M IJ N TEGENWOORDIG VADERLAND; O I WIJSGEERIGE GESCHIEDENIS VAN VRANKRIJK. DOOR. GERRIT PAAPE. TWEEDE DEEL. TE DORDRECHT^ b ij A. B L U S S Ë & ZOON. mdccxcii.   M IJ N TEGENWOORDIG V A D E R L AND; O F WIJSGEERIGE GESCHIEDENIS VAN VRANKRIJK, TOT HEDEN TOE. RIJKS-BESTIER ONDER HENDRIK DEN TWEEDEN; FRANCOIS DEN TWEEDEN £N CAREL DEN NEGENDEN. De Zoon van Fran§ois den Eerden, die den Zetel zijns overleden vaders beklom, was Hendrik, die, op de lijst der Franfche Koningen, als den tweeden van dien naam voorkomt. De gefchiedenis fchetst hem, „ als een oorlogzugtig, maar onvoorzigtig Vorst, veel gefchikter om zig door eene Matresfe te laaten regeeren, dan om een groot faamenftel van ftaatkunde te doorzien en te volgen." Deeze zoon had 'sVaders haat tegen Carel den Vijfden als bij overerving. O&avius Farnefe was in 't bezit van het Hertogdom Parma, 't welk hij aan Paus Julius den Der- U. Deel. A . den  a MIJN TEGENWOORDIG den had dank te wijten. De Keizer, fteeds den Godsdienst voorwendende en onöphoudlijk in 't geheim naar eens anders bezitting haakende, toonde zig greetig naar het eigen* dom van Farnefe, die weinig trek had om deeze neiging intevolgen. Spoedig werden er voorwendzels gevonden, want hieraan ontbreekt Jiet de heerschzugtige Vorften nimmer, en Farnefe zag van verre reeds het onweer komen opdagen, 't welk hem van het zijne moest ontzetten, en tegen welks geweld hij op verre na niet beftand was. In zijne benaauwdheid nam hij den toevlugt tot Vrankrijk. Deeze voorkomende geleegenheid, om den vaderlijken wrok voorttezetten, liet Hendrik niet onaangegreepen voorbijgaan. Veele zwaarigheeden om den Keizer het hoofd te bieden, waren, door de magtloosheid van Engeland in dat tijdftip, geheel opgeruimd. Hij floot met den Hertog van Farnefe een verdrag, en weldra barstte het oorlogsvuur uit. De heilige Vader verklaarde het Hertogdom Parma verbeurd, en voegde zig op de zijde van Carel. De Keizerlijken behaalden echter meer fchande dan voordeden. Zij floegen het beleg om Parma, waar zij verre waren van hun oogmerk te bereiken, en het geen zij eindlijk gedwongen werden te verlaaten. In het gebied van zijn Heiligheid gingen de Franfchen vrij ruuw te werk. De wetten van den krijg, hoe woest en onbefchoft, werden fteeds aan de wetteji van Romen voorgetrokken. De vriend  VADERLAND. 3 vriend van den Paus zijnde, zwaaide men dien Opperkerkvoogd, met dubbele verkwisting, den wierook toe, en bewees men hem godlijke eerbewijzingen!—doch zodra werd men zijn vijand niet, of men ging erger tegen hem te werk, dan tegen de Barbaaren. Dergelijke tegenftrijdigheeden in het menschlijk Caraéler zijn niet gemaklijk optelosfen, ten zij men dit voor een oplosfing wilde aanneemen, dat wanneer men zig goden fchept, men dan billijk van hen vordert, dat zij volmaakter zijn dan wij, want-waartoe zouden het anders goden zijn? Keizer Carel de Vijfde, die zijn hoofdwerk te maaken, en zijne bekwaamheeden aantewenden fcheen, om willekeurig over de vrijheid der Duitfchers, zo naar ziel als naar lighaam, te heerfchen, kreeg eindlijk ook zijne welverdiende trekken te huis. Maurits van Saxen, zijn vertrouweling, bedroog hem op de listigfte wijze. In fchijn aan de belangen van Carel verknogt, en echter geheel de zaak der vrijheidlievenden (waaronder de Proteftanten behoorden,) toegedaan, ftelde hij de fchranderheid en het wantrouwen van zijn Meester te leur en viel, met behulp van Hendrik den Tweeden, den Keizer zo gansch onverwagt en zo hevig op 't lijf, dat deezen in den nagt, bij (legt weder, ongemeen jigtig, in een draagftoel, met aller ijl, door een klein gevolg vergezeld, van Infpruck de verhaaste, vlugt over de Alpen moest neemen! Hendrik de Tweede, die geftrenge haater der Proteftamen, A a fpeel-  4 MIJN TEGENWOORDIG Ipeelde hier een wonderlijke rol. Hij noemde zig zelfs, Befchermer der vrijheeden van Duitschland en desfelfs gevangen Vorften. In« tusfchen had Maurits van Saxen openlijk en plegtig verklaard; „ Dat hij den Proteftantfchen Godsdienst wilde befchermen, en voor de gedreigde vernieling beveiligen!" Hendrik toog dus uit om in een vreemd Land te doen, 't geen hij, tot fchande der menschlievenheid, op zijn eigen grond niet begeerde te doen. Steeds was de Godsdienst het fpeeltuig der Vorften! De volken zagen zulks zedert het verloop van bijna alle de eeuwen, en echter verkoozen zij niet, om wijzer in zulk een aangeleegen zaak te worden! Maurits en Hendrik maakten het beste gebruik van de beflisfchende oogenblikken, die hen voorkwamen. Zij vernederden den trotsch van Carel indiervoegen, dat hij toeftemde tot de onderhandeling, en het Pasfauwfche verdrag tekende, waarbij, onder anderen, bepaald werd, „ Dat er een volkomen vrijheid van geweeten zou plaats hebben, tot dat men de gefchillen over den Godsdienst zou hebben afgedaan." In weerwil der dienden, door Hendrik aan het Bondgenootfchap beweezen, werd hij ontrouw en ondankbaar door hetzelve behandeld. Hij geliet zig deezen hoon niet optemerken, doch nam zig voor, öm het overmeesterde, voor zo veel het hem aanging, tegen zijn vijand, den Keizer, te blijven verdeedigen. De  VADERLAND. 5 De oorlog, die tusfchen Carel en Hendrik bleef voortduuren, was niet anders dan de ophooping der ongelukken, voor hen, die met de vorstlijke verfchillen niets te maaken hadden. Als nog is de ftad, of liever de puinhoop Terouane, er de treurige getuige van. Zij was weleer vermaard zo door haare netheid en welbebouwdheid,aIs door haare fterlu te. De Keizer zond er een talrijke Legermagc heen. Honderd twee en veertig* duizend Kanonfchooten verbrijzelden de muuren der ftad; de dappere Montalambert ft-ierf in de bres; het garnizoen moest over den kling fpringen; en de geheele ftad werd verwoest. Thans is de grond binnen haare muuren een wei of moesland, welker vrugten door de Bisfchoppen van St. Omer en Boulogne 'sjaarlijks gedeeld worden! — Dit is de wraak der Vorften — dit zijn de vaders der volken! waren zij ook bang dat de Nakomelingfchap niet weecen zou, dat zij wreed en barbaarsch geweest waren? Moesten zij er de jammerlijkfte bewijzen van overlaaten? Hoe gemaklijk kosten zij voorzien hebben, dat het Nageflagt, nimmer dergelijke vernielde faamenleeving — nooit dergelijke verbaazende puinhoopen aanfchouwen zou, zonder hen teffensmetde diepfte verontwaardiging te vervloeken! Behalven deeze verwoefting rigtede men nog anderen aan te Hesdin; en meerder genot,, ~of liever ander wraakgierig vermaak,-.hadden de Monarchen niet in dit jaar, In kilien y£ft A 3 " cïce-  6* MIJN TEGENWOORDIG deedigde Montluc de ftad Sienna, tien maanden lang, met de verwonderlijkfte dapperheid tegen Cosmus de Medicis, doch was genoodzaakt, dezelve overtegeeven, fchoon op roemrijke voorwaarden, die echter flegt werden naargekomen. De (lag van Marciano werd door de Franfchen insgelijks verboren. De fchaden en nadeelen, die de Hollanders leeden bij een bevel van Koning Hendrik, — ('t welk inhield, „ dat alle goederen, bevonden in fchepen of op wagens, die eenige verbooden of vfjandlijke goederen gelaaden hadden, verbeurd verklaard zouden worden;") werden door hem voorgekomen, in éene onderhandeling met de Republiek, bij dewelke vastgefteld werd; „ Dat voortaan noch in Vrankrijk, noch in de Nederlanden, eenige anderen dan verbooden en vijandelijke goederen zouden verbeurd verklaard worden." Paulus de Vierde droeg de Pauslijke kroon. Van een geftrengen monnik werd hij eett pragtig Vorst. Hij liet zig geheel naar de hand zijner twee Neeven zetten, die hem wisten te bepraaten-, om eenige vermeefteringcn in Italien te gaan maaken, en hen met den - onrechtvaardigen buit te befchenfeen: de heilige-Vader vond fmaak in dit voorftel, dus viel er geen twijffel, of hij had een wettig" recht, om het ten uitvoer te brengen. Vermits zijn Heiligheid hulp noodig had kreeg hij aanraading, om dit ontwerp met be-  VADER L'AND. (f behulp van Vrankrijk te bewerkftelligen. Hendrik werd er over onderhouden, en men kwam overeen, om het Koningrijk Napels te gaan vermeesteren en het vervolgens onder zig te deelen. De Paus, die ten deezen einde ftoute flappen deed; als onder anderen, met Carel en Ferdinand met zijn kerkblikfem te bedreigen, had ten ftelregel, volgens zijn eigen betuiging; „ dat het niet te pas kwam, om met de waereldlijke voorzigtigheid te raade te gaan, wanneer het de eere Gods, of de belangen der Kerk betrof." Keizer Carel, wiens berugte afftand van de Regeering aan zijn Zoon Philip den tweeden geen geringe verandering in het ftaatsweezen van Europa ftond te veroorzaaken, wilde alle dreigende onweeren, die over dit waerelddeel faamentrokken, afwenden, door eenen algemeenen vreede te bewerken. Zijne poogingen tot dit goede werk reikten echter niet verder, dan tot het formeeren van een vijfjaarig beftand. Een goede raad haalde den Franfchen Vorst er toe over, die door hetzelve in 't bezit bleef van Toul, Metz, Verdun en een aanmerklijk gedeelte der ftaaten van Savoïen. Dit beftand, offchoon door den Paus goedgekeurd en zelf bevorderd, vermits zijn Heiligheid betuigde, niets fterker te verlangen dan het vergieten van Christenbloed te doen ophouden, liep evenwel regelregt tegen zijn gelicfdkoosd belang en geheime bedoelingen in.. Hij had werktuigen aan het franfche Hof, A 4 waar-  4 8 MIJN TEGENWOORDIG waaronder zelf den Hertog de Guife, en deszelfs broeder de Cardinaal van Lotharingen, en de Minnares van den Koning, Diana van Poitiers, Hertogin van Vaientinois; deeze lieten niets onbeproefd, om Hendrik te beweegen tot het verbreeken van het beftand, en eenen aanval op Napels. Allen tegenftand werd overwonnen op één na, en die was, » dat Koning Hendrik het houden van het gemaakte beftand met eede bezwooren had." — Deeze beuzeling verdween echter zo dra den Heiligen Vader dezelve ter ooren kwam; want hij ontfloeg Vrankrijks Monarch van de piegtig gedaane en met duuren eede geftaafde belofte! — Kon de Godsdienst immer fchandlijker misbruikt worden, dan om, door middel van dezelve, alle trouw en geloof uit de faamenleeving te verbannen? Zo dra was het werk met Vrankrijk niet geklonken, of de Paus vergat het opvolgen der volkspligt. Hij liet den Afgezant van Spanje gevangen neemen. De Colonna's, voorfta*ders van den Keizer, deed hij in den Ban, en ontnam het Hertogdom Paliano aan dezelven: de Graaf Montario, neef van zijn Heiligheid, werd met dit gebied befchonken; en Philips, Koning van Spanje, die de Colonna's had bijgedaan, en door wien de Paus zig verkort hield te zijn in zijne rechten op het Koningrijk Napejs, werd fchuldig verklaard aan Leenfch.en.njs, Pe  VADERLAND. 9 De krijg berftede uit, na dat Philips, de bijgeloovigfte Vorst van een reeks van eeuwen, de bezwaaren, die zijn gewisfen prangden, om den Heiligen Vader met de wapens aantevallen, door zijne fpaanfche Godgeleerden had doen opruimen. De Hertog van Alba kreeg last om Paus Paulus den Vierden tot reden te brengen. Hij kweet zig zo wel, dat zijn Heiligheid hem fidderend voor de poorten van Romen aanfchouwde, en blijde v/as, dat hij, zijn hoogmoed verzaakende, aan den Hertog een ftilftand van wapenen verzogt. De heilige Vader bekwam fchielijk van zijn fchrik, toen de Hertog de Guife, met eert Fransch Leger agter zig, het naar Napels zettede. In ftede van de noodzaaklijke penningen en manfchappen aan de Guife bijtezetten, voer hij in hevige vervloekingen uic over de geenen, die hij zig voorftelde als airede overwonnen te weezen. De bemagtiging van Napels, het hoofddoel van deezen togt, mislukte, tot fchande van de geeneny die Hendrik daartoe aangeitookt hadden, en tot bezwaar en gevaar van Vrankrijk, dat er zig een magtigen vijand mede op den hals haalde. Philips en de Koningin van Engeland, faam zig tegen Vrankrijk 'verbonden hebbende, vielen met een talrijk Leger in Picardijen en floegen het beleg om St. Quentin. Door een misdag van den Rijksveldmaarfchalk de A 5 Monc-  io MÏJN TEGENWOORDIG Montmorenci, werd het Franfche Leger, door den Hertog van Savoïen, geheel verflagen en de Rijksveldmaarfchalk gevangen genomen. Dit verwekte eene algemeene verflagenheid onder de Franfchen, die echter fchielijk plaats maakte voor die foort van geest* vervoering, welke allerwegen Helden fchept, en alomme gewillige belastingen doet draagen! De tegenweer, uit deeze voordeelige gefteldbeid des volks gebooren, was evenwel niet toereikende, om alles te behouden. St. Quentin, Catelet, Ham en Noïon gingen verlooren! — Een groote troost was het echter voor Hendrik, dat zijne vijanden, die hem en ?ijn Rijk dreigden te verzwelgen, met deeze kleimgheeden (ten opzigte van 't geheel,) moeiten te vreeden zijn. Spanjes Koning was zot genoeg, om, uit blijdfchap over deeze overwinning, een Kerk, een Kloofter en een Paleis, ter eeren van den gebraaden Laurens, in de gedaante van een Roofter, te doen ftigten. Welke begrippen voor een Vorst» hoe jammerlijk moeten de hoofden zijner onderdaanen dan niet gefield geweest zijn! Het dwaaze bijgeloof van deezen Philips vertoonde zig nog duidlijker, toen hij vreede maakte met den Heiligen Vader. De Hertog de Guife, zig in Italië hebbende opgehouden, werd in zijn Vaderland ontbooden, om het te helpen verdeedigen: de I*aus deezen fteun misfende, was er niet weinig over gefloord, als nu genoodzaakt zijnde om met Philips te  VADERLAND. » te verzoenen. Hij belegde evenwel de zaak indiervoegen, dat Spanjes Vorst, doof den Hertog van Al ba, hem vergiffenis moest ko- * men verzoeken, voor het voeren der Wapens tegen 't Opperhoofd der Kerk. De Guife, willende beantwoorden aan de verwagting welke men van hem had opgevat, bediende zig meesterlijk van de omftandighee. den, in het overrompelen van Calais. De Engelfchen hadden aldaar, uit hoofde vari het herfst-faizoen, zeer geringe bezetting. Hij wist zulks; fnelt op 't onverwagst daarheen, en neemt het in, nog geen agt dagen befte* dende, waartoe Eduard de Derde elf maanden noodig had. Het winnen van . Calais was een groote zaak voor Vrankrijk. Meer dan een paar eeuwen lang, had die)plaats ten veiligen ingang voor de vijanden der Franfchen verftrekt. Guines werd ook, en met de ftad alles, aan de Engelfchen ontnomen; welken toen niets meer in Vrankrijk overhielden. Hendrik had omtrent twintigduizend man in Duitschland aangeworven, toen zijn Leger Diedenhoven belegerde, welke ftad bij verdrag overging. Arlon werd insgelijks door hem vermeesterd. De Heer van Thermes, maakte zig, met omtrent tienduizend Man, meester van Duinkerken en St. Wijnoksbergen. Phii üps, voor verdere ftrooperijen in Vlaanderen bedugt wordende, deed den Graaf van Eg« mond met veertienduizend man Thermes te gemoete trekken. De beide Legers ontmoeteden  3i MIJN TEGENWOORDIG den elkander bij Grevelingen. Er viel een hevig gevegc voor; de Franfchen, door wan• hoop aangefpoord, als verre de minden in getal zijnde, ftonden op 't punt om den zegen teverkrijgen, toen toevallig eenige Engelfche Oorlogsfchepen, langs de kust zeilende, en bemerkende wat er gaande was, dapper op de Franfchen begonnen te fchieten, waardoor zij de nederlaag kreegen, met verlies van bij de tweeduizend dooden. Engeland intusfchen rustede een aanzienlijke vloot uit, onder bevel van den Admiraal Clinton. Spanje voegde er dertig Scheepen bij, waarvan de meeften in Holland en Zeeland gereed waren gemaakt: met deeze magt moest men een landing op de Franfche kust onderneemen, welke echter geheel mislukte. De Vorften kreegen eindlijk, elk om bijzondere redenen, van het zelf belang ontleend, trek naar den vreede. De beweegoorzaaken of liever de openbaare voorwendzels die men ten grondflag nam, waren (ten fchande van het gezond verftand en het waare Christendom,) in dien tijd voldoende, maar thans moeten zij ons verbaazen en bedroeven. De betuigingen van den Bisfchop van Atrecht tegen den Kardinaal van Lotharingen, bij die gelegenheid, verdienen onze opmerking; hij vertoonde hem: „ Hoe leed het den Koning van Spanje deed, dat de twee magtigfte Rijken van Europa elkander door een geduurigen oor-  VADERLAND. ij oorlog verzwakten; daar men, met veréénigde kragten, de Turken, de oude vijanden det Christenheid, behoorde te keer te gaan: of, om nader bij huis te blijven, de Ketters, nog erger vijanden der waare geloovigen dan de Turken, uitteroeïen. Deezen, dus vervolgde hij; verfpreiden hun vergiftig zaad in de Nederlanden, zo wel als in Vrankrijk, terwijl de oorlog de Koningen belet, behoorlijk, tegen dit inkruipend verderf te waaken. Hij befloot met te zeggen; dat de Kardinaal zijnen Koning een zonderlingen dienst zou doen, en voor zig zelve een eeuwigen roem verwerven, zo hij een vasten vreede tusfchen de twee Koningen wist te bewerken, op dat men naderhand, met gemeen overleg, de Ketterij, beiden in Vrankrijk en in de Nederlanden, mogt kunnen te onderbrengen, enz" De Kardinaal leende het oor aan dit voorftel, en van dat tijdftip begonnen de geheime onderhandelingen over den vreede, of liever over een verzoening tusfchen de twee Koningen, die ftrekken moest, om de menschlievenheid in 't aanzigt te vliegen, en allerwegen de onfchuld te vuur en te zwaard te verwoeften. In 1559 floot Hendrik een afzonderlijk verdrag met Engeland, waar van de voornaamfte Artikels waren: „ Dat de Franfche Koning zig verbond, om Calais, binnen agt jaaren, wederom te geeven, of, zo hij dit weigerde of langer dan naar behooren uitftelde, Vijf- hon-  J4 MIJN TEGENWOORDIG honderd duizend kroonen aan Engeland -te zullen voldoen, als een boete voor het uitftel of de weigering; terwijl hij, 't zij de boete betaald ware of niet, evenwel gehouden zou zijn, Calais afteftaan. Vervolgens zou de Hertog van Savoï'en in het bezit van het grootfte deel zijner Erflanden herfteld worden, en Koning Hendrik flegts eenige plaatfen in 't zelve behouden, tot dat het gefchil tusfchen deeze Twee geheel zou afgedaan zijn." Het verdrag tusfchen Vrankrijk en Spanje volgde den anderen dag. Volgens het zelve; „ moest Koning Hendrik St. Quentin, Ham, Catelet, beneffens nog een menigte andere plaatfen wedergeeven; de Hertog van Savoïen, als boven reeds gemeld, herfteld worden; de Hertog van Mantua moest Montferrat weder hebben, en de Genueezen alle de bemagtigde fteden op 't Eiland Corfica. De Paus, de Keizer, de Koningen van Denemarken,' van Zweeden, van Poolen, van Portugal, van Schotland, enz. waren in dit verdrag begreepen, als Bondgenooten van Hendrik of van Philips. Vrankrijk behield Metz, Toul, Verdun, enz." Hendrik deed dus een overgifte van honderd negen en tagtig vrij fterke Plaatfen, zo in de Nederlanden als in Italien: iets waarover de Franfchen zeer te onvreede waren. De Montmorenci, om het Hof op zijne zijde te winnen, had twee Egtverbintenisfen bewerkt, als een tusfchen de Zuster van Koning Hendrik  VADERLAND. j$ drifc met den Hertog van Savoïen, en een tusfchen de oudfte Dogter van gemelden Vorst met Koning Philips. Toen het laatfte huuwlijk voltrokken werd hield men de luisterrijkfte fteekfpeelen. Koning Hendrik had het ongeluk, om, door den Graaf van Montgommerl, in zijn regter oog gekwetst te worden. De wond werd gevaarlijk en eindlijk doodlijk. Voor zijn overlijden deed hij den Egt nog voltrekken van den Hertog van Savoïen. Hij overleed in 1559. Hij was een hevige vervolger der Proteftanten, en zelf van hunne zijdelingfche Befchermers. De rechters, dre het waagen dorden ten voordeele der veroordeelde ketters te fpreeken, werden zelf als ketters aangehouden en gevangen gefield. Dit lot ontgingen zelf eenige Parlementsleden niet, die door menschlievenheid bewoogen, eenige verzagting in zijne barbaarfche bevelen poogden te brengen. Hij voltooide den grondflag, die tot den oorlog met de Proteftanten, in Vrankrijk, gelegd werd, en berokkende he.t Menschdom, zo wel door den vreede als door den oorlog, een reeks van onheilen. De troon der Franfchen, welken Hendrik den Tweeden, door den dood, ontruimde, werd vervolgens bekleed door Francais den Tweeden. Onder de korte regeering van deezen Vorst was Vrankrijk vol onlusten en verdeeldheeden. De heerschzugtige en fnoode Catharina de Medicis begon haaren hel- fchen  a5 MIJN TEGENWOORDIG fchen rol te ipeele'n. Niets ontzag zij, om haare booze oogmerken te bereiken, en ongelukkig bezat zij maar al te veel magt en invloed op hen, die het hoog bewind in handen hadden, om niet alle kwaad te kunnen doen, 't welk zij begeerde. De de Guifen waren niet minder berugt, door hunne heerschzugt dan door hunne verdienden, welken beiden ten verderven van hun Vaderland ftrekten. De twee Prinfen van den bloede, Antonius van Bourbon, Koning van Navarre, en Lodewijk, Prins van Condé, van het gezag genoegzaam verfteeken, en er echter zeer op gefield, voededen eene misnoegdheid, die fchielijk en gemaklijk de algemeene rust fchadelijk worden kon. De Rijksveldmaarfchalk Montmorenci, hoe zeer ook het belang des Rijks voorwendende, had echter tegenövergeftelde inzigten, en alle deeze gedugte Partijfchappen hadden een voórwendzel voor hunne woelzugt gekoozen, dat zelden miste, om het menschlijk hart in de felfte beweeging te brengen, en de ftervelingen elkander te doen vermoorden, — de handhaving van den Godsr dienst naamlijk. ■ De godsdienstige gevoelens der Proteftanten namen allerwegen ten fterkften toe. Deeze gevoelens maakten zig aanneemh'jk door hunne redelijkheid, en ftaaken te meer af bij de gedrogtlijke leer van Romen; hun meeften voorfpoed echter waren ze verfchuldigt aan de onmenschlijke vervolging, die derzelver Be- lij-  VA. DERLAND. 17 lijders bezwaarlijk ontgaan konden, overal waar de heilige Vader zijn invloed kon doen gelden, en zijne gekroonde flaaven hunine magc behouden hadden. In Vrankrijk vond de Hervormer Calvijn veele ijverige naarvolgers. Te Geneve en Laufanne werden de Hellingen van deezen Man openlijk verdeedigd; derzelver overtuiging viel dus niet moeilijk bij de gebuuren deezer fteden, de Franfchen. — Fazel en Beza, de twee Ambtgenooten van Calvijn, * bragten ook het hunne toe, om deeze gevoelens onder de Proteftanten in Vrankrijk, aldaar gemeenlijk Lutherfchen geheeten, te doen ftand grijpen. Omtrent het midden der zestiende eeuw gingen ook alle de Franfche Proteftanten eene broederlijke gemeenfchap aan met de Kerk van Geneve. De naam Hugenoten, die zij naderhand verkreegen, is een fcheldnaam; men wil dat dit woord ontleend zij, van Huguon, zo veel betekenende als nagtwandelaar, om dat deeze gezindheid, uit hoofde der ftrenge vervolging in Vrankrijk, veelal bij nagt hunnen Godsdienst waarnam. Andere befchouwen het woord, Hugenot, als een verbastering van het hoogduitfche woord Eijdgenotfen, zo als die inwoonders van Geneve genoemd werden, welken zig met de Zwitfcherfche Cantons verbonden, om hunne vrijheid tegen den Hertog van Savoïen te verdeedigen. De Partij der Hugenooten was thans tot eea fterkte gekomen, dat zij gedugt werd 11 Deel. B voor  i8 MIJN TEGENWOORDIG voor de aanhangers van Romen, en in aanmerking kwam bij de zulken, die een fterke partij noodig hadden, om hunne bijzondere bedoelingen te bereiken. De vervolgingen tegen deeze afgeweekenen werden derhalven hoe langer hoe heviger, vermits men dom genoeg was, om te gelooven, dat men gevoelens kon verdelgen, door fchavotten en brandftapels, die telkens de gefchiktfte plaatfen bleeken te zijn, om ze ten fterkflen voortteplanten! terwijl de zulken, die de vrienden of flaaven van den heiligen Tijran te Romen met begeerden te zijn, of andere wrokken op deszelfs Begunftigers te wreeken hadden, zig meer openlijk tot de vervolgde gezindheid begonnen te vervoegen. Dus zag men in Vrankrijk, de Admiraal de Coligni, dAudelot, de Chatillon, de Prins van Condé en meer andere voornamen zig de zaak der Hugenooten aantrekken, die door zulke veelvermoogende Grooten gefterkt, te meerder moed kreegen, om aan hunne belijdenis getrouw te blijven. De de Guifen daarentegen ijverden uit al hun magt voor Roomen. Franco's de Tweede droeg flegts den naam van Koning-, en zij bezaten in de daad al de magt deezer gevaarlijke waardigheid. Zij gaaven de blijken van hunnen afgrijslijken afkeer en dollen haat tegen de Proteftanten, bij de veröordeeling van den zo braaven als aanzienlijken Anne de Bourg, een Raadsheer van het Parlement, die zij  VADERLAND. rg zij de misdaad van ketterij (dat is, een ander begrip van zaaken te hebben, die door niemand regt geweeten kunnen worden, —) aanteegen, en uit dien hoofde hem lieten hangen en verbranden! De Regeêringen, onder hen ftaande, waren niet veel beter. Wanneer deezen de Hugenooten niet regtftreeks vervolgden, moedigden zij, door volftrekte ftrafloosheid, de zulken aan, die hen allerlei fmaad en overlast aandeeden. Dus, onder anderen, plaatfte men^ op de hoeken der ftraaten, de beelden der Heiligen, waarbij het opgehitfte graauw post vattede, en alle de zulken mishandelde, of naar den kerker fleepte, om gerechtlijk geftraft te worden, die niet verkoozen, om zig voor de geliefdkoosde poppen des volks nedertebuigen, of er kaarsfen voor te ontfteeken. Alles Hap dus faamen, om eenen opftand daarteftellen, zo als dan ook, in 1560, het geval was. De Prins van Condé en een zeker Edelman, La Renaudie geheeten, gaven in 't heimlijk zig veel moeiten, om het vuur aanteblaazen, dat in zo veele duizende boe. zems blaakte. De de Guifen werden met egte en fterke kleuren afgefchildert, als onwaardige vreemdelingen, en bijgeloovige vervolgers, die men niet aan 't roer van ftaat behoorde te dulden! De vrijheid van geweeten en gelooven werd aangepreezen als een gefchenk van God, waarover geen ftcrflijke magt willekeurig befchikken mogt, en waarB 2 voor  ne> MIJN TEGENWOORDIG voor een rechtgeaarte Frank zijn goed en bloed moest veil hebben. Vooral, zei men, was de eere Gods er mede gemoeid! Jezus Christus moest men niet verloochenen voor de menfchen, enz. En zie daar drangredenen genoeg, om de gedrukte Broederfchap in beweeging te brengen, en het uitterfte te doen waagen! Condé en Renaudie wisten, in 1560, een gedugte faamenzweering te formeeren, waarin een ontzaglijk getal Protestanten deel nam. Volgens hun plan, moeiten de Guifen van 'c bewind verfleeken en de Prins van Condé er in geplaatst worden. De uitvoering was bepaald te Amboife, waar zig het Hof bevond. Men had de dag vastgeiteld, en de noodige maatregelen met alle voorzigtigheid en beleid genomen. De menigte bewaarde het geheim en verlangde naar de uitvoering. Een Advocaat, een Proteltant en medepligtige, gaf ten ontijde gehoor aan zijne lafhartige vrees, welke hij, bij eene niet zeldzaame vergisfing' voor de infpraak van zijn gewisfen nam. Hij begaf zig naar den Hertog De Guife, en ontdekte alles. Toen had de man zijn geweeten gerust gefield, maar twaalfhonderd eerlijke en dappere luiden, die niet anders begeerden te genieten, dan het geen God en het gezond verftand hen toekende, werden er het jammerlijk flagtöffer van! zij werden op last van den Hertog verflagen, of door beuls handen wreediijk van het leeven beroofd! Wan-  VADERLAND. ft? Wanneer veele leden eener Maatfchappij zig aan de Oppermagc vergrijpen, is het nooit raadzaam, om hen als fchuldigen aantemerken, en nog minder, om hen als fchuldigen te ftrafFen! Ten allen tijden, waar men zulks deed, werkte dit tegen het waar belang van den Heerfcher! Hij voldoet zijn wraak, 't is waar , maar-hij vermeerdert er zijne vijanden door, wier getal als dan blijkt reeds groot genoeg te zijn. De ftraf moet vrees en affchrik baaren; zo ze dit niet doet, word ze fchadelijk; en alle voorbeelden bijna, in de Gefchiedenisfen, bewijzen, dat de Vorften, die hunne onderdaanen in een groote menigte geftraft hebben, van hun• gezag verfteeken werden, of hun Land verwoest, voor 't minst, half bedorven hebben. Vrankrijk heeft deeze waarheid tot zijne groote fchade ondervonden. Zo dra het er duizend ftrafte, over een zaak, die volftrekc onverfchiliig behoord te weezen voor een welgeregeld Burgerbeftuur, de godsdienftige gevoelens naamlijk, fchiep het ten zeiven tijde tienduizend nieuwe tegenftreevers. De martelaars voor hun geloof hadden, door elkander gerekend, elk ten minften tien zo Bloedverwanten als goede vrienden, die, door de barbaarschheid der gewetensbeulen, vast ten hunnen voordeele moeflen denken, zo al niet het pleit er voor opvatten. De voorftanders van Romen befpeurden dit welhaast. De Proteftantfcbe oartij groejde van dag tot dag, en B 3 de  a* MIJN TEGENWOORDIG de lust, om zig aan hunne onderdrukkers te vernaaien, nam niet minder toe. De vrees voor deeze verbitterde vervolgden deed te Fontamebleau een groote Raadsvergadering houden waarin men de belangen van , den Staat overwoog. De Admiraal de Cologni fPn Ir^-r erugdeegenheid' den Koning een gefchnft ter hand, bij 't welke de Cal. vimsten verzogten, „ om de openbaars oef. fenmg van hunnen Godsdienst, ten einde men in 't vervolg, hen het houden van bij. zondere bijéénkomen, tot geen misdaad kon aantijgen. Hij verklaarde verder, dat vijftig duizend mannen gereed Honden, om dit ver* zoeKichrift te ondertekenen." De Bisfchop van Valence en de Aartsbisfchop van Vienne voeren thans dapper uit tegen de gebreken van Romen, en het verregaande zedebederf van deszelfs gekapte en ge, fchooren zendelingen. „ Zij fchilderden, zegt de Abt Millot; de misdrijven en vooroordee* len der Roomfche kerk af, als de bronnen der algemeene rampen. Zij veroordeelden de oproerige voorftanders der nieuwe Leer die beteugeld en geftraft moeiten worden, doch merkten teffens op, dat vreedzaame ingezetenen, ter goeder trouw, aan de dwaaling gehegt, geenzins het lot van misdaadigen verdienden; dat de ftraffen, hen aangedaan, niets anders hadden uitgewerkt, dan. gewigt bij te zetten aan hunne gevoelens; dat de aanfchouwers opgewekt werden, om die Leerftellin- gen  VADERLAND. 23 gen te onderzoeken, en dikwils eene Leer omhelsd hadden, In het midden der vlammen, ftaande gehouden door eerlijke luiden van onbefprooken wandel, enz," De onbewimpelde taal van Colignij was een voorftander der menfchlievenheid en egte vrijheid waardig. Hij betoogde voornaamlijk, dat het den Vorften past de vaders van hun volk te weezen, en zig zo te gedraagen, dat zij er door bemind werden. Hij begeerde de Lijfwagc des Konings, die den Vorst een tijrannisch voorkomen gaf, afgefchaft; de Staaten bij een geroepen, en naar middelen omgezien te hebben, om de Kerk van dwaalingen te zuiveren. Deeze onderhandelingen bragten te wege, dat de Staaten bijeengeroepen, en de vervolgingen tegen de Proteftanten wierden opgefchort, dien het nu niet geleegen kwam om zig geheel ftil te houden* Zedert de faamenzweering te Amboife had de Prins van Condé gevangen gezéren, zonder dat men hem van eenig misdrijf had kunnen overtuigen. Men was eindlijk genood* zaakt hem vrij te laaten. Condé verklaarde zig daadlijk een Proteftant te weezen. Hij werd op nieuw befchuldigd, van een an* dere faamenzweering in den zin te hebben. Hij moest zig te Oileans komen verdeedigen.