TREURSPEL ?5 tX'l V's dc Vrst dtKop 't ^ngst gebood: Kee rverp g? my tot getrouwheid ieboon uw degen, D " i amiehap aangefpoord , ons allen had doorregen \Vn b u zulks V redt gy Dirce , als een verwoede hand Kar tS op deIn's hemels naam, hou Math use s, een weinig te mg tredende. ö Wreed bevel! . Timantes, ÏTJSgeïyfej te rug ti eindt. De Vorst heeft" dan haar dood gezworen ? Arbates. Ta zo gy verder treed is haar dat lot belchorcn. fea? alerüns kunt gy haar redden 't Ho gerucht Verfpreide dat zy zich bereide tot de vluch, Om op Mathufes last, zich 't offerlotteontuckKn, En'nauvvlyks kwam de Vorst 't vermoên daar van te Of 't vSlïySm geloof. „Ga! zegt hy my, ga heen 'k Beveel u, met myn eer, liet welzyn van t gemeen , " Myn wil is dat geen lchip befta in zee te fleeken. Z Zoek naMathnfes ,met zyn Dochter, 'tHof ontwee- Verzeker u van haar: en zo men u weêrftreev', 'Dat ze op uw eerde wenk aan uwe voeten fneev : " UW VoS gebied het u; 't is zelfden wü der Go,en. " Hoe■ zou Mathufes haar, in fpyt van myn geboden, " Het lot ontrukken ? Neen, Arbates, volg uw phgt . Prins ! dit *s myn last. Ik fmeck, verzwaar die met, maat Denk 'tlsde vrees niet die my noopt: gy kent myn leven. Mathufes , help my zeil : kunt gy uw telgbegeven? Duit dat ik haar na 't hof geleden moog, Myn -cu , Daar \s 't leven van die fchoope ui^wefaa^wcU. Smeekt gy den Vorst voor haar, ai Hond zy yo.» i Mltaaien, *- -  3» DEMOPHONTES, Zyn teedre zucht voor u zal ftraks de onnooz'Je fpaareii i UIA ntes. Arbates, 'k roem uw trouw : wel aan, volvoer uw last tegzn Mathufes. kom trotfen wy't gevaar, 't geen waare helden past. tegen Dirce. En zo ons deeze hoop voor 't laast ook mogt begeeven Deez GoJfpraak, wisfer dan alle andren, red uw leven! Hyflaat de hand op 't gerest van zyn zwaard'. Myn waarde Vader ach! vergeeft my...welk een fmart hart Scdeiïk- Ach! koude ik u myn Hoeüsmyn dood bcflemd door'tnootlot?grootc Goden' En. werdt me m deezén ftaatden minden troost verboden?. . . Wat misdaad is 't, waarom ge, ó Memel! op my woed ? Zyn dit uw fchikkingen?eischt,eischt ge onfchuldig bloedt ? ö Welaan ! heeft my het lot zo wreed ten doel gekoozen Verwacht geen traauen,neen:'kzal't om myn dood doen bloozen. TIENDE TOONEEL. Timantes, Mathuses. GTimantes, terwyl Dirce met de Lyfwachten heen ^aat. rootmoedige! 't ziet u reets met verwondring aan Ja, zo veel deugd en moed kan by de Goón voldaan ' En zelts des noodlots fchaalals doen in twyfel hangen! ,ir , , Mathuses. Wat hoopt gyhs'er hulp vaiTsHemels hand te ontfangen? Scheurt de aarde ooit open?fchiet de blikfem na benëen" 1 en itrafvan t woestgeweld,van wreede oumenschlyk-  TREURSPEL. 37 En wil men dat de Goón zich onzer noch erbermen. Daar ze ons verhaten en de fchiüdigen befchermen? Timantes. 'k Beken, dit fchynt voor ons een tegenftrydigheid. Maar ,fchoon de ftraf van 't kwaadt, zo dikwerf lang verbeid, .■„■'• j Op heetcr daad niet treft,kan zulks ons immernoden Om ftout te twyffclen aan de oppermagt der Goden, Want die vermoedens voedt, hun weezen gansch onwaard . , Vernietigt hen, en vormt zig Goden naar zyn aart, Door hun beftiering naar zyn zwak begrip te meeten. Vcrr' boven 't fterllyke oog op 's Hémels troon gezeeStaart ons gezicht in hen van vooren ga te flaan; (ten, Maar 't ziet' van agtren klaar hun wysheid en be taan. Dus blyft,,indien 't verftand niet tot zyn ftraf wil dooien , , , Het doen van onzen pligt alleen ons aanbevolen, En in die duisterheid de trouw op zy te treen; Gerust dat niets gefchicde , of 't heeft zyn wyze reen. ieez'dag zelfs.hoe't gevaar ons yslyk ftraalt m de oogen, Zal mooglyk onverwacht die waarheid ons betoogen. Mathufes, ga, befpie waar dat men Dirge leid; Terwyl ik hofwaards fpocde.om'sKonmgs grimmigheid, Indien het mooglyk is, te brengen aan 't bcdaaren. Mathuses. Ik kan niets hoopen, Prins. Timantes. Dus kunt ge few lot verzwaaren. Hy die niet vol van moed, in de uiterfte ongena', 't Gevaar weêrftreeven durft, verdient dat hy verga: Maar kan ik door geen bed myn Vaders hart beweegen, 'tBefluit is reeds gemaakt; wacht alles van deez deegen. Mathuses. ó Edelmoedig Prins! een beter Vader waard: Ta! 'k hoop, nu zich myn lot met uw befcherming paart. C 3 Ik  3« DEMOPHONTES Ik volg myn Dirce op 't fpoor;en treed zy na L nltniren Myn Kinderliefde zal uw fièrheit cvenaarcn. * ELFDE TOONEEL. Timantes. Vergramde Hemel! hoe! In 't felst der fmart, beseft Sul", h,ïtVaS£lgbeidV1 6 Goónl Timantes' , eft< bSeS" sen! lieen • 'k vocl my» ffl" .. GrooteGoón.' Dit deedt u dan Creuze en haare trouw verfmaden ? Wat hoopt gy van een min, zo ftout als onberaden? Op welk een gront durft gy verwachten, dat ik u Aan  T* R E U R S P E L. 45 Aan't bloed eens Onderdaans,m fpytder wet,P0ithuw'? Wie weet zelfs of niet reeds een heimlyke Echt... Hoe ! 't weezen Ontroert? zo't waar was,'k zweer..!fpreek op,watmoet ik vreezen? Timantes. »ch!welk verdenken! Go6n,gêtuig het! hoor myn reên! Men ftraf my, zo 'k met Dirce ooit in den Echt zaltreênï Helaas! ik fmeek alleen dat die onnoozle leeve. Opdat door haare dood, uw Zoon niet meede fneeve. Demophontes. „Zo 'k hem die gunst bewys, verwacht ik ook dat hy ., Myn wil eerbiedige." Wel aau ! gyïmeektibet my: 'k Verleen aan haargenaê , zy leeve ,'k ben bewoogen. Timantes, hem de lumd.willende kus/en. Myn Vader! Demophontes. Hoor my eerst: dat Vorstlyk mededoogen Eischt eene erkentenis. Timantes. Myn bloed , myn leven, heer... Demophontes. Het is zo veel niet, Prins , dat ik van u begeer. Creüzes Echt alleen, zy thans uw pligtbetooning. Staaf, ftaaf het woord dus van uw Vader, van uw KoTimantes. (mng. Wat noodlot! Demophontes. 'k Zie hoe fterk uw hart daar tegen pleit; Maar des te waardiger is me uw gehoorzaamheid. TJw mededogen heeft myn felle wraak verbeeden: En, zoudt gy weigeren myn voorbeeld na te treeden, In 't geen my de eer beveelt ten roem van myue Kroon? Wat zou men denken van uw Vader? welk een hoon, Indien ik door uw fchuld , myn woord niet kou volbrengen : Neen,  4 Dirce. Ach Fk zie deLyfwacht.' i iman te s. Dien weg in. Maar ?e U ™b 1 ,„ Slaan wy dan Vereend zich ^gcn on.sV °k ^ Wat v^kgefpan de Vrienden rem Timante, nemen de vlucht Helaas! wat nu te doen ? (den- j Tl ma n t es. Alleen baane ons een Jfe ^J^* ^ DERDE TOONEEL. Demophontes, Timantes, Dirce J,f wachten en Priesters. ' ' 1-T „ ,. Demophontes. •*-*eu fland, rampzalige en ontaarde Zoon ! Ti-  TREURSPEL. <$i Timantes. Myn Vadert Kan 't zyn? 6 Hemel! waar ontmoet ik u? Demophontes. Verrader 2 Timantes, op het toetreden der Lyfwachten, zich voor Dirce fleilen 'e Dat niemanthaarbeftate nadren, of deez'hand. Diecf. Zwicht, Prins denk op u zelv ! Timantes. 'k Zwicht voor geen dwingeland l Demophontes. MynWacht,laat afilaat dienweerfpannelingmct vrecden. 'k Wil zien hoe ver hy durft zyn eer en pligt vertrceden. Trouwloze! kom, volmaak uw heeriyk opzet! druk My 't bloedig fraai in 't hart, voor't laatltc hcldeiifl.uk! Hoe! fchroomt ge uw 's Vaders bloed te Horten ? gy, verwaten' ! Gy, fnoode, die, in woede en moortlust uitgelaatea, Der Goden Tempal fchondt. ■ Timan tes. 6 Hemel! De m ophontes. Wat weerhoud Uw hand, is ook het zwaard aan deeze vuist betrouwd? Daar legt het! Kom voldoe uw woede en haat, ontzinde l Zie hier myn borst! floot toe! dat ik myn dood hier viude! Uw grootfte vyand fleld zich voor uw woede bloot. Straf, ftraf my dat ik u het leven gaf! doorftoot Uw Vorft en Vader! kroon dus uwe onmenschlykheden. Dit, dit alleen doe u den hoogften top betreeden Van al wat gruwlyk is: Ja, dit ontbreekt u maar, Om die onwaardige , de hand, voor 't Echtaltaar . Noch rookende van 't bloed uw 's Vaders, aan te bieden E D 5 T>  TREURSPEL. éi , 6 Neen! hoe 't hart ook fpreek',hun misdryf is te groot. „ 'k Volg't geen de pligt gebied;die vordert hunne dood. a Wel aan dan dat hun ftraf aan't volk een voorbeeld gee„ Van 't ongekreukte recht; op dat een ieder beeve! (ve Te rug tredende. Myn Lyfwacht! fcheidze in hun gevangenis van-een, Tot gy op myn bevel hen zult ter ftraf doen treén, Tim an te s. Gun ons ten minften t'feam.. . Diu<; e. liat wy, vereent i» 't leven , Ook in den dood vereent. .. Demophontes. Ja! gy zult faamen fneeven, Misdadig Paar! uw febuld verdient gelyke ftraf. 'k Zal u verëenigen, ik zweer 't! maar in het Graf, VIERDE TOONEEL. Dirce, Timantes, de Lyj"wachten ter zyde, MDirce. yn Prins! myn Echtgenoot! Tim ante s. Myn oierbaareEgaê! Goden! Dirce. Helaas!wat wreed verdriet' 'k zal u, om my,zien dooden. Timantes. Gy treedt om my ter dood: en 'k fterf dus duizentmaal, D i r 9 e. Wat ftaat Olintes nu te vreezen! wat onthaal Heeft hy te wachten , Prins, als by, met opene armen,' Vergeefs zyn' Oudrcn zockt?zal zich de Vorst erbarmen, Als die oiinoozele zyn droevig lot beklaagt? Timantes. ó Yslykst tydftip!  62 DEMOPHONTES, Dirce. Aehl wat wreede. zorg doorknaaJ My t hart! maar laat ons , Prins, die zwakheid fier wecrltreeveii: Beroemen wy een moed, die, zelfs in 't deerlyk fneeven Uns boven t woeden van ons doodlyk lot verheff En onze Heulen zelf met felle fiddriijg trefF ' Kom, fcheiden wy van-een, alleen met hun bewoogen: Maar dat geen enkle traan zich opdoe in onze oogen. llMANTES. Grootmoedige! welaan, 'k voig uw kloekmoedigheid ttlmo >r myn ziichten,fchoon myn hart inwendigmhreitl my de dood getroost. Dat niets uw moed verwiune! rT Dik ce. V aarwei dan! Timantes. Dirce! Dirce. Prins! Timantes. Vaarwel, myn Gemalinne. Dirce. Timantes! Timantes. Schoone! Dirce. Hoe ! gy'blyft noch ? Tim an t e s. Weerhoud my. ÜW gCzicht Dirce. n ■ 'kWildealleennoch,indeez'laatftenpliet Befchouwen of ge uw fmart weêrftaan zoudt, onbewS„ „, . Timantes. (o-en Gy fchreit nochtans! Vs ' Dir-  TREURSPEL 63 Dirce. Gy zucht1 Timantes. Hoe kleen is ons vermoogen! Ik dacht dat,wat ik wilde,ook in myn macht ftond; neen: Wy vleien ons te dwaas in onze af hanglykheên i D ir c e. 