1168   D S NEDERDUITSCHE JDJC M T JK UWJD E.   D Ë NEDERDUITSCHE DICHTKUNDE, EERSTE DEEL. VAN DE Te AMSTERDAM, Bij J. VAN GÜLIK, MDCCLXX XI.  Manus & officium, ttll fcribens ipfe, docebo: Unde parentur opes: quid alat, formetque Poètam. Hor. Art. Poët. v. 306 & 307.  D E NEDERDUITSCHE DICHTKUNDE. EERSTE DEEL. TAN DE D I C II T M A A T. JQ)e Dichtkunde leert ons de fchoonfle voordbrengfels van den Geest zo bevallig voordraaien, dat daar door het gehoor gelïreeld, het hart: ontroerd, de inbeelding gevleid, en het verftand voldaan worde. Het gehoor wordt gefixeeld door afwisfelende évenredigheden in Klankmaaten ; Toonvallen ca Spraakvloeijingen: en deeze noemt men de Dichtmaat. A EER-  EERSTE AFDEEL ING. VAN DE KLAN K M A A T. Jjjje klankmaat is de fpraaktijd der lettergreepen van een woord, in vergelijking tot malkanderen. In zulk een opzicht worden eeriige lettergreepen lang , eenige middelbaar, en cenige kort genoemd. De eerfte teken ik met -, de andere met , en de laatfte met ^ boven den klinker: bij voorbeeld , , A A N Z E G G Ë N. Uier is de eerde lettergreep AAN lang, de andere ZEG middelbaar, en de laacilc GEN kort, in opzicht tot malkanderen. Dccze drievoudige Klankmaat wordt, en door ons fpraakgebruik, en door de volgende regels gekend. - JLan-  hen ge Lettergreepen zijns Ten u Alle lec'tergreepeft die . met gedubbelde klinkers gefchreeven worden als mee AA of AE in aard, maar, daar EE .... geen,, zeer, been IJ Qf Y . . mijn, wijn, zij_ OQ . ... . door, zoon, WOOIt UUofUE. i zuur , muur, duur Ten 4, Alle twee - en drieklinkers ; als zljn^ AI b * i *üx. AU ji .. . paus EI • é • hf.IL, TEiU EU . 0 . deur, h.eur. Iii . . . zien, dien. OE . ' . . doen, goed. OU ... mout, STOUT* UI ... duim, u1t._ AAI . . . draai, zwaal AAU . i . sna.\uw,naauw. EEU . . . gf.euw, eeuw. ItU , . . nieuw, kieuw. OEI . . . moei, t.oei. OOI . . . dooi, mooi, enz Ten 3. Alle éénlettergreepige woorden die A 2 eto-  4 ^^^^y^fr^^^^y*^^^ eindigen in de naklanken L, M, N, NG en R, of in de blaasklanken CH, F, Gen S, op zich zei ven, of door één, of meer fluitletters gevolgd; als, L ... dal, vult, hulst, M ... dam, komt, komst, N ... wan, wo\td , günst , NG • . . zang, dingt, jongst. R ... KaR , verscii, vorst. CH . . . lach, lucht, lichtst. F ... kaf, graft, dofst. O ... zeg, ligt, l1gtst. S ... das, vast, menscii. Alsmede de ftopklanken B. D. K. P en T. door eenen fluir.ler.ter gevolgd; als, hebt , tans. straks. stopt. nats. enz. Ten 4. Alle tweelettergreepige woorden die eenen middelbaaren of korten uitgang hebben; als, —o j- \3 wasdom. . . . Vader. — . -v — o vriendschap. . . . ïiemf.l. dronkaard. . . . bode. Ten 5. De volgende voorzetzels in tweelettergreepige .ivoorden. AAN  s AAN in • aanrit NA in . Nazien. AF • • AFGANG OM . . OMGANG. ANT • • ANTWOORD ON . . ONDIENST. BIJ . • BIJZIJN OP . . OPWAARDS. DOOR • • DOORGANG TOE . . TOEZANG. MIS • • MISDAAD UIT , , UITVAARD. WAN . . wangunst. Ten 6. Insgelijks in drie- en meer lettergreepige woorden, zo 'er eene korte lettergreep op volgt; bij voorbeeld in AANGEBOODEN. » • t NABESTAANDE^ BIJGELEGD. • • • OMGEKOMEN. DOüRGEBRAGT» » • • TOEGEKEERD, enz. Ten 7. Zo na de bovengemelde voorzetzels eene lange of middelbaare lettergreep volgt, dan heeft het voorzetzel den toonval, en de tweede letter, greep blijft lang; als-blijkt in AUNSLAGEN. ... ÓMKEEREN. AFMAAKEN. • • • NABOOTSEN. EÏJWOONEN. . DÓORBRENGEN. enz. Ten 8. Het voorzetfel MIS, is kort voor een werkwoord, als blijkt in A 3 MIS-  >~> KJ misdoen. • . . misdrijven» misgaan. . . . m*isaciitejv. Ten én oom Bah oadoad ü Ten 7. De voorvoegfels WAN, ON en HER "hebben den toonval, wanneer eene enkele lettergreep volgt,- als in, • ■ Wangunst, ónfterk, herkomst. -Doch, zo ha de laatfte lettergreep een mid* delbaare of Jkorte uitgang volgt, dan wordt de toon op de middeliïe greep verlbhooven; als in, WANGUNSTIG, ONSTéRRTE , HERKOMSTIG- Volgt na de opgemelde voorvoegfels eene korté lettergreep, dan behouden zij den toonval; als m7 Wl\ GEDROCHT, ÓNbEDACHT, IléRCELEID.. Tea  Ten 3. Eene lange of middelbaare lettergreep tusfchen twee middelbaare of korte greepen, heeft immer den toonval; als in, ,, 3tt3i3a&rS?fc ' - tcc! I ' -;4i007 BEGRUAVEN . . ONTWARKBAAR. ERRéNNEN . . . GEAARDHEID. Ten 9. Koppelwoorden van drie lettergreepen, Waarvan.de eerfte een.naamwoord is, hebben, den toon op de eerfte lettergreep; als in WAaGDRAAGER, PUTWATER, LaNDZIEKTE. enZ. Ten 10. Koppelwoorden van drie lettergreepen, welke bijnaam- of bijwerkwoorden zijn, hebben den toon in 't midden; als. a .. (ov ■ '"•> bi ; ,;j <-:vi.<.»>ï -mx GOEDHARTIG, ARCLfSTIG. enZ. Ten 11. Alle vier, vijf, of meer lettergreepige koppelwoorden volgen de twee laatstvoorgaande regels. Ten 12. De uitgangen der middelbaare klankmaat hebben geenen toon, wanneer zij op eene lange of middelbaare lettergreep volgen; als in, On-  0 ONDANKBAAR, GOéDHEID, LANGZAAM; ENZ. Desgelijks, zo zij door eene korte lettergreep voorgegaan, en door eene lange of middelbare gevolgd worden; als, HANDELBAAR GOED. <-> kj — DE GOEDIGHEID TARTEN Doch wanneer gemelde uitgangen tusfehen twee korte lettergreepen geplaatst liaan, verkrijgen zij eenen kagen toon; als bij voorbeeld, in MILDAADIGHélD BETRACHTEN . -ood {o s i ïfj.c ... j '..', , Ten 13. In enkel lettergreepige woorden wordt de toonval bepaald door de voorgaande en volgende lange, middelbaare of korte lettergreepen; volgens deeze beide Spraakregels, Een; toon verlaagt de volgende lettergreep. Drie volgende ontoonige lettergreepen verhoogen de middelfte greep. Dus heeft een enkelletrergreepig woord geenen toon, na eenen voorgaandenoffchoon de volgen-  *7 gende lettergreepen lang of kort zijn; als* , kj — bewys mij vriend kj kj kj ontvóüw mij de gedagten. Een enkellettergreepig woord, tusfchen twee korte greepen geplaatst, heeft een hoogen,zo het Van een lange, en een laagen toon, zo het van eene middelbaare klankmaat is; als, die giften zfjN te groot. IK wachte óp de zaak. De onbepaalde, of klemtoon is veelal willekentig, wanneer drie, vier, vijf, of meer enkellettergreepige woorden onmiddelijk op malkanderen volgen ; het geene, om de kortheid onzer fpraake, dikwerf onvermijdelijk is. In dit geval wordt het twijfelachtig welke,en hoeveel lettergreepen den toon moeten ontvangen: bij voorbeeld, in deeze rede, hier woont zijn zoon. is het willekeurig den toonval, of op het eerfte, B of  ïS of het tweede, of het derde, of het laatfte woordte plaatzen; doch teffens zonder of met nadruk. Zo ik de zaak Hechts verhaal , dan valt de toon op het Naam,en Werkwoord, ais de ycornaamfte deelen der rede; en men zegt, kj \_i HIER WOO&T ZIJN ZOON. Doch zo ik den toon op het eerfte woord hiervplaatze,zo fpreek ik hoofdzaakelijk met betrekking tot de plaats daar ik mij bevind : het volgende werkwoord verliest daar door zijnen anders natuurlijken toon; en men zegt, IIldR WOONT ZIJN ZOON.