VERHANDELING OVER HET ZAAMENSTELLEN EN BIOEÏENE» DEIt1 HISTORIËN, INZONDERHEID DE GESCHIEDENISSEN VAN HOLLAND, Strekkende tot aanleiding voor die zig in de Histd* rian willen oefenen, met aantoning van de Eigen' fchappen en Nuttigheid der Hiftoriekunde, eri de waarheid die in het zelve vereischt word, nevens de kennisfe der Geographie, of Aard* rykskunde, Chronologie, of Tydrekenkunde, Genealogie of Geflagtrekenkunde, en eindelyk over de Cieraaden der Historiën, en aanmerkingen op eenige oude Hiftorie Schriften van Holland. Te AMSTELDAMi By GERBRAND ROOS, Boekverkoper in de Huideftraat. M D C C X G.   OPDRACHT A A N D E EERWAARDE ZEER GELEERDE h E E r e n W. V. M. en M. A. Sp^erfcheidene jaaren hadt dit i^V^ werkje gelegen, als het ge*tiQftf val my gelegenheid gaf met UW£Een- over net ze^ve te fpree~ ken , en my door zonderlinge beleefdheid de gunft beweezen wierdt om UWEEen- den inhoud te moogen voorleezen in verwagtinge dat het UWEEen. zoude behaagd hebben mvne doolingen aan te wyzen, * 3 't  OPDRACHT. *t gene my immer zoo groot een genoegen zoude verleend hebben als my te verêeren met zoo heusfche uitfpraak en de aanfpooring om hét in 't licht te geeven. Hoe veel vertrouwen ik ook ftelle op het fchrandere en onzydige oordeel van UWEEen. echter heeft de vriendlyke raadgeeving de zwaarigheden, die my omtrent deeze verhandeling over het hoofd hangen , niet geheel weg genomen , ik zal met oorlof de vryheidneemen deeze myne overweeging ter verfchooninee voor te ftellen. In den gevaarlyken tyd , dien wy thans beleeven, eene verhandeling gemeen te maaken . wier voornaamfte grondflag op de waarheid 2eve%d is, fchynt tegen de  OPDRACHT. gemeen e fmaak te ftryden j om dat de eidelheld , de verdichtfeleri , 't bedrog , en de leugen zoo veel velds gewonnen hebben , dat ze het onderhoud en vermaak van veeIe menfchen , en van eenige gezelfchappen geworden zyn. Ten anderen kenne ik my niet in Haat om myne werken aan te pryzen , gelyk 'er gevonden worden , welken van boekwinkel tot boekwinkel gaan , en den inhoud hunner fchriften , die zé gemeen willen maaken , als grootc wonderen roemen ; of als fommige waanwyze Konftenaars, die zoo verheugd zyn met hunne eigene werken , dat ze niet alleen de buurt, maar de ganfche Stad zouden byeen roepen om hunne beginfelen , als meefterfluk* 4 ken  OPDRACHT. ken voor te ftellen , en te veilen waardoor onkundigen , welken dikwylen naar den raad luifteren van die 'er voordeel by vinden , misleid worden. Dit is 't alleen niet, de verkeerde drift van fommigen in 't verkiezen van de voorwerpen hunner oplettenheden , is zoo vreemd , dat een gezond verftand verwondert moet ftaan , en het zelve naauwlyks zou gelooven , zoo niet de menigvuldige bewyzen waereldkundig waren j 't zy wy het oog flaan op de letteren , of op de konften, men zal eene verbeelding, of altemet eene mismaakte gedaante, als ze maar zeldzaam is, tot eenen hoogen prys zien op^ jaagen 5 een boekje, van 't welke maar weinige afdrukken bekend zyn, fchoon  , OPDRACHT. fchoon voor verftandige Mannen niet waardig geleezen te worden , zal men echter voor veel gelds zien verkoopen , en vraagt iemand naar de reden , men zal ftraks ten andwoord krygen , om dat het zeer raar is. Waarlyk mag men van zulke Liefhebbers melden , dat ze minnaars zyn , niet van de uitmuntende deelen van de konft, of van de geleerdheid , maar enkel van de dwaaze en onnutte Zeldzaamheid , 't gene ze echter, hoe zeker , niet gaarne zouden bekennen. Eindelyk , indien een der fchranderfte vernufteu van ons Vaderland , in eenen tyd, die , myns oordeels , zoo gevaarlyk niet was als de onze voor de letteroeffening, ons deeze overweeging in bedenken * J geeft:  OPDRACHT. geeft: „ Jaa ik twyfele of den aldervolmaakften, door zynefchrif„ ten , oit van billyke Rechters „ zoo veel eere bejegende , als „ wederwaardigheids van de nyd 3, en d'onwetenheid , die zoo ge;, weldigen aanhang hebben ( i). Deeze zaaken overweegende, zoo Haat my dan voor mynen arbeid luttel goeds te wagten ; nochtans ben ik verplicht aan myne gedaane belofte van dit werkje te doen drukken ; en hoewel ik , om de afgunft geene ftof van misnoegen te verfchafren , omzigtig gemyd hebbe myne Hellingen te verfterken door voorbeelden der nog leevende Schryveren en dat ik niemand wil (i) Hoofdts brieven No, z. bl. 224.  OPDRACHT. wil dwingen tot het omhelzen deezer Hiftoriregels , welken ten meeften deele geveftigd zyn op de gedachten der kundigfte Schryveren ; nochtans is myne verwagting zoo gering , dat ik mynen naam daarom verzweegen hebbe , en aan UWEEen- de befcherming, als oorzaaken dat het in 't licht treet, aanbeveele, en dierhalven dit werkje opdraage en toeëigene met een vaft vertrouwen, dat UWEEen-deeze verhandeling met de gewoone befcheidenheid zullen befchouwen , en zoo dit bewys myner geringe kenniiïe den fmaak van de fyne tongen der overvliegende vernuften niet kan bekooren , dan kan het tot eene fchaduw verftrekken om het  OPDRACHT. het licht dier verhevene geeften bet te doen uitmunten. Ontfang dan myne Heeren deeze geringe bladen , met die bezadigdheid met welke UWEEen- gewoon zyt de weegfchaal te houden om rypelyk de daaden , werken , en fchriften, die UWEEen. voorkoomen met een billyk oordeel naar de innerlyke waarde te weegen, als een teken van zonderlinge achtinge, en een bewys van oprechte vriendfchap, in welke zich ernftelyk aan beveelt, UWE E^n- Gehoorzaams ZOGRAPHOS. VOOIi-  VOORBERICHT. <§»ünder veele oeffeningen aan welken *g o jf de menfchen hunnen tyd en arbeid £*J| befteeden, zyn de zulken niet van de minfte te waardeeren, welken t'evens en vermaak en nut geeven 0>): ook hierom zoo ik meene , dat de Hiftonen des Vaderlands onder de befchaaffte Volkeren in *t algemeen, en by de Hollanders in •t byzonder zoo veel ingang vinden , dat alles van die ftoffe,by na zonder onderfcheid, celeezen, of verzameld wordt; eene nsiging, die zoo veele Boeken, alsmen dagelyks over de Oudheden des Lands in 't licht ziet koo- (<0 Omne tulit punaum, qui miscuit utile dulci.  VOORBERICHT. koomen , te voorfchyn brengt, alzoo die met drift gezogt, en dus ook gepreezen of gelaakt worden,'t zy van Mannen met oordeel begaaft, of van die zich waanen begaaft te zyn , en dat van deeze laatftgemelden zoo meefterachtig, ofze uitmuntende Helden in het letterperk waren i ja, tot zooverre, dat fommige ervaarenen , door die groote Vrymoedigheid, bywylen bedeel! en in twyfel van de grondwetten zouden raakcn, indicnze zich niet te binnen bragten, de regels door de beroemfte oude- en hedendaagfche Hiftorifchryvers zoo omzigtig gevolgd. Maar wat gelden regels in eene ongeregelde eeuwe, die zoo verre door de Welluftighcden verdorven is, dat het by de meelTen, my fchaamt zulks te melden voor fchanden gerekend wordt, weetenfchappen of konflen te oeffenen • wandt die door 't geluk opgeheven zyn, waanen zich, hoe onkundig, echter gerechtigd om van alle zaaken , en die zelf boven hun begrip zyn, als uitgeleerde MeeiTers te oordeelen , fchoonze het beloop der zaaken dermaate kundig zyn, als warenze in eenen zak door 't land gevoerd ; nogtans diendenze zoo veel te weeten, dat by aldiert de  VOORBERICHT. de betragting beneden hunne waardigheid is, ook het vonnis daar over te vellen in gelyke aanmerkinge moet komen, ja dat 'er niet zekerer is, dan dat noch de Geleerdheid noch de konften door de geboorte , noch door 't geluk verkreegen worden. Zoodaanige ongegronde berifpingen dan hebben my dikwylen verwonderd, en onder andere te gelyk begeerig gemaakt om eenige lelTen , die tot de befchryving der GefchiedenilTen noodig zyn , op 't papier te ftellen, wyl die ook nut aan 't Vaderland doet, die aan anderen het weldoen leert, en dewyl het oudtyts eer was grootmoedige daaden te leeren bedryven, zoo zal het by rechtfchaapene gemoederen thans zoo ik hoope , nog geene fchande gerekend worden, de uitmuntende Hukken van anderen door de fchryfpenne te leeren affchilderen. Door deeze, en andere inzigten gedreeven, heb ik voorheen eenige regels tot de Hiftorikunde ten diende van my zeiven by een vergaderd , en die nu en dan vergeleeken by het Hiftorifchilderen; wandt of wel alle konften , die tot de Menfchlyke kennis, of befchaavende weetenfchappen behooren , met eenen gemee«  VOORBERICHT. meenen Band aaneengefchakeld , en als met eenige maagfchap onderling verknogt zYn (O 5 z°o vindt men 'er myns oordeels , weinige die meer met eikanderen overeenkomen dan deeze , gelyk ons het oude fpreekwoord dierhalven beveiligt, „ dat een Schildery eene domme Hidori, „ en de Hiftori een fpreekende fchildery „ is ". Hierenboven genoopt om de Historifchryvers, die weinig werk van de Schik deryen maaken , en de Schilders, die de verdiende achting niet aan de Hiftorien geeven , te doen zien , dat deeze twee konften groote gemeenfchap hebben; wandt een Hiftorifchryver, die de gevallen en perfoonen wel verbeeldt, fchildert met letters en woorden op 't papier, als een Schilder door trekken en Verwen op 't paneel , en maalt ons de Gefchiedeniflen 'als of wy die leevendig voor oogen zagen ; welke van beide nu de voorgenojne zaak het natuurlykfte en kondigde weet voor (£) Etenim omnes artes, quse ad humanitatem pertinent, habent quoddam commune vinculuin, & quafï cognatione quadam inter fe continentur. Cicero Orat. pro Archia Poëta. I.  VOORBERICHT. voor te dellen , die is de grootde meester en verdient de meefte Lof. Tot meerder bevvys van de ovcreenftemminge deezer Konden , konnen wy hier de woorden van Horatius omtrent de Dichtkunde gebruikt , bybrengen ; „ De Hifto„ ri gelykt veel naar een Schildery, daar „ zyn in die twee konden zekere fchoon„ heden, die men van naby moet befchou„ wen, en weder andere , die van verre ?, moeten gezien worden : deeze willen „ om te behaagen in eene donkere, plaats, „ en die weer in een helder licht gedeld „ zyn , niet vreezende de berisping van „ den drengden Rechter. Het eene duk „ behaagt maar eens, het andere zal de „ tiendemaal te voorfchyn gebragt weder „ behaagen {c~). Niet tegendaande zy in veele deelen overeenkoomen , zoo verfchillenze ook in eeni- (c) Ut Pidura, Poëfis erit, qua;, fi propius fles, Te capiet magis, & qusedam, li longius abftes: Hsc amat obfeurum, volet hsc fub luce videri, Judicis argutum qua; non formidat acumen. Hsec placuit femel: hxc decies repetita placebit. De Arte Poëtica verf. 361. & fef. # *  VOORBERICHT. eenige , zoo in de uitwerkinge als in de verdiende eere ; wandt een konftig Schildery zal het menfchlyke gemoct , °op het eerde aanzien , meer treffen en ontroeren dan de befte Schriften; om dat de gefchilderde Hiftori op het krachtigfte verbeeld, en in den eerden opflag van 't oog alles 't gene 'er toe behoort te gelyk doet zien, daarmen in het door bladeren van den bekwaamden Schryver, zich fomtyds , naa het leezen van verfcheidene bladzyden, eerd de zaak dient voor te dellen, en van trap tot trap zich eene verbeelding moet maaken , welke men in die fchielykheid, naar onze gedachten, het bekwaamde tot dat voorwerp denkt te zyn , 't welk zekerlyk zoodaanige volkoomenheid niet kan hebben, als een wel bewerkt fchildery, door eene konrtige hand uitgevoert, bezit, alzoo dit de natuur zelf verbeeld, daar het verhaal door andere gedaantens en by omfchryving gefchiedt, en dierhalven ons gemoed zoo wel niet kan ontroeren ; ook geeft het gezigt ons derker indruk dan eenige der andere zinnen (V). Uit (d) Je crois que le pouvoir de la peintare eft p!u$ grand  VOORBERICHT. Uit hoofde van deeze krachtige eigenfchap zyn de afbeeldfels der edelmocdigfte en braaffte Mannen ons, zoo wel by de Griekfche als Latynfche Schryvers naagelaaten, niet om alleen geweeten en befchouwd , maar ook om naar gevolgd te worden Met het zelve inzigt wor« den de Schilderyen en Beelden, door fommige Gezindheden in hunne GodsdienlTige Vergaderingen gefield, om dat zy als fpree- grand fur les hommes que celui de la poëfie ; & j'appuye mon fentiment, fur deux raifons. La première eft, que la peinture agit fur nous par le fcns de la vue. La feconde eft , que la peinture n'erfiploye pas des iignes artificiels , ainfi que le fait la poëfie, mais bien des (ignes naturels C'eft avec des iignes naturels que la peinture fait fes imitations. La peinture fe fert de 1'ceil pour nous émouvoir. Or comme le dit Hor ace. „ Segnius irritant animos demifta per aurem „ Qnam qua; funt oculis fubjecta fidelibus. La vue a plus d'empire fur 1'ame que les autres fens. C'eft celui en qui 1'ame par un inftincl, que 1'experience fortifie , a le plus de confiance. RJflexions Critiques fur la Poëfie & fur la Peinture Tom. I. Seét. XL.pag, 2,16. & 117. (e) Quam multas nobis imagines, non folum ad intuendum, verum etiam ad imitandum , fortifllmorum virorum cxprefTas Scriptores & Grasci & Latini reliquerunt. Cicero Orat. pro Archia Poèta. VI.  VOORBERICHT. fpreekende merktekens , die de deugdzaame Mannen, en pryswaardige gevallen van voorgaande tyden voor onze oogen vertoonen, tot opwekking dienen van die niet konnen leezen, of de aldaar gebruikte taal niet magtig zyn. Zonder dit hulpmiddel zouden veele Godvrugtige Hiftorien aan 't onweetende gemeen onbekend zyn; wandt deeze verbeeldingen zyn hunne boeken , die alle taaien fpreeken , en die om den eiver en Godsvrugt op te wekken, by veelen van den zeiven dienft gehouden worden ; maar anderen de dwaasheid , ja raazerny der zwakke of domme menigte ziende , dat redelyke Schepfclen de onbewecglyke rompen , en dingen door menfchcn handen gemaakt, die noch ziel noch leeven hadden , als eene Godheid eerden en dienden, hebben die, om dat het misbruik grooter was dan 't nut, de Schilderyen en beelden , niet zonder oorzaake, uit zoodaanige vergaderingen verbannen , en dus is het goede om 't kwaade gebruik aldaar afgefchaft geworden. Schoon 'er dus merklyk onderfcheid in de gemelde werken, als ook in de Werkmeefters gemaakt wordt, wyl een verftan-  VOORBERICHT. (dig Hiftorifchryver algemeener achting by de meefte menfchen heeft , dan een uitmuntend Schilder, daar de laatfte ten toppunt van de konft geklommen, geen minderen roem dan de eerfte verdient ; zoo moet ik echter openlyk belyden , dat ik tot beide deeze overeenftemmende konften groote genegenheid bezit , en het is uit deeze oorzaake , dat ik eenige regels uit anderen ontleend , naar myn goeddunken verboogen of veranderd, en met het myne doormengd heb, en dus myne Landgenooten meededeele , in hoope of het ten nutte dier beminnelyke konften mogt (trekken. Ik weete dat 'er geleerde Mannen gevveefi zyn , die al hunne vlyt aan gewend hebben om de regels tot eene goeke Hiftori op 't papier te brengen, en van welke ik my ook bedient hebbe, in hen, daar 't my dienftig docht , de gedachten niet alleen maar de bewoording zelf te ontleenen, en moogelyk voor fommigen al te te na; doch ik vonde nutter het wel gefchreeven te volgen , dan door Hechtere uitdrukkingen te veranderen, geevende ook meer achtbaarheid van geloof, dan ik voor my zeiven zou durven vorderen, ten zy, ** 3 daar  VOORBERICHT. daar myne Hellingen, van andere afwykende, op de gezonde reden geveftigd zyn; wande de reden en de waarheid zyn aan ieder gemeen, en zoo wel eigen aan dieze daar naa beveftigd als dieze eerft gezegd heeft. Eenige der gemelde regels en aanmerkingen , eerft voor my zeiven alleenlyk vergaderd, zyn my byna onmoogelyk geweeft, toen ik dit Werkje in 't licht wilde geeven , om die alle naar te flaan en op te zoeken ; des heb ik raadzaam gevonden, om dit gebrek te gemoet te komen, de voornaamfte van die ik gebruikt en fomwylen niet aangeweezen mogt hebben , hier, zoo verre myn geheugen reikt, te noemen ; als daar zyn deeze Franfche Schry vers: Gabriel Daniël in de Voorreden op de Hiftoiï van Vrankryk. P. Rapin Aanmerkingen op de Hiftori. Fleury Redenvoering voor het eerfte deel der Kerklyke Pliftorie. Baile, Hiftorifch en Oordeelkundig Woordenboek. J. de  VOORBERICHT. J. de Clerq in zyne zoogenaamde Parrhafiana. Fenelon Aanmerkingen op de Redenryken Dichtkunde. En meer anderen van minder belang. Het door bladeren der zeiven mag ik den Leezer met des te meerder erniï aanbeveelen , om dat ieder zyn byzonder inzigt heeft , en myn oogmerk maar alleen ftrekt, de Regels tot de Histori van ons Vaderland, over welke, myns weetens , tot nog toe niemand afzonderlyk gehandeld heeft, op 't papier te brengen , dierhalven zyn de regels tot de algemeene Hiftori van hen aangeweezen , fomwylen door my zoo 'veranderd en tot de Hollandfche Hiftori zoo verboogen, dat ze naar de zelve weinig of niet meer gelyken. In 't behandelen deezer zaaken is my niet wel moogelyk geweeft alles zoo net te fcheiden , dat 'er niet fomwylen iet in het eene Hoofdftuk gevonden wordt, 't gene alzoo wel in een ander zoude voegen, de oorzaak hier van is de naauwe verbintenis of gemeenfchap der ftoffe: en fchpon Zulks niet met opzet gedaan is, noch van ** 4 het  VOORBERICHT. het voorgenomc oogmerk , om Leerzaam en nut te zyn, afleidt, heb ik echter van het zelve, als my wel bewust, den Leezer wille berigten, in verwagtinge van des te eerder daar omtrent verfchoond te worden. Ik hebbe, om alle vooroordeel en eenzydighéïd, zoo veel als doenlyk is , voor te koomen, mynen naam niet op het voorhoofd van dit Werkje geplaatst, om thans, als eertyds Apelles, agter het Schildery verborgen, beter myn voordeel van eens anders opmerkingen ce maaken. 't Is ook onverfchillig hoe de flypfteen geheetenis, als het mes maar wel gewet en goed van fheede wordt , ik tragt thans het zelve , geene Hiftori te Schryven, maar , zoo ik my hier van de woorden des grooten Dichters mag bedienen, te onderwyzen hoe een Hiftorifchryver wezen moet, „ Ik zal zy3, nen geeft en zyn oordeel verryken en „ vervullen met edele denkbeelden , en „ ftooken het vuur aan dat hem bezield „ heeft ; ik zal de fchoonheden , die hy Pi moet zoeken, alzoo wel als de feilen die »hy  VOORBERICHT. , hy moet myden aantoonen (/) ". Ende wyl niemand recht begrip van het licht kan hebben, die geene kennis van de diüfternifle heeft, zoo kan ook niemant het goede leeren zonder het tegengeftelde kwaaie te bevatten , dierhalven is het noodig eenige misdagen aan te toonen ; omtrent welken niemand kwaalyk neeme, dat ik fomwylen eenige feilen uit onze grootfte Historifchryvers, die niet meer in leeven zyn, tot myn bebulp of meening bybrenge, zulks gefchiedt om dat de Voorbeelden dier gebreken meerder indruk aan den Leezer zouden geeven , en niet tot vermindering van de achtinge van die beroemde Mannen , wel verre van daar , Homerus zelf, zegt het fpreekwoord , fluimerde al te met wel eens (g) , en daar is geene Hiftori, geen Schildery, noch eenig konstwerk door menfchen oit gemaakt, of het be- (ƒ) Munus & officium, nil icribens ipfe, docebo: Unde parentur opes: quid alat, formatque poëtam: Quid deceat, quid non : quo virtus, quo fer.it error. HoRATlUS de Arte poëtica verf. 306. fcr1 fsq. (g) . ... Quandoque bonus dormitat Homerus, Hor at. ibid. vers 3fo. ** s  VOORBERICHT. bezit ook die menfchlyke eigenfchappen van niet zonder gebreken te zyn; doch de zulke , die de minfte feilen begaan, zyn zekerlyk de belten en de waardigfte om gevolgd te worden, 't Is ook niet altyd door onkunde van regels, dat eenige menfchen tegen de regels zondigen, een groot deel van die gebreklyk zyn in de zelve waar te neemen , kennen die wel , maar zy hebben geene oplettenheid genoeg om hunne grondregels alom in gebruik te brengen. Uit deeze zelve oorzaake is het, dat de Opftellers van goede regels niet altyd de besten zyn in die te volgen , om dat de zelve werkftellig te maaken moeijelyker is dan de Konst om 'er wel over te redenkavelen; nogtans zal niemand , ten gevalle der achteloozen , durven ftaande houden , dat de lellen onnoodig zyn, wyl onze geeft, alzoo wel als een paard, den toom noodig heeft om den zeiven , op dat hy niet buiten 't fpoor holle , door de konst te leiden. Men kan my ook te gemoet voeren , dat 'er oordeelkundige Mannen genoeg gevonden worden , die zich ook regels tot de Hiftori zouden koimen voor- fchry-  VOORBERICHT. fchryven, en moogelyk beter dan deeze ; doch men gelieve te weeten, dat ik voor de zulken de pen niet opgenomen hebbe, maar voor die onverfchillig en traag zyn, van welken het getal in ons Vaderland nooit grooter dan in deeze dagen geweeft is. De oorzaak van deeze algemeene traagheid tot de Letteroeffening , en daar uit voortkoomende, onkunde, midsgaders dat wy heden zoo weinig uitmuntende Geleerden in ons Vaderland, anders zoo vruchtbaare luchtftreek , ontmoeten, fpruit veel uit de opvoedinge en de neiginge der Ouderen, alzoo de Kinders altydt iet , gelyk de vaten 't gene 'er eerft ingegooten geweeft is , overhouden, naamenlyk, de groote drift tot rykdom ; wandt het gaat by ons thans, alsby de Romeinen ten tyde (h) van Horatius, men overlaadt de gedachten der jeugd met zoo veel denkbeelden om groot geld en goed te bejaagen , datze buihet zelve niet in ftaat zyn iet waardigs te bedryven, wyl al hunne zinnen op dat punt werken; en men kan deeze woorden van den {h) De Arte Poëtica verf. 323. & f'1>  VOORBERICHT. den bekendenSchimper (/) gevoeglyk op onze tyden toe pasfen: „ Ziet men wel ooit ie* „ mand die in den Tempel komt en belof„ ten doet , of den Goden bidt om tot „ de volmaaktheid der welfpreekenheid te „ geraaken? of om de geheimen der Phi„ lofophie te ontdekken ? men fmeekt „ zelf niet om een goed verftand, of om „ volkoome gezondheid. Maar eerze den „ drempel van 't Capitolium genaaken, zoo „ belooft de een groote gaaven te offe„ ren , als zyn ryke bloedvriend zoude „ fterven ; de ander , als hy eenen ver„ borgen fchat zou ontdekken ; en we„ der een ander , als hy tot eenige ton„ nen gouds zou moogen geraaken ". Op deeze algemeene drift, en op de verwaandheid met welke de rykdom doorgaans verfeld gaat, fchimpt het puik der Franfche (£) Dich- C<) Pet ron. in Satyr. pag. m. 100. Quis nnquam venit in Templiun & votum fccit , fi ad eloquentiam perveniffet ? Quis ii Philofophia; fontem ïnveniffet? Ac ne bonam quidem mentem, aut bonam valetudinem petunt. Sed llatim antequam limen Capitolii tangant , alius donuin," promittit, fi prupinquum divitem extulerit; alius fi thefaurum eribdcrif alius, fi ad trecentcs H. S. falvus pervencric. (k) Boileau Satire. VIII.  VOORBERICHT. Dichteren, daar hy fchryft: „ Die ryk is. „ heeft alles , hy is wys , zonder ver„ ftand te hebben , hy heeft zonder iet „ de weetenfchap tot erfdeel , hy heeft . geeft, dapperheid, verdienften, deugd, „ waardigheid en geboort ". Men voege hier by 't gene Longinus (/) als oorzaak van 't verval der geleerdheid meldt: „ Het „ is in der daad, betuigt hy, de geldzugt, Z die ons allen martelt; het is de wellust, die , om eigenlyk te fpreeken, ons tot flaaverny brengt , en die ons , zoo te zeggen , in eenen afgrond fleept , daa^r ' al onze gaaven in bedolven worden. " Daar is geen verachtelyker neiging dan " de gierigheid; daar is geen fchandelyker " gebrek dan de wellust ". Deeze grondbeginfelen dan bederven alles , en verhinderen , dat de meeften heden tot die eer niet geraaken tot welke onze Voorvaders geklommen zyn, die alles verachtende, b niet (ƒ) Van de verhevenheid des Styls, Caf. tf- bl' 141.  VOORBERICHT. niet anders beoogden , dan door weldoen eer en roem (;//) te behaalen. Byaldien eenige jonge lieden door deezen gemeenen hinderpaal in de jeugd al niet belet wierden, en met zekere eigenfchappen tot de Hiftorikunde gebooren mogten zyn , zoo komen zy echter niet ter waereld met al de omftandigheden tot die oeffening verëifcht, men kan die ook niet fpoedig verkrygen , om dat de krachten van het oordeel langzaamer dan die der inbeeldinge groeijen ; dierhalven wordt de aangeboore neiging vergeleeken by eene fpruit , welke , om dus te fpreeken , uit zich zelve wel wordt voortgedreeven , maaide waardigheid en de menigte van goede vrugten niet dan door de behandeling verkrygt. Deeze behandeling moet regelmaatig zyn, het zy door onze geduurige oplettenheid , het zy door die van anderen, als wetten tot dat oogmerk dienflig , ontworpen , om hierdoor den arbeid Heter >m) Nihil eiTeui vita magnoperc expetendum, nifi laudem atque honeftatem. Ciceko Orat. pro Ar-  VOORBERICHT. ter te maaken ; En het is ook met dit inzigt, dat ik dit Werkje by een gefchikt heb , in hoope , dat het van bekwaamer en kundiger mag verbeterd , en de liefde tot deeze Weetenfchap dus opgewekt worden; wandt het is beklaaglyk, dat de oude Wetten , Zeeden en Hiftorien van Holland, in geen meer aanzien op de Hooge Schooien zyn , ja dat de jonge Lieden , aldaar ter Letteroeffeninge befteld , de Griekfche, Romeinfche en Duitfche Wetten , Zeden en Hiftorien, door grooten arbeid in 't geheugen geprent hebbende, t'huis koomende, weinig van het Land, daar ze Regenten zoeken te worden, weeten, even of 'er niets aangelegen was, en dus, op dien ceren trap geklommen, bloot ftaan voor de beuzelpraat van deezen of geen Weetniet , die hen by den neus zoekt om te leiden , gelyk men in openbaare fchriften al te veel ontdekt. Zy, het bedoelde oogwit berykt hebbende, luften zich niet, tot manlyke jaaren gekoomen , door nieuwe Letteroefteningen te vermoeijen, en die al luft  VOORBERICHT. luft genoeg hadde , is onkundig waar het ftuk aan te grypen. Zoo deeze Verhandeling de lust mogt opwekken , de zugt tot de Hiftorikunde vermeerderen , en de eige feilen door die van anderen mogt leeren verbeeteren , zal de Schryver zyn oogmerk bereikt hebben, die , naa den Leezer befcheidenheid in 't oordeelen, voorfpoed in kennilTe, en langduurig welvaaren toe gewenfcht te hebben , voor zich zclvcn niet anders begeert. LYST  L Y S T DER HOOFDSTUKKEN. I. HOOFDSTUK. Over de eïgenfchap en nutheid der Hiftorie , en de Waarheid die in de zelve verëifcht wordt. bl. i I I. '-Over de eigenfchappen die in eenen bekwaamen Hiftorifchryver verëifcht worden. bi. 13 I I I. Van de Schikkinge in het faamenftellen ee~ ner Hiftorie , of van de Stoffe en de Gedaante. bl. 41 I V. De verplichting van eenen Hiftorifchryver tot het onderzoeken der Verhaalen , van der zeiver eigenfchappen en geloofbaarheid, bl. 74 V. Over de Bewyzen tot de Hiftorie , en 'f gebruik der zeiven. bl. 88 V I.  LYST DER HOOFDSTUKKEN. V I. Over de Geographye of Aardrykkunde naar tyds verandering. bl. 109 V I I. Over de Chronologie of Tydrekenkunde. bl. 121 VIII. Over de Genealogie of Geflachtrekenkunde. bl. 140 I X. Verhandeling over de Sieraaden van dê Hiftorie. bl. i<» X. Over de verfcheidene foorten van de Hiftorifchriften. bl. 180 X I. Aanmerkingen op onze eige Letteroefening, en op eenige oude Hiftorifchriften van Holland. bl. «06 VER-  Bladz. f VERHANDELING Over het Saamenftellen der H I S T O R I E Nj Of het béfchryven der GESCHIEDENISSEN, inzonderheid die van HOLLAND, I. HOOFDSTUK. Over de eigenfchap en nutheid der Hiftorie, en de Waarheid die in de zelve ver'éifcht wordt. ISlO^ iemand raag zich eene gelukkige uit^ N ^ komft in eenige Werken van 't verÜ^a£sg $ahd voorllellen , zonder kennifTe én het wclwaarncemen van de goede regels A en  z VERHANDELING T- en wetten der konften , of hy zal , groote Hoofdft, zaaken by de hand nee mende, op eene zcc van moeijelykheden dryven, als een Schip dat geen Stierman heeft. Als iemand een fraay Schildery wil faamenftellen , dan is het niet genoeg de noodige ftofFen tot het zelve te bezitten , men moet die wel te werkleggen en eene goede fchikking maakenj wandt met de fchoonfte verwen , befte penfeelen, en keurlykfte paneelen zal een onbekwaam Schilder, die noch wet noch regel kent , een ftuk van flegtc fmaak voortbrengen j en een Hiftorifchryver zal met eene groote verzaameling uit de oudheid en kennifTe der Boeken , zoo hy de ftof niet wel weet te behandelen en te fchikken, eene flegte Hiftori maaken: dierhalven is het vooral noodig, aleer wy zoo groote onderneeming beginnen, kennis van de Wetten en regels dier konfte te hebben , op dat ons de arbeid ligter valle , en die aan anderen Leerzaam en behaaglyk zy. Met dit inzigt , zoo ik vertrouwe, zal het my niet kwaalyk genomen worden, noch tegen de zedigheid ftryden, wyl ik 'er geenen Lof door2oeke, dat ik , de vöornaamfte eigenfehappen aantoone, en eene fchets van eene goede Historie maake , die in veele deelen, met de gedachten der beroemfte oude, en hedendaagfche Schryvers, welken ons voorlichten, overeenkomt. De  OVER DE HISTORIËN. 5 De Hiilorié , is eene befchryving der Ge- T; fchiedeniflen , of eene kon ft om de Perfoonen Hoofc^" cn daaden door woorden af te fchildercn , en Befchrydoor verfchillende trekken kleur, lichaam, en vi"g leeven te geeven. Door haar, weet men de 'S' gedenkwaardige handelingen der menfehen, de verdeelingen der tyden , de eigenfehappen en de voorledene en tegenwoordige gevallen van perfoonen en zaaken uit tc drukken ; (trekkende tot zoo grooten dienft van 't menfehdom, dat men haare nutheid voor onbefchryflyk mag houden } want onder al de vrugten van den Geeft, die met de meefte toejuigging by de waereld ontfangen worden , zyn 'er weinige te vergelyken by de waarde der Historie , zy ftaac op de eerfte rye in de flagordre der goede letteren; zy overtreft, de meefte fchriften in Leerzaamheid , als aanwyzende den oorfprong , en afkom ft van den waaren Godsdienft , en vertoonende de voorbeelden van uitmuntende gevallen en deugdzaame perfoonen, door welke zy den Naakomelingen onderwyft in goede zeden en vroomen wandel , en drukt hen de kennis en onderfcheidingen der tyden , jaaren en dagen in 't geheugen; zy maakt den menfeh bekwaamer om zich zeiven, en anderen te bellieren5 zy beweegt den Vorften, en Staatsbedienden, op dat ze den ontfterflyken roem verkrygen, heikaame en manhaftige dingen uit te voeA 1 tetif  I. Hoofdir. Van de alge meene kennis. 4 VER HANDELING ren, en met billykheid te regeeren j zy wet, de dapperheid der Veldheeren en Krygsbedienden, om hunnen naam door kloeke daaden onverganglyk te maaken j zy verlengt, de gedachtenis van de deugd door die den Naaneeven over te leveren , en maakt dus de edele Mannen nog edeler; zy doet de boozen, door vreeze voor fchanden en verdiende verachting, van vuile daaden afftaan: in 'tkort, zy brengt ons tot de wysheid , die wegwyfter der deugden, zonder welke niets fchoon, noch goed, noch welvoegende is. De kennis der Hiftorien is, gelyk men verzekert, eene algemeene weetenfchap , die den geeft uitfpant, daar de andere weetenichappen dien in eenen engen hoek befluiten: zulks 'er geen redenlyk Schepfel in de waereld is, in welken ftaat het geval hem gefteld heeft , die met rype oogen op dit tooneel de drift van der menfchen hartstogten, als in een Schildery tragt te aanfchouwen , en de zelve op de Hiftoriebladen wil flaan , of hy zal door die oeffening nieuwe volmaaktheden konnen verkrygen > wandt men vindt 'er lecrftukken, goede zeden, Staatkunde, 't algemeene recht, de feilen der Landbeftieringe , en de oorzaak van den ondergang. Eindelyk men befchouwt als in eenen fpiegel, die niet vleit, de oorzaaken van alles 't gene de waereld beweegt j dier-  OVER DE HISTORIËN. f dierhalven mek Cicero (a) van haar „ datze eene getuige der tyden, het licht der Waar„ heid, de ziel van 't geheugen, de Meefteres des leevens,en deBodinder oudheid is. " En waarlyk het nut (b) , en voordeel , dat wy uit de zelve konnen trekken, is zonder einde j want gelyk de Ontleeder het menfchlyke lichaam verdeelt, befchouwt, en doorzoekt, om de leevenden beter in welftant te houden, of hunne gebreken ligter te geneezcn: of gelyk , de Zeekaarten de ftranden , plaaten , en klippen , op welke anderen fchaade geleeden hebben , of verongelukt zyn , aanwyzen , orr den Zeevaarenden voor rampen en onheiler n:\ . i / •< t< (a) Hijloria vero tejlis temporum , lux veritatts vha memorie , magijlra vitte , nuntia vctttftatis. D Oratore Lib. II. 9. (£) Dit wordt niet duifterlyk beveftigd door deez vertaaling, uit F. Guicciardïn. „ Alle verltan , valt tc kort zonder ervaarenheid. Niettemin is myn ", meening, dat men met leezen der Hiftorien by " kans al'de bekwaamheid kan haaien, die d'ervaa " renheid geeft. Te weeten , indien men niet 1 ' veel bevaaten wil : maar weinig uitneemende dir '' gen zulks inneemt door menigvuldig overleeze „ en naardenken, dat alle omstandigheden eenen vooi „ flaan , gelyk of men ze zelve doorgegaan waa; En is door deeze vlyt beter raad të vinden t< gens nieuwe zwaarigheden , dan door d'ervaarer „ heid, die te arm van exempelen is, en doorgaaiK y, eenerley weg gewoon te gaan. " P. C. Hoofds Mengelwerken bl. 40a. No. 24. A 3 I. Hoofdft, 1 e J e e tl s  6 VERHANDELING i. fipofdfl. Van dc Oprechtheid en Waarheid. te behoeden ; zoo dient , de Hiftorie ons tot een richtfnoer des leevens, en tot eene Meesteres van voorzichtigheid ; wandt niets is 'er heilzaamer voor de ftervelingen dan door het naadeel van anderen zich zeiven te leeren behoeden (f), en wys te worden. In de Verhandeling over de Hiftorie , komen wel inzonderheid, als de voornaamlle eigenichappen , in aanmerkinge , de Oprechtheid en Waarheid , van welke ik eerft, en de Stof en de gedaante of lchikking , van welke ik in 't vervolg zal handelen. De Oprechtheid en de liefde tot de Waarheid , zyn als de ziel van de Hiftorie, en zoo wezentlyke hoedaanigheden in 't fchryven der gefchiedeniiïen , dat zonder die het werk onnut wordt tot het voornaamfte oo«-- o merk , 't gene men zich in zulk foort van fchriften moet voorftellen, 't welk is, de Lcezers van 't gene in die tyden, van welke men handelt, gebeurt zy , te onderrechten, cn datmen hierdoor, fchoon andere eigenfehappen aan de Hiftorie ontbreeken , echter altyd eenige vrugt kan trekken, 't Is dierhalyen dat dc Hiftoriefchryver van een zuiver gewiiTe moet zyn, en als hy zynen plicht getrouwelyk wil waarneemen , zoo groot een Vyandvan de Valfcheid, dat hy niet de min- fte (0 F.rfix quem faciunt aliena ferïcnlk Cautxto.  OVER DE HISTORIËN. 7 fte leugen gedoogc , zelf niet ten voordeelc van zynen Godsdicnft , van zyne getrouwfte ' Vrienden, noch tot naadeel van eene godlooze Gezindheid , noch van zyne onvcrzoenlykfte vervolgers. Hieronder niet alleen begreepen het verdichten van valfche daaden > maar zelf het verminderen , of vermeerderen , of verduifteren van zekere omftandigheden , die ter bevrydinge , of ter befchuldiginge van eenige menfehen konnen (trekken. Hy moet zich dan t' eenemaal ontdoen van vleyërye, en van haat, en Hellen zich, zooveel als moogelyk zy , in den ftaat van eenen Stöifchen Wysgcer, die door geene drift of neiging aangedaan is, ongevoelig aan al het overige, moet hy niet zorgvuldiger zyn, dan tot de belangen van de Waarheid , en hy moet hier aan het gevoelen van fmaad , de gedachtenis van weldaaden, en zelf de liefde zyns Vaderlands opofferen. Hy moet vergeeten uit welk Land hy gebooren , dat hy in zekere gemeenfehap of gezindheid opgekweekt, of dat hy aan deezen of genen zyn geluk verfchuldigd is , en dat deezen of genen zyne naabeftaanden of vrienden zyn. Een Hiftoriefchryver, mek zeker oordeelkundig {d) Geleerde, dient re zyn als Melchifedek , zonder Vader, zonder Moe- (d) Baile Dia. Hifi:. & Criticq. Tem. IV. fag. A 4 I. loofdfb  8 VERHANDELING I. ïioofdft. Moeder en zonder Geflacht. „ Als men hem vraagt, van waar zyt gy ? zoo moer hy antwoorden: Ik ben noch Hollander, noch Franfchman, noch Duitfcher, ik ben een be„ wooner van de waereld \ ik ben , niet in ,, dienft van den Staat, noch van den Koning, noch van den Keizer;maar alleenlyk in dienft „ van de Waarheid, die is myne eenigfte ,, Vorftin ; ik heb aan niemand anders , dan „ haar gehoorzaamheid gezwooren; ik ben haar j, geheiligde Ridder, en ik draage tot een te,, ken dier Ordre , de zelve fieraaden als het 5, Opperhoofd van de Gerechticheid , en van „ het Priefterfchap der Egyptenaaren. " Al her, gene hy doet ter liefde van 't Vaderland vermindert hy van de liefde der Hiftorie , en hy wordt Hechter Hiftorifchryver, naar maate hy zich een trouwer onderdaan tracht te toonén. Door de Waarheid, getuigt zeker fchrander Italiaan (e) , worden de deugden aange,, kweekt, en de boosheden ingebonden. Door „ de leugen, wordt de weg gebaand voor de ?, Vlyëïye. En gelyk in eeuwiger eerege,, heugenis worden gehouden de dappere en „ deugdlyke daaden der vroome Mannen, zoo „ zietmen, de fchelmftukken, door eige vui- hg- re) Bocalyn Kundfchap van Paraas deel-% Cap. UI. bl. zo. ca ii.  OVER DE HISTORIËN. 9 9r, lighedcn bevlekt , met eene oncindelyke „ lafter gebrandmerkt. Dierhalven wierdt in „ den Raad van Apollo beflooten , de weet „ te doen aan al die genen , welken onder„ ftaan in hunne Schriften het bedryf van „ treffelyke Lieden te vereeuwigen , dat ze „ van nu af aan altoos in hunne harten ge„ prent , en voor oogen gefchreeven zouden „ houden , de onvervalfchte Waarheid tot de „ Gefchiedenis - befchryving verëifcht , om „ dat daar door vermaard gemaakt moeiten „ worden , de naamen der geener , die door „ eenig heerlyk Heldenftuk hunne deugd en „ dapperheid hebben doen blyken ". Zelfs pleegen de Alouden omtrent de nutheid van deeze eigenfehap te melden ; „ Dat wy door „ geen middel beter den Goden konnen ge„ lyk worden, dan door weldoen en de Waar„ heid te zeggen ". En zeker nergens blinkt haare waarde en achting meer in uit , dan in dat ze van haare grootfte haaters gebruikt wordt , om de grootfte leugens met haaren fchyn te bekleeden, en dus behaaglyk en aanncemelyk te maaken. Schoon het geene tegenfpraak lydt , dat de Waarheid het achtbaarfte deel van de Hiftorie is , zoo ftaat ons echter te overweegen, of wy alle deugden en gebreken zonder onderfcheid ten toon moeten ftellen , en het geoorloofd is, de fchandelykfte daaden zelfs omftandig te verA y haa- Hoofdft, Overweegingomtrent het fchryven van de Waar. heid.  fl Hoofdft. Verplich- i ting tot deWaarheid. io VERHAND ELINQ haaien? Myns oordeels, dient de Schryver hieromtrent de zedigheid zoo te behartigen , dat geene kuifche ooren daar door ontfticht of gek wet ft worden ; 't gene lichtlyk zou gebeuren , indien hy al te net , te naakt, te leevendig en te omftandig de vuiligheden wilde ten toon ftellen ; maar anders , dunkt my , daar de gebreken de overhand hebben, en aanftootelyk zyn, voornaamentlyk in die, welken voorbeelden van deugd behooren te wezen , dat de Hiftorifchryver verfchuldigd is , de zelve met eene verachting , gelykmaatig aan de feilen , if te fchilderen ; wandt zonder dit , zou alles door veinzery bedekt, en wy van 't voornaamfte deel , de Waarheid, beroofd konnen worden. De boeken des Ouden en Nieuwen Verbonds leeren ons , dat wy de gebreken zoo wel als de deugden der groote Mannen en beroemde Pqrfoonen dienen te verhaalen, zoo wy zulks niet doen , bedriegen wy de Leezers door eene Hiftori te heeten 't geen niet anders dan eene Lofreden is. 't Is waar , dat fchoon wy niemand konnen iwingen tot het omhelzen der Waarheid, wy echter verfchuldigd zyn , die op alle wyzen te ontdekken , hoeveel moeijelykheid dit ook in heeft ; wandt gelyk het water dikwylen naar de eigenfehap van de aarde, door welke het vloeit verandert , zoo ontfangt ook de Waarheid , gaande door veele byzondere monden  OVER DE HISTORIËN. 