'k Verwachtte ook in my zciv'meer zielskracht: 'kwil vertrekken, Om myne zwakheid niet voor uw gezicht te ontdekken., T 1 ma n t e i. Myn waarde! een oogenblik! ei, hoor! Dirce. Wat wilt ge? Timantes. Uw hand. fa geef my die voor 't laatst, ten dierbaar onderpand Van uwe oprechte trouw, den wellust van myn leeven. Dirce, hem home hand gevende. Vaar wel, myn Echtgenoot! Timantes. Ach! künt ge my begeeven? D1 r ce. Wat wreede fcheiding! Timantes. Ach! onmenschlyk nootlot, woed Gy dus op de onfchuld fteeds, en dorst gy na haar bloed? D1 r 9 e. (zen ? Goón ! moet een zuivre liefde en trouw rampzalig weWat heeft het fchuldig hart dan van uw hand te vreezen? Prins ! dat ik u voor 't laatst omhels ! Timantes. Helaas ! verbeid... D i r § e. Men fcheurt my van u af: Vaarwel in EeuwigheidI VYF-  gy zyt de Erfgenaam des Ryks. Cherintes. Hoe! ik? Timantes. iv/r d j , i . Metrccden, Myn Broeder; had ge my met van den dood verlost Gy waart het reeds. Wat is 't dat my deez' afltarid kost ? k Hergeef u maar een deel van 't geen ik,met myn leeven" Aan u verfchuldigt ben. ' C he rint e 5. De Vorst...! TlMAN t e s. , . Is'tuitkomscgeeven. Hy redt dus zelfs zyn eer, wy] hem zyn woord verpligt. Spreek ; is dit voor zyn gunst niet min geÜQpg verricht 2 Wat is een ryk,een kroon,by't geen hy my wilfchenken ? C iterimtes. 't Gemis een troons, Prins , is te groot! Timantes. L , r n Gym oogt zulks denken: Maar de eer van ze af tc ftaan isgrooternoch. Cherintes. Me een gift, die toont wat hart u in den boezem^wf cft" k Beny u mm den Troon dan uw grootmoedigheden.  74 DEMOPHONTES, Demophontes. Myn waarde Zoon! Timantes. Ik fchrik! doe my die naam niet hooren. Cre üze. Gy weet misfchien niet, Prins..! Tim ante s. , 't Is my te wel bewust. D emop h on te s. Stel, in de omarming van een Vader, 't hart gerust, Als 't onderpand dat hy u alles heeft vergeeven. Hoe ! myne omhelzing koel tc ontworstlen?doet ze u beeven? Gy deinst vol i'chrik, en tracht die tcderheit te ontvliên. Timantes. Ach! wien bcwyst gy die! ik fchrik u aan tc zien, En voel te feller fchuïd myn fhoodeziel doorknagen. C r e üze. Wat reên ? Demophontes. Wat onheil hebtge op nieuw dan op zien dagen ? Cre üze. Bedaar! zie hier uw Zoon; omarm dat lieve wicht. Tl mant e s. ö Gruwel! wreede! neem dat kind uit myn gezicht! Dirce. Waarde Echtgenoot, helaas! wat hoor ik? gy..! zyn Vader.., 1 Timantes. Wyk van my, Dirce, fta..! DlR CE. Gy fchrikt dat iku nader? Ontvlucht my, in een tydt daar onze tederheên De gunst genieten , vaak den Goden afgebeên. Mynhartfmaafcte enkel 't zoet van't Vaderlyk erbarmen, In't deukbeeld,hoe ge my verrukkend'flonüe omarmen; Vry  TREURSPEL. 75 Vry noemende den naam van Vrouw, van Echtgenoot, In liefde-omhelzingen, gewoekerd uit den dood: En 'k vind my dus , zo wreed, in inyue hoop bedrogen! Doet Dirce u yzen V Ja, gy wendt vol fchrik uwe oogen! Prins, had uw liefdedrift, zoo hevig, geen beitaan, Dan in 't gevaar, ach waar ik in 't gevaar vergaan! Goón; moet uw fchikking ons dan eeuwig ftrydig wee- Timantes. (zen? Ach! waar verberg ik my V Demophontes. Wat ftaat u dan tc vreezen ? Timan tes. Wat? alles! Hemel! ach, wy zyn ter ftraf verhoord! Ontbrak't aan dondcrs,toen ikbaade in bloed,toen raoort De naare doodkreet gilde in uwe Tempelkooren V Neen ! 't ftrenge noodlot had me een wreeder ftraf gezwooren: Wanneer het gruwend van 't vermengen van ons bloed , Ons door de ontferming neeft voor 's Vorsten wraak behoed , Opdat het ons daar na te fnooder zou doen fneeven, Of, dat noch wreeder is,ous zelv' ten vloek te leeven, Dirce, hem wederhoudende. Ach, blyf. Demophontes. Ja, hoor ons ! Creüze. Prins, zie hier uw troost! uw heul! Timantes.. Hier? daar elke opflag van het oog my (trekt ten beul! Gy troost me, denkt ge, wreede, en moortmy:best gevloden! Demophontes, hem wederhoudende. Sta, Prins! denk wie gy tracht te ontvluchten! Timantes. Wie? de Goden, En  7v'ccd"cltl ■> zo men my noch verder wil misleiden ' ~ , Demophontes. C' ':ry- ;:vv 8crast;gyzytmyn Zoon niet: Neen ' Vuiwislelt in den wieg met Dirce, js zy alleen Myn kind; wat u betreft, Mathufes gaf«,'Heven■ gyn Egaê heeft u aan myn Konirtgin gegeeven ' Die tot die wisfelmg uit ftaatsbelang beffoot Zy zag daarna, wanneer Cherintes 't licht genoot Dat zy haar e.gen Zoon had van de Kroon verf Eken En vreesde my het minst van dat geheim te fpreeken' Lef peurend' hoe: myn hart voor u was aangedaan- ' Doch m haarfterfuur fchreef ze op tweeverfcheide blaan De waarheid van 't geval; gaf't eene aan haar Vrind inne' Dit 's 't geen Mathufes u vertoonde, en die Vod i e Verborg het andere >t geen nu myn 'hant omT Waarom fchreef zy 't geheim niet gantsch op^eerftè tv n i Demophontes. fren Dit ftrektc alleen om Dir?c, aan wien zy 't had gezwoo' ILXT tiat,Zy Was,l,i,t Vorst]yk blocd gebooren. maai tgroot geheim uw s lots moest niet dan mv alleen Bekent zyn, opdat ik, naar tyds omftandigheên £ulks kon verzwygen , of aan ieder openbaaren ■ En daarom heeft zy 'tfchrift verborgen by de AJtaaren. Ti-  TREURSPEL Mathuses. Duldt dat een ichuldige zich voor u neder vly. Demophontes. Zo gy u fchuldig vind, het is alleen door rny, Dat ik myn Dochtren wilde aan 't offerlot onttrekken: Een Vorst moet aan 't gemeen voor alï' ten voorbeeld ftrekken In 't geen de Hemel eischt, en wet, en pligt hefluit; Zy heerfchen: maar een Vorst voert haar beveclen uit. Indien zyn ftaatzucht zich daar tegen durft verzetten, Zal hem de magt der Goón ter zyner ftrafverp.caei.. Dit word in al 't gebeurde ons klaar gefteldin 't licht; Dies ik myn eigen fchult erkenne, en nedrig zwicht. Kom.laat onsmoch gefpaard.deGoön met blyde kjankei i, By 't vieren van uw Echt, voor zo veel weldaan danke Hun dienst en's volks belang,tot heil van'tRyk,betrac Verfieren 't meest van all' der Vorften oppermagt. Einde van het Vyfde of Laatjle Bedryf.      DE MOP HO NT ES; TREURSPEL.  I  DEMOPHONTES. TREURSPEL. Gevolgd naar Dcmophontes van den Abt METASTASIO. Onder de Zinfpreuk: inü cums uoMim contingit jduie corintmjm. Te AMSTERDAM, bï JAN H £ L D E R S , in de Nes. i78r. Met Privilegie.   De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens O&roy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den sden November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van DEMOPHONTES ; Treurfpel, vergund aan jan helders. AmJleJ/.am, den 15. QSeitr, 17g1. Geene Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die, door één' der Heeren Gecommitteerden onderteekend zyn.  VERTOONERS, Demophontes, Koning van Tracic. Dir$e, gehouden voor de Dochter van Mathufes. CreüzEj Princes van Phrygië. Timantes, gewaande Zoon van Demophont&s. Ciierintes, Zoon van Demophontes. Mathüses, een der Ryksgrooten. Arbates, Hooftman van de Lyfwetckt. Zwycendb. De Priesters, ia hunne Plecht gewaaden. Olintes, Zoontje van Timantes en Dirce. LyfwaChten. Hetfpel Jpeelt in3en omtrent de Hoofdjlad Tracie. D E-  DEMOPHONTES; TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het tooneel verbeeld de Tuinen van het Koninglyk Paleis. Dirce, Mathijs es. MDirce. yn Vader, uwe drift voor myn behoudenis, ; Zal 't onheil, 't geen gy vreest, daar 't noch onzeker is , Bevordren, en myn bloed doen op het Outer ftroomen. Gy wilt niet dat myn naam, ter lotinge opgenomen , Mede in de Lotbus zy; en hebt daartoe, alleen, Het voorbeeld van den Vorst. M a t n us e s. O ja; naar recht en reê»/ Schoon ik door 't blind geval ben onderdaan gebooren. Laat daarom zich natuur in't hart te flaauwer hooren? En fpreekt de zucht van 't bloed niet even fterk in my ? Of waant men dat ik hier min Vader ben, dan hy? De Godfpraak van Apo\ eischt bloed en ingewanden Van eene Maagd ten zoen, voorjaarlykfe offerhanden; Maar floot het Vorstlyk bloed niet uit van 't offerlot; En zo de Koning ftaat ten ftrcngfte op dat gebod, Dat by my dan eerst zelv' 't grootmoedig voorbeeld geve, A 4 Zyn  8 DEMOPHONTES, Zyn Dochteren herroepe, en ook in 'tnoodüurbeevï, Wanneer haar naamen mede aan 't lot zyn bloot gefieldDirce. De Koning! Heer?... bedenk...! zynmagt...! Mathuses. Zeg vry, geweld ! Maar 'k vrees het niet, de Vorst betaamd ons voor te treeden, Hy ondervindc ook eens die nnare angstvalligheden , Die wroeging, die 't gevaar in 'thart eens V7aders wekt, Wanneer des Priefters hand zieh na de Lotbus ftrekt; Wanneer hy, fel ontroerd, met half beklemde. Jippen, Zelv' heeft voor 't doodlyk woord, gereed zyii'mond te ontglippen , Den naam der Maagd, die 't lot, Apol ten offer, doemt. Zo Demophontes zich op 't heilig recht beroemd ! Hy fchaam' zich dan in 't eind zyn bloed der wette onttrekken , Waardoor 's volks raitipen hem alleen ten fchouwfpel ftrekken. DlR c e. De Vorsten zyn der wet ontwasfen. Mat h uses. Vleijery! Be wet is voor een Vorst het roer der heerfchappys En niemand is 't bevel ontwasfen van de Goden. Dirce. *t Is waarheid: maar een Vorst verklaart zelf hunn'geboZyn mond beflist den zin. (den , Mathijs e s. Niet als die duidlyk fpreekt* D i r 9 e. (breekt. Dat is't, Mynhcer, 'tgeen aan de Godfpraak meest ont- Mathus e s. 'x Verveelt my; ftaakt die reên ; 'k heb myn bcfluit gcuo- EDC1U DlR-  TREURSPEL. 9 DlRC, e. Ach! welk befluit ? gy wilt dan 't bloed uw 's Kinds zien ftroomen. En was 't myn bloed alleen! Helaas ! denk , dat de haat Der Vorsten ligt ontbrand, maar traag zich blusfchen laat. Wat doodsgevaar het is een grimmigheid te ontfteeken , Bekleed met de oppermagt,fteeds vaardig om tewreeken. De Vorst is reeds misnoegd;en zo gy hem deez' dag Op nieuws by 't offer hoont, beef! beef voor zyn gezag \ Mathuses. Ik voor hem beeven ? neen! hy beeve eer voor de Goden. Het recht is op myn zy; ja 't word my zelf geboden 1 Hunne infpraak melt het klaar,'t zy Vorst,of onderdaan , Eenzelfde teerheid doet het hart, als Vader, aan; En 't lust my langer niet, altoos in vrees te leeven , Of Demophontes zal mede op zyn Rykstroon beeven. Ik ga hemlpreeken. Dirce. Ach ! in 's Hemels naam! geloof.. . Mathuses. Neen, Dirce, blyft de Vorst voor recht en reden doof, Geloof my, eer u ftaat den flag des byls te wachten, Zal deeze hand Apol noch andere offers Aagten. TWEEDE TOONEEL. BDirce. (heen? ehoed ons, Goden ! Ach ! waar voert die drift hem Of fluit de Hemel ook het oor voor myn gebeên? 