1090  JUATSCII. DER NEDERt. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  H Ë T WEESKIND.   HET WEESKIND, TOONEELSPEL. IN DRIE BEDRYVEN, IN PROSA, NAAR HET FRANSCH VAN PIGAULT-LE-BKUN. Te AMSTE.LDAM, bj PIETER JOHANNES UYLENBROEK. M » C C X C V I.   6 Vrouwen, vrouwen! indien gy overdacht hoe Vernederend de misdaad is, ahoorem a ''er aan over te geeven! dericourt, derde bedtyf.  VERTOONERS. dericourt. de burgeresse dericourt, Zyne vrouw. a d e l a 3 hunne dochter. j5linvïlle, een jongman, vriend van Derkourt. 3 i.liaan, een weeskind, opgevoed ten huize van Dericourt. franciscus, een oude bediende. h e l e n a , eene oude hediemres. Het Tooneel is in eene zaal, op het landgoed van Dericourt. HET  HET WEESKIND, TOONEELSPEL. EERSTE B E D R Y F. EERSTE T O O N E E L. helena, franciscus. helena, bezig metfchikkep. Kom dan toch, gy doet niets af. De tafels, kopjes , en all' wat 'er behoort. franciscus, fchikkende. Gy laat my federt afin uur geen tyd om adem te haaien. Ondertusfchen beu ik onophoudelyk bezig. helena. In ons beroep is men het nooit genoeg. franciscus. De dienstbaarheid is een leelyk ding. helen a. 't Is aangenaamer gediend te worden. franciscus. Ook, als ik eens meester word' — A 4 hl  S HET WEESKIND, HELENA. Wat zult gy dan doen? FRANCISCUS. Ik za! myzelven dienen. HELENA. Dan zult gy u van niemant beklaagen. FRANCISCUS. Maar niemant zal zich ook van my beklaagen. HELENA. Als de geheele waereld zo dacht... FRANCISCUS. Dan zouden 'er noch meesters noch bedienden zyn, en ieder was op zyne plaats. HELENA. En waarvan zouden wy leeven ? FRANC ISCUS. Ontbreekt het daaraan ooit met gezonde armen en moed ? HELENA, Gy dient reeds twintig jaar, en gy hebt die aanmerkingen nog nooit gemaakt. FRANCISCUS. Dat komt, dat ik voorheen niets dan knecht was, en tegenwoordig ben ik mensch. Zy gaat, af en aan, terwyl zy het mtbyt gereed maakm. HELENA. Gy hebt u van den burger Dericourt niet te beklaagen? XI , FRANCISCUS, JNeen, zeker. II E-  TOONEELSPEL. 9 helena, Of van zyne Vrouw? franciscus. Nog minder. helena. Wat hunne dochter aangaat... franciscus. Ieder bemint haar, en men zou haar om niet dienen. helena. Ja ieder bemint baar, en ik geloof dat Bliuville... franciscus. Dat Blinville .. helena. Wei oogmerken zou kunnen hebben. franciscus. Die wel zouden kunnen misfen. helena. Gelooft gy dat? franciscus. Wel de drommel, of ik het -geloof! Juliaan is niet van haar gefcheiden. Zy hebben nooit het voorkomen elkander te zoeken, en zy ontmoeten elkander gedurig. helena. Zy zyn faamen opgevoed. franciscus. En beminnen elkander, zonder het te weeten. helena, met nadruk, Gy doet my beeven. ■A 5 fran-  io HET WEESKIND, franciscus. Wel, waarom? Juliaan is vermoedelyk arm; maar hy bezit de achting van .onzen burger, en hy verdient die Hy is befchaafd, geestig, een mooije jongen, en dat doet geen kwaad. helena. 't Is waar; maar Juliaan kent zyne ouders niet. franciscus. Dit is tegenwoordig nieï moer noodig, men is kind van zich zelf. helena. Dat zy zo. Maar Blinville heeft een aanmerkclyk vermogen, en is ook een mooije joegen. franciscus. Dc mooiste jongen is altoos de begunstigde. helena. En gy gelooft dat Juliaan de begunstigde is? franciscus. Dit is niet twyfelachtig; en 't zal onzen burger wel aanftaan.wanthy ;s ryk,zonder trots te zyn, en goed,.. helena. Zonder gek te wezen. franciscus. Is men ooit gek als men voor 't geluk van zyne kinderen zorgt ? helena, aan 1 gefprek een' anderen draai geevende. _ Laat wis een einde aan al dit fchikken maaken. Blin. ville ftaat \s morgens vroeg op, Hy heeft zonder twy- fel  T O O.NE E L S P E L. u fel reeds eene wandeling in het park gedaan, en zal welhaast met zyne gewoone graagte terug' kéerèn. franciscus. Ik weet niet waarom gy, als ik u van Juliaan fpreek, altoos van gefprefc verandert? helena, belemmerd. Gy zelf verandert van gefprek; wy hebben hier niets anders dan van ontbyt te fpreeken. franciscus. Hoor, Helena! ik heb honderdmaal opgemerkt, dat gy Juliaan niet bemint. Gy zyt het nochtans die hem pas twee jaaren oud hier hebt gebragt: gy fchreide toen gy hem onze burgeres aanbood, zy fchreide toen zy hem omring, en ik zou ook gefchrcid hebben als zy my niet had weggezonden. helena. ■ ó! Gy herinnert my aan dingen die ik beter weet dan gy. franciscus. Zonder twyfel weet gy die beter dan ik: maar waarom neemt gy altyd, als ik daarvan fpreek, een gelaat van geheimhouding aan?... helena. Van geheimhouding, en waarvan toch? franciscus. Hoe weet ik dat ? luister j 'er kan eens een geheim geweest zyn. Onze burger vertrok naar America om eene erffenis te ontfangen. Hy ontmoette zwaarig. heden, zyne afwezigheid duurde drie jaaren, en by zyne terug komst vond hy,.. H E-  12 HET WEESKIND, helena, leevendig. Een ongelukkig kind, dat zyne vrouw heeft aanganomen. fr a n ciscus. Ik weet niet waarom myne gedachten van daag daar* op vallen; want federt agttien jaaren had ik dir alles byna vergceten. Het is nochtans altyd waar, dat Adela en Juliaan een recht aartig paar zouden uitmaaken. . helena, op nieuw van gefprek veranderende. Maar, Franciseus! wy keuvelen... wy keuvelen... en denken niet dat de tyd verloopt franciscüs, zyn horologie uichaalende. Zeven uuren. helena. En de burger Blinville? franciscus. Hy is voorzeker van zyne wandeling tejug. Ik ga zien of hy niets nodig heeft. De tafels beziende. Alles fchynt my toe gereed te zyn. helena. 6 Volkomen. franciscus. Toé wederziens, Heiena. helena. Vaar wel, Franciseus. TWEE-  T O O N E E L S P E L. 13 TWEEDE T O O N E E L. helena, alleen. Hy heeft my waartvk verlegen gemaakt, en ondertusfchen kan hy niets weeten. Dit droevig geheim is . niet dan aan de burgeresfe Dericourt en my bekend,en 'er blyft geen fpoor van eene zwakheid over... OngeIukk:ge Juliaan! hoe veele traanen heeft uwe geboorte niet gekost! Gelukkig ftort de tyd over de alleufmartelykste wonden een' verzagtenden halfom die ze doet ver. geeten. Wat deez.c ingebeelde of wezendlyke liefde aangaat, ik geloof niet, niettegenftaande de gemaakte opmerkingen, dat men 'er zich over behoeve te ontrusten ;• zy zyn deugdzaam, en 't zal gemaklyk zyn hen. naar 't 'meest voordeelig oogmerk te leiden. DERDE T O O N E E t. helena, dericourt, blinville. dericourt. Goeden dag, Helena! ga boven by myne vrouw, zeg haar dat Blinville en ik reeds de ruime lucht ingeademd hebben, en dat het ons niet onaangenaam zou zyn te ontbyten. bli n vi lle. Vooral zo zy van ons gezelfchap gelieft te zyn, Helena vertrek. VIER-  14 HET WEESKIND, VIERDE T O O N E £ L, DERICOURT, BLINVILLE. DERICOURT. Laaten wy ons gejprek vervolgen. Adela is agttien jaaren. BLINVILLE. En zy is bekoorlyk. DERICOURT. Voorheen geloofde een vader zich te ontecren , zo hy niet geduldig afwachtte, dat men zyne dochter kwam vraagen. Onze voorouders, groote kenners in welvoeglykbeden, hebben 'er zo over geoordeeld. Ik, voor my die denk dat een eerlyk man geen zekerer leidsmarl dan zyn hart kan hebben, Hap over de voorfchnïten der gewoonte' heen. Blinville, gy zyt myn vriend? BLINVILLE. En ik denk het waardig te zyn. DERICOURT. Gy vint myne dochter.bekoorlyk, gy hebt 't zo even gezegd. BLINVILLE. Dus oordeelen 'er alle braave lieden over. DERICOURT. Alle deugdzaame vrouwen achten ook mynen vriend. BLINVILLE. Maar allen beminnen zy hem niet. DE-  TOONEELSPEL. 15 DERICOURT. Het hart van Adela is vry, en een beminnelyk man, die myne bewilliging za! hebben, heeft voor geene wei' gering van myne dochter te vreezen. BLINVILLE. Dat is niet genoeg voor een' kicsch' man. DERICOURT. Gy hebt gelyk; maar gei;k ik, op myne eer, niet voor u kan gaan vryën, zo zult gy de moeite neemen u aan te dienen. BLINVILLE. 't Zou hard zyn afgewezen te worden. DERICOURT. Gy bemint haar dan, myn vriend? BLINVILLE. Ik ben 'er ten minsten zeer toe gefebikt. DERICOURT. Gy zult Adela ook gefchikt vinden om u te beminnen. De goede harten zyn van eenerlei neiging. BLINVILLE. Ik wensch het, myn vriend! DERICOURT. Zo 2y ondertusfehen vooreen' ander'ware ingenomen, zou ik 'er niet opftaan; dan moet gy u te vreden nellen, en ik ook. Ongelukkige vaders, die 't geluk van hunne kinderen opofferen aan byzondere fchikkingen ï Maar laatcn wy ons niet ophouden by een denkbeeld, dat geen den minsten grond beeft. Laaren wy weêr op de zaak komen, mjai vriend! Zie hier myn plan: ik heb gea.  i6 HET WEESKIND, geene kinderen dan Adela,en ik wil van haar niet fcheiden: u tot mynen fchoonzoon verkiezende verbind ik my op 't naauwst aan mynen vriend, ik verkryg op zyn hart de wezendlykste rechten, ik verzeker myne rust voor altoos, daar ik myne dochter geef aan den eerlyksten man, dien ik kerne; en, opdat niemant zich van 't geluk zal hebben te beklaagen, heb ik voorgenomen Juliaan in myne negotie deel te geeven. BLINVILLE. En gy zult weldoen. Hy is een waardig jongman. DERICOURT. Zo heb ik't ook gedacht, en, voor zyn geluk zorgen, de, vermeerder ik dat van myne vrouw. By myne te rug komst uit Amerika bood zy my dit kind aan, waar. op ik in den beginne weinig acht gaf dan uit beleefdheid; myn vermogen was toen maatig; myne vrouw nog zeer jong,en ik kon nog verfcheiden kinderen krygen... Met één woord, ik heb deezen hier voor myn' zoon aangenomen, ik heb zelf niet gewild het geheim van zyne geboorte te doorgronden, waarby ik in den grond ook weinig belang heb: daar en boven, als ik 'er eens van gefproken heb, heeft myne vrouw altoos een' kennelyken weerzin voor alle foorten van verklaaring getoond; zonder twyfel is Juliaan het leven verfchuldigd aan iemant voor wie zy fterk is ingenomen , en die ondertusfehen van fatzoen moet zyn, want anders zou myne vrouw zich daartoe niet Ieenen. BLINVILLE. Misfchicn eene verleide vriendin... een oogenblik van zwakheid, van verbystering,.. D E-  TÖONEELSPEL. 17 DERICOURT. Het zy hoe 't zy, ik heb haar geheim geëerbiedigd. ]k ben aan dat kind gehecht, ik heb het nier Adeia opgevoed; hy is onder myne oogen opgegroeid, en by heeft myne hoop overtroffen. Zyn arbeid heeft den mynen onderfteund, en ik ben een gedeelte van myn geluk aan hem verpligt, en ik zal my omtrent hem kwyten, door hem het zyne*te verzekeren. Ik heb myn geheel hart voor u geopend: zo gy in myne ontwerpen iets vind dat u tegenftaat, zeg het. my met die oprechtheid waarmede ik thans tot u fpreek. BLINVILLE. Ik zie niets dan nieuwe redenen om u meerder te achten. DERICOURT. Dus Hemmen wy over een. BLINVILLE. Ja, zo ieder hier denkt als ik. DERICOURT. Gy moet aan de toeftemming van myne echtgenoote niet twyfelen, en ik zal u welhaast gelegenheid geeven om haar van onze oogmerken te fpreeken, want het betaamt, dat gy haar om haare dochter waagt. Kom aan, omhels my, fchoonzoon! BLINVILLE. Met al myn hart fchoonvader. Zy omhelzen elkander. DERICOURT. Daar zyn zy. B VXT.  i8 HET WEESKIND, V T F D E T O O N E E L. de burgeresse dericourt, dericourt, adela, blinville, juliaan. adela, haar en vader te gemoet gaande en hein omhelzende. Goeden morgen , papa! dericourt. Goeden morgen, dochter! juliaan. Ik groet u , burger! dericourt. Goeden dag, myn kind. (_Hy neemt de hand van zyne vromv.') En gy, myne lieve vriendin! hoe bevind gy u? de burgeresse dericourt. Ik heb zeer wel gerust. dericourt. Des te beter: ik wil dat deze dag gelukkig zy, en een geruste (laap maakt ons denkvermogen bedaarder en vrolyker. Laaten wy terftond ontbyten, vervolgens zullen wy van ernstige zaaken fpreeken. Min gaat zitten, de hurgerssfe Dericourt aan 't einde der tafel aan de recliterzyde; haar man, Blinville, Adela en Juliaan te^en over de burseresfe Dericourt. blinville, voordienende. Ik geloof, burgeres, dat gy zeer welgedaan hebt met uw landgoed te komen bewoonen : eene heldere lucht, een zuivere dampkring, boomen die natuurlyk opgroei- jen,  T .0 O N R E L S P E L. jen, ftroomen wier Joop niet gedwongen is, de werkzaamheid , de natuurlyke vrolykheid der dorpelingen, 't vergenoegen van hen nuttig te zyn en door hen gezegend te worden, dit alles zou de hardnekkigste droefgeestigheid verdryven. (Hy eet.~) dericourt. En het vermaak by zich te hebben eene inneemende en tedere echtgenoot, eene aangebeden dochter, en zowaardig het te zyn, een tweede kind... de burgbresse dericourt, ter zyde. Een tweede kind! dericourt. En een' getrouw' vriend, die u altoos omringen, en niet fchynen te leeven dan voor u. Welke redenen om gelukkig te zyn! de burgeresse dericourt. Ik ben 't ook, mynheer! dericourt, mei drift. Mynheer, mynheer 1 die naam is verbannen, en voeg. de my nooit. de burgeresse dericourt. Verfchoon my, myn vriend, myn lieve vriend! dericourt. Zie zo, zo moet men fpreeken. de burgeresse dericourt. 't Is de gewoonte, 't gebruik. dericourt. De gewoonte! 