DE TWEE JONGE SAVOJARDS.   D E TWEE JONGE SAVOJARDS, B L T S P E L, met ZANG. GEVOLGD NAAK. HET FRANSCHE, Onder de Zinfpreuk i OEFENING BESCHAAFT BE KUN STEM, .. Te AMSTELDAM, by j. HELDERS, en A. MARS, in de Nes, 1790. ^1 Met Privilegie ' , J   De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Oclroy door Hunne Ed. Groot' Mog.de Heeren Staatenvan Holland en Westvriesland» den eerften November, 1787, aan hen verleend, het recht van deeze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen druk, van DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Blyfoi met Zang> vergund aan j. helders en a. mars» Amflerdam, den 15. January, Ifpo. Geen Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der Heeren Gecommitteerde» onderteekend zyn.  PERSOONEN, DE HEER DE VERSEUIL. DE SCHOUT. CLERMONT, Kamerdienaar van den lieer de Vcrjetti MIC HE L, i Sayojards. JOSET, i JACQUES, Koekenkramer. EEN MEISJE. BOEREN en BOERINNEN. KNECHTS. tV ACH T E N. Het Spel [peelt op het voorplein van V Kasteel van Verfeuili naby Lyon.  D E TWEE JONGE SAVOJARDS, B L r S P E L, met ZANG. Hel Tooneel verbeeld het voorplein van V Kasteel van de-a Heer De Ferfeuil. Aan de eene éjdè is het heerenhuis; aan de andere zyde de muur langs den gemeenen weg; vooraan, ter zyde den muur, een tuinhuis; achter aan het Tooneel een laan, door een hek van het voorplein afgefcheiden: in de laan ziet men kraamen , fpeh, len, en verder al V geen een kermis aanduid. EERSTE TOONEEL. By het opgaan van 't gordyn is de Schout vooraan op^t Tooneel met ecnige ÏVachten en Kramers die uit en in de kermis gaan; Boeren en Boerinnen, die in ,t rond dansfen, DE SCHOUT, JACQUÉS, BOEREN en BOERINNEN, WACHTEN. C H O O R. Ach! wat vermaak ! wat ochtendftond! Wat feest zien we ons bereiden! De vreugd moet' hier geleiden AH' wat 'crWoont een royl in 't rouiJ. A ...  i DE TWEE JONGE SAVOJARDS, de schout, flaatig. Naar't oud gebruik, myn Kindren, hier in zwatig Staat op deez' dag, fints lang., Deeze plaats voor kramers open, Die vry verkoopen, Elk in zyn' rang. Vrolijk, 's Avonds danst men met elkander, En men fchenkt aan ieder wyn. Morgen zal 't weer 't zelfde zyn. 't Eén vermaak volgt dus op 't ander. C H O O R. Ach ! wat vermaak ! eaz. DE schout. In welk een fchouwfpel kan men gaan ? EEN wacht, liem een papier geevende. Door dit bericht zult gy 't verdaan. DE schout, kezende. 't Vermaarde fpel van de vier krooncn, Het fchoonfte dat men kan vertoonen. de meisjes. Hoort gy dat wel ? Kent gy dat fpel ? Tegen de Wacht. Zeg, hoeveel kost dat wel? DE wacht. De eer dat gy 't by wilt woonen. de schout, voortkezende. De groote Leeuw. Polichinel. \ De Googchelaar. Het Honden/bei. r En  B L T S P E L. 3 En dat aandoen-lyk lied, zo aardig, Dat ieder 't zingt, elks liefde waardig. Met nadruk. Ja; dat aandoenlyk lied, zo aardig, Waarin verhaald word door wat list Blondel Richard te redden wist. DE MEISJES. Ik ken dat lied : 'k breng 't my te binnéri. Zeg, wanneer of men zal beginnen? Ik zal 't gaan zien. Het moet gefchicn. C II O O R. Ach! wat vermaak! enz. DE SCHOUT. Wyl deeze kermis, die de Landheer allé jaareh Op zyn' geboortedag laat vieren by 't kasteel, Betrouwd is aan myn zorg, zal elk wat ik beveel Naarkomen: 'k wil de rust en veiligheid bewaaren. De groote poort blyv' toe; eu deeze worde alleen Ontfloten op myn' last. JACQUES. Gy zult, zo 'k meen, De inborelingen , en geen andren , binnen laaten. De voorrang komt hen toe, Mynheer! Vooral de zulken, die... Hy doet het teeken van betaaïen. . DE SCHOUT. Vast; want het fpeet me zee A 2 Dat  4 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Datikmeop'tvoorigfeest, uit goedheid, liet bepraaten Om vreemdelingen ook den ingang toe te ftaan. JACQUES. Ja; onder anderen die kleine looze ktiaapen, Landloopers, die van de een naar de andre kermis gaan, Om koopers van de huig te ligten, Hout te kanpen AU' wat hen voorkomt; en die niets betaalen. BE SCHOUT. 't Ij Verfchriklyk. 'k Zal daar wel voor zorgen. JACQUES. 't Kan niet mis Dat gy 'er hier zult zien : zy weeten Wat dag het is. DE SCHOUT. En ik zal 't niet vergeeten. TWEEDE TOONEEL. DE SCHOUT, JACQUES, BOEREN en BOERINNEN, WACHTEN. MICHEL en JOSET, buiten. RIICHEL, het hoofd boven den muur vertoonende. Ik ben 'er eindelyk: hier is het. JACQUES. Aan de poort Is iemant. JO.  B LTS P E L. 5 joset, roepende. Vlei, Vplaipr, Mesdames, v\'la Vplaipr! mic hel, roepende. £a mar motte en vie! la piece -curieufe! jacques. 'k Zei 't u wel; daar zyn ze al, 'als gy hoort, de schout, tegen één der JVachten. Hou toe de deur! mic hel. Jofet, de deur is toe. joset. *fc Zalfchellen. de schout. Hyfchelt. Gy komt niet binnen. josé t. Ei! wat of ge ons woud vertellen I Het is hier kermis: dan ontfangt men iedereen. Hy fchelt zeer hard. de schout. Maar als ik zeg... Qefet fchelt.) Ik zal henfpreeken: doe maar open. michel, tegen de Wacht, die hem opent. Ik dank je zeer, Mynheer! Zy komen vrolyk binnen. Michel heeft de marmot in een doos op den rug, en een triangel in de hand: Jofet heeft een blikken trommel, waaróp een draaibord. joset, roepende. V'lli Vplaipr, Mesdames, v'lii Vplaifir I A 3 de ■  6 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, DE SCHOUT. Stil, ftil! waar wil die heen' Wat komt gy doen ? MIC II EL. Vermaaken en verkoopen, Zo 't weezen kan. DË SCHOUT. Gy weet dan niet dat gy My eerst daartoe veilof moet vraagen? MICHEL. Ik, voormy. 'k Dacht dat het elk, die winnen moet om te eeten. Ook vry ftond zulks te doen. , DE SCHOUT, op eet? trotfehen toon. Neen , toch niet... Gy moet weetei Datby placaat, tot veiligheid, Aan onbekende licn 't vertoeven is. entzeid In onze Dorpen. JOSET, droevig. Als men moê is, moet men echter Wel ergens rusten, DE SCHOUT. En dan, (dit is nog veel Hechter.} Zo onbehoorelyk te fchellen! 'tis vry ftout. MICHEL. ,c , „, (Schout! *k Dacht uiemant hoort ons: 'k bid, vergeef het ons, Heer, DE SCHOUT. 't Is tydig! MI-  B L T S P E L. 7 MICHEL. 't Is ïiltoos van prs berouw te toonen: En altyd kan men fchuld verfchoonen. BE SCHOUT. ó Kleine Huigchelaars! JACQUES. Dat 's wel de waarheid. EEN BOERENMEISJE. Maar, Mynheer de Schout, zy zyn zo jong, zo lief, zo raar. Zend hen niet weg: het zal ons vreugd verwekken Iets uit de lotery te trekken. JOSET. Och, lieve Juffrouw! jy bent wel beleefd en goed. Zie daar, 'k bezit geen duit: ik ben een arme bloed. Ik moet van 't geen hierin is leeven, Myn arme Moeder ookj en die gaat boven all': Mr.ar 't gaa hoe 't wil, dat's niemendal. Doe my 't vermaak en draai eens: 'tis om 't even Wat je ook moogt trekken, 't meest of't minst, f Het kost je niets; en ieder draai is winst. DE SCHOUT. Gy kunt uw goed hier niet verkoopen : geen weerleggen! JOSET, met nadruk. Wel, 'k geef't voor niet: wat heb je dan te zeggen? DE SCHOUT. Voorwendfels... praatjes!.', ik heb redenen. A 4 JAC-  8 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, JAC QUES. Dac's vvaarj En reednen van gewigt.. (Terzyde.) En ik dan ? DE SCHOUT. 