VADERLANDSCH WOORDENBOEK. XV. D E E L.   VADERLANDSCH WOORDENBOEK; door JACOBUS KOK. VIJFTIENDE DEEL. FAA-FRA. MET KAARTEN, PLAATEN en POUK.TRAITTEN, t e AM STEL DAM b ij JOHANNES ALLART.   VADERLANDSCH WOORDENBOEK. F AA. Faan , een Dorp ïn de Groninger Ommelanden, nabij Gre* Hingen, in het Kerklijke gecombineerd, met OMekerk e» Ntekerk; de Predikant der drie Dorpen heeft zijne woonplaats te Niekerk, als leggende tusfchen Oldekerk en Faan. Nabïj Fsan legt het Huis Beima. Bachiene , Geogr. bl. 237. Faan, ( ) Heer van Mepfche, was, in het Jaarï73«, Regter van Oester- Langewold, in de Groninger Otnme/an ren, met magt om daarop een afdoende vonnis te vellen. De Baron van lintelo, Heer van Stedutn, onder het twisten hjer over, zig uitgelaaten hebbende, in woorden, welke de zes Kwartieren zeer aanftootelljk voorkwamen, werd gelast, zig uit de Ommelander Vergadering te onthouden. De rechtspleging, die, middelerwijl, door den Heer faan, over de befchuldigden gehouden was, werd bij de zes Onderkwartieren verworpen, en door da drie anders, die zijne zyde hielden, goedgekeurd» XV. deel, £ JleWe  9 PAAN, (.-:..) Beide partijen vervoegden zig, feden, bij de Algemeens Staaten, die eene ukfpraak deeden over het gefchil, waarin de zes Onderkwartieren genoegen namen. De Stad, hiervan de lucht gekreegen hebbende, trok zig de zaak aan, en nam het euvel op, dat de Staaten eenige fchikkingen fcheenen te willen maaken, op de rechtspleeging in de Ommelanden, die, huns oordeels, door twee leden konden geregeld worden. Maar die van de zes Onderkwartieren der Ommelanden verftonden, dat zij op zig zelve konden huishouden, zelfs in het ftuk van rechtspleeginge, zonder dat zij verbonden waren, zig te onderwerpen aan de de fchikkiug van der HoofdmannenKamer, bij welke de rechtspleeging, over de befchuldigmg va» Sodomie, was goedgekeurd. De zes Onderkwartieren voeren inrusfehen voort, met het maaken van fchikkingen, op de rechtspleeginge in de Ommelanden, tragtende dezelve mtevoeren, op het gezag der Algemeene Staaten, zeer tegen den zin der'Stad, die verftond, dat hierdoor de Hoogheid der Staaten van 't Gewest, meer of min gekwetst werd. Ook oordeelden de drie Onderkwarüeren, dat de Landfchaps Vergadering onwettig was, zo lang zij, gelijk tegenwoordig, alleen uit de zes Onderkwartieren beftond. De Vergadering werd, derhalven , opgefchort. De Algemeene Staaten verzuimden vervolgens niet, de Stad te vermaanen tot het hervatten van de Vergaderinge. alzo de gemeente niet weiuig leed, door de opfchortrag van dezelve. Doch de Stad, de zijde der drie Onderkwartieren houdende, was hiertoe niet te beweegen, zolang de drie Kwartieren leden van de Vergadering bleeven. Ondertusfehen kon men de bewilliging der Staaten van het Gewest, in overeenkomst, wegens de onzijdigheid der Oosten, rijk/che Nederlanden, daardoor niet bekoomen. Hierom beflooten de Algemeene Staaten, in de maand December, van het Jaar 1753, de gefchillen, in de Ommelanden, die, behalven het nuk der rechtspleeginge, ook het begeeven der Ampten betroffen, door hun gezag en uitfpraak, te befhsfen. De Stad, nogthans, fchoon de Algemeene Staaten erkennende voor' handhaavers van het Ommelander-Reglement, waartoe zij, weleer, door beide de leden, verzogt waren, vond geea cenoegen in de uitfpraak, door de Algemeene Staaten gedaan. Ook  FABER, (EGID1ÜS) FABER. (JACOBUS) 3 Ook was dezelve niet naar den zin der drie Kwartieren, Dus werd de LanJdag, andermaal, afgebrookeu, en de verwijde* ring grooter. De rechtspleeging van den Heere faan , onder anderen ook, over negen van zijne Eigenërfden, die hem, naar zijn zeggen, in de kuiperije lang waren tegen geweest, werd, door de zes Onderkwartieren, verdagt gemaakt, bij de Algemeene Staaten. De Stad, daarentegen, verdeedigde die rechtspleeging; beweerende, naar waarheid, dat men den Heere faan, als Rechter, veele valschheeden had aangewreeven: ook bewerkte zij, dat deeze rechtspleeging, die zo veele gefchillen veroorzaakt had, ten uitvoer gebragt werd, in het volgende Jaar. Vaderlandfche Hijlorie, XIX Deel, bl. 39, 171 en 173. Faber, (egidius) Monnik van de Orde der Carmeliten, gebooren te brusfel. Hij onderwees de Jeugd, te Leuven, in de Godgeleerdheid, en werd, door zijne Leerredenen, zeer vermaard. Hij was in groote achting bij Keizer maximiliaan, die, om zijnent wille, zijne Orde zeer bevoorregtte. Hij oveileed, in het Jaar 1596, nalaatende eetie menigte Godge. leerde Schriften, in de Latijnfcke taal. Foppens , Bibl. Belgica. Faber, (jacobus) was een tijdgenoot van den beroemden faber stapulensis van Picardie, die te zaamen, over en weder, briefwisfeling hielden met erasmus. Onze faber onderwees de Jeugd, in zijne Geboorteftad Deventer, in de taalen en wetenfchappen, en gaf ook eenige fchriften in 't licht. Onzeker is het, ondertusfchen. of hij die jacob van oeven. ter geweest zij, welken eenigen houden voor den Aardrijksbefchrijver van Friesland, welke in de Chronijk van sebas. tiaan munsterus is ingelast, en waarvan de kaarten te Mechslen vervaardigd zijn. Zie seviüs, Hijh Daventria, Lib. II. A 2 ïa-  4 FABER, 'JOHANNES) FABER, (PETRUS) ecz. Faber, (johannes) Rechtsgeleerde te Mechelen. Door veelvuldig ftudecren en fehrijven had hij zijne hersfei en zodanig gekrenkt, dat hij in hoogen ouderdom, te Keulen, als een dwaas bij den weg liep. Hij ftierf aldaar, in armoede, tusfchen de Jaaren 1570 en 1580. Val. andreas. Faber , ( johannes ) gebooren fn het Dorp Weert, in Bratand; hij heeft gefchreeven, de recia pronunciatione ; endearte Metriea. Ibidem. Faber, (petkus') gebooren te Nijmegen. Hij was een Godgeleerde van de Orde der Predikheeren, en heeft zijnen meesten tijd te Rome doorgebragt, alwaar hij, in groote achting, «verleed in het Jaar 1525; zijnde door vergif omgebragt. Ibidem» jtaber, (timaeus) werd, in het Jaar 1578, te Leeuwaar' den, in Friesland, gebooren, en leide aldaar de gronden zijner (Indien. Vervolgens werd hij Hoogleeraar in de rechten, te Franeker, in plaatze van julius beima , en overleed, den 17 September, in het Jaar 1023. De Hoogleeraar BouRrcius deed de Lijkrede over zijnen Arnptgenoot. Zijne fchriften vind men genoemd, door Val. andreas. Fabricius. (albert) Hij was een der Staatsleden, werke, in het Jaar 1722, als Gecommitteerden van wegen de Heeren Staaten van Holland, met en benevens de Heeren karel filips van dorp, willem buts en h. daav, naar Utrecht en Overijsfel gezonden werden, om, ware het mooglijk, te beletten, dat de Prins van Oranje, willem de IV, in Gelderland, tot Stadhouder verkooren werd j en, daartegen, te bewerken, dat da teen*  FABRICIUS, (CAREL) FABRICtUS, (CHRISTOFFËL) 5 toenmalige Regeeringsform, buiten het Stadbouderfchap, zo wel in die Provintie, als in Holland, Zeeland. Utrecht, eu Overijsfel, gehandhaafd werd. Doeb deeze bezending, zo als uit de Gefchiedenisfen van dien tijd, bekend is, liep vruchteloos af, dewijl die vau Gelderland, met hun voorgenoomen oogmerk, doorgingen. Vaderl. Hiflorie, Deel XVIII, bl. 244, enz. Fabïtcius, (c\rel) een uïtflekend Schilder vau perfps&iven, en daar voor, als de beste van zijnen tijd, bekend, was ook teftens een goed Pourtraitfchilder. Onzeker is de tijd en plaats zijner geboorte. Zeker is 'net, dat hi), veele Jaaren, te Delft gewoond heeft: gelijk ook zijn naam, in de Stads Arehiven, op het Jaar 1654., den 12 October, bij het fpringen van 't Kruidmagazijn, bekend (laat, nevens die van zijne fchoonmoeder en broeder, midsgaders simon dekker, Koster* van de Oude Kerk, met wien hij toen bezig was, om hem te pourtraiteeren; ook mathias spooïis, zijn leerling; alle welke, door het inltorten van het huis, onder de puinhoopen, deerlijk verplet en gtfneuveld zijn. In fa:;ricius alleen vond men nog eenig leven, na dat hij, nevens de anderen, na verloop van 6 a 7 uuren, order de puin, waaronder zij bedolven waren, werden weg gefleept. Om dat de huizen der Genees, meesters, voor het meeste deel, waren ingeftort, werden zij in het Gasthuis gebragt, alwaar, een kwartier uur daarna, fabricius den geest gaf; hebbende hij nog naauwiijks den n Z\ a zijns Ouderdom, Het oproer 't welk, gedut, v ziiren marteldood, begonnen was, duurde nog eenige TZ Ïïïags na zijnen dood, werd, op de markt een S aangeplakt" te kennen geevende, dat * binnen Ant6 L waien de met eede zig verbonden hadden, om zitool te wreeken. Eenigen der zamenverbondenen out"n dien zelfden dag, langs maeceiet op ftraat, vier^r^a aan met fch Idwoorden en fteenen, en zouden A 4  I FABRÏCIUS. (FRANCISCUS) een èuis, de vlugt genoomen. Eenen van hjn, welke, bij den dood van fabricius , met fteenen geworpen had, deed de Landvoogdes, met de koorde, ter dood brengen; hier mede bragt zij den fchrik onder de Gemeente, en hield alzo de Stai in rust. Zie £. v. meteren . Neder/. Gefeh. I Deel, bl. 33; bkandt, Hifi. der Reformatie, I Deel, bl. 140, 262 en 2(53- Fabricius, ( franciscus ) / een Geneesheer van Roermond gebooitig, praclizeerde te Aken, en fchreef, in het Latijn, verlcheiden werken. Ook heeft hij den Lijdenden Christus, van cresorius nazianzenus, uit de Griekfche in Latijyifcht verfen overgebragt. Hij overleed in 't Jaar 1572. Pontanus, Gciderfche Gefchieden., fol. 59- Fabricius, (franciscus) een beroemd Taalkundige, Zoo» van joh. fabricius rolland, die de beroerten der Munflerfche IVederdoopers befchreeven heeft. Ka dat hij, in het Va. derland, eenig onderwijs had genoten, reisde hij naar Frank, rijk, om de lesfen van turnebius en ramus te hooren, In het Jaar 4563, werd hij Reftor te Dusfeldorp. Met grooten vlijt bekleed e hij dien post, en maakte , door zijne geleerdheid, veele vrienden: ouder anderen, de beide uitten/iovens, de juniussen, en anderen. Hij overleed te Dusfeldorp, den 25 Maij, in het Jaar 1573. Zijne veelvuldige fchriften zijn aangeweezen, door vossius. Thuanus en teissier gewagen met lof van hem. Fabricius, (franciscus) Doctor en Profesfor in de H. Godgeleerdheid en Redeneerkunde, op de Hooge Schoole te Leiden , Lid van hei Koninklijk Genootfchap in Engeland, Predikant te Leiden, en aldaar overieeden, den 17 Julij, van het Jaar 1738. Om 'smans leevensloop en karakter te fchetzen, zullen wij ons bedienen van de Lijkrede, op hem ge- daan,  FABRICIUS. (FRANCISCUS) 5 daan, door den Hoogleeraar johan van den honert , T. H. Zoon, den 16 van de maand September des gemelden Jaars. De vader van franciscus fabricius, johannes fabricius genaamd, was afkomflig van aanzienlijke Amfteltlam/che Kooplieden, in 'die Stad gebooren, in het Jaar 1632. Johan* trts fabricius was eerst Predikant, op een Dorp, het Zandt genaamd, gelegen in het Marquizaat van Bergen op den Zoom, en daarna op een ander Dorp, Nteuwkerk, in de na. buurfchap der Stad Meurs. Hij beg&f zig in huwelijk, te Amfieldam, met katharina felbier, dogter van frans felSïer, wiens broeder, hans felbier, nevens zijnen Neef, jwichiel, onder de Regeeringsperfoonen der Stad Gouda, bekend zijn geweest. Frans, de moederlijke Grootvader van onzen franciscus, was een aanzienlijk Koopman te Amjlel' dam, Lid van den Burger-Krijgsraad, en Ouderling der Gereformeerde Kerk aldaar. Bij katharina felbier., heeft joHANNts verwekt, vijf kinderen, die allen, uitgenomen franciscus, jong geftorven zijn. Hij werd niet gebooren te Meurs, alwaar zijne ouders toen hunne woonplaats hadden, inaar te Amfteldam, ten huize van opgemelden zijnen moederlijken Grootvader, op den 10 April, van het Jaar 1663; wor* dende hij ook, in die Stad, door johannes felbier, ten doop gehouden. Fsanci.-cus, pas vijf Jaaren oud zijnde, verloor, eerst zijnen vader, en kort daarna zijne moeder, en kwam dus onder het opzigt van zijnen Grootvader felbier, die hem, met zijn tiende Jaar, in de Stads openbaare Schooien bragt, tot het leeren van de Latijnfche en Griekfche taaien. Drie maanden had hij hier naauwlijks doorgebragt, of de dood ontrukte hem ook deezen getrouwen Voedftervader, die, echter, op zijn doodbedde, hem verklaarde, zijn uiterllen wil te zijn, dat hij, op het voetfpoor van zijnen vader, zig tot den Predikdienst fchikken en zou trachten bekwaam te maaken. Aan deeze begeerte voldeed hij in allen deele. Na, te Am' fieldam , te hebben genooten het onderwijs der Hoogleeraaren de ray , wolzogeh en francius , begaf hij zig, in hec Jaar i68i,naar Leidens Hooge Schoole, aan welke hij vijf Jaaren lang, de vermaardfle mannen van dien tijd hoorde. Thans keerde hij, in het Jaar 1686, naar Amfield#m terug, A 5 al-  ï» FABRICIUS. (FRANCISCUS) alwaar hij, in her volgende Jaar, tot den Predikdienst bekwaam gekeurd en toegelaaten, en, nog in de maand November van dat zelfde Jaar, beroepen werd te Velzen. Negen Jaaren bediende hij deeze Gemeente, geduurende welken tijd, verfcheïden beroepen door hem werden afgeflagen. Eindelijk nam hij ket beroep te Leiden aan, en werd 'er, den 7 Maij, in het Jaar \6')6, in den dienst bevestigd. Geduurende zijn verblijf te Vehen, had hij, op den 20 Februarij, in het Jaar 1690, zig in huwelijk begeeven, met aksa van teilingen, eene vrouwe, zo vermaard om haare deugd als aanzienlijk Geflacht. Uit dit huwelijk werd hem één zoon, johannes genaamd, gebooren, die op den ouderdom van 24 Jaaren overleed. In het Jaar 1705, werd franciscus fabricius, na den dooi van jacobus trigland, tot Hoogleraar in de Godgeleerdheid, door Curatoren der Hooge Schoole te Leiden, aangefteld, metbe* houd van eene halve Predikantsplaats; welken halven dienst hij ook getrouwelijk heeft waargenoomen, tot in het Jaar 1734* jNa veele Jaaren, te Leiden, onderweezen te hebben, ln de konst om gewijde Redenvoeringen te doen, werd hij, iu het Jaar 1722 verwaardigd met een nieuwen, en, tot dien tijd, onbekenden tijtel, van Hoogleeraar in de gewijde Redeneerkonst; vier Jaaren daarna, werd hij aangenoomen , tot Lid der Engelfche Koninklijke Maatfchappij , ter voortplantinge van het Euangelie, in de Overzee fche Gewesten; welke Maatfchappij, in het Jaar 1701, door Koning willem de» III. was opgeregt. In bovengemelde Lijkrede, Vindt men de aanzienlijke Eerampten, welk fabricius, aan de hooge Schoo. Ie te Leiden , bekleed heeft, opgeteld; als mede eene aanwijzing van zijne fchriften: van welke wij hier alleen opnoemen, zijne plegtige Redenvoering, gedaan den 8 Februarij, van het Jaar 1725, ter gelegenheid van het vijfdgfte Jubeljaar der Hollandfche Academie, te Leiden; bij welke gelegenheid hij, ten derdenmaale, het Rectoraat dier Academie nederleide. Deeze Redenvoeiing is, door dirk smout, uit het Latijn vertaald, en, met Plaaten en Pourtraiten, onder welke ook dat de» Hoogleeraars, door f. van der aa, in gr. 410 iu druk uitge- gea*  FABRICIUS, (FRANCISCUS) enz. tr. reeven. Onder de Gefchiedkundige Gedenkftukken van ons Vaderland, verdient dit ftuk geplaatst te worden. Fabricius ftierf, zo als gezegd is, den 27 Julij, in het Jaar 1738, in den ouderdom van 76 Jaaren, in tegenwoordigheid van zijnen Amptgenoot, j. van ben honert, T. H. Z. en van zijne Huisvrouw; van welke beiden hij, met de volgende woorden, een Christelijk en geloovig affcheid nam: „ Ik „ fterve in dat geloove, dat ik altijd gepredikt heb. Ik ver„ zoeke u, zoo ik iets op u vermag, en gebiede het u, dat „ gij dit aan allen zegt, die iets van mij beeeeren te weeten. „ lk hebbe, in dit Jaar, de Sijnode niet konnen bijwoonen; „ maar zeg mijnen broederen, dat ik hcenen gaa naar de He„ melfchc Sijnode, cn dat ik hen daar afvvaclue." Fabricius, (oeorgius) werd, in de 107 zitting der Nationaale Sijnode te Dordrecht, den 11 Maart, in het Jaar 1Ö19, in plaats van johannes bysterveld , Hofprediker teSiegen, die den 18 April overleden was, in de Sijnode toegelaaten. Brandt, III Deel, bl. 502, Fabricius, (johannes jacobus) geboortig uit Keuls- of Bergsland, was eerst Predikant te Zwol, en naderhand te Suhback. Hij overleed te Amfleldam, den 4 Maart 1637; hebbende aldaar gefchreeven het ver/lokte Egipten, of verhandeling over de ■waart Boetvaardigheid. Fabricius, (johannes lodewyk) gebooren te SchafhtiU zen, den 29 Julij, des Jaars 163a, alwaar zijn vader Rector was. In zijne Geboorteftad de eerde gronden van geleerdheid gelegd hebbende, vertrok hij naar Keulen, tot zijnen ouder broeder sebaldus, onder wiens opzigt, hij zig aldaar, inde Latijnfche en Gtiekfcht taaien, en in de Wijsbegeerte oefende. In 't Jaar 1648, kwam hij in zijne Vaderftad terug. Het Jaar daaraan begaf hij zig naar Heidelberg, alwaar zijn gemelde broeder tot Hooglecraar iu de Griekfche taaie bevorderd was. I» het Jaar 1650 bevond hij zig te Vitrecht, en verwierf 'er eerlang vrijheid, om de Jeugd te onderwijzen. Twee Tsaren  rs FABRICIUS. (JOHANNES LODEWYK) Mn daarna reisde hij, met den Heer de la laïïe, zoon van den Gouverneur vau Rees, als Hofmeester, naar Parijs. Drie Jaaren bieet hij in deezen dienst, en begaf zig vervolgens sis Pedagoog , of Huisonderwijzer , in dienst van den Edelman le cocq. In het Jaar 1656, nam hij de reize, over Bazel, naar Heidelberg aan, alwaar hij, ouder voorzitting van den Hoogleeraar fredrik spanheim, openlijk disputeer, de, meester der konden wierd, en kort daarna, tot Hoogleeraar in de Griekfche taal aangefteld; worde.ide ook, fchoon hij geen vasr beroep had, tot den Predikdienst toegelaaten. in .dat zelfde Jaar, vertrok hij, op bevel van een Keurvorst, met den Baron lodewyk van hothenschild , als Hofmeester, naar Parijs, en vervolgens naar \Gravenhage. In het Jaar 1660, reisden zij te zamen naar Engeland, van waar de Baron naar Parijs, en fabricius naar Leiden keerde, alwaar hij ook den eeretrap van Doélor beklom. Te Heidelberg, vervolgens, tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aangefteld, werd hem het opzigt over de Letteroeffeningen van den Keurprins, en over het Collcgie der wijsheid toebetrouwd. In het Jaar 1664, werd hij Keurpaltzifche Kerkenraad, en in het Jaar j666, naar Schaf huizen gezonden, om de reden van den Lotharingfehen krijg af te vraagen. Toen, in het Jaar 1674, de Frai-fchcn voor Heidelberg gerukt waren, nam hij de wijk uaar Fredriksburg, en van daarnaar Keulen; doch kwam, in dat zelfde Jaar, terug. In het Jaar 1680, moest hij, na 't bieden van langen tegenftand, nevens een Rooml'chen Geeste* 1 ijHe, de Eendracht'skerk, te Manheim, inwijden. Na dat Heidelberg, in het Jaar 1688, aan de Franfchen was overgegaan, verkreeg hij, op voorfpraak van den Raad van Schaf huizen, vrij geleide, om naar Zwitzerland te mogen gaan; doch keerde , in het volgende Jaar, te Heidelberg terug. Doch alzo die Stad, door de Franfchen, bij aanhoudenheid, ontrust werd, begaf hij zig van daar naar Frankfort, en vervolgens . op aanhouden van den Koning van Engeland en de Alge* meene Staaten, naar Zwitzerland, ter onderlteuuinge van den Engeljchen Gezant, en ter bevorderinge van de belangen der Algemeene Staaten. Bij uitneemenheid deed hij hier veej werk, om de Waldenzen met den Hertog van Saveijen te be- vre»  FABRICIUS, (WILLïJM) enz. 13 vredigen. Wijders gebruikten hem hier de Algemeene Staa* ten, om met gemelden Hertog, in hunnen naam , een verbond te fluiten; 't geen hem ook gelukte. Zo dra hij hier zijn ontflag verkreegen had, keerde hij terug naar Heidelberg. Kort vóór de overftrooming, bragt hij alle de oude Hukken en handvesten der Kerken e» Hooge Sehoole naar Erbach, etï van daar naar Frankfort in zekerheid. Hij overleed in deeze Stad, in het Jaar 1697 ; wordende zijn dood, door de Palts*fche Kerk, lang betreurd. 'sMans leven is, in de Latijnfche taaie, door heideggerus befehreeven. Fabricius; (wtlltm) deeze was, in het Jaar 1672, Vroarffchap der Stad Haarlem, en werd, in dat zelfde Jaar, na dat de opgeruide Gemeente aldaar, even als in andere Hollandfche Steden, de Regeering had gedwongen, willem den 111 tot Stadhouder, uitteroepen, met drie anderen, afgevaardigd, om den Prinfe, van die verheffing, vau wegen de Stad Haartem, de tijding te brengen. Met de verandering, die gemelde Stadhouder in de Vroedfchap te Haarlem maakte, werd ook deeze Mr. willem fabricius, als de 29 in rang der Vroedfchap. pen, op nieuw aangefteld, op den 14 September des gerneldeo Jaars. Vaderl. Hifi. XIV. Deel; Handvesten van Haarlem, fol, 570. Fabricius de la bassecour. Hij was Pred&ant, in de Waaljche Gemeente, te Amfierdam , in 't Jaar 1615, en jeer berugt , door de Kerklijke gefchillen , die aldaar voorvielen. Hevige twisten waren, in die Gemeente, ontftaan, met den Predikant simon COULArt. Na dat deeze in zijnen dienst, gefchorst was, werd zijne zaak gebragt op de Sijnode te Middelburg, en aldaar voorgefteld, dat defVaalfche Gemeente te Amfleldam voorneemens was, fabricius Da la t.assecocr op den Predikftoel te brengen, ten minflen tot zo lange dat goulart zig met de Kerk verzoent zoude hebben. Pe leden der Sijuodaale Vergadering, dit gantsch niet naar dec am zij»de, raadden zij den Kerkenraad, daarvan aftezieu, ter zaake  H FABRICIUS de la BASSECOUR. zaake van zijne ongefladigheid en gegeevene ergernisfe. Hij was, zeiden zij, Priefler geweest in de Roomfche Kerk, van 't Pausdom tot de Hervormden overgegaan, en weder afgevallen tot de Roomfche Kerk, de waarheid der Hervormde Leer verzaakende. Naderhand zig wederom bij de Gereformeerden vervoegd hebbende , was hij een ijvcraar voor de Contra-Remonftranten geworden. De Leden van het Confiüorie verzweegen dit voorftel der Sijnode, en bragten , mst toeilemming van de Magiftraat, fabricius de la bassecour op den Predikftoel. Doch, vóór zijne bevestiging, vergaderde de Waai' fche Sijnode te Amfterdam. Hier werd het Confiuorie zo hevig berispt over het verzwijgen van het verhandelde te Middelburg, dat het den Predikant la vigne rraanen koste, en hij ge»oodzaakt was, tot zijne veifchoning , intebrengen, dat de genegenheid van de leden der Gemeente voor fabricius niet had konnen gekeerd worden. De Sijnode beklaagde zig naderhand openlijk, zo wel over het gedrag van het Amfleldamfche Confiftorie, als over den perfoon, door hetzelve ten Predikftoel gebragt. Ook werd zijne beroeping niet erkend, vóór het Jaar 1617, op een IVaalfche Sijnode, die toen te Leiden gehouden werd. Na deeze erkenning verzette zich fabricius de la isassecour , te Amfleldam, openlijk, tegen de RemonJlranten, en hunne gevoelens, die door hem, zo als in de brieven van niellius verhaald wordt, befchuldigd werden, ais Landverraaders, en die briefwisfeling hielden met de Jefuiten. De Remonftranten, onder anderen niellius, antwoordden hierop, en in een gedrukt gefchrift, 't welk in de Franfche taal, in het Jaar 1618, in het licht kwam: „ dat Basfecourt 5, en zijns gelijken zelfs verraders waren van den Staat en }, Kerk, wanneer zij zulke dingen wisten die niet canbragten „ en beweezen , daar het behoorde; of dat zij agterklappers en „ lasteraars waren, als zij het volk met zulke dingen aan het „ hollen hielpen, zonder iet te konnen bewijzen.1' Fabricius de la bassecour fehreef, daarentegen, dat men hem met onwaarheid betigtte; maar erkende, gepredikt te hebben, dat 'er veele luiden in het land ■waren, gelijk Achas, die goede tniene maakten, en niettemin verraders van het Vaderland waren, nicittgenjlaande hunnen goeden raad en voor-   xv.D'p" i.  FABRICIUS de la BASSECOUR, eriz. 15 voorzigtigheid voor zo veel ze met hunne dwalingen envalj'che leeringen, het oordeel Gods over het land haaien. Uittenbogaart bewees daarna , uit een eigen gefchrift van fabricius, dat hij daarin gezegt had, datter drie of vier Pelgrims (Remonjlrantfche Predikanten) naar Antwerpen waren gegaan , om de Jefuiten , Capucijnen en anderen Compagnons te bezoeken; en dat een derzelven een hoek uit de Bibliotheek der Capucijnen gelioolen had. Fabricius heeft dit niet ontkend; maar een der Remonftranten gaf daartegen een boekje ïn 't ligt, waarin hij ronduit verklaarde, dat het gezegde, hier Loven gemeld,'een puure logen was; maar dat, integendeel, drie of vier van de Contra-Remonjlrantfche Predikanten (dia daarin met naamen genoemd werden,) in gezelfchap van een Remonftrantsch Predikant, door den Schrijver medegenoemd, ie famen komende van eene Walfche Sijnode , gehouden te Breda, alleen uit nieuwsgierigheid, om dat zij Antwerpen nooit gezien hadden, derwaarts waren getrokken; dat zij te famen aldaar geweest waren in het Klooster der Capucijnen, zonder bij dezelven nat of droog geproefd te hebben; en dat zij aldaar tot de Bibliotheek toegelaten zijnde, een der vier Contra-Remonjlrantfche Predikanten, (welks naam door hem niet genoemd word) een klein gefchreeven boekske heimelijk had medegenomen. Dus ontzagen de partijen, in dien tijd, elkander niet het geringde. Fabricius de la bassecour -word ook nagegeeven, dat hij, in de maand December van het Jaar 1618, op den Predikltoel te Dordrecht', zo hevig tegen de Remonjlranten uitvoer,' dat de Magiftraat dier Stad zig genoodzaakt vond, bij Plakaat daar tegen te voorzien. Zie uitenbogaart, Ktrkl. Hiflorie; brandt, Reformatie, II. Deel, bl. 265, 266, 543, en 544, en de Twistfchriften van dien tijd. Fabricius, (arent meynerts) bij welke laatftebenaaming deeze vermaarde Staatsman, bij alle Schrijvers, zo brawdt, wagenaar, als ceresier. bekend geweest is, was gebooren in bet Jaar 1547, werd, in het Jaar 1577, Raad in deVioedfchap der  'S' FABRICIUS. (ARENT MEYNERST) der Stad Haarlem, en naderhand in den Jaare 1583, bij Aéte of nader Oéhoij van Prins willem oen I, in dato den 21 Oc' tober, tot Raad in de Vroedfchap dier Stad aangedeld. Hij was Schepen aldaar, in de Jaaren 1588, 1596, 1598 en 1599, Bnrgemeefter in de Jaaren 1595, 1602, 1607, 1008, löioen I6.-8. Gecommitteerde in het CoÜegie der Ed. Mog. Heeren Gecommitteerde der Staaten van Holland en IVestfriesland, in het Zuiderkwartier, Ao. 1600, 1601, 1604, 1605, 1606, 1619, 16:0 en 1621, Gecommitteerde Raad ter Admiraliteit te Hoorn in 't Jaar 1589, te Amfleldam, in 't Jaar 1613, 161 5, j5o2, 1623 en 1Ó24. In welke posten zijn Ed. mede tot de voornanmlte Staatszaaken gebruikt werd, als onder anderen, op aandrijving van 's Lands Advokaat van glüenbap.nevelt , als Gedeputeerde van H. H. Mog. de Staaten Generaal, tot de direclie van zaaken, geduurende het vermaarde beleg der Stad Oslende, in het Jaar 1603. Waar in de Heer fabricius zig zo loffli,k gekweeten had, dat 'sLands Staaten hem daar na ter eikenter.isfe befch-:nken hebben, met eene zilveren vergulden kop, boven op verfiert met het Wapen van Ho/land, en van binnen in het dekfel met de afbeelding van de belegering dier Stad, welke als nog berust bij deszelfs nazaat, den Wel Ed. Heere fabriojos, en daarenboven een Lijfrente van bondert guldens Jrars, ten laste van Holland en IFestfriesland, ter keuze oï" ten zijnen naame, of ten naame van zijnen zoon, geprocureert bij marïa willemsdogter , blijkens den inhoud van dit onderflaande getuigfehrift. ,, De Ridderfchap Edelen ende Steden van Mollandt ende Westvriesiandt, reprefenteerende de Staten van denfelven Lande, doen condt allen jegenswoordi^en encle toeeommenden dien defen aangaan (hl, dat wij geleth hebbende op de goede merckelicke ende zeer notabele dienden , den gevnieerden Nederlanden in 't generac! ende den voorfr. Landen in 't particulier goedwillichlick gedaen ende bevveefen bij Arent Meiinerts &c., Burgermeeder der Stadt Haeriem, onfen gevveesden Gecommitteerde Raed ende Gedeputeerde vau de Ed. Mog. Heeren Sraten Generael van de Vereenigde Nederlanden tot directie van de faecken van de belegerde Stede van Oosteijnde, in 't be-  FABRICIUS. (ARENT MüYNERTS) 15** bevorderen van alle nootfaeckelickheijd en gedienc hebbende tot conferuatie van defelve Stadt van Oosteijnde ende den Crijchsvolcue, fo daer binnen geweest fijnde, als van tijd tot tijd aff ende aengebracht weefende daer iime hij gebruijckt hebbende fulcke vuijterfte ende extraordinaris devoir dat alle '1 fel. ve mede extraordinaris vergoedinge vereijsclue, wij omme denfeluen daer ouer te vereeren ende ons danckbaer te thonen jegens alfulcke moeijten ende trauaiüe, als in 't beleijt ende vuijtvoeren van de voorfz. last bij hem is gedaen, den voornoempden Arent Meijnerts &c. (bouen de vereeringe van eene filueren vergulden Cop ouer de twee hondert ponden van XL groon 't pont waerdich, verciert bouen op met 't wapen van den voorfz. Lande ende binnen in den dexfele, met het pourtrait van de belegeriuge van de voorfz. Stede van Oosteijndej geconftitueert hebben, als wij hem eonititueeren op ende tot iaste van de voorfz. Lande, een Lijffrcnte jegens den penninck zome van hondert ponden van XL groot 't pront ifners; ten Lijue van Meijnert Arents &c. fijnen foone oudt o-ntrent fa. uenthien Jaeren, geprocreert bij Maria Willems &c. zijne Huijsvrouwe. So ist.dat wij tot vaste verfekerheijt van de voorfz. Lijffrenten van hondert ponden munte voorfz. tfiaers den voorn. Arent Meijnerts &c. ten behouue van fijnen foone ter goeder trouwe belooft hebben, als wij bèlouen bij defeii Jaetlicx aen ende ten behouue als bouen geduerende t' leuen van de voorn. Meijnert Arents &c. ende langer nijet te dosn betaelen op ten eerden Januarij daer van 't eerde Jaer Renten gevallen ende verfchenen fal fijn den eerden Januarij des Jaers festhien hondert ende vier, lastende ende ordonneerende Cornelis van Mierop Heeri van Hooclit ende Aertswoude &c. onfen Ontfanger Generael van den voorfz. Lande, ofte anderen in der tijd wefende, onwederroepelick ter tijd thoe de voorfz. Rente aff'geftorue fal weefen, vuijten middele tot betalinge van des gemene Lants Renten gedestineert ofte noch te destir.eeren, de voorfz. Lijfrenten van hondert ponden munte voorfz. Jaerlicx als uoren te betaelen, ofte te doen betaelen aen de voorn. Arent Meijnerts &c. vuijte eerde ende gereefd* penningen van den felven ontfanck ten lanexften binnen feiT weecIten na den voorfe. verfchijndach , vrij geks fonder eenige cor- ringe  t'S*y FABRICIUS. (ARENT MEYNERTS) tinge van verpondinge, bonderfle, vijftichlle penningen ofte eenige andere impofitien ofte orameflagen hoe die genaemp.t fouden mogen worden, nijettegenftaende eenige Ordonnantie» ende Piaccaten airede gemaeckt ofte noch temaecken, die tegens defe beloften eenighfints fouden magen flrijden, dewelke wij als nv voor a's dan ende als dan voor als nv gedercgneeit gerenunchieert, ende te buijten gegaen hebben, derogueeren, renunchieeren ende gaen te buijten bij defen ende tot meerder verfekerheijt van de betalinge der voorfz. Lïjffrenten, in gevalle den voorn, onfen Ontfanger Generael ofte anderen in der rijd in gebrecken waren de betaelinge als voorfz. is te doen, hebben wij daar vore verbonden, ende verbinden bij defen, alle des gemeijne Lants middelen ende incompflen in de refpeftiue Steden, ten "eijnde de betalinge voorfz! daer vuijt te mogen doen , ende fal 't felve den Ontfanger ofte Collefteur derfeluer valideeren, mits quitantie van defelue betalinge ende blijcke van 't leue van den voorn. Meijnert Arents fXc. over. brengende, ende tot onderhoudenisfe van alle ende eenen ijegsjicis der voorfz. poinften, hebben wij voorts te buijten gegaen ende gerenunchieert, gaen te buijten ende renunchieeren bij defen, allle rechten, exceptien, gratiën ende beneficiën gegeuen ende noch te geuen daer mede het onderhoudt van defen ofte eenich poinér. van dien foude mogen worden ontgaen, ende natnemlick de Rechten difponeerende dat generaele denimchiatie van geender waerdeij is, ten waere fpeciaele voorgaet > ged?en in den Hage onder onfe groten Zegele ende Signature van onfe Gecommitteerde Raden den twaleffden Augusti Anna festhien hondert ende drije" (van Oienbarnevelt) Holparik Corneliif. 1Ó03. \ r - -i' In het Jaar 1618. werd zijn Ed. mede aangefteld tot een der Gedelegeerde Rechters, over de Heeren j van oldenbarnk" veï.d, de groot en hogerbeets. Het waarneemen vau dien post,, zou 1'ommigen geen al te guniïig denkbeeld van hesn doeu yormen, ware het filet, dat men in het zekere onderrigt was', dat hij nimmer in het doodvonnis over dien verm*ï£m $W,mV. g^rad5 « Yolftandig geweige^ Mi  FADRICiUS. (ARENT MEYNERTS) is**** had, de bepaalde fom van 2400 gulden daar voor te ontvangen, En dat zijn Ed. in dat fameufb doodvonnis, volgens het getuigenis van zijn zoon , niet heeft gefïemd, noch heeft konnen ftemmen, kan men opmaaken , uit het getuigenis, dat de Heer fabricius aan oldenbarneveld gegeeven heeft, met te zeg* "en: Dat Holland nodt Perfonaadje gedraagen hadt, die den ^Advocaat gelijk was, en dat hij ziek nergens in hadt vergreepen, dan alleen in eene zaak: dat hij met Huza zijn hand aan de Arke des Heeren hadt geleid. Wat aangaat de befchuldigiug tegen den Heere ïabricius, ten aanziende Heer johan de haan , Penfionaris te Haarlem, bij wacenaar, verkeerdelijk uit brands Hiftorie van de Rechtspleeging aangehaald, zal op het Art. de haan (johan) ter toets worden gebragt. De Heer arent fabricius , Meijnertszoon, ftierf te Haarlem, den 19 December, in het Jaar 1624, en werd aldaar in Noórdertrans van de Groote Kerk begraaven, zijnde zijn Graf gemerkt, No. 202. Onder zijn wapen op de-Zerk uitgehouwen, leest men: Hier leid een dapper Heer in V Sant Een vader van het Vaderland Oostende was Zo niet vermaart Hadt zijne trouw haar niet bewaart, In veelerlei Regeeringsftaat : Genoot de Stad en V Land zijn Raad Gods Kerk heeft ook zijn dienst befpeurd Dus Kerk en Raadhuis hem betreurt, ffij was getrouwd geweest met maria lakeman, dogter van willsm lakeman en as netje warrenloos ; welke willem lakeman in de Registers vau den Krijgsraad der Stad Haarlem in 't Jaar 1548, gemeld word als vinder van de Burgerij, en iu 't Jaar 1550 geweest Regent van 't Leprozenhuis- Zijne vrouw was geboortig van Antwerpen. Vnl°ens megedeelde berichten. Het origineele Schilderij, waarna het hier bijgevoegde Pourtrait in het koper is gebracht, berust bü den Wel Ed. Heer fabricius. Zie verder wagenaar, Vadert. Hifi. X Deel, brands, Hiftorie der Rechtspleeging, in 4tq. Cerisier, Tafrcel, V Deel.  16 FAGEL, (FRANCOIS) FAGEL, (BENJAMIN) enz. Fagel, is de naam van een Gedacht, waarvan men de afkomst en Geflachtlijsten, als oorfpronkelijk uit Vlaanderen, vindt bij sanderus, ia zijn Flandrta Illuflrata, Tom. i! pag. 3<-!.'!. Een Gedacht, welk in Holland, geduurende 'een reeks van Jaaren, mannen heeft opgeleverd, die de aanzien, lijkfte Ampten bekleed hebben. Dit kan blijken uit de gedrukte lijsten van de Prefidenten en Raden van de Hoven van Juftitie, in Holland. •Onder anderen vind men, op die lijsten, op het Jaar i6"ir», gemeld, den Heer Fagel, (francois) Raadsheer in den Hoogen Raad; overleden in het Jaar '644. Deeze was de vader van den Raad. Penfior.aris van Holland. Verder eenen'anderen Fagel, (francois) Prefident in den Hoogen Raad, in den Jr.are 1677. Facsl, (benjamin) Raadsheer in den Hove van Holland, in *t Jaar 1674. Fagel, (nicolaas) Burgemeester der Stad Nijmeegen, Postmeester Generaal van Gelderland, broeder van den RaadPenfionaris van Holland. Fagel, (francois nicolaas) van wien nader. Fagel, (heNdrik) Griffier van H. H. Mogende, een Staatsdienaar van zeer groote bekwaamheid: hij was de vader van Fagel, (feancois) mede Griffier van H. H. Mogende, van wiens wel verfnedene pen de In- en UitlandfcheSraatkun* digen eenpaarig bekenden, dat 'er maar weinigen gevonden werden, die, in hetdelien van Refolutien en brieven, zo eene groote wijsheid, duidelijkheid, republikeinfche rondborstigheid, minzaamheid en omzigtigheid wisten aan den dag te brengen. Zijn broeder was: Fagel, (cornelis gerrit) Raadsheer in den Hove van Holland, Commisfaris Politiek, wegens Hun Ed. Groot Mo. gende  FAGEL, (HENDRIK) FAGEL. (GASPAR) 17 gende op de fijnodale Vergaderingen van Noord - Holland'; , een Regeer en Regtsgeleerde van uitmuntende geleerdheid. Hij liet na één Zoon : Fagel, (hendrik) Commies van H. H. Mogenden, die, in-het Jaar 1728, zijnen oom, den Heere hendrik fagel, opvolgde als Griffier van H. H. Mogende. Nog meer andere aanzienlijke mannen zijn uit dit Geflacht voortgel'prooten, doch die wij, bij gebrek vau voldoende' berigten, niet allen kunnen noemen. Hierom moeten wij ons vergenoegen , met de meest vermaardfte dier mannen nader te doea kennen. Fagel, (gaspar) Raad-Penfionaris, Groot-Zegelbewaarder, en Stadhouder van de Leenen van Holland, Hoogheemraad van Rhijnland, enz. een Staatsdienaar, van vvien, in gedrukte gefchriften. met lof en laster geiprooken word. Hij werd ge-, booren in het Jaar 1629. De Regeerders van Haarlem benoem*, den hem, in't Jaar 1663, tot Penüonaris van hunne Stad; ia het Jaar 1670, na het overlijden van den Heere ruisch, werd hij, op den 5 November, tot Griffier van de Staaten Generaal verkooren. H. H. Mogenden zonden hem, in het Jaar 1672, nevens twee andere Heeren, aan den Prins van Oranje, wrï.Lem den III , om hein kennis te geeven van het befluit, bijt hun genomen, om zijne Hoogheid te verheffen tot de waardig* heid van Kapitein Generaal, en met een te verzoeken, dat hec zijner Hoogheid behaagen mogt, zig, door den Griffier, ( dien men. nagaf, tot die verheffing , hemel en aarde bewogen te hebben) te laaten inleiden in de Vergadering van H. H. Mogenden, om aldaar zijne Coinmkfie te ontvangen, en den eed te doen. De Heer fagel leidde den Prins, bij de hand, over de galderijcn, tot in het vertrek van H. li. Mogenden, en, na het afleggen van den eed, weder terug. Algemeen word ge' zegd, dat fagel, tot den post van Griffier, een meer dan gewoone bekwaamheid bezat, en, in dien benarden tijd, eenen ijver voor het Vaderland betoonde, die voor alle gevaaren pal ftond. Na dat de Koning van Frankrijk, met zijne Krijgs. magt, de Betuwe genaderd was, kwam, volgens echte verhaa- XV deel B leo,  J» FAGEL, (GASPAR) Jen, de lieer Raad-Penfionaris j. Da vvjTt, op eenen morgen ten vier uuren, bij den Griffier fagel, hem verklaarende, dat hij ten einde raad zijnde, geen kans zag het langer te houden; en dat daarop de Griffier hem te gemoet voerde, dat filips de II, ruim zo magtig als looevvyk de IV, de Pr$vintien iti veel benarder /laat had gebragt; dat het alleen aankwam op cordaatheid en kloeke Refolutie; Holland en Zeeland hadden alles, wat tot een langen en dapperen tegenweer van noden was. Dij dat zelfde denkbeeld bleef deeze Minifler, bij gelegenheid van die zeer zonderlinge Refolutie, bij de meerderheid van Holland, uitgezonderd Amjleldam, genoomen, om een deputatie, met onbepaalde magt, te zenden aan den Koniug van Frankrijk, om met dcnzclven te handelen; in welk geval de Heer fagel weigerde, als Griffier, die onbepaalde vcriniagt te rekenen. Gij uuwgt, zeide bij, gerugfteund door de Afgevaardigden van Amjleldam, het land aan Frankrijk verkoopen; maar ik hoope dat het nimmer aan u zal fiaan, het zelve te keveren. Eerder liet ik mij aan ftukken kappen, dan dat ik zulk eene bezending zoude op mij neemen. Na dat de Heer johan de witt, op den 12 Augustus van het Jaar 1672, zijn ontflag als Raad-Penfionaris van Holland, op des. zelfs verzoek, verkreegen had, werd in de plaats van hem, (zegt j. le clerc) gaspar fagel verkoren, die fehoon een aanhaugeling van den Prins van Oranje, de Republiek met zeer veel getrouwheid en lof heeft bediend. De Griffier klom dan op, tot dien zo gewigtigen post, van RaadPenfionaris van Holland, in die verwardfle gefleldheid van binnen, en in zo dringenden nood van buiten, en gaf blijken van zijnen ijver voor het Vaderland. Doch anderen fpreeken 'er van op eene wijze, die hem op verre na zo veel eer niet aandoet. Uit een gemaakte nominatie, tot dit zo gewigtig ampt, werd de Heer g. fagel, op den 20 Augustus, met meerderheid van ftemmen gekooren, en , den 27 vau die maand, het ampt van Griffier opgedragen aan deszelfs ouder 'broeder, den Heere hendrik fagel. De Heer jan sprokssen diende vervolgens als tweede Griffier, tot den 12 Jmiij van het Jaar 16&1; wanneer gemelde Heer aendrik f a»  FAGEL. (GASPAR) 19 fagel , deszelfs zoon , den Heer francois , fagel , den 7 Augustus van dat zelfde Jaar, tot Commies van Hun Hoog Mogende, bevorderd zag, wordende vervolgens, defl 13 September, van het Jaar 1685, den post van zijnen Heer vader, zonder bezwaar van het land, geadjungeert, en eindelijk in den Jaare 1690, den Heer hendrik fagel overleeden zijnde, tot Commies aangefteld; en het ampt van tweeden Griffier vernietigd. !Na de verheffing van den Prins van Oranje tot Stadhouder, de Heer g. fagel dus bevorderd en aangefleld zijnde, vond de Heer fagel, in deszelfs perfoon wederkeerig eenen eerften Staatsdienaar, die zijne belangen ongemeen ter harte nam. Ook vindt men aangetekend, dat gemelde Pn'ns, bij de ontvangst der tijdiuge van zijne aanftellinge, ongemeen verheugd was. Zijne ongemeene bekwaamheid, zijne getoonde kordaatheid, in dit hachlijkffe tijdflip, waarin zo veelen onder de vreeze zugtten, zegt men, was de oorzaak van het volmaakt vertrouwen, dat de Stadhouder in den Raad-Penfionaris ftelde. Zelfs wil men dat de Heer j. de wit zou gezegd hebben; dat hij niemand kende, zo bekwaam tot deeze bediening, dan den Heer Griffier fagel; eene bediening, onderhevig aan klippen , die met geene omzigtighéid, hoe groot, gemijd konden worden. G. leti , in zijn Theatro Belgico, gedrukt in het Jaar 1690, getuigt, zo als ook algemeen bekend is, dat nooit in de Republiek neteliger zaaken voorvielen , dan geduurende het Miniflerfchap van dien Heer. En , echter, heeft, volgens het eenparig getuigenis, de Heer Raad - Penfionaris, niettegenftaande alle die oneindige zwaarigheden , dien verfchrikkelijken, en reeds zo verre doorgedrongen aanval der twee magtigfte Vorften van Europa, mitsgaders andere zaaken van groote beflommering, dit ampt kloekmoedig getorst, en vervolgens den tijd van zestien Jaaren, met lof en laster bekleed. Men zag, binnen de twee eerfte Jaaren van zijn Minifterie, den oorlog van de grenzen verwijderd; de Republiek gefterkt, door aanzienlijke alliantien, met den Keizer, Spanje, Dene. marken, Brandenburg en meer andere Vorften; in Engeland. onder de hand, vrienden gemaakt, met dat gevolg, dat deszefs Koning den krijg moest ftaaksn; zo dat is Republiek, Jj 2 met  10 FAGEL. (GASPAR) met eene Karde voorwaarde, der Keuifche negotiatie omging. Voorts werden de voorgevallene zaak»n tot zo eene gelukkige gedaante herfteid, dat a's men, te Nijmeegen, de Vredesonderhandelingen aanving, de vijanden, van alle hunne gemaakte conquesfm, niets overig hadden, dan alleen Maaftricht, 't welk naderhand mede moest worden afgedaan. Een kleine fchets van zijne doordringende kennis in de zaaken van Europa, zo in het dirigeeren der Krijgsoperatien, als het maken van Trakta«en, en het neemen van voordeelige maatregelen, kan worden opgemaakt, uit een gefprek, tusfchen hem, enden Tingelfchen Ambaifadeur w. temple, gehoude» den 3 Januarij, in het Jaar 1077 ! de laatfte heeft het ons , in zijne Memotien, nagelaaten; het komt hierop uit. Na vooraf te hebben ter nedergefleld, een gefprek, welk hij te vooren gehouden had, met den Prins van Oranje, over den Nijmeegfchen Vredehandel, zegt hij : „ Twee dagen daarna fprak ik den Penfionaris fagel over eenige gemeene zaaken j raakende mijne Ambasfade in den Haag, die in de handen van den Secretaris van die Ambasfade gebleeveu waren. Deeze discourfen geëindigd zijnde, vraagde hij mij, of ik de Vrede van Nijmeegen bragt ? Ik antwooride, dat dewijl hij zo ouweetend fcheen, van het geene daar was voorgevallen, ik het hem zou verhaalen ; dat zij Hollanders hunne zaaken aldaar, als braave lieden (wel te verftaan fpoitender wijze) hadden aangelegd Dat zij, om de Geallieerden tot het Congres te doen fpoeden, voorgegeeven hadden, dat zij, na het verfchijnen van dien dag, de vertoonde volmagten hadden gewraakt, en nieu. we verzogt; mitsgaders de Mediateurs van den eenen na den anderen te doen gaan, en aldus verfpilt den tijd van twee maanden; zulks, dat zij het fpoor der Keizer fche en Spaan, fche Miniflers volgden, het welke ik oordeelde haar opzet te zijn, om zelfs die pas verder te houden." „ De Penfionaris antwoordde mij ernflig, en met een bedroefd aangezigt, dat ik, de Staaten en den loop van haare zaaken , zederd ik den Haag verlaaten hadde niet kende, of wilde kennen: dat zij niet alleen de Vrede van harte wensehten, maar dis ook noodzaaklijk voor haar oordeel- den;  FAGEL. (GASPAR) den j dat zij tot de Vredehandelinge op die tijd zekerlijk petreeden zouden zijn, indien de Franfchen eenigzinrs aanneemelijke volmagten hadden overgeleverd, of zig verbondan nieuwe ie zullen bezorgen, en dat de S,taaten zeifs op geen e Vrede, volgends de preteulleu van haar Geallieerden zouden dringen: ook konde hij niet verzekeren, dat zij geene fepuate vrede zouden maaken: ik zeidedat dit een werk van godanig gewigt was, dat ik mij verzekerde, dat zij zig nog wel een Jaar daarop zouden bedenken. Hie/op trok hij zijn ftoel wat nader bij mij, en begon een discours, met meer ijver en erust, dan met den ftaat van zijn gezontheid toen overeenkwam, zeggende eerftelijk: dat zij genoeg op die zaak gedagt hadden, en door die veel bedagt te hebben, begonden te bevinden , dat 'er geen remedie was." ,, Dat zij aan Spanje veel verpiigt waren, om dat, die kroon in den Oorlog getreeden was, om haar Land te behouden , en daardoor ook Vlaanderen te bewaaren; dog dat zij de.Spaanfchen geene kwade vergelding hadden gedaan, in het continueeren van den Oorlog drie Jaaren lang, alleenlijk ten aanzien van het intrest van Spanje, dewijl 'er niets van gewigt tusfchen haar en Frankrijk overbleef, dat zij zig verder verpiigt hadden, om in het aanftaande Jaar een Oorlogte voeren, en zulks ook met zo veel magt, als zij, in t voorleden Jaar zouden gedaan hebben, indien de Geallieerden, haare beloften volbragt hadden. Maar dat Spanje geene zorge droeg, dan om haar ie laateu zien, dat zij beflooteii hadden te vergaan. Dat dezelve de Hollandfche Vloot, van ■Sicilien t'huis gezonden had, zonder de beloofde betaaiinge en het zelve op de wederkomfle, aan de Staaten hadden overgelaaten," „ Dat de Staaten niet één ftuiver werd betaald, van een 'groote fomme, die de Spaan leliën dezelve fchuidig waren, we'gens togtl.osten en vivres in de laatfle zomer, van welke men magazijnen voor 't aanflaaiue Jaar zou opregten, zgöaèr dewelke haare legers in dac land niet konden marcheeren, Hewtjfl zij verzekerd waren, geen magazijn te zullen vinden, da; door de Spaanfchen verzorgt was. Dat zij aan Spinje , de noodzaaklijkheid hadden voorgedragen, om alleenlijk zo veel b 3 wèf-  22 FAGEL. ( GASPAR.) welgereguleerde magt op de been te houden, als genoeg was, om haar Steden te befchermen, terwijl de Prins met het le' ger van den Staat te veld zou gaan, en alle groote belegeringen zou verhinderen of onnut maaken, doch dit al zonder antwoord ; dat zij , dezelve naderhand verzogt hadden, om zo veel benden van de Duitfche Vorften, haare Geallieerden, over te neemen, als haar voornaamfte Steden zouden konnen verdedigen; maar dat zij dezeiven integendeel uit haar land dreeven. Dat zij den Keizer akijd verklaard hadden , dat ten zij, zijn leger in Frankrijk rukten of ten miufte dezelve tot een batalje dwongen, door zodanige magt, die groote Franfche detachementen kon trekken uit Vlaanderen , dat het land van deze zomer, of ten ukterfte in de aanftaande niet behouden kou worden, indien de Keizerfchen de winterkwartieren iu den Elfas, of aan die zijde van den Rhijn niet betrokken. Maar dat men te Weenen , Vlaanderen zo weinig, als de Hollanders Hongarljen aanmerkten; en om dat de Hoogduitfche Officieren haar particulier belang in de winterkwartieren van Duitschland beter vonden, als in een verwoest land, gelijk den Elzas was, moesten haar legers den Rhijn deze \vinter pasfee. ren, en daardoor alle de voordeden van de laatfte, en hope van de aanftaande veldtogt verliezen. Dat door gebrek aan magazijnen in Vlaanderen , twee of drie fterke Frontierplaatfen, aldaar in de aanftaande zomer zouden veriaoren gaan, voor dat de Keizeifchen in het veld zoude konnen verfchijnen; en, dat in dien Kamerijk, Valencien en Mons genomen wierden, alle de anderen zoude afvallen, ter oorzaake van te reeds geledene, en indien den Oorlog nog duurde nog te lijdene ellenden. Dat de Prins niet magtig was, om het te beletten of vroeg genoeg in het veld te konnen komen, om te marcheeren, door gebrek van provifien in Vlaanderen, werdende dat land woest, door de ongereguleerde contributien; of ten minften niet met een leger gedekt, hetwelk bekwaam was om een flag te wagen, of een Stadt te ontzetten, terwijl de Spaanfche troupen zo zwak waren, en de Franfchen zo fterk zouden zfju, op een tijd als zij geen vijand hadden, om aan den Rhijn ee.i diverfie te maaken. Dat de vrienden vau den Prins niet konde lijden, dat hij te veld ging, alleenlijk om Steden in zijn gezigt te verliezen  FAGEL. (GASPAR) n zen, en misfchien wel gantsch Vlaanderen, terwijl men verwagtte dat hij het befchermen zoude, daar hij op zekeren tijd tweemaal in het zelve verhinderd werd, door de misdagen der Spaanfchen, die nogthnns niet zoude nalaaten hem zo wel, als zijn vijanden buiten, en zijne benijders binnenslands, die na die gelegenheid haakten, te befchuldigen. Dat de Staaten oadertusfchen van Frankrijk alle conditiën konden verkrijgen , die zij begeerden, het zij, door de ontruiming van Maaürigt; een Reglement van Koophandel, of eenige voordeden aan het Huis van Oranje; en wegens, dit laaide alles wat de Prins zelfs zou konnen begeereu: dat zij ten dien eijnde alle weeken erafti?e brieven van Monfieur d'Estrades ontvongen, om een feparate vrede te maaken, en noewefhij daar toe met het ui tierde leedwezen zou treden, kou hij nogthans niet befpeuren , wat men anders zou konnen doen: ook kende hij niemant in Holland, die van dezelve gedagten niet was. Dat hij met mij niet fprak als een Ambasfadeur, maar als een vriend, wiens gevoelen hij agtte, en verzogt, dat hij mij openheriig, de fterkte en zwakheid geopenbaard hebbende, verheugd zou zijn, in het weten van het geene ik dagt, dat zjj>, in alle deze omdandighedeu, en verval van haaren ftaat door zo langduurigen Oor. log, fou^n doen. Ik heantwoorden het compliment van den Penfionaris, doch verfchoonde mij van het verklaaren van mijne gedagten aan een perfoon, die zo bekwaam was, om uiefures te neemen, die de gevoeglijkde voor het beleid der Staateu en zijn eigen waren. Maar ik verzogt van hem te weten, wat hij dagt, dat van Vlaanderen zou worden, indien de Hollanders een feparate Vrede doten; om dat het noodlot van dat land het zelve was, waarin de rest van hun gebeuren zo veel belang hadden als zij. Hij antwoorde: dat het in eenen zomer, of in twee, maar waarfchijnlijker in eenen, verloo'ren zou worden: dat hij geloofde dat Kamerijk, Valencien, Namen en Mons in eenen zomer zouden verlooren gaan; dat na derzelver veriies, de groote binnelandfche Steden zig niet zou' den tragten te verweeren, uitgenomen Antwerpen en Oostende , voor welke men misfchien met Frankrijk eenige meiures zou konnen neemen: gelijk ik wist, dat de Franfchen, aan de Heer de witt , op haar eerde inval gedaan hadden in het Jaar ü 4 166?  H FAGEL. (GASPAR) *M7. Ik vraagde hem, hoe hij dage dat de Staaten met frankrijk, naa het verlies van Vlaanderen, zouden moeten leven 9 en of hij wel dagt, dat het anders, dan voigens discretie der Franfchen kon zijn?" „ Hij verzogt mij te gelooven, dat indien zij konden hoopen, om Vlaanderen door den Oorlog te behouden, zij nooit op een feparate Vrede fouden denken; doch indien het dog verlooren moest worden, wilden zij liever, dat zulks zou gefchieden, door de Vrede, die het land zo niet zou uitputten, nog den Prins anteeren; dat zij na het verlies van Vlaanderen, fodanig met de Franfchen zouden moeten leven, dat zij dezelve zouden doen begrijpen, dat het meer haar intrest was, den Staat te behouden, als te verdelgen; dat 'er geene keur was, maar dat men het als een desperate remedie moest inzwelgen; dat hij op eenige herftellinge, door beter beleid m de Spaanfche zaaken, gehoopt had, of dar eenige roornaame onderneemingen van Hoogduitfche legers, aan die ïijde tegens Frankrijk, de Vrede tot eenigzints redelijke conditien gebragt zouden hebben; dat hij voor zijn deel, altijd van gedagten geweest was, dat Engeland zelfs op de eene pas, of de andere, die Frankrijk zoude maaken, hou op zoude roepen ; en dat indien wij te vreeden waren, de helft van Vlaanderen, verlooren te zien gaan, wij nogthans het gantfche verlies, nog dat van Sicilien ten aanzien van onze Negotie in de Middelandfche Zee niet zouden'gehengen. Dat de Koning de Vrede al twee Jaaren in zijn hand had gehad, en- dezejve vanneer 't hem beliefde, gefloten kon hebben, op fodanige conditiën, als hij zou denken, dat met de regt vaardigheid, en de ve.ligheid, van de rest van zijne gebuuren en zijn eigen zouden overeenkomen. Dat een i;der wel wist dat Frankrük ' m geen ftaat was, om zijne Majefieit eenige conditiën, die hij 2ou mogen begeeren, aftefïaan, of een Oorlog tegens Engeland, in conjuntfie met de Geallieerden, te wagen; dat her minfte blijk van het zelve, indien het maar eenigfinwin Frankrijk gelooft werd, geaeeg was, om de Vrede te veroorzaa*en; dat z.j dit alles overlang, door den Heer van Beuningen in Engeland hadden voorgedragen, en aangeboden- om z'jnê Majefteu arbiter van de Vrede te maaken, en «Je conditie* aa„- te-  FAGEL. (GASPAR) *5 teneemen, die hij zou voorfchrijven; dog zonder het minde antwoord, maar dat alles zo koel ais het mooglijk was, werd aangehoord, hoewel veele luiden dagten, dat wij redenen hadden, om wat gevoeliger deswegens te zijn; dat dit hem te meer aanporden om te denken, dat eene feparate Vrede noodzaaklijker was, dan al het andere; dat hij bekende, dat men het allereerst moest bezoeken, maar dat hij het op 't laatst, een ongeneeslijke wonde bevonden had." „ Dat hij wel wist, wat ik door de vraag, hoe zij met Frankrijk leven zonden naa het verlies van Vlaanderen'} verdond : dog dat het oogmerk van Frankrijk meer op Italien of Duitschland, of wel misfchien op Engeland zou zijn; dat het intrest van de Franfchen niet kon zijn, om den Staat te verdelgen of te conquesteeren, maar om denzelven in onafhanglijkheid van die kroon te bewaaren; dat zij beter nut van de HoIIandfche Vlooten konden krijgen, dan van «enige weinige Visfersplaatfen daar men Holland toe zou brengen ; indien mén haare vrijheden en religie eenig geweld deed; dat de Koning van Frankrijk haar land gezien had, het zelve kende, en ook zo voordond, dat hij in alle gelegenheden zeide, dat hij dezelve liever tot vrienden als onderdaanen wilde hebben; dog indien ik al befloot dat de Staat iu vierentwintig uuren zou verlooren gaan, het nogthans beter voor haar was, het verderf tot het laaide uur uittedellen, en dat het des nagts zou gebeuren, als des middags." ,, Dit werd met zodanige hevigheid en ijver uitgefprooken, dat hij geen krachten genoeg had, om zijne reden te vervolgen; en hebbende gezegt, dat het geen zaak was, die wij tusfchen ons beiden konden befluiten, fcheide ik van hem, na hem gezondheid genoeg gewenscht te hebben, om de gedagten, en zaaken van zo groote aangelegenheid, in die gevaarlijke omdandigheden uittevoeren en waarteneemen." Zie daar een verhaal, zo als gezegd is, alleen genoeg om de bekwaamheid van den Heer c fagel te doen kennen, en met één den Lezer over de Staatsgedeldheid van dien tijd een juist oordeel te doen vellen; en waaruit tevens blijkt, dat de Ridder ïemple niet mistastte, met te zeggen, # 5 dat  $6 FAGEL. (GASPAR) dat de Raad-Penfionaris de belangen der Hoven van Europa zo goed als iemand kende. De Heer fagel was niet alleen een groot Staatkundige, maar tevens een man, die lijf noch leven fchroomde. Hij ver» zelde. niettegenflaande het groot gewigt van zijn ampt, als Raad-Penfionaris, in veele belegeringen en onderneeniingeiv, den jongen Stadhouder, die zig ook getrouwelijk van zijnen raad bediende, en een volkoomen vertrouwen op hem ftelde, ter bezorging van het geen tot den Oorlog van noden was. Toen de Engelfchen de kust met eene landing dreigden, begaf zig de Raad-Penfionaris op de Vloot, en ontbood alle de Scheeps-Opperhoofden, aan boord van het Schip, waarop hij zig bevond, en vertoonde aan hun de middelen, die zij moesten te werk (lellen, om den vijand, die op de hoogte van Texel en 't Flie lag, te wederftaan, en de kust voor een landing te bevrijden. Tevens vraagde hij de gedachten der aanwezenden, hoe elk dagt, om op debestmooglijke wijze, deverwagt wordende Oostindifche Schepen in veiligheid te brengen; met verzekering, dat alles, wat 'er aan volk of Oorlogsbehoeften ontbrak, terflond zou bezorgd worden. Nog dien zelfden avond deed de Raid - Penfionaris verfiag aan de Staaten van Holland, en rende den volgenden morgen weder naar de Heb. der, om den Stadhouder, welke zig daar bevond, het zelfde rapport te doen. Op de tijding dat de Prins inmiddels naar den Haag gekeerd was, begaf hij zich insgelijks derwaarts, en deed, daags daaraan, zijnde den n Augustus, in de Verga, deiing der Staaten, rapport van't geene hij, met den Stadhouder, overleid en nodig geoordeeld had, en beraamde, op ftaan. den voet, eene order voor de Vloot, welke door den. Admiraal Generaal werd afgevaardigd, en niet weinig tocbragt ter verijdeling van de oogmerken der vijanden. Niet> minder was zijn ijver voor de behoudenis van den beerfchenden Godsdienst van den Staat. Twee uitmuntende blijken daarvan gaf hij: eerst in het Jaar 1680, ic eene fraaije en kragtige deductie, ten verzoeke van den Graave van sunHERLAND, Secretaris van Staat in Engeland, door hem op het papier gebragt; en, door den Engelfehen Gezant sidnv, naar Lo«'  FAGEL. (GASPAR) 27 London gezonden, om Koning karel den II te bewegen, tot het geeven van zijne toeftemming, op zekere Reiolutje, bij het Huis der Gemeenten genomen, om den Hertog van jork buiten de fuccesfie te fluiten. De andere blijk was in het Jaar 1687, toen de Gemeenten van Engeland ten voorfehijn bragten, dat de Hervormde Godsdient niet veilig konde zijn, indien een Koning den Roomfchen Godsdienst beleedt. Ook leerde de ondervinding eerlang, dat die bekommeritig maar al te gegrond was; wanneer de Hertog van jork. naderhand Koning van Engeland, den Roomfchen Godsdienst, met onderdrukking van dien der Proteftanten, door allerlei ïuiddelen, poogde te doen zegevieren. Doch de wetten, die hem tegen waren, zag hij geen kans te konnen vernietigen, ten ware de Prinfesfe van Oranje, als de naalte Erfgenaame van de kroon, zig mede openlijk voor de vernietiging dier wetten verklaarde. Men meende, in Engeland, dit door te drijven, door aan die vernietiging den naam te geeven, van Tolerantie en Vrijheid van geweeten. Een zeker Regtsgeieerde, met naame jacobcs stewart , werd door het Hof, te werk gefield, om den Heer fagel, door brieven, tot het overfchrij. ven van het gevoelen, van den Prins en de Prunes, omtrent die wetten, te beweegen. De Raad-Penfionaris toonde zig zeer huiverig, om over die ftojffe. iets op het papier ce brengen, als zeer wel bewust zijnde , hoe veel de gedagten hunner Hoogheden van die van het Engelfche Hof verfchilden. Doch, hoe meer hij dit van de hand wees, hoe flerker de aandrang werd; met bijvoeginge, dat dit verzoek gefchiedde, met voorweeten en goedkeuring van den Koning. Willem eu makta inmiddels verftaande, dat men het voik in Engeland diets waakte, dat de Roomschgezinden, in Holland, niet alleen vrijheid van openbaare GodsdienstoeiTeninge hadden, maar ook tot alle ampren werden toegelaaten, vonden zig genoodzaakt, daarvan eene andere verklaaringe te geeven. De Raad - Pen.fionatis, daar toe, door hunne Hoogheden, verzogt zijnde, fehreef toen,, in 't Latijn, een zeer bondigen brief, inhoudende de waare gefteldheid der Toierantie, welke hier te Lande plaats had. Op den 4 No. veai-  28 FAGEL. (GASPAR) vember, in het Jaar NS87, werd deeze brief aan steward gezonden. Uit Engeland ontving men eerlang berigt, dat het Hof alom ▼erfpreidde, dat de Prins en Prinfesfe tot de vernietiging dier wetten geflemd hadden; dit noodzaakte den Prins, om de kwaade gevolgen, die daar uit ontflaan mogten, den brief van den Raad-Penfionaris publiek te maaken; wordende dezelve vervolgens door eurnet in 't Engelsch, en door een anderen in het Nederduitsch overgezet. De uitwerkzelen van dien brief kon men ontwaar worden, door de zeldzaame maatregels, welke het Hof en de Jefuiten daar tegen beraamden. De Heer fagel had dien brief, alvoorens, aan den Engel/chen Gezant, den Marquis van abeeville, iu den Haag, medegedeeld. Stewart had aan den Raad-Penfionaris gefchreven, dat hij zijnen brief aan den Koning had vertoond. Dit alles onaangezien, durfde het Engeljche Hof, bij een openbaar gefchrift, Parliamentum Vacificum genaamd, met toeftemming van een Secretaris gedrukt, der Gemeente op den mouw fpelden, dat de brief verkeerd was, en dat de IVlinifter van Holland geen deel altoos hadde aan het fchrijven van dien brief. Doch het uitgeéven van stea'Arts eigen brieven, gevoegd bij een brief van den Heere fagel aan den Marquis van abeeville, waarbij de Minifter van Holland voldoening eischte, wegens die la>tering, ontdekte het gantlche bedrog. De Jefuiten en de Ergclfche Minifters verlooren hierop eensflags al hun credit bij het gemeen. Het groot en gewigtig nut, door den brief van den Heere fagüL, aan het Proteftautfche belang, in het Ëacn'èïjjk'fle tijdgewricht, waarin het ooit geweest was, te wege. gebragt, vindt men, onder anderen, bij een voornaam En~ gehch Hiftoriefctirijver, l. ecard, Hofprediker van den Aartsbbfchop van Canterburij, in deeze woorden erkend. „ De „ britf van den Raad Penfionaris (zegt hij) diende om 't ,, waare belang der Natie te onderfchragen, en veroorzaakte een voikoomen vertrouwen op den Prins en de Princes, bij „ de Kerk van Engeland en bij de Uisfenters, dewelke toen begonnen_rhóöp te fcheppen van die zijde, bijaldien eenige „ geweldige middelen tegen hen werden tejr hand genomen." Eea  FAGEL. (GASPAR") sg Een ander Engehch Schrijver van dien tijd zegt, ouder ande. ren: „ Ik moet bekennen, dat 'er, fints het Huwelijk vau hunne Hoogheden , niets is voorgevallen, dat zo veel tot „ welfland van het Protettantiche wezen heeft toegebragt, als deeze brief van den Heere FAGr-l." De Proteftanten waren in hunne hoop ook niet bedrogen. De Minider, die, met zijne pen, het waare belang der Natie zo treffelijk had weten te onderfchragen, was vervolgens de voornaamde befüerder van de groote Expeditie op Engeland: een wonder voor alle de volgende eenwen, en de behoudenis van het Protefiantendom in Engeland. Men verfpreidde, op zijnen raad, dat de Prins een oogmerk had naar den kant vau Keulen. De Franfche Ambasfadeur was zeer opmerk, zaam; hij meende, als 'er iets wegens Engeland op 't tapijt kwam, eene dribbeling onder de Leden , of ten minden een uitdel, te zullen te weeg brengen; maar de groote vooruitzigten van den Heere fagel, zegt burnet, kwamen alles te boven. De Raad-Penfionaris, om zijn voorneemen binnenslands vast te dellen, ontbood, van tijd tot tijd, de Predikanten , uit de aanzienlijkde Steden, en gaf hun te kennen, dat 'er geen middel was, tot behoud van de Religie en het Vaderland, dan de Expeditie op Engeland; hun beveelende, des Prinfen regtvaardige onderneeminge in hunne gebeden indagtig te zijn. Doch hij beleefde den uitflag niet. Evenwel gelukte het hem, den Prins bij zijn vertrek te begroeten, en uit naam der Staaten eene gelukkige reize te wenfehen. Kort daarna werd hij van eene ziekte overvallen. Zommigen verhaaien, dat wanneer hij, op zijn ziekbedde, vernam, dat de Prins te Torbaij voet aan land gezet had, hij met groote blijdfchap zou gezegd hebben; Nu ga ik gerust van kier fchei. den: in het vast vertrouwen naamlijk van eene goede uitkomst der zaake, waarvan hij het voomaamde beweegrad geweest was. Hij dierf op den J5 December, in het Jaar i683, in den ouderdom van 59 Jaaren, en werd in de groote Kerk in 'sHage begraaven. Deeze groote Staatsman , van wiens lof en laster verbazend veel gefchreeven is, was middelmatig van lengte; van een aangenaame gedalte en wezen; levendig, vaardig en vrolijk van  3° FAGEL. (GASPAR) van geest, en, volgens het getuigenis zijner tijdgenooten, de welfprekendfte man, die immer in Holland leefde; zijne aanipraaken en voorftellingen waren lieftalig en minlijk. De Schrijver, dien wij boven hebben bijgebragt, ten.bewijze van het nut van zijnen brief, om aantetoon'en, dat de brief waarlijk vau hem was, geeft dit volgende van zijn Karakter op: „ De brief, zegt hij, is den Autheur gelijk: de ftof is wig„ tig, de redenen bondig, de ftijl deftig, vol zin en klaar, „ gelijk die van een Regtsgeieerden; ze heeft doorgaans een bewijs ,, die de Religie en het humeur van den Schrijver uitdrukt, „ gelijk de ftoffe en de methode zijne bekwaamheid en oor„ deel te kennen geeven; alle deeze hoedanigheden maaken ,, het Karakter van «en Heer fagel uit." In zijne jeugd had hij, met eene bijzondere naarfligheid, zig op de Studie der regten toegeleid; en die voltrokken hebbende, eenige Jaaren, met lof, als Advocaat, voor het Hof gepleit; van weScen tijd hij naderhand altoos met veel genoegen fprak. Nooit is hij gehuwd geweest. De eenigfle vlek, die hem is aangewreeven, is, dat hij al te groote ijveraar was voor de belangen van Prinfe willem den lil. De Heeren johan de witt en gaspar fagel maakten dus een volmaakt contrast. De eerstgenoemde ftelde, dat de Republiek zonder Stadhouder wel en gelukkig konde beftierd worden: daar fagel al het welvaaren van dezelve van het Stadhouderfchap deed afhangen; zeggende, dat de Republiek zonder Stadhouder, zonder ziel of leven was. Hoe groot die beide mannen ook mogen geweest zijn, is het, echter, van agteren gebleeken , dat zij beiden hunne denkbeelden, ten nadeele van de Republiek, te verre getrokken hebben. De reden deezer aankleevinge aan het Huis van Oranje, en bijzonder aan den perfoon van willfm den lil, door hem verklaard aan den Afgezant van Groot-Rrittanje, was, volgens diens verklaaring „ de liefde voor zijn Vaderland, doordien hij „ (fagel) vastelijk geloofde, dat door den Prins alleen het Land behouden, kon worden." Ecu geloof, 't welk, onzes bedunkens, geene geringe minachting voor alle waare Vaderlandfche Regenten in zig bevatte. Geen wonder dan ook , dat een man vaji dien iutloed op de Republiek, uit hoofda vaa  fagel. (gaspar) 3l van zijne bekwaamheid en gewigtige Amptsbediening, van willem den III, die ai zijne grootheid aan hem verfcbuldjpd was, ongemeen bemind werd. Burnet, die zig veel moeite gegeeven heeft, om het egt Karakter van den Raad-Penfionaris te doen kennen, zegt, dat hij een man was, vol van moed, als de zaaken voor den wind gingen; maar dat hec gantsch anders met hem gefield was, in hachelijke omftandigheden. En, op eene andere plaats, dat hij altoos geneegcu was, zig zeiven te vleijen. Doch, gantsch anders is het afbeeldzel, welk c leti van hen maakt, zeggende, ,, Hij (de Raad-Penfionaris) kweet zig, in alle opzigten, met zo ,, groote vaardigheid, in alle de Raadsvergaderingen, dat *er ,, geen voorbeeld van was ; hij wist, zo verre het zijn Ampt „ raakte, het Schip van fiaat, onder de zwaarde tempeesten, „ in eene goede haven te ftieren, met zulk een beleid en „ kloekmoedigheid, dat men met waarheid zeggen kan, dat hij den Staat voor zwaare Schipbreuken heeft behoed ; waar door hij dan ook, na zijnen dood, door veelen betreurd is „ geworden; zijnde 'er niets ten zijnennadeele te zeggen, dan alleenlijk, dat hij niet gemakkelijk te genaaken was. Doch „ zijne veelvuldige bezigheden, en ouophoudonlijke arbeid, „ beletten hem ieder te woord te flaan, en vooral niet voor ,, die geenen, die tot hem kwaamen, om bloote corapiirnen„ ten te maaken." Anderen, die zig bevlijtigd hebben om zijHen lof te verbreiden, verklaaren dat hij geheel en al vrij was van eenige fchraapzugt; zij brengen bij tot bewijs, dat, fchoon hij twee Jaaren bekleed had het Ampt van Griffier, zestien Jaaren dat van Raad-Penfionaris van Holland, op een traktement van twaalfduizend guldens, en vervolgens, door den dood van den Heere van duivenvoorden, geworden zijnde Groot Zegelbewaarder van Holland, en Stadhouder van de Leenen, welke Arapten mede eene goede fomme opbrengen, daarenboven nog Hoog Heemraad van Rhijnland was, echter weinig of niets heeftnagelaaten; als hebbende het grootfte deel zijner middelen verfpild aan de Abtdij van Leeuwenhorst, eene plaatze aan de Ridderfchap behoorende, die hem tot zijne uitfpauninge vergund was. Sanderus in zijn Fer heerlij kt Vlaanderen, weid nog brseder ia zijnen lof uit. Uit  3* FAGEL. ( GASPAR) Uit alle het bovenftaande is ten duidelijkfien gebleeken, dat de Raad-Penfionaris fagsl, in veele gevallen, alles heeft doorgedrongen, wat tot verheffing en vermeerdering van het gezag des Stadhouders dienen kou. Ieder kundig leezer zal daaruit ook ontwaar worden, dat alle de Schrijvers van dien tijd, als niet voorziende de nadeelige gevolgen, die daaruit, voor de Republiek, te dugten waren, dit alles tot zijnen lof hebben uiigeraeeten. Maar hoe moet die lof verminderen, als men, in de tegenwoordige meer verlichte tijdsomftandigheden, de meeste onheilen, die de Republiek van binnen zo geweldig beroeren, inzonderheid in de Provintien Gelderland Utrecht en Overijsfel, aan zijn bellier moet toefchrijven? En wel vooral, nu men, in die Provintien, het drukkend juk der Regeerings-Reglementen ten volle gevoelt, en hierom van den hal's wil fchuiven, na het houderd en elf Jaaren getorscht te hebben. Hoe de zaaken, in dien tijd, door hem befluurd zijn, blijkt ten klaarden uit de Refolutien, Advijtèn, Brieven en Reglementen, volgens inhoud der Extraéten, uit het Register van Hun Hoog Mogende, en Hun Ed. Gr. Mogende, rakende de asfumptie in de Unie, en het bedel der Regeeringe, van de respective Provintien, die onder het geweld der Franfchen zijn gebragt geweest, en bijzonderlijk van de Provintie vau Utrecht, die wij hier zullen laaten volgen , zullende daar mede van het Art. van den Raad-Penfionaris fagel afdappen. Extraft uyt de Refolutien, van de Staten Generael. Van dato dm .... Dat de Staten Generael by fekere hare Refolutie, van den i. September 1592. feer loffelijck hebben verklaert, dat den weldandt van den Lande in 't generael, ende elcke Provintie in 't particulier, daer aen ten hooghftcu gelegen is, dat een yder  FAGEL. (GASPAR) 33 veder in fijn Gerechtigheydt, Recht, en Privilegies wierde gemainteneert, foo de Wapenen by den Landen daer voor aengenoraen, en noch tegenwoordigh gevoert worden, ende dat het felve gefchiedende, achtervolgens de generale Unie, by de Provintien befwooren, fonder op eenige tijden den eenen op den anderen in 't minften yets te empieteeren, Godt den Almogende de gemeyne faecken zegenen, en eene goede uytkomfle daer van verleeven fal, ende daer tegens doende, daer meerder ongeluck ende firaffe hier namaels foude geraken te volgen. ExtfaB. uyt de Refolutien van de. Heeren Staten van Hollatidt en. Weft - Vriejlandt, in haer Ed: Groot Mog: Vergadetinge gsno; men. Donderdaghs den 4. Augujli 1672. By Refumptie gedelibereert zijnde op de Seffie van de Hee. ren Gedeputeerden uyt de Provintie van Gelderlandt, Utrecht, en Overyffel ter Generaliteyt, ten opfichte, dat de hoogh ge» melte drie Provintien, jegenwoordigh onder het geweldt van de Vyanden worden gehouden, is na voorgaende deliberatie, en daer op al-voorens ingenomen wefende de confideraticn en het hoog wijs Advis van den Heere Prir.ce van Orangien , goet gevonden, ende verftaen, dat van wegen haer Ed: Gr: Mo: de fake ter Generaliteyt daer heenen foude werden gedirigeert; ten eynde de gemeite hare Gedeputeerden van de Provintien vau Gelderlandt, Utrecht en Overyffel, by provifie, en op de civitlfte, en op de befcheydenfte manier van de Seffie aldaer : mitfgaders oock in de Generaliteyts Collegien mogen werden geüxcufeert, ende dat de faeken onder de hand is doenlijck, derwaerts mogen worden beleydt; dat de gemeite Heeren haer vrywiilich dienthalve fonder eenige Refolutie van de Bontgenoten af te wachten, uyt de Vergad,eringe van haer Ho: Mo: XV. desl, G mic^  FAGEL. (GASPAR) mitfuaders oock uyt de Coltegien van de Generaliteyt mogen abfcnteeren en. haer onthouden. Dir.ghfdag den o. Augujli 1672. Op 't geene alhier ter Vergaderinge is gerapporteert, dat na* memlijck, de Heeren Gedeputeerden van de Provintie van Gelderlandt verfochc hadden, om met de Gecommitteerdens van haer Ed; Gr: Mo: in Conferentie tei komen, omme den inhoud en van haer Ed: Gt: Mo: Refolutie van den vierden defes lopende Maents genomen, op de admiflle van de gemeite Heeren Gedeputeerde», is naer voorgaende deliberatie goedt gevonden , ende verltacn, dat- de voorfz., verfochte Conferentie van wegen haer Ed: Gr: Mo: beieefdeiijck geëxcufeert, ende voorts by de voorfz. Refolutie van den voorfz. 