* Hij deed zulks, doch wat baattede eene verdeediging bij luiden, dien het- niet om de waarheid te doen was? Hij werd trouwloos» B 4 be-  *4 MIJN TEGENWOORDIG behandeld; weder gevangen gezet; voor onbevoegde Rechters te recht gefteld, en ter dood verweezen. De Koning van Navarre hield men insgelijks verdagt, waarom men een waakzaam oog op hem vestigde. Francois de tweede, van wien 'wij niets bijzonders meer te zeggen hebben, overleed in 1560. Zijn broeder, de zo zeer berugte Carel de Negende, volgde hem in 't bewind, nog geen tien jaaren oud zijnde. De Koninginne moeder, Catharina de Medicis, deed dus fehielijk haar volle gezag gelden. Haare fpreuk was: verdeel en heersch! Zij had de verderflijkfte grondregels, en bezat eene maate van boosheid, als genoegzaam was, om deeelven met de daad optevolgen. Het tegenwigt, dat zij tegen het fteedsgroeïend vermogen van de de Guifen wilde maaken, bragt aan het Hof een gansch andere fchikking te wege De Prins van Condé werd ontflagen; de Ko. ning van Navarre tot Lieutenant Generaal van het Rijk benoemd; en de Rijksveldmaarfchalk, de Montmorenci in zijn eer herfteld. De partij der Proteftanten verkreeg hier door geen geringen fteun. De braave kanfelier, de 1'Hopital, een man, die men een waar wijsgeer kon noemen, werkte met alle magt mede, om die helfche ftelling, - dat Gods eere vorderde dat de ketterij te vuur en te zwaard wierd Uitgeroeid, - haar kragt op de gemoederen fier Mogendheeden te doen verliezen. In de vef-  VADERLAND. al vergadering der Staaten van Orleans, deed hij zig hooren, als een onverfchrokken en verftandig onderwijzer der gekroonde Hoofden.1 „ De Koningen, zei hij; hebben de grootde en verhevende pligten te vervullen, en zij echter zijn het, die ze wel het allermeest verwaarloozen! Zij hooren en zien flegts door de ooren en oogen van anderen, en fchijnen enkel te ademen, om aan de heerschzugt, het eigenbelang of de grilligheeden hunner Staatsdienaaren te voldoen, die hen van rondomme valdrikken fpannen! Zo dat zij, die gefchikt zijn, om anderen wel te regeeren, helaas! zig het meest door anderen, ten algemeenen verderve, regeeren laaten!" Deeze in fchijn zo gelukkige omdandigheeden, en de in de daad menschlievende voorftellingen en poogingen, kosten echter niet opweegen tegen de inboezemingen van het wreede bijgeloof en der onverzoenbaare partijfchap. Men betoogde ten overtuigendde, dat de Roomfche kerk verbeteringen noodig had; de meeden gevoelden de kragt dier treurige waarheid, en desniettegendaande dorst de verdeediger der geestlijken vorderen: „ Dat men de zodanigen als ketters zou draffen, die eenige verzoekfchriften ten voordeele der Proteftanten hadden voorgefteld, of nog voordellen zouden!" Deezen wreeden eisch verwierp men, en men deed een ftap ten behoeve der verdrukte onfchuld. „ Men verbood, paamlijk, op dodddraf, elkander ter zaake B 0 van  %6 MIJN TEGENWOORDIG van den Godsdienst aantevallen, en allen, die hunne vrijheid of goederen, uit deezen hoof. de, verboren hadden, moeiten in derzei ver bezit herfteld worden." Deeze fchikkingen mishaagden zo wel aan de Proteftanten als aan de Roomschgezinden. De ijver der Partijen was te hevig, om zagtjes en vreedzaam te bekoelen. Men moest op een woeliger en doodlijker toneel verfchijnen. Ook liepen de wederzijdfche gevoelens zo verre uit een, dat er bij geen mooglijkheid fchikkingen konden ftand grijpen. Wilde men zig wreenigen, dan moest een der partijen geheel van zijne gevoelens afftaan, en dit was volftrekt onmooglijk. De Koninginne Moeder dagt het gevonden te hebben, en wilde de geloofsverfchillen door redentwisten uit de waereld helpen. De Cardinaal van Lotharingen zou, ondanks den heiligen Vader, die zijn zaak te zwak oordeelde, om ze aan een middenmaatige redenvoering te durven waagen, de Roomfche Leerftellingen verdeedigen terwijl Theodorus Beza, de kweekeling van Calvin, de gevoelens der Proteftanten zou voorftaan. De plaats, tot deezen kerklijken ftrijd gefchikt, was Poisfi. De Godgeleerden verfcheenen er, toegerust met al de welfpreekenheid en het verftand van dien tijd. Een iegelijk hunner had een onverwrikt voorneemen, om zig niet te laaten overtuigen. Het gevolg was dus gemaklijk te gisfen. Men overfchreeuwde elkander, en tin-  VADERLAND. $,? eindigde, onverrigter zaaken, met elkander den huid vol te fchelden, doch elk in zijn bijzonderen fmaak. Een voornaam Jefuit, zig bij uitftek ge-' kweeten hebbende, in bitfche uitvaaringen tegen Beza, verkreeg naderhand, door gunst van den Cardinaal van Lotharingen en van de Tournon, dat, in Vrankrijk, de Jefuitfche broederfchap zig vestigde, in de gedaante van een Collegie. Deeze order was toen reeds in verdenking. In het geding tegen dezelve, op de Hooge fchool te Parijs gehouden, laat Etienne Pafquier zig deeze aanmerklijke woorden ontvallen, welken de ondervinding maar al te zeer bewaarheid heeft. „ Gij zult u, zegt hij tegen de Rechters; uwe ligtgeloovigheid ten eenigen tijde, doch te laat, beklaagen, wanneer gij de omkeering aanfchouwt van de goede order en de openbaare rust , niet alleen in dit Koningrijk, maar in de geheele Chriften-waereld, door de listen, dè bedriegerijen, de bijgeloovigheid, de geveinsdheid, de doemwaardige ftreeken en kunstnarijen deezer nieuwe Sociëteit!" De Paus, en zijn blinde aanbidder, de Koning van Spanje, begreepen te regt, dat hunne Partij fterke fteunen noodig had, om het hoofd boven te houden. De Leer der Proteftanten had, terwijl zij verdrukt werd, eene inneemlijkheid, die welhaast geheel Vrankrijk zou- overmeefterd hebben, wanneer men ze vrijlijk werken liet. Zij wisten, door veel  i8 MIJN TEGENWOORDIG veel te belooven, den Koning van Navarre op hunne zijde te winnen, die zig bij het Driemanfchap vervoegde, 't welk beftond uit den Hertog de Guife, den ouden RijksveldMaarfchalken den Maarfchalk de Saint AndréJ De Koninginne, om dit Bondgenootfchap MIJN TEGENWOORDIG floeg een gedenkpenning, om, ware het mooglijk, ook het nageflagt te blinddoeken; men las er dit opfchrift op: De godvrucht wapent de gerechtigheid. Te Rome werden er openbaare vreugdefeeften ingefteld! Spanje gaf er ook zijne goedkeuring aan! — Maar het ftaat aan u, o volgende geflagten! om het vonnis over deeze barbaaren uittefpreeken! Uwe vloeken over deeze vijanden van God en menfchen zullen voorzeker verhoord worden; want geene vloeken zijn zwaar genoeg, welken dit helsch wanbedrijf niet agtervolgen zullen. Het plan van vernieling ftrekte zig nog veel verder uit. Men bediende zig van den algemeenen fchrik. Men belegerde Rochelle: dog men had zig daarin bedroogen, dat men vooronderftelde, dat deeze moord de overgeblevenen lafhartig en onderworpen zou gemaakt hebben. De moedige verdeediging der Burgers van deeze ftad kwam den Hertog van Anjou duur te ftaan, daar hij het grootfte gedeelte zijner bende in dit beleg verloor. Eindlijk kwam men tot een verdrag, bij het welk bedongen werd, dat de Hervormden, te Rochelle, Nismes en Montauban, vrijheid van geweeten zouden hebben, doch daar ter plaatfen maar alleen, en er teffens ook be« zetting mogen houden. De Proteftanten van de Sevennes en van eenige andere Landfchappèn vonden hun belang niet bij dit verdrag, waarom zij een ver-  VADERLAND. 45 verzoekfchrift bij den Koning inleverden, *t welk echter, hoe zeer ook door voornaame grooten onderfteund, ten Hove geen gehoor vond. Op verfcheiden plaatfen bleef het vfq onrustig. De wraak was door het bloed geflagen, en het Proteftantendom fcheen met nieuwe kragten uit zijn asch te verrijzen. Na de waereld getoond te hebben, hoe gevaarlijk effn Vorst op den troon zij, die zig door anderen laat leiden, en die geen tijd heeft, om de gewigtigfte ftaatspapieren naar te zien of te ondertekenen, wanneer hij zig aan het kaartfpel verflaaft; overleed Carel dè Negende in 1574. S.EGEERING VAN HENDRIK) DE DERDE, EN HENDRIK DE VIERDE. Op Karei den Negenden volgde Hendrik de Derde. Deeze, toenmaals in Poolen den Troon bekleedende, werd door zijne Moeder Catharina de Medicis naar Vrankrijk ontbooden. Op den franfchen troon werd hij genoegzaam het tegendeel van het geen hij te vooren geweest was. Hij werd lafhartig, wispeltuurig, een vijand van werkzaamheid, geheel aan onwaardige gunstelingen overgegeeven, en zo vera'chtingswaardig door zijne huichlaarij als door zijn redenloos gedragMen  M MIJN TEGENWOORDIG Men hield eene groote vergadering, in welken men tot een oorlog tegen de Proteftanten befloot, die den Prins van Condé en de Maarfchalk d'Anville aan hun hoofd hadden. Weldra barftede dezelve allerwegen uit. De Hertog van Alencon, aan wien de Koning een zaamenzweering tegen zijn perzoon vergeeven had, ontweek in ftilte het Hof, en ftelde zig mede aan 't hoofd van hen, die mtfn, in den ftijl der Vorften, Rebellen noemde, om dat zij de waare rechten van den mensch dorften verdeedigen. De Koning van Navarre, door Hendrik den Derden, bij zijn komst op den troon, uit de gevangenis ontflagen, aarzelde geen oogenblik, om • het voorbeeld van den Hertog te volgen, en deed op nieuw belijdenis van de leer der Proteftanten. Catharina de Medicis de toeneemende magt deezer Partij ziende, welke daarenboven nog door duitfche troepen onderfteund werd, bewerkte, volgens haare gewoone ftaatkunde, den vreede, die vrij voordeelig voor de Proteftanten was. Zij ver. kreegen volkomen vrijheid van godsdienstoef fening. Men gaf hen agt fteden meer dan voorheen tot waarborgen der overeenkomst. In de gerechtshoven zouden zij ook zitting hebben, en dergelijken meer. Deeze voorrechten ftaaken de geestlijken al te zeer in 't oog. Het menschdom te verlichten was de zaak van Romen niet; was geheel tegen de belangen der kerklijke heerschzugt. De leer der Hervormden bedoelde dit ech-  VADERLAND. 45 echter, en meer reden was er niet noodig, om de zendelingen van den Paus, en allen, die zig blindling aan dat Hoofd onderwierpen, in 't harnasch te jaagen. De Roomschgezinden, ijverende voor hunnen Godsdienst, ten minden waanende zulks te doen, maakten een verbintenis, bekend onder den naam van de heilige Ligue, om zig kragtdaadig te verzetten tegen alles wat met hunne leerdellingen niet drookte; en volmaakt alle verdraagzaamheid, vooral met betrekking tot de Protedanten, uittefluiten. De bekende Philips de Tweede, Koning van Spanje, en de Hertog de Guife hadden er derk de hand in, de een uit zotte bijgeioovigheid en de andere uit daatzugt. De Staaten werden te Blois bij elkander geroepen; men beraadflaagde zig op dit duk, en het geen de gezonde reden en de erkende rechtvaardigheid afkeurde, wist Romen met haare heilige belangen te vernisfen. En vermits deeze belangen toenmaals met de heerschzugt der Vorden over een kwaamen, gaf men haar greetig gehoor. Het gevolg was, dat het gundige Edict, den Prote* danten verleend, weder werd ingetrokken. Hendrik de Derde had ook de onvoorzigrigheid om de Ligue te ondertekenen, zonder te bedenken, dat, zo dra hij zig derzelver Hoofd verklaarde te zijn, hij zig ook van die daatspartij afhanglijk maakte, die voornaamlijk uit zijne geduytde vijanden was faamgefteld. De Protedantfche Prinfen maakten onderling ins-  46 MIJN TEGENWOORDIG insgelijks een verbindtenis, en weldra werd het vuur van burgerkrijg ontfteeken. De Partijen echter oordeelden het best te zijn, deezen nieuwen oorlog niet geftrenglijk doortezetten. Het volgende jaar floot men reeds den vreede, welke den Proteftanten minder voordeelig was dan den voorigen. Vermits men begreep, dat de gemaakte verbintenisfen tusfchen de partijen niet behoorlijk onderhouden, de Proteftanten op nieuw beleedigd werden, en de onrustige geest der kerklijken overal in den weg was, hervattede de Koning van Navarre den oorlog, en maakte zig meefter van Cahors. De Hertog van Anjou overleed kort daarna, hij had zig in de Nederlanden zoeken te vestigen. De Staaten hadden hem tot Vorst en Heer hunner gewesten verkooren. De dood zettede paaien aan zijn heerschzugt, en deed den Koning van Navarre de waarfchijnlijke Erfgenaam van de Kroon der Franfchen worden. Het was in dit tijdftip, dat de Hertog de Guife de kragt der Ligue deed gelden: in 't breede het gevaar betoogende, dat er geleegen was met een Vorst voor fouverein te hebben, die zig van de Moederkerk had afgefcheiden. — Catharina de Medicis zou, zo zij gewild had, de uitwerkzels der Ligue, die zwak in haare beginzelen was, hebben kunnen verijdelen, maar, greetig op gezag, vreesde zij er een groot gedeelte van te zullen  VADERLAND. 47 len verliezen, ingevalle de Koning van Navarre te magtig mogt worden. Zij begunftigde het huis van Lotharingen, met het wenfchend vooruitzigt, om de kinderen van haar dogter, die aan den Hertog van Lotharingen gehuuwd was, op den Franfchen Troon te zien klimmen. De Hertog de Guife daarentegen vlamde zelf heimlijk op de Kroon. Hij wist den ouden Cardinaal van Bourbon, die een Oom was van den Koning van Navarre, in het denkbeeld te brengen, dat, wanneer zijn ketterfche neef van de Franfche Kroon werd uitgeflooten, dezelve dan aan hem toekwam. De looze itaatsman werkte dus, voor 't oog der waereld, alleen voor den Cardinaal; maar in de daad geheel voor zig zelve. Zij, die, aan den voet der troonen, het Hof der verdrukkers lekken, en onöphoudlijk door den glansch der grootheid bedroogen worden, kunnen zig daarmede vertrooilen, dat hunne heeren en dwingelanden niet minder in de weer zijn, om elkander te bedriegen, en den voet dwars te zetten. De Cardinaal kwam zelf zo verre, dat hij een Manifest uitgaf, bij het welk hij den tijtel aannam van Eerfte Prins van den bloede, en zig tot hoofd van de Ligue verklaarde, tefFens de Franfchen ten ernfiigfte aanbeveelende, om de Kroon voor een roomschgezind hoofd te blijven bewaaren! — Men heeft deeze kerkvoogd befchuldigd van al te ligtgeloovig en te handelbaar te zijn, doch er zijn vol-  43 MIJN TEGENWOORDIG voldoende bewijzen voor handen, dat deeze oude Heer den geestlijken fpeelde, ik wil zeggen, dat hij hen in de luuren lag, die het hem meenden te doen. Dit Manifest echter was de leus tot een nieuwen oorlog. De verbondelingen van de Ligue verfcheenen te velde en naamen verfcheiden Meden. De Proteftanten, door de omftandigheeden genoopt, zogten den vreede, doch zij verkreegen denzei ven niet, dan op voorwaarden, die ten uitterften vernederende en hart waren, vermits zij allen, binnen den tijd van een half jaar, het Rijk moeften verhaten. De Ligue daarentegen behaalde er nieuwe en groote voordeden bij. Ten zelfden tijde formeerde zig ook, in het geheim, de verbintenis, bekend onder den naam van De Zestienen; een foort van Ligue alleen voor de ftad Parijs beftemd, en faamgefteld uit luiden aan de belangen van den Hertog Guife verkogt. De vreede van Nemours had de onderneemingen der Roomfche verbondelingen doen ftaaken. De Proteftanten naamen andermaal de wapenen op. De oorlog, die toen volgde, noemde men de oorlog der drie Hendrikken. Hendrik de Derde bevond zig aan 't hoofd der Koningsgezinden: Hendrik. Koning van Navarre geleidde de Proteftanten ten ftrijde, en Hendrik, Hertog de Guife, was de Opperfte van de Ligue. De verbindtenis der Zestienen was aan den Koning ontdekt ge-  VADERLAND. 49 geworden, doch hij nam geene maatregelen, om dat foort van zaamenzweerders loon naar werk te verfchaffen. Niets was in ftaat om hem uit zijne fchandlijke vadzigheid te trekken. Door de Ligue genoodzaakt, om den oorlog tegen de Proteftanten te voeren, gaf hij het opperbevel van zijn Leger aan den Hertog de Joijeufe, eene zijner gunstlingen, die het leeven verloor in dert flag van Contras in Guienne, waar de Koning van Navarre zegenpraalde. De Hertog de Guife floeg toe tweemaalen toe -de Duitfchers, die tot hulp der Hervormden gekomen waren, en noodzaakte deeze uitheemfchen het rijk te ruimen. Dergelijke voordeelen deeden den moed der Roomfche Eedgenooten niet weinig wasfehen. Geheel Parijs was met de loftuitingen van den Hertog vervuld. De Leeraars der Sor* bonne verklaarden: Dat men het bewind ontneemen m»gt aan zulke Vorften, die men niet zodanig bevond te zijn, als zij behoor-, den te weezen, even gelijk men een ver» dagte Voogd het beftuur kon doen verliezen. Dit was indedaad eene rechtvaardige grondftelling, bijaldien men flegts zig een goed en recht begrip vormt van de waare verëischten en verpligtingen van een Vorst. — Wanneer de Hovelingen of de dweepzieke geestlijken de bepaaling moeten maaken, hoedaanig een Vorst behoort te weezen, dan kan het niet misfen, of het Volk zelf," waar over dien Vorst regeert, word flaafsch en ongelukkig. 11. Deel. D De  50 MIJN' TEGENWOORDIG De dood van den Prins van Condé, door vergif om 't leeven gebragt, verzwakte de partij der Proteftanten niet weinig, en maakte die der Ligue te gedugter. De Hertog de Guife hield, met zijne vrienden en aanhang, eene Vergadering te Nancij, en deed aan het Hof de oproerigfte eifchen. De Koning fcheen van zijne flaapziekte te bekomen. Hij befloot tot geftrengheid en wilde beginnen wet de zestienen te doen ftraffèn. Hij verizaamelde troepen en verbood den Hertog De Guife, toen te Soisfons zijnde, om in Parijs te komen. De Hertog kwam echter en zwoer, dat hij geen bevel hoegenaamd ontvangen had% Hendrik de derde, om zig tegen allen aanval in veiligheid te ftellen, deed Zwitferfche troepen in de ftad komen, doch de Burgers van Parijs booden dezelven zulk een gedugten tegenftand, dat zij moesten afwijken, of zig zien ontwapenen. De Koning zelf werd genoodzaakt Parijs te verlaaten en begaf zig naar Chartres. De Guife bevond zig toen meester van Parijs. Hij ftelde zig in 't bezit van de Bastilje en het Arfenaal. Dus koogen de Franfchen, door de vreeslijkfte partijfchap gedreeven. Hoofden, die zig den taak voorftelden , om het Vaderland te verwoeden* Wanneer het volk zig in de twisten zijner heerschzugtige grooten vermengt, wroet hec met ijzeren vuiften in zijn eigen ingewand. Catharina de Medicis was te Parijs gebleeven. Zij hield zig onleedig met eene ver- ééni-  VADERLAND. 51 ééniging te ontwerpen, die te Rouën getekend werd, en geheel tot fchande en verne. dering van den troon ve'rftrekte. De Koning opende hoe langer hoe meer de oogen. Hij zag, maar toen te laat, welk eene verderflijke flaatkunde zijne moeder omhelsde, en ontnam haar zijn vertrouwen, 't welk blindling hem in zijn verderf had doen Horten. Hij deed de ftaaten Generaal te Blois vergaderen. De onbefchaamde eifchen eeniger Gedeputeerden, die aldaar verfcheeneh, en de ftoutheid van den Hertog de Guife, die haar hoogfte toppunt bereikte, noodzaakte in 't einde den Koning, om zig door een moord van deezen Vorst te ontdoen, vermits hij hem veel te magtig toefcheen, om hem te recht te roe-< pen. Hij benoemde de Moordenaars, beitemd om den Hertog te Aagten. Toen hij de dolken aan deeze verkoorenen uitdeelde, zou hij gezegd hebben : Het is eene rechtvaardige daad, welke ik u gebiede ter uitvoer te brengen, omtrent de fchuldigfte perzoon van mijn Rijk. De Godljjke cn menschlijfce wetten veroorlooven mij, hem te Irraifen; zulks niet kunnende doen, door de gewoone wegen der justitie, magtig ik u om het te doen, ingevolge het recht, dat het Koninglijk gezag mij verleent! — Bijaldien de Koningen niet altoos deezen toon voeren, wanneer zij zig aan het leeven der onderdaanen vergrijpen, dan is het ten minflen den grondflag, op D 2 wel.  52 MIJN TEGENWOORDIG welken zij vermeenen alles te kunnen doen; wat zij willen. De Hertog de Guife werd in 'sKonings kamer vermoord; zijn broeder de Cardinaal onderging den volgenden dag het zelfde lot, terwijl men ten zelfden tijde den ouden Cardinaal van Bourbon gevangen nam. Had Hendrik de derde minder onbedagtzaam geweest, hij zou daadlijk zig naar Parijs begeeven hebben, om aldaar alle oproerige beweegingen voortekomen en de Eedgenooten uit elkander te drijven. Nu geraakte de Hoofdftad weldra in den vreeslijkften opftand. De zestienen zwoeren den dood der vermoorde Prinfen ten ftrengften te zullen wreeken. De Sorbonne ontfloeg de onderdaanen van den eed van getrouwheid, die zij aan hunnen Koning gedaan hadden. Eenen Busfi le Clerc, door woede vervoerd, fnelde naar het Gerechtshof, en vorderde van het Parlement een befluit, overéénkomftig dat van de Sorbonne, de Leden met de gevangenis bedreigende, bijaldien zij hem niet te wille waren. In ftede van antwoord te geeven, ftond Harlaij van zijn plaats op en alle de Parlementsleden volgden hem naar de Bastilje. Men formeerde een nieuw Parlement, uit Luiden beftaande, die in den fmaak der Ligue vielen. Het verzoek van Busfi le Clerc kreeg aldaar zijn beflag; de Ligue werd bevestigd, en het beëedigd befluit genoomen, om den dood haarer Hoofden te wreeken. Ca-  VADERLAND 53 Cacharina de Medicis ftierf weinig dagen na het ombrengen van de Guife. De Hertog van Maijenne, van wien men verzuimd had te Lion zig meester te maaken, kwam te Parijs, waar men hem verklaarde tot Lieutenant Generaal van den Koninglijken ftaat en de kroon van Vrankrijk, door den Raad der verééniging. Dit nieuw opperhoofd der Ligue wist verfcheiden aanzienlijke fteden in haar belang overtehaalen. Hendrik de derde •volgde den raad, die zijn ftervende moeder hem gegeeven had en veréénigde zig mee den Koning van Navarre. Deeze twee Vorften, ten allernauwften veréénigd, zeueden het gewapender hand naar Parijs en ondernamen het beleg. Door gebrek aan leevensbehoeften zou die ftad zig eerlang hebben moeten overgeeven; doch een monnik, genaamd Jacques Clement, door de geestlijken in zijnen dweepzugtigen ijver verfterkt en aangehitst, wrong, op een verraaderlijke wijs, het doodlijk ftaal, in den buik van Hendrik den derden, die den volgenden dag, in de armen van den Koning van Navarre, den geest gaf. — Zekerlijk zullen de moordenaars van deezen Monarch, dezelfde of foortgelijke grondbeginzels voor deeze verfoeilijke daad hebben bijgebragt, als Hendrik voorheen deed; —de geestlijken althans rechtvaardigden zig daarmede, dat Hendrik de derde door den Paus in den ban gedaan en een Ketter was, zo dat Gods eere zelf zijn dood vorderde! D 3 H*n*  54 MIJN TEGENWOORDIG Hendrik de Derde, in 1589 overleeden, had Hendrik den Vierden benoemd, om hem op den franfchen troon optevolgen, waarto» hij onbetwistbaar bevoegd was. Hij was gehuuwd met een Erfdogter van Bourbon, zo dat met hem de Koninglijke (lam van dien naam begon. Het grootfle gedeelte van Vrankrijk echter wilde hem niet voor Koning erkennen, vermits hij een protettant was. Zijn Legermagt, uit dertig duizend manfchappen beflaande, verliep zo Merk, dat er hem naauwlijks vijf of zesduizend overbleeven. De invloed der geestlijken, die, vooral door middel van de biegt, de zielen der franfchen in de vuigtte afhanglijkheid van hunnen heerschzugtigen wil hield, en het algemeen gevoelen een rigting gaf, zo als de belangen van Romen vorderden; had de voornaam (te tegenftand tegen Hendrik den vierden veröorzaakt. Aldus genoopt om het beleg voor Parijs optebreeken, begaf hij zig naar Normandien, om aldaar de Engelfche hulptroepen aftewagten, die Koningin Elizabeth hem beloofd, en die zij belang had, hem te zenden. Intusfchen deed Maijenne den ouden Cardinaal van Bourbon, offchoon gevangen zijnde, tot Koning uitroepen, onder den naam van Karei den'tienden. Men verzekerd, dat deeze grijsaard daadlijk een brief aan Hendrik den Vierden zou afgevaardigd hebben, waarbij hij hem voor zijn wettigen Koning erkende. Het  VADERLAND. 55 Het hoofd der Ligue, na zig tot Lieutenant generaal van het Koningrijk te hebben doen verklaaren, trok, met zijn Legermagt, die ten minften driemaalen fterker was, dan die van Hendrik den Vierden, naar Dieppe, om hem aldaar flag te leveren. Zij ontmoeteden elkander bij Arques, en de waare heldenmoed' van Hendrik deed hem de overwinning behaalen, in weerwil der vreeslijke overmagt zijner vijanden. Verfterkc zijnde, door vierduizend Engelfchen, ondernam hij andermaal het beleg van Parijs, en maakte zig van. vijf voorfteeden meefter. Op de aannaderingen evenwel van de Hertogen van Maijenne en Nemours zag hij zig verpligt aftetrekken. De partij der Ligue nam onderwijl in vermogen fterk toe. Paus Sixtus de vijfde beeunftiede hun uit alle magt, en de Koning van Spanje bragt er insgelijks rijklijk het zijne aan toe. Majenne, trek hebbende om zijn glorie, bij de nederlaag van Arques bevlekt, te herftellen, trok met een armee, driemaalen fterker dan die van den Koning, naar Dreux, welke ftad, door Hendrik, belegerd werd. De dappere Vo/st brak daadlijk het beleg op, om Majenne flag te leveren. Toen zijne Manfchappen vaardig ftonden, om den ftnjd aantevangen, fprak hij hen aldus aan: Mijne vrienden! indien gij heden mij gelukkig maakt, zal ik het u insgelijks doen. Wat ik u bidden mag, bewaart uwe, order in de  56 MIJN TEGENWOORDIG gelederen. Indien de hevigheid van den ftrijd t:i7h:;rhreekea — ** «- h erftJl? °m U te Verééni'Se" e» « te htrftcilen! Dit » eene der grootfte voordee- n Zk ^ Indi6n "* « fteeds t °°g VerliGSt' ^n fteeds mijn witte pannas in 't gezigt; gij zük dieoverd op den weg der eer! en" de? glot kunnen befchouwen! g herf,rr t'26. en d6rgelijke ^oedigingen herfchiep hij met alleen zijne zoldaaten i„ hel- ZolleT," ^ Ze,f £en ^oekmoedig vooibeeld door Hg in hec digtfte Z1j„er vijan: den te werpen; hen te vellen, en met bloed en ftof overlaaden weder te rug te keeren. Spaart de franfchen! riep deeze "edelmoedige knvgr,e r1"?' t06n ZI>e ov^winnende knjgsbenden de vlugtelingen naarjaagden. Ongetwijffeld zou Hendrik zig daadlijk na deeze zegepraal ter belegering van Parijs be. geeven hebben, indien hem op dat cijdftip geen geld ontbrooken had. Wenen overleed de Cardinaal van Bourbon in zijn «re. vangems. De Koning van Spanje bleef L .nog al met de dwaaze hoop vleïen, van de Jranlche kroon voor de Infante te zullen betarnen. De Hertog van Lotharingen begeer, de die voor zijn zoon. Maijenne, wel voorziende van niet ten troon te zullen kunnen ltijgen poogde zijn gezag van duur te doen &wverkiezins van een Koning te Toen,  VADERLAND. 5? • Toen Hendrik, zig verfterkt hebbende, andermaal voor de muuren van Parijs verfcheen, was het Parlement en de Sorbonne bezig, om hem voor een ketter, en onbekwaam tot den troon te verklaaren. De dweeperij had alle hoofden op hol geholpen, en floeg tot een buitenfpoorig uitterfte over. De geestlijken zagen het volk tot die hoogte, waar zij het begeerde te hebben. MeH befchouwde hen als de goden der aarde, en liep als zinloos met waslichten en heiligen langs de ftraaten van Parijs, 't Had Hendrik in die oogenblikken van heilige koorts gemaklijk gevallen zig van de ftad meefter te maaken, maar zijne edele grootmoedigheid begeerde de zegen niet tot een prijs, die zo veel bloeds zou kosten. Ik ben de ware vader van mijn volk! zei hij: en ik begeer liever de ftad, niet te winnen, dan dezelve verwoest in mijn magt te zien, ten koste van zo veeier leven. Weldra waren er in de ingeflooten ftad geene leevensmiddelen meer voor handen. Hendrik de Vierde ftrekte zijne edelmoedigheid tot zo verre uit, dat alle die geenen uit Parijs vertrekken mogten, welken aldaar niet noodig hadden, en dat zijne Officieren en zoldaaten aan hunne vrienden, in de ftad, ververfchingen deeden toekomen. Hij hoopte 'dat de Parijzenaars, tot een uitterfte gebragt, zig aan de voorwaarden zouden onderwerpen, welken hij hen begeerde voortefchrijven: maaide Koning van Spanje zond den Hertog van D 5 Par*  5? MIJN TEGENWOORDIG . Parma, Gouverneur der Nederlanden, tot ontzet van Parijs, naar Vrankrijk, met zijne beste troepen. Onderrigt, van ! den aantogt van deezen grooten Veldheer, brak de Koning het beleg op, om hem te gaan vinden; doch de Hertog, voldaan van Parijs verlost te hebben, ontweek een hoofdtreffen, en dit was een bewijs te meer van zijne krijgskunde, want het leed niet lang, of het Koninglijke Leger verloor den moed, vermits het nog geld, nog kleederen, noch voedzel had, en de Koning zelf • gebrek aan het noodzaaklijke leed. Intusfchen was het vuur van den oorlog ook tot andere Provinciën overgeflagen, waar men het, door verfchillende belangen gedreeven, leevendig hield. Gregorius de veertiende, die, in de paushjke waardigheid, Sixtus den vijfden opvolgde en de Ligue fterk onderfteunde, deed zijne'" kerkhjke brieven tegen Hendrik den vierden, in Vrankrijk, • afkondigen. De Koning, van zijn kant, vernieuwde de Ediéten van vreede, ten voordeele der Proteftanten. De oorlog hield, met ongelijken uitflag voor de partijen, nog beftendig vol. Om den hemel te behagen en de heerschzugt te dienen, deed men het Vaderland in een moordhol verkeeren. Men roemde de helden; plaatste de zielen der gevallenen in den hemel, en elk vertrouwde op de eindlijke triurnf, uit hoofde van de rechtvaardigheid zijner zaak, en intusfchen zag men niet, of wilde.men niet zien,  VADERLAND. 5? zien, dat dwinglanden'te dienen geen heldenmoed zij; dat men de zegeningen van de aarde verdierf, en dat dat geene, 'twelk men een rechtvaardige zaak noemde, niet anderS dan het vuig belang van de heerschzugt en de dweeperij was. De raad van zestienen had een pooging gedaan om zig al 't gezag aantemaatigen, naar 't welk de Hertog van Maijenne zig zo greetig betoonde: dat hen echter duur te ftaan kwam, vermits de Hertog, fchielijk wederkeerende, vier der vöornaamfte belhamels liet ophangen, en dus een einde aan deeze ge. weldige dwinglandij der zestienen maakte. Deeze daad van Maijenne verminderde dat getal zijner vijanden , doch ruimde teffens die van den Koning uit de voeten. Hendrik de Vierde, hulpbenden uit Engeland en Duitschland ontvangen hebbende, ondernam de belegering van Rouan, waar Villars het bevel voerde en als een Held zig verdeedigde. De Hertog van Parma kwam andermaal opdaagen; geduurende drie weeken wederftond de Koning de hevige aanvallen, die zo door de ftad, als den Hertog gedaan werden. Eindlijk echter moest hij het opgeeven; hij werd gewond en kreeg de nederlaag, die zekerlijk of zo groot niet geweest zou zijn, of die hij geheel ontweken zou hebben, bijaldien de Maarfchalk de Biron getrouw zijn pligt betrage, en de Spaanfchen niet te veel gefpaard had, met inzigt ' om den oorlog, D wel- •  <5o MIJN TEGENWOORDIG welke hem voordeel verfchafce, te verlek gen- In Dauphiné en Provence had/en 'sKonings troepen meer geluk. Zij dreeven den Hertog van Savoïen uit deeze Provinciën, en bragten den oorlog op zijn eigen grondgebied over. Geheel Vrankrijk zag zig thans ten prooïe aan alle de ijslijkheeden van eenen burgerkrijg Men befchouwde alomme het neemen en berneemen van lieden, .en het verwoeden van akkers en velden. De Haat verloor de bloem zijner jongelingfchap; terwijl deszelfs welvaart zigtbaar kwijnde en ten val neigde. Parijs werd door twee Parcijfchappen deerlijk gefolterd. De eene begeerde den jongen Hertog de Guife, de andere wilde Hendrik den vierden, onder voorwaarde van in den fchoot der kerk wedertekeeren, op den troon hebben, terwijl Spanje aanhield VOor de Infante, die men als dan den jongen Hertog ten Egtgenoote wilde toefchikken! Hoe zeer dit laat(te ook werd aangedrongen, en hoe zeer het Parlement zig 0ok de handen gebonden zag, dorst het echter het manmoedig befluit neemen, dat men fteeds zou tragten te beletten, dat de kroon, offchoon onder voorvvendzel van den godsdienst, in geen vreemde handen kwame! Intusfchen was Hendrik de vierde reeds be. zig, om zig in den roomfchen godsdienst te laaten onderwijzen. Hij was ongetwijffeld een groot  VADERLAND. 6t. groot Man, maar hij zag, dat er anders geen mooglijkheid was om ten troon te klimmen. Ware hij een wijsgeer geweest, en had hij als zodanig in de waereld willen rondwandelen, zulk een ftap ware onvergeeflijk geweest! nu was hij een Koning en deeze tijtel bedekt, bij 't gros der ftervelingen, fouten die duizendmaalen erger zijn. De Koning, den Proteftantfchen Godsdienst afgezwooren, en den vreede met de Ligue getroffen hebbende, zag zig door alle de fteden als Koning van Vrankrijk erkennen. Men deed de Spaanfche Troepen met alle oorlogsëere vertrekken; terwijl Hendrik het Parlement in zijn voorigen luister herftelde. Offchoon de verandering van gevoelens wel aan den grootften hoop voldeed, waren er echter nog luiden genoeg, die den Koning vijandig waren. De eere van God, zo als men het geliefde te noemen, was het eenigfte doelwit niet, waarom men in 't ftrijdperk getreeden was; de ftaatzugt en het zelfbelang waren er teffens de drijfveeren van, en deezen waren niet zo wel voldaan geworden, als de vorderingen van den altaar. Tot tweemaaien toe maakte men een aanflag op zijn leeven. De laatfte keer bragten de Jefuiten zig onder hevige verdenking, en, door een Edict van den Koning, werden zij uit het Rijk gebannnen. 'sKonings waare goedheid en grootmoedigheid, die hij vooral tegen zijne inlandfche vijanden deed blijken „• Jcwam vervol-  6*a MIJN TEGENWOORDIG volgens alle hinderpaalen en gevaaren van die foort te boven. Onderwijl waren de geldmiddelen van den ftaat in een flegten toedand, en Hendrik zag zig buiten de mogelijkheid om den oorlog, welken hij Spanje had aangezegd, te kunnen volhouden. Hij beriep eene Vergadering van Notablen te Rouën; doch deezen betoonden hem den getrouwden ijver zonder hem penningen te verfchaffen, waarom het eigenlijk te doen was. Het beduur der financien werd vervolgens aan Sullij toevertrouwd: deeze voldeed beter aan de oogmerken van zijn Koning-, vermits hij, door de zorgvuldigde fpaarzaamheid, en de onvermoeidde werkzaamheid het geluk had, om er een groot herdel in te wege. te brengen. De Spanjaarden hadden zig reeds meester van verfcheiden deden gemaakt. De < Pro te', danten baarden insgelijks aan den Koning eene groote ongerustheid. Men vreesde van hen een nieuwen opdand. Hendrik begaf zig naar Bretagne, om den Hertog de Mercoeur tot zijn pligt weder te brengen, 't welk hem gelukte, hem teffens aan zig verbindende. Ter geleegenheid van deeze zijne reis gaf hij het zo zeer bekende Edict van Nantes uit, Waarbij de Protedanten vrijheid van gewisfen; openbaare oeffening van hunnen Godsdienst in verfcheiden deden, en meer andere voor» rechten verkreegen. De geestlijkheid, de Sorbonne en de Univerfiteit. fchreeuwden geweldig tegen dit Edict, even als of de verdraagzaame Vorst  VADER L A N D. 63 Vorst daardoor den barmhartigen Hemel groövelijk beleedigd en zig aan de rechten der maatfchappij ten verregaandiie vergreepen had! Het Parlement was ook deswegens dapper in de weer; doch Hendrik was te groot vah ziel, om den vloek der monnikken, of de bedreigingen van dweepzugtige Rechters te vreezen. Tegen de eerlten ftelde hij de eerlijkheid van zijn hart, en tegen de laatften droeg hij den degen op zijde. Omtrent denzelfden tijd floot hij den vreede met Spanje. De fteden, die men van hem gewonnen had, kwamen weder onder 't gebied van Vrankrijk. De ftilftand van wapenen en de daarop volgende vreede met Savoïen, bezorgde hem de andere verlooren plaatfen te rug. De Maarfchalk de Biron, rdie zig der glorie waardig gemaakt had, welke men hem toekende, en zo veele lauren■■ in het flrijdperk van zijn Koning behaalde, gevoelde de kragt eener toomlooze ftaatzugt, en gaf gehoor aan deszelfs onbillijke vorderingen. In het geheim trad hij in onderhandeling met den Hertog van Savoïen en met Spanje, waarbij men niets minder bedoelde, dan om Koning Hendrik van den troon te bonzen en het Rijk voor zig zelve in vevfcheide Vörftendommen te verdeden. Hendrik ontdekte deeze faa. menzweering. Hij bedroefde zig over. den verraader, en als nog zijnen trouwloozen guntsling beminnende, befloot hij hem vergiffenis te fchenken. Hij wende alles aan, wat in  $4 MIJN TEGENWOORDIG* in zijn vermoogen was, om, ter, gemelden einde, den hoogmoedigen misdaadigen handelbaar te maaken, en hield verfcheiden minzaame gefprekken met hem, die Biron trotschlijk beantwoorde, even als of de verdienden van zijn phgt betragt te hebben hem recht gaven om zijn Vaderland te moogen verraaden! De Koning, niets op dit onbuigzaam hart kunnende verwinnen, gaf, met droefheid, hem aan zijn welverdiend lot over. Hij werd eevonnisd en onthoofd. h 1 Hendrik> die eene fteeds waakzaame voor. zigtigheid aan eene altoos verftandige ftaatkunde paarde, vernieuwde het verbond, dat Vrankrijk met de dappere Zwitfers geflooten had. Hij oordeelde het teffens noodig voor zijne belangen, om Spanje, dat niet. ophield hem laagen te leggen, alle mooglijke afbreuk te doen; en aan den anderen kant een verdrukt volk ter hulpe bijtefpringen: dit was de drijfveer, die hem met Engeland en de Nederlanden deed overéénftemmen om de volksrechten, die Spanje aan de laatften betwistede, te helpen handhaaven. - Mifchien was het meer den raad zijner edelmoedigheid, dan wel die zijner ftaatkunde, dat hij de Jefuiten in het Rijk te rug riep, zo als thans gebeurde; zeker kon hij nogthans zijn, dat deeze luiden hem geene edelmoedige erkentenis zouden betoonen, bijaldien h.J geen verderen ftap deed, dien zijne grootmoedigheid nooit kon dulden, om, naamlijk, zij  VADERLAND. 