'c Voorigjaar Is my geklaagd: en 'k heb myn woord gegeeven, Zodat gy heen moet. JACQUES, hen te rug floot ende. En terftond !.. Geen tegenftreeven» Loopt heen met al jouw voddery. Komt ons hier op de markt niet hiudren. MICHEL, fmeekende. Mynheer de Koopman, Hel je boosheid aan een zy*. Elk moet toch Ieeven ; en wy zyn twee arme kindren, JACQUES, tegen den Schout, Zo fpreeken ze allegaér. , MICHEL. Door Vaders dood, dieniet Gefchapen was om... JACQUES, ver achtelyk. Niet gefchapen was om.., MICHEL. Ziet; Hy was gegoed; en zo gy wist... wy draagen De blyken by ons... en ligt word het eens bekend.. JACQUES. Dat tuig vertelt altoos, om zich te doen beklaagen, Histories.',. MI-  B L T S P E L. 9 MICHEL. Och, Mynheer! hoe kunt gy^.. ■ JOSET, tegen Michel. Wel, je bent Wel goed om nog met hem te fpreeken. Snoer hem den mond met jouw triangel. JACQUES. Seüeweeken! Ben jy zoo'n hagje? Ei, zie dien kleiuen guit! Hy draait hem den hoed op 't hoofd om. JOSET, hoos, en den hoed over de oogen haaiende. Je bent de ftcrkfte ; maar, verbruid! Zie daar, indien je een' zoon hebt van myn jsrven Of dén, twee jaaren meer, dat is my evenveel: Laat hem hier komen, en wy zullen, by myn keel, Dan zien... Hy doet het tceken van vechten, DE SCHOUT, hem tegenhoudende. Hoe nu! hoe nu! MICHEL. Ei , laat dat opzet vaaren, Jofet; want zie, indien men vechten moet, ben ik't, Die beter ben daartoe gefchikt: Want ik ben de oudfte. JOSET. Juist daarom fpreek ik het tegen, 'tls myn zaak: want iy bent het hoofd van ons geflacht, Waarvan het hulp en fteun verwacht; A 5 Ik  10 DE TWE E JONGE SAVOJARDS, Ik ben de Jongfta zoon: aan my ligt niet gelegen. de schout. Jou kleine guit!... Kom, kom , men jaag'hen weg] HET meisje, y?//, tegen Jofct. >, . Hou moed,i Ik zie Mynheer Clermont, de kamerdienaar, komen. Hy is heel anders dan de Schout. joset. Ho! hy is goed?i DERDE TOONEEL. de schout, jacques, boeren „bob. rinnen, wachten, michel, joset, clermont. clermont. Watis't? mydunktikheb alreeds rumoer vernomen..' Mynheer de Schout, gy zyt te ftraf. Men wyz' decz' dag hier niemant af.' Aan alle menfchen plaats te rnaaken; De beste aan de arme Hén : dit is Mynheers bcfluic. Joset, vröljk. Dan is de plaats voor ons; dat's uit! Hy floot Jacquet weg, die bynd valt, en de trommel raakt den Schout, de schout. , Jou kreng! CL ER,-  B L T S P E L. U CLERMONT. Daar is Mynheer. VIERDE TOONEEL, DE SCHOUT, JACQUES, BOERENen BOE, RINNEN, \V ACHTEN , MICHEL, JO« SET,CLERMONT, DE VERSEUIL. C H 0 O R. Mynheer, kom hier toch, en vereer Het feest dat wy bereiden. De vreugd zal ons geleiden. Men wacht alleen naar u, Mynheer! Men overhandigt het bericht aan den Heer deVerfeuil. DE VERSEUIL, geleezen hebbende. Zie daar veel fraaije zaaken. 'k Zal t'avoiid alles zien , myn Vrinden, en, zo'k hoop, Met veel genoegen. Dit moet u nochtans niet hindrea Om voort te vaaren. De Kramen gaan heen: de Schout en de twee Savojards bijv en alleen over. Maar waarom gaan deeze kindren Niet meê ? Wat hebben zy te koop ? JOSET. Obliën, tot uw' dienst, Mynheer! Om die te winnen Word zó gedraaid... St ï twaalf! dat 's 't hoogde lot. Daarvoor twee oortjes maar, benevens het genot En de eer van uwe gunst, DE  12 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, DE VERSEUIL. Welaan, ik wil beginnen. Ily draait. Twee. JOSET. Twec?daarzyn ze...Wel,hoezien ze'eruit,Mynheer? DE VERSEUIL, hem een dubbele kroon geevende. Dat 's voor betaaling. JOSET, het fluk geld aan Michel geevende. Daar, Michel, geeft ovrig' wcér. MICHEL, V geld te rug geevende. ^m 'k Heb geen klein geld: 't zal zich cene andre reis wel vin' DE VERSEUIL, lagchende. Hou alles. MICHEL, met gevoel, en het geld kusfende. 'Moederlief! DE VERSEUIL. Gy hebt een Moeder? MICHEL, J^ Mynheer, een Moeder!.. ó! ze is zonder wedergaé... Een Moeder !... ze is zo goed! Wy hebben maag noch Dan haar-alléén. (vrinden JOSET. Michel, nu moeten wy AH* wat zy noodig heefc haar koopen... Maar, goede Heer vergeeft,.. Wy zyn zo bly, Dat wy vergceten u te danken: en wy hoopen Dat  B L T S P E L. 13 Dat ge ons wel toe zult willen ftaan Dat wy een liedje van ons Land u laaten hooren. DE VERSEUIL. En waar zyt gy vandaan? MICHEL. In 't Piemonteesch gebergt' zyn wy geboren* JOSET, zyne kleeding wyzende. Dat blykt. DE VERSEUIL, levendig. Hoelzoudgy zyn..? DE SCHOUT, ver achtelyk. Ja, Savojards; dat's wis. CLERMONT, ftil, tegen den Schout. Hebt gy vergeeten waar Mynheer geboren is? DE SC HOUT, ftil. b\ Ja... wat ben ik dom! MICHEL. Zo is hef, wel te weeten.. Ja, Savojards, Mynheer! zo worden wy geheeten. DE VERSEUIL. Ik acht die natie hoog: ze is werkzaam, trouw, vol eer. MICHEL. Mynheer is goed; maar 't is wel jammer dat veel menfchen Niet denken zo als hy: men vraag' 't maar aan dien Heer. DE VERSEUIL. Hoe dan? JOSET. Ik zou voor kwaad nooit kwa ad aan iemam wenfchen: Maar  14 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Maar 't is, dewyl gy daarnaar vraagt, Dat, zo die Heer ons flus had weggejaagd, Zo als hy gunstig had befloten, Dan hadden wy de eer niet genoten Van nu eens van Jeannette, of eenig ander lied, Dat nieuwer is, voor u te zingen. DE SCHOUT, ter zyde , flampvcetende. Die guit! ik zal het hem... ik kan my niet bedwingen; DE VERSEUIL. Wat is 'er? JOSET. < Och! hy is gedienftig, als gy ziet. Daar (laat hy reeds de maat... Komaan, geen tyd verloren. Michel, kom hier! je weet?..'. Laat je triangel hooren.'. SAVOJARDS LIED, vcrzcld van de triangel*, JOSET. Luister eens,1 Jeannette: Staat iels moois u aan? Larirette. Luister eens, Jeannette, Om naar Parys te gaan ? Ja toch, Mynheer, zei de Brunette; Maar waarom my dit aangeboon? Hoe ! lieve Jeannette, Gy, met ïo veel fchoon, Larire tte ; Hoe ! lieve Jeannette, Vind dit ongewoon ? MI-  B L T S 1J E L. 15 - MICHEL, op HyH triangel jlaancle, ais om V volk bfóen te roepen. La mar motte en viel la picce curieufe! JOSE T. Lui3ier eens, Jeannette: Zo gy geld bemint, Larirette. Luister eens, Jeannette, Daar, neem aan, myn kind! Ocli! och! Mynheer, zei de Brunette, Om wat te doen my geld geboón? Hoe! lieve Jeannette, Gy, met zo veel fchoon, Larirette; Iloe! lieve Jeannette, Vind dit ongewoon ? MICHEL, rtepende. La mar mot te en viel la pieee curieufe l JOSET. Luister eens, Jeannette: Geef me een' lekkren zoen,' Larirette. Luister eens , Jeannette : Toe ; dat moet je doen. Och! och! Mynheer, zei de Brunette, Ik weet niet hoe ik 't zeggen zal. Weet dan, als Jeannette Mint, in dat geval, Larirette; Weet dan dat Jeannette 't Geeft voor niemendal. MICHEL, roepende. La marmot te en viel la picce curieufe! D E  ■! iö_:de twee Jonge savojards, DE VERSEUIL. Uw lied herinnert my myn jeugd. MICHEL. Zyt ge in ons Land geweest, Mynheer? DE VERSEUIL, mei aandoening. Ja, 't heugt My wel:'kben daargeweest:..'kZaI 'tnooitvergeeten. MICHEL. ö! 't Is een goed Land, wel te weeten. 