CHARACTERKUNDË DER FJDERLANDSCHE GESCHIEDENISSE.   CHARACTERKUNDE V AD ERL AND SCHIL GESCHIEDENISSE. I. DEEL. Te U A F. RIB Sf, Eij A. L O O S J E S , Pz. MDCCUXSIII. DER   1'ADERLANDSCHE LEEZERSl E ene zo breede Inleiding, als wy noodtg vonden , voor dit Werk, te plaatzen, om u te onderrigten van het Doel, den * Aanleg, den Aart onzes Arbeids, en de Verfcheidenheid van de veelvuldige Schrift ten over de Vaderlandfche Gefchiedenisfen, in zo groor ten getale, voor handen, maakt eene lange VoorafJpraak geheel overtollig, en noodloos. Doch een kort ■woord tot de zodanigen, die, by het uitkomen eens nieuwen Werks, vraagen; Hoe Groot het zal worden? fils mede wie de Schryver is? welk een voet men , in de verdere Uitgave, voor heeft te volgen ? zal niet overtollig, of noodloos , gerekend kunnen ivwrfen. De Grootheid kunnen wy nog niet bepaalen; maar wel verzekeren, dat het ons oogmerk geenzins is met veele of zwaare Boekdeelen tevoorfchyn te komen : het plan, in myne Inleiding vermeld, kan hier ran eenigzins tot verzekering ftrekken. Wat den voet, op welken wy, in de Uitgave, zullen voortgaan aanbelangt, van deezen kan het tegen* woordig Stukje , ter proeve dienen. Wy hebben, naamlyk, ons voor gefield, by in 't oogloopende Tydvakken, ieder Stukje, of ieder Deel, te befluiten; zonder verhaafting , doch tefens zonder onvoeglyk lange tusfchenpoozen , het Werk , tot onzen Tyd, voort te zetten , en de gelykheid der Stukjes, zo. veel de verdeeling der Tydperken gehengt, in agt te neemen. De  De laatst gemelde vraag der nieuwsgierigheid wie de Schryver is ? kan ik , om dezelfde redenen, die my wederhielden , myn Naam op den Tytel te fchryven, hier niet beantwoorden. Van deezq' redenen agt ik my niet verfchuldigd verantwoording te geercn. Dit alleen moet ik ,cr van zeggen, dat ik myn arbeid .geenzins Naamloos iit 7 lieht brehge: om dat ik my , wegens eenigen averechtftbén toeleg , fchaam als Schryver in V licht ie treeden. -Myne Landsgenooten hebben , zo in e'gen \JVerk als in Vertaalingen van my hand , zonder' Naam uhgegeeven , genoegen gevonden; -er* wy hoopen, ook in deezen, hunne bemoedigende goedkeuring te erlangen. 'Voor- of tegeningenomenheid met eeuen zich ontdekkenden Schryver , baart lof of blaam, zonder dat zyn Werk ingezien, geleezen -, en aan den toetsfteen dar onzydige Waarheid gef reeken 'worde. Dit heeft boven al plaats in tyden van woelende Partyfchappen, — ongelukkige tyden, die wy thans bekeven. Hartlyk wenfehen wy dat dezelve eerlang in dagen van Eendragt verkeer en ; dat deeze; met den Vreedc , in onze Vereenigde Gewesten v/oone; ten einde, onder de befchermendeen gunstige hand der Voorzienigheid , de heilige Regten van JUensch, van Burger, van Christen , ongefchouden in den Lande bewaard blyven. Vaart wel.  CHARACTERKUNDE DER VADERLAND SC HE GESCHIEDENISSE. INLEIDING OVER DE CHARACTERKUNDE DER VADERLANDSCHE GESCHIEDE' NISSE IN 'T ALGEMEEN EN DERZELVER BRONNEN. VYTas 'er ooit een tydperk, waar in men de VadejlandfcheGefchiedenïsfe., met meer dan gemeenen vhyt, beoefende, en zich greetig gefield toonde om dezelve recht te- kennen, 't is het tegenwoordige. Nooit bykans , wel is waar, heeft het, van den aanvang af, dat wy onder de befchaafde Volken behoorden, ontbrooken aan lieden, diedeGebeurtenisfen,hetLand onzer Inwooninge betrefFende, te boekftelden. Eene lange haamlyst van Schry veren en van hunne Werken kan zulks op 't overtuigendst ftaaven, en ten bewyze ftrekken, datdeAWérlanden oveivioed hadden van Mannen , die, elk naar de maate hunner Vermogens, en den fmaak der Tyden, de Lotgevallen deezes Volks, optekenden en der Naakomelingfchappe overlieten. Derzelver menigte is zo groot, datmisI. DEEL. A fthien Overvloed van VaderJaiidfche Gefchiedenisfen.  2 INLEIDING. fchien geen brokje Werelds, zo klein als 't onze, zulk een aantal konne opnoemen. De veelvuldige, de zcldzaamc , de groote omwentelingen, in 't zelve voorgevallen, gaven hiertoe jiatuurlyk aanleiding. Deeze oude Scliryvers zyn, van tyd tot tyd, geraadpleegd door laatere Gefchiedboekers. Zy bragten de verz ameldc bouwdoffe by een, om z ekeren Tydkring bepaald te befchryven, of de Geichicdenis, van de vrocgfte tyden af, tot hunne dagen, te brengen en een Geheel te leveren, 't welk doorgaans een gunstig onthaal ontmoete by den Vaderlander, wiens wcetlust gaarne voldoening vondt, ten opzigte van het Land zyner geboorte of inwooninge. Wel verre van hier over gebrek te moeten klaagen zou men zich Veel eer met den overvloed verlegen vinden , en, alles willende leczen, ecne verdrietige, wat zeg ik? eene onvolvoelbaare taak op zich necmen. Van deeze verdrietlykhcid vindt zich de Vaderlander ontflaagen, door de min of meer uitvoerige Vaderlandfchc Gcfchiedenisfen ten hunnen dienfte, opgefteld, door Mannen van oordeel, die eene wel verfneede pen voerden: en vry meer dccden, dan ons een dor en droog Jaar en Dag-Register leveren der Gebeurtenisfen den Vadcrlande bejegend. Wier werken gcleezcn , en met fmaak , herlcczcn worden ; daar zy gunftige omfiandigheden aantroffen, toe-  INLEIDING. 3 toegang hadden tot egte Befcheiden, Staat-Krygsen Handelkunde bezaatcn, nevens uitgeftrekte denkbeelden , wegens den toeftand der Kunsten en Weetehfchappen, en een Wysgeerigen Geest, vercierdmet begrippen van den waaren Godsdienst. Hunne lang der Onfterflykheid gewyde Naamen zal ik hier niet opnoemen: ze zyn bekend , en hunne Schriften in de handen der meesten , die het Werk, 't geen wy tegenwoordig aanvangen , met hunne Leezing verwaardigen. Althans , zonder daar in , eenigzins bedreven te zyn , zou men weinig hebben aan onzen arbeid, die meerendeels op den hunnen fteunt en eenige ervaarenis in 's Landsgefchietiisferi onderftclt. Ons bepaald doelwit is de Vaderlandfche Gefchiedcnisfe , uit een oogpunt te befchouwen, waar uit wy niet weeten dat zy tog nog befchouwd is,— het oogpunt der Charafterkundc. Dan 't zal nodig zyn, dit Werk aanvangende, onze Leezers, eenige algemeene kundigheden onder 't oog en voor den geest te brengen, de Characlerkunde — en wel bepaald de Characlerkunde der Faderlandfche Gefchiedenisfe, en derzeiver Bronnen betreffende: hier toe heb ik dee^te Inleiding gefchikt, en moet, dezelve , als behelzende den Grondflag van het geheel Gebouw, geleezen worden. Zy zul loonen wat A 2 men Oogmerk •an dit ÏVerk,  i INLEIDING. Waav mi de Character1;undc der VaderlandfchcGd'cliicnislc be&aat. men in ons Werk al, wat men "er nietintewagten hebbe: waar in het onderlchciden is van alle Boeken over de Vaderlandfche Gefchiedenisfe gefchreeven.— 'Men duidde ditlaatfte voor geen grootfpraak; ik wil 'er niet medezeggen, dat ons Werk vervuld zal zyn met Gebeurtenisfen, Aantekeningen, Lotgevallen, die men nergens anders aantreft. Verre van daar. Onze evengedaane betuiging van de verdienftelykheid der Schryveren, die 's Lands Gefchiedcnisfen , byzonder in den laatften tyd, te boekftelden, weert de verdenking van zulk eene dwaasheid. Hunne werken zyn de ryke mynen, mag ik zo fpreeken, waar uit wy onze {toffe haaien : 't komt hier op dcrzelver bewerking aan, en wie zal lochenen, of deeze kan 'er de bedoelde on(terfcheiding aan by zetten ? Dit ten minften hebben wy voor; de beoordeeling of wy, in ons oogmerk, flaagen, moeten wy den Leczcr overlaaten; doch hem tevens verzoeken ons bepaalde Plan, niet uit het gezigt te verliezen. Ten welken einde wy hier eenige voorbereidende Aanmerkingen zullen mededeelen. De CharaElerkunde in 't algemeen , beftaat in het kennen van de Characters, en het opmaaken van de CharaclerfchetfcndcrMcnfclien, uit hunne daaden en redenen, uit hunnefchriften, wanneer zy ze nagelaaten hebben, als mede uit tie beweegredenen , welke hun aanfpoorden , in zo verre wy dezelve, met eene genocgzaume .. . maate  INLEIDING. 5 maate van zekerheid, of waarfchynlykheid, kunnen ontdekken.— De Vaderlandfche Characterkundi zal , gevolglyk, gelegen zyn in het opleveren der CharaSlerfchetzen van zodanige Perfoonen als ons in de Vaderlandfche Gefchiedenisfe , voorkomen. Met deeze Characlerkunde is zeer nauw verbonden, ja 'er onaffcheidelyk aangehegt , de CharaSterkunde des Volks , onder welke dié Perfoonen geleefd; der denk en handelwyze van de Eeuwen, in welke zy gebloeid hebben. Immers zyn Landiiart en Tydsomftandighcden, van eenen grooten en onvermydelykeu invloed op het vormen der Characters van byzondcre Perfoonen. 'tZoueenfchreeuwendeonbillykheidwee- , zen van Menfchen , in donkere Ecuwen van I onkunde en ruwheid, 't zelfde te venvagten, '! 't zelfde te vorderen, als van hun die in ver- I lichter Dagen van kennis en befchaafdheid leefden. Schoon alle Perfoonen, in de Nederlandfche Gefchiedenisfe voorkomende, in zekeren zin, gezegd zouden kunnen worden, tot de Characterkunde van dezelve te behooren, zal men ons, egter, wel willen toeltaan, dat veelcn , zeer veelen, van welken wy bykans of volitrekt niets meer dan denblooten Naam weeten, in geenen deele gefchikt zyn , om Characlerkundig belchouwd te worden. DcCharaclerkunde mist, ten hunnen opzigte, alle gronden uit welke zy A 3 haa-  6 INLEIDING. haare trekken ontleent: en 't is zo onmogelylc van hun eene Characlerfchildery te vormen als dat een Schilder, op het enkel hooren van een Naam, het Portrait van den genoemden zou maaien. Dat de Gefchiedkunde hunne Naamen vermelde is haare taak: het enkel optekenen daar van kan zeer groote nuttigheden hebben ; hoewel het tot de Characlerkunde niets toebrenge.— Anderen zyn, door eenige weinige Trekken, die Characlermaatig genoeg zyn , bekend, en verdienen in zo verre befchouwd te worden, hoe onvolmaakt het Beeld ook zyn moge: dikwyls niet om hun zelfs wil, maar uit hoofde van de betrekking, welke zy tot hunne Tydgenooten hebben.— Zommigen laaten zich veel volkomener zien in hunne redenen, in hunne ddaden, in hunne fchriiten.— Eenigen wandelen voor ons als met geheel ontdekten aangezigte, en 't valt den beoefenaar der Characlerkunde zo gemaklyk hun van alle anderen te onderkennen , en te befchryven, als een Tekenaar om het Beeld te treffen van die voor hem nederzit. Onder de groote menigte deezer min of meer voor de Vadeiiandfche Characlerkunde gefchikte Perfoonen , bevinden zich Buitenlanders en Vreemdelingen: die geeneplaats kan geweigerd worden, wegens hun lang verblyf hier te Lande, de verbintenis welke zy met Landzaaten, het deel 't geen zy in de Regeering, en in zeer gewig-  INLEIDING. 7 wigtige Gebeurtenisfen hadden. Van hun, nogthans, is ons oogmerk, doorgaans min uitvoerig dan van eigenlyke Vaderlanders te haüde* tón: doorgaans zeg ik: want wy zullen TydpëÉkti in de Gefchiedonis van ons Vaderland aantreffen S waar in die Vreemdelingen , de maatflocgen, en door hun vcelvermogenden invloed de Characters der voornaamfle Land» zaaten vormden, en zelfs het Voïks-characto eenen opmerkenswaardigen zwaay gaven. De Bron, uit welke wy de Vaderlandfche Characlerkunde moeten putten, is de Vaderlandfche Gefchiedenis. Welk een ryke bron!— dochzomtyds zeer diep , zomtyds overloopend. Welk eene belemmerende ongelykheid ! Maar gaf dezelve , ondanks die zwaarigheden , altoos zuiver water op: te menigmaal vinden wy het beroerd , en zodanig met vreemde ftoffen opgevuld, dat een langen tyd zettens 't wel eenigzins, doch niet. geheel, opklaare.— Om onverbloemd te fpreeken: de fchaarsheid van Bcrigtcn is menigmaal zeer groot, inzonderheid in de vroegfte tyden. Onze Vaderlandfche Gefchiedenis deelt hier in 't lot van de Gefchiedenis der meefte Volken , fchoon ze tot geene onheuglyke oudheid opklimme , noch haare eigcnlykj gezegde Fabel - eeuwe hebbe. Wy zullen Tydperken doorwandelen, die, als een vlak veld ,bykans, geen voorwerpen opleveren, welke onzeaandagt trekken: doch dan A 4 ook E rennen 3cr Charac» terkunde.  » INLEIDING. ook kunnen wy onzen weg, is het niet op eene aangenaame wyze, nogthans gerust en vaardig afleggen, tot wy opgehouden worden, om liaan teblyven, en. dikwyls te toeven, in ftreeken, waar de voorgaande fchaarsheid in overvloed van voorwerpen verandert.— Zeergedeeltelyk, zeer gebrekkig, zyn de oudfte Jaarboeken, die van ons Land en Volk gewaagen: onder onze vroegfte Voorvaders waren geen Gefchiedboekcrs,zo zy anders de Schiyfluinstverftondcn: in de Gefchiedenisfen van andere Volken komen onze Landgenooten flegts in 't verfchiet voor, enbchalven eenige hoofdtrekken van 't Volkschara'fter, ontmoeten wy maar enkele Perfoonen, die iets voor den Characterkundigen verfchaffen,— Welk eene dui.lerheid blyft 'er vcrfpreid over de Middeleeuwen, toen de Gecstlykheid alleen, en zo gebrekkig, de pen voerde: met dit gebrekkige zullen wy ons , zo goed mogelyk, moeten behelpen , en ons ecnigzins mogen troosten met het denkbeeld, dat die Tydvakken, niet opgevuld waren met Beelden onze aandagt byzonder verdienende. Het gemis is aller grootst in zo verre wy de overgangen van duisternis tot licht derven: welker kennis dikwyls weetenswaardig is om de vorderingen van 's Menfchen geest na te gaan. Het herleeven der KiiniTcn en Wectenfchappen, gepaard met de vinding der Drukkunst, waarop ons Vaderland, en de Stad Haarlem mag  INLEIDING. 9 mag roemen, heeft der Gefchiedkunde een ander gclaad bygezet, voor verveelend laffe Kronyken,opgevuld met Vertelzeltjes en Legenden, zo min geloofs verdienende als de Fabelen der Oudheid , ons Verhaalen ter handgefleld , die den naam van Gcfchiedcnisfen mogen draagen. Elkbefchaafd Volk in Europa,zn ons Land, kreeg zyne Gcfchiedboekers. De gereede Drukpers baarde overvloed van berigten; doch derzelver verfcheidenheid en ftrydighcid, regtmaatigen twyfel. Uitfchiyvers floegen de hand aan het gewigdg werk der Gefehiedenisfe, en plantten, zonder onderzoek, eens verhaalde onwaarheden by mecnigte, voort. Want het is 'er zeer verre af, dat alle Schryvers der Vadtrlandfche Gefchiedenisfen van dien ftcmpel zyn als wy, in het begin onzer Inleidinge, aanweezen. Wy hebben 'er veelen moeten raadpleegen van geheel andere munt: zonder zulks zouden wy het, by die algemeenc aanduiding, hebben kunnen laaten berusten. Hoe veelvuldig hoe groot zyn de gebreken der Gefchiedfchryvercn ! 't Is hier de plaats niet'er ons in 't breede over uit te laaten; doch wy moeten 'er iets van zeggen, om onzen Lcezeren te. toonen, welke wy ontdekt, en, zo veel ons mogelyk was , in het raadpleegen met de Gefehiedenisfe , vermyd hebben. Het za! eenigzins ter waarborge onzer Waarheidsliefde kunnen ftrekken, en dienen om de verwondering, die A 5 zom- Hoofdeebreken der Gefdiiedfdiryvcren.  fo INLEIDING, ZÖfnffiigen' anders, in den loop van ons Werk, dikwyls zou bevangen, voor te komen. Doen wy hier een uitflap, by is ten besten onzer Leezcrcn , en tevens ten best van ons Werk. Om alle gebreken op tc haaien, zouden wy eene zwarte Ivst moeten maaken van de Vooroordeelen, de Driften, de Belangen, de Inzigtcn, die den Mensch van 't fpoor der Waarheid afbrengen en vecltyds de Gemoederen der Gefchiedlchryveren beheerfchen , 't geen Cicero opmerkte, wegens het Oordeelvellen in 't algemeen, mag op de handelwyze der Gefchiedbockcren, in 'tbyzonder, worden toegepast, „ de ,', meestcn volgen Liefde of Haat, Genegen„ heid of Afkeer, Smert of Blydfchap, Hoop » of Vrees, of eenige andere Gcmoedsaandoe„ ning", meer dan de Waarheid of den regel des „ Regts (*). Vooringenomenheid en Partydigheid, verdienen hier de eerste plaats, omderzelveroudheid en algemeenheid, zy hebben zich, van het vroegfte tydperk, dat men Gefchicdenisfen fchreef, tot heden , onder veelvuldige gedaantens vertoond. Zeldzaam zyn de Gefchiedfchryvcrs, die,metTacitus,verklaarenkunnen. „Zon„ der Gunst of Gramfchap gefchreevcn teheb„ ben. (**)" Zeldzaam de Am & rASrüS se r;, van Cl Cicero dt Orators Lib. ii. C") Tacit. Aririal Lib. i.  -INLEIDING. il van wicn men twyffelt, welken Aanhang zy aankleefden ; zeldzaam de Thuanussen, die de Partyfchappen, welke in hunnen tyd woelden , uit het oog fielden, en de Waarheid alleen daar in hielden ; zeldzaamdeGROTiussEN, die de braave daaden van hunne Vyanden, zonder agterhouden, metonbeZwalktenroem, vermelden , en voorbeelden opleveren , hoe het mogelyk is van zyne Vyanden wel te fpreeken; eene grootmoedigheid, welke laage zielen, anderen naar de bckrompe maatftok van haare eigene afmeete'nde, onmogelyk keuren; die, door ongeveinsde zugt tot de Waarheid gedreeven, bekennen , door eene al te groote Liefde, tot het Land hunner Geboorte , het fpoor zomtyds te buiten gegaan te weezen Veelgroo- ter, ja ontelbaar, is de menigte, die, met ecnen Vellüius Paterculus, in den lof van cencn Tiberius en Se janus uitweiden.— Om thans niet te fpreeken van het affchuwelyk gebroedzel , dat Waarheid voor Goud, en Amptcn veilhceft, en handen, door gefchenken bezoedeld, aan de heilige Gefchiedenis flaat. Zy zullen het kwaade en haatlyke verzwygen ; indien zy zich niet laaten overhaalen , om (*} Dit getuigt de Groot, wegens zyn Werkje getyttld de Oudheid der Bataafjike Rcpablyk , in zyne Jeugd gefcireven, in eenen Brieve Ad Fret. Guilm Groot App. Epist. 6363 947. Bürionïj Fis d£ Grotius Tom, I. $• 49.  ** INLEIDING* om verdichtsels te fmeeden, die hunne Begunfïigers behaagen , of althans het gebeurde in het gundiglte licht, fchoon by lange na altoos het waare niet, te doen voorkomen. Wie zal de Gefchiedenis, opgefteld door Bedienden , met weldaaden opgehoopt, en die de pen diep doopen in de inkt der Vleyerye, niet wantrouwen, fchoon zy zich niet bevinden in het het zeldzaam, en alle waarheid verdonkerend geval van Gerard Geldenhaur, beter bekend onder den naam van Gerard van Nieuwhegen , door Philips van Bourgonje aangefteld om een verhaal te vervaardigen, van het gedenkwaardige in het ]Bis4oin van Utrecht , en de omltreeksliggendc Landen, voorgevallen : een verhaal 't welk hy elke maand den Bisfchop en die van zynen Raad moest voorlcczen, en'er in veranderen, 'tgeen zy verkeerd oordeelden. Veranderingen , die niet altoos het kwaalyk gefielde; maar ook het onaangenaame betroffen, 't welk de Bisfchop, en diens Puiaden best en liefst verhaadzeld oordeelden (*) Onze Vaderlandfche Gefchiedenis, van den tyd der Graaven af, is vol Partydigheids, vol van daar uit voortvloeiende Onwaarheeden, en misvormingen 'van Charaóters, door deezen zo .. . guns- OO Baile Art, Geldinhaur.  INLEIDING. 13 gunftig gemaald als hetPortrait van zeker Prins, die maar één oog hadt, door den Schilder altoos van dien kant, waar zyn oog was , getekend; door geenen zo ongunstig als of hy altoos met de blinde zyde na den Schilder gewend gezeten hadt. — Hoe veelc pennen zyn ftomp gcfchreeven cm eene Vrye Staatsregeering, als den Vaderlande heilloos en vcrderfiyk, voor te draagen? Hoe veelen hebben, met eene onaflegbaare vooringenomenheid, tegen het Stad* houderlyk bewind de pen gevoerd'? Een party* tydigheid en vooringenomenheid, welke Daaden en Perfoonen in zulk een valsch en ongetrouw licht plaatzen, dat Beminnaars van heufche onpartydigheid, die het om waarheid te doen is, het niet verdraagen kunnen, en alle reden hebben, om de berigten van wederzyden dikwyls in twyfel te trekken, en geen derzelven aan te ncemen, dan naa ze, in de fchaale der wikkende oordeelkunde, opgewogen te hebben. (*)— Buitenlanders, die van de Gefehiedenisfen onzes Lands, of met opzet fpreeken, of ze, in 't voorbygaan, aanroeren , kunnen zomwylen van dienst weezen; doch gaan menigvoud de maat der Waarheid te buiten, door vooroordeel met hun eigen Land ingenomen en tegen het ©nze vervoerd, (t) Eene (*) t>. Paulus hl. tot ruik.t.  I* INLEIDING. 't licht brengen : de toegang , tot dezelve , thans meer dan ooit opengezet, fteltons in Haat om veele Perfoonen, voorheen nauwlyks ten hal. ve gekend, geheel te kennen. Dat zy in deezen hoogst pryslyken arbeid voortvaaren, hunne Landsgériooten verpligten, en ons in daatdellen om veele, anders gebrekldgeBeelden, volkomen te tekenen. Groot, zeer groot, is dikwyls de menigte van Oorfpronglyke Gedenkdukken, en niet minder derzelver drydigheid, in dit geval moeden wy, natuurlyk, onze toevlugt n«emen tot vergelyking.— Wilden wy ons deezer moeite, die met de menigvuldigheid der Schriften naar evenredigheid aanwascht , niet getroosten , dan zou Partyfchap onze hand in 't fchilderen der Characderbeelden beftuurd, of wy ons geheel buiten Maat gevonden hebben, eenige vaste trekken op te geevcn. Gedrochten, geen Menschlykc Kenfchetzen, vertoonden zich dus cp 't papier. Wy hebben nauwkeurig gelet op den Lecftyd , het Vaderland , het Cbnractcr der Schryvefen, naardig onderzogt , wat anderen Runner Tydgenooten oflaatere tc boek geilaagen hebben.— Laaterc zeg ik met voordagt; want het is, om reeds gemelde oorzaakc, blykbaar, dat de Gefchiedkundige Waarheid zomtyds Iaat opdaagt.— Wel verre van voor zeker te houden , 't geen op 't getuigenis van één eenigen deunt, hebben wy, zo veel in ons was, voor-  INLEIDING. a? voorraad verzameld uit Schryvers van verfchillende Partyen, van onderfcheide Landaart, den loop der zaaken en derzelver uitkomst in overweeginge genomen : de ftrydigheden en verfchillen , welke zich hier op deeden, en hoe verbaazend waren ze dikwyls! gewikt en gewoogen, en eindelyk dat geen omhelsd 't welk op de meede en beste getuigenisfcn deunde en alle of de meeftc kenmerken van Gefchiedkundige Geloofwaardigheid met zich bragt. De Opfteilers der Gefchiedverhaalen, door ftrydige driften gewekt, doortegenovergeflelde inzigten vervoerd, en wyd verfchillende oogmerken bedoelende , wedeiTprceken elkandermcnigmanlen; doch door deeze tegcnfpreeking, ontdekt men niet zelden de waarheid, en deeze is de onfchatbaare vergelding der nafpeuringe. Kwam by ons der Schryveren Eenzydigheid in verdenking, en dit gebeurde te meermaalen-ook by zulkcn die voor onzydigen , naar verdiensten , in 't algemeen bekend daan, dagt ons hunne opgave of beoordeeling, miu of meer , gezwenkt door Partyfclup, wy hebben de rechtmaatige Vryheid gebruikt, om ze op te weegen met de gewigten van de andere Party in eene tegenoverhangende fchaale te leggen. Dit, niets minder moesten wy doen, daar onze Characterkunde, geenzins het verfoeylyk doel heeft om Partyfchappen te dyven, een zo laage als flegte arbeid, tot welken maar al te vecleu zich  *S INLEIDING. Xwtarig- heid omtrent de vermengde Chara'cters weggenomen. zich verledigd hebben, en nog verledigen; maar om Vaderlandsliefde, in wien wy ook kenmerken ofzwcemzels van deezeDeugd vonden, en alle op dezelve uitloopende edele hoedanigheden en braave bedryven aan den eenen kant te pryzen; en aan den anderen kant allen , die den Vaderlande geen goed hart toedroegen , door duidelyk ontdekte oogmerken, of openbaare bedryven de Vryheid en het Heil der Fereenigde Gewesten , belaagden en verkorten, met afzigtige, doch welverdiende kleuren te tekenen. Dan hier ontdaat by den Leezer, misfehien, eene aanmerkelyke zwaarigheid; althans wy kunnen niet ontkennen, dat ze ons te binnen fchiet, en onze ovcrweeging verdient. Naamlyk, dat de Characders dikwyls zo vermengd zyn, en de trekken daar van in dén en denzelfden Perfoon, zo wyd uit een loopen, in de onderfcheidc tydkringen zyns leevens, en op de verfchillende tooneelen , welke hy betreedt „ dat niemand hem, van de zyde der Characlerkunde befchouwd, voor den zelfden Man zou houden. Wy erkennen de regtmaatighcid dcc- zer bedenkinge, en belyden openhartig, datwy ons zomtyds hier mede belemmerd vonden. Doch, behalven, dat deeze drydigheid meermaalcn eene gewaande drydigheid is, heivoortkomende , uit berigten denzelfden Perfoon betredende, die of met de zoetvoerige pen der Vleyeryc gefchreeven, of met de fcherpgepun- te  INLEIDING. =9 te vak Haat op 't papier gebragt zyn: en deeze ongelegenheid dus verdwynt, op de onzydige vergelyking, van welke wy zo even gefprooken hebben, zal de Charatïerkunde, Perfoonen aantreffende, in welken die drydigheid, met de daad, gevonden wordt, wil zy der Waarheid , haare Raadsvrouw en Gezellinne getrouw blyven, fiets anders kunnen doen , dan die vermengde en drydige Chara&ers op te geeven zo vermengd en drydig als zy zyn, meer kan me» se niet afvorderen. Het is haar werk niet den Mensch, die onbedaanbaarmet zich zeiven handelt, ineen Man van een beftendig Characder te hervormen. Zy vindt, zy maakt geen Menfchen ; zy moet geen Harsfenfchimmen voor daadlyk bcdaaudc Perfoonen opgeeven. In denMensch,het voorwerp der Charatïerkun* (Je, doen zich zo veele zonderlinge, zo veele duistere, zo veele raadzelagtige verfchynzels , zo veele derker en zwakker fchaduwen, zo veele kleurmengingen op, dat het treffen bezwaarlyk valle, moeite koste , en herhaalde poogingen vordere: tcrwyl het egter in 't einde, naa veel uitdoensenbyfchilderens, gelukke: tenminste in zo verre de gefteltenis des vcranderlyken voorwerps toelaat. Niet ongclyk is zyn geval aan dat eens Schilders, die zich verlegen vindt om een welgelykend Portrait te maaken van eenen, die by 't paneel zittende, zyn weezen geduurig vertrekt, nu deeze dan geene fpieren, verfchü- len-  3ó INLEIDING. lende hartstochten en gemoeds beweegihgen aanduidende, in beweeging brengt. Hy neemt het gundigst oogenblik waar, om, den omtrek gevormd hebbende, het overige, zo goed hem mogelyk is, te fchilderen, en zal dan misfehieri daagen in de hoofdtrekken. Het is met de Ziel even eens gelegen als met de weezenstrekken, zo ras 'er zekere hoofdtrekken zyn, ncemen de andere daarvan iets aan, en zy fchikken zich om één geheel te maaken. Ja , één doordeekendeCharaclerfchetzende hoofdtrek hebbende, zal deeze, vooraangeplaatst, veel klaarheids op de overige verfpreiden; en anders twyfelagfige, waarfchynlyk, zo niet zeker, doen worden.— De kortheid, de gebrekkigheid der Gefchicdenisfe, niet altoos even dipt in 't vermelden vart alle byzonderheden , kan veel duiderheids veroorzaaken , en tc wege brengen dat de eene Charaétcrtrek, den anderen fchyne te wedarfpreeken: eene kleine uitgebate byz onderheid zoo. veel afdoen om alles op te klaaren: deeze mis» fende , zal de billykhcid eifchen , dat wy in 't beoordeclen, uit de trekken, wegens welker wel» gedeldheid geen twyfel altoos valt, tot de overige , min zekere, befluiten : en wanneer zich, ten opzigte van een anders alzins braaf Characlei-j eene gebeurtenis opdoet, welke hetzelve in een min voordcelig licht fchynt te plaatzen, te onderdeden hoe zeermogelyk, eene verzweegene byzonderheid, zulks veroorzaakt: terwyl, aan  INLEIDING. si de andere zyde , een Character voor 't overige laag en onedel , door gecne fchynbaar gróót: fehe en edelmoedige daad, in een tegen overgefteld zal hervormd worden : die daad ging mogelyk met niet vermelde omdandigheden gepaard, cn zo ergens de bedrieglijkheid van der Menfchén Deugd wantrouwen baart, her. is in in dit geval. Veel om en voorzigtigheid, nogthans, zal hier noodig, en het ftout bepaalen een onverfchoonlyke misdag weezen. Naa dit alles zal ik geen breedlpraakig vertoog behoeven op te dellen , om te toonen , waar in de Vaderlandfche Characterl-undevxa. de Vaderlandfche Gefchiedenis onderfchciden is: dit verfchil loopt elk in 't ooge, die flegts opgemerkt heeft, hoe de eerde op de laatfte gebouwd , aangemerkt moet worden als eene vrugt voortkomende uit eene oordeelkundige, onpartydige overweeging der Perfoonen, wicrbeclryven die Gefchiedenis voor een groot gedeelte uitmaaken. Deeze bcdryven te verhaalen, nauwkeurig te boek te dellen , is de arbeid der Gefchiedkunde; de CharaEterkunde neemt ze aan, onderdek ze , en maakt 'er het Perfoonlyk Character der Bedryveren uit op.— Vergecfsch zou men, derhalven , vcrwagten in dit Werk, aan te treffen een dipt verhaal der Lotgevallen ; zy moeten degts in 't verfchiet en voor zo verre daar in komen, als noodig is om de Characters toe te lichten,. Over 't algemeen zal het genoeg Waar in dit Werk van de Gefchiedenis onder* fcheiden is. \  52 INLEIDING- hocg zyn, dat onze Lcezcrs het heerlyk Werk Van den onderflyken Wagenaar de Vaderlandfche Historie geleezen hebben, en daar benevens het Tafereel der Algemeene Nederlandfche Gefchiedenisfen van Cerisier, die met zyn en Naavolger, de voetdappen van Wagend aar drukkende , zich bediend hebben van laatere ontdekkingen, en doorgaans een vryer pen voeren. Wy noemen deezen uit een groot aantal Schryveferi, om dat ze de befte, de meest békendfle, en in aller handen zyn. Hunne Aanhaalirigen zullen ons ontdaan van den voet onzer bladzyden altoos met getuigenisfen op të vullen, 't welk anders onvermydclyk noodig zou weezen , om, de waarheid der gevallen, op welke onze Character- trekken deunen , tc ftaaven. Zomtyds egtcr, zullen wy 't een eri ander moeten aantekenen, door deeze Schryvers niet geboekt, of maar even aangeroerd, en dan zal 't onze pligt weezen , aautewvzen waar op wy afgaan. Het aangeduidde gezigtpunt , uit 't welk wy de Vaderlandfche Ge-1 fchiedenis befchouwen, zoverfchillende van dat der gemelde cn andere Gèfchiedfchryveren , Veroorzaakt, datwy, in eenen anderen dand geplaatst, een en 't zelfde voorwerp , van eenen onderfcheiden kant bezien. Gaarne bekennen wy , dat dit verfchil vari gezigtpunt en dand niet zal te wege brengen, dat een Charafter doorgaande braaf en lofwaardig  INLEIDING. 33 dig in een fnood en mispryslyk verandere, of. omgekeerd, een doorgaand fnood en mispryslyk , braaf en lofwaardig worde. Neen, de Gefchiedkunde-heeft, over zulke doofdeekende Characters, reeds een vonnis gedreeken, en zy daan met eere., in haare gedenkbladerenjvermeldiof met fchande gebrandmerkt, 't Zal, in die gevallen, 'er voornaamelyk op aankomen, die trekken van fchoonheid of wandalligheid hy een te voegen , ten einde ze zamengebragt, te derker in 't oogloopen, en te beter afdeeken.— Doch wy zullen , niet tegendaande dit doorgaande plaats hebbe, wanneer wy, met het oog der Characlerkunde , de daaden, de gefprekken , de bedoelingen der Menfchen bcfchouwen, zomtyds de bronnen van veele daaden anders vinden, dan zy,by een oppervlakkig leezen , ons toefcheencn; meenig een bedryf, voor groot gehouden , op delyst dermiddeïbaare of laageaanfchryven; en desgelyks meenig een bedryf, als klein en veragtlyk verworpen, met recht eene plaats onder de groote en loflyke inruimen. Veele handelingen , die ons verdagt voorkomen, die den fchyn van deeze of geene ondeugd hebben, zullen al dat onegte op een maal verliezen , wanneer wy het Waagen, dezelve Characderkundig te onderzoe* ken, en, zo verre het mogelyk is , by 't onbezwalkt licht der Waarheid befchouwen. Vermaak en Nut durven wy ons van onzen arbeid belooven. Welk eene aangenaameverfchei- I. DEEL. C den- Vermaaïc en nut der Clinracler» , kunde.  $4 INLEIDING, denheid, welk eene afwisfcling kunnen wy ons voordellen, by de beTchouwing van die meenigVuldigc meer of min uitvoerig gefchildefde fW«rlandfche Beelden: onder welken Wy'er geen hoopen over te daan, dat, uit eepigen hoofde, de opmerking onzer Leezeren verdient. Welk eene volgreeks voorbeelden van vcrheevene, buitengewoone en middelmaatige, van laage, gewoone, degte en diep vervallcne Mcnfchen; van Liefhebbers, Voordanders en Verdeedigcrs, van Haaters, Belaagers en Bedervers der Vryheid; van Mannen , wier Vaderlandliefde, met den fehoonden luider, nog in de oogen des laateren Naaneefs blinkt, en van fnoode Verraad ers , die, met de veragting der eeuwen, belaaden onder het pak der fmaadheid, naar verdienden, gebukt gaan. Eene gaandery, met zulke Characterbeelden behangen , zullen wy niet zonder leering kunnen doortreeden : hier zal het fchoone ons lokken en den volglust noopen, daar het affchuwelyke ons affchrikken, en doen vlieden. Men verbeelde zich niet, dat de Staatsman, de Grooten, en de Aanzienlyken alleen, vrugt van dit Werk zullen kunnen trekken, 't Is waar 'de Characters van Vorsten, Veldhecren, Vlootvoogden en Staatsdienaars, Geleerden, en, met één woord, van Mannen, die zich, door hunnen Stand, Bekwaamheden , of veel vermogenden Invloed, is het idet verdiendelyk „ althans opmerken»-  INLEIDING. 35 kenswaardig gemaakt hebben, zullen geen gering gedeelte in de Characlerkunde beflaan: doch , behalven de nuttigheid voor elk vry gebooren Nederlander gelegen in de kennis van den inborst eri geaartheden dier uitlleekendc Pcrfoonadien, zal hy ook, in dén loop deezes Werks , anderen aantreffen 4 wier burgerlyker leevensftand hem nader komt, en onder welken wy 'er zullen vinden , die, wat het Characderkundige betreft, niét min onze aandagt waardig zyn, dan Medeburgers tot den Stoel der Eere of der Geleerdheid opgeklommen.—i Byde afwisfeling der Tydperken zullen da Algemeene Volksdeugden en Gebreken allen een leerzaam onderhoud, verfchaffen ^ en ten deutel kunnen dienen van veele byzondere gevallen. Deeze in 't bog houdende , Zullen wy behoed blyven voor de belachlyke en fchaclelyke dwaasheid om de Gevoelens, en Denkbeelden, die ten onzen tyde, algemeen worden aangenomen, en de heerlenende Zeden, tot een regelmaat te neemen , en volgens dezelve de Begrippen en Handelingen van vroeger Eeuwen te beoordeelem Dit verfchil uit het oog te verliezen is niet alleen eene tastbaare ongerymdheid; maar tevens eert fchreeuwend onregt den beoordeelden 'aangedaan. Met dit te doèn zullen wy ook, grooten deels» de zwaarigheid ontgaan, öpgedooten in de Be* denking op de heerlyke Verdsediging der HoU C i land*  Stf INLEIDING. Undfche Natie, van den E erw. EngelberT9 in zyn Naaberigt agter den tweeden Druk bygebragt en beantwoord. „ Hoe kan men , meteenigen grond, den aart „ van een Volk opgeeven, dat van eenige uit„ gedrektheid is, daar elk Mensch, ook in 't „ zelfde Huisgezin, bykans naar ondeifchei„ de zinnen en begrippen leeft! Hoe is dit mo„ gelyk van een Natie , die oorfpronglyk uit „ zo veele onderfcheide Volken bedaat, naar „ verfchillende wetten geregeerd wordt, eene „ Natie; welkergeduurige vermindering, door „ den toevloed van Vreemdelingen geduurig „ aangevuld wordt ?— W«s' deeze bedenking gegrond , eene Characderkundige Volksbefchryving zou onmogelyk weezen. Zy dient wel om eene alzins erkende bezwaarlykhcid aan te wyzen; doch bezwaarlykheiden voldrekte onmogelykheid zyn, gelyk elk tocdemt, twee zeer verfchillende zaaken : welker verwarring een tastbaar gebrek aan oordeel aankondigt. Doch laaten wy dien manlyken Verdccdiger van de gcfchonde Eer onzes Vaderlands hooren , zyn antwoord zal voor ons, en onze bedoelde handelwyze fpreekpn. „ Nederland, het is zo, be„ daat uit verfchillende Landdreeken, Gewes„ ten, uit Volken van onderfcheide Gewoon,,'ten, Wetten, Landfpraak£/?z; maarniet welk ,, eene Natie van eenige uitgedrektheid heeft „ het dit niet gemeen. Is hier grooter onder- „ fcheid  INLEIDING. 3? ,, fcheid dan tnsfchen Engelfchen en Schotten, „ die liet Koningryk van Groot-Brittanjc uï> „ maaken ? Leveren de Provinciën hier grooter „ aantal, en meer verfcheidenheid uit, dan in „ de Oojlenrybfche Nederlanden, in Duitsch„ land, in Frankryk, in Spanje? En welk een „ groot en aanftonds in 't oog loopend verfchil „ is 'ertusfchen een Brit, een Brabander ,een „ Duitsfcher, een Franschman, en een Span„ jaard, uit welke dreeken en Provinciën van „ hunne onderfcheide Landen zy ook oorfprong„ lyk mogen zyn ? Zou men hier van, zo wel „ als van hunne Charaedifeerende gedaante en „ kleeding , geene aftekening met woorden „ kunnen maaken, waar aan de opmerkende „ den Spanjaard, den Franschman, den Diiit,, fcher en den Engelschman zou kunnen on„ derkennen? Gewislyk ja, Elke Natie , uit „ onderfcheide deelen bedaande , maakt één „ Lichaam, één geheel,uit; niettegendaande „, de onderfcheide wyzen, waar op elk in zyn ,, Huis, in zyn Stad , in zyne Provintie han„ delt, komt het ganfche Lichaam toch in ze,, kereo|izigten, overeen; endeszelfsgewoone „ wyze van denken en handelen in foortgelyke „ gevallen, uit eene reeks van Gefchiedenisfen [en waarneemingen'] onzydigopgemaakt, le„ vert de trekken op tot eene gelykende en onr „ derfcheidende afbeelding, ten naaden by als de kleuren derzonnedraalen, hoeonderfeheiC 3 de  5* INLEIDING. „ de en tegendrydig zy ook fchynen mogen, „ zich door de hand des Wysgeers tot een en„ kei tot een zuiver wit vereenigen laaten.-— „. De byzonderheden, waarin de Provinciën en „ Steden van elkander verleidden, vereifchen „ alleen meer oplcttenheids, om 't geen aan de ,-, Inwoonders van de eene alleen eigen is, daar-: „, om aan alle de anderen niet toetefchryven; „ gelyk het nooit regt is van het byzondere tot ,, het algemeene te befluiten. Dit gefchiedteg„ ter te dikwyls, wanneer men , uit de Gcbrc„ ken en Gewoonten in zommige plaatzén, of „ alleen onder zeker foort van Menfchcn, in „ zwang gaande, over de gcheelc Natie een »j voorbaarig oordeel vclr. Een Hollander, een Fries, een Geldersman, zyn van clkan„ der waarlyk in veele zaaken verfchillende , „ gelyk 'er tusfehen een Dorpeling en Stede„ ling, tusfehen de Aanzienlyken , de Burgers „ en de Gemeenen , merkelyk onderfcheid plaats „ heeft. Dan dit laatde vindt men overal (*)''— Wy zullen deeze leuze in agt ncemen, en, te zyncr plaatze, eene Charaéterfchcts opgceven, der Inwoondercn van de onderfchéideneGewesten onzes Vaderlands , en zo veel noodig onze opmerking laaten gaan op het onderfcheid tusfehen de Stedelingen, de Landlieden, en de Strand bewoonders, Mogt (*) K n g r. t. b e r T s Ver da diging van de Eer der Ihlkw.dfüie Xüiie, bi, 52  INLEIDING. Sf Mogt ons Werk eenigermaate (trekken, om dat verheeven doel te befchieten ; 't welk. de Heer Je an Trembliïywü dat de Gefchie» denis zal treffen! als hy fchryft. „ Debeoefentng der Gefchiedkunde is, wat ook derzek „ ver veragters mogen zeggen , een gefchikt „ middel om de Zielkunde te volmaaken, en „ de wyze, volgens welke goede Gefchiedfchry-. „ vers thans hunne werken inrigten, is tot dat „ oogmerk geheel en al diendig. Men bepaalt „ zich niet meer by een verdrietig verdag van „ Veldtochten en Belegeringen. Men volgt den „ loop van 't Menschlyk Verdand, men vestigt de grootde aandagt op de Gewoonten en „ Zeden der onderfcheide Volken, en op de „ omwentelingen, die by hun voorvallen; men „ kiest de derkde trekken uit, om de neigingen „ en den aart, die in eene Eeuw, of by één „ Volk,, heerschten , te doen kennen. Men „ ontdekt de uitwerkzelen, welke de vorderin„ gen der Weetenfchappen en Kundigheden by „ de Volken te wege gebragt hebben, en op die ,, wyze bevat men veel gemaklyker d\ alge„ meene grondbeginzelen, die de Menfchen „ aandryven, de gevolgen hunner daaden, de „ onheden, welke de Ondeugd naa zich lleept „ en de voordeden, die aan de betragting der „ Deugd gehegt zyn. De Gefchiedkunde, op „ die wyze voorgcdeld, wordt de beste School „ der Zedekunde. De nieuwsgierigheid , die C 4 al-  40 I N L E I D I N G. „ allen Mcnfchen eigen is, om de Gebeurtenis„ fen te weeten der vroegere tyden, doet hun „ hunne aandagt op deeze Weetenfchap vesti„ gen, zy doet ons dikwyls tot onszelven in ,, keeren, en den Vorsten zien, hoe gevaarlyk „ het is blindlings de aandrift zyner hartstog„ ten in te volgen.— Zy is niet, zo als zom„ mige geemelyke vernuften goedgevonden heb,, ben haar voor te dellen, alleen een Tafereel „ van trouwloos- en wreedheden, een walglyk „ verhaal der gruwelykde aandagen, en geene „ andere uitwerkzelen opleverende dan een be„ wys van de boosheid des Menschdoms. In» „ tegendeel zy is leerzaam ; overal vindt men „ deElende, de Ontvolking, de Oproeren enz. „ als de noodzaaklyke gevolgen van een kwaad „ Beduur. De Heerschzugtigen ziet men ge„ draft, door de gevolgen zelve van hunne ,, heerschzugt, en gedwongen zich tevernede„ ren voor hun, die eertyds het voorwerp wa„ ren van hunne veragting. Men vindt in haarde „ beste uitleggingen van het Natuurlyk Regt en „ van dat der Volken; en de Gefchiedkundige ,, voorbeelden maaken het gewigtigde en leerzaamde gedeelte uit der Verhandelingen, wel„ ke men ons, over die Weetenfchappen, geeft, „ en hoe tog zullen wy de Menfchcn leeren ken„ nen, dan alleen uit hun vooriggedrag? Welk „ een denkbeeld kunnen wy maaken van de be„ trekkingen, die tusfehen hun plaatshebben, zo  INLEIDING. 41 „ zo de zigfbaare waarheden ons die betrekkin„ gen niet ontdekken? Is de natuur der Men„ fchen ons door iets anders bekend dan door „ waarneemingen en is niet de Gefchiedkunde eene verzameling van die waarneemingen . Ja zeker zy verfchaft ons dezelve, in een oneindig aantal, in deeze ziet men de Menfchen afgefchilderd, in deeze kunnen wy de bedendige uitvverkzels der verfchillende inborden, de veranderingen , welke de omdandigheden daar op te wege brengen en het vermogen derl lartstochten nagaan. De Geest der waarneeming, die de Charaéïerkunde voorlicht, leert het hoofdgevalvan de mindere, die 'er aanleiding toe gaven, onderfcheiden, Menfchen [by Menfchen vergelyken. De Gefchiedenis belooft ons , deezcrwyze behandeld, de allergewigtigde ontdekkingen voor de zaamenleevingjvoor de Menschkunde: waar uit het middel, om metelkMenschin'tbyzondcr, en met allen in 't gemeen, gelukkig, te leeven , hervoortkomt, en de volmaakde grondbeginzels van Staat- en Zedekunde voortvloeijen. Ikvoorzicduidelyk, dat deeze onze pooging, om de Gefchiedenis, van de zyde der Charaéterkundc,op te helderen, en ons ten nutte te maaken, veel tegeufpraaks zal ontmoeten; dat men 't zal aanzien voor een vermetel bedaan, en ons afmaaien als verwaaten genoeg om ons op te werpen voor Beoordeelaars en Rcgters der Perfoonen , (*) V:rh. van de IIoll. Mcatfc'mppy der Weetenfchappen i XX. D. I. at. BI. 228. C 5 Ds Cha- raéfcrknnde maatigt zich niet te veel aan.  4« INLEIDING. een, welken wy ten onderwerpe onzer Befpie* gelinge neeircn,en ten voorwerpe derBefchouwinge van onze Leezeren Hellen. Doch die zich tegen opfpraak, en bedilzugt, veilig wil honden moet nooit pen op 't papier zetten, noch het werk daar van der vrugtbaare Drakpersfe overleveren.— Daarenboven is het de Gefchiedenis zelve, die, gelyk wy aanmerkten, reeds het Zege! der goed of kwaadkeuring op de meeden gedrukt heeft; en elkGefchiedboeker, die geen bloote Kronykfchryver is, zal eenigermaate van dezelfde vermetel m verwaandheid bcfchuldigd mogen worden, als men ons ten lade wil leggen. Ging die zo lchampere en fekerpe aanmerking door, ze "zou, in de daad, te veel bewyzen, de Gefchiedfchryvers, in 't algemeen, raaken , en alle Gefchiedkunde, die tot Mensch en Charaéïerkunde bcvorderh k is, eiigevolglyk de beste, welke een Fakkel der Waarheiden eene Leerpieestresfe des Leevens om met Cicero te fpreeken (*), verdient genaamd te worden, als het werk van Regteriyke Beoordeeling , doen ycïw erpen. De Gefchiedenis heeft, voorlang, dien RegterStoel bezeten, al is het niet in die daatlyke gedaante als by de Chincczen, waar men wil, dat, van onhcuchhkc tyden her, eene Gefchiedkundige Regtbank bedaan heeft, ingcdeld om de Deugden enÜüdeugden derregeerendeVorden te vereeuwigen, ("3 CjctRom Or.it. Lib. II.  INLEIDING, 43 gen. Keizer Tait-zonc beval, zo 'er verhaald wordt, deeze Regtbank, de Gefchiedenis zyner Regecringe te vertoonen. „ Gy weet antwoordde de Voorzitter „ dat wy een nauwkeurig ver„.flag teboekdcllen van de Deugden en Gebreken onzer Vorden': en wy zouden niet langer dc Vryheid bezitten om de waarheid te vermel]] den, indien ons Dagverhaal u onder de oo„ gen kwam."— Hoe, riep de Keizer uit, Gy levert myne Gefchiedenis aan de Naakomelitigfchap over, en neemt de Vryheid om dezelve van myne Gebreken en mhflagen te anderrigten ?— „ 't Is", hervatte de Voorzitter, „ onbeftaanbaar met myn Characder, en de post, wel„ ke ik bekleed, de Waarheid immer te vermommen. Ik ben verpligt alles ten vollen te vernaaien. En, indien gy iehuldig zyt, zelf T, aan den geringden misdag, zal het my zeer ' fmerten; maar ik moet myn pligt betragten. " Ik kan, ik mag niet zwygen. Zo verre gaat " de nauwkeurigheid en diptheid der Wet, " wclke my de regels als Gcfchiedfchryver op" legt, dat ik zelfs ons tegenwoordig Gefprek niet'mag overflaan."— Tait-zong droeg eene edele Ziel om. Vaar voort , fprak hy, tot den Voorzitter, de Waarheid onbedwongen te hoek te feilen. Mogten myne Deugden en Gebreken ten algemenen befte ftrekken, en nutte lesfen aan myne Opvolgers opleveren! Uw Regtbank is vry. Ik zal altoos dezelve befcher-  44 INLEIDING. men, en ik vergun myne Gefchiedenis, met alle enzydigheid, te befchryven. Treflyke les voor alle Vorden der Aarde! Gelukkige Onderdaanen bedagten de Vorsten, ten allen tyde , dat de getrouwe hand der Gefchiedkunde niet in gebreke zal blyvcn, om hunne gedagtenis, by volgende Gedachten, gevloekt of gezegend te maaken. Het enkel woord eens Vrymoedigen Staatsdienaars tot Peter denGroote, Gy kunt my doen verdrenken : maar uw Leevensgefchiedenis zal het vermelden! hieldt deezen dikwyls door drift vervoerden Alleenheerfcher aller Rusfen , te rugge van het woedend opzet om dien Heer in deri ier te werpen. Zo regtmaatig, zo gedugt is de Gefchiedenis, als zy haar rcgterlyke bediening oefent! Zy vereffent ook eene ongelykheid, welke anders plaats heeft tusfehen de Grootten deczer Aarde, en andere Mannen van Vcrftanden Verdienden: „ de eerstgemelde heb.„ ben niet zelden het genoegen" gelyk Mo ore het geedig uitdrukt „ om al hun lof met eigen 00„ ren in tc drinken, terwyl de laatdgemelden zel.„ den, dan veele jaaren naa hun dood, ten hoog,, den toppunt van hunnen roem klimmen". (*) Gevleide en aangebede Ondeugd — gevleid ea aangebeden, uit verkeerde inzigten om gunstbejag, zal de Gefchiedenis, en deCharaüerkun- de (*) MnóR'E , Lefikoiwing der Maatfchafpy en Zeden, VI. ü. BI. 99,  INLEIDING» 45 haar volgende, veragten en doemen. Verfmaadde en mishandelde Deugd , naa het verloop van eeuwen, waar en in wien ze ook gevonden worde, daarentegen,verheffen, enden lang onthouden loon fchenken. Om dit regtmaatig te doen, beken ik heeft de Charaaerkundige Waarneemer der Menfchlyke Natuure eene groote maate van Onpartydigheid noodig. Geene onbetaamclykc Driften, geen blinde Liefde , geen misgunnende Haat, geen alles verkeerd ziende Nyd, mag hem vervoeren; eenVcrdand, op eenige wyze bevooroordeeld ,befehouwt alle voorwerpen, door een gekleurd glas, 't welk ons dezelve met valfche verwen vertoont ; het oordeelt niet naar billykheid;' met vermaak daat het dil by omdandigheden, waar aandeDrift vat heeft, en loopt los heencu over andere, die het goede of kwaade konden opgewoogen hebben en 't oordeel in daat Helden om een gemaatigd vonnis te ftryken.' Vooringenomenheid met het Land onzer Geboorte en Inwooninge, welks Characderkunde ik onderneem te fchryven, is zeker een der in'toogloo- ' pendde hinderpaalen van de noodigc onzydigdigheid ; doch de bewustheid van gevaar , is ook doorgaans een allerbest voorbchoedzel om 'er niet in te vervallen: althans, zal zulks my zeer óp myne hoede doen zyn. Ten vollen overtuigd van de zwaarwigtigheid des Werks vang 'ik 't zelve aan. Wilde ik hier van  46 INLEIDING. Van onbekwaamheid fpreeken;, men zou my .* met rede, vraagen, waar toe het dan ondernomen? en ik zou my verlegen vinden om een antwoord. 1 Ik vang het, nogthans, aan met eénigen fehrooim En verre van de verwaandheid eens Hoogduitfchen Gefchiedfchryvers, die, Uit een groot Werk, een Kort Begrip zamengeftcld hebbende, verklaarde : Een Philofophisfche Gefchiedfchryver is *ef noodig $m , eene oordeelkundige verkiezing te kunnen doen: de goede Philofophie veragt alles wat ik overgeflaagen heb willen wy verfchooning verzoeken voor alle overzieningen en misdagen, onzesondanks, begaan. Brengt men ons deeze, met heusheid en blyk van Waarheid en Vaderland-liefde, onder'tooge, wy zullen ze gereed,zo 't ons mogelyk is], aanvullen en verbeteren, in eene Naalcezing , voor welke een Werk van deezen aart misfehien zo zeer gefchikt is. als eenig ander. Doch, myne Lcczers verlan* gen, waarfcbynlyk, reeds een einde aan myne Inleiding, en het begin myrts Werks, te zien Wy zullen hun niet langer toeven. (■*) Reizen van A. C. DE Pilati, I. D. BI. 52. VMt eene zeer ongelukkige Drukfeil heeft plaats gegreepén 4 v/elke wy hier moeten herinneren: dcwyl de fioogleeraaï Heyne hier als deeze verwaste Man, by miszetting, gebrandmerkt ftaat , de naam is Hausen, ziet li. ü, Bi. 360.  CHARACTERKÜNDE DER VADERLANDSChm GESCHIEDENISSE. EERSTE BOEK. VAN DE VROEGSTE TYDEN AF TOT DEN TYD DER GRAAVEN. EERSTE HOOFDSTUK. 'T ALOUDE VOLKS CHARACTER ONZER VOORVADEREN TOT DEN INVAL DER ROMEINEN. DeMensch, de Vaderlandfche Mensch, is het Voorwerp onzer Characlerkunde. De Volken hebben zo wel hun onderfcheiden Cha-1 rafter als de verfchciden enkele Perfoonen.— 't ( Waarneemend oog ontdekt wyzen van denken, en werken, heerfehende driften en roerzeis van gedrag, die, over 't algemeen, aangenomen zyn by een geheel Volk, en elders zo zeer geene plaats hebben, of wel geheel verworpen wor•den. Om rede van deeze Volksverfcheidenheid te geeven, moet men alles gadedaan, wat 'er invloed op kan hebben, als de Lugtdreek, de Opvoeding , de Godsdienst, de Regeerings- vonn. I. Boek. , IlOOFBST. 't Oude rolkscharao er dient na;egaan te vorden.  I. Boek. ï. Hoof dst Wat nier «iets kan baaten. 43 CHARACTERKUNDÉ dér vorm, dc Vooroordcelen , de Behoeften, de 'Bezigheden, de meerdere of mindere Betrekking tot andere Volken, zonder zich zoderk tot één dcrzelvcn te bepaalen, dat men de andere over 't hoofd zie: en boven al zal het noodig weezen zyne aandagt te vestigen op 't Aloude Volhcharacter, waar van wy een begin maakem Hoe zeer dc Naaneevcn van hunne Voorzaazaaten dikwyls verbasteren fchynt 'ef nog wel iets van de oorfpronglyke Volkstrekken over te blyven : en zal het , fchoon alle die trekken mogten uitgewischt wcezen, nogthans, ter rechte en volkomenc Characlerkunde van een Volk dicndig en noodig zyn tot de vroegfte heugenis • fe der Oudheid op te klimmen. Grootlyks zouden wy ons hier verlegen vinden, als wy befcheiden, daartoe betreklyk, van de hand onzer vroegde Voorvaderen moesten verkrygen. Het gefchil of de Germaanen , onze Stamvaders, de Schryfkunst verdonden, daar gelaaten, is het zeker dat wy, fchoon ze die beoefend mogten hebben, geene gedenkdukken. daar van bezitten. Oude, lang verloore Rymen, ivaaren by hun de eenige ibort van heugenis 2n Jaarboeken. (*) Voort de Characlerkunde zal het ook weinig of niets te beduiden hebben , in 't oudheidkundig (*) Tacit de Morii. Gsr.n. Cap. II,  Va-derl. geschiedenis. 49 ^dig onderzoek te treeden-, of het algemeen aangenomen gevoelen gegrond is, dat de Germaanentgtt afdammelingen zyn van Noachs Zoon Jap het, die door zyn Naakomelingen, by•kans geheel Europa zou bevolkt hebben: als mede, dat een Kleinzoon van Jap het, uit G 0 m e r, A s ke nas genaamd, byzonder de •Stamvader geweest zy-, van den Tcutonifchen Tak, uit welken onze Voorvaders, de Batavieren , fprooten. Bloote Naamen, en Geflachtverwantfchappen , behooren tot de Tydreken- en Gedacht- niet tot de CharaSterkunde.— Het vertelzeltje van BATUsof Baeto, en zyn Broeder Zalandü s, van welken Batavie en ■Zeeland den naam zouden ontleenen, moge eenen -Hooft het onderwerp van een Toneelduk, den Oorfprong der Hollanderen getyteld, verichaffen, het kan ons geen één wisfen trek opleveren.— 't Zal 'er ook weinig toe of afdoen, de geleerde Oudheid, met zo veel duisters omgeeven, te doorfnulfelen , om te bepaalen of wy herkomdig zyn van de Katten, waarfchynlyk de Bewoonders van het tegenwoordige Hesfifehe, of van de Kelten, en in hoe verre deezen van elkander onderfcheiden waren. Ruwe, zwervende, landen afloopende , nu ééns verwinnende , dan eens verwonne Volken, laaten geene vaste Voetdappen naa, en het gebrek aan Gefchiedkundige Berigten, ftelt ons h DEEL. D * bui- I. Boek. i. h.oofdst4  5o CHARACTERKUNDE dek. •T. Boek. I. HoOFDST buiten Maat, iets bepaalds van hun Characlerte zeggen. Om alles, wat niet regtdreeks tot onzeCharacderkundige befchouwing doet, af te ihyden , zeggen wy met de Groot, op dit ftuk. „ Het „ daat vast, dat de Batavieren, eertyds een „ gedeelte der Katten, fgelvk Tacitus in „ het vierde Boek zymrGefchiedenisfen,zxi in zyn „ Boeksken wegens de Zeden der Germaanen ver„ meld, en zo als de overblyfzels van den Naam „ der Batavieren onder de Kattenen die der Kat„ ten weder onder dc Batavieren, bewyzen, (dat „ zy, zeg ik, vóór de tyden van Juli us Ce„sar, en waarfchynlyk eenige eeuwen vroe„ ger, vertrokken zyn na die Landen, waarzy nog hunne woonplaats hebben, naamlyk na „ het Eiland, dat door den Rhyn en deNoord- zee omfpoeld wordt, en na de plaatzen aller„, naast aan den oever , op die zyde van den }, Rhyn, welke de GaUifche of Belgifche kant „ genoemd wordt, dat die plaatzen, gelyk T a„ citüs zegt, van Inwoonderen ontbloot, }, door hun befiaagen zyn geworden, volgens j, de regtmaatigde wet derNatuure, waardoor „ de Landen, die, zonder eigenaar liggen, het „ eigendom worden van den geenen, die de„ zelve eerst in bezit neemt. En gcvolglyk is „„dit het allerwettigst beginzel van ons „ Vry Gemeenebest , door een Volk Vry in  VADERL. GESCHIEDENIS. $ ■„ in zyncii Ooriprong, in een Viy Land ge- ) i} vestigd (*) , Hadt de keurige pen, des Romeinfchen Ge- ^ fchiedboekers Tacitus , geene byzoiiderhe-] den van onze Voorvaderen te Bock gedaagen, . Wy zouden ons verlegen vinden, eenige fchets • van hun Charaéter te ge even, vóór den tyd, dat het werelddwingcnd Rome , ook de wapenen tot de Bewoonders deezes Eilands, uitftrekte. Dank heb zyne pen, die de Zeden der Germaanen befchreef; eene aftekening, zo njeenigmaal nagehaald, en gebruikt, door meest Blle Gefchiedfchryvers, die de Opkomst onzes Volks vermelden. Dat wy ons van zyn geleide bedienen, kan niemand wraaken, wy hebben geen anderen Gids. De Batavieren maakten een gedeelte uit der Oude Duitfche Volken, met welken zy veele dingen gemeen hadden, en wier Zeden, gevolglyk, die der Batavieren kunnen toelichten, fchoon men alles, wat van die, in 't algemeen, gezegd wordt, op hun niet, in 't byzonder, kan toepasfen. Tacitus onderfcheidt ze wel eenigzins, en zeer voordeelig , als hy fchryft; dat zy in Vroomheid, of Heldaartigheid,alle dc door hem opgenoemde en bcfchreeve Volken, overtrof en'Cf)- Dan wy zouden gaarne meer (*) Hi Gsoti.os , de Antii. Reipall. Batay. uCap. H. Ct) Tacitus iet Merliits Germ. Cap. XXIX.. D 3 I. Boek. . Hoofdst* Waar wy vy fp oor van iet Charac:er onzef ?roegfte foovvadereti /iaden. Welk eetl Volk de Ba* tevieren waaten.  I. ÈoEK. ï. HoOEDST, Zy verlaster hun geboorte grond. O) Tacitus, de Bferit. Ge'rm. Cap. XXIX. Bist. Lib IV. Cap. $2 CHARACTERKUNDE dér! en bepaalder berigten van hunnen daat, in de vroegfte tydperkcn , ontmoeten.