is het laatfte van mijn leeven 1 verkies nu! julie. Ontzachlijk, waarom verbergt gij voor mij — LorenzoC Haar met ernst bij d» hand vattend.} „ Ons noodlot js van den Eeuwigen bdV^'  4a DÉ GEESTÊN-BEZWÉERER. zegt gij? Hij beflisfe dan! en deeze nacht ligt het onze in de weegfchaal — onderzoek nu niet verder. J v t i ï. Echter. . . . ,\ LORENZO. Ik bidde u, onderzoek niet verder. JULIE. Goed: doch als ik gerust zijn zal, als ik zwijge : zoo beloof mij, bij alles wat u dierbaar en heilig is, niets te doen, wat uw geweeten bevlekken en uwe rust vergiftigen kan.' LORENZO. Hóe! Julie houd mij voor een moorder? gelooft gij ik zoude u een bebloede hand kunnen toereiken, en langs lijken op het Bruidsbed klimmen ? JULIE. Keen , dat zal, dat kan Lorenzo niet. En echter is uw aangezicht bleek; uw oogen fïaaren m de [lucht; uwezwaare angftige blikken fcbij. nen  DE GEESTEN-BEZWEERER. 45 nen over een geheim te broeden — 6 Lorenzo! Lorenzo! LORENZO. Noch eens Julie: wanneer u mijn rust, mijn. leeven dierbaar ;s: zoo vraag niet verder. Ik heb u gezegd morgen kanikumoogelijkde mijne noemen. ] u L I E Moogelijk? — Hoe echter, als — ach ik fidder bij de gedachte — uwe orftuimigheid, uwe woede - o mijn God! - belooft gij mij Lorenzo, wanneer dit fchrikkelijk misfehien in een ongelukkige zekerheid veranderde, het noodlot onze fchaal deed opfteigen en fcheiding ons deel was: belooft gij mij dan u geduldig te onderwerpen ? JULIE. Ik bidde u Lorenzo, vat u flechts: gij zijt buiten u zeken. LORENZO. Neen ik ben gerust, ten vollen gerust! ~*  44 DE GEESTEN-BEZWEERER. gij zult verheugd zijn! (Met een bittere beweging van opgekropte fmart) julie Zweer mii, 0 zweer mij Lorenzo , u uwen Vader te ontwerpen j lorenzo. Ja , ik zweer het u. — Maar meisje verfchnkt niet, wanneer in tien naastvolgenden nacht een Moedige en fcleeke fchim voor u bed zweeft; u met ijskoude lippen kusten u over lu.t aanklaagt als oorzaak van zijn dood. Julie (heevend) Lorenzo ! l o R F. n z o. Zwakke, kleinmoedige ziel houd gij Lorenzo vo,r oen metneedigen, die met den mond huichelt en verraad in het hart draagt? — Neen , luid za! ik ui:roepen: lui;» j * Jul!e is de m-jne! u ftoutmSea.g in mijne armen neemen, over rjtzen en klippen heen voeren door nacht en ™" b"'"r ^draagenen mi,denzel- ven JLcb» door den dood iaaten ontrukken. J o-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 4ff j b li i i C zinkt neder, terwi j zij zig *<*» zijn hand vast houd ) ƒ d Mijn God.' wat zal van mij worden? J l o r i n z o (heft haar op en drukt haar aan zijn hart. ) Liefde, liefde zal u duizenimaal heloonen» zij flechts ftilt de klachten en yerftrooit de fmarten, zweeft met haare hoop aan geeneiijde des grafs en duurt tot in eeuwighe.d. {Hij imvat haar en zij gaan binnen ) EINDE tan het EERSTE BEDRIJF. TWEEDE  4> DE GEESTEN-BEZWEERER, TWEEDE BEDRIJF EERSTE TOONEEL. ANtonio.benvenuto ^zittendeaaneen Tafel.} * n f o n i o. Vriend, gij verhaalt mij wondere dingen. Hoe! het zoude Waarlijk moogeiijk zijn, dondert uit hunne graaven te roepen ? en geesten vari afgefcheidene zielen te bezweven ? Ik kan hét niet gelooven. benvenuto. Ik heb ook altijd alles j wat daar van verhaald Vierd,voor fprookjes en bedrog gehouden. Een voorval echter, dat een mijner vrienden , binnen kortj in Rome bijgewoond heeft' heeft mij huiverig gemaakt, cn om ?oo tefpre! ken buiten mij zeiven gebracht. Een jong mensch uit Napels huurt voor eenigen tijd kamers in zijn huis. Hij leeft ftil en ingetoo?en, gaat zelden, eb meesten tijd in het gezel fchap van een ouden grijzen monnik uit, diehemfomtijds bezoekt en dikwils ganfche nachten bij hem  DE GEESTEN-BEZWEERER. 47 hem blijft. Deeze jongeling had veel belangrijks, een vuurige opvliegende geest, en inzonderheid een gloeiende en bijna dweepende inbeeldings-kracht, die hem dikwerf zoodanig verrukte, dat hij als buiten zich zelve in de; lucht heen Haarde, in traanen uitbrak en dan bleek en vermoeid als onmachtig nederzonk. Mijn vriend hield dit voor krankheid der ziele en zocht hem met alle vriendelijkheid uit te vraagen, om zijn krankheid te heelen: doch het jonge mensch viel hein, in plaats van te antwoorden , om den hals; en ging treurig en zwijgend vart hem af. Eens op een avond was mijn vriendmet hem over de waarheid der geesten - verfchijningen in diepgefprekgeraakt, toendeklofc twaalf doeg. Het Jonge mensch wierd op deeze klokkeflag bleek, geraakte in zichtbaare onrust en ftaarde in angftige verwachting naar een kleine deur, dienaar den kloostertuia voert, doch zedert veele jaaren geflooten was. Mijn vriend wilde fpreeken, en hem gerust Rellen- doch hij leide hem, terwijl hij hem de hand drukte, den vinger op den mond en Haat een 005 op hem, dat hem door de ziele ging.  4S DE GEESTEN-BEZWEERER. ging.. 'Eensklaps hoordé .men'een zeldzaam geluid in dé kamer, de kaarsfen gaan uiten eene bleeke vrouwefjke t-edaante met blinkende damp als omkleed, treed in de kamer'. Het jonge mensch, wil als ontzinnig naa haar toe ijlen; zij flaat baar fluijer op, vertoont een doodsgeraamte en verdwijnt. Dit alles was het werk van een bogenblik. Reeds was deeze verfch'jning eene wijl verdweenen, als de jongeling nog met het ijskoude zweet op den grond lag, zijn hart floeg zoo ('nel, dat mijn vriend bang wierd, dat bij den geest zoude geven. — Hij konde, nietteegenftaande hij zig zeer veel moeite gaf, hem dien nacht niet aan i>et fpreeken, krijgen ; hij bracht hem alzo te bed en ging zwijgend én vol gedachten weg. A N T p N I O. Wanneer dit verhaal, dat gij mij doet, «iet overdreeven is: zoo weet ik indedaad niet, wat ik hier van moet denken. BENVENUTO. Hpor verder: Mijn vriend, door deeze buitengewoon verschijning tor nadenken gebracht, >be-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 49 befluit het jonge mensch naauwkeurigcr te befchouwen. Hij befpiedde hem eens des nachts in den tuin en ziet met eigen oogen, deeze zelve geftaite in de maanefchijn voorbij wandelen , die hem reeds in de kamer verfcheenen Was; nu dringt hij zijn gast zoo heevig aan, dat deeze hém eindelijk bekend: dat dit do verftorven geest zijner beminde was: en zijn vriend, de oude monnik, had hem het geheim geleerd* de zielen van verftorvenen op te roepen. a n t o n i o. Gij maakt mij ongerust! wanne» uw vriend de waarheid gezegd heeft. benvinutö. Öm uw over dit punt dan ten vollen gerust te ftellen, durve ik u flechts zeggen, dat het de Marcheze Captllo was, bij wien h« jonge Mensch woonde. A n t o n i o. Hoe! Marcheze Capellof dat fs -een ze« redelijk man. En hoe heet de Treemder • BR1»  $ft DE GEESTEN-BEZWEERÉR. benvenuto. Hij noemde zig Fernando. a pr t o n i o C ten uiterjlen Verbaast.} Wat zegt gij, vriend Fernando ? benvenüto. Hoe! verrchrikt gij voor den naam ? kent gij hem? . . a n t" o n r ö. Om Gods wil vriend, hij is bij mij in huis! benvknuto. Dat is in der daad zeldzaam ! en hoe kwam hij bij u ? wat weet gij van Hem ? ... a n t o n i o Zijne verfcliijnrng bij. mij is zoo zeldzaam als bet mensch zelve. In een «klige ftormachtige nacht, wierd juist ten twaalf uur hevig aan de flotpoort geklopt. Het was Fernando, met zijn zuster, die van dén weg verdwaald Waren. Men hetze in, bracht broeder en zuster half m oumaeht op een kamer, men vond des morgens dat de jongeling een fterke koorts  DE GEÜ-ST^N-BEZWEERER. gt koorts gekrcegcn hadt, van welke hij binnen kort eerst herfteld isf ; BENVBNUÏQ, . ~- En bemerkt gij nimmer iets aan hem,dat betrekking op mijne vertelling heeft? '* • ' ' * J- >'■••• "3* "S' ['li ifeomv « i °. : . . Zeer veel! hoe konde het 8nders;zjj.g,'iïjat de naam Fernando mij zoo zeer,trof? .: A N T 9 » f-P, , • Zijn gansch gelaat heeft zulk een geheir8§Hisvolje trek van dweeperij-en zwaarmoedig, heid; hij geraakt zomtijds in zulk een angst dat hij bleek en verfchrikt opftaat, weggaat en meestön tijd «erst met het aanbreeken van den morgen te rug keert. BENVENUTO. . .. Heeft hij zig tegen u niet over zijn omftandigheden uitgelaaten ? A N T O S I' O. ' ' ■ n 8 Nimmer! wanneer hij ze}jfs zomtijds 'zp'n hart fcheen te willen ontlasten, brak hij altijd D 2 fnel  Sa DE GEËSTEN-BEZ WEÊRËR. fnel af, en verliet mij met een treurig >oög. Gewoonlijk is zijne fluit dan zijn toevlucht, welke bij op een aandoenlijke wijze befpeelt. Zijn lieffte wandeling is na de grotte, waar eertij s het klooster St. Salvador ftond. Daar Vertoeft hij zomtijds tot dat de dag aanbreekt, en is door geen fmeeken daar van af te krijgen, offchoon zijn gezondheid daar bij lijd. BENVENUTO. En heeft men niet ontdekt, wat hij daar doet? A N T O N I O. Niemand durft hem na te volgen, wijl 'er zedert langen tijd een gerucht is, dat de gees¬ ten aldaar waaren, en de fchimmen der verHorvenen , en zeldzaame vreeslijke geflalten zig laaten zien. ■ EN V.ENUTO. De zaak is zoo buitengewoon, dat zij wel een nader onderzoek verdient. Wanneer het waar wa», dat hij waarlijk het geheim wist, •m de fchimmen der verftorrene op te daagen  DE GE,E STEN-B EZ WE ERER. Si a n t o n i o. (Htm fchielijk bij dt hand vatttnde?) Vriend! wat gaf ik niet om hier van vérttekerd te zijn. Gij weet mijne droevipc omftandigheid; gij weet het treurig noodlot van mijn ongelukkigen zoon , het welk de Godheid met den dichten fluier der geheimenis omtoogen heeft, en dat geen menschiijke oogen doorzien kunnen. Is hij echter dood, en gaf Fernando mij zekerheid van zijn jood Ik wil met hem fpreeken, hem fcherp in de oogen zien ; is 'er iets waar aaff en is de geheele vertelling geen uitgedacht bedrog: zoo zakik moed neemenen.... ha Laura. ************* ******* TWEEDE TONEEL. De voarigen, laora. Lieffte Oom! help mij toch bidden. Fernando en zijne Zuster willen ons weder veria», ten. 9 3 afi»!  