- Spreek ik met opzigt tot den vader, dan valt de toon op zjjn , en het voorfte woord is zonder toon ; om dat de uitfpraak zich verhaast het zaakelijke deel te noemen; en men zegt, KJ KJ KJ HIER. WOONT ZIJN ZOOM. Wil ik eindelijk aanduiden dat ik van den Zoon en van niemand anders fpreeke, dan valt de toon op zoon  Zoon , en de voorafgaande woorden hebben geen toon; aldus, hier woont zyn zóón. Deeze vrijkeurige toonvallen hebben hunne bijzondere nuttigheid in de gewoone dichtmaat, zo om de wanluidende ééntoonigheid der vaerzen te vermijden, als om den begeerden nadruk der rede willekeurig te kunnen plaatzen; gelijk nader zal blijken. B a DER»  DERD E AFDEELING. ;V O E: T M A A T. voetmaat is eene verzameling van twee of drie lettergreepen, door de klankmaat en toonval bepaald; Een Voetmaat beftaande uit ééne lange en ééne korce lettergreep, noem ik eenen tweelingfchen voet, en is tweevoudig. De eerde en de gebruiklijkfte tweelingsvoet is de Achterlangs, anders Jmnbifchevoetgenoemd; en heeft de laatlïe lettergreep lang; als in, BEDAAR . . ONTKEN. GEVAL . . VERZUIM. De tweede tweelingsvoet is de voorlange , anders Trachxlfche voet genoemd, en heeft den toon op de eerfte lettergreep; als in, VA N DE co OVËll . BOVEN. VAARZEN. HEFFEN. De  De drielingfche voetmaat bedaar uk eene lange en twee korte lettergreepen, en is drievoudig. De eerfte driclingsvoet is de voorlange, anders Dactylifche voet genoemd, en heeft de eerste lettergreep lang, en de twee volgenden kort; als in, LF^VENDE . . DÓBBEREN HEMELEN . . KONINGEN De tweede drielingsvoet is de middellange anders Amphybrcchifche w^^noemd, een heeft de middelde lettergreep lang, en de voorde enachterde kort; als in, VERACHTEN . . BË DRIJVEN. ONT WA AREN . . VERLANGEN. De derde Drielingsvoet is de Achterlange, anders Anapcestifche voet genoemd, en heeft de laatfte lettergreep lang, en de beide voorftenkort; als in, KJ KJ — BEGENAE, Deeze vijf verfchillende voetmaateu hebben ijder 13 3 op 21  22 op zich zelve, haare bijzondere geaartheid, om in onderfcheidepe onderwerpen toepaslélijk gebruikt te kunnen worden. Zo zijn de achterlange tweelingsvoeten de gemakkelijklte in het nederduitsch, en tellens de flaatigue en de gebruikelijkfte van allen. Hierna volgen de voorlange tweelingsvoeten doch zijn vrolijker van aart, en minder gebruikelijk. De drielingsvoeten zijn alle luchtig, fpringend, en bezwaarlijk: de middellange zijn de beste; daarna volgen de voorlange; doch de achterlange zijn buiten ^bruik. Tot dus verre van de vcrfchillende voetmaaten; laaten wij nu zien hoe uit de famenvoeging dier voeten , vaerzen gemaakt worden.  VIERDE AFDEELING. VAERZEN. jj_ wee en meer voetmaaten te famen gevoegd tnaaken een vaers. En gelijk uit de famenvoeging van twee, en drie lettergreepen, een voetmaat beftaat, zo zijn 'er eigenlijk gefproken ook maar twee en drievoetige Vaerzen: want één, en haïfvoetige Zijn geeneVaerzen danflechts voor het rijm; en zes-en achtvoetige zijn enkele verdubbelingen of koppelingen van twee en drievoetige Vaerzen: van daar komt dat in lange Vaerzen telkens een Stemrust vcreischt , wordt, die ik in de volgend&voorbeeldendoor(....) zal aanduiden. Doch om niets onaangeroerd te laaten, zullen wij de gedaante vanajle mooglijke vaerzen voordraagen, Deeze zijn, ACHTERLANGE TWEELINGS VAERZEN, l, Haïfvoetige vaerzen beltaan uit sene ïetter- v a n de B 4 greep  «4 greep, zijn moeilijk te maalcen; dienen voor fpel, en in geen gebruik, — IK * SCHRIK — NO — HIJ — U — BIJ — Z'JN — WIJN — — VRIND — VINDT. s. Eenvoetige vaerzen zijn moeilijk, en weinig in gebruik, V i V DE WENSCHEP» — w DER MENSCIIEN ZIJN GROOT EN SNOOD. §. Tweevoetige vaerzen zijn fierlijk ? en dienen voor 't gezang, u —  kj — | u — v- v — I kj — VERLAAT DE ZORGEN kj ~ kj — VAN DEEZEN DAG, 4. Drievoetige vaerzen zijn fierlijk, en dienen best voor 't gezang, fnikken, enz. kj — \ kj — | U —kj DE HERDER KENT GEEN ANDER. BEKOORSTER ZYNER MIN. 5 Viervoetige vaerzen zijn aangenaam, en veel jn gebruik: zij zijn met of zonder ftemrust. §• , -| , _(..,« -|- -v v -| kj -J • • • kj -[ kj — §• 'V Vj W „ J jV. i . f "* | kj — kj RV — j V — j <-l • * » — | >J —« B 5 $.  20- ^ -U» - | w -ju - 6. Vijfvoetige vaerzen befïaan uit twee en drievoetige, en hebben hierom deftemrusttweevoudig, of na den tweeden, of na den derden voet. Zij zijn min aangenaam dan de vier- of zesvoetige, naderen het meest aan de maatelooze rede, en zouden mijns dunkens best in het Toneelgedicht gebezigd kunnen worden. ï. u - Jc-|...^_|vj_fi., _ 0 u — j ^ ^- | •■•<-' — | u — j ^ — s. \is^- \y .... ifv -jo _ u W - jv- | V - - } v ^ 7 Zesvoetige vaerzen, die men ook Alexandrijnfche en Heldenvaerzen noemt,zijn gedubbelde drie- voe-  *7 voetige of gekoppelde twee- en viervoetige ,de deftiglle, de gemakkelijkfte, en tevens het meeste in gebruik. Zij hebben eene drievoudige ftemrust. De gewoonlijkïe is in het midden van 't vaers; de anderen komen na den tweeden en vierden voet. $ „ 1 ju _ ju - | «» ju - j" - w _ j u - | u ~ j | u _ | u - % u_ ju_l Iv-jy-ifr f ju_ [...