6 neen, neen, gy zyt dit niet altyd gewoon geweest. Wat het gebruik aangaat, dat kan die B 2 vrou-  flo HET WEESKIND, vrouwen verleiden en wegfleepen, die, vreemdelingen in haare huizen, onverfciiillig zyn omtrent haare echtgenooten; maar gy, wier verknochtheid en deugd... de burgeresse dericourt, ter zyde. Myne deugd! dericourt. Gy, wier verknochtheid en deugd zelfs door de afgunst erkend zyn, moet gy..? blinville, hem in de reden vallende. Laaten wy daarvan af Happen , myn vriend! De meest verdiende lof verveelt altoos eenigszins. Hoe vind de jonge Adela de koffy ? adela. • Uitmuntend, burger! dericourt. Juliaan ziet den zwynskop zo vriendelyk aan , en hy heeft 'er recht op. (Tegen Blinville.-) Het wild is fchaars; maar 't guitje heeft een wild zwyn beloerd. b l i n v i l l e , zyn bord aanbiedende. Juliaan, hou dan de eer van uwe jagt op, dericourt. Hy word galant. Hy heeft aan myne dochter den haas geprefenteerd... juliaan, met befchroomdheid. Haare moeder had het my toegedaan. dericourt. Ja, Juliaan! ja, ja! (Tegen Blinville.) Ik beken dat de on-  TOONEELSPEl. ju onderlinge tederheid van deeze kinderen voor my een zoet vermaak is. adela, Juliaan aanftootende. Goed. dericourt, tegen zyne vrouw. Gy hebt 'er gelykelyk deel in, en ik wil aan Juliaan toonen, hoe zeer ik erkentelyk ben voor 't onthaal, dat gy my aangedaan hebt. de burgeres dericourt, ter Zyde. Erkentelyk ! (Overluid, doch met /chroom.) Gy hebt reeds zo veel voor hem gedaan. dericourt. 't Is aangenaam dat gy de eerste zyt die dit befpeurt. Voor 't overige, verwachten zyn yver, zyn vernuft, zyne oprechtheid hunne vergelding, en 't geen ik niet uit vriendfchap voor hem deed, zou ik doen uit begrip van rechtvaardigheid. juliaan. Ach! burger! dericourt. Hoort my, myne kinderen! Ik ben met weinig begonnen , en myne verlangens waren bepaald zo wel als myne middelen. Ik heb nooit gedacht, dat de vlyt van een' koopman zyn eigendom was; ik heb integendeel al. toos geloofd, dat deeze vlyt ten voordeele van 't al gemeen moest gedyè'n, en dat zyn byzonder geluk verbonden was aan de algemeene welvaart. Ook heb ik, nooit berekend wat de ,elende van myne medemenfcben my zou kunnen opbrengen; ik heb my nooit gemest met -t : B 3 het  tfta -HET W E E S K I N D, het bloed der ongelukkiger); ik heb myne magazynen opgevuld in jaaren van overvloed, ik beb die geopend in tyden van gebrek; ik beb tot alle pryzen onbekrompen verkocht, en ik heb tegen myzelven gezegd: myn arbeid zal my in Iaater tyd te rug geeven 't geen ik heden aan de lydende menschheid leen. De uitzigten van een' eerlyk' man bedriegen hem zelden, en ik ben verre boven myne verwachtingen gedaagd. Ik breng u deeze -dingen niet onder 't oog urn my te beroemen myn' pligt gedaan te hebben ; maar omdat het goede voorbeeld der vaders voor de kinderen eene aanmoediging tot deugd is. In één woord, ik ben ryk.myn handel is uitgebreid, ik ben niet jong meer, ik moet een* man hebben op wien ik my kan verlaaten, en deeze man is Juliaan. adela, Juliaan aanftootende. Verwonderlyk! dericourt. Wy zullen van daag onze onderlinge verbintenis fluiten. Ik zal de verliezen draagen, en ik geef hem een vierde in dc winsten. juliaan. Welke uitdrukkingen zouden kunnen..! DERICOURT. Geene dankzeggingen, ik vervul een' geheiligden pligt. Ik geloof niet dat myne dochter zich zal beklaagen over de voordeden. ADELA, Integendeel, papa. bs-  TOONEELSPEL. i% dericourt, tegen zyne vrouw. Wat u aangaat, myne lieve vriendin 1 gy zult zo toegeevende zyn als uwe dochter. Juliaan is u waard', gy hebt hem eerder gekend dan ik, gy hebt de eerste belang in hem genomen hem wéldoen is zonder twyfel uwe wenfchen vervullen, het is ten minsten myn hof by u te willen maaken... Hoe! traanen, myne teerhartige vriendin! traanen! de burgeresse demcourt, zich aan zynen boezem werpende, Gy overftelpt my door 't gewigt van myne dankbaarheid. dericourt. Ach , laat ze dan ftroomen , zo 't gevoel u die uitperst. Ik meende te moeten vreezen, dat het belang... adela. Stil toch, ftil toch. Kent gy het hart van myne moeder niet? dericourt. Blinville ! geef de hand aan myne vrouw, ga met haar eene wandeling onder de lindeboomen doen. (Men ftaat op. Tegen zyne vrouw.) Hy heeft u iets mede te deelen , en gy zult déar verwonderlyk wél zyn : deeze laan verfchaft een gelukkig herdenken: het is welhaast twintig jaaren , dat ik u daar myne liefde verklaarde. De boomen zyn verouderd , myn hart is 't zelfde gebleven. Gy flaat de oogen neer, Adela! 'Er komt een tyd, dat een jonge dochter reden heeft tot overdenken, ten minsten zo dikwyls zy B 4 See"  a# ÏIET WEESKIND, geen verlïand genoeg heefr, om blymoedïg te beflu'ten tot het geen haare grootmoeders gedaan hebben en haare kleindochters waarfchynlyk doen zullen. (Tegen Blinville.) Kom aan, ga, myn vriend! 0p myne jaaren begint men de oogenblikken te tellen , en men word gedrongen om 'er genot van te hebben. (Blinville vertrekt met de burgeresfe Dericom.) Ik ga fo mjn kabf_ net, Juliaan: men doet zyne zaaien op 't land als iiï de ftad: gy zult zo daadelyk by my komen. ZESDE TO O NE E L. juliaan, adela. adela. Wel nu, myn vriend , begint gy moed te fcheppen ? juliaan. Kan een hart als 't myne zónder bekommering zyn» a d e la. De bekommering is fomtyds niet zeer billyk. juliaan. Maar ook dikvvyls al te wel geg. ond. adela. Juliaan! Gy fchept vermaak in u te pynigen , an dit behaagt my niet. Hebt gy myn' vader niet verdaan? gevoelt gy niet wat zyn|heusch gedrag ons voor het toekomende fchynt te belooven ? Wie heeft u gezegd, dat hy Blinville niet verzocht heeft, myne moeder over een Jiuwlyk te toetfen? ju-  TOONEELSPEL. &$ JULIAAN. ' Al te licht vertrouwend meisje ! wie heeft u gezegd dat hy aan my gedacht heeft? ADELA. En aan wien toch wilt gy dat hy denkt? gelooft gy dat onze liefde aan zvne opmerkzaamheid is ontfnapt? JULIAAN. Ik zou wanhoopig zyn, zo hy daarvan 't minste vermoeden had. Myne gevoelens zyn zuiver, zo als 't voorwerp dat ze my inboezemt; maar men beoordeelt de menfchen naar de daaden, en de waarl'chynlykheden zyn tegen my. Zyne weldaaden zelve... A o E L A. Zeg liever, de zwakke blyken van zyne erkentenis. JULIAAN. Deeze voorgewende erkentenis vermeerdert myne ondankbaarheid. ADELA. Gy, ondankbaar, gy , Juliaan! JULIAAN. Ik ben 't, Adela, ik ben 't; was ik verpligt u te beminnen, was ik vexpligt u het te zeggen? ADELA. Ja, myn vriend, gy waart verpligt my te beminnen, omdat gy my beminnelyk vond, gy waart verpligt my het te zeggen, omdat een eerlyk man altoos zegt het geen hy denkt. JULIAAN. Eo moest gy my aanhooren3 li S ADE-  a6 HET WEESKIND, adela, gevoelig. Moet men alle mannen aanhooren , en alleen doof zyn voor hem, wien men den voorrang geeft? JU LT aan. Adela ! de fimrtelykste uitwerking der hartstochten is altoos voor zich te verbergen 't geen hen laakbaar maakt. Hoe verre heeft dat blaakend vuur ons n;et reeds doen verdoolen , daar 'c ons naauwlyks tusfchentyd tot reden overlaat! Gy oordeelt ons onfchuldig , ons dieelkander in 't geheim beminnen, die, door eene nrsdaadige achterhouding, uwe ouders en myne weldoeners beledigen. Indien onze wetten de ondankbaaren noniet treffen, brandmerkt het algemeen gevoelen hen noch! tans: zouden wy dit durven trotfeeren?... Adela! gy word bewogen ! adela. Juliaan, gy maakt my myn aanwezen verdrietig JULIAAN. Vergeef 't my, maar ik ben verpligt u de waarheid te zeggen. ADELA. Men had dit alles te vooren moeten bedenken. JULIAAN. Overweegt men op zyn vyftiende jaar ? ADELA. Myn vriend ! gy vergroot de hinderpaalen die ons van. een fchynen te fcheiuen, en uwe verbeelding maalt u alles zwart af. Myne moeder was ook ryk, en myn va.  TOONEELSPEL. J27 vader, die, als gy, niets dan deugd bezat, verkreeg de toeftemming van haare ouders. juliaan. Hy kende de zynen, zy waren geacht, en ik weet niet wie ik ben. adela. Het zyn uwe ouders die te beklaagen zyn : gy zoud hunnen ouderdom vervrolyken : maar gy hebt niemant noodig. juliaan. Wat zal my aanbeveelen? adela. Uwe deugd en myn hart... Juliaan, acht gy myn* vader en myne moeder ? juliaan. Ik doe meer , ik eerbiedig hen. ad e la. Gy kent hen dus wel ? juliaan- Ik geloof 't. adela. En gy vreest hen ? juliaan. Ik doe myzelven recht. adela, een weinig misnoegd. Neen, mynheer 1 neen, dit doet gy niet, en, zo gy niet van denkbeelden en van taal verandert , zal ik de vriendfchap met u verbreeken. ju-  ±8 HET WEESKIND, JULIAAN. En zoud gy moed daartoe hebben? ADELA. Wel I hebt gy geen moed my te bedroeven? Spreek dan, myne AdelaTzeg my wat ik doen iJlQCt ? U laaten leiden, wreeli^die gy zyt , Gv vreest myne ouders, maar Blinvf/le is hun beste vriend, hy beZk hun vertrouwen, en het myne; ik zal hem Ipreeket, Onbekwaam rot veinzen , zal ik myn hart voor %m open leggen. Zo hy my berispt, zal ik voor de eerste re.ze van myn leven bloozen; zo hy myn gedrag goedkeurt za, ik hem de zo,.g V0Qr ons gduk vcelen. Denk dat myne moeder u bemint , dat myn vader u waardeert en acht. JULIAAN. Zo zy 'er zich tegen kanten ? ADELA. ' , Dan zal ik u by de hand neemen, ik Zal „ by hen geleiden , wy zullen aan hunne voeten vallen en ik zal hen zeggen: zietdaar den man, dien ik verkozen leb, die alleen my kan gelukkig maaken, en gy zult my niet van hem feheiden. JULIAAN. Hoe is dat oogenblik te vreezen ! ADELA. Neen Juliaan! neen, het 1S niet. Zo zy >t my van daag weigeren... ; ju-  TOONEELSPEL. JULIAAN. Dan zal ik verbannen, verloren, onteerd zyn. ADELA. Niets van dit alles, myn vriend! zou een eerlyk man eenen anderen om eene onwillige fout onteeren ? zou hy, in één oogenblik, den aanhoudenden arbeid , de verknochtheid , de zorgen van tien jaaren, vergeeten ? Sedert agttien jaaren is myn geluk hun ecnig doelwit, en 't geen zy my heden zouden weigeren, zouden zy my morgen toeftaan. JULIAAN. Ach, waarde Adela! wat ben ik u niet verpligt! ADEL A. My met uwe belangen bezig houden, is dat niet de mynen behartigen? JUL IAA N. Beminnelyk meisje! ADELA. De tyd roept u, doe u niet wachten, 't Is door 't vervullen der voorhanden zynde pligten dat men zich waardig maakt anderen te verrichten , (Teder kgchende.) wier gewigt ikj met u zal deelen. (Juliaan kust haare hand.) Omhels my, myn vriend! de ondeugd onthoud zich van het uiterlyke, de onfchuld vertrouwt zich op de deugd. Juliaan omltelst haar en vertrekt. Z E-  30 HET W E E S K I N ü, ZEVENDE T 0 0 N E E L. jt adela, alleen. tfeminnelyk jongman, de fortuin heeft u onrecht aangedaan, t voegt de iiefde dit te verbeteren. Hoe « lukkig » eene vrouw, die alles voor haaren minnaar" doen kan ! juliaan zal zo teder, zo gedienstig als myn vader, ik zo liefkoozend, zo oplettende en deugdzaam als myne moeder zyn ; de eensgezindheid van ons klein huisgezin zal hen hunne jeugd herinneren en 't geluk van hunne oude dagen uitmaaken. A G T S T E TOON E E L. blinville, adela. adela, achterhoudende. Burger! komt gy van myne moeder? blinville. Ja, burgeres. adela.' Is 'er van gewigtige zaaken gehandeld ? blinville. Zeer gewïgtige, in waarheid. adela. Die my niet aangaan ? blinville. Die u zeer van naby betreffen. a d e ■  TOONEELSPEL. 31 adela, met befchrcom.lheid. Blinville, ik ben nieuwsgierig van nabuur. blinville. En deeze nieuwsgierigheid is zeer natuurlyk. adela. Zonder twyfel, dewyl men zich over my heeft bezig gehouden. blinville. Ik ben nog meer nieuwsgierig, hoe gy de zaak zult opneemen. adela. Pynig my dan niet. blinville. Ik brand van begeerte om te fpreeken. adela. En ik om te hooren. blinville. En ondertusfehen ben ik verlegen. adela, fchielyk. Zou myn moeder met mynen vader niet van één gevoelen zyn? blinville. Integendeel; zy denken de een als de andere. adela. En gy denkt als zy ?: blinville. Volkomen. adela. Ik kan dan gerust zyn,? JÉIN-  S2 HET WEESKIND, blinville. Id wenschte het zo veel te kunnen weezen. Blinville, gy (preekt duister. blinville. Gyzelve zyt niet zeer duidelyk. adela. Dat is omdat ik zeer verheugd ben te zien komen... b lin villh. En ik ook. adela. Dit is 't middel niet om eikaêr te ver/laan. blinville. Dat ben ik met u eens. adela. Men moet u wat helpen. blinville. Dat voel ik wel. abela. Kom, moedig! blinville, haar met opmerking befchouwende. Uwe ouders leeven niet dan voor u, en zy wensen, ten wel u in eenen vasten ftaat te Hellen. adela. Ha! zy wilien my uittrouwen. blinville. Dat plan verbaast u. adela. In,'t minste niet. b l i n-  TOONEELSPEL. 33 blinville. Gy keurt het dan goed ? adela. Dat kan 'er naar zyn. blinville. Hoe? adela. Zo myne ouders my naar hunnen zin willen nhhuwe! y ken... blinville. Daartoe zyn ze niet bekwaam. adela. Zo zy my naar myn genoegen uittrouwen... blinville. Dan zoud gy 'er in bewilligen. adela, grimlagcliende. Men zou zich moeten onderwerpen. blin v ill e. Het zou hard voor uw' man zyn uwe hand aan uwe onderwerping verfchuldigd te wezen. adela, met bejchroomdheid. Alvorens my verder uit te laaten, zeg my, Blinville, wie is de man, weiken men my toedenkt? blinville. Ik geloof dat hy achtingswaardig is. adela. Jong? blinville. J»l . C ADB-  31- HET WEESKIND, adela. Beminnelykï blinville. Dit ftaat aan u te bedsfen. adela. Hy woont ? blinville. Hier in huis. a d e l a. Zyn naam ? blinville. Is het nodig dien te noemen ? adela. Neen, myn waarde Blinville ! van welk een' last is myn hart verligt! Hoe! myn vader zal dan eene liefde niet veroordeelen ... blinville. Hy is 't, die ze heeft doen geboren worden. adela. 