54 D Ë GÈÈSTÈN-BËZWÉEREIc. laura. Ja mijn Vader en zelfs zoovzeer dat het mij fmarten zoude, van hun t« moeten fcheiden. Ik moet bekennen het zijn voortreffelijke menfchen, ik bemin ze met al mijn hart. A n t o n i o. ; Ööfc dén Broeder meisje? laura. t Ji Oom ! Hij is een buitengewoon jong mensen van groote zeldzaame vermoogens. —Gij weet mijn Vader, hoe ik over dit punt denke* eh dat een fchoon gelaat en een paar vuurige oogen geen indruk op mij maaken : — dOCh.' • A n T o n i o. Nu? laura. Hebt gij hem gezien ? befchouwd ? naauwkëürig bëfcliöuw'd? a n t o n i o. Als ik dat nu gedaan had ? kind: lab-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 55 laura. Hebt gij dan niets buitengewoons aan dit jonge mensch bemerkt? a n t 0 n i 0. Zeer veel! een geheime kommer moet aan zijn hart knaagen: want dikwils vlcejjen 'er traanen uit, die hij zackt te verbergen. laura. Neen Oom; het is meer dan dat. Ik heb hem in tijden gezien, dat hij geheel zonder getuigen meende te zijn j noch meer: ik ben hem gevolgd en heb dingen gezien, die mij bijna van mijn verfland beroofden. benvenuto. Hoe mijn Dochter! (zij zien elkander verbaasd aan,} "h a'u ra. In den ftorrrjigen.nacht van gisteren, teen de wind om mijn venfler bruischte en ik niet konde flaapen', leunde ik aan mijn venfler, geheel verdiept in befchouwingen over de fnel voorbij vliegende wolken, die -pver de bleeke D 4 maan  $6 DE GEË5TEN-BEZWEERER. maan heen rolden, de klok floeg twaalf, en eensklaps verlichte een verblindend licht Fernando's kamer, dat terftond weder als een blik— zem verdween. Ik geloofde mijn oog niet te durven vertrouwen , zag op nieuw om mij heen, en hoorde tot mijn uiterfle verwondering een* ongewoon doch echter geheel zacht geluid , even als dat van een Muziek, die wanneer ik bijgeloovig was, iets bovennatuurlijks zou fchijnen. Noch geloofde ikdathet Fernando was, die zomtijds met zijn fluit des nachts door den tuin wandelde, toen ik eensklaps een knarfend geluid vernam, en Fernando's deur open zag. Fernando trad uit dezelve in een mantel gewonden , en de hoed diep in de oogen gedrukt, en ftil en langzaam gaat hij ia de kleine hek, juist over de puinhoopen der oude Abtdeij. In het vaste geloof, dat het weder een toeval van zwaarmoedigheid was, feefloot ik hem ras te volgen. B1WVENUTO. Hoe mijn Dochter, gij hebt gewaagd.... LAURA. Ik mtet bekennen , mijn Vader ! dat het niet  DE GEESTEN-BEZWEERER. Sg niet alleen nieuwsgierigheid was, die mii tot dit befluit bracht. Deelnecming in z-jn noodlot en vrees, dat hem een ongeluk zoude gebeuren, bracht mij tot dit befluit. BENVENUTO. Nu? LAURA. Om niet bemerkt te werden , ging ik door de verwulfde Gallery, en verborg mij d.cht bij den ingang van den ouden tooren, achter een eiken boem , waar ik naauwlijks dertig treeden van hem af was en alles zien kon. A N T O N I O. Lieve Nicht, zoo veel moed had ik n pier toevertrouwd. X A U R A. Sc;i. met een neergeboogen hoofd, zonder aebter zig om, of voor zig heen te zien, gin- hij driemaal om den tooren om : daarna bleef hij dicht bij de deur, die naar de kapel voert (laan, en flocg met drie flaagen aan de ijzeren poort, de echo verdubbelde deeze D j flaa*  SS DE GEESTEN-BEZWEERER. fiaagen meteen ijsfeüjk klinkende weergalm, die mij, in fpijt van alle mijn hartvochtigheid een üskouden fchrik aanjoeg. Doch heilige Maria.' hoe was ik, toen die deur zig met een ijsfeüjk geknars opende, en een helder blinkende blikzem , die Fernando ter aarde wierp, 'er met een zeldzaam geluid uitfprong! weinig ontbrak 'er, dat ik niet luid uitfchreeuwde en in onmacht viel ; een ijskoud zweet flond in groote druppelen op mijn voorhoofd cn onvcrtnoógend een voet voort te zetten, ftond ik zidderend en bleek en had naauwlijk moed adem te haaien. BENVENUT O. Ongelukkig kind ! wat waagde gij ? LAURA. ' Als ik mij een weinig hcrlreldhad, zag ik zeer 'duidelijk eene witte blinkende gedaante ■uit het gewelf trceden, die, op eenigen affiand Tan Fernando, bleef Haan en hem als met aandacht befchouwde, zoo veelde angst cn het Maauwc licht dat zij van zig wierp , mij toe IJeten te zien, feheen bet de gedaante eener non-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 59 nonne met over een gcflaagen armen, die zij zomtijds wringend ten hemel hefte. Fernando fprong fchiclijk op, vloog naar haartce, en riep met een vreeslijke Hem: Jofephe, eeuwig beminde Jofephe ! als gij fprceken kunt, 200 fpïeek, en verhaal mij uw noodlot'. » zoo als hij haar naderde, weck zij altijd, ais wilde zij hem niet naderen, eenige fchreeden te rug. Toten fcheen zij te fpreeken: doch het was meer een flsfend zacht zuizelen, dan een weezenlijke fpraak en deed zulk een fchrikkelijke werking op mijn gehoor - zenuwen, dat het mij door merg en been drong en ik vol angst dit gruwzaam oord verliet. In het vlieden Wierp ik noch eens een beevende blik naar den tooren en zag het ongelukkige paar, in langzaame ftaatige fchrecden den tooren omwandelen. Ademloos , bleek en halfdood, kwam ik op mijn kamer', viel onmachtig op niijn bödde neer, en ontwaakte eerst laat, nock zidderend en met een kloppend hart. BENVENuro (omarmt zijne Docbter.y Om Gods wil Laura. K N-  tp DE GEESTEN-BEZWEERER. a n t o n i o. (zeer ernftig.) Gly reo4>gt waarhc'd gefprooken hebben lieve. BroederS waarde nicht, de-onrdekking die gij «mjrrnnr Fernando gedaan hebt, fiemt met de Tcrteil'ng van- uw vader over diergelijke verfijningen, in: Rome volmaakt over een , c» leeft ons tct het voorneemen gebracht, de tra-arbeid' van dit zeldzaam gerucht zoo. naauw, tearig «ooglijk is, te onderzoeken. t a u r a- •" ik twijffd lieve Oom, of gij het zoo yu. ault.kurqen. brengen, over zcekere punten is Jij, UjJ, al"s. het graf, cn hij vergeet zig nimmer ara z.-cr, dat hij iets zou zeggen, dat ons dit *$ffikkelJjk geheim lie.t raaden. A N T O m I o. . I- alle gevallen wil ik rnjjn best doen,, en. y jb' hart zoodanig op de proef zetten , dat wanneer hij mij het verborgene zijner geheimen herontdekt, hij mij echter een dienst zal doen, *e voor ons de gewichtigfte gevolgen hek keu kan. h a 0-'  DE GÊESTEN-BEZWÈËR.ESL A l a u r a. Hoe! Oom! ik verftaa u niet. — ggNVENUTO. Zie nrjne Doehter: het zelve. van hem verteld, is in Rome, b'j een m-jacs vrienden op dezelve wijze gebeurd. A N T O N I O. Noch meer: men zegt hij weet het geheim «m zielen der döoden op te toepen, l A V r a. Q God ! ik raadde. —■ a n T O n i «. In 't kort, hij zal mijn twijfelingen optelen, en ons zekerheid van Philippus dood of leeven geeven. laurA. (geheel verfchriktj Ontzachelijkl A n t o'N I O. Is hij dood en heeft Fernando de macht zijnen geest uit het graf te daagea: zoo wB*  62 DE GEESTEN-BEZWEERER. hem zien en zelfs wanneer de eeuwigheid eenen zeevenvoudigen fluier over zijn noodlot getoogen had. laura. (fidderend.) t Mijn Vader! B E N V E N l' T O. Wat is 'er mijn kind ? „. , laura. Philippo's geest? -— ach om Gods wil wrt Wilt gh doen? - Neen mijn Vader neen! — Is hij dood, zoo zij zijn' asfche in eeuwige vreede; niets moet haare rust flooren — a n t o N i o. Hoe Laura uw onverfchrokken moéd fchijnt te vreezen. laura. Ach Oonr! gij hebt de verfchijning niet gezien — ó wanneer gij daar'bij waart, wanneer gij dat fcbrikkeüjke gezien had. — (ter fijde de handen wringende} Wanneer hij verfchijnt, en zij,zekerheid van zijn dood ontvangen ;  DE GEESTEN-BEZWEERER. 63 gen s en ik Lorenzo de hand reiken moet! — C> Mijn God wat zal dan van mij worden! {pverluid.} fg b'dde u Oom ftoov de rust van den zaligen geest niet, laat alles aan de tijd die do diepftc geheimen ontdekt. a n \ o n,fi o- Neen mijn kind thans of nimmer daar gij echter voor deeze verfchijnin? fchijnt te vreczcn, zoo zullen wij 'er alleen de getuigen van zijn, ach daar is Fernando! Laat ons met hem alleen. Is het gelijk men zegt, dan zal dit raadzel verklaard warden. V a u r a. Qter zijde.} Ach Fernando! kondt g;j in mijne ziel Iee7,en i ö Wanneer uw Geest ook de geheimen der harten ontdekken kan: zoo is mijn noodlot voor altijd beflist. (Zij vertrekt } DER-  64 DE GEESTEN-BEZWEERER. DERDE TOONEEI,. antonio, benvenuto, fernando. (fernando nadert aNtonio, doch wil zoo ras hij b e n v e n u t o gewaar word,met eenjlille buiging vertrekken.} antonio. Nader waarde Fernando, het is mijn broeder Laura's Vader, die zoo eeven van Rome gekoomen is. fernando, (omarmt Bemenut» zeer hartelijk en roept weemoedig uit.} Laura's Vader! benvenuto. Zijt welkom lief jong mensch. fernando. Laura's Vader! ó Laat mij aan h'w hart zinken! Man! hoe gelukkig een Vader zijt gij, Wat  DE GEESTEN-BEZ WEËRËR. 