DICTI0NNAIRE PORTATIF dePHRASES et de PROVERBES,   DICTIONNAIRE PORTATIP D E PHRASES et de PRO FE RB ES FRJNQAlS* Avec leurs Explications. HANDWOORDENBOEK VAN EIGENJAKTIGE FKJNSCHE SPBJLEKWYZEN Met der zeiver Verklaaringen > door ANTOINE NICOLAS AGRON, ReStor van het Latijnfche en Franfche Konst* en Kost-School te Elburg. te amsterdam, mj JOHANNES ALLART, MDCCXCVU.   ■ VOORBERICHT. Men weet, dat, omjene taal wèl te leeren fpreeken en fchrijven, er drie hoof'dzaaken vereischt worden, naamenlijk: voor eerst, dat men de eigenlijke en oneigenlijke be. tékenis van zoo veele woorden in zijn geheugen prente, ah het eenigzins doenlijk is', ten tweeden dat men grondig geoefend behoort te weezen in de grammaticaale regelen, tot welker kennis ik vertrouw den eenigjlen waaren weg gebaand te hebben door mijne Verzameling van Opftellen, waarvan den Eerften Druk in het jaar 1794» cn den Tweeden verbeterden, nu onlangs, bij den Drukker dezes is uitgegeven; en eindelijk, dat men dient te weeten , in welke gevallen iet woordelijk van de eene taal in de andere kan, of niet kan^ overgebragt worden. Daar het nu zeker is, dat elke taal haare eigenaariige [preekmanieren of fpreekwijzen heeft, wier woordlijke vertaaling dikwijls onverftaanbaar zou zijn , al had men, bij deeze vertaaling, alle regelen der Grammatica en Sijntaxis op het naauwkeurigst in achtgenomen, zoo volgt, dat men zich dezelven niet dan door memorizeeringeigen kan maaken; en wanneer een meester verzuimt deezen aan zijne leerlingen te doen verf aan en van buiten te laaten leeren, zullen zij ook nimmer in ftaat zijn, om zich wèl uit te drukken. * 3 Dat  v VOORBERICHT. Dat er zoo veel zijn, welken, de fchookn verlaatende, zoogenaamd Ilollandsch Fransch en gcenzins goed Fransch fpreeken, is nergens dan aan het hovengemelde verzuim te wijten. Om dit gebrek gedeeltelijk weg te neemen , gaf ik aan mijne leerlingen eerst eene vertaaling van het echte Fransch in het Nederduitsch te maaken; deeze Nederduhfche vertaaling volgends de regels verbeterd hebbende, liet ik hun telkens dezelve in mijne tegenwoordigheid •weder in het Fransch overbrengen, zonder hun het ge. hruik van eenig Woordenboek toe te flaan, vorderende dat zij het origineele, zoo veel mooglijk, navolgen zouden; doch daar mij dit, voornaamenlijk, wanneer de jonge lieden de grammaticaale regels grootendeels magtig waren, niet genoegzaam voorkwam, om hun de voornaam, fte Gallicismen te doen kennen, beval ik dezulken, om, Malven dat, tweemaal s'weeks, een zeker bepaald getal van diergelijke fpreekwijzen of'fpreekmanieren uit de Woordenboeken van mar in of halma te copieeren,wijl erf voor zoo.veel mij bekend is, geen leerboek, daartoe ge. fchikt, voor handen is ; echter ondervond ik wel dra, dat zij geen enderfcheid wisten te maaken tusfehen de GallL cismen, die verouderd en laag van aart en de zulken,die door de beste en nieuw fte Franfche Schrijvers, als mede door het tegenwoordig gebruik, gewettigd, waren, en ook ziende, dat de Nederduitfche vertaaling van de Gallicismen, in bovengenoemde Woordenboeken te vinden, veeltijds zeer dubbelzinnig, duister, onverf aanhaar of foms geheel en al valsch, waren (het geen een nauwkeurige en kundige onder- li  VOORBERICHT. vi derzoeker erkennen moei) zoo meende ik wèl te doen metzelf eene verzamüing van Gallicismen in den fmaak van een Handwoordenboek te maaken, geenen 'w hetzelve te ■plaatzen, dan welken mij voorkwamen de fraaijsten, de nuttigften en meest erkenden, te weezen ; aan deezen die verklaaringen te geeven, welken de Franfchc fchrijyers zdven daar aan gewoon zijn te hechten, en door eene zuivere Neder duitfche vertaaling,zoo veel mooglijk,alle dubbelzinnig'en duisterheid weg te neemen , op dat de jonge lieden niet gevaar mogten hopen de eene voor de andere te gebruiken, zoo als zekerlijk gebeurt, wanneer zij bij de overzettingen, in de Woordenboeken te vinden, berusten; om maar een enkel voorbeeld uit\ honderden aan te haaien: men vindt de Gallicismen , tirer fa poudre aux moineaux; puifer de 1'eau dans im panier. percéj aboyer a la lune en meer ande/en op dezelfde wijze overgezet; naamenlijk door te zeggen: vergeeffche moeite doen of iet diergelijks. Daar het nu niet even eens is, welke van deeze drie men gebruikt , maar men dezelven in de reden moet laaten vloeijen naar gelange der vmflandigheden, daar men zich in bevindt, zoo is het volftrekt noodzaaklijk, dat den leerling door eene juiste vertaaling geleerd worde, in welken zin deezefpreekwijze, en niet geene, moet gebezigd worden; dat ik hier op nauwkeurig heb acht ge/lagen, zal men bij "het gebruik van dit leerboek duidlïjk ondervinden. Behalven de reeds aangehaalde redenen, welken mij tot het vervaardigen van dit werkjeaanfpoordtn,was, dat ik,reeds }ang een afkeer hebbende van veele zoutlooze zamenfpraaken, waar  via VOORBERICHT. waar mede men doorgaands het geheugen der kinderen pleegt te vermoei/en , en welken in meest alle lesboekjes gevonden worden , van oordeel was , deeze famenfpraaken geheel weg te laaten en dezehen door deeze Gallicismen, die vol» ftrekt onontbeerlijk zijn, te doen vervangen. Daar ik nu hij ondervinding door deeze methode mijne leerlingen zeer Spoedig in Jlaat fielde om zich gemaklijk, vlug en cierlijk, uit te drukken, en verwagtende dat ook anderen, hier van eene proef neemende, even góede vruchten daar van zullen plukken , als ik in mijn hijzonder onderwijs hier van genoten heb, oordeelde ik het mijn pligt te zijn der Jeugd dit boekje gulhartig aan te bieden; te meer daar elk weet, dat heden de Franfche taal meer dan ooit in gébruik raakt en elk zich bevlijtigt om dezelve naar haar en aart en eigenfchap te leer en fpreeken en fchrijven. DIC-  DICTIONN AIRE PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. A» li ne fait ffi A ni B, hij kent gean A voor een i?; hij kan noch leezen,noch fchrijven. Il n'en a pas fait une panfe d'A, hy heefc 'er geen letter van gefch reven. X qui est cette maifon ? wiens huis is dit? rfiler X Paris, naar Parijs gaan. DemeUrer X la Campagne, op het land, buiten, woonen. ■II est X réglifi, hy is in de kerk. ilviendraX trois heitres, hij zal te drie uuren komen. a mis jours de té, drie dagen- daar na. Ceite ville est A vingt lieues d'M , deeze ftad is hier twintig mijlen van daan. A deux doigts de la tene , twee vingerbreed van den grond. Il s'est faavé X la faveur de la mit, hij heeft zich onder begunftiging van den nacht weg gemaakt. X ce prix li, tot dien prijs. Placet Jon argent X raifon de fix pour cent, zijn geld tegen zes ten honderd plaatzen. Bcltir X chaux et X fable, met kalk en zand bouwen. A. Travailler X Paiguille, aupinceau t' au crayon, met de naald, met het penceel, met het potlood, werken. Voili un verre X vin, zie daar eert' wijn-glas. Un moulin X vent, een wind« molen. Une chaife X bras, een arm-ftoei. Une boite X méche, een tonder* doos. Dabeis Airuler, brand-hout. Du drap X fond d'or, laken mee een' gouden grond. Un carosfe \fx chevaux, een koets, met zes paarden. C'est un homme X carosfe, het 'is' een man, die een kot:ts houdt» Travailler X la chandelle, bij de. kaars werken. ' Peindre X l'huile, met oly-verfc* fchilderen. Apprendre une chofe X fond, een* zaak in den grond, door en door, leeren. Apprendte X lite, leeren leezen* Cest X vous X jouer, het is \xvt beurt om te fpeelen. Aeheter, vendre, X bonmatchê, goed» koop koopen, verkoopen. Snpplier Agenoux> knielende, op de kniën, fineeken.  s D I C T 10 N N A I R E A. ABA. a laFranraife, op zynFransch, naar de Franfche mode, gekleed. Cette maifon est bdtie X l'antique, dit huis is op zijn ouderwets ' gebouwd. A l'épreuve du mousquet, beftand voor eëfi fnaphaans fchoot. Un maitre X dan/er , een dansmeester. XJn homme X tout faire, een man tot alles bekwaam. l/iccufer que/cun X tort, iemand ten onrechte befcbuldigen. FaitX rebours, verkeerd gemaakt. "Travaille X la hé», met haast gewerkt. A l\tcttrdie, onbezuisd, onbezonnen. Combien y X t'il que vous êtes ici ? hoe lang zijt gij hier geweest ? Jl y X dix ans, tien jaaren , tien jaare» geleden. Compien de lieues y X t-il d,ici \ eet endroit? hoe verreis die plaats hiervan daan? ïi y X prés de cent lieues, omtrent hónderd mylen. 'Abaisser un pont levis, een ophaalbrug neêrlaaten. jftBAIsSER une muraille de deux pieds, een muur twee voet laager maaken. Abaisser Corgueil de quekun, iemands hoogmoed vernederen. Ueau s'abaisse , het water zakt. s'Abaissbr. devant quekun, zich voor iemand vernederen, verhagen. JLaisferfes biens a /'abandon, zy- ne goederen ten beste geeven , in den loop laaten. i.aisfer les enfans a /'asanhon , zijne kin eieren in het wild laa ïen lyopen. AB. ABA. Les medeeins ont abandonné le malade, degeneesheereu hebben den zieken verlaten, opgege« ven. Aeandonner une rifolution, van een befluit afgaan , afftappen, afzien; een befluit laaten vaaren. Abandonnee uve chofe èquekun? iet aan iemand overlaaten, om daar mede naar zijn goedvinden te handelen. Tout le monde 2'abandonne , elk en een iegelijk trekt de hand van hem af, laat hem los m'Aeandonnezpas les étriers, Iaat uw belang niet vaaren, (woord- lyk:) trek uwe voeten uit de ftijgbeugels niet. s'Aeandonnee afespasfions, zijne driften opvolgen , aan dezel- ven den teugel vieren. s'Abandonner au dfefpoir , zich aan.de wanhoop oVergeeve.n. Cette nouvelle le mü dans /'abat» tement, deeze tijding floeg hem gantsch ter neêr. La pluïe abat le vent, de regen (laat den wind neêr, doet den wind liggen. Aoattre delavraïe route, van den regten weg afraaken ; den reg- ten ftreek niet houden. Levaisfeau abat,het febip drijft af» Abattee un vaisfeau, een fchip deen hellen om te kiel haaien. Petite pluie abat grand vent, een kleine regen lHlt een* grooten wind; een goed woord vindt eerj goede plaats; een goed woord (lilt een groote twist. Abattee le cuir d'uti boeuf, een os den huid af haaien. Abattrë ou rabattre le caquet h que/cun, iemand den mond fnoeren. Abat*  Ï>HRASI0L0GIQUE PGRTATIF. 3 Abb. abc.abd. abh. abi. Abattee les rideaux, de gordijnen laaten vallen. Aeattre Men du beis, veele zaaken afdoen; veele kegels werpen» Abattre des noix, nooten van den boom afilaan. Abattee quekun fous fes pieds, iemand voor zyne vosten neersmijten. Son cheval s,est abattu fous lui, zijn paard is onder hem neêrgeftort. L'oifeau j'abat, de vogel ftrijkt. ■ï'Abattre dans le'malheur,in het ongeluk den moed laaten zinken. Le malheur l'a übattu, het ongeluk heeft hem gantsch den moéd benomen. Le navire j'abat , het fchip wordt ankerloos, valt af. Le moine repend comme /'aebé chante, de munnik antwoordt zoo als de abt voorzingt; gelyk-de ouden zingen, zoo piepen de jongen. On vous attendra comme le moine /'abbé, men zal u wagten als de munnik den abt doet; men zal, al eecende, naar u wagten. Renvoïer quekun a /'a , r , c , iemand weer aan het a, b, zetten; hem voor een'dom-oor houden: Ce Prince fut contrahit (Tabdiquer le royaume. Die Vorst wms genoodzaakt van het rijk afltand te doen. Abdiquer la coaronne, de kroon neêr leggen. Abhorrer le vice, van de ondeugd een afgrijzen hebben. Ce font des Jentimens bas et abjects, het zijn verlaagende, laage, gevoelens. A ABI. ABO. Viire dans la demiere abjection, in de grootfte verachting leeven. Elre héritier ab-inteflat, natuurlyk erfgenaam zijn; waneeer men goederen erft, zonder dat ons die by testament gemaakt zyn. Abjuree fa réligion, zynen Godsdienst verzaaken. Abjueer tout Jentiment de pudeur, alle gevoel van eerbaarheid verzaaken. Etre aux abois, in het naauw, in de engte, zijn. Mettre quekun aux abois, iemand in de engte, in de uiterfte verlegenheid, brengen. Le tems a aboli plufiturs ouvrages des anciens, de tyd heefc veele werken der ouden doen verloren gaan. Abolir une lot, une coutume, eene wet, eene gewoonte, affchaffen, buiten het gebruik brengen. Demander /'abolition de quelqua impot, de affchaffing van eene belasting vorderen. Avoir /'abolition de fon crime» de vergifnis voor zijne misdaad bekomen. C'est une action aeominable,' dat is een verfoeilijke,gruwelyke, daad. Cela est abominablement mal fait, dat is verfoeylijk flegt gedaan. Avoir une chofe en abomination, iet verfoeijen. Trouver de tout aeondamment, van alles in overvloed, vol op, vinden. Avoir tout en abondance, alles in overvloed hebben. 2 Etre  * DICTIONNAIRÉ ABO. Etre abondamment pourvu de uut, van alles overvloediglijk voorzien zijn. Ce pais abokde en grains, dit land brengt overvloed van graanen voord. Abonder en Jon fens, eigenzinnig , waanwijs, ftijfzinnig, zijn. /Abonner avec un cordonnier, met een' fchoenmpaker een acceord maaken, aangaan. ie vin j'asonnit par Ie tems, hoe ouder de wijn is, hoe ' beter hij wordt. JL notre abord nous fumes attaqués, zoodra wij aankwamen , of aangekomen waren, wierden wij aangevallen, aangetast, aangerand. Cette cête est de difficile abord , die kust is niet gemaklijk te naderen; men kan 'er niet gemaklijk bij of aankomen. 'Avoir /'abord civil et honnête , een beleefd en heusch voorkomen hebben. ''Avoir /'abord prévenatü, een inneemend voorkomen hebben. Jl a /'abord difficile, hij is niet gemaklijk te fpreeken; men kan niet gemaklyk toegang tot hem krijgen. '"JLviter /'abord de quekun, iemands bezoek of aanfpraak ontwijken, vermijden. Du premier abord , de prime abord, met den eerden opflag; op het eerst aanzien ; in het begin. Je viendrai ï/'abord , ik zal Zoo aanftonds komen. II eut (/'abord peu de fuccès, in het eerst, in het begin, maakte hij weinig opgang; vorderde hij weinig. ABO. Il répond ^'abord a ce qu'on hrf demar.de, hij antwoordt daadlyk,op ftaanden voet, op het geene men hem vraagt. rf Abord que je le vis. Zoodra ik hem zag. Venir d /'abordage , enteren; malkanderen aanklampen, of aan boord klampen. Ils viennent «Fabobder , zy zyn zoo even aangekomen; hebben zoo even voet aan land ge^et. Ils abordent de tout coté, zy komen van alle kanten aan. Ce n''est pas ainfi qu 'il faut m'Aborder, zoo moet men my niet aan boord komen , aanranden. jfe m'en vais /'aborder, ik gaa of ik zal hem aanklampen) aanfpreeken. Aborder courageufement les ennemis, de vijanden kloekmoediglijk naderen, aantasten. s'Aboücher avec quekun, met iemand een mondgefprek houden. Son jardin aboutit au grand chemin, ztjn tuin ligt aan den grooten weg; loopt op den grooten weg uit. Aboutir en pointe, fpits toeloopen. a quoi cela aboutira t-il? waar zal dat op uitloopen, op uitdraaijen ? Tout cela ra'ABOUTiT qiïa, me faire du mal, dat alles (trekt alléén om mij kwaad te doen. Tous fes desfeins aeoutissent i la paix, alle zyne voorneemens (trekken tot vrede, loopen op vrede uit. Cela aboutiraaunerupture, datzal op een vrede-breuk uitloopen. Sa-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 5 ABO. ABR. Scno'r les ttnans et les aboutissans d'une affaire, alles weeten wat aan een zaak vast is. Ce chien aboye tout le monde, die hond blaft alle man aan. Aboyer a la ten?, tegen de maan blaffen; zich te vergeefs telgen iemand of tegen'iet verzetten. Ecrire en abrégé les vies des grands hommes, in bet kort het Jeven der groote of doorlugtige mannen befchrijven. Abrécer un discours, een redevoering korter maaken. Cela abrége le chemin, dat verkort den weg. Les jours abrésent; de dagen worden korter. La pluïe abbeuve la terre, de regen doorweekt den grond. Jl en abreuvera tout le pays, hij zal het door het gantfche land ruchtbaar maaken, verfpreiden. Tout le monde en est abreuvé , elk een heeft 'er den mond vol van. Abreuver fin efprit de fciences, zijn verftand met weetenfchappen vervullen. Abreuver le bdail, het vee drenken, wateren. Etre a /'abri, onder dak zijn. Se mettre d /'aeri de la pluye, voor den regen fchuilen. A /'abri des infultes, bedekt voor beleedigingen, voor overlast. Un htmme fans abri , c'est un oifeaufans nid, een man zonder fchuilplaats, is een vogel zonder nest. Aeroger un édit, een gebod , edict, affchaffen. Levin /'« ABRUTi.de wijn heeft zijn veiftand verftompt, hern^ ABR. ABS. zoo dom als een beest gemaakt. Cela s'est fait en mon absence, dat is in mijn afwezen voorgevallen. Etre absent de la maifin, van huis afwezig zijn. Les absens ont toujours tort, da afwezigen krijgen altijd de fchuld. s'Absenter de la Ville, de ftad ver laaten. II adoucit toutes nos absinthes, hij verzoet, verzacht, al ons verdriet of ongenoegen. Avoir un pouvoir absoltj et fans hornes, eene volftrekte en onbepaalde magt hebben. Commander d'un ton absolu, op een' meesterachtigen toon gebieden, commandeeren. Cela est absolument nécesfaire , dit is volftrekt noodzaaklijk. II le nie absolument, hij ontkent het volftrekt. La mer absorbe tout, de zee zwelgt alles in. Ses déhauches absoebent tout fin bien, zijne ongebondenheden verzwelgen, of verflinden , al zijn goed. Il a été absous tout d'une voix , hij is met eenpaarige ftemmen vrij verklaard. .s'Abstenie de faire une chofe, zich onthouden van iet te doen. j'Abstenir de juger, zich onthouden van te oordeelen ;zijn oordeel opfcborter. Vivre dans /'akstinence, eene maatige levenswijze houden. Avoir un aeus dans des comptes, eenen misdag in het reekenen hebben; zich misreekenei. o Coni'  6 DICTIONNAIRE ABU. ABY. ACC. Conmetre un abus, een bedrog, aïuis, pleegen. Abiser de la bonté de quekun, iemands goedheid misbruiken. Abu.'-er de Jon pouvoir, de Jon cndit, van zijne magt, van zijn crcdiet, misbruik maaken. Aeuser quekun, iemand misleiden, bedriegen. Je mejuis abusé de centfiorins en comptant, ik heb mij honderd gulden mi'pgereekend. •Si je ne jb'abuse , zo ik niet mis heb, mij niet bedrieg. Etre précipité dans un abyme de malheurs, in een'poel van ongelukken gedompeld worden. Etre abymé de dettes, tot over de ooren toe in fchulden fteeken. Accablk de tristesje, van droefheid cverftelpt. 11 «ï'accable de vifites, hijover.ftelpt, hij valt mij lastig, met bezoeken. Etre accablé d'affaires, de malheurs, met bezigheden, met rampen, overftelpt, overladen, ziin. s'Accari.er d%affaires, zich veele dingen op den hals haaien. Avoir bon oumauvaisaccent,een' goeden of kwaaden uitfpraak, accent, hebben. Tousjer de tristes accens, treurige toonen, klaagtoonen , uitboezemen. j'Accepte les conditions, que vous me propofez, ik neern de voorwnnnlen aan, die gij mij voor flaat. ' Sdhs acception de perjonnes , zon lér aanzien van perfoonen. Cc mot a pVlijléufS accei'tions , ditw 'ord heeftverfcheidenebetekenisfen , kan in verfcheidene ' .zinnen genomen worden. . ACC. Avoir un libre Accèspartout, overal een' vrijen toegang hebban. Avoir des Accès defievre, aanvallen van koorts hebben. Avoir des Accès de Jolie, gekke luimen hebben. Chat eau de difficile Accès, een flot, daar men moeijlijk bij kan komen. Cette place tfest pas accessible, die plaats is niet te genaaken. Une chofe avec tous Jes accessoires , een zaak met ai haar toebehooren. Ce ti'en est qu'un accessoire, het is 'er maar een aanhangzel van. La choje n'est ^'accessoire, de zaak is flechts bijvoeglijk , aanhoorig. Cela est arrivé par accident, dat is bij toeval gebeurd. Acclamper un mat, een mast met wangen of klampen vast maaken. Donner /'accollade a quelqu'un, iemand ridder flaan, omhelzen. Accolerla cuisje,la botte d quelqifun, iemand zeer diep, zeer laag. groeten. Cette affaire n'est pas accommodable , die zaak is niet te vereffenen , i te fchikken. C"est un ejprit accommodant, het is een heel infcbikiijkmensen. Faire des accommodemens s une maijon, gemak, gerief, verbetering, gemakken, aan een huis maaken. II est homme (Taccommodement,' hii is een man, die ligt teveizoenen is. Metser ou porter wie affaire a un accommodement, eene zaak tot een vergelijk brengen, poogen bij te legcen. Le  phrasiologique po RTATÏF. t ACC. Le meilleur procés ne vaut pas le plus mauvaisaccommodement, een mager verdrag is beter dan een vet proces. Accommodee un jardin, une chambre, een' tuin, eene kamer, opfcbikken, in orde brengen. Cette maifin jb'accümmoderoit Men, dat huis zou mij wel lijken. Cet heritage bï'accommode fort, die erfnis komt mij heel wel te ftade. Accommoder ƒ0» discours è la portie des auditeurs, zijne reden naar de bevatbaarheid der toehoorers fchikken.. Accommoder la rèligion, a fes intéréts, den Godsdienst naar zijne belangens fchikken- Accommoder un différent, een verfchil bijleggen. II la accommodédetoutespieces; il ne Va pas mal accommodé , hij heeft hem braaf toegetakeld. /Accommoder au tems, zich naar den tijd, of tijds ornftandigheden, fchikken. Je m'en accommoderai Men, ik zal het 'er wel mede doen. Je ne to'accommode point de cette maniere de vivre, die levenswijze lijkt mij niet. Ce per'ruquier accommodé Men. Die paruikemaaker maakt' het hair goed op; die kapper kapt wel. Pouvez vous 7m'accommoder de cela ? kunt gij mij daar mede gerieven ? // j;i'accompagna jusqu'au bateau, bij bragt mij tot aan defchuit. C; bois accompagne biencettemaifon de campagne, dit bosch geeft eenen grooten welftand aan die buitenplaats. ACC. La vieillesfe est accompagnée d'infirmitts, de ouderdom is vol gebreken of zwakheden. // n'a pas encore vingt ans accompli's, hij heeft nog geen volls twintig jaaren; hij is nog niet volkomen twintig jaaren oud; Accomplir fes promefes, fon devoir, zijne beloften vervullen, nakomen ; zijnen pligt betrach j ten. /Accoquiner au jeu, l^eet op het fpel v/orden. Demeurer (Taccord, tombei- a'accord d'une chofe, heif'in een zaak eens zijn, edns worden. , Jen Juis <2'accord, ik ftem er in toe; ik ben 'er niet tegen; ik heb 'er niet tegen. Mettre deux perfonnes «Tacccrd, twee perfoonen bevredigen, tot eensgezindheid brengen. Je fuis de tous bons accoeds , ik ben gereed om te doen, al wat de anderen willen. Celas'est fait tout d'un accord, dat is met algemeene bewilliging gefcbied. J''ai fait un bon accord avec lui, ik heb eene goede fchikkiug met hem gemaakt. Accorder ja file en mariage at quekun, züne dogter aan iemand ten huwelijk toeftaan. Accoedee des chofes, quijecontredifent, tegenftrijdige dingen overéénbrengen, veiéénigen. II ne i'accokde pas avec lui en .Men des chofes, hij is het in veele dingen met hem niet eens. Nos humeurs ne s'accokdent pas 9 onze geneigdheden komen niet overeen , ftrooken niet met elkander. i 4 #  8 DICTIONNAIRE ACC. ACH- Ils j'accordent comme chiens et chats, zij verdaan elkander als katten en honden. Accorder un infiiument, een fpeeltuig (lellen. /Accouder Jur la table, met den elboug op de tafel leunen. 'Les pigeons jVaccouplent', de duiven paaren, koppelen. Etre accoutumé a mentir ou au menfonge, tot liegen , of aan den leugen, gewend zijn. Belle fille etmechante robe trouvent toujours qui /'accroche ,mooije meisjes en gefcheurde kleêren vinden veel aanftoot. Faire accroire une chofe a quelcun, iemand iet wijs maaken. S''en faire accroire, groote inbeelding van zich zeiven hebben. j'Accroitre en honneur et en richesfes, in eer en in rijkdommen toeneemen. Scn credit et fon pouvoir j'accroissent, zijn gezag en vermogen neemen toe. Accuser quekun de paresfe, iemand van luiheid befcbuldigen. Accuser la réception d'une lettre de changt, den ontvangst van eenen wisfelbrief berichten. ■Accöser fon jeu , zijn (pel openleggen. Ils /acharnent Pun contre l'autre , zij zijn woedend op elkander verbitterd. Faire un ben achat, een' goeden koop doen. Ceite afaire est Men acheminke , die zaak is wel begonnen , wel aangelegd. 11 /achemine vers fa ch'ite, hij loopt naar zijnen ondergang ; hij loopt in zijn verderf. ACH. ACQ. ACT. ADI. Acheter argent comptant, voor gereed geld koopen. AcnEVERy«;o«rj-, fa vie dans la folitude, zijne dagen, zijn le| ven,in de eenzaamheid eindigen.- acheve de me ruiner, hij bederft, hij ruineen, mij geheel en al. Achevez de beire.cela, drink dat restje ook uit. Voulez vous donc jb'achever? wilt gij mij dan volkomen van kant helpen? C'est un fou achevé , het is een volflagen gek. •f'AcQuÉRiR desamis, zich vrienden maaken. // n'est fi bel ACQuêr que don, gegeven goed is best. Acquiescer d une fentence, in een vonnis berusten. Faire une chofe par maniere ri'ACQuir, iet welitaanshalven, bij de fleur, doen. j'Acquitter de fa promesfe, defm devoir, zich van zime belohe, van zijnen plipt, kwijter. Acquitter fes dtttes, zijne fchulden betaalen. Etre toujours en action, in geduurige beweeging zijn, Cette action a tté dicifve, die flag, dat gevegt, is beflisfend geweest. Rendre fes actions de graces h Dieu, God danken. Intenter action contre quekun, iemand gerecbtlijkaanklaagen, actionneertr.. Dire adieu d quekun, iemand vaarwel zeggen. Dire d quekun le dernier adieu, ou les derniers adieux, iemand voor het katst vaat wel zeggen. SS  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 9 ADI. ADM. ADO. ADR. Si vous frites cela, ameul'itude, zo gij dat doet, is het met de ftudie gedaan. Sans adieu, tot weerziens toe. Adieu panters, vendanges font faites, dat komt te Iaat; het is mostaard na den maaltijd ; (woordlijk) weg met de manden, de wijn-oogst is klaar. Admettre les excufes de quekun, iemands veroiufchuldigingen aanneemen. On l'a admis dans cette compagnie, men heeft hém in dat gezelfchap toegelaten. Je vous tronve admiradle, dat vind ik aartig van u. Ravir tout le monde en admiration , de gantffhe waereld in verwondering brengen. Admirer les vertus de quekun, iemands deugden bewonderen. /Adonner au mal, ou a mal faire, zich tot kwaad, of tot kwaad doen, overgeeven. Il est fort adonné au vin, hij is zeer aan den wijn verflaafd. Adopter l'opinion de quekun, in iemands gevoelen treeden. Cette mete adore fes erfans, die moeder is buitengewoon mal met haare kinderen. II adore jusqu'aux défauts de fes amis, hij verheft de gebreken zelfs van zijne vrienden. Adoker Ie veau a'or, het gouden kalf aanbidden; eenen onwaardigen eerbiedigen. Adoucir le fon de la trompette, het geluid der trompet verzachten. Adresser une lettre, une requéte, h quekun, aan iemand eenen brief addresfeeren , een verzoekfchrift opdraagen. . A ADR. ADV. AFF. Adresser fes prieres a Dieu, zijne gebeden tot God riemen. j'Aduesser d quekun, zich tot iemand vervoegen v wenden of keeren. Adresser la parole d quekun, iemand het woord toevoegen; iemand aanfpreeken. s'Abattre dans /'adversité, in tegenfpoed den moed verliezen, laaten zinken. Je viens d'apprendre de belles affaires, ik heb daar fraaije ftukken gehoord. Se mêler des affaires d'autrui, zich met eer.s anders zaaken bemoeijen. Avoir bien des affaires , het druk, veel te doen, hebben. Je fuis fans affaires , ik heb niets te doen; ik zit zonder werk. s'Aitirer une méchante affaire , zich eene kwaade zaak op den hals haaien ; zich in eene flegte zaak wikkelen. Ne vous faites point j i'a bien ajusté, men heefe hem wel utoegetakeld , afgerost. >s faire ajuster un habit, een rok naar zijn lijf te pas laaten maaken. llfaut que votre volonté j'ajuste d la Jienne, uw wil meet zich naar den zijnen voegen, fchikken. Cette affaire apasfé par Talammc , die zaak is naauw onderzocht. r'ALAMBiQUER l'csprit,.la eervolle, zijnen geest, zijne hersfenea kwellen. Prendre 1'alarme bien légtremenr, zich om eene beuzeling ontftellen. Cest bien ld de quoi tant Valarmer, het is wel de moeite waardig om zich daar ovei zoo te ontftellen. j'Aliéner faffection d'nne perfon» ne, maaken dat men de toegenegenheid van iemand kwijs raakt. II a f esprit Aui-né., zijn verftand is op de hol; hij is gek. Les allans et les venans, de gaanden en komenden. Après plufeurs allées et vennes, na lang heen en wéér loopen; na veele moeitegenomen te hebben. Cela alleoera le mal, datzalde kwaal verligten. Alléger un vaisfeau, een fchip ligten. Alléguer des raifons , redenen bijbrengen, aannaaien. Alléguer pour raifm, tot reden bijbrengen, aanhaalen. Aller d reculons , en arriere , agter uit gaan. Aller au dtvant de quelcun, iemand te gemoet gaan. C»  Ü DICTIONNAIRE ALté Ce chemin va d la ville, die weg loopt naar de ftad. Aller d piéd, te voet gaan. Aller a cheval, te paard rijden. ^ . Aller pas as pas, voetje voor voetje, ftapvoets, gaan. Aller par eau, par mer, over water, over zee, gaan. Aller en bateau, vaaren. Les vaisfeaux, qui vont aux Indes, de fcbepen, die naar Indiè'n vaaren. Aller d patins, op fchaatfen rijden. Aller en traineau, in een fleê rijden. Aller en voiture, en carosfe, en ckariot, in een rijtuig, in een koets, in een wagen rijden. Aller d trait et d rames , roeijen en zeilen. Aller en courfe, ter kaap vaaren. Aller d la felle, zijn buik Ioozen , afgaan. Aller par haut et par bas, braaken en afgaan te gelijk. Ma montre va bien, mijn horologie gaat wel. Aller piéd d piéd dans une affaire, eene zaak voorzigtiglijk behandelen. Je n'ai rien dit, qui AIlle a vous, ik heb niets gezegd dat u betreft, dat u raakt. Les confeils de eet homme vont d vous perdre, de raad van dien man (trekt tot uw bederf. • Aller en pointe, fpits afloopen. Aller fur le marchi de quelcun, iemand iet onderkoopen; een hooger bod doen dan een ander. 11 y vk de votre komieur, uwe eer ligt'er aan, is'er mede gemoeid. ALL. Ce rafoir va bien, dit fcheermeS frj ij dc wel. Cet habit vous va fort bien, dit kleed itaat u vrij wel. Cette tcriture va de travers , dit febrift looopt fcheef. Le commerce ne va pas comme les autres années, het gaat met den koophandel zoo wel niet als in voorige jaaren. Comment va votre fanté ? hoe gaat het met uwe gezondheid? hoe vaart gij al? hoe is het met u? La cloche va fonner , de klok zal zóó daadlijk flaan. 'Je vais partir, ik zal zóó ver; trekken ► Aller quérir quelcun, iemand haaien, gaan haaien. Cela va fans dire, dat (preekt van zelfs. Tous fes desfeins s'en font allés en fümée, alle zijne voorneemens zijn in rook verdwenen. Se laisfer aller aux pleurs comme des enfmis, zich als kiuders in traanen uitlaaten, fchreijen. On lui a donné /'aller et le venir, men heeft hem op eiken wang een' klap gegeven. Ne faire jï/'aller et venir, heen en weérloopen; in geduurige beweeging zijn. Je ne ferai ^m'aller et venir, ik zal terftond wederom zijn. Cela va d Cexcès, dat loopt in het buitenfpoorige- 5"irai jusqu'a cent francs, ik zal 'er tot honderd guldens voor bieden, of honderd guldens aan waasen. Est ce ainfi que vous y allez ? i& dat uw manier? Au pis aller, ten ergften genomen. Al-  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIF, ij ALL. ALO. ALT. AMA. AME. Aller de pair avec quelcun, met iemand gelijk zijn. Aller au plus prés du vent, icberp bij den wind houden, loenen. Aller debout au vent, in den wind zeilen. Ce compte va a tant, die reeke- ning beloopt zoo veel. Ces ouvriers vont lentement, die werklieden zijn langzaam in hun doen. Le feu j'allume, het vuur gaat aan. Faire allusion d une chofe, op iet zinfpeelen. Etre de bon aloi, van goed al- looy, van waarde, zijn. Aloinger ou porter une botte , eet' Preek toebrengen. La -débauche altere la fanté, de ongebondenheid krenkt de gezondheid.Avoir /'alternativs, de keuze van twee zaaken hebben. Donner I'alternative dquelcun, aan iemand van twee dingen één laten kiezen. Amarrer un vaisfeau , een fchïp meeren, vast maaken ; het wand vast maaken. Cheval, qui va /'amble , een paard, dat den tel gaat. Rendre Tame , den geest geeven, fterven. Fous êtes a MéME, fait es ce qitil vous plaira! gij zijt uw eigen meester, doe uw zin.' Ce vaisfeau a amené beaucoup de marchandifes, dit fchip heeft vee!e waaren medegebragt. Amenbz le avec vous! neem hem meê! Amener les voiles, de zeilen ftrijken. AME. AMI. AMO. Amener lepavilhn, de vlagftryken. Amener quelcun d fonfenliment, iemand tot zijn gevoelen overhaalen. jfai amené tous les fix trois fois defuite, ik heb alle zesfen driemaal na elkanderen gegooid, (in het dobbelfpel.) Un malheur amene fon /«Ve,eea ongeluk komt zelden alleen. Agir en ami, als vriend handelen. Les bons comptesfont les Jowamis, effene reeken ingen maaken goede vrienden, On connoit les amis au befoin, in den nood leert men de vrienden kennen. C'est mon ami de coeur, mon intime ami , het is mijn boezemvriend. Termmer un different d Tamiable, een gefchil in der minne bijleggen, vereffenen. II m'a fait mille amitiés , hij heeft mij duizend beleefdheden betoond, bewezen. Prendre de /'amitié pour quelcun, vriendfehap voor iemand opvatten. Faites moi une amitié, doe mij eene vriendfehap, eenen dienst! A moins de vingt florins, vous ne faurezpas, minder dan voor twintig guldens zult gij het > niet krijgen. a moins que d'avoir étudiè, ten zij men geffudeerd beobe. Amorcer le fufü, kruid op de pan doen. II fout lui donner quelque chofe pour i'AMORCER, men moet hem wat geeven, om hem aan te lokken. Amor-  16 DICTIONNAIRE AMO. AMP. AMU. Amorcer l'hamecon, aas aan den vischhoek doen. Amortir une bale, een' kogel dempen. Amortir les pasfions , de hartstochten verkoelen , verdoovsn. Pour /'amour de moi, om mijnent wil. Faire /'amour d une fille, naar een meisje vrijen. Etre amoureux de tableaux , veel van fchilderijen houden. Etre éperdüment amoureux d'une ptr/ónne, fmoorlijk op iemand verliefd zijn. Jai un ample fujet de mefdcher, ik heb meer dan reden genoeg om verftoord te worden. Avoir un ample pouvoir,een uitgebreide, volle magt, hebben. Cette édftim est plus ample que la première; deeze druk is uitvoeriger dan de eerfte. Awi'LIer le terme d'un païement , den tijd van betaaling verlengen. Amplier un prifonnier, eenen gevangenen meer ruimte geeven. 4 C'est un discours ampoule , het is een windrige, hoogdraavende, rede. Amputer le bras d quelcun, iïtnand den arm afzetten. Amuser quelcun. iemand ophouden, bezig houden ; iemand bij den neus, om den tuin, leiden. Amuser le tems, zich met omwegen behelpen; den tijd met ijdele voorftellen verfpillen. s'Amuser a raijonner d'une chofe AMU. AN. ANC. ANE. avec quelcun iemand over een zaak met redekavelen bezig houden. j'Amuser d lamoutarde, zijnen tijd met beuzelingen doorbrengen. Dans un as d'ici, over een jaar. Au bout de i'an, tegen het laatst van het jaar. Sa charge tui apporte bon ou mal an mille florins, zijne bediening brengt hem het eene jaar door het andere duizend guldens op. J*ai trente ans pasfé, ik ben boven de dertig jaaren oud. Jetter /'ancre, het anker uitwerpen, ankeren. Lever, les ancres , de ankers ligten, opwinden, opnaaien. // s'est bien ancré dans la mei? fon de fon maitre, hij heeft zich in zijns meesters huis wel geankerd. A laver la tête d'un ane, on y perd fa lescive , het is den uioriaan gefebuurd; daar zit geen beterfchap op. Fait en dos cTane , met een' fcherpen rug. Faire des coqs d /'ane , van den hak op den tak, van den os op den ezel, fpringen. Ce font des comes de peaux al'ane, het zijn oude wijfs vertellingen. On ne fauroit faire boire un ane s'il na foif, men kan een' ezel tegen wil en dank niet doen drinken j het is vergeefs gefluit als het paard niet pisfen wil. Puur un point Martin perdït fon ane, een kleine misflag kan groote gevolgen hebben (*). j'Awé- (*) Dit fpreekwoord beeft, volgends Cardauus, de volgende oorfprong;  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIF. T7 ANN. ANT, APL. APO. APP. Annoncer la mort a un criminol, eenen misdaadiger den* dood aankondigen. Faire le pot d deux anses, zijne handen in de zijde zetten. Anticiper le paiement d'une lettre de change, eenen wisfel-brief vóór den vervaldag betaalen. Anticiper fur fes gages, zijn loon vóór den lijd opneemen. Cest /'antipode de la raifon , dat ftrijdt, dat loopt, tegen het gezond verftand aan. Lefoleil donne a ploms, de zon fchijnt loodregt néér. Faire /'apologie de quelcun, iemand verdedigen; het woord voor iemand opvatten. Aposter de fauxtemoins, v'alfche getuigen aanilellen. Appaiser un enfant, een kind trillen. Appaiser la colere de quelcun, iemands gramfchap (tillen. Appaiser fa fiif, fa faim, zijnen dorst, zijnen honger, neêrflaan, neêrzetten. Ap- hij zegt, dat een zekere Manhuis, Abt zijnde van-eene Abtdij, genaamd /tfdlus, boven de deur had laaten zetten : Porta patens esto, nutti claadaris honesto ! dat is, Deur, zijt open! fluit u voor geen eerlijk man! maar, uit onoplettendheid of onkunde, had de fchrijver de comma agter uulli geplaatst, waardoor het eene tegenftrijdige betekenis bekwam. Porta-patens esto nulli, claadaris honesto! wil zeggen , Deur, zijt voor niemand open ! fluit u voor een eerlijk man! De Paus, daar voorbij gaande, wierd daar over zoo geërgerd, dat hij aan Manhuis den Afelhis, dat is, de Abtdij, ontnam. De opvolger van Marltwis liet de comma' verplaatzen en voegde er bij: Pro folo punElo caniit Manhuis Afello. dat is, Om een enkel pnn& miste Martinus zijn Ezel. Ê ANG. ANI. ANN. .s'Anéantir devant Dieu, zich voor God verootmoedigen. On nous a fait une chère angeli- que, men heeft ons heerlijk onthaald. En presfant trop /'anguille, on la perd, haastige fpoed is zelden goed. II y a anguille fous roche, daar febuilt iet; daar is iet op til; het is er niet zuiver. Cela anime les pasfions, dat maakt de driften gaande. Animer quelcun d faire une chofe, iemand tot het doen van iet aanmoedigen. Ils x'animent les uns contre les autres, zij zetten zich tegen eikanderen op. Etre animé contre quelcun, op iemand verftoord zijn. Célébrer fon anniversaire, zijn' verjaardag vieren. Ils ont eu dimanche pasfé leurs premières annonces, zij hebben voorleden zondag hun eerfte gebod gehad.  IS DICTIONNAIRE APP. Afpaker unejédhion, een oproer ftüferi. AppaIsez vous! bedaar, wees bedaard, fchreeuw zoo niei! Ld tempête, le vent, j'apfaise, bet onweder bedaart; de wind wordt fhlier; de wind gaat legger. 11 fit mettre le premier appareil a Ja plaïj, hij liet het eerde verband op zijne wond leggen. Lever le premier appareil, het eerde verband ligten, afneemen. Appareiller des gdtir, des Jouliers, handfchoenen, fchoenen, paaren; de paaren bij elkander zoeken. Sauver les apparences ,zich voor het oog der iaenfchen inhouden. O'ielle Apparence,que vous puis-fiez rJüsjïr, met wat fchijn, meent gij te zullen kunnen flaagen? II n'y a pas iTappareNce , daar is geen kiiken na. Toutes les apparences Jont contre lui, alle waarfchijnlijkheid, alle fchijn, is tegen hem. II nyanu'.ie apparence que cela arrivé, er is geene waarfchijnlijkheid dat zulks gebeuren zal. Cela est hors (Tapparénce , dat is buiten waarfchijnlijkheid. Cette maijou ld lui appartient , dat buis komt hem toe. A qui appartient ce valet ? wie is de heer van dien knegt? wiens kne^t is dat'? Cette question appartient d la théologie, dat vraagltuk gaat de godgeleerdheid aan; het is eene theologijche questie. Il ne lui appartient pas de parler de la fitte, het past hem APP. niet, het komt hem niet toe, dus te fpreeken. AppAter ou apputeler de la vo- laille , gevogelte met deeg mesten. \ - L'état /appauvrit par la guerre, de Staat wordt door den oorlog uitgeput. Continent vous appellezvmw? hoe heet gij? hoe is uw naam? Je ra'AppELLE Pierre, mijn naam is Petrus. Appeller quelcun par Jon nom, iemand bij zijnen naam noemen, roeper. Votre devoir vous appelle d Jaire cela, gij wordt door uwenpligt geroepen dat te doen. // a été appelle pour profesjeur, hij is tot hoogleeraar beroepen. Appeller quelcun en duel, iemand toe een tweegevegt ukei fchen , uitdaagen. En ArpELLER a quelcun, au umoignage de quelcun, zich op iemand, op iemands getuigenis, beroeper. CHonneur w'appelle d faire cela, de eer verpiigt mij dat te doer. II est tems de nóus en aller, la cloche nous appelle, het is tijd om heen te gaan, de klok roept ons. Appeller quelcun en temoignage, pour temoin, iemand tot getuigen roepen. /appercevoir d'une chofe, iet gewaar worden, merker. Appercevoir quelcun, iemand in het oog krijgen. Demeurer jur Jon appétit . mee fmaak uit het eeten febéiden. PA*-  PI2RASI0L0GJQUE PORTATIF. Ug APP. i'ArPÉTiT vient en mangeant, al eetende komt de eetlust, of krijgt men eetlust. II n'est jauce que (Tappétit , honger is de beste faus. Dans ma jeunesje, j'étois un cadet de haat appétit, in mijnejonge jaaren was ik een graage eeter. Applanir un chemin, een' weg flegten, opruimen, baanen. Applanir les difficultés, de zwaarigheden uit den weg ruimen. Cette raifon n'est pas applicable d ce fujet, die reden is op die zaak niet toepaslijk. II Je fait /'application de tout ce qui fe dit, alles, wat er gezegd wordt, past hij op zich toe, trekt hij zich aan. Faire une chofe avec Application, iet met aandagt en ijver doen. Etre fort appliqué d fon devoir, zijnen pligt zeer behartigen. Appliquer une affiche d une porte, een plakfchrift aan een' poort aanplakken. Appliquer une empldtre Jur une pla'ie, een' pleister op eene wond leggen. Appliquer un foufflet, des coups de baten, dquelqu'un, iemand een klap, ftokflagen, geeven. Appliquer un criminel d la question , d la torture, een'misdaadiger op den pijnbank brengen, pijnigen. Appliquer une Jomme d l'entretien des pauvres, een fomme gelds tot onderhoud der armen aanleggen. j'AppliQüer d quelque chofe, zich ergens op toeleggen. Cett un homme, qui j-'applique, het is een man, die zich op APP. zijne zaaken toelegt, zich bevlijtigt. Appliquer la fonde d une plaïe, het tent-ijzer in eene wond gebruiken. ArpoiNTER une caufe, eene zaak tot op een ander termijn uit- itellen Apporter de bonnes raifons, goede redenen bijbrengen, geeven , aannaaien. Dites les chofes fans y apporter tant de faf ons! zeg de zaak eenvouwig, zonder er zoo veele omftandigheden bij te doen! Apporter de bonnes ou de mauvaifes nouvelles, goede, of kwaade, tijdingen medebrengen. Ce remede apporte du fiulage* ment, dit heelmiddel brengt verligting aan, verligt. Apposer le fceau a unepublication, het zegel op eene publicatie, zetten. Apprécier une terre, mie maifon, een land, een huis, waardeeren. AppreNdre fa lepnparcaur,z'ï\xf les van buiten leeren. • Apprendre d'unmaitre, bijeenen meester leeren. Apprendre une nouvelle, eene tijding hooren, verneemen. Apprendre une langue d quelcun, iemand eene taal leeren. Apprendre d icrire, leeren fchrijven. Je lui apprendrai d vivre, ik zal hem leeren opzitten. Apprenez moi oü vous logez! zeg mij waar gij t'nuisligt,logeert' Cet enfant est Aze/i'appris, dat kind is wel onderwezen, wel geleerd. B 2 Fai-  20 'dictionnaire APP. fairefon apprentissage , in zijnen leertijd, in zijné iearjaaren.zijr. Sortir de fon apprentissage, uit zijne leerjaaren gaan. Etre en apprentissage, in zijne leerjaaren zijn. Faire de grands APPRêrs, grooten toeflel maaken. II n'y a point «"apprêt dans cette ttoffe, er is geen pap in die ftot"; die ftof is niet gepapt. ArpRCTER le diner, het ceren , het middagmaal, bereiden. Apprcter le Ut, het bed klaar maaken. Appróti-r d rire d quelcun, iemand ft-of tot Iagchen geeven; iemand ten fpot ftrekken. Apprctez vous 1 maak u gereed! Apprivoiser une béte J'auvage ,een wild dier tam maaken , temmen. Apprivoiser une perfonne , iemands wilden aart temmen. Cdte b te .s'apprivoise, dat dier , wordt tam, mak. Couleur approchante d'une autre, eene koleur, die weinig van eene andere koleur verfchilt. Cest afprochant la même chofe, dat is nabij het zelfde. VAnnée est de cent mille hommes ou approciiant, het leger beftaat uit honderd duizend man, of daar omtrent. Apfrocher d'un endroit, tot eene plaats naderen; er bij komen. Un poête approche fort d'un orateur, een dichter komt eenen redenaar zeer na'bi'. Cela n'en approche pas, dat lijkt er niet na; dat heeft er geen hand water bij; dat komt er niet bij. APP. APR. ARB. Approciier la chandelle ,dekaat3 digter bij fchuiven. Approciier la perfonne de quelcun, tot iemand naderen; bij iemand toegang hebben. j'Approcher de quelcun, tot ie* •mand naderen. Approfondir une matiere , eene zaak tot in den grond onderzoeken; diep doorzien. Ap'proprier un exanple d un jujet, een voorbeeld op eene zank toepasfen. s'Approprifr le bien d'autmi, zich eens anders goed toe-eigsnen. Approuver la conduite de quelcun, iemands gedrag goedkeuren. Je l'ai pris d /'appui de la boule, ik gieep hem juist net van pas. Cheval de bon appui, een paard, dat zacht op de hand is. a hauteur (Tappui, op de hoog'e van de borst. Appuier une opinion, une deman- de, eene gedagte, eene vraag, voorftaan , onderfreunen. j-'Appuïer contre un arbre, tegen een' boom leunen. Aprós Ja phiïe vient le beatl tems, na den regen komt het mooije weêr. Moutarde aprós diner, mostaard na den maaltijd; dat komt te laat. Si je me mets aprós vous, zo ik u op het lijf kom. Desfiner ou peindre d aprós nature, naar het leven tekenen, of fchilderen. Aprós tout, kort om; om kort te gaan. Mittre une chofe en arbitrage, eene /aak aan debell:>fingvan goê mannen overlaaten. 11  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 21 ART,, ARC. ARD. ARG. ARM. // est /'arbitee de la vie et de la mort de fesfujets, hij is meester over het leven en den dood zijner onderdaanen. Arborer l'uend.vt, dë ftandaart planten. Arborer lepavillon, de vlag opheisfen. Avoir plufieurs cardes d jon arc, verfcheiden middelen weeten om zich te redden. Faire perdre les arcons a un cavalier, een' ruiter uit de zadel KgtOff. Poürfüivre avec ardeur, met drift vervolden. Sun argent lui tient lieu de fa- gesfe, zijn geld bekleedt bij , hem de plaats van wijsheid. Argent bas, geld bij de visch, dat is, bij de koop. Prendre les armes, de wapenen opvatten. Mettre bas les armes , de wapenen neêrleggen.Etre en armes ou fous les armes , in de wapens zijn. Combattre les armes d la main, met de wapenen in de vuist vegten. Perter les armes fous un gènéral, onder een' generaal dienen. Pa.fer un foldat par les armes , een' foldaat, na voorafgaande vonnis des krijgsraads, doodfchieten. Faire des armes , met fieuretten fchermen. Armer une poutre de bandes de fer'i eer.' balk met ijzeren banden beflaan. Armer un fufil, kruid op de pan doen. On arme par uten rustzich overal ten.oirlog uit. ARM. AP.R. /Armer de patience , zich met geduld wapenen. La patience est une armure impé- nétrable, lijdzaamheid , geduld, overwint alles. Areacher une dent, eene tand trekken. j'Arracher les cheveux, zich de hairen uittrekken. Arracher un ficret d quelcun, uit igmand een geheim haal~r. Mentir comme un arraciiïur de derits-, liegen als een kwakzalver. II faut /arranger comme on peut, men moet zich naar den tijd en de gelegenheid fchikken, zoogoed als men kan. _ Je m'ARRANGERAi bien, ik zal mij wel redden. Je /'arrangerai comme il faut, ik zal hem ter deegen na zien. Arrangee [es cheveux, zijn hair m order brengen. Fake aerct fur l''argent ou fur le bien de quelcun, iemands geld of goed beflaan. Mettre quelcun en are ér, iemand in gijzeling zetten. Mettre un officier aux arróts , I een' officier in arrest zetten. I Prononcer AEÉeT de mort 4 het doodvonnis uitfprèekeri. Cest un homme fans aeect, het is een mensch zonder Defklit , daar geen ftaat op te maaken is. Ne ïw'arrctez pas un moment'. houd-mij geen oogenblikop! Aeeóter le fang, het bloed Helpen. La digue arróte les eaux, de dijk keert het water. Arróter un criminel, eenen mis- daadiger ia hegtenisneemen. B 3 °«  22 DICTIONNAIRE ARR. On a ARRêTÉ fes gages, men heeft zijn loon in bellag genomen. Arrcter les yeux fur quelcun, de oogen op iemand geflagen houden. J'ai aercté les deux meilkures places au chariot de puste, ik heb twee beste plaatzen op den postwagen befproken. ARRêTEn. un marché, een' koop fltiitei . ATe vous arrctez pas dans larae! houd u niet op over ftraat! A quoi vous ARRêTEZ vous ? waar houdt gij u mede op? j'Arrétkr dans fa colère, zijne gramfchap inhouden. j'Arrcter d des bagatelles, zich met beuzelingen ophouden. Mon fiére est arrivé, mijn broeder is aangekomen. Arriver d fon hut, zijnoogmerk bereiken. Il m'est arrivé un grand malheur, mij is een groot ongeluk overgekomen. II lui arrivé fouvent de dire des fottifes, hij zegt wel meer zotternijen. Qiiand cela est il arrivé ? wanneer is dqt gebeurd ? Un'malheur li1 arrivé guere feul, een ongeluk komt zelden alleen. j'/i vous arrivé de jamais faire cela, zo gij dat ooit of immer weêr doet. Arrivé ce qui voudra! er mag van komen wat er van wil. j'Arroceu des droits, des honneurs, zich recht, zich eer, aanmaatigen. Arroser les fleurs, de bloemen begieten, befproeijen. Cette riviere arrose les murs, die rivier beipcelt de muuren. ART. ARC. ASC. ASS. Etre d /'article de la mort, op het fterven liggen. Avoir un grand ascendant fur quelcun, op iemand veel vermogen hebben. Prendre /'ascendant fur quelcun, over iemand den baas, den meester, fpeelen. Cette maifon a un trés bel aspect , dat huis heeft een' fchoonen ftand. Aspirer d une charge, naar een ambt ftaan. Aspirer d la gloire, naar den roem ftaan. La lettre h doit etre ASvmiE, de letter h moet uitgefproken worden. Le vaisfeau j'assaiïle, het fchip raakt in het zand vast. CAppetit est le mei/leur assaisonnement, honger is de beste faus. Assaisonner fon discours de louanges, zijne redenen door loftuigingen fmaaklijk maaken. Assaisonner fes refus de paroles obligeantes, zijne weigeringen met verpiigtende woorden paaren. Assassiner de médifances, met lasteringen of kwaadlpreekin- gen zwart maaken. C' est un discours, qui assassine , dat is een gefprek, dat dood- lijk verveelt. Assassiner de coups, wakker af- rosfen. Faire ou donner un assaut , ftor- men, ftormloopen. Aller ou monter d /'assaut, aan het fturmen gaan, den ilorm beginnen. Repousfer un assaut , eenen ftonn afflaan, afweeren. Em-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. =3 ASS. Emporter ou prendre wie vitte a'assaut, eene (tad ftormenderhaad veroveren , inneemen. Asseoir un camp, een leger neérflaan. Asseoir «n jugement, een oordeel vellen of vestigen. /Asseoir fur un banc, op een' bank gaan zitten. Etre assis au bas bout , aan het laager end zitten. Asseoir un enfant, een kind neêrzetten. Asseoir fa vue fur une chofe, zijn oog eigens op vestigen. . Je'me porte assez bien, ik ben redelijk welvaarende. _ Etre assidu au tra'vail, zich vlij- tiglijk aan het werk houden; naarftiglijk aan het werk»zijn. Assiégér une vitte, een ltad be- lé^eren. Avoir C esprit dans une bonne ou mauvaife assiette , in een' goeden of kwaaden zielstoeftand zijn. Donner assignation , befcbeiden; tijd en plaats beflemmen. Manquer d /'assignation, verzuimen om op den beftemden tijd en plaats te komen. Pater une assignation, eene asjignatie betaalen. Assigner un lieu pour habiter, een plaats om te bewoonen, aanwijzen. Assigner une penfon d quelcun, iemand een jaarwedde toeleggen. tijd tot tijd omgehouwen wordt. Cest du bois de charpente, dat is timmerhout. Couper ou fendre du bois pour mettre au feu, hout klooven om te branden. ' Faire provifon de bois, hout opdoen; zich van houtvoorzien. JSfefavoir de quel bois faire fléc/ie, geen'raad weeten; niet weeten waar men zich keeren of wenden zal. Trou-  PIIRASI0L0G1QUE PCRTATIF. 41 BOI. BON. Trouver vifage de bois , niemand t'nuis vinden. Je fais de quel bois il fe chauffe, ik ken zijn beltaan of ,zijne handelwijze. II est du bois, dmit ou fait les vieilles, hij wil alles wat de anderen willen; men kan met hem doen al wat men wil. Boisbr une chambre, de muuren van eene kamer met hout befchieten. Dans les petites boites font les bons onguens, kostbaare dingen doet men in kleine doosjes ! Il est propre comme sHl fortoit d'une boiïe, hij is zoo netjes als een pop- Boiter d'un piéd, aan één' voet kreupel zijn. On boite ausfi par une blesfure ou par douleur, men gaat ook wel mank wegens eene wond of wegens pijn. // faut attendre le boiteux, de hinkende bode komt agteraan ; men moet nadere bevestiging van die tijding afwagten. n'Etre bon b rien, nergens toe deugen; nergens goed toe zijn. X quoi bon cela ? waar toe dient dat? Trouver bon qu'onforte, goedvinden dat men buiren gan. Allez oü bon vous femble, gaa daar het u goeddunkt, daar gij wilr. Un bon homme, een goede fukkelaar; een gewillige'hoorendraager. II n'est bon ni d rêtir ni a bouillir, hij deugt nergens toe; men kan hem nergens toe gebruiken. BON. Faire quelque chofe de bon coeur, iet van gantfcher harten doen. 'Je vous la garde bonne, ik zal het i' wel betaald zetten. Faire eon pour quelcun, voor ie» mand borg blijven; voor iemand inltaan. Souhaiter ou dunner le noNjour, le bon foir, ia bonne wit,» quelcun, iemand goeden dag, goeden avond of goeden nacht, wenfchen. Les bons maitres font les bons valets, goede meesters maaken goede knegten. Connoitre le bon et le mauvais d'une affaire, het voor- en het nadeel ige van eene zaak kennen. Le bon de ï'affaire est, het beste van de zaak is. Combien avez vous de eon? hoe veel hebt gij te goed? II y a cent ècus de bon, er zijn honderd kroonen te goed. Sentir bon , wel ruiken ; een' goeden reuk afgeeven. Tenir bon, Rand houden; ftand- vastig blijven. Cela me coute bdn, dat kost mij goed wat. Bon ! voila qui va bien! goed ! dat gaat well Avez vous quelque chofe de bon cl nous donner? hebt gij ons iet goeds, of iet lekkers, te geeven ? s'II fe fdche facilement, il a cela de bon , qu'il s'appaife de même, wordt hij ligt boos, zoo heeft hij weêr dat goed over hem, of zoo kan men ook tot zijn lofzeggen, dat hij even fpoedig bedaart. C est un bon foldat, het is een goed of dapper foldaat. C 5 C est  4ï DICTIONNAIRE BON. Cest un bok mcdecin, het is eer kundige doctor. Dire de bons mots, geestige oi "aartige dingen zeggen, vooi den dag brengen. Avoir le vent bon, een'goeden of gunlligen wind hebben. Donier un bon coup debdtoa, een' goeden of harden ftok-flag geeven. Il y a une conne lieue de chemin, bet is een goed uur gaans, of rïjkiijk een uur gaans. Il fait bon vivre en ce pays ld, in dat land is het goed, is het plaifierig, te leeven. Jouer bon jeu bon argent, omge> reed geld fpeelen. A quoi bon de me fatiguer? waarom zou ik mij vermoeijen? wat zou het mij baaten, zo ik mij vermoeide? Je le dis tout de bon, ik zeg het in ernsr. Tant de bond que de volée, zoo wel op de eene als op de andere wiize. Les agneaux bondissent , de lammeren huppelen. Le coeur me bondit, het hart fpringt mij op. Le vin rouge fe bonifie enbouteilles, de roode wijn wordt dageliiks beter in flesfchen. Bonifiir un cliamp, een' akker verbé'eren. II y va,tout iiONNi;ment,hij gaat opregtlijk te werk, regt door zee, Avouer bonnementww chofe, eene zaak rondborftig bekennen. Opiner du bonnet, een jabroér ziin; van eens anders gevoelen I ziin, zonder het zijne te i uiten. | EON. BOF. Etre triste comme un bonnet de nuit fans co'éjfe-, zeer bedrukt of droevig zijn. Avoir la tèteprès du bonnet, kort van ftof, oploopend, zijn. II doit la vie d la bonté de fon cheval, hij is zijn leven aan de rapheid van zijn paard ver- fchuldigd. ! Aïez la bonté de me venir voir, wees zoo goed en kom mij bezoeken. Cet homme est la bonté même, die man is de goedheid zelve. Je vous fuis bien obligé de toutes vos boivtés, ik ben u voor alle uwe goedheden ten hoog- ften verpligt. Venir d bord, aan boord komen. Jaifon nom fur le bord des levres, zijn naam fpeelt mij op de lippen. La riviere est boud d bord du quai,de rivier itaat gelijk met den kant. Ce canal est eordé d'arbres, die gragt is met hoornen beplant. Notre vaisfeau fit diverfes bordées pour monter au vent, ons fchip deed verfcheiden gangen om boven den wind te geraaken. Donner la bordÉe d un vaisfeau, een fchip de laag geeven. l'Armée bordoit la riviere, het leger bezettede den oever der rivier. Border un chapeau, een' hoed omboorden. Border une voile, een zeil bijhaaien. Border Vicoute, de fchoot aannaaien. 2e Jont des contes borgnes, het zijn oude wijfs praatjes. Eten-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 45, BOR. BOS. BOT. BOU. Etendre les boenes de fempire, depaalen van het rijk uitbreiden. Se contenir dans les boenes de Jon devoir, binnen de paaien van 1 zijnen pligt blijven. Sortir des bob nes de la raijon, de paaien der reden te buiten gaan. Donner des boenes d Jon amlition, aan zijne ftaatzucht paaien (tellen. Pasjer les homes, de paaien te buiten gaan. Mettre des hornes d fesdfirs, zijne begeertens paaien (lellen. San esprit estjort borné, hij heeft een bekrompen verftand. Borner un champ, een veld of akker afpaalen of afperken. Cest ld oüje boene toutes mésejpérances, daar bepaalik al mijn hoop bij. Se borner d quelque clioje, zich tot iet bepaalen. Sa vue est fort bornée, hij heeft weinig doorzigt. Je ne me eornerai pas aux démarches, que jfai faites, ik zal het bij de flappen, die ik gedaan heb, niet laaten blijven, niet berusten. Borner Jon amlition, zijne daatzucht paal en perk (tellen. En tombantje meJuisfaitune bosse d la tête, ik heb met vallen een' buil aan het hoofd gekregen. Travailler d'après la bosse. naar pleister fchilderen of tékenen. Avoir un pied bot , een lïorlevoet hebben. Avoir la bouche bienfendue, een* wel befneden mond hebben. Avoir la bouche trop fendue, een' al te wijden mond hebben. BOU. Ce cheval a la bouche délicate, dat paard is zagt in den bek. II est Jut- Ja bouche ou fin et d ja bouche, hij is op zijn'montt gezet. Epargner quelque chofe fur fa bouche, iet uit zijn' mond fpaaren. II a toujours ce mot a la bouche , hij heeft geduudg dat woord in den mond. Jai appris cela de Ja propre bouche, ik heb dat uit zijn'eigen mond, of van hem zeiven, gehoord. Fermer la bouche i quelcun, iemand den mond doppen;hem door kragt van reden doen zwijgen. Perfonne rioja ouvrir la bouche , niemand durfde den mond openen, of één woord fpreeken. Avoir bouche coufue, zijnen mond toehouden; geen praats hebben. . II dit tout ce qui lm vient a la bouche, hij zegt al wat hem in den mond komt, Faire la petite bouche , een proper mondje trekken; zich gefloten houden. Elle n en fait pas la petite bouche, zij wint er geen doekjes om; zij zegt het vrij of rond uit. Garderpour la home bouche , voor het laatst van den maaltijd bewaaren. Le thé verd fait une bonne bouche, de groene thee maakt een' frisfchen mond. II me l'a dit de bouche,hij heeft het mij mondlings gezegd. Ce bruit fe répandit de bouche en bouche, dat gerucht verfpreid- de zich overal. Par-  41 DICTIONNAIRE BOU. Parler bouche a bouche a quelcun, iemand mond aan mond, of onder vier oogen, fpreeken. Ce cheval a la bouche forte ou est fon en bouche, dac paard is hard in den bek. jfai dix bouches d entretenir, ik heb tien monden, of tien menfehen, den kost te geeven. 0/2 fit fortir de la ville les bouches inutiles, men deed aan de onnoodige menfehen de ftad verhaten. Af oir bouche d cour , vrije tafel, de vrije flik, hebben. // dit cela de bouche , mais le coeur n'y touche, hij fpreekt anders dan hij denkt; zijn hart heeft er geen deel aan. Se boucher les oreilles, zijne ooren toeftoppen. On fit une grande boucherie des ennemis, men rigtte eene groo te flagting onder de vijanden aan. Mener desfildats d la boucherie, v foldaaten ter flagtbank brengen. A bon vin il ne fuut point de bouchon, goede wijn heeft geen kransje noodig. Les pourceaux fe veautrent dans la boue, de zwijnen wentelen zich in het (lijk. Cest une ame de boue , het is eene eerlooze, eene laage, ziel. Je le méprife comme la boue de 1 mes fouliers , ik veracht hem als het (lijk van mijne fchoe- nen. Tirer quelcun de la boue, iemand uit den drek helpen, van een' flegten tot een' goeden ftaat biengen. II tfttudie que par bouffée, hij ftudeert alleen bij vlaagen. BOU. Cest un vifage bouffi , het is een opgeblazen aangezigt. II est bouffi d'orgueil, hij is opgeblazen van hoogmoed. II a un fliie bouffi, hij heeft een' opgeblaazen of windrigen ? ftij). f Hydropifie bouffit le vifage, de waterzucht doet het aaDgezigt zwellen. Ne bouger de fa place, niet van zijneplaats beweegen; zich met verroeren. Ne bouger d'avec une perfonne, geenoogenblik van iemand afgaan. // ne bouge pas de la maifin, hij komt uit zijn huis niet. II itoittout bouillant de colere, hij was geheel ziedende of blaakende van gramfchap. II aime inieux le bouilli que le rêti, hij houdt meer van gezoden dan van gebraad. CKau bout dgros bouillons, het water kookt dat het raast. Faire bouillir de l"eau, water doen kooken. Le fang me bout dans les veiness het bloed kookt mij in de aderen. Cette fontaine bouillonne continuel'.ement,A\e fontein weltgeduunglijk op. Jouer d la BüuLE,met den kloot, met den bal, fpeelen. Tenir pud d boule, vlijiiglijk op zijn zaaken letten; zijn werk niet uit het oog verliezen. Canonner une ville d boule is rouge s, eene ftad met gloeijende kogels befchieten. II bouleverse tout ce que fat fait, hij fmijt alles om ver wat ik gedaan heb. Lu  PHRASIOLOGIQUE PORTATIK 45 BOU. Les grandes afflitltions lui ont bouleversé ïespric, de groote droefheden hebben zijn verftand gekrenkt. Bouleverser la confctence, het geiveeten ontrusten. Aller a la bouline , bij den wind zeilen; met halven wind zeilen. Sentir le bouquin, (linken als een oude bok. Laisjer quelcun dans le bourbier, iemand in de pekel laaten zitten of fleeken ; iemand in den nood of in het gevaar laaten. Rentrer toujours dans lemême bovrbier, altijd weder in denzelfden drek vallen; nooit uit eene I kwaade zaak komen of geraaken. 11 ma donnéunebourde, hij heeft mij een leugen op den mouw gefpeld. Cest un gros bourgeois, het is een welgefleld burger. Il a pasfé pariamaindu bourreau, hij is onder beuls handen geweest. 11 a un caraüere bourru, hij heeft een korslig, een eigenzinnig, humeur. Vivrefur la bourse a'autrui, op eens andermans beursleeven. Donner au plus larron la bourse , den grootften dief zijne beurs vertrouwen; den wolf tot fchaapsherder maaken. Aider quelcun de fa bourse, iemand metzijne beurs, met zijn geld, bijflaan. Aller a la bourse., naar de beurs gaan- . ,, Faire bourse commune, uit eene beurs teeren. BOU. Faire fes affaires fans bqükse dtlier, elkander met geflotene beurfen betaalen. Allumer un bout de chandelle, eeri endje kaars aanfteeken. Voild unpetit bout d'homme, zie daar een klein mannetje. Venir d bout d'une affaire, eene zaak uitvoeren, ten einde brengen; gedaan krijgen. J'enviendrai bien d bout, ik zal het wel gedaan krijgen. Ma patience est d bout, mijn gegeduld is ten einde, is uit. Il mHnterrompt d tout bout de champ, hij valt mij alle oogenblikken,alle ommeziens.in de reden. J'aurai autant au bout de l'année, teneinde van het jaar zal ik zóó veel hebben. Savoir une chofe au bout dudoigt, iet op zijn duimtje weeten. Etre au bout de fonLatin, niet meer weeten wat men doen zal; raadloos zijn. Gouter du bout des levres, eventjes met de lippen aanraaken; eventjes proeven. y'ai fon nom fur le bout delalan-. gue, ou fur le bout des levres, zijn naam fpeelt mij op de tong, of ligt mij op de lippen. Avoir mal aux bouts des doigts, pijn hebben aan de tippen der vingeren. Toucher une chofe du bout du doigt, iet eventjes aanroeren. Conter une affaire d'un bout (. l'autre, ou de bout d bout, eene zaak van ftukje tot beetje verhaaien, van het begin tot het einde. Dort-  <5 djctionnaire BOLT. Donner le haut bout ou le ba. bout d une perfonne, iemand aai het hooger of aan het Iaage; end zetten. Venir a bout de quelcun, iemand tot zijnen pligt brengen, onder den duim krijgen. Pousfer quelcun d bout , iemands geduld ten einde brengen, ten uiterflen tergen. Tirer fur quelcun d bout pourtant, iemand met den tromp op de borst neêrfchieten. Prendre le bas bout ou le haut bout, aan het Iaager of hooger end gaan zitten. «$'// a mille ecus, cest tout le bout du monde, zo hij duizend kroonen heeft, zal zulks wel alles weezen. 'Au bout du compte, eindlijk; bij flor. van reekening. Coudre bout« bout, deenden aan I elkander naaijen. Cela est demeuré au bout de la plume, dat is in depen blijven zitten; dat is vergeten tefchrij- ven. Cela doit finir par un bout, dat moet echter eens een einde neemen, het zij op deeze, het zij op geene wijze. 11 faut icouter jusqiiaunowT, men moet iemand laaten uitpraaten, hem niet in de reden vallen, voor dat hij zijne reden geëindigd hebbe. II lui prend ou il a fouvent, des boutades, hij krijgt zomtijds nukken of gekke grillen. Cet homme est dangereux dans fes boutades, die man,is gevaarlijk, wanneer hij zijnenukken krijgt. Aimer la eouteille, veel van de fles, van den wijn, houden. BOU. BRA. Tirer le vin par bouteilles, den wijn in flesfen aftappen. Lever ou dresfer boutique, een' winkel opzetten. Faire de fon corps une boutique Ia"apothicaire, van zijn 1 igchaa m een'apothekers winkel maaken. Faire de J'i tSte une boutique de grec et de latin, niets dan grieksch en latijn leeren. Serrer le bouton d quelcun, iemand niet los laaten, en bij hem hard ergens op aandringen. ■ Ily a bien des boutons d cetarbre, die boom heeft veel knoppen. Voila un arbre fort branchu, zie daar een* digtgetakten boom. Donner le branle a une affaire, eenezaak aan den gang helpen. Le branle du vaisfeau me faitmal au coeur, het flingeren van het fchip maakt mij kwaalijk. Branler la tête, het hoofd fcbudden. Branler les bras, le corps, de armen, het ligchaam, heen en weder flingeren. Branler la mdchoire, met de kaakebeenen fchermen ;dekaakebeenen roeren. Voila une dent, qui branle, zie daar een'tand, die los zit. Si tu branles, je te tue, zo gij u verroert, zijt gij een lijk. Les ennemis commenpoient d branler , de vijanden begonnen te deinzen. Quandje remue, tout branle, als ik begin, beeft alles wat er in huis is. 3ranler au majiche, weiffelen; niet vast ftaan ; (woordlijlf) niet vast in den fteel ftseken. Bka-  PHRASIOLOGIQUE PORTATiF. 47 BRA. Braqüer un canon, een Huk ge" fchut planten , ergens tegen aan (leliën. Frapper d tour de bras , uit al zijn magt (laan. 11 riapour vivre que fes bras, hij moet met zijne handen den kost winnen. Se jener entre les bras de quelcun , zich in iemands armen werpen. Cest fon bras droit, dat is zijn regterhand, zijn deunzel; Dtmewer les bras croifés, met de handen over eikanderen blijven zitten. Livrer quelcun au bras féculier, iemand aan den wereldlijken rechter overgeeven. Embrasfer quelcun bras desfus , bras desfous, iemand boven en onderarms omhelzen. Recevoir d mtisouverts, metopene armen ontvansen. Frendre a pleins bras, bij de vadem neemen. Mourir entre les bras de quelcun, in iemands armen den geest geeven of derven. Arracher £ entre les bras de quelcun, uit iemands armen rukker. Avoir des affaires ou des ennemis fur les bras, veele moeilijkheden of vijanden op den hals hebben. Tendre les bras auxaffligés, de bedrukten de behulpzaame hand bieder. File fe fait appeller Madame gros comme le bras , zij laatzichwel deeglijk Mevrouw noemen. Rampre bras et jam'es d quelcun, iemand armen en beenen breeken. BRA. BRE. II a toutes les affaires fur /«kras, alles rust op hem. Cet homme d fix enfansfurlesSRAS, die man heeft fes kinders tot zijn last of te onderhouden. Si on lui en donne un doigt, il en prend long comme le bras, zo msn hem den vinger geeft, neemt hij den geheelen arm; hij misbruikt de toegeevendheid, die men voor hem heeft. 11 faut monter le bois au grenierpar brassées, men moet het hout bij armen vol op den zolder brengen. Brasser de la biere, bier brouwen. Ce coquin a brassé cela contrewoi, die fchélm heeft dat te^en mij gebrouwd. Faire le brave, lustigopfnijden, fnoeven. Cest un brave homme, het is een braaf of eerlijk man. Braver lesdangers, de gevaaren trotfeeren. 1 Braver les périls, la mort, la fortune, geene gevaaren , geen* dood, geen fortuin, ontzien. La brebis bék , het fchaap blaet. Qui fe fait brebis , le kap le mange, die tegoed is, wordt van de boozen verongelijkt; al te goed is buurmans gek. Faire un repas de brebis , een' muizen-maaltijd doen; eeten zonder drinken. Une brebis gakufe gdte tout un troupeau, één fchurft fchaap bederft den geheelen hoop. Aller on monter d la BsêcHE, door de muurbreuk opklimmen. Réparer la BRêcHE,de muurbreuk doppen of toemaaken. Fai-  48 DICTIONNAIRE: BRE, BRI. Faire une brêche a un couteau , een fchaarde in een mes maaken. Faire une BRéras d la réputationde quelcun, iemands goeden naam krenken. Dire Jon bréviaire, (bij Rooinfchen) zijne gerijden, dageJijkfche gebeden, leezen. Lacher la bride d un cheval, een paard den teugel vieren. Reienir la bride d un cheval, een paard kort aan den toom houden. Ldcher la bride a quelcun, d fes pasfions, iemand, of zijnedriften, den teugel vieren. Tenir un enfant en bride , een kind in den toom houden. Aller bride en main dans une af- . faire, zeer omzigtiglijk in een zaak te werk gaan. Courir d toute bride , d bride abattue, met losfen teugel rijden. La heccasfe est bridée, de vogel is in den knip. Brider un cheval, een paard toornen, den toom aandoen. Brider fes pasfions, zijne driften intoomen. Brider 'Cancre, het anker bekleeden, beletten dat het niet diep zinkt. La brigüe étoitforte, de kuiperij was flerk; er wierd flerk gekuipt. Bripüer une charge, een ambt bekuipen, er naar flaan. Briller dans les converfations, in de gefprekken uitmunten. Cest un esprit, qui brille, het is een geest, die uitmunt. Arracher brin d brin, grasje vóór grasje uittrekken. Marcher fur les briSÉes de quelcun, iemand nafpooren ; zij- BRI. BRO. 1 ne voetflappen , zijne handelingen , nagaan. Le moulin brise le grain pour le moudre, de molen vergruist het graan om het te maaien. Se briser les os en tombant, zijne beenderen in het neêrvallen vergruizen. Les flots de la mer fe brisent contre les rochers, de golven der zee breeken tegen de rotfen. Cel homme a brisé fes fers, die man heeft zijne boeijens verbroken. Tant va la cruche a Peau qu'd la fin elle fe brise, de kruik gaat zoo lang te water tot dat zij berst, dat is te zeggen: dat men eindelijk in de gevaaren omkomt, waaraan men zich al te vermeetlijkblootitelt; of iet zoo lang waagen.tot dat men eens den pot verteert. Brisons la desfus, laten wij daar een fpeidje bij fleeken, daar van uitfcheiden , daar niet meer over fpreeken. Manger jme chofe de broc en bouche, iet zoo van het fpitin den mond fleeken, dat is : zoo als het gebraaden is. Mettre d la broche , aan het fpit fteeken. Tourner la broche , het fpit draaijen. Mettre une futaille en broche, een wijnvat oplleeken; ten zwikje of tapje in een wijnvat iteeken. Brociier un livre, een boek ui' naaijen. Brociier un cheval, een'naselin den hoef van een paard flaan. Broder un ricit, een verhaal met veel omltandigheden opcieren. Fai-  PHRASIOLOGIQUE PORTAT1F. 49 BRO. BRU. Faire broncher quekun, iemand doen ftruikelen. II n'est ou il tiy a ft bon cheval qui ne bronche, het beste paard fhuikelt wel eens; dat is: de beste kan wel eens een fout begaan. Avoir un coeur de bronze , een fteenen hart hebben. Jetier une Jlatue en bronze, een metaalen beeld gieten. Mener la brouette, met de kruiwagen rijden of loopen. Ils Jont brouillés, zij liggen . met elkander over hoop. Brouiller les affaires, de zaaken verwarren. Brouiller la eervolle , de hersfenen verwarren. Se brouiller avec quekun, met iemand over hoop raaken. Brouiller du papier, papier bekladden. Cette affaire Pa brouille avec le bon jens, die zaak heeft zijn verftand gekrenkt. I Les cartes Jont bien brouillées , de boê! is vrij in de war;- er heeft eene groote onëenigheid plaats. II y a de la brouillerie dans ce ménage, de tweedragt heersclit in dat huishouden. IIfaut vendre ces brouilleries, die rommelzootjes moeten verkogt worden. Brouter F herbe, het gras af- knaagen. r Herbe Jera bien courte , s il ne trouve de quoi brouter, hij zal nog altijd aan de kost weeten te komen. J'entends le vent bruire, ik hoor den wind ruisl'chen, raazen. Faire du bruit » geraas of getier maaken. BRU. Son tam fait grand eruit dans le monde, zijn naam maakt groot gerucht in de wereld. Faire courir un beuit, een gerucht uitftrooijen , verfpreiden, laaten loopen. II court un broit , er loopt een gerucht; men zegt; men verfpreidf. Avoir du bruit avec quekun, met iemand twisten, krakeel hebben. Cela s'est fait d petit bruit, dat is ftilletjes toegegaan. II a ité regu au bruit du canon , hij is onder het gebulder van het kanon ingehaald. * Cet homme est travaillé d'un beuit doreilles, die man is met een geruisch of gegons in deooren geplaagd. II est tout brülant de zêle, d amour, hij is geheel blaakende van ijver, van liefde. II a le teint tout brülé, hij is geheel verbrand van aangezigt. Cette bouillie fent le beülé , die brij is aangebrand. La maf/bïJBRÜLE , het huis brandt, is in denbrand. Brüler de quelque pasfion, van eenige hartstocht branden o£ blaaken. II brüle d'envie de fe venger, hij brandt van begeerte om zich te wreeken. Brüler dimpatience, branden van ongeduld» Je erüle pour elk , ik brand van liefde tot haar. Se brüler les doigts d la chan- delle, zijne vingers aan de kaars branden. II a une forte fievre, les matris lui brülent, hij heeft een fterke koorts, de handen gloeijen hem. D II  50 DICTIONNAIRE BRU. BUI. BUL. BUR. R brüle fa chandelle par les deux bouts, hij doet verfcheiden verfeeringen, die hem fpoedig op het ftroo zullen helpen. Sa chandelle brüle par les deux bouts, de man verteert zijn geld buitens-en de vrouwbinnens hujs. Brüler d petit feu, met finerte naar iet van aangelegenheid wagten , daar men op hoopt, maar dat nog niet komt. II ne faut pas fortir d la erune , men moet in de fchemering , tusfchen licht en donker, niet uitgaan. Brusquee quelcun, iemand bars, onheusch of onbefchoft, bejé^enen. Brutali^er quelcun, iemand onbefchoft bejegenen. Faire Vècole buissonniere , loopen fpeelen, in plaats van fchool gaan. Fulminer une bulle, een bul of kerklijke wet uitblixemen. Prendre Vair du bureau, naar- BUR. BUL. BUT. vorfchen wat gevoelen dev rechters wegens eene zaak hebben. Le bureau n'est point pour lui, de rechtbank is niet, of de rechters zijn niet, voor hem. Frapper le but, het doel treffen; den knoop van hetgefchil vinden. Se propofer un but , zich een doel voordellen. Agir de but en blanc, onbezonnen of op losfe fchroeven te werk gaan. Aller droit au but , regt toe, regt aan naar zijn voorgefteld oogwit of einde dreeven. Jouer but d but , gelijk op, of kamp op, fpeelen. Etre en butte d Cenvit, d la mêdifance, aan den nijd, aan de kwaadfpreekendheid, ten doel ftrekken, daar aan blootgedeld zijn. Butter d une chofe, iet bedoelen; op iet doelen of mikken ; ergens het oog op hebben. c. CA. Courir ca et ld, hier en daar loopen. Ils s'en font enfuis, qui csa, qui ld, zij zijn de eene hier, en de andere daar, gevlugt. Errer ca et ld , hier en daar zwerven. CA. Les uns font allés de ca et les autres de ld, de eenen zijn aan deeze, de anderen aan geene zijde, gegaan. ca, qu'on mettela main h l''oeuvre, lusiig, de handen aan het werk. Al-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 51 CAB. CAC. Aller au cabaret, naar de kroeg gaan. Virer le cabestan, de fpil of cylinder, daar men het anker mede opwindt, omdraaijen. Envoyer un matelot au cabestan , een* matroos voor de fpilftiaffen. Ce cheval fe cabre, ditpaard neigen, gaat op zijn agterftepooien liaan. Voïez comme eet homme fe cabre aifément, zie eens hoe gaauw die man opvliegt, opdijgt. Se cabrer contre Ia raifon, tegen de rede aandruisfehen; zich tegen de rede aankanten. Frifer la cabriole , krul-fprongen maaken. Cacher une chofe fous fon manteau, iet onder zijn' mantel verbergen. Cacher fa pasfion, zijne drift inhouden , ontveinzen. Cacher fon jeu , zijn fpel bedekt houden; niet in zijne kaarten laaten kijken; item .zijne plans bedekt houden. Se cacher dans un certain endroh, zich op eene zekere plaats verbergen , verfcbuilen. Je ne m'en cache pas, ik wil het wel weeten; ik wind er geen doekjes om; ik wil het onder geen (loeien of banken fleeken. Cacher une chofe d quelcun, iet voor iemand verborgen houden of verzwijgen; iet voor iemand geheim houden. Ce bois nous cache la me de ce chateau , dat bosch beneemt ons het gezigt van dit kasteel. Se cacher le vifage d'un masqué, CAC. CAD. CA F. CAG. CAH, zijn aangezicht onder een masker verbergen. II riy a rien de fi cache , qui ne fe revele, er is niets zoo verborgen, of het komt uit, of aan den dag. Cacheter une leitre, une boite , une bouteille, een' brief, eeu* doos, een' fles, toelakken, verzegelen. Faire une chofe en cachette, een zaak.in het verborgen, in het heimelijke, doen. Cadencer bien les périodes, da volzinnen of perioden wel af- pasfen, aangenaam voor het gehoor maaken. Cest le cadet de mes fils, hij is de jongde van mijne zoonen. Elle est la cadette , zij is da jongde. Avoir le mal caduc , de vallenda ziekte hebben. Prendre du caffé, kofBj drinken. Aller au caffë, naar het koflïj'- huis gaan. Mettre en cage, in de kooij vast of gevangen zetten, op- flaiten. Avoir les jambes cagneuses , kromme beenen hebben. Je ne puis fouffrir le cahotage dun chariot de poste, ik kan het fchokken van een' postwagen niet verdraagen. On est bien cahoté, on fouffre bien des cahots dans ce chemin p, men wordt op dien weg braaf gehotst; men krijgt er braave fchokken. Les astronomes calculent les èclipfes, de derrekundigen bereekenen de zon- of maansverduisteringen. D 2 Si  53 DICTIONNAIRE CAL. CAM. Se tromper en fon calcul , zich misreekenen; zich in het opreekenen vergisten. Donner la cale d un matelot, een' matroos kiel haaien. Condamner quekun d la cale , iemand veroordeelen om gekielhaald te worden. Donner la cale d un vaisfeau,een fchip kielhaalen. Ces boukts font de calibre., die kogels hebben de juiste grootte, zij zijn niet te groot noch te klein voor het kanon, zij pasfen er juist in. La mer est calme, de zee is (lil of bedaard. Cela donne le calme d fon esprit, dat veifchaft aan zijnen geest kalmte of bedaardheid. La mer fe calme, de zee bedaart, wordt kalm. Calmer les esprits, de gemoederen (lillen, neerzetten. Cette lettre calma mon inquiétude , die brief (lelde mij gerust, benam mij mijne ongerustheid. - Cest une noire calomnie , het is eene booze, eene fnoode of helfche, lastering. Calomnier fon prockain, zijnen naasten belasteren. Jl resfemble au camelot, il a pris fon pli, hij heeft dekwaade gewoontens zoo vast aangenomen , dat er van hem geen beterfchap fe wagten is. Donner la camisade d Vennemi, den vijand in den nacht, onverhoeds , overvallen. Se trouver en rafe campagne, zich in een open of viak effen veld bevinden. Se mettre en campagne, te veld trekken. CAM. CA1\\ CAP. J'ai mis tous mes amis en campagne pour cette affaire ld, om die zaak heb ik alle mijne vrienden te werk gefteld. II y a quelque affaire en campagne, daar is iet ophanden; daar zal iet te doen vallen ; daar is iet op til. II fait beau d la campagne , het is vermaaklijk buiten , of op het land, te zijn. Cest une belle maifon de campaggne, dat is een fraaije buitenplaats. Avoir campos, donner campos, verlof hebben; verlof geeven. II est entré par le bon canal , hij is door het regte middel bevorderd. Cela vous doit venir par un autre canal, dat moet tot u langs eenen anderen weg komen. Un gros canon tire de point en blanc 6oo pas, een (luk grof eefchut fchiet óco pasfen ver. Pointer le canon, het gefchut (lellen. Armé de piéd en cap, van hes hoofd tot de voeten gewapend. Cette piece n'a ni cap ni queue, aan dat (luk is noch kop noch (laarr. Habiller une perfonne de piéd en cap , iemand van kop tot teen in de kleêren fteeken. Doubler le cap, een' hoek of kaap voorbij zeilen. Porter ou mettre le cap au vent, tegen den wind houden offté- venen. Cette falie est capable de comenir tant de monde, die zaal kan of is gefchikt om zoo veel menfehen in ie houden, te bevatten. rirna-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 53 CAP. F Imagination de i'homme riest pas capable de concevoir finfini. de mensen, kan zich geen denkbeeld van het oneindige vormen. Cet homme riest pas capable de je oouverner, die man is niet bekwaam om zich zeiven te beftuuren. . . jj riest capable de rien, hij is nergens toe gefchikt. Je ne fuis pas capable de cette affaire ld, ik ben tot die zaak niet gefchikt. Cet homme est fort capable , die man is zeer bekwaam , dat is : bij bezit veel verftand, kunde en doorzigt. Cette colomne riest pas capable de foutenir de ft grands fardeaux , die zuil kan zulke zwaare lasten niet torfchen. Cet habit est asfez capable de vous difendre du froid, dat kleed is dik genoeg om u voor de koude te dekken. Celte place est capable de rèfifïer d cent mille hommes, die plaats is beftand tegen honderd duizend man. Cette mhlecine est capable de vous empoifonner, die medicijn is in fi-aat, is gefchikt, om utever•geeven. Uae parole dite mal d propos est capable deruïierfafortune, één ontijdig gebezigd woord kan ziin bederf weezen , is in (laat zijn fortuin den bodem in te (laan. Une leltre de change, qui est protestée,est capable de faire fairt banqueroute d un marchand, éér wisfelbrief, die geprotesteerc, wordt, kan een' koopman to een bankeroet noodzaaken. CAP. Cette cni-che d a plus de capactté que celle ld, deeze kruik heeft inwendig meer uitgebreidheid dan die, of deeze kruik kan meer inhouden dan die. Cet homme d beaucoup &capacité, die man heeft veel bekwaamheden. Le vice de fa naisfance lui óte la capacité de tester, zijne onechte geboorte maakt hem onbevoegd om te getuigen. Rire fous cape, heimelijk of in zich zeiven lagchen. N'avoir que l'épie etiacAPE, hoog van adel en laag van beurs zijn. Cest le point capital de ï1 affaire, dat is de hoofdzaak; daar komt het op aan. Cest la ville capita le de la pro- vince, het is de hoofdftad van de Provintie. Commettre un crime capital, een hoofd-misdaad.een hals-zaak, begaan. Infliger une peine capitale, een hals-ftraf opleggen. Rembourfer le capital, dehoofdzom of het kapitaal wedergeeven; de renten aflosfen. La ville demande d c apituler , de ftad verzoekt te capitulceren, of over den overgaaf te fpreeken. Faire capot, alie Hagen haaien, (in het piketten.) II faut lui laisfer pasfer fon ca.price, men moet wagten, tot dat zijne grilligheid over zij. Sefervirde raifonnemens captieux, listige en bedrieglijke redeneeringen houden. Captiver le coeur ou l'esprit 'des gens, het hart of den geest van het volk winnen , inneemen. D 3 Cap-  54 DICTIONNAIRE CAP. CAQ. CAR. Captiver quelcun, iemand verliefd maaken. Emmener en captivité , emmener captif , gevangen voeren; gevanglij k wegvoeren. Faire une bonne on une belle capture, een goede of fchoone vangst doen; veel buits maaken. Prêter main forte d la cafture d'un crimincl, krogtdaadigeonderftand verleenen tot het vatten van een'misdaadiger. Nutis étions presjés comme des kamigs en c '.que ou dans une caque , wij zaïen op eikanderen gepakt als haring in een ton. Avoir le caquet bien affdé, een' gladden bek hebben. Le caquet est ordinaire aux femmes, het gelnap is eigen aan de vrouwen. Avoir bien du caquet, veei gefnaps, veel beks, hebben. N'avoir que du caquet, veele redenen voeren , die niets om het lijf hebben. Rabattre ou rabaisfer le caquet de quelcunouA quelcun, iemand den mond fnoeren; iemand aan het zwijgen helpen. Le plus beau caractere de la vertu c'est l'kumiiüé, het beste kenteken der deugd is de nedrigheid. Ecrire en gros caracteres, met groote letters fchrijven. Attraper bien le caractere d'une perfonne, iemands aart wel treffen. Faire des chofes indignes de fon caractere, dingen doen, die zijn beroep of ampt onwaardig zijn. CAR. Molière caractérisoit les gens trés bien, Molieie kenfchttlle de lieden zeer wè'. II est fou ou fot d 24 carats , hij is volflagen gek of fot. Etre condamné au carcan , veroordeeld of verwezen worden om in den halsband of aan ^en kaak te pronk te flaan. Cest une visille carcasse, het is een oud verlept wijf Carder de la laine, wol kammen. II nous donne le cARé.ME bien haut, hij belooft dingen, die nog lang agter zullen blijven. Cela vient comme mars en CARéaiE, dat komt juist ter fneede, juist van pas; of ook: dat valt jaarlijks op een'gezetten tijd voor. Donner la caröne d un vaisfeau ou mettre un vaisfeau ene aróne, een fchip op zij haaien om te kalfateren en alle lekgaten te floppen. Carener un vaisfeau, betekent het zelfde als mettre en cAReNE. Caresser quelcun ou faire des caresfes A quelcun, iemand liefkoozen, ftreelen. Carguer les voiles, de zeilen opgeijen , minderen, opwinden. Ce bois fe carie, dat hout vermolmt. Mes dentsfe carient, mijne tanden bederven. Faire un grand carnage, een groot bloedbad aanregten. Ce peintre a une belle carnation, die fchilder fcbildert het naakt heel wel. Faire le carnaval, fleropen en brasfen geduurende de ïiempdagen, Four-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 55 CAR. Sa carrière ne pouvoit être plus heureufe, zijn levensloop kon niet gelukkiger zijn. Foumir ou achsverfa carrière , zijnen loop voleinden of ten einde brengen. Donner carrière afin esprit, z'in verftand den teugel vieren; z.cn vrijlijk ergens over uitlaaten. Se donner carrière, los en ongebonden leeven; mooij weêr fpeelen; zich goede dagen geeven. Aller en carrosse, met of ineen koets rijden. Cest un cheval de carrosse, het is een koets-paard ; een grot onveritandig mensen. 