— VrugtlooZe wensch! Laaten wy gebruik maaken, van 't geen voor handen is, en de voornaamde byzotiheden ten Characlerfchets opgeeven< Volgens Tacitus, waren zy eertyds een Volk der Katten geweest C*), die by hem te boek daan, als van veel oordeels en febranderheids, voor Germaanen ; men merke hier op, dat een befchaafde' Romein van onbefchaafde Volken lpreekt, en dat die befchaafdheid des Schryvers niet weinig invloeds heeft, op zyn oordeel over de Germaanen in 't algemeen. Voorts maalt hy hun af, als geregeld in 't duk der Regeeringe en van den Kryg: hoewel hy in 'tflot, 't welk niet breed fchynt te drooken met het voorgaande , hun befchfyft, als lieden, die geen huis, geen akker of eenige zorgc hadden, enkel teerende op 't geen zy by anderen vonden. Inlandfche oncenigheid zonderde de Batavieren van de Katten af, het ontbrak hun aan geen drydbaarheid, om wederdand te bieden, reeds hadden zy de wapenenten dryde aangegord: doch de Katten, met andere Nabuurvolken verdénigd, bezaten eene blykbaare overmagt: de Priesters hielden hun te rug van het waagen diens ongely ken kans, met byvoeging, dat, haakten zy na Vryheid, wa-  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 53 waren zy der verdrukking moede , een onbewoond- Land, tusfehen de uitwateringen van den Rkyn en den oever van de Noordzee, Bosch-, Vee- en Vischryk genoeg, hun ten wykplaats kon verdrekken. Dit gehoorzaamen aan de Stem derPrieders, is een eigen Characrertrek der oude Germaanen, die bekend daan, datzy, indevTocgfte tyden, ondanks hunne woestheid, van de Goden een te verheeven denkbeeld vormden, om ze binnen de wanden van Tempelen te befluiten , of door eenige gclykenisfen af te beelden , bosfehen en weiden, aan hun toeheiligden , en in Tempels van ongekorven hout dienden. Welk denkbeeld zy ook van eenen Opperden God mogen gehad hebben, zy geloofden in een onbepaald getal van ondergefchikte Godheden of Geesten, voor welken alle deelen der zigtbaare Wereld tot Zetels en Tempels ftrekten. Vol Bygeloofs delden zy veel in wichelarycn en 't lot. De Priesters hadden, by het raadpleegen over zaaken van Staat, een derken invloed; zy werden voor dienaars dei- Goden gehouden, en geoordeeld het Vogelgefchrei, het grinniken en briefchen der heilige Paarden, te verdaan. Ook hing het waagenof niet waagen eens oorlogs dikwyls af van een Kampgevegt, tusfehen een huns eigen Volks, en een bekomen gevangenen des vyandigen. Hier door meenden zy, dat de Goden , vooraf den uitflag D 3 des i. Boek» i. Hoofdst, Godsdienstigheid eens Charaétetttek.  I. JSóEC i. Hoofjjsï 54 CHARACTERKUNDE der. des krygs te kennen gaven, dit boezemde moed ' of verzaagdheid in.— Hoe wel de Gefchiedenis het niet vermeldt, is het waarfchynlyk, dat de Batavieren, tot het nederleggen der wapenen, en het vertrekken na een ander Land, op raad der Priesteren, niet bedooten, zonder gederkt te zyn door deeze of geene van de proefneenlingen des Bygeloofs.— Een Krygshaftig Volk, als de Batavieren, komt niet ligt tot den dap, om een Land te ruimen, en op Vlotten van aaneengehegte Boomen , met Vrouw , Kinderen, Vee en tilbaare Have, een droom af te zakken. Men verbeelde zich vry de Overden, de Priesters, en het Volk vergaderd, aangemoedigd, door de Heldenzangen der Barden ; doch uit den zang zelfs een een degt voorfpook des aanllaanden gevegts neemende ; de Overden meer met de agtbaarheid, om te raaden, dan magt om tc gebieden, bekleed, twyfelen: hetVoik'mort, om dat de raadflag mishaagt, en fchiidt dc fpeeren niet zamen ; want zy kwamen altoos gewapend ter Volkvergaderinge. Het Priesterlyk gezag, gederkt door Wichelaary, bedist. Een Volk , 't welk voorheen ongetwyfeld zo wel blyken van Heldenmoed gaf, als het vervolgens daar in uitblonk, gaat een ander Land ter wooninge opzoeken , medeneemende de voorvaderiyke Leevensvvyz e en Zeden; in een Krygskans, waarfchynlyk zo ongelyk , en door Godsdicnstplegtigheden ontraaden , te bezwykcn, dagt  VADERL. GESCHIEDENIS. SS, dagt den Vryheid-minnenden Batavier, eerloos en ongodsdienstig. Vryheid-minnend noemen wy hem: dewyl dit ten onvcrdoofbaaren kenmerk drekt , zo der Batavieren, als der andere oude Duitfche Volken. ' De gemaatigde Lugtgedeltenis, waaronder zy woonden, de harde Levenswyze, waar aan zy, van de vroegde Jeugd af, gewend werden, gaf hun derkte van Lichaam en eene Gedalte, die befchaafder Volken ten fchrik drekten (*), (fchoon de reusagtige grootte , van welke zommigen droomen, nooit hun algemeen e gedaltewas,) deeze, gepaard met rustigheid van Geest, behieldt in hun dien moed, dat denkbeeld van hunne eigene magt, die onverduldigheid om beledigingen te verdraagen, welke een Mensen alle willekeurige Heerfchappy doet verfmaaden; en allen, die'er zich aan onderwerpen, met veragting aanzien. Ongevoeliger voor ongemakken , min aan vermaaken verdaafd, min onderhevig aan die driften, welke de Ziel al te geweldig aandoen, en verzwakken door ze afhanglyk te maaken van eens anders wil, dan Volken ouder milder Lugtdreek, en van zagter Lcevenswyze, vielen zy ook minder ten prooye aan de Eerzugt, die beurtlings den geest dreelt of 00 J. Cje'ïAR ie Bello Gall, Lib. I. Cap, XXXIX F, Joseph. De Bello Lib. Cap. XVI. D 4 I. BoüR. I. HOOEDST» Vryheicimin en Strydbaavheid den Batavieren eigen.  $5 CHARACTERKUNDE der I. Boek. I. Hoofdst, of met vreeze vervult: haakende na't genot, of dugtende voor 't verlies van vermaaken, dikmaals. duur gekogt, en welke de befcherming van eenen Magtigen eifehen. die daar door veelligt de Verdrukker wordt.— Weelde baart den weg ter Slaavernye. Ook was het Geld, dat tovermiddel om zielen te doen kruipen , en vuige flaaven te-maaken,by deBatavieren in geenehoog-. agting, en kon dus, ten hunnen bederve, niet worden aangewend; gelyk plaats vondt by de Suionen, die de rykdommen eerende, ontwapend, en aan de éénhoofdige heerfchappy onderworpen werden C*)— Hunne verbeelding, eer derk dan vlug, hun begrip, eer bcdendig dan leevendig, bragt te wege, dat zy, natuur-, lyk wederzin hebbende van nieuwigheden, zich. irit valdrikken hielden, waar uit zy zich niet gcmaklyk zouden hebben kunnen redden.— Altoos gewapend in hunne zamenkomden , tot welke zy om hunne Vryheid te betoonen, niet ten bedemden dage verfcheenen; maar op dentweeden of derden dag daar naa, waren zy gereed om de Dwinglandy aan te tasten, in den eerden, die zich voor Dwingland opwierp en lieten zich niet affchrikken van de fchroomlyke gedaante, onder welke zich de Overheerfching ook mogt voor doen. In dusdanige zamen- komn. (*) Tacitus, dcMorïb Gcrm. Cap.'XLIV.,  VAD E RL. GESCHIEDENIS. $? komft.cn, bcdaande uit erkende Leden van den Staat, en van welke alle Eerloozen waren uïtflooten, koorenzy hunne Vorsten; eene Waardigheid om uitmuntenden adel of groote verdiensten der Vaderen, den Jongelingen toegelegd : op deeze en op perfoonlyke manhaftigheid werd gezien, in het Verkiezen der Vorsten met geen onbepaalde of vrye magt bekleed: en de Hoofdlieden, dienende meer tot een fpiegel dan. om te gebieden, werden, indien zy vaardig in den wapenhandel , uitmuntend en dandvastig, waren, uit verwondering gehoorzaamd. Ten blyke van Vryhcid tekende het onderfcheid , tusfehen het Hoofd en Volgers maar flaaüw; hunne oogmerken .en bezigheden waren dezelfde ; ook was 'er geen verfchil tusfehen hunne opvoeding; zy leefden op den zelfden grond, by 't zelfde vee, tot dat de jaaren de Welboorelingen affcheidden, en de vroomheid hun erkende. Zulk een gekoozen Opperhoofd werd aangemerkt als de knoop van vereeniging, niet als een algemeen Heer. Hy vondt zich meest aan gevaaren blootgedeld , en hadt het grootde gedeelte derzorge op zynen halzc. Zyn roembeftondt in 't ggoot getal zyner Medemakkeren , in de uitfteekenheid van moed, en grootheid van ziel: de roem zyner Medegenooten was gelegen in den vuurigèn yver, öm, in zynen dienst, hun bloed tc Horten. „ Als men ter fpitze komt", jfchryft Tacj D 5 tus. I. Boek. , HoornsT,  58 CHARACTERKUNDE der. I. Boek. I. HuOFDST. 1 ) J i > l C (1 1: < t i r; e c C) Tacitus, de Morib. Germ. Cap.. XIV. tus, „is het den Vorde fchancle in manhaf„ tigheid overwonnen te worden, fcbandelyk „ den Gevolge, den Vorsten in manhaftigheid „ niet te gelyken; maar zeker eerloos is het, „ en lasterlyk vooral't leevcn, ovcrlyvigzynen „ Vorfle, uit de fpitze te fcheiden. Hem te ,, vcrdeedigen, te befchermen, ook dat ieder , zyne daaden, deszelven glorie toerekene, is „ de voornaamfte kiygs-eed. De Vorsten veg, ten om de zege, de Volgers voor den Vorst.— , Zy eifchen van 's Vorsten mildheid, nu zulk , een krygsros, dan zulk een bloedige en over, winnendeframéé; wanttafelkost, en hoewel , geen zinlyke , nogthans ruime opfchaffing , , ftrekt hun tot Soldy. Stoftot milddaadighcid , geeven oorlog en roof. (*J Een Volk, zo Fryheidminncnd en Strydbaar É den aart, onder 't welk de Vrouwen zelve, e heiligde getuigen van en de derkde aanmaanerstot denkryg waren, die dezwigtenden, tot het ervatten van 't gevegt, aanmoedigden, door de laaverny als op handen te toonen, welke het nog et vreesde om den wil hunner Vrouwen, by hun ï de hoogde agting, en wier veel vermogende lad niet in den wind werdjg geflaagên,— zulk i\\ Volk trekt met die waarde Panden, voor nderdrukkend en onafweerbaar geweld vreezen-;  VADERL. GESCHIEDENIS. 59 zende, ten Lande zyner wooninge uit, om, elders, vryen adem te haaien. Wie twyfelt of zy hebben, een onbevolkt Land aantreffende, zich daar nederzettende, zagter neigingen gekweekt. Niet ontrust dooi gedaadigcn aanval, bouwden zy, naar de wyze hunner Vaderen, gcene Steden, maar op ziel zeiven daandé Huizen, terplaatzc, die hun ge voeglykst fcheen; de ruwe dof, welke zy ge woon waren te bezigen, troffen zy ligt aam deeze wooningen, elk van eene voeglyke ruim tc omringd, ftouden, zo veel mogelyk, opee ne hoogte, om voor de overdrooming des wa ters beveiligd te zyn. Het mede genomen groo en klein Vee, de rykdom der oude Duitfcheren verfchafte hun,voor een groot gedeelte,fpyze Geen krygvoerende,dan vervolgens, des noods tot verdVediging hunnerBezittinge en Vryheid hebben zy waarfchynlyk, in 't eerst, de zorg de akkerbouws, niet alleen den Wyven en oud Lieden overgelaaten; maar zich hier op, mee dan voorheen , toegelegd. De Jagt en Viscl vangst drekte hun tot leevensonderhoud e iiitfpr.nning.— Zulk eene plaats en dandvc: wisfeling, moet gewis eene groote verandering te wege gebragt hebben, in de doorgaande b( zïgheden. 't Kwam hun, in deezen dand, ni< meertepasfe, „het luiheid en vuid.igheid 1 „ dunken, door zweet te verwerven, 't gee " zy met bloed verkrygenmogten*, andersec lk I. Boek. I. HOOFDST. Hun Character verzagt naa hunnen uittocht. [ t > > > S e r a •> 't e n n 1-  6o CHARACTERKUNDE dkr I. Koek. i, hoofdst, ftelregel der oude Germaanen, „ die kwisti„ germet hun bloed, dan met hun zweet wa„ ren."(*) Datzy, nogthans, den kryg niet ontwenden, toont het vervolg hunner Gcfchiedenisfe, naa een groot tyd vak, 't welk wy by mangel van befcheid, wanneer zy na 't Eiland der Batavieren toogen , niet kunnen bepaalen Q); doch viylyk groot noemen: dewyl Tacitus , omtrent honderd Jaaren naa onze gewoone Tydrekening , van hunne verhuizing fpreekt, als van eene oude Gebeurtenis ; en het uit de Gefchiedenisfe van Ju l i us C e s a r blykt, dat de Batavieren , toen eerst by de Romeinen bekend geworden, lang voor zynen tyd, deeze dreek bewoond hebben. Het komt ons niet oneigen voor, tc denken, dat zy, naa deezen plaatswisfel, meer dan naar eenig ander Volk , onder de oude Germaanen , gelceken op de Chav.cen, door Tacitus, als het edelst Volk der Germaanen, dus gekenfehetst. „ Het handhaaftdiefst zyne groot„ te met geregtigheid : zonder begcerlykheid, „ zonder moeddwangloosheid, zyn zy gerust „ en afgezonderd, zoeken geeneoorlogen, plun„ deren met geen roof of draatfehending; en „ dit is een voornaam bewys hunner .manhaftig- heid (*) Tacitus, dc Nor:'.: Gcrm. Cap. XV. Cf) Offe riiaus , Over lfederlan/tt\ eerfie Bevolken, Pin. der mi. matje», vi. r>. i st. sr. 183.  VADER.L. GESCHIEDENIS. 61 w heid en kragten, dat zy hun uitfteeken bo„ ven anderen niet bekomen, door ongelyk te 4, doen. Altezamen, nogthans, hebben zy de wapenen gereed; en , zode zaak des vereischt, „ een heil van veele mannen en paarden. (_*)" Een Volk, 't welk wy hier te meer melden: dewyl het hoogstwaarlchynlyk , zo wel als de Batavieren zelve, ten Stamhuis drekt der Inwoonderen van een gedeelte onzer Gewesten. Indeezen eenigzinsverzagten, endoorHiushoudelykheid befchaafdcn daat, verre vervvyT derd van verzwakkend Zedebederf, 't ongelukkig lot veeier Volken , wanneer Befchaafdheid in laffe Verwyfdheid en weelderige , Dartelheid veraart, mogen wy veronderdellen, datzy het hoogpryslyke in de Zeden der Oude Germaanen behielden, „ Dat niemand'er de Ondeug„ den belachte , noch bedorven te worden de wereld heette (D"— Eerbaarheid bleel het beste cieraad der Maagden en Jongelingen. Geen vroegtydige Egtverbintenisfen baarden zwakheid. ' De Jongelingen huwden fpade en nooit voor het twintigde Jaar bereikt te hebben. wanneer zy eene Maagd trouwden, hun in jaaxen en kloekheid gelyk, en zich doorgaans mei ééne C*) Tacitus, de Morib. Gcrm. Cap. XXXV. Ct) Tacitus, de Morib. Gcrm. Cap. XIX. 1. Ki t I. Hoofdstj Zeden det Batavieren. HunneDcugden en Ondeugden.  tfs CHARACTERKUNDE öer. I. Boek. I..hoofust ééne Vrouwe te vrede hielden, behalven daï eenige aanzienlyken de Veelwyvery voordonden.— Veragtloosde Eerbaarheid kon geene Vergiffenis verwerven, fchoonheid, noch jeugd, mogten dan baaten , om ze aan den Man te helpen.— De Egtgenooten leefden in de flrikfte kuisheid. Dc huwelykstrouwc op eene wyze aangegaan, die door fpreekende tekens, gefchikt naar hunne leevenswyze, de wedcrzydfche verptigtingen fchetde, bleefongefchohden» Zeldzaam , zeer zeldzaam was het overfpel, de draf op dat misdryf by de hand, en den Mannen toegelaaten: met afgefneede hairén, ontbloot, werd de Overfpeelder, in tegenwoordigheid der naamaagen, ten huize uit en dc geheele wyk doorgedreeven.— De moederlyke borst zoogde de derke Kinderen, en zy fchroomden niet voorderzelver vermenigvuldiging. Aan kinderloosheid was geen voordcel vast, maar wel aan talrykheid van GeflachtVenvanteh.— De liefde tot dc Ouders en het Gedacht, kweekte eendragt in de Huisgezinnen, en ftfekte ten prikkel, als het op Landsverdeediging aankwam. Dc geringe have en eigendom ging op de Kinderen, of by derzelver ontdentcnisfe, aan den naasten graad ter bezittinge over. Vriend-en Vyandfchappen van Vader of naamaag moest men ook aanneemen. Doch de vyandfehappen duurden niet onverzoenlyk. Zeker getal van g'root en klein Vee, boette manflacht, en het ganfche huis  VADERL. GESCHIEDENIS. 63 krtrhs-ontving voldoening : eene nutte fchikking Voor den Staat; om dat de Vryheid de vyatid- ' fchappen gevaarlyker maakt. Gezellig van aart hielden zy meenigvuldige maaltyden. De eenvoudige natuur disehte akkerooft, versch gedoodde dieren en gedreinde melk op. De Gerst-drank werd in ruime maate gefchonken. Dag en nagt over te drinken drekte niemand tot verwyt, de Vrolykheid veranderde wel eens in gekyf, en men kwam niet zelden van fcheldwoorden totdaagen. Op deeze Maaltyden , beraaddaagden zy gemeenlyk over de gewigtigde Staatszaaken, over Vreede en Oorlog. Geen tyd i'cheen hun gefchikter, zo om vry, openhartig en ongeveinsd te fpreeken; als om grootfche ontwerpen te vormen: pryslyk, nogthans, (lelden zy niets vast, terwyldehartopenende vrolykheid duurde, men herhandelde, ten volgenden dage, alles, en tot het geen beraaddaagu was, toen zy niet te veinzen wisten, werd met rypen raadc bedooten. Den doortrekkenden Vreemdeling dondt de gastvrye deur open, en de tafel gereed: hyvernagtte onder het herbergzaam dak: en 't eeten op zyndc, ging Waard en Gast, ongenood ten naasten huize, verzekerd van een heusch onthaal. Wederkeerig was deeze wisfeling van goede diensten, onder Volken, fchoon anders vyandig. De eenzaame Reiziger trok 'er niet alleen veilig door, maar werd met tekenen van be- I. BuKi:. . Hooiwr.  I 64 CHARACTERKUNDE der ï. Boek, I. Hoofosi 0 ; beleefdheid vereerd. Deeze Charactertrek heb* ' ben zy met andere Volken, in denzelfden nog onbefchaafden ftaat, gemeen. Ongetvvyfeld mogen wy vastftellen, dat dé Batavieren,. zo wel de voorvaderlyke Gebreken, als goede Hoedanigheden, na hun Eiland medevoerden : en , fchoon eenige vcrzagting kreegen, door de geruster Leevenswyze, hebben andere de oude kragt behouden, indien geen meerder vermogen ontvangen. De Luiheid en Ledigheid, waar in de oudeDuitfchers, buiten den kryg, hunnen tyd doorbragten , ganfche dagen by het vuur dytende, dikwyls tot laat op den dagdaapende, verminderde eenigzins, door de waarfchynlyk verondcrdclde Akkerbezigheid, De Batavier kon niet langer vcrgeleeken worden by een verzadigd Roofdier, dat in daap valt en rust tot dat honger hem-aanpoiT, om, met wakkeren moed, op een nieuwen prooy los Ee gaan : meer geregeldheids, bepaalde flaapen en waaken; men zag niet meer zo derk, dat wonderfpreukige van aart , eigen aan enkel oorlogende Volken, dat zy inVredestyd de vadsigheid zo beminnen, en in Oorlog dc rust zo haaten. De blooden en ondrydbaaren bleevcn by hun iffchuwelyk, en, misleiden, onderworpen aan ie drenge draf, om in den modder of een poel gelompeld en met een horde overdekt tc worden.— )e Duitfche Dronk kleefde hun aan, als ook de Dobbel- en Speelzugt, waarop de Germaanen zo  VADEPvL. GESCHIEDENIS. 65 %o gefield waren, dar zy, nugteren, met zo groot 'eene roekloosheid van winnen en verliezen, het fpel voortzetten, dat de Vryheid, de hooggefchatte Vryheid, als alles vcripeeld was, aan den jongden worp des dobbcldeens hing : deeze verlooren hebbende, gingen zy willig in flaaverny. Zulker wyze het woord gedand te doen, werd by hun Trouw geheeten. Een fraaye trek, die by de andere , geenzins loflyke , fchoon af* fteckt. Oefende zich de Germaanfcke Jeugd in Schouwfpelen, gelykiiartig aan hunne woeste Zeden: hielden naakte Jongelingen het voor fpel zich fpringende tusfehen zwaarden en gevelde fpeerente werpen,met behendigheid zorg draagende om'er ongekwetst uit te komen, de vermaaking der aanfehouweren, voor een genoegzaam loon dier ftoute dartelheid rekenende ; zulks hieldt dand onder de Batavieren; hunne byblyvênde Dapperheid en gefchiktheid tén Oorloge, wyst uit , dat zy zich der wapenen niet ontwenden. En is 't eigenaard? tc vermoeden , dat de Jongelingfchap, terwyl dc vrede en rust in 't Eiland der Batavieren heerschten, niet in ledigheid zufte; maar, den prikkel des Landaarts volgende, uit eigen beweeging, zich by Volken vervoegden, die kryg voerden. Hier toe hielpen ook de Liederen en Heldenzangen der Barden of Dichters; deezen , den roem der Voorvaderen in den Oorlog behaald, opheffen» I DEEL. E de I. BoÊtt. [. HOOÏUST.  66 CHARACTERKUNDE öek. fï. Boek. Lij h.u6fj0st de, dfttftaaken het heldenvuur in jeugdige ge' moederen. Ook konden de Batavieren iich van geen gerust bezit des nieuw betrokken Lands verzekerd agten of zy moesten, doorkrygszugtige Volken omringd, zich op den wapenhandel afgerigt houden. Tevredenheid met eigen grondgebied duit geenzins dc gereedheid', om het tegen aanval te verdeedigen buiten, veel eer mogen wy veronderdellen, dat dc Batavieren zich hebben toegerust, om, door oude of nieuwe vyanden bedookt, hun fpits te kunnen bieden, en de Vryheid, om welker genot zy de oude bezittingen, voor overmagt wykende, verforten hadden, manmoedig te handhaaven. In een' gemengden daat van Herders Landen Krygsmans leeven, flecten de Batavieren eeBëfi geruimen tyd. Zy maakten een Volk uit, onder 't welk „ de goede Zeden zo veel, en „ meer, vermogten dan eldersbefchreeve Wet„ ten". Want het blykt niet, dat zy de laat 11e gehad hebben, fchoon het even min uitgemaakt is , dat zy geheel onkundig geweest zyn van de Schryfkunst, gelyk veelcn willen opmaaken uit het zeggen van Tacitus, „ dat 5, aan Mannen en Vrouwen het geheim der Letteren onbekend was. De zamenhang, waar in dit getuigenis, wegens de Germaanen, voorkomt, pleit derk voor 't gevoelen, dat de Gefchiédboefcër niet doelt op de Schryfkunst in 't algemeen; maar op de kunstgreepen om heime- iyke  VADERL. GESCHIEDENIS. 6> lyke Brieven en wel bepaaldclyk Minnebrieven, 'te fchryven, of anders de Taal der Fingeren , welke de Romeinen by de Vrouwen over tafel zittende gebruikten, op dat de Mannen de minnckneepen niet merken zouden , waar aan de Germaanfche Mannen, noch Vrouwen, kennis hadden: immers hy fpreekt van de ongefchonde heiligheid en kuisheid der Huwelyken, niet bedorven door de tergzelen, die plaats hadden by de Romeinen. (*) Slaan wy 't oog op dit gefchetst Volkstafrcel s waar in wy wel gewénscht hadden , alles , Wat dc Batavieren bepaaldlyk betrof, beter te hebben kunnen onderfcheiden van de Germaanen in 't algemeen, wy zullen, in onze Vroegde Voorzaaten -, eert wel ruw, maar agtenswaardig Volk ontdekken; een Volk, dat wy, wel verre van 't ons te fchaamen, 't zelVe voor onze Stamvaders te groeten \ zulks tot eene cere mogen rekenen. Van hier ook, dat ieder der thans Verèénigde Gewesten naden Ba* ir.- C) Tacitus, 3e Moriï. Herik. Cap. XIX. JenSitts in Pars Naamrol. Bl. 571. Mauricius Onl. Oudcrd: ï. B. Bl. 95. Van der Spiegel Vadert, tlegtcn Bl. 444 Van Wyn. Nieuwe Rydraageit (I.D.B1. 188-228. Jl.O. li. Stuk Bl. 19.-5-19-. CROISSELBf.kces , /'.-!'/'» der Zccuwfche Sluaijih. II. D. Bl. 54. bcr C.'c -.xiaanen ai« gemeene onbedrevenheid in de Scbryfkutist word: , onder anderen, beweerd door IppIUs. Vcrl, van h:l Gnx/mto Öemotfchdpt 1. D. Bl. 339.. E A I. BoEKi. I. HOOFDïf t  I. Boek. X. hooi'dst \ 6S CHARACTERKUNDE der tavifchen Oorfprong dingt, het een die eer aar), 't andere, in meerdere of mindere maate, betwist. De oude ón laatere Aardrykskimdigeii 4. wet men, verfchillen zeer in dc uitgedrektheid aan het Eiland der Batavieren gegeeven.— 't Is onze zaak niet hier omtrent party te kiezen , en ons genoeg te weeten , dat een groot gedeelte onzer Landfchappen, was het niet terdond by den meergemelden overtocht, eerlang beflaagen wierd, doof de Kinderen van dien edelen Stam.(*) In de opgegeeve Characlertrekkcn ontmoeten wy eene treffende overeenkomst , in de voornaamde opzigten, tusfehen onze Voorvaderen en dc Wilden in America, die een derk bewys oplevert voor de waarheid van't geen de Romeinfche GefcJiiedboekers , hier geraadpleegd , 0113 vermelden. Een Bochart en andere Letterkundigen , zouden , volgens hunnen meer geleerden dan oordeclkundigen redeneertrant, op die verbaazende overeenkomst, 'bedootcn hebben, „ Dc Germaanen enAmericaanenzyn een „ zelf- O Hoe veel regts de Zeeuwen hebben om op zulk een aikomst te boogen, kan de Leezer nazien by den Geleerden O 1 d f, Ricüs van Cruissf, lbergen, in zyn' met den Gouden Eerprys bekroonde antwoord wegens de. eerfte Bewoonaers van Zeeland, te vinden in liet II Deel der Verhandelingen van de Zeeuirjihe Maalfehappy der Weettnfchappen te Vlïslingen, lil. i. enz.  VADER.L. GESCHIÉDENIS. 69 zelfde Volk". Doch veel Wysgeeriger, en overeenkomftiger met de Waarheid, zal het gevolg zyn. Dat het Character. der Volken-af„ hangt van den daat der Maatfchappyc, waar „ in zy leeven, en van de Staatkundige Indcl„ lingen , welke onder hun plaats hebben ; „ alsmede, dat, in alle tyden, enopalleplaat„ zen, de Menfchen dezelfde Zeden en dezelf„ de Gedaante zullen aannccmen, wanneer zy „ zich in dezelfde omdandighjeden bcvin„• den. (*) Van hier ook de doorgaande gelykhcid vceler Duitfclie Stammen, en hetwyd verfchiltusfclien anderen. De Suionen, by voorbeeld, in befchaafdheid verst gevorderd , begonnen tc verdartelen, terwyl de Fennen , eene leeven swyze hadden zo woest en barbaarsch, dat het zeer te verwonderen is, hoe zy konden bedaan (f) Mangel aan gefchiedkundige berigten , wegens dc vermenging der oorfpronglyke Batavieren, naa hunne bczitneeming en vestiging in dit Land, laat ons alleen het veld der gisdngc open, en wy zuilen 'er niet te ver in treeden , wanneer wy dellen, dat zy in vreedzaame nabuurfchap, met veele omliggende Volken leeven* (*) Men vindt dit breeJeï uitgewerkt door Robirijon Historie van CareldeVie U, D. Bl. ïC enz. CD '1'ACiTUsde Mttrib. Germ. Cap. XLIV. en XXVI.. E 3 I. Boek. I. HOOEDST.' Geflacht-veiu menginge der Batavieren met Nabuurvolken.  70 CHARACTERKUNDE der. I. Boek ï, Koofdst. TWEEDE vende, zich met deezen, door Gastviyhcid, Gemeenzaamheid en Huwelyken, vermengd hebben. Zy lagen te midden derFrifiabonen, Kawimfaten , Cauchen , Bructeren , Chamaven, Sicambers , Ubiers , Manapiers , Mortnën , Taxanders, en andere Volken van minder naam, die, voor 't grootste gedeelte, yan Duitfche her^ komste, om de woorden van T a c i t u s te be* zigen, „ den Batavieren in Oorfprong, Taal „ en Vroomheid gelyk waren."C*J Hoe gereed gaan de Gcdachtvermcngingen onder de zodanigen toe? Hoe waarfchynlyk is het, dat een Volksdam, eerstin een ander Landovcrgetoogen, geen vyandfehap voerende, maar de goede vriendfehap der Nabuuren zoekende, onder dezelve vermengd, en met dezelve verbonden geraakt ? C) t A c i t u s, Hift. Lib IV. Cep. II,  VADER.L. GESCHIEDENIS. 71 TWEEDE HOOFDSTUK. character der batavieren onder de romeinen. De Geflachtvermcngingcn en Vcrmaagfchappingen1, die de Batavieren aan de Nabuurvolken verbonden, wikkelden hun ook in't lot, 't geen dezelve trof. Het dus lang bykans onbekende hoekje Werelds, 't welk zy bewoonden , kreeg eene vermaardheid, en hun Naam agting by de Werelddwingendc Romeinen; een,voorheen vlugtig Volk, droeg by hun den loffelykstea en doorlugtigsten Naam. Oorlogsdapperheid en Vryhcidsmin,vergezeldcn de Batavieren, by hunnen uittocht, zy kweekten dezelve op eigen grond: immers zullen wy die Hoofdtrekken zien doordraaien in eenTydpcrk, tot welks befchouwing wy deeze Afdeelding gefchikt hebben. De fchrik vloog de overwinnende Wapenen der Romeinen, onder Julius Ce sar, vooruit. Veele Volken overwonnen of in fchut en fcherm genomen hebbende, waagden het cenigen dei nog niet te ondergebragtcn, de Volken, die dc Romeinen gehoorzaamden, te bedryden. Cesar, 't zy gedreeven door zugt voor hun, die zich aan hem onderworpen hadden , of lievci begeerig, om den roem des Romein fchen Naams. te handhaaven, lichte zyn aanval tegen de UJl E 4 pee I. Boek. ii. iioodfst. De Batavieren deelen in 't lot hunner Nabuurvolken. Worden Vrienden en Broeders der Romeinent  H CHARACTERKUNDE der I. Boek, IXHoofds 1' peeten en Tenclers, by den zamenloop van Rhyté en Maas, digt by dc Landpaalen der Batavieren , waar by denzclven ccnen zwaaren flag toebragt, en de te rug deinzen den in de rivier joeg. De brug over den Rhyn gcllaagen , vervulde de Over-rhynfche Bewoonders met verbaasdheid ; eenigen verlietenvlugtendcdenAraderlykcn grond, zich in wildernisfen en bosfehen verdeekende; anderen zonden by den Overwinnaar met bede om Vrede en Vriendfchap. (*) Onder deeze laatstgemelden bevonden zich, fchoon Ce sar de Genootfchappcn en Gcmcencbesten , die hem den Vrede voordelden, niet by naamc optekent, waarfchynlyk de Batavieren. In dit verzoek, draalt het bedaard Overleg, hun eigen , door; zy oordeelden betraadzaamcr,van eenen Overwinnaar, die, op hunne grenzen, Volken verflaagen, en een brug naby hun over den Rhyn vervaardigd hadt, eenen eerlyken Vrede tc begecren, dan dien, op harde voorwaarden, van hem tc ontvangen.— Een eerlyke Vrede, die het dierbaar pand der Vryheid, zo veel mogelyk, bewaarde, en met hunne Krygshaftighéid drookte: immers zy zouden van alle Belastingen vry blyven , geen Schatting betaalen, geen kncvelenden Pagtcr dulden; maar O C M s a r B. OOI. Lib. IV. Cap. XV.—XVIII. Flor. Lib. ,111. Cap. X.  VADERL. GESCHIEDENIS. 73 «tiaar den Romeinen, als Vrienden en Broeders, Manfchap en Wapens leveren, (j) Bondgenooten, veel eer dan Overwonnelingen, van de Romeinen geworden, gaven de Batavieren herhaalde blyken van hunne Trouw, eene andere Hoofdtrek , welke wy reeds by hun ga- degedaagen hebben. Zy onderdeunden Cesar , in den Oorlog , dien hy toen tegen de Britten voerde , met hunne Ruiterbenden , die, volgens een oud gebruik, onder de Edeldeu hunner Landslieden Honden. De Hulpbenden der Batavieren dempten den opdand Veeier afvallige Volken : voltooiden het te on. derbrengen der Galliërs. Zy verwierven het Vertrouwen eens Vcldheers, ten wiens voordcele zy den twyfelagtigen oorlogskans in de Pharfalifche Velden decden ovcrilaan: zwemmende over eene rivier, eene voorbeeldlykc Stoutmoedigheid, door de Batavieren meermaalen betoond, baanden zy hem den weg dcroverwinninge in Egypten. Door Dapperheid'en Trouwe, niet minder, dan door Vryheidsmin, beroemd, namen deRomein- fche (f) Tacitus, ilc Morib. Gcrm. Cap. XXIX, J. G R uteriCorp.Ihscript. Tol.73. N. 9. Batayi frdtresSr amiciPo. Ro. en Fol. 499' N. J3- Gent Batayorum amict & fratres Rom. lap- Hut laalfte wordt nog te Leyden bewaard, en is voor eY.i te zien. O udendori ii D.script. Lcgali Pfpciiirockiütii p. 16. E 5 I. Boek. II. Hoofdst. Voor Dapper, Strydbaar en Getrouw beroemd.  74 CHARACTERKUNDE der t. Roek. JI.IIoofds-i fche Keizers hun, als die de Barhaaren in oil' denverping en de Romeinen in bedwang hielden, voor Lyfwagten aan, op welken zy zich mogten verlaatcn. Dit bragt eene nauwe Gemeen» fchap tusfehen de Batavieren en Romeinen voort, wederzydfche Huwelyksverbintenisfen greepen dand (*) ; de Afgodery en Beeldendienst der Romeinen, namen zy gedeeltelyk over, en fchikten zich in Kleeding en Leevensvvyzc ecnigzins naar dit befchaafder Volk. Terwyl zy den Romeinen, in den 'Kryg, ten dienste donden, llrekte hun Eiland ter zamelplaats, voor Claudius Dr us us , gezonden om de Germaanen te onder te brengen, en 't Land ten Wingewest te maaken. Schadelyk was der Batavieren Verbond met de Romeinen voor dc Friezen, een dapper Volk, dat nu overwonnen fchatting fchuldig werd aan 't Roomfche Ryt (f). Andere Germaan fche Volken, bukten onder zyn juk, en datzynsBroederTiberius, die hunne Landen bykans tot een fchattinggeevend Wingewest des Romein fchen Ryks maakte. Een kloekmoedige A r ji i n i u s, het Hoofd der Cheruscen , mogt eene groote flachting onder dc Romein feke Keurbenden aanrigten, daar door tc Rome , den Naam van Ger- (*) Tacit, rSfi. Lib. IV. Cap. LXV„ Ct) tac1t, Ann. iv. LXXI. Did. Lib. iv. P. 5.  VADERL. GESCHIEDENIS. 7$ Germaanen een fchrik doen worden, en de Batavieren , die zitfh in die Wcrelddad bevonden, in dc ongenade hunner Volkgenooten, voor eene wyl, doen dcelcn. Zy vertoonen zich welhaast weder, als Hulpbenden hunner Bondgenootcn, die, door Germanic as aangevoerd , de ichande der bekomenc nederlaage uitwischten, cnAwnNius overwinnendebeftreeden. Hun Eiland, zo wel gelegen tot het bcdoo. ken der Germaanen, gemaklyker tc verdryven, dan te onder te brengen , leverde , door deszelfs ligging, gefchikte havens op, tot het verzamelen eencr Vlootc, om tegen de Germaanen gebruikt te worden. De overwinnende Germanicus bedient 'er zich van, en dc Batavieren volgen zyne zcgepraalende wapenen: aan den mond van dc Eems geland, wilden zy het water door, en hun dikwyls mecsterlyk gedaagde kunst in 't zwemmen toonen; een bcdaan, dai veelen 't leeven koste, en gevolgd werd vat den dood huns drydbaaren Hoofdmans, Ca riovalda , onder wiens geleide zy doorbra ken, waar de firoom het fnelst liep, en in een hinderlaag© gelokt, wanhoopig dreeden, tot da de dappere, maarroekloozc Batavier, met vee le Edelen, fneuvelde. Het Overfchot hielp d Romeinen, in een der bloedigste velddagen den Germaanen eene nederlaage tocbrcr gen, 2 I. Boek. [I.HoofosT. l t » o  i. BoKK. ii. HoÓFDSTi Door GerManicus bcgunftigd.Neemen langs hoe niecr van He Zeden der Romcincn aan. 76 CHARACTERKUNDE der Zo veel proeven van Trouwe en Dapperheid', deeden de Batavieren dcclen, in de gunst van G e r m a n 1 c u s, wiens edele aart met den hunnen drookte. Zyne gemcenzaame vricndelykhcid, zyn vcrpligtend gedrag, zonder inmengzel van trotsheid, nam de harten der Batavieren'm: Vryheid, der Batavieren leuze, was ook de zyne.— Op Geleerdheid gefield en zo wel in Letter- als Krygskunde bcdreeven, is het geenzins onwaarfchjmlyk, dat hy, den invloed der Letteren op 't befchaaven der Zeden kennende , gelyk zommigen willen , niet verre van Leyden eene School opgcrigt hebbe, om dc Batadffche Jongüngfchap in de Taal en Zeden der Romeinen tc doen onderwyzen. Of dit by hem „ een lokaas der Slaaverny was" gelyk Tac 1t v s het.onderwys der Britten door Agricola bedcmpclt (*) durven wy niet bepaalen, wej dat G e r m a n 1 c u s dc voordceligc ligging van het Eiland de Batavieren, by herhaalde ondervinding, wectende, hun door dit middel, zo wel, als doorzyne voorbecldlykc dapperheid, aan zich zogt tc verbinden, en den weg van gemecnfchap door Brieven te openen. Ongctwyfeld , wat 'er ook van de School van Germanici-szyn moge, namen de Batavieren, door de Inlegering der Romeinen op hun Eiland, decade (*) Tacit, I~t. jfgricol. Cap. XXI.  VADERL. GESCHIEDENIS. 77 de Krygstochtén, welke zy met hun volvoerden » door hun verblyf onder de Romeinen, als Lyfwagten der Keizeren , in Befchaafdheid toe. Hoe verre is eeti onuitmaakbaar gefchil.— WatwilMART i al is met het Puntdichtje, Tune es, tune, ait, ille Martialis, Cu jus ntquitias jocosque novit, Aurem quï modo non habet Batavam ? 't Welk op deezen zin uitloopt. Zyt Gy dan, barst hy uit, zyt Gy dan die „ MaRtialIs, wiens Guiteryen en aartige „ Boert bekend zyn by elk, die maar niet heC 4, Oor van een Batavier heeft ? Moet men daar uit afleiden , gelyk zommigen gedaan hebben, het gering verdand, de traagheid van geest, de degtheid van fmaak der Batavieren , die hun voor het Geedig Zout, de leevendige en aartige Invallen van den Puntdichter geheel omvatbaar maakten ? — Of, met anderen, dit tot lof onzer Voorvaderen duiden , wier Kuischheid des Dichters geile en dartelende Puntdichten , niet kor» veelen, welke zy, zeer wel verdaaftde , verfocyden'; zo dat een Batavisch Oor en een Kuisch Oor 't zelfde betckene? Schoon dit met de welbekende Kuischheid der Batavieren, wonderwel ftrooke: fchynt het oogmerk van dit Puntdichtje , als mede de aart der gebruikte fpreekwyzen zarnen te loopen} om ons overtuigend te doen zien i. BOBK.' ii. IIOOFDST^  I. ÊoÉK. ii. HOOFDST 7$ CHARACTERKUNDE der zien, dat het geheel tot Lof van Martp al is, is ingerigt, en dat tegen dien Lof ovèrftaat de Verfmcading van hun, welken aan zo vernuftigen en geestigen Dichter , of zyne' fmaaklykc voortbrengzels, geene kennis hadden. Deeze laatde uitlegging onteert hun niet, en kan daar uit geen gevolg getrokken worden j dat zy geheel onkundig Van de Lalynfche Taak waren ; de zamenfpraaken van Ar 10 visTüs met C e s a r, de briefwisfeling van C i v 1l1 s en andere Batavieren, met de Romeinfche VehlOverften wyzeh het tegendeel aan. Dan het was niet vreemd $ dat het gros der Batavieren te Rome, in geen Geleerdheid geoefend, alleen roem door Wapenen zoekende, inkomt als geen kennis hebbende aan een Dichter als Marth alis. Vreemde Krygslieden, hierin Landsdienst , fchoon genoeg der Nedcrduitfche Taaie kundig om 'er zich in uit te drukken, om 'er in ta fchryven, verdaan zeker de Geedigheden niet van een Brede rode van een L A n g ed Yfc \ zyn ze daar om bot, onverdandig? Hebben zy, uit dien hoofde, niets van onzen Landiiart, doof een lang verblyf, overgenomen? (*') In (*) Men vergelyke, ten opzigte van ciitfluk, EERkur.y, IVat. Hifi. van HollandYil. d. Bl. 452. met de VeihiuidcJing over dit Puntdichtje van den Hoogleeraar Was1 .\enuerV., te vinden, in de Verhandelingen van hel Piovinciaal Utrechts Genoot fchap van Kunsten en IVeetin' frhrppen Ijle Deeh  VADEPvL. GESCHIEDENIS. 79 In de bedryven der Romeinfche Ketzeren, die zy als Hulpbenden en Lyfwagten ten diende Honden, hadden zy veel deels, en gelyk de eer der Krygstochtcn van eenenlofwaardigen Germanicüs hun roem vermeerderde, zo heeft de laagheid , om den onwaardigen Zoon diens braaven Mans , den gevlochten Caligula, in den belachlyken ftryd tegen Groot-Bn'ttanje op den Oever den Oceaans, waar zy fchulpett als een roof raapten, te volgen, hun tot fchande gedrekt.—■ Hunne medewerking oirCla ij* Dios tot Keizer te doen uitroepen, en de raadflagen, tot herdel der Romeinfche Vryheid, te helpen verydelen, als mede het om 't leeven brengen veeier verdagte Raadsheeren, kan niet tot lof geduid worden; clan de fchande onder C Aligula, op zich gclaaden inhetbevegtenvan den Oceaan, hebben zy uitgewischt, als zy dien Claüdius op den tocht tegen de Britten vergezelden , den vyand door hunnen moed verbaasden, en te wege bragten, dat de Romeinen zeer gemaklyk de overwinning behaalden.— Nero, wiens naam, naa zo veel eeuwen, affchuw verwekt, dienden zy als Schtitslieden, en voerden zyne wreedheden uit,' aan welke zy eindclyk zelve ten doele ftonden. Het dwinglandsch Ryksbeftuur deezes Keizers, werd hun ondraaglyk, zj vervoegden zich by de Krygsknegten , die in Spanje Galba voor Keizer hadden uitgeroepen.— Dc bekende Gierigheid diens Vorften. bun I. Boek. ii.hoofdst.' Nu eens pryzens , dan eens laakenswaardigonder de Romeinfche Keizers.  / / I. Boek. il.IlOOFDST 80 C11AU ACTERK UNDE pÊ£ hun een gedeelte des huits onthouden hebbende*#' 'Veroorzaakte, datzy, halftarrig, weigerden deu Eed voor iemand anders dan den Raad en het Romeinfche Folk afteleggen; de Pretoriaanfche Lyfwagt, uit Batavieren bedaandc, beveelende te yerklaaren dat de Keizer hun mishaagde, en dat zy tot de verkiezing van een anderen zouden treeden. Galba, die, met hun tc bevredigen , zich op den Ryksthroon zou bevestigd, hebben, dankte deeze Lyfwagt af, en verzond, hun , zonder eenig loon voor hunne gedaane diensten. In het dingen na de Keizerlyke Waardigheid tusfehen O t h o en V1 t e l j, i u s , en de Burger* oorlogen, daar door ontdooken, wyzen vccle gevallen uit, hoe groot een invloed de Bataaf fche Krygsbenden, zo in de Legers , als in het Ryk, gehad hebben.— Otiio, tot Opvolger: van Galba verkoozen zynde , hadden de Krygsbenden aan den Neder-rhyn, reeds vóór den moord van Galba, hunnen Veldheer Vi* tellius, tot Keizer uitgeroepen ; hieraan gaven de Batavieren hunne goedkeuring: deeze veroorzaakte, dat V1t elli ij s voor O t 11 o , noch diens Aanhang, hadt te fchroomen. Met de hulp deezer Helden , handhaafde hy zyn gezag, tegen eenen Mededinger, dien 't aanbekwaame Mannen ten ftryd mangelde. Zy kenden hunne magt, trots op de menigte hunner behaalde overwinningen , doften zy aan dc tenten der Keur-  VADEHL. GESCHIEDENIS, 81 Keurbenden, „ dat zy de Veertiendelingen inJ? getoorndó Nero Italië ontnomen, en het „ lot des Oorlogs in hunne hand hadden." Zulk eene Krygsmans taal klonk fmaadlyk voor deSoldaaten, en bitter voorden Overden. Va» lens, die, muitery dügtendte , een deel der Batavieren wilde verzenden, werdt daar in wederhouden, door de taal der Keurbenden zelve ^ die morrend uitriepen, ,, datmenhunontbloots, te van den bydand der allerdrydbaardeMan5, nen ; oude Krygslieden , Overwinnaars in >, zo veel Oorlogen, uit de fpits wegleide, en de „ fterkdeLcden 't van Lichaam affcheurde."(*)— Dusdanig een getuigenis Weg te draagen, van nauw gehoonde Medekrygefs , Wyst eene alles overtrelFende maate van Krygsdapperheid aan , die ook den Aanhangeren Van Vitellius zeertedade, en de Party van Otho op den ondergang tc daan kwam» De Po was getuigen , hoe zy bruggen, noch vaartuigen behoefden, daar zy, gerust op hun zwemkunst, te water gingen, de Schepen des vyands vadhielden, beklommen , onderst boven dompelden, of wegvoerden, dit nieuwe dagveld, tot verlustiging; der Vitelliaanen , en fchrik der Othoniaanen, inhoudende. Vervolgens dreevcn, zy , door A l p h e n u s V a n u s aangevoerd, de Krygs- ovcr» C') Taciti's, Hijï. Lib. IT, Qap. XXVÜ. enXXVUï. h DEEL. F I. BrtïK. lI.ilÓOfBST»  sa CHARACTERKUNDE der I. Boek. U.HOoïbsT. overden van Otho op de vlugt, 't welk het lot des Ryks befliste , en Vitellius tea Ryksthroon verhief. Slaan wy 't oog op deeze kort gemelde bedryven der Batavieren, wy zullen veele van de oorfpronglyke Charaólertrekken ontmoeten ; doch teftens eene verbastering ontwaar worden, die onvermydelyk moest volgen uit hunnen ommegang met de Romeinen, en het verblyf in 't Zedebedervend Rome. In den beginne dienden zy, als trouwe Bondgenooten, vervolgens als loontrekkende Krygslieden, en nameadeelin de Ryksomwentelingen, die ten voordeele ultvielen der Partye, by welke zy zich vervoegden. De Romeinfche Raad begroette hun, naa de nederlaagevanOtho,.met lof en dankzegginge voor het aandeel, 't welk zy hadden in de Overwinningen van Vitellius. Dc Keurbenden , inzonderheid de Veertiendelingen , die lochendenverwonnen te zyn, konden de Batavieren niet dulden. Dc hoogloopende twist, tusfehen hun gereezen, bewoog Vitellius, die eerst ten oogmerke hadt, ze beide na Brittanje te zenden , alleen een gedeelte der Keurbenden derwaards te fchikken, en de Batavieren by zyn eigen Leger tc plaatzen, als 't ware om om hunne trouw tc belooncn : doch wantrouwende dat zy iet fels tegen de Keurbenden zouden onderneemen, ontiloeg hy ze, en liet hun na Gcrmanie trekken. Dat  VADERL. GESCHIEDENIS. *3 Datwy, de Batavieren onder de Romeinen Vermengd en daar door eenigzins bedorven, be- ' fchouwd hebbende, huil, in hun eigen Land, ondereen eigen Opperhoofd, bezien, en hoe zy, met nabuur volken vereenigd, de Romeinen beftryden. Een Held uit hunnen Stamme verdient aan 't hoofd eener nieuwe Afdeelinge te praa» ïen, de Held is Clauihus Civilis. Fa DER» i. BOER-' I.HOyFDST,  «4 CHARACTERKUNDE der. DERDE HOOFDSTUK. CHARACTER van claudius Cl vilis, en dat van eenigenzyiv E R TYD en landgenooten. i. BOEK. iii. HOOFDST. Geringe vermaardheid van byzondere Perfoonen onder de Batavieren, rr^ot nog hebben wy, onder de Batavieren, hoe beroemd en vermaard zy zich gemaakt hadden, geenen Man aangetroffen, die met Naame boven anderen uitdak. Niet dat het ontbroken hébfee, aan verdienstlyke Perfoonen, die tot Aanvoerders hunner Landsgenootenftrefcten : en, met eeneCariovalda, op de Heldenrol behoorden aangefchreeven te worden; maar , ondêr Romeinfche Veldheer eti fhydende, is de eer der Overwinninge, waar in zy dikwyls zo veel deels hadden , gehegt gebleeven aan den Naam des Opperbevelhebbers van dit Werelddwingend Volk. Thans doet zich een ander Toneel op.— ClauDius Civilis treedt te voorfchyn. Zyne Gefchiedenis, vervat de Gefchiedenis zyner Landsgenooten, wy zullen dezelve degtsin zo verre opnaaien, als dient om zyn Character, en dat zyner Tyd- en Landgenooten toe te lichten. Terwyl dit Tafereel verleevendigd zal worden door de bykomende Gharafterfchetzen van Perfoonen en Volken, ten zelfden dage, in overwinningen en nederlaagen, vermaard. C l au-  VADERL. GESCHIEDENIS. 85 Ct a uD1 ufi Crv iiiS » uit Vorstlyken bloede onder de Batavieren herkomstig, hadt zyne LandsgcnootCH, als Hulpbenden der Romeinen, aangevoerd, en vyf en twintig jaarcn onder de de Romeinfche Adelaar en gediend. Tacitus roemt hem „ als fchanderder van geest dan de „ Batavieren doorgaans zyn"; (*) eene lange verkeering met de Romeinen fleep zyne zielsbekwaamheden, en gaf'er eene wending aan , die van de oude Bataaffche Rondheid en Trouwe afweek; doch van welke wy geen fpoor ontdekken, toen hy Claudius en Nbro> diende. Delaatstgemeldcmenigwerfop dc onfchuldigftcn woedende, liet hem in boeijen daan , en gevan glyk naa Rome brengen. Zyn Broeder J ulius Paulus, was, op valichc betigting van muitery, omgebragt, een zelfde lot dreigde hem, zo lang het Monster van Wreedheid den Keizerlyken Zetel bekleedde ; want tot diens dood zat hy in banden.— Het denken aan 's Broeders onfchuldig ontlyven , het gevoel van eigen leed, het gemis van Vryheid, vervulde de de ziel eens wakkeren Krygshclds met kwelling en wraakzügt. Door Galba, uit vreeze dat de draffe hem aangedaan, zyne Laudsgenootcn, die zich meer en meer gedugt maakten, zou ver- bit- CO Tacitus, Vijl. Lib. IV. Cap. XIII. F 3 I. Bok. II. IIoopdSTV Herkomst van Cr.au. jiusCivI' Door ie Romeinen getergd.  t. Boek. III. Hoofost. 'Veinst de party van Vespasianus te omhelzen 85 CHARACTERKUNDE der bitteren, op vrye voeten gefteld, kropte hy den hoon, onderNER o geleeden, op; doch vergat dien nooit. Te minder, daar nieuwe moeilykheid hem aangedaan de oude wonde opkrabde. Niet dan bezwaarlyk onttrok hy zich, onder Vitellius, aan de woede der Keurbenden, die zyn hoofd vorderden. Verbolgenheid, uit fmaad gereczen, en door wraaklust aangezet, klom ten hoogsten top. Zyn fchander doerzigt ontdekte den verzwakten toedand des Romeinfchen Ry&s , door inlandfche bcroertens gefchokt , en, door de menigvuldige veranderingen der Keizcren verzwakt, (leeds ten prooy van Partyfchappcn. Vitellius kreeg Vespasianus , in Palestina door een hand vol volks voor Keizer uitgeroepen, tot Mededinger. Een fchoone kans voor CiviLisom zyne oogmerken, met den fchyn van Hulpvaardigheid, voor de Romeinen, te dekken, en dezelve te bereiken, zonder het Verbond met hun aangegaan, oogfchynlyktcbreeken. Hy gelaat zich de Party van Vespasianus te omhelzen. Brieven en mondelyk vermaan van diens Aanhangeren werkten hier toe mede. Zyne dapperheid en invloed op zyne Landzaaten was den Romeinen, door lange ervaarenis, bekend. Wie Ci vil is op zyne zyde hadt, was van de Batavieren verzekerd. Door Vitellius, die veele zynerKrygsbendcn afdankte, waren zy na hun  VADERL. GESCHIEDENIS. 87 hun Land te rug gezonden. Genoodzaakt zich tegen Vespasianus te verzetten moest hy zyne Krygsmagt vermeerderen , en zogt, naar gewoonte, Hulpbenden te werven by de Batavieren. De wyze op welke de Wervers te. werk gingen, wrogt C1 v 1 l 1 s in de hand. Ouden, en in den kryg afgedoofden, dwongen zy dienst tc neemen, om door vrykoop hunne gierigheid te voldoen; Onbejaarden, die ryzig van gedalte en fchoon waren, fleepten zy tot onkuisheid weg; en de ftrydbaare Jeugd tot de wapenen.— Zulk een dwang , die eene ontvolking dreigde, en met de regten van Bondgenootfehap dreedt, wekte billyke verontwaardiging , die tot Muitery overdoeg, en de gcheek werving deedt daaken. Ci vilts kende den zwakken daat der Romeinfche Legermagt hieï te lande, als mede dcgedeltcuis zyner misnoegde en getergde Volkgcnooten, Naar de wyze der Batavieren, als zy iets groot; in denzin hadden, doet hy de trefl'elykdende! Landaarts en de koensten des Volks , ondei fchynvan een gastmaal, in een Geheiligd Wouc by één roepen. De vrolykheid der gasteryi opent de gemoederen, en maakt ze vatbaar voo; de indrukken, welke C1 v 1 l 1 s daar aan wensen te tc gecven. Tacitus, doet hem een taal voeren, die, fchoon ze veel eer de kuns en bekwaamheid des Gefchiedfchryvci's toont dan den ipreekenden C1 v 1 l 1 s, egter zeer ci F 4 *ea I. Boek. Ui. iioofmt, Moedigt de Batavieren ' tenKrygas», >  I. Boek. III. HOOIDSj SS CHARACTERKUNDE der. genaartig en ter zaak is, volmaakt de denkbeet» " den en teffens het Chara&er diens Mans.uitdrukkende. „ Wy zyn niet langer Bondgenooten; „ maar men leeft met ons als met Slaavcn. Komt „ 'er een Stedehouder, hy gebiedt hovaardig. „ De Overden en Honderdmannen, volgen el„ kander op, om, elk op hunne beurt, ons bloed tc zuipen, en zich, met onzen buit, roofgierig te vcrrykcn. Door hunne uitkeur fcheurenzyde Kinderen van de Ouders, Broeders van Broeders af. Nooit is de Rotnein„ feht Staat kranker geweest dan tegenwoordig: „ in hunne Winterfegerlnge hebben zy niéts dan „ oude lieden en buit. Beurt flegts de oogcn op, en fchroomt niet voor dc ydele naamen „ der Keurbenden. Wy hebben kragt van ■ Voetvolk en Ruiters, de GérmaenentotBloed„ verwanten, en de Galliërs zyn aan ons door dezelfde Geestneiging verbonden. Den Ro■■ meinen zelve is deeze oorlog niet onaange„ naam. Loopt het ons tegen, men zal het Ve sp asiakus aanrekenen. Van Zege geeft men geen rekenfehap." (*)—■ Hoe veel Kundigheids! hoe veel Beleids ! hoe veel Loosheids ! zien wy hier vercenigd!—■ Ontdekking van eenen gefiheeden aanflag; doch , zo veel noodig was, omwonden. Met C} Tacitus, gift. t'h IV. Cap. XIV.  VADERL. GESCHIEDENIS. 89 Met greetige ooren dronken de Batavieren deeze redenen in; Opgewekte Vryheidsliefde, verfmaadt de verdrukking. Zy ftcmmcn toe in den Raaddag, en verbinden zich met Eede, op voorouderlyke wyze, tot het volvoeren van 't plan huns Opperhoofds. Batavifche Legerbenden , gefchikt om na Groot-Brittanje, in dienst der Romeinen, overgefcheept te worden , krygen des kundfchap, door heimelyke Booden.— De Kaninefaaten, een Volk den Batavieren gelyk in afkomst, taaien manhaftigheid, totdeelnceming aangczogt, bewilligen. De Stoutmoedige B r 1 n 1 o , van aanzienlyke herkomst, en afdammende uit een Huis den Romeinen ongeneegen, was hun een Civilis.—■ De drydbaare Friezen, die de onderdrukking en mishandeling der Romeinen, menigmaal ondergaan, doch zomtyds, metzoveel voordeels,tegen hun gedreeden hadden , dat geheel Germanie van den lof der Friezen weergalmde (*) , waren thans weder aan de Romeinen onderworpen. De voorzigtigheid en billykheid van den deftigen Corbulo Meldt een gedeelte eenigen tyd in bedwang, fchoeide hunne Wetten en Regeering eenigzins op de Romeinfche leest, en gaf hun akkers te bebouwen. In deeze volkbefchaavende bezigheid maakten zy groote vorde- rin- C"j Tacitus, Ann.Ub. IV. Cap. LXXII. LXXIX. F 5 i. Boe». ' XI, HOOFDST. Haalt deKalinefaatcn:n Friezen over tot zy». 11e Party.  I. Boek. III. UoorpsT. pa CHARACTERKUNDE der ringen: doch dc verzogteLanden, reeds door hun ontgonnen en bearbeid, werden hun, door het dwinglandsch Rome ontzegd, zy moesten ze ontruimen; noode deeden zy dit; maar Krygsgeweld verdoeg de marren den , of klonk ze in flaaffche ketenen.— By zulk een Volle moest de voorflag Van Ci vil is en Brinio ingang vinden. Zy vervoegen zich by de Kaninefaaten. Twee Wïntcrlcgerplaatzen der Romeinen vielen hun in handen. Zy hadden den inval niet voorzien , en zouden , ze voorzien hebbende , te zwak geweest zyn om derzelveaf teweeren. Groot was de buit daar behaald, niet alleen door het plunderen der Legerplaatzcn zelve ; maar tevens door het wegnecmen van de goederen der Romeinfche Kooplieden , die op een plaats., waar de Legermagten en Vlooten gedadig af en aankwamen, zich in menigte bevonden. De listige ClVILis feheen geen deel in deezen krvg te hebben; hy dclde zich gedoord aan tegen de Overden, om dat zy de Blokhuizen verlaatcn hadden, en beloofde, met behulp zyner Bende, het oproer der Kaninefaaten te dempen. Zy hadden elk weder na hun Winterleger te keeren. Deeze raad , ingerigt om de byeenverzamelde benden te verdrooijen , en dus ligter tc overmannen, baarde agterdenken, en 't bleek welhaast dat BR in io niet , maar Cl-  VADERL. GESCHIEDENIS. 9* Civilis « de Hoofdman in deezen Oorlog was. List kon geen werking meer doen.— Geweld moest de plaats daar van bekleeden — C i v il i s vertoont zich ontmaskerd en een vyand der Romeinen ; voert zyne Batavieren, de Kaninefaaten,, en de Friezen, in drie hoopen verdeeld , aan, zoekt de Romeinen aan den Rhynkant op, en begint den dryd. De geheeleBem de der Tongeren komt tot hem over. De Romeinen , verbaasd door 't onvoorzien verraad, werden door Bondgenooten en Vyanden, vcrdaagen. Hunne Schepen decden geen dienst , een deel der Roeijeren, uit Batavieren bedaande, delden zich eerst onhandig aan, en hinderden, als uit ouervaarenhcid, de Bootslieden en Soldaaten: voorts wisten zy de achterdevens tegen den vyandlyken oever te brengen, en ten laatden vermoordden zy de Stuurlieden, en Honderdmannen, die hun toeleg wederdreefden. De geheele Vloot van vier en twintig Schepen viel den zcgcpraalenden Civilis in handen: deeze, met de veroverde wapenen, delde hem in daat om zyne oogmerken voort tg zetten , en, onder den fchoonklinkenden naam van Herstellers der Vryheid, die de Batavieren in Gal/ie en Germanie naging, het Romeinfche dwangjuk te verpletten. Dit Krygsgeluk bewoog dc Germaanen Gezanten, met aanbod van hulpe., hem waards te I. Boek. iii. HoOEDST, Vertoont zich een Vyand der Ro? nichten en behaalt de overwinning, Zoekt de Galliërs aan aan om zich tegen c\z Romeinen te verzetten.  CHARACTERKUNDE rus. I. Boek. III. IIoofdst. te fchikken. De Galliërs zogt hy op zyne ryde te trekken, hy zondt hunne Gevangen Overden na hunne Steden, met verlof aan de Benden om te vertrekken of te blyven, naar welgevallen, in 't eerde geval hun den Buit van de Romeinen, in 't laatdeeerlykenKrygsdienstbeïoovende. Met nadruk maalde hy, ineenheim!yk gefprek, hun de elenden af, zo veele jaalen gclecden. Tenvyl men „ Slaavemy vcr„ keerd met den naam van Vrede hedempelde. i} Zy behoorden het voetfpoor der Batavieren , in den eerden dryd zo gelukkig, te volgen j deezeu hadden, fchoon vry van fchattingen , „ de wapens opgevat. Veelen leefden 'er nog in Gallie, die vóór de fchattingen gebooren wa- ren. Wat zouden de Romeinen weezen als „ dc Galliërs 't juk affchudden? Met het bloed „ der Wingewesten waren zy gewoon de „ Wingewesten te verwinnen. De Galliërs wa- ren, als men 't regt inzag, door hunne eige- „ ne kragtcn geveld. Hy herinnerde hun de gelukkig gedaagde poogingen tot het verdrydryven der Slaavcrny, en welk een fcegermagt; de zyne was, om deeze te verdelgen, ,, Vry-. heid was een gefchenk der Natuurc, ook den „ (lommen Dieren gegecven. Kloekmoedigheid M een eigen goed des Menfchen. De Goden Honden den Dapperden by. Daar dcezen „Vitellius, geenen Vespasianus „ zogten te bevorderen, was'er plaats open legen  VADERL. GESCHIEDENIS. 93 een ieder van hun."-— Hoe veel gelykheids in deeze redenen, met die hy den Batavieren lu 't heilig Woud te gemoet voerde! Hoe gefchikt eene taal om misnoegen , en yverzugt te doen opwellen!— Maar tevens welkeen Eer en Staatfcugt i Tacitus heeft hem als in 't hart geilen , wanneer hy aanmerkt, „ Dat C i v i l i s , „ als de toeleg wel uitviel, vlamde , op het ' Ryk over de allermagtigde en rykfte Vol„ ken". (*) Op de tyding van zulk eene Nederlaage oen Romeinen tocgebragt, en dat hun Naam by de Batavieren uitgedelgd was, trekt de Stedehouder Mumius Lupercus, met twee Keuren eenige Hulpbenden, tegen Civilis uit; één vleugel zyris Legers bedondt uit Batavie* ren , die zich veinsden getrouw te zyn; doch voor eene wyl reeds gewonnen waren, om in den dryd zich Mededanders van hunne Landsgenootente toonen, en dier zege te wisfer te maaken. Civilis, op alles bedagt, wat den zynen moed kon inboezemen en den vyanden fchrik aanjaagen, praalt te midden van de veroverde Krygstekens. Naar de oude Landswyze, vergezellen de Vrouwen en Kinderen het Leger der Batavieren: 's Veldheers Moeder en Zuster? vin- 0') Tacitus Mist. Lib. IV. Cap. XVJJX 1. Botï. UI. Hoctdsi Zegepraal op M. Lu. PERCUS.  t. Boek. til. hoofdst. Verftérkt ejrn Leger Veinstwede: tot de Part; van Vespa sianus ovc tc. Haan. 94 CHARACTERKÜNDË deR vinden zich onder deezen ftoct achter aange* plaatst, om den krygsmoed der dapperen nog beter tc ontvonken, en de blooderi, door fchaamte, van vlieden te ruggc te houden; Het Krygs» gefchrei, de gemengelde Zang der Mannen, en het Gehuil der Vrouwen, drektc ter leuze van den aanval, op een vyand, die, door vrees bevangen , dit geenzins met gelyk gekrys beantwoordde. De Vleugel der Batavieren wendde zich, cu toonde , wat dezelve in den fchild voerde; de Hulpbenden fpi'eidden zich over 't Veld, de Keurbenden alleen hielden dand, en weeken , voor dc overmagt bezwykende, na Castra Vetera.