65 2Ïg door hunnen verderflijken invloed te haten beftuuren, en de dienstvaardige deelgenoot hunner verfoeilijke ftaatsftreeken te worden. De groote Hendrik was thans vreedzaam bezitter van de kroon der franfchen. Hij had niets meer van vreemde vijanden te vreezen. Hij zag de rijkdommen van den (laat, onder het verftandig beduur der geldmiddelen door Sullij, van dag tot dag toeneemen, en zijne onderdaanen hunnen koophandel gelukkig wijd en zijd uitbreiden, en zig in Canada vestigen. Hij had al de zoetigheden van deeze genoeglijke omdandigheden gefmaakt, ware hij flegts niet al te derk overgegeeven geweest aan een ,drift, die veelal de meestvermoogendften het ongelukkigde maakt, ik meen de liefde. Hij was in zijne minnarijcn verre van ftandvastig te weezen; en aan zijne eigen Gade niet getrouw, tfagtede hij, door zijn hartstogt vervoerd en weggefleept, ook anderen ongetrouw in den huuwlijkspligt te maaken. Zijne onvoorzigtigheid in dit duk haalde hem een faamenzweering op den hals» die ontdekt, doch vergeeven werd, vermits Hendrik te verheven gevoelens koesterde, om zijn eigen misdagen niet te zien en, waar hij degts kon, die te herftellen. De beroertens, die het Rijk van binnen zo zeer gefchokt en gefcheurd hadden, fcheenen eindlijk bedaard te weezen. De wijsheid en rechtvaardigheid van Hendrik had niet al- n. DeeL E leen  66 MIJN TEGENWOORDIG leen de gisting onder zijne onderdaanen gefluit, en hun geluk zo wel als hun roem, tot die volmaaktheid gebragt, als de toenmaalige omflandigheeden gedoogden, maar deeze twee begaafdheden waren ook zo zeer bij anderen bekend en in achting, dat hij tot fcheidsman verkooren werd in de gefchillen, die tusfchen den Paus en de Venetiaanen ontdaan waren. Hij bragt ook veel toe aan het twaalfjaarig beftand, tusfchen Spanje en de Nederlanden geflooten. Hij veréénigde vervolgens het Koningrijk Navarre en zijne verdere Vaderlijke Erfgoederen met de bezittingen van zijn Vaderland.' Gereed en in ftaat, om het Huis van Oostenrijk den oorlog aan te doen, deed het moordaadige ftaal van Ravaillac alle zijne ontwerpen in duigen vallen. Deeze Moordenaar, die een gefchikt tijd ftip, voor zijn gevloekt oogmerk, wist uittekiezen, wrong hem een mes in 't hart. De Jefuiten, fchoon Ravaillac geene medepligtigen wilde noemen, hield men ten fterkften verdagt en zij werden openlijk, door het volk, als de eerfte beleggers van deezen moord genoemd. Uit veele omftandigheeden fchijnt het zeker te blijken, dat, zo al niet deezen, ten minften andere geestlijken er de hand in hadden. Hendrik, 't is waar, deed uitterlijk belijdenis van den Roomfchen godsdienst, doch zijn hart hield men, in 't geheim der ketterije toegedaan te zijn. — Romen  VADERLAND 6> men had geen ongelijk; want Hendrik, die meer dan eenig Vorst den bijnaam van Groot verwierf en verdiende, was een verftandig volksvriend; was een voorftander der onpartijdigfte rechtvaardigheid en een verdeediger der menschlijke rechten, en, in dien tijd vooral , waren dit in de oogen der kerklijken de fchroomlijkfte ketterijen! — Dit is niet te veel gezegd, — de .gefchiedenisfsn bevestigen het, door overvloed van dugtige bewijzen. Hij overleed in 1610. x>ocoo;>c^c*c>ccC'C>c^ REGEERING VAN LODEWIJK DE DERTIENDE, LODEWIJK DE VEERTIEND^ EN LODEWIJK DE VIJFTIENDE. Lodewijk de dertiende, de Zoon van Hen. drik den vierden, bereikte nog geen negen jaaren, toen hij Koning der Franfchen werd. De Hertog van Epernon haastede zig bij het( Parlement, om de Koningin Maria de Medicis tot Regentes te doen benoemen. In het geftoelte der Rijkspairs gezeten zijnde, fprak hij op een hoogmoedigen en dreigenden toon, op zijn degen wijzende, waaraan hij teffens de hand floeg: Hij is nog in-de fchede! — maar, ziet toe! hij gaat er uit, zo men niet oogenbliklijk aan de Koninginne Moeder een E 2 tijtel  MIJN TEGENWOORDIG tijtel oezorgc, die baar Volgens dé order deinatuur en de regels der billijkheid toekomt» ± Y°!génS Wil werd de ^oninginnè Moeder 'tot Regentes van Vrankrijk verklaard Ten allen tijden waren er Ariftocraaten, en iafhartigen die gehoorzaamden. Thans veranderde het ftaatku'ndig ftelzel geheel en al. Tot groote verontrusting dér Proteftanten zogt men eenè verbintenis met Spanje. Men verbrak het traétaat met den Hertog van Savoïen, en de Minister, die in tien jaaren tijd, twee honderd millioenen fchulden van den ftaat had afgelost, en er nog verfcheiden, daar te boven, in de Koninglijke fchatkist had gelegd, de braave Sullij, kreeg zijn affcheid, fa De Koninginne Moeder liet zig gansch en al door haaren gunstling Concinni, een kaliaan van afkomst, en deszclfs Egtgenoote regeeren, die de kunst van het algemeen belang aan zijn eigenbelang opteöfFeren meesterlijk verftond. Dergelijk een beftüur móest nood* wendig veele misnoegden maaken. De Proteftanten hadden hunne verdeeldheedeh aan de heimliike opftookingen van deezeh hoveling te wijten, terwijl hij aan den anderen kant hen verfcheiden onaangenaamheeden berokkende. Een dubbel huuwlijk, dat tusfchen Vrankrijk en Spanje op het tapijt kwam, opende hen de oogen geheel; zij vereenigden zig, en hielden , zonder 't Hof om verlof te verzoeken Provinciale vergaderingen, die men geftreng- lijk  V A D E. R L A N. D., 6c lijk verbood. De Prins van Condé en verfcheiden anderen der eerfte Grooten verlieten, uit ongenoegen over, de behandeling der Rijkszaaken, het Hof. Alles fcheen zig tot een hervatten, burgeroorlog, te. fc.hikken. De partij der Koningin, te zwak zijnde, om. aan de menigte vijanden openlijk het hoofd te bieden, vond het. raadzaamst te bukken, en aan de misnoegden alies wat. zij begeerden toeteflaaa, op gelegenheid hoopende om haare fthade rijklijk te verhaale.u. Het verbond tusfchen de partijen behelsde, onder anderen ook,., dat de Staaten Generaal zouden beroepen worden. Dit gefchiedde, doch men wist derzelver werkzaamheeden op niet te doen uitloopen: trouwens de. Pïefi'denc Hénault erkende openlijk, dat het de Koning, was, die da wetten maakte^ vermits men ia Vrankrijk geen andere Souverein kende dan. hem. Bij gevolg deed hunne vergadering niets anders, uit, dan dat zij nu geleegenheid hadden, om mondeling amen te kunnen zeggen op alle de Vorstlijke bevelen. De Prins van Condé intusfchen,. geiloordvan niet meerder, op het ftaatstoneeï, in aanmerking te komen, onttrok zig op nieuw aan het Hof, onder voorwendzel dat het traétaat,. te St. Menehould geflooten,. niet getrouw werd naargekoomen,. en gaf een manifest uit, waarbij zelf de gunstling dér Koningin, Concinni, nu. Marquis d'Ancre en Maarfchalk van Vrankrijk geworden zijnde > nie* E 3 ge-  70 MIJN TEGENWOORDIG gefpaard werd. De Koning verklaarde Condé van alle zijné waardigheeden en inkomften. verfteeken, als fchuldig aan misdaad van gekwetste majefteit. In weerwil echter dier ongerustheid, die de toedragt van zaaken hen billijk moest inboezemen , begaf de Vorst zig, beneffens zijn moeder, naar Bourdeaux, om aldaar Anna van Oostenrijk, de Infante van Spanje, die hem ter gade was toegefchikt te gaan ontvangen. De vreede tusfchen de Koningin en Condé werd getroffen: hij begaf zig ten hove, doch zij, met wie hij zo even den vrede gemaakt had, deed hem, op raad van den Maarfchalk d'Ancre, trouwloos gevangen neemen, en eerst naar de Bastilje, vervolgens naar Vincennes vervoeren, waar zijne deugdzaame gade zig met hem vrijwillig liet opfluiten. Verfcheiden ministers, die dit gedrag afkeurden, vervielen in ongenade , en Richelieu , Bisfchop van Lucon, het waardige creatuor van den Maarfchalk d'Ancre, werd tot Secretaris van fïaat verkooren. Op de eerfte tijding der gevangeneeming van Condé, namen verfcheiden Pruilen en grooten de wapens weder op. De Koningin van haar kant bragt drie Legers te veld, en behaalde eenige voordeelen. De jonge Luijnes, het vertrouwen van Lodewijk den dertienden geheel hebbende weten te winnen, wist hem te bepraaten, om zig van de vDogdijfchap zijner moeder te ontdoen, en een be-  VADERLAND. 7i begin te maaken met hen uit de voeten te, ruimen, die zedert zeven jaaren haar geregeerd hadden. De Koning gaf daarop bevel, om den Maarfchalk d'Ancre gevangen te neemen, en te dooden in geval van tegenftand;. dit werd ter uitvoer gebragt op de brug van de Louvre. Mevrouw d'Ancre werd, volgens een befluit van 'tParlement, onthoofd. Schielijk eindigde toen de Burgeroorlog. De Koninginne moeder werd naar Blois verzonden, en de Bisfchop van Lucon gebannen. Luijnes regeerde niet minder willekeurig dan zij die hij voor zig had doen wijken; Zijn gezag, van dag tot dag toeneemende, veroorzaakte een algemeen gemor. De Hertog van Epernon verliet het Hof, en leende de hand, om de Koninginne Moeder te helpen ontvlugten. Zij naamen de wijk naar Augouleme, waar zij eene zaamenzweering maakten, en troepen op de been bragten. Dit oorlogsteeken echter werd fpoedig gevolgd door eene overéénkomst tusfchen den Koning en zijne Moeder, op aanraading van Richelieu, welken ten dien einde door den Hertog van Luijnes weder te rug was geroepen. De Koninginne Moeder kreeg het gouvernement van Anjou, en het vergrijp van den Hertog van Epernon zag men door de vingeren. De Prins van Conde werd door Luijnes uit zijn gevangenis verlost, en was vervolgens, - in de taal van t Hof, — een getrouw dienaar van zijn Koning. E 4 Het  7= MIJN TEGENWOORDIG Het leed echter niet lang of de Koninginne Moeder, klaagende dat het traéhaat van Angoulerae niet behoorlijk ter uitvoer werd gebragt, verklaarde op nieuw den oorlog. Zij . ,hldd ha" Hof te Angers, en de misnoegden vervoegden zig van alle kanten decwaards. IJu vuur evenwel was bijna zo fchielijk gebluscht als ontfteeken. Er kwam een vergelijk tusfchen Moeder en Zoon tot ftand, zijnde zulks den arbeid van den Bisfchop van Lucon, aan wien Luijnes den Cardinaals hoed had toegezegd. Richelieu maakte dus fchielijk zijn geluk, door middel van deezen gunstlins des Konings. ö Van deezen kant de handen ruim hebbende, gaf Lodewijk een Edict waarbij Bearn niet de kroon vereenigd werd, en men de Iroteftanten noodzaakte om de kerklijke goederen, die zij meer dan zestig jaareu bezeten hadden aan de Roomscbgezinden afcefiaan. De Hoofden deezer Partij, die, met reden misnoegd, naar opfhnd neigden, waren de Hertogen van Rohan en van Soubife. Zij hielden vergaderingen en kwamen tot een oorlog, en men wil, dat zij het grootsch ontwerp, om Vrankrijk in een Republiek te herfcheppen en van de flaavernij der willekeur te verlosfen, heimlijk en beftendig, onder 't oog hielden. Zeker althans is het,' dat hen zulks, bij wijze van misdaad, te last gelegd word, door fchrijvers, die de wijsgeer-  VADERLAND, 73 geerte fchijnen te prediken, en dat wel in deeze verlichte Eeuw! Na het neemen en herneemen van verfcheiden neden, na het aanrigten van groote verwoeftingen, en het pleegen van ijslijke wreedheeden, ter eere van den Hemel, zo als men voorgaf, kwamen de Roomfchen en Proteftanten eindlijk tot een vreede, bij welken het Ediét van Nantes bekragtigd werd. Weinig tijds daarna werd Richelieu, Car-; dinaal geworden zijnde, tot Minister benoemd, op verzoek van de Koninginne Moeder. De vernedering van het Huis van Oostenrijk en de uitroeijing der ketterij waren de twee Hoofdönderwerpen zijner ftaatkunde. De Koning van Spanje, het Valteline aan de Graaubunders ontnomen hebbende, zond Lodewijk, op aanraading van Richelieu, een armee in Italië; verloste het Valtaline en hield het een geruimen tijd aan zig, onder den naam van "het aan zijn waare meefters wedertegeeven. Nog voor het einde van deezen oorlog,' hadden de Proteftanten, die geduurig reden hadden, om over de verbreeking der tractaaten te klaagen, andermaal de wapens opgevat. Zij waren reeds zo magtig geworden, dat. hunne zeemagt, die te Rochelle geborgen werd, veel vermoogender was, dan die van het geheele Rijk. Men zag zelf zig genoodzaakt, om van vreemde fcheepen tegen hen gebruik te maaken. Na (lagen gegeeven E 5 en  74 mijn TEGENWÓMd'IG ï^rhS^gItt,,, op deze!fde voo™rde« Richelieu alles op den Koning vermoogen* b Pe2 r ^ *°0gfte ^g,gme£" ngot S J1^' ftreeVemJe> ™«t nood¬ wendig ag gedugte vi]anden. n wekken die, openlijk hem < niet durvende "we rinrnende ' h^ke ferkv?^ -egen hGm ontwierpen. De kerkvoogd wist dit ook zeer wel, en om! ^^iï£V* * hoede. Men vlugt te danken hadden. ™ fi»^getSS van dee« omftandigheid ter voldoening*L r tmschheid en kreeg eene aahi«|L^ SeM voorwendt van voor de vei 1'ghe.d van z,jn perzoon te waaken. Naar •hZteT Km zfg meer b";-S noopte de Koning zi n lieveling te meer met ze f van de vergadering der notabelen, alles l fl^'rWat hij begeerde' Een toe! geeflok Vorst, wiens hart ligt door de vleierij een dJingrTen' '"S dikwiIs gevaariqker dan een dwingland, want altoos zijn er fnoodaarts we er misbruik van maaken, en die doorl .gaands erger en gevaarlijker tijrannen zijn, dan .de Vorsten- weezen kunnen. De  VADERLAND. 75 De Hertog van Burkingham beftuurde toenmaals, onder Karei den eerften, die met een -zuster van den franfchen Koning gehuuwd was, het Engelfche Rijk. Deeze Vorstin en haar gezin moest aldaar vrije oeffening van den roomfchen godsdienst hebben. De pnesters ergernis geevende, had men die naar Vrankrijk te rug gezonden; uit wedervergelding deed Lodewijk beflag leggen, op alle de Engelfche fchepen, welken zig in de franfche havens bevonden, en zie daar een nieuwen oorlog! Een Engelfche vloot van honderd fcheepen, onder bevel van Buckingham, reisde^ naar de franfche kusten, doch moest onverrigter zaaken weder te rug keeren. De Cardinaal ondernam vervolgens het beleg van Rochelle, 't welk hij als het middenpunt der Proteftanten befchouwde, en dat, ingenoomen zijnde, hem zijn ontwerp, wegens de ketterijen, te gemaklijker zou maaken. De Koning en zijn gunstling waren er zelf tegenwoordig, en hadden den roem van Helden verdient, bijaldien zij een beter zaak voorgehad hadden, en niet uitgetrokken waren, om den mensch te ontneemen, 't geen God hem gegeeven en ter bewaaring aanbevolen heeft. De Engelfchen kwamen die van Rochelle te hulp, doch, 't zij het deezen geen regten ernst ware, of dat zij tegen de dapperheid der Franfchen niet opweegden, althans zij vonden zig verpligt aftetrekken. Naar een  # MIJN TEGENWOORDIG beleg van elf maanden, waarin die van de ^7*.^ 33,1 leew«sbeh^ften, deed er tï °nderwerP^ De Vorst deed er ZIJne zegevierende intreede: liet de vestmgwerken flegten; verbande d ShS van gew.sfe e„ herfteIde a]daar van Romen. De Prefident Hénen!t, 2 ™* ftellmg omtrent het Koninglijk gezag, en 5e en van het volk, wi reeds vermeld hebben noemde deeze overwinning: de doodfleekvoor het Calvmismus, en de glorierijke en nutngffe gebeurtenis, onder het beftuur van den Cardinaal de Richelieu! In Italië een verfchil ontfïaan zijnde over de opvolging in het Hertogdom Mantua, begaf Lodew.jk, 0p aanraading van Richelieu, met een groote krijgsmagt zig daarheen, en keerde verwinnaar weder. De lauren, aldaar behaald moesten in het bloed zijner onfchuldige onderdaanen gedoopt worden. De Cardinaal fpoorde hem aan, om het Leger, dat hij thans bij deeze geleegenheid op de been had, tegen de Proteftanten in Languedok te gebruiken , ten einde deeze ketters, die aan hem e„ den Hemel ten hoogden mishaagden, volkomen u.tteroeïen. Lodewijk, zijne zon. derlmge godvrugt willende vereeuwigen, en «e°™ 7*WsdiaS genoegen tragLde te « v^ Z naar dC aanSeweez^ Aagtölfers, en vernielde ze met een wreedheid, die men be-  VADERLAND. 77 bezwaarlijk bij barbaaren zou kurinen vinden; De Proteftanten bukten; verlooren voor 'c grootfte gedeelte hunne wettige, of liever hunne natuurlijke rechten. Men roemde 'sKonings dapperheid; de Cardinaal dankte God, en de Franfchen zongen het Te Deum! Richelieu, te ftaatzugtig zijnde om immer ftil te zitten, verkreeg den nieuwen tijtel van Generalisfimus over een Leger, 't welk Lodewijk zig verpligt achtede naar Italien te zenden. Savoïen Werd ook, op eene eenige ftad na, te ondergebragt, en het verbond met de Nederlanden en de Proteftanfche Vorsten in Duitschland vernieuwd en geflooten. Het verblijf van den Koning te Lijon,' waar zig ook de twee Koninginnen bevonden, fcheen rampzalig Voor den Cardinaal te zullen worden. In zijn afweezen ontftond aldaar een zaamerrzweering tegen hem. Men had hec reeds zo verre gébragt, dat de Koning aan zijne Moeder belofte gedaan had, om den kerkvoogd, bij zijne wederkomst uit Italien, zijne ongenade te doen gevoelen! — maar, wat zijn de Vorsten, — en hoe fterk zijn de vleij^rs! — Richelieu kwam; zag den Koning en zegepraalde! — Volhard, riep de zwakke Monarch hem toe: met mij te dienen, zo als gij tot nog toe gedaan hebt, en ik zal u tegen alle de laagen uwer vijanden befchermen! — Lodewijk bevestigde zijn gezegde, door de voornaamften der zaamgezwoorenen aanr  78- MIJN TEGENWOORDIG aan de heilige wraak van zijnen dienaar opteofferen. r De bekwaame Staatsminister, want deezen lof kan men aan Richelieu „iet betwisten, choon hij zijne bekwaamheeden, tot verderfhjke einden voor de Maatfchappij, misbruikte, eindigde den oorlog in Italien, door het flui. ten van voordeelige verbonden. Hij vervolgde ftraks zijn groot plan betreklijk het Huis van Oostenrijk. De Koning had met den berugten Gustaaf Adolphus, Koning van Zwecden, Zig veréénigd, ten einde de Proteftantfche verbondelingen in Duitschland te begunftigen. Men was overééngekomen, om den oorlog in het hart van 't Keizerrijk te voeren. Gustaaf zou troepen en de Koning geld leveren. Richelieu had in dit alles de eerfte hand Het gedrag van den Cardinaal, die in zijn ei', gen Vaderland de Proteftanten te vuur en te zwaard uitroeide, en ze bij zijne buuren kragtdaadig ging onderfteunen, ergerde de Roomsengezinden zelf, en vooral dezulken, die een eerlijk hart bezaten; doch Romen en de ftaatkunde keurden het goed. Men verkondigde de les van het Euangelie, dat men het kwaade met doen mogt, om er goed uit te doen voorkomen; en intusfchen waren de daaden een beftendige tegenfpraak deezer woorden. Lang werk heeft het gekost, eer men het zo verre heeft weeten te brengen, om de waereld met geduld naar de heerlijkfte zeden-lesfen te doen luisteren, zonder verder de  VADERLAND. ?o de - predikers in 'c oog te houden. Van hier heeft het bekende fpreekwoor.d; doet naar mijne woorden en niet naar mijne daaden! zijn oorfpronk. ,,, . De vijanden van den Cardinaal verwekten intusfchen groote beroemisfen aan 't Hof. Veelen hadden reden om zijnen val te begeeren, uit verfchillende inzigten. De Koninginne Moeder, in eene zaamenzwecring tegen dengehaatten Richelieu ingewikkeld, werd in verzekering genomen, doch ontfnapte het en week naar Brusfcl. De broeder des Konings begaf zig naar den Hertog van Lotharingen, waarvan hij heimelijk de zuster trouwde, en vermeende, door deszelfs bijftand, den burgerlijken oorlog op nieuw te kunnen ontfteken. De Koning ftrafte daadlijk allen de geenen, die deel in den aanflag hadden. Hij noodzaakte ook den Hertog van Lotharingen, om zig van Gaston, 'sKonings Broeder, te ontdoen, en denzelven aan zijn eigen noodlot over te laaten. Deeze, geen andere toevlugt hebbende, dan eenige vreemde Troepen, nam de wijk naar Languedok. De Hertog van Montmorenci, door ontijdige ftaatzugt gedreeven, koos de partij van Gaston. In den flag van Castelnaudarrij werd de braave Montmorenci gevangen genomen. De burgerkrijg nam hier mede een einde. Lodewijk vergaf zijn Broe, der deezen ftouten ftap, doch de ongelukkige Hertog, die in 't verfchil zig had laaten medefleepen, werd ie Toulpuze onthooid^  to MIJN TEGENWOORDIG Gaston, ten uitterften gevoelig over den dood van den Maarfchalk, verliet Vrankrijk andermaal, en week naar Vlaanderen, bij de Koningin zijne moeder. De Hertog van Lotha. ringen heulde heimlijk met Gaston, en ftelde de ftaatzügt Van 't Hof op alle mooglijke wijzen te leur. Toen echter Gaston zijne onderhandelingen verder wilde voortzetten, en het hoofd naar Spanje liet hangen, begreep de Cardinaal het zijn tijd te zijn, om wat toetegeeven. Hij vond, hier toegeneigd zijnde, fchielijk het middel, om de twee Koninglijke Broeders te veréénigen. Dergelijke trek ■ ken fchetfen den grooten ftaatsman, die tweedragt zaait en de verzoening daar ftelt, overéénkomftig het belang, dat hem werken doet; — Zo oordeelt ten minden het gros der ftervelingen! maar hoe moet de waare Menfchen vriend den Man beoordeelen, die de waereld in rep en roere ftelt; die vrienden tegen vrienden, broeders tegen broeders, ouders tegen kinderen, en kinderen tegen ouders in 't harnasch jaagt, enkel en alleen, om eigen grootheid en voordeden te bejaagen, en die, wanneer hier niet meer bij te winnnen valt, vreede en verzoening predikt, even gelijk de koopman zijne waaren aanprijst? Eerlang vond Vrankrijk zig in een openbaaren oorlog ingewikkeld. De Koning floot een Traftaat met de Nederlanden, waar bij hij zig verbond te wapenen tegen Spanje, ingevalle dat Rijk de voldoening weigeren mogt,  VADERLAND. 8i magt, die de Staacen Generaal vorderden, voor eenige beleedigingen, die zij zig aangedaan achtecen. In dit Traéhat had men affpraak gemaakt, om de ipaanfche Nederlanden, na dat men die veroverd zou hebben, onderling te deelen Philippus de vierde, kennis van dit voorneemen draagende, verraschte Trier en nam den Keurvorst gevangen; de Keizerlijken maakten zig ook meister van Philipsbourg, toen in de bewaaring der Franfchen zijnde. Dit noodzaakte Lodewijk om den Keizer en Spanje den oorlog te verklaaren. Zijne wapenen echter hadden in Vlaan leren en Duitschland weinig voorfpoed; in Italien liep het geluk hem mede; doch wat baatede immer dergelijk een glorie, aan de maatfchappijen der ftervelingen, daar zij zo veele leevens verilond; zo veele landen en (leden verwoeftede, en de fchatkist ledig maakte? De oorlog werd heviger dan ooit voortgezet. De Franfchen kreegen hier en daar een gevoeligen neep. De Spaanfche vielen in Picardien; niet lang daarna drongen de Keizerlijken tot in Bourgogne door. Zo veel tegenfpoed deed Richelieu den moed verliezen. Hij voorzag zeer wel, dat 'sLands verderf aan hem geweeten ftond te woidenE.en Capucijn (lak hem een riem onder het hart, en deed hem volhouden. Geheel Parijs was vol fchrik. Men verwagtede daar alle oogenblikken de vijanden voor de poort. Al- iu Dtd. F les  82 MIJN TEGENWOORDIG- les bood zig ter verdeediging van het Vader, land aan. De heldenmoed der Franfchen hernam haar voorig vuur. De Hertog van Orleans en de Graaf de Soisfons deeden de Spaanfchen, en de Cardinaal de la Valette, beneffens de Hertog van Saxenweimar, de Keizerlijken voor zig verfluiven. Deeze oorlog, die dertien jaaren tegen den Keizer en vijfentwintig jaaren tegen Spanje gevoerd werd, had ongelijke uitkomften van winnen en verliezen. Een uitvoerige befchrijving van denzelven, kunnen zij alleen verlangen, die de boeken bezigen om flaap te verwekken. De Koninginne Moeder vertrok door de Nederlanden naar Engeland, om haar verdriet te verzetten, 't welk haar voornaamlijk door de wraakgierigheid van Richelieu veroorzaakt werd. Zij vond aldaar weinig troost, en begaf zig naar Keulen alwaar zij in groote armoede overleed, om dat Vrankrijk haar heur inkomen onthield. De thans regeerende Koningin ondervond even zeer de trotfche en fmaadlijke behandeling van den Cardinaal Richelieu, die thans alles beneden zig achtede. Het Parlement zelf ontving de wet van hem; want de Koning, en deeze was niet anders dan zijn mond, gaf het Parlement een verbod, om nimmer over eenige ftaatszaaken te mogen raadpleegen, en om altoos zijne Edicten te bekragtigen, zonder dezelven vooraf in overweeging te neemen! Is het wel te verwon.  VADERLAND. 53 wonderen, dat er geduurige zaamenzweeringen tegen Richelieu ontdonden, en was het niet, uit medelijden voor vijf a zesentwintig millioenen menfchen, te bejammeren, dat dezelven niet beter gelukten? — De Cardinaal, weetende wat hij verdiende, waakte te fterk, om zig door den billijken haat te laaten verrasfchen. Verfcheiden grooten verlooren het leeven, door de poogingen die zij vrugtloos aanwendeden, om Vrankrijk van deeze Pest te verlosfen. Wij hebben reeds genoeg, voor ons bellek, deezen kerkvoogd doen kennen. Zijne flaatzugt en trotschheid verzelden hem tot zijne laaf fte oogenblikken. Hij liet zig in een prachtig gevaarte, dat in de eerbiedigde gedalte door agttien mannen gedraagen werd, naar Parijs vervoeren. Hij wist van den Koning te verkrijgen, dat hem een even groote Lijfwagt werd toegedaan, als die den Monarch verge. zelde. Hij vergenoegde zig in zo veel grootheid, en zag met leedwezen den dood naderen. De man, wiens dand vorderde, dat hij al het ondermaanfche verzaakte, ter liefde van het hemelfche, verliet noode een leeven, dat indedaad een pasquil op het Euangelie gemaakt had. Hij ftierf in 1642 en liet den Koning een goede fomme gelds naar, Mazarin was den Koning ten derkden aanbevolen door Richelieu: hij werd dus in hooge gunst aangenoomen. Lodewijk de dertiende had echter niet veel genot van. deeF a zen  §4 MIJN TEGENWOORDIG zen nieuwen Raads en ftaatsman; er verliep geen half jaar of Lodewijk ftierf, in 1643, aan eene uitteerende ziekte. Men gaf hem den bijnaaam van den Rechtvaardigen! wij hebben geen reden ter waereld gehad, om partijdig ten zijnen opzigten te weezen, dus ftaat het aan onze leezers te beöordeelen, of hij dien eertijtel al of niet verdiend heeft. Lodewijk de veertiende volgde zijn Vader op den troon. Hij was nog geen vijf jaaren oud, en kwam aan de kroon, in omftandigheeden, die ervaarenheid en wijsheid vorderderden. Europa ftond in rep en roere. Richelieu had Vrankrijk in een verderflijken en kostbaaren oorlog gewikkeld met zijne magtige Nabuuren, terwijl hij een verteerend vuur van oneenigheeden en burgerkrijgen van binnen ontfteeken had. De gemoederen hadden een zekere plooi tot twistgierigheid gezet, en de Godsdienst, die alom gepreezen bron van liefde en vergenoegen, was, in zijne handen, een werktuig van den bitterften haat, der wreedfte wraakgierigheid en der uitgebreidfte jammeren geworden. De overleeden Koning had, bij zijn uitterfte begeerte, een Regeerings-raad aangefteld, die, geduurende de minderjaarigheid van zijn Zoon, aan de Koningin Anna van Oostenrijk móest worden toegevoegd. Doch de willekeur moet in het graf zwijgen. Op haare aanklagte vond het Parlement goed, om dit Koninglijk Testament te vernietigen. — Zekerlijk errinnerde dit ftaats-  VADERLAND. S5 ftaatslighaara zig nog, hoe menigvuldige maa. len de Testamencmaaker haar gezag verpletterd, en haare wettige begeerte een vernederend ftilzwijgen had opgelegd! De .oorlog, waarmede Vrankrijk op den hals zat, ging onderwijlen voort. Spanje wilde zijn flag waarneemen en, terwijl de troon door een kind bezeten werd, zijn voordeel met de voorönderftelde zwakheid en re, geeringloosheid van den franfchen ftaat doen. Hij trok zijn legermagt uit de Nederlanden te rug, en het gelukte hem, om in Champagne te vallen, en Vrankrijk voor zijne overwinnende wapenen te doen beeven. Groote en gewigtige gebeurtenisfen ontwikkelen altoos groote en belangrijke Caracters, die bij het ééntoonig verloop van jaaren, zonder aanteekeningen, meestal verhooien blijven, of ten minden zeer weinig gerugt maaken. Vrankrijk had nog waare Helden, maar de geleegenheid, om ze in 't helderst licht te plaatfen, moest eerst gebooren worden. Thans was den tijd daar, en Lodewijk, Hertog d'Enguien, Zoon van Condé, trad ten toneele, en overtuigde 'sLands vijanden, dat moed, dapperheid en krijgsbeleid geene uitfluitende eigendommen der bejaardheid zijn! Hij was nog geen eenentwintig jaaren oud, toen hij reeds den vermaarden flag bij Rocroi won, waar de bloem der Spaanfche Benden geheel verflaagen werd. . F 3 De  *6 MIJN TEGENWOORDIG De moedige Condé bezorgde nog andere voordeden en luistervolle zegepraalen aan zijn Vaderland, 't welk echter zijne onnoemlijke fchaden, door deeze glorie, niet vergoeden kon. De ingezetenen, telkens in hunne bezittingen geitoord; allerwegen ten krijgsdienst opgeroepen, en onöphoudlijk door deeds toeneemende belastingen gedrukt, konden hun hartzeer en gebrek aan de opgerigte Trophéen niet wegkijken. De verdienden hunner Helden en daatsbeduurders hadden billijken aanfpraak op hunnen lof en toejuiching, en de Franfchen waren, ten dien opzigte, ook niet fpaarzaam, als altoos, tot hunne gevoelige fchade, ten hoogden met hunne Koningen en derzelver Creatuuren ingenomen; — maar de maag, veelal leedig cf half gevuld, voor t minst met een treurig vooruitzigt van zig vereeuwigende fchraalheid, had nog onwederdandlijker eifchen, die door de Koningen en helden zelden gthoord en bijna nooit voldaan werden ! — Hadden de grooten zo zeer naar brood als naar glorie gefnakt, de algemeene ellende zou een aanmerklijke verligting ontvangen hebben, en veelal voorgekomen zijn geworden. Een volk, dat deeds ten prooi der heersch* zugt verdrekt, dat onöphoudlijk door de ijzeren hand der magrige fchraapzugt, of der vorsdijke verkwisting gedrukt word, en dat geduurig zijne gewigtigfte belangens door vreemde of onwaardige handen beduuren ziet, is ïuet altoos geduldig; zw,jge njet eeuwig.' — In  VADERLAND. ele duizenden leevens van onfchuldige menfchen niet m de waagfchaal wilde ftellen, zegevierde in de daad over den vermeetelen hoogmoed van den franfchen Monarch, daar hij bewilligde in de pligtpleegingen, die door den kinderlijken toorn van Lodewijk gevorderd werden Men beflooc er uit dat Spanje voor Vrankr,k vreesde, doch zo .dat waar zij, moet Philips de vierde gewislijk de fchranderfte niet geweest zijn. Zo min Lodewijk de waereldiijke kroonen ontzag, even weinig gold bij hem de Heiligheid van Romen. Zijn gezant, aan 't Hof van den Paus, zig met eene tergende trotschheid weetende te doen gelden, was dit voorbeeld te behaaglijk voor zijne bedienden, om s Meesters voetfpoor niet te drukken. Eeni. gen van hen geraakten in verfchil met de" Corfen, of Lijfwagten van den Paus: dit hep zo hoog, dat er eindlijk door de beleedigde Corfen op de koets van de gemalinne van den Hertog van Crequi, den Afgezant, gefchooten werd, zo dat een haarer bedienden het leven verloor. De gezant verliet Romen, en Lodewijk eischte de geftrengfte vol- doe--  VADERLAND. 95 doening. Om deezen eisch te onderdennen verfcheen er fpoedig een fransch Leger iü Italien. Zijn Heiligheid te lang naar sKonings haastigen zin talmende, ontnam de laatfte aan den eerden de dad Avignon, en maakte toebereidzelen om Romen te belegeren. Gaarne had het Opperhoofd der kerk deezen vrijpostigen Zoon en gedugten vijand weggeblikfemd: doch Lodewijk had afleiders, die veel zekerder werkten, dan die men hedendaags tegen den natuurlijken blikfem gebruikt, en de zaak had flegts van erger natuur geworden. De Heilige Vader zag zig derhalven genoodzaakt om den minden te weezen. Hij zond den Cardinaal Chigi, die uit naam van den Paus, den vertoornden Lodewijk vergoeding deed. Men bande de Corfen uit het gebied van den heiligen Vader; Castro en Ronciglione moesten voor een zekere fom gelds aan den Hertog van Parma weder ter hand gefleld, en aan den Hertog van Modenara, fchadevergoeding voor Comarchie gegeeven worden. De hoogmoed van Lodewijk verkreeg, door deeze welgelukte gevallen, een magtige zet. Hij zag dat men om wel te flaagen veelal flegts ftoutlijk behoeft doortetasten. Even fier handelde de franfche Vorst omtrent de heimlijke en openlijke vijanden, die zig tegen zijn belang, of zo als men bet m die dagen nog geliefde te noemen, tegen het belang van het Rijk, aankanteden! Wij ° zou-  5)5 MIJN TEGENWOORDIG zouden, tegen ons oogmerk, veels te uitvoerig worden, wanneer wij alles wilden vermelden. Ons plan is-geenzins een volkomen geichiedenis van Vrankrijk te leverenhier toe zijn andere pennen, waarbij de onze met te noemen zijn, reeds ten overvloede gebezigd géwordén. Zijn zugt voor de wapenen, en zijn ijver om fbmmigen zijner nabuuren tegen' hunne aanvallers te helpen verdeedigen, beletteden daarom het geluk zijner onderdaanen niet. Behalven de aanwinlten van uitgeftrekte en rijke Landfchappen, door zijne wapenen verkreegen, deed hij de kunften en weetenfchappen bloeien, en bragt veelen derzei ven tot een hoogen trap van volkomenheid. De hoofdftad van het Rijk verfraaide hij ongemeen. De kunst van den oorlog werd niet minder volmaakt door Vauban. Het volk rekende zig gelukkig, zo al niet in 't bezit van 't geen weezenlijk tot het geluk eens volks behoort, ten minflen in de fchitterende glorie van hunnen Vorst. De blijken hunner hooggaande achting en verkleefdheid aan deezen Koning zijn als nog, in de veelvuldige beeldtenisfen, die men hem allerwegen oprijde voor handen. Veelen deezer gedenkftukken dier eeuw vereeuwigen echter een flaaffchten eerbied en een verzaaking van de waare rechten van den mensch. De koophandel en'zeemagt was aanzienlijk en gevreesd. De franfche vlag werd door gansch Europa geëerbiedigd, en  VADERLAND. 