11 den van verfchillende menfchen , van ieders ] aard zooveel, datze byna niets van haare eerHe zuiverheid behoudt en onkenbaar wordt. Als wy tot het ontblooten der bedekte Waarheid ons vermoogen aangewend, en dus onzen plicht volbracht hebben, moogen wy hoopen, dat ook anderen , die niet geheel van deugd ontaard zyn , hier door aangefpoord, het zelve .zullen doen. Met diergelyke een inzigt ziet men de uitmuntende daaden ,van deugd , gerechtigheid , barmhertigheid en meer andere in de openbaare Zaaien , Vierfchaaren , of Codshuizen afgemaald, op dat de aanfchouwers, door die naargebootfte Verbeeldingen opgewekt , het roemwaarde voetfpoor van zulke deugdzaame Mannen en daaden , die ten gemeene nutte verrigt zyn , in Waarheid zouden leeren volgen , of waare het moogelyk evennaaren. En zeker wie zal niet door edelmoedige beweeging ontvonken als hy heilzaame voorbeelden naar de waarheid befchreeven of gefchildert ziet ? Immers zal het voorbeeld van den barmhartigen Samaritaan, welke den zwaar gewonden en van deszelfs Geloofsgenooten verlaaten Jood in zyn elende te hulp kwam , ons tot een prikkel van liefdaadigheid omtrent alle menfchen , zonder aanzien van gezindheid , dienen. Insgelyks zullen wy op eene andere wyze door de ondeugd ontroerd worden , indien wy de zelve naar ver- ëifch i. ïoofdtt,-  T. öoofdft. \z VERHANDELING ëifch geftraft zien, of de gevolgen te recht bevatten : by voorbeeld , zoo wy door letters of door verwen natuurlyk verbeeld vinden , de gefchiedenis van Judas, daar hy zynen dierbaaren Meefter , onder fchyn van vriendfchap met eene kus verraadt , zoo zullen wy ftraks het fchelmftuk verfoeijen en met eenen rechtmaatigen afkeer van verraaderye worden aangedaan. By aldien de waarheid aan zulke verbeeldingen ontbreekt, dan zyn ze doode rompen, die ons gemoed niet ontroeren, dierhalvcn zyn wy verplicht al onze krachten in te fpannen om haar alom te doen doorftraalen , en onze yver moet zich nergens meer toe uitftrekken dan om onze Werken door haar ziel en leeven te geeven , op dat onze arbeid de rechte vrugten voortbrenge , naamenlyk , de deugd te wapenen tegen de ondeugd , en de waarheid tegen de leugen en dc larter; wandt niets is behaaglyker, niets dierbaarder en niets fterker dan de Waarheid , zy gaat alle Waereldfche zaaken in waarde te boven, zy overwind alles , zy is eene Burgeres van den Hemel, en een van de groote eigenfchappen van God. Een Hiftorifchryver die de Waarheid vervalfcht , verraadt de algemeene maatfchappy der Menfchen ; wandt niemand is meer verplicht de Waarheid ten dienfte te ftaan , haar voor  OVER DE HISTORIËN. 13 Voor te lichten en te ontdekken ; daarentegen de leugen op te fpeuren en te verwerpen : en even als het heil des Volks by dc '""Overigheid de hoogfte Wet dient te zyn, zoo moet de Waarheid boven alles by den Hiftorifchryver betracht worden (ƒ). (ƒ) Solt immolandum veriiati, caetera vero omnia pofl pOHCtlda. LuciANUS. II. HOOFDSTUK. Over de Eigenfchappen die in eenen bekwaamen Hiflorifchryver verlifcht worden. Die gene , welke eene Hiftori onderneemt te fchryven , door welke reden hy ook gedreeven mag worden , moet in eene eeuwc die kies , befleepen en verlicht is, als de onze , zekere eigenfchappen en bekwaamheden bezitten, zonder welken zyn werk gevaar zou loopen niet geleezen , of zelf befchimpt te worden. Hy dient zich vooraf in bekwaamen ftaat , en zekeren trap van geleerdheid in zich te bevinden , die onder het faamenftellen van het werk niet ligt te verkrygen is ; wandt zoo hy zyne krachten niet beproeft, zou hy gelyk worden aan die een huis bouwen zonder de koften overwoogen te hebben, 't h we' 1. Hoofde  II. iïoofdft. Hoe een Hiftorifchryver zyn moet. 14 VERHANDELING wel waar, dat even als de voet of hand door langduurigen arbeid eeltig wordt, alzoo bekomt het verftand, door lange ondervinding een vaardig begrip in de dingen daar het zierr in oeffent ; doch men kan van de kennhTe, die men door de oeffening krygen zal, zoodra men hand aan 't werk flaat , geen gebruik maaken j dierhalven wordt 'er eenige natuurlyke eigenfehap en bekwaamheid vooraf verëifcht. Ieder onderzoeke dan zich zeiven , of hy zich tot zoo groote onderneeming bekwaam bevinde ; wandt de zaaken rypelyk overwoogen , is de Hiftori de moejelykfte ftof, of liever eene der moeijelykfte, die men kan verkiezen; om dat de Schryver niet alleen derVoorouderen daaden , deiigdcn en ondeugden , trouw en ontrouw , maar alles 't gene in de Waereldt voorvalt , op eene bezadigde wyze dient te weegen, en, dus wel inzonderheid het bedryf en lot der aardfche Grooten den Naakomelingen tot leering voor te ftellen ; ftrekkende op zekere wyze tot eenen Meefter en Onderwyzer van al het Menfchelyke geflacht , en inzonderheid van die regeeren y wandt in eene Hiftorie dienen boven alles die gedachten te heerfchen , dat het algemeen meerder geld dan het byzonder, op dat ze eene Les zy voor de Vorften van Zagtmoedigheid, eu eene regel van reden en verftand voor  OVER DE HISTORIËN. rf voor alle Volkeren. Dierhalven dient hy een ] Man te zyn van doordringend oordeel , van een oprecht geweeten , van eene volkoome vroomheid , en boven alles van uitmuntende kracht om zyne driften te konnen wederftaan. Hy moet een buitengemeen Man zyn ; wandt welke fterkte van geeft wordt 'er niet vereifcht om de Waarheid te ontdekken ? Welke ftandvaftigheid om het gebrek door konft en veinzery verborgen te ontmommen ? Welke doordringenheid is 'er niet noodig om den grond der gemoedsneiginge van dien, van welken hy handelt, te kennen ? Welke rechtmaatigheid van oordeel om den aard, de gewoonten en wetten van den Landaard niet ondereen te mengen ? Als by voorbeeld, de zeden der eerfte Hollanders , met die tot het Kristelyke Geloof gebragt waren; deezen met die onder de laatfte Graaven leefden , en dan weder ten tyden van 't oprechten van 't Gemeenebeft by die van onze dagen. Deeze en andere moeijelykheden, die zich t' elkens opdoen, verëifchen in 't ontzwagtelen voor elk, die 't aan geen' oogen noch verftand ontbreekt, meer dan gemeene bekwaamheid, zoo in net begrip als fchrander oordeel. Zonder deeze hoofdzaaklykheid kan de Hiftorifchryver met geen goed gevolg arbeiden; wandt hier door dient hy te weeten wat recht of onrecht, billykheid of onbillykheid is. Hierdoor II. Zyne na." tuurlyke eigenfchappen.  fi. sroofdft. 16 VERHANDELING door weet hy den plicht van den eenen in opzicht van den anderen Menfch wel te* weegen, en eenen anderen niet te doen 't gene hy zelf hiet zou willen gedaan zyn. Zoo hy door eenige twyfeling in zommige gevallen belemmerd wordt, weet hy hier door, zich in de plaats van dien hy befchryft Hellende , gemakkelyk tè ontdekken wat berispelyk of wat onberispelyk zy. Vooral dient hy niet opgekweekt in de gedachten, dat de wil en begeerte des Vorften wettig en billyk zyn j noch zoo aan zyne Gezindheid gehegt, dat hy alle inzettingen en bevelen der Geeftlyken voor Euangeli aanziet. Wel verre van daar , hy moet een geheel redelyk Schepfel zyn , die zich niet verbeeldt , dat alle gewoonten en gebruiken zyns Vaderlands nut en heilzaam zyn ; wandt anders zouden de Karibaanen , die het dooden en eeten der Menfchen gewent zyn , ons , naar hunne gewoonten en gebruiken, eene vreemde gedaante van eenen geregelden Haat meencn te geeven. Hy moet de gemeene dwaaling deezer Eeuwe , noch die der geldzugtige Geleerden en Konftenaars niet volgen , van eerder voor geld dan om roem te arbeiden. Hy zy ook geen Dichter , om de groote Vryheid die de zulken gewoon zyn te gebruiken van menigte verfierde optooifelen, die inde Verzen vcrëifcht, maar in de Hiftorien zoo niet geleden worden. Eindelyk, hy zy van bezaadig- de  ÖFER DE HISTORIËN: \ 17 de jaaren , om dat de jonge Lieden ftcrker aangedaan , en heviger van hunne driften geflingerd worden 5 wandt dc tydt maakt al die geleerdheid of Konften oeffenen , zoo wel als vrugten ryper , zoo lang als de krachten door den ouderdom of winter niet geftremd worden., Als men deeze deftige eigenfchappen bezir, is 'er geen twyfel of men zal oordeelkundig konnen fchryven ; dat is , tot zyn Oogmerk te gaan (g) pp welke wyzc dat het ook zy, zonder afwyken , zonder zich op den weg met onnutte zaaken op te houden, 't ls alles met eene foort van wysheid en bezaadigdheid te verklaaren j zonder zich aan de hitte van zyne inbeeldinge , of leevendighcid van geeft over te geevem 't Is de kennis van 't gene Irt de uitdrukking overtollig is agter te haten , als daar zyn veele byWoorden, en dis byvoegfelen die de zaaken verminderen in plaats! van ze groot te maaken. Niets dat flaauw kwynende en onnut is te melden ; maar al 't gene niet gezegd moet worden edelmoedig af te. fnyden , hoe fchoon het ook zy ; zich altyd minder aan het flikkerlicht, dan aan het wezenlyke overgeevende ; geene drift of hitte te toonen, daar niet dan koelbloed eri érnft wezen (g) R apin Rem'arque fur l'Hift. Nd. til. fag. 208; B Hoofdffc Doricelkuallig te chry. /en.  rr. Höofdfl. ïfiet ' voorin, genoosten. iS VERHANDELING, wezen moet; alle zyne gedachten onderzoeken , en alle zyne woorden meetcn met een rechtmaatig verftand , en dat uitgeleeze oordeel , aan 't welke niets ontglipt. Als men op deezen voet fchryft, zal men altyd behaagen , in welke taaien , en voor welke Volkeren dat men ook mag fchryven ; wandt daar zyn geen algemeener regels in de Waereld dan die van de gezonde reden, en het fchrandere oordeel. Uit de gemelde ftellingen volgr, dat de Hiftorifchry ver verplicht is, in al zyne woorden de oprechtheid van zyn hart, en de ecrlykheid van zyn gevoelen te doen blyken. Hy moet in alles zynen vroomen aard doen zien, gepaard met al de zuiverheid van eene vryeziel, om de zaaken met geene vooringenomenheid, neiging, of liefde te fchryven , en aan den Leezer het onbedwonge oordeel van alles over te haten : tot dat einde moet hy onzydig blyven , en nooit de minfte drangreden gebruiken; noch niets moet hem ontglippen dan 't gene een teken is van reden en billykheid. Ik weete , dat ieder Menfch zekere byzondere neigingen bezit die men met moeite zal ontdekken , en tegen welken hy zich met kracht moet kanten; wandt deeze zyn ryke bronnen van kwaade gevolgen. By voorbeeld , een Edelman zal geene achting toonen voor 't gene niet adelyk is 5 ccn Geeftclyke keurt alle ftaaten beneden zich; en  OVER DE HISTORIËN. 19 «n een Ryke houdt niemand gelukkig dan die Schatten bezit, dus ook met anderen : ieder neemt het gene hy doet, voor 't gene hy gedaan moeit hebben , ert voor 't gene hy altyd moet doen. Die gelyk Pigmalion verlieft zyn op hnnne eige werken , zullen de oordeelkundige opmerkingen hunner vrienden verachten, hunne werken niet naar behooren overzien en verbetéren ; wandt de verliefde is blind in d« gebreken van 't gene hy bemind of lief heeft: dierhalvert betuigt de wytte der Koningen (h) zeer wel 3; Hebt gy eenen Man gezien , „ die wys is in zyne oogen , van eenen Zot „ is meer verwagting dan van hem ". Een Hiftorifchryver is dan verplicht zoo wel bp zich zelveri te letten ; als op de Schriften , die hy noodig heeft te volgen ; hy kan nooit tc veel (0 op zyne hoede zyrt , om dat hy byna nooit de {frikken van die vooringenoómenheid ontfnapt. Daar zyn zekere wyzen van regeeringe , daar zyn Zedekundigc en Staatkundige regels, die hem behaagen , of mishaagen; eri deeze vooroordeelen vervoeren hem, om de eerte partye meer dan de andere te begunitigen , zeifin 't fiiamenftellen van de oudffe gefchiedenilfen , én der verafgelegenfte ryken. Dit is 't niet alleen, hy moet zich door de (h) Spreuken Sa lomons Cap. XXFI.Vcrs u; (/) B aile Dia. Hifi. & Grit. Tam. IV. pag. 47. B z II. Hoofdlfc Zyne verpüch. ting.  II. Hocfdft. Niet paitydig. iö VERHANDELING de neiging tot zynen landaard , of geboorteplaats , een gemeen gebrek , ook nooit laaten vervoeren, 't zy door befchimpingen, of door lafteringcn op andere Volkeren of plaatfen vyandig aan de zyne. In tegendeel hy is verplicht een billyk oordeel te vellen over de ieugdzaame Mannen, die hy by alle voorvallen en onder verfchillende Volkeren ontmoet} wandt de Spaanfen , die zoo lang , en de Franfen, die zoo dikwylen met de Hollanders geoorlogt hebben , zyn niet misgedeeld van lofwaarde Mannen. Het zoude onbillykheid en lafheid zyn , die niet met hunne natuurlyke kleuren in eene Hiftorie van Holland af te maaien , en hunne deugden te willen verduiftcren, om dat ze ons in fommige gevallen naadcelig geweeft zyn. Een oprecht Schryver , die Prins Maurits , Frederik Henrik van NafTou , en Willem den III. voor roemwaarde Veldheeren erkent, zal daarom aan Alexander van Parma, Ambrofius Spinola , cn den Hertog van Luxemburg de verdiende eer niet weigeen te geeven. Geen minder oplettenheid is 'er noodig in 't befchryven der Burgerlyke oorlogen , inwendige verdeeldheden en partyfehappen , 't *y vandeHoekfche enKabeljaauwfche tyden, \ zy van de Staatfche of Stadhouderiyke regeerde ; want omtrent dit punt, in 't welke dc dnften met weinig heerfchen, is de uitterfte voor-  OVER DE HISTORIËN. tl voorzorg noodig , en 't is eene ongemeene gaaf, als men verdrukking en onrecht van vermoogende Mannen geleeden heeft, echter met zoo veel zorgs hunne pryslyke daaden te verhaaien als een onbeleedigd Schryver , en zoo van hen te fpreeken als hunne uitmuntende eigenfchappen verdienen •, zonder zich iet van de rechtmaatige reden zyns misnoegens te laaten ontglippen. In zoodaanige omftandighe* den "de waarheid alleen ten dienft te ftaan, en vriend en vyand op gelyken trant te handelen, zyn geen geringe blyken van eenen zeer eerlyken Schryver. Zoodaanig een zeldzaam voorbeeld hebben wy in den beroemden Hugo dc Groot, fchryvende van Prins Maurits van Nasfou , even of hy geen verfchil met den zeiven gehad hadde : hier door toonende , dal men dc driften overwinnen en goed van vyanden fpreeken kan. Zoo groote roem wordt nooil verkreegen, dan door den Lafter en de Vlyery , twee peften van de Hiftorie , die de vertellingen der menfehlyke gevallen vergiftigen met allen yver te verbannen. Hoewel zy beide op geene wyze van eenen getrouwen Schry ver konnen geleeden worden , zoo kan mei echter zeggen, dat de befmetting (k) vai eene lafterende penne , beftiert door den haa en 't gevoelen van ongelyk , in veele gevallet fchaa (k) B A I L E Dia. Hift. & Grit. Tom. UI. fag. 34c * B 3 II. rloofdit, t I l  II. Boofdft Zelfniet in den Godidienft. zi VERHANDELING fchaadelyker aan de Hiftorie is , dan die der Lofipraake of Viyerye ; wandt de katftgcmelt de , hoe groote dolligheid het zy , zich geduurig met fchryven te vermoeijen , om zich Zeiven door valfche (/) gefchriften voor eeuwig te fchanden te maaken , en den gevlyden niet de minfte eerglimp te konnen toebrengen, Vervalt doorgaans met den dood van dien, om wien ze gemaakt zyn ; zoo dat de naakoomclingfcbap zoo veel naadeel niet kan lydcn , ais van den lafter of de befchimping der Grooten, faamen gefteld met een kwaadaardig en bcfleepe overleg , die altyd blyven en nooit verboren gaan. Deeze gevaarlyke klippen zyn 't alleen niet voor welken een Schryver, die geen fchipbreuk in zyne eer wil lyden , zich te wagten heeft, de allergrootfte. voorzigtigheid heeft hy noodig omtrent het verhandelen van de verfchillen en oorlogen om den Godsdienft , die alle andere in driftigheid te boven gaan ; wandt het belang van den Godsdienft , doorwceven met de redens van Staat, maaken een mengfel, dat den arbeid van den Schryver verdubbelt , en die daarom niet alleen groote voorborg en oeffening , maar wel inzonderheid eeae vryheid van alle vooroordeelen en party- fchap- (l) Eocalyk Kundfchappeu van Parras /. Dcd :*p. LXXXJ/L M. 58y.  OVER DE HISTORIËN. 23 ichappen verëifcht. Wy behoeven tot bewys de Schryvers van de bittere vervolgingen der Roomfchen en Onroomfchen ten tyde van de hervorminge der Kerke, niet by te brengen, men flaa het oog maar alleenlyk op die genen, welken voor en tegen de Kerkvergadering van Dordrecht gefchreevcn hebben , en men zal wel haaft de onmaatige driften van Menfchen, zoo na in den Godsdienft verbonden , ontdekken ; men zal bevinden , hoe zy de onbillykfte zaaken van hunne medeftanders roemen, en de grootfte deugden in hunne tegendingers veroordeelen. In 't befchryven van zulke party fchappen , noch ter rechter noch ter flinke] hand te wyken , maar als een bezadigd en eer lyk Rechter de weegfchaal ft rak te houden j en niet dan aan 't zwaarfte einde te laaten overgaan , is voor eenen Hiftorifchryver Meefter werk. Niemand verbeelde zich, dat de zoogenaam de hooge geboorte, de bevordering tot dei titel van Leeraar , de verheffing tot zeker ampten of waardigheden qns alleen groote be kwaamheid tot de Letter-effeningen, of Kon ften geeven , wel verre van daar , door de ei ge liefde verbeelden zich de Menfchen dikwy len door hunne verdienften verkreegen te heb ben , 't gene hen door enkel geluk in de fchoot geworpen is, en maakt hen dierhalve den arbeid tot het wel uitvoeren zwaaide B 4 Ied< titel van Leeraar , de verheffing tot zekere te, of II. Hoofdil,; ■ Van j hooge geboor. 5 te , of . ampten 1? n :r  ir. Hoofdft. | . 1 ■ i 1 ! \ j I 24 VERHANDELING Ieder beproeve dit by zich zeiven , die ver? heven of aangefteld :s , en hy zal bevinden { des daags naa dc verkreege waardigheid niet bekwaamer dan des daags voor de zelve te zyn, en zoo hy zich anders laat voorftaan , gééft' het meer naadeel dan voordeel, en een bcwys dat hy zich zeiven niet kent. Omtrent de gemelde geboorte zal ik kortlyk myne gedachten ontvouwen ; by aldien zy voordeel in de geleerdheid boven andere gaf, dan zouden de beste boeken van de zulken gefchreven zyn, daar het anders blykt uit de wcergadelooze werken van Homerus,Virgilius,Horatius, en anderen (m); wandt de eerfte was van de geringfte foort van Menfchen, de ander eenPottebakkers zoon, en 3e derde de zoon van eenen vrygemaakten Slaaf. Die zich verbeeldt, dat het wérk en den Werkncefter by het gemeen meerder geacht zal vordcn van die met hooge geboorte, aanzienyke ampten, groote inkomften , en voordeeige jaarwedden pronkt, misrekent zich : 't is vaar dat fommige eenvoudigen door die uitterykhedcn als betoverd worden; maar zulks duurt liet lang , de verftandige Naakoomelingfchap n) oordeelt van de verdienften uit de werken Zelfs, O) Ook waren Socrate?, Euripides en Demosthees, ce beroernfie o.ider de Grieken , van zeer gerine of onbekende af koomft. b ■ O) B ai le Did. Hift. & Crit. Tom. II.  OFER DE HISTORIËN. if tsclfs, en zullen die, als ze goed zyn, niet mispryzen , fchoon ze zelf in 't begin van de Voorreden lazen , dat de Schryver van de ge-: ringfte geboorte , van een armoedelyk leeven geweeft, en van honger geftorven was : als de Schriften niet deugen , zullenze die verachten , fchoon ze op de eerfte bladzyde zagen , dat de faamenfteller een Edelman gebooren, en tot Graaf verheven was , dat hy als een Prins geleefd , en groote fchatten achter gelaaten hadt. Men weete dan , dat de verdienften niet altyd met het geluk verzeld gaanj eenen ieder, die geen Vreemdeling in ons Vaderland is , moet genoeg bekend zyn , dat vermogende Mannen , zoo die al oordeelkundig waren , fomwylen bekwaame Lieden voorby gaan , om mindere bekwaame te verheffen, uit inzigten die geene gemeenfehap met de Weetenfehappen of Konften hebben. Dierhalven moogen wy vastftellen, dat 'er geenen pyl uit zoodaanige eertytels te trekken is j om dat het gezonde oordeel , een eerlyk gemoed , en de groote ervaarenheid, en niet de geboorte, noch het ampt den Schryver achtbaar en waardig maaken. Dus eene fchets van de natuurlyke gefteldheid des Hiftorifchryvers gemaakt hebbende , zal ik overgaan tot de bekwaamheid , die in den zeiven verëifcht , en door naarftigheid , goed begrip en ocffening verkreegen wordt. B y On- Hoofdft* Taalkundig.  Btoofdft. TJirgeflrekt in kennisfe. iö VERHANDELING Onder deeze dient hy noodzaaklyk verfcheidene taaien magtig te zyn ; niet om dat ik meene , dat die meer verftand of oordeel geeven , neen zeker , zy bekaden het geheugen, en laaten dikwylen geene plaats over voor zaaken, die meerder aanleiding tot de waare wysheid zouden geeven. Zelf wordt de lange tyd, die men in 't leeren van 't Griekfch , Latyn, en andere taaien befteedt, by eenigen , niet zonder reden , als de voornaam fte oorzaak gehouden , door welke wy niet tot die grootheid van kennis, verftand en gemoed geraaken, welke in die volkeren, die 'er geenen tyd door verboren , geweeft is. Doch , dewyl de kennis der taaien gelegenheid geeft om van alle kanten , 't gene tot vermeerdering of verbeetering der voorgenome Hiftorie ftrekt, by een te haaien, dierhalven kan men de zelve niet ontbeeren. Deeze weetenfehap is maar een gering deel, ten aanzien van al het noodige tot het fchryven der Hiftorie ; want boven de TydrekenAardryk- en Geflachtrekenkunde , daar wy in 't vervolg van zullen handelen, en van welke ieder Hiftorifchryver volkoomenlyk onderweezen moet zyn, om niet tot ongemeene misflagen , die hem befpottelyk zouden maaken, te vervallen, dient hy , om zyn werk op geenen lollen grondflag te bouwen , eene uitgeftrektheid van kennifTe, en die veel ruimer te heb-  OFER DE HISTORIËN. 2j hebben, dan de ftof in den aanvang van hem fchynt te veréifchen, inzonderheid van de algemeene Hiftorie des Aardryks ; om dat die van Holland, federt verfcheidene eeuwen, veel deel in de zelve gehad heeft; wandt al voor den aanvang van ons Graaffchap tot den hedendaagfehen tyd, heeft onze Hiftori gemeenfehap met byna alle volkeren van Europa , en zelf met die van de andere deelen der aarde. Indien hy geene hulp by de uitheemfche Schryvers zoekt, zal zyn opftel zeker van weinig belang en gebrekkelyk zyn j wandt uit de oude Schriften van ons Land , de Oorlogen der Romeinen en Batavieren, die der Franfche Koningen met onze Voorouders s de Vriezen, en de overftroomingen der Noormannen op te zoeken , ware vrugtloos tyd en arbeid verfpillen. ik zwyge van de gevallen der laatere tyden , als de Kruisvaarten naar 't Heilige Land j de verfchillen met Engeland over het Schotfche Ryk ten tyde van Graaf Florens den V. en de geduurige ftribbelingen over de verbintenis aan het Keizerryk, van welke onze Schryvers niets, of zeer luttel reppen. Het is dan buiten tegenfpraak noodig om de oorlogen, onderhandelingen , cn verbonden der Hollanderen met zoo veel verfchillende Volkeren te verhaalen , ieders belangen te ontknoopen, en de oorzaaken en gevolgen dier beweegingen op te fpeuren en te bevatten , dat men ook andere Hiftorien ir.  II. •Hoofdft. Van de oudeHiftori des kands. W VERHANDELING nen met oplettenheid moet geleezen hebben. Doch het fchynt , dat het grootfte deel der Saamenftellers van de Hollandfche Hiftorien , die federt anderhalve eeuwe gefchreeven hebben , geenen ernft noch nadruk aan hunne Werken geeven, dan wanneer ze tot den oorlog met Spanje en het oprechten van 't Gemeenebeft gekoomen zyn, dus dc voorgaande gevallen , als of zc van geen belang waren, verwaarloozende ; zulks by veelen hier uit een zeer valfch en onrechtvaardig vooroordeel opgevat is , naamenlyk , of de Hiftori van vrocgeren tyd niet waardig was geleezen te worden j een denkbeeld waarlyk , dat op zwakke fchooren ruft, en geenen grondilag heeft, dan de onachtfaamheid , of om onze meening openhartiger te uitten , de onweetenheid van die, welken om de moeijelykheden te myden zulke valfche ftellingen maaken. Neen, dit punt is gewigtig genoeg ten aanzien van onze Hiftorie om opgehelderd te worden , en onze aandacht dubbel waardig ; ja geen gezond verftand kan ontkennen of de uitgeftrekte weetenfchap is geheel nut en noodig , en hoe groot de verplichting zy , die op den Schryver ligt om zyne onderzoekingen verder uit te breiden, dan de Gedenkfchriften zyns Lands hem verfchaffen. Wie zulks met ernft overweegt, en geenen arbeid ontziet in den ooi fprong der gevallen naar te vorfchen, zal in het doorfnuffe- len  OVER DE HISTORIËN. i§ Icn der uitheemfche Schryvers onbekende fchatten ontdekken, voornaamenlyk in de verzaamelingen van de oude Stukken zoo in Vrankryk (o) als in Duitfchland gedrukt , buiten kennifle van welken onze oude Hiftori niet ter deege kan verbeterd noch vermeerderd worden , wyl 'er voor een' oplettenden zoeker oneindige dienftige zaaken , die groot nut geeven , in te vinden zyn. Dierhalven ontbreekt ons niets meer dan zulk foort van ftukken zoo veel te doen gelden, als ze waardig zyn, om goede zaaken voort te brengen. Aan hem is ook oordeelkunde noodig in de oude gedenktekens zyns Vaderlands , tot de penningen , en de Steencopfchriften , zoo der Romeinen als anderen , om de waare van de ' valfche te onderkennen > wandt zoo de Schryver deeze bekwaamheid niet bezit , zal hy met de onwaardige getuigen , die afgekeurd behoorden te worden , zoo veel te doen gelden als de oprechte , eene onzekerheid aan 't ganfche werk geeven. 't Is hem dan geheel noodig te weeten , of die in den zeiven tyd of kort naa het geval gemaakt zyn } zoo niet, konnen ze tot geen nut of verfterking der Hiftorie ftrekken j wandt wat geloof verdienen penningen , die meer dan hondert jaaren naa 't geval j dat ze vertoonen, in de "Waereld geit oo- ( ») Scriptor es Francicamm & Germanicarum rerunt. II. Hoofdfti Oud- heidfeun dig.  ff. Ook in de fanftieringeen gewoonte des Lands. ne P VERHANDELING koomen en naar onzekere verbeeldingen ge5 volgd zyn ? De zelfde oplettenheid is 'er noodig omtrent de afbeeldfels onzer Graavcn, 't %y die te Haarlem op het Stadhuis , 't zy die te Leyden op de glazen van de groote zaal van den Doelen gevonden worden , van welken de afbeeldfels der eerde Graaven zekerlyk Verdicht , of in laatere tyden verzonnen zyn j even als in onze dagen dè Zinbeelden tot de Graaflyke penningen gefchikt j noch aan de Hiftorie , noch aan die Konft voldoen , en dus middagklaar des uitvinders onkunde in beide deeze hoofdzaaklykheden aantoonen. Het is ook een der noodzaaklykfce punten,maar t'evens zeer zeldzaam in eenen Hiftorifchryver ,- dat hy volkoomenlyk de gefteltenis" der Landbeftieringe en naauwkeuriglyk de zeden en gewoonten van die Vólkeren, van welken hy de Gefchiedeniffen befchryft, weet, en zelf van iedere eeuwe : en dat hy öp de verandering in 't opperbeftier omzigtig lette. By voorbeeld , hy moet de Graaven , die zekere Landftreek in lyftogt , of vruchtgebruik verkreegen hadden , onderfcheiden van de erflyke Graaven , wandt de eerftcn waren alleen peifoonlyke Bedienden der Oppergebieders, erf dat voor zekeren tyd ; daar de anderen grondleggers van de grootheid huns Geflachts geweeft zyn. Hy moet de Voogden of Befticrders der Graaven niet gelyk Hellen met hun-  OVER DE HISTORIËN. ?t ne Stedehouders , de Stedehouders onder de . Graaven niet van de zelve achtbaarheid houden als die onder de Staaten, en hunne Raaden niet vermengen met de Gemachtigden der Edelen en der Steden , of met die in laateren tyd Staaten des Lands genaamd zyn. Hy dient wel te letten op de veranderingen in de Landbeftieringe, wanneer de Vergaadering der Staaten , het Gerechtshof, de. Rekenkamer, het Leenhof, de Hoogenraad , de Gecommitteerde Raaden , en meer andere ingefteld zyn: de Veertigen of Raaden der Steden , die ten tyde van Philips den Goede , Hertog van Bourgonje , eerft ingevoerd zyn , niet gelyk ftellen met den Rykdom of de Gemeente die te vooren gehoord wierden. Hy verëifcht ook den oorfprong der Leenen , het verfchil der zelve , den dienft of plicht der Leenmannen , het onderfchcid van Ridders , Schildknaapen, Edellieden, Welgeboorenen, Vryen, Dienftmannen en Slaaven wel te weeten. Niet minder is hem noodig kennis te hebben van den Godsdienft, van de Landwetten en van de veranderinge der zeiven , van den ouden Wapenhandel , van den Krygsdienft , en het oprechten van Benden, die om geld dienden. Ook behoort hy niet onkundig te zyn van den aanwas des Koophandels , van de oorzaaken tot het maaken van nieuwe Volkplantingen in andere deelcn van den aardbol, van den roem en ont¬ ijl 3oofd#  ir. Htwfdft. i t £eden. £ b n k v re rs VERHANDELING ontzaglykheid der wapenen, zoo.ter Zee ahj" te Land verkreegen ; en eindelyk het veranderen van die dapperheid , van dien yver, en ran die zuinigheid , door weiken de Staaten iroot worden , in vatzigheid , welluftigheid , :n verkwiftinge , door welken de verdeeldheid! en verwoeftingen der Landen voortkoonen. Den oorfprong van deeze gebreken aan e toonen, zyn van duizendmaal meer belang, an fommige fraaije daaden van by zonderen te erhaalen; wandt uit het goede enkwaadege[rag van de Menfchen der voorgaande eeuven $ en uit de gelukkige en ongelukkige geolgen , dié 'er uit ontftaan zyn , leert men irat 'er in den tegenwoordigen tyd te doen of s myden is , om eenen ftaat te doen bloeijen,5 n den ingezetenen dat geluk (j>) te bezorgen, t welk ze met recht van die genen verwagen , die hen regeeren. Dat hy ook de Zeden der Volkeren, wier evallen hy befchryft , dient kundig te zyn is uiten tegenfpraak. Door Zeden verffaat men iet alleen de wyze der Burgerlyke en Krygsundige beftiering en den ommezwaai der zclï-} maar ook de wetten, gewoonten, gebruiken/ (p) As mi bi qtiidern videntur huc otHnia ëjje refe■■ida ab iis , qui praefiint aliis , ut ii , qsti erunt eo•m in imperio, fint quant beaüffirni. Cicero ad Fratrem Quinturn.  OVER DE HISTORIËN. 33 ken , het gedrag en de eigenfchappen van den Landaard , met de veranderingen die 'er in 't vervolg van tyden in gekoomen zyn. De kennis van deeze zaaken is ter voltooi) inge van de Hiftorie weezenlyk ; maar verëifcht veel aandacht en oplettenheid : daar behoeft maar een woord om 't gebrek van kennifTe des Schryvers in dat opzicht te doen zien. By voorbeeld , ons Land met den naam van Holland te noemen , thoen 't nog niet dan onder den naam van Vriesland bekend was : of onze Opper- , rechters Graaven van Holland te heeten voor den tyd van Diederik den Vyfden , die de eerfte deezen titel gevoerd heeft. De Edelen en Gemachtigden der Steden Staaten van Holland te noemen, voor dat die bekend waren , en het gezag te geeven, dat ze menigte van jaaren, naa dat Jan, Hertog van Brabant, als Gemaal en Voogd van Vrouwe Jacoba hen (q) in 't jaar veertienhonderd en achtien , eerft vryheid gegeeven hadt te vergaderen, gekreegen hebben. De Prinfen van Oranje, onze Stadhouders, den titel van Hoogheid te geeven toen ze dien van Excellentie voerden, en voorden tyd dat Lodewyk de XIII. Koning van Vrankryk , dien aan Prins Frederik Henrik , in 't jaar 1637. fchonk: welken eernaam de Prins ook niet dan met (?) Uit den Brief van den 20. Juny 1418. C ir. Hoofdlt.  II. Hoofdfh Gevaar in de onriplet- tenheid. 34 VERHANDELING met toeftemminge der algemeene Staaten aangenomen heeft : en eene oneindige menigte van diergelyke zaaken , in welke verfcheidene onzer Hiftorifchryvers gemift hebben, die ganfch geenen roem aan hunne geleerdheid byzetten. By aldien een Hiftorifchryver zoo oplettend niet is als een Schilder , zal hy de zelve berispingen onderhevig zyn; wandt zoo dees onweetend is van de gewoonten , toetakeling en dragten , zal hy door de omftandigheden niet naar waarheid af te maaien , de ganfche Hiftori twyffelachtig maaken. De Hollandfche Schilder Rcmbrandt, en zyne naarvolgers , die anders zoo leevendig de natuur gevolgd hebben, zyn in dit punt van weetenfchappen zeer gebrekkelyk geweeft : Zy fchilderden den Hoogepriefter der Jooden als eenen Turk , en de aloude Grieken en Romeinen als agter het Landloopende Jooden. Eene dwaaling voorwaar, die alzoo groot is, als of wy de Hollanders ten tydc van Philips den III. Graaf, de II. van dien naam Koning van Spanje , met paruiken en daflen , of die van onzen tyd met baarden en kraagcn wilden verbeelden. Iedere tyd, ieder Landaard heeft zyne byzondere gewoonten, die veel van andere verfchillen. Indien wy onze eenvoudige en dappere Voorvaders in eene vatzige , verwyfde en verwaande geftalte te voorfchyn zagen koomen , zou ieder niet middagklaar befpeuren , dat de groote daaden, door wel-  OVER DE HISTORIËN. Jf welken het Gemeenebeft geveftigd is, door zulken niet zouden konnen verrigt worden, en met zoodaanige geftalte het werk onwaarfchynlyk gemaakt was ? Wie zou niet lachgen om eenen Schilder, die Claudius Civilis , het Hoofd der Batavieren , omringd van een befchaafd , geeftig, en prachtig Hofgezin, verbeeld hadt? hoewel hy de waarheid van het geval al mogt getroffen hebben , zoo zal echter het voornaamïte van de zeden valfch blyven (r). De Batavieren waren thoen byna niet dan dwaalende en woefte benden , zonder geregelde wetten , en zonder Staatkunde , die nergens meer dan van rooven , verwoeften en overftroomen wiften. 't Is dan vooral noodig van de oude gebruiken kennis te hebben , en in de Oudheden var 't Land , van 't welke hy de GefchiedenifTer befchryft, ervaaren te zyn , om geene blyker van onkunde in die zelfde zaaken te geeven , die ten pronk van zyne geleerdheid ftrekken. Niemand, by voorbeeld , zal geloof konnen Haan , die de gewoone rechtsvorderingen onzer Graaven kundig zyn , aan de vertellinge van (r) Dus zien we ook hoe oneigen moedernaakt* KJrygs'knechten inden Bethlehemfche Kindermoorden als wy die prent, fchoon van denGrooten Rafaël d'Urbin eefchildert, met aandacht befchouwen. Dus zyr ook de prachtige Romeinfche Veldtekens in de Verbeef diner van den Sabvnfchen Maagdenroof niet voeglyk. 'Cl II. Hoofdft. Voorbeelden.  II. Hoofdft. ■ I Zyne neiging te bepaaien. i ( %6 VERHANDELING van den Bailliu van Zuidholland, welke om den Boer eene Koe (s) ontnomen te hebben, van Graaf Willem den III. met den dood zou geftraft zyn , zonder rechtbank te fpannen , en dat in zyne kamer , en voor zyn ziekbedde : daar wy aan 't ombrengen des Heeren van Engien klaarlyk befpeuren , hoeveel moeijelykheden dc Ruwaard, Hertog Albert van Beijere,zich door die ongeregelde rechtsoeffening , fchoon op achterdenken van verraaderye gepleegt, op den hals gehaald , en hoeveel het hem , om die buitenfpoorigheid te boeten , gekoft heeft. Men ftelle dan deeze foort van vertellingen , ?y die der Graavinne van Hennenberg, en het jaaren van driehonderd vyfenzeftig kinderen : sen louter verdichtfel der Monniken , om den :oeloop tot hunne Kerk , door uitgeftrooide wonderwerken te doen aanwalTen. Hoe noodig deeze oplettenheid, en weetenfchap is , zoo dient de Hiftorifchryver zich lier tegen wel te wagten , van zyne genegenbeid tot de geleerdheid zoo verre uit te breiden , dat ze onorde , moeijelykheid , en duilerheid in de Hiftorie veroorzaake , *t gene igtlyk gefchieden kan , door dingen uit de judheid by te brengen , die niet ter zaake dielen, door welken men denLeezer in zyne denk- beel- (s) Het Gondtfche Kronykje bl. 98, en Toetüeen )p het zelve door P. Scriverius bl, 270.  OVER DE HISTORIËN. 37 beelden verwart, en hem laftig maakt 't gene gemakkelyk dient te zyn. Zulks gefchiet, als men de dagen der Maanden naar de Latynfche wyze noemt met Kalenden , Idus , en Non* ; en de naamen der Steden , zoo die ten tyde der Romeinen, als men meent, bekent waren: dus hebben de Taalgeleerden van de Stad Leyda , Lugdunum Batavorum gemaakt, hoe ongerymd deeze verandering ook mag zyn ; en fchoon zulks uit geene oude Schriften van ons Land beweezen of goed gemaakt kan worden, echter houdt die al te geleerde dooling tot nogtoe ftant. Op gelyke wyze worden fomwylen de Geflacht- of toenaamen door de buiging en uitgang van andere taaien , zoo verboogen en veranderd, dat de eige Landaard, ja zelf de Naakoomelingen die naauwlyks , alzoo min als een duifter raadfel, konnen ontdekken; 't gene de Franfen in hunnen anders zoo Lofwaarden Thuanus zelf veroordeelen. Om zulke duiIterheden te ontgaan , moet de Hiftorifchryver zich zoo verre niet aan die overtollige geleerdheid overgeeven ; maar de verftaanbaarheid , als zynde mede eene der befte eigenfchappen van de Hiftorie , veel meerder te achten. Men kan zich ook verzekerd houden , dat een Hiftorifchryver , die meer beoogt zynen Leezer te vermaaken,dan te onderrechten, 't Zy door vroolyke vertellingen , 't zy door poëtifche Verdichtfelen , of verfierde WonderdaaC X den, II. Hoofdft; Geene Herfenfehimmen of beufeh'ngen te eerhailen.  II. Hoofd.fr, zS VERHANDELING den , zyne achting, tot rechtmaatige ftraf van zyn beftaan, by de naakoomelingen niet zal behouden. Het ontbreekt ons niet aan diergelyke voorbeelden onder onze Vaderlandfche Schryvers, van welken wy eenige zouden konnen aantoonen , die door eige belang, door ydelheid , door vrolykheid van gedachten , of om zich te verluftigen , fommige gevallen of Zaaken verzonnen en als waare Hiftorien gemeen gemaakt hebben. Uit deeze en dierge* lyke oorzaaken zyn de Gefchiedenis - befchryvingen van alle Landen en gevallen , die voor den tyd van 't aldaar in gebruik zynde fchryven verhaald worden , meeft duifter , onzeker en vol verdichtfelcn. De plicht van den Hiftorifchryver is deeze geheel agter te laaten , en niet anders te beoogen , dan door eene oprechte en waare vertelling voordeel te konnen geeven; zoo hy 'er eenige leerzaame voorbeelden of aangenaame vertellingen onder wil mengen , die moeten ftrekken om de waarheid te verfraaijen , om ze bevalliger en fmaaklyker te maaken , met om ze te bederven ; gelyk gedaan wordt door vernaaien, welken op geen rechr geene rede, noch geen gebruik fteunen; waaromtrent het volgende onder anderen tot een voorbeeld kan ftrekken : „ Dat Willem van „ Betjere, Graaf van Ooftcrvant, 's Hertogen » flbc"ts oudfte , zittende aan de tafel „ des Komngs van Vrankryk, door eenen He- „ raut,  OVER DE HISTORIËN. 39 „ raut, die het voor hem leggende tafellaa„ ken aan ftukken fneet, befchimpt wierdt, „ om dat zynen Oudoom van de Vriezen ver„ flaagen , en in 's Vyands Land nog onge„ wrooken ,. begraaven lag (O- " Zulke vertellingen voegen myns oordeels beter in eenen Roman of by den Spinrok, dan in eene leerzaame Hiftorie; wie anders waant, bedriegt zich zeiven , en die zyn Werk leezen. Het onweetende gemeen mag behaagen fcheppen in zulken opfchik, maar verftandige , en eerlyke lieden beminnen niet dan de waarheid ; des te meer, om dat ze den Lcczer op den doolweg brengen, vermits weinigen zoo fterk van geheugen zyn , die de faamenbinding en den aanhang der gevallen, van welke dus afgetreden wordt, niet verliezen. Die hier aan twyfelen, leeze flechts twee voorbeelden in Pontus Heuterus (v), het eene van boerterye, en het andere van ftrengheid, die boven zekere onwaarfchynlykheid in de omftandigheden, myne ftelling genoeg zullen bewaarheden. Uit al deeze voorgeftelde hoedanigheden zal men konnen opmaaken , dat 'er zoo veel bekwaamheid tot eenen goeden Hiftorifchryver verCO Chron. van Koll. Divifu XXVI. Cap 45-- en Gouthoevens Chron. van Holl. bl. 40S. O) Rer. Burgund.Llb.lv. Cap. XIX. & Lib.V. Cap. V. C 4 II, [Ioofdft. Aanmer kingom trenc de bekwaam»heid.  II Hoofdft. (x) Parrhafiana bl. J37, 40 VERHANDELING vercifchtwordt,dat'er zeer weinige Menfchen in ftaat zyn om de GefchiedenuTen naar behooren te konnen befchryven > ja , daar zyn 'er , die (.v) meenen , dat 'er geen handwerk, geene Konft , noch geene Weetenfchap moeijelyker is dan deeze, indien men zich daar in wil kwyten, als 't behoort; want niets verëifcht zoo veel oordeel , zoo veel reden, zooveel geeft, zoo veel wysheid , en zoo veel goede eigenfchappen als de Hiftori, om 'er wel in te flaagcn , en boven alles eene gelukkige natuur , gepaard met eene onvermoeide naarftigheid, en groote oplettenheid, die alom te ftaade komen; en in 't kort, daar moet niets zyn, van 't welke hy handelt, of hy moet 'er niet alleen eenige kennis van hebben, maar zelf grondig van onderrecht zyn : zoo niet, zal hy , door andere Schryvers , door vertellingen , of gerugten blindeling te volgen, onweetende dooien, en zyne onkunde openlyk ten toon ftellen. Om hier , tot befluit van dit Hoofddeel, een klaar denkbeeld van te geeven , zal ik de Schriften van Pontus Heuterus , anders niet van de geringde, gebruiken. Dees dan mek in dc Geflacht-tafel van Waffenaer en van Polanen -y „ Dat Willem van Duivenvoorde , onwettige „ Zoon en erfvolger van Willem van Duiven„ voorde, Heer van Breda, enz. den Wettigen jj Heer  OVER BE HISTORIËN. 