6$ wat hebt gij voor eene Dochter ? Ademde gij haar deeze ziel in ? vorrhde gij die groote verheevene ziel, die haar tot de eenige van haar geflacht maakt, of was het de natuur, die de volmaaktheeden van een Engel in een vrouwlijke gedaante omkleede, oni het meesterftuk der Schepping daar te flellen ? Ach Heer Ridder had het verfchrikkelijk noodlot mijne ziel niet met onoplosbare banden aan het ongeluk gekeetend , bij God ik konde — (fchielijk bij zig zelv koemend, nis bezon hij fchielijk) ach elendige ! wat doet gij! — vergeef mij Ridder! ik ben ik was ach mijn God. (Hij flaat zig voor het voorlioofd, vouwt de handen en laat het hoofd troostloos zinken, terwijl hij zijn oogen onbeweeglijk op den grond vestigt.) A N T O N I O. Fernando! lieve Fernando! fernando; Vergeef mij! <5 mijn God als ik iets gezégd nebbe — gij zijt man en vader, gij hebt geË veel  66 DE GEESTEN-BEZWEERER. voel — — betreur en beklaag mij! (Hij bedekt ztjn aangezicht en wil vert rel ken.} a n t o n i o Eernando! waarde jongeling! wat wilt gij, Waar wilt gij heen ? blijf doch! blijf doch! fernando, (Hij legt zijn gelaat »p jlntonio's fchouder.} Goed man .' ik kan , ik durf niet ik kwam affcheid neemen. a n t o n i o. Affcheidv' —► om alles in de waereld, wat is u dan overkoomen? Permndo, goede lieve voortreffelijke jongeling , mijn tweede Zoon! zeo;, wat is het? God weet hoe ik u bemin, wat ik voor u doen zoude! —— ontdek mij uw hart! welk een duistere knaagexide ramp broeit in uwe ziele? kan mijn raad, mijn bijftand; mijn daadelijke hulp u radden? fernando. Grootmoedig man ! verfpil uwe hulp aan geen ongelukkige die toch niet te helpen is. — Vaar.  DE GEEST EN-Ü EZWEER.ER. 6? Vaar wel; beklaag mij — en vloek mijn nagedachtenis niét! a n f O n I O. Bij alles wat heilig is, bij alles wat u lief cn waard is, bij uw ongeluk, hij het lijden uwer ziel, bij uwen onfterflijken geest ontdek mij uw hart — wanneer flechts iets in de Schepping kan gevonden worden, dat in mijne macht is en u kan redden: bij mijne toekomftige hoop ik wil u redden. fernando, (wild en vreeslijk.) Man ! dat ik u niet bij het woord vatte, orri Gods wil zwijg en haal uw Eed terug: ik mocht mij dezelve eens in een noodlottig oogenblik herinneren en dan waren wij beide verlooren! -—• Daar waar de Nachtuil zucht; de vogel des doods z'g ophouci, en Schimmen zig in vluchtige kringen rond draaijen, zuchtende jammergeftalten de Jucht doorfnijden: daar, daar is mijn hoop! (^intonio en Benvs. nuto zien elkander verwonderd aan.) E 2 a 17-  V58 -DE GEESTEN-BEZWEERER. a n t o n i o, (Hem bij de hand vattend.) Fernando! feunandO) (in een vreeslijke aandrift.} Ik heb graaven óp'gebrookcn, de fjferen deuren des dcods geopend , cn leeven in vermolmde beenderen geademd; en op mijn wenk Haat het toekoomende of voorlcdéne aangenaam of verfchrikkelijk voor uw oogen, en dit armzalige ding dat hier flaat en zijn wooning bijna uitbarst, kan ik niet gerust nellen ? ach wanneer ik u eerwaarde Vader een vertelling-van mijn lijden wilde doen = uwe hairen Zouden van fchrik overeind fban, uw hart van kommer breeken, en een drievuldig fchrikkelijk wee uwen mond ontglippen. Zijt-echter gerust, goede grijsaards! 'mijne -bekentenisfen zijn flechts voor de eeuwigheid—»■ daar, waar de oorzaaken en niet de°daaden gelden, Waar de mom-aangezichten afvallen, en de naakte waarheid te voorfchijn treeden zal, daar zal de natuür haare rechten hand-  DE 'GEESTENrBEZWEERER. c.6p haaven! — — wat zeg ik ? ben ik bij mij zeiven? vergeef, vergeef een ongeluk- kigen die de fmart ycrdooft, en rampen onzinnig gemaakt hebben. Laat mij.'vertrekken. A N T O N I O.- Neen jongeling, ik moet meer van u weeten, alles wat ik aan u zie en hoore fchijin buitengewoon en wilt gij ons totvertröuw- lingcn uwer kommer maaken cn de geheimen uwer zie! in onzen boezem leggen, zoo zult gij waare vrienden aan ons vinden. 'Reeds als mensch hebt gij Recht op onze hulp ! — zeg , wat beduiden uwe nacht-wandelingen op Kerkhooven en woestenijen ; wat de vreeslijke gefprekken ia het uur der middernacht met verfchijnzels en luchtbeelden ? — waar van verfchrikt gij zoo dikwerf op eenzaame plaatzen , en fiddert als of een geest uw aanviel ? FERNANDO. Dit hebt gij gezien? ö flaa 'er geen acht op » bet is werk der inbeelding. E 3 U.  DÈ GEESTEN-BEZWEERER. a n t o n i o. Inbeelding? —— En de'verfchijningen in Rome —- waren die ook het werk een er bedwelming? "-*r- (Fernando verfchrikt) waar toe deeze geheimhouding, wij zijn van alles onderricht! Nü fchrik niet, goede Jongen , fidder zoo niet, het geheim ligt in den fchoot der vriendfchap, en is zoo als men zegt; hebt gij de macht om Geesten of Schimmen van afgefchciden zielen uit de nacht des doods op te daagen, zoo werp u als vriend in mijn armen, cn zij nog eens, ja driemaal dierbaajer als voorheen! fernando, (hem in de armen vallende,') 8 Mijn Vader! a n t o n i o Schep moed jongeling; wanhoop is flechts voor den ver breeker! — wat 'er ook op uw ziel mag liggen, dat u ontrust, weet: berouw verzoent den Hemel! —— zou de fmart een geest zoo vermoogend, zoo belangrijk als gij het leeven verbitteren! is ongeluk-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 71 lukkige liefde, gelijk ik reeds vreesde uw lot geweest: offtond hetmisfchien in uwe macht, de toekomst uw noodlot te ontwringen: 6 zoo pijnig uwe ziel niet te vroeg, want de Voorzienigheid legt ons niet meer op dan wij draagen kunnen. FERNANDO. Edele man ! Hoe gaarne Hortte ik mijn hart in uwen boezem uit; doch nog eenmaal: mijn bekentcnisfen zijn flechts voor de eeuwigheid en dus druk ik de affcheidskusch van kinderlijke iiefde op uwe vaderlijke lippen en fcheide op deeze waereld voor altijd van u. X N T O N I O. Fernando 1 ongelukkige! want dit zijt gij; ditzeggen mij uw droevige zwaarmoedige blikken; dit zegt mij uw halfgebrooken oog, uw ftaaren. in de leedige lucht: waarom floot gij de hand der vriendfchap te rug? Neen Fernando gij moet ons niet verlaaten; 6 ik heb noch een groot verzoek aan u. E 4 F E E*  fA DE GEESTEN-BEZWEERER» fernando. - Aan mij Heer Antonio? benvenuto. Waarom zoo vreesachtig en achterhoudend Fernando ? Marcheze Capello was mijn vriend; wilt gij denzqlven dienst doen ? — a n t o n i o, Dat durft gij ons niet weigeren! het geluk en de rust, en de tevredenheid van ons gcilacht hangen 'er van af. fernando. Wat begeert gij ? a, n t o n i ©. Zonder twijffel weet gij het ongelukkig verlies van mijn Zoon Philippo, die Laura's beloofde Bruidegom was en bij zijn Bruiloftsdag verdween. Tot hier toe heeft de Voor¬ zienigheid een ondóordringbaare fluier over zijn noodlot getoogen : het ftaat aan u dezelve op te ügten. f er-  DE . GEESTEN-BEZWEERER. 73 fernando, (verftinkt.} Aan mij? •a n t o n 1 o. Gij zult zijn geest uit het graf roepen, en ons gerust ftellen aangaandeizijn dood. fernando. Antonio ! wat begeert 'gij ? a n . t o n i o. Jongeling weiger mij dit niet! — Het is geen nieuwsgierigheid om een zeldzaam fchouwfpcl te zien: neen Fernando mijne rust, de rust van mijn Zoon, van Laura, en het geluk uwer vrienden hangen 'er van af. fernando. God! antonio. Is het moogeljk en ftaat het in uwe mach;:Fernando: zoo bid ik u weiger het mij niéttj 0 wist gij eens wat het hart van een Vader gevoelt, drie Jaar in eene zoo verf . ïrikkelijE S k G-  74 DE GEËSTEN-BEZWEERER. fee jammerlijke onzeekerheid cm het noodlot' van een Zoon te zijn. fernando. Gij zult hem zien! zelfs noch deezen nacht, indien gij wilt! 't is waar een ftorm fchijnt ons te dreigen : doch menfchen die Tooneelen der Eeuwigheid willen zien, kunnen voor geen onweêr beven. (antonio en benvenuto vatten elk zijne hand.) Is hij dood en jZfjn geiest niet meer in het land der Ieevenden: zo zult gij hem zien en zelfs als hij in den verftafiiggenden keerkring of in den diepften afgrond der Zee begraaven lag. Doch Ridder Antonio.- ik geef mijn leeven in uwe hand; gij kent de ftrengheid van.dat vreeslijk gericht, dat over leeven en vrijheid vonnis velt. -— "Wel is waar, ik hebbe niets ' te verliezen ? doch ik heb eene Zuster! een zachtaartig, vroom, onfchuldig fchep;sel, die zonder mijn bijftand hulploos en cleiv. dig zou zijn. antonio en benvenuto. Op Ridder woord en eer belooven wij een eeuwig ftilzwijgen. FES-  DE GEESTEN-BEZWEERER." J3 F 6 l k i n d ö. Zweer dan ook bij uw geweeten , bij uwe tockotnft-ige rust, bij de "Schim van uw Zoön, dat gij ftil en gerust zult blijven , bij alles wat gij zien en hooren moogt; in flïlle verwondering de geheimen der Eeuwigheid aan te zien en dezelve vast in uwe ziel te befluitefl. antonio en benvenuto. Dat zweeren wij! fernando. Zeg mij dan nu den naam en den dag des doods uwes Zoons. a n t .0 n i o. Vincenüo Philippo was zijn naam, hij ver» dween op den dag Allerheiligen. fernando, (fchijnt verfchrikt.} Op Allerheiligen-dag? a n t q n i a.< Treft u dat? 't B II-  ?i DE GEESTEN-BEZWEERER. FERNANDO. Ik wilde, dat het een , andere dag was! — doch •werd hij niet op even dien zelve dag gc;bporen? . . ANTONIO, &■;■*. ."