97 en de vooruitzigten op nog meerdere grootheid, en een nog uitgebreider vermogen, waren gansch niet ongegrond! Moest men veele lasten draagen, zelf naar evenredigheid der rijke winden dier voorfpoedige tijden, men deed het taamlijk gewillig» vermits veeier herlens bedwelmd waren door de verbijderende heerlijkheid van den Vorst. Colbei t had de eere van zulke en andere aanmerklijke verbeteringen. „ En nog, zegt een geacht fransch fehiïjver van dien tijd; deed Colbert niet alles wat hij wel zou hebben kunnen, of liever, wat hij wel zou hebben willen doen. De menfchen waren nog niet genoeg voorbereid tot een grooter verbetering. In een wijduitgedrekt Rijk heerfchen altoos groote misbruiken. De willekeurige belasting; de veelvuldigheid der tollen en fchattingen, van het eene Landfchap des Riiks in het andere, waardoor het eene ge¬ deelte van Vrankrijk als vervreemd en vijan'dig gemaakt werd tegen het andere, en nog veele gebreken van het nadeeligde foort, bleeven mede dand houden, ecz." Welken ook de heimlijke drijfveeren van Lodewijk geweest mogen zijn, in het zo fterk begundigen van geleerden en vernuftigen,:het ftrekte evenwel den Vorst allezins, tot eere! De waereld zou oneindig gelukkiger zijn .dan zij nu is, bijaldien haare meestvermogendde bewoonders hun hoogmoed dolden in het verlichten en weldoen hunner ii. Deel. G me'  9» MIJN TEGENWOORDIG medeftervelingen. De jaargelden en gunstbe. tooningen van Vrankrijks Monarch aan waardige vernuften gefchonken, deeden alomme, m de geletterde waereld, den naam van Lodewijk in zegening zijn, en fpoorden de vlijt tot grooter vordering te fterker aan; en het was natuurlijk, dat men langs deezen weg, bijna in alle takken van weetenfchappen,. ongemeene foelie vorderingen maakte. Door vleierijen en buitenfpoorige loftui* tingen de veelgeevende gunst der Vorften te winnen, was al eene oude gewoonte: om er wel in te flaagen, had men flegts de Vorften te kennen. Zij wilden niet allen op dezelfde wijs gevleid, en in de ftrikken der baatzugt gevangen worden. De maatfchappijen der menfchen hebben nooit reden gehad, om zig over den overvloed van verftandige er. groote Vorften te verheugen; derhalven waren gewoone vleierijen veelal toereikende, om deeze gekroonde Hoofden in 't net te krijgen, en van daar dan ook, dat zo veele der gefchepterden den zegen der onwaardigften en den vloek der braafften werden! — Maaf met Lodewijk den Veertienden was het anders geleegen. Hij maakte een uitzondering op het gros der Vorften. „Hij wilde, zegt Millot: op eene kiefché wijze gevleid worden. Men zettede die heillooze kunst, met eenen al te gelukkigen uitflag vbort, en de vrugt daar van veranderde in een jammerlijk vergif! — In alle zijne onder-  VADERLAND. 99 onderneemingen, in alle zijne maatregelen, in alle zijne begrippen gepreezen, wist hij den middenweg niet te houden, op welken hij weezenlijk zo veel lofs zou verdiend hebben. Verfailles verflond zijne fchatten. De zugt tot roem, en om vermeesteringen te behaalen, deed hem nog veel grooter kosten maaken. Colbert zelf kon den Koning daartoe niet in ftaat ftellen, dan door aftewijken van die beginzelen van het ftaatsbeftuur, waarop de welvaart van het Rijk fteunde. De oorlogsgeneigdheid van Lodewijk zou een Held van den ouden tijd eere aangedaan, en, aan een menigte pennen, romanesque wonderen, tot onderwerpen, opgeleeverd hebben. Zijne overwinningen in Vlaanderen, in 't Fransch Comté, de Nederlanden en elders, kenmerkten ten allerfterkften deeze voor het menschdom verderflijke geneigdheid. Het heil of belang zijner onderdanen vorderde misfchien het tiende deel deezer zegepraalen niet, maar de zugt tot roem kwam waerelden te kort! — De roem van anderen, het zij ze valsch of billijk ware , ontftak zijn nijd, of dat nog erger was, ftrekte hem ten voor* wendzel, om in de erven zijner buuren te vallen. Een gedenkpenning, waarbij de Nederlanders zig beroemden, ten minften zig vleiden; van de wetten verzekerd, den Godsdienst gezuiverd, de Vorsten onderfteund en bevreedigd, de vrijheid der zee gewrooken en de rust van Europa herfteld te hebben, G 2 zet-  ico MIJN TEGENWOORDIG zettede zijne gramfchap aan, en dreef hem, met het zwaard in de vuist, tot in 't hart der veréénigde Provinciën. Deezen en foortgelijke verrigtingen zijn bij verfcheiden voor. naame Nederduitfche fchrijvers in 't breede vermeld. Lodewijk zegevierende, herfchiep daar door zijne Vrienden en Bondgenooten, zo al niet in openbaare vijanden, ten minften in wangunflïgen en heimlijke tegen werkers. ' Zij vreesden de werktuigen te worden van zijne aanwasfchende grootheid, en hielden zig verzekerd , dat wanneer deeze haar toppunt zou be* reikt hebben, zij er als dan het eerfte onder verpletterd Honden te worden. Zij verlieten hem daarom voor 't grootfte gedeelte. Hij gaf echter nog doorflaande blijken, dat het verlies van hunne hulp, — dat zelf hunne vijandfchap hem den moed niet kon doen 4'erliezen; dat hij zijne heldhaftigheid niet van anderen, maar van zig zelve ontleende, en na dit getoond te hebben, maakte hij den vreede, die te Nimweegen geflooten werd. De vooi-fpoed, welke Lodewijk, zo voor, als in en na den Oorlog vergezelde, had hem een trotschheid ingeboezemd, die eindlijk zo wel blind voor alle gevaaren als voor alle billijkheid werd. Had hij een Vorst geweest, zo als men fteeds gewenscht, doch zo als men er naauwJijks van de duizend één gehad heeft; hij zou, na het voltooien zijner eigen glorie ook om het geluk zijner onderdaanen gedagt, en daar-  'VADERLAND. te kunnen doen! - Waar a»«» dati _ Hij deed flappen, waarvan men het beste getuigde, wanneer men zei, dat, zo ze vlaakt wel uitvielen, de franfchen weinig of ,een voordeel daar van; maar wel dubbele reden hadden, om den Hemel te «anken, voor zijne redding uit verfchriklijke gevaaren. Het Zgter,derg kamers te Metz en Bnfac, waardoor Lodewijk zig zelve recht deed, om m 't bezit der eigendommen van anderen te geraaken; het te onderbrengen van Straatsburg, en dat in vreedestijd, berokkenden hem magtige vijanden, die flegts op de geleegenhe d wagteden, om er zijne onderdaanen voor te doen boeten; want deeze ontgelden altoos de wanbedrijven hunner Vorsten, na dat zij gedwongen zijn geworden, om, veeltijds, bloed en leeven, in de uitvoering dier wanbedrijven, opteöfteren. De tijdsömflandigheeden en . ftaatkunde een vreede noodzaaklijk maakende, floot Vrankrijk met zijne beftrijders een twjntigjaarig beltand. Lodewijk intusfchen bezigde deeze vreedzaame «ogenblikken, om zijne kragten te vermeerderen. De zeemagt vooral, die Vrankrijk toen bezat en langs hoe meer volmaakte, was zo wel de roem als fchrik van Europa. Onuitfpreeklijk was het verlies, 'twelk Lodewijk onderging in den dood van den bekwame» ' g 3 co1ï  m& MIJN TEGENWOORDIG Colbert, die in 1683 overleed, en wiens bekwaamheid ten onuitputlijke bron van de verkwistingen des Konings verftrekte. „Hij bezuinigde, zegt een zijner tijdgenooten; in zijn Cabinet, door de goede order die in hem zo zeer uit* muntede, het geen hij verpligt was, in de oogen van Europa, te verkwisten, zo tot eer van den Koning zijn meester, als uit noodzaak van hem te moeten gehoorzaamen." De beginzels van deezen kundigen Staatsdienaar zouden allerheilzaamst voor zijn Vaderland geweest zijn, bijaldien de fpilzugtige hoogmoed van Lodewijk dezelven niet fteeds overdwarscht had. Het eenigfte goed bijna, dat hij nu kon doen, was, de verkwistingen van den Vorst zo draaglijk voor de onderdaanen te maaken, .als menschlijk vermogen immer doen kon! Zonder hem, of een minister henj gelijk, had Lodewijk reeds voor lange moeten ophouden, om dien luisterrijken en fchitterenden rol te fpeelen, welke zijne medevorsten ruim zo jaloers deed zijn als verbaasd ftaan. Is het echter niet ten hoogften te bejammeren, dat een eenig mensch, die een kroon op zijn hoofd draagt, de handen kan binden aan de weldoenders en behouders van hun Vaderland? Dat deezen, de bronnen van welvaart en geluk voor het volk ontdekkende en aanwijzende, op de aanwijzing van den Schepter verpligt zijn, 0m dezelven, zo al niet te dempen, ten minften voorbij te ftappen, en dat de grootfte hoop zulk een Troonbeklee- der  VADERLAND. ift der toejuicht, en zulk een nuttig burger, die den verderflijken wil gehoorzaamt, als een man befchouwt die zijn pligc betragt? - Dat Colbert zulk een waardig onderdaan en Lodewijk zulk een Koning was, leeze men b.j zijn gefchiedfchrijver, die er aldus van zegt. Colbert was genoodzaakt van zijne eigene maatregelen aftegaan; want alle berig^Wfte» van hem nog voor handen, toonen, hoe «ei hij overtuigd was, dat de rijkdom van een Land beftaat, in de menigte der Inwoonders, in het aankweeken van den Akkerbouw; m den noesten arbeid en den koophandel der ingezetenen; en hoe de Koning zeer weinig eigen vorstlijke goederen bezittende, en alleen de beftuurder zijnde van de goederen zijner onderdaanen, op geene mooglijke wijze, waarlijk rijk kon weezen, dan door belastingen, gemaklijk geheven, en eenpaarig verdeeld. Voltaire maakt een vergelijking tusfchen twee Vorften en twee ftaatsdienaars, die wij . geen plaats kunnen ontzeggen. „ Sullij , zegt hij: verrijkte den ftaat, door eene verftandige huishouding, ter onderfteuning van een Koning, zo fpaarzaam als dapper! van een Koning, die een lbldaat was aan het hoofd van zijn Leger, en een Vader des Huisgezins onder zfn Volk! - Colbert hield den ftaat ftaande, ondanks de weelde van een Koning op allen pragt verzot! van een Koning, die alles verfpilde, om zijne Regeering fchitterend te maaken." O 4  &4 MIJN TEGENWOORDIG Een verhael der gefchillen, tusfchen de Janlemsten en de Jefuiten, waarin Lodewijk *g eindlnk mengde, zou flegts dienen, om de geesthjkheid, die wij reeds genoeg en naar waarde gekenmerkt hebben, fo een verfoeihjker doch welverdiend daglicht te plaat, len, en em de waereld te overtuigen, dat de groote Lodewijk, zo als men onzen Held bet.jtelde, zig door een dweepzieken mon. mk, een wraakgierigen kerkujken, beheerfchen Het gefchil, 't welk de f.anfche Vorst, wegens bet Koninglijk Recht en de vrijplaat, fen der Afgezanten, met den heiligen Vader te Romen had, liep vrij hevig. De frijnenden der Gali.caanfche kerk werden door hem verdeedigd, doch niet zodaanig als men vv^l van zijn Caraéter verwagt zou hebben. Zijn bijgeloovigen eerbied voor den roomfchen ■ Godsdienst deed zijne geweld.ge trorschheid zwigten. De Bisfchoppen (waarover'Lodewijk befchikkingen gemaakt had, die de Paus niet dulden noch toeflaan wilde, en die de Koning echter, zo door zijn eigen magt als door het gezag der geestlijken, welken hij over dit verfchil had faamgeroepen, poogde ftaande te houden,) moesten eindlijk aan het Opperhoofd der kerk hun leedweezen betuigen, en plegdg verklaaren, van alles aftekeu, ren, wat door de vergadering der geestlijken, ten nadeele van het gezag van den Paus, was yastgefteld geworden.  VADER L A N D. 105 In een ander ftuk, waardoor Lodewijk zig de billijke verontwaardiging van alle menschlievenden en redeneerende ftaatkundigen op den hals haalde, doch waar voor de heilige Vader hem zegende, was hij zig zelve meer gelijk, ik wil zeggen, tastede hij zo hard door, als de zaak en de omftandigneden flegts toelieten- - Zie hier het geval. De geestlijken, waar onder de Jefuiten voornaamlijk, hadden onder meer andere droomerijen ook dit vervaarlijk Plan, om het Proteflantendom en al derzelver aanhangers uitteroeïen! niet uit eene ftaatkundige beweegreden; want zedert de overgave van Rochelle konden noch wilden de Proteftanten zig langer tegen de waereldlijke magt aankanten, — maar uit inzigt, zo als men voorgaf, om Gode eenen weibehaaglijken dienst te bewijzen,. Een voorftel van die natuur, hoe afgrijslijk ook, maar onderfteund door de drangredenen van Romen, behaagde aan Lodewijk den Veertienden. Hij befchouwde het zekerlijk als iets grootsch, om, na het lighaam bedwongen te hebben, ook de ziel voor zijn bevel te doen zwigten. Het ontbrak ten Hove aan geene geestlijken, die den Koning deswegens alle die verkeerdheeden inboezemden, waar door zij alleen hunne zaak kunnen ftaande houden, en die zijn dweepzugt in het kerklijke tot alle uitterften aanvuurden. " Het Euangelie had te fterk de zagtmoedigheid aangepredikt, om eensklaps met geftrengG 5 heid  toö MIJN TEGENWOORDIG heid te beginnen. Man wilde de zweem van gemaatigdheid behouden, en teffens een reden te meer aan de hand hebben, om hen, die, zo men het noemde, door geen goedheid te overtuigen waren, met ijzeren handen tot bekeering te dwingen. Men diende Jezus Christus, dien grooten Prediker der menschlievenheid, en men moest ten minften den uiterlijken fchijn bewaaren, van zijn voetfpoor te drukken, in het gelukkig maaken van verdoolde ftervelingen. Om deeze reden zond het Hof eerst zijne bekeerders uit, die meer geld en beloften dan bondige reden en voldoende bewijzen bezigden, om de Proteftanten tot het roomsch geloof overtehaalen. Door dit middel werden er eenigen gewonnen, doch meestal.van dat flag, waarop men geen reden van zig te beroemen heeft. Het getal der bekeerlingen was veel te gering om er mede vergenoegd te zijn. Men moest dus, zeiden de geestlijken;' kragtdaadiger middelen bewerkftelligen en de zulken onder de ketters, die niet vrijwillig tot de Moederkerk wederkeerden, dwingen om in te gaan! — Dit was een fpreuk uit den bijbel, diè men best vond verkeerd te verftaan, en nog verkeerder toetepasfen. Het zelfbelang en de wraakgierigheid onderzogten niet: 't voldeed hen, dat zij woorden vonden, waarvan de bloote klank alleen hen dienen kon. Indien het hun'belang en in hunne magt ware, om (even gelijk de fabel van de oude Reuzen vertelt O  VADERLAND. 107 telt,) den hemel te beftrijuen, zij zouden ongetwijfeld daartoe de wapens in den Bijbel zoeken, —-en, op hunne wijs, er die in vinden. Niet alleen, dat men veele der voorrechten, aan de Proteftanten verleend, begon te befnoeïen of te vernietigen, maar men nam ook den toevlugt tot verachtlijke kunstgreepen. Dus gaf men onder anderen eene plegtige verklaaring in 't licht, dat men de kinderen, die den ouderdom van zeven jaaren bereikten, en die tot het roomfch geloof wilden overgaan, als bekeerlingen zou aan- . neemen en aanmerken, in weerwil van alle tegenkantingen der ouders, of zelfs van hunne eigen overtuiging in een rijper ouderdom! — Deeze haatlijke bekeeringswijze miste al weder het gevolg dat men er zig van voorgefteld had. Een menigte Proteftantfche huisgezinnen verlieten een Vaderland, dat hen zo barbaarsch behandelde; en zetteden zig, met hunne fchatten, vlijt, kunften en weetenfchappen bij uitheemfchen neder. Lodewijk vergramde zig over dit zoeken van veiligheid, 't welk hij als eene te leurftelling van zijnen oppermagtigen wil aanmerkte! De geftrengheid vermeerderde, doch Lodewijk won er niet mede! Hij verbitterde zijne ongelukkige onderdaanen 'flegts te meer en hunne vlugt werd algemeener. Onder de middelen, ter bekeering aangewend, gebruikte men de afgrijslijkfte pijnigingen en de wreedfte doodftraffen. Zij, die men als ver- wor-  io8 MIJN TEGENWOORDIG worpelingen van God aanmerkte, moesten ook daadlijk, zonder vertoef, onder de ijslijkfte folteringen der beulen, naar den helfchen af. grond verzonden worden. Men fcheen de Godheid te befchuldigen, dat zij de zulken haarer fchepzels in 't leeven fpaarde, dat zij hen niet door haaren blikfem verpletterde, welken de leer van Romen niet wilden omhelzen! men haastede zig, om de Opperfte Rechtvaardigheid, als 't ware, te voorkomen, en de waereld te oordeelen. Wij behoeven niet te zeggen, dat deeze .weg, om Roomschcatholijken te maaken, de alleröngefchiktfte was, die men bij mooglijkheid kon uitdenken. Men bragt het martelaarfchap in de mode! weinigen bezweeken; veelen huichelden; de meesten ontweeken, en die het flagtoffer van het geestlijk plan werden, predikten, met onwederltandlijken nadruk, hunne gevoelens op de galgladders of te midden in de vlammen. Vrankrijk kreeg de gevoeligfte neepen in zijne welvaart. Waar men geen vrijheid van geweeten heeft, moeten kunften en weetenfchappen kwijnen, en de handel afneemen. Lodewijk zelf was niet onkundig van deeze rampzalige gevolgen, maar deeze konden niet opweegen tegen den hoon,' die de hardnekkigheid deezer ongeloovige ketters hem toevoegde, door volfhndig te blijven gelooven, het geen zij voor waarheid hielden, en door God te dienen op een Wijs, zo als zij begreepen overéénkomftig Zij. nen  VADERLAND. *S* nen wil te weezen. Daarenboven, Lodewijk ales op den naam des Konings beeven ea ÏÏSp^l Dat de Koning voicaan moes worden, wat hij ook «sfchan inogt, ot fchoon ten koste van het Rijk! - De e* leer deed meer dan den hoogmoed ftieelen van den franfchen Monarch; Zij hervorm e hemteffens.in een despoot, in, een wreeda. in een beul en moordenaar van zijneigen volk Ee, enkele druppel van dit onfchuldig bloed fpattede oP de lijst zijner grootfche be- driiven en al zijn glorie verdween, voor de diijven tn ai j b zullen oogen van hen, die, ais zij c beoordeelen, in hem niet anders dan den mensch befchouwen, en die z.jn roem naar den regel zijner verpligtingen afme;e en. In 1684 zettede men dit haathjk bekee nngswerk4voort, door ^^eïatS Jr alzulke ^tlen^^aar^P^^ bevonden, ten einde hen met ^ te overtuigen, dat de Leer van te ovtiiui^n, aardbodem eeni&e was, die God op zijnen Sn kon! en die Koning Lodewi -n zijn Rijk hebben wilde! „ Zo veel onheils zegt de Abt Millot: trof de Proteftanten, «h «et reden, deese vervolging, hen aangedaan^  iio MIJN TEGENWOORDIG vergeleeken bij de vervolgingen, die de eerfte Christenen van de Heidenfche Keizers te lijden hadden. De Dragonade deed den naam van Lodewijk den Veertienden vloeken, enz." Wij zullen deezen Roomschgezinden de verdere fchilderij van deeze geloofswoede laaten voltooien! Men kan hem het minst van partijdigheid verdagt houden. „ Aan de onderdrukking deezer onfchuldigen, zegt hij: ontbrak nog, om die op het felst te doen nijpen, een bedrijf des Konings, die, door de Bisfchoppen en Jefuiten opgezet, eerlang, aan de zaak der Proteftanten en Vrankrijk zelve eenen doodlijken flag toebragt, de herroeping naamlijk van het Edi& van Nantes, door Hendrik den vierden, in 1598, gegeeven, en door Lodewijk den dertienden bekragtigd. De vrijheid van geweeten, daar bij beloofd, hield niet meer ftand; alle de kerken der Proteftanten werden verwoest; de verklaaringen, de vonnisfen van den Raad volgden fchielijk, tot vermeerdering van den wanhoop, die de zielen der Proteftanten vervulden, op het hooren van de jammerkreet : Het EdiSt van Nantes beftaat niet meer! — Den ouders (hoe verre holt de dolle gezindheidsijver!) werden de kinderen ontnomen, om ze aan Roomfchen ter opvoeding te geeven! De Leeraars, gebannen, moesten het land verhaten, en dit te doen werd anderen „ op de zwaarfte ftraffen, verbooden!" Ont-  VADERLAND. m Ontzaglijk was het nadeel, dat door dit bedrijf aan het Rijk werd toegebragt, zo m het verliezen van nuttige inwoonders, als m het naar elders overvoeren van ambagten en fabrieken, waardoor den koophandel wel rasch kwijnde! Men nam de vrijheid, om deeze nadeelen den Koning onder zijnen aandagt te brengen; maar Lodewijk gaf geen ander antwoord dan: Mijn Koningrijk word gezuiverd' — Zie daar de regeering van een Koning! van een Koning, die men met den heerlijken bijnaam van de groote heeft willen vereeren! Dus hangt de welvaart van een geheel volk veeltijds van de willekeur, de grilligheid en dweeperij, diens mans af, die men een kroon op het hoofd zettede! — wanneer zal de waereld dergelijke vooröordeelen afleggen ? De Hertog van Savoïen nam onzen Lodewijk ten voorbeeld. Hij liet over de drieduizend Proteftanten vermoorden, en er tienduizend gevangen.neemen; terwijl een groot getal anderen zijne doodlijke godvrugt ontfnapten. Romen was, in die oogenblikken van bar. baarschheid, fchrikbaarende en ontzachlijk; maar teffens maakte het zig gehaat, veracht en gevloekt! — Het gaf dus doende, zo nu en dan , de gronden aan de hand, waarop men, vroeg of laat, de afzweering van zulk eene menschhaatende en onverdraagzaame leer te bouwen ftond. De  ii2 MIJN TEGENWOORDIG De fierheid, de onderneemende aart en het goed geluk (volgens'de ftijl Van 't Hof,) van Lodewijk, in de meefien zijner onderneemingen, bragt hem in den haat zijner medevorsten, welken hij noch vreesde noch ontzag. De vooruitzigten der voornaamfte Hoven waren niet gunftig voor hunne belangen", of, dat gemeenlijk op één uitkomt, waren niet voordeelig voor de Ministers, wier geest hunne heeren en meesters bezielde. Men liet derhalven geen geleegenheid voörbijflippen, waarop men flegts een halve kansrekening had, dat Lodewijk er door vernederd kon worden. Willem de derde, Koning van Engeland, word inzonderheid als zijn vijand, als zijn bekwaamen tegenftander afgefchilderd. Onderfcheiden belangen en gelegenheeden verwekten Lodewijk^ genoegzaam ten zelfden tijde, een groot aantal van gedugte vijanden. Hij vond dezelven in de Engelfchen , de Spaanfchen, de Nederlanders, den Hertog van Savoïen, de Bondgenooten van den Keizer, en in het grootfte gedeelte der Duitfche Vorften. Veelvuldig en verfchillend waren de krijgsbedrijven en derzelver uitkomflen. Over 't algemeen behaalde de franfche Monarch de overwinning op zijne vijanden en maakte vrij aanzienlijke ovcrmeefteringen! doch zijne overwonnen vijanden konden zig rijklijk genoeg gewrooken achten, door de rampen, die&deeze oorlog en derzelver gevolgen aan Vrankrijk zelve veroorzaakten. De belastingen gingen alle'  "VADERLAND. 113 alle maten te buiten; om dezelven te heffen moest men middelen bezigen, die zo verderflijk voor den ftaat, als hoonende voor de waardigheid van een befchaafd volk waren. Het gevoel van zulk een algemeene ramp bragt een onderzoek te wege bij de groote menigte, 'twelk, hoe oppervlakkig zulks ook gefchiede, evenwel ten duidlijkften en ten zekerden deed ontdekken, dat de oorlog niet noodzaaklijk ware, uit hoofde van de behartiging of verdeediging van de weezenlijke belangen der Natie; dat de voornaame oorzaak van denzelven te zoeken was in de heerschzugtige en geweldaadige maatregels van Lodewijks ftaarsdienaar, Louvois; dat, hoe veel men ook met het zwaard veroveren mogt, het geluk des volks er niets bij winnen, integendeel er nog meer bij verliezen, en dat de trotschheid en fchraapzugt van eenige weinigen er flegts wel bij vaaren zou. Dus ging de gevoeligfte ramp met het grievendst verdriet gepaard, zonder dat men tegen een van beiden iets kon uitrigten. Lodewijk zelve begon dit té begrijpen, en vermits hij van natuure aanleiding genoeg had, om grootmoedig te zijn, in dien zin als de wijsgeerte dat woord verklaart, wanneer flegts een menigte gunftige omftandigheeden daar toe faamenliepen, nam hij het befluit, om zo al niet den waaren bloei van het Rijk te herftellen, ten minften niet voorttevaaren, met dien langer, onder de fcha. ib Deel. H duuw  3r4 MIJN TEGENWOORDIG duuw zijner laurieren, in een doodfche kwij. ning te houden. — Zegent de menfchlievenheid zulk een voorneemen in het hart van Lodewijk? welk een hulde zou zij hem dan niet btweezen hebben, indien dergelijke edele beginzels hem altoos hadden doen werken! Om den vreede te bekomen, die het Bondgenootfchap der magtigen niet begeerde, zo lang zij veréénigt bleeveri en tegen Lodewijk zig aangordden, dagt hem het gefchiktfte middel te zijn, om verdeeldheid tusfchen de Hoven, die hem vijandig waren, te zaa'ien, en hunne verbintenis te verzwakken. Het gelukte hem, om den Hertog van Savoïen op zijn zijde te krijgen, en door den afval van deezen het Bondgenootfchap in de war te brengen. Dit baande den weg tot vredesonderhandelingen, die men aanvong te Rijswijk bij 'sHaage, en welken, door de verwonderlijke toegeevenheid en buigzaamheid van Lodewijk, eerlang in 1697 tot Mand kwamen, en een algemecnen vreede voortbragten. Alles wat hij op zijne vijanden veroverd had gaf hij hen weder! Hij erkende Willem „ den derde, zijn perzoneelen vijand, waarop hij fteeds niec weinig had uitgevaaren, voor Koning van Engeland, en bezigde dergelijke toegeeflijkheden meer, waar door hij in de oogen van vrienden en vijanden zig fchandlijk vernederde, doch het geen wij billijk in hem roemen moeten, om dat hij zijne trotschheid opgeofferd had aan het waar belang zijner onderdaanen. Dus  VADERLAND. m Dus eindigde een oorlog waardoor Lodewijk roem verworven had, doeh zijne fchatkisten leedig, en zijne onderdaanen arm en moedeloos geworden waren ! een oorlog, die op meer dan* twee maal hondert milhoenen buitengewoone uitgaaven te ftaan kwam, en die den ftaat der geldmiddelen, nog erger dan immer te vooren, in de uitterfte verwarring bragt, zonder dat men den gewoonen weg, van belastingen in te voeren, dorst mflaan,.orn dat men het reeds lang getergde volk vreesde. Het fluiten deezer vreede vereerde Lode. wijk niet zo geheel en al, of er bleeven nog veele vlekken in de zuiverheid zijner volksliefde. Dus achtede hij zig gehoond te weezen, toen zijne proteftanfche onderdaanen. die om'de ge(1*engheid der vervolging zijn gebied pntweeken waren, eenige vcrzagung in hun lot, bij het fluiten der Rijswijkfehe vreede, poogden te brengen! — Dus ging hij, in weerwil der geldlooshdd, door de oorlogen veroorzaakt, evenwel voort, om etlijke millioenen aan pragtige gebouwen te kosten te leggen, en allerwegen zijnen roem, of liever zijn zugt naar denzdven en tefTens zijne onberaaden kwistzugt, te vereeuwigen. De opvolging op den Spaanfchen troon wikkelde, nief' lang daarna, Vrankrijk in een nieuwen oorlog. Om het evenwigt in Europa te bewaaren, kwamen Lodewijk, de Koning van Engeland en de Staaten van de Neder-, H 2 lan"  ii6 MIJN TEGENWOORDIG landen overeen, om Spanje onder zig te verdeden! De Vorst van dat Rijk echter leefde nog, en het ftond aan deezen, om over Spanje befchikkingen te maaken. Hij1 maakte een uitterfte wil en droeg zijn* kroon, bij dezelve, aan den jongen Prins van Beieren op, die kort daarna overleed, en de zaak als vooren liet. Men maakte eene nieuwe verdeeling, volgens 't welke, voor zo verre het Vrankrijk betrof, Lotharingen aan 't gebied van den Dauphin werd toegevoegd. De Keizer, die, even gelijk Lodewijk, aanfpraak op de Spaanfche kroon had, was nog niet te vreeden met deeze verdeeling, fchoon er zijn Zoon tot Koning van Spanje door verheven ftond te worden. Er ontftond een verfchil uit, dat men gereed was met het zwaard te beflegten. Karei de tweede, Spanjes zwakke beheerfcher, maakte een andere uitterfte wil, (zo als men Lodewijk verweet, door heimlijke ftreeken en bedriegerijen van het franfche Hof,) waarbij de tweede zoon van den Dauphin, tot opvolger van Karei in alle zijne ftaaten verklaard werd* onder eenige bepaalingen voor zijne opvolgers. Deeze uitterfte wil ftrookte oneindig meer met de heerschzugt en hoogmoed van Lodewijk, dan de gemaakte verdeeling met Engeland en de Nederlanden. Hij gaf er ook de voorkeur aan, ten koste van zijn gegeeven woord en den vreede, die zijn Vaderland niet misfen kon. De Keizer, hier door beledigd, ver-  ' VADERLAND. "7 verbond zig met Engeland en de Staaten, en reeds ontftak het oorlogs-vuur in Itahe. Lo. dewijk had Villeroi ter beftrijding van den vermaarden Eugenius derwaards gezonden, en verloor aldaar den flag. Er kwam nog bij, dat Lodewijk zig de zaak van den zogenaamden Prins van Walles, berugt onder den naam van den Pretendent, begon aantetrekken, en even daar d°OT W»1" lem den derden in een gedugten ftaat ftelde om hem op 't lijf te komen, vermits de Engelfchen. zig te naauwer met hun Koning verbindende, een fterke beweegreden te meer hadden, om zig op Vrankrijk te wreeken. Het kwam tot een algemeenen oorlog. Wij zullen ons plan volgen en geene bcfchrijving geven van veldflagen en belegeringen, die elders in overvloed geleezen kunnen worden, 't Is genoeg tot ons oogmerk te zeggen, dat Lodewijk ongelukkig was geduurende deezen oorlog; dat de Franfchen groote verliezen ondergingen, waar tegen de voordeelen, die zij nu en dan behaalden, niet konden opweegen. Alles fcheen tegen Vrankrijk faamtefpannen: het leed-armoede, en de hongersnood liet zig op een zekeren afftand zien. Het volk morde, en niet zonder reden! het meerder te vergen en het de keel toe te binden was dezelfde zaak; en echter was het Lodewiik onmooglijk, om, zonder den onderftand van het volk, den oorlog vol te houden. Het mangelde aan de gewilligheid van den •ö H 3 Fran-  m MIJN TEGENWOORDIG Franfchen' Monarch niet, om vreede te maaken , maar zijne magtige Beftrijders, zeer wei van zijn zwakken ftaatstoeitand onderrigt, hadden geene ooren naar zijne voonlagen; zij wilden hem voor altoos vernederen! +, Men ging zelf zo verre, ora hem de onrechtvaerdigfte èisfchen te doen. De Franfchen, hier over verontwaardigd, fcheenen verfchen moed inteademen; zij vergaten de geleeden rampen, om nieuwen op het flagveld te gaan zoeken. De rampen van deezen krijg pakten, ten opzigte van Vrankrijk, zig zo digt op elkander, dat Lodewijk eindelijk zig genoopt vond de vernederendfte aanbiedingen te doen, die echter van de hand geWeeaen werden; terwijl de heimelijke kuiperijen tot nog toe van geen de minde vrogt waren, en het gefchapen ftond dat de kleinzoon van Lodewijk van de Spaanfche kroon eerlang aflïand zou moeten doen, ten voordeele van den Aartshertog Karei. 6 Dan! her geen Koningen en Ministers tot dus verre niet hadden weeten te beflisfchen beflischte, in 'tfiuk van deeze bepaalde opVolging in Spanje, de dood. Keizer Jozephus overleed, en Karei, wien de Bondgenuot.n de kroon van Spanje hadden toegefchikt, volgde hem in 't Rijksbewind op. Dit deed de zaak van gedaante veranderen, om da: het evenwigt van Europa niet kon dulden, dat een Keizer oóke tefehs Koning van Spanje zou zijn. b 'En-  VADERL A-N D. "9 Engeland veranderde, om redenen van ftaat, insgelijks van gedagten, en trad in heimlijke onderhandelingen met Lodewijk, die een geruimen tijd voortgezet, en eindlijk niet langer door het Engelsch ministerij ontveinsd werden. Men kwam dan, ten laatfte, na zo veel woelens en bloedvergietens, tot den vreede. in 1713, te Utrecht geflooten; waarbij Vrankrijk meer voordeden bekwam, Kdan het, kort te vooren, bij zijne vernederende aanbiedingen bedongen had. Philips de vijfde deed plegtig afitand van zijn recht op de Franfche kroon, zig vergenoegende met die van Spanje te draagen, terwrl de Hertogen van Berri en van Orleans hun aanfpraak op de Franfche kroon behielden en die op de Spaanfche niet zouden kunnen doen gelden, enz. In Lodewijks huis vielen groote fterfgeval. len voor, waardoor Lodewijk, Hertog van Anjou, Dauphin, en, na zijn overgrootvaders dood, Koning van Vrankrijk werd. Twee en zeventig jaaren had Lodewijk de veertiende Koning der franfchen geweest, die hij in veele opzigtcn beroemd, maar in andere betrekkingen arm en ongelukkig maakte. Het opeisfchen -an het gereede geld der ingezetenen, hen daarvoor briefjes in de plaats geevende, die fchielijk hun crediet verboren; waardoor een ontzaglijke menigte huisgezinnen geheel bedorven werden: de verftemptling van 't geld, dat tot een buitenfpoorige prijs verhoogd, en waardoor den handel bedorven H 4 werd>  «o MIJN TEGENWOORDIG werd; ftrekten, na den Utrechtfchen vrede, er tot bewijzen van. De Vorst, zijne leevensloop overziende , erkende de misdagen in dezelve! dit gezigt kwam voor hem te laat, om eenig herftel van dezelven te bewerken, want hij zag zijn fterfuur naderen. Hij begreep echter, dat zijn opvolger, uit zijne fchande en fchade, leeren^kon. Tragt, zei hij tegen deezen: den vreede met uwe Nabuuren te bewaaren! „ Ik ben al te zeer op den oorlog gefield geweest; volg mij daarin niet, noch ook in 't maaken van zo groote kosten. Neem raad in alle gevallen, en zoek den besten te verflaan, om dien altoos te volgen. Verligt den last des volks, zo ras het u mooglijk is, en volvoer het geen ik, ongelukkig, niet volbrengen kan. Vooral vergeet nimmer, wat gij aan het Opperweezen verfchuldigd zijt! enz." Lodewijk de veertiende ftierf in 1715. Zijn dood veroorzaakte, volgens het getuigenis van Millot, meer vreugd dan droeffenisfe. Lodewijk de vijftiende volgde, in 1715, zijn overgrootvader in het Rijksbewind. De' Hertog van Orleans .werd tot Regent aangefteld, geduurende de minderjaarigheid van den Koning, die toen den ouderdom van nog geen zes jaaren bereikte. Hij vond het Rijk belast met een fchuld van drie duizend Milboenen livres, en was genoodzaakt zijn toevlugt te neemen tot middelen, die al weder verderflijk waren voor de ingezetenen. Ver-  VADERLAND. ™ Vermits de ftaatkunde vorderde,1 om alle «fchillen met de de Mogendheden te vermijden, bragt de Rijksvoogd eene naauwe verftandhouding met Engeland ter baan, waardoor er eenige zwaarigheeden werden opgeruimd, die men met Lodewijk den veemenden niet had kunnen verëffenen. Eenige verfchillen over.de Pauslijke bul, bekend onder de benaming van Conftitutk Umgemtus maakte niet weinig verbittenng en verdeeldheid onder de franfchen, waaromtrent alle voorflaagen van bemiddeling, door den Regent gedaan, genoegzaam vrugtloos bevonden werden. , . ... . De Proteftanten wonnen ook mets bij de verandering der Regeering. Engeland poogde jets te bewerken ten voordeele deezer onderdrukte en ongelukkige onderdaanen doch alles, wat men verkreeg, beftond flegts m de vri laating van eenige Ellendelingen die men, uit hoofde hunner godsdienftige begrippen, op de Galeien gebannen had. De Hertog was eigenlijk geen vervolger; maar, de geestlijkheid en haar vermogen kennende, was hij bevreesd van ze zig, door grooter toegeevenheid, ten vijand te maaken. Als een goed Staatkundige, zou hij ongetwijfeld veel handelbaarder geweest zijn; doch zij, die den wil van den God der Liefde en des Vreedes verkondigden, zouden bezwaarlijk geduld hebben, dat men luiden, die anders geloofden en leerden dan Romen, burgerlijke voorrechten H 5 had  122 MIJN TEGENWOORDIG had toegeftaan, die het onbetwistbaar eigendom zijn van alle de leden eener christen maatfchappij. Intusfchen wrokte Spanje nog over de verliezen, welken het, in den jongden oorlog, geleden had. Zonder zijn oogmerk te ontdekken, maakte de Koning van dat Rijk groote oorlogstoerustingen. Het bouwde zijne heimlijke hoop op de jongheid van den fran. fchen Koning en den zwakken toeftand van deszelfs Rijk. Men was tijdig in de weer, om voorzorgen te bezigen tegen de bedoelingen van Spanje, en hier uit nam de Quadruple Alliantie, tusfchen Vrankrijk, Grootbrittanje, den Keizer en de Vereenigde Nederlanden, haaren oorfprong. Koning Philips, den aanfloker deezer onlusten van zig verwijdert hebbende, vermits de oorlog geheel tegen zijn verwagting uitviel, en hij er merklijke verliezen door leed, leende het oor aan' de vreedes - voorflagen, die kort daar na hun volle beflag kreegen. De berugte Schot, John Law, dééd door zijn Acliehandel, welke eenigen tijd zo veel onheils aan Europa berokkende, de fchulden van den ftaat van Vrankrijk genoegzaam tot op de helft verminderen; maar hij deed het op eene wijze veel erger dan de fchuld zelf. — De gefchiedenis deezer windnegotie is ten overvloede bekend. Men zag er'uit, dat de grooten zig fteeds weeten te reddên, om dat zij zelden vies zijn van de middelen, die zij ter hun-  VADERLAND. ^ hunner redding bekwaam oordeelen, offchoon z5j van 't beste flag niet zijn. De uitvinder echter van dit zonderling Staatsbehoedmiddelmoest het land ruimen, uit vreeze voor de rechtmaatige volkswoede. De pest, die in 1720, in eenige zuidhjke Provintien, duizenden lnwoonders wegfleepte, {hvkte ter vermeerdering van Vrankrijks tegenfpoeden. Geduurende anderhalf jaar lang gevoelde het Rijk deezen verfchrikli.ken geesfcl, in weerwil der beste voorbehoedzels Zij is vermaerd in de gefchiedenis. Marfeille alleen telde in eene maand, over de veertigdu.zend menfchen, aan deeze gedugte ziekte over- leeden. ., , Lodewijk, te Rheims gekroond zijnde, werd in i->a algemeene rust en veiligheid te bewaaren. dit Is de noodzaaklijkheid zelve; maar 't voegt  VADERLAND. voegt hen niet minder, om zelf niet de oorzaaken van het volks misnoegen en der oproerige beweegingen te worden. Waar een Vorst, door verdrukking, zijne onderdaanen tot eenen opfiand verwekt, moet men de vernielende woede eerder de ftraf der dwinglandij dan een oproer heeten. Het is flegts een natuurlijk gevolg van een groot kwaad, dat, gelijk alle andere ongeregeldheeden in de waereld, zig zelve den verdienden loon verfchaft. Niets derhalven moest in de oogen van volksregenten verfchriklijker weezen, dan de aanleidingen om de gemeente aan 't hollen te helpen. De oorlog, die in 1733 ontflond, was een nieuwe geesfel voor de franfchen, die met denzelven niets hoe genaamd te maaken hadden, en die zijn oirfprong enkel en alleen aan het eigenbelang van Lodewijk verfchuldigd was. Hij was gehuuwd met de Dogter ven Stanisiaus Leczinskij, die, in 1704, tot Koning van Polen gekroond; in 1709, door geweld van overmagt gedwongen, dien troon had moeten verlaaten; en die thans, voor de tweedemaal , tot Koning van dat Rijk verkooren, een tegenftand ontmoetede, van de zijden van Rusland en den Keizer, waar voor hij zou hebben moeten zwigten, indien hij geen onderfteuning bekomen had. Lodewijk trok zig de zaak van zijn Schoonvader aan, en verklaarde den Keizer den oorlog, na een Verbintenis met Spanje en Sardinië te hebben aangegaan. Om de onkos.  