RE1SEN VAN GEORGE FOKSTER; IN DEN JA ARE MDCCXC, Uit het Hoogduitsch vertaald. derde deeu' Te HAARLEM} £y C. PLAAT, 1793.   INHOUD DES DERDEN DEELS. VYFTIENDE BRIEF, uit Brmfel. Omwenteling uit onkunde. Dweepery. Nous ne voulons pas être libres. Invloed van den geest der vervolging op 'smenf'chen bekwaamheden. Niet één groot man in Braband. Onverfchilligheid en domme tegenltand der Nederlanders tegen 'fofeplis opening der Schelde. Verfchynfel van verganglyk kunstgevoel. Koudvochtigheid. Werktuiglyke kunften en landbouw. Neiging tot twistgedingen. Ontwaaking van het begrip wegens de rechten der menschheid by de Rechtsgeleerden. Invloed der geestlyke zielen dwinglAidy. 3 ZESTIENDE BRIEF, uit dezelfde Stad. Toeftand der Nederlanders onder Prins Karei van Lotharingen. Staatsinkomtten uit de Nederlanden. JofepKs lpaarzaamheid. Opheffing van het Barrière. traktaat. Ontwerp wegens de Schelde, en ruiling. Over de billykheid van fofeph's maatregelen. Wie in hoop van goede vruchten zaaijen mag. Misbruik van het beginfel, dat op de bewaaring der rust gebouwd is. Aamnaatiging van den Adel en der Geestlykheid. Herfenfchimmen van gelykvormigheid in ltaatsgefteldheid en wetgeving, even als in den godsdienst. Invoering van het nieuw zamenftel van ftaatkunde, en van het algemeene kweekfchool. Stryd met het bygeloof. Uitbarfting der wederfpannigheid, geduurende des Keilers verblyf te Cherfon. Toegevendheid der Gouverneurs. Herroeping van alle nieuwheden. Oproer der Geestlykheid. Weigering der onderftandgelden. Opheffing der B/yde Inkomst. Monniken fchieten op de troepen te Tirlemont. Fonk's vaderlandminnend Genootfchap. Emigranten te Hasfeit en Breda. Oneenigheid tusfchen d'Alton en Trautmannsdorf. Inneming van Cent. Waapenftilftand van Leau- Onlusten te BrusfeL De vruchtïofe zagtheid van den Minister. Ontruiming der Hoofduad en vlucht der Keiferlyken. Fan der Noofs * 2 zetre-  INHOUD. zegepraal. Akte van onafhanglykheid der vereenigde Neuerlandfche Staaten. bl. 15 ZEVENTIENDE BRIEF, van dezelfde plaats. Brabandfche dagpapieren. Voorgeflagen herftellingder Jefuiten. De Abt Ghesquiére. Charaktertrckken der Brabanders. Invloed der omwenteling op de zeden. Koudvocbtige geaartbeid. Staatkunde der Na* buuren. Keiferlyke party, liet vaderlandsch Genootfchap en deszelfs fmeekichrift aan de Staaten. Afgeperfte tegcnadresfcn. IValkiers. Brandftichting te Brusfel, door de Soldaaten der Staaten. Derzelver zegepraal over IValkiers. Opheffing van het vaderlandsch Genootfchap. bl. 7£ AGTTIENDE BRIEF, uit dezelfde Stad. Beklaaglyke toeftand des Brabandfchen Volks. Op« Hand over den brief des Generaals van der Mcrsch. Gefchiedeuis zyner ontwaapening. Lafhartig gedrag der Volksparty. Ariftocratifche verblinding omtrend Lcopold's aanbiedingen. Toeftand der wetenfehappen te Brusfel. Koninglyke Boekery Verval van mamifaéturen en koophandel. Simtm's wagen-fabriek. Befchryving van het Lustflot Schooneberg. Algemeene liefde des Volks voor den Hertog Albcrt. bl. 109 NEGENTIENDE BRIEF, uit Rysfel. Reis naar Enghien. Verblyf aldaar by den Hertog van Aremberg. Gezicht van Henegouwen. Vernieling der veftingwerken van Doornik. Verachtlyk krygsvolk aldaar. Grynen mantels en zwarte kappen. Pont a Treffan. Franfche grenfen. Oproer te Rysfel. De Stad en omliggende landftreek. bl. 137 TWINTIGSTE BRIEF, uit Antwerpen. Levensduur. Bleekeryen te Armentieres. Lompe Vlegels Qgrands flandrins). Uitzicht van Mont Cas' fel. Duinkerken. Duinen. Sluikhandel. Geneverltookeryen en Zoutfiederyen. Portaal der Parochiekerk. Gezicht van haven en zee. Schets van een Toonscl. Vaart op het Veerfchip uaar Vcurn, Nieuwpoort en Oftcvde. Uitweiding over het recht der Volken, en hei Luiten der Sc'icuie. bl. 153 XV,  Brussel; Dat niemand my, ooit weder, met de ellendige,' afgezaagde aanhaaling voor den dag kome, welke thands zoo menig Apostel van het despotismus in den mond heeft, en, tot verveelens toe, door deszelfs voorftanders herhaald wordt: dat de ftaatkundige omwentelingen haaren oorfpronghebben van de verlichting ! Deze (telling moeten zy my eens hier, te Brusfel, voorwerpen! Waarlyk, nooit heeft ergends de onkunde haaren top zd hoog bereikt; nergends zag men ooit dikker düifternis; nergends heeft het yzeren juk des geloofs het gezond verftand dieper vernederd. Het oproer, alhier gefticht, is door de dweepery geteeld. Bygeloof, domheid, en een gekrenkt denkvermogen waren haare werktuigen. A a De  C 4 ) De oorzaken der (taats-omwentelingen zyn volftrekt onafhanglyk van den juiften trap van doorzicht van het Volk, dat opftand verwekt. Zoodra deszelfs driften aan het giften zyn en dit kan gefchieden, of doorliet ondraaglyk juk der dwinglandy, of door toedoen van fnoodaards en hcerfchzuchtigen, die het weten optewinden dan is de omwenteling reeds tot rypheid gekomen. Het e'énig onderfcheid beftaat daarin, dat de eerfte eenen wezenlyken grond, eene blykbaare aanleiding heeft; terwyl de laatfte tot haar niet terug zinkt, zoodra de misleiding een einde neemt. De kerken en kloofters te Brusfel zyn, alle uuren van den dag, met bidders opgevuld en aan de deuren der tempels loert reeds de geeft der ophitfing. Aldaar laat het Congres zyne bcvelfchriften en verordeningen aanplakken; daar lezen wy de , dagelyks uitkomende, oproepingen en uitdaagingen van het Volk , om tegen de zoogenoemde verraaders des vaderlands, de Democraten naamlyk, te vuur en te zwaard te ftryden; daar gispt de lafter-tong den braaven van der Merfch; daar worden vervloekingen uitgebraakt tegen de Hollandfche Uitgewekenen , welken men de Vryheid-min tot eene misdaad reekent; daar verftout men zich zelfs, om de hevigfte uitbarftingen der woede, met welke de ariftocratifche party hare tegenftreevers vervolgt, met het verais  C 5 ) nis der heiligheid te dekken, en de rechtzinnige Katholieken, in den naam van hunnen godsdienft, daartoe aantemoedigeu! De geeft, die in deze aangeplakte fchriften heerfcht, maakt zich ten eerften kenbaar. 'Er is maar één kring van meufchen, die op zulk eene wyze het godlyke en het rnenlchlyke onder elkander mengen, om de zwakke oogen der menigte te verblinden, en haar onnozel verftand door gewetens-drogredenen te begochelen. Het zegel van eene veel erger dvvinglandy, dan die, waaraan de Nederlanders ontrukt zyn, kleeft nog aan hun voorhoofd, en geene eeuw zelfs zal in ftaat zyn, zulks aftewisfchen. Met hunne nieuw-verkregen vryheid willen zy niets te beginnen; dezelve was hun tot laft; zy konden zonder dwingelanden niet beftaan. Nous ne voU' lons pas être libres, (wy willen niet vry zyn) gaven zy ons ten andwoord, toen wy hen in hunne vryheid gelukkig noemden; zonder dat zy in ftaat waren, ons één' eenigen fchyn van reden te geven, ter regtvaardiging dezer, in den mond van vryheid-zoonen zoo wonderfpreukige, ftelling. Nous ne voulons pas être libres '. Zelfs de klank dezer woorden op zich zeiven heeft iets zoo onnatuurlyks, dat de langduurige gewoonte alleen, om niet vry te zyn, de mooglykheid ontvouwt, hoe men de liftigen volks - leiders zoodanig iets heeft kunnen napraaten. Nous ne voulons pai A 3 , êtrs  ( 6 ) être libres! Arme misleidde Brabanders ! gy maakt geene zwaarigheid, om zulks naatefpreken, zonder op hetzelfde oogenblik , waarop gy met verrukking gewaagt van uwen zegepraal op de burgerlyke dwinglandy, te gevoelen, wiens flaaven gy toen waart, en thands nog zyt! Doch gy fpreekt juift! Gy kunt ook niet meer vry zyn; gy zyt geboren flaaven : gy ontloopt den eenen Heer, om eenen ander toetebehooren; gy draagt her brandmerk op uwe aangezichten, waaraan elk verftandige u herkent, elk gellepen fnoodaard u in zyn net kan lokken, en gy gy verbeeldt u aogthands, vry te zyn ! De vogel, die den flrik ontvliedt, En boschwaards keert, Sleept nog een ftukjen van het koord, De fchande der gevangnis vootd; Neen : hy is de oude vrygeboren vogel niet. Bygeloof is de draad, van welken zich de we-, reldlyke Defpoot, zelfs maar al te dikwerf, bedient, om de gekluifterde Volken mede te beftuuren: met dat alles, is zy een zeer gevaarlyk werktuig; want naauwlyks laat zich de geeftlyke, dwinglandy aan den draad vaftfnoeren, of zy weet zich van Volk en Defpoot meefter te maaken, en '-er naar willekeur mede omtefpringen. Braband, dank zy Philipp's ontmenfchte Maatkunde , als die het zwaard in de ingewanden zy- net  C 7 ) ner zelfdenkende onderdaanen friet, en eiken andersgezinden tot het moordfchavot doemde ! ——Braband is door zyn bygeloof berucht. De rechtzinnigen , die in het ontvolkt land overig bleven* mogten vryelyk gruuwen over hunner eigen handen werk. Druipende van het bloed hunner broederen, vloden zy voor het helle licht van hun beftraffend verftand, en de fmarten van een jammerlyk naberouw. Zy ylden, om den laft van het pynigend geweten in den moederlyken fchoot der kerk aftewerpen, en deze tovergodes herfchiep den broedermoord in een offer, dat aan God gevallig was. Haar voegde het, misdaden te heiligen, welken zy eerft bevolen had. Voor haar zidderende , welke, toen ten tyde, het menfchdom eerder verdelgen, dan van haar regt van heerfchapy wilde afftaan, vereerden de Brabanders de onnafpoorlyke wysheid, waarmede de kerk alle tegenflrydigheden will te vereenigen, en gaven dusderlaltigetwyfelares, de gezonde reden, eenen eeuwigen fcheidbrief. Het uitnemend voorrecht van eenen godsdienft des vredes, om den zondaren, in den naam der verzoende Godheid, vergifnis en genade aantebieden, ftrekt zich geenzins uit tot opheffing van denatuurlyke gevolgen des kwaads. Geeftlyke toereekening mag zy den zondaar overlaten; maar noch berouw, noch zaligfpreking, kunnen immer A 4 her-  c * x herroepen, hetgeen reeds gefchied is, kunnen nimmer uit den keeten der dingen één éénigeil fchakel losrukken, die hier een uitwerkfel was, en elders weder tot oorzaak diende. InBraband, waar de zoogenoemde vertrouwlingen der Goden niet flechts waagden te vergeven, maar zelfs te billyken, zelfs te gebieden, hetgeen de Natuur als eene misdaad vloekt zouden, juift hier alleen, de doolingcn der, tegen zichzelve woedende, menfehheid zonder gevolgen gebleven zyn ? Neen! Men lochene eerder allen zamenhang, en elke betrekking, in de natuur; men laftere veeleer de onverbreeklyke trouw, waarmede zy zich aan haare wetten hecht, dan dat men twyfele, of de verwerping van het gezond verftand, of dc Verdooving van het zedenlyk gevoel, ooit eene andere uitwerking zou kunnen hebben, als eene lteeds toenemende ontaarding! Zederd dat ongelukkig tydperk, dat hier de Phiüpp's en Albas moordden, toen het bloed der Vrye Edelen op de gerichtplaats ftroomde, kwamen deze Provinciën in geene aanmerking, dan Wanneer vreemde krygslegers haar tot eene plaats des oorlogs beftemden, of wanneer zy, als een erfgoed, uit het eene vorrtlyk huis in het andere werden overgedragen. Nimmer ontwaakte in haar een onderfcheidende geeft, nimmer kwam Wit baar midden een groot Man ten voorfchyn! In  C 9 ) In werkloosheid verzonken, handhaafden zy nimmer de rechten der inenfchhcid tegen hare trotfche Nabuuren, die haaren Opperheer de harde wet hadden voorgefchreven , om de rivieren van zyn land te fluiten, en zyne fteden niet Hechts, met den handel ter zee, van haare welvaart, maar ook van haare ingezetenen, en van de middelen te berooven, om den geeft te befchaaven. By de ondernemingen van Jofeph, om dit onnatuurlyk juk aftefchudden, bleven de Brabanders Uil, en de Vlamingers kantten er zich tegen ; de eerlten waanden, in den Commiflie-handel eene genoegzaame vergoeding' voor de gefloten Schelde te bezitten, of hadden zich reeds gewend, in hunne aangewonnen fchatten onuitputlyke bronnen van een bepaald, ftil, en ledig genot te vinden; terwyl de laatften hunn' Oflende aan den bloei van Antwerpen nimmer wilden opofferen. In beide provinciën was de Adel, by de toenemende welvaart van den Burger, beducht voor de vermindering van zynen invloed en aanzien; en de Geeftlykheid, welke, in eenige geweiten, tot de helft, en in Braband tot volkomen twee derde deelen, van's lauds bezittingen geraakt was, vergenoegde zich met de zekere inkomlten van den vruchtbaaren grond. Eenen tyd lang is de kunft zekerlyk van onder de puinhoopeu der vryheid hervoordgcbloeid. In A 5 dc  C io ) de plaats van het zwaard, welk den Belgen uit dc hand gezonken was, hadden zy het penfeel gevat; want de kracht van 's menfchen geeft wordt niet plotslyk uitgeblufcht. In zyne werking gefluit , werpt hy zich gaarn eerft in nieuwe kanaalen. De weelde der hoofdftad, de geftremde omloop van onnoemlyke kapitaalen in de handeldryvende fteden, de ftaatkunde, en de hofftoet der geeftlykheid, en geeftlyke orden, verfchaften den kunftenaaren in den beginne bezigheid; doch ook dit tydperk was weldra verlopen , en alles neigde zich , onder de flappe vleugelen van priefterlyke opvoeding, tot eenen' langen flaap des geeftcs. Om beelden te kunnen daarftellen, alsof zy leefden, om menfchen aftefchilderen , die werkzaam zyn , ja heldendaden verrichten, zelfs om dit Hechts aan de verbeelding te kunnen voorHellen, moeten reeds de beelden, van hetgeen 'er zoo veelvuldig voor handen is , den vryen, onbenevelden geeft tot werkzaamheid wekken, en den trek tot fcheppen in zyn binnenfte ten voorfchyn roepen. Hiertoe was het traage bloed der Nederlanders uit zich zeiven niet in ftaat. Naauwlyks was de roes, dien de tyden des oorlogs hadden agtergelaten, gehcellyk uitgedampt; naauwlyks was van Byk naar Engeland verplant, en tc vroeg geftorven , of de Nederlandfche kunft yerwelkte, en de zoogenoemde fchilder - akade- "mien,  C n ) mien, welke tegenwoordig nog te MècheUn en Antwerpen beftaan, zonken tot eene geringftaltigheid, die erger is, dan vernietiging. De werktuiglykc kunften hebben zich langer ftaande gehouden, omdat die zoort van nyverheid, welke geen nadenken vordert, maar het werk van oefening en gewoonte is, aan koudvogtige Natieën tot eene tweede natuur kan Worden. Derzelver beftaan in dit zoo wel, als in elkander, opzigr, is werktuiglyker, dm het aanwezen van levendiger, vernuftiger menfchen, wier wiffelvallig aanzyn meer van eigen aandrift afhangt, en daarom ook zoo veel te meer den lediggang doet ten voorfchyn komen. In alle de Nederlandfche Provinciën zyn 'er nog aanzienlyke wollen- en linnenfabiieken voor handen, fchoon de cerfte, met haaren bloei der veertiende eeuw vergeleken, toen Leuven en Iperen elk vierduizend, Méchelen meer dan drieduizend, en Gent veertigduizend weefgetouwen aan den gang hielden, thands niet meer dan jammerlyke puinhoopen der aloude werkzaamheid vertooneu. Lang vóór de uitbarfting des religie-oorlogs, verhuisden reeds duifende fabriekeurs naar Engeland, en, geduurende de onluften, opende Elifabeth hare havens voor den nyveren vluchteling, die zyn vaderland o'm des geloofs wille verliet. Andere takken van ftedelyke vlyt zyn door het opkomen van buitenland- fche  fche fabrieken in verval geraakt, zo als de zydcnftoifen-fabrieken te Antwerpen; of de wifTclvalligheid der mode heeft haar debiet verminderd gelyk zulks het geval is met de Brabaiidfehe kanten en de Bruffelfche geborduurde tapyten, welker plaats door gaas en papieren-behangfcls is ingenomen. De landman alleen, de arbeidzame, geduldige bebouwer van den vetten, vruchtbaren grond, is zich zelf gelyk gebleven. Zyn gezaaide vult de fchuuren van adel en kloofters; zyne kudden bedekken onoverzienbare weilanden, en zyn gefpin, het werk van ledige uuren, houdt zo wel de nog overig gebleven inlandfche, als de nabuurige buitenlandfche, fabriekeurs aan den gang. Uit deze bronnen van rykdom, hoe flegt ook gebruikt, vloeiden jaarlyks nog eenige millioenen in de fchatkamers van het huis van Ooftenryk. Hadden verftandige leidslieden, door eene doelmatige befchaaving der Jeugd , hadden edelmoedige Regenten , door het verwekken van eenen edelen naaryver, den invloed der verpestte lucht en van den Noordfchen neveldamp willen maatigen; waarom zou het hun minder gelukt zyn, dan in het nabuurig Engeland? Doch de befchaaving van den derden ftand was, van dien tyd af, tot op Jofeph de Tweede, voor het trotfehc Hof eene„bcufeliiig, voor den Adel en de Gceftlykhcid een gruwel. Intus-  ( *3 ) Intusfchen, (trekken de onverwachtte gevolgen der drift dikwyls meer, dan eigenlyk bedoelde veranderingen, om ecnig daadelyk goed te weeg te brengen. Nergends werkt de baatzucht met minder agterhoudendheid; nergends wordt het aantal van proceffen tot in het oneindige vermeerderd, dan in landen, alwaar een onbefchaafdc, talryke Adel, en eene niet min ruuwe, niet min talryke Geeftlykheid, het bezit des lands onder elkander verdeden. In dc Katholieke Nederlanden, even rils in Polen en Hongaryen, hebben deze gefchillcn, door het verzwakte zedenlyke gevoel, dat elk verzuim van de ontwikkeling des verftands noodwendig met zich voert, onder dc gegoedden geen einde. Van daar, eindlyk, kwam uit den burger* (land die onontbeerlyk geworden kring van rechtsgeleerden ten voorfchyn, en in dezen, fchoon niet zeer uitgelezen, hoop ontwikkelden zich de eerfte kiemen van het Ncdcrlandfche patriotismus. Onder de gedachte fchaar van 300 of 400 Advokaten, die den geeft der tweedragt te Bruffel een dagelykfch offer brengen , waren eenige mannen, wier letteroefeningen en dagelykfche bezigheden voor hun zeiven het gewenfcht gevolg hadden, dat zy hunne begrippen van recht en pligt boven den dooden letter der wetten verhieven en opklaarden. Aan het licht, dat hun plotslyk toeftroomde, en dat zy, zekerlyk nimmer, in de kruiji-  C H ) kruisgewelven der Jefuiten-fchoolen, noch in dc duiftere Univerfiteit te Leuven, hadden zien fchitteren, toetlten zy de aanmaatighigen van den Vorft, die, zelfs met een goed oogmerk, de heiligde verdragen fchond, en zich naar zyne overtuiging gerechtigd hield, om de gemoederen der menfchen, naar eigen willekeur, tot hun waare voordeel te dwingen. Door datzelfde licht erkenden zy de betrekking des Volks tot zyne Vertegenwoordigers, en verdedigden de rechten der Burgery tegen de indragten van Geeftelyken en Edellieden. De geeftdrift, de dogter der onderdrukking en der miskende waarheid, bezielde hunne gefprekken en ontwerpen; vruchtloos echter was hunne welfprekendheid en hun voorbeeld voor een Volk, dat dezelve niet vatten konde, en gewoon was, blindling te volgen. Jofeph durfde de blyde inkomft vernietigen, durfde met de voorrechten der Standen den fpot dryven: het Volk bleef gevoelloos. Naauwlyks ontnam hy den gewydden ledigganger zyne overvloedige fchatten^ of het Volk ftiet hem van den throon. XVI,  XVI BRUSSEL. Zjd.erd de naauwere verbindnis van het huis van Oo/lenryk met Frankryk, hadden de fchoone Nederlandfche Provinciën van haare voormaalige vyandlyke overrompelingen uirgéruft, en, hoe bepaald ook haare handel bleef, alleen door haaren inwendigen rykdom , eenen hoogen trap van welvaart bereikt. Karei van Lotharingen, die een' reeks van jaaren, als Gouverneur-generaal, zyn hof te Brujfel hield, werd door de Brabanders, zelfs tot buitenfpoorigheid toe, bemind, gelyk zulks altyd het geval is met Vorlten, die geene fchattingen aan de Natie opleggen , zonder haare bewilliging; die zich geenen naam willen Siaaken door nieuwigheden en hervorming; die altyd  ( 16 ) altyd verwerpende, het geen anderen denken, en bedry ven, hunne begrippen geenzins , ten kofte van het gezond verftand van millioenen van menfchen, willen doen gelden ; die gecne magt, noch geweld bezigen, waar de wetten alleen moeten vonnisfen, of waar alles, ten minden, op den gebaanden weg, door toegevendheid alleen, te verkrygen was. De Minilter Stahremberg, en de Vorst, hadden beiden des volks genegenheid gewonnen; beiden wisten zy deszelfs vooroordeelen te fpaaren, deszelfs friiaak te vleyen , en zich , zonder opfpraak te maaken , van zyne goedwilligheid te bedienen. Het fchitterend hof van den Vorst, zyne liefhebberyen, de, zoo ligt en goedkoop te verwerven, verheven naam van eenen befchermer van kunften en wetenfehappen, dc door hem begonnen verfraaying der ftad, en zyne yverige zorg, om het volk te onderhouden en te vermaaken; dezen waren zyne aanfpraken op eene liefde, welke hem ftandbeelden te voet en te paard, zo wel op openlyke pleinen, als op de gevels van openlyke gebouwen, verwierf. De Nederlanders gingen rustig voord op het gebaande pad der gewoonte; zy verrichtten gewillig en werktuiglyk hunnen arbeid van den dag, zonder zich over de waarneming der openbaare ftaatsbelangen te bekommeien. Hun vertrouwen op het wys geleide der hooger Handen ging  C *7 ) ging zoo ver, dat verfcheiden Brabandfche fteden van hun recht, om afgevaardigden ter ftaatsvergadering te zenden, geen gebruik maakten, en de derde Hand, gevolglyk, ten laatften niet meer, dan in naam, belfond. De Geestlykheid, als de eerfte en talrykfte (land des lands, had bykans in alle provinciën een befüsfend ovenvigt. Haare getrouwe onderwerping aan het Hof was op een gemeenfchaplyk belang gegrond. ' De ftreelende heerfchappy over de gemoederen, in welker bezit men haar geenzins Hoorde, was den Landsheer altyd eenige millioenen waard. Men verzekert, dat Maria Therefia, geduurende den zevenjaarigen oorlog, zoo aan bewilligde onderftand-gelden, als aan openbaare leeningen, omtrend honderd millioenen guldens uit de Nederlanden getrokken heeft, en, nog kort vóór de uitbarfting der onlusten , fchattede men het jaarlyksch beloop der keiferlyke inkomften uit deze provinciën op de ongeloollyke fommc van zeven millioenen. . De Keifer heeft zyne Nederlanden in eigen perfoon bezogt, en, met het oog van eenen kenner, de diep gewortelde misbruiken doorgrond, die derzelver grootcren bloei verhinderden. Ily vond het Volk onbefchaafd, in bygcloof verzonken, traag en nalatig in het gebruik zyner verftandlyke vermogens , doch voor het overige met lichaamlyke krachten voorzien, fterk en arbeidzaam, en B over-  overhellende naar een vrolyk en rauw zinlyk genot. Het aangeboren temperament had nog eene andere gelukkige eigenfchap, naamlyk de goedaardigheid, waardoor'er nog eenige werking op het charaktermogelyk bleef, even gelyk een zwaar lichaam , met een ander verbonden , dat ligter is, in den Haat van beweging gebragt wordt. Dan, de toenmaalige opvoeders des Volks hadden zeiven eene grooter befchaaving nodig. De Brabandfche Gecstlykheid was geenzins, met die van Duhschland en Frankryk, in verlichting toegenomen. Zy was meer, dan eene eeuw, ten agteren, en verbaazend was nog de afftand tusfchen haare aanmaatigingen, naar de blindheid des Volks bereekend, en de maate van verlichting, welke reeds in het overige Europa was opgedaagd, en voor welke geene gekunflelde, of valfche, fchynheiligheid beftaanbaar is. Beiden intusfchen, zo wel de k'erklyke, als iraatkundige, heerfchappy van den ftaat, waren in handen der Geestlykhcid. Haare hoofden heerschten in de ftaatsvergadenngei; ,• door haare llimme treeken, wist zy de domheid in fchoolen en akademien ftelfelmaatig voordteplanten; allen, van den grootften tot den geringften, leidden zy het geweten der inwooners naar hunne willekeur. Alle de werkzaame kracht van Jofeph en zynen allbeheerfchenden geest wérd 'er vereifcht, zoo om  ( 19 ) om'het ftelfel van verlichting doortezien , als om dezelve daadlyk te beginnen en doortezettert. Hy begon allereerst met bezuinigingen, waarop men, onder de voorige al te verkwiftende regiering, geene acht gegeven had. Door zyne Verbindnisfen met Frankryk verzekerd, en door eigen aanfchouwing overtuigd, dat het verval dei? grens - veilingen het Barrière - traktaat reeds daadlyk had opgeheven, drong hy by de Republiek der vereenigde Nederlanden Merk aan, om dat traktaat plegtiglyk optebeffen, en haare bezetting uit alle de daarin genoemde veilingen te rug te trekken. Zoodra hy dit punt gewonnen had, welk de Algemeene (laaten, eigenlyk gefproken, van eëne onnutte en lallige uitgaaf bevrydde, werden alle Nederlahdfchc veilingen, uitgezonderd die te Luxemburg, geflegt, en de fommen, welken derzëlver zoo genoemd onderhoud jaarlyks den Haat gekost had, konden in het vervolg in de fchatïdst geflort worden. Zoortgelyke hervormingen behoefden, en ontvingen werklyk, alle deëleh van het flaatsbewind-, zelfs de Gouvernante der Nederlanden, des Keffers zuster, werd met haaren Gemaal, de Hertog van Tefcben, op eene bepaalde fomme voor haare inkomflen gefield. 