> tl-. & btarfj^wpsa Job n ■:. im at) sah Nee* ■ - FERNANDO. Nu houd u omtrent middernacht gereed, doch onverzeld en zonder bedienden; toortzen £al ik mede neemen.. A ■ . A N T O N I O. Kan mijn Zoon en Laura daar bij zijn? FERNANDO. " Beiden als zij willen. ANTONIO. Waar zult gij ons brengén Fernando? FERNANDO. Naar het Kerkhof der oude Abtdij St. Salvador: want de geest uwes Zoons geniet een eeuwige rust, als hij flechts op gewijde aarde verfchijnt. BEK-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 77 BENVENUTO. I Zeldzaam; buitengewoon! F E R N A N O Ó. Neojn in alle geval iets verfterkends met u: en wapen u met ftandvastigheid: want of de verfchijning, vreeslijk, of verfchrikkelijk, of zij in een aangenaame of ijsfelijke geftalte verfchijnen zal, durf ik niet bepaaïen, wijl ik niet weet op wat wijze hij geftorven is. ANTONIO. Ik weet nu alles: doch of Laura alles zal kunnen verdraagen. FERNANDO. Deeze tooneelen zijn ten minften niét gefehikt voor de zachte zenuwen van eeri Meisje. Ik zal haar voorbereiden, BENVENUTO. . Noch eens Fernando : als gij mijne vraag niet zeldzaam of onbefcheiden vind. Hoe kwaamt gij aan dit geheim ? ru-  ÏS DÉ GEESTEN-BEZWEERER. fernando, (jtaat zig voor 't hoofd.) Dat gij mij noch daar aan herinnert! deeze èrinncring is treurig cn verfchrikkelijk voor mij , doch gij hebt diep in mijne ziele gezien. Gij Zult het hooren: in bet holfte eener door de maan verlichte nacht, lag ik wanhoopig op het graf van een voor mij dierbaar perfoon; kermde en weende zoo luit, dat de echo mijner klachten in veelvuldige toonen door het Kerkhof weergalmden: als terftond iemand mij zacht op de fchouder klopte. Ik rijs > verfchrikt op en zie tot mijn grootfte verwondering een oude Eerwaarde Grijze, in de geHalte van een Monnik, met een lange witte Baard voor mij (taan. Ik , die deeze gedaante voor een bovenaardfehe verfchijning hield, beefde te rug, cn viel met een benaauwde fchreeuw ter aarde: doch hij reikte mij min, zaam de hand, richte mij op, noemde mij bij mijn naam, en zeide: „ fidder niet Fernando. ik ben een mensch gelijk gij! Nu richtte hij mij op, ontdekte alle de geheimen mijner ziele en zette mij in zulk eene vreeslijke verwondering, dat ik Yoor hem op de knieën en in  DE GEESTEN-BEZWEERER. 79 in den heevigften fchrik uitriep : Heilige Eerwaardige geftalte ! wie gij ook zijn moogt, Geast of Befchcrm-Engel, gij zijt een weezen van een hooger kring 1 wat gij mij verhaalt, kwam nimmer over mijne lippen; nimmer, heeft het een menfcbelijk oor gehoord; nimmer een oog in de Schepping gezien ! Jongeling! riep hij uit, terwijl hij mij bedui'end de hand drukte en mij liefderijk in het gezicht Zag: gij hebt mijn aandacht tot u getrokken ; ik zag u voor korten tijd voor het Hoog-Altaar knielen, en zag trekken in uw gezicht, die uwe ganfche ziele beteekenden en flechts weinig flervelingcn verleend zijn , wilt gij baar mij overlaaten: zoo za! ik u kennisfe mededeelen , u ffl geheimen inwijden , die uwe ziel boven alles Wat hier op aarde is zullen verheffen ; uwen geest in de landen der toekomst heen voeren, en u den fleutel over graf en doods, toekomst en voorleeiene geven zullen, en op dat gij ziet, dat dit geen gezwe's van een bedrieger is: zo (hij borst in traanen uit en verbergt zijn oog in Antonio's boezem^ A N-  go DE GEESTEN-BEZWEERER. ANTONIO. • Nu? PERNANDO. Op:dit oogenblik ftond een verfchijning voor mijn oogen. —- Ach mijn God noch is zij mij tegenwoordig. — Schrikkelijk! fchoon en ontzachelijk! QHij geraakt in zichtbaare angst, fchijnt met ftaarende oogen naar iets te zien en bekomt langzaam.) Twee geheeie maanden Was ik om dit ontfterffeljjk weczen: want neen een mensch was het niet, konde het niet zijn!— en dank hem voor het geen ik weete, verdenk • hem meenig fchoon, fchrikkcli'k oogenblik, waarin ziel en bewustzijn, denkingskracht en gevoel, zig in naamlooze bovenaardfche gewaarwordingen infmolten; tegenwoordigheid zig met toekomst en voorleeden vereende, en dit leevendweezen.dat dit werktuig beweegt en in dit hart leeft, tot Tooneelen voorbereid, die geen menfeh kan verdraagen of uitfpreeken. BENVENUTO. Verfchrikkelijk. A N-  DE GEESTËN-BEZWEjERER. 8ï antonio. Alles wat gij hier verhaalt, zet mij in d« grodtfte verwondering. ' f e r n a N d o. Dit geloof ik redders! — denkt flechts aan de Woorden des dichters: 'er zijn dingen in den hemel en op aarde, waar over onze wijsbegeerte niet droomen kan! tot hier tot hebt gij den waaren zin deezer woorden niét géraaden: vérftaat gij Zé nu? — (benvenuto en antonio zien hem verwonderd aan. Hy valt eensklaps Benvenuto om den hals. ) Vader! vader! betreur mij! —— wat doe ik? vergeef! — mijn hoofd — mijn gevoel Ha daar komt Laura! ik moet haar voorbereiden: laat mij met haar alleen. — (De ders gaan verwonderd binnen ) VIER.  S2 DE GEESTEN-BEZWEERER, VIERDE ÏOONEEL FERIfANDO, LAURA. (Zoo als Laura opkomt, fchijnt Fernandt zig in haar aanfchowwen te verliezen, daarna valt hij op de knie neder, kust vuur ig haar e hand, traanen ontvloei]en hem, Uj Jlaat Jchielijkop en zoekt zijn fmart te verbergen; dan nadert hij haar v.-eder, vat haar bij de handen zegt met den toon-van- opgekropte fmart.} F E R N A N D Oi Voor het laatst Laura neem ik deeze haffd, voor het laatst zie ik u hemelscb, groot, voor mij, eeuwig onvergeetbaar fchepze!! in de oogen : voor het eerst en voor het laatst druk ik deeze zuivere goddelijke gedaante aan mijne borfle! en voor het eerst en het laatst engel £ drukte de ongelukkige Fernando den gloeiendcn kusch, van warme, hartelijke en liefdevolle vriendfchap als een blijvend gedeuktee- ks*  DE GEESTEN-BEZWEERER. 8g kér/op nwe f'ppen en zegt u voor dit ieevén Voor eeuwig goede nacht. LAURA. Ha Fernando wat is dat ? FERNANDO. Wanneer uwe gedachten zomt;jds In het graauw verfchiet vertoeven, uw oog aan het ontelbaar heir der darren hangt, uwe ziel in het akelig diiffter, aan den ftillen oever in een gevoelvolle heilige nacht, u de reien, üwef geliefde vrienden voor de zinnen toovert en .de bleeke jammergeftaite van den ongelukkjgen Fernando door deeze plecht ge reeks heen fluipt: 6 dan ontvloeie uw oog een traari van lieffelijVe weemoedigheid, wijd dezelve aan den ongelukkigen jongeling, die het noodlot in z jnen bloesfem verfmoorde. —*- LAURA. Wilt gij mij van mijn verftand berooven? fernando. Ha gaf de fchepper mij dit gevoel niet? vormde de natuur dit hart niet en drong zij f a mW  g4 DE GEESTEN-BEZWEERER. niet tusfchen ijderen wensch liefde, eeuwig liefde, waarom flroomt mijn bloed fneller, waarom fl»at mijn Isoezem heviger ? waarom waage ik dood en gevaar ? — Ha is de liefde niet van goddelijke oorfprong, en gaf het alles fcheppend weezen haar niet aan het fchepzel: mensch genaamt, tot een bron van goddelijke vreugd; is zij alleen kitteling van het fchuimende bloed en werking van onmaatigen wellust: o dan was het een nijdige duivel, die gal in deezen nectar mengde; dan verfcheure ik van dit oogenblik af, de banden der menschheid, ruk mij los van de boeijen der natuur en fluipalseen eenzaam fchepzel in duifternis en vertwijffeling cm. LAURA. Om gods wil begrijp u Fernando! gij zijt vreeslijk; ik verfta u niet. FERNANDO. Vrees niet, 6 goed meisje en vergeef den ruuwen man als de fmart hem bittere taal ont* wringt; Scheiding is reeds een treurig lot voor se menfehen; voor den ongelukkigen echter, voor  DE GEESTEN-BEZWEERER. 85 wien zij ook de laatfte fcheemering der hoop vernietigt, is zij fcbrikkelijk! LAURA. Doch waarom fcheiding opbegrijpelijke man, wanneer alles u met liefde omringt, en ijder wensch uwe ziele uit uwe oogen tracht te iteelen en zoo gaarn meer dan uw vriend zijn wil ? o ik wilde u dierbaar paar gaarn zoo geheel en al, zoo hartelijk aan mij verbinden! en gij onvriendelijke man) fchijnt niets daar van te willen verftaan , flaat uwe oogen donker op den grond en fpreekt van verlaaten ? FERNANDO. Er wal een tijd Laura, waarop mijne ziel openhartig en vrij, helder en zuiver in ijder mijner blikken lag, waarin de zon mij helder fcheen, en de leeuwrik lieflijk voor mij floot en de zachte adem der natuur voor mij de adem der liefde was: toen fbeelde de hoop in gulde droomen om mijnen fchedel; gelukkig en zalig ijlde mijn geest in de toekomst uit en verloor zig in de vleiende verlokkingen der liefde. F s tU-  S6 DE GEESTEN-BEZWEERER. LAURA, En nu Fernando? — kleinmoedig man! wilt gij met het noodlot twisten, dat moegelijk een van uw hoog vliegende plannen ver* niclde, zig tusfeben u en uwe droomen indrong , en uwe hoop deed verdwijnen ? hebt gij vergceten , dat dit leven flechts een droom is, die vroeger of.Iaatcr verdwijnt en alle beguicheling van voor het oog der zorgloozo üaapers weg rukken zal. ternanbo. Droom of waarheid, voor mij was zij fbhrik- kelijk! (weder in de voorige dweepende toon} of wij uit deezen droom ontwaaken zullen, en hoe het ontwaaken na deezen droom zijn zal! of eeuwige nacht dit gebrooken oog bedekken zal, of dat de bewustheid van deezen zeldzaamen droom op nieuw zal herleeven: en verzachting voor naamlooze fmarten, belooning voor opoffering, geduurzaame rust vo." r kwaaien der Ziel met zig voeren zal ? 6 daar verdwijnen zinnen en gedachten en verbaten den troostloozen wandelaar eenzaam en alieen in de ijsleiijke wowt'jn. ft a •»  D-E GEESTEN-BEZWEERER. 