't Is waar, daar is noch brood, noch geld, Noch middel om de kost te winnen: Maar, heeft men ook e'éns een klein beursje binnen... JOSET, tegen den Schout, die de doos, waarin de marmot is, fchud. Raak daar niet aan, Mynheer! DE SCHOUT. Hé i wat geweld' Is die marmot dan niet te zien? MICHEL. Ja; op 't gebieden Des Landheers. DE VERSEUIL, lagchcnde. ■ Ho! voor my is 't noodloos. DE SCHOUT, met gezag. Maar voor my... JOSET, op zyn trommel zittende. Voor u?.„  ë L 1 S P E L. 17 Ey beziet hem van boven tot beneden. Wel nu, 'c kan niet gefchieden. Hy flaapt. DE SCHOUT, Hy flaapt? dat is wel ongelukkig. Gy... JOSET, met nadruk. , Neen; 't is gelukkig. DE SCHOUT. Om wat reden? JÓSET, verlegen. Omdat... hy in dien tyd geen zotheid hoort. DE SCHOUT, met klem. Noch zegtt JOSET, op den zelfden toon. 7,n is "t. DE SCHOUT. Mynheer!... MynheerL DE VERSE Uit, ter zyde. Hun twist vermaakt my recht. Maar 'k moet het niet doen blyken. Tegen Michel en "jofel, Weest te vreden. benkt dat Mynheer de Schout my hier verbeeld: ik wil.. JÖ SET, fchielyk. Myüheer, gy zyt niet wel gelykendö. DE VERSEUIL. Zwyg ftil! B Heer  i8 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Heer Schout, verfchoon zyn jeugd : gaa weer in 't perk; uw byzyn Is daar hoognoodig; maar herinner u vooral Dat ik begeer dat elk hier deezen dag zal vry zyn En vrolyk: dit is 't geen my 't meest behaagen zal, MICHEL,/?//, tegen Jofttt. Gy hebt den Heer vergramd. JOSET, ftil, tegen Michel. 'k Heb niets tc vreezen, Hy wendde, om ftil te lagchen, 't aanzicht af". DÈ VERSEUIL, tegen Michel en Jofet. Gy hebt den Schout misdaan, en tot uw ftrnf... Blyft ge op 't kasteel. DE SCHOUT, te rug komende, ftil, tegen de Verfeid. Hoe! op 't kasteel? kan'tweezen? Daar ik reeds menigmaal u heb gewaarfchouwd dat, Door uw toegeevendheid... DE VERSEUIL. Myn lieve Schout! all' wat Gy zegt kan waar zyn: 'k heb ligt tien , ja twintigmaaleu In myn behandling kunnen dwaalen: Dit is een ongeluk. Maar zo 'tmy ééns gelukt Eén eerlyk huisgezin , door rampfpoed onderdrukt, Eén' waaren armen,myn meêdoogen waard',te ontdekken, Zal 't my dan niet tot blydfchap ftrekken ? En koop ik voor myn geld dan niet veel ftreelend zoets? JOSET, op zyn trommel gezeten. Die man heeft al veel goeds. FT F-  B L T S P E L. 19 V t F D E TOONEEL. de verseuil, michel, joset; daarna clermont en een Knecht. de verseuil, weder by hen komende. Ik heb uw vreê gemaakt: men zal u wel bezorgen. Gy kunt hier rusten. michel. Tot den avondf de verseuil. Zelfs tot morgen. michël. (Zie... ■Heel goed: maar Moeder?... zy zal ongerust zyn... de verseuil. V/aar is zy? michel. Hiernaby; ginds by een" landman , die Zyn dochter uittrouwt: en daar moeten wy wéér heenen. de verseuil. Wat doet zy daar? michel. Zy fpeelt de lier. joset. Watfchoon, zou 'k méenent Êelfs zegt men dat ze, indien zy naarParys gong, veel Zou winnen... Morgen komt zy ïffèr ons op 't kasteel. Zy brengt haar lier dan meê... Gy zult haar hooren... B a Dat's  20 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Dat 's een geluid!., zo fchoon als 't weezen kan. Een harmonie!.. .men kwylt 'er van. DE VERSEUIL. Waar is uw Vader ? MICHEL. Och! dien hebben wy verloren, En dat al vroeg... Helaas! Ily zucht. JOSET, ook zuchtende. Ei, fpreek daarvan toch niet, Mynheer! omdat... Zy kuilen. DE VERSEUIL, levendig. 'k Zal u, tot troost in uw verdriet, Een vader zyn. MICHEL. Met werk en brood zyn wy te vreden. DE VERSEUIL. En wat zyn zo uw bezigheden ? MICHEL. Ik zal 't u zeggen. JOSET. Ik zal 't rasfer zeggen. MICHEL. Maar... JOSET. Kom; zeggen wy 'c dan beidegaér. DUO.  B L T S P EL. ar duo. MICHEL en JOSET. Zo dra men 't daglicht word gewaar. Doen we ons gebed ten hemel vaaren, Bat hy myn Moeder lang will' fpaaren; Dat hy myn' Broeder ook will' fpaaren, En hen, die ons byftind bién, bewaaren. En dan zeggen wy gocn dag aan elkaêr. Om de kost te winnen, heeft elk een middel klaar. MICHEL. JOSET. Het loteiytje is 't zyne. Het leterytje is 't myne. Het klein marmotje is 't myne. Het klein marmotje is 't zyne. JOSET. Ook naar 't faizoen, ;-t Geen valt te doen; AU' wat 'er maar naar onzen leest is. MICHEL. En als 't een goede dag geweest is, Of Moeder dan ook bly van geest is! TE SA AMEN. Men komt weür t'huis verheugd: Men eet met lust en vreugd. Men lagcht, men raakt aan 't zingen. Aan 't dansfen en aan 't fnringen. MICHEL, Op 't geluidJ O S E T. Van tambouryn en fluit. TE SAAMEN. La, la, la, la, da, la, la, la, la, la, la, la darela, la. • Zy dansjen. En als men dat wat heeft gedaan, Moet men rusten gaan. B 3 MI.  23 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, MIC HEL. Maar is 't een Hechte dag geweest: J O S E X. Wanneer 'er niet veel valt te fchransfen, MI C H E L. Wel... dan troost men zich met dansfc» J O S E T. Men jaagt de droefheid uit den geest. TE SA A ME N. Men lagcht... enz. JOSET. t Zal morgen beter zyn, zegt elk, en gaat naar bed. Spring, Michel! Spring, Jofet! DE VERSE UIL. Zeer wel; gy kunt u in uw ambacht braaf vermoeijen. JOSET. Dat 's waar; maar wy zyn fterk... Hy wyst zyn'' arm. Befchouw eens!... eu wy groeijen, 'k Draag honderd pond; myn lotery Aan de eene , ons pakje aan de andre zy"; 't Marmotje op fchotfder, en daarby Nog Moeders lier op 't hoofd, als zy 't me toe willaaten,. DE VERSEUIL. En gy, Michel, wat doet gy dan? MICHEL, zedig. 'k Help Moeder voort ais zy niet langer loopen kan. DE VERSEUIL, aangedaan, en Michel omhelzende. Goed, braave Jongen! gy voldoet my boven maaten. Vaart voort, myn Kinderen! vertrouwt cp vasten grond, Dat  fB LTS PEL. 03 Dat ook de Hemel u zal zegenen... Clermontl CLERMONT, uitkomende. Mynheer ? DE VERSEUIL. 'k Wil dat men zorg zal draagen Voor deeze Kindren. Breng hen in 'tkasteej, en laat _ Hen alles zien. MICHEL, cp eene fmeekende wyze. Mynheer, gy toont ons indedaad Veel goedheid: maar, zo'k iets zou durven vraagen, 't Zou zyn of gy beveelen woud Dat iemant aan Bébé geev' te eeten. DE VERSEUIL. Zonder fout. Maar waar is die Bébé ? MICHEL. In deeze doos verborgen. Met uw verlof, Mynheer 1 't is ons marmotje alleen. JOSET. En dan Brusquet! dien 'k deezen morgen Gelaaten heb... Mynheer! gy kent Brusquet niet? DE VERSEUIL. Neen, Zo waar niet! JOSET. Wel,'t is onze hond. Hy'svrolyk, Trouw, vriendelylf en olyk. 't Is ongemeen. Hy past op onzen knap; -Hy houdzich dood; hy raad de kaarten met een'fnap; B 4 Zoekt  24 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Zoekt op; fpringt voor den Koning, En voor Mynheer... dj Gy zult die vertooning DeezJ avond zien : 't is zulk ecu pret. de verseuil, tegen eet,- knccht. 'k Wil dat men zorge voor tebé en voor Brnsqpee michel, km yerre den knecht toeroepende. r Hoor, hoor.myu Vrind! Brusquet iigr i„ de tuinmanfwbS Vlak aan de deur: een klein zwart'hondje, met Drie witte pooten, 't (taartje omhoog , een fcheur in de ooren, :<- c En zo bcklonterd, zo beklonterd, dat men pas Hem aan dunt ranken, 't zy van achtren of van yoórcn. P E knecht, heengaande. 