'Apollo! moet myn bloed zo fehuldloos uwe Altaaren Eerlang bezoedlen? moet myn Vader, Wichelaaren, Noch Vorst ontziende, fel van wanhoop aan gefpoord,. Uw Choor ontheiligen met krygsgefchrey,en moord? En ik, rampzaalge! daar de dood my is bcfcbooren,. Hein fneuvlen zien? voor 'tlaast'de naam van Dochter hooren, A 5 Al  io DEMOPHONTES, Al ftamelende ontflipt zyn' reeds beftorven' mond ? Tcrwyl ik zelv' beproefd, door 't heimlyk Echtverbond 9 Hoe 't hart der Moeder, die, met half gelookene oogen 't Geliefde voorwerp zoekt, is met haar vrucht bewocn gen! Ach! myn Timantes! ach ! uw afzyn,in deez'nood, Drukt my het zwaarst van alP,van hulp en hoop ontbloot.» Ach! mogt ik u... maar hoe! wie zie ik herwaarts treeden ? (den. Bedriegt myn oog my...?Goón! hy is 't! 'k heb u vcrbee- D E R D E TOONEEL, Dirce, Timantes. Ir lyn Prins! Timantes. Myn Egaé! " Dirce. Ach'hoc doodlykis dat woord, Indien 't van iemand wierd, in deeze plaats , gehoord! 'k Beef,op 't herinn'ren , dat de wet een Maagt doet fnee- ven, / Die,niet uit Vorstlyk bloed, u haare hand zal geeven. En dit 'sdercchi, Mynheer, waarom die naam, zoo waard En dierbaar aan uw Dir^e, in haar ontroerig baart. Timantes. Wie hoort ons ? wie ftaat u door my befchermd , te vreeDirce. (zen .? Alleen uw byzyn, Prins, doet my verzekerd weezen. Maar wie der goede Goón voerde u weer herwaards Timantes. (heen? Op 's Konings last verliet ik 't leger; maar de reên Zyn me onbewust: nochtans in 't heetst van't oorelogen , Al-  TREURSPEL. n Alleen voor u bezorgt, ter heirfpitfe ingevlogen, Gcmoedigt door de hoop, naar 'svyands benden vliên Van u in zegenpraal des te eerder weêr te zien; * Scheen Demophontes last voor my cenguniligteeken. Ach! Dirce, dacht ge aan my zoo teder ? Dirce. 't Hof ontwecken, Na uw vertrek, voor my toen haatlyk, doodfeh en naar, Vloog u myn hartterhulpein't woedendkrygsgevaarj En zag het eens te rugge, al treurend en verflagen, 't Was, om voor onze telg een teedre zorg te dragen. Maar dc ccdle heldenmoed, die my in u verrukt, Op 't lief gelaat des Kinds zoo lecvend uitgedrukt, Trok 't hart na u, in fpytvan 't moedërlyk erbarmen] Naardien ik in den Zoon den Vader dacht tc.omaïmen. Timantes. Wat teedre Huwlyksmin! hoe zoet, die uit uw mond Te hoorenlwelk geluk, wat dierbaar echtverbond! (wc? Myn Dir^e, ach! waar is 't pand van onze liefde en trouVergun my doch terftond dat ik dien Zoon aanfehouwe. DlRC E. In een verborgen oord word hy getrouw bewaakt, 't Is vol gevaar, myn Prins, zo gy die plaats genaakt. Helaas! wat bittre zorg kan ons geheim my geeven! Timantes. (ven. 'k Ben't veinzen moede,en fteeds voor uw gevaarte beeDeez' dag zal 't einde zien der wreedc onzckcrheên. 'k Verklaar my aan den Vorst! Dirce. Goón, was het dit alleen t Een zwaarder onheil hangt ons boven't hoofd;'t verjaaren Van't oll'rcn eenermaagd, dreigtnieuwe ramptebaaren. De Vorst wil dat myn naam aan't lot zy bloot gefield; Myn Vader weigert zulks; getroost, het minst geweld, Verwoed te keer te gaan: dit doet my 't ergftc fchrooujen. Tu  is DEMOPHONTES, Timantes. Is hem onze Echt bekend ? Dirce. Neen, Prins: 't was omgekomen Met my en mync vrucht, was hem die zaak bewust. T i mant s s. Ik ga, myn Dirce, (tel u op myn hulp gerust, ïk fla hem voor op nieuws de Godfpraak raad te vrageiï. Denk, tyd gewonnen, kan 't geluk zelfs op doen dagen. Dirce. Men heeft die andermaal geraadplecgt. T i m a n t e s. En wat melt Het antwoord? Dirce. 't Heeft alleen dit duister lot voorfpeldt hemels toorn volhard in 't woeden, Tot hy, die zich een Ryk beloofd, Waarvan hy, buiten fehuld,den erfgenaam beroofd. Zich zeiven kent , en 't eind van zyne tegenfpocden. Timantes. Goön! wat verborgenheên. Dirce. Ach ! zo my 't lot benoemd! Waar wende ik my ? 'tis 't minst te flerven, wreedt gedoemd ! Uw Dinjc kan getroost voor't Vaderland welfneeven: M aar nooit een maagdlyk bloed Apol ten OiFer geeven ?" Én 't zy dus dat ik ipreeke of zwyg, 'k ben fchuldig; Jk hoon 't Gezag des Konings , of de Majefteit der Goón. T I man te S. De grootheid van't gevaarmoet,in ons,moed verwekken. Kom, laaten we ons geheim den Koning gaan ontdekken. Dirce. Bedenk dc ftrenge wel die myne doodftraf melt.  TREURSPEL. 13 Timantes. Neen, denk eer,'t is een Vorst die haar heeft ingefteld. Een ander Vorst kan door zyn macht die weêr verbreeken; De Koning is geftreng , hy neigt (leeds zich te wreeken: Maar evenwel het bloed fpreekt in hem , en deez' dag Zal blyken wat een Zoon op 's Vaders hart vermag. Cy kent met my de kragt dier naamen ; wat vermogen Natuur die byzet, tot een teeder mededogen. En'k nader thans den Vorst,zyn liefde en achtingwaard. Gantsch Schytië verheerd, de Phalës, door myn zwaard Verwonnen, heeft zo 'k hoop, my eenig recht verkregen , Dat hy met gunst beloon' de dienften van myn'degen. En fpreekt zo veel triomf noch niet genoeg voor my, Gebeden, traanen, hoe myn moed daar ook door ly', 't Zal alles yvren, in met my zyn kniên te omarmen , Tot dat zyn hart, geraakt, zich onzer zal erbarmen. Dirce. Hoe vrees ik, groote Goón! Timantes. Stel, ftel uw hart gerust. Betrouw u op myn zorg, myn liefde is u bewust. Denk, dat uw Echtgenoot, doof voor alle andere wetten,; Bereid is om voor u zyn leven op te zetten. Dirce. Timantes, ach! in u beftaat myn hoop alleen. Befchik vry van myn lot; en ik ben wel te vreên, Hoe 't «ok van uwe hand my komen zal te vooren, 't Zal me alles dierbaar zyn , de dood zal my bekooren, Zo dervende, myn liefde alleen die,gunst verwerft, Dat myuhart beweent, dat Dirge de uwe fterft! Eén woord noch,Prins,eer ik my na Olintesfpoede, Zo gy my mint zo teêr, zo trouw, als ik vermoede, En eischt my 't nootlot op! is zulks de wil der Goón! Redt hem ten minste, en min de Moeder in den Zoon. VIER-  14 DEMOPHONTES, VIERDE TOONEEL. HTimantes. oe blind is 't los geval, wat tegenftrydigheden ! 'tSchonkDircelchoonheid,deugd en roemenswaarde zeWaar door zy 't Godendom in luister evenaart: (den, En evenwel die fchoone is onder 't juk gebaard, Hoe waardig tot de Kroon, en 't Ryksbeltier geboren. Wat onrecht! maar voegt ons die fchikking na te fporen...? Dus mooglyk, op dat ze eens geleid ter heerfchappy', Den troon aan haare deugd alleen verfchuldigt zyl <5 Ja, 't voorfchikt my zelfs. langs die verborgen wetten, Ligt tot het heil, van haar de Kroon op 'c hoof te zetten. Dit is 't, myn Dirce, dit gaf u myn hart en hand! Het is de Hemel zelf, die met ons t'famen fpant., Die, hoe ook 'c onheil dreig', in., voor ons,duistre wegen, (gen. Zyn hand ons reikt ter hulpe , ons toelacht met den zeDie wil dat myne trouw u eens ten Troon doetreên, Van 't gantfche Traciën gevierd, en aangebeên! Maar 'k zie de Vorst verfchynt. ó Goón! wil by 't ontdekken Van ons geheim , zyn hart tot meedely verwekken. V Y F D E TOONEEL. Demophontes, Timantes, Lyfwachten. MT i m a n t e s, nederknielencle. yn Vader, en myn Vorst, vergeev... Demophons tes. Ryst op, myn Zoon! Timantes. *k Ontfing uw last, en volgde eerbiedig uw geboón. De-  TREURSPEL 15 Demophontes. Ja,Prins,de rust van 't Hof,hoe vleijend'van vermogen Mishaagt uw' heldenaard, gehard in 't Oorelogeir En gy voldoet misfchien een last, met tegenzin , Die u den ftrydt onttrekt. Maar, hoe 'k myn roem bemin , Die edle vrucht, myn Zoon, van al uw heldendaden, Gy legt my meer aan 't hart:gekroond met lauwerbladen , Is t veiligst uitgerust in fchaduw' der tropheên: Een fteeds gefpannen boog fpat eindlyk fors van-een. En daar de Prins, en Zoon,om Ilrydt hun pligt betoonen, Is t billyk dat de Vorst en Vader mildt beloonen. Timantes. „Wat gunstig oogenblik! ó Hemel! Ta, Mynheer. Ik ken het teder hart myn 's Vaders. Demophontes. Prins zo teér Als 't is voor u bezorgt, gaat verr' 't begrip te boven ! t Voorkomt zelfs uwen wensen: myn Zoon, kunt gv't gelooven? ÖJ Ik zie tot in uw hart; 'k begryp meer dan gy zegt: Gy wenscht dat dit Paleis, in een gezegende Echt, U, met uw Echtgenoote, al juichend' mooge ontfangen. cely het, is zulks met uw teder zielsverlangen? Timantes. „6 Goón,de Koning weet,myn Dirce,ons EchtverDemophontes. (bondt! «uryzwygtjeen diep ontzach weerhoud u.fluituw'mond, En ipoord uw Vader aan, om , tot uwhartssenoegen , Al wat een Vorst vermag, blymoedig toe te voe-en. S.^vlr1!1 lMf ?'yk l'-t die zelfde drift; de haa Haais Vaders, fteeds betoond aan mven aan denStaat... fchouwS tC 6 ZUCht 0m eens uwheÜte aan: Word eindelyk voldaan. Timantes. „ Hoe! kan ik noch mistrouwen* DE,  i6 DEMOPHONTES, D f. m 0 p ii o n t e s. Ta welke redenen myn eer, de roem der Kroon , Oo'k opgaf, alles zwichte om uw geluk, myn Zoon! Timantes. Myn Vader, acli! gyfchenkt my andermaal het leven! 'k Vlieg naar myn Echrgenoote, uit teedre zucht ge* dreeven, Op dat ik haar gelei tot voor uw' Troon, Mynhecr. Demophontes. Blyf; 'kheb uw Broeder, Prins, verwaardigt met die T i m a n t e s. (eer. Wat onverhoopt geluk! Demophontes. Tropheên, en offergaven, '5t Is al gereed, zo ras zy aankomt in de Haven. Timantes. Hoe ! in de Haven ? (Goón! Hoe word myn hart ontDemophontes. (roerd:) Zo dra de Vloot, myn zoon, die haar reeds herwaards voert, Zich opdoet op de kust, zult gy uw'Echt voltrekken, Met ongemeene pracht. T i man te s. Wat Vloot ? wil my ontdekken... Demophontes. De Vloot, die uw Creüze ons toevoerdnaar ditftrand , Om u voor 't Echtaltaar te fchcnken hart en hand. T im ante s. ó Hemel! Demophontes. Prins. gy Haat verwondert, en met reeden. Een onvcrzoenbre haat, de felste afkeerigheden, In haarc Vadren, en in de onzen fteeds gevoed, Ta wederzyds zo vaak bezeegeld met ons bloed; (ten; Zulks kon u, ik beken 't, deez' echt niet doen verwachMaar doof dien ouden wrok, vereen de twee geilachten : Denk  TREURSPEL. 17 Denk, dat Creüze aan 11 een Kroon ten Bruidfchat geeft, Als de eenige Erfgenaam e eens Konings, afgeleefd. T1m a n t e s. (fen , Mynheer...! ik dacht... ik waande...6 doodclykvergis- Demophontes. 