41 „ Heer van Duivenvoorde tot erfgenaam van ,, al zyn goed wilde maaken , mids die hem „ de vryheid zoude geeven , het volle wapen „ van dat Huis , zonder teken van baftaardye, ,, te moogen voeren ; 't gene hem door den zeiven dwaaslyk geweigerd wierdt. " Uit dit fchryven blykt, dat Heuterus geene kennis van de Wapenkunde , noch het recht van de zelve in 't minfte gehad heeft , wyl de Vorften zelfs die vryheid of dat eerteken niet aan huiuie baftaardkinderen vermogten te geeven , gelyk onder anderen middagklaar blykt, uit de Wapenfchilden der Baftaarden van Philips den Goeden , Hertog van Bourgonje , die allen zekere onderfcheidene breuken of verminderingen , ten teken van onwettige geboorte , in hunne Wapens behouden en gevoerd hebben , zelfs naa dat zy door den Paus gewettigd , en tot de hooge waardigheid van Bisfchop , of Graaf enz. gevorderd waren. III. HOOFDSTUK. Van de Schikkinge in het faamenjiellen eener Hiftorie , of van de Stofte en de Gedaante. 't Ts niet genoeg voor eenen Krygs-Overften eerfe groote menigte Volks van alle kanC y ten ff /  III. Hoofdft. 42 VERHANDELING ten verzameld te hebben , hy dient die in goede ordre te kunnen fchikken; wandt de verwarde en ongefloote benden zyn alzoo zwak in den ftryd als de ongefchikte woorden in eene redenvoeringe ; dierhalven moet de Hiftorifchryver, zoo wel als een Veldheer, met zich zeiven te raaden gaan , of hy , behalven den voorraad, ook al de andere verëifchte middelen tot het gelukkig volbrengen van zyn voorneemen heeft, 't Is dan niet loflyk op de Verzaameling van oude en nieuwe Hiftoriftukken , by geluk verkreegen , moedig te zyn , en alles buiten die met verachtinge te befchouWcn. Niemand kan ontkennen , dat die nut en dienftig zyn, even als het hout en de fteen tot het timmeren van een gebouw j maar moet t' evens belyden , dat 'er vry grooter konït tot de goede gedaante van 't werk , dan tot het vergaderen der ftoffen behoort, 't Is ook niet minder dan pryslyk , in anderen , die feilen en mistaftingen, aan welken wy in diergelyke werken zelfs fchuldig zyn , te veroordeelen , als 3f de verbetering in 't zeggen , en niet in 't Joen beftont: dit zy verre van ons, wy moeren door onze werken aan de Waereld toonen, de ftof meefter te zyn, en dat wy die naar dc konft weeten te behandelen , niet door ydele zwetfery , of grootfche woorden 'en beloften, Jie de onweetende menigte , maar geen fchranJere Mannen misleiden. De Saamenllelling ver- èifcht  OVER DE HISTORIËN. 43 ëifcht veel konft en oordeel, men kan in de zelve en de ftof, en de gedaante aanmerken. Door de ftof verftaat men de Hiftorifche daaden en gevallen , en het is in de verkiezinge der zelve, dat het oordeel van den Schryver moet blyken ; wandt men mag in eene algemeene Hiftorie niet alles, 't gene men in de Gedenkfchriften, die men gebruikt, vindt, voegen of verhaalen : maar de onnoodige daaden en gevallen affnyden , daarentegen al de omftandigheden der noodige en nutte zaaken zorvuldig aantoonen; om dat die het verhaal waarfchynlyk maaken , en den geeft, vermoeid door eene aan eenfchakeling van groote daaden, verpoozen, ook geevende meer indruk op het gemoed van den Leezer, mids dat ze wel verkooren zyn. Tot dit einde dient men het uitpluizen van laage en beuzelachtige zaaken te myden , alzoo die rtiet alleen kleinachting aan 't onderwerp geeven , maar zelf het verhaal kinderachtig en belachelyk maaken : inzonderheid met de kleeding , wapenrufting, het huisraad en wat dies meer is breed te befchryven, en-met een woord of twee de aanmerkelykfte gevallen voorby te gaan , dus het voornaamfte verzuimende , en 't gene niet om 't lyf heeft opmerklyk maakende ; gelyk die Schilders, welken al hunne vlyt befteeden in het hair en de nagels wel te verbeelden en daar [t meelt op aan komt verwaarloozen. 't Is ook niet III. HoofdfL De ftof van de Hiftorie-  III. < f 1 Scnik. Jsing van dezelve. 2 I t n r v h t (v) Fleurï Prefaccde ï'Hift. Ecclef. Tom. I. 44 VERHANDELING niet gcoorloft de gevallen die men in de befte Schryvers , welken tot ons gckoomen zyn , vindt , met nieuwe fieraaden of pas uitgevondene omftandigheden, onder voorwendfel, dat ze waarfchynlyk zyn, op tefchikken; zoodaanige vryheid paft niet dan aan Poëten, een Hiftorifchryver moet de zuivere waarheid tot den sjronflag van zynen arbeid Hellen. Dierhalven s hy (jy) verplicht naauwkeuriglyk alle omHandigheden , die hy in de oorfpronglyke Schriften vindt , te verzaamelen , om de daaleri van belang wel af te fchilderen , en die ;oo natuurlyk , als in zyn vermoogen is , voor >ogcn te ftcllcn. Boven het vermaak dat zooiaanige fchilderyen geeven, is de nutheid groot, ,y doen de inbeelding leevendig aan , en drin;en diep in 't geheugen , houdende den geeft ingen tyd gehegt aan een zelfde voorwerp. Omtrent dit punt "zal het niet ondienftig yn, wat nader te verklaaren hoe deeze fchiking begreepen wordt. De Hiftori van een Loningryk of Gcmeenebeft heeft den Vorft 3t haar voornaamftc voorwerp ; en hierom oemt men de Koningen Hoofden van hunne pken ; wandt gelyk het hooft het gebied oert over al de leeden van het lichaam , zoo eerfchen de Koningen over hunne onderzaa:n , en die zyn als het oogpunt naar 't welke  OF ER DE HISTORIËN. 4f kc zich alles moet ftrekken en gedraagen, en de byzondere perfoonen (z) moogcn 'er geen deel aan hebben , dan voor zoo verre als zy iet tot het algemeene toebrengen. De Veldheeren , Zeevoogden, Bedienden van Staat, of andere Amptenaaren worden'er niet in geplaatst, dan uit oorzaake van dat toebrengen. Zoo men in de befchryvinge van een Zee-of Landgevegt van de daad eens byzonderen Bootsgezels of Krygsknechts gewag maakt, 't is om dat deeze daad gevolgen tot belang van 't algemeen gehad heeft , of dat ze iet zonderlings bevat, van 't welke de roem zich verfpreid over den ganfehen Landaard. Dus om de zelve reden, zou het geen verfieren, maar bederven der Hiftorie zyn , met 'cr beuzelingen in te laffen ; als eenige liftigheden der liefde , of oneenigheden van byzondere perfoonen , ten minfte niet, wanneer ze , gelyk het dikwylen gebeurt, geene oorzaak of gelegenheid van eenig aanmerklyk geval , in 't welke de Staat belang hadt, geweeft zyn : wandt anders zou zulks niet ongevoegelyk , maar zelf wezenlyk tot de Hiftori behooren. Zoodaanig is , om een voorbeeld te geeven , de onderhandeling van liefde van den Spaanfchen Veldoverften Baldeus met Juffer Magdalena Moens, toen hy , m 't jaar vyftienhonderd vierenzeventig , de (*) G. Daniël j>ag. 43. m Hoofdft.  m. Eoofdit. < Uitheem- 45 VERHANDELING de Stad Leyden voor den Koning van Spanje belegerd hielt, alzoo deeze Juffer het beitormen der Stad wederhielt, en dus oorzaak tot de behoudenis der Stad, en gevolglyk ook van 't Land , gaf. Nogtans vindt men 'er , die alle geringe daaden of gevallen , door de ou* de Schryvers gemeld , zonder reden of inzig:en verhaalèn , om uit eene kinderachtige verwaandheid , te toonen , dat hen niets ontglipt is. Daar de ervaare Schilders de perfoonen of saafcen , die niet tot het oogmerk helpen of loeri , in hunne Hiftorien niet verbeelden, om dat ze niet doen, dan den aandacht van den beichouwer aftrekken en het werk belemmeren. Men leere dan hier uit, als men iet van luttel belang wil vernaaien, zulks met weinig woorden en als in 't voorby gaan te doen , of gedeel te verwerpen. Dit laatfte heeft opzigt omtrent kleinigheden der hedendaagfche Hiftorie , in welke zekerlyk te ontdekken is of geringe zaaken gevolgen hebben, dan niet j maar zulks kan omtrent de aloude Hiftori van ans Land , myns bedunkens , niet zoo vaft gefield worden ; om dat wy niet konnen weeten of geringe zaaken geene aanleiding konnen geeven tot ontdekking en opheldering van groo:ere , die tot nogtoe voor ons verborgen gebleeven zyn, des kan hier omtrent de eerfte ivyze , de kortheid , gebruikt worden. Daar is ook geen vallen regel te maaken, of  OF ER DE HISTORIËN. 47 of men de uitheemfche Hiftorien met de in- . landfche vermengen mag , wyl zulks van de gevallen en het oordeel des Schryvers geheel ; afhangt ; en is fomtyds ten uitterfte noodig, fomtyd weder niet : by voorbeeld , toen de Franfche of Duitfche Keizers hier te Lande eenig gezag voerden , en dikwylen tot het regelen der zaaken herwaart kwamen > houde ik noodig kortelyk de gevallen , betrekking tot die zaak hebbende, te verhaalen, en hunne daaden aan te roeren maar federt de verandering van de regeeringe, en dat deeze Lan-> den niet in 't minfte af hanglyk van die Oppervorften meer geweeft zyn , zou het dwaasheid fchynen hunne daaden in onze Hiftorie te weeven. Deeze zelve oplettenheid heeft ook plaats omtrent de Pauzen , en zyn dierhalven beide deeze Opperhoofden , zoo in 't Waereldlyke als in 'tGeeftlyke, en der zeiver opvolgingen niet zonder oorzaake , in onze oude Jaarboeken gefteld geworden. De aanmerkelykheid deezer ftoffe noopt my, om de zelve hier wat nader te overweegen. Het is zeker, dat in den aanvang van eene algemeene Hiftorie de kortheid , inzonderheid van de uitheemfche gevallen, die tot het voorwerp betrekkelyk zyn , behoort betragt te worden j om dat men niet wel kan naalaaten de begonne vertellingen, die wy eens aangevangen hebben , te vervolgen : en dewyl de ge¬ ur. loofdH. che HI< tonen-  III. Hoofdft. 1 j c ^ c r c l 2 t i i j 48 VERHANDELING gevallen zich allengs wyder uitbreiden , door de gemeenfchap, die zy met andere krygen , zoo zou het onmoogelyk zyn, de voorgenoome Hiftorie anders eene goede geftalte te geeven. Ik zal myne meening hier weder door eene gelykenis voorftellen : Indien men de gevallen der Batavieren of Vriezen befchryvende , de opvolging , en al de daaden der Romcinfche Keizeren, of die der Frankifche Koningen , geduurende den tyd dat zy hier geDorlogd , en fommige zaaken van belang in opzicht, van ons Land verricht hebben , zou iet wel voeglyk zyn, dat men de nieuwsgierigheid des Leezers dus ontftooken hebbende, lie opvolging en daaden , zoo dra de zelve liet meer aan ons Vaderland betreffen , affnye , en de Naakoomelingen dier Vorften , cen of 'er geen in de Waereld waren, in verbetenheid laat en ? My dunkt van neen ; met e Perfoonen en zaaken van belang kan dus iet gehandeld worden , daar wordt een goed iordeel veréifcht om zich niet verder in de lithecmfche gevallen in te laaten , dan even 00 veel als tot het begrip des Leezers omrent de gefchiedeniffen van ons Land noodig s , en niet meer j wandt zoo men zich niet tan zyn voorwerp bindt , zal de befchryving dch niet binnen het gefielde perk laaten beluiten , maar eindelyk tot eene Hiftori van ïuropa of van den ganfehen aardkloot uitloopen. Dier-  OVER DE HISTORIËN. 49 Diergelyke oordeelkunde is 'er noodig omtrent de Kerklyke Gefchiedeniffen; men vindt de zelve dikwylen zoo naauw aan de Waereldlyke verknogt, dat die niet van elkandere te fcheiden zyn , en de Waereldlyke Hiftori zou zekerlyk gebrekkelyk wezen , by aldien niec kortelyk de oorfprong der ontftelteniffen, fchoon Kerklyk , echter aangetoond en verhaald wierdt. Ten voorbeeld hier van kan de eerfte beroerte om 't geloof en de oorlog der Nederlanderen met den Koning van Spanje ftrekken , welke zonder de kenniffê van het invoeren der nieuwe Biffchoppen , en van de Geloofsonderzoekinge , midsgaders de vervolging om den Godsdienft , niet wel te begrypen zoude zyn. Met het zelve oog moet men de Hiftori van het jaar zeitienhonderd achtien en negentien befchouwen > wandt Prins Maurits zou de klem der regeeringe zoo ligt niet magtig geworden zyn , t' en ware hy , onder fchynVan den Godsdienft , die groote fcheuring aangekweekt , en zyne weldoeners , die de vryheid en ruft des Lands befchermden , als onwaardigen vervolgd en verdreeven hadt. Zoo een Hiftorifchryver de geringe, de uit- 1 heemfche , en de Kerklyke gevallen en zaa- ] ken niet , dan zoo veel hem noodig fchynt , c binnen zyn beftek mag plaats gunnen, zoo moet * hy 'er ook niet inbrengen, die 'er geen deel, of belang aan hebben j wandt de zaaken die D gee- III. Hoofdft. Kerkely» keHiltorien. ïiftoien die sr geen eel aan ebben.  Hl. Hoofdft. Korte uitbret. dingen en verklaarin"gen. fo VERHANDELING geene overeenkoomft met het voorwerp , dat men verhandeld , hebben , breeken den draad van 't verhaal, vermoeijen den Leezer , en bederven de Hiftori , om dat niemand belang neemt in beuzelingen buitens tyds te berde gebragt , en is hier uit ligt op te maaken of de Schryver een recht denkbeeld van de gedaante der algemeene Hiftorie gehadt heeft. Hoewel het zeker is , dat de Hiftorifchryver zich aan zyn voorwerp moet bepaalen , zonder lappen of ftukken in 't werk te laffcn, die 'er geene overeenkoomft mede hebben j echter moet men zich niet verbeelden tegen dit gebod te zondigen, door zekere korte uitweidingen of verklaaringen, die het voornaamfte voorwerp van de Hiftorie betreffen , haar luifter by zetten, en ons een netter begrip doen krygen ; dierhalven ook niet voor overtollig konnen noch behooren gehouden te worden : In tegendeel , wanneer die ontbreeken is het verhaal van een zyner fchoonfte fieraaden ontbloot. Om myne gedachten te beter te doen begrypen , zal ik my hier van twee voorbeelden uit onze Graaflyke Hiftorie , die nadere vcrklaaring by wyze van uitbreidinge verëilchen , bedienen : Dat Lodewyk , Graaf van Loon, uithoofde zyner Echtgenoote, Vrouwe Ada , Dochter van Diederik den VII. Graaf van Holland, deeze Landftreek overweldigd hadt, en Willem , des overleeden Graa-  OVER DE HISTORIËN. fi Graaven Diederiks Broeder , zich tegen Lodewyk gekant hebbende , eindelyk in 't bezit van 't zelve Graaffchap raakte, wordt wel by eenigen gevonden ; maar de voornaamfte middelen , die Graaf Willem tot zyn oogmerk gebruikte , vindt men by onze Schryvers niet gemeld. Ten andere, wanneer de Roomfchkoning Albert, naa den dood van Jan den EerHen , Graaf van Holland , herwaart kwam 5 meenende , dat het zelve Geweft , by gebrek van manlyké Opvolgers aan het Keizerryk vervallen was, en hy in zyne onderneeminge dooi Reneife , tegen den naaften Erfgenaam , dei Graaf van Henegouwen , geholpen wierdt zoo dient men de oorzaak van deeze bewee ginge den Leezer , welke zekerlyk den grond {lag van dien eifch wenfcht te weeten , niet t< verbergen. Hierom mag men beüuiten , da deeze en diergelyke zaaken Hechts met eei woord of twee als in 't voorbygaan aan te roe ren, gelyk onze oude Hiftorifchryvers gedaai hebben, geene nette bepaaldheid, maar verzuim geene geregelde kortheid, maar verminktheid is De gemelde verklaaringen en uitbreidingei moeten niet begreepen worden onder zeken fierlyke redenen , die men de Vorflen of hunne Bedienden fomwylen doet voeren in dei Raad , de Veldheeren aan 't hoofd des Legers of die men aan de Gemachtigden in de onder handelingen van den Vreede of Oorlog toe D z eigent; III. Hoofdft, l » t i 1 I i Redenvoerin: gen. l »  III. Hoofdft. ft VERHANDELING eigent, om dat de eerften hoofdzaklyke , en de andere doorgaans maar gezogte fieraaden zyn , die met groote omzigtigheid verëifchen getoetft, en , als 'er geen zekere bewyzen uit Brieven, Dagverhaalen of Gedenkfchriften van den Perfoon zeiven toe zyn , niet ligt aangenomen behooren te worden. Ook zyn die naar de konft gefchikte Redenvoeringen der Grooten verdacht, om dat een Koning, een Veldheer of Zeevoogd zoo niet fpreeken als een geleerd Redenaar. Wie kan geloof flaan aan al dien opfchik met welk Voffius zyne Hollandfche Jaarboeken doorweeven heeft ? Hy brengt dc natuur niet, maar dc konft te voorIchyn, zoekende te veel te behaagen, niet gedachtig , dat de fchoonheden, welken het meefte opgepronkt zyn, niet altyd het meefte bek ooien. Ik wil om de mistaftingen dezelve echter niet geheel verbannen maar dat die op vafte gronden gebouwd, en niet te wyd'oopig, of onnatuurlyk gemaakt worden; wandt eene kleine redenvoering wel ten tyde in de Hiftorie te pas gebragt vaneenen perfoon, dien ze voegt , en tot het voorwerp over 't welke men handelt, kan , ter regter plaatze gefteld zynde , bevalligheid hebben > maar niet die langwylig, verdrietig en tot opfchik van 't werk alleenlyk verdicht zyn, en van welken ik in 't vervolg onder de fieraaden zal handelen, cn niets wezenlyks bezitten, die de aanecn- ich  OVER DE HISTORIËN. fj fchakeling der gevallen afbreeken, en daarom thans van de verftandigfte gemyd worden. Schoon wy onze meening en die van anderen, welken ons het achtbaaiite fchynen, voordraagen , zoo vindt men echter fommige Leezers , zoo wel als eenige Schryvers , die met de eenvoudige waarheid niet te vreeden zyn , en liever in dit deel en andere, de Hiftori bedorven hebben, dan hun vermaak te miiïen, zy begeeren iet zeldzaams om hunne nieuwsgierigheid te voldoen , en dit is de oorzaak dat men fomwylen onbegrypelyke geheimen opgedifcht vindt j inzonderheid omtrent raadflagen van Staat en van Oorlog , die in 't geheim gedaan, zelden geweeten, en byna nooit ter goeder trouwe verhaald worden , en het is dierhalven dat men deeze aanmerking op de Burgeriykc Oorlogen van d'Avila (a) gemaakt heeft ; Dat hy zich met vermaak laat leezen, maar fchryft, als of hy in de geheimfte Raadsvergaderingen geweeft was. „ Een eenig menfeh kan nooit het vertrouwen van al de „ tegen gefielde partyen gehad . hebben. Ja , ieder menfeh hadt al eenig geheim, 'r gene ■, hy, aan die de Hiftori befchrcef, niet fpaar- de te vertrouwen j zoo wect men de waar-" „ heid echter maar by ftukken. De Hiftori* fchryver, die my dat gene wil ontdekken, 't welk (<*■) Reflexions &c. par Fenelon^. 71. D 3 in. tiooWit; Gehei- meRaad» fl-igen.  III. Hoofdft. (t>) Bocalyn Kundfchap van Parnas //. deel, êl. ii8. f4 VER HANDELING „ welk ik zie dat hy niet weeten kan , doet „ my zelf twyfelen aan de zaaken die hy wel weet. " Zeker al die fraaije Hukken , die uitgeplooze ftaatkunde , die ontwerpen en raadflagen , die aangelegde onderhandelingen , zyn doorgaans uit de herfencn van de Schryvers gefprooten , welken niet dat gezegt of gedaan was , maar dat gezegt of gedaan hadt konnen worden , verhaalen. En het is op dit punt, dat de Staatkundige Italiaan (b) doelt, daar hy den Markgraaf van Pescara , in den raad van Apollo deeze leerzaame reden doet voeren : „ Dat het aller Gefchichtfchryveren „ gebrek was , zich grovelyk te vergrypen , dat ze zogten naar te vorfchen de verbor„ gene gedachten en het doelwit der handelin,, gen van den genen , die zoo in Vreedes als „ Oorlogs beleid , weleer gewigtige zaaken 5, uitwerkten ; en in 't Hellen van de rechte reden en oorzaake der zei ver zoo onrypen ,, en rockeloozen oordeel vellen, dat men meer- maaien aangemerkt hadt , dat ze prysly„ ke zaaken gelaakt en gelaHerd, en daarente,, gen fchandelyke hooglyk geloofd en ge„ roemd hadden. Dies hy voor de hoogHe onbehoorlykheid hielt , dat men tegen zul„ ke lieden , die t' aller tyden met de punt hun-  OVER DE HISTORIËN. ff „ hunner penne eens anders eer door lelyke en ,, onuitwiffelyke fchandfrnett.cn fchonden , by ,] de eerwaarde vergadering der Wyien geen „ Itrenge wetten wierden afgekondigd 5 en „ daar by denGefchichtfchryveren belaft, zich „ alleen , gelyk hun ampt en beroep meê,, bracht , te bemoeijen met de eenvoudige ., vertellinge der Gefchiedeniffenen 't raa„ men naar der Vorften byzondere inzichten „ en verborgene bedenkingen aan 't oordeel „ van den Leezer te laaten." Doch men vindt 'er genoeg, die in de aller ondoordringenfte geheimen der Vorften willen fnuffelen, zonder 't welke hunne nieuwsgierigheid , en dikwylen hunne kwaadaardigheid niet voldaan is. Zy begeeren naar hunne fmaak, vreemde verdichtfelen, in welken zy 2,ichverlufligcn,opgedifcht te hebben. Niemand verbeelde zich hierom dat ik de naauwkeurige naarvorfching der oorzaaken van zekere groote gevallen tragte te verbieden, dat zy verre : ik wil de Hiftorie van het fchoone deel, dat 'er dc ziel aan geeftj haar onderiteunt , en waardigheid byzet niet ontblooten; maar de Verdichtfels , Raad fels, en de OnderHellingen uitgeflooten hebben ; wandt alle; toe te fchryven aan de fcherpzinnigfte oorzaaken , of aan de Staatkunde , dat gene 't weli dikwylen niet dan door misrekening, eigenzinnigheid of verzuim toekomt , is dwaasheid D 4 d. in. Hoofdft. Overweeging.  nr. Hoofdfl. < I ( ( 1 ] I fö VERHANDELING de grootfte gevallen ontftaan fomtyds uit zeer geringe bcginlclen, als uit zwakheid, uit vreeze , uit fpyt, uit onweetenheid en meer diergelyken , om welken men vrugteloos in de Raadsbefluiten der Vorften wroet. Als men van den oorfprong der beweegingc verzekerd is , moet men dien, fchoon ze van weinig belang zyn , echter aanwyzen , om dat de mecften vermaak fcheppen groote daaden uit geringe beginfelen te zien voortkoomen ; Doch alles uit te pluizen , en van alles reden te geeven maakt onwaarfchynlyk , vermits veele, onder de buiten gewoone gevallen , de uitkomft alleen verfchuldigd zyn aan het geluk, en zekere faamcnvloejingen van zaaken , die men niet hadt konnen noch durven voorzien en sulks getuigen de bekwaamde Staatsbedienden ;n de bedreevenfte Veldheeren. Dierhalven s 'er uit de gevolgen geen vaft befluit van len oorfprong te maaken; (c) wandt waar vanlaan komt anders, dat de befte raadgeevinoeri likwylen zeer flegte uitgangen hebben ? Een ;elve raad aan den eenen zeer heilzaam, en aan enen anderen in een gelyk geval zeer naadeeig ? Aan den zei ven man is het gifteren wel [elükt , 't gene heden ongelukkig uitvalt. )es is het eene met recht aangenome waaricid, dat men van de waarde der raadgeevan- {e ) G. Daniël.  OVER DE HISTORIËN. S7 gen, noch van de bekaamheid der perfoonen door de uitdagen der gevallen niet altyd mag of kan oordeelen: en het is deeze onzekerheid die den ftichtelyken Dichter Camphuyzen (d) dus doet zingen : „ Als ik des Werelds doen bepeyns, „ Wat is haar Luk, een dwelm-luk ! ,, Gelukt den aanflag, 't heet Romeyns j „ Mislukt hy, 't is een fchelm-ftuk. Myne meening dus over de ftof van de Hiftorie gemeld hebbende, volgt de gedaante die men aan de zelve moet geeven , verdienende geene mindere opmerking. De gedaante der Hiftorie is een wezenlyk deel , hier door is ze of groot of klein, fchooji of leelyk , hier uit blykt de kunde des Schryvers , die meefter van 't onderwerp zynde. zoodaanige gedaante aan de ftoffe geeven kar als hy wil , doch niet wanftallig ; wandt de iaamenftelling eener Hiftorie verëifcht zeken gelykmaatigheid va» deelen omtrent het geheel hoe meer die ontbreekt hoe meer het werk vai zyne fchoonheid mift. Dus is, by voorbeeld het werk niet wel gemaakt , als het hoofd o de ftaart grooter is dan het lichaam ; ja dee zei (d) Stichüyke Rymen bl. 123^ ; III. Hoofdft. De gedaantevan de Hiftorie. 1 I > f  irr. Iloofdft. 5-8 VERHANDELING zen moeten zekere overeenkoomft of gemccnfchap met eikanderen hebben , in diervocge , dat het hoofd en de ftaart tot zoo een lichaam fchynen te behooren ; wandt de gelykmaatigheid der leden maakt de fchoonheid van 't geheele lichaam, 't Is waar , dat alle tyden , gelyk de Saizoenen, niet even vrugtbaar in 't voortbrengen der gevallen zyn , wyl iedere eeuw de zelfde zorgdraagende Schryvers niet heeft gehad, 't gene de oorzaak is , dat.men fommige gevallen wydloopig en weder byna niets van andere gemeld vindt, dierhalven kan men de zelve uitgebreidheid aan alle zaaken van belang niet geeven, maar men is gedwongen zich naar de oude gedenkfehriften te fchikken , zonder hierom mispreezen te worden. Gelyk het ganfche lichaam , zoo heeft ook ieder deel in 't byzonder zyne bevalligheid, die zich niet wel kan vertoonen , dan door geregelde fchikking , netheid zoo in den Styl als in de uitdrukking , zuiverheid in de taaie, deftigheid en vuur in 't verhaal ; in 't kort alles 't gene den aandacht opwekt en den geeft ingefpannen houdt, zonder iet op te dillchen dat den Leezer verveelt, of flaaperig maakt. Om dit doelwit te befchieten moet de Schryver zich nu eens verbeelden de perfoon te Zyn, van welken hy handelt, en zich in deszelfs plaats ftellen, om zoo natuurlyk, als moogelyk is, de veréifchte eigenfchappen naar te boot-  OVER DE HISTORIËN. f9 bootfen : dan weer zich gedraagen als die zullen leezen , om te onderzoeken hoe die aangedaan zullen zyn , en welke beweeging zyne uitdrukkingen in hen zullen voortbrengen. Op deeze wyze zal hy de gemoederen , als de hartstogten op hunne rechte plaats gebracht, en natuurlyk en oordeelkundig uitgedrukt zyn, beft: ontroeren. Hoewel het niet moogelyk is volmaakt in deeze konft te worden , zoo moet men echter al zyne krachten infpannen om zoo na aan de volmaaktheid te geraaken als men kan. Het bekwaamfte middel tot het wel gelukken van zoodaanige onderneemingen dunkt my dit te zyn : Men kan "de letters befchouwen ( men moet eerft wel weeten >vat men melden wil , en dan het zelve op :ene geregelde wyze fchikken, in diervoegen, lat wanneer het verhaal onze gedachten eerouwelyk uitdrukt , de Leezer een welgechikt fchildery van dat gene, 't welk wy ragtten te verbeelden , mag zien. Als de ;aaken wel gefchikt zyn, overeenkoomft heb>en met haar geheel , en faamenftemmen om taar einde te bereiken , dan worden ze aaneeaam en fchoon , alhoewel zy m zich zelven ikwylen zoo niet zyn ; om dat wy eene nauurlyke genegenheid bezitten om de orde ie de fchoonheid maakt , te beminnen. Men efpeurt zulks inde fchildery en, die niet vereerden dan voorwerpen, van welken men aners een afkeer zou hebben , nochtans , ee, rk het oogmerk van die konft is de Zaaken atuurlyk te verbeelden, als iedere trek die ten befchouwt, de gedachten van den Schilder  OVER DE HISTORIËN. 61 der uitdrukt , en dat alles tot het doelwit ftrekt, dan bekoort het ons ; zoo ook de fchoonheit ecner vertellinge, welke niet beftaen kan , dan in de nette overeenftemming, die al haare deelen met het geheel, of het einde heeft. Zy is fchoon, wanneer al de woorden, uit welken zy faamen gefteld is, zoo klaar een denkbeeld van de zaaken geeven, als of men die voor oogen zag , en dat men voor de zeiven die drift , welke de Schryver hadt, gevoelt. Indien wy ons in deeze of gene deelen gebreklyk bevinden, dan konnen wy onze zwakheden te hulp koomen door goede voorbeelden op te fgooren en te volgen, inzonderheid omtrent het fraayfte , in 't welke de grootfte Meefters deezer konfte uitgemunt hebben ; wandt elk bezit afzonderlyke gaaven , en niemand al de verëifchte eigenfchappen te gelyk. Toen Zeuxis voor die van Crotone (ƒ) eene Hclena, om den Tempel van Juno te verfieren , zoude fchilderen, bezag hy al de Dochters van die Stad geheel naakt, en verkoos 'et vyf, die hem het befte bevielen, om naa dc zeiven aan zyne fchoonheid eene zoo volmaakte gedaante te geeven als hem moogelyk was. Een Hiftorifchryver heeft de zelve vryheid in 't verkiezen der bevalligheden, zoo uit oude ah (ƒ) By anderen Agrigentum, III. Hoofdfr. Leerzaame voorbeeldente volgen.  III. Koofdit. (g) G. Daniël^. 48. 62. VERHANDELING als nieuwe Schryvers , van welken ons geene ontbreeken, die zekere Hiftorien met veel behendigheid faamen gefteld hebben. Onder de nieuwen hebben wy de Groot, Hoofdt , Brandt en meer anderen , van welken , hoe groote verdienften ieder bezit , de verkiezingen , omtrent de zeiven , zoo wel als van de Ouden , zeer verfcheiden zyn. Doch ik onderftclle , dat het met de Hiftorie byna is als met de Schilderkonft > daar zyn verfcheidene goede Schilders , alof hunne behandeling zeer verfchillende van eikanderen is : en daar zyn verfcheidëne goede Hiftorifchryvers, fchoon ze allen niet van den zelfden aard zyn. Als een fchildery, aan 't gezigt van 't gemeen ten toon gefteld , al den aanfehouweren , zoo in 't algemeen als in zyne deelen behaagt, dan is het zekerlyk goed , het zy dat naar de behandeling van Rubens, van der Helft, of Lares gclykt : wandt als van een groot getal van menfchen , verfcheidene van aard , genegenheid , ouderdom en oeffening , ieder even zeer over eene zelfde zaak of werkftuk aangedaan is, zoo geeft dat oordeel , en die algemeene goedkeuring van' zoo veele verftanden , anderzints zoo kwaalyk overeenkoomende , een zeker en onwederfpreekelyk (g) bewys , dat het waarlyk fraay  OVER BE HISTORIËN. 6x fraay cn roemwaardig is. Dus ook als eene Gefchiedenisbefchryving aan ieder aangenaam is en behaagt , en dat het verdrietig valt , als men met leezen begonnen heeft, om 'er van af te fcheiden ; deeze is eene goede Hiftori , 't zy die naar de Groot, Hoofdt, Brandt of anderen gevormd is. Maar gelyk een fchoon Schildery nooit de algemeene goedkeuring van kundigen en onkundigen in de konft behaalt, zoo het niet naar de: regels van de konft gemaakt is ; zoo zal insgclyks eene Hiftori zonder regelmaatigheid faamengefteld , nooit met zoo veel vermaak geleezen worden , dan wanneer de wetten der Hiftorikunde in de zelve wel waargenomen zyn. 't Is waar , dat 'er geachte Hiftorien (h) gevonden worden , aan welken, de konft byna geen deel gehad heeft, als die van Philips de Comines j maar men dient hier omtrent wel te letten , dat al haare waarde komt van de ftoffe, en van de fchrandere opmerkingen van den Schryver , en dat die Hiftori nog tot veel hooger trap van achtinge zoude geklommen zyn , zoo Comines eene regelmaatige gedaante aan de zelve hadt willen of konnen geeven. Dat het dan voor de faamenftelling eener Hiftorie , zoo wel als voor andere konften , noo- (b) G. Daniël j>ag. 48. III. Hoo.fdlt.  m. Iloofdil. Middelen om ] wei te fchry- ( ven. ( i t < 1 t 6-4 VERHANDELING noodig zy de regels te volgen, lydt geene tegenfpraak ; alsmede dat weinige onzer oude Hiftorifcbryveren die geweeten hebben, of zich de moeite hebben willen geeven , die waar te neemen ; dewyl hier uit eene kleinachting van het werk voorkomt, dient men deeze dan door onzen vlyt te verbeteren ; wandt fchoon veelen de regels of wetten van de konft niet in 't byzonder verftaan , echter zyn de meeften in ftaat, om de kwaade gevolgen , die de onkunde en verwaarloozing der zelve voortbrengen, te konnen begrypen. Door dit gebrek is het, dat men nóch vermaak noch nuthcid ontmoet, beftaande , eerftlyk , in ons aangcnaamelyk te onderhouden in het leezen der voorledene gevallen ; ten andere in die makkelyk in 't geheugen te prenten ; om dat de wydloopigheid Mi duifterheid ons vermoeit, en niet dan verwarring in het geheugen laat. Om tot deeze gebreken niet te vervallen , noet men de waardigfte Hïftorifchryvevs met >plettenheid leezen om den geeft te leiden , :n een denkbeeld tc krygen van eene welgechikte wyze van fchryven , en hen daar in 'olgen met alles op zyne behoorlyke plaat ze e ftellcn. Wy dienen onder den arbeid by >ns zclven te overleggen , hoe zou de Groot, -Joofdt, of Brandt deeze zaaken verhaald of ichandeld hebben ? Wandt zulke groote Manen , die wy tragten te volgen , dienen ons tot  OVER DE HISTORIËN. 6? tot fakkels , welken onzen geeft verlichten , en ons verftand opwekken j of welk oordeel zouden ze over myne vernaaien ftryken, indien ze die mogten leezen ? En waarlyk als men zich verbeelde rekenfchap zyner fchriften voor zoo beroemde Rechters en geduchte vierfchaar te zullen geeven, zou groot naadenken in ons verwekken ; en niet minder de overweeging, wat vonnis de naakomelingen over onze fchriften zullen vellen : des men zich vooral dient te bevlytigen dat ze waardig worden tot den laatften naazaad over te gaan. Zoodaanige .overweegingen maaken voorzichtig j 't zy in 't verkiezen der ftoffe , 't zy om die met bevalligheid en wel inzonderheid met orde te behandelen. En zeker men kan met recht van de orde melden , 't gene de Ouden van de Deugd zeiden , die zoo fchoone zaak te zyn, dat men , als men die wel kende , niet zou kunnen naalaaten de zelve te volgen. Het wezenlyke deel der orde of verëifchte fchikking beftaat, zoo ik my niet bedriege, in te verhaaien dat men moet, en zelf fomwylen eenige verhaalen uit te ftellen , om die by andere gelegenheid beter te doen gelden > of door zich aan deeze of geene zaaken te houden , en andere tot bek waarneren tyd agter te laaten. Wie deezen regel wel waarneemt zal eene klaarheid en verftaanbaarheid aan zyne verhaalen geeven, die in zulken niet gevonden wordt, .E wel- m. Hoofdft,  III. jrloofdtf. Tot ver* myding van wanorde. 66 VERHANDELING welken de vertellingen te naauw aan de orde der tyden binden , en de gevallen , als of ze geene gemeenfchap hadden, nevens eikanderen Hellen j beneemende dus den welfland van de HiHorie, even als een Schilder , die de perfoonaadien, tot zyne Hiflorifche verbeelding dienftig, allen op eene rei nevens èlkanderen Helt , zonder koppeling of faamenbindinge j fchoon hy ieder beeld op zich zeiven konftig behandeld hadt, zal echter het fchildery aan de kundigen niet behaagen, om dat het niet dan Hukken zyn , die geen geheel lichaam , gelyk veréifcht wordt, uit maaken. Tot het vermyden van zoodaanige wanorde omtrent onze Hiftori onder de Huizen van Bourgonje en Ooftenryk , heeft men groote oplettenheid noodig ; wandt de meenigtc der Nederlandfche Geweften , door deeze Huizen vereenigd , maaken als zoo veel byzondere Hiftorien , welken, als ze kwaalyk aan èlkanderen gebonden worden , den aandacht des Leezers te veel verdeelen en verftrooijen , wiens geefl door deeze vermenigvuldiging van verfchillende voorwerpen, die men hem voorftelt, bedwelmt wordt. Dierhalven dient men acht te geeven op de onderfcheidene daaden die men wil verhaalen j de zelve konnen in twee foorten (z) verdeeld worden : eerfllyk , die 't mee- (0 G. Daniël pag. 49.  OVER DË HISTORIËN. 6j meefte van belang zyn met opzigt op den Vorft of den Staat : de andere , die minder zyn en nogtans niet dienen vergeeten te worden. De eerftgemelde hebben doorgaans gemeenfehap of verbintenis met die genen, welken in de andere Geweften of Landen zyn voorgevallen , en moet daarom in 't verhaal j dat gene, 't welke de verfchillende Staaten betreft, niet gefcheiden worden; maar men moet die 'daaden faamen voegen en aan een hegten, en dan zullen ze door de wederzydfche af* hanglykheid of gemeenfehap , die zy met het oppergezag hebben , haare natuurlyke plaats verkrygen ; zy loopen dan op het zelfde oogpunt , en maaken faamen een werk uit : dus wordt het eene Hiftori, en geene verfcheidene Hiftorien faamen gehegt , en deeze fchikking brengt die met orde in 't geheugen des Leezers op eene wyze om die gemakkelyker te konnen bevatten en te onthouden. Wegens de daaden van minder gewigt, en die by gevolg niet veel uitgebreidheid noodig hebben , de zelve hangen af van 't beleid des SchryVers , om die plaats te geeven in het lichaam van 't verhaal, en als in 't voorby gaan aan te roeren , zonder den draad te breeken. Door deeze middelen zal men in de Hiftorie zekere eendaanigheid bereiken , die 'er niet minder in verëifcht wordt dan in een Schildery of in een Tooneelftuk. E z In III. Hoofdft.  HL Hoofdft. Voorbeelden. V O'S VER HAND E L ING In de Hiftorie der Vereenigde Nederlanden is men insgelyks aan geduurige oplettenheid omtrent de gemelde regels verbonden , om de verwarring der verfchillende Geweften , uit welken de zeiven faamen gefteld zyn , te ontgaan j wandt fchoon de zeiven als door een lichaam van vergaaderingen fchynen beftierd te worden, echter verfchaft ieder afzonderlyk zekere aanmerklyke ftoffen , die van andere gefcheiden zyn , en groote verwarring zouden baaren , by aldien ze niet door konft aan elkander gebonden wierden. Deeze zwaarigheid is 't alleen niet die ons voorkoomt, de goede fchikking verë'ifcht ook, dat we veele zaaken door de konft aaneen knoopen , die door den tyd gefcheiden zyn ; wandt of wel de orde des tyds de natuurlykfte is in de vertellingen , om dat ze de gevallen agtervolgende, gelyk ze gebeurt zyn , ontvouwt ; nogtans is er in het fchikken der zaaken eene orde van le reden, die eene byzondere oeffening voor den Schryver dient te zyn. 't Is niet dan door dee'.e bedekte orde, dat men den Leezer belang in le ftoffe doet krygen, dat men den zei ven tot >ns oogmerk overhaalt, en in onze gedachten loet koomen ; 't gene niet zal gelukken , als nen de voornaamfte ftof door bygevoegde gerallen of daaden, die 'er geene overeenkoomft nede hebben, t' elkens tuffchen beide af breekt^ n tegendeel hier door zou de Hiftori al haare be-  OVER DE HISTORIËN. 69 bevalligheid verliezen. Het begrip bemint natuurlyk de uitkoomft gevoegd aan de oorzaake ; en dat men ten fpoedigfte aan 't gene men doet hoopen, voldoet. Men moet in deeze gevallen, die zeer dikwylen in de Hiftorie voorkoomen , meer opzigt hebben op de klaare bevatting en verbintenis of aaneenfchakeling der zaaken , dan op de orde der tyden , en niet fchroomen , zeker jaar te gebruiken om de zaaken , die niet behooren gefcheiden te worden, by een te voegen. Een goed Hiftorifchryver verfchilt in dit punt veel van eenen faamenfteller der Jaarboeken, die gene orde kent dan die der Jaartellinge , en t' elke ryzen het geval weder verhaalt, zoo dikwylen hy noodig heeft , 't gene tot het zelve geval behoort , durvende de zaaken noch voor noch agterwaart fchuiven. Daar in tegendeel een Hiftorifchryver (k), die verftand heeft, verkiert: van twintig plaatfen die , alwaar de daad zich het befte vertoont. Somwylen zal eene zaak van verre aangeroerd en alengs ontzwagteld beter zyn : dikwerven in tegendeel haar einde ftraks naa het begin gefteld. De eene zal by wylen beter in haaren dag ftaan met die onmiddelyk te ontknoopen : de andere met die laater te pas te brengen , om hier uit anderevertellingen te doen voortvloejen : 't gene Cice- Wegens 1 de fa-  III. Hoofdft. menvoeging der gevallen. i 1 i | t t v a d g t; n fl z fa b Rehande. 7* VERHANDELING der zaaien handden, wanneer veele aanmerk, 'ykc gevallen te gelyk voorkoomen , zonder dat her eene tpt het andere behoort, of dat ze .eene onderlinge gemeenfehap met eikanderen hebben als een oorlog op de grenzen aan Munfterland } een ander aan de zyde van Brabant ; een derde op de kullen in Zee ; en in den zeiven tyd eene onderhandeling tot Vreede , gelyk gebeuren kan. De gefteltenis van ioo veele gevallen , die dus door een loopen, is moeijelyk , inzonderheid als men verplicht' s om 'er eenige af te breeken , om de ande■e met te verre agter te laaten: dan moet men nzonderheid waarneemen, van in 't algemeen ls men de begonne en onvolbragte vertellin;en hervat, in eenen overgang het denkbeeld an t gene men reeds gemeld heeft kortlyk e vernieuwen , om den Leezer op den we/te rengen, en hem zonder moeite den draad der ertelhnge , die men gedwongen geweeft was I te breeken , te doen hervatten. Doch op it punt kan men in alles geen gemeenen reel noch onderrechting geeven. Men moet al'd de klaarheid der Hiftorie , en de voldoeng van den Leezer in 't oog hebben, 2ich ellende , gelyk ik reeds gemeld hebbc ju fne plaats, cn oordeelen hier uit onder'bet amenftellen.watby die gelegenheid, als ook Y eenige andere , gedaan moet worden. By aldien iemand door naalaatigheid van de  OVER DE HISTORIËN. 