- |-- I--' ^_.fw _| w |u - fw _ | V V u_|u-j MI^IH ff u-|u-ju_ju-j. ...o-fuv_fu_|u-Ju-|....u-[u- $• ^_|u-ju_ju-|u J U - g. Zevenvoetige vaerzen beftaan uit drie envier- yoe-  voetige, en hebben hieröm de ftémrust. tweevoudig, of na den derden, of na den vierden voet. Zij zijn min aangenaam, en worden zelden of nooit gebruikt. |-- |u- fv.i.o_ |J_ fu_'|u -u ti _ |j, _ | o _ j..v/j _ te _ jj- _ jjw _ u _ ju _ |u - |u ju - ju - ju - I v - ft'-|f - i----u - j ö - j j _ o u_[u_ju-|u-|u —\v,f~iZ—1 - - / --. 9. Achtvoetige vaerzen zijn gedubbelde viervoetige, hebben de ftémrust is het midden, dat is na den vierden voet. Zij zijn aangenaam, doch worden om hunne langte zelden of nimmer gebezigd. u-|u-|u_|u- [.... u_ju-ju-/u- u W - |w- ju- Ju, J....o-|u_ ju-  *9 v _ I u _ | u - | y - J y j y -| y - [v - u - [u - I- - -K-N - N - VOORLANGE TWEELINGS VAERZEN, Deeze zijn, i. Eenvoetige vaerzen: en zijn fpeelend en zwaar \ doch komen zelden voor. vrinden in den haag! &taag vraag ik klaag ik enz. a. Tweevoetige vaerzen zijn aangenaam , en geyoeglijkst voor 't gezang. - \ - voed de vlammen mijner mi'n. 3.  3° 3- D rievoetige vaerzen zijn zo aangenaam niet, en komen te minder voor. mtmky ?7"l~" ff LlEFFELIJRE BLOEMEN VAN HET JEUGDIG- BOSCH! 4- Viervoetige vaerzen zijn zonder of met een ftemrust; bevallig van aard, en bekwaamst in vrolijke onderwerpen. — U [_ u |- \J [_ Ui ZINGT NU BLIJDE GLORIJZANGEN , DOCHTERS VAN DEN HELICON. s. -u|- u|..._uf_^ .-u |- wj u j _ S- _ u |- ...u f_ 0 f_ W1 _ U j- ...U j_ u J_, 5»  5. Vijfvoetige vaerzen beftaan uit twee- en drievoetige," en hebben hierom de ftemrust tweevoudig, na dén tweeden of derden ftaanden en flcependcn voet. Zij zijn niet aangenaam, en worden zelden gevonden, ■- v, |- •"•^ 1 - £ I - W i -U' JU—ul-M-Ms- , _ U j_ .... | — u | - u j - ui §. j S.V) j --y |- o [-'wi ,_,u | -:lo | i- " |P' I v • _ v | - w • .... u j - O | - u 5- ' _ Ófit- | |_u[-o - -i-H I ■31  3* - u j _ uj- u| u| - O - -I- yl- yl— yj_ 6. Zesvoetige vaerzen zijn gedubbelde drievoetige, of gekoppelde twee-en viervoetige. In't eerde geval, is dc ftemrust in 't midden na den derden (handen of fleependen voet; in het laatfte, na den tweeden of vierden (handen of fleependen voet; en in alle gevallen tweevoudig, zo als de volgende voorbeelden aanwijzen — " !- Yl -V f -r« f -*» f- «* L_ u |_ y j - y | _o j _ u j- ï - -f—I !- of _.f- ^ --i- u|- yj_ S- _ u|— .... uj_ u[— o|— _ t, | y j- O j- y (_ y j- §. _ uj^ y|-y|-y - u | 1 - y J_ y | _ u j -  33 _ „|_ ..)...._ u|- u|- y|- _ u|...._ u|- uj- % - V \- 'v f- o I- o { -y [- o _ „l_ u!-....«[- ul~ s. _ ul_ v,l- u!-....[- -I- - _ v |- V |- u |- — I- w I ~' $ _ u J_ u |- o [- u ....(- u |- o 7. Zevenvoetige vaerzen beftaan uit drie-en viervoetige, en hebben de ftemrust tweevouwdig, na den derden en vierden ftaanden of fleependen voet; zij zijn onaangenaam, en worden zelden gevonden. - M:i;-vj 1- -I- -1- -i-u, _ u j— u [- .... u |- o I - ^J- o |—■ c §.  34 §■ - -I- .|-....|- .|- o|- «,/§• - vf*- «*!- 4 I - w I- °!- w [- 0 - -I- H- -I - -I- -I 4- % — yj— ^ f — ^l- • v Ij— y|— uf— «J — u J — O I — O I — ....<-<[ — *-< J — • U | — U O | — -u u | —«... w U j — W w J — o «- U U J W W I — fc> U j — Ké 1 O O I -—»•■• V v.; j _ W | — i.  37 _ kj kj | — tl ••••! — kj xj | — tl U — u u j — f ••••) — U L j t* — kj V-' | — <-> "••( — U U | — _ U U [_ .. kj |- W kj \- kj xj _ U U I U |— u »-l J— t> kj xj \— ... tl | — U U [ — — w uj 1- - XJ |- O u — KJ KJ |J 4' • • • f - f O . | — tl — u tl I _ ... >l — u tl j — §■ — u u|- u u|- u u | - titi _ u u|- u u|- u u|- u 5. VijfVoetige vaerzen beflaan uit twee- en drievoetige ,• hebben de ftemmst na den tweedenen derden fleependen of (taanden voet, en zijn noch aangenaam , noch gebruikelijk. _ KJ KJ |- KJ KJ | - H -V f" yt,|- XJ KJ — KJ Kj\~ t» Xj\ U <_. j — O O j — xj u{ — 6. Zesvoetige vaerzen bcftaan uit twee drievoetige , of uit een twee- en een viervoetige, en hebben de ftemrust in 't midden, of na den tweeden, of na den vierden voet. Zij zijn de langde van allen ; doch niet onaangenaam, voor het gehoor. t — u u|- u u | - kj kj J — kj u |'- u kj j — kj kj. I — KJKj\-KJyj\-kjkj j — kj >->| — y w |- U I — KJ fj— >-< yj— V_J U j ... . _ «-J | — O W. J — n_uv|_Oo|-u .... u|_uu|_UL[_ u w • —V-/ y | - y y j — y •••• ^f— y y| - y w I _ ,_, r— <-/ yj — y kj J — u . . . vj j — y u | - u yj —, §• T— VJ Vj| — kj f|— U....|— y O |j_ kj kj \— kj kj kj ^ | - U v^"..J— kj kj j — <-> <-jj~ f — <_i oj— kj <-< | — <->»••• | — v V Ir y ■ VI t-  4i _ xj ó I- o o| _ u u|- i; "|- •••• o «~ | - u t|- o o|$ r vmIt y h —o |- yy|-yy|-ou _ uu|- o'v> J— •.• • M |~ oo|- w _ y y |- - - !- I- - £ * Ij _ u^]-....l- «-"'«-> L- ouj- kj _- w o J- xj o j- - - |- - - h- i u ^ | — kj kj |...- u y |- y v|- vy|-Ov _ - - | * 4f- - o |- w u |- O w-0 [_ u o J....- - f [- u - I- - xj [-, . i „ kj Xj\- XJ ....XJ \- KJ \ - KJ KJ \- KJ KJ \- kj xj ^. XJ Xj\- XJ..... \- KJ KJ \- KJ KJ \- kj KJ \- kj ^u|- KJ...Kj \- KJ KJ j ~" o KJ j KJ KJ | —r C 5 $•  Si — u U |_ UI «... J _ u v |- u u J- u u |- ti v — >_> <-)[— u • • • • j — j — kj kj | — — | — • ••« kj f— W kj | — V_' ^j 0 \ — U kj — kj kj | — .... t J j — ^ | — x_j j — V_» W { — kj ~ W W | — • kj | — kj kj j — kj kj j — L^j — — kj kj ^ — . » . . | — kj kj J — U | - kj kj | — ^ kj ^ ^ | _ ..... j _- kj | — ^ j kj kj ^ -r- t^j — — kj o[— V xj O UI .i..|^ kj o|— U U __ kj >-i|— U tij— l_< tl|— kj <_!..!• J — U tij— tl — O U |- f UI j — U U J- Vti ....J — kj kj J — , i  43 f. £ y y|_ V uj- V V[* - -|- - - _uo|_ouf-ou|-o .... H-^N ( _ V ol- o M-j- - o|- o..»ol- - -|- TÜU|_uu|-^|- y,.*|- - y [- y W 1- - - |- —h v L u uj- y o r-T "•• o u j- u u |- u u | U y f" o y |- uu|-...uuj-^|- W | y u|- u u|- uw|_...uu|- w y j-» s. - ULI|-uu|-u'u|-.