ï2ó MIJN TEGENWOORDIG onkosten van deezen krijg te vinden, werd in Vrankrijk< den tienden penning van alle inkomften gevorderd. In 1735 kwam men tot den vreede, waarbij Vrankrijk het Hertogdom Lotharingen gewon, ingevalle Stanislaus, die van de Pooliche kroon moest afdaan, (doch die men evenwel Koning van Poolen zou blijven noemen ,) kwam te overleiden. De Cardinaal de Fleuri volgde Bourbon als eerde Minister op; een Man van jaaren, gansch niet vrij van gebreken, die doorgaands den ouderdom vergezellen, en die tot een ander, misfchien niet min verderfiijk, uitterfte doen overflaan), dan de vuurige driften der jeugd, wanneer zij invloed op het beduur van • een ftaat hebben. Naauwlijks verliepen er twee jaaren, of Ksrel de zesde, laatde Prins uit het huis van Oostenrijk, kwam, zonder manlijke Erfgenaamen, te overlijden. Maria Therefia zijn dogter, Koninginne van Hongarien en Egtgenoote van den Groothertog van Toskaanen ftelde zig in het bezit van alle de daaten van haar Vader. Frederik de derde, Koning van Pruisfen, ontnam haar daarop Silefien. De Keurvorst van Beieren, door Vrankrijk onderfteund, vermeesterde Praag, waar hij zig tot Koning van Bohème deed verklaaren: vervolgens liet hij zig tot Keizer kroonen te Frankfort, onder den naam van Karei de zevende. De Koningin van Hongarien werd door Enge-  VADERLAND. ingeland en Holland mee geld onderfteund: zij floot den vreede met Pruisfen, aan wie zij SileGen afftond. De franfche wapenen verzwakten in Beieren, en Praag werd door de Oostenrijkers hernomen. Vrankrijk had, tot dit tijdftip toe, niet anders in den oorlog gedeeld, dan bij wijze van hulptroepen aan zijne bondgenooten te verfchaffen. Weldra • vond het zig in een weezenhjken oorlog ingewikkeld met Oostenrijk, Engeland, Holland en den Koning van Sardinië. De Koning van Pruisfen, vreezende dat de Koninginne van Hongarien, met haare Bondgenooten, te magtig worden mogt, verbond zig op nieuw met Vrankrijk. Lodewijk verloor zijn Staatsdienaar Fleuri en nam de teugels van het Staatsbeftuur zelve in handen. Hif deed in Vlaanderen de glorierijkfte veld-, togten. Na verfcheiden voornaame fteden aldaar bemagtjgd te hebben, was hij tegenwoordig bij het winnen van den vermaarden Veldflag te Fontenoi, en werd vervolgens overwinnaar in den flag te Laufelt.en te Raucoux. Staacsb'raband werd geheel bemagtigd; Bergen op Zoom ftormenderhand ingenomen, en het beleg om, Maftrigt geflagen. Italien was ouk het toneel des oorlogs geworden. De franfchen verlooren daar een menigte volks, en waren eindlik genoodzaakt dat Land te verlaaten. De verliezen ter zee waren niet minder groot. De franfche zeemagt was deerlijk verwaarloosd en buiten ftaat om den  ï*8 MIJN TEGENWOORDIG den Engelfchen het hoofd te kunnen bieden. Eenige koopluiden ondernaamen . echter, om zulks in de Indien te beproeven, en deeden het indedaad met een zeer goed gevolg. Madras werd den Engelfchen ontnomen; terwijl zij • genoodzaakt werden om het beiecvoor Pondicherij opteBreeken. De nadeelen, die de oorlog aan Vrankrijk toebragt, werden door Lodewijk de Vijftiende zelve maar al te zeer gevoeld, om denzelven hardnekkig te blijven doorzetten. Bij de overwinningen, die hij in Vlaanderen behaalde, voegde hij telkens voorflagen tot vreede, die evenwel door zijne vijanden van de hand werden gewezen. Toen hij voor de muuren van Maftrigt verfcheen werd men handelbaarder; de ftad ging bij verdrag over, en de vreede, waar over men te Aken in onderhandeling was, werd, in 1748, geflooten. In 1755 ontltond voor Vrankrijk weder een verderflijke oorlog. De oorzaak van denzelven was de vijandige mishandeling van eenige fran. fche fcheepen door de Engelfchen op de kust van Guiné; waar over langen tijd, doch vrugtloos, gehandeld werd. Lodewijk de Vijftiende, geen het minfte heil en nog minder glorie op den Oorlog kunnende vooruitzien, tragtede den vreede te bewaaren, doch Engeland, volgens een inHinét van onheuchlijke eeuwen, tastede eenige franfche fchepen bij Canada aan voor de oorlogsverklaring, en pleegde zo veel geweldenaarijen, dat Vrankrijk  VADERLAND. «9 tijk zig genoopt vond de Wapens op te vatten. „ Dit, zegt Millot: was de oorfprong van den Oorlog des jaars 1755; van dien oorlog, die van bijkans ongelooflijke gebeurtenisfen zwanger ging> eb dezelven, tot verwondering van de geheele waereld, baarde. Mm zag Vrankrijk van den top des roems tot de diepfte laagte nederdaalen; eerst het eiland Minorca en het Hertogdom Hanover bemagtigen * en zijne vastigheden in Amerika, in Afrika en Afia verliezem Overwinnende in het eerst, en overwonnen, in een tijd, als het op de overwinning den meeften ftaat fcheen te moogen maaken. — Men zag hoe de verbazende verbintenis des Konings van Pruisfen met dien van Grootbrittanje, de langduufige vijandfchap, tusfchen de Huizen van Vrankrijk en Oostenrijk, aan een einde bragt, en ze zo naauw vereenigde, als zij, zints twee eeuwen, fteeds met elkander in twist en krijg geweest waren. — Men zag der onwederftaanbaaren Frederik, door een inval in Saxen, de oogmerken, die hij tegen zig beraamd dagt, voorkomen, en het vuur eens Oorlogs ontfteeken, waar in hij, naar allen fchijn, zou omkomen, daar hij Vrankrijk, Zweeden, Rusland, Oostenrijk en een groot gedeelter, des Keizerrijks tot vijanden had. — M^n zag een Famielje - verbond fluiten tusfchen den Koning van Vrankrijk en dien van Spanje, 't welk alle de takken van het Huis van u Deel. I Bour-  i$o MIJN TEGENWOORDIG' Bourbon vereenigde, en den nieuwen Koning van Spanje, Karei den derden, het ftelzel van pnzijdigheid, door zijn broeder Ferdinand den zesden gevolgd, deed verhaten; men zag de En» gelfchen over Spanje en Vrankrijk zegepraalen 4 en hun Havana, het Eiland Cuba in de MixiCaanfche zee, Manille en de Philippijnfche Eilanden in de Oostindien, ontweldigen, te gelijk met de groote rijkdommen der volkplantingen , welke eene zwakke zeemagr niet befchermen kon tegen de zeemagt der Engelfchen, die na de heerfchappij op den Oceaan dongen." „ Vrankrijk verloor, in den loop deezes verderflijken Oorlogs, den bloem harer Jongelingfchap; meer dan de helft van *c gereede geld, dat in het Rijk omging; haare zeemagt; haaren koophandel en haar crediet. Men heeft geoordeeld, dat het zeer ligt zou gevallen hebben, zo veel ramps te voorkomen, door zig met de Engelfchen te verdraagen, over een klein betwist brokje Land omftreeks Canada. Maar eenige ftaatzugtigen dompel, den, om zig te doen gelden en noodzaaklijk te maaken, Vrankrijk in dien nadeeligen Oorlog. Dit was ook het geval geweest in 1741. De eigenliefde trouwens van twee of drie perfooner* is genoeg, om Europa te verwoeden. Vrankrijk had deezen Vreede zo hoog noodig, dat het de Perfoonen, die denzelven flooten, voor weldoenders des Vaderlands aanzag. De fchulden,. waar mede de ftaat bezwaard bleef, waren nog veel grooter dan die van Lodewijk den Veertien-  VADERLAND. 13* tienden. De buitengewoone onkosten van den Oorlog alleen beliepen in één Jaar vier honderd millioenen. Men oordeele hier ui: wegens het overige. Vrankrijk zou Veel verlooren hebben, zelfs dan, wanneer het overwonnen had." -Men zal, na dit tafereel, zig genoegzaam de rampzalige gefteldheid van der Franfchen Vaderland voor oogen kunnen Hellen. Men zal zig niet verwonderen, van hier en elders dfe heimlijke verzugtfngen te hooren, welken den blinden eerbied voor de kroon een geweldigen knak geeven. In hoe vast een flaap men Ook liggen mag; door veele en gevoelige fchokken en itooten word men eindlijk wakker, en het taaifte geduld loopt eenmaal, naar onophoudlijke tergingen ondergaan te hebben, ten einde, en wee hem, die een gansch volk tegen zig ziet opftaan, om onverdiende beleediging te wreeken. rijksgesteldHeïd ondêr lodewijk den zestienden, en aanleiding tot de fransche staats - omwenteling. X)e verdrukking der volken brengt eindlijk hunne vrijheid en onafhanglijkheid voort. Dee- ze waarheid is door de ondervinding van alle eeuwen bevestigd geworden. De heerschI a zugt  *3* MIJN TEGENWOORDIG £ugt heeft geen eindpaal, maar het geduld van het volk heeft er een. Er is flegts een groot onheil of een fchreeuwende misdaad noodig, om de dwinglanden een prooij te doen verftrekken van hen, die hunne veelvuldige onderdrukkingen moede geworden zijn. Te vergeefsch roepen zij dan de wetten in, welken zij gefchonden; den gewapenden arm,* welken zij verkragt en bedorven, en de maatfchaplijke verbintenisfen, die zij vertree. den hebben! Als dan hebben de wetten hun kragt; de gewapenden de krijgstugt, en de Burgers de liefde verlooren voor een Vaderland, waarin zij den vloek in ftede van den zegen vinden. Vrij of dood! is de alarmkreet van de verongelijkte Natie, en teffens het bevel tot den val haarer Tijrannen. Dan Zijn alle banden verbrooken; dan ftelt men geweld tegen geweld! Het volk ontdekt het geheim zijner eigen onwederftandlijke kragten, en wee den geenen, die het waegen durft om er 'mede in het ftrijdperk te treeden« Half door list en half door dwang ontnam een Spanjaard het vaderlijk erfdeel aan eenen Amerikaanfehen wilden. Deeze onfchuldige dorst zijnen beroover geen wederftand bieden, want hij hield den overweldiger voor eene Godheid; maar fchielijk overtuigden de daaden van den fpaanfehen Christen hem, dat hij flegts een mensch ware. Hij werd nu op zijn beurt ftout en moedig, en eischte zijn eigendom te rug. De Europeer vertoonde hem een ge- fchrift,  VADERLAND. 133 fchrift, waarbij hij in dit zijn overweldigd Verblijf, van hooger hand, bevestigd werd. Ik weet niet, antwoorde de Wilde hem; Wat dit papier te betekenen hebbe? Maar lees op de punt van mijn pijl het geen daar gefchreeven ftaat; daar zult gij met ronde woorden deeze waarheid gezegd vinden, dat zo gij mij niet weder gei ft, het geen gij mij ontroofd hebt, ik u, nog deezen avond, in «we hut zal komen verbranden! — En zie daar in 't weezen van de zaak de gefchiedenis der omwenteling in Vrankrijk. Duizenden zwaarigheden van allerlei foort fcheenen dezelve onmooglijk te maaken. Er was een Vorst die volftrekt willekeurig heerschte, of heerfchen kon; er waren Parlementen, die reikhalsden om de wetgeevende magt in handen te krijgen; Provinciën, die onderling verdeeld waren, zo wel door de fchandelijke blijken van flaavernij, de Privilegiën naamlijk, als door hunne wetten, zeden en belangen; er was een trotfche Adel, geweldig, door zijne beleedigende denkbeelden, ontleend van het Leenrecht, en door zijn hoogmoed zo wel als door zijne voorrechten, van de overige rest der burgers verwijderd en afgezonderd; er was eene Legermagt, geheel den misleiden en fteeds opgehitsten Vorst toegedaan, en onderworpen aan Hoofden, die gansch en al uit den Adeldom waren verkoo» ren; er was eene rijke en veelvermogende geestlijkheid, zig aan een geheei ander en I 3 vreemd  134 MIJN TEGENWOORDIG vreemd beduur ondergefchikt rekenende, en te midden van het franfche volk een geheel ander volk uitmaakende; en, eindelijk, er was een Natie, die aan het juk gewoon geworden, en ten eenemaale verpletterd was onder het dubbel gewigt van belastingen en verne» deringen! • Zulk een gedugten tegenftand echter werd door de zugt tot waare vrijheid zo volmaakt overwonnen, als of zij nimmer een aanwezen had gehad. De Regeering van Lodewijk den Zestienden aanfchouwde die groote gebeurtenis, welke, hoedaanig een keer de zaaken eindlijk ook neemen mogen, echter altoos ten bewondering der eeuwen; ten troost der verdrukten, en ten voorbeeld van alle die vol. ken verftrekken zal, welken moede geworden Zijn van het juk der dwinglandij te draagen. Lodewijk de Zestiende, in 1775 ten troon gefteegen,gaf al vroeg een blijk, hoe zeer hij geneigd ware om de ontluikende vrijheid te hulp te komen. Engeland betwiste aan haare Volkplantingen die Rechten, welken de Amenkaanen betoogden de onbetwistbaare Regten van den mensch te zijn. Het Hof van Verfailles zond heimlijk de noodige on, derftanden naar Amerika. In de havens van Vrankrijk werden de grootfre toebereidzelen gemaakt. Eindlijk verklaarde Lodewijk de zestiende, dat hij de vereenigde Staaten van Amerika voor vrij en onafhanglijk erkende. Hier uit ontftond een oorlog tusfchen Enge-  VADERLAND. nS geland en Vrankrijk, die, zo ze al niet hevig is gevoerd geworden, echter groote gevolgen gehad heeft. Ik zal mij niet inlaaten over de bijzonderheeden van deezen oorlog; deezen kan men elders uitvoerig befchreeven vinden. Als een gevolg van denzelven, kan men het Patnottismus aanmerken, 'twelk, uit eenige binnenlancXche verfchillen, in de zeven ver* éénigde Gewesten gebooren werd. Vrankrijk floot met de Republiek eene Alliantie, waar van de Patriottifche partij al de vrugt niet trok, welke zij verhoopt had; zij ftrekte evenwel tot dat gelukkig voorrecht voor de uitgeweeken Nederlanders, dat zij, naar dé Revolutie van 1-87, in Vrankrijk niet flegts een veilige fchuilplaats, maar ook den noodigen onderftand vonden. De menigte van boeken, die, zo voor als na deeze omwenteling, in en buiten de Republiek, zijn uitgekomen, ontflaan ons van de moeite, om meer van deeze gebeurtenis te zeggen. Het glorierijkfte tijdftip echter van Lodewijk den zestienden was de jongfle omwenteling in Vrankrijk. Deeze groote gebeurtenis is, om zo te fpreeken, de ontknooping van de geheele franfche gefchiedenis. De wijsgeerte en menschlievenheid worden, bij dit laatfle bedrijf, zegenvigrende ten toneele gevoerd. Een geheel volk, zo lang zugtendc onder zijne eigen vooröordeelen en de verdrukkingen der willekeur, opent eindelijk de I 4 oogen;  t$6 MIJN TEGENWOORDIG pogen; werpt het juk af en word gelukkig. Laaten wij, ter loops, het oog vestigen op den voorigen toeiïand van dit groote Rijk, en dan wat breeder uitweiden over eene ge» beurtenis, waar van de Menfchen vriend en Staatkundige zig de uitvoerige befchrijving Piet beklaegen zal. Zedert meer dan duizend jaaren, zagen de Franfchen zig de fpeelballen en flagtöffers van de Staatzugt hunner Vorften; van den hoogmoed hunner grooten; van de vorderingen der, ten onrecht bevoorrechte, afzonderlijke Genootfchappen, en van de onverzaadlijke gierigheid der geestlijkheid. De invoering van eenen erflijken adeldom had hen in de verachtlijkfte ilavemij gedompeld; de Kerk, door haare heilige bedriegerijen, had de vaderlijke erfdeelen en de inkomften van het Rijk, voor een goed gedeelte, ingrflokt; de Koningen hadden hen voor Privilegiën dat geene gefchonken en verkogt, het geen louter een gift was, die de natuur aan alle menfchen om niet fchenkt, en hadden hen niet van den dwang en het juk der Leenheeren verlost, dan om hen een ander opteleggen, welks zwaarte van dag tot dag toenam; het onbe» twistbaar recht bezittende, 'twelk allen volken toekomt, om naamlijk zelf die wetten te moogen maaken, volgens welken zij beftuurd willen worden, hadden zij dit recht, geduuren ie alle de eeuwen van hun maatichaplijk beftaan, verwaerloosd, door dien geest van on»  VADERLAND. 13? onachtzaamheid, welken tot nog toe, ten deezen opzigten, de Franfchen fchijnt gekenmerkt te hebben. De burgeroorlogen, die de Vrije volken tot de flaavernij, en de verdrukten tot de vrijheid geleid, hadden niets anders Uitgewerkt dan de vernedering der grooten, «onder het volk tot zijne verlooren waardigheid te verheffen. De Parlementen, na de vernedering der Generaale Staaten, zig tot Volksvertegenwoordigers hebbende opgeworpen, wilden het Despotismus van den Vorst Oiet vernietigen, dan om er het hunne voor |n de plaats te (tellen! M.t een woord, het Was de zaak der Franfchen niet meer, om vrij te zijn, maar om te kiezen of zij aan een Sultan en zijne Viziers, dan wel aan dertien Raadsheeren en etn Doge blindling wil. den gehoorzaamen. De dweeperij der geestlijken en de onkunde des volks hadden, genoegzaam door geheel Europa, de grondbeginzels der heerschgpgt als in artjjkels van het Christengeloof herfchapen. De dikke duisternis, die over dit i'choonfte gedeelte van den Aardbol zig Uitbreidde, fcheen een eeuwige duurzaamheid verkreegen te hebben, toen, op het einde der voorige eeuw, de verftandige Locke zijn werk in 't licht gaf, getijteld; La Gou. vernement Civil. Als toen begon de wijsgeerte haar licht over het algemeene Recht te verfpreiden. Montesquieu gaf V Esprit de$ Loix, omtrent in de helft deezer eeuw, zijI 5 oen  13* MIJN TEGENWOORDIG nea Landgenooten te leezen, en alle Natie» vestigden den aandagt op de beginzels en de Xk derr°h"derfCheiden ReSee"%™rme„. Eindlijk verfcheen een kloekmoedig verdeediger van het menschlijk recht en de gezonde reden; een welfpreekend wijsgeer, wiens denkbeelden ons zomtijds als wonderfpreuken voorkwamen, om dat de gewigtige waarheöen, die hij aankondigde, ons nog geheel vreemd waren. - Deeze verfcheurde met een Boute hand het zwarte dekkleed der verborgenheid, waarmede de monnikken en dwingelanden de wieg der burgerlijke inftellingen bedekt hadden! Het menschdom ontdekte zijn e>gen waardij, en elk burger las met verrukking, in het ContraSi Social, dat hij vrij en gelijk was met alle de overige ftervelingen. De Vaderlandminnende Mablij, de zwakheeden en gebreken der franfchen ernflig en geftrene berispende, riep hen tot de waare Vrijheid' Aller oogen wendeden zig ftraks daar heen! Zij fcheen een nieuwe Godheid te weezen. Men dorst haar aanfchouwen en beminnen; — maar men beminde haar, even als men' de herfchenfchimmen der gouden eeuw bemint. Schielijk verdween het bewonderde beeld; meer de hulde van der Franfchen beklag, dan hunne begeerte om haar te genieten, met zig voerende. Een onheuehlijke tijd van dienstbaarheid had de zielen nedergedrukt en van alle veerkragt berooft. De overheerfching moest tot een uit-  VADERLAND. $39 üfterfte overflaan, om hen uit die verdoovende bedwelming te doen ontwaaken, waar in de Franfchen gedompeld waren geworden. Deeze Natie moest tot gramfchap worden gedreeven, wilde zij naar de middelen haarer tertosfing leeren omzien. De haetlijke gep bruiken door den Divan in het Heiligdom der Juditie ingevoerd; het gedwongen regis. treeren; twee maal honderd duizend inwoo. ners van hunne vrijheid beroofd, en, om de verfchillen in de Godgeleerdheid, in Hinkende en eeuwigdonkere gevangenisfen ge. Worpen; de Lettrés de Cachet, bij onnoemlijken getale verkogt door, of ontvreemd aan het openbaar gezag, en fchandlijk misbruikt door de grooten en de Hovelingen; twee openbaare bankbreuken; fchreeuwende onderdrukkingen; zwaare belastingen op de eerde en onontbeerlijkfle levensbehoeften; de gierigheid van een voorig Vorst, die zijne afzonderlijke fchatkist, ten kosten van den welvaart van zijn volk, ophoopte, en dergelijken meer, waren nog niet toereikende genoeg geweest, om de Franfche Natie te vergrammen! zij bleeven een blind en zorgloos vertrouwen vestigen op de hulp, die zij zig van hunne Parlementen beloof-ien! — Dan de Kancelier Maupeou leerde welhaast aan dit bedroogen volk, op welke rietdaven het leunde! —- Weldra waren de Parlementen uit een gefchokt; derzelver Leden verdreeven, gebannen en door het geheele Koningrijk ver-  *4o MIJN TEGENWOORDIG verfpreid, ten einde de ganfche Natie weeten mogt, hoe gedugt de wraak van een Minister was. Men morde, doch men bood aan dit geweld geen den minsten tegenltand! De Parlementen, alleen hunne ftaatzugtige oogmerken getragt hebbende te bereiken, hadden, zedert langen tijd, de algemeene belangens verwaarloosd, omdat dezelven niet ftrookten met hunne eigen baatzugtige bedoelingen. Hadden Zij de bijéénkomst der algemeene Staaten gevorderd, de geheele Natie zou zig, om hen heen, vergaderd, en zij hunne vijanden aan hunne voeten hebben zien nederftorten; maar dergelijk een ftap fcheen hen te gevaarl lijk, zo voor zig zelve als voor de Ministers. De Magistraatspersonen waren luiden var* den tabberd, en als nog geen burgers. De menigte van gefchriften, waar mede de Aanhangers en beftrijders van het opperbeftuur het gemeen overftroomden; de groote en ge» wigtige ontdekkingen, die men ter deezer geleegenheid deed, betreklijk de beginzels en den waaren aart der Franfche Regeeringsvorm, openden de oogen van allerlei rangen van burgers, ten opzigte van hunne weezenlijke rechten en die der Monarchie. De Franfchen leerden, met een heimlijk genoegen en edele trotschheid, dat de Vorst om het volk, en geenzins het volk om den Vorst gemaakt ware! Zij bezeften, dat de grootmagtigfte der Koningen, en de geringde hunner onderdaanen,  VADERLAND. -4- ncn, als menfchen, elkander volmaakt gelijk^ flaan, en dat flegts zeer zelden een gekroond hoofd meer natuurlijke voorrechten dan znn flaaf bezit! Hunne vrees verdween ook te fterker, naar maate zij met overtuiging ontwaarden, dat de Vorften op verre na geene goden waren, en veelal die afgodifche hef. de, welken zij hen toedroegen, niet verdien* den. Op 't zelfde oogenblik zag men een nieuw alvermoogen zig verheffen, fterker dan dat der wapenen en der fatelliten, die de dwinglandij omringden, — dat naamlijk van het algemeen gevoelen, 't welk bij een verlicht volk altoos het eerfte behoorde te weezen, om dat, wanneer het al eens mooglijk zij, om het voor eenige oogenblikken op den doolweg te brengen, men het niet fteeds misleiden en bedriegen kan; en het altoos met te grooter kragt tot de waarheid wederkeert, naar maate men meerder kunstnarijen gebezigd heeft, om het er van aftetrekken en te verwijderen. Toen Lodewijk de Zestiende ten Koninglijken zetel trad, bewees hij er zijne eerfte hulde aan, door de oude overheidsperzoonen, die door de rampfpoeden, welken zij in hunne ballingfchap beproefJ hadden, te dierbaarder In de oogen der franfchen geworden waren; in hunne voorige eereposten weder te roepen. Het algemeen gevoelen wegens de volkswaardigheid verkreeg een nieuwe trap van fterkte, 6 toen  m MIJN TEGENWOORDIG toen een wijsgeerig Minister het ontwerp in t licht bragt, om de Natie tot het weldaadig genot der Vrijheid voortebereiden, door de oprigring van Provinciale beftüuringsvornlen , eil de aanftaande affchaffing der Intendanten,' — van die Pacha's, welken de fchepzels Waren van den Vizier Richelieu! Weezens, die zig vetmesteden met het zweet en bloed van het werkzaamst gedeelte des franfchen volks; die den grondregel hadden aangenomen, om het van honger* te laaten flerven, ten einde het te gemaklijker tot gehoorzaamheid en onderwerping te kunnen dwingen! — De groote Necker verdreef de dikke nevelen, die zijne voorgangers, door hunne onkunde en roofzugc, over het Finantieweezen verfpreid hadden; hij (lelde de franfchen den waaren ftaat hunner alge* meene geldmiddelen voor oogen; deed hen rekening van verfcheiden takken der Koninglijke inkomften; van de onkosten van ftaat; van de wijze waarop de belastingen geheven werden, en van het gebruik, dat men van de Nationale penningen goedvond te maaken. Op dit onverwagc licht verfchrikte het Legio van duisterlingen, dat in den donker op buit en bloed aasde, en aan wie de onkunde des volks ten besten waarborg verftrekte. Gunftelingen, Ministers, en Hovelingen, die, in een diepen nagt, hunne ftille rooverijen en volftrekte nietwaardigheid poogden te verbergen, Waren als bedonderd van verbaasd, heid, over dergelijk eene ontdekking! Deeze ZO'  VADERLAND. H3 *0genaarndeftaatsmannen, die zig zeiveen der waereld als groote ftaatkundigen opdrongen om dat zij eene helfche listigheid en loosheid bezaten, die toereikende was, om hun Vadertand te bederven, herftelden zig echter fchielijk en fchreeuwden van heiligfchomis; terwijl zi, de ontdekking der verborgenheeden van het Staatskabinet uitkreeten, als een hoogstftrafbaaren aanval op de Majesteit van den troon. Alle deeze Hofdgedrogten veréémgden zig om hun vergif uittebraaken, op den Vaderlander die de volkszaaken beftuurde! H.j verliet dit Leger van menfchenplaagers, met al de eer eener zegepraal, die de volksërkentems hem waardig keurde. Deeze vermaarde ontdekking der Staatsgeheimen, deeze volftrekt nieuwe denkbeelden onder eene Monarchaale Regeering, heeft de franfchen uit hunnen langen toverflaap opgewekt' Dat vermaard ontwerp, wegens de Provinciale vergaderingen, heeft de eerfte vonk der vrijheidsliefde in hunne harten aangeblaazen. Dit ontwerp echter was met volftrekc nluw: het was reeds voorgefteld geworden aan den Hertog de Choifeul, dje er fmaak ta betuigde te vinden; maar de klagten, die Van wegens de Finantiekamer kwamen, noo zaak ten hem, om het te laaten vaaren. Het pan van den Heer Necker ftelde een gemakhjk middel voor, om het volk te verhgtentoftTe d bkomften der Koninglijke fchatk.st te verminderen; om de Natie tot de burgerlijke  144 MIJN TEGENWOORDIG vrijheid voortebereiden, en langzaamerhand te gewennen aan de handhaaving en bezorsring haarer eigen belangen, en om bekvaame mannen uit haar midden te formeeren, d of derzelver begaafdheeden te doen ontwikkelen,, met hen ftaatsbezigheden te verfchaffen 1 — Maar deeze groote Man ontdekte teffens de fnoode gebreken en misdagen van de verdrukkende regeering der Intendanten, en die van het ftdzel, dat omtrent de geldmiddelen plaats had; hij ftelde de waare geest, die het lighaam der Parlementen bezielde, in het egte daglicht, en zie daar reden genoeg, om hem den geweldigften haat en vervolging op den hals te halen. Dit ontwerp, dat onderfteund door het al. gemeen gevoelen, het geluk van Vrankrijk daar gefteld, en de hervorming van den ftaat zonder veel omflag bewerkt kon hebben, bleef dus een geheim tusfchen den Koning en zijn Minister. In twee Provinciën nam men ce proef van deeze nieuwe wijze van beltuur, en zulks met het beste gevolg, in weerwil van allerlei zwaarigheeden, die men er tegen inbragt. In 1781 kreeg Monfieur lust, om dit ontwerp eens te leezen. Necker vertrouwde het hem toe. Men kwam zulks te weeten; het, werd geftolen en het viel in handen van den Heer Cromot. Deeze, de mededinger van Necker, gelijk de Abt Sabattier de mededinger van Voltaire was, overtuigd, dat hij nu de  VADERLAND. 14S de Ianggezogte geleegenheid gevonden had, om den man van het Ministerie te verwijderen, die alleen de oorzaak was dat hij er met m geraakte, haastede zig om van dit ontwerp eenige copien te maaken, en dezelven aan de Intendanten, de Parlementen en de Hoofden van het Finantieweezen te doen toekomen. Necker had geene zitting in den Raad. Een Protestant, gelijk hij,mogt, in dien tijd, den Koning geen raad geeven. Hij arbeide zelt nooit met den Koning alleen in het Cabinet; de Heer de Maurepas was er altoos de derde. De berekeningen van Staat, die Necker had durven doen, hadden hem niet weinig roems verworven, doch hadden teffens den nijd van deezen ouden Hoveling gaande gemaakt, die het den berekenaar niet vergeeven kon, dat hij in dezelve van hem geene breedöpgeeven. de melding gemaakt had. In den Raad ondertusfchen viel men op alle ontwerpen van den Direfteur Generaal, als met veréénigde kragten, aan. Men veinsde zijne voordellen kwalijk te begrijpen, om ze met des te grooter voordeel te kunnen beflrijden, en vermits hij, als niet tegenwoordig zijnde, de valschheid deezer handelwijze niet te keer kon gaan, ver. verijdelde men zijne poogingen, en verwierp men zijne ontwerpen. Zijne vrienden, als nog in geheugen hebbende, dat men denzelven ftap gebezigd had, om den Heer Turgot te bederven, betoogden hem, dat . men eindlijk flaagen zou, om den Koning ten zijnen opn Deel. K zig-  146 MIJN TEGENWOORDIG zigten wantrouwen inteboezemen, en men hem het algemeen vertrouwen zou weeten te doen verliezen; dat het eenigfte middel, 't welk ter zijner behoudenis, thans, nog overfchoot, daarin beftond, om te tragten toegang in den Raad te bekomen. Necker volgde dien raad, en verzogt den Koning, niet om zitting maar alleen om vrijheid te hebben, om in den Raad te mogen verfchijnen. Na veelvuldige raadpleegingen en bedenklpheeden, beloofde men hem de bewilliging van zijn verzoek, doch onder deeze voorwaarde: Dat hij plegtig de dwaalingen van Calvijn moest afzweeren! — Men zou niets meer van hem hebben kunnen vorderen, bijaldien hij, zelf om den Kardinaalshoed, gevraagd had. — Vermits echter zijne grootmoedige ziel niet gefield was op het behaalen van ijdele glorie, maar nuttig aan zijne Medeburgers verlangde te weezen, nam hij zijn affcheid. De Koningin zogt hem overtehaalen om te blijven; doch zijn partij was gekoozen. Hij vertrok, wordende door alle goede Ingezetenen beklaagd en beweend. Hij die flout genoeg was, om een zo groot Man, als Necker ware, te durven opvolgen, kon zig de goedkeuring van het algemeen niet belooven, daar hij noodwendig ten werktuig verflrekte van hen, die hem verheven , en zijn voorganger den voet dwars gezet hadden. Zijn kort beduur rechtvaardigde den vloek, die men over hem uitfprak; twee be-  VADERLAND. 