11 y a des c artes géograpluques, des cartes marins et descAKtes d jouer, men heeft landkaarten, zeekaarten, fpeelkaarten. Battre ou mêler les cartes, de kaarten mengen. Donner les cartes, de kaart geeven. Donner mal les cartes , de kaart vergeeven. Jouer aux cartes , met de kaart fpeelen. Apprendre la carte, de aard- ot zeebefchrijving leeren. Savoir la carte, de kaart verdaan. . Etre le premieren carte, hete~ute zijn om met de kaart te fpeelen. Couper les cartes, de kaarten afneemen. Dmmer la carte Manche d quelcun, iemand volle vrijheid , mag't geeven. Envoyer un cartel afion ennemi zijnen vijand een' uitdaagbnet zenden. CAS. En ce cas ld, in dat geval; zo dat gebaart; indien dat zoo En tout cas, in allen gevalle; hoe het ook zij. Pofons le cas que cela foit, voor- onderileilen wij eens dat het zoo zij. Voild un itrange cas, zie daal een vreemd geval. Cest un cas pendable, dat is een galgen Ruk. Cest un cas de confiience, het is een ftuk van geweeten. Faire cas de quelcun ou de quelque chofe, werk van iemand of van iet maaken; iemand of iet hoog achter. Si au cas il venoit, in gevaili hij kwam. _ Au cas quil meure , in gevalle of zo hij fterft. fous meltez trof de si et de gas dans cette affaire , gij maakt in die zaak te veel zwaatigheden. Tourner casaque . zijn rokje om- keeren; van partij veranderen. II en a danste casque, het fcheelt hem in den bo'. Un homme cassé -de vieillesje,een afgeleefd man; een man die gebroken van ouderdom is. Casser la tête d quelcun d un coup de pistolet, iemand met een' pistool door den kop fchie- ten. Casser une nok,een' nootkraaker. Casser un verre, een glas cree- ken. , Casser un valet, een' knegt de bons, den fchop, geeven. Casser un foldat. un régiment, een foldaat, een' regiment, tas- feeren of afdanken. D 4 CAS'  56 DICTIONNAIRE CAS. CAT. CAV. Casser une fentence, een vonnis vernietigen. Cette glacé de miroir est en danger de je casser, dit fp-iegel-glas loopt gevaar van te breeken. Se faire casser latête, zich den kop laaten aan (tukken flaan. Ce testament a 'cté cassé, dit testament, dieuitcrfle wil, is vernietigd. Casser un manage, een huwlijk breeken, vernietigen. Cet homme ld fe casse, die man valt af, wordt krukkig. Les chagrins Vont beaucoup cassé, het verdriet, dat hij gehad heeft, heeft hem flerk verouderd, doen afneemen. Ces gens ld font de la mime cat/gorie, die lieden zijn van dezelfde foort, van dezelfde denkenswijze, van één kleur. • Je veux une r ponfe catÉgoriqve, ik vorder een categorisch of kort en klaar, antwoord. Répondre catégoriquement, categorisch antwoorden of een kort, klaar en duidelijk, antwoord geeven. Cest un catholique dgrosgrains, 't is gantsch geen naauw gezette Roomschgezinde. Les ennemis font forts en cavalerie, de vijanden zijn flerk in ruiterij. Varier cavalieremfnt de la réligion, loslijk over den Godsdienst fpreeken. Traiier quelcun cavalierement , iemand op eene onheufche of trotfche wijze bejégenen. i Etre cause ou la cause ie quelque chofe, oorzaak, of de oorzaak, . van iet zijn. CAU. // est la cause première de nos malheurs, h,j is de eerfte en voornaamlte oorzaak onzer rampen. Donner gain de cause d quelcun, iemand een zaak gewonnen i geeven. \Perdre fa cause, zijn zaak ver1 liezen. Gagnerfa cause, zijn zaak of proces winnen. Sons alkguer aucune cause , il rompit avec moi, zonder eeniga reden te geeven , brak hij met mij. Ce riest pas fans cause, que vous craignez, het is niet zonder reden dat gij vreest. Je pasferai cela fous filence et pour cause, dat zal iktfilzwijgende overllappen en wel om reden. Plaider une cause , een zaak bepleiten. Je Vaime d cause de fa fincéritê, ik bemin hem wegens zijne oprechtheid. Jene le ferai qiid 'cause de vous, ik zal het alléén om uwentwille doen. J'évite les grands rèpas d cause qu'on y boit et mange trop, de groote gezelfcbappen wil ik niet bijwoonen, om dat men aldaar boven maaten eet en drinkt. 'I lui causa une fenfible afflitcion , hij veroorzaakte hem eene ge^ voelige droefheid. -auser de la joie d quelcun, iemand blijde maaken of verblijden, hem vreugd aandoen. 'ausons un peu, laaten tvij wat praaten of redekavelen. ivoir une confcience caut/.risée, een toegefchroeid geweeten hebben. Etre  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 57 CAU. CE. CED. Etre caution, borg zijn, voor in ftaan. J'en fuis caution, ik blijf er borg voor; ik ftaa'er voorin. Elargir fous caution , onder borgtogt ontflaan, Josfaaten. Etre fujet d caution, niet zeer te veurouwen zijn ; borgtogt noo- dig hebben. Je vous cautionne que cela riar- rivera pas, ik ftaa u borg, ik verzeker u , dat zulks niet gebeuren zal. Je ferai ce qriil vous plaira, ik zal doen wat n behaagen zal. Ce que je riy vais pas, c'est que je rien ai pasenvie, dat ik er niet gaa, komt dat ik er geen zin aan heb. A ce que je vois, naar dat ik zie of merk. Vous avez raifon ce me JemUe, naar mijn gedag;en hebt gij gelijk. Ce font d'itranges gens, het zijn wonderlijke lieden. Ce riest pas que je ne fache lire, het is niet dat ik niet kan lee- zen. C?est nous, qui Favons vu, wij zijn het, die het gezien hebben. Cen est fait, het is er mede gef daan. Cest a dire, dat is te zeggen. J'ignors ce dont vous parlez, ik weet niet waar gij van fpreek'. Je fais ce a quoi vous penfez , ik weet waaraan gij denkt. Ci'der fon bien d fes crianciers , zijne goederen aan zijne fchuld- eifchers afftaan of overgeeven. Céder d quelcun, voor iemand zwichten of wijken. Céder fa place d quelcun, zijne plaats aan iemand afftaan, I CED. CE1. CEL. CEN. Céder fon droit, van zijn recht afftaan. Ceder d la force, d la raifon, voor het geweid, voor ae reden, zwichten. Je lui cede en érudition, ik ben minder geleerd", ik heb zoo veel geleerdheid niet, als hij. Nos maux ne cedent en rien aux votres, onze rampen zijn geen hairbreed minder dan de uwen. Ceindre Vépée, den degen aangorden. CeiUlïre fa robe, zijn' rok of tabbaard omgorden, vastbinden. Bonne renommèe vaut mieux que ceinture derée,een goede naam is beter dan olij. Célébrer les louangesdufeigneur, des Heeren lof vermelden. Célébrer la mesfe, la faintecene, de mis,het heilige avondmaal, vieren. Célébrer une fête, een feest vieren. Cette affaire demande de la célérité , die zaak vereischt fpoed. Rt'duire en cendres, tot asch verbranden. Jefus fit la cene avec fes disciples, Jefus hield het avondmaal met zijne discipelen. Cela est censé légitime, dat wordt voor wettig geacht of gehouden. Encourir la cenjure de tout le monde, de berisping of wraaking van elk en een iegelijk behaalen. Eviter la censure, de berisping ontwijken of ontgaan. Craindre la censure, de berisping vreezen. ? Ex,  53 DICTIONNAÏRE CEN. CEP. CER. Expofer un ouvrage d la censure, een werk ter berisping overgeeven. 11 y en etst cent de tuis, er wierden honderd gedood. Cela Je vend au cent, dat wordt bij het honderd verlrogt. 11 y a une centaine d'années, het is wel honderd jaaren geleden. Trouver le centre de la gravitê, het middelpunt der zwaarte vinden. Etre dans Jon centre, in zijn centrum zijnj of daar men zijn behaagen in fchept. Récompenfer au centuple, honderdvoudig vergelden. Cependant je vous dis, ondertusfchen, intusfchen, of echter ,zeg ik u. Chercher la quadrature du cercle , zoeken , dat men niet vinden . kan. Cetie offliStion est capable de mettre un homme au cercueil, deeze droefheid kan een'man in het graf fleepen. AsfijUr d la cért'monie d'un mariage, do plegtigheid eenshuwlijkf bijwoonen. Memr quelcun en cérémonie , iemand plegtiglijk geleiden of omleiden. Sons cérémonie , point de cérémonie, s'il vous plait, zonder cérémoniën, maak geen omftandigheden, als het u belieft. Faire monter le cerf - volant, den vlieger oplaaien , (kinderfpel.) La viQotre est certaine , de zege of overwinning is zeker. Savoir pour certain, voor zeker weeten; zekerlijk weeten. | CER. | Tenir pour certain , voor zeker of gewis houden. II y a certaines gens, er zijn zekere of fomtnige lieden. Cette loi ria lieu qu'en certaiNs cas , die wet heeft alleenlijk plaats bij zekere of in fommige gevallen. J'ai appris une certaine nouvelle, ik heb eene zekere tijding gehoord of vernomer. Cest une nouvelle certaine, ' dat is eene gewisfe tijding, daar men vast op aan kan. Un certain a dit, zeker iemand heeft gezegd. II ne faut jamais quitterle certain pour l'incertain, men moet nooit geen oude leboenen wegwerpen voor en al eer men nieuwen heefr. Cette nouvelle a été certifiée par bien des gens, deeze tijding is door verfcheiden lieden bewaarheid. Conclurc avec une pleine certh ude, met volle zekerheid befluiten. Savoir de certitude , met eena volle of volkomene zekerheid weeten. Avoir le cerveau perclus, creux, mal timbre, démonté ou blesfé, in de hersfenen geprikt zijn; een' flag van de molen weg hebben. Cest une pauvre cervelle , het is een arm verftand, een onnozele hals. Cest une bof me cervelle, het is een goede kop, een fchrandcie bol, een man daar een kop op fraat. Avoir la cervelle en écharpe, in de herfenen geprikt ziin; een kei in de bol hebben; het niet vast hebben; halt gek zijn. Ken-  PH.RASIOLOGIQUE P0R.TAT1F. 5* CER. CES. Renverfer la cervelle a quelcun, iemand gek maaken, het ver(land aan het hollen brengen. Cest une tëte fans cervelle; il est léger de cervelle; il a la cervelle d'un oifctti het is een losbol, zorboofd. Mettre quelcun en cervelle, iemand ongerust of bekommerd maaken. Tetrir quelcun en cervelle , iemand in de ongerustheid of bekommernis houden. (Deeze tweephrafes worden voornaamlijk gebruikt, wanneer men iemand iet in het hoofd praat, hem op iet doet hoopen.waar over hij diep peinst, en waarvan hij den uitflag met ongeduld te getnoet ziet.) Etre en cervelle, ongerust of bekommerd zijn; iet met bekommering nadenken, overweegen. II faut rendre d césar ce qui appartient d césar, men moet den Keizer geeven het geen des Keizers is. II veut étre césar ou rien, hij wil ftront of koning zijn. Le nerf de la guerre, cest rargent, cessant quoi, les foldatsfe debandent, bet geld is de zenuw des oorlogs, zonder dat, of bij gebreke van dien, flaan de foldaaten aan het muiten. ÏOrage n'a pas cessé depuis ce matin, het onweder heeft geduurd van den morgen af aan. Parler fans cesse, zonder ophouden praaten. Cessez de me tourmenter, houdt op met mij te plaagen. Cessez vos plainles, vos cris, vos pourjuites, ftaak uwe klagten, CES. CHA. uw gefchreeuw, uwe vervolgingen. Faire cession de fonbien, afltand van zijne goederen doen. a ciiacun le fien, ce riest pas trop, elk het zijne', is niet te veel. Etre d'une humeur chagrine, een* gémelijken of gnjnzigen aart nebben. Etre chagrin de l'abfence d'une perfonne, over iemands afwezen verdrietig, gémeüjk, moeijlijk of chagrijnig zijn. Prendre du chagrin, moeijlijk, gemelijk ofte onvreden,worden. Faire mourir quelcun de chagrin , iemand van verdriet doen fierven. Le chagrin ne paye point de dettes, het verdriet brengt geen duit voordeel aan. Le chagrin le ronge et le tue, het hartzeer knaagt en verteert hem. Se chagriner de quelque choje , zich ergens over kwellen verdriet over iet voeden. Chagriner quelcun, iemand verdrietlijkheid aandoen. Mettre d la chaine , aan de keten leggen, vastmaaken. Ce pays est enfermé d'une longue chaine de montagnes, dat land wordt befloten door een lange kéten of reeks van bergen. Rompre ou brifer fes chaines , zijne kétenen verbreeken. Il riest ni chair nipoisfon, hij is noch vleescb, noch visch; men weet niet wat men aan hem heeft. Le brochet a la chair plus ferme que le barbeau, de fnoek is harder van visch dan de barbeel. Mon-  60 DICTIONNAIRE CHA. Monter en chaire , op den pre- dikftoel klimmen. & faire porter en chaise, zich op ëeu'ftoel laaten draagen. li fait une chaleur excesftve, het is buiten maaten heet, of heet weêr; de hitte is uitneemend groot. Cavaie, qui entre en chaleur, merrie, die hengifig wordt. Travailler en chambre , binnens huis, op eene kamer, werken. (Dit wordt gezegd van een' ambagtsman die geen baas is, en geene opene winkel durft houden.) Cet homme tient unefille en chambre, die man houdt een meisje gekamerd. Cette chamire est d louer, die kamer is te huur. Tenir ou garder la chambre , quand on est indispofé, wegens onpaslijkheid de kamer houden, of op zijne kamer blijven. Avoir des chambres d louer dans la tëte, niet wel bij het hoofd zijn; het niet vast hebben. Labourer un champ, een' akker bebouwen of beploegen. Ils font demeurés fur le champ de bataille, zij zijn op hetflagveld blijven liggen. Demeurer maitre du champ de bataille, meester van het flagveld bliiven. Avoir un beau champ, pour i'taler Ja valeur, fes talens,een fchoon veld, of eene fchoone gelegenheid, hebben om zijne dapperheid , zijne bekwaamheden, open te leggen of aan den dag te leggen. II m'interrompit d tout bout de champ, hij viel mij alle oogenblikken in de reden. CHA. Il faut que cela fe fasfe fur le champ, dat moet op ftaanden voet gefchieden of gedaan worden. Rembrunir le champ d'une tapisferie, d'un tableau, den grond van een behangzel of fchüderij weder bruineeren, ophelderen. Vnis le pouvez, le champ vous est libre , gij kunt het vrij doen, of zeggen. Courir d travers champ, dwars door het veld heenloopen. Donner d quelcun lach des champs, iemand vrij af geeven, loslaaten, den teugel op den hals fmijten. La vie champctre meplairohbien, het landleven zou mij wel behaagen. // est venu tout en une nuit comme un champignon, hij is eensklaps uit niet tot iet verheven. Si la chance tourne, zo de kans keert. Il -est c hangelant dans fes réfohttions, hij is niet ferm; bij is onftandvastig in zijne befluiten. Safortune est fort chancelante, zijn fortuin ftaat op zeer losfe fchroeven. Sa fortune chancele, zijn fortuin waggelt. Le jeu ne vaut pas la chandelle, het fap is de kool niet waardig, «f het is de kosten niet waardig. Moucher la chandelle , de kaars fnuiten. Ne rien perdre nu change, niets bij de verandering verliezer. Rendre le change d quelcun, iemand met de zelfde munt betaalen. Cet-  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIF. CHA. Cette lettre de change est payabled vut , die wisfelbrief is opzigt, moet op de vertooning betaald i worden. Ce chien ne prend point le change, die hond verlaat het eerltewüd niet om eenig ander na te loopen , wijkt van het fpoor niet. Cet homme a pris le change , die man is van zijn eerfte (luk of doel afgeftapt, om iet, dat hem zoo voordeelig niet is, na te jaagen. On lui a. donné le change , men heeft hem van zijne eerfte bedoeling afgebragt tot iet anders van minder aanbelang. Le tems est fort changeant, het weêr is heel onbeftendig. Etre d'une humeur changeante , van een'onbeftendigen aart of humeur zijn. Cette itoffe est d'une couleur chanceante, die ftof heeft een kleur,die naar het onderfcheiden licht verandert; het heeft een weêrfchijn. Aimer Ze changement, van verandering, van verwisfeling, hou- I den. Aspirer au changement, naar verandering flaan of haaken. Changer une paire de bas, een paar kousfen verruilen. Changer une piece d'or ou d'argent, een (luk goud of zilvergeld verwisfelen. II changea fon amour en haine, hij veranderde zijne liefde in haat- .' . , , Je riy changerai rien, je ny ferm aucun changement, ik zal er niets aan veranderen. Je vous trouve bien chancé Avo- CHA. tre avantage, ik vind u merkelijk ten goeden veranderd. lette affaire a bien change de face, die zaak heeft een geheel ander aanzien gekregen; die zaak is vrij wat van gedaante veranderd. Changer d'habit, een' anderen rok aantrekken. Changer de chemife, een fchoon hembd aandoen. Changer de maifon, van wooning veranderen. Si le vent change, bij aldien de wind omkeert. La mode change tous les jours,da mode verandert alle dagen. Changer de note, de ton, van noot of van toon veranderen ; een' anderen deun zingen. Nous avons changÉ de fervente, wij hebben eene andere meid gehuurd. Ce valet a change de maitre, die knegt heeft zich bij een' anderen heer verhuurd. Sa mort a bien cuangé les affaires, door zijnen dood zijn de omltandigheden vrij wat veranderd. Changer de vie, een ander levensgedrag aanneemen. Changer de profesfwn, een ander ambagt gaan oefFenen. Le tems changera , er zal wel een andere tijd komen- Chonter une jolie chanson, een fraaij liedje zingen. Chantertoujours la mime chanson, altijd den ouden deunzingen; altijd van eeneen dezelfdezaak fpreeken. Chansons que tout cela, dat ziin maar loutere beuzelingen, wisjewasjes. Vcus  0* DICTIONNAIRE CHA. Vous me rebattez toujours la menu chanson, altijd kornt gij mi weer mee dat oude voor dei: dag. — Het is aitijd koekoek éé i zang. Le chant du rosfignol est agréable, het gezang van den nagtegaal is aangenaam. J'entends le chant du coq, ik hoor den haan kraaijen. rHomme chante , de mensch zingt. Le coq chante, de haan kraalt. Chanter la palinodie, zijne gezetens weder innaaien; uit een' contrarie toon zingen. Oa ne lui chante tous les jours autre chofe, men predikt hem dagelijks niets anders voor. On le fera bien chanter , men za] hem wel doen klappen, tot bekentenis dwingen. IIfaut bien chanter plus haut, gij moet al hooger komen , meer bieden. Lorsqu'ime fois on est marié, il faut chanter, als meneensgetrouwd is, moet men eeq ander leven leiden. Chanter des injures d. quelcun, iemand wakker uitmaaken, de huid vol fchelden. Je lui ai bien chante fa gamme, ik heb hem fchoon de met voorgelezen, braaf doorgehaald. Mettre un vaisfeau fur le chantier, eer. fchip op ftapel zetten. Débrouiller le chaos, verwarde dingen in orde brengen. Disputer la chaPe de Vèvêque, cm iet twisten of krakeelan, daar men wezenlijk geen belang bij heeft. CHA. Chercher cu&ps-cliüte, zich moetwillig of tnet opzet in ongelegenheden of in ongelukken zoeken te itorter. Trouver CHArE-chüce, in ongelegenheden of in onaangenaamheden ver vallen, die men moetwillig zogt. Mettre fon chapeau, zijn' hoed opzetten. Oter fon chapeau, zijn' hoedafneemen. Oter fon chapeau d quelcun, voor iemand den hoed afneemen; iemand groeten. . Parler chapeau bas d quelcun, tot iemand met den hoed in de hand, of blootshoofds fpreeken. Mêttre la main au chapeau, de hand aan den hoed brengen. On peut bien lui donner un coup de chapeau, men kan zagts den hoed. voor hem afneemen. Dhe fon chapelet, zijn paternoster leezen. Le chapelet fe d.file, de familie vermindert; de eene iterft voor, en de andere na. La converfalion tomba fur le chapitre d'un tel, het gefprek viel over zulk eenen. Pasfons fur ce chapitre ld, haten wij die zaak overftappen , daar niet van reppen. On en vint fur Jon chapitre, men kwam eindelijk over hem te redeneeren. Ouand cet homme est fur le chapi'TKe des cagots, ü s'endiible , wanneer die man op het ftuk der fchijnbeiüge.'i komt, wordt , hij helsch. \ chaque jour fuffi-, fa peine, elk dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Etre  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 63 CHA. ■Etre a charge d quelcun , iemand tot een* last zijn. // m'a donné charge de vous dire, hij heeft mij gelast of last gegeven u te zeggen. Se dèfaire d'une charge , een ampt neêrleggen; zich van een ampt ontflaan. Etre en charge, in bediening of dienst zijn. Sortir rfecharge, uit de bediening, of uit den dienst, gaan. Faire Ja charge,zijn amptwaarneemen. Commencer la charge, den ftrijd of het gevegt beginnen; beginnen te flaan of te vegten. Revenir d la charge , het gevegt hervatten of weêr beginnen.— Item, telkens weêr om dezelfde zaak vraagen, aanzoek doen. Avoir charge, last of bevel hebben. Cela triest d charge, dat is mij tot een' last; dat verveelt mij. Charger un navire, een fchip bevragten. Charger quelcun d'une commisfan, iemand met eene verrigting, met eeneboodfchap, belasten. Charger unfufil, een geweer, een fnaphaan , laaden. Charger l'ennemi , den vijand aangrijpen, aanvallen. _ Charcer quelcun d'un crime, iemandeenemisdaad te last leggen , met eene misdaad betigten. Il est chargé de dettes, hij is met fchulden beladen. Charger les couleurs,de kleuren donker maaken. Charger la marchandife de doua- CHA. ne, de koopmanfchap met tol bezwaaren. Charger la quenouille, denfpin- rok aanleggen. Chargé de lie, met droesfein - bezet. Charger un mulet, een' muilezel bevragten , belaaden. Charger des marchandifes dans un vaisfeau , waaien in een fchip laaden. Charger du vin fur wie charette, wijn op een' kar laaden. Charger une pipe, eene pijp floppen. Charger quelcun d'injures, iemand met fcheldwoorden , met beleedigingen, overlaaden. Charger une ville d'impots, een ftad met belastingen bezwaaren. Charger ƒ0» estomac de viandes, zijn' maag met fpijzen opvullen. Ils m'ont chargé de vous dire , zij hebben mij belast u te zeggen. 5e charger d'une chofe, iet voor zich opneemen; aanneemen iet te doen. Cet arbre est fort chargé de fmits, die boom is zeer met vruchten beladen. II est chargé d'années, hij is bejaard. 11 faut fe charger la memoire de bonnes chofes, men moet zijn geheugen met goede dingen opvullen. II ne faut rien faire qui chargb la conjcience, men m'oet niets doen dat het gewisfen bezwaart. CHA-.  64 DICTIONNAIRE CfJA. Ciiarité bien ordonnée commence par foi même, de liefde begint eerst met zich zeiven; het hembd is nader dan de rok. Cette beauté charme les yeux, die fchoonheid betovert of bekoort de oogen. Le vin charme les chagrins, de wijn verdooft het hartzeer. Charmer une arme, een geweer betoveren. II riest ft bon charretier, qui neverfe, het beste paard (truikek wel eens; de verftandigUe doet wel eens een' misgreep. Pater le charroi, dewagenvragt betaalen. Mettre la chareue devant les boeufs, de osfen voor de ploeg fpannen; het paard agter de wagen fpannen, dat is: een zaak verkeerd aanleggen; de natuurlijke crde der dingen ftooren. Aller d la chasse , op de jagt gaar. Aimer la chasse, veel van de jagt houden. Dotmer la chasse d quelcun, iemand op de vlugt jaagen ; iemand najaager. Donner la chasse d un vaisfeau, een fchip op de vlugt drijven. Le vaisfeau prend chasse, het fchip neemt de vlugt. Voulez vous venir manger de ma chasse ? wilt gij van mijn wild, van het geen ik op de jagt gevangen heb , komen eeten ? Cest un bon pays de chasse , er is veel wild in dat land; het is een goed land voor dejagt. Vivre de chasse, van de jagt , of van het geen men op dejagt vangt, leeven. j CHA. Ce fufil a trop de chasse, ds haan van dat geweer ligt te veel agter over, wanneer hij op zijn rust (laat. Chasser au lievre, op de haa- zen-jagt gaan. Chasser un lievre, een'haas opf jaagen. Chasser aux perdrix, op de pa- trijzeu-jagt gaan. II chassa les ennemis de ld, de vijanden verdreef hij van daar. Chasser de la mer une flotte ennemie, eene vijandlijke vloot uit zee jaagen. Chasser lenmd, het verdriet, of de droefgeestigheid, verbannen. Il chasse de race, het is een aartje naar zijn vaartje; hij is juist als de oude. La faim cha;se le hup du bois, de honger drijft den wolf uit het bosch, om elders zijne prooij te zoeken ; honger is een fcherp zwaard. Cha-ser le mauvais air d'une maifon, de kwaade lucht uit een huis drijven. Chasser un clou, eene fpijker indrijven. La fine poudre chasse plus loin le plomb que celle qui est plus grosftere, het fijne kruid drijft den hagel verder dan het grove. C hasser fur l'ancre, op het anker drijven. Un clou chasse Vautre, de eene fpijker drijft de andere in, dat is: de zwakke moet voor den fterken wijken, of ook een groote ramp doet eeu' kleinen vergeeten. Bon  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. tf$ CHA. Bon chien chasse de r-ace, hij is van het egte foort. Chasser fur un vaisfeau, opeen fchip jagt maaken. Cette maifon a des fenétres d chassis, dat huis is voorzien met fchuifraamen. Avoir les yeux chassieox, leepoogig zijn; loopende of draagende oogen hebben. Cuetter quelcun comme le chat fait la fouris, op iemand loeren; hem in het oog houden; op zijne beweegingen letten als de kat op die van den muis. Chat ichaudè craint teaufroide, een gebrande kat vieest het koude water; dat is: hij, die eens een gevaar ontfnapt is, of 'er van geproefd heeft, is bang voor al wat er naar zweemt. Hs s* ai ment comme chiens et ceiats , zij kunnen elkander niet luchten, niet verdraagen. Jetter le chat aux jambes de quelcun, iemand een' misflag . aanwrijven, die een ander begaan heeft. Elle a laisfé aller le cHat au fromage, zij heeft de verzoeking niet kannen uitftaan; zij is er onder bezweken. Sefervir de la potte du chat pour tirer les marrons du feu, den poot van de kat gebruiken om de kastanjes uit het vuur te haaien ; een' anderen gebruiken tot zijn voordeel of om zijn doel te bereiken. A bon chat, bon rat, de een is den andeien waardig; zij zijn tegen elkander opgewasfen. _ II entend bien chat, fans qu'ondife minon, een half woord is bij CHA. hem genoeg; hij begrijpt uit een half woord wat de mee ning is. Acheter ou vendre chat en poche, de kat in den zak koopen of verkoopen; iet onbeziens koopen of verkoopen. Eveillér le chat qui dort, flaapende honden wakker maaken i oude koeijen uit den floot haaien; eene oude twist weêr opnaaien. Le chat miaule, dekatmaauwt. Les nuits tous chats font gris, 'snagts zijn alle katten graauw. Avoir les cheveux CHaTAins, kastanjebruin hair hebben. Chêltier un enfant, een kind kastijden. Ouibienaime, bien cHaTiE, dia '^zijn kind lief heeft, kastijdc het. Ch^tier un ouvrage, een werk befchaaven, wederom nazien. Chatouiller les oreilles, de ooreri kittelen offtreelen; tot iemand eenige reden voeren , die hij gaarne hoort. II fait chaud , het is warmt weêr; het is warm. Avoir unefievre ciiAUDE,eeneheete, ülende, koorts hebben- Pleurer d chaudes larmes, heete of bittere traanen ftorten. II faut battre lefer tandis qu'il est chaud, men moet het ijzec fmeeden terwijl het heet is; dat is: den tijd of de gelegenheid, die zich opdoet, waarneemen. Tomber de fievre en chaud mal , van erger tot erger vervallen ; van de hel in het vagevuur. II y faifoit fort chaud, het ging er 'heet toe. Etre chaud, geil zijn. E Sof-  C6 DICTIONNAIRE CHA. Soi/ffler le froid et le chaud , heet en koud uit éénen mond blaazen; het water in de eene en het vuur in de andere hand draagen; uit twee monden fpreeken; dubbelhartig zijn. Avoir la tête chaude, oploopend, driftig, zijn. Il me Fa donné toute chaude, hij heeft het mij warm op den mouw gefpeld. II ne trouve rien de trop froid ni de trop chaud, of het heet of koud is, het is bij hem alles welkom. Qitand on est enrhume,ilfautfetenir chaudement, als men verkouwd is, moet men zich warmtjes houden. Se chauffer les mains, zijne handen warmen. Chauffer le four, den oven heet maaken of llooken. Chausser fes bas, zijn kousfen aantrekken. Ce cordonnier chausse bien, die fchoenmaaker maakt goede fchoenen. Ces fouliers, ces bas, ces bottes, chaussent Me»,die fchoenen, die kousfen, die laarfen, zitten wel. Chausser un arbre, den voet van een' boom met aarde of mest bedekken. Se chausser une opinion dans la tête, eene meening vast in zijn hoofd houden. Ils fe chaussent au même point, zij zijn van het zelfde humeur, van denzelfden aart. Faire ou cuire de la chaux, kalk maaken; kalk branden. Agir de Jon chef , iet na zijn eigen zin doen; zijn hoofd volgen. CHE, Cest un chef d'oeuvre , het is een meester-, proef- of konstftuk. Ce chemin va è la ville, die weg loopt naar de ftad. Pasfer fon chemin, zijnen weg vervolgen. Pasfez votre chemin, gaa uws weegs. Avancer chemin, weg fpoeden; weg vorderen. Se mettre en chemin , zich op weg begeeven. fai été obligé de faire tout ce chemin è piéd, ik heb den geheelen weg moeten voeteeren; ik heb den geheelen weg te voet moeten afleggen. Etre dans le bon chemin , op den goeden weg zijn. fAffaire est en bon chemin, de zaak is wel aan den gang, op eenen goeden voet. Je trouve toujours quelque pierre en mon chemin, ik ontmoet altijd deezen of geenen hinderpaal. Prenez ce chemin ld , ftaa dien weg in. Chemin faifant. onder weegs; onder het gaan ; in het voorbij gaan; al gaande. Couper chemin d l'ennemi, den vijand den weg affnijden. Remettre quelcun dans le bon chemin, iemand weêr op den regten weg of op het pad der deugd brengen. Prendre le chemin des ècoliers ou de Vicole, omwegen neemen ; den langen weg gaan. // est toujours par voie et par chemin, hij is altijd op den loop; hij is altijd uit. Dans  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. ? CHE. Dans tout pays il y a une lieue de méchant chemin, geenezaak is er of men ontmoet er onaangenaamheden en hinderpaalen. a chemin battu il ne croit point cfherbe, op een' gebaanden weg groeit geen gras; dat is: eene hanteering of affaire, daar elk zich mede ophoudt, geeft geen beftaan. Tout chemin va a Rome, er zijn meer middelen dan één, om er toe te geraaken. Je me trouverai toujours en Jon chemin, ik zal hem overal in den weg zijn; in al wat hij doet, zal ik hem dwarsboomen. II va fon grand chemin, hij gaat zijn' wereldfchen gang; hij doet toch zijn zin; hij gaat regt door zéé. Cest le chemin de IVwpital, dat is de weg tot armoede. Etre en chemise, in het hembd zijn. Mettre une chemise blanche, een fchoon hembd aantrekken. Cela est cher, dat is duur. Ce marchand est fort cher , die koopman verkoopt zijne waar duur; die koopman is duur met zijne waar. Ce fis lui est cher, die zoon is hem waard of lief. VHonneur m'est plus cher que Por, de eer is mij dierbaarer dan het goud. Lafottife, qu H afaite,lm coutera. cher, de dwaasheid, die hij begaan heeft, zal hem duur te ftaan komen. 11 fait cher vivredans ce pays ld, het is in dat land duurkoop teeren. CHE. Vendre fa peau bien cher aux_ennemis\, zijn leven aan de vijan* den zeer duur verkoopen. Chercher fortune, zijn fortuin zoeken. Chercher fon propre intérêt, zijn eigenbelang zoeken. Chercher quérelle ou disputet krakeel of twist zoeken. II cherche d fe faire battre, hij zoekt flagen te krijgen. Un chien cherche le gibier, een hond fpoort het wild op. Chercher midi d quatorze heures, een zaak zoeken, ter plaatze daar zij niet is. Faire bontie ou mauvaife chere, goede of kwaade cier maaken. Je lui ai fait bonne chere , ik heb hem wel onthaald. Aimer cherement fes enfcmsr zijne kinders teêr beminnen. Monter h cheval, te paard ftijgen. Apprendre a monter d cheval, te paard leeren rijden. Monter ou dresfer un cheval, een paard berijden. Monter fur fes grands chevAUX , opvliegen; oploopend worden. Achever un cheval, een paard volleeren. Etre et cheval, te paard zitten. Etre bien h cheval ,wel te paard zitten. Descendre de cheval, van het paard ftijgen. _ Voyager d cheval , te paard reizen. Tirer un criminel d quatre chëvaux, een' misdaadiger met vier paarden van elkander fcheuren, hem vierendeelen. E 2 *  «8 DICTIONNAIRE CHE. A cheval donné, il ne faut point regarder d la bouche. een vereerd of gegeven paard moet men niet naar de tanden zien; men moet niet keurig zijn omtrent iet, dat ons vereerd wordt. II fait bon tenir fon cheval par la bride, men doet wèl van zijn paard bij den toom vast te houden; dat is, men moet zorgdraagen, van zich zeiven in geene verlegenheid te (torten; men moet zich bij zijn leven nimmer van zijne goederen ontdoen of berooven. Cet homme est un bon cheval de trompette, die man is een goed trompetters paard; hij is voor geen klein geruchtje vervaard. Parler a cheval, op een' meesterachtigen of trotfchen toon fpreeken. Changer fon cheval borgne contre un aveugle, zijnéénoogigpaard tegens een blind verruilen; dat is: eene flegte ruiling doen. fQeil du maitre engraisfe le cheval, het oog van den meester maakt het paard vet; dat is: nooit wordt iet beter verrigt, dan wanneer men er zelf hij is. On luiffera voir que fon cheval riest qufune béte, men zal hem doen zien, dat zijn paard maar een beest is; dat is: men zal hem doen zien, dat zijne handelwijze onredelijk is. Brider fon cheval par la queue, den toom aan de Haart van het paard vastmaaken; dat is; eene zaak verkeerd aanleggen. CHE. Il fait de cette chofe toujours fon cheval de bataille, hij maakt van die zaak altijd zijn fterkst bewijs. | C'esc un cheval ichappé, het is een losbol, een onbezonnen knaap. Chevaucer long, met lange beu^ gelriemen rijden. s'Asfeoir fur un banc d chevau- chon, fchrijlings opeen'bank zitten. Cela fait dresfer les cheveux d la tae.dat doet de hairen te berge rijzen. Avoir les cheveux plats ou abbattus, hangend of flaikhair hebben. Faire les cheveux d quelcun, iemand het hair fnijden. Se faire faire les cheveux, zich het hair laaten fnijden. Etre coëjfé en cheveux, in het hair gekapt zijn; (van eene vrouw fpreekende, die, behalven dat , niets op het hoofd draagt.) Se prendre aux cheveux, elkander bij de hairen varter. Tirer ou trainer quelcun par les cheveux, iemand bij dehairen trekken of neepen. Prendre foccafton aux cheveux,de gelegenheid waarneemen, aangrijpen. Tirer une comparaifon par les cheveux, eene vergelijking met het hair, dat is. op eene gedwongene wijze, er bij fleepen. Cela ne tient qu"b un cheveu, dat fcheelt maar een hair breed; dat hangt maar aan een zijden draad. Con-  / PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 59 CHE. Cmper un chevuu en quatre, een hair in vieren deelen ; hair klooven; muggeziften. Trouver autant de trous, que de chevilles, op alle tegenwerpingen weeten te antwoorden; voor alle gaten fpijkers vinden. Les cordonniers font tenir les talons de cuir avec des chevilles, de fchoenmaakers maaken de leeren hakken vast met penner. Marcker dans la boue jusqu'd la cheville du pii'd, tot aan den enklaauw in het flijk trappen. II riy manque pas une cheville , daar is niets op te zeggen ; daar ontbreekt niets aan. Prendre la chevee, opvliegen als een boschje met vlooijen; kwaad worden. Oü la chevre est attachée, ilfaut qu'elle broute, men moet zich fchikken naar de omftandigheden daar men in is; zich vergenoegen met het geene men hebben kan. hoger ciiez quekun, bij iemand, of ten huize van iemand, logeeren, huisvesten; bij iemand te huis leggen. Chez nous tout est d meil'eur narché, bij ons, tot onzent, in ons huis, in ons land, is alles goedkooper. Je viens de chez lui, ik kom uit zijn huis, van hem van daan. II est agrcabk d1 avoir un chez foi, het is aangenaam eene eigene wooning, eene eigene haard, te hebben. j'ai parit d un homme de chez vous, '" ik heb iemand van uwe plaats of uit uwe ftad gefproker. CHL Entendre bien la chicane, het haiiklooven, het disputeeren, het twisten, wèl verftaan. Ufer de chicane, uitvlugten maaken.. Faire une longue chicane fur une bagatelle, om eene nietigheid lang kibbelen. Chicaner fur des bagatelles, over beuzelingen hairklooven, kibbelen, twisten. Chicaner quelcun, iemand onnoodige moeijlijkheid aandoen; vexeeren. Chicaner le vent , tegen den wind worftelen. Chicaner fa vie, zich wel weeren ; zich dapper verdedigen. Avoir une humeur chiche, eene karige inborst hebben of bezitten. Etre chiche de paroks, fpaarzaam in woorden zijn. Etre chiche de louanges, de promesfes, fpaarzaam in het prijzen, in het belooven, zijn; niet ligt prijzen of belooven. Nos chiens ne chasfent pas bien enfemble, wi] kunnen niet wèl accordeeren; wij kunnen elkander niet wel verftaan. Faire le cHien couchant, laag kruipen; laagheden begaan. Les bons chiens chasfent de race, de kinderen aarten naar hunne ouders , of de boom valt niet ver van den ftam. Battre le chi en devant le lion, eenen minderen of zwakken, in tegenwoordigheid van eenen meerderen of fterkeren, mishandelen. Chien , qui aboye, ne mord point, blaffende honden bijten niet. E 3 P»>'  "O DICTIONNAIRE CHI. Pendant que le chien pisfe, le hup s'en va, terwijl hetlchaapje blaet, verliest het een hapje; uitfiel baart nadeel. Qui veut noyer fon chien, dit qu'il a la rage, die een' hond flaan wil, vindt ras een knuppel; hij, die gaarne twist, vindt daar ras ftof toe. Un chien regarde bien un évêque, een kat kijkt wel een' keizer aan. Metier une vie de chien, een honden, of armzalig, leven leiden. Bres/er un chien, een'hond leeren. Je fuis las comme un chien, ik ben zoo moede als eeu hond. 11 fut re;u comme un chien dam un jeu de quilles, hij wierd ontvangen als een hond in een kegelfpel; dat is: hij wierd zeer flegt bejegend of onthaald. Chien hargneux a fouveut l'oreille déchirée, een kwaade of booze hond loopt dikmaals met een gefcheurd oor; dat is: dekrakeelers krijgen dikwijls het eerst klop. 11 vaut autant être mordu d'un chien que d'une chienne, een flegte behandeling is altijd onaangenaam van wien die ook kome. li ne faut pas femoquerdeschiens , qu'on ne foit hors du village, men moet iemand ontzien zoo lang men zich op een plaats bevindt, daar hij de flerkfteis. // fait comme le chien de jfean de Nivelle , qui s'enfuit quand on l'appelle, als men hem roept, loopt hij heen. CHI. CHO. Chiffonner quelcun, iemand op eene ruwe of onbefchofte wijze aantasten, verhavenen. // n'est qu'un zéro en chiffre, hij is maar een nul in het cijffer; een mensch, die niet geteld wordt, die noch goed, noch kwaad, doen kan. Apprendre d chiffre r, leeren reekenen. Donner un coup de baton fur le chignon du cou, een ftokflag in den nek geeven. Avoir l'esprit rempli de chimères, den geest vol iedele inbeeldingen hebben. Farmer des projets chimériques, hersfenfchimmige of iedele ontwerpen fmeeden. Renforcer la chiourme, het getal der roeijers op een galeij verflerken. Donner une chiquenaude d quelcun, iemand een'knip met den vinger geeven. // le renverfa d'un choc , hij wierp hem met een'floot onder den voet. Soutenir le premier choc des ennemis, den eerften aanval der vijanden wederftaan. Donner le choix d quelcun, iemand de keuze geeven. Faire un bon cHoix,eene goede keuze doen. Dire des paroles choquantes, aanflootelijke woorden fpreeken. Parler d'un air choquant, met een fchamper gelaat fpreeken. Sa maniere d'agir est choquante zijne handelwijze is aanftootlijk of ergerlijk. Les armées fe font choquées avec grande ardeur , sitót qu'elles étoient en préfence, de legers zijn  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIP. 71 CHO. zijn met groote drift op elkander aangevallen , zoodra zij in elkanders gezigt waren. _ 11 choque tout le monde, hij beledigt, hij belgt, ieder een. II fe choque de tout, hij neemt alles ten kwaaden op; hij belgt zich over alles. Choquer les verres, met de glazen klinken. Ces manieres d'agir choquent la bienféance, zulke wijzen van doen ftrijden tegen debelaamlijkheid. Ce que vous dites la, choque le bon fens,het geen gij daar zegt ftrijdt tegen het gezond oordeel. Ce fpeüacle choque la vue , dit fchouwfpel kwetst het oog, het II ^fam 'dire comment les choses fe font pasfées, men moet zeggen hoe de zaaken zich hebben toegedragen , voorgevallen zijn. A--]e fait quelque chose que vous riayiez fait ? heb ik iet anders gedaan, dan het geene gij gedaan hebt? La pauvreté est quelque chose ele bien dur, de armoede is een harde zaak. Voila quelque chose de beau, dat is iet fiaaijs; dat is een fraaij ftuk. . Quelque chose que vous faspez, wat gij ook doet. Cest chou pour chou, het is lood om oud ijzer ; waarde voor waarde. Je rien donnerois pas un tronc de chou , ik zou er niet een kooltbonk voor geeven. II rien fera pas fes choux gras , hij zal er niet vet van foppen. CHO. CHU. Cl. C1E. C1M. II est larrm comme une chouette , hij fteelt als een raaf. Faire une grande chüte, eei * grooten val doen. II est mort de fa chüte , hij is aan de gevolgen van zijn' val gekorven. Cette femme ci est plus belle que celle ld , deeze vrouw is fchooner dan die. yen ai parlé ci desfus, ik heb er hier boven van gefproken. Nous en parierons ci après, wij zullen er hier na van fpreeken. Vous verrez mon nom ci-desfous, gij zult mijn' naam hier onder zien. Ci-devant tout alloit mieux, Voor deezen ging alles beter._ Le ciel est beau et ferein, de lucht is klaar en helder. Remuer ciel et terre contre quelcun, hemel en aarde tegens iemand beweegen ; alle krachten tegens hem infpannen. Le ciel s'éclaircit, de lucht klaart op. Lever les yeux au ciel, de 00gen naar den hemel flaan. Le ciel mest témoin, de hemel is mij getuige. Grace au ciel ! de hemel zij gedankt! La vertu est le vrai ciment de l'amitié, de deugd is de waare band der vriendfehap. Cimenter famitié, de vriendfehap flerk maaken. Cimenter la paix par un manage , de vrede met of door een huwlijk vastmaaken, bevestigen. Agir avec circonspecticn , met omzigtigheid te werk gaan; omzigtiglijk handelen. E 4 Fai'  73 DICTIONNAIRE C!R. CIT. CIV. CLA. Faire un long circuit de paro/««een'grooten omtrek of breeden omfiag van woorden gebruiken. Envoyer des lettres circulaires, rondloopende brieven fchrijven. Lefang circule incesfamment, het bloed loopt onophoudhjk om. Faire circuler l'argent, het geld in omloop brengen. Citer quelcun devant le juge, iemand voor den rechter daa- gen. La converfation des dames l'aunpeu civilisé, de verkeering, de omgang, met de dames heeft' hem wat beleefder, wat gemanierder, gemaakt. Manquer d la civilité , tegen de beleefdheid zondigen. Faire des civilités d quelcun , iemand beleefdheden aandoen. Traiter quelcun ayec civilité, iemand beleefd, minzaam, vriendlijk, bejégenen. II fait untems clair , het is helder weêr. Cette chambre est fort claire, in die kamer is het zeer licht. Avoir la mie claire, een klaar gezicht hebben. Cest de Peau toute claire , het is zuiver, fchoon, water. Ce bouillon est trop clair, dat nat is te dun, te fchraal. Les vitres font claires, de glazen zijn helder. Ce fon est clair , dat geluid is helder. Avoir la voix claire, een heldere Hem hebben. Avoir les cheveux clairs , dun hair hebben. 23 a un fiile clair et aif , hijheeft een klaareen loste ftijl. CLA. Ce que vous dites ld, est clair comme le jour, het geen gij daar zegt, is middagklaar, is zoo klaar als de zon. // fait un beau clair de lune, het is een heldere lichte maan. Se promener au clair de la lune, in den maanefcbijn wandelen. II fait dja clair, het is reeds dag. Chanter clair , beider zingen. Voir clair , fcherp zien. Je ne vois pas clair dans cette affaire ia, ik heb geen duidelijk begrip van die zaak; ik vat dezelve niet. II riyfera que de l'eau toute claire, hij zal er niets mede vorderen; alle zijne poogingen zullen op niet uitloopen, zullen vruchtloos zijn. VArgent est clair femé chez lui, het geld is dun bij hem gezaaid; hij heeft het niet te breed. Tirer du vin d clair, wijn in fles- fchen tot op den droesfem toe aftappen. Je lui ai dit cela tout clair et net, ik heb het hem onbewimpeld gezegd, zonder er doekjes om te winden. Parler ou écrire clair ement , duidlijk fpreeken of fchrij- ven. Les véritables honnêtes gens font bien clair femés, de rept eerlijke lieden zijn dun gezaaid. 11 a un esprit clair voyant, hij heefteen doorziend,een doordringend, verfland. Se marier clanoestinement, in het heimelijke trouwen. Le lapin clamt, het konijn piept. Don-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. CLA. CLE. Donner une claque fur la fesfe, een' klap op de bil geeven. Faire claquzu Jon fouet, metzijn' zweep klappen. Faire bien claquer fon fouet, een groot gerucnt in de wereld maaken; veel van zich doen fpreeken. Claquer des dents, klappertanden. Clarifier du vin, wijn klaar maaken. Le vin fe clarifie , de wijn klaart; wordt klaar. Lire d la clarté de la lune, in den maanefchijn leezen. Otez vous de la clarté, gaa uit het licht. Cest un poete de la première clas- se, dat is een dichter van de eerfte clasfe, van den eerften rang. Ranger en plufieurs classes, in verfcheiden clasfen of foorten fchikken. Fripper fes classes, van fchool blijven; loopen fpeelen in plaats van 't fchool gaan. Durant mes classes, geduurende mijn* fchooltijd. Cicéron est un auteur classique, Cicero is een fchrijver, die in de fchoolen verklaard en uitgelegd wordt. Trainer fur la claie, op een horde fleepen. La Grammaire est la cléf des fciences, de Grammatica of letterkunde is de fleutelder Weetenfchappen. Avoir la cléf d'une affaire, de ileutel van een zaak hebben; derzelver geheim weeten; er meester van zijn. Avoir la cléf des ckamps, volle vrijheid hebben. 73 CLE. CL'. CLO. Jetter la cléf fur la fosfe, eene nalaatenlchap repudieeren, vaaren laaten, aan de crediteuren overlaaten. Cligner les yeux, knipöogen; de oogenfcheilen open en toe doen. Obéir au moindre clin d'oeil, op den minften oogeuwenk gehoorzaamen; naar de oogen zien. En un clin d'oeil, in één oogenblik. Ce riest que du clinquant, het is maar klatergoud; mooij voor het oog, doch weinig van waarde. Ils font de la même clique , zij zijn van het zelfde foort, van dezelfde bende. Sa langue va comme un cliquet de moulin, haar tong gaac als een Lazarusklep. Entendre un cliquetis d'épées, een klettering van degens hoo- ren. Jouer des cliquettes , met de klapbeentjes of klaphoutjes fpeelen. Sonner les cloches , de klokken luiden. La cloche fonne, de klok (laat. Entendre la cloche fonner , de klok hooren flaan. Ilfutttonné comme unfondeur de cloche, hij was geheel bedonderd. 77 est tems de fondre la cloche, het is tijd om van de zaak een einde te maaken. Faire fonner la grosfe cloche, de grooie klok luiden; den meester laaten fpreeken. Aller d cloche-piéd, op één been hinken. E 5 Clo-  74 DICTIONNAIRE CLO. Cr.ocHER des deux cêt 's ou d'un c'te, aan bside kanten of aan één kant hinken of mank gaan. Ces vers clocbent , die verfen gaan mank, zijn kreupel. Ce raifonnement cloche , die redeneering is niet in den haak. Cette comparaifon cloche, die vergelijking is niet juist. II y a dans ce procés quelque chofe qui cloche , in dat proces is iet, dat nog niet bewezen is. II ne faut pas clocher devant les buiteux, men moet de gebrekkigen niet nabootzen of met hun de gek fleeken. Clorre un compte,een reekening fluiten. , ói-tót qu'il eut les yeux clos , zoodra zijne oogen gefloten waren; zoodra hij overleden was. Combattre en champ clos , in een befloten veld vegten. Se tenir clos et couvert, zich digt en bedekt houden; zich gefloten houden. Je vous en prie, bouche close! dat ik u bidden mag, rep er geen woord van! 11 figne d yeux clos tout ce qu'on lui préfente, hij tekent blindlings al wat men hem voorlegt. Atacher un clou, een' fpijker flaan. Enfoneer un clou, een' fpijker diep inflaan, indrijven. River le clou a quelcun, iemand den mond fnoeren ; iemand op iet beledigends , dat bij gezegd heeft, met nadruk antwoorden. Clouer des lattes, latten vastfpijkeren of nagelen. COA. COC. COE. Etre cloué d fon travail oud quelque autre chofe, aan zijn werk, of aan iet anders, vastgenageld zijn ; pal zitten; van zijne plaats niet komen. Cela fait coaguler lefang, dat doet ker. bloed (lollen, dik worden, klonteren. Les grenouilles coassent, de kikvorfchen kwakken. II croit être au pays de cocagne , hij meent in luilekkerland te weezen. Le coq cóche la poule, de haan treedt de hen. Se coëFFER d'une opinion, met een gevoelen ingenomen zijn. Ce vieillard s'est coöffé de fa fervante, die oude man is op zijne meid verzot geworden. CoërFER une bouteille, een'flesch wèl toeftoppen. Etre bien coè'ffé, wel gekapt zijn; het hair wel opgemaakt hebben. Avoir ia puisfmee coëRcmvE, de bedwingende magt hebben ; de magt hebben om te dwingen en te hekelen. Le coeur palpite ou le coeur bat, het hart klopt of flaat. Avoir mal au coeur, pijn voor het hart hebben ; mislijk zijn. Le coeur me fait mal, het hart doet mij zeer of wee. Cela me fait foulever le coeur , dat doet mij de maag oprijzen; dat maakt mij kwaalijk. Manquer de coeur , moed ont- breeken; gebrek aan moed hebben. Prendre coeur, moed grijpen. Donner du coeur, moed geeven; een' riem onder het hart fleeken. Avoir  PHRASIOLOGIQUE -JORTATIF. 75 COE. Avoir des dèfaillances de coeur , bezwijmingen hebben. Faire une chofe de bon coeur , iet van goeder harten doen. De tout mon coeur, met al mijn hart. Nous fommes au coeur de Vhiver, wij zijn in her hartje of in het midden van den winter. Avoir du coeur , hart of moed hebben; kloekmoedig zijn. . Perdre coeur , den moed verlie zen, laaten vallen of zinken. Remettre du coeur d quelcun, lui remettre le coeur au ventre, iemand nieuwen moed geeven. Cest un homme de coeur , het is een man, die een groot hart of veel moeds bezit. De f abondance] du coeur la bouche parle, uit den overvloed des harten fpreekt de mond. Avoir le coeur bien placé, een welgeplaatst hart hebben; een edelmoedig hart bezitten. Dites moi ce que vous avez fur le coeur , zeg mij wat u op het hart ligt! Ouvrir fon coeur d un ami, zijn hart voor een' vriend openleggen. Pénétrer jusques dans les replis du coeur d'une perfonne, tot inde binnenfte fchuilhoeken van iemands hart indringen. 2,» coeur me dit, que cela arrivera, mijn hart zegt mij, ik kan voelen aan mijn hart, dat dit gebeuren zal. farler d coeur ouvert, openhartiglijk, zondereenigegeveinsdheid, fpreeken. Avoir le coeur fur les levres, met openhartigheid fpreeken; het hart op de lippen hebben. COE. II est bien avant dans mon coeur , hij is diep in mijn hart gevest, geprent; ik heb hem zeer lief. Je reconnois vos bontés avecce coeur , que vous favezquefai, ik erken uwe goedheden met zulk een hart , als gij weet dat ik bezif. Apprendre par coeur, van buiten leeren. II ale coeur ffli métier, hij werkt met hart en zin; hij heeft groote lust in zijn handwerk. Si le coeur vous en dit, ne l\'pargnez pas, zo gij er trek toe hebt, tast dan toe, doe u niet te kort. Prendre une affaire d coeur , een zaak ter harten neemen, behartigen. II a plus le coeur au jeu qüh ï1 étude, hij heeft meer trek tot het fpeelen, dan tot het leezen. Cela lui tient fort au coeur, dat gaat hem zeer ter harten; dat hangt hem na aan het hart. Cest toujours l'ami du coeur, hij is altijd de boezemvriend, de hartenvriend. Aimer quelcun de tout fon coeur , iemand van gantfcher harten beminnen. Donner fon coeur d une maitresfe, zijn hart aan eene minnaaresof vrijfter fchenken. Se ronger le coeur, zijn hart knaagen; vol onrust, zorgen of ongerustheid, zijn. Avoir le coeur gros de quelque chofe , ergens gevoelig over ziin; het gemoed ergens vol van hebben. Cette nouvelle me perga ou me fendit le coeur, die tijding doorgriefde of doorboorde mij het hart. 11  76 DICTIONNAIRE COE. II s"en donne au coeur jofe, hi leeft er vrolijk op heen ; hi leeft als een hartje zonder zorg, Diner par coeur , den middagmaaltijd zonder eeten doorbrengen ; den hond in denpoi vinden. Sortir a coeur jeun, nugteren uitgaan. Avoir le coeur haut, hooghartig zijn; eenedel of hoog hart hebben. Cest un homme fans coeur , het is een man zonder gevoelens van eer. Contre mauvaife fortune boncozvn., in tegenfpoed moet men toonen dat men moed heeft; men moet zich door den tegenfpoed niet laaten neéiflaan. Avoir le cieur haut et la fortune basfe, grootsch zijn zonder middelen te bezitten ; een kaale jonker en een groote pronker zijn. Parler par coeur, ongegronde redenen voeren; dingen fpreeken, die men niet bewijzen kan.- Savoir quelque chofe par coeur , iet van buiten weeten. Etre a la joye de fon coeur , zijn volle begeerte of zin hebben ; hebben al wat men verlangt. Décharger fon coeur , zijn hart ontlasten; zich verklaaren. lis voudroient fe inangeroai'arracher le coeur, zij zouden malkander wel het hart uit het lijf rukken. N'être quun coeur et qu'une ame, maar één hart, en ééne zie! hebben; volkomen éénsgezind zijn. Aimer de coeur et a"affe£lion , i met hart en aiel beminnen. COE. COG. COL Trouver le chemin du coeur, zich beminlijk weeten te maaken. Se frayer le chemindu coeur, zich een' weg tot het hart baanen. Loin des yeux, loin du coeur , uit het oog, uit het hart. Avoir un coeur de roche, depierre, detigre, een fteenen hart, een ongevoelig hart, hebben. Cette poire a belle apparence, mais elle est fausfe au coeur, die peer ziet er van buiten fchoon uit, doch is van binnen bedorven of ontftoken. II est noir comme le coeur de la cheminêe, hij ziet er zoo zwart uit als de fchoorfteen. Aller au bois fans cognée , zonder bijl naar het bosch gaan; zonder de noodige middelen of materiaalen iet onderneemen. Jetter la manche après la cogni'e, aan den uitflag van een zaak wanhoopen ; ophouden met langer aan een zaak te werken; iet opgeeven. Se cogner la tête contre la cheminée, zich met het hoofd tegen de fchoorfteen ftooten. Sa tenir coi, zich ftil en gerust houden. II itoit dans un coin, hij was in een hoek. Par tous les coins du monde, in al de hoeken , plaatzen, oorden, of gedeelten, van de wereld. ü regarde les gens du coin de l'oeil, hij ziet de menfehen uit den hoek van het oog aan ; dat is: met nijd, met verachting; hij ziet de menfehen fcheel aan. ïe tenir au coin de la rue, op den hoek van de ftraat ftaan. O/i  PHRASIOLOGIQ UE PORTATIF. 27 COI. COL. On le vint chercher danstous /«coins et recoins de la maijon, men kwam naar hem zoeken in alle hoeken en gaten van het huis. // ne bouge du coin du feu, hij komt uit den hoek van de haard niet. II tient bien fon coin dans une converfaiion, hij weet in een gezeifchap zijn woord wel te doen; hij fpreekt verflandig en wèl, wanneer zijn beurt komt om te fpreeken. Etre marqué au bon coin , van de egte foort zijn; veele goede hoedanigheden hebben. Ce récit est marqué au coin de la vérité, dit verhaal is waarachtig bevonden. Porter des coins, fcheelen of krullen draagen. On fe fert d'un coin pour fendre le bois, men gebruikt een'beitel of wig, om hout te klooven. Faire breder les coins de fes bas, de klinken van zijne kousfen laaten borduuren. Acheter un coin de beurre, een bolle boter koopen. On cliange tous les ans les coins des monnoies, alle jaaren worden de (tempels der munten vernieuwd. Fai>e cuire des coins, kweeappelen of kweepeeren te kooken zetten. Etre en colere, toornig of gram zijn ; kwaad of boos zijn. Etre en grande colere, zeer toornig, gram , kwaad of boos. zijn. Mettre quelcun en colere , iemand vergrammen, vertoornen, toornig maaken. COL. Se mettre en colere , gram, kwaad,boos of toornig, worden. Appaifer la colere , de gramfchap of toorn laaten overgaan. Décharger fa colere fur quelcun, zijn toorn of gramfcbap op iemand neêrlaaten. FAmour est fans raifon et la colere fans confeil, de liefde is zonder rede, en de toorn zonder raad. Suivre les mouvemens de fa colere, de beweegingen van zijne gramfcbap opvolgen. jfouer d colin maillard, blindemannetje fpeelen. Etre fujet d la colique, veel met kolijk gekweld zijn. Ils font hétitiers en ligne collaterale , zij zijn zijdlingfche eifgenaamen. Ces copies ont été collationnées, die affchriften zijn tegen het oorfpronglijke overgezien. Collationner un livre, een boek nazien of er geen bladeren misfen of kwaalijk geplaatst zijn. Faire la collecte, geld voorde armen ophaalen, inzamelen. Avoir une belle collection de livres, eene fchoone verzameling van boeken hebben. Coller du papier, papier plakken. Deux feuilles, qui fe collent, twee bladeren, die aan elkander kleeven. Etre collé Jur les livres, flerk ftudeeren. Se coller contre une muraille , zich pal tegen een' muur zetten. Te.  78 DICTIONNAIRE COL. COM. Tenir la bouche collée fur la tnain de quelcun, met den mond op iemands hand gehecht blijven , deze/vegeduurig kusfchen. Prendre quelcun au collet, iemand bij den kraag, bij de hals, bij de lurven, vatten. Mettre la main fur le collet d quelcun, iemand bij den kop vatten ; iemand vasthouden ; zich van iemand verzekeren. Etablir une colonie, eene volkplanting ftichten of oprichten. Drefer une colonne , een' zuil oprichten. Cest une des colonnes deféglife, het is een der kerkbefcher- mers. II fit marcher fon armêe fur deux colonnes, hij deed zijn leger in twee colonnen of reijen trekken. Colorer un menfonge ,un crime, een leugen, een misdaad, bewimpelen. Se préparer au combat, zich tot den ftrijd gereed maaken of toerusten. Attirer Cennemi au combat, den vijand tot den ftrijd uitlokken. Donner ou livrer combat a fennemi, den vijand (lag leveren. Nous avons d combattre toutes les puisfances du démon, wij hebben alle magten van den duivel te beftrijden. Combattre de piéd ferme, ftrijden zonder éénen voet te wijken. 11 faut combattre les opinions I erronées, men moet de dwaalende gevoelens wederleggen, beftrijden of tegengaan, I COM. Combattre fes pasfions, zijne hartstochten beftrijden, tegengaan. Combien vous faut il? hoe veel moet gij hebben ? Combien font ils ? hoe fterk zijn zij? hoe veelen zijn zij? Combien y a t-il que vous lui avez écrit? hoe lang is het geleden dat gij hem gefchrevenhebt? Combien de fois lui avez vous parlé? hoe dikwijls hebt gij hem gefproken? Combien de tems y avez vous travaillé? hoe lang hebt gij er aan gewerkt? Fous voyez combien je vous aime, gij ziet hoe zeer ik u bemin. Dans combien de tems cela peut il fe faire? binnen hoe veel tijd kan dit gedaan worden ? Nous en Jommes fur le combien, wij handelen , wij fpreeken , over den prijs. a combien cet homme est iltaxt? op hoe veel is die man getaxeerd of gefchat? a combien tout cela fe monte t-il? hoe veel bedraagt of maakt dat te zamen? De combien cela differe t-il ? hoe veel fcheelt dat? II est arrivé au comele des honneurs, hij is tot den hoogden eertrap verheven. Pour comble de malheur, tot overmaat van ongeluk. Détruire de fond en comble , gantsch en gaar, tot den grond toe, vernielen. Faire rebdtir une maifim de fond en comble, een huis van den grond op laaten herbouwen. Les fondemens font bons, mais le comble ne vaut rien, degrondfla-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF, 79 COM. flagen , de fundamenten, zijn goed, maar het dakwerk deugt niet. C est un comble de joye, de dou- leur, dat is de boogde vreugd, de hoogde droefheid. Cet homme est ruïné de fond en comble, die man is totinden ' grond toe bedorven. La mefure est au comble , de maat is vol. Combler wh fosfé, een' gracht dempen. Combler la mefure, den maatvol ineeten. Combler quelcun de joye ,de contentement, d'honneur , de louanges, iemand met blijdfchap , vergenoeging, eer en loftuitingen , overlaaden, ophoopen. Etre comblé de plaijirs, in vermaaklijkheden zwemmen; alle vermaaklijkheden hebben of genieten. Combler quelcun de bienfaits , iemand met weldaaden overlaaden. Ce font des matieres combustibles , het zijn brandbaare doffen. Matre tout en combustion , alles in vuur en vlam zetten. Toute la ville étoit en combustion, de gantfche dad was in rep en roer. 'Aller d la comédie , naar de fchouwburg, of comedie,, gaan. Jouer, reprefenter une comédie , een tooneelfpel vertoonen of fpeelen. Cest de touvrage de commande, het is bedeld werk. Faire commandement d quelcun ' de fortir, iemand gebieden , be- veelen of gelasten, uit te gaan. COM. On lui donna /ccommandemekt de Carmée, men gaf hem het opperbevel over het leger. Jefuis venu d votre commandement, ik ben op uw bevel gekomen. Dieu commande d toute la nature, God gebiedt over de geheele natuur. Celui qui ne fait pas obiir, est incapable de commander aux autres, hij, die niet weet te gehoorzaamen , is onbekwaam om over anderen te gebieden. Cet officier commande les dragons, die officier heeft het commando \ over de dragonders. On a commandé le régiment des gardes pour le 20 du mois prochain , het regiment gardes heeft last gekregen om zich, tegen den soften der aandaande maand, marschvaardig te houden. On a commandé dix hommes par compagnie pour escorter ce convoi, men heeft uit elke compagnie tien man gekozen om dat convooi te escorteeren of te vergezellen. Commander d quelcun de faire une chofe, iemand gebieden iet te doen. Cazal est une place, jm'commande d la meilleure partie de flta. lie, Cazal is een plaats, die het grootde gedeelte van Italië bedrijkt of beteugelt. Ce chateau commande fur la ville, dat kasteel bedrijkt, breidelt of beteugelt, de dad. Vous riavez rien d me commander, gij hebt mij geene bevélen te geeven; ik wagt geen bevel van u af. 11  So DICTIONNAIRE CUM. II a commandé une paire defiuliers a fon cordonnier, hij heeft bij zijn' fchoenmaaker een paar fchoenen befteld. Commander un diner chez un tel, een middagmaal bij een zeker iemand beltellen, ordonneeren. 11 faut commander d fes pasfions, men moet over zijne driften meester zijn. II arriva comme nous parlions de lui, hij kwam aan, juist toen wij van hem fpraken. Dire une chofe comme elle est, eene zaak zeggen gelijk of zoo als zij is. Cest comme s'il vouloit dire, het is als of hij zeggen wilde. Comme nous fommes amis, alzoo of dewijl wij vrienden zijn. Comme il parloit encore , terwijl hij nog bezig was met fpreeken. II fait comme W20z',hij doet even als ik. Comme on dit,zoo als men zegt, of gewoon is te zeggen. La chofe est comme faite , de zaak is zoo goed als gedaan. La paix est comme conclue, de vrede is zoo goed als gefloten. Cela est arrivé comme je l'espérois, dat is naar mijn wensen uitgevallen. II est ld comme chez lui, hij heeft het daar zoo wèl, als of hij t'huis was. Faites comme bon vous femble, doe zoo als u goed zal dunken. 11 est comme mort, hij is zoo goed als dood. Depuis le comm.EMC6me.ntjusqu'd En- COM. la fin, van het begin tot het einde. Cette hostilité a donné Commencement d laguerre, die vijandlijkheid heeft aanleiding tot den oorlog gegeven. Commencer un enfant, un cheval, een kind, een paard, de eerfte lesfen geeven. Il commencoit fon discours, hij begon zijne reden. l'Hiver commencs le 22 Decembre, de winter neemt een aanvang op den 22 December. 11 commenca d rite, hij begon te lagchen. Je commekce d'espérer, ik begin te hoopen. Comment faire a prefent ? hoe nu gedaan ? wat moet er nu gedaan worden ? Je riai aucun commerce avec lui, ik heb of ik boud geene gemeenzaamheid, geene verkeering, met hem. Faire un grand commerce, een' grooten handel drijven. Faire le commerce en gros et en détail, koophandel in hetgroot en in het klein drijven. Rompre le commerce avec quelcun, de gemeenzaamheid, de verkeering, met iemand afbreeken. II est infupportable dans le commerce de la vie, hij is onverdraaglijk in de daaglijkfche verkeering. // rientend pas le commerce du monde, hij weet met de wereld niet om te gaan. Ce mot ri'entre point dans le commerce des honnètes gens, 'dit woord is bij fatzoenlijke lieden niet in het gebruik.  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. tx COM. Entretenir un commerce de lettres avec quelcun, met iemand brieven wisfelen; briefwisfeling met iemand houden. Ce marchand ne commerce que d'épiceries, die koopman handelt alléén in fpecerijen. Cest une home commere , het is eene wakkere of lustige tas. Tout Je fait par comperes et par commeres, men kan niets verkrijgen dan met behulp van goede vrienden; men dient goede kruiwagens te hebben. Commettre une foute, un pêche par ignorance, een'misflag, een zonde, uit onkunde begaan. 11 Je commet tous les jours mille pêcliês, daaglijks worden duizenderlei zonden begaan. 11 nefe commet guere de grandS crimes, qui ne Joient punistét ou tard, er worden weinige groote misdaaden begaan, die niet vroeg of laat geftraft worden. On Va commis pour avoir Coeil Jur ce qui Je pasje, men heeft hem aangefleld om het oog te houden op htt geene er omgaat. Je commets cela a vos Jeins, ik beveel of betrouw dat aan uwe zorg. Commettre le nom et l'autorité de quelcun, iemands naam en gezag misbruiken. Commettre deux perjonnes furie avec F autre, twee perfoonen met elKanderen oneenig of twistig maaken. Se commettre avec quelcun , het met iemand aanleggen; zich met iemand in krakeel fleeken of mengen. COM. Commettre une perfonne d fadminijlraïion de quelques biens, iemand het bertuur overeeniga goederen toevertrouwen. Commettre un autre d Ja charge , een'anderen in zijneplaats aanftellen, om den post voor hem waar te neemen. Commettre des Juges, rechters aanftellen. s'' Aquitter bien de Ja commission, zich van zijnen last wel kwijten; zijnen last wèl uitvoeren. Se charger d'une commission * eene boodfchap of last op zich. neemen. II y a des péchés de commission: et aomisjion, er zijn zonden, dia begaan worden door hetkwaade te doen, en het goede na te laaten. Ce JaUeur a commission d'acheter tant de pieces de drop, dia factoor heeft last om zoo veel (lukken laken te koopen. Cette maijon est fort commode , dit huis is zeer gerieflijk. II est logé Jort commodémeNt, hij heeft eene gemaklijke wooning. Vivre commodément , op zijn gemak leeven. Vous Jerez cela d votre commodi» té , gij kunt dat op uw gemak doen. Quand on demande quelque chofe a Jon ami, il faut attendre fa commodité, als men iet aan zijnen vriend vraagt, moet men wagten tot het hem gelegen komt. Cette maifon a beaucoup de commodités, in dat huis is veel gerief. Je F  32 D I,_C T I O N N A I R E COM. Je riai pas maintenant ia commodité de vous payer, het komt mij nu niet gelegen, of ik heb thans de gelegenheid niet, om u te betaalen. Prendre fes commodités , zijn gemak neemen. Aller aux commodités, naar het fecreet of gemak gaan. Commuer la peine, de (Iraf in eene andere verwisfelen. Faire bourfe commune, uit ééne algemeene beurs leeven of teeren. OVy a t-il de commun entre vous et inoi? wat hebben wij gemeens met eikanderen ? wat hebben wij met eikanderen te (lellen? La mort est commune a tous les hommes, de dood is alle men-, fchen gemeen; alle menfehen zijn fterflijk. Cela est fort commun, dat is heel gemeen; dat is vrij algemeen. Cest un peintre fort commun , het is een heel gemeene fchilder. Cela riapas le fens commun, dat flrijdt tegen het gezond ver(land, tegen de gezonde rede. Le bruit commun, l'opinioncommune, het gemeen gerugt, het gemeene gevoelen. La terre est notre commune mere, de aarde is onzer aller moeder. Sufpendre les haines particulieres pour tomber fur Cennemi com*iuN,de bijzondere haatlijkheden (laaken, om den algemeenen vijand aan te vallen. Cela fe fera d frais communs , dat zal op algemeene kosten gedaan worden. €e dislinguer du commun ou du COM. ccmmun du peuple, zich van het gemeen of van den gemeenen man onderfcheiden. Posféder une terre en commun , gemeenfchaplijk een land hebben. Ils ont mis tout leur bien en commun, zij hebben al hun goed bij malkanderen gedaan. Vivre en commun, gemeenfehaplijk leeven. Vivre fur le commun , leeven van het geen men bij deezen of geenen opdoet of ophaalt. lis prennent cette dtpenfe fur le commun, zij flaan of reekenen deeze kosten over het gemeen. Vivre en communauté de biens, in gemeenfehap van goederen leeven. Cela fe dit communément , dat wordt gemeenlijk gezegd. Le mal est plus communicatif que le bien, het kwaad wordt eerder aangenomen dan het goede. Cet homme ld riest pas fort communicatif, die man is niet al te openhartig; hij zal niet veel zeggen; hij is niet van de fpraakzaamften. Ce font des biens communicatifs, het zijn mededeelbaare goederen. Avoir une étroite communication avec quelqii'un,eenenaauwe gemeenzaamheid met iemand hebben. Je lui ai donné communication de tout es les pieces, ik heb hem kennis van alle (lukken gegeven ; ik heb hem alle (lukken laaten zien. Lm  PHRASI GLOGIQUE PORTATIF. ss COM. La citailelle avoit communication avec la ville, het kasteel had een onderlinge verftandhouding met de ftad, of had gemeenfchap met de ftad. Cette galerie fait la communication des deux appartemens, door deeze gaanderij worden de twee vertrekken aan elkander gevoegd. Ces deux chambresont communication l'une avec Cautre, die twee kamers loopen in eikanderen ; men kan van de eene in de andere overgaan. Admettre ou recevoir d la communion, tot het avondmaal toelaaten of aanneemen. VAiman communiqué favertuau fer, de zeilrteen deelt haare kragt mede aan het ijzer. La peste fe communiqué , depest zet aan. II ma communiqué fon mal,hij heeft mij zijne kwaal aangezet. II m'a communiqué fa fcience , hij heeft mij zijne weetenfchap medegedeeld. II 111 a communiqué fa lettre, hij heeft mij zijnen brief medegedeeld, laaten leezen. II m'a communiqué la mort de Jon pere, hij heeft mij kennis gegeven van zijns vaders dood. Se communiqués, d quelcun, zich in vertrouwen bij iemand uitlaaten. Tenir ou faire compagnie d quelqu'un, iemand gezelfchap houden. Recevoir compagnie chez foi, gezelfchap of bezoek aan zijn huis of tot zijnent ontvangen. COM. C'ejf un homme, qui voit compagnie , het is een man, die veel in gezelfchappen verkeert. Etre en compagnie, in gezelfchap zijn; belet hebben. Etre de bonne compagnie , vrolijk, aangenaam, in gezelfchap zijn. Fuir la compacnie de quelqiïun, iemands gezelfchap mijden, vlieden. Aller de compacnie, met gezelfchap of te zamen gaan. Cest un bon compagnon , het is een vrolijke baas. II riest pas maitre, il riest qua compagnon, hij is geen baas , hij is nog maar leerjongen. II ne veut pas qu'on le traite ds pair d compagnon, hij wil niet dat men gemeen jaam met hem omgaa, dat men zich met hem gelijk ftelle. Qui a compagnon , a maitre, dia een' medgezel heeft, is zijn eigen meester niet. Faire le compagnon, zich mees* teragtig aanftellen. Ils ne lui font en rien comparables, zij zijn bij hem nergensi in te vergelijken ; zij komen bij hem niet; zij haaien bij hem niet; zij hebben geen hand water bij hem. Faire comparaison d'une chojs avec une autre, eene zaak mee eene andere vergelijken. II riy a point de comparaison» er is geene vergelijking. Faire comparaison de deux perJonnes ou entre deux perjonnes, twee perfoonen met eikanderen vergelijken. Mettre quelque choje en cOMPARArson avec une autre, iet ergens anders mede in vergelijking brengen of vergelijken. F 2 Oa  «4 DICTIONNAIRE COM. On donne défaut aux comparans contre les non-comparants., de agterblijvenden worden wegens verzuim, ten voordeeleder comparanten, gevonnisd. Comparer quelqu'un d un autre, iemand bij eenen anderen vergelijken. Etre asfigné d comparoir , gedagvaard zijn om te verfchijnen, (in rechten.) Comparoitre en perfonne, zelf of in eigen perfoon verfchijnen. IIfait tout par mefure et par compas, in alles betragt hij degrootfte omzigtigheid. li marche au compas, hij gaat of fchikt zijne treden naar de maat. Son discours et fes gestes font tous ' mefuns au compas, zijne redenen en gebaarden zijn allen naar de maat of met den pasfer gemeten of zijn vol gemaaktheid. Cette carte est exa&e et bien compassée, die kaart is naauwkeurig en wel afgepast. Compasser fon tems, zijnen tijd afmeeten, verdeelen. Avoir des manieres compassées , gedwongene manieren of houdingen hebben. 'Avoir compassion de quelqu'un ou de la compassion avec quelqu'un, medelijden met iemand hebben. Donner de la compassion a quelqu'un, bij iemand medelijden verwekker. Etre touché ou ému de compassion envers quelqu'un, over iemand met medelijden aangedaan zijn. COM. Faire compassion , deernis of medelijden verwekken. Son aveuglement est digne de compassion, zijne blindheid verdient medelijden. Exciter la compassion de quelqu'un, iemands medelijden opwekken. Leurs humeurs ne font pas compatibles , hunne geaartheden komen gantsch niet overéén; zij zijn van een' geheel tegenftrijdigen aart. Ces deux chofes ne font pas compatibles , die twee zaaken kunnen niet te zamen gaan. Ces offices font compatibles, die ambten kunnen te gelijk door éénen perfoon bekleed worden. Compatir d la douleur de quelqu'un, voor iemands fmerte gevoelig zijn. II faut compatir aux foiblesfes de la nature humaine, men moet infchiklijkheid hebben voor de zwakheden der menschlijke natuur. Les fous ne peuvent compatir enfemble, de gekken kunnen elkander niet verdraagen. i II faut faire compensation des I dèfauts de nos amis avee leurs bonnes qualités, men moet de gebreken van goede vrienden tegen hunne goede hoedanigheden over ftellen. Le profit compense la perte, de winst kan de fchade opweegen; de winst vergoedt de fchade. Ses bonne; qualités compen^ent fes dfauts, zijne goede hoedanigheden weegen zijne gebreken op. H  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. COM. II ne faut pas que le cordonnier juge de ia peinture, cela riest pas de fa compétence, de fchoenmaaker moet niet over de fchilderkonst oordeelen, dat is zijn zaak niet. Entrer en compétence avec quelcun pour une charge, met iemand naar een ambt dingen of ftaan. Cet ma portion compétente, dat is mijn toekomend deel. Avoir Vage competent, den ver- eischten ouderdom hebben. Avoir beaucoup rfecoMPÉTiTEURS, veele mededingers hebben. Complaire 'd quelcun , zich naar iemands zinlijkheid fchikken; iemand believen. Se complaire en quelque chofe, ergens behaagen in fchep- pen. Avoir de la complaisance pour fes amis, infchiküjkheid voor zijne vrienden hebben. Ufer de complaisance, infchiküjkheid gebruiken. Cest un ouvrage complet , het is een volledig of volkomen werk. Remporter une viüoire complette, eene volledige overwinning behaalen. J'y ai demeuré une annie complete, ik heb er een volflagen jaar gewoond. Etre de complexion amoureufe , van een' minzieken, van een' verliefden, aart zijn. Etre complice d'un crime, aan " eene misdaad medepligtigzijn. Faites lui mes complimens , groet hem van mijnent wegen. Faire des complimens de condoléance, rouwbeklag doen. COM. Accabler de compliments, met complimenten lastig vallen , overlaaden. Cette affaire est fort compliquxe, die zaak is zeer verward of duister. Cette maladie est fort compliQuÉe, die ziekte is door verfcheiden toevallen veroorzaakt. Faire des complots contre quelqu'un, aanflagen tegen iemand 1'meeden; tegen iemand zamenfpannen. Ils ont comploté ma ruïne, zij hebben mijnen ondergang gezworen. Ils- comploterent entr'eux de faire asfafmer un tel, zij beraadflaagden onder eikanderen om zodaanig eenen te laaten vermoorden. II s'est Men comporté dans cette affaire, hij heeft zich in die zaak wel gedragen, wel gekwe ten. Son armie étoit composée de dix mille hommes, zijn leger beftond uit tien duizend man. Le corps humain est composé dl plufteurs organes, 's menfehen ligchaam is zamengefteld uit verfcheidene zintuigen. Composer fon vifage, zijn gelaat in de plooij zetten. Composer une médecine, een geneesdrank bereiden. Composer des vers, verfen maaken. Composer un thême, een thema maaken. Cest une histoire, qu'il a composée, dat is een historie, die hij uitzijn'duim gezogen heeft. Composer un différent, een gefchil bijleggen. F 3 Com-  iS JDICTIONNA IRE COM. Composer avec fennemi, avec fes cnanciers, met den vijand , met zijne fchuldeifchers, een verdrag of vergelijk maaken. La ville compose , de ftad fpreekt van overgave. Composons a Vamiable, laaten wij eikanderen in der minne verftaan. Se composer, zich ftaatig of zedig houden; een ftaatig of zedig gelaat aanneemen. La composition d'une horloge est une merveilleufe invention, de t'zamenftelling van een uurwerk is eene wonderbaare uitvinding.B entend bien la composition de la mufique, hij is zeer ervaren in het opftellen van muziekftukken. La composition a'un ft gros livre a demandé beaucoup de tems, het zamenftellen van een zoo dik boek heeft veel tijds gekost. Ce compagnon imprhneur entend bien la composition, diedrukkersknegt is zeer ervaren in het letterzetten. Ce livre riest pas defa composition, dat boek is door hem niet gemaakt of te zamengefteld; het komt uit zijn'koker niet. Se rendre a composition, zich met verdrag overgeeven. Prendre une place par composition , een plaats met verdrag inneemen. Entrer, venir d composition , in verdrag of onderhandeling treeden, komen. Demander composition, verzoeken om in onderhandeling te toteeden. COM. Cest un homme de bonne comp©^, sition, het is een heel verdraaglijk, infchikiijk, man. // est de difficile composition, het is een ongemaklijk mensch; men kan het met hem moeijlijk ééns worden. Mettre d quelcun les yeux , la tête d la compote , iemand een paar blaauwe oogen geeven ; het hoofd murf ftaan. Cette chofe est compréhensible , die zaak is te begrijpen oftebevatten. Avoir la compréhension aifée ou dure, ligt of traag van begrip zijn. Je comprends bien ce que vous dites, ik begrijp of ik vat wel het geen gij zegt. Cela comprend bien des chofes, dat bevat veele dingen ; dat heeft veele dingen in. Ce pays ld comprend autant de villes, dat land bevat zoo veele fteden in zich. Je n'y ai pas été compris , ik ben er niet in begrepen of betrokken geworden. Tout ce qui est compris dans ce livre, al wat dat boek inhoudt. La compressibilité de fair est la c'aufe de fa vertu ilastique, de inpersbaarheid der lucht is de oorzaak van derzelver veêrkragt. Ueau riest pas compressible , het water kan niet naauwer inéén geperst worden. Compromettre quelqu'un,iemand ergens in waagen , hem voor eehige moeilijkheid blootftellen, hem in ongelegenheid brengen. Com-  PHRASIOLOGIQUE P'ORT ATIF. S? COM. Compromettre fon honneur et fa reputation, zijn eer en goeden naam in de waagfchaal (lellen. Un jeigneur ne Je compromettra pas avec un bourgeois, een groot heer zal zich met geen' burger inlaaten; hij zou meenen zich te verlaagen, wanneer hij zich met een' burger gelijk delde. Mettre une chofe en compromis , eene zaak in compromis, ter uitfpraak van fcheidslieden, (lellen. Mettre fin honneur en compromis, zijne eer in de waagfchaal Hellen. Se mettre en compromis , zich waagen om eenig leed of eenigen hoon te kunnen ontvangen. Etre comptable d'une chofe, voor iet verantwoordlijk zijn. II étoit comptable de cent ducats, hij moesr. van honderd ducaaten reekening doen. Payer en argent comptant , met gereed geld betaalen. Vendre ou payer comptant, voor gereed geld verkoopen of met gereed geld betaalen; terdond betaalen. II m'a dit des fittifes, mats je l'ai payé tout comptant, hij heeft mij wat fotternijen gezegd , maar ik heb het hem daadlijk wèl betaald gezet. Cet homme a cent mille écus de ■ comptant, die man heefthonderd duizend kroonen aan gereed geld. Avoir du comptant, gereed geld of comptant) penningen hebben. Cest un compte rond , dat is eene effene,eene ronde,reekening. COM. Rendre compte,reekening doen; reekenfchap geeven. Ure fer un compte, eene reekening opoiaaken. Faire un compte avec quelqu'un, eene reekening met iemand effenen ; met iemand afreekenen. Payer ou donner de l'argent d compte ou d bon compte , ter goeder reekening betaalen of geld geeven. Examiner un compte, eene reekening nazien. Clorre un compte, le fiuder, le folder ou folder, le liquider, le vuider, eene reekening effenen of fluiten. Rendre fes comptes d quelcun, aan iemand zijne reekeningen overgeeven. Pasfer en compte, porter en compte, mettre en compte, mettre en ligne de compte, in reekening brengen. Je vous tiendrai compte de vos débourfements, ik zal uwe verfchotten in reekening houden. Entendre bien les livres de comptes, het boekhouden wèl verdaan. Tenir les livres de comptes chez un marchand, bij een'koopman boekhouden of reekening houden. II est prèfident d la chambre des comptes, hij is voorzitter in de reekenkamer. Cest un homme de fortbon compte, het is een man, daar zeer wèl mede te handelen is. Je riy trouve pas mon compte , ik vind er mijne reekening niet bij; het brengt mij geen voordeel aan, F 4 Q  «8 DICTIONNAIRE COM. Ce Jera fur mon compte, het zal op mijne reekening zijn; ik ftaa 'er voor in. Mettre une chofe fur le compte de quelqu'un, iet, op iemands reekening ftellen; iemand ergens de fchuld van geeven; iemand over iet verantwoordlijk ftellen. Dieu nous demandera compte de nos aiïions, God zal van onze daaden reekenfchap vorderen.' Il y a des artifans, qui travaillent d meilleur compte que les autre s, er zijn ambachtslieden, die minder voor hun werk reekenen, die zoo duur niet zijn, als anderen. Savoir ou entendre bien fon compte, zijne reekening wèl weeten te maaken. 