«u|-^j-u^ - uu|-wu|-uu[-... u|-ou|-u — u I — <-> y I *r v vi,T t1 n v o 1 — S« — U o I — <-> u I - u u [ — "•• I - u u I - u u — xj 1 > I ■—1 xj xj \ — xj o [ — ... I — xj j — yj %, u\ W V ,V J » u V j ~ v»| w V [ -  MIDDELLANGE DRIELINGS VAERZEN. Deeze zijn, 1. Tweevoetige vaerzen: zij zijn aangenaam,en dienen voor den zang, kj — t_- I kj — kj KJ — kj | kj — 2. Drievoetige zijn min aangenaam , en weinig in gebruik. KJ — u|vj — (j | U - KJ KJ — V j \J — U | U KJ — KJ j KJ — KJ j —- 3. Viervoetige vaerzen zijn fierüjk, hebben geene ftemritóc, of hebben ze in 't midden , na eene korte of lange lettergreep. KJ — U | U - KJ | Kif ^* »J ( u - KJ KJ — U I U — U j U — u|v_» — KJ — ujvj — U f U - | — , 44 s.  kj- cjyj,-; o \*L u. |y - o u — v | u - o | — - u | u — i u — u | u - \j o j — J U- u|u - .... u | U - O [ KJ - KJ W — -KJ j U - .... KJ | O — U [ KJ — . KJ — U I l_> — •••• KJ | <-< — XJ | — I KJ — t j <~> U | ^ - KJ ] U — KJ KJ _ j KJ U j KJ — U | U -I «t° — 0 I ° -* vl- 45 4. Vijfvoetige vaerzen zijn min aangenaam, en beftaan uit twee-met drievoetige gepaard, waarom ook de (temrust na den tweeden of derden voet verëiscbt wordt. KJ - kj | kj - O | k., - Xj\kj ~ kj |c - KJ kj - kj | kj - kj | kj - kj [kj - kj \kj - ^ - kj j y - o | o - o \kj - af-  4Ö o - «Jut •••• u |u - u |^ - - U! O — u j u — u | u — u j u — u | u —« O — u J u — u j u - u | u — u | — §. V — u j U kj — kj \ kj — kj ^ xj — KJ I I I f O — kj \ kj —,""] kj - u|u -!U,| V -» Xj — kj | kj kj — kj j kj — kj J — xj — xj ^kj — kj \ x. — kj ]••••,_, — kj ^ kj — xj' XJ — kj \ kj — kj \ kj — kj [•«•• kj — kj \ kj —• xj — kj \ kj — kj \ xj — xj ].... y — xj | — u ~ u | u — u I v —- •••• XJ j IJ — \J I c) — O' u — u I u — u|i_/ — •••• u j u — v I u — §• 0_u|u_uju I kj _ Ci I kj -KJ1 xj - kj \ kj - kj \ kj - .... | kj - kj J kj X.1 — U j >_> — kj ^ xj — . • • j w — u I U 0'  5. Zesvoetige vaerzen beflaan uit twee drievoetige [ of uit een twee- en één viervoetige, en hebben defternrust in 't midden of na den tweeden of na den vierden voet. Zij zijn aangenaam. w_ Jfu~ u}w- uj...v _u|--o!--o u_u|u-uju-w - o iv; - o|& U-uJu-uju O | y - U | KJ - O | U -, u-w|u--|u ^iu-Hü ~ V f s- 0 _ ^|u _ v,|v ^ - u|u_ ulu_ u-u|u-U I v juVo|u-v|- §• tJ _ ^ I u - u [«•• u-u|u-u|u-u|o-o 0-o|U-v,|--.- -I |w--,|v-. - w - y 1 w - v | u-ojo-ujo - mJ - ^ 47  48 S- xj — kj J kj — .... kj | kj ~ kj \ kj — U [ U - U f U - ,j • U — kj \ kj - •••• y j kj — W Pd — kj \xj - kj \ kj kj — kj j kj — U | U — U J U _ U j U - ° | ~" h kj — kj | kj — ...•) U — «J | «_l — u | l_> — u | L, — kj kj — kj j Kj — ..-.! kj — xj \ kj — kj \ kj — kj \ kj — kj — U j U — "... \ kj — U [ U — y 1 kj — kj \ U ~ U j U — kj j kj — kj | kj — kj [■••• kj — k^i j kj — KJ kj — U | U — kj j kj — L»j*w> — kj | • * *. 4J _ | kj — kj j kj — | W — U j U U j... U — kj j ™ s. ^ — \j j W - u | W — U j ^ — .... kj j kj — U [ IJ — kj~ kj — kj j kj — U | U - U | U - "... U | U — kj | \j —i kj — kj \ kj — Kj \ kj — kj \ kj — •••• U | U _ <_ | — §• kj — kj ^ kj — U J U — U | L> — Jt — kj ^ kj — kj kj — xj \ xj - U | U — ujv./ — Ju — U | U — kj — xj \ xj — kj \ kj — xj l xj — J>-l _uj — s.  49 ACHTERLANGE DRIELINGS VAERZEN. • Deeze zijn, ï. Een voetige, als kj xj — v • . . - , cr kj — \j' • '•' - s. Tweevoetige zijn niet onaangenaam voor 'ï gezang. kj kj — ] kj kj — (. • O kj [<->>-> kj. 3, Drievoetige zijn als de vorige. kj kj — jvj U - JUVJ — kj kj — [u U - |u U - KJ 4. Viervoetige zijn de aangenaamfte, zo met, als zonder ftemrusc. kj kj - \ kj kj - \,...kj kj - ju kj — ' kj kj -\ kj kj - \."* kj kj - \ kj kj - —\j _ u — w — xj — u titj waant manmoediglijk DOOR V Griekfche hcir te dringen» of: yj — \j — kj — kj _ vj ij Hij waant manmoedig DOOR het Griekfche heir te dringen, of: Hij'waant DOOR''t Griekfche heir manmoedig heen te dringen, of: KJ — KJ ~ KJ — KJ T-O — KJ —KJ DOOR^t Griekfche heir waant hij manmoedig heen te dringen. Noch is hier aantemerken dat fomwijlen de voetmaat , in vaerzen daar twee, drie of meer éénietr tergreepige woorden op malkanderen volgen, om den klemtoon, in hec opfnijden der vaerzen mag veranderd worden; als bij voorbeeld in, Hfarsc/t  55 Wanch van den dwingeland...Jïe't kfitöq recht verkracht, Deeze toonverwisfeling is des te aangenaamer, om dat zij de tijdmaat van het half vaers niet verbreekende, echter de eentoonighcid onzer vaerzen vernietigt. Volgens deeze vrijheid, zoude de dichtmaat ook mogen verfchikt worden; als bij voorbeeld; aldus, tfltiekt de begeerlijkheid, dïe ü behoeftig waakt. Doch men wil dat in foortgelijke vaerzen, de tweede greep aller voetmaaten lang geleezen kan worden ; daar anders twee ongelijkfoortige voeten bij malkanderen komen; ftrijdig met deneerilen opgegeeven regel. Oulings waaren onze voorvaders , enkel op het Rijm, eene vinding dermiddelëeuwcn,vcrflingerd,zij maakten vaerzen, zonder klankmaat, zonder toonval, zonder bepaald getal van lettergreepen: het moest rijmen, en dat was genoeg. Vervolgens telde men de greepen: daarna plaatfte men ook de ftemrust, en men maakte vaerzen gelijk de Franfchen; dat is, zonder bepaalde maat of toon. Wijders bekoord door den klankmaat der oude Griekfche en Latijnfche vaerzen, bragten zij dezelve in onze moederfpraake over: ziedaar onze vaerzen, en aan eene D 4 bei  5<* bepaalde klankmaat, en aan de ftemrust, en aan het Rijm verbonden; men werdt ééntoonig; men bediende zich van harde fpraakkonstige vrijheden ,• men bezigde ftop'woorden; dat is, men maakte vaerzen 'als Cats. Laatere geleerden merkten te recht dat men onze Dichcmaat aan te naauwe ketenen gekluisterd hadt: zij arbeidden de konst gemakkelijker te maaken; doch Haagden niet dan de Harmomij van het Rijm, ten koste van de Melodij do- Klankmaat te behouden; men werdt min ééntoonig , en meer vloeijend, naar maate men meer het maatelooze naderde. Ziedaar onze Dichtmaat den üftbeëmfcben ontleend, en onze fpraak naar eenen konstregelgefchikt; daar zich die konstregel naar onze fpraak moeste fchikken. Laatenwe dit laatfte een weinig nader overweegen, cn beproeven, hoedanig ons taaleigen is; om eene gemakkelijke en bevallige Dichtmaat te vormen, VIJF-  57 V IJ F D E AFDEELING. VAN DE TAALEIGE VAERSMAAT, ITn eene doorgaande maatelooze rede vind ik onder duizend lettergreepen ten minften zes honderd korte, en vier honderd lange en middelbaare greepen; dat is de helfte meer korte dan lange lettergreepen. Hier uit volgt, dat vaerzen van welk eene voetmaat