147 belastingen en eene fchandlijke beleening waren er de vrugten van. Een meer Vaderlandschgezind Jongeling volgde hem in 't beduur der geldmiddelen, op uitdruklijke begeerte des Konings. Maar deeze had te weinig ondervinding, en mac zijne medgezellen naar zijn eigen eerlijk hart; geen wonder derhalven, dat hij zijn plaats verliet, met de achting van zijn Koning en Medeburgers. Een waardiger Man, in de oogen der Vaderlandhaatende Grooten, kreeg toen het be. ftuiir over 's Lands rijkdommen in handen! Een voorwerp, dat zijn eigen Vaderlijk erfdeel fchandlijk verkwist, en zijne begaafthee. * den door zijne ondeugden geheel en al ontluisterd had; die zig tot de veragtlijkfte dienften van een verfpieder had laaten gebruiken; mogt, met verontwaardiging, door het gros der Franfchen, in het waarneemen hunner gewigtige belangen befchouwd worden! — het Ministerij echter kon er niet dan ten uitterde mede in zijn fchik weezen. Hij was een ontzaglijke Cartouche aan het hoofd der bende zijner befchermers, die enkel er op bedagt waren, om de rijkdommen van den Staat te verflinden, onder voorwendzel van ze te beduuren. De koninglijke fchatkist werd toen m de daad de algemeene fchatkist. De geheele waereld kon, om zo te fpreeken, er met gierige handen in grijpen! Geheel Vrankrijk K 2 be-  14» MIJN TEGENWOORDIG befchouwde met fchrik eene verfpilling van fchatten, die zo veele jaaren zweets gekost hadden; die men tot de nuttigde einden zou hebben kunnen bedeeden, en die men thans aan omwaardige voorwerpen weggefmeeten, of tot volkverdervende oogmerken gebruiken zag De geldleeningen moeiten noodwendig Vi.rmenigvuldigen, om zo veele gierige klaauwen te kunnen blijven vullen, en om dezelven wel te doen flaagen, trompettede men alomme den bloeïenden welvaart van het Rijk, en de hoop, om het zelve eerlang van alle zijne fchulden te ontlasten! — Dit was de ondervinding in h'et aangezigt tegenfpreeken! Dit was het onmooglijke als gebeurlijk te vooronderdellen ! Maar een liegt beduur fchaamt zig zo min de fchandelijkde leugens, als de ftrafwaardigde dieverijen. Dit bedrijf was voor veelen eene weezenlijke betovering. De Franfchen, over 't algemeen , fcheenen in den Hof van Armida te daapen. De ontwaaking echter was te verfctiri lijker, naar maate de droom dreelender, en genoeglijker geweest was. De Calonne, de Man wiens caracter wij fhauwlijk gefchetst hebben, befchreef de bijéénkomst der Notabelen, niet om zijne ontwerpen te onderzoeken, maar omze te bewonderen en toetejuichen. Dit was een donderdag, die de Franfchen uit hunne ongelooflijke zorgeloosheid bekomen deed. Hunne verontwaardiging flond aan hunne verbaasdheid gelijk, toen zij vernamen, dat er, in  VADERLAND. *4* i„ Hen fchatkist van Staat, een deficit van hon* derd en tien millioenen gevonden werd. De looze Minister vleide zig, den blaam der verkwisting van zig te zullen weeren, door denzelven op zijne voorgangers te werpen. Hij befchuldigde Necker; en deeze, hem hebbende durven antwoorden, werd in ballingfchap gezonden: maar het volk befchouwde een Lettre de Cachet geenzms als eene voldoende reden, en was niet minder vergramd dan te vooren, om dat het nu deverdrukking aan de lastering gepaard zag, . De Calonne fpaarde niets, wat de boosheid en de helfche list hem konden inboezemen, om de Necker (wiens onfchuld te klaar bleek, om 'zelf door die geenen te worden aangevallen, welken de Minister onder sMans doodvijanden telde,) geheel te verpletteren; en bewerkte teffens dat de Heer de Miromesnil die te eerlijk was om in de Staatsfchelmerijen te deelen, zijn plaats als grootzegelbewaarder verloor; terwijl een ander, meer gehegt aan de doemwaardige belangen van den Minister, den eerlijken Afgezetten opvolgde. De fchandlijke rol, die deeze ftoute en eerlooze ftaatsman fpeelde, was echter mee voltehouden onder het oog van een Vorst, wiens hact de rechtvaardigheid beminde; en van een volk, dat naarijverig op zijne rechten en vrijheid begon te worden. Hij zettede Zijne groove fchelmerijen voort, en meende de Natie en haare beftuurders zand in de K 3 °°gen  $5° MIJN TEGENWOORDIG oogen te werpen, door bedrieglijke voordeden aantebieden, om te eerder zijne ontwerpen van belasting (waarvan hij zig groote winften beloofde,) coegeftemd te krijgen, maar men verwierp zo wel het een als het ander! De hand, die dezelven aanbood, was airede te zeer verdagt geworden. Hij beweerde, dat hij den Staat behouden; — doch de vergadering oordeelde, dat hij denzelven te gronde geholpen had! De Koning was van k zelfde gevoelen, en de Calonne verwierf den loon zijner ongerechtigheid. Hij verviel in ongenade, en vertrok. Alle zijne vrienden, of liever alle zijne medepligcigen, verlieten hem. Zij hadden echter te veel belang bij zijn vlugt, dan dat zij dezelve niet heimlijk zouden bevorderd hebben; men zogt hem derhalven niet eerder te vangen, dan alvorens men zeker was van hem niet te kunnen krijgen. Het ongerijmdfte beftuur der geldmiddelen verving de fchandlijkfte roofzugt van den Minister, die thans, als banneling, van zijn geplunderde volksgelden, in Engeland, omzwierf en njklijke verteeringen maakte, fchoon hij er de folteringen van eene ledigzittende en te leur gefielde Staatzugt niet ontwijken kon. De Aartsbisfchop van Touloufe was zijn opvol, ger geworden. Deeze, over wiens caratfer, toen het (der veinzerij niet meer behoedende,) zig in 'C licht ftelde, niemand gunftig kon oordeelen, en die geene verbooden ftreet ken  VADERLAND. 151 ken gefpaard had, om in 't bewind te geraaken; had, toen hij deezen post aanvaarde > reeds groote gedagten van zig doen opvatten. Het nieuws van zijne verheffing was aangenaam aan het volk. Men geloofde dat deeze Minilter aan het bewind van zaaken kwam, met een welberedeneerd plan van verbetering in 't hoofd. Men verlterkte zig te meer in dit gevoelen, om dat men wist, dat hij meer dan twintig jaaren gearbeid had, om zig tot deeze wenschlijke hoogte verheven te zien. Daarenboven, hoe kon men anders verwagten van den verflandigen man, die, ondanks den fchrikbaarenden toetend waarin het Deficit de finantien gedompeld had, zig zelve dorst aanbieden, om ze te beftuuren, zonder dat hij toereikende fondfen wist, om de zo deerlijk vervallen geldmiddelen te kunnen hertellen? Het leed echter niet lang, of de Franfchen zagen hunne ligtgeloovigheid en zelfsbedrog bij het licht der gevoelige ervaarenheid. . Als Notabele had de Briënne de belastingen en plans verworpen, die zijn voorganger had durven voortellen 3 maar als Minister had hij ze omhelsd en aangenomen, en, door de verregaandte trouwloosheid, aan de Natie voorgeteld, als een gevolg van de begeerte der Vergadering, 1 die dezelven verworpen had. De gemeente fioeg aan 't morren. Het Parlement deed vertoogen; - maar alles vrugtloos! en de Koning kwam in 't Paleis, om K 4 de  152 MIJN TEGENWOORDIG Het Hof bf StlFl 16 IaatCn ^^eeren! Het Hof, dat den Koning had overgehaald orn aan de Hoofdftad eene^ooning^ een Ut-de.jufïice te geeven; verbeeldde «fc, dat nu alles afgedaan ware, doch het bedroog Z1> De oude gebeurtenisfen verleevendigden zig f„ het geheugen der Franfchen! Het* Parlement «elf. door zijne herhaalde nederlaagen geleerd hebbende, erkende, dat het volk zijne rech. ten kon wederëisfchen, en zig mogt verdeed.gen tegen de geweldnaarijeri van het willekeurig gezag: verklaarende verder, dat men zonder de toeftemming der Natie, het recht niet had, om eenige belasting te registreeren en vorderde de Vergadering8 der IZZllè Staaten. Geheel Vrankrijk uitrede deSden wensch. De nieuwe Richelieu verloor het fpel en het Parlement werd naar Troïes Overgebragt. Deeze daad van gezag was de eerlle leus tot den oorlog, en bepaalde de rigting der algemeene denkwijze: die zig vervolgen, so zeer deed kennen, ten opzigte der fwee Pnnfen, die tot het registreeren gezonden wa„ ren geworden, en thans te rug keerden; dat zo wel de vrienden der vrijheid, als die der tiwinglandij, er zig over verwonderden. Monfieur, die zig openlijk tegen de Calonne verklaard, en van zijne Burgerliefde vol. doende blijken gegeeven had, werd onder de algemeene toejuiching des volks te Parijs ontvangen, en hem van alle kanten de hartlijkrte dank-  VADERLAND. 153 dankzeggingen, en oprechtte zegenwenfchen gedaan; de Graaf van Artois, integendeel, ontr waarde, bij zijn eerfte ftap in de ftad, hec morrend misnoegen der gemeente tegen hem, en zag zig eindlijk genoodzaakt, de meer en meer ontvlammende woede van een verdrukte en getergde menigte, waarvan hij weleer ten afgod ftrekte, door de vlugt te ontwijken. In deeze verbaazende crifis van zaaken dage de Raad niet beter te kunnen doen, dan den Aartsfeisfchop van Touloufe tot eerfte Minister te benoemen. Maar men bevond, dat een nieuwe tijtel geene nieuwe bekwaamheeden •bezorgt, of het gebrek aan verftand kan vervullen. Deeze nieuwgefchapen eerfte Minister was noch bekwaamer noch gelukkiger, dan hij geweest ware als het Hoofd van den Raad der geldmiddelen. Koppigheid en zwakheid kentekenden alle zijne verrigtingen. Van de eene onvoorzigtigheid tot de andere overflaande, bragt hij de zaaken tot dien noodlottigen toeftand, dat het voor het Koninglijk gezag om 't even ware, voorttegaan of agterwaards te wijken, terwijl hij zo wel het een als ander veroorzaakte. Gelukkig voor de Franfche Monarchie, dat het Parlement Staatkundiger noch voorzigtiger was. De Aartsbisfchop, wien het uitzigt op de nieuwe belastingen geflooten was, ondernam een pooging om geldleeningen tot ftand te brengen, waarin hij mooglijk gedaagd zou hebben, waren de ontrouw van eenige Magiftraats. K 5 per-  «f MIJN TEGENWOORDIG perzoonen en de flinkfche ftreeken van den Grootzegelbewaarder niet tusfchen beiden gekomen , .waardoor dit zijn oogmerk geheel verijdeld werd. De zaak nam ook zulk een keer, dat hem eindlijk niet anders overfchoot, dan om den Koning naar Verfailles te doen wederkeeren, ten einde zijn voordel van be. leening, met meerderheid van Hemmen, be» flischt te krijgen, vermits het Parlement er groot belang in ftelde; — of, om daadlijk de bijéénkomst dér Staaten generaal toe te ftemmen. Indien de Grootzegelbewaarder inzien genoeg in de toenmaalige omftandigheeden gehad, en den Koning genoopt had tot een billijk befluit, zou hij de weldoener van zijn Vorst en het volk geworden zijn, en deeze dag ware een der fchoonfte geweest van de Rêgeering van Lodewijk den Zestienden. Maar de Heer de Lamoignon was van gevoelen, dat de Koning ftiptlijk de befluiten van den Raad, als eerfte Prefident, moest opvolgen* Hij fcheen niet te begrijpen, dat voortaan eene Vergadering der Vertegenwoordigers van het Franfche volk onvermijdlijk ware; en het best was voor de glorie en het belang van den Koning, dat het toeftaan daarvan een weldaad, en geenzins een opoffering uit noodzaaklijkheid fcheen te weezen. Veelligt had hij ook geen moeds genoeg, om de gevoeligheid van den eerften Minister, die de beleening en het registreeren daarvan doordreef, te dur-  VADERLAND. 155 durven afwagten, of wederftand te bieden, en om, ter behoudenis van den Staat, zijn plaats te verliezen. — Op zijn raad befloot de Ko* ning, zonder het getal der (temmen van dén Raad in aanmerking te neemen, tot het registreeren. De Hertog van Orleans het waagende, om tegen de illigaliteit, waarmede dit ftuk werd doorgedrongen, te protefteeren, werd, op den wenk van den Vorst, té midden ïn de groote kamer gearresteerd. De beleening kreeg haar b-flag niet, maar een Prins van den bloede was verbannen, en twee Magiitraatsperfoonen opgeligt, ingevolgen van de willekeurigfte bevelen. De Staat helde naar zijn verderf; terwijl de afzonderlijke zaaken der Ministers in den bloeïendften ftaat waren. Het geen te meer het algemeen mishaagen moest gaande maaken, was de rijke belooning, die de Ministers voor de moeite hunner knevelaarijen en Volksverdrukkingen ontvingen. Dus werd den eerften Minister met het Aartsbisdom van Sens en een rijke Abtdij, en den Grootzegelbewaarder met tweemaalhonderdduizend kroonen, ter uithuuwlijking van Zijn dogter, befchonken. In eene kwaade Re'geering fchaamt men zig niet om de penningen der ingezetenen, openlijk, te verkwisten, of, dat nog erger is, om er gefehenken van té maaken voor hen, die *t meest in ftoutheid uitmunten, om hun Vaderland te verraadèn. Vermits een groote Boekerij niet in ftaat is om eeh bekrompen vernuft in een dooreg*  XS6 MIJN TEGENWOORDIG lugtig verftand.te hervormen, en dat een wel. lustige en verkwistende leevenswijze een flegte voorbereiding rot de beotfllning der regeering zij, maakte de Lamoignon groote vertooningen zonder iets weezenlijks uittevoeren. Zelden kende hij het goede, dat bij in zijn magt had om te kunnen doen; of, zo hij het kende, waren de middelen, om het te bewerkftelligen, hem fteeds onbekend. Hij bezat eene ergerlijke eigenliefde, die hem van zijn vrienden meer dan eens de gegronde aanmerking op den hals baalde, dat, om een goed Wetgeever te worden, het niet genoeg zij, om de kleinzoon van een voornaam Magiftraatsperfoon te weezen. Men had verfcheiden dingen tot zijn lasten, die de gierigheid en naarijver verwekten van dezulken, die hem in Caracter, maar niet in grootheid, gelijk waren; geen wonder derhalven, dat men hem den voet dwars begon te zetten. De onbedagte Grootzegelbewaarder bezielde den Koning, en deed hem fpreeken met al den hoogmoed van een Sultan. De Parlementen antwoordden niet eene eerbiedwaardige kloekmoedigheid, en maakten van hun eigen zaak, de zaak des Franfchen volks; yoorwendende het Despotismus der Ministers te beftrijden, om de burgervrijheid op een vasten voet te ftellen. Intusfchen echter haalden de Parlementen zig 'sVolks ongunst op den hals, uit hoofde zij zig aankant,eden tegen de oprigting der Provinciaaie Vergaderingen $ terwijl eenige andere  VADERLAND. m dere hunner Godvrugtige verrichtingen hen in een belachlijk licht ftelden. Onderwijl hield een Comitté van Rechtsgeleerden, onder het opzigt van het Hoofd der Juftitie, zig fterk bezig, met een ontwerp van hervorming in de burgerlijke en lijfflraflijke Gerechtszaaken. De Grootzegelbewaarder, altoos haastig en voorbaatig, wilde in vier maanden voltooid hebben, waartoe verfcheiden jaaren overweegens en arbeidens vereischt werden. De eerfte Minister, begeerig in den roem deezer hervorming te deelen, vereenigde zig met hem, en zij beflooten de revolutie in de maand Meij ter uitvoer te brengen, even als of zij tot een fpeelreisje affpraken. Eensklaps worden de orders gegeven. Alle foldaaten worden tot hunne Regimenten geroepen. De Officieren vertrekken naar de Provinciën, onweetende van den last, die zij ter uitvoering moeften brengen. Zij hadden verzegelde orders, die zij allen op denzelfden dag en op het zelfde uur moeften openen, en welken het lot van Vrankrijk behelsden. Men had een Drukkerij te Verfailles doen oprigten; een menigte persfen waren nagt en dag aan den gang, en eene driedubbele rij van bajonetten beletteden de nieuwsgierige oogen, om in dit geheim te kunnen doordringen. Dit nieuw verfchijnzel van het despotismus verwekte niet weinig verbaasdheid. De Heer d'Eprémesnil, altoos waakzaam, ontdekte eind-  158 MIJN TEGENWOORDIG eindlijk het geheim, en deed de Magiftraaten en de Pairs van het Rijk zweeren, om alle Ontwerpen, van de drukpers der Ministers komende, te weigeren en aftewijzen.. Dit bragt de Ministers in woede tegen den ontdekker van 't geheim, en tegen nog een ander jong Magiflraatsperfoon, die zig over hunne knevelarij in het heffen van den twintigften penning beklaagd had. Deeze twee ontkwaamen echter de vervolging en borgen zig in het Paleis, waar het Parlement hen onder de befcherming van den Koning en de Wet ftelde. De Pairs vergaderden. Het volk vloeide in groote menigte faamen aan de deur der groote zaal, en een plegtig gezantfchap werd naar Verfailles afgevaardigd, om den Koning te fmeeken, dat Hij aan beter Raadslieden gehoor wilde verleenen. Intusfchen nam men een Ptrfoon gevangen in den omtrek van het Paleis, die vervalschte exemplaaren van het berugte Arrest van den 3 Mei verkogt. De poorten van de groote Kamer openden zig vervolgens, en het Hof, de Pairs zitting hebbende, veroordeelde deeze misleidende afdrukken ten vuure, na alvoorens aan het volk het egte befluit hunner toenmaalige gehouden Vergadering te hebben voorgeleezen. De geeften begonnen toen niet weinig verhit te worden, en de gisting vermeerderde van uur tot uur. Geheel Parijs verwagtede met een ongeruste nieuwsgierigheid het gevolg eener gebeurtenis, die beflisfehen moest,  VADERLAND. 159 moest, of voortaan het Paleis (of Gerichtshof,) een vrijplaats zou weezen, waar elk Raadsheer den blikfem van Verfailles zou kunnen ontduiken en braveeren, — dan wel, of de Ministers verkiezen zouden, om de vervloeking van geheel Vrankrijk te worden, door geweld te gebruiken, en de Lettres de Cachet ter uitvoer te brengen. Het was middernagt. Verfcheiden Bataillons in de wapenen, met hunne Bijlendraagers vooruit, om de deuren, ingevallen van tegenftand, opentehakken, fnelden met verhaafte fchreden naar het Gerechtshof. — Bajonnetten en bijlen in den Tempel des heiligen Rechts! — De Commandant van deeze bende treed zonder pligtpleeging en met een ftoute onbefchaamdheid het Paleis en de zaal der Rijkspairs binnen, en vordert zijne flagtöfFers. Een iegelijk onzer, antwoordden de Magiftraatsperzoonen: is een Goeftard of een d'EprémesnUl _ Alle de Franfchen droegen dien dag den naam van d'Eprémesnil. Zij wisten niet, dat hij flegts de vijand van het Ministerij was, zonder daarom de vriend van het volk te weezen. Na twaalf uuren vertrok de fatclh'et liet der Tijrannen in zegepraal, met een fiere houding, aan het hoofd van twee duizend gewapende Mannen, en twee Leden van de Magiftraat, in hunne tabbaarden,'die zig in zijne handen gefield hadden, ten einde het Heiligdom niet te befmetten, 't welk hij bevel had te verontreinigen en te fchenden. • Niet  ióo MIJN TEGENWOORDIG Niet lang na dit toneel verfcheenen de be« rugte Edidten van den 8 Mei 1788. Men moet bekennen, dat het vernuft en de loosheid van een 1'Hopital en Richelieu zelf fchipbreuk zouden geleeden hebben, in de dwaaze onderneeming, welke de twee Ministers zig voorgefteld hadden. Misfchien had. men bedaardlijk de oprigting der groote Bailluages kunnen befchouwen: want alhoewel zij gevaarlijk waren in den toeftand, in welke de Franfche wetgeeving zig toenmaals bevond, konden zij echter niet naarlaten nuttig en aangenaam te weezen aan de Provinciën; maar de haat tegen het zogenaamde open Hof veréénigde de Natie met de Parlementen, en deezen, gefterkt door het algemeen gevoelen, en het edel vuur, in aller harten ontvlammende, triumfeerden eindlijk en verwierpen zo wel de groote Bailluages, als het open Hof en derzelver zotte uitvinders. De Aartsbisfchop van Sens had den Koning flegts éénen goeden raad gegeeven. Laat Necker begaan! zei hij; maar vertrouw de Parlementen niet. Een jaar vroeger zou misfchien de wederkomst van den Minister, waarop het ganfche volk zijn vertrouwen gefteld had, de rust hebben kunnen herltellen, en de diepe Staatswonden geneezen; maar het Hoofd v.n den Raad der Geldmiddelen vreesde toen, om zig, in dien bekwaamen Man, een mede arbeider te geeven, die hem een goed gedeelte van zijn roem zou bencemen; hij fpande derhal-  VADERLAND. löt haïven alle zijne kragten in, om den geweezen Directeur Generaal, bij 't volk en den Koning, in ongunst te brengen en te houden. Eindlijk echter werd hij door de omlrandigheeden gehoopt, om, als 't ware, uit toegeeflijkheid, Necker tot zijn perzoon, als metgezel, toetelaateni maar deeze begeerde dert te behaalen roem met hèm hiet te deelen. De Aartsbisfchop eindlijk gaf het op; erkende de nietigheid van alle aardfche grootheid, en vertrok; beftaande de belooning zijner dienden flegts in een kleinigheid van 800, 000 Livres aan renten, en den Kardinaalshoed. De Heer de Lamoignon verviel, niet lang daarna, insgelijks in ongenade. Indien het mijn plan toeliet, zou het fchetfen deezer twee Caraéters indedaad van zeer veel nut voor alle Hovelingen kunnen zijn, die, met weinig verdienden en onmatige ftaatzugt, groot en rijk begeeren te worden. De Ministers waren verdweenen; maar de onweeren, die zig aan den Staatshemel Opgepakt hadden, rommelden nog. De aanvallen, welken men gewaagd had, hadden alle banden der Maatfchappij van één gereeten. Het Rijk zag zig, geduurende vijf maanden, van zijne Rechtbanken en Magillraaten beroofd. De militaire wapenen waren tegen 's Lands Ingezetenen gebezigd geworden De Privilegiën der Provinciën waren gefchonden, en derzelver Gedeputeerden in de boeïen gefmeeten. Het goed geloof van het publiek was H. Deel. L fchand-  i6a MIJN TEGENWOORDIG fchandlijk bedroogen, door leugenagtige berigten, in de nieuwspapieren geplaatst. Het crediet was vernietigd, en de eigendommen bedreigd geworden. Het Gouvernement had al zijn invloed verboren. De fchaduuw van de gemeene Magt vertoonde zig als nog, en het volk eerbiedigde dezelve: maar het despotismus van den Minister van Parijs en het geweld van den Commandant der wagt verbrijzelden deezen laatften breidel der ongebondenheid, daar zij van den dag, waarop men een- Vaderlandsch Feest Mond te vieren, een dag van bloed en weeklage maakten, even als hadden zij voorgenomen gehad, om zig op de wetten en de vrijheid te wreeken, van het eerfte oogenblik af aan, dat dezelven begonnén te zegenpraalen. De jeugd van Parijs, het vertrek van den eerften Minister vernoomen hebbende, verzogt aan den Lieutenant der Policie verlof, om zig deswegens openlijk te mogen vrolijk maaken. 't Werd haar toegeftaan: zij maakte eenige zinnebeeldige Miucren , op het geval toepaslijk, welken zij door de Stad omdroeg, en ftaakte ten gezetten tijde hunne vreugd, hun verlangen betuigende, om het den volgenden dag te hervatten. De gemeente dit Feest toen willende ontginnen, verzettede de Ridder Dubois er zig n:gen. Hij had gemaklijk deezen opftand kunnen voorkomen, en den toevloed van 't volk op de plaats Dauphin kunnen verhinderen, door  VADERLAND. 163 door er zig bij tijds meefrer van gemaakt, en al derzelver toegangen met ftvrke wagten bezet te hebben, — dan dit had hij niet gedaan. Hij verbeeldde zig, dat twintig Ruiters en vijftig musquettiers in (>aat zouden weezen, om meer dan twintig duizend menfchen uit een te jaagen en in order te houden, Hij verfcheen aan 't h >ofd van ziine ligte Tioep. Zijn tegenwoordigheid fcheen hem toe, geen indruk genoeg op het volk te maaken; hij viel er derhalven^met de fabel en de bajonnet op in, en deed op allen, die hem ontmoeteden, zonder onderfcheid, vuur geeven. Verfcheiden Perzoonen van aanzien werden gekwetst. Eenige anderen, zo mannen als vrouwen, verboren het leven. Op het gezigt deezer vermoorde Burgers werd het volk woedende; het vergaderde zig, fchoon zonder wapens, en dreef de kleine bende van den ondertijran, met . derzelver Hoofd, op een overhaaste vlugt. — Het volk. vermeesterde vervolgens de wagt, bij het beeld van Hendrik den Vierden. Men fchuddede de Ellendelingen uit, die aldaar gecantonneerd lagen. Men ontnam hen hunne wapens; verbrandde hunne uniformen, en zond hen weg, met gevoelens van medelijden, welken zij in 't geheel niet verdienden. Dusdaanig was de' wraak die een volk, dat men lasterde, op zijne werktuiglijke moordenaars nam; welken, gefchikt om voor de algemeene veiligheid te waaken, zig verpligt rekenden om, op het L 2 be-  ïö4 mijn tegenwoordig bevel van hunnen aanvoerder, de beulen hunner medeburgers te worden. Een menigte Ambagtsluiden verfpreideden zig vervolgens door de Stad, en verbrande, den verfcheiden wagthuisjes, die op zig zelve alleen ftonden, zonder zig verder te veroorlooven, eenig kwaad te doen aan de geenen, die er zig in bevonden. Dit was zekerlijk eene ftrafbaare wanorder; maar moest men het niet befchouwen, als veroorzaakt door de dwaasheid en het geweld van den Commandant? Men verbeeldde zig een misftap te verbeteren, door een nog veel grooter te doen. De teugellooze menigte, door deeze moorden aan 't hollen geholpen, begaf zig naar de Greve. Men had aldaar eenige troepen doen post vatten: de nagt bedekte hen voor het oog der ongelukkigen, die hen naderden. Zo dra waren zij niet onder het bereik der foldaten gekomen, of men deed bij verdubbeling op hen vuuren. Een groot getal verloor er het leeven. Men wierp, onder begunftiging van den duister, de lijken in de rivier. Daags daaraan fcheen de rust in de Stad herfteld te weezen, doch het was er verre van af, dat de harten bevreedigd waren. Toen de Lamoignon zijn affcheid bekwam, herhaalde men een foortgelijk toneel, met foortgelijke figuuren. Voor ditmaal echter waren er geen fatelliten der dwinglandij, die de openbaare vrolijkheid ftoorden» Maar het volk is gelijk een kind; het wil zo min aan zig zei-  VADERLAND. 16S zelve overgelaaten als getijrannifeerd worden. Meer dan ooit had hec eene verftandige beteugeling noodig, van welke men het beroofd had. Eenige kwaadwilligen, door de perfoneele vijanden der twee Exministers omgekogt, vermengden zig onder de woelende gemeente, en hitften dezelve tot buiten fpoorige wraakgierigheid aan. Veelen der doldriftigften begaven zig naar de huizen der Exministers en van Dubois, ten einde dezelven in den asch te leggen. De Heer de Brienne, broeder van den Aartsbisfchop, kwam op 't zelfde oogenblik van Verfailles, dat de menigte, met brandende toortfen voorzien, zijn Hotel naderde. Op {taande voet ging hij hulp bij den gewapenden arm zoeken. Zonder tegenfpraak was die e»en tijdftip, om geweld met geweld te kee- ren. Echter had men den ongewapenden hoop, zonder veel bloedvergietens, uit elkander kunnen drijven; — doch men begreep, dat het de kortfte weg ware, om deeze onbedagte burgers wreedaartig te vermoorden. Twee detachementen kwamen elk de twee afzonderlijke einden van de ftraat St. Dominique inrukken; flooten dus de menigte in, en rigteden de deerlijkfte flagting onder deeze Parijzenaars aan, die wel verre van zig te weer te Hellen, of hunne Jeevens ;te verdeedigen, met opgeheeven handen, en op den grond nedergeknield, om genade fmeekten, met al de gebaarden van een weerelooze L 3 wan*  i66 MIJN TEGENWOORDIG wanhoop, die echter niets uitdeed bij hen, die voorgenomen halden hen om hals te brengen. In de ftraat Melée, waar de Ridder Dubois woonde, rigrede men een zelfde bloedbad, zonder noodzaake, aan. Op aanklagt van deezen moord werd de Commandant van de wagt voor het Parlement geroepen. De Majoor verfcheen uit zijn naam, en vertoonde een order van Hoogerhand. In een willekeurige Regeering ontziet men zig niet, om de leevens der burgers aan het welgevallen van een onderbedienden der Juftitie over te laaten, en den zwakken Vorst te noodzaaken, om zijn naam te leenen aan de wanbedrijven, die zijne vleiers of Hovelingen pleegen. De Marfchalk de Biron, die het Commando over Parys voerde, werd insgelijks ter verantwoording opgeroepen. Hij verfchoonde zig, van niet te verfchijnen, met zijne hooge jaaren en zwakheeden; even als of gebreken en ouderdom, een opmbaar ampteling konden ontflaan van verantwoordlijkheid aan de wet, daar zij hem niet van zijne bediening ontzetteden. Het Parlement deed vervolgens verder onderzoek, maar de boosheid ontflipte de zwakke hand deezer gerechtigheid, langs ontelbaare fluipwegen. De Biron overleefde dit geval niet lang: hij ftierf van hartzeer. Men bewees hem, bij zijn graf, 's krijgsmans eere, doch zo verre men het gedonder der musketten hoorde, ver-  VADERLAND. 167 vervloekte men zijne nagedagtenis. Dubois wasr wilde hij veilig zijn, genoodzaakt zig verre van de Hoofdftad te verwijderen. Het volk ftond gereed zig zelve recht op hem te verfchaffen, vermits het geen recht in dit geval van de Vierfchaaren te verwagten had. Dit is het loon der werktuiglijke Tijrannen, dat hen vroeg of laat overkomt. De dwinglandij der Ministers liep eindlijk zo zeer in 't oog, dat de uitvoerders hunner bevelen er zelf een afgrijzen'van kreegen. De franfche Gardes befchouwden met verbaazing de wreede orders, welken men hen had doen ter uitvoer brengen. Alle de Troepen van het Rijk zig, zedert een jaar, in de werktuigen der Tijrannij herfchapen ziende, ontwaarden in hunne harten de werking van het gevoel van eer, dat zo veel op een franschman vermag. Zij begreepen, dat de eed, welken zij hadden afgelegd, hen verbond, om het Vaderland te verdedigen, maar geenzins om het te onderdrukken. De Hem der natuur en der menschlijkheid boeide derhalven het ftaal in de handen der krijgsluiden, en de woede van het Despotismus gaf aan Vrankrijk tweehonderd duizend burgers weder. Bij de herftelling der Vierfchaaren en de terugkomst van den Heer Necker, was geheel Parijs in vreugd. Een eenig man deed de Natie als herleeven, en itrekte ten Meun van den wankelenden ftaat. Het geheugen echter der voorleden ongelukken; het gevoel der L 4. nieu-  108 MIJN TEGENWOORDIG nieuwe fchokken, door welken de Monarch^ gefchud werd; de ganschlijke omkeering dep juftitie, der Provinciale voorrechten en der wetten van den lande, welke de Franfche tweemaaien in den tijd van agttien jaaren hadden moeten bejammeren,, boezemden een heilzaam wantrouwen in. Men begreep dat de tegenftand der opperde Gerechtshoven, de bekwaamheden van den beminden Minister, de deugden zelf va" den Koning niet dan zwakke bolwerken waren, tegen de alles verflindende driften van hen, die zig de willekeurigfte uitvoering van het oppergezag hadden aangemaatigd, Men begreep, dat het volk alleen in ftaat ware om zijne rechten te verdeedigen; pm de ware Souvereiniteit te handhaven en paaien aan het Despotismus te zetten. De fchrik voor eene naderende flaavernjj veréénigde zig met dergelijke denkheelden, en Vrankrijk begeerde vrij te weezen! —- Om de Vrijheid te vestigen en te verzekeren, moest er eene Conftitutie, moeften er Wetten zijn: de wetten - konden door de geheele menigte gelijklijk niet gemaakt wor» den: de Staaten Generaal moeften derhalyen faamgeroepen worden, en alle Franfchen waren het eens in dit ftuk. Maar elk hechtede een yerfchillend denkbeeld aan het woord vrijheid naar maate van zijn belang of vooroordeel. De Ministers begeerden de vrijheid, om belastingen te heffen en geldleeningen te doen, zonder daar in dpQf  VADERLAND. door de vertoogen of befluiten der Parlementen belemmerd en belet te worden. De onbedagtzaame gemeente wilde de vrijheid, om geene fchattingen te moeten opbrengen. De Parlementen verlangden de vrijheid, om de pit'cggers en verzagters van de wet.te zijn, zonder daarin geftoord te worden door de bcfluiten van den Raad, vooral ftonden zij paar de vrijheid van te mogen registreeren. De Adel haakte naar de vrijheid om beleedieende op haar Landgoed, en listig aan het. Hof te mouen zijn, en om fchulden te maaken zonder ze te betaalen. De hooge geestigheid reikhalsde naar de vrijheid, om hunne vette inkomften van Bisdommen en Abtdijen, weelderig en gemaklijk, in de Hoofdftad te mogen verteeren. De mindere geestlijken hadden gaarne de vrijheid genooten van meerdere onafhanglijkheid van hunne geesthjke Hooiden, en van willekeuriger gezag over de zielen en gevoelens der menfchen. De koopluiden eindlijk, fchreeuwden om vrijheid in den handel en de fchrijvers om vrijheid van de drukpers. Elke clasfe van ingezetenen wilde dus iets afzonderlijks. Het verlichtste gedeelte des volks echter verftond door de waare Vrijheid, de ongeftoorde eigendom van zig Zelve; van zijne daaden en zijne goederen, onder de eenige regeering van wijze en billijke Wetten, ontworpen door volksvertegenwoordigers, vrijwillig verkooren, in zulk een getal, * L5 *  ï7° MIJN TEGENWOORDIG als evenredig ware naar dat van hen, welken zij vertegenwoordigden. De zwarigheeden die men weleer voorgewend had, ten opzigten van de wijze om de algemeene ftaaten te beroepen, verdweenen, zo dra Necker zig aan 't hoofd der Finantien bevond. Hij deed den Koning fpoedig en gemaklijk begrijpen, dat in de netelige omilan. digheeden, waarin het Rijk zig thans bevond, de bijéénroeping der Staaten, het eenigfte ge. neesmiddel ware. Het Parlement van Parijs beefde voor zijne prcrogativen en wilde zijn val voorkomen. Het registreerde deze bijeenkomst niet, dan onder voorwaarde, dat men dezelfde formaliteiten van,i6i4 zoude in acht neemen; — formaliteiten, waartegen men weleer als inconftitutiöneel geprotefteerd had. Dit belemmerde het Gouvernement, en de Natie vattede er een te heviger misnoegen door op; terwijl zij hoe langer hoe meer de bedoelingen van het Parlement mistrouwde. De Provincie Dauphiné lag intusfchen de fterkfle blijken van haar patriottismus aan den dag. Zij verzettede zig tegen de geweldnaarijen der Ministers, na dat haare Reprefentante» moeds genoeg hadden gehad, om, ten aanzien van het dreigendlle en verfchriklijklle geweld, hunne vergaderingen te houden, en het Ministerie tot de erkentenis te brengen, dat de volken het recht hebben, om over hun eigen burgerlijk beftaan te be- fchik.  VADERLAND. i?i fchikken, en zodanige beftuurders aan te (lellen, nis zij bekwaam en getrouw oordeelen, om hunne belangen te kunnen waarneemen; terwijl zij zodaanige maatregels en befluiten nam, dat zij de bewondering en het voorbeeld van geheel Vrankrijk, in het (tuk der werkzaame Vaderlandliefde, werd. De Provinciën, welken geene Staaten hadden, begeerden dezelven te hebben, volgens het zelfde plan van het Dauphiné ; en die- ze hadden, wilden dezelven hervormd hebben, ingevolgen dezelfde rechtvaardige grondbeginzels, die men aldaar had vastgeftteld. Alle de Regeeringen van Bretagne, de drie orders van Velaij, van Languedoc, van Vivarais en de derde Staat van Provence zonden Gedeputeerden, om de uitgedrukte wenfchen des Volks voor den troon te brengen. Het Gouvernement, dat in ernst het welzijn des volks begeerde, vond zig niet weinig in 't naauw. tusfchen deeze verzoeken en befluiten der Parlementen, en haastede zig om den Oudraad der Notabelen bij een te vergaderen. De Adel van Breton, bedugt voor haare Privilegiën, protefteerde tegen deeze Vergadering der Notabelen, die niet door in. (telling van de wet gefchiede, en welker Leden, niet vrijwillig verkoozen, noch met eenigen uitdruklijken last der Natie voorzien zijnde, dezelve niet konden vertegenwoordigen, en nog minder door hunne befluiten tot het een of ander verbinden. De Bretonfche Adel  m MIJN TEGENWOORDIG Adel deed indedaad de Notabelen te veel eer aan: Men verbeeldde zig, dat zij. zig zelve gelijk zouden blijven, en dat zij in 1788 niet zouden afbreken, het geen zij in 1787 gebouwd hadden: doch men bedroog zig. De kleine listen der Hovelingen; de vooroordeelen van den hoogmoed, de bekrompen denkwijze en laage oogmerken der Leden, en het zelfbelang, verkreegen de overhand op de beginzels van eerlijkheid, op de ftem des volks, der reden en der eere. De Bureau van Monfieur alleen had moed en loflijke eerzugt genoeg, om, te midden in dit legio van Ariftocraaten, zig voor den burger te verklaaren. De vrees voor het volk, meer dan de zugt tot billijkheid, deed evenwel deeze Trotschaarts tot ftaan komen; zij gaven in altes toe wat zij begreepen niet te kunnen veranderen of deeden het met uitzigt, om, mild in 't kleine zijnde, des te beter het groote te kunnen naallen en houden. Dit was echter een eerfte ftap, welke hen verder kon brengen; zij gevoelden zulks; vreesden voor de gevolgen, en ftelden alle hunne poogingen te werk, om dezelven te voorkomen. Intusfchen de Parlementen en de Notabelen zig onledig hielden met de grondflagen der Ariftocratie te vestigen; met te tragten om het algemeen gevoel op den doolweg te brengen; met de ftem der Natie door hun gezag te verdooven, en met de weldaadige bedoelingen van den Koning en zijn Minister alle hin*  VADERLAND. 