'Avoir fon compte, van bet noodige voorzien zijn. Je prends cela fur mon compte , ik neem dat op mij; ik wil er de fchuld , den last, wel van draagen; wat er van komt, is op mijne reekening. Recevoir d compte ou h bon compte, op reekening, in mindering , ontvangen. Au bout du compte , ten laatften; bii flot van reekening; alles wèl overwogen zijnde. X votre compte , naar uwe meening of gisfing. Matiger d bon compte, er maar op aan eeten, zonder zich te bekreunen waar het van daan komt. Acheter a bon compte , goedkoop koopen. II en a pour fon compte, hij is mooij bedot, bedrogen. COM. Affirmer un compte , eene reekening bezweeren, met eedebekragtigen. Apostiller un compte , aanteekeningen op eene reekening maaken, wat regt of onregt is. Faire bon compte , goedkoop, civiel, verkoopen. Le compte de V'argent, que vous, m'avez envoyé , s'est trouve juste, de fom van het geld, dat gij mij overgezonden hebt, is net of effen bevonden.' Je riai pas trouvé le compte de mes livres, ik heb het getal van mijne boeken niet gevonden. Tenir compte d quelqu'un d'une chofe, iemand ergens voor dank weeten. Faire compte de quelcun, achting voor iemand hebben. Je fais grand compte de fes avis, ik maak veel werks van zi nen raad; ik neem dien ter harten. "fe ne fais pas grand compte de ce qu'il dit, ik ftoor mij weinig aan het geen hij zege. Nous fommes bien loin de notre compte, dat gaat ver buiten onze gisfing; daar hadden wij op verre na geene reekening op gemaakt. Faire compte fur quelqu'un , fur quelque chofe, op iemand, op iet, reekening of ftaat maaken. Je fais compte que nous arriverons d tems, ik maak ftaat, dat wij. bij tijds zullen aankomen a ce compte ld, op disn koop; tot dien prijs. Marcher d pas comptes, een'deftigen of ftaatigen tred hebben. Tout compté , tout rabattu, alles wel ingezien, wel gewikt en gewogen. Com-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 89 COM. Compter une fomme, eene fom opreekenen. On compte cet homme la pour mort, men houdt dien man voor dood. Vous comptez pour rien tous mes fervices, gij reekent of acht alle mijne dienftenvoor niet met al. i . Compter fur quelque chofe, fur quelqu'un, op iet of op iemand reekening of ftaat maaken. Qui compte fansfonhóte, compte deux fois, die zonder den waard reekent, reekent kwaalijk, mag wel dubbel reekenen. Compter les morceauxd quelqu'un, iemand de beeten inden mond tellen, hem het voedzel, dat men hem geeft, verwijten. Compter fes pas, zijne fchreden tellen; langzaam gaan; item, voorzigtig te werk gaan. CompTer tous les pas de quelqu'un, naauwkeuriglijk op iemands gangen letten, hem naauw gadeflaan. Compter avec quelqu'un, met iemand afreekenen. Je compte de partir demain, ik maak Haat morgen te vertrekken. Compter fur la parole de quelqu'un, op iemands woord ftaat maaken. Compter par milles, bij mijlen reekenen of tellen. Concasser des amandes, amandelen kraaken. Je vous concede la majeure de cet argument, et je vous nie la mineure, de hoofdftelling van dit bewijs geef ik u toe; doch de tweede ontken ik. CON. Avoir la conception dure, traag van bevatting zijn. Cela n'est pas de facile conception, dat is niet ligt te bevatten. La liberté publique concerne tout le monde, de openbaare vrijheid gaat ieder aan. Pour ce qui concerne cet article; wat dit artikel betreft of aangaat. Cela ne me concerne pas, dat betreft mij niet ; dat gaat mij niet aan, II est fort exaü en ce qui concerne le devoir de fa charge, hij is zeer naauwkeurig omtrent het geene de pligten van zijne bediening betreft. Concernant cette affaire, met betrekking tot die zaak. I Agir de concert, éénftemmig te werk gaan, handelen. Ce desfein est bien concerté, die raadilag is rijplijk overwogen, overlegd , beraamd. La chofe riest pas concevable , de zaak is niet begrijplijk. Concevoir une difficuüé, eene zwaarigheid bevatten, begrijpen. Concevoir de l'amour pour une perfonne, liefde voor iemand opvatten, krijgen. On a ie la peine d concilier des gens, qui ont des humeurs contraires, het is moeijl ijk om lieden, die legenftrijdige humeurenhebben, het met eikanderen ééns te doen worden. Concilier les pasfages d'un livre, de plaatfen van een boek overéénbrengen , gelijkluidend maaken. & F 5  93 DICTIONNAIRE coisr. Se concilier la bienveillance de quelqu'un, iemands genegenheid winnen of tot zich trekken. Avoir un Jlile net et concis, een nette en beknopte ftijl hebben. II est concis dans ces harangues, hij is beknopt, gefloten, in zijne redeneeringen. Conclure un discours, een reden befluiten. Je conclus de tout cela, qu'il a ton, ik befluit uit dit alles, dat hij ongelijk heeft. Touts conclurent d fa mort, allen verweezen hem ter dood, of ftemden in zijn dood. Conclure un mariage, un traité, een buwlijk, een verdrag, fluiten. Tout concourt d fa perte, alles loopt of vloeit tot zijn bederf te zamen. II y avoit un grand concours de monde, er was een groote toeloop van volk. Faire des concussions , kneveJaarijen begaan; het volk te veel geld afpersfen; (dit wordt van rechters of hoofd-ofiicieren gezegd.) Pasfer condamnation, zijn vonnis ondertekenen; fchuld bekennen. Subir condamnation , zich aan een vonnis onderwerpen; zich de eifcben van zijne tegf.'npartij laaten welgevallen. Condamner quelqu'un aux dépens, iemand in de kosten verwijzen. Comdamner d la mort , fier dood veroordeelen, verwijden. Condamner la conduite de quel- i cun, iemands gedrag wraa■ ken. coy. Condamner une potte, une fenlt«,eene deur, een veufter,toefpijkeren, toemetzelen. Condescendre aux foiblesfes de quelqu'un, toegeevendheid voor iemands zwakheden gebruiken. Accepter me condition, eene voorwaarde aanneemen. Chercher condition , een huur zoeken. Etre en condition, in een huur, in iemands dienst,zijn. Changer la condition des mifé- rables, den ftaat der ongeluk- kigen verbéteren. Cest un homme de condition , het is een man van ftaat, van aanzien. Etre de basfe condition, van geringen, van flegten, afkomtt zijn. Un livre bien ou.mal conditionné, een boek, dat wel of kwaalijk gebonden is. FazVe des conipliments de condoléance d quelqu'un, denpligt van rouwbeklagte bij iemand afleggen. Conduire un aveugle, een'blinden geleiden. Conduire un criminel au fupplice, een* misdaadiger naar de gerechtsplaats leiden. Conduire des chevaux, paarden mennen. Conduire un troupeau, een kudde drijven. Conduire l'ttat, den ftaat beftieren. Conduire une atmi'e, een leger gebieden. 'e chemin conduit d la ville, die weg leidt naar de ftad. La  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 51 coisr. La vertu conduit au véritable bonheur, de deugd is de weg tot het waare geluk. Conduire bien fa barque , zijn fchuitje wèl beftuuren; zijne zaaken wèl beleggen. Jl a bien conduit cette affaire, hij heeft die zaak wèl beitierd. Un aveugle fe conduit fort bien avec fon belton, een biindegaat zeer wèl alléén met zijn'(tok. Se conduire fagement, zich wijslijk gedraagen. Avoir la conduite d'un enfant, het beftutir of opzigt over een kind hebben. Une perfonne de conduite , een wis en voorzichtigmensch. Manquer de conduite, geen goed beleid of beltuur hebben. Conférer enfemble , te zamen fpreeken ; een mondgefprek houden. Conférer la copie avec Foriginal, het affchrift tegen het oorfpronglijke overzien of vergelijken. Conférer une chargea quelqu'un, aan iemand een ambt overgeeven. Aller a confesse , te biegt gaan. Se confesser au renard, bij den duivel te biegt gaan; zijne zaaken aan een boos en bedrieglijk mensch openbaaren. Faute confessée est a demi pardonnée, beleden misdaad is half vergeven. Parler a quelqu'un avec confiance , vrijmoediglijk tegen iemand fpreeken. Dire en confiance, in vertrouwen zeggen. Faire confidence d'une chofe d quelqu'un, iet in vertrouwen aan iemand openbaaren. CON. Confier fon bien d quelqu'un,z\)vi goed aan iemand toevertrouwen. Se confier en fes forces, op zijne kragten betrouwen. La Hollande confine , d l'Allemagne, Holland grenst aan Duitschland. II est confiné dans fa maifon, hem is aangezegd niet uit zijn huis te komen. La nouvelle fe confirme, de tijding wordt bevestigd. Ses biens font confisqués , zijne goederen zijn verbeurd verklaard. Etre confit en malice, door en door boosaartig zijn. Cette ville est bdtie au confluent de deux rivieres, die itad is op de zamenvloeijing van twee rivieren gebouwd. Confondre les chofes, de zaaken verwarren, ondereén brengen. Cela le confondit , dat hielp hem in de war of van zijn ftuk. Confondre quelqu'un, iemand verlegen, befchaamd,maaken. Agir conformément auxordres de quelqu'un, naar iemands bevélen te werk gaan. Se conformer d quelque chofe, zich ergens naar fchikken of régelen. Le vin vieux conforte l'estomac, de oude wijn verfterkt de maag. Etre de la grande confrairie, van het groote gild, onder het getal der hooindraagers,zijn. Confronter les témoins au criminel, de getuigen tegen eenen misdaadiger hooren. Confronter des témoins, getuigen tegen eikandersn hooren. Cox-  «>2 D I C T I O N N A I R E CON. Confronter la copie avec l'original, het affchrift tegen het oorfpronglijke vergelijken. Jetter des cris confus , verward ge fch reeuw uiten. 11 court un bruit confus, er loopt een onzeker gerucht. Cest un discours confus, het is eene verwarde redeneering. Je fais confus de toutes vos civilités, ik ben befchaamdover . alle uwe beleefdheden. Tout ttoit en confusion , alles was in verwarring of in onfteltenis; alles lag overhoop. Se battre en confusion, in het honderd vegten. Comnir quelqu'un de confusion , iemand befchaamd maaken. Avoir de la confusion d'une chofe, over iet befchaamd zijn. Donner le congé d un domestique, eenen knegt laaten gaan. Obtsnir congé, affcheid krijgen. Prendre congé de fes amis, affcheid van zijne vrienden neemen. Congédier lestroupes, het krijgsvolk afdanken. Congédier un domestique, een' knegt zijn affcheid geeven, laaten gaan. Etre congru en francais, wèl ervaren in het Fransch zijn. Parler congrument , zuiver of naar den régel fpreeken. Conjurer laperte de quelqttun, iemands bederf fmeeden. Je vous conjure de faire cela, ik bid, ik fmeek, u dit te doen. Faire connoissance avec quelqu'un, kennis met iemand maaken. Prendre connoissance d'une affaire , kennis van eene zaak neemen. CON. Sans connoissance de caufe, zonder kennis van zaaken te hebben. Avec connoissance de caufe , willens en weetens; met opzet. Connoitre quelqu'un de vue , iemand van aanzien kennen. Faire connoitre, doen blijken; te kennen geeven. Je n'y connois rien, ik begrijp 'er niets van. Connoitre d'une affaire, kennis van een zaak hebben ; rechter over een zaak zijn. Se connoitre en gens, de menfehen wèl kennen, wèl weeten te onderfcheiden. Se connoitre en peinture, goede kennis van de fchilderkonst hebben. Il ne fe connoit plus, hij weet niet meer wie hij voorheen was; hij kent zich zei ven niet meer. Agir contre fa conscience, tegen zijn geweeten handelen. Avoir des remords de conscience, knaagingen van het geweeten hebben. Avoir la conscience large, ruim van geweeten zijn. En conscience, in waarheid; op mijn eer. Un homme consciëntieus, een man van een naauw gezet geweeten. Trois jours consécutifs , drie dagen na malkanderen. Se conseiller d quelcun, bij iemand om raad gaan. Conseiller quelcun , iemand raaden, raad geeven. D'un commun consentêment , met algemeene toeltemming. Con-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 93 CON. Consentir ou donner Jon confentement d quelque chofe , in iet bewilligen of zijne toedemming tot iet geeven. Qui fe tuit, consent, diezwijgt, bewilligt of confenteert. Tirer une conséquence, een gevolg trekken. Cest une affaire d'une mauvaife conséquence, dat is een zaak van een kwaad gevolg. Cela tire d conséquence, dat kan gevolgen of nafleep hebben. Par conséquent, bij gevolg. Avoir considération pour quelqu'un, eerbied voor iemand hebben. Je lui rendrai fervice d votre con- sidi'ration , om uwent wille of ten aanzien van u zal ik hem dienst doen. En considération de fes fervi- ces, uit kragte , uit aanzien, zijner dienden. Foüd en quoi consiste la diffi- cidté, hier in bedaat dezwaa- righeid. Elle riest pas consolable de la mort de fon mari, zij is niet te vertroosten over den dood van haaren man. Recevoir de la consolation , troost ontvangen ; vertroost worden. Consoler quelqu'un,iemand vertroosten. . Se consoler de tout, zich alles getroosten. Consolider uneplaie, eene wonde toeheelen. Vivre de consommés, van krachtige vleeschfoppen leeven. Consommer un mariage, een huwelijk voltrekken. Consommer les vivres, les den- CON. rèes, de leeftogten of waaren flijten. ^onspirer la mort de quelqu'un, eene zamenzweering tegen iemands leven maaken 'out conspire d votre perte ou d\ vousperdre, alles werkt rr.eê tot uwen ondergang. 7, riy a rien de plus constant 9 daar is niets zekerer. Ztrs né fous une heureufecomm.lation , onder een gelukkig gedarnte geboren zijn. Zet accident mit la consternation dans Tarmee, dat toeval bragt de verflagenheid In het leger. Jetter quelquun dans la consterNATioN,iemand ontdellen.i.eêrflagtig maaken. Constitué en dignité, in aanzien gedeld. Un homme bien ou mal constitué , een man , die wèl of kwaalijk gedeld is. L'ame et le corps constituent l'homme, de ziel en het ligchaam maaken den mensch uit. Se cc.-NSTiTUER juge d'une affaire, zich tot rechter van eene zaak dellen of maaken. Consulter un avocat, meteenen rechtsgeleerden raadpleegen , te raade gaan. Consulter fesforces, zijne kragten nagaan, raadpleegen. Consulter le chevet, iet rijpIijk overweegen; 'er eerst op flaapen. Consumer fon bien, zijn goed doorbrengen, verteerer. Consumer fesforces, zijne kragten krenken, verfpillen. Se consumer d'ennuis, van verdriet verteerd worden. CON-  S>4 DICTIONNAIRE CON. Contes d dormir debout; praat jes voor de vaak. Cest un conté fait a plaiftr, het is een louter verdigtzel. Ge font des contes que tout cela, dat zijn altemaal vertellingen , praatjes. Contempler les cieux, den hemel befchouvven. Ne favoir quelle contenance te^ nir, niet weeten wat houding, wat postuur, men aanneemen zal. Perdre contenance , verlegen zijn; niet weeten wat te zeggen of te antwoorden. Porter un tventail par contenance, een'waaijer welftaanshalven draagen. Epier la contenance des ennemis, s'vijands houding, oogmerk, befpieden. Ce livre contient fhistoire de... dit boek behelst de gefcbiedenis van... Cette chambre ne peut pas conté nir tant de monde, in die kamer kunnen zoo veel menfehen niet zijn. Contenir le peuple dans le devoir, het volk in zijnen pligt houden. Se contenir dans les hornes de la raifon, binnen de paaien van de rede blijven. Etre content de fa fortune, met zijnen ftaat te vreden zijn. Cöntentement pasfe ricliesje , vergenoegen gaat boven rijkdom. Contenter fes pasfions, zijne driften voldoen; zijne lusten opvolgen. Se contenter de peu, zich met weinig vergenoegen. CON. Conter une avanture, een geval vertellen. Conter des fornettes, klugtj'es vertellen. 11 nous en a bien conté, hij heeft ons zoo wat wijs gemaakt. Elle s'en fait conter, zij laat zich zoo wat wijs maai en. Ces maifons font contigucs , dia huizen ftaan naast eikanderen. Selon la continoence des affaires, des cas, na dat de zaaken uitvallen. Avoir une fievre continue , eene aanhoudende koorts hebben. Continuer fon travail, zijnen arbeid vervolgen; met zijnen arbeid voordgaan; aanzijn werk blijven. Continuer une muraille, een' muur langer of verder voordbouwen. Continuer quelqu'un dans fon emploi, iemand in zijne bediening laaten blijven of langer houden. Faire des contorsions, zijn ligchaam omwringen of met geweld omdraaijen. 17/2 enfant mineur ne peut contracter valablement, een minderjaarige kan geen contraSi van eenige waarde maaken of aangaan. Contracter une maladie, une habitude, eene ziekte bekomen; eene heblijkheid verkrijgen of aanneemen. Contracter des dettes, zich in fchulden fleeken; fchulden maaken. Contracter amitié, une alliance, vriendfehap maaken; een verbond aangaan, maaken of fluiten. Ce-  PHRASIOLOGIQ UE' P0RTAT1F. SS CON. Cela miplique contradiction , dat behelst eene tegenftrijdigheid. Cest un esprit de contradiction, dat is een wargeest, een mensch, die het nooit met een ander eens is, die een geest van tegenfpreeken bezit. Contraindre quelqu'un des'en aller, iemand noodzaaken heen te gaan. Cet habit le contraint, dat kleed klemt of fpant hem om het lijf. II faut fe contraindre devant le monde, men moet zich voorde wereld inhouden of bedwingen. II est fort contraint avec les perfonnes de qualitis, bij lieden van aanzien ftaat hij heel verlegen of beteuterd. Son Jlile est contraint, zijn ft IJ I is ftijf, gedwongen. Etre contraint dans fon habit, benaauwd of geprangd in zijn kleed zijn. Vfer de contrainte, employer la contrainte , dwangmiddelen of geweld gebruiken. Avoir le vent contraire , den wind tegen hebben. La fortune lui fut contraire, het fortuin liep hem teger. Contraire dia /antêVftrijdig mei de gezondheid. Avoir C'humeur contrariante, tegenftreevig van inborst zijn. Contrarier tout le monde, al de wereld wederfpreeken. Vous ne faites que contrarier, gij doet niets dan tegenftree- ven of dwarsboomen. Faire, pasfer, dresfer un contrat, een verdrag of contract maaken of aangaan. CON. Aller contre vent et marée, tegen wind en ftroom vaaren. Il étoit asfu contre moi, hij zat digt bij mij of nevens mij. Je riai rien d dire contre , ifc heb er niets tegen te zeggen. Dire le pour et le contre, het voor- en tegen, het pro en contra, zeggen. Ci contre, hier tegen over. La perte contrebalance le profil, het verlies kan de winst opweegen. Cowtrecarrer quelcun, iemand den voet dwars zetten. Faire une chofe d contre - coeur , iet met tegenzin of tegen den borst doen. Blesfé par le contre - coup , door den weêrftuit gekwest. Ces chofes fe contredisent , die zaaken fpreeken elkander tegen. Sans ontredit , zonder tegenfpraak. Contrefaire quelqu'un , iemand nabootzen, naaapen. Contrefaire l'écriture de quelqu'un, iemands hand of fchrift nabootzen, namaaken. Contrefaire fa roix , zijne ftem veranderen. Contrefaire le dévot,dsn fchijnheiligen fpeelen. Un homme contrefait , een wanfchapen of mismaakt mensch. II faut prendre le contre - piéd de ce qu'il dit, men moet het geene hij zegt, net anders om , averegts_ verftaan. II fait le contre-piÉd de tout ce que je dis, hij doet juist het tegendeel van al wat ik zeg. Rafer d contrepoil, tegen het hair aan fcheeren. Prent  96 DICTIONNAIRE CON. Prendre une chofe a contrepoil, eene zaak verkeerd opvatten , verftaan. Prendre le contre-sens dune chofe , iet in een' averegtfen zin opvatten. Agir d contre-sens, verkeerd te werk gaan. Faire un cjntre -tems, eene ontijdige daad begaan. Parler d contre-tems , ontijdig, ten onpas,fpreeken. Contrevenir aux ordtes, de bevelen overtreeden. Contribuer d la fortune de quelqu'un , tot iemands geluk het zijne toedoen, hem helpen. Précher la controverse , over de geloofsverfchillen prediken. Controuver des menfonges, leugens verzinnen, verdigten. Condammer par contumace , bij verftek of wegens achterblijven vonnisfen (In Rechten.) Cela ne convient nullement aufujet , dat komt geenzins met het onderwerp overéén. Cela ne convient pas, dat betaamt niet. Convenir d'une chofe, ergens in overéénkomen. Jen conviens avec vous, ik ben het met u daar in eens; ik ftem het met u toe. JJavoine est un aliment, qui convient aux chevaux, de haver is een voedzel, dat voor de paarden gefchikt is. II rii-fl pas conversable, daar is met bem niet om te gaan. Lier ou entrer en conversation avec quelqu'un, met iemand in gefprek treeden. Par maniere de conversation, bij wijze van gefprek. CON. COP. COQ. COR. Rompre la conversation, het gefprek, de verkeeriug, af bieekén. Converser avee quelqu'un, met iemand verkeeren. Convertir l'eau envin, het water in wijn veranderen. Convertir le mal en bien, het kwaad in goed veranderen. Copier un tableau, een fchilderij nafchilderen. Saigner, boire copieusement, overvloediglijk, ruim, aderlaaten; wakker drinken. C'eft le coq du village , hij is de voornaamfte van het dorp; het haantje van de baan. II est ld comme un coq en pdte, hij heeft daar goede dagen; hij heeft hat daar goed. Matiger un oeuf d la coque , een ei uit den dop eeten. Avoir la coqueluche , de kinkhoest hebben. Somier du cor, op den hoorn blaazen. Demander une chofe d cor etdcri, iet met kragt en geweld eifchen. 2Vê touchez pas cette cokde ld, trek aan dat touwtje niet.' roer die zaak niet aan! Se mettre la corde au cou, zich een' ftrop om den hals werpen; zich ineenemoeilijkezaakwikkelen. Ce font des gens de fac et de corde, het is galgen-aas , flegt volk. Filer de la corde, touwfpinnen, draaiien, flaan. Mon habit montre la corde, mijn kleed is kaal of gantsch ver- fleten. Filer fa corde, een' flrop voor ziju eigen hals maaken. n  PHKAS10L0GIQUE PORTATIF. 97 COR. II merite la corde , hij verdient de galg. Les rues de la ville Jont tireés au cordeau, de ftraaten van de Stad zijn lijnregt gemaakt. | Planter 011 Jaire porter des coenes a quelcun, iemand hoornen opzetten , tot hoorndraager maaken. II Jut ausfi étonné, que Ji les corkes lui venoient d la tête, dat kwam hem zoo vreemd voor, als of hij het te Keulen had hooren donderen, Jouerde la cornemuse,op den doedelzak of zakpijp fpeelen. Les oreillesme cornent , de ooren tuiten mij. Corner aux oreilles d'unjourd, met een' hoorn in het oor van een' dooven mensch fpreeken. Un compliment cornu , een flegt, een mal, compliment. Cest un corps Jans ame, het is een ligchaam zonder ziel, daar geest noch leven in is. Cest un dróle de corps, het is een raare ziel , een aartige fnaak. Se battre corps d corps, lijf om lijf vegten. Se jetter Jur quelqu'un è corps per- 2,daar broedt,ik weet niet wat, onder. "ette guerrea couvé longtems, die oorlog heeft lang gebroed of gefmsuld. II  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. ï03 COU. II riest fi décrépite, qui ne trouve a la fin couvercle d la marmite , geen pot zoo fcheef of men vindt er een dekzel voor; dat is: er is geen meisje of jongen zoo mismaakt of zoo leelijk, die niet eindelijk eenen man of eene vrouw vindt. Mettre le couvert , de tafel dekken. /; riy avoit point de couvert pour lui, daar was voor hem niet gedekt. Je vous écriraifous le couvert de notre ami, ik zal u onder couvert van onzen vriend fchrijven. Se mettre & couvert de la pluie, voor den regen fchuilen. Mettre jon Hen h couvert , zijn goed in zekerheid (lellen of brengen. X couvert des infultes, beveiligd voor beleedigingen. Cette maifon est couverte de chaume, dat huis is met ftroo gedekt. Une table couverte de mets exquis, eene tafel, daar keurige of lekkere geregten op ftaan. Etre couvert de peur, geheel bezweet zijn. II fait un tems couvert, het is een betrokken lucht. Couvert de horite et d'opprobre, met fchaamte en fchande overdekt. Servir quelqu'un d plats couverts, iemand met bedekte fchotels onthaalen; dat is: niet oprecht of voor de vuist met iemand handelen of ook heimelijk benadeelen. Parler en mots couverts, met bedekte woorden fpreeken. COU. CRA. Ces oeufs font couvis, die eijeren zijn vuil, half bebroed. Couvrir la table, de tafel dekken. Couvrir le feu, het vuur imé> kenen. Couvrir de honte, te fchande maaken. Couvrir fin jeu , zijn fpel of oogmerk bedekt houden. Se couvrir devant quelqu'un, zich in iemands tegenwoordigheid dekken, of zijn' hoed opzetten. Le temsfe couvre, de lucht betrekt. Se couvrir a"unfac ou d'un drap mouillé, laffe, beuzelachtige, verfchooningen inbrengen, die de zaak erger maaken in plaats van dezelve te verbéteren. Cracher au nez de quelqu'un, iemand in het aangezicht fpuwen; hem hoonen. Cest fin pere tout craché , hij gelijkt volmaakt zijnen vader. Cracher desinjures, fcheldwoorden uitbraaken. Cracher du Latin et du Grec , Latijn en Grieksch uitbraaken; ten onpas fpreeken. _ Se faire craindre, zich doen vreezen; zich ontzaglijk maaken; zich doen ontzien. Donner, infpirer, imprimer de Ia. crainte a quelqu'un, iemand vreeze aaniaagen, bevreesd of vervaard maaken. Perdre la crainte ou toute crainte, alle vrees verliezen. De crainte de pècher, u it fchroom of uit vreeze van te zondigen. De crainte qu'il ne lefasfe, uit vreeze dat hij het doe. 3 4 Ckv  JCM DICTIONNAIRE CRA. CRE. Crainte de pis, uit vreeze voor erger. La crampe le prit en nageant, hij kreeg de kramp onder het zwemmen. Etre chargé d'argent comme un crapaud de plumes, met geld beladen zijn als eenpaddemet veêren; Conferver fon crédit, zijn geloof of credit bewaaren. Faire créditaquelqu'unde quelque chofe, iemand iet borgen , te goed houden. Perdre fon ^rédit, zijn credit, zijn gezag of aanzien, verliezen. Vendre d crédit, te borg of op credit verkoopen. Donner d crédit, borgen; credit geeven. Prendre ou acheter è crédit, op eredit koopen. Qui donne d crédit , perd fon bien et fon ami, die op borg geeft, verliest zijn goed en zijnen vriend. Employerfon crédit pour quelqu'un, van zijn vermogen of credit ten iemands voordeele gebruik maaken. Mettre quelqu'un en crédit, iemand in aanzien, in credit, brengen. Vous vous donnez de la peine d crédit, gij wendt vergeef fche moeite aan; gij doet verloren arbeid. Vous avancez cela a crédit , gij zegt dat zonder grond of' bewijs. Les cheveux fe cRérENT, het hair kroest. Crépir un mur, een muur bepleisteren. Avoir les cheveux crépus, gekroesd hair hebben. CRE. CRI. Lever la cróte , zijn' kam opfteeken; zich trotsch en opgeblazen aanftellen; zich verhovaardigen. Crever ou étouffer de rire, zich te bersten Jagchen; uitfchateren van lagchen. Crever les yeux d quelqu'un, iemand de oogen uitfteeken. Crever de dépit, van fpijt barden. Creuser un puit, een put graaven. Creuser bien avant dans une fcience, eene weetenfchap diep uitvorfchen, doorgronden. Avoir les yeux creux, holle oogen hebben. ■ Pousfer des cris de joie, vreugdegeroep uitgalmen. Jetter des cris, kiagten uitflorten, of uitboezemen. Mettre une terre en criée , een land bij openbaaren uitroep tekoop ftellen. r Crier d pieine tête, uit al zijn magt fchreeuwen of roepen. Crier du fruit, met vruchten langs de ftraat roepen. CelacniE vengeance, dat fchreeuwt of roept wraak. Crier a quelqu'un, iemand toeroepen. Crier après quelqu'un, iemand naroepen , hem al fcheldende nafchreeuwen. Crier au meurtre et au feu, ^ moord en brand roepen. Crier aux armes, tot de wapenen roepen. Crier contre quelqu'un, over ie- ' mand zijn misnoegen uiten. 7 crie comme un cochon qu'on écorche, hij fchreeuwt als een mager varken. Fai-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. CRI. CRO. Faire un crime d quelqu'un de la moindre bagatelle , iemand de minde beuzeling tot eene misdaad reekenen. Pourfuivre quelqu'un criminellement , iemand in rechten vervolgen. 1''Affaire est dans ja crise , de zaak zal haast eenen uitllag hebben. Mettre la viande au croc, het vleesch aan den haak hangen. Ptndre un procés au croc, een twistgeding of proces aan den fpijker hangen, fleepende houden. Mettre le croc en jambe d quelqu'un, iemand een beentje zetten dat hij valt; of iemand dwarsboomen, den voet dwars zetten. Crocheter une porte, un coffre, een deur, een koffer, openfleeken. Avoir les mains crochues, diefachtig zijn. On le crott riclie, men houdt hem voor rijk ; men gelooft dat hij rijk is. Si vous m'en croyez , vous vous tairez, zo gij mij gelooven wilt, zo gil' naar mij luisteren wilt, zult gij zwijgen. Croire en Dieu, in God gelooven. Croire aux devins, de Wigchelaars geloof geeven. Croire aux revenants, aan fpooken gelooven; gelooven dat de zielen der menfehen na den dood weêr op aarde komen fpooken. Croiser les jambes, de beenen kruislings over elkander leggen. Ces chemins fe croisent , die wegen loopen kruiswijze. 105 CRO. Les jours croissent, de dagen langen. II croit ici de bon bléd, hier groeit fchoon koorn. Mauvaife herbe croIt toujours, onkruid vergaat nooit. La pluie a cru la riviere, de regen heeft de rivier doen zwellen. Mettre ou attacher en croix, kruisfigen; op het kruis nagelen. n'Avoir ni croix ni pile, noch kruis noch munt hebben. foïier d croix et d pile, kruis of munt,letter of leeuw, fpeelen. Le chat croque lesfouris, dekat knapt de muizen op. Croquer tout fon bien, al zijn goed doorbrengen , door de billen lappen. Croquer le marmot, lang flaan wagten; flaanfchilderen. (Dit fpreekwoord komt waarfchijnlijk van fchilders, die men laat wagten, en welke, om zich niet te verveelen, ruwe fchetfen of tekeningjes maaken, het geen men in het Fransch noemt : croquer le marmot.) Cette muraille croule, die muur valt om. La terre croule fous mes piids, de grond zinkt onder mijne voeten weg. Monter en croupe, agter op Hijgen. (van een paatd fpree- kende.) Porter en croupe , agter op draa- Mettre en croupe , agter op het paard zetten. Venir en croupe , agter aan komen. G 5 l'Eau  106 DICTIONNAÏRE CRO. CRU. tEau croupit, het water bederft, door het flilftaan. Croupir dans la mifere, in de elende blijven zitten. Croupir dans le pêché, in de zonde blijven volharden. Cest du vin de fon cru, dat is wijn van zijn eigen gewas; van zijn land of van zijnen grond. Cela riest pas de fon cru, dat is geen vrucht van zijnen akker; dat is: dat werk i« niet van hem, of komt van hem niet voord; dat komt uit zijn' koker niet. Ils font crus de Jix doigts, zij zijn zes vingeren gewasfen. Il riest cru de perfonne, hij wordt van niemand geloofd. Fous le feriez devenir cruche , gij zoudthemgek, dol, maaken. Monter un cheval a crud, zonder dek of zadel te paard rijden. Ecrire d crud , op een blad papier fchrijven, zonder cr iet meer onder te hebben, dat bloot op de tafel ligt. Dire les chofes cruement , de zaaken ruw , onbefchoft , boersch, uitzeggen. Faire boire le cuir , het leér te weeken leggen. Un vifage de cuir bouilli, eene flenfige, eene lelijke, tronie. Cuire le pain, het brood bakken. Trop gratter cuit, trop parler nuit, te veel krabben is fmattlijk; te veel fpreeken is fchadelijk. Les marons Je cuisent fous la cendre, de kastanjen worden gaar onder de asch. La tête me cuit , de kop kookt mii. Ma blesjureme cuit, mijne wond fteekt mij, fmart mij. CUI. CUL. CUE. jfen ai un regret cuisant , unt douleur cuisante , ik heb er een fmartlijk berouw, een geweldig hartzeer, over. Faire la cuisine, kooken; voor kok fpeelen. Sentir une grande cuisson dans Coeil, dans les reins, eene hevige, eene brandige, pijn in het oog, in de lendenen, gevoelen. Cela esc trop cuit, ou riest pas asjez cuit, dat is te gaar of niet gaar genoeg gebakken. Trouver Jon pain cuit par tout, overal den kost vinden. Les yeux me cuissent , de oogen branden mij als vuur. Faire le cul de poule,eeri fpitfen mond, een tuit, zetten. Cul par desjus tête, hals over kop; over kop en Haart. Faire la culbute, hals over kop tuimelen. Les voila qui culbutent, daar tuimelen zij! Cultiver un jardin, een' tuin onderhouden. Cultiver les plantes, de gewasfen aankweeken. Cultiver les belles lettres, de fraaije weetenfchappen beoeffenen. Cultiver le commerce, den handel voordzetten , aankweeken. Cultiver /''amitié de quelqu'un, vriendfehap met iemand onderhouden, aankweeken. Avoir la curatelle dun enfant, de voogdijfchap over een kind hebben. Mettre quelqu'un en curatelle, iemand onder voogdij Hellen; Rads kind maaken. Trr  PHRASI0L0G1QUE PORTATIF. 107 CÜR. Cürer un privé, une cliarrue, un canal, een fecreet, een ploeg , een gragt, fchoonmaaken, reinigen. Se curer les derits, les oreilles, zijne tanden, zijne ooren, fchoonmaaken, reinigen. £tre curieux d'une chofe, ergens nieuwsgierig naar zijn. CUR. CUS. CUV. II est curieux dans fes hdbits , hij is net, naauwgezet, op zijne kleederen. Avoir le fouet fous la custode , binnen kamers gegeesfeld worden. Cuver fon vin, zijn' roes uitflaapen. D. DAG. DAI. DAM. DAN. Jl est fin comme une dague de plomb, hij isgeflepen als een looden pook, dat is: hij is vrij dom. II ria pas daigné me parler , hij heeft zich niet verwaardigd mij toe te fpreeken. Honneur aux dames ! de dames moeten vóórgaan. Jouer aux dames, dammen; op het dambord fpeelen. Aller <ï dame, een dam haaien. Dame touchét, dame jouée , de aangeraakte fchijf moet gaan of verfchoven worden. Damer le piorid quelqu'un, iemand afbreuk doen; iemand eenig voordeel afzien , ergens in voorkomen. s'Expofer au danger, zich in het gevaar begeeven ; zich aan het gevaar blootflellen. Il riy d point de danger a faire eela, daar (leekt geen gevaar, DAN. geene zwaarigheid, in dat te doen. Dans deux jours, binnen twee dagen. Dans une Iieure, over een uur, in of binnen een uur. Dans ;>e«, binnen kort. Commencer la danse , den dans beginnen; het eerst gekastijd worde/). Après la panfe vient la danse, na de zatheid komt de. dartelheid. Danser au violon, naar den viool of bij den viool danfen. II ne fait fur quel piédo&NSER, hij weet niet op wat voet hij liaan zal; dat is: hij weet geen'raad meer. Je le ferai bien danser , ik zal hem wel drillen, wel leeren opzitten. Darder un couteau, met een mes werpen of (mijten. Le  io8 DICTIONNAIRE DAR. DAT. DE. DEB. Le Joleil darde Jes rayons Jur la terre, de zonfchiethaareftraalen op de aarde Cest une lettre de vieille date , het is een brief van ouden datum. Dater une lettre, eenen brief dagtékenen. 11 ne reviendranE dix ans, hij zal in geen tien jaaren wederom komen. Cela va de mal enpis, datgaat van kwaad tot erger. En moins de rien, in een oogen- blik. Venir n'auprès du feu, van het vuur afkomen. Jouer aux dés, met teerlingen of dobbeldeenen fpeelen; dobbelen. Tenir le dé dans la converfation, het woord in het gezelfchap blijven voeren. Rompre le dé , den dobbeldeen (luiten. Le dé est jetté, de teerling is geworpen; het befluit is genomen; de zaak is befloten. Sansflitter le dé , rond uit; regt uit; zonder omwegen. A vous le dé , het is uwe beurt te werpen. La glacé débacle , het ijs breekt los, is aan het gaan. s'En aller a la débandade, in het wild loopen. Mettre tout d /«débandade, alles in de war brengen. Vivre a la débandade, ongebonden leeven. Se débarrasser de Ja compagnie , , zich van zijn gezelfchap ontdaan of ontdoen. Débarrasser Jon coeur des enga- '. gemens du monde, zijn hart van de verbintenisfen der wereld los maaken of ontflaan. DEB. Débarrer une porte, den boom van eene deur afdoen. Débattre un compte, eene reekening betwisten. Se débattre desmainsetdespiéds, zich met handen en voeten weeren; te weer dellen. Etreplongé dans la débauche, in de ongebondenheid of ongeregeldheid verzopen zijn. Débaucher un jeune homme, une fille, een'jongman, eene jonge dogter, verleiden. Débaucher un valet, een' knegt van iemand aftroonen. Déeiller les chevaux, de paarden van eene trekfchuit losmaaken.II a un beau débit, hij heeft mooij wat te doen; item, hij is vlug ter fpraak; hij kan zijn woord wél doen. Débiter des marchandifes, waa- ren verkoopen, debiteeren. On débite, men verhaalt; men zegt. Ce thé a un vilain déboire, die thee heeft een' leelijken nafmaak. Mener une vie débordée , een ergerlijk leven leiden. Cela a caujé ce débordement des moeurs, dat heeft die ongebondenheid der zeden, die zedenloosheid, veroorzaakt. Déborder une jupe, het boordfel van eenen rok afneemen. La riviere déborde , de rivier loopt over. >; déborder en vices, zich aan ondeugden overgeeven; een fchandelijk leven leiden. louver un bon débouché pour une marchandïje, eene gelegenheid, eenen weg, ter afzetting eener waar vinden. Dé-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. ico DEB. Débourrer un étang, een' vijver modderen. Débourber quelqu'un, iemand uit den modder haaien. Débourber le poisfon, den visch laaten uitfpuuwen , hem in fchoon water fpeenen. Faire un déboursement conjidé- rable, eene aanzienlijke fomme gelds uitgeeven. J'ai déboursé pour lui, ik heb voor hem verfchoten. Se tenir débout, overeind ftaan. Etre débout, op de been zijn; op zijn. Hola! débout! lustig! overeind! ftaa opl La muraile étoit encore débout, de muur ftond nog overeind. Avoir vent débout , tegen den wind opzeilen. Débout au vent, vlakin den wind. Contes d dormir débout, vertelzeltjes om ftaande in flaap te vallen. Déboutonner un habit, een kleed ontknoopen. Matiger d ventre déboutonné , zich tot barstens toevoleeten. Rire d ventre déboutonné , zich flap lagchen; uitfchateren van lagchen. Etre tout débraillé, met den borst gantsch bloot loopen. Débrider un cheval, een paard onttoomen. Sans débrider , zonder te onttoomen ; in één' reed zonder te rusten. Recueillir les débris de l'armee, het overfchot of overblijfzel van het leger verzamelen. On voit de loin les débris d'un na- vire, men ziet van verre het wrak van een fchip. Débrouiller une affaire, une DEB. DEC. intrigue, eene zaak, eene heimelijke onderhandeling, ontwarren , er achter komen of ontdekken. Débusquer l'ennemi de Jon paste, den vijand uit zijnen post verdrijven. Voila un beau début, dat is een fraaij begin of inleiding. Débuter avec esprit, met verftand aanleggen . aanvangen. Cest bien débuté ! dat is een • heerlijk begin waarlijk! (fpottender wijze fpreekende.) Aller, tomber en décadence, in het verval komen, of raaken, verminderen. Je leferai bien décamper, ik zal hem wel doen opkraamen. Les détenus ont décélé leurs complices, de gedétineerden, de geenen.die in hechtenis zijn, hebben hunne medepligtigen uitgebragt, of verklapt. Décerner un décret de prife de corps, een perfoonlijk arrest verleenen; of anders gezegd, een decreet van apprehenfie. Se déciiaLmer contre quelqu'un en inveüives, zich in fcheldwoorden tegen iemand uitlaaten. Pour la décharge de fa confcience, tot verligting van zijn geweeten. Faire la décharge des marchandifes, de waaren losfen. Cest autant de décharge pour l'état , dat is zoo veel ontlasting of verligting voor den ftaat. Demander la décharge de fa tutelle, verzoeken van zijne voogdij ontflagen te worden. Faire une décharge , eene algemeene losbranding doen; eene menigte van geweeren te gelijk affchieten. Dé-  Iio DICTIONNAIRE DEC. Décharger un chariot, een'wagen ontlaaden. Décharger jon ventre, zijn'buik ontlasten, loozen. Décharger le canon, het gefchut losfen. Décharger un coup de poing a quelqu'un,iemand een'vuistflag geeven. Décharger quelqu'un de quelque chofe, iemand van iet ontlasten, ontheffen. Décharger jon coeur, zijn hart uitftorten. Décharger un fufil, een geweer affchieten. Cela décharge la -wasje du jang, dat neemt de dikte van het bloed ; weg. Zes témoins Font décharge , de getuigen hebben hem onfchuldig verklaard. décharger/acozere/ur quelqu'un, iemand de zwaarte van zijne gramfcbap doen gevoelen. Se décharger jur quelqu'un de quelque affaire, zich van iet ontdoen en er een ander mede belaaden; iet op iemand laaten aankomen. Cefleuve va fe décharger dans la mer, die rivier ontlast zich of loopt in zee. Ce drap fe décharge, dat laken wordt kaal. Cette couleur fe décharge, die kleur verfchiet. Déchausser quelqu'un , iemand kousfen en fchoenen uittrekken. Déchausser une dent, het tandvleesch rondom een' tand wegdoen , losmaaken. Déchausser un arbre, een' boom lucht geeven; de aarde rondom DEC. een' boom losgraaven en mest»n. Déchausser la volaille, de pooten van hetgevogelteaffchroeiv jen. a peine de déchéance de fon droit, op verbeurte van verval of verftek van zijn recht. II y a beaucoup de déchet , daar gaat veel van verloren. Vous porterez le déchet, gij zult de fchade draagen. Déchiffrer une lettre, een' brief, die in cijffer gefchreven is, uitleggen. Déchiffrer une chofe difficile, eene moeijlijkezaak ontwarren, verftaanbaar maaken. Déchioueter la peau, het vel doorkerven. Déchirer la réputation de quelqu'un, iemands goeden naam fchen- den. Déchoir du faite de la gloire, van het toppunt der eere vallen. Déchoir de fon espérance, van zijne hoop vervallen of verftoken worden. Cet homme commence a déchoik , die man begint te vervallen; zwak te worden. DÉdDER une question, une difficulté, een gefchil, eene zwaarigheid, beflisfen of afdoen. Cest a vous a décider de ma fortune, het ftaat aan u, om mij gelukkig te maaken; gij kunt over mijn fortuin beflisfen. Le jon décide de la plupart des chojes, het lot beflist over de meeste dingen. Deciller les yeux a quelqu'un, iemand de oogen openen; iemand uit eene dooling helpen. Bon-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. in DEC. i Donner une déclaration de fon bien, eene opgave doen; eene lijst van zijne goederen geeven. Cest fon ennemi déclaré, het is zijn openbaare of gezworene vijand. Déclarer fa penfée a unami, zijne gedagten aan eenen vriend verklaaren. Déclarer les marckandifes a la douane, de waaren aan het tolhuis aangeeven. Déclarer la guerre, den oorlog verklaaren. Se déclarer pour quelqu'un, zich voor iemand verklaaren. Tomber dans le déclin, in het verval raaken. Etu fur le déclin de fes jours, \ de fon age, op het einde zijner dagen of jaaren zijn. Sur le déclin du jour, tegen het vallen van den avond. Le jour décline, de dag daalt of neigt zich ten avond. Cet homme commence a décliner , die man begint afteneemen. Ifaiman ne décline pas toujours de mime, en un même endroit de la terre , de zeilfteen wijkt niet altijd eveneens af in het zelfde gewest der aarde. Décocher une flêche, een' pijl affchieten. DÉcoëFFER une bouteille, eene fles openen. II aime « déconcerter les gens, hij houdt veel van de menfehen in verlegenheid te brengen. Déconcerter les desfeins de fes ennemis, de aanflagen zijner vijanden verijdelen. Déconfire les ennemis, de vijanden volkomen verflaan. DEC. Etre tout décontenancé , geheel verzet of verlegen ftaan. II ne découche jamais d avec elle, hij flaapt altijd bij haar; nooit laat hij haar alléén flaapen. La fueur lui découle de toutes parts, het zweet loopt hem aan alle kanten mee droppelen af. Découper la viande, hetvleesch aan Hukken fnijden. Ses affaires font fort décousues , het ftaat heel flecht met zijne zaaken. Envoyer a la découverte , op kondfehap uitzenden. Découvrir un pot , het dekzel van een' pot afneemen. Je lui ai tout découvert, ik heb hem alles geopenbaard of ontdekt. Le tems fe découvre, het weêr klaart op. Parler h découvert, onbewimpeld, rond uit, fpreeken. Découvrir une maifon, het dak van een huis neemen. Découvrez vous ! zet uw' hoed af! & découvrir è une perfonne, zich bij iemand uiten; zich aan iemand openbaaren. Cela fe découvrira avec le tems, dat zal met er tijd wel ontdekt worden, wel aan den dag komen. Vendre une terre par décret, eenig land door het gerecht, of ten overftaan van het gerecht, voor de fchulden verkoopen. Etre dans un vtcRi public, in eene algemeene verachting zijn. Décrier la monnoie, 't geld afzetten. Dé  H2 DICTI0NNA1RE DEC. DED. Décrier quelqu'un, iemands eer en aanzien krenken, gehaac maaken. Décrire un cercle , een' cirkel maaken. Décrire les malheurs de l'e'tat, de onheilen van den ftaat befchrijven of afmaaien. "Je ne le crois ni ne le décrois , ik geloof noch ja noch neen ; ik weet niet wat ik er van gelooven moet. Décrotter les fouliers, de fchoenen fchoonmaaken, van het flijk of van den modder ontdoen , zuiveren. Décrouter un paté, aan een pastei den korst afligten. Regarder quelqu'un dédaigneusement , iemand met verachting aanzien. Traiter quelqu'un avec dédain, iemand met verfmaading, met verontwaardiging, behandelen. II est entré dedans , hij is binnen gegaan. Gmnir par dedans , van binnen bezetten of voeren. Le mal est au dedaNs , het kwaad is of zit inwendig. Dédier un livre a quelqu'un, iemand een boek opdraagen. Un honnête homme ne fe dédit jamais , een eerlijk man trekt nooit zijn woord in, of houdt altijd zijn woord. Avoir fon dit et fon dédit, zijn .zeggen en herzeggen hebben; bevoegd zijn om zijn woord naar goedvinden al of niet te Tiouden. II m'a donné cent florins e/iDÉDUCtion de ce quil me devoit, hij heeft mij honderd guldens gegeven op afkorting van het geen hij mij fchuldig was. DED. DEF. lift une longue déduction de ce qui s'étoit pasfé, hij gaf een breedvoerig verhaal of berigt van het geen er voorgevallen was. Je déduis de ce principe, ik leid van dit grondbeginfel , van deeze ftelling, af. S'il est fdché, qu'il fe DÉractiE, indien hij boos wordt, dat hij weêr goed worde. II lui prit une dÉfaillance, hij kreeg eene flaauwte. Tomber en dÉfaillance , bezwijmen; in eene flaauwte vallen. Sentir défaillir fes forces, voelen dat zijne kragten bezwijken , afneemen, vergaan. Défaire une montre, een horologie uit malkanderen neemen. Défaire un noeud, een' knoop losmaaken. Je veux me défaire de cette chofe, ik wil mij daar van ontdoen. Défaire un mariage , een huwlijk breeken. Se défaire d'une charge, d'un valet, een ampt neérleggen; zich van eenen knegt ontdoen. Sdnsfe défaire,il répondit, zonder zich te ontftellen, antwoordde hij. Elle est triste et dÉfaite, zij ziet er droevig en ongedaan uit. Après la défaite des ennemis, na den nederlaag der vijanden. II riy a perfonne fans défaut , daar is niemand zonder gebrek. Par un défaut de courage, door gebrek of door mangel aan moed. Les chiens font en défaut , de honden zijn van het fpoor; zij zijn h;t fpoor bijfter. Con-  PIIRASIOLOGIQÜE PORTATIF. lij DEF. Condamner par défaut, verwijzen bij rechtsverzuirn, of bij gebrek van te verfchijnen,wegens non-comparitie. Mettre quelqu'un en défaut , iemand in de war helpen. Au défaut de la force, il faut employer la rufe, bij gebrek van kragt of magt moet men list gebruiken. Cest un défaut de la langue , dat is een gebrek in de taal. Le défaut dargent est un mal difficile d fupporter, het gebrek aan geld is een lastige kwaal. Xfon défaut, hij niet daar zijnde; zo hij daar niet is. Défendre une place contre les ennemis , eene plaats tegen de vijanden befchermen of verdédigen. Défendre rentree du port aux ennemis, de vijanden den ingang van de haven beletten. Défendre fa vie, zijn leven verdedigen. * ' Défendre les interets de quelqu un, iemands belangen voorllaan. Défendre une caufe, eene rechtzaak verdédigen. Défendre quelque chofe d quel»«'««•; iemand iet verbieden. Ils ne peuvent fé défendre contre un fi erand nombre, zij kunnen zich .tegen eene zoo groote menigte niet verweeren. Défendre fa maifon d quelqu'un , iemand zijn huis ontzeggen. fe nefaurois trien défendre , ik kan er niet van tusfchen; ik kan er mij niet aan onttrek- ken- . j r. • On ne peut fe défendre de l ai- mer, men kan zich niet onthouden haar te beminnen. DEF. Se défendre du foleil, zich voor de zon dekken. Se mettre en défense, zich tot tegenweer ftellen ; zich tot verweering zetten. Etre ou fe tenir fur la défensive, op zijne hoede zijn; ftaan om zich te verweeren. Avoir de la déférence pour les perfonnes de mérite, ontzag, eerbied en infchiküjkheid,voor de lieden van verdienften hebben. Déférer aux avis de quelqriun, zich naar iemands raad gedraagen; zich daar aan houden. On lui déféra ce titre, men vereerde hem met dien titel. On l'a déféré aux juges, men heeft hem bij de rechters aangeklaagd. • Déferler les voiles, de zeilen losmaaken, laaten vallen. Déferrer un cheval, een paard de hoefijzers afflaan. Déferrer quelqu'un, iemand verlegen maaken, van zijn ftuk brengen. Faire un défIo quelqu'un, iemand uitdaagen. Accepter un défi , eene uitdaaging aanneemen. Entrer en d éfi ance contre quelqriun mistrouwen tegen iemand opI vatten. Je vous en défie, ik wed datgij het niet doen zult of kunt; ik tart er u toe uit. Se défier des promesfes de quel' qriun, iemands beloften wantrouwen. Défiler des perles, een* fnoer paarlen ontriigen. Défiler une aiguille, een' draad uit een' naald trekken. H &t  H4 DICTIONNAIRE DEF. DEG. Cet homme riest pas d définir, die man is niet te befchrijven, te doorgronden. Juger une affaire définitivement, eene zaak ten vollen uitwijzen of geheellijk 'afdoen. Les arbres font tous défleurïs , alle de boomen hebben hunne bloesfem verloren. Ce tonneau fe défonce, uit dat vat fpringt de bodem. Lit, qui fe défonce , bed, waar van ds onderlagen invallen. Défrayer un étranger, eenen vreemdeling vrijhouden; voor hem de verteering betaalen. Défrayer la compagnie, het gezelfchap ftof tot lagchen geeven; hetzelve ten fpot ftrekken. Défricher une terre, eenen akker wieden, van onkruid zuiveren. Défricüer une affaire, eene zaak ophelderen, ontvouwen. Dégacer une chofe, iet, dat men te pand gegeven had, losfen. Dégacer fon coeur de Pintérét du monde, zijn hart van het wereldfche belang aftrekken. Dégager. la parole de quelqu'un, iemand van zijn woord ontflaan. dégager/èn piéd de la boue, zij. nen voet uit het flijk redden, Iosmaaken. II s'est dégagé adroitement, hij heeft behendig zijn woord ingetrokken of ingehaald. Avoir Vair dégagé , een' losfen zwier hebben. II riest pas homme d dégainer, hij is geen man om van leér te trekken. DEG. Dégarnir une place, een plaats ontblooten; een deel krijgsvolk , krijgsbehoeftens enz. uit een plaats ligten. Dégarnir un vaisfeau, een fchip onttakelen. Faire le DÉoaT dans unpays, een land verwoesten of pionderen. Letems est au dégel, 't is dooij wéér; het is aan 't dooijen. La fievre tiercé d dégénéré en continue, de anderdaagfche koorts is in eene geduurige koorts veranderd. Dégluer les paupieres , de oogleden Iosmaaken. Dégorger un tuyau, een pijp, een goot, doorfteeken, fchoonmaaken, wanneer die van vuiligheid verftopt is. Dégourdir fes mains, de verdooving uit zijne handen wegneemen. Dégourdir de Peau, de koude van het water wat af of wegneemen. 11 commence d fe dégourdir, hij begint wat meer gevoel te krijgen, vlugger of fneediger te worden. Cette viande donne du dégout, dat vleesch walgt, veroorzaakt walging. Avoir un dégoüt pour uneperfonne, pour une chofe, een walg of afkeer van iemand, van iet, hebben. jPer^ ai un dégoüt, het walgt mij; ik heb er een walg van. On a divers fujets de dégoüt dans la vie, men heeft in het leven veel reden van ongenoegen. Avoir des manieres dégoütantes, walglijke, liederlijke, manieren hebben. Fai-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. DEG. Faire le dégoüté, zich vies of kiesch aanftellen. Se dégouter d'une chofe , een tegenziD in eene zaak hebben. Le toit dégoüïte, het dak lekt, druipt af. Dégrader quelqu'un, iemand van zijn aanzien berooven, ver- laagen. II me dégrade par tout, hij fchendt mij overal. li -croiroit Je dégrader s'il me parloit, hij zou denken zich te verlaagen, zo hij mij toe- fprak. Monter et descendre les dégrés ,; de trappen op- en af-klimmen. Faire fouter les dégrés a quelqu'un quatre d quatre, iemand van de trappen fchoppen of {mijten. Monter par les dégrés, trapsgewijze opklimmen; van graad tot graad opklimmen; tot aanzien geraaken. II est têtu au dernier, au fuprême dégré, hij is koppig in den hoogften graad. II a pasfèpar tous les dégrés de la faculté, hij heeft alle vakken der faculteit doorgelopen. Aller en habit déguisé , vermomd gekleed gaan. Déguiser jim nom, een'valfchen naam aanneemen; zijnen naam vermommen. Se déguiser en payfan, zich als een boer verkleeden. Déguiser les mets , de fpijzen zoodaniglijk toemaaken of bereiden , dat men ze niet meer kent. Déguiser fes fentiments, met andere gevoelens voor den dag "5 DEH. DEJ. DEL. komen, dan men wezenlijk heeft. La porte itoit fermée, il falloit coucher dehors , de deur was toe, men moest buiten flaapen. J'ai vifité cette maifon en dedans et en dehors, ik heb dat huis van binnen en van buiten bezigtigd. Mettre quelquun dehors, iemand buiten de deur, ofopftraat, zetten. Cest un homme de dehors, het is een man van buiten; een vreemdeling. II ne paroit rien au dehors , men kan er van buiten of uitwendig niets aan zien of ontdekI ken. Cette ville a de btaux dehors, die ftad heeft fraaije buitenwerken- Une honnête perfonne doit au moins fauver les dehors , een eerlijk mensch moet ten minften den uiterlijken fchijn bewaaren. La maifon est belle par dehors, het huis is fchoon van buiten. Ces aisfe déjoignent, die planken wijken van eikanderen, gaan los. Entreprendre une chofe au dela de fes forces , iet boven zijne kragten onderneemen. Pasfer au dela de fon pouvoir, zijne magt overfchreeden ; te buiten gaan. II s'en revint toutDÉLABRÉ, hij kwam geheel gefcheurd en geplukt terug. Ses affaires font fort dÉlabrées, zijne zaaken zijn vrij wat in de war, zijn in een' kwaadert ftaat. Ha' Ci  irf DICTIONNAIRE DEL. Ce va:sfeau est lélabré, dat fchip is ontrampuneerd. Sa rèputation est délabrée, hij is zijn'goeden naam kwijt. Lftr fatigues ont fort délabré l'armee, het ongemak heeft het leger zeer gekrenkt. Cette per te m'a délabré, dat verlies heeft mij vrij wat terug gezet. ■ Faire une chofe fans délaï , een zaak zonder uitftel doen. Délaisser un hiritage , eene erf- • nis laaten vaaren. Délaisser fon esfprit des occupations férieufes, zijnen geest van ernftige bezigheden aftrekken, wat'uitfpanning geever. Se DÉLASsiiR de fes fatigues, van zijne vermoeidheid uitrusten. Délayer un jaune d'oeuf dans unejauce , de dooijer van een eij in een faus omroeren , kloppen. Délester un vaisfeau, den ballast uit een fchip doen. Faire une chofe de propos délibéré, iet met opzet doen. DÉLI3ÉRER fur une affaire, over eene zaak raadpleegen; eene zaak in overweeging neemen. // riest plus tems de dÉlibÉrjzr , het is geen tijd meer om zich te bedenken. 'Avoir la peau délicate , zagt van vel zijn. II est dklicat ld desfus , hij is daar wat teêr, of naauwgezet, op. Cest une affaire delicate, het is eene netelige of teêre-zaak. Avoir une complexion délicate zwak van Iigchaamsgefteldheid' zijn Avoir l'oreille délicate, een fijn DEL. gehoor hebben; (van iemand fpieekende die de Valfche toonen der muziek fpoedig opmerkt.) Elever un enfant délicatement , een Kind teertjes opbrengen. Manier une chofe délicatemekt , eene zaak zagtjes behandelen. Vivre avec délicatesse , in wellust of wellustig leeven. Savoir toutes les délicatesses d'une langue, al het fraai je, het cierlijke, eerer taal kennen. Se plonger dans les DÉLiCES.zich in den wellust dompelen of baaden. Les livres font toutes mes délices, de boeken zijn mijn grootst vermaak. J'en fais un délice, ik houd het voor een lekkernij; ik maak er een lekkernij van. Manger délicieusemekt,. lekkerlijk eeten. Vivre délicieusement, Iekkerlijk leeven. Cest un pays délicieux . het is een aangenaame landsdouw. Etre en délire, ijlen, raaskallen; buiten verftand leggen. Etre trouvé ou furpris en flagrant délit, op heeter daad betrapt worden. Délivrer quelqu'un des mains de fon ennemi, iemand uit de handen van zijnen viiand verlosfen. Délivrer desmarchandifes, koopmanschappen leveren. Faire délocer quelqriun, iemand doen opkraamen, opbreeken. Délocer fans trompette ou d la fourdine, met een' (tillen trom vertrekken; met de noorderzon verhuizen. Dé-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 117 DEL. DEM. Délocer les ennemis, de vijanden verdrijven. La belle demande! het is eene mooije, eene fotte, vraag! Demander une fille en manage, eene dochter ten huwlijk vraagen. Demander pardon, om vergiffenis bidden. Cela demande de l'atteniion, dat vordert oplettendheid. _ Demander quelqu'un, naar iemand vraagen. Celte charge demande un homme laborieux, dat ambt vereischt een' arbeidzaamen man. Vous en demandez trop, gij vraagt, gij eischt, er te veel voor. On demande d vous parler, men vraagt u te fpreeken. Les bUds demandent delapluie, de graanen verlangen naar regen. Avoir des démangeaisons par tout le corps, eene jeukte over het gantfche lijf hebben. Avoir unefurieufe démanceaison 'de langue ou d parler, een geweldige jeukte in de tong, of lust tot fpreeken, hebben. • Cela me démange, dat jeuktmij. Les mains lui en dÉmangent, de handen jenken hem; hij zou er gaarne aan willen. Faire dÉmanteler une place, de wallen van een plaats laaten flegten, omver werpen. Avoir la démarche grave, een' ftaatigen of dertigen gang heb ben. Fa^e les premières demarches, de eerfte ftappen doen; het eerfte toetreeden. Qujerver tuutes les démarches DEM. d'une perfonne, op iemands handel en wandel acht liaan, het oog houden. Ce cheval est jeune, il ne démarque pas encore, dat paard is jong, het tekent nog. Démüter un vaisfeau, een fchip van zijnen mast berooven, ontmasten. Avoir un démölé ou des nÉMê- lés avec quelqu'un, gefchii of twist met iemand hebben. Je riai rien a DÉMêLER avec vous, ik heb niets met u te fchaffen, te maaken, te vereffener. DÉMêLER les cheveux d quelqu'un, iemand het hair uit de war helpen , uitkammen. Cela fe démólera bien , dat zal zich wel ontwikkelen. DÉMêLER le vrai a'avec le faux, het waare van het valfche on- derfcheiden. Dj'memsrer un royaume, een koningrijk verdeelen of fcheu- ren. On l'a obligé de diménacer fort vite, men heeft hem fchielijk doen verhuizen, zijne biezen doen pakken. Tomber en démence, krankzinnig worden. Donner un d menti d quelqu'un, iemand heeten lisgen, tot een leugenaar maaken. II en aura le démenti, hij zal misloopen; hij zal zijn oogmerk niet bereiken. Ses aüions dÉmentent fes paroI les, zijne daaden komen met i zijne woorden niet overéén. Démentir fa naisfance, fon caraüère, dingen doen, die beneden zijne geboorte of zijnen ftaat zijn. H 3 Un  "* DICTIONNAIRE DEM. , Un homme qui ne fe démen1 point, een man, die altijd dezelfde is, die zich zeiven et lijk blijft. Se démettre de fa charge, zijl ambt neêrleggen. Se démettre ie bras, le piéd zijnen arm,zijn been, verduiken Etre en demeure, ten achterer zijn; achter blijven metdebe taaling of verfchijning voor hei gericht. Demeurer au troifieme étage, of de derde verdieping woonen. Demeurez avec nous! blijf bi ons! Demeurer dans le filence, zwij gen. li demeure bien longtems , hi blijft lang uit. La viüoire nous est demeurée de overwinning is aan ons gebleven. 11 rien demeurera pas la , hij zal het daar bij niet laaten zitten of blijven. Jen demeure daccord, ik ftem het toe; ik beken het. II est midi et demi, het is half , één. A demi ivre, half dronken. 11 ne faut rien faire a demi , men moet niets ten halven doen. Avoir la jambe démise, het been verftuikt hebben. Donner, demander fa démission d quelqriun, iemand zijn ontflag of démisfie geeven , vraagen. Démolir un édifice , een gebouw af breeken, floopen. // le refut avec une grande dé monstration dejoye, hij ontving hem met groote tékenen ' van blijdfehap. DEM. DEN. Prouver démonstkativement , klaarlijk, overtuigend, bewijzen. Démonter un canon, een gefchut van raampaard of affuit neemen. Démonter un fufil, een geweer uit malkander doen. On fa démonté , men heeft hem van zijn ftel geholpen. Je rien démordrai pas, ik zal niet los/aaten; ik zal volharden in het geene ik ondernomen heb. Dénatter une chaife, een' ftoel ontmatten. Intéret au denier vingt, renten of geldwinning tegen den 2often penning of tegen 5 ten honderd. Dénigrer une perfonne, iemand zwart maaken, haatliik affchilderen. Dénoncer la guerre, den oorlog aanzeggen. Dénoncer fes complices, zijne medepligtigen beklappen, aangeeven, aanbrengen. Dénouer une difficulté, eene zwaarigbeid ontKnoopen, oplosten. r Avoir mal aux dents , tandpijn hebben. Dichirer d belles, dents, greetiglijk verfcheuren ; grootlijks belasteren. Donner un coup de dent d quelqu'un , iemand een beet, graauw,geeven, toe graauwen. Parler d quelqu'un des grosfes dents, iemand trotsch bejégenen. Mettre un ciïeval fur les dents een paard den bek afrijden. ' Avoir unt dent de lak contre quelqriun,een'wrok of haattegen iem&nd hebben. Ar-  PHRASIOLOGIQUE PORT ATIF. DEN. Arracher me dent d quelqu'un , iemand een* tand uittrekken. Grincer des dents , knarsfetanden; op de tanden knarsten. Parler entre les dents, mompelen 5 binnens monds fpreeken. Montrer les dents a quelqriun, iemand de tanden iaaten zien ; dat is, iemand toonen, dat men hem durft wederftand bieden. N'avoir pas de quoi mettre fous la dent , niets te eeten hebben. II rien perdra pas un coup de dent, hij zal er niet te minder om eeten; hij zal er zich toch niet aan kreunen. ' Rire du bout des dents, gemaakt lagchen; lagchen zonder dat men er lust toe hebbe. Le rude travail a mis cet homme fur les dents, de zwaare arbeid heeft dien man afgemat. II ria pas desferré les dents , hij heeft den mond niet open gedaan, geen woord gefproken. Prendre le mords aux dents, het gebit op zijne tanden neemen; dat is, op hol raaken. Malgré lui, malgré fes dents , tegen zijn' wil en dank; in fpijt van hem. Vouloir prendre la lune avec les dents , de maan met de tanden willen grijpen; dat is, onmooglijke dingen beftaan. Denteler une fcie, een' zaag fcherpen of tanden aan een' zaag vijlen. Dépayser quelqu'un, iemand be- . fchaaven; hem van zijne lompe manieren en taal ontdoen. ' DEP. Défendre une chofe depar leRoi, iet van 's koningswege verbieden. Dépareiller des gants , des bas, handfchoenen , kousfen enz., ontpaaren. Etre Jur fon départ , op zijn vertrek (taan. Cela riest pas de fon département, daar heeft hij niet over te zeggen; dat gaat hem niet aan. Se départir de fon droit, van zijn recht afllaan. Dépasser un lacet, een rijgveter of fnoer weder uitnaaien , uittrekken, Dépasser un vaisfeau, een fchip voorbij zeilen. Dépasser une rue , een ftraat opbreeken of opneemen. DÉpêcHER un courier, een' postbode of courier afvaardigen , afzenden. DÉrêcHEZ vous '. maak voord! rep u! Dépeindre le caraftere de quelqriun , iemands inborst afmaaien. Etre dans la dépendance, van iemand afhanglijk zijn. Une chofe avec toutes fes dépendances, eene zaak met al haar toebehooren. Cela dépendra de fa conduite, dat zal van zijn gedrag af hangen- Vivre. aux dlpens d autrm, op eens anders kosten leeven. Aux "dépens de fon honneur; ten kosten van zijne eer. II faut r.'gler fa dépence fur fes revenus , men moet zijne teering naar zijne neering richten. Faire une grosfe dépense, groote onkosten doen. H 4 D<=-  120 BICTIONNAIRE DEP. Dépenser tout fon bien, al zijn goed verteeren. I* Armee dép /rit, het leger ver- fmelt, vergaat. DÉrêTRER un cheval, een paard uit het flijk trekken. Faiie^ défit a quelqu'un, iemand fpijt aan doen. Jeferai cela en dépit de lui,ik zal dat doen ten fpijte of in weér- wil van hem. Se dépiter contre fon ventre, pruilen in plaats van eeten; niet willen eeten. Déplaire d Dieu et au monde, Gode en der wereld mishaagen. Cet homme fe déplait partout , het verveelt dien man overal. Caufer du déplaisir d quelqu'un, iemand leed, misnoegen, verdriet, aandoen. Déplisser une jupe, de plooijen uit een' vrouwen-rok doen. Déplorer la mifere dii tems, de elende des tijds bejammeren, betreuren. Déplumer un oifeau, een vogel van zijne vederen ontblooten. Déplumer quelqu'un , iemand plukken, geld op eene fchelm- achtige wijze afwinnen. Déposer quelqu'un , iemand van zijne bediening afretten. Déposer de l'argent au Greffe, geld in de ftads Griffie in be- . waaring leggen. Déposer contre quelqu'un , tegen iemand getuigen. Jager fuivant la déposition des l témoins, naar, of volgends.de verklaaring der getuigen von- £ nisfen. 5 DEP. Déposseder quelqu'un d'une choJe, iemand uit het bezit van letftellen; hem van de bezitting berooven. Déposter l'ennemi, den vijand uit zijnen post jaagen. Mettre de l'argent «z dépot , geld in bewaaring geeven of leggen. // s'en revint chargé de dépouilles, hij kwam wederom beladen met buit. Dépouiller quelqu'un de fes biens, iemand van zijne goederen ontblooten, berooven. // ne faut pas fe dépouiller avant de fe coucher, men moet zich niet ontkleeden eer men naar bed gaat; dat is: men moet, zoo lang men leeft, zijne goederen aan geen' anderen geeven, uit vreeze dat men het zich mogt berouwen en zelf in de verlegenheid komen. Dépourvoir . me place du nécesfaire, een plaats van het noodige ontblooten. 3épourvu de bon fens, zinneloos; van zijne zinnen beroofd. ?rendre quelqu'un au dépourvu , iemand onvoorziens vatten of overvallen. 4'mr un goüt dépravé , een bedorven, een verkeer de, fm aak hebben. ivoir un coeur dépravé , des moeurs dépravées, een bedorven hart, bedorven of flegte zeden , hebben. oir une chofe de prcs, een zaak van nabij zien. iéraciner unarbre, eenen boom ontwortelen. Dé-  PHRASIOLOGIQUE POR.TATIF. J2I DER. Déraciner le vice, de ondeugd uitroeijen. DÉranger quelqu'un,iemand van zijn Huk of in de war brengen; zoo dat bij niet meer weet wat hij zegt of doet. Déranger les cheveux, les ajfaiics , het hair, de zaaken , die in' orde waren, in de war brengen. Mener une vie déréglée, een ongerégeld, een ongebonden, leven leiden. DÉRiDER Jon front, zijn voorhoofd ontrimpelen; een vriendlijker gelaat aanneemen. Tourner en dérision un pasjage de la bible, een text uit den bijbel befpotlijk verdraaijen. Aller d la dérive, met den ftroom wegdrijven; op Gods genade drijven. Ce mot dérive du Grec, dat woord is van het Grieksch afkomftig. 11 est mort beaucoup de monde l'annte derniere. er zijn voorleden jaar veele menfehen geftorven. Il vt'cut dans la retraite la derniere annie de Ja vie, hij heeft hét laatfle jaar zijns levens in de eenzaamheid doorgebragt. Mettre la derniere main d un ouvrage, de laatfte hand aan een werk flaan. En dernier lieu , ten laatilen; eindelijk. II vent avoir le dernier mot, hij wil het laatfte woord voeren. Cest le dernier des hommes, hij is de verachtlijkfte der menfehen. Faire les derniers efforts, de uiterfte poogingen aanwenden. DER. DES. Ce que vous dites ld, est du dernier ridicule, al wat gij daar zegt, is ten uiterften belagchlijk. Traiter quelqu'un avec le dernier mépris, iemand met de uiterfte of grootfte verachting behandelen. Faire une chofe d fes heures déroeécs, iet tusfchen tijden, in zijne fnipperuuren, doen. Faire une chofe a la DEROEÉE,iet fteelsgewijze, in het heimelijke, doen. Dérober une chofe a la connoisjance de quelqu'un, iet voor iemand verzwijgen, verbergen. La muraille me dérore la vue du jardin, de muur beneemt mij het gezicht van den tuin. Se dérober d la perjécution, zich heimelijk der vervolging onttrekken. Se dérober aux yeux du monde, zich aan het oog van de wereld ftilletjes onttrekken Déroger d Jon droit, zich in zijn recht benadeelen. Mettre les ennemis en déroute, de vijanden op de vlugt drijven. Demeurer derrière, agter blijven. Dès le premier jour qu'il la vit, van den eerften dag af dat hij haar zag. Désaccgtjtumer quelqu'un du jeu, iemand het fpeelen afwennen. Se désaccoutumer d'une choje, zich eene zaak ontwennen. Ses manieres 7b«désagréent, zijne manieren behaagen mij niet; ik kan in zijne manieren geene behaaglijkheid vinden. H S Avoir  122 DICTIONNAIRE DES. Avoir un désagrément dans teute fa perfonne, eene onbevalligheid in zijn' ganrfchen perfoon hebben. Je désapprouve fon procédé, ik wraak zijnen handel. Descendre a terre, voet aan land zetten. Ses cheveux lui descendent jusqu'a la ceinlure , zijn hair hangt hem toe den middel toe. II croit être descendu d'Hercule, hij meent van Hercules afkomftïg te zijn. Descendre du vin danslacave, wi|n in de kelder aflaaten. II faut descendre ce chaudron d un cran, men men moet dien ketel een fchakel of een tand laager hangen. Descendre un injlrument de mufique a cordes, een fnaar-fpeeltuig laager (tellen. Faire une descente en pays ennemi, eene landing op 's vijands bodem doen. Tenter une descente, eene landing trachten te doen of beproeven. Désemfarer un vaisfeau, een fchip reddeloos maaken; den mast en het wand affchieten. Désenclouer un canon , het vernageld gefchut ontnagelen. Onsruentpour désenfler les jambes, zalf om de beenen te doen denken, om de gezwollene beenen dunner te doen worden. La leUure désennuie, hetleezen verdrijft de onlust. On Va DÉsENTêTÉ de ce mariage, DES. men heeft hem dat huwlijk uit het hoofd gepraat. Se battre en désespéré, als een wanhoopige vegten. ■ Désespéeee quelqu'un, iemand wanhoopig maaken. Désespéeer d'une chofe, aan iet wanhoopen. Je fuis au désespoir de ne pou- voir vous Jervir, het is mij van harten leed, dat ik u geen dienst doen kan. Etre en fon déshabillé, in zijn nagtgewaad zijn. Se déshabituee d'une chofe , zich iet afwennen. Tenir une chofe a déshonneur , zich iet tot fchande, tot oneer, reekenen. Cela vous tournera a déshonneur, dat zal tot uwe fchande ver- ftrekken, keeren. Se désister d'une demande, van een verzoek afzien, het laaten vaaren. Mener une vie désordonnée, een ongeregeld 'leven leiden. Jetter le désordre dans une ame, eene ziel beroeren of ontftellen; ontfteld of ontroerd maaken. Etre tout désorienté, gantsch verlegen, buiten westen, zijn ; de hoogte kwijt raaken; geheel verbijsterd zijn. DèsQu'»'/ eut appris cette nouvelle, zoodra hij die tijding vernomen had. Former un dessein, een ontwerp fmeeden. Cela s'est fait a dessein, dat is met inzigt, met opzet, gefchied. Desseller un cheval, een paard ontzadelen. II  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 123 DES. II est dur a la desserre, hij geeft niet gaarne ; hij is van Kleeft. Servir le dessert , het nageregt opzetten. Avoir du dessous, in het onder- fpit zijn; onderliggen; niet gelukken. Tirez cela de dessous la table! haal dat van onder de tafel! 0,i le menoit par dessous le bras, men leidde hem onder den arm. II esc au dessous de vingt ans, hij is beneden de twintig jaaren. II croic que cela est au dessous de lui, hij meent, dat zulks beneden zijne waardigheid is. Avoir le dessus , de boven-hand hebben; meester zijn. Cela pend au dessus de la ports, dat hangt boven de deur- Cela est au dessus de vos forces, dat gaat uwe kragt te boven. S.i conduite est au dessus de la midifance, op zijn of haar gedrag heeft de agterklap geen vat. II fe met au dessus de tout, hij geeft nergens om; hij is door alles heen. Se lever de dessus fa chaife, van zijn' ftoel opftaan. Sau'.er par dessus la muraille, over den muur fpringen. Mettre tout fens dessus desfous, alles 't onderfte boven zetten , in wanorde brengen. Ou le destine a l'Eglife , men fchikt hem tot den kerken- dienst. On lui destixe des couronnes, hem worden kroonen toegelegd. Destituk de tout fecours, van alle hulp ontbloot of verftoken. DES. DET. Destituer quelqu'un de fon emplot, iemand van zijn ampt afzetten. Etre dans un entier detachement des chofes de la terre, van alle aardfche dingen afgetrokken of losgemaakt zijn. DÉtacher quelqu'un de fa maitresfe, iemand van zijne minnaares aftrekken. Votre ruban fe détache, uw lint gaat los. Vendre et acheter en détail , bij het ftuk of in het klein koopen en verkoopen. Descendre oaentrer dans /«détail d'une chofe, tot de bijzonderheden van eene zaak komen. Faire un détail circonflancié d'une affaire , een omftandig berigt van eene zaak geeven. Détailler une chofe, eene zaak van ftuk tot ftuk verhaalen. Détailler fa boutique , zijn winkel of winkelgoed inneemen. Drap, quife déteint , laken, dat verfchiet. Détendre un are, een' boog ontfpannen. Détenir quelqu'un prifonnier, iemand gevangen houden. Parler d'une chofe déterminément, ftelliglijk of mee verzekering van een zaak fpreeken. Cela le détermina d partir, dat deed hem befluiten te vertrekken. Les coutumes riont rien déterminé fur cet artkle, de gewoonten hebben omtrent dat artikel niets bepaald. Se déterminer « une chofe,zich tot iet bepaalen, Avoir  124 DICTIONNAIRE DET. DEV. Avoir le -pêché en détestation , de zonde verfoeijen. Sa memoire est en détestation , zijne gedagtenis wordt ver- foeijd. Chercher des détours, omwegen zoeken te maaken. Détourner une rivieie, eene rivier elders heenen leiden. Détourner quelqu'un de fon chemin, iemand van zijnen weg afbrengen. Détourner quelqu'un de fes occupations, iemand van zijne bézigheden aftrekken. Détourner quelqu'un de fon desfein, iemand van zijn voorneemen afbrengen. Détourner le fens d'un pasfage, den zin van eene plaats verdraaijen. Ma montre est détraquée, mijn horologie is ontfteld, loopt kwaalijk. Peindre en détrempe , met waterverwe fchilderen. Détremper du pldtre , pleister of plaaster weeken. Détrousser une jupe, een' opgefpelden rok neêrlaaten. On l'a détroussé en chemin, men heefc hem op weg uitgefchud, zijn goed afgezet. Devancer l'aurore, vóór den dageraad opftaan. II le devance en tout, hij loopt hem in alles voorbij. Bdtir fur le devant, dikbuikig of diklijvig worden. Prendre les devants, voor uit gaan; den voortogt neemen ; (dit wordt gezegd wanneer iemand voord gaat en eenen anderen laat ftaan.) Marcher devant , voor uit gaan, DEV. DELT. (dat is; voor een' anderen of in de eerfte reij gaan. Faire une chofe devant tout le monde, iet voor het oog van al de ivereld doen. Développer une piece de drap, een ftuk laken ontrollen. Développer un fecret, een geheim ontwinden, ontdekken, verklaaren5e développer. d'une mauvaife affaire, zich uit eene kwaade zaak redden. Je ne fais ce qu'il est devenu, ik weet niet waar hij gebleven, wat hem wedervaaren, is. Que deviendra tout cela? wat zal er van dat alles worden, of, hoe zal dat alles afloo- pen ? Que deviendrez vous après cela ? hoe zult gij het daarna maa| ken, wat zal er vervolgens van u worden ? Devenir d'évêque meunier, van een' hoogen toteen'Iaagenftand komen. Déverrouiller une porte , een deur ontgrendelen. 11 est en deuil de fa femme, hij is over zijne huisvrouw in den rouw. Prendre le deuil , den rouw aanneemen. Porter le deuil , rouw draagen. Porter le deuil de fa blanchisfeufe, vuil linnen aanhebben. II devine les fêtes, quand elles jont venues, het is een propheet die brood eet, dat is: hij raadt het als men het hem zegt. Dévoiler un myflcre, een geheim of verborgenheid ontdekken. B  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. DEV. DEÜ. DIA. 72 doit au tiers et au quart, hij is alle man fchuldig. Je vous dois tout, ik ben u alles verfchuldigd. Manquer a /imdevoir, nalaatig in zijnen pligt zijn. Rendre les derniers devoirs d un ami, een' vriend de laatfte eer aandoen of zijn lijkftaatfie of uitvaart bijwoonen. Rendre fes devoirs d quelqu'un , iemand tot zijn' pligt brengen. Se mettre en devoir de fe défendre, zich in ftaat ftellen, zijn best doen, om zich te verweeren. Dévorer fes chagrins, zijn hartzeer verduwen , opkroppen. Etre dévoué au fervice de fon maitre, aan zijns meesters dienst geheel overgegeven zijn. Jls font deux, zij zijn met hun tweeën of met hun beiden. Etre d deux de jeu, kamp op fpeelen; geen voordeel de een boven den anderen hebben; (dit fpreekwoord is ontleend van het kaartfpel.) Le diable riest pas toujours d la porte d'un pauvre homme, een arm man is niet altijd even ongelukkig. Il riest pas fi diable qriil estnoir, hij is zoo boos niet als hij er wel uitziet. Le diable est aux vaches, alles is in rep en roer; de duivel is los. Cest ld le diable, daar zit de zwaarigheid. Tirer le diable par la queue, kwaalijk van het eene brood aan het andere komen; kwaalijk aan den kost kunnen geraaken. DIA. DIC. DIE. D1F. Cela y est diamétralement oppofé, dat is er regtduats mede ftrijdig. La raifon, le bon fens le dicte , de rede, het gezond verftand, leert het. Obferver une bonne diete, een' goeden eetregel houden. Dieu le veuille! God geeve hei! Croire en dieu, in God gelooven. A dieu ne plaifel daar bewaare ons God vooi 1 II y a bien de la différence de vous a lui, tusfchen u en hem is een groot onderfcheid. Avoir quelque différent avec quelqu'un, met iemand eenig gefcbil hebben. II est fouvent différent de lui même, hij is zich zeiven menigmaal ongelijk. Ce qui est différé, riest pas per' du, dat in het vat is, zuurt niet; lang geborgd is niet kwijt gefcholden; dat men uitfluit, is niet verloren. Ces deux chofes different beaur coup, die twee dingen verfchillen veel. Un jlile diffus, een wijdloopige ftijl. II est difficile d contenter, men kan hem kwaalijk vergenoe- Faire le difficile , zwaarigheid maaken iet toeieftaan; zich trotsch houden. Cest un tems difficile, het is een benaauwde tijd. Faire difficulté de dire, zwaarigheid maaken te zeggen. Surmonter les difficultés, de zwaarigheden overwinnen. Digérer ce qu'on matige, verteeren het geen men eet. Die-  126 DICTIONNAIRE DIG.DIL.D1M. DIN. DIR. DIS. Digérer un affront, een'hoon of fmaad verduwen. Cela est de dure digestion oadur a digérer, dat is hard te verteeren. Faire une aüion digne de louange, eene lofwaardige daad begaan. Vous avez un digne fils, gij hebt een' braaven of deugdzaamen zoon. Faire diligence , zich fpoeden; haast maaken. Ce verre diminue les objets, dit glas verkleint de voorwerpen. Les jours diminuent, de dagen korten. Ma vue diminue, mijn gezigt verzwakt. Vui dort dine, de liaap voedt; flaapen is zoo goed als eeten. Son asfiette dinera pour lui, zijn bord houdt zijne plaats aan tafel; of hij er is of niet, het eeten zal zijnen voordgang hebben. Dire fa lepn, zijne les opzeggen. S'iï ne dit mot, il rien penfe pas moins, al zegt hij geen woord, hij denkt er niet teminderom. Depuis qu'il a rompu avec elle, il en dit pis que pendre, federd dat hij geenen omgang meer met haar heeft, zegt hij van haar alle katten kwaad. Trouver d dire d une chofe, op eene zaak iet weeten te zeg- gen' . , , ., Je me moque du qu en DiRAt on, ik lagch wat met de praatjes van de wereld. Je rien disconviens pas, ik ontken hec niet; ik wil het niet tegenfpreeken. Discourirfur une affaire, over DIS. eene zaak fpreeken of redeneelen. Entrer en discours , in het gefprek treeden. Se rendre d discrétion, zich op genade en ongenade overgeeven. Vivre a discrétion, naar zfjn goeddunken of believen leeven. Un diseur de grands mots, een grootfpreeker. Tomber en disgrace , in ongenade vervallen. Disposer quelqu'un d une chofe, iemand tot iet beweegen, overhaalen. Disposer d'une chofe, over iet befchikken; ergens de magt over hebben. /''Homme propofe et Dieu dispose, de mensch wikt, maar God befchikt. Je ne fuis pas disposé d fortir, ik ben' niet gefchikt, ik heb geen trek, om uit te gaan. II ria aucune disposition a lUtude, hij is niet gefchikt, hij heeft geene genegenheid, voor de fludie. Faire la dissection d'un cadavre, een lijk ontleeden. Mettre la dissention entre des amis, onlust of tweefpalt tusfchen vrienden zaaijen. Mener une vie dissolue, een ongebonden leven leiden. Dissoudre ou rompre un mariage, een huwlijk fcheiden of breeken. Dissuader quelqu'un de quelque chofe, iemand iet afraaden. Faire la distinction des gens, onderfcheid van menfehen maaken. Etre  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 127 DIS.DIV.DIX.DOI.DOM.DON. Etre d'une familie distinguée, van een aanzienlijk geflacht zijn. Se distinguer des autres par fon mérite, boven anderen door zijne verdienften uitmunten. Faire divorce avec fa femme, van zijne vrouw fcheiden. Faire divorce avec le bon fens , van de gezonde rede afwijken. Cela est arrivé le dix du mois pasfé, dat is op den tienden der voorledene maand voorgevallen Mettre le doigt desfus, den fpijker np den kop flaan ; juist raaden. II s'en mordra les doigts , hij zal er de nagels over bijten; het zal hem berouwen. Etre a deux doigts de la mort, twee vingerbreed van den dood zijn; nabij den dood zijn. Donner fur les doigts dquelqriun, iemand op de vingers kloppen, beftrafFen. Montrer quelqu'un au doigt , iemand met den vinger nawijzen ; dat is, befpotten. Jen mettrois les doigts ou la main au feu, ik zou er welopzweeren. Dominer fur tout le monde, over de gsnfche wereld heerfchen. Caufer du dcmmage a quelqu'un, iemand fchade of nadeel toebrengen. Cest dommage que ce livre ait (té perdu, het is jammer, dat dat boek verloren zij. Domter fes pasfions, zijne driften bedwingen. Donner avis, kennis geeven. Donner caution, borg flellen. DON. Donner le fouet d un enfant, een kind geesfelen. Donner les mains d quelque chofe, iet toeftaan of toellemmen. Donner dans le panneau ou dans le piege , in den ftrik vallen ; ligtvaardiglijk gelooven; zich iet laaten wijs maaken. Donner dans le faste, veel van de pragt houden; een pragtig leven aanleggen. Donner dans l'excès, overdaad pleegen. Cela donne dans la vue, dat loopt in het oog. II riest pas hommea donner ladedans, hij is geen man om zich daaitoe te laaten overhaalen , om daar in te bewilligen. Donner de la tête contre une muraille, zijn hoofd tegen een' muur ftooten.' Ne favoir ou donner de la tête, geen' raad of uitkomst weeten. Donner du nez en terre, met den neus op den grond vallen. Donner en gage, te pandegeeven. Cette fenêtre donne fur lejardin, dat venfter ziet op den tuin uit. Donner fur l'ennemi, op den vijand losgaan. Donner d boire, te drinken geeven ; tappen. En donner a garder d quelqu'un, iemand iet wijs maaken of op den mouw fpelden. Se donner tout entier d l''étude , zich met lijf en ziel op de ftudie toeleggen. 