't Is waar, ten minsten. Deezen jongman by zich vestigende ... blinville. Liet hy zyne voorneemens ten halve zien. , adela. Blinville! ik zal dan gelukkig zyn! blinville, haare hand vattende. Ik durf het u beloovcn, myne waarde Adela. adela. Ik ben u eene bekentenis verfchuldigd ; federt lang was ik de keuze myner ouders vóórgekomen... bun  TOONEELSPEL. blinville. Gy zyt al te openhartig. ADELA. En zo ik hunne toegeeflykheid had voorzien , met welk een vuur zou ik myne geheime gevoelens ontdekt hebben ! blinville, ter zyde. Dat meisje heeft zonderlinge uitdrukkingen. adela. Maar ik vreesde, dat kwalyk verdoofde voorcnrdeelen misfehien... blinville. Wat zegt gy ? adela. 11c vreesde dat gemis van fortuin... 8lin VILLli. Ik verfta u niet meer. adela. Gy wilt my dan niet verftaan? b linville, haar Jierk aanziende. Maar van wien fpreekt gy ? adela, gevoelig. Van wien fpreekt gy zelf? blinville, na eenigftilzivygen, Adela! gy bemint Juliaan. adela. Wel! wien zou ik anders kunnen beminnen dan hem ? blinville. 't Valt my moeilyk eene dwaaling, die u dierbaar is, weg te neemen, maar... C 2 ADE-  3<5 HET WEESKIND, adela, zeer fchielyk. Heeft myn vader hem niet genoemd? blinville. Neen , Adela ! adela. Ach, ongelukkige! blinville. Ongelukkige! Neen, gy zult het niet zyn. Men heeft gemeend dat ik voor u gefchikt zou zyn , men heeft zich bedrogen; zie daar, dit is 't alles. Juliaan bezit uw hart, uwe ouders zyn billyk, hy zal uwe hand heb ben, ik geloof 't te kunnen hoopen. adel A. Gelooft gy dat zy hunne toeltemming zullen geeven ? blinville. Zy wenfeben niets dan uw geluk. adela. Myn waarde Blinville! zoud gy *er hen wel van willen fpreeken ? blinville. Ja, Adela! ja, ik zal 'er hen van fpreeken. adela. Hoe edelmoedig zyt gy! blinville. Niet al te zeer, in waarheid. De offerhande is zwaar, maar ik voel, dat ze noodzaakelyk is. adela. Vervul de maat van uwe goedheden. Juliaan lyd , Juliaan is ongerust. b lin-  TOONEELSPEL. 37 1linville. En Adela deelt in zyne rechtmaatige ongerustheid. Laaten wy zien. Ik vleide my , tot op dit oogenblik, uw echtgenoot te zullen zyn, en thans bepaal ik my tot de bediening van vertrouweling: laat ik aan myn' last voldoen. Ik ga heel eenvouwdig aan uwen vader verklaaren, dat gy my niet bemint. adela. Dit is wel hard. blinville. Maar 't is wel waar. adela. Het zy zo ; maar... blinville. Ik zal dan hem zeggen, dat gy my niet bemint, en en dat het my zeer leed is; en dat gy eenen anderen bemint, die zyne tederheid rechtvaardigt door duizend goede hoedanigheden. — Is 't zo niet? adela. Ja , zo is 't juist. blinville. En dat de man, die aan zyne dochter behaagt, die gene is die 'l best aan haar voegt. adela. 't Is heerlyk, 't is uitmuntend. blinville. Is 't niet waar? ik hoor hen: verwyder u. adela, doet eenige treeden en komt te rug. Gy zult uwe gedachten op eene zekere wyze aan den dag leggen? C 3 BI'IN'-  33 HET WEESKIND, blinville. 6! Ik zal ze in al haare uitgeltrektheid ontvouwen, adela, als vooren. Begin zo wat van verre. blinville. Dit is recht myn voorneemen. adela, heengaande. Ik verlaat my geheel op u. blinville. 't Gezantfchap is origineel; maar ik volbreng bet gewillig : ik zou troostloos zyn daarin niet te flaagen. NEGENDE T O O N E E L. dericourt, blinville. dericourt, vrolyk. Gy zult my wat kinderachtig vinden; maar ik beken myn zwak. Ik bemin het genot, vooral wanneer dit zo naauw verknocht is met dat van hen, die my de Kefften zyn. Gy hebt myne vrouw gezien, gy verlaat' myne dochter, en ik vind u met een voorkomen v,n vergenoegen, dat my verzekert dat alles wel gaat. blinville. Ik hoop ten minden dat het wel zal gaan. dericourt. Bewilligt myne vrouw ? blinville Ja , uwe vrouw bewilligt in myn huwlyk. Zy heeft zelfs  TOONEELSPEL. 39 zelfs my haar vergenoegen betuigd op eene oneindig vleijende wyze, en die ik zonder twyfel niet verfchuldigd ben dan aan de vriendfchap, die my aanu verbind. dericourt. Wat myne dochter aangaat, van haar ben ik wel zeker. blin ville. Zy bewilligt ook om te trouwen, zy heeft met alle de oprechtheid en nadruk van een jong meisje , dat voor den eerften keer bemint, haar hart aan my geopenbaard. dericourt. Wel nu, waar zyt ge nu met uwe vrees en uwe belagchelyke befchroomdheid ? blinville , ter zyde. Die waren niet kwalyk gegrond. dericourt. Kom aan, myn vriend! men moet fpoedig beflisfen. blinville. Ja, hoe fpoediger, hoe beter. dericourt. Den notaris doen komen. blinville. En het kontrakt ondertekenen. dericourt, veinzende hein te gaan. Ik ga 't op 't oogenblik beveelen. blinville. Ik raad het u; en, zo 'ereenige zwaarigheden opkokomen , zal ik die, vóór zyne aankomst, trachten uit den weg te ruimen 1 C 4 de-  4o HET WEESKIND, D E R I C O U K T. Zvvaarigheden? die voorzie ik niet, ten minsten dat gy die zoud veroorzaaken. BLINVILLE. Integendeel. Ik ben de infchikkclykfte man van de waercid. DERICOURT. Ik geef aan myne dochter de helft van myn vermogen. B LI N VI L LE. Dat is meer, dan voor een' redelyk' man noodig is. DERICOURT. Ik ken het uwe. Laaten wy deeze zaak zo vrolyk ten einde brengen, ais wy die ontworpen hebben, en dat 'er morgen niet meer van gefproken worde. BLINVILLE. 'Er is een kleine verhindering, die my eenigszins belemmert, en waarvan men u ondertusfchen kennis moet geeven. DERICOURT. Eene verhindering? BLINVILLE. Ja- DERICOURT. Die u belemmert? verklaar u; ik zal alle zwaarigheden uit den weg ruimen. B LIN VIL L E. Ik zal 't u zeggen. Uwe dochter zal huwen... DERICOURT. Vervolg! BLIN-  TOONEELSPEL. 4* BLIN VILLE. Maar 't is niet met my. DERICOURT. Is het niet met u ? BLINVILLE. Neen , 't is niet met my. DERICOURT. Blinville'. B LIN VILLE. ö! Gy word toornig. Gelooft gy dat ik de eenige man ben die uwe dochter kan huwen ? DERICOURT. Ik ken niemand, die zo voor haar gefchikt is als gy. BLINVILLE. Maar Adela heeft iemand die beter voor haar is gefchikt. DERICOURT. Adela bemint, en zy heeft dit voor my verborgen? B L1NVILLE. De meisjes zyn altoos achterhoudend, en de meestbeminde en meestgeëerbiedigde vader boezemt eene foort van vreeze in, die het vertrouwen hindert. DERICOURT. Ben ik haar beste vriend niet? BLINVILLE. Zonder twyfel. DERICOURT. Zy behoorde my alles te openbaarcn. BLINVILLE. Ik openbaar het u: is dat niet het zelfde ? CS DE-  4* HET WEESKIND, dericourt. geLZ0U U ^ gee"e °naanSenaamh^ ^bben bloot blinville. Ik beklaag my daarvan niet: wat hebt gy te zeggen? dericourt, peinzend. Adela bemint u niet! dit verbaast my. blinville. Voor my, ik zie 'er niets verbaazends in. dericourt. Zie daar myne ontwerpen verfchrikkelyk in de war gebragt. Waarom? ,k heb een ^ men, ,k zal 't met u verteeren. Gy had één' vriend, wel nu, gy zuit 'er twee hebben. dericourt. Don toekomenden fchoonzoon mede gerekend ? blinville. Den toekomenden fchoonzoon. dericourt. Kent gy hem dan ? blinville. Volmaakt. dericourt. En keurt gy de verkiezing van myne dochter goed? blin ville. Hy is fcaarer en uwer waardig. d e-  TOONEELSPEL. 43 DERICOURT. Uwe goedkeuring is van groot gewigt. Ondertusfchen, myn vriend! zou ik verheugd zyn, alvorens te antwoorden, te weeten wie de man is, die zich aanbied? BLINVILLE. Dat is zeer bülyk. Zie hier zyn ligchaamlyk en zedelyk afbeeldzel. Hy is jong. DERICOURT. Wat meer? BLINVILLE. Van het bevalligfte voorkomen. DERICOURT. Dat is iets, BLINVILLE. Hy bezit bekwaamheden. DERICOURT. Des te beter, BLINVILLE. Een uitmuntend hart. DERICOURT. Dit is alles goed. B LIN VI L L E. En alle deugden, die eenen man achtingwaardig maaken. DERICOURT. Verwonderlyk !... Adela beminde hem in 't geheim, en zy heeft gewacht met zich te verklaaren tot men in onderhandeling ware haar eenen anderen te geeven ? Deze achterhoudendheid , myn vriend! bedroelt my, omdat ik ze niet verdien. De man, zo als gy hem hebt af-  44 HET WEESKIND, afgefchilderd, kan naar ieder een (laan, en Adela moest genoeg op haar' vader rekenen, om zich geheel aan hem te vertrouwen. Heeft de jongman geld ? BLINVILLE. Geen Huiver... Maar wat is daaiaan gelegen ? DERICOURT. Een weinigje vermogen zou de zaak niet bederven • ' hoewel, », geluk laat zich niet fcoópen. Zyn naam ? BLINVILLE. Juliaan. DERICOURT. Blinville! BLINVILLE. Dericourt! DERICOURT. Wat Helt gy my voor ? BLINVILLE. 't Geen gy zeIr goedkcurt. De m,m vaa den doet niets tot de zaak. DERICOURT. De naam doet niets; maar de man is alles. ' BLINVILLE. Juliaan zal dan uw fchoonzoon zyn. DERICOURT. Laaten wy eerst onderzoek doen; dan zal ik antwoorden. 6! Gy zult oude en belagcheljke vooroordeelen Hellen tegen de zoetfte neiging der natuur. » D E-  TOONEELSPEL. 45 DERICOURT. Dat niet; maar ik wil zien hoe gy u zult gedraagen met uwe bezadigdheid en uw verftand om 't gedrag van Juliaan te verontfchuldigen. BLINVILLE. Ik geloof niet dat dit zal noodig zyn. DERICOURT. Dat is wat fterk. Een jongman. welken ik heb op. gevoed , voor wien ik alles gedaan heb... BLINVILLE. En die zich gekweten heeft, door zyne eerbiedigheid , zyne erkentenis, door tien jaaren arbeid , en de Ihelle vermeerdering van uw fortuin. DERICOURT. Durft myne dochter beminnen, en in 't geheim beminnen '. 't Is ondankbaarheid, verleiding. BLINVILLE. Noch 't een' noch 't ander'. Hy bemint Adela en hy heeft gelyk, dewyl zy zeer beminnelyk is. Beiden jong, belangverwekkend, gevoelig, moesten zy elkander behaagen, en dit is gefchied. Door uwe vooroordeelen vervoerd, zoekt gy eenen .verleider; maar, zo als een I groot man zeer wel gezegd heeft, tusfchen jonge lieden van gclyke jaaren is geen verleider dan de liefde. DERICOURT. Gy zyt op dit ftuk zeer toegeevende. BLINVILLE. Omdat ik billyk ben. DE-  46 II E T W E E S K I N D, dericour t. En De ben 't niet, is 't niet waar? B LIN VILLE. Somtyds, myn vriend! Ibmtyds. dericourt Dat is, in waarheid, al te verpügtend. Het is ondertusfehen zeer natuurlyk te tathga te weeten met _zicb verbeen Joliaa,, die Zyne ,mie), bltnville. Zie daar aityd weer de vooroordeelen in de pfaati van grondregelen! kent gy een' achtingswaardiger man dan Juliaan? ' dericourt. Neen. blinville. Is hy niet... ? dericourt, met ongeduld. Hy is alles, gy hebt het n:y reeds gezegd, braaf, verItandjg, arbeidzaam, fchrander. blinville. Heeft men met die hoedanigheden ouders noodi»» voor eenige jaaren pronkte een nietswaardig mensch nog met de deugden van zyne voorouderen, en wy bewonderden eenen zot verfierd met een' grooten naam. Domheid! kinderachtigheid! De man, dien ik bewonder, is met hy, die praalt met een' ontleenden luister, maar hy, dieniets aan anderen, en alles aan zichzelven, verfchuldigd is, en zodanig een man is Juliaan. Gy zyt van  TOONEELSPEL. 47 van deeze waarheid zo doordrongen, dat gy hem deel aan uwe negotie geeft; en gy wegert hem Adela! Gy, die een goed burger, een goed echtgenoot, een goed vader zyt, zult gy u niet fchaamen uwe dochter te veroordeelen, haar hart te verfcheuren, in u niets te doen zien dan de bron van haare fmart ? gy zult haare achting, die van uwe vrouw en de myne, om ydele gevoelen; , verliezen! Maar ik ken mynen vriend: hy kan niet gelukkig zyn dan in 't geluk van zyn huisgezin; hy zal eene oogenblikkclyke dwaaling herroepen, en de tederheid van twee kinderen, voor welken ik niet vergeefsch zal gelmeekt hebben, bekroonen. dëbicourt. Blinville! ik ben ftandvastig, maar niet hardnekkig, en nooit heb ik my tegen goede redenen verzet. Zo ik dacht dat myne vrouw goedkeurde... blin ville. Laaten wy Adela en juliaan zeiven doen werken. De liefde is welfpreekend: zy zullen tot haar hart fpreeken; en het hart van eene moeder vind veel vermaak in zich over te geeven. dericourt. Daar en boven bemint zy deezen beminne!yken jongman zo zeer... BLINVILLE. Dat gy misfehien niets meer dan de verdienste haar voorgekomen te zyn zult hebben. derico urt. Ik wenschte 't wel, myn vriend! en ik ben verrukt dat  48 HET WEESKIND, ■dat gy zo krachtdaadig, niet de vooroordeelen, m,ar J zwakke vrees, die my een oogenbiik re rug hield, be, fireden hebt. blinville. De notaris, fcbïelyk de notaris! want gy hebt haast om te genieten, vooral als dat zo van naby ben aan-! gaat die u de Jiefsten zyn. dericourt, grimlagchenck. Ja, de notaris, en op 't oogenblik. TIENDE T O O N E E L. dericourt, de burgeresse dericourt, blinville, helena. dericourt, zeer vrolyk tegen zyne vrouw. Myne lieve vrouw ! ik zal iemand zenden om mynen notaris te doen komen, en, binnen twee uuren , hoop ik, zal ieder hier in huis volmaakt gelukkig zyn. Ik befpaar u eene verrasfing... maar eene verras/mg Adela zal 't u vernaaien, zy zal 't u verhaalen. (Hy vertrekt met Blinville) ELFDE T O O N E E L. helena, de burgeresse dericourt. helena. Eene verrasfing! wat kan dat zyn ?  