'k Begryp je: 't is of't beestje al vóór me was, michel, tegen De VerfeuiL , Och» wat al goedheid!... zo we ons wisten uit te drukken,; joset, Maar ook , zo 't ooit ons mogt gelukken U in Qns Land te zieu! Zy gaan in 't kasteel, db verseuil. Clermont, kom daadlyk wcér. ZESDE TOONEEL. öe vers£uil, alleen. Wat fchoone dag! Ik kan my deeze keer Ban vleijen eens in 't einde een huisgezin te ontmoeten, Myn weldoen waardig, en welks leed ik kan verzoeten. A li IA.  B L T S P E L> 35 ARIA. Dat de vreugd myn ziel venukk'! ïk word de tnevlugt en behoeder Dier fciridren en hun moeder: Dees di» ontbrak san myn geluk. Maar, helaa3 ! 'k verloor myn' broeder i Ik ken geen maagen racer, geen éénj Wie zal, op 't einde van myn drgen , .My byftand biên? Ik ben alleen. Neen, neen, neen, neen. 1 'k Ben niet alleen : ik moet niet ilaagen. ~'t Behoeftig volk is, tot myn' troosti 't Behoeftig volk is thans myn kroost. Ik kan nog weCr een' broeder vinden, Nog inaagfchap vinden, tot ïmn' troost. Van alle rjke Jeug'dgezindén Zyn de ongëlukkigen hei kroost. Ach! dat de vreugd faiz. ZEVENDE TOONEEL. DE VERSEUIL, CLERMONT, DE VERSEUIL. "Wel nu? CLERMONT. Zy zyn verrukt. DE VERSEUIL. - Raat! gy myn oogmerk? CLERMONT. 'k Meen B 5 Dit  26 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Dat ik 't begryp: zy zyn zo gul en zo lieftallig, In doen en fpreeken zo inncemende en bevallig, Dat ik wel heb gedacht dat ge u genoopt zoud zien Om hen uw' byftand aan te biên* De VERSEUIL. Zois't, Clermont: maar'k wil, vóór alle zaaken, Verzekerd zyn dat zy 't verdienen ; en gy moet My hierin helpen. Ik had van myzelv' geen goed. Door arbeid is het my gelukt fortuin te maaken: 'k Verkreeg, door 't dienen van myn Vaderland, en eer En rykdom; en ik hoopte, toen ik weêr Te rug ben uit Amerika gekomen, Al myn geluk en geld te deelen met Myn' Broeder: maar, helaas!... CLERMONT. Naar 't geen gy hebt vernomen Van dien Micheli, moet hy dood zyn. Zynportret, Dat hy by uw vertrek u heeft gezonden, Elyft u flechts over. Aan zyn kleeding in't fchildry Word geen bewys van een' vermogend' man gevonden. DE VERSEUIL. Dat pand van zyne liefde is m,y van veel waardy. CLERMONT. Gy liet het zo als *t was: men weet zeer wel dat gy Uw arm gedacht niet wilt verzaaken. DE VERSEUIL. Ach! waarom is 'er geeil die zich bekend komt maaken l Maar  B L 1 $ V E L. 27 Maar 's Elemels wil weêrftreeft een hoop'die my be" koort. Ik heb , Hechts van ter zy', gehoord Dat hy in 't huwlyk was getreedcn , En met een vrouw vol deugd en zeden; Dat een verdraaid proces... dat eindelyk de dood Gewis hunn' beider ramp befloot. pit is't, geiyk gy weet, wat my heeft aangedreven Om arme kindren hier een goed bcftaan te geeven. 'k Gebruik aldus myngeldmet nut.en weer't verdriet Van my , door "t zoet vermaak dat ik hierdoor geniet. Dees knaapjes zyn my vroom en vrolyk voorgekomen... CLERMONT. Paarby zyn 't landsüên van Mynheer. DE VERSEUIL. Dit heeft my zekerlyk voor hen wat ingenomen. ' Maar, hoe myn voorftel hen behaagen zal , begeer Ik eerst te hooren : 'k doe 't hen ieder in 't byzoudcr, Om vóór te komen dat zy onder Elkandfen eerst hun antwoord niet beraén. Gymoet, als ongemerkt, hen fcheiden. Bereid Michel vooiaf. CLERMONT. Laat alles op my ftaan. Jofet is wel de losfte van hen-beiden. Een niets verflrooit zyne aandacht overal: \ Weet dat ik, buiten hem, Michel welfpreekenzal. AGT-  s2 DE TWE E JONGE SAVOJARDS, A G T ST E TOONEEL. DE VERSE UIL, alleen. ]V Jaar hoe zal ik me omtrent hun Moeder nu gedraagen?.. 'k Ach: hen myn gunst onwaardig, ingeval haar vergeeten, en 'k zou voort hen weg doen jaagen. Zy zullen önderftand aan haar bezorgen... goed; Dat's een vermaak dat ik hen laatén moet. Ik doe genoeg voor hen: het weldoen-zelf heeft paaien. Men moet iets fpaaren om ookandren wél te onthaalen. Zie daar Michel. NEGENDE TOONEEL. DE VERSEUIL, MICHEL. DE VERSEUIL. Ik wil wat metu praaten , Kind!' MICIIEL. Hier ben ik, tot uw' dienst, Mynheer! DE VERSEUIL. En als een vrind. MICHEL, verlegen. O! ó! DE VERSEUIL. Kom zitten. MICHEL, de kanden over elkander, en zich den buik wryvende. ó! Myri&êer! DE  É L t $ P E X. / £ 9 DE VERSEUIL. Kom, zonder fchroomen. MICHEL, altoos meer verlegen. (!... Maar... DE VERSEUIL. Gehoorzaam! MICHEL, zich in eens rechtop neerzettende, Wel, nu zit ik. DE VE RSEUIL. Zit volkomen Op uw gemak... Gy zit zo ftyf. MICHEL, 'kZit wél, Mynheer! DE VERSEUIL, lage hendek Nu!... Gy bevalt me. MICHEL. 't Is uw goedheid... zo veel eer.. DE VERSEUIL. Gy zyt het waard : 'k wil u gelukkig maaken. Wat wenscht gy? MICHEL, zich het hoofd krabbende. 'kWensch,.. vóór alle zaaken, Of kracht, of geld genoeg om Moederlief te outflaan Van werken. DE VE RSEUIL. Zo 'k u gr.f? ... MICHEL. Ik neem geen giften aan. Myn  co DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Myn Moeders hart is fier : zy heeft ons wél bevolea Niets aan te neemen of het moet verdiend zyn. DE VERSEUIL. 'k Zal 't U doen verdienen. MICHEL. ó ïVlynheer! in dat geval Word vast uw geld u niet ontftolen. DE VERSEUIL. Maar op één voorwaarde. MICHEL, levendig. Och .' beveel, DE VERSEUIL. „ , Dat ge akyd hier Zult blyven. MICHEL. Wel, dat fcheclt me niet een zier. DE VERSEUIL. Zult ge u om niets bekommren? MICHEL. Zo'k myn Moeder Maar altoos hier heb met myn' Broeder... DE VERSEUIL, 'k Zal voor hen zorgen: maar gewis Zult gy begrypen dat het my onmooglyk is Uw gantsch geflacht by my in huis te neemen. MIC HEL, driftig opfiaande. Knik, Mynheer, ik zeg u, zonder teemen,  J L T S F E L. 31 Dat my het ook onmooglyk weezen zou Zo verr' te zyn, dat ik niet aan die goede Vrouw En aan myn' Broeder alle dagen Goên dag kon zeggen en hoe vaar jelui ? kon vraagen, DE VERSEUIL, opjlaande. Myn geld... MICHEL, aandoenlyk. Hun liefde... 'k zou een Moeder, och! zo te ér... Verlaaten!.. En wie of voor haar dan zorg zou draagen? DE VERSEUIL. Jofet. MICHEL. En ik zou!... Och, Mynheer! ARIA. Waartoe me uw goud dus aan te pryzeu?' Voor my wat leed, wat boezempyn ! Jofet zou Moeder hulp bewyzen : Voor hem zou al 't vermaak dan zyn. Myn goede Heer, wil 't my vergeeven. VVeêrhou my niet: 't kan niet gefchiée. By hen kan ik gelukkig leeven: Hier zoud gy me ongelukkig zien. Waartoe... enz. DUO. DE VERSEUIL, ter zyde. Zyn weigring treft me en flreclt myn zinnen.' Maar zien we ef jiieu htm kan vtrwuinen» Te-  gé DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Tégen Michel. Michel, befef de zaak bedaard, By my pier blyven a' uw leven, Van rykdom en vermaak omgeeven 3 Js dat lot niet baminnenswaard'ï Michel, befef de zaak bedaard, M1C H F. L, Mynheer, befef de zaak bedaard. By M. edcr blyven al myn leven, Haar van myn liefde blyken gecven: Is dat lot niet beminnenswaard* ? Mynheer, bef.fde zaak bedaara. DE VERSEUIL. By *t, krieken van den morgen DqOfkrhist men het bosch , het busch,op dé jagt. De honden, de paarden, het W'ld, al de pracht! En 's avonds danst men zonder zorgen. MICHEL. By 't krieken van den morgen De zorg verüubblen haar gewyd, Haar* last verligten door myn viyt_, En haar omhelzen t>t belóomng! OÓh, Mynheer! ik bid verfc hooning. 