1 Se donner au coeur joie de quelque chofe, zijn hart ergens mede ophaalen. 7'  128 DICTIONNAIRE DON, DOR. DOS. Je mefuis donne la liberté, ik heb de vrijheid genomen. Se donner de garde de faire une chofe, zich wagten van eene zaak te doen. Se donner du bon tems, mooij weêr fpeelen; goede dagen neemen. Se donner bien de la peine , veel moeite neemen. Ce dont il s'agit, daar het op aan komt, daar over gehandeld wordt. Dor er un livre fur tranche, een boek op fneê vergulden. Dorer la pilule a quelqu'un , iemand eene onaangenaamezaak mooij voordellen. A vieille mule frein doré, een oud muilezel mee een vergulde toom; (dat wordt voornamenlijk gezegd van een oud wijf dat zich optooit.) Dormir la grasfe matinee, een gat in den dag flaapen. Le dos au feu, le ventre d table, met den rug naar het vuur,en den buik aan tafel. Tourner le dos d quelqu'un, iemand den rug of den nek toekeeien, hem verlaaten. Je neus pas plutêt le dos tourné, que la querelle recommenca, naauwlijks had ik de hakken omgekeerd of de twist begon op nieuw. On met tont cela fur mon dos, dat wordt alles op mij gefeboven ; ik krijg van dat alles de fchuld. 11 a bon dos , hij kan er wel tegen; hij kan het wel draagen. Monter un cheval d dos, d crud ou A poil, een paard zonder zadel berijden. DOU. DRA. DRE. Rendre au doublé, dubbel vergelden of wedergeeven. Mettre un linge en doublé, linnen in tweeën toevouwen. Faire doublerwz habit, eenen rok laaten voeren. Doubler le pas, zijne fchreden verdubbelen ; lustig aantrappen. Fin contre fin, riest pas bon pour faire doublure, fijn tegen fijn deugt niet om te voeren; twee vosfen kunnen elkander niet ligt bedriegen. Doué d'intelligence, met verfland begaafd. Etre en doute, in twijffel zijn of ftaan. Révoquer en doute, in twijffel trekken. Douter d'une vêriti, aan eene waarheid twijfFelen. Je me doutois bien de cela, ik vreesde er wel voor; ik had het wel verwagt; ik dagt het half. Ilsne fe doutoient de Hen, zij waren nergens op verdagt. Vendre A la douzaine, bij het douzijn verkoopen. Cest un pcëte d la douzaine, dat is een dichter om er een op het douzijn toe te geeven. Mettre quelqu'un en beaux draps blancs, iemand mooij in de luuren leggen; met hem den gek fteeken. Dresser les quilles , de kegels opzetten. Dresser une ftatue A quelqu'un , ter eere van iemand een ftandbeeld oprichten. Dresser une batterie, eene batterij opwerpen. Dresser des embuches, binderlaagen leggen. Dres-  PHRAStOLOGIQUE PORTATiF. izj» E. ÈAÜ. F'aire de /'eau, wateren; zijn water loozen. Le navirefait sau, het fchip is lek. ËAüt Mettre de 2'eau dans fon vin, wal • ter in zijn' wijn doen; zijnd oploopendheid maatigen. Etre tout en eau, geheel nat bezweet zijn» 1 Tm DRE. DRO. DRU. DU. DUP. Dresser un écrit, un compte, een gefchrift, eene reekening, opftellen. Dresser des foldats , foldaaten drillen. 11 fait débiter fes brogues, hij weet zijne waar aan den man te helpen. , . a bon droit, met recht, terecht. Avoir droit de parler, recht van fpreeken hebben. ' Aller tout. droit, regt uit gaan. Toumer d droite, regts omkee- Alkr'en droiture d Amflerdam , regt toe of regt aan naar Amdam gaan. Ces petits oifeaux Jont deja drus, die jonge vogels hebben reeds veêren , zij zullen dra kunnen uitvliegen. F Herbe y étoit drue, het gras ftond er dik. Du vivant de fon pere, bij het leven van zijnen vader. II est la dupe de tout le monde, hij is allemans gekje. ÏEsprit est fouvent la dupe du DUR.. coeur, het verltand wordt dikwijls door het hart misleid. // est dur de fe voir méprifer, het valt hard zich te zien verachten. Avoir le coeur dur , een ongevoe- lig hart bezitten. Avoir l'oreille dure, hardhoorig zijn. Ce cheval est dur d féperon, dat paard luistert naar de fporen niet. Écrire et parler durement, hard of onbefchoft fchrijven eri fpreeken. U y fait fi chaud, qu"on riy fatiroit durer, het is er zoo heet, dat men het er niet houder! kan. Le tems me dure , de tijd valè mij lang, verveelt mij. Je ne faurois durer du mal de dents, ik kan het niet houden» ik vergaa, van de tandpijn. Dire des duretés d quelqu'un ï iemand met harde woorden be*. jégenen»  13» DICTIONNAIre EAU.EBA.EBL.EBO.EBR.ECA Tout fen est allé a vau /'eau, alles is in rook verdwenen; alles is vervlogen. Il riy a pire eau que celle qui dort, Rille waters hebben diepe gronden; dat is: ftille lieden zijn erger dan,anderen. Nager en grande eau , alles ruim of vol op hebben. Pêcher en eau trouble, in troebel water visfchen; dat is: zich eens anders oneenigheid ten nutte weeten te maaken. Peau lui en vient d la bouche, het water komt hem er van in den mond; dat is ; hij heeft er groote trek en begeerte naar. Cela fait venir /'eau au moulin, dat brengt water op den molen ; dat is, brengt voordeel aan, doet den fchoorfteen rooken. Tenir quelqu'un le bec en /'eau , i iemand met fchoone praatjes ophouden of te leur Hellen. Ébaucher une fiatue, een beeld uit den ruwen houwen. Eraucher un discours, eene rede of redevoering ontwerpen ; het ontwerp van eene 'rede maaken. Le joleil éblouit, de zon verblindt de oogen. La terre /éboula , de grond Hortte in. Ebrancher un arbre, de onnutte takken van eenen boom wegfnijden. Ecailler du pcisfm, de fchubben van den visch affchraapen; viscb fchoon maaken. Faire des écarts , misflappen doen. Tirer quelqriun d /'écart, iemand ter,zijden roepen. ECA. ECU. Écarter la mulütude, de menigte uit elkander drijven. ' Cefufil écarté la dragée, dit ge- I; ,weer verfpreidt den hagel. /Écarter des fentiments des autres, van de gevoelens der anderen afgaan. Faire un échange, eene ruiling doen. /'Echance des prifonniers de guerre, de uitwisfeling der krijgsgevangenen. // a ce vice, mais en échange il a de grandes vertus, hij heeft dat gebrek, maar daarentegen bezit hij groote deugden. jfuger de la piece par /'échaktillon, door het Haaltje van het ftuk oordeelen. Échapper d'un danger, een gevaar ontkomen, ontfnappen. Rien n'ÉciiAPPE a Ja prévoiance, niets ontglipt zijn toeverzigt. Ce mot lui échappa, dit woord ontviel, ontglipte,hem. j'Échapper en paroles déshonnêtes, zich in oneerlijke woorden uitlaaten. Porter le bras en écharpe, den arm in eenen fluijer draagen. Monter fur des échasses , op Heiten loopen. Ne vous échauffezpas! verhit, vertoorn, u nier! Tenir quelqu'un en échec, iemand in vreeze, in bekommernis, houden. Donner échec et mat d tous les plats, alle fchotels ieegen en uitveegen. fouer aux échecs, fchaaken; op het fcbaakbord fpeelen. II a regu un grand échec, hij heeft een' grooten klap, eena groote fchade, gehad. Echou-  PHRASIOLOGIQUE TORTATIF. 131 ECH. ECL. ÉcnouER dans fes des/eins, in zijne voorneemens mislukken. Le canon éclaircit les rangs, het gefchut verdunt de geléderen. ÊCLAiRCiR une dijjicuké, eene zwaarigheid oplosten. ÊCLAiRCiR quelqu'un d'une chofe, iemand in eene zaak licht geeven. Le tems j'éclaircit, het weêr heldert op. Son bien est éclairci, zijn goed is verminderd. Cest un homme fort éclairé, dat is een zeer verlicht man. Etre fort éclairé fur une motiere, zee: verlicht in eene ftoffe zijn. ÉCLAIRER bien la conduite de quelqu'un , iemands gedrag naauwkeuiiglijk gadeflaan. Eviter /'éclat, de ruchtbaarheid mijden; zorgen dat er ieder niet over praate. Cela fit un grand éclat dans le monde, dat maakte veel geruchts in de wereld. Faire des éclats de rire ou klater de rire , fchateran van lagchen. ' . Se rompre en eclat , in verfcheidene Hukken fpringen. Lorsque le tonnerre éclate , wanneer de donder losbarst. Vous avez une voix, qui éclate, gij hebt eene doorklinkende ftem. Sa haine éclate dans toutes les occafions, in alle gelegenheden laat hij zijnen haat blijken. Éclater en injures, in fcheldwoorden uitbarsten. Faire éclater fin resfentiment, zijne gevoeligheid laaten blijken. ECL. ECO. La puisfance de Dieu éclate dans fes oauvres, Gods magt blinkt in ziine werken uit. Cette affaire a éclaté , die zaak is ruchtbaar geworden. Les oifeaux font Éci.os, de vogels zijn uit den dop. La terre fait éclorre mille fleurs, de aarde doet duizend bloemen ontluiken. Le jour commence d éclorre , da dag begint aan te breeken. Ses desfeins font fur le point d'ÉCLoRRE , zijne voorneemens zullen haast voor den dag komen. Vivre avec économie ou èconomiquement, fpaarzaam of huishoudelijk leeven. Écorcher une anguille, een aal aftrekken. Écorcher tout vif, levendig villen. Écorcher une langue, eene taal kwaalijk fpreeken. Cette muftque écorche les oreil-- les, die mufiek kwetst da ooren. Ce vin écorche le gofier, die wijn bijt de keel door. Écorcher le renard, overgeeven na wèl gezopen te hebben. On i'.corche les gens dans cette auberge, men vilt de lieden in die herberg; men moeter alles peper duur betaalen. Écosser des feves , des pois, boonén, erwten, doppen. Payer fin écot, zijn gelag bej taaien. Les ennemis j'écoui.ereNT entre les montagnes, de vijanden ontvlugtten ftilletjes tusfchen de gebergten. Ia *  ï3z DICTIONNAIRE ECO. ECR. ECU. EDE. EFF. 11 /écuulera bien huk jours, er zuilen wel agt dagen ver- loopen. Etre aux écoutes , ftaan luiste ren. li tz'écoute que fon emportement, hij luistert alléén naar zijne oploopendheid. 11 b'écoüte point la raifon, hij luistert naar geen rede. Écraser quelqu'un, iemand verpletteren , geheel bederven, ruïneeren. Écrömer le lak, den room van de melk fcheppen. j'écrier de jok, van blijdfchap juichen. Donner par écrit, in fchrift , fchriftlijk, geeven. Connoitre 2'écriture d'une perfonne, iemands gefchrift of'hand kennen. Ce foulier j'ecule, die fchoen gaat neêr. icuRER la maifon,.het huis uitfchuuren. fchoon maaken. Fermer Tecurie quand les cheyaux font echappés, den ftal fluiten als de paarden er uu zijn; den put dempen als het kalf verdronken is; dat is : hulpmiddelen aanwenden,wanneer zi) te laat zijn. Une vieille édentée, een besje zonder tanden. Édenter un peigne, une fcie . eenige tanden van een' kam of zaag breeken. II efface tous ceux, qui l'ont précédé, hij overtreft alle zijne voorzaaten. Le tems efface tout, de tijd wischt alles uit, of doet alles vergeeten. Effaroucher une béte, een beest fchuw of wild maaken. EFF. // nefaut effaroucher perfonne, men moet niemand fchuw maaken of voor het hoofd ftooten. Effectuer ce qu'on a premis, zijne oeloften naarkomen. Tout effet prêfuppofe une caufe, alle gewrocht onderftelt eene oorzaak. Effeuiller les arbres, de hoornen ombladeren. Pendre en effigie, in beeldnis ophangen. Avoir le vifage effilé , les jambes effilées, een fchraa•le, magere,tronie, of fchraale bec en, hebben. Vdoffe j'effile , de ftof raafelt uit. Ce cheval est efflanqué, dat paard is den bek afgereden. Le coup ria fait «h'effleurer ia peau de fclioot heeft het vel maar een weinig afgefchaafd. Effleurer une matiere, over eene zaak maar ligt heenen loopen; van eene zaak maar in algemeene bewoordingen fpreeken. .t'Efforcer de domter fes pasfions , zijne uiterfte poogingen aanwenden om zijne driften te temmert. // a fait tous fes efforts pour cela, hij heeft alle zijne kragten daar toe ingefpannen, alle poogingen aangewend. Cheval qui a pris un effort , een paard dat bezeerd is. dateene fcheuring der aderen, of uitfpanning der zenu'ven, gekregen heeft. Porter /'effroi par tout, den fchrik overal verfpreiden; alles fchrik aanjaagen. Re.  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 133 EFF. EGA. Regarder ' quelqu'un effronté- ment, iemand onbefchaamd aank ijker. Cela mest égal, dat is mij om het even. lis Jont égaox en autorité, zij hebben beiden even veel ge- zags Les Hchesfes ne Jont rien d /'égal de la vertu, de rijkdommen zijn niets in vergelijking van de deugd. Égaler les parts, de deelen of loten geluk maaken. Égaler quelqu'un en valeur, iemand in dapperheid evenaaren Égaler la récompenje au Jervice, de belooning naar den dienst evenredigen. i'Égaler a quelqu'un, zich met iemand gelijk (rellen. Avoir égard au tems, den tijd aanzien of in acht neemen. Avoir de grands égards pour les gens de mérite, veel achting voor de lieden van verdienden hebben. 11 en amal ufé d mon égard, hij heeft kwaalijk met mij, of ten mijnen opzigte,gehandeld. ■X ('égard de votre affaire, met betrekking tot uwe zaak. Égarer quelqu'un, iemand aan het dooien helpen; van den weg afbrengen. Écarer une chofe, iet verleggen; niet weeten waar men iet ne- dergelegd heeft. j'Égarer dafw lafoule, onder het gedrang verdwaalen. Sart esprit commence d j'écarer , zijn verdand raakt aan het hollen. égayer un iiscours, eene reden EGO. ELA. ELE. behaaglijk, aangenaam, maaken. Etre gueux comme un rat d'ÉGLise, zoo arm als een kerk-rot zijn ; dood-arm zijn. "Je tm'égOsille dforce de vous ap-^ peller, ik overfchreeuw mij met u te roepen. Ce cheval fait de furieux élans , dat paard doet vervaarlijke fprongen. Un lion j'élanca Jur lui, een' leeuw fchoot op hem toe» vloog op hem aan. Élargir un habit, een kleed uitleggen, wijder maaken. Élargir un prijonnier, een' gevangenen op vrije voeten dellen. Etre dans Jon élemént, in zijn élement,in zijn fchik.zijn. Élever une muraille, een' muur hooger optrekken. Élever quelqu'un d une haute dignite, iemand tot eene hooge waardigheid verheffen. Élkver quelqu'un jusqu'au ciel, ou jusqu'aux nues, iemand hemelhoog verheffen; hem zeer prijzen. Élever les yeux aux ciel, de oogen naar den hemel heffen of daan. Élever Ja voix, zijne dem verheffen. Le Joleil éleve les vapeurs, de zon trekt de dampen op. Élever des enjans, kinders opvoeden. Les vapeurs j'élevent , de dampen rijzen óp. Qukonque /élevera , [era abaisJé, die zichverhoogenzal.zal vernederd worden. s'Élever contre Jon maitre, tegen zijnen meester opdaan. I 3 F'  134 DICTIONNAIRE EU. ELO. ELÜ. EMA. EMB. II /éleva une furieufe tempête, daar ontftoi.d een verfchriklijk on weder. Cêtoient tous gens o"élite, het was altemaal uitgelezen volk. Je juis fort éloicné de le croire, ik geloof het op verre na niet; ik ben wel verre af van het te gelooven. On voie dans /'éloignement de ce tableau une ville, men ziet in het verfchiet van dat fchil- derij eene ftad. Éloignez cette chaife du feu, trek of fchuif dien ftoel wat van het vuur af. j'Ploigner du refpeU, qu'on doit d quelqu'un, van den eerbied, dien men iemand verfchuldigd is, afwijken. .Éluder les intentions de quelqu'un, iemands oogmerk veriedelen. Éluder une propofition, een voor- ftel ontwijken, te leur ftellen, kragtloos maaken. Peindre en émail, brand fchil- deren. Le printems émaille la terre , in de lente wordt de aarde met allerhande bloemen vercierd. Vous vous émancipez ! gij gaat de paaien te buiten; gij doet meer als u toekomt; gij gaat te verre! Mettre un embargo fur les vaisfeaux , de fchepen in beflag neemen. Embarquer quelqu'un dans une méckante affaire, iemand in eene kwasde zaak wikkelen. Jetter quelqu'un dans «"embarras, iemand in de verlegenheid brengen. j 5e tirer «"embarras, zich uit de I verlegenheid redden. EMB. Avoir la tête embarrassée cCunt affaire, het hoofd met eene zaak bezet hebben. Cette difficulté l'afort embarrassé, die zwaarigheid heeft hem zeer veriegen gemaakt. Je vois bien que ce ruban vous embarrassé , ik zie wel, dat dit lint u in den weg is, u hindert. Embarrasser une affaire , eene zaak verwarren. // /embarrassé de tout, het minfte maakt hem verlegen; hij bekreunt zich aan alles. /Embarrasser mal a propos dans une affaire, zich ten onpasfe in eene zaak inlaaten. Je ne to'embarrasse de rien, ik kreun mij nergens aan. Embattre les roues, wielen of raderen met ijzere banden of hoepen beflaan. ^otre fille ne fait que croltre et embellir , uwe dogter doet _ niet dan groeijen en bloeijen. Embellir une maifon, een huis fraaijer maaken, opfchikken. Prendre une ville «"emblée , eene ftad fpcediger.ftormenderhand inneemen, overrompelen. Avoir de 2'embonpoint, wèl in het vleesch zijn. Mettre un navire d «'embouchure du port, een fchip aan den mond van de haven plaatzen. Cette riviere a fon embouchure dans la mer, die rivier heeft haare ontlasring in de zee. Jurer comme un chartier embourbé, vloeken als een karman, die in de flijk vast zit. s Embourber dans le vice, in de zonden verzinken. Cet-  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIF. 13* EMB. EMI. EMM. EMO. I Cate bombi a embrasé toute la ville, die bom heeft de geheele ftad in vuur en vlam gezet . , Embrassrr un enfant, esn kina omhelzen. Cette disfertation embrasse bien des chofes, die redevoering vervat veele dingen. > Embrasser le parti de quelqu un, iemands zijde kiezen. Embrasser une vocation,een beroep aanvaarden; zich een beroep verkiezen. Qui trop embrasse, mal étremt, die te veel onderneemt, flaagt kwaalijk; twaalf ambagten en dertien ongelukken. Embrouiller les affaires, de zaaken in de war helpen. Jl j'embrouille quelquefois fi fon, qu'il ne fait plus oü ifen est, hij verwart zich zomtijds zoo zeer, dat hij niet weet waar hij is. Se trouver dans un danger eminent, zich in een hoogdringend gevaar bevinden. Emmaillotter un enfant, e;n kind in de luieren doen, bakeren. j'Emmaillotter dans une couverture, zich in een* deken winden. Emmancher un couteau, een hegt aan een mes maaken. Emmenotter quelqu'un, iemand de boeijen aan de handen doen. Emmuseler un ours, een beer muilbanden. Émonder un arbre, de laage takken van een' boom af- fnoeijen. Emousser les arbres, het mos van de boomen afdoen. EMO. EMP. Cela émuusse l'esprit, dat verftompt den geest. Émouvoir les auditeurs, het hart der toehooreis roeren, aandoen. Le vent émeut les flats, de wind beroert de golven. Émouvoir les pasfions, de hartstochten roeren of gaande maaken. ÉMiuvoiR quelqu'un d compasfion, bij iemand medelijden verwekken. Se laisfer émouvoir aux pleurs de quelqu'un , zich door de traa- nen van iemand laaten bewee- gen. j'Emparer d'une ville, zich van eene ftad bij .verrasfing meester maaken. Je ne faurois m'EMPécHER de rire, ik kan mij niet weê:houden van lagchen. Empeser du linge, linnen ftijven. EMPiêTER fur les droits d,autrui, in iemands iechten treeden. Employer quelqu'un d quelque chofe, iemand ergens toe gebruiken. Employer de bonnes paroles, goede woorden gebruiken. Employer mal fon tems, zijnen tijd kwaalijk befteeden of doorbrengen. Empocher l'argent qu'ongagneau jeu, het geld, dat men in het fpel wint, in zijn' zak fteeken. Emportezcela! neem dat mede! II eut le bras emporté d'un coup de canon, zijn arm wierd hem door een' kanonskogel wegge» fchoten. I 4 ie  Ï36 BICTIONNAIRE EMP. ENC. Le quinquina emporte la fievre, de kina neemt de koorts weg. Emporter une place d'asfaut , eeneplaats ftormenderhand inneemen. II /'emporte fur tous les autres, hij gaat alle anderen te boven. Enfin vous /'emfortez ! eindlijk krijgt gij de bovenhand! // ne faut pas vous emporter , gij moet nier oploopend worden Of opvliegen. 5e laisfer emporter d la fiatterie, zich door de vleijerij laaten vervoeren, het oor daar aan verleenen. Cette écriturc ci /'emportefur celle la, dit fchrift is beter dan dat. ie favon emporte la crasfe du linge, de zeep neemt de vuiligheid van het linnen weg. Travailler avec empressement a une chofe, met zucht en iever aan iet werken. Demander une chofe avec empressement, iet met iever , met nadruk, verzoeken. ■s'Empresser de travailler, met iever zoeken te arbeiden. Tout le monde j'empresse d lui rendre fervice, ieder beiever t zich om hem dienst te doen. Je sb'empresse a vous écrire, ik haast mij om u te fchrijven. Faire un emprunt , iet leenen. Vivre (/'emprunt , leeven van het geen men ontleent. Vendre d /'encan, bii openbaaren uitroep, of voor den overman, verkoopen. Emcaquer du hareng, haring in tonnen pakken. Cette femme est enceinte, die vrouw is zwanger of zwaar. ENC. Donner d quelqu'un de /'encensoir parlenez, iemand op eene, fchimpige of onbefchofte wijze prijzen ; woordlijk, met het wierookvat voor de neus flaan. Enchasser une pierre dans del'or, ) een' fteen in het goud zetten. * j'Enchasser dans un fauteuil, zich ineen'leuningftoel zetten. Faire une ENCiièRE, een hoor/er bod doen; meer geld bieden. II en payera la folie enchcre, hij zal den zotten'koop betaalen; hij zal er voor moeten lijden of geflraft worden. Mettre d /'ENCHèRE, iet openlijk veilen om aan den meestbiedenden te verkoopen. La guerre enchérit tout, de oorlog maakt alles duurer. Province enclavée dans un état x een landfchap dat in eenen ftaat befl.or.en ligt efinfchiet. Etre enclin au mal, tot het kwaad geneigd zijn. Enclouer un cheval, den fpijker te diep in des paards voet flaan. Enclouer le canon, het gefchut vernagelen. Etre entre le marteau et /'enclome, tusfchen den hamer en het aambeeld zijn; van alle kanten in het gevaar zijn. // rien a pas /'encolure , hijziet er niet naar uit. Cheval de fine encolure , een. paard, dat fijn van hals is. Encore f*»7 vouloit travailler, zo, hij nog maar werken wilde. Je lui écrirai de bonne encre , ik zal hem met eenefcherpepen, met nadruklijke woorden, fchrijven; ik zal hem toonen met wien hij te doen heeft. M  PHRASIOLOGIQUE PORTAT.IF. 137 END. ENF. II me fait ENüêvÉR, hij maakt mij raazend. Endormir.un enfant, een kind in flaap wiegen. Endosser une lettre de change , eenen wisfelbrief endosfeeren, dat is, overdraagen met eene order op den rug, om denzelvenaan den tooner te betaalen. Enduire un vaisfeau de poix ou de goudron, een fchip met pik of teer heilrijken. La trempe endurcit le fer, bet doopen van het gloeijend ijzer, in het water, maakt het hard. j'Endurcir au travail, zich aan den arbeid gewennen. Dès fon enfance, van kindsbeen af. Faire /'enfant, zich kinderachtig aanflellen. Enfermer une chofe d la cléf, iet op flot fluiten. Enfiler des pcrles , paarlen rijgen of fnoeren. Cela ne /enfile pas comme des perles, dat gaat zoo gemaklijk niet, als het wel fchijnt. Le vent enfile les rues, de wind blaast de llraaten in. Enfiler une rue, eene ftraatinflaan. Enfiler quelqu'un, iemand met een' degen door het lijf fteeken. II /enfila lui mime, hij liep zelfs in den degen van zijne tegenpartij; hij bragt zich zeiven in het net. Etre enflammé de colere, blaa ken van gramfchap. Enflammer le courage, den moed ontfteeken. Etre enflé d'orgueil, opgeblazen van hoogmoed zijn. Enfler une vesfie, eene blaas met Wind opvullen. ENF. ENG. Les pluies oi\t enflé la riviere, de regen heeft de rivier doen zwellen. Enfoncer des pilotis, paaien in den grond heijen. Enfoncer fon chapeau, zijn'hoed in de oogen trekken, Enfoncer une porte, eene deur met geweld inftooten. Enfoncer les rangs, de geléderen breeken. /Enfoncer dans une forêt, diep in een bosch gaan. /Enfoncer dans le fobie, in het zand verzinken. Enfouir une chofe dans la terre, iet onder de aarde begraaven , bedelven. a mal enfoürner, on fait des pains cornus, ais men het brood kwaalijk in den oven doet , maakt men de brooden fcheef; dat is: eene zaak, die kwaalijk aangevangen is, lukt zelden. Enfreindre les ordonnances , de inftellingen overtreeden, verbreeken. II s'est enfüi, hij is weggevlugt. Le pot /enfuit , il est fêlé , de pot lekt, hij is geborften. Le lait /enfuit, de melk loopt of kookt over. Engager des Jbldats , foldaaten aanneemen, in dienst neemen. Engager fa parole, zijn woord geeven. Engager fes msuhles, zijn huis-> raad verpanden, in den lombaard brengen. ^'Engager dans une affaire, zich in eene zaak fteeken,inwikkelen, inlasten, X S, Mot).  138 DICTIO NNAIRE ENG. Mon piéd /engagea, mijn voe raakte vast. Ce marchand s'est engacé d m fournir ce dont faurai befoin die koopman heeft zich ver bonden mij al het noodige tt bezorgen. /Engager pour quelqu'un, ziel: borg voor iemand Hellen. /Engager dans k fervice, diens; neemen. Engager un domestique , eenen knegt huuren. Engager le comlat, het gevegt beginnen. Je ne puis pas aller diner chez mts, je fuis engagé ailleurs, ik kan bij u niet gaan eeten, ik ben verzegd, ik heb mijn woord gepasfeerd. Avoir des engelu tES aux mains ou aux piéds, winterhanden of wintervoeten hebben. La familiarité ENGENnRE le mépris, gemeenzaamheid baart minachting. A force de boire, il a englouti Hut fon bien, door zijn derk zuipen heeft hij al zijn goed doorgebragt. Ofeau, qui s'est englüê les ailes, een vogel, die met zijne vleugels aan den lijmftang is vast geraakt. Le port /engorge, de haven wordt met zand! of gruis verdopt. Il faut avoir foin, que les égouts ne /engorgent , men moet zorgen, dat d<; rioolen niet verdopt raaken, Avoir les mains ünggurdies de froid, de handen van koude verftljfd of verdoofd hebben. Jai la jambe toute engourdie , mijn been flaapt. ENJ.ENI ENL.ENN. ENO ENQ. Cela engourdit l'esprit , dat maakt den geest dof. II est haut enjambé,- hij heeft lange beenen. Retirer fon enjeu, zijn inleg weêr uittrekken; het geld, dat men in den pot gelegd had, weêr tot zich neemen. Avoir l'esprit enjout;, een' vrolijken geest hebben. Etre Enivré de fa bonne fortune , door den voorfpoed dartel of opgeblazen geworden zijn. Enivrer quelqu'un,iemand[dronken maaken. II /enivre tous les jours, hij zuipt zich alle dagen dronken. Elle est fort enlaidie , zij is zeer Ieelijk geworden. On lui enleva tous fes meubles, men ontnam, men ontroofde hem, al zijn huisraad. Enlever une file, een meisje fchaaken. Enluminer une carte, eene kaart met kleuren afzetten. Cest fon ennemi mortel, het is zijn erf- of dood- vijand. Caufer de /'ennui d quelqu'un, iemand verdriet aandoen. II /énonce fort bien, hij drukt zich zeer wel uit. /Enquérir d'une chofe, naar iet verneemen, onderzoek doen. Le mal est enraciné, het kwaad is ingeworteld. Cest de la mufique enragée, het is katte mufiek, mufiekomdol te worden. Avoir une faim enragée, een* dollen honger hebben. Elle crie comme une enragée, zij tiert ils een dol of uitzinnig mensch. II  PHRASIOLOGiqUE POR.TATÏF. 13* ENR. ENS. ENT. II enrage contre lui* hij raast op hem als een dol mensch. II me f era enracer, hij zal mij dol maaken. // enrage de ƒ«')»,hij raast van den honger. Un portrait enriciii de diamants, een afbeeldzel met diamanten omzet. Enrichir un livre de tailles douces, een boek met koperen plaaten vercieren. La mémoire /enrichit par la leUure, het leezen verrijkt het geheugen. Lejeu enrichit gueres de gens, het fpel verrijkt weinig menfehen. En roller des foldats, foldaaten op den krijgsrol zetten. Le fer /enrouille , het ijzer verroest.. Etre logé d Tenseigne de la lune, in de opene lucht, onder den blooten hemel,huisvesten. Enseigner le chemin d quelqu'un, iemand den weg zeggen dien hij neemen moet. Enseigner d lire et d êcrire aux enfans, de kinders leeren leezen en fchrijven. Ensemencër un champ, een'akker bezaai jen. Enséveli dans la mèlancholie, in de droefgeestigheid begraven of gedompeld. II fit la riponfe, qui /ensuit, hij gaf er het volgende antwoord op. II /ensuit donc, er volgt dan uit. II est entaché de ce vice ld, tiij is met die ondeugd befmet. Entamer un discours, een reden of gefprek beginnen, aanvangen. ENT. f Homme entant qu'homme , de mensch voor zoo veel hij mensch is. Ils étoient tous entassés les uns fur les autres, zij waren allen op elkander geftapeld. Entasser crimeJur crime, fchelm- ftuk Op fchelmftuk hoopen. Entendre d demi' mot, met een half woord verftaan. Donner d entendre, te verftaan geeven. Entendre bien la langue, de taal wel verftaan. Entendre d un accommodement-, tot een vergelijk verftaan, er naar luisteren. ^'entends que cela fe fasfe, mijn wil is , ik verftaa,dat dat gegedaan worde. Le bruit du tambour /entend de loin, de troirimelflag wordt van verre gehoord of laat zich van verre hooren. On a de la peine d /entendre , men kan elkander ternaauwer nood verftaan. Cela /entend, dat verftaatzich of fpreekt van zelfs. Ils /entendent comme larrons en foire, zij verftaan elkander als dieven op de kermis; zij trekken ééne lijn. /Entendre H la navigation, zich op den zeevaart verftaan , er in bedreven zijn. Je n'y entends rien , ik vat het niet; ik kan er niet uit; ik begrijp er niets van. Faire Z'entendu , den gebraden haan fpeelen ; den hom uit- haalen; dat is: zich verwaand aanftellen; alles willen ofvoor- geeven te weeten. ■ Bleu  14» BICTIONNAIRE ENT. Rien entendu que vous ne vous en mêliez pas, wel verftaande of mits gij er u niet mede bemoeit. Un mot a doublé entente, een dubbelzinnig woord. Aller a /'enterrement, te be- graafnis gaan. Etre ENiêrÉ, ou s'fiNTeTER d'une chofe, met iet ingenomen zijn , er veel rncê ophebben. Le vin fort ENTêTE, de fterke wijn is hoofdig, trekt in het hoofd. Entiché d'avarice , met gierigheid befmet. Ce pain est demeuré dans fon entier, dit brood is in zijn geheel gebleven. Entonner les louanges de quelqu'un, iemands lof opzingen, uitgalmen, uitbazuinen. Donner une entorsb a lafoi conjugale deechte-trouw fchenden. Se faire une entorseöu piVa'.zijn' voet verduiken of verdraaien. Lesfeves de Rome /entortillent autour des perches, de roomfche boonen klimmen of vlegten zich om de ftaaken. FOcêan entoure la terre, de oceaan omringt de aarde. Entrainer quelqu'un en prifon , iemand naar de gevangenis fleepen. Une purgation entraine les mau- 1 vaifes humeurs du corps, eene purgatie haalt de kwaadevoch ten uit het ligchaam. Par fes raifonsil m'a entrainé de jon cóté, door zijne redenen ( heeft hij mij overgehaald. Entraver un cheval, -lui mettre des entraves , een paard een I blok of ijzer aan de pooten doen, op dat het niet wegloope. ENT. Se trouver entre deux felles le cul d terre, tusfchen twee doelen in de asch zitten; zich in de uiterfte verlegenheid bevinden. Cela fait dit entre nous, onder ons gezegd en gebleven. Un homme entre deux ages, een man, die noch jüng noch oud is. Ce pays est entrecoupé de canaux, dat land is met verfcheidene gragten doorfneden. Entrecouper fes paroles de fanglots, zijne woorden metfnikken af breeken. Remplir les entredeux^ de tus- fchenruimte vullen. Dés /'entree de la table, van het begin van den maaltijd af. Des /'entrée de fon discours, met den aanvang zijner reden. Payer les droits «"entree, de inkomende rechten betaalen. Sur ou dans ces entrefaites, middelerwijl; terwijl die dingen voorvielen. Cette wande est bien entrelardée, dat vleesch is braaf met vet doorgroeid. Entrelarder une harangue de Grec et de Latin, eene aanfpraak met Griekseh en Latijn doormengen. In intriguant /entremet detout pour fe rendre nécesfaire, een intrigant bemoeit zich met alles, om zich noodzaaklijk te maaken. ",ela s'est fait par fon entremise, dat is door zijne bemiddeling, of tusfchenfpraak ,gefchied. Intrer dans le port , binnen loopen; de haven inzeilen. Ce  PHRAS10L0GIQUE PORTATIF. 141 ENT. Ce couteau 7ï'entre pas bien dans fa gaine, dat mes gaat niet gemaklijk in de fchede. II ne fait jw'entrer dans le monde, hij komt maar eerst in de wereld kijken; hij begint eerst verkeering met menfehen te hebben. Entrer en condition , in dienst treeden. Entrer au fervice de quelqu'un in iemands dienst treeden of overgaan. Entrer dans le fervice, zich in militairen diens- begeeven. Entrer dans l'opinion de quel qu'un, tot iemands gevoelen overgaan. Cela ne m'est jamais entré dans Tesptit, dat is mij nooit in den zin of in de gedagten gekomen. Entrer dans les intéréts de quelqu'un , in iemands belangen treeden, dezelven voorftaan. Entrer en dis cours avec quelqu'un, met iemand in gefprek treeden. Entrons enmatiere! laaten wij tot de zaak zelve komen of overgaan 1 Entrer en posfes/ton d'une chofe, in het bezit van iet treeden. Entrer en charge, een ambt of bediening aanvaarden. Entrer en procés, aan het pleiten raaken. Entrer en goüt, finaak beginnen te krijgen. II entre bien de la vanité dans le récit, au'il fait, er loopt veel verwaandheid onder het verhaal, dat hij doet. Entrer en majorité, meerderjaarig worden. ENT. ENV. II entre dix aunes d'étoffe dans ce manteau, er gaan tien ellen doffe aan dien mantel. Entretcnir une maifon, een huis in goeden flaat onderhouden. Entretenir la paix, de vrede onderhouden. Entretenir le feu , het vuur aan den brand houden. Entretenir quelqu'un fur unè matiere, iemand over een onderwerp onderhouden. II ne gagne pas de quoi /entretcnir, mei het geene hij wint* kan hij zich niet onderhouden. /Entretsnir avec quelqu'un de quelque chofe, met iemand over iet fpreeken. Convenir d'une entrevue , eenen bijeei komst bedemmeb. Knvelopper la virité fous des faoles , de waarheid onder verdichtzelen verbergen. ENVEL .rpiR l'emrmi, den vijand bezette: .ifluiten, omcingelen. /Envelopper dans fon manteau, zijn' mantel om zijne ooren flaan. Compofer un thême d /'envi, een opltel om het best overzetten. Porter enVie d quelqu'un, iemand benijden; verdrietig zijn over iemands geluk of goede hoedanigheden. Se mettre au desfus de /'en vie, zich boven den nijd dellen; zich Ran de benijders niet kreunen. Votre firt est digne «"envie, uw lot is benijdenswaaidig.. Avoir envie d'une chofe, ergens zin of lust toe hebben. Sa  142 DICTIONNAIRE ENV. EPA. Satisfaire fon envie , zijn' lust boeten of voldoen. Quand le's chofes font trop cheres, /'envie men pasje, wanneer de dingen te duur zijn, vergaat mij de lust. II vaut mieux faire envie que pitié, het is beter benijd dan beklaagd te worden. Avoir des envïes aux ongles, nijdnagels hebben ; (dat zijn velletjes die aan de wortelen der nagelen komen.) Je ne lui envie pas fon bonheur, ik benijd hem zijn geluk niet. Jai en vis agé cette affaire de tous les cótés, ik heb die zaak aan alle kanten befchouwd, naauwkeuriglijk overwogen. Envi?age k la mort avec indiffêrence, den dood met onverfchilligheid te gemoet zien. rpifeau s'est envolé, de vogel is weg gevlogen. Son ame est prête d /envoler , zijne ziel is gereed om te ontfnappen. Mon argent j-'envole, mijn geld j vervliegt, gaat om een luchtje. Envoyer fon domestique au devant de quelqu'un, iemand zijn' knegt te gemoet zenden. Envoyer prornener quelqu'un, iemand uit wandelen zenden; iemand nutloos bézïg hóuden. "Entrer dans /'épaisseür d'un ■ bois, in het digtile van een bosch gaan. Les fleurs /épanouissent , de bloemen gaan open, ontfluiten zich. Épargner fon argent, zijn geld befpaaren. II ÉPARGNE tOUS IcS Ü11S CCntducatS, hij legt jaarlijks honderd ducaaten ever. EPA EPE. Oiiand on raiile, il faut du moins I épargner fes amis, als men fchertst, moet men ten min| Hen zijne vrienden ontzien. On w'épargna ni age, ni fexe men verfchoonde noch jaaienj noch gedacht. Épargnez moi la peine de venir! befpaar mij de moeite van te komen ! Cela éparcne bien dutemps, dat haalt veel tijds uit. Avoir les cheveux épars , verfpreid, loshangend, hair hebben. Avoir le nez épaté, een platte neus hebben. Je riai pas les épaules asfez fortos pour m'en charger, mijne fchouders zijn niet flerk genoeg, om dien Jast te torfchen; ik kan dat niet op mij neemen. Hausfer les épaules, de fchouders optiekken. Regarder quelqu'un par desfus /'épaule, iemand over het fchouder, dat is: met verachting, aanzien. Payer quelqu'un par desfus /'épaule , iemand over het fchouder, dat is: niet, betaalen. Mtttre la main d /'épée, naar den degen tasten; de hand aan den degen flaan. Mettre /'épée d la main, van leêr trekken. Tirer /'épée, den degen trekken. Pasfer tout au fil öW'épée, alles over den kling laaten fpringen, ombrengen. Épeller les lettres, de letters fjiellen. Etre éperdument amoureux d'une perfonne, fmoorlijk op iemand verliefd zijn. Epier  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIF. T43 EPI. EPL. Épier la contenance des ennemis, den ltand der vijanden befpieden, gadeflaan. Épier Foccafwn , de gelegenheid befpieden, // riest point de rofes fans épines , geene roozen zonder doornen; daar is niets zoo aangenaam of het houdt ook eenige onaangenaamheid in. On diroit qriil marche fur des épines, men zou zeggen dat hij op doornen liep; hij durft niet Hout toetreeden. Marcher fur des épines , tusfchen hoop en vreeze Haan. Se tirer une épine du piéd, zich een' doorn uit den voet trekken; dat is , zich van eene nételige zaak ontflaan. Cest une affaire épineuse , het is eene nételige zaak. Tirer fon épingle du jeu, zich zachtjes van eene zaak aftrekken, waar in men zich wilde fteeken. Je rien donnerois pas une épingle , ik zou er geene fpeld, geen' duit, voor willen geeven. Cette femme est toujours tirée d quatre épingles, die vrouw is altijd even proper en net. Une femme toutè éplorée, eene vrouw, die in traanen fmelt. Épluchrr des legumes, groenten fchoon maaken, verleezen. Épluciier un ruban, een lint uitpluizen. Éplucher une matiere, eene zaak diep onderzoeken of uitpluizen. Pasfer /'Éponge fur quelque chofe, de fpons ergens over veegen; iet in het vergeetboek fchrijven. EPO. EPR. EPU. Vouloir fêcher la mer avec des éponges, de zee met fponfen willen opdroogen; dat is, onmoogelijke dingen onderwinden; door eene kleine gedienftigheid al het groot leed, dat men iemand aangedaan heeft, willen vergoeden. Le prédicateur les a ipousés, de predikant heeft ze getrouwd. Épouser une veuve, met eei;e weduwe trouwen. Épouser l'opinion de quelqu'un, iemands gevoelen aanneemer. Épousseter les habits , de kleederen uitkloppen. Épousseter le dos d quelqu'un, iemand den mantel uitveegen, afrosfen. Donner de /'épouvante d quelqriun , iemand vervaard maa' ken. Faire /'épreuve d'un remede, de prcef van een geneesmiddel • neemen. Mettre la patience de quelqu'un & /'épreuve, iemands geduld op de proef Hellen. Prendre des valets d /'étreuve , knegten hiituen om te zien hoe zij zichgedraagen. Éprouver l'or, het goud beproeven of toetzen. Je l'ai éprouvé , ik heb het ondervonden ; ik heb het bsproefd. Éprouver unami, eerien vriend beproeven, op de toets Hellen. /Éprouver foi même, zich zeiven beproeven. Épuiserfesforces, zijne kragten uitpuilen, verfpillen. La medifance ne /épüise point, de laster houdt nooit op. Epui-  144- DICTIONNAIRË EPU.EQU.ERA.ERG.ERI. ESC. Épuiser une matiere , alles zeggen , wat van eene zaak gezegd kan worden. Épuiser un puits, een* put leeg putten. Avoir un Jtite epuee, een zuiveren, netten,ttijl hebben. Les liqueurs s'épurent par la filtration, de vloeijftoffen worden gezuiverd , wanneer rnen ze door een' fijnen doek laat loopen. Tenir en équilibre, in evenwigt houden. Etre en mauvais équipage, flegt gekleed of in de plunje zijn. Équiper un matelot,een* matroos uitrusten. Équiper une fiotte, eene vloot uitrusten. Rendre /'équivalent , gelijke vergelding doen ; met gelijke munt betaalen. Les épingles ébaflent la peau , de fpelden rijten of haaien het vél op of open* Monter Jur fes ergots , trotsch fpreeken. Ériger une flatue d quelqu'un , ter eere van iemand een ftand- beeld oprigten. Ériger une terre en Duclié, een land tot een Hertogdom maaken. /ériger en cenfeur , zich tot eenen berisper opwerpen; zich meesterlijk aanftellen. Escalader une muraille, een' muur met ladders beklimmen. Il m'a escamoté un livre, hij heeft mij een boek ontfutzeld, ftil weggenomen. Faire.des escapades, ligtmisfen; verkeerde fprongen maaken. j'Escrimer des mdchoires, met de kaakebeenen fchermen. ESC. ESP. ESS> Je irien escrime un peu , ik vefftaa 'er zoo iet van. Mettre des arbres en espalier j boomen tegen latwerk planten , zetten of leiden. Les animaux fe divifenten plufieurs especes, de dieren worden in bijzondere gedachten verdeeld. Tout ce que fackete, est toujours de la meilleure espece , ik koop altijd van het beste foort. Mettre fon espérance en Dieu , zijne hoop op God ftellen. Concevoir de grandes espéranges, groote hoop voeden. EsPérer en Dieu, op God hoopen. E^pérer la vie ètornelle, op het eeuwige leven hoopen. Rendre /'esprit , den geest geeven; fterven. Avoir de /'esprit, verftand hebben. Avoir /'esprit au jeu, gaarne, fpeelen. Avoir ('esprit du jeu , gaauw in het fpeelen zijn, er verftand toe hebben. Voici quel est /'esprit de notré contraü, zie daar wat de mee^ ning van ons verdrag is! Avoir un esprit de vengeance , wraakgierig van aart ziin. Cest de /'esprit de vin reüifié, het is overgehaalde brandewijn. Faire /'essai d'une chofe, de proef van iet neemen; iet probeereni Prendre une chofe a /'essai , iet op de proef neemen. Ess amber du linge, linnengoed in de week zetten. Essayer un habit, een'rok pasfen, zien of hij wèl zit. Prendre /'essor, zich in de lucht verheffen door de vlugt; (van roofvogels fpreekende.) . Dort-  PHRASIOLOGIQUE PORTAT1F. H5 ESS. EST. Donner /'essor a fon imagination, zijne verbeelding den vrijen teugel vieren. Essorer du Unge, linnen in de lucht te droogen hangen. Essouffler un cheval, een paard buiten adem doen loopen, den bek afrijdende me fuls tout essoufflé, ik heb mij volkomen buiten adem gelopen. Essuyer la table avec une éponge, de tafel met een fpons afveegen- Essuyez vous la bouche! veeg uwen mond af! Essuyer des affronts, hoon, affronten, verduwen. Ce vaisfeau a essuyé une furieufe tempète, dit fchip heeft een' verfchriklijkenflorm uitgeflaan. Essuyer le feu du canon, het kanonnen vuur uitftaan. Essuyer les dangers, de gevaaren uitftaan. Le vent est & /'est, de wind is oost. Avoir de /'estime pour quelqu'un, achting voor iemand hebben. Estimer un diamant cent ducats, een diamant honderd ducaaten waardeeren of waardig fchatten. Je /'estime beaucoup, tk acht hem hoog. On estimoit la place imprenable, men hield de plaats voor onwinbaar.Un boulet de canon fa estropié , een kanonskogel heeft hem verminkt. // riest pas estropié de la longue, | hij heeft de tong fchoon tot' zijn voldoen. Safortune est bien étaelie , zijn ETA. fortuin is wèl gevestigd, ftaat op vaste fchroeven. Ce pere a bien établi fes enfans, die vader heeft zijne kinders in goede affaires gezet; of ook, voordeelig uitgehuwelijkt. j-'Établir dans un endroit, zich in eene plaats met *er woon neêrzetten. Établir de bonnes loix , goeda wetten vastftellen. Établir une manufaBure , een manufaüuur opregten. Établir pour principe une chofe, fausfe, eene valfche zaak tot eene grondftelling aanneemen. Une maifon d trois étages, een huis met drie verdiepingen. Cest unfou d triple étage, het is een volflagen gek. Une dame de haut étage, eena vrouw van een' aanzienlijken ftaat. Mettre de la marchandife en étalage, koopwaaren ten toon fpreiden. Mettre fa fcience en étalage ou /'étaler, met zijne geleerdheid te koop loopen, of ec mede pronken. Le paon étale fa queue en parade, de paauw fpreidt zijne ftaart uit om 'er mede te pronken. Étaler tout fon favoir, alle zijne kunde ten toon fpreiden, er mede pronken. Étalonner les poids et les mefures, de gewigten en maaten ijken. étamer un cliaudron, een* ketel vertinnenPasfer par /'Étamine , wél ge« zuiverd wordep; een fcherp onderzoek uitftaan. K ET4W«  145 DICTIONNAIRE ETA. ETE. ETI. étancher le fang, het blced fleipen. Étancher la foif, den dorst lesfchen. Savoir /'État des affaires, den toedragt of toeftand der zaaken kennen. Se mettre en état de défenfe, zich in ftaat van tegenweer fteilen. Porter un trop haut état, een' al te hoogen ftaat voeren. I 11 faifoit état de les attaquer, hij maakte ftaat hen aantetasten. Éteindre la chandelle , de kaars uitblaazen, uitfnuiten. Leur haine riest pas éteinte , hun haat is nog niet ge- fmoord. Éteindre une fidition, een oproer (tillen. Arborer /'étendart, den ftandert planten of uitfteeken. Lever /'étendart de la rebellion, zich tot hoofd van den opftand aanftellen; de vaan der wederfpannigheid opfteeken. Étendre le linge fur la blancherie, het linnen op de bleek leggen. Étendre les bras, de armen uitftrekken. Étendre fes conquêtes, zijne veroveringen uitbreiden. Étendre un discours, eene redevoering uitbreiden. Étendre du beurre fur le pain , boter op het brood fmeeren. 11 est ÉTENnu tout de fon long, hij ligt zoo lang als hij is. Le feu étincele, het vuur vonkt. Ses yeux étinceloient, zijne oogen glinfterden. Les étoiles étincelent, de ftarren fchi'tteren. ETI. ETO. ETR. N'avotr pas une étincele de courage, geen vonk moeds hebben. Juger fur f étiquette du fac, naar het opfchrift van den zak oordeelen over het geen er in is; dat is: oppervlakkig over iet oordeelen. Coucher d la belle étoile, onder, den blaauwen hemel flaapen Cela étónna tout le monde, dat verbaasde al de wereld. .t'Étonner d'une chofe, zich over iet verbaazen, verwonderen. Je m'étonne que vous ofiez faire cela, ik verwonder mij, dat ' gij dat doen durft. Étouffer quelqriun,iemand verfmooren. Sa grande joie étouffa toutes fes paroles, zijne groote blijdfchap fmoorde alle zijne woorden. Étouffer fon resfentiment, zijne gevoeligheid fmooren, verbergen. r'ETOUFFER de rire,zich te barsten lagchen. Mettre le feu aux étoupes , het vuur in het werk fteeken; aanftooken, aanhitzen, oprokkenen. Faire une chofe d /'étourdie , iet onbedagtlijk doen. Le fon des cloches étqurdit, het geluid der klokken maakt bal- hoorig. Zette nouvelle Va tout étourdt, die tijding heeft hem geheel ontfteld of van zijn ftuk gebragr. Zela est une chofe é trance ;' cela est étrange , het is eene vreemde of wonderlijke zaak. •;trancler quelqriun, iemand worgen. Étran  PHRASIOLOGIQ ÜJE PORTATIF. 147 ETR. Ëtrancler les affaires, de zaaken overijlen. jj'Étrancle de foif, ik flik van den dorst. Manger des poires «"étranguillon, wrange peeren eeten; veel hartzeer of verdriet uitftaan. Cest d moi a parler, het komt mij toe, het is mijne beurt, om te fpreeken. II est du devoir dunjuge, .het is de pligt van eenen rechter. 11 est d craindre, het ftaat te vreezen. II m'est rien que je ne fasfe pour vous, om u dienst te doen, ben ik tot alles gereed. 11 rien est rien, daar is niets van aan ; dat is niet waar. II rien sera rien, daar zal niets van vallen of komen; dat zal niet gebeuren. Quandfaurois fait cela, qu'tn seroit il ? al had ik dat gedaan, wat zou het toch weezen ? Voulez vous en ctre? wilt gij mede doen - mede van de partij zijn? J'en étois d la dixieme page, ik was aan de tiende bladzijde. Je le fus voir hier, gisteren ging ik hem bezoeken. II rien est pas encore oü il penfe, hij is 'er nog niet, daar hij meent te moeten komen. Ce livre est d lui, dit boek hoort hem toe. Nous fümes deux jours d monter la montagne, wij waren twee dagen bézig, of befteedden twee dagen, met den berg op te klimmen. Etre d cheval, te paard zitten. Etre de retour, van de reis t'huis of terug zijn. ETR. Etre d'avis, van meening, van gedagten, zijn. Je suis des votres, ik doe meê. Etre en faveur, in gunst ftaan of zijn. Etre en fentinelle, fchilderen; op fchildwagt ftaan. Etre en peine d'une chofe, om iet bekommerd zijn. // connoit tous les ötres du logis, hem zijn alle vertrekken van het huis bekend. Donner les étrennes h quelqriun, iemand een nieuwjaar geeven. .Faire perdre les étriers d quel' qriun, iemand de ftijgbeugels doen verliezen, uit den zadel ligten; item, iemand van zijn ftuk brengen, verlegen maaken. On est logé ici d /'étrille , men is bier in de roskam {wij zeg■ gen in de fchaari) t'huis ; dat is: in eene zeer duure herberg. :Étriller un cheval, een paard roskammen. II a été bien étrillé, hij is wak' ker afgerost. Étripkr un oifeau, het ingewand uit een' vógel haaien. Donner les étrivieres d qiielqriun, iemand geesfelen. Enfemer quelqriun dans'uneétroite prifon, iemand ineeneenge gevangenis zetten. Avoir une étroite liaifon avec quelqu'un, in een naauw verband met iemand ftaan. Etre d fÉTRÖ'tT, in een' bekrompenen of flegten ftaat zijn. Vivre d i'ÉTRoiT, zich zuinigjes behelpen. Cela le met a Tétroit, dat. brengt hem in het naauw. K 2 Etö-  148 DIC. TIONNAIRE ETU. EVA. EVE. Étüdier fa lepn, zijne les van buiten leeren. Étüdier le cara&ere de quelqu'un, iemands charadter bejludeeren. Étüdier le monde, de weield zoeken te kennen. f'ÉTuniER d plaire d quelqu'un, zich beieveren om iemand te behaagen. Étüdier la mèdecine. ou en mé- décine, de geneeskunde beftu- deeren. Étuver de la viande, vleesch ftooven. Évacüer la bile, de gal afdrijven. Évacuer une place, eene plaats of ftad ontruimen; het guarnifoen er uit doen trekken. . On i'a fait évader, men heeft hem doen ontfnt.ppen. II s'est évadé la nuit, hij is het des nachts ontfnapt. Tout ce qu'il dit, n'est pas mot d'ÉvANGiLE, het is alles geen evangelie wat hij zegt. Les grandeurs de ce monde s'évakouissent, de grootheden dezer wereld verdwijnen, Évaporer fon chagrin, zijn hartzeer verligten of verdrijven. Les liqueurs fpiritueufes s'evaporent facilement, de geestrijke vogten vervliegen ligtlijk.of verliezen ligtlijk hunne kragr. Éveiller quelqu'un, iemand opwekken. Le vin éveille l'esprit, de wijn verwakkert den geest. i'Éveilleh en furfaut, uit den flaap opfpfirjgen. Donner de /'évent d un tonneau, een vat luchten, lucht gee- ver. Eventer le lied, het koren ver- EVE. EVI. EVO. EXC. luchten, met de fchop omroeren. Eventer une mine, eene mijn doorgraavm Éventer un fecret, een geheim ontdekken; er agter komen. Le vin /évente, de wijn ver- fchaalt. Mettre en évidence les chofes ca'chées, de verborgene dingen voor den dag brengen. Éviter unpéril,een gevaar ontwijken. Éviter les petites fautes, de kleine feilen mijden. Ëvoquer un esprit, eenen -geest oproepen, bezweeren. Cela est bon par excellence, dat is bij uitmuntendheid goed. II excelle en fon art, hij munt in zijne konst uit. a /'exception de ceci, behalven dit; dit uitgezonderd. II y a'ld de /'excès, daar is overdaad in. Faire Excès, overdaad pleegen; de maat in eeten en drinken te buiten gaan. Manger d /'Excès ou excessivement, onmaatiglijk eeten. Exciter une fédition,een oproer verwekken. Exciter quelqu'un d faire une chofe, iemand aanhitzen, aanfpooren, om iet te doen. Exclure quelqu'un du gouvernement, iemand buiten de regeer-ing fluiten. a Texclusion des chefs, met uitftuiting der hoofden. Apporter des excuses , verfchooningen , verontfchuldigingen, bijbrengen of aanhaalen. Demander excuse d quelqu'un, iemand om verfchooning vraagen. Fai-  PHRASIOLOGIQUE PORT ATI F. 149 ECX. EXE. Faire fes excuses a quelqu'un, zich hij iemand verontfchuldigen, verfchoofien. Excusez mot, fi je vous dis, neem niet kwaalijk, dat ik u zegge. t /Excuser fur quelquun, zich zeiven verontfchuldigen, en de fchuld op een ander werpen. Qui /excuse,/£««ƒ«, die fchuld ontkent, fchuld bekent. Etre en exécratiON a fa patrie, in vervloeking bij zijn vaderland zijn. Exécuter «7» desfein, eenen aanflag uitvoeren. Exécuter un testament, een' uiterften wil uitvoeren. On exécuta les auteurs de la revolte, de belhamels van het oproer wierden ter dood ge- Mtttre en execution, ten uitvoer brengen. Mener une vie exemplaire, een voorbeeldig of iligtlijk leven leiden. Perfonne riest exempt de dèfauts, elk heeft zijne gebreken. Exempt de taille, fchatting of tolvrij. Exempter quelqriun de logement ^de gens de guerre, iemand van inkwartiering van het krijgsvolk bevrijden. Exercer la médecine, de geneeskunde oefenen. Exercer fa charge, zijn ambt bedienen of waarneemen. Exercer la justice, het.recht oefenen. Exercer des cruautés, wreedheden pleegen. Exercer les foldats, de foldaaten in den wapenhandel' oefenen. EXE. EXH. EXI. EXO. EXP. /Exercer d la chasfe, zich in het jaagen oefenen. Se donner, prendre ou faire, de 1'exercice, zijn ligchaam oefenen; zich beweeging geeven. Donner de /VxERClCE'a quelqu'un, iemand werk of bezigheid ver* fchaffen. Faire Texercice, exerceeren; den wapenhandel beoefenen. La terre exhAle des vapeurs, de aarde waasfemt dampen uit. ExhaleR fa douleur par des fou- pirs, zijne fmart door zuchten uitboezemen. La rofe exhale une fuave odeur, de roos geeft eene aangenaame reuk van zich. I'Esprit de vin /exhale bientót , wijngeest vervliegt ras. /Exhaler en injures, zich in fcheldwoorden uitlaaten. Exhorter quelqu'un d la vertu , iemand tot de deugd aanmaa- nen, aanzetten. La dette riest pas encore exigible, de betaaling der fchuld kan nog niet geëischt of gevorderd worden. Faire des dépenfes exorbitantes , onmaatige kosten of verteeringen maaken. Exobciser un posfédé, een' bezetenen bezweeren. Trouver quelque expediënt, eenig redmiddel vinden. Expédier une affaire, eene zaak afdoen, er een einde aan maaken. Expédier un courier, een' courier fpoedig afvaardigen Expédier des marchandifes, waaien afzenden. K 3 Ei'  15® DICTIONNAIRE EXP. ExrÉDiER quelqu'un'd Cautre mon de, iemand naar de andeie wereld helpen, hem om hals brengen. Expérimenter des remedes fut quelqu'un, de proef van geneesmiddelen op iemand neemen. ' Ce chirurgien est fort expert en fon art, die heelmeester is in zijne konst zeer ervaren. II d ExriÉ fór. crime par fa mort, hij heeft zijne misdaad met zijnen dood geboet. Le terne est expiré , de gezette tijd is verflreken. Expuquer fa volontè, zijnen wil te kennen geeven , ontvouwen. // /explique bien, hij verklaart zich wèl. Faire de grands exploits de la langue, groote krijgsdaaden met de tong verrigten. Exploiter une forét, deboomen van een bosch afkappen. Exposer une chofe au joleil, iet voor de zon bloot leggen Etre exposé d quelque danger, voor eenig gevaar bloot liggen. Exposer l'état des affaires, den ftaat der zaaken bloot leggen. Exposer fa vie, zijn leven in gevaar ftellen. Exposer un enfant, een kind te vondeling leggen. Je ne veux pas vous y exposer , ik wil er u niet aan waagen. Ce général /exposé, die généraal waagt zich te veel. j'Exposer aux injures, aux railleries. zich aan de beleediginf en, aan de befpottingen, blootftellën. EXP. EXT. Je lui ai exposé ma commisfion, ik heb hem den last voorgedragen , die mij gegeven was. Envoyer un exprc-s , .eene expresfe of iemand tot eene bijzondere zaak afzenden. Donner un ordre Exmèe, een' uit? druklijken last geeven. // m'a écrit la chofe en termes EXPRès, hij hèeft mij de zaak mer duidlijke of nadruklijke woorden gefchreven. II Pa fait tout expres , hij heeft het met opzet gedaan. Exprimer fes penfées, zijne gedagten uitdrukken. Exprimer le fuc d'une plante, het fap van eene plant uitpersfen. II j-'exprime mal, hij drukt zich kwaalijk uit. Expulser les mauvaifes humeurs, de kwaade vochten uitdrijven. Etre ravi en extase, in eene verrukking van zinnen zijn. Exterminer le vice, de ondeugd uitroeijen. Extorquer de l'argent d quelqu'un, iemand geld afpersfen, afknévelen. Un homme «"extraction, een man van geboorte. Extraire un livre, een kort begrip van een boèk maaken. Extraire la racine quarrée d'un nombre, den vierkanten wortel uit een getal trekken. Cela a été extrait de la bible„ dat is uit den bijbei getrokken. Fair» f extrait d'une lettre, betuittrekzel van eenen brief maa-ken. Lever Jon extrait baptistaire + zijn doopcedel ligten. Di-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. *5- EXT. Dire des ixtravagances , buitenfpoorigbeden zeggen of voor den dag brengen. Le bon homme extravague, de goede fukkel raakt het fpoor bijster. Resfentir une extróme joie, eene zeer groote vreugde gevoelen. , Pas/er d'une extrémité d l au- EXT. tre, van het eene uiterfte tot het andere overgaan. Etre réduit è 2'extrémité , tot het uiterfte gebragt ziin. _ Etre malade d f extuémite , dood krank zijnA toute EXfRÉMiiÉ, ten kwaad- ften genomen. En venir d de fdcheufes extre- mités, tot moeilijke uiterften komen. F. FAB. FAC. Servir de fable au peuple, tot een fpot van het volk zijn, bij hetzelve op de tong rijden. Drap de fabrique ètrangete, lalden , dat elders gemaakt wordt. Fabriquer un menfonge, eene leugen fmeeden, verzinnen. J la face de tout le monde, voor het oog van al de wereld. Jicarder quelqu'un en face, iemand fterk aankijken. _ Jccufer quelqu'un en face, inhet aangezigt iemand befchuldigen. Ri lifter en face d quelqu'un, iemand in het aangezigt of itout wederftaan. Toutes les chofes ont deux faces, alle dingen kunnen van twee kanten befchouwd worden. FAC. La face de la mer étoit unie, de oppervlakte der zee was effen. Changer la face des affaires, den toèrtand der zaaken veranderen. Faire face d ï'ennemi, zich naar den vijand keeren, om hem wederftand te bieden, hem ftout in de oogen zien. Le balcon fait face d la grande allée, het balcon ftaat vlak over de groote laan. Taillé d facettes, metverfchejden kleine ruiten geflepen. Nous fommes bien fichés de votre malheur , uw ongeluk is ons van harten leed. Cela me FacHE, dat_ moeit mi]., FacriER quelqu'un, iemand toornig of gram maaken. 5e FaciiER d'une chofe, over iet toornig worden. K 4 CU'  150 DICTIONNAIRE' FAC. Chofe facile a faire,eene zaak die ligt re doen is. Etre un peu trop facile, al te toegeeflijk zijn; zich al te ligt laaten vervoeren, overhaalen, of vei lei den. 'Avoir de ia facilité d faire des vers, zeer ligt verfen kunnen maaken. Abufer de la facilité d'une perfonne, iemands toegeeflijkheid misbruiken. Faciliter i'intelligence d'une chofe, het verftaan eener zaak gemaklijk maaken. Le repos facilité la digestion , de rust bevordert de verteering der fpijzen. Fayer la fAcon d'un habit, het maakloon van een kleed betaalen. 11 raconte les chofes d'une itrange FA50N, hij verhaalt de dingen op eene zeldzaame wijze. Cest fa facon de faire, de parler, dat is zijne wijze van doen, van fpreeken. On vit fans fa?on entre amis, onder vrienden leeft men vrij, zonder complimenten. Jenefauiois Jbuffrir cet homme en aucune facon, dien man kan ik in 't geheel niet verdraagt- Je yeux rompre avec lui de facon ou d'autre, ik wil op de eene of andere wijze de verkeering met hem breeken. De facon qu'il n'y a plus rien d dire, zoo dat er dan niet meer over te zeggen valt. Cet habit est bien faconné, die rok is wèl gemaakt of gefneden, heeft een goed fatzoen. La converfation des dames faconïis ks jeunes gens, de veikee- FAD. FAC. FAI. ring met de dames befchaaft de jonge lieden. Ce mariage eut été conclu, fi le pere n'eut point tant faconné , dat huwlijk zou aangegaan zijn, zo de vader zoo veele omftandigheden niet gemaakt had. Etre en faction, op fthildwagt ftaan; fchilderen. Les nerfs ont une faculté motrice, de zenuwen bezitten een beweegend vermogen. Un paralytique ria pas la faculté de fe mouvoir , een geraakte heeft het vermogen niet om zich te beweegen. Ce ne font que des fadaises , het zijn maar wisjewasjes, zotternijen. Je mefens le coeur fade , ik ben flaauw voor mijn hart. Cest une couleur fade, het is eene doffe koleur. Un discours fade, eenezouilooze redeneering. II 11 apas failli d'un mot, hij heeft in geen woord gefeild. Ce marchand a failli ou d fait faillite, die koopman heeft gefailleerd.houdtop te betaalen. // faillit d fe noyer, het fcheelde weinig, of hij verdronk. Tant s'en faut qu'un Chréiien doive lu'ü fon ennemi, qu'au contraire il est obligé de i'aimer et de lefecourir, niet al/een moet een Christen zijnen vijand niet haaten; hij moet hem zelfs beminnen en te hulp komen. // s'en faut beaucoup que je /'entende , ik verftaa, ik begrijp, het op verre na nier. Peu s'en faut que je ne lefasfe, het fcheelt weinig, of ik doe het. Exciter la faim, den honger verwekken. Ap-  PHRASIOLOGIQUE PO RTATlF. 153 FA.L 'Appaifer la faim, den honger ltillen. Dieu a fait tout de rien. God heeft alles uit niet gefchapen. Faire du pain, brood bakken. Faire despetits, jongen werpen (van dieren fpreekende.) Faire mal d quelqu'un , iemand zeer doen, pijn veroorzaaken. Faire un crime, eene misdaad begaan. Faire une trahifon, eene verraaderij pleegen. Faire le maitre, den baas fpeelen; zich meesterlijk aanftel.'en. Faire 1'homme d'importance, voor den grooten man fpeelen. ■ Faire Venfant, zich kinderachtig aantellen. Vous faites votre marchandife trop cher, gij houdt uwe waar te duur. Faire vingt lieues en un jour, twintig mijlen op écnen dag afleggen. Deux et deux font quatre, twee en twee zijn vier. Faire gageure, wedden; eene weddingfchap aangaan. Faire fonds Jur quelqu'un, op iemand ftaat maaken. Faire halte, halte houden ; niet verder trekken. Faire honte d quelqu'un, iemand befchaamd maaken. Cela fait horreur, men moet er van ijzen- Faire jujlice d quelqu'un, iemand recht doen, recht doen wedervaarèn. Faire inftance , aanhouden; aandringen. Faire litiere de quelque chofe, iet ten besten geeven; niets ontzien; er weinig werks van maaken. FAI. Faire marchè, koop maaken of fluiten. Faire ménage, huishouden. Faire négoce, handel drijven. Tout fait nombre, alles telt mede, al was het nog zoo gering. Faire offre, bieden; aanbieden. Faire part d'une nouvelle d quelqriun, iemand eene tijding mede deelen. Faire pénitence, de boete voldoen , die den zondaar door den biegtvader is opgelegd. Faire peur d quelqu'un, iemand fchrik aanjaagen , verfchrikken. Faire préfent de quelque chofe d quelqu'un, iemand iet vereeren l of prefent doen. Faire preuve de noblesfe, bewijzen van zijnen adeldom geeven. Faire quelqu'un prijonnier, iemand gevangen neemen. Faire raifon, voldoening geeven; befcheid doen. Faire rtflexion, acht op flaan of geeven. Faire rtparation d'honneur, vergoeding van eer doen- Faire fcrupule,zwaarigheid maaken; zich bezwaard toonen. Faire filence, ftilzwijgen; zich ftil houden. Faire tête d l'ennemi, den vijand het hoofd bieden. Faire toet d quelqu'un, iemand ongelijk of te kort doen. Faire violence, geweld aandoen. Faire ufage d'une chofe, van eene zaak gebruik maaken; zijn gebruik ergens van neemen. Faire l'admiration de tout le monde, met verwondering van.glk aangezien worden. Faire une campagne,eenen veldtogt bijwoonen. K 5 Fai-  154 DICTIONNAIRE F AI. Faire des caresses a quelqu'un, iemand liefkoozen. vleijen. Faire une canfidence, een geheim toevertrouwen. ' Faire une dépofuion, eene getuigenis , eene verkiaaring, geeven. Ne faire point de doute d'une choje, aan iet niet tvvijffeien. Faire de l'écume, fchuim opwerpen; fcbuimen. Faire une belle emplette, ietfraaijs koopen. Faire de la flammc, vlammen; vlam geeven. Faire les foins, hooijen. Faire des frats; fe mettre en frats , zich in kosten fteeken. Faire des fredaines, parten aan- regten. Faire de la fumée, rook opwerpen ; rooken. Faire du gain, winst doen. Faire la garde, de wagt houden. Faire une grace il quelqu'un, iemand eene gunst bewijzen. Faire le guet, op de wagt ftaan ; de wagt houden. Faire des honnêtetés, beleefdheden bewijzen. Faites lui rhonneur, doe hem de eer aan. Faire une injure & quelqu'un, iemand beleedigen, eene beleediging aandoen. Faire des levtes de foldats, foldaaten werven. Faire le lit, het bed fpreiden, opmaaken. Faire la loi d quelqu'un, iemand de wet ftellen. Faire une levée au jeu de cartes , een' flag haaien in het kaartfpel. Faire le ménage, het huishouden bezorgen. FAI. Faire les parts, omdeelen ; uitdeelen. Faire le grand perfonnage, een gioot perfonnage fpeelen. Faire des plaintes, klagtig vallen; klagten inbrengen. Frites mot le plaifir de me venir voir, doe mij de vriendfehap van mij te komen bezoeken. Faire la preuve d'une fomme, de proef op eene fomma maaken. Faire le procés d quelqu'un, iemand verwijzen, zijn proces opmaaken. Faire un procés d quelqu'un, iemand een proces aan doen, in rechten betrekken. Faire du profit, winst, voordeel, doen. Faire des progrés , vorderingen maaken. Faire des questions d quelqu'un, iemand vraagen voorftellen, ondervraagen. Faire des rapports, overbrengen; verklikken. Faire une bonne réception d quelqu'un, iemand wel onthaaien, een goed onthaal doen. Faire une rêcidive, weder inftorten. Faire un rédt, een verhaal doen. Faire la révérence, nijgen. Faire des rodomontades, zwetzen; pogchen; fnorken. Faire un rot, een' boer laaten vliegen; ripzen. Faire des S. S. en marchant quand on est ivre, flingeren, zwaaijen, wanneer men dronken .is. Faire le ftége d'une ville, eene ftad beleegeren. Faire des fiennes , uit den band fpringen (eenige zotternij begaan met zijne gewoone neiging te volgen ) Fai-  P;H R A SIOL O G IQ CE PORÏA TIF. J5S FAI. Faire un fomme, een flaapje neemen ; een poos flaapen. Faire un Jonge, droomen; een' droom, krijgen. Faire une Juppofition, eene voor- s onderftelling maaken; iet vooronderftellen. J'irai faire demain un tour d Amjlerdam, morgen zal ik een togrje naar Amfterdam gaan doen. Faire fes efforts, zijn uiterste best aanwenden. Faire argent de tout, alles tot geld maaken. Faire bonne mefure, ruim meeten; goede maat geeveu. Faire petites voiles , klein zeil maaken of voeren. Faire jorce de voiles, alle zeilen bijzetten. Faire un bon effet, eene goede uitwerking doen. Faire un bel effet d la vue, eene fchoone vertooning voor het oog maaken. Faire une belle fin, een fchoon eind hebben; ftigtlijk fterven. Faire le bel esprit, met zijn verftand willen pronken. Faire, de kaart geever. Cest d lui d faire, hij moet de kaart geeven. Sortir quand il fait nuit, in den donker uitgaan. li fait du tonnerre ; il tonne, het dondert. II fait des éclairs, het weerlicht. 11 fait du vent; il venu, het waait. II fait de la pluis, de lagréle, de la ftimêe , de la pousfiere, het regent, hagelt , rookt, ftuift. Je lui ai fait dire que .... ik heb hem laaten zeggen dat... FAI. On lui fait dire bien des chojes, aux quelles il ria jamais pevfé, men wil dat hij vesle dingen zou gezegd „hebben, waar aan . hij nimmer gedagt heeft. Faire entendre, te verftaan, te kennen, geeven; doen begrijpen Faire faire une paire de Jouliers, een paar fchoenen laaten maaken. La pauvreté"fait faire bien des chojes, de armoede doet, of noodzaakt, veele dingen te doen. Faire mourir, dooden; ombrengen. Faire resjouvenir quelqu un de quelque choje, iemand iet indagtig maaken , in gedagten brengen. Faire rire, .aan hef lagchen helpen. Faire favoir, bekend maaken. FaireJouffrir quelqriun, iemand . kwellen. Faire venir quelqu'un , iemand ontbieden,laaten haaien jdoen roepen of komen. Faire voir, toonen; laaten zien. Avoir d faire d unfou, met een' gek te doen hebben. Avoir beaucoup d faire, veel te doen hebben. Avoir d faire de quelqu'un ou de quelque chofe , iemand of iet noodig hebben. Cest un homme d tout faire , *t is een man om alles te doen, te o^derneemen, item, hij is een man, die al doet wat men wil. II ne fait quejouer, hij doet niet anders dan fpeelen. Un enfant, qui ne fait que de naitre, een jonggeboren kind, dat pas geboren is. Je riai que faire de cette chofe, ik  »5« DÏCTIONNAIRE FAI. ik heb die zaak niet van nooden. Je ne faurois qu'y faire, ik kan het niet helpen. Qjte voulez vous quej'y fasfe, hoe kan ik het helpen? wat zal ik er aan doen? Cela ne fe fera pas fitóc, dat zal zoo ras niet gefchieden. Cela fe fait tous les jours, dat valt dagelijks voor; dat gebeurt alle dagen. 6e faire aux manieres des autres, zich aan de manieren der anderen gewennen , zich daar naar fchikken. Se faire honneur de quelque chofe, zich iet tot eer reekenen. Se faire jour au travers des ennemw,door de vijanden heen flaan. Se faire les ongles, zijne nagels korten. Se faire une loi de fon devoir, zich van zijnen pligt eene wet maaken. Je fuis fait pour fouffrir mille outrages, ik ben geboren om duizend beleedigingen uit te ftaan. Un homme fait, een volwasfen man. Uiic file faite, eene huwbaare dogter. Cest un homme bien fait , het is een welgemaakt man. C'en est fait. het is er mede gedaan; het befluit is genomen. Cest fait de mot, het is met mij gedaan; ik ben bedorven. Venir au fait, tot de zaak komen. Cest un fait a part, het is eene andere of bijzondere zaak. Cest le fait d'un faquin, dat is fchuiken werk. FAI. FAL. FAU. II fut pris fur le fait, hij wierd op de daad betrapt. Etre au fait de quelque chofe, de regte kennis ergens van hebben ; er goed agter zijn. Mettre quelqu'un au fait d'une chofe, iemand den regten toeftand eener zaak aanwijzen, hem door inlichtingen in ftaat ftellen om er met grond over te kunnen oordeelen. Etrefür de fon fait, zeker van zijne zaak zijn; verzekerd zijn dat men wel handelt. Ce riest pas la mon fait, dat is mijne zaak niet; ik verftaa mij daar niet op. En fait de guerre, in het ftuk van oorlog. Cela est tout a fait fini, dat is volkomen geëindigd. II falloit faire cela, dat behoorde men te doen; dat moest men doen. II faut céder d la nécesfité, nood breekt wet. Cétoit un faire le faut, het was een moeten. II faut qu'il me rende compte, hij moet mij reekenfchap doen. // me faut des livres , ik moet boeken hebben; ik heb boeken noodig. Que vous faut il encore? wat moet gij nog meer hebben? II a per du cent ducats au jeu, ou peu s'en faut, hij heeft, met fpeelen , circa honderd ducaaten verloren. Peu s'en faut que je ne le fasfe, het fcheelt weinig of ik doe het. Prendre un peu trop de familiarité , al te veel vrijheid neemen; zich wat te gemeen maaken. Etre  PHRASIOLOGIQUE FORTATIF. 157 FAM. FAN. FAQ. FAR. FAT. Etre familier avec quelqu'un, gemeenzaam met iemand omgaan. Le Latin lui est ausft familier que le Frangais, het Latijn is hem zóó eigen als het Fransch. Souper en famille , s'avonds met zijn huisgezin eeten. Lesfleurs fe fanent, de bloemen verwelken. Avoir des fantaisies dans Pesprit, zotte inbeeldingen,grillen, in het hoofd hebben. Vivre d fa fantaisie , naar zijne zinlijkheid leeven. Cela est faquin, dat is fchurkachtig. Jouer une farce, eene klugtfpeelen. Des amitiés fardées , geveinsde vriendfchappen. Se délivrer ou fe défaire d'un grand fardeau , zich van een' grooten last ontdaan. Farder fon discours, ziine rede oppronken; bloemties ftrooijen. Dire ou conter des fariboles, beuzelingen zeggen of verhaalen. Avoir le regard farouche, een wreed of lluursch uiizigt hebben. Etre fait d la fatigue et au travail, der vermoejing en den arbeid gewend, er toe gefchikt of geboren zijn. Cela fatigue la vue, dat vermoeit, dat krenkt, het gezigt. Se fatiguer d force de marcher, zich moede gaan. Faucher un pré, eene weide af maaijen. Avoir la faveur de quelqu'un, iemands gunst heb!~en. Etre en faveur, in gunst Haan of ziin. Parler en faveur de quelqu'un, FAU. FAV. ten voordeele van iemand of voor iemand fpreeken. Faufiler un habit, een kleed inrijgen , met breede fteeken naaijen, om het te pasfen. Se faufiler dam, quelque compagw'e,zich ongenoodigd ineenig gezelfchap mengen. II fe faufile effrontément dans des entretiens d'esprit, hij laat zich opeeneonbefchaamde wijze in vernuftige redeneeringen in. Sapasfion favorite est lachasfe, de jagt is zijne grootfte liefhebberij. Fausser fa promesfe, zijn woord breeken ; zijne belofte niet houden. Fausser compagnie d quelqu'un, van iemand afgaan , welken men beloofd had te zullen vergezel fchappen. Fausser une épée, eene degen krom buigen. Faire une grande faute , een' grooten misdag begaan. Cest fa faute, mais non pas la mienne, het is zijne fchuld maar niet de mijne. Rej etter fa faute fur autrui, zijne fchuld op een ander fmijten. Cest une faute d'impresfion, dat is een drukfeil. Faute d'avoir examiné la chofe, bij gebrek van de zaak onde'rzogt te hebben. Faute d'argent, bij gebrek van geld. Je m'y rendraifans faute, ik zal mij daar ongetwijffeld laaten vinden. Accufer d faux ou fausfement, valschlijk befchuldigen. Chanter faux, valscb zingen. Faire faux bond d fon honneur, zijne eer ten besten geeven. Fai-  SRI DICTIONNAIR'E FALT. FEG. Ml. FEL. FEN. Faire faux bond d un ami, eenen , vriend in den nood verlaaten, tri de pekel laaten zitten. Rendre fécond ou ftconder, vruchtbaar maaken. Ufer de feinte, list, geveinsdheid , gebruiken. Faire une feinte, zich houden als of men iemandeen' zekeren Heek met de fieuret wilde toebrengen. L'eau trop chaude fóle le verre, het al te heete water doet het glas barsten. Le verre fe fójle, het glas barst, fpringt. s Féliciter quelqu'un fur fon heureux retour, iemand met zijn' gelukkigen terugkomst geluk wenfehen. Je vous en félicite, ik wensch er u geluk mede. i Je me FÉLrciTE de vous avoir rendu fervice, ik acht mij gelukkig u dienst gedaan te hebben. Fendre la presfe, door eene fchaare volks of gedrang heen •dringen. Crier d tête fendre, fchreeuwen als een raazende. II gêle d pierre fendre, het vriest dat het kraakt. Le coeur me fend de .pitié, het hart breekt mij van medelijden. La tête me fend d'une violente migraine , het hoofd barst mij 'van de geweldige fcheele hoofdpijn. Ce cavalier est trop fendu , die ruiter heeft te lange beenen. Jetter tout fon bien par. les ferctres, al zijn goed nutloos verkwisten. Se tenir d la fenötre, voor het venfter ftaan. FEN. FER. Regarder par la FENêTRE, uit het venfter kijken. II faut pasfer par ld ou par la FENêrRE, het moet er door, regts of links. Ce cheval a un fer, qui loche, aan dat peerd hangt een ijzer los. Avec lui, il y a toujours quelque fer qui loche, met hem 1'chort er altijd wat aan; daar is altijd aan hem wat te ftellen. Avoir les fers auxpiids, de boei- jen aan de voeten hebben. Rompre fes fers, zijne boeijen, zijne banden, breeken. Ferler les voiles, de zeilen in- haalen en toebinden. Prendre d ferme, pagten; in pagt neemen. Se tenir ferme fur fes piéds, vast of rtijf op zijne beenen ftaan. Tenir ferme, vasthouden; bij zijn ftuk blijven. Mer fort et ferme, fterk en ftout loochenen. Fermer d la clef, op flot fluiten. Fermer d doublé . tour, op het nachtflot doen. ■ Fermer aux verroux, toegrende-' len. Fermer la porte^ en tirant, de deur toetrekken. Fermer d quelqu'un la potte au nez , iemand de deur voor den neus toefluiten. Fermer la bouche d quelqu'un, iemand den mond floppen. Fermer l'oreille .a la médifance, het oor voor den agterklap fluiten. fe u'ai pas ferme, l'oeil, ik heb geen oog toegedaan ; ik heb niet kunnen flaapen. Fermer les yeux aux .abus, de misbruiken toelaaten. Fer-  PIIRASIOLOGIQUE PORTATlF. T5P FER. F ET. FEU. I Fermer un livre, een boek toe--! doen. Fermer ou cacheter une lettre, een' brief toezegelen, toelakken. Fermer une plaie, eene wond toeheelen. Fermer fa boutique, zijne winkel fluiten. Fermer la marche, de agterhoede uitmaaken. Cette porte fe ferme d'elle même, die deur gaat van zelf toe. Ce cheval est ferré d glacé, dat paard is ten ijs beflagen. Cet homme est ferré d glacé la desfus, die man verftaat dat grondig; hij komt op dat ftuk beflagen ten ijs. Ferrer un cheval, een paard beflaan. Etre encore fous la férule, nog onder den plak zijn. Chommer une fóte , een' feestdag houden of vieren. Troubler la fóte , de vreugde of de blijdfchap ftooren. Un chien fait fóte d fon maitre, een hond ftreelt zijnen meester, betoont hem vriendfehap. Je rien donnerois pas un fétu, ik zou er geen fplinter voor geeven. Allumer du feu , vuur ontfteeken. Faire du feu , ftooken; vuur ftooken. Cuire d petit feu , met klein vuur, langzaam , kooken. Prendre feu , vuur vatten; in vlam raaken. Crier au feu, brand roepen of fchreeuwen. Le feu prit de nuit d la maifon, het huis raakte s'nagts in brand. Mettre le feu d une maifon, een huis in brand fteeken. Mettre tout d feu et d fang, alles FEU. FIA. FIC. FfD. FIE. te vuur en te zwaard verwoesten. Faire des feux de jok , vreugde? vuuren ontfteeken. Faire feu, vuuren; febieten; losbranden. Donner le feu a une planche, een' plank gaar maaken; een' plank op het vuur leggen en heet maaken om dien te krommen. Ils mirent en feu toute la ville, zij bragten de gantfche ftad in opftand. Jetter feu et jlamme, vuur en vlam uitbraaken. Cet homme prend bientöt feu, die man wordt ras boos of toornig. Ffu mon pere, mijn vader zaliger. Feue ma mere, mijne moeder zaliger. Trembler comme une ff.uille, beeven of Adderen als een blad aan eenen boom, ais een riet. Qui a peur des feuilles , ricille ^point au-bois, die voor de bladeren bang is, moet niet in het Jbosch gaan: dat is, die het gevaar vreest, moet er van daan blijven. Feuilleter un livre, een boek doorbladeren. Ils fe fiancent démain, zij zullen morgen ondertrouw doe: . Ficher unpieu dans la terre, een' ftaak in de aarde fteeken of heijen. Le chien est fidele d fon maitre, de hond is zijnen meester getrouw. II est fier de fa nobksfe, hij is trotsch op zijnen adel. Fier quelque chofe d quelqu'un, iemand iet toebetrouwen. Se fier en Dieu, op God betrouwen. Se fier a quelqu'un ou d la parole de  ioo DICTIONNAIRE FEE. FIG. FIL. de quelqu'un, op iemands woord betrouwen, zich veilaaten. 'Avoir une fibvre chaude , eene heete of brandendekooits hebben. La fievre tiercé, de anderdaagfche koorts. La fievre doublé tiercé, de dubbele anderdaagfche koorts. La fievre , quarte, de derdendaagfche koorts. La fievre doublé quarte, de dubbele derden daagfche koorts. La fievre éphémere, eene koorts, die maar eens komt en een etmaal duurt. La fievre pourprée, de purperkoorts. Une fievre rude, eene harde, eene fferke, koorts. Une fievre maligne,eene kwaadaartige koorts. La fievre quotidienne, de daagiijkfche koorts. Une fievre continue, een aanhoudende koorts. Une fievre intermittente, eene afgaande koorts. Une fievre lente, eene binnenkoorts. La graisfe fe fige , het vet Ifolt. Faire figure dans le monde, figuur in de wereld maaken; in eer en aanzien zijn. 11 fe figure bien des chofes, qui ri'arriveront pas, hij' beeldt zich veele dingen in, die niet gebeuren zullen. Couper de la toile en droit fil , doek regtsdraads doorfnijden. Donner le fil a un couteau, een mes wetten, fcherp maaken, aanzetten. Perdre le fil d'un discours, den draad eener rede verliezen. II faut aller de droit fil dans les FIL. FIN. affaires, in de behandeling der zaaken, moet men regt voor de vuist te werk gaan. Suivre le fil de l'eau, den vloed van het water volgen. Cet homme a le fil jusqu'd la mon- ture, die man heeft de fcherpte tot aan het gevest toe: dat is, hij is doorkneed van verftand en oordeel. Donner bien du fil d retordre d quelqu'un, iemand de handen vol werks geeven. Aller d la file, agter malkander in dé je rij gaan, één voor één. Doubler les files, de geléderen verdubbelen. Serrer les files , de geléderen fluiten. Filer la carte, de kaart onder- fteeken of wegmoffelen. l'Araignte file et fait de la toile, de fpinnekop fpint en maakt een webbe. Filer doux , zagtjes fpinnen ; gedwee zijn ; zoete broodjes bakken. Tendre les filets , de netten fpannen. Un filet de vinaigre, een fcheut- je azijn. Sa vie ne tient qu'd un filet , zijn leven hangt aan een' zijden draad. II est fils de fon pere, hij beeft een aartje naar zijnen vader. Sur la fin de l'été, op het einde van den zomer. La fin couronne Coeuvre, het einde goed, alles goed. Mettre fin a fes travaux, uitfcheiden met werken. II a fait une triste fin , hij heeft een naar uiteinde gehad; hij is ongelukkig omgekomen. A la  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. iól FIN. FIX. A la fin il me dit, ten laatften zeide hij mij. Tendre d Ja fin, naar zijneinde loopen; nabij zijnen dood zijn. II tire d Ja fin, hij fteift. A quelle fin , tot welk einde.