TOONEELSPEL. 49 de burgeresse dericourt. Zonder twyfel eene nieuwe weldaad! helena. Hoe gelukkig is deeze dag! Hoe veel reden geeft hy u om eindelyk deeze droefheid te verdryven... de burgeresse dericourt. Myne wroegingen blyven my by. helena. Gy zyt wreed tegen u zelve. Gy beoordeelt u met eene geftrengheid... de burgeresse dericourt. Is 'er één deugdzaam weezen, dat my kan vry fpreeken ? helena. En is 'er één , dat u tot eene misdaad kan rekenen de zwakheid van een oogenblik, door eene agttienjaarige deugdbetrachting uitgewischt ? de burgeresse dericourt. Gelukkig meisje! Gybefeft den flaat niet van een hart, gepynigd door 't herdenken aan eene onherftelbaare misdaad. Juliaan zal in overvloed leeven; maar zal alles aan Dericourt verpligt zyn, aan Dericourt, dien ik bedrogen heb, dien ik nog bedrieg, en dien ik niet kan verlichten ten aanzien van deeze verfchrikkelyke gebeurtenis. Weldaadig man, teder echtgenoot! gy zyt verre van te vermoeden, dat die hoedanigheden zeiven myne pynigingen vermeerderen! helena, ter zydc. Hoe treft my haar ftaat! D DE  50 HET WEESKIND, DE BURGERESSE DERICOURT. Ik beken ondertusfchen dat het huwelyk van Adela en Blinville de bitterheid van myne gelïeldheid verzoet. Myne dochter trouwt aan een' beminnelyk' man, zy zal gelukkig zyn, en deeze verbindtenis bedaart myne vrees, die anders ieder dag levendiger word. HELENA En wat toch kunt gy meer vreezen? DE BURGERESSE DERICOURT. Zal ik het u bekennen, myne waarde Helena? Ik heb gemeend tusfchen Adela en Juliaan dingen te belpeuren, die naar geen enkele vriendi'chap gelyken. Een heimelyk aanzien, bedwongen zuchten, uiterfte vertrouwelykheid, de hoogde behoedzaamheid, blydfchap zonder reden, droefheid zonder oorzaak, de bleekheid der vrees, en de blos der hoop en der lehaamte... Niets ontfnapt het oog eener moeder. Ik heb honderdmaal gebeefd op de gedachten dat de misdaad zo wel als de deugd erfelyk zyn kan. Dan heb ik my altoos verweten, dezen ongelukkigen Juliaan by my gehouden te hebben. Wat kon ik ondertusfchen doen? al te hoogmoedig om myne zwakheid te belyden, al te teder om een kind te verItooten , aan wien de natuur eene moeder, boe misdaadig ook, gegeeven heeft, heb ik liever myne rust dan zyn beitaan in gevaar willen Hellen... Maar Deiicourt, Dericourt, die van myne deugd fpreekt, die Juliaan z>n tweede kind noemt, die my bedankt... De verfchnkkelyke waarheid huist niet in zyn verftand, maar geheel in zyne woorden, en vermoord my... Helena, Helena!... HE-  T O ONEELSPEL. 51 helena Bedaar, bid ik u, bedaar... Hoe! Traanen! de burgeresse dericourt. Ik heb zelfs de droevige voldoening niet aan dezelven eenen vryen loop te laaten. Ach, laaten deeze traantn vlieten , die ik niet kan uitliorten , dan aan uwen boezem. helena, zich fpoedig herjlellende. Daar is Franciseus! herftel u: ga binnen. de burgeresse dericourt. Helena! zult gy my altoos beminnen ' gy hebt het my beloofd ? Ik heb u niet dan al te zeer door myne fmarten bedroefd. Maar, zo ik myne rechten op uwe achting heb verloren, heb ik die noch op uwe gevoeligheid. (Helena kust haare hand; zy omhelst Helena, en vertrekt.') TWAALFDE T O O N E E L. helena, franciscus. helena. "\Vel nu! waar gaat gy naar toe, in die kleedy ? franciscus. Ik ben courier, ik ga naar Parys; en alle myne vooronderftellingen, die gy als harsfenfehimmen behandelde, zyn nochtans bewaarheid. helena. Wat of gy my wilt vertellen? D 2 pïan-  52 HET WEESKIND, franciscus. Gy zult zien en hooren 't geen men niet zal kunnen gelooven gezien en gehoord te hebben. helena. En wat hebt gy dan gezien en gehoord? franciscus. Adela omhelsde haaren vader, en Juliaan lag voor hem geknield. helena. Wat bewyst dat? franciscus. Dat men hen zal trouwen. helena, ontroerd. Zult gy zwygen met uwe vooronderftellingen ? franciscus. Tegenwoordig vooronderftel ik! en de notaris, dien ik ga haaien? helena. Dat is wegens het huwlyü van Adela... franciscus. Met Juliaan. helena. Met Blinville. franciscus. Met Juliaan, zeg ik u. Hy bedankte den burger Dericourt met eene hartelykheid, met een vuur, met een... helena. Hy geeft hem deel aan zyne negotie, en de notaris moet het kontrakt opmaaken. fr an-  TOONEELSPEL. Si franciscus, verbaasd. Zo! helena, hem nabootzende. Zo! Adela trouwt Blinville, dit is eene zaak die deezen morgen geklonken is. franciscus. Blinville bad nochtans de houding niet van eenen bruidegom: hy ftond voor den fchoorfteen, het hoofd door den arm onderfteund, en peinzende, ik weet niet waarop. helena. Maar, gy hoort en gy ziet met eene groote naauwkeurigheid! franciscus. Als men hoort en ziet, kost het niet veel om wél te hooren en wél te zien... Als men my geraadpleegd had, zou Adela zyne vrouw niet zyn. helena. Men heeft zeer groot ongelyk gehad u uw gevoelen niet af te vraagen. franciscus. Gy meent te fchertfen. Offchoon zy, die wy bedienen, meer geld hebben dan wy, wy hebben dikwils meer gezond verftand dan zy, en 't laatfte kan het eerste wel opweegen. Ik heb nochtans veel moeite om te gelooven, dat ik my heb bedrogen. helena. Maar, lieve hemel! wat gaat het u aan? P j fran-  ft HET W E E S K I N D, franciscus. Ik zal 'c vóór myne terugkomst wel weeten. helen a. Hoe dan? franciscus. Terwyl de notaris bezig is met het kontrakt gereed te maaken, zal ik 't over zyn fchouder ieezen. helena. Vertrek dan. Dit is >r middel om 'er te eerder van' onderricht te zyn. franciscus. Gy hebt gelyk. Ik vertrek op 't oogenblik. Maar ik was zeer in myn' fchik u vaar wel te kunnen zeggen. helena. Ik bedank u. franciscus, heengaande. Gy weet dat ik nooit de gelegenheid laat voorbygaan u eenige beleefdheid te bewyzen. DERTIENDE T O O N E E L. hele na. alleen. Welk eene nieuwsgierigheid! welk een gefnap t Die jongman zou my ongerust maaken, zo dat huwlyk niet volfirekt bellottn was. Ondertusfchen pynigen zyne waarneemingen , over Adela en Juliaan, my I tegen wil en dank, n eregenilaande de daaden het tegenlpreeken. Die waardige vrouw heeft gelyk: 'er is  TOONEELSPEL. 55 is geen ru t voor eene nvsdaadige, dewyl de vriendfchap alleen, die my aan haar verbind, zo rusteloos en onaangenaam is (Tusfch.n het eerste en tweede bedryf komen de bedienden •t geen tot het ontbyt gediend heft opruimen en de tafel gereed maaken voor het derde bedryf. Einde van het eerste bedryf. D 4 TWEE.  56 HET WEESKIND, TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. HELENA, DE BURGERESSE DERICOURT. DE BURGERESSE DERICOURT. Helena ! myne ongerustheid vervolgt my overal Ik had zo even een oogenblik van verpoozing, maar thans Herleeft myne vrees met vernieuwde kracht. HELENA. Gy zyt fchrander in u harsfenfchimmen te feheppen. DE BURGERESSE DERICOURT. Neen, ik geef my aan geene harsfenfchimmen over ik zie klaar, en ik gevoel alles wat ik te vreezen heb. ' HELENA. Wat kan dan uwe bekommeringen doen herleeven? DE BURGERESSE DERICOURT Ik kwam voorby het kabinet van myn' man. Ik wierd Adela en juliaan gewaar. Een opflag van 't oog, zo fnel als het weêrlicht, heeft myne vermoedens bevest-gd Ik verbeeldde my de verwarring, de bezwymeling der helde te zien. Dericourt deelde in hunne vervoerin! gen. Helaas! hy gelooft ze onfchuldig te zyn. HELENA. Zal ik 't u zeggen ? onaangenaame voorgevoelens hebben my ontrust, en ontrusten my nog. DE  TOONEELSPEL. 57 de burgeresse dericourt. By een' man als Dericourt zullen Adela en Juliaan niet nodig hebben dan zich te verklaaren. Blinville zelf is in ftaat eene vlam te begunstigen, die hy onbekwaam is te gevoelen. Hoe gelukkig zyn de menfchen zonder driften! Zo zy niets genieten, gevoelen zy ten minsten geen berouw.... Helena! 'er is eene onzigibaare hand , die niets ongeftraft laat, en die zwaar op my word. helena. Gy vergeet uwe vrienden, gy vergeet u zelve. Gy zult als een flachtoffer der verblinding of der wezendlykheid omkomen. de burgeresse dericourt. 't Graf is de eenige toevlugt , die my overfchiet. Gelukkig, zo myne rust daar niet geftoord word door verfchrikkelyke herdenkingen, of door de wraak, die ik op myn hoofd gelaaden heb. TWEEDE T O O N E E L. helena, die gedmrende dit toemei vertrekt, de burge- resse dericourt, juliaan. juliaan. Alles wat de menfchen belangryk is, de achting van braave lieden, de gefchenken van 't geluk, de gunsten der liefde, vereenigen zich heden, om my myne voort' D 5 ge  5S HET WEESKIND, ge rampen te doen vergeeten. Alleen ontbreekt nog uwe toeftemming aan myn geluk. DE BURGERESSE DERICOURT. Wat zegt gy! ] ULIAAN. Ik ben aan u myne opvoeding, myne zeden, en een bedaan, waarvoor gy gezorgd hebt, ve.fchuldigd. My, ne dankbaarheid zou voor my voldoen, zo men ooit zodaanige weldaaden voldoen kon. Ondertusfchen kunt gy de maat van uwe goedheden vol maaken, of liever, zo gy myne gebeden moet verwerpen, hebt gy niets voor my gedaan. DE BURGERESSE DERICOURT. Verftaat gy 't, Helena? verftaat gy 't? JULIAAN. . Gy hebt eene dochter, naar welke ik niet kon Ihan, en die ik niet behoorde te beminnen : eene heete koorts verteerde my, en ik kende het geneesmiddel «iet; ik was alles voor Adela, en ik vermoedde het gevaar niet. Adela, met my opgevoed, gewoon my te zien, en die zoete vertrouwelykheid, die de harten verbind, in te boezemen en te gevoelen, Adela beminde my, en zy was nog onbewust dat zy een hart had. DE BURGERESSE DERICOURT, ter zyffe. Welk eene verfehrikkelyke vertrouwelykheid ! JULIAAN. Een gevoelig man kende onze gcfteldheid, hy bragt onze wenfehen aan de voeten van uwen gemaal Dericourt heeft een' man niet verfmaad, die niets voorzien- heeft  TOONEELSPEL. 59. heeft dan de levendige vriend fcliap zyner befchermers. Hy heeft my vriendelyfc ontfangen, hy heeft zyne dochter aangez;en,zy heeft gebloosd, en hy heeft my zynen fchoonzoon genoemd. de burgeresse dericourt, in een' Isuningfloel vallende. Ach , ongelukkige! Zie daar den laatften (lag. JULIAAN. Ga, heeft hy my gezegd, ga myne vrouw zien!. Zeg haar dat ik u verkies om 't geluk van myne dochter uit te maaken ; en haare armen zullen voor u geopend zyn. de burgeresse dericourt, zich in verwarring oprichtende. Juliaan... Juliaan... gy wilt .. gy hoopt!... j u L 1A A N. Ik wil niets; maar ik fmeek. Zonder Adela is 'er geen geluk voor my, zonder my is 'er geen geluk voor Adela. de burgeresse dericourt, met eene verkropte wxJioop. Neen, nooit... nooit... juliaan, fmeekende. Adela is uwe dochter, en gy hebt my tot eene moeder vei'ftrekr. de burgeresse dericourt. Ach! ik ben het, ongelukkige! JULIAAN. 6, Dat ik het mogt gel00ven» DE  6o HET WEESKIND, de burgeresse dericourt. 6! Dat ik het mogt vergeeten! juliaan. En gy weigert my Adela? de burgeresse dericourt, zich herjlellende. Gy zyt voor elkander nier geboorcn. juliaan. Geef my reden; ik zal die wederleggen, ik zal ze doen wegvallen. de burgeresse dericourt. Gy gelooft het, jongman ? juliaan. Ik ben 'cr van verzekerd. de burgeresse dericourt. Ach, dat ik kon fpreeken ! juliaan. Ik bezweer 't u. de burgeresse dericourt. Ik zvvyg. DERDE T O O N E E L. juliaan, de burgeresse dericourt, adela. juliaan. Adela! men verfoor my! Het geen ik aan uwe ouders verpligt ben, de fchande, aan 't ongeluk myner geboorte verknocht, en die nochtans niet op my behoorde te vallen... d e  TOONEELSPEL. 61 de burgeresse dericourt. Zwyg, bid ik u, zwyg ! juliaan. Alles legt my zwygen op. Maar gy , die my uw hart hebt gegeeven, gy, die de toeftemming van uwen vader hebt, gy zult de natuur en de reden doen fpreeken. Kom , myne Adela ! help my ! onderfteun my ! val met my voor de voeten eener gevoelige moeder, die my verwerpt, en die u niet zal weigeren. adela en juliaan, geknield.. Myne moeder! de burgeresse dericourt. Zoud gy aan myne voeten zyn, indien ik my aan uwe gebeden kon overgeeven! Hoe! gy wilt moeder zyn, en gy bezeft noch het vermogen , de grootheid, van het gevoel niet dat my aan u verbind! adela. Ik weet het niet, moeder; maar my dunkt dat myne dochter niet vergeefs myne knieën zou omhelzen. Wat is 'er geworden van die tedere bezorgdheid, die zich niet bezig hield dan met myn geluk! de burgeresse dericourt. Wreed kind ! verandert het hart van eene moeder ooit? adela. Geef 'er my bewys van. Ik ben ongelukkig, fmeekende; en gy kant u tegen my ! de burgeresse dericourt. Ik heb myn befluit gezegd ; niets zal 't my doen herroepen. ADE-  62 HET WEESKIND, adela, zich oprichtende, op eenen vasten toon Myn vader heeft zyn beHuit ook gezegd. de burgeresse dewicourt. Zoud gy u daarvan durven bedienen? adela, op Juliaan wyzende. Ach! wat hebt gy regen hem in te brengen? de burgeresse dericourt. Niets. juliaan. En zy zal de myne niet zyn? de burgeresse dericourt. Neen, nooit. juliaan, met eene gefmoorde Jlem. Gy zyt onrechtvaardig, wreed ! adela, zeer fchielyk. Juliaan, gy fpreekt tegen myne moeder. (Tegen haan moeder.) Vergeef 't hem , vergeef 't hem , moeder ! by heeft zich vergeeten, 't is de eerste keer van zyn leven, en het zal de laatfte zyn. juliaan. Ja, ik heb gedwaald... maar moet ik uwe weldaaden met de finarteiykftc ofterhande betaalen ? DE burgeresse dericourt, Adela by de hand nee. mende en haar fterk aanziende. Adela ! wees altoos deugdzaam. De overgang tot de misdaad is licht, de kuischte vrouw kan zwak zyn , en het herdenken aan eene zwakheid is zo pynlyk! a d E«  TOONEELSPEL. 