4. Augufti defes, geperfilieert lal worden. ExtraB uyt het Register der Refolutien van de Ho: Mo: Heeren Staten Generael der Vereenigde Nederlanden. Lunte den 20. Januarj 1674. Den Heere Raed - Penfionaris Fagel, en andere haer Ho: Mog: Gedeputeerden, hebbende, ingevolge en tot voldoeninge van der felver Refolutie Conimilforiael van den 26. defes^, in conferentie geweeft, met den Heere Vrince van Orangie, hebben ter Vergaderinge gerapporteert, dat Sijtv Hooghheyt aendachtplijck overwoogen hebbende , 't gunt in den Jaare 1672, met de Vyanden van defen Staet was ghepalTeert, geoordeelt hadden-, dat men confidereeren mo.rfle, dat het Godt de Heere Almachtigh gelieft hadde in den felven Jate- 1672; defel. ve Landen leer fwaer te befoecken, toelatende, dat de Koningen van Vranckrijck en Groot-Brittannien , fonder eenige rechtveerdige redenen, den Staet met een feer hevigen Oorlogh te Water en te Lande- aangegrepen, en voorts foodanige generale eonlteraatfe- over het geheels Lam te fenden, dat dea hoogh-  FAGEL. (GASPAR) 35 haogb-gedachten Koningh van Vranckrijk, en fijn Majefleyts Geallieerden, daer door in leer weynigh tijd Meefier geworden waren, van feer confiderabele Frontieren van defen Staet, en van drie geheele Provintien. Dat Godt de Heere Almachtigh daer na de Wapenen van den Staet, en van des felf hoog» Geallieerden, wederom foodanigh gezegenthadde, dat de Provintie van Utrecht in het geheel, oock een goet gedeelte van de Provintie van Gelderlandt en Overyffel, gekomen waren onder defen Staet, het een feer harde faeck foude wefen, die hoogh-gemelte Provintien uyt de Unie te willen fecludéefen, om dat Godt de Heere Almachtigh defelve Provintien het gefagh, en het gebiedt van een Uytheemfch Heer hadde doen proeven, en de andere Provintien daer van genadelijck ver. fchoont. Daer de Unie wel expreffelijck mede bracht, dat de Geünieerde Provintien voor des anderen confervatie, goedt en bloedt opfetten moeiten. Dat het oock feer hardt foude we. lèn, de Plaetfen, die voor defen onder de hoogh-gemelte Pro. vintien hadden behoort, haer te willen benemen, of fich toe te eygeuen, alleen om dat die aen eenighe van de andere Provintien nietqualijck voegen, ofte dienen fouden : en datmen tegens die_ geene, die een ende .hetfelve lichaam van Staet, met die over geblevene Provintien hadden gemaeckt, in diervoegen procedeerde, alleen om dat het voorfz. ongeluck haer hadde getroffen, en dat de andere Provintien daer van verfchoont gebleven waren, feer foude- juflificeren de Wapenen van den Vyandt: die den Oorlogh tegen den Staet, uyt geen andere redenen hadde aengevangen, als om dat die aen haer feer wel paffen fouden, en daer-en-boven de Zegen van Godt Almachtigh miffchien wederhouden. Ende dat die Forten gelegen waren , eenige ten deele in de hoogh-gemelte Provintie van HolJandt cn Welt Vrieflandt, ende ten deele in de hoogh-gemelte Provintie van Utrecht, eenige oock in 't geheel in de hoogh. gemeite Provintie van Utrecht. Ende dat de hoogh-gemelte Sijn Hoogheydt daer nevens hadde geconfidereert, dat de Heeren Staten van Hollandt en Weft-Vrieflandt, genootfaeckt waren gheweefl, eenige Forten tot befcherminge vau defelve Provin. tie te doen maken. Dat mede by experientie bevonden was, dat de hoogh-gemelte Provintie van Hollandt cu Weft-Vrieflandt . . Ca «•  3ó FAGEL. (GASPAR) tegen den aenval der Vyanden, door het inunderen der Landen niet konde werden befchermt, ten zy de voorfz. inundatie oock over de Landen van de hoogh-gemelte Provintie in het werck geftelt wierde, van Advis foude zijn, dat de hoogh gemeite Provintie van Utrecht: mitfgaders de Provintien van Gelderlandt en OveryiTel, foo haeft die oock insfgelijcks onder de Macht van den Staet gekomen fullen zijn, wederom in'de Unie fouden behooren te werden geadmitteert; ende aen haer vergunt defelve Sefïïe en Raugh, die de hoogh-gemelte Provintien voor dato van de voorfz. calamiteyten en defaftres hadden gehadt. Dat aen de hoogh-gemelte Provintien van Gelderlandt, Utrecht en OveryiTel, oock wederom fouden behooren te volgen de Landen en plaetfen, die voor delen onder defelve Provintien hebben behoort, uytghenomen alleen, dat de Souverainiteyt, met allen gevolgen en aenkleeven van dien. niet uyt-ghefondert over het Landt, of de Plaetfen, op dewelcke by de hooghgetnelte Provintie van Hollandt en Welf Vrieflandt eenige Forten zijn geleydt, fouden behooren te blijven aen de meer hoogh gemeite Provintien, en ftilcks alles alleen voor foo veel aengaet 't gunt beflooten is in Wallen, Grachten, en Fortificatiën van de voorfz. Forten, fonder eenige verder extenfie op, ofte over het platte Landt, om. defelve Forten gelegen. Dat oock de hoogh gemelte Provin-, tie vau Hollandt en Welt-Vrieflandt foude hebben vryen toeëangh, acces en reces tot, en uyt de voorfz. Forten over den Bodem van de hooghgemelte Provintie van Utrecht, ende dat de hoogh-gemelte Provintie van Hollandt en WeftVrieflandt, lbo wanneer de defenfle van defelve Provintie fulcks foude mogen komen te vereyffchen, vry en onbekommert, en fonder eenige oppofitie, of tegenfprake fal mogen inundeeren indiftinctelijck, foo wel de Landen, die onder de hooghgemelte Provintie van Utrecht, als onder de hoog gemeite Provintie van Hollandt-en Wafi-Vrieflandt behooren, waer op gedelibereert zijnde, hebben de Heeren Gedeputeer. den van de Refpeétive Provintien het hoogh-gemelte Advis over ghenomen, om in de haren breder gecommuniceert te werden, dewelcke verfocht worden, haer daer op ten fpoedighfte te verklaren. Ex-  FAGEL. {*GASPAR) 37 Extrabl uyi de Refolutien van de Heeren State» van Hollandt. Vrydagh den 2 Feit: Anno 1 (574. By refumptie gedelibereert zijnde op het Advis van den Heere Prince van Orangie, ende de H: H: haer Ed: Gr; Mog: Gecommitteerden, hebbende ingevolge, ende tot voidoeninge van der 1'elver Refolutie CommiiToriael van den 24. November des voorleden jaers 1673. overleyt ende overwogen, hoe de Provintie van Utrecht by de gerneene Bontgenoten foude behooren te werden geconfidereert, ende met defeive, geprocedeert, midtfgaders wat Intereffen haer Ed: Gr: Mog: ontrent defelve Provintie van Utrecht in acht te nemen hadden/, breder order de Notulen van den 23. January defes lopenden Ja. rs gerneft, hebben de H: H: van de Ridderfchap en Edeien, mitfgaders de Gedeputeerden van de refpeclive Steden, in den name ende van wegen Burgemeelteren ende Vroedfchap pen vau defelve Steden eendrachtelijck verklaert, gélijok haer Ed: Gr: Mog: verklaren by defen, dat de hoogh. ghemelte Provintie van Utrecht: mitfgaders de Provintien van Gelderlandt ende Overyffel, foo haeft die infgelijcks onder de Macht vari den Staet gekomen fullen wefen, wederomme in de Unie fullen werden geadmitteert, ende aen haer vergunt defelve Seflie en Rangh, die de hooghgemelte Piovintien voor date van de Calamiteyten en Defaftres den Lande in den Jare 1672. overgekomen, hadden gehadt: Dat aen de.hooghgemelte Provintien vaa Gelderlant, Utrecht ende ' Overyffel oock wederom fullen volgen de Landen ende Plaetfen, die voor defen onder defelve Provintien hebben gehoort, uytgenomen alleen dat de Souverainiteyt met allen den gevolge ende aeukleven van dien, niet uytgefondert over het Landt, ofte de Plaetfe op dewelcke by de Provintie van Hollant en Weil-Vrieflandt eenige Forten ofte Fortificatiën zijn geleydt, fal blijven aen de felve Provintie, ende fulcks alies alleen voor foo veel aengaet 'c gunt beflooien is in de Wallen, C 3 , Grach-  §8 FAGEL. (GASPAR) Grachten en Fortificatiën van de voorfz. Forten, fonder eeni. ge verder extenfie, op ofte over het platte Landt, orn defel» ve Forten gelegen, behoudelijck dat de hoogh-gemelte Provintie van Utrecht niet fal vermogen, binnen de hondert roeden te reeckenen van het uyterfte van de Fortificatie der voorfz. Forten-, eenige Huyfen, Gebouwen, Plantagien, ofte yets anders te bouwen, te planten ofte temaken, ofte yets aen ofte in de Gebouwen ofte Piantagies, die althans binnen de voorfz. hondert roeden fouden mogen zijn, te vermaken ofte veranderen, het gunt de hoogh-gemelte Provintie -van Hollandt en Weit-Vrieflandt fal vermogen eyaener authorireyt ie demolieeren en te vernietigen, ^ handt  5<5 FAGEL. (GASPAR) handt fullen bieden, om te weeren de frauden, die daer ontrent foude mogen werden gepleegt. Ende nademael de Heeren Staten van Gelderlandt, vau Utrecht, ende van Oveiyffel, noch eene merckelijcke fomrne van Penningen fchuldigh zijn, aen de refpeétive Collegien ter Admiraliteyt in Hollandt, ende in Zeelandt Renderende, ter faecke van de Confenten by der felver Provintien tot de laften van de Zee, voor dato van den jegenwoordigen Oorlogh gedragen, dat aen de Decifie van meer hoogh-gemelte Sijne Hoogheyd fal gelaten werden, het ftelien van redelijcke Termijnen , binnen de welcke het voorfz. achterwefen aen de felve Collegien ter Admiraliteyt fal moeten werden voldaen. Dat voorts in Coufideratie van de goede dienften ende trouhertige dapperlieydt by de Heeren Staten van Stadt ende Landen, in den jegenvvoordighen Oorlogh ten befte van het gemeyne bewefen, aen de hoogh-gemeite Provintie fal werden toegeftaen, foo aen haer toegeftaen wordt by defen, een tweede plaetfe in den Raedt van Staten , des dat aen de hoo»h-^emelte Provintie van Gelderland voor defen aldaer twee plaetfen gehad hebbende, maer een plaetfe fal werden gelaten. Ende hebben voorts haere Hoog: Mog: aen meer hoogh-gemelte Sijn Hoogheyd gedefereert, gelijck de felve defereren by defen de Macht ende Auétorkeyt, om nae ingenoome informatie vannuaffin de hoogh-gemelte Provintie van Utrecht mitfgaders in de Steden ende plaetfen van Gelderlandt, endê Overyffel by de Unie gekomen, ende in de felve Provintien van Gelderlandt, ende Overyllél, mitfgaders de vordere Steden en plaetfen van dien, foo haeft die meede onder de macht van de Unie gekomen fullen zijn, die geene die de Regerin°-e in de hoogh-gemelte Provintien ofte in de Steden van dien hebben gecompofeert, ofte eenige Ampten, 't zy van Politie juftitie ofte andere hebben geexerceert ofte bekieet, in dé functie van de voorfz. hare Ampten te continueren, te herftellen, ofte oock daer van te verlaten, ende foodauige andere in hare plaetfen, ofte auderfints in de vacante ofte denderende plaetfen te committeeren, ende de Regeringhe in de hoo»h. gemete Provintien foodanigh te Ordonneren ende beftellen, "als hoogh-gemelte Sijne Hoogheydt oordeelen fal, beft, bequaemfl ende  FAGEL. (GASPAR) 57 ende voor den Landen 't fekerft te wefen, behoudelijck dai die gene alfoo van de voorfz. Bedieningen ofte Ampten fouden mogen werden verlaten, daer door, aen de eene fijde niet fullen werden gequetlt ofte benadeelt in haren goeden Naern ende Faem, ende dat oock aen de andere fijde die gene, die bevonden foude mogen worden , haer niet na behooren te hebben gecomporteert, door de voorfz. verlatinghe niet en fullen mogen pretenderen, geexcufeert te zijn van de ïtraffe die der felver competente Rechters, na de rechten ende placcaten van den Landen , fouden mogen oordelen tegens haer in Juflitie te moeten werden gedecreteert, ende geexecuteert: Ende dat alle het fejgye fal gefcbieden voor defe reyfe, ende fulcks fonder eenigêS'prajudkie ofte confequentie voor het toekomende, ende mede onvermindert ende fonder eenigh nadeel voor het toekomende, ten aenfien vau de Privilegiën, Vry ende Gerechtigheden de hoogh gemelte Provintien in 't gemeyn, ofte de Leden ende Steden van dien, in het particulier competerende. Vt. NIC, STAVENISSE. Accordeert met het voorfz. Regifter, H. FAGEL. Extracl uyt de Refolutien van de Ed: Mog: Heeren Staten 'sLands van Ütrecbt. Jovis 16. Api itts 1673. Den Heere Prince van Orangie in de Ordinaris Vergaderplaetfe van de Heeren Staten 's Lants van Utrecht verfcheenen zijnde, ende aldaer verfcheyden hebbende de Heeren, die Sijn Üeugheyt, ingevolge vaii de authorifatie den 20. defer lopende D 5 Maent  58 FAGEL. (GASPAR) Maem Nieuweftijl aen hoogh-gemelte Sijne Hoogheydt, by de Hoogh Mo: Heeren Staten Generael der Vereenighde Nederianden verleent, goet-gevonden hadde, dat het Lith van de GeëJigeerde Raeden, als mede het Lith van de Ridderfchap 'sLands, mitfgaders de Magiftraet der Stadt Utrecht fouden bekleden, heeft aldaer bekent gemaeckt, dat hoogh-gemelte Sijne Hoogheyt, reflectie makende op de groote capaciteyt, langhduerige experientie, goede conduite, ende trouvvhertige affeétie tot den Lande, ende particulierlijck tot de hoogh-ge> melte Provintie van Utrecht, daer van den Heere van Renfwoude, by alle voorvallende gelegentheden, kennelijcke preuven hadde gegeven. Den gemelten Heere Renfv/oude, niet tegenflaende des felfs krachtigh ende eruftigh verfoeck ter contrarie, iterativelijck gedaen hadde aengeftelt als Prefident van de Vergaderinge van de Heeren Staten 'sLands van Utrecht, ende als fupernumerairen geëligeerde Raet van de voorfz. Lande: ende dat hoogh-gemelte Sijne Hoogheydt wijders hadde goedt gevonden, dat het voorfz. Lith van geëligeerde Raeden foude worden bekieet door de Heeren hier na genoemt. Heeren Geëligeerden, De Heer Johan van Rheede, Heere van Renfwoude, &c. Prefident vau de Staten. De Heer Pieter Ruyfch, De Heer Gerard van der Nypoort. De Heer van Hardenbroeck, Heere tot Hardenbroeck. De Heer Pieter Rofa. De Heer Johannes Marcelis. De Heer Pieter van Beeck. De Heer Samuel de Marees, Heer van Meersbergen. Hoogh-gemelte Sijne Hoogheydt aen fich gereferveert hebbende de faculteyt om noch een achtfte perfoon tot Geëligeerde Raedt te mogen aenft.ellen, dewelcke naderhandt is ge. worden. De Heer Jacob Mandemaker, Heer van Kattendijck. i Dar  FAGEL. (GASPAR) Dat hoogh-gemelte Sijne Hoogheyt voorts goedt gevonden hadde, dat het voorfz. Lith van de Ridderfchap foude werden bekieet door de Heeren hier na genomineert, te weten: De Heeren Edelen in de Ridderfchap. De Heer Cafpar van Lienden, Heer van Mijnden. De Heer Godart van Rheede, Heere van Amerongen. De Heer Jacob van der Does, Heer van Berkefteyn. De Heer Gerlaeh van der Capel, Heer van Arentsbergen ende Schalckwijck. De Heer ITendriqk Jacob ■Tuyl van Serooskerck, Heere van Zuylen. De Hegr Fredrick van Renes, Heer van der Aa. De Heer Johrm van Lochorft, Heer van Schoonauwen. De Heer van Hardenbroeck, Heer van Groenewoude. De Heer N. de Naffouvy, Heer van Woudenbergh, Ouwerkerek. De Heer Fredrick Henrick van Boetfelaer, Heer van Langeraeck. De Heer Carel Valckenaer, Heer tot Valckenaer, Duckenburgh. De Heer Willem de'Naflbu, Heer van Zuylefteyn. De Heer Uyteuhoven, Heer van Araelifwaert. Hebbende hoogh-gemelte Sijne Hoogheydt hier by verklaert, dat ter befchrijvinge van Staeten onder het gemeite Lith van de Edelen ende Ridderfchap fullen werden geadmitteert da Heeren Baron van Langeraeck, den Heer van Ouwerkerck, ende den Heere van Zuylefteyn behoudens haere militaire charoens, nochtans fonder confequentie, gelijck mede Sijne Hoogheydt in confideratie van de goede ende getrouwe dienften van den Heere van Amerongen, aen den Staet, eude Sijne Hoogheydt hier bevoorens ende in defe verwerde conjunfture 'van tijden, ende faeken alomme gedaen, oock ten reguarde van de goede comportementen van des felfs Soon den Heere van Ginckel, Colonel xvan een Regiment Paerden, mede invoegen als boven, onder de voorfz, Heeren van de Ridderfchap  ÜO FAGEL. (GASPAR) fchap te befchrijven met fijne militaire Charges, om t' fijner tijd ter Vergaderinge van de hoogh-gemelte Heeren Staeten te compareren, foo nochtans, dat hy daer toe niet en lal werden geaainitteert, als by het overlijden van gemelten Heere vau Amerongen, ofte dat die fijn rangh ende feffie aldaer mocht komen te quiteren. Ende heeft Sijn Hoogheydt voorts tot Secretaris van defe Provintie aengeltelt Jonathan van Luchtenburgh, verklarende aen fich te referveeren de difpofitie over alle de vordere ampten, ende bedieningen, daer van Sijne Hoogheydt noch gene begeviuge gedaen en hadde. Ende dat meer hoogh-gemelte Sijne Hoogheydt, mede goet gevonden hadde, dat de Magiftraet ende Raet der Stad Utrecht foude werden gecompofeert uyt de Heeren hier na genoemt te weten. Vrozdtfchap. Mr. Johan vanNellefleyn. ? Juftus Vermeer. Dr. Willem Verftraten, 5 urS- Hendrick van Pothuyfen. Mr. Gijsbert van der Hoolck. Ambrofius Boflchaert. Dr. Cornelis Booth. Mr. Paulus Voet van Winfièn. Mr. Johan Ram. ifaac Tentenier. Dr. Cornelis van der Voort. Mr. Aernout Straets. ' Mr. Samuel Gerobulus. Jor. Taats van Amerongen. Jacob van Dinter. Jor. Cafpar Liefinan. Mr. JohanStrick. j3Cob van Doyenburgh. Mr. Jacob Martens. Steven van Soefdijck. Mr. Pieter Both vanderEem. Mr. Johan van Aelfl. Mr. Anthoris van derNypoort. De Swart. Mr. Aernout van der Lingen. Mr. Van RijiTen. Wouter van Nelleftyn. Willem van Bunnick. Henricus Quint. Mr. Cornelius Matthifius. Jor. Willem van der Meulen. Dr. Adrianus Gentmau. De Heer Pieter Hattingh. Mr. Aernout Spoor. Mr. Hendrick Quellenburgh. Johan van der Meer. Hendrick van Zuylen. Mr. Johan van Baerle. Alben van Beuthem. Jor. AdriaenStrick,totLmfchoten. Eude  FAGEL. (GASPAR.) 61 Ende heeft hoogh-gemelte Sijne Hoogheyt wijders daer nevens bekent gemaeckt, dat eenige van de voornaemfte Borgers der voorfz. Stadt hoogh-gemelte Sijne Hoogheydt hadde vér. focht te willen arrefteeren een Reglement, waer na de Regeringe 's Lands van Utrecht voorfz. foude worden beleyt. Dat Sijn Hoogheydt 't voorfz. verfoeck aendachtelijck overwoogen, ende het voorfz. Reglement met rijpe deliberatie van Raeden geexamineert hebbende , wel hadden geconcipieert' een Regie, ment tot beleydt van de voorfz. Regeringe enfoodanich een op geftelt, als Sijn Hoogheydt geoordeelt hadde, datnaeft, ende meeft-over een quam met de Regeeringe van de Provintie, gelijck die van outs was geweeft, echter niet hadde conuen refolveeren, om. het voorfz. Reglement te arrefteeren voor en. de al eer hoogh-gemelte Sijne Hoogheydt daer op de confidera tien van de prefente Heeren gehoort ende der felver goet vinden ende approbatie dien aerigaende verftaen foude hebben : Waer op in yder van de voorfz. Leden gedelibereert lijnde, hebben defelve eehparighlijck verklaert, haer het voorfz. Reglement wel te laten gevallen. Ende is vervolgens het voorfz. Regiement- ter hoogh-gemelte Vergaderinge gearrefteert, ende vaftgeftelt, gelijck het felve gearrefteert ende vaftgeftelt' weit by'! defen, foo ende in fulcker voegen als het voorfz. Reglement hier nae van woorde tot woorde ftaet geinfereert. Ordre ende Reglement waer nae de Regeeringe ende Provintie van Utrecht in het toekomende jal werden baftelt ende be* kydt. Dat de Regeeringe van de hoogh-gemelte Provintie lal blij. ven beftaen als van outs in drie Leden, te weten Geëligeerde Raden, Edelen ende Ridderfchappen, mitfgaders Stadt en Steden. Dat ■ de Geëligeerde Raden , als nu by Sijn Hoogheydt aengeftelt, ende die geene die in het toekomende aengefteit fullen wor«  62 FAGEL. (GASPAR) worden, hare Funétie ende Bedieninge fullen bekleden den tijt Van drie achter een volgende Jaeren, ende dat de voorfz. Geëligeerde Raeden ofte Raedt, welckers ofte wiens tijdt van bedieninge fal koomen te expireeren, drie maenden voor de expiratie daer van kenniffe fal moeten geven aen den Stadthouder van de hoogh-gemelte Provintie in der tijt. Ende dat den wel-gemelten Stadhouder de voorfz. Geëligeerde Raden ofte Raet, 't fy alle ofte eenige van dien, als dan fal vermogen te continueeren yoor noch gelijcke drie Jaren, ofte oock wel andere in plaetfe van de gene, die niet gecontinueert foude mogen worden, ofte die geduerende de voorfz. tijdt van drie Jaren af lijvich foude mogen werden, verkiefen, uyt het gehele lichaem van Prooften ende Deeckens, ende Canonfcken van de vijf Capittelen alhier fonder eenige nominatie, ofte contradictie van ymandt behoudelijck dat de Peifoonen die daer toe foude mogen werden verkoren. Sullen moeten hebben geadimpleert den vollen Ouderdom van vijf ende tvvintigh Jaeren. Ende doen publicque Profeflie van de ware Chriflelicke Religie, ende dat de voorfz. Geëligeerde Raden fullen moeten beftaen uyt vier Edelluyden, eri vier Borgers. Dat' de voorfz. continuatie ofte nieuwe verkiefmge in manieren hier voorens verhaelt fucceffivelijck van drie tot drie Jaeren, van den Stadthouder in der tijdt verfocht ende gedaen fal moeten werden. Dat den Stadthouder in der tijdt, fal hebben de begeving3 van de Prepofituren ofte Prooiidyen, foo wanneer die fouden mogen komen te vaceren, fonder eenige nominatie, ofte con* tradictie van ymandt, ende dat den wel gemelten Stadthouder inder tijdt, infgelijcx fal hebben de vrije ende libere difpofitie van alle de Canonifyen, die in de fes alfoo genaerade's Lants ofte Staten maenden fullen koomen te vaceren, daer mede fal mogen doen ende handelen nae fijne goetduncken, ende wel gevallen. Dat de Decanien ende Canonifien van de voorfz. vijf Capit. telen niet fullen mogen werden gealieneert, verhandelt, ofte gerefigneert, anders dan met confent ende goet-vindea van den wel-gemelten Stadthouder inder tijdt, Dat  FAGEL. (GASPAR5r g3 Dat den Stadthouder in der tijdt fal hebben de difpofitie over de inkomften van alle de Vicarijen, dependerende van' de voorfz. Prooften , Dekenen, vijf Capittelen, gene uytgefonderr, foo haeft elck voorf. Vicarye fuccefïivelijck, ende van tijdt tot tijdt fullen koomen te vaceren. Ende dat den felven Stadthouder ten dien eynde een Rentmeefter over den Ontfangh van de Inkomften der voorfz. Vicaryen fal (lellen, behoudeÜjck dat d'inkomften der voorfz. Vicaryen fullen moeten wer. den bekeert, tot het onderhoudt der arme Predikanten, haere Weduwen, ofte andere gelijke pieufe faeken, binnen dele Provintie. Dat tot voorkoominge van alle onltiften, ende queftien, die voor defen meenichmael ontrent de Befchrijvinge der Edelen fijn ontftaen, fai werden vaftgeftelt, gelijck vaftgeftelt wort by defen: Dat foo wanneer den Stadthouder van defe Provintie inder tydt foude mogen goetvinden de Ridderfchap door befchrijvinge te vermeerderen, ofte dat een Heere, in de welgemelte Ridderfchap befchreven defer werelt foude mogen koo. men te overlijden den felven Stadthouder daerinne abfolutelijk t ende fonder eenige contradictie fal mogen befchrijven den geenen die den felven fal oordeelen daer toe bequaemft te zijn s mits dat de Perfoonen, by den wel gemelten Stadthouder in manieren vooren verhaelt in de gemeite Ridderfchap te befchrijven, daer toe ten aenfien van haer geboorte, Jaeren, ende goederen fullen moeten weefen gequalificeert, volgens de Re. glementen dien aengaende, ende namentlijck ontrent de quaii. ficatie van de Ridder-hoffteden albereyts gemaeckt, ende noch te maeken , ende dat de felve perfoonen oock fullen moeten doen profeflïe van de waere Chriftelijke Gereformeerds Religie. Dat de Heeren in de wel gemeite Ridderfchap befchreven, daerinne fullen blijven, ende perpetueren haer leven langh geduerende. Dat de Borgermeefteren, Schepenen, ende Raet by Sijn Hoogheydt als nu aengeftelt, ofte noch aen te (teilen, binnen de Stadt Utrecht in huer bedieninge fullen continueren tot Remigium ofte den i. October 1675. toekomende, eude binnen tb  6} FAGEL. (GASPAR) de andere Steden , tot den dach op welcke de nieuwe verkiefinge in het aenflaende Jaer 1675. foude moeten gefchieden. Dat acht dagen voor den dach der voorfz. verkiefinge by Borgemeefteren, Schepenen ende Raden van de.voorfz, Stadt en Steden refpectivelijck fal werden gedaen eene nominatie van dubbelt getal van Borgermeefteren, mitfgaders van Schepenen van de felve Stadt ende Steden, eude dat de felve nominatie fal werden gefonden aen den Stathouder defer Provintie inder tijt om by den felven daer uyt Borgermeefteren ende Schepenen geëligeert ende verkooren te worden. Dat die gene, die tot Borgermeefteren ende Schepenen ge. nomineert, ende verkooren fullen worden fullen moeten doen profeffie van de ware Chrifielijcke Gereformeerde Religie, ende voorts gequalificeert zijn volgens de Privilegiën van de tëlvé Steden. Dat niemant langer, dan twee Jaeren Borgermeefter ofte Schepen fal mogen fijn, ende als dan een Jaer fa! moeten ftille ftaen, fonder tot de voorfz. functien te mogen worden geno^ mmeert, ofte geëligeert. Doch een Jaer ftilgeftaen hebbende, het volgende Jaer daer toe wederom nominabei ende eligibel fal weefen. Ende wat belanght den Raet, ofte Vroetfchep der voorfz. Stadt ende Steden, dat defelve Raet ofte Vroetfchap van defe1ve Stadt ende Steden, alle Jaerengecontinueert, ofte verandert fal mogen worden, gelijck fulcx van allen ouden ende onbedenckelijke tijden, tot het Jaer 1610. toe onverandelijck is geobferveert geweeft, dien volgende, dat den Stadthouder inder rijdt electie gedaen hebbende van Borgemeefteren ende Schepenen refpeétijf, den Raet" ofte Vroedfchap van de Voorfz. Stadt, ende Steden, het fy in 't geheel, het fy ten deele (li mogen continueren, ofte uyt het gehele Lichaem der Borgeren ende Ingefetenen van de felve Stadt ende Steden Refpeftive andere nieuwe Raden ofte Vroetfchappen te verkiefen, mitf. gaders op het overlijden van ymandt, die tot Borgermeeller of Schepen Geëligeert fouden mogen fijn, foo als de weigemelte Stadthouder inder tijdt fal oordeleu beft, ende bequaemlï te wefen fonder eenige nominatie, ofte contradiaie van ymand, be- 1  FAGEL. (GASPAH) 6-; behoudelijck dat gene andere perfonen tot Raeden lullen mo. gen werden aengeftelt dan die publieke Profeffie doen van de ware Chriftelfcke Gereformeerde Religie, ende daer toe gequalificeert fijn volgens de Privilegiën. Dat den Stadthouder van defe Provintie inder tijd, fonder eenige voorgaende nominatie fal verkiefen, de Schouten, ende Hooft-officieren van de refpeétive Steden , mitfgaders de Maerfchalcken van de Refpeélive quartieren, mits mede doende publicque Profeffie van de ware Chriftelijcke Gereformeerde Religie, ende daer toe gequalificeert fijnde volgens de Privilegiën. Dat den Stadthouder van defe Provincie inder tijdt infge. lijcx fonder eenige voorgaende nominatie, ofte contradictie van ymandt fal aenllellen den Secretaris van de felve Provintie, foo meenichmael het voorfz. Secretariflchap fal koomen vacant te vallen , mits dat den voorfz. te eligeeren Secretaris fal moeten doen ptiblique Profeffie van de ware Chriftelijcke Gereformeerde iieligïe, ende daer toe gequalificeert fijn volgens de privilegiën. Dat den Stadthouder inder tijdt van defe Provintie, fonder eenige nominatie ofte contradiétie van ymandt, fal hebben de begevinge van alle Militaire charges gene uytgefondert, het fy dat die in het Velt ofte daer buyten komen vacant te vallen. Dat ten aenfien van de Deputatie in de vergaderinge van de Heeren Staten Generael, den Raet van Staeten, Collegien ter Admiraliteyt, Generaeliteyts Rekenkamer ofte andere Collegien, ofte Societeyten van de Generaliteyt onder de Leden van defe Provintie fullen worden geobferveert de Tourbeurten, daer inue noch geufeert, mits dat de commiffien daer toe te geven, alleen fullen zijn voor fes Jaren. Ende dat het Lith , wiens Tourbeurte het .wefen fal eenige van de voorfz. Deputatie te doen, den Perfoon daer toe te committceren, fal moeten prefenteeren aen den Stadthouder van defe Provintie inder tijdt ende dat het aen den felven Stadthouder vry fal ftaen, de voorfz. geprefenteerde Perfoonen te verklaren voor aengenaem ofte niet aengenaem, fonder gehouden te fijn daer van eenige redenen te geven. Ende foo wanneer XV. deel. E den  66 FAGEL. (GASPAR) den Perfoon tot de voorfz. Deputatie geprefenteert, voor niet aengenaem foude mogen werden verklaert, het gemeite Lith de voorfz. Tourbeurte hebbende, gehouden fal wefen felckeus daer toe een ander Perfoon te prefenteren. Ende foo wanneer eenige plaetfe, ofte plaetfen van de Prefiderende Raden, Advocaet Fifcael, Procureur Generael ofte Griffier in den Hove van defe Provintie foude mogen vacant vaiien ofte anderünts begeven moeten worden, dat de Heeren Staeten van defelve Provinie als dan fonder onder fcheydt van Leden ende buyten Tourbeurte , fullen doen nominatie van een Tripel getal van Perfoonen, tot de voorfz. vacante ofte te begeven plaetfen, ende de voorfz. nominatie van het tripel-getal fullen prefenteren aen den Stadthouder van de Provintie inder tijdt, omme daer uyt een Perfoon tot de voorfz. vacerende plaetfe, ofte plaetfen verkooren te worden. Dat de voorfz. te nomineren, ofte eligercn Perfoon, ofte Perfoonen fullen moeten doen publicque Profeffie van de ware Chriftelijcke Gereformeerde Religie. Ende nademael de Inkomften der goederen van de Conventen van Ooftbroeck, St. Paulus, St. Catharinen, ende andere (voor foo veel die niet fpecialijck zijn geafttcteert tot eenige publicque faken) voor defen by de Heeren Staeten defer Provintie zijn gebruyckt om d'een eude d'ander Familie te benifieeeren. eude gratificeeren. Dat aen den Stadhouder van defe Provintie inder tijdt fal werden gedefereert de difpofitie over het overfchot der voorfz. inkomften voor föö veel dia tot de voorfz. publicque faken niet fpecialijck en zijn geaffecteert, ende dat vervolgens den Stadhouder inder tijd fal aenllellen de Rentmeefter over de felve goederen. Dat oock foo wanneer het foude mogen koomen te gebeuren dat tuffchen de Leden van defe Provintie, eenige verfchillen ofte difcrepantien fouden mogen koomen te ontftaen, ende dat de faken daer ontrent na haeren aert, ende nature, ende volgens de ordre in de Regeeringe geobferveert, tot geene conclufie foude connen werden gebracht, de definitie ende decifie van de voorfz. verfchillen, ende difcrepantien van wat nature die oock fouden mogen wefen, gene uytge- fbo-  FAGEL. (GASPAR) 67 fouden, fullen werden verbleven aen de definitie ende decifie van den Stadthouder defer Provintie inder tijdt : ende dat alle de Leden, van de hoogh-gemelte Provintie, fullen moeten naerkoomen ende volbrengen , het gene by die welgemdte Stadthouder gedcfinieert endeuytgefproocken fal wefen, fonder eenige oppofitie ofte contradictie van ymandt. Eude is wyders by meer gemeite Sijn Hoogheydt in deliberatie geleyt het arrefteeren van een Formulier van Eed, voor die gene, die in de Vergaderinge van de Heeren Statten defer Provintie fullen verfchijnen, ofte compareeren, ende by de hoogh gemeite Vergaderinge dien aengaende mede eenparighIijck gearrefteert, foo als gearrefteert wen by defe, het formulier hier na van woorde tot woorde geinfereert. Ick Beloove ende Sweere alle Privilegiën , Handveften ende Gereghtigheden van den Landen van Utrecht, ende de diie Leden van dien, als ook d'oude Wettige ende wel-hergebrtighte Coftuymen te fullen voorftaen ende helpen defenderen, ende handthaven alle de gemeyne Lands faeken, met raed ende daed te helpen bevorderen, daerinne adviferen, ende befluyten, fulkx ik na mijn verftand ende in reghter Confcientie ten gemeynen befte ende welvaren bevinden fal te dienen eude behooren, fonder affectie, gunft, ofte ongunfte tot ymand, alle Ordonnantiën ende Refolutien van de Staten, ook Coinmifïïen ende Laften my Staets gewijfe bevoolen ende op-geleyd, na mijn vermogen ende wetenfchap, met allen yver, ende getrouwigheyd na te komen, te doen naerkomen, waer te nemen, ende uyt te voeren: Dat ik ook de Chriftelijke Gereformeerde Reli&ie, ende Leere, gelijk de felve in den Jare 1610. by de Synode Is'ationael tot Dordrecht is beveftight, ende in dier voegen in de publique Kerken defer Landen werdt gepredikt, ende geleert, ende die ik in alle opgereghtigheyt geloove, ende houde te wefen de waere Salighmakende Religie, na mijn befte vermogen heylighlijk ende opreghtelijk fal maintineeren, onderhouden, ende doen onderhouden, fonder immermeer ( voor foo veel in mijn is) te gedoogen, dat by ymand daer inne eenige indragt ofte veranderinge werde gedaen; Ende dat ik mede pun&uelijk fal obferveeten ende naE 2 k«M  63 FAGEL. (GASPAR) komen, het Reglement, noopende het bedel ende beleydiran de Provinciale Regeeringe, op heeden ter Vergaderinge gearrefteert. Ende eyndelijk, dat ik Secreet houden fal, alle faken in de Vergaderinge van de Staten verhandelt ofte beflooten die bevoolen fullen werden Secreet te houden. Soo waerlick moet mijn Godt Almachtigh helpen. Ende hebben drenvolgende alle gemeite Heeren, uytgenomen den Heere van Zuylefteyn, van Amelijwaert, encie van der Hoolack, die niet prefsin waren, afgeleght den Eedt op 't voorfz. Formulier. Den Heere van Renjwoude, heeft aen haer Ed: Mog: in bedencken geftelt, of het niet voor den Lande diendigh, ende noodigh foude wefen, dat by de Regeeringe wierde vad geftelt, dat het Stadthouderfchap, ende Capitain ende Admiraeifchap Generael van defe Provintie, werde gedefereerr aen den Heere Prinee van O/angien, ende aen Sijn Hoogheyis Man.nelicke wettige Defcendenten in wettige Huwelijck te verwecken. Waer op gedelibereert zijnde, hebben haer Ed: Mogr eendrachtelijck verklaert, ende verklaren by defen, dat de felve aendachtelijck hebbende geconfidereert, den Staet ende Conftitutie van de Regeringe defer Landen , foo als die in voorleedene tijden, door Godes zeegen onder de Doorluchtige Heeren Princen van Orangien was geweeft, ende particulieriijck, mede 't gunt federt drie ofte vier-en.twintigh Jaren hervvaerts, daer inne gepafleert ende voorgevallen was, geficn ende ondervonden hadden, dat defen Staet federt het droevigh ende ongeluckigh Jaer 1650. met feer veele calamiteyten , foo van buyten, als van binnen gewordelt hadde; Dat voor foo veel de faecken vau buyten aengingh, men by na noyt fonder Oorlogh was geweest; Dat in den Jare 1653. tuffchen het Conïnckrijck van Engelandt, en defen Staet, een feer fwaren Oorlogh was ontftaen, die de Fundamenten van de Regeringe defer Landen dapper hadden gefchut, dat men.nauwelijks adem in dien Oorlogh gefchept hebbende, den Staet werJeromme in den Jare 1656. in Oorlog met de Kroon van Portugael, en naderhant in den Jare 1658. en 1659. genoegfaem in een openbaren Oorlogh ter fake van den Oorlogh in het Noorden ontftaen,  FAGEL. (GASPAR) 69 ftaen, gevallen was; dat daer op wederomme in den Jare 1664.. éen niéuwen Oorlogh , tuffchen den Coningh van GrootBritannien', ende defe Landen was gerefen , ende dat maer even na het cyndigen van dien Oorlogh, wederomme was op gekomen, den jegenwoordigen droevigen ende luéhienfen Oorlogh , ende dat tuffchen dien tijdt van de voorfz. openbaren'Oorlogen, defen Staet noch hadde moeten lijden ende fupporteren, feer veele wederwaerdigheden van foodanighe Nabueren, van de welcke de felve voor defen feer was orftfiën geweeft: Dat voor foo veel de faecl-e belangt van binnen, de Republike met inneriicke diffentie, ende oneenigheden feer was gequelt geweeft, dat van den Jare 1650. af, tot den Jare 1070. toe, eenige Leden van de Unie t'eenemael hadden afgefien, van den jegenwoordigen Heere Pn'nce van Oravgien, eenigh naergela" laten Manfoir van dat Doorluchtige Huys, eude dat eenige andere L-den met grooten yver hadden gefuflineert, dac men de" handt van Sijn Hoogheyd niet en behoorde af te treeken, ende dat men in 't laefte van den Jare 167.1, ende in 't begin van den Jare 1672. met den anderen gevallen was in feer groote differenten, over het Elïgerén van meer hoogh-gemelte Sijne Hoogheyd, tot Capkain Gene.rerael over de Militie defer Landen: Dat de voorfz. inneriicke diffentien, 001 faeck eude aenleydinge aen de Vyanden van den Staet hadden gegeeven, om daer op felckens van nieuws te infulteeren: wetende, dat die felve onbequaem .maecken, omme met eène gewenfehte Eendraght, by de Voorouderen tot een fundament van defe Republike geleyt, ende van Godt Almachtigh foo genadelijck gezegent, haer defentie endebefcherminghe te betrachten; ende dat de differenten die ontrent het Eligeren , ende verkielén van een Cheff over de Militie defer Landen, t'elckens ontftonden, ende de diffidentien die men daer inne van den anderen hadden, retardeerden ende wederhielden de deliberatien ende Refolutien, die nootwendigh genomen moeften werden om het Uytheems gewelt af te keeren, ende met difputen onnutteliot deeden verloopen den lijdt, die boven ai in achtinge te nemen was. Dat die felve difcrepantien oorfaeck waeren geweeft, dat men in 't laefte van den voorfz. Jare 1671. foo wanneer den Co. «inga van Vranckrijck génoegfifaem openbaer betuygde, dat hy . E 3 defe  je FAGEL. ( GASPAR ) def.- Landen niet den Oorlogh aengrijpen wilde, maer hadden geconfumeert ende door-gebracht met deliberatien, over de Electie van den Capitain Generael enue den Perfoon van Sijn FLogneyd, die men hadt behooren te belteeden, met het aennemen van Krijghs volck, ende het by een verfamelen van de Middehn tot Defenfie van den Landen gerequireert, en dat daer door toe gekomen was, dat foo wanneer den Cc« ningh van V'ranckrijck in den Jare 1672. den Staet met de Wapenen aentafte, de felve in het uy.erde gevaer ende perijckel van luren totalen onderganck, ende ruïne gekomen was; Ende dat defe Provintie daer van foo droevige eff-êt.a hadde gevoe-li, ende gefmacckt, dat de felve niet gefciiapen was in veele Jaren daer van te fullen bekomen: ende onder het fwaere jock van eene Uytheemfche Regeeringhe noch foude hebben moeten fuchten, ende eyndelijck te gronde gaen, indien fijne Goddelijcke Majedeyt uyt fijne pneypde. licke goedertierenheyt, haer, door de hoogh • wijfe Conduite, onder het dapper beleyt van hoogh gemeite Sï)fte Hoogheyd, daer van niet en hadde verlod: ende dat mede hoogh-gemelte Sijne Hoogheyd na de voorfz. verloflmge, by de gemeyne Eondgenooten, ten uyterden ende krachtelick hadde aenge, houden, ende foo veel mogelijck geeffectueerr, dat defe Provintie heruMt ende geconferveert mochte blijven. Dat hare Ed: Mog: vervolgens eenparighlijck hadden gemeynt, dat niets beter ofte heylfamer te dencken, ofte te boopen was, dan aen de eene fijde, 't gunt occafie tot de vooifz. diicrepantie gegeven hadde, t'eenemael in de grond wegh-ghenomen, ende geamoveert mochte werden: op dat Bien daer door niet wederom mochte vervallen in foo fwaere ongelegemheden, als men jegenwoordigh hadde uytgedaen: Ende : 8t aen de andere fijde erkent mochten werden de groote dienden, die het Doorluchtige Huys van Orangien, tot erectie ende confervatie van defe Provintie, haddè gedaen j Ende hebben over fulex haer Ed; Mog: eendrachtelijck gedefereert, gelijck de felve defereeren by defen, aen meer hoogh-gemelte Sijne Hoogbeydt, ende de Wettelicke, Man. rtelijkke kinderen, Kinds-kinderen , ende Defcendenten, ende vsrdere Nakomelingen die hoogh-gemelte Sijne Hoogheyd, ende  FAGEL. (GASPAR) 71 ende felfs Wettige Mannelicke kinderen, Kindskinderen, Defcendenten, ende verdere Nakomelingen, in Wettige Huwelijck fullen komen te procreeeren, het Stadthouder, Capitain ende AdmiraelGeneraelfchap, van ende over de hoogh gemeite Provintie van Utrecht, met alle de digniteyten, preèminentien, prerogativen, ende waerdigheden, daer toe eenighünts fpeclerende, niets uytgefondert: ende dat dienvolgende na het Overlijden van meer hoogh gemeite Sijne Hoogheyd (die haer Ed: Mog: wenfchen ende bidden , dat Godt den Heere Almachtigh feer veele Jaren voorfpoedeiijcken wil bewaeren, ende zeegenen,) het gemeite Stadthouder, Capitain ende Admiraelfchap Generael, van , ende over de hoog-geraelte Provintie van Utrecht, met alle de voorfz. preëminentien, prerogative gerechtigheden , ende waerdigheden djier toe fpecterende, niets uytgefondert, fal Erven, fuccedeeren ende volvoeren op de Mannelicke, Wettige kinderen, Kinds kinderen, Defcendenten, ende verdere Nakomelingen, by hoogh" gemeite Sijne Hoogheyd in Wettigen Huwelijck geprocreëert, ende by desfelfs Wettige, Mannelicke kinderen, Kinds kinderen, Defcendenten, ende verdere Nakoraelinghen in Wettigen Huwelick te procreeeren. Ende is voorts by haer Ed: Mog: goet gevonden ende verftaen, gelijck haer Ed; Mog: goet vinden ende verftaen by defen, dat hier van Brieven in behoorlicke forme onder het groote Zegel van den Lande, ten behoeven van hooghgemelte Sijne Hoogheyd, ende -Sijne Hoogheyds Mannelicke, Wettige kinderen, Defcendenten, ende verdere Nakomelingen in Wettigen Huwelijck te procreëeren, fullen gedepefcheert werden, ende copye Authentique van dien fal werden gefonden aen den Hove, om aldaer geregiftreert te werden. Dat wijders hoogh-gemelte Sijne Hoogheyd, in de voorfz. $ualiteyt van Stadthouder fal werden geintroduceert in den gemelten Hove, om aldaer geinftalleert te werden, daer toe verfocht ende Secommitteert werden by defen, de Heeren En dat vorders van defe haer Ed: Mo: Refolutie aen den Volcke kennifle fal werden gegeven, door den Heere Baron van Rhcedt, Har van Renfxoude, Prefident van de Staten E 4. 'sLands  p FAGEL. (GASPAR) ' 'sLands van Utrecht, Godart Adriaen Baron van Rhcde van Amerongen, wegens de Heeren Edelen en Ridderfchappen, en Mr. J. van Ne/lefieyn, eerlie Regerende Burgermeefter van wegen de Stad Utrecht, met haer Ed: Mo: Secretaris, aen de Trappen van haer Ed: Mo: Vergader-plaetfe: Is voorts gerefolveert, ende verftaen,.dat wegens- haer Ed: Mog: de faecke ter Generaliteyt daer henen op 't krachtighfte fal werden gedirigeert, ten eynde by haer Hoogh Mog. het Capitain ende Admirael Generaelfchap aen hoogh gemeite Sijne Hoogheydt , ende Sijtie Hoogheydts mannelicke Wettige defcendenten , by hoogh-gemelte Sijne Hoogheyd in Wettigen Huwelijck te procreèeren, infgelijcks mach werden gedefereert, ende daer van ten behoeve van meer hoogh-eemelte Sijn Hoogheyd, ende Sijn Hoogheydts mannelicke Wettighe defcendenten, by hoogh-gemelte Sijne Hoogheydt in Wettigen' Huwelijck te procreè'eren, gelijcke Brieven in behoorlijéke forme, ouder het groot Zegel van de Generaliteyt mogen: werden gedepefcheert, ende uytgegeven. Zie daar, in een aaneengefchakelde.order, alles 't geen door den Griffier gefmeet en beraamt was, om de overheerschte Provintien onder het juk van den Stadhouder te brengen; waar van zig deeze zelve Provintien thans trachten te ontliaan: ftukken, die in onze dagen.hoogstnodig dienen gekend te worden. Uit het vervolg zal blijken, hoe het Gedacht van faüel , altoos ten voordeele van" den Stadhouder is werkzaam geweest. • Fagel, (fkarcois nicolaas) Baron van'het H. Roomfche Rijk; Generaal van de Infanterij van den Staat; Luitenant Veld-Marfchalk ten dienfte van den Keizer; Maitre de Camp Generaal van de Legers van Portugal; Gouverneur Generaal van Staats-Vlaanderen; Kolonel van een Regiment voetvolk, enz. enz. Een Veldheer, die zijnen naam, door uit* fleekende dapperheid, beleid en menigvuldige Krijgsverrigtinge, in de Oorlogen van dien tijd, vermaard heeft gemaakt. Hij was de zoon van i«colaas fagel, Burgemeester van Nijmeegen , Postmeester Generaal van Gelderland, enz. die volgen zal. - ( Fran-  FAGEL. CFRANCOIS NICOLAAS) 73 Fkarcois- nicolaas fagel werd, van zijne jeugd af aan, tot den Krijgsdienst opgeleid, en diende, als Vaandrig, in het Jaar 1672, onder het Regiment van berkhoffer , binnen Maaftricht. Geduurende het beleg dier Stad, door de Franfchen, kweet zig de Heer jagel, in uitvallen en andere gelegenheden, zo kloekmoedig, dat de Vorst van waldek hem, kort na het beleg, verhief tot den rang vau Kapitein, De Stadhouder, Prins willem de III, ooggetuige zijnde van veele zijner verrigtingen, bevorderde hem, na verloop van vier Veldtogten, tot Luitenant Kolonel, en Kapitein van de Gardes te voet, en, in het Jaar 1670, tot Kolonel van het opengevallen Regiment van lavergne; kort vóór de Expeditie naar Engeland, benoemde de Prins hem tot Brigadier, en flelde hem op de lijst der Bevelhebberen, wel! e tot dien togt waren uitgekoozen 5 fagel bragt ook niet weinig toe, ter bevorderinge van 's Prinfen oogmerken. Nadehand diende de Brigadier in Vlaanderen, en heeft zig, in het Jaar 1690, m den flag van Fleurt7 , bij uitneemenheid doen zien. De viiand, meer dan een derde fterker, orofingelde den linker vleugel der Geallieerden. De Ruiterij daarvan nam de vlugt. Het voetvolk, dus ontbloot, werd vau vooren, van achteren en van ter zijden, door de vijandelijke Ruiterij en Infanterij, te gelijk aangegrepen. Nooit deed eeuig voetvolk grooter daaden, dan dat der Geallieerden, bij die gelegenheid. De Brigadier deed zijne Batailjons vierkant front formeeren, 't welk door alle de anderen gevolgd werd. Deeze Batailjons quarrééz, gelijk men ze noemt, op alle vier zijden front mankende, en in drie gelederen tot vuuren gereed zijnde, lieten de vijanden, tot opeen piftoolfchoot, naderen, en gaven toen met zo veel dapperheid vuur, dat gehecle Esquadrons ter neder vielen; zo dat de Franfchen hem eindelijk niet meer duf& den aandoen, en, fchoon zij het veld behielden, echter tweeëndertig (landaarden moesten achterlaaten. Dit deed den Hertog van Luxemburg zeggen, dat het Spaanfche voetvolk wonde ren had gedaan, in den flag van Rocoi; maar dat dit vegten der Ilollandjche Infanterij alles overtrof: een laf, aan welken de Heer fagel geen gering aandeel hadt. Het vermaarde beleg van Bergen in Henegouwen verfchafte Ë 5 , hem,  7* FAGEL. (FRANCOIS NICOLAAS) hein, in den volgenden Veldtogt, gelegenheid om zijne dapperheid te toonen, tegen een Leger van ico.ooo man, onder bevel van den bekwaamden Generaal, en den kundigflen Ingenieur ! eouflers en vauban , door den Koning en den Dauphin, in perfoon aangemoedigd. Zijn ongemeen beleid en groote kloekmoedigheid, in het verdedigen van die Stad , tegen zo een gedugte magt, gevoegd bij zijnen aangewenden ijver, om den opftand der Burgers te dempen, deden den roem, dien de Heer fagel , in zo veele gevallen, reeds had verkreegen, niet weinig vermeerderen. Naast den Gouverneur, den Prins van herges, voerde hij het opperde gezag binnen de Stad. De Vesting werd, den 7 Maart, in het Jaar KS91, gantsch onverhoeds, en vóór den gewoonen tijd des Veldtogts, door het gemelde zeer magtig Leger, omfingeld, en met de uiterile woede aangegreepen. De vijand veroverde meer dan één buitenwerk, maar werd *er telkens, met dezelfde woede, weder uitgeflagen. Dit duurde tot den 6 April, wanneer de vijanden, in dien nacht, met een ijsfelijk geweld, negen uuren agter den anderen doraden. De Koning van Engeland verzamelde, iu allerijl, zijn Leger, bij Italië, daar hij den 7 berigt van den Gouverneur ontving, dat hij de Stad nog 5 of 6 dagen zou konnen houden. De Koning befloot, het ontzet den 11 te onderneemen. De Franfchen, naar allen fchijn, hier van de lugt gekree,;,en hebbende, deeden de Stad, op den 8 , andermaal, met de uiterfte woede, twee reizen agter eens befpringen; maar wierden telkens, met groot verlies, terug geflagen. In alle deeze dormen, was de brigadier tegenwoordig; gevende zijne bevelen met de grootfte bedaardheid en oplettenheid; rnoedigende Officieren en gemeenen, door zijn voorbeeld, aan: 't welk dan sok vau dat gevolg was, dat 'er, in ieder ftorm, over de duizend, of, zo als anderen fbhrijven, bij de twee duizend vijanden bleeven; wordende zelfs, in een van die aanflagen, verfcheiden Prinfen en grooten van het Hof gekwetst. Na dat de Stad dus zeer dapper, van den 17 Maart tot den S April, was verdedigd, tegen het hardde beleg , dat nog in de Nederlanden gebeurd was, en de Franfchen zig tot eenen sieuwen aanval gereed maakten, kwam, dien zelfden dag, de Sur-  FAGEL. (FRANCOIS NICOLAAS) 75 Burgerij, opgeruid door de Geestelijkheid, gantsch mismoedig op de been. De zestig Gezvvoorenen vergaderden op het Stadhuis, en verzogten den Gouverneur te fpreeken. De Prins begaf zig, met den Brigadier, derwaarts. Hier bij moet worden aangemerkt, dat de Militie, veel zwakker in getal dan de Burgerij, geenzints beftand was, om de muiters in toom te houden, en dus buiten ftaat om aan twee vijanden het hoofd te bieden. De Gouverneur bediende zig van alle bedenklijke middelen en redenen, om de hoofden tot betere gedachten te brengen. De Heer fagel, een van de onverzaagtfte Bevelhebberen, in Staten dienft, (dus noemt hem SYLVius, in zijn vervolg op aitzema ,) befteedde mede alle zijne weifprekendheid. De Burgers, daarentegen, zeiden: Hunne Stad wat door kogels en bomben verwoest; zij zelve liepen gevaar van het leven te verliezen, Fagel had, dien eigen morgen, volgens zijne gewoonte, alle posten naauwkeu. rig onderzogt, en voerde hun tegemoet, dat zij nog in geen agt dagen dat gevaar te vreezen hadden; dat hij hun dit zelfs wilde aantoonen; doch alles was te vergeefsch. De Prins van eerges en de Brigadier zogten, door minnelijke gefprekken, hen op den thuijl te houden, om nog een dag te winnen ; maar alle de Burgers liepen naar 't Stadhuis, fchreeuwende: In V geweer! in V geweer! De doldrifiigften liepen met een trom naar den wal, en floegen de Chamade. Veele pogingen wer. den toen nog aangewend, om de voorhaamften tot bedaaren te brengen. De Brigadier vertoonde hun, met de grootile cordaatheid, dat de vreemdelingen alleen rnoeds genoeg had. jen om de Stad tegen de Franfchen te verdedigen, en dat dus de Burgers zelve hun leven niet behoefden te wagen; als mede dat de Koning van Engeland in aantogt was, om de Stad te ontzetten; doch alles was vrugteloos. De bezetting, om niet krijgsgevangenen te worden , was genoodzaakt voor haar zelve te zorgen. De vijaud, hoe talrijk en magtig die ook zijn mogt, was, niettegenfraaude dit fchrikkelijk verraad van binnen , gantsch overbodig iu het toeftaan van alle eerlijke voorwaarden aan de braave bezetting. De Dauphin, voor wien zij voorbij trokken, betuigde hun zijn genoegen ; vraagende, onder anderen, aan den Brigadier fagül: Is het niet vaar, mijn Heer,  ?6 FAGEL. (FRANCOIS NICOLAAS) Beer, dat nooit Festing wet meerder geweld is aangegrec pen , noch met meerder moed verdedigd"} .; Geene minder blijken van moed en dapperheid , gaf de Heer fagel, nadar de Koning van Engeland hem tot Major Generaal had verheven , en het volgende jaar, in het berngt beleg van Namen, daar hij -, 's nagts tusfchen den 12 en 13 Julij , den tweeden na het openen der Loopgraaven, ,de vijanden , die in grooten getale waren uitgevallen, zodanig ontving, dat zij, in de grootde verwarring, te rug keerden. Altoos in het heetfte. vuur zijnde, werd hij door een musketkogel getroffen , welke naderhand, onder het fchouderbeen , in den rug, werd uitgefneden. Na verloop van nog twee of drie veldwgten, waarin hij even zeer uitmuntte, verhief hem de Koning tot Luitenant Generaal. Koning willem zond hem , in 't jaar 1696 , met een eorps van negen duizend man,, om de lieden en plaatfen, op de Viaamfche kust, dié, it: iet betaalen van Hrandfchattinge , ten agteren waren, op nieuw onder contributie te nellen, De Luitenant Generaal posteer-de twee duizend man omtrent Furnes , om de bezetting binnen te houden, en trok, met zevenduizend man, langs de Zee tot digt onder Duinkerken , van waar ruim twee honderd kanonfèhoten op dit corps gedaan werden. Hij kwam, met een' groot getal gijzelaars, uit alle de omleggende piaatfen , te Nieu. poort te mg, houdende zulk een geregeld-gedrag en: goede order, dat de vijanden, op .den gantfchen togt, hem geene de minde verhindering.dm'fdeu toebrengen. • Na den vrede van Rijswijk, in het jaar 1702', wanneer de Oorlog, om de Spaanfche Succesfïe, aanvong, werd de Heer fagel, als een der'eerde en ervaarenfle Generaals, benoemd, om benevens den Graaf van tiluj, het vliegend Leger, welk, in den aanvang bij Santé campeerde, te gebieden. Hij Was het, die, op het aannaderen van de groote Armee, onder' den Marfchalk bouflers, den raad gaf, om de zestig ftukken. kanon , met welke dit kleine leger zig belemmerd vond', ,io Ridder, Heer van de Landen van Asfenede en van de Stad Leckeloo, enz. Prefident van den Raad van zijne Majefteit in Vlaanderen; gehuwd, 1. met Maria van den Broek; 2. met Maria de Cordes, Vrouwe van Guis' ^"%'catharina Della Faille, gehuwd met Philippus de la Motte, Heer van Ingelhem, Kapitein van eene Kompagnie Walsen voetvolk. 4'. Piat Della Faille, gehuwd met Anna Maria van den Broek. 1. Maria Della Faille, getrouwd aan Andreas Happart, Edelman van Maaftricht, Geheimfchrijver des Konings in zijn Hoogen Raad van Braband, zonder kinderen geftorven. \ 2 Tan della faille, Schepen der Stad Antwerpen, gehuwd met Judith Diepenbeecke. Zie ^. 3 Mekhior Della Faille, Heer van Waarloos, ongehuwd geftorven. 4. Balthazar Della Faille, Heer van Waarloos, na zijns broeders dood, gehuwd met Catharina van der Goes. 5! Alexakder della faille, tweede zoon, Schepen van Antwerpen, gehuwd met Maria Jar.sfens van Bisthoven. Zie R. 1. Tan della faille, Ridder, volgde op zijnen vader in de Heerlijkheid en Baronte van Nevele, trouwde met Adriana Maas, oudfte dochter van Engelbert Maas, Ridder, Raad van Staat, Prefident der Nederlanden. Zie S. 2. Karei Della Faille, Ridder, Heer van Laken, 'sKonings Geheimfchrijver in den Raad van Staat en Geheimen Raad, getrouwd met Helena Maas, dochter van den Prefident, zonder kinderen geftorven. 3. Maria Della Faille, getrouwd met Schrevcl van den Driel, Raad van Vlaanderen. 4! Sibilla Della Faille, getrouwd met Jakob de Farik, Requestmeefter van 's Konings Huis, Raad in het Parlement van Mechelen. ' _ „. 5. Daniël della faille, getrouwd met Ltvmia van Hufelen. Zie T. 6. Steven della faille, diende zijner Majefteit in veele Krijgstogten, getrouwd met Anna Je la Haye. Z\e U. 7'. Kornelia Della Faille, gehuwd aan Melchior de Lovaij; hij deed een marmeren Altaar maaken, in de Kerk der Jefuiten met zijn Wapen daar in uitgehouwen. 8. Ifabella Della Failte, gehuwd met Art.oud de Hornes, Heere van Geldrop, Generaal der Levensmiddelen. M. Karel della faille; 5 kinderen- N. Steven della faille ; 1 kind. O. Bernarb della faille; 3 kinderen. P. Jan baptist della faille ,- 8 kinderen. Q.Jan della faille; 3 kinderen. R. Alexander bella faillü, 2 kinderen. 1. Jan karel della faille, Heer van Rijmenan, gehuwd met Maria van den Wouwere, van Quenast. Hij ftierf den 16 Oftober, in het Jaar 1041, en zij den 6 April, in het Jaar 1659. Zij was afkomftig uit een zeer Oud Gedacht, 't welk Markgraaven aan de Stad Antwerpen heeft gegeeven, zints het Jaar 1141 tot het Jaar 1159, onder andere Gilles en Pieter van den IPonwere. Zie V. 2. Kornelia Della Faille, gehuwd aan Hendrik Lemens. 3. Maria Della Faille, gehuwd aan Pieter Della Faille, zoon van Pieter Della Faille en van Jofina de la Ponti, en in het tweede huwelijk aan Jan van der Speeten, Heere van Eekeloo, Penfionaris van Gend. 4. Ester Della Fai/le, gehuwd aan Pieter Ever hards, Ridder, Raad en Ontvanger van het Koninkrijk Napels, zonder kinderen geftorven. Zij hertrouwde met Jan Vilain, Heer van Ompel, Burgemeefter van Aalst. Zij hebben nazaaten nagelaaten, waar van nog heden in leeven is Filain de Welle, Generaal Ontvanger van Aalst, nevens zijnen broeder den Burggraaf Filain, thans eerlien Burgemeefter van Gend. 5. Ifabella Della Faille, gehuwd aan Joannes Sonius, Regtsgeleerde te Antwerpen. Steven della faille, Generaal Muntmeefter van zijne Majefteit te Brusfel, en Zegelbewaarder van hunne Doorluchtige Hoogheden, gehuwd met Anna Lutens. Zie W. 1. Bernard Della Faille, Schildknaap van den Burggraave van Nancheau. 2. Christina Della Faille. 3. Jan della faille, Schildknaap, Raadsheer en Hoofdfchout voor zijn leeven van de Stad Delft, gehuwd aan Margareta Ddft, dochter van Jakob Delft, Raad van de Stad Delft. Zie X. , t. Pieter della faille, Ridder, Heer van Asfenede, Eekeloo, Hermais, Maria Lierpe, eerfte Keur - Schepen te Gend. gehuwd met Maria Catharina Haccart, dochter van Pieter, Heer van Malfert, en van Maria de Cordes. Zie Y. 2. Jan Baptiita Della Faille, Ridder, Heer vau Parleckeren en Waasberghem, Hoofdfchout van de Stad en Kaftelenïj van Bail* leul in Vlaanderen. 3. Gilles Della Faille. Kanunnik van het Kapittel te Doornik- 4. Augustinus Della Faille, Heer van Selfaten, Kapitein onder de Ruiterij van zijne Katholijke Majefteit. 5. Maria-Della Faille, gehuwd met Pieter de la Motte, Schildknaap, Heer van Cruvines, voorheen Burgemeefter van Ou* denaarde, naderhand aanblijvende Schepen te Brugge. 6. Ferdinand Della Faille, Kapitein van het Itaiiaanfche voetvolk ouder bet Regiment van den Ridder Caraffa. 7. Georc-e della faille, Heer van Waasbeek. 8. Hypoliet Della Faille. 1. Jan Arnold Della Faille, Schepen van Antwerpen. 2. Alexander Philippus Della Faille, een der Wethouders te Antwerpen. 3. Maria Beatrix Della Faille, gehuwd aan Balthafar des Cordes, Schepen en Thefaurier Generaal van Antwerpen, zoon van Jan Karei, Ridder, Heere van Mifelen en Sercamp. Zij lieten na 1 zoon en 1 dochter. 1. Jan baptista della faille, Ridder, Heer van Reedt, gehuwd aan N. van de Werve, dochter vmjan, Ridder, Heer van Hovoörc en Bouchout. Zie Z. 2. Maria Della Faille, gehuwd aan Servaas Thifius, Kapitein over de Ruiterij in dienst vsij zijne Keizerlijke Majefteit.  IV. TAFEL van het GESLACHT van DELLA FAILLE. iL "HBS i Tan martyn della ta'LLE, volgde zijnen vader op in de gemelde Baronnie, Land J J in 't Jaar 1720. - , . , getrouwd den 12 Maij. in 't Jaar i<5or, met 2. Hiesonïmüs Josef della faille, gebooren1 den 11 Jumj 1uM^JJJ»' g „ van Anrjvëipen; hij ftierf den,0 DeMaria Agties van Langenherghe, dogter van Rudolf van Langenbergae, KUuu , övuctv. cember, in 't Jaar 1725, zij den 22 April, in 't Jaar 1719. Zie Mm. ,. Jan Lodewyk Della Faille, gebooren den 2 April , in 'tiaar ,702, Raad der Stac1 Delft•ƒ+;'1£Y?t S.™ luwe, getrouwd den 18 December, in 't jaar 1729 met Petronella Adriana Havens; z.i ftiert den 18 November, in t Jaar 1739, hijAiS^S in'tjaarx703, gefto.ven den Januarij, jSjj-.Jgj ongeh 3. Am M«rg*«*a D,/i« Rwi/e, gebooren den ió Oftober, in 't Jaar 1704, geftorven den 5 nl 1" ' J"^6o^«™ 4. «rfir K«W Della Faille, gebooren den 22 September, ia 't Jaar 1706, getrouwd in t Jaar i,33 met M*/*« /«• iflreA- hij ftierf in Januarij van hu Jaar 1738 , zij in Oftober van het Jaar 1753 , zo»der oir Oostindiën--getrouwd 5. Bernard Jakob Della Faille, gebooren den 4 Augustus, in hst Jaar 1709, Raad van Julime in dc üostmdien, getronwa den 16 Augustus, in 't Jaar 1732 met Maria Gofewina Mariei bij ftierf in 't Jaar 1740, zonaer uiaoeuu 6. Koenraad kornel.s della fa.lle, gebooren den 7 O^ber, in 't Jaar 1710, getrouwd met klara van Schagen, h,j ftierf in het Jaar 1744, nalaatends twee dochters. Zie Nn. 7. Hilksonda Jakoha Della Faille, gebooren den n Oftober, in 't Jaar 1713- .. . „a,f/j,ftt. 8. ^r/ftL JvLtet* Della Faille, gebooren den 17 Februari], in 'c Jaar 1716, L^tenant onder de Ruiterij; hij het.verfcheiden dochters na. t. Anna Magdalena Della Faille, gebooren fe Hoorn, den 28 Julij, in 't Jaar i?M .getrouwd den ^?™™)?>j* 'l^Sl mnSimonPierre Collo, tPEscurii, Heer van Naaldwijken Slijdrecht, Erf-Watergtaaf van de Neder,v?^'^^^^^ van Gotnichen, Ontvanger van de Admiraliteit; in den Jaare 1759, Afgevaardigde van gemelde Stad in de V ei fc,adermg du staat..! Iaöd; voormaals Page van Priufe Willem den IV van Oranje. 2. Margareta Catharina Della Faille, gebooren den 3 Augustus, in't Jaar 1718, overieedendea 10 Ma.t, in tj.ar»7-i. .1. Jan francois della faille, Heer van Asfenede Eeckeloo, Hermais Marie, Lierde, eu2. meermaal eerfte Burgemeefter nn Gend , getrouwd met Maria Klara de liane. Zie üo. 2. N. Della Faille, Majoor van Gend , ongehuwd geftorven. 3. N. Della Faille. ) 4. Ar Della Faille. i- Allen dochters, ongehuwd geftorven. 5. N. Della Faille. j iv,.,i,.r „-nr. 1? ;iad en Ontvanaer Generaal Hh. Alex\ndpr della faille j 5 kinderen. li. mslchïor d"l- Lti faille ; 2 kinderen. Kk. J. T. della faille ; 1 kind. LI.Ferdinand hip polytus DELLA f Al l* le,- 7kinderen. Mm. HlERONYMUS jozes DELLA FAILLE j •? kinderen. % 4-«—~ -hit "s— - s""sosr"onst" huwd geftorven. „. , Baptista Della Faille, eerst Kapitein in Spaanfchen dienst, daarna Schepen van Antwerpen, getrouwd met N. Moens, aSander della faille, Heer van Waarloos, getrouwd met Jonkvrouwe N. Courtois. Zie Qq. Ekgei-eert martyn della faille , Baron van Neveile, getrouwd met Kornelia Schooft. Zie Rr. , franco,s albert della faille , Baron van We, =£n eejJjBjy ^^fj^^,"^ Anna Joanna Della Faille van JNevelle, bij welke lnj drie zoonen hadt, vervolgens met aei j van Tildonc: bij welke hij 2 dochters verwekte. Zie Ss. 2 Pieter Della Faille, Kolonel, ongehuwd geftorven. 1' Gaspar Della Faille, Kolonel, gefneuveld in den flag van Plasfane; zonder oir. 4 N Del>a Faille, Kanunnik te Doornik; overleeden. i^FTuif^S£A»i in Spaanfchen dienst, geirouwd met Regina du Bols, Wed. van Mekhior van ^llSSmJll^ aan Engelbert Della Faille, Baron van Neveile, wien zij 3 kinderen heeft gebaard. , kakel ioze* della -j^^^J'ft f J^I i^laaTl"^^ Afgevaardigde der Staaten ^^'^^^^1^ Roofe de Llin, Baronesfe van Bouchaut, bij welke h», 3 kin. ter van Fr«#«i Wf»« 9 "J den ,a Febru rij in het jaar 17*7 / zuster van den Baron Goos, Raadl eu Secreta. deren hadt; andermaal met Klara /«Ag gw*' „den 'i^eTe '' h' h 4 > hij zelve den 21 April, in 't Jaar 1760. Zie T t. ris van Antwerpen; zij ftierf zonder kinderen den 12 De cember, n t jaar^5 ^ J de T|)efilurje re Antwerpen; ge- & Emanub-l Joseph della faille, gebooren den 3 Jun.j, n t jaar 10*, r , ^ t r . gemeld; hii ftierf den 27 Junij, in het Jaar i745j m zelve den '5 Oftober. in 1 Jaar i7y ^ Gdffier van Antwerpen ; ge. ni,, in 't Jaar 1743. Zie Vv. -v5  VI. TAFEL VAN HET GESLACHT van DELLA FAILLE. Deel XV, bladzi 93. Nn. Koenr.kosn. della faille ; 2 kinderen. Oo. Jan francois de lla taille ; 6 kin' deren. Pp. Al. franc. della faille i 2 kinderen- Qq. Al. della faille; 4 kinderen. Rr. Eng. marten della faille; 3 kinderen. Ss.Fkanc. albert della faille, 3 kinderen. Ti. Karel jozef della faille; 3 kinderen. I Anna Theedora Della Faille, eerst gehuwd aan Pieter IVertink, die inert den 20 nprn, m uec jam ny}, naiaacenae eene dochter; daar na aan Pieter Godfried van Korst, Secretaris van den Hoogen Raad der Oostindien; zij ftierf den 28 Oftober, in het Jaar 1760. 2. Kornelia Magdalena Della Faille, gehuwd aan den Heere Hoodenpijl. 1. N. della faille, Heer van Asfenede, Eeckeloo, Maria Lierde, enz. getrouwd met Ghelluickx de Tollenare. Zie Ww. 2. Kornelis Della Faille, Schepen van 't Land van Waas. 3. N. Della Faille, Majoor van Gend. 4. N. Della Faille, getrouwd met den Heere Schooman; zij heeft 3 kinderen nagelaaten. 5. N. Della Faille, getrouwd met den Baron van Alost; zij hebben kinderen. .6 N. Della Faille, gehuwd aan den Heere Borluut Northotn zij hebben kinderen. 1. Alexander della faille, eerst getrouwd met Jonkvrouw van Made, die zonder kinderen Itierf; daar na met Jonkvrouw N. van Gendt. Zie Xx. 2. Maria Therefia Della Faille, echtgenoote van den Baron van Annenjage. 1. Jan Baptista Della Faille, Heer van Waarloos, getrouwd den 18 April, in het Jaar 1759, met zijne nicht Joanna Maria Della Faille. 2. Frangois Della Faille, Jongman. 3. Regiiia Della Faille, jonge dochter. 4. Maria Della Faille, gehuwd aan Jan Lunden; hebben kinderen. 1. Engelbest della faille, Baron van Nivellc, eerst getrouwd raet de Graavin van Bergeijck, die zonder kinderen ftierf; daar na met Anna Della Faille, van'Huijsfe. Zie Yy. 2. Ifabella Margareta Della Faille, gehuwd aan Jakob Frans Jozef Dennetieres, Graave van Mouscron. Zij hebben een zoon nagelaaten, getrouwd met Joanna Err.eftina Albertiua, Graavinne van St. Aldegonde, nalaatende 6 kinderen: 2 zoonen en 4 dochters; de tweede zoon is thans Ridder van Maltha. 3. Maria Anna Joanna Della Faille, gehuwd aan Frangois Alhcrt Della Faille, Baron van Huijsfe; zij heeft 3 zoonen nagelaaten. 1. Pieter Baron Della Faille, jongman. 2. Maximiliaan Baron Della Faille, Schepen van Gend. 3. Albert Ridder Della Faille, Officier onder het Dragonder R.egiment van Ligne, ongehuwd geftorven. 1. HiERoNYMUs jozef dzlla FAii.le, Heer van Colputte, Majoor van Antwerpen, gebooren den 22 December, in bet Jaar 1719, getrouwd den 24 November, in het Jaar 1748, met Guhelmina Therefia Jofepha Coltin, dochter van Francois Coliin, Kolonel en Gouverneur in dienst van zijne Keizerlijke en Koninklijke Majefteit, en van Cecilta de (Vitte van Leverghem, enz. 2. Frangois Ignatius Della Faille, gebooren den 15 Februari), in het Jaar 1723- Zz- 3. Maria Therefia Della Faille, gebooren den 15 Oftober, in het Jaar 1724. üu. EM. jos, della faille; 2 kinderen. Vv. Phil. hiér. della faille j 3 kinderen. WW. N. della faille; 3 kinderen. XX, alex. della faille; 2kinderen. Yy. Eng. della faille; 3 kindereu. Zz. Hier. jos. della faille ; 5 kinderen. Aaa. Jak. della faille ;'2 kinderen. 1. Karei Ewanuel Della Faille, gebooren den 25 November, in het Jaar 1727. 2. Klara Jofepha Maria Della Faille, gebooren den 19 November, in het Jaar 1741 , getrouwd den 25 Augustus, in het Jaar 17Ó1 , met haaren vollen neef Jakob Della Faille, zoon van Hieronijmus en van Maria van Hoornbeek. 1. Joanna Maria Della Faille, gebooren den 12 Julij, in het Jaar 1733, getrouwd den 18 April, in het Jaar 1759, met haaren neef Jan Baptista Della Faille, Heer van Waarloos. 2. Jakob 'della faille, gebooren den 29 Februarij, in het Jaar 1735, Schepen van Antwerpen, getrouwd met zijne volle nicht Blara Jofepha Maria Della Faille, den 25 Augustus, in het Jaar 1761, Zie Aaa» 3. Anthonij Della Faille, gebooren deu 12 September, in het Jaar 1738. 1. N. DelU Faille. 2. N. Della Faille. 3. N. Della Faille. 1. N. Della Faille, jongman. 2. N. Della Faille, jongman. 1. N. Della Faille, Baron van Nitelle, getrouwd met Maria de Caro, Baronesfe van Meghera. 2.' N. Della Faille, Baron van Estenpuis, jongman. 3. N. Della Faille, Baronesfe van Nivelle, huisvrouw van Jan Anthonij du Bols; zij hebben 5 kinderen. 1. Catharina Therefia Della Faille, gebooren den 30 Augustus, in het Jaar I74S>« 2. Frangois Ignatius Della Faille, gebooren den 5 September, in het Jaar 1750. 3. Jofeph Karei Della Faille, gebooren den 9 April, in het Jaar 1754. 4. Maria Chriuina Della Faille, gebooren den 18 Junij, in het Jaar 1755, 5. Reinier Jofeph Della Faille, gebooren den 25 Julij, in het Jaar 1759. 1. Maria Della Faille, gebooren in het Jaar 1762. 2. Joanna Della Faille, gebooren in het Jaar 1763.   FAILLE, (ABRAHAM ta) FAILLE, (, DELLA) enz. 9$ aangeboden : doch hij weigerde te verfcbijnea, en hield zig voor gedeporteert. De Sijnode befohouwde toen haar vonnis als wettig, en beval hein, zig te- gedragen als een onbeampt perfoon. Bernardus la faille verfcheen daarop, den 3 Augustus, voor de Sijnode, daar hij, ingefchrift, verklaarde, dat hij ten onregt %vas gefufpendeert en gedeporteert; dat hij niet begeerde dat men zijne zaak op nieuw zou overzien , maar dat hy zig als een ampteloos perfoon wilde gedragen. De Sijnode wilde zijne zaak weder ter hand neemen ; doch hij bleef bij zijn gevoelen, verklaarende de acle van jliljland te zullen tekenen: zo als hij ook deed, in de maand September daaraanvolgende, met nog twaalf anderen. Zie brandt, Reformatie, III. Deel, bl. 343, 864, 865, 886, 9H «ra 91S. Faille, (della) een zeer Adelijk en oud Geflacht, oor* fpronkelijk uit Conjlantinopole, en waaruit voortreffelijke mannen, in alle takken van geleerdheid en weetenfchappen, zijn voortgekooraen. Van dit Geflacht leeven nog heden, in Brabandm Holland, veele aanzienlijke perfoonen, zo als, uit de bijgaande Tafels, te zien is. Fai.kevburg, (oerbard) werd gebooren te Nijmeegen, en was, volgens het getuigenis van alle geloofwaardige Schrijvers, de kundiglte van alle Nederlanders ia de Criekfche taal. Tot getuigen daarvan kunnen dienen, zijne geleerde aantekeningen, op het Grieifche Dichtfluk van nonnus. Hij was niet meer dan veertig Jaaren oud, toen hij, in het gevolg van den Graave van nieuwenaab. , omtrent Steinfort, zeer Zwaar befchonken zijnde, van zijn paard viel, en zig zo zwaar bezeerde, dat hij kort daarna overleed, in 't Jaar 1578. Behalven zijne aantekeningen, op gemelde Dichtftuk, die hij, in het 29 Jaar zijns ouderdoms, in 't licht gaf, heeft . hij ook eenige Griekfche vaerzen nagelaten, die te viuden zijn in de aantekeningen van oovzn op tisullus, Meer an.  $4 FALAJS, FAMA, {Heer van) enz. andere onuitgegeven werken van hem, worden te Leiden, in de Boekzaal der Academie, bewaard. Tessier, Eloge, tom. 3. Falais of fellais, is het laatfte Dorp, onder de redemptie van Staats-Braband, liggende (gelijk alle de anderen) ook wel op den Luikfchen Bodem, maar aan de grenzen van Na men, aan de Rivier Mehaigne, waar door deeze Provintie , van 't gebied van Luik, gefchciden word. Dit Falais is meer een Vlek dan een Dorp, als zijnde groot en volkrijk; De Heer francois Maria filips, Graaf van Bontij, enz. is thans eigenaar van dit Vlek, welk Jaarlijks, voor redemptie, opbrengt 3S4 gulden, Fama, {Heer van) maakte zig, in de maand Junij, van 't Jaar 1572, zeer vermaard, door het inneemen van Falen, chien; doch zijne magt te gering zijnde om die Stad te konnen houden, moest hij dezelve den Spanjaarden weder inruimen. Het voornaamfte dat hem verhinderde, was, dat hij het Kafleel niet te gelijk met de Stad had konnen bemagtigen. Het' was rijklijk met Spanjaarden voorzien, en werd nog daarenboven verfterkt , door johan de mendóza; 't welk onder de bende van den Heere van fama zodanigen fchrik veroorzaakte, dat zij, voor dat ze werden aangevallen de Stad verlieten, en die aan de Spanjaards inruimden. Boe, Neder1. Beroerten, VI. Boek, fol, 275. Famars, (charles de LEViN, Heer van ) werd, in het Jaar 1580, Gouverneur van Mechelen. Tempel, Heer van Cerbeek, Gouverneur van Brusfel, had aan de Staaten Generaal kennis gegeeven van den toeftand der Stad, met aanwip zing van het geen daarop kon ondernomen' worden, en 't geen hij hoopte, wel ten uitvoer te zullen kunnen brengen. De Heer van corbeek, daarop last ontvangen hebbende, kwam  F AM ARS, (CHARLES de LEVIN, Heer van) xanijer, octavio en rainuntils, van welke de eerfte en de laatfte Kardiuaalen en de tweede Hertog geweest is. Behalven deeze drie zoonen, had hij eene dogter, victobia genaamd, gehiiwd adn guidobald, Hertog van Urliino, die eenen zoen horatius had, welke zonder erfgenaomen, in het beleg van Besdin, fueuvelde. Het Geflacht yan farnese is verder voort. ge-  FARNF.SE- (AL".X ANDER) 99 geplant, door octavio, die, in het Jaar 15^-6, ftervende, naliet alexander, Hertog van Parma, wiens zoonen waren, rainutiüs en odoardus; welke laatfte Kardinaal, en de eerfte zijn opvolger in het Hertogdom was. Hij had twee zoonen, die beiden ftom en doof waren. Zijn Staatsopvolger odoard ftierf in het Jaar 1646. Onder zijne zoonen, zijn rainutiüs de 11 en alexander , inzonderheid beroemd geweest. De laatfte was Spaanfche Generaal, en Gouverneur der Neder/at!' den, van het Jaar 1660 tot 1682, en is, in het Jaar 163p, ongehuwd geftorven, nalaatende drie natuurlijke kinderen: een zoon en twee dogters. Rainutiüs de II was de vader van odo.'Rdus, die vóór hem geftorven was, in het Jaar 1693, en van Franciscus. Uit den voornoemden odoardus is nagebleeven eene dogter, elisabeth genaamd, die, in het Jaar 1714, trouwde met filips den V, Koning van Spanje. Farngsb , (alexander) Kardinaal, Aardsbisfchop van Avignon en Montreal, liisfchop van Parma, enz. was een zoon van petrus aloisius -arnese, en kleinzoon van Paus paulus den III, gebooren te Rome, den 7 Oétober, in het Jaar 1520. Paus clemens de VII fchonk hem, onder verfcheiden Kerklijke bedieningen, ook het Bisdom vau Parma. Op onderfcheideue tijden is hij geweest Bisfchop van Masja, Spoleto, enz. Aartspriester van St. Maria Maggiore, en van St. Pieter, te Rome; Proost van Wisburg. Reeds in het 14 Jaar zijns ouderdoms, werd hij, door zijnen grootvader, tot het Purper' verheven. Zijn doordringend verftand en groote bekwaamheden deeden dien zelfden Paus befluiten, hem, als Gezant, naar Frankrijk te zenden, om tegenwoordig te zijn bij de zamenkomst, die aldaar, in 't Jaar 1539, tusfchen Koning francois den I en Keizer karel den V, ftond gehouden te worden. Den Keizer naar de Nederlanden gevolgd zijnde, moest hij de geriDge trouw van dien Vorst, kort daarna, ondervinden, en naar Italië wijken. Te Genua voegde hij zig weder bij hem, en overreedde hem tot een mondgefprek met den Paus, dat gehouden werd, in het Jaar 1543, te Bufetto, gelegen tusfchen Parma en Piacenfa. Twee Jaaren daarna wis hij op den Rijksdag te Worms, en gaf zig veet G 2 moei-  ,09 FARNESE. (ALEXANDER) moeite, tot de opening vau de Kerkvergadering te Trente, die op den 13 December van dat Jaar eenen aanvang nam. Ten tijde des overlijdens van zijnen grootvader Faufe paulus dek III , was bij te Rome, gelijk ook bij de verkiezing van julils den III, die tot de Pauslijke waardigheid verhe* ven werd, den 8 Februarij, in het Jaar 1550. Schoon deeze veele verpligting had aan den Kardinaal, verbond hij zig, echter, met den Keizer tegen Parma; waarom farnese raadzaam oordeelde, naar Avignon te wijken; van waar hij niet dan na den dood van julius den III, in het Jaar 1555, naar Rome terug keerde, daar hij toen marcellus dem II op den zetel vond, die hem als zijnen vriend ontving. Marcellls kort daarna overleden zijnde, was hij voorzitter in 't Conclave, door 't welk Paus paulus de IV verkooren werd: onder de Regeering van deezen, gelijk ook van andere volgende Pausfen, werden farnese*s verdienflen zeer hoog geacht. Onze alexander farnese, die veele achting had voor alle geleerden, is geftorven den 2 Maart van het Jaar 1589, en werd begraaven in de Kerk van de Paters Jefuiten te Rome, daar hij zelve de ftichter van was. Zijn Grafftede, van rood marmer, is nog heden te zien, voor de trappen van het groot Altaar. Avberv , 'Hifi. des Card. thuanus, Farnese (alexander) Hertog van Parma en Florer,se, zoon van octavio farnese , en van margreta , natuurlijke dogter van Keizer karel den V. Men zegt, dat hij, van der jeugd af aan, meer zucht tot allerlei lichaamsoeffeningen dan tot de geleerdheid deed blijken. Voor het grootst gedeelte aan het Spaan/che Hof opgevoed zijnde, was hij in biaakende gunst bij Koning filips, die hem ook behulpzaam was, in zijn Huwelijk, met de Portugeefche Prinlès mAria , het welk, in het Jaar 15Ó0", te Brus/el, voltrokken werd. Hierna bragt hij eenige Jaaren in Italië door, en wel tot aan liet Jaar 1571, wanneer die verbaazende toerusting ter Zee tegen de Turken gemaakt werd. Bij,woonde den flag van Lepante bij, en maakte zig meester vau een der vijandelijke Sche-  FARNESE. (ALEXANDER) lof. Schepen. Zulk eene naauwe vriendfchap onderhield hij met Don jan van oostenryk, dat deeze, bij de aanvaarding van de Regeering over de Nederlanden, farnese fteeds bij zig begeerde te hebben, en in de gewigiigfte zaaken zijnen raad opvolgde; zo dat hij, na het overlijden van Don jan, in het Jaar 1578, tot deszelfs opvolger, zonder eenige de minfie moeite, benoemd werd, en geduurende den tijd van 14 Jaaren de Landvoogdijfchap bekleedde. In den aanvang van zijn bewind, verzoende hij Artois, Henegouwen eu een gedeelte van Vlaanderen met Spanje, en deed dezelve van de Spaunfche troepen ontruimen. In het Jaar 1579 overmeesterde hij Maa. firicht; doch de belegering daarvan koste niet alleen veel volk, maar ook hem zeiven een zwaare krankte; waardoor hij, een geruimen tijd, buiten (laat bleef, iets van belang te kunnen onderneemen. Kamerijk werd te vergeefscli belegerd; doch Doornik viel in zijne handen, kort na dat de zijnen Bre~ da overrompeld hadden. Tor groot genoegen van den Koning, wist hij de afgevallene Provintien, die het met hem hielden, te overreden tot het weder inneemen van vreemde troepen, waar mede hij, in het Jaar 1582 , optrok tegen de Franfchen, onder den Hertog van anjou. In het volgende Jaar maakte hij zig meester van Duinkerken, Nieupoort, Wijnoxbcrgen en Dixmuiden, en in het Jaar 1584, ten deele door geweld, ten deele door list, van Gent, Brugge en Iperen. Niets fcheen nu overig, dan het beleg van Antwerpen, waar toe hij zeer groote toebereidzelen maakte, en het eensbegonnen hebbende, zo aanhoudend voortzette, dat hij, na een rond Jaar de Stad bezet gehouden te hebben, dezelve bemagtigde, op den 1 Augustus van het Jaar 1585. Kort daarna werd hem, uit Spanje, de Ridderorde van het Gulden Vlies toegezonden. Dewijl hij aldaar fterk had aangehouden op de ontruiming van Placema, werd hem zulks, uit aanmerking van zijne dienden, toegeltaan : hoewel, volgens anderen, dit eerst gefchied is, na den dood van octavius, in het Jaar 1586 voorgevallen. In dit zelfde Jaar mengde hij zig in den Keulfchen Oorlog, en nam, op aanhouden van den nieuwen Keurvorst ernest, Nuijts ftormenderhand in. Naar Vlaanderen wedergekeerd zijnde, werd de Vesting Sluis, in G 3 het  ioï . FARNESE. (ALEXANDER) het Jaar 1587, door hem veroverd. Het volgende Jaar was voor hem niet zo gunftig : want de onderneeming der zo ge* naamde onoverwinnelijke Spaanfche Vloot, tegen Engeland, zullende onderfteunen, en in gevalle van eene landing, als Generaal, het gebied voeren, had hij, voorheen, de Engelfchen , door onderhandeling tot vrede, in flaap zoeken te wie. gen, en te Duinkerken, alle de noodwendigheden voor de verwacht wordende Vloot, en ter overvoering van het gantfche heir, met platboomde vaartuigen, doen in gereedheid brengen. Doch alle deeze maatregelen mislukten, en de gant. fche Vloot, gelijk bekend is, onderging eene genoegzaame vernieling. Want, behalven den gegeeven last, om zonder vereeniging met parma niets te onderneemeu, vernam hij daarenboven, volgens ingekomen berigt van den Spaanfchen Admiraal te Duinkei ken, dat de gegeevene bevelen niet alleen zeer gebrekkig volvoerd waren , maar vond zig zei ven daarenbo. ven, door de Nederlandfche Vloot, zo naauw ingefloten en bezet, dat het hem onmogelijk was, in Zee te kunnen loopen. In Spanje werd hem dit ten kwaadften geduid, en de geheele mislukking aan zijne traagheid toegefchreeven; eene befchuldiging, nogthans, welke in 't geheel geenen grond had. Ook mislukte hem, in dat zelfde Jaar, zijn aanflag op Tho. Ven en Bergen op den Zoom; waarbij nog kwam dat zijn meeste Krijgsvolk verliep, wegens wanbetaaling. Eenige voornaame Spanjaarden, die bij hem waren, fpraken niet al. leen, maar fchreven zelfs ten zijnen nadeele, over zijne bedrijven, aan het Hof van Spanje, even als of hij, al te driftig tot het overrompelen van Engeland, den vredehandel, tot groot nadeel van de Vloot zelve, had afgebroken, en eenen toeleg had gemaakt op de Regeering over de Nederlanden. Van dit alles, door de Infante, die hem zeer beminde, heimelijk bericht uit Spanje ontfangen hebbende, trok hij het zelve zig zo zeer ter harte, dat hij, in het Jaar 15S9, zeer krank werd, en de wateren te Spa moest gebruiken. De Koning, zijnen dienst niet konnende ontbeeren, nam, echter, zijne verontfchuldiging aan, en gaf hem last, de Ligue, in Frankrijk, te onderfteunen. Dat bevel des Konings  FARNESE. (ALEXANDER) 103 saings moest worden opgevolgd, fchoon hij zeer ongaarne zag, dat de Nederlanden hier door lugt kreegen, en de reeds gemaakte voordeelen in gevaar zouden gefield werden. In het begin van het Jaar 1589, eene heimelijke bijeenkomst, met den Hertog van maine gehouden hebbende, maakte hij, geduurende den geheelen winter, en een gedeelte van den volgenden zomer, de nodige bedelling; trok daarop, in de maand Augustus, van het Jaar 1590, met een aanzienlijk Leger, naar Frankrijk, noodzaakte den Koning het beleg van Parijs optebreeken, en nam daarop Corbie llormenderhand in. Hetmisverfland, tusfchen hem en den Hertog van matne, was, echter, oorzaak, dat in 't vervolg niet veel verrigt kon worden: waarom hij, op het einde van het Jaar, agt duizend Franfchen agter laatende, naar Vlaanderen terug keerde. Zijne afweezigheid was den Spanjaarden zeer nadeelig geweest, vermids de vijandelijke partijen tot aan Brusfel toe ftrooptcn, en Prins maurits , de eene plaats voor, en de andere na, bemagtigde. Op uitdrukkelijk bevel van het Spaanfche Hof, moest hij, met het einde van het Jaar 1591, wederkeeren naar Frankrijk, om Rouaan te ontzetten. Op zijnen weg derwaarts, deed hij, tot meerder zekerheid, zig de Stad Fere in. ruimen, en hield, verfcheidene maaien, een mondgefprek met den Hertog van maine ; daar de oogmerken des Spaanfchen Konings, tot bijfiand der Ligue, niet dan mistrouwen in de Franfchen verwekten. Parma, dus zelfs in de minde onder, neeming, tegen het Koninklijk Leger, door de maine, geduurig wederdreeft wordende, werd Rouaan wel ontzet; doch farnese- was vooraf genoodzaakt, Qaudebek weg te neemen, daar hij met .een fchoot door den arm gewond werd. Met moeité, vond hij grond voor een Legerplaats, om die Stad te rekken,- en de nodige levensmiddelen te verkrijgen. Terwijl hij, intusfehen, veel afbreuk door de Koninklijke troepen leed, werd hij gedwongen tot een gevaarlijke marsch, over de Seine, naar Parijs, op welke de Koning hem ligtelijk geheel had kunnen overhoop werpen; doch die, echter, zo gelukkig uitviel, dat hij 's Konings Leger, zonder het minde na.'ecl, ontkwam. In Junij van 't Jaar 1592, keerde hij, onpasfelijk zijnde, naar de• Nederlanden , en gebruikte wederom de wateG 4 rcn  Ï04 FARNESE. (ALEXANDER) ren te Spa. Vervolgens ondernam hij een vergeeffchen aanilag op St. Quintijn, en rustte zig, op nieuw, toe r.aar Frankrijk. Ten dien einde naar Arras gereisd zijnde, nam zijne zwakheid zodanig de overhand, dat hij, den 22 November, of volgens anderen , den 4December, des Jaars 1592, den geest gaf; nog dien zelfden dag bad hij te paard gezeten, en verfcheidene bevelen afgevaardigd. Zijn lijk werd naar Italië gevoerd. Zijne onpasfelijkheid word inzonderheid toegefchreeven aan het verval der Spaanfche zaaken.in de Nederlanden; en bijzonder daaraan, dat de fchuld aan hem werd geweeten; of, volgens anderen, dat eenige Spanjaarden hem ten laatfte niet meer vertrouwende, meenden, dat hij zig zeiven tot Heer van de Nederlanden wilde opwerpen, of ten minfte den Oorlog zo lang fleepende zogt te houden ; en dat hij daarom heimelijk vergeeven zouden zijn : van dit laatfte, echter, na dat zijn lijk geopend was, werd geene de minfte blijk gevonden. Die onpartijdiger over hem geoordeeld hebben, zeggen, dat hij was een dapper, ftandvastig, voorzigtig, welIpreekend en minzaam man. Niettegenftaande zijn lijk, in eene maale gepakt, naar Spanje gezonden was, werd nogthans zijn uitvaart te Brut. fel, met groote pracht en ftaatfie, gevierd: dit zelfde gefchiedde in verfcheiden Steden van Italië, inzonderheid te Rome, den 3 April, in het Jaar 1593. Door den raad en het volk aldaar, als zijnde zijne Geboorteplaats, werd hem een marmeren Praalbeeld opgeregt, met een opfchrift tot zijnen zonderlirgen roem en lof, en daar nevens een Tafreel vm zeer fchoonen fteen, in welken, in het Latijn, eenige regels ftonden uitgehouwen, waarvan de vertaaling dus luidr. ,, Alexanbjsr farnesius, zoon van octavius ," Hertog van Parma en Placenza den III, door fjlips, Koning v:tn Spanje aan ge field, om te Gouverneeren de Neder land fche Provintien, die gehoorzaamheid weigerden. Heeft de fierke Stadt Maaftricht met geweld ingenomen. Biron in een veldflag overwonnen. Duinkerken, Gent, Brugge, Yperen, Dendermonden, Brusfel, Sluis, en veelmeer andere Steden geweldadig overmeesterd; of tot overgave gedwongen. Ant- wer-  FARNESE. (ALEXANDER) I05 werpen , voor menfchelijke kracht bijna onwinbaar, gelegen op de Rivier de Schelde, rondsom met groote werken magttg bezet, overwonnen. Naijts, van hem vermeesterd zijnde, heeft hij den Aardsbisfchop van Keulen wedergegeeven. Alle de Nederlanders, woonende op het vaste land, wedergeoracht onder de gehoorzaamheid van den Koning, en de H. Roomfche Kerke. Om deeze en andere zijne dappere daaden, is hij van den Roomfchen Raad en het volk, verclerd met den tijtel van Opper ft en Imperator {Veldheer) als waardig de Thriumphe der oude Romeinen; die zo hij ze niet te boven gegaan heeft, ten minfte is gelijk geweest." Hoe groot hij ook ware, heeft hij, nevens andere grooten, meer dan eens, den veranderlijken aart der Vorften moeten fmaaken. In den aanvang zijner bedrijven, beminde filips hem zo fterk, dat de Hovelingen daar over fchaamrood werden. Een van hen lei een brief in de Koninklijke Kamer neder, met het opfchrift: aan zijn Catholijke Majefteit, nu in dienst van den Hertog van Parma. Op zekeren tijd met den Koning wandelende, ftruifcelde hij over een fteen; waarop een der Hofnavren zeide: „ Zie wel toe; want zo gij een„ maal op uw neus komt te vallen, zult gij niet ligt weer „ opftaan :" waarop de Koning antwoordde: Indien hij valt, willen wij beiden vallen, op dat de een den anderen ophelpe. Hoe zeer, echter, filips hem naderhand wantrouwde en haatte, is genoeg bekend. Men zie van hem verder: hooft ; bor; van meteben, en andere Hiftoriefchrijvers van zijnen tijd. Farnese, (octavio) Hertog van Parma, zoon van petkus aloisiUs, vader van alexander, zo even gemeld, en Neef van Paus paulus den III, werd gebooren in het Jaar 1524. Gemelde Paus bewerkte het huwelijk tusfchen hem en 'sKeizers natuurlijke dogter, margreta, weduwe van alexandür de medicis , en naderhand Gouvernante der Nederlanden. Dit huwelijk, fchoon tegen den zin der bruid, om reden dat octavio toen nog flegts 13 Jaaren oud was, werd, echter, op aandrijving van den Paus en den Keizer, voluoisG 5 ken.  Ic6 FARNESE, (OCTAVIO) ken; ftaande beiden 'er even fterk op, dat het met grooteu luister zou gevierd worden. Weinig baatten de klagten der bruid, die voortbragt, hoe zeer men haar mishandelde, mee haar, toen zij pas twaalf Jaaren oud was, te doen trouwen aan een fterk volwasfen man, van zevenentwintig Janren; en nu zij volwasfen was, haar een kind van 13 Jaaren optedringen. Ook duurde het eenige Jiaren, eer zij haaren afkeer tegen hem overwon. Octavio volgde, in het Jaar 1541, den Keizer naar Algiers; een bedrijf, 't welk de eerfte vonken van liefde in het hart zijner Geinaalinne deed ontbranden. Want toen het gerucht liep, dat hij gefneuveld was, berouwde het haar, dat hij, om haare wrevelmoedigheid te ontgaan , dien togt ondernomen had. Na zijne terugkomfte, verzoenden zij, en leidden een genoegelijk"leeven. Ook verliep 'er geen Jaar daarna, of zij baarde hem twee zoonen t'eenerdracht. Octavio werd, ten zelfden tijd, met het Hertogdom van Parma en Placenza verrijkt. Naderhand begaf hij zig in dienst des Keizers, tegen de Franfchen. Tot het Jaar 1559, in den Oorlog in de Nederlanden gediend heb' bende, keerde hij naar Italië, laatende zijnen zoon alexander bij Koning FttrM. Ter belooning van zijne gedaane dienden begeerde hij niets anders, dan het Hertogdom ?/acenza ontleedigd te zien van het Spaanfche Krijgsvolk Maar filips hier toe niet kunnende befluiten, en het ook niet raadzaam agtende :e weigeren, bood hem, in de plaatze daarvan, aan, zijne Gemalinne de Regeering der Nederlanden, als Gouvernante, te willen opd'raagen. Octavio, in de verbeelding van zig daar door te noodzaaklijker bij filips te zuüen maaken, nam de aanbieding aan. Doch filips, ora hem in bedwang te houden, bedong dat de jonge alexinder ten zijnen Hove moest worden opgevoed; met belofte, kort daarop aan hem gedaan, den Hertog verder genoegen te zullen' geeven. Marcreta vertrok hierop herwaards, en werd, zo door den Koning en haaren Gemaal, als door 'sLands Staaten, allerplegtigst ingehaald, en in die waardigheid gefield. Octavio de farnese vertrok hierop, nog in dat zelfde Jaar, naar Italië; hebbende alvoorens zijne Gemalinne ten allerfterkfte aangeraaden, om bij den Koning aante. dim-  FARNESE. (OCTAVIO) lo7 dringen op het terug ontbieden van de Spaanfche foldaaten. In het Jaar 1560, begon de Koning bedagt te zijn, om alexander, Hertog van Parma, in 't huwelijk te doen treeden. Zijn vader octavio had eerst het oog geworpen op de zuster van alphonsus, Hertog van Ferrara; want hij oordeelde , dat de vriendfchap van nabuurige Vorften een fteunzel voor den Staat was; de Hertogin nam 'er insgelijks genoegen in. Doch de Koning begreep het anders; hij wilde niet, dat hij met de Franfchen zo naauw vermaagfehaptzou zijn, en fchreef, den 9 December van gemelde Jaar, aan de Hertoginne , dat hij al voor lang aan een huwelijk gearbeid had, tus. fchen alexander en de dogter vau Keizer ferdinand , hunner beiden oom. Doch filips veranderde hier omtrent van gedachten, en liet zijne keuze vallen op maria, Prinfes vau Portugal, zijnde de dogter van eduard en van isarella van eracancs; 'twelke ook door alexander en margreta werd goedgekeurd Op den 8 Oftober, in het Jaar 1565, werd dit , huwelijk, te Brusfel, met groete pracht voltrokken; om de ' plegtigheid bij te woonen, was octavio zelf uit Italië derwaards gekoomen. De Hertogin het bewind aan alba overgedraagen hebbende, werd, in het Jaar 15ÓS, door haaren Gemaal, met uitfteekende pragt, iu Italië ontfangen. Hij overleed te Parma, den 17 September, van het Jaar 1586. Zie strada, Nederlandfche Oorlogen, I Deel, bl. 64, 65, 66, 69, 7°* 128, 234, 236, 242, 435, enz. Farma, eene Staate, in Friesland, in de Grietenij Barrai deel, onder Firdgum. Fatum, eene Friefche Staate, in de Grietenij Franekeradeel, 1 halfuur vmTzum, ten Zuidoosten. Faukelius, (iier.manus) was, in het Jaar 1616, Gereformeerd Predikant te Middelburg, in Zeeland, alwaar hij in den  ïg8 FAUKEL/US. CHËRMANÜS) den dienst bevestigd werd, den 27 Junij, in het Jaar 1509. In dat Jaar werd hij, nevens anderen, befchreeven, ter bij. wooning van de Kerklijke vergadering, welke te Amfteldam gehouden werd, om aantedringen op het houden van de Nationaale Sijnode. Men overwoog, op die vergadering, eene Refoiutie, genomen bij de Staaten van Gelderland, ter zaake van de Kerkli,ke verfchillen ,• in dezelve was goed gevonden en gelast, dat haare Clasfe ten over/laan van het Hof, en ettelijke Gedeputeerden des Landfchaps eenig bekwaam middel van accomodatie , was 't mooglijk, zoude beraamen, of dat anders de Heeren, bij voorraad, eene tusfchcnorder zouden beraamen, Deeze Refolutie beviel niet aan de Kerklijren, die van oordeel waren, dat alles aan de Nationaale Sijnode moest onderworpen blijven. In het Jaar 1618, was hij een Lid der Proviutiaale Sijnode van Zeeland, en werd door dezelve mede gedeputeert tot de Nationaale Sijnode, en vervolgens gelast, geene verdraagzaamheid omtrent de vijf Artikelen, en andere verfchillen met de Remonftranten, voorteflaan, noch toe te laa. ten, zonder reces te neemen. In de tweede Sesfie der Sijnode, werd faukelius, nevens rolandus, gekooren tot Asfesfor; waarin de Remonftranten weinig genoegen namen, dewijl zij deeze beiden, zo wel als den Prefident bogerman, voor hunne fterkfte partijen hielden. In de 12 Sesiie werd hij mede benoemd tot eenen der overzetters van het Nieuwe Testament. Na het eindigen van de 42 Sesfie, bragt faukelius , aan de gedaagde Remonftranten, de copijen van het verhandelde, en flelde hem de vragen van den Prefident voor; welke hier in beilonden : ,. of de Remonftranten verflondeu , dat men zulke „ vrijheid, om hun gevoelen voorteflellen, te verklaaren en te „ verdedigen, en andere gevoelens te beflrijden, behoorde „ toetelaaten, die met geene wetten van de Heeren Gedepu„ teerden Hunner H. Mog. ofte van de Sijnode bepaald om„ fchreven waren, maar die alleenlijk hunne confcientien zou. ,, de houden billijk en genoegzaam te zijn." Terwijl de Remonftranten deeze vraagen affchreeven, om dat faukelius weigerde hun die te Iaaten, geraakte pynakker met hem in gefprek; deeze klaagde over de hardigheid en onbillijkheid, die  FAUKELIUS. (HERMANUS) 10$ die de Sijnode tegen de Remonftranten oefende, hen perfende met ja of neen, iu zo gewigtige {toffe, zonder tijd vergunning, te antwoorden. Waarop faukelius hernam, dat de Remonftranten de zaak te lang fleepende hielden, en het Landde groote kosten niet kon draagen. Waarop pynakker hem toevoegde: „ dat die geen, die een toren wilde timmeren, „ te vooren de kosten moest berekenen. Kon het Land de ,, kosten niet draagen, ware het beter de Sijnode nagelaaten. „ De Sijnode moest tot het afdoen van zo zwaare en verwarde „ zaaken tijd geeven, en zig de kosten getroostan." Faukelius zeide daarop dat de zaaken geen uitftel konden lijden. Dan moogt gij ons hebben thuis gelaaten, zeide pynakker. „Men hadde de Remonjhanten konnen thuis hiaten," zeide faukelius daarop, „ wijl de Sijnode ftof genoeg had, om „ hun te beoordeelen uit hunne gefchriften; maar de Sijnode „ had de Remonftranten, ten overvloede eu om welftaanshal„ ve, ontboden, om dat zij niet zouden fchijnen, onverhoord veroordeeld te zijn." Ka het eindigen van de 123 Sesfie, op den 30 December, van het Jaar 1618, vertrok faukelius, nevens anderen, naar den llaage, om aan de Staaten Generaal rapport van het hier verhandelde te brengen, en derzelver nadere orders te vraagen. In de 128 zitting werd faukelius mede gecom. mitteerd tot het opflellender Canons; en naderhand, in de 165 Sesfie, benoemd tot Mede - Examinateur van de Nederlandfche Geloofsbelijdenisfe. In de 174 Sesfie was hij tegenwoordig bij het nazien der Formulieren en toeftemming der Leere; wordende hij al verder, in de 177 Sesfie, den 27 Maij, in het Jaar 1619, door de Sijnode gemagtigd, om, met en benevens den Prefident bogerman , den Schriba festus hommius en polyander , de Staaten Generaal, uit naam der Sijnode, te bedanken, voor de weldaaden, aan de Kerk beweezen, en de gemelde Staaten te verzoeken, derzelver toeftemming, op derzelver befiuiten, te willen verleeneu en ten uitvoer doen brengen, enz. Dit deeden ook, drie dagen daarna, de Wethouders van Dordrecht: Tot' een 1 gefchenk, boven zijn gewoon daggeld, zijnde  FAVOLIUS. (HUGO) de vier guldens, ontving thans faukelius eene fomma van driehonderd guldens. Zie uittendocaard ; trigland; beandt, II en III Deel; w. te water, Refor* matie van Zeeland, bl. 191. FavolIUS. (hugo) "Zijn vader, franciscus genaamd, Was geboortig van Pi/a, in Italië; doch zijne moeder iu Zeeland. Hugo, tot jaaren gekoomen zijnde, oeffendè de Geneeskunde te Antwerpen, en was te gelijk een dichter, die in 't maaken vaö Heldenverfeu niet ongelukkig flaagde. Zijne ge* drukte werken zijn vijf in getal, die tusfchen het Jaar 1563 en 15&1 in 't licht kwamen. Hij was een groot vriend van franciscus sonniu?, Bisfchop van Antwerpen, in welke Stad hij ook overleed; den 10 Augustus, in het Jaar 1585, in den ouderdom van ruim 61 Jaaren. Toen hij op zijn uiterfte'lag, maakte hij op zig zeiven dit onderftaande Graffchrift: Artis Apollinea citltura ir.fignis & ufu, Phtebiei cultor carminis atque lijns; 'Pifano genitore fatus, genitrice Zelanda , Hugo Favoliacrc folticitudo domus: AZtatis bis j'ex anno pofi lujlra Jecundo Conditur hoe tumulo , fpiritus ajlra tenent. Men leest nog heden dit Graffchrift, met zijnen fterftijd daar onder, in de Kapelle van de Kerk der H. Maagd. Dat deeze favohus geen gering dichter geweest is, blijkt uit het getuigenis vau j. van broekhuizen, een bevoegd rechter, om iemands waarde te fchatten: dus luiden zijne woorden, in zijne aanmerkingen op propertius : hugo favolius , Poèta non proletarius, quetn virum miror fama effe tam objcurie, etiam apud nojirates, qui propius nojfe debebant. Reigersberg, Ckronijk; la.rue, Ge~ letterd Zeeland, bl. 57 , enz. • Fay,  FAY. (nti) iïï Fay, (du) was, in het Jaar 158S, Ambasfadeur van we. gen den Koning van Navarre, zo bij de Staaten Generaal, en bij de Koninginne van Engeland, als bij de Duit fche Proteftantfche Vorsten. Het Gezantf'chap, welk hij bekleedde, had zijnen oorfprong uit de Ligue , welke de Hertog van guise geür.eed had, tegen de Hugenoten. Om deeze Ligue te niet te doen, zogt de Koning een dergelijk verbond, ter beicherming van de Religie, met de gemelde Mogendheden in fland te brengen. De Heer du fay kwam, in de maand Maij des gemelden Jaars, in 's Hage, en, na vertooning van zijne credentiaalen, deed hij, den 2 van die "maand, de vol. gende Propofitie, na voorgaande inleiding, van deezen inhoud : „ Zijné Majefteit, bidt ook hen luiden (de Staaten) dat zij continueeren in de goede affectie, die zij altijt hebben betoond, en dat zij verfekert kunnen zijn, dat iu alle occa. fien, alwaar hij middel zal hebben om hem te gebruiken, voor hemlieden, hij niet lal fpaaren, noch zijne onderdaanen noch zijne middelen, veel min zijn eigen perfoon. En door dien, dat de aanflagen van de gemeene vijanden, daaglijks wasfehen en vermeerderen, en dat zij trachten bii alle midde. len, om hen te verfterken door alliantien, vrienden, volk en geld; zijne hooggemelte Majefteit, hebbende in deeze generaale Oorlog, genoeg het principaal intrest, is gerefolveert, hen te ftellen tegen het voorneemen der vijanden , ende te verfoeken de Vorften en Staaten , doende Profesfle van 'de Religie , van gelijken te doen , en hen te faainen te vereenigen, met een contrarie Ligue, brengende alle haar lieder fterkte in liet gemeen, en voerende alle haare middelen te Kaam en. Tot welken einden zijne Majefteit, hem, aan de- Koninginne' van Engeland, en Proteftanifche Vorften, als ook aan de Staaten, heeft afgevaardigd, met verfoeit in die vereeniging te treeden. En door dien zijne Majefteit 'is verwittigd geworden dat gehandeld word , over eene vrede tusfchen den Koning van Spanje en de Staaten/ Zo was hij mede gelast te vertoonen, aan de Heeren Staaten", van wegen den Koning, de gewigtigheit van fodanig eene vrede, en het ongelijk dat sneu hem doen foude, bij aldien meu  1 12 FAY. (nu) men zonder noot en dwang de voornoemde vrede floot, wijl daar door alle de mag: van Spanje, ten nadeele van de Religie tegen.de Religie intevalleu in de Landen van fijne Majefteit, zo als reeds door de magt van Parma gefchied was."' „ Dus was hij Heer'du fay gelast, om te protefteeren, te* gen alle de geenen, die tot vrede raden, waar door den val van de Kerke van Frankrijk moet veroorzaakt worden, en waar mede alle Kerken, en andere Landen haar kracht verliezen zullen. Hebbende dus hij daar tegen bij de Koninginne van Engeland gepro telleen." ,, Kunnende hoogstgedachte fijne M ijeftelt zig niet genoeg verwonderen, dat zij (de Staaten) hebbende zo veele middelen, zo veel geld, zo veel goede Steden, en van tondsomme bezet door de Zee, en daarenboven geenzints geperst, om te vreefen voor een Spaanfche Armade, dat zij zouden willen verliaan, tot een miferable en fchandelijke vrede, die hen niet dan fchade kan veroorzaaken. Dat zijn exempel van op Godt te betrouwen, hun moest aanmoedigen, hun vijanden klein te agten. Aangezien hij met zeer weinig Steden, geenzints te vergelijken met de haare, heeft geftreden 3 Jaaren lang, tegen magtige partijen, tegen Frankrijk en Spanje te zaamen, zonder hem een hand breet te laaten winnen, zonder tot hier toe van iemant onderfteunt te zijn." ,, Biddende verder zijne Majefteit dat de Staaten gelieven in'dagtig te zijn, dat zij met geene Prinfe Of Vorften, meer geintresfeert zijn, dan met hem, om dat zij te zaamen hebben eenen gemeeneu vijand den Koning van Spanje, dus hoofd vijand der Proteftamen, voor welke hij meer meend gedaan te hebben dan iemant anders. Waarom dan de Koning fmeekt, dat de Staaten zig bij hem zullen voegen, dat zij, hem zullen zenden een Agent, om altoos goede Correspondentie te hou.den.".; .. ■ , .. : yl'iJt „, De groote toebereidzelen, die de vijanden maaken, noodzaakten zijne Majefteit, als ook het verlies van zijne Vloot, en de dood van. de Priufe. van Conde, mij te gelasten, u van we* gai zijne Majefteit te verzoeken, hem voor deeze reize te aslifteere-i, wet middelen, die hij zal proponeeren, aan de Ge. committeerden vau de Heeren Staaten." „ Dat  ' FAY. f>'u) IÉ3 „ Dat doch de Staaten willen gedachtig te zijn, höe' dat zijne Majefteit altoos van zijne zijde betoond heeft, de genegenheid i ora hun; na zijn uitterfte vermogen te helpen;' Waarvan de bewijzen door du fay werden bijgebragt. Dat de Heeren Staaten ,• ook zuilen gelieven te eonfidéreeren, dat de Koninginne van Engeland, en de Prinfen vari Duitsland,' Veel minder geintresfeert zijn, dan zij, en echter hebben dezelve zig in geenen deelen onttrokken." . verfoekende hij {Heer du fay) dat hooggemelté Heeren Staaten, zullen gelieven te raadpleegen; op de artikulen, zo kort als mogelijk, zijnde den tijd kostbaar, en hii noodzaaldijk zal moeten tegenwoordig zijn, op de vergadering der Proteftantfcbe Prinfen, die met Pinxter ftaat gehouden te werden; Verzoekende verder voor hem in den zijnen eenen vrijen doortogt; enz." De Staaten Generaal namen daarop, den t6 Junij, deeze volgende Refolutie.- De Staaten Generaal der vereenigde Nederlandfche Pro* vintien, hebben a.mgehoord en verdaan, 't geene' de Heer DU fay, Ambasfadeur des Konings van Navarte, mondeling heeft, geproponeert; in haare vergaderingen daarna fchrifteli.k over' gegeeven. En hebbende insgelijks behoorlijk regard geflagen, op het rapport gedaan, door de Commisfarisfen; uit den raad van Staate, na hunne gehoudene conferentie, met den Heer Ambasfadeur, op de pointen van zijne Propofitie, bedanken voor eerst den Heer Koning duifent fout, voor het faveur ende goede affectie,, die hij draagt, tot confervatie, en voorftand* van de waare Christelijke Religie, en insgelijks tot de welftand van de Landen, biddende zijne MajefteiÉ daarin te wille volharden, met bijvoeging, dat zij altijd gereed zullen zijn, naar haar uiterrte vermogen, zo merkelijke weldaad te erkennen, dat zij niet zullen n daaten te contimneeTen, in haar goede Refolutie, tot confervatie en voorftant van de Christelijke Religie ende den Staat deefer Landen, met een vast vertrouwen, dat Godt Almachtig, zijne Majefteit en hen luiden, fal vcrleenen eenen gelukkigen uitflag, ter eere zijns naams * ea tot vordering van fijn H< Woord." ^ XV. deel, H »*»*  FAY. (do) „ Hebbende gemeite Staaten met groot genoegen, uit de voodZ. Propofiue verftaan, de ftandvastige Refolutie vïn lijne Majeften den Koning om niet alieen zijn e}gene mid elen te waagen, tegen de aantogen van den gemeenen vijanT maa" ook felve gerefolveert is, als hebbende ongetwijffeltj de gro fte intrest b, de -gemeene faafc, alle Koningen en Prinfen doende Profeffie, van de Euangelifche Religie, drïtJeïï ^ d.gen ten emde fij hen, door een Contra-alliantie te f men vereenigen en verbinden, om alle haare krachten te faamen 'e voegen, tegen den algenieenen vijand, met middelen van de' fenfc en om ook andere daarin te doen treden;, bedankend» hT T V°°r Z''jn he'dhaftige ook voo hem, daar mede toe te nodigen, wenfchende van gantfcher herten, dat b,j een Generaai en Christelijk verbond, van al e Koningen en Prinfen, Chenrmfcn en andere Heeren, en Re. gieken des H. Roomfche Rij,, geweeken van de Roomfche Rehgie, werden voorfien, en derfelver rechtvaardige bescherming, tegen de onrechtvaardige en ramplalige aanllagen der gemeene vijanden. Gelijk fij ook gaarne fouden zien, dat, de voorfchreeven alliantie werde ten effbfte gebracht daar toe fij hen van haare fijde altoos willig en bereit fullen toouen wel verftaande dat het gefchiedde, met kennisfe van de Ko' ninginne van Engeland, ofte den Gouverneur Generaal van den Knjgsmagt, die fij deefe Landen goedertierenlijk heeft vergunt, volgens het tratfaat gemaakt tusfchen haar hooggemelte Majefteir en de voorfz. Landen. Ten welken einde de gemelde Staaten, de Commisfarisfen, welke zij hebben goed. gevonden, mirten eerften te fenden naar Duitschlaud, en aar, den Koning van Denemarken, fullen ordineeren, met gemelde Heer Ambasfadeur, te houden goede correspondentie, en hem, door alle doenlijke middelen, het verbond te heipen bevorderen." „ Nopende het point van de vredehandelinge verhaald in de voorfz. Propofitie, de voornoemde Staaten willen aan den hooggemelde Koning niet verfwijgen, dat eenige maanden geleden, de Doorlugtigfte Koningin van Engeland, hen luiden heeft doen voorftellen haare intentie, zo door den Heer Graave van J-eycester, als naderhand, deor haaren Ambasfadeur Herbert, dat  FAY. (nu) iu dat zij in vredehandeling wilde treden , met den Koning" van Spanje of met den Herrog van Parma van zijnent wegen, en dat haare Majefteit verzogt heeft, dat de Staat, bij de haare eenige Commisfarisfen zoude voegen. Maar, dat de Staaten voorziende de fwarigheid, en apparente perijckelen, die „ door het fluiten van 't voorfz. Traétaat, ftonden ta vreezen tegen den Staat der Christelijke Kerke, niet alleen in deefe Landen, maar ook in de nabuurige Rijken en Landen, hebben een Ambasfade gefouden aan haare Majefteit, om haar de voorfz pe» riculen en fvvarigheden voor oogen te ftellen, ende door alle middelen te arbeiden, om haar daar van aftebrengen en te beweegen, omme niet vorder in het voorfz. Traétaat te procedeeren) ende bijaldien zij zo verre daar mede is voortgegaan, dat zij 'er niet toe zoude zijn te perfuadeeren, om in fulke gevallen haar intentie nader te fondeeren, hoe men best, door het fluiten van fodanig Traétaat, de voorfz. Christelijke Religie en den S;aat deezer Landen, met goede verfekerheid zou confervceren. En alfo Commisfarisfen het eerfte point van haare Majefteit, niet en hebben konnen verwerven, maar alleenlijk haar intentie verdaan op het tweede, fo beraatflagen nog eenige Provintien, op het rapport daar vau gedaan, ende Op de Propoiicie van de voorfz. vredehandeling, het welk een oorfaak is, dat de Staaten, noch niet generaarlijk konnen verklaaren, wat bij alle de Provintien , op dit point generaalijk zal werden gerefolveert. Doch hebbfmde Gedeputeerden, det particuliere Provintien , respeétivelijk op de tegenwoordige vergadering, ge committeert, gefonden aan haare Priucipaalen, de Propofitie, van den gemelden Heer Ambasfadeur, omme hen te informeeren, van de goede en heilzaame vermaaninge» van zijne Majedeit, omme op dezelve zulk inzicht te neemen, als de importantie van de zaake vereischt. Gelijk mede bij de Staaten Generaal, voor fo veel iu hen is, gedaan zal worden. „ Ook is de gemeite Staaten wel bekend, hoe grootelijx de gantfche Christenheid, en inzonderheid deeze Landen is geleegen, aan de converfatie van den Staat, van zijne Majedeit en. de der Kerke van Frankrijk, hier bijgevoegd de goede vriend. H % fcha?  116 FAY. (du) fchap en faveur van dezelve, en om deeze oorfaak fullen zij, die gaarne naar beur vermogen adfifteeren, om zijne zo Chris» teiijke als heldhaftige Refolutien te bevestigen ende te maintineeren. Maar alfo de vereenigde Nederlandfche Provintien, nu bijna ac Jaaren lang zin gehouden geweest in een geduü. rige fwaaren oorlog, en nog tegenwoordig gedreigt worden met een veel zwaarder matjt, en ook de deliberatie over den vredehandel zeer ontrust zijnde, en door groote oneenigheden en muitinatien gedreigd Wordende, zo bevinden zig ook de Staaten deefer Landen, feer verloopen, en belast in het ftuk van de Finantien en fchattingen, en wel bijzonder in de zes laatfte maanden; en ook bevonden, dat de tegenwoordig loopende lasten van den oorlog zeer zwaar 'zijn, dat het onmooglijk is fijne Majefteit de verzogte asfiftentie te doen, als zijne groote en gewigtige affaire vereisfchen. „ Niet te min acht neemende op fijne tegenwoordige Staat, en hoe veel de gemeene vijand der waare Christelijke Kerk uitrechte en vordcre in heure aanflagen , tegens hem; fo fullen de gemeite Staaten, met advijs van den Raad van Staaten, den hooggemelte Heer Koning adfifteeren, in conformatie van het inhouden van de acte en obligatie, daar van aan den voorn. Heer Ambasfadeur overgeleverd, met een vast vertrouwen , dat zijn Majefteit, fo door fijn eigene middelen, als met hulpe van de Koningin van Engeland en andere Christelijke Koningen, Princen, Ceurvorfteu, enz. binnen 5 a 6 maan." den fodanig Heirleger fal formeeren, dat met hulpe des Almagtigen, en der voorfz. middelen, de zaaken des Konings tot een gelukkige uitkomfte zullen gebragt werden. So verwagren, dan de gemelde Staaten, dat mine de voorfz. aéte, ende obligatie ook fal cesfeeren 't geene geproponeert ende geadvifeert is, bij den Heere Joan Immes en Doctor Gerard Voet,. die iu den voorleeden winter, door den Heer Paltzgraave den Hertog Johan Cafirnir, om gelijke asfiftentie herwaards gezonden zijn geweest, gelijk het ook in de daat cesfeert in regart van den tijd die verftreeken is. Verfoekende gemelde Staaten, dat zijne Majefteit hem verfekerd wil houden, van de goede affectie ende adfitkncie ten zijnen dienfte, en in regard van dien de affaireu •dee-  FATUM, FEENKEERENZIJL, enz: 117 deerer Landen, in zijne Koninklijke recommandatie te houdenr enz. enz." Refolutie van de Staaten Geneaaal, den 16 Junij, van het Jaar 1588. Fatum, eene Friefehe Staate, in de Grietenij Franekeradeel, 1 half uur van Tzum, ten Zuidoosten. reddes , (petrus) geboortig van Harlingen. Onbekend is het, of hij een Glas- of Tafreel-Schilder geweest zij; uit het bijwerk, rondsom zijn beeltenis in het koper gefneden, zou men het laatfte befluiteu, dewijl daar in palet en penceelen ge. vonden worden. Op den rand van de lijst ftaat petrus feddus. Picior. 1615, 't welk tevens den tijd aanwijst, waarin hij geleefd heeft. Ook heeft men van hem eenige gantsch niet onaartig gaëtfte prenten, gemerkt p. harlingjsnsis. Feenk eerenzijl, een tweede Sluis, tusfchen de Dorpen ter Kaple en ter Home, in de Friefehe Grietenij Utingeradeel. Feenwolde of veenwolde, een Dorp in Friesland, m de Grietenij Dantumadeel, onder het Kwartier van Ooster* goo, hebbende dien naam bekoomen , van de daar bij geleege ■ ne Veenen. Voortijds ftond, ten einde van dit Dorp, een oude Kerk, die geheel vervallen is, en onbruikbaar was geworden. Hierom heeft men, in het Jaar 1648, een quart uur van daar, eene nieuwe Kerk gefticht, voor een gecollecteerde fomme van 7120 guldens. Reeds lang te vooren was deeze Gemeente, met die van Akkerv/okh en Marmerwolde, gecombineerd geweest. Het getal der Huizen en Inwoonders van dit Dorp, intusfehen, merklijk zijnde toegenomen, is hun, door de Staaten van Friesland, den 6 Maart, in het Jaar 1755, een eigen Leeraar toegedaan, en hebben de ftemgeregtigde Ingezetenen, bij de de Kerk ,'een Paftoriehuis geftigt. Men vind 'er mede eeu GeH 3 meen'  it8 feerwerd, feldwerth, feith- meente der Doopsgezinden, die bediend word door r,vjee Eeeraaren, Het Dorp heeft 33 Hemmen. Bachiene, p. 1307, Feerwerd, een Dorp in de Groninger Ommelanden, ten Noorden van Farmfum. In dit Dorp word het Regt geoeffend, door de Huizen aduart en allersma. Fei.dwerth, weleer een oud Klooster der Benedictijnen, in Fivelingo, waarvan de O-erite, reeds in de XII eeuw,'den tijtel van Abt gehad heeft. Die van Wirum maaken 'er dikwils gewag van. De Heeren meijees hebben die plaats lang bezeten, met den naam van Fejdwert en Oldeklooster. Hef legt vierdehalf gemeene Duitfche mijlen van Groningen, naar bet Zuidoosten. , Halma. Feit» of feithiüs, (everard) gebooren inde XVI.eeuw, te hlburg, in Gelderland. Na dat hij zig, eenige Jaaren, in «de wijsbegeerte geoeffend had, gaf hij zig geheel en al aan de ïvfchaafde wetenfchappen over, en maakte 'er ongeuieeue vorderingen in. De Griekfche en Hebreeuwjche taaien was hij in den grond m^gtig: waarvan hem de Hoogleeraaren der Fran. fche Proteüanten te Bearn een heerlijk getuigfchrift gaven. In Gelderland wedergekeerd zijnde, vond hij daar alles in de* uiierfte elende, wegens den Spaanfchen Oorlog, onder bevel van spinola ; waarom hij geraaden vond, zijn Vaderland wederom te verlaaten. Hij begaf zig dan naar Frankrijk, en maakte aldaar voornamelijk zijn weik van het onderwijzen in de Griekfche taal; behaalende daar mede, zo wel als door zijse verdere kundigheden, de achting van de beroemdfle mannen van ïijnep tijd, en bijzonder van casaubow.us, do pin en ■rHUANUs, Op zekeren tijd, alleen van een kuegt verzeld, van Jimelle gewandeld zijnde, nam hij, op deszelfs verzoek, zijn ver-  FEITH, FE1JTSMA, FEIJTSMA, (van JELGER) enz.119 verblijf in het Huis van een burger; doch is, na dien tijd, nimmer wederom ten voorfchijn gekoomen; zelfs heeft men nooit iets van hem konnen ontdekken, niettegen(taande alle onderzoek, door de Overigheid daar toe aangewend. Het verlies van deezen Letterheld, in den bloei zijns levens, werd door de Geleerden zeer betreurd, alzo hij, waarfchijnlijk, een man van den eerften rang in de geleerde waereld zou geworden zijn. Bewijzen daar van zijn zijne werken. In het Jaar 1677. is van hem, te Leiden, in het licht gekomen, een werkje in izvo, groot 350 bladzijden, onder den naam van Antiq-uita. turn Homericarum Libri quatuor, vol van uitgezogte geleerdheid. De Uitgeever daar van was zijn naneef, hendrik brijman , Reftor der Latijn fche Schoole te Zwolle. Te Amflerdam, in 't Jaar 172Ó, is dit boekje herdrukt. Nog heeft hij gefchreeveu een werk, de Athenienfum Republic-a, en éindelijk nog Commentarii de Antiquitatibus Atticis. Bruman, Epift. Fetjtsma , eene State in de Grietenij Ferwerderadeel, in de nabuurfchap van het Dorp Hallum. Een ander Staate van dien naam is geleegen in de Grietenij Kollummerland, nabij Kollum; en eene derde, denzelfden naam dragende, in de Grietenij Rasierderhem. Feijtsma, (jecger van) was een van diegeenen, welke, door de Staaten van den Lande, in het Jaar 1585. werd afgezonden, aan de Koninginne van Engeland, om haarer Majefteit de Souverainiteit deezer Landen aantebieden. Zie bor, 20 Boek, foi. 63. Felisius, (matthias) in het Nederduitsch, cats genaamd, te Brouwershaven, uit een aanzienlijk Geilacht gebooren , was eerst Mftnuik, en vervolgens Provinciaal van de Orde der Franciskaanen in Nederland. Onder anderen heeft hij H 4 ge-  ito MATTHIAS, fFELISIUS ) FELUA. gefchreeven, eene geleerde verhandeling over de 10 gebood™ m*'..C«tofc* 'luciiatia Decalogi, in 8vo, te Anter\ f». m het Jaar ,573, bij plantyn, en ook e p ™ het Jaar <576 en 1&4. Deeze cats i,, waarfchijniijl, de oom geweest van den vermaarden Ridder cats, die in ziia tweeëntagtig Jaarig leven, van zijne vaders fpreekende ' geenen anderen dan deezen fchijnt bedoeld te hebben. Wanneer hij Mijn vader zat ge/laag,,, mn broeder was geleerd, en heeft ook veel gefchreeven, Zijn boeken zijn bekend, als die nog heden leven, Plantyn uw Drukkerij die heeft 'er kennis van. Deeze matthias felisius, of cats, is den 24 Februarii fe het >57Ö, te Leuven, geftorven. And. val. p. 659, Felua; een oude Landftreek der Avchen, die men naderhand vmd verdeeld geweest te zijn in drie kieindere, namelijk; Ilmtingoia Flehita, en Felua. De eerfte fchijnt haaren naam ontieena te hebben van de Auchen; de tweede van het Flie. neer; en de derde van die beiden. Dit Felua legt geheel beflooten tusfchen den Rhijn, de Drufiaanfche Graft in het Fwneer Flevo Lacus), wanneer men een linie trekt tot aan den oorfpwng vr.n het Riviertje de Node, of de Grebbe. Van buiten is het rondom bezet rnet vette kleiakkeren: van binnen h£t tneest dorre ^'gronden, of waterachtige moeren Weleer was het zeer boschrijk. Graaf rhtger heeft de Hof! tfede Lona, met de gehugten tot dat Geregt behoorende in m het Jaar 838, opgedraagen aan alfricus, of alfridds, Bisfchop van Utrecht, Nog meer andere goederen, binnen dé paaien deezer Landftreek, heeft Keizer hendrik d£ m ■ het Jaw 104Ö, aan resoaldus gefchonken; Keizer hendrik SS IV wederom andere, in den Jaare 1077. Doch uit de kroning van Keizer hendrik den VI, in het Jaar 1,06, of ?l?ver ups, blijkt, dat de Hertogen va» Lotharingen, of 8>m  FELUA, FELVIDA, FENE; laf Braband, het regt van Souverainiteit gehad hebben over da geheele Landftreeke ; welk regt zij wederom overgedragen hebben op de Gelderfchen. Vervolgens zijn de Oorlogen, tusfchen andere en de Bisfchoppen bijgeleid, op deeze voor» waarde, dat de Bisfchop .het Leen des Graaffchaps Felua zou ontvangen van den Keizer, en de Hertog van Braband van den Bisfchop. Dit regt heeft de Brabander wederom overgedraagen aan de Vorften van Gelderland, waar mede het nog heden ten dage vereenigd is, zonder eenige verbintenis van Leenregt, Alting, Not, Germ. Inf. Tom. II. fol. 53» Felvida, boven Arnhem, word, in den giftbrief van Keizer lothaiuus den II, van het Jaar 1134, geteld onder andere giften, welke de Graaf van Zutphen aan het Klooster van Elten gefchonken heeft. Hedendaags werd het Velp ge« naamd» liggende een halve Duitfche mijl van Arnhem, Ibidem, Fesk. Dit fchijnt geweest te zijn eene Parochie,'of ten jninften een Kapel, in de Veenlanden van Fivelingo, waar omtrent de gravers woonden, die de brandftoffe leverden aan de Kloosters. Maar na dat deeze geheel uitgegraayen waren, was het natuurlijk gevolg, dat zij eene eenzaame verlaatene plaats geworden is; en bij gevolg ook het Kerkje zelf, welke de Abten aan de voorzorge van een Diaken weleer haddeu opgedraagen. Emo verhaalt, dat de Diaken van fene, met name falkward, in het Jaar 1227, dood geflaagen werd, en dat, om deeze en andere moorden van Priesteren, die van Fivelingo ih den ban zijn gedaan. De verlaatene plaats behoud nog hedendaags den naam van Gaarveen, hoe, wel dezelve, al voor lang, van veenftoffe geheel ontbloot is geweest, Zij legt ten Noorden van Sapmeer. Ibidtm, Hl F«-  FERDINAND de I. FtRuiMAND de I, van dien naam onder de Roomfche Keiiers, was de zoon van. filips den I, Koning van Spanje, en van johaixna, erfdogter ven ferdinand, toegenaamd de Catbelijie, broeder van Keizer karel den V; op den 10 Maart, ,dcs Jaars 1503, te Medina, of volgens anderen, te Alvala de üinares gebooren. Hij werd iu Spanje, door de beroemdfte mannen, in de Mathematifche en Staatkundige wetenfchappen onderwezen. Vervolgens begaf hij zig, nevens zijnen Hofmeester gabstel salamanca, naderhand Graaf van ortenburg, naar Duitschland, daar hem, in den Jaare 1521 , bij de Rijksverdeeling, door zijnen broeder Keizer karel den V, de Provintien van Duitschland werden ingeruimd. Hij trouwde met anna, dogter van udeslaus den II, Koning van Boheemen en Hungarijen^ welk huwelijk hem den weg baande tot den Troon van die beide Koninkrijken. Ferdinand werd, na den flag bij Mohats, waarin lodewyk, Koning van Hnngarijen en Boheeme, de broeder zijner Gemalinne, fneuvelde, zonder kinderen natelaaten, op den 24 Februarij, in het Jaar 1527, te Praag, met groote plegtigheid, als Koning van Boheeme gekroond. De Hungaaren hadden, voor een groot gedeelte, eenen jan, Graaf van Zips en Waiwode van Zevenbergen, in het oog. Ferdinand grondde zijnen eisch. op zeker verdrag, in den Jaare 1.401, tusfchen Keizer maximiliaan en ladislaus, Ko. rjing van Hungarijen geflooten, uit kragr van het welke, bij onflenteuis van manlijk oir, het Oostenrijkfche Huis zou'op. volgen : en voorts, op het regt zijner Gemalinne. Hij begaf zig terïiond naar Uungarijen, en deed zig aldaar, den 28 Oftober; in het Jaar 1527, kroonen. De Waiwode jan , Graaf van Zips, wiens magt niet zo groot als die van ferBiNAND'was, bragt zijne klagten aan den Paus, aan de Rijksvergadering en aan de Hoven van Frankrijk, Engeland en Tooien. Doch hij bediende zig van zulke harde en aanfloo. Lelijke woorden, dat 'er verbittering tegen hem oiitttond. Dus bij geene Christen Mogenheden eenige hulpe konnende vinden, nam hij zijne toevlugt tot den Turkfchen Keizer so. liman, aan wien hij beloofde, Jaarlijks een groote fommé te zullen.beiaalen, indien hij hem op den Troon hielp. So- li-  ferdinand de ï, 1 liman, die zig ter zijner hulpe gereed maakte, belegerde, I in het Jaar 1519, met een Leger van 300,000 man, de Stad I Wenen; doch de aantogt van her Leger der Christenen noodI zaakte hem, na het doen vau 20 vergeeffche ftormen, waar bij hij 60,000 man verlooren had, het beleg optebreeken. Dewijl , intusfchen, de Oorlog in Italië moest worden voortgezet, werd Graaf jan niet verder vervolgd; zo dat de onlusten i| in Hungarijen geftild werden. Jan, die als Koning in Ne! der-Hungarijen regeerde, floot met ferdinand een verdrag, • bij 't welk deeze tot erfgenaam van jan verklaard werd; die ook kort daarna overleed. Onder befcherming van soliman Helde zijne weduwe haaren zoon op den Troon. ! Doch soliman werd, door ferdinand, gedwongen, het beleg van Of en optebreeken; 't welk daarna met troepen bezet werd. Dé jonge Graaf van Zips werd, nevens zijne moeder, in ballingfchap gezonden, in het Jaar 1540. Het volgende Jaar viel het grootüe gedeelte/van Hungarijen in handen van ferdinand : die daarop een verdrag floot met de weduwe van I Graave jan- die daarbij genoodzaakt werd, hem Zevenbergen afteftaan. Doch alzo de Turken 'er zig meester van maakteu, vond terpinand zig genoodzaakt, zo goed hij kon, een einde van djen ongeiukkigen Oorlog te maai.en. Terwijl dit in Hungarijen voorviel, werd ferdinand , in het Jaar 1531, niettegenftaande het protest van den Keurvorst van Saxen, te Keulen tot Roomsch Koning verkooren, en te Aken gekroond: het oogmerk hiervan was, op dat hij, in afwezenheid van zijn broeder Keizer karel den V, de zaaken des Rijks met r.a; druk zou konnen bellieren. Drie Jaaren daarna erkende hem i de Keurvorst als Roomsch Koning; doch niet dan op zekere \ voorwaarden. Na dat ulrig , Hertog van IVirtenberg, herfteld • was, ferdinand was, in het Jaar 1547, tegenwoordig bij den flag, in welken de Keurvorst van Saxen gevangen werd genoomem . De Boheemers weigerden, uit hoofde van zeker oud'verbond, dat zij het Erfbroederfchap noemden, te vegten. Ferdinand, thans voorfpoedig in den Oorlog, ontzette de Boheemers, en wel voornamelijk de Stad Praag»' van aüe hunne voorregten. Doch ten opzigte der belijders van de Augiburgfche Confusfie} was hij eenigzins gematigder dan zijn broe-  «4 FERDINAND de f. broeder; ook bevorderde hij, zo veel in hem was, de Pasfaw fche Vrede; 't wélk veel toen bracht, dat hij, na den affland van kar.!.l den V, in 't Jaar 1550, zonder veel tegenftand voor zijn. opvolger erkend werd. De Paus, over die keuze niet voldaan, weigerde hem te kroonen; zedert dien tijd, heeft geen Keizer den tfeus daarom meer gevraagd. Ferdinand > ziende dat zijn broeder, met allen dwang, in het ftuk van den Godsdienst, niets vermogt had, wendde het over een anderen boeg, en zogt de verdoolde Schaopen, zo als hij de Hervormden noemde, door zagtigheid in een flal te brengen. Den vermaarden cassander deed hijV ten dien einde, een vereenigings;,efchrift opftellen ; dog zijn dood verhinderde hem, dit gefchrift te voltooien. Keizer ferdinand overleed den ij Julij, vau het Jaar. 1564. In het voorgaande Jaar, had hij zijnen zoon maximiliaan als Roomsch Koning doen kroonen , welke waardigheid aan zijns broeders zoone, filips den II; geweigerd was. 'Er word van deezen Keizer getuigd, dat hij was een zeer verftandig, zagtmoedig en regtvaardig Vorst, hebbende ten zinfpreuk; Liever met nadeel dan met onregt. Zijne Erflanden, a's men Hungarie en Boheemen uitzondert, genooten tamelijke ruste. De Nederlanden, met wier rampen hii zeer begaan was, fmaakten al het goede, dat hij in flaat was, daar aan toe te brengen. * Uit zjn huwelijk, met anna boven gemeld, en die, in 't Jaar 1547. van haar vijftiende kind, in het Kraambedde ftierf, verwekte hij vier zoonen en elf dogters: als maximiliaan, die hem in de Regeering volgde; ferdinand, Aartshertog van Ir.fpruk; jan, jong geftorven ; carel, Aartshertog van Oostenrijk, die dtezen Stam heeft voortgeplant; elizabet, Gemalin van siüümond, Koning van Polen; anna, die ten man had albekt den V, Hertog van Beijeren; maria, Gemalin van willem » Hertog van Cleeve; catharina, getrouwd , eerst met fr\ncois gonzaga, Hertog van Mantua, en daarna met haar zusters man, sigismond, zo even gemeld; sarbexa, gehuwd met alphonsus van este, tweeden Hertog van Ferara; johanna, getrouwd met francois de mediers , Groot Hertog van Teskane ; margreta , Geestelijke dogters; ursula, in de wieg geftorven; helïna, ongehuwd ge-  FDRD1NAND, Infant van Spanje. 'iag' geftorven. De overige Keizers, die deezen naam gevoerd heb. ben, als ferdinand de II, de III, de IV, de V en deVI, als minder betrekking tot de Nederlanden hebbende, gaan vrij met ftilzwijgen voorbij. Zie sleidanus; thuanus, enz. Ferdinand, Infant van Spanje, Aartsbisfchop vanlWfl, Kardinaal, en broeder van filips den IV. Koning van Spanje, gebooren in bet Jaar 1609, werd, na den dood van de lnfaate isabella clara, Gouverneur Generaal over de Spaanfche Nederlanden, in het Jaar 1633. Ongaarne nam fkrdihand deezen last op zig; liever hadde hij, in zijn Bisdom Toledo, m rust gebleeven, en van zijne Jaarlijkfche inkomften, bedraagende meer dan 200,00a kroonen, of, gelijk andere zeggen, zo veele ducaien, een ftil leeven geleid; doch fjups begeerde het anders. Hij kwam. in het Jaar 1634, »n de Nederlanden, en werd, als zijnde de broeder des Konings, in Braband zeer heerlijk ontfangen. Zijn eerfte werk was, niet alleen het affchaffen van de oude en voornaa.nfte Hofbedienden van isabella, maar ook van veele Nederlandfche Heeren, die eten Seestea tijd huns levens, in 'sKonings of in 'sLands dienst, verfteeten hadden ; fteliende , in derzelver piaatfe Spanjaarden. Dit baarde wel veel misnoegen , maar , nierüant durfde 'er zig tegen verzetten. Dit deed hij voornamelijk in de Provintien Arttii en Henegouwen. Daarenboven gaf hij openbaare bevelen uit, dat ieder, in zijne klederen, de Spaanfche mode volgen, geen lang hair dragen, hoofd en baard kort fcheeren zoude , enz Het ontbrak aan geene openbaare fchimpfchrifteu, waarin, op eene niet onaarti'ge wijze, met deezen Prins Kardinaal, en zijnen Spaanfchen hoogmoed gefpot werd; voorfpeilende zelf zijne dienaars niet veeT goeds. Veele Heeren, in de Spaanfche Nederlanden, werden befchuldigd, dat zij met den Graaf van den berg, geweezen Generaai, en afvalligen Nederlander, heimelijk verftandhielden, en dus van verraad zwanger gingen; wordende zelfs eenigen iii h^gtenis gtbiagt. 't Zij dat de befchuldigingen, hen ten laste £9legd, gegrond of valsch waren, dit is onbetwistbaar, dat de ttot-  I2 fche Krijgsmagt der Franfchen, bijna zonder flag of ftoot, vernield, en het geheele Koninkrijk onder de gehoorzaamheid van den Keizer gebragt werd. Keizer karel de V, om deeze en meer andere bewijzen, zo van zijn uitmuntend verftaud als dapperheid, was zo zeer met hem ingenomen, dat hij, na het fluiten van den vrede met Paus clemens dem VII, in liet Jaar 1530, hem boven alle andere verkoos om Florence, ten voordeele van het Huis de Mcdicis, inteneemen. Hij nam die onderneeming op zig, bragt Perugia , Cortona , Avreo, en andere plaatfen, die tem weerftaan wilden, ten onder, en floeg het beleg voor Florence. Geduurende een beleg van negen maanden, bragt hij de iuwoonders zodanig in 't naauw, dat hun geen hoop meer overig was, dan den bijftand van ferruci, een dapper en gelukkig Krijgsman. Filibert had zo dra zijnen aantogt niet vernomen, of hij trok hem te gemoete, tastte hem aan, bij Cavignano, en dreef zijne benden op de vlugt; doch te ijverig zijnde in 't vervolgen van dezelven, werd hij, door twee fchoten, gewond, waar aan hij overleed. Een zijner Officieren, maramaldq genaamd , was zo driftig, om wraak over zijne wonden en dood te neemen, dat hij ferruci, na dat deeze zig gevangen gegeeven had, met eigen hand doorHak. Na den dood van deeze beide helden, moest Florence zig aan zijne benden overgeeven. Filibert, Prins var. Oranje, zonder kinderen natelaaten geftorven zijnde, volgde hem in het Prinsdom, RENé van Nassau, zoon van zijne zuster clauuia , gewonnen bij hendrik van nassau, die het Prinsdom,,'bij testament, naliet aan willem, Graave van nassau. Zie orlres, Geflachfboom. J. de la pise , Tableau de PHiftoire des Princet d'Orange 5 fol. 152, 190. Filippa, was een dogter van adolf van egmond, Hertog van Gelder. Zij en haar broeder bevonden zig, in het Jaar 1473, te Nijmeegen , welke Stad toen door Hertog karel belegerd en ingenomen werd. Hertog ka.r.el zond filippa 1 5 en  Sgfi FILLIPPEVILLE, FILIPPINE." en haaren broeder fiaar Gend, om aldaar opgevoed te worden. In bet Jaar 1485 was zij gehuwd met rtewé, Hertog van Lotharingen. Zij liet na eenen zoon, antonie, die zijnen vader opvolgde. Zie sligtenhorst, Gelder fche Gefchiedenis, II. Deel, bl. 443. Fillippeville, een Nederlandfche Stad, in de Provintie Henegouwen, aangelegt in het Jaar 1555, door de Koningin van Hongarijen, en dusgenaamd naar filips den II. Deeze Stad is niet alleen fterk uit de natuur, maar werd nog, om dezelve tegen de Franfchen te verzekeren, merkelijk verfterkt. Bij de PijreneefcheVïede werd dezelve, in het Jaar 1666, aan Frankrijk afgedaan. Filippine , is de naam van een vesting , die uit een regelmaatig vierkant beftaat, in Hollandsch Vlaanderen gelegen, tusfchen Axel en Biervliet, een halve mijl van Gend. Deeze Schans, of liever vesting, heeft mede haaren naam naar FrLirs den I!, die dezelve heeft doen bouwen. Zij heeft twee Poorten, één aan de Land en één aan de waterzijde. De wal heeft bijna een half uur gaans in den omtrek, en is verfterkt met twee heele en twee halve Bolwerken, door twee Ra. velijnen gedekt, en van een goede graft en kontrefcharp voorzien. Aan den waterkant en binnen den wal, legt het Kafteel, zijnde een Fort van vier Bolwerken, en van een goede graft omringd. De Kommandeur der vesting heeft daarin zijne wooning Aan den waterkant ftaat een Redout, die het Haventje dekt. Door deeze en twee andere Sluizen geflooten te houden, kan een goede dreek lands onder zoet en zout water Worden gezet. Deeze vesting dekt de vaart naar 't Sas van Gend, en heeft het voordeel van uiet ingellooten te konnen worden. . Graaf willem van nassau bemagtigde deeze vesting, na een aanval van drie daagen, op den 11 September, van het Jaar 1633. De Spaanfchen zogten wel, kort daarna, dezelve weder te overwinnen; doch hun aanflag werd, door Graaf WIL-  FILIPPINE i FILTPPUS I)e t, van Frankrijk. *$) will. m ; verhinderd. Hij deed een goed aantal ledige 1'chuiten van Biervliet koomen, waarop hij zestig tromflagers plaatftc, die des nachts, terwijl de Spanjaards naderden, verfchillende marsfen floegen. Dit gerugt verbaasde den vijand dermate, dat hij de vesting verliet, en hals o;er hoofd de vlugt nam Na het vertrek 'der Spaanfchen, deed Graat' willem de vestingwerken verfte'ken. In het Jaar 1635, kwamen zij weder, doch werden ook toen, met verlies van 1000 man, tenig gedreeven. Zints dien tijd, tot in het Jaar 1747, bleeven de Staaten in het gerust bezit 'er van. Maar in dat ongelukkig Jaar, moest filippine ; na een beleg van zes dagen, voor de magt der Franfchen bukken. De vesting zelve is klein in haaren omtrek : mem telt 'er niet meer dan drie ftraaten , omtrent 70 Huizen en tagtig mansperlbonen, behalven de Bezetting, die in Cazernen gehuisvest word: deeze ftnat onder bevel van den Kormnandeur, die een Major onder zig heeft. De Gereformeerden worden 'er door één Predikant bediend. De Roomschgezinden verrigteu hunnen Godsdienst te Asfenede, of te Boekhout. Het Raadhuis is van weinig aanzien; doch het Krijgsmagazijn is vrij groot, en ftaat onder opzigt van een Kommis van den Raad van Staate. Het burgerlijk beftier berust, bij een Baljuw, die door da Algemeene Staaten word aangefteld; één Burgemeester en vier Schepenen, welke Jaarlijks, door de afgevaardigden der zelfde Staaten, veranderd' of in hunnen post bevestigd worden. De Secretaris, die doorgaans ook het Ampt van Ontfanger bekleed, wotd ad vitani, door de Algemeene Staaten, aangefteld, Het Koliegie ter Admiraliteit van Zeeland (lelt aldaar een Ontfanger der inkomende en uitgaande regten. Filippus de I, van dien naam, onder de Koningen van Frankrijk, werd gebooren in 't Jrar 1053; hij was de zoon van hendrik ien I, die hem, den 9 Maij, in het Jaar 1059, door den Aartsbisfchop gervasius , te Rheims, als zijneu opvolger deed kroouen. Hendrik, het Jaar daaraanvolgende  Ï40 F1L1PPUS de r, van Frankrijk: gende overlijdende, liet hem onder de Voogd.je van boude' wyn den V, Graave van Vlaanderen. Deeze boudewyn die toen den tijtel van Marquis van Frankrijk voerde regeerde, geduurende den tijd van 6 Jaaren, het Rijk met zeer veel verftand , en wendde alles ,aan om den jongen Koning eene goede opvoeding te geeven. In het J..ar 1062, bragt hij de Gaskonjers tot gehoorzaamheid. Hij zogt, in h'et jaar 1066, onder de hand, den overtogt van willem, Hertog vaij Normandien, wel te verhinderen, maar was daar toe oumag. tig. Hij ftierf in het Jaar 1067. Filips aanvaardde daarop de Regeering. Kort daarna ontftond 'er een Oorlog tusfchen hem en de zoonen van zijnen Voogd, kobbeiit de vries den overweldiger van 'Friesland, en boudewtn den VI, Graaf van Vlaanderen, waarbij de laatstgenoemde het leven liet. Filips koos de zijde der kinderen van boudewyn. Maar na dat hij, te Monicasfel, door robbert geflageu was, het hij zig, door Keizer hendrik den IV, raaden, en floot een minlijk verdrag' met robbert. Dien zelfden Keizer, daarna, een Tegen-Paus verkoozen hebbende, onder den naam van clemens den III, weigerde FiLirs dien te erkennen, niettegenftaande hem gregorius de VII zeer hard gehandeld en zelfs met den ban gedreigd had. Naderhand meDgde hij zig in de verfchilien, tusfchen willem den veroveraar , aandeeene^ en den Hertog van bretagne en zijn eigen zoon robbürt, aan de andere zijde ontftaan; gevende hij aan de laatften eenige reizen een fchuilplaats ia' zijn Rijk. Dit en zijn fpotten met willem was oorzaak dat deeze eenen inval in Frankrijk deed. In het Jaar 1092, gaf filips aanleiding tot groote onltij. tsn. Zijne Gemalinne bertha , die eene Dogter was van floris den I, Graave van Holland, die hem reeds drie kinderen gebaard had, was hij moede geworden; en vervolgens, ouder voorwendzel, dat zij elkander te na iu den bloede beftonden haar veiftooten hebbende, zond hij naar Sicilien, daar zij» broeder rogier Hertog was, om deszelfs dogter emma ten huwelijk te verzoeken. Doch eer deeze in Frankrijk kwam, was bij op bertkada, Gemalin vaa den Grave van foul- <£u££  FILIPPUS de I, van Frankrijk. UI cues van ANtou, verliefd geworden; die ook ora hem haaren man verliet, "en zig met filips in den egt begaf. Omtrent deezen tijd kwam emma te Parijs, en moest dus gehoond terug kecren. De Graaf van anjou troostte zig het verlies zijner ontrouwe egtgenoote zo goed hem doenlijk was. Doch de meeste Bisfchoppen van het Rijk veroordeelden des Konings egtfcheiding met besthaj en Paus urbanus de II deed hem werklijk in den ban. Hoewel eertha kort daar na overleed, trok, echter, de Paus in perfoon naar Frankrijk, hield aldaar, in het Jaar 1095, eene Kerkvergadering, en dwong den Koning te belooven bfrtrada te zullen verlaaten, en, tot boete, geduurende eenigen tijd , de kroon niet te draagen. Doch naauwHjkswas de Paus terug gekeerd, of de Koning deed zig zeiven nevens zijne nieuwe Gemalin, door de Bisfchoppen, kroonen. Pascal de II deed hier op weder een Concilie in Frankrijk vergaderen, en den ban tegen filips uitfpreeken- De Koning, om zijnen onderdaanen eenig genoegen te geeven,'d«ed lodewyk, geteeld in zijn eerde huwelijk, kroonen. Bertrada die haare eigen kinderen, welke zij den Koning gebaard had' liever op den throon zag,, vatte zo een doodelijken haat op 'tegen lodewyk, den kleinzoon van Graave floris, dat Zij zelve hem vergif ingafi 't welk, echter, door toegediende geneesmiddelen, werd afgedreeven. Zo zeer was Filips op haar verzot, dat deeze euveldaad niet alleen bij hem verfchoond werd, maar hij zelfs eene bevrediging tusfchen haar en lod-vvyk bewerkte. De Paus, intusfchen, liet niet na z.jii best te doen om den Koning tot andere gedagten te brengen , en bewerkte eindelijk, dat in eene Kerkvergadering te Parijs, in het Jaar 1105, de Koning, in de gedaante van een boeteiihc onder eede beloofde, geen vleeschlijke getreenfehap meer met bertrada , noch eenige verkeering met haar te zullen houden dan in 't bijzijn van eerlijke luiden. De Koningin deeze zelfde belofte gedaan hebbende, werden zij beiden van den ban ontheven. Filips overleed te Melun, den 29 Julij van het Jaar 11085 hebbende uit zijn eerde huwelijk-, met de dogter van floris vm i, verwekt, ï-ooewyij, bijgenaamd dek pikken, die  142 FILIPS'm II, FILIPS pz IV', van Frankrijk hem opvolgde; hendrik en constantia-; en bij bertrada twee zoonen en euie dogter. ', P. daniel, llifioire de France, Tom. I. Filips de II, Knning van Frankrijk, bijgenaamd de veroveraar, werd 'gebooren den 2c Augustus van het Jaar 1-.65. Hij werd, nog bij het leven van zijnen vader, gekroond, in het Jaar 1179. FiLr?s van der elzas, Graaf van Vlaanderen, was zijn eerfte en voornaamfte Staatsdienaar, en tevens zo goed' als zijn voogd. Deeze gaf hem ten huwelijk zijne nicht eLizabeth , dogter ■ van boudewvn , Graave van Vlaanderen, onder voorwaarde dat het GraatTchap Artois, als haar huwelijksgoed, aan de kroon vervallen zou. Hij overleed den 14 Julij, in het Jaar'1223. Fiets de IV, bilgenaamd de schoone, werd gebooren te Fontaiv.chkau; in het Jaar 12S6 volgde hij zijnen vader filips den III, op den throon van Frankrijk. Reeds te vooren,- was hij, door zijn huwelijk met joh anna,, erfdogter van iiEnorik van navarre, als Koning van dat Rijk en Giaaf van Champagne erkend. Na dat hij de Regeering van Frankrijk en Navarre aanvaard had, floot hij den vrede met da Koningen van Arragon en Caftilie. Doch,, in het Jaar 12S9, geMl te hij in Oorlog met eduard den I, Koning van Engeland. De wederzijdfche onderdaanen hadden reeds veelvuK dige verfchillen gehad, en, ter zaake van den Koophandel, ter Zee vijandelijkheden tegen elkander gepleegd. Beide de Ko_ nihgéti wilden ieder in zijn Rijk deeze twisten beflist hebben. 'Filips dagvaardde eduard, als Leenman, in zijn Rijkte komen; doch deeze niet verfchijnende, kwam het tot een' ópenbaaren Obrlog. Eduard had; om dat te verhoeden, aan filips de vesting Guienne afgedaan, op eenige voorwaarden, die .door FiLirs niet werden nagekomen. Waarom ehuard een leger op de been bragt, welk Baijonnè en andere plaatfen innam. Ook haaide hij cuido opn II, Graaf ra» Vlaande. ren, en Keizer adolf van nassau in zijne-belangen over. Filips, wetende dat flobis ds V, Gracf van■ Holland, op edu-  FILIPS de GOEDE. 143? eduard onvergenoegd was, floot met hem een veri-oird tegea eduard, in het Jaar 1294. De onderhandeling werd, in den beginne, zeer geheim gehouden. Rober.t, Graaf van Artois, neef van Graave iloris, ontbood hem heimelijk te Bergen in Henegouwen. Fi.oris begaf zig derwaarts, ouder voorwendzei van zijnen neef te bezoeken. In het Jaar 1295 trok hij naar Frankrijk, om het ontworpen verdrag, (waar van wij den inhoud op het Ait. eloris de V zullen melden) tot ftand te brengen. Men had in Engeland geen kennis vair dit verbond, of eduard betoonde ziju uiterst ongenoegen daar over. Zelfs was dit een der redenen van den moord, gepleegd aan floris den V, in liet Jaar 1296. De Oorlog werd allerhevigst gevoerd in Vlaanderen. Ka dat filips den Keizer, door aanzienlijke fommeu gelds, van het verbond met Engeland had afgetrokken, werd hij meester van genoegzaam geheel Vlaanderen. In het jaar 1303, werd tusfchen filips en eduard de vrede herfteld, waar van-, echter, Vlaanderen werd uitgefloten. De Oorlog tusfchen Frankrijk en.,Vlaanderen duurde nog bij het overlijden van filips den IV, welk voorviel den 29 Novetn* ber van het Jaar 1304. Zie p. daniel , enz. Filips,'bijgenaamd de goede, Hertog Van Botirgondien, Graaf van Holland, Vreeland, enz. Op hét Art. jacoba van beijeren zal omftandig moeten verhaald worden, op wat wijze hij aan het Graaffchap van Holland geraakte: hier zeggen wij alleen, d*t hij, in het Jaar 1434, gehuldigd werd. Vooraf, en we! in het Jaar 1429, had hij het Graaffchap Na,men gekogt, en, in het Jaar 1430, was hij als Hertog van Braband gehuldigd. Jn dat zelfde Jaar, op den tl Januarij, Helde hij, te Brugge, ter gelegenheid van zijn huwelijk met isabella, dogter van jan /Koning van Portugal, de Rid. derorder van het Gulden Vlies in; kiezende daartoe vierentwintig van de voornaamfte zijner Vasfaaleu en enderdaanen, en verklarende zig zelveu als den vijfeutwintigfteu. Op welke wijze hij zijnen bastaard zoon, david van jsous-gqndiïiN, als  144 FILIPS de GOEDE. als Bisfchop van Utrecht, met geweld op dien zetel ftelde, is reeds op het Art. david van bourgonbien gemeld. Hij was een goetaardig, wijs en verftandig Vorst; prachtig in gewaad. Hofhouding en gastmaalen; ltrijdbaar en ftoutmoedig; ontzachlijk voor zijn vijanden. De Keizer, Koningen en andere Vorsten zogten, ieder om het ijverigst, zijne vriendfchap. Niettegenflaande hij agtenveertig Jaaren in geduurigen Oor« log was, was hij, echter, de rijkfte Vorst van zijnen tijd, Zonder zijne onderdaanen , door zwaare belastingen, te knevelen. Onder zijne gebreken telt men zijne ontembaare zucht voor de vrouwen; hebbende hij, bij verfcheidene Bijzitten, geteeld veertien onechte kinderen; als mede, dat hij, om de grenzen van zijn gebied, door een onmatige heerschzugt, uittebreiden, zig niet ontzag, de paaien van regt te buiten te gaan, zonder bloed of maagfehap te ontzien. Deeze Vorst, die, in veele opzigten, eer den bijnaam van geweldenaar dan van de goede verdiende, ftierf te Brugge, den 15 Junij, in het Jaar J46/, in den ouderdom vau 73 Jaar. Bij het leven zijns vaders, Hertog jan den on verzaag oen, trouwde hij, eerst met mi. CHAè'le, dogier van Koning karel den VII, van Frankrijk, die hem geene kinderen baarde. Zijne tweede vrouw was bonna, dogter van den Graave van artois , die mede zonder kinderen ftierf. Daarna trouwde hij, gelijk reeds gezegd is, isabülla. Zij overleed in 't Jaar 1471, hebbende haaren Gemaal gebaard, drie zoonen: antonie en joost, beide jong geftorven, en karel, Graaf van Charlois, die, na den dood zijns vaders, Hertog van Bourgondie en Graaf van Holland werd. Onder zijne bastaarden worden genaamd cornelis, Heer van....; antonie , Graaf van Stembergen; david , "Bisfchop; boudewyn, Heer van....; filips, Heer van Sommelsdiik, eerst Admiraal ter Zee, en daar na Bisfchop Yan Utrecht; anna, gehuwd met adriaan van borsselen ; ma«ia, die ten man had pieter. van beaufremont; maria, Nonne; de andere zes zijn onbekend. Zie van hem breder de oude Hollandfche en Vlaamjche Chronijken; als ook het Ars. jacoba van beijeren. ri'  FfLirS, Bisfchop van Utrecht. 145 Filips, bastaart zoon van fil.ps van bourgondien. Hij werd, door flinkfche dreeken, op den Utretchfchen zetel gekaatst, als opvolger van fredrik van baden, die, door bemiddeling van 1'rankrijk, werd overgehaald , om het Bisdom van Utrecht te verwisfelen voor dat van Metz. Na dat hij Utrecht had afgedaan, betwistten hem andere Vorden Men; zo dat hij niets behield, dan een goede fomme gelds. Filips, Heer van Sommelsdijk, ziju ampt als Admiraal ter Zee n'eergeleid hebbende, kwam, met groote pracht, te Utrecht, in het Jaar 1516. Zo dra hij den zetel, meer als Krijgsman dan als wezenlijke Bisfchop, beklommen had, het hij in Holland, volk werven, delda daar over als Veldheer willem roggeNDORF, en zond denzelven naar Friesland, om dat gewest tot aankleeving van het Huis van Bourgondien te brengen. Geduurende zijn bedier, ontdonden 'er zwaare twisten', tusfchen de Steden Kampen en Zwol, wegens den tol op het Zwarte water. De Staaten werden daarin wel ten goede; doch de kwaade raadslieden van den Bisfchop dookten het vuur van tweedragt, met oogmerk om hun beiden aftematten, en dan gemakkelijker te doen buigen, fchoon die aanblaazingen het Land van Overijsfel ten verderve ftrekten. De Steden werden zo zeer verbitterd, dat ntips het vuur, welk hij gedookt had, met al de Bourgondtfche magt niet kon blusfehen. Karel van gelder onder dit alles zijn voordeel beoogende, bragt Koeverden, Zwol, te meeste vestingen van Overijsfel, Twenth en Drenth onder zijne magt, en verdierf zelfs des Bisfchops landen. Zijne Bourgondiërs verlieten hem, en fchreeuwden om geld, 't welk hij niet had. Nu begaf hij zig naar Zeeland, dan naar Vlaanderen, en flbjff eindelijk van hauzeer, den 27 April van het Jaar 1524^ oud 59 J««en. 'Er wordt van hem getuio-d dat hij meer geneegen was tot het bijwoonen van Um'aalen , dan zig te bemoeien met de zaaken van zijn Bisdom-, hij vertrapte devoorregten 'er van, en verpandde de Kerkelijke goederen- Hij werd te Wijk hij Duurftedt be» graaven. XV. DSBt.  146* FILIPS de IV, Bisfchop van Utrecht. Zijne Regeerin^ en achting blijkt uit dit oud vers. Filips van Bourgondien vierde gehaalt na Baden, Deeze zijn tijdt meer overhragt in kostelijke banketten Dan in zijn wapenen, regeerden agt Jaaren tot 's Lands fchaden: Sint Martijns erfdeel aan vreemde Heeren hij verzetten De vrije Landen Met dienstbaarheid hij verpletten. In de Ooi lagen, was de fortuin zijn jliefmoeder , Hij overtradt d'oude Coflumen Privilegiën en wetten. Het Land verkleinde hij, daar hij gefield was ten hoeder, In '/ Jaar vijftien honderd twintig vier wierd hij begraven bij zijn broeder. In tegenflelling van dit, niet zeerroemriik vers, konnen wij niet voorbij, een ander te melden, op hem gemaakt, en te vinden in het Tweede Deel van 't Batavia Sacra; alsmede eenige verdere aanmerkingen op het leven van deezen Bisfchop. Het Graffchrift, uit het Latijn vertaald, luid dus: „ Ter gedagtenisfe van den zeer deftigen Kerkvoogd, en „ zeer genadigen Vorst fiufs van Bourgondie ( zoon van fi„ lips den Goeden, Hertog van Bourgondie) Bisfchop van j, Utrecht, hun Patroon, zaliger gedachtenisfe, is dit Graf„ fchrift opgefteld door johannes malbodius en oerrard ,, van Nimweegen." ,, Hier rust Philips in V Krijgsbeflier ervaaren, „ Maar die den krijg en onrust heeft gehaat. Zijn edele ziel rust nu bij de Engele fchaaren, „ Daar hem geen woen des krijgs te dugten ftaat, Als hij door list en fckandelijke ftreeken „ Noch in den krijg onnozel werd verwart, „ Wist zijn gedult des vijands magt te breeken, „ Die kern zo trots ten ftrijd had uitgetart. „ Hoe pragtig zijn de Sloten en Kafteelen ,, Op zijne beurs in V Bisdom opgehaalt! Flux kwam de dood zijn Perfonaadje fpeelen: „ Zijn lichaam fier ft, gijn faam hier eeuwig praalt.  FILIPS BE GOEDË, Bisfchop van Utrecht. 