^ Tendre d Jes fins , tendre d jon but, bijzondere inzigten hebben. Parvenir d fes fins, zijne oogmerken bereiken. Avoir l'oreille fine, fcherp van gehoor zijn. Jvoir le nez fin, een' fijnen reuk hebben. Avoir le goüt fin , eene fijne tong hebben. II ajoué auplusnxt, hij heeft den besten raad gekozen. t Entendre toutes les finesses dun art, d'une longue, alledegreepen van eene konst, alle de fijnigheden eener taal, verftaan. Je riy entends point de finesse, ik heb er geen erg in; ik gaa ter goeder trouw te werk. Ses finesses Jont coujues de fil blanc, zijne listen zijn met wit garen genaaid; dat is: ligt te merken. Finir Jes jours, zijne dagen, zijn leven, eindigen. Cest un babUlard, qui ne finit point, dat is een babbelaar, die nooit gedaan heeft met praaien. , Cette rue finit d la riviere, die ftraat loopt tot aan de rivier. Finissez de me tourmenterl houd op mij te kwellen! Mettre aux dennes un prix fixe , de eetwaaren op een' vasten prijs ftellen. Fixer un tems, eenen tijd vast- ftellen, bepaalen. FIX. FLA. Fixer le prix des chojes, de dingen op een' vasten piijs zetten. Se fixer d une certaine chqje , zich tot eene zekere zaak bepaalen , er bij blijven. Regarder fixement , ftijf aankijken. Il a flairé cela de loin, hij heeft dat al lang in den neus gehad of gemerkt; hij heeft dat al lang zien aankomen. Le chien flaire le gibier, de hond ruikt het wild. Tout mon argent est flambé , at mijn geld isweg,doorgebragt, verloren. II est flambé, hij is bedorven} het is met hem gedaan. Flamber la volaille, un cochon, het gevogelte, een varken, zengen , fchroeijen. II faut Jouffler lefeu, pour Ie faire flamber, men moet in het vuur blaazen om het te doen ontvlammen. Flamber une lettre, une chemife, een* brief, een hembd , boven het vuur droogen. La flamme fe prit d la tour, da vlam floeg in den toren. Jetttr des flammes, van alle kanten vlammen uitfchieten; fchitteren. Cet homme jette feu et flamme , die man fpuwt vuur en vlam, is toornig. Couvrir le flanc d'un bataillon, de zijde van eene bende voetvolk dekken.- Prendre l'ennemi en flanc, den vijand van ter zijden aanvallen. II lui a flanqué un bon fouffiet, hij heeft hem een* goeden klap om de goren gegeven. L B  152 DICTIONNAIRE FLA. FLE. II lui a flanqué cela par le nez, hij heeft hem dat door den neus gewreven, regt uit gezegd. Le plaifir flatte les fens, het vermaak ftreelt de zinnen. Flatter les défauts de quelqu'un . iemands gebréken een' fchoo- nen glimp geeven. Flatter un , pottrait, het af- beelafel fchooner doen zijn dan de perfoon is, naar wien het gemaakt is. Se flatter d'une vaine esptrance, eene iedele hoop koesteren ; zich daar mede vleijen. Je me flatte de Jdvoir cela mieux que lui, ik vertrouw, ik meen, dat beter te weeten , dan hij. La mufique flatte l'oreille, de mufiek ftreelt het gehoor. Flatter fon imagination, zijnen geest met aangenaame hersfen- fchimmen ophouden. Cest un aliment flatueux , dat is windrig voedzel. Fléchir les genoux, de knieën buigen. Tout fléchit devant lui, alles bukt, buigt,kromt zich, voor hem. Fléchir le coeur d'un barbare, het hart van eenen wreedaart vermurwen, beweegen. II s'est laisfé fléchir par les larmes de cet innocent, hij heeft zich door de traanen van dien onfchuldigen laaten beweegen. Entendre les infüres avec le plus grand flegme du monde, de beleedigingen met de grootfte bedaardheid en geduld aahhooren. Le trop grand chaud fi.étrit les fleurs, de al te groote hitte verwelkt de bloemen. FLE. FLO. FLÜ. Flétrir la réputation de quel' qu'un, iemands goeden naam fchenden. La beauté fe flétrit, de fchoonheid vergaat of verwelkt. Cette arbre est en fleur, die boom is in zijne bloeij. Une étoffe d fleurs, eene gebloemde ftoffe. Avoir des yeux d fleur de tête, v uitpuilende oogen hebben. A fleur d'eau, gelijk met het water. Conter fleurettes h une dame, eene dame met minneredenen onderhouden. Le flux a mis d flot ce vaisfeau ichoué, de vloed heeft dat fchip, het welk vast geraakt was, weêr doen vlotten. Sa fortune est emore toute flottante , zijn fortuin is nog zeer wankelend. Aller de flotte ou de conferve, onder convooy gaan of vaaren. Flotter au gré des vents, door de winden heei. en weder gedreven worden. Flotter entre Vespêrance et la crainte, tusfchen hoop en vreeze dobberen. La mer flue et reflue, de zee loopt op en af. l'Encre flue, de inkt vloeit- Dans le rhume , les humeurs fluent du cerveau, als men verkoud is, loopen de vogten uit de hersfenen af. Jouer de la flute traverfiere, op de dwarsfluit fpeelen. Ce qui vient per la flute s'en va par le tambour, zoo gewonnen zoo geronnen; onrechtvaardig verkregen goed verdwijnt zoo als het gekomen is. Cet  PllRASlOLOGJQÜE PORTATlF. td PLU. FOI. I Cet homme a un grand flux de bouche, die man heeft een' grooten vloed van woorden. | Sa bourfe a le flux , zijne beurs wordt dunner. H Renier fa foi, zijn geloof verloochenen. n Historiën digne de foi, een geloofwaardige gefchiedfchrijver. f Ajouter foi aux paroles de quelqu'un, aan iemands woorden geloof flaan. j En foi de quoi, in olrkonde van, tot bevestiging, van dien. I Donner fa foi, zijn woord geeven. I Garder fa foi, zijn woord, zijne belofte, vervullen. | Violer fa foi, zijn woord niet houden. NB. Deeze drie fpreekwijzen bedoelen voornaamenlijk de belofte van getrouwheid, die een jongeling aan eene jonge dogter of vrouw doet. Laisfer aller un prifonnier fur fa foi, eenen gevangenen op zijn woord van eer laaten gaan. Ma foi! waaragtig! Foi d'honnête homme, op mijne eer. Le commerce ne fauroit fubfiflerfans la bonne foi, de koophandel kan zonder de goede trouw niet beflaan. i Gens de mauvaife foi, ontrouwe lieden, op wier woord men geen' ftaat maaken kan. Avoir un esprit foible , een' zwakken geest bezitten; zich ligt laaten overhaalen. Les ennemis étoient foibles (Cinfanterie, de vijanden hadden weinig voetvolk. FOI. Piece trop foible de poids, een ftuk gelds, dat te ligt is. Connoitre le fort et le foiele d'une perfonne, iemandgrondig,zijne fterke en zwakke zijde, kennen. Attaquer ou prendre quelqu'un pat fon foible , iemand bij zijn zwak vatten. Tomher en foiblesse, in zwijm of flaauwte vallen. Faire les foins, hooijen; hooi inzamelen. Chercher une aiguille dans tint charretée de foin, een naald in eene hooimijt zoeken; dat is r iet zoeken dat moeilijk te vinden is. Toutes les fois que je leferai; zoo dikwils als ik het doen zal. Remettre la chofe d une autre fois , de zaak tot op eene andere reis uitftellen. II a fait cela tant de fois , hij heeft dat zoo dikwijls gedaan. Je vous le dis pour une bonnè fois , une fois pour toutes, ik zeg het u eens voorgoed, eens voor al. Je le vois de fois d autre, ik zie hem van tijd tot tijd. Je lui en donnerai une fois autartti ik zal er hem eens zoo veel voor geeven. Je le lui ai dit tant de fois, ik heb het hem zoo menigmaal gezegd. Parler tous d la fois , allen te gelijk fpreeken. On en trouve & foison, men vindt er in overvloed. Faire une folie , eene gekke daad,een zot ftuk, begaan. L * 11  i<*4 DICTIONNAIRE FOL. FOM. FON. II lui prend quelquefois des accès de folie , bij heeft fomtijds' gekke vlaagen of luimen. Faire folie de jon corps, zijn ligchaam ren besten geeven. Fomentek la divifion, de tweedragt of iweefpalt aanrtooken. Foncer un tonneau, eene ton bodemen , den bodem inzetten. Faire les fonctions de Ja charge, de pligten van zijn ambtwaarneemen. Estomac, qui fait bien fes fonctions, een maag, die haare werking wèl doet. Entrer dans le fond d'un bois, in het diepfte van een bosch gaan. Étoffe a fleurs d fond de fatin , een gebloemde ft of met een' fatijnen grond. uilier a fond, zinken; te gronde gaan Faire ejnd fur quelqu'un , op iemand (laat maaken; zich op iemand verlaaten. Da fond de mon coeur, uit grond van mijn hart. Entendre le fond de Faffaire, de zaak in den grond of grondig verftaan; door en door begrijpen hoe het met de zaak zit. Traiter une matiere d fond , een' ftofte grondig verhandelen. Entendre a fond , grondig verftaan. II jetta les premiers fondemens de Vempire, hij lag de eerfte gronden van het .Keizerrijk. Ce ne fut pas fans fondement , qu'on iaccufa, het was niet zonder grond, dat men hem befchüldigde. Sur quoi fondez vous votre de- FON. FOR. mande? waar op grondt gij u- wen eiscii? Se fonder Jur un faux principe, een valsch beginfel tot een' grondllag neemen. Fondre les métaux, de metaalen fmelten. Fondre une cloche, eene klok gieien. La cire fond auprès du feu, het vuur doet bet was fmelten. Fondre en larmes, in traanen fmelten; bitterlijk weenen. Cet homme fond a vue d'oeil, die min vergaat van dag tot dag; hij verteert daar hij gaar. rOrage est prêt d fondre, het onweder ftaat zóó uit te barsten. Fondre fur quelqriun, op iemand aanvallen, hem aantasten. // a fix mille livres de rente en fonds, hij heeft fes duizend livres inkomen aan landgoed. Jouer au cheval fondu , bok, ftaa vast! fpeelen. (zeker kinderfpelj Tenir un enfant für les fonts, een kind ten doop heffen. Récouvrer ou reprendre fes forces , zijne kragten weder krijgen. Ce travail est au desfus de mes forces , dat werk gaat mijne kragten te boven. Employer toutes Jes forces, alle zijne kragten aanwenden, gebruiken. Faire force de voiles, alle zeilen . bij zetten. Repousj'er la force par la force, geweld met geweld keeren. UJer de force, geweld gebruiken. Fren-  PHRASIOLQGIQUE PORTATIF. 165 FOR. Piendre une ville de force ou par force, eene ftad met geweid bemagtigen. Faire une chofe de force , iet uit dwang doen. A force ouverte, de vive force, geweldiger hand. A force de coups, door geweld van flagen. Forcer les portos, de deuren openbreeken. Forcer une clef, eene fleutelver- draaijen. Forcer quelqu'un d faire une chofe, iemand dwingen iet te doen. Je me fuis forcé le bras en voulant rompre ce baton, ik heb mij den arm verrekt door deezen ftok te willen breeken. Attaquer une ville [dans les formes , eene ftad ordenJijk belegeren. Ce contraQ est en bomt et due forme, dit verdrag is ingoede en behoorlijke form of kragt. Jirai ld feulement pour la forme, ik zal daar alleenlijk welftaanshalven gaan. Sans autre forme de procés , zonder andere wijze van recbtspleeging. Changer la forme au gouvernement, den aart van het beftuur veranderen. Je rtüen tiens aux termes formels de la loi, ik houd mij aan of bij de uitdruklijke woorden der wet. Dieu fob ma l'homme d fon image, God fchiep den mensch naar zijn beeld. Former Ie fiege d'une ville, de belegering van eene ftad aanvangen. FOR. Former une focietè, eene maatfcbappij oprichten. Former ou faire des voeux, gebéden, wenfchen, geloften, doen. Former une plaiiue contre quelqriun, eene klagt tegen iemand inbrengen. Former un enfant d la vertu, een kind tot de deugd opleiden, vormen. Former fon esprit, zijnen g:estof verftand oefenen , bekwaam maaken. La plupait des tems des verbes Je formemt du prifent de lindicatif, de meeste tijden der werkwoorden worden gemaakt of afgeleid van den tegenwoordigen tijd der toonende wijze. Les mctaux fe forment dans les entrailles de la terre, de metaalen worden voortgebragt in de ingewanden der aarde. Se f. irmer fur le modele de quelqu'un, iemand tot een voorbeeld aanneemen, zijn gedrag daar naar inrigten. II a la main forte, bij is fterk in de hand. l'Armée des ennemis est plus forte que la notre , het leger der vijanden is talrijker dan het onze. A plus forte raifon, met desta meer reden. Je ne joue pas avec vous, vous êtes trop fort pour moi, ik wil niet met u fpeelen, gij zijt mij te fterk, gij verftaai het fpel be- . ter dan ik, Avoir la barbe forte, zwaar van baard zijn. II est fort en rhétorique, hij is zeer bedreven in de redeneerkunde.L 3 Etre  166 DICTIONNAIRE FOR. Etre fort en ruifons, en repliques, gaauw zijn in het bijbrengen van reden, in het weder antwoorden. Jl est le plus fort de fa clasfe, hij is de gevorderdfte van zijne fchool. Il faut céder au plus fort, men moet voor den fterkften wijken. II fe fait fort de cela, hij vertrouwt daar in te zullen flaagen. Dans le fort de fa maladie, in het hevigfte van zijne ziekte. Dans le fort de la mêlée, in het fterkfte van het gedrang, f Arithmétique est fon fort, de rekenkunde is het, daar hij het bedrevenfte in is. 11 vente de plus fokt en plus fort, het waait al fterker ai fterker. Jl fe fait fort de fes pareus, hij maakt ftaat op zijne vrienden, dat die hem helpen zullen. 11 a fortement foutenu fon opi- nion, hij heeft zijne gedagten ftijf ftaande gehouden. Ze bon vin fortifie, de goede wijn verfterkt. // fut fortifié dans fon opinion, hij wierd in zijn denkbeeld gefterkf. Cela le fortifie dans le mal , dat ftiift hem in het kwaad. Ce malade fe fortifie de jour en jour, die zieke wordt van dag tot dag fterker. Cest un cas fortuit, dat is eene toevallige gebeurnïs. li pousfera loin fa fortune , hij zal het vér brengen. II riy a pas grande fortune d faire a ce marcké la, bij die koop is niet veel te winnen. FOS. FOU. Etre fur le bord de fa fosse, op het randje van zijn graf zijn ; met den eenen voet in het graf ftaan. Etre fou a lier, te gek zijn oio alléén te loopen; ftapel gek zijn. II est Fou des enfans, hij is zot naar de kinders, hij houdt er dol veel van. La foudre tomba fur l'arbre, de blikfem floeg in den boom. Un foudre de guerre , een gedugte oorlogsheld, aura le fouet , hij zal gekwispeld wordtn. II a été fouetté par la main du. bourreau, hij is door beuls handen gegeesfeld. Les voiles fouettent contre le mat, de zeilen flaan tegen den mast. Etre dans la fougue de Page, in de drift of kragt der jaaren zijn. Modérer la fougue de la jeunesfe, de drift der jeugd maatigen, Avoir un esprit fougueux, een' driftigen of opvliegenden geest hebben. Fouiller dans un coffre, een* koffer doorfnuffelen of doorzoeken. Les taupes fouillent dans la terre, de mollen wroeten in de aarde. On a été fouiller dans toute la maifon, men heeft dat geheele huis doorfnuffeld, doorzogt. Fouiller unvoleur, eenen dief betasten , onderzoeken of hij niets bij zich heeft. Fouiller dans fa poche, in zijn* zak voelen; zijn' zak doorzoeken. Fou-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF 1Ö7 FOU. Fouir un jtwiw.eeneputgraaven. II y accourut une foule degens, er liep een groote menigte volks naar toe* ils firtoient en foule au devant de lui, bij menigte gingen zij bem te gemoet. Li foule ne juge des chofes que par les apparences, het gemeene volk oordeelt van de zaaken alleenlijk naar den uiterlijken fchijn. Mettre le pain au four , l'enfourner, het brood in den oven fchieten, doen. Foukbir une lame d'épe, de kling van eenen degen glad of fchoon maaken.' Le chemin fourche , de weg maakt een' twee- of driefprong. Les cheveux fourchent ou fe fourchent, het hair fplijr. Cet ttang foubmille de poisfons, die vijver krielt van visch. Fournir d quelqu'un tout ce dont il a befoin, iemand, al wat hij noodig heeft, verfchaffen. II faut qu'il gagne beaucoup pour fournir d une ft grande dépenfe, hij moet veel winnen om eene zoo groote verteerirg te kunnen uithouden, II faut payer autant pour les four* nitures , men moet zoo veel betaalen voor het verfchot; (als bij kleérmaakers voor Koorde, regtdraad e. z. v ) Aller au fourrace, voeder gaan haaien. Fourrager les prairies, uit de weiden al het voeder haaien. Cest un innocent fourré de malice, hij is zoo onnozel niet als hij wel lijkt; er fchuilt meer kwaad in dan het fchijnt. ' FOU. FRA. II fe fourbe par tout, hij dringt zich overal in. II lui a fourré fon épée au travers du corps, hij heeft hem met zijnen degen doorboord. 0« ne fauroit plus fourrer dans ce cuffre,mtr) kan in dien koffer niet meer (toppen. Je ne fais cü me fourrer , ik weet niet waar ik mij bergen zal. On le feroit fourrer dans un trou, men zou hem in een gat doen kruipen. Je ne fais, qui lui a fourré cette opinion dans l'esprit, dans la tête, ik weet n iet-^ie hem dat denkbeeld in het hoofd gepraat heeft. Cet homme fourre fon nez partout, die man fteekt overal zijnen neus in,bemoeit zich met alles. Payer les frais , de kosten betaalen. 5e mettre en frais, kosten maaken ; zich in kosten fleeken. Les frais funéraires font grands dans ce pays, de) begraafnisonkosten zijn groot in dit land. Cela ne peut fe faire qu'd grands frais, dat kan niet gefchieden, dan door het doen van groote onkosten. A peu de frais, met weinig on- . kosten of moeite. Travailler fur nouveaux frais , op nieuw, of van vooren af aan , beginnen. Cela est de fraiche date, dat is van verfchen datum; dat isonlangs of kortlings gebeurd. Prendre le frais , eene koelte fcheppen. L 4  ï6$ DICTIONNAIRE FRA. Etre asfis au frais , in de koelte zitten. Fraiser des fèves, boonen pellen ; van boonen een zeker wit velletje afdoen. Franchir un fosfé, over een' floot fpringen. Franchir les hornes de la pudeur, de paaien der fchaamte of kuiscbheid te buiten gaan. Franchir le pas, den fprong waagen; dat is: tot de uitvoering eener moeijelijke onderneeming overgaan, na zich eenigen tijd bedagt te hebben. Franchir le mot, vrij uit iet zeggen, zonder er doekjes om te winden; het niet op zijn hart laaten fmooren. Parler avec franchise, openbartiglijk fpreeken. II est francais de nation, hij is x een Franschman van geboorte. A la franchise, op zijn Fransch; op de Franfche wijze. De la monnoie frappée au coin du Roi, munt, die met den koninglijken (tempel geflagen is Frapper des mains, in de handen klappen. Frapper quelqu'un de la main, du piéd, iemand met de hand een' klap, met den voet een' fchop, geeven. Je fus frappé de cette nouvelle, ik wierd door die tijding getroffen, verflagen. Cela frappe les fins, dat treft; dat doet de zinnen aan. On est frappé de la resfemblance dun portrait, men wordt verbaasd over de gelijkenis van een afbeeldsel. Frauder les droits, de imposten flujken of fmokkelen. FRA. FRE. Frayer le chemin d quelqu'un, iemand den weg baanen, hem de middelen aan de hand geeven, Le poisfon fraye , de visch fchiet kuit. Jetter la frayeur partout, alles in fchrik en vreeze brengen. Ce cheval ronge fon frein, dat paard kaauwt op zijn gebit. Rongerfon frein , inwendig over iet verftoord of moeijlijk zijn, of de gevoeligheid fmooren, die men over eene aangedaane belédiging gevoelt , terwijl men zich niet wreeken kan of mag, Mettre un frein d fa langue , zijne tong breidelen of bedwingen; zoo veel niet praaten. i'Eau commence d frémir , het water begint te raazen. II en frémit de rage, hij beefde daar over van raazernij, van toorn. Son nom fiul fait frémir , zijn naam alléén jaagt fchrik en vreeze aan. La pestt est un mal fréquent dans les pays chauds, de pest is eenegemeenekwaal.eene kwaal die dikwijls plaats heeft in de heete landen. Ce lieu, ce chemin, est fort fréquente, op die plaats, op dien weg, komen veel menfehen. Fréquenter quelqu'un, met iemand omgaan, verkeeren. Fréquentercertain lieu, op eene zekere plaats dikwijls komen. Vivre en freres , als broeders met elkander leeven. Fr eter un vaisfeau, een fchip bevragten of uitreeden.  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 169 FRI. FRO. Cette fille a le nez tournè a la friandise, die vrijster ziet er minziek uit. Laisfer une terre en friche, een land braak of onbebouwd laaten liggen. Feiser les cheveux, zijn hair krullen. Frissonner a"épouvante,vzn fchrik rillen en beeven. Prendre le Fitoc, monnik werden. Qniitter le froc, den monnikskap afleggen. Cette chambre est froide, het is koud in die kamer. Parler de fang froid , in koelen bloede , met bedaardheid , fpreeken. U,i homme fort froid , een heel koel of onverfchillig mensch. II est froid ld desfus, hij is koel daar omtrent. Froncer les fiurcils, de wenkbraauwen ophaalen; het voorhoofd rimpelen; zuur zien. Fr^nder quelqulun, iemand hékelen, doorbaaien. Avoir un front ferein, een opg ruimd gelaat hebben. II a eu le front de lui foutenir qu'il avoit menti, hij heeft de onbefcha'amdheid gehad om hem (taande te houden dat hij gelogen had. jivuir un front d'airain , een hoeren , een onbefchaamd voorhoofd, een' bord voor den kop, hebben; noch van blikken noch bloozen weeten. De quel front rriofez vous dire cela? met welk eene onbefchaamdheid durft gij mij dat zeggen ? FRO. FRU. FUI. Faire front de tous cotts, van alle kanten front maaken, het hoofd bieden, Chemin, oii il ne peut pasfer que quatre hommes de front, een weg, daar maar vier mannen nevens elkander, of op ééne rij kunnen gaan. Prendre l'ennemi en front et en flanc, den vijand van vooren en van ter zijden aantasten. 0;i trouve de front une avant- cour, men vindt van vooren een voor-hof. Frotter un plancher, een' planken-vloer glad boenen of fchuuren. Se frotter d'huile, zich met olij bewrijven. Frotter quelqu'un, iemand af- rosfen, kloppen. Se frotter 3 quelqu'un, met iemand aanleggen; zich aan iemand wrijven. Je ne m'y frotterai plus, ik zal er mij niet meer aan branden; ik wil er niet meer mede te doen hebben. Mener une vie frugale , een fo- ber, een zuinig , leven leiden, Quel fruit en retirerois ie? wat vrucht, wat voordeel, zou ik er uit haaien? Cest du fruit nouveau de vous voir, wat een geluk dat men u zien mag! het is iet zeldzaams. Frustrer Patiënte de quelqu'un, iemands verwagting te leur (lellen. Fuir quelqu'un, iemand ontvlieden. II faut fuir les occaftons, les mauvaifes compagnies, men moet de gelegenheden, de kwaade gezel fchappen vlieden. L 5 fren*  I7a DICTIONNAIRE FUI. FÜL. FUM. Prendre la fuite, de vlugt neemen of kiezen. Mettre une armee en fuite , een leger op de vlugt flaan, drijven. Fulminer contre quelqu'un, tegen iemand raazende uitvaaren. Se repaitre de vent et de fumée , zich met wind en rook, dat is, met eene iedele hoop, voeden. Touts vos projets s'en iront en fumée , alle uwe aanflagen zullen FUM. FUR. FUT. FUI. in rook verdwijnen, dat is , zullen op niet uitloopen. 11 n'y a point de feu fans fumée , er is geen rook zonder vuur; dat is: er is geen gerucht, of het fteunt op eenige waarheid. Entrer en fureur, verwoed of verbolgen worden. Aimer une perfonne jusqu'a la fureur, iemand dol lief hebben. Ce vin /ent le fut , die wijn fmaakt naar het hout. Pourfuivre les fuyards, devlugtenden vervolgen. G. GAC. GAG. GacHER le linge, het linnen fpoelen. Avoir cent kus de gage , honderd kroonen aan huur hebben. Les gages du pêché c'est la mort, de bezolding der zonde is de dood. Priter fur gages, geld leenen, en panden tot verzekering daar van afneemen. // est demeuré pour les gages , hij is voor het gelag blijven zitten. Jouer au gage touché, pand in het fpel verbeuren. Donner des gages de fon amour , onderpand, verzekering, van zijne liefde geeven. GAG. iPrendre pour gage, tot onderpand neemen. Je gage cent kus, ik wed om honderd kroonen; ik zet honderd kroonen. 5"y gagerois ma vie, ma tête, ik zou er mijn leven, mijn hoofd, aan verbeuren, verwedden. ' Gacnee fon pain a la fueur de fon front, de fon vifage, ou de fon corps, in het zweet zijns aangezigts zijn brood of zijnen kost winnen. , Ce valet gagne cent ftorins par an, die knegt trekt jaarlijks honderd guldens aan huur. Ga-  PHRAS10L0GIQUE PORTATIF. i?i GAG. Gagner la bataille, den flag winnen. Il gagne beaucoup dargent, hij wint veel gelds. Gagner les coeurs, de harten, de genegenheid, winnen. Ne vous empresfez pas tant, vous riy gagnerez rien, fpoed of haast u zoo niet, gij zult er niets bij winnen. Gagner un procés, eenepleitzaak winnen. On ne gagne rien a mentir, men wint niets met liegen. On ne gagne rien fur fon esprit, men wint, men vermag, niets op zijn gemoed. Je ne faurois gagner cela fur moi, ik kan dat niet over mij krijgen ; ik kan er niet toe komen. Gagner les devants, vóóruitgaan; item, in de voorbaat zijn; de lieden, wier bijiland men in eenige zaak noodig heeft, vooraf winnen. II iria gagné beaucoup d'argent au jeu, hij heeft mij veel gelds met fpeelen afgewonnen. Ils gagnerent les vaisfeaux a la nage, zij raakten met zwemmen in de fchepen. Ils cherchent a gagner du tems, zij zoeken tijd te winnen. On riy gagne que des coups, men wint er niets bij dan flagen. Gagner un oeillet, een angelier uit zaad winnen. Gagner une maladit> eene ziekte bekomen. Jl gagna fes gardes et fefauva. hij wist zijne wagters om te koop^n en aldus weg te koomen, GAG. GAL GAL. Gagner au pud, gaan loopen; zich weg pakken. Gagner le vent, boven den wind komen ; den loef afwinnen. ; II croyoit avoir ville gagnée, hij meende het reeds gewonnen te hebben, van de zaak meester te ziin. Cest la fon gagne-pai/i, dat is. zijne kostwinning. Avoir fhumeur gaie , vrolijk van aart zijn. // fait un tems gai, het is een helder weêr. . Une maifon gaie, een luchtig huis met een vermaaklijk uitzigt. Jouer fur fon gain, van zijnen winst fpeelen. II riy a eu ni perte ni gain , er is noch fchade noch baat geweest, noch gewonnen noch verloren. , 11 a eu cela en pur gain, hij neett dat in zuiveren winst gehad. Faire une affaire avec quelquun, moitié perte, moitié gain, met temand iet zamen doen, en m de fchaden en baaten deelen. Cest un galant homme, het is een welleevend, een braaf, man. Cest un homme galant, het is iemand die galant is, veel van vrouwen houdt. Attrapper ou gagner la gale, de fchurft krijgen. Condamner un criminel aux gale- res , eenen misdaadiger tot de galei verwijzen. Vonue la galere ! daar kome 'van wat er van wil, het moet er mede door! Etre logé dans un galetas, op eene vliering gehuisd zijn. Pour-  17- DICTIONNAIRE GAL. GAM. GAN. GAR. Pourjuivre quelqu'un au galop, iemand op een galop, op een ren, vervolgen of najaagen. Cet homme va le grand galop h ihipital, die man maakt zulke groote verteeringen, dat hij fpoedig op het zand zal zitten. Manger a la gamelle, uit den bak eeten. (Zee nans-woord.) Etre hors de Ja camme, buiten westen of van zijn ftuk raaken. Etre jouple comme un gant, gedwee als een handfchoen zijn; zich laaten geleiden zoo men wilj zeer mak zijn. yen fuis garant, ik ftaa er voor in; ik verzeker u dat het zoo is. Garantir une (toffe, un cheval, inftaan dat eene ftoffe, een paard, goed is, dat er niets aan hapert. Je ne vous oarantis pas cette nouvelle, ik ftaa u voor de echtheid dier tijding niet in. Ce remede l'a garanti de la mort, dit geneesmiddel heeft hem van den dood verlost of bevrijd. Garantir quelqu'un de quelque malheur, iemand voor eenig ongeluk bevrijden, behoeden. Les nuages nous garantissent de l'éclat tropvifdu Joleil, de wolken befchutten ons tegen den al te levendigen glans der zon. ; Ce manteau me garantit du froid, die mantel befchut mij tegen i de koude. Cet homme Je fait beau garcon , ' hij maakt, dat het 'er mooij * met hem uitziet. li riest que garcon, hij is maar GAR. knegt (van eenen ambagtsman fpreeken de.) On d commis la garde de ce chateau d ce Capitaine, men heeft het bewaaren van dat kasteel aan dien Kapitein opgedragen. // faut deux mille hommes pour la I garde de cette ville, men heeft [ twee duizend man noodig om die ftad te bewaaren. Etre exempt de carde , wagtvrij zijn. Etre de garde, de wagt hebben. Monter la garde , op de wagt trekken. Descendre la garde, van de wagt aftrekken. Reiever la garde, de wagt af- losfen. Renforcer la garde, de wagt verfterken. Avoir la garde , de wagt hebben. Faire la garde, de wagt houden. Mettre un prifonnier « la garde d'un huiffier, een' gevangenen onder de bewaaring van een* gerechtsdienaar ftellen. Laisfer fa maifon a la garde d'un voifm,a3n eenen buurman het opzicht over zijn huis geeven, of zijn huis geeven te bewaaren. Prenez garde d vous ; wees op uwe hoede! pas opl °renez garde a ce que je dis', let op het geen ik zeg ! °renez bien garde a la maifon I zorg wel voor bet huis. 'e tenir fur fes gardes, op zijne hoede zijn. fe riai garde de manquer a mon devoir, ik zal mij wel wagten van mijnen pligt te verwaarloozen. n  phrasiologique portatif. 173 GAR. II ria garde d'être auffi brave que fonfrêre, het fcheelt veel dat hij zoo dapper niet is ais zijn broeder // faut toujours être en garde avec cet homme, met dien man moet men altijd op zijne hoede zijn. Cet avare prend garde a lamoindre obole, die gierigaart ziet op de minde duit. II ne faut pas prendre garde d ce que dit un ivrogne, men moet eenen dronkaart maar laaten praaten , zich aan hem niet kreunen, zijne woorden niet tellen. Etre en garde,fe mettre en garde , in postuur zijn; zich in postuur (feilen , om zich gewapender hand te verdedigen. Gardez votre argent J bewaar uw geld! Garder un troupeau de moutons , eene kudde fchaapen hoeden. Garder la maifon, het huis bewaaren ; item t'huis blijven; niet uitgaan. Garder le lit, het bed houden ; op het bed blijven. Garder les commandements deDieu, de geboden Gods houden , nakomen. Un magiftrat doit garder fa gravité, een overheids perfoon moet zijne ftsatigheid houden Garder un malade , een' zieken bewaaken. Je ne faurois garder les médecines, ik kan de medicijnenof dranken niet inhouden , niet in de maag houden. Se garder de dire des folies, zich wagten van zotternijen te zeggen- Se garder d'un hypocrite, zich GAR. GAS. GAT. GAü. voor eenen huichelaar wagten of hoeden. Ces pommes fe gardent jusqrils Pdques, die appelen blijven goed tot Paafchentoe. Etre gardien d*un trêfor, bewaa- rer van eenen fchat zijn. Frapper fans dire gare, met den (lag waarfchouwen. Gare! voiid un carosfe: berg ul daar komt een koets. Se gargariser la bouche , zijn* mond van binnen fpoelen , gorgelen. Etre logé en chambre garnie , op eenegeftoffeerde kamer woonen. 11 a la bourfe bien garnie , zijne beurs is wel voorzien. Garnir une chambre, eene kamer ftofféeren. Garnir un vaisfeau , een Schip toetakelen. Mettre garnison dans une place , ■ bezetting of garnifoen in eene plaats leggen. g aspiller fon bien, zijn goed door de billen lappen, verkwisten. II est l'enfant c&té de fa mère, hij is zijner moeder liefde kind. Güter les affaires, dezaaken verbrodden , verknoeijen , bederven. Cette mêre Ga te fes enfans , die moeder bederft haare kinders. GAter le métier, kladden; 'er de klad in brengen, (wordt gezegd van eenen koopman, die zijne waar goedkooper verkoopt dan een ander.) La viande fe gIte , het vleesch bederft. Prenez d la gauche ! je prendrai d ladroite, flaagij de linkerhand om! ik zal de rechter om flaan. 11  174 DICTlONNAiRE GAU. GEN. GER.GIR.GIT. GLA. II est extrêmemer.t gauche , hij' is buitengemeen onbehendig. Prendre tout d gauche ou de travers , alle dingen verkeerd opvatten. Etre GênÉ dans fes habits, in zijne kleederen geprangd , gedrongen zijn. Fous me gönez , gij hindert mij. Battre la générale, denalgemeenen marsen flaan. Plier les gènoux, de knieën buigen ;zich vernederen. Se mettre d genoux , op de knieën vallen. Les honnêtes gens , de fatzoeniijke lieden. Les gens honnêtes , de eerlijke , de braave, lieden. Les gens de lettres, de geleerden of geletterden. Les gentils enfants, que voila, zie daar lieve zoete kinderen. Mettre le Héden gekbes, het koren tot fchooven binden. Le froid gerce les levres. dekou- de doet de lippen barften. Gérer une tutelle, eene voogdij- fchap befluuren. Le bléd commence d germer , het koren begint uit te fpruiten. Juiier de la gibeciere, uitdegoo- cheltas fpeelen. Toumer d tous vents comme une gi- rouette, als een weerhaan met alle winden draaijen. Cest ld que git le lievre, daar zit de knoop; daar in ligt de zwaarigheid, Rompre la glacé , het ijs breeken ; de eerfte zwaarigheid overwinnen. Elle est pour moi toute de glacé , zij is omtrent mij zoo koud als ijs; dat is: gevoelloos. GLA. GLI. GLO. La peur lui glaca le fang dans les veines, de bevreesdheid ftremde hem het bloed in de aderen. L'esprit de vin ne clace jamais , voorloop bevriest nooit. Etre froid comme un glacon, ijskoud zijn. Le renard glapit , de vos fchreeuwt of fchettert.- Faire une glissade , uitglijen ; uitglippen. Cest un pas bien glissant pour vous, dat is vooru een glibberige grond; gij ftaat daar niet vast. Etre dans Page le plus glissakt de fa vie, in betglibberigfte, in het gevaarlijkfte, van zijn leven zijn. Son pied a glissé, zijn voet is uitgeglipt. Prenez garde que l'échellene glisse ! zie toe dat de ladder niet uit fchiete! II gussa fa main dans ma poche, hij ttak zijne hand ftllletjes in mijnen zak. Glisser un billet dans la main de quelqu'un, iemand een briefje in de hand ftoppen. Glisser furies dêfauts de quelqu'un, over iemands gebreken zagtjes heen ftappen, 'er weinig of niet van zeggen. // s'est olissé une grande faute dans cet ouvrage, in dat werk is een groote misdag geflopen. Acquérir de la gloire , roem behaalen. II fait gloire d'être ignorant, hij ftelt eer in zijne onweetendheid. Ternir fa gloire, zijnen roem bevlekken, ontluisteren. Se  PHRASI01.0GIQUE PORTATIF. I7S GLO. GOB.GOG. GON.GOR. Se glorifier de fes ancêtres, de Jon bien, de fan esprit, zich op zijne voorouders, opzijn goed, op zijn verftand, beroemen;er hoogmoedig op zijn. La close est plus obfcure que le texte, de verklaaring is duisterer dan de text zelve. // ne faut point donner d glosek fur fes aüions, men moet niet maaken dat er op zijne daaden te zeggen valt. La poule glousse quand elle a des pousfins, de hen klokt als zij kuikens heeft. Jouer des gobelets, met de bekertjes fpeelen. Jl gobe tout ce qu'on lui dit, bij gelooft al wat men hem zegt; hij neemt alles voor gangbaare munt aan. yivre d gogo , ruim en lekkertjes leeven. Avoir l''esprit goguenard, een' kortswijligen geest hebben. Sortir des gonds, uit de duimen raaken; door gramfchap vervoerd worden; opvliegen. Cet aliment gonfle Vestomac, dat voedfel doet de maag opzwellen. Les eaux fe gonflent, de wateren zwellen op. Avoir mal d la gorge . ou Avoir un mal de gorge , pijn in de keel hebben. Cette affaire me coup: la gorge; die zaak fnijdt of fteekt mij de keel af; dat is mijn bederf. Rendre corge , braaken ; het eeten of den drank overgeeven. Faire rendre gorge a quelqu'un, iemand gerechtlijk een onrechtvaardig gewonnen goed doen wedergeeven of uitkeeren. GOR. GOS. GOU. Prendre un homme d la gorge , lui mettre le poignard fur la gorge, een* man bij de keel grijpen, den dolk op de keel zetten; dat is: hem met geweld iet afdwingen. Cest un ris, qui ne pasfe pas le noeud de la gorge , dat is een gedwongene ofgemaaktelagch, die niet van harten komt. Rire d gorge déployée, luidkeels lagchen. Je lui fer ai bien rentrer ces injures dans la gorge, ik zal hem die beleedigingen wel weer in de keel doen haaien; dat is: gevoelig betaald zetten., Cette femme a une belle gorge ,die vrouw heeft een'fchoonen boezem. Se gorgsr de vin et de viandes , zich tot aan de keel toe vol zuipen en vreeten. // a le gosier pavé , hij heeft een gevloerde keel ; hij kan het heetfte eeten inzwelgen zonder zich te branden. Se plonger dans un gouffre de malheurs, zich in eenen afgrond van ongelukken dompelen. Gourmander quelqu'un, iemand begraauwen, fterk bekijven , beknorren. Jetter fa gourme, den droes kwijt worden. (Dat wordt ook gezegd van jongelingen, die wat met de menfehen leeren omgaan ) Je ne fuis pas bon gourmet , ik ben de regte wijnproeverniet; ik heb ée beste kennis van den wijn niét. Le malade commence d entrer en gout , de zieke begint wat trek . tot eeien te krijgen. Qand  i75 DICTIONNAIRE GOU. Ouand on est malade, on perd le güüt , wanneer men ziek is, vergaat de eetlust. Cela est rude au goüt, dat heeft een' ftraffen, een' wrangen fmaak. C'est un homme de bon goüt, het is een man van een' goeden fmaak; dat is, van een goed oordeel. Trouver une chofe d fon goüt , iet naar zijnen fmaak of zin vinden. Prendre goüt a quelque chofe, lust tot iet krijgen. Cela riest pas de mon goüt, dat is niet naar mijnen fmaak of zin. II a perdu le goüt du pain, hij heeft den fmaak van het brood verloren; dat is: hij is dood. Qfchertzende uitdrukking.') II ria point de goüt pour le manage, hij heeft geen' zin In het huwlijk. GóÜtf.r du vin, wijn proeven. Je güÜte fort votre avis , uw raad, uw gevoelen, bevalt mij zeer wèl. Goüter les douceurs de la vie, de aangenaamheden van het leven fmaaken. Tomber goutte a goutte, bij druppelen afvallen, afdruipen. II fuoit d grosfes gouttes, het zweet liep hem taplings af. Prenez une goutte de vin . avant de partir! gebruik een weinig wijns, alvoorens te vertrekken. Le vin de cette bouteille s'enfuit goutte d goutte, die wijnfles zal ledig druipen. Il n'y a pas ld une goutte de bon fens , daar fteekt geen druppel gezond verltand in. i GOU. GRA. Un aveugle ne voit goutte, een blinde ziet niets, kan geene voorwerpen onderfcbeidtn. Je riy vois, je riy entends, goutte, ik begrijp, ik verfiaa, 'er niets van. C'est une goutte rieau dans la mer, het is als of men een druppel water in de zee Hortte; dat is: dat weinigje doet er nie:s toe, kan niets baaten. Tenir le gouvernail , aan het roer zitten ; in het beltuur zijn. Gouverner une province, een landfchap regeeren. Gouverner un vaisfeau , een fchip beltuuren. Gouverner un enfant, een kind regeeren, er het opzigt over hebben. II s'est bien gouverné dans cette affaire, hij heeft zich in die zaak wèi gedragen. Gouverker fon bien, zijne goederen beltuuren. Trouver grace devant Dieu, genade bij God vinden. Faites moi une grace ! doe mij eene vriendfehap! bewijs mij eene gunsi ! De grace, finisfons'. eilieve! laaten wij hier niet meer van fpreeken! Faire grace de la vie d quelqriun, iemand het leven laaten, dat men hem beneemen kon. Rendre graces d quelqriun de quelque chofe , iemand ergens voor danken. Les graces d'une longue, de bevalligheden van eene taal. Donner le coup de grace a un aiminel,eenen misdaadiger den genade flag of den laatflen flag toebrengen.  PHRASIOLOGIQ UE PORTATIF. 17? GRA. Cette femme marche, danfe, s'habille , de bonne grace , deeze vrouw gaat, danst en kleedt zich, op eene bevallige wiize Cette penfée a la grace de la nouveauté, deeze gedagte is aartig wegens haare nieuwigheid. Vous avez bonne gbace d vous railIer de ma perfonne, het Raat u wonder fraaij, met mij den gek te fcheeren. Gagner les bonnes graces d'un prince, de toegenegenheid van een' vorst winnen. Cet homme ria pas un crain d'esprit, debonfens, die man heeft geen grein verftand. Graisser la patte, de handfmeeren; geld geeven, met oogmerk om iemand ten zijnen voordeele in te neemen. Graisser les épaules d quelqriun, iemand den rug fmeeren; afrosfen. Cest un grand homme, het is een groot, een beroemd, een vermaard, man. Cest un homme grand , het is een groot mensch, van eene lange geftalte. Aux grands maux il faut de grands remédes, tot het wegneemen van groote kwaaien worden fterke hulpmiddelen len vereischt. Ce nest pas grand chofe, het is niet veel bijzonders; het heeft weinig om het lijf. 5e lever de grand malin, heel vroeg opftaan. Trancher du grand , den grooten heer uithangen. Faire une chofe en grand , iet in het groot maaken. Etre de même grandeur, even groot zijn. GRA. GRE. Grandir d vue d'oeil, oogfehijnlijk grooter worden. Mordre d la grappe, aan den tros bijten; dat is; zich iet laaten wijs maaken. Avoir la langue grasse; grasfeyer, . brijen; met de tong lispen. II riy a point de fi belle rofe, qui ne devienne grattecul , daar is geene roos zoo fchoon , die niet verwelkt; dat is: de grootfte fchoonheid verdwijnt met er tijd. Faire une chofe gratis, eene zaak om niet, uit loutere genegenheid, doen. Les poules gr attent la terre, de hoenders krabben in de aarde. Se gratter la tête, zijn hoofdt krabben. Faire un don gratuit, eene vrijwillige gifte doen. La loi de la nature est gravée dans touts les coeurs, de wet der natuur is aller harten ingeprent. Graver un cachet, een fignet fnijden. Gravir jur les rochers, tegen de rotzen opklauteren. On nefait point de contraB que dt fon bon gré , mais on oblige d\ les exécuter bon gré , mal tjré , men maakt geene contraBen dan goedwillig, maar men noodzaakt die met lief of leed, goed of kwaad willig, na te komen. Etre au gré de quelqriun, iemand bevallen, aanftaan,naar zijn' zin of fmaak zijn. Voguer au cré des vents et des flots, naar den wil der winden en baaren drijven. M fren-  178 DICTI0NNA1RE GRE. GRI. GRO. Prendre une chofe en gré , iet gunftig opvatten; tournet lijdzaamheid iet aanneemen. Savoir gré ou bon gré a quelqriun de quelque chofe, iemand iet dank weeten. Savoir mauvais gré d quelqriun de quelque chofe, iet van iemand euvel opneemen; tegeniemand ergens over kwaad ziin. Je me fais bon gré d'avoir fait cela, het is mij lief dit gedaan te hebben. Avoir la voix GRé.le, eene fijne, fchraale, dern hebben. Ces bléds ont été grclés , dat koom is van den hagel geflagen. II a le vifage GRéLÉ, zijn aangezigt is van de kinderpokjens gefchonden. Cette plante commence d grener , dat gewas begint te fchieten of zaad te krijgen. Cestun creniër d coups depoing, dagelijks krijgt hij de huid vol (lagen. Griller du boudin, bloedworst roosteren. Griller une fenétre; een tralie voor een venlier zetten. Faire griller quelqu'un , iemand agter de traliën, dat is, ge vangen, laaten zetten. Faire des grimaces ; grimacer, grijnzen ; een lelijk gezigt trekken. Faire la grim ace d quelqriun, iemand een zuur gezigt tonnen. Le cochon grogne, het varken knort. Le tonnere gronde fur nos têtes, de donder klatert boven onze hoofden. GRO. GRU. Gronder quelqu'un, iemand bekijven. II fait gros temps, het is een on- duimig weêr. Cest un gros marchand, het is een rijke koopman. Cest une grosse femme, het is eene zwaarlijvige vrouw. Cest une femme grosse; elle e t grosse d''enfant, het is eene zwangere vrouw. Jouer gros grof fpeelen. Fendre en gros , et en détail, in het gros en in het klein verkoopen. Raconter une histoire en gros , bet hoofdzaaklijke van eene gebeurnis vernaaien. Avoir fair grossier, een ruw , hoersch, voorkomen hebben. Faire des fautes grossieres, lompe, grove, misdagen begaan. Le microscope grossit les objets, het vergrootglas vergroot de voorwerpen. La fonte des neiges grossit les rivieres, de fmelting der fneeuw doet de rivieren zwellen. Fers,qui grouillent dans lefromage, maaden, die in de kaas krielen. Ce fromage grouille de vers, die kaas krielt van maaden. La tSie lui grouille de vermine , zijn hoofd krielt van ongedierte. Gruger le fel, het zout fijn kloppen N'avoir pas de quoi gruger, niets te bikken of te eeten hebben. Se mettre en grum:.aux; fe grumeler, klonteren, tot klonters worden. Pasfer une riviere d gué , eene rivier doorwaaden. Son-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. ï79 GUE. Sonder le. GuÉ.den grond peilen. Sonder le gué d'une affaire, iemands gevoelen omtrent eene zaak behendiglijk doorgronden om dezelve tot zijn voordeel te doen uitvallen; iemand potsfen. Guéer un cheval, een paard te water leiden, om het in een wedde te wasfchen en te verfrisfchen. Guéer du Hnge, linnengoed in klaar water (poelen. • II ne s'en et guere fallu que je ne fusfe tombé, het fcheelde weinig of ik ware gevallen. Ne tardez guere ! wagt niet lang! II rie.t de guere plus grand que moi, hij is niet veel grooter dan ik. Je ne fors guere que pour aller me promener , ik gaa bijna niet uit dan om te wandelen. Cette prife est de bonne guerre, dat is goede prijs. A la guerre comme d la guerre, naar de tijds omftandigheid; men moet het neemen zoo als het valt. GUE. GUr. Faj.re la guerredunprince, eenen vorst den oorlog aandoen. D.clarer la guerre, den oorlog verklaaren. Aller d la petite guerre , ftroo» pen; vrijbuiten. Faire la .guerre d foeil, de kat uit den boom kijken. Avoir l oeil au guet , een oog int het zeil houden. Etre au guet, op de wagt, op de loer, (laan. Faire le guet, de wagt houden; oppasfen of men geen onraad verneemt. Donner le mot du guet , het wagt-' woord, het parool, geeven. Gueuser Jon pain de porte en porte, zijn brood aan de deuren bédelen. Elle guigne un peu, zij lonkt een weinig. Chaqu'un vit d Ja guise , elk leeft op zijne wijze. Manger du poisjon en guise de. chair, visch als vleesch,ofop de wijze van vleesch toebereid, eeten. H. HAB. JEtre habile en Jon art, gaauw of wèl bedréven in zijne konst zijn. Habiller un enfant, een kind kleedeo. HAB. On /'Habilla depuis les piéds jus* qu'd la tête, men kleedde hem van het hoofd tot de voeten; van kop tot teen ftakmenhem in de kleêren. M 2 Cfi  xlo DICTIONNAIRE HAB. HAL Ce tailleur «'habille depuls plujjeurs anntes, tedeid verfcheiden jaaren maakt die kleêrmaaker mijne kleêren. /Habiller tout feul, zich alléén aankleeden. Ce tailleur habille bien, die kleêrmaaker maakt nette kleêren. /Habiller de noir, zich in het zwart kleeden. Haeiller un veau,een kalf villen en er het ingewand uithaalen, opmaaken. Habiller de la volaille, du gibier, du poisfon, gevogelte, wild, visch, toebereiden, toemaaken. Habiller du ehanvrt, hennip héitelen. Habiller les peaux, de huiden bereiden. THabit ne fait pas le moine, het kleed maakt den munnik niet; dat is: het uiterlijke is niet altijd een wis kenmerk van het innerlijke. Habiter une maifon, een huis bewoonen. Cela ni est tourné en hasitude , dat is mij tot een aanwendzel of eigen geworden. Controller une habitude , zich iet aanwennen; eene hebbelijkheid ergens van krijgen. Ce malade a toute Thabitude du corps corrompue, de ligchaamsgefteldheid van deezen zieken is geheel bedorven. Se faire une habitude d'unechofe , zich iet aanwennen. Jl ne faut pas /habitüer a mentir, men moet zich niet aanwennen te liegen. Avoir de la haine pour quelqu'un, iemand haat toedraagen. Encourir la haine de quelqu'un, HAL HAL. HAM. HAN. zich iemands haat op den hals haaien. // a fait cela en haine de moi, dat heeft hij uit haat tegen mij gedaan. C'est un ouvrage de longue haleine, dat is een werk, daar vrij wat lang aan te arbeiden is. Etre hors «Thaleine, buiten adem zijn. Reprendre fon haleine, zijn'adem icheppen. Retenir fon haleine, zijn' adem inhouden. Mettre un cheval hors «"haleine, een paard den bek afrijden. Tenir ï'ennemi en haleine, den vijand in alarm houden. Tenir quelqu'un en haleine , iemand geduurig werk verfchaffen; item met ijdele hoop voeden. Tout d'une haleine, in éénen adem. Le foleil naLE le teint, de zon verbrandt het vel. HaLER les chiens après quelqu'un, de honden tegen iemand ophitzen. Les chiens haletent longtems après avoir bien couru, de honden hijgen lang naar hunnen adem, wanneer zij braaf gelopen hebben. Halte ld! hou ftill halt! Mordre o'u prendre d /'hamecon , aan den hoek bijten; dat is: zich laaten verfchalken. Hanter la cour, aan het hof verkeeren. La caque font toujours le harang , het vat ruikt altijd naar de haring die 'er in geweest is; dat is: iemands manieren duiden altijd aan, w.ar hij uk voord is gekomen. Ha-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. Ui HAR. HAT. HAU. Haranguer une perfonne de mérite, een'perfoon van verdienden in eene redevoering aanfpreeken. Harasser un cheval, een paard afmatten. Harasser l'ennemi, den vijand vermoeijen, afmatten. Harceler l'ennemi, den vijand geduurig kwellen of werk geeven. Cest un hardi menteur , het is een onbefchaamde leugenaar. Parler avec hardiesse , hardiment, vrijmoedig of ftoutmoedig fpreeken. Faire une chofe a la naTE, iet met haast doen of verrigten. Avoir héte, haast hebben; haastig zijn. On a envoyé en hêite un courier•, men heeft in haast een' courier afgezonden. Se heter de partir, zich haasten om te vertrekken. I JaTER la mort d'une perfonne, iemands dood verhaasten. I-Mter ie diner, het middagmaal verbasten, fpoedig gereed maaken. H&ter les ouvriers , de werklieden aanfpooren om voord te maaken. Héter quelqu'un d'aller, iemand beenen maaken; iemand noodzaakten voord te gaan. Hausser me maifon d'un étage, een huis eene verdieping hoo- . ger maaken. Hausser la paye des foldats , de foldij der foldaaten verhoogen. Faire hausser le prix desvivres, den prijs der levensmiddelen doen rijzen. Hausser le bras, den arm opfteeken. HALT. Hausser la voix, de ftem verhoogen. Hausser leton, een'hoogeren toon voeren; meesteragtig fpreeken. Hausser le courage, meer moeds geeven. Let denrées haussent , de eetwaaren rijzen in prijs. Son revenu est hausse de tant,zijn inkomen is tot zoo veel vermeerderd. Hausser une corde de violon d'un demi ton, een' viool een' hal ven toon hooger dellen. Se hausser fur le bout du pied, op de teenen gaan daan. Le temps fe hausse, het wéér x klaart op. a haute voix, met luider ftemme; overluid. Cet homme est haut en paroles, haut d lamain, die man fpreekt op een' gebiedenden toon; hij weet zich wèl te doen gehoorzaamen. Cette fauce est de trop haut goüt, die faus is te gezouten, te gepéperd. Grimper fur le haut d'un montagne, op den top van'teen' berg klauteren. II y a bien du haut et du bas dans ce pays^er zijn veele hoogten en laagten in dat land. Parler fort haut , zeer hardluidend fpreeken; item, eenetrot» fche taal voeren.. Cet homme le potte haut, die man vliegt vrij hoog, ha gt den grooten man uit. Tomber de fon haut, .v« ' - 1 daan. Cette femme porte le haut deütausfes, die vrouw heeft de broek aan; zij is baas. M 3 Un  382 DICTIONNAIRE HALT. HAZ. HER. HEU. Un mur de cent piéds de haut . een muur, die Honderd voeter hoog is. II y a du haut et du bas dans la vie, er is zuur en zoec in de wereld. Regarder quelqu'un de haut en bas, iemand van bet hoofd tot de voeten bekijken, met verachting befchouwen. Soutenir hautement la virité, de waarheid openlijk Maande houden. Cela est arrivé par hazard, dat is bij toeval gebeurd. s" Expo/er au hazard , zich in de waagfchaal ftellen, in het gevaar begeeven. Courir hazard, gevaar loopen. II donne tout au hazard, hij laat alles op het geval aankomen. Je veux bien courir le hazard de cette affaire, ik wil die zaak wel eens beproeven; ik durf het wel eens onderneemen, waagen. Sur qttelle herbe avez vous marché? wat deert u ? hoe zijt gij zoo kwaalijk gemutst? J'ai em-.dmé d cela toutes les herbes dWn faintjfean. daar toe heb ik alle bedenklijke middelen in het werk gefield. Cuelle heure estü? hoe laat is het? Il est deux heures et demie, het is half drie. II y a tant d'iiEURES de chemin, het is zoo veel uuren gaans. *Faire tui chemin en tant o"heures , eeijS weg binnen zoo veel uuren n'-ggen. I'asfir une heure de tems avec quelqu'un, een uurtje tijds met iemand doorbrengen. HELT. Donner jour et heure d quelqu'un, iemand tijd en uur bellemmen! Fous venez d la belle heure , gij komt mooij vroeg; dat is: vrij laat. Voila deux heures , qui fonnent , daar (laat het twee uuren. Il est heure de partir, het is tijd om te vertrekken. llpartit d /'heure même, hij vertrok op het zelfde oogen blik. La derniere heure , het laatfte uur of de laatfte ftond des levens. I Pour parler de nos affaires je prendrai volontiers votre heure, om over onze zaaken te fpreeken, zal ik mij gaarne naar uwentijd voegen; dat is: op den tijd, dien gij zult willen bepaalen. A me* heures perdues, in mijne ledige uuren. Pasjer de mauvaifes heures , ver- clrietlijke uuren doorbrengen. Pour /'heure , voor het oogen- blik; nu. Sur /'heure , tout ü /'heure , op ftaanden voet; op het oogen- biik; aanftonds. (/'Heure en heure, van oogen- blik tot oogenblik; atleuuren. Vous ferez le bien venu -toute heure, gij zult welkom zijn, op wat uur gij oo&fkaarts D'oü venez vous, d /'aeure' qu'il est ? waar komt gij op dit uur of zoo iaat van daan* Vous venez d la bonne heure, gij komt ter goeder uur, juist ter v fneede. & la bonne heure,foit! welaan, het zij zoo! s'Il est ridte, d la bonne heure , is hij rijk, dat is goed voor hem. //  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. J«3 HEU.HIR.HIS HIV.HOC HOM. II est encore de bonne heure , het is nog vroeg. Se lever de meilleure heure, vroeger opftaan. Etre heureux au jeu , gelukkig in het fpeelen zijn. Heurter quelqriun,iemand ftooten. Cela heurte le Jens commun, dat ioopt tegen het gezond verftand aan. Heurter d la porte, aan de deur kloppen. Se heurter les wis les autres , malkanderen ftooten. • Une HiRONDELLE ne fait pas le printems, één zwaluw alléén maakt de lente niet; dat is: één enkel voorbeeld maakt geene wet. C'est une autre histoire , dat is eene andere historie; dat is geheel wat anders. Lf armee est dans les quartiers d'.mver, het leger is in de winterkwartieren. Hocher la tête, het hoofd fchud den. Jouer d i'noMsRE , omberen; omber fpeelen. faire foi et hommage dfonfeignèur, hulde en getrouwheid aan zijnen heer zweeren. Cest un homme de bien, het is een vroom, deugdzaam, man Un homme de coeur, een kloekmoedig, een dapper, man. C'est un homme fait, het is een volwasfen man. Un noNNêTE homme,een welleevend man. Un homme HONNêTE, een eerlijk man. Cet habit est encore fort HONNêTE, die rok is nog vrij goed, vrij fatzoenlijk. HON. HOR. Faire des noNNêTETÉs d quelqu'un , iemand beleefdheden aandoen. Cela choque /'HONKéTETÉ, dat is tegen, dat kwetst,de eerbaarheid, de welleevendheid. Je vous promets fur «jot.honneur ik beloof u op mijne eer , als een eerlijk man. Rclicher quelqu'un fur fa parole ü"honneur, iemand op zijn woord van eer loslaaten. Bdtir un temple d /'honneur d'un faint,, een tempel ter eere van eenen heiligen bouwen. Faire honneur d quelqu'un, iemand eer aandoen. Je me fuis donnêl'ii -^EV^devous I .crire, ik heb mij de eer ge| geven van u te fchrijven. Faire honneur a une lettre d; change, eenen wisfelbrief eeren , dat is, accepteeren, aanneemen. Faire les honneups de la maifon , de eer van het huis ophouden, waarreemen. Les honneurs changent le.smoeurs, de eerambten veranderen de zeden. Honni foit qui mal ypenfe, die erg denkt, vaart erg in het hart. Faire amende hdnorable, kerkboete of eene openlijke fchuldbekentnis doen. Avoir honte de fon ignorance, zich over zijne onweetendheid fc haam en. N'avez vous point de honte? fcbaamt gij u niet? Tirer /'horoscope de quelqu'un, iemands geboorte begin nafpeuren en daar uit zijn wedervaaren voorfpellen. M 4 4roW  184 DICTIONNAIRE JAL. JAP. JEj're jaloux de fa gloire , naijverig of jaloersch omtrent zijne eer zijn. Le petit chien jappe, het hondje ' keft. j IDE. IDO. HOR. HUE. HUI. Avoir de I'horruvr pour quelqriun, van iemand een afkeer hebben. 'Avoir le vice en horreur , een afgrijzen van de ondeugd hebben. Eire faifi Malheur d vous' ■ * Cet homme ria •, rance, maïs par malice, die man heeft niet onweetende , maar moedwillig, gezondigd. II fait mille malices a fes camarades, hij fpeelt zijne makkers duizend ïswaade trekken. II y eut plufieurs gens malintentionnés , er waren veele kwaalijk gezinde l;eden. C'est un enfant mal-sain, het is een ongezond kind. Gefruit est mal-sain, die vrucht is ongezond. Maltrait-ïr quelqu'un, iemand mishandelen. Un vaisfeau maltraité de la tempête, een fchip, dat doorl onweder befchadigd is. Cet enfant est encore d la mamelle , dat kind ligt nog aan de borst, zuigt nog. Du temps qu'on fe mouchoit fur la manche , in den ouden tijd; toen de wereld nog onnozel was. Avoir quelqu'un dans fa manche, iemand tot zijn' wil hebben; hem kunnen gebruiken tot al wat men wil. Manger tout fon bien, al zijn goed verteeren, doorbrengen. C'est toujours lui, qui a mangé le lard, men geeft hem altijd de fchuld van alles. Manger de bon appetit, graag, fmaaklijk, eeten. Manger fon pain blanc le premier, zijn wittebrood het eerst op eeten; dat is, vennaaken genieten. waar van m^n naderhand beroofd blijft. l/ill . •: MAN. ryy;,-- :i& la vache cnrag 'e, I >ivhai';.i_.Nsel uitgedaan; hn werken; hij is - • • ■': • -\ :ïh v-ïÜge le fer, de roest verteert, knaagt,het ijzer. Maniez un peu ce drap ld', behandel of bevoel dit laken eens! II MANrE tous les jours bien de l'argent, er gaat dagelijks veel geld door zijne handen. Ce peintre est adroit d manier le pinceau, die fchilder gaat behendig of konftig met het penceel om. Manier une affaire avec esprit, eene zaak met verftand behandelen of beleggen. II faut de la patience pour bien manier la jeunesfe, om de jeugd wèl te regeeren , heeft men geduld noodig. On ne peut manier du beurrefans s'engraisfer les doigts, men kan geen boter kneeden zonder zich de vingers vet te maaken; dat is, hij, die gelden onder zijn beftuur heeft, trekt er altijd zijn voordeel van. Chaqu'un vit d fa maniere, elk leeft op zijne wijze. Par maniere de dire, bij manier van fpreeken. Avoir de belles manieres, wèl gemanierd zijn. C'est une maniere de parler élégante, het is eene bevallige manier van fpreeker. Étriller quelqu'un de la belle maniere, iemand braaf afrosfen. De maniere que je rien faurai rien, zoo dat ik er niets van weetcn zal. /;  PHRASIOLOGiqUE PORTATIF. MAN. 11 fut exclus du maniement des affaires, hij wierd van liet bewind der zaaken uitgefloten. Avoir le maniement de fon bien, het bewind van of over zijn goed hebben. Ce gtnéral fis une belle ou une mauvaife manoeuvre, pour aller d l'ennemi, die veldoverfte toonde een treflijk of flegt be leid met den vijand aan te tasten. Ce matelot entend bien la manoeuvre , die matroos verftaat het fcheepswerk wèl.' Le manque des chofes nécesfaires a fait échouer Ventreprife, het gebrek aan de noodige dingen heeft de onderneeming doen mislukken. Le manque d'amis et de credit lui a fait faire banqueroute, het gebrek aan vrienden en aan crediet heeft hem banqueroet doen fpeelen. Manquer quelqu'un, iemand misloopen, niet vinden; item, iemand niet treffen. II avoit desfein de furprendre la ville, il fa manquée d'une heure, hij was van voorneemens de ftad te overrompelen, maar hij kwam één uur te laat, en hier door wierd zijn aanflag veriedeld. Cela lui a fait manquer/wz coup , dat heeft zijnen aanflag doen mislukken. Son arme ria pas pris feu, a manque , zijn geweer is niet afgegaan, heeft geketst. Toutes les fois qu'il manque, on Ven avertit, telkens als hij feilt, wordt hii er van gewaarfcbnuwd, (van het fpel fpreekende.) MAN. MAR. Manquer d fon devoir, nalaatig in zijnen pligt zijn; zijnen pligt verzuimen. Le coeur me manque, ik ben flaauw of flaauwhartig. Le meilleur de mes amis ma manque au befoin, de beste van mijne vrienden heeft mij in den nood laaten zitten. Manquer de pain , gebrek aan brood hebben. Le vin manqua, er was gebrek aan Wijn. Manquer de coeur, gebrek aan moed hebben. Rien riy manque , het is juist zoo; er ontbreekt niets. Ce marchand a manqué , die koopman heeft gefailleerd. Si ce pere de familie vient a manquer, zo die huisvader komt te overlijden. Ne manquez pas d'écrire, verzuim niet'te fchrijven. Ne manquez pas d revenir, laat niet na weder te komen. Manquer l'occafion, de gelégenheid voorbij laaten gaan of misloopen. Marchander du drap, laken bedingen; over laken dingen. A quoi bon tant marchander? waar toe zoo lang gedraald? waar toe dat lange marren? Cest de la marchandise de contrebande , het zijn verbodene waaren. ; Faire métier et marchandise de quelque chofe, zijn dagelijks werk ergens van maaken. Faire marchandise d'une chofe, ergens in koophandel drijven. Faire valoir fa marchandise , zijne waar, zijne gaven, zijne verdienftcn, doen gelden. Var-  2°4 D I C T I O N N A I R E MAR. L'armee est en marche, het lege is op marsch. Se matre en marche, op marscl gaan, & mettre en ordre «Vmarche, op breeken en zich tot den op togt gereed maaken. Battre ou fonner la marche, der ; marsch flaan of blaa.en. Savoir le cours du marché, dj markt of den loop van dt markt weeten. Avoir une chofe è bon marché , iet goedkoop hebben. Cela fe vend d meilleur marché , dat wordt beter koop ver kogt. Vous en Hes quitte d bon marché, gij komt er goedkoop af. li a mis cette condition dans for marché, hij heeft dit bij zij nen koop bedongen. Conclure un marché, eenen koop (luiten. Rompre un marché, eenen koop breeken. Marcher droit d Cennemi, regt op den vijand aantrekken. Marcher fur les pas des grands hommes, de voetflappen der groote mannen navolgen. Vous marchez fur mon habit, gij treedt op mijnen rok. II y a des affaires, qui marchent toutes feu les, er zijn zaaken die van zeiven gaan, daar men geene moeite toe behoeft te neemen. Marcher devant, vooruitgaan; voorgaan. Marquer en marge, op den kant aantékenen. Donner en mariage , ten huwelijk geeven. Faire un bon mariage, een goed huwelijk doen. MAR. Un bon mariace payera tout, een goed huwelijk zal alles goed maaken. Se plaindre que la mariée est trop belle, klaagen dat de bruid te fchoon is; dat is, van weelde klaagen. Marier fa füle, zijne dogter uittrouwen. Le prètre les a mariés, de priester heeft ze getrouwd. II y a noce chez lui, il fe marie, er wordt bruiloft bij hem gehouden; hij trouwt. Entendre la marine , den fcheepvaart verftaan. Avoir de quoi faire bouillir la marmite, hebben waar van men den ketel kan doen kooken; dat is: hebben waar van men kan leeven. Chaque fot a fa marotte, elke ■ zot heeft zijn zotskapje, daar hij mede fpeelt. Donner le fpuet et la marqué d un criminel, le fouetttr-et le marquer, eenen misdaadiger geesfeien en brandmerken. Avoir des marqués de petite verole au vifage; etre marqué de petite verole, pokdaalcn in het aangezigt heoben. Donner des marqués de fon zêle , blijken van zijnen iever geeven. Uh officier oe marqué, een officier van hoogen rang. La nature a marqué cet enfant en un tel endroit, de natuur heeft dat kind op eene zekere plaats getékend.' Marquer le linge avec des lettres et des chiffres, het linnen met letteren en cijfFers mei ken. Marquer les écoiiers, de fcholieren aaniekenen, öpfchiijver;. Mar-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. MAR. MAS. MAT. Marquer fa reconnoisfance, zijne dankbaarheid betounen, bewijzen. Marquer les draps, een geftempeld lood aan de lakens hangen of aanflaan. Chevali qui marqué, een paard, dat tekent. Marquez moi, combien vous en voulez, geef mij te kennen, meld mij, hoe veel gij er van begeert. F rendre marte pour renard, den wezel voor den vos neemen ; dat is: zich vergisfen; het eene voor het andere aanzien. Cela est fait au marteau , dat is met den hamer geflagen, gemaakt. CJa lui donne martel en tête, dit maakt hem ongerust of bekommerd. Souffrir le martyre, den marteldood lijden. Lever ou óter le masqué , het masker , i-het momaangezigt, afdoen , afligten. Oter le masqué,au vice, de ondeugd ontmaskeren, aan den dag leggen. Faire un masqué d quelqu'un, iemand eenige vuiligheid in het aangezigt werpen. Masquer fa foiblesfe d'un faux sêle,zijne zwakheid meteenen' valfchen ijver vermommen. Cet arbre masqué la vue, die boom beneemt het gezigt. II s'y fit un grand massacre , er gefchiedde eene groote moordenaarij; er wierd een groot bloedbad aangerigt. Avoir ï'esprit massif, bot en dom zijn. Donner échec et mat au Roi, den MAT. koning fchaakmat zetten; (in het fchaakfpelj Etre enfoncé dans la matiere , lomp , bot, dom , zijn. Entrer en matiere, in de verhandeling van de ftoffe, van eene zaak, komen, of tot de zaak zelve overgaan. Donner matiere de rire, ftoffe of reden tot lagchen geeven. En matiere de réligion, in het ftuk van Godsdienst. Étüdier le matin, des morgens ftudeeren. Se lever de bon matin, de grand matin, heel vroeg opftaan. Oui a bon voifin, a bon matin, '^"die goede buuren heeft, kan gerust flaapen. Se lever matin, vroeg opftaan. Je revieiidrai demain au matin ou demain au foir, ik zal morgen ochtend, of morgenavond, wederkomen. Se lever de meilleur matin , vroeger opftaan. Pasfer la matinee d ne rien faire, den morgen, of den ochtendtijd, doorbrengen met niets te doen. Chanter matines, de vroeg-met- ten zingen. II riest gueres matineux, hij houdt niet veel van vroeg op-. ftaan; hij ftaat zelden vroeg op. s'Acquiter des fonbtions matrimoniales, de huwelijkspligten waarneemen, volbrengen. Matter fa chair, zijn ligchaam afmatten. Etre matté du voyage, de la longueur du chemin, door de reis. door den langen weg, afgemat zijn. Cet  2cö DICT10NNAIRE MAT. MAU. l Ce fruit est en maturité, die vrugt heefc haare volle rijpheid. Traiter quelqu'un de Turc «maure, iemand met de uiterfte ftrengheid behandelen, zonder hem in het minde te ontzien. Cest un mauvais poète, het is een flegte dichter, een man, die rampzalige verfen maakt. 11 est tantót en bonne, taniét en mauvaise, humeur, hij is dan eens wèl, dan eens kwaalijk, gehumeurd, gemutst. 11 ne faut point aller en de mauvais lieux, ni frequenter des gens de mauvaise vie, men moet in geene flegte huizen of bordeelen gaan, nocb verkeering houden met ligtinisfen of lie ien , die een ergerlijk leven leiden. Cest un mauvais figne, het is een flegt téken. Ne trouvez pas mauvais, que je dife, ou fi je dis! neem niet kwaaliik dat ik zegge, of zo ik zeg! 11 a cela de mauvais , qu'il criti. que tout, hij heeft het gebrek, dat hii alles bedilt. Avoir un mauvais coeur, een bedorven hart hebben. Etre en mauvaise fanté, ongezond zijn. Pas fer une mauvaise nuit, een' flegten nacht doorbrengen. Prendre une chofe en mauvaise part, iet kwaalijk opneemen, ten kwaaden duiden. 11 fait mauvais temps, het is flegt, onftuimig, weêr. Cda [ent mauvais , dat ruikt kwaa- , lijk of vuns; dat ftinkt. C'est une maxime repte, het is eene bekende grondfpreuk. I MEC. MED. Exercer les arts méchaniques , de \ Tuigwerkskonlten beoefFenen. Découvrir la MécHE, lont ruiken ; eenigen aanflag of het geheim ontdekken. // y aicidu mécompte , hier heeft eene misreekentng plaats. Je le méconnois avec cet habit , met die kleeding ken ik hem niet. Méconnoitke les bienfaitsde quelqu'un , iemands weldaaden niet erkennen. Cet homme Ik fe méconnoit, die man kent zich zei ven niet meer; hij weet niet meer uit wat gat hij gekropen is. Donner du mécontentement h quelqu'un, iemand ongenoegen geeven. Médecin! gueris toi toi même l artsl genees u zeiven! dat is: gij, die een ander berispen wilt, verbeter u zeiven! Après la mort le médecin , den Doctor taaien haaien als de patiënt dood is, dat is : aan eene zaak, die reeds onherftelbaar bedorven is, eenig hulpmiddel willen toebrengen. Vest un médecin d'eau douce, het is een arts, die geneesmiddelen geeft, die noch goed noch kwaad kunnen. Frendre médecine , geneesdranken gebruiken. Argent comptant porte médecine, gereed geld is zoo goed als mcdecijn . niets beter dan gereed geld. (Dit wordtgezegd, wanneer men niet verkoopt dan voor gereede penningen. '/ faut garder en tout une honnête médiocrité , in alles moet men een betaamlijke middelmaat houden. MÉ-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. acf, MED. MEL. Méditer kngtems fur une matiere , lang op een onderwerp j peinzen; eene zaak lang in overweeging houden. Cest un homme, qui médite Ja fuite, het is een rnan, die het zoekt te ontkomen. Méditer la ruine de quelqu'un , het op iemands bederf toe- leSSen- . . . , , . II ne faut jamais avoir de la me- fiance ou fe méfier de fes amis, men moet zijne vrienden nooit wantrouwen. II fa fait par mégarde, hij heeft het onverhoeds, dooronvoorzigtigheid, gedaan. 71 eiut été meilleur pour lui, het ware beter voor hem geweest; hij zou 'er beter aan of gelukkiger geweest zijn. Le meilleur est de vous taire, gij kunt niet beter doen dan te zwijgen; er is niets beter voor u op! dan dat gij zwijget. Ce qu'il y a de meilleur , het beste dat er van is. Ce malheur l'a plongé dans une grande ou profonde mélancolie, dit ongeluk heeft hem in eene groote of diepe zwaarmoedigheid gedompeld. N'engendrer point de mélancolie , vrolijk van geest zijn; van geene droefgeestigheid weeten. Bannir la mélancolie, dezwaarmoedigheid of droefgeestigheid verdrijven. La mélancolie ne paye point de dettes, de droefgeestigheid brengt voor geen duit voordeel aan. Mélanger le; couleurs, de kleuren mengen. Se fourrer dans la mólÉe , zich in het gedrang begeeven. MEL. MEM. MEN. Móler de l'eau avec du vin, water met wyn mengen. Se móler dans la foule, zich ir» het gedrang, onder den hoop, mengen. 11 riy a point de ft bonne compagnie, cü il nefe móle , er is geen gezelfchap zoo goed of hij dringt er. zich in. Vous m'avez mólé dans une mêchante affaire, gij hebt mij in eene kwaade of moeijlijke zaak gewikkeld. MêLER les cartes , de kaarten mengen. Ne fe MêLER que de fes propres affaires, zich alleen met zijne eigene zaaken bemoeijen. Il fe móle de parler Francais, hij wil Fransch fpreeken Ils font d'un móme age , zij zijn van gelijke jaaren. On vous fera de MêME, men zal u met dezelfde munt betaalen. Vous êtes d MêME, gij kunt naar uw gelieven handelen. Cela est tout de MêME, dat is even eens of om het even. Avoir une heureufe mémoire, een gelukkig of fterk geheugen nebben. De mémoire d'homme , bij 's menfehen geheugen. Avoir mémoire de quelque choje, geheugen van iet hebben. Faire des vers en mémoire de quelqriun , verfen ter gedagtenis van iemand maaken. Ménacer de coups de bdton, met ftokilagen dreigen, Nous Jommes ménacés d'une tempête, wij worden met een onweder gedreigd; wijzullenonweder krijgen. Cette maijon ménace ruine , dit huis dreigt in te ftorten, is bouwvallig. Avoir  DICTIONNAIRE MEN, Avoir Join du ménage , voor de huishouding zorgen. Vivre de m:::nage , huishoudelijk of économisch leeven. . Tenir ménage , eene huishouding hebben of ophouden. Faire bon ou mauvais ménage avec fa femme, wèl of kwaalijk met zijne vrouw huishouden of leeven. Traher quelqu'un avec ménagement, met onizigtigheid, met ontzag, iemand behandelen. N'avoir aucun ménagement de ptroles ni d'aclions, geene weder- ' houdendheid noch in woorden, nodh in daadelijkheid, laaten blijken,* alles zeggen of doen , wat men l in den zin krijgt. Ménager quelqu'un, iemand met omzigtigheid behandelen of ontzien. Ménager les intéréts de quelqu'un, iemands belangen behartigen, waarneemen, er omzigtig mede te iverk gaan. Ménac.r fa fanté, met zijnegezondheid voorzigtig te werk gaan; die niet in de waajicbaal dellen. Jl faut ménager plutêt fur les grosfes que fur les petites dépen- ■ fes, men moet eerder op dp groote dan op de kleine uitgaven zien. II riy a plus rien a ménager avec lui. men heeft hem nergens meer in te ontzien. II ne fe mén* ge avec perfonne, hij wederhoudt zich bij niemand; hij is altijd de zelfde, roet wien hij zich ook bevinde. II faut ménager un escalier,une chemime dans l'épaifntr du mur, MEN. men moet zorgen, dater plaats over blijve voor eenen trap , voor eenen fchooifteen in de dikte van den muur. Ce tailleur m'a ménagé une veste en taillant mon habit, diekleermaaker heeft mijn kleed zoo gefneden, dat er nog voor een camiiool is overgefchoten of dat ik er nog een camifool van heb kunnen krijgen. II est ménager en chofes de rien, hij is zuinig omtrent nietige dingen. Mendier fon pain, zijn brood beedelen. Découvrir /«menées de quelqu'un, iemands listigheden of kuiperijen ontwarren. Mener quelqu'un quelque pan en voiture, iemand in een rijtuig ergens naar toe brengen of voeren. Mener les troupes au combat, de krijsbenden ten ftrijde aanvoeren. Mener quelqriun, van iemand maaken wat men wil ■ hem naar zijnen zin beftuuren of weeten te wenden. Mener battant les ennemis , de vijanden al ilaande vervolgen. Mener les chevaux ou le carosfe, de paarden of de koets mennen Mener un cheval kl'écurie, een paard naar den ftal rijden. Mener une affaire, eene zaak beftuuren of beleggen. Mener ■ un.ménage , het huishóuden bezorgen. Mener grand train, een'grooten trein voeren. Si vous fuivez ce-chemin, il vous menera> loin, zo gij dien weg houdt, zult gy verre komen. Cet-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 2cp. MEN. Cette machine va toute feule, il ne faut perfonne pour ia mener, dit werktuig gaat van zelf, men heeft niemand van nooden , om het in werking te brengen. Ce pilote mene bien fa barque, die Huurman weet zijnefchuit wel te beftuuren. Mener une Dame , eene dame bij de hand leiden. Mener un enfant par la lifiere , een kind aan den leidband laaten loopen. II mene tous fes gens avec lui, hij neemt al zijn volk met zich. Mener diner quelqu'un chez fon ami, iemand bij zijnen vriend ten eeten mede neemen. Mener quelqu'un en prifon, iemand naar hec gevangenhuis brengen. Mener' les vaincus en triomphe , de overwonnelingen zegepraalende medevoeren. Les ennemis om été mal menÉs en plufieürs rencontres, de vijanden zijn in veele ontmoetingen braaf gehavend geworden. C'est lui, qui mene les autres,h'\) is het, die de anderen gaande maakt, voorgaat of opzet, die de poppen aan het dansfen helpt- Mener la charme, agter den ploeg loopen. Cette rue mene au marché, die . weg loopt naar de markt. II faudra bien mener les bras, ■ pour enfoncer ces pilotis, men zal de armen wakker of lustig moeten roeren ; dat is: alle zijne kragten infpannen, om • die paaien in den grond te bijen. MEN. Mener une vie fcandaleufe ; een ergerlijk leven leiden. II fe laisfe mener par le nez ,' hij laat zich bij den neus ge« leiden of bedotten. Mener deuil de la mort de quelqu'un, over iemands dood rouwen, den rouw draagen. Mener grand bruit, een grool geraas maaken. Cette femme mene une terrible vie a Jon mari, die vrouw maakt een vervaarlijk leven tegen haaren man. Cette provifion de bois nous menera jusqu'd la fin del'hiver, wij zullen met dien voorraad van hout den winter uitkomen; wij zullen daarmede voor den winter genoeg hebben. Dire des mensonges , leugens vertellen. Faire un mensonge qfficieux, een leugen fmeeden om best. wil. Bon fang ne peut mentir , vroeg of laat doet men zijne goedaartigheid blijken; goed bloed) kan niet liegen. li a beau mentir qui vient de lom, ' die yan verre komt heeft goed liegen, men kan hem niet ligt overtuigen, dat hij liegt. Faire mention d'une chofe, meiding of gewag van eene zaak maaken. Le menu peuple, het gemeens volk. II lui faut beaucoup dargent pour fes menus plaifirs, hij heeft veel geld noodig voor zijns uitfpanningen. llpleut dru et menu, het regent;' digt. Écrire menu, fijn of klein fchrij* ven, 3 4ni:  2io DICTIONNAIRE MEP. MER. Avoir du mépris pour quelqu'un ou pour quelque choje, kleinachting voor iemand of voor iet hebben. lomher dans le mépris, tot kleinachting vervallen ; veracht worden. Au mépris des loix, zonder eenig ontzag voor de wetten. Forter de Peau d la mer, water in de zee brengen ; fpaanderen naar Noorwegen brengen , Öat is : dingen ter plaatfe brengen , daar ze reeds in grooten overvloed zijn. Cest la mer a boire, het is zoo ondoenlijk als of men de zee wilde uitdrinken ; het is een eindeloos werk. Avaler la mer et les poisjons, de zee en de visfchen verzwelgen; dat is: alles verflinden. La mer croit ou décroit, de zee loopt op en af. La mer monte, de zee wast of vloeit op. Se remettre d la merci de Jes ennemis, zich op genade of ongenade van zijne vijanden overgeeven. Je me porte bien , Dieu-merci! ik ben, God zij dankj wel- vaarende. A la merci des vents et des Jiots , ten prooi der winden en der golven. A petit mercier , petit panier , voor een* kleinen kraamer,een kleine korf, dat is: zij die in het klein handel drijven, kunnen er van beftaan, mits zij hunne verteering naar hunnen winst fchikken. Fixer le mercure, de onftandvastigheid des gemoeds Ruiten» MER. Faire une rude ou petite mercürialeu quelqu'un, iemand braaf of eenigzins doorhaalen , berispen. Faire la méridienjje , een na den middag (hapje houden of neemen; een uiltje vangen. Cest une perfonne d'un rare mérite , het is een perfoon van zeldzaame of groote verdien Hen. Avoir du mérite , verdienden hebben. Mériter récompenje ou punition, belooning of ftraf verdienen. Cela mérite qu'on y fasje attention, dat verdient dat men er op lette. Cette nouvelle mérite confirmation, men moet nadere verzékering van die tijding afwagten'. // meriteroit qu'on lui fermdt la porte au nez , hij was waardig, dat men hem de deur voor den neus toeiloot. Faire une aüion, une oeuvre, méritoire ; eene verdienstlijke daad , of een verdienstlijk werk, verrigten. C'est un fin merle , un fin matois, un fin compere, het is een flimtae vogel, een looze vos, een flimme gast. Faire merveille , wonderen doen of uitrichten. Promettre monts et merveilles , gouden bergen belooven; wonderlijke dingen belooven. Cela va a merveilles, dat gaat wonder wel. II Je porte d merveilles, hij is zoo gezond als een visch. Elle chante a merveilles , zij Zingt wonderbaarlijk fchoon. Elle est merveilleusement belle, zij is uitermaaten fchoon. Prm-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. au MES. MET. Prendre la mesure du piéd, de maat van cien voet neemen. Le tailleur dira: que je prenne votre mesure! de fnijder zal zeggen: laac ik u de maat neemen. Garder des mesures avec quelqu'un, maatregels omtrent iemand houden; iemand ontzien. Prendre fes mesures, zijne maatregelen neemen; voorzorgen gebruiken ; omzig'.igtiglijk te weik gaan. Dans la muftque, il faut obferver la mesure , in de mufiek moet men de maat volgen. Battre la mesure , de maat flaan. On les tuoit d mesure qu'ils entroient, men doodde hen naar maate zij inkwamen. Mesurer fes forces contre quelqu'un, tegen iemand een proef van zijne kragten neemen. Mesurer de fon crédit, zijn gezag misbruiken , het zelve ten kwaaden gebruiken , aanleggen- Étüdier avec methode , op eene regelmaatige wijze ftudeeren. Apprendre un métier , een handwerk leeren. Qaand chaqu'm faitfon métier, lesvachesfont bien,gardces, wanneer elk zich alléén met zijne zaaken bemoeit, gaat alles wel. Donner ou fervir un plat de Jon métier, toonenwat men weet of wat men doen kan. Entendre bien fon métier , zijn ambagt, zijne zaaken, wel verftaan. Cette femme est du métier , dat MET. vrouwsperfoon leidt een hoerenleven.J.oueruntour de fon métier kquelqu'un, iemandeen'ielijkentiek fpeelen. Cet habit est encore mettable , dat kleed is nog zeer wel te draage%, kan nog met fatzoen gedragen worden. Mettre fon piéd fur une chaife , zijnen voet op eenen ftoel zetten. Mettre une chofe fur la table , iet op de tafel leggen of zetten. Se mettre fur un banc, op eene bank gaan zitten;zich opeens bank neêrzetten. Mettre fon chapeau, zijnen hoed» opzetten. Mettre fes bas, fon habit, zijne kousfen, zijnen rok, aantrekken. Mettre fa cravate, fon manteau rzijnen das,zijnen mantel, omdoen. Mettre fa confiance en quelqu'un,. en quelque chofe, in iemand , in iet, zijn vertrouwen Hellen» Mettre des perjonnes mal enfemble, oneenfgheden tusfchen perfoonen zaai jen, hen aan elkanderen helpen. Mettre ordre & une chofe, ergens orde op ftellen. Mettre du fel au pot, zout inden pot doen. T mettre du Jien, er van het zijne bij doen; er bij liegen; er iet van zijne eigene uitvinding bij doen. Mettre toutes chofes dans un bel ordre, alle zaaken in eene fchoone orde plaatzen. Mettre piéd d terre, voet aan land zetten; aanland flappen, O a Mfr  2i2 DICTI0NNA1RE MET. Mettre la tête a la fenêtfe, uit het venfter gaan leggen of kijken. II ria pas mis le piéd chez moi depuis un an, hij heeft in geen jaar een voet bij mij gehad, of in mijn huis geweest. Mettre trois jours a un voyage, drie dagen tót het doen van eene reis befteeden. Mettre une chofe ó Pair, iet buiten hangen, leggen of zetten om te luchten. Cet héritage metïra cet homme a Cuife, die erfnis zal dien man ruim en gemaklijk doen lee ven. Mettre quelqriun a l'amende, iemand in de boete flaan. Mettre a bord, aan boord haaien. Mettre ou pousfer la patience de quelqriun a bout, iemands geduld ten einde brengen. Mettre quelqu'un dehors, iemand buiten de deur zetten, uit den huize jaagen. Mettre quelqriun au carcan, iemand aan de kaak te pronk zetten , met een' ijzeren beugel om het lijf. Mettre quelqriun aux fers, iemand in de boeijen fluiten. Mettre du pain au four, brood in den oven doen , zetten of fteeken. Mettre un livre au jour , een boek uitgeeven. Mettre un enfant au monde, een kind ter wereld brengen. Mettre quelqriun a mort, iemand ter dood brengen. Mettre au net, in het net brengen of fchrijverj. Mettre au nombre de fes amis , MET. onder zijne vrienden rangfchikken of plaatzen. Mettre quelqu'un a-nud, iemand naakt uitkleeden of uitfchudden. Mettre une chofe a part, iet afzonderen, ter zijde leggen. Mettre un cheval au pas, een paard op eenen pas of ftap brengen. Mettre wie chofe a prix, iet op prijs (tellen. Mettke tout ci- profit, voordeel uit alles trekken. Mettre ou ranger quelqriun a la raifon, iemand tot rede, tot zijnen pligt, brengen. Mettre en apprentisfage, bijeenen meester beftellen om een amj bagt 'te leeren. Mettre en arbitrage, in handen van fcheidslieden of goe-mannen (lellen. Mettre au d.fespoir, wanhoo- pig maaken. Mettre a l'ccart, terzijde of aan een' kant dellen of zetten. Mettre en bataille , in dagorde (lellen. Mettre en train, en branie, aan den gang helpen ; gaande maaken. f Le feu a mis cette maifon en cendres, het vuur heeft dat huisin de asfche gelegd. Mettre en chant, op den toon, aan het zingen , helpen. Mettre en couleur, kleuren. Mettre en chemife, tot op het hembd uitkleeden , uitfchudden. Se mettre en frais, zich in onkosten fteeken; onkosten maaken. Mettre quelqu'un en frais, iemand op onkosten jaagen. Me-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. m MET. Mettre enfaüion ou en fentinelle, op fchildwagt uitzetten. Mettre enfureur, woedend of raazend maaken. Mettre une chofe en gage, iet tot een onderpand geeven. Mettre quelqu'un engöut, lust of' fmaak in iemand verwekken. • Mettre en haleine, aan den gang hei pen. Mettre en juflice. in banden van het gerecht flellen. Mettre en liberté , in vrijheid Hellen. Mettre en mouvement, aan den gang of aan de beweeging helpen. Mettre des vers en mufique, verfen op nooten brengen. 11 a mis tout en oeuvre, hij heeft alles in het werk gefield, alle moogtijke poogingen aangewend. Mettre enoubli, in devergeeten- heid begraaven. Se mettre en peine d'une chofe, zich om iet bekommeren , verontrusten. Mettre en pieces, in Hukken fcheuren , breeken , houwen of flaan. Mettre en plomb, in het lood zetten. (Bij Glazenmakers.,) Mettre en posfesfion, in het bezit Hellen. Mettre ou réduire en poudre, tot Hof maaien of wrijven. Mettre en prife, blootftellen of zetten (in het fchaak of damfpeU Mettre enprifon, gevangen zetten; in het gevangenhuis opflui'en. Mettre en quartierd'hiver, inde winterkwartieren zenden. MET. Mettre fon esprit en repos, zijnen geest gerust Hellen. Mettre en féquestre, in een derde hand Hellen. Mettre en terre, begraaven. Mettre ou expofer en veute , te koop veilen of flellen. Mettre en ufage , aanwenden ; gebruiken ; in het gebruik brengen. Mettre un enfant en penfion, een kind in den kost doen of be- Heeden. Mettre d la loterie, in de loterij leggen. Mettre d la voile , onder zeil gaan. Se mettre a raffia, "op de loer Haan ; zich bij het affuit Hellen. 