7$ gemelde regels zyne feilen of gebreken door geeftigheid van den ftyl , door zinfpreuken , door vernuftige opmerkingen, of door anderen opfchik meenc te heelen , die bedriegt zich , offchoon 'er de onweetenden menigmaal door gevangen worden , welken zich verwonderen over eene Hiftori die hen verveelt, en pryzen iet van 't welke zy niets onthouden (»). De verftandige lieden vergenoegen zich niet met den opfchik alleen , met grootfche woorden , met zinfpeelingen, met fpreuken , noch in een woord met al dat gene, 't welk niet dan van den Schryver komt, zy zoeken daaden, die zeker zyn , over welken zy zelfs hun oordeel konnen vellen. Indien de Schryver oordeelkundig is , dient hy ook te denken , dat vei> fcheidene zyner Leezers het ook , en meer dan hy zullen zyn ; hy behoeft hen niet voor te koomen , noch het vermaak te beneemen van opmerkingen te maaken , zyn plicht is alleenlyk hen de ftof iii eene welgeflrlde gedaante te verfchaffen j wandt zoo hy zich te veel vryheid geeft tot het oordeeicn over perfoonen en daaden , of die Hechts door bynaamen kenbaar maakt, zoo betuigt hy zyne neiging, hy kieft party , en maakt zich verdacht. Het aller zekerde dan is zich te houden aan het eenvoudige (») FtlüRï Preface de PHift. Ecclef. Tom, It E S. UI. Hoofdff. ling der vernaaien.  III. Boofdft Niet aan de leeringe 74 VERHANDELING , dige verhaal , en van den beginne des werks tot aan het einde niet anders te doen dan de gevallen of daaden op eene natuurlyke wyze te vertellen , zonder groote voorredens , zonder gezogte overgangen, zonder breede opmerkingen , in diervoege , dat de Leezer niet opgehouden wordt dan door zaaken , die hy leert gelyk of die wezenlyk voor zyne oogen waren , en dat hy geenen tyd heeft te denken of ze gcfchreeven zyn, of hy een boek in de hand heeft, en of 'er een Schryver van het zelve in de Waereld is. Deeze bevallige eigenfchap is 't bewys van een bekwaamen Schryver 5 Wandt de oordeelkundige verkiezing der daaden , de klaarheid van 't verhaal , de leevendigheid der verbeeldingen , en de eenvoudigheid van den ftyl , geeven het natuurlyke fchoon en de verëifchte geloofbaarheid aan de Hiftorie. IV. HOOFDSTUK. Be verplichting van eenen Hiftorifchryver tot het onderzoeken der Vèrhaalen, van der zeiver eigenfchappen en geloofbaarheid. rndien wy altyd aan onze eerfte beginfelen, t die ons in de jeugd door onze Meefters in-  OVER DE HISTORIËN. 7Ï geboezemd zyn , blyven hangen , en zonder toetfen alles verwerpen, 't gene 'er tegenitrydt, zullen wy nooit beter leeren: eene dwaasheid tot groot naadeel der waarheid ftrekkende , even of het fchande zoude zyn beter te denken dan voorheen : daar wy door de weergadelooze werken van uitmuntende Verftander het tegendeel ondervinden , als zynde niet gehecht gebleeven aan de Hellingen hunner Voorgangeren. Dierhalven moeten wy al de voor oordeelen verwerpen s en als eenen grondrege vastftellen , dat het niet genoeg is ter ontdek kinge der waarheid , de oorfpronglyke Schry vers , die zelf voor getrouw bekend , in hart des Lands gebooren , opgevoed zyn, ei gewoond hebben , blindeling te volgen : me mand is zoo verre verbonden van alles op he geloof en gezag van anderen aan te neemen even als een blinde, die zich allerwegen las leiden in tegendeel zyn wy , om dc recht maatige berispingen te ontgaan, die wy ar ders te wagten hebben , verplicht op zekere grondflagen te bouwen ; wandt de valfchede en verdichtfelen toe te Hemmen, als men di kan fluiten , is de plicht, aan welke alle eei lyke lieden verbonden zyn, verzuimen. Om dan van de waarheid der gevallen tc oor deelen, en een vaft befluit te maaken van d zeiven te gelooven of niet te gelooven , zo moet men die niet naaktelyk ea in zich ze ve IV. Hoofdft, der Mee- fterste blyven hangen. l r n e - Hoe men e van de waarheid 3 kan oor[_ deelen. n  IV. Hoofdft 1 (e) La Logique ou 1'Art de penfer. -£ag. yio. 76 VERHANDELING ' ven aanmerken als een meetkundig voorftelj maar men moet acht geeven op al de omftandigheden, die de zeiven verzeilen,zoo wel innerlyke als uitterlyke. Ik heete innerlyke omftandigheden, die, welken tot de daad of het geval behooren , en uitterlyke die, welken opzicht hebben op de perfoonen door wier getuigenis het verhaal tot ons ovcrkoomt. Dit gedaan zynde , wanneer alle omftandigheden zoodaanig als ze behooren zyn, dan neigt zich onze geeft natuurlyk te gelooven dat het waar is , en hy heeft 'er rede toe , om dat men geene grootere zekerheid kan eifchen, en dat men zich met de zelve in de meefte voorvallen van de grootfte waarfchynlykheid moet vergenoegen. Daar zyn immers zaaken , die wy niet dan door menfchlyke getuigenis konnen weeten , welken wy verplicht zyn voor zoo zeker en zoo ontwyfelbaar te houden , als of wy 'er wiskunftige bewyzen van hadden (o), gelyk dat gene, 't welk men door een befteniig verhaal van zoo veel perfoonen weet, die anmoogelyk zouden hebben konnen faamenpannen om de zelfde zaak, zoo die niet waar was , te verzekeren. By voorbeeld , de menchen hebben eene natuurlyke moeijelykheid ;e begrypen , dat 'er tegenvoeters zyn ; nochtans j  OVER DE HISTORIËN. 77 tans, fchoon wy 'er niet wiskundig van overtuigd zyn , en dat wy zulks dierhalven niet dan door menfchlyke getuigenis weeten , zoo zou het dwaasheid zyn het zelve niet te gelooven : ja te willen twyfelen of Caefar, Pompeus , Cicero , en Virgilius ooit geweeft zyn, en of men die voor geene verdichte perioonen , gelyk eenen Amadis van Gaule , Don Quichot, Roeland en diergelyken moet houden , zou wezen of wy onze zinnen verlooren hadden. 't Is dan van de uitterfte noodzaaklykheid, aleer wy verkiezing maaken , naauwkeurig te onderzoeken. Wy moeten de Schryvers zoo wel als de vertellingen tegen eikanderen vergelyken , op alle wyze toetfen en wel overweegen , of de verhaalen van deezen niet beter zyn, dan van die ; of de omstandigheden en de gevolgen in alle deelen overeenftemmen > of de overlevering der zaaken of vertellingen moogelyk zyn dat ze tot ons koomen en aanneemelyk zyn, en wel voornaamelyk omtrent de gemeene gerugten, of die geene nadere beveiliging noodig hebben. Dus zou het met genoeg zyn, als een Hiltorifch geval, volgens üe nieuwstydingen te verhaalen ,• hoe de Heeren Jan van Oldenbarneveld, en de gebroeders Jan en Cornelis de Wit in 's Graavenhage gedood zyn, en door wie zulks gedaan is* maar men moet als in een rechtsgeding overweegen, en IV, iloofdft. Alles te onderzoeken.  IV. Hoofdft. En op welke wyze. J 78 VERHANDELING en dan oordeelen, of die het zelve berokkenden wel gedaan hebben , of de omgebragtc Heeren wel of kwaalyk van 't gemeen verdienden gehandeld te worden, of ze zich met wysheid , gerechtigheid , en wakkerheid gedraagen, en waarin zy wel of kwaalyk gedaan hebben ; en noch in den eenen noch in den anderen het minfte door de vingeren zien, noch ter rechter noch ter flinker zyde van de waarheid afwyken. Om zulke naarvorzingen met vrugt te doen, dient men zoo veel moogelyk zy , niet alleen de oorfponglyke fchriften, maar zelfde geloofwaardigfte oog en oor getuigen, 't zy by monde, 't zy by aantekeningen raad te vraagen, en alles met de reden te overweegen. Ik eifche hierom niet, dat de Hiftorifchryver door breede redenkavelingen, of oordeelkundige aanmerkingen geduurig de reden van zyn doen aanwyft : hy is verplicht met alle vlyt de daaden, die waardig zyn te boek gefteld te worden , op te fpeuren , die te onderzoeken , en dan in goede orde op te difchen , en niets ter neder te ftellen , en niets te verwerpen dan om wigtige reden : maar hy is niet fchuldig daar in 't openbaar rekening van te geeven door geduurige uitweidingen , die ongemakItelyk zyn aan den Leezer , welke niet dan zaaken of daaden zoekt. By aldien hy door ïaauwe oplettenheid vindt, dat eenige verhaalen  OVER DE HISTORIËN. 70 len valfch of onnut zyn , acht men , dat de opmerking zich niet verder moet uitftrekken, dan die met ftilzwygen voorby te gaan; wandt de lange redenkavelingen, die eindigende weinig of niets befluiten , zyn verdrietig en ondienftig , wyl de kennis van eens anders dwaalingen, aan hem, die zich aan de Hiftorifche gevallen bepaald heeft, om die aan te neemen of te verwerpen, geen nut geeven. Dierhalven dient de Schryver al de moeite op zich te neemen om den Leezer het vermaak te bezorgen van de zaaken , tot deszelfs oogmerk dienftig, gemakkelyk te konnen leeren. En hoewel de grootfte arbeid des Schryvers dus onbekend blyft, echter dient hy zich met mindere eer, die zaaklyk is , dan met meerdere , die niets om 't lyf heeft te vergenoegen. In 't onderzoeken der zaaken zyn 'er twee buitenfpoorigheden te myden , de eene van ligtgeloovigheid , de andere van ongegronde berispinge. De ligtgeloovigheid is oorzaak dat wy dikwylen misleid of bedroogen worden , inzonderheid als onze eenvoudigheid zoo groot is, dat wy zonder onderzoek al 't gene ons opgedifcht wordt voor waarheid aanneemen } wandt daar zyn menfchen, die uit zekere Staatkunde {p) of kwaade beginfelen meenen , het Volk q>) Fleurï Preface de PHift, Ecclef. Tom. I. IV. Hoofdft. Wat te myden.  iv. Hoofdft. i i Gsbreklykheid , door eigeliefde. ] (?) Pa u lus aan Timot. II. C«p. IV.Vers 4. en aau Tit. Cap, I. Vers 14. 80 VERHANDELING Volk onbekwaam of onwaardig te zyn de waarheid te weeten , en waanen noodig hen te houden by die ftukken, 't zy waar, 't zy onwaar, die hen overgeleverd of in oude gewoonte zyn j meelt door kinderlyke vooroordeelen , of uit inzigten van eigen belang, daar de zuivere oprechtheid vereifcht alleen de waarheid te gelooven, en die aan anderen ook meede te deelen , om niet tot de ongeregeldheden der laatüe tyden te vervallen , in welken de menfchen de ooren van de waarheid afwenden, en zich tot de verdichtfelen keeren zullen (q). De ongegronde berisping flrekt zich ook te verre uit, als men door het ontdekken van eene enkele onwaarheid van zekeren Schryver al bet overige voor valfch houdt > wandt men kan fomwylen onzekere zaaken te boek nellen , door groot vertrouwen op den genen dien wy volgen , zonder het minfte deel aan len misflag te hebben. Dus zou het ook niet 3illyk zyn al den Landaard te veroordeelen, am dat wy van eenen of twee der zeiven beiroogen zyn. Indien wy al deeze zwaarigheden rypelyk werweegen, zullen wy bevinden dat 'er grootere omzigtigheid in het gebruik der gedenkchriften of byzondere aanteekeningen , vereifcht  OVER DE HISTORIËN. 81 éïfcht wordt, dan men in den eerften opflag zoude meenen ; wandt de Schryvers verhaalen dikwylen 't gene zy willen , inzonderheid als 'er niet veele getuigen by de daaden geweeft, of de ooggetuigen niet meer in weezen zyn, of hen niet durven tegenfpreeken (r). Zy wagten zich wel van de misdagen , die ze bedreeven hebben , te melden ; gelyk wy zien aan Julius Caefar, welke den gepleegden roof van 't Capitolium niet aangetekend heeft, of als ze hunne wanbedryven niet onaangeroerd konnen laaten , dan maaken ze de zeiven onkenbaar. Als hen eenig naadeelig geval overgekoomen is , fchryven ze zulks toe aan de kwaadaardigheid van anderen , of aan hun ongeluk ; maar nooit aan hunne onvoorzichtigheid of hun onverftand. Zoo hen in tegendeel eenige voordeelige of loflyke zaak gebeurt, dan is 't altyd een uitwerkfel van hunne kloekmoedigheid , of van hun beleid. By aldien men hier aan twyfelt , dan moet men Hechts de Gedenklchriften , die zoo veele beroemde mannen van hun eige leeven gemaakt hebben, befchouwen en men zal alom , 't gene gemeld is, bevinden. Zy zyn geene onpartydige Hiftorifchryvers , maar voorfpraaken , die hunne eige zaak bepleiten , of die hunne verantwoording CO Parrhafiana par L. C. fag. tyU tffahh. F IV. Hoofdft.  IV. Hoofdft. Iti üagverhaalen en vertel lingen. vin- %i VERHANDELING ding zoo wel voorde Naakoomelingfchap, als voor die in hunnen tyd geleefd hebben , maa- Ter beveftiginge van deeze onderftellinae zal ik hier dit enkel voorbeeld bybrengcn: Philips dc Comines , een der leerzaamfte en oprcchtfte, van die ooit gedenkfehriften faamen gefteld hebben omtrent de gevallen gedüurenie hun leeven gebeurd , en dc daar uit vloeiende gevolgen naauwkcurig aangeteekend maakt niet het minfte gewag , van dc oorzaake om welke hy Karei den Stomen , Hertog nn Bourgonje , wiens Raad en Kamerling hy was, verhaten, en zich in den dienft van desselfs groptften vyand , Lodewyk den XL Koning van Vrankryk , begeeven hadt. Een klaar aewys , dat de beweegreden tot Zoodaanige verandering niet heel loftyk geweeft is, wyl by , die zoo omftandig van aile andere zaaken [chryft , de zelve zekerlyk zoude aangetekend debben : en 't gene ons te gelyk leert , dat , ds de eerlykfte Schryvers zulke zwakheden bezitten , wat wy dan van anderen denken moeten , of te wagten hebben. Indien wy het oog Haan op de aantekeningen der Legerhoofden , zullen wy de zelve gebreken niet vinden ? Hoeveel verhaalen van Veldflagen of van Overwinningen zien wy die m alles overeenftemmen , immers geen twee die eikanderen gelyk zyn? Schoon dc befchry-  OVER DE HISTORIËN-. 83 vingen al door perfoonen , die 'er het meefte deel in hadden , en die men als ooggetuigen kan aannaaien, gedaan waven. Omtrent de ver» tellingen is het nog zeldzaamer iemand te ontmoeten , welke zoo uitmuntende bekwaamheid bezit om de zaaken te verhaalen, gelyk ze zynj wandt men geefc die gemeenlyk over zoo als men die ontfangt , en men neemt die aan zco als de inbeelding , of het vooroordeel gefteld is. Onder verfcheidene perfoonen die het zelfde geval gezien hebben, zullen 'er naauwlyks twee te vinden zyn , die het zelve op gelyke wyze verhaalen : ieder vertelt het gene hy gezien heeft volgens het denkbeeld, dat hy 'er van maakte , en op die wyze als zyn geeft gefteld is. En of wel de verfchdlende om Handigheden de hoofdzaak niet geheel onwaar maaken ; om dat de tuffeben koomende tyd , en het onderfcheid der perfoonen eenige verandering aan de vertellinge konnen geeven , als het voornaamfte pvereenftemt , echter baaren ze naadenken in den Schryver : welke nog groeitere zwaarigheid kan ontmoeten ^ als hy een aanmerklyk geval op verfchillende wyze verhaald vindt, en dat de achtbaarheid der getuigen van even groot een gewigt zy , hoe zich dan te moeten gedraagen ? Men meent in zoodaanige en diergelyke ontmoetingen , in welken het belang der zaaken zulks verdient , dac men zich kan Vergenoegen met de tegenftryP i dig- IV. Hoofdft,  IV. Hoofdft. Welken beft te volgen. Hoede Waarheidnaar te vorfchen. % VERHANDELING digheden der verfchillende verhaalen aan te toonen , zonder den eenen meer dan den anderen te volgen. Omtrent het befchryven der gevallen moet een Hiftorifchryver, die de waarheid liefheeft, dc aantekeningen van lieden van verdienften , als men die kan magtig worden , 't zy van den tabbaard , 't zy van den degen , meerder achten dan alle anderen, die de zelve waardigheid om geloofd te worden niet bezitten , of die dikwylen om den Leezer te verluftigen , het voorwerp door oneigene byvoegfelen verfieren, en de noodige weetenfehappen tot het verhandelen van dat foort van zaaken niet eens in aanmerkinge neemen. Het blyft dan een zeer moeijelyk punt voor den Schryver de zuivere waarheid , zelf van de gevallen zyns tyds te melden ; om dat „ in „ wichtige zaaken niemand kan oordeelen zon,, der alle byzonderheden te weeten : wandt „ eene der minfte omftandigheden kan de zaa„ ke doen verfchillen : nog moet men 't ver,, ftand wel zuiver van hartstochten hebben , „ om , met kennis van alle omftandigheden „ wel te oordeelen (s). En 't is hierom, dat de Veldoverften noch de Staatsbedienden, indien (OP. C. Hoofdis Mengelwerken bl. 404. No. jf.  OVER DE HISTORIËN. 8f dien ze wilden , 't gene zelden gebeurt , niet in alle deelen zouden konnen voldoen. Dierhalven blyft 'er voor hem geen beter middel, om van de waarheid naauwkeurig bericht te krygen , dan zoo veele menfchen te ondcrvraagen, als moogelyk zy, te luifteren naar 't gene van alle zyden gezegd wordt, en 't gene de vyanden van eikanderen verhaalen ; te verzaamelen al dat gemeen gemaakt wordt , uit alle taaien , van weerskanten , boven al de Staatsfchriften j en eindelyk al die verfchillende befcheiden met zoo veel voorzorgs als doenlyk is , tegen eikanderen te vergelyken (t). Hier uit zal men eenige daaden ontdekken, die onbetwiftbaar zyn, in welken al de Waereld overeenftemtj maart'evens ook , dat 'er veele omftandigheden zyn van welken men zich niet kan verzekerd houden , uit oorzaake van de tegenftrydige verhaalen. Een Hiftorifchryver dient, uit vreeze van den Leezer , door omftandigheden, van welken hy niet verzekerd is , te misleiden , zich , door algemeene wyze van uitdrukkingen , uit die twyfelachtige zaaken te redden. Zulks kan gefchiederi , als hy, by voorbeeld , het getal der gefneuvelden in den ftryd , op velschillende wyze, gelyk veelmaalen gebeurt, begroot vindt, met in 't alt (O Parrhafiana par L. C. pag. 133. F 3 Hoofdft,  8$ IV. HDOfdft. De oor fprong der gevallenaan te toonen. VERHANDELTNG Opmerking op Strada. gemeen te melden , zonder het ongeloofiykc of in twyfelftaande getal bekend te maaken, dat 'er weinig of veel volks omgekpornen was, 't Zal ook eene groote achtbaarheid en geen minder fieraad aan de Hiftorie geeven, als de Schryver door goede bewyzen , den waaren oorfprong des ooriogs , den uitgang eener onderneeminge , of van het bcfkgtcn der ver-, fchillen , en wat dies meer is wéét aan te toonen , mids ten uitterftc zorgvuldig zynde, om alles 't gene hem voorkoomt , aan het licht der gezonde reden te toetfen ; want deeze is het eenigfte middel 't gene God ons gegeeven heeft , om het waare van het valfche te onderfchciden. Indien Strada de gezonde reden tot eenen grondregel gehouden hadt , ik mcenc dat wy verfcheidene zyner vertellingen zouden muien , welke beter in eenen Roman dan in eene waare Hiftorie zouden voegen. Om zulks aan te wyzen ftrekt onder anderen het verhaal van Philips den lf. Koning van Spanje , welke naar 't getuigen van den gemeldcn Schryver (v), op de tyding van 't groote verlies der ontzachlyke Vioote, in 't jaar vyfticnhonderd acht en tachtig , niet van gelaat ver* anderdejmaar onverfchrokke antwoorder „Go„ dc te danken , die hem met zoo onuitput- sj tclylc O) De Edle Delg. L,!>. IX. £>scad; II, pag. ó;r.  OVER BE HISTORIËN. 87 „ telyk een vermoogen begiftigd hadt, dat hy „ zich in ftaat zag weder eene andere Vloot „ uit te ruften, en daarom meende weinig „ gelegen te zyn , of het afftroomende water „ des vermoogens bywylen gefluit wierdt, als „ maar de vlietende bron behouden bleef ". Deeze tcgennatuurlyke ongevoeligheid is niemand verbonden zonder rype overweeging , of redencerend onderzoek aan te neemen , om dat 'er groote ongelooflykheid in beflooten ligt > wandt de Koning hadt te bitteren haat tegen zyne wederfpanmge onderzaaten opgevat, om dit hen zoo voordeelig geval onverfchillig aan te merken : ik zwyge de genegenheid , die hy aan zyne gefneuvelde krygslieden , dappere Zeevoogden, en mannen vamyerdienften, welken hun leeven voor hem opofferden, verfchuldigd was. Hierenboven is het tegenftrydig , dat een Vorft van dien hoogmoed, zyne groote zeemagt, op welke hy zoo veel vertrou;wen ftclde , met onvcrfchillige oogen zou zien vernietigen. Des men te recht zou moogen oordeelen , indien het gemelde verhaal waarheid is , dat dan ook de liefdelooze Koning geene de minfte achting van zyne onderzaaten verdiende : ja , dat men , niet zonder reden , voor een taftclyk gebrek mag houden , 't gene Strada hier voor zoo groote deugd des Konings roemt, Als de Hiftorifchryver zoodaanige oplettenF 4 heid IV. Hoofdft,  IV. Hoofdft Kennis van de oorfpronglykeSchriften. 88 VERHANDELING heid niet verzuimt, het goede nooit kwaad , en het kwaade nooit goed noemt , en dc getuigenifTen tegen zyne vrienden , die berispelyk zyn , zoo wel als de loffpraak zyner vyanden , die onberispelyk zyn , onpartydig wil overleveren , en de waarheid alom tragt voor te ftaan , dan zal hy buiten twyfel de ontfterflyke eer , die hy bedoelt, ontfangen. V. HOOF D S T U K. Over de Bewyzen tot de Hiftorie, en 't gebruik der zeiven. fj^oo een Hiftorifchryver geene kennis heeft van de oorfpronglykc ftukken , .bewyzen, of befluiten in den tyd van zyn voorwerp gemaakt of genomen, en zich alleen bezig houdt met de nieuwstydingen uit te fchryven, of de loopende gerugten te boek te ftellen , die zal van ervaare Mannen niet waardig om geleezen, en nog veel minder om gevolgd te zyn , geoordeeld worden ; gelyk wy een voorbeeld hebben in den bekenden Naar volger van Aitzema , Sylvius. De kennis der Hukken en bewyzen tot de Hiftori is ccne oeffening op zich zeiven ; men moet naauwkeurig opzoeken al 't gene dat. , 't zy binnen of buiten Lands , tot ons oogmerk zou konnen dienen, zoo wel de onuit-  OVER BE HISTORIËN. 8p onuitgegecvene nis door den druk gemeen gemaakte fchrlftcn ; wandt zoo een Schryver geene kundigheid heeft van 't gene hem dienftig is , zal 't hem gaan als den Franfchen HiilorifchryverCordcmoy, welke de ganfche Hiitori zyns Vaderlands meenende voltooid te hebben , nog niet wift , dat 'er eene Hiftori van Gregorius van Tours (#) in de Waereld was (y). 't ls zeker dat 'er thans geen vaffere noch klaarere bewyzen tot de oude Gefchiedenisbefchryving. der Graaven van Holland overig en bekend zyn , dan de oorfpronglyke Brieven door hen by het eene of andere geval gegeeven ; gelyk tot laatere tyden zyn de Refolutien of beiluiten van de Heeren Staaten van Holland ; maar alzoo men door deeze ftukken geene aaneenfchakcling der gevallen vindt , is het f» Memoir.Hift.Polir. &c. par Am. de la HoüS' SA.YE Tom. II. pag. If6. (y) Hoe onvergeefiyk het ook fchynt zulke aanmerkelyke Werken niet gebruikt of gekend te hebben, zoo zou het echter den beften Schryver wel eens konnen gebeuren , eenige tot zyn oogmerk dienende ge> vallen , of zaaken by onkunde niet ontdekt, of dooi ongeluk verzuimd tc hebben , dat daarom evetiwe, het gantfche Werk , als het anders naar den eifch faa mengefteld is, niet behoort afgekeurd te worden: want een Hiftorifchryver is in dit geval niet ongelyl »an eenen langer , welke , hoe ervaaren in zyn doen. nochtans al het wild niet kan ontdekken , of vangen, dat in 't veld is, F T v. Hoofdft. Welke die zyn.  V. Hoofdft. En hoe te toetfen. po VERHANDELING het noodig de Schriften van byzondere perfoonen , 't zy die met de hand gefchreeven of gedrukt zyn , te gebruiken : Doch wyl 'er in Brieven, zoo wel als in andere Hiftorifehriften, valicheden konnen zyn , zoo als by verfcheidene gevallen gebleeken is , zyn wy verfchuldigd dezelven op deeze of diergelyke wyzen te toetfen : zy moeten in zekere deelen gelyk zyn aan die van den zeiven tyd , en den zeiven (z) Landaard ; wandt de Schriften zyn verfchillende , naar 't gebruik der eeuwen cn Landen, in welken zy gemaakt zyn. 't Is ook noodig op den ftyl te letten , en te wecten hoe de Vorften hunne brieven begonnen en geëindigd hebben , van welke bewoordingen , en welke tytels zy zich bediende ; wandt die zyn niet ten allen tyden en plaatfen eveneens geweeft. Men moet de jaar-en dagtekeningen van de Brieven naauwkeurig onderzoeken, wyl het bedrog hier door ligtlyk (a) ontdekt wordt, omdat men altemet merktekens vindt, die eerft in lastere eeuwen in gebruik geraakt zyn. Ook dient men acht te geeven op de jaarCs;) Methode pour etudier ]'HM. par Langlet du fresnoy Tom. V. pag. 2^9. '£5' 210. (a) Zie hier van een voorbeeld by s. v Leeuwen Bat. Illuftr. bl. 860. in den Brief op'den naam van Koning Willem getekend met het jaar duizend twee honderdeen en veertig, dus verfcheidene jaaren voor dat de gemelde Willem tot Roomfchkonhig ver. neven wierdt.  OVER DE HISTORIËN. 91 jaar-rekening, en op de indictien, of die met her jaargetal overccnflemmen,en vooral op de ondertekening der Beampten 5 wandt in dit geval vindt men fomwylen perfoonen die reeds dood , of noch niet gebooren waren. Eindelyk moet men ook de Brieven vergelyken met de befte Hiftórifehriften van dien tyd , 't zy omtrent de Landen , Vorften , of Volkeren , 't zy omtrent de gebruiken en gewoonten dier tyden en plaatfen. Al het welke zonder ervarenheid niet wel kan gefchieden : die geene kennis heeft van dat de Bynaamen eerft in 't hasfte van de tiende , en in 't begin der elfde eeuwe zyn aangenomen ; of dat men voor het jaar twaalfhonderd, in de Holiandfche Brieven, niemand der Onderzaaten Heer , en naa dien tyd alleenlyk de Ridders zoo genaamd vindt , zal het zelve in vroegere Schriften voor geenen misflag konnen aanmerken. Hoe moeijelyk dit ook zy , echter is het zeker , dat 'er verfcheidene Brieven , die dc proef in alle deelen niet hebben konnen uitftaan, ontdekt zyn: by voorbeeld , dc Brief, welke voorgegeeven wordt, door Keizer Karei den Grooten, omtrent het jaar achthonderd cn twee aan de Vriezen (b) verleend te zyn. De Lyft der Leenmannen van de Utrechtfche Kerke , op den O) Emmii Hift. FrifisB pag. 7*. V. Hoofdft  V. Hoofdft. Be- ltwaamheidhiertoe noodig. (O Hepje Hift. Ultrajecl. pag, 145-. & 146. (d) Handveiten en Privilegiën van Monnikendam fag. 12. Pt VERHANDELING den naam van BilTchop Baldewyn , omtrent het jaar elfhonderd acht en zeventig gefteld j en meer andere , die wy niet blindeling voor oprechte Brieven aanneemen , maar onderzoeken en toetfen moeten ; gelyk men al vroeg door kennelyke blyken de waare van de verdichte Brieven te fcheiden wift , en 't is op deezen voet , dat die van Houweninge , meenende te bewyzen , dat hunne Kerk van die van Slidrecht (c) niet afhanglyk was, daarom verooi deeld zyn. Omtrent dit ziften van 't waare en valfche is meer ervaarenheid noodig, dan men in het eerfte zou meenen; om zulks als in 't voorbygaan aan te toonen, ftrekt het groote Handveft van Monnikendam , dat hier en daar den naam van Medenblik in 't uitfehryven behouden heeft , waar uit iedereen te recht zoude oordeelen , dat het niet oorfpronglyk tot die Stad , gelyk waar is , behoort , inzonderheid die onkundig zyn van 't voorrecht, door Graaf Willem den V. op woensdag naa St. Matthys des jaars dertienhonderd vyf en vyftig , aan die van Monnikendam (d) verleend , by het welke aan hen de zelve vryheden gegeeven wierden , als die van Medenblik van de Graa«  OVER DE HISTORIËN. 93 Graaven van Holland vcrkreegen hadden. On- j aangezien deeze en meêr andere dnifterheden, die fomwylen niet gemakkelyk te ontdekken zyn , blyft het echter zeker, dat de bewyzen, begreepen in de oprechte , of onvervalfchte Brieven en befcheiden van dien tyd , voor het verhaal der byzondere Hiftorifchryvers moet aangenomen worden. Wegens het toetfcn der andere Hiftorifchriften vindt men eenige gemeene regels (e) aangeweezen,die wy noodig oordeelen hier kortlyk te melden: Men dient te weeten of de Schriften van den zeiven zyn,vanwien ze den naam draagen, alzoo de ontleende naam verdacht maakt van ter kwaader trouwe gehandeld te hebben, om dat de maaker niet heeft willen bekend liaan. Als men van den Schryver verzekerd is , moet men ook onderzoeken of hy geloofwaardig is. Die gene , wiens ilyl met ydelheid , met weinig oordeel , met haat , met eige belang , of andere gemoeds driften doorweeven is , verdient minder geloof, dan die ernftig , zedig, en oordeelkundig fchryft , van welken dc deugd en oprechtheid alom doordraaien. Mannen al te fyn, of al te plomp, zyn byna evenveel verdacht : de eerden geeven hunne gedachtCe) Fleury Prefacc de 1'Hift. Ecclef. Tom, I pag. * 6. V. loüfdft. Andere Hiftorifchriftenhoe te toetfen.  V. Hoofdft. 1 t ] H V E R H A N D E L I N G dachten of gisfingen (ƒ) dikwylen voor waaiheden en veranderen de zaaken : de anderen konnen niet melden 't gene zy willen , en fchoon zy geen geloof aan valfche uitvindingen geeven , om de waarheid te verdui tieren zoo zyn ze niet in Haat om de zelve naar behooren voor te dralgcn. Die gene, welke gezien heeft, is doorgaans geloofwaardiger dan die alleenlyk gehoord (g) heeft : en den tydgenoot voor die naa den zeiven 'gekoomen is, Naa de reden moet men den Inwoonder des Larids voor den Vreemdeling irellen } en die zynen eigen handel verhaalt voor de daar in onkundige perfoonen; wandt ieder verdient in zyne eige zaaken en gevallen geloofd tc worden , wyl een ander nooit zoo wel onderrecht is. En of wel de Vreemdelingen en yyanden verdacht zyn , kan men hen echter vertrouwen , in 't gene zy ten voordecle van hunne tegenpartye melden. Men moet ook niet te valt gaan op Schryvers, die voor twyfclachtig (h) gehouden zyn, of op zulkcn , die in hunne werken van Menfchen , Gezindheden gewoonten en zeden fpreeken , welken in Latere (ƒ) Effais de Móhtaicne Liv. I. Chap. XXX >ag. 206. (?) Kleury Pref. de PHift. Ecclef. Tom. I ag. * 6. {h) Methode pour etudier PHift. par Langlet >u Presnoy Tom. V. pag. 289. & fuiv.  OVER DE HISTORIËN. 9f tere tyden geweeft , of in gebruik geraakt zyn. Zoo ook als 'er yalfche jaartellingen , lompe rrrisflagen , verdichtfelen , kinderachtige vertellingen , en loogens in gevonden worden , die de waardigheid van de Schryvers op wier naam de zelve gefteld zyn , niet lyden kan. Of wanneer de Schryvers zelfs zich van verdachte Boeken , opgevuld door onwaarheden , bediend hebben. Eindelyk als de ftyl , de fpelding en wyze van fchryven , of de bewoording niet met het tydbeftek overeen koomen , of als 'er eenige Leerpunten, en grondregels in gevonden worden , tegen de beginfelen , en eigenlchappen van den Schryver ftrydcnde. . 't Is op deeze en diergelykc regels dat men oordeel vellen mag , en in tegenllrydigheden der Schryveren van eenen tyd befluiten moet j zoo 'er tuifchen hen maar een weinig verfcheidenheid is , moet men die uit den weg ruimen , zoo dit niet moogelyk zy , en dat de zaak van groot belang is, dan dient men het waarfchynlykfte te verkiezen : 'c Is wel waar, dat het veel gemakkelyker voor den Hiftorifchryver is, de verfchillende meeningen te verhaalen , en het oordeel aan den Leezer te laaten ; maar dit 's onaangenaam , en eindigt het verfchil niet, de meeften zoeken zekere zaaken , geen gedingen , noch gillingen ; om dat zy geen moeijelyke letteroeffening begeeren, maar V. Hoofdft.  V. Hoofdft Wanneer uil de omftandigheden te bewyzen. De gebruikte S>6 VERHANDELING maar hun vermaak en voordeel willen neemen uit de geleerdheid van anderen , zy houden Van geen twyfelen , om dat men daar door niet uit de onweetenheid raakt, des veelen de twyfelachtige zaaken verwerpen. Deeze Helling kan , by fommige gevallen , eenige uitzondering lyden , en .men mag en kan gillingen gebruiken , als de genoegzaame bewyzen tot aanmerkelyke gevallen , om de waarheid aan den dag te brengen, ontbreeken, dan zyn wy zelf verplicht ons met de redenen te behelpen , die de waarfchynlykheid het naafte aantoonen ; en met deeze waarfchynlykheid moeten wy zoo lang te vreden zyn , tot dat men de waarheid zelve befchouwen kan ; wandt de verfchillendheid van den aard der zaaken , eifcht, en houdt zich te vreden met verfcheidenheid van bewyzen. Om dan het gebrek der Hiftorie uit de omftandigheden te konnen verbeteren moet men niet ligtvaardig te werk gaan ; maar rypelyk over weegen, of alle verfchynfelen op een oogpunt uitloopen , en of 'er niets voorkoomt 't gene de gilling haare kracht beneemt , of in twyfel kan doen vallen om de duiftere zaak op te helderen; inzonderheid als die tot voornaame gevallen kan dienen ; maar zulks omtrent beuzelingcn te willen doen , is de moeite niet waardig , en zou de Hiftorie ontfieren. Wegens de gevallen of verhaalen , die wy van  OVER DE HISTORIËN. 97 van anderen ontkenen, zyn wy verplicht, niet uit ydelen roem van onze geleerdheid , maar noodzaaklykheid aan te toonen, uit welke oorfprongen die zaaken getrokken zyn , om de Schryvers, als 't den Leezer behaagt, ofhy zulks dienftig vindt, te konnen naagaan, te onderzoeken , en te overweegen , welk vertrouwen , en welke achting die verdienen. Zonder het zelve kan men niet weeten hoe verre wy verplicht zyn het verhaal te gelooven , noch hoe wy het zelve moeten befchouwen •> om dat ons niet bekend is , wie zulks eerft gezegd heeft, noch ook of het wel gezegd is 't gene aan hen toegefchreven wordt ; wandt daar het waare en valfche , het zekere en onzekere onder een gemengd zyn , zal de ligtgeloovige Leezer alles zonder onderfcheid aanneemen ; en die niet ligt gelooft , zal alles verwerpen , of 'er ten minfte aan twyfelen j uit oorzaake van de valfche of onzekere daaden , die onder de waare en zekere gemengd zyn. Een goed Hiftorifchryver , die de gevallen , van welken hy geen getuige geweeft is , naar de fchriften , die overgebleeven zyn, befchryft , moet dit alles met groote voorzigtigheid onderfcheiden , en niets verzekeren , dan 't gene op eenen vaften grondflag ruft. Daar zyn 'er die zulks gemyd hebben , eensdeels uit vreeze , dat men niet zien zou, dat zy de gemeenfte boeken , die weinig geloof G ver- Hoofdft. Schriften aan te wyzen.  V. Hoddft. Onder- fcheid in der Schryverengeloofbaarheid, 98 VERHANDELING verdienden , uitgefchreeven hadden ; andersdeels om den Leezer de gelegenheid te beneemen tot het onderzoeken , of de aangehaalde plaatfen niet veranderd of vermeerderd zyn. Hierenboven, welke Schryver zou tegenwoordig zich zoo groot een gezag durven aanmaatigen van in alles op zyn woord , 't geen hy van vroegere tyden verhaalt , geloofd te willen zyn ? Ik bekenne , dat verfcheidene onzer voornaamfle Hiftorifchryvers , als Voflïus , de Groot , Hoofd en meer anderen, dit niet gedaan hebben , 't zy het zelve toen in geen gebruik was , of dat de oprechte Hollandfche eenvoudigheid toen nog van geen bedrog , als wel in 't vervolg , in de Hiftorien te mengen wift. Onaangezien de achtbaarheid , welke de gemelde Schryvers door den tyd verkreegcn hebben, houde ik echter veiliger, de getuigen , die als tot waarborgen ftrekken , op den kant aan te wyzen , en offchoon de ouden het noodige en nutte verzuimd hadden , zoo zyn wy niet verplicht die in hunne gebreken, maar wel in hunne deugden te moeten volgen. Daar is ook groot verfchil in de foorten der Schryveren , die men , om tot bewys te dienen , aanhaalt : in 't onderzoeken der zeiven , moet men zich niet altyd laaten vervoeren door de menigte , maar door de verdienden der Schryveren. De tydgenooten der geval-  OVER DE HISTORIËN. 99 vallen , die zy verhaalen, hebben den voorrang > daar aanvolgen die het naatle daaraan geleefd hebben ; en eindelyk de hedendaagfche ; maar deeze laatften dienen , als men hunne getuigenis geloof wil geeven , zoo veel gewigts te hebben als de tydgenooten , door dat ze de oorfpronglyke Hukken , op welken hunne verhaalen fteunen, bybrengen. Dus zyn eenige Hiiloriftukken door den Hoogleeraar Ant. Matthajus uitgegeeven, in of by welken veele brieven en uittrckfels tot onbetwiftbaare bewyzen zyn gevoegd , Butkens in zyne Trophees van Brabant , Wicquefort in de Hiftorie van de Vereenigde Nederlanden , en eenige anderen, van welken de Hiftorien diergelyke grondilagen hebben. Wegens de Gefehiedenis befchryvers van hunnen eigen leevens tyd , moet men zich niet te veel vertrouwen op de fchriften , die faamen gefteld zyn door gunft-of huisgenooten (2) met weldaaden opgehoopt , om dat ze , 't gene niet tot eer van de gedachteniiTe hunner meefters ftrekt, verbergen ; anderszins ontfangt men , volgens de aangenome wetten in 't leezen van de Hiftorie, voor goed , 't gene door de getuigenis van deftige Schryvers beweezen wordt ; en men verwerpt (£) als een verdichtfel al het gene dat (O Bayle Dia. Hift. Tom. II. pag. ffl. {k) Bayle Dict. Hift. Tom. II. pag. 632. G z V. Hoofdft.  V. Hoofdft. Moejelykheidin HiflorifcheHandfchriften. Briever, hunne nutheid. ioo VERHANDELING dat de hedendaagfche , betreffende de aloudheid , zonder bewys van goede Schryvers, gemeen maaken. Indien men de bewyzen uit de oude Handfchriften , of de aantekeningen van bekwaame mannen kan bybrengen , zal zulks geen geringe achting aan 't werk geeven ; doch het gebruik is moejelyk en laftig voor die de leezing der oude letteren of merktekens niet gewoon zyn. Wy zyn verplicht zulke Hukken of jaarboeken , die wy ontdekt hebben , omzichtig, tegen die, welken reeds gedrukt zyn, te vergelyken , eensdeels om te ontdekken of de gevallen niet beter in de eerfte , dan in de laatfte verhaald worden ; andersdeels om te zien of die niet geheel de zelve zyn ; wandt anders koomen 'er verfcheidene naamen in de Waereld , die niet dan tot eenen Perfoon behooren , gelyk ik zeker weet, dat van ervaarene Schryvers in de Hiftorien onzes Vaderlands , door onoplettenheid gedaan is , neemende de Uitfchryvers voor de Saamenftellers der Jaarboeken aan. De Brieven der Vorften over en weder gefchreeven zyn niet minder nut, en een fchoone bron voor die de GefchiedeniiTen tragt te verhandelen , en ftrekken die der Koningen van Engeland, door Rymer, in zeventien deelen in heele bladzyde groote , uitgegeeven tot een dooorllaande bewys, wyl dc zelve by uit- nee-  OVER DE HISTORIËN. 101 necmenheid dienftig zyn om de Hiftorie van j de voornaamfte Staaten van Europa, en voornaamenlyk van Holland , op te heideren en te verfterken ; inzonderheid om dat men in de zelve veele zaaken , die wy tot nog toe niet geweeten hebben , ontdekt, en dat de nieuwe ontdekkingen , 't zy in zaaken , 't zy in nettere omftandigheden , geen gering aanzien en vermaak aan 't werk verfchaffen ; zelf kan men , door de dagtekens der Brieven, de misilagen der jaarrekeningen in de Hiftorie verbeteren , de verbafterde naamen herftellen, en veel zekerheid aan 't verhaal der gevallen toebrengen ; zulks het gebruik der Handfchriften en Brieven boven al noodig tot onze Hiftori, en een bron is , die nooit uitgeput zal worden. Wanneer een Schryver de Aantekeningen of T Dagverhaalen van Gemagtigden, die zelfs den 1; handel gedreeven en voldongen hebben (/) , aantreft, die mag en moet hy op zekere wyze gelooven , als van de zaaken volkoomen onderricht, en het geheim van ieders belangen in den grond kundig. Gelyke waarde hebben ook de fchriften van Mannen , die in andere zaaken gebruikt zyn, en de proef reeds hebben uitgeftaan. Maar verdichtfels , die naauw- (/) G. Daniël pag. ai. G 3 v. Ioofdft. )agper« aaien.  V. Hoofdft. Graffchriftenen Gedenktekens. De eige ongedrukte ioz VERHANDELING naauwlyks fchyn of fchaduw van waarheid bezitten , voor ontwyfelbaare gefchiedeniiTen in 't licht te geeven , is onvergeeflyk. Men mag de Hiftori optooijen en verfieren, zoo wel als een Schildery ; doch nooit buiten de paaien van oprechtheid gaan ; wandt zoo een Schilder de waarachtige Hiftorien met verdichtfelen zoekt te verfraaijen , zal hy het werk ongelooflyk maaken , en dus het gene ons meeft ontroert, en dat ons het werk, en den Werkmeefter meeft in alle ftukken, 't zy in 't waare , 't zy in 't verdichte doet achten , naamenlyk de waarichynlykheid , te gelyk met de ziel van 't werk ontrooven ; dierhalven ftelt men als een grondregel vaft , dat het beter is te mishaagen in 't melden van de waarheid , dan den Leezer met verdichtfelen te vermaaken. De reeds aangetoonde bewysftukken zyn nog niet genoeg, men kan ook geholpen worden door de Graffchriften , en Gedenktekens ter geheugenifte der Vorften en beroemde Mannen in de Kerken of andere plaatfen gefteld en opgerecht, wyl die krachtige bewyzen van hunnen afkom ft , fterftydt, en dikwylen ook van hunne echtverbinteniflen zyn; omtrent welke een Schryver niet te oplettend kan wezen , om zyn werk luifter by te zetten Wat nu de aanhaalingen van Schryvers uit hunne nog ongedrukte werken te borde ge- bragt,  OF ER BE HISTORIËN. 