147 Dus ziet men wat de vleierij vërrflag. Doch laaten wij, om der waarheid hulde te doen, zijne levenfchets, zo als dezelve, ter boven aangehaalde plaatfe gevonden word, hier nederftelm Op bladzijde 531 word gezegd, dat hij tot het aanneemen van de Bisfchoppelijke waardigheid meer gedrongen is geweest, door het gezag van Keizer maximiliaan, en van Koning karel, dan door eigen eergierigheid; want (vervolgt de Schrijver), het inzigt van gemelde Vorften had ten oog. merk door het indringen van een Bisfchop, hunne Landen te verzekeren en te beveiligen. Hij had, gaat de Schrijver voort, Zig te vooren meer in de wapenen dan in de weteufchappen > geoeffmd, en, zo wel te water als te land, als Krijgsoverfte gediend. Intusfchen vindt men, in de aantekeningen, op bladz 5Si, gemeld, hoe heda getuigt, dat hij, al voor lang, het oog op de Bisfchoppelijke waardigheid gehad had; maar Zig gedroeg, al of bij 'er van afzag: geene nieuwigheid voor heerschzugrige mannen , om hun oogmerk te bereiken ! Verder zegt de - aantekenaar , op bladz. 553. Heda finaalt 'op de heerschzugt - van deezen Bisfchop; daar hij, noch.tmls van meest alle Schrijvers gepreezeu werd, en bijzonder van erasmos, in den 6 Brief vanher 29 Boek. ,» Ik zou u geluk wenfchen (zegt hij) o Bisfchop fhilippus, die " niet min roemwaardig zijt door de deugden en daaden van 11 uw leven, dan door den edeldomvau zo veele Vorften, uwe ft voorouders, dat gij zo hoog eene waardigheid hebt bekoo- ' men- t»n ware mij bekend was, hoe onwillig gij dezelve " hebt aangenomen, en hoe dat gij, als tegen uwen dank, " daar toe gedwongen zijt, door het gezag van dien voor" treffelijken Vorst karel." Op zijne vraage nu, op du breed -getuigenis van erasmüs, antwoord de Schrijver in dezer voe- gen , Men kan zeggen, dat heda tegen hem voonngenoo, men geweest is; maar men kan ook zeggen, dat gerrard ' van Nijmeegen al te zeer met hem vooringenoomen was. V Erasmus kan gefprooken hebben volgens de algemeene gerugten. Ook heeft filips, Bisfchop zijnde, niet getoont " juist de heiligfte te zijn, noch.zo afkeerig van zo een aan. „ zienlijke waardigheid."  148 FILIPS, Bisfchop van Utrecht. Op bladzijde 532 van dh werk word zijne moeder zeer. gepreezen, en zijne eerfte jeugd met de volgende woorden afgemaald. „ Zijne moeder was, margreta van der post, eene ,, vrouw, zo uitftekende in vromigheid des gemoeds, ais in „ ïichaamüjke fchoouheid , (haare vroomheid was, echter, door filips den goeden, wiens bijzit zij was, overwon», nen) onder wier oogen hij te Brusfel werd opgevoed, in „ deftige reden en goede wetenfchappen. Want karel , zijn „ broeder, kon daar geen agt op liaan. Tot aan zijn twaalf„ de Jaar, genoot hij. dns een goed onderwijs. Als kakel „ geftorven was, enMMARtA, karels dogter, gehuwd met „ max MiLiAAN, het beftier in handen had, werd hij onder de Hovelingen van maximiliaan aangenoomen, en gedroeg zig „ aan het Hof zo bevallig, dat hij van ieder bemind werd. „ Na den dood van maeja geraakte hij onder de Krijgsbenden „ van maximiliaan; en als die Vorst te Aken als Keizer ge„ kroond werd, werden hem, door filips, de wapenen ea „ Ridderorder omgehangen. Noch geen agttien Jaaren oud ,, zijnde , werd hij eerst te Grevelingen, en naderhand te „ Kortrijk als Stadsvoogd aangefteld, waarin hij zig wel ge„ kwteten heeft. Verder werd hij verheeven tot Ridder van „ 't Gulden Vlies, tot Admiraal van de Zee. Ook werd hij, „ als Afgezant van maximiliaan en karel, gezonden aan Paus julius den II, waarna hij isasella , de zuster van „ Keizer karel den V, als bruid van christilrnus, Koning van Denemarken, derwaards geleidde. Waarna hij, zoals ,, gezegt is, op den Utrechtfchen Zetel kwam." Verder volgt aldaar eeu loffelijk getuigenis van alle zijne daaden. Indien dit alles waarheid is, moet het eerstgemelde vers een louter fchotfchrift zijn: iets, 't. welk wij niet beflisfen. Daarop volgden eenige Haaltjes van zijne groote Krijgsbedrijven, of Iaat ik liever zeggen, van zijnen list en woede, in het oorlo* gen tegen de Gelderfchen, in het Jaar 1521; waar door de partij van deGelderfchen werd uitgemergeld, en genoodzaakt, de Buurgonjers te verlaaten. Wat aangaat zijne levenswijze, daar van zegt de Schrijver: „ Als het hem gebeurde dat hij „ buiten gewoel was, en in zijn verblijf rustig, verdeelde hij „ den  FILIPS, Bisfchop van Utrecht. 149 ', den dag aldus; hij begon met het verrigten van goddelijke zaaken en het lezen van ftigtelijke boeken. Dat gedaan zijnde, woonde hij de Raadsvergadering bij, hoorde brie„ ven leezen , klachten en procesfen, willende dat 'er geen „ brief, dan in zijn bijwezen, werd geopend noch geflooten» „ dan na dat hij dezelven ondertekend hal. Daarna ging hij „ aan zijn middagmaal. Over tafel werden verfcheide vragen, „ 't zij uit Poëten, Hidoriefehrijvers, of uit de H. Schrift, i, ter baan gebragt. Alle de Latijnfche Hiitorien waren hem „ voorgeleezen door meergemelden gf.rraro van Nijmeegen, „ die zijn Hof Capeliaan was. Naderaiddags bragt hij zijnen „ tijd door met wandelen in den Hof of in de Stad, en be„ zigtigde de winkels der Ambachtslieden. Onder het avond„ maai had het zelfde als bij het middagmaal plaats; en daar „ na onderhield hij zig met geleerde mannen. Van dusdanigen „ inborst , was hij ten hoogden vervreemd van gierigheid, „ beminnende zijne onderdaanen zeer tederlijk. Niemand heeft „ hij met fchattinge of nieuwe imposten bezwaard. Ten uiter„ den was hij afkeerig van de Oorlogsberoerten, en heeft zig „ zeer beklaagd over Kampen en Zwolle, en tot op zijn dood„ bedde betuigd, 'er geen oorzaak van geweest te zijn." De anders zeer geloofwaardige heda fpreekt gantsch anders van hem, en befchuidigt hem, dat hij het regt der Kerke zogt te overweldigen; weinig achting voor geleerden had; dat alle zijne gunden"veil waren, voor vleijers en woekeraars ter zijner baate; dat hij haastig van hoofd en wraakzugtig was, en liever wilde gevreesd dan bemind zijn; dat hij weinig werk maakte van den Godsdienst, en de Geestelijkheid niet achtte. Men hoore eens, wat zijn grootde vleijer, gerrard van Nijmeegen, in het gemelde Batavia Sacra, van hem verder zegt. „ Indien hij wat te veel gedronken had, onthield hij „ zig daar van den volgenden dag: hij verfoeide de dronkaarts, „ voornamelijk de zulke, die de gewoonte hadden, hun lijf vol bier te zuipen. „ Tot nog toe is alles wel: maar helaas, tegen de hoererij {zegt hij) was hij zo zeer niet ingenomen. Want hij was " zelfs, ó fchanden, al vrij geneegen tot de minvermaaken, „ en zeer verzot op jonge meisjes." Dan voegt die zeilde K 3 vlei'M  Ï53 FILIPS de I, Koning van Spanje. vfeijer 'er nog eenige dingen bij, die, indien men ze voor waarheid mag aanneeraen, duidelijk te kennen geeven, dat Filips een flegt gevoelen had van de kuisheid der maagden, Priesters en Kerklijke perfoonen: hoopende dat de wet van de gedwonge onthouding mogt worden afgefchaft. En , ech:er, "getuigt meergemelde Schrijver, dat filips goed Catholijk geftorven is, fchoon hij drie onechte zoonen, bij een zijner hoeren, naliet; johannes, filips en oliviee. Zie breeder het II Deel van Batavia Sacra. Fittps de I, zoon van Keizer maximiliaan en van maria van valois, die de dógter was van Hertog karel den stouten, werd gebooren te Brugge, den 20 Junij, van het Jaar 1478. Den ouderdom van vier Jaaren had hij naauwlijks bereikt, toen zijne moeder, door een val van het paard, uit het leven gerukt werd. Geduurende zijne minderjaarigheid, regeer, de zijn vader, als voogd, over zijne moederlijke Erflanden, Filips, den ouderdom van 16 Jaaren bereikt hebbende, aanvaardde de Regeering in eigen perfoon, onder de Tijtels van Aartshertog van Oostenrijk, Hertog vau Bourgondien, Graave van Habsburg, Holland, Vlaanderen, Zeeland, enz enz. waar bij naderhand nog kwam de tijtel van Koning van 4rrar gon; dien hij verkreeg, door zijn huwelijk met johanna, dogter van ferdinand, Koning vau Arragon, en isabella , Koninginne van Kaftilie en Leon, Dus verkreeg hij den uaam van filips den I, Koning van Spanje, dog heeft die hoog. heid niet lang bezeeten. Hij hield zijnen bruiloft, in het Jaar 1496, te Lier, in Braband. Vijf Jaaren'daarna ftierf de moeder van johanna , in Spanje; en met haaren dood, begreepen de Spanjaarden, dat ferdinand van Arragon geen deel meer had aan Kaftilie en Leon, maar dat deeze Koninkrijken moesten overgaan op johanna, oudfte dogter van isabella, en haaren Gemaal filips van Oostenrijk; ook zonden zij met 'er daad de Kroon van Spanje naar Brusfel, In het Jaar 1505 vertrokken filips en johanna, met een magtige Vloot, sénr Spanje, doch werden, door een geweldigen florm, genood-  FILIPS de I, Koning van Spanje. 151 noodzaakt, in een Ast Engel fche havens binnen te loopen. Ko. ning hendrik ontving hen , volgens hunnen rang, Vorstelijk; doch, om Staatkundige redenen, hield li ij hen langst op, dan'hun lief was. Zij vertoefden aldaar tot in de'Lente van het Jaar 1506 , en vervolgden toen hunne reize naar Spanje , waar van zij, tot groot ongenoegen van ferdii&nd, bezit namen. Te vergeefs had deeze aan zijnen fchoonzoon 500,000 dukaaten Jaarlijks geboden, indien hij in de Nederlanden wilde blijven. Doch, gelijk wij reeds te kennen gaven, filips was niet zeer lang meester van die nieuwe heerfchappij: want reeds een half Jaar na zijne overkomfte iu Spanje, overleed hij, op den 26 September, in het Jaar 1506, in het 28 Jaar zijns ouderdoms,'niet zonder vermoeden van vergeeven te zijn; althans word dit verzekerd door Spaanfche Schrijvers. Doch anderen fchrijven zijnen dood toe aan een te fchielijken dronk, na dat hij zig in de kaatsbaan buitengemeen verhit had. Zijne 'weduwe nam, na zijnen dood, het Rijksbeftier wel ter hand, maar niet zonder onrust en moeite onder de voornaamflen der Rijksgrooten. Johanna was, door minnenijd, tegen haaren man opgevat, haaref zinnen bijlter geworden Ferdinand kwam uit Napels terug, en bragt alles in order. Ook werd aan hem de heerfchappij over Ca/iilie, geduurende zijn leven, opgedraagen, fchoon maximiliaan die zulks voor zig zei ven begeerde. Filips was, onder de Koningen van Spanje , de eerfte van dien naam, onder "de Hertogen van Bourgondie de derde; onder de Graaven van Holland de tweede. Bij zijne Gemalin had hij verwekt karel, naderhand Keizer, gebooren inliet Jaar 1500; ferdinand, in het Jaar 1503; eleono.ia, in het Jaar 1498; johanna, in het Jaar 1504; en isabella, na zijn overlijden, in het Jaar 1506. Wij konnéu niet voorbij hier aantemerken, dat, door veele Schrijvers, een misflag begaan word, met te Hellen, dat door het huwelijk van deezen filips met johanna, de Nederlan. den aan Spanje gekooraen zijn ; daar, integendeel, door dat zelfde huwelijk Spanje aan de Nederlanden gekomen is, naardien filips eerder Graaf van Holland en Zeeland was, dan bij Koning van Spanje wjérd. Ook was het voor de NederK 4 Iaw  158 FILIPS de II, Koning van Spanje. landen, in dien tijd, wel roemrük. doch ook kostbaar, e« had naderhand de ongeiukkigile gevolgen, in 't bijzonder onder zijnen kleinzoon filips den II, Koning van Spanje, en den derden der Graaven van dien naam. Om filips den I raet luister naar< Spanje te doen trekken, werd het Land zwaar belast. Hij verpandde zijne heerlijke goederen en domeinen; het geld, daar voor ontvangen , werd ingepakt en naar Spanje gezonden. Juweelen; gouden en züveren vaatwerk; de gou. den tafel; gouden en zilveren beelden ; de groote en vermaarde kroon van diamanten; het goud van Vlaanderen; de kostbaare tapijten, en al wat heerlijk was, werd ten Lande uitgevoerd naar Spanje. De waarde der juweelen alleen werd gefchat op negen millioenen. Le klerk, Toneel der Kei ze ren ; pontanus, van meteren, enz. enz. Filips de II, van dien naam onder de Koningen van Spanje, en de III, als Graaf van Holland en Zeeland, werd gebooren te Valladolld, in Spanje, den 21 Maij, in het Jaar 157.7, uit het huwelijk van Keizer karel den V met isabella, dogter van lmanusl, Koning van Portugal. Door den vrij willigen aflland zijns vaders, werd hij, geduurende deszelfs leeven, een der magtigfte Vorsten van Europa; magtiger zelfs, zeggen de Spanjaarden, dan alle de Vorsten van zijnen tijd te zamen. Zijne tijteïs duiden zijne Bezittingen en en Rijken aan; fchrijvende hij, onder de openbaare Aften en Placaaten aig in deezer voegen: Don Philippo, bij der gratie Gods Koning van Cajlitien, van Leon , van Arragon , van beide de Sicilien, Napels, Jerufalem, Portugal, Navarre, Granada, Folivo, Velen chi en en Ga Heien; van Maj orka, Sardinië, Corfica, Murcla, enz. van Algrable, Gibralter, de Canarifche Eilanden, de Oost- en IVestindien, de Vaste Landen, de PFestcr Zee' en Oceaan; Aartshertog van Oostenrijk Hertog van Bourgondie, Lotharingen, Braband, Limburg, "Luxemburg, Gelder, Milaan; Graaf van Habsburg, Vlaanderen, Artois , Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen, Zutphen; Prins van Swaben ; Markgraaf ak? H. Roomfche Rijks;  FILIPS de U, Koning van Spanje. 153 Rijks- Heer van Friesland, Salms, Mechelen. van de Stad en Landen van Utrecht, Overijsfel en Groningen; Ridder van V Gulden Vlies; Dominateur in Afta en Afrtea. De toevloed der fchatten uit de Nieuwe IVaereld had hem m ftaat konnen ftellen, zig te doen ei kennen, als den Oprichter der Vijfde Monarchie. Doch zijn flegt gedrag, bijzonder ten opzigte van het toen ter tijd genoegzaam weerloos deel dier aarde, de XVII Nederlandfche Provintien, deed hem alle die rijkdommen niet alleen verfpillen, maar daarenboven met fchulden overlaaden ten grave daalen, zo als uit het vervolg zijner levenfchets blijken zal. . Men kan het niet als eenen misdag in hem, maar wel in zijnen vader aanmerken, dat hij in Spanje opgevoed werd, door bijgeloovige Geestelijken, die door Keizer karel daar toe waren uitgekoozen, en in hem gevormd hebben denkbeelden van bijgelovigheid en wantrouwen, welke naderhand z.jn gantfche Karakter misvormden, en bij alle zijne onderdaanen gehaat maakten. Karel bedierf dus 't geen hij zogt te verbeeteren Meer genegenheid hebbende voor de Nederlanders dan voor de Spanjaarden, was hij bij de laatften niet zeer bemind; om hunne liefde te winnen , deed hij filips tot een volmaakten Spanjaard vormen. I Al van zijne eerfte jeugd af aan, toonde filips volmaakt vatbaar te zijn voor de opvoeding, welke hij genoot; hij was fchrander, voorzigtig, onvoorbeeldelijk gehegt aan een b.jgeloovigen en dweepachtigen Godsdienst; vatbaar voor een (omber en peinzend geftel, kweekte hij wantrouwen en arglistigheid, nevens de zaaden van tierannij in zijnen boezem, die tot rijpheid gekomen, hem eer tot een monfter dan tot een mensen maak- t£ Den ouderdom van zestien Jaaren bereikt hebbende trouwde hij, in het Jaar met «aria, Prinfesfe van Portugal die, twee Jaaren daar na, den ongelukkigen don carlos ter waereld bragt; welke geboorte haar het leven koste. Frlips bleef in Spanje, alwaar hem het bellier was toevertrouwd, tot in het Jaar iS48, wanneer hij, door zijnen vader, in de Nederlanden ontboden werd. Niets evenaarde de pracht, K 5 waar  154 FILIPS de II, Koning van Spanje. waar mede hij alom ontvangen werd. De Steden putten elkander uit, om de eene der andere in luister te boven te gaan. Het volk zelf toonde de grootfte drift, om hem eene ongeveinsde genegenheid te betoonen. Maar hoe gedroeg zig filips? Hij was buiten ftaat, om onder al dat gejuich zijnen geftrengen en achterhoudenden aart te verbergen. Nie:s van dat minzaame, niets van dat volkbehaagend hart, welk Keizer kabel altoos deed uitblinken, was bij hem te vinden; de jonge Vorst vertoonde een ftuggen en norsfchen Grijsaard. Hij kende de taal noch de zeden der Vlamingen, Brabanders, of Nederlanders , en voerde met niemand eenig gefprek, dan met de Spaanfche Edelen. Dit gedrag, 't welk niet alleen onvriendelijk, maar zelfs tegen der Vorsten Staatkunde ftrijdig was, deed de Vlamingen , van dien tijd af aan , ijverzugtig worden tegen de Spanjaarden. Een openlijk bewijs hier van gaven ze, door karel te weigeren, aan filips, als hunnen toekomenden Heere, den eed te doen, ten ware hij vooraf zig bij eede verbond, aan geene vreemdelingen, hoe genaamd, eenig deel in de Regeeringe in de Provintien te zullen geeven. En nog gefchiedde het alleen uit achting voor den vader, dat zij den zoon als zijnen opvolger erkenden. Na dat deeze erken, ten is, in Vlaanderen, Braband, Holland en Zeeland, in alle Steden, gefchied was, begaf de Keizer, verzeld van filips, zig naar Duitschland, met oogmerk om filips a?s Roomsch Koning te doen aanneemen. Maar zijne troifenö aart en ftugheid was oorzaak, dat dit den Keizer mislukte. Hierom keerde hij terug naar Spanje, alwaar hij bleef tot op zijn huwelijk met de Koningin van Engeland, dat voltrokken werd in bet Jaar 1554. Niet dan op voorwaarden, die hem zeer bepaaldelijk waren voorgefchreeven, hadden de grooten des Rijks daar in geftemd. Naauwkeurig was aldaar gezorgd dat hij, fchoon den tijtel van Koning voerende, geen. ha» minfte deel aan de Regeering zou hebben; en dat de oppermag: zou blijven in handen van Koningin maria , dogter van hendrik den VIII; dat geene vreemden in eenige "be. dieningen toegelaateu, noch de minfte veranderingen in de wet-  FILIPS de II, Koning van Spanje. 155 wetten of gewoonten van het Rijk zouden gemaakt worden: en wat verder, ter bewaariug van 'svolits regten en vrijheden dienende was. Naauwlijks was filips in Engeland gekomen, of hij zogt, door de pracht en luister van zijn gevolg, de oogen dier Natie te verblinden; doch al wat hij bouwde, orn zig geagt te maaken, friet hij om ver met zijnen Spaanjchen hoogmoed, die bij de trotfche Engellchen nog ondraaglijker was dan bij de eenvoudige Nederlanders. Daarenboven bezat hij zig zei ven niet genoeg, om zijn ongenoegen over het gemaakte huwelijkscontraft te verbergen. Maria, om hem te behaagen, verzogt wel aan het Parlement, hem tot waarfchijnlijken erfgenaam van den Throon te verklaaren, en het Rijksbewind aan hem op te draagen; doch alles te ver. geefsch. Geene giften of gaven; geene listen, die gebruikt werden, met de vervolging tegen de Protelïanten te ftaaken, konden haare oogmerken doen gelukken. Het eenige, waar in bewilligd werd, beftond hier in, dat ingevalle de Koningin overleed, en erfgenaamen naliet, filips, geduurende derzelver minderjaarigheid , ten tijtel en waardigheid van protector zou bekleeden. Hier mede vergenoegden zig filips en maeta, geduurende haare vermeende zwangerfchap. Doch toen men ondekte, dat zij de waterzugt had, en zij vervolgens, door gemelijkheid van aart, onverdraaglijk werd in de verkecring, na dat men haar gezegd had, dat zij nooit kinderen zou kunnen baaren, verliet filips haar en het het Rijk van Engeland, en begaf zig naar de Nederlanden. Omtrent di^n tijd was Keizer karel bedagt, om zijn genomen befluit, tot afïtand van zijne Staaten, te doen ten uitvoer te brengen. Reeds bij het aangaan van zijns zoons huwelijk met map.ia , had hij hem afgeftaan het Koningrijk Napels en het Hertogdom Milaan: waar voor, echter, f:lips zig alles, behalven dankbaar, jegens zijnen vader betoonde. Niet onduistcr gaf hij te kennen, dat karel alles moest afflaan, of tegen zijnen heerschzugiigen zoon de wapenen opvatten; waar toe hem zo wel de kracht en fterkte van lichaam als van geest ontbrak. Dus beiloot dan karel» wat men ook daar tegen gisfc voornamelijk om deeze redenen, in de maand Oftober des  155 FILIPS de II, Koning van Spanje. des Jaars 1555, afftand te doen van de opperheerfchappij over zijne geliefde Nederlanden , en in de maand Januarij van het volgende Jaar van Spanje. Eenige maanden daar na zond hij de Keizerlijke kroon, door willem, Graaf van Nas/au en Pwns van Oranje, aan zijnen broeder. Groot was de plegtigbeid, die daar bij plaats had. Zonder daar van thans te gewaagen, zal ik mij vernoegen, met hier alleen ter neder te Hellen, de woorden, welke de Keizer, bij die gelegenheid, tot zijnen zoon fprak; terwijl de gantfche plegtigbeid, zo ais ik in het II Deel. op het Art. afstand, gezegd heb, zal befchreeven worden, op het Art. overdragt der Ne. derlanden. De Vorst dan zijne rede tot de Staaten geëindigd hebbende, wendde zig tot filips, er. zeide: „ In„ dien het bezit dezer Landen door mi;nendood tot u'geko„ men ware, zou ik om het agterlaaien van zulk een aanzien•„ lijk, en door mij zo zeer vermeerderd erfgoed, iets bij ü „ verdiend hebben. Doch nu ik deeze erfenis, niet uit nood„ zaaklijkheid, maar uit vrije keuze nalaate; nu ik vroeg „ verkies te fterven, op dat gij zo veel te vroeger aan het „ bezit zond komen, vorder ik met regt, dat gij, al wat gij „ mij hierom meer fcimldig zijt, met zo veel meer zorg en „ liefde jegens de Ingezeerenen deezer Landen betaalt. An« „ dere Vorsten verheugen zig, om dat zij hunne zoonen het „ leeven gegeeven hebben, en het gebied zullen geeven. Is „ heb deeze vreugde beiderlei, ais tegenwoordig willen genie„ ten, en u zo wel door mij zien regeeren , als leven. "\Vei„ nigen zullen dir mijn voorbeeld navolgen: gelijk ik zelfs „ hierin van de oudfle tijden naauwlijks een voorbeeld voor , mij gevonden heb. Doch men zal im,n befluit eerst prijzen, „ als men zal zien, dat gij het u zelve waardig maakt. En „ dit zult gij doen, als gij de wijsheid die gij tot hier toe be„ mind hebt; als gij de vreeze Gods, en den Caiholijken „ Godsdienst, allen de regte zuilen der Regeering, flandvastig „ blijft aankleaven. Een ding heb ik hier maar bij te voegen ; „ den Almagtigen namentlijk te bidden, dat hij u een zoon „ geeve, wien gij het gebied afftaan kunt, maarniet behoeft „ afteftaan." Deeze laatfte woorden, die niet onduifter te kennen geeven, dat het, zo als wij hier boven zeiden, de heersen-  FILIPS de II, Koning van Spanje. 15J heerscteugt van den zoon en de onvnagt van den vader waren , die karel tot deezen gewigtigen Hap noodzaakten, waren, in dien zin, een vinnige trek tegen Filips ; die dezelve gevoelen* de ligteïijk oorzaak konnen geweest zijn, dat zij hem en de omftanders de traaneu uit de oogen perften. De laatften voorzeker, zo min als alle andere Vorften, uit aanmerkinge van zijne geduchte magt, konden zig niet veel goeds voorfpellen. Engeland zugtte thans onder de Regeering van eene zwakke en dweepachtige Koningin. Duitschland ftond geregeerd te worden door zijnen oom ferdinand; dus had hij van het Keizerrijk niets te dugten. Zweeden en Denemarken werden geregeerd, dOOr chr1stiaan den III en gustavus erichson; Vorsten, die werks genoeg vonden, om de rust in hunne eieren Rijken te vestigen. Paus paulus de III hing meer van filips dan vau eenigen anderen Vorst af. De Hertog van Toskannen had groote verpligting aan hem. De Hertogen van Panna en Savoijen moesten al hun geluk van filips verwagten. De Venetiaanen hadden zijne befcherming tegen de Turken nodig. Zie daar de redenen, waarom wij boven zeiden, dat filips magtiger was dan een der Europeaanfche Vorsten buiten hem. Frankrijk was het alleen, met wien hij te ftrijden had, en welk Rijk hij, in het Jaar 1559, tot vrede noodzaakte; waar toe hem evenwel de bloeijende Staat dei Nederlanden, om dien tijd, zeer behulpzaam was. De Vlamingen hadden hem al van vroeg af aan mistrouwd, uit hoofde van hunne jaloerschheid op hunne voorregten, die hij, bi) eede, beloofd had, niet te zullen fchenden. Het eerst, waar mede hij dien eed verbrak, was het fchenken van de gewigtigfte bedieningen aan den Bisfchop van Arras, van geboorte een Bourgondiër; of aan zijne Spaanfche lievelingen: rui gomez de silva, den Prins van Eboli, de Hertogen van feria en alva; allen mannen, die wij reeds op het Art. alva hebben leeren kennen, en die door de Vlamingen en Brabanders befchouwd werden, als natuurlijke vijanden der Natie, en als aauftookers van het willekeurig gezag, waar na filips haakte. De vreeze, die de Vlaamingen eu andere Nederlanders tegen 's Graaven gedrag gevoed hadden, Weel» maar al te til  -58 FILIPS de II, Honing van Spanje. ras gegrond te zijn, door de in' en uitvoering zijner inaatregeJen tegen hen, die in de gevoelens vau Godsdienst van de Roomfche Kerk afvveeken. Al wat rnen, tegen dergelijke vervolgingen, reeds bij Keizer karel hadde ingebracht, werd ook filips voorgehouden; doch bij hem deed het geen de toinite uitwerking. Integendeel, hij vernieuwde zijns vadersBlocdpiakaaten , en gaf aan Gouverneurs en Magiftraatcn last, dezelve ten ftrengften ten uitvoer te brengen. Hier mede nog niet vernoegd, richtte hij een bijzonder Gerichtshof op, ter nitroeijing der ketterijen. Of fchoon de gevloekte naam van Inquifide daar bij verzwegen werd, joeg het, nogthans, de Ingezetenen tegen hem in het harnas: naardien zij dit Geriehtshof befchouwden, zo'als het wezenlijk was, als een middel ter vernietiging der vrijheid en een bederf van den Koophandel. Ter verlterkinge van dit ongenoegen, kwam nog het vermeerderen van de vijf Bisdommen tot zeventien. Deeze inftelling, die, mooglijk, in bedaarder tijden , van nut zou geweest zijn, had nu de heilloosfte gevolgen. Granvelle , Bisfchop van Arras, was hier van de eerfte vinder ; zelfs fchroomde deeze niet te bekennen, dat door de invoering daar van 'sKonings bevelen ilrenger zouden konnen worden ten uitvoer gebragt. Hierom befchouwde het volk dit meerder getal van Bisfchoppen, als een vermeerderd getal van Inqaifiteurs. De Adel, de Geestelijkheid, de Gemeente: ieder fchreeuwde om 't zeerst, en flelde alle vermogens te werk, om hunne bijzondere belangen met die van den Staat te vermengen ,• zij fchilderden de oprichting van deeze nieuwe zetels af, als niet Mn verde'rflijk •voor het Land in 't algemeen, als voor hunne orde en rang in 't bijzonder. Nog meer werd dit alles verzwaard, om dat, in het midden van den vrede , de Landfchappen waren opgepropt met Spaanfche foldaaten , ftrijdig tegen de grondwetten, volgens Welke geene vreemde Krijgsknegcen daar in mogten geleid Worden. Doch zij waren 'er reeds ingebracht door Keizer karel den V, geduurende zijne Oorlogen met Frankrijk. Zo uit achting voor dien Vorst, als om den roem, dien hij met dezelve had behaald, had men, om het verbreeken van die voorregt, toen niet gedagt. In Zeeland gedroegen de Span' jaards  FILIPS de II, Koning van Spanje. j/rp jaards zig zo kwalijk, dat het gemeen weigerde, aan de dijken te werken; zeggende, liever door de Zee, dan door de wreedheid en fchraapzugt der Spaanfche földaaten, verdelgd te wiilen worden. Niet zeer gunftig was dus het tijdflip, waar in filips in beraad nam, naar Spanje te vertrekken, zo dra hij een perfoon zou gevonden hebben, aan wien hij de Regeering konde aan. beveelen, Na lang beraad, koos hij daar toe margreta , Her. toginne vau Parma, natuurlijke dogter van Keizer karel den V. Terftond na dit befluit, deed hij eene vergadering tier Staaten beleggen te Gend, in welke do Koning zelf en de nieuwe Landvoogdesfe tegenwoordig waren. Naardien den Koning de Landtaal onbekend was, voerde z-ijn lieveling en verderflijke Raadsman, de Bisfchop van Arras, het woord. Hij begon met den Staaten bericht te gee'ï'n van 's Konings befluit om naar Spanje te vertrekken, met Dijvoeging van de redenen, die hem daar toe nookzaakten. Hij maakte eene vertooning van de genegenheid, die zijne Majefteit voor de Nederlanders had; 'er bijvoegende, dat de Koning hoopte, dat zijne zaaken hem in Spanje niet lang zouden ophouden; doch zo dit al mogt gebeuren, dat hij dan zijnen zoon don carlos, Erfprins van Spanje, herwaards zonde zenden. Hij vermaande verder de Staaten tot de bevordering van den Vrede onder de onderdaanen; waar toe, volgens zijne meening, niets vorderlijker was, dan de uitroeijing der ketterijen: waarop hij hoopte dat zij vriendelijk zouden famenfpannen met Mevrou" we de Hertoginne van Parma, die hij, bij zijne afwezenheid, tot Landvoogdes" had aangefteld. Eindelijk beloofde hij, de vreemde troepen te zullen doen vertrekken, en de gemeente ontheffen van alle andere lasten, welke de tijd en de omflan» digheden hadden noodzaaklijk gemaakt. Het antwoord der Staaten behelsde, in krachtige bewoordingen, gevoelens van trouwe en genegenheid; voordat, egter.de vergadering gefc'neiden was, bemerkte filips het ongenoegen der Staaten. Zij hadden het vertrek der Spaanfche Krijgsknegten onmiddelijk verwagt. Hunne vreeze , dat de Inquifitie in de Nederlanden mogt worden ingevoerd, bragt hen in angst. Hierom werd hem, uit naam der algemeene Staaten, een Vertoog,  l6ö PILTPS de II, Koning van Spanje. too-x, gefteld in de IValfche taal, overgeleverd, behelzende „ ]•. Dat 'sLands grenzen niet door vreemde knegten, gelijk „ tegenwoordig, maar door Landzaaten bewaard, endevreem. „ den afgedankt of elders gebruikt mogten werden: 2. Dat het „ Land geregeerd mogt worden door een Raad van Nederlan„ deren, en niet door Uitheemfchen." Met veele en dringende redenen werden deeze verzoeken omkleed- Gantsch niet naar den fmaak van filips was dit Vertoog; zo als ten klaarften bleek , uit zijn antwoord , twee dagen daarna hun ter hand gefteld, waar in gezegd werd: „ Dat de Koning niet „ van zins was, vreemdelingen in de Regeering intedringen, „ zo ais uit de aanftelling der Landvoogdesfe blijken kon, en „ dat men, uit het aanilellen van andere Leden van den Raad „ van Staate, zijne vaderlijke zorge zien kon; Dat het Spaan„ fche voetvolk nodig was in het Land, om het te befcher„ men tegen onvoorziene voorvallen en beweegingen der na. „ buuren; Dat men altijd eenigen overlast van het Krijgsvolk „ had, het zij het vreemd of inlandsch ware, als het niet betaald went; doch dat hij voor de betaaling der Spaan. „ fchen zorgen zoude, die llegts drie duizend fterk waren, van drie maanden tot drie maanden; Dat men dezeiven ge„ bruiken kon, om zijnen zoon kakel uit Spanje aftehaalen; „ Dat hij ze gaarne op de Vloot, die hem nu zoude overvoe„ ren, zoude hebben mede genomen, hadde hij van de be„ geerte der Staaten eerder kennisfe gehad; Dat hij nu zijne „ genegenheid te hunwaards toonen wilde, met hen te ont. „ lasten van de foldij dier knegten, fchoon dienende ter hun. „ ner befcherminge; Dat hij niet voor ha% al het inlandsen volk aftedanken , maar twaalf honderd man iu dienst wiide houden, ten laste van den Lande; eindelijk dat hij nimmer van zins wis geweest, de Spanjaarden langer dan zes of zeven maanden in het Land ;e laaten; doch dat hij ze nu, „ om de Staaten genoegen te geeven, binnen drie, of uiter„ lijk vier maanden, zou doen vertrekken, mids de Staaten „ zorge droegen voor de betaaling van het Krijgsvolk, welk „ in derzelver plaats, tot bewaaring der grenzen, zou moe„ ten worden aangenomen." Hier mede moesten de Staaten '  Ió"2 FILIPS de II, Konitg van Spanje. Ier, waarop dit feest, zo als hij het noemde, gevierd zonde wordfn; begeerende hij in perfoon daar bij tegenwoordig te zijn. Hij verfeheen 'er met groote pracht, verzeld van zij nen zoon karel, zijne zuster en gevolg van lijfwachten Onder de veroordeelde Proteilaiiten was een Edelman, don c.'.rlos Dr sissa genaamd. Terwijl de beulen hem naar den brandiiapel fleepten, riep bij tot den Koning om genade, zeggende: ,. Kunt gij dus, ó Koning, ooggetuige zijn van „ de fmerten uwer onderdaanen ? verlos ons tvan deezen „ wreeden dood: wij verdienen i dien niet." Neen, antwoordde de tweede herodes, op een barsfchen tooli: Ik zou zelfs het hout willen aandraagen, om mijnen zoon te verbranden., Indien hij zulk een booswicht ware als gij zijt." Met vergenoeging zag hij dus dit ijsfelijk fcbouwfpel aan. Doch wij zullen van deezen wreedaart dergelijke hoofdzaa. ken enkel aanrtippen, en voor het overige ons alteen bepaalen tot zijn gedrag, omtrent de Nederlanders gehouden. Nog in dit zelfde Jaar leed filips in zijne Staaten veel nadeel door de Turken. Nog meer, egter, kwelde hem de voortgang der hervorming, waarin zelfs - verfcheiden Vorften de hand hadden, die, in fommige oorden, zelfs de Roomsch* gezinden het hoofd durfden bieden. Dit deed filips en zijne medestanders ernftig aandringen op het houden van eene alge. meene Kerkvergadering. De Hertog van Savoijen, daarentegen, begeerde van -Jen Paus, eene Kerklijke onderhandeling it5 zijne Staaten; waar van men in Frankrijk ook gebruik wilde maaken. Dit bragt Paus pius in grooten angst; vreezende hij dat de uitfpraaken dier Provintiaale Sijnode, zonder zijne toeftemming, door andere Staaten zouden worden aangenomen en goedgekeurd. Ooit bewerkte bij, dat de Hertog van Savoijen, in piaats van zijnen onderdaanen genoegen te geeven, zig fn een Moedigen oorlog met dezelve inwikkelde; die hem, egter, daar na bero»w*e. In het Jaar 1565 Yerlost van den inval der Turken, befloot filips zijne twee voornaame doeleinden te werk te ftellen: namelijk de uitroeijing der ketterijen, en de geweetens zijner onderdaanen te onderwerpen aan den dwang van 't Concilie van Trente. De voornaamfte tegenftand, dien hij daar omtrent  FILIPS be II, Koning van Spanje. 163 ontmoette, was in de Nederlanden, alwaar de zaaden van tweedragt inmiddels waren rijp geworden. De Hertogin van parma ging bijna gebukt onder den last, door filips haar opgeleid , en die, door zijne onverzettelijkheid, nog merkelijk verzwaard werd. De Geestelijkheid werd langs hoe onvergenoegder, over het invoeren der nieuwe Bisdommen. De Adel gruwde van al wat zij, op raad van g-ranvelle, beflooten had; inzonderheid de Prins van oran e en de Graaven vak egm'oND en hoorNE , die haaren raadsman op het vinnigfte haatten. Oranje raadde haar, in den vollen Raad, om het gezag van granvelle te knotten, eene bijeenkomst der Staaten te beleggen; waar tegen deeze zig met magt verzette, als zijnde overtuigd van den tegéhftand, dien hij aldaar zou ontmoeten. Toen de Landvoogdesfe d;ar over aan den Koning fchreef, nam granvelle die gelegenheid waar om filips zulks te doen verhinderen, 'sKonings antwoord aan de.Landvoogdesfe behelsde dus niets' anders, dan een bevél tot de ftrengfte Uitvoering van zijne bevelen. De vervolging tegen 'de On roomfchen ging dan haaren gang: waar'door de gemoederen, meer en meer, verbitterd wierden. Granvelle', om de Magiliraaten bij F'Lips gebaat, eu bij de Landvoogde'sTe'vetnagt te manken, fchreef al het kwaad aan hunne .flapheid toe; doch dit werkte niets anders uit dan dat hii nog meer den haat op zig laadde. Oranje , egmonu en fiooRNE fchreeven ook aan den Koning, noemden hem de oorzaak van alle de beroerten , en vorderden zijne terugroeping. Fiups,, zig daar op bedienende van zijne gewoone listigheid , meldde in zijn antwoord, dat de befchuldigingen hem te ingewikkeld waren voorgekoomen; dat men ze breedvoeriger moest overzenden, of dat een hunner naar Madrid moest komen , alwaar zij met blijken van eer en agting zouder ontvangen worden. Hun wederantwoord behelsde, Dat zij niet gefchreeven hadden als befchuldigersvan Granvelle, maar in gevolge van hunnen post, als getrouwe Raadsmannen; Dat Zij den Kardinaal geen kwaad hart toedroegen, maar wenschtea hem, overal, buiten de Nederlanden, wel ',te vaaren, daaï zijn verblijf niet dan nadeeiig was; Dat zij hem niet "'aardig genoeg agtten, om zijnent wille eene reize naar Spanje te L 5 doen;  i6\ FILIPS de II, Koning van Spanje. doen, maar was de Kardinaal bij den Koning van zo veel belang boven hen , dan verzoeten zij ontflagen te zijn om den Raad meer bijtewoonen ; Dat zij, behoudens hunne eer, niet langer in de tegenwoordigheid van den Kardinaal konden verfehijnen. liehalven dit fchrijven, maakten zij het granvelle zo moede., dat hij zelf den Koning verzogt, terug te mogen keeren. Waarin filips, niet dan met weerzin, bewilligde. Luttel, egter, baatte dit vertrek. Viglius en barlaimokt, door de Hertoginne in zijne plaats gebruikt, volgden getrouw zijne maatregelen. Heiden , ijverig Roomschgezind , zuïmden niet met den Koning de hand te bieden, om de befluiten van de Trentfchc Kerkvergadering in de Nederlanden intevoeren; waar mede zij nog meer olij in het vuur wierpen. Doch de Prins hield, tegen het voordel der Landvoogdesfe, flaande, „ Dat zij „ geen magt bezat, ora van de ingezetenen van Nederland „ te vorderen, die befluiten aanteneemen; om reden dat ze „ flrijdig waren met de grondwetten des Lands; hij vertoon. „ de zelfs, dat verfcheiden Vorsten, den Roomfchen Gods„ dienst toegedaan, dezelve van de hand gewezen hadden, „ en deed een voorflag om den Koning de noodzaaklijkheid „ van de herroeping derzelven onder het oog te brengen," Door veele anderen werd hij daar in onderfteund; doch vr«lius , Prefident van den geheimen Raad , drong flerk om terdond 's Konings bevelen te volvoeren. Zo veel invloeds hadden zijne redenen op den geest der Landvoogdesfe, dat zij ftraks befloot, de befluiten van Trente en de bevelen des Konings te doen afkondigen. Zij overdagt niet, welke gevolgen dit zou medefleepen; noch hoe groot het getal reeds ware, welk der hervorminge was toegedaan; ook niet, dat veele Rooraschgezinden 'er zelfs tegen waren, of wat uitwerking dit hebben zou op hen, die twijffelmoedig waren, naar welken kant zij zig wenden zouden. Niet weinig belemmerd was intusfchen de Landvoosdesfe. Ben Koning wilde zij gaarne boven alles voldoen; en uit vreeze dat het volk, aangevoerd door anderen, of door wanhoop gedreevsn, haar, even als orauveile, ten fpot zoude ; vy ' " ~ 'fteb  FILIPS de II, Koning van Spanje. ifó (tellen, wilde zij gaarne ook dit te vriend houden. Hierom nam zij het befluit, een der voornaamften naar Spanje te zenden, om den Koning, zo bij monde als bij gefchrift, den ftaat des Lands te openbaaren. Op egmond , als bij allen het meest bemind, liet zij, ten dien einde, het oog vallen, en deed, door viglius, in den vollen Raad, zijn berigtfchrift opftellen. Na hem ter zijde geroepen te hebben, gaf zij hem, mondeling, haare gedachten te kennen, en deed hem daarop terftond naar Spanje vertrekken. Met de blijken van uitwendige agtinge werd hij aldaar ontvangen : ja men wist zijne oprechtheid en vroomheid zodanig te misleiden, dat hij wezenlijk geloofde, dat de Koning voornemens was, zijne ftrengheid te matigen. Ten uiterften voldaan, keerde hij terug naar de Nederlanden, alwaar hij verflag deed van zijne bejegeningen. Maar de fcherpziende oranje was zo gemakkelijk niet te misleiden ; hij zeide openlijk, dat de Graaf van egmond, door de Spaanfche loosheid, zig had laaten verftrikkeu; dat zijn bijzonder belang zijne fchranderheid verblind, en het algemeen belang had doen voorbij zien. Hoewel egmond aan oranje niet kon voldoen, fchijnt, egter, zijn verflag bij veelen ingang te hebben gevonden : want, op zijn voorftel, waarin ook de Hertoginne bewilligde, werd eene Raadsvergadering, van zeker getal God- en Regtsgeleerden, te Brusfel, vastgefteld, bij welke in overweeging zouden genomen worden, de gefchiktfte middelen om de ketterij te fluiten, Deeze vergadering kwam, na veel overlegs, tot het befluit, dat 'er, in alle Landfchappen, fchoolen zouden worden opgeregt, om de jeugd in het Katholijk geloof te onderwijzen; dat men zou bedagt zijn om de levenswijze der Geestelijken te hervormen, en in het ftraflen der ketteren zig van zagte middelen bedienen. Deeze middelen, die menfchelijker wijze bevoegd zouden geweest zijn om den Roomfchen Godsdienst in ftand te houden, behaagden aan allen, beha!ven aan Koning filips, die alles door ftrengheid, moord en bloed vergieten wilde te regt gebragt hebben. Men hadde, fchreef hij aan zijne zuster, de •nderwerpen, die bij bepaald had, niet moeten onderzoeken ; L 3 de  166 FILIPS be II, Koning van Spanje. de gevaaren, welke zij vreesden, hadden alleen, hunnen oorfpiong in haare zagtheid, en in de lafheid haarer dienaarenj wilden deeze voortgaan met zijne bevelen te we-'erdreeven zij moeften afgezet en andere in hunne plaatze gefteld worden; men kon hem nergens anders mede vergenoegen, dan met het uitroeijen der ketterije, te vuur en te zwaard. De Herroginne, paatjes misdag, zo als zij meende, 'ontwaar wordende, kondigde een Plakaat af, waar bij alle de voorige Bloekplakaaten vernieuwd werden. Ieder zag daaruit, hoe zeer men egmond in Spanje bedroegen had; men agtte oranje die dit voorfpeld had, te hooger, naar maate de haat tegen den Koning aanwies. Viclius, hoe ftraf ook, ftond bedeest, egmond was op 't flerkst getroffen ; hij vetagtte de veinzerij des Konings., en vreesde voor zijne eer. Oranje alleen zag alles met bedaard, beid aan, doch. verzogt aan de Landvoogdesfe, van zijne posten omflagen te worden, als willende geen deel hebben aan den Bu.gerkrijg, die op de uitvoering vau haare bevelen Volge;i moest. Met de uiterfte omzigtigheid gedroegen zig oranje, egmond en hoqkne, in deeze omftandigheid; doende zij ner. gens hunne te onvredeuheid blijken, dan in de vertoogen, die zij iu den Raad inbragten, om zig altoos tegens filips, als mannen van eer, voor God eu het volk, te konnen verdedigen. Min voorzigtig handelden andere Edelen. Zï) rigtten, in 't Jaar 15Ó6. een Bondgenootfchap op, waar bij zij eikanderen plegtig beloofden, de Inqmfitie te helpen weeren. Met zekerheid meent men te weeten , dat de eerfte ontwerper daar van was, de Heer f, van marnix, Heer van St. Aidr gonde, die, nevens oranje, om zijne bekwaamheden , de voornaam ft-; was, en tot de volvoering vau die gelukkige omwenteling het meest heeft toegebragt. Naar zijnen wijzen raad, en volgens zijn ontwerp, werd het berugte Compromis, of verbond der Edelen opgefteld: een verbond, wejks In. houd aan alle de ingezetenen des Lands behoorde bekend te zijn; vooral in onze dagen, in welke men even zeer op de kewaaripg der vrijheid, en eene grondwettige herdelling be. dagt  FILIPS de II, Koning van Spanje. »<5? dagt is Een verbond, waaruit ten duiaeiijklle blijkt, do bevoegdhêid van ieder ingezeten , om voor de vrijheid en 'sLands voorregten te mogen fpreeke», en waar. toe ieder vrij gebooren, uit den aart en. natuur der toenmalige Graaflijke Regeering, geregtigd was; en waar van het gevolg heeft doen zien dat de ftemme des volks, door den tiran, met alle zijne beulen, brandftapels, galgen en raderen, met kon verdoofd worden; als mede na dat die gehaate Regeeringsform afgefchaft, en de vrije- Volksregeering was ingevoerd, dat zulks even weinig kon gefchieden door Plakaaten, gemaakt door de Reprefentanten des volks, zonder de ftemme des volks daarop inteneemen. Men zie uit den Inhoud var, het Compris, hoe die Edele Voorftanders der vrijheid 'er over dagten- en men vergelijke vervolgens hunne denk»ijze met die der armhartige üaaveu, welke thans, met een Plakaat van „81, de ftemme des volks zoeken te finourea, met oogmerk om de vrij gevogten Nederlanders het zij onder het juk van eenen Graaf, of onder dat der niet min gehaate Ariftocraaten, van nieuws hunnen hals te doen bukken. Zie hier het compromis. Nademaal zekere kwaadaartige lieden, onder den dekmantel van ijver voor de Catholijke Religie, maar voorna' meiijk uit itaatzugt, trotschheid, en gierigheid, door hun" ne verkeerde voorftellingen, onzen Heer den Konmg over" gehaald hebben, om in deeze Landfchappen het allerver" derflijkst Gerechtshof der Inqnifnie intevoeren, het welke " niet alleen ftrijdig is tegen alle menfchelijke en Goddelijke ' wetten maar ook in wreedheid de barbaarfche inftellingea "der woeste dwinglanden, in de heidenfche waereld te bo" ven gaat, onderwerpende alle gezag aan dat der Inquifiteu" ren, alle menfehen tot den altoosduurenden ftaat van daver. " nij 'brengende, en aanbeveelende een onderzoek te doen, '„ waar voor de beste menfehen in een geduurige vreez' lee" ven- zo dat indien een Priester, een Spanjaard, of godlooze liefling van de oppermagt het goedvinde, door mid'„ del van dit Gerechtshof, iemand hoe onbefprooken ook te " befchuldigen; hij zulks doen kan en bewerken, dat zoda" nig een onfchuldige gevangen gezet, veroordeeld en ter v L 4 dood  f68 FILIPS de II, Koning van Spanje. „ dood gebragt worde, zonder hem tegen zijne befchuldiger» „ te verhooren, en zonder dat men hem vergunne bewijzen van zijn onfchuid te doen, of ter zijner verdediging te „ fpreeken; om die reden hebben wij ondergetekenden beflo„ ten te waaken, voor de veiligheid onzer huisgezinnen, „ goederen en perfoonen , en ten dien einde treden wij, „ mids deezen, met eikanderen in een heilig verbond, met „ een plegtigen eed belovende, met al ons vermogen het „ invoeren van bovengemelde Gerichtshof in deeze Land„ fchappen tegen te gaan, het zij men zulks openlijk doe of „ in ftilte, onder den naam van Inquifitie, Fifitatie, Com„ mhfte, of Plakaat. Verklaarende wij ten zeiven tijde, „ verre af te zijn, van eenige aanflag te fmeden, tegen het „ belang van onzen Opperheer, den Koning, maar integendeel, „ dat ons vast oogmerK is, zijne Regeering te onderfteunen , „ en te verdedigeu, den vrede te handhaven, en zo veel in „ ons is, ons te verzetten tegen alle oproerigheden, muite„ rijen en oploopen. Ter naarkoming hier van hebben wij „ gezwooren, gelijk wij belooven en zweeren bij deezen, dat „ W!j ons verbond altoos geheiligd zullen houden, roepende ;, den almagtigeu God tot getuigen, dat wij nimmer in woor„ den of daaden , het zelve zullen verzwakken of te«-en„ werken." b „ Insgelijks belooven en zweeren wij onderling elkander te „ zullen verdedigen, in alle plaatzen en bij alle gelegenheden, „ tegen alle aanval of vervolging, welke tegen iemand van „ ohs , in het bijzonder gemaakt of aangezet mogte worde „ uit hoofde van zijn aandeel in dit verbond: en wij verklaa„ ren, dat geen voorwendzel der vervolgeren, alhoewel zii ,, oproerigheid, wederfpannigheid, of eenig misdrijf mogten „ voorgeeven, ons zal ontflaan van deezen onzen eed , en vau „ deeze onze belofte: want de naam van wederfpannigheid „ kan niet gegeeven worden aan een daad, welke voortkom! „ uit eene tegenkanting'tegen de onrechtvaardige befluiten der „ Inqu.fitie; en, om deeze reden, iemand onzer aangevallen "blflu Sn 'of"" "r0^' m Z,'g Vme"e „ befluitenof onder voorwendzel da: men eene weder. ,, fpannigheid , of oproer Araft, zweeren wij bij dee- zen>  FILIPS de II, Koning van Spanje, 169 ,, zen, alle wettige middelen te zullen beproeven, om hem „ te redden. „ In dit en ieder gedeelte van ons gedrag aangaande de in« l quifltie, meenen wij ons te onderwerpen aan het algemeen gevoelen onzer Bondganooten, of aan dat van die geenen, ., die door de overige zullen benoemd worden, om ons met „ hunnen Raad bijteftaan. „ Ten oirconde van dit ons vetbond, roepen wij den Heiligen Naam van den levendigen God aan, als den beproever onzer harten, hem demoedig fmeekende, om de genade van „ zijnen Heiligen Geest, dat alle onze onderneemingen voor„ fpoedig mogen zijn, en ftrekken tot de eere van zijnen „ naam, tot welzijn onzer zielen, en tot bevordering van den ,, vrede en het waar belang der Nederlanden" De inhoud van dit verbond werd fpoedig door alle de Provintien verfpreid, en door lieden van allerlei rang, het zij Proteftantsch of Catholijken, getekend; en wijders gevolgd van eene menigte boeken en gefchriften, waarin de vrijheid van geweeten ten fterkfte verdedigd, en de ongerijmdheden der Roomfche Kerk en de Inquifitie op het haatelijkst werden afgefchilderd. De Landvoogdesfe vond zig niet weinig verlegen. „ Wat „ baat, zeide zij, het afkondigen van Plakaaten, indien mij „ de magt ontbreekt, om ze te doen uitvoeren. Alleen die" nen ze, om bet volk ftouter, en mijn gezag kleiner temaa. ken." Zij verzogt, op eene zeer dringende wijze, dat oranje, egmond en hoorne in den Raad wilden wederkeeren. Deeze daar aan voldaan hebbende, verzogt zij dezelven, hun gevoelen rond uit te zeggen. Dit deeden zij, bijzonder de Prins van oranje , die eene manlijke rede voortbragt, welke* niet geheel en al zonder vrugt was. Zij verkoos wel de toevlugt tot de wapenen te neemen, liever dan toe te geeven; doch egmond weigerde haar ten dienst te (laan, ter befcherming van de Inquifitie. Dus bleef'er voor haar niets overig, dan de Plakaaten te matigen. De Edelen en anderen, die het Compromis getekend hadden, groeiden, intusfchen, dag bij dag, in getal, en wel tot zo verre, dat zij meenden in ftaat re zijn, eenen ftap te kunL 5 nen  FILIPS de II, Koning van Spanje. nen do**, tet vervul» ,g van nunce oogmerken en v.rbintenisfe. Zij beflooten naar Brusfel te trekken, verlof aan de Hertoginne te vraagen, en haar het ontworpene verzoekfchrift te overhandigen. Dit werd te werk gefteld, in de maanrj April, van het Jaar 1566: zij trokken.op ten getale van tusfchen de drie en vier honderd, hebbende aan hun hoofd den Heer vak eredero^e, die het R,.q„e« aan de Hertoginne overhandigde en het woord voerde. Met den zelfden ftaatelijken optogt, waar mede zij gekoonjen waren, keerden zij, twee aan twee, van het Hof, naar het Huis van den Graave vak cüilekborg te rug. De Landvoogdesfe antwoordde, daags daar aan, in gefchrift, dit volgende: „ Dat de Koning „ haar geene magt gegeeven had tot, de opfchorting der Pla„ kaaten, maar dat zij niet ongenegen was, een bevoegd per„ foon naar Spanje te zenden, alwaar zij bereid was haar best „ te doen, om hem genoegen te verfchaffen; dat zij, inmid„ dels, den lnquifiteuren zon doen aanfchrijven, zig in het „ bedienen van hun ampt met befcheidenheid en gematigdheid „ te gedraagen ; voor het overige verwagtte zij van de Ede„ len, dat zij, in erkentenis vau deeze bereed willigheid, alle „ gelegenheid van belediging zorgvuldig zouden vermijden." De Edelen, hier mede niet voldaan, drongen aan opeen uitdrukkelijker antwoord: waar na h.an het bevelfchrift werd medegedeeld, welk de Hertoginne beflooten had, aan de Inquisiteuren te zenden. In gevolge van de eerfte belofte der Landvoogdesfe, werden door haar, met allen fpoed, Spanje afgevaardigd de Markgraaf van bergen en de Baron de montigny, met last om het verzoek den Koning te overhandigen. Deeze perfoonen die met vreugde vertrokken, vonden zig ras in hunne meening' oedroogen: want in plaats dat filips hun befchouwrfe als Afgezanten van zijne zuster, zag hij hen aan met een hart, waar m de wraak reeds werkzaam was. In zijn oog waren zij lieden, die tegen zijne Regeering waren opgeftaan, en hoofden der muitelingen. Het volk, intusfchen, bedroog zig zelve mede deerlijk. Het geloofde dat de Landvoogdesfe de openlijke belijdenis vau den Hervormden Godsdienst had toegedaan, pit verkeerd gevoe- len  FILIPS de II, Koning, van Spanje. 171 len had tengevolge, dat men, indien het wezenlijk; zo geweest «art, verre van daar van een goed en bedaard gebruik te maaken, 'in plaats daar van gewapend ter preeke kwam, en deeze vergade'ringen door een verkeerd bedier, fpoedig bijeenkomden der muitzugt wierden. Een berooide hoop flegt volk, meet gefchikt om te rooven en te pionderen, dan om God te die» nen, viel, met de onbegrijpelijkde woede, op Kerken en Kloosters aan , plonderende en verwoestende al wat hun voor kwam. Met één woord, het fchuim des volks was alomme op de been; in Vlaanderen., Brahand en Holland werd de fchandelijke oproerkreet algemeen gehoord. De weidenkenden beoogden niets dan vrijheid van Godsdienst en geweeten; en deeze vrijheid, die ieder van natuure toekomt, zocht een bijeengefchoolde hoop den Roomschgezinden te Antwerpen en elders te beletten, zo als op het Art. beeldenstorm ten klaarden is aangetoond. Al wat oranje en anderen te werk delden, om dien geest van muitzugt te beteugelen, was vrugteloos. Niet alleen bij het gemeen , maar ook bij filips werden de beste poogingen van oranje, egmond en hooune ten kwaadflen geduid, fchoon hij geveinsdelijk dezelve fcheert goed te keuren. De Koning zond aan de Landvoogdesfe eenig geld, en tevens een bevel om voor hetzelve troepen te werven, op welke zij zig verlaaten konde. Zij volbragt in haast dit bevel, en ftelde de aangeworvene manfchap, die uit eene bende Ruiterij en vijf Regimenten voetvolk bedond, onder bewind van de Graaven van eberstein, mans velt, reuls, schomberg en hierges. Bij de Stadhouders der bijzondere gewesten kou dit niet anders worden aangemerkt, dan als een middel om den twist en tweedragt op nieuw te doen ontbranden. Door den Markgraaf van bergen en den Baron de montigny wierden zij uit Spanje onderrigt, dat de Koning ten hoogden vertoornd was, over het geene de Landvoogdesfe aan de Protedanten had toegedaan; dat oranje, egmond en hoorne 'er werden gehouden voor de aanblazers der oproeren , en aanmoedigers der ketterije. Ook had oranje, door eene briefwisfeling, die hij in Frankrijk onderhield, een aflchrift van een brief bekoomen, door den Hertog van alba aan de Landvoogdesfe gefchreeveu, waar door  Ï7S FILIPS de II, Koning van Spanje. door hij in de gegrondheid van het berigt van moktiont en heroën bevestigd werd. Ook vernam hij daar uit, hoe de Hertog bij de Landvoogdesfe aandrong, om in dit tijdftip het onbep iald gezag des Konings te vestigen. Hij raadde haar, zo lang de zaaken nog niet rijp waren om ten uitvoer gebragt te kunnen worden, de effene troniën van oranje, egmond en hoorne met die zelfde loosheid te verfchalken als zij gebruikt hadden. Eindelijk berigtte hij, dat de Koning gezwooren had, hun ras het loon hunner ongeregtigheid te zullen betaaleu, en alle de Nederlanders op de voorbeeldigfte wijze ftraffen. Oranje deelde den inhoud van deezen brief mede aan de Edelen, die te Dendermonde vergaderd waren, ter beraaminge der middelen, welke thans dienden te worden te werk gefteld. Graaf lodewyk , broeder van Prinsfe willem, was van oordeel, terftond de wapenen aantegrijpen. Doch oranje, meer doorzigtig, keerde dien drift af, en gaf andere middelen aan de hand. Egmond verfchilde ook met hem; hoorne fpeelde een gantsch anderen rol, dan de Edelen van hem verwagt hadden; hij weigerde te ftemmen in alles, wat tot herftel werd voorgeflaagen. Van zijnen bijftand verftooken, moesten dus de overigen, in veele opzigten, zig fchikken naar den wil der Landvoogdesfe. Ras fmaakten de Hervormden daar van de wrange vrugten,- wordende zij, door kracht van wapenen, in veele Steden te onder gebragt. Brederode, de moedige bre. derode , vond zig zelfs genoodzaakt, poogingen aantewenden om met de Hertoginne te verzoenen. Maar zij weigerde hem het verzogte gehoor, en gaf hem, in eenige regelen fchrifts, haare gedagten te kennen. Door deezen onberadenen flap zag hij geen andere uitkomst, dan zijne toevlugt tot de wapenen te neemen, en zig openlijk als vijand te gedraagen, ten minfte op zelfs verdediging bedagt te doen zijn; waar toe, echter, zijne magt te gering was, wordende hij, door den Graaf van aremi'.erg, genoodzaakt, Hanen, hoewel zijnen eigendom, te verlaaten. Met zijne vlugt, verflapten alle handen, die tot hier toe werkzaam geweest waren. ^ Het is eene algemeen bekende waarheid, dat indien rixife zijne voorgenoome wraakzugt ter zijde gefteld, en de jalouzij hem niet in het harnas gejaagd had tegen de Landvoogdesfe, wel-  FILIPS de II, Koning yen Spanje. i?3 welke hij de eer misgunde, vau de rust herfteld te'hebben, hij het bloed van duizenden zou gefpaart hebben, en meester van zijne fchatten en Landen zou gebleeven zijn. Doch de Tiran, dorstende naar bet bloed van 'sLands ingezetenen, fmeedde de verderflijkfte aanflagen. Alle vertogen zijner eerlijke Raadslieden, alle de fmeekingen zijner zuster hadden geen het minfte vermogen, op zijne vereelte ziel, meer pasfende aan eenen beul dan aan eenen Vorst, die 't heil zijner onderdaanen zoekt. Alba, een zijner bekwaamfte Veldheeren, doch even bloeddorstig en tiranniach als filips, moest, zo als wij op zijn Artikel gezien hebben, met een heirleger naar de Nederlanden trekken. Vergeefsch zogt de Landvoogdesfe dit te weeren. 'Er volgde met 'er daad, het geen zij voorfpeld had namelijk een algemeene fchrik en onftekenis in de harten der Nederlanders Edelen en onedelen vlugtten bij duizenden ten Lande uit; de ongelukkige egmomd en hoorne alleen verwagtten hunnen beul, en ftrekten met veele anderen ten offer zijner onmenselijkheid. Margreta, zig ten hoogften gehoond en beledigd achten, toen zij al het gezag in handen van den Herto- zag, en te menschüevend zijnde om langer ooggetuu ge te zijn van het vermoorden van zo veele braaven; en daarenboven met verachting aangedaan over het gedrag haars broeders, die aan den wreedaart duizenden van vonnisfen, m blanko , met zijne hand ondertekend, had mede gegeeven, verzogt, om aan haare eer en geweeten te voldoen, haar ontilag Het zelve bekomen hebbende, verliet zij, met het be«rin' van het Jaar 1568, de Nederlanden; wordende door de Landzaaten met traanen gevolgd. Alba, die niemand liever dan haar zag vertrekken, deed haar, met een innig gevoel van vreugde, uitgeleide. Straks daar na toonde hij zijn onbeperkt gezaag. De afkondiging der Bloedplakaaten, en bet bevel om dezelve ten ftrengfte uit te voeren, was de welkomst groet, die hij den Nederlanden deed En op dat aan dit zijn gehaat'bevel, met allen fpoed, zou worden voldaan, werd door hem de Bloedraad opgeregt. Voor denzelven moesten gedaagd worden, alien die zig tegen de oprigting der nieuwe Bisdomwen en tegen de Inquifitie verzet hadden; allen die bekend (tonden, tot de Hervormden te behooren, enz. -ndien Jfl voor  lil FILIPS de II, KontJtg van Spanje. voor dien Raad verfcheenen, werden ue ftrengi.e foffifn over bm uitgefproken en ook daadelijk ten uitvoer gebragt. Binnen weinige maanden kwamen meer dan 1800 menfehen door beuls handen om. Zie het Art. alba. i De Nederlanders, heewel reeds met eigen oogen ziende dat bij filips , noch bij alba de minfte menschlijkheid plaats had, werden daarin nog meer bevestigd, door de tijding, die uk Spanje herwaards kwam, en waar uit bleek dat filips zijnen zoon en Erfprins van Spanje zelfs niet gefpaard had, maar aan zijne wraakzugt opgeoffert. Deeze jonge Prins had, van zijne vroegfte jeugd af aan, proeven gegeeven van een heftigen en oploopenden aart. En' hoewel hij nooit blijken vertoonde van zeer bekwaam te zijn tot de Regeering, zag men, echter, niet onduidelijk, dat hij begeerde 'er aandeel aan te hebben. Filips , het zij uit wantrouwen, of uit ijverzugt, of om dat hij de onbekwaamheid van zijnen zoon kende, weigerde aan die begeerte te voldoen, en behandelde hem, in tegendeel „ op eene Zeer wantrouwende wijze; tcliënkcnde al zijn vertrouwen aan alba cn anderen van zijne Raaden. Uit dien hoofde vatte de Erfprins een onverzoenüjken haat op, en fchroomde niet, Openlijk, zijns vaders bewind, bijzonder ten aanzien van de Nederlan'. den, te laaken. Hij verzette zig met alle zijne magt tegen alba , toen deeze derwaarts zou vertrekken. Aan het Hof werd hij verdagt gehouden, geheime bijeenkomften gehouden te hebben met den Markgraaf van bergen en den Baron de montignv. Ook meende men, dat hij een plan beraamd had, om in ftilte zig naar de Nederlanden te begeeven, cn zig aan het hoofd der misnoegden te ftellen. Eenige Hovelingen gaven 'er kennis van aan den Koning ; die, met de Inquifiteurs te Madrid daar over geraadpleegd hebbende, befloot, hem van zijne vrijheid te berooven. Om dit werkfteliig te maaken, begaf hij zig, in het midden van den nagt, -naar het vertrek van den jongen Prins, verzeld van fommigen zijner Geheimraden'en Lijfwagten. Na-hem, op een barsfen toon, zijne ongehoorzaamheid verweeten te heb ben, zeide hij, gekoomen te zijn , om als vader hem te ftraffen. Straks allen, die hem verzeiden, hebbende doen ver. trek-  FILIPS de 11 y Koning van Spanje. V% trekken, beval hij den Erfprins, zig in rouwgewaat te kleeden, en gebood den; Lijfwagten, een waakend, oog op den Prins te houden, en hem ip zijn vertrek te doen blijven, op ftraffe van den dood. De jonge Vorst toonde zig ten uiteiften gebelgd over die onwaardige behandeling, en fmeekte eerst zijnen vader, en daarna zijne wagters, een einde van zijn leven te maaken; verwijtende hem inmiddels zijne wreed-heid. Onder het uitfpreeken zijner redenen , , wierp hij zig plotfeling in 't vuur, en zou zig zeiven hebben omgebragt, ware dit hem door de wagters niet belet geworden. Zijne wanhoop vervoerde hem, geduurende zijne gevangenis, tot razernij. Zomtijds vastte hij eenige dagen na elkander,- dan wederom at hij allergulzigst, tragtende zig te verflikken, door de fpijs zonder kaauwen door te zwelgen. Verfcheiden Vors. ten poogden vermindering van ftraf en genade voor hem'te bewerkun; dit zelfde deeden ook veele Spaanfche Edelen. Maar filips bleef onverzettelijk, natuur en liefde waren bij hem uitgedoofd. -Na verloop van zes maanden, deed hij, door het Inquifltiehof, een vonnis tegen zijnen, zoon opmaaken, en, onder dekmantel van dat vonnis, de ontmenschte vader en beul van zo veele duizend duizenden, een vergif -voor hem bereiden, welk, iu de maand Februarij, van net Jaar 15Ó8, binnen weinige uuren, een einde maakte van het rampzalig -leven van karel. Erfprins van Spanje, die toen den ouderdom van drieëntwintig Jaaren bereikt had. Alle. zijne onderdaanen .(tonden verbaasd, dat filips geen gevoel van .(chaamte over dergelijke euvekfaaden had. In de Nederlanden werd zijn naam niet dan met afgrijzen genoemd: alba pleegde aldaar, op nanm des Konings, euveldaad op euveldaad. Oranje was, met zijne komfte, het Land en zijne moordzugtige kiaauwen ontweeken; waarom hij werd ingedaagd Doch de Prins deed in het openbaar gantsch Europa zien, waarom hij weigerde daar aan te voldoen; geven, de teffens daar bij te kennen, wat onregt hem was aangedaan, met de opligting van zijnen zoon van de Hooge School te Leuven, en deszelfs wegvoering naar Spanje; met de verbeurdverklaring van ziine goederen, enz. In dit lot van ©rasje moesten veele andere voornaam* Edelen deelen. Eer 4e  17^ FILIPS de II, Koning van Spanje. de Prins van oranje zijne toevlugt tot de wapenen nam, zogt hij filips tot andere gedagten te brengen, door middel' van den Keizer, die ook niet afliet, alle poogingen daar toe aantewenden; zendende ten dien einde zijnen broeder karel, Aartshertog van Oostenrijk, naar Spanje. Filips antwoordde den Keizer zijnen oom in deezer voegen : „ De ftrenghe„ den, die men gebruikt had, waren onvoldoende geweest „ om de trotschheid en baldadigheid zijner VlaamJche on„ derdaanen te beteugelen; en hij hoopte dat de Keizer zor„ ge zou dragen, dat 'er geene troepen in Duitschland ge„ worven wierden, door den Prins van oranje en deszelfs „ medegenooten." Een antwoord van dien aart, aan den Keizer, veroorzaakte dat maximiliaan minder belang in de zaaken van filips begon te Hellen; en van hier dat hij de werving in Duitschland onverhinderd liet voortgaan. Oranje , reeds voor lang, door de Vlamingen en andere Nederlanders, om- bijftand en onderfteuning gebeeden, begon zig nu gereed te maaken, en bragt, raet veele moeite, een Leger op de been; hij verliet zig in deezen op den bijftand van Koningin elizab-th, van de Proteftanten in Frankrijk, en ook van de Duitjche Vorsten. Niet minder dan hij, beijverde zig zijn broeder, Graaf lodewyk van nassau. Spoediger gereed zijnde om te veld te trekken, befloot hij een aanvang te maken, met het doen van eenen aanflag op Groningen; hij legerde zig zodanig, dat, terwijl hij aan die Stad alle gemeenfchap aff. eed met het nabuurig Land, echter de • gemeer.fchap met zijne vrienden in Duitschland open hield. Alba daarentegen zond den Graaf vau aremb po en den Graaf, van megen derwaarts, op wier aannadering Graaf lo. eewyk een nog voordeeliger ftandplaats verkoos. Op het Art. Hertog van alba is verhaald op hoedanig eene wijze de Graaven van arembehg en m gen, door lodewyk en zijnen broeder adolf, ontvangen en geflagen wierden. Om dit verlies te ooeten, en aan de wraakzugt te voldoen, deed alba de Graaven van egmond en hoorne onthalzen; zie egmond. Na dien moordrol gefpeeld te hebben, maakte hij zig gereed tot den optogt tegen Graaf lodewyk, welken hij, in 't midden van de maand Junij, naderde, en op wieu hij de  FJLIP§ dé II, Koning van Spanje. I?7 de overwinning behaalde. Van daar begaf hij zig na.,r Gr* Vingen , Utrecht en Amfteldam, en andere plaatfen, om onderzoek tC doen naar de Proteftanten, en ten ftrengfteö te doen ilraffen allen, die bij hem verdagt waren. Inmiddels kwam Prins willem, met zijn Leger, aan de Maas, alwaar aIrA hem te vergeefsch den overtogt zogt te beletten. Als een bekwaam Veldheer vermijdde hij evenwel, met alle zorgvuldig. Heid, den flrijd, en noodzaakte oranje, zijn Leger aftedanken ,* en naar Duitschland te rug te trekken. . Geduurende alle deeze bedrijven in de Nederlanden, wa3 filips bezig met den Oorlog in Granada, alwaar de Moor en, door zijn ondraagbaar bellier, insgelijks tot opflaftd waren aangefpoord. Don jan van oostEnryk behaalde aldaar verfcheidene overwinningen op die ongelukklgen. Iu het Jaar J571 geraakte hij ook in Oorlog met de Turken, om welken met kracht voornietten, hij zig met de» Paus en de Ven* tiaanen verbond. Ook op hen bevocht don jan eene vol» koomen zege, iu den vermaarden Zeedag bij Lepante, op dën ? Oftober. Maar in het Jaar 1572 liep hem de fortuin tegen De dood van- Paus pius ; de vrede, welken de Vent* iiaanen met de Turken dooteu; als ook het verlies , dat hij in de Nederlanden leed, bragten hem veel nadeel toe; van alle \ welk de oorzaak alleen aan hem zeiven en aan alba moet worden toegekend, dewijl zij beiden van de gantfche wereld gehaat, en van niemand der Vorsten of onderdaanen bemind wierden. Koningin elizabeth, aangefpoord door Paus srxtus den V, deed hem veel afbreuk. En wat aangaat de Ingezetenen in de Nederlanden; zij allen vervloekten hem, om den eisch van den twintigilen en tienden penning; ja zelfs 's Lands Staaten, hoe ook gedrukt door de magt van dien tï. ran kantten 'er zig manlijk tegen. Om, egter, de onnozelen te misleiden, had alba, op 'sKonings naam, in het Jaar 3,570 een algemeen pardon doen afkondigen Doch het wantrouwen gefprooten uit hunne voorgaande gedragingen, was oorzaak dat zeer weinigen aan dit gedrag gehoor gaven, en de meesten, zo veel de onhandigheden toelieten, zig tegen herrr wapenden; als mede dat de Watergeuzen, fchoon toevallig, hem den Briel ontnamen; welk verlies alm en zijne beulen, „„ m aan XV. deel. *vi  1?S- FILIpS de Iï, Koning van Spmjel aan de Rotterdammers en anderen, met moorden en bloedvergieten, betaald zetteden. De Zeeuwen en anderen, ondertus. lenen, waren, door het inneemen van den Briel, zo (lont geworden dat zij zig openlijk tegen den tiran verklaarden, voor de vnjheid de wapenen aangordden, en den Oorlog binnenslands algemeen maakten. Het waren niet alleen de Zeeuwen , maar ook de niet min dappere Hollanders , die toonden, hoe zij, der flavernij en onderdrnktinge moede, het ijzeren juk wilden afwerpen. Enkhuizen was de eerfte Stad in Noord Hoi/and, die de affcrmwelijke ketens verbrak; veele andere volgde dat voetfpoor. Doen te midden deezer goede vooruitzigten , leed de zaak der Proteftanten een geweldigen fchok, door den gevloekten Pa* rfjfefien moord, waar van filips voor den voornaamften aanflonker gehouden werd. Ook deed de herneeming van Bergen %n Henegouwen, door alba, den moed der Nederlanders een weinig veiüaauwen, niettegenflaande obanje alle poogingen aanwendde, om de Spanjaarden te benadeelen, en het hem gelukte, filips- en alba te noodzaaken, van den eiscb van den 20 en 10 penning aftezien; als mede den Staaten zo veel moed in te blaazen, dat zij eene vergadering te Dordrecht hielden, en aldaar met hem, dien zij- als den eenigften redder beftbouwden, een verbintenis flooten. En, in de daad, zou. den de zaaken een gantsch anderen keer genomen hebben, wa. ren Amfteldam en Middelburg te beweegen geweest om de zijde van filips te verlaaten; maar het gevloekte eigenbelang, 't welk nog heden de bron van verderf voor Neerlands vrijen Staat is, fpeelde toen ook zijnen rol. Amjieldam en Middelburg, den ftreng dus vasthoudende, waren oorzaak van den dood en het onheil van duizenden, wier bloed nog om wraake roept tegen bun, die toen het Stadsbeftier in handen hadden. Getuigen zijn Naar den, Zutphen, Haarlem, en meer andere Steden. Ja, hadde de onverzetbaare moed en ftandvas Mgheid van hun, die den Hervormden Godsdienst omheisd" hadden, zulks niet verhinderd, die twee Steden zouden filips op den waggelenden troon herfteld hebben. Eindelijk hadden de Nederlanders het geluk, in het Jaar 1573 , dat die Bloedhond, na het jLand verwoest, 'sKonings leijat-  FILIPS dé II, Koning van Spanje. fcbatkist uitgeput, en duizenden van weduwen en w-ezen ge. maakt te hebben, het zelve, al vlugtende, met fchulden over. laden» en een eeuwig afgrijzen der Natie, moest verhaten. Vóór zijn vertrek had filips tot Landvoogd, in zijne plaats, benoemd den Hertog van medina celi. Deeze vond den flaat des Lands Zodanig beroerd en voor den Koning onherftelbaar bedorven, dat hij fpoedig om zijn ontflag verzogt, nog vóór het einde van dat zelfde Jaar naar Spanje te rugge keerde, en zijnen post overgaf aan Don louis dr requesïns. Deeze -was een man, niet min bekwaam in den krijg dan alBa, doch bezat ongelijk veel meer verftands en gematigheidj hoedanigheden, van welke FlLtfs meer goeds kon hoopen, en ook zou genooten hebben, hadde hij hem niet aan de nodige middelen, tot het voeren van den Oorlog, gebrek laaten lijden. Middelburg vond hij, bij zijne komfte herwaards, door orante belegerd. Zijn eerfte werk was, eene pooging om die Stad te ontzetten; doch oranje en de moed der leeuwen verhinderden hem hier in; niettegenftaande de wakkere en eerKjkè Mondragon dtc Stad, niet mm in gevaar van door honversnood omtekoomen, even manlijk verdedigde, als naderhand de gadelooze van der Werf de Stad Leiden. Dit en de poodingen, door Graaf lodewyk aangewend, om hem allen nadeel toetebrengen, bragten requesens niet weinig in verlegenheid. Evenwel gelukte het hem, in den veldflag bij Mooi, Waar iu de Graaf fneuvelde, overwinnaar te blijven. Inmiddel's ontbloot zijnde van penningen, om de Spaanfche knegten te voldoen , floegen deeze aan het muiten; 't weik hem meer nadeel deed, dan de behaalde overwinning bij Mooi hem voordeel had aangebragt. Geen geringe fmart was ook voor hem de tijding , dat 'sKonings vloot, door de Zeeuwen gefia£en vernield en de manfchap gevangen genomen was. In deeze bedrukte omftandigheid zogt hij, door middel van een even bedrieglijk pardon , de Nederlanders te verfchalken; doch dit gelukte hem even min, als Alba daar mede zijn oogmerk had bereikt. Daarenboven verfpilde hij alle de magt, die hem nog overig was, met het vermaarde beleg van Leiden, welk hij , in 't oogenblik als hij meende meester van de Stad te zijn, moest opbreeken, en daar nevens nog de fraaad onder-  l8o FILIPS de II, Koning van Spanje. gaan, van door de Spanjaarden als een verrader befchouwd te worden. Alle deeze rampen deeden filips zien, de onmooglijkheid om de Nederlanden door geweld te overmeesteren. Den Keizer, welken hij welee? zo barsch had afgewe» zen , poogde hij, in het Jaar 1575, te beweegen om eene bevrediging te bewerken; maar ook dit, alzo hij niet getrouw te werk ging, mislukte hem, na eenige vrugtelooze onderhandelingen. Requesens deed al wat konst en magt vermogt, omZeeland magtig te worden. De togt der Spanjaarden 'naar Schouwen en Duiveland was eene onderneeming, zo Hout als gevaarlijk; zij gelukte hem, en deed eenige Zeeuwfche Steden in zijne handen vallen. Zierikzee werd door hem belegerd, en gaf zig, na een langduurig beleg, over. Maar hij leefde niet lang daar na. Het verdriet, dat hij had, van ontbloot van geld te zijn en het niet te konnen bekoomen, deed hem ten grave daalen, in het Jaar 1576. Zijne ziekte hem belet hebbende, eenen opvolger te benoe, men, .nam de Raad van Staaten, op naam des Konings, het bellier in handen. Niet weinig werd deeze Raad in 't naauw gebragt, door de muitzugt der Spanjaarden, die om -niets anders dan om geld riepen. Zij maakten zig meester van Aalst, en plonderden Antwerpen; waarom zij, door den Raad van Staaten, als muitelingen vogelvrij verklaard wierden. Het Jaar liep bijna ten einde, eer 'er iets met kiacht tegen hem ondernoomen werd. Na de Cendfche bevrediging, op den 6 November gefloten, namen de zaaken, ten hunnen opzigt, een anderen keer. Men waande toen, dat Don jan van oos'th*. pijk zig als verdediger der vrijheid zou gedraagen; doch vond, integendeel, in hem een nieuwen ftofcebrand: zelfs was men genoodzaakt, bij vreemde Mogendheden, bijftand tegen hem en zijnen aanhang te zoeken. Met den aanvang van bet Jaar 1577, traden de Staaten met .hein in onderhandeling, en floo* ten, eenigen tijd daarna, een verdrag, 't Bleek, echter, ras, dat geen Spanjaard in ftaat was om woord te houden. Dui. delijk bleek dit aan zijne bemagtiging van het Kafteel van Namen , en aan de ontdekking van zijne verdere voorneemens. Dit alles had ten gevolge, dat de Landvoogdij, door de Vlamingen , aan dea Aartshertog sutthias werd opgedragen; een Prins,  FILIPS de II, Koning van Spanje. 