8? l a u r a C liefderijk en angflig ) . : Om Gods wil! wat wilt-gij FernandoT fernando. 6 Vergeef den ongelukkigen ! — liet is goed dat gij mij daaraan herinnert ! — ik moet u voorbereiden, verzoeken, tot een tooneel noodigen, dat aangaande u en uwe rust veor eeuwig beflisfen zal. laura. Ik verfia u niet. fernand9. Gij zult hem zien ! deeze nacht zult gjj hem zien. laura (angftig) Wien, wien, Fernando. fernando. Den geest van uwen geliefden. laura (zakt inéén met een gil.") Ha! g i . fernanop (die. haar in aijn armen vangt.} Zijn deeze zintuigen zoo zwak? — Arm» F 4 ïiei  iS DE GEESTEN-BEZWEERER. lieve dweepfter! — dan zwceven wij met onzen hoog vliegenden moed over waerelden en ftarren heen, wij ftreeven met ftoute gedachten aan de overzijde des grafs, tot aan het ©nmeetbaare ruim der Eeuwigheid en door ccn woord, een treffen der zenuwen ftort de gebrekkige gedaante in een, buigt het fchepzel verneederd onder de macht van zijn meester! — Laura, Laura, fchoon m'eisjcn ontwaak. laura (bekoomende.~) 5 Fernando. fernando. Hoe Laura.' was dat uw moed ? -.— gjj zijt mij gevcjgt in fchrik en middenacht en gij beeft zdfs bij het noemen van zijn naam, laura. Verfchrikkelijk; ik zal hem'zien? hem zelfs, zijn geest ? .*■' t. ' fernando. Om morgen den orrgclukkfgen Lorenzo «we- hand te geeven. Ha de fchoone fcsuid!: — doeh wanneer de bedwelmendfte vreugd  DE GEESTEN-BEZWEERER. So vreugd om uw Bruiloftskoest zweft: denk dan aan Fernando '• denk dan dat hij in ftorm en middernacht troostloos omzwerft, en zijne daagen in leed en kommer verteert. LAURA. Fernando, dit is ijslijk voor mij!— heb ik u mijn haat niet uitgefchud: lag mijne Ziele niet open voor u ? — ó deeze beflisfmg van mijn noodlot is fchrikkelijk voor mij .' FERNANDO. Schrikkelijk Laura, en gij pocht op uwen moed. L A u R A ( moedig doch met een bsevende Schrikkelijke Jleirt.") Fernando! noch kent gij dit mcisjen niet. Toover de geheimen der Eeuwigheid voor mijne oo om mij cubbejd clendig te maaken. fernando. Om Gods wil Laura! ach noodlot! * zee.  DE GEESTEN-BEZWE'ERER. 91 zeegenc u! zij is de nrjne, zij is de mijne. Het meisje , dat ik zoo duur met het geluk Kan mijn leeven gekocht heb , voor het welk ik alles, zeil's de rust van mijne ziele waagde , is het tnijne ! — ö laat mij aan uwen boezem zinken, dat uw adem zig met de mijne vermenge , dat onze zielen zig in gloeiende kuschjes verëenen , cn de onöplosbaare verb'ntenis door. het ras cn vuurig bonzen onzer harten iluite. LAURA. ö mijn Fernando. JERNANOO. Mijne Laura ! zoo druk ik u aan mijn bonzend hart, zoo omvat ik u met een gloeiende omarming , en treede met u den dood te gemoet en fcheide zelfs aan de poorten der Eeuwigheid niet van u ! ik wil u den Rechter der waereid te gemoet voeren en zeggen : Hiür ftaat mijne zonde. i. A v R A. Doch Fernando, wanneer naa deeze;fcJirïkkelïjke ver-fchijsing mijn vader, Lorenzo. -m ■FES»  92 DE GEESTEN-BEZWEERER. FERNANDO. Zijn onze zielen vereen igd, w at hebben wij dan te vreezen? liefde baant zig eenen weg, door ftorm en golven cn duurt tot in de eeuwigheid ! — ó op deeze handen wil ik u dragen dierbaare fchoone last, door wocflijnen, en bergen, rotzen en afgronden zal mijn voet u geleiden; op uwe oogen zal ik ftaaren, ijder wensch uwer ziele voorkomen, om u groot bemeisch meisje liefde voor liefde te geeven! l a v r K. Fernando! wat zijt gij voor een man.' —daar -— deeze hande - druk vereenige onze hsrten en met deeze kusoh gaa mijne ziele in «e uwe over! doch Fernando- vergeel' mij eenevraag, zeg mij: ben ik uwe eerfte geliefde? en watbeduidd-: die fchrikkclijke verfchijning, die u fcheen te fmeeken, en naa Welke gij de armen zoo zigtbaar.uititaaktï fernando. Moet gij mij hier aan herrinneren ? —— Ha Haat zij niet ijder jninmut voer de oogen mijner  DE GEESTEN-BEZWEERER 93 ner ziele en /trekt haare armen biddend ten hemel en fchijnt mij om vergeeving te fmee- ken ? Ha fosephe ( Hij omarmt Laura ) in deezen Engel heb ik u weder gevonden ; uw geest rust op de haare en haare liefde trotzeert als de uwe den dood zij was een Eügei in menfchefjke gedaante en nam toen zij da mijne niet kon worden den fluier en ftier uit liefde voor mij! Ik zwoer haar fchim een eeu¬ wige getrouwheid: ach mijn God ik beloofde meer dan ik kon volbrengen! — wie kent zijn hart, wie heeft het immer doorgrond ? — Ik zag u Laura, ftaarde in Mille bewondering op uwe groote ziele en ijlings door een ftormWind aangegreepen, bezweek mijn hart voor de heevigfte gloeiendfte liefde. Dikwerf heb ik haare fchaduw geroepen; en in het uur der middernacht om vergeeving gefmeekt; doch fchoon het haar niet vergunt was te fpreeken, fcheen echter haar gebrooken oog mij goedkeurig toe te wenken. LAURA. e Fernando! dat is fchrikkeiijk «n treurig! Lans  U4 DE GEESTEN-BEZwLeRER.' f e r n j r ' 'e, • ?*•:,) '-j r'i''->'m n j; o fïrn j "obl s {sin Lang heb ik creflreedcn en mi, aan de bitterr fte fmart overgegeeven : toen kwam uw geest de mijne tegen en richtte mijne ziele op. 6 gij zult mij moed geevcn in ftrijd en dood en mij verzeilen in de duiflere doolpaaden der. eeuwigheid — zal mijne Laura dit doen ? laura. Qplegligiïjk.) ■ Zij zal ow moed geeven in ftrijden dood, en U verzeilen op de doolpaaden der eeuwigheid! ( het blikzemt.) FERNANDO. Ha de ftorm begint en de beflisfende u-ure genaakt'. C Hij omarmt haar ) ö gij met reine Engelachtige liefde omvattende, g'j mijn van den hemel afgefmeckte cn met doodsangst verkreegene bruid I op! naar tooneelen des grafs en doods! laat ftorm en donder 'foruifchen en waereldenvernielen; liefde breekt door den nacht des doods heen en lacht de eeuwigheid te gemoet. .EINDE van het TWEEDE BEDRIJF. ©ER-  DË GEESTEN-BEZWEERER.' 95 DERDE BEDRIJF* EERSTE TOONEEL. Puinhoopen van een oude Abtdij aan dt voet van een rots in we/kef midden eeti vervallen kerk met een oude Q r^ndh ) tooren fiaat. Rondom liggen verfcheidene grafteekenen en muur en met klimop en Jl ruiken" bewasfen. Het is middernacht, de ftorm fuist hevig en piept huilend doofden tooren, echter dondert het niet. fernando, (uillèen met een Fakkel.) Velden der fiddering en des doods, ontvangt mij! (Hij zet de fakkel ter zijde ea knielt neder) heilige aarde,offers aan de eeuwigheid gewijd! met angst en beeven kusch. ik uw eerwaardig Hof, dat de asfche mijner voorvaderen in zig fluit eh eens door de adem van den almachtigen God z?g verzaamelen zaï tot kracht en leeven — Hier hcfTe ik mijne handen plegtig om hoo^ en vol berouw fmcekt »»n ongelukkige om genaade, wien de liefde dettï  «5 DE GEESTEN-BEZWEERER. deed dooien en d e drift nrisdaadigmaakte! ha! wanneer dit bekleedzel afvallen, en eeuwige nacht mijn cog bedekken zal; wanneer dit dobberend iets deeze fchoone aarde ontvliegea en zig opdwingen zal in den Chaos der onnoembare eeuwigheid : ó draag dan machtige liefde door wiens adem de Godheid alles bezielt, deezen geest op uwe wieken omhoog en verfchoon hem bij den Rechter der wae- reld! ha! de ftorm huilt mij met een fchrikkelijk gedruisch om het oor, en koude noofde wind doorfiddert mijne ziel, en verfchrkk'ng pakt mij aan, als of het uur van het eei'wige gericht lloeg! Ha gewee¬ ten ! geweeten ! wie kan u ontvlieden. TWEE-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 97 TWEEDE TONEEL. fernando, laura. l a u r a C i» zijn armen.} Fernando! fernando. . Welkom dierbaar meisje tot het verfchrikkelijk tooneel, dat leeven en dood beflist! • Met een angftig bonzend hart druk ik u aan mijne borst en mijn mond kust u met b'lèe'ke lippen vol angst, en fiddering, gelijk in het fcbrikkelijk uur der eeuwige fcheiding. —— Bedriegt mij mijn oog of is uwe wang verbleekt ? laura. ö Ik .heb voor u geridderd Fernando! de builende ftorm, het kraaken der boomen in het woud, bet vreeslijk kletzen der golverf aan den cever, de geheele fchrikkelijke oproer der natuur, heeft angst en fchrik over mif Verfpreid en mijne ziel met bange aandoeningen ö I ver-  98 DE GËESTEN-BEZ WEERER. vervuld. 6 ik wist dat gij in ftorm enijslijkheid waart en iidderde voor uw leeven. fernando. Wat heb ik dan te vreezen, gij zijt nu de mijne! — ach zij koomen : — DERDE TOONEEL. De voortgen , l o r e n z o. Lorenzo werpt zig in Fernando 's armen en roept met gloeiende aandoening uit. Broeder! Broeder! fernando. Ha welkom! — waarom fiddert gij Lorenzo ? lorenzo. 6 Fernando! het is een fchrikkelijke nacht. Siddering dringt door mijne aderenen doodsangsten grijpen mij aan! Noch eens broeder , omarm mij als bij de overgang naar de Eeuwigheid ! Bange aandoeningen vervullen mijne ziel, een dof hol gefchrei dringt door és Lucht, en roept mij dood «n verderf toe. fes-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 99 FERNANDO. Ha Lorenzo is dit uw moed ? —- LORENZO. Fernando! ik vrees dat ons iets verfchrikke- lijks overkoomen zal toen ik voorbij den oever vat? gindfche beek ging, fcbeen ter> Hond een item uit deri vloed, mij wee, wee„ toe te roepen ; de huilende wind die door de toppen der boomen piep'e, fchecn het in bruifchende toonen te herh.ialen. -Het dof geluid van de midder-nachts -klok klonk mij met een vreeslijk geluid in het oor; de wolken zwanger van donder, gedraagen door huilende winden, rolden in vreeslijke geftalten, fnel als pijlen over mij heen; geene fter verlichte de duifternis der nacht, en een akelige woestheid heerschte door de natuur. ÏERNANDO- Lorenzo past dit een man ? 