63 adela. Wat hebben deeze zonderlinge aanmerkingen gemeen mee onze liefde? de burgeresse dericourt. Uwe liefde? uwe liefde!.. Ach! ik heb het voorzien : de misdaad is erfelyk. adela. ]k verftaa u niet meer. de burgeresse dericourt. Ach! dat gy my nooit verdaan kost! adela. Ik fmeek u, moeder! voor de laatfle reis. Heb deernis met uwe dochter! Zy heeft uwe aandoenlykheid, zy heeft geheel uwe ziel. Gy hebt bemind , herinner u dit. ja, gy hebt bemind, moeder; en gy verbied my eeu hart te hebben! de burgeresse dericourt, hsn aan haar hars drukkende. Myne kinderen! zo gy 't leed wist, dat gy my veroorzaakt, zo gy in dit hart, dat gy verbryzelt, kost leezen, en wiens fmarten veel bitterer zyn dan de uwen... Spaart eene moeder, die u bemint; ftelt haar niet verder bloot aan een' zelfftryd, die vruchteloos voor u, en pynlyk voor haar, is. Vooral, neemt u in acht haar niet te befchuldigen by haaren gemaal. Zyne gebeden, zyn gezag, alles zou zonder uitwerking zyn: gy zoud myne kwaaien vermeerderen , zonder iets in myn bc■fluit te veranderen. JU*  64 HET WEE S Wl N D, JULIAAN Wy zullen 't befterven, en gy hebt het gewild t de burgeresse dericourt, op eenen /troeven toon, en huiten bezef. De droefheid dood niet.... neen, Juliaan, zy dood niet...., adela, bitter fchreijende. Ach! wat zullen wy aan myn' vader zeggen? de burgeresse dericourt. Ik weet het niet... maar, myne rust is in uwe handen. Pleegt raad met uwe kieschbeid, uwe dankbaarbeid: zy zullen u ingeeven... Gaat, myne kinderen! verlaat my. adela. Kom, myn vriend! kom, zo wy niet gelukkig kunnen zyn, kunnen wy ten minsten faamen weenen. VIERDE T O O N E E L. de burgeresse dericourt, alleen. Welk eene beproeving! welk eene beproeving! Twintigmaalen heb ik de nfgrysfelyke waarheid gereed gevoeld my te ontfiippen, en myne krachten zyn uitgeput. (Zy gaat zitten.) Deeze jongman is tot myn ongeluk en tot het zyne gebooren... Wat zeg ik? De natuur voert hen tot elkaêr: bedriegt de natuur zich ooit?... myn geheim berust nog by my; ik kan nog zwygen; ik kan de liefde bekroonen... Waar dwaal ik heen? Ongelukkige! eene misdaad, van welke de wilden zelfs een affchrik hebben! V T F.  TÖONEÈLSPËL. 6$ V T F D E T O O N E E L. de burgeresse dericourt, franciscus. franciscus, veel gerucht maakendé. Ik kom van Parys, en ik keer 'er van daan met losfen toom. de burgeresse dericourt. Gy valt my lastig, goede Franciseus! franciscus, in de uiterjle blydfchap. Gy zyt droefgeestig; gy hebt het geheim van Adela ■geraaden, en gy gelooft nog, dat men haar aan Blinvil, le zal uittrouwen; kom van uwe dwaaling te rug; men geeft haar aan Juliaan; de notaris volgt my; de voorwaarde is opgemaakt, ik heb ze gezien, ik heb ze geleezen... Die goede Juliaan! Ik voel my twintig jaaren jonger. 6! Ik zal 'er myn verftarid over verliezen. de burgeresse diricourt, met kracht op/laande. Ga heen, ga heen, ik wil 't, ik verzoek 't u. franciscus, geheel verbaasd. Hebt gy my dan niet verdaan ? de burgeresse dèricourt. Vertrek, zeg ik u! ik wil alleen zyn. franciscus, ter zyde. Zo ik 'er iets van begryp, mag de duivel my haaien' Hy gaat heen. E ZES-  66 HET WEESKIND, ZESDE T O O N E E L. DE BURGERESSE DERICOURT, alleen. Zy fchynen allen tegen my verbonden te zyn. Deeze bediende wil my zyne getrouwheid bewyzen, en hy fcheurt myne wonde open. Welk een ondraaglyk aanweczen !... Hemel! Blinville! ZEVENDE T O O N E E L. DE BURGERESSE DERICOURT, BLINVILLE. BLINVILLE. Ik heb Adela en Juliaan verlaaten; zy lyden, zy zuchten, en gy zyt het die hun ongeluk veroorzaakt. Ik had gedacht, dat de tederfle, de achtenswaardig!^ moeder ten minsten gronden zou hebben aan den dag gelegd 'van eene weigering, die, zonder twyfel, op de fterkfte bcginiels rust, maar welken niemant kan ontdekken. DE BURGERESSE DERICOURT. Gykunt ze niet ontdekken,maar zy beftaan nochtans. Gy ziet myn- ftaat, hy is wreed, beklaag my, en eisen niets meer. BLINVILLE. Neen, burgeresfe, ik zal het by een ydel medelyden niet laaten blyven : vergun my eenige bedenkingen, die gy zult toelïemmen, omdat gy die biilyk zult vinden. Uw  TOONEELSPEL. '6? Uw gomaal heeft bewilligd in 't geluk van zyne dochter en van eenen jongman, dien gy teder bemint. Mis» fchien heeft het vermaak van u te behaagen, zo vee! als myn aandrang, hem overgehaald. Het huwelyk is vaib. geteld. Uwe kinderen maaken 'er zich een genoegen uit, zelf u dit bekend te maaken. Zy komen by u met dat vertrouwen, 't welk eene onfchuldige liefde,'t welk uwe gewone goedheid, hen inboezemt; zy verwachten 'er een nieuw bewys van , en ondervinden niets dan eene koele, afwyzende geftrengheid, die nooit overreed. de burgeresse dericourt. Ik heb my ten aanzien van deeze jonge lieden niets te verwyten. blinville. Ik geloof 't, en 't is my lief het te gelooven; myne achting voor u verzekert my daarvan, en gy zult dit rechtvaardigen door uwe weigering op te helderen, met die openhartigheid, die gy aan de myne verfchuldigd zyt. de burgeresse dericourt. Ik kan niet. blinville. Gy moet, burgeres! de burgekesse dericourt, ter Zyde. Zy zullen my geen oogenblik rust laaten. blinville. Myne vriendfehap fchynt u dringende toe, dat is omdat zy levendig en beredeneerd is, en dat zy de rampen gevoelt, die uwe ftilzwygendheid kan veroorzaaken. E 2 Kin-  68 HET WEESKIND, Kinderen tot wanhoop gebragt, een gevoelig maar ftandvastig man, die voor bondige redenen vatbaar is, maar die ook eene beledigende achterhoudendheid niet zal verdraagen.de vrede uit uvv huis verbannen,verdeeldheden, haatelykheden , waarvan de droevige uitwerkingen ons allen zullen treffen: zie daar, burgeresfe! ziedaar hoedanig een huisgezin zyn zal , federt zo lang vereenigd en gelukkig, en dat altoos zo zyn zou, zonder uwen onbegtypelyken tegenftand. de burgeresse dericourt. Ik zou dit door één woord kunnen ophelderen j maar dat ééne woord zou de rampen, die gy ducht, vermeerderen. Kan men geen geheim hebben voor zynen vriend ? blinville. Neen, mevrouw ! men heelt 'er geen van die natuur. Een weldenkend mensen offert hen, die hem omringen, niet op aan inbeelding, aan eigenzinnigheden... vergeef my dit woord, ja, mevrouw! aan eigenzinnigheden: gy zoud fpreeken, zo gy reden had. de burgeresse dericourt. Wel aan, ik zal fpreeken : uwe kwellingen worden my onverdraaglyk. Gy wilt dat ik uwe achting, uwe vriendfehap, die van mynen echtgenoot, van myne kinderen, verlieze? gy wilt dat ik my zelve ongelukkig maake ? Ik zal u voldoen. Ook drukt en benaauwt my myn geheim, dat ik niet langer kan bewaaren. BLINVILLE, Ik beef. D E.  T O O N E E L S PEL. 69 DE BURGERESSE DERICOURT. Deeze Juliaan, dien ik zo teder bemin, en die zich aan Adela wil verbinden... Deeze Juliaan, zonder wien ik niet kan leeven, en die misfchen my gelooft zyne vyandin te zyn... (Zie/) verbergende aan den botzem van Blinville.) Ik kan niet voleinden... neen, ik zal niet voleinden. Blinville, ik ben eene ongelukkige en misdaadige vrouw, die haaren man niet durft in 't aangezigt zien , die voor baaien vriend beeft, en die hem ontvlugt, om haare traanen, haare wroegingen, en haare wanhoop, te verbergen. A G T S T E T 0 O N E E L. bltnvILLE, alleen. Ik ben verootmoedigd, befehaamd... Zou de cerlykst voorkomende vrouw de fchuldiglte zyn? Deeze Juliaan, dien zy zo teder bemint, deeze Juliaan, zonder wien zy niet kan leeven , haar man, dien zy niet in 't gezigt durft zien... Zou eene ongeregelde en verfchrikkelyke neiging zich meester gemaakt hebben van een hart, dat niet gevormd fcheen dan voor zagte aandoeningen? en zou zy haare Adela aan deeze neiging opofferen? Is Juliaan haar medepligtige? Wat zeg ik ! Zyne vervoeringen by deeze beminnelyke dochter zyn niet geveinsd ; 't is een blaakend hart dat ze uitboezemt , en waaraan de misdaad nog vreemd is. 't Is dan aan haare minnenyd dat deeze vrouw haare kinderen opoTert! en zou ik dit dulden, ik, die een vyand ben van onderdrukE 3 kil5S  70 HET WEESKIND, king en onrechtvaardigheid ? Neen, dat de fchuldige lyde, en de deugd gelukkig zy. NEGENDE T O O N E E L. dericourt, blinville. dericourt, zeer vrotyk. De notaris is gekomen; 't kontrakt is gereed; wy zullen de zoete blydfchap van deeze kinderen vermeerderen, en gy zult met my deelgenoot van hun geluk en van hunne dankbaarheid zyn. Apropos 1 hebt gy myne vrouw gezien ? blinville, gedwongen. Zy is zo even van my afgegaan. dericourt. Hebben onze jonge lieden haar gefproken? Is zy onderricht ? blinville. Ja, zy weet alles. dericourt. Zy heeft haare verwondering we! moeten betoonen ? blinville. o! Op eene zeer verftaanbaare wyze [ dericourt. En haare vreugd evenaart de myne? blinville, Niet geheel en al, myn vriend! de-  TOONEELSPEL. fi dericourt. Hoe dan! Zou zy 't vergenoegen, welk dit huwelyk haar veroorzaakt, bewimpelen? Zouden de vrouwen, gelyk de meisjes, ook een zypaadje hebben? blinville. Uwe vrolykheid is fomtyds zeer fteekclachtig ; maar komt dit oogenblik niet te pas. dericourt. Ik trouw myne dochter uit, ik trouw haar uit naar haar' zin , en ik zou niet vrolyk zyn? blinville. Zy is nog niet getrouwd. Gy zyt niet gelukkig in uwe ontwerpen. dericourt, eenen ernstigen toon aanneemende. Ik hoop dat dit ontwerp geen hinderpaal ontmoeten zal ? blinville. Reeds is 'er een, die my verCchrikt, en dien gy niet zult kunnen uit den weg ruimen dan door al uwe ftandvastigheid te doen blyken. dericourt. Gy verfchrikt my op myne beurt. Wat hebben wy dan te vreezen? blinville. Eene volle tegenkanting van de zyde uwer echtgenoote. dericourt, verwonderd. Dat kan niet zyn! blinville. Dat is echter zo. E 4 »*•  7% HET WEESKIND, DERICOURT. En welken zyn de redenen deezer tegenkanting? BLINVILLE. Zy wil 'er vol/trekt geen geeven. DERICOURT. Qy ziet wel dat dit maar kortswyl is? BLINVILLE. Neen, neen: niets minder dan kortswyl. DERICOURT. Wat moet ik hiervan denken? wat kunnen de oorzaaken haarer weigering zyn? BLINVILLE, Als ik tegen eenen man zonder vast karakter fprak , zou ik my van omwegen bedienen, de beelden omkleedén... DERICOURT. Ik heb altoos *t vermogen gehad de waarheid te hooren. BLINVILLE. Wel nu, gy zult haar hooren. Deeze myne openhartigheid valt my pynlyk, omdat ik u bedroeven zal • maar ik hoor niets dan de ilern der onfchuld, en de' wetten der billykheid. DERICOURT. ' ' Wat gy my ook hebt bekend te maaken, fpreek! ik ben een man, en bedaard in tegenfpoed. BLINVILLE. Uwe kinderen hebben uwe vrouw gezien; zy hebhen baar hunne wenfchen voorgedraagen, zy heeft die verworpen; zy hebben gefmeekt, zy heeft zich onverbid- de-  TOONËELSPEL. 73 delyk getoond; zy hebben baar verlaaten met de wanhoop in 't hart , en zyn by my gekomen om hunne droefheid in myn' boezem te ontlasten. Ik heb haar op myn beurt aangevallen met de vereenigde krachten der vriendfehap, der kieschheid, en der overtuiging. Dezelfde weigering, dezelfde ftilzwygendheid. Geweldige hartstochten fehokten haar, en bragten haar in eene verfchrikkelyke verwarring. Eindelyk hebben afgebroken woorden my vermoedens gegeeven, welken het nadenken bevestigd heeft. dericourt. Voleind: wat zyn die vermoedens ? blinville. De hartstochten zyn verfchrikkelyk , derzei ver verwoestingen onverwacht en fnel; en de verftandigfte vrouw heeft niet altoos genoegzaame krachten dezelven te weêrftaan. dericourt , uitfehreniwende. Myne vröuw heeft zich misgaan! blinville. Uwe vrouw heeft lang geflxeden; haare wroegingen bewyzen... dericourt. Wat gaan my haare ftryden en haare wroegingen aan! blinville. De woorden, die my getroffen hebben, zullen aan uwe gisfing zekerheid geeven , en 't gedrag van uwe eebtgenoote verklaaren. Deeze Juliaan, dien ik zo teder bemin , en die Adela trouwen wil... Die Juliaan, E 5 zon-  74 HET WEESKIND, zonder w^cn ik niet kan leeven... Myn gemaal, dien ik niet onder de oogen durf zien... Myn vriend, voor wien ik beef... dericourt. Juliaan is de minnaar myner vrouwe, en fiy Haat naar myne dochter! bli n ville. Juliaan is onfchuldig. dericourt. Ach, indien ik 't kon gelooven! blinville. Ik flaa voor hem in. dericourt. Dan zal myne dochter gelukkig zyn, en myne onvoorzigtige echtgenoote alleen zal haare dwaasheid beweenen. blinville. Ja, dat Adela gelukkig zy; gy moet dit willen en beveelen. Maar word haare moeder u vreemd? ontneemt eene dwaaling , die zy betreurt, haar haare rechten op uw medelyden? zult gy haar aan haare [marren overlaatcn? d er ie o u rt. Neen, myn vriend ! Ik weet te we! hoe zwak wy zyn, en hoe veel toegeevendheid wy allen noodig hebben. Als ik haar niets dan de dwaaline; van een oogenblik te wyten heb, en zy nog kan hooren naar pligt en deugd , als ik nog eenig gezag op haare ziel behouden heb, zal ik haar doen bloozen, haar te rug brengen, en haar haaren echtgenoot weêr geeven TI E N-  TOONEELSPEL. 