zij zijn moogen, die de helfte meer korte dan lange lettergreepen bezitten, het naast aan onze gewoone fpreekwijze komen; en dat vaerzen zo wel van meer lange als van meer korte greepen dan hier boven vermeld, in zo verre van ons taaleigen afwijken, en onzen fpraaktrant geweld aandoen : ten zij het onderwerp het anders vciëifche. Volgens deezen taalregel behoorde een vaers van zes lange greepen, of zo veel voeten, ten minften negen korte greepen te hebben; en dus uit vijftien lange en korte lettergreepen beltaan. Vergelijken wij zodanig een vaers, naar ons taaleigen ingericht, •. . D 5 mer.  5^ met onze gewoone zesvoetige vaerzen, zo vinden wij bij de ééne foort te weinig korte in vergelijking der lange, en bij de andere te weinig lange in vergelijking der korte lettergreepen: want een ftaand achterlang cn een fleepend voorlang zesvoetig vaers heeft even zo vecle korte als lange greepen, en de drielings vaerzen hebben eens zo veel korte als langc5-vervoigens bij de laatften zo vcele korte greepen te veel als bij de eerfte te weinig. Voegen wij deeze beide vaersfoorten bij malkanderen, dan is de fom een natuurlijk vaers: want een tweeiings van 6 lange, en 6 korte, en een drielings vaers van 6 lange en 12 korte greepen, maaken famen twee vaerzen van is lange en 18 korte; dat is voor één vaers 6 lange en 9 korte lettergreepen. Hieruit volgt verder dat een viervoetig vaers ten minften uit zes korte greepen moet beftaan, het fleepende rijm daar mede gerekend; en dat in een zesvoetig vaers, het eerfte en laatfte halfvaers, ten minsten ijder eene korte greep meer dan heden gebruikelijk moet hebben, zal het taaleigen zijn. Zo worden dan onze vaerzen de Hexameters der Grieken en Romeinen gelijk? geenzins deeze hadden fpondaifche met DaBijllfche vermengd; wij hebben Jambifche met Amphijbrachi[che\ zo als uit het volgende blijkt,  Schïnkt ü\ chblinjï\ fortuin..' voldoen | ing uwer \ begeerte. Wij kunnen echter ook Bacüjl'ifcht voeten gebruiken , zo wij het vaers met eene voorlange oïJnapastifche voetmaat beginnen; als dit volgende, Vlucht de | talige] fchïm ...die&êexen j oever be | waart. Doch deeze voetmaat is ons zo eigen niet als de voorige; overmits onze lid- en voornaamwoorden, waarmede wij dikwerf onze vaerzen moeten beginnen, doorgaans kort vallen. Nu (laat noch op te merken dat de middellange, oïAnapasHfrhe voet, in ijder halfvaers, zo wel in de eerfte als tweede en derde voetmaat kan vallen ; waardoor verfcheidene fierlijke afwisfelingen kunnen geboren worden, die alle walgelijke ééntoonigheid wegneemen; gelijk in de volgende uitbeeldingen blijkt. $> s. w-k-uu -!•••• o -N - v|w - 59  6o $, o — Ju — Ju _. Jsj ... o - ju - Ju - u $ u — uju — / u _ J.... o —■ j U -. u j u — s- u —ju — u J u — j... u _ vj J w _ j v __ u-Ju — u J u _ J... u —Ju -Ju — u s. u — ju — uju — J... u — ju —Ju — u i u — Ju — ju — J v •■■ u — uju — ju — xj — ju — | u — Ju •••• u — Ju — uju Doch de middellange voetmaat valt ficrlijkst in den vijfden voet, en maakt aldaar eene muzijkcaden- ce  6i cc om in den rijmklank te fluiten: ditzelve hadden de ouden reeds opgemerkt, en plaatsten ten dien einde eenen vasten DaEtijtus in den vijfden voet hunner Hexameters. Zo wij verders de vrijheid neemen, in zésvoetige Vaerzen de middellange voetmaat te vermeerderen ofte verminderen, naar dat het de ftoffè veréTcht; !Zo vinden wij, van vaerzen van agttien tot twaalf lettergreepen, vierenzestig verfchillende foorten : in waarheid een aantal, genoegzaam om alle onderwerpen, van welke geaartheid zij zijn mogen, natuurlijk te kunnen uitbeelden. 't Is door de verfcheidenheid der voetmaaten in ,een zelf vaers dat de Griekfche en Latijnfche dichters dikwerf hunne gedachten zo natuurlijk als nadrukkelijk hebben weeten uit te drukken, dat zij ons onnavolgbaar fchijnen. Homerus en Virgilius fchikken gemeenlijk de voetmaat naar deftoffe, die zij behandelen. Wanneer bij voorbeeld de eerfte den arbeid van Sifijphus in de Hel wil uitbeelden, bedient hij zich, volgens het getuigenis van Dionijs de Halicarnasfer ,van rvfn^vm, ftootende zelf klanken die de uitfpraak van het vaers vertraagen, om daardoor de langheid des tijds, die Sifijpfittsiïooèig hadt, om den fteen op den top des bergs te torfchen, uit te beelden. k«1  62 'Hrti c f*it v^iTTTÓ^oi %if tr T»r(t ts, Akv iiu ü'$i Daar  *5 Daar nu de Grieken en Latijnen dit voorrecht boven de hedendaagfcheEuropifche taaien bezitten, zijn hunne vaerzen zo veel te bevalliger in.melodije als wij hun overtreffen door de harmonij van het rijm. Doch ik kan niet zien waarom wij deeze oude en zoetvloeijende vaersmaat niet in gebruik brengen; of is'er onze fpraaktrant niet toegefchikt? Alle zo doode als leevende taaien hebben in eene doorgaande rede de helfce meer korte dan lange lettergreepen. Dit is een onveranderlijk fpraak eigen: doch de menging deezer lange en korte lettergreepen is in alle fpraaken niet gelijk. In het Italiaanfch Spaanfch, Portugeesch en Franfch loopen dikwerf twee en meer lange,en veeltijds drie, vier en meer korte lettergeepen te famen; en dus onbekwaam om in eene regelmaatige tijdmaat aangebragt te kunnen worden. Dit is ook de rede waarom men in de opgemelde fpraaken, de vaerzen niet naar den tijdmaat; maar naar het getal der lettergreepen bepaalt, gelijk door de volgende voorbeelden blijkt. J"_ vj u — — uu — u Alma figlia di Giove inclita madre. i. \j \ * —\j — uu — u Del gran Germe d' Enea Venere bellet. D~egli liomïni piacere e degli Dei: Marchetti E  66 «(fyer naaste, 3? moriras manana. Para tan breve fer, quien te dio vida? Para vivir tan poco estas luzïda, T para nada [er "estas ïozana. de GoNGORA . Cö//;ö _/z£c# k"S r ^> Zo dra ik paa op ,t reent, zo aarzelt zijn gemoed. ' Pit vaers heeft drie Letterganpingen; van de A F 3 °P  T6. op de I, van dc A op dc O, en van de O oo de A; gelijk in het vaers zelf door de hoogen Q is aangeduid. Deeze Letterfchok is in de vaerzen va i verft ieidene befchaafde taaien óngeoorlofd, en met reden; om dat zij de uitfpraak moeilijk, en