181 Prins, die zo min de bekwaamheid als het vermogen bezat, om dat geene te verrigten, waar toe bij was aangefteld. Na dat matthias reeds in het Land was gekomen, protefteerde Don jan, in het Jaar 1578', tegen deeze aanftelling. Matthias onbekwaam bevonden zijnde om dien last te torfchen, floegen de Maaten het oog op den Hertog van anjou , van wien, als zijnde den broeder des Konings van Franhijk, zij zig veel goed en een magtigen bondgenoot beloofden Doch ook bij deeze keuze bleek het eerlang, dat de bnitenlandfche Vorften, geen belang dan hun eigen kennende, de regte werktuigen niet waren om de verdrukte vrijheid te herftellen. Deeze onzinnige Vorst betoonde zig eerder een vijand dan een vriend des Vaderlands: gelijk op het Art. alencon duidelijk gebleeken is; waarom wij hier van zijne bedrijven mets behoeven te melden, maar ons weder tot filips zullen wenden. Deeze, ten uiterfte verftoord over het gedrag van zijnen natuurlijkeu broeder, Don jan van oosTtNUUK, wiens inoed hem zelfs verdagt was, koos thans een ander voorweip, ter uitvoeringe van zijne heerschzugtige bevelen. Alexander farnese, Prins van Parma, fcheen hem daar toe de oekwaamfte. Ten dien einde moest hij de Spaanfche troepen uit Italië naar de Nederlanden terug leiden. In allerijl volvoerde farnese zijnen last, en behaalde, met Don jan- eene groote overwinning, in den veldflag bij Gemblours; waarop de overgave van eenige Steden in Vlaanderen volgde, Deeze verhaaste fpoed, welken de Spanjaards mtak.en , was oorzaak dat men, met bovengemelden Don jan, een verdrag h?daauge. gaan. Doch deeze overleed nog in dat zelfde Jaar : zo dat de Staaten van een gevaarlijken vijand verlost werden. Na zijnen dood ftelde filips den jongen, doch te gelijk dapperen, voorzigtigen en onverfchrokkenen parma in het bewind de, Landvoogdij. In het eerfte Jaar zijner Regeeringe, m het laar 1579 ondernam hij de belegering van Maaflrtcht, en maakte, na een langduurig beleg en manli ke verdediging er zig bij verrasfmg meester van. Ook werd, door zijn beleid je Keulen eene vredesonderhandeling arng-vangen; die, ecta. «er, in het volaende Jaar, werd afgebrooken. Eer du «efcüiedde, bad taps, door alle fchijnfehoone belonen * M 3' oran-  3 ga FILIPS de II, Koning van Spanje, Oranje op zijne ziide zoeken te lokken; doch deeze had zig in geene onderhandelingen, die hem alleen betroffen, willen mlaaten, noch naar voorflagen van dien aart luisteren. Filips, wel voorziende dat alle zijne poogingen vrugteloos zouden «floepen; dat zijne fchatkist werd uitgeput; en dat hij eindelijk een Land zou moeten misfen, welks invvoonders. even als de leeuwen, ontembaar waren, zorgde inmiddels, om dit aaniiaand verlies, in voorraad, te vergoeden, zig meester van Portugal te maaken, als wel verzekerd zijnde, dut hij de magtigfle was, die, na den dood van Koning hendek, 'er aanfpraak op zoude maken. Hij deed zijnen eisch: en ora dien te doen gelden, verzelde hem de Hertog van alba, meC een magng Leger, ma Portugal, kort na den dood van Koning hendrik , die overleden was den 31 Januarij, van het Jaar 1580. Nog in dat zelfde Jaar vermeesterde hij dat Rijk. On, der het voeren van den krijg, was, ondertusfehen, inde Nederlanden het vermaard verbond van vereeniging te Utrecht gefloten, waar ult oranje zig alles goeds beloofde; door mm oroeder, Graaf jan van nassau, Stadhouder var, Gelderland, had hij het zelve tot fland doen brengen, in het Jajr 1579. Maar het had ten gevolge, dat filips het banvonnis tegen oranje, dien hij onbuigzaam vond, had doen yufpreeken; beloovende daar bij 25)ooo kroonen aan eenen ieder die hem levende of dood zou overleveren , cf van net Jeven berooven. Had het den Pri„fe niet ombrooken aan redenen, pm zig tegen de indaaging van alba te verzetten en de gantfche waereïd te doen zien, hoe onregtvaardfe hij behandeld werd, filips gsf hem, door dit zijn gedrag nog' ruimer ftoffe om aan Europa te toonen wat monfle de Koning was, die zelfs den Adeldom en den Hemel durfde belooven aan elk eenen, die zijnen moordlijst wilde voldoen. Niet weinig wettigde het gemelde banvonnis den vermaarden flap, welken 'sLands Staaten, in het Jaar van 1581 \ deeden, door den Koning vervallen te verklaaren van het rerrc der heerfchappij; zie 't Art. afzweerinc. in het volgende Jaar werd bijna voldaan aan de begeerte van filips, alzo Verfcheiden Spanjaarden een verbond gemaakt hadden om •*a*j* t? vermoorden. De aanflag, te 4»**fa te  XV. DJ pi III. JTXIPS5 DE 1W vo»i AFGEZWOREN, zijn WAPEN, ZEGELS enz VEBNIE TIGD, eu ANDEKE vah de STAATEN in PLAATS GEGEEVEN.   FILIPS de II, Koning van Spanje. I$3 «fteld, mislukte insgelijks. Men herhaalde dien, iu het jaat 7,83) doch met gelijken uitflag. Terwijl de Staaten nog wordeende waren met den Hertog van anjou, behaalde Varma veeïfe voordeden. Maar behaagde het den Hemel, den Staat, door den dood, van anjou te verlosfen, waarover men re rn had verheugd te zijnde hemelfche voorzienigheid gedoe. ;d< m|celiiks, dat een' omgekogte huurling, met naame S.?earj»8, den Prinfe van oranje, »'t Jaar .rfjghw leve* benam: een moord,'die zelfs door weldenkende,Roomsclgezinden gedoemd werd, fchoon 'er ook waren die, om den Koning, als het hoofd der moore.enaaren, te behaageu, Cf openbaare vréugde over bedreeven. Fiiad. Na, in het Jaar 1595. verfcheiden proeven van dapperheid in Frankrijk gegeeven te hebben, had hij', van daar te rug gekeerd, zig met zijne bende gevoegd bij maurits , die, door hem verfterkt zijnde, in de maand Julij, het beleg van Grol ondernam; doch de wakkere mondragon noodzaakte hem, het zelve optebreeken. Filips van nassau trok toen, met vijfhonderd p.arden, over de Rivier de Lippe, om de vijandelijke voorraad» haalders te overvallen. Hij geraakte daarbij in een'fchermutzeling, en werd zodanig gewond, dat hij eenige dagen, daar na overleed. Vad. Hifi. D. VIII. bl. 425. Filips willem van nassau, Graaf van Buuren, oudfte zoon van willem den 1, Prinfe van Oranje, en van anna van egmond, gebooren den 19 December, in het Jaar 1554. Zijn vader, in het Jaar 1567, met de komst van alba. naar Duitschland vertrokken, liet deezen zijneu zoon op de Hooge Schoole te Leuven; gelovende dat zijne jonkheid, de voor. regten van Braband, en die van de Univcifiteit, bekrachtigd door den Paus, genoegzaame waarborgen voor zijne veiligheid waren; doch hij vond zig daar in merklijk bedroogen. Want de Hertog , die privilegiën noch voorrechten ongefchonden liet, deed hem, die nog geene 15 Jaaren oud was, den 10 September, ligten, en naar Spanje voeren, daar hij den tijd van 08 Jaaren , genoegzaam als gevangen , doorbracht. Hem werd As Roomfche Godsdienst, met alle magt, ingeprent. Na het vermoorden van zijnen vader, nam hij den tijtel aan van Prins van Oravje. Iu het Jaar 1595, werd hem de vrijheid gegee. ven; ja zelfs, om dat men, in Spanje, iets goeds van hem verwagtte, met den Aartshertog naar de Nederlanden gezonden. Hij nam dan, den 28 September, van het Jaar 1595, de reize naar de Nederlanden aan. Te Rome gekomen zijnde, kuste hij de voeten van den Paus, die hem met groote gefchenken overlaadde; den ji Februarij van het volgende Jaar kwam hij in de Nederlanden. De Staaten, zijne aankomst te Brusfe! ver-  FILIPS WILLEM vak NASSAU, Graaf van Buuren. 195 verdaan hebbende, begroetten hem, met eenen brief, gedagtekend in 'sGravenkage, den 22 December, in het Jaar 1595; betuigende daarin hunne vreugde over zijne verlosfmg. Zij gaven hem tevens te kennen, dat de Spanjaarden door hem groote dingen zogten te verrigten; doch dat zij niet hoopten, dat zijne Excellentie zig daar toe zou laaten gebruiken : en dat hij de man niet zoude zijn, die de fondamenten der vrijheid, door zijn vader gelegd, zou ondermijnen, en die daarom zo fchandelijk vermoord was. Verder verzogten de Staaten, dat zo hij begeerte rnogte hebbe om over te komen * hij zulks tot eene nadere en betere gelegenheid geliefde uitteftellen; waar van Zij zijne Excellentie als dan zouden verwittigen, e» als dan te gelijk toezenden de nodige verzekering, alzo het hem niet vrij ftond, zonder paspoort, in eenige vesting of fterkte van den Staat te komen. Deezen brief ontving de Prins nog op zijne reize, en Wel te Luxemburg* Hij bedankte 'er de Staaten voor, betuigende dat hij hoopte, goede gelegenheid ter hunner verlosfinge te zullen vinden; en dat hij die vindende, dezelve zo wel zou weten I te gebruiken, dat zij reden zouden hebben, om vergenoegd te zijn over zijn gedrag: terwijl hij niets anders zogt, dan het onderdrukte Vaderland herfteld en welvaarende te zieni Dat hij hoopte dat God hem zou bewaaren, dat nooit iets van hem gevergd werd, 't welk ergens anders toe drekte, dan tot een goede uitkomde uit zo veele elenden en rampen, en tot rust en algemeen voordeel van alle deeze Nederlanden. De beftierders over den nagelaaten boedel zijns vaders zonden hem te Brusfel, bij zijne aankomde, 10,000 guldens irt geld, uit de inkomften van zijne goederen; met oogmerk om te beproeven, welken weg hij wilde inflaan. In de maand Oc« tober werd, op zijn verzoek, te weege gebragt, eene bijeenkomst in het Land van Kleef, tusfchen hem en zijne eenige volle zuster, de Gravinae vah hohenlo. Zij ontmoetten en bejegenden elkander met behoorlijke beleeftheid, en fpraken over huislijke zaaken. Aan haar werd , door de andere bloedverwanten , toegedaan, hem eenig huisraad toetezenden. De „Mgemeene Staaten zonden mede derwaarts , den Raadsheer ssels, «m hem mondeling te verwelkomen, en verflag te N 2 doen  ït>6 FILIPS WILLEM van NASSAU, Graaf van Buuren. doen van het bellier der goederen te Breda. Zijn broeder maurits zond aldaar roede afgevaardigden aan hem, met aanbieding van geld en gefehenken. Veeleii verwonderden zich, dat toen albertus, in het Jaar 159^, naar Spanje vertrok , om zijn huwelijk te voltrekken, filips met hem wederkeerde naar eene plaats, daar hij zo veel fmart, als een gevangene van flaat, had ondergaan. Hij kwam van daar weder te rug, en vermaande toen zijnen broeder tot vrede met Spanje. Den 11 Maart, in hét Jaar 15C3, werd hij in zijn Prinsdom Oranje gehuldigd, en trouwde kort daar na, met de Prinfes van bourbon, dogter van den Prinfe van coNDé. In het Jaar 1608 kwam hij, voor de eerftemaal, in Holland. Geduuren. de den oorlog met Spanje, had hij zig elders onthouden; doch in dit tij.iftip maakte hij gebruik van de handeling over 'c Bejland; voorgeevende dat hij daarbij zijn belang moest behartigen. Doch de meesten geloofden dat hij gekoomsn was, ©m, op verzoek van Spanje, die onderhandeling te bevorde. ren. Graaf maurits was zeer geftoord op hunner beider zus. ter, die met don emanuel van Portugal heimelijk getrouwd was; doch filifs vond middel om hem te bevredigen. In het Jaar 1609 kwam hij te Breda, en ontbood 'er zijne Gemalinne, die aldaar zeer heerlijk ontvangen werd. Graaf maurits , ïredrik hendrik, Graaf willem van nassau en andere Grooten kwamen haar begroeten. Filips hield eenigen tijd zijn verblijf op het Kafteel van Breda; 'twelk, echter, met Staaten volk, onder bevel van justinus van nassau , bezet was» Geene anderen van zijn gevolg, dan die vau zijn Hofgezin, hadden vrüheid den Roomfchen Godsdienst te oefenen, in de nabuurige Dorpen vau Breda. De dood maakte een einde van zijn leven , op den 20 Februari j, in ber Jaar 1618. Het Prinsdom van Oranje verviel toen op zijnen halven broeder maurits. .Zie hooft, de groot, van meieren, enz. Filips van den el?as, Graaf van Vlaanderen, was eea zóón vaR dirk van den elzas , en kleinzoon van dirk den  FILIPS, Graaf van Vlaanderen, enz. 197 I Hertog van Lotharingen, Hij volgde zijnen vader in het Graaffchap, in tiet Jaar itóB.en had hevige verfchillen met filippus augustus , Koning van Frankrijk, met vvien hij, echter daar na den togt naar het H. Land ondernam. Hij fneuvelde in 't beleg van Aine , in het Jaar upi, zonder kin. deren natelaaten. Hier door kwam het Graaffchap op zijne zuster margrefa, die trouwde met balduinus den VIII; zie van hem verder floris den III. Marchand, Comment. Fland. Filips van leiden; zie leiden (eilips van) Filips van marNIX , Heer van St, Aldegonde; zie alde- ËONDE. Filips, (dirk) indien niet een voorganger, ten minden een tijd- en amptgenoot van menno simons. Hij werd gebooren te Kimden, in het Jaar 1504, en overleed aldaar, in het Jaar i<;68 of 1570; zijnde geweest een zeer ijverig voorilauder van de Leere der Doopsgezinden: moetende, als zodanig, wel zorgvuldig onderfcheiden worden van de Leden der eertijds zo beruchte oproerige IVederdoopers, van welker toomloos en uitzinnig bedrijf alle de navolgers van menno simons ten allen tijde, en nog heden ten dage de Doopsgezinden, een rechtmaatigen afkeer hebben. Volgens het getuigenis van Gereformeerde en Roomscngezinde Schrijvers, heeft hij, in geleerdheid, menno overtroffen Behalven obbo, dien fommige Mennomten een Afvalhse noemen, heeft hij nog een broeder gehad, lucas filipsz, die, onder de Oude Vlamingen, Leeraar te Haarlem geweest is. Zie schyN en maatschoon, Hiftorie der Mennoniten, II Deel, bl, 325. FlMEt.4 ZÏe BAMSTERBIEP. N 3 Pt*  198 FIMELINGO QUARTIER, FINAART, enz. Fimelingo- quartier , een der Kwartieren van de Gronin ger Ommelanden, thans door de meeste Schrijvers «fp'éw" IIVELIrv-G 0 ; Zie f1velingo. *='Peiq , Finaart; zie ïijnaarb. Fincktnga, of finkega , een der twintig Dorpen van de Fnefche Gnetemje SteUivgverfrestcinde , onder het Kwartier van de Zevenwelden. Dit Dorp heeft 33 ftemmen. Finrum; eender veertien Dorpen van de Friefehe Grietenij Leeuwarderadeel, onder het Kwartier O*.,^. Nabij he 0*3^Huis en «*™het ^ Fhjsterwaloa of finsterwold; eenige geringe overblijfzelen van een, in vroegere tijden, zeer voortreffelijk Dorp, twelkƒ oor den1 Dollar* verflonden is, met een duister bosch zo als de oude Duit fche naam te kennen geeft, die weleer geineen was aan twee Dorpen, die, naar hunne gelegenheid cnderfche.den wierden: het westelijke behoort aan het 01. dampt, ligger.de vijf Duitfckc mijlen van Groningen, oost. Finsterwold een der negentien Dorpen van het Groninger Oldampt I„ den verderflijken Groninger watervloed van het Jaar i6U6, leed dit Dorp weinigfchade; zes huizen flech " werden weg gefpoeid, en ö8 beesteUj d ™ koeijen, verdronken 'er. Halma. Fir.ndo, een klein Eiland, Stedeke en Kafleel in Japan, daar de Nederlandse Oq.rind.Tche Compagnie haare handelPlaats heef.; geleegen in de lengte oostwaards van Bongo, an> ders genaamd CiM0} hebpende, ten «oorden , Taqumma; ten zui»  FIRANDO. zuiden Goto , beiden rondom van de Zee befpoeld De mond van de haven van Firando is eng en gevaarlijk, en beter voor Japanfche barken en klein vaartuig , dan voor groote Neger' landfche Schepen gefcbikt. Binnen heeft ze een wijnen ronden kolk , daar geene ftroomen of hooge golven gezien worden; doch de grond is modderig, en valt dikwils droog. De Re. de is met een dubbele ftraat betimmerd; ook plagten hier weinige vermogende luiden te woonen; doch federt Ae Nederland, fche Maatfchajipii aldaar een vasten handel heeft gevestigd, is Fn-ando zeer toegenomen, doordien de Kooplieden, int alle hoeken, toevloeiden, om met de Nederlanden te handelen; zo .lat de gamfche Üraat in weinige Jaaren aangebouwd is. Het Nederl'andfche Pakhuis, van hout getimmerd, vlak tegen de haven aan, komende met eeu trap in 't water, was. in het Tuur 16+0, zeer bouwvallig. Om dat de goederen, tegen brand, dieven en andere ongemakken, niet genoeg bewaard waren, was de Compagnie, ten dien tijd, bedagt,, om een nieuw gebouw van fteen te maaken. Hier uit vatte de Keizer van Japan atgwaan op tegen de Nederlanders, als of z.j voor hadden, een fterkte te bouwen; het timmeren werd dan verboden, en de Nederlanders gelast, hunne goederen naar Naagefaque te brengen. Dus luid het verhaal van montanus, in Zijn Gczantfchap naar Japan-, doch kempfer fchnjlt, dat de Keizer, in het Jaar 1638, gebood, het Pakhuis, 't welk van gehouwen fteen reeds gebouwd was, om verre te haaien, >t welk At Nederlanders zeer gewillig gehoorzaamden; dat z.j, in het Jaar .641, bevel kreegen, hun Comptoir van Firando te verleggen naar Nangefaque. Het Kaftecl van Firando is eelenen op een heuvel, in eene vcrmaaküjke Landsdouwe, en heeft een brug van blaauwen Arduinfteen. Op de poort ziet men aan de eene zijde, het Keizerlijk wftpen, en aan de andere'zijde, dat van Firando. De torenis vrij hoog, en beftaat uit zeven verdiepingen. Aan de agterzijde van het Slot ziet men agt deuren, ieder raet een langen trap, in den heuvel ingehouwen. Beneden het Kafteel liggen vier Lusthuizen, met gedraaide fp-tzen en gallerijen, op vierkante pilaaten. ben half uur van 't Pakhuis, bij een inham, ftaat, aan Zee, een Afgod, in een houten kas, naauwlijks een elbreedte hoog, N 4. °aar  FIRDGUM , FIRAESL daar de bevru'gte vrouwen in menigte heen lopen, biddende om een zoon. Aan dien Afgod offeren zij rijst, en een zeker fluk kout, een vinger dik en lang, aan het einde met twee krullen, naar het fatzoen eener mannelijke roede: fchreeuwende zonder ophouden : Geef mij eenz-jon, dan zal ik een groo. ter brengen, . Zis montanus en kempfek. Firdgum, e'en der agt Dorpen van de Friefehe Grietenije Barradeel, onder het Quartier Westergoo. Dit Dorp heeft 10 flemmen ; in deszelfs nabuurfchap liggen de Huizen Farma, Camftra en Jelgersma. Bachiene. Fjraesi. Deeze worden voor een Natie of volk gehouden, af komflig van het half Eiland Scania , en voor aframmelingen van asrinas , zoon van gomer, zoons zoon van jafhet. Niet onwnarfchiinlijk is het, dat van deeze fansi de Friefen i in overotde fchriften , aantekeningen, ordonnantiën en brieven altijd FfeTen genaamd) hunnen naam en oorfprong ontleend hebben. Dat de Frifii, (Friefen of Friefen) ai lang vóór Christus geboorte bekend zijn geweest, en toen reeds vermaard, is buiten tegenfpraak. Picard zegt, dat 'er een Land is, gelegen in West-Gotland, onder den Koning van Zwetden behoorende, wiens inwoonders, al vóór de tijden van christus, den naam droegen van Frifii, zo als ptolemeus dezelven noemt. Th. cluverius zeg[, dat dit Landfchap, ft dien tijd, Fieringe genaamd wierd. Het legt met verre van het Meir de Wener, of Wener Zee; doch eenige Landzaten van dit groote Land zouden hunne woonplaatzen dikmals veranderd hebben: en derhalven is 't -e. loofwaardig, dat deeze Frisii, met een Leger van mannend vrouwen, enz. van daar vertrokken zijn, om het tegenwoordige Fnesland inteneemen en te bewoonen. Dus zou de oude Frtefehe Natie haaren oorfprong hebben, van die zo «er vermaarde Gothen; een zeer verwoed, woest,en bar- baarsch,  FI11AESI. 20ï baarsch, doch teffens ftrijdbaar volk. En, in de daad, als men aanmerkt, dat 'er, lang vóór CHSisrus geboorte, een Gothifchc Noordfche Natie, Frifii genaamd, geweest is; dat tic Noordfche volkeren gewoon waren, zig met gantfche fcha:ren naar andere gewesten te begeeven; dat 'er geen groot verfchil is, tusfchen den naam Firaefi en Friefen; dat men, in Friesland, Steden, Vlekken en Dorpen vindt, even zo genaamd als die in Gothia, als Gronge in Gotland, en Groningen , benevens Gieten , Anloo, Asfen, Runen, en meer andere plaatzen in Drenth, allen van gelijken naam met die in Gothland; dat ook de Gothen en Friefen eenerlei naamen van perfoonen hebben: watze, ubbo, hako, tako; en onder de vrouwen : hetta , jiska , vrowa , hilla; dat de oude Friefehe fpraak eene groote gemeenfehap met de Gotifche, en veele woorden eenerlei bekentenis hebben : wanneer men dit naauwkeurig overweegt, zal men deeze meening , aangaande den naam en oorfpronk der Friefen, ligtelijk (feilen boven de voorgeeveus, op het woord Friefen, Friesland, en Frifo vermeld. Te meer, wanneer men 'er bijvoegt, dat de naamen der cerlle Friefehe Prinsfen, uit het noorden herwaards gekoomen, de zelfde zijn, als die der Koningen, welke over Gothland regeerden. Joacium hopperus houd ftaande, dat de Friefen oorfpronkelijk zijn uit de hoog Noordfche volken (Hijperborei), en meent dat zij van hun de letterkunde bekoomen hebben. Vermoedelijk dan zijn zij uit de Gothen, verzeld, mooglijk, van andere Noordfche Natiën, eerst in Groningerland, of wel laatst aaugekoomen, daar zc Groningen gebouwd, en naar hun Gronge dien naam zullen gegeeven hebben : ook in Drenth , naar hun Drontheim, daar zij Runen gefticht, en naar hun vermaard Gottisch Eiland genaamd hebben. Hopperus , in zijn Tafel der Friefehe Koningen; picard en anderen. Fismarke, een plaats in Fivelingo, waar omtrent die van Wirum en Waltershem een Verlaat of Sluis gehad hebben, N 5 om  soa FISMARKE, FISWERD, FJVELA. ©ra het water, waar van hunne Landen gemeenlijk te veel voorzien zijn, uit of in te laaten. Menco, Abt van fVirwn, verhaalt, dat dit Verlaat, in het Jaar 1262, door geweldige ftormen en de kracht van de Zee, doorgebrooken is. Doch dewijl het zelve ten deezen tijd, nu 'er andere Verhaten te Delfzijl gemaakt zijn, van geen gebruik meer is, is ook de naam vergaan. Emmius, die dit zelfde uit menco verhaalt, voegt 'er bij, dat deeze Sluizen geweest zijn in 't Oldampt\ welke (telling met de woorden van menco naauwlijks kan worden overeen gebragt, Alting, Notit. Cerm. Tnf. Tom. II. M' '55. Fiswerd, weleer een Klooster, ten noorden, en onder het gebied of de klokkeflag van Leeuwaarden. Fivela of de fivzl, is een Riviertje, het welk zijnen oor» fprong neemende omtrent de Veenen, van Trentwalde, en niet verder dan twee mijlen min een vierendeel, door Duurswolde, noordwest aangelopen hebbende, zijnen loop noordwaarts neemt, ter lengte van derdehalf mijl, en bij Delfzijl in de Eems valt: immers zo is het thans. Want in den leeftijd van menco heeft het zijnen uitloop gehad in de haven Antifa, ter plaatze daar de Kerk van IVirum gebouwd is. Dit Riviertje noemt menco de Fivel, en die 'er omtrent woonden, Fivelanders QFivelgones), en het Land zelfs Fi., velgo-, welken naam zij heden ten dage nog draagen , hoewel het Riviertje dien al lang verlooren heeft: om reden dat de oude Kil, door menigvuldige afleidingen, geheel uitgedroogd, en naauwlijks meer te vinden is; voornamelijk, na dat 'er eene nieuwe vaart, ter lengte van twee mijlen min een vierde , van de Stad af naar den bogt gegraaven is, waar aan men, te gelijk met de onderfte Kil van de Flvel, den nieuwen naam van het Damflcrdiep gegeeven heeft; naar het Marktvlek Appingadam, daar deeze vaart doorloopt. Want aldus beeft men, midden door 't Land, een vaart doorge- fne-  FIVELGA, FIVELGOA. «03 fneden, tusfchen Unfing en den Eems, tot zeer groot gerief van het gantfche Landfchap. Idem Ibid, Fivelsa, een gedeelte der Groninger Ommelanden; zie fivelingo qüartier, Fivelgoa , fivelingia , in de giftbrieven van Keizer OTTO den grooten, otto den III, en LOl'harius den II, van de Jaaren 970, 996 en 1134, Fualga genaamd-, zijnde een Graaffchap der Friejen, in de Landftreeke, waar in ook leggen Hunesgo, Mernu, Midage; waar uit klaar blijkt dat Fivelgo verftaan word, en dat men Fivalgo leezen moet. Alfricus noemt het, in 't leven van lodceiuis, Fivelga. Adamus BREviENsis, een Schrijver vau de elfde eeuw, verhaalt, dat de Aartsbisfchop van Hamburg, door gifte van Keizer hendrik den IV, verkregen heeft, het grootjle Graaffchap van Friesland, van Fivelgoe; het welk eerst bezeeten heeft Hertog cothofridus , en toen ter tijdt egbertus , de Markgraaf, namelijk van Saxen Turingen, die de geesfel van Friesland wierd genaamd, en wiens goederen, na dat hij gebannen was, in het Jaar io8<5, verbeurd verklaard zijn, zo als de handvest van dien zelfden Keizer aanwijst. Die zelfden Schrijver voegt 'er bij, dat de Aartsbisfchop ook tien Jaaren in '/ bezit is geweest, van het voornoemde Graaf fchap, ter tijd toe dat hij weg gejaagd wierd: welke zaak, als bij zijnen tijd voorgevallen, men niet wel kan tegenfpreeken. Doch men dient te onderzoeken, om welke reden hij Fivelgo, het grootjle Graaffchap van Friesland genoemd bebbe, naardien Oostergoo en Westergoo, beiden uit den roof van denzelven, door egerbt, aan den Bisfchop van Utrecht gefchonken, tweemaal zo groot zijn. Doch ik denke, dat deeze Schrijver, door het Graaffchap Fivelgo, verftaat, geheel Friesland tusfchen den Eems en de L /uwers, dewijl hij de Grenzen van het Graaffchap Emisgoe, waar van de giftbrief fpreekt, insgelijks fchijnt uiueftrekken van de Eemre tot aan de Mceren; waar van de bogt van de Jade, of de Inham, die  *•* FIVELGOA. die het Land over ét Jade, bij hem Oostergoo genaamd, van Emisgo affcheid, gemaakt is. De Keizer heeft, derhal'ven Friesland, het welk eobk.rt bezeten had, verdeeld tusfchen twee Bisfchoppen; geevende aan den eenen dat gedeelte welk tuslchen de Isla (den IJs/el) en de Lauwers legt; aan den ande-en, het geen tusfchen de Lauwers en de Jade begreepen is : zo dat die van Utrecht verkreegen heeft de Graaffchappen Oostergoo, Westergoo, en Islago of Staveren; en die van Breemen, de Graaffchappen Fivelgo en Emisgo. Fivelgo is eigenlijk het tweede gedeelte der Groninger Ommelanden, die, uit verfcheiden Dorpen, tot één Quartier vereenigd zijn. Naar het zuiden grenst het aan Trentwolde; naar 't oosten aan het Oldampt, bijna ter lengte van drie uuren; naar het westen aan Hunesgo, of het Hunfingerland, ter lengte van drie en een halve mijl; naar het noorden aan de Eems, ter lengte van bijna drie mijlen; dus het bijna vierkant is. Zijne benaaming heeft het van de Rivier de Fivel, die weleer het Land doordroomde. Die van Fivelgoa, gelijk die van Wirum het noemen, of Fivelgo, volgens het Ferkamen. tenboek van Utrecht, en, die van ons Fivilgers genaamd worden, hebben boven alle üondgenooten wat nieuws gezogt, en zijn geweest zeer groote ijveraars, om hem gemeenfchap gelijk emü fpreekt, en het hoogde gezag in't bijzonder toe te eigenen : niet veel eerbiedigheid betoonende voor het Keizerrijk , zig nu en dan aanmatigende zulke zaaken, die andere oordeelden , dat men van den Keizer, immers van de gemeene vergadering der Bondgenooten, moest verkrijgen: waar van wij hier boven eenige blijken gezien hebben op emetha. Eindelijk hebben zij zig, in het Jaar 1528, met Groningen, door een eeuwig verbond, vereenigd. Emmius; Winsemius; schotanus; Hl/lorla Eccleftojlica, lib. 4,10, enz. Fivemngo (Kwartier) is eene der verdeelingen van de Provintie Groningen en Ommelanden, bedaande iu Hunfmga, Fi-  FIVELINGO. 20$ Fivelingo, ffesterkwartier, en de Oldampten. M. van der HouvE'lpelt het Fimelingo. Men heeft daarin de volgende Dorpen : Spijck ; BoramLosdorp; Goddinfe; 't Sand; Lcerris; Oostwitwert; (anders Wittewierxun , Emum; IVer. düm> Meijwerti Heveskes; Oterdum: Bulthuizen i Loper* [urn; Wester-F-mbaen i Hoexmeijer; Stedum; Carsbuileni ten Tost ■ Garrelsweer f Wolverfwn ; Heidenfchap; Harkftedc ; ten Bour; Tefingeboeren i Steerwold; Garmerswold; Marfum; Selwert; Jokwert; Coewert; Holwijrda; Üitweerde; Opveerde; Tjansweer ten Noorden; Tjamsweer ten Zuiden, doch beide maar één Dorp; SchermerKerjpel; SchildwolderKerjpel; Cobham; Sudeboeren; Stockeren; Helmt'; Appinga. dam, een groot Vlek, met eenige Stadsgeregtigheden. Bij anderen vind men Delfzijl en Farmfum. Men vind ook in dit Kwartier veele Sloten en Adelijke Huizen, namelijk te Berum ; te Losdorp ; te Godlinfe; Sand; Rijpe; Leermis; Oostwitwert; Enum; H'erdv.m; Farmfum; Lopperfum; Studum; Gasthuizen; ten Bost; Garmerswolde; Schermer Kerfpel; Slochteren; Helium; Siddebuuren; behoorende aan de Genachten van eerum, schafeer, CLANT, ouwda , HOSLE, scharf, ripperda, UBONA , gruit, huninga, renoers, mepser', enz. In den verfchrikkelijken Groninger watervloed, van den 12'en 13 November, in het Jaar 1686, heeft die Kwartier Fivelingo , nevens de andere Kwartieren, groote fchade geleeden. De Heeren Staaten van die Provintie hebben, door de Predikanten van ieder Dorp, eene nette lijst daar van doen opmaaken, die wij hier zullen laaten volgen. Daar onder de cijfergetallen de letter E Haat, zal de Lezer gelieven eenigen te verdaan, wijl bet nette getal daar van niet bekend was.  2C*> FiVELINGO. \ Dorpen. Menfehen. Huizen. Paarden. \ Appingadam. g.— 3 ~Z ~ *** ïp'jc*. | I04 42 — 68 aï\ Tiet urn. | 6i 17 „ *% rolkam. < — 32 — 1 13 2 V Ori/w7/. §, | aïl-T f £ # * Hotwijrda. % 37jSj J(tjS. g. ♦|b «5 Uitweerda. § 9! c : ! § ' ,, = _ L 63 Sohteft. etS 2 g i E o 6i? J39 f«r»/««.. | 171| 7 g 31 3 «8 5 Oterdum. N 97 3 32 § I3 «■ 44 9r 2J wtjweit. „ ai A 3 20 a r2 Siddebwrea, g 4 ! <; g aa » 136 * Jjs TV» Jï«r. § _J g * „ < J S °f ^r/«*. | —.1,1 j| 38 o J < || ^swr' =. — « — ° 23 a""g759T Den November, in het Jaar *686, op vrijdag avond begon de zeer vreeslijke ftorm, met donder, blixem, ha°el en regen, en duurde dien gantfehen nagt; waar door de Zee de hoogte van ruim een mans lengte over de Zeedijken vloeide met vernieling van dezelve, en veele Zijlen; zo dat het gantfche Gewest, tusfchen de Stad Groningen en Delfzijl, niet dan een openbaare Zee fcheen. De elende van deeze Provintie was onbefchrijflijk. Nogthans is de inbreuk, in den daarop ge« volgden watervloed, Groningerland, op Kersnacht, in het Jaar 1717, overgekoomen (behalven nog andere, ) nog jammerlüker geweest, waar van wij, op 't Art. grojiinceu, breeder verflag zullen doen. D-  PLAKE. (OVER) 207 De drie Onderkwartieren , waarin deeze Landftreek verdeeld is, zijn: 1. Oosteradeel; 2. het iVolddeel; en 3. het Hoogland, of Hooglandjlerdeel, die te zamen in zig bevatten XLV. Dorpen, waar van reeds gefprooken is, of nog nader, op de bijzondöre Artikelen, zal gefprooken worden. Zie van der houve, Handv, Chronljk; I. Deel, p. 171 en 172. gabbema, fVatervl., enz, FtAKé, (over-) of over-flake, een boezem der Zee," waar door Zeeland, noordwaarts, van Holland word afgeffcheiden. Anders ook een Eiland in Nederland, dicht bij de Noordzee, in het Zuidwesterdeel van Holland, bij de Grenzen van Zeeland, tegen over 't Eiland Schouwen. Het Eiland Flaki word, zegt s. van leeuwen, van fommigen, over Flaké genaamd , vermids het legt over het water, in de droogte van Flaké, waar van Middelharnas of Oeltjesplaat de Moederftad is; als zijnde het eerst bedijkt, en dus de aanvang of het beginzel van dit Eiland; 't welk, door middel van aangedijkte polders, zo groot is geworden, als eenig Eiland in de Provintie Zeeland. M. van der houve fpelt den naam van dit Eiland Over-Flakké, en ftelt 'er agt Dorpen op, behoo' rende onder het Baljuwfchap van Foorne: namelijk, Ouddorp; Derküand, Melislaud, Herkinge, Oude-Tonge, Nieuwe» Tonge, Bommené en Rouxenisfe. Dit Eiland, welks eigenlijke naam Zuidvoorn is, in onderfcheiding van Oostvoorn, is van voor lang een twistappel ge. weest, tusfchen Holland en Zeeland. Wanneer, na de verandering van de Souveraine Regeering deezer Landen, de Stad Briel, met het Land van Voorne, voor een Lid van Holland was erkend geworden, trachtten de Staaten van Zeeland hun regt op dit Eiland met verfcheiden ftukken te betoogen; doch te vergeefsch. Men bragt, wegens Holland, bij, dat de Stad den Briel, en het Land vmFborne, zints onheugelijke tijden, hadden behoord, en nog behoorden, onder de Provintie van Holland en fFesifriesland; doch die van Zeeland hebben dit wel  *og FLARDINGA, FLANSUM, enz. wei voor gezegd, maar nooit voor beweezen gehouden. JNiettegenltaande alle de verfchilleu, die daar over ontfiaan zijn, behoort dit Eiland als nog ouder de oppermagt der Staaten van Zeeland. Flardinga. Hëkmanus contractus, Graaf van Veeringe, noemt die Phlaterdinga, een Vlek in Friesland; (men verfta hier den tijd, toen Holland den naam vau Friesland droeg) het welk de Keizer, in 't Jaar 1046, dirk den IV ontnomen had, die het reeds voor lang bezeeten had. Andere van dien tijd fchrijven Fierdingen, een zeer vaste Stad in Friesland. . De eerstgemelde noemt, om den Keizer te behaagen, Graaf dirk flegts Markgraaf; zie hier van verder op vlaar' dingen. Flansum, was, vóór de tijden der Reformatie, een Kapel, in de Grietenij Rauerderhem, waarin Jaarlijks, door een Priester, de Misfe en eene Predikatie gedaan werd, onder een grooten toeloop van volk, 't welk daarna, op ham en bier, onthaald werd. Kerk. Oudh. van Friesland, I. Deel, bl. 45. Fledderot, ( herman koops j Pagter en Koopman te Steenwijk , welke zig aldaar, in het Jaar 1750, zeer berugt maakte. Geduurende eenige Jaaren herwaards, was in die Stad eenig gefchif geweest tusfchen de Redering en den Kerkenraad, dat zo. hoog. liep, dat 'er eene verdeeldheid uit ontftond, tusfchen een goed gedeelte der Burgerije en "de Wethouderfchap. De Irrgezeétenen begonnen de hand te leen en aan het ontwerpen eii 'tekenen van een verzoekfehrift aan de Regeering, waar bij herfiel van eenige bezwaarpointen begeerd werd. De voornaamfte voorflanders van dit verzoekfehrift waren, onze fledderus , de Advocaat en Diaken h. tuttel , de Schipper jan thomasz. en eenige anderen. Zij begonnen dit werk, in de maand Junij, van 't Jaar 1748,'en dus in het hachifkfïe tijdflip, waarin de Republiek, door alle aangewende listen gebragt was, om de paften afgefchaft te krijgen,' en zelfs toen men  FLEDDERUS. (HERMAN KOOPS) 209 men te Steenwijk reeds eenige beginzels van oproer befpeurd • had; die, egter, door de inlegering van krijgsvolk gefluit waren, Het opgeraelde verzoekfehrift was getekend door 164 ingezetenen, en door acht'uit hun, welke zig den naam van Gecommitteerden uit de burgerij gaven , aan de Magiftraat tef hand gefteld; welke niet goed vond, het zelve te beantwoorden Tuttel en fledderus bragten vervolgens het verzoekfehrift naar den Haag, aan den Stadhouder, met verzoet dat zijne Hoogheid willem de IV de Wethouders wilde bewegen ora 'er in te bewilligen j of de beflisfing der gefchilleu, tusfchen, hem, en de Magiftraat, door zijne ultfpraak bemiddelen, De Stadhouder gaf een uitftellend antwoord 5 dus keerden zij, maar tamelijk vergenoegd, naar Steenwijk te rug. Het getal der ondertekenaars was, inmiddels, nog meer aangegroeid; die alle, egter, door de Regeering met geen goed oog aangezien wierden. Na dat het krijgsvolk van daar vertrokken was, klaagden de ondertekenaars, dat zij, boven andere, bij da doortrekking van militie, bezwaard waren. Zonder voorafgaande goedkeuring van de Magiftraat , beflooten zij, een vaandel Schutters opterigten, om met het zelve , zo als zij voorgaven, bij eene of andere gelegenheid, ter eere va* den Prins optetrekken. Fledderus werd Majoor, en de meeste andere Gecommif." teerden werden Officieren onder dit vaandel, welk zij den naam van de Oranie Vrij-Compagnie gaven. De Wethouderfchap, de gevolgen hier van vreezende, bragt te wege, dat veele burgers zig begaven onder een ander nieuw opgerigt vaandel, aan welks hoofd zig een der Burgemeesteren ftelde, en 't welk de wagt op het Stadhuis hield, zonder te gedoogen, dat de Oranje-Compagnie het zelfde deed: waarop door deeze Compagnie, met of zonder last van fledderus, de trom werd gellagen, en de Ingezetenen genodigd op een half vat bier, ten huize van den Majoor. De Magiftraat nam dit zo euvel, dat zij den trom, op het Stadhuis, in verzekering deed brengen; die , evenwel, na het fetaalen van acht guldens, te rug gegeeven werd. Voor dat dit gefchiedde, deed fledderus, met een anderen trom, omflaan, en den tromflager dgor eenige Officiers XV. diel. @  al» FLEDDERUS. (HERMAN KOOPS) van de Oranje Compagnie geleiden. Ook voegde hij zig daar bij; waar door hij den haat der Regeering op zig laadde, en zelfs dien van de burgers, welke het met de Regeering hielden. Hij werd, door de wagthoudende burgers, geflagen, en rftet fcherp op hem gefchooten, waar door zijn dogtertje en eenige anderen ligt gekwetst werden Fledderus en tuttel begaven zig daarop andermaal naar den Haage, om aan den Stadhouder te klaagen, over het leed, hun aangedaan; én te gejük om antwoord te vraagen op hun fmeekf.hrift. Naauwlijks waren zij drie uuren thuis geweest, of de laatfte werd, door twee Officieren uit het Regiment van ailva , waar van een gedeelte binnen Steenwijk in bezetting lag, in een herberg over zijn deur, vasrgehouden, én daar na, door de burgerwagt, op de Stads Gijzelkamer gezet, zonder dat men iemand bij hem toeliet. Zijne Huisvrouw vervoegde zig kort daarop bij den Stadhouder, die zig toen in Friesland bevond, om het ontflag van haaren man te verzoeken; doch haar verzoekfehrift werd den Staaten van Overijsfel in handen gefield De Secretaris van Steenwijk bevond zig toen mede te Leeuwaarden, om aan den Prisfe het berigt der Wethouderfchap, op de verzoek, fchriften der Gecommitteerden, ter hand te Hellen. In het begin van de maand Februarij, in het Jaar 1749, werden te Steenwijk nog twee anderen in hegtenis genoomen. Hunne vrienden hielden mede aan om derzelver ontflag; doch dit verzoek werd insgelijks in handen van de Wethouderfchap gefteld; Ook kwam eerlang op het verzoekfehrift van de Huisvrouw van ïledderus een antwoord: dat zijne Hoogheid het berigt der Staaten ontvangen hebbende, in haar verzoek niet kon treeden, maar de zaak aan den gewooncn Regter overliet. Kort daar na keurde zijne Hoogheid de verandering der Re» geering te Steenwijk, die onlangs, op de gewoone wijze, gefchied was, goed, 't welk de Prins, in het voorleden Jaar, niet geraaden gevonden had. Zij, die het met de Regeering hielden, beflooten daar uit, dat de Prins geheel op hunne zij. de was; waar over zij openbaare vreugde bedreeven. Ook trok de Compagnie, door de Regeering aangefteld, op, met een zonderlingen zwier. De Wethouderfchap, nu haar gezag ge. vestigd oordeelende, deed eenen der gevangenen, befchuldigd den  FLEDDERUS. (HERMAN KOOPS) au den Schildwagt geweld aangedaan te hebben, veroorrieelen om drie Jaaren in 's Lands Tugthuis te Zwolle te worden opgefloo* ten, en twee andere loslaaten. Fledderus werd, inmiddels, ook verhoord; doch 'er verliepen meer dan drie maanden, eer hij gevonnisd werd. Weinige dagen te vooren waren nog twee Gecommitterden, tuttel en vogelzang , vastgezet, en eerlang vervoerd naar Vollenhove, daar men den Schipper jan thowasz, ook gevangen genomen had. Fledderus werd, ora dien tijd, uit de Gijzelkamer, alwaar hij tot hier toe gezeten had, gebragt in een affchuwlijken kerker; twee dagen daar na werd het doodvonnis over hem uitgefprooken , en hij, op den 24 April, op de gewoone Gerichtsplaats buiten Steenwijk, opgehangen. Ia het vonnis werd hem te last gelegd : „ dat hij, zijnde reeds te „ vooren, om ondernomen vrouwenkragt, in hegtenis geno. „ men, en daar na voortvlugtig geweest, in het Jaar 1748 ,, oproerige vergaderingen ten zijnen huize gehouden , het ge,, meenevolk befchonken, en, door zijn vrouw aangezet had, „ om eerst tot zijnent de glazen inteflaan. Dat hij een der eerfte „ opftellers en tekenaars geweest was van een verzoekfehrift, ,, (trekkende tot verandering van de geheele wijze van Regee* „ ringe, en dat hij, voorgeevende voor den Prins te ijveren, „ ook andere tot tekenen l^ad aangezet; dat hij zig, op eigen „ gezag, zonder "keunis der Staaten en zijner Hoogheid, en „ tegen den wil der Wethouderfchap van Steenwijk, gefteld „ had, aan het hoofd van een zogenaamde Compagnie; dat hij „ den trom had doen roeren, om volk tot die Compagnie te „ werven, en toen de trom op het Stadhuis gehaald was, „ eenen anderen doen gebruiken, den eerften, of geld daar „ voor, met bedreiging van eenen der Burgemees teren te rug „ vorderende. Dat hij bij nagt aan het hoofd van eenig op„ geraapt volk , de burgerwagt gehoond, Gecommitteerden „ boven! De Burgemeesters onder l geroepen , en eenen gevau» gene, met geweld, uit handen van het Geregt geholpen „ hadt-" In deezen ftand der zaaken, zitteude den Diaken tuttel te Vollenhove in hegtenis, terwijl verfcheiden andere, die het met hem gehouden hadden, gevlugt waren, om het wraak* zwaard der al te driftige Regeerders te ontwijken, vond de O a Ma.  «ia FLEDDERUS. (HERMAN KOOPS) Magiftraat goed, tot het beroep van een Predikant te treeden5 doende nu, hoe wel verre van in allen deele wettig, door eene meerderheid, de ftemmen ligt vallen op den perfoon, dien zij voor lang begeerd hadden, die ook het beroep aannam, doch elders beroepen wordende, het wederom affchreef; waarop tot een ander beroep getreeden werd, dat nu fpoediger voortging. Inmiddels hadden de voortvlugtigen zig vervoegd bij den Prins, om zijne hulp, en hielden zo lang aan met hun verzoek, dat zijne Hoogheid beval, de zaak der gevangenen in ftaate te houden, en den voortvlugtigen vrijheid laaten, om zig, ongemoeid, in de Stad te onthouden. Tuttel en jan thomasz waren, eer dit bevel uit Steenwijk kwam, reeds wederom derwaards gevoerd, op bevel der Regeering, met oogmerk, ora hen, eyen ais fledderus, met de koord te ftraffen. Doch dit werd door den Prins geftuit. In de maand Augustus zond zijne Hoogheid als Gemagtigden naar Steenwijk, willem, Baron vau Haarfolte, Heer van IJrst, en fredrik robbert van lathun , Burgemeerers van Zutphen. Turri-l, jan thomasz en vogelzang, welke laatfte nog te Vollenhove zat, werden , terftond na de aankomst der Gemagtigden,. onrflagen. Sedert werden de Wethouders en Gecommitteerden der burgerij tegen elkander gehoord, voor de Gemagtigden, die eindelijk, in de maand November, een nieuw Regiement op de Regeering deeden afkondigen, waar bij, in fommige op. zigten, voldaan werd aan het verzoekfehrift der Gecommitteerden uit de burgerije. De twee nieuw opgerigte vaandels werden vernietigd, en elk vermaand tot ftilte en rust; waar na de Gemagtigden van zijne Hoogheid wederom vertrokken. Doch het onderzoek van de zaak der gevonnisden en befchuldigden liep lang aan. Zij hoorden de Wethouders aan de eene zijde; waar tegen, aan de andere zijde, de verdediging der befchuldigden , geftaafd door veele getuigenisfen ten hunnen voordeel, overwogen werd; daar veel aan vast was. De uitilag van alles was, dat zijne Hoogheid, verftaande, dat de gevonnisden en . befchuldigden niets gedaan hadden , waar door zij zulke zwaare ftraffen, gevangenisfeu en vervolgingen verdiend hadden, zelfs fledderus niet uitgezonderd, in de maand Julij, van het Jaar 1750, in hunne eer en goeden naam herfteld werden, en ont- he-  FLEDDERUS (HERMAN KOOPS) enz. 213 lieven van alle verdere gertgtelijk vervolgingen. De Gemagtigden, ten deezen tijde te Steenwijk te rug gekeerd, deedeu deeze uitfpraak aldaar, op den 28, openlijK afkondigen: waar na zij terftond tot een buitengewoone verandering vau de Regeeringe traden. Alle de dienende W&thouders werden ontflagen, en verfcheiden van die te voren Gecommitteerden geweest waren, tot Burgemeesters, of tot Gemeensluiden aangefteld. Tuttel werd Secretaris. In de bediening van Gerechtsbode cn andere ampten werd mede verandering gemaakt. De perfoon , die voor drie Jaaren in s' Landfchaps Tugthuis verweezen was, werd terftond ontflagen , en, gelijk de anderen , in. zijne eer herfteld. De weduwe fledderus verwierf, op haar verzoek, terftond verlof om het lijk van haaren man, 't weik bij de galgbegraaven was, te doen ontgraven, en op eene eerlijke wijze ter aarde te laaten beftellen: het welk onder het geleide van de nieuwe Wethouderfchap, der Predikanten, en eene groote menigte van Ingezetenen, allen verfierd meiOran. jeftrikken, gefchiedde. De galg, aan welken fledderus gehangen had, werd, wat laater, door eenige ijveraars voor zij. 11e eere, bij nagt in brand geftooken, en vernield, 's Prinfen Gemagtigden, nog eenige bijzondere fchikkingen gemaakt hebbende, vertrokken van Steenwijk, en daar mede eindigden de opfchuddingen aldaar. Zie Nederlandfche Jaarboeken. • Fledorp, een Dorp in de Groninger Ommelanden; zie fliedorp. Flehus, flie, vliestroom. De Oostelijke Kil van den Rhijn, die van het Flie, of het Vliemeer, tot aan het Vliegat loopt,, werd, in de oude Oost friefehe wetten, Fli genaamd, in plaats van Flevi; de letteren E. en V daar uitgelaaten zijnde, gelijk ptolemeus ook gedaan heeft. Bij de laateren heeft ze wederom den naam van Flevus gekreegen. Deeze ftroom fchijnt, van de tijden der Roineinen af, tot aan het begin van de 13 eeuw zijnen loop en engte behouden te hebben, wattaeer afgrijslijke en menigvuldige watervloeden het gat geweldig O 3 w'ï"  214 FLEHUS, FLEM1VHNG. wijder gemaakt hebbende, de wadden zeer wijd over het Land uitgezet, en, voor de wateren van den Flieflroom, eenen nieuwen weg geopend hebben, om, regt toe regt aan, naar de Noordzee voorttefchieten ; waar van de voorige kromme ftroom, nog hedendaags, den naam van het Oude Vlie behoud. Het welk een onwrikbaar bewijs is, dat het Eiland, Welk, door het nieuvviings befpoelen van den Flieflroom, eerst gemaakr is, en nu 't Breezant gena-amd word, gantsch geene overeenkomst heeft met het Eiland Flevo van pomponius mejla, gelijk verfcheiden mannen, al te los en ligtvaardig, tot nog toe gemeent hebben. Van deeze oude watervloeden heeft niemand den nakomelingen zekerder berigt nagelaaten, dan de Abten van JFierum, emo en menco. Alting , Not. Germ. Flemming, een aloud en aanzienlijk Geflacht in Pommeren, 't welk verfcheiden dappere en geleerde mannen heeft voortgebragt. Onder deeze was geen van de geringde heino Hendrik flemming, Generaal Feldmarfchalk, gebooren in het Jaar 1632. Na zijne ftudien , op verfcheiden Hooge Schooien , zo in de Wiskunst als Gefchiedenisfen , te hebben voortgezet, leerde hij, in Frankrijk, alle Ridderlijke oeffeningen, en bezigtigde veele Landen. Hij diende eenigen tijd ter Zee, on. der den Admiraal de ruiter. In het Jaar 1657 begaf hij zig in dienst van Brandenburg, en daar na in dien van den Keizer, doch vervolgens wederom onder den Keurvorst van Brandenburg, daar hij tot aanzienlijke krijgsampteu verheven werd. Iva den veldtogt van den Koning van Poolen tegen de Turken te hebben bijgewoond, kwam hij in dc Nederlanden, en was tegenwoordig bij de belegering van Naarden, door willem den III, en andere onderneemingen der Geallieerden. Zijn dapper gedrag was oorzaak, dat de Prins van Oranje en de Gouverneur der Spaanfche Nederlanden hem verfcheide aanzienlijke bedieningen aanboden; doch hij verkoos in dienst van Brandenburg te blijven, waarin hij ook tot zijnen dood volhardde ; beklcedende de grootfte Staats- en Krijgsampteu. Ka dat hij, nevens zijnen broeder, george kasper flemming ,  FLEMMING, FLENIO, FLENIUM, enz. 215 mikg, tot den Gravenftand verheven was, overleed hij, in het Jaar 1706. Ik twijtfel niet, of flemming, welke ons eene befchrijving van de belegering van Oostende heelt nagelaaten, was mede uit dit Geüacht af komflig. . Flenio, of flethione, bij ouds van de Romeinen zo genaamd. Men houd daar voor het Dorp Vleuten, in het Stigt van Utrecht. Flen'.um , in de oude Reiskaart, een weg, loopende door het Land dar Batavieren, langs de beide oevers van éefVaal, van Nijmeegen tot aan het Dorp Voorburg , Forum Adriani, daar men vindt Flenium, tien uuren gaans van Cajptngtum, ( Asperen ), en zes uuren van 't Forum Adriani: welke beide plaatzen zo naauwkeurig zijn afgemeeten, dat men een kring trekkende van de eene tot de andere, dezelve, in een flip toeloopende, den waartn ftand der plaatze oogfchijnlijk aan .vijst. De Hip nu valt in het Land van Putten; en hoe wel nj'en naar van de minfte blijk niet vind van deeze oude benaamiuge, mee* ne ik, echter, daarom niet, dat men deeze aanwijzing als een misdag' moet befchouwen: dewijl'er veele oude naamen van plaatzen zijn, die men nergens meer viiidc. Cluverius heeft, waarfchijnlijk, te veel vrijheid genomen, als hij ftijf en fterk beweerd, dat men Flevio of Fktio leezen moet, in plaats van Flenium, en daarenboven de ulletters, naar zijn genoegen, veranderd, met in plaats van XV1I1, tusfchen Forum Adnani en Flenium, III te dellen, en het dubbel getai, XXIi. M. P., dat is, tien uuren gaans, tusfchen Flenium en Caspingium, zodanig verzet, dat het eene komt in de plaats vau net andere : fchoon hier toe geen ander bewijs of beweegreden heDbende, dan om de benaaming ymFietio, bij de De/jjohe Vliet vinden. Met zulke verkeerde en ftijfhooidigde denkbeelden, heeft cluverius, hoe kundhj hij ook ware, meermaals mis getast. Altimg, Cerm. Inf- p. I. p. 58, Flerimga, eea oude vervallen Stins, in Leeuwaarderadeel. Q 4 Flï-  216* fUETlO, FLETIONE. Fletio. Deeze is, de in gemelde Reiskaart, een andere weg, van Nijmeegen tot den laatften oever van den Rhijn, en langs dien naar de Zee; waarin voorkomt de benaaming' Fletio, tusfchen Levefanum en Lauri; van den eenen kant geleegen vier uuren gaans, en van den anderen vier gemeene Duitfche. mijlen, of omtrent een quartier uur meer dan vijf uuren; 't welk, volgens de kromte van de Rivier, uitkomt op de plaats van het Batavisch Eiland, daar, regt tegenover, pp den Friefchen bodem, het Dorp Vleuten Jegt. Het is ook niet zeldzaam, dat de plaatzen, gelegen regt aan den overkant der Rivieren, dezelfde benaaming behouden. Of nu de Inwoonders van dit Batavisch Fletio htmne woonplaatzen ijaar dit Friefehe Dorp hebben, kan met geen zekerheid be. paald worden, om reden dat niemand der Schrijvers, die ee* nig geloof verlenen, zulks meld. Nog thans is dit zeker, dat men de ouden naam op den flinker oever niet meer vindt; maar dat de waare gelegenheid der plaatze, volgens het getal der mijltekenen, geweest zij, digt onder Utrecht, aan den bogt van den Rhijn, gemeenlijk de Kromme Rhijn genaamd. Ibidem. Fletione, Deezen naam vindt men in het Itinerarium van Keizer antonius, die in het Jaar 812 aan de Regeering kwam. Hij heeft zijn Reisboek gemaakt of gehouden in Batavia, en maakt daar in gewag van twee Heirbanen, of wegen, den eenen ter regter, den anderen ter (linkerhand, door het Eiland Batavia; dus overeenkomende met de Kaarten van peutingkr. De eerde wegen liepen door de rechter zijde van 't Batavisch Filand; dat is, aan of omtrent den kant des Rhijns. aldus: CAonia Trajana ■• het Dorp Kelten bij Kleef, Burgenatio, Arsnatio bij cluverius^ Arnhem, Noviomagi, of Nijmeegen? Caffra Herculis, Er kelens; Carto. ■pa, de Stad Graaf; Levefane, Leeuwen; Flectione, Vleu. feu-, Lauri, Leerdam; Negro Pullo, Woerden ; Albiniana, yilphen; Mafeloni , Rhijnslurg ; Pretorium Agrippinte, Roomburg; Lugduno, Leiden, Pus zou bet voornoemde fit  FLETUM, FLEUM. 217 Fletione het tegenwoordig Dorp Vleuten zijn: zie op vleu* ten. Maar op de andere ziide van de Heirbaan, loopende door de flinker zijde van 't Eiland, vinden wij dit F;etione mede aangetekend; gelijk men zien kan, in de Kaart en afbeelding deezer Heirbanen , in van loon's Aloude Hiftorie van Holland, Ibidem, Fletum, een van de drieëndertig Dorpen, welke door de ■Kracht des waters vernield zijn. Zie dullaart. Fleum, is de Stad, die ook Cafiellum Flevum genaamd werd. PtolomeüiS telt, onder verfcheidene Steden van Groot Germanie, voor bij het Oostelijk gat van den Rhijn, in de eerfte plaatze, Fleum, het welk onder de Regeering van Keizer tibkriüs, niets meer dan eene fterkte of vesting was, en van tacitus Flevum genaamd word. De Heer alting toond zeer wijdloopig, dat deeze zeer voortreffelijke Aardrijksbefchrijver, door andere misleid, hier groote misflagen begaan heeft, en neemt tot een voorbeeld, de zeven Zeegaten, waar door men, ten tijde van gemelden ptolomeus, op de kusten der Taxanders, Bataven en Friezen, alleen in de Noordzee konde uitvaaren: als 1. dat van deM(((!!;-2. het westelijke gat van den Rhijn; 3- hej/ midden gat van den «elven; 4. het oostelijk gat; 5. de Marnamaajche haven; (5. het gat van de Vecht; en 7. dat van de FJons. Vervolgens toont hij, dat zo wel de overzetting van den Griekfchen Text, als de Exemplaaren der Reisboeken, merkelijk verfchillen in tal. en merkletteren, ontdaan door fouten van af. fchrijven en drukken. Dit alles naauwkeurig overwosen, en in fommige talletters eenige veranderingen gemaakt hebbende, befluit hij, dat de Stad Fleum, daar ptolomeus vau meldt, en de vesting Flevum, daar tacitus van feftrijft, ten naaste bij geweest zijn ter plaatze, daar men nog hedendaags den naam vindt , namelijk in Visvliet, aan het watertje de Lau. ivcrs, of in Flicdorp, aan de Rivier Hunfing. Wil, echter, Iemand, zegt hij, de gemeene leezing, (waarin hij talletters q s veran<  8 FLEUM, FLEVO. verandert) behouden, ik wil daar niet hardnekkig tegen gaan £n dan zou de omtrek van den pa>fer te zaraen komen, een' we.nig boven de Hunfing. niet verre van G,oningeni dat al door fomraigen, vóór meer dan twee Jaaren. geoordeeic is. ia wat lat, (zegt hij) men ook van alleLeeziinren wil volgen zal Fleum altijd blijven tusfchen de Lauwers en de Eems, Doch zij wijden Ee verre af, die, volgens cluverius, het hebben °°Stelijk **' ^ PkV"m &ai*md> S™gt Ibid. Flevo. Een van de Ouden, «weten pomponius mela, die leefde ten tijde van Keizer claudius, heeft ons aan den rechter arm van den Rhijn, welken musus heeft doen doorgraven, befcnreeven een Eiland, met den naam van Flevo i hij field het tu.-fchen twee plaatzen, daar de naauwe Rivier, niet verre van elkander wijkende oevers, een groot Meir word, en daar zij weder enger geworden, met een (rroom uit het Meir Voortvloeit. Men kan niet twijfelen, of hij bedoeld de ligging omtrent de Stad Kampen. Maar over het tweede zijn het de Schrijvers van onze en de voorgaande eeuw niet eens. Ieders gevoelen voor zijne eigen rekening laatende, houde ik voor vast, dat de Rivier weder naauwer wordende, mi-fchien ai van d.en tijd af, dat drusus de leiding des Rhijns gemaakt beeft, tot de Regeering van AKNULpaus, of laater, daar len plaatze geweest zii, daar men hedendaags de Lemmer heeft, en Takezijl, gelijk hier na, op flevus fluvius (de Flil firoom) nader zal worden aangetoond. Dit Eiland is derhaiven geweest, ter plaatze daar men nu twee kleinder Eilanden heeft namelijk Ens en Urk, welke te gader, denkelijk, ren tijde' van mela, maar één Eiland, van breede uitgellrelttheid, zullen geweest zijn. Het tweede ligt reet tegen over Takezijl, en" het Diep, dat derwaarts loopt, in Hemclummer Olde Paarderadeel Ik zoude mij grootelijks verwonderen, hoe de groote cluverius hier in heeft kunuen verfchillcn van orteljus die ook vast (telde, dat het hier moest zijn, indien het niet bleek, £at hij niet genoeg bedagt geweest is om zijne gedachten , waar  FLEVO. 219 waar mede hij vooringenomen was, naar de waare gefteidheid der zaaken te richten. Wat meer is, hij zelve houd [taande, dat overal in de fchriften van mela, tlinius, en tacitus, niet Flevo en Flevtis maar Fletio en Fleum moet geleezen worden: als of het buiten tegenfpraak ware, dat deeze benamingen, van de woorden F liet en Flie, naar de Latijnfcht taal gebogen, af kwaamen. Idem. Part. I, p. 59 > mela Lib. III. Cap. 2. Flevo lacus ; het Fliemeer. De Rhijnftroom, door het bellier van dsusus in den Ts/el (Ifala) afgeleid, met zig fleepende dc Vecht, eene Rivier in het Land der Brocktereti ontfpringende, heeft de laage Landen, die, door het menigvuldig regenwater, nu al onderftonden, in een aanhoudend Meir veranderd. Mela alleen noemt dezelve Flevo; doch plinius en tacitus vermelden den naam niet, hoe wel zij beiden erkennen dat hier Meiren zijn. Mela noemt het een groot Meir, door den Rhijn gemaikt: zo dat de oevers verre van malkander afwijken, na dat tij de vlakten overftroomd heeft, die 'er geweest zijn tusfchen de Auchers, de Friejia. bonen, Sturiers en verdere Friezen. Deeze oevers zijn vrij verre vanmal kanderen af geweest, namelijk bij de FriRabonen, ter lengte van tien uuren gaans, naar de Sturiers toe, vijf gemeene Duitjcne mijlen. Doch de Zeeboezem, die tegenwoordig, tusfchen het hnk< huizer Zand en Takezijl, met dit Meir vereenigd is, is vau laater tijd, en eerst ten voorfchijn gekomen federt de vijf laatfte eeuwen. Plinius noemt het Meiren, in 't meervoudige, waarin de Rhijn noordwaards zig uitftortende, in Zee zig verliest. Tacitus geeft ze den naam van afgrijzelijke Met' ren, rondom daar de Friezen woonden : beiden met het zelfde oogmerk in het meervoudig getal fpreekende. Want het Fliemeer, (Flevo Lacus) werd door het Eiland van dien naam, en den hoek, die van Enkhuizen zeer verre voortfchiet, gemeenlijk het Enkhuizer Zand genaamd, volkomen in twee Meiren verdeeld. Zij komén, derhalven, zeer wel overeen met dit Meir, of deeze Meiren des Rhijns. De be-  220 FLEVUM, FLEVUS.' bevvooners hebben ze al voor lang, €er de Zeeboezem door de Noordzee^gemaakt was, de Zuiderzee genaamd; en hedendaags onderfcbe.den zij dezelve nog raec den naam van Zeeboezem, hoe wel min kundigen aan beiden den zelfden naam geeven. Alting , Tom. I. foi. 63. Tlkvvm ostium. Plinius alleen heeft het gat, waar door de Oostelijke Kd van den Rhijn, die zig wijd en breedïn het Memoer, verfpreid, vervolgens naauwer toeloopt, en eindelijk » de Noordzee valt, Flevum genaamd. Ptolomeus heeft het naar het gewest alleen, van de andere gaten onderfcheiden, het zelve het Oostelijk Rhijngat noemende. De eerfle telt bijna 25 gemeene Duit fche mij/en tusfchen het Fliegat (Flevum ) en het gat van de Maas, Helium. De laatfte heeft fiegts 21 mijlen, tusfchen het Oostelijk en Westelijk gat: beide kan bij. na met even goed regt van de zelfde gaten gezegd worden Want indien men een kring trekt, rondom het ftrand van den Oosthoek van Friesland tot aan Stavodurum, zalmen weinig minder vinden dan 25Duitfche gemeene mijlen; en indien men een regte lijn trekt, van dien eenen kant tot den anderen , weinig meer dan 21 mijlen. Het Fliegat is dus, ten tijde van plinus en ptolomeus, geweest ter plaatze, daar het nu nog is, namelijk tusfchen de Eilanden Flieland en ter Schelling. Want de gaten, die men thans vind aan de beide zijden van Texel, heeft de Noordzee, eerst veele eeuwen daar na, geslaakt. Ibid. fol, 64. Flbvüs fluviijs, de Rivier Flevus. De Rhijn, drie killen of monden gekreegen hebbende, heeft men ieder van dezelve een hijzonderen naam gegeeven. De middellie heeft, bij uitneemenheid, den ouden naam met regt behouden. De flinker kreeg dien vau Waal, Vahalis; de regter eerst van de Dru. faanfche Grift , en daar na dien van Tsjel (Jfala.) Te gelijk met zijn water dien naam aangenomen, daar na zig in het  FLEVUS. 111 het Meir verfpreid hebbende , en weder naamver daar uit voortloopende, is hij, tot aan het gat, met den toenaam van Flieflroom (Flevus), zonder bedenking, onderfcheideu geweest; daar dezelve ophoud een Meir te zijn, en wederom begint een Rivier te worden, tot dat ze in de Noordzee valt, heeft ze de Flieflroom (Flevus) moeten genoemd worden, hoewel niemand der Ouden haar bij dien naam noemt, maar altijd met de een of andere omfchrijvinge. Want mela noemt ze den Rechter Rhijn, naauwer uit het Meir voortloopende. Plinius , den Rhijn, Noordwaards zig uitftortende in de Mei' ren, wier gat Flevum is. Tacitus , de Druziaanfche Grift, door de Meiren heen ilroomende, naar het Land der Friezen. Ptolomeus , den Oostelijken Rhijn : immers dit Oostelijk ge. deelte, het welk is tusfchen het Fliemeer, en tusfchen het Fliegat, behoud nog hedendaags dezelfde benaaming van 't Flie: als, het lange Flie, het oude Flie, of zonder eenig bijvoegzel, het Flie. De naam van Rhijn is alleen overgebleeven, tusfchen het groote Meir en het kleine. Ook is de oude loop van den Flieflroom zo onduiller niet, als veelen zig ver. beelden: want dat dezelve, uit het Fliemeer, naauwer uitgelopen heeft, naar dien kant toe, daar men nu Takezijl en de Lemmer heeft, blijkt overvloedig uit de benaaming van Rhijn, die op de laatlte plaatzen nog gebruikelijk, en op de eerfte gemeen is aau het Riviertje de Ee, en met den zelfden naam/ nog bekend tusfchen de Sloot er Meiren, daar üe tusfchen beide loopende vaart, de Rhijnfloot, genaamd werd. Het groote Slootermeer doorgelopen hebbende, is dezelve, met een krommen bogt, van omtrend ii- uur gaans, gekoomen in 't Haager Meir, bij een klein Doipje Indijk genaamd; en dit doorgedroomd zijnde, heeft het, omtrent 500 fchreden beneden het Dorp Gaasmeer, zijnen loop regt West Zuidwest genomen, met den naam van Flieflroom, bij de bewooners het lange Vliet genaamd, ter plaatze daar nu de Stad IForkum ligt, die wel eer Oost Workum genaamd wierd, ter onderfcheiding van een tweede, IFest IForkum, of WestIFarckum genaamd, en nu onder de Zeebaren bedolven; waar van, egter, de naam, op de daar leggende droogte, een en i mijl beneden Oost IForkum, nog overig is. Vau hier zijnen loop Zuidwaarts aanj  222 FLEVUS, FLJE. aan neemende, heeft hij, met een langen omtrek, befpoeld, de Zuider en Wester Zoom van 't Land, waar van de droogte nu het Breezand genaamd word, die bij de Zeevaarenden den naam beeft van het Oude Flie, ter onderfcheiding vau het Nieuwe Flie. Waar uit volgt, dat deeze nieuwe kil, eerst na de tijden der Romeinen is doorgebrooken, naar de andere, die van ouds onder dien naam bekend was, een regten doorloop gemaakt hebbende, van West Workom af Noordwaards aan ; en dat ze vervolgens zamen gelopen zijn, tusfchen Scheering' hals en Langerzand, langs den kant van Flieland, die geheel Oostwaards uitftrekt, daar zij in de Noordzee ftorten, door het' zelfde Zeegat, dat bij ouds veel naauwer was, dan tegen* woordig. Md. Flevus en helius; 't File en Hellevoet, voorheen twee Burgten; zie 't flie in hellevoet. Flie, 't flie of het vlie, een doorvaart uit de Zuider in de Noordzee, tusfchen de Eilanden ter Schellink en Flieland. Dikmaals word ook dus genaamd de Ankerplaats of Rhede, gelegen aan de Oostkust ten Noorden van 't Eiland Flieland. Het eigenlijk Oude Flie was, omtrent het Jaar 1200, tusfchen Staveren en Enkhuizen , niet meer dan een matige itroom of vaart, hebbende den uitloop, tusfchen Texel en Flieland, hoe wel de naam 't Flie, naderhand, aan het nieuwe gat gegeven is. C. schotanus , fpreekende van den xwaaren watervloed, van bet Jaar 1221 en 1222, zegt: „ Zulk een menigte Zeewater „ veroorzaakte eene groote verandering in dat Land, en be* „ gon te formeeren, de gedaante, die het nu heeft.. Want de „ Eilanden varen zeer nabij het vaste Land, even als daar „ aan gehegt: dé Wadden , als laage en waterige velden met „ veele ftroomen doorfneden, tusfchen de Eilanden, waren „ niet meer dan twee monden, of uitwateringen, der Rivieren „ 't Flie en 't Bo-nd/ep; daar na heeft de Zee de laage vel„ den bemagtigd en meer Zeegaten gemaakt: ter dier tijd liep » het Bomdiep, tusfcben Oostergoo enWestergeo, zo verre „als  FLIE. 223 „ als zig 't Nieuwland uitftrekte ; liggende daar aan Af/?;. „ derskerk, Tuitkom, Beetgum, Mar/urn, Boxum, Jellum, „ Oosterburum, Befegtm , Lutkebierum j en aan de andere „ zijde Steenjede, Britfenburg, Leeuwarden, Huifwn , Gouturn, fVirdum, Roetda, Huiten, Rauwerd, eindigende niet verre van Bolswert. De Zuiderzee was een groot „ Meir, met mécendeeis iaag Land. De Tsfel liep binnen zij« ne wallen, tot voorbij de Kuender, van daar zig in veele gedeelten verfpreidende, van welke het grootfte deel, in de „ Zuiderzee naar de (linkerhand toeliep: want de gedachte ,, Zuierzce was achter de Eilanden Ens en Urk; de andere „ deelen liepen door Friesland: de voornaamfle van dezelven ,, den naam van den Tsfel behoudende, vloeide voor oij „ Staveren raar Slooten in het Flie uit, hebbende 't Flie zij„ ne uitwatering tusfchen Texel en Friesland. Een andere ,, arm naar de rechterhand gaande, liep voor bij het Dorp „ Tjerkwert en Hortte zig bij Bolswert in de Middelzee, ol „ 't Borndiep. 't Flie was tusfchen Staveren en Enkhuizen niet „ meer dan matige Rivier. Die van Galama bezaten het ,, meeste deel van de Landen daaromtrent. Vermids het ge„ weid van de Zee, meest iu de Middelzee, hebbende veele de „ zwaare kosten der Dijken niet konnen dragen, hebben ze „ hunne Landen aan de Kloosters gegeeven. Deeze deeden „ fterke Dijken maken, en die van 'tConvent LudingaKer„ ke, onlangs daar na een wijde grift graaven tusfchen ter „ Schelling en Flieland, welke Eilanden tot daar toe met „ hooge Duinen aan elkander gehegt waren." Dus moet het Flie zijnen uitgang gehad hebben, tusfchen Texel en Flie. land, alhoewel de naam van 't Flie, naderhand, zo als reeds gezegd is, aan een nieuw Zeegat gegeeven is. Men maakte ook veele graften, die in deeze Grift en in dit Zeegat uitwaterden; ter deezer oorzaake heef: de Zee, omtrent het Jaar 3220 of isar, en vervolgens, met haaren loop, door het Flie en de laage velden , alles aldaar vermeesterd. Den tijd, wanBeer 't Flie zo groot, en Texel tot een Eiland geworden is, ftelt vossius op het Jaar 1170. „ Een Jaar (.zegt hij ) voor de Hollanders, Zeeuwen en Vlamingen, maar boven al *, 'oor  C24 ï'LIE- voor de Friezen, een Jaar van ellende. De Zee boven gewoonte zwellende vloeide over de dijken en duinen heen s ' zig over de vlakke velden veripreidende. De huizen werden om verre geworpen, Kadeelen weg gefpoeld, Dorpen vernield, met een gruwelijk verderf van menfehen en hees' ten. Landen te vooren, door een kleine boezem van een '' gefcheiden zijn, door het geweldig inftorten van het water \ " zulker wijze van elkander vau den anderen gefcheurd eii verdeeld, dat 'er nu een volle Zee tusfchen door loopt; eenige (lukken van .het vaste Land afgerukt, hebben de naam van Eilanden bekoomen. Het water wiesch zo hoog, dat de Zeegolven te Utrecht voor en tegen de inuuren aandoegen, en 'er Zeevisch voor de Poorten gevangen werden: maar de Friezen leden de alleriammerlijkfle fchade; wijl al het Land tusfchen Texel, Medembltk en Staveren te eene* ' maal verdronk en met de wateren overdekt werd. De Zuiderzee , nam daar door zeer toe in groote. De Landen vait Texel en Wieringenwt die tijd toe aan het vaste Land, zijn door de Zee tot Eilandjes geworden, zo als ze nog zijn." Vossius voegt 'er bij, dat fommigen deezen vloed laater ftellen, en wel op het Jaar 1220 of 1221; maar dat hij den Monnik oothofridus van S. phaotelon gevolgd heeft, die in dien tijd leefden. Zeker oud Schrijver van een Friesch Chro. Dijk delt, dat, in het Jaar 1395, de Zeegaten, tusfchen 'c ■Flie en Texel, door het geweld van perzend water, bij hooge viocden ingebrooken zijn; en het vaste Land, tot de Zuider. zee toe, omtrent Medemblik en Ênkkuizen verdronken en tot een Zee, en toen ook Texel, Flieland en IVieringen, tot Eilanden zijn geworden. M. vossius zegt, als boven, dat dit gefchied is in het Jaar 1170; Juniu», in het Jaar 1173; •ey^nii's, in het Jaar 1170; anderen, in het Jaar 1220; j. ■van oudenhoven, in het Jaar 1237. Doch 'net is buiten twiifFel', dat het Flie niet op één tijd zo groot wierd, als het ■thans is; en ook niet zo vroeg als bovengemelde Schrijvers dellen, indien wij het getuignis van schotanus aannee. men, dat, omtrent het Jaar .1950, 't Flie nog zo eng wr.s, dat men kon gaan van Stayeren. tot Enkhuizen.. Nog andereu  Fr m, > 1-4 ren getuigen, dat men, na het jaar 1200, nog heeftkennen te paard rijden, ofte voet gaan, van Texel af tot Wielingen toe, over zeer fehoone beemden en door lus'ige bosfehen. Tot dus verre halma. Ik zal'er nog bijvoegen, dat doof dien geweldigen doorbraak, door welken de keten der duinen van een gefcheurd is, ook Oost en West friesland van een gerukt zijn, die voorheen flegts een Rivier, de Flie, tusfchen beiden hadden; zijnde de grond aldaar toen vervuid geweest met bosfche-i , in welke de Friefehe Koningen zig met de Jagt vermaakten - gelijk doorgaans gefteld word, dat de Stad Hindelopen haaren naam zou ontvangen hebben, van de Hinden , die daaromftreeks plagten te loopen, en in menigte gevangen wierden. Het groote water, welk nu tusfchen beiden is, en de Noord- en Zuidzee met elkander vereenigt, word, veelal, nu de Middenzee genaamd, dewijl het tusfchen beide Zeeën in de midden legt. De Zuiderzee, nu tot die ruimte aangewasfen, verfchafe den Inwoondereu der Landen, welke zij befpoelt, veel voordeel, ter oorzaake van den vischvangst. Niet te min is dezplve zeer zorglij* ; waarom de laage Landen, die met zwaare dijken moeten befchermd worden, zeer groote fommen van onderhoud kosten. Te meer is men op zodanige dijken, en andere Zee weeringen, bedagt geworden, federt de onheilen, aan welke deeze Landen, door verfcheiden geduchte overftroomingen oneerworpen zijn geweest: als den 15 November i in het Jaar 1530; den 2 November, in het Jaar J532; den 1 November, in het Jaar 1570, en meer andere na dia tijden, wanneer, bij hootre fpringvloeden, aan eenige plaatzen, de dijken overftroomd wierden, andere doorbraken, in Holland en Friesland de Landen onderliepen, en veele menfehen en beesten verdronken. Niemand kan ontkennen, dat dit gevaar Jaarlijks toeneemt, dewijl men duidelijk ziet , dat de Zuidzee allengs hooger word; en de dijken meer en meer verzakken ja, zelfs weer men zeker, dat de Zee, zedert vier eenwen, meer dan 70 of So duimen is geklommen. Aan verfchillende natuurlijke oorzaaken word deeze rijzing toegefchreeven. Sommigen meeren, dar deeze verandering niet zo zeer iu de rijzing van be: XV. na el, P wa.  226 FLIE. water, als wel in de daaling der Landen moet gezogt worden, die natuurlijk moet ontftaan, door afflijten van den grond, door het regenwater, het welk veel zand en ftof, naar Beeken en Rivieren, weg fleept, die het zelve Zeewaarts afvoeren; waar door te gelijk de bodem der Zee, voornaamlijk aan de monden der Rivieren, verhoogd moet worden. Daarenboven zijn andere van oordeel, dat de Binnenlanden, door de zwaarte van den grond, uit hunnen eigen aart, moeten zakken: 't welk, natuurlijk, de rijzing der Zee ten gevolge moet hebben. Wederom anderen willen de verhooging van de Zuiderzee, in het bijzonder, liefst toefcbrijven aan de verwijding der Zeegaten, tusfchen de voorgemelde Eilanden, Texel, Flie. land, ter Schelling, Ameland, enz. die, bij ieder vloed, het water uit de Noordzee in de Zuiderzee inlaaten. Veeliigt loopcn alle deeze oorzaaken zamen, om uittewerken, dat de Z»*« derzee, ieder eeuw, bijna 20 duimen hoogerword: weshalven, door den tijd, de dijken verhoogd en verzwaard zullen moeten worden, zal men het gevaar van overflrooming voorkomen. Voorts vind men, binnen deeze Zee, veroorzaakt door de van eenfcheüring der gezegde Eilanden, veele Slib- en Zandplaaten, die de vaart op dezelve zeer gevaarlijk zouden maaken, indien de Schippers niet kundig, of van goede lootzen voorzien waren. Van dien aart zijn, het Enkhui zei zand; hec Kreupelzand; het Breezand; het Lange Zand; de TVaard; het Fogelzand; het Balgzand en meer andere. Tusfchen deeze plaaten loopt het vaarwater, dat de behoorlijke diepte heeft, voor de zwaarst geladene Schepen, die van Amjleldam, en uit het Noorderkwartier, naar de Noordzee, of van daar te rug willen; dit vaarwater word AeTexel/lroom genaamd, dewijl het den weg opent naar het Eiland Texel, om van daar, tusfchen dit Eiland en Aa Helder, door het Marsdiep, in de Noordzee te geraaken. Een andere ftroom, welken de Schepen bevaaren, die naar Friesland en Groningen den wil hebben , is hei Flie of de Flieflroom. Bij dag dienen hier voor de Schippers tot Baaken , naar welke zij hunnen koers rigten , verfcheiden Kerktorens vau ^eden en Dorpen, langs de Oostkust van Noord - Holland, be-  FLIE. £2/ benevens fommige hier en ginds opgerigre houten Baaken en Tonnen langs het ftrand. Des nachts moeten zij zig rigten naar de Vuurbaaken, die den meesten tijd van het Jaar branden. Om den Zeelieden den weg op dit vaarwater aantewijzen \ en hen te behoeden, van niet op de Zandplaaten te vervallen, en ondiepten te vermijden, gebruikt men nog andere hulpmiddelen ; 'er zijn , op den Texel, en Flieflroom, verfcheiden Tonnen gelegd, die hunne naamen hebben naar de koleuren, waar mede ze gefchilderd zijn; als de roode, zwarte en ■witte Ton, aan de Lootslieden wel bekend. Oo'c ziet men hier en ginds, Steekbaaken , zijnde fparren, op de ondiepten, in het zand geftooken. Desgelijks zijn 'er houten Kaapen, die over en achter elkander liaan, om 'er zig naar te rigten. Zo dra de gronden deezer ftroomen en Zeegaten, dooi den tijd, merkelijk verloopen, worden ook de Baaken ver'.et. Dit alles behoort onder het opzigt der Heeren over de Pilotagie, welke daar van, in de Nieuwspapieren, het nodige berigc geeven. Zie schotanus, Beschrijving van Friesland, pag- 35*> 353 » 35°- vossius, Jaar. boeken, pag, 43. guteerleth, IVater* vloed, pag. 43, enz. Flie , bij de Romeinen Flevus genaamd, was wel eer een zeer oude Burgt, door hun gebouwd, op den hoek van den doortogt vau den Tsfel naar de Zee, doch door de Zee zelve geheel en al weg gefpoeld : waarom ook dat Zeegat, en het Land daaromltreeks, het Flie genaamd word. De zelfde Romeinen hebben, wijders, andere Zeegaten, Sterkten en Kadeeien gebouwd, zo ter beveiliging .van het Land, als ter ontvangst der Tollen, van inkoomen Ie en uitvaarende Schepen. Zulks getuigen het Pluis te Britten, bij Catwijk, en de Burgt Helius bij den Briel; als mede dit Flie, of Flevus, Gemelde Burgten ftonden aan de buitenfte uitwateringen van den Rhijn en Tsfel. P a Ta-  228 FLIE, FLIELAND. Tacitus maakt van dit Flevus gewag, in deeze woorden: „ In dat zelfde Jaar, zijn de Frifii van de vrede afgeweeken, meer door ortze gierigheid, dan door ongeduld over den dienst. „ Drusus had hun eene matige fchatting opgelegd, dat zij, „ ten behoeve desoorlogs, eenige osfenhuiden, jaarlijks, le„ veren zouden; men zag zo naauw niet, noch op de dikte, „ noch op haare grootte; tot dat ollennius, een der voor,, pijldraagers, die als Overfle over de Friezen gefield was, „ huiden van wilde osfen ter fchattinge, en als een maat om „ zig te ngtten , voiderde. Dit was voor andere volken ook „ een harde zaak; maar het werd van de Germaanen te zwaar„ der opgenomen, die wel bosfchen genoeg hebben, daar ,, overvloedig zwaar en grof wild in is, maar daar het tamme ,, vee maar matelijk in valt. Hij, ollennius, nam daarom „ hen eerst hunne osfen af, daar na hunne Landerijen; einde- lijk fpaarde hij noch hur.ne vrouwen, noch hunne kinderen, „ makende die tot flaven; waar uit toorn, wraakzugt en ldach„ ten ontftonden. Maar daar in niet te gemoete gekomen „ wordende, vatten zij den oorlog aan; en de foldaaten, die „ bij het ontvangen van de fchattinge fionden, greepen zij bij „ den kop, en hingen ze op. Olennius voorkwam de ver„ bitterde Friezen , met de vlugt naar het Kafleel Flevus, „ daar hij werd ingelaaten, en waar in geene verfmadelijke „ magt van Romeinjche burgeren en bondgenooten, ter be„ fcherminge van de bezettelingen der Zeeftranden, lag." Van leeuwen , Rat. III. fol. 52. tacitus, IV. Deel, Jaarboeken. Flieland, of vlieland, een Eiland aan de Zuiderzee, of liever in de Noordzee, ten Noordwesten van de kust van Friesland en de Stad Harlingen, tusfchen ter Sohelling, EU jerland, Texel, Weringen, Urk en Ens. Wanneer en op wat wijze alle deaze tot Eilanden geworden zijn, is reeds gezegd. In het verhaal van den watervloed, in het Jaar 1237, vind men het volgende gemeld. Eerst waaide de wind uit den Westen ; daar na uit het Zuiden en Zuidoosten, en vulde alzo den  FLIELAND. aap den Tsjel en het Flie, met de griften, zo dat een gtoot deel van Friesland, in het Weiteu geleegen, onderliep. De Landen van Hokoland overftroomden in den nacht; waar toe zij, door hun graaven. aanleiding gegeeven hadden. Des morgens vroeg zagen zij, die het eerst waren opgedaan, dat het Land blank van water dond, en riepen tot hunne nabuuren Het is al Flieland! om dat het Flie het Land overliep en vermeesterde. Men wil dat dit Land daar van den naarn zou ontleend hebben. Anderen dellen dit later, en wei op het Jaar 1246, met deeze woorden: ,, Inzonderheid vloeide de „ Westerzijde van Westergoo gantsch onder. Eenigen, die „ op Hokoland woonuen, 's morgens vroeg op wezende, en ,, dit water ziende aannaderen , riepen elkander toe: V is al ,, Flieland! in de gedachten, dat het water al het Laud overdroomd had." Schoon dit een oud Friesch woord was, klonk het, echter, den nabuuren, onder welke veele Hollanders waren, vreemd in de ooren; een deezer roeperen hiette tetje op Hokoland, en daar na kreeg nij, al fpottende , den naam van tetje op Flieland. Van daar meent men dat die flreek deezen naam behouden heeft. Dit Eiland is genoegzaam allerwegen door duinen omringd, of liever, het bedaat geheel uit enkele duinen, die in 't mid. den eenige valeijen hebben : waar uit men te zekerder befluiten mag, dat voorheen alles nog vast Land was; zijnde de duinen alhier breeder geworden, dan langs het overig gedeelte der Friefehe kust. Alleenlijk is aan het Zuidwesseinde des Eilands eene opening, voor welke een ftevige dijk gelegt is; die, echter, zeer gevaarlijk daat De Regeering van dit Eiland bedaat uit éé:i Schout, drie Burgemeesteren en zeven Sehepenen. Op het zelve legt thans maar één Dorp, Ooitflieland genaamd, dat redelijk fraai en groot is Behalven de Gereformeerde Gemeente, waar van de Predikant onder de Klaslis van Enkhuizen behoord, is 'er ook eene Gemeente der Mennoniten. Eertijds was 'er een tweede Dorp, Westflieland genaamd; d-.'ch de Kerk en de daaromftaande huizen, zijn, federt eenige Jaaren, langzamer* P 3 hand,  9j0 FLINK. (GOVERT)1 hand, het een na het ander, door de Zee verzwolgen : zo dat 'er niets meer van overig is. Raij, Woordenboek, pag. 515; van der houve, 1. Deel, fol. 142; winsemius, Kronijk, fol. 166; gabbema, Watervloeden, pag. 77, Funk, t govert) vermaard Schilder, werd te Cleeve, alwaar zi,n vader Stads Rentmeester was, in het Jaar 1616 gebooren. In zijne jeugd werd hij door zijn ouders , in zijne Geboorteftad, in een zijde-ftoffewinkel befteld; maar het leed niet lang, of zijn meester klaagde, dat covert meer werk nuakte van mannetjes te tekenen en te knippen, dan van den winkel. Het ongenoegen zijns vaders maakte hier in geene verandering ; integendeel werd zijn lust tot tekenen langs hoe grooter; waar aan veel toebragt de kennis, die hij gemaakt had met een Glasfcbilder, dien hij geflaag, zo veel de tnd hem toeliet, ging bedoeken. Zijn Patroon gaf hem, zoals men zegt, de zak, en berigtte aan den vader, dat het be:er zoude zijn, een Schilder van hem te maaken. Zijn vader verbood hem het tekenen met allen ernst, en zeide dat hij hem eerstdaags op een Comptoir te Amfleldam zou bezorgen. Govei>t, altoos nagegaan wordende, en nergens vrij zbnde. dan op zijn flaapkamer, kocht, voor zijn fpeelgeld, tekengereedfchap en prenten, ontfutzelde de meiden kaarslicht, en tekende gantfche nachten, naar prenten, die de Glasfch'lder hem ieende; tot dat zijn vader hem op zekeren nacht verrastte, alles aan ftuk fcheurde, en vervolgens govert met flagen naar bed dreef. Na verloop van cenigen tijd, kwam lamb'rt jacobze, beroemd Schilder, en Leeraar der Doopsgezinden te Leeuwaarden, zijne GeIoofsgenoot3n te Cleeve bezoeken. De ouders van govert gingen hem hooren, en kreegen toen een gantsch ander denkbeeld van de Schilders en van de Schilderkonst. Thans gelukte het govert, bij lambeet befteld te worden, ora dekonst te leeren. Govert» 29  FLINK. (GOVERT) |ffc 20 dra hij op eigen wieken drijven kou, verliet zijnen mees. ter, en begaf zig naar Amfteldam, daar hij, door middel van eeoige aanzienlijke bloedverwanten, terftond gelegenheid vond om proeven van zijne konst te geeven. De manier van rembrant was, in dien tijd, de algemeene fmaak; al wat daar aan niet voldeed, kon niemand behaagen., Govert vond geraden, zig een Jaar onder dien vermaarden Meester te oefenen. Het gelukte hem, rembrant zo wel na te bootzen, dat verfcheiden van zijne ftukken voor die van rembrant verkogt werden. Doch met den tijd veranderde ook de fmaak; en helder fchiideren kreeg op nieuw de overhand- Geene kleine moeite kostte het flink, die aangewende manier weder aftewennen. Te Amfleldam begaf hij zig in huwelijk, met een jonge juffer, wier vader te Rotterdam Bewindhebber der O. I. Maatfchappij geweest was, en toen met haare moeder binnen deeze Stad woonde. Deeze zijne braave vrouw werd hem., in het Jaar 1649 , na dat zij hem één zoon gebaard had , door den dood ontrukt. Flink bouwde, kort na zijn huwelijk, een fraaije Schilderzaal, met groote lichten. Op de bovenlijst zag men de Borstbeelden der Keizeren, en voorts veele fraaie afgietzels, naar de beste marmeren antiken; tusfchen beide veele vreemde gewaden, harnasfen, fchiet- en fteekgeweer; ook oude kostbaare fluweelen, en andere met goud geborduurde Tapijten, gekomen uit het Hof van den Hertog van Cleve, en, door den Keurvorst van Brandenburg, aan flink gefchonken; waar voor hij verfcheiden ftukken, en daar onder het Pourtrait van den Keuvorst, los en geestig, doch tevens buiten gemeen uitvoerig , gefchiïderd had; een ftuk, 't welk den Keurvorst zo wel behaagde, dat hij hem deszelfs af beeldzei, omzet met diamanten, ten gefchenke zond. Flink was niet alleen een gunfteling 'van deezen Vorst, maar ook van jan maurits , forst van Nasfau, en Stadhouder van Cleve en Mark, die hem meenigmaal, als hij te Amfteldam kwam, bezogt. Flink bezat Je deugd, van een vijand te zijn van gezelfchappen, waarin onmaatig gegeeten en gedronken werd; ook kwam hij zelden in de Schilders bijeenkomften, fchoon hij anders niet afkeerig van menfehen was. Des zondags, na de P 4 Gods-  m- FLINK. (GOVERT) Godsdienst! effening;, vermaakte hij zig, in 't bijzijn vau e,nige voorname Ko .stminnaars, als de Heeren six en uitenbo. gaart, die uitmuntende Cabirietten van Italiaanfche Schil, der en Papierkonst bezaten, waar van hij zelf mede een aanzienlijken voorraad verzameld had. Onder zijne eigen ftukken muntten uit, twee Korporaalfchappen Schutters, van welke het eene nog te zien is, op de Groote Zaal, nevens den fdioorfteen, }h de Kloveniersdoelen te Amfleldam. haderhar.d belust wordende op grooter onderneeiningen, op hec voetlpoor van rusbens en van dyk, wees hij die geenen van de hand, welke een Pourtrait van hem begeerden. Van zijne Konstllukken, is no geen te zien, voor den ichoorfteen, in het vertrek van Heeren Burgemeesteren, op het Stadhuis van Amfleldam, daar makcus cortiüs, met een gerecht van raapen yergenoegd, de gelchenken der Samniten veracit; als mede in de Raadzaal een groot ftuk, verbeeldende salomon, Goit om wijsheid biddende. Een diergelijk ftuk, maar kleinder en met minder bijwerk, \e eerde hij aan zfne Geboorteflad Cleéve, waar voor hij, met brieven van den 29 Augustus, in het Jaar 16^9, bedankt weid AJie deeze ftukken toonen een grootsheid van Ordonnan. tie, een Konllige koppeling en fchikning der beelden; als mede kracht van ichilderen, zonder bonte of harde koleuren. 