'Van het charakter des Volkslieten zich voordëelige veranderingen hoopen, zoodra het eene ftfèuVé werkzaamheid verkreeg j mooglyk was 'er B a Hechts  flechfs eene uitwendige aanleiding nodig, om deszelfs fluimerende krachten tot nyverheid optewekken. Zelfs de opening der Schelde alleen had dit gevolg behooren te hebben, tenvyl de verfchyn1'elen, uit het fluiten dcrzelve geboren, voor gantsch Europa zoo belangryk geweest zyn. Docli dejaloerfche (laatkunde der Nabuuren verydelde dit glansryk uitzigt zoo veel te gemaklyker, daar de Brabandfche Natie niet dén vonkjen vuurs liet glinfteren, waarmede elk ander Volk, dat in Haat zy zyn eigen voordeel te erkennen, by zulk eene gelegenheid, den Landsheer alle zyne krachten zou hebben aangeboden. Deze gevoelloosheid ondervond de Kcifer in de grootste maate. Zy moest hem natuurlyker wyze tot den oorfprong van liet kwaad te rug voeren, en in de, by hem allerlevendigfle, overtuiging verflerken, dat het groote werk, om zyne onderdanen op nieuw te bezielen, alleen voor zyn verhevener doorzicht befchoren was. indien hy al weinig achting voor het verftand van den grooten hoop bezat; indien hy in zich de roeping gevoelde, om zyne Onderdaanen, die hem onmondige kinders fcheenen te zyn, met alP het gezag van eenen vader tot hun eigen best opteleiden ,- wie zal zyne dwaaling omtrend zulke voorwerpen niet vergeeflyk vinden? wie bejammert niet den Vorst, wiens Volk zoo verr' by hem ten agteren is, dat  (» ) hy zich naar deszelfs behoeften niet meer fchikken konde? De onverfchilligheid der Nederlanders jegens des Keifers maatregelen, die niets anders, dan den grootften bloei des lands, bedoelden, en niet lang daarna de opzetlyke wederfpannigheid, welke zy omtrend zyne voorgenomen nieuwigheden lieten blyken, verklaaren in^gelyks een ander verfchynfel, hetwelk anderzins by een Vorst, die zulke naauwgezette begrippen wegens den pligt van eenen Regent koefterde, vreemd zou fchynen; ik meen het bekende ontwerp eener land-verruiling, waardoor hy deze zoo jammerlyk verwaarloosde Menfchen aan hun eigen lot wilde overlaten. Het laat zich ten minften gemaklyk begrypen, dat eenen Monarch, die reeds de onoverkoomlyke hinderpaalen begon te vermoeden, welke zich in de uitvoering van zyn ontwerp ter herftellinge opdeeden , het denkbeeld zeer eigenaardig was, om dezen last van zyne fchouders aftewerpen , en zyne onvermoeide werkzaamheid met meer voordeels, en mogelyk met een gewenschter gevolg, tot andere nader bygelegen provinciën te bepaalcn. Eerst nadat dit groote ontwerp-verydeld werd, en het Duitsch verbond deszelfs uitvoering, ook in het vervolg, voor altyd onwaarfchynlyk maakte , kreegen de hervormingen des Keifers in de Nederlanden een ernftiger aanzien. B 3 Dan,  (: aa ) Dan, hoe verr' ging nu des Keifers bevoegdbeid en recht, om zyne nieuwigheden doortezetten? Over deze vraag werd reeds zeer lang, en .Wordt zelfs nog tegenwoordig, getwist. Gy Weet, hoe ik over zulke vraagen denk, waarby elke party zekere Hellingen, als uitgemaakt zeker, ten grondllagc legt, zonder dat zy beiden tot de eerde, onbedrieglyke lielregels van het gezond menfchen-verdand te rug keeren. Denkende mannen zelfs —en dus niet enkel de werktuiglyke privilegie-zoekers — denkende mannen zelfs, die zich anderzins van de kluisters des vooroordeels zeer wel weten los te rukken, kunnen dikwerf in zoodanig geval, waarin het geluk eens volks van eenes Vorsten maatregelen afhangt, voor eene koelbloedige overweging becven , ja zelfs verlangen, dat de afkomst, de gewoonte, het aanzien derperfoon, en het éénmaal plaats grypend geza'g, als onfehendbare heiligdommen gelden moogen. Het gevoel zekerlyk, dat hen tot dezen eisch verleidt, doet eer aan hun hart, fchoon aan den anderen kant niet, dan ten koste van hun verdand- Zy verwarren naamlyk denhen en handelen met elkander, en begunstigen daardoor, zelfs zonder dat zy het weten, eene veel erger dwinglandy, dan die, welke zy bedryden. Het gevolg der keiferlykc hervorming was tegenftand, oproer, oorlog ; het bloed van duizenden moest droomen ; dc  ( 23 ) de rust van millioenen menfchen Werd opgeof- ^erd waarom? om den inval van eenen Monarch. Roemryk en weldadig was zyrt trogmerk: maar, by een onzeker gevolg, vooral wanneer het welzyn van zoöveele menfchen gewaagd wordt, mag niemand het goede zelfs door een geweldig middel tot ftand brengen, niemand kan het Volk de zekere of ingebeeldde voordeden, welken het daacilyk geniet, eigendünklyk ontweldigen, zoo lang zulks in dat geen, hetwelk men in deszelfs plaats aanbiedt, geen voordeel vindt. In tegendeel, behoort men in zulk een geval den gouden Itdregel van den vróömen Bonafides te volgen: Grenst het goede, dat ik voorneem, Eenmaal al te naa aan 't kwaad; ê Gewis, dan is het beter, Dat ik zelfs dat goede laat: Hy, die V kwaad vry duidlyk ziet, Kent op verr^ na 't goede niet. Nog meer: de troon behoedt zoo weinig voor dwaaling, dat hy, onder gelyke omftandigheden, dikwyls dezelve voortbrengt. De Keifer konde waarlyk dwaalen; ja mogelyk wilde hy met eeri goed oogmerk het een of ander, dat in zich zelf dribillyl, en in alle zyne gevolgen fchaadelyk was. kB 4 Wel-  C 24 ) Welaan! laat ons deze mooglykheid toeftaan, deze flellingen aannemen. Maar, al had de Keifer m de Nederlanden niets behoeven te veranderen daarom echter had hy behooren te weten, wat recht en goed is, wat met de beMemming van den mensen en zyner natuur overeenkome, of niet. Meer vorderen wy ook niet; doch ook dit weinige kan men ons niet weigeren, wanneer men niet allen voordgang der waarheid Mremmen, en ons aan het recht van den MerkMen onderwerpen wil. Het is geheel wat anders, te erkennen, en openlyk te belyden , wat waar, goed, en recht, verdient genoemd te worden, om het gezond verMand aldaar te hulp te roepen, waar het, ter beoordeehng van de gewigtigMc betrekkingen des leven, onontbeerlykst is; doch ook geheel wat anders om de waerekl volgends deze begrippen, die zich fleebts van tyd tot tyd inenten , Hechts langzaam mededeelen, en Iaaten verbreiden, op éénmaal te veranderen, en met geweld te willen volmaaken. Daarenboven, laat zich ook vry wat zeggen tegen den algemeencn regel van den Kloofterbroeder Ui den Natkan van Lcsfing. Hy ftaat aldaar op zyne rechte plaats in de zedenleer der eenvoudige ziel, van den goeden, Millen, bepaalden mensch, die zich aan het gewoel der waereld onttrekt, zich in haare bedryven niet mengen, en het overige des levens aan Michtlykc oefeningen wil wyden.  ( *5 ) wyden. Maar, wie kan met recht beweeren, dat die regel, volgends den tegenwoordigen ftaat van zaken, voor alle kringen van menfchen, ten richt» fnoer diene? Andere krachten , andere hoedanigheden, andere ondervindingen, en befchaavingeu, hebben zoo wel eene andere zedenleer, als eene geheel verfchillende roeping. Lesfing zegt op eene andere plaats zeer fchoon, zeer waar en edel: alf wat bloed kost, is zeker geen bloed waardig: doch men zou zyn verftand en hart verongelyken, wanneer men hem de gevolgtrekking wilde aantygen, dat hy all' het bloedvergieten ontbeerlyk gereekend heeft. Zyn doordringend verftand wist al te wel, dat alles, wat gefchied is, alzoo heeft moeten wezen. Voor enkele gevoelens werd van oudsher bloed vergoten: maar wie kan ontkennen, dat wy, zonder die geweldige middelen, om dezelven voordteplanten, in onze bosfehen mogelyk nog eikels vraten, en op menfchen, even als op de dieren, jagt maakten? De zagtmoedige Stichter des Chriftendoms zag vóóruit, dat hy niet den vrede, maar het zwaard en de tweedracht op de waereld bragt: en echter volgde hy zyne inwendige roeping. Wie zou ook den vuurigen yver van eenen Luther naar de zagtmoedigheid van Bonafides willen beoordeelen ! 'Er zyn zekerlyk gevallen, waarin men deze en gene nadeelera, die tegenwoordig uit eene hervorming kunnen geB 5 boren  böfen wórden, bVër het hoofd zien, én Voornaamlyk op de goede gevolgen mag reekenen, welken de toekomst eerst rypen en openbaaren zal. In allen gevalle, men mag altyd zaaien in hoop van eenen toekomliigen ryken oogst. De vraa* is alken : wie zyn de bevoorrechten, die het waagen mogen, om zich boven de voorheen gemelde beperking te verheffen, e„ zich vermeeten, met hunnen byzonderen blik tot in de toekomst doortednngen ? wie durft de tegenwoordige rust fto». ren, in hoop van toekomende welvaart? Zyn'er kenmerken, waaraan deze fcherpziende verbanden het vooruitgezicne kunnen toetzen ? of blyft ^t in de waereld altyd by de oude inrichting, dat een ieder, naar zyn byzonder inzicht en zyn gevoel, moet handelen , ten koste van zich zelf? Wanneer de befpiegeling een grondbeginfel aan de hand geeft, verfchaft zy tevens, doorgaands, eene algemeenheid, welke zulks in de toepasfing met behouden kan, terwyl veelvuldige, elkander telkens wederftreevende, trekkingen van „rondfteHmgen, die op zich zeiven even juist/even goed, en even algemeen zyn, den werkzaamen mensch zo niet in verlegenheid brengen, ten minBen tot daadlykheden noodzaken, die zvne volftrekte Werkzaamheid beperken. Misfchién is het even eens gelegen met het denkbeeld van volksgelukzaligheid, welk men zomwykn aan de be» hou-  C 27 ) houdenis van een duurzaam beftaan zoo vast gehecht heeft. Geen beweeggrond dus fpreekt men moet fterk genoeg zyn, om tegen het voordeel optewegen , welk uit het ongeftoord genot van zinlyke bevrediging ontfpringt. Alleen uit hoofde van het gevaar, om den mensch in zyne eenvormige levenswyze te ftooren, kan het nimmer geoorlofd zyn, hem in nieuwe betrekkingen te verplaatzen, welken hy, zelfs om haare nieuwheid, haat. Maar hoe nu, wanneer iemand van oordeel was, dat, indien alles thands by het oude zyne bepaalde (trekking behoudt, de onevenredige betrekking weiharst tot eene hoogte moet ftygen, door welke de banden van den ftaat geweldig van een gereten zullen worden ? Hoe nu, wanneer deze ongeftoorde volharding in eenen ftaat van onvolkomene befchaaving, welke den mens.:h nader doet grenzen aan het dierlyke, dan aan dat doel, hetwelk hem in de volmaakbaarheid zyner verftandlyke vermogens is aangewezen; wanneer deze flaaperige, traage omloop eindlyk eene volftrektc onvatbaarheid uitwerkte voor volmaaking; wanneer die eene zoodanige verdooing te weeg bragt der zintuigen, die tot volmaaking dienen, dat het zintuiglyk zamenftel geene zedenlyke waarde meer erlangen, voor geene meerdere befchaaying vatbaar zyn, maar enkel tot dierlyke verrichtingen konde dienen? Dan ïndedaadkan een man, die  C 28 ) die de magt in handen heeft, en eene roepin» ^ voelt, om n t kracht op de belangen heid te werken, zich met veel meer reden opgewekt vinden, om den mensch een beter en waar diger genot van zyn beftaan te verfchaffen, dan de eerste, om hem van eene genieting te verzekeren, welke hem den pas zoude affnyden tot het voldoen aan zyne hoogere beftemming. Hy die het oogmerk wil, moet ook de middelen verlangen. Is de inwendige, zeden/ykevryhoid dewaare grondflag der mensehlyke gelukzaligheid; fc alIe geluk onzeker, behalve dat, hetwelk beftaat in de bewustheid van zedenlyke onafhanglykheid, dan bednegt men ons, wanneer men in «//.gevallen aandringt op de handhaving van den tegenwoofd.gen toeftand, en den hoogen befchermengel beftrydt, die veelen menfchen aanleiding gaf om door eene ongeftoorde werkzaamheid der verftand' lyke vermogens, zich tot dat edel bezef te verheffen. De ariftocratifche party fchreeuwt hier over de fchennis haarer rechten. Dan, „i„ eenen ftaat alwaar-het volk niet daadlyk vertegenwoordigd wordt, zegt de tegenparty, „ heeft eigenlyk geJproken, geene rechtmaatige heerfchappy, maar eene volftrekte overweldiging plaats; zelfs het vrvW.lHg berusten des Volks i„ den opperften wilder Anftocraten fielt eene gewelddadigheid vooruit, welke  C 29 ) welke reeds vroeger op deszelfs verftand gepleegd is en is een bewys van de beleedigde waarde der menschheid, en van gefchonden menfchen-recht." Alle zoogenoemde rechten der opperste magt » dus fpreken de Democraten al verder zyn, in gevolge van hunnen aard, voor alle menfchen ontegenzeglyk dezelfden en onfchendbaar, en elke onherroeplyke overdragt derzelven , wanneer en waar ook gefchied, is alleen een kenteeken van meuschlyke onmagt en onkunde. Deze beide eigenfchappen zyn zoo algemeen over het menschdom verfpreid, dat zy bykans deszelfs kenfchetzende hoedanigheid uitmaaken, en den beheerfchers der aarde, in plaats van het daadlyk recht, dat zy nimmermeer bewyzen kunnen , een fchynbaar recht in handen geven, dat, op een verjaard bezit, op de voordduurende zwakheid der volken gegrond, voor het gezond verftand zelfs geducht geworden is. Zoolang de groote menigte van menfchen in eenen onmondigen ftaat verkeert en de ervaring van den dag doet vermoeden, dat zy alzoo eeuwig blyven zal ook zoolang mag dit onderfcheid fpitsvondig en overtollig fchynen ; maar voor denkende menfchen, en voor volken, die hunne waarde beginnen te gevoelen, is het ongetwyfeld zeer gegrond, en tevens zeer bevatlyk. Volgens deze vooronderftellingen, is het dan blykbaar, dat alwie het recht van Jofeph, om in de  ( 3° ) • de Nederlanden naar zyn beste wcterr te regeerèn, in twyfél trekt, en zyne hervorming gewelddadig noemt, geenzins ten minsten bevoegd is, om daarvoor een aangemaatigd recht in de plaats te' ftellen., het welk op de domheid en het bygèloöf dès volks gegrond is. Doch, de vraag wegens het recht ter zyde gefield, dan mag men nog zeer twyfelen , of het dén verlichtten Regent geraden ware, zich in het tegenwoordig geval te kanten tegen de dwinglandy der aridocratie, en het daarop te laten aankomen, naar wiens zyde het volk zou overhellen. _ liet Volk ? Draagt het niet overal de kluisters der gewoonte, als een aangeërfd kleinood, welks vervreemding, of verruiling tegen een fchoorter ennuttiger fieraad, hetzelve misdadig keilrt! Was het niet, byzonderlyk in de Nederlanden, onverfchillig omtrend elke nieuwheid, ook dan, wanneer deze, gelyk de opening der Schelde, ver van eene omkeering zyner fraatsgefteldheid te bedreigen, in tegendeel een zuiver voordeel beloofde ? Wie weet niet, dat het in de hand zyner biegtvaders enkel lydelyk is? Mogelyk verachtte de Keifer de waarlyk in het oog lopende zwakheid zelve dezer Godgezanten, dc dikke duisternis, waarin hunne verAandlyke vermogens fluimerden, de vadzigheid en : lafhartigheid, welke zoo dikwerf de gezellin van een befchuMigend geweten is; mogelyk dacht hy, dat  < 3' > dat de Sybariten-zielen voor den ernst van eenen man zouden zidderen. En deze overtuiging zon dan een nieuw bewys zyn van den fcherpen blik, waarmede Jofeph tot in het menschlyk hart doordrong. Zy zidderden indedaad, zoo dikwyls hy zich in de vreeslyke gedaante van eenen krygsheld vertoonde. Eerst na den ongelukkigen veld* togt tegen de Turken, in den jaare 1788, ontbrandde hunne woede tegen den ftcrvenden Keifer, en juist een geheele zamenloop van gunstige toevalligheden moest medewerken, om hen eene oproer-kreet te doen aanheffen. Zelfs des Keifers geliefkoosd denkbeeld, om eène volkomene gelykvormigheid van wetgeving en finantiewezen in alle zyne ftaaten intevoeren, is niet vry gebleven van berisping. Het fchynt zekerlyk eigenaardiger, de wyze van regeering naar de verfchillende geaardheid der Volken te veranderen, dan alle volken onder 4énen vorm te brengen. De inwooners van Italien, Duitschlandy Bohème, Hongaryen, en de Ooftenrykfche Nederlanden, verfchillen veel te veel van elkander in natuurlyke en zedenlyke gelteldheden, in zeden en in gewoonten, om aan gelyke handelingen dezelfde waarde of onwaarde toetekennen. Deze verfcheidenheid by het menschdom zoo welj als in de gantlche ftoflyke fchepping, welke ons, flechts door de eerste, zoo veel te ryker en fchooner in de  de oogenfehittert, en ons verftand verrukt, wordt door het yorfckil van grond, toeftand, en luchtftreek, bepaald. Dezelve door een of ander werktuiglyk zamenftel te willen beperken , fchynt bykans eene misdaad tegen de natuur te zyn. Dan, ter rechtvaardiging van den Keifer, behoort men zieh te herinneren, dat hy aan den Rhyn en den Donau, aan de Pó zoo wel, als aan de Maas en de Schelde, indedaad reeds eene veel onbegryplyker eenvormigheid zag doorgedrongen, dan die was, welke hy wilde invoeren: eene gelykvormigheid, naamlyk, van geloof aan onzichtbare dingen, die het verftand en deszelfs werking zeer verte boven ftreeft; eene algemeeue, onbepaalde gelykvormigheid, welke zich uitftrekt zelfs tot de ondergefchiktfte beftemmingen van ieder afzonderlyk mensch, en zich het recht aanmaatigt van onbegrensde heerfchappy over alle de gemoederen der ingezetenen, zonder eenige tegenfpraak te dulden. Zeer gemaklyk laat zich dan ook de toeleg by den monarch van een zoortgelyk ftelfel in het ftaatkundige begrypen, hoe zeer men te gelyk bejammert, dat hy zulks zoo gewichtig heeft kunnen oordeelen. Immers, zoodanige werktuiglyke inrichting had zynen hoogmoed beleedigen, en voor zynen geest veel te gering moeten wezen. De waarlyk groote man neemt de menfchen, zoo als zyzyu, en, daar hy hun vryelyk laat gelooven,- dat  C 33 ) dat zy zeiven vry zyn, en vry werken, weet hy hen, even onmerkbaar, als de Godheid, naar zynen wil en tot één oogmerk te beduuren. Reeds in het jaar 1785 poogde de Keifer dit ftelfel, welk hy in zyne Duiifche daaten gevestigd had, ook in de Nederlanden intevoeren. liet verbod der invoer van vreemde gefabriceerde'doffen, en der uitvoer van ruuwe inlandfche yoordbrengfelen, ftrekte den commisfie -handel dezer provinciën tot een groot bezwaar, terwyl het de heffing van zwaare tranfito-toMzn zeer aa.nmerklyk verhoogde. De verdceling des lands in negen kreitfen, volgends die van Ooftenryk, de benoeming yan Intendanten in de kreitscommanderyen, da Invoering van een nieuw lyfftraflyk wetboek door den vryhccr van Martini, die zulks iusgelyks in de Italiaanfche bezittingen des Keifers gelukkig voleind had, en de affchaffing van vcrfcheiden in» richtingen, welke wel op oude privilegiën gegrond,' maar door verloop van tyden in veelerlei misbruiken ontaard waren; dit alles bedreigde zekerïyk den adel, en de voornaamde danden in het gemeen, met eene aanmcrklyke befnoeijing van tot op dien tyd genoten voorrechten en van den alles overtreffenden invloed, dien zy zederd onheUglyke tyden in dit land bezeten hadden. De Keifer had ten oogmerke, om allen zynen onderdaanen* atpnder aanzien van rang, daat, of perfooneh> Q eene  C 34 ) eene gelyke befcherming der wetten te laten wedervaren, en van allen eene gelykvormigé bydrage tot de behoeften van den Staat te vorderen. Dit billyk voornemen konde hy echter niet anders Werkftclligen, dan door het beloop der rechtsoëfeningeri by de rechtbanken, zoo als zulks tot nog toe had plaats gehad, te veranderen, de gerechtshoven zeiven te vernietigen, alwaar dat beloop van zaken te ingewikkeld was, en hem al te veele zwaarigheden in den weg bragt, en door, tot heffing der belastingen, andere beambten aanteflellen, met andere voorfchrifien en volmagten, dan de voorigen gehad hadden. Nog gewigtiger bykans was dat gedeelte zyner bervorminge, welk de dienaars van den godsdienst betrof. In hunne perfoonen poogde hy het Volk beter opvoeders en leidslieden te verschaffen, en flichtte ten dien einde overal in zyne landen, en dus ook in de Nederlandfche provinciën, een algemeen kweekfchool (Generalfemitiarium), zynde een inftituut van opvoeding voor toekomende priesters en leeraars, waarin zy volgends beter grondflcllingen , dan tot heden toe, gevormd, en niet Hechts in dc pligten van een overheerfchend kerklyk zamenftel, maar tevens ook in de pligten van den mcnsch en burger, naar behooren onderricht zouden worden. Leuven, die oude, weleer beroemde, door de milddaadig- heid  C 35 ) heid liaarer Stichters boven alle anderen ryk begiftigde univerfiteit, welke thands in (Rn poel van het overalpisch verderf gezonken was, trok alle de oplettendheid en zorg tot zich, zoo wel van den monarch, als van de commisfle, welke hy benoemd had tot het regelen der ftudien. Dc byna onbepaalde voorrechten en vrydommen dezer hooge fchool hadden, in de handen van heerschzuchtige priefters, een zamenftel van misbruiken, eene zamenzweering tegen de menschheid, en, 't geen haar veradelt, het denkvermogen, verwekt, welker fchriklyke werkingen niet, zonder eene geheele omkeering der univerfiteit, konden vernietigd worden. Aanvanglyk werden 'er in de vier fakulteiten vier beftuurers benoemd, om de ftudiën aldaar volgends een nieuw plan interichten ; doch deze verandering , welke zoo by een oproer onder de ftudenten, door de geestlykheid en den pauslyken Nuntius aangeftoekt, als naderhand by elke gelegenheid, den geweldigften tegenftand vond, werd eindlyk ongenoegzaam bevonden. De Volks-opvoeding, het hoofdvoorwerp van Jofephs vaderlyke voorzorg, konde nimmer, zonder aanmerklyke kosten, op een beter voet gebragt worden. De nieuwe befoldingen van fchoolleeraaren en zielzorgers beliepen zeer aanzienlyke fommen, tot welker voldoening vooraf eenig fonds C 2 behoor-  C 36 ) behoorde gevonden te worden. De keifer veftigde ook hier, even als in Ooflenryk, Hongaryen, en Lombardyen, zyne aandacht op de nutteloze, of avcI misbruikte, fchatten der kloosters. De vroome liefdegiften en fhchtingen, waarmede voorige eeuwen de heiligheid des monniken-levens beloonden, doch die tevens eerder dienden,om haar te dooden , en in wellustigen lediggang te verwisfelen, zouden thands eerst aan haare, tot dus ver gemiste, beft-.mming voldoen, en, tot een algemeen godsdienfrig fonds verzameld, aan de behoeften des Volks worden toegewyd, om gezuiverde en eenvoudige begrippen wegens den godsdienst en de christlyke leer te ontvangen. De kloosters kregen dus bevel, om het beloop van hun vermogen optegeven, wordende te gelyk eenige dorpen beltemd, om aldaar nieuwe paftoryen aanteleggen, en, om de terugkeering tot de oorfpronglyke eenvoudigheid en zuiverheid des chriftendoms in den beginne te veltigen, verfcheen het verbod van procesfién en bedevaarten, welke den lediggang, het bygeloof, en de zedenloosheid des Volks koesterden; de gewaande godsdienftigheid der broederfchappen werd vernietigd; de overtollige feestdagen werden afgefchaft, en langs dien weg werd menige fnoer losgerukt, waardoor het der Roomfche zielen - dwinglandy van oudsher gelukt was, haar uitgebreid ryk ook in de Nederlanden te  C 37 ) te veftigen. Eindelyk ging de Keifer over tot opheffing der kloosters, die het gemaklykst konden gemist worden, en liet de goederen der ontruimde abtdyen voor reekening van het godsdienstig fonds beftuuren. Alle deze nieuwigheden jaagden de Geestlykheid in de Nederlanden, meer dan in alle de overige gewesten van zyn ryk, tegen hem in het harnas, en daar zich alle ftanden en volksrangen ten gelyken tyde bdeedigd en gekrenkt achtten in hunne rechten; daar zy allen flechts het onbehaaglyke en drukkende der hervormingen bezeften, zonder tot de toekomst, waarin zy eerst de echte voordeden zouden fmaaken, te willen, of te kunnen doordringen , verhief zich aldaar eene algemeene en eenparige (tem van afkeuring, van weigering, en van wederflreeving. Deze overeenftemming gaf aan de vertoogen der Staaten tegen hunnen Landsheer eenen ftouten, verwaten en trotfchen toon. Geduld en goedheid waren de gerustftellende middelen, waarvan zich de Keizer in den beginne bediende. Den Nuntius Zondadari, als den (loofeer der onlusten te Leuven, had men uit het land gejaagd ; maar den Kardinaal van Frankenberg, die zich daarby niet minder had ingelaten, behandelde Jofeph, nadat hy hem by zich te Weenen ontboden had, met onderfcheidende langmoedigheid, C 3 eii  ( 38 ) en den bisfchop van MimurSchotfc by vergifnis van nog een grooter misdryf. De nieuwe gerichtsoefening en ftaatkunde nam haaren aanvang met den ïflen van January des jaars 1787. Dc ftaatsraad, de geheime Raad, en de Raad van finantie