'k Bcflootnogteecr, hier door, ons oud gefchilte flisfen, Wyl ik geene Egaê wist vooru, dan zy alleen, Die 'tKoninglyk bloed... Timantes. Wat onderfcheid ? Wat reên , Of ze uit een onderdaan, of koning is gebeoren ? Demophontes. ■ Denk aan der Vadren wil, zelfs by de Goón bezwooren. Zoud gy de fchimmen , Prins, dier helden, by hun graf Doen bloozen? hunne wet doemt de onderdaan ter Itraf Des doods , die zig vermeet aan 't Vorstlyk bloed te binden; Kunt gy dan nog myn keur zo onyerfchillïg vinden? , Hun wyze voorzorg heeft die Staatswet ingefteld; En daar hun roem nog word met diep ontzag gemeld, Zal ik, zoo lang het bloed zal door myn aadrenllroomen, Nooit dulden dat die wet niet flreng word'nagekomen. Timantes. Die wet, myn Vader...! Demophontes, ziende Arbates komen P«ns, de Vloot is in 't gezicht. Arbates, nadert. ZESDE TOONEEL. Demophontes, Timantes; Arbates, Lyfwacht. VArbates. orst, by 't flaauwe morgenlicht, 1> Scheen  l8 DEMOPHONTES, Scheen reeds iets uit der zee,verr'aan de kim te blaauwfn; Maar 'k zag het ook allengs en eihdlyk gantsch verflaauwen, Eer 't zich te recht ontdekte en opdeed voor het oog, Tenvyl een duistre damp de gautfche lucht betoog ? Doch toen de zon, vol glans, verryzende uit de baarëfi , De nevelen verdreef, de kim weer op deedt klaafen , Ontdekte zich op nieuws, iets flikk'rends, verr' in Zee, Dat fcheen te naderen, en aanley op de reê; Tot dat. al 't deinzige verdunt, en opgetoogen , De heldre lucht ons bragt een gantfche Vloot voorde Die biadslendc door 't zout,den fteeven herwaarts wend, En 'naauwlyks had myn oog de hooftgaley erkent, Of 'k vloog,op uw gebod,naar 't Hof, om uw beveelen... D e si o p ho n t e s. (deelen, Ga neem myn Lyfwacht mee, wil die aan 't ftrand verTer plaats' daar de Erfprinces ftaataan de wal te treên: Gy weet myn verdren last: Vertrekt,laat ons alleen. ZEVENDE TOONEEL. Dem ophontes, Timantes. UDemophontes. w Bruid , gelyk gy hoort, myn Zoon , genaakt deez' ftranden: . . , Wel aan, fpoed derwaarts heen; verwelkom haar m t Timante*. (landen. Bt? Demophontes. Ta; en zo my niet een allerwreedfte pligt, Deez' dag ten Tempel riep,wierd zulks door my verTimantes. (ncht. Hoor my noch eens ,Mynheer. „ Goón! wil zyn harte Demophontes. (kneden! Wat wilt ge? fpreekt! Al  TREURSPEL. i0 Timantes. Myn Vorst! myn Vader i u ontleden... Wat doe ik! Hemel! ach !ik frneekü,..! denk... ' de kracht. ..! Tot welk een yslyk lot vind zich uw Zoon gebragt? 6 Goón ! die offerhand..! die wet..!cene Echtgcnoote..! Myn Vader! dat uw eisch,myn onheil ïiietvcrgrootc! U e mop ii on t e s. 't Is nu geen tyd meer, Prins, om weêr te rug te treên. Ik gaf myn woord; en 't woord eens Konings, is 't gemeen (zen: Ten voorbeeld heilig, 't moet altoos onfehendbaar weDit is 't,dat ons gezag,mecrdan de wet,doet vreczen. Tot welke uitfpoorighcên, indien de Vorst zyn woord Durft breeken, word het volk niet billykaangefpoord! En gy,niet min aan 't volk een voorbeeld.in 't betrachten Myns roem , en uwen pligt; kunt gy 't min heilig achten? Het niet eerbiedigen als (leun van myn gezag? Neen, 'k wacht het tegendeel; en zelfs noch deezen dag. Myn wil is u bekend ; ik ga. Beraa u nader: Denk, dat uw Koning 't eischt4fchoon hy nog fpreekt als Vader. ACHTSTE TOONEEL. TT T i m a n t e s. ó Hemel! heeft myn Dirce u dan zo zwaar misdaan ? Dat zy word door uw toorn met ramp op ramp belaan! ó Groote Goón! die ons in teedre min deed branden; Gy die getuigen waart van onze huwlyksbanden, Befehermt! befchermt die fchoonc ! ik beef! verbaast! ontroert! Myn heldenmoed bezwykt! myn zinnen zyn vervoerd ! Waar ben ik? 'k zie de kust; 'k bezeil voor wind de haven; (ven, Een ftorm ftcekt op , ik vind me in 't wi edend natbcgraDaar 't fchuim ten Hemel vliegt: het grocijend onweer I loeit: B 2 ' En  io DEMOPHONTES, En Zee, en Lucht zyn in die woede als t'faamgevloeid. Helpt Goón ! ik mydc een klip; en naauw 't gevaar ont- 'toogen, ' _ (oogeri! Komt , uit een braudig,my de {chipbreuk flraks voor Maar hoe! is dat de moed eens heïds ? ftaat die niet pal In 't onheil, voor den flag van 't wisfelziek geval V Neen,'k zwicht niet:fchóo'n myn hart mogt alle hoop begceven, Ten minde is dit bcfluit voor 't laatst my bygeblevcn , Dat, daar myn Dirce en myn Olintes, naar myn pligt» My 't naast ter harte gaan , en alles voor hun zwicht, Ik moedig zal vveêrftaan 't befluit van Vorst, en Goden, En fucuVlen,zo ik moet;maar opeenbergvandooden. Einde van het Eerfie Bed;yf. TWEE-  TREURSPEL. 21 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. , Het Tooneel verbeeld een Bosch, en een Zeehaven in 't verjchiet. Ckeüze, Ciierintes, en eenigc Lyfwachten van verre. 1_T C reuze. J oc, Prins'wat zyn de reên van uw droefgeestigheid? Ik zie u peinzende; gy zucht; wat vrees verfpreit Zig in uw hart? uw oog, al treurende en verdagen, Schynt my, daar 't my .beftraalt, uw innig leed te klagen. Ja, door 't verwyt geraakt, dat u myn vriendfehap doet, Js 't of ge u uiten wilt, en 't overkropt gemoed, ■ Zyn hartsgeheim aan my in 't brede wenscht te ontvouwen : En echter zegt gy niets , uit vrees, of misvertrouwen. Waar is de 1'chfanderheid, die uitblonk in uw reên? Waar die blymoedige aart ? waar zyn die minzaamheên, Die elk inPhrygië verruktten, allen minden? Wat nootlot! zyt gy dan niet in uw zclv' te vinden , Zo dra uw voet betreed den Vaderlandfchen grond ? Prins, is 't in Tracië 't gebruik, by 't Echtverbont, De Bruid zo treurende na 't Huwlyksbed te leiden? Goón! wat voorfpclt myn Echt dit droevig voorbereiden ! Cherintes. Zo myn droefgeestigheid een treurig löt voorfpeld ; Het ftortte op myn kruin vry neder: al 't geweld Van 's Piemels gramfchap kan myn onheil nooit vcrzwaaren. Ach! my rampzalige! zou my het Noodlot fpaaren? li 5 " C&Jè-  22 DEMOPHONTES, Creüze. Wat vrees is 't,die aan my dit hartsgeheim onthoud ? Werd op myn hulp, myn raad, dan niet in't minst betrouwt ? C ii er int es. " Gy wilt het dan ? wel aan! 'k gehoorzaam uw geboden. Van 't gunftig ©ogenblik af aan, Princes...ö Goden! Kan ik voleinden? ach! vergeef het my, Mevrouw! Vergun my 't zwygeu... denk wat doodlyknaberouw, Indien ik fpreek... Helaas! 'k zou my uw haat verwekCreüze. (ken! 't Mistrouwen maakt u reeds die waard : uw hart t'ont• dekken , (aart, Aan my V neen , 'k ben een vrouw; en in die weiffelende Was uw geheim, Mynheer, niet veilig; niet bewaard, 't ls billyk dat gy my uw hart niet durft verklaren, (Zy wil vertrekken.) C he rin t e s. Neen, blyf, Prinijes! Ik zal u alles openbaren, ó Hemel! durft myn mond..? ja 't ls uw wil, Vorilin ' 'k Bemin u: 't is vergeefs , ik weet het; maar 'k bemin! He wanhoop ftraft nry reeds : ik fterf; wil'tmy vergeven ! 't Waar, zonder uw bevel ,in 't hart bedekt gebleven, Creüze, Hoe durft gy... ? Cherintes, 'k Heb uw haat voorfpeld. Creüze. Wat onbefèheid! Ja, Prins, 'k verwagttc in u meer ingetogenheid. Cherintes. Befchuldig hier alleen de liefde, en uw bevelen, Creüze. Vcrmcctle, zwyg j cue-  TREURSPEL. 23 Cherintes. Helaas! is dit in 't onheil deelen ? Gy hebt, en 't was uw wil,de misdaad aangehoord, Hoor nu ook de onfchuld aan; fta my voor't laatst tc Creüze. (woord. Wat kunt gy zeggen? fpreek, zult ge u van fchult bevryCherintes. (den? Ja, zo gy 't hart niet fluit voor billyk medelyden. Maakt u te minnen my misdadig? 's Vaders last Is de cenige oorzaak dat myn deugd dus wierd verrast. De bron myns leeds isde eerwaar toe ik wierd befcheiden. Ik moest, uit Phrygië, Creüze herwaards leiden: G0611! waarom wierd die last geen ander toebctrouwd ? Ach ! is 't uw hart, Princes, dat my zo fchuldig houd ? Uwfchoonheidzo volmaakt, haar luister in myn oogen.. Had myn getroffen hart toen op zig zelv' vermogen? Spreek, wreede! moest het u niet minnen? dag aan dag By u , wist zelfs de naam, waar op ik blyde u zag, De naam uws Bondgenoots,die vreugde eeri glimp te geeven: Ja 't is die naam die my bedroog. Heb ikmisdreeven, En ben ik fchuldig? fpreek myn vonnis uit Vorftin... , Myn fchuld beftaat, helaas! dat ik een teedre min, Die na uw byzyn haakte,als mynepligtbefchouwde! Ik dacht zelf menigwerf, dat ik n onderhoudde Van 's broeders liefde en trouw; en ach ! ik fprak alleen Van die verborgen min', van myn gencgenhcên. C re üz e. „, 'k Bemerkte't al te wel!" Hoelflaat u niets tc vreezen ? Prins, uw vermeetelheid doetmy verwondert weezen. Cherintes. Ach! zomtyds vleidde ik my ,fchoon my't ontzag den mond Beklemde, dat uw hart zich met myn hart verftond. Een edlc blos, een zucht, als tegen dank ontvloogen; Een zachte tederheid in half geilootcne oogen , B 4 Scheen  si DEMOPHONTES, Scheen my iets meer te zyn dan vriendfehap: en dat pleit... C r e ü z e. Misbruikte ge myn geduld ? Goón, wat vermectelheid : Zwyg onbedachte! gy, durft gy van weermin fpreeken ? Cherinte s. Is 't mooglyk, Hemel! is 't my dan niet klaar gebleeken ? Creüze. Verfmoor uw hartstogt,Prins,die myop't vinnisst hoont: Of zorg dat ge u nooit wcêrvoormyn gezicht vertoont! Cherintes. Goón ! was het in myn magt, toen haarmyn oog aanfchouvvde ? „ Neen,ben ik fchuldig, 't is dat ik te dwaas betrouwde!" Ondankbre! 'k heb u niet dan al tc wel verftaan. Gy wilt myn dood ! ik item 't: maar, als ge u ziet voldaan , Indien meêdogenheid u immer 't harte griefde, Deuk dan aan 't decrlyk lot van zulk een teedre liefde. Hy wil vertrekken. Creüz e. Waar gaat ge ? blyft. Cherintes. Hoe! ik? wiens byzynu, Mevrouw, Zo haatlyk is! Creüze. Ja, blyf. Cherintes. Indien ik bleef, 'k vertrouw, Misbruikende uw geduld, dat ik uw haat zou wekken. Creüze. Wie, tot dit oogenblik, gelaste u te vertrekken? Cherintes. Gy hebt genoeg gezegt. Creüze. Is 't u door my geboón ? Ach!  