— Een tweede Zegepraal , eri het Leger Batavieren, al vegtende, verfterktf Een Overden des Bataaffchen Vleugels, thans aangewonnen , tegen Civilis yverZugtig' , werd na de Friezen weggevoerd, op dat zyn dood geen haat, en zyne tegenwoordigheid geen twecdragt mogt verwekken. Zo bezorgd was Civilis voor zyn gezag, welks begeerte doorgaans met de verkryging aangroeit, en alles, wat hetzelve in den weg daat, zoekt te verwyderen of te verpletten. Voor de verderking zytts Legers zorgende, . deedt Civilis, door een Boode, de beuden \ der Batavieren en Kaninefaaten , op 't bevel ' van Vitellius na Rome trekkende, van het gebeurde verwittigen. Door 't geluk hunner Landsgcnootcndout, deeden zy buitenfpoorige ei-  VADERL. GE$CKtËDËNï8. 95 eïfchen, niet om ze voldaan te zien; maai' om I reden tot muiten te vinden: want hoe meer men hun toeftond, hoe meer zy vorderden, om eindelyk weigering te hooren. Deri Romeinfchen Veldheer verfmaadende , toogen zy na Neder* germanie, om zich by Civilis te voegen. en baanden zich vegtende een dooltocht by Bonn; naa betuigd te hebben, dat zy geen Oorlog tegen de Romeinen hadden; maar begeerte na hun Vaderland en rust. De aankomst deezer overwinnende Benden , ftyfde het Leger van Civilis grootlyks, dan niet genoeg voor dien doorgaans zo bcdagtzaamcn als cerzugtigen Veldheer, om zich tegen de Romeinen te verzetten : twyfelmoedlg nam hy den naam van Vespasianus weder te baat en bragt, met dezelfde dubbelhartigheid als voorheen, zyne byhebbende Manfchap onder den Eed van Vespasianus: deezen wilde hy ook doen afleggen door twee Keurbenden, in Cdstra Vetera gelegerd, ny verzegt zulks door Gezanten. Het antwoord , „ dat zy geen raad 'van een Ver„ raader, noch van Vyanden gebruikten; dat j, zy Vitellius tot Vorst hadden, voor „ wien , zyiti trouwen wapenen, tot de uiter„ den adem, zouden volharden; dat een Over,, loopcr, een Batavier, den Zegsman over „ de Romeinfche zaaken niet hadt te Ipeelen ; #, maar de verdiende ftralfe zyner fchelmeryen „ te I. BOËKi U. HOOFOSÏ»  I. Böëk» OT. IlgOFDS'l'i C*^ Tacitus, Bist. UK IV. Cap. XXI. $6 CHARACTERKUNDE der. „ te wagten"! (*) doorfneedthet hart van den trotfchen Civitis, en ontftakzynen toorn. De gramfchap des Lcgcrvoogds, flaat tot het gnnfche volk der Batavieren over; het koomtin de Wapenen. De BruBeren en Tenderen vervoegen zich by hun; Booden prikkelen, door hoop op buit en roem, de harten der Germaanen. C i v 11* i s trekt tegen de Romeinen op, met een Leger, 't welk door dc vermenging der Krygstekeneu van de Oudelingen, en de Veld(landaarden der onderfcheide Volken, het vertoon van burgerlyken en uitheemfehen Oorlog maakte. Hy praalt in 't midden aan 't hoofd der Batavieren, en doet de Schepen tegen den droom opvoeren.—■ Ontzaglyk vertoon voor de belegerden in Vetera, die, huns verwyts,den dapperen Civilis gedaan, gedagtig voor zyne getergde wraak moesten beeven. Herhaalde aanvallen liepen vrugtloos af, door den moed der verdeedigeren» Kundiger in den Kryg in 't open veld, dan in 't belegeren, en niet afgerigt op het vervaardigen van dormtuigen, namen zy de kunde der Overloopcren en Gevangenen te baat; doch te vergeefsch. Met geweld was 'er niets; doch met influitcn, veel te winnen: want, behalven de hoop om, door Verraad, teflaagen ,in't geenkragtniet vermogt, was  VADERL. GESCHIEDENIS. 97 was de lyftocht der belegerden weinig voor zo veele monden, nutte en onnutte. Terwyl bet twisten der Romeinfche Legerhoofden , gebrek aan Geld en Graan, en de weigering der Galliërs, om fchatting en Volk te leveren , het onzet vertraagden , ftyfde Civilis zyne party. Alle de Germaanen hadden zich, met de Batavieren , veréénigd, en de cdelften des Lands, als Gyzelaars , gezonden , tot ftaaving van 't Verbond. Ieder der verbonde Volken, kreeg last van den Veldheer om de oorden, waar elk naast lag, te verwoesten. Het gefchiedde; en een hoop, door hem over de Maas gezonden, om de Menapiers, de Morinch en de grenzen, der Galliërs zin te vallen, daagde op dien tocht. Het medeloopen van dit alles maakt Civilis ftoutcr, en doet hem dc bcdorming van Cas■tra Vetera hervatten: doch, naa verlies van veel Volks, weder tot dilzitten bcduiten, tragtend e , door booden en beloften , de trouw der Keurbenden te doen waggelen.— Middclcrwyl was de Party van Vitellius , door die van Vespasianus verdaagen. De Romeinen, reeds ,. en niet zonder grond, ergdenkendevanC ivilis, lieten hem, door Montanus, aanzeggen, ,, dat hy afdaan moest van den Oor5, log, en de uitheemfche wapenen niet langer., s, met valfcheii fchyn bewimpelen: was het zyn >, Oogmerk geweest,,, Vespasianus te helI. DEEL. G }, pen i. Bö'fiK» li. HoOFBSÏj Haalt Montanus den Trevcr over»  J. Boek. KI..HOOFDST. 93 CHARACTERKUNDE der ,j pen, dit was volbragt"— Netelige omflandigheid voor eenen, die geheel iet anders, dan het ten throon heden van Vespasianus,, bedoelde. Vcin'zery nam hy éérst te baat, door een loos' en agterhoudend antwoord; doch zyne fchranderheid enmenschkundeondektenhcrn welhaast, GatMöNT'A»üS4 éét Ttevet, fors van aart, en op nieuwigheden gedcld was. Hy ligt het masker af, en zoekt deezen tot zyn Aanhanger en Vyaud der Romeinen te maaken : als een K-rygsman haalt hy alle de moeilykheden op, fh eeli vyf- en twintig jaarigen dienst,' onder de Romeinen geleeden, en laat'er op volgen, „eert „ fraay loon heb ik voor myncn arbeid ontvan„ gen, de doodmynsBroeders, en myne boei„ jen, en 't overwreede roepen deezes HeirS , waar by ik ter lyrsftfaiFe gevorderd, door 't „ regt der Volken, draffchereisch: Gy, Tre* „ veren, en andere zielen der daavenden, wat i, loon, voor uw zo dikwyls gedorte bloed, „ verwagtgy, dan Krygsdienst, zonder dank, £ altoos duurende Schattingen , Roeden, By11 ten, en den aart dcrHecrcn? Ziet daar Ik, „ OverdeeensLegers, en de Kaninefaalen,t\\ de „ Batavieren, eu een klein gedeelte der Galliërs, 4, hebben de nu ydele ruimte derLegerplaatzcn „ uitgerooyd, of prangen, die omzettende, met „ honger en yzer. Hebben wy harts genoeg „, de Vryheid is onze, of overwonnen wordende  VADERL. GESCHIEDENIS. 99 y, de, zullen wy dezelfde zyn."(*) Hoe .gelyk blyfi hy zich'zei ven, als het op partyVerdetken aankomt! De Boode, in Vryheids'min ontdooken, engelast om de zaaken zagteöver te draagen, veinst, brengt een ongetrouw berigt aan de Romeinen , en verklaart zichj Vervolgens, voor de Batavieren. Civilis, wel verré van de wapens neder te leggen, nu het niet langer noodig was de Party van Vespasianus, tegen die van V it e l l i üs te verdeedigen, toonde dat hy, onder dien fchyn, de zaak zyner Landgenooten gehandhaafd, eii voldoening van de geleedene ongelykcn voor zrchzelven gezogt hadt. Dc Zoon zyner Zuster toog met de oude Batavifche Benden , onder bevel van JuliusMaximüs en Claudius Vi ë * o r 3 na Gelduba; De weifelende krygskans verklaarde zich eerst voor dé Batavieten; doch naderhand voor de. Romeinen -, door nieuwe Hulpbenden gederkt. Meermaalcn nam Civilis niet alleen list, maar ook bedrog, tc baat, bïerzogt hy het laatdc te doen gelden, en de Belegerden in Castra Feterd diets te maaken, dat het met de Romeinen om gekomen, en de zege door dc zynen bevogten was. Krygstekens, Vaandels en Gevangenen werden, ten blyke der overwinninge $ omgevoerd* Cr) Tacitus, Bist: B. IV. CV?. xxxi* G a i. Boek; iii. HoOFDSI Krygt eené nederlaage en lierftelt zich.  i. Boek. Ml. üuofdst. Verbond van Tutoi Sabinus ei ClASSICtJS Callijche Overftcn. ioo CHARACTERKUNDE der vocrd. Eén der gevangenen openbaart de wr.arheid en wordt van de Germaanen doorftookcn. Dit neemen de Belegerden voor een bewys van de egthcid zyns berigts, zy worden hier in bevestigd, daar Vo cula met het Zegcpraalcnd Leger aankwam, C i v i e i s ten dryd uitdaagende: deeze vertrouwde op de manhaftigheid der zynen, en kende dc gebreken der vyanden. In't hevigst des gevegts, waar onder zich geheelc drommen der uitvallende Belegerden mengden , dort de heldhaftige Aanvoerder , door 't ftruikclcn zyns Paards, ter aarde. Dc maare , dat hy gewond of dood was, vloog door beide de Legers; en verwekte verzaagdheid onder de zynen, moed onder de Romeinen, die aan dit toeval, meer dan aan hunne dapperheid , de overwinning te danken hadden. De Romeinen zetten de vlugtenden niet naa , maar bedienen zich van deeze gelegenheid, om den hongerenden koorn aan te voeren, 't welk gelukte , tot dat Civilis zyne verdrooide Benden weder gefchaard hebbende, de Koornhaalders bedreedt, Vetera, opnieuw, belegerde, Gelduba innam, en, in een Ruitcrgevegt. de zege behaalde. Zulks deedt den moed en het vertrouwen der zynen weder aangroeijen. De overwinning vergezelde zyne wapenen. Op 't verneemen van den dood van Vitellius, liet Civilis alle veinzery vaaren, en toonde zich een openlyk vyand der Ro- mei-  VAD E RL. GESCHIEDENIS, iot tncinen. Sclirandcre Staatkunde bedient zich van dc gepaste gelegenheid om zich te ontmom- ' men. De VHettiaanfche Keurbenden wilden liever Uitheemfchen dienen, dan Vespasianus erkennen. Classicus, Overftc ccner Bende Treveren , van aanzieulyke afkomst, beroemde zich, uit hoofde zyner Voorouderen, meer eenVyanddan een Bondgenoot des Romeinfchen Volks te zyn. Julius Tutor, een Trever en Julius Sabinus, een Ligon, vielen den Romeinen af en Classicus toe, die met Civilis door Boodcn gemeenfehap hicldt. Dit Viermanfchap de gemoederen van anderen gepeild hebbende door heimlyk gefprek, wist zich van den vervallen daat der Romeinen, doof tweedragt van een gcreeten, van den brand des Capitools, als een teken van den naderenden ondergang diens Ryks, en hctovcrgeloofdcr Druiden, die fpelden dat de gedachten aan gcene zyde der Alpen in 't bezit der Hcerfchappy zouden komen, te bedienen, omveelen van de Romeinen wendig te maaken, en, tot het verdeedigen van de Vryheid der Galliërs, over te haaien. De drie Gallifche Overftcn veinsden , in den beginne, het met Vo c u la te houden; doch het verbond met dc Germanifcbe Hoofdlieden gevestigd hebbende , fcheidden zich af van de Keurbenden, en zogten deezen in hunnen toeleg te doen deeLen. Voculas welfprcekende Rcdenvoeriugcn konden den afval G 3 «iet I. IÜOEIC. II. IIOOI'DST-  i. Bom. 1 III. iioofdst. / : CattTi Vetera gewonden. Of Civilis zich wreed tegen de pverwonnen en gedraagen heboe. '02 CHARACTERKUNDE der liet beletten. Hy werd het fiachtöffer ;—* Classicus de tekenen der Romeinfche Fddteerfchappye aangedaan hebbende, kwam in 't ^eger, las het den Eed voor, en allen, daar tegenwoordig , zwoeren voor het Ryk der Galliërs. Het lang belegerd en dandvastig Castra Feera, door honger geprangd, badt doorGezan-, ;en Civilis om 't leeven: 't gebed \y,erd ver-, noord, mits zy den Eed der Galliërs zwoeren. Dan, noch Civilis, noch eenig Batavier, deedt dien Eed, vertrouwende op de Magt der Germaanen, die der Galliërs, als men om 't bewind te dryden hadt, verre overtreffende. Trouwloos behandelden dc Germaanen, het elendig overfchot der Keurbenden in de einde-, lyk verwonnen Legcrplaatze. Zy vielen op. hun aan by den uittocht onder vrygclcLic. C iv i li s wordt gezegd hun deswegen bedraft te; hebben. Of hy zulks, in goeden ernst, niet in daat om de woedenden tc weder houden, dan uit vcinzcry,gedaan hebbe, gaat niet,zeker: 't laatde zou waarfchyniykst weczen, indien anders het gerugte waar is, 't welk dien Held naging , dat hy , aan zyn Zoontjcn eenigen der Gevangenen ten doel gefield zou hebben om ze, met kinderpylen en fchigten te doornagelen. Een trek van wreedheid, die opeens men zegt onder zyne vyanden deunt, cn dus weinig zekerheids heeft. Verbittering te verwekken, was zyn belang niet, en dit verftondt hy door- gaans,  VADERL. GESCHIEDENIS. 103 gaans mecsterlyk. Wanneer Classicus «ntet hem, zich op den voorfpoed hunner wapenen , verheffende, naa het uitrooyen der mcede Legerplaatzen van de Romeinen , twyfelde of zy hunne Heiren zouden toelaaten de Agrippyner Bouwfiad te plunderen, begrecpen zy, dat de naam van Zagtmoedigheid nut was voor de aanvangers eener nieuw Heerfchappye. Civilis was, bebalv-endat, de voorfpraak der Inwoonderen, uit erkentenis voor het eerlyk bewaaren van zyn Zoon, in de eerde bewecgenis der dingen daar agtcrhaald. Zy verlieten zich, naa het aanhooren eener draffe aanfpraak, die het vermoorden der Romeinen vorderde, 't welk zy zy, \dt hoofde der Iluwelyksverwantfchappen, afbaden , op Civilis en de Maagd VelLeda, als zegsluiden. Dit derkt Civilis tot groote cere, en ten blvke van het vertrouwen, 't welk zy op hem, als naar zyne wyze Godsdienstig, delden. Ge-' trouw was hy geweest aan zyne Vaderlandfche Godsdienstgcloftc , (*) hy hadt zyn Hair en Baard, zonder eenige korting, laaten wasfen van het opvatten der wapenen tegen de Romeinen af, tot het verdelgen van Castra Fetcra toe. Naa welke bemagtiging, de wydbcroemde V e l- IEDAj- P)J,Chr. CLEFrtui, Auliq. Gcrmanoru i, pt 517- 323. G 4 ' I. T!oï,K. I.IIOOFDïTj ly vsifchomit le Agrippyner 'lorvjtad eu 'erfterkt zyuaa \anhang.  *>4 CHARACTERKUNDE der. L-Boet;, Cl. •Hc.'ji'jo.- T, heda, een Waarzeggems, als een Godin ge-, eerd, van hem geichenken ontving. Haar agtbaarheid nam toe: dewyl zy den Germaanen bunnen Vforfpoed, en het uitrooyen der Keurbenden voorzegd hadt. Gezanten, aan hem en Velleda met gaavengezonden, bragtcneen gunstig antwoord voor de bewoonders der Agrippyner Bouwftad mede. Hier door aan de belangen van Civilis gedioerd verderkte hy zich met het Bondgenootichap der égrippintn* fen. De naade Steden poogde hy, door zagtheid te trekken, of, zo zy wederftreefden , tc beoorlogen. In zyne Krygsverrigtingen ontmoette hy den wcderlland van Claudius Laeeo, net een opgcdommelde hoop van Beiha-. fiën, Tongeren en Nerviïn, De drydkans was bacWvk; dan Civilis wist denzelven , ten zynen voordeelc, tc keeren. Moedig drong hy tot de Tongeren in, uitroepende. „ Niet daar- om hebben wy den oorlog aanvaard, op dat ?) At B '.'vieren en Tréveren over de Volken „ zouden heerfchen. Verre' van ons deeze „ verwaandheid.— Neemt het Bondgenoot„■ fehap aan.— Jk treede over tot u, 't zy gy „ my tot Veldheer, of liever als Soldaat, bc„ geert,!"— Hoe gci\k blyft onze Held aan Zichzeivcn! Vryheid is zyne leuze.— En of dit bedryf koenheid, dan bedooken werk, was, waar aan  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 10$ ■van Tacitus twyfelt (*) zy Maaken de zwaarden op, als Camfanus en Juvenalis, de voornaamden der Tongeren , zich, met het geheele Gedacht , aan hem overgaven. Labeo vloodt. C i v i e i s nam ook de Bcthafie'n en Nerviën in zyne trouwe, zy verderkten zyn Leger, alles neigde, ofuitvreeze, of uit lioope, om, onder zulk een Legerhoofd, wat groots te bedaan, tot zyn Bondgenootichap. Hadden de drie Mededanders van Civilis, in het verbrceken van het Romeinfche juk, als hy te werk geganiï, het was geheel verbrooken geweest. Hy toog , langs de buitenwegfche plaatzcu der Belgen, om Labeo te vangen, of verder te verjaagen. Doch Julius Sabinus, hooghartig genoeg., om, trots op zyne gewaande Godlyke afkomst, zich voor Cesar te laaten groeten, bekwam, met zyne Ligonen, eene ichandclyke nederlaage, en maakte zich jaaren lang zoek,— Classicus fleet, zyne dagen veel al in ledigheid, als was de Romeinfche Magt geheel verwonnen, en het Gallisch Ryt welgevestigd geweest.— Tutor fpoedde zich niet om den bovenden oever des Rhyns, en 't deiltde der Alphen, met bezetting te fluiten, en was oorzaak, dat de overwonne Tre C) T^O'LTj flï/?« Lib. IV. Cap. hXVÏg G 5 I. BoEE.' III. IÏOOBÏSl  I. Roek. III. IIoofdst Kryg tegen Ce riali : gevoerd, ■ i O Tacitus, Hifi. Lib IV. Cap. LXXVIII. ïott CHARACTERKUNDE der Treveren onder den Eed van Vespasianus ' wederkeerden. De aantocht van Cerialis, het verjaa-gen van Totor, wekt Classicusuitden daap der ledigheid, en doet hem, met C ivi* Lis, de veiTpreide Krygsbendentc hoop brengen, Vcrgccfsch verzoeken zy Cerialis ten afval. Deeze zendt den Briefdraager aan Domitiakus; doch verzuimde cle vereeniging van Civilis, Classicus en T ut o r te beletten. Zy bragten een magtig Le» ger zamen. Verdeeld waren de Legerhoofden, Civiï lis wilde, Voorzigtig, de Over-rhynfche Folken verbeiden, om metderzeïver fchrik, dc gekneusde kragtcn des Romeinfche Folks te verbrecken, Tutor oordeelde het haasten tot den dryd raadzaamst ■— Classicus bed ist het, door met ïlitor te Hemmen. Zy overvallen den onagtzaamen Cerialis. De drie Veldheeren moedigden hun Volk onder het dryden aan, porrende", gelyk Tacitus het charaftermaatig uitdrukt, „ de Batavieren om dc Glorie , „ Galliers om de Vryheid,en dc Germaanen om ,, den Buit, tot vegten.(*J Alles liep hun mede , tot dat dc eerst verdrooidc vynndlykc benden , zich nerzaffielden, en het vertoon van • nieuw  VADERL. GESCHIEDENIS. 107 nieuw aangekomen byftand maakten : de moed ontzonk den Vcrwinnaaren, zy vlooden. En moest Civilis, hoe getergd, door de trouwloosheid der Agrippinenfen , die de bezetting der Germaanen verraadlyk omgebragt hebbende, Cerialis om hulpe baden, hem de Vrouw cn Zuster van -Civilis, als mede de Dogtef van Classicus , hun tot onderpanden des> Bondgenootfchaps toevertrouwd, aanbooden , deeze fchennis ongewrooken laaten. Een gevoelig leed, verdubbeld door het bezef van de gunde , door zyne voorfpraak , hun beweezen 1 Gundiger gelegenheid wagtte hy, en begai zich, met zyn Leger, na Gastra Vetera. Eer plaats, door 't herdenken aan de daar behaalde Zege, geichikt om den moed der zynen wedei te doenopblaaken; veilig door haare ligging, er nog ontoeganglyker voor den vyand gemaakt dooi een dwarshoofd in den Rhyn, 't welk den Aroom te rug en op 't aanliggend land deedt flor-tan.---. Alles goeds mogt hy zich belooven yanjde onzekerheid der diepten, van den fchroon der Romeinen voor 't water, cn hunne onbekwaamheid om daar in te dryden, door de zwaarte hunner wapenrustinge: tcrwyl de Ger maancn , ligtgewapend , ryzig van gedalte, cn op de droomen gewoon, hier allen voordee hadden. r Cerialis rukt denvaards, me verdubbelde krsgten. De Batavieren tarten d< Ro i. 750EK, iii. HoOFDST»  io8 CHARACTERKUNDE eer HU IlOOl'DST Romeinen: de dapperden onder de laatden vin'gen den dryd aan; dan bet haperde door dc poelen, die de Paarden belemmerden. DeGérmaanen, kundig der ondiepten , begaven zich te water, De Romeinfche knegten waagen dien ftouten dap , en fchecn het eer een Zeegevegt dan een Veldflag De zwemkundigden hadden de overhand, en ontwecken den dryd op 't drooge. Ceri/.lis wilde de Schande afwisfen ; CiVIL i s de Zege vervolgen : de Romeinen voelden zich door Schaamte, dc Germaanen, door Voorfpoed gewekt om den ftryd tc hervatten. In die onderfcheide beweegenisfen werd den aagt gefleeten. Met den dag fchaarde elk de zynen in dagorde, en moedigde ze ten kryg aan. Civilis, neemt de plaats, waar zy zich bevonden , tot getuigen van de manhaftigheid zynerfchaarc, aan de fpitsdesHeirsverklaarende: „ Dat de Germaanen en Batavieren op de voet„ Happen hunner glorie donden , trappende „ met de voeten de asch cn het gebeente der „ Keurbenden, Waar de Romein de oogen 9, heen drekte, gevangenis, nederlaag, en niets „ dan grpwzaamheid verfcheen hem. Zy moes9, niet fchrikken, van wegen den uitgang des ,, Trevcrifchen Krygs: hun eige Zege was daar „ den Germaanen in den weg geweest: terwyl zy, 't geweer laatcnde, de handen met roof „ beiemmerden. Maar alles was hun thansmes-de  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 109 „ de en den vyand tegen gcloopen : 't geen „ door Hoofdtnans list behoorde bezorgd te „ worden, hadt hy bezorgd, natte velden en „ hun bekend, poelen fchadelyk voor de vy„ anden, den Rhyn en de Goden vanGermanie „ in 't gezigt, met behulp van welker heilig* „ heid zy den dryd te aanvaarden hadden, gc„ dagtig hunner Egtgcnooten , Ouderen, cn „ Vaderland, Die dag wilde de loflykde on„ der de voorigen, of fmaadlyk by den Naa„ komeling weezen !"—(*) Dus eene rede, hem door Tac 1 tus in den mond gelegd , die genoegzaam met 's Helds Characier en de Tydsomdandigheden drookt, om in den grond voor egt gehouden te worden, fmaakt zyn Hcir;het zamenklinken der wapenen en gehuppel, duidt zulks aan. De Romeinen ontwyken den waterdryd; een drom van B"afteren zwom over, en ontredderde degefchaarde dagorde der Hulpbenden, die, door de Keurbenden ondervangen, weder pal ftonden; doch zouden hebben moeten bezwyken hadt een Overlooper, uit het Leger der Batavieren , Ceïiialis geen plaatsontdekt , waar de grond hard en de post degt bewaard was. Deeze raad baande hem den weg teroverwinninge. Civi l is, de vervolging des Overwinnaars ontwykende , bereikte de Stad der CD Tacit, ffi/7. Lib. V. C#. xvr. I. BoeC. 31. HoofoST»  I. Boek. III. IIüofdst. Zocl;t tc Water den Krygskans , die nem teLand tegen ioopt, ten ?vncn voor* . deeletedceh wisiUen. iiê GHARAC TËRKUNDÈ dek. der Batavieren: deeze, niet houd- of verdee* digbaar oordeelende, dak hy in brand, nam dé tilbaare have mede na het Ei/and der Batavieren. [Zich veilig oordeelende: dewyl het den Romeinen aan Schepen mangelde, om een brug te vervaardigen , en zy, buiten zulks, den droom niet zouden overzetten, dien hy ook, den dyk vanDrusus verwoestende, een' anderen loop dcedt necemen. Hem volgden Tütör en Classicus met meer dan honderd aanzien-' ïyke Trevereni Onvermoeid in 't oorlogen, met Hulpbenden Van de Chauccn b en andere Volken, heet op gevaar t gederkt, bedooktc hy, aan vier oorden j de Bezittingen dei; Romeinen ± met eenen gelukkigen uitflag; doch welke kans, door de komst Van Cerialis,keerde, die de Germaanen m den droom dreeft Civilis ontkomt het zwemmende , TutoR en C L a s s icus worden bi fchuiten overgevoerd.— De Germaanen waaien, by nagt, een kans, waar in 't hun byna gelukt hunnen Dwinger Cerialis gevangen ten necmen: zy bemagtigen veele Schepen en lleepten het Schip des Vlootvoogds weg, 't zelve Velleda ten gefchenke zendende. Civilis befluit, misfehien op raad dief Waarzeggeresfe, tc beproeven, of het Krygsjeluk, te land hem zozeer tegeuloopende, hein :e water beter zou dienen. Wat vaaren kan rust hy en Scheepskryg, zogoed motelyk, toe. Ce-  YADËRL. GËSCliIËDENiS. til kiAtiS, die anders, door jt verwaarloozen der Vloote, veffcheide gunstige kansfen , om den Kryg, door een alles beflisfende overwinning, te eindigen, verkeeken hadt, bragt een minder aantal, doch veel grooter Schepen,met bekwaame Roeijers en Stuurlieden voorzien, iil den droom. De Scheepdryd , op een afdand, alleen met werpgeweer, hadt niets te beduiden Civilis, de zwakheid Zyner Vloote ziende, week over den Rhyn. Cerialis plondert het Eiland der Batavieren, de akkers en hoeven Van Civilis alleen onaangeroerd laatende, om dus dien moedigden zyner Tegenftanderen, door heuschheid, te verpdgten. Bedrieglykhcid, een zo dikwyls ongelukkig doordeekende hoofdtrek in 't Charader van onzen Held, drekte tot behoud der Romeinen. Zy vonden zich, op 't einde van den Herfst, in dc uiterde verlegenheid, op het laag en meest onder water gezette Eiland, van Leeftocht, en Schepen , ontbloot. De Germaanen hadden zich van dit tyddip willen bedienen om de Keurbenden te vernielen; doch Civilis, toen reeds bcdooten hebbende zich over te geeven, hadt het hun, naar zyne eigene bekentenisfe, op eene listige wyze , wecten te ontraaden.— De waarheid der zaake is, dat Cerialis, reeds voor lang, deezen Veldheer en den Batavieren vergiffenis hadt laaten aanbieden, en VeLleda , die met haare Naastbeftaanden, in deezen Oorlog t. BOEK* III. HourosT. Civilis wankelt etl geeft ijlen aan dcRoawinen over.  T. Boek. Hl. Uoüfdst, 112 CIIAIlACTEPvKÜNDE der. log, eene groote rol gefpceld hadt, laaten aanzeggen. ,, den kans des Oorlogs, hun met zo „ zo veel nederlaagen weuerdreevende, door ,, eenetydige verdiende op het Romein fche Folk, ,, tc verwisfelen. DeTreveren warén géflaagen. „ de Ubiers weder aangenomen, den Rata* „ vieren was hun Vaderland ontroofd. Met de „ Vricndfchap van Civilis was niets ge- wonnen, dan wonden, vlugt cn rouw. Hy j, een balling en verdreeveling, was eeu „ last den gcenen, die hem ontvingen, zy had* „ den genoeg gezondigd met zo menigmaal den „ Rhyn te overfchryden. Zo zy zich wyders „ iets onderwonden zou het on gelyk en de ichulcl ,, aan die zyde, aan deeze de wraak der Goden weezen." (*)— De taal eens Overwinnaars deedt de Waarzegster beeven. De Batavieren, die voorheen op haaren wenk vloogen , tzaagden ; zy kwamen tot dit overleg, zo eigen aan een Volk , door aanhouden» lien wederlpocd, des Oorlogs zat, fchoon het anders aan geen dapperheid van aart ontbreekt. „ Men moest den val niet verder laaten komen ; „ één Landiiart vermogt het niet de Slaaverny „ van den ganfehen Aardbodem te verdryven. „ Wat was 'er uitgevoerd met den moord „ cn brand der Keurbenden, dan dat men 'er „ meer (*} Tac.;itus37///7. VA. V. Cap. XXtV,  VA'DERL. GESCHIEDENIS. 113 ^ meer enmagtiger ontboodè? Zo zy den Oor■„ log, om den wil van Vespasianus ge-. ,-, voerd hadden-, Vespasianus was nu. -., meester. Maar, zo zy het Romeinfche Vblkmtl. „ wapenen tergden, hoe klein een gedeelte des s, Menschlykcn Gedachts waren de Batavieren ? „ Men moest het oog daim op de Rheten, Na~ „yicen: en delasten der andereBondgenooten. ,-, Van hun werden geen Schattingen; maar al„ leen manhaftigheid en Manfehap gevorderd. „ Dit was het naaste aan de Vryheid, en, zo 'cr keur tusfehen Heereh viel, dan was het nog eerlyker Vorsten der Romeinen-, dan Waarzegsters der Germaanen 'te 'gehoorzaam men."(*) Velleda, ten tyde des voor'fpoeds zo gevierd, en met zulk een diep ontzag vereerd, dat de Gezanten haar toegefchikt» Van haar te aanfehouwen geweerd wierden,en zich met het antwoord van Tusfehen-booden moesten vergenoegen Ct)? verloor dus, met het veranderen des Krygslots , den ftiydwekkenden» invloed. Bygëloof, anders, zo onverzettelyk bezweek voor tegenfpoed. Zy zelve, op welk een tyd wordt niet aangetekend, doch waarfchynlyk kort naa 't wisfellot ten voordeele der iverd na Rome gevoerd, waarTAdTus, onder O Tacitus, Kist. Lib. V. Cap. XXV. £fD Tacituï, ffljl. Lib. IV. g^.-LJJY, L DEEE. U i. bosk. u, hooïbst.  ï. BOF.K'. KI. Hoofdst. (*) Tacitus, MortVGcrm. Cap. VIII. (t) Tacitus, Ulfl. Lib. v. Cap. xxv. 114 CHARACTERKUNDE der derden vergoden Vê sp Asi anus, haar gezien, heeft (*). By dit ongenoegen des Gemeens onder de Batavieren, 't wede duidelyk te kennen gaf de3 Kiygs moede tc wcezen, kwam de afgunst der Voornaamden, ongeduldig langer de heerfchappy te verdraagen van deii ongelukkigen Civilis, die, tentydedesvoorfpoeds, zynheerschzugtigen aart, te veelhadtlaatenzien. Zygaaven, van vreeze voor hem ontflaagen ,en op gunst der Romeinen hoopencle, te kennen. dat de „ felle raazerny van Civilis, hun tot de wa„ penen gebragt hadt, daar hy de ongevallen 1} van zyn Huis, door't uitrooyen des Land- aarts, hadt poogen te weeren. Toen meil „ de Keurbenden belegerde , de Bevelhebbers ombragt, en een Oorlog, hem alleen noodig, „ en voor hun- verderfiyk, aanvaardde , waren „ dc Goden op Ae. Batavieren gedooid geweest. 3, 't Was nu tot het uiterde gekomen ; zo A zy zich niet bezinden , en met draf des fchul- digen [tc weeten Civilis,]' berouw bclce» " den. (f)". Welk een dorm trok tegen hem te zamen.— De gunst der bemoedigende Waarzeggeresfe faalde, 't Gemeen wilde geen verderllyken Kryg voort-  VADER.L-. GESCHIEDENIS. 115 Voortzetten, de Voornaamftenhem, alsveroorzaaker huns verderfs, draffen.— Het gevaar 'Was téduidelyk, om, zelfs voor een min fchrandéren dan Civilis, bedekt te blyven» Hy Voorkomt het, toont zich niet min geneegeii dan de overigen tot den Vrede, waar toe hy voorlang was aangezogt; dit behaagt: de Landaart llemt in eén mondgefprek tusfehen hunnen Aanvoerder en Cer. 1 al 1 s. ' Men verbeelde zich. hier die twee Legerhoofden, te wederzyden. van een afgebrooken Brug over den droom NabalHa of de Tsfel, en hoore onzen Held, op welfpreeken, naar het fchynt, niet min, dan op kloekmoe* dig dry den afgerigt,zich in de gunst des Overwinnaars aanbeveelcn.TAciTus legthcm deeze woorden in den mond. „ Zo ik by eenen Stadhouder ,, van Vitellius verdaadigd wierde, men ,, ware noch mynen bedryve vergiffenis, nocl» 3, mynen woorden geloof fchuldigi Tusfehen j, oiis was alles onvriendlykheid, van hem begonheii, van Jmy gemeerderd» Jegens VesPASiANUsis myne eefbiedenis oud, en, als hy nog een Onderdaan was, werden wy ,, Vrienden geheeten. Dit is aan Primus ,, Anton inus bekend, door wiens brieven ik tot den Oorlog opontbooden ben, op dat „ de Germanifche Keurbenden en 'Gallifchs ■> Jeugd de Alpken niet overklommen. Dewa„ penen, waar toe Antonius in zyn af* weezen, Hqrdeonius Flaccus teil 2 » gen* I. Boek. II. ÜÜOFDït.  nfi CHARACTERKUNDE dek. I. Boek. HJ. Hoofiwt. Charact-ertrekken var Civilis. CO Tacitus, ffist. Lib.V. Cap. XXVI. „ gcnwoordig vermaande, heb ik in Qermanit ,, doen wanten, die Mücianus in Syrië*, „Aponius in Mefie , Fiarianus in, „ Pannmüc. é.. (*); Dan, in deeze optelling blyft de Gefchiedenis van Tacitus deeken , het vervolg is, tot groot jammer, en onboetbaare fchade, verlooren. Genoeg nogthans leert ons dit begin der Aanfpraake, dat Civilis, met zyne gewoone loosheid en dubbelhartigheid, den Veinstiart fpeeldes of hy zo verre ging , dat hy alle. zyne bedryven zogt te vergoclykerr, en te^doeu voorkomen als ten dienste van zynen ouden Vriend Vespasianus verrigt, durven wy niet verzekeren, wel dat hy, dit gedaan hebbende , door nood geperst Vricndfchap voor Vespasianus toonde , dien hy niet min hartlyk haatte, dan hy V i t e l e i u s gedaan hadt. Verzamelen ;wy nu de Charadlerttekken van deezen Batavier. Een Lofredenaar, een Heldendichter , vindt 'er dofs genoeg om hem, als Staatsman en Held, te verheffen. Zynnatuurlykfchrandervernuft, door den veeljaarigen ommegang met dc Romeinen gefleepen , maakte hem een bekwaam Onderhandelaar , die het zwakke en het derke der Partyen wist te wikken en te weegen;  VADERL. GESCHIEDENIS. 117 gen: en zich alzins, ten zynen voordeele, daar van te bedienen. De kennis van den onderfchciden aart der Landzaaten , niet welken hy te doen hadt, bevorderde zyn toeleg. Onvermoeid en onophoudelyk was hy hun, doorBooden aan, om in zyn plan te treeden, en 't miste hem bykans nooit ze over te haaien. Hy kavelde ty, en met het veranderen van 't zelve verzette hy zyne bakens. Jammer is het, dat zyn list zo zeer met bedrog gepaard ging. Was dit, in een enkel geval, gebeurt, wy zouden misfehien reden hebben , om T a c 1 t u s,door wien wy C1 v 1 l 1 s alleen leeren kennen, te verdenken, dat hy hem, om dc Romeinen voor te fpreeken , te veel bezwaarde ; dan Bedrog en Veinferyfcheenen hem «Herwegen te vergezellen: ook is die Gefchiedfchryver geenzins agterhoudende om de gebreken der Romeinfche Legerhoofden, met welken Civilis te doen hadt, met devcreischtekleuren aftefchilderen. In hoe verre hy met Velled a 8 en de haaren, zamenfpande, en dus den Godsdienstigen eerbied der Germaanen voor Waarzeggeresfen, tot zyn oogwit deedt mede werken, kunnen wy niet zeggen,; dat zy, ten • gelyken tyde met hem, het oor leende aan de Vrcdesvoordagen van Cerialis, baart veel nadenkens.— Getrouw was hyaan zyneBondgenooten Classicus en Tutor; doch zyn Staatzugt, op eigen Hecrfchappy vlammende , belette hem zyn zaak met de hunne te verII 3 men- h Boek.' "1 UI. riOOFDST.  n8 CHARACTERKUNDE der I. BfffcK ui- Hoüïus , mengen en de vastdelling van het QaÏÏi[fche Ryk ''te bevorderen; geen Mededinger kon hy onder de zynen dulden.-—- Stoutmoedigheid, Beleid, en Krygslist waren hem zo eigen als zyn Wapen rusting. Zyne Vaardigheid van geest, om zich uit ongelegenheden te redden , begaven hem nooit.—: Hy gaf zyne zaak niet op, dan naa alles beproefd te hebben.— Schoonwy, deGefchicdenis raadpleegende, C i v i l i s dat gunstig, datVaderland- en Vryheidlievend Characder niet hebben kunnen geeven,'t wclkveelcn, vooringeno* men met dien Held van Bataaffchen Stamme, hem, toecigenen, moeten wy, terverfchooninge, zeggen, dat beledigingen hem cn den zynen, door de Romeinen, aangedaan, den haat tegen hun wettigen, en dat, wanneer eigenbelang zich vermengt met dc belangen van anderen, 't zelve,in bcdryvenvan eenen gemengden aart, doorgaans zich zo zeer laat zien , dat het ■andere als uit het oog verdwynt.— Het einde van onzen Held heeft de Gefchiedenis niet geboekt , de gisting, dat hy, de aangeboode vergiffenis van Cerialis ontvangen hebbende, voorts een Atnptlaos leeven geleid heeft, 't zy in Badingfchap, of in zyn Vaderland , daar men een oplettend oog gehouden zal hebben op zyn ganfche gedrag (+), is niet onwaarfchynlyk; doch f*^ T. Bs;;ij Ridsnvciringen «ter de elltryroegftt Vt- der  VADERL. GESCHIEDENIS. 119 doch kan niets tot zyne verdere Charactcrfchets opleveren, ierlandfche Oudheden. \\\&zRedenv. Menflaa deeze kezende , de Vaderlandfche Letteroefeningen open, 11de Deel ifte Stuk. Bl. 434, waardeezes Schryvers, doorgaans van den gemeenen weg afwykende gevoelens , wegens Claudius C1 v 1 li s ter toetze gebragt, en, onzes oordeels , veelal handig wederlegd worden. Wy merken dit bier aan; dewyl v,y1 in de Kenfchets van den Held gegceven , ons meer pan de algemcene begrippen hem betreffende gehouden, dan het zonderlinge van dien Heer gevolgd hebben. H 4 VIER- I. Boeï. IH.HoorDST.  zao CHARACTERKUNDE der ï. Boek. IV. IIOOFÜST. Voorwaarden van den .Zoen tusfehen deliorieinen en StiHayitTta*. VIERDE HOOFDSTUK. Character der Batavieren naa den tyd van claudius civilis, onder de franken en saxen. 't'V' elfde onboefbaar verlies , *t geen ons het vervolg , en 't dot der Aanfpraake van Civilis doet derven, berooft ons desgelyks van het antwoord door Cerialis gegeeven , en de voorwaarden, op welken de Zoen , tusfehen de Batavieren en de Romeinen,Hand greep; want dat deeze volg le blykt uit j o s e p h u s (*_), en Tacitus leert ons. „ De Batavieren bly- ven nog in eere, enby het teken des alouden. „ Bondgenootfchaps, want zy draagen geen „ fmaad van Schatting , noch de Pagter dyt „ hun. Verfchoond van Lasten, enZamelpcn„ ningen worden zy alken, als Geweer en Wa« 3, penen, tegen de Oorlogen bewaard(f)." Zo loflyk het eerde deezer verklaaring luidt 20 bezwaarend was dit laatste: zy donden, de fchoonklinkende Na^uien van Broeders en Vrien* (*) Josepii, De 'Be'l Jttd. Lib. VII. Cap. IV. Tm, II. p. Aio. Et!. Llaverc. (t) Tacitus, IU ilorii. dra. Cap, XXIX,  VADERX. GESCHIEDENIS. 121 Vrienden des Romein/eken Ryks, en de Eer des enden Bmdgenaotfchaps behoudende, bloot voor die drukkende Volkligtingen, welke Civilis eertyds gelegenheid tot het opvattender wapenen gaven. De Batavieren moeiten die trotfche Werelddwingers gchoorzaamen , en als Hulpbenden dienen. Hoe zy zich hier in doorgaans manmoedig kweeten, hun Charaékr bewaarden, en den eernaam van Dappere Krygsbenden behielden leert de Gefchiedenis. 't Is haare zaak, niet de onze, op te haaien hoe zy, onder verfcheide Keizers, met lof den Kryg gevolgd, en, tot het behaalen der Overwinningen, veel toegebragt hebben; ofalsLyfwagten het vertrouwen der Vorsten genooten, die hun Gewest met Markt, Regt en Wapenhuis vercierden, in 't zelve welvcrderkte Lcgcrplaatzen bouwden, en twee deftige Straatwegen aanleiden. Groote lotwisfclingen alleen kunnen wy niet voorby op te tekenen: dewyl ze zeker van invlood waren ophetVolkscharafter, fchoon het gebrekkig berigt dier tyden ons weinig onderfcheïdens deswegen oplevere.— Hier ontmoeten wy die wyduitgedrekte vlaktens, in het Veld der Characlerkunde, waar van wy in onze Inleiding fpraaken , zonder aandagtvestigende Voorwerpen, zonder Perfoonen, wier trekken genoeg kenbaar zyn om gefchetstte worden. H 5 Het I. Boek. III.Hoofdst  ' !. Boek. \\\. IiOOFDST De Batavievieren moeten voor dc Franken bukken en vereenigen zich met huik i2ü CHARACTERKUNDE der Het verdeelde, en, door inlandfche beroer* 'tens, gefchokte Romeinfche Ryk kan zich zeiven niet Maande houden, en veel min de afgelegene Wingewesten, of Bondgenootfchaplyke Volken, bydand verleenen. De Batavieren, door Volkligtingen uitgeput, en voorts aan hunne eigene befcherming overgelaaten, moesten onderdoen voor de Franken , die het Romeinfche dwangjuk affchuddende , zich in een voornaam gedeelte deezer Gewesten vestigden.— Dan heeft de iiere Moed „ die heerfchende Characdcrtrckderifotaj.-;'«-<2», hun, op de aankomst der Franken, zo geheel begeeven, dat zy terftond voor 't Krygsgcweïd bezweeken? Of hebben zy met hun eene Overeenkomst getroffen ?— De verhaalen der Gefchiedboekeren E umenu- s, Vopiscus en Zosimus, die zeer kort deeze gebeurtenis vermelden , zyn niet toereikende om deeze Vraagen op te losfen. Niet ongegrond komt ons de beantwoordendegisfing voor van den Heer Berkhey : ,, De tJ Bewoonders van dit Gewest, die voorheen ondervonden hadden, wat het koste, den Ro„ meinen te wederdaan , die nu met hun in ,, Vricndfchap leefden, zullen ongetwyfeld om„ zigtig geweest zyn, om niet aftcvallen. En „ zy, die liever derven wilden , dan hunnen ,} eed brceken, zullen, buitenkyf, het geweld „ der Franken,, die dc Bondgcnootcn der Re- meinen ontrusten, en in hunne belangen zog- „ ten  VADERL. GESCHIEDENIS, 123 „ ten over te haaien , eenigen tyd lang allen tegendandgeboodenhebben; tot datzy,eindelyk, voor de overmagt der Franken, daar zedoor deRof»e/« kans- verlooren Naam roemryk te doen herleeven. t>e gelukkig daagende tochten der Saxen na Brilidhje lokten veelen hunner Landgcnooten uit, om, in dicvermeesteringen, te declen, dit gaf den Friezen, de handen ruim, zo dat zy niet alleen de Saxen uit hunne oude Landpaalcn verdrecven; doch feffens geen gering gedeelte der Neder-Rhynfche Landftreeke aan zich trokken, en ook het Eiland der Batavieren, althans voor een gedeelte, In bezit namen. Op het tooncel deezer Gewesten vertoonen zich, als de magtigsten, de Franken en Friezen , Beiden met een ouden wrok tegen dc Saxen vervuld. Met reden mogten de Friezen vreczen, dat de Saxen, door Brittan je onderdeund, het geleeden leed zouden wreeken , cn hun, met nog erger juk, dan de Romeinen lertyds, prau1 gen. 't Was hunne zaak met de Franken, onder welken de Batavieren , als oude Bloedverwanten , iri gelyfd waren, ééne lyn te trekken, én van het verdccdigen der Vryheid ééne algemecne zaak te maaken.— Denaam en niagtdèr Friezen breidden zich uit, over alle de Landen , benoorden de Maas en den Rhyn, tusfehen de Schelde en de Elve. Een wyduitgedrekt gebied in de daad; doch de Franken, deoverliecrfching der zich veel aanmaatigende Friezen niet kunnende verdraagen, voerden tegen hun  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 131 kryg, en herkreegen het Gebied, over de Batavieren , by welken de Friezen, door Huwoiyks vèrbintènisfeö, zeker wel eenige Zedeverandering te wege bragten. De Saxen hadden blykbaar, ookin andere opzigten, niet weinig invloeds op de Friezen; en 't is waarfchynlyk, dat deezen van hun de Afgoden overnamen, onder anderen ook die naar welken- de zeven Dagen der Weeke hunnen naam kreegen. Aan deezen hebben de Batavieren , onder de Friezen Vermengd, eere roegebragt, gelyk zy, met de SxrmètHêtt verkeerende, in de Afgodery diens Volks deelden : en niet langer de Zowyde Maan , Cnhet Vtmr alleen 'eerden, gelyk Ce sar hun Godsdienst befchryft; maar ook M e r c u r i u s , Hercules, en Mars, den eersten zelfs Mcnfchenofl'er toebrengende. Zy telden desgelyks onder hunne Goden en Godinnen; jupiter, Nep'tunus, Ne 11 alenniaen Burorïna^*)— Hoe zeer verbasterden zy dien wel niet zuiveren , ïnaar nogthans veel beteren Godsdienst, waar van wy, 't Aloude Volks Charade'r onzer vroegfte Voorraderenbekhiyvende, gefprooken hebben (*) Zie hier over J. v. -R.o.yen Nederjandfehe Oudheden, Bl. 114, enz. c r uisse l be r ge n. Over deBewoondcrs van Zesta.id. Bl. ,",9, II. Deel van de l\rhandelhigcn der i a Zieuv- lJ Boek. ■ V. Houfdst» De Afgodendienst onzer Voorvaderen breidt zich uit dooi de vermenging met andere Volkens  i. Boek. V. hoofdst. jr. Zeeutffihe Maatfchappye: die van deeze Godheden eerr geJeerde en zeer Leezenswaardig verflag geelt, (f} Hier boven bl. 53. 13a CHARACTERKUNDE der ben (f) en welken door Hooft, in zyn Bato , op dezen cicityken trant, befchreeven wordt. De Goedtheén, die zich zelf ons oit te nut uit" (H! deelden, Verheffen wy als Goón: maar eerenz' in geen beelden. Want fterflyk hooft verziert, (hoe diep het zich berad) Geen maakzel oft en gaat, hunn' heerlyk- heydt te naa. Ook zyn wy ongewoon, V geen dat zich niet begrypen Van al de wereldt laat, in tempeli te benypen: Maar wyen wel, tot eer der Heiligheén, in *t woudt, Een levendige Kerk van ongekorven hout , 't Welk met zyn telgen breedt en bemelhoo' ge toppen, ffet dartelmakend licht beftaat den weg te floppen: En ftelt-van binnen toe een' akelyken dagh, Die 's Menfchen hart beftelpt met ootmoed en ontfagh. Wat  VADER.L. GESCHIEDENIS. 133 Wat marmerfteene vloer ook zond zich kunnen roemen By voettapeet van kruidt , gefpikkelt met haar bloemen ? ■ Wat wanten ryk vermaald, of wat Beeldthouwery, Wat orde van gebouw is zulke, dat ze by Een fchaduwryke beemd in majefteit magh haaien? Al deeden proflr, jasp en goudt des hemels ft raai en Met fpiegelgladden glans, affluiten, en de zon Daar, met zyn hel gezicht, geen oog op houden kon: JVat zoud' het wezen by de pylers der Bosfchaadjen, Zo reizigh,en gekapt met weelige pluimaad- feit Van aardig vloeijend lof? by ftammen nemmer los Van klimop , geborduurt op groen fluweelen mos? Het kostelyke Koor zal dfoogm haast verveelen Maar nimmermeer het friscb der fcheemrigt prïèelen: Welk, als ghy duizendmaal en duizendmaal beziet, Van duizendmaal aanfchouwt op een geftalti niet. I 3 Wam I. ÉOEK. V. HOOFDST.  I. Boek. V. UoOFDST De eeift< Prediking yan der ('hristlykcn < ioitdienst in deeze Geweittn. 134 CHARACTERKUNDE der Want waar ghy opkykt , oft daar is nieuw- groen gefprooten; Oft Vogel fchudt de bladn, oft windt verfchiei de looten. By dc Batavieren en Friezen, zo verduisterd en bedoiven in Godsdienstkundigheden , begon , in dit Tydperk, het licht der Christlyke Leere op te gaan. Onder Keizer Constant 1 n u s was dc Christlyke Godsdienst , in het Kcizcrryk, cn, onder Clovis, in het Ryk dei Franken, dc heerfchende geworden. Dan, hoe zeer dezelve van den Hcmelfchen oorfprong verbasterd was, leert ons de Kerklyke Gelchiedenis. En hebben wy hipr, om te toonenwelk een Christendom eerst in deeze Gewesten gepredikt werd, niets meer, of iets anders . byte brengen , dan de kenfehets van een Christen opgemaakt door den Heiligen EligiusoF St. Eldyr onder dc Regeering van Dagobert, tot Bisfchop van Noyon verhoeven, de eerde Prediker van den Christlyken Godsdienst, 'm Zeeland. „ Die geen", zegt hy", is een goed Christen, „ die dikwyls ter Kerke komt, die de olferhan„ de fchenkt, welke Gode op het altaar geof„ ferd wordt; die van de vrugtcn zyns arbcids niets fmaakt, alvoorens een gedeelte van de„ zelve God te hebben tocgewyd; die, wan„ neer de Heilige Feestdagen aankomen, zich, %) veele dagenagter een, kuisch gedraagt , zelfs., om-  VADERL. GESCHIEDENIS. 135 „ omtrent zyne Vrouwe, op dat hy met een zui„ ver gewisfe Gode aan 't altaar moge naderen; „ en eindelyk die het Geloof en het Gebed des Hecren van buiten kan opzeggen.— Koopt „ dan uwe zielen vry van de draffen, terwyl ' gy de middelen in uwe magt hebt; geeft Ge■ fchenken en Tienden; ontdeckt de Kaarzcn 1 op dc gewyde plaatzcn, naar uw vermogen: „komt vlytiger te Kerk; fmeckt dc Heiligen ootmoedig om hunnebefcherming; want,in, dien gy alle deeze dingen in agt neemt, moogt „ gyonbefchroomd in den oordeeldag, dcnRcgtcrfloel des eenigen Rcgters naderen en zeg* een" seef ons, ó Hcerc! want wy hebben u gegceven." (*) — Zo kon men een Chris* ten zyn, zonder Liefde tot G 0 d , zonder Onderwerping aan zynen Wille, zonder Gehoorzaamheid aan zyné Wetten, zonder Regtvaardigheid, Liefde en Goedwilligheid, tot den Naasten. Met zulk een begrip van 't Christendom veranderden dc Afgodifchc Volken wel van onderwerp; doch behielden den geest van hunnen Eerdienst; foortgelyke middelen als zy voorheen aanwendden , om hunne Gewaande Goden te bevredigen, werden hun thans voorgele hrec- ' (*) Luc.\s d.\ce Rit!s, Spcrihg. Veter Scriptor. Tom. 11. p. 2. Mos hei m Kerklyke Ccfih. 111 U. bl. V>. 14 I. Boek-. • /. lIOOl'OiTl  I. Boek. y. H'oofdst. 136 CHARACTERKUNDE der fchreeven als gefchikt om de gunst van den waa« ren G o d te verwerven. Elegius febyn t niet ongelukkig geflaagt te zyn by de Zeeuwen, tot welken zyne Prediking, wat deeze Landftreeken betreft, zich bepaalde. De eerfle Zendelingen, die , in Friesland, het Christengeloof verkondigden , kwamen uitEngeland. De voorvlugtige Wilfrid, meC zynejTochtgenooten, door der Friezen Koning Adelgisus bcgundigd, en tegen de vervol-gïngen van Ebroin, Opperhofmeester van Frankryk, gedekt, kreeg van hem vryheid omden Chrisilyken Godsdienst, in die Gewesten , te verkondigen ; doch , in zyn kort verblyf, maakte hy geen grooten opgang. Wi g b e r t een zyner Opvolgeren in dit werk, ontmoette zo veel tegendands van Koning R ad b o u d , als Adelgisus hulpe aan zynen Voorzaat geboden hadt. Weinig betekende zyn arbeid: en de voortplanting van het Christendom daagde , bydc Friezen, in andere omdandigheden, door andere arbeiders , gelukkiger.— Toen Pe-. ïyn van Herstal, of de Dikke, het naastgelege Friesland of Friesland aan de flinker zyde des Rhyns, fbhattmg fehuldig gemaakt en Radboud hunnen Koning, die toen te- Utrecht zyn verblyf Meldt, overwonnen hadt, zonde hy Willebrordus , derwaards. Deeze Angelfax, door zyne aangeboore taal, in daat zich vèrftaanbaar by dcFriczen uit te druk-  VADER.L. GESCHIEDENIS. 137 drukken, (*) hadt voorheen in Friesland hetChristengeloof'zoeken te prediken; doch moest, met zyne Medezendelingen dat Gewest ruimen. Nu door den arm van Pepyn gedeund, en van Paus Sergius den,?, tot Aartsbisfchop van Friesland aangcdeld , vestigde hy den ftoel zyns Bisdoms te Utrecht , en mag de Stichter van een groot getal Kerken hier te lande heeten. Voorgaande Kerkdichtingen betekenden zo weinig, als de Inflelling van dc Orde AcvBegynen aan St. BecgAtoegcfchreeven,en de Kapel door haar zuster Geertruid, zc men wil, ter plaatze, waar thans Geertruiden-, lerg ligt, gebouwd. Q\) De Wonderwerken aan deeze Zendelingen, en bovenal aan Willebrordus, toegefchreevcn, worden, in deeze verlichter Eeuw, met reden verworpen, voor geen gering gedeelte gehouden als vertelzeltjes , uitgedagt en den Volke diets gemaakt, om cle eer dier Mannen te vergrooten. Ook oordeelden de Verkondigers van den Christlyken Godsdienst ten dien dage, het geenzins ongeoorlofd, die Kunstenaaryen te pleegen, met den onvoeglyken naam van Heilige Bedriegeryen bedempeld, welke zy te baat namen, als zy, door rede cn overtuiging, niets kon- f') MuiDBcoPBR Melis Stokel.'O. Dl. a*. (t) Mxjs'heim, Kerklyke GcfcMedcn.sfen. V.D.B1. 153» * 5 i. Boek, V, hoofdst» Charaflep der Z «.delingen.  I, Boek. V. HOOFUST, 138 CHARACTERKUNDE der. konden uitwerken. Hunne eigene onkunde merk* te ook dikmanls, als wonderdaadige tusfehen^ komsten des Alle rh oogsten aan, 't geen flegts ongemeen , 1'choon louter _ natuurlyk , was. Hunne Reistochten na verre gelegene Gewesten , en onverlichte ruwe Volken, ondernomen, hebben, ongetwyfeld een vertoon van yverter Voortplanting van bet Christendon,, en wy zouden een te onbarmhartig oordcel dryken, indien wy' deezen yver by allen verdagt hielden van dinkfche oogmerken; doch, terwyl eenigen, met de beste inzigten, deezen arbeid ondernaamen, hebben veelcn dit roemryk wede ontcerd door hoogmoed, eerzugt, gierigheid en wreedheid, Dc gewaande raagt, hun door de Roomfche Pausfen gegcevcn, misbruikten zy, door zich een eigendunklyk gezag over dc onderwerplyke Aankomelingcn aan te maatigen; met eene hooge Waardigheid in de Kerk vereerd, heerschtcn zy als Vorsten over de Landen, in welken hunne Prediking opgang gemaakt hadt. Niet ongegrond is het vermoeden, dat veele Monniken, grectig na Kerklyk gezag, en de voordeden daar aan gehegt, hunnelhoodcbedoelingen met denmantel van Godsyrugt bedekten, cn, voor eenigen tyd , zich veel leeds getroostten om in de Kerk dc Bisfchoplykc Waardigheid te beklimmen. Wy zullen welhaast gelegenheid hebben om dit alles in  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 139 in nog heller dag te zetten, en daar door die fncjode bcdryven te befchaamcn. De wapens van P e p yn onderfteunden dePrcdiking van W1 hte b r or d u s by de Friezen, die aan dezelve wederdand booden, en het waagden de grenzen der Franken tc bedooken , in Bondgenootichap getreeden met Everard Heer van Eist, eene plaats in de Betuwe, die gezegd wordt met de Ongeloovigen, dat zyn de Friezen, een verband aangegaan te hebben (*). Zy kreegen de Nederlaage. Radboud vlugtende verborg zich diep in Friesland. Op deezen tyd geraakte Utrecht in de magt der Franken; cn de Heerfchappydes UtrechtfchenStoels zette 'zich wyder en wyder uit.— CarelMartel, Natuurlyke Zoon van Pepyn, hadt tegen eenen Mededinger na het Groothofmcesterfchap, en de Friezen, tc dryden ; op een ongelukkige nederlaage, in een gevegt tegen Radboud, volgde eerlang eene beflisfende Overwinning, die Carel Mar. tel tot denzelfden top van waardigheid verhief, als zyn Vader beklommen hadt; waar van hy zich bediende om zyn gezag, als mede dat der Kerke, uit te breiden. Wat Ra disoüds lot, in deezen, was, behoort onder dc onuitgemaakte gefchiedkundige duisterheden. Dat hy door Wolfram, Bisch- ichop CO He da p. 20. I. Boek, V. hoofdst. Hunne Preliking door • iVapenen inderfteund.  i. Boek. V, Hooedst, 140 CHARACTERKUNDE der. fchop van Sens, zullende gedoopt worden den voet, reeds in de Doopvonte gezet, daar weder uithaalde, om liever, ongedoopt dervende, by zyne Voorvaders in het Volkryk Paradys van W o d a n dan met een hand vol Christenen in den Hemel te weezen, is een verdichtzel; of liever eene verkeerde op hem toegepaste Gefchiedenis (*) CarelMartels Milddaadigheidluisterde den Bisfchoplyken Stoel van Utrecht op. Zyne giften lagen den gronddag, tot hetWercldlyk Gebied der Utrechtfche Kerkvoogden , die wy, vervolgens, zulke groote rollen zien fpeelen:want, in de Overgave van den eigendom op zekere Landeryen , was alles, wat op dezelve gevonden werd ,en de Regeering over de Bewoonders, uitdruklyk begreepen. — In de Giftbrieven der Weide Graveningen, der Hoeve Fethjna , en der verbeurd verklaarde goederen van den Heer Ever ard, doen zich de duidelykde merktekens op van den geest diens Christendems, door St. Eligius, en zyne Tydgenooten , gepredikt. Carel gaf ze, om de Zonde te boeten, en den Hemel tc verdienen; 's Hemels Vloek word uitgedonderd over elk, die zich daar tegen zou willen verzetten, geen min- c») Huidecopbr, Melis Stoke. i.D.Bl. 27.BE k a. p. 13. k 101t Hift. Critica Coniitatus Holland'uc cn Zcdandig.t.iï. i. p. ii. p. 1.  VADERL. GESCHIEDENIS. 141 minder itraffe dan DathaN en AbïraM trof, leevendiginde opgefpleete aarde verzwolgen te Worden , rriogt den zodanigen overkomen» (*) Reeds toen begon het gevoelen de overhand te kragen, dat de Boete-doeningen op Aarde, zo wel als de draifen van den Regtvaardigen Regter der wereld, konden afgekogt worden, door ryke gaven aan de Kerken en de Geestlyken toe te brengen.— Een Zoenmiddel greetig omhelsd door allen met tydlykeHave ryk bedeeld: en de voorts zo overvloedig fpringende bron, waar uit deverbaazendde Rykdommeh der Kerke toevloeiden. Onder Poppo , den Opvolger van Radboud, ftaaken de Friezen het hoofd weder op. Zy zogten den aanwasch van de magt der Franken te fnuiken, ert den voortgang der Christen Leere te duiten , welke zy aanzagen als gefchikt om het juk der overheerfchinge hun om denhals te doen klemmen: eene vrees gegrond op het gezag, 't geen de begundigde Kerklyken zich aanmaatigden.— Hun voorvegter fneuvelde en zykrcegen de nederlaage, als C a r e l , met een welgewapende Vloot, de Zuiderzee overgeftooken, hun in *t hart huns Lands-aantastte, 't zelve met zyne overwinnende krygsmagt doortrok , met het moordend zwaard in de eene, en brandei Hr.DA ■p. 28. 30. I. BoER\ V . HüQFBSf.  I; Boek, V. HaoFBt'. Chnraftei Van Boni t AC 1 u s. i4; CliARACTÈRKL'NDÉ dèr. brandftigtehdè flambouwen in de andere hand* ' de Tempels verwoestte, de Afgodsbeelden vernielde , en de geheiligde Bosfchen uitrooyde. Eene zo geweldige verdelging der Afgodery, als fchriklyke voortplanting der Liefde - ademende Euangclieleere!—-Een firydigheid Jioe groot ook, welke wy, in meer verlichte Eeuwen, maar al te veel zullen aantreden, en, met reden, des te meer vertoeven. Bonifacius, die, haa den dood van W i llebrordus, in't Gecstlyk bewind deezer Landen 't meest te zeggen hadt, ert voor deri tweeder Bisfchop van Utrecht doorgaans gerekend wordt , gaat een groote geur van Heiligheid naa. Zyn droevig uiteinde ,iby Dokkum iri Friesland? werwaards hyj in zyn hoogen ouderdom, heen getrokken was, om het werk zyner Bcdieninge, in dat Landfchap te voleindigen , waarhy het in zyne Jeugd begonnen hadt^ heeft hem onder het getal der Martclaaren en Heiligen geplaatst. Zyne onvermoeide yver en heilige verrigtingen, hadden hem reeds den naam van den Apostel der Germaanen bezorgd; doch hy was een Apostel van eenen gansch anderen dcmpel dan de alzins eerwaardige eerde Afgezanten van Je sus, onder dien naam bekend.— Zyne Brieven wyzen uit, dat hy van eenen heerschzugtigen trotfehen Aart Was, en eene Ziel bezat op kunstenaaryen cn drecken afgerigt: ook bediende hy zich, nu cn dan, van list en ba  VADËRL, GESCIIIËDËNiS. 