103 bragt, aanbelangt, en of die voor genoegzaame bewyzen konnen doorgaan , gelyk ons eenige maaien voorgekoomen is , daar omtrent fchynt van de zelfde waarde , of de Schryver een , tien , of geene van zyne onbekende opftellen aanhaalt, wyl wy niet anders dan zyn in 't licht gegeeven werk konnen toetfen > dierhalven dan onnut en ydel voor den Leezer, welke met onbekende getuigen niet kan raadpleegen, en eige zeggen of zulks eens of «eermaaien gefchiedt kan het geloof niet vermeerderen. By aldien de Hiftorifchryver de allerzekerfte Cedenkfchriften nog niet ontdekt mogt hebben (m) , is hy verplicht zich te houden aan die hem overgeleverd zyn, en der zeiver getuigenis , als hy geen byzondere reden heeft, daar van af te wyken, voor wettig te neemen. Met zoodaanige Leidslieden te volgen kan hy, buiten zyne fchuld , van de waarheid afwyken, en dus onwaarheden voortbrengen, zonder naa te laaten oprecht te zyn , als ze daar niet voor erkend worden; en 't is in deeze zaak al dat men van eenen Hiftorifchryver kan wenfehen , die dc gevallen , welken verfcheidene eeuwen voor zyn leeftyd gebeurd zyn, befchryft. Het is een teken van onfchuld, dat hy de minfte verdachte Schryvers, onder die {») G. Daniël pag. 16. G 4 V. Hoofdft; werken aan te haaien,. onnut. Onfchul' dis te dooien.  V. Hoofdft. Defchik king der fiukken Of bewyzen,istweederley. I ( t A 1 e e De eer- { ftewyze. ^ 1 ei lt h ci L d( ê v; V; hl rc g 8 104 VERHANDELING die hem voor gegaan zyn , tot zyne befcherming heeft. Omtrent de bewyzen of getuigftukken ten dienfte der Hiftorie te fchikken , zyn 'er twee mfchillende wyzen in gebruik gebragt , de ;ene van de oorfpronglyke ftukken , of beieren in al hunne omftandigheden en eigene voorden voort te brengen, in diervoegen, dat le Saamenfteller niet anders doet dan de aanenbinding te maaken : de andere , van het irezenlyke te neemen , en de gevallen en zaaen met eenen gelyken ftyl faamen te voegen n te vervolgen. De eerfte wys is door Bor, n ook door Aitzema gevolgt, en fchynt de ckerfte en vastfte , laatende door het voortrengen der bewyzen , het oordeel aan den eezer ; maar deeze is ook de langwyligfte 1 verdrietigfte > om dat de gebreken van den yl der oorfpronglyke fchriften , de duifter:id , hardigheid , verouderde fpreekwyzen 1 overtollige woorden , niet doen dan den eezer vermoeijen , al ware het Hechts door ■ ongelykheid des ftyls alleen. Als een Schil:r zyn tafereel met Hiftoribeelden vervulde in welken het eene uit een ftuk van Lucas' m Leyden, het andere uit een van Bloemaart ;t derde uit een van Jan Lievensz , en a'ndeweder uit , of naar anderen genomen of ;volgd waren , zouden die faamen wel eene ;voeglyke overeenftemming met eikanderen heb-  OVER DE HISTORIËN. ioy hebben ? Zekerlyk neen. Op de zelve wyze is het met de Hiftorifchriften gelegen. De werken hoe net in orde gefchikt zullen onaangenaam zyn , wanneer men niet dan ongelyke , en afgebrooke ftukken vindt; wandt al 't gene tot bewyzen der Hiltorie (») ftrekt is geene Hiftori ; men trekt die uit alle foorten van fchriften , uit brieven , uit verbonden , uit redenvoeringen , uit loffchriften, uit Dagverhaalen , Onderhandelingen, Voorwaardens, Uitterlte willen , Openbaare bevelen , Plakkaaten en wat dies meer is. Door deeze in 't werk te laffen wordt het verhaal koud , en verdrietig in 't midden der Hiltorie, en 't is hierdoor dat de Leezer van Bor en Aitzema tot eene moeijelyke letteroeffening, in plaatze van eene gemakkelyke onderwyzing, die hy zogt , gebragt wordt. Zulken verfchaffen ons veel eerder de ftof tot de Hillori, die zy veel beter toebereid hebben , dan de Hiilori zelve , tuflehen welke een taftelyk verfchil is. Ook neemt deeze behandeling de twyfelachtigheid niet geheel weg ; om dat de faamenfteller dikwylen verbergt, agter houdt, of maar ten deele by brengt, 't gene tegen zyne vooroordeelen zou ftryden, zoo hy fommige dingen niet verdraaid door opmerkingen of redenkavelingen , die hy tot opheldering der duiftere plaatfen , of om de tegenftrydig- heden in) Fleurï Preface de PHift. Ecclef. Tom, I. G T v. Hoofdft.  V. Hoofdft. De andere wyze, i i j 106 VERHANDELING heden weg te neemen , bybrengt. Uit al deeze omftandigheden fpruit een grooter ongemak dan men meent, de verdrietige langwyligheid , eene afkeer , en oorzaak der onweetenheid ; wandt weinigen hebben tyd , luft, en moeds genoeg om zoo veel groote boekdeelen te doorleezen. De andere wys is van eenen eendaanigen ftyl te fchryven , neemende alleenlyk het wezenlyke of zaaklyke uit de oorfpronglyke ftukken, zonder zich te verbinden aan de zelve woorden. Dit is de gewoonte van de Groot , Hoofdt , Strada, Brandt, en het grootfte deel onzer befte Oude en hedendaagfche Hiftorifchryvers , en dit 's buiten twyfel de aller aangenaamfte voor den Leezer ; maar het is de zekerfte niet. Wanneer de Schryver eenen verheeven geeft , en eene vrugtbaare verbeelding heeft , dan zal hy moeite hebben zich ainnen de naauwc paaien van de waarheid te houden , om 'er niets van 't zyne by te doen, t zy in eenige opmerkingen , die hem oordeeltundig fchynen ; 't zy in eenige fpreuken, :enige omfchryvingen , of ten minften in eelige bynaamen of woorden. De middenweg :uffchen deeze twee fchryfwyzen wordt de beralligfte en gevoeglykfte geacht , fchryvende ;enen ecndanigen ftyl , en die niet anders is lan eene aanecngefchakelde vertelling ; maar loudende den netten zin, en gebruikende zoo veel  OVER DE HISTORIËN. 107 veel als moogelyk zy, de woorden van de oorfpronglyke fchriften , 't zy uit onze , of gegetrouwelyk uit andere taaien overgebragt, en dus zal het werk zich zelve gelyk zyn ; even als een Schildery van de hand eens grooten meefters , die fchoon hy eenige deelen van anderen gevolgd hadt, echter daarom niet naalaat zynen eigen trant in 't verbeelden der zaaken te doen zien. Daar wordt evenwel geen naadeel aan de waarheid gedaan , als men de onnutte woorden affnydt , en zulke daar by voegt, welke dienftig fchynen om de duiftere plaatfen op te helderen. Men kan tot meerder zekerheid de uitgetrokkene brieven of Hukken , uit welke de Hof ontleend is , agter hei werk laaten volgen, gelyk Butkens, en Wiequefort gedaan hebben, of de gebruikte Schryvers op den kant Hellen , ten einde de Geleer den konnen oordeelen , of de Hiftori getrouv behandeld is. Omtrent gevallen die wy niet gezien nocl gehoord hebben , worden de eendrachtige o byna eendrachtige getuigenitTen verëifcht vai Schryvers die in den zelven tyd geleefd heb ben. Als wy deeze overeenftemming omtren den dood van een Veldheer, het huuwelyk vai den Vorft , het overweldigen eener Stad, he fluiten van den vreede , en meer diergelyb zaaken , welken als in 't gezigt van 't ganfchi Land gebeurd zyn , eenftemmig bevinden, dai heef V. .Hoofdft. 1 Bewyr zen om. f Uent Jt l gene wy zien. t 1 t 1 t  V. Hoofdlr. ] i X < I IS (o) Baïle Di£t. Hifi. Tów. ƒƒ- pag. 601. 108 VERHANDELING heeft men recht om de zelve als ontwyfelbaar te verhaalen, en geen menfeh van goed oordeel zou 'er iet tegen durven zeggen. Doch Zulks kan omtrent andere gevallen en omftandigheden vr.n fommige daaden niet weezen ; om dat weinige Schryvers deel in de onderhandelingen of raadflagen gehad hebben , zy verhaalen dikwylen eenige onzekere gerugten , 't gene ten hove gezcid wierdt, 't gene een fchrander vernuft, of die 'er voor doorging , zich verbeeldde ontdekt te hebben ; al te zwakke grondilagen om 'er met zekerheid op te bouwen : nochtans kan men al zulke vertellingen , zonder genoegzaame reden , niet t'eenemaal verwerpen , indien de Schryver in alles 't gene getoetft kan worden, getrouw betonden wordt , dan verdient hy ook geloof in de verhaalen , die wy niet konnen toetfen; Evandt een Hiftorifchryver heeft geen recht 'o) om alle zaaken , die hem twyfelachtig ^oorkoomen , te verwerpen, in tegendeel zyn >licht verbind hem om de wel beveftigde , choon hy die niet waarfchynlyk oordeelde , e verhaalen. Het is hem , in zulk een geral, geoorloft daar by te voegen, men zegt , >f men geeft voor , of iet anders , dat zyn geachten te kennen geeft ; zulks niet doende,  OVER DE HISTORIËN. 109 is 't een teken , dat hy de vertelling voor waar en aanneemelyk houdt. Wandt ieder , die een ongelooflyk geval verhaalt, zonder by het zelve zyne twyfeling te melden , verklaart openlyk , dat hy het als eene waarheid voortbrengt. VI. HOOFDSTUK, Over de Geographye of Aardrykkunde naar tyds verandering. Weinige onzer Landgenooten zyn 'er die de Hiftori der eerfte Graaven van het zoogenaamde Holland leezen, of zyn met een vooroordeel ingenomen, dat die Graaven het gemelde Land in de zelve uitgeftrektheid , in welke het zich heden bevindt, berecht hebben. Eene zoo ongegronde gedachte voorwaar ! dat die my aangefpoord heeft om zulks, als een gewigtig punt in de Hiftorikunde, anders aan te toonen , en dus kortlyk te doen zien, dat het als van trap tot trap , door het onderdrukken van andere kleine Graaven, Vryeheeren , of Rechters , en hunne Landen te overweldigen , of door koop en echtverbintenilTen tot die grootte en magt is aangegroeid , in welke het de laatfte Graaven beheerfcht hebben} want zonder een goed begrip V. tioofdft.  VI. Hoofdft, Vroege gefteldheid van Holland. (■ƒ>) Nocht'rmns. wordt Tefïel in de Lyft van de goederen der Utrechtfche Kerke , omtrent het midden rio VERHANDELING grip van de Landftreeke is de Gefchiedenis noch het vermoogen der Landshr eren niet recht te bevatten, 't Is niet genoeg dlcenlyk aan te tooncn , dat het op twee en vyfrig graaden noorder breedte , aan de Noordzee of den Oceaan gelegen is , aan de andere zyden bepaald door de Zuiderzee, het Sticht van Utrecht, Gelderland , Brabant , en Zeeland , gelyk het gefteld wordt ; maar hoe het aan die Landpaalen gekoomen is , hoe de ftroomen verloopen , vergraaven of verllopt zyn , welke landen tot water en weder welke waters tot land gemaakt zyn : eene verandering die zoo groot is , dat ik vaft ftelle dat deeze Landftreek niet naar haare eerfte £?e- o daante in 't minfte gelykt. Ik zal van den uitloop van den Ryn in de Zee , en het verdwynen van den zeiven , van het graaven van de gragt van Corbulo , noch van de Lek , als zynde voor den tyd der aan ons bekende Graaven voorgevallen , niet reppen ; men flaa het oog maar op Noordholland, Weftvriesland , en Waterland , eertyds vol ftaande wateren en Meeren, thans droog gemaakte en bedykte polders. De Zuiderzee was voor het jaar 1170. van weinig belang, de Eilanden van TelTel (/>) Vlieland en Wierin- gen  OVER DE HISTORIËN. in gen zyndaarnaa, zoo veele Schryvers meenen, van het vafte Land gefcheurd , en veele bosfchen en landen in dien oord overftroomd geworden. De Haarlemfche en Leydfche Meereri oudtyds twee kleine waterplaiTen , tegenwoordig eene verfchrikkelyke binnezee. De Veenen, fchoon zy door 't bevel der Graaven, naa het uittrekken der brandftoffcn , weder toegemaakt en met elft bepoot moeften worden , zyn , door 't verzuim van deeze voorzorg , allengs in gevreesde plalTen veranderd. De Groote Waard van Zuidholland, voor het jaar 14ZI. eene vrugtbaare Landftreek , thans voor een groot deel nog onder de golven begraaven. De Hedinezee , een geweldig water , allengs door 't bedyken tot Land gemaakt en veranderd in een deel derZwyndrechtfche - Rieder - AlblafTer- en een deel van de Krimpenerwaard , de Beyerlanden, Portugaal, Charlois en meer andere, die meeft allen omtrent 't jaar dertienhonderd bedykt zyn. 't Is waarfchynlyk dat 'er tuffchen de Stad Geervlied en Stryen , een groot water geweeft is j en dat de Beyerlanden eerft in't jaar iffj. zyn begonnen bedykt te worden, is zeker. den der negende eeuwe , gemeld reeds een eiland geweeft te zyn- Groot Charterboek der Graaven van Holl, I. deel f>ag. 18. col. x. VI. Hoofdft.  VI. Hoofdft. Veranderingdes Lands. H2 VERHANDELING ker. Ja men vindt 'er (q) , welken meenen, dat de Landen van Voorn , Putten , Stryen, Vlaardmge en meer anderen, aan den kand van Zeeland in vroegere tyden niet dan Gorsfingen geweeft zyn , die met hoog-en Winter water onderliepen. De Yflel en de Lek gemeen gelegen hebbende zyn volgens verdrag van Jan, Biflch. p van Utrecht, met Florents den V. Graaf van Holland, in 't jaar 1285-. gefcheiden. Het graaven van de doorvaart by Panderen , om de Koopmanschappen uit de Waal of Bovenryn in den Nederryn te voeren , is niet lang geleden ten naadeele van zommige , en ten Voordeelen van andere Steden eefchiedt. 5 Hoe groot de oplettenheid omtrent de verandering der ftroomen dient te zyn , niet minder noodig is die omtrent den aanwafch of de vergrooting van 't gebied der Hollandfchc Graaven; wandt het thans genaamde Holland wierdt eertyds door verfcheidene Heeren of Graaven berecht, die allen zekere deelen van bet wyduitgeftrekte Vriesland bezaten , en van welken de naamen dier Rechters hier en daar, maar de bepaalingen hunner onderhoorige Landftreeken nergens gevonden worden. Men kan dan, (<;>) Handveft Kronyk van Jr. M. van der Hou ve I. Boek Cap. 2. bl. 3.  OVER DE HISTORIËN. n$ dan , met zekerheid , het begin niet wel hooeer ophaalen , dan in 't Klooftergraaffchap van Egmond , en het Graaffchap 'c gene kort naa het eerftgemelde aan dien zeiven Diederik, naamenlyk in 't jaar of naar onze reke¬ ning 92a. door Karei den Eenvoudigen, Koning van Vrankryk , gefchonken, en dus bepaald wierden : Ooftwaart door het Stigt van Utrecht tot Zuithardeshaagen by Bodegraavej ten Wellen by Katwyks einde , aan Zee $ ten Zuiden aan het Dorp Veurj en ten Noorden door de beek Kinheim , die Weftvnesland van Kennemerland pleeg te fcheidem Zulks het heele gebied van den gemelden Graaf, behalven het kleine Graaffchap dat hy van zynen Vader erfde, niet grooter was dan over Ryn - en Kennemerland. Doch federt heeft een andere Graaf Diederik het Bofch Merweda, 't gene van zyne Voorouderen gekoomen was, veroverd, Dordrecht gebouwd, en omtrent het midden der elfde eeuwe het Markgraaffchap van Vlaardinge aan zyn gebied gehegt. Aan welke vergrootinge eerlang Maasland, Zuidholland en S. Gecrtruidenberge zyn gevoegd geworden. Graaf Florents de III. vergrootte zyn rechtsgebied methet Graaffchap Telfel en Wiringe, omtrent het jaar 1184. overmeefterd. In't jaar 1280. kreeg Florents de V. Graaf van Holland , Naarde en Gooiland in eeuwige erfpagt van de Abtdiffc vaa H Llte" Hoofdft:  VI. Hoofdft. 114 VERHANDELING Elte. Twee jaaren laater wierdt hy door verrnangehng met Heer Jan Perfyn , meefter van Waterland. In deezen tyd waren Oudewatcr Woerden, en Bodegraave noch onder het Sticht van Utrecht, en zyn niet dan naa den moord van den gemelden Graaf Florents aan Holland gehegt geworden: gelyk ook Amftelland, Amfterdam , Muide , Weesp , Zaanland en meer andere kleine Heerfchappyen. Asperen eerft buiten Holland, wierdt in 't jaar 131,. Leenroerig van het zelve. Het Land en de Stad van Heusden zyn omtrent het . jaar 1320. door koop aan ons Graaffchap gekoomen. Het Land van Voorn met de Stad van den Briel was eene afgezonderde Heerlykheid , welke de Ruwacrd Albert naa den dood zyner Nichte Machteld Vrouwe van Voorn en het voldoen haarererfgenaamen in't jaar ,,5*. aan Holland gebragt heeft. Arkel en Gorinchem zyn eerft Leenroerig van Holland geworden in 't jaar 12.69. en daarnaa door Willem den VI Graaf van Holland , ten deele door koop , ten de'ele door wapenen verkreegen , en eindelyk door zyne Dochter , Vrouwe Jacoba , in f jaar Hij- met geweld, gelyk ook YfTelftein , onderdaanig gemaakt. Putten en Stryen zynde eerft Leenen , en in 't jaar 14^. met de Domeinen van Holland vereenigd. Het Land van Altena en de Stad Woudrichem zyn in 't jaar 133Z. Leenroerig , en in 't jaar iypo. by koop  OFER DE HISTORIËN, nf koop van de Graavinne van Nieuwenaar, door ■ de Heeren Staaten, aan de Domeinen van ZuidHolland , en dus aan de Graaflykheid gevoegd geworden. Men gaa nu eens naa en overweege , hoe dikwylen de Steden vergroot zyn , en als wy deeze aanwinningen der Landen en vergrootingen der Steden wegneemen, hoe gering de magt der eerfte s in tegenftelling van die der laatfte Graaven , of het tegenwoordige Holland geweeft is. Onder de Aardrykkunde is ook begreepen de kennis der oude naamen van de Steden , Dorpen , of Gehuchten j wandt als men die volgde,3 gelyk de zeiven in de oude gedenkfchriftcn gevonden worden , zou men onverftaanbaar zyn , dierhalven dient de oude , of ongebruiklyke naam in de hedendaagfche overgebragt , of de eerfte gehouden , en de thans in gebruik zynde daar nevens gevoegd te worden , om den Leezer een net begrip van de plaatfen te geeven. Ik hebbe goed gedacht hier door fommige voorbeelden aan te toonen, dat eenige der oude benaamingen buiten gebruik , en des onkenbaar zyn, of eenige andere machtig onzeker zouden voorkoomen, als H 2 Aga-» vi. ïoofdfi. Veranderingder naamen.  ïï6 verhandeling VI. Koofdft. Zwadenburgerdam. Tho- Agathekerke thans Beverwyk, Aldenthorp en Aldatorpa ■ Ouddorp. Almeer — — Alkmaar. Bevervoort —« ——— Velfen. BornifTe —- —— PernilTe. Brehil Briel. Everikezdorp ■ « Achtienhoven, Forfchate —— Voorfchooten. Gerritshaven —. ■ Geervliet. Halm , en Heggen — Egmond. Heer Aduwaartwou- Haferswoude en Hade, of Ederswoude • ferfouw. Heeren Heyen am- bocht — .. Heeren Jansdam, Kerkwerve *— i Oeitgeeft. Lammisvliet — —— Sluis in Vlaandre, Leithen — ■ Leyden. Lietorp — »— Leyderdorp. Medemolaca — —— Medemblik. Nieuwendam — Schiedam, icuwervaart « De Klundert. Nortgo — — Noortwyk. Orren — — • 'sHertogenbofch. Rolderwaard — . Charlois. Rotelnashem ~_ Rynsburg. Schobbelands Ambocht •— — Zwyndrecht. Stekede — , Zwadenburg , of  OVER DE HISTORIËN. 117 Thofen — thans Ooftdorp. Vrooneker — «—— Franiker. Weftenryk en Blink- vliet ■ Zuidland. Ydam — — Edara. Die oplettend is , kan 'er meer opfpooren, ik hebbe dit klein getal flechts tot aanleiding opgegeeven. Naa deeze opmerking volgt nog eene andere , te weeten , wat deel onder Noord- en wat deel onder Zuidholland moet verftaan worden. Ten tyde van Graaf Jan den Eerlten , en naa de overwinning die hy op de Vriezen , ten Wellen van 't Vlie woonende , behaald hadt, is , volgens zekeren Schryver (r) , de naam van Vriesland allengs te niet gegaan , en die van Noordholland opgekoomen. Doch dit dient in eenen bepaalden zin voor dat deel genomen te worden 't gene heden nog met den naam van 't Noorderkwartier by ons bekend is. Deeze Landftreek bevat zeven Steden , als Alkmaar , Hoorn , Enkhuizen , ELdam , Monnikedam , Medenblik en Purmereinde , bekend met den naam van Steden van het Noorderkwartier : onder deeze zyn 'er drie die tot Weft- (r) Oudheden van 't Bisdom van Utrecht^, deel &!. 14J-. H 3 VI. Hoofdft, Verdeeling.  VI. HoQfdft. Tus- fchen i Woorden Zuid- : holland. : i (ƒ) Befchryving van Enkhuizen bl. 188. (t) H- de Groots Inleid, tot de Holl. Rechts^ geleerdheid bl. 144. ■118 VER HANDELING Weftvriesland behooren, als Hoorn , Enkhuizen en Medenblik ; en de drie andere tot Waterland j Alkmaar alleen, dat in 't jaar ifclo. niet onder Wellvriesland (s) gerekend wilde zyn , heeft al in vroegen tyd onder Holland of Kennemerland behoord. By andere gelegenheden en tyden is Noordholland van ruimer ren omtrek geweeft 5 wandt toen Willem de VI. Graaf van Holland , in 't jaar 1416. de Edelen en Steden deedt belooven om zyne Dochter Jacoba , naa zynen dood , tot Landsvrouw te huldigen, vlnde ik onder Noordholland , de Steden Haarlem , Delft, Leydcn, Amfterdam , Gouda , Rotterdam , Oude water , Hoorn , Schiedam , Alkmaar , Medenblik , Enkhuizen en Monnikendam : Onder Zuidholland de Steden Dordrecht, Schoonhovc, St. Gcertruidenberge, Gorinchem, Heusien , Woudrichem , YlTelftein , en Leerdam. Omtrent de fcheiding tuftchen Noord-en iuidholland wierdt voorheen de YiTel genonen , die eene arm van den Ryn , en by den Nieuwendam boven YlTelftein geftopt is , oopende dwars door Holland en valt by Yselmonde in de Maas ; welke verdeeling in de jediening der Graaflyke (t) goederen nog wordt  OVER DE HISTORIËN. 119 wordt onderhouden, zoo dat al het geene Noordwaart van den Yflel is gelegen, Noordholland , en 't gene Zuidwaart ligt Zuidholland genaamd wierdt. In ieder der gemelde deelen wordt in 't verderven en de erfvolging der goederen een byzonder recht geoeffend. In Noordholland , als naaft aan Vriesland gelegen, heeft het Aasdomsrecht, koomende van de Azingen , die met de Buuren recht deeden, ftand gehouden. In Zuidholland is het Schcpendomsrecht, meer overeen koomende met de Salifche Rechten, in gebruik gebleeven : doch deeze algemeene uitdrukking verëifcht omtrent dat recht eene nettere bepaaling. 't Is zeker dat in Noordholland en zoo verre als zich Rynland uitftrekt, het Aasdomsrecht van over oude tyden tot heden toe ftand gehouden heeft j maar buiten het zelve ten Zuiden , en inde Steden van Dordrecht, Delft, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen , 's Graavenzande en 's Graavenhaagc , mitsgaders zoo verre het gebied der zeiven gaat, heeft het Schependomsrecht plaats. De -oorfprong van dit onderfcheide Recht tulfchen Noord-en Zuidholland , fchynt my gefpr.ooten uit de twee byzondere Landitreeken , beide met den naam van Holland bekend : het eerfte Holland, 't gene van de Kerke van Utrecht te leen geheven wierdt , en 'p gene Diederik de Eerfte van zynen Vadei H 4 Die- VT. Hoofdft. Oorfprongvan de zelve.  VI. Hoofdft. i < ] < t < ■\ c t S n h I d b v V la 't Z< zi 120 VERHANDELING Diederik erfde, lag by Bodegraave , en, zoo ik my niet bedriege, ten Noorden van Woerden , ten Zuiden van Am Heiland , ten Wellen der Vegt, of van het Sicht Utrecht, en ten Ooften van het Graaffchap van Diederik , ofvan Rynland j en of wel het zelve , in 't vervolg van tyden , onder het Sticht van U:recht getrokken is , zoo vindt men echter ildaar nog der Hollanderen Kade, der Hollanleren W eg , der Hollanderen Dyk , en der ^ollanderen Meent , tot een klaar bewys van >nze ftellinge overgebleeven. Het bewind van lit deel en van Ryn- en Kennemerland , door j-raaf Diederik , in 't jaar 022. verkreegen , varen deelen van Vriesland , en volgden daarin ook het Vriefche of Aasdomsrecht. Het weede of Zuidelyke Holland, in 't welke het chependomsrecht, 't gene meer gemeenfchap iet het recht der Franken of dat der Saliërs eeft, geoeffend wordt, is een aangewonne >and, in 't jaar 1077. door Graaf Diederik en V. met hulpe van zynen Stiefvader, Roert de Vries , op Koenraad , den Biffchop ui Utrecht, door kracht van wapenen veroïrd : en dewyl Graaf Diederik meer gelegen g aan de gehoorzaamheid des Volks, dan aan veranderen der Landwetten , heeft hy de ■lven by het Schependomsrecht gelaaten, en ch, door den affbmd des gemelden Bilfchops, n het Noordelyke en Zuidelyke, en dus van.  OVER DE HISTORIËN. xzx geheel Holland meefter ziende , zich ook dierhalven den eerften als Graaf van Holland genaamd en gefchreeven. Uit deeze aangcweeze veranderingen ziet men , dat het begrip der gefchiedenilTen gebrekkelyk , onzeker en zonder grond zoude zyn , als de Hiftorifchryver geene kennis der Landen , Steden, Stroomen, Bergen en Plaatfen toonde te hebben : eene weetenfchap die hy alom naar tyds verandering verplicht is te doen blyken j niet in eene omftandige befchryving , die als een lap in 't werk uitblinkt , maar even zoo veel als noodig is om den Leezer een klaar denkbeeld van de gefteldheid dier Landen en Stroomen te geeven , daar hy de gevallen , die 'er gebeurd zyn , van verhaalt , en dit net en bondig , niet gezogt, noch dat zyne begeerte meer ftrekt om zyne weetenfchap , dan om het voorwerp te doen uitmunten. VII. HOOFDSTUK. Over de Chronologie of Tydrekenkunde, Vermits het menfchlyke begrip zoo gebrekkelyk is , dat het de onbepaalde zaaken piet kan bevatten en niet wel op verfchillenH f de VI. 3oofdft. Befluit.  vir. Hoofdft. i i 122 VERHANDELING de dingen te gelyk kan denken, zoo heeft men , om dat zwakke vermoogen te hulp te koomen , de verdeeling en bepaaling der tyden en plaatfen uitgevonden. Zonder deeze zouden de gevallen der Waereld in 't menfehlyke geheugen als in eenen bajert verwilderen , indien ze in de duuring en uitbreiding niet door wanneer en waar , of door tyd en plaats bepaald wierden. 't Is dierhalven dat een Hiftorifchryver, om tot geene verwarring in de gefchiedeniffen te vervallen , de nette verdeeling der tyden verplicht is wel waar te neemen } als hy zulks niet doet , dan zal hy zich alzoo befpottelyk maaken als een Schilder , welke de perfoonen , die in verfchillende eeuwen gcleeft hebben , in een en 't zelfde tafereel of geval , als of ze tot een tydbeftek behoorden vertoont : by voorbeeld ; de Geloofsverkondiger van Vriesland , Bonifacius, die in 't midden der achtfte eeuwe leefde , by le Kruiszinge van onzen Zaligmaaker te ftelen : of de Heilige Maagd Maria in gefprek net Ignatius Loyola , gelyk men fomwylen geheel oneigen afgemaald ziet. Niet minder tanftootelyk zou het zyn , indien een Hilto■ifchryver de perfoonaadien en gevallen van verfcheidene tyden onder eikanderen mengde , lier om dient hy zulks omzigtig te myden , 3m zich zeiven en den Leezer in geene verwarring te brengen , of zich door die achteloos-  OVER BE HISTORIËN. 123 loosheid niet verdacht te maaken aan onwaarfchynlykheden ; wandt de nette bepaaling en aanwyzing van den tyd geeft eene zekerheid en een groot licht en vertrouwen aan het verhaal der gevallen 5 en offchoon 't de Alouden niet gezegd hadden , zoo is het echter eene waarheid; „ Daar de rekening der tyden door welke de gefchiedeniflën aan eikanderen han„ gen niet recht is , daar kan niet zekers van de ganfche Hiftorie zyn. " Om deeze reden is 'er tot de befchryving eener algemeene Hiftorie van ons Land niet alleen noodig te weeten , op welke wyze onze oude Hiftorifchryvers de te boek geftelde jaaren begonnen en gerekend , of de tyden verdeeld hebben > maar zelf ook de jaartelling van hunne gebuuren en bondgenooten , om dat die dikwylen van eikanderen verfchilden , en door de kennis van de zelve dus gemakkelyk de gebeurde zaaken op verfcheidene jaaren van beide de zyden verhaald , overeen te brengen. De wanorde in de jaartelling door misrekening ingeflopen, heeft Julius Caefar getragt te verbeteren , door de zelve te herftellen, en het jaar te bepaalen binnen den tyd van driehonderd vyfenzeftig dagen en zes uuren, welke zes uuren om de vier jaaren eenen dag uitleveren , dus is het vierde jaar daarom met eenen dag vermeerderd , en by ons Schrikkeljaar geheeten. De Franfen , hoewel zy hun jaar met den eer- ften Vil. Hoofdft. fïerfteling der jaar reken in» gen.  VII. Hoofdft. 124 VERHANDELING ften van de maand Maart of met het Pafcha begonnen , gebruikten oudtyds ook andere wyze van tellen , Gregorius van Tours en Fred egarius fchynen in 't fchryven over den eerften ftam der Franfche Koningen, de Kersmis , of ten minftefi den eerften van Januarius , voor den aanvang van hun jaar , gelyk de Romeinen , genomen te hebben ; maar die zelve en andere oude Hiftorifchryvers rekenen ook anders de jaaren naa de Menfchwordinge, en federt het Lyden van onzen Zaligmaaker. Taa men vindt zelf, dat Gregorius van Tours de jaarrekening federt den dood van St. Maarten , welke in 't eerfte of tweede jaar naa de vierhonderd voorviel, gebruikt heeft. Onder den tweeden Stam der zelve Koningen begonnen al de Hiftorifchryvers het jaar met Kersmis , geheel aanmerklyk zynde, dat die Schryvers den naam van Vleefchwordinge gaven aan de geboorte van Jefus Chriftus ; in diervoeg dat het jaar der Menfchwordinge niet begon den vyfentwintigften van Maart; maar op den vyfentwintigften van December. Deeze gewoonte veranderde onder den derden Stam dier Koningen , wanneer het begin des jaars 3p den vyfentwintigften van Maart , of op den dag der ontfangeniffe van de H. Maagd Maria , naar den eigenlyken zin van 't woord Menfcbwording genomen wierdt. In 't vervolg van tyden heeft men aldaar de jaaren begonnen  OVER DE HISTORIËN. lijnen met het feeft van 't Pafcha , en dit heeft ftand gehouden, tot Koning Karei de IX. in 't jaar vyftienhonderd drieënzeftig, zulks affchaftc , en beval het jaar met den eerften van Januarius te beginnen. In Spanje is de Kriftelyke jaarrekening eerft in de veertiende (v) eeuwe doorgedrongen. In 't jaar 13j"8. in Arragon , federt 1382. in Kaltillie : en eindelyk in Portugal met het jaar 141 j\ De Duitfchen telden hunne jaaren volgens de gewoonte der Roomfche Kerke , dus van Kersmis of de geboorte van Jefus Chriftus beginnende , tot den tyd dat Paus Gregoor dc feilen der jaarrekeninge verbeterd hebbende, eenige Landen deeze verbeterde rekening omhelsden , en het jaar met den eerften van Januarius begonnen hebben. Doch in de aloude tyden acht ik noodig hier nog by te voegen , dat de Duitfchen , gelyk de Numidiers en Gauloizen , oudtyds hunne tydrekening by de nachten (#) maakten ; om dat ze den nacht ouder hielden dan den dag , en dit 's de oorZaak , dat wy in verfcheidene oude fchriften van ons Land , by fommige gevallen , den tyd ook door de nachten bepaald vinden. In (*>) G. J. Vossius Etymol. Lat. voce Aerae. (x) Stanley Philof. en Poetic. üudh. bl. 11. cn T a c 1 t. dc Morib. Gcrman. Cap. XL. Nee dierum numerum ut nos , fed noótium computant. VII. Hoofdft, In de onderfcheidene Landen.  VII. Hoofdft. 126 VERHANDELING In Henegouwe O), in Brabant, in Vlaai* dre , enz. wierdt het jaar eertyds meede op het Pafcha begonnen , ook in Holland , of op goede Vrydag , volgens Balen , Befchryving van (z) Dordrecht, of volgens anderen («) op Paafchavond. Die van Utrecht hielden de Kersdag (b) voor den eerften dag van't jaar, volgens de inftelling van Biffchop (c) Guy , in 't jaar 1310. gedaan, dat volgens het gebruik der Roomfche Kerke voort ten eeuwigen dage in de Stad en het Bisdom van Utrecht, den aanvang van 't jaar zou beginnen op den geboorten dag des Heeren : doch anderen (d) melden, dat het jaar aldaar op den eerften van Januarius aangevangen wierdt; maar die van het Hof fielden het begin op 't Pafcha , naar de Franfche wyze van jaarrekeninge , dierhalven onderfcheiden van den gemeenen Styl met den naam van Styl van 't Hof. Op gclyke wyze als in Holland , alwaar ook de twee verfchillende Stylen van rekenen in gebruik waren. Zynde geheel aanmerklyk , dat fommigen onzer oude Hiftorifchryveren den Styl (y) Outreman Hifi. de Valenti'ennes pap. 280. U) Bladz■ 6ii. en 6i9. * 6 7 {a) Bo r Nederl. Beroert. VIII. boek bl. 644. f>) Matihii Fata & Fund. Ecclef. par. (c) Beka in Guidone 107. (d) Groot Plakk. Boek van Utrecht ia dc Voorreien M ttttttb  OVER BE HISTORIËN. 12.7 Styl van 't Hof, anderen weder den gemcencn Styl gebruikt hebben , om het welke te ontdekken eene naauwe oplettenheid noodig is, hoewel ik niet af keerig ben te gelooven , dat onze oudfte Hiftorifchryvers de jaaren met Pafcha begonnen hebben te rekenen , als uit fbmmige gevallen by Melis Stoke en anderen blykt , zynde naar allen fchyn een overblyffel van het gezag der Franfche Koningen hier gevoerd , en met en nevens de kerklyke gebruiken ingefteld , en door de Geeftlyken , onze oudfte Schryvers , gevolgt : want Melis Stoke ftelt het omkoomen van Godfried met den buld, Hertog van Lotteringen, die in het jaar 1076. den geeft gaf, op den vyfden Kalende van Maart , in 't jaar 1075-. dus naar den Franfchen Styl , gelyk ook de voorganger van Willem Procurator van Egmond doet, zoo als ik in het oude perkamente handfehrift bevinde , wandt de gedrukte is hier als op veel andere plaatfen gebreklyk. Johan van Leiden heeft ook het. zelfde fterfjaar. Insgelyks ftelt Stoke den dood van Willem den Roomfchkoning , die volgens onwederfpreekbaare bewyzen , in 't begin van het jaar 1 zyó. van de Vriezen verflaagen wiert, op het jaar nyy. hier in overeenftemmende met Willem Procurator, Beka, Johan van Leiden, en de gefchreve Chronyk van den Heraut, by welke laatften ik leezej „ Die Coninc bleef op die oc- „ tave vit. Hoofdft.  VII. Hoofdft, Moeijelykheden in de oude brieven. (e) Den 28. van Januarius. 128 VERHANDELING ,, tave (e) van Sintc Agnieten M. CC. LV\ „ tot Hoochhoutwoude. " Doch omtrent den dood van Willem den L Graaf van Holland, heeft Stoke den gemeenen Styl gevolgd , gelyk ook Willem Procurator , en het Goudfche Chronykje. Anderen weder als Beka, de Klerk der laage Landen , de Chronyk van den Heraut, en Johan van Leiden , fchryven volgens den Franfchen Styl, dat het einde zyns leevens geviel op den vierden van Februarius des jaars 1222. De zelve moeijelykheid doet zich op in verfcheidene Brieven onzer Graaven , van welken de daarin gevolgde Styl niet wel dan door zekere bekende gevallen te ontdekken is j dus zyn , by voorbeeld , de brieven in welken Jan de II. uit het Huis van Henegouwe , zich Graaf van Holland fchryft in Januarius des jaars 1299. toen Jan de eerfte , uit het Huis van Holland , nog in leeven was, toonende klaar dat de zelve naar den Franfchen Styl getekend zyn. Op dien zeiven trant zyn ook de Brieven van Hertog Albert van Beyere, by welke hy de Landen zyns Broeders als Ruwaard belooft te regeeren, die met het jaar 13^7. gemerkt zyn > om dat het aanvaarde van deeze Voogdye , gelyk uit de Brieven van Hertog  OVER DE HISTORIËN. 119 tog Willem op te maaken is , niet voor den • aanvang van het jaar 13 f8. kan geweeft zyn. Indien wy geen kennelyke gevallen tot ontknooping van zulke twyfelachtige rekeningen konnen opfpeuren , moeten wy in het onzeker blyven fteeken. 't Is dierhalven , dat de ongemakken hier uit gelprooten , in 't vervolg van tyden hebben doen zien , hoe noodzaaklyk het ware om den Franfchen ftyl in de Brieven, naar den zeiven gefchreeven, te doen kennen , en dat men uit deeze en diergelyke oorzaaken, in 't vervolg , doch niet voor het jaar 1367. ten tyde als Hertog Albert van Beyere Ruwaard was , by de Brieven , die naa den dag van 't nieuwe Jaar , en voor het feeft van 't Pafcha getekend zyn , Naar den ftyl van onzen Hove , Naar den loop van onzen Hove , Secundum curfum Curiae , of ook fomwylen voor Pafeben , gefteld vindt. Niet veel minder moeite verfchaffen de Dagtekeningen , die naar ds inftelling der Roomfche Kerke alleen door de benaaming van de 1 Feeftdagen der Heiligen , of ook door de Feria getekend zyn. Uit deeze oorzaake is 't niet alleen noodig kennis te hebben van al de dagen dier Heiligen , welke hier oudtyds in gebruik geweeft zyn j maar inzonderheid ook van die Feeftdagen , welken naar het Pafcha geregeld worden , om die naar onze wyze van tellen over te brengen , en de vroegere I niet VII. ïoofdft. [n Dag. :ekenin;ea.  VII. Hoofdft. Van de Feria. (ƒ) Privil. van den Briel bh 8. 130 VERHANDELING niet voor de laarere gegeevene flukken te plaatfen , als dikwylen moet gebeuren , wanneer men geene kennis van die rekeninge heeft. De voomaamfte Feeftdagen die veranderen, en zich naar het Pafcha fchikken zyn deezen : Hemelvaartsdag is veertig , en Pinkfter vyftig dagen naa 't Pafcha , H. Drievuldigheid is acht dagen naa Pinkfter j Sacramentsdag is de Donderdag naa H. Drievuldigheid 5 Quafi modo of belooke Pafcha is de Zondag naa 't Pafcha ; Kruisdag de vierde voor Hemelvaartsdag j Palmzondag acht dagen voor 't Pafcha, Afchdag is de eerfte dag van de Vallen, enz. Wat de Feria , als een dagteken der Brieven aanbelangt , die is geen Vierdag , zoo als by fommigen (ƒ) gemeend wordt , maar dooide Roomfche Geeftlyken , die zich geërgerd vonden de dagen met Heidenfche benaamingen te noemen , tot eene betekenis van de zeven dagen der weeke ingefteld , onder de zelve is geene Feria prima in gebruik 5 maar men heet den Zondag , die anders de eerfte Feria zoude zyn, Dies Dominica, de dag des Heeren, Maandag is Feria fecunda , Dingsdag Feria tertia, en dus vervolgens de dagen der weeke ; doch de Saturdag, die Feria feptima zoude zyn, wordt Sabbathum geheeten. Dc  OVER DE HISTORIËN. 131 De Indiclie ^ die wy in veele Keizerlyke Brieven gefteld vinden , is een ommeloop van vyftien jaaren , welke geëindigd zynde keert men weder tot het begin. By voorbeeld , in 't jaar 12yj. was de vyftiende Indiclie, dus was het volgende I2j"8. de eerfte Indiclie, om dat het geftelde getal geëindigd was , en vyftien jaaren laater 1273. weder de eerfte , als een rond zonder einde. Hoewel men den oorfprong niet zeker weet van de Indiclie , zoo houdt men echter , mits de naam zulks beteekent, dat die koomt van het inftellen van eene fchattinge , welke tot onderhoud der krygsbenden opgebragt wierdt , en dat die ieder jaar als vernieuwende vyftien jaaren lang duurden , om dat de Romeinfche Krygsknechten verplicht waren vyftien veldtogten te moeten dienen. Hoe het zy , men houdt zeker , dat Keizer (g) Conftantyn de Groote, in 't jaar 312. de Indiclie ingefteld , Keizer Karei de Groote die eerft (h) in de Brieven heeft beginnen te gebruiken , en dat zyne Opvolgers hem hier in gevolgd hebben. Deeze Keizerlyke Indiclie neemt haaren aanvang op den vierentwintigften van September. De Pauzen gebruiken eene afzonderlyke Indiclie, die meeft met (?) Hift. Ecdef. par Fleury Tom. III. pag. 4. (j>) Heumannus de Re Diplomat. pag. 23. I 2 VII. Hoofdft. Van de Indi&ie.  VII. Hoofdft. Veranderingin de jaartel. lingen. (/) Plakkaatboek van Vlaandre //. deel bl. 727. (*) Bor. Neder!. Beroerte Vlll. Buek 644. ixz VERHANDELING met de Keizerlyke overeenftemt , uitgezonderd , dat de zelve met den eerften van Januarius begonnen wordt. Al dit is niet genoeg , een Hiftorifchryver dient ook niet onkundig te zyn van de veranderingen in de jaarrekeningen gemaakt ; wandt de verfcheidene wyze op welke de aanvang van het jaar in eene zelfde Landftreek begonnen en gefchreven wierdt , bragt zoo groote zwaarigheden en twiften te voorfchyn, dat eindelyk de Overheden, overweegende de mocijelykheden, die dagelyks hier uit voortkwaamen , tot de gemeene ruft noodzaaklyk vonden daarin verandering te maaken , zulks de Groot - Commandeur , op den naam van den Koning van Spanje , in de Nederlanden , by plakkaat, den zeftienden (;') Juny des jaars ifjf- getekend, beval, dat voortaan alle verfchillende wyze van jaartellingen agter gelaaten , en de vernieuwing van 't jaar altyd vastgefteld zou worden op den eerften van Januarius , en voor de eerfte reis zou beginnen in 't volgende jaar 1576". gelyk van alle Amptenaaren en onderzaaten ftraks , en zelf ook in Holland (k) en Zeeland gevolgd is geworden. En waarom de Ridderfchap , Edelen en Steden  OVER DE HISTORIËN. 133 den van Holland in de Politike Ordonnantie , ] op den eerften April iy8o. gemeen gemaakt, deeze inftelling zoo nut en noodig vonden, dat aldaar voortaan geene Regeerders , Amptenaars , Bedienden, noch niemand , op zwaare boeten , zou vermoogen , in opene brieven of zaaken van belang , te gebruiken dan den gemeenen ftyl, by welken hetbegin van 't jaar op den eerften van Januarius genomen wordt. By deeze verandering kwam nog eene twee- 1 de , fpruitende uit de rekeninge van Julius 1 Caefar, die , hoe naauwkeurig hy gemeend hadt den ommeloop van 't jaar op eenen geregelden en onfeilbaaren voet gefteld te hebben , zoo hadt men, by verloop van tyden, echter ondervonden , dat 'er een groot misverlland in zyne fchikking van 't jaar op driehonderd vyfenzeftig dagen en zes uuren te bepaalen , geweeft is , wyl het naar de netfte rekening niet meer dan de gemelde dagen , vyf uuren, negenenveertig minuten en omtrent zeftien fecunden bevattede ; in welken tyd dc zon haaren ommeloop volbrengt, zulks het verfchil beftont in tien minuten en vierenveertig fecunden , welke in honderd vierenveertig jaaren eenen geheelen dag uitmaaken , beloopende ten tyde van Paus Gregorius den XIII. verfcheidene dagen. Dit was 't alleen niet, by de Godgeleerden te Nicea , in 'tjaar 318. vergaderd , was beraamd , dat de ChrisI 3 tenen vil. ioofdft. 7erbeering.  VII. Hoofdft. (/) HoofDts Ncdcrl. Hift. bl S36. gedr. jó7;. 