TREURSPEL. Ach! Prins! hoe weinig kent ge een hart...! Cherintes. Vervolg. Creüze. óGoón! Wat zeg ik... ? Ja, na u... wat wilde ik opcnbaarcn! Vertrek Cherintes! Cherintes. Wrcedcüs dit uw hart vcrklaaren? Ik ga: maar mooglyk dat eerlang myn teedre min'... Ik zie myn broeder, Goón! TWEEDE TOONEEL. Timantes, Creüze, Cherintes, eenige Lyfwachten. Tim ante s. Is dit de Ryksvorftin? Cherintes. Ja, Prins. Timantes. Begeef u voor één oogenblik ter zyden. Ik moet haar fpreeken. Cherintes. Ik gehoorzaam. „ Welk een lyden!" DERDE TOONEEL. Timantes, Creüze, Lyfwacht. MCreüze. ynheer... B 5 Ti-  26 DEMOPHONTES, Timantes. VCTgun,Princes,datikmeaan\iiverklaai| Ons beider toeftant is ons doodlyk, vol gevaar. Maar 't ftaat aan u , uw eer te redden, met myn keven. Creüze. Wat hoor ik ? Timantes. , Ja * Vorllin; 'k zal 't u tc kennen geeven. t Zyn onze Vaderen die, tusfehenons, een trouwi Bellooten, u, misfehien, zelfs haatelyk, Mevrouw, En nooit van my begeert, gezocht, noch aangeboden. Gy zyt veel waardiger uw hand aan een der Goden Dan aan een fterveling te fchenken, u onwaard! Want ik,(myn noodlot is 't,dat zich zo wreed verklaard) Ik kan nooit de uwe zyn, om onverwinbre reeden; DenVorstzynzeonbekentren hem't geheim t'ontleeden, Is my niet moogelyk. Helaas, Vorftin! voorkom Myn weignng, en verfmaad mvn hand als Bruidegom. Zeg, dat Timantes nooit uw zinnen zal bekooren; Ja laat u, tcgens my, zelfs met verachting hooren. Ontzeg me een licht, die ons rampzalig is, betoon My uwe afkeerigheid, fpaar zelf geen bittren hoon,, En red uw eer dus en myn leeven. Creüze. Hoe ! uw Vader... ?! Timantes. Ach ! konde ik u myn lot verklaarcn ! VIERDE TOONEEL. Timantes, C r e ü ze, Cherintes, Lyfwaclit. Tim an te s. Prins, tfeê nader?' Ge-.  TREURSPEL. 27 C elei Mevrouw na 't hof. Creüze. Ten minne, zeg my, ftrekt.., Timantes. Mvn hart is u bekent; 'k heb u genoeg ontdekt. . Volg, volg myn raad, Vorfhn! vaar wel! VYFDE TOONEEL. Creüze, Cherintes. Creüze. Goón! fterk myn woeden! Iloeldus een Rykspririees te hoonen? wreed vermoeden* Wat fpyt verfcheurt myn ziel! Cherintes, mint ge my ? Spreek, kan ik op uw hart betrouwen i Cherintes. Twyfelt gy ? Ach ! 't is geheel voor u! wat eifcht ge ? Creüze. ' Een moedig teekeri Dier trouwe min. Wel aan, befta myn hoon tc wreken, Myn hart, myn hand, myn kroon, al wat my dierbaar is, 't ls alles uw', ten blyk van mvne erkentenis. Cherintes. Wiet moet ik ftralFen ? Creüze. Wie? Timantes , dien VerwatenL Cherintes. Myn Broeder? Creüze. Ja, ten prys van myne trouw cn Staatcn! Verbleekt gy ,'bloode ? ga , verzucht van min; verkwyn; 'k Zie aridren reeds gereed my hier door waard'te zyn. Che-  28 D E M O P II O N T E S, Cherintes. Ach! denk, Princes... Creüze. 'k Wil u niet hooren , na 't verfilmden Van myne gunst. 6 Goón! 'k ben fchandelyk verraden. C h e R i N t e S. Acht gy myn liefde dan zo min oprecht? dit is... Creüz b. Oprecht of valsch, uw min ftrekt my tot ergernis, 'k Veracht een Minnaar, die , te bloodc om my tc wreeken, Geen moed heeft dan alleen om van zyn min fpreeken. Lafhartige! ik aanvaard' geen hand, ten zy myblyk' Dat die noch rookt van 't bloed des Erfprins van dit R yk. En.fchoon hier niemant zig myn wraak durfde onderwinden , Ik weet door 't ftaal een weg na 't eerloos hart te vinden. ZESDE TOONEEL. % Cherintes. VToón'uit wat oorzaak fpruit die felle zucht tot wraak ? Wat of Timantes zeide V ach! wreede, wreede! Haak Uw doodlyk opzet. Denk zo deeze hand myn Broeder...! Zou ze u ooitwaardigzyn?was ooit een eischverwoeder? Maar met wat fierheid fprak dat tróts gemoed tot my; Zy zet haar fchóonheid zelfs noch grooter luister by! k Zie iets doorluchtigs daar uitfehittren, gantsch verheven ! Zy weet in 't hevigst woên een hart de wette geeven, ^tZy'tmededoogen is,of gramfchap,'tfchaadniet;neen! tIs even fchoon,'t vergroot all'haarbekoorlykheên! Verfiert een'teedre lach haar aanfehyn; wat vermogen Zy fchynt de liefde zelv' in gramfchap opgevloogen, ls t of de Hemel elk ter ftrafFe daagt! maar, zacht... Verdient die fchóonheid dat uw hand een Broeder flacht? Che-  T R E TJ R S P- E L. 29 Cherintes, achlwat deed uwfnoode mond daarhooren ? Goöiinit zich dus myn hart ? zoude ik natuur dan fmooren ? Ten troon t'reên over't lyk eens broeders?fleen ,geenzins. I volg die wreede; en fluit zy de ooren voor myn fmec'k Verfoei myn dwaazemin^wilopmyzelfdieWree. Maar 'k zie Mathufes treed met Dirce herwaarts aan. 'k Óntwyk hen ; 'k vliegna 't Hot; 't is reeds te langbe- Mvn Broedérlvfnchteloos dingt u de wraak na 't leevcn ; 'k Zal die bevredigen, of aan uw zydc lneeven. ZEVENDE TOONEEL. Mathuses, Dirce. H- Mathuses, 'Dlceby de hand voorttrekkende. oe ! dusfehoorvoetende ? „ 6 Hemel! is myn vlucht „ rherintes dan ontdekt V fnclt hy om hulp ak ducht, " 'k Vrees alles 1"Dirce, volg! D i r 9 e. Waar gaan wy? M athuses. Waar...?na de oorden Van 't dorre Lybiën, of na het klippig noorden; Na 't woest Hirkaniën, in wouden doodsch en naar j Na 't uiterfte gewest des waerelds! Ja barbaar, 'k Ontruk uw wreede hand dien prooi? Dirce. Wat moet ik vreezen? v Mathuses. Verbolge Goden! ach, is dit dan Vader wcezen? ó Ongelukkigen! 6 Vadren! gaat, betoont Uw Kindren al uw zorg! zie hoe gy werd beloond: Natuur verkracht, verfmaad! al 't recht van t bloed ver- treeden! D1 Rr  30 DEMOPHONTES, D i r c e. (Jen ?" „ Hy weet myn echt1 wat einde aan myn rampzaligheMyn Vader, 'k bid,betoon me uw mededoogen weêr. Mathuses. Neen, 't mededoogen is verbannen! trouw en eer, Waar zyn die ? waar 's de pljgt? Goón! alies is verlooren! DiRf; e. Zelfs aan uw voeten... Mathuses. Hóe ! wat doet gy ? Dirce. „ „ , . Wil my hooren ! k Zal m myn traanen my... Mathuses. , ,. Iets anders dan geween Is nodig... Dirce. Weet...! Ma t hu s'b s. . Ik zie reeds, door die drceven heen, f x kiel dieik befcheide,om't heiloosHof tc ontvluchten! Maar ben ik ook befpfed ? is hier gevaar te duchten * Hy begeeft zich na het achterfte van't Tooneel, geftadig Bosch- en- (Irandwaarts rondziende] ACHTSTE TOONEEL. Mathuses,Dirce ,Timantes, tusfehen Dirce en Mathvjes'uitkomende,enfIrandwaarts ziende. "W7 Timantes. W at zoekt Mathules? Dirce, zonder Timantes te zien. ^ ., , Ach .'waar wil hy, groote Goón! Dat ik myn leven flyte? Ó Echtgenoot! "ó Zoon! ik zal dan, daar zich niets wil overmy ontfermen, U voor  TREUKSPE L. 31 w TJ voorliet laatst' vaarwel niet drukken in myn armen! Timantes, z?g op dat getuit omkeer ende .' Wat hoor ik? vinde ik hier myn Dirce? welk geluk! DlR ?e. Vaarwel, myn Echtgeoot! vaarwel voor eeuwig! druk , 1 Omhels my voor het laatst, wyl ik u hier aanfchouwe. 'k Beveel Olintes aan uw vaderliefde, en trouwe! Befcherm dat dierbaar pand ! omhels hem tcêr voor my! En als hy voor de reede, ó Prins ! eens vatbaar zy , Zyn ziel de kracht beproev' van 't innig mededogen;. Stel, ftel hem 't droevig lot der Moeder dan voor oogen, ' j Zulks durf ik van uw min vervvachten;hoe ze ook fneeft, 1 Doe tot zyn troost hem zien dat ze in uw hart noch leeft! Timantes. Wat hoor ik ? 't vloeiend bloed ftolt my van fchrik in de adren ! Dirce. Myn Vader...!ach,ik beefük zie hem herwaards nadren. Onze echt is hem bewust; zyn woede noopthem aanj .' Hy wil my ver van hier vervoeren. Timantes. Welk beftaan! DlR 9 e. " Ik ken hem: ach! Mynheer, voor my is niets te hoopen 1 Timantes. Bedaar: deez' arm heeft noch voor u een veilig open. ,. Mathuses, driftig van de andere zyde aankomende. Kom, Dirce, volg my: fpoed u vaardig. Timantes. Dirce, neen, Vertrek niet. Mathuses. Wie zal zulks beletten? Timantes. Ik alleen. • Ma,  32 DEMOPHONTES» Mathuses. Hoe! Dirce. 'k Beef! Mathuses, zyn zwaard trekkende. Dit (taal zal 't recht een 's Vaders onderfchra^cn. Timantes, mede zyn zwaart trekkende En dit het myne. Dirce. „ f~v . , p™s> wat doetgy?durftgy wagen...? k Dacht meer befchcidenheid...welaan,myn Vader 'k ga. ' De Hemel liorte op my alleen zyn ongena. Mathuses. Zou dan de onnoozle Maagd, barbaar! voor 't altaar bukken? (kenj Neen, 'k zal haar, u ten fpyt, dien wreeden dood ontrukD IR9E. ó Goden!" Timantes. Is het dan..! Dirce, tegen Timantes. Bedwing 11; 'k ben misleid. Mathuses. Gy wilt dat Dir§e ftcrve ? en ftemt de onmenfchelykheid Uws Vaders ? Dirce. „ Ach! myn vrees had my byna verraden !" Timantes. Ik dulden dat men Dirce, in witte Feeflgewaden Na t heilloos Outerleidë? ik zo ontaart zyn : weer Dat wreedt vermoederen vergeef deez' hand, Mynheer Dat zy u itout weerftond: haar rouw ziende en u woeden , Wilde ik die fchoone alleen voor u geweld behoeden. Ma-  TREURSPEL. 33 Mat 11 üses. Belet dan niet dat wy 't ontvluchten: want deez' dag ls Dirce, zo zy blyf't het offer, DlR CÉ. Hemel! Ach! s. Heb ik zulks ooit verdiend? Timantes. Is zy door 't lot vcrwcezcn? Mathuses. "!, Neen: maar uw Vader, die , om niet dat lot te vreezen, r, Zyn eigen Dochtren eerst onttrok den eisch der Goón, Wil thans dat Dirce Apol verzoene: zyn geboón Zyn hier de Oraaklen die dat doodlyk vonnis uiten. Timantes. 1» Wat is 't dat hem vergramd e, en hier toe deedt befluiten? M at ii u s e s, Hy wilt my ftraffen, Prins ! dit melde my zyn mond, Om dat ik hem voor Dirce, als Vader, tegenftond; Niet wilde dat het lot befchikte van haar leven; En 't voorbeeld van den Vorst i'cheen my dat rechtte gceven: 'k Vergat, als Vader, dat ik was een onderdaan... I ï Maar heeft eenKoning't recht om't onrecht voor te ftaan? Dirce. eid i Goón! fpant dus alles faam , om my op 't wreedst te druTimantes. (ken. Mathufes,zyt gerust,'k weet haar den dood te ontrukken. .'" De Vorst is niet ontmenscht: hy is zo wreed niet, neen, Om dus de onnozelheid verwoed op 't hart te treên. Zyn wraak word wel getergd, als hy zyn magt ziet hoonen, 11, Maar de onvcrbidd'lykheid zal nooit zyn ziel bcwooneu. )£■ De hevigheid des toorns beneevelt wel 't gezicht; Maar 't word welhaast herfteld door 't heliier redenlicht. 1. Ja , Dirce, welk gevaar u boven 't hooft inoog'hangen, r Gy zult niet fneuvlen, neen. ' C N E-  34 DEMOPHONTES, NEGENDE TOONEEL. Mathuses, Dirce, Timantes, Arbates die fchieklyk toetreed ; en terwyl twee Lyj wachters ' Dirre boeijen, en de Pook op de borst zetten , naderen de overige van rondsom met de fabel in de hand. Arbate s. -Mevrouw, geef u gevangen Dirce. Myn Vader, redt my. M a t h u s e s. Prins, dit heb ik lang voorfpeld Timantes. Arbates durft gy ftout...? Arbates. 'k Gehoorzaam. Timante s. Ja, 't geweld Arbates. 6 Neen, den Vorst; alleen, op dat zy t niet ontvluchte; Dirce. Rampzalige als ik ben! Mathuses. Dit was het dat ik duchtte ! Timantes, zyn zwaard trekkende kaat af, outboei haar, fnoode, eer u dit ftaal het bloed..! Mathuses, insgelyks zyn zwaard trekkende. Neen, 'k dulde nooit dat zy... Arbates. Mathufes ! fta : hoe woed Gy zelfs op 't hart uw 's telgs ? Prins! ding haar niet na 't leven. Wyztnde op de twee Lyfwachten Be-  TREURSPEL. 