'k Moet u weêrftaan in dit geval. DE VERS E UIL. Zo de armoö word door u verkoren, Vrees dat het u berouwen zal. MICHEL. Voor de. armoede is Miehei geboren, Die hy, gedwee, ook draagen za!. D*  S L f S P E L. '33 DE VERSEUIL. *k Verwachtte uw iveigring niet: 'k wilde u gelukkig maaken. Ter zyde. 'k 15en echter verr' van hem te laaken. TIENDE TOONEEL. DE VERSEUIL, MICIIEL, CLERMONT. CLERMONT, ftil, tegen de VerfeuU. Ik kan den kleinen niet weerhouden in 't kasteel. Eerst wou hy weeten waar zyn broeder was gebleven. Toen , ziende uw uniform, befchouwde hy 't met veel Vermaak: hy wil zich in uw regiment begeeven. Hy vond een' fnaphaan, dien hy nam , en exerceert. Nu wil hy zich aan u vertoonen. DE VERSEUIL. Laat hem komen. Ter zyde. Tegen Michel. Zien we eens of dees... Zeg van 't geen ik had voorgenomen Niets aan Jofet, Michel! verftaatgy't?... Ikbegeer't. MICHEL, heengaande. 't Is wel, Mynheer!... Befchroomd te rug komende. Mynheer! ■ Zyn ftem verheffende. Mynheer! C DE  34 DE TWEE JONGE SAVOJARDS., DE Vürseuil, vet wonderd. Wat wilt gy vraagen? michel. 'k Zal u misfchien nooit weder zien: Maar »k bid , geloof dat, wat ook moog' gefchiên, Ik nooit om 't misfen van uw geld my zal beklaagen, Maar om 't verliezen van uw gunst en vriendfchap wefl Hy gaat bedroefd heen. Vaar wel, Mynheer! Vaarwel! Hy treed in V kasteel.. DE verseuil. Vaarwel, Micheli JOSET, van binnen. Geef acht! CLERMONT. Daar laat ons knaapje alreeds zich hooren, ELFDE TOONEEL. DE VERSEUIL, CLERMONT, JOSET. JOSET, op het Tooneel komende, heeft een' hoed met ccn . tocarde op, en een" fnaphaan op den Jchouder. Hy roept, tusfchen de fchermen ftaandc : Voorwaards! — Marsch! — Hy marcheert als een foldaat en plaatst zich op het midden van het Tooneel. Halt!—Rechtsom keer!—Linksom keer! 'tGe-  B L T S P E L. 25 't Geweer by den voet! — Tegen de Verfeuil. Hou ik my niet wél, Mynheer? DE VERSEUIL. Gewis; gy fchynt tot dat beroep geboren. Wilt gein den Dienst zyn? JOSET. Ja, Kaptein. DE VERSEUIL. Hoe? alsfoldaat? JOSET. Vooreerst. DE VERSEUIL, glimlagchende* Als officier? JOSET. Naar 't gaat. Als ik 't verdien; gelyk een ander. DE VERSEUIL. Om wat reden ■ Zyt gy niet in den Dienst getreeden? JOSET. Men zei my dat ik nog te klein was en te teêfi DE VERSEUIL. Gy wilt uw Moeder dan verlaaten? JOSET. Nooit, Mynheer.. Ik za! myn meening u ontdekken: Ca Zy  56 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Zy zal met ons naar 't Leger trekken; Want zo 'k een braave daad verricht, Die moet ik doen voor haar gezicht. En als ik fneef, moet dan myn Broeder Geen trooster weezen van myn Moeder? DE VERSEUIL. Maar zo men in dat oogmerk u weêrftaat? JOSET. Dan mist de Vorst een' braaf loldaat. DE VERSEUIL. Zoud gy zo boos zyn en den Koning dan verlaatcn ? JOSET. Ja, vast, DE VERSEUIL. En zo hy 't u verzocht: zou dat niet baaten? JOSET. Wel nu... Hy fpreek' my dan... misfchien... DE VERSEUIL. Ho • 'k zie dat gy... JOSET. Neen, gy hebt niets gezien. Want zo myn Moeder met my fpreekt, na myn verkiezen, Dan zal de Koning 't vast verliezen. DE VERSEUIL. Verheugd tergde. Overluid. Hy ook!... Maargaan wy voort. Welnu,zoudgy My ook dan weigren hier te blyven? en daarby Met  B L T S P E L. 37 Met vreugd by my, alléén , te flyten alle uw dagen? Zou dit verblyf u zo mishaagen? JOSET. Alléén?.,. Neen, 'k doe 't niet. DE VERSEUIL. Gy bemint my niet; dat's klaar. JOSET. Ta wel... een weinig.*, maar niet veel. DE VERSEUIL ter zyde. Overluid. Hy 's aardig. Maar Zo gy my kwaad maakt, door hardnekkig wederftreeven? JOSET. 'k Word dan misfchien van hier verdreven, En dat met recht:'k zal daar niet boos om zyn,roaar gaan. DE VERSEUIL. Maar overweeg, Jofet! JOSET. Dat heb ik al gedaan. DE VERSEUIL, vriendelyk. Kom, zien wy 't met elkaêr te fchikken. JOSET. Wel... laat hooren. DE VERSEUIL. Uw Broeder blyft by u. JOSET. Goed; dat kan my bekooren. Maar nu , myn Moeder? C 3 Ba  33 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, BE VERSEUIL. Die krygt onderftand van my. Waarvan zy in haar Land kan leeven vry en bly. JOSET, knorrig heengaande» Vaar wel, Mynheer! DE VERSEUIL. Hoe zyt gy boos? JOSET, wederkomende. Ik wil 't wel weeten: Ik ben niet in myn' fchik. DE VERSEUIL. Maar hoor, zo wy'tuheeteu?... JOSET. Zy zal 't niet toeftaan... DE VERSEUIL. Maar als ik'tbegeer, Jofet! Moet zy 't wel toefla'an, want myn wil is hiér een wet. JOSET, toornig. Zoud gy haar dwingen van haar kinderen te fcheiden? Heeft iemam dan het recht' op aard', Dat hy volftrekt zich dus verklaart, En zeggen durft: ik wil dat gy uw Moeder beiden Terftond verlaat? Hadgy dit ooit gedaan , Mynheer? Foei! foei! gy moest veeleer... Hy knielt. Ikbid vergeeft my;maargy dwongt me,engaaft myreden Dat ik myn' pligt zo ftout heb overtreeden. - DE  2? L ¥ S P E L. 39" DE VERSEUIL, ter zyde. 'k Zou hem omhelzen, zo ik dorst. Overluid, met een toornig gelaat. Rys op, Jofet. ■*k Zal, fchoon ge op myn bevel noch op uw voordeel let, U om uw jongkheid nog verfchoonen: Michel, uw Broeder, zal zich meer befcheiden tooneu. JOSET. ■ Dat denk ik niet, Mynheer. DE VERSEUIL. Hoe ! nog al fier? Jofet,'k geef u nog één kwartier: Beraad u wél: ik zal hier daadlyk wederkomen. Maar denk, wanneer ik myn befluit ééns heb genomen Omtrent uw lot, dat ik gehoorzaamheid begeer: Eu zyt gy ongehoorzaam, 'k zweer... Ter zyde. 'k Moet gaan: 'k zou my niet ernftig kunnen houên. Hy vertrekt; ontmoet Clermont; lagcht, en geeft hem teekens om niets te ontdekken. JOSET, het hoofd fchuddende, en zyn misnoegen te kennen geevende. Hum!... wie zou dit van hem vertrouwen? TWAALFDE TOONEEL. CLERMONT, JOSET. CLERMONT. Jofet, dat hebt gy mooi gemaakt! C + 'kZie  40 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, 'k Zie dat Mynheer in gramfchap blaakt. JOSET. Hy flikflooit; anders niet: ik lagch om zyn belooven. CLERMONT. 'tMoet alles zwichten voor zyn' wil; en daarenboven... JOSET. Juist daarom wil ik gaan. Hy roept. Michel! kom hier by my. CLERMONT. Zeg, waarom roept gy hem? opdat by, naar uw voorbeeld, Ook zo ondankbaar en zo ongehoorzaam zy? Gy ziet hem niet vóórdat Mynheer het raadzaam oordeelt. JOSET, naar 't kasteel gaande* Ik wil hem fpreeken. CLERMONT. Kom, Jofet! ei hoor my aan, Ik ben uw vrind in allen deelen. Laat ons niet met elkaêr krakeelen. Gy moet, uit vriendfchap, myn verzoek niet wederftaan. Gaa in dit tuinhuis, tot ik hier zal wederkeeren, En moei uw' Broeder niet. Hy geleid hem naar het tuinhuis dat over V kasteel is. JOSET, in het tuinhuis gaande. Fiat! 'k volg uw begeerea Maar 'k zal hem fpreeken. CL ER-  B L T S P EL. 4ï CLERMO NT. Vast! Ter zyde. Wy zullen zorgen dat daar wél op word' gepast. JQSET, in'tvenfter,fteekende zyn kand door de traliën. Ik zal hem fpreeken. Ja. CLERMONT, ter zyde. Maar 't zal van verre weczen. 