143 bedrog, om het getal der Christenen, te vermenigvuldigen, en niet zelden van fchrik en geweld. De eer en 't gezag der Roomfche Pausfen, zyne Bevorderaars , lagen hem naast aan 't harte, als mede het vermeerderen van de voorregten der Prielïerfchap. CO— *t ts buiten ons bellek te fpreeken van de Staatsomwenteling, voof geert geringgedeelte,doorzynebewerking,by de Franken te wege gebragt, van het zalven des Opperhofmeesters Pepyn den Korten tot Koning, tcrvvyl de laatlte Koning, uit het bloed van Clovis, de kruin gefchooren , en deeze, benevens zyn Zoon, in een Klooster geftooken wierd. Alleen blykt 'er uit, dat de gunst der Magtigen te winnen, en, doordat middel, zyne heerschzugtige oogmerken te bereiken, zyn hoofdtoeleg was. C*> -M OS HE. lil., KerUyke GcfcliUd. III. d. Bl. 81, enz. 2 Ë S- i. Boek. V. hoofdst»  144 CHARACTERKUNDE dér ZESDE HOOFDSTUK, I. Boek VI. Hoofdst, Algemeenc Naam var Friezen. Character vat Care!kek Groote. character dèr friezen onder ca rel den groot en en ten tyde van de invallen der n o r m a n n e n» Onder den Naam van Friezen begrypen wY onze Voorvaders van dit Tydperk, in't algemeen ; dcwyl deeze toen, bykans op dezelfde wyze, als tegenwoordig dc Naam van Hollanders de Ingezetenen der Zeven Veréénigde Gewesten mcermaalén beduidt, aan de Be* woonders der meelTe Landfchappcn gegecven werd. Dc byzondere paaien der Grensfchei* dingen tusfehen een en ander Gewest , ten dien dage , loopen geheel buiten ons bedek: Wy hebben met dc Inwoonders te doen. CareLDe Groote praalt aan 't hoofd van dit Tydbeftek, als dc Vorst der Franken , en Overwinnaar deezer Labdftreeken , wiens kloek verftand, en hcerschzugtige geest, ontwerpen fmeeddc en uitvoerde, welke zyn Naam der Onderflykheid gewyd hebben , als Held, Staatsman, Wctgeevcr, cn Godgeleerde. Hy rnag in veele opzigten een Wonder zyner Eeuwe heeten. Zyne Deugden worden , door de vlek-  VADERL. GESCHIEDENIS. H$ Vlekken veeier Ondeugden ontluifterd. Schoon, , naar de heerfehende begrippen dier tyden, voor Heilig verklaard, zullen verlichter Eeuwen hem dien Eertytcl onwaardig keuren. In de Nederlaagcn den Saxen toegebragt votiden zich de Friezen, die zich oproerig met hun ' verbonden hadden,ingewikkeld, Carel de Groote ontnam den Overwonnenen, welk eene onbillyk draffe! het Regt op'tVaderlyk Erfdeel. De Kinderen konden de goederen hunner Ouderen niet erven, zonder's Vorstentoeftemming, die zich de magt aanmaatigde om zulks te weigeren , en de bezittingen aan anderen te fchenkem YVaarlyk de Wet eens drengen Overwinnaars ! Bovenal zogt hy den Godsdienst ten middel te gebruiken om Volken, door de Wapenen te ondergcbragt, in bedwang, en onderwerping, te houden. Doch de Christlyke Godsdienst, hadt een fchriklyk gelaad aangetoogen: dewyl dezelve met onderdrukking gepaard ging , en blykbaar ten teugel diende om de bovenkomende Vryheidsmin der Overwonnelingen te bedwingen. Het blykt alzins , dat de yver Van Carel den Grootén, oxaAe.Saxent Friezen, en andere Volken, te bekeeren $ meer door Heerschzugt, dan doorGodsdienst, werd opgedookt; en dat zyn hoofdoogmerk in die 'Krygsiochten , te hunner Bekeering onderkomen, alken was, de bekeerde Volken onder, I. DEEL. K zy* I. Boek. Th Hoopdst. 3oe hy met le Frieiai jandelt.  I. Roek-. VI. ilOOFDSTj 146 CHARACTERKUNDE der. zyne Heerfchappy te brengen en'gedwee te doen bukken onder 't juk, 't geen zy met ongeduld droegen , en dikwyls poogden af te fehudden. Nogthans liet hy de Friezen, behalven het draks gemelde dwingclandsch Bevelfchrift, ten opzigte van de Erfenisfen der Kinderen, naar hunne Vadcrlyke "Wetten regceren ; en vindt men, volgens de aanmerking van den Volk- en Wetkundigen Montescjuieü, in de Wet* ten der Friezen , die hunne oude Gebruiken toen tot een Wetboek maakten, eene oorfpronglyke ruwheid, cn eene geestneiging, welke blyken draagt van eenen niet te ondergebragten aart.—Ca r. kl de Gr 00 te ging hun als aan de hand, daar zy ontheeven werden van allerlei lasten en fchattingen, de Tienden aan deGeestlykheid alleen uitgenomen. De naam van Vry, die hun hoogst aangenaam in de ooren klonk, werd hun gefchonken, en zy fchynen, van deezen tyd af, den ecrtytel van Frye Freezen , by uitdek, gevoerd te hebben: ook werden de Saxen cn Friezen, voorts, als dén Volk metdc Franen aangemerkt , en Friesland een Hertogdom van het Ryk der Franken afhanglyk. 's Lands zaaken werden, inJAlgemeene Vergaderingen, afgedaan, die, naar de gewoonte der oude Germaanen, in 't open veld gehouden werden, op plaatzen, waar de ruimte groot genoeg was tot her  VADÈRL. GESCHIEDENIS. 14? het bevatten van de menigte bevoegd om dezelve bytewoonen(*).— Zo werd der Friezen Vryheid aan den zagten band gelegd van Wetten, opgcdeld en gehandhaafd volgens de Voorvaderlyke Zeden. By hun waren de Oordeelproeven van Twcegevegt, van Koud- cn Heet- water , van Vuur, en dergelyke, door 't Bygeloof uitgevonden en in dand gehouden, in gebruik; wanneer de bewyzen voor eene misdaad ontbraken , of tekort fchooten, en een Eed geoordeeld werd het duk niet te kunnen bedisfen (f). De Christlyke Godsdienst, eerst, met overheerfchend geveeld, by hun ingevoerd, en daar door haatlyk geworden (§), nam eerlang eerte zagter gedaante aan, die dezelve aanneemelyk maakte, by Volken van dwang vervreemd; ja kreeg die Godsdienst, onaangezien de verbastering der Leere en de Gebreken der Geestlykheid, daar grooten opgang. Hier toe werkten de Volksaart en vroegere Godsdienstbegrippen mede.— Dit verdient eene nadere overwceging. Om CO ^an dit a''es 7->e "e Leezer, die breeder onderrigting verlangt, Robertsons I/ist. van Carcl den V. 11 D. Bl. igü enz. (f) Over deeze Proeven verdient nageleezen te wordea Robertsox Uïst. yan Carcl denV. 1. Deel. Bl. 85. 8ó« (§) Overtuigende Bewyzen hiervan levert onSMoJHEiM, in zyne Krkhke Qejckied. III. D. Bl. 88. «o, K a t. Boe?. VI. Hoofdst» De Cliristlyi ke Gods. dienst maakt by hun meel opgangs.  ï. Boïk. Vl. HoorcsT. Vanwaar de Geestlyken in 't Westev zo veel gezags krcegeil. (*) Caesar* Bello Gallico, Lib. VI. Cap. XIII. T *■ ciJïub de Moribus Gertn. Cap. VII. 14$ CHARACTERKUNDE der Ongodsdienstigheid was nimmer het gebrek onzer Voorvaderen, 't geen wy van het aloud Volks-Characdcr gezegd hebben , ftaaftdit. Aan hunne Pricstercn en Waarzeggeresfen verflaafd, deeden zy, zonder deezcr raad of gezag, niets van eeniggewigt, mBurgerofKrygszaaken.(*) Tot het Christendom bekeerd, oordeelden zy het billyk de voorregten en vrydommen hunner Pricstercn op dcBedicnaaren van den nieuw aangenom'encn Godsdienst ovei'te draagen. En wie, de doorgaande gcestgedeltenis der Bisfchoppcn en Kerklyken kennende, twyfelt één oogenblik of zy toonden zich gereed , om , die aanbieding van magt en gezag, niet alleen te aanvaarvaarden; maar ook allen vlytenlist aan te wenden , om den uitgedrekten invloed , dien de Bedienaars van het Heidendom op een onkundig en woest Volk gehad hadden , te verkrygen, te behouden cn uit te breiden. Dit oud Volks gebruik, om dc Priesters, met de diepde eerbiedenisfe te bejegenen, hun, als eene foort van Godheden, te agten, cn zich, in allerlei zaaken, aan hunne beflisfingen te onderwerpen, lost het Gcfchiedkundig Vraagduk op, vanwaarhetbykomt,datdeC4r;V/fl» Priesfchaj), in het Westen eene zo ongehoorde maate van  VADER.L. GESCHIEDENIS. 149 van gezag verkreeg? Volgens Ces ars Aante-^ kening, hadden de Druïden, by de Celten, ten Opperflen of Aarts -Druid , die onder hun het hoogst bewind voerde.'(*) De Westerjche Volken , den Christlyken Godsdienst omhelsd hebbende , oordeelden het eigenaartig aan den Opperflen Bisfchop dezelfde eer en agtbaarheid op te draagen als voortyds in hunnen Opper-Druïd huisvestten. Hoe zeer ftreelend was zulks voor den Paus van Rome? De Hoogmoed van den Roomfchen Druid zwol verbaazend; en de erkentenis , uit eene Iieidenfche Byloovigheid oorfpronglyk, gaf aan den Stoel van Rome, dien hooger voorrang, dat overheerfchend gezag 111 't Burgerlykc cn Staatkundige, waar van men, in de voorgaande Eeuwen, niets wist. De Banblixem, reeds ontzaglyk, kreeg zo veel kragts, dat dezelve alle verbintenisfen, alle verpligtingen los maakte, de Kroonen der Vorfteu verplette, de Onderdaanen van den Vorst ontfloeg , en den Menfch van de cifchcn der Menschlykheid beroofde. In 't oog des Volks was een gebannenc cenverfoeilykwangedrocht. Zyn gezelfchap werd, als de pest, gefchuwd; want die gemcenfchap met hem hieldr, verviel daar door onder denzelfden Vloek; deeze gingin eene oneindige opvolging over op -allen, die zich eeni- ffer (*) Caesar ie Bello GèBtco LBXVÏ'Öaf.i XHI. K 1 [. Boek. . hoofds'ï , De Ban der Kerke zeer gedugt.  I. Boek. VI. hoofdst C A R E l de Groote ; vit Staatkunde een Vriend der óeestlykeu, 150 CHARACTERKUNDE der ger wyze met eenen Gebannenen vermeng, den. De Priesters der Goden hadden onder 't Heidendom dusdanig een Ban (*) en de nieuwe Geloofsleerlingen hielden den Kerklyken Ban van denzelfden aart. Eene draaiing , tot. vergrooting van gezag drekkende , moet by de Heerschzugt nooit uitgerooid , maar veel eergekoederd worden, en bleef dae~ ze niet onaangekweekt by de Roomfche Paus/en, Zy boezemden het volk het fchriklyk en iehadelyk begrip in, dat Perfoonen , door den Paus , of een der Bisfchoppen , zyne Dienaaren, van de Gemcenfchap der Kerke uitgedooten, niet alleen hunne burgerlyke regten en voordeeien, als Ingezetenen, maar ook die derMenschlykhcid, verboren.— Gedrochtlyk gevoelen! Rampza-? lige Oorfprong van Oproeren, Dooddagcn en Oorlogen zonder tal ! Befchreienswaarde Onkunde en Bygeloovigheid, die dus Heerschzugt en Dwinglandy in dc hand werken, en een ongelukkig, maar gewenscht voordcel verfchaffen aan Zielsgebreken, welke het Menschdom ten fnerpenden geesfel drekken. Staatkunde en Godsdienst booden elkanderde hand. Carelde Groote was, over 't geheel genomen, geen bygeloovigVorst, noch een (•) Caesar De Bello Gallico Lib. VI. Cap. XIII. Mosii; 1 M Kerklyke Geftkiedcnis III. D. Bl. 114-  VADERL. GESCHIEDENIS. 151 een Slaaf der Geestlykheid , maar hy oordeelde deeze noodig te hebben tot het in dand houden zyner wyduitgedrekte Heerfchappye. Begiftigingen voorheen aan Veldheeren en Afhangelingen gefchonken, kwamen nu in handen der 'Bisfchoppen. Steden, Sterkten, met de regten en vrydommen, daar aan behoorende, gingen tot hun over. „Ca rel deGroote, ('t is het Getuigenis van Willem van Malju esbury) „hadt, om der Volken woestheid tc beteugelen, bykans alle Landen aan „ dc Kerken „opgedraageu, welwyslyk overwee„ gende, dat Mannen van een heilige Orde „ zo gereed niet als dc Leeken, de banden van „ getrouwheid aan hunnen Opperheer zouden „ fchenden; daarenboven was hy 'er op hè „ dagt j dat hy de Leeken , als zy tegen hem „ opdonden, door de drafheid van den Ban j „ zou kunnen bedwingen (*>— Staatkunde, geen Bygcloof alleen, zette dienOverwinnaar aan om'sPausfcn gezag te dyvenen denBisfchoppef ruime bezittingen te fehenken, in de Landen tot welken zyne zegepraalende Wapenen waren doorgedrongen. Gerceder onderwerping , meei getrouwheids wagtte die daatkundig voorzig tige Vorst van de Geestlyken 'dan van dc Leeken : (*) Li}. v de rebus gestis Regum MngtU V- iöö. inter Scriptores Rtruin, Jngelicarum poft. Ecdmn. K 4 i. Bork. vi. hoofdst.  xst CHARACTERKUNDE der t. Boek. VI. Hoofust. Ondef hem bloeit de Koophandel, ken: hy overlaadde, derhalven, de eerstgenoemd den metrykdommen en gezag, om zynen Ryksthroon tegen de onderneemingen en aanvallen der laatsgenoemden te beveiligen. Naardemaal den Bisfchoppen de grootdc eerbied werd toegedraagen,zo bediende byzich vandcrzelverinvloed , om den oproerigen geest zyner Herto-, gen, Graaven, en Ridderen , die menigmaalen geene kleine onrust baarden, te beteugelen, Onder Carel den Grooten, diezyne Onderdaanen verrykte, den Landbouw en KunSr ten aanmoedigde, bloeide ook de Koophandel, die de voorthrengzels der onderfcheide LandfchapT pen, in een wyd uitgedrekt Ryk , vertier-» de. In deezen hadden onze Voorvaders hun aandeel, 's Lands ligging aan de Zee , cn de gemeenfehap met de Rivieren, de aderen door welke de Handelgemakiyk vloeyt, maakten deeze Gewesten, van vroeg af, ten Koophandel gef hikt. Ten dage der Romeinen had men reeds openbaare Markten gehouden. De Nyverheid, de Moeder des Handels, onvermoeid bezig in voorraad te verzorgen, was den Landzaaten eigen, en werd deeze aangefpoord door Carel den Grooten, die de Markten vermeerderde. Hunne Paarden, Wollen en Linnen doden, waren op dezelvederk getrokken, Klccderen van Friefche doffe gemaakt moeten fraay en kostbaar geweest zyn; gemelde Vorst was  VADERL. GESCHIEDENIS. fc& was op Pafcha gewoon met de zodanige elk zyner Onderbevelhebberen te befchenken, en zelfs aan vreemde Vorsten Friefche veelverwige Mantels te zenden. Rykdom en welvaard waren de eigenaaitige gevolgen. Dan deeze ftelden hun bloot voor de roofzugt der Noordfche Volken, tuk op buit. De Deetien vielen, door denzelven aangelokt, op deeze Gewesten aan , en beftookten ze van den Zeekant , met zulk een woede, en gelukkigen uitflag, dat Carelde Groote, klaagende uitboezemde , wat zullen, die Barbaaren, fiout genoeg om , by myn leeven , de ICusten van myn Ryk te beftooken, naa mynen dood, niet beftaan! Welgegronde Vrees.—- Onder de onwaardige Naazaatenvan dien wydberoemden Vorst en magtigen Opperheer, verzwakten de Huislyke Oneenigheden en Ryks verdeclingen, h^t Ryk van binnen , en gaven liet bykans ten prooy aap de roofzugtige Normannen. In welk ongunstig lot de Landen onzer Voorvaderen zo wel deelden, als in het gunftiger eene wyl genooten. 's Lands Gefchiedenisfen gewaagen, in 'tbreede, van de invallen der Normannen. VanLooU heeft Lodewyk den Vroomen, den Opvolger van Ca relden Grooten, deeze Gewesten tusfehen drie vlugtende Deenen, den verdreeven Jutfclwi Koning H'e r i o l d en deszelfs twee Broeders Roruk en Me mmin g,doen K 5 ver- I. BoKE. VI. HOOFDST. Invallen det Normannen,  I. BOKK. IV.' HoorosT. i • j / ( .( O IT r i d ï c o r e *. Mc'.is Sttkt I. D. Bl. 173 154 CHARACTERKUNDE der verdeden. Doch heeft deeze Gefchicdbocker, gelyk Huidecoper aanmerkt,,, het Toneel „ van Holland dien tyd ledig bevindende, zich „ wat poppetjes |gemaakt om 'er een Treur- of „ Klugtfpel, gefchikt naar zyne zinlykhcid, op „ te vertoonen (*)" clan zullen wy met deeze Perfoonadien niets byzonders in onze Characterkundc, te maaken hebben. Geheel het Tydperk, dat de Normannen deeze Gewesten met fchrik, roof en bloed vervulden, de Koopplaatzen verdelgden, de Kerken van iostbaare cieraaden en fchatten beroofden, is rchaars in doffe voor ons Werk, of wy zouden het met vreemde moeten opvullen, en het Character fchetzen der Normannen, de Bedookcrs en Bedervers van een Land, 't welk beter lot verliendc, dan door de verdeeldheid der Vorsten /erzwakt, jaaren lang, de invallen dier Earbaa■cn te moeten verduuren. Doch dit zou een mvocgzaam vertoon maaken in eene Vaderlandche Characderkunde : Wreedheid , Trouwloosteid, Roofzugt zyn de hoofdtrekken, waaraan ie Normannen gekend kunnen worden. Afgerigt >p verrasfende Krygstochten, trots 't hachlykst :ecgevaar ondernomen, daagden zy dikwyls, ten mverwagtden, op, en greepen alle gelegenïcdcn aan om zich van dc Verdeeldheden der Vors-  VADEPvL. GESCHIEDENIS. 153 ' Vorsten te bedienen, en den een , tot verdrukking van den ander , te onderfteunen. Friesland ftondt gemeenlyk hunne eerde balddaadigheden ten doel, en zy hielden 'er eene bedendige wykplaats. Zy maakten een fpel van de verdrukking der Volken en de bloohartigheid der Vorsten, die gewapend tegen hun optrokken , doch veeltyds, zo 't fcheen, eer om fchandelyke verbonden met hun te duiten, dan hun, tot verdeediging van Land en Ingezetenen, te bcvegten. Verwoesting en Plondcring baakendeu den weg af, welken deeze wreedaartigen doortoogen. By het ontmoeten van tegenweer, dien de Friez-en zomtyds booden, werd veel bloeds gedort. Vereende magt was het eenig middel om zich van deeze Geweldenaars te ontdaan. De Kleinzoonenvan Carel den Grooten, Caroioman en Carel de Vette, hunne magt zamenvoegende, hadden den fchoonsten kans, tot het volvoeren van een zo gewenscht bedryf, Doch Carel d e V e t t e luisterde na Vredes voordagen. Godefrid, een der Aanvoerderen, beloofde den Ckristlykcn (godsdienst tc zullen omhelzen : dit diende ten dekmantel van een fchandelyk Verdrag, hy kreeg GisELA,Dogtcr van Lotiiarius den II, tenlluwelyk, en Friesland ten Bruidfchat. Zyne bebeerfchin'g was die eens Geweldenaars,fchoon het waarfchynhk onder de fabeltjes moet gerekend I, Boek. VI. hoofdst De Normannen verdreeven.  I, Boek. VI. HoüfosT. (*) Hiitbecore r, Melis S/c!;c I. Deel. Bl. 156 CHARACTERKUNDE der kend worden, dat hy dc Friezen zo verre vernederde , dat zy met droppen om dc halzen gin- ' gen, om, by de minste wederfpannighcid, tcrdond opgeknoopt te kunnen worden (*). De begundigde Norman, niet voldaan met deeze Giftc, welke hem Heer over Friesland, cn bezitter der vette wcidlanden maakte, vorderde gundiger Lugtdreeke, waar ten minden Wyn te zyner verkwikking groeide. Godefrid werd het dachtoffer zyner trouwloosheid, en, door een Friesfchen Graaf, wien hy van Waardigheid en Landen beroofd hadt, in een mondgefprek afgemaakt. Zyn dood, een vefraadlyk bedryf zeker, hadt voor Friesland dc gelukkigdc gevolgen. Verfcheide Grooten greepen nieuwen moed, verzamelden hunne kragten, vielen op het haatlyk gelpuis der verdrukkeren aan: de herleevende Vryhcidsmin, door hoop van eenen gelukkigen uitllag bemoedigd, vormde Helden. AlleAVmannen werden nedergchouwen. De Friezen behaalden eene volkomene zegepraal op de Normannen, die van overwinnende hcirtochten derwaards aanrukten. Zy vonden , in den ryken buit dier Aartspionderaaren, eenigzins vergoeding der voorheen toegebragte fchade. Rcgtmaatige belooning van hunne Vryheidsmin cn daar  VADERL. GESCHIEDENIS, i# daar uit geboore wederdand van Onderdrukking: die hoogstbillyk in zichzelve, maar , met een laakenswaardig verraad , begonnen was. Tot vergoelyking kan alleen dienen de bedenking , dat, wanneer het onmogelyk is de fchenders van de regten des Volks, regterlyk af te zetten en te vcroordcelen, een Voorregt den Vryhcidademde Landen alleen eigen, den onderdrukten bykans geenc andere dan trouwlooze middelen overgelaaten fchynen, om het edel voorregt der Vryheid te herkrygen en den kop der Dwingelanden te verpletten. 't Volks Character , fchynt, ten tyde der' Normannén, niet weinig van derzelvcr ruwheid overgenomen tc hebben, fchoon de doordeckende haatlykheid hunner onderdrukkingen en rooveryen, voor't overige*, den heilloozcninvloed ftremde by Volken, die onder de Regeering van Carel den Groote eenigzins de zedebefchaavende aangenaamheden van Landbouw, Handwerken , en Koophandel, begonnen tc fmaaken. De. Friezen , Van deeze Vreemde Heeren ontflaagen, hebben den Standaard der Vryheid opgerigt, en leveren te midden van de drukkende Leenregeering, een voorbeeld op vaneen Volk, 't welk Grootmoedigheid , Gevoel van eigene waardigheid, Dapperheid in 't ouderncemen, Voldandigheid in 't uitvoeren bezat, en de Vryheid boven alles delde.— Zy betuigden, 't is waar, I. Bözk. /i. hoofdjt. / foiks-Cha* akter.  i53 CHARACTERKUNDE der. I. Boek. Vl« HOOFDST waar, hulde tc doen aan den Keizer, en aan heni alleen; doch deezen zagen zy nooit, cn zyne verre alweczigheid onthief hun van de vreeze voor het misbruik eener zigtbaare en tegenwoordige magt. Deeze mogt hunne Landen nu eens aan den Bisfchop van Utrecht , dan eens aan den Graaf van Holland, of een ander, fchenken : Zy hielden zich , onder voorwendzel, om van niemand dan den Keizer, tc willen afhangen, altoos vry, cn verhinderden de Leenbezittingen in hun. Land door tc dringen: en dus onderworpen te worden aan zulke kleine Dwingelanden ; als wy, welhaast, onder eene en andere gedaante, zullen zien te voorfchyn treeden.— Niemand dootezieh aan deezen naam: wanthy moet wel zeer onkundig wcezen van de Leenrcgeeringe en de deeds neigende zugt tot onafhangelykheid cn oppermogenheid, opkomende in de gemoederen der Grooten, die eeneverbaazende magt verkrecgen hebbende, het eene fchande rekenden zich te befchcuwcnals Onderdaanen; terwyl Krygszugtige Kerkvoogden zo welBurgcrlykc als Geestlyke daaverny poogden in te voeren. Wy naderen een Tydvak vol gewoels; doch gebrek aan zekere befchciden cn overvloed van ftrydige berigtcn, maaken dc Gefchiedenis der Gi'aaflykeRcgeeringe, cnwatdaartoe betrekking hebbe, zo twyfclagiig voor der Gefchiedfchryver als onvoldoende voor den Characterfchet- zer  VADERL. GESCHIEDENIS. 15? zer. Doch wy mogen het niet voorbyftappen , en zullen, op onzen weg, misfcbien meer aantreffen dan wy verwagten. Mogten wy hier mede dc Leezers, in ons volgend Stuk verrasfen. VI.HoorDsT.   CHARACTERKUNDÈ DER VADERLANDSCIIE GESCHIEDEN! SSE; TWEEDE BOEK. BEVATTENDE DE CHARACTERS DER CRAAVEN UIT DEN HUIZE VAN HOLLAND, EN VAN HUNNE VOORNAAMSTE TYDGENO OTEN, IN DE ANDERE GEDEELTENS DER THANS VER.EENIGDE NEDERLANDEN* TPie verdeeldheid der Landen, die da J_^/ Ferecnigde Gevesten uitmaaken, in dit TyJvak, is de rede van het breedvoerig Opfchrift deczes Boeks. Dc Graaven van Holland leveren , door hunne geregelde opvolging, den besten leiddraad op , ten aanzicne van I. DEEL; L de  1Ö2 CHARACTERKUNDE der de Tydsonderfcheidingen. EeneCharac- terkundige befchouwing , wel is waar , ligt niet gebonden aan eene Tydrekenkundige ffiptbeid : dan 'er dienen nogthans ecnigzins Tydondcrfcheidingen in agt genomen te worden. Dezelve zyn , andere redenen daar gelasten , als zo veel rustplaatzen, waarby de geest zich ter verpozinge nederzet, op het voorledene te rug, en met verlangen na het volgende uitziet. Mogten wy onder die volgreeks van Mannen; mogten wy , onder hunne Tydgenootcn , Charactxrs aantreffen , die ons het grootsch , edel , en beminnclyk Character eens rechtfehaapen Bataviers vertegenwoordigen ! Ontmoeten wy die trekken minder, dan ons hart wenscht ; die weinige zullen ons des tc dierbaarder weezen; en , in wien ze ook voorkomen , naar verdiensten , zo veel in ons is , gefchetst worden Hoe zeer zullen zy affteeken by de veelvuldige van den oorfpronglyken Landaart jammerlyk verbasterden, wier Characterbeelden, nogthans, onzer kennisneeming waardig zyn , om ze, naar eisch , in een wanverdienstelyk licht tc plaatzen; en, al s verdrukkers van een vry Volk, onmagtig zyne Voorregten te handhaaven, te verfoei jen. Wordelende Vryheid ! hoe vaak zullen wy met uw hard en onverdiend lot begaan ; hoe dikmaals uwenhalvcn ver-  VADERL. GESCHIEDENIS. jf3 verlegen zyn ! hoe menigmaal u het'hoofd zien onderhaalen ! doch niet zonder flik» keringen van hope , dat gy het weder zuk boven fteeken! L 2 EER-  i64 CHARACTER. KUN DE der 11. Boek. 1. hoofdst. Onzekerheid derLot^ev allen van Dim df.n 1. lloc hy aar dic Graal' 1-jliap kwam EERSTE HOOFDSTUK. DIRK DE I. , DIRK DE II. eil ARNO U D , Grasven van Holland. Met zeer veele en dikke wolken van Gefchiedkundige duisternisfe is de Gefchiedenis van dirk denI., die gemeenlyk op de lyst der Hollandfche Graaven boven aan ftaat , omgeevcn. Twyfelagtig is zyne Herkomst. De Egthcid der Giftbrieven, hem het Graaffchap inhandcn (lellende, wordt van eenigen zo heftig beweerd als van anderen betwist (*)• Zyne Krygshaftige daaden tegen de Normannen vindt men flegts niet een kort woord vermeld : en het zekerde zyner verrigtingen fchynt het bouwen of herbouwen eens Kloosters tc Egmtnd, door hem begiftigd, 't Welk een trek van Godsdienlligheid , naar den fmaak dier tyden, oplevert. Hoe verre het Graaffchap van Holland, toen nog onder dien naam niet bekend, zich, ten dien dage uitgedrekt hebbe , is onzeker; maar vast gaat het, dat wy 'er ons een veel C) Hklecoper', Melis S/oke I. D. tl. 204. 231. Kluit. //;;?. CV/7. Com. HoÜ. " Zeel. Tom. I. V. I. p. 15. Turn. II. P. I. [) 13,  VADER.L. GESCHIEDENIS. 165 veel te groot denkbeeld van vormen, wanneer wy die uitgeftrcktheid, welke het Gewest, thans Holland geheeten , beflaat, daar aan toefchryyen.-^i— Vraagt men , op welk eene wyze dirk d e I. aan dit Graaffchap kwam? Zyne veronderftelde Erfopvolging van Graaf Gerolf wordt even zeer betwist als de Giftbrieve aan hem verleend. (*). ■■- Indien wy, zonder ons tot die gefchillcn in te laaten , als geheel vreemd van den aart onzes Wcrks, de gefteltenis dier tyden in aanmerking nccmen , en letten op den aart der Leenregeeringe, isliet hoogwaarfcf.ynlyk, dat Dirk DeI, niet ongelukkig in de wapenen, zich van dc zwakheid der Opvolgcrcn van Carel. den Gro.oten bediend, en langs hoe meer meester gemaakt hebbe van een Land-? febap, welks beltuur hem als een. Leen was toevertrouwd, dat hy eerlang als een Vry Leenman bezat , die, alleen uit welyoeglykhei.l, den Keizer hulde deedt, hem niet verder gehoorzaamende, dan met zyne belangen itrook. te., Het Graaffchap van HollandhceCt, dicnsvolgens, tenbeginzelzynerOnafhanglykheid,welke nu eens meerder, dan eens minder was, geen ander gehad,dan 't geen genoegzaam gerekend wordl PO Huid-ecops n, Melis. Stoke. I. D. W. 231. L 3 II. Boek. l. lloufDST,  II. Boek. I. hoofdst. Dirk de II. volgtzynVa der op. x66 CHARACTERKUNDE' der. voor alle eerstgevormde Maatfchappyen; het vermogen van op zichzelven , zonder vreemde hulpe, tebeftaan. Een vcrfchynzel, in de Eeuwen der Leenreegeringe niet ongemeen; en 't welk uit derzelver aart natuurlyk voortvloeyde. 't Geen vermogende Leenmannen , door dwang en overmagt, den Vorst afpersten, zo dat 'er nauwlyks iet meer dan een gering zweemzel van Leenonderdaanigheid overbleef, verkreegen min vermogenden; doch , die op eenen verren afftand van den Vorst verwyderd lagen , of min aanzienlyke Landen bezaten , gemaklyk. En fchynt dit laatde het geval van Holland geweest te hebben Dc Opvolgers van Carel den Grooten, die, in Frankryk en Duitsckland, toen tot eene jammerlyke regeeringloosheid vervallen, veel moesten afdaan aan magtigeLeenmannen , die zich van alle kanten op wierpen , hadden Friesland meermaalen overgegegeeven aan den eerden Normannifchen Gelukzoeker, en bemoeiden zich weinig om der Staatzugt van Dirk den I. , paal en perk . te zetten, die, in een ten deezen dage onge. agt Landfchap, zyne Onafhanglykheid zo verre uitbreidde , als de omdandigheden en het Leendelzel gehengden. Of Dirk de I. , 't laatfte gedeelte zyns Leevens buiten Regeering en Uitlandig gefleeten , en het Graanyk bewind aan zynen Zoon Dirk.  VADERL. GESCHIEDENIS. 167 Dirk den II. afgedaan hebbe, gelyk zom- 1 migen willen, is onzeker : dat deeze hem in de Graaflyke waardigheid opvolgde wordt van allen erkend. Keizer Otho de III. heeft, by eenen Giftbrievc, te Nieuwmegen gedagtekend, hem den Eigendom over alles, wat hy voorheen als Leen- en Vrugtgebruiker bezat, gefchonken. De Landen en goederen van zynen Vader kwamen aan hem, met vermeerdering van vermogen. (*) Strydbaar van aart komt Dirk de II allerwegen voor. Men wil, dat hy, met H e ndrik, Keizer van Duitschland, de Voccdaar bygenaamd , onder den Zwabifchen Standaart geftreeden en op een der Ren cn Steekfpeelen , waar in gemelde Vorst groot vermaak fchiep , als een Ryksgraaf uitgemunt heeft. Mogen wy afgaan op 't geen hoogst twyfclagtige befcheiden melden , dan voerde hy kryg tegen de Friezen, en wreekte op hun het verbranden van het Klooster tc Egmond, door zynen Vader gedicht, Zy verboren, eene voldaagene nederlaage bekomende , den bloem huns Volks, en de overwinnende Graaf, in Friesland doordringende , vernederde de Inwoonders dermaate, dat hy hy hun dwong, in COHuidecoper, Meth S.cke I, D. bl. 79 ™Kluit. Histor. Critic. Tom. ü. P* 1- P- 57L 4 [. Boek. Hooedst. ZynCLsi&cter.  ïö8 CHARACTERKUNDE der Tl. Bof.k. |. ÜuuiDST in alle hunne huizen de deuren na het Oos». ten cn z .> laag te maaken , dat zy 'er noch hïL noch uit konden komen, zonder zich te bukken , cn dus telkens de toegebragte vernedering tc herinneren. De Friezen houden dit berigt, voor cene fnorkery der Hollanderen \ en wordt 's Graaven optocht na Friesland door zomraigen wel zeer in twyfel getrokken, van anderen geheel ontkend. Eenpaarig fchonk ir.enhem den lof vanGodsdienstig — Godsdienstig in den zin van den Heiligen Eligius, waar van wy voorh een ( *) brceder gefprooken hebben, cn dient herinnerd te worden , om gecne verkeerde denkbeelden aan dit woord tc hegtcn-—- Het van hout gemaakt Klooster te Egmond, \ zy vyandclylc verbrand , 't zy door hem gedoopt, hermaakte hy, en dekle een deenen Gebouw in plaatze. (f). Bene iictyner Monniken, in (lede van Nonnen bewoonden dit nieuw Gedicht : door Hem, en zyne Vrouwe IIn.degaarde, ryklyk begiftigd (§j. Ook üct hy, de over (*) Zie onze GhareSerkunde hier boven bl. 1.34. (t) IIuidecofeii Melis Stoke, i. d. bj. 235. (?) Men vindt de Giften deezer Gravinnc breedvoerig by Melis Stoke befchfteven , IIuidecoper houdt dien brok voor ingelast , i. d. bl, 67. Zie ook over deeze BegHtigingeB Kluit llijl. Critif. Tom. I. P> I. p. 30 32.  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 169 Ovcrblyfzels van St.Jeroen van Noordwyk derw-aards voeren. Dit noemde men te dien ès%tFerheffen.\ en gefchicdde zulks, om, gelyk het elders wordt uitgedrukt, den Kersten menfchen te exciteren en te verwekken in devocien, dat is aan te zetten om Giften en Aalinöeslen ce doen,, fersvyl deeze IQnkeffing alty-1 vergezeld ging van , of:-evolgd werd door Wonderwerken van den Hedig, ten grooten voordeele van een Godsdienstig Gedicht, 't welk de Overl>ly;>.eJs eens Martelaars bevatte en vertoonde. Indien het waarheid is, dat liet Hoofd van Sc.Jeh.oen te Noor'ü w\k bleef, waar hy gemarteld was , en zyi; Lichaam, kort daar op , niet zonder Mirakelen, naa eene driedaagfche vasten, van daai na Eg mond overgebragt is (*) , hebben !zyr. Overblyfzels, op meer dan eene plaats , hei Bygcloof ten diende kunnen daan. 't Was naamlyk het By-geloof dier Ecuwe niet genoeg , de afgedorven Heiligen t< eerbiedigen ,, op hunne hulpe en voorbcedc t< vertrouwen. 't Voldeedt hetzelve niet deezen het ingebeeld vermogen, om wonder werken te kunnen doen, zieken te hcrlïcüer het befchermen voor dreigende gevaaren , o het verloslen uit dringende nooden , toe t> s fchry niIuii)ECOPER,tt/;iW",l-D- bl, 261.26a. L 5 II, F.oek. I, hoofdst, Vïvgeloof dict tyden omtrent : de Ovèiblyf, zeis der Heili' gen: f  i7o CHARACTERKUNDE der. ii. bob*. 1. hoofdst. a P. N O U d wordt Graaf. fchryvenj wat van hun op aarde overgeblee. ven was , eerbiedde men dwaaslyk, cn bo. ven al werden de Beenderen geagt het vermogen te bezitten om Ziels en Lichaams kwaaien te geneezen , en de Menfchen te behoeden tegen alle de verzoekingen en booze aanveg- tingea van deu Duivel. Eene Kerk of Klooster, tot Bewaarplaats dier overblyfzelen {trekkende, trok de misleide menigte en kreeg groote rykdommen. Dit maakte een bedriegende Priesterfchap en Gecstlykheid zo greetig op het verkrygen van dergelyke dierbaare Gcdenkdukken , dat zy verre reizen dceden om ze te bekomen , door lange gebeden, die nooit misten, dezelve ontdekten, en vervolgens ter bedoelde plaatze overvoerden; ook zogt men ze door geweld en diefdal magtig te worden : want alle middelen en poogingen zag men, in zaaken van deeze natuur , wanneer zy wel daagden, aan, als Godvrugtig en behaaglyk by het Opperwee. z e n. (*) De Godsdienstyver , die Dirk den I. en diens Zoon vervulde, bezielde ook, den Zoon des laatstgcmeldcn Arnoud , in zo verre, dat hy de derkde zugt betoonde om het Geest- O Muratoriuï Antiqiïu. Ital. Mtdii Aïyi Tem, V. p. 6.  VADERL. GESCHIEDENIS. 171 Geestlyk kleed voor het Wereldlyke te verwis- , felen: hy wilde eenigen tyd van geen Huwe- : lyk hooren fpreeken. Hadden de eindige vertoogen zyns Vaders en der Edelen hem niet overgehaald , de opvolging der Hollandfche Graaven was afgebrooken geweest: want zyn Broeder bekleedde den Aardsbisfchoplyken Zetel van Trier. Men wil, dat hy zy¬ nen Vader opvolgde, zonder noodig gehad te hebben door den Keizer in het Graaffchap bevestigd te worden ; dat hy zich een Vry Leenman en Lid des Duitfchen Ryks noemde, en als zodanig te Maagdenburg, onder de Ryksvorden , op een Renfpel verfcheen. Godsdienstigheid bleef by hem een heer* fchende Characdertrek. Het Klooster tc Egmond genoot veele proeven van zyne Mild» daadigheid, en werd, met wyd uitgedrektebezittingen in de dreeken , thans 1 onder den naam van Zuid en Noord-Holland bekend, -befchonken. Geen wonder, dathy de Liefde was der rykbegiftigde Kloosterlingen ; en zy aan hem , zo by zyn leeven, als naa zynen dood , het vermogen van Wonderwerken toefchreeven. Voor het Leger, fmag- tende van dorst, door gebrek aan versch water, liet hy een put delven, ter plaatze door hemaangeweezen, naa dat hy op zyne knicn vtmrige gebeden gedert, cn door Godlyke in- fprake I. BÖfeK. . HoufDST. Wonderen aan lieratoegefchreeven.  172 CHARACTERKUNDE der If. BOEK. 1. IioOFDST. Zyn Krygsnioed, Voor een Martelaar gehouden. fpraake ouderrigting bekomen hadt, waar, by het graaven , eene ver.sch watcrwclle zon ont-> ipringen. Met dit , zo men waande , vondeniaadig verkwikte Leger toog hy den 'Veufviezeti tegen by het Dorp fffnkêl. Zy varen , zo de Kronykfchrvvers vermelden , loor den ütrechtfehen Kerkvoogd tot den vryg tegen Arxoüd opgeilookt : Deezen Jreede n wan h o op ig. Arxoud , van de Stiycibaarhcid zyns Grootvaders en Vaders niet ontaart , bevogt hun met dapperen moed: dan deeze tot lloutheid of vermetelheid overflaandc, veroorzaakte zyn clood. Vergezeld van eenige weinigen l'cheidde hy zich van 't gros des Legers at» drong op 's Vyands llagorde in , cn dcedt 'er vcelen fneuvclcn. Het fchande rekenende, zonder volkome overwinning, tot de zynen weder te keeren , werd hy omringd. Ilyzogt te ontkomen; maar te laat, een doodLyke pyl trof hem. Op 't flagveld, waar de zynen eene zwaare nederlaag kreegen gefneuveld , hielden de Kloosterlingen hem voor een Martelaar! Zyn Grafzerk in het Klooster te Egmond, waar hy by zyne Voorvaderen werd by gezet, fcheurde op U'ittendonderdag : een dag wanneer veel volks gewoon was, in 't Klooster te Egrr.ond te komen, een zoete geur als of het mirrhe ware, ging uit het zelve op. En dit wonder lok-  VADERL. GESCHIEDENIS. 173 ïokte de menigte om te Egmond by den Abt Aflaat te naaien. Zie hier een Graaf in ecu ! Heilig hervormd , cn tot een Wonderdoendervërheeveh ! Misfchienhadthy, het Geestlyk gewaad aangenomen hebbende , het zo verre niet gebragt. Zyn dood hadt niets in xich van het Marteldom : zyn leeven moet hem die ccre waardig gemaakt hebben; de ryke Begiftigingen, van welke wy gewaagden, konden hem van dc goede gunst der Geestlykeh verzekeren. Uit zyn aanzicnlyk Huwclyk metL ud garde, over wier afkomst de Geleerde Oudheid zo zeertwist, (*) had hy twee Zooncn, van welken Dirk de III zyn Opvolger was. (*) Huidecoper Melis Stoke l. d. bl. 244. emti Kluit /lift. Critic. Tom. I- P. I. p. 33> TWEE- II. Boe*. . hoofasti  174 CHARACTERKUNDE des. TWEEDE HOOFDSTUK. Dirk de III, Graaf van Holland, Adelb o l d , Bisfchop van Utrecht , Dirk d e IV , Graaf van Holland. II. Boek. II. Hoovdst, Dc Utrechtfcht Bisfchoppen beginnen Inlandfche onlusten t< ftooken. O II eda. p. 107. Onder de Regeering van Graaf Dirk den III deeden de Normannen hun laaiden {troonenden inval in deeze Gewesten. Zy hadden, van tyd tot tyd, de Utrechtfche Bisfchoppen grootlyks ontrust, en veelvuldige nadeelen , toegebragt : hun daar door genoodzaakt om, voor eene wyl , den Myter af te leggen en den Krygsmans helm op te zetten. Het Wereldlyk gezag deezer Kerkvoogden was, door Begiftigingen, uitgebreid. Rust van buiten bekomen hebbende , door dien de lastig vallende Normannen hunne tochten herwar, rds (taakten , kon de Krygshaftige Geest , die eenigen bezielde , geen werk vinden , dan door binnenlandfche onlusten te verwekken ofte dyven. Een hunner hadt reeds de West-friezen opgehitst tegen Graaf Arnoud (*) wiens dood zyn Zoon D 1 r k de III ongewrooken moest laaten : werks genoeg vindende om Kennemer- iand  VADERL. GESCHIEDENIS. 175 land, met veel ftrydens , te behouden. (*) Jong kwam Dirkde III in 't bewind De Utrechtfche Rerkzetel werd toen bekleed door Adelbold, dien wy nevens Graaf Dirk geplaatst hebben ; dewyl zy zo veel met elkander te doen hadden, en deeze Kerkvoogd de eerde geweest is , die , openlyk, met de Graaven van Holland kryg voerde. Hy was den Hollanderen, van vroeg af, ongeneegen , en dagt misfchien een fchoonen kans te hebben, om zyne magt uit te breiden in deeze ftreeken, terwyl een Jongeling het bewind voerde, en nog met de door hem opgeruiden te worftelen hadt. Stoutmoedigheid en Oorlogzugt, weinig den Kerklyken voegende , daaken in. hem uit. Van Hoveling Bisfchop geworden bleeven hem de hoedanigheden eens Hovélings aankleeven, en hy bevondt zich , Bisfchop zynde, menigmaal in 's Keizers gevolg. Adelbold wist den Keizer, by wienhj in blaakende gunde dondt , te bewegen on veele Goederen aan de Kerk over te draagcn onder andere bet Graaffchap Tifterbant. Di mildbedeelde Kerkvoogd was, op zyne beurt mild in Leengiften. Bodegraave, toen eei Graal CD Huidecope r., Melis Stoke I. D. bl. 249. I. Boek. LI.Hoofdst. Adelbold een vyand van Dirk den III. zyn Caradter. Dirk de III. verzet zich ter;en den > Biilehop. I  ti. Bp»K> li. IlQÓF&lTi Doet eei hieuwen ft:'.] vanOnafhau gclyklieid Van tien Kei eer. f6 C 11AII;A C TER KUNDE der Graaffchap , fchonk by aan Dirk Ba'vöï Behalven dat Graaf Dirk de III, op bet. Graaffcliap Teiste'rbent, hetregt van opvolging bezat, liet deeze Gurtfteiihg des Bisfchops de aangrenzende landen des Hollandfchen Graaft niet ongemoeid , misfehien Imiterende na dc inboezemiiigen van den Kerkvoogd. Dan zo wel de Aanraader als de Uitvoerder hadden reden van berouw. Dirk de III dreef den Graaf van Bodegtaave uit-zyne bezittingen; cn wanneer de Kerkvoogd den Verdreeveling, gewaapender hand , * weder m 'tbezit van Bodegr'aave wilde ftellen, kreeg hy met veele Edelen de nederlaage , en dc Overwinnaar trok 't Land van Bodegraave, toen eene wyd ui*gellrekte ftreek, aan zyne goederen. (.*) 'sBisfchops ongenoegen nam toe, wanneer 'Dirk de III, nog in 't zelfde jaar dier behaalde overwinninge, de Friezen, die by de Mernrde woonden, Afhangelingen des Kerkvoogds, te onderbragt (+)? en, om zyn eifchen daar omftréeks te doen gelden eene vSterktc boüwde, ter plaatzc waar thans Dordrecht , de öudlte .Stad van Holland, ligt: en voor het beginzel dier Stede gehouden wordt. Hy vorderde tol van de Koopmanfchappen, de (•) Kluit. Hist. Crit. Tor. i, p. ii. p. 34. CD Kj.uiti./Av. Crit. 'J":u. i. Pi ii. p. 42.  VADERL. GESCHIEDENIS. 177 de Maas en Waal op en afgaande , zonder daar toe magt van den Keizer ontvangen te hebben: dus deedt hy een nieuwen dap ter Oriafhanglykheid. By den gedoorden Bisfchop voegden zich de Kooplieden van Thiel, verklaarende den Keizer, dat zy, door dit beletzel, hunnen Handel niet konden dryven , byzonderop Engeland, zodatzy, welhaast, buiten daat zouden zyn hem de gewoone lasten op te brengen. (*) Deeze klagten, en boven al 's Kerkvoogds veete, bewoogen den Keizer om Adelbold tot het beftryden van Dirk den III aan te zetten; hem Godefrid, Hertog van Lotharingen , mede op den Hollandfchen Graaf gebeeten , ter hulpe toe te fchikkcn: terwyl de Bisfchoppen van Keulen &n Luik, met hunne krygsmagt deezen heirtocht zouden onderfchraagen. Welk een drom van vyanden! De ondergang des Graafs fcheen zo zeker te zullen volgen, als dezelve beraamd was. Dirk de III betoonde Heldenmoed en Krygslist te bezitten. De plaats 9 waar hy zich met de zynen onthieldt, was derk uit hoofde van de veelvuldigheid des waters. Godefrid voerde het Leger der Bondgcnooten aan, vergezeld van veele Edelen , op den (*) Kluit, fflst. Critie. Tom. ii. P. i. p. 63j I. DEEL. M II. Bo/.k: .1. Hoofdst; Ver*éitf3 zich veele ' Vyanden; Redt zich hit deeze verlegenheid.  Ü. Roek. . HOOFDST. ÈciTe verzoening getroffen. m CHARACTERKUNDE der. den Kryg nfgerigt, fchoon veel gefchikter, om te land dan te water tc vegtcn , kwam het met eene groote Vloot afzakken: en naderde de derkte, een der oorzaaken des Oorlogs: doch deeze diende denRo>w£»,gelyk menD i r k den III met de zynen noemde, ter veilige wykplaats, waar in men hun niet kon dwingen. De Lotharingen op dc derkte aangerukt werden ingedootcn cn verdaagen: Hetönverwagt gcfchrccuw eens onbekenden Vliedt! Vliedt! bragt de geheelc Legerplaats in de uiterde ontfteltenisfe ; allen namen zy de vlugt. Zwemmende poogden zy het te ontkomen , of zich met de vaartuigen te redden, van welken eenige te diep gelaaden ten gronde gingen. Veelen bleeven in den modder beklemd roerloos daan, en ,, alle die onvciTchrokke Helden", roept de Monnik Alperï, een Cefchicdfchryvcr van dien tyd, uit, ,, He„ ten zich, o ongehoord verfchynzel ! als dandbeclden, den hals afdceken. Onder dc vlugtenden in de Schepen bevondt zicli Adelbold, hy ontkwam ten nauwen noode de Bezetting der derkte', die hun nazetten eene nieuwe deerlyke flachting aanrigtte. G o d Ë f r i d , gewond viel in handen des Overwinnaars, die hem vervolgens ontfloeg , onder belofte, dat hy zyn best zou doen, om de Verzoening met den Keizer te bewerken, ge- ïyk  VADERL. GESCHIEDENIS. 179 lyk gcfchicddc. Terwyl hy ook Adelbold met Dik.fc den III verzoende. Eene verzoening des Kerkvoogds, -niet uit vryen wille voortkomende ; maar door hoogeri nood hem afgeperst. Adelbold was de verzoenbaare Man niet. En D1 rk de III , fchoon Overwinnaar, in twee gewigtige veldflagen , vreesde voor 's Keizers ongenoegen , die zeker, door de maagfehap van zo veele gefneuvelde Edelen en aanziehlyken, werd aangezogt "om hunnen dood op den Overwinnaar te wreeken. Deeze kreeg een merklyken aanwas van bezitting, door 't Land van de Mertvede, den Bisfchop ontweldigd, zo wel als Bedégrave, B a v o afhandig gemaakt, aan zyne Landen te voegen. Adelbold hadt weinig verplichting aan Dirk denIII, die, opdemetregt verdagte Naamlyst zyner Leenmannen, als Maarfchalk geboekt daat. 's Kerkvoogds trots was en bleef gefnuikt. Het geluk diende hem niet met den Degen, beter daagde hy met de Pen. Althans hy daat bekend voor doorgeleerd in de Godlyke Boeken en by uitneemenheid ervaaren in de Wereldlyke Weetenfchappen. Onder zyne werken munt uit de Leevensbefchryvirtg van Keizer Hendrik d e n II, zy- C') Kluit tihh Critic. Tom. I. V. II. p. 35. et feo.q. M 2 II. Pf>k. II. HoöïiwK Adelbol» nuntmeeruit ils Schryver^ '.üiials Ikld.  !r • ' 180 CHARACTERKUNDE dïb. n. Bock. li. HOOFDST. ClOTniter van DiR.iv de III. (*) Burm.' Traj. Eruüt. P. i. Cf) Kluit.Hst, Crit. Tom. ii. p. 77. Huidbcors r Melis Stouke 1 u. bl. 107. zynen Begundiger. Hy heeft zich eene plaats onder de Utrtchtfche Geleerden verworven. (*). In Strydbaarheid heeft Dirk de III geen zyner Voorzaaten hoeven te wyken. In Staatzugt en trek tot Onafhanglykheid , ten minsten in 't betoon daar van, ging hy hun te boven. Zyne Godsdienstigheid vinden wy niet gepreezen : of 't moest zyne Bedevaart na 't Heilige J^and zyn, welke hem daartoe geregtigde. Zyn bedryden van den Utrechtfchen Bisfchop maakte hem gehaat by de Geestlykenin 't algemeen. Ditjiarus, Bisfchop van Mtrsburg, zyn Tydgenoot, noemt hem Van den laatsgemelden Veldflag met groot hartzeer fprcekende, een onzalig Dienaar des Bisfchops van Utrecht, cn naderhand een vervloekt Jongeling, terwyl hy de vervloekingen door David over Gilboa uitgèfprooken , over het Land, waar deeze flag voorviel, by hem een Eiland geheeten J uitboezemt (f). Zulk een gevloekte hadt wel noodig eene reis van Boetedoening na 't Heilige Land te aanvaarden: hoogstwaarfchynlyk heeft hy, met dit oogmerk , dezelve ondernomen, dit was  VADERL. GESCHIEDENIS, igi was de Geestneiging dier dagen: eene Bedevaart , die op veel ryds, ongemaks, gevaars en kosten te daan kwam , fcheen des teverdienstlyker, en werd befchouwd als een kragtdaadig middel om bykans alle misdaaden uit te vvisfen. Wy vinden des niets zekers, noch ook van 't geen hem vervolgens wedervoer, aangetekend: dan alleen , dat hy wederkeerde , den bynaam kreeg van Dirk den Jerufalemmer,en in 't Jaar mxxxix overreedt. (*) Graaf Dirk de IV zat eerst gerust in 't bezit der Staaten hem door zynen Vader naagelaaten. Bernulf, van gemeen Priester tot Bisfchop van Utrecht verheeven, bekragtigde het Vredes verdrag, door zynen Voorzaat Adelbold, met Dirk den III aangegaan. Doch de Keizers doorgaans begundigers der Bisfchoppen om hun tégen de Heeren te dellen, en niet zelden gewoon da Hooge Feesten te Utrecht te vieren, lieten zich ligt door de Gemyterde Vaders inneemen, om hun uitgedrekte Bezittingen te fchenken , als voor hunne zondige zielen eene allervoordec'igde zaak, als het middel om hunne magt te doen bloeijen, en het Eeuwige Leeven te venverven. Bernulf, door Keizer Hendrik den (*) Kluit fflft. Critie. Tom. V. P. I. p. 39. M 3 II. Boes. H. IJoorusT» Dirk de IV lydt verlies door dtrouwloosheid van den Utrecatltlien Bisfchop.  itz CHARACTERKUNDE der . Uoofdst. veder. Maakt ec ne vcrbinK Sis legen de Keizer. den III , met verfcheide Landeryen , om ftreeks het tegenwoordig Groningen en in het Graaffchap Drenthe, befchonken , zogt ook het verloorene van Bisfchop Adelbold te herkrygen, cn bewoog den Keizer Dordrecht te beiegeren. Verfcheide Kerkvoogden , tot dien Hcirtocht ontbooden, kwecten zich dapper en vermeesterden Dordrecht, nevens andere plaatzcn , Dirk den IV. toebehoorende. De fchennis van 't Verdrag, het verlies dier plaatzen, zetten de Graaf aan om wraak teneemenvan die trouwloosheid, en zyne gcledene fchadc op den Bisfchop van Utrecht, en de andere Bisfchoppcn, tegen hcmterHeirvaart getoogen , te verbaalen. 's Keizers tegenwoordigheid en de overmagt zyner vyanden , daar uit voortfpruitende , decden hem wyslyk dit uitdeden , tot deeze Vorst vertrokken was: waar op hy, 't geen hem met geweld ontnomen 'was , met geweld, hernam. Ligt was te voorzien, dat de Bisfchop zyi ne toevlugt tot den Keizer zou neemen; en dat hy, op nieuw, voor eene vcrééndc magt zou moeten bukken. Staatkunde boezemde bcm in bydand te zoeken , cn deeze vondt hy by Godefrid, Hertog van Lotharingen, die door den Keizer van zyne Waardigheid beroofd , door belang en wraakzugt zich even als  V'ADERX. GESCHIEDENIS. 183 als by geprikkeld vondt. Hunne veréénigde wapens voerden een zo fchielykcn als geweldigen krygstocht. De Hertog vermeesterde Nieuwmeegen, eene Keizerlykc Stad, cn Hak het Paleis door Carel den Grooten gebouwd in brand; de Landen der Bisfchoppen beproefden al het leed des Kiygs , 't geen de wraakzugtige Dirk de IV hun kon aan doen. Welhaast vindt de IlcP.andfchc Graaf zich in eenen zeer zorglyken toedand. ZynMededandcr , bevreesd geworden voor dc derke Krygstoerustingen des Keizers, viel hern af, en onderwierp zich aan dien Vorst. Die daar op al zyne magt tegen Dirk wendde, als den voornaamen dookebrand der geledenc fchade , cn nu alleen aan 's Keizers misnoegen overgelaaten. Eene Dapperheid, aan Vermetenheid grenzende, bezielde den Graaf. Doch ze ging gepaard met Beleid. Hy, die voorheen 's Keizers vertrek afgewagt hadt, eer hy zich tegen den Bisfchop van Utrecht te wceredclde, verbeidde het Najaar. Een hooge watervloed brak den dyk der Maaze door: 's Keizers Legerplaats, met de geheelc Krygstoerusting, werd onder 't zwalpend nat bedolven. Hy wist voor zichzelven enzyne Krygslieden, ten nauwen noode, lyfberging te vinden op de Vloot, van welke een M 4 ge- II. Boek. II. IlOüi-DST. Al'ecn p.r.11 's Keizers misnoegen ovcrgetar.:en,wisthy door moed en befeid^de overwinning te bebaalen.  II. BoekII. Hoofdst Op niéuw getergd wreekt Iiy zieli a?n de Keulliht en Luikfche Koopvaarfiers. 184 CHARACTERKUNDE dür gedeelte zitten bleef en in handen viel der 'Soldaatenvan Graaf D 1R k , die, gefcheept in ligte vaartuigen, den tyd hadden afgewagt , dat zy zich, met het meeste voordeel, konden bedienen van het water, eerst, door den hoogen vloed , cn naderhand, door het afzakken, den vyanden zo verderflyk. Hoe vroeg, hoe dikmaals, hebben onze Landzaaten ondervonden , dat zy hunne grootde derkte in '1 water hadden ! en zich daar van meestciiyk, met het grootde voordeel, bediend! Kennis van 's Landsgedeltenisfe , van 's Volks bekwaamheid te water, delde den tyd kavelenden Graaf de Overwinning in handen op een zo veel ftiagtiger Vyand , en hem in 't vol bezit der Plaatzen,hem eerst door den Keizer ontnomen. ■ Niet lang genoot hy , als Overwinnaar, rust. Op Ridderlyke fpeten gedcld woonde hy een Stcekfpcl te Luik by, en kwetde, zonder kwaadentoeleg, den Broederdes Aardsbisfchops van Keulen, dat deeze dood te nederdortte. — Een ongeluk, toegebragt door een Graaf, die by de Bisfchoppen in geen gunstig blad dondt, werd ten ergsten geduid, en loor de Vrienden des ongelukkigen Ridders, 10 euvel genomen , dat zy op 's Graaven gevolg aanvielen en twee zyner BastaardBrocderen afmaakten. Een fnel paard ontroerde hem het gevaar zyus eigen leevens. De I  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 1S5 Dc voorgaande vyandfchap tusfehen hem en { de Bisfchoppen , deeze nieuwe onverdiende beleediging porde Dirk den IV , wiens wraakvuur ligt ontbrandde, om dit ongclyk betaald te zetten aan de Luikfche en Keuh fche Koopvaarders , die zich te Dordrecht bevonden. Hy liet hunne fchepen in brand fteeken, zette de Schippers gevangen, en bezwaarde voorts hunnen Handel. Onfchuldige Onderdaanen moesten hier boeten voor hunne Heercn: en, fchoon 's Graavenwraake grond hadt , was derzelver uitvoering zeer te mlspryzen. Hoe menigmaal is de Koopman , dat nuttig Lid der Maatfchappye, de lydende party in de verfchillen der Vorsten! zelfs dan, wanneer, gelyk in dit geval, de Koophandel, met het gefchil,niets gemeens heeft. Wederwraak vervulde het gemoed des gemyterden Kerkvoogds van Luik, die, door 's Keizers beleid , een ontzagiyk Bondgenootichap tegen den Hollandfchen Graaf vormde; de Bisfchoppen van Keulen, Utrecht cn Metz, nevens den Markgraaf van Brandenburg , gordden zich aan ten drydc. Onverwagt, in den winter begundigd door het toegevroore water, en geholpen door verraad, maakten zy zich meester van Dordrecht.— De zorgloosheid derOvenvinnaaren bemoedigde Gerard van Putten 's Graaven getrouwen Vriend, M 5 om, II. Boe*. '.. IIOOFQ.T. Verliest en bcrwint Dorirtebt: zyn Dood.  i?.6 CHARACTERKUNDE der II. F-Oïï.i;. II. IIoOFDST. Zyn CbUICt ter. om, met anderen op diens zyde geblcevcn , eenen aanflxg te fineeden, die dc plaats, en 's Vyands gehecle Krygsmagt, daar in winterlegering getrokken , den Graaf in handen zou leveren. Dirk des verwittigt , eq vol moeds, om iets hachlyks te beftaan, Verfchynt met eenige uitgeleezc manfehap, in eenen daar toe beftemden nagt, voor de poorten van Dordrecht. Van Putten met zyne Aanhangers opent dezelve , dc Graaf trekt met de zynen binnen, bezet de markt en alle de uitgangen der ftraaten. Dc zorgloozen uit den 11 aap door 't gerugt gewekt, komen uit. Eene verfchriklykeflachting velde honderden tc neder ; cn onder deezen veele Edelen. De Bisfchoppen cn eenige voornaame Hoofden ontkwamen. Zulk een zege, zo onverwagt als volkomen , in 't holst van den nagt , hevogten, wekte zyne nieuwsgierigheid, om met het aanbrecken van den dag dc verflaagenen te zien. Eene nieuwsgierigheid zeer natuurlyk , doch voor hem doodlyk. Een Keulenaar, in een huis zich verdooken hebbende , trof hem met een vergiftigden pyl; korte dagen daar naa overleed,, hy aan deeze wonde, cn eindigde zyne negenjaarige , meest in onrust doorgebragtc, Regeering. Steeds ten doel flaande aan den haat der Geestlvken , door den Keizer gerugdeund , heeft  VADERL- GESCHIEDENIS. 187 heeft hy betoond, een onbezweeken Moed , Krygsbeleid en Staatkunde te bezitten. De veelvuldige tergingen'; hem aangedaan, bielden zyn ligt ontvlammend Wraakvuur deeds brandende. DER- II. Boek. II. Hoofdst. "  iSS CHARACTERKUNDE der II. BoF.K. III. HOOFDST. f L O RIS d< I \ olgt zyi Broeder op Hevig beftrecJetioverwint h; door Kivi;;. list. (••) ïiiiit Hifi. Crit, Tom. I. P. I. p. 45. 47. DERDE HOOFDSTUK. F l 0 r 1 s d e I. en D1 r k d e V. Graaven. van Holland, Willem de I. Bisfchop van Utrecht — Robert de Fries — Godefrid de Bultenaar. Fl o r 1 s d e I. die , by zyns Broeders leeven , Graaf van West-Friesland en misfehien van Kennemerland geweest was, volgde zyn Broeder Dirk den IV op in de Landen door hem bcheerscht. Die Held was ongehuwd overleden. Zyne vyanden , moed fcheppende uit zynen dood , keerden weder, om het Land omftreeks Dordrecht te vermeesteren. Dan Floris de I. vondt eenen magtigen Helper in den ouden Bondgenoot zyns. Broeders , Godefrid, Hertog van Lotharingen , met wiens byftand hy in 't bezit zyner (laaten bleef. Enfchynt, op 't einde van Bisfchop Bernulfs leeven, een Vrede tusfehen hem en F l oris den I. getroffen te zyn. '*). Vreedzaam van aart zou hy deeze wyduit- geftrekte ftaaten, even als de kleindere, ten ty-  VADERL. GESCHIEDENIS. i8p tyde zyns Broeders, naar allen fchyn, zonder onlust, beftuurd hebben , hadt de woelzieke Utrechtfche Bisfchop Willem d e I. geen Heirvaart tegen hem, ten Keizerlyken Hove, weeten te bewerken. Zeer gedugt moet de magt van Graaf F l 0r 1 s geweest hebben, althans wanneer men , uit het aantal zyner Tegenftanderen des zal oordeelen. De krygsbenden der Bisfchoppen van Keulen, Luik, met die der Graaven van Leuven, Kuik en Brabant veréénigden zi h; Wichard de III, Voogd van Gelderland, vatte mede de wapens op. 't Geweld deezer wapenen was gerigt tegen het by den Bisfchop gehaate Dordrecht, waar F l ö r is met de zynen lag. Niet in daat zich, tegen zulk. een overmagt, met vrugt, te verzetten neemt hy toevlugt tot een Krygslist. Groote , diepe, met ligte balken en graszooden overdekte kuilen vervaardigd hebbende, ter plaatze des aanvals, wagt hy dien gerust af. De aanrukkende vyandlyke krygsbenden ftortten neder in de verraaderlyke dieptens: de voorden worden door den val der achtcrften verpletterd: wanorde, fchrik en verbaasdheid heerschten onder de medegeuooten der gevallenen. Floris de I bedient zich van dit gunstig tydflip, cn valt met de zynen op den vyand aan, die onkundig van 's lands ge¬ il. Boek.' U. Hooedst.  ioo CHARACTER.KUNDË der II. KOF.K. III. HOOFDST. Op een an- derrq vyd HoorDapperheid. Zyn ('hniacttr. gedeltcnisfe eii vrcezende in dcrgclyke kuilen een'wisfen dood'te vinden, een zwaare nederlaage kreeg. ' FlopvIs deI, wiens overwinning, in deezen ftryd, meer aan List dan Dapperheid moet toegefchrecven worden , gaf, vervolgens blyk, dat deeze laatste hoedanigheid hem niet min eigen was , dan zynen Broeder. De toen met fchande cn fchade afgeweezene vyanden, zogtcn, weinig jaaren laater, dc vlek dier nederlaage uit te wisfen. Graal' Floris , thans beter in (laat om geweld met geweld te keeren, voorkwam hunnen inval , en levert hun dag by Nedcrhemert. Naa een heftig en bloedig gevegt , 't welk de overwinning in twyfel deëdt hangen, verklaarde zich deeze in 't einde, voor den Hollandfchen Graaf. Hy zet de vlugtenden met allen yver naa , vergroot de reeds gemaakte dachting. Vermoeidheid doet hem rust zoeken, afgemat viel hy in flaap. Zyne bybebbendc -krygsliedcn worden daardoor overmand. De Graaf van Kuik verrast de genisten , die , in den fchootder overwinning, diepen, en maakt hun af, nevens Floris o e n I,die Characterkundig be!chouwd,uit den aart Vreedzaam; doch , ten ftryde gewekt, Kloek en Heldhaftig fchynt geweest te hebben. In Godsdiendigheid het fpoor zyner Voor-  VADER.L. GESCHIEDENIS. 191 Voörzaaten volgende begiftigde hy het klooster te Egmond (*). De Naamcn by dien van Dirk denY, in deeze Afdeelingc gevoegd , duiden aan, dat, ten zynen tyde , op hettoonecl deezcs Lands, ook anderen hunne rol fpeelden, die niet ongemerkt mogen voorbygegaan; maar, vóór dat wy hem bcfchouwen , dienen in aanmerking genomen te worden. Willem de I. Bisfchop van Utrecht, liet zich reeds onder dc Regeering van Floris denI. zien , als Woel en Krygszugtig ; doch zyne oogmerken tegen dien Graaf van Holland mislukten. De dood van deezen was hem een blymaar. Dc minderjaarigheid van den Zoon des te vroeg gcfneuveldcn Graafs, dagt hem eene allergcfchiktde gelegenheid om de Bisfchoplyke Magt op de puinhoopen des Graafllyken Gczags tc vestigen. Ten zelfden Kei- zerlyken Hove , waar het hem gelukt was dc ongelukkig afgeloopen Heirvaart tegen Graaf Floris den I. te bewerken, verzogt en verkreeg hy Giftbrieven van alles, wat de Graaven bezaten ff) , toen dit Graaffchap dondt onder . Voogdyfchap van Ro- (*) ii UIDECOPE R Melis Slok: i. d. bl. III. O Heoa p. iaS 132. II. Boek. III. IIoorDST. Willem r,t I. Bisfchop van Utrecht verwerft Giftbrieven , van den Keizer..,  tl, Bn*K> UUHOOFDST 192 CHARACTERKUNDE oer Robertde Fries, dien wy tusfehen 'beiden moeten leeren kennen. Rob ert de Fries, de jongde zoon van BoudewyndenV, Graaf van Vlaanderen , hadt, van zyn vroegfte jeugd af, een woeligen en zynen Vader ontrustenden aart betoond. Zyne heersch- en ftaatzugt deedt hem, mogen wy op zommige berigten af, hachlyke ondern eenlingen buiten 's lands bedaan , om, ware 't mogelyk, in 't gebied der Ongeloovigen, eeuig Land tc winnen, en als 't zyne te beheerfchen. Dit ftrookt genoeg rnet de begrippen dier tyden, om voor waarbeid gehouden te worden: want een Christen Prins, een Landfchap der Ongeloovigen winnende, werd een wettig Bezitter ge- agt. 