134 VERHANDELING tenen voortaan den veertienden dag der nieuwe maane , of de eerfte volle maan , naa de evengrootheid van dag en nacht der Lente , voor eenen vaften tyd van 't Pafcha houden , en op Zondag daar aanvolgende dit feeft vieren zouden. Verftaande dat de even grootheid van dag en nacht, gelyk ze thoen was , op den eenentwintigtigften van Maart of Lentemaand gefteld moeft worden ; doch mits het zonnejaar omtrent elf minuten korter dan 't burgerjaar was, zoo bevont men dat de evengrootheid van dag en nacht der Lente , naar deeze rekening , ten tyde van den gemelden Paus , op den elfden van Lentemaand viel, en dus in 't vervolg nog grootere verbyftermg in de Feeftdagen der Roomfche Kerke zou veroorzaaken ; dierhalven bewoog deeze groove misrekening den voornoemden Kerkvoogd, om die met overleg der Geleerden te verbeteren, en naa tien jaaren arbeids , in 't jaar iy8z. vaft te ftellen , dat de tien dagen door de te veel getelde minuten en fecunden verworpen, en voor den vyfden van Oef ober, den vyftienden gefchreeven zou worden j om dat in dien tuftchen tyd geene Feeftdagen voorkwamen (/). Hier uit volgde, dat hetzelve jaar maar 3yy. dagen groot was. Verder onderftellcnde, wanneer  OVER BE HISTORIËN. Mf neer de Zon den middellyn doorgaat, of even ] grootheid van dag en nacht , voortaan weder op den eenentwintigden van de maand Maart bepaald zoude blyven. In opzigt van het Schrikkeljaar , dewyl dit eenen dag meer hadt dan de andere jaaren , zoo wierdt die dag ingelaft naa den drieëntwintigflen van Februarius , en dat voor het feeft van St. Matthias, zulks St. Matthias vallende in de gemeene jaaren altyd op den 24en. van Februarius , koomt in het Schrikkeljaar op den 2fen. dier zelve maand, en deeze maand wordt dus een dag langer dan in 't _ gemeen. Eindelyk wegens de honderfte jaaren,' die naar de voorigeHelling altyd Schrikkeljaaren ge weeft waren, verftondt men, dat zulks maar om het vierhonderfte jaar moeft zyn , zullende , by voorbeeld, het eerfte honderdjaarige Schrikkeljaar op zeftienhonderd , en het tweede op twee duizend , cn dus vervolgens vaft gefteld blyven. Zoo aanmerklyke zaak door het beleid van den Paus verricht zynde, deedt hy de zelve niet alleen overal bekend maaken en de Geeftlyken zyner Kerke belaften , de wiffelvallige feeftdagen naar deeze nieuwe inftelling te vieren > maar verzogt zelf alle Kriften Koningen, Vorften en Staaten hem , ter uitvoeringe van dit nutte werk , met hun gezag te willen onderfteunen en helpen. En fchoon de zaak in zich zelve ten uiterfte billyk fcheen, echter waren I 4 eenige VII. lOofjft. Mom ini jevoerd^  VII. Hoofde, 1X6 VERHANDELING eenige Koningen, Vorften en Staaten , 't zy uit naayver in 't gezag , 't zy uit vyandfchap, of om 't verfchil in den Godsdienft , ongeneegen de verbeterde tydrekening aan te neemen; als de Vorften (m) van den Hervormden Godsdienft in Duitfcbland , de Czaar van Muscovien , de Zwitfers , de Koningin van Engeland , de Koningen van Deenemarken en van Zweden; en onder de Nederlandfche Gewesten , die van Gelderland , Zutphen, Utrecht, Overyiïel, Vriesland en Groeningen. By anderen , en inzonderheid die van den Roomfchen Godsdienft waren , wierdt den nieuwen ftyl aangenomen, als in Italië, Spanje, Vrankryk, cn de Ooftenrykfche Erflanden , dus ook in Brabant, Vlaandre , Artois , Lukfemburg, Henegouwe , Limburg , Mechelen , en in Holland en Zeeland op uitdrukkelyk bevel (») van den Hertog van Alencon , in gevolge van het belluit der Heeren Staaten, den veertienden van December des jaars iy8z. genomen, beveclende met den aanftaanden Kersdag aanvang van de Nieuwejaarrekening te maaken gelyk wy ook vinden , dat deeze verandering nog in 't zelfde jaar te Hoorn omtrent Kers- tyd ("0 Bor Nederl. Beroert XVII. boek bl. 34. etl Em. vax Metero op 't jaar iffy. bl. («) Groot Plakkaatboek van Hoiiand /. deel bl 396. •  OVER DE HISTORIËN. 137 •tyd (0) afgekondigd en ingevoerd is. Niet tegenftaande de nieuwe ftyl federt meer en meer is doorgedrongen , en dat die van Uitrecht (p) den zeiven niet voor het jaar 1700. aangenomen hebben , in den zeiven tyd als die door het grootfte deel van Duitfchland (q) ingevoerd wierdt, zoo vindt men echter, dat de oude ftyl in Engeland nog tot in 't midden deczer eeuwe ftand gehouden heeft. Vermits men in de Latynfche Hiftorifchryvers , en fomwylen in de oude Brieven, de dagtekening naar de wyze der Romeinen gefteld vindt, zal het ook noodig zyn hier kortiyk hunnen trant van dagrekeningen by te voegen. De eerfte dag van iedere maand noemdenze Caknda ; de vier daar aan volgende dagen heeten Non* ; met dit verfchil , dat de maanden van Maart, May , July en Ocbober zes Nona dagen naa de Caknda? hadden. Naa de Nona volgen in al de maanden acht Idus dagen. De andere dagen, die in de zelve maand naa de Idus dagen volgen , worden van de Caknda , dat is de eerfte der naaftvolgende maand , te rug geteld j dus is de eerfte van Maart , Caknda Martii, de achtentwintigften van Februarius , Pridie Cakndarum Martii , de Zcvenentwintigfte , Tertio Cakndarum Martii, en (e) Velius Chron. van Hoorn bl. 2*7. (p) Plakkaatb. 'sLands van Utrecht / deel bl'. (?) Hubneks Staatk. Hift. III. deel bl. izi. 1 r vu» Hoofdft. Van de Latynfchedagtetlinge.  VIL Hoofdft, 128 VERHANDELING en zoo voort geduurig te rug tellende. Om dit ligtlyk te begrypen zal ik hier van beiderleye maanden deeze twee tafels tot een behulp of voorbeeld ftellen. Maanden die vier Nona hebben , als Januarius , Februarius, Aprilis , Junius , Auguftus, September, November, en December. 1. Cakndis Januar. Febr. &c. 2. Quarto 3. Tertio \Nonas of Nonarum. 4. Pridie 3 f. Noras Januar. &c. 6. Octavo ^ 7. Septimo j 8. Sexto } j<- Quinto l fdus of Iduum. 10. Quarto 11. Tertio j 12. Pridie j 13. Idibus Januar'. Sec. 14. Decimo nono '( iy. Decimo oftavo 16. Decimo feptimo 17. Decimo fexto 18. Decimo quinto \Qalendas ot Calendarum, 19. Decimo quarto j 20. Decimo tertio I 21. Duodecimo } 22. Undccirno J  OVER DE HISTORIËN. 135» 23. Decimo \ 24. Nono 2f. Octavo z6. Septimo | , , ; . ~ , _ _ 27 Sexto jCalendaSy of Cakndarum. 28. Quinto 29. Quarto 30. Tertio 31. Pridie ) 1. Calend. Maanden die zes Nona hebben, als Martius , Majus, Julius, en Oétober. 1. Cakndis Martii, Maji Sec. z. Sexto \ 3. Quinto | 4. Quarto jNonas, of Nonarum. f. Tertio 6. Pridie J 7. iVo/zw Martii , Maji &c. 8. Oótavo 1 9. Septimo 10. Sexto | 11. Quinto }ldus, o£ Iduum. 12. Quarto 13. Tertio 14. Pridie )t tf. Idi- VII. Hoofdft.  vn. Hoofdft, VIII. H O O F D ST UK. Over de Genealogie of GeJJachtrekenkunde. Hoe noodig de weetenfchap der Landen en der Tyden aan eenen Hiftorifchryver mag zyn , niet minder is de kennis der Geflachten voor die in de gevallen der Hiftorie tot 140 VERHANDELING iy. Idibus Martii, Maji &c. 16. Decimo feptimo) 17. Decimo fexto [ 18. Decimo quinto } IQ. Decimo quarto I 20. Decimo tertio j 21. Duodecimo 1 '22. Undecimo 23. Decimo ^Calendas^oiCahvdarum. 24. Nono | • zf. Octavo | 26. Septimo | 27 Sexto 28. Quinto | 29. Quarto } 30. Tertio 31. Pridie ) I. Calend.  OVER DE HISTORIËN. 141 t-ot de beweegende oorzaaken wil doordringen. Het is hem buiten tegenfpraak , hoofdzaakelyk geleerd te zyn in dc afkomft der Vorften en groote Mannen , welken de voornaamfte beweegingen in het uitgekipte , en door den Schryver verkooze voorwerp , verwekt , of te weeg gebragt hebben; wandt wie kan de opvolgingen in de erflyke Ryken, of Landen zonder kennifTe der Geflachten wel begrypen ? Wie kan den eifch der Vorften, welken zy op veele Landen maaken , zonder die naar waarheid bevatten ? Of wie zal het begin of het einde van de meefte verfchillen, en oorlogen , zonder die kennifTe in 't geheugen konnen prenten ? Zeker niemand : dierhalven dient men dan de afkomft en de verwantfehap der perfoonadien , die het gebied voeren , of 'er deel aan hebben , naauwkeurig op, te fpeuren , wyl de kennis van de echtverbinteniffen der Vorften, hunner wettige- en onwettige kinderen , midsgaders hunner bloedverwanten , een ongemeene zekerheid , en een groot licht geeft in 't begrip der hiftorifche gevallen j dierhalven dient men tot behulp onzer voorgenome Gefchiedenisbefchryving , 200 't moogelyk is , eene Geflagt tafel der Vorften op te ftellen , die t' elkens onder den arbeid , tot groot licht zal ftrekken. Hier door zal men een klaar denkbeeld van verfcheidene gevallen , die buiten het zelve niet ge- mak- VIIT. Hoofdft.  vin. Ilooiüït, MoeijeJykheden in de zelve. Hz VERHANDELING maklyk te bevatten zyn , vcrkrygen ; en dit aanmerklyk» punt, fchoon van veelen verwaarloosd , zal niemand , die een gezond oordeel heeft, als ondienftig konnen verwerpen. De heilige bladen van het Oude- en Nieuwe Verbond geeven ons , behalven andere geachte Schryvers , bewyzen genoeg aan de hand, dat de Geflachtrekenkunde tot de bevatting derGefchiedeniflën nut en noodig is. Deeze oeffening heeft buiten twyfel, zoo wel als andere deelen der Hiftorie, haare moeijelykheden j doch men kan uit de Geflachtlyften der nabuurigc, en zelf der uitheemfche Vorften en Heeren , immers zoo veel licht trekken tot opheldering van de afkoomft en maagfehap onzer Graaven , als uit de vreemde fchriften tot verklaaring onzer Hiftorie. Het voornaamfte deel voor 't welke wy verplicht zyn te zorgen , is , dat men ons van geene onwaarheden kan, of mag befchuldigen> om dat onze genegenheid , ons eige belang , of onze verwaandheid, dikwylen zaaden zyn, uit welken de verdichtfelen voortfpruiten , en zich verfpreiden. Uit zoodaanige beginfelen heeft Chriftophorus Butkens , om de Heeren van Linden te vleijen, in hunne Geflachtrekeninge van Lifiduna , eene plaats in de Betuwe , Lindinium gemaakt, en dus den Brief van Keizer Karei den Grooten vervalfcht, en waarom  OVER DE HISTORIËN. 143 om de geleerde Buchelius (r) in de aantekeningen op Heda mek , dat' zulke, menfchen pelten zyn in de oude Hiftorie , en den haat van al de Liefhebbers der waarheid verdienen. Door zoodaanige dwaasheden zyn , in de voorgaande eeuwen , honderden van zotte droomen, en herfenfchimmen te voorfchyn gebragt , en tot Voorvaders gemaakt van die de gedachtenis hunner Voorouderen verlooren hadden , bekleedende hunne Hellingen (s) met onzekere overleveringe , en oude wyven klap, uit welke veele geheimen door zinfpeelingen uit den naam , en het wapen van 't Geflacht gezogt, en getrokken wierden , niet weetende , dat de wapens en de bynaamen hunne bepaalde tyden hebben j neemende duiflere eeuwen, en vreemde Landen tot behulp, om daalden lofTen oorfprong vafl te maaken , of het domme bedrog met fchyn te bekleeden : even of niemand , hoe deugdzaam, geene aanmerkingen waardig was , 't en zy zyne afkoomit haar begin van groote Vorften , of beroemde Helden nam : eene buitenfpoorigheid, die , onder andere verdichtfelen , onze eerfte Graaven , als uit Troyaanfchen bloede gefprooten, voortgebragt heeft. Was zulke ydelheid met onze Voorvaders , en de Fabelfchryvers begraa¬ ft O Hift. Epifcop. TJltraject. pag. 42. (s) Baile Dia. Hift. Tom. UI. pag. 729. VIII. Eloofdlï.  VIII. Hoofdlt. 144 VERHANDELING graaven , hadden die alleen zich met verdichte Voorouders vfolyk gemaakt , wy zouden rede hebben ons te trooftenj maar in eene eeuwe , die zoo naauwkeurig wil zyn als de onze , vindt men echter nog Mannen, anders niet misgedeeld van oordeel, die vermaak fcheppen , om hier of daar eene Geflachtlyft van groote Edellieden, 't zy die tot hun beftck behoort, of niet, voort te brengen , om aan te toonen , dat ze van verre ook aan dien Adel vermaagfchapt zyn. Ja wy hebben gezien, dat Burgers hunne afkoomft , door gedrukte Geflachtlyften, van Koningen en Vorften wisten te rekenen ; doch als men naar de bewyzen vroeg, zouden die niet te vinden zyn. De oorzaak van dit doen fchynt my te fpruitcn uit eene verkeerde inbeelding , als of yder hier door meerder achting voor menfchen of Schryvers van zoodaanige afkomft zou krygen , daar het tegendeel waar is ; wandt door dwaasheden te doen blyken wordt niemand hooger gewaardeerd. Indien de Leezer zich hier omtrent rondborftig wilde uitten , zou hy niet moeten belyden , dat hy 'er , als de zaaken goed zyn , alzoo min als een fmaaklyk eeter , verfchil in heeft van wien het opgedifchte toebereid is. 't Is niet verboden zich met adelyke eigenfchappen te verfiercn, maar 't is fchanden , als men van de zelve ontbloot is , op adelyke afkoomft te roemen, als ontaardende van  OVER DE HISTORIËN. itf van de deugden der doorluchtige voorvaderen (t) : te meer, wyl een deugdzaam burger , die niemand beleedigt, ieder het zyne geeft, en eerlyk leeft, immer zoo nut aan 't gemeenebeft is , als de grootfte Edelman, die geene verdienden bezit : en wel inzonderheid, om dat niemand uit hoofde zyner geboorte (v) in ons Vaderland tot eenige amptcn of dienftcn gerechtigd is. En zeker 't is onbetaamelyk te roemen op zaaken die ons niet eigen, en met onze Voorvaders begraaven zyn $ wat kan eenen blinden helpen dat zyne voorouders een goed gezigt gehad hebben ? En eenen ftaamelaar de welfpreekenheid zyns grootvaders ? Neen , alle menfchen zyn in gelyken ftaat gebooren , het geweld alleen heeft de onderfcheiding van de vryheid en flaavernye , of van den adel, en de onedelheid gemaakt (#)• En zoo wy tot onze eerfte voorvaders wilden opklimmen, dan zouden we zonder twyfel vinden , dat zy harders , of in gemeene , en zeer ge- (t) Nobilitatem peperiffe quam acceptam corrupis^ fe melius eft : Salust. (v) Gelieft hier hy te -voegen ; dan alleen de Erfftadhouder ; want deeze -verhandeling was omtrent het jaar 1740 al gefchreeven. (x) Lan&l. du Fresnoy Methode pour éj tudier 1'Hift. Tom. V.fag. 147. K vm. Hoofdft;  vm. Hoofdft. «4 VERHANDELING geringen ftaat geweeft zyn (y). Dierhalven zyn wy verplicht met de Heilige Schrift vaft te ftellen , dat de een niet boven den anderen door de geboorte bevoordeeld wordt ; maar „ aller menfchen ingang in het leeven eener„ lye is (z) ; " want als de zoon van eenen uitmuntenden Godgeleerden , van eenen ervaaren Geneesheer, of die van eenen beroemden Redenaar , zich verhovaardigde op de verdienden zyns vaders , zonder zich in die weetenfchappen te oeffenen , zou die zich niet befpottelyk maaken ? En waarom heeft hy minder recht , dan zulke Edellieden , die altyd roemen op voorvaders , welken zich door uitmuntende deugden , of dappere daaden edel gemaakt hebben, daar ze zelfs niets bcdryven, dat pryswaardig is, en in vatzigheid en lullige hovaardye hunne dagen fpillen : dierhalven kan men met de alouden befluiten : De deugd , de deugd alleen , De waare Adel is, en buiten die is geen (a). By aldien de Romeinen de mannen van verdienden niet hooger , dan die genen , welken alleen eene lange lyd van Voorvaderen wiften aan (y) Majorum primus quisquis fuit illa tuorum, Aui paftor fuit, aut illud, quod dicere nolo. Ju VEN AL. Satyr. VUL (z) Het Boek der Wysheid Cap. VII. vers f. en 6. («) Nobilitas fola eft , atque unica virtus. J U V E N A L. Satyr. VIII.  OVER DE HISTORIËN. 147 aan te toonen , geacht hadden, het Ryk ware nooit tot zulk een vermoogen geklommen : nochtans wil ik gaarne bekennen , dat de Edeldom in fommige Landen een fraai fieraad , en door de Vorften niet zonder eenige rede ingevoerd is maar dewyl de zelve eene waardigheid van eenen anderen afhangende zy , en die op booze (b) en onnutte menfchen vallen kan, is ze ook geheel onzeker, en in waardye wel verre beneden de deugd ; ja dikwylen aan anderen laftig en verdrietig. Ik doelc hier niet op die rechtfchaapene Edellieden van ons Vaderland, welken door hunne deugden en verdienften van vader tot zoon dierbaar aan 't gemeen geworden zyn , en wier lof nooit moet verwelken j maar alleen op dien vreemden , gezogten , en opgeraapten Adel, welke met geroofde eer tragt te pronken , en mynen yver hier te verre vervoert. Zoo ik wift , dat de Geflachtkennis geen ander nut zoude geeven, dan tot kleinachting van den evenmenfch , ik zoude , wel verre van die noodig te fchatten , de zelve geheel naadeelig oordeelen; doch dit misbruik kan omtrent de oude Hiftori, en eerfte geflagten van ons Land, die ik voornaamenlyk in (b) Dus wierdt Bahhaïar Gerards ; en zyne naakoomelingen , door den Koning van Spanje, om den veraaderlyken moord van Prins WilIem den Eerften , veradeld. Bor. Nederl. Beroert. XV- boek bl. 202. (ol. 2, VIII. 3oofdftr  via. Hcofdft De ze- kerfte middelen. 148 VERHANDELING in 't oog hebbe , zoo veel plaats niet grypert $ ook moet men het goede en dienftige niet achter laaten , of verwerpen , om het kwaade en ondienftige dat 'er uit te trekken is. Uit dit alles ziet men , dat zoo in het optellen der Geflachttafelen , als in 't gebruik van de zeiven, de uitterfte omzigtigheid verëifcht Wordt; inzonderheid voor eenen Hiftorifchryver , die wel dient te overweegen , dat de meefte menfchen zich gemeenlyk tot twee buitenfpoorighcden laaten vervoeren, in opzicht van die genen , welken door het geval, of eerr onnaarfpeurlyk beftuur verre buiten hunnen eerften ftaat geraakt , of gedreeven zyn , bezorgende aan die in hoogheid verheven zitten , door verdichte Geüachtlyften , Voorvaders van het eerfte aanzien : aan anderen , die in ongeluk vervallen liggen , weder zulken van nog veel nederiger en Hechter ftaat dan dezelven waarlyk geweeft zyn : 't zy om het geval hier door te vergrooten , en verwonderlyker te doen voórkoomen , *t zy om den haat en den laffer te voldoen j hoe het ook zy , men dient hierin met gelyke naarftigheid tegen de vlyery , en tegen de kwaadaardigheid , en het bedrog te waaken. Om ons dan in zulke werken van alle achterdocht te bevryden , moeten wy ons niet gelyk maaken met de meeften , die wonder wel te vreden zyn , als ze maar eene in nette orde  OVER DE HISTORIËN. 149 de gefchikte Geilachttafel befchouwen, niet vraagende naar 't gene daar 't meeft op aan koomt, naamenlyk, de bewyzen, zonder welken al die rekeningen kracht-en zenuwloos zynj wandt hoe zal iemand het waare van het valfche konnen fcheiden , of hoe zal een billyk Rechter van de zaaken oordeelen , als 'er getuigen ontbreeken ? Dierhalven acht ik de Geflachtlyllen der Graaven van Vlaandre , door Olivier de Vree faamen getteld , hoewel die in gemaklyker orde gefchikt konden wezen , voor de waardigfte, die my , om dat 'er de bewyzen nevens ftaan, bekend zyn ; en het waare te wenfchen, dat veelen ten dienltc der Hiftorie zoodaanige voorzorg gebruikt hadden. Ik bekenne , dat andere bekwaame mannen daarom niet behooren verworpen te worden , als daar zyn de Gebroeders Scasvola en Lodewyk de Sainte Marthe, Du Cange , Imhof, Ghuichenon, Anfelmus, Gouthoeven , van Balen , en meer anderen. Wat S. van Leeuwen (c) betreft, die dient omtrent de Hollandfche Geflachten met groote omzigtigheid gebruikt te worden , alzoo hy van de ervaarenlfen niet vry gefchouden wordt , van het valfche door het waare , en 't onzekere door het zekere gemengd (c) Zie Matthius in Analect. Tom. HL pag. 429. en Tegenwoordigen ftaat van Holland IF. de?l hl. ƒ86. in at noten. K 3 vnè Hoofdft.  VIII. Hoofdft. iyo VERHANDELING mengd tc hebben: des kan dezelve, myns oordeels , zonder overeenftemminge met anderen, ons, in twyfelachtige zaaken , tot geen doorflaande bewys dienen. Zoo 'er gevonden wierden, welken lult hadden de reeds gedrukte Geflachttafels der Hollandfche Edellieden te vermeerderen en te verbeteren , het befte middel zoude , myns bedunkens , zyn , de Uitterfte willen , en Huwelykfche Voorwaardens op te zoeken , of als die niet te vinden waren , dan niet alleen de Oude Hiftorifchriften , en Brieven met oplettenheid naar te gaan , maar inzonderheid , indien het konde gefchieden , de Leenbrieven , by welken de Heerlykheden , of Leengoederen verleid zyn, met yver op te fpeuren, om dus de opvolging van Vader , Zoon, Broeder of Neef, en de graaden der verwantfehap te ontdekken ; want in dit punt zyn veele Geflachtlyften zeer gebrekkelyk , en vereifchen noodige bewyzen , die niet beter dan door de gemelde brieven op te maaken zouden zyn : doch wyl 't aan weinige menfchen gelukt, of geoorlofd is die ftukken te vinden, of te moo.gen gebruiken , en de arbeid groot zoude zyn, is 'er niet veel te hoopen op zoo gewenfehte ontdekking. Vermits ik , weinig te vooren , gemeld hebbe , dat wy hulp van de gebuurige of uitheemfche Geflachtrekenaaren tot opheldering onzer  OVER DE HISTORIËN. ifi onzer Hiftorie noodig hebben , zal ik zulks , . voor die 'er aan twyfelen , alleenlyk door drie voorvallen, hoewel 'er zich veel meer opdoen, aantoonen. Wie zal , zonder behulp der uitlandfche Schryveren, de bloedverwandfchap onzer eerfte Graaven met de Koningen van Vrankryk , eene zeer duiftere zaak in onze oude jaarboeken , konnen bewyzen ? Wie zal den eifch van Florents den V. Graaf van Holland , op het Schotfche Ryk , en waarom het den zeiven af-en eenen anderen toegeweezen is, zonder het gellacht des Koninglyken Stams naauwkeurig naar te gaan , konnen begrypen ? En eindelyk , wie zal zonder de af koomft der Hertogen van Bourgonje, uit het huis van Valois , te verftaan , te reeht konnen ontdekken , op welken grondflag Philips de Goede, Hertog van Bourgonje , het Graaffchap van Holland , en het Hertogdom van Brabant bemagtigd heeft, dringende Vrouw Jacoba uit het gebied van 't eerfte , en houdende haare Moeder uit het andere , fchoon zy beide door geene zwakke bewyzen meer dan hy gewettigd meenden te zyn ? Zeker niemand : dierhalven dan befluit ik , dat zonder kennifTe der in-en uitheemfche Gedachten, de afkoomft en maagfchap onzer Graaven niet volkoomen , en tot «en licht der Hiftorie te maaken zyn. K4 IX. HOOFD- vur. Hoofaifc  IX. Hoofdft. lyz VERHANDELING IX. HOOFDSTUK. Verhandeling over de Sieraaden van de Hiftorie. Niemand kan ontkennen of die Schilder bezit eene groote gaaf, welke de menigte van verfchillende voorwerpen met orde verzaamelen, en ieder op de gevoeglykfte plaats in zyn Schildery fchikken kan ; doch dit is niet genoeg , wyl de Coloriet flegt , de toetakeling oneige , de beelden mistekend of mismaakt konnen zyn , en aan 't gezigt niets vertooncn dan 't gene onaangenaam en verdrietig is. Zoodaanige wanftalligheid zal de Hiftori hebben , als de Schryver de Sieraaden, die eigen zyn aan 't werk , 't zy van Styl, Taal, Overgangen , Afbeeldfels , Redenvoeringen , Uitweidingen, en wat dies meer verè'ifcht wordt, niet naar de konft kan behandelen, en ten voordeeligfte weet >te plaatfen. Al onze oude Hiftorifchryvers, die de Hollandfche gefchiedenilTen in 't Nederduitfch befchreeven hebben , zyn gebrekkelyk in deeze weetenfchap , ieder, die een weinig oordeel heeft, zal zulks klaar ontdekken , als hy hunHen trant van fchryven gelieft te vergelyken met  OVER DE HISTORIËN. iy3 met dien welken in verfcheidene byzondere Hiftorien , federt omtrent honderd jaaren gefchreeven , gevonden wordt j in welke , om my dus uit te drukken , de reden wandelt of voortgaat, op eenen geheel anderen tret, dan die van vroegeren tyd. Zulks koomt van zeke ren draay , van de byzondere fchikking der zaaken , van de gedachten , van de uitdrukkingen , van de aanmerkingen en van de overgangen , welken iet geeven dat men niet wel melden kan , dat men Styl heet > veel lichter te ontdekken voor die eenige bekwaamheid bezit, dan deszelfs volmaaktheid of gebrek te ontvouwen. Dc Styl van de Hiftorie moet deftig , klaar en kort zyn, ook eenvoudig en natuurlyk, en niet gewrongen noch verdraaid. Door het woord Styl , dat verfcheidene betekenhTen heeft , verftaa ik hier zekere wyze van fchryven of fpreeken , die zoo verfchillende is als de perfoonen, van welken de zelve voortkoomt. Men kan den zeiven in verfcheidene foorten verdeelen, van welken ieder zekere bevalligheid heeft j doch ik zal om de kortheid te betragten , my over de eigenfchappen van ieder der zeiven in 't byzonder niet ophouden , en toonen alleenlyk , dat, naar onze meening , de verheeve ftyl niet zoo gevoeglyk voor de Historiën dan wel de eenvoudige is , om dat de üguurlyke wyze van fchryven , de uitbreiding K y der IX. Hoofdft. De Styl.  IX. Koofdf if4 VERHANDELING der Redenrykkonft , de byfpreuken , de menigvuldige vergelykingen , de lange zinnen , en de uirgezogte of gewrongene woorden, die tot vcrluftiging of ontroering van den Leezer gebruikt worden , dikwylen moeijelykheid of duifterheden voortbrengen ter belemmcringe van het voornaamfte oogmerk ; zonder dit is den Schryver niet verboden zich fomwylen van de zelve konften te mogen bedienen; by voorbeeld , hy kan en mag de figuurlyke (d) wyze , myns oordeels , gebruiken in de befchryving van eenen Veldflag , of in een Vertoog , als zulks fchaars en niet te veel ge- fchiedt, (d) De figuurlyke Styl drukt nevens de verbeelding der zaaken , ook de beweeging, die wy gevoelen uit, en hier door kan men oordeelen van 't gebruik 't gene dat wy van den zeiven moeten maaken, en tot welke voorwerpen hy eigen is. 't Is belachlyk zich van den zeiven te bedienen in ftoffen die alleen befchouwender wyze worden voorgefleld , die met een geruit of vreedzaam gemoed befchouwd worden, en niet de min.fte ontroering in den geelt voortbrengen; wandt overmids de nguuren de beweegingen van onze ziel uitdrukken, zoo volgt, dat die men mengt onder voorwerpen, welken de ziel niet ontroeien, beweegingen tegen de natuur en als eene foort van ftuipen zyn : Hierom is 'er byna niets onaangenaamer dan ■zekere Predikers O) die alles zonder onderfcheid uitfchreeuwen , en welken niet mindere beroerte in Phijofophilche redenvoeringen , dan in de verwonderlykfte en noodzaakelykfte waarheden tot onze zaligheid maaken. (e) La Logique ou PArt de penfer pag. 138. £3? J39-  OVER DE HISTORIËN. iyy fchiedt, wande deeze zyn gevallen, by wel- • ken hy de zeilen van zyne welfpreekenheid, als hy zich niet te opgeblaazen verheft , mag en kan ontvouwen (ƒ). Zyn voornaamfte oogmerk om op eene natuurlyke wyze 't gene gebeurd is te onderrechten , wordt hier door minder belemmerd, dan door de gezogte draaijen , mengelmoes van fpreekwoorden , Hechte kluchten , en menigte laage uitdrukkingen, die eenigen verkeerdelyk waanen tot den eenvoudigen Styl te behooren. Dat de eenvoudige en natuurlyke Styl bo- 1 ven andere te achten is , getuigen de grootfte Meefters in deeze konft ; en al die zich verbeelden moeijelyker te zyn op eenen verheven trant en met prachtige woorden te fchryven, weeten (g) niet wat het in heeft zich in eige en zuivere woorden wel en net uit te drukken. Wie hier aan twyfelt , beproeve het zelve , en hy zal bevinden , dat eene opgeblaaze en winderige , of gewronge ftyl veel ligter te volgen zy , dan de eenvoudige, nette en verftaanbaare. Deeze laatftc eigenfehap beCf) Verfiertge uw Werk naar den;Styl der Rederykkunfte , haal het niet te wyt , maar blyf by eene voegclyke Verwe , en binnen het beftek van verftaan te willen weien. Vondels Aanleiding ter Nedtrduitfche Dicfa* kunjle. ig) Parrhafiaru de Mr. J. L. C. IX. loofdft. De een> roudige.  IX. Hoofdft, Of na- tuurlyke Hyl de voeglyk- fte tot dellifto- rie. (h) Neuville in de Voorreden op de Hiftori yan Holland. xf6 VERHANDELING bewoog den Geleerden Hugo de Groot , om zyne Hiftori of Jaarboeken van Nederland, te veranderen, gelyk ze dus , zoo men gemeld (h) vindt, begonnen, naa zynen dood gevonden zyn. Het meefte deel der Voorftellers van prachtigen en gezogten opfchik, volgen dien Schilder, welke , om dat hy de natuurlyke fchoonheid van Venus niet kon treffen, haar dierhalven ryk en met koftelyke kleederen afmaalde. Onder den natuurlyken Styl wordt ook begreepen , dat hy gefchikt zy naar de ftof die men verhandelt} ieder voorwerp verëifcht eenen aan zich voegenden Styl •, wandt de Schilders veranderen de trekken en kleuren naar dc voorwerpen , die zy willen afmaaien: ook zou het zoo ongerymd zyn zich van fchoone uitdrukkingen in 't verhaal van geringe en gemeene zaaken te bedienen, als het ongeoorlofd is voor eenen Schilder aan verhevene Perfoonadien groove en boerfche gedaantens te geeven, en de verdichte Godeffen der aloudheid naar de hedendaagfche gemeene Vrouwen in alles te volgen : eene mistafting , die de fchoone Schilderyen van den grooten Rubens geweldig ontfiert. De Styl dient dan gefchikt te zyn als de reden, niet alleen naar de Per- foo-  OVER DE HISTORIËN. tf7 foonen , maar ook naar de tyden en plaatfen. By aldien iemand zyne welfpreekenheid te koft leide in 't vermaanen der Vorften tot nederigheid , der Bedelaars tot pracht } der verminkten tot gezwindheid, en der Slaaven tot vryheid ; of in opzigt van den tyd , der Krygslieden als die in een hevig gevegt waren , tot ruft en zagtmoedigheid; en wegens de plaats, als hy de Bootsgezellen , die op het midden der zee door de baaren geflingerd wierden , de zoetheid van 't Landleeven aanprees , zou zich zoodaanige Redenaar , hoe konftig hy de Stof wift te behandelen, niet befpottelyk maaken ? Men kan omtrent de natuurlykheid van den Styl hier nog byvoegen , dat hy niet gezogt noch gewrongen moet fchynen. Ik bekenne, dat het gewigt , de kracht en deftigheid van den Styl van Hoofdt zyne fchoonheid heeft, en in fommige deelen al die in 't Nederlandfch pen gevoerd hebben overtreft ; maar hy heeft liever de buiten gewoone wyze van Tacitus willen volgen in 't verhevene , niet om te behaagen of gemakkelyk te onderwyzen , maar om zich verwonderlyk te maaken , hy heeft meer grootsheid dan natuurlykheid. Door zulke verkiezing bederft men dikwylen de natuur door kracht en geweld van konft, daar de konft immers niet anders is dan eene naargebootfte en geleerde natuur. Wy fcheppen door- IX. Hoofdft. Overweeging,  IX. Hoofdft. if8 VERHANDELING doorgaans vermaak in iemand te hooren, die wel verteld , en dit wel is nergens anders ingelegen dan in de natuurlyke wyze. Ook wordt ons verzekerd , dat de konft nooit op hoogeren (;) trap van volmaaktheid is, dan als ze zoo wel naar de natuur gelykt, dat men haar voor de natuur zelve neemt , en hierom fchynt de natuur nimmer aangenaamer dan als de konft verborgen is. Dierhalven , zoo 'er zyn, die den gewrongen ftyl willen pryzen, ik houde echter veiligft den natuurlyken te volhen : te meêr, om dat ik byna onmoogelyk achte , door al die krachtige en gedwonge uitdrukkingen , en 't geduurig fpillen van den geeft , zonder tuffchen poozingen het werk ten einde te brengen ; onze zinnen konnen niet altyd even fterk ingefpannen zyn , maar begeeren ook tyden of plaatfen, daar zy ruften konnen. Een oordeelkundig Schilder verfprcit het licht en de krachtige kleuren niet door zyn ganfche werk , maar fchikt die tot het voornaamfte voorwerp , op dat het gezigt , even als de geeft in 't leezen , door te veel flikkerlichten niet verftrooid en vermoeid worde. Indien men de kracht der woorden niet dan op de veré'ifchte plaatfen brengt, dan bezielen ze het verhaal , gelyk de kleuren het fchil- (/) Long i NU s van de verhevenheid des Styls Cap. xrui..  OVER DE HISTORIËN. iyj> fchildery. Zonder deeze konftgreep zal het j verhaal laf en fmaakloos zyn, den Leezer verveelen en luftloos maaken , en het is door dit gebrek , ende langwyligheid , of den verouderden Styl van Bor , van Meteren , Aitzema en anderen, hoe aanmerkelyk de zaaken zyn, en hoe waardig geweeten, dat die heden echter van weinigen met vermaak geleezen worden j doch in hunne tyden was die trant, zoo 't fchynt, nog niet afgekeurd , en de misdagen die ouder zyn dan de wetten , zyn ook ligter te verfchoonen. Dat de verdrietige langwyligheid gemyd, I en de kortheid alom betragt behoort te worden is zeker ; doch deeze kortheid beftaat niet in de weinige uitgebreidheid , maar in de vertelling eene rechtmaatige uitgebreidheid te geeven , zonder welke zy niet kort maar verminkt zyn zou. Tot dat einde dient men de breede uitweidingen , de onnutte of van luttel belang zynde omflandigheden , de menigvuldige opmerkingen , Staatkundige redenvoeringen , en wat dies meer is af te fnyden ; maar het wel verbeelden der perfoonaadien , der herstogten, en der zeden te bedoelen j niet door breede redenvoeringen , maar door de zaaken zelfs , en , als 't noodig is , door korte en leevendige opmerkingen , die uit de ftoffe voortkoomen, en dat niet dikwylen. Door zoodaanige oplettenheid wordt ook de net- IX. loofdft. lefluit.  IX. Hoofdft. DeTaal. iöo VERHANDELING netheid van den Styl verkreegen, inzonderheid als zy gepaard gaat met eene welgeregelde uitdrukkinge , bevryd van dubbelzinnigheden , niet afgebroken door tuifchen redenen , noch belemmerd door al te lange zinnen , noch door gewronge Spreuken en gezogte woorden , of andere buitenfpoorigheden, op welken fommigen in onze dagen te veel verflingerd zyn, die de goede voorbeelden der aloude en hedendaagfche Schryvers verwaarloozen, van 't rechte en zekere fpoor afwyken , de natuurlyke fchoonheden , die het doelwit van al hunne zorgen geweeft zyn, verlaatende, en niet dan met gezogte fieraaden pronken. Onder de bevalligheden, die de Hiftorifchryver zyn verhaal kan byzetten , heeft ook de Taal geen gering deel; eene eigenfchap die veel gemeenfchap met den Styl heeft, maar echter van den zeiven verfchilt ; wandt men vindt 'er, in welken de Styl gemakkelyk, leevendig en natuurlyk ; doch de Taal zeer gebrekkelyk is. Nochtans behoort niemant het befchryven der Gefchiedeniffen te onderneemen , die de taal niet wel verftaat , en de zelve niet zuiver kan fchryven , wandt die eenen anderen wil onderwyzen , moet om wel verftaan te worden, zich nettelyk konnen uitdrukken , om dat zulks ieders aandacht tot het werk trekt en de oplettenheid vermeerdert. Des niet te min pleeg dit gebrek zeer gemeen  OVER DE HISTORIËN. iöi meen in ons Vaderland te zyn , uk oorzaake, ] „ dat wy , " naar de meening van den Heer J. de Brune (k) den Jongen, „ verydeltuyten 5, ons veeltyds met zoo eene fpitsvinnige neus„ gierigheid aan uitheemfche Taaien , dat wy ,, onze Moederlyke verwaarloozen j als zotte „ Reizigers , die vermaak fcheppen in 't praa„ ten van vreemde Landen, daar zy ondertus„ fchen Vreemdelingen zyn in de geheimenis„ fen en wonderen van hun eigen ". En hoewel deeze onkunde federt weinige jaaren merkelyk by ons verbeterd is, dat de Schryvers zich zeiven meer gelyk blyven , en tegen de bekende regels minder zondigen; echter vindt men nog eenige , anders geen onverftandige lieden , die beweeren, dat eene leevende Taal geene valte regels heeft en dit nog van Menfchen, welken groot werk van de zuiverheid der andere Taaien maaken , en geene achting voor hunne Moederlyke in 't minfte bezitten. Indien de zulken moeften fchryven, zouden die , zoo 't my geoorloft is te moogen vraagen, zonder regels fchryven ? En de zelfftandige woorden nu Manlyk , dan Vrouwlyk of onzydig gebruiken; geen onderfcheid tuflehen het een-of de meervoudige, tuffchen zelfftandige en byvoeglyke woorden maaken , en de ty- (k) In de Voorreden op de Schilderkonft der Ouden door Franc, Junius. L ix. rloofdft.  IX. Hoof i ft. Eigen ■ fchap der zelve. (7) Fcedum cffe hominem in e3 Lingua videri hospitem, in qua nacus elt. Erasmus defronufitiaituiie. i6z VERHANDELING tyden en perfoonen der werkwoorden, niet waarneemen ? Dan houde ik my verzekerd , dat die ongeregeldheid eene groote verwarring , onverftaanbaarheid en afzien aan het werk zal geeven. Neen, de fchrandere Rotterdammer (/) heeft dit anders begreepen , fchryvende , „dat „ het fchandclyk is in die Taaie een Vreem„ deling te fchynen, in welke men gebooren is ". De zuiverheid en deftigheid der Taaie verwekt luft en begeerte in den Leezer en prent door de kracht van wel zeggen , de zaaken dieper in 't geheugen. De eigenfehap eener zuivere Taaie vercifcht niet alleen dat men de buiging der woorden cn verfchillende gedachten wel waarneeme ; maar wel inzonderheid , dat men zich in weinige en gevoeglyke woorden klaar uitdrukke > dat men , om den Leezer niet te verveelen , geen meer woorden, dan die noodig zyn, gebruike : voornaamelyk paft de kortheid van zeggen aan Vorften , Legerhoofden , of anderen , die het gebieden gewoon zyn : de langdraadigheid van reden voegt by den Spinrok, om dat de zwakke van handen doorgaans lang van tong zyn. Ik zwyge van de zulken die eene zee van woorden en niet eenen druppel verftands hebben. De  OVER BE HISTORIËN. 1Ö3 De Schryver dient den toeftel en de reden te paffen naar den eifch der peribonaadien , en zich ook by de konft woorden, gebruikelyk in die zaaken , van welken hy handelt, te houden ; ats hy van de Zeevaard verhaalt, geene wyze van zeggen te neemen, die men gewoon is by den Landbouw te gebruiken : het paft eenen Schipper van want en touwen; eenen Viffcher van hoeken en netten te fpreeken. Het zou wanftallig zyn als men eenen Krygsheld de vleyende taal van eenen Zaletjonker in den mond gaf, of eenen Boer die van eenen Hoveling ; maar zoodaanige woorden ieder in zynen aard toe te voegen , die aan elks natuur of beroep eigen zyn. En zoo het gebeurt dat men een geval of eene zaak meermaalen moet verhaalen , 't zy van Oorlog 't zy van Vreede , zal men t' elkens andere bewoordingen gebruiken , in 't welke de Heer Hoofd ons onverbeterlyke voorbeelden gegeeven heeft; wandt het dikwils verhaalen van een zelfde woordt geluid, uit-of overgang misftaat. De verandering is ons zoo aangenaam , dat ons de beste zaaken, te overvloedig voorkoomende , mishaagen. Het gebruik verfchaft ons verfchillende woorden genoeg om eene zelfde gedachten op honderdderlye wyzen uit te drukken. Ten hoogfte dienftig is 't, altyd te overweegen , of men , tot het gene men moeft betekenen , geen gevoeglyker noch beter woorL 1 den IX. Hoofdft. En gebiuik.  IX. Hoofdft. 16-4 VERHANDELING den vinden, dat men die op geen bekwaamer plaats , daar ze nutter dienft doen , noch daar ze, om de uitfpraak gemakkelyker en vloejender te maaken, beter voegen zouden, ftellen, noch geen natuurlyker , noch geene kortere buiging of draai neemen kan. Deeze regels wel waargenoomen verfchaffen een eenvoudig en te gelyk zeer bevallig fieraad aan het werk, uit het welke de Meefter ligtelyk te kennen is ; even als uit de geduurige verandering der kleuren in een Schildery , zonder welke noch aan de natuur, noch aan de bevalligheid voldaan wordt ; wandt deeze verandering is zoo groot, dat men geenen menfeh, geen aanzicht, noch geen deel ziet, 't gene in alles dat van eenen anderen gelyk is. Zoo men wel acht wil geeven op die verandering der woorden in 't verhandelen der ftoffen, zal men overvloed genoeg vinden ; wandt de rykdom onzer Taaie , is zoo groot in eigene, dat ze ten naauwftc genomen weinige baftaardwoorden behoeft; doch de gemeenfehap en de handel met andere volkeren heeft 'er eenige by ons in gebruik gebragt; die hun burgerrecht verkreegen hebben , en tot welke onze oude eigene of duifter , of onverftaanbaar zouden zyn ; des kan men de zulke alzoo min verwerpen als de in kracht zynde naakoomelingen van uitheemfchen, wanneer die ons dienftiger, dan de verouderde Landgenooten , konnen zyn. Dc  OVER DE HISTORIËN. rsy De voornaamfte konft van bevallig te vertellen beftaat in de overgangen , om van de eene zaak ongevoelig tot de andere te koomen, ' die den draad der reden aan een hegt, den ' geeft des Leezers van voorwerp tot voorwerp geleidt , en zonder vermoeijen het eene naa het andere doet zien. 