5e mettre bien dans l'esprit de quelqu'un , in iemands gunst indringen. Se mettre hors d'haleine , zich buiten adem loopen offlel'en. Se mettre au hazard de périr , zich in levens-gevaar Hellen. Se mettre d table , aan tafel gaan zitten. Se mettre une chofe en tête, ou dans la tête, ".ich iet inbeelden; iet in het hoofd krijgen. Qjii est ce qui lui a mis cette fantaifie en tête ? wie heeft hem dieD gril in het hoofd gepraat? Se mettre d rire , beginnen te lagchen; aan het lagchen gaan. Se mettre a jouer, aan het fpeelen gaan. Se mettre au bien, zich ten goeden keeren; zich béteren of bekeeren. Se mettre en quatre pour fes amis, voor zijne vrienden in denbogt fpringen. 'O 3 Se  ii4 DICTI0NNA1RE MET* Se mettre a tous les jours , zich gemeenzaam maaken. J'y mettrai mon tems et mes peines, ik zal er mijn* tijden moeite aan waagen, of bedee- den. Mettre une fomme en commun pour ncgocier, eene fomme gelds hij elkander ieggen om handel te drijven. jai mis peine d le perfeüionner , ik heb veel moeite gehad en bedeed om het te maaken, zoo als het wee?en moet. Mettre d la lescive, in dewasch doen. Mettre de l'argent d rente,d intcret, du/ure, d fonds perdu, geld op rei.te, op interest , op woeker, op lijfrenten , zet ten. Se mittre en réputation , zich een'grooten naam maaken. Mettre en vogue, in zwang brengen. Se mettre h la mode, zich naar de mode fchikken. Mettre en mer, in zee loopen; aee kiezen; afvaaren. Qtie voulez vous mettre , que cela riest pas? wat wedt gij, dat dit zoo niet is? J'y mettrois ma tête hcouper, ik zou er mijnen kop aan verwed- Mettre le couvert; mcttre fur table, het eeten op tafel zetten; opdisfen. Mettre la nappe, de tafel dekken. Cette femme est bien mise, die vrouw is netjes gekleed. Mettre tout fur foi) alles, al ziin geld, tot zijne kleeding, I tot tfijn opfchik, bedeeden. Mettre fes Jouliers en pantouftes, MET. Ml. MID. MIE. zijne fchoenen als muilen aandoen ; de bakken ijeêmappen. Mettre fa vie pour quelqriun, zijn leven voor iemand waagen. Mettre è quelqriun fon dtvoir devant les yeux, iemand zijn* pligt voor oogen dellen. Mettre par écrit', op febrift v dellen. A la m.-Aoüt, half Augustus. Etre d XLi-chcmin, halver wege zijn. En plein midi, op vollen middag. Il est midi,het is twaalf uuren. Diner justement d midi, juist te twaalf uuren eeten. Je me porte beaucoup mieux que je riaifait, ik ben welvaarender dan ik geweest heb. II vaut mieux plier que rompre , het is beter te buigen dan te barden; dat is: men doet verdandiger, wanneer men voor een'derkeren buigt, dan wanneer men zich in het verderf dort dqor vruchtlooze tegenkantingen. J'aime mieux le vin rouge que le vin blanc , ik houd meer van rooden dan van witten wijf. Faire une chofe de mieux enmieux , iet hoe langer hoe beter doen. II a fait de fon mieux , ou du mieux, qriil a pu, hij heeft zijn best gedaan; hij heeft gedaan zoo goed hij konde. Vous ferez mieux dans ce fauteuil ,gij zult in dien armltoel meer op uw gemak zitten. jFai fait tout pour le mieux , ik heb alles om best wil gedaan. Étrivons d qui mieux mieux, Iaat ons om het best fchrijven. Un  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIF. 2*5 MIE. MIG. MIL, MIN. Un tiens vant mieux que deux tu l'auras, een vogel in de hand is beter dan twee die er vliegen, dat is: het weinige dat men heeft is beter dan veel, dat nog te verwachten is. Ze mieux que vous puisftez faire, est d'obéir, het beste dat gij doen kunt, is te gehoorzaamen, of gij kunt niet beter doen dan gehoorzaamen. II est le mignon de fa mere, hij is zijner moeder troetelkind. Se trouver au milieu de la ville, zich midden in de ftad bevinden. Nous fommes au milieu ou au caur, de F été, wij zijn in het midden of in het hartje van den Zomer. Se jetter au milieu des ennemis , zich midden onder de vijanden begeeven. II lui arriva des disgraces au milieu des plus grandes prospéritès, hij kreeg tegenfpoeden midden onder de grootfte voorfpoeden. Ce fentier pasfe au milieu desterres, dit voetpad loopt dwars door de bouwlanden heen. II demeura court au milieu de fon discours, hij bleef halver wet;en of midden in zijne reden fteeken. Tenir ou garder le milieu en toutes chofes, den middelmaat of middelweg in alles houden of in acht neemen. Cette étoffe est fort mince , die ftoffa is zeer dun. Cest un repas fort mince , het is een zeer fchraale maaltijd. Son revenu est Men mince, zijne inkomften zijn vrij gering ; hij heeft weinig inkomen. ' MIN. M1R. Son favoir et fon esprit font fort minces, hij heeft weinig kunde en verftand. Juger d la mine , d la pftyfiono~ mie, d'une perfonne de fes bonnes . ou de fes mauvaij'es qualités, over iemands goede of flegte hoedanigheden door zijn weezen of voorkomen oordeelen. Cet homme a bonne mine , die man ziet 'er wel uit. II a la mine d'un pativre ginte, hij ziet er heel onnozel uit; hij lij kt een bekrompen vernuft te bezitten. ■ Faire bonne mine,a quelqu un , iemand een goed gelaat toonen. Faire la mine aux gens, de menfehen norsch of ftuurs aanzien. Faire froide mine d quelqu un , iemand een koel gelaat toonen, koel bejégenen. Ce melon a la mine d'etre bom, die meloen lijkc goed te weezen, ziet er wel uit. Faire mine d'être amoureux , zich houden als of men verliefd ware. Faire jouer une mine, een' mijn doen fpringen. Travailler aux mines, in de mijnen werken. Le chagrin le mine , het hartzeer verteert hem. II est MiNuir, het is middernacht of twaalf uur. Minuter fa fuite , alle oogenblikken op zijne vlugt bedagt zijn , het zoeken te ontkomen. Unfaint d mikacles, een heilige, die wonderen doet. Faire des miracles de fa perfonne dans le combat , wonderen in net gevegt uitrigten. O 4  alt? DICTIONNAIRE MIR. MIS. Mettre une piece de canon en mire, ia pointer, een ftuk gefchutop her. vizier ftelien; een ftuk gefchuc planten. Seregarder au miroir', zich in den fpiegel bekijken. Desoeufsau miroir , fpiegel eijeren; eijeren die men in de pan fruit zonder ze te kloppen. Cette piece riest plus de mise , dat ftuk gelds is niet gangbaar meer. Cet homme est de mise partout, die man wordt overal gezogt, getrokken. Cette excufe riest pas de mise , dL verfchoQning geldt niet, is niet aanneernlijk, houdt geen fteek. Cette fille riest plus de mise , dat meisje wordt niet meer gezogt, is niet meerin den fmaak, zij is over haar best heer/. Tornier dans la miseke , in een' elendigen ftaat kornen; ongelukkig worden. Croupir dans la misère , i,n arm.ede of elende leeven of wroeten. Le monde est unevallée deMisèRE, de wereld is een dal van elende, een traanen-dal. Il faut foulager la misère despauvres, men moet de armen in hunne elende te gemoet komen. Cette fuccespon ?a tirê de la mise- re, die erfnis heeft hem uit de elende gered. C'est une misère d'avoir è faire d lui, het is een elendig werk, wanneer men met hem te doen moet hebben. f)'teu luifera miséricorde, God zal heir genadig zijn, genade bswijzen»- MIT. MOB.MOD.MOE.MOI. A tout pêché,miséricorde, er is genade, vergeeving, voor alle zonde. Mitiger une peke, une fervtence, eene ftraf, een vonnis, verzagten. Mitóner une affaire,eene zaak omzigtig bthandelen, om ze, ais er de tijd toe gekomen is, tot een' gewenschten uitflagte gebruiken. Canon chargé a mitraille , een ftuk gefchut met febroot geladen, II étoit le premier mobile de la guerre, hij was de eerfte beweeger of ftookebrand, de eerfte beweeger of ftichter, van den oorlog. Dans ce monde chaqriun vit d fa mode, in deeze wereld leeft elk op zijne wijze. C'est la mode, zoo is het gebruik. Cette femme est un modele de vertu et de chasteté, deeze vrouw is een voorbeeld van deugd en kuischheid. Modérer fes pasfions, zijne hartstochten maatigen. Modérer les impóts , de fchattingen verminderen. Cette maifon est bdtie d la moderne, dit huis is naar den nieuwen finaak gebouwd. Reformer les moeurs, de zeden verbéteren. Cest moi qui l'ai dit, ik ben het, die het gezegd heb. Montres moi le chemin! wijs mij den weg! Pour moi, fy confens, voor mij, wat mij belangt of betreft, ik (Tem er in toe. Tirer fa poudre aux moineaux, zijn kruit aan de mufchen verfchie-  PHRASIOLÖGIQUE PORTATIF. 217 MOI. fchieten; dat is: moeite of kosten aanwenden, tot het verkrijgen van eene zaak, die het niet waardig is. VArgent roule moins que fi devant, het geld is nu minder in omwandeling dan voorheen. II fut prêt en moins d'une heure, hij was binnen het uur gereed. En moins de rien, fn een ommezien. II travaüle le moins, hij werkt het minst. A tóut le moins, ten allermin- ften. Du moins ; pour le moins , ten minden. A moins que vous ne m'aidiez, je 11 en viendrai jamais d bout, ten zij gij mij helpt, of zo gij mij niet helpt, zal ik er niet in flaagen, zal ik het niet gedaan krijgen. Cet enfant est moins méchant, qu'on ne croit, dat kind is minder dout, of dat kind is zoo dout niet,als men meent. Vous avez beau temp eter. il rien fera ni plus ni moins , gij moogt vrij aangaan, het zal er niets toe of afdoen. La chofe va tout sutrement, ce nes: rien moins que ce que vous dites, de zaak neemt een' geheel anderen keer; het is op verre na niet zoo als gij zegt' » • , Moins on a d esprit, plus on croit en avoir, hoe minder verdand men heeft, hoe meer men meent te bezitten. II ne dit mot, mais il rien penfe pas moins, hij zegt niets, maar MOI. MOL. hij denkt er niet te minder om. II gagne cent florins par mois , hij wint of verdient honderd guldens in de maand. Cet homme est logé en chambre garnie et au mois, die man woont op eene gedoffeerde kamer en bij de maand. Faire la moisson, het koorn inoogden; het koorn maaijen of fnijden. Mettre lafaucille dans la moisson* d'autrui, de fikkei in eens anders koorn daan» dat is: zich aanmaatigen het geen een' ander toekomt. Moissonner des lauriers, lauweren inoogden; roem behaalen. La moitié plus cher, de helft duurer. Cette étoffe est moitié foie, Mor- tié laine, dat goed is half zijde, half wol. Etre ou faire de moitié , half daan; voor de heft nieê- doen. Couper par moitié , half doorfnijden. Nous nous repqferons d moitié chemin,wij zullen halver wegen rusten. Je ne fuis encore qria moitié de ma f'xhe, mijne taak is maar half afgedaan. II fait un vent mou, het waait flapjes. Etre couché mollement , zagtjes nederliggen- Rtpondre mollement aux reproches, flaauw op de verwijtingen antwoorden. Des oeufs mollets, week df zagt gekookte eijeren. O 5 Cet-  2-8 DICTIONNAIRE MOL. MON. Cette poire mollit , die peer wordt buikziek of murw. Cet homme ne mollit point dans fes rejolutions, die man verflapt niet, deinst niet terug, in zijne befluiten; hij blijft bij zijn ftuk. Le vent mollit, de wind verflapt, vermindert. Perdre d'heureux muments, gunftige oogenblikken voorbij laaten gaan. Cela test fait en un moment , dat is in een oogenblik voorgevallen. Nous reviendrons dans un moment, wij zullen in , binnen of over, een oogenblik weérkomen; wij komen zoo daadlijk weêr. II faillit a tout moment ou a tous moments , hij mist elk oogenblik of alle oogenblikken. Depuis que le monde est monde , van dat de wereld de wereld is; van oudtijds af. Venir au monde, ter wereld komen ; geboren worden. Tout le monde le dit, elk en een iegelijk zegt her. II y avoit quamité de monde , daar was veel volks. On ne fauroit lui parler, il y a du monde avec lui, men kan .hem niet fpreeken, hij heeft belet: of menfehen bij zich. Voir le grand monde, met de groote wereld, met lieden van den eerften rang, vei keering houden. Fréquenter le beau monde, met de befchaafde wereld omgaan. Savoir fon monde, zijne wereld verdaan; wèl met ds menfehen wejten om te gaan. MON. C'est la chofe du monde, qui fe crains le plus , daar vrees ik het allermeest voor. N'avoir rien au monde, niets in de wereld hebben; arm zijn. Monder de l'orge, garst pellen. Battre monnoie, geld munten of flaan. Payer quelqu'un de la même monnoie , iemand met gelijke munt betaalen; gelijk met gelijk vergelden. Changez moi cette piece'. donnez m'en de la monnoie 1 wisfelmij dat ftuk geld! geef 'er mij klein geld voort Ce cavalier est bien monté, die ruiter heeft een goed paard onder zijn lijf, Monter fur une muraille, op een' muur klimmen. . Monter fur le théatre, op het tooneel verfchijnen. Monter fur un vaisfeau, te fcheep gaan. Monter en carrosfe, in de koets treeden. La fomme MONTEatafit, de fom beloopt of bedraagt zoo veel. L'armée montoit a cent mille hommes, het leger liep op honderd duizend man. Monter a la fouveraineté, tot de opperheerfchappij geraaken. Monter fur lethróne, den throon beklimmen. Monter en graine, in het zaad opfchieten. Les aüions montent , de atlien rijzen, ftijgen in prijs. Ct vin monTe a la tête, die wijn flaat of vliegt naar het hoofd. Monter un vaisfeau, een fchip voeren ;• het bevel over hetzelve hebben. Mon-  PHRAS10L0GIQUE PORTATIF. 210 MON. Monter un canon, le mettre fur l'affut, een ftuk gefchut op hei; rampaard of affuit (tellen. Monter un clialit, een ledikant opzetten of in malkanderen zetten. Monter un fufil, een geweer monteeren , in malkanderen zetten. Monter un violen, een viool in orde brengen , in dennoodigen ftaat brengen , om 'er op te kunnen fpeelen. Ce vaisfeau est monté de 60 pieces de canon , dit fchip voert festig (lukken kanon. Jl faut monter cette crémailliere d'un cran, men moet dien heugel een tak honger hangen. Monter le bois, le foin, het hout, het hooi], naar boven brengen. Cet escalier ne monte qu'au premier étage, die trap loopt maar tot de,eerfte verdieping. Cs Capitaine a monté fa compagnie, die Capitein heeft zijne compagnie van de noodige paarden voorzien. , Faire montre de fon courage, zijne dapperheid,toonen, laaten zien. Faire montre de fa marchandife , zijne waar laaten zien, die vertoonen , voor den dag haaien. Acbexer du bléd fur la montre , koorn koopen volgends bet monfter (vertrouwende dat het daar aan in qualiteit beantwoorden zal.) La montre des uléds est belle , on espere une bonne moisfon, de graanen komen mooij op , men hoopt een' goeden oogst. Belle montre et peu de rapport, het heeft een fchoon aanzien MON. MOQ. en levert weinig vrucht op , dat is: fchoon van buiten en flegt van binnen. II y a bien des chofes rares, qiïon . montre Mafoire, er zijn veele zeldzaame dingen, die men op de kermis laat zien , of vertoont. Montrer le chemin a quelqu un, iemand den weg wijzen. Monteer les talons, de hakken laaten zien •, het haazenpad kiezen. Montrer au doigt , met den vinger aan of nawijzen. Je riqferois me montrer avec cet habit ld, ik zou mij met dat kleed niet durven vertoonen , niet durven voor den dag, voor het licht, komen. Se montrer courageux , zich kloekmoedig houden of gedraagen. Cette femme montre trop fa gorge, die vrouw draagt den boezem te bloot. Montrer fon écriture , zijn fchrift toonen. Montrer en ville, uit leeren gaan. [Montrer a lire et décrire, inliet I leezen en fchrijven onderwijs geeven. 5e moquer de quelqu'un, de quelque chofe, met iemand ,met iet, fpotten, den gek fcheeren. 5e moqüer de tout, alles in den wind (laan ; nergens naar vraagen. La pelle fe moque dufourgon, de asch-ichop ipot met hetgloeijijzer of, 300 als wij zeggen, de pot verwijt den ketel dat hij zwart is, (dit wordt gezegd , wanneer iemand aan een ander een gebrek verwijt, daar hij  220 DICTIONNAIRE MOQ. MOR. hij-er zelf verfcheidenen bezit, die nog grooter zijn.) Ce foldat fe mcque des pêrih, die foldaat geeft om geen gevaaren , kreunt zich daar niet aan. II aime les friands morceaux , bij is een liefhebber van lekkere beetjes. Hacker par morceaux, in Hukken hakken. MoRore quelqu'un au bras, oule bras, iemand in den arm bijten. L'eau forte moed le fer, het flerk water bijt in het ijzer, eet het ijzer in. Mordre la pousficre, in het voetzand raaken; fneuvelen. Faire mordbe la pousfiere a fon ennemi, zijnen vijand neérvellen of doen fneuvelen, neêrfchieten. Un aveugle y mordroit, een blinde zou dat zien; de zaak is iriiddag klaar. 11 trouve a mordre fur les meilleures chofes , hij vindt in de beste dingen iet te laaken. Ce tems humide me morfond, dit vogtig weêr bevangt mij met koude. Ce pere a bien morigené fon fils, die vader heeft zijnen zoon wel zedelijk opgebragt,zijnen pligt leeren betragten. Mourir d'une mort naturelle, een' natuurlijken doodfterven. Mourir de mort violente, een'geweldigen dood fterven. Cette maladie le menora d la mort, hij zal aan die ziekte zoo laog kwijnen, tot dat hij 'er aan < iterve. Avoir la mort entre les dents, den MOR. MOT. dood tusfchen de tanden, qf zoo als wij zeggen, op de lippen, hebben; zieltoogen. Prononcer une fentence de mort, peine de mort , een doodvonnis, doodftraf, uitfpreeken. Etre blesjé d mort, floodlijk gewond zijn. Etre jugè d mort , ter dood veroordeeld zijn. Exécuté d mort , op bet fchavot ter dood gebragt. Haïr quelqu'un d la mort , iemand doodlijk haaten; hem een' doodlijken haat toedraagen. Un chien mort ne mordpoint, een doode hond bij: niet, dat is: een vijand, die uit den weg is, kan geen kwaad meer doen. Qui fe Jent morveux femouche, die zich fnotrig gevoelt, fnuite zich, dat is: dat de geene, die zich fchuldig gevoelt aan de dingen , die men wraakt, zich verbétere. II vaut mieux laisfer fon enfant morveux que de lui arracher le nez, het is bettr zijn kind befnot te laaten dan hem zijnen neus aftetrekken, dat is: het is beter, dat men eene kleine kwaal uitftaa , dan die door het hulpmiddel te verergeren. Dire des mots gras, vuile taal uitflaan. Dire des mots ambigus, cquivoques ou d doublé entente, dubbelzinnige woorden fpreeken ; woorden gebruiken, die op tweederlij wijzen kunnen opgevat worden. ~le drap vaut tant au dernier mot dit is de uiterfle prijs van dat laken. Ca  PHRASIOLOGIQ UE PORTATIF. 221 MOT. Cet homme ria qriun mot, il ne furfait point, die man heeft ■maar één woord , hij overeischt niet, dat is: die man, laat zich niet afdingen , hij vraagt den juisten prijs. Tenez ferme, ilfuudra qriilvienne & votre mot, houd vast! blijf bij uw ftuk! hij zal u uwen vollen eisch wet moeten geeven. Prendre quelqriun au mot , iemand bij het woord vatten ; zich aan iemands gezegde houden. J)ire de bons mots, kwinkdagen zeggen. Expliquer une chofe en 'peu de mots en quatre mots, iet met weinig woorden verklaaren. Êcoutez encore un mot 1 nog één woord! Il riy a pas un mot de tout ce que •vous dites ; er ftaat geen woord in, van al het geene gij zegt. 11 n'avoit pas le moindre mot , le petit mot, d dire, hij had geen woord te zeggen; hij zweeg als een mof Expliquer mot è mot , mot pour mot , woordlijk of woord voor woord verklaaren. En un mot , il faut que cela fe fasfe, kort om, dat moet gefc bieden. Écrire un mot d fon ami, een woordje, een letter, aan zijnen vriend fchrijven. Trancher le mot, ronduit fpreeken. Avoir le mot pour rzVe, kortswijlig zijn;een woord , datfnaaksch , klugtig, of aartig is, weeten voord te brengen. MOT.MOÜ. II riy a pas ld le mot pour rire, hier komt het lagchen niet te pas. II riy a qriun mot , quiferve, één woord moet zoo veel gelden als duizend; men meet vrij uit en oprecht fpreeken. Vous en êtes le premier moteur , gij hebt er de eerfte. aanleiding toe gegeven. II afait cela de fon propre motif, hij heeft dat uit eigen beweeging gedaan. Vinterêt propre est le pr.incipal motif de nos aüions, het eigenbelang is het voornaamfte beweegrad onzer daaden. Faire d'une mouciie un éltphant, van een' vlieg een* oiyfant maaken; dat is: eene kleine zaak wonderlijk vergrooten. Faire quérelle fur un piéd de mouche , over een' muggenpoot, over een haverftroo, twisten. Ouelle mooche vous piqué ? pourquoi prenez vous la mouche ? wat deert u? waarom wordt gij kwaad? Moucher un enfant, een kind den neus fnuiten. Moudre du bléd, koorn maaien. Moudre gros, grof maaien. Moudre menu, fijn maaien. J'ai le corps tout moulu, ik ben geheel geradbraakt, vermoeid. Faire la moue d quelqriun, iemand toegrijnzen, den guig na fteeken , bsfpotten. Faire la poule mouillée, zich • gedraagen als eene natte hen; dat is: den moed laaten zak, ken. Mou-  222 DICTIONNA1RE MOU. Mouiller les voiles , de zeilen nat maaken of begieten, (om meer wind te kunnen vatten.) Mouiller ou motjiller l'ancre, ankeren; het anker laaten vallen. Mouiller en croupiere, een anker aan den kant van den fpiegel uitwerpen, om de voorde ankers te onderdeunen, en te beletten dat het fchip niet heen en weder flingere. Mouiller en filant, de vingers onder het fpinnen nat maaken. Ce feroitpour en mourir , men zou er het leven bij infcbieten; men zou er den dood van zetten. Fous me fakes mourir avec votre opiniairetè, uwe koppigheid verdriet mij doodlijk. Les poroles lui meurent dans la bouche, tant il est faiji de peur, j d'ojfliüion, de woorden bederven hem in den mond, zoo zeer is hij met vreeze, met droefheid, bevangen. II en a été malade a mourir, hij is er dood ziek van geweest. Autant meurt veau que vache, er derven zoo wel kalveren als kpeijen, er derven zoo wel jonge als bejaarde menfehen. II faut vieillir ou jeune mourir , men móet oud worden, of jong derven. 11 fe meurt, hij ligt op het derven. Pierre, qui roüle,n amasfe point de mousse, een rollende deen neemt geen mos mede; dat is: het feeduurig veranderen van ftaat en beroep brengt geenen rijkdom aan. MOU. MOY. Ce favon mousse bien, die zeep fchuimt wèl. Faire de la moutarde, broyer de de la moutarde, mostaart maaien. Quelquefois la moutarde prend au nez, zomtijds vat demostaart bij den neus. Sucrer la moutarde , zuiker in de mostaart doen; een bits verwijt verzagten. Voila du mouton, zie daar fchaapenvieesch. Suivre fon mouvement, vrijwilliglijk zijnen zin volgen, zonder er toe aangezogt te zijn. Etre toujours en mouvement ou en action, altijd bézig of in beweeging zijn. II s'est bien donni du mouvement pour cela, hij heeft daar veel water om vuil gemaakt; hij heeft zich daar veel moeite , toe gegeven. Mouvoir un corps,een ligehaam beweegen. Mouvoir les pasfions, de hartstochten gaande maaken. Je ne puis me mouvoir, ik kan mij niet verroeren of beweegen • C'est un moyen fdr, het is een gewis middel. J'ai obtenu par fon moyen ce que je fouhditois, door zijn toedoen heb ik verkregen 't geen ik begeerde. Je lui ferois du bien, Jij'en avois le moyen , ik zou hem goed doen, als het in mijn vermogen was. Elle est de moyenne taille, zij is middelmaatig van postuur. Le moyen de durer en ce lieu ci ? hoe is het mooglijk het op dee^e plaats uit te houden? Cet  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 223 MOY. MUE. MUG. MUL. Cet homme a de grands moyens , het is een man van groote middelen, hij is zeer rijk. Je ferai cela , moyennant que vous en répondiez, ik zal dat doen, mits gij er voor inftaat. Moyenner un accord, een verdrag bemiddelen. Ces oijeaux font en mue ou muent, die vogels ruijen of verveeren. Le chien mue , de hond verhairt. Les vers d foye ont quatre mues fannée avant de Je mettre en coque, de zijdewormen vervellen 's jaarlijks vier maal eer zij zich in eeh' pop gaan veranderen. Le taureau mugit , de ftier loeit. La mer mugit, de zee loeit of gonst. Avoir les mules aux talons, kakhielen, winterhieien, hebben. Ferrer la mule , iet duurer of MUN. MUR. MYS, • hooger aanrekenen dan men het gekogt heeft. Munir une place , eene plaats verfflerken, van alles voorzien. Se munir d'une choje, zich ergens van voorzien. Se munir contre le froid, zich tegen de koude dekken. Se munir de confiance, zich met ftandvastigheid wapenen. II vaudroit autant Je battre la tête contre un mur , het is net zoo goed als of men met het hoofd tegen den muur liep; men doet vruchtlooze poogingen. Les murailles ont des oreilles, de muuren hebben ooien ; dat is: niets kan er zoo geheim gezegd worden, of het is te ontdekken. Murer une porte, eene deur toemetzelen. Faire mystere de quelque chofe, -ergens een geheim van maaken. N. NAG. Se mettre d la nage, zich aan het zwemmen begeeven. Se Jauver d la nage,en nageant, ou d Jorce de nager, het al zwemmende ontkomen ; het ontzwemmen. VHuile nage fur ïeau, de olij drijft op het water. NAG. Nager en grande eau, alles vol op of in overvloed hebben; in den overvloed leeven. Pasjer une riviere d la nage, over eene rivier zwemmen. Nager entre deux eaux, onder water zwemmen; item, zich tusfchen twee partijen ontijdig houden. Na.  224 DICTIONNAIRE NAG. NAI. Nager dans fon fang, in zijn bloed zwemmen. Ce poisfon nage dans le betcrre, die visch zwemt of drijft in de boter. Nager dans les plaifirs, zich in de weelde baaden. Célébrer le jour de fa naissance, zijnen geboortedag vieren. •Cet homme a de la naissance , het is een man van geboorte, van adel. Les loix ont pris naissance de tinjujlice des hommes, de wetten zijn haaren oorfprong verfchuldigd aan de onrechtvaardigheid der menfehen. Ce défaut lui vient de naissance , dit gebrek heeft hij mede ter wereld gebragt. II est né fourd et par conféquent muet, hij is doof geboren , en bij gevolg is hij Hom. II ne fait que de naitre, hij is zoo pas geboren ; hij komt maar zoo even ter wereld. II mandlt le jour, qui l'a vu naitre, hij vervloekt den dag, waarop hij geboren wierd. Cela fait naitre la curiofité, dat verwekt de nieuwsgierigheid, doet de nieuwsgierigheid ontdaan. Cela afait naitre une grande difficulté, dat heeft eene groote zwaarigheid te wege gebragt, veroorzaakt, doen ontdaan. Des fditions il ne peut naitre que du mal, de oproeren kunnen nie's dan kwaad baaren. Je fuis auffi innucent de ce crime, que C'enfant qui est d naitre, ik ben zoo min fchul.dig aan die misdaad, ais een ongeboren kind. NAI. NAP. NAR. NAS. NAT. // est né d l'étude, hij is met de zucht voor de dudie geboren. Faire naitre de la haine , haat verwekken. La plupart des maladies naissent d un mauvais r.gime, de meeste ziekten komen van eene ongeregelde levenswijze voord. II est né coëffè, hij is met een* helm geboren, item , alles gelukt hem. Trouver la nappe mife , de tafel gedekt - inden ; alles gereed vinden. Oter ou lever la nappe , het tafellaken of de tafel opneemen. Faire d quelqu'un un nar ré du pasfé, aan iemand een verhaal van het voorledene doen. Etre dans la nasse, in de fuik zijn; geknipt, gevangen .zitten. Laisfer quelqu'un dans la nasse , iemand, in de fuik, dat is: in de verlegenheid, of in het gevaar, laaten zitten. Donner dans la nasse , zich zeiven in de verlegenheid of in de knip dorten. Parler de la nature des couleurs, over den aart of eigenfehap der kleuren fpreeken. L'habitude est une fecondenature, de heblijkheid is eene tweede natuur. Cette affaire a changé de nature, die zaak is van gedaante veranderd. Etre dun bon naturel , goedaartig , van een' goeden aart, zijn. Le lievre est timide de fon naturel , de haas is beichroomd van aart. Pein-  PHRASIOLOGIQÜE PORT ATlF. aas NAT. NAU. NAV. NEA. NEB. NECFeindre au naturel , een welgelijkend afbeeldzel maaken. C'estfon fils naturel, het is zijn natuurlijke, dat is, zijn bastert, zoon, II Cest donné un combat naval , er is een zeedag geléverd. Faire naufrage , fchikbreuk lijden. I Faire naufrage au port, in de haven fchipbreuk lijden , dat is: op het einde van eene zaak kwaalijk flaagen. Se Situver du naufrage, zich van de fchipbreuk redden; het gevaar ontkomen. Cette nouvelle ma navré le coeur, die ti;ding heeft mijn hart getroffen. 3'ai le cotur navré de votre mal heur, uw rampfpoed is mij een fbek in het hart. Ctsp un homme de néant, het is een mensch van laagen , van Aagten , van geringen, afkomst. Ce Jont des chojes de néant , het zijn nietswaardige zaaken , beuzel ingen. Mettre ies procédures au néant, de pleitgedingen vernietigen of te niet doen. II fait un tems nébuleux, het is een nevelagtig, wolkagtig, dijnzig, weer. Se rendre nécessaire, zich noodzaaklek maaken. Les alimens font nécessaires aux animaux , het voedzel is noodzaaklek voor de dieren. II est nécessaire d'avoir de Vargent , men moet noodzaaklijk . geld hebben. Etre réduit d la derniere nécessiTÉ,in den uiterften nood gebragt zijn. Faire de nécessité vertu, Van NEF. NEG. NELT. den nood eene deugd maaken; zich naar den tijd fchikken. Avec le tems et la paille les neffles m&risfent, door den tijd en het ftroo worden de mispelen rijp, dat is; met ftandvastigheid en geduld moet men den uitflag van eene zaak afwagten. La négative femporta , de afkeurende ftemmen kreegen de overhand, Demeurer fur la négative , bij de weigering of ontkenning blijven. Négliger fes affaires,zijne zaaken verzuimen, in het wildr laaten loopen. Négliger fes amis, zijne vrien-den verwaarloozen, hen laagten loopen, zich hunner niet bekommeren. Faire un grand Négoce , een*;grooten handel drijven. Négocier en étcffes de foie, int' zijde ftoffen handelen. Négocier une affaire, over eenw' zaak in onderhandeling zijn. Dire fa penfée tout net, zijn gevoelen regt uit, regt voor dft vuist, zeggen. icrire nettement , fierliik fchrijven; een' netten ftijl hebben. >e faire faire un habit-NEVF, zich. een nieuw kleed laaten maaken. "out battant neuf, fplinteïnieuw. lebdtir une maifon tout d neuf, een huis van den grond af we*' der nieuw opbouwen. 'aigner du nez, uit den neusr, bloeden. Oonner fur le nez d quelqu'un t iemand op den neus Aaan. 7arler du nez, door den neur praaien. p jÈvötf  235 DICTIONNAIRE NEZ. NIC. NID. NIC. Avoir bon nez , een' goeden neus, reuk of lucht, hebben ; iet fpoedig merken. Ne voir pas plus loin que fon nez , niet verder zien dan.zijn neus lang is. Avoir un piéd de nez ,een' langen nejs krijgen; befchaamd worden. Rire au nez d quelqu'un, iemand uitlagchen dat hij het ziet, daar hij bij ftaat. Tirer les vers du nez d quelqu'un, iemand de wormen uit den neus haaien; dat is: uithooren. Mittre ou fourrer fon nez partout, over al den neus in fteeken ; zich met alles bemoeijen. Donner du nez en terre, met den neus voor over in het voetzand raaken; bezwijken. Jétter une chofe au 'nez , iet onder den neus wrijven, verwijten. ; Parler du nez, door de neus 'fpreeken. Les moineaux fe nichent dans les pots, de musfehen nestelen •in de potten. Prendre ou trouver la pie au nid , den exfer of den vogel op het nest vinden; dat is: eenige gunftige of voordeelige gelégenheid vinden. Petit d petit l'oifeau fait fon nid, langzaameihand volbouwt de vogel zijn nest; dat is: meter tijd worden de zaaken volbragt; met er tijd komt Harmen in het wambuis. Nier. une verité, eene waarheid loochenen. Nier fa ptomesfe, ontkennen iet beloofd te hebben. NIQ. NIV. NOC. NOE. NOI. Faire la nique d quelqu'un , tegen iemand het hoofd fchudden; iemand door eenige gebaarden befpotten. Mettre de niveau, waterpas leggen. Toutes ces maifonsfont de niveau avec la rue ou au niveau de la rue, alle die huizen ftaan gelijk met de ftraat. Prendre le niveau d'un terrain, le niveler , eenen grond waterpasfen; dat is: de hoogte of laagte daar van opfpooren. Le petit bourgeois veut fe mettre de niveau avec les riches, de kleine burger wil zich met den rijken gelijk flellen, wil even veel verteeringen maaken , geeft zich e^en zoo veel airs. s'Exprimer N03lement , zich treflijk of grootsch uitdrukken.. Aller aux noces , te bruiloft gaan. Époufer en fecondes noces , een tweede nuwlijk aangaan; ten tweedenmaal trouwen. On a tant cri^ noSl , qu'enfin il est venu, men heeft zoo lang van die zaak gefproken, tot dat zij eindelijk voorgevallen of gefchied is. Faire un noeud, een' knoop of ftrik maaken of leggen. Sayoir le noeud de l'ajfaire, den knoop of het geheim van de zaak weeten. II fait noir , het is donker weer." Avoir l'ame noire, eene fnoode - ziei hebben. C'est une noire trahifon , het is een fnood of fchelmachtig verraad. Ma-  PHRASIOLOGIQUE PO RTATIF. 227, KOI. NOM. Mettre en noir, zwart verwen. s'Habiller de noir, zich in het zwart kleeden. Noircir quelqu'un ou la répüta tion de quelqu'un, iemand zwart maaken of iemands goeden naam bekladden. Nommer les chofes par leur kom , de zaaken bij hunnen naam noemen , regt uit van dezelven fpreeken, zonderverbioeming Au nom de Dieu ! in Gods naam! _ . II y a des nombres pairs et impairs,ex zijn evene en onevene getallen. Etre au nombre des auteurs celêbres, onder het getal der vermaarde fchrijvers (laan. _ II a NOMiRE d'envieux, hij heeft zeer veele öenijderf. lis ne fervent que de nombre, zij dienen alleen om het getal vol te maaken. Il est du nombre de ces gens ld, hij behoort onder die lieden. Se mettre au nombre ou du nombre, zich onder het getal, bij den hoop. beceeven. On le nomme Pierre, men noemt hem Petrus. La France fe nommoit autrefois la Gaule, Frankrijk wierd eertijds Gaulen genoemd. II a nommé tous fes complices, hij heeft alle zijne medepligtigen genoemd. Nommer quelqu'un fon héritier, iemandtotzijnenerfgenaam benoemen. Venir d point nommé , juist van pas komen. Au jour nommé , op den be (temden dag. Il fut nommément SXClu de l'hé- NON. NOT. ritage, hij wierd bij naame of in het bijzonder van de erfnis uitgefloten. Je dis, je gage, que non, ik zeg, ik wed , neen. Tenir une chofe pour non farte, eenezaak voor ongedaan houden. II ne l'estime non plus que vous rhij acht hem niet meer dan gij, even zoo min als gij. Je ne men fouviens non plus que fi je ne i'avois jamais lu, het heugt mij even zoo min als of ik het nooit gelezen had. Ni moi non plus,en ik ook niet. C'est lui et non pas vous, hij is het en niet gij. No.v pas que je fache, niet, dat ik weet; htt mogt, zonder mijn weeten, gebeurd zijn. Faire une déclaration par devant not «re, eene verklaaring ten overfhan van of voor eenen Notaris doen. Mettez ld une petite note, ftel daar een tekentje bij. Faire des notes fur un auteur, aantekeningen op eenen fchrijver maaken. Noter tous les beaux endroitsd'un livre, alle fchoone plaatzen van een boek aan tékenen. II est d noter que.... het is aantemerken dit.... Tenir notice des chofes, qu'on & faire, aamékening houden van de dingen, die men te doen heeft. Notifier d quelqu'un une few tence, iemand een vonnis bekend maaken. N'avoir qu'une notion confufe d'une affaire, fleebts een verward denkbeeld of kennis van esne zaak hebben. P % Cf  228 DICTIONNAIRE NOT. NOU. NOV. NOU. Cela est de notorieté publique , dat is al de wereld bekend. Nouer un ruban, een lintknoopen. . Etre encore novice , nog maar eoo ulcuwling of onkundige zijn. pis fï novice qu'on le i■-.. : . li is zoo onnozel niet als niea denkt. /,,: ,- m SfOviciAT, in zijne pruêfiaaren zijn. X.'v •: - yn pauvre, een' armen rjodc houden, hem eeten en drinken .nufchafFen. il/i femme 'lle méme a nourri tms enfans, mijne vrouw heeft zelve alle haare kinderen giv.cccn. Ze froment nourrit , tarwe voedt. Nourrir Ja mélancolie, zijne zwaarmoedigheid voeden of onderhouden. Nourrir un Jerpent dans Jon Jein, eenen adder in zijnen boezem voeden; dat is: iemand '■weldoen , die het daarna met ondankbaarheid beloont. Se nourrir de chimères ,zich met bersfenfehimmen ophouden. Cette viande est fort nourrissante, dat vleesch is zeer voedzaam. Cest tin enfant nouveau né, het is een nieuwgeboren kind. C'est du vin nouveau , dat is nieuwe wijn, die van den laatften wijnoogst komt. Cest un nouveau venu, qu'on ne connoit point, het is een nieuwling, een nieuw aangekomene, dien men niet kent. Cest un live nouveau, het is een boek, dat kort geleden i in het licht gekomen is. | NOU. NOY. Il lui a donné Un nouveau Jujet de plaime, hij heeft hem een» nieuwe, dat is, eene nadere, reden tot klaagen gegeven. Recevoir de NOWELLKSinJlruBions, nadere onderrigtingen bekomen. II est encore tout nouveau dans fa charge, hij is nog volkomen een nieuwling in zijne bediening; hij heeft er den flag nog niet van. C'est un homme nouveau, dat is een man, die in korten tijd opgang gemaakt heeft, en van te vooren onbekend was. Cet accident est arrivé oV nouveau, dit toeval heeft andermaal, op nieuw, plaats gehad. N'avez ou ne Javez vous rien de nouveau? hebt gij, of weet gij, geen nieuws? Aimer la nouveauté, veel van nieuwigheid of verandering houden. Etre curieux de nouvelles, gaarne wat nieuws hooren. Apporter de bonnes ou de fdcheufes nouvelles, goede of kwaade tijdingen mede brengen. Débiter des nouvelles,tijdingen uitftrooijen. Donnez nous de vos nouvelles, ausfi fouvent qu'il vous feraposfiblel fchrijf ons zoo dikwijls als het u mogelijk zijn zal! Noyer un chien, eenen hond verdrinken of verzuipen. La mer a noyé'plufieurs villages, de zee heeft veifcheiden dorpen verzwolgen Savoir bien noyer les couleurs, de verwen of kleuren wèl weeten te verdrijven. II s'est noyé en fe baigmnt, hij, is onder het baaden verdronken. No-  PHRAS10L0GIQUE PORTATIF. 229 NOY.NUA. NUB.NUD. NUE. Noyer fon chagrin dans le vin, zijn verdriet door den wijn verzetten. Cette affaire l'a noyé de dettes, die zaak heeft hem tot over de ooren toe in de fchulden gedoken. Le ciel est couvert de nuages , de lucht is met dikke wolken bezet, geheel betrokken. Cette fille est nubile , dit meisje is huwbaar. Etreuut nud, geheel naakt zijn. Cest un cheval nud, het is een bloot paard, zonder zadel of toom. Avoir la tête nue; fe temr ou etre xvD-tête, blootshoofds ftaan; ongedekt zijn. Aller piéds nuds ou nud- pieds, blootsvoets of barrevoets gaan. Jl entra Pepte nue a la mam, bij kwam in , met den blooten degen in de hand. Mettre quelqu'un nud ou a nud, iemand uitfchudden. Le mérite va fouvent nud , de deugd is dikwijls met armoede verzeld. NUE. NUL NUL. Cest une maifon toute nue, dat is een bloot huis, zonder meubelen. Je vous dis la vérité toute nue , ik zeg u de zuivere waarheid. - Etre comme tombé des nues , verbaasd ftaan . als of men uit de lucht gevallen ware. Nuire è quelqu'un, iemand fchaaden, fchade toebrergen. Cela nuit a la fanté, a la rêputation, dat doet nadeel aan de gezondheid , aan den goeden naam. La nuit tom'oe, de avond valt; het wordt donker, of nacht. Marcher de nuit, bij nacht of s'nachts gaan. II fait nuit, het is nacht. Cest une affaire de nui.le impor- tance, dat is eene zaak van geen gewigt. Ce mariage a été déclaré nul, dit huwlijk' is voor nul en van geener waarde, dat is: voor onwettig, verklaard. Nul ria parlé de vous, niemand heeft er van u gefproken. O. OBE. "Obéir avtuglément a fon pere, zijnen vader blindelings gehooizaamen. OBE. Obéir ci la nécesfité, au plus fort, voorden nood, voor deijftak, ften, wijken. P 3 Ct  *3» DICTIONNAIRE OBE. OBJ. OBL. Ce cheval dbéit d la main, dat paard luistert naar den toom, is zagt in den bek. Se ranger fous /'obéissance d'un roi, zich onder de gehoorzaamheid eens konings flellen. Rem-.ttre une province fous /'obéissance , een landfchap weder onder de gehoorzaamheid brengen. Un enfant doit de /'oséissance d fon pere, een kind is gehoorzaamheid aan zijnen vader verfchuldigd. Objecter une difficidté, eene zwaarigheid tegenwerpen. Faire des objections , tegenwerpingen maaken. Pasfer une obugation, eenen fcbuldbrief laaten fchrijven en ondertekenen. La prife des aliments est d'un: obliüation indispenfable, het gebruik van voedzel is volftrekt noodzaaklijk. Je lui ai grande obligatton, ik ben hem zeer verpligr. Recevoir quelqu'un osligeamment, iemand beleefdlijk ontvangen. Cest un homme fon obligeant, het is een zeer dienstvaardig man. Dire des chofes obligeantes d quelqu'un, iemand verpligtende of aangenaame zaaken zeggen of voorhouden. Ècrire une lettre/orf obligeante , een' zeer beleefden brief fchrijven. La maladie /'oblige d garder le lit, de ziekte noodzaakt hem het bed te houden. Oblig:;h im ami, eenen vriend verpligten, dienst deen. OBL. OBS. S'obliger pour quelqu'un, zich voor iemand vei binden, inftaan , of borg blijven. On riest pas obligé d faire plus qrion ne peut, men is niet verpligt meer te doen dan men kan. Parvenir d fon hut par des voies obliques, langs ilingfche wegen tot zijn doel geraaken. Dire des paroles obscenes, des obfcénitis , vuile, onkuifche, woorden fpreeken. Cest une fagon de parler obscure , het is eene duistere manier van fpreeken. II fait obscur , het is donker. II fait obscur dans cette chambre, het is donker in die kamer. Vair /obscurcit, de lucht be- , trekt. La vue •t'obscurcit avec Page , het gezigt verzwakt met de jaaren. OBbcuRciR la riputation d'une perfonne, iemands goeden naam verdonkeren. Son esprit commence d j'obscurcir, zijn verftand neemt af, begint te verzwakken. La raifon est obscurcie par les pasfions, de rede wordt door de hartstogten benéveld. OssÉnER quelqu'un, iemand geftadig omringen, geduurigbij hem zijn. Etre réligieux obser\'Ateur de fis promesfes, zijne beloften getrouwlijk naarkomen. Manquer d /'observation de fa promesfe, zijne belofte verzuimen naar te komen. Faire des observations fur urn langue, aanmerkingen op eene taal maaken. O*.  PHP.ASIOLOGÏQUE PORTATIF. 23» OBS. OBT. OBV. OCC. Observer de belles chojes , fchoone dingen opmerken, gadeflaan. Observer ks ètoiles, de Harren ^ begluuren, haaren loop nagaan. Observer une regie, eenen regel in acht neemen, houden. II y a deux chojes d observer , er zijn twee dingen aan te merken. Surmonter les obstacles , de hin- derpaalen te boven komen ; de zwaarigheden overwinnen. Je riy mets point «"oestacle , ik kant 'er mij niet tegen aan , ik verhinder het niet. Ferjécuter quelqriun oestiNE- ment , iemand halstarriglijk vervolgen. S'obstiner d pourfuivre une entre- prije, eene onderneeming met alle geweld willen doorzetten. S'obstiner 'dans le pêché, in de zonde volharden. Übtenir ce qrion demande ,< verwerven , bekomen, het geene men. vraagt. Obvier d quelque mal, eenig kwaad voorkomen. Attendre une occasion favorable, eene gunftige geltgenheid afwagten. Ouand /'occasion s en préfentera, ^wanneer zich de gelegenheid daartoe zal aanbieden , of opdoen. Etre intrépide dans les occasions , onvertzaagd in de gevaaren. zijn. . ,. Cela occasionnera hen des dtsputes, dat zal tot veele twisten aanleiding geeven. E'.re occupé a quelque choje ou a faire quelque chofe, aan iet be 2ig zijn, of bezig zijn iet te OCC. doen ; iet onder handen hebben. fe fuis fort occupé, ik heb het zeer druk, ik heb veel te doen. L'or occupe moins ae place que la pierre en poids ègal , een ftuk goud befiaat minder plaats dan een ftuk fteen van gelijke zwaarte. Cette armoire occupe trop de place , die kas befiaat te veel plaats of neemt te veel plaats weg. Cet homme occupe toute la maijon, die man bewoont het gebeele huis. Occuper une place , eene plaats bezetten, vermeesteren, bemagtigen. Le Join de notre falut doit occuper toutes nos penjées , de zorg voor ons welzijn moet alle onze gedagten bezig houden. Cette affaire m'a occupé toute la joumée , die zaak heeft mij den geheelen dag bézig gehouden of in het hoofd gemaald. II faw occuper les jeur.es gens, men moet de jonge lieden bezig houden. Cejcêlerat occupe la place d'un homme de bien, die fchelm be. kleedt de plaats van eenen braaven man. II occuperoit bien vingt perjonnes, hij zou wel twintig men' fchen bezig houden , werk verfchafFen, de handen vol werk? geeven. S'occuper d l''étude, zich met de ftudie bezig houden. Ils ont de quoi /occuper , zij hsbbcn bezigheids genoeg. ' P4 *  2?* DICTIONNAIRE OCT. OCU. ODE. ODI. OEI Je mejervirai de votre crédit dan, les occurences, ik zal bi voorvallende gelegenheden ge bruik van uw crediet maaken Octroyer un privilege d quel qu'un , iemand een voorregi vergunnen. Etre temoin oculair e d'une affai re, ooggetuige van eene zaak zijn. Se mettre en bonne odeur , zich in een' goeden reuk brengen, een' goeden naam maaken. II est mort en odeur de Jainteté, hij is als een heilige geftorven. Ftre en mauvaife odeur , in een' kwaaden reuk zijn; een'kwaaden naam hebben. Etre odieux d tout le monde, bij al de wereld haatlijk zijn ; van ieder een gebaat worden. Avoir /'odorat fin, fcherp van reuk zijn. Cette plante est odoriférante, dat gewas is welriekend. Avoir /'oeil vif, een fnel, levendig of wakker, oog hebben^ 6 Avoir /'oeil riant, een vriendlijk of minzaam oog hebben. Avoir des \e.üzfripnns, -fnoepige oogen hebben. On fe voit d'un autre oeil qu'on ne voit fon proclmn , men befchouwt zich zeiven met een ander oog dan men zijnen naasten doet. Regarder quelqu'un d'un oeil de pitié, iemand meteen medelijdend oog aanzien of befchouwen.Regarder quelqu'un d'un osiLfayorable, iemand met een gunftig oog aanzien. OEI. OEU. Vnr une chofe de bon ou de mauvais oeil, eene zaak niet een goed of kwaad oog Eünzien. Avoir /oeil fur les attions de quelqu'un, het oog op iemands daaden hebben. Avoir la larme d /'oeil, ou les larnies aux yeux ; de traanen in de oogen hebben. // grandit d vue d"oeil, hij wordt oogfchijnlijk of zigtbaarlijk groot. Ce drap a un bel oeil, dat laken ziet 'er op het oog wel uit. Jetter des oeillades d fa maitresfe, zijne vrijiler toelonken. Fondre un oeuf, een eij leggen. Prendre un oeuf frais, een versch eij florpen. Manger des oeufs d la coque, eijeren uit den dop eeten. Donner un oeuf pour avoir un boen? een eij geeven om eenen os té bekomen; een fpiering uitwerpen om een kabbeljaauw te vangen , dat iS: eene kleit e opoffering doen, om er daar na een grooter voordeel uit te haale* . Tondre Jw -a oeuf , een eij fcheeien, dat is : te vergeefs poogingen doen om eenig voordeel van iet of van iemand te willen trekken, waar bij niets te winnen is. II faut laisfer fécher le bois avant de le mettre en oeuvre, mm moet het hout laaten droogen eer het te bewerken, Ceux qui ont mis des gens en oeuvre, doivent les payer, de geenen , die lieden aan hec werk flellen, moeten ze bataaien. R  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIF. 233 OFF. II j-'offence du moindre mot, hij belgt zich, hij wordt kwaad, op het minrte woord. Se tenir offensé, zich beiedigd achten. Offenser Dieu, tegen God zondigen. Rendre un bon ou un mauvais office d quelqu'un, iemand een' goeden dienst of een' ondienst doen. II est de /'office du juge de rendre juftice, hst is de zaak, het werK of de pligt, van eenen rechter om recht te doen. Cet homme est fort officieus , die man is zeer gedienftig of dienstvaardig. Vendre des sneubles au plus offrant , huisraad aan den meestbiedenden verkoopen. J'ai été pris au mot d ma première offre , men heeft het mij voor mijn eerfte bod gelaten. Offrir fes fervices a quelqu'un , iemand zijnen dienst aanbieden. S'offrir d faire une chofe, zich aanbieden om iet te doen. Offrir mille écus d'une terre, duizend kroonen voor een landgoed bieden. L'occafion i'oFFRE , de gelégenheid doet zich op, biedt zich aan. Qu'est ce qui j'offre d ma vuel wat vertoont zi,ch voor mijne oogen! Cette maifon offusque la vue, dit huis beneemt of belemmert het gezicht. Vous m'oFFu^QUEz, gij beneemt mij het licht. Une trop grande clarté offusque 1 J een al te fterk licnt verblindt. OFF. OIN. OIS. OMB. Cette conduite offusque fa réputation, dit gedrag verdonkert , bezwalkt of krenkt, zijnen goeden naam. Il a le cerveau offusque par les fumées dn vin, zijne bersfenen zijn door de wijn-dampen bedwelmd. Oindre une perfonne cïhuile, iemand met olij zalven. Etre comme /'oiseau fur la branche, als een vogel op den tak zitten *, in onzekerheid zijn ; geen vaste woonftede of verblijf hebben. Tirer d /'oiseau., naar den papegaai fchieten. La belle plumefait le bel oiseau, de fchoone veêren maaken den fchoonen vogel ; de kleêren maaken den man. Nous avons battu les buisfons et un autre a pris les oiseaux, wij hebben de doornbosfchen geflagen en een ander heeft ; de vogelen genomen , dat is: wij hebben de moeite genomen en een ander heeft 'er de voordeelen van genoten. Ce riest pas viande pour vos oiseaux, het is geen vleesch voor uwe vogels; het is geen fpek voor uwen bek; gij zult 'er niets van krijgen. Mener une vie oisive, een luij, ledig, leven leiden. Cest de l'argent oisif, het is renteloos geld. II y a de /'ombrage dans ce jardin, er is lommer in dien tuin. Prendre de /'ombrage, argwaan fcheppen , krijgen of opvatte i. P 5 Don-  234 DICTIONNAIRE OMB. OME. ONE. 0NG. Donner de /'ombrace a quelqu'un, iemand argwaan of agterdogt - doen krijgen. Ces arbres ombragent trop le jardin, die boomen geeven den P tuin te veel lommer. C'est un cheval ombrageux, dat is een fchigtig paard, dat het mirjfte voorwerp doet fcbrikken. Se trouver dans un endroit ombrageux, zich op eene lommeragtige plaats bevinden. Se mettre d Tombre, in de fchaduw gaan ftaan. Donner de fortos ombres d un ta> bleau, fterke fcbadu wen ineen fchilderij maaken; een fchilderij fterk diepen. Tout lui fait omöre, alles jaagt hem fchrik aan. Omettre ce qui est le plus important, het belangnjkfte weglaaten, overflaan. II avoit omis d expliquer ce pasfafage, hij. had verzuimd die ; plaats te verklaaren. II ria pas une once de bon fens, er zit geen once gezond verftand bij., Il y a des impóts onéreux , er zijn zwaare of drukkende belastingen. Rogncr fes okgles, zijne nagels korten. Ronger fes ongles , zijne nagels knaauwen , item lang ergens over zitten denken of fuffen. On lui a bien rogné- les okgles, men heeft hem de nagels braaf g;kort, dat is, zijne magt gefnuikt. A /'ongle on connoit le (ion, den leeuw kent men aan zijne klaauwen , dat is; men oordeelt ONG. ONZ. OPE. OPI. OPP. over het geheel naat evenreredigheid van deszelfs deelen. Avoir dufang aux ongles, bloed in de nageis hebben , dat is: vol moed en dapperheid zijn. Avoir Z'onglée aux boüts des doigts, tinteling in de vingeren hebben, (wel te verftaan de tinteling) die men gevoelt, wanneer de vingers, koud geweest zijnde , warm worden.) C'est de /'onguent miton, mitaine, qui ne fait ni bien ni mal , het is zalf, die noch goed noch kwaad kan. Les lettres du onze de ce mois, de brieven van den nden deezer. Sa mêdecine ne fit aucune opéra- tion, zijne drank deed geene uitwerking. □pérïr un miracle, een wonder uitvoeren. La nature opere , de natuur werkt. Opiner d la mort, ter dood vonnisfen. S'oriNiaTRER d foutenir un procés, halftarriglijk of met alle geweld een procés doorzetten. Dans les affaires difficiles, il faut aller fouvent aux opinions, in de nételige zaaken, moet men dikwijls de ftemmeir opneemen. Avoir bonne ou mauvaife opinion de foi même , een gunftig of ongunfcig gevoelen van zich zeiven hebben. La vertu et le vice font deux opposés, de deugd en de ondeugd zijn twee tegen geftelde dingen. /;  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 235 OPP. OPT. OPU. OR. II est naturel «"opposer la force a la force, het is natuurlijk geweld met geweld te keeren. S'ofposer a rambition d'une perfonne , iemands béerschzucbt tegen gaan, zich er tegenaan kanten. La chofe pasfa fans aucune orrosition , de zaak ging zonder eenige tegenkanting door. Le rhume to'oppresse , de verkoudheid benaauwt mij, drukt mij- Les peuples'de "oriënt font oppressés, de oosterfche volkeren worden onderdrukt. Sentir une grande oppression d*estomac, eene zwaare drukking op de maag gevoelen. Etre dans 1'ofpression , onderdrukt worden. Ce roi opprime fes fujets, die koning onderdrukt zijne onderdaanen. . Opprimer la vérité, de waarheid onderdrukken. Si fon a deux biwfices incompatibles, U fout otter , zo men twee tegenttrijdige bedieningen | heeft, moet men kiezen. Vivre dans /'opulekce, in den | overvloed, in den rijkdom, leeven. Tout ce qui reluit, riest par or, het is alles geen goud wat er blinkt; dat is: alles is in der daad zóó niet als het wel lijkt. Cest de 1'or en barre, dat is goud in ilaaven; dat is zóó goed als gereed geld. Cela vaut plus que fon pefantd'or. dat is tegen geen goud op te weegen; dat is: men kan het niet genoeg waardeeren. OR. ORA. ORD. Acheter ou vendre une chofe au poids de fok, iet zóó duur koopen of verkoopen, als of het goud ware. Je ne leferois pas pour tout 1'or du monde ,pour tout f or du Pérou, ik deed het niet voor al het geld van de wereld. Dire d'oR , rluweele woorden fpreeken; iet fmaaklijk voordellen. Ses paroles font autant «"oracles, zijne woorden zijn zoo veele gouden fpreuken. II fit un furieux orage , er ontltond een woedend on weder. Calmer /'orage, het oproer of de tweedragt Rillen. Conjurer /'orags , het on weder (tuiten; de opkomendegefchillen of vijandlijkheden tegengaan of voorkomen. II fait un vent orageux , het is een onfbimige wind;hetwaaic een ftorm. II y a huit parties (/'oraison, er zijn agt deelen der reden. Faire bon ordinaire, eene goede tafel houden. O/i dit cela «"ordinaire, men zegt dat gemeenlijk. L'ordinaire prochain, de naaste postdag. Je vous parle comme d /'ordinaire, ik fpreek u toe als naar ge. woonte Pour /'ordinaire il pasje Jon tems h ne rien faire, doorgaands of den meesten tijd brengt hij met ledig zitten door. Ordonner une choje d quelqu'un, iet aan iemand beveeler. Je lui ai ordonné de faire un mesjage, ik heb hem bevolen eene boodfchap te doen. Fe-  236 DICTIONNAIRE ORD. ORE. Recevoir des ordres de quelqu'un, bevélen van iemand krijgen. Exécuter les ordres , de bevélen uitvoeren. Tout va par ordre dans cette maijon, alles gaat gerégeld toe in dat huis. Cet homme est bien ou mal en ordre, die man ftaat goed of kwaalijk bij zijne zaaken , hij zit er wél of kivaalijk in. Cela s'est fait par ordre du gouvernement, dat is gefchied op last van het beduur. Cette tettre de change est payable a un tel ou il Jon ordre ," deeze wisfelbrief is te betaalen aan zoo eenen of volgends deszelfs last. Avoir ^oreille bonne, een goed gehoor hebben; goed of fcherp van gehoor zijn. Donner Jur les oreilles a quelqu'un, iemand wat op deooren geeven. Biisjer /'oreille, het oor laaten hangen; in geen' wèlgemoe- den daat zijn. Prêier /'oreille aux flatteries, de vleijerijen gehoor geeven, er naar luisteren, het oor er aan verleenen. Rompre les oreilles, la tête, a quelqu'un, iemand baloorig maaken. Facon de parler, qui choque l'oreille, wijze van fpreeken, die het oor kwetst; aanftootlijk voor het oor zijn. Si cela venoit ou parvenoit a Jes oreilles, zo hem dat ter ooren kwam; zo hij dat kwam te vèrneemen of te hooren. Se faire tirer /'oreille, zich bij de oorer: laaien trekken; zich ■ ORE. laaten bidden, of dwingen; iet ongaarne doen. Échauffer les oreilles , la tête,d | quelqu'un, iemand de ooren, het hoofd,warm maaken. Ouvrir les oreilles, de ooren openen, toeduiten. Fermer ou boucher /'oreille aux plaintes, het oor voor deklagten fluiten of doppen. Cela est entré par une oreille et Jortipar l'autre, dat is heteene oor in en het andere uit gegaan. Avoir /'oreille d'un prince , gunftiglijk van eenen vorst gehoord worden. Faire lajourdeoreille,zich doof houden. Tenir le loup par les oreilles , den wolf bij de ooren houden; dat is; vreezen dat iet, dat hij meent reeds in zijne magt te hebben, hem ontfnappen zal. Se gratter les oreilles , zijne ooren krabben; het nist naar zijnen zin hebben. Mettre a quelqu'un la puce i /'oreille , iemand de vloo in het oor zetten; dat is: hem ongerust maaken , iet in het oor bijten, dat hem in kwaad vermoeden brengt. II Jécoue les oreilles de tout ce quon lui dit, hij fchudt de ooren over al wat men hem zeg'; hij fpot met al wat men hem zegt. // est endettéjusqu'aux oreilles, hij zit tot de ooren toe, dat is: diep, in de fchulden. Dire un mot a /'oreille , iet ir. het ooi luisteren. Fa:-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 237 ORE ORG. ORN. OSS. Faire des oreilles « un livre, ooren of vouwen in een boek maaken. Il a la puce a /'oreille , er is iet, dat hem in het hoofd maalt, dat hem onrustig maakt. Dresfer les oreilles, de ooren opfteeken; opgeblazen worden. Avoir les oreilles battues et rebattues d'une chofe, iet maar al te veel gehoord hebben. rOeil est /'organe de la vue, het oog is het zintuig van het gezigt. Toucher les orgues; jouer des orgues, op het orgel fpeelen. Rabaisfer /'orgueil de quelqu'un, iemands hoogmoed doen zakken. II étoit /'ornement de fon fiecle, Jhif was heccieraad zijner eeuw of van zijnen tijd. Orner fon ome de vertus, zijne ziel met deugden vercieren. Orner un discours , eene reden met verbloemde fpreekwijzen opfchikken. 11 ne fera pas de vieux os , hij zal het niet lang maaken; .hij zal niet oud worden. Les os lui percent la peau, de beenderen fteeken hem door het vel; hij is zoo mager als hout. 11 ria que la peau et les os, hij heeft maar vel en beendeien; hij is dood mager. Jamais a un bon chien il ne vient un bon os, een goede hond krijgt nooit een goed been ; dat is: hij, die lust heeftom te werken, krijgt er de gelegenheid niet toe. Jouer aux osselets , bikkelen. OST. O TE. OU. Faire une chofe par ostentation, iet om iedele eer doen, om eene groote vertooning te maaken. Otez cette chaife de ld, neem dien ftoel daar weg! Oter la vie d quelqu'un, iemand het leven beneemen. Votre maifon m'óte la vue du rempart, uw huis beneemt mij.het gezigt van den wal. Oter les taches d'un habit, de vlakken uit eenen rok doen. Vous ne lui óterez jamais cela de ï esprit, gij zult hem dat nooit uit het hoofd praaten. Oter ƒ07: chapeau,zijn' hoed afneemen. Oter fes bas, fon habit, zijne kousfen, zijnen rok, uittrekken. Oter fon manteau, zijnen mantel afdoen. j-'Oter de fa place, van zijne plaats gaan. Otez vous de lil gaa daar van daan ! Mer fans favoir oii, gaan zonder te weeten waar heen. La haine et la flatterie font les icueils, oii la vérité fait naufrage , de haat en vleijerij zijn de klippen, waar op, of waartegen , de waarheid fchipbreuk lijdt. Nous fommes dans wie faifon oü tout est cher, wij zijn in een tijd van het jaar dat, of waar in, alles duur js. D'oü je conclus, waar uit ik befluit of opmaak. Par oü irez vous? wat weg zult gij gaan ? Par oü s'est il fait connoitre ? door wat middel heeft bij zich bekend gemaakt? D'oü  233 DICTIONNAIRE r. OU. OUB. OUL OUR OUT. D'oil vous vient cette fantaifie? hoe komt gij aan dien gril of zotte inbeelding? Etre dms /'öueli., in de vergeetenheid zijn. Mettre en oubli , in het vergeetboek-Rellen. Oublier ƒ071 devoir, zijnen pligt vergeeien , verzuimen. J'ai oublié mon iivfj, ik heb mijn boek laaten leggen. Ces chofes j'ou3lient aifément, die dingen worden ligtlijk vergeten. Les gens de fortune j'oublient bientöt, de lieden van fortuin miskennen z'ch weldra, vergeeten weihiast wie zij geweest zijn. Je gage jtt'öür, ik wed ja. J'ai oui dire, ik heb hooren zeggen. Ourl. r un mouchoir, een neusdoek zoomen. Faire un cruel outkace d quelqu'un, iemand een groot leed of verongelijking aandoen. fous fait es outraoe d fa généroftté, gij doet zijne edelmoedigheid te kort- Outre ce que f en donne, behalven het seen ik er voor geef. II falloit favoir cela avant de pasfer outre, dat behoorde men te weeten eer men verder >ging- Etre percó d'ouTRE en outre , door en door gedoken zijn. Outre qu'elie est riche, elle est belle, behalven dat zij rijk is , is zij ook fchoon. Etre outré de colere, zeer vertoornd zijn. OUT. OUV. Ce discours est outr é , die reden is te ver getrokken. II est d'ouTRE mer, hij is van overzee. Outrer les chofes, de dingen te verre trekken , vergrooten. Outrer un cheval, een paard den bek afiijden. Avoir Vappeth ouvert de bon matin, vroeg lust tot eeten krijgen. Faire une guerre ouverte, een* openbaaren oorlog voeren. A force ouverte ; de vive force, met openlijk geweld; geweldiger hand. A /'ouverture du livre , met het opflaan van het boek ; zoo als het boek open valt. Je ft ai pas les ouvertures nécesfaires pour cela, ik heb daartoe de nooJige openingen of de véreischte inlichtingen niet. Donner de bonnes ouvertures , goede onderrigtingen geeven. A portes ouvrantes , met het opengaan der poorten. A Voeuvre on connoit /'ouvrier , aan het werk kent men den werkman. Ouvrir une porte, eene deur openen, ontfluiten. Ouvrir la boutique, den winkel open zetten. Ouvrir la tranche, ou les tranchées, de loopgraaven openen. Ouvrir un discours, eene reden beginnen. Ouvrir fon coeur, ou j'ouvrtr d un ami,i\in hart voor eenen vriend ontfluiten. S'ouvrir un pasfage, zich eenen doortogt openen, baanen.  PHRASIOLOGIQUE POITATIF. 239 PAI. ^4voir du pain asfuré pour le reste de Jesjours, voor al zijn leven den kost hebben. Emprunter un pain jur lafournée, een brood op het gebak ieenen , dat is: ergens eene proef van neemen , alvoorens men er volkomen meester van is. Cela est long comme un jour Jans pain , dat is zoo lang, of verveelteven fterk,als een dag, waar op men niet te eeten heeft. II est au pays ou au royaume des taupes, hij is in het mollenland; hij is begraven. La pauvreté est de tout pays, armen vindt men overal. Mier reconnoitre le pays , het land gaan verfpieden of ontdekken. II a couru le pays , hij heeft het land doorgereisd of doorgekruisd. II lui a bien jait voir du pays , hij heeft hem vrij wat moeite gemaakt. X la paysanne ; op zijn boersch. Paitre les pourceaux, les brebis, de varkens hoeden; de fchaapen hoeden. Les vacbes paissent Vherbe des champs, de koeijen weiden het gras der velden af. PAI. PAL. Les pourceaux taissoient le long des montagnes, de varkens graasden of weidden langs de bergen. Mener paitre les troppeaux, de kudden weiden. Envoyer paitre quelqu'un , iemand met verachting hetnen ftuuren, laaten loopen. Etre paitri d'ignorance et de va* nité, van onweetendheid en hovaardij te zamen gekneed zijn; gantsch onweetend en op, geblazen zijn. On paitrit la farine avec de Peau, men kneedt het meel met water. Rompre la paix , de vrede breeken. Vivre en paix , in vrede leever. Faire Ja paix avec quelqu'un, vrede met iemand maaken ; zich met iemand beviédigen of verzoenen. Troubler la paix , de vrede ftooren. Avoir le vifage pjiLE, bleek van aangezigt zijn. La fievre Ta püli, de koorts heeft hem bleek doen worden. II paLiT è li vue d'une épée me, hij verbleekt op het zien van l een' blooten degen. Pai-  240 BICTIONNAIRE ML. PAM. Pallier un crime, eene misdaad bewimpelen , verfchoonen , een verfje geeven. Cest un menfonge palpable , dat is eene leugan, d e men voelen en tasten kan. Se pbmer de rire, bezwijken van lagchen ; zich half dood lagchen. Tomber en paMouoN, in flaauwte of in omnagt vallen. Panser une plak, eene wonde verbinden. Panser les chevaux, de paarden roskammen. Panser des oifeaux , vogels fchoon maaken en van eeten en drinken verzorgen; vogels wèl oppasfen. Faire un PANÉGYRiQUE.eene lofreden doen. Jl ne faut pas mettre tous Jes oeufs dans un panier , men moet alle zijne eijeren niet in ééne mand doen, dat is: men moet al zijn goed op eenmaal niet waagen. Puifer de l'eau dans un panier , water met eenen korf putten , dat is; vruchtlooze of onvoldoende middelen gebruiken om tot zijn oogmerk te komen. Une terreur fanique s'empara de leurs esprits, een fchielijke of plotslinge vrees beving hunne gemoederen. Mettre un vaisfeau d panne, het fchip over eene zijde doen hellen , om eenig lek-gat aan de andere zijde te floppen. Etre en panne, het fchip tegen houden om eenige andere fchepen, die voor bij willen, in te wagten of voorbij te laaten. PAP. PAR. Donnez moi une main de PAPIER, geef mij een boek papier. Mettre la marcliandife en tapIer, de waar in papier winden. Sortir par un beau tems, met fchoon weêr uitgaan. Cest par fa permisfion que je fors, het is met zijn verlof dat ik uitgaa. II a fait cela par vengeance, hij heeft dat uit wraakzucht gedaan. Je vous conjure par notre amitié, ik bezweer u bij onzevriendfchap. J'ai recu cette lettre par la poste, ik heb dien brief met de post ontvangen. Je ne fais, Ji cela est arrivé par bankeur, par malheur ou par hazard, ik weet niet of dat bij geluk, bij ongeluk of bij toeval, gebeurd is. Etre bosfu par devant, van vooren gebuid zijn. Prendre par derrière, van agteren grijpen, vatten , aantasten. Par desfus la tête et par desfoiis le bras, boven over het hoofd heen en onder den arm door. L'eau couloit par desfus , het water liep 'er over heen. Pasfer par desfus les difficultés, over de zwaarigheden heen flappen. Aller par ci, par ld, hier en daar gaan. II est venu par eau, tab mer , hij is over water, over zee, gekomen. Couper par pieces , aan ftukken fnijden. De par le roi-, van 's konings wege. Fai-  PHRASÏOLOGIQUE PORTATIF. aat PAR. Fairs parade de fon f avoir, met zijne geleerdheid pronken. Tirer une ligne parallele d une autre, eene linie evenwijdig aan eene andere trekken. Se mettre en parallele avec quelqu'un, zich met iemand vergelijken; zich met iemand ge lijk Hellen. Entrer en parallele avec quel qu'un, met iemand gelijk geileld worden. fa 11 est paralytique d'une partie de fin corps, hij is aan een gedeelte van zijn ligchaam beroerd. Parcourir une province, een landfchap doorloopen. Parcourir un livre, een boek doorloopen, doorbladeren. Obtenir pardon , vergifnis erlangen. Pardonner d fis ennemis, zijne vijanden vergeeven. Un héros d'une valeur fans pareille, een held van eene weergalooze dapperheid, van eene dapperheid zonder weêrgaa. II ne faut pas méprifer /«jpareils, men moet zijns gelijken niet verachten. yoila un beau pistolet', j'ai perdu le pareil , zie daar een fraaij pistool! ik heb de weergade er van verloren. Rendre la pareille a quelqu'un, iemand met gelijke munt betaalen , gelijke vergelding doen. Faites moi ce plaifir,je vous le rendrci d la pareille ! doe mij deezen dienst, ik zal hem u van gelijken weder doen ! C'est fin proche parent, het is zijn naastbeftaande. PAR. J'ai des paRents dam cette ville, ik heb familie of bloedverwanten in die ftad woonen, Par er un cbamber de tapisfiries, eene kamer met tapijten opcieren. Les dames fe parent de perles, de dames tooijen zich mee paarlen op. v La terre fe pare au printems de fes plus belles fleurs, de aarda pronkt in de lente met haare fchoonfte bloemen. Parer un coup, een' fteek, ftooc of llag, afkeeren , afpareeren. Parer le cap, een'kaap of hoek voorbij zeilen. Je ne puis me parer de ce procés* ik kan dat proces niet ont-, gaan; ik zal er, ondanks mij* toe moeten komen. Se parer des habits d'autrui, mee eens anders kleêren proaken. Avoir le ventre paresseux , me£ hardlijvigheid gekweld zijn* II y a parite de raifons, zij heb*! ben van weêrszijden even veel reden. Commencer d parlementer, int onderhandeling beginnen ta komen; wat inwilligen. Parler d quelqu'un, met of te-. gen iemand fpreeken. La chofe parle d'elle même, da zaak fpreekt van zelve. Parler par fignes , met tekens fpreeken. Parler Francais, Hollandois, An* glois, Fransch, Nederduitsch» Engelsch, fpreeken. Parler d'une chofe, over eene) zaak fpreeken. Parlez d'une maniere, qu'on vous entende', fpreek op eene ver- ftaJubaaie wijze! Q PAR«  a4a DICTIONNAIRE PAR. Parler a tort et a travers , in het honderd om praaten. II vaudroit autant parler a un Jourd, het is even zoogoed als of. men tegen eenen dooven fprak. Parmi tous ces gens la til riy aperJonne que je connoisfe, onder alle die lieden is er geene van mijne kennis. Dès que le jour parut, zoo dra de dag aanbrak. Le foleil ne paroit point, de zon fchijnt niet, daagt niet op. ParoItre en public, in het openbaar verfchijnen. // paroit depuis peu un certain livre, onlangs is er een boek Uitgekomen. Vous me paroIssez fort dbattu, gij komt mij zeer neêrgeflagen voor; gij ziet er mij zeer neêrflagtig uit. // paroit tous les jours de nouveaux ennemis, er doen zich dagelijks nieuwe vijanden op. Les ennemit ont paru fur lesfrontieres, de vijanden hebben zich op de grenzen laaten zien of vertoond. Un hypocrite paroit homme de bien et ne Pest pas, een huichelaar fchijnt een eerlijk man te weezen, en is het niet. Cela me paroit ainfi, dat fchijnt mij zóó toe; dat komt mij zóó voor. II paroit a fon vifage , qu'il a ttè bien malade, men kan aan zijn wezen zien, de.t hij zwaar ziek geweest is 'uiffoiblir une piece 3'er fans quil y PARoissE, een ftuk goud verzwakken of vervalfchen zonder dat tnen het merken kan. Employer des paroj.es choifies, uit- PAR. gelezene of uitgekipte woorden in het werk (tellen, gebruiken. Ufer de 'pa rol es obligeantes, verpligtende of beleefde woorden gebruiken. Prendre la parole , het woord opvatten. U y eut de grosfes paroles , er . vielen hevige woorden voor. Perdre la parole , de fpraak verliezen. Récouvrer la parole, de fpraak weder bekomen. II est homme de parole, het is een man van zijn woord, die zijn woord houdt. Tenir fa parole, zijn woord houden. Violer fa parole , zijn woord breeken of fcbenden. Dègager ou retirerfa parole,zijn woord herroepen, intrekken, inhaalen. Compter toutes fes paroles , alle zijne woorden wikken en weegen. Se fervir d'un grand circuit de paroles, een'grooten omhaal van woorden gebruiken. Ldcher une parole , zich een woord laaten ontvallen , ontglippen. ^e vous rendrai vos paroles, ik zal u in uw eigen zwaard doen vallen; ik zal u door uwe eigene woorden bewijzen, dat gij ongelijk hebt. Porter la parole , het woord voeren. II faut lui arracher les paroles de la bouche, men moet hem de woorden uit den hals haaien. Etre fobre en paroles, fpaarzaam in woorden zijn. Fat-  PHRASIOLOGIQUE PORT ATIF. Sij PAR. Faire rentrer d quelqu'un fes paroles dans lagorge , iemand zijne woorden , zijne gezegdens , doen intrekken. Commettre un parricide , een' vadermoord begaan. Le champ de bataille étoit parsemé de corps morts, het flagveld was met lijken bezaaid. Prendre ja part, zijn deel, zijne portie, neemen. Avoir part d une choje, deel aan of in iet hebben. Prendre part aux intéréts d'un ami, deel neemen in de belangens vaneenen vriend, zich die aantrekken. D'une part // femble que cela jok vrai,mais d'autre part on objeüe, de zaak, van de eene zijde befchouwd zijnde, zou men zeggen dat 'twaar was, maar aan den anderen kant, brengt men in... Faire part d'une nouvelle d quelqu'un, iemand eene tijding mededeelen. Cela ne Je trouve nulle part , dat ftaat nergens, wordt nergens gevonden. Aller quelque part, ergens naar toe gaan. Jl étoit entouré d* ennemis de toutes parts , hij was van alle kanten van vijanden omringd. Ils ont tort de part et d'autre, zij hebben van weérszijden, van beide kanten, ongelijk. Cela vient de bonne part, dat , komt van goeder hand. Il venoit de la part de Jon maitre, hij kwam van wege of op last zijns meesters. ' Tirer quelqu'un d part, iemand aan eene zijde trekken. PAR. Faire lit d part , afzonderlijk flaapen. Railterie d part, zonder gekfcheeren. Sa vanité d part, il est honnête homme, zijne verwaandheid aan eene zijde gefteld, is hij een eerlijk man. II rien donnera pas Ja part aux chiens, hij zal het voor niet niet weggooijen ; hij hoopt er nog iet van te haaien. Faire un partage de Jes biens, eene verdeeling van zijne goederen maaken. Cela lui est échu ou tombé en partage , dat is hem ten deel gevallen. Fous êtes le mieux partage , gij' zijt het best bedeeld; gij hebc het beste lot. Les Jentiments Jont partagés , do., gevoelens zijn verdeeld. Avantageujement partage dei biens de la fortune , mildlijk met de goederen des fortuin» bedeeld. Partager une Juccesjion, eena erfnis deelen. Choijir le bon parti, de goedo- partij kiezen. Prendre parti dans les troupes , dienst onder het krijgsvolk. neemen. Prendre le parti des armes , da wapenen verkiezen ; foldaat worden. Prendre Jon parti; Je déterminer, zijne partij kiezen ; zijn befluit neemen. II prit le parti de Je retirer, hij befloot weg te gaan. Prendre le parti de Jes amis, da partij, de zijde, zijner vrienden  244 DICTI0NNA1RE PAR. den kiezen, zich voor hunne belangens inlaaten. Attirer quelqu'un dan! fon parti , iemand in zijne partij of op zijne zijde trekken. Aller en parti, op partij uitgaan. Un juge ne doit pas être taktial, een rechter moet niet eenzijdig zijn , den eenen niet toegeneegener zijn dan den anderen. 11 témoigne, il fait voir, trop de partialité, hij gedraagt zich alte eenzijdig , Iaat te ved eenzijdigheid blijken. 27 participoit d fa joye , hij had deel, of hij deelde, in zijne blijdfchap.' Vivre en fimple particulier , als een gemeen burger leeven. Vivre en fon particulier , alléén, op zich zeiven, leeven. Tarler a quelqu'un en particulier , iemand in het bijzonder of alléén fpreeken. En mon particulier , wat mij in het bijzonder aangaat of betreft. La partie riest pas égale, de kans is niet gelijk. Remettre la partie a un autre jour, de partij, het voornemen , dat men genomen had, tot op een' anderen dag uitftc-llen. Voulez vous être de la partie ? wilt gij van de partij zijn , wilt gij meê doen ? L'ouvrage est fait en partie , het weik is ten deele gemaakt. Partir pour Amflerdam , naar Amfterdam vertrekken. Sgs louanges partent de lafiatterie, PAR. PAS. zijn lof.de lof, dien hij geeft, (pruit uit vleijerij voord. Tous les nerfs partent du eerveau, alle zenuwen hebben hunnen oorfprong uit de hersfenen. Ce jeune homme farviendra , die jongman zal wel voordkomen of voord-raaken. Parvenir d fon but, d fes fins, zijn oogmerk bereiken; tot zijn doel geraaken. Parvenir è de hautes charges, tot hooge bedieningen geraaken. C'est un homme parvenu, het is een man, die zijn fortuin gemaakt heefr. Faire de grands pas, groote flappen of febreden doen. Aller d pas de loup, a petit pas, met kleine fchreden , zagtjes, aan gaan. Aller d grands,a bon pas, ftijfaan gaan. Reioumer fur fes pas , te rug kceren; den zelfden weg wtêr neemen, langs welken men gekomen is. II riy a qriun pas de ma maifon a ï'églift, mijn huis is maar een voetflap van de kerk. Après une telle réponfe, il j'en alla plus vite que le pas, na een dusdanig antwoord, pakte hij zich gaauw weg. Ce cheval a un bon pas , dat paard heeft een' goeden gang. Aller au pas, ftapsvoets gaan. Doubler le pas, zijne fchreden verdubbelen ; rasfer aan gaan. Je le vis d yingt pas de moi, ik zag hem' twintig fchreden van mij af. Ter-  PHRAS10L0GIQUE PORTATiF. HS PAS. Pirdre fes pas , vergeefs loopen om iet ie verkrijgen. Voila fon pas , dat is zijn voetRap ; zuo is zijn gewoone Sal)ë- , , , ' Suivre quelqu un pas a pas , ie ■ mand voetje voor voetje navolgen. , . , Se tirer d'un mauvais pas, zien . uit eene nételige omftandigheid redden. II y a quatre pas d monter a ce perron , die floep gaat met vier trappen op. Contester l'e pas d quelqu'un, iemand den voorrang betwis ten; met iemand twisten wie vóór gaan. zal. Cder ou donner le pas. a quelqu'un, iemand den voorrang overlaaten of geeven , hem vóór uit laaten gaan. _ II a pris le pas devant lui , hi] heeft den voorrang genomen, is voor hem in of uitgegaan. , Dès le premier pas, » Je laisje effrayer, op den eerden dap , , ftraks , daadliik , aandonds , wordt hij verfchrikt. 'Faire unfaux tas, een valfchen ftap, een'misdap, een'misflag, - hegaan. Mvcherfur les pas des Heros, de voetdappen der Helden navoleen, drukken. Paf er le pas , naar de andere wereld gaan; gaan dappen. De ce pas, aandonds; op daanden voet. . , , Non pas que ;e fache, niet dat ik weet. Cette écriture est passable , dit fchrift is tamelijk wel. f'Oter du passage, uit den weg gaan. PAS. Se faijir d'un passage, eenen doortogt bezetten. Couper Ie passage aux ennemis , aan de vijanden den weg affnijden. Se faire passage- l'tpée d la main, zich eenen doortogt met den degen in de vuist maaken. Citer un passage d'un auteur, een plaats van eenenfchrijver aannaaien. Attaquer les passants , de voorbijgaanden, de reizigers, aantasten. Je l'ai vu en passant , ik heb hem in het voorbijgaan, in pasfant, gezien. Le tems passé )ie revient plus, de tijd , uie voorbij is , komt niet weder. U est mort la femaine passé e, hij is voorleden week geltorven. II a passé par la France , hij heeft door Vrankrijk gereisd. II en faut pasfer par ld, dat moet doorgaan; dat moet 'er mede door. J'en passerai par oü il vous plaira, ik zal doen al wat u believen zal. Passer par desfus toutes fortes de confiderations, niets in aanmerking neemen. Passer légérement fur quelque chofe, ergens zagtiens over heen dappen, dat is: maar in het voorbijgaan van iet fpreeken. Passer outre, voordgaan;voordtrekken. U'empire fassa des Grecs aux Romains, het rijk ging van de Grieken op de Romeinen over. Passer en revue, de mondering ondergaan; gedonderd worde; . Q. 3 "  S4 i'ese Jur l'eau , de lucht drukt op het water. On psse toutes les marchandifes , qui Je vendent d la livre, men weegt alle waaren , die bij het pond verkogt worden. Cette viande pese Jur l'estomac, dat vleescb ligt zwaar op de inaag. Ce fardeau pese trop Jur le devant, die last is aan het voorite end ts zwaar. II faut peser Jur cette note, men moet die noot,dien toon.langer aanhouden , of Heepende houden. Peser Jar la plume, op de pen drukken. Cette mauvaije reception me pese Jur le coeur , dat kwaad onthaal ligt mij zwaar op het hart. Ce petit peste m'a trompê, die kleine guit heeft .mij bedroeen. pEM'za contre quelqu'un, tegen PET. iemand uitvaaren, aangaan of raazen. Faire un pet , een' wind laaten. Les manons petent , quand on les jette dans lefeu, de kastanjes knappen of barften, als men ze in het vuur werpt. Olie cet enfant est pétillant ! wat is dat kind levendig en vrolijk! Le feu pétille , het vuur fpringt. Le vin pétilee dans le verre, de wijn fpeelt, bruischt, in het glas. Pétiller de joie , van vreugde dartelen. H fait un petit vent frais, de wind is koeltjes. • Cette chienne fera bientêt des petits, die teef zal weldra jongen krijgen. Cet enfant est fort pétulant, dit kind is zesr dartel , brooddronken, uitgelaten, baldaadig.. Je dm tfu, ik flaap weinig. Avoir peu desprit, weinig verftands hebben. Cela fe fait en peu de tems, dat gefchiedt in korten tijd. Dans'&'Év; dans peu de tems, binnen kort ; binnen korten tijd. Je vous dirai en peu demots, ik zal u met weinig of korte woorden zeggen. Ou'il est peu grand pour Jon age, wat is hij klein voor zijne jaaren. // s'est conduit peu fagement dans cette affaire, in die zaak heeft hij zich niet al te wijslijk gedragen.  PHRASIOÏ.OGIQUE PORTAT1F. 253 PEU. PA. PIO. PIE. II me dit peu après, peu atipara vant, hij zeide mij kort daarna, kort te vooren. Ecoutez un pïu.' luister eens! On voit bien, qu'il a un peu hu, men ziet wel dat hij wat beichonken is. Cest d peu prés la même chofe, dat is omtrent of bijkans het zelfde. Donnez moi tant foit peu de vin! geef mij een weinigje wijns! Pour peu que vous vous endonniez la peine, zo gij er maar de moeite toe wilt neemen. Le peu , que je posfede, me fuffit_, het weinigje.dat ik bezit, is voor mij genoeg. Ce peu de lignes, deeze weinige letteren; deeze korte brief. Se contenter de peu ,zich met weinig vergenoegen. La ville est peuplée de fous, de ftad is vol gekken. LavEURlefaifit, de fchrik beving hem. De peur de mourir, uit vreeze van te fterven. De peur qu'il ne tombdt, uit vreeze dat hij vallen mogt. . Les pousfins piaillent, de kuikens piepen. Cette mere a quatre enfans, qui fiatlleNT autour d'elle, die moeder heeft vier kinderen , die rondom haar heen fchreeuwen, of gieren. Cette épingle me picote , die fpeld fteekt-mij wat. Mettre une piece a un habit, een' lap op eenen rok zetten. Acheter a la riECE et non au quarteron, bij het ftuk en niet bij het vierdedeel ponds koopen. PIE. Cette tiece tire tant d'aunes , aan dat ftuk zijn zoo veel ellen. Fendre tous fes mtubles, piece tt piece, al zijn huisraad ftuksgewijze of ftuk voor ftuk verkoopen. Changez lui cette piece ! wisfel hem dat ftuk gelds! Les canonniers mettent le feu aux pieces de campagne , de kanonniers fteeken de veldftukken af. Fendre les chojes par pieces, de dingen bij het ftuk, in het klein, verkoopen. Cette muraiile tombe par\ pieces , die muur valt bij Hukken en brokken neêr. | Tailler une armée en pieces , een leger in de pan hakken, verftaan. Ce cavalier est armé de toutes pieces , die ruiter is' van het hoofd tot de voeten gewapend. Cela est tout d'une piece , dat is geheel uit één Cuk. Mettre les pieces en batterie, de (lukken opwerpen; het ge- fchut planten. C'est une belle piece de mufique'. dat is een fchoon mufiekltuk! On a dtja réprcfenté cette piece, men heeft dat tooneelftuk reeds gefpeeld. Jouer piece d quelqu'un, iemand een' pots of trek fpeelen. Cest une bonne piece, het is een doortrapte heks. Mettre cent mille homme Jur piéd, honderd duizend man op de been brengen. II y a nombre d'animaux h quatre , piéds, er zijn zeer veele viervoetige dieren. Gag-  è54 DICTlONNAlRE PIE. Gagner au piéd , het haazen-pad kiezen;'de vlugt neemen. Je ne puis mettre un piéd devant Cautre, tant je fuis fatigue, ik ben zoo vermoeid, dat ik den eenen voet niet voor den anderen zetten kan. Mettre piéd & terre, afftappen ; van't paard gaan ;item voet aan land zetten. Fouler aux piéds, met de voeten vertreeden. Fouler fa fortune aux piéds , zijn fortuin, zijn welzijn, met den voet treeden ; door eigen fchuld zich in het ongeluk ftorteh. Donner un coup de piéd d quelqu'un , iemand een' fchop met den voet geeven. Combattre piéd ferme, vegten zonder éénen voet te wijken, of te rug te zetten. 