'er is niets fchrikkelijks in de natuur voor den man met een on« wrikbren geest. Mannen fidderen niet. Ga r.  Ito DE GEESTEN-BEZWEERER. l o r k n z o. 6 Fernando, wanneer wij gcfcheiden wierden, wanneer de fcbrikkelijke klokflag eens het uur van fcheiden geweest was. (ter zijde) ê Broeder! wanneer ik Julie verloor ! God wat zoude 'cr van mij' worden! fernando. Broeder! in Gods naam vat u! wilt gij ons allen tot kinderen maaken. i, o r e N z o. Ach ik zag het vroome meisjen met bleeke wange en opgeheeven handen knielend voor de heilige moeder in haar flaap-kamer! Vuurig fmeekte zij 'den hemel en met het zalig gelaat van eene heilige, fcheen haare van aandacht en liefde gloeiende ziel reeds aan de overzijde des leevens te zweeven ach toen drong de vreeslijke gedachte van fcheidiri'g in mijne ziel, ijskoude fiddering doorbeefde mijne aderen en zinneloos viel ik met een vfeeslijke gil ter aarde. fernando. [ Richt u op Lorenzo en zijt een man; thans heb. ben  DE GEESTEN-BEZWEERER. lor b.en wij moed noodig! wat het noodlot ook over ons mag beflooten hebben', zoo weet! ongeluk keetent groote zielen flechts vaster aan een en vriendfchap en liefde ftaan onwrikbaar als rotzen uw vader! VIERDE TOONEEL. antonio en ünvenuto.DtVQrigCni fernando. < Gaat hem te gemoet en omarmt hemfloutig.y Welkom eerwaarde vader, welkom in de akeligheid der nacht! ik begroet u met den heilige n kusch der broeder liefde en vriendfchap! hier voer ik u in het (lil en plechtig uur, tot. tooneelen der verfchrikking en des grafs, die beftemd zijn tot de geheimen der eeuwigheid. {Hij vat hen bij de hand, f laaist hen naast elkander, daarna vereenigt hij Lorenzo en Laura 's handen en /lelt hen tegens elkander over ~) Zijt mij nochmaais welkom als mijne broeders en vrienden ! — (Hij kust een ijder d> iemaal voor het yoorhoojd en trekt eeq kring om hun heen) hij» die oneer ulicden G 3 vij-  102 DE GEESTEN-BEZWEERER. vijanóTdvp en bedrog in bet hart draagt of met bo^hr-id en verraad omgaat, dien bezweer ik'bij z;in leven, bij zijne verwachtingen, bij de rust zijner zi.1, dat hij uit deezen kring treerie! die echter rein van ziel is valle op de recht r knie, heffe zijne linker hand omhoog , geloove en zweere. ( Bij haait een comfoor met kooien in de gedaante van een wierook vat en ftelt het in hun midden en Jlrooit 'er iets op dat een fnelle lam veroorzaakt, die terjlond verdwijnt; dit herhaalt hij driemaal ) Bij het heillige getal drie, dat begin, midden en einde vereenigt, bij het geheime getal vijf, toegewijd aan de algemeene fieeds in zig zelve te rug keerende moeder natuur; bij het machtige getal zeeven, het innerlijk begrip aller 'leugden ! bij het heilige onutblusfchelijk vuur; bij de gehe;men der toekomst; bij de fchim die wij thans uit zijn graf roepen; bij al het groo'sehe en al het febrkkelijke, dat tijd en eeuwigheid in zig bevitten: flille befchouwing, en eeuwig itilzwijgén J — die dit gedenkt  DE GEESTEN-BEZWEERER. 103 denkt te houden, die zweere deezen eede! Allen in bovengemelde richting herhaalen: wij zweeren deezen eed! r Hij kust hen nochmaals, richt hen op en fchuift het comfoor een weinig te rug. Daar na valt hij op de knieën en roept met een jlerke vreeslijke Jïem en ten hemel geJteevene handen in vreeslijke aandrift uit.) Heilige1 natuur ! moeder, voedfter en beheerschter alle waerelden en fchepzelen! ik dringe door de duifterms der eeuwige nacht en vorder uit uw fchoot Vincentio Philippo di Caftello. Hij giet iets op de kóolen dat eene vlam veroorzaakt, die lerftondweder verdwijnt.) (Dit herhaalt hij tot tweemaal toe: hij giet ten derdemaal iets op het rookvat: dog in plaats van eene vlam gaat 'er een zeer dikke rook uit op. Nu gaat hij met eerbied van het rookvat. Een- huilend hruisfehen begint .daarna opent zig de deur van den toom met een vreesfelijk gekraak ; G 4 eef*  104 DE GEESTEN-BEZWEERER,. een helder blinkenhe blikzem, die de fianfchouwers niet zien konnen, zonder de hand voor de opgen ie fiaan, vliegt, uit de deur, en de verfchijning treed onder het geluid van een zachte mufiek uit den toorn, het voorige bruisfehen blijft i.og voort duur en De geest verfchijnt in een 'lang -wit fcheemerend kleed en met een bleek gelaat, hij doet twee fchreeden naar het rookvat en laat een ring voor Fernandfl 's roeten vallen; hij doet weder twee fchreeden achter-uit en zijn gelaat verandert ineen doods hoofd, de voorige .blinkende blikzem omfchijnt hem weder; hij verdwijnt en de deur fluit zig. Hij werpt mg eenmaal reukwerk op let comfoqr, en de mufiek en het bruisfehen fchijnt zig door verwijdering te verliezen ( * ) F E R. (*) Aanmerking. De vertooning van den geest moet Hechts werktuiglijk zijn, en door geen tooneelfpeeler vertoond worden, om de «anlchouwcrs door iets 'boven liatuurlijks tc beguichelen. Wanneer de geest op de T'iis der hichtweegende bedden, door den Hccr'Ehslens uit  PE GEESTEN- BEZWEERER. 105 fernando (keert naar de, omfianders te rug , •wischf het zweet van zijn aangezicht en zegt met een gefmoorde ftem) Het is gefchied! Laura, ó Fernando! -v Lorenzo. God Fernando! {al[enteZaamen ntonio. I pernan(j0, I Brnvenuto J J antonio. Ik danke u Fernando! Mijn arme ongelukkige zoon! — (jcheen het niet als of kijn oog jammerend en medelijdend naar mij been uitgevonden, konde gemaakt worden , zoude zulks een zeer goede uitwerking doen. Bij de tegenwoordige vertooning deed eene doorfchijnende beweeglijke gedaan-, te ook eene goede uitwerking. De kop was met een fcbjj'f gemaakt, zoo dat door eenen Itoot de kop weg vloog, en een doodshoofd in de plaats ftond, het verfchijiizel ftond flechts in de deur van den tooien om de Jnafchine te bedekken , ook was de Hamonika achter den tooren geplaatst. G 5  io5 DE GEESTEN-BEZWEERER. heen zag ? Bij God! ik konde mij naauwlijks bedwingen hem in mijne armen te vatten. benvenuto. Zijne trekken waren nog dezelve: doch kommer en fmart feheen op zijn gelaat gefchilderd. 'Er is noch een geheim ergens verhooien. l o r e n z-o. o Mijn arme Broeder, het was eene akelige vertooning. ANTONIO. Hij feheen iets neder te werpen, hebt gij dat bemerkt! — (hij neemt den ring op en geeft dezelve aan Antonio) een ring Antonio. ANTONIO. Laura! het is, bij den hemel dezelve, dien gij hem op den dag der verloovmg aan den vinger Raakt. — Zie hier uw naam, hier uw afbeeldfel — LAURA. Hij is het, bjjts het.' BEN-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 107 benvenuto, Dat is allerverwonderlijkst! antonio. C> Mijn zoon, nr jn zoon ! —— welk een ramp beroofde u van uw leeven ? ftierft gij door do hand van een moordenaar, of ovcrftelpte de vloed u met heure golven ? ach dat het u ware vergund geweest te fpreeken om het hart van uwen treurenden vader gerust te Hellen. fernando. ,1 rj>t!ü i i * Ik beklaag u Antonio: doch bedwing uwe fmart en Hoort de rust des ontflaapenen niet weder door zulke opdaagingen. Ons noodlot word door hooger machten bepaalden ons lot is te vergeeven en te lijden. -antonio. 6 Fernando! het gevoel van eenen vader, do fmart een zoo teder beminden zoon te verliezen ! fernando. Is dit een verlies? — het aficheid uit dit leeven is flechts een korte fcheiding! gij zult hem  io3 DE GEESTEN-BEZWEERER. ' hem weder zien! vreede zij met zijne asfche. ANTONIO. Daar zeg ik amen op! BENVENUTO. Geef mij den ring Antonio! — Mijn dochter de banden, die u aan Fernando boeiden zijn verbrooken -de fchaduw van uwen Brui- digom ontflocg u van uw plicht, en is zelfs uit den kerker des grafs gebrooken om u het fegel uwer trouw te rug te geeven, — thans gü vrij, mijn kind! LAURA. 6 God mijn vader! ( zij valt hem om den hals) BENVENUTO. Mijn lieve dochter, daar ik op róeme, mijne hoop, mijne een'ó-e blijdichap in bet droevig vooruitzigt naar rnijn naderende ouderdom ! gij zult onze verwachting vervullen en Lorenzo uwe ksnd reiic-n. t. A »•  D'È GEE STEN-BEZWEERER. 109 t a ü r a. <» haare armen klemmende ) Óm Gods wil mijn vader! ANTONIO. Lorenzo, mijn zoon, kom in mijne armen! met traanen van fmart en van liefde druk ik u aan mijne vaderlijke borst, mijn eenig, mijn geliefd kind! ö gij zult mijne traanen droogen en door dubbele liefde mij het verlies van mijn eerstgeboorne vergoeden. Daaf flaatfiuwe bruid;- een meisje wiens engelachtige geftalte flechts door de fchoonfteid heurer ziel overtroffen word. (beide vaders geleiden hunne kinders naar elkander, die aan hun hals vallen en hunne handen vast houden.) L O R E N i O. Vader! vader Vergeeving. t A 0' R A,' Mijn goede vader, ANTONIO. Ha mijn zoon! wat is dat ? rut-  Oo DE GEESTEN-BEZWREERR, s e n v e N u t o. Wat wilt gij m'jne dochter ? lorenzo. Mijn hart is het mijne niet meer. Laura. Ik moet ti bedroeven mijn vader. antonio. Wat zegt gij? benvsnuto. Hoe mijn dochter ? lor e n Z o. ö Mijn vader ! ik bemin Julie! laura. Fernando bezit mijn hart. lorenzo. Gij zijt vader! ik ben zoon en moet gehoorzaamen, ik zal ook geboorzaamen, al zoude het mijn leeven gelden.' doch dit zult gij niet eischen mijn vader; ik omvatte uwe vaderlijke knieën en geef mij geheel aan u over. Ö  PE GEESTEN-BEZWEERER. ni 8 gij waart ook eenmaal een jongeling, en beminde als ik; gij kent het menfchelijk hart, en zijt een goedaartig liefderijk vader: zoud gij mijn ongeluk willen? (hij heft hem op) Julie is een goed vroom meisje, die liever in kommer en eenzaamheid haare dagen verkwijnen dan u mijn goede vader bedroeven zoude willen? ook was zij reeds in mijn hart gevestigd toen mijn broeder noch leefde. BENVENUTO. En gij mijne dochter ? l a u r a (zij vat Fernando bij de hand en geleid hem naar haar vader.) Kunt gij hem berispen mijn v der; ziet hem in 't oog en velt dan mijn vonnis? zie (Fer~ nondo valt Benvenuto te voet.) met deeze groote edele geftalte, met deze gevoelige treffende oogen , die- een z:el met onweerltaanbaar geweld aan zig keetenen, hebben mij betovert: dit is flechts lokaas voor de zinnen dat met het eerite genot verdwijnt: neen mijn vader, 'er zijn andere banden der liefde! —— mag  ii2 DE^GEESTEN-BEZWEERER.