't Is een van de tederfte en geeftigfte eigenfchappen der Vertellinge , die zonder deeze konft altyd gedwongen en nooit gemakkelyk noch natuurlyk zal fchynen. Men vergelykt de zelve (m) dierhalven by de gewrigten des menfchlyken lichaams j wandt de verhaalen in de Hiftorie met het eene einde tegen het andere gefteld , zouden als de leden, zonder faamenbindfels, geen volkoomen geheel, maar eenen wanftalligen hoop uitleveren : of by eene brugge die beide de oevers raakt, wyl de overgang niet anders ftrekt dan om het voorgaande aan het volgende te binden. Tot dat einde dient men de ftoften wel te bezitten , en de bindfcls en af hanglykheden in den grond te kennen, wyl het evenWel niet gemakkelyk is de zaaken, welken geene gemeenfehap hebben aan een te hegten, des te meer , om dat de bindfels geduurig verfcheiden moeten zyn en niet naar eikanderen gelyken , zoo ze den Leezer door nieuwe denk- beel- G. Daniël pag. fj. . L 3 IX. Hoofdft. D verengen.  IX. Heofdfl. ióö VERHANDELING beelden aandachtig zullen houden. Daar zyn düizende wyzen om van het eene voorwerp tot het andere over te gaan, onder welken, die veel gebruikt , afgefleeten en gemeen zyn behooren gemyd te worden. Men kan zich fomwylen tot de overgang bedienen van de woorden, Ter*o»yl, Zoo , Hoe , Alwaar en meer andere , als by voorbeeld, „Terwyl Willem zich met de „ letteroeffcninge bezig hielt, befteede Jan al „ zvnen tyd in welluft. Zoo dapper als de „ Zwitzers aanvielen , zoo bedeelt waren de ,, Italiaanen. Hoe aanmerkelyk deeze daad « mogt zyn , nog verwonderlyker was enz. ,, Eindelyk kwaamen ze te Antwerpen , al„ waar enz." Ook neemt men bywylcn zeker woord uit het voor verhaalde om het volgende aan te binden , als , ,,Zy zogten Vree„ de met den Koning , wiens Zoon zich in „ verbond begaf." Of gelyk de Ridder Hoofdt in den 70. Brief, „ Daarnaa zal Taeitus ipraa„ kciyker worden > zoo 't Gode belieft , die „ UÉ. en alle de haaren in genaade bewaare". Maakende den overgang door het woord Gode. Wanneer men door diergelyke woord den overgang wil maaken , dan fchikt men het zelve , zoo veel doenlyk is, in het einde van den voorgaanden zin , om het dus te gevoeglyker tot den volgenden zin te konnen gebruiken. Hierenboven is 'er nog een ander middel om den Leezer gemakkelyk tot het volgende te  OVER DE HISTORIËN. 167 geleiden , als men in het voorgaande verhaal eenig geval , of zekeren perfoon , als in 't voorby gaan , en niet meer aanroert, dan tot ontfteekirig der nieuwsgierigheid kan ftrekken, op dat hy dhgeduldig worde om volkoomen ontvouwen te zien, 't gene hy maar gebrekkelyk hadt leeren kennen. De voornaamfte {n) konftgreep in dit ftuk beftaat, hem in 't eerft niet meer te ontdekken, dan 'er tot zoodaanig een uitwerkfel noodig is. Hoe groot een Sieraad deeze konft aan het werk zal geeven , moet men zich echter wagten, die by alle'voor-, vallen in gebruik te brengen : het is ook geoorlofd , en het ftaat fomwylen niet kwaalyk, naa 't verhaal van een geval geëindigd te hebben , eenvoudiglyk tot het verhaal van een ander over te gaan; wandt de verandering der ftoffen verëifcht dat men niet geduurig op eene toon vertelle , cn een al te gebonde ftyl pynigt den Leezer. De Hiftorifchryver is ook verbonden wel acht te geeven op de Afbeeldfels of de Eigenfchappendier perfoonaadicn, welken de hoofd- i rollen in zyne Hiftorie fpeelen , om die wel 1 af te maaien ; ik mecne die het meefte deel in de gevallen hebben ; wandt omtrent anderen , alzoo men weinig belang neemt in 't gene O) G. Daniël pag. ^1- 1-6 IX. Hoofdft. Afbeeïd"els of ïigencbap«>en.  IX. Hoor'dil. 16*8 VERHANDELING ne de zeiven raakt, zou het niet alleen onnut zyn , maar zelf tegen de regels ftryden , het verhaal te breeken, om die net af te fchilderen. De Hiftori heeft veel gemeenfchap met een fchildery , de aandacht moet op de voornaamfte perfoonaadien geveftigd blyven , de andere naar gelang der zaaken verminderen. In 't algemeen moeten de Afbeeldfels ten nutte en tot luider van de Hiftorie gefchikt worden, sn de zelve door wydloopigheid niet belemmeren ; wandt de Hiftori wordt niet om de Afbeeldfels; maar de Afbeeldfels om de Histori gefchrceven ; een gebrek 't gene in de Nederlandfche Oorlogen van Strada te recht veroordeeld (o) wordt. Het nut dat wy uit de afbeeldfels van uitmuntende Mannen konnen trekken , is zeer groot ; wandt hier door zoeken wy ons fomwylen gelyk te maaken aan perfoonen, die men icht, of in tegendeel de daaden van zulkcn , wier gedrag wy afkeuren, te vlieden. Op deelc wyze kan men , zonder veel moeite , de voorbeelden der voorgaande eeuwen by de ondervinding, die men dagelyks heeft, vergelyken, en de gevolgen die 'er uit voortgevloeid zyn tot leering gebruiken. Tot dit einde moet men met yver den oorfprong en uitflag van de daaden , die de Hiftorifchryvers voortbrengen, en (o) Memor. del Card. Bentivogli pag, iyo.  OVER DE HISTORIËN. 169 en de verfchillendc inzigten en eerfte beweegingen der Hoofdperfoonaadien , of de rede van hunne onderneemingen in al de omftandigheden naarfpooren , en de dwaasheden zoo wel als het verftandige gedrag kenbaar maaken j wandt al 't gene wy in de Hiftorien befchreeven vinden is niet anders dan een uitwerkfel der menfehlyke hartstochten 5 en dewyl die driften onaffcheidelyk zyn van onze natuure , zoo moet men de gefchiedeniffen leeren , als men die wel leiden en 'er een goec gebruik van maaken wil, naamenlyk om het goede te volgen , en het kwaade te myden. Als men eenen perfoon van welken meermaalen zal gehandeld worden , voor de eerfte rei in de Hiftorie doet verfchynen, moet men dei zeiven met zoo korte bewoordinge als doen lyk is kenbaar maaken , op dat men zyne hoe^ daanigheid in 't vervolg te beter zou begiy pen: de breedere omftandigheden konnen daar naa wel te paffe en op eene natuurlyke wyz< in 't verhaal geplaatft worden mids die nie als lappen , of aanhangfels , en buiten 't werf fchynen , en zoo gefchikt, dat deeze deelen , als men die faamen voegt, overeen koomer met het denkbeeld , 't gene men zich van der perfoon , die ze verbeelden , in 't leezen var de Hiftorie gemaakt heeft. Men wagte ziel wel, die alle in den zelfden vorm te gieten , daar moet verandering in de draaijen en trekL y ken IX. Hoofdft. I 1 l 1 l  IX. Hoofdft. : < 170 VERHANDELING ken zyn, wyl de afbeeldfels, die met alle menfchen overeen koomen , naar niemand in 'c byzonder gelyken. 't Is'niet genoeg alle dappere mannen kloekmoedig, en alle eerlyke lieden vroom te noemen , zoo als men dikwylen vindt j de natuur leert ons , dat 'er zoo wel verfcheidenheid in kloekmoedigheid , vroomheid , mildheid , eerzugt en andere innerlyke eigenfchappen der menfchen , als in de uitterlyke gedaante is. Daar zyn mindere en meerdere trappen van deugden en gebreken , die onderfcheiden dienen te worden ; men vindt menfchen die hunne eige goederen zorgvuldig bewaaren , fchoon deezen aan anderen geen goed doen , kan men hen echter niet gelyk flellcn met die zich niet ontzien fchelmftukken ter verzaadiginge hunner geldzugt te pleegen, en men zou met hen allen gierig te noemen niet voldoen aan de nette verbeelding , die van den Hiftorifchryver verwagt wordt. Om deeze verfchillende driften der perfooien wel waar te ncemen , is hem geen minIcre oplettenheid noodig dan een voorzigtig Schilder , welke den Keizer Nero willende eerbeelden, eerft zal naarvorfchen, of'er geen tvaare afbeeldfels van dien Dwingeland onder le aloude gedenkftukken , 't zy in fteen , 't iy op penningen gevonden worden > zoo ja , 3an de gelykenis, zoo na als moogelyk is , weken te volgen -t wandt indien hy een ander aan-  OVER DE HISTORIËN. 171 aanzigt , of andere geftalte aan den Keizer geeft, zal een bedreeve kenner der Oudheden het werk , als gebrekkelyk aan 't gene noodzaaklyk was , met recht veroordeelen. Als de Veldheer Hanibal, die maar een oog hadt, met twee oogen afgebeeld was , zou een kundige zoodaanig een lluk, als onvoldoende, niet moeten afkeuren ? Hoeveel moeite ook de naarvorfching der uitterlyke gedaante dikwylen verfchaft, niet minder zal die des gemoeds veroorzaaken ; wandt die innerlyke bewceging Wel te treffen acht ik konftiger voor eenen Schryver , dan een aanzigt in geduurige beWeeging wel te doen gelyken voor eenen Schilder. Om deeze zwaarigheid zou het ieder ligtlyk naalaaten , zoo het niet' ten uitrerfte noodzaaklyk ware ; wyl hier uit de ftof tot de Hiftori voortkoomt,. en de rechte kennis der beweegende oorzaaken verfchaft. Doch om deeze bevalligheid alom te doen ftand grypen is niet moogelyk , vermids de oude Hiftorien in dit punt zeer gebrekkelyk zyn , als by voorbeeld , de afbeeldfels der eerfte Graaven van Holland, of liever de befchryving hunner eigenfchappen te maaken , is geheel ondoenlyk , wyl men niet dan eenige weinige omftandigheden van hen aangetekend vindt , uit welke wel iet op te maaken is , als van dapperheid , Staatkunde , goedaardigheid of gebreken van den eenen of den anderen 5 maar zulks IX. rfoofdft.  IX. Hoofdft. 1 ( 1 1 1 i i d n ti lc g o: VI Vi g V: h g' nc h< 1K lil dj fc ec is: »7* VERHANDELING zulks ontdekt ons die verfchillende neigingen liet, welken, door de vergelyking der deuglen en gebreken tegen eikanderen, aan ons Zekere lckkerny en voldoening geeft, die wy miten de zelve niet genieten; en welken niet raauwkeurig dan uit de tydgenooten , die de ulken,van welken gehandeld wordt, van naby ;ekend hebben , konnen gevonden worden. In het opfpooren deezer afbeeldfels , dient e Schryver vooral te letten , eerftelyk , dat e buiten gewoone eigenfchappen, welken foraligen aan groote mannen toefchryven , de namr niet moeten overtreffen ; wandt al te veel fs vermindert de waarfchynlykheid ; eene eimfchap, die in alle reden moet doorftraalen , n dat de natuur der zaaken , by gezonde :rllanden , meerder ingang, dan de fchoone nbeeldingen, vindt. Ten andere, moet hy ;ene verbeeldingen zoo flegt maaken , dat ze in de naakoomelingen befpot worden , gelyk :m zal gebeuren, als hy 'cr een denkbeeld van :eft, dat naar geen redelyken menfeh zweemt, >ch menfehlyke eigenfchappen bezit ; wyl :t lot van zulke werken, als dat def gemee! fchilderyen zal zyn , die van de naakoomeïgen op verachte plaatfen verfchooven v/orin. Boven alles moet hy een eerlyk man niet helms doen fchynen , noch de gedaante van nen, die eeuwige fchande en laiter waardig als een roemwaardig voorbeeld , flechts uit vree  OVER DE HISTORIËN. ijl vreeze of uit inzigten van eigen belang , ten toon ftellen. Het wordt by alle deugdfaame menfchen veroordeeld , dat men de pen , die voor dc waarheid en tot opwekking van deugd verfneeden is , ten dienfte ftelt van vuile vleijeryen , of om dien te bekladden , die niet dan roem waardig is; de zulken verdienen uit de menfchlyke gemeenfchap verbannen (ƒ>) te worden , als die de onnozele naakoomelingen, welken de waarheid poogen te weeten , op eene onverantwoordelyke wyze misleiden : die geene achting voor de waarheid heeft , houde zyne hand van het aan haar geheiligde papier. Onder de verdere Sieraden, met welken men de gewoonte heeft de Hiftori op te tooijen , zyn-ook de Redenvoeringen, die, als ze echt zyn , tot de ftof, daar ik ook van de zelve gehandeld hebbe , en wegens de Scihkking , tot de Gedaante der Hiftorie behooren ; doel wyl die zelden anders dan optooifels zyn , za ik hier kortlyk melden, dat die ons doorgaan, als raadflagen van Staat , overweegingen dei Vorften, of aanfpraaken van de Veldheeren to: aanmoediging der Krygsknechten , in de aloude Hiftorifchryvers voorkoomen, welke tram dooi (p) Wie dengodloozenrechtveerdigt, en den rechtvaardigen verdoemt, zyn beide den Heere een gruwel Salomons Sjtreuk. Cap. XVII. if. iy. IX. Hoofdft. Redenvoeringen. i l i  IX. Hoofdft. De Uitweidingen of Zydgangen. 174 VERHANDELING door onze Jaarboekfchryver M. Voffius gevolgd is; doch thans, niet zonder reden van de oprecht den agter gelaaten worden , om dat die tegen de weezenlyke hoedaanigheid der Hiftorie , naamenlyk de Waarheid ftryden, alzoo de meefte deezer Redenvoeringen verdicht en geheel uit den geeft der Schryveren gefprooten zyn , doende hunne perfoonaadien zeggen , 't gene zy in zoodaanige gefteldheid zouden konnen gezegd hebben : gelyk zulks door de tegenftrydigheden en 't verfchil der verhaalen eener zelfde Redenvoeringe , door verfcheidene Schryvers bygebragt, als door eenen perfoon en op den zeiven tyd gedaan, ontdekt wordt, dat ze niet dan herfenfchimmen zyn. Dierhalven leert ons de reden in dit punt de Ouden niet te volgen, en fchynt de Vader (y)-der Latynfche Welfpreekenheid van de zelve gedachten , daar hy zich omtrent de Redenvoeringen , die Thucydides in de Hiftorie gelaft heeft, dus doet hooren : ,, Ik roeme die " zeidt hy , „ en als ik wilde , zou ik die zoo „ fraay niet konnen maaken ; maar zoo ik het „ konde , ik zoude dat niet willen ". De uitweidingen of zydgangen ftrekken tot luifter ( q ) C 1 C E R. de Clar. Orat. De I hucydide Orationes quas interpofuit, Laudare foleo ; fed imitari neque poffim , li velim , neque vehm, (ï poffim.  OFER DE HISTORIËN. 175- luifter van de Hiftorie , als men die fpaarzaam en niet dan daar 't noodzaaklyk is gebruike ; anders ontfieren ze het werk , en ftrekken tot oneer van den Schryver, wyl ze den Leezer buiten verwagting tot andere zaaken, dan beloofd waren, geleiden. Men dient omtrent de zeiven te overweegen, dat de Uitweidingen zekere gemeenfchap veréifchen te hebben met de voornaamfte zaaken, van welken gehandeld wordt : dat ze groot of klein behooren te zyn naar maate van den luifter, die ze aan de hoofdzaaklykheid van 't werk konnen geeven } eene klip, op welke zich veelen verzeilen; wandt hier aan blykt het verftand en oordeel van den Schryver. Daar zyn 'er ook die niet regelregt tot de voorgenome Hiftori fchynen te behooren , welken echter om de gevolgen niet dan tot ontfiering konnen agtergelaaten worden. Dus is de Uitweiding van den Heere (r) Hoofdt, over het veranderen van den Styl of de Jaarrekening, door Paus Gregorius den XIII. ingevoerd : En die van de eigenfchappen en gevallen van Antoni Perez (s) Geheimfchryver van Philips den II. Koning van Spanje , welken, fchoon buiten het beftek in de Hiftorie gelaft fchynende , echter van groot nut zynj (r) Nederl. Hift. bl. 836. (j) Nederl. Hift. bl, ƒ20. en ƒ21. IX. Hoofdft.  IX. Hoofdft. (O Held , halve, Qod enz. 176 VERHANDELING zyn } wandt in 't laat ft gemelde wordt den aard des Konings en de gefteldheid van 't Spaaft. fche Hof zoo leevendig uitgebeeld , dat het my wonder geeft, hoe Strada, als kennis van de innerfte geheimen van 't Hof hebbende , deeze merkwaardige zaak onaangeroerd heeft konnen voorby gaan ; 't en ware , om den Koning, als zyn Heros (t) met zulke Hukken niet te fchenden , van welken hy den zeiven niet zou konnen verfchoonen , in welke bochten hy zich ook gewend of gedraaid mogt hebben. Verder dient men ook van Mannen, welken veel deel in de gevallen gehad hebben, en van welken dikwylen gehandeld is , wanneer zy buiten het fpel en ons beftek raaken, c>m de nieuwsgierigheid des Leezers te voldoen , by wyze van zydtrede, kortelyk hun einde te melden : 't gene gevoeglyk kan gefchieden alwaar het laatfte van hen in 't verhaal gewag gemaakt wordt, 't Is , myns oordeels, niet geoorlooft, naa 't verhaal van den dood dier perfoonaadien , weder van de zeiven Le handelen j wandt wie kan den verftorven Gevoeglyk weder ten tooneele brengen zonder :ot zekere ongerymdheden te vervallen. In t algemeen , als men deeze zydtrede niet te ivydloopig of te ongebonden , maar wel te paffe  OVER DE HISTORIËN. 177 paffe maakt , geeven ze groote bevalligheid, ] door de verandering der ftoffe aan 't verhaal; inzonderheid als ze geeftig behandeld worden, en dat ze eigen aan de zaaken fchynen , fchoon ze 'er veel van verfchillen. Eindelyk als men tot deeze uitweidinge komt, moet men zich niet van den regten weg begeeven, zonder alvoorens te weeten , waar en hoe men 'er weder op zal koomen. Voor het begin der Gefchiedenisbefchryving ; altyd eene Inleiding te maaken, is geene noodzaaklykheid , maar eene verkiezing naar den imaak des Schryvers , en niet anders dan een louter fieraad, dat gedaan en gelaaten kan worden } doch als zulks gedaan wordt, dient ze ons ongevoelig op de voorgenoome zaak te brengen , en , wanneer ze wel gefchikt is, den geeft op te wekken en in te fpannen. Zy kan uit vertcheidene voorwerpen, ftoffen , en gevallen genomen worden , als van deugd , ondeugd, rechtvaardigheid, zedekunde, fpreuken , of ook uit vroegere gevallen , en meer andere zaaken, die alle ten nutte konnen ftrekken , als de Schryver die gevoeglyk tot zyn onderwerp weet te brengen , en dat het volgende de voorgaande ftelling beveftigt. Wy hebben voorbeelden genoeg in beroemde Schryvers van allerley foort, uit welken , die beft behaagen , konnen gevolgd worden. Ik vermaane alleenlyk den Schryver, zich te wagten M van IX. loofdft. rilei. ling.  IX Hoofdft. De Spreuken Zinfpeelingen en Opmerkingen. t;8 VERHANDELING van veel ophef in de Inleiding te maaken, met groote woorden veel beloovende , wat 'er al verhandeld zal Worden , wyl zulks den Leezer in gedachten brengt , die zelden of zeer mocijelyk te voldoen zyn , 't is beter dat wy den vlam naa den rook, dan de rook naa den vlam doen te voorfchyn koomen : ook kan- de wydloopige Inleiding de nieuwsgierigheid beneemen. Men overweege dan hoe de beften, zoo der Aloudcn, als Hedendaagfcben gedaan hebben , en volge dien trant. De Spreuken , Zinfpeclingen en Opmerkingen geeven buiten twyfel kracht en verhevenheid aan de Hiftorie , indien ze wel geplaatft zyn , cn als onder de penne van den Schryver gebooren fchynen. Zy dienen niet overtollig, noch als gedwongen in't werk gebragt; wandt, fchoon de Hiftori leerzaam dient te zyn , zoo moet de Schryver echter myden zich den toon en trant van eenen Schoolmeeftcr aan te maatigen. Hier omtrent kan niet ongevoeglyk toegepaft worden, „dat men met de hand (v) „ en niet met de ganfebe zak moet zaaijen j „ om dat te veel wysheid op een gehoopt, „ en overal ontydig ingeftampt, de vrucht „ en dc vreugd weg neemt ". Dat deeze fieraaden niet al te dikwylen gebruikt moeten worden, verfta ik van die, welken met voor- over- (v) Bancket werk van J. de Brüne C. IX.  OVER DE HISTORIËN. 179 overleg aangetekend en in 't werk gelaft. zyn, gelyk Strada in de Nederlandfche Oorlogen, die al te veel met de zeiven pronkt ; maar die natuurlyk en gevoeglyk voortvloeijen geeven deftigheid aan 't verhaal , en konnen dan niet te veel zyn ; inzonderheid als ze geen fieraad, maar het lichaam en de zelfftandigheid van de reden fchynen te maaken. Spaarzaamer dienen de Opmerkingen gebruikt te worden ; wandt over alles, 't zy groote, 't zy kleine zaaken, zedekundige redenen te voeren , en Staatkundige en fchrandere opmerkingen te maaken, is buiten de eigenfchap van den Hiftorifchryver te gaan , welke eenvoudiglyk , 't gene hy te melden heeft, dient te verhaalen, zonder zich met de hem in 't hoofd vallende fynigheden op te houden : wandt de drift om verftandig té fchynen belemmert dikwylen de Waarheid , breekt den aandacht van den Leezer , en zou doen vergeeten Hiftorifchryver te zyn. Laat een ander de vryheid behouden naar zyn welgevallen opmerkingen te maaken, daar 't hem behaagt; niemand is verplicht hem daar in voor te koomen : doch als men echter geneegen is om die onder het fchryven voort te brengen , dat zulks zy, in weinige woorden , en door gedachten die edel, verheeven cn uit den grond van 't onderwerp getrokken zyn. Eindelyk kan men in 't algemeen de hoe- ^ veelheid der fieraaden eener Hiftorie vergely- j." M z ken, d' IX. Hoofdft. ig der raa- n.  IX. Hoofdft. 180 VERHANDELING ken , by de oprooifels aan eene edele Vrouwe ; wandt deeze al te rykelyk met goud en juweelen overlaaden , wordt wanftallig en befpottelyk ; daar in tegendeel eenige weinige paerlen , en hier en daar een edelgefteente met oordeel geplaatft, haar buiten tegenfpraak verfraaijen en haare fchoonheid kuiter byzetten. Dierhalven dient omtrent al deeze regels, gelyk in veele andere zaaken, het goede oordeel ons den weg te wyzen, op dat men hier niet te kaarig en daar weer te ryklyk zy. X. HOOFDSTUK. Ov&r de verfcheidene foorten van de Hijlorifchriften. Gelyk 'er verfchil is in de eigenfchappen der menfchen, zoo is 'er ook onderfcheid in 't gene zy vooorbrengen; en het is hierom, als het werk naar 't vermoogen verkoozen •wordt, dat het den Hiftorifchryver zoo wel zal gelukken als eenen Schilder of anderen Konftenaar. De een is bekwaam tot geringe dingen , de ander tot verhevene zaaken: fchoon het eenen Schryver dikwylen wel zal flaagen in 't. verhandelen van een Dorp , eener Abtdye , of Stad , daarom is hy niet in ftaat om de algemeene Hiftori met vrugt én lof faamen te  OVER DE HISTORIËN. 181 te fielten , zoo als fommige Schilders, die tot j verwondering Bloemen , V rugten , en Dieren verbeelden , niet dan met fchande de hand aan het fchilderen der Hiftorien zouden {laan. Ieder overweege dan zyne krachten , om niet onder d en arbeid te bezwyken, in het uitkiezen van zulke Hiftoriftoffen en nog meer andere , dan ik gaa aantoonen. Behalven de algemeene Hiftori, van welke ik afzonderlyk handele, zyn 'er nog verfcheidene foorten van Hiftorifchriften , die zoo menigvuldig als de ftoften tot dat voorwerp konnen zyn. Onder de zeiven , wyl ons oogmerk niet is van allen gewag te maaken, koomen ons eerft , als de oudfte en voornaamfte, de Chronyken of Jaarboeken in aanmerkinge. Deeze vèrfchillen merkelyk van eene geregelde Hiftorie , van welke reeds ouiftandig gehandeld is 5 wandt in de Jaarboeken fchikt men de ftoften en zaaken naar de jaaren , en men plaatft alles naar de orde des tyds. By voorbeeld , in 't eene jaar zal men de beginfelen of voorbereidfelen van zeker geval, in 't volgende het geval zelf, en in het derde de gevolgen van 't geval fchikken ; zonder faamenbinding , of u"eraad, zonder opmerkinge op groote , of kleine zaaken , en zonder onderfchcid van perfoonen , allecnlyk den tyd voor den voornaamften regel houdende. Het verfchil dan dat 'er is tuffchen de Hiftori van een byzonder Volk , M 3 en X. ioofdft. Jaarboeken.  X. Hoofdft. Koitbcgrip. Stukken en Deelen der Hiftorie. I iSz VERHANDELING en een algemeen Jaarboek beftaat in dat de regels van de eerfte den Schryver befluiten binnen een bepaald perk , in plaatze dat de ander recht heeft van alles faamen te voegen, van alle kanten by een te haaien , en van alle foorten van voorwerpen te melden. In een Kortbegrip van eene Hiftorie is men verplicht de voornaamfte zaaken alleen te verhandelen , en , om deezen plaats te laaten, de andere , die van weinig belang zyn , af te fnyden ; met die voorzigtigheid echter, van geer.e aanmerkelyke deelen agter te laaten; wandt men mag wel verkleinen zoo veel ons ruft , al was het van eenen Elefant tot eene Muis' mits alles regelmaatig blyve. Buiten deeze waarneeming vcreiicht het de zelve eigenfchappen ; doch met mindere omftandigheden (#) uitweidingen , en opfchik dan de algemeene Hiftori. Naa deeze koomen ook andere Hiftorifche Werken in aanmerking; om welken klaarder te bevatten , ik de voorbeelden of vrugten van ons Vaderland zal bybrengen. Daar zyn dan ook ftukken tot , of deelen van de Hiftorie, ils de Oorlogen der Hollanders met den Koning f» Hieruit volgt dat de ganfche Brieven of Bciluien die fornm.gen zelf in eene algemeene Hiftorie ifkeuren , nog minder in een Kortbegrip voegen  OVER DE HISTORIËN. 1S5 tiing van Spanje , met dien van Vrankryk , j en van Engeland: de Hiftorien van't Beftand, der Beeldftormerye , der Kruisvaarderen , van iedere verfchillende Gezindheid en meer diergelyken, welken meer omftandigheden , kleinigheden en naauwkeurigheden konnen en moogen hebben dan de deftigheid eerier algemeene Hiftorie kan dulden. Deeze byzondere Historiën zyn doorgaans naauwkeuriger en gcloofbaarder dan de algemeene, als men de verdeediging (y) van fommige zaaken uitzondert. Zulke ftukken dienen niet ingelaft noch gemengd in en onder de algemeene Hiftorie : dit's te verftaan , dat men eenige deelen niet wydloopig met alle kleinigheden en beufelingen moet verhaalen, en in andere van de zelfde waarde kort zyn. Om zulks weder door een voorbeeld aan te toonen, zou, myns oordeels, het onnaarvolglyke Hiftorifch Werk van den Droft Hoofdt genomen konnen worden voor eene algemeene Hiftori der Nederlanden van dat tydbeft°ek; maar de befchryvingen der Belegeringen van Haarlem, Leyden, en Almaar, die 'er ingevoegd zyn , voor byzondere Hiftorien. Schoon de befchryvingen der half vergete , of zeer duiftere zaaken meer verwondering dan andere baaren , om dat weinige Leezers bekwaam iy) Baile Difl. Kift. Tom. II. fag. ijj. M 4 x. ïoofdft. Hiftori van iemandstyd.  X. fioofdft. i 1 ] ? t t r ë t z S v r b Z( 01 k V( fn gi iy ï 84 VERHANDELING kwaam zyn het zekere van 't onzekere te ondcrfcheiden , en de gillingen dus voor waarheden doorgaan; onaangezien deeze fchoonfchyncnde eigenfchappen, zoo heeft de Hiftori, by het leeven des Schryvers voorgevallen , meer vervvagting , inzonderheid als de faamenfteller m \ beftier des Lands of den handel der getallen en zaaken. geweeft is, of zoodaanigen :ot raadslieden en helpers gehad heeft. Zonler dit zal men 't werk onzeker en vol gen-eken vinden, gelyk wy voorbeelden daar van lebben ; wandt de Staatkunde des Schryvers ;eeft achtbaarheid aan 't werk , zoo als men efpeurt onder de Alouden, in welken de weeenfchap van zich wel uit te drukken dikwylen iet het bedryven der groote daaden gepaard mg ; en waarlyk , wat is van onbcdrccvencn : wagten ? zou een doove niet met zoo veel ekerheid van de Muzyk , een blinde van de childeryen konnen fpreeken, als een Monnik in de Wapenen en een Boer van de Zeevaart > »it is 't alleen niet, wie de gevallen zyns tyds -ictiryft, moet zoo in algemeen als in 't by. mder met bgtgeloovig , maar ftandvaftis zL n 2.ch door de loopende gerugten met te «en verleiden , wel toebereid om zich zui* en rein te houden van de algemeene beicttmge; wandt de vertellingen met toejmV. Jg , en zonder tegenfpraak van eenen Lelt aangenoomen, zyn als een watervloed die alles.  OVER DE HISTORIËN. iSf alles meêfleept. Een voorzichtig Schryver dient ook te overweegen, dat, hoe wel de verkie' zing van voorwerpen aan eenen ieder vryftaat van welk Land, Volk of Geval hy handelen wil, het echter veiliger is van voorleedene daaden'en perfoonen , dan van tegenwoordige te fchryven, om de bekende Spreuk', de Waarheid haart haat, en de voornaamfte fteun van 't werk dient de waarheid tot eenen grondflag te hebben , zulks men , wyl 'er geene menfchen zonder gebreken leeven , met hunne afbeeldfels natuurlyk te maaken , ligtelyk by die genen misdoet, welken hunne misdagen niet bekend willen hebben. Dierhalven behoort een oordeelkundig Schryver den ervaaren Hovenier te volgen en zoo lang te wagten met het verhaal der gevallen (z) gemeen te maaken tot de tyd die ryp gemaakt heeft j dit 'i te zeggen , 'dat de perfoonen , die fchandelyke daaden gepleegd hebben , dood zyn , er hunne kinders zich, aandien de zelve gemeer fremaakt heeft, niet konnen wreeken. 't Zot dan geene deugd , maar groote onbedachtzaamheid , ja roekeloosheid zyn , fchoon het mei de waarheid overeenkwam , de ruft en 't leeven zelf in gevaar te ftellen met ontydig d( waarheid te ontdekken. Deeze zwaarigheder be- I>)Boccalyn Kundfchappen van Parnas, /. det bl, l8f. en 186, M ƒ x. Hoofdft., i i /  X. Hoofdft. 5 3 5 I r f 2 tl Van Land- . fchap- ^' pen, Ste- v d^n.Dor- pen, enz. ° ut ac cl qi ca 186 VERHANDELING beletten niet, dat de Gedenkfchriften of Dagverhaalen , die groote Mannen van de voorvallen en den handel huns leevens, en 't gene Zy gezien , gehoord en aangetekend hebben , van eenen onbegrypelyken dienft en niet minder vermaak zyn ; mits 'er de oorzaaken der beweegingen , 't gene zelde waargenomen wordt, naauwkeurig gemeld worden ; wandt '» de reden (a) wil, dat, even als in groote , zaaken , eerft de raadflagen, dan de daaden, , en daarnaa de uitgangen befchouwd worden; , men in 't ontvouwen der zaaken niet alleen 't , gene gedaan of gezegd is ; maar hoe en om , welke reden die gedaan of gezegd zyn meldt, , op dat alles kenbaar zy ". Niets is aangeaamer , niets treft meer het hart der men"hen , dan 't gene verborgen was ontdekt te ien, naamenlyk de beweeging des gemoeds, at geheime werktuig uit welke alle ondereemingen voortkoomcn. Daar zyn Hiftorien van byzondere LandAappen, als van Weftvriesland , van 't Land an Arkel , en dat van Voorn. Daar zyn 'er ok van byzondere Steden , als van Hoorn , Enkfa) Cicer. de Orat. Lïb II. Rerum ratio vu!' quoniam ia rebus magnis confilia primum , deinde ta,_poltea eventus expecfantur ; in rebus geilis deiran , non folum quid aétuin , aut diöurn fit, fed lomodo , & cum de eveutu dicatur, ut cautie explintur omnes, &c.  OVER DE HISTORIËN. 187 Enkhuizen , en 's Hertogenbofch ; verfchillende van de Befchryvingen der Steden, van Dordrecht, Delft, Leyden, 's Graavenhaage, en andere, om dat ze als Jaarboeken der Steden faamengefteld zyn , daar de laatftgemelde zich alleen hegten aan de befchryvinge der merkwaardigffe gebouwen, plaatfen en zaaken j zonder de Hiftorifche gevallen aan te roeren, dan zoo verre die tot hun oogmerk dienffig fchynen , veel min die naar de konft en tyden in orde te fchikken. Verder vindt men ook die der Abdtdyen van Egmond, en van Rynsburg : van de Dorpen van Katwyk , en van Alphen : van dc Geflachtcn van Brederode , Waffenaar en Egmond. Ja daar zyn nog geringer Gedenkfchriften , die byzondere Perfoonen raaken , tot eer van welken fommige Schryvers hunne pennen geleend hebben ; en meer andere kleine voorwerpen , die thans, als buiten ons beftek, hier in weinige aanmerkinge koomen. Hoewel de verkooze voorwerpen, in deeze zoo verfchillende ftoften , op zekere verfcheidene wyzen behandeld moeten worden , zoo dient echter eene Hiftori of verhandeling, hoe die ook zy , alles 't gene moogelyk is van 't aanmerkelykite , in opzigt van het voornaamfte en hoofdzaaklykfte te bevatten. Dus moet men in eene Befchryving of Hiftorie van eene Stad , ' van eene Abtd>e , en van een Geflacht, alles x. aoofdit.  x. Hoofdft Van iemandskeven. 1 » 1 4 < 1 c ï 1 a 2 £ 188 VERHANDELING alles 't gene op te fpeuren is, en tot het natuur lyk affchildferen van het voorwerp kan dienen , om 'er eene volkoome kennis van te geeven , voor oogen ftellen : En het is voor een bekwaamen Schryver niet minder dan loflyk zoodaanig een ondernomen Werk niet tot dien uitterften trap van volmaaktheid, als in zyn vermoogen is , te brengen ; noch veel minder de Hukken hem daar toe aan de hand gegeeven, agter te houden , om 'er andere Werken mede te verfieren , of die tot hoogeren prys gemeen tc maaken. Op diergelyke wyze is het met de Gedenkschriften , die het faamenftellen van de Hifto•ie eens byzonderen perfoons tot doelwit heb>en gelegen ; men moet in de zelve , om de ligenfchappen wel te doen kennen , niets ager laaten van 't gene verdient verhaald te zyn. n 't verhandelen der loflyke of verachtlyke, >f goede of kwaade hoedaanigheden is men verdicht aan te merken , dat 'er drie onderfcheiene foorten (£) van goederen of eigenfehapen in den menfeh zyn : de eene betreft het chaam , de andere den geeft , de derde hangt fvan het geluk. De goederen van 't lichaam yn , een roemwaardig Vaderland, eene edele eboorte, eene goede opvoeding, de gezondheid, (b) L'Art de parler par Lam y Liv. V. Chap. lil %• 3L3-  OVER DE HISTORIËN. 189 ïicid , fterkte , en fchoonheid. De goederen Van den geeft zyn , deugd , wysheid , verftand , weetenfchap , konft , en andere loflyke eigenfchappen. De goederen van 't geluk zyn , de rykdommen , waardigheden, bedieningen , enz. Het onderfcheide verhaal der zeiven in het voorwerp van de befchryvinge is, tot des zelfs leeven geheel dienftig. En hoewel de meefte lof door de goederen van den geeft verkreegen wordt , als 't meefte afhangende van 't menfchlyke beleid , zoo moet men echter de andere niet naalaaten te verhaalen , maar alles van de geboorte af mauwkeurig aantoonen , als zyne nciginging , oeftcning , de bevordering (c) van zynen ftaat . zyn gedrag, zyne onderhandelingen, zyne wederwaardigheden, de daaden in welken hy heeft uitgemunt , zyne deugden , zyne gebreken . en eindelyk alles 't gene hem in de oogen vat de gemeente natuurlyk kan vertoonen, om aai de Naakoomelingfchap tot een voorbeeld , ' zy van eere , 't zy van oneere te ver ftrekken Doch veele Schryvers zyn van een ander ge voelen, waanende verkeerdelyk dat de tegen fpoeden den lof van hun voorwerp zoude be zwalken , en laaten de zeiven dierhalven onaan geroerd. Om zulks weder door een geval aai t (c) G. Daniël pag. 43. X. Hoofdft. 1 l l 1  X. Hoofdft J rpo VERHANDELING te tooncn , fchoon 'er ons meer zyn voorgekoome.n , zoo zal ieder die een gezond oordeel bezit, gaarne toeltaan , dat het den Schryver (d) van het leeven van Prins Maurits van Maflbu tot geene eer kan ftrekken , de belegering van 's Hertogcnbofch, door dien Vorft, in 't jaar zeftienhonderd cn een, ondernomen' om dat ze niet gelukkig uitviel, met ftihzwyl gen voorby gegaan te hebben j wandt een Veldheer kan, door tydlyk te wyken, immer zoo veel roem behaalen , als door bloedige en diergekogte overwinningen. Omtrent deeze itof dient men verder te letten , dat al 't gene yan belang is in eene byzondere, zulks niet is in eene algemeene Hiftorie; om dat het ee ne tot het voornaamfte voorwerp in eene bvsondcre Hiftorie behoort, dikwylen van geen belang m eene algemeene Hiftorie is; wandt iet gene aardige byvoegfels zyn in de Hifto•ie van eens byzonderen mansleeven, zouden >euzelmgen zyn , indien men de zeiven in die >m eenen Koning of Vorft wilde voegen De eftigheid van de algemeene Hiftorie verbiedt len Schryver niet de minfte aandacht op de demigheden , die byzonderen perfoonen ra*. :cn, te geeven } om dat ze tot weinig licht of 2'" 'C j3ar '6*1' te Amfterdam gedrukt by ]m  OVER BE HISTORIËN. ipt of nut van de zelve ftrekken. Ik doele hier voornaamenlyk op de leevens van Perfoonen , welken buiten eenig bewind geleefd en geen het minfte deel in den ommezwaay van den Staat gehad hebben; wandt anders konnen de Leevens befchryvingen van Mannen , die dooiden Tabbaard of den Degen uitmuntend geworden zyn , tot opheldering en nut van de algemeene Hiftorie onfes Lands ftrekken. Dus zyn de Leevens befchryvingen van den Heer Jan van Oldenbarneveld , van de -Heeren Jan en Kornelis de Wit, en dat pronkjuweel, het Leeven van den Admiraal Michiel Adriaansz. de Ruiter, mitsgaders meer andere. Wat de Redenvoeringen , en Aanfpraaken betreft, hier omtrent behoort men in acht te neemen , dat dewyl by de menfchen verfchillende opvoedingen , gewoonten en neigingen zyn , zoo dienen ook verfchillende redens, om hen te behaagen , in te neemen , en te overreden , gebruikt te worden ; even als een ervaare Arts naar de natuur en eigenfchappen dei kranken zyne geneesmiddelen yoorfchryft, er ieder foort van Menfchen op eene byzondere wyze behandelt. In de Hiftorifche Redenvoeringen vereifcht alles tot het voornaamfte oogmerk gefchikt, en de leden gevoeglyk naar '1 lichaam gevormd te zyn j men befpeurt 'er niei wanfehaapens in, en alle deelen van het minfte tot het meefte hangen hecht te faamen, ei vloe- x. Hoofdft. Redenvoeringen Aanfpraaken. I  X. Hoofd ft. KerhlyfceHiftori. 1 ) 3 < (f) Baile Dia. Hift. Tónt. /. pag. 331. (ƒ) Parrhafïana par Mr. J. le C. 102. VERHANDELING vloejen zonder dwang uit eikanderen. Omtrent de Kerklyke Hiftorie , indien die hier onder de geregelde Hiftorien mag , of kan geplaatft worden5 om dat 'er, tot verwondering {e) toe, zoo weinig orde, en zoo weinig naauwkeurigheid in is ; zal ik , als in 'c voorby gaan , my van de gedachten van anderen , gelyk ik meermaalen gedaan heb , bedienen. De Schryvers van de zelve , meent men (ƒ) , dat doorgaans zoo gebonden zyn aan hunne zoogenaamde rechtzinnigheid , naamenlyk aan hunne partye , dat al de leffën , regels en wetten tot de Hiftorien ondienftig fchynen, als ze maar wel in acht neemen, de zwakheden en ftruikelingen van hunne rechtzinnige Broederen zoo veel als mooglyk is te bedekken of te verbloemen : en in tegendeel, de dwaalingen en misflagen der andere Gezindheden , of zoo genaamde Ketteren te ver'rooten. De Schryvers moeten van gedach:en zyn , dat de getuigenis van eenen recht^innigen alom beftaan kan ; doch die van eeïen Ketter nergens : dat de goede geruchten 'an den eerften ontwyfelbaar , daarentegen de udffpraaken van den laatften valfch zyn , en lat alles 't gene tot nadeel van den zclven ge-  OVER DE HISTORIËN. xp$ gemeld wordt waarheid is. Die op deeze grondflagen niet wil bouwen , in 't befchryven der Kerklyke Hiftorie, loopt gevaar van voor eerloos verklaard , van uitgeworpen, en van in den ban gedaan te worden. En waarlyk het fchynt dat de gerechtigheid en billykheid zelden huisveften by die menfchen , welken geene burgerlyke wetten achten , als zy hunne tegenparty veroordeelen , en de vryheid beneemen zich te verantwoorden. Ja dat by ons ongerechtigheid, faamenfpanning en verdrukking geheeten wordt, zal by hen als gerechtigheid, yver , en billykheid geroemd worden. En waarom niet ? Indien zy de ftelling van dien yverigen Oudvader Auguftinus (g) buigen werwaart zy willen , zal , aan die zich waanen rechtgezind te zyn , byna niets ongeoorlofd wezen , wyl hy beweerde , „ Dat volgens het „ Godlyke recht alles aan de Rechtvaardigen „ en Geloovigen toekoomt, en dat de Kctters niets wetlyk bezitten ". Schoon anderen (b) deeze beginfelen , die de menfchlyke maatfchappy het onderfte boven zouden keeren , als geheel verderftelyk vervloeken. Doch het is niet van heden of gifteren, dat de misdaad en (g) Epift. CLIII. §. 26. Tom. II. Edit. Benedic» tin. {b) Barbeirac Preface du Droit de la Nature & des Gens pag. XXXVI. N X. Eïoofdft.  X. Hoofdft. Oordeelkunde ol Critique. X94 VERHANDELING en moord re begunftigen , oproer, oorlogen en Godloosheden (i) te ftigten , dikwylen onder den fluyer van den Godsdienft verborgen of bedekt worden ; en dat veele menfchen, naar de meening van den eerwaarden Montaigne (k) zich niet van den Godsdienft bedienen , dan om hunne onrechtvaardige driften te voldoen. Maar de yver tegen de onredelyke driften mogt my hier te verre van den weg afleiden , dierhalven keere ik weder tot de regels van den Hiftorifchryver, die niet alleen in 't Waereldlyke , maar ook in 't Kerklyke verbonden is de waarheid te melden , zoo van 't gene de by hem genaamde Ketters gedaan hebben , als het fterke en zwakke van hun gevoelen , en dit alles met de uitterfte onzydigheid. Vermits de Critïque of Oordeelkundige, of • anders Berispfchriften , dikwylen omtrent de Hiftorien, ter ontdekkinge van de rechte waarheid , van groot nut zyn , zal ik hier kortlyk aanmerken , dat de Schryvers van de zelve groote geleerdheid , en een doordringend oordeel vereifchen , op dat ze hunne eige feilen i ' . < . met (O L U C R E T. de Rer. Nat. Lib. I. zf. 84. • • • Saspius olim Religio peperit fcelerofa atque impia Faéra. (k) EiTais deMoNTAiGNE Tont. ff, Chap. XII pag. 129.  OVER DE HISTORIËN. ipf met die van anderen aan te toonen , zelfs- niet ontdekken. Zy moeten zich wagten niet naar den gemeenen trant der menfchen te oordeelen uit het flegte der werken , en de gebreken , die 'er in befpeurd worden , altyd voor oogen te houden: daarentegen het fraaije'en pryslyke gaauw uit het geheugen te laaten gaan. Deeze wyze van doen is beklaaglyk , en men moet, als men in koelen bloede de zaaken van 't Gemeenebeft der goede letteren befchouwt , waarlyk verftoord worden over de weinige goede trouw , die in het meefte deel der berispingen , oordeelen of vonnilfên der Geleerden over de werken hunner tegendingeren , gevonden wordt ; maar wat melde ik van tegendingers , daar zyn geen heeter berispers (/) onder de Leezers noch vermeteler, en onrechtmaatiger in hunn beftraffingen dan die niets fchryven > men zal meer heul , en meer billykheid onder andere Schryvers vinden , dan by menfchen aan welken de moeijelykheden van die konft door ondervinding niet bekend zyn ; mits 'er geen naaryver onder fpeelt van zulken die eenen weg gaan. Zoodaanige afgunftigheid en onkunde heeft eenen onzer geeftrykfte Dichteren (/») dus doen zingen : „ Onze (/) Baile Dia. Hift. Tont, II. pag. 681. (»*) Antomdes aan G-Brandt, Mengeld, bl. 28S» N Z X. Hoofdft.  