werden afgefchaft, en in haare plaats één éénig algemeen beftuur gevestigd met eenen daartoe bchoorende Raad, waarin des Keifers gevolmagtigde minister voorzitter was, en die over dc gezamenlyke ftaatkundigc en huishoudlyke belangen des lands beflistc. Alle bezendingen, of altyddtiurende committés der nederlandfehe Staaten werden door den Keifer met ééne pcnneltreep opgeheven; latende hy daarentegen eenige afgevaardigden dier Staaten in den algemeenen Raad zitting nemen. Alle tot op dien tyd fland giypende gerichtshoven, zelfs den hoogen Raad van Brabant, niet uitgezonderd , alle gerechten der eigenerfden p het platte Land , alle geestlyke rechtbanken, en vooral die der Univerfiteit te Leuven, vernietigde ry ten zelfden tyde, om plaats te maaken voor een opperst gerichtshof (jonfeil Souverain de juftics), hetwelk te Brusfet- vergaderen, en in voorkomende gevallen de herziening der pleidooien, waarover te Brusfet of te Luxemburg, als het beroep op een hooger recht, 'uitfpraak gedaan was, ter eindelyke beflisüng zou overnemen.. De verdeeling der gezamenlyke Ooftcnrykfchc Nederlanden in  ( 39 ) in negen kreitfen ging gepaard met de opheffingvan alle groot-bailluagien, kastelenyen, en andere zoortgelyke ambten, en fcheen bedemd te zyn, om de voorige verdeeling in provinciën geheellyk te vernietigen. De befhiurende Raaden, of Intendanten, en derzelver Commisfarisfen , hielden het opperde toezicht over alle Magistraatspersonen en Beduurders der openbaare inkomden, met zoodanige rechtsoefening, als hun de opperde rechtbank toevertrouwde. Dit vreeslyk heir van nieuwe inrichtingen bedreigde den daaten klaarblyklyk het verlies van all' hun gezag ; een gezag, hetwelk, hoe drydig met het waar belang des Nederlandfchcn Volks, door deszelfs langduurig bezit, echter, endoor de plechtige bevestiging by eede van alle hunne voorrechten, door eiken nieuwen troousopvolger, en byzonderlyk ook door Jofeph de Tweede in het jaar 17Ö1, was verzekerd geworden. De Adel, en de derde dand, wiens toedemming in de tegenwoordige omdandigheden ligtlyk verkregen werd; verbonden zich met de Geestlykheid tot eenen wederkeerigen bydand; zy vereenigden zich, om vooreerst des Keifers daatkundig en rechtpleegend zamendel aantetasten, en, zodra hun dit gelukt mogt zyn, alsdan op nieuw met vercenigde krachten aantedringen op de affchaffing C 4 van  C 4° ) van alle die verordeningen, welke de geestlyke hervorming beoogden. De uitbarsting dezer afgefproken bëwegingen werd voorafgegaan door eene zeer bedrieglyke ftilte. De Keifer had zyn befluit bekend gemaakt, om zyne aanzienlyke vriendin, Catharina de Groote, op haare reis naar Taurien te bezoeken, en de Nederlanders wachtten Hechts naar het oogenblik van zyn vertrek, om hun voornemen uittevoeren. Op den liden van April had de Keifer zyne hoofdftad verlaten ; op den \ 7den vergaderden de BrabandfcheSiaaten, en op den aG/fen weigerden zy, de gewoone fchattingen intewilligen , ten zy alle de nieuwe inrichtingen, als onbegaanbaar met hunne voorrechten, werden opgeheven. Dq, dooiden Keifer afgefchafte, Raad van Brabandverklaarde , op den 'èfien van May, dc nieuwe gerichtshoven ftrydig met de conftitutie, en alle derzel^ ver vonnisfen van geener waarde. In Vlaanderen, \ Benegouwen , Tournay, Méchelen en Gelder volgde men dit voorbeeld; Limburg en Luxemburg hielden zich Ril, en verklaarden hunne tevredenheid met de nieuwe inrichting. Het voorrecht, om alleen in hun vaderland te recht gefield te worden, was in de perfoon van eenen zeepzieder, 4e Hont, gefchonden. Befchuldigd, van 's lands kas beroofd te hebben, had men hem in verzekering;  ( 4i ) ring genomen, en naar Weenen overgevoerd. Het Volk, door de wedcrfpannigheid der Handen tegen het Gouvernement aangehitst, bediende zich van dit voorwendfel, om een algemeen oproer te bedreigen. Het zelve omcingelde het raadhuis, en zond tot dc vergaderde Staaten, om te vragen, of het de waapenen zou opvatten ; men zag voornaamen en geringen, zonder onderfcheid vanfcxc, zich onder dat graauvv mengen; men fleepte mannen van Itroo, met den daarop vastgemaakten naam „Kreitsopzicner" door de (Iraaten, en verbrandde die openlyk op de markt; men wierp by den Graaf van Belgiojofo, en andere keiferlyke beambten, de glafen in, en bewoog daardoor den prefident van het fouveraine gerichtshof, van Crumpipen, om van zyn ambt afftand te doen. De inwilligingen, tot welken de Aartshertogin Chrisiina, met haaren Gemaal, zich genoodzaakt zag, fcheeneti het Volk en de Staaten flechts (fouter te maaken. Op den poften van May, ontltond 'er te Brusfel een nieuw oproer, hetwelk met de vreeslykste kenmerken van teugelloze woede by het Gemeen, en met eenen ónfiüimigen eisch van de zyde det Staaten, aan 's lands Gouverneurs vcrzeld ging. Het eindelyk begeerde, en nog denzelfden avond genomen befluit, waarvan men niet ligtlyk vernemen zal, hoe veel daarvan by dwang afgeperst, en hoe veel vrywillig, of om redenen van (laat C 5 werd  C 42 ) werd toegedaan, behelsde de verzekering, dat de privilegiën, vryhcdeu, oude herkomsten, en gebruiken , zoo als die zedert tweehonderd jaaren hèdaan hadden, onveranderlyk gehandhaafd, en alles zou vernietigd worden, wat daarmede drydig gefchied ware. Den volgenden morgen ging het Volk van het eene uiterste tot het andere, van oproerige woede tot uitgelaten vreugd, Zeshonderd jonge Brabanders , op het prachtigst uitgedoscht, trokken den Gouverneur en Gouvernante in hun rydtuig, onder geleide der niufiek, naar den Schouwburg; de dad was verlicht, men loste de kanonnen, en liet alle de klokken luiden. Des Keifers overhaaste terugkomst naar Weeven veranderde de luisterryke verwachtingen, waarmede men zicii vleide, in beklag en geween. My riep de Gouverneurs en den Minister Belgiojofo te rug, en vorderde van de Staaten een gezantfehap, hetwelk hem derzclver bezwaaren zou voordragen. De Staaten, intusfehen, en de regeering van Brusfel hielden zich, alsof zy de Aartshertogin en den Hertog wilden terughouden, en weigerden zelfs, een gezantfehap te benoemen. De Keifer vernieuwde zyn bevel, en men gehoorzaamde. Na het vertrek der Gouverneurs en van den Minister, vereenigde de Graaf Murray, op 's Keilers begeerte , in zyn perfoon het opperbevel over de troepen met, dc waardigheid van  C 43 ) van eenen tusfchentydsgouverneur. Hy liet de bezettingen der verfchillende Meden uittrekken, een leger te veld byéénrukken, en met de noodige krygsbehoeften voorzien. Deze maatregelen bielden de burgercorpfen, die zich hier en daar gevormd , en hadden beginnen te waapenen, in eenige vrees, welke nog merklyk vermeerderde, op de zekere tyding, dat de Keifer een aanmerklyk leger naar de Nederlanden beMemd had. De afgevaardigden, van Weenen terug gekomen, bewogen eindlyk de Staaten , om zich aan den wil des Keifers te onderwerpen, en alles wederom op dien voet te herftetlea, zoo als het vóór den iften van April geweest was. Alle provinciën fchikten zich naar eene verordening, welke de beleedigde eer van den monarch, ter voldoeninge als 't ware, wilde gevolgd hebben, en bewilligden eindlyk in de onderMandgelden, welken zy te vooren hadden geweigerd; De Brusfelfche Burgery alleen was verliefd geworden op haare uniformen en cokardes, en weigerde die. afteleggen. Murray liet op den U)den van September troepen inrukken, en de beguicheling der Ingezetenen ging indedaad zoo ver, dat zy daadelyk tegenMand booden. De gantfche Mad was een tooneel van het jammerlykst oproer. In dit fchriklyk oogenblik maakte een zeker keiferlyk Generaal het ontwerp eener algcmeene plundering en overweldiging der Mad. Het zwaard  C 44 ) zwaard zou Jofeph de Tweede eene vreeslvke wraak hebben verfchaft oP de il3gezetenen ^ Brusfel, vreeslyker gewis, dan zyn, la den grond rnenschlievend, hart immer had kunnen ge. doogen, zo niet de fJertog ^ toen reeds een yvengst wederftreevcr van alle gewelddadige maatregelen, tusfchen beden ware pk, «en. Zyn aanzien en zyne tegenwoordigheid van geest reddeden de fl* Nadat het oproer aan twee perfoonen het leven gekost had, gelukte het den Hertog op den 2 aften, de Burgcry tot eene bedaarder onderwerping te overreeden. De toegevendheid der Gouverneurs had echter den Keifer al te naauw bepaald, dan dat hy in ernst zou hebben kunnen befluiten, om zyn ontwerp van hervorming doortezetten. Naauwlyks Was dus elke tegen ftand overwonnen, en de nek der wederfpannigen onder het Juk gebogen of reeds op den axflen van S^mèet, wedden den Staaten alle hunne eifchen toegedaan, doormiddel van eenen ftaatsbrief, die tot dat einde reeds vaardig twts, en de oude ftaatsgefreldheid trad wederom, op cenige weinige punten na, die tot nadere beraadllaaging werden opgeheven, i„ haare voormaalige rechten. Ongetwyfeld had de oorlog, tusfchen Rusland en de Porte ten dien tyde Uitgebarsten, waaraan de Keifer wezenlyk «^eeï moest nemen, geenen geringen invloed op dit  ( 45 ) dit befluit. Om eehter, in liet vervolg, de goedheid en zagtmoedigheid der Gouverneurs voor zoortgelyke misbruiken te beveiligen, zond de Keiler den Graaf van Trautmannsdorf met eene uitgebreider volmagt, als zynen minister naar de Nederlanden; en , zoo als uit het vervolg blykt, lag een gedeelte dezer veiligheid in den aard der betrckkinge, welke de Keifer tusfchen zyne Zuster , haaren Gemaal, en dezen Minister, gevestigd had. De Generaal d' Alton verkreeg, ten gelyken tyde, het commando over alle troepen, die zich in de Nederlanden bevonden, in de plaats van den teruggeroepen Graaf van Murray. Tegen het einde van January keerden de Hertog Alben eu de Aartshertogin Qiristina naar derzeiver gouvernement te Brusfel te rug. De Staaten der Brabandfche Nederlanden hadden thands, in eene ftaatkundige betrekking, hun oogmerk volkomen bereikt, en het zou ongerymd zyn, denzelven zooveel doorzicht te weigeren, als nodig ware, om zich van deze voordeden te bedienen, en de zich voorbehouden opzichten, naamlyk de oprichting van het algemeen kweekfchool, en den ftaat der Univerfiteit te Leuven, aan des Keifers willekeur overtelaten. Onder de adelyke familieu in Braband en Vlaanderen waren, ongetwyfeld, ook eenige befchaafde en verlichtte nerfoonen , die JofepKs hervorming in het geest- lyfc  C 46 ) lyk vak uit het vvaare en weldaadig oogpunt bë~ fchouwden, en die het dus gaarn zagen, dat de algemeene opvoeding in de fchoolen eene betere richting kreeg. Dan , de Geestlykheid herinnerde thauds haaren mcdeftanderen het voorheen gemaakte verdrag; zy vorderde van hun eenen onbepaalden byftand tot herwinninge van alle hunne voorrechten, en wist het zoover te brengen, dat men zich indedaad verplicht oordeelde, om zulk eene getrouwe bondgenoote, welke zich ter aanhitfing des Volks zoo yverig betoond had, nimmer te verlaaten. Op deze onderficumng trotzeerden deBisfchoppen, toen zy aandrongen op de behoudenis hunner priester-feminarien, en zich moedig verzetteden tegen elke nieuwheid, welke de Keifer te Leuven mogt willen invoeren. By de opening van zyn algemeen kvveekfcliool, op den iGden van January 1788, waren'er geene toehoorers, om de voorlezingen der nieuwe hoogleeraaren te hooren. Het Gouvernement liet daarop de bisfehoplyke feminarien fluiten, en derzelver leeraaren het houden van voorlezingen, op uitdruklyke ftraffe, verbieden. De Kardinaal Aartsbisfchop van Mèchelen waagde het echter, tegen dit verbod een gewoon procés te voeren. Reeds eenigen tyd geleden, had de Raad der Univerfiteit poogingen te werk gefield, om zich als eenen onmiddelbaa- ren  C 4? ) reö fland des Lands te doen erkennen; eene aanmaatiging, welke geenen grond had in de privilegiën, en dus ook weldra door ernstige maatregelen werd afgewezen. Ondanks dit alles, lieten veelen der voorige Univerfiteits-leden zulk eene halsftarrige wederfpannigheid blyken, dat men hen in verzekering moest nemen : anderen verwyderden zich, om dit lot te ontkomen, en de ftudenten weeken by menigte. Dit bewoog den Keifer, op den 17den van July, eene nieuwe verordening te maaken, waarby de geneeskundige, rechtsgeleerde, en wysgeerige collegien naar Brusfel verplaatst, de godgeleerden daarentegen, met het algemeene kweekfchool, te Leuven zouden gelaten worden; terwyl hy den Kardinaal, die intusfchen zyn proces verloren had, benevens andere Bisfchoppen beval, om zich derwaards te begeven, en de aldaar voorgedragen leer te onderzoeken, om zich van haare rechtzinnigheid te overtuigen. De algemeene beweging, welke deze inrichtingen in Braband veroorzaakten , liet zich gemaklyk tot haare eerfte bron terugleiden, en de krygsmagt dempte de onlusten, die uit dien hoofde te Brusfel, Méchelen en Antwerpen ontftonden. Deze oproeren, intusfchen, waren Hechts eene inleiding tot nog veel gewichtiger tooneelen. In Henegouwen en Braband had de Geestlykheid alle gemoe-  < 48 ) gemoederen geftcmd, en met den Adel en de Staaten de noodige maatregelen in het geheim beraamd. Weinige maanden te yooren hadden deze laatsten den Keiier, in de onderdaanigfte bewoordingen, hunne geheele terugkeering tot zyne vaderlyke gehoorzaamheid betuigd, en hem gefmeekt, om het fpoor van alle voorheen begaane verkeerdheden, door de vernieuwing van zyn vertrouwen, te vernietigen. Thands bewilligden de beide opperste Standen de onderftand-gelden, welken zy echter vooruit wisten, dat de zoogenoemde derde Stand,, die alleen uit afgevaardigden der drie lieden, Brusfel, Mèchekn en Antwerpen^ beflaat, in gevolge der affpraak, zoude weigeren. Een voorwendfcl dezer weigering fchaamde men zich niet, le zoeken in de agtergebleven hcrfielling der pro.cesfiën cn broederschappen : men vorderde de teruggave van alle opgehevene kloosters, en de onbepaalde affchaffing van alle nieuwheden in he,t ,ftuk der geestlyke opvoeding. Dc Keiler gaf, op den 2.6/len van January 1789, eene zeer ernstige verklaaring tegen dezen moedwilligen eisch, waardoor hy zich, uit hoofde van de ongegronde weigering der fubfidien, dreigde lostcmaaken van alle zyne, reeds ter zyde gefielde, verplichtingen. De Staaten van Braband, welken het tot nogtoe geen ernst was, de priesterfchap, om eene zoo beuzelachtige reden, onder hunne befcherming te nemen,  C 49 ) nemen, bogen zich op nieuw 'onder den Scepter, bewilligden de Schattingen-, en Smeekten om vergeving en genade. Te M«»J daarentegen in Henegouwen, alwaar het ontflag van den Hertog van Aremberg van zynen eerpost, als hoofd-bailluWj en de vervulling zyner plaats door eenen vreemdeling, den gehaatten Generaal van Arberg, de verbittering nog meer had aangevuurd, bleeven de Staaten by hunne weigering, en 'er bleef geen ander middel overig, dan de verftooring hunner geheele vergadering, de vernietiging van alle hunne voorrechten, -en-de gevangenneming der yoornaamlte misnoegden. By den omloop van kundigheden, die zynen invloed over alle landen van Europa verfpreidtj by de menigte van Staatkundige begrippen, dir, door de voordduurende oneenigheden van veele jaaren tusfchen het Volk en den Monarch, telkens naauwkeurig moesten ontwikkeld worden, zouhet indedaad eene hoogte en algemeenheid van onverstand zonder voorbeeld geweest zyn, indien', onder twee millioenen menfchen, de goede zyde der keiferlyke hervormingen niemand had toegelicht; Hoe weinig nadenken 'er ook in 't algemeen in de Nederlanden te vinden ware; hoe diep zy ook gebukt gingen onder het juk der vooroordeelen en des bygeloofs, moesten 'er toch enkele perfooneri zyn, die, door eigen werkzaamheid van geest* D tot  ( 5o ) tötziiivéfé, öHwêdeflêglykegevolgtrekkingen overgingen, zommigen , die open en vatbaar waren voor eene meerdere overtuiging, zodra hun dezelve werd aangeboden. Zoódanigcn, fehoon weinigen, werden'ér, gelyk ik reeds gezegd heb, onder het talryk heir van Nederlandfche Rechtsgeleerden gevonden. De Burgers, vooral de gegoedffen, bleevcn over het geheel genomen niet ohvatbaar voor derzelver onderrichting. In de maatregelen des Keifers hoe zeer zy ook Cenen geest van dwinglandy verrieden, en uit de Voorafgaande onderlfelling fcheenen Vóordtevloeicn, dat het oogmerk by dén monarch tevens de middelen konde billyken erkende men ech¬ ter eene poöging, óm dén invloed zoo wel van den Adel, als der Geestlyken, té béperken, om aan het Volk zelf eene grooter magt te verleenen, Cn dus eene zekere nadering tot het doel van het klêeii aantal Patriotten, die eene volkomene vertegenwoordiging voor den éénigen vasten grondllag der Volksvryheid hielden. Men had zich gevleid , dat het gefchil tusfchen den Keifer en de Staaten zulk eene voordeelige wending zou nemen : dan, door de plorslyke hérltelling der oude ftaatsgefteldheid, ging dit vooruitzicht geheel verloren, en 'er bleef flechts een fmeulend vonkje overig van de loutere mooglykhêid, om die volksgezinde grondftellingen in ftilte onder het Volk te ver  C 51 3 'verfpreidcn. Langs dezenweg "ontftonden , vari tyd tot tyd, die vadcrlandfdie gezelfchappen, waarin de Advokaten, Vonk, -Frrhoy, én eenigé anderen, op hunne medeburgers poogden te.werken. 'Er waren zelfs zomnïïge perfoonen vS* den hoogden adel uit de eerde en bëroemdfte huilen, wien de oogmerken dézer Democraten niet onbekend blcevcn, en die ze onder de hand bégunftigden, of omdat zy zclvcn, door een veel te juist gevoel beheerfcht, het denkbeeld verwier•pen, om deel te nemen aan de ariftocratifche dwinglandy, of omdat hunne eerzucht, in hef verdedigen van dc za-ak dés Volks, een meerder 'voedfel vónd. Intusfchen, werkte het noodlot ten vóordceïe dezer party nog meer en fpoediger, dan zy had kunnen verwachten. 6e onderwerping der Staaten by de laatste gelegenheid was Zoo Wit' gegaan, dat zy zich zelfs tot eene verandering der Staafsgeftddheid genegen verklaard hadden. Het lag den Keifer nog vefsch in het geheugen , dat dc gebrekkige inrichting, van den derden ftand, de voornaame oorzaak was van dé laatste weigering der onderftand-gelden'. Hy maakte zich, derhalve, hét gunftig. oógc'iiblik ten nutte, om eenen nieuwen vorm van dezen ftand vooftetiaan, die dénzelven tegen den boTenmaatigen invloed der beide anderen bévëiliD 2 ge»s  C 5= ) gen, en den trots der drie, tot hiertoe alleen vertegenwoordigde fteden, zoude vernederen. Juist eenen voorflag van dezen aard had men verlangd, om het vorig wantrouwen in alle deszelfs kracht te doen vernieuwen , en het masker van goede verftandhouding met den Monarch wederom aftewerpen. De Keifer gaf nu, ten zelfden tyde , te kennen, dat hy de bewilliging der fubfidien, zoo als men zulks, reeds in 't jaar 1754, in Vlaanderen ééns voor all' had toegeftemd, ook alzoo, voor altyd, in Braband wilde doorzetten; achtende zich gerechtigd , om de afkondiging zyner edicten, zoo lang zy niet met de bezworen privilegiën ftreeden, van den Hoogen Raad, of het Hof van Jultitie, in Braband te kunnen vorderen. Dan, naauwlyks werd zulks geopperd, of de vergaderde Staaten weigerden hunne toeftemming aan alle deze voorflagen, en volhardden in hun befluit, zelfs nadat de Keifer, ten uiterften vertoornd, den Raad van Braband en de afvaardiging der ftanden opgeheven, en alle rechten en voorrechten der zoogenoemde blyde inkomst, of het Grondverdrag tusfchen hem en de Nederlanders, plegtig herroepen en vernietigd had. Hierop volgde nog, op den iSden van Juny des jaars 1789, de opheffing, der Staaten zeiven, even als in Henegouwen. Eene  ( 53 ) Eene zoo {helle, en fchieilyke omkeering en vervreemding der gemoederen kan niet enkel aan eenen aanval van kwaadeu luim worden toegekend, maar moet reeds van verre zyn voorbereid. En indedaad, zederd het fluiten der Bisichoplyke Seminarien, had de Priesterfchap zich onophoudlyk beyverd, om het Volk tot opheffing van alle gehoorzaamheid aantevuuren. Overal hoorde men de haatlykfte befchuldigingen van ongeloof en kettery tegen de perfoon des Keifers uitbraaken. De aartsbisfchop en kardinaal van Mechelen ging voort, met het algemeene kweekfchool als kettersch te verdoemen, en deszelfs Hoogleeraaren dubbelzinnige en listige vragen voorteleggen. Deze trotsheid werd gevolgd door de tegenkanting van den Minister, die den Prelaat bedreigde, hem van alle zyne waardigheden te ontzetten, en van hem het ordensteeken te rug vorderde, waarmede hem de laatst-overleden Keizerin begiftigd had. Nog veel gevaarlyker en van nog verder uitzigten moet gewis aan het Gouvernement het gedrag des Bisfchops van Antwerpen zyn toegefchenen, daar het hem zelfs huis-arrest aankondigde. Dan, hoe krachtig de vermaaningen van deze Apostelen des vredes moeten geweest zyn, blykt ontegenzeglyk uit de gisting, welke, omtrend op hetzelfde oogenblik, d 3 by  ( Sé ) by bet Volk plaats greep. Het Gemeen van Tir~ lemont, Diest en Leuven rottede te zamen, plunderde de huilen der keifersgezinden en dc keiferlyke kantooren, en vuurde zelfs, onder geleidevan eenigc Monniken, die hun vóórgingen, op de aldaar in bezetting liggende troepen. Ongetwyfeld werkte de voordduur-ing van den oorlog tegen de Turken, welke den keifer noodzaakte, om alle zyne krygsmagt aan de oostlykc grenzen van zyn ryk byééntctrekken, niet weinig mede, om de Nederlanders zoo zeer te verdomen. De onverwachtse omkeering der monarxhaale regeering in Frankryk, welke juist op dit tyddip voorviel* vermeerderde al verder dc bedwelming van dit misleidde volk. Eindelyk, had ook de jaloersheid van zekere europeefche Mogendheden tegen Jofeph, en zyne groote rusfifche Bondgenoote, een blykbaar deel aan de vermetelheid, waarmede des. keilers onderdaanen zich, in alle zyne daaten, tegen zyne fchikkingen en bevelen verzetteden. De advokaat Henrik van der Noot haiidel.de, in 't ge^ heiin, in naam des brabandfehen Volks, welks, gevolmagtigden Agent hy zich noemde, met eenige nabuurige Hoven, en paaide zyne gewaande Committenten met verdichtte, of ook wezenlyk gedaane, toezeggingen en beloften. Onder alle deze zamenwerkende oorzaken, die fcet vuur yan oproer heimelyk aaublaasden, was. 'er-  C 55 ) 'er geene 'voor den Keifer zoo gewigtig en pedenklyk, als de onbepaalde magt der Qeestlykheid over het Volk en deszelfs gevoelens. Thands ondervond byte laat, dat, de tyd raisfchien alleen uitgezonderd, niets vermogend zy , om den nadeeligen indruk uittewisfchen, welken de geestdryvery in een bygeloovig volk tegen hem in ftaat was te verwekken. Zoo lang de hervormingen de burgerlyke betrekkingen raakten tusfchen den ftaat en deszelfs leden, had men zich wel verzet, maar egter nimmer opgehouden, den landsheer te eerbiedigen, en alle pligten jegens hem te vervullen. Daarentegen , van het oogenblik af, dat hetderPriesterfchap gelukte, zyn geloof verdagt te maaken, en aan zyne inrichtingen den fehyn te geven van godlasterlyke aanvallen op de verborgenheden van den godsdienst, veranderde de aehting zyner onderdaanen in afkeer en haat. De vreeslyke befehuldiging van kettery had, nog tegenwoordig, in de Nederlanden dezelfde kracht, als vóór driehonderd jaaren in geheel Europa; zy verbrak alle de banden van menschhcid en pligt, en beroofde den befehuldigden van alle zyne rechten. Jofeph ondervond dus, aan het einde der agttiende eeuw, het volftrekt onweÊrftaanbaar geweld dierzelfde godgeleerde toverformulieren, die zyne voorvaderen, van oudsher, op den keiferlyken tropn zoo diep vernederd hadden- Hy D 4 onder*  C 56 ) ondervond- mogelyk nog meer. Misfchien fmartte hem het verlies der liefde van dit verblind volk, van wege den jammerlyken ftaat, waarin zyn geheele ftaatkundig ontwerp zich bevond op het oogenblik van deszelfs uitvoering. By alle zyne hervormingen , had het geluk der onderdaanen hem naauw aan het hart gelegen; zy misten dit doel, en hy nam ze terug. Op den i-^den van Augustus, verfclieen ook een nieuw edict , waarby de Univerfiteit van Leuven in alle haare voorrechten herfteld, en de bisfchoplyke Seminarien op nieuw geopend werden. Doch het tydftip, waarop deze fchikking de gemoederen had kunnen bedaaren en. bevredigen , was voorby: het vertrouwen des volks was den monarch ontroofd ; eene hartstogtlyke verbittering had zich door alle rangen verfpreid, en dezelven allen jegens hem ongevoelig gemaakt. Eene toegevendheid, welke tegenwoordig misfchien waare goedheid tot haaren grondflag had, werd onmagt, vrees, geveinsdheid geheeten, en, in de bedwelming van vreugd over dezen behaalden zegepraal, begon men te gelooven , dat, om onafhanglyk van den Hertog te worden, Hechts noodig was , dat het Volk zulks wilde. De democratifche aanhang bleef in dezen ftaat van zaken niet onwerkzaam. De advokaat Vonk ontwierp het beroemde plan. van een genootfehap, het.  ( 57 ) Hetwelk hy pro af is & focis noemde , en waa toe hy zich met zeven andere zaamgezworenen Jm Torfs, KM, Wenmals, Daubremez, Ftsco JHardn verbond. Dezen beëedigden ieder, in den beginne, zeven tot tien nieuwe medeleden die wederom anderen aannamen, en dus het getal tot in het oneindige vermeerderden. Ieder beeedi.de gaf zich eenen naam , dien hy op een kaart fchreef; de ander, die hem aangenomen had, fchreef den zynen daarby, en liet, langs dezen weg de kaart tot de eerste aanleggers van het eed'genootfchap in handen komen. Zoo doende wisten dezen, met één opflag van het oog, het aantal van zaamgezworenen, zonder dat het geheele beloop der zamenzweering zelve aan iemand anders bekend was. Steden en Dorpen werden, door dit middel, tot één gemeenfchaplyk oogmerk vereenigd; men legde het daarop toe, om, in het gantfche land, en ten zelfden tyde, de magt des keifers door eenen geweldigen en plotslyken aanval te bedwingen, zonder van dit hun voornemen zelfs het geringste te laten blyken. Zoo werden teMéchele*, in drie dagen tyds, drieduizend leden voor het genootfchap gewonnen; in agt dagen werfde men gantsch Leuven, en in andere fteden van Braband en Henegouwen overreedde men de meerderheid der Iugezete- nen. _ D 5 0m«  C 58 ) Omtrend ten gclyken tydc, befloot de patriotfche vergadering te Brusfel, aan de Nederlandfche grenzen een kleen leger te verzamelen. Al wie voor het vaderland de waapeuen wilde opvatten, werd heimlyk naar den omtrek van Uasfelt in hettuiksch Gebied gezonden, en aldaar uit eene kas, door de ryke kloosters en abtdyen, de kooplieden van Antwerpen, en andere private perfoonen, met aanmerklyke fommen onderfteund, tot den beftemden tyd onderhouden. In de Hok landfche grensftad Breda, en den omtrek aldaar, verzamelde eene tweede bende van vluchtelingen, welke de genoemde vergadering, naderhand, insgelyks in ibldy nam. Fan der Noot, wiens vplmagt door eenige medeleden van den geestlyken en van den burger-ftand onderteekend was, vleide zich nog lang, dat eene buitenlandfche Mogendheid aan de Nederlanders hulptroepen zoude leenen; doch eindelyk verdween zoowel deze hoop, als die op Franfchen byftand, welke nog minder gegrond was. Zoo ftout en wel beroemd deze maatregelen ook mogen fchynen, zouden zy egter zeer weinig beteekend hebben tegen eene magt van 16000 man reguliere troepen, waarover a" Alton in de Nederlanden het bevel voerde. Dan, tot de rampfpoeden, welke de laatfte maanden van Jofeplis regeering troffen, behoorde ook deze voornaame,dat onder zy% ne  ( 59 ) M gevolmagtigden dc geest van twecdrngthecnchte De onbepaalde magt van den Minister Trant- . „anmtorf woest hem by alle zoodanigen gehaat maaken, die zich daardoor van een werkzaam aandeel in de regeering vonden uitgefloten: tonners, het konde eene zaak van wezeulyk belangwordcn, Zelfs voor eenige medeleden van het Gouvernement te wenfehen, dat de ondernemingen deiNederlanders den gelukkigten uitflag hadden, zoo lang niet de volftrekte onafhanglykheul, zoo in naam, als in daad, het éénige doel der Infurgenten was. . De oneenigheid tusfchen den Generaal en den Minister had juist die hoogte bereikt, waarby men de pligten omtrend den Staaten den Landsheer uit het oog verliest, om alleen aan de ingevingen van afzonderlyken haat en wraak gehoor te geven. Trautmannsdorfontvmg beftendig de vriendfchaplykfte kabinetsverzekeringen van den gezant der Staaten Generaal, dat £y„e fouverainen geen deel namen aan de bewegingen der Nederlanders, en gaf dus voor, de ïedenklykc berichten, hem van tyd tot tyd door t Alton toegezonden, als niets beduidend aantegen. Intusfchen, hoe zeer ook-de brabandfche Uitgewekenen, ie Breda, onder de hand, alle onderfteuning mogten genoten hebben, was zulks niet genoeg, om eene openbaare vredebreuk te doen gelden. Ook weigerden de btaa- ten  C 60 ) ten Generaal, den Nederlandfchen Emisfaris van tier Noot, die zich in 's Hage ophieW, op aanzoek van den keiferlyken Gefant, uitteleveren. Dan, zoolang het gevaar van eenen aanval Hechts van eenen zoo kleenen, zoo flecht gekleedden en gewaapenden , en zoo vollirekt onkrygskundigen hoop, als die te Breda, zoude voordkomen , was de Minister nog te verontfchuldigen, dat dezelve hem verachtlyk toefcheen. Mogelyk vleide hy zich nog, volgends de infpraak van zyn hart, met de hoop, om alles, buiten medewerking van den Veldheer, te zullen kunnen byleggen, en de partyen te bevredigen. Op deze wyze ten minsten wordt het begryplyk, waarom hy den Keifer, tot op het laatfte oogenblik toe, van deze mogelykheid overtuigen, en hem tot toegevendheid heeft willen bewegen ; terwyl hy den gevaarlyken ftaat van zaken of bedekt t of in deszelfs ganfche nadeelige uitgeftrektheid zelf niet gekend heeft. De man, die, uit aanmerking zyner hem gegeven volrnagt, op zyne eigen krachten ligtlyk teveel vertrouwde , legde ook daardoor eene zyde van zyn karakter bloot, van welke men zich bedienen konde, om zyne misleiding te doen voordduuren. Het dubbel oogmerk, dat zich zoo moeilyk laat vereenigen, om den Keifer zyne provinciën te doen behouden, en zich zelf van alF den invloed van zynen post te verzekeren, moest allerzekerst eene  ( 6l ) eene bron worden van weiffelende gedragingen, zonder zamenhang, die eikanderen regelrecht tegenfpraken , en alleen dienden , om aan de Natie de zwakheid en inwendige beroeringen van hes beduur nog duidlyker te verraaden. Intusfchen namen de verhuizingen hand over hand toe, en trokken eindelyk de aandacht der Regeering tot zich. Op den poften van September, werden dezelven op draffe des doods, en verbeurdverklaring van goederen, verboden. Kort daarna trok de Generaal Sehreudet, met eene aanzienlykekrygsbende, naar Hasfih-, om de aldaar verzamelde Infurgenten te verdrooijen ; dan, reeds op den Gden van October, hadden dezen zich naar de Steden en Dorpen van Hollandsen Braband begeven, en maakten nu met de menigte, welke zich tusfchen Breda en 's Hertogenbosch verzameld had , een leger van vier- tot vyfduizend man. Om de Geestlykheid te beletten, dat zy deze troepen verder bezoldigde, en van krygsbehoeften voorzag, werd op den 13de» van OStober een edict afgekondigd, waarby de inkomden van twaalf ryke abtdyen, Tongerloo, St. Bernhard, A§igem, Gembloux, Viller s, Vlierbeek, St. Gerlrud, St. Michael, Diligent, Grimbergen, Everboden en Heylisfem, in beflag genomen , en aan een keiferlyk opzicht onderworpen werden. Van alle kanten kwamen thands by de Regee-  C 5» ) Regeering allerlei aanklagten tegen veeie verdachtte perfoonen van alle rangen en Handen. Fonk en Ferlooy weeken ter naauwer nood uit Brusfel, op het oogeriblik, dat men hen poogde te vatten. Ecnigen hunner zaamverbondenen waren niet zoo gelukkig, en geraakten in de handen hunner vervolgers. Zelfs de eerlte familien van den lande werden verdacht gehouden. Vyf medeleden der Staaten van Braband, de Graven van Spangen, Lannoy, Duras, Coloma, en Prudhomme d' Hailly, kwamen in verdenking: men bewaakte de Hertoginnen van Ahremberg en van Urfel in haare paleifen, en wierp zelfs den fchryver Linguet zoo wel, als den keiferlyken Fiskaal le Coq, en den Zwitzer Secretan, Gouverneur der Zoons van den Hertog van Urfel, in de gevangnis. Gantsch Brusfel beefde op het gerucht eener zamenzweering, welke in haare werkingen zeer gelyk zou geweest zyn aan de Siciliaanfche Vesper. Een aantal huizen, vertelde men eikanderen, moest in de lucht fpiingen, de Officieren van het guarnifoen, de Leden der Regeering, en byzonderlyk der Rekenkamer, zouden ten zelfden tyde vermoord worden. Hoe veel waarheid, of logen, in dit voorgeven lag opgefloten, kunnen de oorfpronglyke Staatspapieren van dien tyd alleen uitwyzen. Dan , wat ook daarvan de reden moge geweest zyn zeker is het, dat de Zwir-  C ö3 ) Zwitzer Secretan ten dood verwezen werd; men fleepte hem in het donkere hol, waarin misdaadigers , wier fchuld bewezen is , de volvoering van hun vonnis moeten afwachten, en, eerst na eene gevangnis van twee maanden, verloste hem de Omwenteling. Alle gevangenhuifen te Brusfel waren thands opgevuld met perfoonen uit alle ftanden, met priesters, kooplieden en edelen, welken men allen van de eene of andere (taats* misdaad befchuldigde. Alles ademde eene algemeene gisting; alles toonde het geheel verbroken, wederzydsch vertrouwen ; alles verkondigde eene naby zyndc bcflisfing. Het patriotsch leger geraakte nu, op den loflen vwOctober, daadelyk in beweging. Vonk had hetzelve, in de perfoou van zynen vriend, den voormaaligcn keiierlyken bevelhebber, van der Mersch, eenen ervarenen leidsman bezorgd. Deszelfs eerde aanflagen waren tegen Turnhout, en de ledige forten Lillo en Liefkenshoek aan de Schelde, gericht. De Generaal Schreuder, die hen, op den ijjlen,hy Turnhout ontmoettede, behaalde in den beginne eenig voordeel: maar, by het inrukken in de dad, begroette men zyne troepen met zulk een hevig vuur uit de venders en van de daken, dat zy, na een bloedig gevecht, genoodzaakt wierden te rug te kecren. Delnfurgenten verlieten echter alle deze posten wederom vrywillig, om,  C 64 ) om, aan de andere zyde der Schelde, eenen aan* flag op Vlaanderen te waagen. Overal, waar zy verfchenen , kondigden zy een ftout manifest af, door van der Noot ontworpen en önderteekendj waarin zy den Keifer van het Hertogdom vervallen verklaarden , en hem dus alle hulde en gehoorzaamheid plegtiglyk ontzegden. Omtrenct dezen tyd, had zich een gezantfchap, oïCommitté, der Staaten van Braband naar Breda begeven, om aldaar de verrichtingen van het patriotfche leger te befhuiren. Ook derwaards had eene ftroopemde party, den Kancelier van Crumpipen hebbende opgeligt, gevangen weggevoerd; dan, op aam> zoek van den keiferlyken Chargé d' Affaires in 's Hage, verkreeg hy van de Staaten Generaal zy* ne vryheid weder. Op den 1 ^den van November, werd Gent doof de Infurgenten bezet, die zich ook, na een fchriklyk gevecht van vier dagen, waafby een gedeelte der trad in den asch gelegd werd, van deze hoofdftad van Vlaanderen meesters maakten. Ten geleken tyde, verklaarden zich alle de Steden dezer Provincie tegen den Keifer. De werkingen van het Vonkisch eedgenootfchap vertoonden zich plotsling in alle plaatfen van Vlaanderen, Braband, en Henegouwen. Burgers en boeren liepen te waapen, en verdreven, of verdelgden, de keiferlyke guarnifoenen. Van der Mcrsch rukte nu, ten  ( 65 ) ten tweeden maale, aan het hoofd van Vyf duizend man, uit de Hollandfche grenzen by Hoogftraaten in Braband. De vrees voor het, van alle kanten dreigend, gevaar, was by denkeiferlyken aanhang te Brusfel zoo groot, dat de Gouverneurs, reeds op den iZden van November, dé ftad verlieten , en , over Namen en Luxemburg, naar Coblentz vluchtten. Veele keiferlyke beambten, met eenige voornaame Edelen , volgden dit voorbeeld. De Minister liet alle gevangnisfen 'in Brusfel, Antwerpen , Leuven en Mèchelen öpenen , en flelde de misdaadigers , by honderden , van welken rang of Mand zy ook waren, zonder eenige voorwaarde, in vryheid, Hy vernietigde op den loftèn het algemeene Seminarium te Leuven,, hetwelk de fteen des aanftoots was by de Nedcrlandfche Geestlykheid; hy herriep op den ziften, in naam des Keifers, het edift van den iSden van fètiy; herftelde op den suften alle privilegiën van Braband in alle derzelver uitgéftfektheid, beloofde eefle algemeene Amnestie, ftrekte dezelve op den i?ften uit tot alle de Néderlandfche Provinciën, en verpandde zyne eer, dat de Keifer den gantfehen inhoud van alle deze verklaaringen zoude geftand doen. Doch alle deze maatregelen deeden thands geheel geene werking, en bragten geene dc minste verandering in de beiluiten der tegenparty. Tveeds op den  C 66 ) i^ften van November, vergaderden de Staatenvau Vlaanderen, te Gent en namen voor alle de overige Provinciën het befluit, dat de Keifer van alle graaflyke rechten op Vlaanderen vervallen ware, en dat aan de gezamenlyke provinciën de voorfiag van een nederlandsch verbond zoude gefchieden. Van der Mersch, over Diest enT/rlemont tegen Leuven zynde voordgerukt , en den Generaal d'Alton hebbende genoodzaakt, om aldaar maatregelen ter verdediging te nemen, legerde zich op den <2.9ften by Leau, alwaar, nog denzelfden dag, de bevelhebber de Brou voorflagen van vrede' deed. Op den iden van December werd een waapenftilltand voor tien dagen gefloten, welken van der Mersch beloofde, tot twee maanden-te zullen verlengen, zodra de Staaten van Braband daarin genoegen namen. Te vergeefsch vleide zich de Minister, langs dezen weg tyd te zullen winnen tot nieuwe onderhandelingen. Noch de Staaten van Vlaanderen, noch het Committé van Breda, wilden naar zyne voorflagen luisteren. Al het voordeel van den waapenftilftand bleef aan de zyde der Patriotten; men had hen , juist daardoor, als 'tware plegtig erkend; men had hen in het ichriftlyk vergelyk, 't welk daartoe was opgefteld, dezen vereerenden naam toegekend, en men liet hen tyd, om hun leger door Vrywilligen, en wel voornaarttlyk door jDeferteurs, die by menigte  ( 67 ) te uit de keiferlyke armee overliepen, te verfterken. De verwydering der Gouverneurs, de nabyheid des patriottifchen legers, het gewicht, dat men, door den afgebedelden waapenftilftand,, - iü hen 'gefteld had, eindelyk, de dagelyks elkander opvolgende vergunningen des Ministers, moesten de Infurgenten bemoedigen, om alles te beproeven; zelfs de behoedmiddelen , door d'Alton gebezigd, om de rust in de ftad te bewaaren, dienden den Patriotten ter bereikinge hunner oogmerken. De kloosters, waarin de troepen gelegerd waren, gaven juist de beste gelegenheid aan de hand, om dezelven tot overlopen te winnen; den fchildwachten ftak men een ftuk gelds inde hand; men ontnam hen hunne waapenen, en deed hen heimelyk de ftad ontruimen. Het misverftand tusfchen hunnen Generaal en den Minister werd den foldaaten eene dringende beweegreden , om. hunne vaandels te verlaten, en daarhenen te wyken, waar de milddadigheid der Patriotten hun byzondere voordeden, en de voorzichtigheid der maatregelen hun eene grooter veiligheid voor hun leven bood. Op den ?den van December, had Trautmannsdorf ten Ingezetenen de buitenwerken afgèftaan , welken d' Alton kort te vooren had falen opwerpen, om de ftad te verdedigen, en teE a vens  ( 6S ) ven? in bedwang te kunnen houden. Van dit oogenblikaf, ging de lafhartigheid van hetgraauvv tot het tegenovergcfteld uiterfte van dolle woede. Op den ipden dè'rzèlfdé maand werd 'er, in de" hoofdkerk van St. Gudula, voor de vo'orfpoed der patriotfcfie vvaapenen eene pTegtige mis gevierd. Op het einde der godsdienstoefening, fïak éeli der aanwezigen de nationale cokarde op zyn hoed, en hief dezelve, tot een leus voor de overigen, op zyn rotting in de hoogte. Binnen weinige oogenblikken droeg alles in de kerk, binnen weinige uuren alles in de Had de cokarde. Op dit geducht tydftïp van algemeene ongebondenheid, was 'er Hechts dén voorwerp, hetwelk de voorzorg des Gouvernements byzondcrlyk tot zich trok, naamlyk, om de ftad Ëruifet vdor het graauw te beveiligen. Zoo ver was het reeds tusfchen cT Alton en den Minister gekomen, dat deez' ïaatftè de ftad veiliger oordeelde in de handen der bürgery, dan onder de befcherming van foldaaten, wier getrouwheid, door een herhaald verlaten hunner vaandels, van uur tot uur, hoe langer zoo meer verdacht, en wier macht, ook daarom, hoe langer zoo minder werd. In den avond gaf Trantmannsdorf derhalve, den Burgeren hunne waapcnen terug; de Burger-compagnien betrokken, nog dezelfde nacht, de wachten, en den volgenden dag verlegde de Generaal, na eenige  C 69 ) eenige kleene fchermutzelingen , alle zyne troepen in het hooger gedeelte der ftad. De tyd van waapenftilftand was reeds verllreken; het Committé te Breda had ftandvastig geweigerd, de voorgeflagen verlenging toeteftaan, en f Alton had natinirlyk te vreezen, dat, zo hy nog langer te Brusfel vertoefde , hy alsdan den Generaal van der Mersch in handen zou vallen. Een fpoedige aftogt bevrydde hem voor eenen algemeenen opftand en aanval des volks. Hy deed zulks met zoo veel overhaasting, dat zyne krygskas en drie millioenen aan baarcn gelde op de koninglyke thefaurie agterbleevcn. De vlucht van den Minister teekeude dezelfde overyling: eerst nadat hy reeds twee mylen buiten Brusfel was, herinnerde hy zich zyne belofte aan de buitenlandfche Ministers, om hun den dag van zyn vertrek te melden. De avond van dezen merkwaardigen dag, den \iden van December, werd te Brusfel met vieugde-vuuren, illuminatien, en andere vrolykheden doorgebragt, en reeds den volgenden morgen herftelde men het hooge Gerechtshof van Braband. Op denzelfden dag ontruimden de keiierlyken de ftad Mèchelen, en op den i,\den trok van der Mersch al zegepraalende binnen Leuven. Namen werd door de Patriotten bezet, en het zeer verminderde keiferlyk leger, na alle verftrooidc detachementen en bezettingen te hebben E 3 byéén-  C 70 ) byééngetrokken , verzamelde zich te Luxemburgs en in de omliggende landftreek. De mislukte poogingen der Patriotten, om op het open veld tegen deze geoefende en ervarene krygsbenden te ftryden , bevestigden het vermoeden, dat de tot hiertoe gemaakte vorderingen der Nederlanders niet zoo zeer aan hunne dapperheid, als veeleer aan de oneenigheid der keiferlyke opperhoofden, en derzelver tegenltrydige maatregelen, moesten toegekend worden. Op den iSden van December, hield de Kardinaal Aartsbisfchop van Mèchelen, die, geduurcnde de laatlte onlusten, terwyl men dacht, dat hy in Frankryk was, zich by eenen koopman had fchuil gehouden, een plegtig te Deunt in de kerk van St. Gtidula. De Sraaten van Braband waren daarby tegenwoordig. De advokaat van der Noot werd overal, als de verJosfer des lands , door het Graauw in zegepraal omgevoerd, en kort daarna tot Minister der Brabandfche Staaten benoemd. In alle de Meden der afgevallen provinciën werd zyn manifest afgekondigd , en de eerwaardigfte naam, dien de agttiende eeuw heeft uitgefproken, de' naam van Franklin werd ontheiligd, terwyl men dezen priesterlyken flaaf daarmede vereerde. Nu ylden afgevaardigden uic alle provinciën, naar Brusfel, om een algemeen Neder.  ( ?i ) Nederlandsen Congres te vormen, hetwelk zich in plaatfe van den Souverain ftelde, en het «roote werk der Unie op den n Jen van Ja. „uary des jaars x79° tot ftand bragt. Devootflieen, door den Graaf van Cobenzl uit s Keifers naam overgebragt, werden ongehoord verworpen, en de nieuwe magt der vereemgde Belgifche Staaten fcheen haare onafhanglykheid van den Hapsburgfchen ftam een oogenblik te konnen handhaven. | 4 XVU'  XVIL BKUSSEL. Te Parys, waar de behoefte, om met het Pui bliek te fpreken, zoo algemeen, en de jammerlyke fchryfziekte zoo onoverwinlyk is, wordt, naar evenredigheid van de grootte der plaats, naauwlyks meer gefchreven, dan alhier geduurende de tegenwoordige gisting in de Nederlanden. Dagelyks overftroomen de drukperferi de ftad met eene zee van pampblcts en vliegende papieren, welken men, zoo lang deze omwenteling-koorts duurt, in alle kofl'yhuifen met drift verflindr, cn, fchoon al de heerfchende party Hechts zulke fchriften gedoogt, die haare eigen zaak bepleiten, worden 'er echter door dc marskramers {.Colporteurs), onder de hand, ook anderen verfprcid, die haa-  C 73 ) haaren oorfprong hebben van de zoogenoemde Pb*, kisten. Zederd ons verblyf te Brusfel, is er geen dag voorbygegaan, of wy zageneene menwigheid van deze zoort ten voorfchyn komen. Dan, onder de ontelbare menigte van n.euwe Staatkundige twistfchriften, welken wy m de boekwinkels moesten inzien, is 'er niet één ééni- blad, hetgeen den Stempel van een hooger ° boven het gemeene en dagelykfche Hechts eenigzins verhevene, vernuft kan gezegd worden te dragen; Lompe uitdrukkingen, welke zich gemeenlyk tot Scheldwoorden verhagen, een verkeerd, ten minsten zeer beperkt, doorzicht, laffe, oppervlakkige, eenzydige, afgezaagde redeneeringen, en daarenboven nog eene blinde dweeperv, op ariftocratifcbe gronden gebouwd, en in alle haare naaktheid fchaamteloos voor den dag komende zie daar eene zeer juiste fchets van alle nederlandfche dagpapieren! De ftyl dezer Schriften is beneden alle rechterlyke beoordeeling; een Franschman zou in den mengelmoes van basterdwoorden naauwlyks zyne taal herkennen. Wat hiervan moet uitgezonderd worden, durf ik bezwaarlyk te bepaalen : zekerlyk niet het Manifest der Staaten van Henegouwen, Schoon zulks nog boven anderen verdient geprezen te worden; niet de verdediging der ariltocratie door Llnguet, welke zoo be* j? krom»  C 74 ) krompen en fchraal is, als het onderwerp natuurlyk met zich brengt; niet de ontelbare adresfen aan bet Volk, of de brieven der onderfcheiden demagogen, noch ook eindelyk de manifesten, edicten en (taatspapieren van het Congres, de Staaten, of van derzejver Ministers. Onder de nieuwigheden van dezen aard, is 'er echter ééne, welke my zoo even in handen komt, en indedaad opmerking verdient; zy is die, waarmede men by het Congres op de her(telling der Jefuiten-orde in de Nederlanden heeft aangedrongen, en waarvan ik den titel hieronder zal plaatzen (*). Derzelver fchryver hekelt de onwettigheid der procedures by de opheffing der orde, en verklaart het pauslyk Brevet, zoo wel ten aanzien van het godlyk, als van het natuurlyk , crimineel, en kerklyk recht, voor nul en van geene waarde. Deze (telling ontvouwt hy uitvoerig, en bewystze bondig; en indedaad , hoe weldadig ook ten allen tyde de gevolgen geweest zyn voor de uitbreiding der kennis, valt niets gemaklyker, dan te bcwyzen, dat magt en geweld in dit geval de plaats van het recht hebben ingenomen. Merk- waar- (*) Memoire a leun hautcs et fouveraines Puhfances, NoSfeigneurs les Etats - unis des Pays Catholiques , fitf le relablisfement des Jefaites, 1790. 8v«. 48 pag.  ( 75 ) waardig is de plaats, alwaar de fchryver deze uitfpraak van Pius VI. aanhaalt: „ met het u* roeien der Jefuiten, heeft men alles verme" tigd; deze omvergeworpen zuil is de voornaa" me fteun van den heiligen ftoel geweest" (bl. 