7$ TIENDE T O O N E E L. franciscus, dericourt, blinville. franciscus, verward en driftig. Juliaan heeft zich opgefloten. Hy wil alleen zyn. Hy loopt met groote fchreden ; hy hoort noch ziet niets. Ik wilde hem vertroosten, want ik ben zyii vriend. Ga, heeft hy my gezegd, zadel my een paard, ik vertrek, ik verlaat dit huis voor altoos. Ik heb willen antwoorden, maar hy heeft my uit zyne kamer gedrongen; en ik kom verneemen, of ik hem moet gehoorzaamen ? dericourt. Wacht u daarvoor wél. Ga boven by dien jongman, zeg hem, dat ik hem op het oogenblik wil zien, en dat ik hem verbied zonder myn bevel van hier te gaan. ELFDE T O O N E E L. dericourt, blinville. dericourt. Hy pleegt alleen raad met dankbaarheid en eer. Ik acht hem 'er des te meer om; maar hy zal niet vertrekken. Zo 'er een flachtoffer moet zyn, is hy 't niet, die zich moet aanbieden. Myn befluit is genomen, en ik zal onverbiddelyk zyn. 6 l i U'  76 HET WEESKIND, BLINVILLE. Volbreng 't, en gy zult billyk zyn jegens ieder een Ik verlaat u. Wees teder vader, ge/lreng gemaal, en vergeet niet dat bovenmaatige toegeevendbeid, de banden der maatfcbappy verflappende , haare ontbinding bewerkt. TWAALFDE T O O N E E L. dericourt, alleen. Een onberispelyk gedrag van twintig jaaren in éé nen dag verloogchend ! de buitenfpoorigbeid der jeugd in de jaaren der reden! de item van 't algemeen veracht!... en voor wien ? voor oen kind, dat zich met haar niet bezig houd !... Gy, die ik zo teder heb geliefd, gy denkt niet dat uwe oufchuldige en deugdzaame dochter deezen Juliaan ook bemint, voor wien zy van fchaamte niet behoeft te bloozen. DERTIENDE T O ONE EL. dericourt, juliaan. dericourt. Myne dochter is u waard', ik heb haar aan u toegedaan, en gy wilt u van haar verwyderen ? Myne vrouw is alles voor u, en gy vergeet my, my aan wien gy inmiddels iers verfchuldigd zyt. Gy verlaat Adela, aan Wie gy nog meer zyt verpligt, en gy voorziet de gevolgen  TOONEELSPEL. 77 gen van uwen Hap niet! Nieuwe bezigheden, belangryke voorwerpen zullen u mislchien afleiden. Maar Wat zal 'er voor myne dochter overfchieteu , als zy u verloren heeft? Het berouw van u bemind te hebben, en het ledige van een hart, waarvoor de liefde eene behoefte is, en waarin nooit iets u zal opvolgen. Herdenk dit ry. pelyk, jongman; en weet dat de ydele hoogmoed van vergroote pligten te vervullen een' man vaa myn karakter niet kan misleiden. JULIAAN. Ik heb geen hoogmoed, ik vergroot niets; maar ik ken myne pligten,en ik zal die vervullen, hoe bezwaarlyk dit ook zy. Ik zal de tweefpalt in uw huisgezin niet brengen, ik zal die daar haare woede niet zien uitoefenen ; en twee echtgenooten, tot hiertoe gelukkig, zullen my niet verwyten hen oneenig gemaakt te hebben. DERICOURT. Ik verlta my op die oneenigheden , ik ben daarop vóórbereid , en ik zal een einde daaraan weeten te maaken. JULIAAN. Ik zal ze weeten voortekomen. DER I CO U RT. Zeg dat gy die bitterer zult maaken. Myne dochter zal Juliaan van my te rug vraagen.en ik zal u van haare moeder eisfehen. JULIAAN. Haare moeder verwerpt my. DE-  78 HET W E E S IC I N D, d er ic ou ei. Gy vermoed c!e oorzaak niet? JULIAAN. Neen; maar ik wil tl ie eerbiedigen. dericourt. Gy zoud veromwaardigd zyn als gy ze kende. juliaan. Welk eene taal! wat ftroef gelaat!... befchuldigt gy uwe vrouw ! dericour t. Of' ik baar befchuldig! (Zich herftellende.) Neen, myn vriend! neen, ik befchuldig haar niet... Zy is altoos myner waardig. juliaan. Ach! dan ben ik niet geheel en al ongelukkig! dericourt, met eene gemaakte onverjchilligheid. Voorooideelen... dwaalingen... die my treffen... en die niets in myne voornemens veranderen... 't Befchouwen van uw geluk zal my wegens veel verdrie.telykheden vertroosten. (Juliaan toont zich bewogen.) Ik heb 'er tegenwoordig geene, ik ben gelukkig, en tevreden... maar de ouderdom, de zwakheden, die hy aanbrengt... fta van uw voornemen af. Gy zyt dit bewys van toegeeflykheid aan myne dochter, aan myne vuurige vriendfehap verpligt. Blyl' by my, ik bid 'er u om , ik beveel 't u, en gy zult my niet willen bedroeven noch ongehoorzaam zyn. Lieve zoon, ftel uw geheel ver. trouwen in my; bekommer u niet over eene voorbygaande verhindering, en geloof, dat 'er geene is, die eenen goeden vader kan tegenhouden. V E E fl-  TOONEELSPEL. 79 VEERTIENDE T O O N E E L. juliaan, alken. Hy verklaart zich niet; maar hy heeft genoeg gezegd om my in myn befluit te bevestigen. Ja, de (lag is tocgebragt. Hier heerscht noch vertrouwen noclx achting meer. Het zy Dericourt het goedkcure of laake, ik zal uit dit huis vertrekken, en myn afzyn zal 'er de orde en vrede doen wederkeeren, die myne zwakheid voor altoos van daar zou verbannen.- Maar Adela!... Adela '.haar hier alleen laaten, haar aan zichzelve overgeeven, ik my haar voordellen als onophoudelyk haare begeerten beftrydende en haar hart verfcheurende... Dit ordraaglyk denkbeeld Zal my overal vervolgen. VTFTIENDE T O O N E E L. juliaan, adela. juliaan. Daar is Zy. (Tegen Adela.) Kom uitfpraak doen tusfchen liefde en pligt; kom myn' moed onderfchraagen, of my voor altoos verachtelyk maaken; bellis eindelyk het lot van uwe moeder, en zeg my wie de overhand moet hebben, zy, of uw minnaar? adela. Zo ik genoodzaakt ben tot deeze verfchrikkelyke uitfpraak. .. ju.  So HET WEESKIND, JULIAAN. Gy moet kiezen, en fchielyk. Morgen, deezen avond, in één uur misfchiefl, zal liet geen tyd meer zyn. adela. En my vraagt gy dit! Pleeg Uwe deugd raad: gy moet haar-alleen hooren. juliaan. Dan zal ik vertrekken. adela. Vertrek, ik kan lyden en zwygen. juliaan. Ik zal uwe beeldtenis meêvoeren. adela. En gy zult uw hart voor my bewaaren. juliaan. Als men eens bemint. .. adela. Ach, ja! dan is 't voor het geheele leven. Juliaan, met geestvervoering. Ik vertrek naar het leger. De glori en de liefde zullen myn' moed veredelen. adela. Wees Franschman , wees vaderlander. (Op haar hart wyzende.) Hier zal uwe vergelding zyn. juliaan. Ik zal ze my waardig maaken. Zyn vaderland wél te dienen, zyne meesteresfe wél te beminnen... adela. Is alles wat een eerlyk man kan doen, is alles wat men van hem kan verwachten! ju-  T O ONEELSPEL. 81 juliaan, in traanen. Vaar wel, Adela! adela, hem de hand drukkende. Vaar wel... vaar wel... Tot wanneer? (Zy omhelzen elkander.) juliaan. Wy worden weemoedig. Men fcheure zich niet weenende van het voorwerp dat men bemint. adela. Het is genoeg voor de natuur, laat ons ten mïnften één oogenblik aan de liefde wyden. (Zy omhelzen elkander nog eens.) Zie daar myn portret, ik fchikte 't voor myn' echtgenoot: myn vader heeft u 't recht op dien naam gegeeven; uwe Adela heeft fints lang u hcimelyk daartoe benoemd; dit portret is voor u: het voede uwe tederheid, het moedige u ter deugd! Ik ga, waarde vriend! tracht niet meer my weêr te zien. De mem fchelyke krachten hebben een' eindpaal, en de proeve kan niet verder gaan. ZESTIENDE T O O N E E L. juliaan, alleen, na in ftilte liet portret befchouwd te hebben, 2/ie daar dan alles wat my van haar overblyft, zie daar myne eenige vertroosting!... Adela alleen zal aan myne fmarten denken, alle anderen zullen my in den fchoot der rust vergeeten. F ZE-  U HET WEESKIND, ZEVENTIENDE TOONEEL. juliaan, franciscus. franciscus. Gv hebt my weggezonden, en ik zoek u ; gy wilt alléén lyden, en ik kom in uwe droefheid deelen. juliaan. Gy hebr my opgevoed, gy hebt u altoos myn' vriend betoond; ik heb u myn vertrouwen gefchonken, en gy «ebt het verraaden. franciscus. Ik heb niets getracht dan u te dienen. Ik heb my kunnen bedriegen; maar myne oogmerken waren goed. juliaan. Dat is niet altoos genoeg, zo als gy ziet. Gy hebt my aan berispingen blootgefteld , die my eer aandoen , maar die gy my had moeten belpaaren. franciscus. Kan ik myn' misflag verbeteren? juliaan. Dit kunt gy, en zult gy doen. franciscus. Spreek: Franciscus is geheel tot uwen dienst. juliaan. Myn goede vriend! ik verwacht van u een' dienst; 't is de laatste dien gy my bewyzen zult. franciscus. Beveel! ju-  TOONEELSPEL. 83 JULIAAN. \ Maak alles tegen den nacht gereed; ik zal, zonder van iemand affcheid te neemen, van hier gaan. Ik zal fomtyds brieven voor Adela aan u toezenden, die gy haar zult ter hand Hellen, en gy zult my de haare doen toekomen. FRANCISCUS. Gy hebt dan befloten? JULIAAN. Onherroepelyk. FRANCISCUS. Wel nu, gy zult vertrekken. Maar ik verwacht, op myne beurt, van u een' dienst, en uwe inl'ehikkelykheid zal u van den mynen verzekeren. JULIAAN. Verklaar u: gy kent my. FRANCISCUS. Ik ben oud; maar ik heb iets om niemant tot last te zyn. Het geen ik bezit is het myne: 't is de vrucht van myn' arbeid en van eene twintigjaarige fpaarzaamheid. Ik kan een' ongelukkig' vriend van nut zyn, wiens droefheid hem zal verhinderen op zyn onderhoud te denken. Juliaan, ik zal u volgen, en ik ben niet befcheiden dan op deeze voorwaarde. Myne vertroostingen zullen zo eenvouwdig zyn als ik ben; ik zal my van geen fpreuken bedienen , maar ik heb een goed hart, en gy zult naar zyne uitfpraak hooren. JULIAAN. Eerlyk en achtingwaaraig man!... En dit zyn de F 2 men-  84 HET WEESKIND, menfchen, welken een dwaaze hoogmoed zou verlagen!... 'Franciscus, uw voorflag verwondert my niet, maar ik kan dien niet aanneemen. franciscus. Uwe weigering beledigt my, Juliaan! gelooft gy dat hy, die de fteun uwer kindsheid was, niet waardig tl de medgezel uwer jongelingfchap te zyn? juliaan. Ik ga naar het leger; ik zal een zwervend en werkzaam leven lyden, en uw ouderdom vergunt u niet meer... franciscus. Ben ik ook geen Franschman ? heb ik ook geen vader- ■ land te verdedigen, en bloed aan 't zelve aan te bieden? juliaan. Ik weêrflreef u niet langer. Ja, wy zullen faamen vertrekken. Myn vriend, wees vlytig en ftilzvvygend: ik zal te middernacht in deeze zaal zyn: wy zullen deeze plaats in ftilte verlaaten; deeze plaats, waar gy uwe fchoonste dagen hebt gefleten, en waar 't geluk nog deezen morgen my heeft gevleid met de aangenaamfte en bedriegelykfte hoop. AGTTIENDE T O O N E E L. franciscus, alleen. Ja, ik zal hem overal volgen, en wat kan ik beter doen? Dericourt zal wel een' bedienden vinden, en Juliaan zou vergeefse!) een' vriend zoeken: de rampfpocd geeft 'er ons geen. Ha, zie daar de vertrouwde. NE.  TOONEELSPEL. 85 NEGENTIENDE T O O N E E L. franciscus, helena. helena. Tk vinde u eindelyk. Ik heb u ten minsten een uur lang gezocht. franciscus, fpytig. Dat is wel jammer. helena. Adela heeft aan haare moeder 't voornemen van Juliaan vertrouwd ; zy keurt het goed... franciscus. Dat is wel gelukkig. helena. Maar zy wil hem, vóór zyn vertrek, in 't geheim zien; en ik verzoek u de boodfehap uit te voeren. franciscus. Doe uwe boodfehappen zelve, en breek my 't hoofd niet. helena. Franciscus neemt het wel op eenen hoogen toon. francisc us. Franciscus bemint hen niet, die, door alle foorten van middelen, hun hof maaken. Gelooft gy dat ik n niet heb in 't oog gehouden, gelyk ik alle anderen doe? gelooft gy dat uw haat tegen Juliaan my ontfnapt is ? Gy verderft hem; ook bemin ik u niet, ik zeg 't u F 3 voor  86 HET WEESKIND, voor de vuist. Ik heb ftaatkundig met u omgegaan, maar gy hebt my nooit by den neus kunnen leiden, en ik ben misfchien de eenige in huis dien gy niet bedrogen hebt. (Hy verwydert zich.) helena. En myne boodfchap, beminnelyke Franciscus? franciscus, in 't heengaan. Men kome te middernacht in deeze zaal: men zal •er ons vinden. TWINTIGSTE TQO NEE L. helena, alleen. Zie daar hoe de aart van drie vierde der mannen is. Zy oordeelen naar het uïterlyke, en hun oordeel is zonder appél. EEN-EN-TWINTIGSTE TOONEEL. helena, blinville. blinville, met de grootste koelheid. Gy ftaat zeer wel met de burgeresfe Dericourt. Ik raad u ernstige overweegingen te maaken over 't gebeurde van deezen dag; ik verzoek u uwen invloed te bcfteeden tot het algemeen nut, om eindelyk te gevoelen, dat eene onbegrensde toegeeflykheid, die u fiaande houd by de vrouw , u onherltelbaar zal bederven by den man: het kan nog tyd zyn op uwe waare belangen te denken; onthoud deeze les,'en verlaat my. TWEE.  TOONEELSPEL. 