'Alle zijne gedachten bepaalden zig nu, op het vervaardigen van groote werken; gelijk hem dan ook, in de maand November van het Jaar 1Ó59, door Burgemeesteren vm Amfichlam werden aanbefteed, agt groote ftukken, om te dieHen, in de agt hoeken van de Zaal van het Stadhuis, en vier Jileindere, om in de bogen geplaatst te worden. Met ongeineenen iHst vervaardigde hij daar toe de modellen. In de agt groote zouden verbeeld worden, de Oorlogen der Batavieren tegen de Romeinen; en de vier andere, de twee helden der Hebreen, david en siMsorf; en de twee Romein, fche, m curtiüs en horatius cocles. Terwijl hij hier mede zwanger ging, werd hij door een koorts overvallen, die hem, binnen den tijd van vijf dagen, tot groot nadeel Voor de konst, en tot fmerte van alle konstminnenden, ten gr§ye {leed daalcn, op den 2 December, jn het Jaar 1660, ii  FLINK. (GOVÉirn 233 in den ouderdom van vierenveertig Jaaren. Hier op (laan de volgende zes regel van von.el, onder zijn Pourtrait, door vloteling in '1 koper gebragt: Dus Ucfde rlpelles flink te vroeg de Stad ontrukt, Toen hij bii Handvest van haar, edeii Overheden, Het heerliih Raadhuis met Hi/lorien zou bekleden Gelijk ze tag tus van oud* heeft uitgedrukt, Die Rome llri/ken hert voor V recht de<- Batavieren, Bekranst dien Schilderheld, met eeuwige laurieren, Verfcheiden ftukken van flink, op 't Stadhuis, en op't AJmiraliteits Hof, zijn door vondel in vaerzen befebreeven; de vier volgende, onder 't ftuk van marcus CuaTius, benei' zen eene voortreffelijke les» Op Burgemeesters wacht mogt Rome veilig flapen, Ah marcus curtius het aangeboden goud Verfmaad, en zig vemoegt met een geregt van rapen; Zo word door 'matigheid en deugd de ftaat gebouwd. Hij liet eenen zoon na, nicolaas antonis, welken hij, met veel moeite, van de Schilderkonst afhield, om dat hij wist, hoe zwaar het viel, verre te vorderen in een konst, welke zo veel kennis en opmerking vordert. Zijn zoon rtu. deerde rot Advokaat, hoewel hem de liefde tot de konst altoos is bij gebleeven; zijne nagelaatene Konstzaal kan daar van ten getuige dienen. Houbraken, Schouwburg, II. Deel. commelyn, Befchrijving van Amfterdam, I. Deel. Flissingen, ook wel flessingen, eene fterke wel bewoonde Stad in Zeeland; zie vlissingen. Fliussermeer, een water in Friesland, in de Grietenij Wymhritzeradcel, na bij het Dorp Heeg, alwaar het zig met de Heegemcsr vereenigt. Volgens overleveriug zou dit weleer P 5 een  s34 FLODORP. een bosch geweest zijn, waar iu de Friefehe Koningen plagtei! te jaagen. Flodorp, een Dorp in Gelderland, in het Drostainpt van Montfort, onder het Kwartier van Raermont. Toen, in het Jaar 1547, geheel Gelderland en Zutphen eene fchatting van 75000 guldens was opgelegd, ftond het Kwartier van Roermout, een der vjer Kwartieren van dat Voriiendom, in de fchatting gefteld op 19275 guldens, en Montfort op 2737 guldeus 12 ft. 3 penn. Deeze fomine overgeflagen zijnde over 1 r of 12 Dorpen van dat Drostarnpt, lastte Flodorp daar in 171 guldens 2 ft. 8 penn. Floris de I, van dien naam, was de zesde in den rang der Hollandfche Graaven; zoon van dirk den III, en broeder van dirk den IV. Geduurende het leven van gemelden zijnen vader, was hij door hem aangefteld tot Stadhouder van Kenneinerland; na den dood van zijnen broeder, volgde hij in het Graaffchap, in het Jaar 1048. Op gemelden dirk den IV, hebben wij gezien, wie zijne vijanden waren. Het gelukte floris, bij de aanvaarding van zijne Regeering, met hulp van godwaart , Hertog van Lotharingen, zijne vijanden te verdrijven. Hij nam rer vrouwe ceertruid, dochter van den Henog van Saven, die hem, volgens eenige oude Kronijken, onder anderen dat van joh. van leiden, baarde: dirk, flobis, alblrt, petrus, en eene dogter mathilda, eene jonkvrouwe van zonderlinge fchoonheid. Ook verhaalen dezelve, dat floris, albert en petrus Kanunniken der Utiechtfehe Kerke wierden. Doch melis stoke maakt alleen gewag van eenen zoon, en ééne dogter, met deeze woorden : An defe vrouwe Florens wan. Enen fone Diderike, En ene dochter des ghelike, Die in huwelike te lone ■Seder hadde de vrancfe crene. Om het Eiland Walcheren te behouden, moest hij ten flrijd gaan  FLORIS de 1. 235 gaan tegen de Vlamingen, wier Land hij verwoestte. Hij werd meester van Walcheren, in het Jaar io<;4. Graaf floris (toni, even als zijn broeder birk , in goede gunst bi) Keizei hendrt Na dat rudolf, Graaf van Elfaten, opgeworpen Keizer tegen hendrik den IV, in het Jaar 1180 gtfneuveld was, delde hendrik zijnen fchoonzoon, fredrik, Raron vau Hohenflaujfen, aan tot Hertog vau Zwaben, en tevens tot Hertog vau Elfaten. Deeze overleed in het Jaar 1105. Zijn zoon en opvolger, fredrik met ééN ooo, dierf in het Jaar 1147, en liet zijne Hertogdommen na aan zijnen zoon, federt 'Keizer fredrik den I, die in het Jaar 1190 overleed. Men merke nu aan, voor eerst, dat floris, vallende iu het Land van Elfaten, of in dm Elfas, in het Jaar 1165 zondevallen zijn in het erfgoed van Keizer fredrik den I, met wien hij nimmer eenig verfchil heeft gehad; en ten tweede, dat dit zou gefchied zijn in het Jaar, dat jloris de III in hevigen Q a wiss  244 FLORIS de Ilfc twist was met godevaard, Bisfchop van Utrecht, over het bezit van Oostfriesland tot de Lauwers toe; welken twist de bovengemelde Keizer, in het volgende Jaar, befliste. Uit al bet welk dan klaar moet volgen , dat de Vlaamjche Schrijvers, en allen, die hen gevolgd zijn, mis getast hebben , in het verhaalen van dien oorlog, en de gevolgen daar van, in het Jaar 1165. Vraagt men, waar uit dit zou veroorzaakt zijn ? Het antwoord is gereed : een der Vlaamingen , in laater tijden, een affchrift bekoomen hebbende van een verdrag, dat even zo valsch is als de Hiftorie zelve, is zeker in de gedachten geweest, dat 'er een oorlog moet voorafgegaan zijn, en befehreef dien, zo als hem best dacht; welk opgeraapt verhaal, naderhand, naar ieders zinnelijkheid geplooit is geworden; want niet dan bij trappen heeft dezelve die volledige gedaante gekreegen. Oudergerst, in zijn Chronijk, fielt den oorlog ter Zee op het Jaar 1157, cap. 76*; en cap. 77. den oorlog in de Elfas, waar van bij, echter, zegt de oorzaak niet te weeten, op het Jaar 1165: en in deezen oorjog zou floris gevangen, en eerst in het Jaar 1167 ontflagen zijn. Wie ziet niet, dat de gemelde twist met den Bisfchop va» Utrecht, die zo hoog liep, dat floris zig gereed maakte» om denzelven met de wapenen te beflisfen, den Flaamfchen krijg, in dat zelfde Jaar, buiten alle mooglijkheid ftelt.? Men voege hier bij, dat noch meerhout, noch m. stoke, noch beka, noch de Klerk uit de laage Landen, noch de Goudfche of Hollandfche Kronijken, van dien gantfchen oorlog en gevangenisfe niet een eenig woord gerept hebben. Het verfchil beftaat dan niet meer in de wijze van verhaal, het zij van meijer of van vossius, maar in het neen en ja, in de logen of waarheid. Het zwijgen van meerhout alleen, die geleefd «n gefchreeven heeft ten tijde van floris den HI en dirk den VII, en dus van zo een gewigtig voorval kennis moest gehad hebben, gelijk ook van den Claamfchen oorlog, bewijst genoeg , dat dezelve geen plaats gehad heeft. Te meer nog , daar hij het gevangen neemen van dirk den VII, in Braband, niet verzwijgt, maar zelfs bekent dat 's Graaven roekloosheid tiaar oorzaak van was. Geene reden was 'er dan , waarom hij de  FLORIS be HL 245 de gevangenis van floris zou verzwegen hebben. Men zeg. ge niet, dat de Chronijk van meerhout verminkt is; want dit vervalt, om dat alle onze Chronijken 'er van zwijgen. Zelfs bewijst hij, het geen wij hier trach en te beweereu, als hij, op het Jaar 1165, verhaalt, dat Keizer fredrik te Utrecht kwam, en den Graaf en den Bisfchop naar groote vijandelijkheden verzoende. Het tweede bewijs is, dat de oude Vlaamfche Schrijvers 'er even weinig van geweten hebben , als meerhout en stoke. Doch misfchien zal men hier in'tmidden brengen het gemelde M. S. bij schriverius aangehaald, 't welk de Heer wagenaar , waarfchijnlijk, voor geloofbaarder zal gehouden hebben, om dat het een Manufeript was. Maar dit doet niets af: want 'er is nog een Vlaamsch Manufeript Chronijk voor handen, gefchreeven in het Jaar 1515, 't welk genoegzaam twee werken bevat, als een Oude en een Nieuwe Chronijk, van welke het eerfte begint met het Jaar 580, en eindigt met het Jaar 1315; het tweede fpringt weder te rug tot het Jaar 1170 , en eindigt met het Jaar 1462. En fchoon het eerfte 10 Jaaren verder gaat dan m. stoke, 110 verder dan ' meerhout, en 150 dan het Jaar 1165, zo word daarin, van den gantfehen Vlaamfchen krijg , geen woord of letter gemeld: daarentegen word, in het bijvoegzel, dezelve omftandig befchreeven; en dus zou het weinig moeite kosten, dit geval uit het bijvoegzel te bevestigen. Dit dient voor mij tot een bewijs dat dit vertelzel niet oud maar nieuw is, en in de vvaereld'gebracht door hen, die reeds lang na dien tijd gebooren zijn Zij, die gelegenheid hebben, het verzonnen verdrag na te gaan, zullen van dit alles nog nader overtuigd worden. Laaten wij nu tot de levensfehets van Graave floris te rug keeren. In het Jaar 1167 trok hij naar Schoort, om aldaar met Mine Raden te beraamen, hoe den oorlog tegen Ac Friezen best aantevangen. Terwijl hij daar mede bezig was, werd, door eenigen der ziinen, buiten zijnen last, het Dorp Sehaagen in brand geftooken. Hevig verbitterde dit de Friezen, die zig in eene hinderlage begaven, en de wederkeerenden met hunnen roof doodfloegen. Onder deeze bevonden zig zo veele Bollandfche Edelen, dat 'er zelden, in een veldflag, meer gefneuveld waren. Floris keerde daarop te rug; en indien de q 3 We-  «4« FLÓ11IS de ftf. Friezen, van hun behaald voordeel, het regte gebruik hadden weten te maaken, zouden zij het geheele HollandIche Leger van Graaf floris hebben konnen verdaan. Naderhand, echter, bragt hij de Friezen te onder, en wel tot aan 't Flie. In het Jaar 1184 maakte floris zig gereed tot eenen togt naar 't ff. Land, 't zij uit devotie, of om het graf zijner moeder te bezoeken. Van deezen togt te rug gekoomen, onderdeunde hij zijnen broeder baldewyn, Bisfchop van Utrecht, tegen de Gelderfchen, welken hij groot nadeel toebragt. Zijn laatden togt deed hij naar Paleftina, tegen de Saracenen, in de kruisvaart van Keizer fredrik, in het Jaar IiSg, waar toe zig ook Graaf filips van Vlaanderen, en otto van gelder hadden aangeboden. Hoewel het begin wat groots fcheen te belooven, was nogthans de uitflag allerongelukkigst, De ongelovigen werden in het eerst geflagen; maar het ongeiuk, den Keizer overgekomen, die verdronk, veranderde de zaaken. In het Jaar 1190, wérd Graaf yLORK' ziek, en oveneed, wordende te Antiochie begraven, na eene Regeering van 33 Jaaren, volgens m. stoke ; doch volgens veldenaar, 27, en naar het bijfchrift onder ziina beeltenis 2$ jaaren. Zijue Gemalin was ada, zuster van milcolumbus, Koning vrn Schotland, waar mede hij getrouwd was, in het Jaar 1162. Hij had bij haar verwekt vier zoonen en vier tiogters: als dirk den VII; willem; floris en robbert; de Bïiamen zijner vier dogteren, zijn Beatrix, elisabeth; a'lyt cn margreta. Dirk volgde hem in 't Graaffchap; floris was Domproost van Utrecht; willem Graaf van Oostervant, en na den dood van zijnen broeder, Graaf van Holland, enz, p.-ïPiitRT,, Stadhouder vau Kennemerland. De jongde der dochtcren werd de Gemalin van den Graaf van Kleef. Melis store fchijnt ilegts twee zoonen gekend te hebben; en onder het afbeeldzel leest .men drie, met deeze woorden. Eft.  FLORIS de IV. 247 Floris de derde werd na den vader ghecoren, Ada's Conijncx dochter van Schotlant was zijne vrouwe, Van wien hem d> ie jonen worden ghebor.en , De eerfte hiet Diderijck, de ander (Villem ( fo ikfcho uwe ) De derde Floris, enz. enz. Zie meijerus, vossius, Oude lloli. Kron. m. stoke , enz. Floris de IV van dien naam, was de zoon van willem ben I, en werd Graaf van Holland, Zeeland, enz. in heC Jaar 1223. Hij had den naam van een dapper held, en boven' gemeen moedig in de Tournoifpeelen te zijn. Zijn eerfte oorlog was tegen den Bisfchop van Utrecht, ter hulpe van de Gelderfchen. De Graaf van Gelder had de Kooplieden, die onder het gebied van den Bisfchop Honden, te Lobeth aangehouden , bij wijze van wederwraake dat de Gelderfchen , die in Zalland woonden, door den Bisfchop met fchattinge matig bezwaard waren, door de amptlieden, aldaar aangefteld. De Zallanders of Overijsfelfchen hielden het raet de Gelderfchen, die mede van oordeel waren, dat hun ongelijk was aangedaan. De Bisfchop, daar doorgaande gemaakt, voegde zijne magt bij die van Munjler, en van zijnen broeder herman, eu maakte zig dus meester van de Veluwe. Graaf otto van gelder trok hem te gemoet; niet verre van Arkel kwam het tot een hoofd treffen, waar in otto de nederlaag bekwam, ea tevens daar door veele vestingen verloor. Nogthans herftelde hij zig, zogt hulpe bij den Hertog van Limburg, en begaf zig, kort na den gemelden flag, wederom te velde; hij durfde evenwel geen nieuw gevegt wagen , zig voldaan houdende met den Bufchop in zijnen loop te fluiten. Doch toen d^ese iieeds vooitging, wendde otto zig tor. zijnen Neef floris düN iV; deeze, ter zijner hulpe, zijn volk ingefcheept hebbende, kwam de Lek af, en deed een inval in het Sticht. Hij nam het Slot Gijn in, en verbrandde 'tSlot Boekhorst. De Utrechtfche Bisfchop ontbood hier op zijnen broeder, den Bisfchop van Breemtn, eu trok tegen floris op. la dit hachlijk tijd. Q 4 fliP  24S FLORIS be IV. flip bewerkte de Pausfelijke Legaat den vrede, op voorwaar, de dat Zalland zou blijven aan den Bisfchop; voor het regt, welk otto daar op meende te hebben, zou aan hein worden afgïftann, het gantfche Land en Slot van CUflra en St. Odelienburg. Voorts zou de Bisfchop aan floris betaalen, voor de gemaakte onkosten, 800 mark. Dit alles viel voor in het Jaar 1223, of kort daar na, onder het bellier van Bisfchop otto van der lippe. Op dien zelfden tijd werd beflist, een gefchU tusfchen den Bisfchop en Graaf floris den IV, over het floppen van den Dam bij Zwadenburg, bij eene Akte van deezen inhoud. „ Cunradus, door Gods barmhartigheid, Bisfchop van „ Porto, en Kardinaal van St. Rufina, Legaat van den A„ postolifchen Stoel, allen Christen menfehen zaligheid in „ den Heere. Als 'er disput was tusfchen de Bisfchop van „ Utrecht., en de Graaf van Holland, over het Graaffchap „ Friesland, eu over de ftopping van den Dam bij Zwaden„ burg, als ook over de verwisfeling van eenige dienaaren „ van den Bisfchop en den Graave, welke dingen alle publi. „ lijk gedetermineert geweest zijn, tusfchen zal; gedachte„ nis: theodericus, Bisfchop van Utrecht, en willem, „ vader van de Graave voornoemd: zo is 'er in onze tegen„ woordigheid, met haar beider toeftemminge en met raad „ van de voornaamfle der Utrechtfche Kerke en beiderzeits „ Officieren , dusdanig een akkoord getroffen, dat 'er zeven „ fluizen gefield werden, ter plaatze die men wendelijk „ noemt, waar van de Graaf zegt, dat de Bisfchop 'er vier „ moet Hellen, en de Bisthop daarentegen, dat hij 'er niet „ meer dan drie moet flellen. Hier over is dus beflooten ; „ Bij aldien vier mannen van den Graaf, willem van ty„ lincen, willem van egmond, hugo van naaldwyk, en „ jacob , Burggraaf van Leiden, bij ede van een ieder der„ zelve willen verklaaren, dat voor ons en den Aartsbisfchop „ van Keulen, zal gedacht, te Duisburg uitgefprooken is ,, geweest dat de Graaf drie fluizen zou moeten flellen, en , den Bisfchop vier, zo zal men zulx onverbreeklijk aanneemen en naarkoinen. Maar indien de voorfz. vier man- iil>i van des Graaven zijde, zodanigen eed niet willen „ öel.  FLORIS de IV. 24* , fielten aan vier raden van des Bisfchops zijde, die doemaals „ als deeze zaak te Duisberg, voor ons en voor den Aarts„ bisfchop der gemelde Kerke heeft gediend, prefent waren, ,, te weten, wouter, Proost van St. Pieter, goozewyn, „ Proost van St. Jan, gyzelbert van amstel, en arnoud „ loef, dat dan een derzelver zweeren zal, hoe ze dan ge* „ termineert is geweest, en zal ten wederzijde onverbreeklijk „ onderhouden worden. Actum in Utrecht, in het riof van „ den Bisfchop. Prent, den Eerw. Domdeken, wouter, „ Proost van St. Pieter. B. Proost W. van s. sal- vator. G. van s. jan. A. S. Marien Deken. T. C. „ Graaf van Goor, boudewyn, Graaf van Benthem, wil- „ lem van bronchorst, hendrik VAN den berge, fre„ drik VAN REPEN, gekard van rochem, alard van „ BLSOHj DIRIf VAN valkenburg, alfer van ysSELMONDE, „ cyselbert van AMSTüLLE , gerrit van DOLRE, AR.NOUD „VAN loef, diderik van wassenaar, dl FILIPS zijnen ,, broeder; otto spysiirager, van Zeeland, dirk.van „ raaphorst, boudewyn van rodenburg, en gysbert de „ swarte, in het Jaar 1225, den 7 Februarij." Floris, dus met den Bisfchop verzoend zijnde, verleen, de hem zijnen bijftand, tegen rudolph, Kastelein van Koeverden. Maar dewijl de Bisfchop, in deezen tijd, zeer ongelukkig omkwam, wist Graaf floris te bewerken, dat zijn Neef willebband , Bisfchop van Paderborn, in het Jaar 1226, in plaats van den gefneuvelden , gekooren werd. In het Jaar 1233 was flosis de IV mede tegenwoordig in den togt tegen de Sladingers. Men wil dat de Hollanders 300 Schepen aanvoerden tegen die ongelukkigen , die van ketterij befchuldigd waren, en meest allen door het zwaard werden omgebragt. Deeze Stadingers, of Stedtngers, woonden niet verre van Hamburg, aan de westzijde van de Wezer, Landwaarts in. Eerst hadden zij moeten oorlogen met die van Breemen, welks Bisfchop, in het Jaar 1230, tegen hen optrok , met een groot Heirleger. Reeds in den eerften aanvkl werd zijn broeder herman van der lip verflagen; 't welk zulk een verbaasdheid onder de Bremers veroorzaakte, dat zij niet meer durfden aanvallen; doch teffens zodanige verhitte• Q 5 ring  *5» FLORIS de IV. ring bij den Bisfchop uitwerkte, dat hij, uit wraak, hun bijden Paus aanklaagde, en als affchuwelijke ketters voordroeg. Floris, van dien togt, bij welken weinig eer was ingelegd, te rug gekeerd, leefde niet lang daar na. Zijne gewoonte was, zig te laaten vinden bij alle Tournoifpeelen, tn vreenv de Landen, in welke hij doorgaans den prijs behaalde. Volgens de algemeene vernaaien, die, echter, vrij bedenkelijk zijn, had de Gravin van clermont, eene jonge fchoone vrouw, gehuwd, gelijk men wil, aan den ouden Graave van clermont, van zijne bekwaamheid en lof zo veel hooren fpreeken, dat zij, tervoldoeninge van haare begeerte, omhem te mogen zien, haaren man zó lang bad, om een Tonmoifpe! te doen afkondigen, als zig verzekerd houdende,- dat Giaaf floris van Holland niet zou nalaaten aldaar te verfchijnen, dac hij 'er, eindelijk, in bewilligde, en de Stad Corbie tot de plaats bepaalde. Graaf floris zuimde niet zich aldaar te laaten vinden, verzeld van Graave dirk van kleef. Hij werd, door de Duit fche Ridders, tot hoofd verkooren, en de Heer van nielle tot dat der Franfchen. Floris, om zijnen roem te bewaaren, wierp verfcheiden Ridders in 't zand. De Graaf Van clermont, hoe wel oud van Jaaren, wapende zig daar op, nam de Franfche Ridders aan zijne zijde , omringde, met den Heer nielle , floris en de zijnen, en floeg hem trouwlooslijk dood, op den 14 Augustus, van het Jaar 1234 of 1235. Graaf dirk van kleef fchoot hier op met de Duit. fche Ridders toe, om den dood van zijnen Neef te wreeken bragt den Graaf van clermont om 't leven, en verjoeg den Heer nielle. De Graaf van clermont , wil men, zou floris enkel uit jalouzi; hebben omgebragt, om dat hem] door zijne Gemalin, te veel lof wierd toegezwaaid. Barlandus zegt 'er dit van : „ floris tot den Tournoi gekomen, klom de jonj, ge Gravin tot boven in haar huis, op dat zij van de hoog„ te hem des te beter zou konnen befchouwen; zij z]g onbon„ dig in zijnen lof uitlaatende, begon haar man te begrijpen, „ dat hem een minnaar van haar voor 't oog gebragt was; deshalve nam hij heimelijk eenige gewapende bij zig, ging hei„ melijk naar de ltrijdplaats, en vermoorde den onfchuldigen „ Graaf, die ge,en kwaad, vermoede. Zijn iijk werd te Rhijns. » hurg  FLORIS de IV. lïl „ burg gebracht, en door de Duit fche Ridders treffelijk ben graven." Zie daar een verhaal, het welk alle voorkomen van geloofwaardigheid heeft. Wij twijffelen niet, of floris is iu een Toumoifpel omgekomen; doch de plaats en de omftandigheden ftemmen in alles, behalven met de waarheid, overeen; het behoort dus onder die verhaalen, welke mer. (abelen noemt. Om dit ons zeggen te bewijzen, zulien wij drie ?naken in aanmerking neemen: I. het Jaar; 2. de plaats; 3. den perfoon van den Graaf van clermont. Wagenaar verfchilt met veele oude Chronijken; hij ftelt, in plaats van den 14 Augustus, den 18 of 19 Julij, en wel bepaaldelijk nog gien maand na de overwinning van' de Stadingers. De hoofden der togtgenooten , die tegen hem waren opgetrokken, waren, de Hertog van Braband en Graaf floris. Albèrtus va» staden , toen te Breemen wooncnde, was de uaatlte getuige Van de nederlaag der Stadingers, 'en iioenjt den dag deu 26 Junij; welken dag wij voor den waaren mogen houden, alzo het op ëenige dagen vroeger of laater niet aankomt. Gemelde a. van stadEn zegt, op het Jaar 1234, Van den 24 Junij fpreekende: Hier bleef Graaf herdrik van Vldenburg, en met hem ■negen andere pelgrims: maar de Graaf van Holland weer thuis gekomen, is in een Steekfpel bij novimagium dood ge. bleeven. Het gebeurde, derhalven, niet terftond na zijne wederkomst, maar, onbepaaldeiijk, na dat hij naar huis gekeerd was. Veel waarfchijnlijker is het dan, dat dit ongeluk eenigen tijd daar na zal gebeurd zijn. Joh. van leiden1 ftelt het op het Jaar 1235 ; en iu dat Jaar moet het ook gebeurd zijn ; want den 8 Januarij, in het Jaar 1236 weet men met zekerheid, dat florü niet meer in wezen was. Vreemd is het, echter, dat de Franfche Schrijvers, die Van zo veele Tournoifpelen gewagen, van dit te Corbiê niets fehijnén geweten te heb' ben. Wat aangaat de plaats; bovengemelde albertus van staden zegt novimagium, doch meld niets van eenen Graaf van clermont; dus men hier zo wel kan denken aan Nij. weegen, als aan Noijon, 't welk, in 't Latijn, ook Novidè'vum niet', ora thans te zwijgen van veele -andere Steden, bij des  «5* FLORIS m IV. den naam van Noviomagum bekend. Doch van waar melis stoke en anderen Corbie gehaald hebben, is een raadzel. Wa* senaar verflaat 'er, bij a. van staden, Noijon door; en, echter, verkiest hij mede Corbie, om dat de meeften van dat gevoelen zijn. Maar waarom heeft men niet gedacht aan Clermont, daar men zegt den onderftelden ouden Graaf Heer van geweest te zijn? Maar was die Heer te Corbie of te Noijon ? beide Steden , gelegen in de daad in Picardijen, maar buiten het Graaffchap Clermont, 't welk geheel beflooten was in het Landfchap Beauvais, en daarom genoemd werd Clermont en Beauvaijts, ter onderfcheiding van Clermont en Auvergne. De Keuljche Chronijk brengt ons nog verder van huis: want daar in leezen wij: als he (florens IV) regeert hadde die Graeffchaff vurfz XII Jaer, wart he crflagen in cr ar aten van den Greven van clahemonte in thijeofnio XlIIJ. Kal. Augusti; moetende daar in, door Crabaten, ▼erftaan worden Croatien. Doch jan van leiden fielt mede Corbie. In de Oude Rijmen, door eoxhorn aangehaald, leest men insgelijks, dat met de waarheid niet overeenftemi. En dus blijft Corbie onzeker. Doch laaten wij zien, of de perfoon van den Graaf van clermont ons uit den droom kan helpen. Eerst zou men konnen vraagen : had hij geen naam ? en dan is het antwoord, neen: want hij was niet aanwezig. Het Ge. llacht der voorige Graaven van clermont, reeds uitgeftor* ven zijnde, in het Jaar 1218 , door het overlijden van tetbaldus, of tiebaut, vereenigde filips augustus, Koning van Frankrijk, dat Graaffchap met de Franjche kroon, en gaf het vervolgens aan zijnen jongflen zoon filips } die, in het jaar 1233, in den ouderdom van niet meer dan 3S Jaaren, fiervende, naliet een éénige dogter, nog jong, en die, in het Jaar i?3<5, in den echt trad, en tot haaren dood Gravinne van clermont geweest is. Zij, geene kinderen nalaatende, ichonk lodewyk de IX het Graaffchap aan zijnen zoon robbert, Stamvader van 't huis van Bourbon. Met zekerheid blijkt hier uit, dat filips, Graaf van Clermont, overleden is, oud 33 Jaaren, in het Jaar 1223, en dat i-loris nog leefde in bet Jaar Ï234, toen 'er geen Graaf van Clermont meer was, maar flegti  XV. TJi pi IV.   FLORIS m IV. <»3ig flegts eene jonge Gravin, En dus ziet men dan de fabelagtigheid deezer vertellinge. Floris ftierf dan, onzeker waar, in den bloei zijner Jaaren, na een Regeering van 12 Jaaren. Zijne Gemalin wa$ machteld, dochter van Hertog hendrik vanbraband, bij welke hij verwekte : willem den II, Roomsen Koning; floris en adelheid, Gravinne van Henegouwen, en margreta, Gravinne van Hennenberg. Langendïk was, met anderen, in den waan, dat floris te Corbie, uit minnenijd , door den Graaf van Corbie, wierd omgebragt. Dit blijkt uit de regels, door dien Dichter onder 's Graaven afbeelding gefteld, „ Is dit Graaf floris beeld die Utrecht had befprongen „ Maar edelmoedig Stad en Bisfchop heeft ge/paard? ,, Die V heir der Stadingers, van ketterij vermaard, „ Ten dienst der Geestelijkheid met wapens heeft gedwongen"! „ Is dit de Ridder in V Tournoifpel neergeveld, „ Wijl KlermondsJchoone vrouw hem liefde fcheen te draagen, ,, Was'''t om zijn heldendeugd, dan moet ik de oudheid vraagen, „ Waarom bedekt de helm het aanfehijn van den held? Zie de Schrijvers, bij floris den I gemeld. Floris de V, van dien naam, onder de Graven van Holland en Zeeland, zoon van Koning willem bbn II, en van elizabeth van BUUNswTK bereikte pas den ouderdom van vijf of zes maanden, toen zijn vader, in den togt tegen deWestfriezen, in het Jaar 1256, ongelukkig omkwam. De oom van deezen jongen Graave was Stadhouder van Zeeland, en regeerde, volgens het getuigenis van m. stoke , zeerloflijk, flaande de hand aan al het goede, doende dat een Landheer doen moet. Met gutdo , Graave van Vlaanderen , maakte hij een einde aan den oorlog, en beloofde hem zijne dochter ter vrouwe, hoewel ze naderhand trouwde met den Hertog van Braband. Anderen zeggen dat hij zelf zwarte margriet, Gravinne vau Vlaanderen, ee* nigen tijd op den tuii hield, door de belofte van met haar in het  t$b FLORIS de V. het huwelijk te zullen treden. De Stadhouder, zegt stoke, die hem ook voogd vau den jongen floris nocint, verzuimde nooit een Steekfpel, In zodanig fpel werd hij, in het Jaar 1258, te Antwerpen, derwijze gekwest, dat hij, den 26 Maart van dat Jaar, binnen die Stad overleed, en te Middelburg begraaven werd. De gemeene Hollandfche Kronijk fchrijft, dat na het overlijden van deezen floris , Hertog hendrik van Braband, als oudoom van den jongen Graave, de voogdij aanvaardde, en eenigen tijd waarnam; maar dat zijne Hovelingen het zo grof maakten, dat hendrik het Land moest ruimen; dat de Hol' lauders vervolgens het oog lieten vallen op otto van nassou, Graaf van Gelder, zoon van eene oudmoei van floris; doch dat die van Zeeland ada , zuster van willem dkn II , weduwe van avennes, bleeveu aankleeven, en alleen als voogdesfe wilden erkennen. M. stoke maakt van de voogdij van den Brabander geen het minfre gewag. Ook is het zeker, dat de Voogdij, door ada of adelheid, reeds aanvaard was, eer men den Graaf van gelder daar toe verzogt. 'Er word ook getuigd, dat zij ongemeene zorge droeg voor haaren voedflerling, doch dat de Heeren van den Lande het zig tot fchande rekenden, door een vrouw geregeerd te worden : waar uit men moet befluiten, dat de Hollandfche Heeren ten Hove niet veel te zeggen hadden; luiPrerersde vrouw adelheid alleenlijk naar den raad van de Henegouwen en Zeeuwen. Hier uit oiuftonden zwaaré onlusten eu openbaare vijandelijkheden, die haar noodzaakten, met floris, Holland te verlaaten, en de wijk naar Zeeland te neemen. Otto van gelder kwam in perfoon te Dordrecht, en deed aldaar openlijk afkondigen, dat hij de voogdijfchap aanvaard had 3 't welk van de Ingezetenen werd goedgekeurd. Vervolgens maakte otto zig gereed 0111 aleid te vervolgen. De ftrijd, die daar op volgde, in Zuid-Beveland en die ten voordeele van otto uitviel, was oorzaas, dat otto, door geweld, voogd van Holland bleef. In de gemeene Kronijk van Holland word gewag gemaakt, van eenen opfland onder de Kennemers, die , zo als wij, op het Art. gyseert vanamstel, gemeld hebben, een inval in het Sticht deeden, en aldaar bijna alles venvoeflen. Voordereden  FLORIS .de V. 255 den hier van word doorgaans gehouden, een haat tegen da Edelen; doch ik mag hier vrijelijk bijvoegen, dat de Kenne* rners ( Westfriezen,) meer genegen voor vrouw aleid , dan voor otto, en haatende de magt van het huis van Nasfau, welk toen ook de Utrechtfche Kerk regeerde, dezelve poogden te vernietigen. De Kronijk fpreekt van dit oproer op het Jaar 1268; beka voegt 'er bij, dat het gebeurde, kort na dac jan van nassau Bisfchop geworden was, 'sjaars te vooren had deeze den zetel beklommen. Zo dat, door den vertanler van beka, dit oploop verkeerdelijk gefteld is op het Jaar 1274. Vreemd is het ondertusfehen, dat melis stoke, die toen leef. de, 'er niets van meld. Floris de V, in het Jaar 1272, den ouderdom van zestien Jaaren bereikt hebbende, aanvaardde de Regeering. In de maand Augustus van dat Jaar bragt hij een groot Leger op de been, met oogmerk om den dood van zijnen vader willem op de Westfriezen te wreeken. Maar zijne Hollanders werden, bij de Vrooner Geest, gcflagen; meer dan 500 bleeven 'er op het flagveld, eu daar onder veele Ridders. Het Leger, zo goed als mooglijk was, trok naar Heilo, alwaar het, in een tweede gevegt, de overhand behield, en de Friezen meer dan 800 man verlooren. Floris bouwde daar na een fterk Ka. ftee! bij Wijdenes, in Westfriesland. In het Jaar 1282 trok hij, andermaal, met een groote heirkracht, tegen de Friezente velde, en iloeg hun tweemaalen, eerst bij Schellingwoude, daar na bij Hoogwoude. Een der gevaugene Friezen , een man van hooge Jaaren, om zijn leven te redden en zijne vrijheid te bekooinen, openbaarde aan floris de plaats, op welke, volgens zijn voorgeeveu, Koning willem begraaven was. Ten minfte floris hield de beenderen , die van ouder de haarftede, in een boerevertrek, gehaald waren, voor die van zijnen vader , deed ze naar Middelburg voeren, en aldaar, in de Abtdij, onder een Koninglijke Tombe begraaven. Hij zelfs was daar over zo wel voldaan, dat hij, op dat pas, van verdere vervolging tegen de Westfriezen afzag. Doch toen hij, in het Jaar 1285, zag, dat zij de hoofden weder opftaken, bediende hij zig van de elende, waar onder het volk zugtte» door zwaars overfiroomiugen en dijkbreuken, en zond zijnen Neef,  256 FLORIS be V. Neef, dirk van brëderode, een vermaard Krijgsman, met een aanzienlijke Vloot, derwaarts, die veele voornaame Ingezetenen gijzelde en gevangen nam; hier door wierd die Landftreek, zonder flag of ftoot, tot onderwerping gebragt. Floris, na dat het Land van het overtollig water ontlast was, deed nog verfcheiden andere Kafteelen bouwen, om hen in ontzag te houden, onder anderen te Medenblik, Enigenburg, Middenburg, Nieuwburg, Vroon en Nieuwdoorn. Uit Westfriesland toog hij naar Friesland, De burgers van Staveren kwamen hem te gemoet, en deedeu hem den eed» waar bij zij hem voor bunnen Landsheer erkenden; waarvoor zij door hem befchonken werden met verfcheidene voorregten, die daar na, in het Jaar 1292, te Albiechtsberg, bevestigd werden. Niet lang genoot floris de rust, die hij daar door tiewerkt had. Güido van dampiere, Graaf van Vlaanderen, deed een inval in Zeeland, om Walcheren te overmeesteren. Floris maakte zig hier op gereed om zijne be. zittingen te verdedigen : doch de vrede werd, door bemiddeling van jan , Hertog van Braband, getroffen tusfchen flo. sis en cuido , op voorwaarde dat floris zou trouwen met 's Graaven dochter, geliik gefchiedde. Naderhand onderfteunde liij, met zijne magt, Bisfchop jan van svrik , tegen cysbert van amstel en herman van woerden , die, zo als men meent, door aanheffing van wolferd, Heer van Borsfelen, om het behoud van de Slooten Vreesland en Montfoort, de wapenen opgevat en den Risfchop geflagen hadden. Floris zond constyn van renesse, met de Zeeuwen, herwaarts; nabij Loenen ontmoetten deeze de Hollanders; waar op een bloedig gevegt volgde, waar in veele dappere mannen omkwamen. Amstel werd gevangen en naar Zeeland gevoerd in 's Graaven gevangenis; woerden ontkwam het met de vlugt: na een beleg van ruim een Jaar, gaf zig het Slot Vreeland over. De vrede vervolgens getroffen zijnde, werden- beide Kafteelen aan den Bisfchop te rug gegeeven. Amstel en woerden moeften borgen flellen, tegen het Sticht of Holland voortaan nimmer de wapenen te zullen voeren, op verbeurte van alle hunne goederen. Voor de oorlogskos. ten werd de Graaf van hen Yoor Heer erkend, en hem hulde  FLORIS de V. =57 de gezwooren. Floris was edelmoedig genoeg om niet alleen allen haat afteleggen, maar benoemde zelfs, tegen alle regelen van voorzigtigheid, amstel, woerden en borsseien, zijne doodvijanden, tot zijne geheime Raden, en bewees hen meer voorregt dan zij verdienden. Floris was een der dertien pretendenten, die, in het Jaar 1292, na den dood van alexander, Koning van Schotland, naar die kroon dongen. Melis stoke fpreekt 'er van, als of niemant behalven hem tot den Schotfchen troon geregtigd was, zeggende, IV Boek, vs. 795. Want Schotland was hem an vtrflorven. Anderen ontzeggen hem daar toe allen regt. Maar laaten wij zien, of 'er niet een middelweg, tusfchen deeze beide uiterflen, te vinden zij. Onder de gezegde dertien mededin. gers waren 'er negen , minder geregtigd dan hij; en onder deeze zes, welke hun regt afleidden van Koninklijke kinderen, in onegt geteeld. De zevende was robbert pinkenv, wiens overgrootmoeder geweest was, een jonger zuster van ada , oud-overgrootmoeder van floris. De agtfte was, jan cumin, wiens meer-bet-oud-overgrootvader wel eer Koning van Schotland geweest was, en die dus mede behoorde tot het oude Geflacht. De negende was erik, Koning van Noorwegen. En wat recht had deeze? dit; hij was getrouwd! geweest met margkiet, dochter van alexander den III, Koning van Schotland, bij welke bij gewonnen had éene dochter, margriet, in het Jaar 1291 overleden; dus zou het vreemd geweest zijn, dat een vader een Koningrijk zou erven van zijne dochter. De overigen ziet men op dit Tafeltje. XV. deel, R Da-  253 FLORIS de V. David, Koning, 1153. r- é- , Hendrik, vóór zijn vader 1152. 1 V ... MicoLUMBüs. willem Ada trouwt David, Graaf van IV. 1224. Florens III. Huntington. - t *-—1 c-^-n , alexawder.Wüleml. Margriet. Ifabella. Ada. II. 1249. / i r****-**},—"—^ /"xa-o r^y^\ Alexander. Florens. Dornagilla. Robbert Hendrik lil. 1286. IV. Eruce. Hasting. f * —>, "v-A.^ >v. Margriet voer Willem Jan Jan haarvader. II. Baiileul. Hasting. Margriet Floris 1291. nog jong V. 1165. Wagenaar, in zijne Padérl. Hifi. III. Deel. M. 56, entzegt floris de kroon, om dat, zegt hij, de andere aan Koning alexander den III nader beftonden Doch uit het Tafeltje ziet men, dat de laatst overledene was de jonge Koningin margrit. Maar hier komt het niet op aan. Ondertusfehen is dit nader beftaan , feiert veele eeuwen, geweesteen bron van oorlogen en procesfen. Men zou dan nog in twijfel kunnen trekken, wie deezer medediugeren Koning had moeten weezen. Als men vraagt, wie den laatst overledenen nader beftond, is het klaar, dat jan bailleul het moest winnen van floris; maar dan wrs 'er weder verfchil, tusfchen jan eailluül en robbert bruce .- te meer, daar de laatstgenoemde een graad nader was dan de eerfte , en twee graaden nader dan floris. Maar dit is hier de vraag nog niet, maar wel, wie naast gerechtigd was tot de kroon ? Om dit te bepaaien, moet men geen graaden, maar flaaken tellen. De vier mededingers waren allen wettige afftammelingen van hendrik, oudften zoon van david: drie derzelven leidden hun regt af van eenen zoon, david, Graaf van Huntington; de vierde vau eene dochter, ada: en deeze vierde was  1 FLORLS de V. 250 was floris de V; welke, derhalven, als verbeeldende den laatften ftaak, allereerst moest uitvallen, in de onderftelling, gelijk regt is, dat broeders gaan voor zusters, en broeders kinderen voor zusters kinderen, als het op een kroon of andere onJeelbaare bezittingen aankomt. Onder de drie anderen is het klaar, dat bailleul het zelfde regt had boven bruce en hasting , als zijn grootmoeder, in haar leven, gehad had bo. ven haare jonger zusters isabella en ada, verbeeldende den eerften en oudften ftaak; en daarom, indien regt plaats had, de naafte erfgenaam van de kroon was, en zonder tegenfpraak Koning had moeten worden; zo als hij ook geworden is; hoe wel door een middel, welk hem, eeuwen daar na, door laatere Koningen van Schotland, tot fchande geduid is. Hij en bruce waren de voornaamfte mededingers. Zij verfcheeneu eerst, en bleeven laatst op het Toneel. Om hun gefchil te beflisfen, verkooren zij elk veertig perfoonen tot rechters, bij welke Koning eduard nog vierentwintig Engelfchen voegde; en dus te zameh 104; volks genoeg, om eene klaare zaak duister te maaken. Koning eduard vertoonde uiterlijk den fchijn van rechtlievenheid; doch in zijn Kabinet beraamde hij, met eenige weinigen, de middelen, om Schotland aan Enge. land onderwerplijk te maaken. Zie hier boe dit. beltooken werd. Eduard bood eerst bruce de kroon aan, mids hij erkennen zou, leenman en onderdaan van de koningin van Engeland "te zijn. Maar als deeze daar op grootmoedig ancwoordde, dat hij niet zo heerschzugtig was, om der aloude vrijheid daarom te kort te doen, was het met hem gedaan. Dezelfde aanbieding werd daar op aan bailleul gedaan; en dewijl deeze graager was naar een kroon, dan naar een goeden naam, verkreeg hij door onrecht, 't geen hem van rechts» wege toebehoorde. Laaten wij nu nog onderzoeken, en eene vergelijking maaken tusfchen het recht van bruce en van floris, en waar op deeze hunnen eisch gegrond hebben. Merkelijk had, mijns oordeels, floris hier omtrent bij bruce voor uit. De laatfte had volftrekt geen recht om dat hij de zoon was van een ionger zuster. Waarfcbijnliik zal hij, in den beginne, zig beroepen hebben op de gemelde naderheid, gerekend volgens de R 2 graa-  26V> FLORIS de V. graaden, met betrekking tot de laatst overledene Koningin juiRGiUET. Met veel meer fchiju kon onze Graaf floris zig verzetten tegen bailleul, en voorwen ien dat ada, van welke hij zijne geboorte afleidde, ouder geweest was dan haar broeder david. Want, toen ada trouwde met floris den III, was haar oudfte broeder, Koning milcolum'bus , flegts 22 Jaaren oud; zo dat david de jongde was. Deeze twijffeling moest te zwaarder weegen, daar het recht van opvolging, in Schotland, toen nog niet geregeld was. Floris dan werd, door de uitfpraak des Konings, zijn eisch Ontzegd. De Hollandfche Schrijvers zijn hier deerlijk in de war; fommige fpreeken, als of floris zijn recht van aanfpraak aan bailleul zou verkogt hebben; doch de Engelfchen maaken daar van geen het minde gewag: en indien dit gebeurd ware, zou 'er geen uitfpraak of vonnis des Konings nodig geweest zijn. Floris trad daar na, met eduard, in een verbond tegen Frankrijk. Door zijne bemiddeling werd insgelijks een verbond geflooten, tusfchen eduard en Keizer adolf, binnen Dordrecht, Eduard zond de onderdandgelden, aan den Keizer en anderen, in het verbond begreepen toegezegd, aan Graave floris. De brenger dier gelden was jan butte. court. In den bijgaanden brief, verzogt eduard deeze penningen te bewaaren op een veilige plaats, om ze naderhand te doen uittellen , aan die geenen, aan wien ze behoorden. Uit dien zelfden brief bliikt, dat 'er, ten overftaan van floris , niet alleen een verbond gemaakt was met den Keizer , maar ook met anderen; welke anderen, buiten twijffel, waren de Graaven van Gelder, Cleeve en Gulik, die zig, benevens den Keizer, verbonden hadden, aan eduard tegen filips bijdaud te verleenen. Eduard noemt floris , in het hoofd van dien brief, zijnen lieffien vriend, den Graaf van Holland; hij was gedagtekend den 12 November, in het Jaar 1294- Een der vrugten van' dat verbond , tusfchen eduard en tloris, was, buiten twijffel, het gebod, aan dien zelfden jan van buttecouxt, 's Konings Gouverneur of kustbewaarder te Jarmoutn, gegeeven den 28 September, in het Jaar inp-j, om de Hollanden, Zeeuwen en Friezen op de kust vrij  FLORIS de V. z6l vrij en onverhinderd te laaten visfchen: met last aan den Bailjuw van Jarmoutn, dit gebod, eens of tweemaal ter week, te laaten afleezen. In dien brief werd, als een reden van deeze vergunning, vermeld, dat de Hollanders ia vriendfchap (tonden met den Koning; en op het einde, dat de vrijheid zoude (land grijpen, tol op St, Maarten aanftaande. Ook gebood eduard, volgens de Hollandfche Chronijk, geen wolle te verflapelen, dan binnen Dordrecht. Dit duurde, zegt de Rijmkronijk, eenige ftond, maar niet lange; want het waren, leest men verder, Engelfche voorregten en beloften. Kort daar na werd de wolftapel verplaatst naar Mechelen; de reden daar van word gezegd deeze te zijn, dat er onvoorziens een ftilftand » van wapenen, tusfchen Frankrijk en Engeland, getroffen was: of, zo als 'er eigenlijk ftaat, 't Oorlog was gevredet toe, Tusfchen die Koningen ,men weet niet hoe. Wagens de wolftapel, vind men geene brieven in de A8a van rymer; maar wel een brief van den 15 Januarij, van het Jaar 1296, dus flegts vier maanden na de vergunning om te visfchen; Koning eduard verzoekt aldaar aan den Keizer om de tedere Jaaren van zijnen zoon jan, Graave van Holland en Zeeland, en Heere vau Friesland (dien eduard zijnen zoon noemde, om het huwelijk met's Konings dochter), en om den gevaarlijken ftaat, waar in het gantfche Graaffchap ftond te vervallen, te willen gedoogeu, dat jan het Graaf, fchap, 't welk zijn vader gehouden had, en de Graaf (jan) nu zelf van zijne Koninklijke Majefteit houden moest, mogt doen verheffen door gemagtigden, in plaats van zulks in perfoon te doen. Indien de dagtekening van dien brief egt is, zou men moeten befluiten, of dat floris, die eerst 't Jaar daar aan volgende vermoord s, om zijn gemaakt verbond met Frankrijk, op aandrijven van eduard, door den Keizer is vervallen verklaard van zijn Graaffchap; of dat die brief is afgezonden, op het valsch vermoeden van 's Graaven dood. Doch, 't geen dien zelfden brief nog d ui fierder maakt, is, een open brief van eduard van flegts vijftien dagen te vooren, te iveR 3 ien  FLORIS us V. ten van den i Januarij , van dat zelfde Jaar, waarin de Koning deu Bisfchop van Eli, zijnen oom den Graaf van pembroke , en zijnen Thefaurier wouter van langeton, lastïgt en magt geeft, om met floris, Graave van Holland, het verbond te vernieuwen; als mede om den Graaf, wegens zeker getal troepen, welke floris , bij een gezegelden brief, aan den Koning beloofd had, perfoonelijk in den eed te neemen, en, aangaande het leveren van dezelve, een zekeren tijd met den Graave te bepaalen. Men zou derhalven mogen denken, dat de dagtekening van den 15 Januarij, van het Jaar 129Ó is veranderd, en een Jaar vroeger zal moeten zijn. Dan, hoe dat ook zij; uit een laateren brief van eduard aan den Keizer, waar in floris befchuldigd word van ondankbaarheid en ontrouw, zonder evenwel de daaden uittedrukken, blijkt klaar, dat 'er groote onmin tusfchen den Koning en den Graaf plaats had: ja, dat floris zelfs moet gedreigd hebben, zijnen zcon jan te zullen onterven, of op eenige andere wijze van 't Graaffchap verfteeken. Ten minften verzoekt eduard bij den brief, bij aldien het gebeurde, dat floris zijn Graaffchap, bij huwelijk, of op eenige andere wijze, aan iemand zou willen overdraagen, zulks te willen verhoeden, op dat de zoon fchadeloos mogt gehouden worden. Want ik hoop, voegt hij 'er bij, dat het Graaffchap veiliger of beter zal wezen onder den zoon , dan onder den vader. Uit alle deeze omftandigheden blijkt duidelijk, dat het voor* neemen der geenen, die floris vermoordden, niet alleen geweest is om hem naar Engeland te voeren, maar ook om jan in het bezit van het Graaffchap te Hellen. Indien het waar zij, dat floris de bedreiging heeft gedaan om jan te onterven, kan dit, zo wel als het aangaan van het verbond niet Frankrijk, een tweede reden van zijnen dood geweest zijn. Floris, weet men, had, in het Jaar 1235, een;: reize naar Frankrijk gedaan, en in tegenwoordigheid van vorfcheide Edelen, het verbond tot ftand gebragt. De Rijmchronijk zegt, dat floris, door filips, zig liet beweegen, hem re zweeren; doch de Schrijver voegt 'er bij, dat hij het uit r.ood deed, hoe wel hij 'er naderhand om dood bleef. Vossics befchuldigt floris, ingewikkeld, teu oaregte, als hij zest:  FLORIS de V. *öj «egt: „ Men zegt, dat floris, zonder weten van de Staaten ïieeft gehandeld om Holland te brengen onder Frank" rijk, doch onder beding, dat hij nog zijne nazaaten, niet " zouden gehouden zijn, voor 't Parlement te recht te ftaan." Maar vossius zegt niet, waar hij die bijzonderheid, die men nergens anders vind, geleezen heeft. Hadde floris dien toeleg gehad, of werklijk zulks bedreeven, de Staaten zouden recht gehad hebben, hem van 't Graaffchap te ontzetten. De Rijmchronijk, wel is waar, zegt, dat hij den Koning van Frankrijk zwoor; dan men weet, dat het de gewoonte van dien tijd was, beloften van bijftand tegen vijanden met eeden se bevestigen. FuoSJ» had ook diergelijken eed aan eduard gezwooren. Floris fchijnt geen vooruitzigt gehad te hebben op eenige hulpe van Ingeland tegen de Vlamingen , die, zo wel als ruws, met eduard tegen Frankrijk in verbond waren. Uit de ASta van bymër, op het Jaar 1295, blijkt dat de Engelfche Koning de gefchillen, wsfcben guido van Vlaanderen en floris, in der minne zogt te beflUfeu; ten welken einde hij zijne gezanten lierwaards zond. Doch het blijkt ook, dat eduard, in die bemiddeling, de zaak van guido, wiens hulpe hij tegen Frankrijk niet kon ontbeeren, meer voorftond dan die van f.orss. Een verbond met Frankrijk was voor flor;s, om de Brabanders en Vlamingen in ontzag te houden, veel voordeeliger dan met Engeland. Hoe het zij, vooraf merken wij aan, dat men het floris als eene fchending van het recht heeft toegefchreeven, om een oorzaak voor het beraamd ont. werp te vinden; en du zijn dood bijna de eenige viugt van dat ongelukkig verbond geweest is. s. Men vind den inhoud daar van geheel in mieris, darm-boek, I.Deel, bl. 563 ^ e.i bij verkoning in de Vaderlandfche Hiftorie, 11L Deel, bl. 61, enz. Doch in dat uktrekzel ziin merkelijke misfiagen. Daar in word gezegd, dat flcris als Leenman van het Duit fche Rijk, tegen den Koning van Duitschland geheel geene rijahdfehap plecgen mogt; waarom hij -er zig ook niet toe vet binden wilde. Voor eerst zt;n deeze woorden: Leenman des Duitfchen Rijks, eene verin-erduing, die in een uittrekzei geen plaats behoorde te hebben, R 4. en  2 tastten ze hunne Ledematen aan. Dit trof keno, die zo ovèr^egeoven boosaartig niet was als zijne moeder; doch zij had hun in haare magt. Haar gruwzaam bedaan ging nog verder dan deeze boosaartigheid. Zij had ééne dochter occa, welke zij, na den dood van haaren man, had doen in 't hu„Plijk treeden met eenen i.utetus dornuma. Deeze occa evenaard- niet alleen haare moeder in wreedheid, maar fpatte daarenboven uit in allerhande onkuischheid, zonder naar man , »f kwaade faam te viaageu; hoe meer zij vermaand werd , hoe S 3 ZIJ  »78 FOELKE. zij daneler uiifpatte. lutetus was verlegen hoe zig te gedraagen omtrent dit overfpellig wijf, weik hij, fchoon zij hem ondraaglijk hoonde, om haare boosheid moest ontzien om dat zij de minfte forsheid niet ongewroken zou gelaaten hebben. Ten laatfte verftout hij zig, de moeder daar over aar.tefpreeken. Zij, die den geilen aart haarer dochter kende en zelf daar door ontfticht was, door dien zij haar aanzien.' lijk Geflacht omeerrie, zeide uit haastigheid, hij moest haar met flrafheid behandelen; en, indien dit niet help, met den dood (haffen. Zij voegde 'er nevens, geen beter raad te kunnen geeven, om de verdere onteering van haar Geflacht te verhoeden. Lutetus, met zagtheid noch met hardheid iets wmnende, en zij van kwaad tot erger overflaande, bragt haar, eenigen tijd daar na, om 't leven. Foelke, hier van bengt ontvangende, fcheen de moederlijke liefde boven te komen; althans befloot zij, met haaren zoon keno, dit ombrengen van haare dochter niet ongeftraft te laaten. Of zij wezenlijk uit liefde voor occa, en door medelijden over haaren dood, tot dat befluit gekoomen is; dan of zij lutetus dien raad met een vaisch hart gegeeven had, om reden van twist tegen haaren fchoonzoon te hebben; dan, eindelijk, of zi, toonen wilde, dien raad nier gegeeven te hebben, en haare dochter voor onfchuldig hield, durft emmius niet bepaalen. Hoe het zij, in allernaast, deed zij alles gereed maaken, om lutetus met geweld aantetasten; hoe meer hij haar fineekte en om verfchooning bad, des te woedender wierd zij. Hij nam .dan de wijk op het Ksfteei van zijnen vader heeo dokmuna, daar hij terftond door foelke belegerd werd. Vader en zoon ' ais tegen haare magt niet beftand, vielen fpoedig dit monfter van wreedheid in handen. Beiden vielen haar te voet, baden om genade en behoud van 't leven; maar al het antwoord, dat zij kregen, was, dat zij door beuls handen moeften derven ,'t weik ook terftond ten uitvoer werd gebragt. Allen, die het hoorden, Honden over haare wreedheid verflagen: doch niemand had den moed, een vrouw van die magt voor het recht te daagen. Het Slot van uem niet alleen deed zij ten grond toe flegten , maar ook die van zijne vrienden, welke hem geliolpen hadden. Gelukkig die geenen, die haare wraakztigt Ollt'  FOKKE ABELSZOON , enz. 279 ontkwamen en met de vlugt hun leven behielden. Jammer is het, dat niemand der Friefehe. Schrijvers het uiteinde van ' Herpert van forreest of forrest , Ridder , vermeld op het Jaar 1096, als eender voornaamften op een Tournoifpel van omtrent 150 Ridders , volgens brieven , daar van voor handen. Hij was getrouwd met N. N. bij weike hij 3 kinderen verwekte. 1, Stuart van Forreest, Ridder, volgens brieven vermeld in het Jaar 1111. 2. Anne van Forreest , Kanunnik van St. fans Kapittel te Utrecht, ten tijde van Bisfchop jan van strik. Hij was tegenwoordig bij het accoord tusfchen den gemelden Bisfchop en Adolph, Proost en Deken, te Utrecht, gemaakt bij syfridus , Aartsbisfchop van Keulen. 3, Anselmus van forreest , Ridder. Hij was getrouwd met N. N. en verwekte bij haar een zoon.- A. A. Gerrit van forreest , die ter vrouwe haJ N. N. bij welke hij verwekt heeft 2 kinderen : B. B. 1. Herfert van for* reest, liet na bij N.N. één zoon: C. s. Peroni van Forreest. C.Willem van forreest , Ridder, Heer van For. reest en Middelburg. Hij verdeelde, in't Jaari.278, zijne goederen onder zijne drie zoonen, in tegenwoordigheid van den lieer van voorne, a. van heemskerk , j. van de woude en h van woerden, bij o* pene brieven. Zijne vrouw was , Florentia van Ro. denburg, bij welke hij drie zoonen naliet: D.E.F. D. Herpert van Forreest, Schildknaap , zonder kinderen geftorven. E. Jan van forrelst, Schildknaap , zoon van Willem , was Heer van Forreest en Middelburg, tekende , in het Jaar 1 326, nevens andere Edelen , dè huwelijks voorwaarden van Dirk van Raaphorst, Heemraad van Rhijnland, met Machte ld van Oudshoorn. Hij liet na 3 kinderen : G. H. I. F. Nicolaas van forreest, liet na 2 kinderen: K. L. G.Herfertvan Forreest , Schildknaap, zoon van jp. van Forreest, Heer van Forreest en Middelburg , ftierf in het Jaar 1367, en legt begraaven iu de St. Jans Kerk te Haarlem , nalaatende één zoon: 'M. II. Dirk van Forreest, geftorven zonder kinderen. I. Willem van Forreest, zonder kinderen. K. Agathavan Forreest , ongehuwd geftorven. L. Floris van Forreest , liet na ééne dogter: Cunigunda van Forreest, die ten man had Floris van Al. kemade. M. Jan van forreest, Ridder, Heer van Fori-eest en Middelburg, daar hij mede verlijd was in het Jaar 1342, in het Jaar 139a, Hoogheemraad van Rhijnland, en in het jaar 1405, nevens andere Ridders, in het beieg van Hageflein. Hij trouwde met Ida Kufer, dogter van Cnentaad Kufer van Oosterwijk, die Neef en Raad was van Hertog Albei'i van Beijeren. Bij haar verwekte hij 3 kinderen: N.Ü.P.' N. Herpert van Forreest, Schildknaap, Heer van Forreest en Middelburg, Amftelveen, Sloten, Osdorp, Schoterbos, waarmede hij verlijd werd, in het Jaar 1413, was in het Jaar 1425 Heemraad van Rhijnland, Bur. gemeester van Haarlem, in de Jaaren U32 « 1435» 1433, 1453. h57, enin het Jaar 1440 Thefaurier dier Stad. Zijne vrouw was Machteld van Alkemade, dogter van willem. Zij werd weduwe in het jaar 1459. ftiert in hec Jaar 1487, en legt in de Groote Kerk begraaven, Hij zelve was begraaven in 't Carmeliter Kloofter te Haarlem. O. Aoriaan v.in forreest, tweede zoon van jan, en Ida Kufer, begraaven bij* zijnen broeder, liet na vier kinderen Q. R.S. 1. P. Willem van Forreest, bijgenaamd Ku. fer, naar zijnen moederlijken grootvader, trouwde met FJizabeth van Alkemadeen werd verlijd met 19 maden Lands buitendijks, bij Zaanredam geleegen , benevens een derde in een koornmolen buiten Delft, ter belooning van trouwe en manfchap aan Koen van Oosterwijk, zijn moeders vader. Zij ftierven zonder kinderen ; dus werden gemelde Leenen bevestigd op zijnen oudften broeder, Herpert van Forreest, boven gemeld. Q, Willem van ioeeeest, Ridder, Schepen van Dïlft in de Jaaren 1419, 1420, 1*123, en 1424, Baljuw van Geervliet en het Land'van Putten in het Jaar 1458. Hij trouwde met Adriana Hart van der Weert; dogter van Boudewijn Hart van der Woert, Schout van Delft, en Hoogheemraad van Delfland; hij verwekte één zoon: U. R. Jan van for reest , Burgemeefter te Haarlem, in de jaaren 1469, 1472» 1475 » 1476 . 1480, 1481, 1485, 14Ü7» 1493, en lieten na 2 kinderen: V. W. S. Kor nraad van forreest, 3de Zoon van Adriaan,hf.d ter vrouwe Agatha Uittenhage, en ftierf in het Jaar 1481, ïw'aatende één zoon : X. T. Ida van Forreest, ongehuwd geftorven.  II. TAFEL van het GESLACHT van FORREEST, i.s. Ai, j/.»Vrij. -s4« ü. Herpert van forreest. zoon van Willem, Ridder, den 14 Februari]', in het Jaar 1452, met alle de Leenen van zijnen vader verliji. Hij was Schepen te Delft, in de Jaaren J481 en 1482; Schout te Alkmaar, in de Jaaren 1483, 1484 en 1485; Burgemeefter te Delft, in het Jaar 1490, had ter vrouwe • Maria van Cats, Reiniers dochter, eerst wedu. we van Arend van Zwieten; liet na drie kinderen : Y. Z. AA. V. Andries van Forreest, Schepen te Haarlem, in de Jaaren 1497, 1499, 1510, 1512, 1514 en 1515- Zijne vrouw was Willemina van Adrichem ; hij ftierf zonder kinderen. W. kornelis VAN forreest, had ter vrouwe Agatlia Potters van der Loo , liet na één zoon : BB. X. Dirk van forreest, zoon van Koenraad, was getrouwd met Ilaze Pieter Jordaans, waar bij hij verwekte 5 kinderen: CC, DD, EE, FF, GG. Y. Maria van forreest, dogter van Herpert, na wiens dood zij met zijne goederen verlijd werd. In het Jaar icoi was zij getrouwd met Albert van Raaphorst, dien zij éénen zoon baarde. Z. Urfula van Forreest, getrouwd met Jacob van Bors/elen , Kaftelein van Gouda, zoon van Jacob, zonder kinderen. AA. Anna van forreest, had ten man Albrecht van Meereftein, Kaftelein van Woerden, die verfcheidene kinderen bij tiaar verwekte. BR. Jan van forreest, ftierf in het Jaar <554. Hij was getrouwd met Maria Huikeffoot, te Delft, liet na drie dogters. HH.II.KK. CC. Jordan van forreest , Schepen ie Alkmaar, had ter vrouwsA/yd van Egmond Meereftein; liet na 2 zoonen : LL. MM. DD. Jacob van fohreest, getrouwd met tjizabeth Belijs, en won bij haar 2 zoonen: NN. OO. EB. FF. Adriaan en Clemens van Forreest, zonder oir. GG. Willem van forreest , die naliet ééne dogter: PP. HH. Maria van Porreest, dogter van Jan, jong geftorven. • II. Kornelia van Fotreest, ongetrouwd geftorven. KK. Magdalena van forreest» bezitfter van het Huis Forreest, genaamd Oosterwijk. Zij trouwde in het Jaar 1554 , met Jan van Ruiven, te 'Utrecht; hij ftierf in het Jaar .1556 : het Jaar daar aan, hertrouwde zij niet Jan van Duivenvoorden , die ftierf te Haarlem, in het Jaar 1571, in de gevangenisfe. Zij liet 3 kinderen na. LL. JoRDAAN VAN forrüest , ZOOn van Jordaan, was Thefaurier te Alk maar, in de Jaaren 1531, 1532, Burgemeefter, in de Jaaren 1535, 1537 en 1540. Zijne vrouw was Margreta Beijers, waar bij hij verwekte-17 kinderen : QQ. MM. Pieter van forreest , Burgemeefter te Haarlem, trouwde Margreta van Sujfenham, en liet na eene dogter: RR. NN. Dirk van Forreest, Lijfarts van den Koning van Polen. OO Jacob van forrl-est, die zig te Lubek nederzette. PP. JOSJNA VAN FORREEST, getrouwd met Pieter Paling Klaasz., liet vaeén zoon. QQ. De zeventien kinderen van jordaan van forreest zijn: 1. Alyd van Forreest, ongehuwd. 2. Maria van Forreeit, ongehuwd. 3 Pieter van forreest, vermaard Geneesheer te Dordrecht, geftorven in het Jaar 1543 , was getrouwd mer Eva van Peilingen, en liet na 3 kinderen : SS. TT. ULT. 4. Adriaan van Forreest, ongehuwd. 5. Geertruid van Forreest, getrouwd met KorneUs Koolthuin. 6. Dirk van forreest, trouwde eer.«t met Mai ia de Groot, en daar na raet Catharina Adams, verwekte in *t it, 2, in 't 2 huwelijk 6 kinderen: VV. 7. Anna van Forreest, ongehuwd geftorven. 8. Naning van forreest, Raad en Penfionaris te Alkmaar, in den Jaare 1572, Gecommitteerde in den Vredehandel bü het maaken der Unie; Raadsheer in den Hoogen Raad, in het Jaar 1581.- Zijne eerfte vrouw was Christina Quecckel, de tweede Maria van Hat tem, Albertsdogter, liet na 7 kinderen :' WW. 9. dementia van Forreest,"} 10. Adriaan van Forreest. > 11. Jacob van Forreest. , 12. Alyd van Forreest. fmen on&etr* 13 Jan van Forreest. 14. Filippa van Forreest. J 15, Jan van forreest, Schout te Alkmaak, in de Jaaren 1574, 1575» 157Ö i;>77i Gecommitteerde Raad in 't Jaar 1579- Zijne vrouw was Maria Bolle; hij liet kinderen na, meest dogters. 16. Acnes vsn forreest, had ten man Da. niel Hindeberg, en liet kinderen na. 17, Maria van Forreest, getfOUWd fflSï Pieter Stoop. RR. Jacoba van Forreest, dogter van Pieter, trouwde met Klaas Wisje , eu daar na met PteterSasbouti Rurgemeefter ViDelft. Zij ftierf in 't Jaar i572 , en werd aldaar in de Oude Kerk begraaven. SS. De drie kinderen van pieter van forreest en Eva\van Tellingen waren : 1. Pieter van of Petrus Forrestus , gebooren te Alkmaar, in het Jaar 1522 ; volbragt zijne ftudien in de Geneeskunde te Leuven, in Italië en in Frankrijk; keerde van daar naar zijne Geboorteftad te rug, in het Jaar 1547; oeffende de Geneeskunde aldaar, werd daar na Stads Doélor te Delft, en eindelijk eerfte Hoogieeraar te Leiden. Dien post hebbende uederge. leid, keerde hij naar Alkmaar te rug, en overleed al. daar in het Jaar 1597. TT. 2. Margreta van Forreest, jong geftorven. UU. 3. Augufiijn van Forreest, mede jong geftorven. VV. De agt kinderen van dirk van forreest, waren van het eerfte bed. 1 1. Margreta van Forreest, jong geftorven. 2. Jacob van forreest, Secretaris en Ge. committeerde Raad van 't Noorderkwartier, trouwde Maria van Egmond van der Nijenborg: en verwekte bi j haar één zoon: XX. Van het 2de bed: 3. Margreta van Forreest, ongetrouwd. 4. Adam van forreest, Raad te Alkmaar, in het Jaar 1610; Burgemeefter in de Jaaren 1612, 1615, 1616, 1617, 1618, 1630, 1631, 1637 ; en in het laatstgemelde Jaar Ontvanger van 's Lands gemeene middelen tot in het Jaar 1640 Zijne vrouw was Alijd van Veen, waar bij had ééne dogter. Hester van Forreest, die ten man had Nicolaas de Bye. 5. Clemens van Forreest, ongetrouwd geftorven. 6. Geertruid van Forreest, mede ongetrouwd geftorven. 7. Maria van Forreest, getrouwd met Jacob Vryburg. 8. Eva van Forreest, getrouwd met Simon Schoorl. WW. Dezeven kinderen van nanning van forreest waren van het eerfte bed: 1. Margreta van forreest , getrouwd met E* verardus Geefteranus; liet kinderen na van het tweede bed. a. Jordaan van forreest, getrouwd met Elizabeth Schilperood, waar bij hij verwekte één zoon: YY. 3. Helwich van Forreest, jong geftorven. 4. Helwich van Forreest. 5. Albrecht van Forreest, beide zonder kinderen. 6. Heilwich van forreest, getrouwd met A- driaan van Veen, Baljuw en Dijkgraaf van Heer Hugenwaard; hadden kinderen, ^. Nanning van forreest, federt het Jaar 1Ó03, tot 1636 Raad en Secretaris der Stad Alkmaar; in het Jaar 1629 Gecommitteerde van den Staat, in het Leger voor 's Hertogenbosch; in het Jaar 1626, Raad en Rekenmeefter van de Domeinen van Holland en Westfriesland; in het jaar 1656 Meefterknaap van Holland; in den Jaare 1666 aangefteld tot opvoeding van zijne Hoogheid, den Prinfe van Oranje Hij ftierf in het Jaar 1670: en was getrouwd met Magteld Sonneveld, waar bij hij verwekte 5 kinderen: ZZ.  III. TAFEL van het GESLACHT van FORREEST. Deel Xv. u*: *. XX. Ja» van forreest, zoon van Jacob, tot de Ridderlijke waardigheid verheven, door Lodewyk den XIII, Koning van Frankrijk; werd, in plaats van zijnen vader, Secretaris, en daar na Burgemeester van Hoorn} en Raadsheer in den Hoogen Raad, in het Jaar 1638. Hij had ter vrouwe Jofina van Segwaard, en bij haar vijf kinderen; Aaa. YY. Nanning van Forreest, eoon van Jordaan, was Dijk. graaf van Geestmer Ambacht; ftierf jong. ZZ. De vijf kinderen van nakning waren: 1. Nanning van Forreest, jong geftorven. 2. Anna van forreest, getrouwd inet Pieter van Loon, hadden kinderen. 3. Nanning van Forreest, ftierf jong. 4. Maria van Forreest, ongetrouwd geftorven. 5. Hkster van forreest, getrouwd met Dirk van Forreen, zoon va» Jan; deeze lieten kinderen t,&. Aaa. De vijf kinderen van jan van forreest waren : 1. Antonie van Forreest, jong geftorven. 2. Dirk van forreest, Secretaris in zijn vaders plaats, trouwde met Hester van Forreest. Hij liet na twee kinderen: Bbb. %. Maria van forreest. getrouwd met Servaas Panhuis, Raod - Penfionaris van Schoonhoven, Raadsheer in de Chambre demi Partie, Meefterknaap van Holland; zij lieren kinderen na. 4, Anthonia van forreest, trouwde met Franc van . der Goes, en hadden 3 kinderen. 5. Adriaan van forreest, getrouwd met Geertrui van der Moere} hij verwekte bij haar 2 kinderen, 1. Jan van Forreest, jong geftorven. 2. Adriana van Forreest, getrouwd met Anthonij de Veer, Secretaris in 'sHage. Bbb. 1. Jacob van forkefst,, zoon van Dirk van Forreest, 'Secretaris in zijn vaders plaats, Burgemeefter te Hoorn, trouwde met Maria Sweers; 1 iet na 6 kinderen : Ccc. 2. Machteld van Forreest, getrouwd met Gerard van Egmond van der Nijenburg, Burgemeefter va» Alk. maar, enz. Ccc. I. Hester Maria van Forreest, 2. Antonetta vat Forreest. 3. Dirk van Forteest. 4. Jan van Forrtest. 5. Nanning van Forreest. 6. Catharina vat Forreesti 't Wapen van Foreest o:" Forreest, is een roode Face, getand onder en boven, iH ferm van een zaag op een veld van zilver, anders dan het wapen van van der Woert,   FORESTENSIS PAGUS, FORSCHATE, enz. s8s ten van zijne kunde zijn in 't Latijn gedrukt, onder de tijtel t. foresti Opera. In 't JNederduitsch heeft men van hein Geneeskundige Waarneemingen % enz. 