'L\ Indien dit gezag zoo gegrond ware, als het vreemd luidt, dan heeft de heilige ftoel indedaad, reeds langen tyd, zeer gewaggeld; want il0e groote verdienden ook enkele braave leden dezer orde bezeten hebben, was zy, W den ebenlyken zin, even als alle andere Monnikenorden, op de domheid der Natiën gegrond, en haare val zelf is het overtuigendst bewys van de geringheid haarer vereenigde zedelyke krachten Van gebrek aan verftand en befchaaving by den'groeten hoop haarer leden. Niets kan derhalve den treurigen toeftand van de verftandlyke vermogens der Nederlanders, met meer nadruk, aan den dag leggen, dan deze zoo levend* gefchetste en aangedrongen behoefte van net Jefoitisch onderwys. Hoe rechtmaatig zou men hier met de woorden van Jefus uitroepen: „ m„ dien het licht, dat in u is, duister is, hot " groot zal dan de duisternis zyn! " " Eenen zoortgelyken vangst heb ik nogmaals gedaan. Zeker Abt Ghesquiére heeft eene Notion fuccinSte de Vancienne conftitution des Prorinces Belgiques laten drukken, welke ik gewis ter  C 76 •) ter uwer kennisfe moet brengen. De man is indedaad éénig in zyn zoort; want by vindt de voorrechten der nederlandfche Geestlykheid zeer klaar in Taeitus beichreven. De laatste zegt ia het 7de hoofdftuk zyner verhandeling over de zeden der Duitfchers, dat „ derzelver Koningen geene onbepaalde heerfchers waren" (nee re* gibus infinita aut libera potestas). Derhalve hadden dc Belgen, reeds ten dien tyde, eenen geestlyken, adelyken, en derden ftand, welks vertegenwoordigers de Koninelyke magt in bedwang hielden!!! Wie zal ooit de bondigheid dezer gevolgtrekking wcderlpreken ? Wie zou i„ twyfel durven trekken , hetgeen een geleerd medelid der Zeeuwfche Maatfchappy , uit kracht zyner zcldzaame ervarenis in de kunst van uitleggen, doorgrond heeft?? Intusfchen heeft hy het ongeloof vóórzien, en brengt eene tweede aanhaaling ter baan, waarby hy buiten alle tegenfpraak iè. Niet alleen in Taeitus, maar zelfs in Julius Ca/ar is reeds het bewys te vinden , dat de Staaten van Braband de rechtmaatige Souverainen dezes lands zyn. „ De Koning der Eburonen, Ambiorix," dus fchryft de groote overwinnaar van Pompejus, „had „ geen meerder deel aan de openlyke beduiten ü en ondernemingen, dan de Volks-menigte" (Jl:aque ejusmodi esje imperia , ut non minus ha- be-  C 77 ) btret in fe j«ris multitude, quant ipfe in muM* tudinem). De Eburonen waren, zoo als bekend is lidgen; de Belgen hebben thands Bisfchoppe'i en Prelaten, dërhalven balden te Eburonen eene Geestlykheid, welke te gelyk de eerde daat in den lande was!!! Dit is zoo klaar, als de zon! En al wie dit niet gelooft, die zy een Anathema, zoo wel te Leuven, als te Douai, en overal, waar men bewyzen aanvoert, zoo als de vroome Bolland'. Zo bet echt ware, dat de Bataven en Eburonen, reeds vóór Cristus geboorte, zulke Chris** lyke Tuchtmeesters hadden, dan behoeft men zich niet langer over hun oprecht geloof te verwonderen; veeleer zou men zich moeten verbaazen , dat hun echter nog menige trek van xnenschlykheid is bygebleven- In ernst, hoe meer ik de Brabanders heb leeren kennen, des te meer word ik verzoend met hunne koelzinnige goedhattigheid. „ 'tGeen aan hun goed is," mag men met den Dichter zeggen, „is '„' hort eigen ; hunne fouten en gebreken komen ',' voor ivekening hunner opvoeders." HetVolk is befcheiden, dienstvaardig, beleefd, en zelfs dan, wanneer het vertoornd wordt, tri de woede der hartstogten, nog menschlyk en verfchoonend. De omwenteling zelve heeft dit charakter in veelvuldige gevallen ten toon gefpre.d. Toen  C 78 ) Toen de Gouverneurs vluchtten, en de Keiferlyke Minister en Generaal door gewaapende Uurgers verdreven werden, bleven hunne huifen onbefchaadigd, niemand waagde, niemand bedreigde , dezelven te vernielen, zelfs niet te plunderen. Zoo menigmaalen men het zoo verr* wist te brengen, dat het laagfte Gemeen in de vreeslyke gedaante van oproermaakers verfcheen , en eene algemeene verwoesting bedreigde; zoo zeldzaam zyn echter tevens de gevallen, dat eenig mensch aan deszelfs woede werd opgeofferd. By het oproer van den lóden van Maart dezes jaars , tastte het Graauw vyf huizen aan van de Democratifche party, en plunderde dezelven : dit was het eenig voorbeeld van ongebondenheid zederd het begin der Nederlandfche onlusten. Dan, dit deed Hechts een geringe hoop van omtrend drie honderd zaamgerottenen uit de heffe des volks; niet één éénige werd daartoe gedreven door een levendig gevoel eener gewaande vcrongelyking; listige aanvoerers alleen hadden hen, door omkooping en beloften, overreed, eene plundering te ondernemen, waarby zy veel te winnen, en weinig of niets te verliezen hadden. En deze ellendige hoop zou echter het huis van den Koopman Che gewoone levendigheid in de verdediging, zelfs van algemeen aangenomen begrippen, zodra zy flechts eenig nadenken vordert, ontbreekt hier in eene maate, welke naauwlyks gclooflyk is. De ingevingen zyn zoo kenbaar, dat men bykans den adem befpeurt, waarmede zy van deri een tot den ander overgingen. De voorvechters der Staaten, by ver de talrykfte aanhang, hebben altyd de oude conltitutie en de Joyeufe Entrée (blyde inkomst) in den mond; zy yveren geweldig tegen de vryheid, en kennen geen grooter kwaad, dan eene nationale vergadering; Tc vergeefsch poogt men hen te doen begrypen, dat 'er tusfchen eene dwinglandy van weinigen en eene Franfche Volksregeering nog een derde, eene verbeterde Volksvertegenwoordiging, mooglyk zy. Zonder op de uitdrukkingen natedenken, waarop zy gezworen hebben, blyveri zy echter met de grootfte naauwgezetheid daaraan gehecht. Met dat alles denke men niet, dat 'er in de andere party minder blinde naklappers zyn. Nog onlangs hoorde ik eenen yverigen demokraat met zeer veel ernst beweeren, dat de nieuwe Belgifche Staaten het ariftukratisch ftelfel niet konden ftaande houden , — omdat het reeds in Holland was aangenomen.' F ü VoV-  C 84 ) Volgends deze fyne redeneering, zou dus zyn vaderland eindelyk in 't geheel gecnen regeeringsvorm moeten bekomen, terwyl 'er onder de aangrenzende Staaten insgelyks Volksregeeringen en willekeurige heerfchappyen zyn! in den hevigen woorden-twist, dien men hier, bykans dagelyks, op openbaare plaatfen hooren kan, befchuldigen de partyen elkander, en, zo het fchynt, met recht, van een volflagen gebrek van goede grondregelen; dat is, zy kennen eikanderen by ondervinding: doch met deze kennis is echter het kwaad niet verholpen. Met dat alles heeft 'er gewis eene fterke geestdrift plaats, welke alleen daarom vreemde aanblaazingen volgt, omdat zy met een volffrekt gebrek aan verbecldingkracht, en een volflagen onvermogen gepaard gaat, om naar eigen inzichten te handelen. Dit gebrek aan eigen kracht ffraalt nergends meer door, dan in den beflisfcnden zegepraal der Ariftokraten over den volksgeziuden aanhang. Van der Noot, die, zelfs in Braband, den naam flechts van een middelmaatig verftand heeft, was echter flim genoeg, dit beloop van zaken, reeds by de grondlegging der Belgifchc onafhanglykheid, vóóruit te zien. Zyne bekwaamheden maakten hem wel dra aldaar 011ontbeerlyk, waar zy, zo als hy zeer wel wist, konden fchitteren , zonder benyd te worden. Dan,  ( 85 ) Dan zy waren gewislyk te kort gefchoten, indien hy het gewaagd had, zich tegen den alles verflindenden ftroom van geestelyke heerfchappy te verzetten. Om aan het hoofd te zyn, en alles, niet zoo zeer met zynen naam, als met de daad, naar zynen zin te regelen, moest hy aan dezen (landaard trouw zweeren. De opperde Biechtvader van Antwerpen, de zoo beruchte van Eupen, een priester van de gemeende zoort, wiens geheele grootheid in eene laage wellevendheid en in geheime dreeken beftaat, werd zyn vertrouwde en medehulp. De zwakke Kardinaal was in ieders hand alles, wat men flechts wilde, en bleef het gevolglyk ook in zyne handen. De enkele dem van den Bifchop van Antwerpen, een prelaat, dien men doorzicht cn een vast karakter toekent, klinkt zelfs, zonder geboord te worden, in het acoord (faux-bourdon-) (*) van eenen meerderen hoop van Monniken, die, in het diepst gevoel hunner geedeloosheid, alles aan het goedvinden hunner kerkvoogden overlaten , en flechts daarvoor zorgen, dat hun heilig belang by eiken omvraag boven dryft. By (*) Faux-bourdon is een mnfiekftuk, waarby alle (temmen dezelfde nooten hebben, doch de bas een octaaf langer gaat. F 3  C 86 ) By alle de voordeden echter, in welker bc zit de party der Staaten 2ich gefield heeft, Ievert dit ongelukkig land, en vocrnaamlyk de hoofdftad, een jammerlyk tooneel van inwendige beroering. De zoo menigerlei verfchillende belangen der Ingezetenen, de verbittering, welke by de overwinnaars uit den tegenfland, dien zy ontmoeten, en by den onderdrukten aanhang mt het gevoel van geleden onrecht voordvloeit^ jaloersheid, waarmede de eene nabuur den ander befpiedt; het wantrouwen, waarvan de Staaten zeiven het voorbeeld geven,- de hoop en.dclyk, welke den onderdrukten telkens nieuw voediel geeft, om zich met eene gelukkiger toekomst te vleien: dit alles werkt gezament- iyk mede, om de Nederlanders van alle de vruchten hunner aangewendde vlyt te berooven en hun, mogelyk binnen korten tyd, ook de fcha' duw ecner onafhanglykheid te ontrukken, waarin zy zeer zeker het wezen niet bezitten, ^oo ongerymd in de daad de aanmaatiging der Krabandfche Staaten fchynt, wanneer zy zich de wetgevende en uitoefenende macht te gelyk hebben toegeëigend, zoo ongelukkig fchynt ook ■* tydfhp gekozen, om de rechtmatigheid hun«er eifchen te onderzoeken, en een nieuw ftaatsgebouw tot ftand te brengen. Binnenlandfche rust, eendracht, en eene juiste overeenftemming tot  ( 37 ) tot één gemeenfchaplyk oogmerk, om zich (taande te houden; dit alleen kan hun het vertrouwen van buitenlandfche Mogendheden verwerven, en de erkendtenis hunner onafhanglykheid verhaasten. Verwydering en tweedracht alleen kunnen het Oostenryksch Hof den weg baanen tot herovering der Nederlanden. Niet zonder reden befpeurt men hier nog geheime zendelingen van verfcheiden machtige Hoven, in plaatfe van openlyk erkende Afgezanten, die te gelyk met de Gouverneurs verdwenen zyn. Van zommige Mogendheden zwerven hier veele perfoonen met verfchillende, en dikwerf elkander rechtstreeks tegenfprekende, lastbrieven. Staatsperfoonen, Kooplieden, Joden zelfs, houden, langs verfchillende wegen, met denzelfden Minister briefwisfeling, voor zoo ver hy hier de ariftokratifche party, elders de patriotten, en op eene andere plaats weder eene derde zoort van Staatkundige fcheurmaakers, laat pollen. De vereeniging van de zedenkunde en Staatkunde der kabinetten , welker mooglykheid ik geenzins in twyfel wil trekken, is tot nog toe echter niet meer, dan enkele Schyn geweest, en hy, die de openlyke betuigingen van rechtSchapen oogmerken, de loSfpraakeu, welken menig Hof, menig Vorst, menig Departement, zich zeiven toedeelt, voor echte munt wilde nemen, zou in dc daad F 4 telï  ( 88 ) ten uiterften onbedreven in de menschlyke 22* ken moeten genoemd worden. Dwaas zou het derhalve zyn, te willen gelooven, dat het een of ander Europisch kabinet hierin eene uitzondering maaken, en in eene zaak, waarin het alleen aankomt, om naar de kunst te zegepraalen, eene grootmoedigheid zou toonen, zonder eenig' byzondcr oogmerk, ja tot deszelfs wezenlyke fehaade. Wat zal men zeggen van de Hellingen, welken men dan eens hoort beweeren, dan tcgenfpreken, als of men eenen buitenlandfchen Erffladhouder, of eenen onafhanglyken Hertog, uit het midden van den Nederlandfchen Adel' het Catholieke Eraband had willen opdragen? Dan, de tooneelen van den i5den tot den i9den van Maart, gevoegd by hetgeen thands in het leger te Namen is voorgevallen, moet zeer zeker, althands in het tegenwoordig oogenblik , den yver der nabuuren, om zich met de Brabandfche zaken te bemoeijen, bykans tot onverfchillighcid toe, doen vcrflaauwen. Behalve den aanhang der Staaten en der Geestlykheid, behalve de voorltanders der Volksregecring, die echter, door dc, op eergisteren Voorgevallen, ontwaapening van den Generaal van der Mersch, den gevoeliglfen flag hebben geleden, is hier nog eene llcrke party van Kei(ersgezinden, tot welke byzonderlyk de rykfte Ban-  ( 89 ) Bankiers en voornaamfte Huizen van koophandel behöóren. Tot dus ver bleven zy onder het mom van volksgezindheid bedekt: thands echter is het niet onwaarfchynlyk, dat zelfs de yverigfte voorftanders der Volksvryheid liever met de Koningsgezindcn zamenfpannen, om het oude nxlzel wederom te doen invoeren, dan langer onder den yzeren fcepter der Staaten te bukken. Deze geneigdheid ten minften wordt openbaar erkend door alle de vrienden der voornaame Familien van Aremberg en Urfel, als die zich zelfs nog moeite geven, om dezelven te verheffen. Beide deze hoofden van den Nederlandfchett Adel hebben zich ten allen tydc ftandvastig verzet tegen de aanmaatigingen der Staaten, en daarentegen met yver de party des Volks gekozen, zonder immer den eed van getrouwheid, hoezeer men hen daartoe poogde te overreeden, aan de Staaten te hebben afgelegd. En hoe vluchtig dan ook het denkbeeld van zommige Patriotten was, om den vorstlyken ftaf van Braband aan deze Familie optedragen, en hoe ver nog de uitvoering zelve ware, het was echter gegrond op eene-wezenlyke erkendtenis zoo wel hunner perfoonlyke, als voorouderlyke, verdiensten. De Hertog van Urfel diende weleer in het keiferlyk leger vóór Belgrado en Orfova. By F 5 het  C 9o ) het uitbarsten- der omwenteling, pÜOgde hem dc Keifer door de vleiendfte behandeling te winnen • doch te vergeefscb. De Hertog wees alle gena' debewyzingen van de hand, ylde naar Brusfd deed afftand van alle zyne betrekkingen tot het krygswezen, en zond zynen fleutel van Kamerheer te rug. De Staaten droegen aan hem het departement van den oorlog op , waarin zy hem tot voorzitter aanftcldcn; dan, zoodra hy bekeurde , dat de Ministers zich het recht aanmaatigden, om, zelfs buiten zyn weten, eenige fchikkingen temaakeu, en hem van alle medebelfuur uittciluiten, (waarvan de benoeming van den Generaal van SchanfeJd tot tweeden Bevelhebber des legers het doorflaandst bewys was) legde hy onmiddellyk zynen post neder, -en verklaarde zich kort daarna, met zynen behuuwd-broeder , den Hertog vanAremberg, vóór de volksgezinde party. Op den SJIeu van Blaart, by het afleggen van den eed, welks inhoud de verfchillende partyen geweldig verbitterd had, tot dat eindelyk een, van beide zyden goedgekeurd, formulier werd aangenomen, verkozen de Brusfelfche Vry. willigcrs den Hertog van Urfel, met eenparige Hemmen, tot hunnen Krygsovcrfte, en, tot een teeken van vrede en vriendlchap, omhelsde hem van der Noot openlyk op de markt. Doch op den lóden, wanneer de Hertog in de vergaderingder  ( 9* ) der Staaten eene volmacht eischte, om de rust in Brusfel te. herftellen, kreeg hy het trotfche antwoord: „ dat het wel buiten zyn toedoen zou gefchieden," en, wanneer hy met den Graaf la Marck voor eenige dagen naar Namen reisde, om het leger onder van der Mersch tot bedaaren te brengen, werden zy, zoodra het den Generaal van Schönfeld gelukt was, om gemelde ftad te bemachtigen, beiden in verzekering genomenZie daar een voorbeeld van jaloersheid, hoe beide vrienden, van der Noot en van Eupen, het zich ten hoofdplicht maakcu, om eiken Man van grooter aanzien, het kostte wat het wilde, van alle beftuur te verwyderen. De aanhoudende ftryd met den volksgezinden aanhang, waarin zy de overhand kreegen, levert daarvan nog een meer voldingend bewys, en doet te gelyk zien, hoe diep een Volk moet gezonken zyn, hetwelk, ondanks de zoo algemeen bekende roekeloosheid in de keuze der middelen, zyne oogen, omtrend het gedrag dezer heerschzuchtige menfchen, nog weigert te openen. De a&e van vereeniging was naauwlyks onderteekend, de onafhanglykheid der provinciën naauwlyks openlyk afgekondigd, of het Committé der Staaten wilde, op het zelfde oogenblik, de vergaderingen van het Patriottifche Geuootfchap, waaraan men gewis  gewis den gelukkigen uitflag der geheele omwenteling alleen te danken had, volftrekt verbieden, onder voorgeven van de onbetaamlykheid en het gevaar van geheime zamenkomften. Doch dat Genootfchap fteunde onbefchroomd op de billykheid zyner zaak. „ Op dien dag, en op dat uur," gaf men aan het Committé ten andwoord, „ zou men openlyk vergaderen; alle vrecdzaame Bur„ gers, alle vrienden des vaderlands, zouden „ daar mogen verfchynen, om de overwegingen „ aantehooren, welke den gemeenen welftand „ ten oogmerke hadden. " De benaaming van geheime zamenkomften paste dus in geenen deele op een gezelfchap, dat uit Bankiers en ryke Kooplieden, uit den Adel, die nog niet vertegenwoordigd werd, uit de Burgers van veele Steden, verfchcide Medeleden van den derden Stand te Brusfel en uit de voornaamfte Advokaten dezer ftad beftond. Dat de ariftokratie, wilde zy zich haar aangemaatigd oppergezag handhaven, dubbele redenen had, om tegen dit Genootfchap de hevigfte maatregelen te nemen, lydt geen' den minften twyfel. Het was den Patriotten niet genoeg, dat zy den Keifer hadden verdreven; zy wilden vryheid in de Nederlanden, en geenzins de oude tiranny onder eenen nieuwen naam. Ten dezen einde ontwierpen zy een fmeekfehrift aan de Staa-  ( 93 ) Staaten, hetwelk wel haast door twaalfhonderd der aanzienlykfte mannen in deze provincie getcekend werd. Zy Helden hun daarin de noodzaaklykheid voor, om, volgends het voorbeeld der Staaten van Vlaanderen, de oppermacht des Volks plechtig te erkennen, het beltuur der finant.en te verbeteren, en delasten des Volks te verligten den koophandel te doen herleeven, het leger ia goede orde en tot eenen gedachten ftaat te brengen, de vryheid der drukpers te bewilligen, en alle ambten en plaatfen flechts voor zekeren tyd, tot dat de Natie vergaderd was, te vervul- leINimmer hadden de eifchen van Jofeph de Tweede het aanzien en gezag der Staaten vreeslyker bedreigd, dan dit fmeekfehrift thands fcheen te doen, hetwelk daarenboven nog eenen meerderen nadruk ontving uit het gefchrift van Vonk ( h die alle deze waarheden befcheiden, gemaatigd, doch tevens op onwederleglykc gronden, verdedigd had. Dc eerfte en vruchtbaarfte gedachte, welke van der Noot met zyne medeftanders tegen deze patriotfche bedoelingen aanvoerde, was natuurlyker wys deze, dat men den indruk dezer ver- (*) Conjtiteratm irvpartiaks fur la pojltio» atluelU du Brabant.  < 94 ) verftandige en billyke voordellen, door den invloed der Geestlykheid op de gemoederen, moest trachten uittewisfchen, door elke nieuwheid in de tegenwoordige onhandigheden als gevaarlyk en vyandig tegen het vaderland aftefchilderen. Onmiddellyk werd een rondgaande brief aan alle Geestlyken door het gantfche land afgevaardigd, waann men by hen zeer fterk aandrong, om een tegen-verzoekfchrift aan de Staaten in hunne kerfpelen te laten onderteekenen, ter beftraffinge der meuwigheid-zoekers en verftoorers der openbaare rust. Twee Brabandfche Officieren reisden met zoodanig adrés het geheele land door, en bedienden zich van allerlei ongeoorloofde middelen , ja zelfs van geweld, om de onderteekening te dwingen. De Domheer du Vivier, Secretaris van den Kardinaal, arbeidde met eenen vroomen yver tot hetzelfde oogmerk, en langs dezen weg bragt men, binnen korten tyd, de naamen van viermaal honderdduifend Brabanders bvdén, die deze tegen-adresfen onderfteunden. Intusfchen liet zich het patriotsch Gezelfchap door deze geestlyke bedriegery geenzins verfchrikken; maar zettede veeleer zyne vergaderineen voord, met de yverigfte poogingen, om zyne aangenomen republikainfche grondbeginzelen in het helderst licht te plaatzen. De zes Compagnien Vrywilligers, die tot de vyf zoo genoemde Burger-  ( 95 ) ger-.gilden van Brusfel behoorden, en het oppergezag der Staaten geenzins begunftigden , waren0 mooglyk van alle de overige Ingezetenen het vreeslykst voor de Ariftokraten, omdat zy de waapenen droegen, en de veiligheid der ftad aan haar alleen was toevertrouwd. Zy behoefden flechts te willen, om de heerfchappy van weinige dwinglanden op éénmaal te vernietigen. Om zich van hun te verzekeren, werd hun, op den éden van February, een eed van getrouwheid gevergd aan de Staaten, als hunne wettige Landsheeren. Eduard van PValkiers, een ryk Bankier, die onder de voorige Regeering den titel van Burggraaf gekregen had, kantte zich, als Deken van het Gilde van St. Sebastiaan, en als Bevelhebber eener Compagnie van Vrywilligers, tot dit Gild behoorende, tegen dezen eisch. Ook dc overige Compagnien weigerden, dit eed-formulier aantencmen, hetwelk zyne bedoelingen zoo zichtbaar verried. Van der Noot vond zich dus genoodzaakt, een gunfliger tydftip aftewachten. De Hertog van Aremberg keerde inmiddels, uit het zuidenlyk gedeelte van Frankryk, in zyn vaderland te rug, en nam, op den löüen, van de gezamenlyke Vrywilligers, die op het groote plein vóór- het Raadhuis vergaderd waren, den eernaam van vertegenwoordiger der Vrywilli- Sen.  C 96 ) gen (*), onder een luid vreugdgejuich des Volks, aan. Op den volgenden dag legde hy in deze hoedanigheid den eed af aan de Gilden, doch niet, zoo als men insgelyks van hem gevorderd had,' aan de Staaten, wier wettigheid hy zeer in twyfel trok. Zonder tot het patriotsch Gezelfchap daadelyk toetetreden, billykte hy met zynen Broeder, den Graaf de la Marck, niet alleen alles, wat hetzelve tot hiertoe verricht had, maar betuigde ook, by veelvuldige gelegenheden , zyne byzonderfte hoogachting voor verfcheiden deelgenoten van dit demokratisch verbond, en voornaamlyk voor den Advokaat Vonk, als eenen yverigen voorvechter van de vryheid des Volks. Van dit oogenblik verhief de volksgezinde party het hoofd, en fcheeu zich met aanmerklyke verwachtingen te vleien. Het meergenoemd Genootfehap benoemde den Heer Vonk tot deszelfs Voorzitter, koos eenen Secretaris, voerde, naar het voorbeeld van zoortgelyke Clubs in Engeland en in Frankryk, zekere orde in , volgends welke de vergaderingen zouden gehouden worden, beiliste over voorkomende gewichtige ftaatkundige vraagen by meerderheid van Hemmen, en liet de Generaals van der Mersch, de Rofières , en Klein* berg, door eene plegtige bezending, tot medeleden verzoeken. Alles fcheen aanteduiden , dat het zich voor eene navolging der Franfche Nationaals  C 97 ) turie Vergadering, en dus mooglyk voor het pa« troon eener Nederlandfche, wilde aangezien hebben. Met zoodanige rcchtfchapen oogmerken , der* halve, als hetzelve koesterde voor de waare belangen des vaderlands, was het des te ongelukkiger, dat eene onrype geestdrift zommiger brein benevelde, en op den ziften vanFebruary, daags nadat de Generaal van der Mersch zeer onverwacht van het leger te Brusfel gekomen was, eenen oplland bewerkte, die niets minder, dan eene tegenomwenteling fcheen aantekondigen. Des avonds van den ziften verfpreidde zich door de gantfche Had een duifter gerucht , dat men eene nieuwe cocarde met nadruk de cocar- de der vryheid genoemd in de kerk van St. Gudula wilde opzetten, en zulks . dus flui- fterde men elkander in 'toor bedoelde niets minder, dan de Staaten van hunnen post te ontzetten. Op den volgenden morgen droomde alles naar St. Gudula, en Eduard Walkiers «ragt, uit voorzichtigheid, zyne Compagnie op de been. Thands zidderden de nieuwe Ministers voor hun ftaatkundig aanwezen. De eerwaardige ftem der Priesterfchap was nogmaals hunne éénige toevlucht. Zy zonden den Preekheer der Hoofdkerk de volgende fchriftlyke verklaaring: Wy ?, ondergeteekendeu verzekeren, dat het Mani-  C ?s ) fi fest des Brabandfchen Volks, in alle opzien* „ ten, overeenkomftig zynen inhoud, zal nagekomen worden; dat alles, wat 'er omgaat, „ gefchiedt in naam des Volks, by hetwelk de „ opperlte macht berust, waarvan de Staaten zich nimmer iets hebben willen aanmaatigen." Fan der Noot en van Eupen hadden deze verklaaxing eigenhandig ondertc-ekend, en de Preekheer las ze van den predikftoel af. Eene zoo onverwachtte toegevendheid van de zyde der Staaten veranderde onmiddellyk de gezindheid der zaamgerotte menigte, zoodat zelfs, by het eindigen van de mis, eenige doldriftrgén, in plaats van de ariitocratie te beltonnen, eenen aanllag maakten op eenen volksgezinden Officier, die echter door Walkiers, en zyne Vrywilligers, aan hunne handen ontrukt wierd. In de kerk had de een en ander het gewaagd, om de nieuwe cocarde optezetten; doch ook dezen werden in verzekering genomen met eenige anderen , by welken men die in de zak vond. Zederd dien tyd werd het gevaarlyk, zich van eene andere, dan de echte Brabandfche driekleurige, te voorzien, en het is ons zeiven gebeurd, dat een Vrywillige ons vriendlyk zeide , dat wy waarfchynlyk vreemdelingen waren, en niet wisten, dat het witte lintjen aan onze cocarde verboden was. Geen  C 99 ) Geen fterveling, zegt men, zou van dezen opftand iets geweten hebben. Men ftelde dien op reekening der Koningsgezinde!!, welken men ten last legde, dat zy daardoor alles in verwarring hadden willen brengen, even als of door deze verwarring, op een tyd, dat de Oostenrykfche Troepen zich daarvan in geenen deele konden bedienen, de zaak des Keifers het een of ander gewonnen had? Den Staaten en derzelver Miulsters fcheen de flag van eenen anderen kant te komen; dan, zonder de blykbaarfte bewyzen was eene openlyke befchuldiging van zulken haatlyken aard geheel niet raadzaam. Daarenboven ftond hun mikiers met zyne Vrywilligers, en met zynen onvermoeid werkzaamen en alles ondernemenden geest, overal in den weg. Zeer saarn had men het voorgevallene van den 25^1 van February op zyne reekening gefteld: tot dat einde zelfs werden eenige brieven tusfchen het krygs-departement en hem gewisfeld; doch ook deze onderhandeling liep geheel af tot zyn voordeel, terwyl hy de wenken en zinfpeelingen