gevolglijk het gehoor onaangenaam valt. Doch ik heb nier kunnen vinden dat de nederlandfche Puikdichters deeze onaangenaame letterfchok met voordacht vermijd hebben, dan alleen omtrent de korte en dof, fe E, die men op het laarst van een woord met den klinker van het volgende woord laat infmelten; als in het volgende, nhlmachtipen aïwijz^en alziendyperheer, w ^> w Dit vaers heeft vier infmeltingen, Synatephz, ter plaatze daar het met Q getekend is, welk men naar de tijdmaat aldus moet leezen, Ualmach \ tig' en \ atoitf \ en al \ ziend'op \ perheer Zodanig zingt men de zangvaerzen, om aan de bepaalde maat te voldoen: doch in Heldendicht, Toneelpoëzij en andere ieesvaerzen is men gewoon de korte of doffe achter E , altoos uit te fpreeken, zonder op eenige infmelting der zelfklinkeren acht te  tc gceven: in dier voege heefc her opgemelde vaers zesden lettergreepen naar de Leeskunde, en Hechts twaalf naar de tijdmaat in Muzijk. Zommige uitheemlche fpraaken, gelijk het Italiaansch; laaten alle zelfklinkers, zonder uitnaame, ir.fmelten: doch dit vleit den Nederlanderen niet Anderen daar en tegen, gelijk het Hoogduitsch, laaten gcemgen klinker, noch ook zelf de.korte achter E. infmelten, en maaken dus telkens ietterfchokken, die ons gehoor beledigen. Best is het dierhalven dat wij de infmelting der achter E. met de Franfchen behouden,en naauwkeurig waarneemen. Maar is het den- nedcrlarrdfchcn- dichter geoorlofd, buiten de e-pgemelde inüneltingder korte E , alle andere Letterlchokken onverfchiliig te gebruiken ?' Voorzeker behoorden alle onbevallighe.den, cn gevolglijk oó'k de onaangename Letterfchok gemijd te worden; doch. met dfceZe^uitzondcring, dat de zamenloop van' twee zelfklanken geene letterfchok maake, wanneer deeze twee op malkanderen volgende zelfsklanken eenen bij ons gewonen tweeklank wordt; overmits de zoetvloeiendheid der rede bier door hét minste verliest. Des is het geene Letterfchok, wanneer ik eenen der twaalf eindende Zelfkianken voor de E, I, Oe of Ou plaatze, öm dat alle onze gebruikelijke tweeklanken in deeF 4 23  SS ze klinkers eindigen, en overzulks daarmede geenen wanklank maaken. De Letterfchok heeft ook plaats in den zamenlocp van verfcbeidene medeklanken, inzonderheid met de afwending, Apoftrophus, in de lidwoorden, DE, TE , ZE,enz. zwaar van in de volgende Afdeeling meer. NE-  NEGENDE AFDEELING van de GESTALTEN der. SPRAAK -KONST. jj~^)c gefTaken zijn. Spelkonftig Woordvoeglijk Woordgrondig Uitfpraakclijk. SPELKONSTIGE GESTALTEN Sijncope Uitbijting Is eene vvcgneeming eener Letter of lettergreep uit het midden des woords. vrucht'bre^ -vruchtbaare wand'len wandelen ,• , ' voor .1,• j kind ren | kinderen elboogen J ^ellebooged F 5 A-. 8*  Apharejis, Troornfkorthig. Is eene wechneeming eener Letter of lettergreep van 't begin des woords. i ir doosen j gedoogen , ,; ■ voor :: . ., lukken! ^gelukken. Epenthefis, Inzetting. Is wanneer men een Letter of Lettergreep tusfehen een woord zet, ommekeerenlj ^omkecren arrebeid » voor «' arbeid errenst |crnst. Diplafiasmtts, Verdubbeling, Is eene verdubbeling eens medeklinkers, "\ (T twijffel l voor . S icliansfen.j , bfetolen. Prosthefis, Voorzetting. Is een bijzetting aan het bcgïnfel des woords. gevolgzaam] 1 ^ [ volgzaam gebroeders j' '^broeders. Pa. 99  2* Paragoge, Nazetting. ïs eene aanlasfching eener Letter of Lettergreep op 't einde des woords. vlamme vlam > voor «! eere j j^cer Apocope, Afkapping Is eene wechlaating eener Letter of Lettergreep aan 't einde des woords. tweemaal Ij ftweerrmlen. honderd jaar ,J> voor ■ , Jaarcn. ik zei j [ik zeide D'nsrefis, Deeling. Is eene fcheiding eener lettergreep in tweën. Troïa troja ï> voor c Aaron | ^aaron. Methatefn, Omzetting. Is eene verplaatzing eener Letter. eedle ] [edele heemlenj' voor ^hemelen Am  02 Antithefïs, Wisfilitfg. Is eene plaaczing van eenen anderen Letter voorden eigen. heurl [li™ oegst ] [oogst deurj' V°°r jdoor. Lcngde| |Lengte, NB. deeze wis Teling is zeer gemeen in 't nederduitsch. Zie hier van nader. Crafis, fZamcntrekking. h eene vervoeging van twee Lettergreepen tot eene, door het teken A raên \ J raden doon 1 J doden aêr f '|adcr gebiènjj | gebieden veêl i voor |vedel Liên voor ^Lieden fmeön 1 | (meden bloén 1 J bloeden goón ƒ 'j^goden. gluênj |gloeden. Apiflrophus, Afwending. Is eene affnijding der voorde Letteren, in het . . . 1 des . . . 's ik  93 ik . . . 'k daar . . 'er is . . . 's ^e ' ' ' ^ 1 voor eenen klinker in 'é te t S3 ' ' , beginfel van een vaers. ze . . . z J De Afwending heeft ook plaats in denGeever, Aanklaager en Neemer. een' voor eenen geen' gcenen mijn' mijnen uw' uwen zijn' zijnen hun' hunnen haar' haaren Desgelijks de E op 'e einde der werkwoorden in de bijvoegende wijze , en op 't einde eeniger zelfftandige naamwoorden. dat het klink' op dat ik het belett* der Landsdouw' der Vreugd' . WOORD-  94 Vg WOORDGRONDICS GESTALTEN. Enallage , Ferwisfeliug. Is een verandering van een fpraakdeel. Uw willen h niets, voor uwe.wil is niets, Gaüiscismus , franfche fpreekwijs. Amiral . . amiraal an.ireaux . amiraalen. Archaismus , verouderde fpreekwijs Is een oude manier van woorden of buiging: aafsch . . Links aanneemst . anneeming. WOORD VOEGELIJKE GESTALTEN • Ellipfs , Uitlaaitng. Als men een of meer woorden uitlaat; als, „ Het is vergeefsch gehoopt (te hebben) als de „ fortuin u dwarsboomt. „ Ontroerd (zijnde) door bekommeringe. „ Alle jaar dient de grond omgetpit (te worden). Pleonasmus, Overtolligheid. Als men woorden te veel zet.  ■ „ Gelijk als ik zeg.. CaUiscismus Syntacticus. Franfche Spreekwijs. „ Maar wat te doen, iudien hij niet wil. Archaismus Syntacticus. Verouderde Spreekwijs „ Ik en hadde het niet gezien. Syntiiefis, t'zamenjielling Is, als een bijvoegelijk naam- of werkwoord niet met het geftelde zelflïandig naamwoord, maar met een verzweegen overeenkomst. „ Dus zegt hij in zijn wijsgeerte. voor „ Dus zegt ;hij in zijn bock der wijsgeerte. Zeugma, Verzameling. Is als het gefiacht of getal der bijvoeglijke of voornaam woorden of werkwoorden zich regelen naar het naafte zelfftanclige Naamwoord. „ Goed bier en wijn „ ik fchrijf en gij. Syt-  96 <^g?