't Geluk was verre van hem, op zyne Zeetochten , en in zyne Landingen, te vergezellen. Berooid kwam hy zynen Vader t'huis. Even ongelukkig waren zyne herhaalde tochten op de grenzen van Friesland. Zynen Vader gezwooren hebbende, dat hy, by diens leeven , nimmer, zonder zyn bevel, den voet in Vlaanderen zou zetten, of, naa diens dood, daar op eisch te zullen maaken, vervoegde hy zich , als een zwervende Balling, by G raaf Floris den \. zyns Vaders Vyand. Zyne gemeenzaamheid ten Hove bragt hem in kennis met '« Graa-  VADERL. GESCHIEDENIS. 19 'sGraaven Gemaalinne Geertruid Floris de I. ongelukkig geiheuveld zynde, was 'er kans om door een ander middel, dan dat der wapenen, hem tot nog mislukt, zyne flaatzugt te voldoen. Hy zögt de hand der Regentesfe Geertruid, als mede de Voogdyfchap over den minderjaarigen Graaf, en over Holland te verkrygen. Het een en ander viel hemmettocdemming derVoornaamden ten deele. De oude Boudewyn, wonder in zyn fchik met dit Huwelyk, het geen hem van eenen daatzugtigen Zoori ontdoeg, ftemdedaar in niet alleen bereidvaardig toe; maar gaf hem veel gelds en de vyf Zeeuwfclïe Eilanden, met de vkr Ambachten , van waar hy den naam draagt van Watergraaf of Graaf der Wateren: doch algemeen er is hy, zints dien tyd, onder den naam van Robert de Vries bekend: dewyl de Landen, óver welke hy de Voogdyfchap in handen hadt, meest, en boven al by de Vreemdelingen , Friesland genaamd werden. Een gundig getuigenis gaat deezen Voogd naa, eene regtmaatige Regeering maakte hem bemind by allen. En deze haalde, moogelyk, Bo udewyn den VI, die zyn Vader in 't Graaffchap van Vlaanderen opgevolgd was, over, om hem als Oom , tot Voogd en B;fchermer aan te dellen van zyne Minderjaarige Zooncn Ar nol d en Boude wyn N deii 3 TI. EOTl!?. III. Hoófd'sTZ Vlaamf':he. Kryg dopt hem ejevOvM.  FE Boek. Jjl. HOOFDST. 4 194 CHARACTERKUNDE der. den eerden hadt hy Vlaanderen, den anderen Henegouwen by uiterden wille , toegefchikt. Richilde, Moeder der minderjaarigcn , wilde zyne Voogdyfchap niet erkennen, deeze en het bewind der Landfchappcn zelve waarneemen ; zo wel van een drydhaftigen als ftaatzugtigen aart, ving zy de vyandclykheden aan, en tragtte Rodert te ontzetten van de Bezittingen hem by de Huwelyksverbintenis toegcweezen, cn mogelyk in den laatden wil baai-s Egtgenoots bekragtigd. Hier uit rees felle k'TS- Richilde vondt een derken deun in P h 1 l 1 p d e n I. Koning van Frankryk , cn Keizer Hendrik de IV. Rob ert eerst ongelukkig gedreeden hebbende , werd door de Vlaamingen aangezogt, om te hunner htdpe te komen en hun van RiC Hl tb es dwinglandy te ontheffen. Een aanzoek wonder drookende met zyne inzigten. Met een magtigLcger trok hy zyne Vyandinne te gemoet. Het Krygsgeluk, hem lang ongunftig, diende hem thans; de jonge Arno ld fneuvelt in den dag by Haffel, Richilde wordt gevangen , Philip Koning van Frankryk, redt zich met de vlugt. Robe rt de Vries , Overwinnaar, neemt het Graaffchap Vlaanderen in bezit; en liet aan de overwonne Richilde en haaren Zoon Henegouwen. De  VAD E RL. GESCHIEDE NIS. 195 De Vlaaïnfche kryg kwam deezen Lande duur te daan; Bisfchop Willem de I hadt de Keizerlyke Giftbrieven, die, wel Tytels maar geen Heerfchappy gaven , voorzigtig laaten rusten, zo lang Ro eer.tdeFr.ies zyne Voogdyfclrap over die Gewesten , met een kloek en waakzaam oog gade doeg. Geen fchooner gelegenheid om ze te doen gelden , dan de uitlandigheid van R o b e r t. Godefrid, Hertog van Lotharingen , allen bekend onder den naam vanGovAARD den Bultenaar, een moedig cn afgcrigt Krygsman draagt hyzyne regten, hoedaanig die ook waren, op 's Graaven bezittingen over. Zode Bisfchop als de Hertog zoeken Richilde en Koning Hendrik te behaagen, Rob e r t van Vlaanderen af te wenden , en terfené voldoening te verfchaffen aan ouden opgekroptcn haat tegen de Hollanders. De fchrik der' wapenen van dien beroemden Held, met uitgeleeze benden, onverwagt aangerukt, deedt alles tot Leyden toe bukken. Robert daagt uit Vlaanderen op, om den Invaller te verdryven en de Landen zyner Voogdyfchappe te befchermen. Eene nederlaage dwong hem de wyk te neemen: en het Land zyner Voogdyfchappe overheerd te laaten. „ 't Is aanmerklyk", fchryft Huidecop e r , dat dees Robrecht, de eerde s, Vreemdeling , die Graadyk bewind over Na „ HpU II. Boek. [II. IIOOFD.iTi WutïM de i. geeft: zyne Giftbrieven over aan Gopfrïiï varf tfitharlngiMi die het Land vermeestert en voor eenigen tyd re; geert*  n. Boek. vl HOOFDST. (*) II ui decope r , Melis Sloke i. d. bl. 125. ï96 CHARACTERKUNDE der „ Holland gevoerd heeft , niet tegendaande „ anderen zo breed van zyne dapperheid op,, geeven , zich zo fchandelyk met Wyf en „ Kinderen, uit den lande liet wegjaagen, „ zulks dat hy 'er niets overig behieldt. Dit ,, is nooit eenen geboren Graave van Holland „ gebeurt, fchoon zy zomtyds magtiger vy„ anden tegen gehad hebben. In tegendeel, ,, 't geen Robrecht, toen hy'thadt, „ niet bewaaren kon, wist zyndiefzoonDiE,, d e r 1 k , toen by 't kwyt was, weder te kry„ gen. Maar Robrechts hart hing over „ Vlaanderen, zyn wieg en bakermat: omdat „ te winnen, fchoon hy't plcgtiglyk hadt afgej, zwooren, was hy een Alexander, om „ Holland te verdcedigen een Robbert Leverworst. Zo veel verfchilt het, „ geregeerd te worden door Inboorelingen , ,, of door Vreemden, die, veel al, elders, M een trekpleister hebben (#). Godefrid zette zyne overmeesteringen voort, drong door tot in Westfriesland, Bisfchop Willems bydand redde hem uit dc handen der Westfriezen, die hem in Alhnaar belegerd hielden. Deeze Overweldiger hadt den bydand eens vcragtlyken Kerkvoogds noodig , om zich in zyne hcerfchappye tc vesti- gen  VADERL. GE SCHIEDENIS. 197 gen. Zy beiden hebben Gedenktekens hunner dwing!andye opgerigt. De Hertog erderkte Delft; of bouwde ter plaatze van die Stad een Slot, om zich tegen de aanvallen der overgcbleevene aanhangeren van Robert te dekken. De Bisfchop liet te Tsfelmonde een fterk Kadeel dichten. Robert de handen te vol hebbende in Vlaanderen liet Holland, voor een tyd, dry ven; en Godefrid hcerschtc 'er , door geweld , vyf jaaren als Graaf, waar voor hy zich, in alle Steden, met dwang hadt doen erkennen. Zyn deerlyk uiteinde wordt aan een verraaderlyke treek van Robert den F r 1 e s of Graaf Dirk d e n V toegefchreeven (*). Door deezen dood werd Holland verlost uit de hand eens Vrcemdelings; en het kort daar op volgend derven van Wille n. &,n,I', Bisfchop van Utrecht, gaf gelegenheid, da E Dirk de V zyn Vaderlyk Graaffchap, buiten", velk hy gezworven hadt, wederkreeg. We- derkreeg doch niet zonder kryg te voe¬ ren tegen den nieuwen Utrechtfchen Kerkvoogd Co n raad: die het dot te Tsfelmonde, door zyn Voorzaat aangevangen ,volbouwd, cn 'er eene derke bezetting in gelegd hadt. Ro bve rt de Fries, deeze Gewesten zo laf- (*) Kluit Ost. Crtitc. Tom. I. P. L p. 56. N 3 II. Boek. III. HOOEDST. Dirk de V in de bezit, dag van zyns Vaders Graaf Icbari her- ., (leid.  IT. BoSij. III. HOOFDST. 1 198 CHARACTERKUNDE der lafhartig ten prooye gelaaten hebbende aan géwöldènaaren, vvischte die fchandvlek ccnigzins uit, door dit gunstig tydgewrich'te te baat te nccmen oin den Zoon zyner Vrouwe te herdellen. . DeHollanders hadden noo- de een dubbel juk van vreemde overheerfching gedraageft. Robert kende den aart der Landzaaten; en wist door de zynen de gemoederen op tc zetten tegen het Bisfchoplyk bcduur, dat door het flot te Tsfelmonde een te h.iatlykcr aanzien gekrecgen hadt; en tellens de zugt tot hun ingebooren Graaf op tc wekken. Weinig hadt dit misfehien te beduiden gehadt zonder vermogender en fpreekender blyken van hulpvaardigheid, en kragt> dsadiger redmiddelen. Dan dc jonge Dirk daagt op, met een taf» ryke Vloot. Zyn Stiefvader hadt, in 't bezit van Vlaanderen gedeld, en met Richilde verzoend zyndc, de handen ruimer gekrecgen De uitlandige Graaf, haakende na wederbezit zyner Vaderlykc goederen , dcldc nu zyne beden cn aanzoeken om bydand met vrugt te werkc: en verwierf, een aanzienlyke welbemande Vloot van Robert, gederkt door fchepen van Willem den Overwinnaar bygenaarad , Koning- vart- Engeland ', getrouwd met Ma c n te ld zuster van Ro be r t de n Friüs. Vlugtigcu tut Ho!land, door wraak  VAD ERE, GESCHIED EN I|S. 199 gedreevcn, vergezellen hem op dien tocht. Hy nadert het haatlyk Slot te Tsfelmonde , ont- ' fcheept zyn Volk, en valt, met groot krygsgefchrei, op de Bisfchoplyken aan. Naa een langen cn heftigcn ftryd bekroonde de Overwinning 's Graaven wapens. Onder de gefneuvelden van 's Bisfchops zyde bevonden zich veele Aanzienlyken. In 't welverflerkt Slot geweeken, boodt de Kerkvoogd den aanvalleren moedigen wederdand; doch de dormgevaartens beukten de muuren , de bekwaame Vlaamfche Boogfchutters, dreeven dc verweerders van dezelve. Niet langer verweer of houdbaar oordeelde d e benarde Bisfchop het derk bevogten Slot; hydaadigt: en gaf, met het zelve, Heiland den Graaye weder: onder beding van Lyfgenadc en Vryheid , zonder eenigen losprys. Eerbied voor den vyandlyken Kerkvoogd kan tot het inwilligen deezcr voorwaarden mede gewerkt hebben ; doch , tot dien prys, het verboren Graaffchap, welks herkryging hy zich, met rede, zwaarvoorgedeld hadt, te verwerven , was zeker veel. Dirk de V, verbrandde en flegttc ten gronde toe, het Slot, dat gevloekt gedenkteken der Bisfchoplyke overhccrlching. De Landzaaten, verheugd over deezen Staats wisfel, ontvingen den Graaf met open armen. En hy was vyftien jaaren gerust Bezit!er van de' vaderlyke Erflanden hem in zyne minN .4 der- I. Kor.k. II. HooroJT»  eoo CHARACTERKUNDE der. II. BöF.K. lil. HOOFDST. Cbara&et van ' Dik.; u^n V. derjaarigheid ontnoomen. (*)- Gerust Bezitter, fchryfik; devvyl, 't geen van zyn krygen tegen de Friezen by zommigen vermeld wordt, op geene genoegzaam zekere befcheiden fteunfl De Giftbrief deezes Graaven aan Steven, Abt van Egmond, welks egtheid van eenigen verdagt gehouden , van landeren betwist, en door veelen verdeedigd wordt, zal, indien 't geen de Hoogleeraar Kluit voer dezelve in 't midden gebragt heeft beflist (f), een bewys op leveren dat hy, gelyk de meeste zyner Voorzaaten, door het begiftigen der Kerke , dc vastheid en rust zvner Regeciinge zogt — Zulk eene herhaaling van de Giften der andere Graaven was eigenaartig in zynen toedand ; dewyl hy, naa cenc vceljaarige uitlan.iigheid , cn gemis zyns Graaffchaps in 't zelve wedergekeerd, als 't waare, op nieuw de Regecring aanvaarde. 's Graaven leeven eerst voor een goed gedeelte , in Fiaanderen, onder 't oog zyns Stiefva; ders, en voorts in Vrede gedeeten, levert weinig uitdeekendc trekken op. Heldenmoed bebetoonde hy in 't herwinnen zyns Graaffchaps; Edei- (*) Kluit: HU. Crit. lom.'l. P, i. p. 59. ó) Huide coper tfelit Stoke , i. D. bl. 485. 494, Kluit, ffist, Crit. Tom. I. 1>. i. p. 61. Tom. ii. P. 119.  VADERL. GESCHIEDENIS. 201 Edelmoedigheid jegens den Utrechtfchen Kerkvoogd» een Godsdienstigheid aan den Egmondfchen Ahi. Hy verdiende en verwierf de Liefde der Landzaaten. VIER [I. Boek. [II. Hoofdjt-  =oz CHARACTERKUNDE der. VIERDE HOOFDSTUK. Floris de II. by genaamd de Vette. Dirk de VI. Graaven van Holland — Petronella, Re gent esfe — Floris de Zwarte — Herbert Bisfchop van Utrecht. II. tïoek. IV. hoofdst Uitfteckeni Character van Flo ris den ii In het vreedzaam bezit der Vaderïyke Erflanden volgde Floris deII,wegens zy. nc zwaarlyvigheid, fchoon voorts van eene welgemaakte gcdaltcenminnelykgelaad, deVET- t e bygenaamd , zynen Vader op. >■ Dc Utrechtfche Kerkvoogd liet hem ongemoeid. De voorige vyanden van het Graaflyk Huis maakte hy tot zyne Vrienden. Zyne groote zorge voor de vvelvaard zyner Onderdaanen, deedt hem van allen beminnen. De ryke Gaven , aan de Kloosterlingen gefchonken, verwierven hem den naam van Godvrugtig, by uitdeckenheid. Hoe veci goeds ! Zyn vreedzaame aart fchynt hem buiten allen oorlog gehouden te hebben, uitgenomen, dat hy zich met den Keizer verednigde, tegen den Opvolger van Robert den Fries. Naar  VADER.L. GESCHIEDENIS. ao3 Naar allen fchyn heeft hy daar door de Lan-' den zyner Hecrfchappye uitgebreid , en van Robert den Jongen de Zeeuwfche Eilanden ten Westen de Scfe/^verkreegen. Welke aanwinst van Landen zyn rykdom en eere zodanig vermeerderde, dat hy gezegd wordt, in die beide opzigten , alle zyne Voorvaderen overtroffen te hebben. (*) Een vry natuurlyk gevolg hier van was , dat dat hy voorts, in vollenvrede, een lange reeks van jaaren regeerende, in pracht en luister van Hofhoudlnge uitftak , gelyk Melis Stoke getuigt (f). Van Gemaklykheid, of Geldzugt wordt deezen anders gepreezen Graaf befchuldigd; althans Rudolph, Abt;van St. Trujen , die hem tot fcheidsman genomen hadt, in een gefchil met den Bisfchop van Utrecht, geeft dc moeite en kosten om 'l zelve te vereffenen in deeze fteekelige woorden op. „ Ik hadt zilveren koorden noodig, om onzen zeer ryken en zwaar„ lyvigen Graaf uit Holland te'trekken, en een „ hamer van 't zelfde metaal om den harden „ huls des Bisfchops te mywaards te doen „ buigen (§> Staat C) Kluit Hifi. Critx. Tom. I. P. II, p. 201. 248, CIO Melis Stoke II B. vs. 70-74. (§) Kluit. Histor. Crïl'.c. Tov.i, I. P. I- p. 63. II. Boee. V. hoofdst,  71. Boek. IV, Hoofüst (*') HuidecopeRj Melis Sloke I. D. p. 491 enz. Kluit Hifi. Critic. Turn. II.P. I. p. 147. üo4 CHARACTERKUNDE der Staat cïe egtheid vast der Giftbrieven aan de Ingezetenen vs.nHillegom,en denBurgeren van Alkmaar gelchonken £*), by welken hy hun ontheft van het betaalen der overmaatige en onregtvaardige invorderingen op de Begraafnisfen aan de Kloosterlingen te Egmond: doch voorts verbindt tot het opbrengen der Tienden van Vee en Vrugtcn, dan heeft hy, hoe zeer ook anderzins den Kloosterlingen genecgen , getoond hunne fchraapzugt omtrent die Burgers niet te kunnen dulden, en (trekken deeze Brieven ten blyke zyner Billykheid. Het voorval met den Friesfchen Edelman Galama, luidt niet ten voordeele van 't Character onzes Graaven. In 't bosch eens Edclmans, diens knegten en van vangst en van honden te ontzetten , is Geweldenaary ; om diens toorn te lachen Terging, en hem, wanneer hy voldoening eischte, flrengteberispen , ondraaglykc Trotsheid. Galama , (en dit is Charactermaatig genoeg om waarheid te weezen ,) hem tc gemoet gevoerd hebbende, zo waar ik een Edele Frye Fries gehoor en hen, zal ik het myne voor uwe overweldiging befchermen , of V zal my aan magt en 'niet aan den wil ontbre.eken! viel op Graaf Floris aan: won-  VADER.L. GESCHIEDENIS 205 wondde hem , en hy zou het met zyn leeven hebben moeten boeten , indien hy niet" gewe eken was, en de zynen tot ontzet toegefchoo- ten, hem gered hadden. Doch, dewyl deeze gebeurtenis, op geene genocgzaame gronden van zekerheid rust, en alles aanloopt tegen het algemeen Character van Floris den II, die befrhrceven wordt, ieder vorderlyk, niemand fchadelyk, en zonderling regtvaardig geweest te hebben; mogen wy hem, dat Geweld, die Terging cn Trotsheid niet ten laste leggen: als vlekken in zyn uitdeekend Character. Drie zoonen hadt hy verwekt by Petron e l l a van Saxen, twee derzelven, nevens de Weduwe Regentesfe , moeten wy nu nader leeren kennen. De lange vreedzaame Regeering van Floris d e n V e t t e n, in 't best zyns leevens gedolven, werd, door eene onrustige, vervangen. Eene Heerschzugtigc Moeder, Regentesfe eens minderjaarigen Zoons, die, tot het Graaflyk bewind gedeegen, in zynen Broeder, eenen gedugten Mededinger vondt, vertooner zich in dén Tafereel. Wyzullendeeze Hoofdbeelden, in onze Character-befchouwing, zc veel mogelyk, uit elkander zetten, omzeicde: recht te doen kennen. Petrone'lla van Saxen nam hec Re gentcsfehap over Holland, en de Voogdy fchap over haare minderjaarige kinderen , i hai ii. Boek. v. HOOFÓSTk ■ Pf.tRONEI.LA van Scxc:: " hoe zy deeze. landen als Regentesfe be ^ituurde.  ooó CHARACTERKUNDE der II. Boek- IV'. HüOFDST. handen. Van eenen moedigen aart, en (leunende op den bydand haars Broeders, den Hertog van Saxen, fchynt zy dit gedaan te hebben, zonder de toedemming des Keizers tc vraagen, die gewapendcr hand haar hier toe noodzaakte. Het voeren van den Kryg maakte haar gcldbehoeftig, dit zette haar aan om haaren Kapellaan Ascellinus, of Anselmus, tot Abt van Egmond te doen verkiezen, om door die hand over de inkomften die ryk begiftigde Kerke, volgens haar welgevallen, te kunnen befchikken. Een bedryf waar over de Kloosterlingen bitter klaagen; doch op rekening zetten haarer verkeerde Raadslieden. Zy was anders, by de Gcestlykheid, in goeden reuk, zo uit hoofde van de Giften aan dit Klooster gedaan nevens haaren Man, als van wegen de ryke Gaven gefchonken, by diens adderven (*).—— Huid ec op er wil, dat zy, haare Voogdyfchap ten einde zynde, geheel Holland tegen regt en rede geregeerd, hebbe ; zulks opmaakende uit het woord Geweldelyk by Melis Stoke; doch dc Hoogleeraar Kluit toont, dat dit woord,' eene zagtere betekenis hebbe , die niets geweldigs, niets onregtvaardigs aanduidt Q \) welke hetero Kluit. Ilift. GrHiot Tom. i. P. i. p. 68. 69. (j) IIuidecoper. Melis Sio!:e I. D. bl. 364. Kluit Ilijl. Critic. Tom. i. p. i. p- 74- 8> 24-  VADERL. GESCHIEDENIS. 207 betekenis wy liefst omhelzen;" dewyl de Gefchiedenis geen blyken oplevert, van het tegendeel ; en haar Character, fchoon bylang na niet vry van Heerschzugt ,by deGefchiedboekers onbefprooken blyft , uitgenomen de gemelde klagten der Egmondfche Kloosterlingen. Het Klooster, door haar te Rhyns- burg gedicht en de Abtdye daar opgeregt, in laatere dagen zo beroemd geworden, wyzen uit, dat zy, in haaren Godsdienst-yver, by 't leeven, en het afderven haars Egtgenoots betoond, niet verflauwde; en dat het bedryf omtrent de kerklyke goederen des Kloosters te Egmond, meer aan haaren nood om geld, en den raad haarer Raadslieden, danaanminagting voor dat Geestlyk Gedicht, is toe te fchryven, 't zelve is ook naderhand, door haare zorgen , herfteld, en in alle opzigten verbeterd (*). Lotharius tot,de Keizerlyke waardigheid verheeven , begunftigde zyne beminde Zusteren haaren Zoon; Oost ergo en West er go, te vooren aan. het Bisdom van Utrecht gefchon•ken, aan 't Graaffchap van Holland hegtende. Zulk eene gift ftreelde het hart deezer Staatzugtige Vrouwe, en was een gevoelige neep vooi C) Huid e coper Melis Stoke. I.D. bl. 527. Kluit tiïfl, Critic. Tw. I. P. h p. 74, 83, 84. H. Boek; V. HOOFDST. ■ BeUtrecht/i/isBisfclioppen op nieuw tegen tljllani verbitterd.  soS CHARACTERKUNDE der ii. .Boek. lV. Hoofdst; Petro- Kel l as heerschzugt. Dirk de Vlvoertkryi iciicn dc - Westfriezen^ voor de Utrechtfche Bisfchoppen , altoos zo nayverig omtrent de Hollandfche Graaven, met welke de oude onlusten, nu eenigen tyd gedild, onder Dirk den VI heftig opdaaken. Die Geestlyken, eertyds bykans altoos door den Keizer gerugdeund, misten deezen Herken arm; en de vyandfchappen, die,meer dan eene eeuw, tusfehen de Hollandfche Graaven en de Keizers, met eenige kortdondige verkoelingen, gewoed hadden, hielden op. Petronella onderdcunde den zwakken eisch haars oudden Zoons, op het Graaffchap Vlaanderen, vrugtloos , met veel gelds aan de Vlaamingen voor hunne ftcm te geeven. Zy toonde alleszins een groote maate van Staatzugt te bezitten, en op het uitbreiden van de Landen der Heerfchappye haars Zoons gefield te weezen. Nogthans fchynt zy, toen Dirk meerderjaarig geworden was, en de Regeering des Graaffchaps in eigen handen genomen hadt, of althans op 't laatst haars leevens, het woelig tooneel deezer wereld verhaten en te BJiynshurg, in haare Abtdye , haare dagen gcllecten te hebben. De Minderjaarigheid van Vorsten is dikwyls een gundig faifoen om zaaden van misnoegen en opdand tc doen rypen. De Westfriezen, waarfchynlyk door de Utrechtfchen opgehitst hadden Dirk d e n VI meermaalen beledigd, en zich der gehoorzaamheid van hunnen wet- ti-  VADEHL. GESCHIEDENIS. *êj tigcn Heer onttrokken. Om deeze ongelykei te wreeken, en hun tot onderdaanighcid te bren gen, nam hy een ftrengen Winter te baat die een zoo watcragtig en moerasdg Lant best voor Krygsmagtcn toeganglyk maakt, Zyn heirtogt gehikte: de Westfriezen kreegen de nederlaage, cn namen devlugt. Zyn Krygsbenden blaakten en branden een gedeelte des Lands, keerden met buit, èn gevangenen, te rug; doch het weer begon te ontlaaten eri noodzaakte hem van dc verdere te onderbrenging deezerWcderfpannelingen af te zien(*>. Dit rooven, branden, cn verwoeden ten platten Lande, was een zeer onvoorzigtig bedryf des Graaven, {trekkende om dc gemoederen der reeds misnoegden nog meer te verbitteren , en de eerst voorkomende gnnlligd •gelegenheid tot opdand te doen omhelzen te onvoorzigter in Graaf Dirk, die eeneri ■Broeder hadt,wiensHcerschzugtigcn e'nvolkbehaagenden aart, van zeer jong af geblceken, hy kende, en die veclligt met het te onvrcedene gedeelte zyner Onderdaanen zou zamen fpannerï. Floris, bygenaamd dc Z w arte, word < ons befchrccvcn als een Jongeling fchrander'/ van begrip, wel ter taal, beleefd jegens allen , Staat- (*) Kluit. ISsU Criiie. Tom. L Tt I. r; -5. E DEEL. O • lij ÉoKii: IV. Hoorüri i [ Zyn onvno'rzigtiggedragj üiaïnctcr vitj LOK]J DB WHIil IK;  ii. Boek. IV. hoofdst. Door de Wistfriczen tot dc Heerfchappy yenoodigd. iio CHARACTERKUNDE der Staatzugtig, en, op die hem tegcnftond.cn, rel gebceten. In veele hoedanigheden fchynt hy boven zyn ouder Broeder uitgeftooken, en diens nyd, als mede de ongunst zyner Moeder,zich op denhalzc gelaaden te hebben. Dan hoe meer de zynen hem haatten, hoe hy meer vlyts aanwendde om vreemden te behaagen. Onder de Edelen cn onder het Volk wist hy aanhangers te winnen. Dit bragt hem in verdenking van na 't Graaflyk Bewind te ftaan. Weshalvcn men hem bet Hof ontzegd of hy 't zelve uit eigen beweeging verlaatcn hebbe. De Westfriezen verheugden zich over de twccfpalt der Broederen. Zy lieten Floris den Zwarten weeten, dat zy gereed cn geneegen waren hem de Heerfchappy over geheel West-Friesland op te draagen, indien hy hun wilde toevallen. De vuurige, eerzugtigc, t'huis gehaate en bcnyde Jongeling hoort deezen voordag niet of aanvaart denzelvcn, trekt derwaards, en ftelt zich aan het hoofd der misnoegden , volvaardig om alle zyne beveelen tc volvoeren.— Beveolcn van Wraak, doorWraakzugtigen volbragt,zyn allerfchriklykst! een rond Jaar bedookte hy, met zyne Westfriezen ,zyns Broeders Landen. Alkmaar ftondt hunner woede ten doel, de Kerk en de Huizen op de Markt, werden in dc afche gelegd,-en zy keerden van daar met zwaaren buit. — Het getal der VVederfpannclingcn tegen  VAD E RL. GESCHIEDENIS, air tegen Graaf Dirk neemt toe, cn dat zyns Broeders Aanhangeren tcffeus. De Keunemers en KennemervoJgers, noodc den Jast derfchattinge. draagende, en door yclclc hoope om 'er van onthecven te worden , gedreeld, verklaarden zich Medegenooten des Opftands, en vervoegden zien met de Westfriezen onder deezen nieuwen Aanvoerder, dien zy tc Haarlem voor hunnen Heer erkenden. Met den aanwas van magt vermeerderde Floris o e Zwarte zyne Vyandlykheden , en zette de verwoedingen voort. Tegen de vereende West friezen en Kennemers was GraafDiRK niet bcdand, onder zyn oog werden dc Graaflykc Huizen en Sloten in Kennemerland verbrand: dus wilden zy de wraak neemen op de fchattingknevelaaryen der Graaven en Edelen. Duur kwam egter deeze afval den Kcnnemeren te daan. De Westfriezen ,nier dan zeer zelden gewoon, buiten hun Land te vernagtcn, als zy tegen dc Nabuuren kryg voerden , trokken fchielyk met F l o r i s te rug, en lieten de Kennemers , die met hun aangefpannen hadden, aan de ongenade van' Graaf Dirk over, die vcelcn der Afvalligen gevangen ham, Kennemerland en Haarlem weder onder zyne 'gehoorzaamheid bragt (*). Deze C*) Kluit Uifi. Crit. Tom. i. p. i. p. 75. &c. O 2 I. BflEK. .'V liuOl'UiT.  H. Boek. iv.hoofds' Verzoent met zynen Broeder. éia CHARACTERKUNDE der. Deze felle Brocderkryg dreigde het geheele 'Land met verderf en ondergang, Dirks gezag ftondt veeg. Hy moest dugten voor een bedekten Aanhang, dien zyn innccmende Broeder misfehien gevormd hadt, en welke na gelegenheid wagtte om zich te vertoonen als Begünftigers van het gezag eens zo gevaarlykcn Mededingers. Dit maakte hem te gereeder om het oor te lecnen aan de tusfehenfpraak eens Gezants van zynen Oom den Keizer, die, het decrlyk uiteinde van deezen langs hoe hoogcr loopenden twist voorziende, de Broeders tot Vrede vermaande, of liever geboodt dc Vyandlykhcden te flaaken. Dit woord, bekragtigd met dc bedreiging van 's Keizers ongenade , hadt op beiden klem. Zy verzoenden, en begrecpen in dien zoen allen, die in de tweedragt deel genoomen hadden. Floris de Zwarte behieldt het gebied over West - Friesland ; eene Gebiedsvcrkryging wel dreelend, maar die zyner eerzugt zo min fchynt voldaan, als het doen van afdand aan zynen Broeder gefmaakt te hebben. Het hadt moeite in den een cn den ander tot dit verdrag over te haaien, 's Keizers gezag woog zwaar by de Neeven. Hun Huis was veel aan hem verpligt, en zyne gunst Graaf Dirk, of Floris d e n Z w a r t e n, beweezen, zou, de verzoening  VADERL. GESCHIEDENIS. ai3 ning niet getroffen zynde , een einde aan deeze tweefpalt gemaakt hebben. Wrogt Staatzugt fterk op 't hart van Floris den Zwarten, 't zelve was: ook vatbaar voor/le aandoeningen van een tederder Drift, voor Liefde : doch deeze daar mede gepaard berokkende zynen ondergang. Hy doeg het verliefde oog op Hadewicii , eenige Dochter en Erfgenaam der Hecren van Reciiem in het Land van der Mark. Deeze Vrouwe en haare Erfgoederen konden zyn aanzien en magt vermeerderen ; haare Leenmannen hadden gezogt na een Perfoon , waardig de Egtgenoot der Jonkvrouwe cn hun Heer te zyn: zy vonden deezen in Floris , bekend door zyne Manlykc Dapperheid, en die zich, gelyk wy gezien hebben, by Vreemden wist bemind te maaken. Zyn Neeflchap met den Keizer, dat hy Broeder was des Graaven van Holland, en zelfs Bcduurder van West - Friesland, wrogten mede om hun ten zynen voordeele te doen bcduitcn , en deeze ryke Erfgenaame, met alle haare Goederen, hem toe te fchikken. Gundigc vöoruitzigten voor een Verliefd en Staatzugtig Dart! dan dikwyls worden de behaaglykde vöoruitzigten met een wolk van tegenheid beneveld. H adewic h dondt onder de Voogdyfchap van haaren Oom Herman, Heer van Arendsberg , die, noch door bidden, noch O 3 dooi'' il IV. IioOFUST. ?nje!ukkig itónde van rGRIS DEM  II. Boek. IV. UüOfDST 214 CIIAR.AC TER KUNDE der door dreigen , kon bewoogen worden om zyne Nigtc aan Floris den Zwarten ten Huwelyk te gcevcn, ongenegen de beheering dier rykc Erfenisfe af te ftaan. Zulk eene weigering zette Floris tot geweld aan, om door dc Leenmannen, zyne Begunftigers, geholpen, zich in 't bezit van de goederen der fchoone te dellen, cn den Heer van Ar en ds berg in zyne Lauden allen afbreuk tc doen. Godefrid, Heer van Kuik bood hem bydand, als mede Anbries van Kuik, toen Bisfchop van Utrecht: de Landen des ecrstgemelden leeden veel lasts: dc laatstgenoemde moest dc Bisfchoplyke Stad ruimen. De Utrechtfchen , bevreesd voor Graaf Dirk en den Keizer, hielden dc zyde van Floris, vergunden hem uit en ingang en verblyf naar welgevallen in de Stad, welke hy tot cene Wapenplaats maakte , Lakesmunde, cene Stad des Bisfchops, verbrandde, cn den Kerkvoogd het inkomen binnen Utrecht voldrekt betwistte. Zcge- praalcnde over het Driemanfchap Tegcndanders onthieldt hy zich in Utrecht; op 'tVorstlyk Tagtvcrmaak gefield , cn onvoorzigtig geen kwaad vermoedende , reedt hy degts van tien knegten vergezeld , ter Stad uit. De Heer van Arendsberg, en van Kuik, geweld vrugtloos beproefd hebbende, tegen eenen zo veel vermogenden en fterk onder-  VADERL, GES CHIEDENIS. 215 derfteunderi Vyand , namen verrasfing te baat, Floris zag zich door deeze Heeren, vergezeld van eene menigte knegtèn, op 't onverwagtst, omringd. Na de Stad te vlugten was zyn eenig heenkomen ; hy beproeft het, cn zou mogelyk de hand zyner bclaagcren ontkoomen geweest zyn : hadt zyn Paard niet gcdruikcld en met hem gevallen. Dit ongeluk werd onmiddelyk gevolgd van zyn Dood, die fel ontdooke Flcercn koelden hunne wraak aan den weerloozen en onmagtigen Floris, die als een Slachtolfer van Liefde en Staatzugt fneuvelde. Zyn Dood bleet niet ongewrooken van den Keizer en Graaf Dirk: de Moordenaars werden in den Ryksban gedaan,en de Bisfchop,hun Medeftander in het verhinderen des Huwelyks , verdreeven. 's Keizers Dood, en het doen van Hulde aan Graaf Dirk herdelde deeze Heeren in 't bezit hunner goederen, en de Bisfchop keerde weder tot zynen Zetel (*). Groote omwentelingen in een klein Tydsbcftek en een klein hoekje Lands! '— Hier ontdekken wy een ftaaltje van dc Magt der Kcizeren in Lccncn van den eenen op den anderen over te draagen. Coenraad de ïïl. Op- CO Kluit ITtst. Critic. Tom. I. p. I, p. 79. &c. O 4 II. Boek. IV. IIüOiüST. Dirk de VI moeczich liet ontnecmen van Oostergo en IVcstcr^Q getroosten.  |y. HOOFDST. Hy zoekt cn yervverft *ie Gunst van jtui Paus. mö CHARACTERKUNDE der Opvolger van Lotiiarius , gaf 0osterg4 en IVestergo , door den laatstgemelden Keizer, aan Graaf Dirk van Holland afgedaan , weder aan den Utrechifchen Kerkvoogd Andries van Kuik. Eene ontneeming zeker gevoelig fmertlyk voor Dirk d e n yi, die , naa zyns Broeders Dood, de Rcgcering over de Landdreekcn, aan deezen als een Leen afgedaan, weder in handen gekrecgen hadt; Dan mogt deze alleenheerfchappye hem over dit verlies troosten, hy vondt zich verdooken van den befcliermendcn Arm van Keizer Lot harius, die van Coenraad was, ten goede des Bisfchops uitgedrekt, en zou het voor hem zeer gevaarlyk geweest zyn, dien begundigden Kerkvoogd , het ontnomene te betwisten. Het Land was nu in rust. -— Dc drift tot het doen van een Kruisvaart, toen veelenbeheerfchende, bezielde ook den Graaf. Hy trekt na 't Heilige Land, en doet op zyne heenreis Rome aan. 's Pauzen gunst kon het gemis van die des overleden Keizers eenigzins boeten. ATan den Heiligen Vader I n n o c e nti'us den U. verwerft hy een Voorregtsbrief, by welken de Abtdy van Egmond en Rkynsburg, van het Gcestlyk Rcgtsgebied der Bisfchops van 17/ravfe-ontheeven, en onpiiddelyk den Heiligen Stoel onderworpen wier-  VADER.L. GESCHIEDENIS, ax? wierden (*;. —f Van zyn Kruisvaart, op welken hy niets meldenswaardigs fchynt uitgevoerd te hebben, althans wordt ons des niets verhaald, te rug gekomen, bragt hy gemclden Giftbrief mede, die zo veel eers en voordecis aan de Egmondfche Abtdye, het troetelkind der Hollandfche Graaven, toebragt. Geduurendc Dirks uitlandighcid, hadt de Abt te Egmond cene Nieuwe Kerk voltrokken. Dcrzelver Inwyding wagtte na 's Graaven tegenwoordigheid. Hy vereerde dezelve daar mede, vergezeld van zyne Egtgenoote S ophia van Bentiiem. Eene groote mecnigte Volks was daar vergaderd om de Plcgtigheid der Inwydinge, en de bevediging der Vryverklaaringe van den Utrechfchen Bisfchop by te woonen. — H e r b e r t verrigtte het een en ander. Nimmer zeggen de oude Gedenkfehriften, hadt men eene Kcrkinwyding met zo veel toedels, bygewoorfd. Bisfchop Her bert verklaarde de Kloosterlingen tolvry door 't gantfche Sticht. Ten deezen tyde moeten dc Graaf en dc Bisfchop, ondanks de eerde van Oostergo en IVestergo door den Keizer ontzet, en de laatde door (*) Hoe zeer Huioecoper de Egtlicid deezes Giftbrieven vevfmaadt Melis Stoke i. D. bl. 384. heeft Kluit, onzes inziens, dezelve ten vollen bevveezen. IJifi. Critic. Tom, I. P. I. p. 3?. O 5 II. EOEK. V. IiOQFDS \  ais CHARACTERKUNDE der. II. PoEK. V. HOOFDST. RrygtulTchfB Dn: k den VI. en He rèert Biffcliop van Utrecht. door den Paus van 't Gcestlyk Regtsgebied over de Abtdye van Egmond cn Rhynsburg ontflaagen was, met elkander in goede verdandhouding geleefd hebben. Deeze vreesde den Keizer, gecne den Paus, elk dnoorde zyn misnoegen. De Huwelyks verbintenis van Graaf Dirk met Sop Hl a, Zuster van Otho, Graaf van Benthem, gaf aanleiding tot het uitbarsten van het vuur des fmeulenden ongenoegens tusfehen den Graaf cn den Utrechtfchen Kerkvoogd. De Drentenaars en Groningers, droegen met wederzin het Pricstcrlyk Juk, zy poogden het,als Herbert na Rome gctoogen was, af te fchudden; doch dit kwam hun op eene zwaare Geldboete en nog grootcr bedwang te daan. De Bisfchop fteldc zyn eenen Broeder tot Burggraaf van Groningen aan, en zynen anderen gaf hy dc Kadclnye van Koeverden. Het misnoegen groeide met de onderdrukking. Otho, door Graaf D1 r k aangezet, verwekte de Ingezetenen tot opdand, en bcdookte die Landen des Utrechtfchen Stoe/s. De Krygskans liep hem tegen; Hy wordr gevangen cn door den Bisfchop na Utrecht gebragt. Graaf Dirk, de aanraadcr deezes Krygs,tragt zyn Broeder te ontzetten, cn uit dc handen der Kerkvoogds te verlosfcn. Hy belegert de Bisfchoplyke Stad, op eene zo zonderlinge wyze verdcedigd, en van 't be-  VADERL. GESCHIEDENIS. 219 't beleg ontflaagen, dat het ons belachlyk moet voorkomen, fchoon het daar om niet verwerplyk is; maar aannecmlyk wordt,wanneer wy de Perfoonen hier krygvoerende, en dc dcnkwyze dier tyden in aanmerking neemen (*). Bisfchop Her-bert 's Keizers Vriend, komt in de Gcdcnkfchriftcn dier dagen, voor als een Man, die de Vyanden der Kerke van St. Maarten verftrooidc. „ Met een allcr„ hardst voorhoofd, met een allcrvrymoe,, digst gezag, met dreigende woorden cn ,, oogen , cn met imflrckking der handen , voci ,, hy uit tegen de Menfchen; cn, om het ,, kwaade te beteugelen , fchcen hy zomtyds ,, te raazen. Want de Hertogen cn Graaven ,, fpanden zamen, dewelke hy, zo met het ,, tydlyk zwaard door de zynen, als men het ,, geestlyke door zich zelvcn bedwong." Van dit laatlte bediende hy zich , toen Graal Dirk de VI. Utrecht belegerd en alles tot den aanval gereed gemaakt hadt. Gebrek aan magt delde hem buiten daat geweld met geweld te keeren. In deezen Stryd, met dc zy (*) Hu idf. co per verwerpt de gehecie Gebcurteni: deezes belegs Melis Slole i. 7). bl. 508. Danwy'vinden.di reden van liet tegendeel, door IC luit bygebragt, Hist Cïiüc. Tom. i. 1'. i. p. 88. &c, zo voldingend dat w; bet voctlboor diens Hoogleeraars bctrecden hebben. ii. Boeic. IV. HOOFDST. Character van Bisfchop HERliliRT. r  220 CHARACTERKUNDE eer TI. Bor.K. IV". IIoofds: I % zynen re {heuvelen , dagt hem den Dood eens Martelaars. Alleen van de Gecstlykheid vergezeld trok hy uit in witte overrokken; hy zelve ging dc agterfte, gekleed met zyne Bisfchoplyke Cicraadien, en droeg, gelyk de Kronyken fpreeken , ,, in fynere hand die ,, Blixem desVyers, dat was dat Boeck daer ,, mede hy den Graave van Holland en de „ fyne Hulpers mede vcrmaledydcnwilde." — Eene zo vreemde als onverwagte vertooning, en ontzettend voor een Man van Graaf Dirks Characder, die vol eerbieds voor de Gecstlykheid den Paus begroet, van hem een Giftbrieve voor de Abtdyen van Egmond'en Khynsburg verzogt cn verworven, het Heilige Land bczogt, en de Inwyding der Kerke van Egmond, nog zo kortling, met zo veel llaatüe bygewoond, en meer blyken van verregaande Godsdicndigheid gegeeven hadt. De Banblixem eens Kerkvoogds was by zulk eenen niet veragtlyk, of onder de brutafulmina te tellen. Hy beeft, op het denkbeeld van alle de cislyke gevolgen daaraan vast (*), Ongewapend, blootshoofds, barrevoets, valt 'hy voor den Bisfchop op zyne kniëh, bidt om vergiffenis en erlangt ze , met den kus des Vredes. Het Geestlyke zwaard deedt het Wereld- (*) Zie deeze eislyke gevolgen cenigzins snngeweezea kierboven bl. 149. enz- , 1  VADERX- GESCHIEDENIS. 221 reldlyke opdeeken. Otho werd uit zyne.j gevangenisfe ontflaagen 5 doch niet zonder belofte , dat hy de goederen der Kerke van St. Maarten voorts ongedoord zou laaten, zelfs moest hy zyn Graaffchap als een Leen ontvangen uit handen des Bisfchops, die eene zo gundige gelegenheid tot magtsvermeerdering, niet vrugtloos liet voor by glippen (*).Dezoen tusfehen DiPvK den VI. en Herbert hieldt ftand, zo lang zy beiden leefden. Dit voorbeeld van ontwapenende onderwerping voor den Utrechfchen Bisfchop, rnooge eenig in zyne foort weezen in de Gefchiedenisfe onzer oude Graaven. Het Character der Perfoonen , en de omdandigheden des gevals maaken het gantfeh niet verdagt. Floris de Zwarte van eenen gantfeh anderen aart dan zyn Broeder, geheel met de Geestlykheid niet ingenoomen, zou, naar allen fchyn,voor den Banblixem min gevreesd, en Her bert zo weinig onzags be'weezen hebben , als Andries van Kuik; hadt iets deezen wederhouden, 't zou de vrees voor 's Keizers Magt, thans den Bisfchop van Utrecht gunftig, geweest hebben. — Ook is het verre van onwaarfchynlyk, dat die vrees, nevens den fchrik voor den Banblixem , Graaf Dirk trof, (*) Kluit Hht. Critic. Tom. I. P. I. p. 93- II. B0K2. V. Hoofost. Waarin Dii>. . hoofdst. Ongelukkige Hrygstochtei friezen eti d Friezen. Verdrukkin der Wen friezen. heerlyke vinding en onverbeterlyke verklaaring ! pasten zy op Holland en Friesland toe, die met regt onder één Hoofd behoorden vercénd te zyn : maar zich met Oorlogen gcfplitst en in tweeën gefcheiden hadden (*). De Zedeleer was goed, hoe dwaas de grond mogt wcezen, op welken men dezelve liet rusten. Doch zy fchynt weinig ingangs op de gemoederen gemaakt te hebben. Het onderling Krygvoeren hieldt aan, en !.bragtcn de Westfriezen de Graaf, met den ;bloem zyns Volks, zomtyds geen geringe Hagen toe. Door zyn Broeder den Bisfchop onderdeund trok hy na Friesland, waarfchynlyk dat zy die van Oostergo en Westergo, tegen het Graaftyk en Bisfchoplyk bewind oproerig, zogten tot rede te brengen; doch zy keerden , zonder de eer der overwinning te rug. Floris de III. oorlogde meestal ongelukkig. 3_ Eindelyk egter voerde hy verwinnende Wapenen tegen de Westfriezen; Niedorp en Winkel, offerde hy der vlammen op. Zy zogten dit leed naderhand te wreeken; doch kwamen 'er met groot verlies van Volk af. De Wieringers en Texelaars werden eerlang, door deezen 'inhaaligen Graaf, een zwaare Brandfchatting opgelegd. Zwaar noemen wy dezelve, fchoon men ze met Scriveriu s niet op 72,000; doch, (*> Huidecoper Melis Stokt i. D. bl. 4,00. Kluit JJiJl. Critie. Tom. J, ï>. i. p- nj.  VAD E RL. GESCHIEDENIS. ajï doch, naar de welgevondene berekening van Huidecoper, op 3000 Guldens begroote (*> Omtrent dien tyd ontving Graaf Floris d e III. het Kruis , om mede ter Kruisvaarte na het Heilige Land te trekken, en deel te neemen in de bloedige dwaasheid der meeste Christenvorsten. Of hy toen terftond een tocht derwaards gedaan hebbe, en fchielyk wedergekeerd is, dan of hy, het Kruis ontvangen hebbende, t'huis bleef, gelyk niet zelden gebeurde, dat 'er tusfehen het belooven en het uitvoeren, om mede ter Kruisvaart te trekken eenige jaaren verliepen, zo het laatde niet wel geheel agter bleef, hangt in gefchil (j): niet, dat hy, vervolgens onder zynen vriend den Keizer Frederik den grooten Heirtocht tegen Saladin bywoonde, als een dappei Kruisridder zich gedroeg, en aan eene befmettende ziekte gedorven , te Antiochie in dezelfde Kerk als de korts vóór hem overleden Keizer begraaven ligt. Inhaalig, Bemoeiziek en Krygshaftig, vertoont zich deeze Graaf, in zyne Characterfchets, en men zou gewis een hoofdtrek voor- bi C) Huidecoper. Melis Stoke i. d. bl. 529, Kluit. Hi/f. Critic. T. i. p. i. p. 134. Ct} Huidecoper Melis Stoke l. O. bl. 438. Kluii JLJl. Critic. Tom. i. p. i. p. 134. P 4 ii. Boek.' V. Hoofdit; GraafFLORis de iii. trekt ten Kruistocht en fterft.  ii, BoKK. y. HOOFDST Dirk de VII MgtzyB.Ya der op, Oorlog tegen «ie l'laaminft-'. 232 CHARACTERKUNDE der t by gezien moeten hebben, als men niet ontdekt hadt, hoe zeer hy de gunst des Keizers zogt, en zich fteeds als een onderwerpelyk Hoveling aandelde. Zyn Huwelyk met Ad a , Zuster van der Schatten Koning Milcol u m b u s zette zynen Huize luister by, waar in, nogthans, naa zyn dood, de Vrede niet woonde. By 's Vaders uitlandigheid ter Kruisvaarte heeft Dirk, zyn Oudde en t'huis gebleeven Zoon, getrouwd aan Aleide van Kleef, zeker de hand gehad aan 't roer van 's Lands zaakcn, 't geen vry gemaklyk viel te beftuureu; terwyl zyn Üom Bisfchop van Utrecht was, de Westfriezen korts van zynen Vader beteugeld, en dcGraavevan Gelderland'en Vlaanderen mede ten Kruistocht opgetoogen waren. 's Vaders onverwagte enfchielykedood delde hem daadlyk in 't Graaflyk bewind, greetig aanvaard, door eenen Hecrschzugtigen, die reeds geproefd hadt, hoe fmaaklyk het regeeren viel. —- Door eenen Ileerschzugtigen , zeg ik , dewyl Avy deeze Gemoedsneiging alleszins in hem zullen zien doordraaien. Philip, Graaf van Vlaanderen , was, op denzelfden Kruistocht als Fl or i s de III gefnèuveld, en liet geen Kinderen naa. In dit troebel water der Vlaamfche zaakcn, dagt Dirk pe VIL te visfehen. 's Vaders Itoetfpoor volgende in by den Keizer zyn Hof te  VADER.L. GESCHIEDENIS. 233 te niaaken, zogt hy het Opperleenheerfchap van ^ Vlaanderen, met betrekking tot de Landen ten Westen de Schelde af te fchudden, Hendrik den VI. aanbiedende, dezelve alleen van hem, als een Leen te houden. Vergeeffche pooging! De Keizer weigert Boude wyn, den Opvolger van Philip, dit onregt aan te doen, en hy moest zich tot de gewoone hulde aan dien Graaf vernederen. Nood bedryf, en grond van misnoegen!'By den Keizer verwierf hy niet alleen om van alle voorbyvaarenden den Geervlieifchen Tb/te vorderen; maar dit met naame ook te doen van de Vlaamingcn , van dcnzelven by het Verdrag met zynen Vader ontheeven (*). Dirk de VII. op 't Keizerlyk gezag: {leunende en misnoegd tegen den Graaf van Vlaanderen, drukte den Koophandel der Vlaa-\ mingen, door de Kooplieden te knevelen,en hun het dubbelde van den bepaalden Tol af te eisfchen. Hier uit rees welhaast een Oorlog, die ten nadeele der Vlaamingen afliep (§), fchoon Dirk ten zelfden tyde, nog eenen anderen Oorlog voerde, welks oorfprong aan zyne Heerschzugt te wyten was. Zyn jonger Broeder Willem, nevens zy- (♦) Zie hier boven, bl. 226. (§) Kluit: Uist. Crit. Tom. I. P. II. p. 2«4i P 5 II. Bo»K. HOOFDSTf tryg tegen :yn Broeder iVillem :n de Drechtcr' ritZiit,  634 CHARACTERKUNDE der 71. BoeV. •'. HoofÏst zyaen Vad:r ten Kruistocht opgetoogen, b'.eef, naa diens aflyvigheid, nog vier of vyf jaaren in het Heilige Land. 't Was de doorgaande gewoonte der Graaven van Holland, zorg te draagen, dat hunne jonger Zoonen, in het Graaffchap 't een of ander gedeelte kreegen, om, naar hunnen daat, te kunnen leeven : terwyl zy hunne Dogteren een II uwelyks goed gaven, of met eene Abtdye begiftigden. Floris de III. hadt Willems Vadcrlyk Erfgoed niet bepaald , Dirk alles met een hcerschzngtige hand aanvaard, denkende dat zyn Broeder veelligt den weg veeIer Kruistochtelingcn zou gaan , of dat hy, by diens te rugkomst, wel middel zou vinden om hem te vrede te dellen. — De Held daagt, vol roems en krygseere, uit het Oosten op, wordt minzaam, althans met eene Hoflyke beleefdheid van zyn Broeder ontvangen. Geenc maaking van zyn Vader delde hem in ecnig bezit; hy zag zich ecrlang van zynen trotfehen Broeder verfmaad , die hem niets, of ten minden, naar zynen zin , niet genoeg, wilde afftaan. Ondraaglyk lot voor een moedig Jongeling! My verlaat het hem ongunstig Hof; maakt eenen Aanhang onder de Drechterfriezen, .en bedookt de grenzen van Holland. Dirk de VII. vindt zich dus ingewikkeld in een dubbelen kryg , door de Vlaa-  VADER.L. GESCHIEDENIS. 23^ Ilaamingen aan den eenen, door de Drcchterfriezen aan den anderen kant bedreeden. Gelukkig hadt hy eene Heldin ter Vrouwe. Aleid trekt, met een gedeelte der verzamelde Krygsmagt, tegen W1 l l e m en diens Mededanders op.—De Egmondfche. Kloosterlingen klaagen geweldig over haar ; dewyl zy, daar omflreeks gelegerd, niet alleen den krygsknegt op kosten van het klooster liel teereni maar ook zelve met haaren Stoet en Hof juffrouwen alle vertrekken van het Klooster uit en In ging, tot groote ergernis dei Monniken , tot de drengde onthouding ter aanziene der Vrouwen verpligt. 't Onthaa moet zy zich zelve by zulke onvricndlyla Gasthccren bezorgd hebben. De Klooster lingen gewoon te ontvangen, en als Heiligel ontzien te worden, in goed en eere , ziel verkort oordeelende , behandelden haar 011 getwyfeld met onhcuschheid. 't Welk haa: toen deedt dreigen, dat zy den H. Adel bert lts weder bezoeken zou (*). D C) Zich in deezcr voege boven de vooroordeelen dier tyden verheffende, volbragt zy, vervolgens, deeze bedreiging, met de daad, wanneer zy te Egmond niets te doen hebbende, gelyk de KroByjtfcnryver fpreekt, het Klooster bezogt, vergezeld van den Graat, en 't gevolg eener meenigte Heeren, knegten en krvgslieden, elf dagen, lang zich, op kosten der morrende Kloosterlingen, met dien fleep vergas- ten- [i. BrvEK. v. Hoofdst; [ 1 i  ti. boek. Vi Hoofdst. De VlaamnigenenDreckt'rfrlezen«verwonnen. BourmwYN Bisfchop van Ulrrrfi: !>ewerkt den Vrede tusfehen de Broeders. ( 1 1 ( % tc 'i n d' r, i. 436- CHARACTERKUNDE der De overwinning op haaren Schoonbroeder behaald hadt zy niet alleen aan haaren Hcldinne-moed; maar, voor een gedeelte, aan hst en omkooping te danken. Willem waagt by Alkmaar een yelddag , de omgekogte Friezen van Winkel en Niedorp verhaten zyne party, cn hy, bykans ingedooten, ontkwam het vlugtende. — Graaf Dirk dreedt gelukkig tegen de Haamingen, dreef ze uit Walcheren, en ontmoette zyne E &^  VADER.L. GESCHIEDENIS. 241 ZESDE HOOFDSTUK. Willem de !. Graaf van Holland, Ada van Holland, Lodewyk Graaf van Loon. Het Graaflyk Huis hadt zich tot nog nooit in eene omftandigheid bevonden als de tegenwoordige^ Altoos waren Zoons den Vader opgevolgd , en behalven dat ééns , by ontdentenisfe van Zoonen, de Opvolging eens Broeders plaats greep. Thans was 'er ééne Dogter , en één Broeder des Overleden Graven, die zyn oogmerk, om de best mogelyke fchikking te maaken, niet hadt kunnen bereiken, daar in te leur gefield, door de dreeken zyner listige Vrouu'e Aleide van Saxen. Een nieuw tooneel doet zich op; een tooneel vol onrust en verwarring. De zo wel1 Staatzugtige, als Heldhaftige Aleide hadt' alle reden 0111 voor hec waarfchynlyk door haaren Man bedoelde Regentfchap van diens Broeder Wi l l e m te dugten. Hy ftondt voor Heerschzugtig en Moedig bekend, en mogt de nederlaage, welke zy hem voorheen toeI. DEEL. Q bragt ii. Boek. vi. HoOFOST. Vetelige toeland van liet Jraaflyk luis.  n. Boek. VI. Hoofdsi Ada het HachtolTer van haars Moeders Suatzugt. (♦) Amonym de Rel. Tra}, p. 12. Lamberti Parv. Cuiilin. Reiner, a 1218. p. Cs, 242 CHARACTERKUNDE der bragt, niet vergeeten hebben, haar en haare Dogter Ada van allen bewind ontzetten. Ada, in den eerden bloei haars leevens, fchoon van gelaad, welgemaakt van leest, de jaaren van Huwbaarheid even bereikt hebbende, ftrekt ten ongelukkigen Slachtoffer van 's Moeders Staatzugt. Zy wordt met veele Edelen des Lands te raade deeze beminnelyke Dogter int te trouwen, aan Lodewyk, Graave van Loon, wien 't aan geen perfoonlyke verdienden mangelde: immers vinden wy hem befchreeven, als jong, dapper, wel tertaale, in braafheid uitdeekend (*). 't Ontbrak hem niet aan luister van geboorte; doch de doortrapte Aleide wist, dat zyn vermogen te gering was, om zich boven haar te verheffen : daarenboven zou het gefchenk van zulk eene Dogter, met het Graaflyk bewind van Holland, hem aan haar ten hoogden verpligten , en zy, tcrwyl de jeugdige Gelieven zich in minvermaaken baadden , den teugel des gebieds in eige hand houden. — Geen wonder, dat de Graaf van Loon zich van deeze Egtvcrbintenisfe alles beloofde, op 't vermaan zyner aandaande Moeder , ftil na Holhmd kwam, en zich niet verre van Dordrecht onthield, om by de hand te weezen , zo  VADËRL. GESCHIEDENIS. 243 zo ras de doodkranke Dirk ftierf, en het Huwelyk te voltrekken. Derwaards begaf hy zich, in aller yl, op 't verneemen van 's Graavert dood. De welvoeglykheid wordt te eenemaal uit het oog verlooren, het Sterfhuis, waar 't Lyk nog boven aarde ftondt , een luidrugtige Bruilofszaal, en 't zelve niet ter aarde befteld, dan naa het eindigen der Huwelyksplegtigheden. — Baart het eenige verwondering, dat Ada in een alzins zo Verhaast Huwelyk deinde ; men neeme in overweeging haatc jongheid , de bevalligheid des toegefchikten Egtgenoots, het voor* uitzigt op eene dille en geruste Regeering, haar behaagelyk voor oogen gefchilderd, door eene bekwaam e Moeder, alsmede, dat veele Edelen de Egtverbintehis met hunne goedkeu* rig vereerd hadden. Hoe fchielyk veranderde het gclaad der dingen! Nauwlyks kreegen eenige Edelen kennis Van Aleides toeleg, of zy wilden 'er zich tegen verzetten. Philips van Wassenaar , onder anderen , verklaarde, dat men V riet behoorde te ontzien Graaf Willem, met geweid te handhaaven in de Voogdye, welke hem van regtswege toekwam. Anderen, die in .het Huwelyk gedemd hadden , de onvoegelykheid des Handels inziende, en doorgrondende , dat Aleides oogmerk geen ander was, dan alles aan haaren wil te onderop a wer- . TL Bobki Vi, Hooeds^ v'eeleÈdeTert 3p WlLLEMS zyde.  S44 CHARACTERKUNDE der IL Boek. YJ. hoofdst. IIv komt in werpen , en, als Regentesfe, het bewind te voeren, verwisfelden van Party, en maakten eenen Aanhang, om Willem het Graailyk Bewind over Holland op te draagen, en hem in 't zelve te onderdeunen. Willem, 's Broeders Dood verdaan , en waarfchynlyk den vreemden toedragt der zaaken ten Hove gehoord hebbende, gaf voor den Dertigften Dag, wanneer de naaste Bloedvrienden , ten dien tyde, gewoon waren, by het Graf zelve , de gedagtenis van den Begraavenen, by uitdek, te vieren, tc Egmond te willen komen, om zyns Broeders Graf te bezoeken. Meer dak hier buiten twyflel achter. Derwaards zou zich 't gezin van den overleden Graaf begcevcn, ,, om, op „ den Dertigden Dag," gelyk Huidecoper het uitdrukt, ,, in 't openbaar te bewcenen, „ dien zy, in de eerste week, befpot had„ den." (*). Het verzogte vrygeleide werd hem afgeflaagen. Eene weigering, die hem genoeg uitwees, hoe het hier te Landegeichapen itondt, hem met droefheid en fpyt vervulde. Een veilige wykplaats gezogt en gevonden hebbende , om daar te verneemen , wat verder het beloop dier vreemd aangevauj>eae zaake zou weezen, ontving hy welhaast. Phi- (*) Huidecoper.. Melis Stoke. II D. bl. 127.  VADERL. GESCHIEDENIS. 245 Philips vanWassenaarenjan vat Ryswyk, de Hoofden der misnoegde Ede len , die, met toeftemming van hunne Mede ftanderen, ongcneegen, om onder eene Vrou lyke Regeering, of die van eenen uitheemfcher Graaf, te daan, hem verzogten heimlyk ir Holland te komen. Niets voldeedt beter aan zynen wensen, niets was gefchikter, om zyn fpyt te verzetten , dan het vooruifzigt op wraake. De hoop om eens Aleide de fchande der aangedaane nederlaage betaald te zetten, en het Bewinc over Holland te vcrkrygen , deedt hem, zon der draalen , in 't verzoek bewilligen. De tyd was nog geenzins gebooren , om ziel te vertoonen: openlyk deedt alles nog hulde aan Ada en haaren Egtgenoot, of liever de vrees voor Aleide hieldt de gemoederer bevangen. Door een donkeren nagt begunstigd komt Willem by den Heer van W a ss e n a a r , waar hy zich, zelfs by de Huisgenooten onbekend, eenen korten tyd ophieldt 3 zeker niet ledig, maar in het beraamen dei gewigtigde aandagen gefleeten. In Zeeland wagtte hem een gunstiger lot, dan hy zich, op dat pas, in Holland konbelooven. De befchikking der zaaken, ten zynen voordeele, daar overlaatende aan de Edelen hem genegen, vertrekt hy vermomd, in een llordig gewaad, met den hoed in de oogen Q 3 ge- r TI. Boek. VI. HOOFDST» Houdt een mondgefprek met de misnoegde Edelen. Trekt na Z.cclands\vo\t\ er voor Graat' eikend.  II. Boek. Vl Hoofp«t Aanflag dei Hollandfclie Edelen teger. Aleide, Am en vanLoon. ( P-czervlugt. ; ■i £46 CHARACTERKUNDE dek. getrokken, alleen door twee hem getrouwe Knaapen vergezeld na Vlaar dingen , waar eenige Zeeuwfche Schepen van Schouwen gereed lagen. Zierjkzee ontving hem met open armen. Lodewyk van Loon , verfmaadende erkenden de Zeeuwen Willem voor wettigen Graaf. De vreugd over de verheffing des Zoons van Graaf Floris was onbefchryflykgroot. Willems Vrienden, de misnoegde Edelen, haalden, micldelerwyl, de Kennemers tot zyne zyde over en teffens, om Aleide, Ada en Lodewyk te overvallen cn gevangen te neemen, wanneer zy den Lykdienst van den Dertigjlen Dag te Egmond zouden verrigten. Een dout beraamde aanflag, ongetwyffeld gelukt, hadt niet een van L 0deWyks vrienden tc Egmond; denzclven vernomen , en in tyds, daar van de belaagden te Haarlem kennis gegeeven. Verwarring baarende ontdeltcnis wekte dcczc tyding, Aleide en va n L o 0 n vlugtcn , onder geleide van Gysbregt van Am' 5 t e L na Utrecht, welks Bisfchop Aleide' begunstigde, In deeze verwarring fchynt de mgelukkige Ada van haare Moeder en Man ifgeraakt Zy doeg met eenige Ridderen en n E-e veronderstelling, dat 2y die venvarri an Haren Man en Moeder afgeraakte en elders de wyk nam 'uukt 0ns dan da zy met deezen „iet té  VADËRL. GESCHIEDENIS. 147 en Knaapen, den weg na Leyden op, en zogt haare veiligheid in den Burgt. Zwakke toevlugtplaats, in zulk een byftere barrening vai; gevaaren! De Edelen , die de Kennemers tot het ver rasfen en vangen der Vorstlyke Perfoonen op gemaakt hadden, en wier toeleg mislukt was zetten Ada na , en belegeren haar in dei Burgt. Het gevaar groeit aan. Philips vat Wassenaar, aan 't Hoofd zyner Rhyn landeren veréénigt zich met zyne Vrienden om het beleg gelykerhand voort te zetten Krygsgeweld en honger dwingen tot een fpoe dige overgaave, by welke men alleen Lyfs behoud bedingt. Ada gevangen wordt na Texel gevoerd | en verwisfelde die plaats haarer ballingfchap welke haar ondraagelyk was , met Engeland waar zy vyf jaaren, een beter onthaal ontmoetende, gevangen bleef, met toedemmim van Graaf WillemdenI. (*), die haa gaarm Haarlem zou geweest hebben, gelyk Kluit, wil Hifi Critic, Tom. f. p. i. p. i83. C) Bekend is het gefchil tusfehen Huidecoper e Kluit, wegens deeze overvoering na Engeland cn hi fterfjaar van Ada. Het doet niet tot onze Charafterkundc heeft zy, gelyk het ons voorkomt, haaren Egtgenoot, dien z in Holland fiegts achtentwintig dagen als Man aanfehouwde in 't Land van Luik overleefd.Zy leefde, wat moeite ha: Egtgenoot ook aanwendde, als vergeeten, ten aanzien dei Q 4 ii. floix. vi. HOOFBST. » t r Ada gevan- gen en ver,voerd ; en Willem door de Kennemers voor Graaf 'erkend. \ n !t y . ir r  • Ti. Boek. VI. Hoon s: Van T.oo; door den U treehtftken Bisfchop jtc holpen dring in fhllam door. W CHARACTERKUNDE der gaarne op dien afdand over Zee zag, flaande de beweegenisfen met haaren Man L o d ewvK,die eerlang het Landdeedendaveren.