39 DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeld de Zaal van 'i Koninglyk Paleis. Demophontes, Creüze, Lyfwachten. t-* Demophontes. Uw huwlyk cischt deez' dag geen bede u at te liaan . Doch SS alleen my niet voor Dirce, en voor haar fe die vermeetele, die zig halftarng toont, Het oproer door zyn reên te ftooken, onbefcheiden MynSi wederiaanj en fier, zich nevens my cèlyk te nellen? neen ik leg de Heerfchappy Veel liever af, dan niet dien fnooden hoon te wieeken. Creüze. 't Is voor my zelf alleen dat ik befta te fineeken. Demophontes. Wat cischt ge ? Creüze. Dat ge aan my de vryheid laat,Mynhccr, Dat ik op 't oogenblik na 't Ryk myn 's Vaders keer; Dat °v beveelt, dat my de Haven worde ontflooten, Op dat ik zeewaards fpoed' met all' myn tochtgenooten: Dit eisch ik, en vertrouw dat gy my toe moet liaan, Wvl 't recht der volkeren niet duldt zulks *tte liaan , Indien Creüze niet, gclyk zy vreest met reeden. Gevangen is ter plaats daar zy ten troon moest treeden. C 4 "  40 DEMOPHONTE S, ,„ Demophontes A\ at zegt gy ? welk vermoên! Princes, hoor ik te recht s! Kan t mooglyk zyn, wilt ge ons verlaten?en 1'EdVt! jl Creüze is de Echt uws Zoras Onwaardig. Hemellin-en Waarf Sri VeTU-",d "a 'f bart de/heïdste K>' Waai is de fchóonheid, waar de fterfelyke maaSP* ' Die hoopen durft dat ze aan Timantes oog bSttï Maar dat een anöerzulksbeproe^'&wKSfSSSS? Staat my zulks vry,Mynhcer/wil my myn lot rat dekken'. t . • Demophontes. hZv Irrefr ^ gy ^ af' Mevrouw! Matï'wic,at.,k m™ ondanks, wederhouw: Maar k dacht met dat my front van u dien hoon te wachti, „ ~, . Cr eüze. ctei1 De Sf Wieava' °"™f «eden heeft tot klagten." ^e x ryis...; ó neen. Gun dat ik ga. Demophontes. Sprak u myn Zoon ? T XT i9 Creüze. Ja Vorst... , Demophontes. Heeft hy dan niet zyn Trouw u aangeboón? 'i- 17- n. , , Creüze. k verltond hem al te wel Demophontes. Wat fprak hy ? welke recden... Verfchoon my,'t lust my niet in dat verhaal tc treeden. »ir \rn a ■ Demophontes. k Veifta u: iets te rmiw in houding, of in taal Muhaagde „ ,n den Prins. Misfchien'was zyn onthaal 'k te °m mel'i'edU' °P hcm misnoe?t tc weezen nfó i!o Yg e' "cw°o" aan een Welleevenheid, Die haar gewest alom verdienden lof bereid , Moet, in de ontmoeting van een Traciër, met reden Zich  TREURSPEL. 4* Zich ftooren aan zyn ruwe en onbefchaafde zeden. Timantes kan u dus niet aanftaan; opgevoed In d'oorlog , kent zyn hart geen teedre liefdegloed: Maar 't is voor u, Princes, zo 't Hechts is uw begeeren , Alleen bewaard, hem die verborgenheid te leeren. } Welke ondcrwyzingen , wat overtuigbre reên , Zvn in uw fchoon gelaat, zo vol bekoorlyklieên, Uw lieflyke oogen,die zo klaar als krachtigfpreeken, Niet ftraks te vinden V welk een hart moet niet ontfteeIn liefde ? op zulk een wyz' volleert men haast. (ken Cre üze. Maar de eer Van een Princesie duit het weigren nooit, Mynheer, Demophontes. Runt gy zulks vreezen. Cre uz e. Hoe kan ik myn lot voorfpellen ? Maar'tjs myn pligt my aan dien hoon niet bloot te Hellen. Demophontes. Deez' dag noch, zo gy 't ftemt,ikzwe rhetbymyn kroon, ..• 1 n Ziet ge u, voor 't Echtaltaar vereemgd met myn Zoon. En die vcrmcetle , zo hy durft myn wil weêrftreeven ^ Zal, in een ftrcnge ftraf, voor myne gramfchap beeven. Maar neen ! 'k vermoed zulks niet: Timantes u verCreüze. (fmaen? Kom dwingen wy den Prins dithuwlyktocteftaan; " Om, hem verfmadende, myn fmaat dus af te wisfen." Welaan, Mynheer, 'k berust in die beloftenisfen. Bedenk, dat u de zaak..! Demophontes. Mevrouw, ftel u gerust. • Creüze. AH' wat myn ftaat, myn eer vereischt, is u bewust. Gy kent uw magt; maar>ind gcuinuvvhoopbedro- 'geU' C 5 Wyt  48 .DEMOPHONTES, Neen , 'k ly zulks niet ; 'k wil dat men Dirce ftraks doe fneeven. Gelei haar Tempehvaards, myn Lyfwacht. Tegen Timante,. ,\ „T., , . , Gy, blyf ftaan ; k Wil datze m uw gezicht haar ftraf zal ondergaan : ,Uw hand voert haar ter dood , reeds van de dood verbêZie in haar bloed de vrucht van uw vermetelhcden!(den. Hier treedt hy eenigfints voorwaards van Tvwnte\af. „ Maarmoetze om's Vadersfchnld dan fbeuvlen ? u , 6 Goón 1 s, Het fchuldloos offer zyn, om een ondankbren Zoon ? j,ja, t is om haar alleen dat zy 't gezag verbreeken. „ Ik kan met-een in haar my op dieTnooden wreeken : „ En dit, dit eischt van my dat zy haar ftraf beproev'! Het Huvvlyk van Creüze is 't hoogde ftaatsfceboev'. „ Maar 'k wacht niet dat myn Zoon haar ooit by Dirccs leven, Hoe 't ook 's lands welzyn eischt, befta de hand tc geeven. Zy fncuvle dan! de dood van eene onfchuldige, is 3, Geen misdaad, zo die ftrekt tot 's volks behoudenis. „ 't Verlies van eene is niet by aller heil te weegen. 5, In Dirces dood is zelfs de rust van 't ryk geleegcn". Hier treedt' hy weder na Timantes . en ziet Mathufes. Maar 'k zie Mathufes ! Hoe ! durft hy my nadren ? my! Na 't fchenden van zyn pligt, zo trots en Hout als gy : Ga; melt hem Dirces lot, durft faam myn last weêrftreèven. (ven Maar denk dat ge ook te faam hebtvoor mynwraak te beé- VIERDE T O O N E E L. Timantes, Mathuses. PMathuses, fchklyk Mtreedende. rins ,'kzie de Vorst vertrekt gantfeh toornig. Ach , ik ducht! AU'  TREURSPEL. 4* AH'onze hoop ...! Timantes. Die is , Mathufes, in de vlucht. Ik fmcekte vruchteloos: kom, fluks dit Hof ontwecken, lerg't geen u dierbaarsfis. Daar legt een fchip verfteeken. In 't kïippig voorgebergt', dat oostwaards van de Réé Een (tillen inham vormt, daar 't uitfpringt, verr'm Zee. Ga, wacht my daar, ik kom u ftraks met Dirce vinden. Mathuses. Denk op de Lyfvvacht, Heer: kunt gy zyn trouw ver- T1m a n t e s. (blinden ? 6 Neen ; maar 'k weet een weg na haar gevangenis 5 Die , buiten my alleen , voor elk verborgen is. Vertrek ; de zaak eischt fpoed. Mat husf.s. Wat edel meededoogen ï Wat Godheid heeft uw hart tot onze hulp bewoogen? Wat gunftige impraak noopt u tot dit grootsch beftaan ? Geen wreede Vader, Prins , hoe groot in oorlogsdaên , Is'r, die u't voorbeeld gaf dier edelmoedigheden. 6 Goón! dit is uw fpoor grootmoedig nagetreeden! 'k Verwacht dan dat uw hand onshier toe hulp bereid „ 'k Hoop 't al van 's Prinsfen deugd, en uw rechtvaardigheid.! VYFDE TOONEEL. Timantes. Ik vlucht dan? Ach, wat lot komt me in die vlucht te vooren! Waar zwerf ik , balling'slands , fchoon tot den Troon geboren? 'kVerlaat dus, roekeloos , myn 's Vaders Staf en Kroon! Hoe! weegt dit iets in prys, by een geliefde Zoon , Een Echtgenoot ? alleen de wellust van myn keven. De goedrea van 't geluk, ons maar ter leen gegeeyen , ° T\ /AH  50 DEMOPHONTES, Zyn in hnn waarde niets, dan 's Menfchen zinlykheid: Daar de edle zucht van 't bloed,in't nagedacht verfpreid Die teedre zorg, zo fterk in Echtgenoote en Vader' Natuur werkt in ons hart, als uit'haar levens ader; Ze ontfpruit niet uit gewoonte, ofles in de eerste jeugd Der Kindsheit ingedrukt: 't is een geboorte deugd. Kom vluchten wy! wat blyve ik nog in twyffel hangen ? Maar zo deKoning...?'kzie zynLyfwacht,en gevangen', In 't midden van den rey der Priestren, in't gewaad..] Help, Hemel! Dirce! is dit voor 't welzyn van den Staat' Ontmenschtc Vader ? ZESDE TOONEEL. Timantes, Dirce, met een gevolg van Priesters en Lyfwachten. Timantes. D iree! ach, gaat ge om my verlooren! Dirce. >ö Ja, 't nootlottig uur is eindelyk gebooren! Wat doodlyk oogenblik! Timantes. Zo lang ik adem haal, Zult gy niet iheuvlen, neen , in fpyt van 't woên. Dit Dirce, hem wee: houdende. (Haal..! Wat doet gy, Prins! wat kunt ge alleen u onderwinden ? Gy red my niet, en zult een wisfe dood hier vinden. Timantes. 6 Ja; 'k wil t'uwer hulp dan beter daad beftaan. Dirce. Waar gaat ge ? Tim an t e s. Een eed'len hoop,die al myn oorlogsdadu Vêrzeldde, in deezen nood terftond byëeo vergaêren. Vrees  ■ TREURSPEL. 51 Vrees niet; 'k ben eer dan gy ter Tempel voor de altaaDiRgE. (ren. Ach! overdenk... ó Goón! Timantes. 't Is alles overdacht, 't Meêdogen zelfs verkeert in woede' gy gèflacht, Door 's Priesters wreede hand? Goón! maakt menmy verwoeder ? Creüze, ik zie u. Wreede! ontrukt gymy een Broeder, Hier vertoonen zig Creüze en Cherintes. Gy die me een Vader eerst ontroofde ? kom , vermaak Uw oog in Dirces lot. 'k Vlieg woedend' tot de wraak! Zy fneuvlen , u ten zoen?neen; dat eer alles fneeve! Dat, wie me ook weerltant bied', ja zelfs myn Vader, beeve! Geen misdaad fchrikt my af,hoe zwaar,hoe fnood die zy, Zo 'k Dirce voor 't geweld, en van den doodbevry! Dat alles dan verga! Paleis en Tempel Chooren, Met all' de Priestren zelfs in vuur en bloed verfmooreil! Dik.ce, terwyl Creüze en Cherintes toetreeden. Blyf! Ach! hy hoort my niet, onfterfelyke Goón! Behoed hem voor gevaar, ó Hemel! ach ! myn Zoon ! Wie zal, indien hy fneev',zich uwer dan erbermen? Wie uwe onnozelheid voor't wreed geweld befchermen? 't Ontbrak dan noch dat ik, in 'taaklig uur des doods, Vol angst moest fiddren voor't gevaar myn'sEchtge6 Hemel! ben ik dan van alle hulp verlleeken ? (noots! ZEVENDE TOONEEL. Dirce, Creüze,Cherintes. De Priesters, en Lyf wacht. ADirce, zich na Creüze wendende. (ken! ch! duit, Princes, dat ik u mooge om byftand fmeeOntzeg die niet aan eene, in 't uiterft' levensuur, Gefoltert, als om ftrydt, van Liefde en van Natuur. D 1 Cre fi>  52 DEMOPHONTES, Cre ü z e. Wie zyt ge? ik zag de Prins verliet u dol van woeden. Wat wilt gespreek: wat moet ik van uw lot vermoeden ? Dirce. Helaas! Vorstin, myn lot is u te wel bewust, 'k Ben Dirce; ik ga ter dood onfchuldig, maar gerust Op 't onbevlekt gemoed. Ook fmeek ik niet om 't leeven! Neen! 'k weet niet voor my zelf, maar voor den Prins te beeven. Betoon, betoon aan hem uwe edelmoedigheid! Red dien rampzaligen, voor my ter dood bereid. Treft u myn lot, belet dan dat Timantes fterVe , Weerhoud zyn woede , en zorg dathy genaê verwerve. Creüze. Hoe! dus met hem begaan, in 't tydftip van uw' dood ? Dirce. Ach! vraag 't my niet! de Prins worde u ten Echtgenoot. Indien ik u, Princes, kon al myn leed doen blyken, Ik weet dat uw gemoed van droef heid zou bezw'yken; Ja 't zou 't verftoklte hart beweegen: 't perfte ligt Zelfs de ongevoeligheid de traancn uit 't gezicht! Maar fteryen wy! vergeefsch verwacht ik meededogen! 