17J hinderpaalen tegen te (lellen, — onderzogtea de wijsgeerige fchrijvers de waare beginzels der menfchlijke maatfchappijen. Zij betoogden, dat het weezenlijk belang van den Staat verbonden is met het geluk des volks Dat de maatfchaplijke Indellingen nimmer nuttig kunnen weezen, zo ze niet rechtvaardig zijn, en dat zij niet rechtvaardig kunnen zijn, bijaldien ze niet gegrond worden op de natuurlijke en ontegenzeglijke rechten van alle menfchen. De groote en kleine Dwinglanden, dus hevig van alle kanten aangevallen en in het helderst daglicht gefield, verergerden hun geval, door er zig tegen te willen verzetten. De geleerde en overtuigende gefchriften waren in elks handen; bezielden allen, die ze flegts oppervlakkig begrijpen konden, en de woede werd een kenmerk van een befchuldigend geweeten. Het Patriottismus groeide hoe meer men het tegengaan wilde, en men zag zig genoodzaakt het te onderdrukken, om dat deszelfs voortgang noodwendig de ten top gevoerde grootheid der Aristocraaten, moesdoen ter neder ploffen. Men fchreeuwt de derhalven niet weinig tegen de onbehoorlijke vrijheid der fchrijvers en de flapheid van het Gouvernement, die hun. ne domheid niet beteugelde, en dulde, dat men aan het volk de geheimen van het recht van den menfcb. en den burger dorst ontdekken. Voor  174 MIJN TEGENWOORDIG Voor de Franfchen echter was de tijd, om zelf te denken en zelf te werken, reeds gekomen ! Het Ministerij begreep derhalven, (als de zaaken der waereld genoeg kennende,) dat het dwaasheid zou zijn, om een Herken Aroom te willen fluiten, die voorzeker allen tegen'hmd omverrerukken en medefleepen zou, en die, hoe meer belet of opgehouden, te grooter verwoeftingen zou aanrigten. Het ftond dus eindlijk niet langer dat geene tegen, welks voortgang het niet beletten kon. Het geen inzonderheid de bevoorrechte grooten mistroostig maakte, was, dat er, onder den zundvloed van gefchriften, waarmede Vrankrijk als overftroomd werd, geen een deeglijk opltel ten hunnen voordeele verfcheen! Er kwamen wel eenige ellendige blaadjes in 'tlicht, doch niemand verkoos om er geld voor uit te geeven; men moest derhalven, daar men geen koopers kon vinden, en echter leezers begeerde, ze om niet uitdeelen, aan hen, die ze aaneemen wilden De Adel befchuldigde nu des te meer de partijdigheid der Ministers; de onrechtvaardigheid van het Publiek, en de lafhartigheid der fchrijvers, zo als zij het noemde, om dat geen derzelven de verdeediging hunner zaak wilde opvatten. Het Parlement beginnende den misflap te begrijpen, die het begaan had, met te begeeren, dat dezelfde formaliteiten van 1614, ten opzigten van de bijéénroeping der algemeene Staaten, zouden ftand grijpen, bezefte teffens, dat  VADERLAND. -75 dac het hier door de algemeene denkwijze, waarvan het zijn kragt ontleende, tegen zig wapende. Om deeze fout te herfteilen bedoor, het, om de voornaamfte eifchen des volks te voorkomen, en den Koning te verzoeken, om zijne bewilliging te geeven, tot eene gelijke verdeeling der belastingen; tot de vrijheid van elk afzonderlijk Lid der Maatfchappij, voor zo verre, die met het algemeene best ftrookte; tot de vrijheid der drukpers; tot de verantwoordlijkheid der Ministers, en de gelijkvormigheid in het zenden van Staatsgedeputeerden, enz. Dergelijk een Vaderlandlievend beduit prees men in het Pralement, maar men werd er niet zo fterk door verrukt, als deszelfs Staatkunde zig wel voorgeteld had. Men kende de Le. den van het Parlement en derzelver geheime bedoelingen; behalven dat de Franfchen thans niet van het Parlement, maar van den Koning en zijn Minister hun heil verwagteden! — Deeze hoop was ook niet ijdel. Het Rapport, door Necker uitgebragt in den Raad, (betreklijk het getal der Gedeputeerden ter Staatsvergadering, en de bepaaling omtrent de Gedeputeerden van den derden Staat,) voerde 'sMans roem en 'sVolks blijdfchap ten top; terwijl alles, wat voor billijkheid en vrijheid ademde, zijne poogingen zegende en, elk in zijn kring, die tragtede te onderfteunen. Dit Rapport echter klonk als een donderflae in de ooren der bevoorrechte Grooten. b Van  *?6 MIJN TEGENWOORDIG Van dat tijdftip af aan zwoeren zij den val van een Minister, die aan de rechten van den mensch den voorrang dorst geeven bovef! hunne Prerogativen, en die de beledigende ftoutheid had van te durven vooronderftellen i dat vierentwintig millioenen onadelijke ftervelingen het lighaam der Natie uitmaakten, en niet minder . tot den rang der burgers be* hoorden, dan omtrent tweemaalhonderd duizend Edelluiden, pronkende met den tijtel van Graaven, Baronnen, Ridders, enz.' en honderd en veertig Prelaaten! De toejuichingen en zegeningen des volks waren niet minder martelend voor het Arifto. cratisch gehoor, en de fpijt deezer burgerhaaters werd niet gemaatigd, dan door de ftreelende hoop, om nog eenmaal zig, op deezen befhiurder van burgerlijken afkomst, te zullen wreeken, die onbefchaamd genoeg ware, om de geldmiddelen en Staatszaaken oneindig beter te verftaan en te beftuuren, dan een Hertog of Pair van het Rijk; en die, ' in den kleinen omvang zijner Republikeinfche denkbeelden, de laagheid van geest bezat, om te durven beweeren, dat de grooten en magtigen niet alles zijn in een befchaafde Maatfchappij, en dat de Regeering niet is ingeheid ten gevallen van hen die regeeren, maar ten nutte van hen, die geregeerd worden. Terwijl het Dauphiné dit Rapport in zijne registers deed opfchrijven, als een roemrijk gedenkteken zo wel voor den Vorst als voor zijn  VADERLAND. 17? zijn Minister, verzetteden zig de zuidlijke Pro» vincien tegen' het verdrukkende ftelzel hunner oude regeeringswijze, en de drie Orders, veréénigd tegen de Baronnen en Bisfchoppen, verzogten den Koning, om hen, ten opzigte hunner afzonderlijke regeeringswijze, de weldaad te willen vergunnen, van die billijke en wijze Volksvertegenwoordiging, die men aan Vrankrijk voordel de, als alleen den grondflag te moeten uitmaaken der werkzaamheeden, betreklijk de faamenroeping der Generaale Staaten. In Provence waren de Leenheeren dapper in de weer, om, zo al niet te zegevieren , ten minsten de eensgezindheid der goede burgerij een knak te geeven, dat voor de Ari* ftocratie, in dat tijdilip, reeds veel gewonnen was. ' ' ' ' j r:' Niet minder verdriet en berouw had dè Adel van Provence, van aan den derden Staat deezer Landftreek het voordeel overgelaateti te hebben om ter Nationale Vergadering een Gedeputeerde (de Graaf de Mirabeau,) te zenden, die, in de tegenwoordige netelige omftandigheeden, de manlijkfle kloekmoedigheid aan alle de verëischte bekwaamheeden van een groot Redenaar paarde, en die, geduuren'de den loop der Staatszittingen, zig teffens ten uiterlten bekwaam toonde, zo wel om de hel* fche listen der tegenpartij te' ontmaskeren, als om de juistgefchikïle onderwerpen voor de Raadpleegingen aan de hand te -geeven. Dee• l2 1M • • >nj: -y 'm nol ïoov za u. Deel. M  \ft MIJN TEGENWOORDIG ze egte Vaderlander ontving de erkentenis en eerbewijzingen, welken hij dubbel verdiende. , De vrijheid heeft de grootftè verpligtingen aan hem, en de onpartijdige Nakomelingfchap zal niet ophouden, zijne nagedagtenis te zegenen. De Provinciën Bretagne, Bearn en het Dauphiné hadden eene heilige faamenzweering aangegaan tegen het Despotismus van het Ministerij. De Aristocraaten hoopten, eenigen deezer Provinciën te zullen overhaalen, om hunne befchadigende vermogens te veréénigen tegen een Minister, die het Koningrijk met niets minder bedreigde, dan er eene vrije Conftitutie, (dat niets anders ware dan een gedugten aanval op de rechten van den Adel en de Geestlijken,) aan te zullen bezorgen. De goede Ingezetenen van Bearn lieten zig misleiden, en fchreeven aan de Staaten van het Dauphiné, ten einde hen insgelijks te beweegen, om zig met hen, ter verdeediging der bevoorrechtte Grooten, te veréénigen. — Dit gefchrijf echter had een tegen övergeflelde uitwerking, en ftrekte enkel om het Patriottismus der aangezogte Provincie in een te luisterrijker daglicht te (Tellen. De Koopluiden van Grenoble deeden niet minder hunne Vaderlandliefde blijken. Zij werden door de voornaamfte Kooplieden aangezogt, om met dezelven faamtefpannen en te willen bewerken, om eene afzonderlijke De. putatie voor den koophandel ter Staatsverga- de-  VADERLAND. 17* dering te verkrijgen; waarop zij ten antwoord gaven: dac de Leden deezer vergadering uit Gedeputeerden van het volk, en niet uit zendelingen van afzonderlijke Genootfchappen moesten beflaan; dat derzelver voornaamfte kragt, in hunne eensgezindheid gevonden moest worden, en dat het niet anders weezen zou dan een verbreeking deezer onontbeerlijke eensgezindheid, wanneer men onder de handhaving van het algemeen belang goed kon vinden de afzonderlijke belangen te vermengen. Eenige verdeeldheeden intusfchen i die in de Provincie Bretagne plaats hadden, hadden den moed der Aristocraaten verleevendigd. Zij hoopten, langs allerleij wegen en door de gevloekfte middelen, de onrusten, verdeeldheeden en verwarringen onder het volk leevendig te houden en te doen toeneemen: want wanneer het hen gelukte, om de eensgezindheid en broederliefde der waare Vaderlanders te verbreeken en te verbannen, waren zij dok verzekerd van het fpel te zullen winnen. Men had elders gezien, hoe veel voordeel de verdeeldheid der Patriotten aan de onderdrukkende Partij had toegebragt, en men had, ten minden in deeze Provincie j waar misflagen en vooröordeelen nog zo flerk den baas fpeelden , de grootfte verwagting van in deeze onwaardige poogingen ook.:.-zeet wel te zullen ilaageri. •: • Sterker bewijs, dat de bevoorrechte gcoo- ■. ten (zo als het geval doorgaands, is,jj een M 2 kwaa-  r8o MIJN TEGENWOORDIG kwaade zaak voorhadden, kon men niet vorderen, dan dat zij den toevlugt tot allerlei ftreeken en fchelmerijen namen. Aldus was de gefteldheid van zaaken* toen de Staaten van Bretagnc beroepen werden te Rennes, op den 29 December 1788. Nimmer had deeze Stad zuik eenen orifzachlijken tbeloop van volk gezien. De Adel vergaderde aldaar in groote menigte, ten einde dé oude ConftitWtie en de wetten des Lands, (die, offchoön ten nadeele van het algemeen, echter ten hunnen voordeele waren,) met kragt te verdëedigen. De Gedeputeerden, van het volk verfaamelden ér zig ook in ruimen getalen en van alle kanten, om hunne eifchen op de waare Volksvrijheid te doen gelden, en een waakzaam en beftuurend oog te houden op de Regeeringsleden, aldaar in hunnen naam verfcheenen, en op iunnea last een ftem uitbrengende. De twee grootfte drijfveeren der Staatkundige werkzaamheeden bragten, in deeze Vergadering der Staaten, de gemoederen der beiden Partijen niet weinig aan 't gisten, waarvan de eene het pleit voor de wetten en oude Conftitutie, en de andere het pleit voor de waare vrijheid opvattede. Twaalfhonderd Leden van den Adel, eene raadpleegende ftem hebbende, vervulden de Zaal der Staaten. Zij waren door een groot getal luiden van allerlei] ouderdom vergezeld, die hunne eerfte ' hulde aan het Vaderland kwamen afleggen,ren ge- zwoo-  VADERLAND. 181 zwooren hadden, om voor derzelver belangen te zullen (terven. Een menigte Burgers en Burgeresfen bevonden zig in de plaats, voor de Aanfchoüwers gefchikt, door hunne gebaarden dé Partijen aanmoedigende, welke zij toegedaan waren. Te midden echter van het gewoel en geraas , dat noodwendig zulk eene talrijke Vergadering vergezelde, waarin zulke zo zeer onderfcheiden driften elkander waren tegen overgefteld, befpeurde men fteeds dien diepen eerbied voor de wet, welke een vrij volk kenmerkt. De Aanfchoüwers veroorloofden zig geene hinderende beweegingen, en de Adel onthield zig volftrekc van alle beleedigingen der trotschheid. Elk echter der Partijen tragtede zijne zaak door te drijven, en de zaaden tot de bitterde verdeeldheid en bloedigfte toneelen werden er geftrooid. Een befluit van den Raad fchortede de zittingen deezer Provinciale Staaten van Bretagne, voor een tijd, op. Intusfchen wist men eenige kwaadwilligen aan de hand te krijgen om de openbaare rust te ftooren. De gemeente werd opgeftookt, en daar de Partijen met woorden geen kans zagen, om meester van 't fpel te worden, kwam men tot daadlijkheeden, die, onder welk fchoonfchijnend voorwendzel ook gepleegd, de afgrijzing van elk eerlijk hart en de verfoeijing der Nakomelingen verdienen. Rennes dreigde in een puinhoop en bloedbad te verkeeren. Men vond M 3 raad-  i»a MIJN TEGENWOORDIG raadzaam de Vergadering der Staaten van dee2e Provincie optefchorten, tot dat de gemoederen meer bedaard zouden weezen. De ganfche gefchiedenis van Rennes in dit vreeslijk tijdperk verdiende verhaald te worden, ten einde de gevloekte listen der Aristocraaten, die hunnen val ridderende te gemoet zagen, te leeren kennen; doch onze taak duld zulks niet, behalven dat anderen dit geval reeds, naar waarde, befchreeven hebben, waar heen wij onzen leezer wijzen. Geheel Vrankrijk verwagtede nu met ongeduld de befchrijving der Algemeene Staaten, en men overtuigde zig niet eerder van de oprechtheid der beloften van de Ministers, tot 'dat men eindlijk de vergaderingen der Bailluages aanfchouwde. Men was echter niet te vreeden over de wijze, die men in bet benoemen der Gedeputeerden verkoos te houden, waarbij de Grooten veel wonnen, en het volk zeer veel verloor. Terwijl een menigte Staatkundige fchrijvers zig hier mede onleedig hielden, beijverden de Partijen zig ten fterkften, om hunne maatregels ingevolgen hunne bedoelingen te neemen. Van het eene einde des Rijks tot het andere, zag men niet dan cabaleeringen en kunstnaarijen, zo wel ter formeering der Provinciale Vergaderingen, als om mede deel te krijgen aan die groote Bijéénkomst, welke het lot van eene der eerfte Natiën van de befchaafde waereld ftond te beflisfchen, Men  VADERLAND. 183 Men zag thans ook, dat de Adel én de derde Staat, gelijklijk, vrij begeerden te weezen; maar men befchouwde teffens het groot verfchil tusfchen beider begeerten. De Edelen poogden , om geene andere reden het Koninglijk gezag te verzwakken, dan om de Aridocratie op de puinhoopen van ,de willekeur der Ministers te vestigen. De eenpaarige invloed op de Regeering, volgens de regels der billijkheid, kwetste hunnen hoogmoed. Zij begeerden de meesters en niet de broeders van hunne medeburgers te weezen. De Geestlijkheid hield haar gewoonen, geheimen en listigen dap, en verraadde, juist door den nevel, die zij over haare inzigten poogde te verfpreiden, haare heillooze oogmerken. Men voorzag derhalven ten klaarden, dat het algemeen belang met de afzonderlijke zelfbelangen in een hevigen tweedrijd dond te geraaken, en de kragtdaadige onderdeuning, van alles wat wel dagt, zou noodig hebben; maar teffens kon men ook vooruitzien, dat de goede zaak, onder alle rangen der franfche Natie, reeds zo veel veld gewonnen had, dat men niet wanhoopig omtrent den eindlijken uitilag van zaaken behoefde te weezen. De Parlementen beefden op de aannadering eener volksvergadering, welke hun daatkundig bedaan dond over hoop te werpen. Dat van Grenoble beproefde, tot tweemaalen toe, de vijandlijkde poogingen, tegen der Staaten aandaande Vergadering; maar ook, tweemaaM 4 len,  i§4 MIJN TEGENWOORDIG len, werd het door de bedreigingen van het volk, tot ftilzwiigen en ondergefchiktheid aan den wensch der Natie genoodzaakt. Met Parlement van. Befancon Haagde niet gelukkiger m zijne willekeurige handelwijze, die het de ftoutheid had,, om tegen twee en dertig achtingswaardige leden der twee eerfte orders dier Provincie te bewerkfteiligen; welken moeds genoeg bezaten, om zig tegen hunne Ariftocratifche medebroeders aantekanten, en openlijk te verklaaren: dat zij menfchen en burgers geweest zijnde, alvoorens zij Edelen en Priesters waren, het van hunne heilige verpligting geloofden te weezen, om de rechten van den mensch en burger den voorrang te geeven boven de Privilegiën der bevoorrechte Grooten. Een befluit van den Raad voorkwam en belettede het tijrannisch befluit, 't welk door dit Parlement daarop genomen werd. In eenige andere Provinciën van het Rijk waren de bevoorrechte Grooten niet minder in heimlijke en openbaare beweeging, om de uitwerkzels der Vaderlandliefde, zo al niet te voorkomen ten minften te dwarsboomen; waarvan zij den ondergang hunner onmaatig© grootheid en fchandlijke fchraapzugt, alle pogcnblikken, te gemoet zagen. Veele der Ari. ftocraten wendeden het belanglooste Patriottismus voor, om hunne gevreesde tegenpartij te meerder afbreuk te kunnen doen, en zelve te minder gevaar van den Vaderlandlievenden Jjver des volks te loopen; en hier door werden  VADERLAND. 185 den zij indedaad gedugter, dan die heerfchzugtige Partij, welke openlijk voor de handhaaving der willekeur uitkwam, dewijl men voor de laatfte zig wagten kon, terwijl het de eerfte gemaklijk viel, om eene menigte te misleiden, die, zo als de ondervinding leeraard, zomwijlen gaarne en g,reedlijk zig bedriegen laat. Deeze volksmisleiders hadden daaren boven ook dit in hun voordeel, dat de Patriotten, een eerlijke en billijke zaak verdeedigende, flegts op eerlijke en billijke middelen verdagt waren, daar de vijanden der Burgers alles aangreepen, wat hun haatlijk gezag kon ftaande houden. Ondanks alle de onlusten en verdeeldheeden, die, geduurende de verkiezing der Gedeputeerden ter generaale Staatsvergadering, van het eene einde des Rijks tot het andere gevoed en gevonden werden, hield de algemeene Vaderlandlievende denkwijze onverfchrokken ftand. Men begon zelfs eindlijk te begrijpen, dat het vuur van tweedragt, te midden onder het volk ontfteeken, nergens anders toe ftrekte, dan om het des te beter, in 'tftuk zijner weezenlijke belangen, te verlichten. De Aristocratie, in haare verwagting bedroogen, en zo wel verbaasdt over de eendragtigheid, waarmede de vrijheidminnende burgers te werk gingen, als over de dubbele vertegenwoordiging van denderden Staat, ter Staatsvergadering, (iets waartegen zij reden had, om ten allerhevigften zig te verzetten-, fchoon M 5 zi'  i86 MIJN TEGENWOORDIG zij eindlijk gedwongen was te bukken,) nam bet befluit, om de kragt van fabels en bajonnetten tegen het alvermogen der Patriottifche gevoelens over te zetten. Dit was een overtuigings middel, waarmede de Tijrannen der Volken de reden en rechtvaardigheid dikwils en fpoedig tot zwijgen hadden gebragt. Om echter de Vertegenwoordigers des franfchen volks met zoldaaten en kanonnen te omringen; moest men een voorwendzel hebben, of eene gelukkige geleegenheid verbeiden. Schielijk had men deezen bij de hand. Men verwekte, door heimlijke opftooking, wanorders, om dezelven te kunnen beteugelen, en men verfchrikte de burgers, om zig van ben te kunnen verzekeren. Wij zullen, om de helfche boosheid der Aristocraaten in het helderst daglicht te (tellen, de gefchiedenis van den ongelukkigen Réveillon alhier inlasfchen. Dat de waereld zie en Weete, welke vijanden het waren, die de langverdrukte Franfchen zo billijk beitreeden als grootmoedig overwonnen hebben! In den omtrek van de Hoofdftad zijn twee wijken of Voorlieden, die van St. Marceau naamlijk en van St. Antoine, welken meest door Daglooners en Arbeiders bewoond worden. Men befchouwt aldaar een uitgeftrekt toneel van gebrek en armoede, die, volgens het gewoon beloop, de onkunde en woestheid hebben voortgebragt, en dus de bewooners deezer Voorlieden ten hoogften gefchikt deed voor-  VADERLAND. 187 voorkomen, aan de bevoorrechte Grooten, om ze eerst als Muiters en Moorders ten toneele te voeren, en na aan hunne gevloekte oogmerken voldaan te hebben, als de zodanigen ftrenglijk te ftraffen. Van deeze geleegenheid bediende zig de volkhaatende Partij. Men ontwierp het plan, om deeze ligtteverleiden Hoop in eene oproerige beweeging te brengen. Men had niet anders te doen, tot dit einde, dan een eerlijk Man aan hunne woede overteleveren, en een Guit te vinden , die deezen doemwaardigen taak voor zijne rekening nam. Het een en ander was fpoedig gevonden. De Abt Roi) bediende zig greetig van de voorkomende geleegenheid, om eene voordeelaanbrengende misdaad te kunnen begaan; ten dien einde wikkelde hij zig in een netelig proces met den Heer Réveillon. Deeze Abt had, gelijk zo veele anderen, de loosheid in ftede van de bekwaamheid ten deel ontvangen, en bediende er zig van, in den rang, die hij in de geletterde waereld voor een tijd bekleedde. Hij was Lid van verfcheiden geleerde Genootfchappen; Komnglijke Boekkeurder; Geheimfchrijver van den Graaf van Artois; fchrijver, uitgeever en faa. menfteller van boeken. Hij had van den Hertog van Charost brieven van aanbeveeling weeten te verkrijgen, om hem crediet te be zorgen bij den Heer Réveillon, die hem, als Papiermaaker, een menigte papier leverde, 't  188 MIJN TEGENWOORDIG welk hii noo.üg had voor een werk, toenmaals van hem op de pers zijnde. Maar vermits deeze Abt niet voldeed aan de voorwaarden, welken hij had aangegaan, fchreef Réveillon aan den Hertog, ten einde dén Geestlijken aantezetten tot de betaaling van het geleverde papier. De Hertog zond deezen brief aan den Abt: deeze fneed de handtekening van onder den brief af, en ftelde er een fchuldbekentenis boven, ten zij* nen voordeele, van zesduizend livres. De Abt eerst de fchuldenaar van Réveillon zijn* de, werd, door deeze kunstgreep, eensklaps Zijn fchuldëisfcher. De Heer Réveillon, een eerlijk man in allen opzigten, die door eigen vlijt en verdienften, uit het niet der armoede, tot een taamlijken rijkdom was opgeklommen, ten hoogden over deeze doorflaande valschheid van den Kerklijken verontwaardigd, riep hem voor den Rechter! Doch in dede dat de Abt aldaar verfcheen, bewerkte hij den volflagen ondergang van deezen braaven Koopman. Hij deed naamlijk het gerugt verfpreiden, dat deeze. Réveillon, om de vuigde wanbedrijven, weleer was weggejaagt van zijn geboorteplaats ; dat hij de dagloonen zijner werkluiden genoegzaam twee derde deelen verminderd had; dat hij gezegd zou hebben, dat het flegtde brood nog veel te goed voor het gemeen ware, en dat het zig met de geringde kost behoorde te vergenoegen, enz. Niets zou  VADERLAND. i$9 zou Réveillon 'gemaklijker gevallen hebben, dan zig wegens alle deeze en dergelijke aantijgingen te rechtvaardigen; maar hier toe gunde men hem den tijd niet. De Regeering werd door de Commisfarisfen onderrigt, dat, zedert eenige dagen, een menigte van onbekende en flegte knaapen in de ftad waren gekomen: doch men begeerde geen acht op dit berigt te (laan, om dat men begreep, dat men juist deeze verdagte luiden hoogstnoodig had. Het getal'deezer omgekogte Hulpbenden groot genoeg zijnde, bragt men dezelven in werking. Zij fchooldén bij elkander; maakten een man van ftroo, waaraan zij den naam van Réveillon gaven, en droegen deeze beeld-, nis, zonder door de Justitie belet te worden, door de ftad rond. Op de Ko'ningliike plaats gekomen zijn:e, lazen zij een zoogenaamd befluit van den derden Staat voor, bij het welk Réveillon tot den dood veroordeeld werd. Van daar verfpreidde dit gefpuis zig bij ganfche troepen door de ftraaten van Parijs; waar de fchrik hen vooruitfnelde, de winkels en huizen op hunne aannadering gèflooten werden , en men geen de minfte voorzorgen tegen hunne bedreigingen of balddaadigheèden ver-1 koos te neemen. De Heer Réveillon, niet weinig ontfteli op het verneemen deezer volkswoede tegen hemvertoefde niet aan den Luitenant der Policie om den noodigen bijftand te verzoeken: dan, de wagten hier toe gefchikt, hadden elders hunne be-  zoo MIJN TEGENWOORDIG bezigheid: men zond hem naar den Commandant der franfche Guardes, en van daar weder naar elders. Na twintig vergeeffche aanzoeken om hulp gedaan te hebben, beflooc hij het gevaar, dat hem bedreigde, aftewagten. Alle deeze Afhangelingen der gewelddrijvende Grooten beleidden echter het ftuk zo, dat zij den fchijn hadden, van alles ter be! waaring van de openbaare rust aantewenden. Elk verzekerde hem van 1'poedige hulp, die, toen het er op aan kwam, uit een handvol foldaaten beftond, welke een groot huis, Fabriek, en een goede uitgeftrekrheid van grond te bewaaren kreegen, tegen een ontzaglijk getal van woeste Muitelingen. Terwijl de vallende nagt een einde gemaakt had, aan de optogten dezer domme, maar rampzalige flagtöffers der Ariftocratie, hadden zij zig allerwegen in de "kroegen en herbergen begeeven, om zig door zuipen en aanhitfen tot de gruuwelen van den volgenden dag voortebereiden. Intusfchen lagen alle be. dienden der gerechtigheid in een ongeftoorden flaap, zonder zig in 't allerminst te bekommeren, om van de geleegenheid gebruik te maaken, en de meestfchuldigen bij den kop te vatten, dat thans gemaklijk had kunnen, gefchieden. Trouwens dit was het plan niet. Met het aanbreeken van den dag vervoegden de Muiters zig in verfcheiden winkels; de werkluiden, het zij met of tegen dank, medevoerende, en het geld met volle, handen uit-  VADERLAND. 191 uitdeelende. Met een ijslijk gefchreeuw begaven zij zig naar de wooning van den eerlijken koopman, die door de bevoorrechte grooten aan de woede van dit canailje was overgelaaten. De wagt, die zig aldaar bevond, bood eenige uuren tegendand, doch was te zwak, om het geweld op den duur aftekeeren. Het graauw maakte zig meester van het huis- van den heer Réveillon, die # even te vooren, met zijne gade, den wijk uit het zelve genomen had, vermits zij het niet dan in den uiterden nood verlieten, altoos nog rekenende op den bijdand, die men hen beloofd had. In weinig oogenblikken was de wooning en de bezitting van den braaven Man geplundert en vernield: het geen men met hamers en breekijzers niet vermorzelen kon, werd aatt de vlammen ten prooi gegeeven. Eenigen van den woeden hoop vonden een fchielijken of geweldigen dood, aan de teugen, die zij uit zommige flesfchen deeden, welken zij voor likeuren aanzagen, en die intusfchen vergiften waren, ten gebruike van 's Mans arbeid gfcfchikt. Dergelijk een fchriktoneel verder te fchilderen is voor onze eeuw overtollig, die er te meermaalen de droevige befchouwing van had. Eindlijk verfcheenen de Troepen, die gefchikt waren, niet om het oproer in deszelfs vernielende woede te duiten, want hier toe werden zij te laat afgezonden; maar om den bloe-  MJJN TEGENWOORDIG bloedigen rol te fpeelen, die men hen in die Vo kstreurfpel had toegedagt. Zij ontvingen weldra order, om het gemeen uit elkander te dnjven e„ geweld m geweId te keerr « gaan Dit was zo veel als den nederfchietenden bhkfem te willen fluiten, 0f liever het was het bevelen van eene algemeene flagting De Muitehngen, raazende. van woede, 0f zincos door het veelvuldig gebruik van wijn, wapenden zig met alles, wat hen voor'de hand kwam. Zij deeden hagelbuien van iteenen . op de Militairen nederftorten, die ten langen laatsten geordonneerd werden er op in te vuuren. De wraak was verfch rik lijk. Een groot aantal deezer onzalige werktuigen der ftaatzugtige Grooten fneuvelden, en dat wel op uitdruklijk bevel van hen, die zij ten dienste geiïaan hadden. Dit is de eindlijke belooning der fchamele ligtgeloovigheid, die, om haar eigen kluisters te fmeeden, het vuur uit den afgrond zou haaien. Had men een genoegzaam aantal Militairen, ter gefchikter tijd, tegen deeze volksbeweegmg willen gebruiken, alle deeze onheilen zou men hebben kunnen voorkomen. — Maar dit zou niet beantwoord hebben aan het helfche oogmerk, om de (lad, ter belemmering van alle vrijheidspoogingen, met Troepen optevullen en om tusfchen de burgers en folda- . ten eene onverzoenlijke vijandfehap te vesti. gen, als die noodwendig uit bedrijven van deezen aart moeften gebooren worden. Het < fchijnt  V A D E R*L AND. 193 fchijnt dat ,de Ariflocraten voorzagen en vreesden, het geen naderhand, (en dat wel meest door de middelen welken men tot het tegendeel gebruikte, ) gebeurde, dat naamlijk, de Militairen een afgrijzen krijgende, om langer, als beulen hunner medeburgers, de verdrukkende partij ten dienst te ftaan, zig errinnerden, dat zij ook Franfchen en burgers waren, en foldaten voor het Vaderland werden. De Abt Roij werd wel gevangen genomen, doch, vermits men hem niet fchuldig moest vinden, werd hij weder* op vrije voeten gefield. De onfchuld en braafheid van Réveillon fchitterden elk in de oogen. Necker fchreef hem naderhand, Op den eerften Junij 1789, een vertrooftenden brief, bij welken deeze ongelukkige, van 'sKonings wege, eene rijklijke fchadevergoeding bekwam. ALGEMEENE STAATS VERGADERING UIT DE DRIE ORDEN DES RIJKS TE PARIJS EN DE GEVOLGEN VAN DIEN. N a 't vertoon van verfcheiden toneelen, die de fchrik in de Hoofdftad leevendig hielden, verfcheen eindlijk de dag, die ter opening van de Vergadering der Algemeene Staaten was aangekondigd. Dit was een dag van vreugde voor geheel Vrankrijk, die denzelven 11. Deel. N vier-  194 MIJN TEGENWOORDIG vierde, als den eerden van de vrijheid en het geluk der burgers. Volgens gebruik begon men met een Godsdienstige plegtigheid. De Vertegenwoordigers van het eerde volk van Europa, voorgegaan door de bedienaars van den Altaar, en gevolgd door hunnen Koning, begaven zig naar den Tempel des Heefen, onder het geleide van een ontzaglijken toevloed van volk, dat niet ophield zijne hartlijke wenfehen, voor het welflaagen hunner poogingen, uitteboezemen. De verfchillende kleederdragt der drie orders vergroottede de pragt van deeze zeldzaame vertooning. De waare beminnaars der vrijheid echter befchouwden met weerzin den rijken tooi, waarmede de hoogmoedige Adel zig eeroer bedekt dan verfierd had. Het volk over 't. algemeen fcheen meer getroffen te wezen, door het groove kleed en het bruine vel van een B>etonfchen boer, mede ter daatsvergadering afgevaardigd, dan door de rijkgeborduurde mantels en de wapperende panasfen, die de blanke aangezigten der Edelluiden befchaduuwden. Waartoe (vroegen zij, die een recht bezef hadden van de groote zaak, welke te verrigten dond:) dient al dit borduurzel, deeze kanten en die pluimen? Dit alles flrekt minder tot fieraad, dan wel tot tekenen van onderfcheid of leuzen van partijfchap! Zijn dit gasten, die op een bal genoodigd zijn, of zijn het de algemeene daaten tot heil des volks bij een geroepen? Is het over 't duk der  VADERLAND. 19$ der nieuwe modes, of over het lot der Franfchen , dat zij voornemens zijn beilisfching* te doen? Is dit htt wetgeevend lighaam van den Staat, en zijn deszelfs leeden dan aan de grilligheid van een Ceremoniemeester onderworpen? Weet de Adel zig dan niec anders te onderfcheiden, — zig niet anders boven het gros der overige ftervelingen te verheffen dan door een fraaie pluim, of een van goud fchitterend gewaad? Hoe armhartig zijn dan deszelfs verdienden niet ! enz. Men merkte ook op, in deeze godsdienftige marsch, dat de eerfte Prins van den bloede zig in 't geheel niet van zijne Medegedeputeerden tragtede te onderfcheiden, maar hen in alles gelijk was, terwijl de Bisfchoppen blijkbaar bezorgd toonden te zijn, om zig niet onder de geestlijken van een lager rang te vermengen. De hoogmoed der Kerklijken besefte zekerlijk het gevaar haaier aanftaande vernedering niet. Zij rekende misfchien nog op de almagc, die zij, van ouds, op de zielen der menfchen bezat; terwijl zij vergat, dat de Franfcheji de oogen geopend hadden, om zig niet meer door de droomerijen der kloostercellen of de beuzelingen van den Altaar te laaten verleiden en bederven. Den 5 Mei 1789 was een tijdftip, dac geen waar franschman immer uit zijn geheugen j?M verliezen! Dit was de dag, waarop men, na. een tusfehenreeks van honderd vijfenzeventig jaaren, eindlijk de bijéénkomst der Algemeene N 2 Staal  195 MIJN TEGENWOORDIG Staaten, naar welke de Natie zo zeer gereikhalsd had, mogt aanfchouwen, en waarvan men zig alles goeds beloofde en belooven kon. Het oogmerk en de voorgeflelde loopbaan der werkzaamheeden deezer Staatsvergadering, vinden wij met weinige doch genoegzaame woorden, in de aanfpraak, waarmede de Koning de Vertegenwoordigers des franfchen volks aanfprak. Wij zullen ze hier bijvoegen. „ Mijne Heeren! dus liet de Vorst zig hooren: de dag, waar naar mijn hart zedert geruimen tijd verlangd heeft, is dan eindlijk gekomen. Ik zie mij thans omringd, door de Vertegenwoordigers van een volk, over 't welk ik de eere heb te gebieden." „ Een groot tijdvak is er verloopen, zedert het houden der laatfle Algemeene Staatsvergadering; en offchoon de bijéénroeping deezer Vergaderingen in onbruik fcheen geraakt te zijn, heb ik niet geaarzeld om eene gewoonte te herftellen, waarvan het Rijk nieuwe kragten kan ontleenen, en die aan de Natie een nieuwe bron van geluk kan openen." „ De fchulden van den Staat, reeds aan. merklijk hoog bij mijne komst tot den troon, zijn nog vermeerderd onder mijne regeering. Eene kostbaare, maar tot onze eer gevoerde oorlog was er de oorzaak van. Verhooging van belastingen moest het noodzaaklijk gevolg weezen, en het was hierdoor, dat de ongelijke verdeeling der fchattingen ook des ce gevoeliger werden." „ Eene  VADERLAND. 