— De tyding der vlugt des Graaflyken gezins, en van Ad as gevangenneeming, lokt Willem uit Zeeland. De blydfchap treedt hem te gemoete, de Kennemers- zyn de eerde, in hem voor Graaf te erkennen. Kortftondige aanblik van voorfpoed! i De Graaf vanLoon hadt te Utrecht een beter wyk aangetroffen, dan Ada te Leyden, : cn vondt in Bisfchop Diederikvander 'AARE,die Staat en Geldzugt onder het Bisfchoplyk kleed omdroeg, door deeze beide driften te dreelen, een magtigen Mededandcr; deezen Kerkvoogd dak ook nog in den krop, dat Willem hem in Friesland gevangen genoomen hadt; Wraak- Staat- en Geldzugt, tcffëns te kunnen voldoen, brengt drie der derkde driften in de heftigste bewceging. De Kerkvoogd volgt ze op en zonde? de Hulpbenden des Bisfchops van Luik, des Hertogs van Limburg, desVoogdsvan Vlaanderen 'tti Landen en fchynt het laatfle haarcr dagen in werken PMl GotfSVrttgt, niet zelden de arbeid der geenen, die in ïe fchoole det Tegenfpoeds onderweezen worden, dooriebragt en het Kiooster te Herkenrode begiftigd te hebben. Men, zie wegens dit gefchil Huidecoper Melis Stoke. 11 0. bl. 154. enz. en Kl uit. Hifi. Critic Tom. I. V. H.  VADEPvL: GESCHIEDENIS. 24P deren in te wagten, rukt na Holland en. dringt 'er dieper door met zyne wapenen, dan immer eenig Utrechtsch Kerkvoogd, in oorlogtyden, gedaan hadt. De GraafvanLoon, voert het Leger zyner Bondgenooten aan, tegen de Hellandcrs cn Kennemers; en brengt, met dat des Bisfchops veréénigd, alles, tot West-Friesland toe, te onder. De vrees voor de ongena des overwinnaars deedt veelen van party verwisfelen. Naar luid der meeste Gefchicdverhaalenzou Willem , voor de overmagt , zo veeier Vyanden vreczende, terdond na Zeeland vertrokken zyn, en de verdeedigïng van Holland aan de Edelen, die verfcheide Sterktens gebouwd hadden, overgelaaten hebben; doch behalven, dat dit weinig drookt met zynen Ileldenaart, heeft de Egmonder Kronyk, dat hy, in Kennemerland verneemende, hoe 't in Holland gefchapen dondt, het noodig oordeelde zich derwaards te bcgeeven, Veldovcrften aandelde, die, in den aanvange, met veel voordeels dreeden en boven al Gvseregt van Amstel de hulpe, aan 't vlugtend Vorstelyk gezin beweezen , duur betaald zetten (*).'T was niet eer, dan naa dat de BisfchopoiLodewyk vanLoon, diep C) Klo it Hifi. Crit. Tom. i. P. i. p. 195. 200. Ct) Wagen aar, Am/I. G.fch. II. St. b!. 8. Q 5 iii. Roek. /i. hoofdst. jcdrag van iVlLLEll.  ii. Boek. VI. hoofdst. Zyne verlegenheid en vlugt. 1 l 1 \ < c 1 1 ( Komt weder in Holland en verdry ft 3 van Loon. 450 CHARACTERKUNDE der. diep in 't Land gedrongen, Willem voor hunne daadlyke overmagt deeden bezwykenen na Zeeland de wyk neemen. Hoe onveilig maakte het hem de menigte van vyanden ! Een der Medeftandercn van L odewyk, de Voogd van Vlaanderen, behalve 11 andere voordeden, door belofte van Vryheid des hMtlykenGeervlietfchenTolsbekoord, hadt zich verbonden Willem Zeeland afhandig te maaken. De inval der Vlaamingen, onder den Heer van Voorn daagde zo gelukkig, dat Willem allerwegen verjaagd :n gezogt , nauwlyks lyfberging en fcbuU i'ondt in een Visfchers fchuit, waar hy, met letten en vodden overdekt, het oogzyner vervolgeren ontkwam. Holland en Zeeland feheenen dus beiden -erlooren voor den Graaf, die,in deezefehuildaats gezeten, zich de akeligde gedagten van ;yn toekomend lot vormde, en uit den verle;ensten tocdand, met een moeilyke vlugt edde. De onderdrukkende handelwyze der ■ermee.stcraaren van Zeeland, wekte morrend «genoegen, gevolgd van opdand, het vcrryven der vreemden, cn het wederinroepen ■an Willem, die den dageraad zyner Hertelünge zag aanbreeken, waar hy korts mcen!c , dat de zon zyns geluks geheel onderging. Zyn Vrienden in Holland wilden, op zyn anzoék, nog eene proef neemen, of zy, even als  VABER.L. GESCHIEDENIS. 251 als in Zeeland, herdel aan zyne zaaken kon% de toebrengen. Zy trekken aan 't hoofd der ftrydbaare, doch in den wapenhandel ongeoeffende Kennemeren .Willems grootfte voorftanders, voor Leyden ; van Loon wees hun met eene zwaare nederlaage af. De tyding deezes ongeluks, hoe fmertend, bluscht Willems moed niet uit. Hy dak na Holland over, om Lodewyk, gerust in den fchoot der overwinning fluimerende, te overvallen. Uitgeweeke Hol/anders van wraak ziedende , moedige Zeeuwen vergezellen hem op dien tocht. Zyne Vrienden hadden niet dil gezeten, om zynen aanhang te verfterken. Hy is naauw geland, of zyn Leger groeit oogfchynlyk aan, en vertoont zich zo ontzaglyk, dat de Graaf van Loon, door tusfchenfpraak des Ilertogs van Limburg, met Willem over den Vrede zogt te handelen; doch den afdand van Holland willende bedingen, was het antwoord des moedigen Willems Verwinnen of Sterven. Die rustige taal, onderdeund door eene groote Legermagt, en nog grooter, dan zy met de daad was ^ opgegeeven, joeg fchrik in 't hart van Lodewyk, die, met agterlaating van alles, in de uiterde verwarring, na Utrecht wykt. De door vrees gejaagden te beüryden Was niet mogelyk, alleen kon het vlugtend foeir nagezet, en onder de agterhaald enflach tiiij ii. Boiïic. 'f. HOOÏBST,  II. Boek. VI. IIoOEOST V~rhond rriet den Bisfchop van Utrecht. ] t l b I i: CHARACTERKUNDE der , ting aangerigt worden. Veelen liepen vliedende den dood in den mond , in 't water verdrinkende; veelen fneuvelden niet alleen door de hand der Mannen; maar ook de Vrouwen velden deeze moedloozen te neder; de ontkomenen,van alles beroofd, maakten te Utrecht een allerdeerlykst vertoon. Welk een wisfellot! — Lodewyk, op 't onverwagtst verdreeven, heeft nooit weder den Hol. landfchen grond betreeden. Willem bleef de bcdendige Bezitter des Graaffchaps. Voor den drydbaaren Bislchop van Utrecht hadt hy meest te dugten. Dordrecht werd van hem overrompeld, uitgeplonderd, en afgebrand. Tn dit blaaken fchecn de Kerkvoogd ^root genoegen te fcheppen : 't wordt te :yncr oneere opgetekend, dat Lodewyk .'an Loon in dit opzigt, veel heitfcher en nenschlicvender te werk ging (*). Met dee;en een zoen tc treffen, was voor Graaf VilleMj in het tegenwoordig hachlyk ydsgewricht, een zaak van 't uiterst aanbetng, en deezen wel te vinden by een Kerkoogd, die blykbaar, uit de Hallandfche onïsten, niets anders dan voordeel zogt te treken, en boven al op geld verflingerd was. -odewyk van Loons zwaare nederlaae dcedt hem 's Bisfchops bydand welhaast dcr- C*) Kluit.' Wtt. Crit. Turn. I. P. I. n. -co. ' "  VADERL. GESCHIEDENIS. 253 derven;die met den Overwinnaar een verdrag aanging, omtrent van denzelfden inhoud als hy, eenige maanden geleden, met Lodewyk trof. Geld hadt hem toen bewoogen en dit was weder by dien inhaaligen de groote dryfveer, hy ontving met beide de handen. Willem kon het ontflag der gevangene Hollanderen , door Lodewyk in 's Bisfchops magt gelaaten, niet bedingen. Zy moesten naderhand, voor groot losgeld, zich zelve vry koopen van den Kerkvoogd, die door dit alles verrykt, het verpande vryde, zyn Kasteden voorzag, de fchulden aan het Roomfche Hof betaalde , en vervolgens , als een ryk Bisfjhop, van allen ontzien en gevreesd werd. Willem erkende zich, by 't Verdrag, voor Leenman des Kerkvoogds en vernieuwde oude verbintenisfen (*). Dat hy met vyfhonderd Ridderen, in wollen kleederen, en barrevoets, te Utrecht voor de Domkerke, zou gekomen zyn, om den Bisfchop vergiffenis te vraagen, om dat hy hem voor lang in Friesland gevangen genomen hadt,is een verdichtzeltje van Be ka (f). De Graaf van Loon deedt vervolgens veelei (f) Zie het verdrag by Kluit. Hlft. Critic. Tom. ii. p. i. p. 269. (f) Be ka. p. 65. zie wat 'er Buchelius op aanmerkt, p. 67. II. Boek. /i. HoOFUST, yrugrlooze loogirgcvan fAN Loon.  ii. Boek. vi. hoofdst, Woelingen ten zynen tyde. ] i *54 CHARACTERKUNDE der veele maar vrugtlooze poogingen om in 't bezit des ontruimden Graaffchaps tegeraakem Heeft Will em Holland aan hem afgedaan by 't Verdrag, geflooten door uitfpraak van Philips, Markgraaf van Naamen, Voogd van Vlaanderen, het is by woorden gebleeven, en nooit van eenig daadlyk bezit gevolgd (*> Alle poogingen van Lodewyk om Willem tot het gedand doei, te nood zaaken, betekenden niets, noch de Wereldlyke, noch dc Geestlykearm, by wdken hy heul en hulp zogt, konden zo veel tc weege brengen , dat het ooit tot eenen oorlog kwam(f). Weinig rusts hadt ondertusfen Graaf Willem; hy moest de bewecgenisfen van Lodewyk fteeds in 't oog houden cn afwceren, door de Staatkundige drceken van deezen met de zyne te keer tc gaan. De verwarde daat des Keizerryks, de gefchillcn tusfehen Frankryk en Engeland, en de daar onder fchitterende Banblixems der Pausfcn van Rome, bragtcn te wege dat Partyen zich nu by deezen Jan by gcenen vervoegden. — Van alle Verbillen Dit verdrag, door Huidecoper in een zeer beachlyk licht gefteld, Melis Stoke. H d. bl. 125. rordt door den Heer Kluit zeer ernftig verdcedi«d' Btt. Critic. Tom. i. p. n. p. 472. & tom_ n 99. &c. • P' CD Kluit. Btt. Critic. Tom. i. p. n. p, m.  VA DE RL- GESCHIEDENIS. 255 bintenisfen door Graaf Willem aangegaan ,, is geene hem nadeeligcr geweest, dan die met den Koning van Engeland, deeze wikkel, de hem in een Kryg met Frankryk. Dat hy, by eene bekomene neêrlaage , nevens den Graave van Vlaanderen met ketenen belaadcn na Parys zou gevoerd , en niet, dan voor groot losgeld , weder ontflaagen weezen , wordt van de meesten gefield; doch door anderen met reden in twyffel getrokken (*). Graaf Willem bekreunde zich der Paus-J lyke Bulle, 'die Lodewyk het bezit des Graaffchaps, volgens de Uitfpraak van Philips, Markgraaf van Naamen, toewees zo weinig, dat hy Boudewyn, Graaf van Benthem tot Voogd over Holland aangefteld hebbende, deel nam in den vermaarden Kruistocht, waar op hy zyn Heldenmoed eerst tegen de Sar aceenen in Portugal, en vervolgens in het helpen bemagtigen van Damiate betoonde (t). Terwyl hy daar de wapenen voerde over-, leedt zyn Mededinger Lodewyk: en hy vondt, met Krygseere overlaaden weder keerende, zyne Staaten in rust. Door den dood van Aleide van Gelderland beroofd zogt hy de aangenaamheden, eens ftillen lee- vens CO Kluit Hist. Critic. Tom. i. P. II. p. 484. (ti Kluit Hifi. Critic. Tom. L P. II. p. 493. II. Boek. II. hoofdst. ["rekt tet Lruisvaan. lyn dood en Character.  II. ROF.K. "Vl. HoOFDST dikwyls verydclde, hoop, door onzen Graaf ondervonden; niet meer dan twee jaaren rust» fchooten hem over, naa zo veel Gewoels en Krygsgevaars, voortyds eer door hem gezogt dan ontweeken. Zyn geheele leeven was 'er een aanecnfchakeling van. Doch tenvyl wy den Held in hem bewonderen, zullen sommigen mogelyk, door 't ongelukkig lot van Ada getroffen, hem als Oom mispryzen. Maar deeze was veel eer het Slachtoffer van 'sMoe. ders Staatzugt dan mishandeld door haaren Oom; die den wenk van 't meerendeel der Edelen des Lands volgende, zich handhaafde m een Regt, 't welk Aleide hem, op eene listige wyze, hadt zoeken te ontwringen. — Het regt van Voogdyfcbappe over Ada 't welk zyn Broeder hem naastdenklyk wilde opdraagen, zou hem, die, naar de toenmaahge kegcering-opvolging, meer mogt cisfchen, misfchien vergenoegd hebben: doch hier van verdookcn, deedt hy hoogeraanforaak gelden: en verzette zich tegen de overweldigingen der Heerschzugt zynerZuster en haars Schoonzoons. Het gelukte hem die by den Landzaat CO KtOlf; ttijt. ank. Tom. I. p. „. p. ^ e55 CHARACTERKUNDE der vens te deelen met Maria van Brabant, Weduwe van Keizer Otho den IV. die hy ter Huwelyk nam Eene zoete . maar  VAD E RL. GESCHIEDENIS- zaat bemind was, wanneer alles het hachlykst ftondt, zyn oogmerk te bereiken. Het Graaflyk bewind , 't welk gevaar liep om in vreemden Huize te verwandelen, bleef in den Hollandfchen Huize, en ging over op Floris den IV. I. DEEL. R ZE- ii. BbïK. VI. HoofdM.  158 CHARACTER KUNDE der. ZEVENDE HOOFDSTUK. Floris de IV. en Willem de II. Graaven van Holland. TL boek. VII. IIoofost. Floris de IV. Geeft blyken van Dapper, heid. Deelt in de Heireaart tegen de Staiiitgers. } "TTan Graaf Floris den IV, die zyne * minderjaarigbeid waarfchynlyk onder de Voogdyfchap van zynen moederlyken Oom den Graave van Gelderland doorbragt, valt Characterkundig befchouwd weinig te zeggen. Het blykt alleen, dat hy, Ridderlyk opgevoed , in de fpelen der Ridderen dier tyden groot vermaak fchiep, en daar in lof behaalde, door zyne uitftcekende bedreevenheid. Zyn Voogd wikkelde hem ineen kryg tegen Otho , Bisfchop van Utrecht , waar in hy proeve van Krygsmans Dapperheid gaf. Niet min betoonde hy dezelve, wanneer hy zich hadt laaten beleezen, om deel te neemen in de Heirvaart tegen de Stadingen gepredikt. Paus GregoriusdeLX. delde den Hemel open voor allen, die de Stadingen gingen vermoorlen. Graaf Floris de IV. voer met een rroot aantal Schepen de IVezer op, en zvne uygsdapperheid, door valfchen Godsdienst yver  VA DE RL. GESCHIEDENIS. 259 yver onderfleund, hadt geen gering deel in ket uitrooyen dier ongelukkigen ,die,om hunnen wederdand tegen den Bisfchop van Breemcn, voor Ketters verklaard werden, fchuldigaan de ongerymdfte misdryven. 't Was niet genoeg hun de oude en verfleetene Nagtvergaderingen, waar in Mannen en Vrouwen, de lichten uitgedompt hebbende, zich onderling vermengden, op te dichten: zy waren , luidt de befchuldiging, wie wederhoudt zich van lachen ? gewoon, als iemand tot hun over kwam, hem eerst een groote Padde te kusfchen 'te geeven , en voorts een leelyk geraamte , waar op die Perfoon , in één oogenblik zo koud als ys werd, en a le de Artykelen des Geloofs lochende. Van deezen dwaazen Tocht met eere, als Overwinnaar, wedergekeerd, kon de Riderlyke Graaf den aanzoek, om een Steekfpel by te woonen, zo min afflaan als het te Heirvaart trekken, tegen eenen gevloekten Ketterfchen Aanhang. Dan hier trof hem, die zo veel roems in Tornooyfpelen behaald hadt, een treurige uitgang. Naar 't algemeen aahgenome verhaal der Gefchiedboekeren, was de lof van 's Graaven bekwaamheid in het Steekfpel oorzaak, dat de Gravinne van Clermont in Picardye , begecrig om hem te zien , haaren reeds hoogbejaarden Graaf bewoog een Steekfpel te houden, niet R % twy- II. Boek. VII. Hoorwty  «6b CHARACTERKUNDE dek. tt. rome. vil iïoorDiT twyfelendc of Floris de IV. zou zich daar laaten vinden, en zy haaren oogenlust, in dien volklonken Ridder te aanfchouwen, kunnen verzadigen. Hy Verfchynt, zyn jeugd, zyne houding, zyne vlugheid, beantwoorden aan de verwagting der Gravinne; hy kwyt zich Ridderlyk; en, 't zy derker aandoeningen, dan die van verwondering haar hart vervulden, en haar mond de tolk van 'tzelve , die onvoorzigtig te kennen gaf, door den Hollandfchen Graaf hoog te verheffen: 't zy ongegronde minnenyd, haar ouden Egtgenoot, alles ten ergden deedt duiden; hy waande in deezen Graaf een Minnaar te zien , die in de Liefde der Gravinne deelde. Floris de IV, van dit alles onbewust, wordt door den ouden Graaf, die eenige Ridders op zynezyde gekreegen hadt, aangevallen, en onfchuldig vermoord (*). De Landzaaten betreurden een' Vorst, wiens bekwaamheden zyne Regeering fchitterend en roemrugtig konden maaken, fchoon zy zich zo weinig rust ïls weezenlyk en duurzaam geluk daar onder mogten belooven. — Het fomber vooruitzigt op bet dikwyls ontrust bewind eens Minderjaarigen, van welken nog niets te zeggen (*) Huidecoper houdt dit voor eèn vertelzeltje Melis fokt. II- d. bl. 49. enz. Schoon hy erkent, dat Fl». lis de IV, in een Steekfpel, gefneuveld is.  VADERL. GESCHIEDENIS. 261 gen viel, deedt hun deelen in dc regtmaatige droefheid der jeugdige Gravinne. Dat Dirk van Kleef den moord wreekte op den jalourfchen Ridder, en dien fchender van de regten der Gastvryheid, en der Eere doorftak, mogt eenig genoegen; doch kon geen troost fchenken. Gelukkig hadt de ontydig fneevende Graaf, door zynen invloed , zynen braaven Broeder Otho op den Utrechtfchen Kcrkzetcl weeten te heffen, waar door de Minderjaarige Regeer* tyd van zyn Zoon Willem den If. niet alleen, van dien veeltyds beroerenden kant, voor onlusten beveiligd was; maar hy, onder de Voogdyfchap diens vreedzaamen Bisfchops ftaande, zyne Minderjaarigheid in dille rust doorbragt. Want deeze nam , fchoon daar toe niet aangedeld , door eene befchikking zyns Broeders, die post op zich. Mathilde. 's Graaven Moeder, was te zeer op de dille en vreedzaame bezigheden eens Godsdicndigen leevens gedeld, om zich, op het voorbeeld van Geertruid en Petronella van Saxen, aan de zorgen en kwellingen der Voogdyfchappe en daar aanverknogte Regeering over te geeven. Willem de II. fchynt zich van het voorregt dier Opvoedinge bediend te hebben, om voorraad van kundigheden op te doen, zich ter Regeeringe bekwaam te maaken, en bovenal op allé RidR 3 der- ii. Boik. vii. hoofdst,' Willem cb [i. onder dc Voogdyfchap zyns Ooms.  II- PPEK. Vil. HOOFDST. Aanvaart de Graaflyke Regeerinr. a6a CHARACTERKUNDE der derlyke ocf.ningcn toe te leggen, 't Eenft.mmig getuigenis der Gefchiedfchryveren van dien tyd verklaart hem voor kloek van Beleid , dapper in de "Wapenen, en meer op't Staal, dan 't Goud gelteld. 's Bisfchops Broeder Willem eerst, en vervolgens Boude wyn Graaf van Bentkeim, namen op diens last alle de deelen der Voogdye en Regeerim.e waar, totdat Willem de II. in het veertiende jaar zyns ouderdoms getreedcn was. Zyne vroeg ontlookene bekv\ aamheden ontfloegen hem van de magt van anderen. In deeze eeuw fchynt der Vodten Meerderjaarigheid aan geen bepaald tyddip des leevens verbonden geweest te hebben. Daar derkte des lighaams, de dapperheid, en de gefchikthcid tot het voeren van wapenen , voor grooter volkomenheden gehouden werden x dan de vermogens van den geest, op welker aankwecking men weinig bedagt was; daar het werk van eenen Landheer cn de kunst van Regeeren niet zo ingewikkeld waren, noch zo veele kundigheden v-creischten als in laateren tyde; daar kon ook een Jongheer van een gezond, en door geduurige oefening vroeg gehard lighaams geftel, zo ras hy voor Weerbaar, of bekwaam tot het bywoonen des Krygs, verklaard werd, tot het Beduur van een Vordendom toegelaaten worden. Naar de denfcwyze zyner Eeuwe be-  VADERL. GESCHIEDENIS. 1*3 bezat Willem de II. reeds vroeg de hoedanigheden en deugden, welke men in eenen Vorst bewonderde; en kon dies van het Landsbeftuur niet geweerd worden De Vatkaanfche Blixem was , by herhaaling , tegen Keizer Frederik den II. uitgefchooten ; doch kon deezen moedigen tegenftander van het wetloos gezag des Roomfehen Kerkhoofds niet verpletten. Paus Innocentius de IV. gelast de Keurvorsten van het Ryk eenen anderen Keizer tè kiezen: zy weigeren het eenigen tyd. Verfcheide Vorsten floegen 's Pausfen aanbieding der Keizerlyke Kroone af. Hendrik, Landgraaf van Thuringen liet zich , eindelyk, door den glans der Kroone bekooren, en tot Roomfch Koning verkiezen; doch beleefde de Krooning niet. De Opperpriester fpaart moeite nocr geld, om zyn oogmerk door te zetten, eu lloeg het oog op Willem den IJ. Graal van Holland, die, door eenige vorlten var het Duitfche Ryk voor Roomfch Koning werc uitgeroepen, toen hy llegts ruim den ouderdon van twintig jaaren bereikt hadt. Mogen wy afgaan op het getuigenis van den Klooster Gefchicdfchry ver MattheusPa- ri- O Mr. Johan Meerman, Gefchiedenis van Graaf Willem yen Holland, Roornsch Koning, i d. bl. 130. R4 II. Bosk. VII. HoofbsT.' Voor Roomfch Koning uitgeroepau. Wat den Paus te zyner veritiezinge bewoog.  ii. Boek. V4I.h00fdst was Matthaiim Pausijnsis ïd Ann.-MCCXI.VII. p, 63*. CD Beka. p. 77. *64 CHARACTERKUNDE der. Ris ie ns is dan werd de Paus tot deeze "keuze bewoogen, om dat Willem de E. „ een Vorst was in de eerde kragten zyner „ Jeugd, dat hy en de Bisfchop van Luik „ eigen Neven waren, dat de Hertog van „ Brabant zyn eigen Oom was van Moeders 5, zyde, dat hy zeer wei ftondt by den Bis„ fchop van Keulen en met denzelven „ eenigzins Maagfchap rekende"^). Hoe veel mogt hy hier van niet verhoopen! zamenHemmend met deeze redenen door dien Klooster -Gefchiedfchryver opgegeeven, luiden dc woorden van Innocentius in eenen Brieve, by welken hy zyne blydfchap en genoegen over de gedaane verkiezing te verdaan geeft. „ Deeze Koning was, zo als hy uit « 2vnen Cardinaal Diacon , en 't algemeen „ gerugte, gehoord hadt, een getrouw Ca„ tholyk, voorzigtig in beleid, dapper in de „ wapenen, derk door eigen vermogen, en „ in bloed en zwagerfchap aan veele Vorden „ verbonden: daarenboven heet van jeugd ,, gemaatigd door ondervinding, aangenaam „ m zeden, van gedaante des lichaams beval„ lig in aller oogeii (f). 't Genoegen en de blydfchap van den Paus  VADERL. GESCHIEDENIS. 265 was niet ongegrond; 't hadt veel werks in iemand te vinden, die, gelyk de Heer Meer¬ man zeer juist aanmerkt, aan de eene zyde magts genoeg bezat, om, met wat hoops van voordeel, zich tegen het Opperhoofd des Ryks te kunnen aankanten; en moeds genoeg om zo ftout eene onderneeming te durven beginnen; maar die, aan de andere zyde, niet te trots was, om zich als een enkel werktuig van den Paus en zyne belangens te befchouwen; en hem de diptfte gehoorzaamheid toe te draagen. Hy moest noch te tcêr zyn van geweeten om tegen zynen wettigen Heer het zwaard uit de fcheede te trekken, en hetzelve met het bloed zyner Landgenooten te bezoedelen , noch ook te weinig bygeloovig, om den Roomfchen Kerkvoogd niet als een God op aarde te befchouwen, en diens Opperheerfchappy over alle Koningryken en Vorftendommen niet met eenen fchier aanbiddenden ootmoed te erkennen. Voor zulk een zamendel ran Hoogmoed en Laagheid, van Ontrouw en Standvastigheid, van uiterlyken Eerbied voor den Godsdienst en fchending van deszelfs Heilige Voorfchriften waren degts weinig zielen vatbaar -— of zy werden, door het ongelukkig voorbeeld des Landgraaven van Thuringen, afgefchrikt Was (*) j. Meerman ,Gifc!iiedtnis van Graaf Wiilïm, i D. kl. ié-, R 5 II. Boek. vu. Hooid»t.  vii. Hoofd st Hy aanvaan die waardigheid. i 1 Tot Ridder geflaagen. ( \ i i m CHARACTERKUNDE der Was dan Graaf Wielem een fhoodaart, in wien zo veel boosheids zich zo vroeg ver. éénigde? Neen - Hy bereikte een Leeftyd, wanneer de hartstochten, in aangroeiende 'kragt, een bykans onwederftaanbaarvermogea oefenen. De Eerzugt en Krygsmoed eens Jongüngs laaten zich eene keuze, door verftandige en bezadigde Mannen van de hand geweezen, welgevallen, 't Vooruitzigt op de Koninglyke en verder op de Keizerlyke Kroon was een dubbel lokaas , om jeugdige oner- vaarenheid te vangen. De Spotnaam van koning der Priesieren, die zynen Voorzaat H e n d r i K, op dezelfde wyze verkooren, naagmg, was by hem van geene.beduidenisfe en niets meer dan de taal der wangunst en der partyfchappe Het voorbeeld van dien on- ydig aan zynen dood gekomenen Landgraaf, chrikte hem niet af diens voetdappen te druk' ten. — Wie kan, in eenen twintig jaarigen Jongeling, het koel en bezadigd overleg wagten, 't geen hem alleen in daat ftelt om vooruit te a'en, in hoe veel moeilykheids en verdriets iy zich, door éénen dap inwikkelt? Jeugdige voonvaarenheid dreef onzen Graaf m, zo ras mogelyk, de hooge Waardigheid, vaar toe hy verkooren was, te beklimmen. Tot en rang van Ridder, eene Godsdiendige -rygs- en Staatkundige Inftelling, was hy opge-  VADERL. GESCHIEDENIS. a6> gebrast; doch alleen Schildknaap: vóór zyne ; Krooning moest hy Ridder g«fll«agen worden. Veelen hielden zich met den enkelen Halsdag te vrede, om de zwaare en hoogloopende kosten te ontgaan, die onvcrmydelyk waren, als men, met alle plegtigheden daar toe behoorende, Ridder wilde gedaagen worden. Dan Willem den II. dien de Paus groot geld aangeboden en toegefchikthadt,verkoos, op 't allerdaatlykst, in den Ridderlyken rang te trecaen. Dit gefchiedde te Keulen in de Hoofdkerk, en wordt deeze Plegtigheid, met de Feesten en Spelen , als ten dien tyde ongewoon, door Be ka wydluftig belchreeven (*). Men ziet, in dat geheel bedryf, een mengzel van Godsdienst en Staatkunde, hoe hy niets verzuimde 't geen hem aanzien en luister kon byzetten, en onder de Ridders doen uitdeeken. Aken , de Stad , géfchikt ter Krooninge' van den Reomsch Koning, hieldt nog de zyde] van Keizer Frederik den II. Langs min- lyke wegen zogt hy dezelve magtig te worden; doch moedige weigering noodzaakte hem tot een beleg; de Bisfchoppen van Keulen en Luik, de Graaven van Gelder en Henegouwen booden hem hulpe : hy verfchyat met een talryk Leger, meest uit Nederlanders bedaan- de CO Beka, ft. 77. I. T?obk; I. HoorosTa Vermeestert 1kcn en word ot Roomsen Cotiittg ■ ge. Lrooad.  TT. Boik. Vil. Hoomst < i a X c o tl « h ïi tc te =68 CHARACTERKUNDE der de; dit gezigt dagt hy zou de tot overgave doen befluiten; dan zy bleeven getrouw, ontzet van 's Keizers Zoon Conraad verwagtende. Willems Krygsmagt groeide aan, de bygeloovige Geestdrift dier tyden wierf Volk. Een groot getal Inwoonders der Nederlanden, gereed ter Kruistochte na Palestina, verhoopte dezelfde AfJaatcn te verwerven, indien zy Koning Willem hielpen, tegen eenen met den Kerkban geflaagen Frederik; deeze werving der Monnikken, die heftig tegen den gevloekten Keizer uitvoeren, werd onderfleund door reel gelds, hem ryklyk door den Paus toe'chikt; dan noch dit Geld, noch de Koopprys van verfcheide Gunstbrieven, waren genoeg:aam, om een zo kostbaar beleg, met den verischte klem,te kunnen voortzetten: om zich ut dien nood tc redden verpandt hy, voor estien duizend Marken Zilvers, Nieuwmegen an Otho den III. Graaf van Gelderland, reilt vrye Keizerlyke Stad zints altoos aan at Landfchap gehegt bleef. Alle middelen, m oogenbliklyk geld tebekoomen, flelde hy : werk; doch bleef altoos den Geestlyken eldaadig. Zyn verfierkt Leger omzette ge:el Aken en fneedt allen toevoer af; het aaken van een Dyk, een vond den Friezen egekend, flopte de afzakking van het wa• uit die waterryke Stad op, en zette het Jaagftc  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 260 laagfte gedeelte onder; nood en wanhoop van ontzet dwong tot overgave : de Akevaars behielden alle hunne voorregten, en de Friezen, aan wier vond de overgaave voor ceen gering gedeelte werd toegefchreeven, verwierven van hem de bevestiging van alle voorregten, welke zy voorgeeven van Carel den Grooten ontvangen te hebben (*). Geene middelen liet hy dus onbeproefd om en Vyanden en Vrienden aan zich te verpligten, en zyne waardigheid te hand- haaven. Hy deedt zyne Intrede te Aken en werd hoogstltaatlyk tot Retmsch Koning gekroond. De Slotvoogd van Keizerswaard, die, met de zynen, Keizer Frederir getrouw bleef, moest, in 't einde, desgelyks voor Willems overmagt bukken. Den moedigen Slotvoogd liet hy niet alleen zyne Bediening behouden , maar gaf hem zyne Nigt te Huwelyk. Door Dapperheid te overwinnen , ei door Edelmoedigheid te verpligten, wist h] zamen te Voegen. Dus zegepraalde hy voo eene wyl in Duitschland, aan 't welk hy dei Land- vrede fchonk (t). Zints de verove vering van Aken hadt hy niets verzuimd or - d (*) Mieris Groot Charterboek dir Graaven vanHolIand, I D. bl. 252. (JO Huidecoper Melis Stoke II. ü. bl. 177. II. TSoe*. /II. HoOFDrtP Zegepraalt in Dui'scbland, en trouwt Elisabeth van Brunswyk. t  If. Boek. VII. Hoofdst, rea zyde over te haaien. Eenigen hadden hem terftond erkend , en , op 't eerst vertoon, met zyn Krygsbenden binnen gelaaten; anderen , bezwaarlyker te bevveegen, zondt hy Brieven, vol beloften en bedreigingen om hun aan 't wankelen te brengen; eenige tragte hy door geld in zyn belang te trekken. Doch bet inneemenvan Keizerfwaard öecldt veelmeer af, dan alle andere middelen. Een Vorst, die zich zó gedugt hadt weeten te maaken , en zyne overwinningen met zo veel gemaatigdheids en edelmoedigheids op te luisteren , zag, waar hy den voet zette, het getal zyner Aanhangeren vermeerderen. Waar tegenftand hem noodzaakte de wapens te gebruiken, moest men ondervinden, dat niets den jongen Held wederftand kon bieden. Als Held ir, hy groot in onze oogen; terwyl wy niet nalaaten hem te veragten, als wy aanmerken, dat hy alle die Krygsbedryven volvoert in afhanglykheid van eenen Heerschzugtigen Innocentins; dien hy, byEede, belooft, dat hy alle Goederen, Landfchappen, en Bezittingen der Kerke, met al zyne Magt, tegen een ieder zal befchermen. Maar hy hadt zich in dien afhanglyken Haat gebragt; zulk eene verbintenis was de voorwaarde, op welke de Pauslyke Schatkist hem,kort te voo- 270 CHARACTERKUNDE der. de Bevelhebbers der Keizerlyke Vestingen en Steden , aan en omftreeks der Rhyn op zvne  VADERL. GESCHIEDENIS. £?t ren, was geopend geweest, en geopend zou *,Wn pn alle hub. die hy van het Room- fche i/o/mogtverwagten, zonder welke zyne geheele zaak, hoe voorfpoedig thans, wankel flondt, hem alleen werd toegezegd. Willem de II. verzwaagerde zich, om in het Ryk nog fterker arm te krygen, met het Huis van Brunswyk, door zyn Huwelyk met Elisabeth, Dogter van Otho De eerlfe nagt dreigde het hooge Paar met een jillerdeerlykst lot. In een vertrek, naby de Slaapkamer ontftondt brand , floeg daar in over, en verteerde , behalven de kostbaare kleinoodien der Bruid, de Kroon van Koning W i l l e m ; ten naauwen noode bragten zy 'er het leeven af. Bygeloof, zou dit moge- lyk, voor een kwaadfpellend teken aanzien, en in zynen waan geftyfd worden; naardemaal de dageraad van 's Konings geluk eerlang met droeve nevelen werdt overtoogen. De weg tot het ontvangen der Keizerlyke1 Kroone fcheen voor zyne Eerzugt geopend.' Paus Innocentiüs zondt eenenCardinaal meteen Verzoek-brief, dathy, ten dien einde, te Rome wilde komen. Doch, in het onderneemen dier reize, werd hy verhinderd, door de ontftaane onluften in deeze Gewesten. Terwyl de Krooning en de Duitfche zaaken Willem uit deeze Landen riepen, hadt . hy; hilusteu roeien emhet«aards. Zyne Gechiïlcn met le Graavin 'an plaandeen. II. Boerc. VII. Hoof»5T;  ïi. «oek. TJI. HoorDST •tf. CHARACTERKUNDE der _ hy het beduur des Graaffchaps aan zynen 'Broeder Floris opgedraagen. Mar garetha,Gravin van Vlaanderen,in 's Lands Kronyken bekend onder den naam van Zwarte Margriet, vreezendc, dat de verheffing van Willem tot Roomfch Koning, hem zou te rugge houden van Leenhulde, wegens Zeeland te doen, daar hy als Koning, Opperleenheer van 't zelve geworden was, zogt dit te voorkomen, en vervvief van Floris , een Beloftems Brtóf (*)', waar in hy, onder andere, beloofde , te wege te zullen brengen, dat de Koning, wegens het Leen van Zeeland der Gravinne genoegen zou geeven: 't geen hy tot nog niet gedaan hadt, en zonder dit Zeeland Regeerde, zich Graaf van Holland en Zeeland noemende, en welke Iaat/Ie Tytel tot nog nieuw, en voor de Graawnne ondraaglyk was. Willem erkende, Sn bekragtigde de belofte door zynen Broeder gedaan; doch ftelde de Leenhulde uit, om yd te winnen, en Margaretha, als gebrekkig in de Leenhulde, hem als Roomsck Koning verfchuldigd, ook de hulde ten oprigte van Zeeland te ontzeggen. 't Was naamelyk, de gewoonte en het ■egt des Ryks, dat alle de groote Leenhoulers, wanneer 'er een nieuwe Koning Ver- koo- Kluit. Hifi. Critif. Tom. I. p. II, p. 2Ï4 en aW>  VADERL. GESCHIEDENIS. 273 koozen was, binnenjaar en dag>, des wegen a»n den zelve hulde moesten doen. Zy ver¬ zuimt dit : en hy weigert haar fchamper de Leenhulde wegens Zeeland niet alleen; doch neemt deeze gelegenheid waar, om Jan van Avennes4 Graaf van Henegouwen, haar gehaatten Zoon , die W1 l l e m s Vriendfchap door Dapperheid gewonnen, en diens Zuster Aleide ter Vrouwe verworven hadt, te begunstigen, wat zy van het Ryk te leen bezat, uit hoofde van hec niet verfchynen, verbeurd te verklaaren, en daar mede Jan van Avennes te begiftigen, die terftond tot Graaf van Naamen gehuldigd word, de Landen van Aalst en Waas, de vier Ambagten, en alles aan de Schelde verkreeg. Margarethas voorflagen van bemiddeling hadden tegen Willems list en loosheid, in dit geval,niet mogen baaten, hy deedt zyn trp.zae als Roomsch Koning gelden. Dit wikkelde hem in een Binnenlandfchen Oorlog. De Vlaamingen , aangevoerd door twee geliefde Zoonen van Margaretha, Guy en Jan van Dampierre landden op Walcheren; doch Floris, 's Graaven Broeder, daar gelegerd, wees de invallers, met groot verlies, af, maakte veele gevangenen ; onder deezen de twee Legerhoofden. De Broeders biceven gevangen , wanneer Willem, naa de behaalde zegen te Jrne- h DEEL. S y muide tl. Bok*. Vil. HooïDsTa ^•'aam/Hu ürygf  . ff. BOKK. VII. Hoofd*t Margaretha neemt, haare gevangen Zoons niet vry kunnende krygen, dan op voorwaarden , haar te hard om te onderfchryven, tïe toevlugt tot Carel van Anjou, Broeder des Konings van Frankryk. Deeze mogt hem Verklaaren, dat hy, ten believe eener driftige Vrouwe, geen deel wilde hebben in eene onderneeming tegen Koning Willem, die hem nooit beledigd hadt; de jeugdige Prins, van eerzugt blaakende, en uitgelokt door de belofte van Margaretha, die van wraak ziedende, alle de regten haars ZoonsjA n v a n Avennes, aan haaren Wreeker wilde afftaan, fnek, met cenig Krygsvolk, na Henegouwen. De voorfpocd vergezelde zyne wapenen. Willem de II. daagt hem tot eenen geregelden Velchlag uit. De Hertog van An~ jou neemt de uitdaaging aan, enfnorkt, dat hy den Water-Koning welhaast zou vernederen ; doch wel verre van daaden en woorden te doen zamenflemmen, hieldt de vrees hem te rugge van de beftcmde plaats des gevegts, waar Willem hem vol m oeds verwagtte: de pocher verfchuilt zich, en neemt in ffilte, met fchande overladen, den weg na Frankryk. Willem bleef, zonder flag te leveren, Over- 274 CHARACTERKUNDE der muide aan land flapte , Houdt hy den zwervende venvonnelingen , om Lyfsgena fmeekende, toe, na huis te kecren , fchoon van alles uitgefchud en beroofd.  VA-DE RL. GESCHIEDENIS. 275 Overwinnaar. Margaretha vondt zich ^ genoodzaakt tot het aangaan van Vredesvoorwaarden, by welken zy beloofde aan Jan van Avennes het geweigerde Henegouwen , naa haaren dood, te zullen afïtaan: en kreegen haare gevangene Zoonen, voor groot losgeld, hunne Vryheid (*). Dus de handen ruim hebbende flikkerde hem op nieuw de Keizerlyke Kroon in 't oog. De Paus noodigt hem tot een mondgefprek te Geneve, hier beftemde men waarfchynlyk den tyd zyner Krooninge tot Keizer. Op eene reis na Duitschland, ontmoette hy een heusch onthaal: en het toppunt zyner wenfchen fchcen hy te .zullen beklimmen, wanneer de Utrechtfche onlusten hem herwaards riepen. Een onbekwaam en by Koning Willem gehaatte Bisfchop, Gozewyn van A m s t e l , bekleedde den Stichtfchen KerkzeteJ. Willem, en de Kerklyken dwongen hem denzelven in te ruimen aan Hendrik, van Vianden, die zyne Waardigheid met de wapenen moest handhaaven tegen Gysbrecht van Amstel, en Herman van Woerden, die het afzetten van Gozewyn zeer euvel op namen, en met den Graaf van Gelderland zaamenfpannen- de, CO Kluit. Hifi. Critic. Tom. I. P. II. p. 218. St II. Bosio til. hoofdsx. Ter Kroom'm. ze tot Keizer verreisd, roepen nieuwe onlusten hem te rugge. I  n. Boek. vii. Hoofdsi Trekt teger de Wtslj'riczen. Zyn Dood. i ■7* CHARACTERKUNDE dïr de , het Sticht met eenen inval dreigden. Willem toog, met een magtigLeger, na Utrecht; doch de ftrydbaare Bisfchop hadt reeds zynen Vyanden dag geleverd, overwonnen, en de Heeren van Amstel en W o e rden, tot Krygsgevangenen gekreegen. Koning Willem bewerkte het onrflag deezer Heeren, en herdelde de rust. — Eene rust, die hem op de reize na Italië tot het verwerven der Keizerlyke Kroone, op nieuw deedt bedagt zyn , en daarover fpreeken met de Geestlyken te Utrecht. Onder dit gefprek wierd hem een deen uit de hand eens onbekenden onverlaat?, die zich voorts weg maakte, na 't hoofd geworpen. Een euveldaad met regt zwaar genoomen; doch welke zyne wraakzugt op de onfchuldige Stad Utrecht wilde wreeken. Deeze wraak, welke hem geheel niet tot eere zou gedrekt hebben, bleef onuitgevoerd, en zyne reis na Italië agter wege. Onraadzaam keurde, hy die te onderneemen , zo lang de wederfpannige Westfriezen en Drechtenaars niet tot onderwerping gebragt waren. Het Kasteel te Heemskerk en de Sterkte Toorenburg, tot hunne breideling gebouwd, konden hunnen overmoed niet bedwingen; een verlooren Scheepdryd dien niet fnuiken.' Een Veldtocht in den Winter , op 't voetfpoor zyner Voorzaaten, ondernomen, fcheen het eenig  VADERL. GESCHIEDENIS. 177 eenig middel om zich Van hunnen kwellenden overlast te ontdaan. Hy trekt derwaards. Een deel zyns Legers onder Willem van Brederode, gelukt het de Drechtenaars te overwinnen en te verdryven. KoningWiLlem, zwaar gewapend, op een lyvig gehar» nasd paard gezeten, met eenige uitgeleeze Ridderen vooruit over 't ys rydende , viel in een hinderlaage der Westfriezen; het paard in 't ys zinkende, wierp den heryder af; in deezen weerloozen daat, vergeefsch om hulp fchreeuwende , werd hy met zyne medegevoerde manfchap, zonder lyfsgenade, omgebragt. Deerlyk uiteinde van een Lr raat, zeer betreurd van de Ingezetenen ! De hooge rang van Koning., door hem beklommen, deedt hem zyne Landzaaten niet vergeeten. Was 'er iets ten hunnen beste te doen: hy ftelde het geen buiten 's Lands moest gefchieden, voor eene wyl, ter zyde. Schoon de Duitfchers deezen Graaf, daar zyne verkiezing niet algemeen geweest is, niet onder het getal hunner Koningen rekenen, hebben nogthans de Steden, die hem erkenden, naar luid der Kronyken, zeer volvaardig geweest in het opbrengen der fchattingen. Dit deedt zyn vermogen aangroeijen, en vulde zyn fchatkist, fchoon dikwyls door kostbaare Oorlogen uitgeput, met aanzienlyke fommen, die noch fchraapzugtig S 3 op- ii. BOÏK. VU. HOOFDST» 6yn cnaractw.  n. BOEK. VII. IIOOFDSl den Bisfchop van Utrecht, die veel gelds om de vervallene zaaken van het Sticht te herftelIen, en het van overftroomingen te bevryden, befteeddc. Behalven dc reeds gemelde derktens, ter beteugeling der IVestfriezen, door hem gebouwd , wordt deezen Graave het luchten van het Koninglyk Paleis in 's Graavenhage, als mede van het Stadhuis te Haarlem toegefchreven, fchoon dit laatde waarfchynJyk alleen door hem verbeterd, en, nevens andere, als een Hofplaats, gebruikt is. — Haarlem, waarfchynlyk zyne geboortcdad, deelde diep in zyne gunste. Veele Steden cn Plaatzen als Delft, Dordrecht, Alkmaar, Utrecht, Zierikzee, Middelburg, werden van hem met nieuwe Voorregtsbrievcn begiftigd, of in de oude Voorregten bevedigd; dan Haarlem kreeg de uitgebreidde, terwyl hy ook, ten diende deezer Stad, en tot bevordering haarcr Scheepvaart, een breedc uitwatering te Sparendam deedt maaken, en vrydom van tollen, zo tc water als te Land, aan de Haarlemfche Burgers verleende (*). Deeze Gebouwen, die Handvesten vereeuwigen zyn Naam , met O) Van Oosten de Bruin. Gefik. der Stad Haarlem. D. bl, 57. enz. *7S CHARACTERKUNDE der _ opgelegd, noch'kwistig verfpild; doch tot 's Lands oorbaar aangewend werden. Hy volgde het voorbceldlyk gedrag zyns Voosrds  VADERL. GESCHIEDENIS. «79 met welverdienden lof, in 's Landsgefchiede- nisfe. Schoon'er veel, zeer veel, berisp- lyks in zyn gedrag ons ontmoette, en niet weinige zyner Gunstbetooningen, zo hier als elders aan onedeler oorfprongen 'dan Edelmoedigheid , behooren toegefchreeven te worden; kan niemand ontkennen, dat de Oudfte Steden onzes Lands door hem het eerst tot den rang van Vrye Steden verheeven zyn: en verfcheide Inftellingen enRegten, nog in weezen, aan Koning Willem den oorfprong hebben te danken (*). Wy verlangen na het Tweede Deel der GefthleJenisJ van Graaf Willem yan Holland, Roomse!, Koninj doo Mr, John Meerman; waar van het eeifte in den voo, Jeeden Jaare het licht zag. Het zal den Liefhebber dc Vaderlandfche Gefchiedenisfe veele, tot dus lang of gebet onbekeade, of gebrekkig ontdekte tokken, mede deelen. « S 4 AGT- II. t50bk. VII. h00ïds7. r i  aSo CHARACTERKUNDE des. AGTSTE HOOFDSTUK. n, Boek. VIII.Hookdst De onrustigi Minuerjaarigheid var Floris rjEr< : : i i Floris de V. Graaf van Holland, J a c o b van Maerlant en Melis Stoke, Lodewyk van Velthem, Dichters, ^o rustig, als de Minderjaarigheid vaa . ^ Willem den II. gefleeten was, onder de Voogdyfchap van den bedaarden en braaven Utrechtfchen Kerkvoogd, zo onrustig was de Minderjaarigheid van Floris dei< V. Aan zynen eerften Voogd, zyn' Oom Floris, dezelfde, die, ten tyde van de veelvuldige uitlandigheden des Roomsch Kotiings, de zaaken deezer Landen beftuurde, hadt hy weinig verpligting: dewyl hy in -ene Verbintenisfe , ter voorkominge van iieuwe twisten met de Vlaamingen, van goeleren den Minderjaarigen Graave toekomende .eenhulde aan dat Graaffchap beloofde, en «werkte, dat Landen doorKoning Willem Margaretha ontzegd, haar weder werden  VADERS GESCHIEDENIS. *| den toegeweezen (•). Deeze Verbintenis wikkelde hem vervolgens in groote moedykaeAen : en was oorzaak van een hoogloopenden ("0 Kiwjt Bst. Critic. Tom. I. P. II. P- 3«' 9*3S 5 twist over Zeeland. De vroegtydige Dood deezes Voogds, die maar twee jaaren, misfchien ten zynen geluk» ke de Voogdyfchap bekleedde, bragt dezelve over in de zwakke hand van Aleide, Weduwe van Jan van AveNnes, die, m haat veeier Hollandfche Heeren gevallen, het Reger.tesfchap moest laaten glippen , en aan Otho den UI. Graaf van Gelderland, gedwongen overgeeven: die zich niet in daat vondt den opdand der Westfriezen, Kennemeren en Waterlanderen te dempen, Een geest van Onafhanglykheid, in hun verwekt , door het plaagen en verdrukken des Adels, deedt hun, zich van V Graaven Minderjaarigheid bedienende,niets minder beftaan, dan de Edelen ten Lande uit te dryven,'hunne Sloten en Kasteden te verwoesten. Haarlem drekte ten wyk en fchuilplaats der vlugtende Edelen. Gysbrechtvan Am stel wendt den inbreekcnden droom des overlasts van zynen grond, door met de oproerigen zamen te fpannen , en zich tot hun Hoofd aan te bieden. Onder het geleide van deezen ftrydbaaren Man,die eene gundigege- lc- II. Boek. /Ui.liOOFDST.  n. Boek. VJü.HöojyDs Hl Floris deV. beoorlogt de Wettfricztn. 282 CHARACTERKUNDE st* r. legenheid gebooren zag, om zyne veete tegen de Utrechtfche Bisfchoppen te koelen, rukt de verdelgende hoop tot voor Utrecht. Een ' der belegeraaren riep de gewapende Burgers , die zieh op de wallen vertoonden, deezeoproerwekkende woorden toe. „ ó Burgers' „ 6 myne Vrienden! de Vrye Kennemers „ zyn hier gekomen om u te bidden, dat gy „ alle Edelen, uwe Dwingelanden, en Onder„ drukkers uitdryfr, en hunne goederen aan „ den armen geeft! " — Woorden als water ingedronken door lieden der Dwangrcgecringe moede. De Edelen worden uitgedreeven, de Overheden afgezet, en anderen in hunne plaats gedeld;dc Volksregeering floot een verbond met G y s b r e c h t en diens Aanhangercn. Amersfoort volgde dit voorbeeld ; en de Aanvoerder diens fchrikbaarenden hoops volvoerde zyne wraak tegen eenige Heeren, zyne byzondere Vyanden. Op den hertocht belegerden zy Haarlem, de wykplaats der Edelen; doch de list en overfchrokkenheid van Jan Persyn, deedt den aanflag mislukken , hun met verlies van veel Manfchaps cn buits, de vlugt neemen. Naadat de Kennemers verflaagen , en de Utrechtfchen getemd warc,n, befloot Floris d e V. den ouderdom van achtien jaaren bereikt hebbende, door zynen Raad opgewekt, ien dood zyns Vaders tewreeken,cnde/^/- frle*  VADER-L- GESCHIEDENIS. a83 friezen te beoorlogen. Zyn Zegepraal kwam. hr-m nn 't verlies van veel Adels te daan: en 't was 'er verre af, dat hy zyne vyanden te ondergebragt hadt. Om zich in de Land* ftreeken,welke hem den weg tot eenbezwaar]yk genaakbaaren Vyand baanden , vrienden te maaken, onthief hy de Inwoonders der Dorpen Uitgeest cn Akerfoot van alle belasting, voor den tyd van drie jaaren, onder voorwaarden, dat zy zich dapper tegen de Friezen zouden verzetten; en krcegen die van Warmer eenige voorregten, om dat zy denGraave veele friezen hadden overgeleverd. Herhaalde en met wisfelvalligen uitflag gevoerde dryden tegen de Westfriezeh, in den Zomer ondernomen, waren niet in daat geweest hun te bedwingen. Het 's Winters, anders 't gewoone jaargetyde om hun tc bedoeken, te bedaan vondt hy, waarfchynlyk afgefchrikt door 't ongeluk zyns Vaders, ongeraaden. Zyn aangroeyende Krygsmoed , en verkraege Ridderlyke waardigheid, zette hem aan om het tc Schepe over de Zuiderzee te beproeven. Met een wel toegeruste Vloot landde de Graaf te Wydenesfe. Zyne zorg om eene wykplaats te hebben, en tellens de Westfriezen een teugel in den mond tc wringen, deedt hem toebereidzelen maaken tot het bouwen van een Slot. De Westfriezen waren de lieden niet,omzulksongedoordtclaatcn voort- II. BOSK. /IU.HoorosT-  JT. Boek. VIU. Hoofdst ver- Zyne vcrbin tciiibfcn me Engeland. ±H CHARACTERKUNDE t>it. voortgaan; zy dagen op in dag orde; doch werden geflaagen en verdrooid. Graaf FloR i s trok van Dom tor Dm praaiende bende: fchrik vloog voor uit, vernieling en bloeddorting volgden. Men wil, dat hy tot Hoogtwoude genaderd, de plaats' omdreeks welke zyn Vader vermoord was' zyne wraak men het bloed der Ingezetenen zogt tc koelen. Een Grysaart, zo als de bengten luiden, ontdekte hem, om zyn leeven te behouden , de begraafplaats van Koning Wille m , den gezwooren eed, dat men die niet zou aanwyzen, fchendende : waarop de dachting gedaakt, het koud gebeente opgedolven, cn ter eerlykebegraafnisfe weggevoerd werd. Of men het weezenlyk overfchot van den vermoorden Willem den II. zynen Zoon terhand gedeld, dan een ander Lyk, om diens ziedende wraak te koelen, daarvoor uitgevent hebbe, kan niet beflist worden Zeker fchynt het, dat Floris, over deeze ontdekking, zo zeer in zyn fchik was, dat hy aan Eduard, Koning van Engeland by het vei melden van de behaalde overwinning op de Westfriezen, dit wedervinden van s Vaders Lyk, als eene ftofïe van groote vreugde opgeeft. ; 't Belang des Handels tusfehen deeze Landen en Engeland deedt Floris de Vriendfchap der Engelfchen zoeken: de Staatzugt ter  VADERL. GESCHIEDENIS. *85 rergrooting van zyn Huis 'er zich onder, mpno-enrle. eins hv zo verre, dat hy zyne DogterMAROARETHAaanALPHONSUS, Zoon van E d u a r d , uithuwelykte, op voorwaarden , die deeze Gewesten dreigden geheel van Engeland afhangelyk te maaken. Dan gelukkig was 'er aan dit Verdrag een flot gehegt , 't welk alles onvast en twyfelagtig deedt worden: wat immers kon de Koning zich fcvan de Landverdeeling, de Erfenis voor zyn Zoon, en het Regentfchap, in gevalle van Minderjaarigheid, belooven, als hylas: Maar zo bevonden wordt, dat het Ver' drag, volgens de Wetten en Gewoonten der Landen, geen dand kan grypen, verklaar ik al het-beloofde van onwaarde." In de daad men moet,dit Verdrag inziende ,zich verbaazen, dat de Graaf, aan den eenen kant, om den Koning van Engeland op zyne zyde te trekken, zulke verregaande en onbedaanbaare toezeggingen deedt; en aan den anderen kant, dat Eduard zich liet paaijen met woorden, van kragt beroofd door de gemelde voorwaarde, welke Floris niet voorby kon 'er aan te hegten: dewyl het Verdrag in Engeland, zo 't fchynt, alleen door hem getekend werd (*> Graaf (*) De Heer Huidecoper, die dit geheele Verdrag i!i onegt wraakt, uit hoofde van den vreemden enonbe- flaan- ii. Poi*. k'lH.HoOFKI»»  H. Boek. viii.hoofdst Verbittert 's Lands Edelen. ] 1 ( ] < < fi z v. Si aS6 CIIARAQTERKÜNDE der _ Graaf Floris werd een Zoon gebooren | het aan elkander uitgehuwelyktPaar Al p ho n' sus en Margaretha dierf. Hier op volgde eene andere verbintenis met Koning E d üard. De jonge Hollandfche Prins moest aan't Engelfche Hof'worden opgevoed, tot hy tn daat was, om Elizabeth 's Konings Dogter te trouwen. Welke Staatzugtige oogmerken de Graaf ook mooge gehad hebben m deeze Huwelyksverbintenisfen tusfehen zyn Huis,en dat van Engeland;^ 2uJtea eerl zien, hoe zulks hem bitter opbrak. 's Graaven verbintenis met de Edelen en Overheden van het Sticht wikkelde hem in feilen kryg tegen eenige Inlandfche Edelen Die van Amstel en Woerden zagen ninne Sloten ingenomen, hunne Landen verieurd verklaard, gedeeltlyk weggcfchonken, n de gevangene of ten Lande uitgedreeve deeren herkreegen, naa jaaren lang aanhoulens, hunner Bloedverwanten,hunne Vryheid n Goederen niet dan op harde, en zeer ver- ne- aanbaaren inhoud, 't geen, onzes agtens geen genoegzame grond is, merkt niet onaartig, ten opzigte van de .orwaarde, aan, „ zo kon Floris ook aan Eduari, beloofd hebben, dat hy al zyne Zoons in 't Woud zonder PM* te vondeling zou doen leggen, op dat Margriet alleen Erfgenaam mogt blyven: mits daaraan ook zulk een ftaart bindende." Huidecoper Melis ike. ii. d. bl. 320.  VADERL. GESCHIEDENIS. aS? tiederende voorwaarden. Hy mogt, om den^ wrok, deswegen in 't hart geworteld, te verzagten,twee deezer mishandelde Heeren onder de eerde Leden van zynen Raad neemen , en, boven andere Edelen , deel geevcn in 'sLands Regeering; hy mogt Gysbrechtvan Amstel, met de Ridderorde van St. Jatob, door hem ingedeld, begiftigen; zy zullen , op hunne beurt, felle wraak neemen. Graaf Floris de V. hadt de fcheering vervaardigd, gefchikt voor den inflag van eene ongelukkige leevenswebbe. Een hoogst jammerlyk ongeval voltooide *s Graaven lang bedoelde oogmerk, van dc -Westfriezen , wel getemd, maar met te onatr^ebragt, geheel voor zich te doen bukken. Benevens andere Gewesten was dit deel des Lands , door een geweldigen watervloed overdroomd , veel Volks daar by omgekomen; de overgeblecvenen, op hoogtens geweeken , vonden zich van een gefcheiden, en buiten daat om zich by één te zamelen op het verdronken land, vaartuigen hadden zy niet. In dien hulploozen en verdedigloozen daat-, zagen zy eene menigte platboomde welgewapende Vaartuigen van Floris naderen: van Dorp tot Dorp vaaren, alle de 'Inwoonders noodzaakende te belooven, hem voor Heer te erkennen. — Beloften in nood gedaan worden ligt verbroken. Het water was n. Bosrc. 'III.HoofdsTV Onderwerpt de Wcstjrii' zen.  II. Boik. VIII.Hoofm? Trsgt de friezen desjtelyks te onderwerpen. s8S CHARACTERKUNDE de* . was niet geweeken, of Floris zelve trekt met een talryk Leger derwaards, en bouwde vier fteifce Kasteelen , gefchikt om den weg, te land en te water, na de nu vermeesterde firceken, open te houden, en den afval te voorkomen. De JVestfriezen en de Drechtenaars flooten met hem den Vrede , zy beloofden , volkomen overheerd, den Graave onderdaanig te zullen weezen, op zyn bevel ter heirvaart te trekken, Tienden en Vroonfchuld aan hem te bctaalen, en te dulden dat 'er domme, in hun Gewest, gemeene wegen aangelegd wierden: de Dreehtenaars daarenboven gaven hemde Vryheid om overal, in hun Land, Burgten en Vesten te maaken. Deezer wyze gelukte het den Graave, zyn gezag uit te breiden, en gaf hy Medenblik, ten einde hy niet alleen ontzien, maar ook bemind mogt worden, Stadsgeregtigheden en Tolvryheid. Bemoedigd, door dit te onderbrengen der JVestfriezen, zogt hy ook de Friezen te onderwerpen: dak de Zuiderzee over, landde by Staveren, en liet zich in die Stad, den Hollandcren meer dan andere Friefche Steden geneegen, tot Landsheer huldigen. Floris, mild met Stedevoorregten , fchonkzc aan Staveren. Doch dit Landheerfchap is eer een bloote Tytel,dan eenewezenlykeWaardigheid jeweest, van magtsbetoon vergezeld. Vat op  VAD E RL. GESCHIEDENIS. a8£ op deezen eerden dap zou gevolgd zyn, indien andere beweegenisfen den Graave niet elders geroepen hadden, kan niet bepaald ; doch uit zyn Characder zyne bedoeling genoegzaam opgemaakt worden. Floris de V. hadt de overgifte zyns eerden Voogds, wegens Zeeland, voor van' gecner waarde doen verklaaren; maar de' Zeemvfcbe Edelen, niet min op hem gebeten, dan ëenige Hollandfche, maakten met deezen. eene verbintenisfe. Zy vervoegden zich by Guy, Graaf van Vlaanderen, Schoonvader van Floris, dien zy het regt op Zeeland overgaven, en hulde beweezen. Hoe zeer Floris reden hadt om voor deeze flappen der Edelen te dugten , vertrouwde hy zo zeer op de Steden , door veele voorregten aan hém verbonden; dat hy zich zulks weinig fcheen te bekreunen. Dan de Graaf van Vlaanderen , de banden van Bloedvcrwantfchap, zo min als, hét Regt ontziende, belegerde Middelburg, waar zyne Dogter Beatrix en zyii Kleinzoon Jan, zich bevonden, 't Was met de Stad reeds tot een verdrag van overgave gekomen, indien 'er ■ op zekeren dag, geen ontzet opdaagde. F l oris verfchynt, met eene aanzienlykeVloot, op de hoogte van Zierikzee. De Hertog vat Brabant biedt zich als Middelaar aan tuflcber den Schoonvader en Schoonzoon: het bele£ I. DEEL. T wordt H. Bóek. yiILHoorrjif. 3 e Zeeuw the Edelen pannen niet fe Hdland"ihe tegen lieiö camen.  TT. Boek. ViU.HoofDsr Dingt na de Schotjcht Kroon.Vriendfchaps breuk met den Koning van Engeland. s.9o CHARACTERKUNDE der wordt opgebrooken, de Krygsmagt van Graaf Floris afgedankt, en fiet deeze zich overhaalen om te Biervliet in vriend'yke onderhandeling te treeden, met zynen Schoonvader cn de Edelen. Daar gevangen, moest hy zich aan eene uitfpraak onderwerpen , die hem verpligtte LeenhuJ.de wegens Zeeland te doen aan den Graaf van Vlaanderen (*). Nood moöge Eerzugt doen bukken, zy regt zich weder op, zo ras dezelve voorby is. Floris de V'. kon deeze vernedering niet dulden , en bragt dezelve een aanhoudend misnoegen' tusfehen hem en zynen Schoonvader tc wege. Hier uit reezen ook verdere Vyandlykbeden met de Vlaamlngen , met welker verllag wy om niet moeten ophouden. Floris de V. die, gelyk wy, reeds uit alles hebben kunnen opmaaken,het hart hoog droeg, flikkerde de Schotfche Kroon in 't oog, op welke hy gegrohder aanfpraak hadt dan veelen zyner Mededingeren (f). Zyne dus lang ffnderho'ude en aangekweekte Vriendfchap met Eduard den I. Koning van Engeland, door de Schotten tot Scheidsman verkooren , gaf hem hoope van den wenfeh zyner Staatzugt vervuld te zullen krygen. Maar Eduard (*•) Kluit. Wst. Critic. Tem. I. p. u. p. 3i?_ ^ CD HuiüucorEa. Melis Stoke. II D. bl. 321.  VADÈR.L. GESCHIEDENIS. 