'k Ga naar Mynheer: hy heeft nu niets te vrecz -n. 'k Zal hooren wat hy meer begeert. Tly gaat in V kasteel. JOSET, roefendein V venster., Michel!.. Michel!.. watdroeslwaar ofhy thans logeert? Ik zal daarom den moed niet laaten vaaren. Hy doorzoekt het tuinhuis. Een fchoorfteen! ..'ha, 'k zal 't nu wel klaaren... Dit loopt my meê: ik kruip 'er in. Nu gaat het naar myn' weusch en zin. En hoort Michel myn Item, dan durf ik my belooveu Dat hy ook kloutren zal naar boven. Dus redden we ons. Goed. Maar myn zakdoek ?...'k heb hem klaar. Hy doet eett zakdoek om zyn hoofd. Geen'fchoorfteenfchraaperzal mynoodigweezen. Maar... Kom, kom; Jofet, wees ftout! ras zult ge boven weezen. Hy verdwynt. CLERMONT, uit het kasteel komende, en rondom ziende. 't Is alles ftil; 'k heb niets te vreezen. C 5 Myn-  42 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Mynbeers bevel is thans volbragts Michel is in 't kasteel; Op het tuinhuis wyzende. Jofet is daar gebragt; Zy kunnen nu elkaér niet fpreeken, naar ik acht. Hy gaat naar de kraamen. DERTIENDE TOONEEL. JOSET, daarna MICHEL. JOsET, fteekt zyn hoofd uit de fchoorfteen en roept: M ichel!. ..Michel! .. hy fchyntmy niet te hooren. Michel!.. Michel!.. heeft hy geen ooreu? Indirn ik fchreeuw dan krygt men argwaan,dat 's gewis. Laat ons beproeven of het zingen beter is. Hy kent myn ftem: dit kan geen achterdenken geeven. Maar zingen!... als we ons hart door angften voelen beeven? Kom; zingen we evenwel, het zy'tonsluste of niet. ARIA. Hy zingt half huilende : Een lief kind, van vyfiien jaaren, Vluchtte van haar oud; rs af, Toen zy in de vesper waren, En ontliep hen op een' draf.... Haal op'... Laat neer!.. Werk voort!... Laat vry de bezems knaken. Myn  B L T S P E L. .43 Myn arme meid ! Waar vlucht gy heen! i De wolf yerflind u tot op 'c heen.. . Men veeg' rondom, zo hier als daar, Dan raakt de fchoorfteen kant en klaar. 'Nog niets! .. VVr.t lot is ons befchoren! Ik zing het tnecde vae;s: misfehien zal hy het hooren. Zy ontmoette, op weg gekomen, Een' zeer ryken Heer, die haar Heeft in zyn karos genomen, En zy reeden met elkaêr... Haal op! •.. Laat neer!.. Werk voort!.. Zo kan men klaar geraaken. Arm meisje! als hy zo driftig ryd, Dan ligt ge omver in korten tyd. ... Michel kykt uit de fchoorfteen van 't kasteel, en zingt met Jofet: Men veeg* rondom, zo hier als daar, Dan raakt de fchoorfteen kant en kiaar. JOSET, verheugd. Hy is 't. Michel!.. 't fchynt dat hy hoort noch ziet. Michel zingt, zonder naar Jofet te hooren. Aan het eind van 't jaar gekomen, Kwam iets ongelukkig uit; Zy wierd weêr in 't Dorp vernomen, En ftraks zong men overluid: Haal op!.» Laat neer!.. Werk voort!., dat komt van zulks zaaken. Elk meisje, dat haar huis ontvlucht, Verwachte ook diergelyke klucht... Men veeg' rondom, zo hier als daar, Dan raakt de fchoorfteen kant en klaar. JO-  4t DE TWEE JONGE SAVOJARDS, JOSET. Zwyg ftil, Michel! gy moet uw ftem bedwingen, MICHEL. ïloe! gy zingt zelf, en gy verbied my ook te zingen? JOSET. Dat 's waar: maar zorgen wy datniemantonsbcfpiê, MICHEL. Wy zyn op eigen grond : wie zou ons deeren ? wie. . ? JOSET. Ik ben wanhoopend'-, 'k moet u fpreeken, MICHEL. Waarvan? JOSET. Die goede Heer... 'r. is yslyk! MICHEL. Selleweken! Wat is 't? JOSE T. Klim af. MICHEL. . 't Kasteel is toe. JOSET. Spring naar beueên, MICHEL, de hoogte met zyne oogen meetende. 't Is veel te hoog voor my, naar 'k meen. JOSET. Klim dan van 't dak. MI-  p, L T S P E L. 45 MICHEL. Dat 's wel verzonnen. JOSET, neêrklimmende. Kyk rond of ons ook iemant ziet. MICHEL, neêrklimmende. 'k Zie naar myn beenen, anders niet. Daar beu ik al: 't fpel is gewonnen. JO SET. Daar ben ik ook. Zy omhelzen elkander verfcheiden maaien ? zonder te kunnen fpreeken. MICHEL. Myn lieve Broêr! JOSET. Michel I... Myn waardfte!.. Zeg, weet gy wat my weervoer? MICHEL. Ik denk wel ja. Wat was uw antwoord? JOSET. Kunt gy 't vraagea ? 't Was neen. En 't uwe? • MICHEL. Ook neen. JOSET. Dat kan meop'thoogstbehaagen. MICHEL. Omhelzen wy elkaêr. Hoe trof het ons in 't hart, Zo wy die Moeder wreed verlieten, tot haar fmarti JO-  46 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, JOSET. 't Was haar vennoorden,én't koste ons in 'tkort het leveni MICHEL. Ik weet niet wat ik hem tot antwoord meer zou geevena JOSET. Hy'zeide: ik zal u doen gehoorzaam zyn! MICHEL. Wie? hy! Die fnoode!... BroertjeS vluchten wy. JOSET. Gewis; en fchielyk. MICHEL. Op wat wyz'? JOSET, wyzende op de deur die zy ingekomen zyn. Dit uitgeloopen. MICHËL. De deur is toe. JOSET. Men trapp' haar open! Komaan. Michel en Jofet trappen tegen de deur. VEERTIENDE T O O N E E L. MICHEL, JOSET; DE SCHOUT komtuitdekraa- ; men, op^t gerucht dat de twee Savojards op de deur maaken. Na hem komen de Kramers, Wachten, en Boeren. DE SCHOUT. H a! ha! wat doen zy daar?  ■ B L T S P E L. 47 JOSET. 'k Heb hier een' fteen. MIC HEL. Dan zyn wy klaar» Zy Hoppen met den fteen op de deur. Kom, laat ons ftout zyn. DE SCHOUT, ter zyde. Ha! 'k betrap hen. Hy geeft een teeken aan allen om te komen. MICHEL. 't Zal wel lukken: liet Hot beweegt zich. JOSET. Daar; 't is open en aan flukkcn. MICHEL. Nu ras gevlucht. JOSET. Gewis; men zou ons vangen; kom. DË SCHOUT, naderende en hen aangrypende. Men zou u vangen ? zeg, waarom ? MICHEL. Ochl och! het is de Schout. JOSET. Kom gaan wy; laat hem praateu. De Wachten bezetten de deur. DE SCHOU T. Stil! ftil! men gaat hier zo niet heen. . . J°"  43 DE TWEE JONGE SAVOJARDS* joset. Wy zyn hier immers vry, zo 'k meen. de schout. Hoe! door u alles toe te laaten ? Een (lot zien breeken door twee kuaapen, die veel meer Dan zy verdienen, zyn ontfangen by Mynheer? En wier erkentenis.;. Zo hy dit komt te ontdekken!... michel. Mynheer de Schout, laat ons in rust; laat ons vertrekken; de schout. Ho! ho! nuhuiltgy?... Weet, dat uwe ontfteltenis, Uw vrees, uw opzet om te vluchten, oorzaak is Van achterdocht op u. joset, driftig. Op ons? kan 'tmooglyk weezen ! de schout, hevig. ó Ja; op ti. JOsEf , tegen Michel. Wat ftaat ons nog te vreezen? Denkt hy dat wy bekwaam zyn om te Mee. ,v michel, hem de hand op den 'mond leggende. Zwyg ftil! Dat is een lelyk woord, dat ik niet hooren wil. joset. Zo hy dat denkt, laat alle hoeken Jn onze zakken hem doorzoeken. de schout, op zachter toon. Ik zeg niet ... jo-  B L Y .9 P E L. 49 JOSET. Echter denkt gy 't: maar Onze onfchuld zal u blykcn, middagklaar. * Zie hier wat by ons is verholen , En of het u is afgeftolen: Daar, (i) daar, (2) daar. (3) Komaan, Michel! Doe zo als ik, dan doet gy Wél. Hy roept de Kramers. Komt allen hier: ik durf veutrouwen Dat gy te faamen zult aanfchouwen Onze onfchuld, en zyne ondeugd. DE SCHOUT, fchrceuwende. Waar wil 't heen'} Hy dleonichuldigis fchrceuwt nooit zo hard;neen,neen. JOSET. Die fchuldig is fchrceuwt nog veel harder,naar ik meen. DE SCHOUT. 