^^^> Sylkpfis, Vergadering. Deeze is drieërlei. I. Wanneer na twee zelfst. Naamwoorden een Werkwoord in 't meervoud volgt; als, „ De pracht en hovaardij zijn hatelijk. B. Wanneer bij twee of meer zelfst. Naamwoorden van ongelijk geflacht,een bijvoeglijk Naamwoord gclteld wordt, dat met het voornaamste gedacht overeenkomt, „ Een goed man en vrouw. 3. Wanneer bij twee of meer ongelijke perfoonen, het werkwoord gefield wordt, met de voornaamlte perfoon overeenkomenke. ,, lk en gij fchrijyen. „ gij en hij fchrijff. Prolepjis, Voorkoming. Is, wanneer achter een meervoud, de deelen in 'c eenvoud gefield worden. „ Zij leercn beiden , deeze de fpraakkonst, en „ geene de welfpreekeudheid.  9? Epiihe/Js, BijdelHng. Is eene zamenftelling eeniger zelfflandigé Mamwoorden, in denvelven naamval. Maria moeder en maagd. Ecclefis], Uitroeping. Is een herleiding des derden perfoons tot den eerden of den tweeden. Ik arme Leef in verdriet gij menfchen fpreekt. Antiptofis, Gevalverandering. Van mijnen vader ontnomen voor mijnen Vader ontnomen. UITSPRAAKLIJKE GESTALTEN. Sijftole, Verkorting. Is als een lettergreep die lang is, kort geAeld wordt. gij vraagt hét dien^amtman voor amtman G Dh  Q 3 ^ j^S^üp^jo^ Diastole, Verlanging. Is, als een lettergreep die kort is, lang gefield wordt. KJ — KJ — <-< — Het elend is te groot voor • D'èlcïïdc is te groot. Stjnaltepha. Infmelting. Is als de E op 't einde der woorden voor een volgenden klinker fmek; als, En de^aarde-Ts mie immers nooit .... K^l K^/ K^J Alle deeze vrijheden of fpraakkonftige geftalten zijn nu en dan geoorlofd ; bijzonder in een Dichtftuk van langen adem ; doch zo zij te menigvuldig op malkanderen komen, tergen zij het gehoor, door van. onzen gewoonen fpraaktrant aftevvijken. Zo flechts ééne fpraakkunftige vrijheid ineen vaers gebruikt wordt, kunnen wij ze dulden; doch zo 'er meer dan ééne enkele in voorkomt, brengt het of eene hardheid, of eene lafheid, of eene gemaaktheid te wege, die een kiesch gehoor niet kan ontglippen. Ik acht het dierhalven best, dat men zich nimmer van zodanige vrijheden bediene,dan om het vierde vaers:indien tusfehen tijd heeft het gehoorde hardheid, de lafheid, of den wanklank eeniger deezc-r vrijheden ver-  verlooren, en geef:, om zo te fpreeken, verlof, eene andere vrijheid te mogen gebruiken. Ik weet dat veele nederlandfche Dichters deezen ftelregel niet in acht genomen hebben; maar ik weet tegelijk dat zij ook omtrent de vloeibaarheid hunner vaerzen te minder geflaagd hebben. G % TIEN-  10© TIENDE AFDEELINÖ VAN D F. VAERSSNEDE ]Jj)oor de Vaersfnede, cafura, verftaat mende doorfnede van een woord, door middel van de voetmaat; invoege de laatfte of voorlaatfte lettergreep van een woord een nieuwen voet begint. Deeze Vaersfnede hebben wij in de vorige voorbeelden met eene rechte ftreep | aangetekend, hoofdzaakelijk om de voetmaaten aanteduiden; doch hier wordt het in eenen naauweren zin , voor eene afperking der vaersvoeten genomen, die in het midden der woorden voorkomt; en in zulk een opzicht heeft het volgende vaers vier Vaersfneeden, Toen fchoo\ lenze on\der dak...JpeIon\ken,dik j keftruike». De Latijnen en Grieken hebben in hunne zesvoetige vaerzen vier foorten van Vaersfneden, die zij  IQI zij Trithemimeres, Penthemimeres, Hephthemimeres en Ennehemimeres noemen. DeTrithemimeres is, wanneer na den eerften voet eene lettergreep van een woord overblijft, waarmede de volgende voetmaat begint. De Penthemimeres is, wanneer na de twee eer> fte voeten eene lettergreep overblijft, waarmede de derde voet begint. De Hephthemimeres is, wanneer na de drie eerfte voeten eene lettergreep overblijft, waarmede de vierde voet begint. De Ennehemimeres is, wanneer na de vier eerfte voeten, eene lettergreep overblijft, waarmede de volgende vijfde voet begint. Een voorbeeld deezer vier foorten vain Vaersfneden vinden wij in het volgende vaers. Ille latus nivium motli fultus hijaciritho, Trithemim. . . Ille la \ tut Pent hem. • • Ille la I tus nive \ urn Hephthem. • • Ille la I tus niv. j urn mol] 1* Ennehem. • • Ille la \ tus nive \ ummol\ li ful \ tus In onze gewoone zesvoetige vaerzen kunnen wij ook niet meer dan vier vaersfneden aanbrengen; dat is na den eerften, tweeden, vierden en vijfdenvoet: want die na den derden voet te plaatzen zouG 3 de  ica èe ten kosten der ftemrust zijn ; die doorgaans op het halve vaers verëischt wordt. In het algemeen zijn vaerzen met vier vaersfneden het zoctvlocijenst; uit hoofde van de binding der rede, die de konst in dc voetmaaten gelegen, verbergt. Hierna volgen die van drie , twee en minder Vaersfneden, naar evenredigheid; doch vaerzen zonder fnede, welke meer dan vier en vijf voeten houden, zijn onaangenaam, om dat zij de konst der voetmaaten te duidelijk doen hooren. Dit is ook de reden waarom vaerzen , die enkel uit éénlettergreepige woorden beftaan, in 't algemeen niet kunnen behaagen. ELF-  ELFDE AFDEELING VAN DE STEMRUST. JO)e noodzaakelijkheid van met den vierden polsflag adem te moeten haaien, eischt dat ten minften de uitfpraak met den vierden voet rust, willen wij en onzen gewoonen fpreektrant volgen, en ons fpraakvermogen geen geweld aandoen. Deeze ftemrust tekenen wij na eenen volzin door.,!, ? aan; na eenen hal ven volzin door de tweeftip; en naëen mindei gedeelte der rede door beide ftipfnede en fnede, enz. Doch het gebeurt menigwerf, dat in de kleinfte afdeeling der rede meer dan vier of vijf voetmaaten voorkomen: in dit geval wordt de ademhaaling of ftemrust na een Naam - of Werkwoord verëischtj en niet onverfchillig na ieder deel der rede, gelijk fommigen in gebruik gebragt hebben. Zie hier de voornaamfte gevallen, die men trachte te vermijden. G 4 Ten 103  Ten i. Dat het lidwoord, bijnaamwoord, en voorzetzel door de ftemrust niet van zijn volgend zelfftandig naamwoord gefcheiden worde; als in deeze voorbeelden Ach! dat ik tans dat fchoon ... gezicht niet meer aanflchou Kan uw belang zich aan... dien dwingeland verbinden ? Ten 2. Dat de bijwoorden ZEER, -VEEE» WEL, enz. van hunne volgende bijnaam - naamen werkwoorden niet gefcheiden worden,- als in het volgende, Terwijl hij ook niet zeer geacht is van zijn''broeder. Ten 3. Dat het zelfsftandige werkwoord ZIJN, van een volgend Bijnaamwoord onafgefcheiden zij i als, Zie hoe Dorillis is verflagen en benard. Ten 4. dat het Voornaamwoord niet van zijn werkwoord wijke; als in dit volgende, Zij dulden niets , en hij.... begeert verflag dier zaake^ Ten 5. Noch de noemer van het Voornaamwoord DIE, van zijn volgend werkwoord; als, De nijvrebijen, die... den nuchtren bloemdauw kezen* Ten 6. Noch de helpende werkwoorden HEBBEN 104  ^jgf^s^gj^o!