der mlnhteriaale party beandwoordde op den toon van eenen beleedigden, en tevens met die grootheid, welke het gevoel zyner eigen waarde en onfchuld kenfchetfte. Het naauwlyks bekende, doch zoo nadruklyk vertoog der democratifche party aan de Staaten, waarin men hun nogmaals q 2 onder  C 100 ) onder het oog bragt , dat de Wetgevende era uitvoerende macht, zonder gevaar voor der* Staat, niet langer in ééne hand konde vereenigd blyven, veroorlofde thands geene andere, dan zydclingfche maatregelen tegen eenen zoo machtigea vyand. Men wist de Staatsregeling te ovcrreeden, om, op den a8/k» van February, de compagnie van Walkten aftedanken, onder voorgeven, dat ieder gild flechts ééne konde hebben. Dan, de Vrywilligers fnelden allen den volgenden morgen naar het raadhuis, en op hun voordel trok de Magistraat zyn befluit in. Walkiers, die juist de beurt van waaken had, bezettedé met de zynen het raadhuis, en zegepraalde onder eene openlyke toejuiching des Volks. Intusfchen, werd het thands hoe langer zoo noodzaaklyker, om de Vrywilligers door eenen eed te verbinden. Men raadpleegde over het' aantenemen formulier, en van der Noot bood zich aan, om een vergelyk te treffen met het patriotsch Genootfchap. Zoo gewichtig fcheen deze plechtigheid aan allen toe, dat men oordeelde, geene behoedzaamheid genoeg te kunnen bezigen, om alle dubbelzinnigheid te vermyden, agter welke zich de eene of andere party zou kunnen verbergen. Eindelyk, nadat men reeds meer dan éénen voorilag verworpen, en van der Noot zelf de verzamelde Vrywilligers op de groote  C ioi ) groote markt te vergeefse» gepoogd bad te overdeden , werd een zeer kort formulier in algemeene uitdrukkingen aangenomen, waarby alles zoo onbepaald bleef, als beide partyen flechts konden verlangen, om zich by eene fchynbaare overeenkomst te konnen diets maaken, dat men geene de minde opoffering gedaan had. Deze plechtigheid, by welke, gelyk ik U reeds gemeld heb, de Hertog van Urfel en Van der Noot elkander, tot een openbaar teeken van verzoening der beide partyen, omhelsden, werd op den 9den van Maart gevierd, en onmiddellyk daarna wees ook de Hooge Raad, op het Gerichts-hof van Braband, het fmeekfehrift, om het patriotscb gezelfchap te vernietigen, als ongegrond van de hand. Daarentegen, echter, dankte het Congres, als Souverein der Nederlanden, reeds op den iZden, een regiment af van befoldigde troepen, hetwelk den inval had gehad, om, in navolging der Vrywilligers, aan het Folk den eed van getrouwheid te zweeren. mikiers had, met dat alles, de eerzucht deiMinisters en der Staaten te diep beleedigd, en zyn hoogvliegende yver voor 's lands vryheid was hun al te geducht geworden, om niet, ui de eerde plaats, op zynen val te werken. Men tastte hem aan van de éénige zyde, waar hy kwetsbaar bleef, dat is, men werkte door eene G 3 over"  overfirooming van blaauwboekjens , cn door openlyk verfpreidde befchuldigingen, op de ligtgeloovigheid van het onkundig, en door zyne Priesters alzins beheerscht, gemeen. Het gelukte den zendelingen der Geestlykheid en der Ariftokratie, het zaad. van wantrouwen onder de Burgers van Brusfel, zelfs onder de Vrywilligers, te firooijen; het gelukte hun, dezelven onderling te verdeden, door de ontdekking, als 't ware, eener affchuuwlyke zameuzweering, waardoor een kleen aantal van heerschzuchtigen, onder voorwendzel, van het Volk in zyne fouveraine rechten te herftellen, zich zeiven van de regeering meesters dachten te maaken. WalJciers, zeide men, was het hoofd van 't complot; de Officiers der Vrywilligers waren zyne medeftanders, en eene Nationale Vergadering, welke men dacht byéén te roepen, zou, in navolging der Franfchen, tot het werktuig hunner dwinglandy dienen, om alle rechten der Burgers met voeten te treden, de altaaren te fchenden, en de heilige Dienaaren van den Godsdienst te mishandelen. Had dan het Volk van Brusfel, zult Gy mogelyk vragen, by eene zoo langduurige fhatkundige gisting, nog niet geleerd, tegen den laster op zyne hoede te zyn, en zyn wantrouwen uit echter bronnen, dan de gewoone dagbladen, te fchep-  ( i°3 ) fcheppen? Had het geene gelegenheid genoeg ^ehad, om het charakter van de verfchillende hoofden der partyen te doorgronden, en over hen een oordeel te vellen, hetwelk geenzins met eiken wind zou knnnen veranderen? Ongetwyfeld moet by eiken onpartydigen, na eene zoo plotslyke omkeering der gemoederen, het gedachte opkomen, dat het juist de waarfchynlykheid der befchnldiging is, welke deze groote werking heeft daargefteld. Zelfs zonder iets te vermoeden, of te gelooven, van geheime bedoelingen, welke daadelyk plaats hadden, of van een bedrieglyk gochelfpel, konde het tafereel, dat men vooraf van eene Nederlandfche Nationale Vergadering fchetste, waar en treffend zyn. Zou deze eenig nut doen, dan moest zy de thands plaats grypende ftaatsgefleldheid vernietigen, en de misbruiken verdelgen, welken de zedenlykheid, die éénige waare bron van alle burgerlyke vryheid, belemmerden; gevolglyk moest zy aan de Geestlykheid in 't gemeen, en byzonderlyk aan den Priesterhand, ten hoogden bedenklyk en gevreesd voorkomen. Eindelyk, indien men ook naar de verlichting in de Nederlandfche Provinciën, en de zeldzaamheid van een goed doorzicht en van groote bekwaamheden, zal oordeelen, dan was de voorfpelling zelve, dat de Nationale Vergadering flechts een louter werktuig zou worden G 4  ( ïo4 ) in de handen van weinige Demagogen, de oprechtfte lofrede uit des vyands mond op de bekwaamheden van eenen Walkitrs, Vonk, en de overige Hoofden van het patriotsch Gezclfchap ; zoo ver is het 'er by my af, dat de vaderlandsmin der Democraten daardoor eenigennaate kan bezwalkt worden, dat dat valseh gerucht zelfs eer doet aan hunne verlichting. In deze onhandigheden diende de verfpreidde bekommering, dat de Godsdienst in gevaar was, als 't ware, tot een fein voor de meerderheid der Brusfelfche Ingezetenen, om de volksgezinde party te verlaten, en voor de handhavening van het ftand grypend ftelfel van regeering te yveren. Naauwlyks was van der Noot van deze volksgeneigdheid verzekerd, of de myn fprong, welke hy voor zyne mededingers gegraven had! Nu kwam het 'er alleen op aan , welke party de andere zou voorkomen, en hy had zyne maatregelen zoo goed genomen, dat hy zyn voornemen uitvoerde , eer het leger de bewegingen in Brusfel onderfteunen kon. Op den 15*» van Maart overhandigde het vaderlandminnend Genootfehap een fmeekfehrift, waarin zeer befchei-. den, fchoon met ernst, werd aangedrongen op. de invoering eener nieuwe Staatsinrichting, en den Staaten, als 't ware, uit hoofde hunner bekende afkeerigheid van eene Nationale Vergade... rtofa  ( i°5 ) ting, de manier gëheelenal werd opgegeven, hoe zy de Volksvertegenwoordigers zouden kunnen byéénroepcn. Ter naamver nood was dit fmeekfchrift overgeleverd en gelezen, of men zag in het licht zekere ly.st van zommige verftoorers der openbaare rust, wier éénige misdaad beftond in de ondertekening van dat opftel, hetwelk men zich echter wel wachtte, om door den druk gemeen te maaken. Daarentegen las men overal aan de kerkdeuren een papier aangeplakt, waarin het Volk genodigd werd, den volgenden morgen om negen uur byééntekomen, naardien 'er eene zamenzweering tegen den Staat en den Godsdienst op til was. Zoortgelyke aangeplakte papieren veroordeelden de Hertogen van Aremberg en Urfel, den Graaf la Marck, Eduard IValkiers, Vonk, Herries en Godin, tot den lantaarnpaal. Reeds vroeg op den morgen van den lóden verfcheen het Gemeen, en byzonderlyk de Matroofen, Kruyers, en ander gepeupel, dat zich gewoonlyk omftreeks de zoogenoemde haven bevindt, en onder den naam van capms du rivage bekend is, vóór het Raadhuis, onder aanvoeringder beide Staatsmannen, die nog onlangs zoo veele ondertekeningen voor de beruchte tegenadresfen hadden verzameld. De Gildenmeesters ftonden op de trappen, en gaven der menigte, welke • den Staaten en van der Noot het eene q 5 vivat  vivat na het andere toegalmde, hunne goedkeu» ring met hoeden en zakdoeken te kennen. Op dit fein nam de plundering der huifen eenen aanvang, welken men vooraf daartoe bepaald had. De Koopman Chapêl kwam vry met het infmyten van venfters en deuren; daarentegen werden vyf andere huifen niet flechts om ver gehaald en tot den grond toe verwoest, maar zelfs in één derzelven de eigenaar doodelyk gewond. Walkiers vuurde met zyne Vrywilligers verfcheiden maaien op dezen woesten hoop, doch de andere Compagniën, in plaats van hem te onderfteunen, bedreigden veeleer, haare waapenen tegen hem te zullen kecren. Op den \%4tn kogt van der Noot de rust der ftad van de plunderaars met eene belofte van drieduifend guldens, die hun in orde betaald werden. Dan, niet voldaan met dit offer, en getrouw aan hunnen last, eischtcn zy het hoofd van hunnen tegenftreever , Walkiers. In den avond ontbood men hem voor de vergadering der Staaten; men ftclde hem voor, dat zyne man Schap in den haat des Volks geraakt was, en overreedde hem door deze voorftelling alleen, om haar aftedanken. Fan der Noot geleidde hem, midden door het opgeruide Graauvv, naar huis. In dezelfde nacht verliet hy Brusfel, en met zyn vertrek verdween de laatfte hoop der Demo-  ( ïo2 ) Democraten. De Hooge Raad van Braband kondigde, nog denzelfden dag, een decreet af, waarby het patriotschGcnootfchap werd opgeheven, en deszelfs hoofden vluchtten deels naar het leger te Namen, deels mm-Rysfel in Fransch Flaanderen. ■ Hoe geweldig dit middel ook ware, om de Staaten over de vrienden der Volksvryheid tc doen zegepraalen, had men het hen echter, in zulk een beflisfend tydilip, gaarn vergeven, indien flechts hunne regeering, van toen af, de weldadige uitwerkfelen had aan den dag gelegd, waardoor de pooging, om den Keifer de opperheerfchappy te ontwringen, in de daad beloond werd. Doch van eene zoo jammerlyke Vergadering koude men zich geen edel doel, geene grootfche daad belooven. Het allerecrftc oogenblik, waarop zy zich vry gevoelde van alle mededingers, befteedde zy, om, door middel van gewelddadige maatregelen, de mooglykheid eener vernieuwde republikeinfche omwenteling te verhinderen. De vryheid der drukpers, dat heiligst pand van vrye Volken, werd onherroeplyk afgefchaft; eene geftrenge keur over de boekeu waakte zorgvuldig voor de inftandhouding van ftaatkundige en geestlyke duisternis, en het verbod van alle buitenlandfche nieuwspapieren, welken de democratische grondstellingen begunftigden, bekroonde deze, de agttiende eeuw zoo zeer ont-  ( io8 ) onteerende, verordeningen. De fluier van geheim houding bedekte weldra alle de raadflagen der wetgevende Macht; een bittere haat vervolde de nog overig eynde leden des vaderlandmisnendenGenootfchaps; uit vrees voor geftrenge berisping, werden de naamen van Ponk, Walkiers, We/, en la Marei, op openbaare plaatfen „iet meer genoemd, en de geestdrift, welke no« imeult, en zomtyds nog een paar yveraars in het harnas jaagt, zal welhaast geheel verkoelen, en ontaarten in die ellendige onverfchilügheid omtrend het gemeene welzy,,, welke gewislyk overal heerfchen moet, waar het leven en het eigendom der Burgers niet van de wetten, maar van de willekeur en de driften der Regenten, af, hangt. XVIII.  xvin. BRUSSEL. Zelden bejammer ik Volken, die onder het juk van overheerfching gekromd zyn : derzelver flaaverny kome op hunne eigen hoofden! Tegen den leeuwen-moed van den vryman, die zyne vryheid boven alles mint, zyn alle de helfche kunften der dwinglandy onbeftand. De euvelmoed der Romeinfche zucht tot veroveringen konde zelfs het kleene Saguntum niet bemachtigen. De heldhaftige dood, midden in de vlammen en onder de puinhoopen hunner inftortende gebouwen, was de laatfte en edelfte zegepraal dezer echte Republikeinen ! Thands echter bejammer ik het noodlot der Brabanders. Onder beter leidslieden zouden 'er men-  Bienfchen van hun geworden zyn; de aanleg daartoe ligt in hun karakter, dat nog onbefchaafd, door het gif eener al te verfynde weelde nog niet befmet, maar alleen het offer is van een alvermogend bedrog. Heden hebben wy hen in eene opwelling van republikeinfchc drift gezien, welke geheel ongekunfleld, en ook daarom des te treffender was. Wy kwamen van Schooneberg, het lusthuis van den Gouverneur-Generaal, te rug, en in alle flraaten zagen wy eene zeer groote menigte van menfchen in de boekwinkels fformen, en met een onbefchryflyk ongeduld naar een blad papier grypen, dat zoo even van de pers was gekomen. Het was een brief van den Generaal van der Mersch aan de Staaten van Vlaanderen, waarin hy hun zyne komst te Brusfel meldt, en op het gedrengde onderzoek van zyn gedrag aandringt. De nieuwsgierigheid van het Publiek was zoo veel te meer op dit blad bepaald, daar zedert eenige dagen, de bitterde aanplakfels en blauwboekjens, zonder naam van fchryver of drukker, tegen den Generaal zyn uitgcffrooid, waarin hy een verraader des vaderlands genoemd, en als een voorwerp der hoogde verontwaardiging wordt afgemaald. De levendige deelneming aan zyn lot, welke, hoe verfchillende ook de dryfveer zyn mogt, by alle rangen van Ingezetenen fcheen te heer-  (1") heerfchen, had zekerlyk iets meer, dan enkele nieuwsgierigheid, ten grondflag, en verried eenen vonk van vryheids-gevoel, waarvan men .zich in volftrekt willekeurige regeeringsformen zelfs geen denkbeeld maaken kan. Het was een aangenaam gezicht, alles, oud en jong, mannen, vrouwen, kinders, voornaaureh en geringen, te zien droomen , om het eerde woord der rechtvaardiging van eenen aangeklaagden te lezen! Deze beweging duurde verfcheide uuren; de drukkery konde het benoodigde getal van exemplaren niet fchicrlyk genoeg leveren; men rukte elkander den brief uit de hand; men vogt om het bezit van den eerden uit den telkens nieuwen voorraad; men drong den Boekverkoopers het geld by voorfchot op; men bood dubbele, ja vyfdubbele betaaling, en wachtte, zoo als onder anderen ook ons geval was, uuren lang op een enkel exemplaar. En zoo ging het voord tot laat in de nacht. Van der Mersch is gister avond alhier aangekomen: dit is de laatde flag, die het gebouw der aridokratie in de Nederlanden bevestigt. Het leger te Namen was, tot dus ver, nog altyd de deun der Volksparty gebleven ; met de waapenen in de hand had zulks het fmeekfchrift des patriotfchenGenootfchaps gebillykt. Ja, het was in zynen yver nog verder gegaan. Eene cnbe-  C "a ) onbegryplyke onverfchillighcid, zoo wel der Bra* bandfche Staaten, als van het Congres, dat, door van der Noot altyd aangeblazen, met hun altyd eenftemmig was, had het leger aan allerlei behoeften van paarden en gefchut, van geld, levensmiddelen en kleederen, het grootst gebrek doen lyden; een groot gedeelte der te Namen liggende troepen had noch uniformen , noch Schoenen. Mogelyk ondervonden de vereenigde Provinciën thands reeds de groote moeilykheid, om de noodige lommen te verkrygen tot alle die middelen van verdediging, welken hunne toeftand vorderde; mogelyk was ook de verdacht te trouw dezes legers de reden, dat de Staaten zclveu talmden en draalden, om het niet tegen zich zeiven te waapencn. Het is intusfchen waar, dat een algemeen misnoegen onder de troepen te Namen was uitgebarsten, dat het plaats grypend gebrek zeer veel aanleiding gaf tot de grootfle wanorden en verlating van het leger, en dat van der Mersch, zyne herhaalde voordellen aan het Congres alzins vruchtloos vindende, het befluit genomen had, om zynen post als bevelhebber nederteleggen. In dezen daat van zaken vergaderden, op den giften van Maart, alle dc Officieren der bezetting aldaar, en gaven eenparig hun verlangen te kennen, dat van der Mersch het opperbevel over de armét behou-  ( "3 ) behouden , de Hertog van Urfel wederom and liet hoofd van het krygs - departement gefteldj en dc Graaf la Marck tot tweeden bevelhebber wogt benoemd worden. Ten zelfden tyde Schreven zy aan alle provinciën, om met hun mede» tewerken tot affchaffing der misbruikeu, en tot herftel der goede orde. Deze verlangens, met de febriftlyke toeftemming van den Generaal, op den i8Je» van April ontvangen, zonden de Officiers aan het Congres in éerien brief, waarin zy met ronde woorden verklaarden, het éénige middel van behoud voor den kranken (laat daarin te hebben gevonden, dat zy beflotcn hadden-, aan zommige eerzuchtigen de macht te ontrukken, welke zy zich over de gantfche Natie hadden aangemaatigd. Om te gelyk het herfeufchimmig monfter eener Nationale Vergadering te verbannen, verfcheen daags daaraan eene Ver= klaaring, geteekend door de naar Namen gevluchtte patriotten, Vonk, Verlooy, Daubremez-, en Weemaeh, waarby zy nogmaals verzekerden, dat zy in hun fmeekfehrift van den isden vau Maan geenzins op eene vergadering van dezen aard hadden aangedrongen, maar in tegendeel geneigd waren, om de Staatsinrichting der drie Standen te handhavenen, en dus* eigenlyk ge* fproken, alleen verlangden eene meer voldoenende Volksvertegenwoordiging, dan de tegenwoor-  ( H4 ) dige was , overeenkomstig het voorbeeld van Vlaanderen. Aan deze verklaaring gaf het leger zyne toeftemming op den <$den van April. Zy was juist zoo veel te merkwaardiger, omdat het ontwerp van 't Congres, of, gelyk het zich noemde, der Algemeene Staaten, van den $iften van Blaart, volmaakt van denzelfden inhoud was, met deze uitzondering alleen, dat het Congrés beweerde: dat het nog veel te vroeg ware, om aan eene verbeterde Volksvertegenwoordiging te denken, terwyl alle krachten en zorgen behoorden aangewend te worden ter afweering van den buitenlandfchen vyand; doch dat, wanneer het gunstig oogenblik daar was, men alsdan de Natie zelve daartoe zou oproepen, en men nu intusfchen dc toeftcmming en bekrachtiging van alle provinciën tot ditzelfde ontwerp verlangde. De Staaten van Vlaanderen draalden geenzins, om aan dezen voorflag hunne volle goedkeuring te geven, fchoon zy zich tevens voorbehielden, om in hunne provincie met de reeds aangevangen verbetering der regeeringsform voordtevaren, en dezelve tot ftand te brengen, zonder de oproeping van het Congrds aftewachten. Deze verklaaring was nog daarenboven des te gepaster, omdat de geheele voorflag van het Congrds volftrekt niets anders bedoelde , dau het Volk zand in de oogen te werpen, en de Staaten van Bra-  C tx$ > Srahand, verre van daarop eenige acht te (laan, in tegendeel yverig voordgingen, om hunne gewaande aanipraak wegens het oppergebied dezer provincie in alle opzichten te doen gelden. Het bericht wegens de Volksgezinde geneigdheden des legers verftoorde niet Hechts de Staaten van Braband, maar ook de tot hiertoe zoo yverige vrienden des Generaals van der Mersch, de Staaten van Vlaanderen. Zy drongen by het Congres aan, om alle krachten aautewenden ter afweeringe van het gevaar, waarmede het vaderland bedreigd werd, en zy waren het ook, die het voordel deeden, om den Generaal naar Brusfel voor het Congres te ontbieden, om reekenlchap van zyn gedrag te geven. In geval van weigering zouden zy hem de, nog onlangs gegeven, toelage van tweeduiieud guldens voor zyne bezoldiging ontnemen (*). Van den anderen kant, boden zich de beide vaderlanders en vrienden, de Hertog van Urfel, en de Graaf de la Marck, in eenen brief aan het Congres, vrywillig aan, om naar Namen te reizen, en, door middel van het vertrouwen, dat het leger op hun Stelde , de uit- bars» (*) De Provinciën hadden hem eene jaarlykfche foldy Tan vyftien duifend guldens, en tien duifend guldens tafelgeld, toegeftaan. H 9  C - ï <5 ) barsting des onheils te verhoeden. En daar zy, onmiddellyk by hunne aankomst in het leger, het boven reeds genoemd ontwerp van 't Congres openlyk bekend maakten, gelukte het hen, op den -sden van April, eene verklaaring van de armee zoo wel, als van den Generaal, te bekomen, waarby zy hunne volkomene tevredenheid te kennen gaven wegens den inhoud van dat ontwerp, ten aanzien eener toekomende hervorming der ftaatsgefteldheid. Fan der Noot, echter, wist een veel beter middel, om voor de in ftand houding zyner party te zorgen. Hy liet, naamlyk, een corps van vyf duifend man, dat tot hier toe te Leuven in bezetting geweest, en op de zyde der Staaten van Braband was, onder bevel des Generaals van Schcenfeld, naar Namen trekken. Fan der Mersch, die van dit befluit geen bericht uit Brusfel ontvangen had, fnelde, met zyne bezetting van derde half duifend man, het andere corps te gemoet. Wel dra vernam hy, echter, van de Adjudanten , die tot hem gezonden werden, dat het Congres niet Hechts dezen marsch bevolen had, maar dat zelfs afgevaardigde leden van het Congres zich aan deszelfs fpits bevonden, die zyne tegenwoordigheid vorderden. Hy begaf zich onmiddellyk tot hen, en, daar hy gewaar werd , dat de gantfche aanflag voornaamlyk tegen hem afzondeilyk gericht was, befloot hy_op het oogenblik, om in  ( H7 ) in perfoon vóór het Congres te Brusfel te verfchynen. Op deze wyze verhoedde hy de uitbarsting van eenen burger-oorlog , waarin zeer zeker broeders tegen broeders hadden moeten vegten. De Hertog van Urfel en de Graaf la Marck zyn, na eene gyzeling van flechts weinige uuren, wederom op vrye voeten gefield. Zie daar het voorgevallene van dien merkwaardigen dag, welke thands de gantfche Stad bezig houdt. Gister en eergister waren de berichten dezer gebeurtenis zeer onbepaald en elkander tegenfprekende. Ik heb geene reden, om de volksgezinde party te bcfchuldigen, dat zy hier nogmaals eene pooging deed, om, ware het mogelyk, te zegevieren. In eenen hartstogtlyken toefland, aan alle partyfchap altyd eigen, door de trouwloosheid der tegenftrcevers zoo vaak gekoesterd, en door de te leur gefielde hoop zoo ligtlyk tot woede overflaande, zou het onbillyk zyn, zelfs van de edelfte en beste menfchen te verwachten, dat zy alle hunne daaden naar een wel overlegd ontwerp, volgends een koel beraad, en de juiste maatflaf der burgerlyke pligten , zouden inrichten. In tegendeel, hoe reiner en edeler de bewustheid ware van de hoofden der Democraten; hoe fterker zy'hunne zedenlyke waarde boven eenen van der Noot en eenen van Eupen gevoelden; des te vuuj-iger moest hunne yver ontvlammen , om het misH 3 leidde  ( ïiS ) leidde Volk van Braband aan de handen van zul» ke leidslieden te ontrukken. Dit vooronderfteld zynde, laten zich ter dezer gelegenheid gemaklyker eenige onregelmaatigheden verontfchuldigen, welker verhoeding niet altyd in het bereik valt der welmeenenden, die zich aan het hoofd eener party ftellen. Het was ongetwyfeld een gewaagde flap der armée, wanneer zy eenige leden van het Congres , die met byzondere lastbrieven te Namen gekomen waren , gevangen zettede, derzelver brieven las, en die openlyk door den druk bekend maakte, fchoon deze zendelingen gewislyk geen ander oogmerk hadden, dan haar op eene listige wyze een formulier van eed optedringen, hetwelk dc Brusfelfche Vrywilligers reeds lang verworpen hadden. Fan der Mersch zelf, vertrouwende op den byfland zyner troepen, fprak den <$den van April op eenen toon, die den Staaten van Braband zeer zeker vyandlyk in de ooren ■moest klinken; en het blyft nog de vraag, of hy, op den sden, niet het beflisfend zwaard uit de fchede zou gerukt hebben, zo niet de zendelingen van van der Noot zich het oogenblik van zyn vertrek uit Namen ten nutte hadden gemaakt, om de llcgeering dier Stad van gevoelen te doen veranderen, en het Gemeen met eene aanzienlyke fom, welke zommigen op vyftig duifend guldens reekenen, omtekoopeu. Van daar, dat de Generaal,  ( H9 ) ml, wanneer hy de Stad wederom wilde intrekken , de poorten gefloten , en zyne troepen tegen hem vooringenomen vond; hetwelk, zo men verhaalt, de reden was, dat hy zieh tot een gemaklyk vergelyk leende. Even weinig kan het gcloehend worden, dat de reis van den Hertog van ■ Urfel en van zynen vriend , op een tydfbp , dat Vonk met zyne medeftanders' zieh daadlyk reeds te Namen ophielden, het voorkomen had, als ot het hun meer te doen was , om de gisting der armée aldaar ten hunnen nutte te bezigen, dan dezelve te helpen ftillen. Dan, wanneer wy ondertonen, dat zy oordeelden, eene goede en rechtvaardige zaak tegen de