- map ik u dezelve befchrjven? ach wanneet her hart in luide flaagen den geliefden naavliegt» als het fla'an der aderen bij het noemen zijns naams (lil hoüd, en ijdere zenuwdoor zijne oogen. brroerd word, en zinnen en gedachten zig in liefde verliezen en dood en fcheiding niets fcbrikke'ijks meer hebben (Zij heft Fernando óp en vat zijne hand ) Fernando een onwederfiaanbaaT iets rukt mij naar u toe; onze harten zijn tot aan de i'euren der eeuwigheid vereend: doch gij zoud uw meis/e niet kennen, als gij {geloofde dat zij hoo?er piïch- .ten aan de liefde kon opofferen. Neen Fernando, Laura weet'te lijden! hier Lorenzo is mijne hand; mijn hart bezit Fernando voor eeuwig! rust, gelukzaligheid en a!le hoogere vreugden des leevens offér ik gewillig en gaarn aan het gehoorzamen mijnes vaders op : want Fernando 's geest denkr tc ede!, dan dat hij eene dochter vr.n beur vader af zoude dwingen: doch dan,' wanneer de ontfterffelijke geest zig deeze borst ontrukken en zuivere vreugd te gemoet ijlen zal: dan zijn onze fcielen voor eeuwig vereend! (Fernando en Laura omarmen elkander} F E  DE GEESTEN-BEZWEERER. ns FERNANDO. Wij fcheiden z«nder traanen Laura ! denk aan uwe belofte! daar zien wij elkander weder! (hij omarmt de twee Vaders) ontzegt den ongelukkigen Fernando uw mededoogen niet! (hij «ff, naa dat hij Lorenzo vuurig Omarmt en Laura's hand, niet een ten Hemel gejlaagen oog, aan zijn hart gedrukt heeft, weggaan. ) bénvenuto» Fernando! —<— Mijne dochter.» antonio» Mijn Zoon! .rir-.spa nol (Antonio en Benvenuto zien elkah* der aan.) benvenuto. . Fernando ! Edele Jongeling gelooft gij daf Laura's Vader een Tijr'an is? ■ neen mijn Zoon; gij werkt te Edel. gij zijt reeds diep in dit hart geprent, en bézit mijne liefde! ~ Neem ook de helft van mijn leeven, het fchoonfte deel van mij zelve! — Laura zij de üwé'j rr V - n T e S-i  Ti4 DE GEÈSTEN-BE Z WEERER. fernando en laura (in'de armen van Benvenuto.) 6 Mijn vader. antonio. Mijn Zoon m'jn eenige Zoon, — uw geluk is het mijne! lees mijn antwoord in mijn oogen. lorenzo. (geknield.) 0 Mijn Vader, is Julie de mijne? antonio. Ik hoop kinderen dat de ftorm nu voorbij Is "en gij ©hs noch veel gelukkige dagen zult laaten beleeven. fernando. Eerwaarde vaders, gij hebt een hart aan de wanhoop ontrukt. antonio. Geef mij den beker mijn zoon, dien gij tot verfterking onzer leevens-geesten meede gebracht hebt: thans zullen wij denzelve op het welzijn onzer kinderen leedigen. l o r e >-  DE GEEST EN- BEZW,EERER. 115 Lorenzo (geeft hem denBeker.j Op uw welzijn mijne kinderen! Zij drinken gezaamelijk j ten laatstenreikt Lorenzo, Fernando den Beker. fernando. Mijn Vader! Antonio! Laura ! mijn Broeder! Fernando drinkt uw welvaaren en belooft ti met deezen dronk Vijfde tooneel De voor/ge en een Franciskaaner Monnik in het kleed zijner orde, zijn gelaat is b/eek, en uitgeteerd, hij treed op deezê woorden fchielijk in den Kring, en ziet Fernando aan, welke zoo' ras hij hem bemerkt, met een fchrikkelijie gil ter aarde valt. fernando. Jefus Maria! H * Ö*  -irtS DE GEESTEN-BEZWEERER. ( De overigeJ"pringen verfehrikt te rug; de Monnik blijft ftom en onbeweeglijk /laan: de oogen onbeweeglijk op Fernando ves~ tigende ; dit fpraakloos Tooneel, geduurende het welke de omflanders in een angstige verwachting op den Monnik faaren, duurt iets langer dan een minuut , eindlijk herfteld zig Fernando en daar hij den Monnik noch voor hem ziet, roept hij met een vreeslijke toon uit Ach wanneer de graaven hunne dooden uitbraakén : en de Eeuwigheid zë've heur vreeslijke mond open doet, wie kan dan beftaan.— weg! weg fchrikkelijk verfchijnzel , uw oog ftort mij in dood en wanhoop. (Hij vlucht} % e s l> e Tooneel. De voorige, uitgenoomen Fernando. DE MONNIK. Verlchrik niet; vrees niets mijne vrienden; ik  DE GEESTEN-BEZWEERER. 117 ik ben een mensch gelijk gij — verneemt uit mijn mond de fchrikkelijke ontwikkeling van een geheim, op het welk de Eeuwigheid bet Zegel der verborgenheid feheen gedrukt te hebben : uwe Zoon Philippo fh'erf door Fernando's zwaard! (Laura zinkt met een gil in Lorenzo's arm ) antonio. Zwijg oude graauwkop, mensch of fchaduw gij liegt! Monnik, (met een harde flem) Philippo ftierf door Fernando's zwaard! l o r x n z 0. Ha! fpreek deeze helfche lastertaal niet langer, fchrikkelijk weezenl', dat een duivel zig in deeze eerwaardige geftalte kleedde, om de deugd zelve te boonen. de monnik (met nog harder JlenO Uw Broeder fiierf door Fernando's zwaard H 3 loken-  n8 DE GEESTEN-BEZWEERER. L O R B N Z O. Nu zoo is het uit! vaarwel dan, geloof aan deugd , vriendfchap en liefde! gij zijt «iets meer dan bedriegende momaangezichten, die een booze duivel uitvond, om de onfchuld te belaagen! —arm beklagenswaardig meisje! fterf, fterf, dat uw oog den dag niet wederzie, en voor Tboneelen van verdriet ontwaa- ke i ha Duivel of Engel! wie gij ook zijt, gij hebt laster-taal tegen de Godheid gefprooken; gaa in uw graf; (Zij houden zig met Laura bezig, welke al/engskens bijkomt.) BENVENUTO. Mijn dochter, mijne Laura! LAURA. t> Mijn Vader! LORENZO. Ha ftaat gij daar noch fchrikkelijke geftalte ? Ziet gij mij meededoogend aan? — vlied, vlied, vreeslijke fchaduw, vlied naar de hel, en braak daar uwe vervloekte fchendtaal uit! (De Monnik nadert Laura, en vat heur (,ij de hand; Lorenzo wijkt te rug.) L A U-  DE GEESTEN-8'EZWEERER. %i9 LAURA. Ha te rug, te rug, wilt gij mij met deeze handdruk befmetren ? — ach mijn God ! wat z;e ;£ »er rolleri traanen langs uwe bleeke wangen ? — Ach eerwaardig verfchijnzel! lichaam of fchaduw, —- zeg mij , 6 zeg mij wie gij zijt? En waarom brak gij door de ker: ker des grafs, om door deeze fchrikkelijke ontdekking kommer en leed over een ongelukkig gedacht te brengen ? — Zijt gij geen bewooner der helle, maar een geest uit een betere waereld! 6-heb dan mededoogen met een ongelukkige en herroept uwe fchrikkelijke uitfpraak I ik bezweer u heb mededoogen met mij. DE MONNIK. Kom bij u zeiven mijn dochter en hoor mij! hoor eene waarheid, eene fchrikkelijke waarheid uit mijnen mond, en God, voor wiens richterftoel ik oude man ras zal verfchijnen, mag mij in mijn laatfte uur verlaaten, wanneer ik een onwaarachtig woord over den ongelukkigen jongeling uitfpreeke. — Ach! God weet, hoe teder ik hem bemind heb. — Ik ben Pater Francisko uit het klooster St. Salvador, die H 4 men  «o DE GEESTEN-BEZWEERER. men reeds voor jaar en dag zeide geftorven te zijn. — Als, ik eens des morgens vroeg, in het ginsfche eenzaame bosch, mijn ge'.ed deed, wierd ik, door liet gekletter van twee degens ontrust, ik zag op, en zag uwen zoon Philippo en Fernando heevig op elkander los gaan, en eindelijk Philippo dood ter aarde vallen , ik kwam 'er juist bij , toen Fernando het lichaam irj een rotsgewelf wierp en verfchrikte hem zoo zeer, dat hij bekende, da' hij Philippo genoodzaakt had met hem te vechten , of afftand, van Laura te doen. Vol berouw, en bitter weenend omhelfde hij mijne knieën, bekende zijn misdaad en fmeekte om mijne vergeving. Zijn jeugd, zijn edele geftate, zijn oprechte bekentenis, troffen mij zoo dat ik het hem vergaf en hem eeuwig (lilzwijgen beloofde, doch onder uitdrukkelijke voorwaarde: van deeze liefde voor eeuWig te fmooren. Hij beloofde alles» met heilige en dutire eeden en leefde een volkoomen jaar zoo ingetoogeh , dat ik hem teder begon te beminnen. Doch naauwüjk zag hJi u mijne dochter in Rome weder, of hij vergat eensklaps woorden en Eeden en gaf zig, ho&'  DE GEESTEN-BEZWEERER, 131 hoe wel in "t geheim over aan de vuur'gfte liefde. Op dien tijd, Antonio, dat gij met alle moeite bericht aangaande uw Zoon zocht te krijgen, was het dat hij zig in Rome, door zijne geestenbezweering berucht maakte. Ik waarfchoude hem verfcheiden maal; och hij wist alles zoo bedekt te verrichten, dat ik hem niets ten vollen kon bewijzen. Omtrend deezen tijd -fticrf in ons klooster een broeder, die den. zelfden naam als ik voerde. Ik ontdekte , om hem des te teter op de proef te Hellen) 'het geheim aan den Prior, en bet mijnen dood aankondigen. Hij begaf zig naar het graf, dat hij waande het mijne te zijn, en florte veele traanen op het zelve; maar naatiwlijks hoorde hij, dat gij, indien gij z^ker wist dat Philippo dood was, Laura, aan uw tweeden zoon zoud geven', of hij iloop in uw huis, alwaar hij u door zijn geheimvol gedrag, en bedriegelijke verfchijmelen, verblinde. BENVENUTO. Hoe? Pit is dan bedrog geweest?. DE MONNIK. Niets anders dan bedrog, dat hij met een mt*. H 5 de-  122 DE GEESTEN-BEZWEERER. dehelper in *t werk ftelt en hoe hij zulks deed zal ik u nader zeggen. antonio. Ontzaglijk ! ontzaglijk ! Fernando moorder van mijn Zooi? — Ach ongelukkige, nu ken ik de reeden uwer angsten uwer geheimvolle verrichtingen. laura. (weenende.) Ongelukkige jongeling! lorenzo 8 Arme ongelukkige! uw lot is fchrikke- lijk! . cn mijne Julie wat zal 'er van u worden ? de monnik. Zijne zuster is onfchuldig,draag zorg voor haar, zij is een Edel vroom meisje! antonio. Ha! ftaat gij hier nog! op! op! den moorder na. de M o n n i k. C hen wederhoudende. ~) Vergeeft hem gelijk God UI. zal vergeeven , en laat hem aan de verwijtingen van zijn knaa ■  DE GEESTEN-BEZWEERER. 