11 manque un piéd d cette table, a cette ckaife, die tafel , die ftoel, mist een'poot of voet. Se mettre fur le piéd de favant, zich voor een' geleerden man uitgeeven. Les chofes ne font pas fur ce piéd ld, de dingen ftaan op dien voet niet. C'est un piéd-plat, het is een lompe vlegel. Faire le piéd de grue, lang ftaan wagten. Avoir un Piéd dans lafosfe, met het eene been in het graf ftaan; nabij zijn einde zijn. Tenir le piéd fur la gorge d quelqu'un , iemand den voet op de keel houden, onrédelijk behandelen. Cet arbre fiche fur piéd , die boom verdort op den ftam. PIE. Cet homme fêche fur piéd, die man verteert daar hij gaat, hij is in een' droevigen toeftand. Gagner le terrein piéd d>iÉn, den grond voet voor voet winnen. Faire des piéds de mouche, haanepooten maaken; flegt fchrijven. •Trouver piéd dans une riviere, grond in eene rivier vinden of krijgen. Perdre piéd, grond verliezen; wegzinken. Trois chambres de plein piéd , drie kamers van de zelfde verdieping, gelijk vloers. Prendre au piéd levé, met een' opgeheven voet of met geweld wegneemen. Ce rempart ria pas asfez de piéd , detalus, il s'éboulera, die wal heeft geen' voet, geene fchuinte, genoeg, hij zal inftorten. II faut donner plus de piéd oor volgen. Tirer un coup de pistolet, eenen fchot met een pistool doen. Jai  25ö DtCTIONNAIRË PIT. P.V. PLA. J'ai pitié de lui, de fa folie, ik heb deernis, medelijden, met hem, met zijne dwaasheid. Ce miférable fait pitié , die elendeling verwekt, baart,deernis. Cela fait pitié de le voir, het is deerniswaardig hem aan te zien. Etre pitoyable envers les pauvres, mededogend jegens de armen zijn. Etre dans un pitoyable (tat, in eenen erbarmlijken toeftand of ftaat zijn. Tourner fur un pivot , op een fpil draaijen. Faire place d quelqu'un, voor iemand plaats maaken. Si j\ tcis è votre place , je ne le fouffrirois pas , zo ik in uwe plaa*s was, zou ik het niet dulden. Cette réfleüion riest pas a fa place , die aanmerking is ongeplaatst, komt hier niet te pas, II y demeura deux mille hommes fur la place, daar bleeven of 1'neuvelden twee duizend man op het flagveid. La place riest pas tenable, men kan het op die plaats niet houden ; dat is: die plaats is heel ongemaklijk. Etre en place, eene bediening, een ambt, hebben. Avoir fame Men placée, le coeur bien placé , eene edelmoedige ziel , een welgeplaatst hart, hebben. Placer une chofe en fon lieu, een ding op zijne plaats zetten. Placer ƒ« enfans, zijne kinderen piaatzen , voordeelig uitzetten , uittrouwen. Placer de l'argent, geld uitzetten, op renten zetten. PLA. Placer bien fes bienfaits, zijne weldaaden wel befteeden j waardige lieden goed doen. Ce tableau rien pas bien placé en cet endroit ld, dat fchilderij hangt niet op de regte plaats. // est placé en une bonne maifon , hij is bij goede, bij braave, lieden geplaatst. Plaider v,ne caufe, eene zaak bepleiten , voorftaan of verdedigen. Une maifon en plein champ , een huis, dat in het open veld ftaat, Plaindre quelqu'un, iemand beklaagen. Cet homme est fort d plaindre, , die man is zeer te beklaagen. Se plaindbe de quelqu'un, de quelque cho,e , over iemand , over iet, klaagen. Je me plaindrai d mon pere de vos mauvais traitements, ik zal bij mijnen vader klaagen, of klagtig vallen , over uwefteg- te behandelingen. II fe plaint qu'on ait voulu le bat- tie, hij klaagt, dat men hem heeft willen flaan. II est plaint de tout le monde; tout le monde le plaint, hij wordt van al de wereld beklaagd. II me dit d'une voix plaintive, hij zeide mij met eene klaa- gende ftetn, op een'klaagenden toon. Ce qui plait aux uns, dèplaitaux autres, het geen de eenen behaagt of aanftaat, mishaagt de anderen Toutes fes manifres plaifent, alle zijne manieren zijn inneemend. Cit.  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 25? PLA. Cette couleur ne me plaitpas, die Kleur ftaat rnij niet aan, is niet naar mijnen zin. S'il vous plait, als het u belieft. II me plait ehulpzaam zijn in de uitoeffening van iet. PRêTER ferment, eenen eed doen of zweeren. Cet homme fe PRêTE d tout, die man fchikt zich tot alles; hij laat zich tot alles gebruiken. Sous prétexte de dévotion, onder voorwendzel, onder fchijn, van godvruchtigheid. Prétexter une maladie , eene ziekte voorwenden. Cet.  PHRASIOLOGIQUE PO R TA TIF. a?3 PRE. PRE Cette raifon frévalut, die reders haalde over, wierd voor de kragtigfte gehouden. Se prévaloir des exemples d autrui, zich van eens anders voorbeelden bedienen, er zijn voordeel uit trekken._ Pré venir fon ennemi, zijnen vijand voorkomen, hem in de voorbaat zijn. Prévenir quelqu'un en fafaveur, iemand ten zijnen voordeele inneemen. Prévenir les inconveniens, de ongevallen voorkomen , verhoeden. . , .. , Prévoir les mauvais desjeins de Jon ennemi, de kwaade voorneemens van zijnen vijand voorzien.' Donner des preuves de Jon afjec* tion, blijken van zyne genegenheid geeven. Prier un ami d'une choje, eenen viend om iet. verzoeken of bidden. pRIEz Dieu qu il vousbemsje! bid God dat hij u zégene! Prier quelqu'un dmanger, iemand ten eeten noodigen of verzoeken. Dites moi, je vous prie, Comment la chofe s'estpasjée! ei lieve! zeg mij eens hoe de zaak zich heeft toegedragen of afgelopen is! II fit cela d ma priere, hij deed dat op mijn verzoek. Vineen prince, als een vorst, vorstlijk, leeven. Ériger une feigneurie en principauté, eene heerlijkheid tot een prinsdom maaken. II périt au tri n tems de fon age, hij kwam om in de lente of in den bloeij zijner jaaren. PRI. Un homme pris de vf«,eenman, die van den wijn bevangen,befchonken, is. II a été pris , hij is verftrikt geworden. C'est autant de pris fur l'ennemi, dat is uit den brand gehaald, met groot gevaar gekregen, voor de heisdeur weggefleept. Cela est de bonne prise, dat is goede buit, men is niet gehouden het wederom te geeven. II riy a point de prise fur lui, daar is geen vat aan hem. II ne voulut point lacher prise , hij wilde niet loslaaten. Avoir une prise de corps contre quelqriun, verlof of toelaating hebben om iemand gevangen te mogen neemen of in gijzeling te zetten. Le Roi est en prise , de koning is fchaak. (.In het fchaakfpel.) On ne fauroit arracher ce clou, il riy a point de prise , men kart er dieu fpijker niet uithaalen, er is geen vat aan. Vivre en homme privé, als eert ambtloos of gemeen perfoon leeven. Se priver des plaifirs de la vie, Zich van de geneugten of vermaaklijkheden des levens berooven. Se priver de la vie , zich van het leven berooven; zich zeiven ombrengen. Se rendre prisonnier ou prisonniere , zich gevangen geeven. Mettre la tête de quelqu un h prix , iemands hoofd op prijs Rellen, hem vogel vrij verklaaren. S Mar.  274 DICTIONNAIRE PRI, PRO. Manhandife hors de prix, waar. die buiten prijs is, of die geen' x bepaalden prijs heeft. A quelque trix, que ce fo.it! d tout prix! tot wat prijs het ook zij! het koste wat het wil! C'est uit prix fait, het is een gezette prijs, waar op niet meer valt te dingen. Remporter le prix, den prijs behaalen of wegdraagen. Fous n'avez rien vu au prix de ce . que vous allez voir, gij hebt niets gezien in vergelijking van het geen gij nog zien zult. Rendre une opinion probable, een gevoelen waai fchijulijk of bewijsbaar maaken. Ce procés est fort problematique, dit proces heeft veele zwaarigheden in, het kan gewonnen en ook verloren worden. Je ne coirprends rien a un tel procédé, ik verftaa mij die wijze van handelen niet. Cela procédé d'une autre caufe , dat komt uit eene andere oorzaak, voord. Procéder contre quelqu'un , iemand in rechten vervolgen. Vuider un rROcès, een einde aan een geding maaken. Son pRocès est fait, zijn vonnis is geveld. Je leferai la femaine prochaine, in de aanftaande of toekomende week zal ik het doen. Aimer fon prochain comme foimime,zijnen naasten of zijnen evenmensch als zich zeiven lief hebben. Vest mon plus proche viifinl het is mijn naaste buurman! Sa derniere heure étoit prcche, zijn laatfte levensuur was nabij. II faut avoir foin de fes proches, | PRO. men moet voor zijne naastneltaanden, voor zijne vrienden, zorgen. Ce marchand demeure proche du marché, die koopman woont digt bij de markt. Proclamer les annonces, de huwlijks-geboden afleezen, afkondigen.II fut proclamé roi, hij wierd voor koning uitgeroepen. Procurer quelque chofe d quelqu'un, iemand iet bezorgen verfchaffen. ë ' Prodiguer fon bien, zijn goed op eene verkwistende wijze doorbrengeij. Prodiguer fes faveurs, zijne gunften milddaadiglijk uitftortenof overvloediglijk bewijzen. Cet arbre produit de beaux fmits, die boom draagt fchoone vruchten of brengt fchoone vruchten voord. Chacun produit fon femblable, eik brengt zijnsgelijken voord. Cette métairie produit tam de revenu, die landhoeve levert zoo veel aan inkomften op. II faut avoir quelque patron qui vous produise dans le monde, gij hebt eenigen patroon of voorftander noodig, die u in de wereld voordhelpr. Profaner un temple , eene kerk ontheiligen. Proférer des paroles, woorden voordbrengen of uiten. Professer une Réligion , eenen Godsdienst openlijk belijden. Professer la medecine, de geneeskunde oefenen ; een Arts of Geneesheer zijn. vaire profession de la Réligion Reformée,beli}dems van den'Gereformeerden Godsdienst doen. Chief  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. m PRO. Quelle êst jd profession? wat is ! zijne b'andteering? C'est unjoueur de profession , hij is een aartsdobbelaar of fpee- ler. Un vifage de profil , een aangezigt op zij gefchilderd. Faire fon profit d'une chofe, zijn voordeel met iet doen. Mettre tout d profit ; faire profit ; de tout, zich alles ten nutte maaken; zijn voordeel met alles weeten te doen. Cela tourne a fon profit, dat draait, dat loopt, opzijn voordeel uit. Savoir profiter d'une occafion, zich eene gelegenheid ten nutte weeten te maaken. Faire profiter fon argent, zijn geld omzetten of aanleggen ; winst met zijn geld doen. Profiter fur ce qu'on vend, winst doen op het geene men verkoopt. Profiter dans l'étude d'une fcience, in de ftudie of oefening eener weetenfchap vorderen. Cet enfant a bien profité", dat kind heeft goede vorderingen gemaakt. Ce puits est bien profond, die put is vrij diep. Parler de Dieu avec un profond refpeÜ, van God met eenen diepen eerbied fpreeken. Cest un homme d'une profonde érudition, het is een man van eene grondige of groote geleerdheid. Un esprit profond, een diepdenkend verftand. Rendre de profondes aUions de grace, oottnoediglijk of van gantfcher harten danken. PRO. Enfeveli dans un profond fom- meil, in eenen diepen flaap gedompeld. Garder un profond filence, een diep ftilzwijgen houden. Saluer trofondément, zeereer- biediglijk groeten. Dormir profondément, gerust flaapen. Arrèter le pROGRès d'ime maladie, eene toeneemende ziekte fluiten. Former un frojet, eenen aanflag fmeeden; een toeleg of ontwerp maaken. Exécuter le desfein, qu'on a projetté, het voornemen volvoeren of volbrengen , dat men genomen heeft. Faire de longs prologues, veels woorden den hals breeken eer men ter zaake komt. l'On a prolongé le tems de fon exil, men heeft den tijd van zijne ballingfchap verlengd. II y a de belles promenades dans ces environs, er zijn in dieomftreeken fchoone wandelingen. Promener un enfant, een kind leiden, leeren gaan. Promener un cheval, een paard aan de hand leiden. Promener fa vue par tout, zijne oogen overal laaten gaan. Envoyer promener quelqu'un, iemand laaten loopen, naar de maan ftuuren. 5e promener d cheval, en carosfe, eene wandeling of een toer te paard of met eene koets doen. I Va te promener I loop heen ! loop naar de maan! S 2 Gif  17« DICTIONNAIRE pro¬ pro. Garder fa promesse, zijn woord of beloueboudeii. Salisfaire a fa promesse, aan zijtje belofte voldoen; zijne belofte volbrengen. Manquer d fa promesse; fausfer fa promesse , zijne beloften breeken of verbreeken. Tenir ce qu'on a promis, nakomen, houden, bet geene men beloofd heeft. Cet enfmt tromet beaucoup, van dit kind is veel te verwagten. Chofe promise est dus, belofte maakt fchuld. Les vignes promettrnt beaucoup cette année, de wijngaarden belooven eenen goeden wijnoogst. Promextre plus de bturre que de pain, meer belooven dan men van zins is te doen, woordlijk: meer boter dan brood belooven. Jl s'en promet de grandes chofes, hij ftslt er zich groote dingen van voor. En attendant une prompte riponfe, in afwagting van een fpoedig antwoord. Etre prompt a fervir fes amis, fpoedig gereed zijn om zijne vrienden dienst te doen of te plezieren. Prononcer distinüement les mots, de woorden duidlijk uitfpree- ken. Prononcer une fentence, een vonnis uitfpreeken. Prononcer fur une question , zijne meening over eene vraag uiten of zijn oordeel er over velien. II ne nous pronostique jamais que du mal, hij voorfpelt ons nooit dan kwaad. PRO. Les Onimaux travaillent ü la propagation de leitrespece, de dieren arbeiden aan de voordzetting van hun gedacht. Le ciel nous Joit propice.' de hemel zij ons gunftig! II faut dèpenfer d proportion de fon revenu, men moet verteeringen maaken geëvenredigd aan zijn inkomen. Proportionner fa dépenfe a fon revenu, zijne verteering of uitgave naar zijn inkomen fchikken. Tenir des protos injurieux, beleedigende rédenen houden. Changeons de propos 1 laaten wij van wat anders fpreeken! De propos délibiré , met opzet; opzetlijk. II vint tout d propos, hij kwam juist van pas. II répondit mal d propos, hij antwoordde ten onpas, ontijdig. Interrompre quelqu'un d tout propos , iemand alle oogenbiikken ia de reden vallen. Juger è propos défaire une chofe, goedvinden of noodig oordeelen iet te doen. Faire venir une chofe d propos, eene zaak te pas brengen. II est plus d propos, que vous y alliez vous mème, het is gevoeglijker dat gij er zelf naar toe gaat. Faire des discours hors de propos, ontijdige redenen voordbrengen. De propos en propos nous fommes tombés fur votre chapitre, van het eene en het andere redeneerende , kwamen wij over u te praaten.  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 277 PRO. Proposer une dijficultè h quel- quun, iemand eene zwaarig- righeidvoorftellen. Je me tropose departir demain, ik meen, ik ben van zins, morgen te vertrekken. Se troposer quelqu'un pour exem- ple, zich iemand tot een voorbeeld Hellen. I! accepta la proposition, qu'on lui fit, hij nam denvoorflag aan, dien men hem deed. Cest fa propre faute, het is zijn eigen fchuld. Un habit propre, een net, een zindlijk.een proper,kleed. _ Etre propre d laguerre, gefchikt of bekwaam voor den oorlog zijn. Cet enfant est fort propre , dat kind is zeer zindlijk. J'ai ouï cela de fa propre bouche, dat heb ik uit zijn' eigen mond gehoord. Ce motfemploïe dans le fens propre et dans le fens figuré, dat woord wordt in een' eigenlijken of letterlijken en oneigenlijken zin gebruikt. La faculté de rire est propre a F homme, het vermogen om te lagchen is den mensch bijzonder eigen of eene wezenlijke eigenfchap van den mensch. Cest le propre des jeunes gensd'ètre étourdis , de onbezuisdheid is aan de jonge lieden eigen. 11 est responfable en fon propre et privênom, hij is aanfpreeklijk in zijnen perfoon of in zijn eigen en bijzonderen naam. A proprement parler , om eigenlijk tefpreeken. Les parties ont rROROGÉd'unmois^ le pouvoir, qu'its avoient donnè TRO. aux arbitres, de twistende partijen hebben de magt, die zij aan de icheidsmannen gegeven hadden, voor een maand verlengd. Proscriee un mot , een woord buiten gebruik brengen, verwerpen. tcrire en prose , in ondigt of onrijm fchrijven. Unfourbs ne vROSPEREj'amais, een fchurk gaat het nooit wel , heeft nooit voorfpoed. Se prosterner aux pkds du roi, zich voor s'konings voeten nederwerpen. JJ;ie femme lubrique fe prostitue atouts venants, een geil vrouws- perfoon geeft haar aan allen man ten besten. Prostituer fin honneur, zijne eer ten besten geeven, den fchop geeven. Un auteur, qui a une plume venale, la pRusTiTUEdcetrx, qui lui donnent le plus, een febrijver, die om den broode fchïijft, laat zich gebruiken door de geenen , die hem het meest geeven. Vivre fous la protection des ioix, onder de befcherming der wetten leeven. Prendre quelqu'un en ou fius fa trotection , iemand in of onder zijne befcherming neemen. Faire des protestations damitié h quelqu'un, iemand betuigingen- van vriendfehap doen. Je vous proteste devant Dieu , ik betuig u voor God. Protester une lettre de change , eenen wisièlbrief protesteeren ; eene gerechtlijke verklaaring doen ten laste van den gee- S 3  278 D I C T I O N N A 1 R E PRO. PRU. rien, dia eenen wisfeJbrief we gert aan te neemen of te bi taaien. Protester de tous depens , don mage et intéréts, tegen alleko: ten , fchade en nadeel, betu gen of protesteeren. Son mal est provenu de ld, zijn kwaal is daar uit ontftaan. Sefaifir d'une chofe par provision zich bij voorbaat of bii pro vifa van iet meester maaken. Avoir provision de fa perjonne onder borgtogt of onderhand tasting Jos gelaten of ontflagen worden. Les ennemisnous ont provoqué au combat par leurs friquentes escarmouches, de vijanden hebben ons door hunne menigvuldige fchermutzelingen ten ftrijd uitgedaagd.Celui qui provoque au pêché, est aujft coupable que celui, qui le commet, hij, die tot de zonde aanzet, is alzoo fchuldig als hij die ze bedrijft. Provcquer la colere de quelqu'un, iemands gramfchap gaande maaken; hem tergen. Provoquer le vomisfement d quelqu'un, iemand tot het braaken aanzetten. La débauche provoque les maladies, de ongerégelde levenswijze baart ziekten. Etre en troie d fes ennemis, zijne vijanden ten prooi zijn. Se donner en proie è fes pasfions , zich geheel en al aan zijne driften overgeeven. Jouer de la prunelle , met de [ oogen wenken of lonken. I PUA. PUB. PUI. PüR. Avoir 1'haleine puante, een'ftin!- kenden adem hebben. Etre en age de fuberté , huwbaar zijn. - La chofe est trop publique, de zaak is te ruchtbaar. Pubeier un fecret, een geheim 2 openbaaren of ruchtbaar maaken. . Publier dans la gazette, in de courant bekend maaken. Franchir les bornes de la pudeur , de paaien der eerbaarheid te buiten gaan. Puiser d la fiurce, uit den oörfprong haaien. . Oü a t'il fuisé tout ce qu'il dit 9 waar heeft hij gehaald al wat hij zegt? Cet homme est puissamment ri- che, die man is magtig rijk. lieduire fous fa puissance, onder zijne magt brengen. II a puisfance de' vie at de mort fur fes fujéts-, hij kan over het leven en dood zijner onderdaanen befchikken. Punir de mort, met den dood ftraffen. Ce que je vous dis, est la fuee véritè, hetgeen ik u zeg, is de oprechte waarheid. C'est une pure mèchanceiè, het is loutere boosheid. Avoir un ftile pur , een' netten, zuiveren, ftijl hebben. Purger un malade, eenen zieken wat ingeeven om het ligchaam te zuiveren. Purifier l'air, de lucht zuiveren. Pürifier lefang, het bloed zuiveren.  PÜRASIOLOGIQUE PORTATIF. 2:9 Q- QUA. Son humeur ne quadre pas Hen avec ia mienne, zijn aart of inborst komt met den mijnen niet wel overéén. Vètude quadre mal ayec le mariage, de ftudie voegt of past kwaalijk bij het huwlijk. Au quadruple, vier maaien zoo veel. Jl a de trés bonnes qualités , hij heeft zeer goede hoedaanigheden. Une perfonne de la première Qualité , een man van het hoogde aanzien , van den eerden rang. Jl a fait cela en qualite d :chevin, hij heeft dat als, of in hoedanigheid van , Schepen gedaan. Quand est il mort? wanneer is hij gedorven. Quand il fera venu, als hij zal gekomen zijn. Quand cela feroit vrai, al was dat waar. Quant d moi, d toi, a lui, d elle, d nous, d vous, d eux ou d elles, wat mij , wat u , wat hem, wat haar, wat ons, wat ui., wat hun of haar, aangaat of betreft- Se mettre fur Jon quant A moi, zich verwaand en trotschaanftellenjop een' trotfchen toon QUA. eens anders gevoelen beftrijden. Le quantieme du mois avonsnous? den hoeveelften van de maand hebben wij ? Le quantieme de la lune avons nous ? wac kwartier van de maan hebben wij? II y aura quaktité de vin, wij zullen veel wijns hebben. 11 y vint QüANTiTÉa'e(?erar,daar kwam veel volks. Deux piéds en quarré , twee voeten in het vierkant. Nous avons fait le quart du chemin , wij hebben de vierde part van den weg afgelegd. Médire du tiers ei du quart , van ieder een, van Jan en alleman, kwaad fpreeken. Payer par quaetier , bii bet vierdedeel jaars of alle drie maanden betaalen. C'est un des plusbeaux quartiers rie la ville , het is een der fchoonfte kwartieren of wijken der ftad. Dans touts les quartiers du monde, in alle gewesten of oorden der wereld. Demander quartier, om kwartier of lijfsgenade roepen. Donner quartier , genade of kwariier geeven; het leven fchenken. S 4 Cet-  »8o DICTIONNAIRE QUE. QUE. Cette lettre est datée du quator ze , die brief is gedateerd o gedagtekend van den veer tienden. Marcher quatre d quatre , viei aan vier gaan. Faire le diable d quatre , fterk aangaan , raazen. Jl ne pasje point de jour qu'il nt me vienne voir , er gaat geen dag voorhij zonder dat hij mij bezoeke. A peine fut il arrivé qu'U tomba malade, naauvvlijks was hij aangekomen of hij wierd ziek. Cet enfant ne fait qxse jouer, dat kind doet niets dan fpeelen. II ne demande que ce qu'il lui faut, bij vraagt maar het geen hij hebben moer. Quel que foit fon crédit, boe iaanig of hos groot ook zijn erediet zij. Quelque grande que foit la lepon, hoe groot ook de les zij. Quelque part que vous alliez, waar gij ook naar toe gaat. Que je fuis malheureuxl wat ben ik ongelukkig! Que ne le faites vous ? waarom doet gij het niet ? Je riai que faire de votre argent, ik heb uw geld niet noodig. II ne fait QVEd'arriver, hij is zoo even maar aangekomen. Jen ai vu quelques uns, ik heb 'er zommigen of eenigen van gezien. Quelqu'un nfobje&era peut-étre, misfehien zal mij iemand tegenwerpen. T a fil quelque apparence pour cela ? is daar eenige waarfchijnlijheid toe? %'ivoycz moi quelque livre diver- QUE, tisfant'. zend mij het eene of het f andere vermaakiijk boek! ■ Prétez moi quelque argent! leen mij wat geld! Avez vous quelque chofe óme dire? hebt gij mij iet tezeggen? Filer fa quenouille, zijn rokken affpinnen. Le royaume d'Angletterre tombe en quenouille , het koningrijk Engeland vervalt tot den fpinrok, dat is; dat de vrouwen de kroon kunnen erven. Avoir quérelle avec quelqu'un, krakeel of gefchil met iemand hebben. Époufer la quérelle dequelqu'uni prendre Ja dèfenfe, bet voor iemand opvatten; voor iemand het harnas aantrekken. Ces femmes fe quérellent , die vrouwen kijven of krakeelen te zamen. Avoir Vesprit quérelleux , twist-. zuchtig van geest zijn. Aller quérir un médecin, eenen arts of doSor gaan haaien. Envoyer quérir quelque chofe, iet laaten haaien. Faire des questions d quelqu'un, iemand vraagen voordellen. A fotte question , point de réponfe , eene zotte vraag verdient geen antwoord. II est question de favoir , het komt 'er op aan of de vraag is te weeten. II riest pas question de cela, dat is de zaak niet; dat komt hier niet te pis. Donner la question duncriminel, eenen misdaadigerpijnigen, op den pijnbank leggen. On fa fon questionné, mailil. ria rien répondu , men heeft hesn  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 2S1 QUE. QUI. hem fcherp ondervraagd, maar hij heeft niets geantwoord. QuêTER ou faire la quóte pour lespauvres, voor de armen omgaan ; in het openbaar eene inzameling voor de armen doen. Cest un renard qui cdchefa queue, 'het is een vos die zijnen ftaart verbergt; dat is: het is een fchalk,die zijne ftreeken verhoolen houdt.- le mal porte le repentir en queue , de misdaad heeft droevige gevolgen. Le venin est d la queue, het venijn zit in den ftaart, (dit wordt gezegd van iet dat zich mooi voordoet maar droevige gevolgen nafleept. A/oir l''ennemi en queue , den viiand van agteren hebben. Écorcher 1'anguille par la queue , den aal het vel bij den ftaart beginnen af te trekken , dat is: eene zaak verkeerdlijk aanvangen. Mettre ou reduire quelqu un a ou!*, iemand in de verlegenheid brengen , verdommen , maaken , dat hij niet meer weet te antwoorden. jouer aux quill.es , met de ' kegels fpeelen. Jl lui prend ou il a fouvent des ouiNTESj bij krijgt of heeft dikwijls .wonderlijke kuuren of grillen. Tirer la qwntessence d'une choje, de zuiverde kragt of den geest ergens uit trekken. Savoir la quintessence d'une affaire, het lijnde ofvoornaam• fte van eene zaak weeten. QUI. Ils font quinze, zij zijn met hun vijftienen. En faire pasfer quinze pour aouze o quelqu'un, iemand wat wijs maaken, dat 15 maar 12 is. Faire un oui-pro-quo het eene voor het andere neemen ; eenen mis-- greep begaan. Donner quittance, eene quitan' tie of outlastbrief geeven. Etre franc et quitte de dettes, vrij en ontheven van fchulden zijn. Etre quitte du fervice, vrij van den dienst zijn. Je vous tiens quitte de tout, ik fcheld u alles kwijt; ik houd u van alles ontflagen. J'en fuis quitte d bon marché, ik kom er goedkoop af. Nous fommes quittes , wij zijn elkander niets meer fchuldig. Jouer 0 quitte ou d doublé, kamp of dubbel op fpeelen. Jouer quitte d quitte, kamp op fpeelen. Quitter fon paysj zijn land verlaaten. Quitter quelqu'un, van iemand afgaan; iemand verlaaten. La fievre fa quitté , de koorts heeft hem verlaten. Quitter fon habit, zijnen rok uit doen. Quitter ou remettre wie dette d quelqu'un, iemand eene fchuld kwijt fchelden. Qui quitte la partie , la perd, die de partij verlaat, verliest ze ; dat is: die van de ondernee- roing afzietrverliest moeite en kosten. Cette poutre quitte la muraiile , die balk wijkt uit den muur. S. 5 G*<  222 DjCTIONNAlRE QUI. QUO. Cette prune quitte le noyau, die pruim laat den fteen los of vallen. De quoi s'agit il? wat is er te , doen ? wat is de zaak? a quoi bon tant de paroles ? waar toe dienen zoo veele woorden? Quoi I vous voila déja de retour ? j hoe' zijt gij daar al weêr? ' R. RAB. J^ente, qui Je fait a ïenchère et au rabais , eene verkooping die bij den op- en afflag sefchiedt. Cela n'est pas asjez bas, il faut le rabaissee un peu, dat is niet laag genoeg, men moet het een weinig laager maaken. Rabaisser l'orgueil de quelqu'un, iemands hoogmoed vernéderen. II rien veut pas rabattre un fou, hij wil niet één Rui ver laaten vallen; hij wil het geen ftuiver minder doen of geeven. On lui rabattha cela jur fes gages, men zal hem dit op zijn loon aftrekken. 11 a tant payé pour le raccommodage de Jon habit, hij heeft zoo veel betaald voor het vertlellen van zijn kleed. QUO. Quoi qu'il en arrivé! wat er ook van komen moge ! Quoi qriil en foit ! hoe het er ook mede gelegen zij! . Elle a un je ne fais quoi, qui \ charme, zij heeft zoo iet, dat ik geenen naam kan geeven, hetwelk bekoort. Quoique vousayiez raifon, fchoon gij gelijk hebt. RAC» RAD. Raccommoder un habit, een kleed verftellen. Ces amis ttoient brouillés, mais on les a raccommodés , die vriendenwaren oneenig, maar men heeft ze weêr met elkaér verzoend. Pousjer d bras baccourci, met een' krommen urm of kromI men elleboog ftooten. Raccourcir un manteau, eenen mantel korter maaken. Les jours commencent a raccouroiRty de dagen beginnen te korten. Racleri des carottes, wortelen ' fchraapen. Les vaisjeaux Jont a la rade , de lcnepen liggen op deihedeof op ftroom. Ce vieillard radote , die oude man fuft. Don-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 283 RAD. RAF. RAG. Donner le radoub d un vaisfeau, le radouber, een fchip lappen of kalfateren. On radoucit la colere par les joumisfions, men verzagt of verzet de gramfchap door onderwerpzaambeid. Radoucir fa voix, zijne item verzagten. A ces mots il fe radoucit op die woorden wierd hij gedweeër, bedaarder. Li tems /wt radouci, het wéér is zagter of bedaarder geworden. La fanté fe raffermit par le bon regime de vivre, de gezondheid wordt herileld door de goede levenswijze. Jl raffermit fes foldats par fa prefence, hij wekte den moed van zijne foldaaten weêr op door zijne tegenwoordigheid. II s'est raffermi dans fa réfolution, hij is in zijn befluit verfterkt geworden. Raffiner fur le langage,de taal uitpluizen of ziften. Faire rafle, drie gelijke dobbel fteenen gooijen; item, naar zich kraauwen of fcbraapen. II rafla tout ce qu'il y avoit, hij kraauwde alles weg wat er was. Le vent rafraichit, de wind verkoelt. Cela m'a rafraichi la mémoire, dat ververscht mij het geheugen. Ces nouvelles porterent la rage dans fon coeur, die tijdingen maakten hem raazend. Faire rage de piéds, zijne voeten in fnelle beweeging brengen; heel hard loopen. RAG. RAJ. RAI. Faire rage pour quelqu'un, zich wakker ten iemands voordeel weeren. Avoir la rage des nouveautés, dol naar nieuwigheden zijn. Ce met est fort ragoÜtant, dit geregt is zeer fmaakiijk, wekt den eetlust weder op. Vous me paroisfez rajeuni de vingt ans, gij komt mij twintigjaaren jonger voor. Railler quelqu'un de Jon avarice, iemand over zijne gierigheid uitlagchen of uitjouwen. II raille toujours, hij fchertst altijd. Tourner la Réligion en raillerie , met den Godsdienst fpouenjden Godsdienst in fpottsrnij verkeeren. Cet homme entend raillerie et ne fe piqué point mal d propos, die man kan het gekfcheeren of boert verdraagen en belgt zich niet ten onpas. Un barbier rait l'autre, de eene baardfchraaper fcheert den anderen; de eene fchalk bedriegt den anderen. Je ne veux pas vous en rendre raison, ik wil er u geen reden of reekenfchap van geeven. Tirer raison d'un affront, qu'on a refii, zich over een geleden ongelijk wreeken. Je prétends qu'il me fasfe raison, ik eisch, dat hij mij voldoening geeve. 11 a raison d'en agir de la forte, hij heeft gelijk van aldus te handelen. Se rendre ou fe foumettre d la raison, zich aan de rede onderwerpen. A  284 DICTIONNAIRE RAI. RAL. RAM. A combien plus forte raison , met hoe veel te meer reden. Avoir le raisonnement fort bon , zeer wel kunnen redeneeien. Raisonner fur une affaire, over eene zaak redeneeren. Taifez vous et ne raisonnez pas d'avantage! zwijg en praat niet meer tegen! Raisonner juste, op vaste gronden redeneeren. Raisonner a tdtons, in het blinde, in hei honderd om, redeneeren. Ses affaires étoient fort mal en ordre, cette fuccesfion les a rajustées, zijne zaaken waren in een' flegten toeftand , die erfnis heeft ze herfteld. Rajuster un habit, eenen rok beter te pas maaken. Le rIlement le prit et il mourut peu après, hij kreeg de reutel in de keel en ftierf kort daar na. Leur ardeur commence a fe ralkntir, bun iever of drift begint te verflaauwen , te verminderen. Rallier les troupes, het krijgsvolk, de foldaaten, weder bij één brengen. Rallumsr une chandelle , eene kaars op nieuws aan fteeken. Rallumer la guerre, den oorlog wéér ontfteeken. Le feti fe rallvme , het vuur gaat wéér aan. Cest un homme fort et ramassé, het is een fterk en gezet man. Ramasser une chofe qu'on a laisfé tomber , iet , dat men heeft laaten vallen , weder opraapen. RAM. RAM. Ramasser du bois, hout bij een raapen. II kamasse toutes les médailles , qu'il peut trouver, hij verzamelt of brengt bij één allegedenkpenningen, die hij krijgen kan. Le bied a ramende, het koren is afgedagen of in prijs gedaald. Celafera ramender les êtoffes de foie , dat zal den prijs der zijde ftoffen doen daalen. 17 ramena les fuyards au combat, hij bragt de vlugtelingen weêr tot het gevegt. Ramener les esprits, de gemoederen neêrzetten of tot bedaaren brengen. Le printems ramene les beaux jours, de lente brengt de fchoone dagen weder mée. Les forfats rament pour faire voguer la galere, de flaavenroeïjen orn de galeij voord te zetten. Ramer despois, ftokken oprijs bij erwten zetten of fteeken. Ramollir la cire avec de l'eau chaude , was met heet water week maaken. L'oifivetê ra mollit le courage, de ledigheid verflapt den moed. RAMONNER/flc//em!nee,den fchoor- fteen veegen. Le ferpent rampe , de flang kruipt. Ramper devant quelqu'un, voor iemand kruipen ; zich op de verregaandfte wijze verlaagen, vernederen. Mettre a rancon, op rantfoen, op ; losgeld, ftcllen. 1 23b-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 28* RAN. Hotellerie , oü on ranconne les pasfans, eene herberg, daar men de reizigers vilt of zeer duur laat betaalen. Matte bas toute rancune , alle wrok of vijandfcbap afleggen. Etre au rang des ignorants, on. der het getal der onweetenden zijn. Ss mettre ou paroitrefur les ranos, op de baan komen; zich vertoonen het zij om te ftrijden , het zij om te zintwisten , het zij om eenen post te vraagen. Tenir le premier rang , de hoogfte of de eerfte plaats bekleeden. Chaque rue est compofée de deux rangées de maifons, elke ftraat beftaat uit twee rijën huizen. Ranger des livres, boeken opzetten of in orde zetten. Ranger une armée en bataille, een leger in flagorde flellen. Ranger la cóte, langs de kust zeilen , om die te leeren kennen of eene goede rhede te zoe- ken* , „ j Le vent fe range de l ouest, de wind loopt naar het westen. Jl faut fe ranger , quand on voit venir un carosfe, men moet uit den weg gaan, als men eene koets ziet aankomen. On avoit de la peine a faire ranger le monde, men had moeite" om het volk te rug te doen wijken. Se ranger autour du feu, zich rondom het vuur plaatzen of fchikken. Ranger fous fon obéïsfance, onder zijne gehoorzaamheid brengen. Se ranger du parti de quelqu'un, RAN. RAP. iemands zijde of partij kiezen. fe le rangerai bien, ik zal hem wel leeren opzitten , of gedwêe maaken. Ranimer le courage des foldats , den moed der foldaaten wéér opwekken , hun een hart in het lijf fpreeken. Votre pnfence me ranime, uwe tegenwoordigheid geeft mij weêr moed. * % Rapetasser un vieux habit, een ouden rok lappen. Je ne me le rappelle pas, ik kan het mij niet te binnen brengen. II faut rappeller en fa m moiré toutes fes fames pasftes, men moetzich alle zijne voorledene misflagen wéér te binnai brengen. Rappeller fes esprits, zijne zinnen wederkrijgen. Rappeller fon courage , weder moed fcheppen. Se rappliQUeR d Vèiude, zich weder op de ftudie toeleggen. , Faire le rapport de ce qui sest pasfé, een verflag doen van het geen er gebeurd is. Faire de faux rapports de quelqu'un , leugenachtig of valsch berigt van iemand geeven. Ces langues riont foinf de rapport, die taaien hebben geene betrekkingen of overeenkomst met elkander. Les aliments flatueux caufent des rapports, de winderige fpijzen veroorzaaken oprispingen. JtTl''ai fait par rapport h lui, ik heb het gedaan om zijnent halven. Con-  2S6 DICTIONNAIRE RAP. Confidérer les divers rapports que les choes ont entfelles, d< onderfcheidene betrek kinger over weegen, die dedingen on derling hebben. Cette terre est de bon rapport , dii land brengt veel op. Le fait a été rapporte de la forte, de zaak is in dier voegen overgebragt of verhaald. Ratportez moi ce que vous venez de prendre ! breng mij te rug het geen gij zoo even geno: men hebt. Cette terre rapporte beaucoup , dat land brengt veel op. Rappcrter les circonflances d'une bataille, de omftandigheden van eenen veldflag verhaalen. Rapporter des pasfages d'un auteur, plaatzen van eenen fchrijver aanhaalen. Rapport;:r tov.t d Jon profit, alles tot zijn voordcel keeren, wenden of doen uitloopen. Cet arbre rapporte beaucoup de fruits, die boom geeft veele vruch'en. Cet ouvrage ne rapporte aucun profit, dit werk brengt geene winst aan. Son humeur Je rapporte asjezd la miemie, zijne inborst komt redelijk wel met de mijne overéén. Je m'en rapforte d vous, ik laat er u over oordeelen; ik onderwerp mijn oordeel aan het uwe. Les lunettes de longue vue rapprochent les objets, de verrekijkers doen de voorwerpen van nader bij zien. Jl étoit il y a quelque tems bien éloignè d'un accord, mais aujourd'hui il Je rapproche , bij I RAR..RAS. I wilde voor eenigen tijd naar geen accoord luisteren, maar nu komt hij bij, hij laat zich vinden, wordt redeli k. C'est un homme d'un rare mérite, het is een man van bijzondere of groote verdienften. I''Argent y est rare, het geld is er fchaars. Pour la rareté du jait, om de zeldzaamheid van het Ruk; om de aarrigheid; om de klugt. Raser un édifice, een gebouw flegten. Raser quelqu'un , ou jaire la barbe d quelqu'un, iemand fcheeren. Raser la cête, langs de kust . vaaren. On lui a coupé l'oreille tout rasibus, men heeft hem het oor glad afgefneden of afgehouwen. Repasjer un rasoir, een fcheermes aanzetten. Ce rasoir va bien, dit fcheermes fnijdt wèl. 07! ne jauroit rassasier cet enjant, dat kind is niet te verzadigen. Se rassemblee dans un certain endroit, op zekere plaats weêr bij eikanderen komen. Laisjer rasseoiR l'eau, bet water wat laaten ftaan om te zinken. Laisjer rasseoir le tems, het weêr beftendig laaten worden; wagten dat het weêr zich wat gezet nebbe. Le boulanger m'a envoyé du pain rassis au lieu de pain tendre, de bakker heeft mij belegen of oudbakken in plaats van nieuwbakken brood gezonden. Di-  PHRASIQLOGiQUE PORTATIF. 28? RAV. Dire quelque chofe de fens rassis, iet mee bedaarde zinnen zeggen. Rassurer quelqriun, iemand gerust Hellen. La paix a été ratifiée , het vredes traftaat heeft zijn voile beilag gekregen. La guerre fait bien du ravage, de oorlog maakt veel verwoesting- Sa médecine lui est revenue a la bouche, mais il. [i'a ravalée , zijn medicijn is hem weder in den mond gekomen, maar hij heeft ze weêr ingezwolgen. Jl triest venu certain mot fur les levres, mais comme il étoit trop piquani' je l'ai ravalé, zeker woord kwam mij op de lippen, maar daar het te fcherp was, heb ik het weder ingehaald , ingehouden, verzwegen. Le bied ravale de prix , het koren daalt in prijs. Sa beauté ravale de prix, haare fchoonheid neemt af. Ra valer la gloire de quelqriun, iemands roem verminderen, verkleinen. Cela le Ravaleroit , dat zou hem verlaagen. Ravauder des bas, gaten in kousfen floppen. Je fuis ravi de vous voir, ik ben zeer blijde u te zien. Ravilir fa dignïté, zijne waardigheid onteeren. La mort lui a ravi ce qu'il avoit de plus cher, de dood heeft hem ontweldigd, hetgeen hem het liefst was. Ette Ravi d'admiration , opgetogen van verwondering zijn. RAV. RAY. REB. Vos aüions me ravissent , uwe daaden verrukken mij. Elle est belle a ravir, zij is verruküjk fchoon. Elle chante a ravir, zij zingt overheerlijk. II étoit prêt tï partir, mais il /«t ravisé , hij Rond gereed om te vertrekken, maar hij heeft zich weêr bsdagt, is van voornemen veranderd. C'est une beauté ravissante , het is eene verrukkende of bekoorlijke fchoonheid. Ravitailler une flotte , eene vloot op nieuw met ieefcogt of behoeften voorzien. Tdcher de ravoir ce qu'on nous a pris, trachten weder te krijgen het geen men ons ontnomen beeft. Rayer ce qrion d écrit, doorhaalen hst geen men gefchreven heeft. II ne fe contente pas de paroles, il lui fautdes réalités, hij houdt zich met geene woorden te vreden, hij moet zaaken hebben, hij vordert wezenlijkheden. Rebattre les cartes , de kaart weder doorfchieten. II rebat fans cesfe les mêmes raifons, hij herhaalt zonder ophouden dezelfde reden. J'ai /' esprit Rebattu de fes plaintes, mijn geest is vermoeid van zijne herhaalde klagten. Etre rsbelle aux ordres du fouverain, zich tegen de bevélen van den fouverein verzetten. Se rebeller contre fon fouverain, tegen zijne Overheid opftaan. [II  ö88 DICTIONNAIRE REB. REC. Ilditle rebours deceqriilpenfe,hl$ zegt het tegendeel van het geen hij denkt. Faire tout d rebours , alles verkeerd of averegts doen. Lire des mots au rebours , woorden van agteren op leezen. En toutes fortos de marchandifes, il y a toujours du REBuT,onder alle waar vindt men altijd lom pen, of iet dat flegt is. Les peuples font rebutés de la guerre et languisfent après la paix, de volken zijn den oorlog moede, en reikhalzen naar de vrede. De cent icus , que je lui ai donnés, il nïen a rebuté trois, van honderd kroonen, die ik hem gegeven heb, heeft hij er mij drie uitgefchoten of geweigerd voor goed geld aan te neemen. Rebuter de la ma-rchandife, waaren als flegt verwerpen, verfmaaden. Rebuter quelqu'un, iemand met harde woorden afwijzen, hem voor het hoofd ftooten. Les objiacles Vont rebuté , de hinderpaalen hebben hem afgefchrikt.Se rebuter du monde, een weerzin of walg van de wereld krijgen. Cette nourriture me rebute, ik heb een walg van dat voedzel, het ftaat mij tegen. Après la réception de fa lettre, na den ontvangst of na het ontvangen van zijnen brief. Le réceleur est ausfi coupable que le voleur, de heeler is even zoo fchuldig als de fteeler. Recevoir les nouvelles les plus récentes', de jongde tijdingen krijgen. REC. /''Affaire est toute récente, dé zaak is geheel versch of nieuw, is kortlings maar voorgevallen. Recevoir une lettre, eenen brief krijgen of ontvangen. II rücoit bien touts fes amis, hij ontvangt of onthaalt wel alle zijne vrienden. Recevoir un foufflet, un coup d'épée, eenen klap, eenen ftoot met eenen degen, krijgen. Il requt ordre, hij kreeg bevel of last. 27 rien recut aucun avantage , hij haalae er geen voordeel uit; hij won er niets bij. Le malade rien RÉchappera pas, de zieke zal er niet van op komen. Recharger le canon, het kanon weder laaden. Recharger fennemi, den vijand weêr aanvallen. Faire une exaüe recherche dans fes papiers, zijne papieren naauwkeuriglijk doorzoeken. Faire la recherche riun criminel, naar eenen misdaadiger zoeken. Faire la recherche d'une file, een meisje aanzoeken, naloo- pen. Cette penfée est trop recherchée, die gedagte is te ver gezogt. // rechercha ce qu'il y avoit de plus curieux,\ hij fpoorde de grootfte zeldzaamheden op. Rechercher Famitié de quel' qriun, met iemand vriendfehap zoeken te maaken. Rechercher unefille en mariage, een meisje ten huwlijk aanzoeken. Avoir Fair rechigné, een ftuurscb gelaat hebben. Re-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIJ?. 280 REC. Rechigner les gens, de lieden onheusch of norsch behandelen. Je vous pardonne pour la première fois, mais prenez garde d la recidive , ik vergeef u voor de eerfte reis , maar wagt u voor de tweede maal. Vous recidivez toujours, gij vervalt altijd weêr in de oude zonden. Faire un récipé, een recept of geneesmiddel voorfchrijven. - Un honnête homme riest pas ingrat, il rend toujours le réciproque , een eerlijk man is niet ondankbaar, hij weet het altijd weder te vergelden. Se donner réciproquement des marqués riamitié, malkander blijken van vriendfehap geeven. Faire le récit d'une avanture, het verhaal van eene gebeurnis doen. Réciter fa legon, zijne les opzeggen. Jl a réclame l autorite du roi , hij heeft zich op s'konings gezag beroepen. Réclamer contre les nouveautis, tegen de nieuwigheden uitvaaren. Comme on allok vendre ce cheval, il fut réclamé par celui, a qui on l'avoit volé, zoo als men dat paard ging verkoopen , werd het terug geëischt van hem, aan wien het ontftolen was. Recogner un clou,eenen fpijker weder of verder inkfoppen. Son exactitude l'a rendu recommandaele d tout le monde , zijne uaauwkeurigheid heeft REC. hem bij ieder bemind gemaakt. II a obtenu cet emploi a /aRECOMmandation de votre frere, hij heeft dat ambt op aanbeveeling van uwen broeder gekregen. Avoir quelque chofe en recommandation; iet in achting hebben of houden. - Recommander le Jecret & quel' qriun, iemand verzoeken eene zaak geheim te houden. Recommander fon fils a quelqriun, zijnen zoon iemand aanbeveelen. En récompense des fervices rendus, tot belooning der bewezene dienften. Je riai que cela poür ma récompense, ik heb niets dan dat voor mijne belooning. Récompenser le mérite, de verdienden beloonen. Recompter fin argent, zijn geld weêr na tellen. Réconcilier deux perfonnes twee peifoonen met elkander verzoenen. Se réconcilier avec quelqu'un-, zich met iemand verzoenen..^ II me reconnut d'abord, hijf herkende mij draks weder. Je reconnois que vous l'aimezt; ik merk, dat gij haar bemint. reconnoitRe fin crime, zijne misdaad erkennen. ReconnoItre quelqu'un pour fin maitre, iemand voor zijnen meester erkennen. Reconnoitre un pasfage, eerietl doortogt bezigtigen, opnee- men. T R*«  aco DICTIONNAIRE BEC. Reconnoitre un bienfait , eere weldaad erkennen, er voor erkenlijk zijn. Q péckeur fe reconnoit, die zondaar komt tot inkeer. Recourir ou avoir recours aux larmes , zijne toevlugt tot de traanen neemen. Songer au recouvrement de fa iiberté, op de herkrijging zijner vrijheid bedagt zijn. Recouvrer fes forces, fa fanté, fa Iiberté, zijne kragten, gezondheid of vrijheid, weder bekomen. Prendre quelque riïcré\ation , eenige uitfpanning neemen. Les fliurs récrjéent la vue, de bloemen verlustigen het gezigt. Se récrier contre quelque ahus, zich tegeneenig misbruik openlijk uitlaaten. Faire des recrues , nieuw krijgsvolk aanwerven, om de oude krijgsbenden te verfterken of voltallig te maaken. Rectifier tin compte,eene reekening te regt of in behoorlijken ftaat brengen. Rectifier de Cespritdc vin, wijngeest overhaalen, dat is: ver fcheiden maaien distilleeren. C'est la rectitude de l'intention, qui donne le mérite aux bonnes oeuvres, de zuiverheid of opreciuheid van het oogmerk mankt de goede werken verdienstlijk. Faire un recueil de diverfes chofes , eene verzameling van onderfcheidene dingen maaken. ] On a recueilli cent ftorins pour les pauvres, men heeft honderd guldens voor de armen ingezameld. REC. On recueille én fa vieillesfe les fruits de fttude de fa jeunesfe, men plukt of geniet in zijnen ouderdom de vruchten van de oefening zijner jeugd. II a recueilli beaucoup de few tences des anciens, hij heeft veele fpreuken der ouden bij één verzameld. II m'a fait un long discours, mats fen ai peu recueilli , hij heeft mij eene lange reden gehouden , maar ik heb er weinig van onthouden. Recueillir les débris d'une armee , het overfchot van een leger bij één zamelen. Recueillir les voix, deftemmen opneemen. Recueillir fes esprits, zijne zinnffin weêr bij elkander raapen. Pour me recueillir en trois paroles, om mij met drie woorden te bekorten. Dans les lieux les plus eeculès, in de verafgelegenfte -plaatzen. üantiquitè la plus reculée, de aloudheid , de verst afgelégene oudheid. Reculer fa chaife, zijnen ftoel te rug trekken of fchuiven. Le canon recule , het kanon fchiet agter uit. La braves foldats ne reculent jamais , de dappere foldaaten deinzen nooit te rug. Cet écolier recule , au lieu d'avancer, die fchoolier gaat agter uit of verleert in plaats van te„.voordere'. Ieculer les hornes d unaat,eenen ftaat uitbreide , deszelfsgrenzen verder uitzetten. Re»  PHRASIÖLOGIQÜE PORTATIF. api REC. RED. RÈculer pour mieux fauiéf, agter uit gaan, om beter tefpringer ; en in een' figuurlijken zin: iet uitftellen om des te beter zijn . oogmerk 'te bereiken. Nous fommes trop avancéspourpoumjïYreculer, wij zijn te verre gevorderd, om agter uit te kunnen deinzen; wij zijn te ver met de zaak gekomen om er nu van af te zien. Marc/WflRECULONS,agterwaards, . agter uit, gaan. , Les affaires vont d recülons , de zaaken gaan den kreeftengang, dat is: agterwaards. 'Ce juge 'a intérêt dans l'affaire, il faut le recuser , die rechter heeft beiang in de 2aak , men moet hem niet erkennen. Le manque de viv'res a été la caufe de la redditiOn de la place , het gebrek aan levensmiddelen is de oorzaak geweest van de overgave der Stad. 11 lui est redevable de fa fortune, hij heeft hem zijn fortuin te danken. Trouverd redire d tout, op alles wat te zeggen weeten. ÜJer de fréquentes redités , geduurige herhaalingen gebruiken. Redoubler fes foins, zijné zorgen verdubbelen. Ce prince est redoutable d fes voifins, die vorst is ontzaglijk voor zijne nabuuren. Redouter la puisfance d'un prince, de magt van eenen vorst ontzien of vreezen. '. Redresser un bdton ; eenèh ftok regt buigen* .. Redresser les affaires, dezaaken herftellen, verhelpem RED. REF. Réduire d l'aumone, tot den bedelzak brengen. Réduire d l'extrémité, tot het uitèrfte, in den uiterften nood, brengen. Réduire les mefures, la monnoie,' d'un pays d celles d'un autrei de maaten, de munt, van een land naar die van een ander, fchikken of inrigten. Réduire les foüs en écus, de Huivers tot kroonen brengen; Réduire en poudre, tot ftofr brengen. . Tout-ce que je viens de diré, peut. fe réduire d trois points , al wat ik zoo even gezegd heb, komt op drie hoofdpunten: uit, kan tot drie punten gebragt worden. Réduire un liierttn, een* losbol tot zijnen pligt brengen. Manger fa réfection, zijn bekomst, zijn genoegen, eeteni Il faut RÉférer cela au pasfagè quifuit, nien moet dat overéénbrengen niet den volgenden zin. Je me réfere d ce que vous venessg de dire, ik berust bij uw gezegde. La plaie 'est déja refermée, dë wonde is reeds töegeheeld. Réformer une lettre, een' brief fluiten, verzégelen , toelakken. La lune réfléchit la lumiere dii foleil, de maan kaatst het licht van de zon terug. Nous devonS . réfléchir fur cè que nous allons faire, wij moeten overdenken het geen wij gaan doen. La paix fait refleurir toute chofe , de vrede doet alle dingëü , weêr bloeijem . T i Fm  292 DICTIONNAIRB REF. REG. Faire des béflections fur une chofe, zijne gedagten over eene zaak laaten gaan. Ne faire nulle kéflection Jur Ja conduite, geen acht op zijn gedrag flaan; los en ongebonden leeven. Agir jans eéflection , onbedagtlijk te werk gaan. Réform';r le calendrier, den almanach verbeteren. Refouler la marée , tegen den ftroom of vloed opvaaren. Réfréner fes pasfions , zijne hartstogten bedwingen. Avoir une mine refrognée, een grijnzig, gérnelijk, of gefronzeld, wezen hebben. Leur amitii s'est refroidie, hunne vriendfehap is verflaauwd. Souffler fur la foupe pour la reproidir , op de fcep blaazen om die kouder te maaken. Se refugier dans un pays étranger, in een vreemd land vlugien om de vervolging te ontwijken. A votre refus je me fuis addresfé d un autre, op uwe weigering heb ik een ander aangefproken. Refuser quelque chofe a quelqu'un, iemand iet weigeren. Se refuser le nécesfaire, zich het roodige onthouden. Refuter une opinion, een gevoelen wederleggen. La pluie nous obligeade regagneu promptement le logis, de regen noodzaakte ons fchielijk naar huis te keeren. II regale bien ceux, qui viennent'le voir, hij onthaalt wel de geenen, die bij hem komen. REG. II nous a régalés de plufieurf contes, hij heeft ons met veele fpreukjes vermaakt. // fut rÉgalé d'une douzaine de coups de baton, hij wierd met een douzijn ftokflagen onthaald. Regarder quelqu'un entre deux yeux, iemand ftout aanzien, fterk of ftijf onder de oogen zien. Regarder quelqu'un de travers, iemand over den fchouder, over dwars, met fcheele oogen, aanzien. Cela ne le regarde pas, dat gaat hem niet aan; dat raakt hem niet; hij heeft daar niet mede van doen. Pour ce qui me regarde, wat mij belangt; wat mij aangaat ; voor mij; mij betreffende. Regardez bien ce que vous allez dire, let wèl op het geene gij gaat zeggen. II riy regarde pas de ft prés, hij ziet of fchouwt zoo naauw niet. Cette question regarde la phyfiquer deeze vraag betreft de natuurkunde. Cette chambre regarde fur la cour, die kamer ziet op de plaats uit. II ne faut pas regarder au prix, men moet op den prijs niet zien. Cela riest pas dans les begles , dat is r iet volgends het gebruik, naar den regel. Prendre les aüions de quelqu'un pour regle de fa conduite, iemands daaden tot eenen regel of voorbeeld van zijn gedrag ftellen. Régler fes affaires, zijne zaaken in goede orde fchikken.  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 2?S PEG. REH. REJ. Mener wie vie régi.ée, een gelégeld leven 'leiden. Se Régler Jur quelqu'un, iemand ergens in navolgen; zich naar iemand fchikken. Les pijons regorgent de malfaiteurs, de gevangenis-fen zijn met misdaadigers opgepropt. 7'ai bien du regret de ne l avoir pas vu, het fpijt mij zeer hem niet gezien te hebben. J'ai tous les regrets du monde ■ d'être obligê d'en vjer ainji, ik heb het grootfte verdriet, de grootfte fpijt , dat ik aldus heb moeien handelen. Faire une clwje d regret, iet tegen dank,tegen zijnen zin,tegen zijn genoegen,doen. Regretter un ami ou la perte d'un ami, eenen vriend, of het verlies van eenen vriend betreuren. Je regrette moins l'argent, que j'ai perdu au jeu, que letems, que le jeu m'a fait perdre, ik I beklaag of betreur minder het | geld, dat ik met fpeelen verloren heb, dan den tijd , dien het fpel mij heeft doen verliezen. Vivre dans une grande rÉgularite , heel gefchiktlijk leeven. Jé vous écrirai régulieremekt toutes les Jemaines, ik zal u gezetlijk alle weeken fchrijven. Rehabiliter quelqu'un, iemand in zijnen voorigen post of Haat herftellen. Rehausser une muraiile, eenen muur optrekken, hooger maaken' , , , r Jl fit rejaiI-Lir de la boue Jur nous, hij befpattede ons met fiijk. REJ. REI. REL. La honte mrejaillira Jur toute [a familie, de fchande daar van zal op zijn gantfche geflacht neerkomen. Rejetter les bons conjeils, de. goede raadgeevingen verwerpen, Rejetter la faute fur un autre, de fchuld op een ander werpen ; eenen anderen de fchuld geeven. _ , , Avoir mal aux reins , pün in de lenden of nieren hebben. , II a été réintegré dans fes biens, hij is in het bezit zijner goederen, (waarvan hij op eene onregtvaardige wijze beroofd was,) herfleld. Partez ! je vous rejoindrai bient6t, vertrek of gaa heen! ik zal dra weder bij u zijn. Les troupes fe rejoignirent , de krijgsbenden voegden zich weder bij elkander. Le vin réjouit le coeur de l homme, de'wijnvervrolijkt's menfehen hart. Se réjovir d'une choje, zich over iet verheugen. Ne Jonger qu'd Je rejouir , ner- 1 gens om denken dan om zich vrolijk te maaken. Réitérer une priere, une choje, een gebed of verzoek, iet herhaaien, voor de tweede maal doen. Avoir un peu de sELaciiE , een weinig rust of uitfpanning hebben. Travailler Jans reiIche, zonder ophouden arbeiden. 11 jaut donner quelque reiIche & fon esprit, men moet zijnen geest eenige uitfpanning,eenige rust, geeven. T 3 Re'  294 EICTIONNAIRE REL. Rel2cher une corde, een touw wat fcboot geeven of bot vieren. RELaciiER un prijonnier, eenen gevangenen ios maaken. ReiJcher de fon droit, iet van zijn recht afftaan. Rf.La.CHER de Ja Jéverité , zijne geftrengheid of ftrafheid wat maatigen. Son amitié Je RELacHE tous les jours, zijne vriendfehap wordt dagelijks koeler, flapper of flaauwer. Voila des chevaux de relais, zie daar verfche paarden,, wisfelpaarden, paarden die men gereed hotfdr. Rélativement a ce que vous venez de dire, met hetrekking tot het geene gij zoo even gezegd i hebt. On relaye trois fois d'Amflerdam a Arnhem, man neemt driemaal verfche paarden van Arafterdam op Arnhem.. Se relayer les wis les autres, elkander verpoozen of aflosien; beurtlings arbeiden en rusten. Avoir des pevfées relevées, verhévene of hooge gedagten hebben. Relever quelqu'un, iemand weder ophelpen. €et homme est fort malade, il rien , relevera pas, die man ij zwaar ziek , hij zal 'er niet van opkomen. Vette femme est déja relevée de couche, die vrouw is reeds van haare kraam heifteld zij gaat reeds uit. ( Relever Ja maifon d'un étage, zijn huis eene verdieping hoo$er optrekken,, * 6 REL. Relever de vieilles querelles, oude gcfchiJlen weêr ophaalen • oude koeijen weêr uit den (loot haaien, Relever le courage des foldats, den moed der foldaaten weder opwekken. Relever une fentinelle, eenen fchildwagt aflosfen. Relever un vaisfeau, een fchip vlot maaken. Fief, qui releve d'un autre, een leen, die van een ander afhangt, Ce peintre a Men relevé ce tableau die fchilder heeft deeze fchilderij wèl opgehaald ; hij heeft ,er levendige en heldere kleuren irgebragt. 5e relever de Ja faute, zijnen misdag verbéteren, er van te rug komen. Relier un livre en maroquin, en chagrin, en veau, en velir.. een, poek m turkschleér.infegriin. jn kalfs leêr of in hoorn' binden. Relier un tonneau, andere hoepen om een vat leggen. Garder kéligieusement Ja parole, getrouwlijk zijn woord houden. Etre réligieux a garder un Jecret, een geheim trouw bewaaren. ïe faire nue réligion o> tenir Ja parole, zich eene wet maaken van zijn woord te houden, leurs armes reluisoient de loin hunne wapenen günflerden of fchitterden van verre. ïnvoit heluiee en lui les vtrtus. dun héros, men ziet in hem de deugden van eenen heli uitblinken. S  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 295 REL. REM. Ils étoient tout reluisants d'or et de pierreries , zij fchitterden geheel en al van goud en edelgefteenten. Remarqüer des d-fauts dans un ouvrage, gebreken in een werk aan of opmerken. II faut Men remarqüertechemin, men moet den weg wèl tragten te onthouden. II Je faifoit remarqüer ,hij deed zich opmerken; bijtrok den aandagt tot zich. j Rembarq_uer les marchandijes, de waren weder infcbepen. Rembourser tous les frais a quelqriun, iemand alle verfchotene onkosten goed doen. Apporter quelque remede d Jes maux, eenig hulpmiddel aan zijne kwaaien toebrengen. Tour remédier è cet inconvenient om in dit ongemak te voorzien of om hetzelve te verhelpen. Remercier quelqriun de quelque bon office, iemand voor eenigen goeden dienst bedanken. Faire des remerciments d quelqriun, iemand bedanken of dankzeggen. Remettre une choje en Jon lieu , iet weder op zijne plaats zetten. Remettre Jon chapeauizi)\ïe.n hoed weder opzetten. Remettre bras, eenen arm weder in het lid zetten. Remettre en posjesfion, weder in het bezit ftellen. Ce vin m'a entierement remis, die wijn heeft mij volkomen herfteld of tot mij zeiven gebragt. Remettre en appetit, den eetlust weder opwekken. REM. Remettre un libertin dans lebon chemin, eenen losbol of ligtmis weder op den goeden weg brengen. On lui remit tous Jes papiers, men gaf hem alle zijne papieren weder. Remettre en main ou entre les mains, behandigen ; ter hand ftellen. Remettre une choje d un autre jour,Aet tot op een'anderen dag uitftellen. Remettre une choje devant les yeux a auelqriun, iemand eene zaak voor oogen ftellen, voorhouden. Remettre lespéchés d unpenitent eenen boeteling zijne zonden vereeeven. Remettre une dette, eene fchuld kwijtfchelden. I Se remettre au travail, zich weder aan het werk begee- ven. S'en remettre au jugement de quelqu'un, zich naar iemands oordeel gedraagen. Je trien remets a vous, ik geef het aan u of aan uw oordeel over. Je me remis riahord jon vifage , ik bragt mij daadlijk zijn gelaat weêr ts binnen. II fut longtemps a fe remettre de Jon étonnement, hij had lang werk, eer hij van zijne verwondering te rug kwam. II remonta d'ab'.rd, hij ging aanftonds wrêr mar boven. Remonter d cheval, weder te paard ftijgen. Remonter jusques a la Jouree , tot aan deii oorfprong opklimmen. T 4 Re'  SOS dictionnaire REM. Remonter une riviere,eene rivier weder opvaaren. Jl riécouta point mes remontrances , hij luisterde naar mijne vermaaningen niet. La conscience lui remord, het gewis fen knaagt hem. Remorquer un vaisfeau , een fchip voord fleepen, op het fleeptouw neemen. Contre la midifance il n'est point de rempart , tegen de kwaadfpreekendheid is geen bolwerk ; de kwaadfpreekendheid kan niet tegengehouden wor den. Jl af té remplacé par un autre, zijn post is door een' anderen vervuld geworden. Remplir un tonneau, eenen ton opvullen. Remplir le nombre des échevins het getal der fchepenen vervullen of voltallig maaken. Remplir Jes devoirs, zijne pligten volbrengen. Remplir quelqu'un d'admiration, iemand in groote verwondering brengen. Remplir une place vacante, eene openftaande plaats vergeeven. Remforter la vicloire, de overwinning behaalen. Jls rien rempjrteront que des coups, zij zullen er niets dan flagen bij winnen, CYrt un esprit remuant, het is een woelgeest, een onrustig of oproerig fchepzel; hij kan zich niet ftil houden. Remuer le bléd, het koorn omfchoppen. Remuer la terre, de aarde om- eraaven. lire fi presjé qu'on ne peut Je reWer, zoo gedrongen zijn, REM REN. dat men zich noch roeren noch beweegen kan. Ne remuez pas cette affaire la! roer die zaak niet aan! Tout Je remue, alles is in beweeging of in rep en roer. Les fleurs renaissent au printems, de bloemen komen in het voorjaar weêr voor den dag._ Cela jait kenaitre i'appetit, dat wekt den eetlust wtér op. On vit renaitre de nouvelles difficultes, men zag nieuwe zwaarigheden opkomen. Le bléd renchérit , bet koorn wordt duurer. Faire le renchéri . zich neuswijs of waanwijs aan ftellen. Renchkrir la marchandije , de waar^ opftaan. Renchérir Jur que'qn'un, tegen iemand opjaagen; item, iemand ergens in overtreffen. Aller^ d la rencontre de quelqu'un, iemand te gemoet gaan. Eviter la rencontre de quelqu'un, iemand mijden, ontgaan, zijnen tegenkomst ontwijken. Faire rencontre d'une jolie femme, eene mooije vrouw aantreffen. Rencontrer les ennemis, de vijanden aantreffen. II a fort bien rencontré, hij heeft het zeer wèl geraaden. Ce jeune homme a bien rencontré en fe mariant, die jongman heeft het met zijn trouwen wel getroffen. Ce médecin afort bien rencontré en la cure de ce malade, die doctor heeft deezen zieken op den regten voet behandeld ; hij heeft hem op de waare wijze aangetast. Nas  PHRASIOLOGIQUË P O R T A T IjF. 297 REN. I Nos penfées fe rencontrent, wij krijgen juist dezelfde gedagten. 1 II a mal rencontré dans fes pré- ] ' diüions, hij heeft het kwaalijk getroffen met zijne voorzeggingen. Manquer au rendez-vouj, op ce belternde plaats niet verfchijnen. Je commenfois a me rendormir, ik begon weder in flaap te geraaken. Rendre ce qu'on a pris, weder geeven het geen men genomen heeft. Rendre le bien pour le mal, het goede met het kwaade vergelden. Rendre réponfe a quelqu'un, iemand antwoord geeven. Rendre raifon d'une chofe,reden van eene zaak geeven. Rendre fervice d quelqu'un, ieKiand dienst doen. Rendre témoignage d la vérité, der waarheid hulde doen of getuigenis geeven. Rendreviftted quelqu'un, iemand bezoeken of een bezoek geeven. Rendre des foins d quelqu'un , iemand oppasfen. Rendre une ville, eene ftad over- geeven. Rendre les chofes de mot d mot, de dingen van woord tot woord overzetten, overzeggen, overbrengen. Rendre heuteux, gelukkig maaken. Se rendre esclave, zich toteenen flaaf maaken. Se rendre ridicule, zich belagch- lijk maaken. REN. Se rendre en un lieu, zich op eene plaats begeeven. Ce fleuve va fe rendre dans la mer, die rivier ftort zich, of loopt, in zee. Je me rends, ik geef het op; ik geef het gewonnen.* Renforcer i'aile droite, den reg- ter-vleugel verfterken. Je l'ai rengagÉ dans l'ajfaire , ik heb hem weêr in de zaak gewikkeld. Renier fa foi, zijn geloof ver- zaaker. Avoir du renom, vermaard of beroemd zijn ; een' grooten naam hebben. Renoncer d une chofe, van iet afzien; ergens van afftappen. Renoncer d la fuccesfion, deerfnis aan de fchuldeifchersoverlaaten; eenen boedel repudieeren, niet aanvaarden. Renoüer fajarretiere, zijnen kousfen-band weder opbinden. Renoüer une ancienne amitié, eene oude vriendfehap doen herleeven. Renoüer les conférences, de onderhandelingen hervatten, of vernieuwen. Au renouvellement de l'annêe, bij de vernieuwing of in het begin van het jaar. Vivre de fes rentes, van zijne renten leeven. Renter un hopital, een' jaarlijkfchen inkomst aan eengasthuis maaken. Rentrer en la maifon, weder in huis komen; weder binnen gaan. Rentrer en foi-mime, tot zich zeiven komen; tot inkeer komen. T S Ren.  2£,S PICTIONNAIRE REN. REP. Rentrer dans fon devoir , weder tot zijnen pligt komen; zijnen pligt weder waarneemen. Rentrer en grace, weder in gunst komen of geraaken. Rentrer en posfesfwn d'une chofe, weder in het bezit van iet geraaken. Tomber a la Henverse, agter over vallen. Renverser une maifon, een huis om verre haaien, om verre fmijten. Renverser un bataillon, eene bende voetvolk over hoopi werpen. Il renversoit tout ce quilrencontroit, bij wierp alles om verre wat hem tegen kwam. Renverser l'état, het ftaatswezen omkeeren. Cette dotirine renverse la morale , die leer fmijt de zedekunde omver. Une lettre renversée, een letter, die het onderfte boven ftaat. Je lui ai renvoyé fonpréfent, ik heb hem zijn gefchenk terug gezonden. Le joueur renvoie la balie, de fpeeler kaatst offlaatden halte rug. Renvoyer le leüeur aux notes marginales, den leezer naar de kanttékeningen wijzen. Se repaitre de chimères , zich met hersfchenfchimmen voeden of ophouden. Les bêtes fe repaissent a"herbe, de beesten worden met gras gevoed. Repaitre quelqu'un (Tespérance, iemand met hoop voeden. Dieu répand fes graces fur ceux qui le eraignent, God ftort zij- REP. ne weldaaden uit op degeenen, die hem vreezen. RÉpandre par tout la terreur , pveral den fchrik verfpreiden, RÉpandre de faux bruits , valfche geruchten uitftrooijen of verfpreiden. Le verre est trop plein, vous allea RÉpandre , het glas is te vol, gij zult ftorten. Faire répasation d'honneur d une perfonne, iemand, dien men beleedigd of belasterd heeft, in zijne eer herftellen. Réparer unebrêche, eeneftormbreuk weder toe maaken, herftellen. 11 avoit fait une grande faute , mais il l'a réparée, hij had een' grooten misflag begaan , maar hij heeft dien verbeterd. Réparer le tems perdu, denver* lorenen tijd weder inhaalen. 27 lui faut bien du tems, pour réparer fes forces perdues , hij heeft veel tijds noodig om zijne verlorene kragten te herftellen. Avoir la repartie prompte, zijn antwoord gereed hebben. Demeurer fans repartie, zonder antwoord blijven; ftom blijven ftaan. Prendre ou fairefon rep as, zijnen maaltijd houden. L'armée a repassé les monts, bet leger is weder over de bergen getrokken. R.epasser en fon esprit toutes fes avantures pasfées , bij zich zeiven alle zijne voorledene gevallen herdenken. Dépasser fon ouvrage, zijn werk nog eens overloopen. On  PHRASIOLOQIQUE PORTATIF. 299. REP. On eepasse les rafoirs avant de s'en fervir, men zet de febeermesfen aan, eer men ze gebruikt. Rebasser du linge , linnen ftrij ken. II repassera bientót par ici, hij zal haast hier weêr voorbij komen. On a REPêcHÉ le corps de celui , qui f'etoit noyé, men heeft het ligchaam van den geenen, die verdronken was , weder opgevischt of uit het water gehaald. Se repentir de fa témérité, berouw over zijne vermetelheid hebben. Fous vous en repentirez , het zal u berouwen; gij zulterberouw over hebben. Répéter la même chofe, dezelfde zaak herhaalen. Répéter falepn, zijne les over- L'echo fait la répétition des dernieres fyllabes, de echo, de weêrgalm, herhaalt de laatfte lettergreepen. Repeupler un (tang, weder visch in eenen vijver pooten. Repeupler unpaysdegibier, eenen landftreek met jong wild voorzien. Replier du linge, linnen weder opvouwen, Repliek une lettre, eenen brief weder toevouwen, Répondre a quelqu'un fur une question, iemand op eene vraag antwoorden. Répondre aux objeWons, op de tegenwerpingen antwoorden, Répondre aune lettre, eenen brief beantwoorden. REP. Cesfenêtres répondent fur la rue, die venfters zien op de ftraat uit. Répondre de quelqu'un ou de quelque chofe, voor iemand of voor iet inftaan. Oui répond paye, dieborg blijft moet betaalen. Je vous réponds , qriil a été tuè, ik verzeker u, dat hij gefneu', veld is. Fous ne répondez pas al'honneur quil vous fait, gij beantwoordt niet aaD de eer, die hij u bewijst. Prendre du repos , rust neemen. Vivre en repos , in rust leeven. Je riaipas reposé la nuit pasfée, ik heb den voorledenen nacht niet gerust. Laisfer r jposer l'eau, het water laaten ftilftaan. Marcher tout le jour fans fe repo- ser, den gantfehen dag door gaan zonder te rusten. Se reposer fur la parole de quelqriun, op iemands woord betrouwen, berusten. Reposez vous fur moi! ftel u op mij gerust 1 vertrouw dat ik het doen zal 1 Repousser l''ennemi, den vijand te rug drijven. Reprendre une place fur l'enne- mi, eene plaats van den vijand herwinnen; La fievre i'a repris , de koorts heeft hem weder aangetast. Reprendre le fil de fon discours, den draad zijner reden weder opvatten. Reprendre courage, wedermoed fcheppen. II est vrai, reprit - il, het is waar, antwoordde hij. Ce  303 DICTIONNAIRE REP. Ce prifonnier a été repris , die gevangene is weder gevat. Reprendre une maille, een'fteek weder opvatten. Reprendre fes esprits, weder tot zich zeiven komen. Reprendre les défauts d'autrui, eens anders gebréken berispen. U/er de représailles, fchadeverh3alingengebruiken,-zijne fchade op zimen vijand vernaaien. Cela s'est fait par représailles , dat is uit weérwraak gefchied. II (wrépresenta , combien illeur étoit aifi de r usfir, hij' (lelde hun voor oogen, hoe ligt het hun gelukken kon. Représenter quelqu'un, iemand vertegenwoordigen. Représenter une piece de théatre, een tooneelfiuk vertoonen of fpeelen. II Je représentoit les douceurs de la vie champètre, hij ftelde zich voor,hij herinnerde zich, de zoetigheden van het landleven. Faire des réprimandes a quelqu'un, iemand befcraiFen. IIéprimer l'infolence des foldats , de baldaadigheid der ibldaaten beteugelen. Réprimer fes pasfions, zijne driften beteugelen. Réprimer la douleur , de pijn maatigen. Travailler a diverfesreprises , den arbeid verhaalen; met poozen of herpoozingen arbeiden. Faire de fanglants reproches a quelqu'un , iemand fcherpe of bittere verwijtingen doen. Sa vie est fans reproche, zijn leven is onberisplijk; er is op zijn levensgedrag niets te zeggen. REP. REQ. RES. Ma conscience ne me reproche rien, mijn gewisfen verwijt mij niets, befchuldigt mij nergens van. Reprocher un bienfait è quelqu'un , iemand eene weldaad verwijten. Répudier fa femme, zijne vrouw verftooten , haar niet meer voor zijne vrouw erkennen. Avoir de la répugnanoe a disfimuler, een afkeer van het veinzen hebben. Avoir de la répugnance pour le mariage, een afkeer van het huwhjk hebben. Prendre des mtdecines avec répugnance , geneesmiddelen met weerzin inneemen. Cela répugne au bon fens, dat ftrijdt tegen de gezonde reden. Etre en bonne owmauvaifeRtvuTA.TioN.een' goeden of kwaaden naam hebben. Acquérir de la réputation, in aanzien komen ; beroemd of aanzienlijk worden. Etre réputé fage, voor wijs gehouden of geacht worden. II est parti trop tót, il faut aller le requérir, hij is te vroeg heen gegaan, men moet hem weêr gaan haaien. La mcesfité préjênte le requiert, de tegenwoordige nood vordert her. Pour entrer dans cette charge, il faut avoir l'dge requis , om dat ambt te bekleeden, moet men de vereischte jaaren hebben. Parler avec réserve, met ingetogenheid of omzigtigheid fpreeken. On tua tout a la réserve des «jfants, men doodde alles, behalven de kinderen. j*  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 301 RES. Je n'ai rien de réservé pour lui, voor hem heb ik geen geheim of niets verborgen. Jl est fort réservé b parler de foi, van zich zeiven (preekt hij met veel omzigtigheid. Dieu s'est réservé la punition du crime, God heeft zich het ftraffen der misdaad voorbehouden. La fouveraine puisfance résidoit en fa perfonne, de oppermagt berustte op zijn' perfoon ; hij had de oppermagt in handen. Etre dans une entiere résighation ou eritierement résigné a lor volonté de Dieu, volkomen onderworpen of gelaten zijn aan Gods wil. Résigner me charge, van een ambt affland doen Faire une vigoureufe résistance , een* kragtdaadigen of wakkeren tegenfland doen. Résister aux ennemis, de vijanden wederflaan. Toute VAfie ne put résister aux conquêtes d''Alexandre, gantsch Afie was niet beltand tegen de veroveringen van Alexander. Le mal résiste aux remedes; de kwaal (laat voor alle geneesmiddelen; geen geneesmiddel kan de kwaal wegneemen. II faut une forte digue pour résister a fimpétuofité des eaux, er wordt een flerke dijk vereischt , om het geweld der wateren te weeren. Cest une chofe résolue , het is eene vastgeftelde, eene beflotene, zaak. Jl y a des questions, qu'on ne peut résoudre, er zijn vraagftukken, die men niet oplosfen kan. RES. Résoudre la guerre, tot den oorlog befluiten. Je ne puis rien késoudre fur cette affaire, ik kan omtrent die zaak geen vast befluit neemen. Il a résolu de partir, hij heeft befloten te vertrekken. Le Chymiste résout tous les corps, de fcheikundige ontbindt alle ligchaamen. Se résoudre a une chofe, tot eene zaak befluiten. Avoir du respect pour quelqu'un, eerbied voor iemand hebben. Perdre le respect, het ontzag verliezen. Sauf votre respect , behoudens uwe eer. Tenir en respect, in ontzag houden. Ne respecter perfonne, niemand ontzien; voor niemand ont» zag hebben. Avoir la respiration libre, eene vrije ademhaaling hebber. Nous commencions a respirer , wij begonnen wat adem te fcheppen, wat rust te genieien. Respirer un air pur, eene zuivere lucht inademen. II ne respire que vengeance, hij ademt niet dan wraak Etre responsable d'une chofe , voor eene zaak veraniwoordlijk zijn. Ce peintre attrappe admirablement bien la ressbmblance , diefchilder treft de gelijkenis wonderlijk wèl. Ce portrait n'est pas ressemblant, dit portrait of afbeeldzel gelijkt niet. II ressemble 0 fon pere, hij gelijkt op zijnen vader. Ce-  !§J Ö I C T i O N Ü A I R fe RES. Cê/a lui caufe des ressentiment douloureux, dat veroorzaak: hem pijnlijke aandoeningen. Avoir du ressentiment du bien, qu'on nous a fait, gevoel ol gedagtenis hebben van het goed, dat men ons gedaan heeft. La vengeance est un ressentiment des injures, qu'on a fouffertes, de wraakzucht is eene gevoeligheid over de beleedi- , gingen, die men geléden heeft. Ressentir de la douleur, pijn of fmart hebben. Je ressens l'offenfe, qu'il m'a faite, ik ben gevoelig over het ongelijk, dat hij mij aangedaan heeft. Je me ressens d"avoir hu, ik gevoel wel dat ik gedronken heb. Autrefois il étoit attaqué de la gravelle , mais aujourd'hui il ne s'en ressent plus, voorheen was hij met het graveel gekweld, maar nu weet hij er niets meer van. II a bien perdu au jeu, il s'en ressentira toute fa vie, hij heeft veel met fpeelen verloren ; hij zal er zijn leven lang gevoel van hebben. Je me redens de tems en tems de la fievre, van tijd tot tijd heb ik nog vermaaning van de koorts. Ce noeud est trop lêche, il faut le resseRRer , die knoop is te los, men moet hem drakker toebaaien. il a rèsserré fon argent, hij < heeft zijn geld weder geborgen. La toile fe resserre , lijnwaat krimpt in< RES. s II fit jouer toutes fortos de res; sorts pour réusfir dans foü desfein, hij ftelde allerlei middelen in het werk om in zijn oogmerk te flaagen. Juger une affaire en dernier ressort , eene zaak voor het hoogde recht uitwijzen , ten eene maal afdoen. Etre perdu fans ressource , iri den grond of zonder middel ^an herftel bedorven zijn. J'ai quelque ressouvenir de cette affaire, ik heb daar eenig geheugen van. Se ressouvenir de quelqu'un, dé quelque chofe , weder aan iemand , aan iet gedenken. Jene veux pas manger vos restes; ik wil uwe overgefchotene brokken niet eeten. Au reste ,je vousprie, voor het overige, voorders, bid ik u; Du reste il étoit civil, voords of anderzins was hij beleefd; Cette femme a été fort belle étantjeune , elle a encore de beaux restes , die vrouw is in haare jeugd fchoon geweest, het is haar nog wel aan té zien. Elle a encore un reste de pudeur, zij heeft nog eenige eerbaarheid over gehouden. Jouer de fon reste, het laafde" er aan waagen; fpoedig uitgezongen of afgedaan hebben; // ne reste qu'd dire, daar blijft niet over dan te zeggen. EIestituer les biens mal acqiiis , de kwaalijk verkrégene goedeA ren weder geeven. Taire Restitution de ce qu'on a volé, wedergeeven het geen men gedolen heeff. Mlré  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 303 RES. RET. Etre obligé a restitution , gehouden zijn het geftolene weder te geeven of te vergoeden. L'ufage a restreint la Jignificatim de ce mot, het gebruik heeft de betékenis van dit woord bepaald. Voila le résultat de l'affaire, Zie daar het üitfluitzel van de zaak. II résulte de tout cela, uit dat alles volgt. Rétablir le repos dans un état, de rust in eenen Haat herftel- | len. Le malade commence dfe rétablir. , de zieke begint te béteren. Ses affaires ,e rétablissent avantageufement, zijne zaaken worden heel gelukkiglii'k herfteld. Retarder fon départ de deux jours, zijn vertrek twee dagen uitftellen. La lune retarde tous les jours de 13 dégrés et demi, de maan komt alle dagen 13 graadenen een half laater op. Retardeu quelqu'un, iemand ophouden. Ma montre retarde d'un quart d'heure, mijn horologie is een quartier uurs agter uit. Retenir quelqu'un, iemand tegenhouden. Retenir quelqu'un a diner, ie. mand ten eeten houden. Retenir fes larmes, zijne traanen inhouden : zich wederhouden van te weenen. Retekir fon haleine, zijnen adem inhouden. Retenir l'eau par le moyen des digues, het water door dijken tegenhouden of af keeren. La crainte de Dieu le retint, de RET. vreeze Gods hield hem tegen $ wederhield hem. Retenir injustement le bien d'autrui, eens anders goed tegen ' recht en billijkheid onder zich houden. Retenir une place dans uncliariot, eene plaats in eene koets befpreeken. Retenir ce qu*on a lu, onthouden, in zijn geheugen houden, het geen men gelezen heeft. II eut beaucoup de peine a fe retenir, hij had veel moeite era. zich in te toornen , te wederhouden (om iet te doen of te zeggen.) Tout retentissoit de plaintes j alles weergalmde van klagten. Parler ou agir avec reteNue,- met wederhoudenheid of omzigtigzigtigheid fpreeken of handelen. Retirer fon épée du corps de fon ennemi, zijnen degen uit zijns vijands ligchaam trekken. Faire retirer la foule, het volk te rug doen wijken; ruimbaan maaken. Se retirer dans quelque lieu, zich ergens met er woon naar toe begeeven. Se iïetirer de quelque endroit, zich ergens van daan begeeven ;eene plaats verlaaten. Retirkr quelqu'un du vice, iemand van de zonde aftrekken. diiendre que la compagnie fe retïre , wagten tot dat het gezelfchap heen gaat. Retirez vous! gaa heen! pak u weg! La riviere, lamer,fe ritire, de rivier of de zee zakt. Crt  3o4 DICTIONNAIRE RET. Cet homme est foit retiré , die man is zeer ingetoogen, leeft zeer afzonderlijk. // avok mis fes meubles en gage, il les a retirés, hij had zijn huisraad verpand , hij heeft het wéér gelost. Retirer quelqu'un d'une prifon, iemand uiteenegevangenis verlosfen of ontdaan. Retirer quelqu'un du peril, iemand uit het gevaar haaien. 11 ne fauroit retirer fin haleine, hij kan zijnen adem niet haaien. Quand on encloue un canon, on ne peut retirer le clou, als men een ftuk gefchut vernagelt, kan men er den fpijker niet weder uitnaaien. Retirer une chofe de l'eau, iet weder uit het water haaien. Retirer une balie d'uneplaie,eenen kogel uit eene wonde trekken of haaien. Il retire tant du louage de fa maifon, hij trekt, hij krijgt, zoo veel voor het verhuuren van zijn huis, Quel avantage retirerez vous de ce procéd: ? wat voordeel zult gij uit deeze handelwijze haaien? wat zal u deeze handelwijze baaten? wat zult gij er mede winnen? Retirer un peu fa chaije, zijnen ftoel wat agter uit trekken of haaien. La toile neuve fe retire d la lescive, nieuw lijnwaat krimpt, wanneer hetgewasfchen wordt. Si j'en retire la main, zo ik er de hand van aftrek, mij 'er i niet meer mede bemoeije. Cela retombera fuT vous, datzal weder op u aankomen. Retoucher unpoïme, eengedigt RET. weêr na of overzien, befchaaven, verbeteren. Retoucher un tableau, een fchilderij wat overfchilderen of lekken. J'attendrai votre retour, ik zal wagten tot gij wedergekomen zult zijn. Etre de retour de fon voyage, van zijne reis wedergekomen of terug zijn. Etre fur firn retour , op zijne terugreis ftaan; gereed zijn om weêr naar huis te reizen. Cette femme est fur le retour , die vrouw heeft haare beste dagen gehad, zij wordt oud. Apporter de riches retours, rijke laadingen terug brengen. Au retour du printemps, bij den terugkomst van de lente, of wanneer de lente weêr aankomt. Rompre avec quelqu'un fans retour, met iemand voor at- v tijd de vriendfehap breeken. A beau jeu, beau retour, elk zal zijne beurt wel krijgen; er zal wel een tijd komen, van zich te kunnen wreeken. Retourner en fin pays , weder naar zijn land trekken of keeren. II a été obligé de fe retracter, hij is verpligt geweest zijne gezegden te herroepen. Faire fonner ou battre la retraite, den aftogt doen blaazen of daan. Se battre en retraite , al vegtende aftrekken, wijken of deinzen j (dit wordt ook gezegd van eenen man, die wegens ouderdom zich aan de posten of aan de waereld onttrekt ) J'ai  PHRAStOLÖGIQUE PORT ATI F. 30$ RET. REV. Jhai tté obligé de lui donner retraite, ik ben verpligt geweest hem onder het' dak te neemen, huisvesting te geeven. Satire en retraite, met eene ftille trom verhuizen of in der ftilte vertrekken. Forcer un retranchement , eene verfchansfing overweldigen. Cétoit la Jon dernier retranchement, dat was zijn laatfte . toevlugt. Retrancher un mot, een woord weg laaten. Retrancher un camp, eene legerplaats verfchansfen. Les ennemis Je Jont retranchés derrière la briche, de vijanden hebben zich agter de bresverfchansd. Retrancher quelqu un comme un membrepourri, iemand als een verrot lid affnijden. Rétrécir un habit, eenen rok naauwer maaken. Étoffe, qui Je rétrécit alapluie, Rotte, die in den regen inkrimpt. Aller trouver quelqu un ajon reveil, iemand bij zijn wakker worden gaan bezoeken. Voila une montre a réveil, zie daar een uurwerk met een' wekker. Cela réveille l'esprit { dat wekt den geest, den moed, op ! Cela réveille l'appetit, dat wekt den eetlust op; dat verwekt graagte. Se réveiller d'un prqfond Jommeil, uit een' diepen flaap ontwaaken. Révéler un Jecret, een geheim openbaaren. REV. Donner revanche a quelqu'un, iemand gelégenheid geeven om het verlorene te herwinnen; hem revengie geeven. Je vousJervirai en revanche dans les occajions, ik zal u bij gelégenheid wederom eenen dienst doen. Prendre Ja revanche, weder-' wraak neemen; den vijand (laan, die ons geflagen heeft. Revancher Jes amis, wraak voor .zijne vrienden neemen. Elle Jera bientót en état de Je revancher, zij zal weldra in ftaat zijn om wederwraak tel kunnen gebruiken. Avoir du bléd a bEvendre ,kooltuin overvloed hebben. Revenir Jur l'eau , boven water, wederom drijven; weder va* onder uit het water bovene komen; item, zijne vervallena zaaken herftellen. Songez au profit, qui vous en rë-| viendroit, denk om het voor-; deel, dat gij er uit haaleri. zoudt. Cette plante revient , dat gewas komt weêr op, fchiet weêr, uit. Revenir d'uneJoiblesje, uiteen» flaauwte weêr bekomen. Revenir d'une maladie, van eend I ziekte weder opkomen. Revenir de Ja frayeur, van zijnen, fchrik bekomen of bedaaren. Couleur, qui revient bien a uni autre, kleur, die met eene andere veel overeenkomst heeft* die er na bij komt. Tout cela revient d la mime choje.,) dat komt alles op één uit. Sa maijon lui revient a mille écus, zijn huis komt hem op duizend kroonen te liaan. V R**,  dïctionnaire REV. Revenir & foi, weder tot of bij zich zei ven komen. Revenir de fes erreurs, van zijne dwaalingen terug komen. Ses manieres ne me reviennent pas, zijne manieren ftaan mij niet aan. Revenir d la charge, weder aanvallen. Jene feraï qu'aller et revenir, ik zal in een ommezien wéér hier zijn. Cette viande me eevient, dat vleesch breekt mij op. Revenir au fait, weder tot de zaak komen. Pour revenir au point oü nous en étions, om weêr tot het ftuk te komen daar wij gebleven waren. II en revient toujours d cette i propofition, zijn gefprek valt altijd op het zelfde voorftel. Revenir d Favis de quelqu'un , < tot iemands gevoelen overgaan. Ce vin fait revenir le coeur, die wijn doet weêr bekomen. j ïHonneur, qui vous en revient, de eer, die gij daar bij behaalt. Sm humeur revient d lamienne, j zijne inborst ftrookt met de mijne. 