'sMans af beeldzei is op verfcheidene wijzen in 't koper gebragt, doch het fraaijtte Pourtraic van hem is dat van goltsius. Forestensis pagus , het Kwartier van de Zevenmlden, uitmaakende een derde gedeelte van Fr/esland, tusfchen de ondiepten van den Flieflroom en de Lauwers gelegen; niet zo zeer in uitgeftrektheid, als in magt minder dan de twee andere Kwartieren Oostergoo en IFestergoo, van wegen den fchraalen en flegten grond. Aan den Noordkant, paalt dit Kwartier aan Oostergoo en Vredewald , het welke behoort onder Friesland over de Lauwers. Aan den Oostkant grenst het aan Drenth; ten Zuiden aan Overijsfel; aan den Westkant aan Westergoo. Onder Zevenwolden behooren tien Grietenijen en 't Steedje Sloten. Dit gedeelte van Friesland werd aangetast, door guido van Henegouwen , die 'er zig het Landrecht over aanmatigde, als of het zelve verknogt was met het Woudgeregt, het welk, door Keizer hendrik den II, in het Jaar 943, aan de Utrechtfche Kerk gefchonken was. Zie verder zevenwolden. Altjng, Not. Germ. Forschate, heden ten dagen Voorfchoten genaamd, een Dorp, twee uuren gaans van 's Hage, aan den kant van Lei. den. Men vindt van dit Dorp reeds gewag gemaakt in de Blaffert der Kerklijke goederen smütrecht; insgelijks in een giftbrief van floris den V, van het Jaar 1281 : dikwils word het genoemd door melis stoke. Weleer behoorde het, als eene Heerlijdheid, aan het Geflacht van Forfchate. Zie voorschoten. Zie heda. Forteman, (ïyo) een Friesch Edelman, door zijne dap. pere daaden, in Schotland en elders verrigt, zeer vermaard, en  i?6 FORTGENS, FORTRAPA. en de glorie van zijn Vaderland genaamd. Hij leefde ten tijde van Keizer karel den grooten. In den veldilag der Friezen tegen de Dennen, bekwam hij dertien wonden, waar aan hij ftierf, na een menigte vijanden verflagen te hebben. Zijn dood werd door de Friezen zeer betreurd. Uit ziiu Geflacht zijn voortreffelijke helden voortgekoomen, tot aan het Jaar ioorj, wanneer de laatfte, tjfpke forteman genaamd, iu eenen togt naar *t 11. Land, overleed. Zie winsemius en schotanus. Fortgens, (michiel') gebooren den 13 Januarij, in het Jaar 1Ó63, en overleeden den 28 Augustus, iu het Jaar 1695. Hij was, in de Gemeente der Mennoniten te Amfleldam, een zeer geliefd Leeraar, en is genoeg bekend, door zijne gedruk. te Leerredenen, in drie deelen in 410. Schyn, Hiftorie der Mennoniten, IL Deel, bl. 658. Fortrapa, of Fortrappa, thans Voorburg. Het blijkt, uit een giftbrief van karel den renvoudigen, Koning van Frankrijk, van het Jaar 913, dat het recht der Kerke van Egmond zig niet alleen uitgeftrekt heeft van Kinkeim tot aan den Rhijn, maar ook nog een weinig verder, en zulks onder den naam van het Graaffchap IVestfling: gelijk nader blijkt uit den giftbrief van Keizer hendrik den IV, gegeeven in 't Jaar 1064; als mede dat de grenzen van dit Graaffchap zig hebben uitgeftrekt, van den Rhijn af tot aan Fortrapa, en wijders tot aan de Landftreek Suthardersga, daar naast tegen over geleegen, 't welk ik vermoede Suthermeer te zijn, om reden, dat karel het met den zelfden naam noemt, welken Keizer arKULPhus, in zijnen giftbrief van het Jaar 889, geeft aan de geheele Landftreek, die van den Rhijn tot aan de Maas loopt : naardien deeze plaats bijna even verre, boven den Rhijn legt als Voorburg, eene zeer beroemde plaats, voor dat het  FORUM ADRIANI, FOSSA CORBULONIS. ag/ het Siot, beneden aan dien ilroom, door de Noormannen vernield was. In het volgende Art. zullen wij zien, dat fo* eum adriani geene andere plaats is , dan Voorburg; des Fortrappe het zelfde is, fchoon met een verkeerde benaaming. Alting, Not. Germ. part. II, fol. 59. Forum adriani, het Marktvlek of Gerechtshof van Kei' zer adrianus, een der oudfte Dorpen van Holland. Van dit Forum word, in de Reiskaart van gemelden Keizer, melding gemaakt, als leggende aan den Zeekatn, tusfchen den Rhijn en Waal, twee uuren van Leiden. Zie voorburg. Alting, Not. Germ. fol. 66. Fossa corbulonis, de Graft of Grift van domitius cor« EULo,een dapper en ervaaren Romeinsch Krijgsoverlte. Hij kwam, zo als op het Art, van corbulo gezegd is, in plaatze van sanquinius, als Stadhouder aan den Neder-Rhijn. Om het volk, 't welk onder zijn bevel ftond, niet ledig te laaten, of door ledigheid kwaade flappen te doen begaan, deed hij het zelve, in het Jaar 47, een Graft graven, tusfchen den Rhijn en Maas, om den loop der eerstgemelde Rivier te verleggen; zij had de lengte van 43000 treden of 170 fladien, volgens het zeggen van niceus, waar in tacitus, ten aanzien van de grootte, weinig van hem verfchilt. Dat 'er een vaart is ge> graaven, lijdt geen gefchil; doch aangaande de plaats is men 't op verre na niet eens, Eenigen willen, dat de Fosfa Corbu* lonis het vaarwater was, welk van den Ouden Rhijn af, door Tsfelftein, voor bij der Goude, en zo vooits naar de Maas liep; anderen dat men 'er de Lek voor te houden heb. be, die den Rhijn zodanig afgetapt en afgelekt zou hebben, dat de Oude Rhijnjlroom, onder anderen daar door, verflijmt en verdopt zoude zijn, aan het Malle gat, bij Katwijk aan Zee, buiten Leiden. Ook zijn 'er, die 'er de Rotte door verftaan. Uit de woorden van tacitus , welke aldus luiden: ƒ».  ,g8 FOSSA DRUSIANA. ; Inter mosam en ri-ienum, tria & yiginti millium fpatio, fojfam produxit, qua Incerta Oceani vitarentur i dat is: Hij heeft tusfchen Maas en Rhijn een graft getrokken, drieëntwintig mijlen lang. om daar door de onzekerheid des O ceaans te beletten. Welke lengte van zo veele mijlen, zeven uuren en een twaalfde deel uitmaakende, volgens van leeuwf.n, met den afftand van Leiden tot MaaJand/luis overeenkomt. Hij voegt 'erbij, dat nog tegenwoordig, omtrent Maaslandfuis, de boezem is, daar de uitwatering plagt te wezen, kan gezien worden, en bekend is bij den naam van de Groote Vliet. Dat dee/.e graft de Lek niet kan zijn, gelijk a ju. nius, a3r. orteliüs, en j. pontanus meenden, fchijnt, behalven meer andere redenen, daar uit genoeg te blijken, dat die Rivier te verre van de Zee legt; en daarenboven de ge. zegde lengte van tacitus en dio, met die van de Lek niet overeenkomt. Pu cluverius is ook van dezelfde meening. Andere gedachten, en veidere redeneeringen daarover, vindt men bij vab leeuwen, Dat. lil. fol. 114, en bij blkiswyk, Befchrijv. van Delft. Fossa drusiana, of de vaart van drusus, zie yssel.' De Rhijn, eerst takken hebbende gefchooten, en die van het begin van het Land der Bataven , tot dat ze in Zee Ilort, door de Waal alleen, en door de Kil, die den naam' van Rhijn behoud, verdeeld was, heeft, door het beltier van drusus, omtrent twaalf Jaaren vóór Christus, met drie gaten beginnen in Zee te loopen. Want men heeft een grift uit den Rhijn gegraaven, drie gemeene Duitfche mijlen en een vierde beneden de eerfte fcheiding, recht tegenover de Cajlra Herculis, daar de landen iets Iaager zijn, tot aan de Zaal, om den Tsfel, een Rivier afkomende uit het Land der- Brockteren, ter lengte van drie gemeene Duitfche mijlen min een vierden. En dewijl de Kil van den Zaaljlroom te naauw was, om de afgeleide wateren van den Rhijn te verzwelgen, heeft men die zelve, met ongemeenen arbeid, veel breeder en dieper moeten uitgraaven, en, op dat de Brockterfche Vegt daar mede ook zou konnen afftioomen, heeft men deeze Kil ook derwaarts moeten leiden, tot dat zij zig, over ee  FOSSA DRUSIANA, FOSSA OTTONIANA. 289 de zeer Jaage vlakte, wijd en zijd heeft kunnen uitzetten, Ta. citus heeft deeze Grift, naar den aanlegger, de Drufiaanfche Griften genaamd; onderfcheidende, misfchien, het bevende en benedende gedeelte, door den vasten grond gegraaven , van het middelde, en verre het grootfte gedeelte, ge* meen aan de Kil en de Zaal. Zeifs heeft tacitus niet gefchroomt, haarden naam van Griften te geeven. Langs-deeze Grift nu hebben, in 't vervolg, niet alleen drusus, maar alle de Romeinfche Heeren en Overden, die na hem gevolgd zijn, hunne Legers langs den Rhijn op de Meiren en in de Noordzee gebragt, als zij de Friezen, Caucken en verdere afgeleegene volken wilden beoorlogen. Het fchijnt dat zij deeze Grift{ daar te vooren geen Rivier was, den naam van Nawaal, alsof men zeide Tweede of Achterwaal,gegeeven hebben ; welke benaaming tacitus ook gebruikt, gewag maaken. de van de Rivier Nabalia. Het voorde en middelde gedeelte hebben den ouden naam van de Zaal tot zo verre behouden , dat men aan beide de andere deelen, zo wel het hovende als het benedende, de zelve benaaming heeft gegeeven; en dat de geheele droom, van den Rlüjn tot aan de Vegt en het Meir toe, de Zaal genaamd is, en nu nog de Tsfel, dat is, het Zaalwater, geheeien word. Dewijl onze cluverius dit alles zeer krachtig en volkomen heeft verhandeld, wijze ik den Leezer tot hem; vooraf, echter, hem waarfchuwende, dat h'ij de aantekening van ptolomeus, aangaande den Fechtjiroom (Wdrüs) en deszelfs mond naar de Noordzee, niet ligtvaardig in den wind flaa, en zig niet laate om den tuin leiden, door de uitbreiding van cluverius hier over, als zijnde'dezelve ongetrouw en vol mis dagen , gelijk ter zijner plaatze zal worden aange weezen. Alting, Not. Germ. tacitus, Annal. Lib. II. Fossa ottoniana, de Grift of Graft van otto, Roomsch Keizer, welke hij heeft doen graaven omtrent het Jaar 980. Bij de1 Duitfckers word zij Hof fond genaamd. Zie hofsond. XV. deel. . T Fo*.  s?=» FOSS A OTTONIANA, FOSSUM VETUS. Fossa ottowiana. Julius C/Erzar meldt, dat de Schelde zijnen uitloop gehad heeft in de Maas; en ptolomeus zegt, dat de/.elve, onder den naam van de Maas, uitgeloopen heeft in de Noordzee, ter plaatze daar nog de oude haven is, bij Sluis in Vlaanderen. Ook verzekeren ons de oude wetten der Friezen, dat omtrent de zelfde plaats het gat van de Schelde is geweest, ten tijde van Keizer karel den crooten. Doch dat de zaaken zig thans geheel anders vertoonen, zou, volgens het getuigenis der Jaarboeken van Vlaanderen, ontitaan zijn, door toedoen van Keizer otto den grooten, die, in het Jaar 949, heefteen zeer groote Grift laaten graaven , van de Schelde tot aan de Noordzee, tusfchen het Land van Cadzant en Walcheren' waar door de oude Kil, na dat het water zig over de laage Landen verder verfpreid had, allengskens vol flijk en modder geworden, en in Land verandert is; welk Land, als liggende binnen de Schelde, die vervolgens door de Grift zijne uitwatering had, de Vlamingen zig als eigen hebben aangematigd, al hoe wel de grond, Oostwaarts aan, altijd den Taxanders heeft toebehoord, of van het uiterlte Friefehe Zeeland, het welke in de Landtaale Wasda genaamd wierd, een eigendom geweest is. De Zeeuwen noemen deeze Grift, die al lang een groot Zeegat geworden is, de West er Schelde, nu gemeenlijk de Hond genaamd, naar het geluid der baaren van de Zee, die aldaar, even als een knorrende hond, bruisfehen. Dus zou men konnen gelooven, dat het woord ottoniAna , bij de Zeeuwen in hottoniana verbasterd, en vervolgens verkort zijnde, Hond ge. worden is. Alting, Part. 11, fol. 59. Fossum vetus ; de Oude Grift. Dit is een vaart of Grift geweest, welke de Hunftngers tegen de Fivelingers beweerden, hunne grensfeheiding te zijn; 't welk deeze ontkenden; waar uit een zeer groote tweedragt^ gereezen is. Doch de» eerften, in het Jaar 1232. in een veldflag, overwinnaars geworden zijnde, hebben die graft, om dat zij met modder was gevuld, uitgegraaven, eu tot aan de Zee toe voortge- trok-  FOSTA, FOSWER.T, FOUDGUM, enz. 201 trokken, op dat zij voor altoos tot eene grensfcheiding zoude dienen: aldus ten minfte verhaalt het emo. Tegenwoordig is zij nergens meer te vinden. Idem Ibid. Fosta, een afgod der Oude Friezen, die zijnen Tempel had op Ameland, aan welken zij hunne kinderen, even als aan den moloc, opofferden. Zie ameland. Foswest, wel eer een voornaam Klooster, in de Friefehe Grietenij Ferwerderadeel, onder het Kwartier Oostergoo. Het zou dien naam ontleend hebben van den Afgod of de Afgodinne fosta. Naderhand werd het een Klooster der Benedictijnen. Hoe het, door die van klaarkamp, in brand geftooken werd, zal op het Art. klaarkamp gezegd worden. Winsemius, Befchrijving van Friesland, fol. 83. Foudgum, een der achttien Dorpen van de Friefehe Grietetenij IVestdongeradeel, onder het Kwartier van Oostergoo. Dit Dorp heeft, ia de Nederlandfche Oorlogen tegen Spanje , zeer veel geleden; en ook, door den watervloed van het Jaar 1570, zeer groote fchade bekoomen. Niet minder leed 'het in den vloed van het Jaar 1717, waar door een groot aantal van menfehen en beesten omkwam. Ibid. Four, (pikrre du) was een van die ge.en.en, van welke de moordzieke Spanjaarden zig bedienden, om, even als willem de I, door een gehuurden moordenaar, was oingebragt, door deezen Prins maurits te doen vermoorden. Deeze du four was foldaat, eu werd, in het Jaar 1Ó94, te Bergen op den Zoom, na gedaane ConfesGs, dat hij door T o i-a  202 FR AAM, FRAVC, enz. la motte, assonville, en zelfs door den Aartshertog was aangezet oai Prins maurits te verinoorden, ter dood gebragt. Zie bor, XXXI. Boek, bi. 81. Fr\am, een Slot, wel eer geleegen bij het Dorp Hunziw go, in de Groninger Ommelanden, doch, met meer anderen, iu het Jaar 1738, afgebroken. FbaNC of FRANK VAN borsselen; zie BOltSSELEN. Feancart, (jacob) een beroemd konftenaar, werd gebooren te Brusfel, doch onzeker wannéér: dit weet men, dat hi/ leefde tusfchen de Jaaren 1621 en 1650; zijnde het geboorte en het fterfjaar van den Aartshertog albertus , zoon van Keizer ferdinand den II, die zijn Mecenas was, en hem, om zijne bijzondere bekwaamheden, veel gunst bewees. Hij was Bouw- en Vesting-Bouwmeester van Brusfel, en ftichter van de Kerk der Jefuiten aldaar. Teffens was hij zeer bedreeven in de Schilder- en Meetkunst, doorzigt-en digtkunde. Groote achting werd hem toegedraagen door de Infante isabella, voor welke hij zeer uitmuntende ftukken gefchilderd heeft. Naderhand ontdeed hij zig van alles, en gaf zig over aan bet fchilderen van Bloemen , die hij tot een fpiegel van het verganklijk leven nam, en het zelve daar mede eindigde. Zie houbrajcen, I. Deel, p. 162. Francheim , (marcellus) of franchemius, gebooren te Zutphen, een zeer beroemd man in de XVII eeuw. Hij oeffende zig in de taaien en rechten; doorreisde Frankrijk,, Spanje, Italië en Duitschland; bezogt vlijtig alle geleerde mannen; werd Secretaris van den Kardinaal clesel, in het Jaar 1619 , en overleed te Duinkerken, in het Jaar 1643. Zij. ne werken vindt men opgeteld bij valerius en mir^us. Franci populi en francia regio ; de Franken, een volk, 't  FRANCI POPULI. -93 't welk, na het fluiten van een veibond met de Overr hijniche volken, ter verdediging der vrijheid, »ig vereenigd had Zij waren voor eerst die geenen, die zig, een weinig boven het begin van het Batavifche Eiiaud, langs den Oostelijker, arm van den Rhijn en de Noordzee, uiiftrekten, omtrent de oevers van de Rivier de Sala en het Flie, en het (band van de Noordzee tot aan de Elve toe, en dus geene andere, dan de Amsfebuuren, de Cauehen , de Ff.ieun en de Chamaven. Vervolgens toont de Heer alting, dat deuze volken, in de Reiskaart van mutihger, aan het Oostelijk gat van den Rhijn en de Noordzee, aangeweezen worden, door letteren, die onder elkander verward en vermengd ftaan , eu dat eeni. gen , tusfchen de Eems en het Oostelijk gat van den Rhijn , geene anderen kunnen zijn, dan de Friezen, die daar Frefii genaamd worden; dat voorts deeze Franken, door de gewoonte, den toenaam van Saliè'rs gekreegen hebben, naar de Rivier de Zaal of Zala, als de plaats daar zij zig vergaderden ; zijnde dit bijvoegzel alleen een teken, waar door de Franken , die aldaar woonden, in de verblijfplaats hunner ouderen, onderfcheiden worden van anderen, als weg gezondene volkplanters, zig in hooger Landen, naar het Hartzwald en aan den Nekkerftroom, digt bij de Katten, dat is Hesfcn, hebben neergeflagen, en die daarom Chattuarien, als of men zeide, buuren der Katten , genaamd zijn. Zo dat deeze gantsch geene gemeenfehap hadden met het volk van den zelfden naam, 't welk aan de l-Vczer woonde en in dit verbond niet begreepen war; maar dat de Romeinen, van de woorden Buuren of Buren , Varii eu Barii gemaakt hebben : gelijk reeds getoond is, bij de Ampbarii en Answarii; dat ammianus marceliikus deeze Attuaiien Franken noemt, die langs den oever van den Rhijn, tegen over Vetera (Santen) woonden, alwaar wij boven getoond hebben, dat Keizer juliaan overgetrokken is; dat deeze zeer aanzienlijke en mageïge vojken ongelijk gefchïed, als men bij marcellinus , in plaats van Attuarien, wil leezen Awfivarii, als of de eerfle grondleggers van dit verbond der Franken hunnen toenaam hadden willen ontleenen van de Emsbauren ( Amftbarii), zijnde een ellendig volkje, 't welk uit eenige geringe overblijfzelen we1 3 der  2.04 FRANCI POPULI. der herbooren is; dat het uit de Reiskaart van peutinger blijkt, dat de Bondgenooten, in korten tijd, hunne grenzen langs den Rhijn tot in Hesfenland, het Hartzwald, en tot aan de Nekker hebben uitgebreid, om reden dat, in dezelfde Kaart, daaromftreeks, met zeer groote letteren geleezen word, frakcia; en boven aan, bructuri of bructehen: zo dat de geheele Landftreek, welke weleer de Sicambers en Ubiers. als zij over den Rhijn woonden, bezeeten had' den, en daar naderhand de Tenkters, Uzipeeten en andere volken gewoond hebben, in dit verbond der Franken getree'den is. Maar of zulks door oorlog, of door verdrag gefchied zij, vindt men nergens uitdrukkelijk vermeld; hoe wel het nog waarfchijnlijkst voorkomt, dat het door den oorlog gefchied is; als ook, om dat men vindf aangetekend, dat de Broekters hunne verblijfplaatzen overgebragt hebben naar die Landftreeke, daar zij de oude bewooners hadden uitgedreeven; te meer, dewijl naderhand, onder de Kerklijke hulp. benden, of de keurbenden der Landfchappen, nergens meer gewag gemaakt word van de Tenkters en Uzipeeten, maar zeer dikwils van de Saliers en Franken; gelijk zulks uit de Keizerlijke aantekeningen blijkt. Hierom is bet zeer waarfchijnlijk, dat die volken, door de Franken, zijn uitgerooid, of uit hunne woonplaatzen verdreeven; en dat de Sicam* bers, om geene andere reden, door den Dichter ci.audia* nus , onder de Franken gefteld worden, dan uit kragt van den Dichterlijken ftijl, orh dat de Franken toen woonden in het Land der Sicambren-- hoe wel het ook gebruiklijk fchijnt geweest te zijn, dat de Broekteren, die, zonder twijffel, een gedeelte der Franken uitmaakten, den naam droegen van Sicambers, om dat zij in hun Land waren komen woonen. Geheel onwaar is het evenwel, dat de regte en eigenlijke Sicambers in het verbond der Overrhijnfche Franken geweest zijn: dewijl het overvloedig blijkt, dat dezelve, onder de Regeeringe van augustus, door zijnen ftiefzoon tiberius, in hét wingewest der Romeinen, aan deeze zijde van den Rhijn, zijn overgebragt. Doch dat de Thubanters mede Bondgenooten zijn geweest, hoewel zij, in de Kaart, misfchien om hunne geringheid, niet vermeld zijn, is ügtelijk te gelooven - eens'  FRANCI POPULI. m eensdeels om de plaatzen, daar zij toen woonden; anderdeels en wel voornamelijk, om de verecniging van dit volk met de nieuwe Saliers. Dit nu is de waare oorfprong der Franke» en van het Overrhijmch Frankenland. Veelen, die hier omtrent van andere gedagten zijn, vertellen niets dan fprookjes. Vraagt men naar den tijd, wanneer dit verbond gemaakt is, hier van is niets met zekerheid te zeggen. Hét is wel n.et onwaarfchijnlijk, dat de ftrenge overwinning van maximind», die een groot wreedaart was, op de Germaancn, en van den arder-n kant, die der Scijthen op de Romeinen, dte met het omkomen van decius behaald is, eensdeels totfdit verbond anderdeels tot den opfland van meer Rarbaarcn, gelegenheid gegeeven heeft, doch dat het zelve is uitgeborsten, onder de ongelukkige Regeeriug vau gallus: want het is zeker, dat het zelve tot (land gebragt is, als aulus postumus Lanovoogd over Galliën, en Veldheer van het Romeinfche Land was, d-rwaans gezonden door valehiamus, weinig meer dan vijl Taaren, na de nederlaag van decius. Want trebelltus pollio fchrijft, dat postumus niet lang daar na, door gallicnNUS met den oorlog aangetast zijnde, met zijne Franhfche hulpbeden (Franken) over den Rhijn getrokken is. Aurrnlianus , toen hij nog Overfte van de zes keurbenden in Oatliëh was, heeft duizend Franken, die nu niet alleen door GalMn omzworven, maar ook zelfs door Spanje en Afried i bii Mentz verflagen. Na dat dee*e, na vijf Jaaren geheerscht te hebben, gedood was, hebben zij, onder de Regeeringe van tacitus , weder onderdaan , over de Romeinfche grenzen door te bree'ken, verfcheiden aanzienlijke derke, mngtige en bloeijende Steden over den Rhijn bemagtigd, m zig bijna meester gemaakt van gantsch Galliën; ook zijn zij, onder de kon» Reiteering van florianus, niet onder de Romenfcne eTo'orÏamhei/ gebleeven. Maar Keizer irobus heeft hen m ontoeganklijke moerasfen neergeveld, en tot over den dekker en Elbe verjaagd. Na deeze nederlaag, zijn zij onderdanig geweest, volgens het verhaal van voriscus, laatende zij zich Leren daar als hulpbende vinden; dan hier door dout gewor. den namen zij woonplaatzen, aan deezen kant van den Rhiin. Zomtijds werden zij weder van daar gedreeven, doch T 4 z,Ja  296 FRANCISCO BALDEZ, enz. zijn telkens te rug gekeerd, zo als bij hunne eerfte Koningen, cxovis, enz. gezegd is. Alting , Not. Germ. Inf. part. I. fol. 6%. AMMIAKt», Lib. XX. C. 10. SUETONIUS, tacitus, julius c^ezar, enz. Francisco baldez; zie baldes. Francisco de mendoza ; zie mendoza. francisco ( de ) Franciscus gomarus ; zie gomarus. Franciscus junius; zie junius. Franciscus sonnius; zie sonnius. Francos, (petrus) werd gebooren te Amfleldam, den 19 Augustus van het Jaar 1645, en ftierf 59 Jaaren daar na, op den 19 Augustus, en dus op zijne Geboortedag, van bet Jaar 1704. Den grond zijner geleerdheid leide hij ouder adrianüs junius, Rector der llluftre Schoole te Amfleldam: een man, allerbekwaamst om jongelingen te vormen. Junius prees hem het leezen der fchriften van ovidius ongemeen aan, vermsa. Bende hem, dien digter tot zijn voorbeeld te neemen. Van Amfleldam begaf hij zig naar Leiden, en volvoerde aldaar zijne taak verder onder gronovius , den vader, die hem wel haast van andere Leerlingen onderfcheidde, en als een vriend achtte, zo als de jonge gronovius daar na insgelijks deed. Francius, zijne ftudien te Leiden volbragt hebbende, begaf zig naar Engeland, van daar naar Frankrijk, en liet zig te Angers promoveeren 'tot Doctor in de beide rechtten. Terwijl hij zig te Parijs onthield, maakte hij kennis met verfcheidene Geleerden van die Stad, onder anderen met rapin. Uit Frankrijk begaf hij zig naar Italië, en werd aldaar van den Hertog cosmus den III met agting ontvangen. Na zijne wederkomst te Amfleldam, beriepen hem Burgeaieeileren, in het ■ ■ y'• jaar  FRANCiUS, (PETRUS) enz. 297 Jaar 1674, tot Hoogleeraar in de Welfprckenheid en Hiflorien, en in het jaar 1686, in de Griekfche taal. De Cura. toren van de Hooge Schoole te Leiden, zogten hem derwaarts te lokken, door aanbod van het Hoogleeraarfchap; dan Burgemeesteren zijne verdienden kennende, verbonden-^era , door vermeerdering van Jaargeld. Uitmuntende was fiuncius in de welfprekeuheid, waar in junius hem de eerfte en beste onderwijzing gegeven had. Toen hij reeds Hoogleeraar was, leerde hij nog van een vermaarden Toneelf'peeler, adam karelsen, van wien hij zelfs getuigt, veel nut getrokken te hébben: De werken van francius beftaan in Poèzij en Rédenvoeringen, allen- bij één gedrukt, bij wetstein, in het Jaar 1706. Francois de valois ; zie alencon. Francois veer; zie veer. Francois verduoo; zie verdugo , en meer andere, alle op hunne toenaamen. Francois de I, Koning van Frankrijk, gezegt de groote, en herfteller der Geleerdheid, volgde, in den Jaare 1515, lodewyk den XII. op f die zonder manlijke nazaaten, den 1 Januarij van dnt Jaar, geftorven was, als Prins van den bloede en fchoozoon van dien Vorst. Hij was de eenige zoon van karel van orleans, Graave van Angouléme, en van louize van savoije, en kleinzoon van johannes, Graave van Angouléme, bijgenaamd de goedï: welke johannes de naastvolgende broeder was van karel, Hertog van Orleans, den vader van lodewyk den XII. Francois de I, werd gebooren te Coguak, den 12 September, in het Jaar 1494. Eerst voerde hij den tijtel van Graaf van Angouléme, na den dood van kas el zijnen vader, en vervolgens dien van Hertog van Valois. Want Koning lodewyk de XII, zijn neef en fchoon vader, vermeerderde zijn erfdeel met het Hertogdom van Valois: hierom heeft men de Prinfen, die Uit hem zijn voortgekoomen, bijgenaamd van valois , of T 5 fchooa  2-. had aan den Koning het Leen van het Hertogdom Mtlaai\ beloofd voor hem of zijne kinderen; maar naderhand geweigerd hebbende zijn woord te houden, en eenige erkentenisfe te betuigen voor de eerbewiizingen , die men hem in Frankiijk gedaan hadde, was oorzaak van de vredebreuk. De Koning viel in de Landen des Keizers in Italië, .in Luxemburg, en in het Roufillon in den Jaare 154?- Hij ontzette Lar.dreci, dat de Keizer belegerd hadde, iu den Jaare 1543. IVlcn nam Nice in den 20 Augustij var. het zelve Jaar; en francojs van bourdon, Graaf van Angttieh, won den'flag van Cerizoles den 15 April des Jaars 1544, welke gevolgd wierd van de.overgave van het Markgraaffchap van Montferrat, uitgezonden Qajah De Stad Mezieres hield ook zes we>en lang het Leger van den Keizer op , die het zelve in perfoon gebood. Men maakte vervolgens te Crespi in Laonnois de vrede met den Keizer op den 18 September daaraanvolgende, en met den Koning van Engeland den 7 Junij des Jaars 1546. De Koning genoot niet lang deeze rust, zijnde geftorven aan eene langdnurige en moeielijke ziekte in het Kafteei van Rambouillet den laaiden Maart des Jaars 1547, hebbende geregeerd 32 Jaaren en 3 maanden, en geleefd 52 Jaareu, 6 maanden, en jo dagen. Zijne uitvaart wierd met eene ongemeene pracht gehouden; men zag op dezelve elf Kardinaalen. Hij wierd bij zijne uitvaart uitgeroepen: een goedertieren Prins in vrede, overwin, nende in den oorlog, vader en herftelder der goede letteren en der vrije kunjlen. Hij had te Parijs een Collegie aangefteld van vermaarde Hoogleeraaren in allerlei wetenfehappen; en gaf blijken van zijne achting aan verfcheide groote mannen, die hij van alle kanten uitlokte door zijne milddadigheden. Hij ftelde dit Collegie aan op den Raad van budeus , om daar in de talen, de Philofophie, de Geneeskunst, en de Wiskundige Weetenfchappen te onderwijzen. Hij had altoos geleerde mannen omtrent zig, die hem onderhielden geduurende de maaltijd. Hij had gaarne, dat men hem fprak vau de natuurlijke Hiftorie, waar in hij zig zulk eene groote kennisfe verkreegen hadde, door alleenlijk daar over te hebben hooren redeneeien, dat, hoe wei hij niet in de letteren opgetrokken was, hij niet ualiet te weten, en zelfs wel te.paafe bij te brengen  302 FRANCOIS de I, Koning van Frankrijk. gen, alles wat de oude en later Schrijvers gefchreeven hadden van de dieren, van de planten, van de metalen, en van de kostelijke gefteenten. Hij had zig daar toe bediend van jacobus cholin, en naderhand van petrus du chastel, dien hij Bisfchop maakte van Macon, Groot-Aalmoezenier van Frankrijk, en opziender van de Bibliotheek, die hij met groote kosten te Fontainebkau had opgerecht, hebbende ten dien einde gezonden in Italië, in Griekenland, en 'm Afie, om aldaar handfehriften optezoeken, of om die af te fchrijven, welke men niet kon bekomen. Vóór zijnen dood had hij beflooten het getal der Koninklijke Hoogleeraaren re vermeerderen , en een Collegie te flichten om in het zelve zes honderd jongelingen in de wetenfehappen en in de Godvruchtigheid te doen onderwijzen. Deeze Koning deed ook een gedeelte der Koninklijke huizen bouwen, die in Frankrijk gevonden worden, en verfierde dezelve alle met tafereelen, Itandbeelden, tapifterijen, en kostelijke huisüeraden. Men merkt ook aan als eene wonderlijke zaak, dat hij, altoos prachtig geleefd hebbende, en geduurende zijn leven belem. merd zijnde geweest met zwaare oorlogen, zo veele prachtige Paleizen heeft kunnen bouwen, zo veele kostelijke zaken kopen, en dat hij, alle zijne fchulden betaald zijnde, wanneer hij ftierf, vier honderd duizend kronen in zijne fchatkist heeft nagelaaten, en een vierde gedeelte van zijn Jaarlijksch inkomen, dat hij nog niet aangeroerd hadde. Deeze Prins had ook'groote tegenfpoeden; en deeze vervoerden hem dikwils verder , dan de voorzichtigheid en de onzekerheid der gevallen moeften toehiaten. Dit deed hem groote misflagen begaan. Hij liet zig ook dikwils bellieren door zijne Staatsbedienaars, en door de vrouwen, die hem in zotte verkwistingen het'geld deeden verfpillen, dat hij tot groote ondernemingen gefchikt hadde. Buiten, dat had hij nooit zijns gelijken in milddadigheid, in edelmoedigheid, en in goedertierenheid. Hij bad eene groote liefde voor zijn volk, en dervende beval hij zijnen zoon uitdrukkelijk de lasten te verminderen, die hij genoodzaakt was geweest op het volk te leggen, om de onkosten van den oorlog goed te maken. Deeze Koning had tot zijn zinnebeeld genomen een Salamander in het vuur, met deeze  FRANCOIS de I, Koning van Frankrijk. 3Ög ze woorden: Nutrifco & extinguo. Na zijnen dood wierd zijn hart geplaatst onder een marmeren pilaar in de Kerk der Nonnen van Hautebruieres, en zijn lichaam met groote praal gebragt naar S. Denijs: want men telde daar bij elf Kardinaalen, en meer dan veertig andere Prelaten. Hij was tweemaal getrouwt, zo als reeds gezegd is; eerst met claudia van Frankrijk in den Jaare 1514- endaar na met eleonora van Oostenrijk in den Jaare 1530. Bij de eerfte hadde hij francois, dauphin, geftorven door vergift: hendrik den II. die hem opvolgde: karel, jong geftorven in den Jaare 1545, zo wel als louize en charlotta : magdalena , Gemalinne van jac03u8 den V, Koning van Schotland, zes maanden na baar huwelijk geftorven in den Jaare 1537: en margreta, getrouwt met emanuel philibert, Hertog vau Savoije. Hij had geene kinderen bij zijne tweede Gemalinne. Men zegt, dat deeze nooit zijns gelijken hadde in milddadigheid, zachtmoedigheid en pracht. De vrouwen bedurven hem zomtijds. Hij was-nochtans wijs in het laatfte van zijn leven, en vooral na zijne ontmoeting met defchoone ferroniere. Memoiresde Francois de Beaucaire , de Guillaume Paradtn , de Martin & Guillaume du Bellai, & de Francois de Rabusin. Du Pleix & Mezeraij, Hijl. de France. Cuiciard. Paul. Jov. Thuanus. enz. Tot dus verre in het algemeen van deezen grooten Vorst, van aijne roemruchtige daden, enz. gefprooken hebbende, zal men hier nu nog eenige merkwaardige bijzonderheden bijvoegen, welke de •fchrandere baïle van zijne gefchiedenisfe en van zijn karakter in grooter getal opgeeft. Deeze Koning is een der groote Vorften geweest, welker goede hoedanigheden met verfcheide gebreken vermengt zijn» De Franfche Hiftoriefchrijvers, als beaucaire, mezeray, varulas, enz. erkennen deeze vermenging met de uiterfte oprechtheid, en daar zrjn 'er zelfs, die zig beklagen, dat de Spaanfche Schrijvers, in plaats van zulks te erkennen, hun werk 'er van maken om aan deezen Vorst den lof te geven van een volmaakt Vorst. Dit gedrag zou van den eenen en van den anderen kant wel al te kunfti? uitgevonden kunnen zijn; maar het zelve fchijnt zulks minder te zijn van de zijde der Frait-  304 FRANCOIS de I, Koning van Frankrijk. Franfche Schrijvers dan van de zijde der Spaanfche; wan1 daar zi,n 'er weinigen dan blinden, die nier klaarlijk in de Regeering van francois den I kunnen zien eene lange achtereenvolging van misdagen en van onvoorzichtigheden. Het verfcheelde weinig, of' deeze Prins beroofde zig van de erfvolging tot de Kroon na lodeayk den XII. Hij ging daar toe den bieeden weg op door de tedere minnekozerijeu, waar mede hij de jonge* Koninginne bekoorde, met welke de gemelde Koning lodewyk minder dan twee maanden voor zijnen dood trouwde. Want zo hij door'den goeden raad van zijne vrienden zig niet had laten wederhouden, het zou hebben kunnen gebeuren, dat hij zig bij de. zelve Koninginne een bastaard zoon verwekt hadde , die , onder den naam van een zoon te zijn van lodewyk, hem belet zou hebben ooit den troon van Frankrijk te beklimmen. Hoewel deeze gefchiedenis op verfcheide wijzen verhaalt word, men komt overeen, dat men hem het gevaar deed begrijpen, waar aan hij zig bloot delde, en dat hij zijn voordeel deed met den goeden raad, dien men hem gaf; maar ten opzichte van de andere vrouwen nam hij weinig, goede maatiegelen in acht. Hij belloot tot de reize naar Milaan, onder andere redenen om aldaar zijn vermaak te nemen met eene fchoone vrouwe. Men. wil zelfs, dat het vermaak, dat hij nam met eene meederesfe, la fkronniere genoemd, hem het leven kostte. Deeze vrouw was zeer fchoon, en de Huisvrouw van een Advokaat te Parijs. Zij wederdond een wijl het aanzoek des Konings, tot dat haar man, ziende, dat de Koning bedooten hadde geweld te gebruiken, eh het hem niet mogelijk zou zijn dien florm te ontgaan, haar toedond den Koning te genoegen. Om geen beletzel in deeze zaak te geven, veinsde hij acht of tien dagen op het Land te moe. ten zij:i tot verrichting van eenige .zaken. Hij hield zig 011» dertusfehen heimelijk in Parijs op, de bordeelcn bezoekende, om zig zelf te befmetten , op dat hij zulks vervolgens zijne vrouw mogt doen, en zij wederom den Koning. Zijn voornemen gelukte, zo als hij het overlegd hadde; en dus zag hij zig gewroken, over een hoon, dien de hovelingen gewoon zijn eene galanterij te noemen. De ongelukkige . ■ vrouw  FRANCOIS DE I, Koning van Frankrijk. &p5 vrouw ftierf aan hèt ongemak, en de man wierd door fppedlge hulpmiddelen geneezen. De Koning had daar van alle ce moeielijke toevallen; en dewijl de Geneesmeefters hem behandelden naar zijne hoedanigheid, veel eer dan naar zijne kwaal, zo wierd hij niet recht geneezen, en naderhand ver* ergerde het overfchot van zijne kwaal zodanig, dat men wil, dat hij daar door ftierf. De voomaamfte der materesfen van deezen Koning bragt hem in het uiterfte gevaar van zijn gantfche Koninkrijk te verliezen. Hij hadt geen argwaan van deezen fnooden toeleg; en den kwaaden keer ziende, welken de zaken namen , ontfnapten hem eenige murmureringen tegen de Goddelijke Voorzienigheid. Hij befpeurde te laat, dat hij twee of drie perfoonen tot zijne gunftelingen verkooren hadde , die zulks onwaardig waren , en welker kwaade raadgevingeu hem bij uitnemendheid nedeelig geweest waren; Indien hij den Konftapel van Mommorenci twaalf Jaaren eerder van zig weggezonden hadde, hij zou zig zelf niet in zulke moeielijke omftandigheden en uiterften bevonden hebben. Daar fcheen buiten dat, om zo te fpreeken, iets ongelukkigs in zijne geboorteftar te zijn, waar door hij zelfs dan, wanneer hij, menfchelijkcr wijze, gefprooken, zig zeif naar de regelen der voorzichtigheid beftierde , niet gelukkig was. Alle deeze zaaken, wel aangemerkt zijnde, maken zijne Regeering zeer verwonderenswaardig: want wie zou zig niet verwonderen te zien, dat deeze Prins, weinig begunftigd van het geluk, kwalijk gediend door zijne eigen moeder, overgeleverd aan onvoorzichtige gunftelingen, verraden door de geenen, die hij met zijne grootfte vertrouwelijkheid vereerde, 70 roemruchtiglijk heeft kunnen tegenftaan, als hij den Keizer kakel den V gedaan heeft, dat is te zeggen eenen vijand, wiens ftaaten veel grooter waren dan Frankrijk; die meerder geld hadde eu meerder krijgsbenden dan hij; die een. groot krijgsman was, en een zeer fchrander Staatkundige; die getrouwelijk en bekwaamelijk gediend wierd door zijne krijgshoofden en door zijne Staatsbedienaars; en die bijna altoos onderfteund wierd door Engeland, of door andere machtige Vorften tegen hein alleen? Alles wel overwogen zijnde, is het tot meerder eere voor fcancois den I, zijn Koninkrijk XV. deel. V in  306 FRANCOIS de I, Koning van Frankrijk. in zulke omftandigheden bewaard te hebben, dan het tot eere is voor karel den V, het zelve niet te hebben kunnen over» winnen. Men zou van deeze twee Vorften mogen zeggen, dat de een zonder den tegenftaud van den anderen tot de alge. rneene opperheerfehappij zou hebben kunnen geraaken; en dat» dewijl men zig meermaal verbond ten voordeele van karel den V, dan ten voordeele van francois den 1, men den Koning van Frankrijk meerder vreesde dan den Koning van Spanje. Men mag daarenboven denken, dat zo de vrijheid vau Europa niet volkoornen onderdrukt wierd door karel den V, men dieswegens bijna gantfcbelijk verpiigt is aan de dapperheid van francois den L Het kwaade geluk van dee. zen Vorst heeft genoegzaam nergens meer in uitgeblonken dan in het verbond, dat hij maakte met solymaw. Hij kon daar uit geen wezentlijk voordeel trekken , en verfchafte eene ftoffe van gefchreeuw aan zijne vijanden, welke hem zeer ha. lelijk maakte, en.die hem meer kwaad toebragt dan de Porte Jiem goed deed. Men zou niet dan door de grondregelen van «ene zeer verderffelijke zedekunde de logenen kunnen verfchoonen, die over dit onderwerp in «enigte door Europa gezaaid wierden. Men verfpreidde zelfs het Latijnfche Formulier van den eed, dien men vooronderftelde dat deeze Prins gedaan hadt aan den Grooten Heer. Zie hier de vertaaling van het zelve : Ik zweere en beloove bii den grooten en hoogen barmhertigen Godt, Schepper van Hemel en Aarde, en van alles, wat 'er is, en bij deeze H. Euangeliën, bij den H. Doop, bij den H. Johannes den Doper, en bij het Christen gelove, dat alles, dat ik weten zal, openbaar zal zijn aan den zeer hoogen Heer Sultan solyman , wiens Rijk God verjlerke. Ik xal de eenige vriend zijn van de zijnen, en de vijand fan Zijne vijanden. Ik zal de verlosfer zijn van de gevangene Turken uit de boeien zijner vijanden : daar zal geen bedrog zijn van mijns zijde. Indien ik in deeze dingen nalatig ben , ik zal een afvallige zijn. en een overtreder der voorfchriften van het Heilig Euangelium en van het Christen gelove. Ik zal zeggen, dat het k uangelie valsch is; ik zal loogchenen, dat Christus leve en dat zijne moeder maagd geweest xij} ik zat een zwijn dachten »ver de Dtopvonte , en ik zal da  FRANCOIS de l, Koning van Frankrijk. 307 de Priejlers. van den Altaar vloeken; ik %al met wellust hoererij plee gen op den Altaar, en ik zal de vervloekingen der H. vaderen op mii nemen. Alzo befchouwe mij God van bo. ven. Daar kan niets afgrijsfelijker, godloozer, noch verfoeielijker bedacht worden dan deeze eed; en daar door zelfs, en door eenige andere kentekenen, moet men oordeelen, dat het niet anders is dan eene gantsch onwaarfchijnelijke bedriegerij. Men heeft niet nagelaaten dit formulier als een echt ftuk in te lasfchen in een der boekjes, die tegen Frankrijk uitkwamen in den laatftcn oorlog van de voorgaande eeuwe, dat is ie zeggen in den Jaare 1692. Verfcheide andere befpottelijke en plompe verzieringen wierden tot nadeel van deezen Prins gefmeed die bij Baijle gevonden worden. Francois de I was oorzaak van eenige nieuwigheden, waar onder men voorna, melijk rekenen mag de gewoonte, welke de vrouwen aannamen van ten hove te verfchijnen. D"it deed echter de Salifche wet niet veranderen, welke niet toelaat,. dat de Kroon van Frankrijk vervalt aan de fpinrokken ; maar men mag zeggen, dat federt dien tijd tot aan het einde van de XIV eeuwe, weinig meer of minder, Frankrijk door vrouwen geregeerd wierd. De uitdrukkingen, waar van mezeray zig bedient heeft, zullen hier niet kwalijk te pas komen. „ De Koning „ francois de I, (zegt hij) die eene edele drift hadt tot alle fchoone zaaken, fchepte een wonderlijk behagen in de \] pracht, geloovende, dat de zelve diende om zijne groot"t heid te doen blijken; en dewijl hij overreed was, dat de , fchoonheid der vrouwen den luifter van zijne praal zou vergrooten, hier bij gevoegd, dat hij van eene verliefde nei, ging was, zo heeft hij het eerst die fchoone wereld gewend „ het hof bij te woonen. In het begin was zulks van eene „ goede uitwerking, deeze beminnelijke fexe de befchaafdheid „ en de heuschheid aldaar gebragt hebbende, en levendige „ aanprikkelingen van edelmoedigheid gevende aan de welge,, maakte zielen: maar na dat de onreinigheid zig daar onder „ mengde, en dat het voorbeeld der grootften het verderf ge„ zag gegeeven hadde, wierd dat geene, dat te vooren eene „ fchoone welle van eere en deugd geweest was, een vuile ,, modderpoel van alle ondeugden; de overleving tot onV 2 kuisen-  SoJ FRANCOIS de I, Koning van Frankrijk. m kuischheid maakte zig meeller van de gunst; men geraakte „ in dezelve; men hield zig Itaande in dezelve door dat mid„ del; de waardigheden en weldaden wierden uitgedeelt naar „ het eigenzinnig goeddunken der vrouwen. En om dat zij „ gemeenlijk, wanneer zij eenmaal ongeregeld zijn, zig over„ geeven tot onrechtvaardigheid, tot bedriegerijen, tot wraak, en tot boosheid, zelfs met veel meerder fchaamteloosheid dan de mannen; zo waren zij oorzaak, dat 'er zeer kwaade „ grondregelen infloopen in de Regeering, en dat de oude „ Gauloifche oprechtheid noch verder verbannen wierd dan de „ kuischheid. Dit verderf begon onder de Regeering van „ francois den I, wierd bijna algemeen onder die van hen,, rik den II, en overftroomde eindelijk alle bepaalingen on»> t1er karel den IX, en onder henrik den III." Men mag 'er onbefchroomd bijvoegen, dat zulks tot het einde van de XVI eeuwe duurde, zo als reeds gezegd is. Men heeft groot ongelijk gehad frakcois den I te befchuldigen van te veel toegeeflijkheid voor de Lutherfchen van zijn Koninkrijk. Zo men gezagt hadde, dat deeze Frins zeer nuttig was voor de Proteftauten van Duitschland, men zou zig niet bedroogen hebben. Hij bevrijdde de Republijk van Geneve, de Hoofdftad der Gereformeerden, hunne Moederkerke, die haare Apostelen en boeken in Frankrijk zond, en haare raadgeevingen aan alle kanten, tot onderfteuning van de gemeene zaak. Dit gedrag van francois den I vergrootte het Canton van Bern, waar van de hervorming nog het gevoel heeft. Hij deed regelrecht goede dienften aan het Smalkaldifche Bondge. nootfchap, en noch meer van ter zijden; want hij was oor. zaak, dat karel de V in hondert gelegenheden de Protellantèn van Duitschland vierde, om dezelve aftefcheiden van de belangen van Frankrijk. De laatfte Jaaren van francois den 1 waren een tijd van elende voor hem. De gevolgen van zijne onkuischheid, en het herdenken der ongelukken, waar in het kwaade beleid van zijne Staatsbedienaars hem gewikkeld bad, dompelden hem in eene lastige verdrietelijkheid, die hem belette zijne waarachtige belangen te kennen; want hij bedroefde zig dodelijk over eene zaak, die hij als een goed geluk hadt moeten aanmerken. Dit was de dood van henrik den  FRANCOIS de I, Koimg van Frankrijk. 3°9 een VIII, Koning van Engeland, een Vorst, die zig zo menigmaal gewapend hadt tegen Frankrijk, en die altoos ge. reed geweest zou hebben het zelve het onderfte boven te keeren, om het met karel den V te deelen. De nioeielijkheden van trancois den I, welke hem aangedaan wierden , bij gelegenheid of ter oorzaake van zijne kinderen, waren geene van zijne minfte benaauwdheden. Zijn oudfte zoon, francois genoemd, was gebporen te Chateau d" Am' boife, den 28 Februarij des Jaars 1.518. Hij wierd vergeeven in een kop frisch water door sebastiaan montecuculi , en ftierf in het Kafteel van Tournon, den 10 Augustus des Jaars 1536. De Koning, zijn vader, verdroeg deeze dood zo ongeduldig, dat hij zig daar van in een langen tijd niet kon herftellen: want hij had groote hoop en goede verwachting van deezen zoon. De tweede zoon van francois den I regeerde na hem onder den naam vau van iienkik Ben II. Men moet niet twijffelen, of hij veroorzaakte veel verdriet aan zijnen vader, wanneer hij onderling verftand hield met montmorenci, die in ongenade was, en dat hij eenen aanhang maakte tegen de Hertoginne van Etampes, de gunftelinge van zijnen vader. Hij maakte deezen aanhang met diana van poitiers, zijne materesfe, en men zou niet kunnen zeggen, wat kwaad deeze twee vrouwen veroorzaakten door haaren minnenijd. Indien de verdeeldheid, welke regeerde tusfchen de meefteresfe van den vader en de materesfe van den zoon verdriet veroorzaakte aan den Koning, de tweedragt, die 'er was tusfchen den dauphin en zijnen broeder, den Hertog van Orleans, was voor hem geen minder oorzaak van fmert en nadeel. De aanhang van de Hertoginne van Etampes koos de zijde van d>n Hertog van Orleans. Die van diana van eoitiers arbeidde tegen deezen Prins, en vergiftigde hem eindelijk. Wat verdriet was het niet voor francois. den I te zien, dat zijn eigen zoon, zig meer dan hij moest in de zaaken dringende, hem noodzaakte voorbehoedzelen in het werk te ftellen, die hem noch aangenaam, noch voordeelig waren? De aanhang van den dauphin was oorzaak, dat de Koning de handen leende tot het vredensverdrag van Crespij. Deeze vrede, voordeeliger zijnde voor V 3 dei> ■  3to FRANCOIS r* I, Koning van Frankrijk. den Hertog van Orleans dan voor Frankrijk, protefleerde de dauphin , die de grootmaking van zijnen broeder, noch het nadeel' van het Koninkrijk kon dulden, tegen den zeiven in het Kafteel van Fontainebleau, in tegenwoordigheid van den Hertog van Vendome, van den Graaf van Enghlen, zijnen broeder, en van francais, Graaf van Aumale, den 2 December. Men kan zig gemakkelijk verbeelden, dat de Koning van Frankrijk toen het lot had van verfcheide andere groote Prinsfen, zeer ongelukkig zijnde in zijn huisgezin, duizend argwanen en duizeud onzekerheden gevoelende, welke veroorzaakt wierden door den geenen , die zijn opvolger moest zijn. Zij , die den Hertog van Orleans vergiftigden, behielden misfchien het leven van tweemaal honderd duizend menfehen, en mogelijk bewaarden zij ook Frankrijk voor de lampfpoedige fchande van de order der erfvolging te ontrusten. De bijnaam van de groote, die hem na zijnen dood gegeeven wierd, was van geen langen duur; het welk men befluiten mag, om dat al de wereld zegt en fchrijft: francois de eer. ste, en niet francois de groote. Men zegt en fchrijft: henrik de vierde, of henrik de groote. Dat is het Zel"- ve. Het zou eveneens zijn met francois den eersten, en met francois den grooten, zo deeze laatfte tijtel niet kort na zijne geboorte vervallen was. francois verdiende nochtans dien eertijtel in zekere opzichten, en vooral ter oorzake van zijuen moed, en van die ongeveinsde en openhartige edelmoedigheid, welke zo zeldzaam is onder perfoonen van zijnen flaat. De ftandvastigheid van zijnen moed was aan veranderingen onderworpen. Zij hield niet ftand genoeg in de geflrengheden van zijne gevangenisfe. Hij fcheen aldaar van verdriet te zullen fterven; en hij betoonde een weinig te veel vreeze, weder in Frankrijk komende. Mezeray zegt, dat hij, zo haast hij op den oever aan deeze zijde gekomen was, op een Turkse» paard klom, als of hij eenige lage gevreesd hadde, en het paard de fpooren gaf tot S. Jan de Luz toe, dat vier mijlen van daar geleegen was, en aldaar zig een halfuur verfrischt hebbende, reedt hij met den zeiven fpoed naar Bajonfse. Hij moet een onwaardig onthaal genooten hebben, geduurende zijne gevangenisfe, dewijl hij z:jne kinderen belastte zulks  FRANCOIS ok I, Koning van Frankrijk. jn zulks te wreeken op ftraffe van zijne vervloekinge. Men heeft ten onrechte voorgegeeven, dat francois de I gebooren wierd na eene langduurige onvruchtbaarheid van zijne moeder. Verfcheide van die geenen, die het leven van franciscus de faula gefchreeven hebben, verzekeren vaifchelijk, dat de Prinfesfe louize van savoije, Gemaliu van karel van valois, bij dien Heilig het ongeluk beklaagde, dat zij hadde van onvruchtbaar te zijn; en het was reeds een langen tijd, voegen zij 'er bij, dat zii deeze onvolmaaktheid gevoelde. Francois de paula verkreeg voor haar de bevrijding daar van door zijne gebeden, en daarom deed zij, van een zoon bevallen zijnde, den zeiven francois noemen. Zie daar het geene zij vertellen. Thlophilus raynaldus verhaalde, op het woord van deeze Schrijvers, her zelve in zijn Tiinitas Patriarcharum, een werk, waar in hij den lof befchnjft van s. brlno, Patriarch der Karthuizers, van s. ignatius, Patriarch der Jefuiten, en van s franciscus d* paula, Pa* uiarch der Minimen; doch naderhand, beter onderrecht zijnde, herriep hij het zelve. Het blijkt uit zijne werken, uit die van hilarion de coste , van saikmarthani , en van de andere Franfche Schrijvers, dat louize van savoije gebooren wierd in den Jaare 1477; dat zij met kabel van orleans, Graaf van Angouléme, trouwde in den Jaare 1488; dat zij beviel van de Princesfe margareta , den 11 April des laars 1492, en van francois den 12 September des JaaiS 1494; en dat z,j liaaren Gemaal verloor den 1 Januarij des Jaars 149Ö. Zie daar eene valschheid onwederfpreeklijk aangetoond, en een voorbeeld gegeeven van de voorbarigheid en onbedachtzaamheid, waar mede men in de Legenden der Heiligen hunne mirakelen ophoopt, zonder de moeite te nemen van de Genealogifche of Chronologifche tafelen te raadpleegen. Indien men dezelve nagezien hadde, men zou zig wel gewacht hebben te zeggen, dat eene vrouw, die van eene dochter bevalt in den ouderdom van vijftien Jaaren, en van eenen zoon in den ouderdom van zeventien, gezucht en geklaagd hadde over haare langduurige onvruchtbaarheid, en daar van alleen bevrijd was geworden door de gebeden van een Heilig. liet is te wenfehen, dat 'er niet auders dan eenvou- V 4 dis-  312 FRANCOIS be I, Koning van Frankrijki digheid en Iigtgeloovigheid geweest zij in het verbreiden van dit valfche mirakel, en dat de noodzaaklijkheden en de belangen van de gemeenfchap (waar van met een woord gefproken is' op 'het Artijkel van franciscus van assise) de Minimen niet kunnen bevvoogen hebben den Patriarch met deezen valfchen roem te verneren. Men heeft francois den I geteld onder de Prinsfen, die, den troon beklommen hebbende, zig niet hebben willen wreeken over de beledigingen, die zij in een geineenen ftand ontfangen hadden. Men geeft voor, dat hij, onder de Regeeringe van lodewyk dkn XII, karel van Bourbon tot eenen tweeflrijd uitdaagde, die door zekere aanbrengingen getracht hadde hem in ongunst bij den zeiven Koning te brengen; en men voegt 'er bij, dat hij, op deezen Vorst gevolgd zijnde, zo weinig gedacht aan de vijandfch3p, die hij gehad hadde voor denzei ven karel van Bourbon, dat hij ham verhief tot de waardigheid van Konftapel van Frankrijk. De liefde, die hij hadde voor de wetenfchappen, is aan niemand onbekend; maar weinigen weten de bijzonderheid , die men daar omtrent heeft kunnen zien in eenen brief van andreas alciatus , die eerst gemeeu geworden is in den Jaare 1697. De zelve was gefchreeven van Bourges den 3 September des Jaars 15-0. Alciatus verhaalt daar in, dat zekere julius camillus, een geleerd man, hadt aangeboodtn aan francois den I, om hem in een maand tijds Grieksoh en Latijn te Ieeren fpreeken, in proza en in vaarzen, met zo veel fierlijkheid als demosthenes en cicero , als homürus en virgilius. Het was genoeg, dat de Koning hem een uur des daags gaf; maar camillus wilde alleen zijn met deezen Vorst; hij geloofde, dat zulk een groot geheim niet behoorde mede! gedeeld te worden dan aan gekroonde hoofden. Hij eischte ook voor zijne belooning een jaarlijksch inkomen van twee duizend kroonen in goede beneficiën. De verzekerdheid, waar mede hij fprak, overreedde francois den I om te gelöoven, dat 'er iets wezenlijks was in de ongemeene beloften van deezen perfoon. Hij wierd na de tweede les weg gezonden, en met een gefchenk van zes honderd kroonen begunftigd. Daar is eene andere bijzondere zaak, en van meerder belang, die eerst federt weinig tijds bekend is, dat is, dat de Hertog vau Or- le-  FRANCOIS de I, Koning van Frankrijk. 3H> leans, tweede zoon van fkancois den I, aan de Proteftanf. fche Vorften van Duitschland aanboodt hunnen Godsdienst te doen prediken; men vermoedt, dat hij de voorftellingen deedt met bewilliging van zijnen vader. De Schrijver van eenige zamenfpraaken, welke in den Jaare 1700 in 's Gravenkage gedrukt zijn, en die dezelfde was met den Aartsbisfchop van Kamerijk, die de gevallen van telemachus heeft uitge* geeven, heeft de gebreken van deezen Vorst zeer wel aangetekend , in de zamenfpraak, welke hij vooronderitelde tusfchen deezen Prins en lodewyk den XII. Het is jammer, dat deeze zamenfpraak wat te kort is; men kan 'er weinig anders dan dit in berispen. Francois maakte eene ordonnantie, waar door hij de gewoonte affchafte van de openbaare aften in het Latijn te maken. Naudeus heeft zulks aangeroerd, eii verfcheide andere bijzonderheden, betreffende de geleerdheid van deezen Prins, zijne fchrifren, en zijne genegenheid voor de geleerden. Onder de loftuitingen, die hem gegeeven zijn wegens de zorge, die hij hadde om de wetenfchappen te doen bloeien, moet men niet vergeten de erkentenis, welke de geleerden hem betoond hebben over het doen maken van verfcheide uitmuntende drukken. Men behoeft deswegen maar na te zien pctrus victorius, in prafat.Comment.in F~lllLibros Arijiotelis de optimo jlatu eivitatis. De doortocht, dien francois de I deed maken dwars door een gebergte, is verwonderenswaardig. Leger , in zijne Hifi. des Eglifes Vaudoifes, I Deel, pag. 2, vezekert, dat de berg Ftfol, die voor den hoogflen van Europa gehouden wordt, en waar in de Po zijn oorfpronk heeft, de berg is, vjaar van de gefchiedenis zegt. ■. dat francois de I denzelven gantfchelijk deedt doorgraaven, om in Italië te komen. „ En in der daad, „ voegt hij 'er bij, hoe wel de Franfchen, zedert dat zij ,, het geheim gevonden hebben om den doortocht van den „ berg Genevre veel korter en gemakkelijker te openen, zig „ van de voorgemelde opening niet meer bediend hebben, t, dezelve is echter noch in ftaat, en zal het ongetwijffeld ïs zijn tot het einde der wereld, zijnde bijna gantfchelijk iu „ de rots uitgehouwen : men heeft omtrent twee uuren nodig „ om 'er door te trekken; men kan de muilesels met hunnen V 5 las«  Ji4 FRANCOIS b" I, Kming van Frankrijk. „ last daar door voeren, en al het ongeeak, dat *er is, be< ,, ftaat daar in alleen, dat men 'er gantfchelijk niets zien kan, ,, en dat men 'er noodzaaklijk toortslicht in moet brengen." Deeze Schrijver neeft den tijd van deezen wonderbaarlijken arbeid niet aangetekend, noch welke Hiftorien daar van fpreeken; maar men heeft geoordeeld , dat de onderneeming van francois den 1 in Italië in den Jaare 1515 daar van het tijdbeftek is. Martin du bellay fpreekt 'er kortelijk van, en zonder eenig denkbeeld te geven van de wonderlijke moeite, die men hadde moeten doen in den doortocht der Alpen, in zijne Mtmotr. Livr. ƒ, a Vannèe 1515, pag. m. 28. Guiciardin fpreekt 'er omftandiger van L XII, Folio m. 356. Marillas doet niet minder in zijne Hijl. francois de I Livr, I, pag. 43, d'Edit. de la Haije 1690; «ie hier zijne woorden: „ lautrek en na var re met den bloem van „ het Franjche Leger lieten Geneve (hij moest zeggen den „ berg Genevre) aan de flinker hand, doorwaadden de Ri. „ vier Durence, en begaven zig in den hals of ingmg van „ Argeutiers, (Argentarius vieus), door een plaats, Gillc „ ftre genoemd. Zij boorden van daar door tot aan de rots „ S. Paulus, die men met ijzer en vuur moest openen. De „ twee volgende dagen waren de gravers meest onnut, want „ dewijl 'er geen berg meer was, die niet van den anderen „ was afgefcheiden door afgronden, zo waren de mijnen en „ doorgraavingen van geen gebruik meer, en men bediende „ zig van bruggen van communicatie om het gefchut te ver„ voeren. De foldaaten en de gravers fleepten het zelve in „ de ontoegankelijke plaatzen met lastbeeften; zij vulden met „ takkebosfchen de plaatzen, die gedempt konden worden; ,, en zo deeze plaatzen te wijd waren, voldeed men aan het ., ledige door zwaare boomen en (tutten. Men kwam op dee„ ze wijze aan den berg Pied-deporc, daar men wanhoopte „ door te booren, om dat dezelve uit een enkele rots be„ ftondt, die van alle zijden ongenaakbaar was: maar navar„ re, die denzelven overal beproefde, ontdekte eene ader, ,, die zachter was dan de andere, en volgde dezelve zo „ naauwkeuriglijk, dat hij 'er zig een weg midden door maak„ te. Aldus kwam het Franfche Leger, door de behendigheid  FRANCOIS de I, Koning van Frankrijk. 31S heid der Ingenieurs, door den arbeid der foldaaten, en door de volhandigheid der hoofden, mee hei einde van .: den achtften dag in het Graaffchap van Saiuzzo" Hoe • deeze befchrijving ook wezen moge, men zal dezelve koud en laf vinden, zo men ze vergelijkt met die van paulus jovius in Hifi. fui temp. I. XV, folio m. 301 & féq. Haar is een aanmerkelijk onderfcheid tusfchen hem en vabillas. Deeze laatfte maakt geen gewag van teivulcius, aan wien taulus jovius de eere geeft van deezen nieuwen weg uitgevonden te hebben, en de voomaamfte beftierder van de uitvoering geweest te zijn. De laatfte zaak, waar mede men dit Artijkel befluiten zal, is aanmerkelijk. Men geeft voor, dat franciscus de paüLa eenen dag voor zijnen dood op deeze wijze fprak met louize van savoije : Uw zoon zal Koning van Frankrijk zijn, en in roem, in rijkdommen, en in geluk alle de Prinsfen van zijne eeuwe overtreffen, mits dat hij zig bevlijtige om de hervorming der Kerke te bevorderen; maar zo hij zig daar toe niet bevlijtigt, zal hij zeer ongelukkig zijn. Men moet hier bij aanmerken, dat franciscus de paula ftierf den a April des Jaars I507, en dat lodewyk dï XII, die toen regeerde, nog bijna acht Jaaren leefde, en dat hij eene Gemalin hadt, die niet onvruchtbaar was. Baijle Dicl. Crit. en de Schrijvers, door denzelven bijgebrag:. Francois de II, zoon van hendrik den II, wierd gebooren te Fontainebleau den 20 Januarij des Jaars 1544, zijn vader nog dauphin zijnde ; hij wierd genoemd Hertog van Bretagne, en genjeenlijk Monfeigneur de Hertog. Hij trouwde in den Jaare 1558, in den ouderdom van omtrent 15 Iaareu, met maria stuart, Koninginne van Schotland, eenige dochter van jacobuS den V, en wierd om die reden .oen de Koning Dauphin genoemd. tNa den dood van henrik den II wierd hij in dén ouderdom van zestien Jaaren te Rheims gezalfd, op zondag den 17September des Jaars 1550. Onder zijne Regeering begonnen de partijfchappen, die al bij zijns vaders leven ontftaau waren, veel onrust te maken, waar toe zijn jonkheid inzonderheid goede gelegenheid gaf, naar  316- FRANCOIS de II, Koning van Frankrijk. naar dewelke bij wel kroonmondig, dog noch te j9ng was om zonder hulp te regeeren. De Koninklijke moeder hield het niet de Guifen, die met de jeugt en zwakheid des Ka, nings, wiens Gemalin hunne nichte was, hun voordeel d-den m zig zo Voldrekt ontzaggelijk maakten, dat de kondapel van Monmorenci, en inzonderheid de Prinsfen van den bloede anïhony van boureon, Koning van Navarre, en lode' ™' Prins van C"*^. zün broeder, deeze onrechtvaardig, heid niet kunnende gedoogen, daar over zeer verdrietig waren, en m het vervolg groote onlusten in het Rijk ve°roorzaakten. Inzonderheid is het bevel, dat in het begin der Regeenng door toedoen van de Guifen uitkwam, aanmerkenswaardig; uit krachte van hetzelve moeften alle de geenen die iets te verzoeken hadden, zig op ftraffe van de koord binnen 24 uuren van h*r Hof begeeven. Zij dachten zig hier door van den adel te ontdaan, die hen hinderlijk hadde kunnen zijn. -De jonge Koning was ook zo volkoomen door hen ingenoomen dat geene voortellingen iets konden helpen; hoe we! men hem gefchriften tegen de Guifen zelfs in ziin bedde deed vinden waarom hij verfcheide malen weuschte, dat zij zig een tijd lang van het Hof wilden begeeven. De Prinsfen van oen bloede, en inzonderheid de Prins van Condé, begaven z.g derhslven eindelijk aan de zijde der Hervormden, het welk tot den eerden iniandfchen oorlog in Frankrijk gelegenheid gar. ue eerde wapenkreet wierd veroorzaakt door de zogenaamde zamenzwering van amsoise, waar in men wilde dat de Prins van Condé mede begrepen was, en welke daar op toeleide dat men de Guifen eerflelijk te Biois, en naderhand te Amboifs waar heen zij zig met den Koning op het eerde ber.cht van diergelijk een toeleg begeeven hadden, machtig mogre worden. Men had ten dieu einde zorg gedraag™, dat van alle kanten krijgsbenden zouden aanrukken; doch de zaak wierd eerst door een Advokaat, aan wien renaudie, de aanvoerder der Hugcnooten, zig vertrouwd hadde, en daar na door een Edelman, lionieres genoemd, verraden, die ê»g daarenboven alle de toebereidzelen en vastgedelde optochten der krijgsbenden ontdekten, en aldus konden de zamengezwoornen niets uitrechten , hoe wel zij poogden het Slot vsn « Am*  FRANCOIS de II, Koning van Frankrijk. 317 Amboifa met geweld in te nemen, wordende zij niet alleen daar, maar ook onderweeg, van alle kanten naar de beraamde zamelplaats trekkende, te rug gedreeven, verftrooid, en de gevangenen, inzonderheid de voornaamften, fchandelijk ter dood gebragt. Ondertusfchen wierden in des Konings naam eenige bevelen gegeven, welke de hardigheden, die tot nu toe tegen de Hervormden gebruikt waren, fcheenen temati. gen, en de Koninginne moeder bejegende hen ook wel, om hen dus in flaap te fusfen, en daar door de Prinsfbn van den bloede machtig te worden; tot welken einde eene vergadering der grooten van het Rijk beroepen wierd te Fontainebkau. De Koning van Navarra en de Prins van Condé kwamen aldaar wel niet; doch de brieven, die men van hen ontfing, en de beroerten, die ter ze!ver tijd in verfcheide Provinciën verwekt waren, waar door Lint terftond in handen der Hervormden gevallen was, veroorzaakten in den Koning zulk eene vreeze, dat hij na het fluiten der vergadering zig van Fontaineblcau naar S. Cermain begaf. Eindelijk, wanneer de Koning van Navarre en de Prins van Condé zig hadden laten overreden om te Orleans te komen, alwaar men voorgaf dat in 't kort eene vergadering der Staaten gehouden zou worden, wierdt de eerfte terftond in verzekering genomen, en de Koning was zodanig tegen hem verbitterd, dat hij dikwils zeide, dat het natuurlijk vernuft, zijne zelfsbehoudenisfe, en de zorge voor het geraeenebest, eene voorbeeldelijke ftraffe van deezen Prins vorderden; waarom hij ook met des Konings kennis en goedvinden verwezen wierd om het hoofd te verliezen. Daar bij hadt men eene zekere geloofsbelijdenisfe opgefteld, waar aan alle inwooners des Koninkrijks hunne toeftemming zouden geven, en waar toe men reeds drie Legers gefchikt hadde, die in alle de Provinciën omtrekken zouden; door welk middel men de Hervormde Lere dacht uit te roeien. Doch eer het doodvonnis tegen den Prins uitgevoerd kon worden, wierd de Koning fchielijk krank aan eene hoofdzweering, welke hij reeds een langen tijdt gehad hadde, en ftierf daar aan riog voor het begin van de vergadering der Staaten, den 4 December des Jaars 1560, en wierd te S. Denijs zonder plegtigheden begraaven, welk ge*  318 FRANCOIS de II, Koning van Frankrijk, gebrek men den Hertog van Guife, als Opperhofrneefler» toefchreef; weshalven dit opfchrift op het doodkleed des Konings tegen den genoemden Hertog gehecht wierd: Ou ejl main tenant Tannegu du Chaftelï dat is te zeggen : IVaar is nu Tannegui du Chaftel? Behalven de beroerten, welke door de heerschzugt der Guifen, en daar benevens om den Godsdienst ontftonden, is in zijne Regeering niets van belang voorgevallen, behalven dat hij eens in oneenigheid geraakte met elizabeth, Koninginne van Engeland, die zig de zaak der Schotfche Proteftanten aantrok, waar tegen francoi?, ten gevalle van zijne Gemalinne, en om nog andere bezwaaringen, die hij tegen elizaijexii hadde, hulpbenden tegen haar naar Schotland zond, waar over vau de Engelfche zijde een vertoogfchrift uitkwam, waar in echter alles aan de Guifen geweeten wierd. Maar deeze zaak wierd, na eenige voorafgegaane dadelijkheden , tot gering voordeel en eere van Franhtjk, bijgelegd, hoewel het toenmaals gemaakte traétaat niet uitgewisfeld wierd. De Koning van Spanje trok zig in dien tijd de Franfche zaken aan, en men las eens ten hove, om de Prinsfen van den bloede aftefchrikken, een brief van hem, waar in hij fchreef, dat hij, bericht zijnde, dat eenige onrustige hoofden voorgaven, dat de Koning onbekwaam was tot de Regeering, beflooten hadt denzei ven benevens zijn Rijk iu befcherminge te nemen. Hoe zeer echter onder hem op de behouding van den Roomsch Katholijken Godsdienst gezien wi^rd, de Kardinaal van Lotharingen kon nochtans de invoering van de tnquifitie in Frankrijk niet doordringen. Men kan van den Koning francois den II, wegens zijne jonkheid en kort Regeering, in welke hij boven dien niets naar zijn eigen raad gedaan heeft, niets goeds noch kwaads zeggen. Maar hem word het getuigenis gegeeven, dat hij meer rot deugd dan tot boosheid geneigd was, zo dat zijne dienaar" hem le Roi fans vice , dat is de Koning zonder ondeugd, plagten te noemen. Voorts was zijne gemoeds efteltenis , door ziïne geduurige lichaaras krankte zeer vnzwakt , dewijl zijne langduurige verzweering in het hoofd was, eu hij, in plaats van de gewoone opening door de neus, dezelve door de. ooren hadde, welker ver. flop-  FRANEKER. 3?9 ftopping eindelijk zijnen dood veroorzaakte, hoewel eei'igen willen , dat dezelve door veraif verhaast wierd. Hij heeft door zijne jonkheid en zwakheid bij züne Gemalinne geene kinderen geteeld. Thuan. Lib. XXIII XXIV, XXV, XXVI. Mezeraij. P. Daniël. Memoires de Ca/ïelnau. Franekbh , in 't Latijn, Franequera, is de derde der itemmende Steden van Friesland : gelegen in 't Kwartier Wes. tergoo, aan de trekvaart, tusfchen Leeuwaarden en Harlingen: drie groote uuren gaans, van de eerst, en twee kleine van de laatstgenoemde Stad. Over den naams oorfprong en be. tekenisfe, worden veelerlei gistingen gevormd: welke geen grond van eenige zekerheid hebben, en daarom geene aanmer» king verdienen. Die Stad is niet groot; hebbende omtrent een half uur gaans, in haar begrip: maar, luchtig en zinlijk bebouwd. Zij heeft, in haaren omtrek, weinig of geene gelijkheid met eenige der zogenoemde regelmatige figuuren: maar vertoont veel meer eene vermenging, van een eirond met een vierkant. In den aanvang haarer (lichting, die aan den Jaare 1191 word toegefchreeven, beftond zij eeniglijk, in twee rijen huizen, met een watergracht, en eene dubbele flraat, in 't midden ; oostwaard aanloopende, op de Hoofdkerk, rondom welke mede fommige huizen waren gebouwd: en was beflooten binnen eene watergracht, die nog in wezen, en, zedert de verdere uitzetting, ééne haarer binnengrachten geworden is. Zij is, van een enkele aarden wal omgeven : zonder van eenige vesting* werken voorzien te zijn; uitgezonderd één BiJwerk, aan den zuidoostelijken hoek der Stad; en ééne halve Maan of Raveiijn, 't welk daar geplaatst is, om de Noorder Poort te dekken. Die Wal, rijklijk met boomen beplant, vertrekt tot een vermakelijke wandelplaats: des te meer, dewijl men daar allerwege een ruim gezicht heeft, over de vruchtbaare velden, die de Stad omringen : en op eene menigte van Torens der omliggende Dorpen; zo verre, dat men zegt, de Wal rondom wandelende, bij helder weer, meer als 150 Torens onderfchei' •ienlijk te kennen tellen. Frs»  %29 FRANEKER. Franeker heeft drie Poorten: I. de Ooster of Dijk/Ier Poort; door welke men uitgaat naai Leeuwarden; gelijk ook, een eindwegs benoorden deeze Poort, de Grift, door welke men naar gemelde Hoofdftad vaart, uit de Stad voortkomt, door eenen verwulfden brug, onder de Stads Wal; die de Leeuwarder Pijp genoemd word. De tweede is de West erof Harlinger Poort; buiten welke men rijd en vaart, naar Harlingen. De derde word genoemd de Noorder Poort. Behalven deeze is 'er een Water Poort, de Doinjumer Pijp genoemd ; door welke men vaart naar 't Dorp Doinjum. Voorts, heeft zij drie bijna recht doorgaande Straaten, ter wederzijde der binnengrachten, met welke de Stad doorfneeden, en, in verfcheiden wijken, als kleine Eilanden, afgedeeld is; die op de uitgangen van alle de dwarsftraaten, door bruggen aan elkander verknocht zijn. Daar bij is zij tamelijk volkrijk, vervattende 3671 Inwoone. ren, in den Jaare 1748. Deeze drijven veel Koophandel in Kooru, en in Wolle. Behalven dat ook in de nabuurfchap deezer Stad, verfcheiden Steen' en Pannen Bakkerijen gevonden worden; inzonderheid van blaauwe verglaasde Pannen : waar aan fommigen der Inwooneren eene goede kostwinning hebben. Deeze zijn meest naar den kant van Haf Vingen. De Hoofdkerk, en thans de eenige, die bij de Nederduitfche Hervormde Gemeente gebruikt word, was, in de Roomfche tijden, toegewijd aan S. Maarten: gelijk veele andere Kerken in Friesland. Voor eenige Jaaren was in den Tooren deezer Kerk, die hoog en fpits is, de blixem geflaagen; waar door dezelve gedeeltelijk afbrandde; dan, de goede voorzorge der Regeering, door de Studenten en Borgers geholpen, heeft den verderen voortgang van den brand gefluit: en is het befchadigde weer terflond herfteld geworden. Dee. ze Kerk ftaat op een ruim met boomen beplant Kerkhof, benoorden de Groote Markt, bijna in het middendeel der Stad : en mag voor eene der fraaifte Kerken van geheel Friesland doorgaan. De Dienst word, door twee Leeraaren, in dezelve waargenoomen. Ook is aldaar eene Waalfche Gemeente, die door éénen Predikant bediend word. De Ge-  FRANEKER. SM Gemeente der Mennoniten word bediend door één Predikant. Eertijds bevonden zich, binnen deeze Stad, meer andere (Jee/lelijke Gebouwen: daar onder ook een Kloofter der zogenoemde Kruisbeeren, Doch, dit Kloofter is, in 't Jaar IJ85, tot eene Academie, aangelegt. Het voornaam werktuig, ter bevordering deezer goede zaak, is geweest Graaf willem lodewyk van nassau dillenburg, die 's tijds Stadnouder van Friesland; (van wien we meerraaalen tot zijnen roem gemeld hebben.) Wordende de aanleiding daar toe allereerst gegeeven, door de Leeraaren der Kerken deezer Provintie, die, in den Jaare 1584, aan 's Lands Staaten, die's tijds binnen deeze Stad vergaderd, zekere remonftratie overleverden; waarin zij, onder anderen verzochten, dat ten dienfte der jeugd, ten einde die met minder kosten, dan buiten 'sLands, tot allerlei fraaie wetenfchappen, aantevoeren, een Seminarium (Kweekfchool) mogte worden opgericht en eenige geleerde Profes/oren aangefteld. In welk verzoek ,'s Lands Staaten niet alleen terftond bewilligden; maar in den volgende Jaare, 1585, met advijs van Hooggemelden Stadhouder, 't befluit namen, om eene volkomen Academie of Univerfiteit, daar van te maken; aan welke, in 't Jaar 1586, even die zelve vrijheden werden verleend, welke de Heeren Staaten van Holland, aan hunne Univerfiteit ie Leiden, 10 Jaaren vroeger opgerecht, hadden toegeftaan. De geestelijke goederen, inzonderheid van het gemelde Kloofter, die zedert de affchaffing des Pausdoms, in 'sLands kist vervallen waren, werden ter zeiver tijd ter goedmaking der daar toe te befteedde kosten aangelegt. En ten.einde, geene jongelingen van een fober beftaan, van het voordeel deezer Hooge School te doen verfteken zijn, is 'er ook, op 'sLands kosten, eene ópene tafel aangelegt, voor 60 Studenten, die daar, fommigén voor een zeer geringen prijs, en andere de vrije kost hebben. Daar toe is een bijzonder Huis gedicht: 't welk aan de Voorn-raat ftaat, en 'sLands Oekonomie of Beurfe genoemd word. Dit gefcbied, onder 't beftier van zekeren Burfarius. Met dit voorrecht, worden echter geene andere begunftigd, dan die tot 't Leeraarampt worden aangevoerd; eo, wel, eenig- XV. deel. X lijlc,  FRANEKRR. lijk, die Inboorlingen, en Alumni, of Voedfterlingen deezer Provintie zijn, gelijk dezelve ook, ten dienfle deezer Provintie, bepaaldelijk zien verbinden moeten. . Deeze Akademie ftaat onder het opzicht van vier Heeren Kuratoren: drie uit de Grietenijen, en één uit de Steden: aan welke ook een Secretaris is toegevoegt. Verfeheiden geleerde manuen hebben vau tijd tot lijd het Hoogleeraarampt op deeze Hooge School net roem bekleed: onder welke, door hunne uitgegeeven Schuiten, inzonderheid vermaard geweest zijn; will. amesius : joh. coccejl's : cür1stian schotanus * kamp: vitringa: adk. wetius: georg. pasor, en meer andere. Het getal der hedendaagfche Profesforen is tot XIV. bepaald: vier in de H. Godgeleerdheid: twee in de Rechten: twee in de Geneeskunde : en zes in de Natuur- en Wiskunde, beneven de Taaien, Gel'chiedkunde enz. De Kerk van 't geweezen Kruisheeren Kloofter, waarin da Promotien gefchiedep, ftaat in 't westelijk deel der Stad: en van het Kloofter Gebouw zijn drie vertrekken, tot Auditoria (gehoorplaatzen ) vervaardigt; in welke de Profesforen hunne openbaare Lesfen geeven, beneven eene vergaderplaats van den Akademifchen Senaat: waarin de Af beeldzeis der iu de Profesfie deezer Akademie overleeden Profesforen hangen. Ook is daar bij eene voortreflijke Bibliotheek, eu eene Anatotnickamer. Daar agter ziet men den Hortus Medicus; en oen Laboratorium, voor de Chijmie. Het Eeuwfeest deezer Academie, is in het Jaar 1785 met groóte plegtigheid gevierd. Behalven deeze Hooge, is 'er mede een Triviaale School: die door een Rector en Conreótor word waargenoomen: ftaande aan 't S, Maartenskerkhof. Noord - westwaard van de S. Maartenskerk , ontmoet men , het Raadhuis: een oud Gebouw, dat zich fierfljk voordoet, pronkende met een hoogen fraaien fpitzen Toren. Ook is de Stad van een goed Borger Weeshuis voorzien : ftaande, in 't zuidoostelijk deel, nabij de Tolbrug. Dit huis (hoe wel ook anderen eenig deel daar aan hadden,) voornaamlijk gefticht, door ger. agricola, Prior der gevveezen Abtdij Klaarkamp.' en is van genoegzaam* ruimte en vermogen, om XL. kinde. ren  FRANEKER. 