6 Kleine guit! JOSET. Ja, klein of groot, dat is om't éveni Kom; sie.' michel werpt, re Ijk Jofet gedaan heeft, alles uit zyn zak" km. De Schout ontdekt een blikke doos, die Blichel in zyn kamizoolzak fleekt. DE SCHOUT. Zacht 1 zacht! die doos moet gy me geevesi Wat is 'er in ? ü MICO Hy werpt eenftukkaas, (2) Noeten , (3) een flakrcsgea» brood, op d.en grond.  5o DE TWEE JONGE SAVOJARDS, MICHEL. Dat raakt u niet. JOSET, tegen Michel. Ei, wat! Laat hem vry kyken wat die doos in zich bevat. MICHEL. Hierin ligt ons geheim verholen. Myn Moeder heeft ons dit, al weenende, aanbevolen. En fprak: myn kindren! zorgt dat gy dit wel bewaart, Wat u ook overkome op aard'. Jofet gy weet dit. 'k Denk , na dit oprecht verklaaren, Dat nu Mynheer de Schout zyn'eischzal laaten vaaren. DE SCHOUT, de doos neetnende en die fchuddendc. Kom, zien wy alles, wyl ik 't zien moet: gaan wy voort. Ha! ha! een ring!... en een cachet!... wie zou dat drooHum't... hum!... wat heb ik nog vernomen? Cme"? ó Hemel! een portret dat aan Mynheer behoort. MICHEL en JOSET, willende hem 7portret ontrukken. Dat is gelogen! DE SCHOUT, tegen de Wachten. Komt: wilt u vrymoedig uiten, 'k Wil niet befchuldigd zyn, daar ik op alles let, Dat ik verbitterd ben op dees twee kleine guiten : Maar ziet, en oordeelt zelf. Zegt, kent gy dit portret? EEN DER WACHTEN. Gewis; 't behoort Mynheer: 'k zag't in zyn kabinet. EEN AND RE WACHT. Dat lydgeentegenfpraak; 'twas daar allang voordeezen. DE  B L T S P E L. 51 DE SCHOUT, tegen Mkhel en Jofet. Gy hoort het. MICHEL. Kan het zyn! JOSET. Weet... DE SCHOUT. 'k Laat my niet beïeezen. j&wyg. Zo ondankbaar, na de gunst aan u bewezen! ZANG. Men neem' hen ftraks gevangen 5 Opdat zy ftraf ontfangen : Men breng' hen naar 't cachot! Men neem' hen ftraks gevangen, SCHOUT en WACHTEN. Men breng' hen naar 't cachot! Clcrmottt komt op-het Tooneel, en hoorendc dat men de hinder!)} beticht, ver trekt hy, om het de terfeud te berichten, MICHEL en JOSET. Wat deeden wy? DE SCHOUT. Hoe ! vraagt gy dat ? MICHEL en JOSET. Wy naar 't cachot Om wat reên treft ons dat lot ? Zeg, waarom moeten we in 't cachot? DE SCHOUT. Door list zich hulp te doen erlangen ; Te liegen, met een ftout gezicht-! • DE SCHOUT en WACHTEN. Men breng' hen naar 't cachot t DE SCHOUT. Mynheer zy dit terftond bericht. Hy zal hen ftraks van 't Dorp verjasget'; Da Ik  5a DE TWEE JONGE SAVOJARDS,' Ik heb 't voorfpeld, uit hun gezicht, Zo ras als hen myne oogen zagen, 't Zyn logeuaars. 't Zyn plonderaars. SCHOUT en WACHTEN, 't Zyn logenaafs, 't Zyn plonderaars. MICHEL en JOSET. Ons van 't Dorp verjaagen ? Wat hoon voor 't ccrlyk hart! Helaas! myn Moeder fterft vast van fmart. DE WACHTEN. Men breng' hen naar 't cachot'. DE SCHOUT. Een' gouden ring... dit flot te breeken... En dit cachet... En dit portret... MICHEL en JOSET. 't Is van myn' Vader. Helaas ! helaas! 't is zyn cachet; 't Is zyn portret. DE SCHOUT, 't Bedrog is ftout en lomp te gader. Neen, neon, neen, neen, neen, necu Men neem', enz. MICHEL en JOSET. Ik bid u hoor naar onze reen! Helaas ! Mynheer! waar zyt, waar zyt gy heen? Wat deeden wy enz. FTFT1ENDE TOONEEL. MICHEL, JOSET, DE SCHOUT, WACHTÊN? DE VERSEUIL, met Clennor.t op .'iet Tooneel komt nde. JCLERMONT. a,men beticht hen:'tfchvntzy fcli uldigzyn,My:ibccn DE  B L Y S P E L. 53 DE VERSEUIL. £y,fchuldig? Hemel!, neen ; 'k geloof dit nimmermeer. MICHEL en JOSET, naar de Verfeuil hopende en hem te voet vallende. Mynheer!... DE SCHOUT. Mynheer! zy hebben u bedrogen: Befchouw deez' ring, en dat cachet. Op Michel wyzende. Hy had het in zyn1 zak, benevens dit portret. DE VERSEUIL, verbaasd. Hoe! een cachet en een portret?... Wat zien myne oogen! Ter zyde. Zy roofden dit! ik red hen echter uit hun leed. MICHEL. Myn waarde Heer! zo ras gy weet.... DE VERSEUIL,'driftig. 'k Weet alles. Bedaard. Naar 't my komt te vooren, Zou dit portret my toebehooren. Het is een vreemde zaak, dat dit Zo fterk gelykt naar 't geen ik zelf bezit.... 't Portret behoort aan hen. CLERMONT, tegen de Verfeuil. Aan hen? DE VERSEUIL, Qlermont wenkende. Ja, wel te \veeteu. Het ander, dat gy kent, zoud ik... is 't uvergeeten? D 3 DE  54 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, DE SCHOUT. Vergeef het my, Mynheer! 't is nog geen uur geleCu, Dat ik 't gezien heb in uw kabinet. BE VERSEUIL. Neen, neen. Ik ben verzekerd van het tegendeel. Ik reken 't Geval nochtans zeer vreemd. Op een" zuchten toon. 'k Wensen hen alleen te fpreeken^ Clermont toont zich zeer verwonderd, en gaat in V kasteel, om onderzoek te doen. DE SCHOUT, tegen de Wachten. Hy wil hen zelfs van fchande ontheffen; en gewis Schenkt hy hen ook vergiffenis. Wat toch kan hier een Schout,in 't oefnen van zyn pligten, By zulk een' man als hy verrichten? Hy gaat met de anderen naar het Perk, ZESTIENDE TOONEEL, DE VERSEUIL, MICHEL, JOSET. Michel wilde freeken eer de andere vertrokken varen; de Ferfeail belet hem dit. _ MICHEL, „adat zy vertrekken zyn. Mynheer! wat dank zyn we u verfchuldigd!». DE VERSEUIL, hem in de reden vallende. Neen • ;t Was üechts uit deernis. Maar wy zyn hier thans alleen' Komt  B L T S P E L. 55 Komt, zegt my wat u heeft tot zulk een daad gedreven, JOSET. Gelooft gy ?••• MICHEL, op eer? droevigen toon. Hemel! zou hy hier geloof aan geeven? DE VERSEUIL. Gy 'zaagt hoe ik uw zaak een ander aanzien gaf. Zo ge openhartig zyt,bevryd ge uzelv' van itraf: Verdient vergiffenis: bekent. MICHEL. Ach, welk een fmarte! Wy iets bekennen? iets, dat nooit ons kwam in 't harte; Daar we onbekwaam toe zyn? DE VERSEUIL. Hoe nu! gy voegtnogftout En onbefchaamd, de logen by uw fout! ZEVENTIENDE TOONEEL. DE VERSEUIL, MICHEL, JOSET, CLERMONT. CLERMONT, met groot e èlydfchap. op het . Tooneel komende. 2üie hier't portret, Mynheer, dat zo veel onrust baarde» 't Was in uw kabinet, gelyk de Schout verklaarde; 't Is 't geen u toebehoort: dus is het niet geroofd. DE VERSEUIL. Ik fta verftomd. D 4 Mi-  S6DE TWEE JONGE SAVOJARDS, michel, met dc eene knie op den grond. De Hemel zy geloofd! joset, hevig tegen de Ferfeuit. Nu ziet gy immers. de verseuil. Maar wat wonder!. . Zegmynadeu Hoe kreegt gy dit? michel, weenende. 't Is dat van onzen armen Vader. de verseuil. Zyn naam? michel. Micheli. de verseuil. Hoe! is 't waar? Micheli?... Kan ik dit gelooven? michel, hem eenige oude papieren geevende. Ja. Zie daar, Zie daar? Mynheer! wil dces papieren fleghts befchpu wen. de verseuil. Kan ik de ontroering, die'k gevoel, verborgen hou ên.' Komt hier, myn Vrinden! komt, myn Kinderen! Gy zyt Onfchuldig; 'k bid vergeeft my 't ongegrond verwy.: Ik fmeek het u, met traanen in myne oogen. michel. Dat 's al voorby, Mynheer! gy zyt te fterk bewogen. jo se t,, zyn'. eüebtog oplichtende. Hum!... de  B L T S P E L. 57 DE VERSEUIL. Maar gy weet nog niet... ei luister naar myn réén. Ikeer dit waard portret: hoor dan van my... Maarneeii; f Je Wil dat, in't openbaar,hunne onfchuld word' vernomen. Clermont, doe iedereen hier komen, Opdat elk weet'.., CLERMONT. 