^^ 1 °5 BEN en ZULLEN van hun werkwoord; als, Toen '/ trotze Rome hadt .... bedacht te zegevieren, Trouwens kan de ftemrust vallen na een voegwoord, offchoon het zelve tot het volgende lid der rede behoort; overmits hier door de zin opgehouden , en het gehoor door de verwachting geftreeld wordt; als in, Dus fprak Marcel: terwijl ....de benden zamen rotten. Zo vleit ook de ftemrust bij de gebruikelijke infmeltingder korte E, cp 't laatst van een woord; als in, Ach! dat de held noch leef... deen ieezen (trijd aanfchouwde! Men zal mij hier ongetwijfeld tegenwerpen, dat de Nederduitfche Dichters deeze zes opgemelde regels wemig iii acht genomen hebben. Ik beken hst: doch in zodanige gevallen zal men mij ook moeten toeftemmen dat de ftemrust niet op haare behoorlijke plaatze is gevallen. In een volmaakt zesvoetig vaers met eene ftemrust , valt de ademhaaling in het midden; dat is, na den derden voet: dus is het eerfte half vaers in uitfpraak gelijktijdig met het laatfte, en uit dien hoofde welluidend. Wil men het min volmaakt, zo plaatze men de ftemrust G 5 na  10(5 -£sftës#*$' na den tweeden, of na den vierden voet; en alsdan is de evenredigheid der tijden als 2 tegen 4; en 4 tegen 2: dat is, als 1 tegen 1, en 2 tegen 1. het geene noch welluidend voorkomt. Doch zoo de ftemrust na den eerften of na den vijfden voet valt, is de uitfpraaktijd van 't eerfte lidvaers tot het laatfte, als 1 tegen 5; of als 5, tegen 1. het welke eenen hinderlijken wanklank maakt; en gevolglijk moet vermijd worden. Offchoon de vaerzen met ééne ftemrust in het midden,de zoetvloeijenfte en gevolglijk de volmaaktfte zijn,laaten zij echter niet na te verdrieten, wanneer zij te veel op malkanderen volgen ; des behoren zij door min volmaakte afgewisfeld te worden. Dit laatfte géfchiedc niet alleen door vaerzen die ééne enkele ftemrust na den tweeden, of na den vierden voet hebben; maar voornaamelijk door de zulken die twee, drie en meer ftemrusten bezitten. Een vaers met twee ftemrusten heeft de eerfte rust na den tweeden, en de laatfte na den vierden voet, en behaagt te meer; om dat het in den tijd evenreedig verdeeld wordt; als het volgende, Bedenk uw' plicht'er is noch tijd; uw hals vriend leeft. Doch' minder volmaakt valt de eene rust in 't mid-  midden, en de andere na den eerften, tweeden, vierden of vijfden voet; als in het volgende. Geheng.'... O ijveraar.... der trouwverbondelingen. Daar daaltde deugd;..engij..gij draalt noch immer voort. Om de zoetluidende evenredigheden van de eene ftemrtist tot dc andere, vallen zij fierlijk, bij opklimming, na den eerften , en derden voet; of bij daaling, na den derden en vijfden voet. Somwijlen kunnen Zesvoetige vaerzen Vier, ja Vijf ftemrusten hebben; doch dit gefchiedt enkel in bijzondere gevallen wanneer het onderwerp een verlanging van tijd vercischt; als in dit van Van Den Vondel, Die zorgt, en waakt, en faeft, en ploegt, en zwoegt, en zweet. Somwijlen vindt men bij de Dichters Zesvoetige vaerzen die zonder ftemrust zijn; als, De ontrouwe handeldrijven floegen aan het muilen. i Doch dit behoort geen plaats te hebben, dan in eene rede die eene verhaasting der uitfpraake verëischt: overmits een zesvoetig vaers zonder ftemrust niet gevoeglijk kan uitgefproken worden in den tusfchentijd der ademhaaling zonder onzen fpreektrant geweld aantedoen. TWAALF-  io8 TWAALFDE AFDEELING VAN DB WOORDVERPLAATZING D e Woordplaatzing is natuurlijk of kondig. De natuurlijke volgt de eigenfchap der taaie in welke men fchrijft, zonder betrekking op eenige klemrede: de kondige verandert de gewoonlijke woordfchikk'mg, met dat deel der rede voorwaards te plaatzen, welk eenige driftvervoering wil dat eerst gezegd worde. De Griekfche en Lacijnfghe taaien hebben dit voorrecht boven anderen, dat zij bijkans alle deelen der rede voorwaards kunnen plaatzen, ter oorzaake de uitgangen aller naamvallen onderfcheiden zijn; daar de hedendaagfche leevende taaien zodanig eene kondige eigenfchap ontbreekt, en flechts de naamvallen, en door de Lidwoorden, en door de bepaalde plaatzing derzelven onderfcheiden. Dit niet tegendaande , vinden wij bij de Italiaanen en Franfchen onderfcheidene woordverplaatzingen, die, zo vaak zij geenen dubbelzin of twij-  loc;. twijfel in de rede veroorzaaken, den vaerzen eert aanmerkelijk fieraad bijdraagen. In hec Nederduksch kunnen wij dit zeer voeglijk en ongedwongen navolgen. Zie hier de voornaamfle gevallen. Ten i. De Noemer na het Werkwoord; als, Zo denkt en [preekt en [chrijft de fchoone Sijlvia. Ten 2. De Neemer voor het Werkwoord; als, Van zulk een hartewee hebt gij mijn''zoon verlost. Ten 3. De Geever voor den heerfcher; als, Uw'zo geliefde vriend flrekt zuik een daad tenfchandé, Ten 4. De Voorzetfels voorwaards geplaatst; als .Hoor averechts beleid mislukte zijn beftaan. Ten 5. Het lijdende Deelwoord voorwaards; als, Verwijderd van den last der aarfche kommernisfe, Smaakt hij het zoet genot der minzaame eenigheid. Tot dusverre van de Spraakvloeijinge der vaerzen op zich zeiven genomen: ik zal hier noch eenige taalfeilen in aanmerking neemen; en hier bijvoegen; ten einde een Dichtlievende Leeiling zich hoede daarin te vervallen. Ten I. De herhaaling van eenig woord kort op malkanderen is haatelijk; ten waare zulks mee voor-  HO ^0^^:0^