87 TWEE-EN.TWINTIGSTE TOONEEL. blinville, alken. Deeze twee vrouwen zyn naauw aan elkander verknocht. De eene, koel en bedachtzaam, oefent over de andere een volftrekt gebied; zy had haar voor zwaare misdagen kunnen bewaaren; zy had ten minsten de doodelyke gevolgen kunnen voorkomen, door mede te werken met een' gemaal, wien zy ook eeriige achting fchuldig is. DRIE-EN-TWINTIGSTE TOONEEL. dericourt, blinville. dericourt, buiten zichzelven. Laaten wy aan geen zagte middelen meer denken: de verbystering is op 't hoogst gekomen, en laat my geen hoop over. Ik heb alles onderdaan, en ik heb niets gewonnen dan de fchande van my vetgeefsch voor haar vernederd te hebben. blinville, ter zyde. Ach, ik heb 't wel voorzien. dericourt. Ik heb haar gebeden, bezworen, aan haaren goeden naam, aan de eer, en aan de rust van eenen echtgenoot te denken: ik heb haar gedreigd myn gezag te gebruiken; zy was doof voor myne gebeden, weêrfpanF 4 nig  88 HET WEESKIND, nig tegen myn' wil; ik heb haar haare misdaadige hartstocht verweten, en myn rechtmaatig verwyt heeft haar in 't harnas gejaagd. Zy heeft geen liefde voor Juliaan, zegt zy: die verfoeiiyke drift kan in haar hart niet opkomen; maar nooit zal hy de man van Adela zyn. In 't kort, traanen, (hikken, eindigden een' onderhoud, dat het ongeluk van myn leven voltooit... Ik was gereed tot vergiffenis; 't was niet goed, ik gevoel het, maar ik was vertederd. Ik vertrok langzaam; niet écné pooging om my te weerhouden, niet één woord om my te ontwapenen. De naam van Juliaan rolde onophoudelyk van haare lippen, en heeft my myn' moed hergeeven door myne verontwaardiging te ontvlammen. BLINVILLE. Gy hebt gedaan 't geen gy aan uwe kiesebheid verfchuldigd waart. Deeze (lap was noodzaaklyk, omdat hy nuttig zyn kon: eene tweede byeenkomst zou verkeerd en gevaarlyk zyn. DERICOURT. Ik tot haar te rug koeren! ik zou een lafaart zyn zo fechts de gedachten by my opkwam. Ik zal haar weerzien, maar voor de laatste reize, en om haar tot tekenen te dwingen. BLINVILLE. Dit oogenblik zal zonder twyfel zwaar zyn. Men zal alles in 't werk (lellen om u te ontwapenen. DERICOURT. Vergeeffche pooging, Myn hart is, voor haar, nu voor al-  TOONEELSPEL. 89 altoos gefloten; 't zal niet toegangklyk zyn voor eenig gevoel, zelfs niet voor 't medelyden. blinville, hem de hand toereikende. Gy zyt een man, en hebt recht op myne achting. dericourt, zagtjes. Vermyden wy, ondertusfchen, een onnoodig gerucht; dat deeze fchriktooneelen voor vreemde oogen verborgen blyven. Deeze zaal is afgelegen: tegen middernacht zal alles rusten, behalven de misdaadïge en haare flachtoffers : 't is alsdan, 't is hier, dat ik dat huwelyk zal üuiten: 't zal voltrokken worden onder vreeslyke voortekenen; ach, mogt het gelukkiger dan't myne zyn' Einde van het tweede bedryf. T 5 DER-  oo HET WEESKIND, DERDE BEDRYF. 't Is nacht. EERSTE TOONEEL. franciscus, alleen. Alles is gereed; het valies toegemaakt, de paarden, gezadeld, de ftraatdeur geopend: niets kan ons weerhouden... ja, maar deeze paarden behoorerj ons niet... wel nu, men zai ze door ièmant te rug zenden : men zoeke ons dan, 't is een flimme, die ons vinden zal. (Zyne brieventasch uithaalmde.) Ik heb hier iets om myn'jongen vriend ten minften twee jaar te onderfteunen: in dien tyd zal zyn verdriet verzagten, zal hy zich werk verfchafTen, zal men hem leeren kenren, en hy voortkomen: alsdan zal hy in waarheid kind van zich zelf' zyn. TWEEDE TOONEEL. franciscus, juliaan. juliaan. Zyt gy daar? franciscus. Hier ben ik. juliaan. Hebt gy alles gereed gemaakt? fran-  TOONEELSPEL. 91 franciscus. Volftrekt alles. juliaan. Zonder bemerkt te zyn? franciscus. Van niemant ter waereld. juliaan. Laaten wy geen oogenblik verliezen. franciscus. Is 't reeds middernacht ? julia A n. Ja'. waarom ? franciscus. De burgeresfe Dericourt zal beneden komen, zy wil u zien en fpreeken. j u li a a n. Franciscus! al weèr eene onbefcheidenheid! franciscus. Ik ben ondoorgrondelyk geweest voor hen, die zich tegen uw vertrek verzetten, 't Was onnoodig een geheim daarvan te maaken voor haar , die u verre van hier wenscht. j u li aa n. 't Zy zo; maar gy had my een onnut en lastig onderhoud' kunnen befpaaren. franciscus. Men heeft het gevraagd : het te weigeren, zou zyn zich bloot te Hellen aan nieuwe befetfereri, aan ongelegenheden, die ons de vryheid zouden hebben benomen te werken. ju-  92 HET WEESKIND, JULIAAN. Uw oogmerk is bereikt: verwyderen wy ons. (ff» doet eenige fchreden ) franciscus. Ik volg u. Juliaan, Jliifiaande. Hier is 't dat ik agttien jaaren met haar heb door*ebragt; hier is 't dat wy ons gerustiyk overgaven tm de zoete aandoeningen eener onfehuldige liefde; hier is 't dat myn ongeluk ontftond zelfs in den fehoot'der gelukzaligheid... (Zeer treurig.) Met het aanbreken van den morgen zal Adela in deeze zaal verfchynen, die ons zo zeer behaagde; zy zal die boscbjes doorwande, ■len , waar wy zo dikwyls gekortswyld hebben; zy zal zich op die groene zooden zetten, waar de uur'en vóór ons met zo veele fnelheid vooiby liepen : overal zal zy Juliaan zoeken, en Juliaan zal 'er niet meer zyn! Ach, Franciscus! welk eene herinnering vervolgt my op dit oogenblik!. .. (VermMèrd.) Laat ons gaan, laat ons gaan. DERDE TOONEEL. franciscus; db burgeresse dericourt, een wascltlicht draagende, dat zy op de tafel plaatst. (Men laat het voetlicht ten halven rjzen.) juliaan. franciscus. Daar komt iemant... Ach! 't is de burgeresft Dericourt. j«-  TOONEELSPEL. 93 juliaan. Gy hebt my willen zien, mevrouw! kunt gy naar myne tegenwoordigheid verlangen? gelooft gy, dat de uwe my vertroosten kan? de burgeresse dericourt. Franciseus, pas aan deeze deur op. VIERDE TOONEEL. de burgeresse dericourt, juliaan. de burgeresse dericourt. Gy hebt recht alles te denken en ik ben vóórbereid tot alles wat gy my zult zeggen,- maar, hoor my: onze fcheiding was onvermydelyk, fnisfchien zult gy dit ten eenigen tyd gevoelen ; deeze fcheiding zal langduurig, ja zeer langduurig zyn, en ik wenschte u voor de laatfte reize te zien, u nog eens te omhelzen, 11 en my te beweenen, u nuttigen raad te geeven, en u te verzekeren dat ik u nooit myn' byltand zal onttrekken. juliaan. Spreek van geen nieuwe gunstbewyzen: de uwen (laan my al te duur. Een man van myn karakter heeft niemant noodig: ik zal myn lot weeten te draagen, zo ik den tegenfpoed niet kan overwinnen; en uwe raadgeevingen, eertyds zo verkiezelyk, zyn in dit oogenblik overtollig. de burgeresse dericourt. • Ach, |uliaan! hoe veele dwaalingen hebben het vooroordeel en de onrechtvaardigheid te weeg gebragt!  94 HET WEESKIND, juliaan. Het vooroordeel en de onrechtvaardigheid! U beheerfchen zy, my-alléén verdrukken zy. Hou my niet op, en laat my vertrekken de burgeresse dericourt. Eén oogenblik. Hergeef my uwe toegenegenheid. JULIAAN. Ik kan niet. de burgeresse dericourt. 't Is uwe beste vriendin, die u dringt, dieubezweert haar niet te verftöoten ; 't is eene verdoolde en gevoelige moeder, die, dóór u, en óm u, lyd , die wilde... die niet kan...! juliaan, met eene verdoofde flem. Eene moeder!... eene moeder! de burgeresse dericourt, zich herflellende. Ik heb by u haare plaats bekleed, ik heb 'er de pligten van vervuld. juliaan. Herinner my het voorledenc niet. Gy wischt het uit myn geheugen. Zo ik veel aan u verpligt ben, doe ik heden voor u minder? Ik doe affland van alles wat my aan 't leven verbind: ik verlaat Adela, ik ontruk my aan uw' gemaal, ik begeef my in eene onbekende waereld , zonder onderhoud , zonder hoop , zonder ander' vriend dan een' ouden bediende, die medelyden met myne rampen heeft en daarin wil deelen : ik (tel my aan alles bloot, ik braveer alles, en voor wie? Voor u-alleen, willekeurige en barbaarfche vrouw.'., neen, ik heb geen moe-  TOON E ELS PEL. 95 moeder meer... ik heb haar niet meer; gy hebt een* eeuwigen fcheidsmuur tusfchen cns opgericht. DE BURGERESSE DERICOURT. Gy befchuldigt my, gy beledigt my, en ik kan u geen ongel yk geeven. JULIAAN. Weet ik wat ik doe, in den (laat waarin ik ben? DE BURGERESSE DERICOURT. Ken ik myzelve wel ? myn hoofd is verbysterd, myne verwarring is in top... myne gedachten hebben geen (samenhang, geen verband... Juliaan, ik verlies in u do helft van myn wezen, ik kan u niet zien, noch my vati u fcheiden.... Ik ftel tegen uwe wenfchen niets dan onmagt... wanhoop... nutteiooze traanen, die u niet kunnen bevredigen... Ja, cy haat my , gy móet my haaten, ik gevoel 't, ik ben 'er van overtuigd; maar, hee onwaardig ik u ook toefchyne, ach, dat ik nog eens 't vermaak geniete van moeder te zyn. Juliaan .. myn zoon, myn waarde zoon! myne armen zyn voor u geopend ; vreest gy u daarin te werpen ? (Juliaan aar. zslt.) Juliaan ! (Hy werpt zich in haare armen.) V T F D E TOONEEL. FRANCISCUS, DE BURGERESSE DERICOURT, JULIAAN. FRANCISCUS. Tk heb licht in de kamer van Blinville gezien, ik heb gemeend de item van Dericourt te hooren, 'er is be-  9<5 HET WEESKIND, beweging in huis: haasten wy ons, of wy zyn ontdekt. DE BURGERESSE DERICOURT. Vaar wel, ongelukkig kind ! werwaards gy vlugt, myne oogen zullen altoos over u geopend zyn: fchryf my; ik wil 't, ik fineek 'er u om: uwe brieven zuilen myn leed verzagten: ik zal ze Adela vóórleezeo; zy heeft dit zo noodig als ik. Vaar wel... ken niets dan de deugd, hoor niets en volg niets dan haar. Vergeet uw eerst belïaan; volbreng de gloriryke loopbaan , welke gy zult bewandelen ; dat de roem uwer krygsbedryven tot my dringe, dat ik my heimelyk daarin verheuge, en aan my zelve zegge: Juliaan is een held: hy doet my zyne geboorte vergeet'en. (Juliaan doet eene pooging om heen te gaan.) Kom, dierbaar kind! dat ik u nog eens omhelze: zeg my, dat gy my niet haat, en ik zal veel geruster zyn. juliaan, haar omhelzende. U haaten! ik zou het vergeefsch willen... ik heb 'er de krachten niet toe. (Hy werpt zich in haare armen, h/fchouwt haar vervolgens met tederheid, komt om haar nog eens te omhelzen, wederhoud zich, en vertrekt in verwarring. ZESDE TOONEEL. F*ANCISCUS, DE BURGERESSE DERICOURT. DE BURGERESSE DERICOURT. Eerlyke Franciscus, ik maak Itaat op u; gy zult hem niet verlaaten. f r an-  TOONEELSPEL. 9? . FRANCISCUS. Hem verlaaten! neen, burgeresfe, neen. Hier zit een goed hart. DE BURGERESSE DERICOURT. Neem deeze brieventasch, ontzie die niet: dat hem niets ontbreeke!.. Dat hy my fchryve, onthou' dit wel, Franciscus: dat hy my fchryve! en gy, wees altoos zyn leidsman, en zyn vriend Ga heen, vertrek, en dat de Hemel u bewaake en bewaare! ZEVENDE TOONEEL. DE BURGERESSE DERICOURT, alken. Ach zo 'er een juiste evenaar is tusfehen goed en kwaad, hoe groot moeien dan de genietingen der deugd zyn, daar één oogenbli'k genoeg was om 't allergelukzaÜgste leven voor altoos te vergiftigen!... Juliaan is voor my verloren: myne ftraf begint, en ieder dag zal die onverdraaglyker maaken. H ér een dreigend echtgenoot, daar eene lydende dochter, beiden my befchuldigende van eene geftrengheid, die aan myne ziel vreemd is, en die hunne foltering uitmaakt; hunne tederheid, hun eerbied verloren, verltootïng, die op de verachting volgt; een fmartelyk en ■ nabyzynd einde: zie daar myn lot, cn ik heb het verdiend... Beklaag u niet, elendige ! Gy had dit alles moeten bedenken vóór 't verraaden van uw' pligt, uwe deugd, uw'echtge. noot. De eerverzaking heeft u niet afgefchrikt, en gy vreest te lyden! O LAAT*  98 HET WEESKIND, LAATSTE TOONEEL. adela; blinville, (w kandelaars houdende, die hy op eene tafel zet. (Het voetlicht word geheel opgehaald.) dericourt, juliaan, de burgeresse dericourt. dericourt, Juliaan by de hand houdende. Gy vertrekt! gy vertrekt! Tree binnen , jongman! wees gehoorzaam, en iaat u geleiden. Zie hier uwe Adela, zie haar hier... zie haar aan... zie haare traanen, en, vlugt, zo gy kunt. ] uliaan. Adela! myne Adela! adela. Heb ik u weergevonden, of zal ik u op nieuw verliezen ? dericourt. Gy hier, mevrouw! Gy zyt my vóórgekomen. Wy zullen de gefchillen eindigen, die niet dan te lang geduurd hebben. Gy zult my niet dwingen, hoop ik, my van myne rechten te bedienen. Bied my geen nutteloozen tegenltand, en bereid u te gehoorzaamen. de burgeresse dericourt. Wacht u wel my te dwingen. dericourt. Geen woorden; maar daaden. Zo ik my bedrogen heb, zo gy niet aan Juliaan gehegt zyt dan door zuivere en eerlyke gevoelens, bewys het my: zie daar 't komrakt; teeken! de  TOONEELSPEL. 99 de burgeresse dericourt. Gy beveelt eene misdaad. dericourt. Ik wil u daarvoor behoeden. de burgeresse dericourt. Ik bega ze, als ik gehoorzaam. dericourt. Als gy gehoorzaamt? 