'k Vlieg heen. Hy gaat naar de kraamen. MICHEL. Mynheer! zult gy daarna Ons ook niet laaten gaan? DE VERSEUIL. Zo gy 't begeert; maar 'k wil't niet hoopen. Jofet, gy bad my dat ge uw' knapkoek mogt verkpopen.. JOSET, het hoofdfchiddende. Ja... toen... maar nu niet. DE VERSEUIL. Naar ik meen, Zult gy deez'avond, wel tevrejn En bly, u alles meé zien loopen. JOSET. Dat denk ik niet. CLERMONT, te rug kemende. Hier is al 't volk, Mynheer. DE VERSEUIL, op Michel en 'jofet v.'yzendc. Verberg hen acuter u. D s A GT-  58 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, AGTTIENDE TOONEEL, de verseuil, clermont, michel, joset, de schout, Kramers, Wachten, Knechts, Boeren en Boerinnen. de verseuil. Heer Schout! men fpreek'nietmcer Van 't geen hier is gebeurd. de sshoüt, ter zyde. Dat dacht ik al te vooren. ' de verseuil. De kindren hebben rny hunne onfchuld klaar doen hooren: Ik ben voldaan. Thans fpoort een zaak van méér ge wigt My aan, tot oefning van myn' pligt. Myn Neeven zyn hier aangekomen Zo als ik aanïtonds heb vernomen: Dat uw welfpreekendheid hen welkom heete. de schout, een horst zettende. Indien,., Mynheer... de verseuil. 't Zyn jonge üéri , Waarvan ik alles goeds durf wachten: Daarby zyn ze opgevoed dat ieder hen moet achten. dë schout. Mynheer, daar twyfcl ik niet aan. dé  B L T S P E L. f9 DE VERSEUIL. Neen, indedaad, gy zult verwonderd Haan. DE SCHOUT, Vergeef het my, Mynheer! gymoogt gerust vertrouwen Dat my bekend is wat ik doen moet in die zaak. Maar 'k bid u, doe my de eer aan en't vermaak, Die eedle Spruiten ftraks te aanfehouwen. DE VERSEUIL, met Clermont op zyde treedende. Hier zyn zy. DE SCHOUT, vanverbaasdheid te rug treedende. Hoel wat zie ik? Michel en Jofet willen vluchten^ DE VERSEUIL. Loept niet heen. Mynheer deSchout heeft iets te zeggen. Hoort zyn reên. DE SCHOUT, bedeesd. Mynheer zal zeker, op dit oogenblik, niet denken Aan't ampt dat ik bekleed, en "t hier't ontzach zou kren» DE VERSEUIL. (ken... Neen waarlyk, Schout! het zyn myn Neeven ; 'tzyii Myn erfgenaamen, hoe verwcnderlyk 't u fchyn'. liet fpyt my dat ik hen niet eerder... DE SCHOUT. Zy, uw Neeven l D E VERSEUIL. sk Zal 't nader u te kennen geeven: Het zyn myn Broeders zoons: Micheli heetenzy; Dit  oe DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Dit is myn rechte naam : dat weet gy nevens my. MICHEL en JOSET. Is 'tmooglyk! ach,iVïynheer! zou 'c waarheid kunnen weeZeg, fpot gy niet met ons? C^en? Zy kusfen hem de handen en V kleed. DE VERSEUIL, hen omhelzende. Neen.waardften! ftaakt uw vreezen. Ik heb één oogenblik rayzelv' geweld gedaan: Maar 'k wilde aan elk uwe onfchuld doenvèrftaan En u, lchoon arm gekleed, in't openbaar hier noemen IVugy, hoewel beticht, óp'teerlykst hart kunt roemen. Gy zyt myn weldaên waard'; verwacht die op den duur: Gy offerde alles op aan liefde en aan natuur. MICHEL, verheugd, ' Myn lieve Moeder, nu zal u 't geluk genaaken! JOSET, fchielyk. Och, dat haar iemant dit terftond bekend mogtmaaken? DE VERSEUIL. Gewis; ik zal 't haar voort doen weeten. Tegen een'' knecht. Vlieg ftraks heen. Michel en Jofet fpreeken zacht tegen den knecht» en Jckynen hem te beduiden waar hy hunne Moeder kan vinden. DE SCHOUT. Mynheer! 'k bid dat gy ons wat klaarer wilt ontleên... DE VERSEUIL. Micheli was myn oudfte Broeder: Zy  j) L T SPEL. 6t Zy derfden, in dien man, hunn' vader en behoeder, 'k Zal hen ten vader zyn. MICHEL. Óns! en in zulk Óen' ftaat? DE VERSEUIL. Wat alle ftaaten eer aandoet bezit gy beiden: Deusd. Deeze is'trykst, het.fchoons't fieraad. 'kZal u, zoveel ik kan, bereiden Tot zulk een levenswyze als gy voortaan moet leiden, En voor 't geluk dat u verwacht. Geeft op myne eerfte les dan acht, En wilt die in uw harten planten. Deeze is't: veracht toch nooit uwe arme bloedverwanten MICHEL en JOSET, geknield. Mynheer!... Myn Oom! daar ge ons zo bly... DE VERSEUIL. Dat elk die u omringt door u gelukkig zy! (ken> Heeft iemant u gehoond, door kwaad doen, of doorfprecWeet dan hoe gy daarover u moet wreeken. Hy geeft zyn'' ring aan Michel, en> zyn beurs aan Jofet. MICHEL, levendig. Ho!-,. Ja. Vriendelyk tegen den Schout, hem den ring geevende. Mynheer de Schout, bemin ons. JOSET. ó Gantsch bloed' 'k Zal my óók wreeken.  62 DE TWEE JONGE SAVOJARDS, Tegen Jaeques, hem de beurs geevende. Hier, gy Koopman! geef me uw goed j Gy hoeft geen rekening te geeven. Omhels my. JAC QUES. Jonker! ik bedank u al myn leven. Jofet deelt de koeken uit aan de jonge Meisjes. DE VERSEUIL. 'k Ben bly, myn Kinderen! dat ge op myn lesfen let. Komaan , vertoon voor 't laatfte uw koopmanfehap Jofet! • r „ . , (ren: Komt, jonge Dochters! komt: 'khebu vermaak befcho- 'k Heb zes paar Vryers uitgekoren. Draaióm de wyzer; die een'vryer trekt, zy bly; Want elk krygt, van Jofet, een huwlyksgiftdaarby, JOSET, op ecne der Meisjes wyzende. Zy trekk' dan de eerfte, wyl zy deernis badmetmy. Alle de Meisjes naderen. Jofet laat haar trekken. Dit vormt cene Pantomime, tcrwyl het Chorus gezongen word. C H O O R, Die goede Heer! Zyn hart is teer. Die goede Heer! De Hemel will' hem geeven In vreugde en vree te leeven, Bekroond met heil en eer! Welk een goede Heer! F AU-  B L X S V E L. 03 VAUDEVILLE. DE VERSEUIL, tegen Michel en Jofet. Myn Kindren! 'k fmaak een waar genoegen, 'k Geniet het grootst geluk voor my. De Hemel toont zyn gunst daarby, Door *t geen ik wensch my toe te voegen. Maar denkt altoos, zelfs in 't vermaak, Schoon ge uw gelukzon zaagt verrezen, Dat naam, of rang, of geld, niets doet ter zaak, Maar dat het hart moet deugdzaam weezen. ALLEN. Dat naam, enz. MICHEL en JOSET. t) Onze Schutsheer! onze Vader! Hoe word ooit onze pligt voldaan? Nooit zal uit ons geheugen gaan ■ Uw liefde en trouw voor ons te gader. Zo we immer weldoen, heeft alleen Uw voorbeeld ons dit aangeprezen: Niets zyn , niets zyn wy, uit onszelv', 6 neen: Men kan, door u gevormd, iets weczen. ALLEN. Niets zyn, enz. DE SCHOUT. Schoon ik vooruit zie allerwegen, Kon ik nochtans vooruit niet zien 't Geen elk hier daadlyk zag gefchiên: Men dank' den Hemel voor dien zegen 1 Een klein verdriet baart groot vermaak. Myn ftrengheid deed hun heil genaaken: Men ziet, men ziet, hoe, van een kleine zaak, Het Recht iets goeds, iets nuts kan nuaken. AL-  64 DE TWEE JONGE SAVOJARDS. allen. JUcn êiet, ent. michel, tegen de Aanfckouwtrs. Twee Savojards ?.. Wat werk kan 't Weezefl ? Hoe of men dit beiiandlen kan ? Mynheeren ! oordeelt zelf hiervan. Of 't waard gelaakt is of geprezen. Zo hen de gunst van u gefchied Dat gy het goedkeurt, niet wilt kaken. Dan ziet, dan ziet men klaar dat gy, van nie't Ook fointyds nog wel iet kunt maaken. ALLEN. Dan ziet, dan ziet men Waar dat gy, van niet. Ook fointyds nog wel iet kunt maaken. DANS FAN BOEREN EN HOE KI NIl'E N. EINDE.