11 est Men revenu de Jes folies, hij is van zijne grillen genezen of terug gekomen. 'Avoir de bons revenus, goede j inkomften hebben. Faire une profonde révérence, b eene eerbiedige buiging of nijging maaken. ^ Etre Jujet aux révers de fortune , aan de omwendingen van het fortuin, aan rampfpoed, onderhevig zijn. [ REV. 11 n'y a point de médaille qui riait Jon revers, alle dingen hebben tweeêrlij aanzien; alles kan tweeledig befchouwd worden. Ce revenu est reversible aux enfans, dat inkomen valt terug op de kinders; dat inkomen wordt na den dood der ouders door de kinders getrokken. Ce pere s'est démis de Ja. charge et en a EEvêTu fon fis, die vader heeft zich van zijne bediening ontdaan en heeft er zijn zoonen mede bekleed. HEvêTiR une place d'un rempart , eene plaats met eenen wal bekleeden. Etre REvéTu d'une charge , niet ^ een ambt voorzien zijn. lóteaux REvêTus de vignes, heuvelen, die met wijngaarden beplant zijn. lette bonne nouvelle l'a fait revivre, die goede tijding heeft hem een nieuw leven gegeven. 7aire revivre une opinion, een oud gevoelen weder in zwang in aanzien, brengen. 'I est difficile de réunir les esprits, dans les premiers mouvemenes de la colere, het is moeilijk de gemoederen in de eerfte beweegingen der gramfchap te verzoenen, te bevredigen. . l'honneur de vous revoir, tot de eer van u wéér te zien. evoir un ouvrage , een werk overzien. ÉvoLTER des Jujets contre leur Jouverain, onderdaanen tegen hunne overigheid doen opftaan of oproerig maaken. C(S  PHRASIOLOGIQUE PO RTATlF. 30? rev. reu. ric. rid. Ces paroles me eévoltent , die woorden Ruiten mij tegen de borst. Après cent ons Révolus , na verloop van honderd jaaren. Revoquer un legs, een legaat herroepen, weder intrekken. Ce desfein lui a rêossi , die aanflag is hem gelukt. La chofe a réussi a merveilles, de zaak is wonderlijk wel uitgevallen. Cette plante réussit mieux dans une terre humide que dans une terre fiche, dat gewas groeit beter, komt beter voord, in eenen vogtigen dan in eenen droogen grond. Ce livre a de la réussite , dat boek wordt wèl verkogt, heeft goeden aftrek. Faire la revue des troupes, het krijgsvolk monfteren. Il fut reconnu h la richesse de fes armes, hij wierd aan de kostelijkheid zijner wapenen gekend. Amasfer des richesses , fchatten vergaderen. Faire des ricochets , in het water keilen; (kinderfpel, wanneer een plat fteentjen of keijtjer., fchuins tegen de oppervlakte van het water ge^ worpen wordende, eenige reizen weder om hoog fluit.) Tirer le rideau fur une chofe , het gordijn ergens voor fchuiven; eene zaak ftilzwijgend voorbij gaan. Cela rid2 la peau, dat rimpelt het vel. Rider la voile, het zeil inbinden, ingijpen, 11 riy i tien de fi ridicule, niets is zoo belagchlijk. RIE. RIG. RIN.RIR. RIS. ROD. Tourner en ridicule, belagchlijk maaken. II ne trien a rien dit, hij heeft er mij geen woord van gefproken. II ne fait Rien , qui vaille, hij doet niets dat deugt. Dire des riens , beuzelingen zeggen. Traiter avec rigueur ftrenglijk behandelen. Examiner a la rigueüR, d toutt rigueur, met de uiterfte naauwkeurigheid nagaan of onderzoeken. Rincer des vertes, glazen fpoe* len. Rincer fa bouche, zijnen mond fpoelen. Rincer le linge, het linnen, fpoelen. Rire de ce qu'on dit, lagchen over het geen er gezegd wordt. Se rire de toutes les remontrances t, met alle vermaaningen fpot* ten, er niet-om geeven. s'Expofer d la risée publique^ zich openlijk ten fpot van at de wereld ftellen. Prendre une chofe d fon risque out d fes risques, iet op zich nee* men; iet voor zijne rekening neemen. II riy a rien d risquer pour Vous% daar is voor n niets aan t* waagen. Vous ne risquez rien, gij kunÊ er niets bij verliezen. Roder autour d'une maifon,rondom een huis loopen of zwerven. Roder la nuit, 's nachts langS ftraat loopen. V a 27  3oS EICTIONNAIRE ROL ROL. ROM. Hlétoit roide mort, hij was fiijf of mors dood. YEndroit le plus roide d'une montagne, defteilfle of moeijl ijkfte plaats van eenen berg. Se roider contre la raifon, zich tegen de rede aankanten , Rijf verzetten. Il a bien jout fon róle en fon tems, hij heeft zijne rol in zijnen tijd wèl gefpeeld, of hij heeft zich wèl doen gelden of met alles zijn voordeel wèl weeten te doen, wèl weeten te flaagen in zijne onderneemingen. Etre au bout de fon rólet, zijne rol uitgefpeeld hebben; niet meer weeten wat te zullen zeggen. RoiirRE un belton, eenen Rok breeken. La mer rompt une digue , de zee breekt eenen dijk door. Rompre un pont, eene brug afb reeken. Se rompre la tête a force d'.'tudier une fcience, zich het hoofd met het beitudeeren eenerweetenfehap breeken. Vous me rompez la tête de vos questions, uwe vraagen maaken mij balhoorig, breeken mij het hoofd. J'en ai la tête rompue, mijn hoofd is er tot barstens toe vol van. Rompre fes fers, zijne boeijens, zijne kluisters, verbreeken. Rompre la glacé, het ijs breeken; item, den weg tot eenige uitvoering openen; iet het eerst onderneemen of uitvinden. La partie a été rompue , de partij is gebroken of afgeraakt. ROM. ROa'. ROS. Rompre le filcnce, het ftilzwij! gen breeken. Rompre amitié, fociêti ou commerce avec quelqu'un, geen vriendfehap, gezelfchap of omgang, met iemand meer houden. Frapper d tout rompre, kloppen, als of alles aan Rukken moest. Ce nouvel incident a rompu toutes mesmefures, dat nieuw toeval beeft alle mijne beraamingen veriedeld. Rompons la desfus, laaten wij daar maar niet meer over fpreeken. La corde fe rompit, het touw brak. Rompre en viftere a quelqu'un, iemand in koelen bloede beleedigen. Se mouvoir en rond , zich in het rond beweegen. Dix lieues d la ronde, tien mijlen in den omtrek. Faire la ronde , de ronde doen ; omgaan. Boire d la ronde, in het rond drinken. Ronger un os, aan een been knaagen of kaauwen. Cela me ronge le coeur, dat grieft mij; dat gaat mij na aan het hart. Ce fils ronge fon pere, die zoon maakt zijnen vader arm, brengt deszelfs goed door. Un teint de lis et de aosES, een lelij wit,een bloozend, vel. Rosser quelqu'un, iemand afros- fen, den rug fmeeren. Chanter comme unnossiGNOi.d'Ar- cadie, eene Rem als een ezel hebben. Cf  PHRASIOLOGIQUE PORTATTF. 309 ROU. Ce pion fait ia roue, femiredans fa queue, die paauw pronkt met zijnen ftaart. Avoir la rougeole, de mazelen lebben. Un pere rougit de la faute de Je: enfants, een vader bloost of wordt fchaamrood over den misflag zijner kinderen. Rougir de home, van fchaamte bloozen. F ure rougir quelqu'un, iemand befchaamd maaken. A nas/er de Brouille; fe rouiller verroesten. FHumiditi de l'air rouille les armes, de vochtigheid van de lucht doet de wapenen roesten. O/i met le chanvre, le Un , Rouir dans des eaux mortes, men legt het bennip of het vlas te ver_ rotten in ftille wateren ot ftooten. Ui boulet de canon roule longtems fur la terre, een kanons kogel rolt lang op den grond. II roule carrosfe, hij houdt eene koets; rijdt in eene koets. Rouler fes bas, zijne kousfen oprollen. Rouler les yeux, de oogen omdraaijen. Rouler quelque desfem dans la tête, dans F esprit, eenen aanilag van voorneemens zijn utf te voeren; eenen aanflag b'eraamen, in het hoofd hebben. Tout Ion discours roule fur cette matiere, zijne geheele redeneering loopt over dit onderwerp of betreft dit onderwerp. Rouler par le monde, door de wereld zwerven. Fleuve, qui roule fes eaux, een rivier die loopt, of ftroomt. ROU. RUE. RUD; Rouler doucement fa vie, zijn leven zoetjes flijten of doorbrengen. C'est fur lui feulfque roula la converfation, hij alléén was het onderwerp van het gefprek. L'argent roule ; het geld is in omloop of onder de menfehen. Faire rouler F argent, het geld onder den man brengen. Navire, qui roule, een fchip, dat flingert. Avoir la RouriE au nez, eenen droppel aan de neus hebben hangen. Avoir des rousseurs au vifage, fproeten in het aangezigt hebben. Roussir le beurre, de boter bruin braaden. Rencontrer quelqu'un fur la routk iemand op den weg tegen komen, ontmoeten. Faire droite route , in eene regte lijn door zeilen tot aan de plaats, daar men zijn moet. Faire fausfe route, veinzen van naar eene zekere plaats te zullen vaaren, terwijl men eene andere aandoet. Apprendre une langue par routine, eene taal bij de fleur leeren, dat is: zonder zich op de regelen of grondbeginfelen toeteleggen. Faire rubis furFongle, een glas tot op den nagel, tot op den laatften droppel, toe uitdrinken. Avoir la peau rude, ruw van vel zijn. Avoir un rude hiver, een ftrengen winter hebben. V 3 t  SW DICTIONNAIRE RUD, RUE. RUI, Jl s'est donné un rude combat, daar is ten hard of vuurig gevest voorgevallen. Ce travail est fort eude, die ar■> beid is zeer hard of zwaar. Ce mot est rude d l'oreille, dat woord klinkt hard in de ooren. Ruer des pierres a quelqu'un, lteenen naar iemand werpen. Le cheval rue, het paard flaat agter uit. Se Rum fur quelqu'un,fur quelque choje, op iemand, op iet,aanvallen; iemand of iet aantasten. 'Cette maifon tombe en ruïne , dat huis vervalt, vergaat, wordt een puinhoop, Etre caufe de la ruïne de quelqu'un, oorzaak van iemands bederf of ondergang zijn. Ruiker une familie, eene familie :n den grond helpen. RUI, RUM. RUP. Ruiner le pays, het land verwoesten. Ruiner les desfeins de fes ennemis, de aanflagen van zijne vijanden vernietigen, veriedelen. Cela ruïne la réputation, dat be-< neemt den goeden naam. Se ruiner d plaider, zich arm pleiten. Se ruiner au jeu, zich arm fpeelen. II couloit des ruisseaux defang, er droomden beeken bloeds, Le fang ruisseloit de toutes parts, het bloed droomde van alle kanten. Cette nouvelle mit toute la cour en kumeur, die tijding bragthee gantfche hof in rep en roer. La vache rumine, de koe herkaauwt, Bn venir d une ruptüre ouverte, tot openbaare vijandfchap komen. r S. SAC, tZ"«Ver d'un sac doublé mouture, uit eenen zak dubbel maal-Ioon trekken, dat is : zich tweemaal laaten betaalen; dubbel voordeel uit eene zaak haaien, SAC. Donner le sac d quelqu'un, iemand den zak geeven, heen zenden. C'est un r.Ac d vin, het is een wijnzuiper. At-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 3'r r~ SAC. SAG. SAI. Autant pêche celui, qui tientle sac que celui qui met dedans, de heeler is even zoo flegt als de ileeler. Cest un sac percè, het is een doorbrenger. Le sac d'une ville, de verwoesting van eene ftad. Donner une saccade a un cheval, een paard bij den toomfchielijk te rug trekken (het geen wel gedaan wordt aan een paard, dat de kop te veel laat hangen..) Saccager une ville, la mettre a sac , eene ftad plunderen, er alles kort en klein flaan of vernielen. Sacrer un Roi, eenen Koning huldigen of zalven. Je sacrifierois ma viepourvous, ik zou mijn leven voor u opofferen. Sacrifier «7i ami, eenen vriend er aan waagen, verraaden. Commettre un sacrilege , eene kerk- of heiligfchennis begaan. II est plus heureux que sage, hij heeft meer geluk dan wijsheid. Toutes les SAGisfemmesne font pas des femmes sages, alle vroedvrouwen zijn geen verftandige vrouwen. Faire une saignÉe a quelqu'un ou saigner quelqu'un, iemand aderlaaten. Avoir des saillies ingènieufes, geestige invallen of zetten hebben. II est revenu sain et Jauf de Jon voijage, hij is van zijne reis behouden of frisch en gezond te rug gekomen. SAI. SAL. SAN. SAP. Cette opinion est conforme d la saine et droite raifon, dit gevoelen ftrookt met de gezonde ie de. Juger sainement d'une chofe, gezond of verftandig over eene zaak oordeelen. Faire une saisie, een beflag leg' gen; in beflsg neemen. Se saisir de la perfonne de quelqrielqu'un , zich van iemands perfoon meester maaken. Saisir quelqu'un aucollet, iemand bij de kraag vatten: Ils lid ont saisi fon épée, zij hebben hem zijnen degen ontnomen. La frayeur, la rage, le saisit , de fchrik.de raazernij,beving hem. Cela riest plus de saison; cela est hors de saison, dat komt niet meer te pas; dat is ontijdig, buiten pas. Croupir dans la \ saleté , in de morfigheii verftinken. Salir du linge, linnen vuil maaken. 5e saUR les doigts, zijne vingers morfig maaken. Chercher fon salut dans la fuite, zijn behoud in de vlucht zoeken. , Tirer du sang a quelqu un , iemand bloed aftappen, aderlaaten. II étoit perdu sans vous, zonder u was het met hem gedaan , was hij bedorven geweest. Etre en bonne ou mauvaife santé , wel of kwaalijk te pas, gezond of ongezond, zijn. Sapper les f 'ondements, de grond,' vesten ondergraaven. Cet V 4  ju» DICTTONNAIRE SAT. SAU. SAV. Cet enfant donne beaucoup de satisfaction d fon pere, dat kind geeft veel genoegen aan zijnen vader. Faire satisfaction d quelqu'un , iemand voldoening of Jatisfactie geeven. Tirer satisfaction d'une injure , zich over eenig geleden ongelijk wreeken; voldoening verfchaffcn. J'ai la satisfaction de voir, ik heb het genoegen, het vermaak, van te zien. Vitre conduite a satisfait votre pere, uw gedrag heeft uwen vader voldaan , genoegen gegeeven. Satisfaiee fes creanciers , zijne fchuldeifchers voldoen of betaalen. Je ne fuis pas satisfait de Jon procédé, ik ben over zijne handelwijze niet voldaan. Sauf votre refpeS, behoudens den eerbied, dien ik u fchuldig ben. 11 riy a que Dieu, qui sache tout, God alléén weet alles. Savoir rhistoire et la gèographie, de gefchied-en aardrijkskunde weeten of verftaan. Savoir vivre, zijne wereld verftaan. Je ne saurois vous le dire, ik kan het u niet zeggen. Saurer du harang, haring roo- ken, in den rook hangen. Sauter un fosjé de plein Jan, over eene floot in eenen fprong ipringen. Sauter en arriere, agter uit fpringen. Faire sauter Usjenétres, les dé- . SAU. SCA. SCR. SEA.SEC grés a quelqu'un , iemand uit de venfters of van de trappen werpen. Elle lui sauta aux yeux, au viJage, zij vloog hem in de oogïn, in het aangezigt. Ce prodigue a fi bien fait, que tout Jon bien a sauté , die verkwister heeft zich zoo wel gekweten, dat al zijn goedje op is. Cela saute aux yeux, dat is middag of zonne klaar ; dat loopt in het oog. Sauter un ' mot. een woord overflaan. Faire sauter une mine, eene mijn doen fpringen. Se mettre fous la sauvegarde de quelqu'un, zich onder iemands befcherming begeeven. Savver la vie èquelqu'un, iemand het leven redden. Cela lui sauva beaucoup de peine et de dépenfes, dat befpaarde hem veel moeite en onkosten. II Je sauva de la prifon, hij ontfnapte uit de gevangenis. II ne faut donner du scandale d perfonne, men moet niemand ergernis geeven of ergeren. Faire scrupule de tout, zwaarigheid maaken om het minst te onderneemen. Avoir séance d l'asjemblée, zitting in de vergadering hebben. Voir une chofe d'un oeil sec , iet met drooge oogen of zonder medelijden aanzien. Pasfer a pied sec , droogvoets doorgaan. Mettre quelqu'un d sec, iemand al zijn geld afwinnen , hem kaal en berooid maaken, 1%  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIF. 3*3 SEC. SED. SEM. Le ciel a séconde mes voeux , de hemel beeft mijne wenfchen begunftigd. Les chiens je sécouent aufortir de l'eau, de honden fchudden zich af als zij uit het water komen. Sécouer un ptirier, een* peererenboom affchudden. Secourir un ami de fon bien, eenen vriend met zijn goed- bijftaan. Secourir une ville, eene ftad te hulp komen. Donner secours d quelqu'un, iemand te hulp komen. • Aller, venir , voler, au secours de quelqu'un, tot iemands redding gaan, komen, toefchieten. Jppeller quelqu'un d Jon secours , iemand te hulp roepen. Crier au secot'Rs , om hulp roepen of fchreeuwen. Le secours ne vim pas d tems , het ontzet kwam niet bij tijds. Savoir garder le secret , wel weeten te zwijgen. Divuiguer un secret , een geheim verbreiden of ruchtbaar maaken. Faire wie chofe en secret, iet in hei geheim doen. yivie dans une profonde ou entiere sécurité , in eene diepe of volkomenene zorgloosheid leeven. Mener une vie sédentaire, een zittend leven leiden. Faire semblant d'aimer , doen als of men beminde. Je neferai semblant de rien , ik zal niets laaten blijken; ik zal mij houden of ik nergens van weet. SEM. SEN. Tout semble vous être contraire, alles fchijnt u tegen te zijn , tegen te loopen. II nous semble que c'est le Joleil qui tourne, het komt ons voor , dat de zon draait. II m'a semblé le voir en fonge_, ik heb mij verbeeld hem in den droom te zien. 27 lui sembla bon, hij vond goed. 11 semble, d le voir, que ce foit grand chofe, men zou zeggen als men hem ziet, dat het wat bijzonders is. Que vous semble? wat dunkt er u van? Mettre une paire de semelles d des bas, een paar kousfen verzooien. Semer de faux bruits, valfche geruchten uitftrooijen. Semer la discorde, tweedragt zaaijen. Cela ne tombe point fous les sens , dat kan door de zinnen niet begrepen worden. Ce mot doit être pris dans un sens lilp.ral et non pas dans un sens figuré, dit woord moet in eene letterlijke of eigenlijke en niet in eene^oneigenlijke, betékenis opgenomen worden. Etre hors de sens , buiten zinnen zijn. Entrer oudonner dans le SEmd'une perfonne, tot iemands gevoelen over gaan. Cette réponfe est fort sensée, dat antwoord is zeer verftandig. Un homme accufé, qui s'enfuit, est sensé coupable, een befchuidigde, die weg vlugt , wordt fchuldig geacht. Etre v s  3i* DICTIONNAl,R-E SEN. Etre ïeKsible a l'amitié, gevoelig voor de vriendfehap zijn. II est fort sensible d la pitié, hij wordt ligt tot medelijden bewogen. Avoir un déplaifir sensible de la perte d'un ami, zeer gevoelig zijn over het verlies van eenen vriend. Etre sensiblement touché d'une chofe, hartlijk over eene zaak aangedaan zijn. Vivre dans la sensualité, een wulpsch, een weeldrig, leven leiden. Appeller d'une sentence , zich op eenehoogere rechtbank beroepen. Sentir qu'il y a de lafourberie, merken dat er fchelmerij onder loopt. On sent beaucoup de vent par cette porte, men voelt veel wind door die deur komen. Je sentois bien oii il en vouloit venir, ik merkte wel waar hij been wilde. Sentis le gibier, het wild ruiken. Cela sent la fumée , dat ruikt naar den rook. Sentir le renfermé, muf ruiken. Je me sens mal, ik gevoel mij kwaalijk of onpaslijk. Je me sens du voyage, ik heb gevoel, ik ben vermoeid, van de reis. Je ne m'en sens plus, ik weet er nu niet meer van ; (van kwaaien of ongemakken fpreekende.) II fe sentoit mourir, hij gevoelde dat hij ging derven. SEN. SEP. SER. Cette fille commence d fe sentir , dat meisje begint gevoel te krijgen; merkt dat zij groot wordt. Cela sent le pédant, dat ruikt naar den waanwijzen. Cela fe fait d'abord sentir , dat is daadlijk te merken , te zien. II sent de loin, hij ziet de zaaken verre voor uit. SÉrARER deux perfonnes , qui fe battent, twee lieden fcheiden, die vegten. Ils ont été separés de corps et de biens, zij zijn van tafel en bed gefcheiden. La compagnie fe sépare , het gezelfchap fcheidt, gaat uit één. II fait un tems sérein , het is helder weêr. Montrer un vifage fiertin, een'opgeruimd, een vergenoegd, gelaat vertoonen. Le sérein est dangereux,de avondlucht is gevaarlijk. Se mettre fur fon sérieux, zich eindig aandelien. Tenir fon sérieux, zich ernftig houden. J'en veux faire serment , ik wil er op zweeren. Aller au sermon , de predikatie gaan aanhooren. Riviere, qui serpente,eene rivier, die flangsgewijze, krom of met bogten, loopt. Serrer quelque chofe, iet bergen. Avoir le coeur serré , beklemd van harten zijn. Mes fouliers me serrent trop, mijne fchoenen knellen mij, zijn mij te naauw. Ser-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 3*S SER. SEU. Serres, la main a quelqu'un, iemand de hand drukken. Serrer les escadrons, de ruiterbenden fluiten. Serrure, quifefermeddoubletour, een nachtflot. Quitter le service, den dienst verlaaten. Se mettre en service, zich in dienst begeeven. Traiter quelqu'un d trois services, voor iemand driemaal opdisten. Servir un plat, een geregt op tafel zetten. On a servi, on ria qridfe mettre a table. het eeten is opgezet, men heeft maar aan tafel te gaan. Cette aüion servira d fa gloire , die daad zal tot zijnen roem (trekken. > . Cela sert d plufieurs chojes, dat dient tot verfcheiden dingen, Servir quelqriun depere, iemand tot vader verftrekken of die- nen- , . j . Cela ne vous servira de rien, aat zal u niet baaten, nergens toe dienen. Se servir d'une chofe , zich van iet bedienen; van iet gebruik maaken. Se sebvir de Foccajton, ztch van de gelegenheid bedienen. Cet homme est bien servi , die man wordt wel gediend of opgepast. 11 aime A être seul, hij is gaarne alleen. JLe seul remede de Jon mal, cest la patience , het eenigst hulpmiddel tegen zijne kwaal is het geduld. SI. SIE. SIF. SIG. Je parie, je gage, que si, ik wed van ja. Si fait, ja toch; ja wel; het is echter waar. Cet habit vous sied bien, dit kleed (laat u wel. II sied mal d un homme d'étre orgueilleux, het ftaat kwaalijk voor eenen man hovaardig te ziin. Mettre le siege devant une ville , eene ftad belégeren. Le merk siffle fort bien, da meerl fluit zeer wel, Siffler un oifeau, eenen vogel leeren fluiten. Siffler un orateur, un ouvrage, eenen redenaar, een werk, uitjouwen , befpotten, wraaken. On a donné un tel signal pour commencer la bataille, men heeft zulk een fein of teken gegeven, om den ftrijd te beginnen. Ce Joldat a signalé Ja valeur, die foldaat heeft blijken van zijne dapperheid gegeven. Se signaler dans les occajicns , bij voorkomende gelegenheden uitmunten. Faire signe de la main, een teken met de hand geeven. Faire signe de Voeil, eenen wenk met het oog geeven. Donner des pignes de vie, tekenen of blijken van leven geeven. Signer une lettre, eenen brief ondertekenen. Cest un mot fort significatif ; dat is een zeer nadruklijfc woord; een woord, dat veel afdoet. Signifier un arrêt, een vonnis aanzeggen, Gar-  316 DICTIONNAIRE SIL. SIM. SIN. SOC. SOI. Garder le silence , de ftilzwijgend heid houden of bewaaren ; zwijgen. Rompre le silence, bet ftilzwij- gen breeken. Je demande simplement , ik vraag ■alleenlijk. Eire habillé tout simplement , heel eenvouwig gekleed zijn. 11 y a en cela plus de simplicité que de malice, daar fieektmeer onnozelheid dan kwaadaartig- heid in. Payer en monnoie de singe, met aapen munt, dat is: met grillen, betaalen. Tuer quelqu'un dans un combat singulier, iemand in een afzonderlijk, of in een tweegevegt dooden. Cet extmple est singulier , dat voorbeeld is 'bijzonder of eenig. C'est une beauté singuliere , het is eene uitfteekende fchoonheid. Nul ne connoit le fils , sinon le pere, niemand kent den zoon dan alleen de vader. C'est un homme fort sociable , die man is zeer gefchikt voor de famenleving. Faire societé avec quelqu'un, eene j maatfehappij met iemand op- rigten. Penfer d soi , op zich zeiven denken. Porter de l'argent fur soi, geld bij zich draagen. II est propre jur soi, hij iszind- lijk op zijn lijf. Cela pariede soi même, datfpreekt van zelfs. C'est un soi difant gentilhomme, SOI. SOL.' het is een zoo genaamd edelman. Soigner un malade, eenen zieken oppasfen. Soigner d fes affaires, voor zijne zaaken zorgen, dezclven behartigen. Avoir ou prendre soin de fa fan\ té, voor zijne gezondheid zorg draagen. Se promener le soir, des avonds eene wandeling doen. Sur le soir, tegens den avond. Pasfer les soirees d jouer, de avonden of avondtijden met fpeelen doorbrengen. Fousvoulez que cela je fasfe, ainfi soit.' j'y confens, gij wilt dat zulks aldus toegaa , het zij zoo! ik ftem er in toe. Soit qu'il parle, soit qu'il écrive, het zij hij fpreeke, het zij hij fchrijve. Avoir ou prendre des troupes itrangeres d fa solde, vreemd krijgsvolk in zijnen dienst hebben of neemen. Solemnisek une fête, eenen feestdag vieren of houden. Avoir un jugement solide, een grondig oordeel bezitten. Faire une chofe d la sollicitation de quelqu'un, iet op iemands verzoek of aanzoek doen. Solliciter quelqu'un d faire une chofe, bij iemand aandringen om iet te doen. Solliciterfon congé, zijn affcheid met nadruk verzoeken. Solliciter quelqu'un au mal, iemand tot het kwaad aanfpooren, zoeken over te haaien. Don-  PHRASIOLOGIQÜE FORTATÏF. 3i? SOL. SOM. SON. Donner la solution d'un argument, eene bewijsreden oplos fen. Le tems est sombee, bet is donker weêr. Avoir l'humeur sombre , van een treurigen of melancholifchen 1 aart zijn. Faire une sommation a unjuge , ou sommer un juge de juger un procis, eenen rechter aanmaanen tot het afdoen van een geding. Une béte de somme , een lastdraa- gend beest. Avoir sommeil, flaap hebben. Etre accablé de sommeil , zeer flaaprig zijn. Interrompre le sommeil, den flaap ftooren. Sommer une place de fe rendre, eene ftad opeifchen oin zich over te geeven. Rendre un son, geluid geeven ; klinken. Publier quelque choje d son de trompettes, iet onder trompetten gefchal afkondigen. Sonder une plaie , eene wonde tenten; naar de diepte van een wonde voelen. Sonder quelqu'un, iemand peilen , zijn gevoelen onderzoeken. Mal iautrui riest que songe , niemand hinkt aan eens andermans zeer; elk voelt zijne kwaal het best. Songer d ce qu'on dit, denken op het geen men zegt. Songer d foi, voor zich zien ; op zijne hoede weezen. Je ferai demain au matin chez vous d dix heures sonnantes , SON. SÖR, morgen zal ik met klokflag van tienen bij 0 zijn. ','étain d'Angleterre sonne mieux que l'étain commun, Engelsch tin klinkt beter dan gemeen tin. Ze mot sonne mal h l oreille, dat woord klinkt kwaalijk in het oor. 5onner de la trompette, op de trompet blaazen. II sonne neuf heures, het flaat negen uur. Neuf heures viennent de sonner , het is zoo even negen uur ge > flagen. Sonner d la porte, aan de deur fchellen. Sonner les cloches, de klokken luiden. La cloche sonne, de klok flaat. II ne faut pas être sorcier pour favoir cela, men behoeft geen tovenaar te zijn om dat te weeten. Jetter une chofe au sort , het lot over iet werpen. Tirer au sort , het lot trekken; looten. Cest le sort de la guerre, het is het lot van den oorlog. Je riaime pas toutes sortes de gens, ik houd niet van allerleij flag van volk of menfehen. II lui arriva plufieurs sortes de maux, hem kwamen veeler- hande rampen over. Vous avez tort cTen ufer de la sorte, gij doet kwaalijk van aldus te handelen. De sorte qu'il d raifon, zoo dat bij gelijk heeft. II fit hier fa première sortie; ilfortit  3f8 D I C T I O N N A I R ë SOR. tit hier pour la \ remiere fois hij deed gisteren zijnen eerlter uitgang; hij ging gisteren vooi het eerst uit. Faire une sortie , eenen uitval doen. Monfieur est soeti, mijn Heer is uitgegaan. Faire sortir un cheval deFécurie, een paard uit den Ral leiden. Cela ne sortira jamais de ma bouche', dat zal nooit uit mijnen mond gaan; ik zal er nooit van fpreeken. Au sortir de l'école, in het uitgaan van het fchool. II est sorti dune mauvaife affaire, hij is uit eene moeilijke zaak gered. Sortir de fa place, zijne plaats verlaaten; van zijne plaats gaan. II est bien sorti de l'argent du pays, er is veel geld uit het land gegaan. Sortez de devant mes yeux! gaa uit mijne oogen! Cette viande sort de la broche, dat vleesch komt zoo van het fpit. Je scrs de chez lui, ik kom zoo van hem van daan. Le feu en sort , het vuur fpringt er uit. Les yeux lui sortent de la tête, de oogen puilen hem uit het hoofd. Ce valet est sorti de condition, die knegt is uit zijnen dienst. Sortir de fon devoir, zijnen pligt te buiten gaan , overfchreeden. La verole commence d sortir d cet enfant, de pokjes beginnen bij dat kind uit te komen. SOR. SOU. // est sorti de grands hommes de cette familie, dat huisgezin heeft groote mannen opgeleverd. Au sortir de cet embarras, ils^est jetté dans un autre, naauwlijks uit de eene verlegenheid gered zijnde, heeft hij zich in eene andere geftort. J'espere qu'il me sortira d'affaires, ik hoop dat hij mij uit dö moeijlijkheid redden zal. Etre rongé de souci, van bekommernis verteerd worden. Ne fe soucier de rien, de perfonne , nergens naar, naar niemand vraagen ; zich nergens aan , zich aan niemand, kreunen. Souffi>er le feu, het vuur aanblaazen. Souffler la chandelle, de kaars uitblaazen. Souffler la viande, het vleesch opblaazen. Donner un soufflet a quélqxCun , iemand eenen klap om de ooren geeven. Souffrir de grandes douleurs, groote piinen uititaan. Souffrir des outrages , beleedigingen verdraagen. On souffre en Hollande toutes les religions, in Holland worden alle Godsdienften toegelaten. Cela ne souffre aucun doute, dat lijdt geen twijffel. Faire des souhaits , wenfehen doen. Tout lui réusfit d souhait , alles gelukt hem naar wensch. Souhaiter de vivre longtems, wenfehen lang te leeven. Je souhaite de tout mon coeur qu'il fe convertisfe, ik wensch van  PHRASÏOLOGIQUË PORTATIF. 319 SOU. van gantfcher harte, dat hij zich bekeere. Il feroit a souhaiter que lapaix Je fit, het ware te wenfehen, dat het vrede wierd I Souhaiter le bonjour,le bonfoir, la bonne année, goeden dag, goeden nacht, een gelukzalig nieuw jaar wenfehen. Souiller fes mains dufang de fes concitoyens, zijne handen met het bloed zijner medeburgers bezoedelen. Se souiller d'un crime énorme , zich met eene fchriklijke misdaad bevlekken. Manger tout fon soul , zijnen buik vol eeten, of zoo veel men wil. Apporter du soulagement aun malade, eenen zieken verligting toebrengen. Soulager la douleur, de pijn of fmart verligten. Soulager quelqu'un dans fa mifere , iemand in zijne elende verkwikken, bijftaan of ver- i;Sten- , , • A a Souler quelqu un, iemand ltom dronken maaken. Soulever unfardeau, eenen last opheffen of opiigten. Ce bruit souleva plufieurs villes, dit gerugt bragt veele fteden in opftand, of door dat gerugt floegen veele fteden aan het muiten. Cette viande souleve le coeur, dat vleesch maakt wee, veroorzaakt walging of braaking. Écuier fes soulieks , zijne fchoenen op de hakken loopen. Soumettre un pays a fon obéisfance, een land onder zijne gejaoorzaamheid brengen. SOU. Se soumettre a la volonté de quel' qu'un, zich aan iemands wil onderwerpen. Un mari jaloux a du soufcon de fa femme , een jaloersch man vat argwaan tegen zijne vrouw op. Le soufcon tombe fur lui, het vermoeden valt op hem; men verdenkt hem. Entrer en sourQON, in het vermoeden komen of geraaken. Lever a quelqu'un touts fes soup^ons, iemand alle reden tot agterdogt beneemen. Etre soupcoNNÉ ihèréfie, van ketterij verdagt gehouden worden. j Jusqu'au demier soupiR de ma vie, tot aan mijnen dood toe. Rendre le dernier soupiR , den laatften adem uitblaazen ; den laatften fnik geeven. II ne fait que soupiRER,hij doet niets dan zuchten. Les avares soupirent fans cesfe après les richefes , de gierigaarts hijgen altijd naar de rijkdommen. Le Rbin prend fa source en Suisfe, de Rhijn heeft of neemt zijnen oorfprong of ontfpringt in Zwitferland. Tarir la source des maux, de oorzaak der rampen ofkwaa. len wegneemen. II a tant fait par fes sourdes pratiques, hij heeft het door zijne heimelijke listen of ftreeken zoo verre gebragt. Etre sourd i une demande , doof voor een verzoek zijn; er niet naar luisteren. Fm-  320 DICTI'ONNAIRE SOU. Faire fes affaires d la sourdine , in het heimelijke, in ftilie, zijne dingen doen of handel drijven. Sourire è quelqu'un, iemand toe grimlagchen. La fortune lui sourit , het fortuin lagcbt hem toe, begunftigt hem. Souris , qui ria qriun trou, est bientót prife, een muis , die maar één holletje heeft, is wel dra gevangen , dat is: iemand die maar één redmiddel heeft, Is er weldra onder, is ras geruïneerd. Imprimer un livre par souscription, een boek bij intékening drukken. Souscrire une procuration , eene volmagt ondertekenen. Souscrire aux fentiments de quelqriun, iemands gevoelens voor de zijnen erkennen. Cet are- boutant est trop foible pour souTENiR«7»ar, dieboogiste zwak om dien muur te draa gen. II soutenoit que c'étoitvous, hij hield ftaande dat gij het waart. Je le lui soutiendrai en face, ik zal het hem in zijn aangezigt ftaande houden. Soutenir la couverfation, het gefprek gaande houden. Soutenir fon caraUere, zich naar zijnen ftaat gedraagen. Soutenir le choc de l''ennemi, den aanval van den vijand uitftaan. Soutenir quelqriun, iemandon- derfteunen. helpen. II ria pas la force de fe soutenir , | SOU. SPE. hij heeft de kragt niet om zicfi overend te houden. Sonftile ne fe soutient pas, zijn ftijl is ongelijk , valt af. II est le soutien de fa familie, hij is de fteun van zijn buisgezin* Perdre le souvenir de fa mifere pas fee, de gedagtenis van zijne voorgaande elende verliezen. Conferver le souvenir d'un bienfait, aan eene weldaad blijven gedenken. Faire souvenir quelqu'un d'une chofe, iemand aan iet doen gegedenken, hem iet te binnen brengen. Se souvenir de fon devoir , aan zijnen pligt gedenken,of indagtig zijn, Ne fe souvenir de rien, nergens gebeugenis van hebben. Cest un remede souverain, het is een voortreflijk ofuitftekend geneesmiddel. La guerre s'entreprend toujours fous des prétextes spécieux , de oorlog worde altijd ondernomen onder voorwendzels, dis eenigen fchijn hebben. Cest un remede spécifique, het is een onfeilbaar geneesmiddel. Se donner en spectacle, zich openlijk ten toon ftellen. Sortir de fa sphcre, buiten den kring zijner bekwaamheden gaan; dingen doen of zeggen, daar men geen kennis genoeg toe heeft. Vivre splendidement , pragtig of heerlijk leeven- Se fervir d'un strataoeme, eene krijgslist gebruiken, Ju.  PHRASIOLOGIQUE F-ORT/A.TIF. 3« SUB. SUC. SursiR./e joug du mariage, zich onder bet huwiijks juk krommen; trouwen. Jl a subi la peine, qu'il avoit mérkte, hij beeft de ftraf ondergaan, die hij verdiend had. La tempête a submergé plufieurs vaisjeaux, het onweder heeft veele fchepen onder de golven begraven. Suborner une fille, een meisje verleiden. Suborner des témoins; getuigen omkoopen. N'avoir rien pour fa subsistance , niets hebben om van te leeven. Dieu Jeul svusiSTEindépendamment, God alleen beftaat op en door zich zeiven. Le prêtre subsiste de fes mesfes , de priester beftaat van zijae misfen. Cette loi ne subsiste plus, die wet is niet meer in wezen, beftaat niet meer. Dites moi en substance ce qu\ vient d'arriver, zeg mij in he kort wat er zoo even gebeurt is. Subvenir a la nécesfité de quel qriun, iemand in zijnen nooc te hulp komen. ■ Succéder a fon pere, zijnen vade opvolgen ; in de plaats van zij nen vader komen. Troubles, qui succedent & d'au tres, onlusten, die na andere volgen. affaire lui a succédé, de zaa'. is hem wel gelukt. _ Sucoomber fous le poids de lami fere, onder den last derelend bezwijken. Sucer les gens jusqriaux os, d SUC SUE. SUF. SUG.SUJ.SUI.' lieden tot op het gebeente toa uitzuigen. Elle fait la sucrée, zij houdt zich als of zij door en door zedig ware. Etre tout en sueur, gantsch bezweet zijn. i Gagner fon pain a la sueur de fins vifage ou defonfront, zijn brood in het zweet zijns aangezigts winnen. Le peu que fai me suffit , hec weinige, dat ik heb, is genoeg voor mij. A chaque jour ftiffit fa Peine , elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. II me suffit de le voir, het is mij genoeg hem te zien. II est suffisamment infiruit dt "affaire, hij is genoegzaam van de zaak onderricht. Donner /ojisuffrage ^ quelqu'un * zijne ftem aan iemand geeven. Cespenfées lui ont été sugglreeS-par un autre, die gedachten zijn hem door een' anderen ingegeven. Cétoit ld le sujet de Jon discours , .! dat was het onderwerp van zijne redeneering. Ne donner aucun sujet de mécon~ ■ tentement, geene reden tot mis* noegen geeven. Se fdcher fans sujet , zonder reden kwaad worden. 3 II est sujet d fe fdcher, hij worde ligt boos. ; Ce discours ria point de suite , die reden heeft geen zamenbang. - Cette affaire aura de fscheuses ; fuites, die zaak zal zwaare gevolgen hebben* é X DavJ  322 DICTIONNAIRE SUL SUP. SUR. Dans la suite du temps, in het vervolg van tijd. Le laquais suit Jon maitre , de knegt gaat agter zijnen Heer. Suivre les opiuions de quelqu'un , iemands gevoelens omhelzen, aanhangen. 21 parle fi vite qu'on ne peut le suivre, hij fpreekt zoo ras dat men hem niet kan nagaan. Ne J'uvoir que la superficie des chfes, de dingen maar oppervlakkig kennen. Donner de fon superflu, van zijnen overvloed geeven. Trainer un criminel au supplice , eenen misdaadiger naar de gerechtsplaats fleepen. Supporter les defauts cCautrui , eens anders gebreken dulden of verdraagen. Supfosé que cela foit vrai, genomen of onderfteld, dat zulks waar zij. Supposer un enfant, een kind onderfteeken, Supposer un cas, een geval vooronderftellen. Supprimer une lettre, eenen brief agter houden, Supprimer une loi, eene wet af fchaften of vernietigen. Je viendrai vous voir sur le foir, ik zal tegen den avond bij u komen. Prêcher sur la répentance, over de boetvaardigheid preêken. Cela est sür, dat is zeker. Les chemins font sürs, de wegen zijn veilig. Pour surcroit de malheur, tot overmaat, tot vermeerdering , van ongeluk. Je ne vous surfais point, ik over- : eisch u niet. SUR. Surprendre une ville, la prendre par Jurprife, eene ftad ve'rrasfen, overrompelen. Surprendre les fimples, de onnozelen bedriegen. Cette nouvelle nous surprit fort, die tijding verbaasde ons zeer. Nous_ fumes surpris de la nuit , wij wierden van den nacht overvallen. Etre surpris agréablement, op eene aangenaame wijze verrast worden., Je ne puis revenir de ma surprise, ik kan mij niet genoeg verwonderen. II lui est survenu une plaifante affaire, hem is eene aartige zaak gebeurd. tl lui survint une maladie, hem overviel eere ziekte. Survivre a fa gloire,zijnen roem overleeven. Survivre quelqu'un de 12 ans-, iemand twaalf jaaren overleeven. Etre susceptible de bonnes impresfons, vatbaar zijn voor goede indrukzelen. Susciter des affaires a quelqu un , iemand moeilijkheden op den bals haaien. II suscita de faux témoins contre lui, hif maakte valfche getuigen tegen hem op. Se rendre suspect a quelqu'un, zich bij iemand verdagt maaken. ^uspendre l'esprit du leUeur, den geest van den leezer ophouden. Suspendre quelqu'un de fa charge, iemand voor een wijl van zijn ambt ontzetten. ïuspendre fon jugement , zijti oordeel opfchortsn. Z>e-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 323 T. TAB. TAC. TAL Sortir de table, van tafel Tenir table ouverte, open tatei houden. Faire le tableau d une bataille , de befchrijving van eenen veldflag doen of maaken. Oter les taches d'un habit, de vlekken uit een kleed doen. Cest une tache a fon honneur, dat bevlekt zijne eer. /Schever fa tbche , zijne taak afdoen. Prendre a TacHE de faire une choje, • iet onderdaan te doen.^ Tacher la réputation d'autrui, eens anders goeden naam bevlekken, ij , TacHsa de réusftr, zijn oogmerk zoeken te bereiken. Tailler un habit, een kleed fnijden. Tailler en plein drap , uit het volle ftuk fnijden. Tailler la vigne, den wijngaard fnoeïjen. Tailler quelqu'un de la pierre , iemand van den fteen fnijden. TAL TAL. TAN. Tailler la pierre, fteen houwen., Tailler un diamant, eenen diamant flijpen. Taire un fecret, een geheim., verzwijgen. Faire taire un babillard, éenett< fnapper den mond floppen. Faire taire les faux bruits , detf valfche gerugten fmooren. Talonner un paresfeux, eenen| luiaart op de hielen zitten. Donner du talus è une muraiile ü eenen muur fchuins opnaaien. Rien ne me plait tant que l'ètudej niets behaagt mij zoo zeer als*, de ftudie. Touts tant que nous fommes, wijl, allen die hier Zijn. Tant grands que petits, zoor grooten als kleinen., Nous avons tant par tête, wi; hebben elk zoo veel, hoofd voor hoofd. Tant pour l'un que pour l'autrê, zoo wel voor den eenen als voor den anderen. X 2 TaNT SUS. Demeurer en suspens, in onzekerheid, in twijffel, blijven. Propofer une suspension d'armes, eene wapenfchorsfing voorflaan. SUS. Le pain est la nourriture, qui sustente le plus , het brood is het kragtigfte voedzel.  324 DICTIONNAIRE TAN. TAP. TAR. TAT. Tant mieux, tant pis pour lui, des te beter, des te dimmer of erger, voor hem. Donnez en tant Jou peu, geef er mij een weinigje van. 11 est taiIt Joit peu fatigue, hij is een weinigje , een beetje, vermoeid. Tant il est difficile de Je taire , zóó zwaar valt bet te zwijgen. Tant qu'il vous plaira, zoo veel het u believen zal. Tant que faurai F honneur de vous voir, zoo lang ik de eer zal hebben van u te zien. Tant y a, qu'il a fait fortune, zoo veel is het er van, dat hij zijn fortuin gemaakt heeft. Je lui ai dit cela tant de Jois, ik heb hem dat zoo dikwijls gezegd. Je viendrai tantót, ik zal zoo aandonds komen. Tantót l'un, tantót l'autre, dan de een, dan de andere. 11 s'uoit tapi derrière la muraiile, hij had zich agter den muur verfcholen. Mettre une affaire Jur le tapis, eene zaak op het tapijt, op de baan, brengen. Tapisser une chambre, eene kamer behangen. Z,e printemps tapisse la terre de 'fleurs, de lente bekleedt de aarde met bloemen. li tarde longtems d venir, hij blijft lang weg. 11 me tarde de partir, ik verlang te vertiekken. Les aveugles tStent avec leurs bdtons, de blinden voelen met hunne (tokken. TSter le drap, het laken betasten, bevoelen. v». / TAT. TAU. TAX. TEL TEL. T4ter le poux d quelqu'un, iemand de pols voelen, item, iemand polfen, ondertasten. Il rien t4tera pas, hij zal er niet van proeven. II s'approcha de nous en tütonnant, al tastende kwam hij bij ons. Trouver è tUtons, bij den tast vinden. Nous Jammes linx envers nos pareils et taupes envcrsnous mêmes, wij zijn zeer fcherp ziende omtrent onze gelijken, en heel blind omtrent ons zeiven. Mtttre le taux aux denrtes, de prijs der waaren vastftellen» de waaren op een' gezetten prijs ftellen. II met au même taux le brave homme et le coquin, hij maakt geen onderfcheid tusfchen den braaven man en den fchelm. Taxer les maijons pour les boues , le pavé et les lanternes, de huizen op karregeld, ftraatgeld, en lantaarngeld, zetten. Teindre les draps en noir, de lakens zwart verwen. N'avoir aucune teinture de la philofophie, geene kennis van de wijsbegeerte hebben. 27 ria qriune légere teinture des Jciences, hij heeft maar eens . geringe of oppervlakkige kennis der weetenfchappen. Je riai jamais rien vu de tel, nooit heb ik iet diergelijks gezien. La choje est telle, zoo is de zaak. II riy a rien de tel que d'étre Jobre. er is niets beters, dan maatig in zijn eeten en drinken te zijn. Ti-  PHRASI0L0G1QUE PORTATIF. 3*5 TEM. Témoigner del'amitié a quelqu'un, iemand vriendfehap bewijzen. ^ Ouit des témoins , getuigen hooien. Confronter des témoins , getuigen < tegen elkander hooren. l'Age tempere le Jong, de jaaren temperen het bloed. Vos confolations tempereront l'amertume de jon affiitlion, uwe vertroostingen zullen zijne bittere droefheid verminderen , verzagten. Il ƒt une furieufe temp6te , het was een fchriküjk onweder. Cette femme tempóte fans cesfe, die vrouw raast en tiertzonder ophouden. Tuer le temps , zijnen tijd vermoorden , met nietswaardige dingen doorbrengen. Jl a fait fon temps , il est vieux, hij heeft zijnen tijd gehad, hij is oud. Cela est arrivé de mon temps,dat is in mijnen tijd gebeurd of voorgevallen. Jl est temps que je m'eu aille, het is tijd dat ik heen gaa. Arivet a temps, bij tijds, ten regten tijde,aankomen. fe le vois de temps en tems, ik zie hem van tijd tot tijd. Faire une chofe en méme tembs , iet tevens, ter zeker tij©, doen. Je ne l'ai vu de long temps, ik heb hem in lang,, of in langen tijd, niet gezien. Jl y a long temps , ik heb het voor lang geweten. Payer en fon temps, op zijnen tijd betaalen. Cela viendra avec le temps , dat TEM. TEN. zal met er tijd komen; het zal wel béteren. / faut prendre le temps comme il vient, men moet zich naar de omftandigheden fchikken. Iet homme est fort tenace _, die man is zeer gierig, hij is van Kleef. , n ., Ravaillac fut tenaille, Ravaillak wierd met gloeijende tangen het vleesch afgenépen. dvoir le coeur tendre , een teder of aandoenlijk hart hebben. Tendez votre tablier, j'y metttai quelque chofe! houd uw voorschoot op, ik zal er wat in doen! Tendre un are, eeneboog fpannen. Tendre la main d quelqu un, iemand de hand toereiken. Cette maladie tend d la mort, die ziekte zal met den dood eifidi- Sen' Tout cela ne tend qu a trompet , dat alles ftrekt of dient alleenlijk om te bedriegen. Avoir l'esprit trop tendu, al te ingefpannen van geest zijn. Tenir quelque chofe én fa main , iet in zijne hand houden. Tenir un haut rang, eene aanzienlijke plaats bekleeden. Tenir la mer, zee houden; in zee blijven. Les ennemis tiennent la campagne, de vijanden houden het veld, blijven in het veld. II fe tient ferme fur les ètriers , hij ftaat vast in de ftijgbeugels. Se tenir droit fut fa chaife,] regt op zijnen ftosl 'zitten. X 3 °f'  32ó D I c T I O N N A I R E TEN. Cette maifon tient a la mienne dat huis is aan het mijn vast, ftaat naast aan het mij ne. ' Cela ne tient qu 'hun clou, dai _hangt maar aan éénen fpijker Motre vie ne tient qu'hun filet. ons ieven hangt maar aai eenen draad. Jl ne tient qu'h moi que cet te affaire rtusfisfe, het ftaat alleenlijk a:;n mij, het hangt maar van mij af, om deeze zaak te doen gelukken. Se tenih au gros di l'arbre, zich aan het dik fte van den boom vasthouden; item, . de zijde van de fterkfte partij kiezen. Je lui ai fait tenir ces lettres en main propre, ik heb hem die brieven in perfoon overhandigd. Mus tenons tout de Dieu, al wat wij hebben, hebben wij van God. Se tenir par les cheveux , elkander bij de hairen vasthouden. Cet homme ne tient plus au monde que par l'amour qu'il a pour fa femme, de liefde voor zijne vrouw is het eenigfte, dat hem nog aan de wereld bindt, I of dat hem het leven draaglijk maakt. Cette familie tient d celle la, par parente, deeze familie is aan deeze vermaagfchapt. Jl a teNu a peu de chofe, qu'ils ne fe foient égorgés, het heeft maar weinig gefcheeld of zij zouden elkander vermoord hebben. Il ne faut pas fe tenir d peu de chofe, men moet op geene li beuzeling zien. | I TEN. , ! Cette loi ne tiendra pas, die wet i zal geen ftand houden, zal ■ weldra in het verval geraaken. Se tenir a la porte , aan de deur ftaan. . Qjiand on est bien, il faut s'y tenir , wanneer men zich ergens wèl bevindt, moét men zich er bij houden. Se tenir bien è cheval, wèl te paard zitten. Se tenir a fon opinion, bijzijn gevoelen blijven. // avoit gagné cent mille fiorins au jeu; s'tl eut ét óf age, il i'en fut teku la, hij had honderd duizend guldens met fpeelen gewonnen; zo hij verftandig geweest was, zou hij het er bij gelaten hebben, zou hij j niet meer gefpeeld hebben. Cette place a tenu longtems, die ftad heeft het lang uitgehouden. Les ennemis riont pas pu tenir contre nous, de vijanden hebben het tegen ons niet kunnen uithouden. Cette place tient pour la république, die plaats houdt het met de republiek. Tenir un parti, voor eene zekérepartij zijn. Cet homme ne tient pas des vices de fon pere , die man heeft niets ~an de ondeugden van zijnen vader. U iria tenu deux heures au foleil h me conter fon aventure , hij heeft mij met het verhaal van zijn geval, twee utiren in de zon laaten ftaan of opgehouden. 'e tenir les bras croifés, met de armen over elkander ftaan kij, ken, Takt  PHRASIOLOGIQUE P ORTATIF. 3*7 TEN. TER. Tenir -.boutique, winkel houden. Tenir un enfant fur les fonds de batéme, een kind ten doop heffen. Je tieks cela pour fait, ik houd dat voor afgedaan. Tenir une chofe d honneur ou d déshonneur. zich iet tot eer of tot oneer reekenen. Je tiens cette histoire de mon grand pere, ik weet die gefchiednis van mijnen grootvader. Ne tenez pas untellangage}voer zulk eene taal niet! Tenir quelqu'un pour honnite hommé, iemand voor een'eerlijken i ' man houden. Je me tiendrois heureux, ik zou mij gelukkig achten. // tient beaucoup de fon pere, hij heeft veel van zijnen vader; hij aart veel naar zijnen vader. II en tient , le pauvre homme ! de arme hals heeft het weg, is geknipt! Je me tiens obligé, ik houd mij verpligt. Succomber d la tentation, onder de verzoeking bezwijken. II fit de nouvelles tentatives , hij 1 Relde nieuwe poogingen in het werk. Dresfer wie tente , eene tent op- flaan' .. Tenterfortune, zijn geluk zo» ken; iet ftout waagen om in de wereld gelukkig te worden. Tenter touts moyens pour rentrer en graces, alle middelen beproeven om weder in gunst te geraaken. ' La loi porte en 'termes formels, de wet zegt met nadruklijke woorden. Elle accoucha avant le terme , zij TER. IET. kwam vóór den tijd in de kraam. La mort ter mine toutes nos miferes, de dood is de eindpaal van alle onze elenden. Terminer la guerre, den oorlog ten einde brengen. , Terminer un différent, een gefchil bijleggen, ten einde brengen. Cet ouvrage commence dfe temmer, dat werk loopt naar het einde, zal haast afgedaan zijn. Les verbes de la ifcben. Tordre du linge , linnen uitwringen. Tordre le cou a un oifeau, eenen vogel den hals omdraaijen- Tordre le fens d'un auteur, den zin van eenen fchrijver verdraaijen. yerfer un torrent de larmes, eenen vloed van traanen ftorten. TOR. Se laisfer emporter au torrent du monde, zich met den ftroorn van de wereld laaten wegvoeren; dat is: de dwaalingen van het volk of de algemeens gevoelens navolgen. Faire tort d fon prochain , zijnen naasten ongelijk aandoen, veiongelijken. Cet incendie afait tort d cet homme de plus de mille ecus, deeze brand heeft aan dien man voor meer dan duizend kroonen fchade gedaan. Mettre quelqu'un en fon tort , toonen dat iemand ongelijk heeft. Donner tort d quelqu'un; mettre quelqu'un dans le tort , iemand ongelijk geeven ; iemand in het ongelijk Rellen. Avoir tort, ongelijk hebben. Réparer le tort, qu'on a fait & quelqu'un, de fchade vergoeden, die men iemand heeft toegebragt. Accujer quelqu'un d tort , iemand ten onregte befchuldigen. Tortiller du cul cn marchant, met het gat, als men gaat, heen en weêr flingeren. Tortiller de l'ofier, teen draaijen. Marcher d pas de tortue, met fchildpads-treden of heel langzaam voordgaan. Appliquer un criminel d la torture, eenen misdaadiger op de pijnbank leggen. Donner la torture d fon espiit pour trouver la folution d'un pro. bllme, zijnen geest pijnigen om de oplosling van een vraagftuk te vinden. X s TM-  33o DICTIONNAIRE TOU. l'Adverfité est la pierre de touchj des vrais amis, de tegen fpoec is de toetsfreen der w.iare vrienden; of in de tegenfpoed leert men de waare vrienden kennen. Ce cheval craint la touche, dat paard is voor flagen bang. Toucher unfer chaud, een heet i z';r aanraaken. Toucher une corde , eene fnaar roeren. Je lui ai fait toucher cela au doigt et a l'oeil, ik heb hem dat duidlijk aan het verftand gebragt of doen begrijpen. La Flandre et la Hollmdefont deux pays qui fe touchent, Vlaanderen en Holland zijn 2 landen, dieelkander raaken, naast elkander liggen. II est fi grand, qu'il touche le grenier, hij is zoo groot, dat hij met het hoofd aan den zolder komt. , Toucher leschevaux, de paarden voord drijven, de zweep geeven. Toucher de l'argent, geld ontvangen. Ce valet ria pas touché un Jou de fes gages, die knecht heeft geen duit van zijn loon getrokken. Nous touchons è 1'hiver, wij hebben den winter voor banden of de winter is nabij. Nous touchons a l'heure que cela doit arriver, zoo even is het de tijd , dat zulks gebeuren moet. II touche a fa majorité, hij zal weldra meerderjaarig zijn. Toucher le clavesfm, op hetclavecimbaal fpeeleD. J TOU. : [Toucher le coeur, het hart roe- I ren of beweegen. Se laisfer toucher , zich laaten j vermurwen. Cet affront Va touché au vif, die hoon heeft hem tot in de ziel getroffen. Toucher une chofe en pasfanf, over eene zaak ter loops een weinigje zeggen, dezelve eventjes aanroeren. ILfe touchent de fort prés, zij beftaan elkander zeer na. II ne me touche en rien, hij beftaat mij in het geheel niet. Je n'ai pas encore touché d mes provijions, ik heb nog aan mijnen voorraad niet geweest; ik heb er nog niet .van gebruikt. [ Dame touchée , dame jouc'e, het 1 ftuk dat men (onder het dammen of fchaaken) aangeraakt heeft, moet gefpee'd worden. Cela ne me touche pas, dat gaat mij niet aan. Je reviendrai bientêt, manges toujours ! ik ben ftraks weêr hier, eet ondertusfchen maar voord! Faire le tour d'une ville, rondom eene ftad gaan of wandelen. Allons faire un tour.' laaten wij een wandelingje 0/ kuijertje ■gaan doen. Je vais faire un tour d AmjlerJlerdam, ik gaa een togtje naar Amlterdam doen. Parler chacun d fon tour , elk op zijne beurt fpreeken. Faire des tours de pasfe pasfe, goochelen. Donner un tour favorable d une affaire, aan eene zaak een' gunftigen glimp geeven, dezelve op zijn fchoonst voordellen. Tour-  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. , 431 ToUrmenter quelqu'un, iemand plaagen of kwellen. Se tourmenter pour rien, zich om eene beuzeling kwellen. Le fouvenir de fes crimes le tour- mente, de gedagtenis zijner misdaaden wroegt of kwelt hem. Cet orateur fe toue mente trop , die redenaar woelt te veel , maakt te veel beweeging. J'ai encore une grande tournee a faire, ik heb" nog een'grooten omgang te dóen. Tourner les piéds en dehors , de voeten buitenwaards zetten: Tourner les feuilles d'un livre , de bladen van een boek om- flaan. Tourner la tête, het hoofd omdraaijen. Tourner cafaque, zijn rokje omkeeren; van gevoelens veranderen. J'ai tourné vingt fois cette expresfion, ik heb die uitdrukking twintigmaal omgezet of veranderd, Tourner fes penfées du cêtédu mariage, zijne gedagten tot het trouwen of tot het huwlijk zetten. Le tête lui tourne, het hoofd draait hem; hij heeft het niet vast. Nefavoir comment tournera Vaffaire ou quslle tournure prendra l'ajfaire, niet weeten hoe de zaak draaijen of loopen zal of wat keer of draaij de zaak neemen zal. Le temps fe tourne au beau , het weer klaart op. Tout le monde l'admire, iedereen bewondert hem. ïuu. Touts les peuples de la terre. reconnoisfent un être fuprême , alle volkeren der aarde erkennen een opperif. wezen. Toute la maifon est dérangte, het geheele.'het gantfche, huis ligt in de war. Tout homme , qui en ufe de la forte, estméprifable, elk mensch of alle man, die dus handelt, is verachtlijk. A touts venants, voor ieder,die komt. H je fachea Tovrsheure, ótout moment, hij wordt ajle uuren , alle oogenblikken, boos of toornig. Toutes les fois quej'yvais, telkens als ik er heen gaa. Tout ce qui est rare, al wat raar en zeldzaam is. Le tout est plus grand quefapartie, het geheel is grooter dan zijn deel. C'est fon tout , het is al zijn fchat, al wat bij heeft. _ II fut tout furpris, hij was gansch of geheel verwonderd. II étoit tout couvert de neige, hij was overal met fneeuw bedekt. Parler tout bas , heel zachtjes ! praaten. Etre pauvre et orgueilleux tout enfemble, te gelijk arm en hoogmóedig zijn. Cela est tout a fait beau, dat is volkomen of volmaakt fchoon. Tout le 'long de la riviere , dö gantfche rivier langs. Tout malade qu'il est, hoe ziek hij ook is. t II rien aura rien du toi?t, hij zal er niets van hebben. Out  33i DICTIONNAIRE TOU. TRA. Qtd veut Tour, ria rien,"diealles wil hebben, krijgt niets. II est logé tout au haut de la maifon, bij bewoont het aller_hoogde van het huis. Cest tout au contraire, het is juist het tegendeel. Tout y va, la paiile, el le bied, alles gaat er in of naar toe , zoo wel het kaf als het koorn. Ce riest pas le tout que de dire que c'est un fourbe , il faut le prouver, het is niet genoeg te zeggen, dat hij een fchurkis, men moet het bewijzen. Suivre les traces de quelqu'un, iemands voetftappen navolgen. Il rien reste plus aucune tracé, er is geen fpoor van meer te vinden. Tracer un eerde avec un compas, een'drkel met eenen pasfer maaken , of befchrijven. II lui traca le chemin de lagloi re, hij wees hem den weg des roems aan. Traduire du Frangais en Hollanditis, van het Kransen in het Nederduitsch overzetten. Trahir/o» ami, zijnen vriend verraaden. . Traiiir fes intéréts , tegen zijne belangens aangaan. Trahir fesfentiments, tegen zijn beter weeten aan handelen. Faire une noire trahison a quelqriun, eene fnoodeverraaderij tegen iemand pleegen. Tuer quelqu'un en trahison , iemand op eene verraaderlijke wijze dooden. Le trajet de Douvres aCalais riest que de feptlieues, de overvaart I TRA. | van Douvres naar Calais is maar van zeven mijlen. Son train étoit fort fuperbe, zijn Roet was zeer prachtig. Etre en train , aan den gang zijn. Mettre quelqu'un enTRAW, iemand aan den gang helpen. Ses affaires étoient en bon train , het ging goed met zijne zaaken; zijne zaaken ftonden op een' goeden voet. II a un train de vie, qui ne me plait pas , hij lijdt een le'ven, dat mij niet aanftaat. II traine une vielanguisjante ,hij zukkelt. Hij leidt een kwijnend leven. Cette affaire traine en longueur, die zaak wordt fleepende gehouden. Les procés trainent d leur fuite la ruine des maifons, de gedingen of procesien fleepen den ondergang der huisgezinnen na zich. Trainer fes paroles , teemen ; langzaam fpreeken. Laisfer trainer une chofe, een ding laaten Üingeren. II a de la peine ei fe trainer , hij kan naauwlijks voordkruipen. Traire les vaches, de koeijen melken. C'est un trait de fa pmdence, dat is een ftaaltje van zijne voorzigtigheid. Cest un trait de fripon, het is een guitenftuk. Avaler un verre de vin tout d'un tiait, een glas wijn in iéna teug uitdrinken. Faire une traité de paix, een vredes - verdrag of vredeshandöl  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 333 TRA. del maaken of aangaan; een vredes - tratlaot maaken. Faire un bon ou mauvais traite ment d quelqu'un, iemandeere goede of kwaade behandeling aandoen. Traiter un fujet, eene ftoffe ver handelen. De quoi cs livre traite t-il? waar over handelt dit boek? La paix a été traités et conclus, de vrede is gemaakt en gefloten. On traite le pape defaintttè, men noemt den paus zijne Heiligheid. 11 Ca traité decoquin, hij heeft hein voor eenen fcbelm uitge maakt. On a traité cette propofition de ridicule, men heeft dit voorftel voor belagchlijk uitgekreten. Jl nous a traités en Roi, hi] heeft ons koninglijk onthaald. Traiter quelqu'un d bouche, que yeux tu, iemand onthaalenop al wat hij lust. Ce médecin traite bien un malade , die arts behandelt eenen zieken zeer we'. Tramer une conjuration, eene famenzweering fmeeden of maaken. Perdre la tramontane, buiten westen raaken; de hoogte kwijt worden; het fpoor bijfter, van zijn ftuk of buiten ftal, geraaken. Sa langue est un couteau d deux tranchants , zijne of haarE tong is een tweefnijdend mes. Couper par tranches in fneeder. fnijden. TRA. Dorer un livre fur tranche, een boek op fnêe vergulden. Trancher du grand fiigneur t den grooten Heer uithangen ; voor den grooten Heer fpeelen , als een groot Heer leeven. Avoir des tranchées de ventre, fnijdingen in den buik hebben. Transférer des prijonniers, gevangenen overvoeren , verplaatzen.Etre transi de froid, verftijfd van koude zijn. Transmettre la propt ieté de fon bien d un autre, een ander eigenaar van zijn goed maaken. Transplanter un arbre , eenen boom verplanten. Transplanter une colonie, eene volkplanting in een ander land overbrengen. D.fendre le transport des marchandifes, de vervoering der waaien verbieden. Faire le transport d'une obligation d quelqu'un, iemand eenen I fchuldbiief overdraagen. II a des transports au cerveau, j het is hem naar de hersfenen gevlogen; hij is ijlhoofdig. Transporter fes meubles d'une maifon enuneautre, zijn huisraad uit het eene huis in het andere overbrengen, overvoeren. II transporta la guerre en Italië, hij bragt den oorlog in Italië over. Transporter une rente d quelqu'un, iemand eene rente overdraagen. Il fs fit transporter fur Is lieu même, hij liet zich op de plaats zelve brengen. Tan-  334 DICTIONNAIRE TRA. Transporté de joie, de colere, d'amour , van vreugde , van gramfcbap van liefde, vervoerd of verrukt. Etre en travail $ enfant, in arbeid, in baarensnood, zijn. Travailler en vain, te. vergeefs arbeiden. Cela travaille l'esprit, dat pijnigt, vermoeit, den geest. Cela est bien travaille, dat is wèl bewerkt of'uitvoerig behandeld.Travailler fur un auteur, uitleggingen over eenen fcbrijver maaken. Travailler uncheval, een paard in de rijkonst oefenen. Ce ruban est large de deux travers de doigt, dat lint is twee vingeren breed. Cette chemife a une aune de long (j? demi-aune en Jon travers , dit hembd is een elle langen een half elle breed. La lumiere pasfe d travers leverre , het licht gaat door het glas. Donner d quelqu un un coup d'cpée au travers du corps, iemand met den degen dwars door het lijf ftooten. Faire' tout de travers , alles averegts of verkeerd doen. Avoir bien des traverses, veeIe tegenfpoeden hebben. Traverser les mers , de zeeën overvaaren, doorkruisfen. Traverser une rue , une all'e , door eene ftraat, door eenen gang, gaan. Traverser les desfeins de quel' qriun, iemands voorneemens dwarsboomen. Se travestir en payfan,zich als een boer verkleeden. f TRA. TRE. Ce cheval trebuche d chaque pas, dat paard ftruikelt elk oogenblik. Jouer du trefle, klaveren opfpeelen. Cela est arrivé le Treize du mois dernier, dat is den 13den der voorledene maand gebeurd. II fefit un tremblement de terre , er gefchiedde eene aardbeeving. La main lui tremble, de hand beeft hem. Fairetkembler quelqu'un, iemand doen beeven. Donner la trempe d l'acier, ftaal harden. Ils font d'une même trempe, zij zijn van dezelfde inborst. II est d'une bonne trempe, hij is van eene goede gefteltheid. Avoir les yeux trempés de larmes , de oogen doornat van traanen hebben. Tremper du pain dans l'eau , brood in het water weeken. Tremper fon vin, zijnen wijn met water mengen, Tremper lefer, het ijzer harder. Tremper dans un crime, dans une conjpiration, aan eene misdaad, aan eenefamenzweering, deel hebben. Tremper Jes mains dans le fang innocent, zich met onfchulcig bloed bezoedelen. Tressaillir de joie, van vreugde opfpringenTresser les cheveux, het bair trensfen of vlegten. Vaire une tróve , eenen ftilftand van wapenen fluiten. ?e créancier ne donne aucuneTR&VE d Jon débiteur, die fchuldeifcher laat zijnen fchuldenaar geen oogenblik met rust. Pa-  PHRASIOLOGIQÜE PORTATIF. 33S TRI. TRO. Payer le tribut è la nature, den tol aan de natuur betaalen ; overlijden. Renoncer a la triomphe , troef verzaaken. Triompher de Jes ennemis , over zijne vijanden zegepraalen. Rendre tripes et boy aux, het hart - uit het lijf overgeeven. , II fait un tems triste , het is een droevig of donker weêr. Troquer ou faire un troc, ruilen of eene ruiling doen. Si je ne me trompe, zo ik mij niet bedrieg; zo ik niet mis heb. Tromper quelqu'un fur de la marchandife, iemandmetkoopwaaren bedriegen. On ne peut f'y tromper , men kan zich daaromtrent niet vergisfen. La grêle a TrompÉ l'espérance du laboureur , de hagel heeft de verwagting van den landman te leur geftel d. Cest un bon cheval de Trompette, hij is voor geen klein gerugtje vervaard. Tronquer un pasfage d'un auteur, een plaats van eenen fchriiver verminken. Ériger un trophée , een gedenkteken oprigten. Faire trophée de quelque chofe, ergens zijnen roem op draagen. Troquer un cheval borgne contre un aveugle,een eenoogigpaard tegeneen'blinden ruilen; eene flegte ruiling» doen. Aller au trot , draaven. Mettre un cheval au trot , een paard op eenen draf zetten , doen draaven. Faire trotter un cheyal, een paard doen draaven. TRO. II parut un trouble fur fon vifage, men zag eene onttteltenis op zijn aangezigt. Troubler l'eau d'une fontaine , } het water van eene bron beroeren. Le vin fe trouble, de wijn wofdt onklaar of troebel. _ Venir troubler. quelqu'un, iemand komen ftooren. Troubler la joie d'un ami, de vreugd van eenen vriend ftooren. Troubler la conscience, het geweeten ontrusten of onrustig maaken. Cela trouble l'esprit, dat beroert het verftand of krenkt de hersfenen. Tout b coup le ciel fe troubla , eensklaps betrok de lucht. Vos bas font troués , gij hebt gaten in uwe kousfen. Votre chemife Je Troue , uw hembd wordt vol gaten. Les hups vont en troupe, de wolven loopen met hoopen. Ses troupes furent dèfaites , zijne benden wierden verflagen. Garder les troupeaux , het vee hoeden; de kudde weiden. Les ennemis i'toient&nosTROUSSZS, de vijanden zaten ons op de hielen, volgden ons van nabij. Trousser fa robe , zijn tabbaard opfpelden, opfchorten. Trousser un chapeau, eenen hoed optoomen. Vous tr"uverez que j'ai raifon, gij zult bevinden of ondervinden , dat ik gelijk beb. Je la trouve fort belle,zij komt blij zeer fchoon voor. II trouve mauvais que vous fasfiez cela , hij vindt kwaad , dat gij dat doet. Ces  536 DICTlONNAIRË TRO. Ces deux qüalitisJe trouvent rarement nunies, die twee hoedanigheden vindt men zelden bij één. Je me trouve obligé de vous dire, ik vind mij verpligt of ik oordeel verpligt te zijn u te zeggen. Je me trouverai ld Jur les cinq heures, ik zal mij aldaar tegen vijf uuren bevinden. Se trouver bien , ou mal, d'une chofe, zich ergens wel of kwalijk bij bevinden. Se trouver plus mal aujourd hui qWhier, zich heden zoo wel TUE. niet als gisteren bevinden of zoo gezond niet zijn. Cette converjation me tue , die re- denwisfeling of dat gefprek verveelt mij doodlijk, Le grand Jroid a tué bien des ar- bres , vrij Wat boomen zijn door de ftrenge koude geftor- ven. 27 Je tue d faire des reproches, hij mat zich af met het doen van verwijtingen. Ce chien Je tuera a force de manger, die hond zal zich dood vreeten. V. VAC. Oü la vache est attachée, il faut qiïelle broute, die met den duivel ingefcheept is, moeter mede over vaaren; dat is: men moet zich fchikken naar de omftandigheden, waar in men zich bevindt. Quand chacun Je mêle de Jon mè» tier, les vaches Jont bien gardées, wanneer elk zich met zijne eigen zaaken bemoeit, worden de koeijen wel bewaard, dat is: dan gaat alles wèl. VAC. VAI. Cest une bonne vache è lalt, dat is een goede melk koe; dat is: een perfoon of zaak, daar men veel voordeel uit trekt en trekken kan. Vaciller dans Jes opinions, in zijne gevoelens wankelen, of onftandvastig zijn. Avoir dix mille écus vaillant , tien duizend kroonen aan goed hebben. C'est un esprit vain, het is een laatdunkend, etn opgeblaazen, mensch. Fat.  PHRASIOLOGIQUE PORTATTF. 337 VAL VAL. Faire de vains efforts, vruchtlooze poogingen doen. Travailler en vain, te vergeefs arbeiden. Prendre le nom de Dieu en vain , Gods naam iedelijk gebruiken. Vaincre fes pasfions, zijne driften overwinnen. Se laisfer vaincre aux lannes, aux priores, zich door traa- nen, door gebéden, laaten vermurwen. Tenter vainement de faire une chofe, vergeefs poogeri eene zaak te doen. Cette excufe riest pas valablE, die verfchooning is niet aan- neemlijk. Le valkt de coeur fait a-tout, hartenboer is troef. Cette chofe est de peu de valeus , het is iet van geringe waarde. Cette monnoie ria point de valeur intrinfeque , dat geld, of die munt, heeft geene innerlijke waarde. Se battre va leureusement, kloekmoedig of dapper vegten. Ce contraü riest pas valide , dat verdrag is niet wettig of geldbaar. Ce tableau vaut bien cent e'cus, deeze fchiïderij is wel honderd kroonen waardig. _ Ce gargon ne veut rien valoir , die jonge wil niets deugen. Faire valoir le mérite, de verdienden doen gelden. Se faire valoir , zich doen gelden ; zich in achting en aanzien brengen. II vaut mieux fe taire, het is bexr te zwijgen. /AN.VAQ.VAR.VEA.VEH.VEI. Faire bien valoir fa charge, alle mooglijke voordeel van zijne bediening trekken. Ce livre ne vaut- pas la peine de le lire, dat boek is niet lee- zenswaardig. rUn vaut Vautre, de een is niet beter dan de andere; zij zijn beiden even flegt of even goed. Vaille que vaille ! luk of raak ! Vanter le mérite d'une perfonne, iemands verdienden hoog opvijzelen. Se vanter de fon favoir , op zijne geleerdheid pogchen, roemen. Vaquer d fes affaires, met zijne zaaken bézig zijn; zijne zaaken waarneemen. Varier dans jes réponfes, in zijne antwoorden verfcbillen. Le temps varie continuellement , alle oogenbükken verandert het weêr. Ce livre est reliè en veau, dat boek is in kalfsleér of in een* franfchen band gebonden. Les pourceaux fe veautrent dans la boue, de varkens wentelen zich in het dijk. Se veautrer dans le libertinage, in alle ongebondenheid leeven. Parler avec véhémence, met hevigheid, met drift, of met iever, fpreeken. Nous fommes & la veille de voir une grande guerre, daar is een zwaare oorlog op handen ; wij loopen gevaar van een' zwaaren oorlog te zien uitbarsten. U me dit la veille de fon dêpart, hij zeide mij daags vóór zijn vertrek. Y Ce-  338 DICTIONNAIRE VEI. VEN. Cela arriva la veille ou favant veille de Nvè'l, dit gebeurde op kersavond of twee dagen vóór kersmis. Veiller toute la nuit, den gantfchen nacht waaken, wakker blijven, Veiller d une affaire, voor eene zaak waaken, zorg draagen. Veiller fur la conduite d'une perfonne, het oog op iemands gedrag houden. Veiller un malade, eenen zieken bewaaken; bij eenen zieken waaken. Vendre d 1'aune, bij de el verkoopen. Venez avec moi! kom of gaa met mij ! Venir au devant de quelqu'un, iemand te gemoet komen. Ouand la fievre me vient, je trem- ^"ble de froid, als ik de koorts krijg, beef ik van koude. Jl faut du temps pour en venir ld, er wordt tijd vereischt, om daar toe te komen. Ce mot vient duGrec, dat woord is van het Grieksch afkomftig. Son malheur vient de fon imprudence, zijn ongeluk fpruit uit zijne onvoorzigtigheid. Cet arbre vi;nt bien, die boom wast wèl. £72 venir d la force, geweld gebruiken. Venir au fait, tot de zaak komen. Cela riest pas venu a ma connois- fance, dat is tot mijne kennis niet gekomen. Jl lui vint dans l'esprit de partir, hij kreeg het in den zin om te vertrekken. VEN. s'/l vient d mourir, indien hij komt te fterven. // vient de mourir, hij is zoo even geflorven. Venir voir quelqu'un, iemand komen bezoeken. Le vent fouffle fort, ou Tl fait grand vent, het waait hard, of fterk. Le vent s'éleve, de wind ver» heft zich, wordt fterker. Le vent fouffle de ce cóté ld, de wind komt van dien kant. Ces arbres Jont d plein vent , die boomen ftaan volkomen bloot voor den wind. Cet homme d bien du vent dans la\ tête, die man heeft veel wind in het hoofd; dat is: is zeer verwaand of opgeblazen. Ader debout au vent, tegen den wind opzeilen. Mettre la voile au vent, het zeil ophaalen. Serrer le vent, met hal ven wind zeilen. Le vent est au nord, de wind is noorden, Le vent fe rangea au fud, de wind liep naar het zuiden. Avoir des vents , tnet winden gekweld zijn. Ce riest que du vent, het is maar wind; het is niet met al. Avoir le vent d'une chofe, de lucht van iet weg hebben; ergens kennis van hebhen. Tourner d touts vents , met alle winden draaijen; ligtvaardig en onftandvastig zijn. Cheval quiporte au vent, paard. dat den neus in den wind fteekt. Appliquer des ventouses, koppen; koppen zetten, Avoir  PHRASIOLOGIQUE PORTATTF. 33? VEN. VER. Avoir mal au ventre , pijn in den buik hebben. Avoir le ventre libre, een open lijf hebben; wei kunnen losten. Avoir le ventre dur, ou conftipé, hardlijvig zijn. Déchargerfon ventre , zijnen buik loozen. Pasferfur le ventre d quelqu'un, iemand om ver loopen, over hem heen loopen. Soyes le bien venu ou la bien ventje! zijt welkom! Cet arbre est de belle venue , die boom is fraaij regt opgewas- fen. Employer le verd et le fee, alle middelen beproeven; woordlijkt verfche zoo wel als gedroogde kruiden gebruiken. Faire une verte réprimande d quelqu'un, iemand eene harde of ftrenge beftraftmg geeven. Cesfruits font encroe verds , die vruchten zijn nog onrijp. Jijfait verglas; il tombe du verglas, het ijzelt; het regent ijs. Tót ou tard la veriTé Je decouvre, vroeg of laat komt de waarheid aan den dag. On lui a bien dit fes vérités , men heeft hem de waarheid wel of gevoelig gezegd. En vérité ! vous en faites trop! waarlijk! gij neemt te veel moeite! Faire du verre , glas blaazen. Si vous avez un verre d vin,je vous donnerai un verre de vin, zogij een wijn glas hebt, zal ik u een glas wijn geeven. Faire des vers, dichten; verfen maaken. VER. VES. VIE. Se tourner vers quelqu'un , zich naar iemand toekeeren. Vers la fin de l'année, omtrent, of tegen, het einde van heC jaar. II pleut a verse , het regent dat het giet. Le vin est versé, de wijn is ingefchonken. II est versé dans les mathématiques, hij is bedreven , ervaren of geoeffend , in de wiskunde. Verser un feau ifeau, een' emmer water uitgieten. Verser a boire, infehenken. Verser un verre de vin, een glas wijn fchenken. Verser Jon fang pour fes amis, zijn bloed voor zijne vrienden ftorten. Le chartier nous a versés , de voerman heeft ons omgefmeten. Cest un homme de vertu et de probité! het is een vroom en deugdzaam man! Le pavdt d la vertu de faire dormir, heulzap heeft eene flaapverwekkende kragt. En vertu d'une fentence, uit kragt van een vonnis. Faire accroire d quelqu'un que des vessies font des lanternes, iemand doen gelooven dat blaazen Jantaarnen zijn; of zoo als wij gewoon zijn te zeggen, hem knollen voor citroenen verkoopen; dat is: iemand wat wijs maaken, het eene voor het andere doen aanzien. Donner fa vie pour quelqu'un,zi\a leven voor iemand laaten, opofferen. y 2 ft  24° DICTIONNAIRE Rem- VIE. VIF. VIG. VIL. Je vous dés la vie , ik bei u het leven fchuldig. Rtvdre la vie, het leven weder geeven; doen herleeven. Tdcher de gagner'fa vie, zijnen kost poogen of zoeken te winnen. Faire vie , qui dure , zoodanig leeven, dat men het uithouden kan; huishoudelijk, zuinig, leeven. Cette charqe lui a été domme ö vie, dat ambt bezit hij zco lang hij leeft. Arriver ou parvenir a une haute vieillesje, hooge jaaren krijgen; oud of zeer bedaagd worden. Ce mot vieillit, dat woord raakt buiten gebruik. 11 ferajoué tout vir, hij Zal levendig geradbraakt worden. I Avoir l'esprit vif, levendig van geest zijn; een vlug of doordringend verftand hebben. Il en a été piqué jusqu'au vif , hij is er levendig over geraakt geweest. s'Qppofer de vive force, zich met kragt en geweld verzetten. Inftruire quelqu'un de vive voix, iemand met de levendige flem onderwijzen. Couper jusqu'au vif, tot in het leven fnijden. Faire une vigoureuse réfiftance , eenen Iuagtdaadigen weder' ftand bieden. 11 fait un vii.ain temps, het is een • flordig of moifï^ weer. II fait vilain dans les rues, het is morfig op de {fanaten. II m'ajoué un vilain tour , hij beeft mij een' lelijken trek ge- j fpeeld. VIL. VIO. VIS. VIV. UN. Bdtir ou f onder une ville, eene ftad bouwen of ltigten. Investir une ville , eene ftad barennen. Monfieur est a la ville , Mijnheer is in de ftad. II va diner en ville , hij gaat uit eeten; hij zal buitenshuis gaan eeten. Se faire violence a foi méme , zich zeiven geweld aan doen of bedwingen. Jouer du violon, op de viool fpeelen. Payer les vroLONS, de kosten doen, terwijl er een ander de eer van heeft. Faire bon ou mauvais visage i quelqu'un, iemand een vriendlijk of^ftuursch gelaat vertoonen. Ce riest pas ld que je vise, daar doel ik niet op ; dat beoog ik niet. Du vivant de fon pere, bij het ^ leven van zijnen vader. C'est un bon vivant , het is een vrolijke baas. £fre fur le qui- vive, op zijne hoede zijn of blijven. Ce triest tout un, het is mij even \ eens; het is mij onverfcb.il- lig- Ils s'aiment /'un 1'autre; elles s'aiment /'une l'autre; zij beminnen eikanderen. Je ne veux ni /'un ni 1'autre, ik wil noch het eene noch het andere. C'est un habit tout uni , het is een geheel eenvouwig kleed, een kleed zonder eenigoptooijjel. C'est un homme univeksel, het Is een man, die van allekonften en weetenfehappen ken-" nis heeft.  PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. 34r VOC, VOE. VOG. VOI. Remplir les devoirs de fa vocatiox, cie pligten van zijn beroep waarneemen.' , Faire des voeux pour la prospirité de quelqu'un, iemand allen be denklijken voorfpoed toe wenfehen. Cette chanfon riest'plus en vogue, dit liedje is niet meer in zwang of gebruik. Ptintre, qui a la vogue ,een fchil- der, die in naam is. Ce médecin est fort en vogue, die Arts of doctor wordt zeer veel gehaald, heeft veel praétijk. Me voici, hier ben ik! MevoiLa, daar ben ik! Me voiLa fauvé, nu ben ik een behouden man. Le voiLa qui vient, daar komt hij aan. Ne voiLa-t-ii! pas un plaifant homme? is dat niet een drollige vent? Voiler fes fentimentt, zijne gevoelens verbergen. Voir le jour , geboren worden. item, van boeken fpreekende: uitkomen. Ne voir goute , niet'zien. Je fus hier voir mon oncle, ik ging gisteren mijnen oom bezoeken. Je ne vois point de telles gens, ik verkeer met zulke lieden niet. A le voir, oh le prendroitpour un autre homme, uiterlijk aan te zien, zou men hem voor een' anderen man neemen. Appeller d haute voix, met luider item roepen. A la pluralité des voix, bij meerderheid van ftemmen. Aller aux voix, de ftemmen opnsemen. /OL. VOM. VOU. VRA. USA. USE. Piendre fon vol trop haut, al te hoog vliegen; zich boven zijnen ftaat verheffen. Avoir une volubilité de langue , eene vlugheid of losheid in het fpreeken hebben. Vomir des injures, des blasphemes, fcheldwcorden, Godslasteringen , uitbraaken. Se voler au fervice de quelqriun, zich geheel aaniemandsdier.se overgeeven. Oue veut dire ce grand bruit ? ^\vat beteekent dat groot geraas ? Vouloir du bien a quelqriun, iemand toegedaan zijn, een goed hart toedraagen. Vouloir du mal d quelqriun, iemand een kwaad hart toedraagen, hem kwaalijk gezind zijn. En vouloir d quelqu'un,.hst op iemand verzien hebben; het tegen iemand hebben. II riy a que vous qui le fachiez, niemand dan gij alleen weet er van. Cest un vrai ivrogne, het is een regte dronkaart. Dire vb ai, de waarheid zeggen. a dire le vrai, om de waarheid te zeggen. Mettre une chofe en usace, eene zaak in gebruik of in zwang brengen. Mettre tout en usaCe , alles in het werk ftellen. Perdre i'u'age a"e la paro'e, het gebruik van de fpraak verliezen. II rsE deux habits touts les ans, hij verflijt alle jaaren twee pakken kleêren. User de douceur, de force, zagt zinnigheid, geweld,gebruiken. Y 3 En  342 DICTJONNAIRE PHRASIOLOGIQUE PORTATIF. USE. USU. VUE. En user bien ou mal avec quelqu'un, iemand wel of kwaalijk behandelen. Cet habit j'use , dat kleed dijt. Avoir Tusufeuit d'une terre, het vruchtgebruik van een land hebben. Prêter a usure , op woeker leenen. Garder quelqu'un a vue , iemand geduurig bewaaken , niet uit het oog verliezen. Payer une lettre de change h vue, eenen wisfelbrief op zigt, dat is: op de vertooning, betaalen. Le Joleil donne dans la vue , de ■ zon fchijnt in de oogen. VUE. VUL Ses icarts donnent dan: la vce, zijne misftappen loopen in het oog. Porter la vue Jur l'avenir, het toekomftige inzien, voor uitzien. Etre d la WE.de ? ennemi; in het oog van den vijand flaan. Avoir d'autres vues, andere oogmerken hebben. S'en retourner d vuide, ledig te rug keeren. Vuider un verre de vin, een glas wijn leeg drinken. Vuider un different, een gefchil beflegten of bijleggen.  AN.AGRON, DICTIONN. db BHRAS: ET DE PROVERBj