123 knaagend geweeten- over, o geloof mij mijne vrienden : de ongelukkige verdient veel eer uw medelijden dan uwen haat. Hij zou een edel Jongeling, met een treffelijk hart en eene groote ziel geweest zijn, had de gevaarlijkfle aller driften, dc liefde, zijnen geest niet verflrikt cn hem in deeze naamelooze elende geftort! — ö hij was mij dierbaar geworden, en had de verblinde niet alle mijne waarfchouwingen veracht en zijne eeden gebrooken, deeze fchrikkelijke bekentenis zou diep in mijn hart verzonken gebleeven zijn. — ó Beklaagt en betreurt hem; fchenkt den verdwaalden een traan van meededoogen en laat ons God en de heilige moeder voor zijne ziel bidden (hij leid hen bij de handsvan het Tooneel.} ZEVENDE TONEEL. fernando. (alleen) Genade, genade, fchrikkelijke fchelm! volg, ach volg mij niet verder! zie mij zoo dreigend niet  I?4 DE GEESTEN-BEZWEERER. niet aan, ik kan uw oog niet verdraagen! — ha g'j zijt een vreeslijke maaner , fchrikkelijk weezen ,door uaan te zien vait de ganfche last mijner misdaden op mijne ziele; de ijfere deur der eeuwigheid opent zig met een vreeslijk geluid voor mij, en toont mijn gebrooken 00? tooneelen van vcfchrikking en eindlooze elentie! — God! 6 god! verfmaad mijn Jaatfle gebed niet! QHijfprirgt wi/d op en ziet om zig heen) ha! wat was dat! b,en ik Fernan.r do ? leef ik nog! hoe de moedige onverfchrokken jongeling, die met tijd en eeuwigheid den ipot dreef, aarde en waerel Jen overfprong en met zijn geest vloedenen zeeën 0verftreefde, beeft voor een fchepzel zijner inbeelding —■ ha laage zwetzer zonder moed, die de vrees hoonde en voor het raatelen van een blaadje fiddert! — C Ah in een zinkend) en . doch Haat deeze grijze geftalte, met alle verfcbrikking der Eeuwigheid, onveranderlijk voor mijn oog, en vraagt mij op een geduchte wijze om mijne eeden! —— ziet, ziet, hij komt weder, en dreigt mij met een opgeheeven hand, en ijraanen rollen langs zijn bleeke uitgeteerde wangen af —. Hij weent over mij! ö eerwaar-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 125 waarde v der! zie mij niet met deeze medelijdende blikken aan, op dat mijne ziele n-et bezwijke en de moed mij in mijne Iaatfte uuren verlaat! Ha natuur! waarom deed gij de liefde in dit hart ontgloeien, waarom vormde gij een zoo volmaakt fchepzel, om mijne ziel in het verderf te lokken! liefde! heilig, Goddelijk, allereerst gevoel, dat de menfehen heilig maakt en zielen aan een fmeed, hier ftaat uw martelaar! —— liefde was mijne misdaad, en liefde geeft nrj den dood ! —— ach! Laura, Laura voor wie ik fterve, voor wie ik mijne hoop op de eeuwigheid verloorea heb, ook gij verlaat mij! h;er fiaa ik al¬ leen in de angsten met den dood te worstelen, in het Iaatfte vreeslijk oogenblik mijns leevens,' terwijl de fidderende ziel om vernietiging frheekt en gaarn het toekoomende wilde ontvlieden! alles verlaat mij; 'er is geen vriend die mij een ijdel troostwoord toefpreekt, en' mijn Iaatfte zucht kan ontvangen! fidderend en vol vertwijffeling ijl ik in den eeuwigen flaap en' fchrikkelijk zal mijn ontwaaken zijn (hij klimt op een rots èm 'er zig aj te flor ten ~) 1 A C 'H-  126 DE GEESTEN-BEZWEERER. ******************** ACHTSTE TONEEL. fernando eft l a u r a ! laura (noch achter de fchermen.j Fernando! Fernando! (zij komt uit met iösfe hairen en vliegt, met Verwilderde oogen „ tiaar hem toe. ) Waar zijt gij ongelukkige. fernando( die van de rost afklimt. ) Ach mijne Laura, 6 God u dank ik voor deeze Genade. (laura en fernando vallen in elkanders armen,') fernando. Mijne Laura! laura. Mijn Fernando! (zij rukt zig uit zijn armen les) ha! wat deed ik daar, zijt gij Phi- lif po  DE GEESTEN-BEZWEERER. 127 lippo's moordsr niet? — (zij'zinkt op zijn fchoudcr, en roept weemoedig uit) ongelukkige Jongeling, wat hebt gij gedaan! FERNANDO. Niet deeze blikken meer, niet meer deeze toon van beklag en meededoogen! wreek u, verwensch en vervloek mij! ik heb uwen Bruidegom gedood en u tot een troost- looze weduw gemaakt! zijn dood fpoort u tot wraak aan, wel aan breek, in ijslijke vloeken tegen den moordenaar uit; vloekf vloek zij over den ongelukkigen; hij heeft één zijner broeders verflaagen, (troostloos en met liefderijke weemoed) doch neen, hou op, hou óp, om gods wil geené vloeken uit Laura'6 mond: ik ben reeds elendig genoeg! — mijne misdaad was liefde. LAURA. Fernando, ongelukkige beklaagenswaardige Jongeling! ik moet u haaten en mijn hart flaat met verdubbelde flaa^en u te gemoet! vlied, vlied arme Jongeling, dat de arm der wetten u niet achterhaale; mijn gebed zal u verzeilen; en mijne traanen zullen u navolgen. Hoe?  ia8 DE GEESTEN-BEZWEERER. fernand o. L Hoe? dit veitmgt Laüra van Fernando? Vluchten? Waarheen zal ik vluchten? Kan ik mijn geweeten ontvlieden ? zal niet ijder uur, ijder.e Klok- flag mij mijne misdaad herinneren ?" Vluchten ? — Dat 'ijder mijne daad op mijn voorhoofd leefe en mij gelijk als eenen van God geteekenden verachte ? Neen Laura zoo diep zal Fernando zig niet verneederen, hij heeft moed tot fterven! laura. Fernando! hoe? Zelfsmoord! — Ha wat hebt gij gezegt! — een zelfsmoorder is een laag fchepfel, die te zwak is om fmarten te verdraagen, wiens ziel te klein is om tegen het ongeluk te volharden, een mis'daadige die ^e Eeuwige inden arm grijpt, zijn Iaatfte gebed met bloed bevlekt en zig zelf bedriegt in zijn Eeuwige hoop. fërnAndo. Hou op Laura! gij vergeet, dat ik eene fclöedfchuld op de ziel draag. Ha! wan-  DE GEESTEN-BEZWEERER. 120 ne^r 'er fmarten te gevoelen waren, indien wiereldfc'ie elende en ongelukkige liefde, liefde alleen nv'jn lot was. ó dan was mijn hart zuiver, en ik vond troost in traanen! ■ doch neen, ik kan niet leeven; de Godhei'4 eischt een offer en ik kusch de ftraffende hand — LAURA. Ha Fernando! gij zijt eene groote Z''el; ik vinde u weder! (zij kitst hem') God zij u in uwe Iaatfte oogenblikken geradig, en vergeeve u gelijk ik u vergeeve! FERNANDO. Laura , meisje waarom ik fterf, zult gij Fernando zijn Iaatfte bede weigeren ? • Laat mij door uwe hand fterven! — L'efde was m'jne zonde, liefde fpreek mijn vonnis uit cn ftraffe mij, —— (hij omvat haare knieën en geeft haar een dolk ) LAURA. ^Ha gruwzaame Jongeling! wat begint gij! FERNANDO. Zal Laura mij nrjne laatfle beede weige* ren? i  130 DE GEESTEN-BEZWEERER. ren ? — Ik begeer niet veel! den doodr van uw hand. LAURA. Fernando! om Gods wil ! — Neen. Het is niet moogüjk! gij fterf voor mij en ik zou het werktuig tot uwen dood zijn ? En dit verlangt gij van uwe Laura ? Neen God.ftaa u bij; doch ik wil m jne harjden me» uw bJoed niet bevlecken. FERNANDO. Hoe, dit ontzegt mij Laura? Het meisje met de groote ziel, weigert den man, die zijne zaligheid.voor haar opofferde, den dood ? Dit is bitter? — Ha! verheug u dan in mijn ichande, zie mij op het fchavot fterven, ztp jn wanhoop mijne ziel uitblaazen. LAURA. Fernando hou op! om Gods wil hou op! FERNANDO. Ha! ijsfelijk noodlot ook deeze verblinding* moest gij mij, nog ontrukken ? de eeden van het meisje waren dus ijdle woorden , trouwloos i  DE GEESTEN-BEZWEERER. r,;i loos breekt zij haar eeden en verlaat mij in den dood. laura. 6 mijn God! Fernando'. f K r n A n D o. Gaa heen , gevoelloos fchepzel! verlaat mijl uwe traanen z:jn hüichelaarij!; — uw Fernando derft in fchande, en fchreeuwt luid om warak over de liefde! de banden zijn gebrcjoken; ik feheidde mijne ziele van de uwe en ~ fterf in wanhoop ( Hij wil weg vlieden.) laura. Geef m'j den dolk! om alle Barmhartigheid^ geef mij den doik. (zij valt op (li ktiey God in den Hemel vergeeft mij. fernando. Ach zijt mij welkom groot ede! meisje» — ik heb u weder! (Hij kast haar met geyie/) met deeze kus verlaat ik u en met deeze ontvang ik u aan den oever der eeuwigheid weder» ( Hij omarmt haar , zij floot hem den dvfo in 't liétrt.) I % ité ».  ï33 BE GEESTEN-BEZWEERER. LAURA. God zij o genadig — yrj zuilen elkander weder zien! (Hij-tak ter aarde.) FERNANDO. 6 Hoe fchoon is het —— van de hand ; der liefde te fier ven! Laura! God! (Hijjeift.) LAURA. Fernando ! Fernando ! (Zij werpt zig op llem neer, het Gordijn valt) EINDE.