Hoofdft. l : ipo* VERHANDELING ,, Onze eeuw naauwkeurig boven reên, ,} Is t' hans meer vrugtbaar in het baaren „ Van Zwynen die op roozen treen, Dan ongeveinsde Kunllenaaren. En iteekt maar iemant uit in lof „De wangunft heeft een zee van ftof. Die zich dan door deeze foort van Schrif:en geacht wil maaken , dient vry te zyn van ^erfoonlyken haat , of van hevige gemoedsbeiveegingen , die hem buiten het rechte fpoor tonnen vervoeren («). Hy zy dan geheel geaonden aan de befcheidenheid , om niet voor partydig aangezien te worden > en zy zoo vaft in de befluiten zyner opmerkingen , dat die niet te wederleggen zyn ; wandt eenige lofle ziftingen op te werpen , en den Leezer in 't onzekere te laaten, maakt de berisping onnut. Hy is ook verplicht onderfcheid in de feilen te maaken , of die met vooroverleg , om den onnozelen te misleiden , of door agteloosheid begaan zyn : welke te dulden zyn , en welke niet : by voorbeeld , indien 't den Heere van Bynkershoek (o) bekend ware geweeft, dat dc Stad Alkmaar haar verbeurde Stederecht reeds we- (»).Carere debet omni vïtio, qui in alterum paratus eft dicere. Cicfro. (o) Verhandelingen van Staatszaaken II. deel bl, 166. en 167.  OVER DE HISTORIËN. 197 weder gekreegen hadt, zou het tegendeel te Schryven , gelyk gevonden wordt , een onvergeeflyke rnisflag zyn ; maar nu het uit onweetenheid , wyl de blyken niet waereldkundig waren , gedaan is , kan men dien ook lichter verfchoonen. Hy vermyde veele en groote werken te fchryven , en zy zoo kort als moogelyk is ; of anders loopt hy zoo wel gevaar als een handig Schutter, welke , hoe ervaaren in die konft , echter door dikwylen ligtelyk eens misfchiet. Boven alles moet hy in zyne oordeelkundige opmerkingen zich zclven niet wederfpreeken , of hy maakt zyne onkunde en kwaadaardigheid by de ganfche Waereld bekend , even als Wicquefort (ƒ>) in dc berispinge op Aitzema , meldende , „ dat *die Hiftori " [of het verhaal van Staat en Oorlog in en omtrent de Vereenigde Nederlanden] „ bevattende veele Handelingen, Be„ fluiten , en andere oorfpronglyke ftukken , „ in diervoege , dat ze als tot een Regifter „ aan die genen kan ftrekken, die geenen toe1 gang tot de ftukken van Staat hebben; maar, , 't gene de Schryver daar bygcvoegd heeft, is niet zoo veel waardig ais eene niëuwstyding, op welke wyze ook dat men het befchouwt. Daar is geen ftyl in , de taal is » ge- (p) Traité de 1'Ambaffad.Part. I.pag. 172. a' i7J. N 3 x. HoofdOV  X. Hoofdft. ip8 F E R H J N'D E L I N G „ geheel Barbaarfch , en al de faamenftel van » zYn wcrk is niet anders dan een woefte „ klomp. Zulks is hem gemeen met de mees„ ten van die in dat Land zich bemoeijen met „ de gefchiedeniffen te befchryven, zonder or„ dc , zonder verlof, en. byna altyd zonder oordeel en zonder waarheid ". .De tegenfhydigheden deezer woorden zyn een overtuigend bewys van des Schryvers ontftelde hersfenenj en zoo de zelve geen genoegzaame blyk waren van 's mans onbezonnen gedrag, zoo zou Amclot de la HoulTaje (q) ons hier van vei zekeren, meldende, „ dat Wicquefort al„ om en by uitneemenheid den Franfchen Ge„ zant M. d'Eftrades, wegens deszelfs han„ del in Holland prees, om dat die Panlikker „ een geduurige Gaft van d'Eftrades was, daar „ hy dronk als een Tempelier ". Wy konnen dan hier uit opmaaken , dat de berisping van W ïcquefort niet binnen de paaien van befchetdenheid blyft, maar toomeloos holt, zyne gal te gelyk tegen Aitzema en den ganfehen Landaard uitbraakende (r), onbewuft zoo 't fchynt, (*) Meitioir, Hift, & Polit. Tom. II. par. 4i/. (r) Omde verdienden deezer twee Schryveren kenbaar te maaken heb ik oorbaar geoordeeld hier by te voegen , dat de Rehdent Aïwema door den Staat tor dr,e dim.endguldens verhoogd is. Refil. van Staat den 4 Ofher lóif en dat de H. H. Staaten achterdenken hadden , dat Wicquefort en Pierre du Pré naadeelige correspondentie bielden. RefoU van Staat de» 4. Augitjti 167*. bl. 68.  OVER DE HISTORIËN. ipp fchynt, dat de oordeelkunde nooit met per- ] foonlyken haat gepaard gaan , noch tot lafteren en fchelden vervallen moet, of men maakt zich zclven verdacht van de waarheid niet, maar eige wraakluft bedoeld te hebben. En zeker geen bedaard gemoed zal immers ooit konnen goedkeuren , dat men Puteanus , al ware hy nog veel ongeleerder en onweetender geweeft, voor eenen gek , een fchandvlek der Geleerden, en de onweetenheid zelf uitfchelt, fchoon het uit de penne van den Geleerden P. Scriverius (s) zelf voortkwam. ] Betrftende de Jaarboeken of Aantekeningen, j die den bynaam van eerfchendige verdienen , j en aan welken fommige kwaadaardige menfchen { hunnen tyd en arbeid befteeden , om alles tot < nadeel van anderen, 't zy'waar, 't zy valfch op 't papier te brengen, en van zich zeiven, hoe vol gebreken , niet reppen ; die zyn niet waardig in aanmerkinge gebragt te worden , als uit ongezonde zinnen voortkoomende. Zy geeven kwaade uitleggingen aan roemwaarde onderneemingen , zy tragten anderen , die beter dan zy zyn , te bekladden , of konnen den glans van de deugd in hun zwak gezigt. niet verdraagen, en fpeelen den Vernufteling , om eens (O Epift. IX. in fine. 2e»». /. AnaleS. Ant. Mat- . thsei. N 4 X. loofdft. Eèf. chen- lende Jedenk:hrifsn. (  X. Hoofdit. Opmerkingentn Verklaaringen. ioo VERHANDELING eens anders eer door looze ftreeken , te fchenden. Zoodaanige Schryver bekleedt het ampt van Aanklaager , en Rechter, en maakt zyn papier tot een Tooneel, op het welke hy den onverhoorden befchuldigd, veroordeelt en ftraft. Eene eigenfchap die verre beneden de waardigheid van eenen vcritandigen en eerlyken man moet zyn , en van wier pennen wy moogen verzekeren, 't gene de H. Jacobus (/) van de tonge fchryft, „ dat zy een onbedwinglyk „ kwaad, vol van doodlyk vergif is. Daar is nog eene Letteroeffening, die in ons Vaderland thans zeer gemeen en veel pryslyker dan de naaft voorgaande is , beftaande in de Aanmerkingen , of Verklaaringen , die op de Hiftorifchriften gemaakt worden : Deeze dienen ter beveltiginge of ter wcderlegginge van den Schryver , ook dikwylen ter verbeteringe der Taaie. Indien de zelve tot opheldering van de Hiltorie of der Oudheidkunde zyn, verdienen ze de meefte achting , om dat ze' tot groot nut van die ftoffe ftrekken 5 doch wyl het oogmerk van den Aantekenaar , zich by zyn verkooze voorwerp te houden , bepaald is , zoo kan men hier uit geen volkoome en aaneengefchakelde befchryving verwagtcn } ook is 't een gemeen gebrek van fommi- gen, (O Cap. III. Vers 8.  OVER DE HISTORIËN. zoi gen , de moeijelykfte en duifterlte zaaken onaangeroerd voorby te gaan , en die , tot welke zy middel zien, te ontvouwen en uit te breiden; daar het tegendeel verëifcht, en vooi het noodigfte van de Verftandigen gehouder wordt. Ik zal hier , voor die luft fcheppen de oude Latynfche Hiftorifchriften onzes Vaderland: in 't Nederduitfch te vertaaien , by voegen , dat men zich , uit al te groote zucht van getrouwheid , niet te naauw aan de woorden (v\ moet binden ; ook niet te veel van de zelv< afwyken ; wandt in beide kan misbruik zyn. gelyk de Heer Conftantyn Huygcns (a?) zee: wel aanmerkt; „ Neemt men , " fchryft hy de ruymte in 't overzetten , zoo kan di „ waarheid niet vry van geweld gaan : Staa men fcherp op de woorden , zoo verdwyn ,, de geeft van de uitfpraak ". Vooral zyn 'e tot deeze oeffening drie eigenfchappen noodig eerftelyk , de taal in welke gefchreeven is ten tweede , die in welke men de voorgaand* wil overbrengen 5 en ten derde , de ftof ove welke gehandeld wordt wel te verftaan : doo gebrek aan eene van deeze zal en kan he werl (■y) Nee verbum verbo curabis reddere , fidus Interpres Hor at. de Aite Poëtica f/« 133. (at) Ledige Uuren bl. $11. x. Hoofdft. Vertaalingen. i t t t p i i f r t  X. Hoofdft, Voorreden en Opdracht. i ] 202 VERHANDELING werk niet goed zyn. In de Vertaalinge dient wel acht gegeeven te worden , dat de Latynfche bewoordingen in de Hpllandfche Schriften verftaan moeten worden , niet naar de eigenlyke en Larynfche beduidingen , maar naar 't gene men in onze taaie door de zelve verHaan heeft. Dierhalven behoort men wel te letten, dat onze Nederduitfche Amptenaaren, als Schout , Burgermeelfer , Graaf enz. met geen een woordt , als door Prator , Conful, Comes &c. hebben uitgedrukt konnen worden , alzoo die , wel in veele deelen overeen koomcn , maar ook niet minder in veele verfchillen : en dewyl men geene naamen in die taaie daar beter mede overeenllemmende vondt, heeft men die, als mede zeer veele andere willen, en moeten gebruiken. Ook dient men den Leezer door geene dubbelzinnige woorden in andere gedachten dan de oorfpronglyke zin is, te brengen. Wegens de Voorredens en Opdrachten , die Dok deelen van de Hiftorifche boeken geworden zyn , zal ik kortelyk melden, dat de eerde ftrekt om den Leezer te onderrechten , (velk inzigt de Schryver gehad heeft, en hoe "ommige zaaken, daar over gehandeld is, naar syne meening dienen verftaan te worden ; of rstk 'er iet by te voegen 't gene tot de ftof loodig fchynt , of tot opheldering van de zeire dient. In den Opdracht moet men de be- woor-  OVER DE HISTORIËN, 203 woording en den ftyl fchikken naar het voorwerp, dat is te verftaan , eenen Vorft met eerbied , eenen Burger als zynen mede menfeh aanfpreeken , zonder buitenfpoorige vleijeryen; wandt men vindt geene ftof in welke zich de Schryvers meer te buiten gaan dan in deeze. 't Zou ook een groot gebrek zyn , het ganfche werk zoo te fchikken, dat 'er tegen de waarheid geene feilen noch gebreken van die genen , of van des zelfs Voorouderen , aan wien men den Opdracht , doet , in gevonden wierden, 't Is loflyk hier in het voorbeeld van den Ridder Hoofdt te volgen, welke niet fchroomde zyne Nederlandfche Hiftori aan Prins Frederik Henrik op te draagen , fchoon hy , omtrent het bedryf van des zelfs Vader , Willem den I. Prins van Oranje, de waarheid niet bewimpeld hadt > en 't is van dien Vorft , als zeer redelyk zynde , ook niet kwaalyk genomen , als wel bezeffende , dat het een gebrek in den Schryver zoude zyn , de zaaken , welken in 't oog van de ganfche Waereld gebeurd waren, om een enkelen perfoon te vleijen, niet naar waarheid te verhaalen. Ja men vindt 'er die de Hiftorien van hunnen tyd , om geen vermoeden van partyfehap te geeven, aan geenen Vorft (y) durfden opdraagen : Zoo verre gaat O') Baile Dia. Hift. Tom. II. fag. 49* X. Hoofdft.  X. Hoofdft. ritel. J 1 J ] I 2 P l \ I 204 VERHANDELING gaat de yver der eere. Niet minder voorzigng moet men zyn omtrent de titels of eernaamen, inzonderheid aan geheele Vergaderingen, om die naar behooren en niet anders te Hellen ; want de Heeren Staaten van Holland (z) weezen het vierde deel der Hollandfche Jaarboeken , door hunnen Hidorifchryver Matthasus Voftius befchreeven , en aan hen opgedraagen , van de hand , om dat de Schryver agter Hollandi* geen Weftfrifia , maar Zeelandiu SI*' X. Icofdft..  x: Hoofdrt, lorJ VERHANDELING „ lyken en praalenden Titel daar voor te ftel„ len zonder te bezinnen , dat die van den in„ houd , en van de verhandelinge der zelve wel verre vcrfcheelt : Eene lat, die alleen „ ten believe der gierige Boekdrukkers , om „ hunne waaren gewilder te maaken , ge„ pleegt, zeer gelyk was de valfcheid der j, Kooplieden , dewelke hun koorn in zakken „ verkoopende , het verrotte kaf' en gruis , „ dat onder leydt , met de keurigfte korlen „ boven overdekken. Voort vermaande hy de „ rechtfehaape Schryvers, niet te willen twy„ felen , of heerlyke zaaken , binnen in het „ boek geleerdelyk befchreeven , konden Zelf „ eenen Hechten en flordigen titel zoo zeer „ fieren en eeren , als een pronkende titel, „ met de Verhandelde ftoften verfchillende, „ daarentegen het geeftigfte gefchrift kan fchenden en te fchanden maaken. XI. HOOFDSTUK. Aanmerkingen op onze eige Letteroeffening , en op eenige oude Hiftorifchriften van Holland. Een Hiftorifchryver , die roem door zynen arbeid zoekt te behaalen, is verplicht de midde-  OVER DE HISTORIËN. 207 middelen daartoe dienftig in 't werk te ftellen, op dat hy toone , door 't geluk opgeheven en gevorderd , het zelve niet onwaardig te zyn. Om dan tot dat oogmerk te geraaken, dient hy met zyne fchriften te handelen als een oordeelkundig Schilder , welke zekeren tyd aan een Schildery gearbeid hebbende , het .zelve eenige dagen uit het gezigt zet, om het daar naa met een verfch oog te befchouwen , en de gebreken,die door de gewoonte van altyd op een ding te zien , onbekend of verborgen waren , te ligter te ontdekken. Hy kan ook voordeel trekken uit de aanmerkingen van anderen om zyn werk daar door te verbeteren j evenals Apelles , de Prins dier Kontlenaaren. zich niet fchaamde door eenen Schoenmaakei onderweezen te worden. Op deeze wyze i; 't geheel nut en dienftig voor den Schryver. alleer hy zyne Schriften in 't licht geeft, di( niet alleen eenigen tyd te laaten ruften , et verfcheidene maaien te overzien ; maar die ooi van zyne kundige en getrouwe Vrienden me opmerkinge te doen leezen, om hunne gedacb ten over de zelve te mogen weeten , en hei werk dus door de oplettenheid van anderen t< verbeteren. Deeze voorzorg, ftaat eenen iede vry, en is zelf geheel noodig, maar de fchrif ten van anderen , hpe die ook mogen zyn, oj onzen naam in 't licht te geeven , of met di geleerde aantekeningen van beroemde Man nen XI. Hoofdft. i 1  XI. Hoofd ft. i 208 VERHANDELING nen onze werken , zonder hunnen naam te melden , door den druk gemeen te maaken is, myns oordeels niet geoorloft $ wandt,fchoon wy ons zelvcn daar in al konden geruft ftellen , dat aan een edelmoedig verftand niet mogelyk zy , echter wordt zulks vroeg of laat ontdekt, en wy worden overtuigd eenen anderen van de verdiende eere beroofd te hebben. Zoodaanige Schryvers konnen vergeleeken worden by die Schilders, welken de konftftukken van groote Meefters naar maaken , en hunnen naam daarby zetten , pronkende als de Raaf van Efopus met de geftoole veeren van anderen. Neen , die zugt tot eer heeft vermeide zulks, en verkieze eene ftof die hy maetig is uit te voeren , en die voorzigtig is -JJ de zulke uitkippen over welke tot nog toe niemand gehandeld heeft , om dat de zelve fchoon niet tot de uitterfte volkoomenbeid uitgevoerd , buiten tegenfpraak echter het befte in haare foort blyft ; daar men , in tegendeel, veel moeite zal vinden om voorgaande Schryvers , die in eenige achting zyn , gelyk te worden, ik zwyge om die te overtreffen , 200 zeel achtbaarheid geeft de Oudheid aan de werken der menfchen. Dit heeft zelf tot verwondering toe , ook plaats by fommigen om:rent den Godsdienft , en niemand , die de Kerklyke Hilforien doorloopcn heeft, kan 'er tan twyfelen 3 wyl men bevindt, dat, ten ty- dc  OVER DE HISTORIËN. 109 de van de Reformatie , de Pausgezinden befchuldigden die voor de hervorming yverden, even of ze iet nieuws invoerden , en die van de Hervormde Kerke bediende zich weder in 't jaar i maar hierenboven nog met het Rentmcefterfchap (ƒ) van Noordholland , vereerd geworden. Met den tytel van Hiftorifchryver heeft ook de geleerde Daniël Heinfïus (g) mogen pronken. Insgelyks Matthauis Voffius (h), bekend door zyne Jaarboeken van Holland : en naa den zeiven ook zyn Zoon Ifaak Voffius (Os en meer anderen. En waar- lyk (d) Refol. van Staat, van Holl. den 4. Januar. 1606. (e) Refol.van Staat, van Holl. den 2f. Sept. 1Ó15-. (ƒ) Zyn keven voor den laarften druk zyns werks. (g) Refol. van Staat, van Holl. den 11. Decembr. 1627. (h) Refol. van Staat, van Holl. den 29. July 1642. (/") Relol. van Staat, van Holl. den 2. Ocfober 164(3.  OVER DE HISTORIËN. lil lyk het zyn niet alleen 's Lands Hiftorifchry- • vers , die door gefchenken aangemoedigd zyn, wy vinden , dat Jan vander Does , Heer van Noordwyk , voor de Opdracht van de Hollandfche Jaarboeken, door de Staaten van Holland met eene goude keten en medaille (k) befchonken is. Aan Petrus Scriverius, die zyne Batavia Illuftrata aan de Heeren Staaten toeeigende , is door de zeiven eenen vergulden Kop (/) vereerd geworden: En aan Hugo de Groot, voor de Opdracht van de Oudheid der Batavifche Republike , driehonderd («) guldens toegelegd. Ook was aan den zeiven reeds (») in 't jaar 1601. door de Staaten driehonderd guldens gegeeven , op hoope , dat hy de befchryving der Hollandfche gefchiedeniffen by de hand zoude neemen ; en deeze gift twee jaaren laater, tot het volbrengen (0) van de gemelde Hiftorie , weder vernieuwd. Eene voorzorg zoo pryslyk , dat de Naakomelingen daar nog dankbaarheid voor fchuldig zyn, wyl ze hier door de dappere daaden hunner Voorvaderen vereeuwigd, en zich aangefpoord vin- (*) Refol. van Gecornmit. Raaden den 8S Septemb. 1601. (/) Refol. van Staat, van Holl. den 11. Ottober IÓOQ. (w) Refol van den 24. Maart 1610. (») Refol. van den 8. November 1601. (0) Refol. van den 8. Januar. 1603. 9 x XI. hoofdft.  XT. Hoot'dft. ] l 1 1 ( i l i i ] < ( ( i t li 2 VERHANDELING vinden om de zeiven op den weg van deugd te volgen. Het is onbetwiftbaar , dat de Hiftorifchryvers door dc gemelde aanftelling zekere achtbaarheid en geloof bekoomen , als wordende door de Hooge Overigheid bekwaam gekeurd om ten nutte van 't Gemeenebeft de pen te voeren ; en hier door meer toegang verkrygende om de fchriften en ftukken , die voor mderen verborgen zyn, te konnen befchouwen :n gebruiken : maar het is Ook te gelyk onbetwiftbaar, dat zoodanige aangeftelde Schryvers aan eenige wetten en regels gebonden lyn , welken hen als binnen zeker perk bcpaaen , om niet alles, 't gene hen voorkomt laar waarheid te boek te ftcllen > en 't is hicr>m , dat de aangeftelde Hiftorifchryvers by ,oodaanige vogels vcrgelecken worden aan velken een deel der vleugelen gekort zyn, om liet hooger te konnen vliegen dan den JVlceler behaagt ; of by Papegaayen , die niet anlers klappen dan ze geleerd hebben. Dit 's liet alleen onder de eenhoofdige regeeringen , lat de Hiftorifchryvers gedwongen zyn , zekere zaaken anders of in 't geheel niet te melien ; men heeft ook zulke tyden in ons Valerknd gehad , dat 'er naauwe opzigt op de jefchiedenisbefchryvingen , om de aangenonene Hellingen niet te wederleggen , of t'on>ruik te maaken, genomen wierdt i ik zwy-  OFER DE HISTORIËN. xï\ ge van de tyden der Roomfche dwinglandyen, Hoofjfl.. en andere vervolgingen om 't geloof , het nieuw ontworpen Gemeenebeft geeft ftof genoeg aan de hand om dit zeggen te bewyzen: wandt toen Hugo de Groot zyne Jaarboeken, op aanhouden der Staaten gefchreeven hadt, zyn de Heeren van Asperen , en Bas (p) gelaft geworden , om de zelve te onderzoeken. Van gelyke zyn door de Heeren Matenes, en Hugo de Groot , de ftukken , die Pieter Bor (?) tot zyne Hiftorie gebruikte, onderzogt, en , naa verllag van zaaken, wierdt beflooten, dat de Schryver ten dienfte en voordeel van den Lande van Holland en Wcftvriesland zoude voortvaaren, mits hy aan de Gecommitteerde Raaden een Regifter van zyne ftukken zoude overgeeven , op dat die ftraks naa zynen dood zouden overgeleverd worden , en toonen jaarlyks hoe verre hy in de Hiftorie gevorderd was ; waar voor hem jaarlyks eene fomme van zeshonderd guldens zoude betaald worden. De Hiftori van Emanuel van Meteren (r) bekend geworden zynde , is , naa onderzoek by de Heeren Staaten beflooten , de zelve onveranderd (/>) Refol. van Gecommit. Raaden den 4. Cclober 1612. (q) Refol. van Staat, van Holl. den 2f. September 161 y. (r) Refol. van Staat, den 18. December n5io. > O 3  xr. Hoofdft. Schriften der Monniken. (j) Refol, van Staat, den 31. Januar. 16fi. Z14 VERHANDELING derd te laaten. En toen het boek de Herftelde Leeuw in 't licht kwam, beflooten (j) de Heeren Staaten het zelve aan te flaan, en, naa onderzoek te befluiten hoe daar meede te handelen. Van al deeze en meer andere omftandigheden dient een Hiftorifchryver onderrecht te zyn ; wandt zonder de rechte kennifTe der Schriften en de geloofbaarheid der zelve te weeten is 'er met geene zekerheid te arbeiden. Hierenboven dient hy niet onkundig te zyn, wanneer de Schryvers geleefd hebben , om dat de tydgcnootcn , die de gevallen gezien , gehoord of bygewoond hebben , voor <3ie laater gekeft en de zaaken alleen door 't verhaal van anderen kundig zyn , verdienen geloofd te worden , als ze anders van gelyke waarde zyn. Ik zal tot dat einde eenige onzer oudfte Jaarboeken voorftellen en melden , zoo verre myn vermoogen ftrekt , in weiken tyd die gefchreeven zyn , op dat men dus ook andere befchouwen , en dit aanleiding geeven mag om met meerdere zekerheid de dingen by de hand te vatten. De Schriften der Geeftlyken of der Monniken zyn de eerfte, die ons in de Oude Graaflyke Hiftorie onzes Vaderlands licht geeven : Zon-  OVER DE HISTORIËN. uf zonder de zelve, 4t zy eige faamenftellingcn, 't zy vertaalingen of affchriften door hen gemaakt , zouden wy niets van belang dier tyden weeten j om dat de konft van te konnen fchryven, en het geringe deel van de geleerdheid der middel eeuwe , by hen alleen overgebleeven was. Die alle te verwei pen, om dat 'er fomwylen eenige beuzelingen in gevonden worden , zou roekeloos zyn , wyl men op dien voet alles wat 'er gefchreeven is, als niet vry van deeze of geene gebreken, zou konnen verdenken. Indien iemand de Hiftorifchriften der Geeftlyken met kleinachtinge befchouwt, kan hy daartoe, myns bedunkens, geene rede hebben, dan in zaaken, welken het belang van hunne Kerke of Orde betreft : waar omtrent zy zich zoo verre te buiten gegaan hebben , dat zeker Geleerde (/) hen dus offchildert: „ Het „ fchynt , " 't zyn zyne woorden, dat zy H die 't minfte door eige belang moeften beftierd worden, en in welkende liefde voor , de waarheid het meefte behoorden uit te blinken, die zelfs zyn welken niet fchroomen al 't welk de eer en de Godsdienft in den loop der menfehlyke handelingen voor" fchryven , te laaten vaaren , om zich over , te geeven tot misdaaden onnut voör zich »> zei- (O Langlet nu Fresnoy Methode pour etudier 1'Hiit. Tom. V. pag. MW O 4 xt. Hoofdft.  xr. Hoofdft *i« VERHANDELING . „ zeiven , en alleen dienftig aan hunne Ge„ meenfchap, die 'er hen geen dank voor weet,' „ en welke , onaangezien zekere uitterlykhe„ den , hen altyd befchouwen voor 't' gene „ zy wezenlyk zyn ". Buiten dit inzigt van eigen voordeel vind' ik geene beweegende oorzaak, waarom zy anderen, tegen hun beter weeten, zouden misleiden ; wandt de bedriegeryen zyn doorgaans niet dan op eige belang gegrondveft. Omtrent dit punt , en in dat der bygeloovige verdichtfelen, eenen ieder tot voorzichtigheid vermaand hebbende, zal ik met het bengt omtrent de oudfte onzer Hiftorifchryvers voortgaan. Klaas Kolyn, de eerfte onzer Jaarboekfchryveren van die bekend zyn , heeft zyne berymde Gefchiedeniffen vervolgd 'tot het jaar uyö. in welken tyd men onderftelt, dat hy geleeft zou hebben. Schoon eenige weinigen , doch op welken grondflag weet ik met , dit voor een Werk van laateren tyd , en des zoo veel geloofs niet verdienende , houden. Dees is door den Heer Dumbar, in het eerfte deel zyner Analeéta , in 't jaar i7ip gemeen gemaakt en ons in 't jaar r74r. doo; Mi. Gerard van Loon met eenige verklaaringen en Hiftonfche aanmerkingen verrykt, meeie gedeelt. ' Naa deezen volgt de Latynfche Chronyfc ronder naam , by fommigen , doch zonder zeker-  OVER DE HISTORIËN. 217 kerheid, Meerhoudt geheeten. Zyn verhaal ftrekt zich uit tot het jaar i2oy. Hy is eerft in 't jaar 1620. onder de Verzaameling van Franciscus Sweertius , en in 't jaar 1700. door den Heer Antonius Matthasus , in het IV. deel zyner Analecta uitgegeeven met Willem Procurator , die hem vervolgd heeft. Melis Stoke, de derde zoo het fchynt in den rang der Oudheid , leefde nog onder Willem den III. Graaf van Holland , met den aanvang van wiens bewind hy zyne berymde Jaarboeken befluit , ftrekkende tot het jaar 1 3oy. En dewyl de drie reeds in 't licht gcgeevcne drukken van deezen Schryver , zoo van 't jaar iy9i. te Amfterdam , van 't jaar 1620. in 's Graavenhaage , als die van 't jaar iöpp. te Leyden , gebrekkelyk zyn, zoo verlangen de Liefhebbers der Vaderlandfche Historiën , niet zonder rede , naar de uitgaave van het volflage werk. Lodewyk van Velthem, die den Spiegel Hiftoriaal in verfen gefchreeven heeft, was een Priefter te Velthem in Brabant en aldaar gebooren : hy heeft zyn werk met het jaar 1248. begonnen , en uit liefde tot de waarheid , zoo uit anderen als 't gene hy zelf beleefde , faamengefteld en vervolgt tot het jaar 1316. en dus de befchryving der Gefchiedeniffen elf jaaren verder dan Melis Stoke gebragt. De kennis van dit werk zyn wy verfchuldigd aan den Oudheidminnenden Ifaac le O y Long, XI. Hoofdft;  xr. Hoofdft 218 VERHANDELING Long , die het zelve met fraaije verklaaringen opgehelderd en in 't jaar 1727. gemeen gemaakt heeft. Willem Monnik en Procurator van Egmond, die de Jaarboeken van Holland van den ongenoemden Schryver, door eenigen Meerhoudt geheeten, van 't jaar i2oy. tot het jaar 1332. vervolgd heeft. Dit Werk koomt my voor als een van de waardigile oude Hiftoriftukken onzes Lands. Wy zyn het gebruik van het zelve verplicht aan den onvermoeiden yver van den Hoogleeraar Ant. Mattha;us , die het ons in het vierde deel zyner Analecta heeft mede gedeeld. Jan vander Beek, of B e k a , Kanonnik te Utrecht, heeft de Jaarboeken der Biffchoppen van Utrecht en der Graaven van Holland , tot den dood van Florents van We•welinkhoven , Biiïchop van Utrecht , of het jaar 1393- in 't Latyn , gefchreeven. Dit Werk is eerfl te Franeker in halve bladzyde grootte in 't jaar i<5ii. en naaderhand met geleerde aantekeningen door Arnoldus Buchelius verrykt , te Utrecht in 't jaar 1643 • m heele bladzyde grootte gedrukt. Men vindt ook op zynen naam eene Nederduitfche Chronyk , door den mccigernelden Heer Matthjeus in het vyfde deel zyner Analecta gemeen gemaakt ; doch vermits dces zoogenaamde Duit-  OVER BE HISTORIËN. 219 Puitfche Beka, en eenige diergelyke Handfcbriften , die ik gezien heb , veei van den Latynfchen veiTchillen , twyfele ik , alfthoon die in veele deelen overeenkoomen , of ze echter den naam van dien Schryver wel draagen moogen. De Klerk der Laage Landen by de Zee, was een tydgenoot van den gemelden Beka , als blykt uit den Opdracht zyner Chronyke aan Hertog Willem van Beijere , Graaf van Holland, omtrent het jaar t$.yy. of I3f4. gedaan. Dees is in 't jaar 1740. met verfcheidene aantekeningen te Leyden gedrukt. Leo Monachus , of de Monnik Leo, door den Heer Mattharus agrer de Chronyk van Egmond van Johan van Leyden uitgegeeven, heeft ten tyde (v) van Jan van Hillegom , Abt van Egmond , omtrent het midden der veertiende eeuvve , de Graffchrifteri der Graaven van Holland , die aldaar begraaven zyn, hermaakt, of van nieuws opgefteki zulks men die met als de echte en oorfpronglyke Graffchriften, die eerft op de graven geftaan hebben , moet befchouwen. Op de zelve wyze (*) heeft Jan vak Weent, (v) Blyswyk Befchryv. van Delft, in de Naaredci (*) Goutfioevens Chron. van Holl. M. a»7- XI. Hoofdft.  XI. Hoofdft. 1 i i 1 1 j «o VERHANDELING Weent , Abt tc Egmond , die in den ja* re 1404. geftorven is , de Latynfche Crafichriftcn tot eer zyner Voorzaatcn , de Abten van Egmond faamen gefield. Het Goudsche Chronykje, is vry jonger dan de voorgaande , wyi de Sch'rvvcr zyne vertellingen tot den dood van Vrouwe Jacoba of het jaar 1436. gebragt heeft. Het vervolg tot den dood van Karei den Stouten, die in 't jaar 1477. fneuvelde , is 'er door eenen anderen bygevoegd. Het heeft zynen "aam , wyl de Schryver onbekend is, van den eerften druk die in 't jaar 1478. te Gouda te voorfchyn kwam , ontfangen. Niet lang hier naa is het ook te Ley'den , in 't jaar 1483. gedrukt. Sedert heeft de geleerde Petrus Scriverius eenen Toetfteen tot het zelve gemaakt, met welken het ten derden maale doch te Amfterdam, in 't jaar io^. te voor' ehyn gekoomen is. Jan Veldenaar, woonende te Urecht , heeft een Bundelken der Tyden , op le wyze van li.ec Fasciculus Temporum van Wernerus Rolewink , in 't Nederduitfch gechreeven , in 't welke veele zaaken Holland, Jtrecht en andere Ncderlandfche Gcweftcn >etretfende , gevonden worden, gedrukt in 't Ut 1480. Het heeft den Hoogleeraar M. van Boxhorn behaagt de zaaken van Holland  OVER DE HISTORIËN. zzi land uit deez,cn Schryver te trekken , en met oudheidkundige aanmerkingen en Graaflyke Brieven op te helderen en te verfterken , en dus afzonderlyk , in 't jaar i6yo. te Leyden te doen drukken. Johan Gerbrandsz. van Leyden, Carmeliter Monnik tn Prioor te Haarlem , heeft de Chronyk van Holland m 't Latyn, die door Fr. Sweertius in 't jaar 1620. gemeen gemaakt is, faamen gefteld , uit welke al onze naa hem koomende Hiftorifchryvers veel ontleend hebben , inzonderheid de Schryver van de Devifie Chronyk van Holland, die in veelen ook door Gouthoeven gevolgd is geworden. Van den zeiven hebben wy ook de Chronyk van Egmond, die dooiden Hoogleeraar Matthazus met veele fraaije aanmerkingen en oude Brieven te Leyden in 't jaar 1692. in 't licht gegeeven is. Decs Johan Gerbrandsz. ftierf in 't jaar ifo4- De Oude Hollandsche Divisie Chronyk, veel getrokken uit den voorgemelden Jan Gerbrandsz. van Leyden , ü eerft faamengefteld en gedrukt geworden, doo, Jan Corneliszoon , of by anderen Jan Zevers Boekdrukker te Leyden , en voleindigd dei 18 van Auguftus des jaars ifij. Zoo da dees voor geen aloudftuk , maar voor een< verfaatneling, 200 uit vertaalingen als anders moe XT. Hoofdft. » l j i  XI. Hoofdfi m VERHANDELING . moei aangezien worden. Sedert in 't jaar ifpi. te Delft herdrukt, en met een tweede deel of een vervolg tot het jaar 15-91. door Eldert de Veer vermeerderd , en te Amfterdam in 't zelfde jaar gemeen gemaakt. Wouter vanGouthoeven bewoogen door liefde tot de waarheid, heeft de kinderachtige vertellingen en verdichtfelen der Monniken , die in de gemelde Divifie Chronyk gevonden wierden , uitgemonfterd , en dus gezuiverd met aanmerkelyke ftukken, zoo van den geleerden Scriverius, als van andere Schryvers opgehelderd en verfterkt. Hierenboven nog met de lyften der aanzienlykftc Gedachten , en der Geleerden van Holland verfierd , en dus in 's Graavenhaage in 't jaar 1620. doen drukken. Deeze Chronyk is vermeerderd en verbeterd en andermaal ter adver plaatze, acht jaaren naa des Verbeteraars dood, dus in 't jaar 1636. gedrukt. Reinier Snoy, te Gouda gebooren aldaar Geneesheer en Wethouder , heeft dertien boeken van de Batavifche zaaken in 'c Latyn gefchreeven , en dit Werk gebrast tot den tyd dat Karei de Vyfde tot Keizer verkoozen wierdt, of het jaar ifip. Welk Historifch verhaal naa des Schryvers dood , die de fchuld der natuure, in 't jaar ifij. betaalde , door eenen zyuen Neef, Jacob Gooi, mee  OVER DE HISTORIËN. «? met eenige verbeteringen in 't licht gcgeeven, en in jaar iözo. in de Verzaameling van Sweertius gedrukt is ; doch wyl de Schryver zelf betuigt , dat deeze zyne Hiftorifchriften wat te fchielyk gemaakt zyn, en dat de Geleerde P. Scriverius (y) van hem durft melden, „ als Snoy de waarheid fchryft dat het dan roozen fneeuwt " , Zoo behoeft men zich niet te verwonderen, dat ze de grootfte achting onder de Oudheidkundigen van ons Land niet verkreegen hebben. Jan vander Does, Heer van Noordwyk , heeft in Latynfche Vaerfen de Jaarboeken van Holland door den druk in *t jaar iypp. gemeen gemaakt. En wanneer zyn Zoon en Naamgenoot , die de jaarboeken van Holland in onrym te befchryven onderhanden hadr, ontydig geftorven was , heeft hy de zelve voltooid en in 't jaar 1601. te Leyden in 't licht gegeeven. Sedert zyn de zelve in 't jaai 1617. aldaar herdrukt. Doch alzoo deeze werken , niet anders bevatten dan de bedryver der eerfte Graaven , die meer dan vierhonderd jaaren voor den tyd des Schryvers geleefd hadden , zoo zyn wy verplicht mee: acht te geeven op de door hen bygebragn be (y) Byvoegfels in de Holl. Chron. van Gouthoeven bl, 3x0. XI. Hoofdft.  xr. Hoofdft. i i 1 ( c r i ï ê tl n h b w h< 224 VERHANDELING bewyzen , dan op het gene door hen in die werken onderfteld wordt , om dat de groote Verftanden , gelyk dees Heer van Noordwyk buiten tegenfpraak geweeft is , zich niet zelden door hunne inbeeldingen te verre laaten vervoeren : En dat hy niet vry van menfchlyke driften was , getuigen maar al te klaar de Schimpfchriften op zynen Tydgenoot Boekenberg gemaakt, die zeker van bedaarde gemoederen niet in alles gepreezen worden wandt , fchoon niemand kan lochenen , dat ie gemelde Heer van Noordwyk meer geeft :n oordeel dan Boekenberg bezat , echter is iet waar, dat, indien de befte Schriften of 'erzaamelingen van den laatften het licht nadien moogen zien, die meer dienft en nut aan le Liefhebberen der Vaderiandfche Gefchiedeliften zouden gegeeven hebben, dan de beymde en onberymde Jaarboeken van beide e van der Doezen. Het ware dan de plicht eweeft van dien anders lofwaardigen Dich:r te overweegen, dat de beftraffing zeke■ gelykmaatigheid met den misflag dient te pbben , zoo de beftraffer den naam van een illyken rechter wil behouden. Willem Heda, gebooren te Alphen, as Kanonnik te Utrecht , Prooft te Arn■m , en Secretaris van den Roomfchkoning [aximihaan den I. 't welke ik door eene rekening  OVER DE HISTORIËN. zzf kening van de Stad Leyden dus beveiligd vin- j de ; „ Op den zo. dag in Junio [iyio.Q „ worde van der Srede wegen aan Mr. Wil,, lem Heda, Prooft van Arnhem , Secreta„ ris der Koninglyke Majefteit twee Stede„ kannen Rynfchen Wyn gefchonken ". Dees fchreef in 't Latyn de Hiftori der Biflchoppen van Utrecht tot den jaare iyz4. eerft in 't jaar i6iz. te Franeker gedrukt. Dit Werk is federt met veele Brieven van Vorften en anderen , midsgaders met de geleerde aanmerkingen door Arnoldus Buchelius verrykt, en te Utrecht in 't jaar 1642. door den druk gemeen gemaakt. Heda ftierf in 't jaar iyzy. laatende eene gedachten naa, van zoo veel te fterk tegen Philips van Bourgonje , BiiTchop van Utrecht , als Gerardus Noviomagenlïs voor den zeiven geweeft te zyn. Pontus Heuterus , in't jaar if3fte Delft gebooren, en in 't vervolg Prooft van Arnhem , heeft verfcheidene ftukken , de Gefchiedeniffen en Oudheden onzes Lands raakende, in 't Latyn gefchreeven : welken by eikanderen te Loven in 't jaar i6yi. dooiden druk gemeen gemaakt zyn. Hy ftierf in 't jaar 1602. en heeft nooit den roem van de getrouwfte onder de Schryvers verworven. Onder anderen geeft Commelyn (z) deeze (s) Befchryving van Amfterdam bl. 89 j. P xr. loofdft.  xr. Hpofdft. zi6 VERHANDELING ze getuigenis van hem : „ Onvcrgecflyk is „ aan Pontus Heuterus , een Hollander ge„ booren, gefchreeven te hebben op 't jaar „ 1492. dat de Hollanders, ook die van Am „ fterdam , Enkhuizen en hunne gebuuren , „ zich te dien tyde noch niet verftout had„ den de zee te beploegen , en ten Wellen „ en Noorden, boven Engeland en Schotland, „ over te fcheepen , zy bevoeren maar alleen „ de Zeekuften van Vriesland, en kenden al5, leen van hooren zeggen de Jutten , Dcen nen, Gotten, Zweeden, Yslanders, Noorwegers, PruilTenaars en Muscoviten. Zy „ verftonden zich ganfeh niet op den Haring„ vangft, en droogden flechts de Kabeljauw „ in de lucht tot hun eigen gebruik. De „ fterkfte Steden van Holland en Zeeland , „ waren alleen Stcdetjes of Vryheden , en „ wooningen der Vilfchers en eenige onver„ maarde Kooplieden. Wie kan dit van Heu„ tcrus lyden , die de Sluifenaars en Bruggc„ naars ten hemel verheft, en de Hollanders „ zyn Landgenooten , dus verkleent. Wel„ ke menfchen , die maar eenige Jaarboeken „ of Chronyken , of befchryvingen van Ste„ den ter loops doorbladerd hebben , zyn niet „ anders overtuigd ? En wie ziet niet dat „ deeze groove cn plompe dwaaling tegen het „ beter weeten van den Schryver te boek  OVER DE HISTORIËN. 227 „ gefteld is " ? Dit is 't alleen niet , die luft heeft meer andere doolingen van Heuterus te weeten, leeze de Verhandeling over de Slotvoogden van Ryffel door Flor. van der Haar. Uit dit gering getal der voornaamfte Schryveren onzer oude Graaflyke Hiftorie, zal men genoeg konnen vatten, welke kennis omtrent de zelve noodig is, en hoe de laatere Schryvers , indien men die wil aanhaalen, beft dienen gebruikt te worden : Eene oplettenheid welke ook plaats heeft omtrent de Vriesfche en Zeeuwfche Hiftorifchryvers van welke eerftgemelden verfcheidene gevonden worden. die luttel geloof verdienen , en dierhalven in geen aanmerking koomen , als Andreas Cornelius , Hamconius , Cappidus Scaurienfis . Suffndus Petri, B. Furmerius en meer anderen , die hunne achting veel verboren hebben door de Hiftori van Ubbo Emmius, eer uitmuntend Schryver , welke , fchoon de geloofwaardigfte van al die in Vriesland ovei die ftoffe pen gevoerd hebben , nogtans, omtrent de Hollandfche gevallen, met voorzigtigheid , om de al te groote zugt tot zyner Landaard , dient gebruikt te worden j wandl hy gaat onder andere , de overwinning var Florens den V. Graaf van Holland , op de Vriezen behaald, het bemagtigen van Stavoren , en de verkreegene Handveften van die P 2 Stad, XT Hoofdft.  XI. Hoofdft. Be/luit. "8. VERHANDELING Stad , hoe aanmerkelyk en bekend , echter onaangeroerd voorby ; een onvergeeflyke misflag waarlyk in zoo grooten Schryver. Ik heb op deeze wyze door regels , wetten , en voorbeelden , met een bedaard gemoet getragt te doen zien , dat de getrouwigheid en oprechtheid van den Schryver, in de zaaken af te maaien zoo als ze geweeft zyn , de zugt tot de waarheid , de onderkenning van het zekere en onzekere , gevoegd by een zuiver oordeel de goedkeuring en achting van alle Volkeren tot zich trekken, en hem bcvryden van de berispingen , die de zulken onderhevig zyn , welken hunne driften te veel toegeeven , onder wat voorwendhel het mag zyn ; wandt de Hiftori, naar eige zinnclykheid en drift faamen gefteld , bexhouwd men als zoo een Schildery, of pronkbeeld , in 't welke niet zoo zeer de gelykenis , als wel de konft des maakers doorftraalr. 't Is waar , dat de werken der menfchen niet ultyd van bezadigde rechters geoordeeld worden : daar zyn 'er die fomwylen de Schryvers befchuldigen van eenzydigheid , 't zy in 't berispen , 't zy in 't vleijen , Zonder zich zeiven te onderzoeken of hunne partyfehap niet Dorzaak is , dat ze den Hiftorifchryver zoo finden ; zy eifchen billykheid en bezitten die feeltyds zelfs niet. De Leezer is immer zoo wel verplicht als de Schryver , de hevige ge- moeds  OVER DE HISTORIËN. 119 mocds beweegingen af te leggen, en met bedaarde zinnen te overweegen , dat de Schryver beter de eigenfchappen van zyn werk kent, over het welke hy verfcheidene jaaren gearbeid heeft , dan een ander die het eerft onder 't gezigt krygt : de oeffening (a) en behandeling der voorwerpen, geeven hem meer kennis van de natuur der zaaken en daar toe behoorende omftandigheden , dan die 'er 011ervaaren in valt : en , fchoon het dwaasheid is los en onbedacht , zonder weetenfchap van de regels dier konften te oordeelen , echter is dit de oorzaak van oneindige ongegronde berispingen die 'er dagelyks gemaakt worden. (y) Baile Dia. Hift. Tom. II. pag. 63a. EINDE. XI. Hoofdft.  TER BOEKDRUKKERTE VAN Van DAMME.