197 „ Eene algemeene ongerustheid, eene te vergedreeven begeerte naar verandering heeft zig van aller harten meester gemaakt, en zal op het bederf der algemeene denkwijze uitloopen, wanneer men zig niet haaste, om de. zelve, door verllandige en bedaarde raadgeevingen, te bepaalen." ; f „ Het is in dit vertrouwen, Mijne Heeren. dat ik u heb doen faamkomen, en ik zie, met aandoening, dat mijne verwagting reeds is vervuld geworden, in zo verre, als de twee eerfte ordens wel eene opoffering van verfcheiden hunner voordeelige privilegiën hebben willen doen. De hoop, welke ik heb opgevat, dat alle de ordens gefaamlijk zig zullen veréénigen en ten algemeenen nutte van den Staat medewerken, zal niet bedroogen uitkomen." ,. Reeds heb ik de uitgaven op eene aanme'r'klijke wijze bekort. Ten deezen opzigten echter zult gij mij nieuwe denkbeelden voor oogen ftellen, die ik met greetigheid ontvangen zal. In weerwil evenwel, der hulpmiddelen, die de hoogfte bezuiniging aan de hand kan' geeven, vrees ik mijne onderdaanen niet indiervoegen te zullen kunnen verligten als ik wel begeerde, r Ik zal u den juisten ftaat der. geldmiddelen onder den aandagt brengen, en wanneer gij dezelve onderzogt zult hebben, houd ik mij verzekerd, dat gij mij de kragcdaadigfte middelen aan de hand zult geeven, om er een vaste order in te brengen, en om N 3 ne-  i9S MIJN TEGENWOORDIG het algemeen crediet te bevestigen. Pit groote en heilzaame werk, waardoor het geluk van het Rijk van binnen, en zijn aanzien van buiten verzekerd zal worden, zal het weezenhjke uwer bezigheeden uitmaaken " • „ De gemoederen zijn aan 't gisten: maar eene vergadering der Vertegenwoordigers van het volk, Zal ongetwijfeld niet anders gehoor geeven, dan aan de ftem der wijsheid en voorzigtigheid! Gij zelve weet.. Mime Heeren! hoe m.nigmaalcn ma! Van dezelven, rn-Verfchei. den geleegenheeden, is afgeweeken ! De geest echter, die in uwe raadpleegingen zal heerfchen, zal beantwoorden aan de waare gevoe* lens eener edelmoedige Natie, welks liefde voor hunne Koningen fteeds haar onderfcheidend caracl r heeft uitgemaakt. Van alle andere errinneringen zal ik mij onthouden." „ Ik ken het gezag en de magt van een billijk Vorst te midden van een getrouw volk , dat ten allen tijden gehegt was aan de Mo-' narchale grondbeginzels! Deezen toch hebben fteeds de glorie en luifter van Vrankrijk uitgemaakt! Ik moet er de handhaver van weezen, en zulks zal ik beftendig zijn." , Alles wat men verwagten kan van de tederfte deelneeming in den algemeenen welvaart; alles wat men vorderen kan van een Souverein. van den eerften vriend des volks, kunt cn moet gij van mijne denkwijze hoopen." „ Eindlijk, Mijne Heeren! — Mogt eene gelukkige eenftemmigheid in deeze Verga. de-  VADERLAND. 198 dering heerfchen! Moge, voor den voorfpoed en het geluk van dit Rijk, dit Tijdperk voor altoos gedenkwaardig worden! Dit is de wensch van mijn hart! Dit is de vuurigfte mijner begeerten! Dit is de belooning, die ik, voor de oprechtheid mijner bedoelingen en de liefde tot mijn volk, verwagten durf." enz. Hoe zeer echter de zaak der geldmiddelen ten hoofdonderwerp der Staatsverrigtingen moest verftrekken; hoe ten uitterften noodzaklijk het ware, dat dit fluk met allen ijver en fpoed werd afgehandeld, en welke inlichtingen de Heer Necker dienaangaande reeds in zijn aanfpraak mogt gegeeven hebben, — was het echter de rijkdom of bezorging van den gemeenen fchatkist niet, die de bekommering der Natie aan den gang hield. Het was de Vrijheid, die ten onderwerp der algemeene . bemoeijingen ftrekte De- franfchen hadden meer openhartigheid en vrijmoedigheid in de burgergezinde Ministers verwagt en begeerd!. Zij hadden wel gewenscht dat den Koning, in de tegenwoordigheid der Natie, Kroon en Schep, ter had afgelegd, om ze uit de handen des volks weder te ontvangen. In deeze oogenblikken van geestvervoering dagt men niet aan de vooröordeelen der Monarchie! — Errinnerde men zig de netelige gefteldheid van zaaken niet, waarin de Direéteur generaal der geld-, middelen zig bevond! Was » deeze eerlijke ftaatsman niet blootgefteld aan al de woede der Hofönweeren? aan den haat der grooten? N 4 aan  *oo MIJN TEGENWOORDIG jan deri naarijver en nijd zijner Collega's? Moest h,jzijne pligten, die hij aan het volk, en die hij aan den Koning verfcbuldigd was ZZ'm al,eriU,'tter(le faamenl paaren? Moest hij niet aan den eenen kant wat toegeeven, om aan den anderen kant te winnen? Met een woord, moest hij niet a! het goede doen- dat in zijn vermoogen was en zig ten zorgvuldig^ voor al het kwaade wagcen, dat een eenige voorbaarige ftap het ganfche volk 0p den hals ■ kon haaien ? Necker voldeed in zijn kring, en in zijne omHandigheden. Eén kon echter niet alles doen, en de glorie der volkomen zegenpraal voor be'fpaTrd ™* ^ °°Senblikke« Niettegenftaande men de Vergadering der Algemeene Staaten wel 0p den 5 Mei ge. opend had, liep het echter eenige weekeu aan, alvoorens zij, ftaatsge wijze, haare werkingen in order verrigten kon. De reden daar van was het verfchil, het welk-tusfchen de drie Ordens ontftond, of men naamlijk de ftemmen zou opneemen bij Ordens of bij Hoofden. Dit veroorzaakte niet weinig woeling, verwarring en verbittering, waar onder de Anftocraaten ten fterkften fpookten, ten einde eene Vergadering, waarvan zij alles te * vreezen hadden, geheel uit elkander te werken; ten minften, derzelver verrigtingen zo zeer te belemmeren en te dwarsboomen als waar mooglijk was, Van wegens den Koning wer«  VADERLAND. Hf werden wel alle poogingen aangewend om eene bemiddeling daar te ftellen, doch, daar men met Geestlijken en Edelen te doen had, werd alles vrugtloos bevonden. De gedeputeerden van den derden Staat, de waardigheid bezeffende, die zij niet flegts beneffens, maar zelf boven die clasfen van menfchen bezaten, welken of geloften gedaan hadden van de waereld en haare grootheid te zullen verzaaken; of die geen andere verdienden konden bijbrengen, dan de naamen en wapen, fehilden van voorzaaten, die men adelijk genoemd had, om dat zij de tijrannen der ftervelingen het getrouwst gediend hadden; namen een befluit hunner waardig, hier op hoofdzaaklijk uitkomende: „ Dat, dewijl de gedeputeerden van den Adel, door hun arrest, nopens de opening van Conciliatie, van 's Konings Commisfarisfen voorgeflagen, de aanneeming derzelve, waartoe zij in het eerst geneegen fcheenen, genoegzaam geheel weder introkken; de gemeenten (de leden van den derden Staat,) van oordeel zijn. dat het volflrekt onnut is, zig langer daar mede op te houden, na dat eene der Concilieerende partijen dezelve verworpen heeft: — dat zij, meenende het onverantwoordlijk voor de Natie te zijn, de bevoorrechte Ordens langer werkloos intewagten, oordeelen het de pligt van alle de vêrteegenwoordigers der Natie te weezen, ora. zonder uitftel, daadlijk te vergaderen, en aan N 5 * het  ü?» MIJN TEGENWOORDIG het oogmerk hunner zending te voldoen; maar dat zij zulks niet kunnen in 't werk ftellen, zonder bij de gedeputeerden van de Geestlijkheid en den Adel, die tot nog toe weigeragtig bieeven, om zig, ftaatsgewijze, met den Derden Staat te veréénigen, vooraf nog eene laatfte uitnoodiging, met de fterkfte drangredenen daartoe, te doen: — dat zij door Gedeputeerden dezelve zouden doen voorleezen, en er Copie van overgeeven, in de vol. gende bewoordingen vervat." „ Mijne Heeren! wij zijn door de Gedeputeerden der gemeenten van Vrankrijk gelast, U te herrinneren, dat zij de voldoening aan de verpligting, aan alle de Vertegenwoordi. gers der Natie opgelegd, niet langer kunnen Oitftellen. 't Is zekerlijk tijd, dat zij, die voor deeze qualiteit uitkomen, door eene algemeene wettiging hunner volmagten erkend worden, en eindlijk eens met het Nationaal belang, het welk alleen, met uitfluiting van alle andere bijzondere belangen, het groot doelwit van alle de Vertegenwoordigers zijn moet, zig bezig houden. Ingevolgen van dien en in de noodzaaklijkheid, waarin de Vertegenwoor. digers der Natie zig bevinden, om, zonder uitftel, aan het werk te gaan, dringen de Gedeputeerden der gemeenten, U, Mijne Heeren! op nieuw aan, en hun pligt vordert van hun, U, zo wel hoofd voor hoofd, als .faamgenoomen, voor de laatftemaal te noodigen, om in de zaal der Staaten te komen, ten  VADERLAND. £03 ten einde de algemeene wettige erkentenis der volmagt'cn bijtewoonen, daartoe mede te werken, en U, gelijk zij, daaraan te onderwerpen. Wij zijn teffens gelast U te verwittigen, dat de algemeene oproeping van alle de Bailluages op dien dag geilhieden zal, en dat men, zo gij in gebreken blijft U aantebieden, zal voortgaan, zo wel in afweezenheid als in tegenwoordigheid der bevoorrechtte ordens." De Geestlijkheid en Adel echter bekreunden Zig aan doeze uitnoodiging weinig, en bleeven, door daaden, toonen, dat het hen niet gelusteifè, om, ter behoorlijker plaats, zig met den Derden Staat te veréénigen, ten einde gefaamlijk de Gedeputeerden, of Vertegen, woordigers van het franfche volk, uittemaaken. De Derde Staat eindlijk, ziende dat het haar zaak werd om handen aart 't werk te (laan, ontfloot de Staatsvergadering op den 15 Junij, en hield zig in die zitting bezig met het gewigtig onderwerp, om haar beftaan te vestigen , en er de noodige inrigting aantegeeven. Men weet, dat zij bekend dond onder den naam van Nationale Asfembleé. In weerwil van verfcheiden tegenwerkingen en de laagen haarer veelvermoogende vijanden, zag de Vergadering evenwel, van tijd tot tijd, zo wel eenige leden van den Adel als der geestlijken c6t zig komen, om een broederlijk aandeel in haare Staatsbezigheeden te neemen, die de harten der franfchen hoe langer hoe meer in een Patriottisch vuur deeden ontgloei  =04 MIJN TEGENWOORDIG gloeien, ^ waarvoor zij ook de erkentlijke nulde van aanzienlijke Genootschappen ontvingen ! — Men had echter niet te verwagten, dat d» Ariftocraaten den moed verlooren zouden geeven. Ten allen tijden waren zij ftouter onderneemers en doordrijvers, dan de goede'volkspartij. En geen wonder! Zij bezaten fteeds alle de driften, die men aan de hel toekend; vooral de zugt, om, wanneer zij verlooren moeften gaan, de ganfche waereld in hunnen va mede te fleepen!- Eene regenovergeftelde begeerte bezielt den waaren Vaderlander. Deszelfs hoofdbedoeling is de behoudenis en het geluk van zijne Medeburgers! Hij bemind, zelf zijne vijanden, en ftelt zig Hem ten voorbeeld, die, aan het kruis genageld, om vergiffenis voor zijne beulen fmeekte. Bijaldien het moedig gedrag der Nationale Vergadering de bevoorrechtte Grooten en ondeugende Ministers verbaasde, het deed daarom deeze gepriviligeerden van hun verwoeftend Plan niet afzien; 't fcheen zelf of het gevaar, dat hen bedreigde, hen meer vernuft en moed bijzettede, om de gevloektfte listen te bedenken en uittevoeren. Op den 19 Juriij 1789 beflooten de Edelen, die over de vestiging der Staaten Generaal niet weinig in 't naauw waren, om een adres aan den Koning te maaken, behelzende; eenige dankbetuigingen aan zijn Majefteit; de Rechtvaardiging van den Adel, en een aan- klag-  VADERLAND. ao$ klagte wegens het gehouden gedrag van den Derden Staat, thans de Staaten uitmaakende. Teffens namen de Ariftocraten het heimlijk befluit, om den flap te doen, die hen alleen als beflisfchende voorkwam, en waartoe zig thans eene fchoone geleegenheid opdeed, de misleiding naamlijk van den Koning. Het Hof bevond zig te Marlij; de Heer Necker was geroepen bij het fterfbed zijner fchoonzuster; de Koning, wiens hart braaf maar zwak is, bleef dus ten prooi van alle de A-rikken, welken men zijne eerlijkheid en goed vertrouwen fpande. Men hield veelvuldige onwettige vergaderingen van geestlijken, die, door hunne Godsdienflige bezweeringen, den bessen der Vonten belaazen, en hem tot flappen wisten te dringen * waar van de gevolgen niet te overzien waren. Op den 20 Junij werd eene Koninglijke zitting in de Vergadering der Staaten Generaal aangekondigd. Onder voorwendzel, van daartoe de noodige toebereidzelen in de zaal, waarin men gewoon was te vergaderen, te maaken, werd dezelve met zoldaaten bezet, en den toegang aan de leden der Vergadering geweigerd. Dit was een beleediging aan de Vertegenwoordigers der Natie toegebragt, welke van elders dan uit den boezem des. Konings haaren oorfprong nam. Men leerde,' met verbaazing, uit deeze gebeurtenis, dat det vijanden des Vaderlands op nieuw zig ten flrijde gordeden, en dat zij reeds den Koning. in  *o6 MIJN TEGENWOORDIG in hun heilloos belang hadden weeten over» tehaalen. De Vergadering gedroeg zig haarer waardig, en begrijpende dat de plaats niets tot het weezenlijke der zaak deed, vervoegde zij zig naar elders, waar zij haare zittingen, die men poogde aftebreeken, met dezelfde omzigtigheid en wijsheid voortzettede, als voorheen. Het geen, te Verfailles , de Vergadering der algemeene Staaten wedervoer, maakte een groote beweeging onder het volk te Parijs. Een brief van Necker zelf was ontoereikende om de gistende gemoederen tot bedaaren te brengen. De aanftaande Koninglijke zitting vooral baarde eene verflaagenheid en onrust, die maar al te wel gegrond waren; men befchouwde dezelve als nieuwe aanflagen, en listige ontwerpen, de .Volks-vrijheid ten doel hebbende. Uit deeze angflige gefteldheid der goede gemeente, hoe onvoordeelig zij ook voor de goede zaak voorkomen mogt, konden de Ariflocraaten evenwel dit, ter hunner fiddering, leeren, dat de vrijheid niet door weinige, maar door genoegzaam alle de bewooners van de Hoofdftad van Vrankrijk, werd voorgedaan. De dag, dat de Koninglijke zitting ftond plaats te grijpen, was de vertooning van het willekeurig gezag. Een groot aantal militairen omringde de vergaderplaats der Algemeene Staaten. Men floot alle toegangen derwaardg, en fcheen op niets minder bedagt • te  VADERLAND. ao? te weezen, dan om allerwegen een diepen fchrik aan de weidenkenden inteboezemcn. De twee bevoorrechcce ordens hadden reeds zitting genomen, toen men de Nationale Vergadering nog een uur elders liet wagten. Zij begeerde zig deswegens aan den Koning te beklaagen, doch derzelver grootmoedigheid verdroeg ook deze laage blijk der wraakgierigheid van 'sLands vijanden. Eindlijk werden aan de leden der Volksvergadering de deuren ontflooten; doch het binnentreeden werd volftrekc aan het volk geweigerd en verbooden. De Koning verfeheen, en een diep ftilzwijgen heerschte in de ganfche bij-: éénkomst. De troon was aan het einde der zaal opgerigt. Aan de regtezijde bevond zig de Geestlijkheid; aan de linke, de Adel. De Leden der Nationaale Vergadering* fchaarden zig in twee rijen, langs de zijden naar het midden van de zaal. De Ministers waren rondom een tafel gezeten, aan welken eene zetel ledig ftond. Dit was de plaats van Necker. De geheele toeftel was pragtig en Vorstlijk, — maar het geen het eerlijk gedeelte deezer groote Vergadering het meest aandeed, was, dat de plaats van den geliefden Minister niet door hem vervuld werd. De aanfpraaken van den Koning, en de verklaaringen van zijnen wegen gedaan, waren een verbaazend mengelmoes van verftandige en volkslievende gevoelens, en wille-  203 MIJN TEGENWOORDIG lekeurige Staatzugtige ftelregels; van liefde toe het algemeene welzijn, de goede order ILt WTn' ,e" Va" meesterag%e uitdrukkingea en bepaahngen, die men dJidlijk hoo ren kon, dat door de kwaade Ministers den Vorst m den mond waren gelegd geworden. De Koning betuigde zijn leedweezen over de verdeeldheeden, die tusfchen de drie or dens ftand greepen. Hij verwagtede van de" Bevoorrechtten, dat zij de eerden zouden weezen om voorflagen van bemiddeling te doen. Hij begeerde, dat de Vergadering zig i„ drie Kamers zou verdeelen, en volgens de Ordens itemmen. Iets dat door de flegte partij ten fterksten begeerd werd, om dat zij dan meester der Staatsverrigtingen zou zijn, daar de (lemming bij Hoofden altoos de Vertegen woordigers van de Natie zou doen zegepraalem De Koning bezigde ook deeze zonderlinge uitdrukking. Ik heb «, Mijne Heeren! ook de versheiden weldaaden, die ik aan nnjn volk toege. /taan heb, onder het oog willen brengen! Even als of het genot van onbetwistbaare Volksrechten onder de koninglijke weldaaden behoorde; even als of de uitvoerende magt over de wetten zelf eene onbepaalde befchikking had, en als of de vertegenwoordigers van het Volk flegts eene Vergadering van enkele Notabelen hadden uitgemaakt, Daar verkor""' mCn' in de "nfpraaken of verklaanngen, niets vastllelde van het geen door  VADERLAND. 209 door de natie volftrekt begeerd werd, en «onder het welke te verkrijgen, zij te veel Happen gedaan had, om zig gerust te kunnen houden. Het ware weinig geweest, het welgezinde hart van den Vorst tegen het belang van zijn volk opteflooken, en hem zoo fnood te bedriegen ten opzigten van de middelen, om hec algemeen welzijn te bevorderen. De Ariflocraaten, waarmede hij raadpleegde, hadden ook de ftoutheid gebruikt, om nog verfcheiden artikels bij zijne verklaaringen te voegen, en hem wenfehen te doen uiten, welken de zijnen niet waren! — Maar al waren dit de eigen begeerten van den Koning geweest, dan had de Vaderlandliefde der vertegenwoordigers ze nog niet voor de wetten des Rijks kunnen erkennen, — om dat men den troon niet eerbiedigt wanneer hij zijne verpligtingen niet vervult! Zelf zou men dit niet gedaan hebben, al had de wil des Konings aan den algemeenen wensen volkomen beantwoord! —. Want de wetten voor een volk worden niet gemaakt door de willekeur van een enkel mensch, die aan verandering en dwaaling onderhevig is! De Natie zelf moet zulke haarer wetten ontwerpen, welken haare daaden bepaalen, en waardoor zij eenige opofferingen van belang doen moet. —> In dit geval kent zij geen Koning, en de Koning, die zig in dit haar onbetwistbaar Recht wil indringen, vernedert zig tot den affchuuwji. Deel. O lijken  2io MIJN TEGENWOORDIG lijken rang van dwingeland. Dit was de leer; niet flegts van de Vertegenswoordigers, maarvan het volk zelfl — Dus was er geen twijffel meer overig, dat, of de Koning bukken moest voor den algemeenen wil, of de vloek worden van hen, die hem altoos onder de grootfle der aardfche zegeningen telden. De Koning eindigde zijne redenvoering met te zeggen: Ik gebied u, Mijne Heeren! om terftond te fchefden, en U morgen voor den middag te vervoegen, elk in de kamer voor zijne orde gefchikt, om er uwe zittingen te hervatten. Ik geef dienvolgens aan de Grootceremoniemeester bevel, om deeze zaaien in gereedheid te doen brengen. Op deezen last, op hoogen toon uitgefproken, vertrokken de Heeren van den Adel en een gedeelte van de Geestlijkheid, wien den Vorstlijken fchrik om 't hart floeg, of die enkel zig bij de Nationale Vergadering gevoegd hadden, om een voorbeeld van laffe gehoorzaamheid te geeven, en aldus de overigen te verleiden, om voor de Ariftocratie te bukken. — Dan deeze flag miste. Een zeer groot aantal leden bleef op haar plaats, even als of er geen Konlnglijk bevel geweest ware. De Grootceremoriei eester naderde daarop den Prefident, en vroeg hem, of hij het bevel des Konings, om heen te gaan. gehoord had? De Vaderland — en vrijheidminnende Mirabeau vattede daarop het woord, met een edele fierheid, die het bekrompen hart van den vraager met Cddering floeg. Ja.'  VADERLAND. aix Ja! Mijn heer! zei hij: wij hebben de gevoelens gehoord, die men den Koning heeft weeten inteboezemen, en gij, die niet bekwaam zijt, om bij de Algemeene Staaten zijn werktuig te weezen! Gij, die hier plaats, noch ftem, noch recht om te fpreeken hebt, gij zijt niet bevoegd om ons zijne redenvoering te errinneren. Om echter alle dubbelzinnigheid en wijdloopigheid te vermijden, verklaar ik u, dat, zo gij de moeite op u neemt, om ons van hier te doen vertrekken, gij genoodzaakt zulrzïjn, om orders te gaan vraagen en daartoe geweld te gebruiken; want wij zullen deeze onze plaatfen niet verhaten, dan door de kragt der bajonnetten! Deeze heldentaai werd daadlijk door alle de overige leden beantwoord, die, als uit eenen mond, riepen: dit is de wil van de ganfche Vergadering! De Grootceremoniemeester vertrokken zijnde, nam de Vergadering maatregelen tegen het dreigende onweder, dat zij voorzag: onder deezen was het volgende moedig befluit. „ De Nationale Vergadering verklaart eenpaarig, bij derzelver voorige befluiten te zullen volharden." „ Ook verklaart zij, dat de perzoon van ieder der gedeputeerden onfchendbaar is: dat alle private perzoonen, alle Corporatien, Rechtbanken, Hoven of Commisfien, die zouden durven onderdaan, om, geduurende of O a na  «2 MIJN TEGENWOORDIG na de tegenwoordige zitting, een gedeputeerden, uit hoofde van eenig voorftel, raad, gevoelen of reden voering in de Staaten Generaal geuit, te vervolgen, naartefpooren, gevangen te neemen of te doen neemen, in verzekering te ftellen of te doen ftellen; gelijk mede alle perzoonen, die zig tot een van deeze aanilaagen zouden laaten gebruiken, om 't even, van wien hen zulks ook bevolen zou mogen worden; — zijn eerloos, verraaders van de Natie en fchuldig aan hoog verraad. De Nationale Vergadering heeft beflooten, dat zij, in het voorfchreeven geval, alle noodige maatregelen in het werk zal ftellen, orn de geenen, die hier van de aanleggers, aanftookers en uitvoerders geweest zullen zijn, te doen naarfpooren, vervolgen en ftraffen. enz." Deeze Koninglijke zitting, waarvan de meerderheid van den Adel en een groot gedeelte der geestlijkheid, de zegepraal hunner zaak verwagt hadden, fcheen, door een verwonderlijke trek van 't geval, veeleer het tegendeel te zullen uitwerken en verhaasten, daar het crediet van Necker, 't welk de Ariftocratifche partij langs allerlei wegen poogde te vernietigen, er merklijk-door vermeerderd werd. De Koning naar zijn Kafteel te rug keerende, was door eene ontzaglijke menigte van burgers derwaards gevolgd geworden. Meer dan zes duizend menfchen bevonden zig in de tuinen en hoven van dit Vorstlijk verblijf, waarvan  VADERLAND. «3 van er veelen tot in de gaanderijen en vertrekken doordrongen, die aldaar het algemeen misnoegen door morren en mompelen luid genoeg hooren deeden. Het grootfte gedeelte der leden van de Gemeenten begaf zig naar den Heer Necker; allen hem bezweerende, om toch getrouw te zijn aan de Natie en den Koning, en om in het Minifterij te blijven. Mevrouw Necker, die er tegenswoordig was, gaf te kennen, dat haar Gemaal daags te vooren zijne demisfie had willen neemen, doch dat zijn Majefteit dezelve geweigerd had. De verflagenheid werd algemeen, toen Necker ten zes uuren bij den Koning ontbooden werd. De ongerustheid en reikhalzende begeerte naar den uitflag van dit onderhoud des Konings met zijn Minister, had een groote toevloed van menfchen rondom 's Vorften wooning veroorzaakt. Toen Necker aan het oog des verlangenden volks verfcheen, riepen duizende Hemmen te gelijk: Lang leeve Necker! Men omringde hem van allen kanten om hem te vraagen en te hooren. Een uit de volkshoop wierp zig aan zijne voeten, roepende: Monfeigneur! blijft gij? — Necker, den vraager vriendelijk oprigtende, antwoorde aan allen: Ja! Mijne Heeren! ja! ik zal bij u blijven. Straks verhief er zig een algemeen vreugdegeroep: Lang leeve de Koning! Lang leeve Necker! terwijl men vervolgens den geliefden en waardigen Volksvriend in zegeO 3 praal  |M MJJN- TEGENWOORDIG praal naar huis geleidde! Welk eene belooning voor een eerlijk hart! — O! dat de vijanden van hun Vaderland flegts één oogenblik het hemelsch genoegen mogten fmaaken, van den zegen over zig, door de harten en lippen van een vrij volk, te hooren uitboezemen! Alle grootheid, op overheerfching gebouwd, zou vergchtlijk en verdoemlijk in hunne oogen worden! De menigte, welke den grootmoedigen Staatsdienaar begeleidde, was voor een gedeelte haaren Liefling tot in ?jjn wooning gevolgd. Hjj hief de hand op en verzogt ftilte voor eenige oogenblikken. Mijne vrienden! zei hij, met al het vuur der welmeenendfle burgerliefde: al moest ik er om nerven, ik zal bij u blijven. Ik heb daar op den Koning mijn woord gegeeven, die er zig mede te vreeden toont. ^ En gij! mijne Heeren! gedeputeerden der Gemeenten! gebruikt alle de middelen van zagtheid, kloekmoedigheid en deugd, die in uw vermogen zijn, om de zaaken ten algemeenen beste te befluuren! — Lang leeve Necker! was het eenpaarig antwoord: blijf bij ons! wees onze Vader! wees onze Leidsman! — Thans was alles tederheid en verrukking. Intusfchen de Nationale Vergadering (zonder zig te hebben laaten verfchrikken of uit één werken, door de Koninglijke zitting of Lit-deriuftice, in haar midden gehouden,) haare flaatsbezigheeden voortzettede, kwam de meer-  VADERLAND. 215 meerderheid der Geesdijkheid deel in haare werkzaamheid neemen. Necker fchreef een brief van dankbetuiging en aanmoediging, en verfterkte de Minnaars van Vrijheid en Vaderland, in hun voorneemen, om in weerwil van allen tegenftand voorttegaan. Negenenveertig Edelluiden, aan wier hoofd zig de Hertog van Orleans bevond, drukten de voetftappen der eerwaarde Altaarbedienaars en vereenigden zig insgelijks met de Vergadering, waarvan het Volk de Leden voor zijne Verteegenwoordigers erkende. Als nog bleef het Hotel der Staaten beflendig door de foldaaten ingeflooten, en alle toegang aan de burgers verbooden. Het volk vergramd over deeze vertooning van dreigende bajonetten, en reikhalzende om getuigen te wèezen van de verééniging der Ordens tot dus verre, baande zig met geweld een, weg te midden door de militairen heen en floeg een der deuren open van der Staaten vergaderplaats. Zo dra men van binnen vernam, wat er gaande was, werden er drie Leden naar het indringende Volk afgevaardigd, die het zelve ftaande hielden; tot vreede en rust vermaanden, en met een vriendlijk verzoek meer afdeeden, dan de gewapenden vermogten, doende de menigte vreedzaam weder te rug keeren. Door deeze en foortgelijke Volkstoneelen werden de Ariftocraaten hoe langer hoe verwoeder. De Heer d'Epremesnil verklaarde O 4 zeif  aio* MIJN TEGENWOORDIG zelf de Gedeputeerden van den derden Staat; fchuldig aan hoog verraad en gekwetite Majeur, en wilde dat de Procureur generaal tegen ben als de zodanigen zijn ampt zou waarneemen. Deeze vijanden des volks hiel. den z.g ten ftipften aan de verklaaringen, door den Koning, in de Staatsvergadering gedaan, en gaven daarmede een doorflaand bewijs, dat zij eene inkruipende flaavernij en fchandlijke vernedering, boven de waare Vrijheid fchatter den, die zij in de yriendfchap des volks hadden kunnen vinden. — Om flaaven te hebben en te onderdrukken, verkiest de heerschzugt lieyer zelf flaaf te worden. De ftem der algemeene verontwaardiging echter bragt welhaast de verftoorde en verfchrikte hoogmoed tot zwijgen. Het volk gaf een blijk van het vermogen te bezitten, om zijne grooten tot hun pligt te noopen, fchoon de wijze waarop dit gefchiede niet te prijzen was, De Aartsbisfchop van Parijs, door zijne Naastbeftaanden gedwongen, om eene partij te omhelzen, welke hij uit zig zelve nooit zou toegevallen zijn, werd bij de gemeente als een hoofd der Aridocratifche partij gekenmerkt. Men befchuldigde hem van verfcheiden aantogen op de volkszaak te hebben helpen fmeeden, en vooral van eene der voornaamfte beleggers van de Koninglijke zitting te weesen. Un was in de tegenwoordige gisting der gemoederen genoeg, qm hem den wqe- den  VADERLAND, denden haat der driftigften uit de gemeente op den hals te haaien. Op den 25 Juni] werd hij, bij zijn vertrek uit het hotel der Staaten door de menigte aangevallen, en hy had het behoud van zijn leeven waarlijk alleen aan de vlugheid zijner paarden, en aan de tegenwoordigheid van geest en de onverfchrokkenheid van zijn koetzier te danken. Men volgde hem echter tot zijne wooning, en in weerwil der Militairen, die ter zijner verdeediging toefchooten, werd hij door het volk genoodzaakt te verklaaren en plegtig te belooven, van zig ten fpoedigften met de Nationale Vergadering te zullen veréénigen. Hij zond ook werkhjk zijne Volmagtsbrieven aan den Aartsbisfchop van Bourdeaux, om dezelven te doen wettigen; maar men geloofde geene hulde te kunnen aanneemen, die door geweld fcheen afgedwongen te zijn, waarom hem dezelven te rug werden gezonden. De volkspartij wilde liever het voordeel opofferen, het welk zij, door 's Volks alvermoogen, op haare vijanden behaalen kon, dan den dienst der vrijheid door dwangmiddelen ontheiligen. Den volgenden dag verfcheen hij zelve in de Vergadering; deed betuigingen, overéénkomftig het waar gevoel van zijn braaf hart, en werd met handgeklap en toejuiching onder de Volksvertegenwoordigers ontvangen. Verfcheide anderen, zo geestlijken als waereldlijken, volgden zijn roemwaardig voorbeeld, en veréénigden zig met de Volksvergadering. ;b O5 He*  *ï9 MIJN TEGENWOORDIG Het leed geen twijffel of de Konin* was waarin getroffen door de verdeeldheid , leTke 2 f", -het beg,n der Staatsvergadering onder de dne Ordens geheerseht h^ ut «ijk de Zestiende, zo eerlijk van ^ goed burger zijnde, begeerde niet anders dan bet welznn van den Staat; maar gefl g d tusfchen zijne eigen edelmoedige gevoelens en de heerschzugtige inboezemen fijner verleTders en vlcers, bevond hij, tot zijne innige fmart z.g ,n een doolhof ingewikkeld, waar alle uitwegen hem niet dan het verderf van zijn volk of zijn eigen ondergang voor oogen nelden. De Raadsvergaderingen! wet ken hij bijwoonde, waren menigvuldig, doch er werd niets in dezelven afgedaan Het gefprek, dat hij met den Hertog van Luxembourg hield, verdient onze opmerking. Men kan er zo wel den Hoveling als den Vorst uit leezen! Iets, dat onontbeerlijk in deeze onze gefchiedenis is. Mijn Heer! zei de Koning tegen den Hertog: ik verwagt van de getrouwheid en de verkleefdheid der Order (waarvan gij Prefident zijt,) aan mijn Perzoon, dat zij zig met de twee Ordens zal veréénigen! Sire! was het antwoord: de Adel zal fteeds de blijken afleggen haarer bereidwilligheid om uwe Majefleit te behaagen! Maar ik durf zeggen, dat zij van deeze haare dienstvaardigheid nimmer een doorflaander blijkbewijs gegeeven heeft, dan bij deeze geleegenheid: want het is  VADERLAND. at9 is niet haar eigen ziak, die zij thans verdeedigt, maar het is de zaak van de Kroon! De zaak van de Kroon? vrjeg de goede Koning met verwondering. Ja! Sire! hernam de Hertog: de zaak van de Kroon, De Adel heeft niets te verliezen bij de verééniging, welke uwe Majefteit begeert- — Verdienden en glorie, zedert een reeks van eeuwen verworven en van geflagt tot geflagt bezeten; de onnoemlijke rijkdommen; bekwaamheeden en deugden van veele haarer leden; verzekeren haar van al den invloed, op welken zij naarijverig zou kunnen weezen, in de Staaten vergadering. En ik ben ten vollen overtuigt, dat zij aldaar, met de hoogfte blijdfchap en eerbied, zal ontvangen worden! — Maar heeft men uwe Majefteic de gevolgen wel onder 't oog gebragt, welke deeze verééniging voor haar zal naar zig lat* pen? Wanneer gij zulks begeert, Sire' dan zal de Adel gehoorzaamen; maar als derzelver Prefident, als de getrouwe dienaar "an u, mijn Vorst! durf ik u verzoeken, om alvorens mij te veroorlooven, om dienaangaande nog eerst eene aanmerking te maaken. De braave Monarch niets liever verlangende, dan van de waarheid onderregt te worden, betuigde den Hertog met genoegen te zullen hooren; die daarop in deezer voegen voortging: Het kan aan uwe Majefteit niet onbekend zijn, welk een hoogen graad van vermoogen het  aso MIJN TEGENWOORDIG hét algemeen gevoelen en het recht der Natie aan haare Vertegenwoordigers heeft to„ Dit vermoogen is zodanig, dat zelf het opperfte gezag, waarmede uwen geheihVden Per. zoon bedeed is, , ^ ^JJ^J moet verftommen! Dit vermoogen berust in a deszelfs uitgedrektheid, b/de algemeene Staaten op hoedaanig eene wijze zij dan ook faamgelteld mogen zijn. - Maar' derzelver daaden worden bedwongen en bepaald, wanneer men hen in drie Kamers verdeeld, ter. t ^ VerééniSd «Hen zij geen Meefter boven zig erkennen; doch hen verdeeld houdende, blijven zij uwe gehoorzaame Onderdaanen. Het Deficit uwer redmiddelen en de geest van ongehoorzaamheid, waarmede uwe Troepen befmet zijn, ik beken het, zijn bezwaarnisfen tegen de befluiten van uwen raad; maar, Sire! de getrouwe Adel is u nog overig gebleeven. In dit oogenblik heeft zij de keus, om gelijk uwe Majefteit haar aanfpoort, heen te gaan, en met haare Medegedeputeerden, in de uitoef* fenmg der wetgeevende magt, te deelen, 0f om, m de verdeediging van de voorrechten van den Troon, te fterven. In zulk een keus aarzelt zij niet! Zij zal fterven, en geene erkentenis voor deeze haare opoffering beeeeren, dewijl zij ze zig ten pligc rekent! -* Maar, Vorst! ftervende zal uwe Adel de onaf hanghjkheid van uwen Troon bewaaren, en de  VADERLAND. aai de werkzaamheden der Nationale Vergadering op niet doen uitloopen, vermits alsdan een derde gedeelte haarer Leden aan de woede des onzinnigen Volks en aan het doodende ftaal zijner Moordenaars zal overgeleverd worden. Ik bezweer uwe Majefteit, de aanmerkingen, welken jk de eer heb u voortedraagen, in acht te willen neemen, en — Mijn Heer de Hertog! (viel de Vorst, met een betooning van de treffendfte grootmoedigheid, hem in de reden:) Ik heb alles reeds opgemerkt! Ik heb beflooten, om alle deeze gemelde opofferingen te doen! Ik begeer niet, dat een eenig mensch, ter zaake van mijn verfchil, zal omkomen. Zeg aan de orde van den Adel, dat ik haar verzoeke, om zig met de twee anderen te veréénigen! En zo mijn verzoek niet toereikende genoeg zij, zeg haar dan, dat ik zulks gebiede als haar Koning! Ik wil het! — Zo er iemand haarer leden is, die zig door zijn Mandaat, zijn Eed of zijn Eer, verbonden rekent, om in de kamer te blijven, dat men mij zulks kome melden; ik zal mij aan zijne zijde vervoegen, eö met hem fterven, indien het weezen moet. Deeze waarlijk Vorstlijke betuiging werd door een fchriftlijk bevel van den Koning agtervolgd, waar bij den Adel en de geestlijkheid gelast werden, om zig met den derden Staat te veréénigen, en dus maar één lighaam van Staat uittemaaken. Bij de Geestlijkheid ging zulke gemaklijker dan men verwagt had. Eeni-  «a MIJN ,TEGENW. VADERL. Eenige Edelen maakten groote tegenfporrelingi tten befloot echter te gehoorzaamen, en de zo langgewenschte verééniging tusfchen de drie ordens kwam eindlijk tot ftand. Einde van het Tweede Deeh IN-  INHOUD der AFDEELINGEN. Bladz. rijks-bestier onder hendrik den tweeden; francois den tweeden en carel den negenden. j rêgeering van hendrik de derde en hendrik de vierde. ... 43 regeering van lodewijk de dertiende, lodewijk de veertiende en lodewijk de vijftiende. . . 6> rijks gesteldheid onder lodewijk den zestienden, en aanleiding tot de fransche st aa ts • om wenteling , . 131 algemeene staats.vergader ing uit de drie orden des rijks te parijs, en de gevolgen van dien 193