't Balftuurig Nootlot heeft nog hart,nog oor,nog oogen! ACPITSTE TOONEEL. Creüze, Cherintes. HC r e ü z e. oe onweêrftaanbaar werkt de fchóonheid ! 'k voel de fmart Dier ongelukkige my treffen tot in 't hart: (nen? Goón! wat misdeedt de Prins, dat hy zich liet verwinWas 't hem wel mogelyk die fchoone niet te minnen ? 'k Weêrhouw, bezwaarlyk,zelv' myn zuchten,myn geween:  TREURSPEL. 53 Ik die zelf' de oorzaak ben van bun rampzaligheên. Wel aan, 'k wil hen 't gevaar ontrukken, eer 't verwoeHun neêrveld: 'k eischuw hulp! (der Cherintes. Hoe ! 't bloed van mynen Broeder ? Cre üz e. Vergeet ecu drift, ontzint, door gramfcbap aangefpoord, Maar met die hartstocht weêr door naberouw verfmoord. Wierd ik door fpyt vervoerd tot woede en wraak gedreeven; Myn mededogen kan grootmoedig fchuld vergeeven. Ik wil Timantes nu behoeden, Dirce treed Ter flachtingc; en die Held, tot haarc hulp gereed, Aêmt niet dan bloed en moord! vlieg, wederhou' zyn woeden; • , 'k Ga haar verbidden.Prins,help my de deugd behoeden! Cherintes. Wat eedlcr opzet! waard' aan 't Koninglyke bloed ! Princes, wie moet u niet beminnen! ach, gy voedt De wreedheit dan in 't hart voor my alleen! Creüze. Wat recden Heeft dit verwy t ? Heeft u myn hart ooit haat beleeden ? Hoe weinig kent gy 't, Prins, gy wilt te veel verftaan. Cherintes. Ach! vraag ik, of gy my noch ziet in gramfchapaan? Of ik u haatlyk ben ? wat tracht myn drift te ontdekken ? Wat heil, Princes, indien ik 't mag in twyffel trekken! Schoon iemand nooit vermaak, noch ftille rust geniet, Hem 't onheil fteeds vervolgt en alle troost ontvlied, De flaauwfte ftraal van hoop,heeft ftraks dezyneontftoken: Zo kan ook 't minftc woord van gunst,tot my gefproken, Myn yver voor uw' dienst-ontvlammen doen,Mevrouw, 'k Vlicg-na myn broeder, u tot in den dood getrouw! ' . - •■ ' D 1 N E-  j8 DEMOPHONTES, Timantes. Myn Vader, ftaak die reên! konde ikmy zelf ontvlieden? Hoe fel doorwont ge my de ziel! wat wreeder fmart! Daar is 't moortdadig Haal Hy biedt hem knielende zynzwaard aan\ Doordoor dit fchuldig hart. Beneem my 't leven: wreek, ja wreek ü en de Goden! Maar fpaar my een verwyt zo wreed als duizend doodcn. 'k Verfoei de fnoode drift van myn verwoedheid! jaJ 'k Wier:1 fchaamroot,zo'kbeftond te denken om genaè ! Geen ftraf, hoe zwaar,is met myn misdaad te evenaarcn, D i r c e. Helaas! hoe ftort ik u in wreede Lyfsgevaaren! Demop h onïe s. (daan 5, Goón ! fprak 't heavys van zyn doemwaardige euvel, Niet klaar hy zou myn hart.reeds met zyn lot begaan, „ Noch weer vermurwen; 'k vrees hem langer aan te hooren. Ontaarde voor myn Ryk en my ten vloek gebooren! Geef u gevangen. Timantes. 't Is uw wil: 'k erken myn pligt. Hier zyn myn handen; waar de boeijens? Dirce, ik zwicht! Natuur cischt dat een Zoon gehoorzame aan zyn' Vader. De liefde...ach! 't was vergeefsch! óGoón! wie raakt my Dirce. (nader? Myn vrees heeft my te wel dit droevig lot voorlpeld. Demophontes, ègen de Printers. 'k Wil dat men aan de Goón hun offer geev', 't ge weid Heeft die doodfchiildige vergeefs de ftraf onttogen. Men offrc haar terftont, op 't altaar, voormyne oogen! T imante s. Ach! Dirce, ik kan u niet befchermen! Dirce. Hoe veel doón Slaan  TREURSPEL. 59- Staan my dus, op één' dag te lyden, groote Goón? Timantes. Myn Vorst! myn Vader! Demophontes. Zwyg! Timantes. Genaê! Demophontes. 'k Wil u niet hooren? Timantes. Hoelzal men Dirce voor myne oogen 't hart door bnoren? Dat haare doöd voor't minst werde uitgefteld ütnctifooot My eerst, Aartswichelaar! myn Vader. leen my 't oor l Maart' offren,verr' van aanApolienzoenteftrekken, Waar' hem op 't felst' gehoond. Demophontes. Wat reên ? Timantes. 'kZalzeu ontdekken. Wiens bloed is 't dat hy eischt ? De mop h on te s. 't Is 't bloed van eene Maagd. Timantes. Zo dat alleen het is,'t geen hem ten zoen behaagt, Kan 't Dirces lot nooit zyn door 't Offermes te fneeven. Ze is Vrouw! ze is Moeder! my heeft zy haar hant gegeDemophontes, (ven. Wat zegt ge ? Dirce. Ik beef? Demophontes. 6 Goón! wat heeft zyn mond gameid! Tegen de Priester en. 'k Wil dat de Plechtigheid een wyl worde uitgefteld; Een ander Offer dient ter flachting uitgekozen. Tegen Timantes. ©ntaarde! die natuur van fchaamte en fpvt doetbloozen; Ver-  €o DEMOPHONTES, Vermeetle! als om ftryd in misdaên uitgefpat, Is dit de hoop, die 'k van uw deugd had opgevat ? Is 't op dees wyz', dat gy de wetten en geboden Eerbiedigt,als't betaamd, van menfchen en van Goden ? Spreek! (trekt gy dus ten ltut myns ouderdoms, ten kroon 9 Zyn dit de pligten van een Onderdaan, en Zoon? Dirce. Befchuldig hem niet, Vorst, ik heb alleen misdreeven ! Myn ongelukkig fchóón zy al die fchult gegceven. Ik zocht,helaas! zyn liefde; ik heb den Prins verleid. Wiens hart bezwykt niet als-'t geliefde voorwerp fchreit? Myn traanen, voor den Prins zoo doodlyk van vermoo, gen, Zyn t,die zyn hart totdeezYampzaalgenEchtbewoogeH. Timantes. Geloof haar niet, ik ben misdadig, ik alleen! Wat liet ik onbezocht, om haar genegenheên Te winnen; 0p dat zy me en hart en hand zou fchenken? Tc Beproefde al wat dé liefde ooit tcér wist uit te denken. Ik vleide ! ik zuchtte ! ik bad met traanen in 't gezicht. 'k Beloofde! ik dreigde zelfs! wat heb ik niet verricht ? Zy heeft my duizendmaal bezwooren by de Goden! Haar byzyn fier ontzegt! ia, ze is my vaak ontvloden : Maar telkens bragt myn min my in haar byzyn weêr. Hoe ftond de wanhoop my in de oogen, keer op keer! tGclaatontroert,myn hand gereed op't hart te woeden, Spoordde eindlyk Dirce om zulk een wreedheid te vevMeêdogenheid alleen verwon haar fier gemoed.(hoedeu. D ir r e. Neen, Prins...! Demophontes. Zwygt beiden. Ter zyde ti edènde. si Goón ! wat fterke zugt van 't bloed J „ Wat tedre ontroeringen? een innig mededoogen }, Verflaauwt myn woede en wraak: Hoe! ben ik reeds feewoogen ? ó necil;  TREURSPE L. tfT Zyn dit de traanen van een Broeder op myn derven? C h ic r i n t e s. Wat laatfte omhelzingen V wat traanen ? welk een dood ? De Koning is verbeen! hoor , wat zyn gunst befloot: Hy fchenkt u,door op nieuws zyn liefde u weèrtegeeven, Een Echtgenoot, een Zoon, de vryhcid en het leeven. Timantes. Cherintes, zwyg. Gy hoopt teveel geluk op-een: Myn hart word överftelpt. Een vreugd, zo ongemeen, Zo 'k u geloovën kon, zou my het leeven rooven. C ii f. r i nt es. Timantes, twyfl'el niet, 't is waar:wil my gelooven. T 1 man t e s. Verhaal my dan waar die verandring uit ontftond. Hier, ons verlatende , hier zelfs, bezwoer zyn mond Myn' en myn Dirce's doöd:niets kon zyn hart ontroeren. Cherintes. 't Is waar: en 't vonnis lag gereed, om'tuitte voeren. Zyn gramfchap luisterde na traanen, noch gebeên, 'i Scheen alles vruchteloos, en alle hoop verdween, Wannneer Creüze kwam, tot uw behoud gedrcevcn.... TlMAN te s. Creüze, die ik hoonde ? C h e k i N t e s. ója! Pi w an t e s. Red die myn leeven? C her int Rs. Ach! was de groothcit van haar ziel u recht bekend! Wat heelt zy niet gezegt, wat niet al aangewend Om u te redden,Prins! hoe heelt ze uw deugd verhecveu! Uw Heldendaèïi geroemt! al wat gy hebïmisdreeven, Vermindert en verfchoorit! wat niet beftaan,bedacht, Om 't hart des Konings tc vermurwen! met wat kracht Heeft zy, voor u, het recht,het ftaatsbelans,'tmeedongen , E En  66 DEMOPHONTES, En de eer doen fpreeken! Ja, zich zelfs, met u bewoosen Ten voorbeeld (lellende, heeft zich de Vorst gefchaamd. Dus wanklank, en in (trydt, wat hem voor all' betaamt' Vloog ik, dc Hemel is 't die 't my heeft aangeraden ' Na Dirce, en vondt haar met haar telg in traanen baaden' lk bood dus aan den Vorst de Zoon en Moeder aan ■ Dien teedren aanval kost zyn hart niet wederftaan En 't zy dat zyne toorn reeds had haar kracht verlooren 0(, dat de Hem van 't bloed zig in zyn ziel deed hooren' Hy zwichtte, en heeft uw Dirce al zuchtende opgericht' Haai- ze, aan zyn voeten,zwom in traanen;'t lieve wicht! De onnoozle Öhntes, teér omhelst,met openearmen: Al zyn verbolgentheid bezweek op dat ontfermen Wat zielsontroeringen ! hy heelt met ons geweend. Timantes. Myn waarde Broeder! Goón ! myn Vader! Ach ' herëent Gy onszogunltig?kom > Cherintes, kom, gedreeven... C h e r in t e s, ó Neen. Hy wil zyn gunst u zelfs te kennen gceven' Ja, tzou hem fmarteu, zich door my verkloekt'te zien! Timantes. Wat grooter tederheid ! ik ben ze onwaard: 'k verdien Zyn goedheid met:zy (lelt my al myn fchuld voor oogen Ikzie ze, i werdt befchaamd : Ach! waar 'tin mvn Ver" moogen, J Ik (laafde 't woord 't geen hy Creüzes Vader gaf! Cherintes red myn eer: 'k (la van mvn voorrecht af 1 nadS? ' CrCÜ"C UW hand: u'ien voeSt Befpaa-r dus 't hamzeer aan dc grysheid van een' Vader" Ti ■ „ Cherintes. FiU1S» wdk een voordel! weer, dat ik Creüze min. 1JT I * im a nte s. Wel nu! Cherintes. Doch 't is vergeefs: wat hoop, dat die Vorstin Myn  DEMOPHONTES, Wat al ontroeringen! hoe word myn ziel beftreeden Van fchaamte en eerbied, van verwondring, liefdeen vreugd1 'k Vlieg na den Vorst, en volg u na in heldendeugd. ZEVENDE TOONEEL. Timantes, Lyfwacht. 