29.1 Eduard wees dien Throon eenen anderen toe. Dat Graaf Floris van zynen eisch geen afdand zou gedaan hebben, dan by uitkoop voor eene aanzienlykeGeldfomme, gelyk de Hollandfche Kronykfchryvers meiden, is van allen grond ontbloot; geenzins, dat dit misfen der Kroone den band der Vriendfchappe tusfehen, den Koning en den Graaf, reeds Verdapt door het weigeren van hulpe des eerden tegen de Vlaamingen, in Hukken reer. Te meer , daar Eduard in. den Graaf van Vlaand-eren den besten Bondgenoot vindende tegen de Franfchen, deezen, door allerlei middelen, aan zyne belangen verboildtj en onder andere den Woldapel , onlangs aan Dordrecht verleend, na Brugge en Mechelen verplaatde. ■ Het bevorderen van den Koophandel der. Landzaaten was een der hoofdbeginzelen . geweest van de Vriendfchap des Graaven met Eduard: alles aan te wenden om dien te begundigen was het middel om Fl 0 r 1 s by de Handeldry vende Steden hoogstbemind te maaken. Geen wonder derhalven 4 dat voorregten zynen Onderdaanen onttrokken^ by welke zyne Tollen geen gering nadeel leeden, en een mededingend Land gefchonken, onzen Graaf tegen Koning Eduard Verbitterden, die de cnecnigheden tusfehen den Schoonvader en Schoonzoon waarfchynlyk opdookte. T 2 Het H. Boak; 'III IIOOFMTJ  *92 CHARACTERKUNDE der. VUI.HcOFDSl Zyne terbit ienis met frankryk* Het Verbond,met den Koning vanjFV«»i" ryk aangegaan, deedt de voorheen blaakende Vriendfchap in doodlyke Vyandfchap veranderen. Eduard dreigde 's Graaven Zoon Jan in hegtenis te zullen houden, indien hy het verbond met Philip den Schoonen geflooten niet verbrak. Graaf Floris gaf dit rustig antwoord. Gy kunt met myn Zoon, die in uwe handen is,naarweigevaiien, handelen; doch ik heb, wat my betreft, beflooten in myne genomene maatregelen geene verandering te madken! Dit antwoord mooge voorkomen eene onverfchilligheid ten opzigte van zynen Zoon in te fluiten, welke geen eer doet aan het Vaderlyk hart: doch behalven , dat de lange afweezigheid eens Kinds de aandoeningen voor 't zelve zeer doet afneemen; mogt Graaf Floris, denkende om de betrekking, waar in zyn Zoon tot Koning Eduard ftondt, dit voor louter dreigen houden. Geen Vadermin kon ook het gemoed vervullen van Jonkheer Jan; en viel het Eduard ligt een Jongeling, ten zynen Hove opgevoed, eenen diepen indruk te geeven van zyns Vaders verregaande onverfchilligheid te hemwaards, en zo veel noodig diens toeftemming te verwerven tot eenen aanflag,die hem van de Opvolging zyns Vadere in het Landsbewind zou verzekeren : welke gefchaapen ftondt hem anders te  VADERL. GESCHIEDENIS. 29$ te ontftaan: dewyl zyn Vader in verdenking viel, dat hy ten oogmerke hadt Witte van Haamstede, zynen Natuurlyken Zoon, dien hy tederlyk beminde, tot Erfgenaam en Opvolger te verklaaren. Hoe gegrond of ongegrond dit vermoeden was, het diende om den Wettigen Zoon met 's Vaders Vyanden te doen zamenfpannen. Eduard de I. kende, door zyne verItandhouding in de Nederlanden, de misnoegde Edelen, wier misnoegen uit zeer verfchillende bronnen opwelde. De voorregten, aan de Gemeente en de Steden gefchonken, verminderden hun gezag. Hun hoogvliegend denkbeeld van Onafhanglykheid vondt zich beledigd door de Itriktheid, waar mede Graaf Floris het Regt, zonder aanzien des Perfoons , handhaafde, zo dat geen Overtreeder, uit hoofde van zyn rang, op fbrafloosheid mogt hoopen. Het was den zich alles verbeeldenden Edelman ondraagelyk, in dit geval, met den geringften Burger gelyk te Haan: zich aan het gezag des Graaven en der Wetten te moeten onderwerpen. —— Geweldig was het den Adel tegen de borst, dat de Graaf veertig der Aanzienlykfte Burgeren tot den Adelftand verheeven hadt. Dat zagen zy aan als eene hoonende vernedering, cn gefchikt om, evenals de voorregten aan de Steden gefchonken , den Graal T 3 het II. Bob*. VIII.HoorD*Ti Bronnen van den haat der Edelen in 't algemeen.  i94 CHARACTERKUNDE detT H. Boek. Vlll-hoofdst Oorfprongei van den ban eeniger Ede len in 't by zonder. het volflaagen Oppergezag in handen te Hellen. By deeze algemcene oorzaaken van den haat • veeier Edelen kwamen andere, die, byzonde're Perfoonen betreffende, een bepaalder uitwerking hervoortbragten. Floris de V. zeer verdingerd op de Sexe, hadt pragt ^veelde en dartelheid ten Hove ingevoerd. De Jufferfchap deelde in de Feesten en Jagtpartyen. Niets, 't geen derzelvcr genegenheid kon uitlokken, liet hy agterwcgc.Gevaarlyke tyd voor de eer der Dogteren en Vrouwen van den Hofdoet volgenden Adel! By de Dogtcr van Jan van Heusden verwekte hy Witte van Haamstede; Catharina, Weduwe des. Heeren van Voorne, eene beroemde fchoonheid, door hem met het Huis te Tellingen befchonken , baarde hem eenen tweeden Natuurlyken Zoon Dirk. In zulke aanzienlyke fchandvlekken delde men nog geen eer; maar verfoeyde den veroorzaaker. — Schoon het niet onbedaanbaar met 's Graaven Character zou weezen , dat hy de Vrouwe van Gerard van Velzen, Dogtcr van Herman van Woerden, een Nigt van Gysbreciit van Amstel, zou verkragt en daar door een meer byzondere aanleiding gegeeven hebben, om de wraak van Man, Vader, en Neef zich op den halze te laaden , heeft  VADERL. GESCHIEDENIS. 295 heeft dit voorval geen genoegzaamen Ge-^ fchiedkundigen grond, om het aan tc neemen. Zeker gaat het, dat V e l z e n op den Graaf gebeeten was, wegens het doen onthalzen zyns Ncefs Jan, om eenen mandag, begaan aan iemand, met wien hy verzoend fchcen. Nieuwe gunst hadt het oude leed van Woerden noch van Amstel doen vergeeten. Een gedugt Driemanfchap aan 't Hoofd der misnoegde Edelen! Jan van Kuik, een loontrekkend afhangeling van Koning Eduard , en een Vyand van het Huis van Holland, dak herwaards over, ontdekte 's Vorften hcimlyke oogmerken aan de Edelen , en ontnam hun de zwaarigheden , tegen derzelyer uitvoerig in 't midden gebragt. Dc Jonkheer Ja n zou den beraamden aandag tegen zyn Vader n'iet kwalyk neemen: 's Konings bydand zou hun niet ontbreeken, cn zy mogten op dien des Hertogs van Brabant, en des Graafs van Vlaanderen hoopen. Het beduit, op eene en andere zamenkomst, onder andere voorwendzelen aangelegd, was Graaf Floris te ligten, na Engeland over te voeren, hem daar, zyn leven lang, gevangen te houden, en zyn Zoon Jan, in zyne plaats, tot het Graafiyk bewind te verhellen. Van Kuiks Boodfchap, wegens eenen Vyandlyken toeleg, aan den Graaf, door een T 4 Pries- II. Boek. 'iii.tiOOFWT. 3e Edelen pannen zanen , tot •enen ver■aadlyken,lanllag. Graaf Floris gevangen.  II. Boek. V'üI.Hoofd»t toS CHARACTERKUNDE pf,r k Priester gedaan (*), verwierp hy met een fmaadiykcn lach, en hetzeggen, Zeker! geen. Mtnsch zal in Holland blyven, zo ik 'er door van Kuik moet worden uitgejaagd! - Het voldoen van een der voorwaarden, op welke de Graaf met van AMSTELenvan Woerden verzoend was, gaf gelegenheid tot het voltrekken des beraamden aanflags. Zy verfchecnen in Utrecht; de lang verwylde voldoening werd beraamd; de Graaf hadt de Edelmoedigheid om van de vyfhonderd Ponden, tot welker betaaling aan die van Zuilen, de twee Edelen verwepzen werden, vier-honderd Ponden op te fchieten. Doch, even min als andere gunstbetooningen , kon deeze weldaad de oude veetewegneemen, of eenige verandering in den beraamden toeleg te wege brengen. Genoegen cn Vriendfchap was op der veinzenden gelaad te leezen: hy zet zich tusfehen hun aan Tafel, de getroffe verzoening hadt de vrolykheid binnen genoodigd: buiten twyfel dagt Graaf Floris zich thans zo zeer als ooitop die Edelen te mogen verlaaten , en floeg in den wind het briefje hem, door zekere fchaamele Vrouwe, zo men wil, ten dien dage toegereikt , inhoudende. „ Konings 3, Zoon! (*) Men zie van den zin dier gedaane Boodfchnp Hui. »»cop« K , Melis Stoke ii. d. bl. 272. «73.  VADERL. GESCHIEDENIS. 197 „ Zoon! Doorlugtig Prins, gedenk aan de voorzegging van den Pfalmdichter; de Man „ myns Vredes, op wien ik vertrouwde, dte myn „ brood at, heeft de verzenen tegen my ver* „ heeven." Hoe gunflig een gelegenheid tot het volvoeren van den aanflag, ten welken einde het meerendeel der Zamengezwoorenen zich in of omftreeks Utrecht vervoegd hadt! Ter Vogeljagt naa den maaltyd, en het middagslaapje, door van AmsteluUgenoodigd, ftemt hy in dit hem geliefd vermaak , hy drinkt met zynen Doodvyand, den Berkemeijer St. Geerten minne; tp behouden reize (*). Van Amstel fpoedt zich weg, om de Eedgenooten van 's Graaven komst te verwittigen. Twee Jonge Heeren vergezellen , met eenige weinige knegten, den niets ergs denkenden Graaf. De zamengezwoornen komen uit hunne hinderlaage te voorfchyn, van Woerden, 's Graaven Paard by den toom vattende ,beet hem toe. Uwe hoogefprongen hebben uit, myn Heer! gy zult ons niet tanger ringeloor en; gy zyt, of het u lief of leed zy , onze gevangen. FlorIs fchynt dit nog voor fpel te houden. Arent va» Benskoop rukt den Sperwer van zyn hand, met byvoeging: Gy zult hem niet meer noodig (*) Men leeze over de betekenis van het drinken deezcs Bekers. Huibecopkr Melis Stoke. II D. bl. 334- T5 n. bo»k, VULHoofBiTi  II. Boek. VIII.Uoofdst, Poogingen tot zyn ontjcet, mislukt heit. Zyn Dood. I £p3 CHARACTERKUNDE der. dig hebben! en Woerden zuwr, met een draf geklad., dat hy Holland nimmer zou weder zim! Nu kon hy. niet langer twyfelen of het was een verraadlyk opgedcmd werk. Zyn;moed greep na het zwaard, om zich tegen deze vcrraadcrs te verdeedigen; doch Vel zen hadt het zyuc reeds uitgetoogen en dreigde liem, in gevalle van wederdand, met eenen oogenblikryken gewisfen dood. Geweld maakte tegenweer onmogclyk. Een vaii 's Graaven bediende, moest zyne kloekmoedigheid , tot vcrdeedigirjg zyns Meesters , met den dood bekcopen. De twee Jonge Heeren ,. die hem vergezelden, reeden fpoorflaags na Utrecht. Den gevangen Graaf voerden zy na 't Slot van Muiden, waar dtj wreedc mi.-handelingen, hem aangedaan, tot bewyzen van de groote verbitteringe der Edelen drektcn. By de imaadlykdc en zicldoorfnydende verwyten , voegden zy martelende lighaams pynigingen. Hy mogt zich verontfchuldigen, en zyne toegeeflykhejd bekiaagen , die hem alleen voor ie laagen zyner verraaderen hadt blootgcïeld, het wekte geen medelyden: maar bragt veel eer gruwzaamer folteringen voort. Het volvoeren eens zo veel gewaagden aan3ags , wekte blydfchap by alle de Edelen, )p den Graave gedoord; dóch trof, als een donderdagde'andere Partye,' die het met hem  VADERL. GESCHIEDENIS. 299 hem hieldt; en de verflaagenheid der Gemeente in de begundigde Steden verkeerde welhaast in woede. De Kennemers, Waterlanders en Westfriezen zogten hem te ontzetten , met Vaartuigen omdreeks het Muiderflot kruisfende: doch zy konden niets meer doen, dan het vervoeren van daar na Engeland weeren. Zy lieten zy zich door geen Brief, den Graaf afgeperst, bcweegcn, om te vertrekken. De zamengezyroorenen oordeelden het niet geraaden langer op dit Slot tc vertoeven. cn bcdooten hem vermomd gekneveld én gebonden, te land ra. Brabant of Vlaanderen te brengen, en vervolgens over tc fchce pen. Dan hier vinden zy den weg tot hur oogmerk zo onveilig als te water: fchoon d( ongebaandde. wegen kiezende, waren die me manfehap bezet, en de nabuurige Naarder. tot zyne'redding gereed. Vervoeren was on doenlyk; de Graaf in 't leeven te laaten, e; zelve te vlugtcn, delde hun bloot voor zyn getergde wraak, en die zyner talryke begun ftigeren. Van Vel zen, zo zommige: willen, door van Woerden aangezet trok zyn zwaard, trof des geknevelden har den, daar het fchrikkend Paard den dag, 0 't hoofd gemunt, deedt misfen : Velze: deeg af en bragt den Graaf, met zyn Paar in een doot geraakt, verfcheide wonden toe die vermeerderd ten getale van meer dan twir ti II. Hoek. ?IU,h00fdst« I l •> y N d S !  ïl Boïk. VlII.HoorDST; Zyn Charac- 1 i x \ t 1 c I t c e Soo CHARACTERKUNDE de* tig gebragt vvierden, door de anderen , die van Vel zen de eer van den Graaf afgemaakt te hebben, fcheenen te benyden. Deerlyk uiteinde van een Vorst, in den bloei zyns Ieevens, tot een hooger toppunt van magt en gezag, dan alle zyne Voorzaaten bier te Lande opgeklommen .' Niemand zal hem, zyn Charaéter regtdoende , Krygsdapperheid ontzeggen, deeze betoonde hy reeds vroeg in zyne herhaalde Heirtochten tegen de Westfriezen. Trekken van Wraakzugt, de Moeder der Wreedheid, doen zich in hem op; doch zy worden afgewisfeld door betooningen van Goedgunftigheid, aan den overwonnenen; die zeker meer beduid hebben, 3an een kortftondig genot van voorregten, net een Staatzugtig oogmerk gefchonken. Imners waren het de te ondergebragte, doch effens begunftigde Westfriezen, en Kenneners, de voorheen geflaage Vyanden der hollandfche Graaven , die, tot zyn ontzet iit de handen den Verraaderen, opkwamen. De 'oorregten der Stedelingen en den bewoonleren ten platten Lande verleend, onthieven rem , voor geen klein gedeelte , van den wang der Edelen, 's Graaven onzydige Legtshandel was den Landzaaten een veilige «verlaat tegen de verdrukkingen, die anders en Burger en Landman plaagden Heersch- n Staatzugt woonden in 't hart van Floris, daa  VADER.L. GESCHIEDENIS- 30 dan hy zogt 's Volks heil te bewerken , dooi het te befchutten voor kleine Dwingelanden. en hy werd van zyne Onderdaanenaangezien, als den Veroorzaaker van hunne Vryheid, den Herfteller hunner Wetten, den Befchermer hunner Voorregten,en Begunftiger van hunnen Koophandel. Deeze laatstgemelde , zo veel betekenende hoedanigheid, fchynt te wegegebragt te hebben, dat men buitenlandfche Verbintenisfen door hem aangegaan, die zeker van Onvoorzigtigheid niet waren vry te fpreeken , min euvel op nam. Wel wikkende Staatkunde was zyn deel niet, deeze zou hem te rugge gehouden hebben van Verbonden met Vorsten hem in rykdom en vermogen verre overtreffende; een der oorzaaken van zynen val: — deeze hadt hem geleerd de ftrydige belangen van den Adel en het Volk zo tegen elkander op te weegen, dat hy ze beide verpligtte , en zich den haat des Adels niet op den halze laadde, welke hun aanzette om hem ten lande uit te voeren, en, toen dit mislukte, moorddaadig van kant te helpen. Veel bragt tot zyn ongeluk toe zyn veel vertrouwende en weinig ergdenkende aart, die, niemand verdenkende , de netten der boosheid, voor hem gefpannen, verborgen hieldt, tot hy zich onuitkomelyk daar in verward vondt. Zyne wellustige Hofhouding, het voorbeeld zyner gepleegde Vrouwefchen- nis- 1 It. BOEK. VIII.HOOFMT.  11. Boek. VM.I-Iooi'dst Tacob van M ak riant deoiuiitc bekcndcNecerdukfcbeDichter. i i c t 302 CHARACTERKUNDE der. nisfen, bevlekten niet alleen zyn Character; doch hadden daarenboven een' zedebedervenden invloed. Het zal veelen onzer Leezeren niet ongevallig weezen, dat wy, de gelegenheid aantreffende om Characders van eenen geheel verfchillenden aart, dan dc dus lang befchouwde, te vermelden, dezelve niet laaten voorby glippen. — 't Is bekend, en 't blykt uit de overgebleevenc oude Befcheidem (*) dat, ten tyde van F l c 111 s den V. cie Ncderdultfche Taal meer en meer in gebruik, geraakte, dat de Staatspapieren, tot. hier toe, meest altoos, 'n p.egt Latytt, door de Geestlyken, opgeleid , nu meermaalen in de Landstaalegefchrceren wierden (i). Alles wat naar Geleerdheid ïweemde, was, tot deezen tyd, in de Latynfcke Vaak voor den gemeenen Man even verbom jen als wat den Godsdienst betrof. Dit taalgordyn, voor Geleerdheid en GodsJienstkennis gefchooven, werd eenigermaate )pgeligt door den eerden Schryver in het ..:>oi»>.ei..cr . Pp- (0 Men ziet veele voorbeelden hier van by Kluit. list. Crit. Tom. II. P. n. wanneer hy tot de opgaave der rcrfpronglyke Stukken, ten tyde van Floris den V. ekomen is. Cf) De Geestlyken voerden bykans alleen de pen, üd•° tL'n Hove> '"Steden, en op de Dorpen, alle Schriften nn aanbelang ia Klooster Latyn op: van hier kleeft de aam van Clcrken „og den Schryveren ter Seuetarye aan.  VAD ER. L. GESCHIEDENIS. 303 opfchrift deezes Hoofdduks vermeld , Jaco b v an Mae klant (§) een Vlaaming van "Geboorte, den Vader der Reder duitfche Dicht eren ..gejieeten, een Eernaam, die hem met regt toekomt, 't zy men lette op den tyd, in welker hy gefchreeven heeft, toen de Kunst nog in haare eerde beginzelen was, 't zy met 't oog flaa op het aantal en de verfcheidenheid der werken door zyne onvermoeide naardighejd zynen Landgenootcr gefchonken. Met rede mag hy, als een wonder van zyne Eeuw, worden aangemerkt; dewyj hy niet tot den Geestlyken Stand, be< hoorde, .maar flegts. onder de zogenaamdt Leeken geteld wierd: onder da Leeken ter aanziene van Geleerdheid zo veragt, ,, da „ men het verfchil tuflehen een Mensch ei ,, een Beest-, en een Geleerden en een Lee) „ gelyk delde (*J." - Hoe verre, heeft hj dan niet, als men zyne Werken inziet, uit gedooken boven zyne Tyd en Ranggenoo • - •;. te'i Van deezen anders weinig bekenden Dichter vind men het beste en keuriglïe berigtfii de Voorreden van zyne Spiegel HistorUal of Ryn KrMyk,met Aantekeningen van Mi Jacob Ap.nou r Clionr r en Mr. Jan Steenwinkel . waa tan 'iet Eerlte Deel 1-84. te Leyden is uitgegeeven. W zulle 1 van de befcheiden daar gevonden, ons bedienen 01 hem, 7.0 verre de aart onzes werks eifcht, te doen kenner Q) Nicol. de CtAir.vAXJX, aangehaald door den Schij ver der R rol. de la Lahg'üe Frahc.jp. 3i. II. Boek, /III.IIoofdsx; | l t t r f 1  II. Bosk. VIÏLHoofdit. Om het gemeen maaken der By- telfche Schriften in baat. i ] 304 CHARACTERKUNDE de* ten. De voornaamfte Hukken van zynen Arbeid wel is waar zyn vertaalingen, of navolgingen uit het Latyn', doch welk een fchat van anders verborgen kundigheden heeft hy dus niet ontflooten! Zyne kennis der Latynfche Taaie en bekwaamheid om zich in zyne Moedertaale> naar die tyden, zeer goed, en,om hetfmaak!yker te doen worden, in Rym uit te drukken , ieedt hem, met onvermoeiden yver, ten nutte ran zynen evenmensen, arbeiden: want nevens syne Kunde ging eene ongemeeneMenschlieventieid gepaard, die hem, met onverfchrokken rhoed,alles deedt ondernemen, 't welkhyoorleelde zynen Landgenooten ten nutte te kunnen trekken» Was 'er tot nog niemand onder dé ueestlyken, die blinde Leidslieden der Blinien, geweest, di« het vertaaien des Bybels op Eich genomen hadt, Maerlant wilde'de leeken niet laaten in die onverfchoonlyke dornïeid, waar in zy gehouden werden. Door iit edelmoedig grondbeginZel gedreeven t vervaardigde hy eene NederduitfcheVertaaling «in den Bybel in Omym, en zyn Rytnbybel '*). Wegens dit gemeenmaaken da Bybel- fchs (•) Deeze is een Nederduitfche Vertaaling van de Hiftorit Uotaflica van Petrus Comestor. Zie de aangehaalle Voorreden : en een breed verflag van dit Werk by -c Long Boekzaal des Bybels. bl. 155 enz.  VADERX. GESCHIEDENIS. 303 ■fche Schriften, in dc gemecne Nederduitfche SpraaJie , en, om verfcheide aanmerkingen , daar in gevlögten, ter befchaaminge en beftraffinge van het wangedrag der Grooten en Geestlyken j delde hy zich bloot aan haat en vervolging. Hier op doelt hy in de Prol H," van zyn Spiegel Historiaal, fchry veilde, En- oec mede hebbic vaer, Dat des dat Pacpfcap bclgen (oude, 07 ik mi dies onderwinden woude, En- an dcrwaeuen ebbic gewefen. In haar begrippen (*) van deezen \ Want ic leeken weten dede, Vter Bybleu die hcimlicheden. En, in een klein Dichtdukje, den Verkeer* den Martyn getyteld, fchetst by-de önaangenaamc behandelingen af, welke zy, diè de Waarheid fpreeken, en, naar de gedagten der grooten, te veel fpreeken, te wagten hebben: Doelende waarfchynlyk op zyne eigene omftandigheden, waar in hy zich, om dat hy voor de Waarheid te zeer uitgekomen was^ bevondt. Doch uit grooten haat van zommigen over zyn Rymbybel aangeklaagd zynde kreeg hy bevel zich voor den Paus te verantwoordden , en zyn Boek aan een onderzoek te onderwerpen, jt welk eindelyk voor zeer goed (*) begrippen Kiliaen legrypcn, berispen, reprekendere, carpere enz. Zie van Hasselt op dit woord. I. DEEL. V II. Bowc. VHI.Hooi'ïist1  II. Boek. VIII.Hoofdst. Geeft zyn Spiegel hlstorieal uit. 506 CHARACTERKUNDE dek. goed gekeurd en hem wederom ter hand gcHeK* is, tot tefchnatldng zyner Vyanden (*)• Kwaad genoeg zou hy het zeker gehad hebben om zich te verantwoordden, hadt hy in üyn Werk, de veelvuldige toepasfingen o» Maria en andere foortgelyke begrippen des Bygeloofs, uit zynen Voorganger Petrus Co mestor en andere Schryvers, door de Recmfcke Kerk goed gekeurd, niet laaten invlocijetl. *t Geen men gelooven mag, dat hy ter goeder trouwe deedt: want hem van waangeloof vry te fchouwen, te midden van eene algemeene befmetting, gaat te verre. Zo heeft hy ook, in verfcheide kleine Dichtftukjes, gefchikt om het Gemeen te onderwyzen, niet weinig Fabelen en Grollen, in die dagen, de gangbaarfte munt, vermengd. Hy hieldt zich niet alleen flaandc, te midden van veele onaangenaamheden; maar verwierf de agting der aanzienlyken, en ten blyke hier van ftrekt,dat hy zyn laatfte groote "Werk den Spiegel Historiaal of Rym Kronyk., naar V Latynfche Werk, Speculum Hisïoriale van Vincentius , op aanraaden van Graaf Floris den V. ondernam en volvoerde: weshalven hy by deezen Vorst, die hier als een Voordander der Weetenfchappen voorkomt, zeer in gunde moet gedaan hebben; hy C) Le Long , Boekzaal des Bybels, 11. aao.  VADER.L. GESCHIEDENIS. 30? hy draagt zyn Werk aan dien Graave op , met deeze woorden Grave Florens! Co Willems fone, Ontfaet dit were, Ghi waert de ghone, Die my dit dede aenevaen, Genougliei v, wildyt ontfaen DaHckelike, fo bem ics vro, En ic bouts mi gepavt alfo. God geue v leven fonder blame Te Damme, bekleedde hy het Amnt van Sladsfchryver of Griffier, waarfchynlyk tot zynen dood toe , die in den Jaare MCCC. voorviel, wanneer hy vyf-en-zestig jaaren bereikt hadt. Behalven een Graffchrift te zyner eere in 't Latyn op zyn Grafzerk geplaatst, ftrekt een gedenkteken , op den lleutei van een Balk, in de groote zaal van 't Stadhuis dier Stede,ten blyke van dealgemceneagting, waar in Maerlant onder zyne Tydgenooten was, en dat hy geteld wierd onder die Mannen, wier verdienden men een Gedenkteken waardig oordeelde (f). Te regt mogtP. vanSchelle de Afbeelding van deezen Oudften bekenden Nederland* (*) Prol II. vs. 39. Ct) Men vindt hier van eene keurlyke Afbeelding naar 't leeven, in het jaar 1725. gemaakt, by Le Long, Boekzaal des Bybels. bl. 158. Zie ook over Maerlant. Paqüot Mtm. de 1'UiSt. Litt. des Pays-bas. Tom. VUL p. joi. V 2 II Bosk. VIII.HooroiT.  II. Boek. VlILHoorosT. / 308 CHARACTERKUNDE der landfchen Dichter (*), men dit Byfchrift vereeren. 't Is Maerlant, wien ge ziet in deeze Schildery, De Vader, Nederland, van uwe Poëzy, Wiens kunde een lich tvcrftrekt aan cfEeuw.waar in hyleefde, Die elk in Dichtvernuft, fchoon ruw. te boven llreefde; Een deftig Redenaar en Wysgeer van zvn tvd, Zyn Bybel en Kronyk getuigen van zyn vlyt. Hoe Onze Leezers zullen zich niet verwonderen, dat wy hem den Oudften brkend. n 'Nederldndfcben Dichter noemen, als zy weetcn, dat Klaas Colyn, die voorgeeft geleefd te hebben ten tyde van Graaf Floris den III. die van bet Jaar 1157 tot 1191. geregeerd beeft, gelyk Hi-ipecopf.r geestig zegt, ,, een Jonge Bedrieger is, die, om 3, zich als een Grysaart te doen hooren,aan zynbaardelooze „ kin een valfchen gryzen baard beeft doen hegten: maar „ hy heeft zich, even als de Ezel, met een Leeuwenhuid „ bedekt, door den natuurlyken klank zyner ftemme, doen „ kennen." Dit toont deeze Heer doorgaande in zyne Uitgaave van Melis Stoke met de (hikken; en heeft de groote Wagenaar , die met veele anderen, langen tyd, de Rymkronyk van deezen gewaanden Egmonder Monnik, voor egt gehouden, en in zyne Vaderlandfche IIstorie, als zodanig , aangehaald hadt , de cgtheid, in cene byzonder daar toe gefchikte Proeve, getoetst cn valsch bevonden. Zie zyne Toets van dc Egt heid der Rymch onyke.dieop naurn van Klaas Colyn , wtgegeeven is, in de Werken van de Maatfchappy der Ncderl ndfeheLette kunde te Leyden.lU.D. bl. 203. Wy tekenen dit te meer aan, om dat wy van de Valschheid deezes Werks overtuigd, in onzeCharacJerktm. de, ons nooit van 't zelve bediend hebben.  VADERL- GESCHIEDENIS. 309 Hoe gebrekkig en onvolkomen ook deeze Characterfchets van Maerlant zyn moge, hebben wy ze liever willen geeven dan agter wege laaten, en dat te meer om dat hy by veelen (legts in naam bekendis, — wy zouden ons gelukkig agten, als wy van zynen Tydgcnoot, Melis Stoke, zo veel met zekerheid konden zeggen. Van deezen verdienstlyken Man heeft men , by gebrek aan vaste befcheiden, om zo te fpreeken, alles gemaakt. Eenigen houden hem voor een Stichts Priester, anderen voor een Monnik in de Abtdye van Egmond, voor Capellaan en Biegtvader van Graaf Floris den V. Zich zeiven noemt hy een Clerk, dat is gefchooren, en dus tot den itaat van een Kerklyken gefchikt: hier uit beweert Huidecoper, dat hy geen Monnik geweest is doch fchoon de meeste Monniken Leeken waren, vondt men 'er, nogtl.ans, die tol Priesters gewyd, den naam van Clerken konden draagen (f). Niet dat wy Melis Stoke daar om voor een Monnik houden: het dunkt ons, uit zyn ftyl, veel eer (.*) Huidecoper Melis Stoke III. D. bl. 446. (f) In de boven aangehaalde Voorreden van Maerlants Spiegel Hittoriaal. bl. 15. enz. wordt deeze Stelling, door J. Wagenaar. geopperd, in zyne dubbel leezenswaardige Beoordecling van HuidecopersMelis Stoke, (Hed. Va. ierl. Letteroeff. II. D. I. ft. bl. 22.) met voldingende bewyzen geftaafd. V 3 II. BoBK.' VlII.HoOFDST. Melis Stoke, wie hy geweest hebbe.  tt. Koek. VUI.HoorDST 310 CHARACTERKUNDE der. eer dat hy geen Kloosterling was; dewyl deeze niets van het Monnikagtigt heeft, en alles, wat 'er naar zweemen mag, geheel verliest, wanneer men, met Huidecoper, de talmagtige, dikwyls ongegronde', kwalyk te pasfe gebragie en verdrietige Zedelcsfen en Sermoenen, waar mede het Gefchiedkundig Werk van Melis, op veele plaatzen , doorfpekt is , voor tusfchenvoegzelen en kwalyk raneengehegte lappen houdt van den eenen of anderen moralizeerenden Broddelaar, die, het Werk waanende te verfraaijen, op nie; minder dan vyftig plaatzen, verbrod en bedorven heeft. Wy agten het, met den oordeelkundigen W a ge n aa r, vermoedelyk , dat Melis noch Monnik, noch Priester, maar veel eer een Secretaris gewetst hebbe; Perfoonen in die post droegen ook den naam van Clerk, 'er komen pi. atzen in zyn Rymwerk voor, waar in hy eene taal voert, die veel heter aan een Geheimfchryver, dan aan een Monnik of Priester voegt f*J. Ook is de Aanfpraak, aan Graaf Willem den III. gevoegd aan 't floi zyns werks, 't geen hy onder Graaf Floris denV. begon, voor zo verre de Broddelaar de zedelcsfen niet overgenomen, en hier cn daar in de Gefchiedenisfe zelve ingevlogten heeft, van een beter ge- hal- C) lied. Vaitrl. Leiuioeff. *ls loven.  VADERL. GESCHIEDENIS. 3n halte, dan de Monnikke taal. Immers dien pas . negentienjaarigen Vorst, als door een onge" ftuime zee, in de haven van alle zyne begeerten geleid hebbende, geeft hy hem, in eene voortreffelyke Aanfpraak, zeer verdandige en vrymoedige lesfen en vermaaningen, die kenmerken draagen, dat hy een agtbaare ouderdom bereikt hadt, de wereld, en de hachlyken toedand der Grooten , by ervaaruis, kende. Hy fchetst den Vorst af, hoe het beter is geenen uitfteekenden Naam gehad te Hebben, dan dien wederom te verliezen; en hoe by, daarom, verpligt was, 't geen hy toen in vollen luister bezat , wel te bewaaren, door het oefenen van Milddaadigheid met befcheidenheid, van Regtvaardigheid, Minzaamheid, Godsdiendigheid, en andereDeugden, Cieraaden derVorden (*). Lesfen, die een eerlyk, welmeenend en Godsdiendig gemoed aanduiden, en blykbaar gegeeven zyn aan een Jongen Vorst, die zyne Regeering, in vrede, dondt te aanvaarden: en hem dus waarfchynlyk voorgehouden , toen hy met zyne jeugdige Egtgenoot, uit Frankryk in Holland was gekomen. Lesfen; helaas! veelal zo weinig opgevolgd, gelyk wy, tot deezen Graave gevorderd zynde, met leedweezen, zuilen ontdekken. Het O Huidecoper. Melis Stokt III. D. bl, 419.444- V4 II. Eoik. fUI.HoOFBST  B. Boïk. yiJt-HoOFDST Ah Ge- fcbiedfchryjet befthomvd. gil CHARACTERKUNDE de*. Het vermoeden, dat Melis flegts een Uit» ichryver en geepMaaker van dit Rymwerkzou geweest hebben, 't geen Huidecoper wel eens bekroop, weert die Heer af, en toont het tegendeel (*). Maar zeker gaat het, dat deeze Rymkronyk de duidelykde kenmerken draagt, dat Melis, in het opdeden, met betrekking tot het geen voor zynen tyd gebeurd is, zich meerendeels bedient van eene L*tynfcke Kronyk, die in de Abtdy van Egmond bewaard werd (f), en in zo verre, is het, naar de heerfchende Nederduitfche Schryfiryze van dien tyd, eene vertaaling of naavolging; van het Jaar af, dat hy deezen getrouwen Leidsman mist, is hy, vervolgens, tot hy tot zyn eigen dagen komt, zeer kort, of liever zeer fchraal, by mangel van andere goede beien, 't welk, gelyk zyne reeds dikwyls gebelde lr.r.tde Uitgeever aanmerkt, den byzonderen Uitfchryveren van zyn W erk gelegenheid ge-eeven hebbe, om met hem te leeven, naar hun welgevallen (§). Nogthans heeft hy zich, in het eerde gedeelte, niet dermaate aan O Huidecoper. Me/is Stoke, iii. d. bl. 445. CD Zie een Berigt van deeze Kronyk'; verkeerJlyk onder de naamen Van W. Procurator of P. Meerhout, meemaalen aangehaald, door Wagen/v.r , Mathaeus, VAW Loon en Huidecoper. Kluit. Jlift. Critic. Tom. i. P. i Pr* p. xxiii. {Si ftu it ififi. grit. Tom. I. P. \. ff. HA-  VADERL. GESCHIEDENIS. 313 aan den Kronykfchryver verbonden, of hy verzweeg zomtyds wel iets, het geen daar vermeld wordt, ook flaat hy nu en dan wel iets over, 't welk hy niet geraaden vindt te verhaaien. Zelfs zwygt hy geheel van den Oorlog tusfehen Brabant en Gelder ,1 die naa den vermaarden flag by Woeringen eindigde, fchoon Graaf F l p r i s d e V. 'er mede ingemengd was (*)• Dus verre Melis Stoke als Gefchiedboeker befchouwd hebbende, zullen wy hem als Dichter voordellen: in die hoedanigheid heeft de kunstkeurige Pie ter Huizinga Bakker hem zo wel befchreeven dat wy niets beters doen kunnen, dan het voorr naamde van hem overneemen. Zyne Rymen zyn zo ruw, zo onregelmaatig, dat ze den naam van Verfen niet draagen kunnen, als men door Rymen verdaat de op elkander klinkende flotklanken , gelyk men in 't vervolg van tyd verdondt, dan zyn het ook Rymen. In dien men egter op den aanhef zyner Kronyke, en op zommige plaatzen in dezelve agt geeft, fchynt het of de Rym Kronykfchryver een edeler eigenfehap in een Vers gekend, een Latynfche Cadans of maat in 't hoofd gehad en zich voorgedekt hebbe, toen hy begon te fchryven. Of hy de Latynfche Dichters gelce- ze,n C) Huidecoper. Melis Stoke. U. D. bl. 41. 198. 316. V 5 n. Boes. ^IILIIOOFDST. Als Dictrtei! langemcikt. \  ii. Boek. VM.Hcowm.-. S14 CHARACTERKUNDE der ..zen en hunne voermaaten gekend heeft, is tvvyfelagtig, misfchien heeft hy de Kerkliederen willen volgen, die in 't Latyn, en naar de Latynfche voeten, opgedeld waren: want hadt hy geen ander begrip van een Vers gehad, dan een bepaald aantal van Lettergreepen, voor eiken regel en derzelver fluitende Rymklanken , hy zou dikwyls eene natuurlyker woordfchikking gevolgd hebben. De dwang van 't Rym mogt hem, zomtyds, tot eene woordverplaatsing dringen, het was nogthans doorgaans onnoodig ; vermids hy altyd een goed aantal Stopwoorden, voor 't Rym, by de hand hadt. Over 't geheel is het ganfche Rymwerk ongeregeld, vol gefladige afwykingen van hooge enlaagegreepen , en andersom ; zomtyds hebben zyne regels een halven voet te veel, zomtyds te weinig, dan weder vergeet hy de geheele Cadans, en fchryft Profa. Bezaten wy Stokes eigen Handfchrift, misfchien befpfurden wy in 't zelve meer netheids en overeenkomfle (*), die zigtbaar fageflanste brokken, zyn ook, gelyk Huidecoper , op veele plaatzen doet zien , flegter van Taal en Rym, dan het eigen werk van Stoke. Me- C) P- H. Bakker, Befchotiwtng vtut den Trant onzer Ticder-duitfche Verzen , in het V. D. der Werkt» ran dt Maatfchappy der Nederduitfche Letterkunde te Leydcn. bl.go-  VADER L. GESCHIEDENIS. 315 Melis Stoke en Maerlant, die. Tydgenooten genaamd mogen worden , hebbenbykans den zelfden Rymtrant, en ook ontmoeten wy deeze by eenen derden Rymer van die dagen Lodewyk van V el th em,wiens Rymen, in zynen Spiegel Historiaal, 't vervolg van Maerlants werk, doorgaans nog flegter en platter zyn, dan die van Melis, en in taal en fpelling van zyne. beide Tydgenooten verfchilt; welk verfchil zommigen aan de cnnaauwkeurigheid in de uitgaavc toefchryven (*). Wy hebben niet willen naalaaten van deezen dageraad onzer Taal en Dichtkunde te fpreeken: derzelver verderen opgang,in overweeginge te neemen,als zo naauwverbonden met het Charaéterkundige des Volks, moet noodwendig eene plaats in ons Werk beflaan: wy zullen Tydperken aantreffen, waar in de Dichtkunst haaren veel vermogenden invloed op het vormen van het Character der Laudzaaten betoont. CD P. H. Bakker als i oren bl. 92. en Voorreien y*n Maerlants. Spiegel fflst. p. 9. cn 65. NE* ii. eokk. flILHOOFDlT .odewyk van j /elthbm.  5NS CHARACTERKUNDEder NEGENDE HOOFDSTUK, Jan de I. Graaf van Holland. Wolfert VAN JiORSELEN. WlLLEMVAN M e c h e l e n Bisjchop van Utrecht. ii. Boek. IX. Hoofosi 's Lands ge fteldheid na den moord van Graaf Floris. Jan ce i. onder dc Voo i y. fchap van Jan va:; A' venne», gQ lte:d. TVTas de aanflag om Graaf Floris den . VV y# ujt ^ handen zyner Verraaderen te iverlosfen gelukt, zyne verpligtig daar voor aan de hem getrouwe Edelen en Landzaaten zou onbefchryflyk groot geweest, en waar* fchynlyk daar op eene geheele verdelging des trouwloozer. Ainhangs gevolgd hebben. Thans was de Adel verdeeld: veelen (tonden fchuldig aan het gepleegde fchelmfluk; anderen ver? foeyden het , niet min dan het Volk , en haakten om de fchuldigen te ftraffen. Niemand twyfelde, pndertusf chen , om 's Graaven eenigen egten Zoon jAN,dusJahgin Engeland opgevoed, en geheel afhanglyk van 'Eduard den I. voor Graaf te erkennen. De Staatshulk, gefchokt op ongeftuime haaren, en gedreigd met nieuwe ltormen, vorderde aan 't roer een fteviger hand, dan die eens  VADERL. GESCHIEDENIS. 317 eens zwakken en onbedïeeven Jongelings van vyftien jaaren. — De Verraaders en Moordenaars van Graaf Floris zogten zich te dekken, door de Voogdyfchap over den jongen Graaf in eigen handen te krygen; althans WoLFERT van BoRSELEN Cll D i r k ,• Graaf van Kleef beiden , met grond verdagt van tot het Üed gefpan behoord te hebben , dongen na dezelve. Andere Edelen en de Stad Dordrecht, 's Graaven dood willende wrecken, ontboden Jan van Avennes, vollen Neef van Floris, om dc Voogdy en het daar aan verknogte Bewind op zich te neemen. Hy verfcheen te Dordrecht, en een aantal Manfchap is, ten zynen diende, gereed; te Delft wordt hy voor Regent erkend: en de Graaf van Kleef, die zich het bewind hadt aangematigd, moest het land ruimen. Niets kon fterker flryden, met de oogmerken van Koning Eduard, dan zyn Schoonzoon , onder de Voogdyfchap te zien van eenen, die de zyde van Frankryk hieldt. Hy deedt deezen zwceren, dat hy Ferrer en Ha vering tot zyne Raadsheeren zou neemen, en niets doen, dryd ig met hunnen raad, dan naa het met hem overlegd te hebben. Jan de I. moed dus aan den leidband blyven, van een hcerschzugtigen en veinfenden Schoonvader , die zich het beflisfen eens gefchils tusfehen de Hollanders, Flaamingen en Brabanders II, Boek. x. Hoofd»! %ft afhangyk van Ko- lingEDUABB.  II. Boik. IX. Hoopdst. WOLPBHT van Britss. LKN r .latigt zicli di oogdyfchap er bet Luidste. Huur aan. i i ( f l 1 d z d v I b v fc li J d 318 CHARACTERKUNDE der dsts annmaatigde, en niets onbeproefd liet om te voorkomen, dat de Jonge Graaf zich niet overgaave aan het beiluur van Jan van Avennes. WoLFERT van BoRSELEN,' een Mensch van fnooden, bedriegelyken en verraadlyken aart, was de Man, met wien de Koning Eduard Briefwisfeling hieldt, en hem diende, om het van A ven nes in Hol'and te bang te maaken. VanBorselen mtvangt den Graaf JIan te Veere , by diens werkomft uit Engeland, en maakt deezen ten peclbal zyner Eerzugt. Van Ave nnes mtkomtteri nauwen noode de hagendoor dien ïunfleling des Graaven, met groote kosten elegd; cn vanBorselen kreeg den geeelen- klem der Regeeringe in handen; de Tollandfche, Zee'uwfche cn Engelfche Heeren, ie den Raad uitmaakten, hadden niets te :ggen boven hem. die den Graaf flaarlyk hadt □en zweeren, waarfchynlyk metvoorkennisfe m den Engelfchen Vorst, dat hy niets zon sen zonder zyn raad , en hem tegen allen :fchermen. — Een braave en eerlykc D1 r k anBre derode, werd, door den onbehaamden Indringer en onwaardigen Gunleig , thans de Bedryfal geworden , afgezet. \ n v a n R e n e s s e , in den aart edelmoeg, op de fehynvriendfchap zyns Doodvyancis an Borselen vertrouwende, werd be- fchul.  VADER.L. GESCHIEDENIS. 319 fchuldigd van een toeleg op den Perfoon des Graave, moest in ballingfchap zwerven, zyne goederen werden verwoest, door den Man, die niemand nevens zich wilde dulden (*), en zorg droeg, dat de Jonge Graaf hem fieeds vergezelde. Zyne Grilligheid en Belang fchreef den vervoogden Jan den I. voor, wat hy moest bevelen en zegelen, wien gunden betoonen, wien dezelve ontneemen :zyne Iilhaaligheid vondt ryklyk voedzel in de verbeurd verklaarde goederen der gehaatea,en aan zyne inzigten opgeofferde Heeren. Schoon eenigen der Medepligtigen aan den Moord van Floris den V. de drafFe hunner euveldaad naa het overgaan van het Slot Kroonenburg, hunne wykplaats, geleden hadden, waren veelen het ontkomen; doch keerden, tot fchrik der Landzaaten, door van Borselen begundigd, weder: en wil men, dat deeze de onbefchaamdheid hadt, om in Vlaanderen de Moordenaars van 's Jongen Graaven Vader in diens tegenwoordigheid te brengen. Schaamte verft het gelaad desjongelings, hy daat de oogen neder ren dit was alles wat hy vermogt,om zich gevoelig te toonenoverdien hoon. Zugt om Engeland te believen , en haat tegen Frankryk, zetten van Borselen aan C). Huidecoper. Melis Stolt, II. D. bl. 224—326'. II. Hok. X. HOOFOIftr  R. Boek. HL. iloC'i'DST. WlLLF-MVAl1 Mechelen Bisfchop var Utreckizoeiu Holland te vei meesteren. 320 CHARACTERKUNDE êe*. aan om den volgzaaraen Graaf te beweegen* dat hy met de Vlaatningen , bekende Vyanden zyns Vaderlands , en deelgenooten in den doodlyk afgeloopen aanflag op zynen Vader, tegen Frankryk optrok. Middelerwyl vertoonde zich, op dit Toneei vol beroerings, de Vtrechtfche Kerkvoogd W1 l le m van Me c hel e n, die te boekdaat als afgericht op alle de ilreeken van het Burgerlyk en Kerklyk-Regt, bezield met den moed eens Krygsmans, gedrceven door de onrustige Eerzugt eens Vermeesteraars, en vervuld met de dweepende Geestdrift der Kerkvoogden van die Eeuwe. Geen minder toeleg fmeedde deeze gevaarlyke Mcnsch, dan om Holland, in zo veele onlusten ingegewikkeld, te vermeesteren. Muiden, waar tegen hy zyne Krygsmagt wendde , moest bukken. De Westfriezen , meermaalen de werktuigen der Vtrechtfche Bisfchoppen, zogt hy van hun zugt tot den Graave te vervreemden , hem te doen houden voor iemand door Engeland hun toegefchikt, en tot het handhaven der oude Onafhanglykheidaan te zetten. Zy lieten zich ten opdand beleezen, bemagtigden cn verdelgden eenige Sloten, en hielden Medenhlik, waar zy in den loop hunne ra-delginge gefluit werden, geblokkeerd; 't welk eerlang ontzet bekwam door Jan van Avennes, die de oproerigen verflrooyde, Ver-  VADERL. GESCHIEDENIS. 321 Vervolgens worden zy,naa eene bekomenenederlaage, en het verlies van veel Volks,geheel onderworpen en genooddwangd den Graave zwaare belastingen op te brengen. De Bisfchop, aan deezen kant niet gedaagd in zyn Heerschzugtig opzet, zoekt het aan eenen anderen kant te doen gelukken , en laat in Friesland een Kruisvaart prediken, tegen de Hollanders, als Ketters en Ougeloovigen afgefchildcrd, met wier verdelging Aflaaten te verdienen waren. Bygcloof gevoegd by der Friezen haat tegen de Hollanderen, haalt eene menigte over om hem te volgen. Doch de Vloot, met welke hy de Zuiderzee overdak, werd vernield, en hy ontkwam bet met een Bootje na Overysfel, ten naauwen noode. — Hy trof den zoen met Graaf Jan ; doch verbrak dien welhaast. Het Slot van tsfeljlein, de twistappel tusfehen de Hollandfche Graaven, en de Utrechtfche Kerkvoogden , naa een langduurige verdeediging vermeesterd, kwam in handen van 's Graaven alles zich aanmaatigenden Gundeling 's vanBorselen, reeds met Woerden en andere Plaatzen befchonken; Geen der verongelykte en verdrukte Édelen fcheen zich tegen dien haatlyken Verdrukker te durven verzetten. Zyn Trotsch groeide hier door aan , en hy waande elk over 't hoofd gewasfen. — In de Munt, een voorregt der Óppermogenheid, durfde hy eene veran- ï- DEEL; X dcring II. B01*. IX. Hoofdst Laat een , Kruisvaart ïri Friesland tegen dc Hollanders prediken , diedeerlyk afloopt. Dwinglandy van van Bok.; sf.len. Door Dordrecht , wederftreefdv  Sa» CHARACTERKUNDE der. II. Boek. IX. HoorDs: dering brengen, die het misnoegen derKoop'lieden, door Florjsden V. begunfligd en befchermd, gaande maakte, en kWgtèri verwekte. — Hyhadt, gelyk meest alle Volksverdrukkers, Mannen onder zich, die op zynen wenk vloogen, onder dit getal behoorde Aloud, Baljuw van Zuidholland. Hy zogt indragt te doen op het Regt, 't welk Schepenen van Dordrecht toekwam : meer moeds dan de Edelen bezittende en betoonende, floegen zy den eisch af. Welhaast verfcheen van Borselen roet den Graaf, om, door Gezag de wederftreevenden te doen bukken ; doch zy vonden meer tegenltands, dan zy gewoon waren te ontmoeten. Naa *s Graavenhage te rug gekeerd verzogten zy twee Schepens, de yverigfte Voorftanders van het Stederegt , daar te komen, waarfchynlyk met oogmerk, om, door de behandeling hun aangedaan , de overigen af te fchrikken van het verder verdeedigen der Vryheid. Te Delft gekomen en ondenïgt van den toeleg tegen hun gefmeed, verydelen zy denzelven, door te rug te keeren. Deeze te leurftelling deedt den euvelmoed in van B o r se lens hart opblaaken, en hy denzelven in des Graaven gaande worden. Men betwiste het gefchilftuk heftig. Aloud hadt de dwaasheid om zich ten tweegevegt aan te bieden, tegen hun, die de zyde der Dordrechtfchen koozen, doch de  VADERL. GESCHIEDENIS. 3q de Wetbouderfchap van Delft was te wys , om der Steden voorregten aan dien Wapenkans te hangen. Dordrecht vreest voot Geweld, fteltzich in daat van tegenweer, en vaardigt rondgaande brieven af, aan de Steden van Holland en Zeeland, dezelve uitnoodigendc, om zich de gemeene zaak, de behoudemVder Stadsvoorregten, aan te trekken. Het gevreesde geweld nadert. Dordrecht wordt van alle kanten ingedooten. Het bukt niet. De Geweldenaar ontdekt te duidelyk, om het voor zich zeiven 1 te verbergen, het misnoegen tegen hem gaan- < de geworden, en de gisting der gemoederen, hy oordeelt zich niet veilig in den Haage, en bed uit na Zeeland te trekken. — Hadt by dit volvoerd, zonder den Graaf mede te neemen , hy was misfchien 's Volks woede ontkomen. Doch, deeze gewoon hem deeds te volgen, haalt hy over om, door den nagt bcgunftJgd, met hem na Zeeland te wyken. Het Hof en 's Graavenhage geraakt in rep en roer over dit ontkomen, dit wegvoeren. Ily word na« gezet, agterhaald, gegrecpen, na Delft gefleept , in verzekering genomen, 's Volkswoede, aangehist door mishandelde Edelen, en verongelykte Heeren (?), kon met dan door O Wie hier aan raad- ofhanddaadig geagt werden, blykt uit eenea Zoenbrieve, by a. Mattils«s. T. I. p. 745. X 2 ook i II. Roek. IX. h00fmt. Dor 1 echt belegerd, )ood van 'an Borseen, en eenigen er zynen.  3H CHARACTERKUNDE der^ ook te vinden in het Chanerkoek, II. D, bl. 84. Zie Huidecoper.. Melis Stoke. III. D. bl, 77. II. Kcsr. IX. HOCFDST1 door zyn Dood geftild worden. De getergde» wraak gaf geen tyd tot een R egtsgeding; men eischt den Gevangenen buiten, of dreigt de gevangenis in brand te fteeken. Het flachtoffer van den algemeenen haat wordt uitgeftooten en opgeofferd; hy fneuvelt onder veele vervloekingen, als een Landverraader.— Schoon bedaardheid geen Volkswoede, nochdeftraffe daar door volvoerd, konne goedkeuren; zal deeze woede nogthans eenige verfchooning vinden, als zy haare mishandelingen pleegt aan fchandvlekken der Maatfchappye, die, door toomlooze Eerzugt vervoerd, hunne verheffing zoeken, door op de hoofden hunner vertrapte Medeburgeren te treeden, en zich, door het verkragten der Wetten , als 't ware, van derzelver belcherming beroofd hebben. Kunnen wy nalaaten hier, met een verwonderend oog, te befchouwen, hoe Hollands oudfte Stad liever een Beleg verduurt, dan haare Voorregten overgeeft ! De fmaadlyke Dood den fchender dier Handvesten , te Delft aangedaan, bemoedigt de Dordrechtfchen om Kraijenftein, de Legerplaats van Aloud, den eerften berokkener des tegen woord igen gefchils, te belegeren, zy vermeesteren dezelve ftormender hand: en Aloud ondergaat, met  VADERL. GESCHIEDENIS. 325 met eenigen zyner voornaamde Mededanderen, een zelfde lot als van Borselen trof, zy worden by de poort omgebragt. Graaf Jan de I. maakt zo weinig vertoons, dat wy hem als uit het gezigt veriooren hebben; en hy zal even niets beduidend blyven. Van zynen Gunfteling afgerukt ging hy, zonder des eenig hartzeer te toonen,van Delft na den Haag te rugge. Men fchryve dit niet toe, gelyk dit het geval vaneen moediger Jongeling,die reeds zo veele jaarenbereikt hadt, zou geweest hebben, aan een inwendig genoegen, dat hy zich ontflaagen zag van eenen Man, die te lang hem de handen gebonden en op zyn naam geregeerd hadt; dan zou hy zich, om die omdandigheden, voor Meerderjaarig hebben doen aanmerken: neen , 't was verftandloos-, 't was onaandoenlykheid. 's Lands beduur kon zulke handen niet aan- . bevolen of toevertrouwd worden. Een nieuw Regent moest de plaats van vanBorselen, vervullen. De haat tegen de Engelfchen was te groot om deeze Waardigheid te geeven aan een Inbooreling als Brede rode, die in Engeland de opvoeding van den Jongen Vorst beftuurd, en zich by zyne overkomst hier te Lande met de hoop op 't Regentfchap gevleid hadt; door zulk eene keuze hadt men Avennes kunnen misfen; doch men X 3 hielde II. Bosit. X. Hoorwfc rAN VAN \ VENNES, veder -Is Pooïd ïnge•oepen.  Iï. Roek. Xl. HoOIDSl Zyn Gedrag CHARACTERKUNDE der hieldt hem waarfchynlyk te Engelschgezind, ' en neigde zo zeer tot de zyde van Frankryk , dat men met vervoering van vreugde, de groote voordeden vernam, die de Franfchen behaalden op den Graaf van Vlaanderen , Bondgenoot van den om zyne gevloekte Staatkunde gchaaten Eduard den I. Men befloot den voormaaligen Fransengezin den Voogd, Jan van Ave n nes, weder in te roepen, en de Regeering te dellen in handen des geflaagen Vyands van van Bor s el en, die Zich, gelyk men verwagtte , op den Aanhang deezes fnooden Staatsdienaars, als mede op de Medepligtigen aan den Dood van Graaf Floris, zou wreeken. , 't Kind Jan , om ons te bedienen van een regten naam, door Vader Melis Stoke (*) aan denvervoogden Graafgegeeven, moest in deeze keuze toedemmen. Hy ontving, met genoegen, zynen Neef, wiens Gezag welhaastzovolkomen werd,alsofhydeeze Waardigheid, zints den Dood van Floris den C) Melis Stoke. v. B. VS. I269. 1301. vi. B. vs. 1190.hq7. 1207. Schoon wy erkennen, dat het woord Kind, by Stoke niet altoos, dient om 's Graaven Onnozelheid aan te duiden, en dit woord by hem zomtyds eene andere betekenis hebbe; «rekkende om iemand, ^Minder, jaarig cn nog onder Vuogdye was, aan te duiden, wyst de samenhang wel eens uit, dat hy de Onnozelheid van de» Graafs beccge»  VADERL. GESCHIEDENIS. 327 denV, onafgebrooken behouden hadt. Hy kende zyne verpligting aan de Steden, en liet1 zichbreeder, dan men voorheen gewoon was, in de voornaamfte inhuldigen: een eerbewys, waar door hy derzelver aanzien erkende, en zich teffens van haare veel vermogende Vriend" fchap zogt te verzekeren : zy deeden hem deel neemen in eene Verbintenis, by welke zy zich verpligtten geen Vrede te zullen maaken met de Moordenaars van Floris den V. noch derzelver manlyke naakomelingen tot in het zevende Lid. Ten blyke van het aangroeiend gezag der Steden drekkende Zegels door dezelve by dat der Edelen gedrukt. — De Regent deedt het groot Graaflyk Zege' verbreeken. Jan de eerde moest zich met zyn klein Zegel, nevens dat zyns Voogds, vergenoegen (*); zo lang hy zich in Engeland bevondt, moest hy doen fpreeken , fchryven, en ondertekenen wat Koning Eduard behaagde, — zyn hand en pen hadden voorts van Borselen's hoofd gevolgd. — Thans fchreef en zegelde hy wat van A v e n n e s goeddagt. Jan den I. bereikte den ouderdom niet,j welke hem van Voogdyfchap ontdoeg, enzpu hy immer, fchoon die jaaren beklommen hebbende , (*) Huidecoper.. Melis Siofa. II. D. bl. 542. x4 II. Boek. K. HOOFDST* an de 11 erft.  n. Boek. |X. Hooedsi Al- 328 CHARACTERKUNDE der. bende , daarvan ontflaagen geworden zyn'? Zyn fchielyke Dood, op 't vertrek zyns Voogds na Frankryk gevolgd, heeft deezen in verdenking gebragt, dat hy den Graaf, door vergif, van kant zou geholpen hebben; doch dit vermoeden wordt, door geen genoegzaame blykbaarheid gefiaafd, om het aan te neemen (?). Met deezen nietigen Graaf flierf het Graafiyk Huis van Holland uit; en ging het Graafiyk gezag, naa 'er bykans vierhonderd jaaren in berust te hebben, tot het Huis van Henegouwen over. Dit zal ons Charaéterkundige (toffe tot een volgend Boek opleveren. C) Huidecoper. Melis Stokt. II. D, bl. 546. en III, D. bl. 5c 1. enz.  VADERL. GESCHIEDENIS. 32j A>gemeene aanmerkingen over. de Staatsgesteltenisse, en het Volks Character, gedu uren de de Re ge e rin g der Graaven uit den Huize van Holland. Genoeg heeft een opmerkend Leezer het ^ algemeen Volks Charafter, in zulk een lang tydsverloop van bykans vier Eeuwen, uit de wyze wanr op het in 's Lands lotgevallen deelde, kunnen opmaaken. Schoon onder Graaflyken dwang gebukt, haakte de Landzaat na Vryheid; die aangeboore trek der Batavieren en Friezen kwam lteeds boven, en vertoonde zich by veele gelegenheden. Een volftrekt Oppergezag, hoe zeer gezogt, werd of niet, of flegts voor een tyd, en in een bepaalden kring gevonden; 't was nauwmogelyk in te voesen. ,, Wy zagen," ik maak hier de woorden van een uitmuntend Schryver de myne, daar zy, zo kort als kragtig, onze meening uitdrukken. ,, Wy zagen Holland aan de eene zyde tegen West-Friesland, aaa de andere 9, tegen Utrecht gekant; Utrecht en West,, Friesland, nu afzonderlyk, dan te zamen ,, door Holland in engte gebragt, en op hun,, ne beurt, als Vlaanderen zich beweegt, X 5 dooi ii. BOBR-. x. HoOFÓST»  n. Boek. ix. ÜOOFDSTj 330 CHARACTERKUNDE der „ door nieuw verhaal van kragten , weder „ aangemoedigd. De Friezen van Oostergo „ en IVestergo, tot Groningen en Drente tot, „ worden als een fpeeltuig, heen en weer ?, gekaatst, en zyn egter,boven alle anderen, op de Vryheid gefpitst. Wy zagen een geduurigen ftryd, waar in wy, niet „ om de grootheid der Landen en Leger„ magten, maar om de inzigien der ïtrydende ,, Partyen, belang fielden. De evenaar was „ niet dan voor weinig oogenblikken in rust; ,, maar wy letten met vermaak op zyne be„ weegingen,om dat wy eenigzins hetgewigt „ konden' berekenen, 't welk hem deedt over- „ liaan. Hollend en Utrecht vertoonden ,, zich, in 't eerst byna met gelyke magt. „ De Hollandfche Graaven verflerkten zich ,, eenigzins door Saxifche en andere aanzien„ lyke Huwelyken; de gemyterde Vaders ,, vervulden het gebrek van dat middel, door „ fynder vonden, en fpanden zeer vriendlyk „ zamen met den eerden , die op de Hollan* „ ders misnoegd is. De Hollandfche Regee„ ring fclrynt eenpaariger door de geregelde „ opvolging der Graaven, hoewel ze zom„ tyds door minderjaarigheden zwak is: de „ opvolging der Bisfchoppen, uit haaren aart „ niet erilyk kunnendezyn, vermenigvuldigde ,, telkens de belangen en de verwarringen met „ een. Van wederzyden ftaat men na het Op-  VADERL. GESCHIEDENIS. 331 „ Opperbewind over de omgelegene Land„ ftreeken ; men fteekt elkander beurtlings ,, den loef af, en de overwinningen evenaa,, ren bykans de nederlaagen aan beide kan,, ten. De West friezen hoe menigmaal over,, weldigd konden, wegens hunnen afgebroo„ ken grond, niet beteugeld worden. Hun ,, ftandvastige tegenweer koste verfcheide „ Hollandfche Graaven het leeven ; en het ,, duurde lang,eer de gelukkigde veldtochten „ eenig voordeel, dat beftendig is , verfchaf„ fen O- Het vermoogen, dat de Adel, op eenen zo gebrooken grond, als die deezer Gewesten, bezat en met de daad oefende, ftrektc tot een tegenwigt van het éénhoofdig Gezag: maar de Volks Vryheid trok hier van weinig vrugts; zo veele Edelen, bykans zo veel Dwingelanden. De Kruistochten , waar in eenigen der Graaven, en veele Edelen, met zo veel hartlykheids en geestdrifts deel namen, werkten mede, om de Vryheid eenigzins in deeze Gewesten te doen woonen, en de Landzaaten met haare gunstbetooningen te verkwikken. Slaaven (geen min harde, dan deeze allerfchorst luidende naam droeg een groot deel der Inwoonderen) —Slaaven, in wier ziel, door flaaverny, nog allen moed niet was uitgedoofd, en CD Stïl, Bloei en cpkotest van de Rep, der Nederlanden. II. Boek. !X. Hoo?dsW  U. Boek. IX. hoofdst 332 CHARACTERKUNDE der en genoeg harts bezaten om ter Heirvaart te trekken, verkreegen, tot loon van hunnen volvoerden Kruistocht, de Vryheid. Hoe veelen 'er ook fneuvelden in die zo genaamde Heilige Oorlogen,vermeerderdc het getal derVrye Landzaaten aanmerkiyk by 't eindigen van ieder Kruistocht. Intusfchen hadden ótrryen, in den Lande overblyvende, voor loon, veel vverks moeten verrigten , eertyds de arbeid der Lyfeigenen ; de zo ligt flaafsbukkend'e Armoede der ichamele Gemeente week, de Landbouw en andere Hanteeringen vermeerderden de eigendommen. De vermogende Burger fchoot den fchaars van geld voorzienen Edelman penningen tot de kostbaare uitrustingen ten Kruistochte, en kreeg hier door de goederen, eertyds zetels der Dwinglandy in zyne magt; de Werkzaamheid, de Koophandel wakkerden , op eene ongelooflyke wyze , aan , en men zag de Vryheid naar evenredigheid toeneemen. 't Was de Koophandel inzonderheid, en de Zeevaardye, die het gunstryk geftarnte van Welvaard en Vryheid over deeze Landen deedt opgaan. De Steden bloeiden, en werden met aanzienlyke Voorregten befehonken, de Burgerhaat kreeg deel in 's Land Pvegeering. Van te veel invlocds, om 'er niet met een kort woord, van te 1 eppen, was de Inltelling der tRidderfchappe op de Zeden. Naa geen hoog er  VADERL. GESCHIEDENIS. 