dwinglandy der Staaten te handhaven, wie kan hen dan berispen, dat zy zich van middelen bedienden, welken hen het beloop van zaken in handen gaf, om zieh te doen gelden? , , . Zeermoeilyk, zo niet volftrekt onmooglyk, is het, hen in eenig ander opzicht te verontfchuldigeI1 Wisten zy, dat het vooroordeel des Volks ongeneeslykwas; zagen zy vooruit, dat deszelfs gehechtheid aan de Staaten, noch door redeneering, noch door geweld, was te beteugelen , dan hadden zy dit vooroordeel behooren te eerbiedigen, en gevolglyk was hunne wederftrceving in dit geval ondöelmaatig en onbillyk. Hadden zy, daarentegen, eenig gegrond vooruitzicht, H 4 arifto"  C 123 ) arhlocratifche dwinglandy door eene manlyke Standvastigheid te verdelgen , dan zyn zy eeuwig te befcliuldigen , dat zy, door gebrek aan moed, de gelegenheid hebben laten voorbyflippen, om het vaderland yoor de tweede maal te bevryden. Alle volltrekte bepaalingen zyn werken van loutere befpiegeling, en behooren geenzins tot deze wacrcld. Hier hangt alles af van betrekkingen en omftandigheden. Het waare en het goede ontleent, even als recht en billykheid, zyne kleuren van tyd en zaken- De bepaaling der waereld volgends onze grondbeginzelen kunnen wy daarom nimmer dwingen; de fchuld ligt alleen aan ons, wanneer zy ons geenzins eerbiedigt. Het is gewis oneindig beter, de waapenen voor eene goede zaak nimmer optevatten , dan, nadat men dezelven eenmaal heeft opgevat, niet liever met de waapenen in de hand te zegepraalen, of te Sterven. Indien ons onvolkomenheden bedroeven, waar eene voortreflyker en edeler menschheid ons tot zich lokt, met hoe veel te meer afgryzen zullen wy dan ons oog afwenden van die ongelukkigen, wier zedenlyke misvorming door niet éèn eenigen goeden trek gemaatigd wordt? Het voorfpoedig gevolg hunner ondernemingen kan nimmer uit hunnen naam de fchandlyke vlekken wisfehen, lyaarmede de keus der verachtlykftc middelen, dubbel-  ( ia- ) dudbelhartigheid, arglistigheid, bedrog verraad, opruijing en misbruik van de vroomheid des Gemeens, plundering en moord van burgers, dezelven bezoedeld heeft. Gewis, de Brabanders zyn te beklaagen, dat menfchen van dezen (tempel hunne leidslieden geworden zyn, en hun gantsch vertrouwen bezitten! Zy waren het, die het Volk eenen zoo jammerlyken haat tegen het gantfche gedacht van deszelfs voormaaligen Vorst inboezemden, dat Jofels dood, en Leopold's geltrenfie veroordeeling van alle deszelfs nieuwheden, nog ^een' den minden indruk op de harten heeft kunnen maaken, hoe vatbaar anderzins de onverbasterde natuur van den mensch ook zy voor zagter aandoeningen, wanneer de dood van den beleediger vergoeding doet, en alle zyne fchuld uitwischt De groote aanbiedingen van den Koning van Hongaren en Bohemen hebben wel, hier te Brusfel, en nog meer in Vlaanderen, de party der ,00 genoemde Koningsgezindeu verderkt; doch de groote hoop des Volks heeft van zyne Zielzorgers geleerd, den naam van Leopold nimmer, dan met afgryzen, te noemen, en aan denzelven, even als dien van Jofeph, het vreeslyk, en echter zeer duister, begrip van ongeloof te verbinden. Deze fchrikbeelden mogen genoegzaam zyn, om de Staaten wegens de gehoorzaamheid der Brabanders te verzekeren ; maar zullen dezelven hun jj 2 moeds  ( I« ) moeds en kracht genoeg geven , om Leopold's legerbenden te verdaan ? In de daad, het gezicht der Vrywilligers, welken wy hier dagelyks zien optrekken, en alles, wat wy van den toeftand der krygstucht en veftingbouw der armée kunnen vernemen, laat niet toe, iets dcrgelyks te vermoeden. De éénige gegronde hoop der Staaten van Braband, en der overige Provinciën , op de bewaaring hunner onafhanglykheid, is alleen gelegen in de jaloersheid der Europeefche Mogendheden tegen het huis van Oostenryk. Het is, intusfchen, te wenfchen , dat dit zoo deerlyk gefchokte land, op de eene of andere wyze, tot rust keere. De verbasterde en verwilderde ftaat der wetcnfchappen alhier levert een zeerjammerlyk fchouwfpel op. De vroome yver, 't is waar, heeft altyd gezorgd, dat het goede in dit vak niet te overvloedig wierd; doch onder Prins Karei hadden ten minften de proefondervindlyke wetcnfchappen haare jeugdige bjoeifems alhier vertoond. Men heeft zekerlyk vry wat fabelachtigs opgedischt wegens een wonderbaar basterdzoon tusfchen de konynen en de hoenders: intusfchen was 'er toch eene menagerie voor handen, waarin dit gedrocht, hetwelk, eigenlyk gefproken, niet meer is, dan de bekende Japanfche, gekuifde hoender, onder veeie andere dieren te zien is. Van deze verzameling van vreemde die- 1 ren,  ( i-3 ) Ten van het kabinet der natuurlyke historie, van de 'verzameling van fchilderyen, natuurkunde, en boeken, aan den Prins toebehoorende, is naauwlyks eenig fpoor overgebleven. Wy bezogten eene zoo genoemde kouinglyke boekery onder toezicht van den Abt Chevalier , welke op het hoogst uit twaalf duifend deelen beftaat. Dc verdeeling in Godgeleerdheid, Letterkunde, Rechtsgeleerdheid, Gefchiedkunde, Wctenfehappen en Kunften, kan ter beoordeeling der orde,-zelfs van den inhoud, dienen. In hetzelfde huis vertoont men ook een openlyk kabinet van natuurlyke zeldzaamheden, in eene duistere kamer, welke flechts één uitzicht heeft. Het beftaat in etlyke verfteeningen en kryftallen, eenige opgezette (langen en vogelen, eenige laden vol hoornen, fchulpen en mineraalen, zonder orde, eenen (charlakenrok met goud, door den een of ander koning gedragen , en eene Groenlandfche Kanoe. Dit en nog eenige natuurkundige werktuigen, 'welken wy in het huis van den Abt Mann vonden, zyn het overblyffel der groote verzameling, welke Prins Karei alhier heeft aangelegd. De Akademie der 'Wetcnfchappen , waarvan dezelfde Abt geheimfehryver is, houdt zich by de tegenwoordige gefteldheid van zaken zeer ftil, gelyk het wysgeeren betaamt: doch zy was altyd van eenen vredelievenden aard, en zal weinig opziens -in de waereld maaken,  C "4 ) maaken, ten minften door een te fuel verfpreid licht van het gezond verftand, nimmer, voor het geloof gevaarlyk willen worden. De Heer Mann is een medelid van het kwynend gezelfchap, tot welks herftelling men in de Nederlanden reeds zoo veele moeite heeft aangewend, en dat, behalve door zyne natuurkundige werkzaamheden, ook door de bekeering van Lord Montague beroemd is. Over het verval der alhier zynde fabrieken heb ik, reeds by eene andere gelegenheid, gehandeld. De Engclfche en Franfche Grynen hebben de aflevering der genen, welken te vooren alhier beroemd waren, zoo fterke afbreuk gedaan , dat 'er thands geene beftellingen van eenig belang in deze zoort van goederen gefchieden. Van daar, dat de menigte van ftukken gryn, die jaailyks bewerkt worden, in verre na niet zoo aanmerklyk is, als te vooren. Van de niet minder beroemde Brusfelfche tapytwerken waren vóór weinige jaaren nog vyf fabrieken voor handen; thands is die van den Heer van der Borght flechts alleen nog aan den gang, en het getal van derzelver fabrikeurs bedraagt nog vyf, en evenwel klaagt men nog over den grooten voorraad, welke den fabrikanten in handen blyft. De werkluiden zitten twee aan twee op één ftoel, even als zulks by het opwerk der wollen en zyden fabrieken plaats heeft. De  C i-5 ) De tapyten waren fchoon geteekend en met ongemeene naauwkeurigheid uitgewerkt. Men toonde ons een voortreflyk ftuk naar Teniers, een ander naar le Brtin enz. De elle van zulke tapyten kost twee karolinen. Van de twee groote fuikerraffinaderyen van de Heeren Ronis en Danhot, welke in haare zoort zeer goed ingericht zyn, zal ik niet fpreken: eene, in Europa waarfchynlyk éénige, koetfenfabriek verdient, dat ik ze nader aan u doe kennen. Haare aanlegger en bezitter, de Heer Simon , heeft doorgaands honderd tot honderd en twintig werkluiden, die in zeer breede , door groote venfters zeer goed verlichtte, vertrekken zitten, en eikanderen in de hand werken. De hoogte van 't vertrek gaf hem gelegenheid, om ook boven rondom hetzelve eene gaanery te maaken, alwaar de arbeiders , even als beueden, aan hunne tafels zitten. De tegenwoordige onlusten hebben intusfchen het getal van werkluiden tot op de helft verminderd. • Alles, wat tot eene koets behoort, het yzervverk, leder, hout, het lakken, vergulden en fchilderen , alles wordt hier in het bellek dezer ééne fabrik ver■ vaardigd. In de vertrekken hangen tafelen, waarop de wetten gefchrevcn ftaan, aan welken zich elk arbeidsman, die alhier wil werken, moet onderwerpen. By dezelven wordt bepaald, wanneer men te werk komen , en hoe lang men arbeiden  C « noodwendig met zich brengt, als de gruwzaarafte wanbedryven van de eerfte grootte, en als fchandvlekken der gefchiednis, hebben willen afmaaien, terwyl zy den vooroverlegden moord van duifenden, door de eerzucht van krygvoerende Defpoten, en de langzame vergiftiging der geneuchten van honderdduifenden, door het afperfen van onmaatige fchattingen , voor eene beuzeling achten, of liever als roemryke daaden verheffen, en 4angs dezen weg tegen den vloek der tegenwoordige en toekomende geflachten hoopen te beveiligen. Het was reeds laat, toen wy hier aankwamen; wy deeden, echter, nog eene wandeling door de ftad, en verheugden ons in haar fchoon en bloeijend voorkomen. Geheele ftraaten hebben een zeer regelmaatig aanzien , als waren alle huifen deelen van één geheel. De huifen zyn doorgaands drie en meer verdiepingen hoog en ftevig gebouwd. De ftadsgebouwen, zoo als het hotèl of bureau des Comptes, ja zelfs de groote, en geheel op zich zelf ifaande Schouw-, burg, zyn nieuw en fchoon, fchoon niet vry van gebreken. Op de gelyk gemaakte vlakte tusfchen de ftad en de Citadèl loopt eene zeer fchoone breede allée langs de ftad, welke den Ingezetenen, eenen voortreflyken wandelweg ver- fchsft.  (l*1) fthaft. Het gewoel op Bataat was ons, na het doode Braband, een vcrvrolykend gezicht; doch men reekent ook, dat Rysfel honderdduifend inwooners bevat, en 't is bekend, dat het eenen fterken handel dryft. Zelfs de voorftad (Fauxbourg aux maladei) is uitgeftrekt, en de landftreek, hoe vlak, echter verwonderlyk fchoon, en zeer veel naar een tuin gelykende. Buiten deze voorftad telden wy omtrend honderd windmolens , en mogelyk verborg het bosch nog even zoo veele anderen voor ons oog. Het raapzaad, 't welk wy hier, zoo als doorgaands in Braband en Henegouwen, met zyne goudgee. Ie bloeifems groote ftreeken lands prachtig zagen verfieren, wordt op deze molens geperst, en de olie is een voornaame tak van handel voor Rysfel, terwyl het zoo wel dient, om te eten , als om in de lamp te branden. Het vroegtydig bloeien dezer olie-plant bewyst daadlyk het beftaan haarer inwendige warmte, welke zich nog duidlyker in de olie doet zien: deze eigenfehap beveiligt de plant tegen de vorst. Op onzen fpoedigen togt hebben wy geen tyd, om de kerken alhier te bezichtigen, waarin nog veele goede ftukken der Brabandfche kunst bewaard worden. Even weinig kunnen wy ons ophouden, om de fpiegel- fabrieken, de K 4 tabaks-  ( 15» ) tabaks-bereiding enz. te bezichtigen, welke al-, hier veele duifende arbeidsluiden bezig houden. Het is intusfchen opmerklyk, dat in deze geheele landffreek geheel geen tabak geteeld Wordt, hoe gefchikt de grond anders daartoe, en hoe veelvuldig de plaatfen hier om ftreeks zyn, zoo als te Rysfel, Duinkerken, St. Omer, Doornik, Ath, Leusze enz., alwaar men deze plant bewerkt. ■ " Morgen reizen wy verder. XX,  XX. ANTWERPEN. Eindlyk genieten wy den verkwiklyken zonnefchyn, in plaats van den eeuwigen nevel en regen, die het genoegen onzer reis langs de kust een'weinig verminderd heeft. Eerst in Duinkerken, kwam de zon eenmaal uit de wolken ten voorfchyn, en dit vrolyk oogenblik lieten wy geenzins voorbyflippen, zonder eene wezenlyke genieting. In de vyf dagen, welken wy op de reis van Rysfel herwaarts hebben doorgebragt, zyn ons, intusfchen, zoo veele voorwerpen van verfchillenden aard voor onze uiterlyke en inwendige zintuigen voorbygezweefd , dat Gy thands op een wydlopig berigt moogt reekenen. Wy rusten hier uit, eer wy op nieuws onze K 5 oogen  C 154 ) eogcn en onzen geest bepaalen tot de befchouwing dezer groote ftad, welke haaren roem overleefd heeft. 'Er is mooglyk geen arbeid, welke de krachten zoo zeer uitput, als dit onophoudlyk, met de grootfte opmerkzaamheid verbonden, zien en hooren; doch, wanneer het waar is , dat de duurzaamheid van ons beftaan moet bereekend worden naar het aantal van ontvangen gewaarwordingen, dan hebben wy, in deze weinige dagen, veele jaaren onzes levens gewonnen. De weg van Rysfel naar Duinkerken bragt ons door Armeniieres, Bat Heul, Casfel en Bergen. Het regende bykans onophoudlyk den gantfchen dag; dan, fchoon ons daardoor het uitzicht benomen wierd, bemerkten wy echter, dat zulks, over het geheel genomen, vry gelyk is aan dat in Henegouwen. Te Armentieres hielden wy ons niet op, hoe gaarn wy ook de linnen-bleekeryen hadden bezichtigd, alwaar men dc gewichtige uitvinding van den Franfchen Scheikundigen, Bertholet, om naamlyk met zuurzoutfpoedig, zeker, en onverbeterlyk fchoon te bleeken, reeds daadlyk in praktyk gebragt heeft. Doch, dit voorbeeld wordt insgelyks door de Pruisfifche Bleekers in Westphalen, ja zelfs in Spanje, gevolgd. Te Bailleul hoorden wy het Volk op de markt wede  C 155 ) weder viaamsch fpreken, en deze fpraak gaat voord tot Duinkerken. Het Fransch in dezen omtrek is ellendig plat en plomp; echter niet zoo zeer een onderfcheiden tongval van het land, als wel eene fpraak van het Gemeen, dat niet zyne eigen moedertaal, maar eene aangeleerde taal fpreekt. Het alhier woonend menfchenras is groot en wel gemaakt : mooglyk doelt hierop de Franfche fpreekwys: un grand flandrin; fchoon zy tevens het bykomend denkbeeld van lomp of ongefchikt met zich voert. In alle deze ftedekens dragen de Vrouwen lange gryrien mantels, even als in Henegouwen; met "dat onderfcheid alleen, dat wy ook veeleu van de graauwe, zelfs eenige van fcharlaken- kleur zagen. Ons middagmaal hielden wy te Casfel (MontCasfel), hetwelk, uit hoofde zyner romaneske ligging op een berg, zoo beroemd, fchoon voor het overige eene kleene plaats is van geene de minste beteekenis. In den zomer, op eenen fchoonen dag, zou het bykans onmooglyk zyn, zich van dit heerlyk uitzicht los te rukken. De naby liggende heuvels zyn zeer fchilderachtig, en worden met een fchoon bosch gekroond. De onoverzienlyke velden van Vlaanderen , Henegouwen, en Artois liggen daar in hunne verbaazende uitgeftrektheid, en verliezen zich in eenen donker-  C ) donkerblaauwen gezichteinder, alwaar de hooge kerktorens van Bergen, Duinkerken, Veurn, Ipe. ren, en andere Heden, zich wonderlyk fchoon verheffen, en aan deze befchaduwde, en met eenen oneindigen rykdom van afwisfelende gedaanten uitnemend verfierde, landfireek gevoel van veiligheid en rust inboezemen. Ach! hier is het land der liellyke en koele fchaduwenl Hier bepaalen de hooggetopte, ranke Olmen-, Popelier-,' Linden-, Eiken- en Wilgen - boomen ieder veld, eiken weg, elk kanaal, 't zy groot of kleen; hier gaan zy mylen verr' voord in prachtige alléén, verfieren de gemeeue wegen, of verzamelen zich tot groepen op de wyde vlakten en de hoogten, rondom de verlfrooide hutten en de ftille dorpen. De trotsheid , de menigte, en de pracht dezer hooge, fchoon gevormde boomen geeft aan deze landen een zeer onderfcheidend charakter. Het gras-tapyt is in deze natte dagen heerlyk opgegroend; de korenakkers glinderen met eene wezenlyke fmaragdkleur; de knoppen der boomen willen, ondanks den konden adem der Noordenwinden, Utónqen rykdom niet langer verbergen; de kerfen- peeren- en appel-boomen in de tuinen, de perfiken abrikoofen-boomen langs de muuren eii fchuttingen, openen, midden in den regen, hunne bloeifems. By deze verrukkende pracht der lente,  ( 157 % te, misten wy alleen het gezicht der duinen en der zee, welken ons de nevel benydend verborg. Zulk een onmeetlyke blaauwe gezichtseinder, die zich met het gewelf van den azuuren hemel vcreenigt, moet gewis aan het uitzicht alhier eene verhevene volkomenheid geven , welke flechts op weinige plaatfen van onzen waereld- bol zoo voortreflyk kan bereikt worden. De heuvel , die ons dit fchouwfpel oplevert, fchynt een loutere zandheuvel te zyn, zoo als 'er hier meer zyn, die al verder door Artois tot in Picardyen voordlopen, en waarfchynlyk op kalk-beddingen rusten, Vóór Rysfel, en in de landen daar om ftreeks, vindt men zeer witte kalkfteen, en in Picardyen vooral, even als in Engeland, kryt. Zodra wy de kleene vesting Bergen (of St. Winoxbergeii) agter ons hadden, was de fchoonheid der landftreek plotsling, door betovering als 't ware, verdwenen. Wy bevonden ons op eene laage open vlakte, alwaar, behalve eene reeks van afgekapte wilgen in allerleie richtingen , anders noch boom, noch haag, te zien was. De gantfche verbaazende vlakte droeg koren en vee, en was, langs den zeeoever, van bloote witte zandheuvels, of zoogenoemde duinen, omgeven. Op eenige plaatfen groef men klei tot fïeenen, die zich geel laten branden: voor  C 158 ) voor het overige fcheen ons alles dor en woest, in vergelyking althands van het fchoone land hetwelk wy zoo even verlaten hadden. De beftraatte dyk intusfchen, langs welken wy reeden, was onverbeterlyk, en wy bereikten welhaast het kleeue en wcrkzaame Duinkerken, 't welk, zoo als de naam zelf aanduidt, in de duinen is aangelegd. Door lengte van tyd en door geduurigen aanbouw is alles zoodanig geflecht en vereffend, dat men geene hoogte meer ontwaart, en alleen op eenigen afftand, aan beide zyden der ftad , de heuvels ziet voordlopen. De onrcgelmaatigc gedaante dezer zandhoopen, die zich aan het oog vertoonen als de onftuimige baaren der zee, welke dezelven voordbragt, doch op het hoogst veertig voeten in eene rechte lyn boven de oppervlakte van 't water ilitfteken, en flechts fpaarzaam met eenige planten bewasfen zyn, geeft aan 't geheele land iets bevreemdends, zelf woests en fchrikverwekkends. Deszelfs veranderlykheid veroorzaakt den bewooners dezer kusten menige kommernis; de winden kunnen het fluifzand, waaruit de duinen beftaan, gansch en al verwaayen, en holten maaken, waardoor de zee, by fpringvloed, zeer gemaklyk henenbreekt, zich in de laage vlakte verfpreidt, en al wat leeft, ja het land zelf, ten eenenmaale verwoest. En zo al deze vreeslyke gebeur-  C 159 ) gebeurtenisfen geene plaats hebben , zyn ten minften de digtbygelegen akkers en korenlanden altyd aan het gevaar van verzanding blootgedeld, welke dezelven veele eeuwen lang onbruikbaar maakt. Niet ver van Duinkerken, op de grenfen van Vlaanderen, toonde men ons een merkwaardig voorbeeld van de werking der dormen. Een kerktoren Mond zoo diep in het zand begraven, dat flechts de uiterfte fpits zichtbaar was. De paftory was geheel verwoest, en men had zich genoodzaakt gevonden, verder oostwaards van de duinen een vol (trekt nieuw dorp aanteleggen. Zelfs de konynen , die in deze zandhoopen by menigte graven en wroeten, dragen tot verzwakking van dezen voormuur tegen de zee het hunne by. By het eerde gezicht van Duinkerken, hoopten wy, te vergeefsch, het voorwerp der jaloersheid van zekere groote Natie, in dezen of genen onderfcheidcnen charaktertrek, te onderkennen. De dad, fchoon dertigduifend inwooners tellende, die meestal van de 1'cheepvaart leeven, heeft niets fchitterends, of prachtigs. De nabyheid alleen der Engelfche kusten begundigt hier den fluikhandel, en in tyden van oorlog de kaapreedery zoo zeer, dat Engeland, meer dan ééns, op de verwoeding dezer plaats bedacht geweest -is, en, in zyne vredcstraktaaten met Frank-  ( ióo ) Frankryk, de Hechting der haven en vestingwerken bedongen heeft. Frankryk , echter, heeft deze voorwaarde altyd onvervuld gelaten , en waarlyk 'er is geen krachtig middel tegen den fluikhandel voor handen, dan alleen dat, waarvan zich de Minister Pitt by het tractaat van koophandel bediend heeft, naamlyk de vermindering der tollen, waardoor de eerlyke koopman een voordeeligcr debiet heeft, terwyl het gevaar van beboeting, in evenredigheid der winst, voor den fluikhandelaar te groot wordt. Dit tractaat fchynt ook eene nadeclige werking op den bloei van Duinkerken te hebben, hoe zeer de menigvuldige fabrieken zulks nog ftaande houden. 'Er zyn hier verfcheiden aanzienlyke Engelfche huifen van koophandel opgericht, en het rykfie kantoor der geheele Itad behoort aan de Ierfche familie Conolly. Ook ziet men veele Engelfche koffyhuifen, alwaar alles naar den Engelfcheu fmaak ingericht is, en ook alleen Engelse h gefproken wordt. Eene der grootfte fabrieken, de looijery vóór de ftad, is insgelyks het eigendom van eenen Engelschman. By dezelve is eene voornaame glasblazery, welke flesfen van groen glas levert. Eén der gewichtigfte artikelen van koophandel in Duinkerken is de brandewyn, van gene* ver-bezien geftookt, en daarom genever genoemd, waar-  C ) waarvan aanmerklyke verzendingen naar Engèland gaan, en, daar dezelve aan eenen zeer zwaaien tol onderhevig is, doorgaands ter Huik worden ingevoerd. Dezen drank houdt men aldaar,' even als in de Nederlanden, voor eene algemeemeene artfeny in maagpynen: een vooroordeel; hetwelk reeds meniger leven verkort heeft. Weleer liet men alle genever uit Holland komen? thands ftooken die de inwooners van Duinkerken zeiven, na vooraf eenige, in deze kunst ervaren, Hollanders tot zich gelokt te hebben. Niet min gewigtig voor deze plaats is het zuiveren van keukenzout, 't welk omtrend twintig zoutkeeten aan den gang houdt. Eene kwaalyk geplaatfte geheimhouding, intusfchen, fchynt derzelver eigenaars te beheerfchen; want meiï wees ons van twee plaatfen, zelfs met eenige onvriendlykheid, te rug; fchoon het gantfche geheim waarfchynlyk daarin alleen beftaat, dat men ronde pannen iti plaats van vierkante gebruikt. Het zout wordt uit Fransch myuzout bereid, en is naar evenredigheid zeer goed koop. Men brengt het zeewater onmiddellyk in den ontvanger, waarin het zout ontbonden wordt, doch deze plaatslyke gelegenheid wordt door het ongemak, om aan goed drinkwater gebrek te ïy> den, al te duur gekogt. Geen der putten is flechts draaglyk, en de inwooners moeten zich, T„ k«ra-  ( ïö2 ) kommeriyk genoeg, met regenwater behelpen. Des zomers is Duinkerken daarom eene ongezonde woonplaats. Het portaal der Parochie - kerk heeft my zeer wel behaagd. Een fchoone boog, volmaakt evenredig gevormd, rust op een aantal van prachtige, Corinthifche fuilen, en was de vulling door geene haatlyke Engelen-hoofden met opgeblazen wangen en door iteenen wolken misvormd, noch de hoeken van den boog ten eenenmaale ontfierd door een paar misbakken torentjens, die veel naar een pastei gelyken, dan zou het indedaad, met het eenvoudige deos. (*), in plaats van allen opfchrift, één der fchoonften zyn, welken ik ooit gezien heb. De fchilderyen van Reyns, Porbus, Elias, Leys, en Claasfens, welke de kerk van binnen vertieren, kan ik zeer voegzaam met ftilzwygen voorbygaan. Dat echter eene ftad met dertigduifend Inwooners Hechts ééne parochiekerk heeft, is een treurig bewys van den jammcrlykcn invloed der Monniken, welken het hier geenzins aan kloosters mangelt. Zederd twaalf jaaren, begroette ik hier, wederom, voor het eerst de zee. Ik kan U niet zeggen, wat 'er by dit gezicht in my omging. Ge- Aan God geheiligd.  ( i63 ) Geheel overgegeven aan den indruk, dien hetzelve op my maakte, werd ik, als 't ware onwillekeurig, in my zeiven geheel verdiept, en het beeld der drie jaaren, welken ik op den oceaan doorbragt, en die myn gantsch noodlot beflemden, ftqnd vóór myne ziel. De ouafmeetlykheid der zee vervult den aanfchouwer met een veel duifterer en inniger gevoel, dan die van den met fterren bezaaiden hemel. Hier aan den Itillen, onbeweeglyken trans flonkeren eeuwig brandende lichten. Daar, in tegendeel, is niets indedaad gefcheiden , een groot geheel, en de baaren flechts vergauglyke verfchynfelen. Derzelver fpeeling laat geen den minfteu indruk na van eenige zelfftandigheid in hetgeen zoo menigvuldig is; zy ontdaan en verheffen zich; zy fchuimen en vcrdwyncn; het onafmeetlyke verdindt ze weder. Nergends is de natuur vreeslyker, dan hier in de onverbidlyke geftrengheid haarer wetten; nergends gevoelt men flerker, dat 'er, tegen de geheele zoort gerekend, flechts ééne baar is, welke uit haar niet, door een punt van afgezonderd beftaan, wederom tot niet terugkeert, terwyl het geheel zich in eene onver* anderlyke eenheid voordwentelt. De haven van Duinkerken is kleen, bykanS geheel door meufchen-handeu gevormd, en zoo ondiep, dat zy flechts kleeue febepea voeren  C 164 ) kan. Binnen dezelve is een fchoone kom, waarin de fchepen vertimmerd, en zelfs nieuwe van ftapel kunnen lopen. Wy zagen en bewonderden de werktuiglyke kunst, waardoor men één dezer groote houtgevaarten op zyde legt, en haar, in plaats van den verrotten bodem, eenen nieuwen geeft. De zandbanken vóór den ingang der h;./en, en de kromten tusfchen de fteenen beeren (jetées) aan beide zyden, verfchalfen den fchepen volkomene veiligheid, hoezeer zy het in-en uit-lopenbezwaarlyk maaken. De beeren, die zich ver in zee uitftrekken , beftaan uit ingeheide paaien," door gevlochten rys, of zoogenoemde fascines, aan alkander verbonden, en •aangevuld met zwaare graniet- en zwarte jafpisftukken. Aan elke zyde der haven ligt eene fchans, welke den ingang beftrykt. Het was thands ebbe, en op het ontblootte zand lagen kwabben, zcenetels, koraalgevvasfen van verfchillende zoort, mosfelcn, zee-wier, kleene krabben, kortom vceleiiei voordbrengfelen der zee, by menigte aangefpoeld. Bovenal verwonderden wy ons over de menigvuldige vierkante, gehoornde beursjens, van eene gladde, zwarte, draadige en lederen zelfftandigheid, welken men zee-muifen noemt, fchoon zy eigenlyk de fchelpen of eierfchaalen van jonge Roch zyn. Wy hielden ons eenen geruimen tyd bezig met het verzamelen!  ( i6S ) melen dezer natuurlyke voordbrengfelen. Eensflags befcheen ons de zon. Nu veranderde de duistere , graauwe kleur van bet water in een doorfchynend, donkerblaauw, en op de ondiepten bleeker, groen; de branding aan de buitenfte zandbanken fcheen ons nader bygekomen, en bruischte al fchuimende even als een fneeuwklomp, die van dc bergen afrolt; groote ftreeken der zee elinsterden, als zilver, in het te rug gekaarde licht, en in den verren gezichtseinder blonken de zeilen, als witte Hippen. Eene nieuwe waereld ging voor ons op. In onze verbeelding zagen wy den tegen over liggende oever en de meer afgelegen kusten, welken de oceaan voor der menfchen onvermoeide vlyt toeganglyk maakt. Hoe heilig is dat element, hetwelk waerelddeelen verbindt! De wederkeerende vloed, die welhaast alle de zandbanken bedekte, riep ons van onze verbaazing tot den engeren kring der menschlyke werkzaamheid te rug. Wy droogden onze verzamelde fchatten by het vuur, en maakten ons geveed tot onze afreis naar Veurn. Eer dc, echter, met myn verhaal voordga, moet ik u met een enkel woord het tooneel befchryven, dat wy nog den eigen avond onzer aankomst te Duinkerken bezogten. Troep, orchest, en toe- hoorers ■ alles fcheen ons belachlyk. Alle L 3 de  C 16-6 ) de beste plaatfen waren vol van Officieren, want bier liggen twee regimenten in bezetting. Van bet vreeslyk geraas, hetwelk de gefprëkken alhier maakten, kan men zich geen denkbeeld vormen; het fcheen, als of den Heeren op den volgenden dag een eeuwig ftilzwygen zou worden opgelegd, en zy daarom voor de laatfte maal hunne tong los lieten. Nog erger werd het, zoodra de vertooning begon; de gantfche menigte zong, of huilde, alle de aria's der Operette na. By geluk waren de Tooneelfpelers zoo flecht, dat het taamlyk onverfchillig ware, wie ons den tyd verdreef. Dus echter oordeelde het aldaar zynde Publiek niet. Dit fcheen veeleer in het gejoel, in het gezwets, en de ellendige fcherts zyner kluchtfpelers, een groot behaagen te vinden. Deze onbefchaafde fmaak grondt zich niet enkel in het onderfcheid tusfchen de hoofdftad en het land : dc verfcheidenheid van afdamming draagt gewis daartoe ook het haare by. De zintuigen der Vlamingcrs zyn zeer zeker veel grover, dan der Franfchen, en 't is bekend, dat, hoe ruuwer de mensch zy, ook des te plomper de aandoening moet zyn, welke zyne zinnen bevredigt. Mozarfs en Paefiello's kunst wordt aan Midas-ooren verfpild, als die alleen voor Bitters ftraathedjens geltemd zyn. Even onaandoenlyk blyft een laf en onbefchaafd Publiek  ( ie-7 ) Publiek voor de bekwaamheden van den Tooneelfpeler, die de natuur in haare tederfte en geheimfte bewegingen gadeflaat, zonder haare befcheidenheid immer te kwetzen ; terwyl de kluchtipeeler daarentegen met zyne grillen overal ingang vindt, of, 't geen nog erger is, een middelmaatig fpeler de jammerlykfte gebaaren en zwellendfte uitfpraak als echte tooneelkunst doet gelden. Met dat alles zyn de Inwooners alhier, zo ik my niet vergisfe, van veele Franfche volksgebreken vry, fchoon zy in gezelfchap minder fehitteren. De ongedwongen aardigheid hunner zuidenlyke nabuuren paart zich zeer aangenaam met hunne eigen eenvoudigheid en goedhartigheid, en vormt tusfchen de Vlamingers en Franfchen een middenras, welks goede zyde men ge- reedlyk erkennen moet. Het fchip op Veürn vertrekt, daaglyks, om drie uur na den middag, van hier af langs de rivier, door eene naare, weinig bebouwde, en geheel onbefchaduwde vlakte, waarover deze keer een fcherpe, koude wind waaide, die ons, ondanks onze mantels, geheel doordrong. Zekerlyk droeg daartoe veel by de gebrekkigheid van het vaartuig, 't welk van binnen vol water Hond, zoo dat de grond, waarop men ging, altyd vochtig bleef;-ook waren in de kajuit alle glafen in ftukken, en de wind kon dus overal vry L 4 fP^"  C ) fpeelen. Des te meer bewonderden wy de vlyt der Dames, welke in ons gezelfchap waren, eene ryke Koopmans-vrouw uit Duinkerken met haare agttienjaarige Dogter, welke in eenen adem voordbreiden. By het dorp Hoyenkerken bevonden wy ons wederom op Flaandersch grondgebied, en werden door de Tolbedienden onderzogt. Des avonds om negen uur flapten wy te Veum aan het ftadhuis, of liever aan de kafteleny, af, welke bykans overal in alle plaatfen van Vlaanderen op het land een herberg is. Wy hadden dubbele reden, om met onze herberging volkomen te vrede te zyn, en betaalden de eer, om op de (kapkamer onzer reisge-, zellinnen te fpyzen, enkel met de geduldige oplettendheid, welke wy aan haare familie-gefchiedenis moesten toewyden. Het kleene ftedcken had des morgens een vriendlyk aanzicht; de huifen gaven, ondanks derzelver ouden fmaak van bouworde, zekeren welfland te kennen, en de ftraaten waren zoo breed en echter zoo rein, dat men het niet eens bemerken kon, van welken tak van handel zich de Inwooners geneeren. Feurn heeft de grootfte veemarkt van Vlaanderen; zy voorziet alle de aangrenzende Franfche provinciën van vette osfcn, en de kafteleny, welke deze plaats haaren naam geeft, heeft de beste weiden van het  ( 169 ) het gantfche land. De omliggende ftreek is wndom van alle kanten met vaarten doorfneden; op ééne derzelven fcheepten wy ons naar Nieuw* poort in. Dit fchip was niet veel beter dan dat van Duinkerken, en de vaart zelve had een havenloos voordkomen, waaruit wy taamlyk zeker opmaakten, dat deze reis-koers flechts zeiden genomen wordt. Het naar uitzicht van Nieuwpoort bragt ons geenzins in de verzoeking, om aldaar zoo lang ,e vertoeven, tot dat de veerfchuit naar Oftende afvoer- wy huurden liever een kleen rydtmg ffiet één paard, het ellendigfte ding, waarm ik immer gezeten ben, en zetteden. onze reis te land voord. In de kleene haven telden wy flechts vyftien vaartuigen van zeer weinig beteekenis, die thands, geduurende de ebbe, op het zand droog lagen. De handel alhier is voor het overige zoo gering, dat zich, zelfs midden op den dag, bykans geen mensen oP flraat vertoonde Onder de visfehershutten, waaruit dit kleene ftedeken beftaat, bemerkten wy naauwlyks een goed gebouw. Wy reeden over eene wyde kaale vlakte, waarop de veedriften, moesen'gras-landen met eenige koren-akkers afwis, felden Het groot aantal van omliggende, met moes- en tuiu-vruchten bezaaide, dorpen overtuigde ons, echter, van de fterkfle bevolking L 5 dezcl'  ( 170 ) dezer ftreek van Vlaanderen. Digt by de onvruchtbare duinen waren de koeijen in de weiden zeer mager en kleen, en de paarden kort van pooten en lomp van geftalte. Veel beter fchynt het fchraale voedfel van dezen zandgrond gefchikt te zyn voor den weinig behoevende ezel, dien wy daarom ook overal op den weg, en by honderden op de markten van Duinkerken en Oftende , met de voordbrengfelen des lands beladen, ontmoeteden. Wy hadden gefchaterd van lachen, toen men ons te Brusfel vertelde, dat, zo de Nederlanders hunne onafhanglykheid geenzins behoorlyk konden handhavenen , zoo wel Engeland, als een ander Nabuur', de gelegenheid zouden waarnemen, om hun het noodlot van onmachtige en oneenigc Republieken te bereiden, waarvan deze" eeuw reeds meer, dan één voorbeeld,gezien heeft. Doch, by onze komst te Oftende, fcheen ons de uitvoering van dit ontwerp reeds aanvanglyk tot ftand gebragt, en deze plaats in eene Engelfche zeeftad vcrwisfeld te zyn. Het derde of vierde huis wordt zeer zeker door Engelfchen bewoond, en niet flechts kooplieden en makelaars, maar zelfs winkeliers en hand» werksluiden van deze Natie,hebben zich alhier in groote menigte nedergezet. Van daar ook eene zichtbare overeenkomst der Ingezetenen alhier  ( 171 ) hier met die der Britfche eilanden in zeden en leefwyze, welke zich zelfs uitftrekt tot het huisraad , de bereiding der fpyfen en de levensmiddelen. Zoo blykt het dan ontegenfpreeklyk, dat deze ondernemende Natie, welke reeds den koophandel der halve waereld in bezit heeft, geene gelegenheid kan laten voörbyflippen, om zich eiken nieuwen tak, die hier of daar ukfpruit, te bemachtigen. Waar heure fchepen geenzins onder haare eigen vlag kunnen varen, moeten vreemde Natiën dezelven dekken. Met haar kapitaal, en onder haaren invloed, handelt Zweden op Indien en China, en terwyl Holland, dooide verhuifmg van zoo veele ryke familiën, door de nadeelige verbindtenis met Frankryk, en eene reeks van toevallig zamenlopende onheilen, eene onherftclbare neep geleden heeft; terwyl Frankryk's handel, door inwendige gisting, kwynt; — terwyl Denemarken, ondanks eenen vyftigjaarigen vrede, door zyne Bcftuurers vernield is,— en Spanje en Portugal, door piafters en diamanten, noch ryk, noch machtig kunnen worden,— bloeit de koophandel van Engeland overal, omvat alle waerelddeelen , en is, zederd het heilzaam verlies der Coloniën, ongelooflyk in welvaart toegenomen (*). Deze verwonderlyke werkzaam* C) De Lezer zy indachtig, dat de Hr. Forjler deze aan-  C w y uaamheid is zoo blykbaar het uitwerkfel van burgerlyke vryheid, en der, door haar alleen veroorzaakte, ontwikkeling des verftands, dat zelfs de uiterfte bemocijing der Regeeringen in andere landen, om den koophandel te herfteUen, alleen op de gebreken der ftaatsgefteldheden fchipbreuk heeft moeten lyden. Wat een Monarch voor zoodanige herftclling doen kan, heeft feph de Tweede ons alhier grootmoedig getoond. De haven van Oftende is een gedenkteken zyner yvengfte bemoeijing voor de welvaart der Nederlanden. Dan, het alvermogen der Regenten is niet in ftaat, om verftand en verftandige befchaaving te fcheppen ; het gevoel van eigen kracht en waarde, voor den vryman alleen befchoren , kon Jofeph zelfs niet doen geboren worden. Oftende is, echter, eene Hechte vergoeding voor de gefloten Schelde. De kust loopt va eene rechte lyn, zonder eenige bogt, voord, en de toeaanmerking ter neder Helde in den jaare 1790, en dus nog lang vóór dien tyd, toen eene jammerlyke ftaatkünde dat handeldryvend Volk, voor het welk, even als voor alle andere zoortgelyke volken, de vrede eene onontbcerryke behoefte is in den oorlog wikkelde. Door dezen, «eet men, heeft Engeland onnoemlyke fchaade geleden.' Aant. des FërtaaJers.  ( 173 ) toesang tot de haven wordt door veele ondiepten moeilyk en gevaarlyk. Tusfchen twee dammen ziet men de kleene, enge, ongefchikte opening, welke flechts met zekere winden, en dan nog alleen met den vloed, toeganglyk is. Om deze reden ftaat 'er, by den ingang, op de battery, welke dien beftrykt, een hooge vlaggeftok opgericht, aan welks top een vlag waait, zoo lang het hoog water is; wordende deze, by halve ebbe, ook halver weg nedergelaten, en, by den laagften val van 't water, geheel ingetrokken. Alsdan liggen de fchepen bykans droog in de haven. In het geheel telden wy veertig fchepen, alhoewel de haven een veel grooter aantal bevatten kan. Eigenlyk is het flechts een diep uitgegraven kanaal, aan beide kanten met een fterk paalwerk (pitoh% hetwelk door eene reeks van vastgevlochten ryswerk voor elkander digt is aangevuld. Men poogt daardoor te' verhinderen, dat de haven door ebbe en vloed niet verzande, terwyl dezelve t'elken reife het zand van den oever met zich voeren. Over elken dam ftaan b'aaken geplant, en, ter linker zyde van den mond der haven, dient een kolom met eene groote en heldere lamptaarn den fchippers des nachts tot een kenteeken. In de haven zelve zyn verfcheide ruime kommen (basfins'); doch, met alle deze kostbare inrichtiu-  ( *74 ) gen, ftrydt men te vergeefsch tegen de natuur lyke zvvaarigheden der ligging, de geringe diepte, de onvermycilyke verzandingen of verflykingen, en de veranderlykheid der zandbanken langs de kusten. Oftende bad Hechts één fchittcrend oogenblik; dar naamlyk, toen het de éénige onzydige haven was aan de kust, wanneer Engeland, Frankryk en Holland, in den Amerikaanfchen oorlog, hunnen handel aan vyandlyke kapers ten prooi moesten geven, en de keizerlyke vlag alleen, onverhinderd, den oceaan bevoer. Dan, de droktc en voorfpoed van dat oogenblik verdwenen des te fpoediger met het fluiten van den vrede, omdat zy niet zoo zeer een eigen werk van Nederlandfche nyverheid was, als wel een bcdrieglyk verrchynftl, door vreemde kooplieden alhier overgebragt. Zelfs de vrye vaart op Oostindiën, door Jofeph de Tweede aan deze zyne zoo geliefkoosde haven , ondanks den tegenftand der Hollanders, verzekerd, bleef zoo onaanmerklyk, dat zy op den bloei van Oftende geen' den minden invloed had. In de daad, alwie deze willekeurige bepaaling van den Nedcrlanclfchcn handel , het verbod, om op de Indien te varen, en het fluiten der Schelde, gadeflaat, kan zich dan onthouden van te lachen over den toon van veele leeraars des ftaat»-  ( !75 ) ftaatsrechts, die het heilig woord recht nog duitven uitfpreken ? Deze onnatuurlyke eisch der Hollanders aan hunne Nabuuren is het krachtigst bewys, dat de jaloersheid der Staaten, overal, waar zy zich tot overmacht verheffen kan, zonder bedenking alle, zelfs de blykbaarfte, rechten der menschheid met voeten treedt, en alle de grenfen van het recht der Volken willekeurig ovcrfchreedt. JofepVs Voorvaders moesten zich deze gewelddadigheid, door geen voorgeven ter waereld immer te verontfchuldigen, getrooften, omdat het noodlot zoo wilde. En wie eischte dit onbillyk offer? wie verbood de Brabanders, op hunne eigen rivieren naar zee te varen? Datzelfde Volk, dat over ongerechtigheid fchreeuwde, toen Engeland's havens voor hetzelve gefloten werden, en de waereld met weeklachten vervulde, toen Cromwell dat bolwerk van den Engelfchen zeehandel , de beruchte akte van fcheepvaart, maakte. Waarlyk, de gefchiedenis is een zamenweeffel van gelykzoortige onevenredigheden en tegenflrydigheden; de verdragen der Natiën met elkander, even als die der Vorften met hunne Onderdanen, zyn bykans nergefids gegrond op natuurlyk recht, of billykheid, zoo als het gezond verftand by den allereerften opflag voorfchryft. Overal dwingt de euvelmoed van den ftcrkften den zwakken tot eene  C 176 ) eene opoffering, welke niemand van zynen medemensch recht heeft te vorderen, en welke dan nog niet langer gelden kan , dan het geweld voordduurt, 't welk haar afperste. Wy verwonderen, of ergeren ons, dat iedere eeuw ons altyd wederom hetzelfde toonecl oplevert, 't geen de Volken, reeds zederd eeuwen, verdeeld hield; dat de verfchillen over de greusfcheiding, welken men lang geloofde bygelegd te wezen, altyd op nieuw uitbarllen; dat de pennen van Staatsmannen, die dc oude Staatsakten beoefenen, onophoudlyk werken aan vertoogen , waarin men zich op bezworen verdragen, op erkende punten van vergelyk, en daarop gebouwde aanmaatigingen beroept; dat de twistende hoven hunne toevlucht nemen tot fpitsvondige uitleggingen, tot gebaste verzwygingen, tot dubbelzinnige uitdrukkingen , en eindelyk toch den verwarden knoop met het zwaard doorhakken. Dan, de vruchtbare bron hunner oneenigheden llroomt onverminderd voord, en wie bezeft niet, dat zy niet opdroogen kan, zoo lang men vredestraktaaten, ilaatsgefteldheden en wetten ten grondflag legt, die, juist omdat zy niet berusten op den onwrikbaren grond van 's menfchen algemeene , verflandige natuur , maar flechts overecnkomflen en fchikkingen van den tyd, of beguichelingen van fhatkundige drogredenen zyn, de  je pi'oef der waarheid niet kunnen doorflaan? Geene Natie, geene Macht, geen ftand ter waereld , kan uit een duifendjaarig bezit een onvervreemdbaar recht ontkenen. De aanfpraak des verflands op alle menschlyke rechten duurt eeuwig, en wordt door gewelddadige krenking eerder verfterkt, dan verjaard. Na duifend en tieuduifend zegevieriugen der plunderende overmagt, welke flechts de maate haarer ongerechtigheid vermeerderen , keert de waare, duurzame vrede dan eerst te rug, wanneer elke overweldiging krachtdadig gefluit zal worden, en ieder mensch in zyne waare rechten zal getreden zyn. Wy zouden den tyran hooren vervloeken, die mensch voor mensch verbood, op ftraat te komen, of zich buiten de muureu van zyn huis, of de grenfen van zyn erfgoed, te vertoonen: ons gevoel wordt gaande, wanneer wy van zoortgelyke verboden lezen , welken een Afiatisch geweldenaar uitvaardigt, zoo dikwerf het hem behaagt, zyn heir van byzitten verfche lucht te laten fcheppen. Hy intusfchen , die immer de rechtmaatigheid van eenig eigendunklyk geweld, kan toeflaan, zou ook zoodanig willekeurig gebruik als geoorloofd moeten aannemen. De verordeningen der keifers van Japan en China, die alle vreemdelingen uit hunne heerfchappyen bannen, fchyncn ons toe, ellendige behoedmiddelen M te  ( i?8 ) te zvil eeuer lafhartige , wantrouwende, en kof zichtige Itaatkunde ; maar wy beftryden geenzins1 bet recht dezer geweldenaars, om eiken buitenlander den toegang tot de grenfen hunner ftaaten te verkenen, of te verbieden. Daarentegen is het uitfluitend recht van eigendom van een of ander volk op den oceaan eene zoo belachlyke ongerymdhèid, dat de euvelmoed van zekere zeemogendheden, in plaatfe van eene erkendnis haarer aanfpraak, flechts den haat, den nyd, en de verbittering der mededingers heeft kunnen gaandemaaken. En waar blyft dan de fchaduw van recht, volgends hetwelk de Hollanders voor hunne Nabuuren de Schelde fluiten, en hun den handel op zee durfden betwisten? In allen gevalle, moest dan eene algemeene vergadering des menschdoms eenparig befloten hebben , dat de Nederlanders hunne rivieren van de Natuur te vergeefse!) ontvangen , dat dc zee hunne kusten te vergeefsch befpoelt maar, wat zeg ik? Ook deze uitfpraak zou dan nog onbillyk zyn, ten ware men te gelyk eene nationaale misdaad konde bewyzen, welke zoodanige uitfluiting als eene biliyke draf, of liever als nooddwang, met zich voerde. Zulk eene misdaad, echter, van eene geheele Natie tegen het gantfche menschdom waarin anders zou zy immer kunnen beftaan, als in eene volftrekte miskenning van  ( i?9 ) van alle de rechten der Nabuuren ? Het ftrafbare Volk moest dan zelf, of uit eigen willekeur, of in den misbruikten naam der Godheid, de waereld te onder brengen, en haare bewooners onbepaald willen beheerfchen het moest een Volk , louter van veroveraars , of priefters, wezen. Even als men eenen ziunenlozen vastbindt, ten einde geenzins het offer zyner woede te worden , even zoo zyn alle maatregelen geoorlofd, welken het zelfsbehoud tegen een gezelfchap van menfchen, die zoodanige beginfelen dryven, van zelf aan de hand geeft, ja gebiedt; zoodra zulks eens anders rechten met voeten treedt, verliest het tevens alle aanfpraak op de zynen. Tegen de Romeinen, wanneer zy naar de opperheerfchappy over de gantfche bekende waereld dordeden , tegen Philip de Tweede, tegen de Hildebrands en de Borgid's, behoorden alle Volken, by eeu eenparig verbond , te zyn opgedaan, om derzelver zwaarden en fcepters te verbreken , en hunne moorddadige handen in keetenen te klinken. Spanje s onmacht, 't is waar, ten tyde van den Munjlerfchenyxe.de, bedreigde de Europeefche Staaten met geene algemeene eenhoofdige regecring; de zwakke ziel van Philip de Vierde was onvatbaar voor dit doute denkbeeld. Doch, laat ons het ergde onderdellen, en dan nog hebben de Iklgen nimmer verdiend, voor hunnen gewelM 2 de-  C ï8o ) denaar te boeten. Wanneer, dus, liet onverbidlyk noodlot hen gedrongen heeft, om het fluiten hunner rivieren met ftilzwygen te gedoogen —— wat anders, dan dezelfde vrees voor vyandlyke oppermacht, zou hunne nakomelingen kunnen terughouden, om hun aangeboren, en onvervreemdbaar, recht te rug te eifchen , en het fchandelyk vergelyk op eenmaal te verbreken ? Een verbroken vergelyk! eene fchending van den Westphaalfchen vrede ! Dit zyn , gewis , haatlyke woorden in het oor van den lezer der oude oirkonden (aktenlezer), die onder dit lezen zyn mcnschlyk gevoel verdooft: maar, hoe menig flag-zwaard heeft niet reeds het oude pergament doorboord ? Hetgeen de Machten van Europa elkander hebben vry gewaard, behoorde gewislyk eeuwig te duurcn : doch , 't is te bejammeren , dat de ondervinding alhier het befchouwend ftelfel zoo bondig wcderlegt, en elk vorften -verdrag geen langer duur belooft, dan tot het allercerfte tydftip, wanneer het met voordeel verbroken kan worden. In den bcerfchendcn geest der ftaatkunde is elk vredes-traktaat van het oogenblik der onderteekening af vernietigd; want op dit oogenblik alleen heeft zy daardoor haar oogmerk bereikt. Tegen het befchouwend ftelfel zelf zou het gezond verftand ligtlyk eenige tegenwerpingen maaken. Hoe ? Is eene overeenkomst van etlyke lom-  ( ï8i ) ïomperts of dwarshoofden genoeg, om een Volk. het gebruik van een ondeelbaar element te ontzeggen, en zulks aan een ander toetewyzen? Dart konde het even zeer der eene of andere vredesvergadering invallen , om dit of geue Volk lucht en vuur te verbieden , of hetzelve voortefchryven, waar en wanneer het adem mogt haaien? Doch het is onmooglyk, om de gewaande eifchen der ftaatkundigen by vooronderftelling meer te overdryven, dan in de daadlyke uitvoering reeds gefchied is. Heeft men zich ten fpyt van alles, wat der menschheid heilig is niet ver- ftout, om by vredes-verdragen voortefchryven, welke wyzigingen van denkvermogen en geloof alleen geoorlofd zullen wezen! Dit moge eene kostlyke zaak zyn voor het verdrag van 1648, en echter heeft zulks, zoo als bekend is, de uit» barfting van tien , of meer, bloedige oorlogen geenzins verhinderd; het moge zeker zoort van menfchen gemaklyker vallen , het armzalig werk der ftaatkunde op hunnen (troeven grond voordtezetten, dan de eeuwige pylaareu, Natuur en gezond Verft and, tot grondllagen van eenen onverbreekbaren vredes-tempel te verkiezen ; het mogevoordeeliger zyn, de aanleiding tot nieuwen twist en oorlog gaande te houden, en deuitfpraaken der onkunde, en der dwingelanden trots, als bronnen van recht en wet uittebafuinen, dan dat onzalig  C ï8a ) onzalig juk van gezag aftefchudden : Doch , men verbeelde zich nimmer, dat eene wetgeving, zonder inwendige billykheid, uit overtuiging aangenomen , of gevolgd kan worden ; men befchuldige Hechts nimmer de Volken van gebrek aan zedenlykhcid, wanneer zy traktaaten fchenden, welker in ftand houding éénig en alleenlyk op vrees en jaloersheid berustte. De oceaan is geenzins het eigendom yan eenig mensch ; hy is, en blyft, allen gemeen , die hem ten hunnen nutte willen bezigen. Met deze flot-ftelling zal ik Oftende verlaten. Einde des derden Dcc':., NB. De Inhoud te plaatzen agter de tytel.