't is de eenige weg die u over is. de burgeresse dericourt. Ik val aan uwe voeten. Heb deernis met my. Ik heb in myn leven ééne misdaad begaan... dericourt. Herltel die. de burgeresse dericourt. Zy is onherftelbaar. dericourt. Alles herfielt zich door moed. de burgeresse dericourt. Moed!... de dood... dericourt, haar opheffende. Voor 't laatst, gehoorzaam! de burgeresse dericourt. Ik zal fpreeken, zo gy 'er op ftaat, en, zo ik één woord uitbreng, zal ik u verpletteren. dericourt, haar by de hand nemende en naar de tafel dringende. Ik hoor niets meer. Kom, mevrouw... kom; zie daar ds pen... neem ze... teeken... teeken... G a 0 s  ioo HET WEESKIND, de burgeresse dericourt, hem ontfnappende, en het tconeel dwars ovethopende. Neen, neen, neen; ik zal geen bloedTcbande onderfchryven! zy beiden zyn myne kinderen! (Zy valt in ten' leuninglloel, aan de linker zydi, Adela in de armen van Blinville, Dericourt op de tafel; Juliaan flaat in '£ midden van het tooneei, met een ftrak gezicht, en in dg houding der wanhoop. Men houd een lang Jlilzwygen.) d e r i c o u r t. Welk een (lag! (Hy valt op nieuw op de tafel. Tegen Blinville.) Ach, myn vriend, myn vriend!... myne dochter! myne waarde Adela!... (Tegen zyne vrouw.) Wat kwaad hebt gy my veroorzaakt? Ik dacht u te noodzaaken om weder achtingswaardig te worden, en thans is alle hoop verloren!... welk een (lag! welk een flag! (Hy vak wéér neder'op de tafel, en, zich opheffende, met eene verkropte gram/c/mp.) Gy hebt in waarheid een' onherftelbaarcn misdag begaan. Ik zal my niet vernederen 11 dien te vervvyten. Doe gy zelve uitfpraak, en doe recht aan ons beiden. de burgeresse dericourt. Ik heb my zelve , reeds van den dag af waarop ik my misgaan heb, recht gedaan. Ik heb agttien jaaren in berouw cn traanen doorgebragt: heden zelfs zyt gy daarvan nog getuige geweest. dericourt. Nutteloos berouw! Daar zyn zaaken, welke een eerlyk man niet kan vergeeten. be  TOONEELSPEL. 101 de burgeresse dericourt. Ik fmeek de vergetelheid niet van eene misdaadige dwaling : men moet niets verwachten van hen , wier achting men heeft verloren: maar, onteer my niet door eene fehandelyke ruchtbaarmakïng; werp op myn geheele ieven geen vlek, die ik misfchien heb uitgewischt: met één woord, verjaag my niet uit uw huis: ik zal daar alléén leeven, afgezonderd; ik zal my zelfs de eenvouwdigste vermaaken ontzeggen; ik zal uwe tegenwoordigheid ontwyken; ik zal niemant... dan myne dochter zien... wanneer gy 't my zult willen vergunnen, en zo gy u verwaardigt my haar toe te vertrouwen! dericourt. Neen, mevrouw! wy kunnen voortaan niet meer faamen woonen: onze fcheiding zal zonder gerucht gefchieden: ruchtbaarheid zou my zo veel als u onteeren; maar wy moeten fchciden; (De burgeresfe Dericourt en Adela werpen zich 'op de knieën, de armen naar hem uitgeftrekt.) en ik zal, in een oogenblik van kalmte, op middelen deniccn, die gevoeglyk kunnen worden in 't werk gefield. adela, in traanen. Vergeef het haar, vergeef het haar, vader! dericourt, tegen zyne vrouw. Gy zyt voor myne voeten: uw belang alleen houd u bezig. Zie den wreeden toeftand, waarin gy uwe kinderen fiort; tel de traanen, die zy zullen vergieten; bereken de verwoestingen van eene hoopelooze hartstocht, in twee harten, die geheel door haar overheerd G 3 zyn;  102 HET WEESKIND, zyn; denk aan de fchrikkelyke toekomst, die hen wacht: dit tafereel zy altoos aan uwe verbeelding tegenwoordig, en het zy uwe eindelooze flraf! {De burgeresfe Dericourt kruipt langs den grond op haare knieën en omhelst die van haaren man.) Laat my los, laat my los!... ü Vrouwen, vrouwen! indien gy overdacht hoe vernederend de misdaad is, alvoorens u 'er aan over te geeven! (.Adela en haare moeder flaan »p.) adela. Denk niet meer aan ons, vader! wy zullen ons overwinnen, hoop ik... ik geloof het u te kunnen belooven... ik zal my allengs gewennen Juliaan... [Met eene zucht.) niet dan als myn' broeder te zien! dericourt, met eene houdirig van afgryzen. Uw' broeder!... uw' broeder! (Hy befchouwt Juliaan en ziet zyne wanhoop.') Schep moed, Juliaan! ik ben geftrcng, maar rechtvaardig. U kan men uwe geboorte niet verwyten; ik zal u niet om de fouten van uwe moeder ftraffen. juliaan. Gy bewyst my nog medelyden! Ach, dan kan ik u ook voor deeze ongelukkige moeder fmeeken. (Hy valt aan zyne voeten.) juliaam, de burgeresse dericourt ei» adela, knielende voor Dericourt. Genade! vergifnis, vergifnis! dericourt, bewogen. Laat my los, laat my los! zeg ik u. Als gy myn hart al verraste, zou myne reden toch onveranderlyk blyven, en ik zal onbuigzaam zyn. SLIN-  TOONEELSPEL. 103 BLINVILLE. Onbuigzaam ! en waarom ? De veritandïge man overweegt de omftandigheden, meer of minder zwaar; by zwicht niet voor de infpraak van zyn' beleedigden hoogmoed; hy kent niets dan de rechtvaardigheid, en hy doet gelyk recht aan zichzelven en aan anderen. DERICOURT. Ik ben rechtvaardig, en ik bewys het. BLINVILLE. Neen, gy zyt dit niet, en gy kunt het niet zyn. Gy hebt in deeze zaak een al te groot aandeel om onpartydig uitfpraak te doen.(Wen opheffende.) Hef u op, belangryke familie: ik zal uw verdediger zyn. Dericourt, ik heb een' afkeer van de ondeugd als gy. Zo ik dacht dat zy uwe vrouw nog aankleefde, zou ik haar aan haar lot overlaaten. Zy was zonder twyfel misdaadig; maar, wanneer? in een' ouderdom, waarin men niet op zyne hoede is tegen de ftrikken, die men niet vermoed, en waarin men gevallen is, alvoorens men denkt zich te verdedigen. Al te geftreng echtgenoot! gy veroordeelt haar wegens één oogenblik van zelfvergetelheid, 't is over haar geheele leven dat ik haar beoordeel. Geduurende twintig jaar heeft zy uw geluk uitgemaakt; geduurende twintig jaar hebben haare zachtaartigheid, haare tederheid, haare zedelyke en huislyke hoedanigheden alle mannen uw lot doen benyden; en wischt een geluk van twintig jaar niet ééne fout uit, waarvan gy de bekendtenis niet verfchuldigd zyt dan aan eene pooging , waartoe de deugdalléén in itaat is? ja, zo uwe vrouw geen affchrik van de  104 HET WEESKIND* de ondeugd had, zo zy daaraan gewoon was, dan zoif zy haare kinderen hebben doen trouwen, en, door een tweede wanbedryf , het eerste met eene eeuwige duisterheid omfluijerd hebben. Dit denkbeeld heeft haare eerlyke en zuivere ziel gefluit; zy heeft niet gea'arfeld tusfchen hetzelve en haar' pligt. Kan men aan zak een' trek eene fchuldige vrouw herkennen'? Ik befchouw in haar niets dan eene eertyds afgedwaalde, maar thans berouwhebbende en deugdzaame vrouw. Indien deeze redenen u niet overtuigen, is 't uw verfland niet meer dat ik moet trachten te overwinnen, maar uw hart, waarop ik met al 't vermogen van 't gevoel wil aanvallen. Al te aandoeniyk echtgenoot! waant gy u te kunnen fcheiden van eene aangebeden gade ? zult gy 'er de k:achten toe hebben, zo gy in waarheid al daartoe het voornemen hebt? wie zal haar opvolgen in dat hart, dat zy zo geheel vervult, en voor 't welk de gewoonte van te beminnen eene behoefte is geworden? waant gy dat de vriendfehap voor dat hart genoegzaam is? bedrieg u niet. Vertrouweling uwer genoegens, zult gy my niet meer zoeken om my fmarten toe te vertrouwen, welken ik u heb willen befpaaren : gy zult ze in flilte verzwelgen,uwe eenzaamheid zal u ondraaglyk zyn, en gy zult vergeefsch om eene verbannen en gefchandvlektc gemaalin roepen, wier ongenade haar u nog dierbaarer zal maaken. Alsdan zal haar misdag verdwynen voor eene reeks van gelukkige jaaren : gy zult njet denken dan aan die beminnelyke hoedanigheden, die het einde van uw' levensloop hadden kunnen verderen, en gy zult dien  TOONEELSPEL. io$ dien voleinden in den fchoot van verdriet en berouw... Dericourt, myn waarde Dericourt, wapen u niet met eene geftrengheid, wier uitwerkingen op u zouden te rug kaatfen: haat tegen de boozen , toegevendheid voor de zwakken. Het is zo zoet vergiffenis te fchenken, vooral aan haar, die men bemint! Zie hier uwe vrouw: zy wacht haar vonnis. Voeg by alle de rechten, die gy reeds op haar hebt, nog de geheiligde rechten der dankbaarheid. (Hy neemt de hand der burgeresfe Dericourt en legt dezelve in die van haaren man; zy bedekt die met haare traanen; Dericourt wend zich tot haar, befchouwt haar met aandoening, en opent haar zyne armen.) DERICOURT. Maar die kinderen... die ongelukkige kinderen! BLINVILLE. Juliaan zal reizen ; het moet zo zyn : by zal de noodzaakelykheid daarvan gevoelen : de hoop voed de liefde... maar de liefde verdwynt met de hoop. De afweezigheid zal hen welhaast te rug brengen tot dien ftaat van kalmte en rust, dien zy zich heden niet durven voorfpellen. DERICOURT. Mogt gy, myn waardige vriend ! eenmaal myne Adela kunnen vertroosten! Dit is tegenwoordig myn eenige wensen. E INDE.   By den boekhandehar Uylenbroek, te Amfteldam, in de Nes, zyn de volgende beste en nieuwste tooneelffukken, zo in vaerzen als profa, te bekomen. H. Asfchenbergh, De deugdzaame Zoon , tooneelfpel f - : 8 : . A. L. fiarbaz,Plüloctetes, op heteilandLemnos, treurfpel- - : 8 : - De Nieuwsgierige, blyfpel . - - : 8 : - Ericia, tremfp. . '. - - : 8 : - VV. Bilderdijk, Edipus, treurfpel, en brief. - i : 4 : - . Oe dood van Edipus, treurfpel . . 1 : - ; . • -Deukalion en Pyrrha, tooneelftuk - . : 15 ; . W. Bingley, Het zestienjarig Meisje, blyfpel . - - : 6 : Pe Belagchfyke Tooneelzuc'it, blyfpel. - - : 10 : . I. de Clercq, H. Z. Meriones, treurfpel. - - : 8 : Edtiard en Eleonora, treurfpel - - ; 8 ; - Saint Valori, tooneelfpel . - - : 8 ; M. A. de Clercq, Monrrofe en Amelia , tooneelfpel - - : 8:1 ■ Vanglenne, tooneelfpel. . - - : 10 : 2 ■ *fweezigheid, tooneelfpel . - - : 8:1 J. G. Doornik , De graaf van Sternfeid, cooneelfpel - - : 8 : . Timoleon, treurfpel . . . - - : 10 • . A. A. Gaignan de 1'Ami, Elize , treurfpel . - - : 6 : . p. G. W. Gysbeek, de Ongeduldige, blyfpel . - - : 8 : . 1 De Fianfche helden , treurfpel - - : 10 : - ■ CaHiarina, tooneelfpel . - - : 10 : - G..]. Hammius, Eulalia Meinau, tooneelfpel . - - : 12 : . O. 'C. F. tloffhnm, Al ftond 'er de galg op: blyfpel - - : 18 : . >'{'."" De Broek. voorfpel . . - - : 6 : - J. Houtman, Thz. Irene, treurfpel . . - . : 6 : - ■ Montrofe en Amelia, tooneelfpel - - : 8 : - ■ ' De Indianen in Engeland, blyfpel - - : ia : - *" De Doortrapten, blyfpel - - : 8 : - — ■ Wie is zy ? blyfpel. . - - : 8 : - J. Hugli, Willem Teil, treurfpel . . - . : 8 : - W. Imme , Delia en Adelaïde, tooneelfpel . - . : 8 : - De Weldadige, tooneelfpel . : 6 : - De VerftandigeEchtgenoote , tooneelfpel - - : 8 : - De Jonge Walburg , tooneelfpel. - . : 10 : - : Re Edelmoedige Zoon, tooneelfpel . - - : 6 : - • Zaïde, treurfpel . , . . : 8 : * V. J. Kasteleijn , De Marquis de Botiïllé, lieldenfpel - - : <5 : - ■ _ De Jufferlijke Kamerdienaar, blijfpel - - : 6 ; - — ■— Elfride, treurfpel, p/. . . . : 12 : - " Codrus, treurfpel . . - - : 8 : - L. J. Lamaifon , Clementine en Desormes , too- neelfpel . . . . : 8 : - C  - C. Loots, Armoede en Grootheid, tooneelfpel ■ ƒ - i ia : - J. Lutkeman, Codrus, treurfpel . . . . : 8 : - • Canut, treurfpel . , . . :' 8 • - P. F. Lynflager, Zoé, tooneelfpel . . . . : 8 : - . A. Maas, De Wantrouwige, blyfpel. . . - - : 12 ;- J. Nomsz, De Graaf van Warwik, treurfpel. - - : 7 : - Bajazedi, treurfpel . . . . : 7 : - * De Cid, treurfpel . . - - : 7 • . " Athalia, treurfpel . . - - : 7 : . Amelia , treurfpel . . - . : 7 : - ' Soliman de tweede, blyfpel . . - - : 8 : " "~" Cora , treurfpel, pl. . . - - : 12 : ' —— * Coralii, treurfpel, pl. . . . r ; ,2 ■ . H. Ogelwight, Jun. Men doet wat men kan, bl. - - : 6 :■• ■— De Verbeterde Dwaas, blylpel - - : 6 : - ■ — Waldhcim, tooneelfpel . - - : 12 : - De Vrindeniaad, tooneelfpel - - : 12 : • Louife en Volfan, tooneelfpel - - : ,'i : . J>. Pypers, Mcrinval, tooneelfpel . . - - : 10 : - ■ De Graaf van Comminge, tooneelfpel - - : 12 : - ■ Laulus en Lydia, treurfpel, pl. . - : 12 : - B. Rekker, Benjowsky, tooneelfpel . . - - - 12 : - B. Ruloffs, Willem Teil,treurfpel,pourt. . . . : I2 : - • ; Fredrik van der Trenck, tooneelfpel - - : 8 : - • J. Starrenburg, Apollo in Durdr. en De Zangberg. - - : C, : . F. van Steenwyk, Leomdas, treurfpel . - - : 8 : V. J. Uy'enbroek, Meropé, treurfpel, pl. . ■ ■ De Vertrouweling, kluchtig treurfp. - - : 12 : - t). A. v. d. Wart, Liefde en Grootmoedig!), toon. - - : 10 . - ■ Cange, tooneelfpel . • - : 6 '. • fje weldenkende Ueptef. toon. - - : 6 : • 1 ■ De Schilder, tooneelfpel - - ; 8 : • M. Westerman, Afkeer en Liefde, tooneelfpel. - - : 8 : - Wigcherlink, Ue Uebhtfchaperi Krygsman, toon. - - : 8 : - N. S. v. Winter,Menzikoff, treurfpel . . - - : 8 : - L. VV. Louize d'Arlac, treurfpel . - - : 8 : - — Sebille van Anjou, treurfpel- . - - : 8 : • — Gelonide, treurfpel . . - - : 8 : - . Non datur ad mufas, &c. Esther, treurfpel . - - : 7 : • -Vlijt doet vorderen, De Gewaende 1'liilufoopli, bl. - - : 6 : - De Burgemeester, tooneelfpel. . . . - - : 12 : - De Slacht-offers van Kloosterdwang, toonee'fpel - - : :o : - Het Weeskind, tooneelfpel . . . - - : 10 : - Van meest allen zyn eenigen voor de liefhebbers op groot pa. pier te bekomen. Verfcheideu nieuwen zyn ter persfe. Veertig Kuiistprinten voor onderfcheiden tooneelfpellen. Algemeene lumsttitels voor allerlei (lichtwerken, in 4to. en in 8vQ.