333 hooger V/aardigheid kon een Oorlogsheld dingen. De Leenregeering, een geduurige daat van Oorlog, die zwakken en ongewapenden onophoudelyk bloot delde aan den hoon en beleediging der vermogenden, gaf'er aanleiding toe. En dezelfde Krygszugtige geest, die zo veele Edelen hadt aangezet, om de verdrukte Pelgrimmen in Palestina, te ver leedigen, wekte anderen op om zich befchermers en wreekers te verklaaren, van de gehoonde onnozelheid cn onfehuld in £uropa. Oorlog, Liefde en Godsdienst maaken den gronddag uit deezer zonderlinge Jndellinge. De aandaande Ridder werd, van zyn zevende Jaar af, opgevoed door Vrouwen , die hem onderweezen in de Liefde tol God , en de Jufferfchap : Manbaare jaaren bereikt en blyken van Dapperheid gegee< ven hebbende, beklom hy den Ridderlykei rang niet dan naa eene lange Godsdiendigi voorbereiding; en ging het Ridderdaan zelvi van Godsdiendige Plegtigheden vergezeld. H; beloofde, met duuren Eede, niets minder dan dat hy goed en bloed voorden Godsdiens en Staat zou opofferen; den Keizer gehoor zaam weezen, ongeloovigenbeoorlogen, Kerk lyken , Weduwen , Weezen , verdrukten boven al Juffrouwen befchermen; de Mis all dagen hooren, onberispelyk voor G o d en d Menfchen te leeven. Een Ridder ziel blo II. Boïk. IX. HooFDSf.' [ r I » 1 i  H. Boek. IX. Hoofdst. (*) Vtt.it, Oft, di Trimee, Tom. tt, p. iS. roofd. Zyne Wapenen werden daar verbrooken, en men liet zyn Schild, aan den daart eener Merry gebonden, dóór den modder over de fïraaten fleepen; de Wapenkoningen en Priesters fpraken over hem hevige vloeken uit, men noemde hem Verraaaer, en wierp hem een Ketel met warm water over 't Hoofd, als 't ware om de verkreegene eer af te fpoelen: voorts fleepte men den bloohartigen met een touw van 't Schavot, voerde hem in doodsgewaad na de Kerk, en fprak de gebeden der dooden over hem uit (*). Welk een mengzel! Menschlykheid, moed, hoflykheid, billykbeid, trouw en eer, waren de egte hoedanigheden eens Ridders; hoedanigheden,welke door den Godsdienst, die zich met alie indellingen en hartstochten van dien tyd mengde , en eene ruime maate van geestdryvenden yver daar aan byzette, onderfteund, de Ridders verbaazcnde daaden deeden beflaan, daar zy omdoolende wondcrbaarlyke ontmoetingen opzogten ; Dwaasheden, die wy thans belachen. En fchoon het niet geloochend kan worden, dat deeze Indelling de S34 CHARACTERKUNDE der bloó gedraagende, werd op een openbaar Schavot van zvnen Ridderh-lrpn TV^™ vjh  VAD E RL. GESCHIEDENIS- 335 de Zeden in eene merkclyke maate verzagtte , Dapperheid met Mensenliefde paarde , Geweld en Onderdrukking te keer ging, en die School van Eer eene keurige Gevoeligheid zommigen inboezemde , liep 'er niet zelden eene gansch niet kuifche Galanterie onder. Alle die Godsdiendigheden wederhielden de Ridders niet van bloed te vergieten, en zy dienden veel al hunne Schoonen met meer yvers, dan hunnen God. Oorlog en Liefde, die getroetelde neigingen, zo gefchikt om de ziel door de zinnen tc vervoeren , hadden doorgaans den voorrang boven -de onzigtbaare voorwerpen , die der Overweeginge het geluk eens toekomenden Leevens aanboden. Indien de Ridders de Pligten, hun voorgehouden, en door hun bezwooren, betragt hadden, zy zouden Cieraaden des Menschdoms in dien tyd geweest hebben. Doch de getuigenisfen van veelei gedrag gegecven toonen , hoe ook de beste inrigtingen verbasteren kunnen, en hoe onvermogend de derkde banden zyn , om lieden aan de Deugd te hegten, als hun hart ter Ondeugd neigt. Vuile en ongebonde Taal , ook wanneer zy agter het masker van dubbelzinnigheid fchuilt , afzigtig ; onbefchaamde vloeken; minagting van den Godsdienst; vervolging der Geestlyken ; veragtlyke behandeling hunner eigen Dienaaren ; berooving en plun- II. boek. ix. Hoofdst;  336" CHARACTERKUNDE der. TI. Boek. IX. hoofdst plundering der armen, zyn vlekken, die vee-* 'le Ridders aankleefden; en hun door dè' Schryvers van dien tyd vervveeten worden (*). Wy zyn , in onze CharaBerhmdige Befchouwing der Vaderlandfche Gefchiedenisfe, reeds tot het Tydperk gevorderd, dat het Gezag des Graafs zo dikmaals eene ontrooning van 's Volks Vryheid, en dc lastige Dwang der Edelen, door het Vryheid ademend Regt der Steden werden opgewoogen: waar uit eene zaamengedelde Regeeringsvorm ontdondt,die,gelyk de beroemde Rob erts o n , dezelve Characlermaatig befchryft ; „ de drengheid der Adelregeeringe door een „ mengzel van Volks Vryheid maatigde; aan „ het Lighaam des Volks, 't welk te vooren „ geene Afgevaardigden hadt, (naamlyk ten „ tyde dat de Graaven en Edelen zich alles aanmaatigden) , vermogende Befchermers „ verfchafte, die zich voor de Pvegten en „ Vrydommen , (natuurlyke en verkrecgene,) „ in de bresfe delden; die tusfehen den Vorst „ en de Edelen eene Middclmagt opregten, „ waar van elk zich op zyne beurt bediende. „ Nu eens ging deeze Magt de Overheer„ fching van den Vorst tegen , dan weder „ verCO Millot. Hifl. Litteraire des Troubadours Pref. Heiend. Vaderl. Letteroef. V. D. II. Sl. bi 297. schmi9t. Cefchiehte der Teulfchen. III. bl. 99, 4  VADERL. GESCHIEDENIS. 337 verzette zy zich tegen de Heerschzugt „ des Adels. Zo haast de Gemagtigden der ,, Gemeenichappen deel in de Regeering kree„ gen, begonnen de Wetten gansch andere „ oogmerken te bedoelen; op gelykheid, goede ,, orde en het algemeen welzyn, werd men ,, bedagt, als. mede op het wecren der mis- bruiken, Naarmaate de Gemeentens in ,, aanzien en gezag toenamen, verzwakte „ dc geftrengheid der Adclheerfchappyc, en ,, de Volksvoorregten groeiden allengskens ,, aan , naargelange der verminderinge van ,, het oude en onmaatige Gezag der Ede„ len" (*;. Menigmaal, wel is waar, zullen wy dit opgegaanc Heilgeftarnte van Vryheid beneveld zien ; doch ook weder doorbreeken. Over Godsdienst-Vryheid, voor verlichte Volken, zo dierbaar als de Burgerlyke, fchynen, in deezen tydkring van Duisternisfe, deLandzaacen zich niet bekreund te hebben. Hun Godsdienst beftondt enkel in blind Bygeloof, 't geen geftadig voedzel vondt in de hooggcagtte Legenden der Heiligen, en de Wonderwerken, waarmede men het Volk bezig bieldt; het liep, al zynen Godsdienstyver belteedende in den dienst van Beelden en Heili- (*) Robertson. Carel de V. I. D. bl. 67. I. DEEL. Y II. Roek. X. Hoofdjt.  Ijl. Roek. JjX. lloowr 53» CHARACTERKUNDE der , ligen , rond in een kring van' Plegtigheden, voortgezweept , door de dwinglandy eener overheerfchende Priesterfchap. De Kerk» lyke Ban , en bet Opfchorten van den Kerkdienst, waren de ontzettendde dwangmiddelen voor een bygeloovig Volk. Hoe eislyk de eerde was voor den daar mede geflaagenen, hebben wy reeds vertoond : met hoe veel jammers bet laatlTe gepaard ging , zal ons kunnen blyken uit het geen de Kerkvergadering te Limqges deswegen bepaalde. IS iemand mogt, 20 lang deeze opfchorting duurde, begraaven worden, dan Geestlyken, Bedelaars, Vreemdelingen en Kinderen van twee jaaren oud en daar heneden. In elke Kerk der Landftreeke, onder den Kcrkvloek liggende, luidde dagelyks een Klok, op het hooren hier van moest ieder, met het aangezigt op aarde om Vrede, bidden. De Altaarcn werden ontbloot, de Krulsfen en alle Kcrkcieraadcn op den grond geworpen, de Misfe met gedoote deuren geleezen. Niemand mogt zich in den Egt begeeven, niemand het voorwerp zyner liefde kusfen , niemand vleesch eetcn , niemand zich den baard laaten fcheeren (*). Welk een, Dwinglandy! Het Opperhoofd der Kerke, wiens ganfche magt op eenen algemeenen geest van verblinding rustte , kon met één enkelen, O M.ii3us. I. U. 164.  V&DERL. GESCHIEDENIS. 339 Jen pennetrek duizenden zyner Medemenfchen kwellen. Op hoe verre eenen afftand vinden wy ons nog van die tyden, in welke de Rede met de Wysbegeerte , de fakkel der Waarheid ontfleekende , de duisterheid verdryft, de onweetenhcid befchaamt, een algemeenen onderzoeklust opwekt, en Vryheid van denken en fpreeken, en fchryven in den Godsdienst invoert; eene Vryheid,by welke de Waarheid altoos zo veel wint, als de Dwaaling verliest ?— De poogingen van eenen Tanchelinus, een Leek, die, met den aanvang der Twaalfde Eeuwe, zich verftoutte te Antwerpen en in Zeeland, zommige gebruiken der Roomfche Kerke tegen te gaan, en opcnlyk te leeren, dat het uiterlyk ontvangen van J e s u s Lichaam en Bloed niemand ter Zaligheid bevordelyk was, en dat men der Geestlykheid geen tienden behoefde te geeven, hebbe men eer voor het onbezonnen werk eens Geestdryvers, dan de bedaarde flappen van een verftandigen te houden. Hy haalde zich den haat der verfmaadde Geestlykheid op den halze, die hem met zyne Aanhangers defchandelykfteenongelooflykfte misdryven aantygden; het Capittel der Hoofdkerke te Utrecht klaagt hem, met de fcherpfte bewoordingen, aan by den Aardsbisfehop van Keulen. Een Kerklyke benam hem moorddaadig het leeven : hy hadt LeerY 2 lin- II. Boek."1 [X. HooïdO.  't. I'lOF.K. .X. HOOFDST, 34» CHARACTERKUNDE der Jiiigén gekweekt, die zyne gevoelens in die ftreeken , nog eenen geruimen tyd daande hielden; doch de geheele Aanhang werd eerr 3ang vernietigd (*). — Beter zaaden van Hervorming zaayde de Dichter Ma er land, van wien wy hier boven gefprooken hebben (f;, doch , de Drukkunst nog niet uitgevonden zyn de, konden zyne Vertaalingen der Bybelfche Schriften Hégts weinig vrugts voortbrengen. De Zeden behielden , door de geftadige Onlusten , en bykans onophoudelyke Oorlogen, eene afzigtige ruwheid. Het Burgerlyk en Kerklyk Regt, allengskens ingevoerd, verminderde de willekeurige Geregtshandclingen, onder de Leenregecringe zo zeer in zwang; toen Oordeelproeven , 't Lot , of' Geweld alles bedreten. Wellust en overdaad, betraden aan 't Graaflyk Hof dikwerf onzen Vaderlyken Grond; Overvloed, door den Koophandel en Zeevaard , op zornmige plaatzèn ingevoerd, heeft ongetwyfeld Weelde, eene onaffcheidelyke gezeÜinné, by zich gehadt, cn den welvaarenden Burger, tot een meer dan onbekrompen , tot een pragtig gebruik der gewonne goederen aangezet. Wat denkbeeld zom- C) Moshcim, KerkJyke Gefbhied, iv, d. bl. 384. Groot "Charterboek. i. d. bl. 81. 82. CD £ic bid' boven, bl. 306".  VA DER Li GESCHIEDENIS. 34! zbmmigen zich ook vormen van der Voorouderen armoede en fchraal onthoud : de Koopdeden daakcn in Rykdom uit, en fchoon ze in welvaard, over 't algemeen, tegen de Vlaamfche niet öpmogten, als die vroeger de bronnen van Handel, en Zcevaard, geopend zagen, mogen wy vast dellen, dat hier, zo 'wel als in dat Gewest, dë Pragt haare weidsheid vertoonde: daar althans ging het zo verre dat Koning Philips in den Jaare MCCCI. te Brugge eene Intreede doende, de Pragt der Brugfche Vrouwen de Koninginne zodanig trof, dat zy uitriep. „ Ik meende alleen 5, Koningin te zyn, en zie 'er hier wel zes j, honderd (*)!" O Meyerus, op 't Jaar 1301; ii. Roek IX. Hooforf. Ï3   CHARACTË R.K UNöI der. V-'A D È R L A N D S C H Ê GESCHIEDENISSË*. DERDE BOEK. bevattende de characters d e jfc. graaven uit den huize van henegouwen en hunne voornaamste tydgenooten in andere gedeeltens der thans vereenigde nederlanden. EERSTE HOOFDSTUK. Jan de II. Graaf van Holland. Jan van Renesse. Nicolaas van Putten-. Witte van Haamstede. HTan van Avennes, welken wy reeds I befchouwd hebben, als geroepen Voogd 'over zynen Neef, dien wy, door vanBorY 4 sis- iii. Bock: f. Hoofdst; Jan van .4- VENNÉS Graat".  III. Roek. I. hoofdst, Kan niet befluiten met Jan van Re'nes sf. te verzoenen. 344 CHAllAQ.TERKUNDE der s e l e n en diens Aanhang, zagen weeren ; die, op nieuw ontbooden, de Voogdyfchap cn 't Landsbefhiur hervatte, klimt, als naade Bloedverwant zyns Overleden Voesterliiigs , van het Regentfchap tot het Graafiyk Bewind op, of liever krygt den Tytel byde Waardigheid, welke hy met dc daad bekleedde onder den Kinderlyken Graaf Ja n den I. de laatfle fpruit uit den Huize der Hollandfche Graaven. Met hem tot Graaf te verheffen bedoelde de Party, die fteeds wraak zogt te neemen, van den Moord aan FlörISdën V. gepleegd, voldoening te zullen erlangen: hy beloofde dien te zullen wreeken. De Edelen ontvingen hem met open armen. De Steden, die hy, nr.ar 's Landswyze, doortrok, om zich te doen huldigen,erkende hem voor Landsheer, en hy bevestigde derzelver Voorregten. Zeer veel onrusts zou hy zich zeiven, en den Lande groot gevaars befpaard hebben, ■indien hy hadt kunnen befluiten om Jan van Renesse vry te verklaaren van, met raad of daad, deel gehad te hebben , aan de gevangenisje of dood van Graaf Floris den V. Hy immers en Renesse waren de Hoofdvoorwerpen geweest des haats vanW oifert van Borselen; wiens Kinderen ook zyne Vyanden waren, en in Zeeland eenen grooten aanhang hadden. Om deezen het hoofd te bieden, kon hem niemand meer dienst doen  VADER.L- GESCHIEDENIS. 345 doen, clan Renesse; doch eene Vriend^ fchap, welke hy niet tc duur kon betaalen, wees hy veragtlyk van de hand, alle aanzoek was vrugtloos. Spyt, Verbittering en Wraakzugt vervoeren deezen verfmaaden om zyne toevlugt te neemen, tot de van Borselen s , en met hun zamen te fpannen, tegen Graaf Jan den II. dien zy als hunnen gemeènèn Vyand aanmerkten. Zeeland Werd hem bykans, geheel afhandig gemaakt. Van Renesse, en de Zeeuw fche Ballingen, (zo werden de door de Hollandfche Graaven Gebannen Zeeuwen genoemd,) zoeken hem alles op éénmaal afhandig te maaken , vervoegden zich ten Keizerlykcn Hove, oh beweerden, dat Holland, met den Dood van Jan den L aan het Ryk vervallen, en Jan de II. gevolglyk een Overweldigd was. Zy draagen hunne zaak vooi', als aller fchoonst daande, om den Keizer te bewee gen , dat hy herwaards zou komen ; het gan fche Land zou hem hulde zwecren, de ge dagvaardc Overweldiger onder zyn oog nie durven verfchynen , en welhaast het Lam moeten ruimen. De Keizer leent het oor aa) deeze veel beloovende redenen. Boodcn ei Brieven heimlyk na Holland en Zeeland gezon den, om den weg tot die onwenteling te baa nen, wrogtcn niets uit. Zy vielen den Graa in handen, die ook kennis kreeg, dat de Kei Y 5 zc III. Roek* , hooi'dst* Dc Graaf trekt tègeil Keizer Albrécht opi en doet liein wyken. I l l f r  Hl. Boei. ï. HOOFDST, Verdrag tusfehen den Keizer en den Graaf. Geweldige beroertens ii Zeeland. 34ö CHARACTERKUNDE dek. zer te Nieuwmegen zou Komen, werwnardi de Graaf ook-eerlang, onder toezegging van vrygeleide, verzogt werd zich te vervoegen; Het vrygeleide bezorgde de Graaf zich zeiven. De Hollandfche Edelen, met veel Volks; Poorters der Steden, de Ooeezetencn v™ w' gantlche Land, vloeiden toe om Jan den II. voor de bedoelde vernedering zyner Vyanden te befchutten. Geen talryker Leger trok ooit den Lande uit. De Keizer, verdeld op deeze Heirmagt des Graaven, ontdekte; hoe zeer men hem misleid hadt, oordeelde zich te Nieuwmegen niet veilig, en reedt na het Slot Kraanenburg: waar de Vrede bewerkt werd; op toezegging, dat de Keizer te rug zou trekken, keerde de Graaf na Holland (*); | De ^uwen daagden, met hun beloofderi bydand op, toen het vcrgelyk tusfehen den Keizer en den Graaf reeds getroffen was: De te leur gefielde en misnoegde Vórst gaf huri dit kort befcheid. De Peis is gemaaktgy lieden kant gaan, waar V u lust! — Het van manfehap ontbloote Zeeland drekte ondertusfchen tot een tooncel, waar op Wit Te va n Haamstede, en 's Graaven Zoon Jan, eene CT) Laubacher. Differt. HIJ!. Jurid. de Imp. Mmi ^ ■ Ixpeditione in Hall. Safeepta. a. I300. Ed. lnM eeze by dezelve de Lambacheriana van den HeerHuiDfiCÖ'er agterzyn Melis Stoke. JU. D. bl. 477. &C.  VAD Ë RL. GESCHIEDENIS» 34? eene vérrheèsterende en verwoestende rolfpeelden. Deeze laatstgemelden , dien, wegens Huidecoper. Melis Stoke. IU D. bl. 54. Wacehaar. Jmflcrd II D. bl. 48. enz. Cf) Zie bier boven bl. 321 en 322. de wreedheid, met welke hy de Gevangenen behandelde, de bynaam van Zonder Geh ad e naaging, kreeg van zynen Vader het bevel over Zeeland in handen. G u y , zynen Broeder, wien hy onmiddelyk naa 't aanvaarden des Graaffchaps van Holland, met de Heeriykheden van Amftel tnWoerden befchonken hadt (*), gaf hy het Beduur van Holland, zelve 11a Henegouwen vertrekkende. Eene ongegronde gerustheid, dat de Vyan-, den te ondergebragt, en de Wederfpannigen beteugeld waren, bewoog hem tot eene uitlandigheid, welke aanleiding gaf tot nieuwe onlusten. De Vtrechtfche Kerkvoogd Willem , Wiens Characder wy hier boven gefchetst hebben (f), gehaat van de Edelen, gevloekt van de Vtrechtfche Burgers, in de gevangenis geWorpen, door de Landlieden daar uit verlost, naa Rome getoogen , om afftand van zyn Bisdom te doen, was van 't zelve niet ontflaagen, en daagde eerlang met een Leger op om, gewapender hand, zyn Bisdom weder te krygen, viel in de Landen van Amftel en Woerden, wiens Heer, in Zeeland was, om de Bob*» 1. HOÓFDSTa ^ryg tegen len Bisfcboji fan Utrecht-  Itr. Boeit. De Vlaamingen maaken het hem b.mg. Zyn Zoon Willem, tot Bcituurder Van Holland aangefleld. Kieuwe Oorlog met de VUuuüngtn. 34» CHARACTERKUNDE dér. de daar ontftaane muiteryen te bedwingen. Dè ■.Hollandfche Edelen en Steden, trekken tegen hem te velde, hy krygt de nederlaage, cn wordt door een Boer afiamuiaV.*, Om den Lande, van deeze zyde, rustte rerfchaffen en zyn Broeder te verheffen, bewerkt Graaf Jan de II. uit Henegouwen wedergekeerd, dat zyn Broeder Gut den Bisfchoplyken Zetel beklom. Jan Graaf van Oostervant flelde hy totStadhouderinifc/W, cn Willem een andere Zoon, bekleedde zyne plaats in Zeeland. Gerust dagt hy toen weder na zyn geliefd Henegouwen te mogen keeren. Het fneuvelen des Graven van Oostervant, in een ongelukkigen flag tegen de Vlaamingen by Kortryk, liet Holland geen anderen Befchermer dan Willem, die het oproerig Zeeland niet kon verhaten. De Zeeuwfche Ballingen met Renesse aan 't hoofd, en Ae. Vlaamingen maakten het Willem in Zeeland bang. De Graafvari Vlaanderen flaagde tegen het mismoedig en aan zich zelve overgelaaten Holland zo gelukkig, dat Graaf Jan genoodzaakt werd tot ten allerfehandclykst Verdrag De wrange fcugt zyner Uitlandigheid: welhaast van nog wranger gevolgd. Willem, van zyn weder vertrek kenden Vader, met toefiemming der Edelen en Stelen, in 't Beftuur over Holland gefield, hadt dc  VADERL. GESCHIEDENIS. 349 de harten der Landzaaten mede, elk toonde zich vuurig om het Land te verdecdigen, in eenen nieuwen Kryg tegen de Vlaamingen. De Utrechtfchen, onder hunnen Bisfchop, de Kennemers en Westfriezen booden getrouwen byftand. Doch eene zamenloop van ongelukkige omftandigheden bewerkte eene nederlaage, zo zwaar,dat het getal der Edelen, Onedelen, Poortcren en anderen, die fueuvelde, of gevangen werden, zo groot was, dat men door 't ganfche Land verlooren Maagfchap beweende. De Bisfchop van Utrecht werd gevangen en Willem ontkwam, met na Zierikzee te vlugten, de hand dei' Vlaamingen, door Renesse en van Borselen aangevoerd (*). Guy van Vlaanderen zeik met zyne Vloot' na Holland, thans zonder Graaf, en, door. de nederlaage , met fchrik bevangen. Voor Geervliet geankerd, zondt hy Booden over de Maaze, met vermaan aan de Landzaaten , dat zy hem voor Heer moesten aanneemen, of anders zyne wraak dugten. Alle de Steden en Dorpen van Noordholland (f) bukten in deeze ont- C) Hoe dit alles zich toedroeg, wordt keurlyk befehreeven , door den Hecre Mr. H. van Wyn. Werken van de Maatfehappy der Nederl. Letterkunde te Leyden. V D. bl. 24. (f) Door Noord-Holland wordt bier veiltaan de Landftreek van de Maaze tot den Haarlemmerhout. in. Bosn. I. liOOïDSTi ïolland ot len kant des indergangs.  ITT. Roek. ï. Kooïdst Nicolaasva; FUT! en , Redder van ZuidUolland. 350 CHARACTERKUNDE der ontftcltenis. Haarlem en Dordrecht waren de wykplaatzen voor hun, die deezen Over¬ weldiger niet wilden te voetvallen. Om de te onderbrenging deezer Landen wel wis te neemen, hadt de Vlaamfche Graaf, vóór 't aanvaarden van dien tocht, Jan denII.Hertog van Brabant, aangezet tot eenen inval m Holland Zuidelyk gedeelte ; hy daagt pp, terwyl Noordholland voor Guy geknield lag, vermeestert Geertruidenberg , en rust zich toe om Dordrecht te belegeren. Ziet hier het geheele Land, op den oeverdes ondergangs, gebragt! De diep ingedronge Aanvallers hadden, in een mond gefprek» den nog niet geheel bemagtigden buit verdeeld. Een buit hun uit de handen gewrongen, door twee Vaderlanders, die, bykans ten zelfde tyde, Zuid- en Noord-Holland verlosten.1 't Benarde Dordrecht, met welks verlies, geheel Zuidholland verlooren was, zag om na een trouw en dapper Befchermer , om eenen geweldigen Vyand van Stad en Land te wecren: het zogt cn vondt dien in Ni c ol a a s van Putten, die altoos in de belangen der Stad geweest , en reeds veele. proeven van Vaderlandfche trouwe gegeeven hadt. Hy onttrok zich niet aan het verzoek om, als 's Graaven Stadhouder, de befcherming van Zuidholland op zich te neemen; en verfchcen , tot onbefchryflyke vreugd derDor- drech-  VADERL. GESCHIEDENIS. 35* dreckienaaren, in die Stad, bykans van alle kanten door Vyanden omringd. Het Slot Mcrwede, dat Dordrechte dekte, was, door de zorg des Heeren vanPutten, zo wel bewaard, dat de Brabandfche Hoogmoed hier eerst het hoofd ftiet; en met fchande moest wyken, zonder voet aan land te kunnen zetten. Een moedige uitval deedt de VUsamingen deinzen, en de Brabanders van fchrik getroffen, het beleg opbreeken, na Geertruidenberg te rug trekken: 't welk hy ook moest ruimen, op de aankomst deezes Helds, die Zuidholland geheel van Brabanders zuiverde, en naa dien Krystocht als een Verlosfer, de Gyzelaars, nu bevryd, te rug bragt. Met genoegen zouden wy hier breeder uitweiden, in de daaden van deezen trouwen Vaderlander; doch dan enkel moeten uitfehryven, 't geen de Heer van Wyn, zo meesterlyk geboekt heeft, om de gedagtenis van een' Man, die, door zyne voortreflyke dienden , het Vaderland, in den grootden nood, beweezen, een eeuwig regt op de dankbaare erkentenis derlaatde naakomelingen verworven heeft, der vergeltenisfe te ontrukken (*). 't Zy C) Zie zyne Schets van het Leeven en Bedryf yen den lieer Nicolaas Heer van Putten en Stryen, in de Werken yan ie Maatfchappy der Nederlendfche Letterkunde* V Deel. bl. i. enz. III. Boek- [, HOOFOSTi Zyn Charao ter.  III. Boek. L HOOFDST i I 352 CHARACTERKUNDE der. Zy genoeg, dat wy 'er uit overneemen de kenfchets dcezes Ridders van den eerden rang, een der magtigften van zyn tyd, Bloedverwant van Graaf Willem den III. van Holland. „ De Vlaamfche Schryvers hebben hem, die „ hun zo veel nadeels hadt toegcbragr , en „ de geesfel was der Brabanderen , een Dapper „ Man genoemd. Aan zyn' Arm hadt geheel „ Zuidholland, toen dc Ketenen der Slaaver», ny reeds geklonken waren, de Vryheid „ weder te danken. — Uitmuntend, fchoon „ niet altyd even gelukkig, ('t geen van 't „Lot, niet van den Man afhangt,) in Oor,, log en in Vrede, fcherpte hy zyn Zwaard „ op den Vyand, en zyn Vernuft op 't uit- breiden van 's Lands necring cn vvclvaa„ ren cn bezat'zo wel met eer een aan- zienlyken Stoel in den Raad, als een moc„ dig Paard in het Veld. Zyn Landvorsc „ is door hem, zo de Gefchiedenisfen getui„ gen, ten kosten van zyne Bloedverwan„ ten fjt;» Goederen (§) , (en Vryheid 09 O C) NMmïyk door de Visfchery en Haringvaart, ecrlarg •cn goudmyn voor het Land, te bevorderen, zie boven langehaaldc Schets, bl. 5;. (•f) Die ™et hem ten Stryde toogen cn fneuvclden, als )Oven. bl. 17. 49. (§) Dit is geen trek der Redenryk kunftc, om den Hek! ;root te maaken, het blykt, by de Hukken, dat hy het -ïDd Hielp redden ten koste van dertien duizend netten  VADERL. GESCHIEDENIS. 353 j, C*) ■> bygeftaan tot het einde zyns Leevens: •„ en Willem de Goede, fchoon ééns „ door argwaan misleid geworden zynde (f), ,, heelt deezen bydand, zedert zo hoog ge•, fchat, dat hy, nog vyftien jaaren naa Put& tëns doo'd (J),de Inwöonderen van Putj, ten en Str.yen tolvry verklaarde, oin de „ goede ert getrouwe dienden, door den Heer 3, Nicolaas vdormaals gedaan. Met hem if zonk het laatde manlyk oir van het doori, lugtig huis van Patten in 't Graf. De zorg>„ vtddige Historiekunde hecR zyn naam en glory tot ons overgebragtj en in 't boek <,, der Helden, hoe zeer te bekrompen, aani,, gefchreeven. Hadt hy te Athene of te Rome „ geleefd, hem was, by 't leeven, zeker b een honderd Ponden Hollandfche Munt, welk een gewéldige Som «voor dien tyd! als boven. bl. 50. (*) Dit voegen wy in de opgegeeve Schets, dewyl by, in de gemelde nederlaage by Zierikzec, waarfchynlyk zyne Vryheid verlooren hadt. als boven. bl. 27. (f) Nicolaas van Putten , werd omtrent het Jaar MCCCVIII. niet alleen befchuldigd van eene zaamenzweering, tegen den Graave en Lande van Holland, en den Bisfchop van Utrecht, docb daar over ook in eene ftienge gevangenis gezet; dan zyn beproefde Vaderlandfche Deiigd bleek door ondankbaarheid en ongegronde argwaan liegt beloond te zyn, en blonk welhaast, met verHieuwden luister, als bóven. bl. 51. (§)' Hy overleedt den 27. van Wynjnaalid det Taars ïjïCCCXI. als boven. bl. 55. I. DEÈL.- 2 in. tsosk . HOOFDST-  RI. Boek. i. hoofdst Witte va* Haamstede redt Noordbolland. 1 1 < i 1 554 CHARACTERKUNDE der _ „ een heerlyk Standbeeld en meer dan één% Burgerkroon ten deel gevallen. Nu wordt zyne Gedaante, nog eenigzins ten min*, ten, met die zyner Gemalinne bewaard ^ ,, op zyn Praalgraf te Geervliet (*). Ten zelfden tyde, dat de Heer van Putten Dordrecht befchermde, en Zuidholland verloste, deedt zich een ander Redder op, om Noordholland het zelfde heil te befchikken (f). De Held, onder wiens geleide deeze ommekeer voorviel was de reeds meergemelde Witte van Haamstede, Natuurlyke Zoon van Graaf Floris den V. die, onder den dwang van W o l f e r t v a n B o rselen, tegen zynen zin, in het beleg van Dordrecht gediend hadt (§), daar hy der Partye van Avennes was toegedaan; en dezelve vervolgens in Zeeland zo getrouw de hand C) In de Kerk van deeze zyne Hoofdplaats hadt hy, ^ar de toenmalige denkwyze , om zorg te draagen voor :yp Eeuwig Geluk, nevens zyne Gemalinne, een Capittel ;an tien danunniken gefiicht, en 't zelve met verfcheide 'oordeelen befchonken : en in zynen Uiterften wil, bcdagt ly meest alle Kerken en Hospitaalen bier te Lande, ak ioven. bl. 50. 57 Men vindt bet Praalgraf afgebeeld n keurig befebreeven ; omniddelyk agter de Leeyen*chetze. "CD De Heer van Wyn toont, dat die veriosflng van Zuid, en byna geheel Noordholland in ééne enkel» vetk, efchied is. als boven, bl. 46. enz. fj" Melis Stoke. VI. e. vs. 605 -öoq.  VA DE RL. GESCHIEDENIS- 355 hand boodt. Hy bevondt zich te Zierikzei by 's Graaven Zoon Willem: een enkele wenk was den zo kloekmoedigen als in den krygbedreevenen Haamstede genoeg om met een enkel Scheepje vol Volks, wat groots te bcftaan, en hy voerde veel meer uit, dan men van zulk eene onderneeming zou durven hoo* pen. De Hollandfche kust uit Zierikzce langs gezeild, landde hy te Zandvoort; op 't berigt van den verlooren Staat van Noordholland , oordeelde hy het fchande, dat ook Haarlem en Kennemerland voor den Vyand zou bukken, en zich, zonder fkg of floot, overgecven. Hy maakt zich bekend voor den Zoon van Floris den V. Dit was genoeg om den verflaauwden moed weder te doen opbiaaken : met vreugde wordt hy te Haarlem ingehaald. Brieven, ylings van daar gezonden aan alle Steden en Lieden, maakten zyne aankomst bekend, met aanbod van hulpe. Algemeen was hier over de blydfchap; aan den afgepersten Eed, den Vyand gedaan hieldt men zich.niet, en viel Haamstede toe ; onder wiens aanvoeren Noordholland van de Vlaamlngen gezuiverd werd, even als Zuidholland door van Putten, van Brabanders en Flaamingen beide. Men mag, met rede- tvvyfelen, of Graaf Jan van Avenn e s, omtrent wien de Landzaaten zeer koel en onverschillig geworden waren. in plaats van Zo. Haam- iii. SOEK. . HoOFBST,  35<5 CHARACTERKUNDE der. Hl. Boek. L Hoofdst. Haamstede opgedaagd, wel iets zou verrigt hebben. Was deeze Natuurlyke Zoon de Opvolger zyns Vaders geweest, in Stede van Jan den I. gelyk' men wil dat, ten eenigen tyde het oogmerk van Graaf F lor is den V. was, hem daar toe te fchikken, hoe veel anders hadt het hier te Lande uitgezien! Deeze Helden verdienen den eernaam van Herltellers der Vryheid (*). Vaderlanders redden, terwyl een Buitenlandfche Graaf,zyn ïigen Land befchermende, zich de zaak der Landzaaten niet genoeg aantrok, of te min moeds en kragts hadt, om dezelve te handhaaren , eenen bykans geheel verboren Staat. Alles nam eene andere gedaante aan. De ffaam/che Graaf, fchoon nu ook Utrecht in jyne magt hebbende, en opgeblaazen door verhaasten voorfpoed, zag zich door 't ken:eren van het ty beklemd, cn tragtte uit een Land te geraaken, waar in zyn aanhang dajelyks verminderde, alzo niet alleen Zuidhoï'and, onder het beleid des Heeren vanPutrEN, de oude Vryheid weder bekomen hadt, naar de NoordhoUauders, gefterkt door den dap- C) De Heer Huidecoper geeft deezen Eernaam alleen san Witte van Haamstede. Mdis Stoke. tii. d.bl. 174. loch de Heer van Wyn toont,in de boven dikwyls aangehaalde Leevensfehetze, dat deeze Eer, luetregt, aan beide verdt toegekend.  VADERL. GESCHIEDENIS. 35? dapperen arm van Haamstede, desge-j lyks grootendeels het vreemde juk hadden afgefchud. 's Graaven Zoon Willem verfchynt in 't geredde Dordrecht, waar de blydfchap hem verwelkomt. Witte van Haamstede voltooit de verlosfing van Noordholland, door het Slot van Schoonhoven te vermeesteren. De Graaf van Vlaanderen, zo leelyk afgeweezen en genoodzaakt het gewonnene te ruimen , hervat den Kryg door Zierikzee met een groote Vloot te belegeren, nauw te prangen,1 en in de uiterde verlegenheid te brengen. De veréénigde Hollandfche en Franfche Vloot onder Willem, den Admiraal Grimaldi en Paydroge, daagde tot onzet op. Twee zeeflagen, in welken laatden Guy van Vlaanderen zelve gevangen werd, verlosten Zeeland. De daar gelaate Vlaamingen moesten zich aan Willem overgeeven, en geheel Zeeland hem als Overwinnaar ontvangen. — Van Renesse hadt met die van Utrecht eenen aanflag beraamd , om 't ontzet van Zierikzee te verydelcn; doch 't was veel tyds het geval deezes Vyands van Jan den II. om agter het net te visfehen, en over al tc laat te komen ; beh al ven , gelyk Huidecoper fchryft, in de Schouwe, met welke hyinde Lek verdronk, nevens veelen van zynen Aanhang, die de nederlaag der Vlaamingen, er Z 3 he HL Boek. . liQOfDST. Zeeland, naa ;wee Scheep, hyden, v,iz ie hinden Ier Vlaamin' jen geied. Dood van Renesse. l . t  UI. Boek. ]. Hoofqst Dood van Grar.f" ]an «en ii. 'Cha ractev. S5S CHARACTERKUNDE der het ontzet van Zierikzet, verdaan hebbende , een go.vJ heenkomen zogten ; maar deerlyk hun einde vonden ("). lii bben wy, door den Lande waardiger en verdieustlyker Charaeters tusfehen beiden te fchetzen, Graaf Jan den II. bykans in ffra?gouwen vergeeten, gelyk men zich hier te Lande zyns niet veel bekreunde: hy overleefde deeze vcrlosfiug zyner Graaffchappen, en den ondergang zyner gedaagendde Vyanden, flegts kleinen tyd. Bovenmaatige blydfchap, op de maare der behaalde overwinning, wil men dat zynen Dood verhaast hebbe. Behalven zyne moedbetoonir.g tegen den Keizer fchynt de Kryg zyne zaak niet geweest te zyn. En, fchoon Stoke hem ejders den wyzen Graaf noemt ft), heeft het hem zeer aan wys beleid ontbrooken, toen hy de gelegenheid van Renesse aan zyne belanden te verbinden, verzuimde; cn zich te flap aandeïde, tegen de Moorders van Floris den V, en de Zeeuwfche Wederfpannelingen: hiermede brouwde hy den Lande, door hem verhaten , om in Henegouwen goeden cicr te maaken en te jaagen, zeer veel leeds, Ontydige Onbuigzaamheid afgewisfeld doorGoedaartig- heid, C) Huidecoper. Melis Stoke, Hl. d. bi. 382. 3S< ea (t) Melis Stoke, V. b. vs.  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 359 heid, die tot Zwakheid ovcrfloegjbeheerschte, hem. Meesterlyk is de Charactertrek van' Melis Stoke. „ Hadt hy 'er twintig „ dood geflagen, hy hadt 'er duizend mede „ behouden (*)." Zyne Godsvrugt en Miïddaadigheid aan de armen wordt hoog geroemd. Doch deeze gunstige trekken kunnen de menigte van ongunftige niet uitwisfen. Als Voogd mogt hy, in zeker tydperk, een aanzienlyk vertoon maaken, als Graaf doet hy zich meestal veragtlyk op. CD Melxs Stoke, X. B, vs. 796. 797. TWEE- 10. Boek. . hoofdst»  tfe CHARACTERKUNDEder TWEEDE HOOFDSTUK. Willem de HL m Willem de IV. i Graaven van Hollend. Reinoud de II. Hertog van Gelderland. UI. Boek. ^1 HuOFDST Willem di UI. Unit. Willem de III. ons reeds bekend yy als Stadhouder zyns Vaders, en Voogd des Lands, by diens leeven met den naam, van Graaf'vereerd (*), hadt, ongetwyfeld, met de laatde hand te leggen aan de Verlosfmg des Lands , een werk door Putilncs Haamstede begonnen, veel rpems by de Landzaaten ingelegd. — 's Vaders Dood yerflondt hy te Zierifezee, en onmiddelyk hier op werd hy in die Stad , zo menigmaal getuigen van zyne Dapperheid,en die hemkortling mee den lauwer der overwinninge bekroond zag, als mede in geheel Zeeland, voor Graaf uit-; geroepen. Holland volgde in hem te erkennen, toen hy daar de Steden doortrok, en zich door de Inwoonders ten Platten Lande deedt C) Zie wegens deeze vroegtydigc bcnaaming van Graaf HiiiDECorER, Melis Stoke lil. D. H. 359,  VADERL. GESCHIEDENIS. 3Ö1 deedt huldigen : wederzydfche eeden ver-^ phgtten den Landsheer en de Landzaaten, die zich meer goeds van den Zoon beloofden, dan zy van den Vader genooten hadden. Was aanzien en vorstlyke grootheid de weg tot Ü Volks geluk, dan zou het zich in deeze yerwagting niet bedroogen gevonden hebben. Door de Staaten van Henegouwen voer 's Vaders Opvolger yerklaard, aan eene Prinfes yan Frankryk gehuwd , verfchynt hy mei Vorstlyke Staatdc. —r- Haarlem, in welke Stad hy een pragtig Hof hieldt, aanfehouwde, de weidfche vertooning van een Tournooyfpel, door den Graaf, in H begin zyner Re, geeringe uitgefchrcevcn. Op !t zelve verfeheenen tien Graaven, honderd Baronnen, duizend Ridders , en een ontelbaar getal van kleinen Adel, allen op't hcerlykst uitgeftreeken. Hun aantal, de zwier, de achtdaagfche volduuring deezei ten toonfpreidingen van Ridderlyke pragt en moed, ftrekte alles om een grootsch denkbeeld in te boezemen van den Vorst, ter wiens ecre dit gefchiedde: En 't lydt geen twyfel of duizenden van aanfehouwers, uit alle oorden des Lands zaaien gevloeid, bragten het hunne toe om luister by te zetten aan dit Steekfpel. Vorstlyke bedryyen gefchikt om het oog des Gemeens te doen fcheemeren, zo niet te verblinden: fchoon dit, gelukkig, niet altoos het gevolg is. Z 5 Wet ui. r.6E*,. I. HOOFDSTi Vangt zyne Regeeringmei veel pragts aan.  III. Boek. II. Hoofdst. Beflist een gcfchil tusfehen de Steden en den Adel. gegeeven hebben, dat de Steden, allengskens meer invloeds op het Staatsbeduur en dieper inzien van de vvaare gronden der Burgerlyke gelykheid krygende, het vreemd durfden vinden, dat de Edelen ontheeven zouden zyn van lasten, in het opbrengen der onderdandgclden, welke zy moesten draagen, — lasten grootlyks verzwaard: dewyl veele Ryke Burgers; die anders het meeste opbragten, door Heerlykheden van diep in fchulden deekende Edelen te koopen, zich vry van alle fchattingen rekenden, en aan dien last ontrokken. Zy wilden, dat elk zonder onderfcheid, even groote lasten zou betaalen, billyk was dit verzoek der Steden, de Graaf kende derzelver belang; doch het in te willigen, delde hem bloot voor den haat des ganfehen Adels. Staatkundig daat hy een middenweg in, die der Steden eenige voldoening gaf, door hethoofdbezwaar tc weeren, en teffens den Edelen moest welgevallen, als (trekkende om zo veele aanzienlyke Burgers, die zich met hun gelyk delden, tot den ouden peil te brengen. De Graaf beval, dat de Edelen , in 's Gravenhage , de bewyzen van hunne afkomst, cn ou- S«* CHARACTERKUNDE der Het aanzien des Adeldands, boven dien der Burgeren, dak, by die plegtige gelegenheden , wel het meeste uit, derzelver Vrydommen en Voorregten liepen meer dan anderzins in 'tooge, en kan zulks wel oorzaak  VADERL. GESCHIEDENIS. 3«3 ouden Adel hadden tc vcrtooncn; wie deeze bragt, bleef by 't bezit der Adelyke Voorregten , wie deeze niet kon opleveren, zou, fchoon een Bezitter van Heerlykheden , op gelyken voet liaan met andere Burgers. Een Wapenftilftand van vier Jaaren, tusfehen Holland en Vlaanderen, deedt de Ingezetenen , naa zo veel Krygs, ademhaalen, hunnen Handel en Visfchcry voortzetten. Graaf Willem verpligtte dit nuttigst deel der Landzaaten, door een Gezantfchap na Engeland te zenden, om de gefchillen, wegens deeze aangelegene Hukken gereezen, met dat Ryk, te vereffenen. Hoe zeer Willem d,e M. Adel, Steden en Kooplieden elk beurtlings meende,aan zich verbonden te hebben, vondt hy de Hollanders en Zeeuwen even ongeneegen om de wapenen op te vatten, en op vreemden bodem te dienen, toen Robert, Graaf van Vlaanderen, naa het eindigen des Beltands, met een fterke Legermagt in Henegouwen viel. Zy oordeelden hunne eigene kusten tegen eene landing der Vlaamingen .te moeten dekken: die hulp ontzegging, met eene volwigtige rede omkleed, bragt den Graaf in de uiterfte engte , en in de noodzaaklykheid om een zeer nadeelig Verdrag; op de venederendfte wyze, &an te gaan ; ongewapend, met eene knie ter aarde , moest hy zynen Overwinnaar huldgi be¬ ul. Boek. [i. hoofbs* Schandclyk en nadeeli? Verdrag, door hem met den, Graat' van Viaartdertn jjeQootun,  III. Boek. II. Hoofdst, Een tweed* Verdrag Heli hem Jaaren daar naa in 't vol bezit der Zeei'AV [cheEilantUn, Jchen tegen de Vlaamingen, en met den Koning, zynen Broeder, tegen hun oorloogde. Door de Vlaamingen van trouwloosheid en _ hondbreuke befchuldigd. hielden de twisten jaaren aan. Naa veele vrugtlooze poogingen en tusfchciifpraaken te werk gedeld, om dezelve te bedisfen, werd 'er door bemiddehng des Konings van Frankryk Carel den IV. een Verdrag getroffen, zo voordeeüg voor onzen Graaf, als het andere nadeelig was. Lodewyk, toen Graaf van Vlaanderen , deedt volflaagen afdand van alle Leenhulde, met den aankleeve van dien, welke de Graa- n Hoe zeer Huidecoper dit alles verwerpe en belache, Hblis S-ioke. II. D. bl. 30S. 309. wwlt int, n,et\oldin. > - gende bewyzen, geilaard door Kluit. H.fi. Critic.. Tom. 1. P. lf. p. 384. en Turn. II, P. 11. p. 102Cm 3°4 CHARACTERKUNDE der bewyzen wegens alle de Zeeuwfche Eilanden, wat hy 'er van trok in geld opbrengen aan 's Graaven Broeder Guy, voorheen zyn gevangenen , afdand doen van zyn regt op de vier Ambogten en 't Land van Waas, de Zeeuwfche Ballingen weder ontvangen, en in 't bezit hunner verbeurd verklaarde en ontnomene goederen herdellen (*), Eene vernedering, met wrokkend ongenoegen ondergaan door eenen die het hart zo hoog droeg als Graaf Willem. Geen wonder, dat hy, deel nam in den Kryg der Fran-  VADERL. GESCHIEDENIS. 3Ö5 Graaven van Hofland, wegens eenige ZeeuwCrhe Eilanden voorheen geoordeeld werden fchuldig te zyn. Met dit verdrag namen de twisten, die bykans een reeks van vierhonderd jaaren, tusfehen de Graaven van Holland en Vlaanderen geduurd hadden een einde (*). Middelerwyl hadt zyn ftrydbaare arm zyn Oom den Utrecht/eken Bisfchop bygeftaan tegen de Friezen van Stellingwerf, en kragt by gezet aan een verfmaaden Banblixem des Kerkvoogds : hun genoodzaakt om het hervatte beleg des Slots van Vollenhoven te ftaaken, en met den Bisfchop een Verdrag te treffen , ?t welk de rust in dien oord herftelde Q*). Groote verpligting hadden de Utrechtfchen in den beginne aan Graaf Willem den III. die de agtbaarheid huns Kerkvoogds handhaafde , en zo veel gezags in het Sticht kreeg, dat,by 't overlyden zyne Ooms, een ander zyner Bloedverwanten dien Bisfchoplyken Zetel beklom: doch eerlang zo afhanglyk werd van den Graaf, dat hy beloofde diens goedvinden in alles te zullen volgen, er. geheime Raaden. dooi (*) Kluit Wft. Critic. Tom. I. P. Et. p. 385- en Tom II. P. II. p. 1042. (f) Zie over deezen Krygstocht na Friesland van Wïi Leevensfchets van den Heer N. van Putten, Kerke» Va de Uaatfchappy der Pfedcrl. Lcttcrk. V. d. bl. 53. Ilf. kof.k» Ui hooïüst. Onderdeunt zyn Oom den Bisfchop van Utrecht. •Crygt in bet Sticht allen gezag in handen. I  ui. Bonn ii- HüOl'DST gcndc openvalling des Kerklyken Zetels , tegen den zin van Willem den III. Zy volvoerden het; doch niet ongedraft, en het leedt met lang, of zy zagen zich, by eene andere verkiezing , genoodzaakt eenen Bisfchop aan te neemen, die door den Hollandfchen Graaf en anderen onderdeund, aan het hoofd van eenen hoop gewapende knegten, ten Bisdomme indrong, en voorts in groote afhanglykheid, door den Graave gehouden werd:wat m het Bisdom zich tegen de willekeur van deezen verzette, werd met Krygsgeweld aangetast, en moest bukken. Onder eenen Bisfchop , die een aanmerkelyk gedeelte van het Sticht verpand, en alle de inkomden daar van aan Graaf Willem en anderen afgedaan hadt, moest alles naar het believen des Dwing, lands luisteren, en de fnerpende dagen zyn* geesfels, op elk bedryf van ongehoorzaamheid, voelen. De Friezin neemen een befluic zich tegen alle Dwinglandy te verzetten. 366 CH AH AC TER. KUNDE der door den Graaf benoemd, tanftelde. De Utrechtfchen , den dwang de* Hnllandfchek Graafs moede, verzetten zich. bv P^ De Overheerfching, de eene hoogte bereikt hebbende, zet den voet 0p de volgende, en klimt allcngskens hooger. flfaWhadtflegts van verre zyne magt befchonwd, toen hy de Stellingwervers nevens den Bisfchop bedwong. Zyne eigendunklyke Regeering in Holland, le Dwinglandy over Utrecht, joeg de Friezen ^■eeze  VAD E RL. GESCHIEDENIS. 3$7 vreeze aan. De Grietmannen, Regters , Geestlyken en de Afgevaardigden der Gemeente vergaderden: en namen, om overneericmng voor te komen, het edelmoedig beüuit, met plegtigen Eede gedaafd, „ oméénpaarig, ge,, wapender hand, hunne Vryheid te zullen „ befchermen , indien eenig Wereldlyk of „ Geesflyk Vorst, van welk eenen rang ook, „ hun beftreedt, of het juk van Dienstbaarheid ,-, zogt op te leggen "! — Aangenaam klinkt altoos de ftem der Vryheid ; doch dubbel aangenaam, wanneer men dezelve, in langen tyd, niet gehoord heeft, cn zy heen-dringt door het fchor gefchreeuw der Dwinglandye. Ongelukkig dat zy die kragtloos verheft, voor Staatzugt en Magt moetzwygen! Het vcrdryven der Schouten, of Regters door Graaf Willem te Staveren aangedeld, om het daar omliggende land te beregten, deedt het vuur zyner gramfchap ontbranden. Eene uitgeruste Vloot doorkruis te At Zuiderzee, tot afbreit der Friefche Scheepvaart er ftoorenis der kuste ,de fchrik vloog landwaard; in, en doeg de Friezen zo zeer om 't harte, dat zy te Haarlem veifchecnen om den Graa ve hulde te doen, en de magt te verleenenon Befchikking op de Regeering van Frieslant te maaken. Van deeze magt bediende h; zich, en vestigde zyn gezag in Friesland, d vry III. Boek. [I. hoofust* Moeten voor WllLE -i UI. bukken. I l T  til, BciK. li» Hocfdst, Helpt de Ryksomwentcling in Engeland beVoidcren. Steekt zich in de zar.kcn van Quitschland. 3ÖS CHARACTERKUNDE der vryheidminnende Slaaven ^ met den naam vajf Vrienden dreclende; Zyn invloed in deeze Gewesten zo groot s ftrekte zich nog wyder en over Zee uit. Zyne Dogter Philippina aan Eduard* den vermoedclyken Erfgenaam der Engelfché Kroone, ondertrouwd hebbende , rugdeunde hy , met eene Krygsmagt, onder bevel van zynen Broeder Jan van Beaumont, diens Moeder Izabella, ontthroonde Eduard den II, en hielp by die Ryksomwentcling Eduard den HL op dea Throon.- Graaf Willem (lak zich ook in de verwarde zaakcn des Duitfchen Ryks. Lodewyk van Beijeren, die de overhand op zynen Mededinger na de Keizerlyke waardigheid, Fr e der ik vanOostenryk, verkreeg, boodt aan hem ontdaagen te verklaaren van al het regt, 't geen de Keizers, zyne Voorzaaten op Holland, Zeeland en Friesland gehad hadden, mits hy hem en den Ryke, wegens deeze Landen, behoorelyke hulde deedt. Hy aanvaardt dit, en de Keizer nam 's Graaven Dogter Mar ga reet tot Egtgenoote. Zulk eene aanzienlyke verbintenisfe wikkelde de Landen bykans in tot het voeren van Oorlogen tegen den Paus: waar., toe de Keizer tien Graaf onophoudclyk aanporde, als Schoonvader ƒ  VADERL. GESCHIEDENIS. $6c> der, als Lid des Heiligen Duiifchen Ryks, en aanraader tot den Italiaanfchen Kryg. Hy ftondt op 't punt om na halte te trekken, en het Landsbeftuur geduurende zyn afweezen aan zynen Zoon Willem over te laaten; doch de wederzin der Edelen , tegen dien buitenlandfehen Krygstocht en andere beletselen deeden denzelven daaken. Hy ondernam egter een tocht na Avignon, om den Paus tot den Vrede ,te beweegen; doch keerde , verfchrikt op het dreigen des Heiligen Vaders, en fchroomende voor den Banblixem, te rugge. Zyne laatdc verrigting was het aangaan eens Verbonds met zynen Schoonzoon Eduard den III, ten nadeeie zyns Schoonbroeders den Koning van Frankryk ; eert laakenswaardig bedryf, het dyven eener onregtvaardïge ftaatzugt! In eene drieëndertigjaarige Regeering, zó Vol van de gewigtigde voorvallen 4 hadt hy zich eer gedugt dan bemind gemaakt j de veelvuldige Oorlogen, waar in hy zich wikkelde * de Buitenlandfche Verbinteniffen, door hem aangegaan, de veelvuldige Reizen met groote kosten ondernomen 4 de kostbaare Hof hou^ ding , het uithuwelyken zyner twee Dogteren , kwam alles den Ingezetenen op veel gelds te daan: men klaagde allerwegen over fchattingen en lasten; doch moest ze opbren- I. DEEL. Aa ,geri ir. bokk'. [i. Uuüï'Dif. Zyn Chaiïè» ter.  3?o CHARACTERKUNDE der. III. Boïr. II hoofdst. gen, met geweld daar toe gedwongen. Weigering kostte het verlies van Voorregten. De belangen des Koophandels ftondt hy voor , om dat ze geld in zyne Schatkist bragten, en Henegouwen uit de Voorraadfchuur van Holland fpysden. Het zelfd zwak, 't welk zyn Vader voor dat Landfchap hadt, beheerfchte hem mede; dit deedt een zyner Tydgenooten zeker ,. in den dnaak dier ceuwe fchryven: „ Dat hy liever Holland, 't welk hem vrugt„ baarder is, wat meer bczoeke, en niet altyd „ na Henegouwen, dat cierlyker bloeiende is, ,, omzie: want, zo de Zoonen uitwyzen, „Jacob heeft zich meer gevoegd met Lea, hoewel de fchoonheid van Ra,, chel hem meer aanlokte. (*) ". ■ Zyne Ilcerfchzugt, zo wel als zyne Weelde, maakte hem gelds behoeftig ; hier om verboodt hy eenige Landen , Ambagten , of Tienden aan Kcrklyken of Monniken te verkoopen, als die in zulke handen vry van belasting overgaande , zyne inkomden verminderden. Schoon , in den beginne , by de Geestlyken gezien (f) en daarom mogelyk niet den bynaam van den Goeden beftenapeld , zo hy dien niet verworven hebbe , door (*) Win. Procurator An. MCCCXXIII volgen? de Vcrtaaling van S c ri ve r i u s p-185. (f) Kronyk yn/i de Klerk uit dc Uekoopen. 5f4 CHARACTERKUNDE der. clel dienst deedt, noch ook zyn hoofdoogmerk, Krygsroem, bereikte. Zyn rustlooze Hecrfch en Oorlogzugt vertoonden zich welhaast op nabuurigcr tooneelen. Naa den dood van Utrechts Bisfchop Jan van Diest tot Regent van het Sticht aangedeld en in die waardigheid door den Keiler bevestigd, kon hy niet dulden , dat jAr* va n Au ke l , fchoon met zyne toedemmiug en medewerking tot Bisfchop van Utrecht verkooren , het Wereldlyk Bewind des Bisdoms aan zynen Broeder Robert van Arkel hadt op gedraagen, zo lang hy zich in Frankryk onthieldt. Dit misdryf in 't oog der ligtbeledigde Staatzugt kwam Utrecht op 't beleg van eenige weeken te daan , en het werd niet opgebrooken dan onder voorwaarde , dat vierhonderd Burgers, in linnen kleedinge, ongegord, blootshoofds, en barrevoets, Graaf Willem, voor zyn tent , geknield , om vergiffenis zouden komen fmeeken, dat men twintig roeden van de Stads muur afwerpen en hem een ganfche Straat, zints de Hollandfche Straat geheeten, afdaan zou. Op deeze vernederende wyze moesten zy de zwaare misdaad huns Bisfchops by den beledigden Graaf boeten. Wel verre van het verzamelde Krygsvolk af te danken j en het verwaarloosd Staats-  VADER.L. GESCHIEDENIS. 375 Staatsbeduur ter hand te neemen, bedient hy 'er zich va>n om Friesland, door zynen Va-1 der, tot onderwerping gebragt, doch wegens eenige fchattingen tegen hem verbitterd , ter gehoorzaamheid te dwingen. Het ongeftuime Herfstweer fchrikt hem niet af om zyn Leger in te fcheepen, en met eene talryke vloot, da Zuiderzee in te fteeken. Zyn Tocht en Krygsgenoot was zyn Neef Jan van Henegouwen , een onverfchrokte Jongeling. Sterke tegenwind belette hun te gelyker tyd te landen , en verdeelde de anders derke Krygsmagt. Jan van Henegouwen, de zwakheid van het aantal zyner manfehap, en derzelver afgematheid , door de lust- en moedloosmaakende zee gevaaren, niet genoeg in agt neemende, waagde het met de zynen alleen aan land te gaan, en de Friezen by Staveren dag te leveren; een voorfpoedig begin blies zyn overmoed aan; doch de Friezen, ontdekkende voor welk een geringe magt zy geweeken waren , fchepten nieuwen moed, hervatten den dag, en greepen op hunne beurt, de aanvallers aan, die, dooreen ongelyk grooter overmagt omringd, byna allen het met den dood moesten bekoopen ; degts eenige weinigen ontkwamen dien met hunnen Aanvoerder. — Graaf Willem, onkundig van de nederlaage zynen Necve toegebragt, was eVen roekeloos in 't landen, en Aa 4 liep III. Bois.  37° CHARACTERKUNDE de* IJl. HOEK. ! (. HoOFBSTi B-EiNOUD dc Jl. Hertog van Gelder- W. ^j-ngemeng CiiaMCier. liep het zelfde ongeluk in den mond. Wm-. hoop dreef hem aan om zyn eigen leeven en dat der zynen, zo duur hy kon te verkoopen: hy fneuvelde met een groot getal Hollandfche Zeeuwfche en Henegoimfchc Edelen in een hardnekkig gevegt , als een Zoenoffer der Vryheid, Onder de vroegfte Voogden van Gelderland hebben geenen zich byzonder doen kennen. Zy komen in dc Gefchiedenisfen voor, als 'er alleen op gedeld om den Hemel te verdienen, door Godsdienstige en weinig bekende dichtingen: terwyl ook de kring huns Bewinds te nauw beperktfcheenom eenigen eerzugtigen toeleg, die den naam wyd dou klinken , en ftofle aan de Jaarboeken oplevert, te waagen— Dan, onder de Graaven van dat Gewest, deeden zich, van tyd tot tyd, Mannen op, die,by het uitbreiden van hunne Heerfcbappye , zich door Krygsdapperheid en andere hoedanigheden meer bekend maakten; doch daar zy meest al een tweede of nog minder rol fpeelden in de onlusten tusfehen Nabuurmogenheden ontdaan, cn het berigt van der meesten Leevensgevallen zeer fchaars is, hebben zy tot onze Character - befchouwing weinig of .niet kunnen opleveren, Geheel ongemerkt nogthans kunnen wy niet voorby treeden Reïno ouden II, onder wien het Graalfchap Gelderland, door Keizer Dode,  VADERL. GESCHIEDENIS."377 Lodewyk, tot een Hertogdom yerheevcn. werd. _ Een zonderling gemengd Character doet zich op in deezen Hertog. Schoon zyn Vader Graaf Reinoud de I. zich by de Ingezetenen verdienstlyk gemaakt hadt door het best des Lands te bevorderen, en de milddaadige hand ruim te openen voor de behoeftige Gemeente, werden zy van hem afkeeng: daar hy blyken gaf van een zwakken geest, die hem veragtlyk maakte in hunne oogen. Wie ftaat niet verbaasd , als hy, ten deezer tyde, Schepenen, Raaden en de Gemeenti van Niemvmegen, deeze taal hoort voeren „ Dat uwe Hoogheid weete, dat wy dezelv " volftrekt ontdaan van den Eed en Trouwe " aan Nieuwmegen verfchuldigd. Wy merkc: || ons voorts aan als buiten haare heerfchat || pye en befcherming", als hy ziet dat d Steden, Zütphen, Emmerik, en Doesburg op dezelfde wyze zich zyner Regeringc on trokken; en maar ééne Stad, Arnhem, he bleef aankleevcn, en een gemimen tyd ve deedigde. Doch het waren deeze Steden < zichzelven niet, die zich dus lieten geldei Reinoud, s'Graaven Zoon, hadt ze dr toe aangezet, en onderiïeunde ze tegen zyn Vader, die eerlang hem in handen viel, ei onder voorwendzel van Krankzinnigheid, het Kalteel van Montfoort werd opgcflootc Reinoud nam het gezag in handen op na: Aa 5 i ui. "Boek, h'lOOFBS?. » 1 e 5 t- u r- >P [s ar sn h in n. un an  IW. Boek, ILKOOFDS Gelderland krygt onder he.ii meer aanzien en invloed. 1 i 3?S CHARACTERKUNDE dek r van Zoon des Graafs van Gelderland. De bemiddeling en magt van Graaf Willet» den HL mogt hem, voor een tyd, daar uit verlosfen, welhaast moest hy weder zyne Vryheid derven , en;zyn leeven in de gevangenis eindigen. Harde behandeling, die eene onuitwifchbazrc vlek op het Character van dcnEerzugtigen Zoon werpt. Hoe zeer deeze anderzins te pryzen is , daar hy , de fpilzugt zyner Jeugd verbeterd hebbende, door den zagten invloed zyner eerste Egtgenoote,'Sophia, die hem naa den dood haars Vader Floris] Heer van Mechelen, geweldige fchatten aan' bragt, zyne groote middelen ten beste des Lands beflcedde , den Koophandel aanmoedigde, de agting en genegenheid zyner Onderdaanen won , door het fchenken van Voorregten en Gunstbewyzen; Eertytels kogt, om in 't bezit van uitgestrekter Landen te genaken ; en door het verfchaffen van geld Keizer Lodewyk bewoog; het Graaffchap tot een Hertogdom te verheffen, met byzondcre voorregten hem als Hertog en Prins des Heiligen Ryks toegeweezen Gelderland werd , onder Reinoud den tl, inwendig magtigcr en vreeslyker voor de aabuuren — In ftrydbaarheid muntte deeze Hertog uit, hy volgde den Keizer ftt Ifaiïe, >edwong de Luikenaars , tegen zyn Neef i d ol p h hunnen Bisfchop bpgeflaau ; maakte  VADERL. GESCHIEDENIS. 379 te Thiel den Hertog van Brabant afhandig^ welke Stad hy voor altoos aan Gelderland verbond. De Friezen, met hem in vyandlykheden ingewikkeld , moeten gewis dc kragt van zyn ftrydbaaren arm gevoeld hebben ; naardemaal zy, deeze klagten by den Graaf van Holland uitboezemden. „ Indien alle on„ ze ledemaaten in tongen veranderden , „ zouden wy nog niet in (laat zyn de ver„ woestingen , de brandftichtingen , de „ moorden door Graaf Reinoud ge „ pleegd, uit te fpreeken"! Met dit alles werd Gelderland', voorheer van weinig aanbelang gerekend -, een Gewest, welks Bondgenootichap men zogt, er het kreeg meer dan een flegts voorbygaander invloed op de gewigtiglte omwentelingen. Het Volkscharacter in 't algemeen, in he thans befchouwde Tydvak, heeft zo veel ge lykheids met het geen wy, des betreffende in onze laatfte Algemecne Aanmerkingen gezegd hebben, dat hier op ftü te liaan by kans op louter hjcrhaalen zou uitkomen — Een volgende Tydkring zal meer verfcheidei heid van dusdanige Schryf!toffe aan onz Characterkunde verfchaffen , welke wy, in ee ander Deel , onzen Leezeren hoopen op t leveren. ra. boïk. i. iioofust. » e a e  INHOUD van het EERSTE DEEL van de CHARACTERKUNDE der VADERLANDS CHE GESCHIEDENISSE. Inleiding. Óver de Chartcterkunde der Vaderland. fcne Gefchiedenisfe in het Algemeen en derzelver bronnen. . . bj. " I. Boek. Van de Vroegrte Tyden af tot den Tyd der Graaven. I. HooF«r. 't Aloude Volks - Character onzer Voorvaderen tot den inval der Ro- II _ Character der'Batavieren onder de nr Romeinen. . ae Character van Claudius'Civi- £s en eenigen zyner Tydgenoo- IV ^^^^^^ ^ V i ranken en Saxen. . ,„„ • — Characte, der Friezen en B.tavie- vr • » . . Ctermerder Friezen onde'rCarel d i, n G r o o t e n , en ten tyde van de invallen der NorniMwen. i4o. II. Boek,  ï N H o u r>. II. Boek. Bevattende de Characters der Graaven uit den Huize van Hollanden van hunne Voornaamfte Tydgenooten , in de andere Gedeeltens der thans vereenigde ' Nederlanden. I. Hoofdst. Dirk de I. Dirk de II. en Arno ut, Graaven van Holland. Bl. 164. H — Dirk de lilde Graaf van Holland , Adelbold, Bisfchop van Utrecht, Dirk de IV de Graaf van Holland. . . 174 UI, Floris de I. enDiRKdeVde Graaven van Holland. Willem da Ifte Bisfchop van Utrecht. Robbert de Vries, ■ Godefried de Bultenaar. 188 IV. Floris de II. Dirk de VI. Graaven van Holland. Petr on e l l a Regenteffe, Floris de Zwarte, H e r b e rTBisfchop van Utrecht. . . 203 y Floris de lilde — Dirk de VII Graaven van Holland. Godefried van Rheenen Bisfchop van Utrecht. . . 225 VI - Willem de I Graaf van Holland. Ada van Holland. Lodewyk Graaf van Loon. VU. Floris de IVde en Willem de II, Graaven van Holland. 241 VUL - ■ Floris de Vde Graaf van Holland. JacobvanMeerland, Melis Stoke, Lodewyk van Velthem. . 258 IX. , Jan de I. Graaf van Holland. wolfert van borselen. Willem van Mechelen. Bisfchop van Utrecht. . 316. III. Boek.  INHOUD. IK. Boek. Bevattende de Characters der Graaven uit deii Huize van Henegouwen en hunne Voornaamfle Tydgenooten. L Hooïdjt. Jan de I. Graaf van Holland. Jan van Renesse, Nicolaas van Putten, Witte van Haamstede. . Bl. 343. ïï. -—. Willem de lilde en Willem de IVde Graaven van Holland. Reinoud de Ilde Hertog van Gelderland. . . , 3