6 Zfoon ! ó Echtgenoote! ö allerwaardige Panden ! Zal 't my dan zyngegunt, u,vry, met harten handen t' Omhelzen! ja,voortaan, te zaam , in vreede en rust Vernóegt telceven?Goón:watvreugd:'kword nu bewust, Dat ons 't vermaak het hart meer aan doen kan dan 't treuren; (ren. Wat wreeder fmerten ons,aIs 't ware om ftryd, verfcheu- ACHTSTE TOONEEL. Mathuses, Timantes, de Lyfwachten als vooren. MM a t ii u s e s. yn prins! Timantes. Mathufes! zyt gy 't zclfsPverwyt my niet, Zo 'k u myn woord niet hielt, daar gy de reden ziet. ] Mathuses. Uw toeftand zegt genoeg. Timantes. Omcingeld van Soldaaten, Hoe kwaamt gy hier ? Mathuses. De Prins beval, my doorte laaten. Timantes. Deed hy U myn geluk niet hooren ? Ma-  TREURSPEL. op Mathuses. Neen; hy vloog, Vol drift na 't hof, en was my daadlyk uit het oog. T ijiant e s. Myn vrind, ik heb aan u een groot geluk tc ontdekken. Mathuses. En ik noch grooter! Prins,'t zal u tot blydfchap (trekken. Timantes. Daar is geen ftervcling gelukkiger dan ik. Mathuses. Hoor, wat geheim ik heb ontdekt op 't oogenblik. Timantes. Wat is het? Mathuses. Oordeel zelf: Hel vry uw hart geruster. Dirce is myn Dochter niet. Timantes. Wiens dan? Ma tiiüses. Zy is uw Zuster. T i man te s. Myn Zuster! Dirce? fpreekt gy ernftig? Mathuses. Ja, Mynheer: Zy fproot met u uit een en 't zelfde bloed. Tim ant e s. Ik zweer... ! Wat durft gy zeggen ? ach ! dat my de Hemel hoede! Mathuses. Dit fchrift getuigt het. Timantes. Geef. Mathuses. Ei, hoor. . . Ti m a n t e s. Uit eencn bloede? E 3 Ma-  si o DEMOPHONTES, Mathuses. Weet, dat myn Gemalin my 't ftervende overgaf En my deed zweeren dat ik 't nooit, op 's Hemels ftraf Ten zy ik Dirce in noodgebragtzag,opzoubreeken! Timantes. Maar toen de Vorst deez'dag haar vonnis had geftreeken Waarom het niet terftont geopent ? Mathuses. ,r . ,. Door 't getal Van jaaren, na dien tyd verlopen, en 't verval Van 't zwak geheugen was my dit gefchrift vcrgeeten. Timante s. En hoe kwaamtge in dit uur zulks als op nieuws te wee- Mathuses. (ten? 1 oen k my vervaardigde , met u, dit Hof tc öntvliên, Vond ik het onder 't geen my dierbaarst was. Tim an ï e s. Laat zien! , Mathuses. t Is u bekend, ó Prins! Hoe teeder myne Vrouwe Uw Moeder minde, en om haar dood ook ftierfvan rouTimantes. (we. t Is my bewust. M athuses. ■p. „ . Gy kent het zegel, en de hand Der Koningin. Timantes. 6 Ja. Mathuses. Daar is 't betrouwde pand; Befchouw het. Timantes. Ik beken 't, zy hdeft den brief gefcbreeven. Geef laat myn ongeduld...!Ach,Goón!\vat doet me beeHy leest. ven! Dirce is de Dochter van Mathufes niet, zy fproot Uit  TREURSPEL. 71 . Uit Demophontes en uit my, zyn Echtgenoot. Een ander fchrift zal haar verwisling openbaar en; 't Legt aan den voet des Gods verborgen op de Altaaren Van 't Hof Choor, daar alleen de Vorften nadren: ja, Dit zweert een Koningin; dit (laaft Arginia. Mathuses. Gy beeft! boe dus verbaast ? wat doodfchrik in uw wee- Timantes. (zen? „ Onfterffelykë Goónlftond my dien flag te vreezen? Mathuses. Melt my nu uw geluk ' Timantes. Mathufes, ach! vertrek. M & thu ses. Bedroeft gy u , om dat ge een Zuster vind ? ontdek... Timantes. Laat my alleen.' Mathuses. Wat fcheelt deez' werking van elkander ! Een zelve zaak verblydme,en zy bedroeft een ander. Noch heil noch onheil heeft een wezendlyk beftaan, Dan voor zo verr' de ziel daar van is aangedaan; la, ieder voorwerp is verfchillendc in onze oogen, "Naar maate dat zich 't hart gerust vind of bewoogen. NEGENDE TOONEEL. Timantes, Lyfwacht. ' A.ch, my rampzalige ! myn hart verftyft van fchrik! Wat ysfelyker lot! Goón f 'k weet dit oogenblik Dan de oorzaak van uw woede! 'k zie natuur zelfs yzen; Gy flrafte een' Echt, die 't hair my doet te bergen ryzen. Ik ben de Schoonzoon dan myns Vaders ? en myn kind Sproot uit myn Zuster! Goón! Ach! Dirce, wat verbind Ons t' zaam ? gy, gy mvn Vrouw en Zuster ? welke naamen! " E 4. Hoe  72 DEMOPHONTES, Hoe tegenfhydig zyn zeük moet niy'tdaglichtfchaamcn. Ja, vlucht, Timantes! en verberg u, gansch onwaard Dat u een mensen beichouw', gy vloek, en fchrik van de aard! Gy zyt een fchandvlek van uw 's Vaders gryze hairen. ö Hemel! moest my, rot dien vloek,myn Moeder baarén? Ja, Tracië, gy zyt met Thebe lotgemeen! Ik ben uw Edipus. Zie, zie de afgryslykheên Dier bloedfchande, en 't gevolg der ftraffe, in my herlccven! Ach, Dirce,waart ge aan my fteeds onbekend gebleeven! Ik nam de zucht van 't bloed voor mins-aantrekklykbeèn. Wat heilloos uur, toen ge eerst voor myn gezicht verscheen ! (ren. Tc Voel, op 't herdenken van die min,myn hart verfebeuk Verfoei my! 'k haat het licht!'k zie aarde en Hemel n, meuren! (gxond Ut gaan zy zwanger van de wraak? help, Goón' dc Ontzinkt myn voet! ik zie den vloekpoel in den mond'. Myn (haf komt in een barst van donders aangevlogen: W aar vlucht ik ? alles ftelt myn gruwlen my vóór oogen! Einde van het Vierde Bedryf. V Y F-  TREURSPEL. 73 VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeld een Hofzaal, waar in ziel: in 't yerjehiet een Temtel vertoont, nevens een handend Altaar; het beeld vim Juno de Trouwgodin, en eenige Bycieraden' Timantes, al vluchtende, Creüze , met Olintes aan de hand, hem tegenhoudende* Demophontes, en Dircje. rp Creüze. X imantes ! hoe, gy vlucht,daar ik den Vorst bewoog ? Is u Creüze dan fteeds haatlyk in uw oog v 'k Verfchoonde zulks, wanneer myn hand door wraak gedrceven, Scheen aan uw Echtgeheim den laatstenllag te geven; Maar nu 'k my zelv' verwon, tot uw behoud alleen, Verwondren my met regt deeze uwe afkeerigheên ? Hoe ! daar ik buiten fchuld uit pligt uw onheil brouwde, Wraakt gy noch dat ik uit my zelv' u wéér benoude? Timantes. Ja, 'k wraak hct:maar,als uw grootmoedigheid onwaard! 't Is my 't rampzaligst,dat me uw gunst in 't leven fpaart. Vergeef het my Creüze; ach! had me uw wraak doen fnecven ! Moest dail uw grootfte gunst het wreedst myn heil weêrftreeven ? Moest ik,wat fchikking,Goon!door'tyslykstlot gedrukt. De hand vervloeken, die my fier den dood ontrukt? Gerechte Hemel! tot wat ramp ben ik gebooren. E 5  78 DEMOPHONTES, TWEEDE TOONEEL. Demophontes, Creüze, Dirce ölintes, de Ljjwacnun. ' \/f Demophontes. IV J yn LyfWacht, volg! belet dat hy iets wreeds befla. MoFto^Me legt my tut,al 't geen wy zien en hoorden* Wat moet ik leuken? Goón! wat woest gebaar wat woorden? * 1 Helaas! in welk een ftaat zie ik mvn Zoon, gevoerd Dc v reedfte wroegmg ftraalde uit zyn verwilden weeDe WtriHg van 't -moed ftond in 't gezicht te kezen. » Kend/ii i! '':ï\my aan 5" zwygt' a!s buiten raad. ' Kende u iet lot maar, dat zp wreed te treilen Haat E-n do„r wat middelen die (lag is af te Wenden ' Verlicht w,ê Gödnióntdèkt my die gedreigdeelenden ' \\ atnaare treurklagt klinkt me in de ooren? alles Ichreit En zucht, a s orti my heen! de fchorre donclers loe en ? E? hfTon^r?^ ,^ySly,^t <»«veêrgroeien j £n,m de onzekerheid waar'tnecrfiort, srooteGoón ' Vermeert mvn angst,ik beef voor myenTOormynZooni Vvaar uw geduchte wraak in zulk een SKet DERDE TOONEEL. **' Creüze, Dirce, Ountes. °1eSt?n%r0e^ Hy klatert boven 't hooft uw 's Echtgenoots; en gy Gy  TREURSPEL. 8r Wat zwakheid u onwaard!Bedaar, Prirts,hoor nareden. Uw misdaad was ondanks u zelve ; en,dus begaan , Zyt ge ongelukkig, maar niet fchuldig in 't beftaan. TlMAH T e s. 't Is naar de daaden , Prins, dat wy ons oordeel vellen; En als ons die in 't oog derwaercld fchuldig Hellen, Is 't vruchteloos dat ons de aarde onfchuldigt; maar Wat zou 't zelf baaten, in myn lot zo wreed, en naar, Zo 'k al niet fchuldig ben. tot nu toe , in 't geweeten : 'k Zal 't dan haast zyn,wyl 'k Dirceonmooglyk kan vergectcn. Ik weet myn liefde nooit te dooven ! hoe, ö Goón! Een Echtverbintnis, die doorliefde en trouw, een Zoon Ten onderpand omarmd , als met één flag te breken? Een liefde, in 't felst der nood,in feller vlam ontfteeken, Geheel te fmooren? neen , ondanks ons doodlyk lot, Ik kan niet affluen van dat aangenaam genot. Dit Haal verlos my dan; wil my niet tegenHreeven, Daar 'k noch onfchuldig ben, laat me ook onfchuldig fneeven! Hy wil zich doorfteeken ;en terwyl Cherintes toefchiet, 'omhelst hem Mathufes, van de andere zyde uitkomende, en belet zulks. ZESDE TOONEEL. Demophontes,Timantes,Cherintes, Mathuses, Dirce, Olintes, Lyfwachten. MMathuses. yn Zoon ! myn waarde Zoon!... Helaas, wat wreed bcfiaan? Timantes. Waar toe die naam? Ha af, of vrees! laat my begaan. M a thu s f. s. Ik, die uw Vader ben! V Tl-  TREURSPEL. 83 Timantes. . Kan ik dit vreemd geval gelooven? Demophontes. Ja, het blykt Ten klaarde. Zie't gefchrift,dat duidelyk't vonnis drykt. 't Vervat, al 't geen myn Mond u melde,en 't kan niet lieïimain tes. (gen! ö Wuft geval! wil my niet anderwerv' bedriegen! ZEVENDE TOONEEL. Creüze, nevens al de voorige Perfoonadie'n. KCreüze. an ik het bly gerucht,door 't gantfche Hof verfpreid, Gelooven Vorst? Demophontes. Princes , met volle zekerheid. ■ Zie hier uw Echtgenoot. Wyzende op Cherintes. Myn band heeft onderfchreven, Myn Zoon, en Erfgenaam aan u ten Echt te geeven • En 'k bied hen beide u aan in Prins Cherintes. ' Cherintes, tegen Creüze. . . r Ach! Die wishng treft uw hart ligt met een droeven dag ? Creüze. 't Betaamt my,dat ik volg het hoog bevel der Goden. Cherintes. Creüze, ach! heeft hun wil u ook op 't wreedst verboden Tc melden, tot dit uur, of gy my mint? Creüze. is trekt u myn hand ten blyk. Timantes. Wat vreugd! gy zyt het dan , F 2 Ti-  84 DEMOPHONTES, Timantes, dien zich hier een Ryksgebied beloofde, Waarvan gy, buiten fchuld, den Erfgenaam beroofde. - Ik ken my zelf en 't eind van al myn tegenfpoed. Demophontes. ó Ja, de Godfpraak is vervuld, en 't ryk behoed Van 't heiloos Oifren, ik zie nu de vreugd herleeven, Den waaren Erfgenaam het recht der kroon hergeeven; En zonder dat men woede in Burgerkryg, en "moord. Cherintes heeft zyn wcnsch,en ik volbreng myn woord. Creüze zwaait dus eens den Scepter met genoegen, rimantes! gy, gy kunt met Dirge , u zonder wroegen, Op t teêrst omhelzen! ja, daar blyft geen zweem van druk, Een enkel fchrift verkeerd al 't onheil in geluk. Timantes. Gelukkig fchrift !ó Goón, kan ik myn heil befeffen? Van hoe veel yslykhcên voelt zich myn hart ontheffen! Myn Zoon! myn Echtgenoote! ach,nader vry,nu ik U zonder vrees omarm ! Dirce. ó Heuchlyk oogenblik! Cue ü z e. Wat zielsvernoegingen, die alle fmart verzoeten! Timantes, knielende. (ten! Pvechtvaardig Vorst,ik werpme,in ootmoed,aanuw voeVergeef my de uiterften, Avaar toe, helaas! weleer, My liefde, of wanhoop dreef! ik fmeekgenadelen zweer U trouwe, als onderdaan, meer dan de Zoon betoonde. Demop ho ntes. Rys op: zyt noch myn Zoon, wien ltecds myn hart verfchoonde; Noem my uw Vader: Ja, 'k wil 't altoos zyn, myn Kind! I ot noch toe hebben wy elkafir uit pligt bemind , 't Zal nu verkiezing zyn : geen fterker band op aarde, Dan die 't geval, door '£ bloed,in onze harten baarde. Ma-