328 ren te bergen, en te onderhouden* Dok is 'er eene Stads Waag, enz. jJinnen Franckcr, ziet men nog veele van die Stinzen of oude fleene huizen ; de meeften van die daan, langs de Hoogflraat, en op de Markt. Veelen derzelven zijn gebouwd, geduurende de binnenlandfche beroerten der Vetkopers en Schieringers, toen deeze Stad zonderling begon te bloeien; voornaamlijk door de Graaven van Holland, uit het Huis van Beijeren; die, zedert zij deeze Provintie onder hun bedwang gebracht hadden, dezelve met eenige voorrechten begonnen te begunftigen: daar onder ook, het halsrecht; 't welk anderzints, aan geene ééne Stad deezes Landfchaps was toegedaan. Daar door werden veele Edelen deezer Provintie gelokt, om iu Franeker zich neer te zetten, die aldaar veel gezag oefenden: weshalven die Stad, f gelijk uebo emmius aanmerkt. Rsipubl. Fril.fol, 50.) al vroeg, de Zetel der Edelen plagt genoemd te worden. Deeze Edelen hebben die zelve Stinzen aangelegt ; welke hunne naamen ontfangen, en tot heden behouden hebben, naar de Gedachten zélve, door welke zij gedicht, bezeeten en bewoond geweest zijn. Onder dezelve is meest aanmerkenswaardig Sjardema, of Sjatrdemahuis; het welk behoorde aan 't Geflacht van Sjaardema; 't welk in deeze Stad altijd groot vermoogen had: zijnde drie Heeren van dit zelve Geflachte, alle sicke sjaardema genoemd, de één na den anderen , Foteftaaten van Friesland geweest. Dit Huis had in den beginne, in 't oosten buiten de Stad, op de Kalaheide gedaan: maar, omtrent den Jaare 1440, naar de westzijde der Stad verplaatst: en flrekte toen tot een Blokhuis; uit 't welk men, twee rijen huizen , op dit Slot aanloopende, gemaklijk befchieten en bedwingen kon : welke twee rijen gaande van dit Slot naar de S. Maartenskerk, (gelijk is aangemerkt) in dien tijd, de geheele Stad hebben uitgemaakt. Die Sjaardemahuis is daar na afgebrooken. Voorts vind men daar : Hottingahuis: Maftenahuis: Botniahuts: Oud-Botniahuis : Oekamahuis : Kammingahuis: Okkingahuis: Offenhuizen : enz. die van muuren voorzien, en op verwulfde Kelders gedicht zijn, en door hunne Torens, alle merktekenen van ouderdom vertoonen. Zz De  FRANEKER. De eigenaars deezer gemelde Huizen waren allen van den Sc'hieringfchen Adel; die, vermits Franeker, de eenige .Stad van Friesland bewesten de Lauwers, hunne partij toegedaan, daar door de gemeene toevlucht werd der Edellieden van dien aanhang. Ter deezer oorzaake, heeft die Stad ook veel over* last moeten uitfhan, van de Fetkoopers: inzonderheid, van de Groningers, welke door die van Bolswerd, die mede in 't zogenoemde Groninger Verbond (tonden, geholpen werden. Dit gefchiedde inzonderheid in den Jaare 1405. Als, in 't Jaar 1498, de Hertog albrecht van Saxen, door de Schieringers, tegen de Vetkoopers, te hulp geroepen was , werd hij , binnen deeze Stad, plechtiglijk, als Erfpoteftaat gehuldigt: waar hij ook beflendigiijk zijnen Zetel hield: gelijk mede naderhand deszelfs zoons en opvolgers, de Her. togen hendrik en georg* van Saxen, die alle hunne Hofhouding hadden , op 't gemelde Sjaardemahuis, in het wesreïnde der Stad (taande, met een wijde watergracht omringt. Daarom is dit Huis, na dien tijd, het Slot van Franeker genoemd geweest. Dit gebouw, middelerwijl , door ouderdom dreigende te zullen inltorten; en van geen genoegzaam gebruik konnende wezen, om te mogen opwegen, tegen de kosten van deszelfs herltelling , is het voor eenige Jaaren gebetl afgebrooken. Die getrouwe aankleeving der Franekers, aan de Saxifche Regeering, reeds in den aanvang, en ook, daar na, in een tijd, toen het gantfche Land tegen dezelve opftond, heeft uitgewetkt, dat zij roet veele voorrechten, door die Hertogen begunftigd zijn geworden : als vrijdom van alle Accijzen, hoe genoemd: als mede den vrijen uitvoer hunner bieren, bij vierde deelen van een ton, ten behoeve der Landlieden; waar door de aftrek hunner bieren zeer mogt bevorderd worden. Zelfs had Hertog albrecht, in wiens tijd, de Grietenij het Bilt, 't eerst bedijkt werd, aan de Stad Franeker, den eigendom van 200 Morgen Lands, in deezen ftraek, na bij 't Dorp Jacobs Parochie, gefckonken: en men meent, dat bijaldien zij daarom hadden willen aanhouden, hun 't geheele Bilt zou gegeeven zijn. Hier bij kwam een ander voorrecht: behelzende dat geene omliggende Dorpen of IOooiters het recht van Waagt hadden, noch eenige Koop. man-  FRANEKER. 3-5 manfchappen, noch Ambachten moeten oefenen : blijvende de* zelve eeniglijk aan de Stad gehecht. De Giftbrief des Hertogs van Saxen , hier toe behoorende, was van den 12 Julij van he1 Jaar 1504. Daar bij had en behield die Stad, even ge'ij'k Leeuwaarden, het recht, om onafhanglijk van den Hertog' en van deszelfs Gouverneur, haare eigen Regeering te Hellen en te beëdigen. Daar bij zegt men, dat de omliggende Grietenijen, Franekeradeel, Barradeel, Baarderadeel, Menalduinadeel, en Hennaarderadeel , alle hunne Rechtsdagen binnen deeze Stad hadden; gelijk de eerstgemelde noch heden büjfc behouden: en dat deeze eerstgemelde van daar den naam van Franhcradeel bekoomen hebbe: des te meer, dewijl de Ülderman vau Franeker in der tijd, te gelijk derzelver Grietman was ; des deeze Grietenij, in zekeren opzich/e, aan die Stad onderhoorig mocht geacht worden. De Vergaderingen der Leden deezer' Grietenij worden binnen deeze Stad gehouden 's Donderdags; wanneer ook aldaar de weekelijkfche Marktdag is. Dit één en ander, gevoegt bij de voordeden , welke de Hertoglijke Hofhouding aan deeze Stad toebracht, kon niet nalaaten dezelve binnen korten tijd zeer te doen aanwasfen en bloeien. En men meent, dat fommigen der hier voorgenoemde Adelijke Gedichten , geduurende de Saxijche Regeering binnen Franeker aangelegt zijn. Maar even daar door, was zij te gelijk het voorwerp van afgunst voor de a-idere Friefehe Steden. Iu den Jaare 1500 , werd zij, om geene' andere oorzake, dan dat Hertog hendrik van Saxen, binnen haare muuren zijue Hofhouding had, door de andere Friezen, aan wien deszelfs ftrenge Regeering langs hoe raeer mishaagde, belegerd: doch deszelfs Vader, Hertog albrecht» niet zi;ne Saxen tot ontzet zeer fchielijk opdagende , werden de Friezen geflagen en 't beleg opgebrooken. Men ver. haalt, dat de Friezen, ten einde de vermeerdering der toe* vloeiende Saxen en andere vreemdelingen in hun Land voor te koomen, geduurende deeze belegering, eene foórtgelijke list in 't werk (lelden, als eertijds de Gileaditen; ten einde de Ephraimiten, hunne vijanden te ontdekken, doe>r de uit' fpraake van het woord Schiboleth: waar van zie Recht. XIf. 4. 6. dat zij, naamlijk die, welke als vreemdelingen bij hen X 3 • 1 ver-  32^ FRANEKER. verdacht waren, fommige>>e woorden deeuen uufpreèKen: en dat ze allen, die in de unfpraake deezer woorden, de Friefehe tongval niet konden volgen, zonder genade in 't water wierpen en verdronken: welk verdrinken, in dien ouden tijd, de gemeene doodftraffe onder de Friezen was. Zie chr scHOTANi s, Hifi. van Friesland, bladz. 475- Daar na heelt Franeker mede veel deel gehad , in alle de onlusten, die onder de Bourgondifche en Spaanfche Regee. ring, wegens den Godsdienst, in deeze Landen gerezen zijn; waarin de Spaanfche Gouverneur kast-ar robles zeer bemoeidgeweest is: welke geduurd hebben, tot den Jaare 1578; als georoe de lalain , Graaf van Rennenberg, eerst benoemde Gouverneur van Friesland, in naam der Staaten, al. daar, gelijk in de andere Friefehe Steden, de Regeering deed veranderen, door de Burgerij, die op TrommeKiag in de S. Maartenskerk gedaagd werden, om 32 mannen te noemen, uit welke de Stadhouder het behoorlijk getal der Regenten verkiezen zou. Door dit middel, werden de Spaanschgezinden uitgezet: en geene andere, dan die de zijde der Staaten waren toegedaan, in derzelver plaats gefteld. 'üe Stads Regeering, cn de wijze van derzelver beftellinge is door een bijzonder Reglement van Prins willem fr. n ik van Nasfau, die's tijds Stadhouder deezer Provintie, en der Gedeputeerde Staaten, in den Jaare 1657, vastgefteld. Ingevolge dit Reglement, werden alle Jaaren, den laatften December, uit de XXX. Vroedfchappen, die voor al hun leven deezen post bekleedden, twee Butgemeesters benoemd, in de phats van twee afgaande, om beneven de vier andere, drie jaaren te regeeren : Üaande die keuze, aan vijf Eleéteurs: alle Leden der Vroedfchap, door 't trekken vau vijf zwarte uit de vierentwintig zilvere boonen, tot die verkiezing bevoegt. Dan hier in is daar na eenige verandering gemaakt: beflaande de Regeering nu uit IV. Burgemeefteip; van welke Jaarlijks, üit een dubbeldial van Vroedfchappen, door de Eleéteurs gemaakt, twee door den Prins Erftiadhouder worden aangefteld: aan welke een Sekretaris is toegevoegt. Behalven de IV. Kurgemeettets, blijven deihslven nu XXVt V;oedfchappeu. Het  FRANEKER. 327 Het Rechtsgebied , anders gezegt, het Klokkeflag vau Fra* aeker, p'agt eertijds van grootere uitgeftrektheid te wezen, dan in deezen tijd; zo verre, dat 't westwaard tot aan de Zee gereikt hebbe: want uit een Giftbrief, door lcdolf, Abt van 't Ciflertiesch Kloofter Bloemkamp, aan die van Franeker verleend, in den Jaare 1322, blijkt dat die. van Harlin* gen mede daar onder begreepen zijn geweest. En alhoewel dit Rechtsgebied in volgende tij ien is afgenomen, blijft 't toch het grootfte van alle de Friejche Steden: hebbende meer dan drie uuren gaans in zijnen omtrek. In dit Diftriót, liggen fommige zogenoemde Uitbuurten, zo veel gezegt als Buitenbuurten, die van de Grietenij Fratieheradeel zig affcheiden, en onder zekere voorwaarden, tot het Stadsgebied gevoegt hebben: naamlijk , Lankum-. Wer: Arkens: Salwerd: Lutke, dat is, Klein Lolluiu; Doijem? Kit: enz. Desgelijks liggen in dit Rechtsgebied, de Edele Staaten Liatita en Root daburg. Franekehadeel, de tweede Grietenij van PFestergoo, in Friesland, paalt aan Menaldumadeel ten \vesten, en heeft haaren naam van de Stad Franeker, die allerwegen van Gezelve omgeeven word; gelijk ook binnen deeze Stad, derzelver Rechtsdagen alle Donderdagen gehouden worden. De tegenwoordige Grietman is de Heer joannes caspakius bergsma. Onder zijn gebied liggen Xi. Dorpen. Van deeze, zo wel als van de voorige Grietenij, leggen eenige ten noorden, andere ten zuiden der Trekvaart, die van tlarlingen op Fi aneker, en van daar naar Leeuwaarden loopt: als ten noorden: Zweens en Peins, Ried en Boer, Sehalfum, tioin* jum , Herbaijutn , Midluni: en ten zuidten : Achlum, Hit' zum eu Tjum; ook telt men 'er verfcheiden aanzienlijke Staaten of Stn.feu. Baghienk , Abt. 1322. X 4 Fran-  I ja» FRANJUM, FRANK van BORSSELEN, enz. Franjum, eertijds een Klooster, in de Grietenij Menal* dumadeel, tusfchen de Dorpen Marfum en Englum. Frank van borsselen; zie borsselen. (frank van) Franken, (francois) eertijds Penfionaris der Stad Gouda en daar na Raad in den Hoogen Raade, word gehouden voor den Heller van het nadrukkelijk Vertoog, in het Jaar 1584 , door de Stad Gouda , ter Staatsvergadering ingeleverd, om de handeling niet Frankrijk te weeren. In laater tijd, en wel ftaande de onderhandeling over het beftand met Spanje, werd hij gehouden voor een van die geenen, welke Prins maurits tot grooter rang, dan dien van Stadhouder, zogten te bevorderen; zijn gedrag althans in de Jaaren~i609 en 1618 bevestigde dit vermoeden. Voor 't overige was hij een man van uitmuntende bekwaamheden. Zie Vaderl. Hifi. VIII, IX en X Deel. Franken, (jan) Deezen man,van laage geboorte,doch van eene edele ziel, zullen wij nader leeren kennen, op het Art. jan van oldenüarneveld , wiens getrouwe dienaar hij was, en dien hij, in de gevangenis, ja zelfs op het Haagfche Hoffchavot, tot den laatften lhik, verzelde, volgens het verbaal daar van, op zijnen naam uitgegeeven. Frankena, eene eigen geërfde Hofftede, nabij Elsh, in de Grietenij Stellingwerfoosteinde. Frans van brederode; zie brederode. fjtrans van) Franse, (govert) was een van de twintig perfoonen, welke, door vonnis van alba, den 8 Oftober, in 't Jaar 1568, uit Schoonhoven gebannen, en wier goederen verbeurd verklaard wierden, om dat zij tot de Hervormden behoorden. Zie marcus, Sent. bl. 148. Fkan-  FRANSENBURG, FRANSU3I, enz. 3z() Fransenburg, een oud Heerenhuis in Gelderland, bij hel Dorp Nijenbroek, tusfchen Deventer en Haltum, Fransum, een Dorp in de Groninger Ommelanden , in het Kerklijke gecombineerd met Ham of den Ham, behoorende, ten aanzien vau 't Burgerlijke, onder 't bewind van de Edelen Heeren Gedeputeerde Staaten dier Provintie. Fraser, (johan) een Engelscltman, welke, iu het Jaar 1673, te Amfleldam, in hegtenis genomen zijnde, vrijwillig beleed, door eenige voornaarae luiden, iu Engeland, gehuurd te zijn , om 's Lands Schepen in brand te fteeken. Na dee. ze bekentenis werd hij, volgens inhoud van zijn vonnis, geblakerd en geradbiaakt. Fraterwaard, een voornaam Landgoed, na bij Dieren, in Gelderland. Feaugast; zie vroone.   VADERLANDSCH WOORDENBOEK. XVI DEEL,   VADERLANDSCH WOORDENBOEK; DOOR JACOBUS KOK. ZESTIENDE DEEL. FRE-FY. met kaarten, plaaten en pourtraitten. t 2 AM S TE LDAM b ij JOHANNES ALLART. ucccLsnvt,   VADERLANDSCH WOORDENBOEK, FR E. Ï\ea, een Godin der oude Saxen, gelijk men wil, de Gemalin van wodan, die hun Af-God was; de Friezen noemden haar Frigia ; van welke benaaming de zesde dag der weeke bij ons Vrijdag genaamd word. —- Andere hielden haar voor venus; ook werd zij in de gedaante van de Zon geëerd. — Zie du fresne. Fredegarius, bijgenaamd scholasticus; deeze heeft zijnen aaam onfterflijk gemaakt, door zijnen Letterarbeid, waarin de daaden der Franken befchreven zijn. Het werk vangt aan, met guntram, Koning der Franken, en eindigt met het vierde jaar der Regeeringe van clodoveus ; loopende dus tot op het jaar 739. Hetzelve is door zekeren freher vervolgd, tot het Jaar 768 , en verder door du chesne; zie Mieraus en anderen. Menigmaal word ook freher gehouden voor den Schrijver van het kart begrip der Gefchiedenisfen , van Gregerius van Tours, en van het vervolg der Gefchiedenisfen; dan in de oudfte Handfchriftcn word zijn naam niet gevonden. Ook heeft men gedwaald ten aanzien van zijnen leeftijd ; men meent, dat hij in wezen was geweest, ten tijde van pipijn en karel den grooten; maar deeze dwaaling is veroorzaakt, door dat men het vervolg van freher voor zijn Werk heeft aangezien. Fredegonde, was de Gemalin van chilpérIk dén I, Ko« r.ing der Franken; een Schepzel, dat eer den naam V3n een Hel/cke Furie, dan die van Vrouw waardig was. — Niemand was ooit eerloozer, onkuifcber, xvreedaartiger dan zij. Afkom* XVI. deel. Y flig  332 IREA, FREDEGA11IÜS, FREDEGONDE. ftig van het laaglte zoort van menfehen in Pikardie, was zij eerst dedienaresfe en daarna de vrouw, en Volflagenmeeileresfe van den Koning.-— Chilperik had reeds vijf kinderen bij andouaria: fredegoinde wist den Koning zodanig te believen dat hij andouaria verliet, en zig met haar in den Egt begaf. Chilperik daarna het. oog'geflagen hebbende op galscnta , oudlte dogter van den Koning derIVifigothen in Spanje, deed fredegonde, om haar en andouaria uit den weg te ruimen, de eene op haar bed vermoorden, en de andere in den ftroom verdrinken. — Daarna blies zij haaren Gemaal alle onregtvaardige ontwerpen in , tegen zijne onderdaanen dezelve met fchattingen belastende, om ooriog te voeren tegen zijnen broeder, welken hij tot viermaalen toe hervatte; dan de laatfte reize het te kwaad krijgende, werd hij, door sigebal, binnen Doornik belegerd , aiwaar hem niets overig was, dan de moed van fredegokde. — Zij deed, door twee gehuurde Moordenaars, sigebert ombrengen; en daarna meroveus,den Zoon van chilperik, mede van kant maaken, die getrouwd was, met zijne Moei brunehaud. — Hier mede nog niet vergenoegd, deed zij haaren Gemaal vermoorden, om reden dat hij haar overfpelig gedrag ontdekt had. — Dit verrigt hebbende, begaf zij zig naar Parijs, daar zij zig onder de befcherming ftelde van gontbam. Om haare bloedfchendige oogmerkeu te voldoen, trachte zij brunehaud enchildebert insgelijks van 't leeven te berooven; doch haar plan niet kunnende tai uitvoer brengen, maakte zij een magtige toerusting ten Oorlog, ontnam childebert Soisfons, verfloeg zijne Krijgsbenden, verwoestte Champagne, en hernam Parijs en andere nabuurige Steden. Na de maate haarer ondeug¬ den vervuld te hebben, ftierf deeze eerlooze vrouw, in het Jaar 597- Zie de Franfche Chronijk, mir^eus en anderen, Frederik de I, Roomfch Keizer, bijgenoemdBabarosfa, wegens zijn roden baard, was de zoon van Hertog frederik, met 't eene oog, van Zwaben, uit het geflacht van Ho henfianfen, die hem bij Judith , dogter van Hertog hendrik den  FREDERIK de I, Roomsch Keizer. 333 den zwarten van Beijeren, in den jaare 1I2I had verwekt. In zijne jeugt gaf hij reeds blijken van zijne dapperheid, en was mede onder het geleide van Keizer koenraad den III, zijns Vaders Broeder, in den optogt naar het H. Land, in het Jaar 1147. Zijn vader in den Jaare 1147 geftorven zijnde, volgde hij hem in he: Hertogdom van Zwaben op , en kweet zich zo wel, dat Keizer koenraad de III, zijn eigen zoon voorbijgaande, hem op zijn doodbedde tot Rijksopvolger voorftelde. Dus werd hij in den Jaare 1152 den 4 Maart te Frankfort tot Keizer verkooren, en vijf dagen daarna van den Aartsbisfchop van Keulen , arnoldus , te Aaken gekroont. Daarop hield hij te Merfeburg, nog in het zelfde Jaar, een Rijksdag, om de verfchillen tusfchen den Markgraaf albrecht van Brandenburg eu hendrik den leeuw, over de nalatenfchap des Graaven herman van Wirtzeburg, en die der beide Deenfche Prinsfen, canut en sueno, die om de Kroon twistten, te beflisfen. Het eerfte bleef fteken, doordien de Keizer nog niet zo veel gezag had, dat de partijen het aan zijne uitfpraak: wilden overgeven. Maar de laatfte ftrijd werd dusdanig bijgelegd, dat canut zig met eenige Landen moest vergenoeeen, en dat sueno uit handen des Keizers, wien hij ook de hulde deed, de Kroon ontfing. Aan waldemar, nabeftaande deezer Prinsfen, gaf hij ook zeker Hertogdom in Denemarken. Ter zeiver tijd vereffende hij de zaak der twee tegen malkander verkorene Aartsbisfchoppen van Maagdenburg zodanig, dat zij beide van deeze waardigheid afftand deeden, en daarentegen den Bisfchop guicmannus van Zeitz , op 's Keizers bevel, die hem ook naderhand met den ring en den ftaf beleende, voor Aartsbisfchop erkenden. Wanneer hij in Saxen alles had in rust gebragt, ging hij naar Beijeren, en liet zich te Regensburg voor da tweede maal kroonen. Van daar begaf hij zich naar Wurtsburg, om aldaar de ftrijdigheden, tusfchen zijne Neven, Hertog hendrik den leeuw en Markgraaf hendrik den II van Ooflenrijk, wegens het Hertogdom van Beijeren ontftaan, bij te leggen; doch de uit* fpraak werd niet voor den Jaare 1154 te Gojlur gedaan, en de uitvoering niet eer dan na den eerften optocht des Keizers naar Italië, in den Jaare 115'', op den Rijksdag te Regens. Y,2 burg  433 FREDERIK de I, Roomsch Keiier. hurg vastgefteld, wanneer het Hertogdom van Beijeren BErtf. DRirc den leeuw toegekend, en de Markgraaf tot Hertog werd gemaakt, en zig met het Land boven de Ens moest vergenoegen. Op den zelfden Rijksdag te IVurtsburg, in den Jaare H54, zette hij den Aartsbisfchop van Ments af, en ilelde zijnen Kancelier arnaldus in deszelfs plaats. Vervolgens maakte hij zig tot zijnen eerden Veldtogt naar Italië gereed , waartoe hem de oproerige Milanezen en de klagten van den Paus, dat de Burgers van Rome noch Hem, noch den Keizer wilden gehoorzaamen, aanleiding gaven; hoewel ook anderzins door gansch Italië, naardien zeden lothariu* den II geen Keizer aldaar was geweest, een verwarde toefland was, als hebbende de onderdaanen de meefte Graaven verjaagt, en Republieken opgericht. Wanneer hij aldaar in November des Jaars 1154 aankwam , liet hij, volgens gewoonte der Frankifche en Duitfche Koningen, niet verre van Piacenza, in de Campi Roncalii, alle Leenmannen voor zig komen, om te vernemen, wie van dezelve tegen 't bevel hunner Leenheeren van deezen togt waren te huis gebleven; wanneer om deeze redenen niet alleen verfcheide wereldlijke Heeren, maar ook de Bisfchoppen hartwijk van Bremen , «n ulbich van Jlalherftad hunne voorregten {regalia) ontno. men werden. Van daar trok hij voort in het Milaneéfchc; ver. brandde de oproerige Steden Chiëra en Afii, en veroverde in den Jaare 1155 de met de Milanezen in verbond ftaande vesting Tortona, welke hij insgelijks in de asfche leide. Vervolgens hield hij te'Pavië, welke Stad hem bij de verovering van Tortona had bijgedaan, zijnen intogt, en werd aldaar met de Longobardifche Kroon gekroond. Hij nam vervolgens voor om Rome zelf te bezoeken , wanneer hem onderweeg Paus adrianüs de IV ontmoette , en met veel nadruk de hardnekkigheid der Romeinen voorftelde. De Romei. ■nen zonden den Keizer hunne Gezanten te gemoet , die onder andere ftoute redenen ook eene fominé van 5000 ponden zilvers van bem eischten. Doch de Keizer betaalde hunnen hoogmoed, vermeefterde eene der voordeden, en liet zig den tg Junij des gemelden Jaars 1155 door den Paus in de S. Pieterskerk tot Keizer kroonen. Maar dewijl zulks zonder ken-  FREDERIK de I, Roomsch Keizer. 2?5 kennisfe der Romeinen was gefeüied, verwekten zij deswegen een opftand; doch wierden van de Keizerlijken met bebloed, de hoofden naar huis gezonden. Wanneer de zomerhette be. gon, begaf de Keizer zig naar Spolete , welke plaats hij liet Hechten, om dat dezelve hem niet had willen gehoorzamen. Na dat hij vervolgeus Apulië wederom onder zijne;) rechtmatigen Heer had gebragt, keerde hij wederom naar Duitsch. land terug, hoewel hij nog onderweeg veel gevaar onderwor. pen was. Wjnneer hij eindelijk in den Jaare 1155 wederom gelukkig in Duitschland kwam, hield hij een Rijksdag te Regensburg, op welken arnaldus, \artsbisfchop v&nMents, als hebbende in 's Keizers afwezendheid het Rijksbeftier gehad, den Paltstraave herman over verfcheide misbedrijven, in zijn Aartfbisdorn gepleegt, befchuldigde, waar over ten laarfte de Keizerlijke uitfpraak volgde, dat de Paltsgraaf her. man , nevens tien Graaven en andere Medehelpers , in het Jaar 1156 op de Rijksvergadering te Spiers , een hond een gantfche mijle verre moeiten dragen. Op den zeiven Rijksdag werd ook hendrik de leeuw, als boven gemeld is, werkelijk in het bezit van Beijeren gefteld. Na dat hij dus de rust in Duitschland herfteld had, maakte hij toerusting ten oorlog tegen de Poolen, die hunnen verdreven Hertog uladislaus niet wilden aannemen, noch fchatting aan het Duttfche Rijk opbrengen. Hij bragt dezalve ook haast onder gehoorzaamheid; en als zig hun Hertog isoleslaus den Keizer hadt onderworpen, moeften zij 2000 marken gouds aan den Ksi. zer, 1000 marken aan den Vorst, die deezen tocht hadt bijgewoond, en 20 marken aan de Keizerinne, voorts soo marken zilvers aan de Keizerlijke Raden betalen, en veele anda. re harde voorwaarden, welke zij echter niet hielden, ondergaan. Te IVurtsburg gaf hij na zijne terug komst uit Poolen des Griekfchen Keizers Gezanten gehoor , maar welke hij wegens hunne ftoute redenen beftrafte. In den Jaare 1557, nam hij een reis voor naar Burgundie, welk land hij op de volgende wij'e wederom aan Duitschland, van het welke het zig zedert hendrik dec* IV. hadt afgefcheurt, hechtte. Hij fcheidde zig, onder voorwendzel van bloedverwantfchap, vau Y 3 zij.  33Ö FREDERIK de I, Roomsch Keizer, zijne Gemalinne adelheid, en trouwde met beatrix, dogter van Graave reinald den laaiden van Bttrgundie. Maar doordien deeze beinald door Keizer lotharius den II. was in den ban gedaan, en de executie tegen hem den Hertogen van Zahringen was opgedragen, en deeze reeds verfcheide Steden hadden veroverd , maakte frederik thans een verge. lijk met den zeiven , uit krachte van 't welke hij hen Laufanne , Gerieve en eenige plaatfen overliet, en het. overige wegens zijne Gemalin in bezit nam, en zelfs geheel Provence wederom daaraan trok , latende zig van alle vasfaalen des Burgundifchen Rijks huldigen. Ondertusfehen ontltonden 'er onlusten met Paus adrianus , ter oorzake, als volgt. De Paus hadt na des Keizers terug reize naar Duitschland den door hem verdreven wilhelm van Apulie, wederom voor Koning van Siciüe en Apulie erkend, en met hem, buiten weten des Keizers, vrede gemaakt. Deeze nam zulks euvel op , zo dat hij terftond alle geeftelijken in Duitschland verbood, voortaan eenige beneficiën van het Pausfelijke Hof aan te nemen. Daar bij kwam , dat zeker Bisfchop van Lunden, in Schonen, op zijne terug reize van een bedevaart naar Rome, in Duitschland gevangen genomen, en kwalijk gehandeld was, zonder dat de Keizer genoegzaam onderzoek naar dit misdrijf hadt gedaan. De Paus zond daar op een Gezantfchap van twee Kardinalen, nevens een harden Brief aan den Keizer , in welken onder anderen deeze woorden ftonden : Debes , gloriofifiime fili, ante oculos mentis reducere , quam gratanter & quam ju» cundè alio (prrecedenti) anno , Mater Tua , S. S. Romana Ecclefia, te fufceperit, ... quant am tibi dignitatis plenitudinem contulerit.... Neque tarnen pesnitet nos defideria tute volur.tatis implevife, fed Ji majora beneficia Excellentia tua de manu nojlra fufcepijfet, fi fieri pofet, ... gaudere. fnus. Maar dewijl het woord beneficium toenmaals zo veel als feudum, dat is een leen, betekende, en de Keizer den Brief aldus uitleide, als of de Paus hem wegens de kroning voor een vazal van den Roomfchen Sjpei zogt te houden; en daar benevens zekere fchilderij van den Keizer lotharius ts lieme iu het Lateraan werd gevonden, in welke dezelve op  FREDERIK de I, Roomsch Keizer. 337 op zijne knieën van den Paus de kroon ontfing, met dit bijfchrift: Rex venit ante fores, juratis prius urhis honores; Poft homo fit Papa,fumit quo dante coronam; zo betuigde niet alleen de Keizer, maar ook alle geeftelijke en wereldlijke ftenden hun ongenoegen daar over, en fehreven aan den Paus, dat zij hun rijk van niemand anders dan van God hadden , en dat zij de Pausfelijke Kroning niet anders dan flechts als eene plegtigheid aanmerkten. De Paus verklaarde daarop zijne woorden aldus, dat het woord conferre alleenlijk zo veel wilde zeggen als imponeie, dat is op. leggen, of begiftigen, eu beneficium zo veel als bonum fac turn , dat is gunst, of weldaad , en liet hem voorts door zijne gezanten verzekeren, dat hij geenzins van gedachten was, de achting en 't gezag des Rijks te kort te doen. Schoon nu de Keizer zig daar door liet te vrede nellen, voerde hij echter in deu Jaare 1158 zijn leger naar Italië, werwaarts hem veele voornaame Vorften, en onder dezelve de Hertog ladislaus van Bohemen, wien hij kort te voren den Koninklijken tijtel voor zig en zijne nakomelingen hadt gegeven , begeleidden. Zijn voornaamfte oogmerk was om de Milaneezen te beteugelen, en den Koning van Sicilië wilhelm , die Apulie hadt bemachtigd, te verjagen. De eerfte werden door eene harde belegering zodanig vernedert, dat zij hem op hunne kniën om vrede baden, en al wat de Keizer voorfloeg inwilligden. Na de belegering van Milaan, hield hij wederom in de zogenaamde campi Roncalii een al. gemenen leefidag , op welken alle Italiaanfche Vorften en alle Burgermeefters in de Steden veifchenen , en hunnen leeneed deden. Hij beftelde ook zekere commisfie van 30 Boüoren^m de rechten, die de Keizerlijke regten en regaliën in Italië zouden onderzoeken, en openlijk bekend maken, en dwong alle Vorften en Steden, te zweeren, dat zij zig geene van zulke regten zouden aanmatigen, leder Stad y 4 . inoest  333 FREDERIK de I, Roomsen Keizer. moest op den voornaamften Kerktoren den Keizerlijken Adelaar zetten. Doch dit alles kon niet beletten, dat de Milanezen in het volgende Jaar van nieuw opflonden, de Kei. zerlijke bedienden, die onder hen Burgemeefters wilden aan. flellen, verdreeven, ja zelfs den Keizer naar herleven Honden. Zij werden derhalven naar Marnica gedagvaard; ver. fcheenen daar ook; maar in plaats van berouw gaven zij tot antwoord, dat zij wel den Keizer den eed van getrouwheid hadden gezwooren, maar den zeiven niet belooft te houden ; 't welk den Keizer dermateu verbitterde, dat hij de Milanezen in den Rijksban deed, en hendrik de leeuw, gneff, en andere Luit fche Vorften, naar Italië riep, die terftond met hunne Legers kwamen, wanneer de Keizer op Crema, de zijde aer Milanezen toegedaan, los ging, welke Stad zig ongemeen hardnekkig verweerde, maar ook daar doormaakte, dat zij aan de vlamine en de plundering der foldaaten werd overgegeeven. Ondertusfchen was Paus adrianus de IV geftorven, en de meefte Kardinaalen verkooren roland, die den naam van alexander den lij aannam, in zijne plaats tot Paus; maar zommigen deeden eene nieuwe verkiezing, waar door octavianus, onder den naam van victor den IV, Paus werd. Om deeze fcheuring te dempen, hield de Keizer in den Jaare i 160 te Pavie eene vergadering van Geeftelijken; riep de beide Pauzen derwaarts, van welke echter victor de IV alleen verfcheen, dien ook eindelijk van de Kerkvergadering de Pausfelijke waardigheid toegekend, en in het tegendeel alexandeb den III ontnomen werd, welke hem daarentegen v iH den ban deed. Naderhand oeffende hij wraak tegen de Mi. lanezen , en zwoer, niet eerder Italië te zullen verlaaten, noch de kroon wederom optezetten, voor dat hij hen had uitgeroeid. Na een tweejaarig beleg werd die Stad in den Jaare 1162 veroverd, en tot aan de Voorfteden geflecht; de inwooiiers werden gebannen, en de grond, daar die Stad had ge* ftaan, als een vervloekte grond, met zout beftrooid, moetende de Kommandant van Milaan, gualf-hagus, eenige dagen *!s een hond aan een keten onder des Keizers tafei leggen. Vervolgens hield de Keizer (e Pavie een prachtig vreugde. feest,  FREDERIK ns I, Roomsch Keizer. 33$ feest, wanneer hij en ziine Gemalin de kroon droegen, cn ai« le Lombardische Bisfchoppen, Edelen,- en Magiftraatsperfoonen daar tegenwoordig waren. Ook ftelde hij in alle Steden Burgemeefters aan, en begaf zig daar op nog in het Jaar 1162 naar Befancnn, alwaar hij een plegtelijken Rijksdag hield, op welken ook de Koning van Ffdnkrijk, hoe wel maar een dag lang , mede tegenwoordig was, hopende door onpartijdige fcheidslieden de fcheuring der Kerke bij te leggen. Maar naardien alexander de 111 daar wederom niet verfcheën, bevestigde de Keizer victor den IV in 't Pausfcbap. Hij beleende ook aldaar waldemar met de Koninkrijken van Zweden, Denemarken en Noorwegen. In het volgende Jaar 1163 hield hij te Worms en Ments. Rijksdagen, en ging in den herfst naar Italië, doch zonder een Leger, alleenlijk ora eenige Rijkszaken af re- doen, en maakte zekeren Heer uit Sardinië; barrason genoemd, op zijn verzoek, Koning van dit Eiland, na dat hem dezelve deswegen den leeneed gedaan had. Daar op trok hij wedero.ti naar Duitichland, en als in den Jaare 1164, Paus victor de IV ftierf, en de Kardinaalen van deszelfs partij nevens den Keizerlijken Aartskancelier rainald guido van Crema onder den naam van paschalis den III verkooren, bevestigde hij denzelven; en na dat hij in den Jaare 1165 de Vorften en Bisfchoppen in Duitschland mee eede aan denzelven op het Rijkskonvent te Hartsburg had verbonden, en te 'Aken het Graf van karel den grooten doen openen, laatende denzelven door paschalis Kanonizsren, nam hij in den Jaare 11Ó6, in November, den vierden toet' naar Italië aan. Want de Keizerlijke bedienden hadden ae Itaiiaanen met onbillijke belastingen zodanig gedrukt, dat Milaan, nevens andere Steden, een verbond tegen dezelve maakten , hoe wel zij hunnen plicht als Leenmannen omtrent den Keizer niet te buiten gingen Wanneer de Keizer in de Campi Roncalii kwam, hield hij aldaar een algemeene verga, deling, bij welke tascialis wederom bevestigd, en alexan" der afgezet wierd. Vervolgens zodu hij alexander uit Italië te verdrijven; veroverde op de Grieken, die zig met hem hadden verbonden, Ancona; doodde bij de 9000 Romeinen , en nam 3000 derzelven gevangen. Hij vervolgde deeze over. y 5 win»  34 FREDERIK de I, Roomsch Keizer. winnning, en kreeg zelfs Rome in, wanneer hij paschalis bevestigde, hem van alle Romeinen deed huldigen, en zijne Gemalin van hem liet kroonen, moetende alexander de vlucht neemen. Ondertusfchen vatten de Milanezen nieuwen moed, en begonnen in den Jaare 1167, den 27 April, Milaan wederom op te bouwen; verflerkten deeze Stad met wallen en grachten, om dat zij zonder den eed , aan den Keizer gedaan, niet te breken, geen muuren mogten oprechten. Ja zij bouw. deu in het volgende Jaar nog eene Stad, welke zij, in fpijt van den Keizer, en ter eere van Paus alexander, Alexandrie noemden, hoe wel zij, van de Keizerlijken , Palearis of Strooftad geheeten wierd, waarom zij dan nog tegenwoordig den naam van Alexandria Della Vaglia draagt. De Keizer deed wel de Milanezen en hunne Bondgenooten in den ban, maar dewijl dezelve zijn Krijgsvolk vernoegen, en de pest in zijn Leger zeer woedde, was hij genoodzaakt, in den Jaare 1168, in Maart, Italië te verlaaten. Na zijne terugkomst in Duitschland befliste hij de verfchillen tusfchen de Bisfchoppen en Vorften van Saxen tegen hendrik den leeuw, en als zijn neef frederik, zoon van Keizer koenraad, ftierf, nam hij deszelfs Landen in bezit, en liet in den Jaare 1169 zijnen zoon hendrik, nog maar vijf Jaaren oud zijnde, met be« williging der ftanden, door den Aartsbisfchop van Keulen te Aken kroonen. Toen in het Jaar 1170 Paus victor de IV overleed, benoemde hij johannes, Abt vari Strume, in des. zelfs plaats, en deed hem ten gevalle eene reis naar Italië, tegen alexander den III, die hem zedert zijne laatfte reiza in den Jaare 1168 had in den ban gedaan, en tegen de Mi la. nezen, zelfs te IVurtsburg alle ftanden daar toe aanmoedigende, voorgeevende, dat alexander de III de Keizerlijke waardigheid van Duischland zocht op de Grieken te brengen. Hendrik de leeuw nam ondertusfchen een tocht voor naar het H. Land, in welks afwezendheid de Keizer zijne vafaalen heimelijk ondervioeg, dat wanneer hendrik de leeuw inogt komen te fterven, of zij aan hem deszelfs Landen wilden overgeeven. Dit verdroot hendrik geweldig, en gaf aanleiding tot nieuwe vijandfchap tegen den Keizer; hoe wel zommigen iu twijffel trekken, naardien zulks op het ge-  FREDERIK öe I, Roomsch Keizer. 3iï getuigenis van een eenig Schrijver, die lang na dien tijd ge* ieeft heeft, fteunt. Eindelijk ondernam de Keizer den lang beflooten zesden tocht naar Italië, met eene groote macht, en niet minder hoop, in den Jaare 1174. Hij belegerde terftond Alexandrie, maar kon niets daar voor uitrechten, om dat zo wel het Jaargerijde verloopen was, als ook om dat henbrik de leeuw met zijne onderhoorige troepen den Keizer niet te hulp kwam, en in tegendeel, niettegenflaande het dikwils herhaalde verzoek, naar Duitschland keerde; waar door dan de Keizer gedwongen wierd, na dat hij met de oproerigen een ftilftand had gemaakt, hem in den Jaare 1175 te volgen. Maar hij wierf verfche troepen, en trok met dezelve in den Jaare 1176 naar Italië, wanneer hij echter den 24 Maij des volgenden Jaars niet verre van Legnano geheel verflaagen wierd; en door dien hij in dien flag het paard onder het lijf verloor, wierd hij vier dagen van ieder een voor dood gehouden. Doch hij bragt 'er het leven nog af, en kwam onverwagt te I'avie aan, alwaar hij door dit voorval zich Het beweegen om alexander oen 111 den vrede santebieden, zodanig, dat de Keizer dien Paus voor rechtmatig zou erkennen, het Land, het welk de Kerk toebehoorde, en inzonderheid de goederen van de Gravinne mathildis, wederom geven, een vijftienjaarigen flilfland met den Koning van Sicilië, die zedert dien tijd den Paus iu zijne befcherming had genoomen, en een zesjaarigen ftilftand met de tegen hem verbonde Steden zou maken, ten einde in dien tijd een vaste vrede kon geflooten worden. Daar op wierd in den Jaare 1177 eene bijeenkomst tusfchen den Keizer en den Paus te Venetië gehouden, alwaar de Vredetraftaaten wierden bezwooren'. Men vind daar omtrent door de nieuwe Schrijvers verdicht, dat, toen de Keizerlijke Prins otto door den Venetlaanfchen Admiraal zani ter Zee was geflaagen, de Paus den gemelden Admiraal een ring gaf, welken hij in het water zou werpen, en daar door als met de Adriatifche Zee trouwen; dat de de Prins vervolgens op zijn woord van eere was los gelaaten, om aan den Keizer zekere voorflagen van vrede, in des Pauzen naam te doen, waar door dezelve zig had laten beweegen, van in perfoon naar Venetië te gaan; dat, wanneer hij bij zijne intrede «iCN  S42 FREDERIK de I, Roomsch Keizer. den Paus voor de S. Martenskerk vond zitten, hij hem naar gewoonte de voeten had willen kusfen; maar dat de Paus daar mede niet was te vrede geweest, den Keizer den voet op den nek had gezet, en daar bij de woorden van den Pfalmist misbruikt: Op leeuwen en adderen zult gij treden, enz. daar men bijvoegt, dat de Keizer- den Paus had te kennen gegeeven , dat hij zulks niet ter eere van hem, maar van petrüj verdroeg; waar op de Paus had geantwoord, dat het zo wel tot zijne eere als die van petsus moest geleideden. Doch dit alles fteunt alleen op zekere Schilderij, wordende nog tegenwoordig te Venetië gevonden, daar de Paus word voorgeileid den Keizer den voet op den nek zettende. Maar men moet weten, dat zulke Schilderijen oudtijds zeer gemeen waren, wanneer men namenlijk wilde verbeelden, dat de eene partij over de andere eenig voordeel behaald, en ze overwonnen had. Dus leest men, dat, als calixtus de II zijnen Tegenpaus burdinus had gevangen bekomen, hij denzelven in zekere Kamer van het Lat er aan fche Paleis onder zijne voeten leggende deed fchilderen. En echter is het zeker, dat calixtus BURDiijus nooit op den nek heeft gétreeden. Dus is het ook geleegen met de Schilderij te Venetië van prederik barbarossA; waar bij uog komt niet alleen het algemeene ftilzwijgen , maar ook het duidelijk tegenfpreeken der toenmaals levende Schrijveren, welke uitdrukkelijk melden, dat de Keizer en de Paus mdkander alle bedenkelijke eerbewijzingen hebben aangedaan , en dat de eerfte van dei. (aatften den kus des vredes heeft ontfangen; dat hij hem de rechterhand heeft gegeeven , en hem in de Kerk geleid; voorts dat hij, volgens't gebruik van dien tijd, zijn fteegelreep heeft vastgehouden, en als de Keizer voor hem op 't eerfte gezicht op de knieën was gevallen, dat hij hem terftond heeft opgeheft, en gekust. Het verhaal, den jongen Keizerlijken Prins otto rakende, is ook valsch, dewijl otto toenmaals nog een klein kind was. Het zij echter zo het wil, de Keizer betoonde ondertusfchen, toen hij in den Jaare 1177 naar Duitse 'tland kwam, hendrik de leeuw zijne gramfchap, als alleen de oorzaak van 's Keizers ongeluk zijnde; er wanneer dezelve, na drie malen gedagvaard te zijn, om zich tegen de klagten der Saxifche Bisfchoppen en  FREDERIK de I, Roomsch Keizer. 343 en andere wereldlijke Heeren, wegens zijne harde Regeering,' te verantwoorden , niet verfcheeu, deed hij hem in den Jaare 1180 in den Rijksban, ontzette hem van alle zijne Landen, en gaf het Hertogdom van Beijeren aan den Graave otto van wiTTELSBACH, wiens voorouderen het zelve Keizer hendrik den III hadden ontweldigt, en het Hertogdom .van Saxen gaf hij aan den Graave beun hard van Ascanie en Anhalt, zone van albert den beer. De Hertog hendrik wilde zig niet zo gemakkelijk laten verdrijven, maar zond de nieuwe Leenmannen met bloedige koppen naar huis. Doch toen de Keizer in eigen perfoon tegen hem te velde trok, moest zig de Hertog onderwerpen , en met het Hertog, dom Brunswijk en Luneburg vergenoegen; doch zo, dat hij alvorens drie Jaaren lang in Engeland als in ballingfchap moest omzwerven. Van de overige Landen des Hertogs maakte de Keizer Lubek en Regensburg tot vrije Rijksfteden; ook onderwierp hij de Markgraaffchappen Stiermarken, Is. trie, Fohburg en geheel Tirol onmiddelijk aan het Rijk. Van de overige Saxifche Landen hebben de Landgraaf van Thuringen, de Bisfchop van Breinen, en inzonderheid de Aartsbisfchop van Keulen, die Engern en fKestphalen naar zig trok , al wat zij konden naar zig genomen. Ondertusletten verliep de tijd van den ftilftand in Italië, wanneer de Keizer, op aanraden van zijnen zone hendrik, die gaarne tot Koning van Italië wilde gekroond zijn, in den Jaare 1183 te Conjians eene beftendige vrede floot, en de huldi. ging van de Italiaanfche lieden ontfing. In den Jaare 1:84 liet hij te Ments met groote plegtigheid zijnen zoon hen* drik en frederik mondig maken; ging voorts naar Italië, en na dat hendrik met de Siciliaanfche Erfprincesfe getrouwd was, liet hij hem tot Koning van Milaan kroonen. Doch Paus lucius de III, dit ongaarne ziende, en noch andere redenen daar bij komende, fcheen het op nieuw tot eene gevaarlijke verwijdering te zullen komen, welke echter zo wel door de dood van den laarstgemelden Paus lucius den III, als ook door die van zijnen opvolger urbanus den III gelukkig gefluit werd. Geduurende deeze voorvallen kwa-  344 FREDERIK de I , Roomsch Keizer. kwamen 'er van dag tot dag meer droevige tijdingen van der Turken voortgangen in het Oosten, waar door de Keizer werd bewoogen, met philifs van Frankrijk, en hendrik van Engeland in een verbond te treden. Hij bragt een Leger van 150000 man op de been, liet een gedeelte van het zelve te water derwaarts gaan, en trok met het overige volk te land door Hungarie en over Confiantinopel, en drong daar mede niet zonder groote moeite, wegens den tegenftand der Grieken* door Alle, tot in Sijrie door. Het begin voorfpelde gelukkige overwinningen , door dien hij zig niet alleen door de Grieken heen floeg, maar iu twee treffens 16000 Turken doodde. Zie Croifades, of Kruisvaarten. Maar tot allen ongeluk ftierf hij den 10 Junij, des Jaars 1190; en melden de meefte Schrijvers van zijnen tijd, dat hij, met zijn Leger over de Rivier Cijdnus trekkende, en zig al te onvoorzichtig in het water wagende, is verdronken; hoe wel anderen zulks tegenfpreeken, en ftaande houden, dat hij te Seleucie aan eene ziekte is overleeden. Hij heeft twee Gemalinnen gehad, welker eerfte, adelheid genoemd, des Markgraaveri theobald van Fogburg dogter, in den Jaare 1149 met hem trouwde, doch van hem in den Jaare 1153 gefcheiden werd. Daar op trouwde hij met beatrix , Erfdogter van Graave rainald van Bourgondie, en teelde bij haar hendrik den VI, zijnen opvolger; frederik, Hertog van Zwaben, die aan de pest bij Ptolomais in den Jaare 1192 &™f> °P wien zijn broeder koenraad in het Jaar n9ö volgde; otto, Paltsgraaf van Burgundie en Stadhouder in het Koninkrijk van Arelat; en eindelijk piiilips, Hertog van Thuringen, die in den Jaare 1008 door Graaf otto van wittelsbach werd vermoord. cónr. Urfperg. Morena de reb. Laud. pag. 448. Otto Blafio V Otto Frifing. Chron. & de reb. Friderici I. Godefr. Viterb. Gunther. ligur. Robert. de Monte. Helmold. Chron. Albertus Stadenfis Pagi Crit. in Baron. Tom, IF. Roderic. de gejl. Frid. Burchardi Epifl. de excid. Mediol. ap Freher. Tom. I. pag '. 236. Fort. Olmus Hifi. de occult, advent. Fenetias Alexaiidri III. Naucleri Chronogr. Fol. II. Sabellici Hifi. Venet. Vb VU. Dec. 1. Jufiiniani Hifi. Venet. lib. II. pag. 27. Cer..  FREDERIK de II, Roomsch Keizer. 345 Centuria Magdeb. Cent. XII. cap. 10. Wagenfeil Catalogus Imp. fub. Frid. I. Berneggeri Quajl. Hifi. Pol. Artopeeus £? Heumannus Difiertat. de Frid. 1. Frederik de II, neef van Keizer frederik den I, en zoon van Keizer hendrik den VI, en vau constantia, dogter van rogerius, Koning van Sicilië, wierd gebooren, zo als zommigen willen, in den Jaare 1190, of volgens ande» ren, in het Jaar 1193, of 1194, of 1195, of ook 119Ó, door dien de Schrijvers van dien tijd daar omtrent zeer verfchillen. Als zijn vader in den Jaare 1197 Ilierf, nam zijne moeder de voogdijfchap aan, en bleef met hem in Napels en Sicilië, als haar erffelijk Rijk zijnde. Zijn vader had hem wel bij zijn leven door de Handen tot zijnen opvolger laten verklaaren, en hij is ook na deszelfs dood, en met hulp van deszelfs broeder FHri.rps van Zwaben, iu het Jaar, 1198 van zommige Handen tot Keizer verkooren ; doch deeze verkiezing was wegens de onlusten van dien tijd zonder vrucht. ( Zie fiiilips van Zwa. ben, Keizer.) Maar na dat otto de IV in den jaare 1210, met Paus innocentius DENlII.niet alleen in onmin geraakte, maar ook Napels en Sicilië als een Rijksleen zocht aan zig te trekken , zo als hij werkelijk Napels innam, bragt het de Paus zo verre, dat frederik in den Jaare 1212 van den Aartsbisfchop van Ments, nevens eenige andere ftanden, tegen otto tot Keizer verkooren wierd, en dat vervolgens de meefte ftanden zijne zijde kozen, wanneer hij daarentegen den Paus de onder de vorige twee Tegenkeizeren aan zig getrokkene Steden in Italië liet behouden. (Zie meer oinftandighe» den daar van op otto den IV, Keizer.) Na den dood van otto den IV, in den Jaare 1218 voorgevallen, werden hem door otto's broeder, den Paltsgraave hendrik, deRijksteke. nen overgelevert, en hij van alle ftanden zonder tegenfpraak als Keizer aangenomen; waar op hij in den Jaare 1220 een togt naar Rome deed, en aldaar van Paus honobius den III gekroond wurd. Dewijl hij ondertusfchen den Paus wegens zijne Etfianden Napels en Sicilië niet veel betrouwde, bleef hij altoos in Italië, en deed in den Jaare 1220 zijnen zoon hendrik den VII van de ftenden tot Keizer verkiezen, cn in het  3a<5 FREDERIK m II, Roomsch Keiier. het Jaar 1221 kroonen, wien hij, ais noch een kind zijnde, eerst den Aartsbisfchop van Keulen engelbertus, en na deszelfs dood den Hertog van Beijeren lodewyk als voogd en tevens als Rijksvikaris toevoegde. Naauwlijks was freoerik gekroond, of de beide Graaven van Thufcie, mattiieus en tkomas, verwekten in Napels onlusten, die hij terftond verjoeg , maar welke door den Paus van Rome in befchèrming genoomen werden. Dit gaf gelegenheid tot grooter verfchillen, welke eindelijk in den Jaare 1224, door bemiddeling des ver. dreeven Konings van Jeruzalem, johannes van briènne, voor zo verre werden bijgeiegt, dat frederik met deezca Konings dogter zou trouwen, het recht op Jeruzalem voortzetten, als mede een togt naar het H. Land doen, 't welk de Keizer aannam. Maar'door dien hij vreesde, dat de Paus bij zijne afwezendheid in Napels en Sicilië onlusten mogt verwekken , hield hij zijne gelofte niet; maar zijnde een paar dagen op Zee geweest, kwam hij onverrechter zake te rug; weshalven hem gregorius de IX in den ban deed; doch hij ondernam terftond in het volgende Jaar 1228 wederom dien togt, en maakte zulke voortgangen, dat de Sultan gedwongen werd, Jeruzalem, Nazareth, Joppe, en andere plaatfen , den Christenen interuimen. Niettemin deed de Paus den"Keizer ondertu-fchen, onder voorwendzel van een fchadelijken en befpottelijken vrede met den Sultan gemaakt te hebben, ook om dat hij, nog niet volkomen van den ban ontflagen, naar het H- Land was gegaan, hem voor de tweedemaal inden ban, en zond een Leger naar Napels, om hem dat Rijk afteneemen; ook hitfte hij des Keizers eigen fchoonvader johanKES op, om in Sicilië onlusten te verwekken. Frederik kwara dan met allen fpoed uit het H. Land terug; flilde in korten tijd alle onlusten, verjoeg den Paus zelf uit Rome, en beteugelde de Italianen zodanig, dat eindelijk, door bemiddeling van zommige Duitfche ftanden., de Paus hem in den Jaare 1230 van den ban ontfloeg , waartegen de Keizer den Paus wegens gelede fchade 120000 oneen gouds betaalde. De Paus was echter noch niet te vrede, maar hitfte des Keizers zoon hendrik den VII op, dat dezelve in het Jaar 1234 met eenige Duitfche fcenden en. met de Steden in Lombardie een verbond  FREDERIK de II, Roomsch Keizer. 347 bond tegen zijnen vader maakte; maar wanneer de Keizer in den Jaare 1235 naar Duitschland was gekeerd , zette hij hem af, en zond hem naar Apulie, alwaar hij zijn leven in eene geduurige gevangenisfe heeft geëindigt; in zijne plaats deed frederik zijnen tweeden zoon koenraad den IV* toe Roomsch Koning verkiezen. En dewijl frederik vervolgens de oproerige Steden in Lombardie, die het met zijnen zone had' den gehouden, met geweld tot gehoorzaamheid bragt, en Sardinië dm Paus niet wilde wederom geven, deed hem dezelve op nieuw in den Jaare 1239 in den ban; verbond zig tegen hem met de Venetianen, en (Irooide uit, om-hem zwart te maken, dat hij Christus , mozes en mahometh voor drie Aartsbedriegers had uitgefcholden. De Keizer verdedigde zig tegen deeze befchuldigingen niet alleen fchrifta' lijk bij alle Duitfche (lenden en Buitenlandfche Koningen, Kardinaalen en anderen, maar trok ook met een groot Leger naar Italië, en handelde zijne vijanden zo ais zij verdienden. De Paus daarentegen verzocht alle Koningen om hulp, en droeg robert, zoon van Koning lodewyk van Frankrijk, de Keizerlijke waardigheid op; vermaande ook in den Jaare 1240 de Duitfche Bisfchoppen, fredrik aftezetten; doch wierd van beide afgewezen. Hij veinsde derhalven, als of hij vrede wilde maken, en fchreef, met bewilliging des Keizers, eene Kerkvergadering uit te Rome; maar frederik, verwittigd zijnde, dat het op hem gemunt was, bezette zo wel ter Zee, als te Lande, alle toegangen, dat geen Bis. fchop kon naar Rome komen; weshalven innogentius de IV in het Jaar 1244 naar Frankrijk week, en een Concilie te Lion beriep , wervvaarts hfj frederik dagvaardde, en te gelijk op nieuw in den ban deed. Hij trok ook de Duit. fche Geeftelijke Vorften van hem af, zo dat zij in den Jaare 1245 hendrik , Landgraave van Thwingen, bijgenoemd easpo, tot Keizer opwierpen, die ook frederiks zoon koenraad uit het veld floeg, doch voor 17/?* wierd gewond, en kort daar na in den Jaare 1247 overleed. De Paus bragt vervolgens een nieuwen Tegenkeizer, Graaf willem van Holland, op de baan, en ten laatfte wierden frederiks vertrouwdfte vrienden hem ontrouw; onder welke voornaXVI. deel- Z me-  3*8 FREDERIK de II, Roomsch Keizer. nfelifk zijn Kancelier petros de vineis was , die , niettegenstaande hij den Keizer te voren mondelijk en fchriftelijk zeer nadrukkelijk had verdedigt, nochtans eindelijk zijnen Lijfaarts daar toe bragt, dat hij den Keizer met vergif van kant hielp.. Hij eindigde dan in den jaare 1250 te Fio~ renzola, in Apulie, zijn leven; en zommigen zeggen ., dat zijn natuurlijke zoon manfrehus hem eerst vergif toebragt; en als het ze:ve niet fchielijk genoeg werkte, hem met een kusfen fmootde; hoewel anderen daar aan twijffelen, en zijn dood werd naderhand zelfs in twijfFel getrokken, waarom veelen zig valfchelijk voor hem hebben nitgegeeven. Voor het overige was frederik een Vorst vau ongeuieene verdienften, en hem ontbrak noch ijver, noch dapperheid, om de regten des Rijks ftaande te houden. Hij fprak Latijn, Grieksch, Fransch, Italiaansch, Arabisch eu Hoogduit sch met de grootfle vaardigheid, en zogt de vrije kunften met alle magt te bevorderen; want men heeft hem de oprechting der Hooge Schoole van Weenen en Napels te danken, als mede dat aristoteles, galenus, en andere Schrijvers in de Latijr.fche taaie zijn overgezet. Daarentegen kan men ook zeggen, dat hij genegen was tot onkuischheid. Hij heeft vier Gemalinnen gehad, welker eerfte, constantia genaamd, dogter van Koning alphonsus den II van Arragon , hendkik, boven gemeld, heeft ter wereld gebragt, en in den Jaaie 1222 is geftorven. De tweede was jolanta, Erfdogter des Konings van Jeruzalem, die hem koenraad den IV baarde, en in den Jaare 1228 overleed; bij de derde, izabelle, dogter van Koning johannes van Engeland, had hij hendrik, Stadhouder van Sicilië, welke Gemalin in het Jaar 1241 is geftorven. Zijne vierde Gemalin was zeer rijk; doch haar naam is onbekend. Zommige lastere Schrijvers fpreeken nog van twee andere; doch men kan *er niets zekers van zeggen. Daar benevens had hij verfcheide matresfen, van welke de vermaardfte was blanka, marquifinne Van Montferrat, die hem manfredus, Vorst van Tarento, enzil's, of hentius, of hendrik, Koning van Sardinië, en frederik, Vorst van Antiochie, baarde Zie de voorgemelde Schrijvers, ah mede animus orat. de vita frïderici H.Imp. -Fee-  Frederik de itt, Roomstk Keizer. ^Q Ekedeïuk de III, bijgenoemd de schoone , was een zoon van Keizer albert den I, en van élisabeth, dogter van mainard, Hertog van Karinthie en Graaf van Tiroh Den bijnaam van den schooneh kreeg hij wegens zijne levendigheid en welgemaaktheid : egter heeft hij nooit op de munt ftukken , gelijk zommigen willen, deezen bijnaam gebruikr Na zijns vaders dood, die in den Jaare 1308 vermoord werd, had hij eenige hoop tot de Keizerlijke waardigheid; doch hendrik van Luxemburg kreeg dezelve, en zogt de goederen van het Huis van Habsburg aan zig te trekken. Frederik j dit laatfte bemerkende, liet zig tegen de Keizerlijke bedienden verluiden» dat reeds vijf Koningen wegens de Oos.tenrijk.fche Landen hun leven hadden verlooren, en dat hendrik misfchien de zesde kon worden; welke bedreiging van die uitwerking was, dat hem de Keizer 't leen daar van niet langer weigerde, doch onder beding, dat frederik hem op den togt naar Rome met 2co gewapende ruiters zou begeleiden. Alzo nu hendrik op deezen togt zijn leven verloor, en de Keizerlijke troon een Jaar lang ledig ftond, dacht frederik denzelven zekerlijk te beklimmen, maar kon alle de Keurvorften niet op zijne zijde brengen: want de Aartsbisfchop van Menu, petrus, was tegen hem, om dat hij, nog Bisfchop van Bafel zijnde, wegens de voor zijn Sticht aangekochte goederen, Lickftal en Hamberg, van de Oostenrijkers veel overlast had moeten lijden. Balduin van Trier was een doodvijand van het Haès* burgfche Huis, om dat rRsnERiRS vader hem met de wapenen had gedwongen, om de inkomende tollen aan den Khijnftroom aan hem overtegeeven. Johannes, Koning van Boheemen, uit het Huis van Luxemburg, had reden om de verkiezing van frederik te dwarsboomen, doordien het Huis van Oostenrijk met alle magt naar de Boheemfche kroon ftond. Deeze trokken den Hertog van Saxen, Johannes, en den Markgraavé van Brandenburg, waldemar, van de Oostenrijkfche partij af, kwamen gezamenlijk te Frankfort aan den Maijn bij malkander, en verkooren Lodéwyk, Hertog van Beijeren, tot Keizer. Zommigen zeggen, maar met geen zekerheid, dat waldemar in perfoon niet tegenwoordig was. De Aurtsbisfchop van Keulen, jbsndbik van Vermnberg, hield in te* Z 2 gefl"  35o FREDERIK de III, Roomsch Keizer gendeel met alle magt de 'Oostenrijkfche partij, voorname» lijk om dat hem frederik had belooft, dat zijn broeder hendrik van Oostenrijk met de3 Aartsbisfchops broeders dogter zou trouwen. Bij deezen voegde zig de Paltsgraaf aan den Rhijn, rudolph, als hebbende eene natuurlijke vijandfchap legen zijnen ligchaamelijken broeder lodewyk; ook was hij door het Oostenrijkfche geld omgekocht. Deeze beide trokken hendrik, Hertog van Karinthie, en rudolph, Hertog vau Saxen, aan hunne zijde, van welke de eerfte tegen johannes van Luxemburg een eisch op Boheemen maakte; deeze in het tegendeel oordeelde bij de verkiezing, meer regt dan. zijn broeder te hebben, als die eerst tot Bisfchop van Pasfau verkooren was, en dus geen wereldlijke Keurvorst te gelijk kou zijn. Deeze werden met malkander verkoozen den 19 Oftober in den Jaare 1314 te Saxenhauzen , een Steedje nabij Frankfort geleegen; frederik van Oostenrijk, die zig daar omtrent onthield , voerde hem naar Bon , maar niet naar Bingen, gelijk eenigen voorgeeven, en liet hem aldaar door den gemelden Aartsbisfchop van Keulen met de gewoone plechtigheid zalven, wanneer de overige ondertusfchen lode» wyk te Frankfort verkooren, en kort daar na te Aken kroon» den. Door deeze dubbele verkiezing en oneenigheid raakte Duitschland in een erbarmelijken toeftand. De Steden van den Neder-Rhijn hingen lodewyk, en die van den BovenRhijn frederik aan, en de Zwitzers, die het noch met den eenen, noch met den anderen hielden, hadden thans de beste gelegenheid om hunne vrijheid, tot welke zij reeds onder de Regeering van albert van Oostenrijk een goeden grond hadden gelegt, te vestigen. De beide Keizers trokken langen tijd heen en weer, voor dat het tot een treffen kwam: want de fchermutzelingen, welke bij Spiers, iu Zwaben, bij Eslingen, aan de Rivier den Nekker, en in den Elzas tusfchen hen voorvielen, waren wel bloedig genoeg, maar niet magtig om een zo gewigtig verfchil te beflisfen. Eindelijk viel frede» rik , met zijnen broeder leopold den prijswaardigen, in den Jaare 1322 in Beijeren, verwoestte dat Land, en dwong lodewyk, dat hij zig met zijn volk in de vaste plaatfen moest werpen. Maar toen die van Oostenrijk kort um na een kaas \ zoch-  FREDERIK de III, Roomsch Keizer. 35T. zochten te wagen, doch at te diep in het Land waren ingedrongen, en hunne magt hadden verdeeld, als zijnde legpold met een gedeelte afgezonden om de goederen des Graaven van Monffort, die het met Beijeren hield, te vuur en te zwaard te verwoeften, trok lodewyk met jaooo man tegen hen op, wanneer eindelijk tusfchen Oettingen en Muhldorf een flag voorviel, die omtrent tien uuren duurde. Het fcheen in het eerst, dat de Oostenrijkers de overwinning zouden behaalen: want de Boheemers namen ten deele de vlucht, ten deele gaven zij hun geweer vrijwillig over, eu wilden liever gevangen zijn, dan flerven; ja alles was aan den kant der Beijerfchen in zo groote verwarring, dat men niet wist, of lodewyk dood of levendig was. Doch eindelijk herzamelde siegfried schwepperman de vluchtenden, en ftelde dezelve zodanig tegen de Oostenrijkers in flagorde, dat denzelven de wind en de zon in de oogen was; dit gaf den benaauwde Boheemers lucht, en liet den Ilurggraave freDertk van Neurenberg den vijand van achteren aantastten. Als de Oostenrijkers dezelve zagen aankomen, meenden zij, dat het krijgsvolk van leopoldus was, dat zig fpoedde om hen te hulp te komen, als hebbende Oostenrijkfche vaandels, welke gemelde frederik uit list gebruikte ; maar zij werden wel haast het tegendeel gewaar, en lieten den moed zakken, vooral, toen zij bemerkten, dat Keizer frederik zelf gevangen was: want albert van Rindsmaul, die het op hem den meeflen tijd van den flag gemunt had, viel hem zodanig op 't lijf, dat hij zig eindelijk, de Burggraaf daar bij komende, moest overgeeven. Hendrik, Hertog van Oosten, rijk, raakte ook, met 1300 man, onder welke de voornaamfte Edelen waren, in handen der vijanden , en kwam niet eer weder los, voor dat hij 3000 dukaaten losgeld betaald, en nog daarenboven de Steden Znoijm, Ca/iel, Laa, en Weitra aan den Koning van Boheemen had afgeftaan. Men biagt den gevangen Keizer in perfoon bij lodewyk, die hem met deeze woorden ontfing: Mijn neef, wij zien u gaarne; waar na hij hem op het Slot Trausnitz liet brengen. Leopold was het meest bekommerd over dit ongeval, als oordeelende, dat hij al de fchuld daar van had, om dat hij niet terflond Z 3 v/as  35* FREDERIK de III, Roomsch Keizer. was opgetrokken, als hem zijn broeder van den aan togt der vijanden had kennis gegeeven. Men zegt, dat hij na dien tijd 'et nooit vrolijk uitzag, en zelf met den duivel, om zijn broeder los te maken, een verdrag heeft gemaakt; doch dat hij deezen gevaarlijken leidsman, die in de gedaante van een fcholier bij hem kwam, niet had willen volgen , maar hem, door verfcheiden maaien bet teken des kruisfes te maken, had verdreeven. Het zij zo het wil, frederik moest eenige Jaaren in de gevangenisfe blijven, tot dat hem lodewyk zelf kwam bezoeken, en met hem een vergelijk maakte, 't welk van weerzijden, met het H. Avondmaal te genieten, werd bevestigd. De Bcijeijche Schrijvers melden, dat fredebik al zijn regt op het Keizerrijk heeft afgedaan, en daar benevens belooft, alle ingenoomene Rijksfleden en Landen weder te geven ; dat hij met lod.'.wïk een bedendig verbond tegen alle hunne vijan. den heeft geflooten, en zig verplicht, den Keizer/ijken tijtel geduurende het leven van looewyk niet te gebruiken. Maar de Oostenrijkfche Schrijvers brengen daar tegen in, dat zig de beide Keizeren zamen hebben vergeleken, om het Rijk met malkander te bellieren; dar de een zo veele eer als de ander sou genieten; dat alle leeneu en andere gewigtige zaken doof beiden afgedaan, en de hooge Vierfchaaren des Rijks zo wej door lodewyï: , als door fkeperik zouden bedeld worden; en eindelijk, dat onder hen eene bedendige vriendfchap en een eeuwig verbond zou zijn. Doch tegen dit laatstgemelde vergelijk doen zig veele zwarigheden op; want het is bekend, dat naderhand , toen frederik den Koninklijken tijtel aannam, de Koning van Boheemen, op bevel van lodewyk, een inval in Oostenrijk moest doen , om hem tot andere gedachten te brengen; en dat hem lodewyk om deeze reden te Infpruk kwam bezoeken; doch dat zij vruchteloos van malkander fcheidden. Indien irederik langer geleefthad, zou men van deeze gantfche zake meer zekerheid hebben; maar hij dierf zeer fch'elljk; want de wormen groeiden bij zijn leven uit zijn lijf, en deeze bedroefde kwaal fleepte in den Jaare 1330 een Vorst in het graf, die voor den fchoonften van zijnen tijd wierd gehouden, Hij liet bij zijne Gemalinne elizabeth , Regter vafl JACQiys, jj, Koning van Arragon, na WW  FREDERIK de IV, Roomsch Keizer. 3<53 iwee dogters , genaamd anna en elizabeth. Zie dezelve Schrijvers. Frederik de IV, gebooren Henog van Brunwijk en Luneburg, de zoon van Hertog magnus torquatus. Terwijl hij zijn vader vroeg veiloor, moest hij onder de aangematigde voogdijlchap van zijnen neef otto d^.n K">aaden veel verdriet uitftaani Dezelve had onder anderen het Slot IFolffenbuttel met zijn volk bezet, en deed uit het zelve die van Brunswijk veel fchade; want hij ram menfehen en vee weg, en handelde de gevangene burgers op het Slot zeer hard. Doch de Hertog frederik maakte zig door den volgenden Hst mee Her van het Slot. Hij ging met zijnen neef otto naar beneden, om de Misfe bij te woonen; veinsde, dat hem de neus ontfprong; keerde daar op weder te rug naar het Slot; liet de vaibrug achter zig opnaaien ; deelde aan de gevangene burgers van Brunswijk fchietgevveer uit, en gaf aan de in het veld beitelde Brunswijkers een teken, dat het tijd was hem te hulp te komen. Hertog otto , onraad bemerkende, week naar Gottingen, en bemoeide zig zedert niet meer met de voogdijfchap. Toenmaals was wenceslaus, Keurvorst van Saxen, ook Hertog van Luneburg. Met deszelfs dogter anna trouwde Hertog frf.derik, gelijk als zijn broeder, Hertog bernhard, met de tweede dogter van wenceslaus, margaretha genaamd , ten einde daar door het Lunebargfche Land wederom aan het Brunswijkfche Huis mogt komen. Maar hij geraakte met zijnen fchoonvader in onmin, om dat dezelve frederiks moeder, catharina, en deszelfs broeder, Hertog hendrik van zeil, wilde verjaagen. Hertog fredertk kwam met zijn volk zijne moeder naar Zeil te hulp. Maar terftond daar na. voor dat 'er eenige vijandlijkheden werden gepleegt, ltierf wenceslaus fehielijk. Des niettegenftaande voeren die van Luneburg met hunne Bondgenooten, den Bisfchop van Minden, den Graaf •van Schauemburg, en andere, voort, met de gemelde Kertogin van Zeil te verdrijven. 'Er gebeurde in den jaare 1388 te H'infen, aan de Rivier de Aller, een flag, in Welken diè van Luneburg en hunne medehelpers geheel verflagen werZ 4 den,  354 FREDERIK de IV , -Roomseh Keizer. den, en gedwongen, den gemelden Hertog bernhard, broeder van deezen frederik, en tweede dogters man des verHorvenen wenceslaus, (wien die van Swicheld en Steinberge, Hilde,heimfche vazallen, gevangen hielden) voor 7000 marken te losfen, en als hunnen Landvorst aanteneemen. Nog in het zelve Jaar nam Hertog frederik het Slot Irxhem, of Ierxhfim in, en bragt het aan zijn huis. In dat Jaar werd Graaf hendrik van hoiienstein Bisfchop van Halberfiad, met wien Hertog frlderik tót aan beider dood, die in een Jaar gebeurde, in geduurige onlusten leefde; en deeze beide Heeren deden malkander met roven en branden groote fchade. In het Jaar 1383 had dezelve Hertog met de Hildesheimfcke Sdehtsjonkeren, koert van swicheld en hans van steinberge te doen, die zig wel na den flag •bij TFinzen, in welken zij hem hadden bijgedaan, volkomen met hem hadden verzoend, doch thans van nieuw begonnen vrij ftout te worden. Daar op kwam het te Beinem, tusfchen Wolfenbuttel en Goslar, den 14 of 21 Oftober, tot een flag, in welken de Heer van steinberge fneuveldê, en de Heer van swichfeld werd gevangen genomen; moetende Zig voor 7000 marken wederom losfen, welke hij tot rant« zoen voor Hertog bernhard had ontfangen. In den Jaare 139.5 ftond deeze Hertog frederik van hïldrungen tegen die van erfurt bij; en dewijl deeze bij die gelegenheid des Hertogs dapperheid leerden kennen, verkooren zij hem, na de uitkomst van dit verfchil, tot hunnen Befchermheer en Opper", veldneer, namenlijk om hem in hunne oorlogen, die niet tegen het Rijk waren, bij te liaan, waar voor zij hem Jaarlijkt eene fomme gelds beloofden. De Duitfche Vorften zogten toen een dapperen Held, dewelke den zeer gehaaten wenceslaus kon te keer gaan, en hem te eerder vau de Keizerlijke waardigheid berooven, fchoon 'er een ander in deszelfs plaats was. Frederik werd daar toe verkooren en op den Rijksdag te Frankfort, op S. Urbanusdag , of den 25 Maij des Jaars 1400, van de aanwezende Keurvorften van Ments, RUPLRTus van de Palts , en rudolph van Saxen tot Roomsch Koning verkooren; waar op den 20 Auguftij wen. CEStAüs plejjtelijk werd afgezet, toen de nieuwe Koning of Kei-  FREDERIK de IV, Roomsch Keizer. 35? Keizer frederik reeds dood was: want dezelve was wel nevens zijnen broeder bij den Rijksdag mede tegenwoordig, ingar na de verkiezing trok hij' naar huis , voornemens zijnde om in het kort tot de kroning wederom te ko« men. Hij werd van veele Vorften en grooten verzeld; maar op deeze reize, op S. Ifonifaciusdag , of den 5 Junij, zijnde Pinxter avond, niet verre vmFritz/ar, geweldigerhand overvallen, en om dat hij zig niet wilde laten gevangen nemen, gedood. Men zeide toenmaals, dat jan van nassau, Keurvorst en Aartsbisfchop van Ments, de aanlegger van deeze daad was; welken echter anderen, voornamentlijk n. c. serrarius en zacharias victor, daar van vrij fpreeken, en het komt wel meest daar op aan, om dat gemelde Keurvorst zig daar van met een eed heeft gezuiverd; om dat nog niemand een rechte oorzaak van vijandfchap tusfchen hen heeft aangeweezen; (want dat hij zou gevreesd hebben, dat hem eichfeld wederom mogt afgenomen worden, is niet met al) voorts om dat de Graaf van waldek , van wien hier na zal gefprooken worden, zelfden Keurvorst heeft onfchuldig ver. klaart, en zig wegens deeze daad met den Keurvorst eerst moeten verzoenen; ook om dat de Keizer rupertus in den brief, waar in hij de daders openlijk beftraft, niet van den Keurvorst fpreekt. Maar dit is zeker, dat Graaf hendrik van waldek, zoon van hendrik den yzeren, die toenmaals bij den Keurvorst van Ments Raad en Hoofdman van liet Slot Rustcberg was, den Keizer frederik heeft aangevallen; maar waarom hij zulks gedaan hebbe, zo hij het niet op bevel van zijnen Heer, den Keurvorst van Ments, heeft gedaan, kan men niet zeggen. De gemelde victor zegt, dat de gedachte Graaf wegens de Luneburgfche Prinfesfe machteld, dogter-van OTro en margaretha van mekei.en. burg, die in den Jaare 1333 met Graave hemdrik van waldek , zijnen overgrootvader, getrouwd was, een eisch op het Hertogdom van Luneburg had gemaakt, en begeerd, dat deeze eisch tot de vrouwelijke nakoinelingfchap van wilhelm zou voortgetrokken worden. Dat deeze eisch vau des Graaven overgrootvader tegen wilhelm zelf was bijgebragt, en van kabel den.IV.denzelven was toegeftaa», om namenlijk Z j 10,0000  J5<5 FREDERIK de IV, Roomsch Keizer. IoOjOoo marken fijn zilver uit dat Hertogdom te trekken. Maar wanneer men bij de daar op gevolgde onlusten niet tot zijn regt kon komen, fchoon noch des Graaven grootvader, ot. to, noch zijn vader hendrik, bijgenoemd de yzere , ooit hun recht van aanfprake hadden opgegeeven, had dus eindelijk de Graaf hendrik zig zelf, volgens de gewoonte van dien tijd, willen recht verfchaffen, en den verkooren Keizer gevangen nemen, waar op, na krachtigen tegenweer, deszelfs dood was gevolgd. Ondertusfchen werd zijn lijk naar Wib. trechtshauzen gebragt , en de ingewanden daar uit genomen en begraaven, maar het lijk zelf te Brunswijk, in de Domkerke, bijgezet. De overige gevangenen, die den Keizer hadden verzeld, werden op gegeeven verzekering, dat zij zig niet zouden wreken, losgelaten; maar de Hertogen van Brunswijkf frederiks broeders, trokken bijna alle de Saxifche itendeu aan hunnen kant, en vielen in 't Land van den Keurvorst van Ments en van den Graave van waldek. De geenen, die hunne handen voornamentlijk aan den Keizer hadden gewagen, waren frederik van hartinghauzen en cuntzman van fal* kenrerg. Deeze werden door hunne vervolgers in het Slot Gabilhauzen belegerd, doch ontvluchtten het, en werden eerst in den Jaare 1403 van Keizer robbert door eene geregtelijie uitfpraak, dewelke bij meibomiüs gevonden word, aldus gedoemd, dat zij in het Sticht van Fritzlar eea eeuwig» duurende zielmis en altaar zouden nichten; in de gevangenis, waar en wanneer het de Keizer wilde hebben , gaan , en voorts tien Jaaren buiten Duitschland blijven, en dat dit geduurende de vier eerde Jaaren zonder genade moest gefchieden; maat; dat de Keizer omtrent de zes andere Jaaren hen naar bevinding van zaken hunne terugkomst kon vergunnen. Voor het overige wordt Keizer frederik geroemd, een kloek, dapper, recht.aardig, en daar bij een vredelievend Vorst geweest te zijr>. Bij zijne Gemalinne anna, dogter van wenceslaus , Keurvorst van Saxen, hadt hij twee dogters, anna en eli. Zacetii, van welke de eerde met Hertog frerik den ouden van Oostenrijk, en de tweede met Graave cuntheb van swartseurg, of henrik. gelijk hem anderen noemen, is ge. trouwd geweest. Rerum Moguntinarum lib. V, pag, 868 jeq.  FREDERIK de V, Roomsch Keizer. 25? feq. Schurtsfleisch Stritlur. JValdeceianarum Antiquiteit. §. io. Buntings. Braunfchw. undLuneb. Chron. pag. 260 enz. H. Meihomii Jun. Dijfert. de Ffiderici ducis Br. & Lun, in Imperatorem elcltione & mi/era Cisde, Tom. III. Rei; Germ. p. 419. feq. Frederik de V, of de III, gelijk hem anderen noemen, welke frederik den schoonkn van Oostenrijk, en Her« tog frederik vau Brunswijk uit het getal der Keizeren uitfluiten , was de zoon van Hertog ernest den ijzrren van Oostenrijk, door hem bij zimburgis, dogter van Hertog ziemovitus van Mafovie verwekt, en werd in den .Jaare 1415 gebooren. Twintig Jaaren oud zijnde, trok hij naar het H. Land, en in zijn vijfentwintigfte werd hij te Frank» fort eenparig tot Keizer verkooren, en in zijn zevenent win. tigfle te Aken gekroond. Den togt naar Rome deed hij eerst in den Jaare 1452, dewijl 'er toen twee Pauzen waren, namenlijk kugenius de IV en felix de V, die het wegens den ftoel niet eeus konden worden, tot dat eindelijk Nico» laus de V alleen tot Paus werd verkooren, van welken zig eindelijk fredep/k eerst te Rome in den Jaare 1452, den 14. Maart, met de Lombardifche, en drie dagen daar na met de Keizerlijke kroon liet kroonen. Dewijl hij van nature genegen was tot een ftil leven , liet hij dikwils dingen tot zijn nadeel lopen, die hem daar na hinderlijk konden zijn: want in den Jaare 1445 lieten hem de Boheemers door een gezantfehap verzoeken, dat hij of hunne kroon, of ten minfte de voogdijfehap over den onmondigen ladi. SLAüs wilde aanneemen; maar hij wilde geen van beiden doen,' en gaf daar door gelegenheid, dat de Boheemers ceorg podiebrad Voogd en Stadhouder van hunnen Koning maakten, die den Keizer naderhand, om dat hij hem den jongen ladislaus weigerde overtegeeven, beoorloogde. Dus deden ook de Hungaren, en dwongen hem, dat hij ladislaus, nu twaalf Jaaren oud zijnde, moest loslaaten. Hij voegde hein ondertus.fcb.en drie Stadhouders en Voogden, hunniades in Hungarie, pooiebrad in Boheemen, en ulrich in Oostenrijk, toe^; doch de vroege dood van den meergemelden ladi- slacs,  SS» FREDERIK de V, Roomsch Keizer'. slaus, die in het Jaar 1458 voorviel, fcheurde Hurgarie en Boheemen van Oostenrijk af, en bragt het eene aan hunnia. bes, en het anJere aan podikbred. Matthias, zoon van gemelden hunwades , beoorloogde in den Jaare 1477 den Keizer; en Oostenrijk moest, na dat 'er de vijaiu reeds groote brandftichtingen had aangerecht, hem met 100,000 guldens afkoopen. Maar als dit geld niet op den bertemden tijd werd betaald, en de Keizer daarenboven den gevluchten Aartsbisfchop van Gran, in weerwil van den Koning mat. thias , in zijne befcherming nam, begon de Oorlog in den Jaare 1480 op nieuws, wanneer gantsch Oostenrijk verlooren ging; de fchade zou nóg grooter geweest zijn, bijaldien niet Hertog albert van Saxen op eigen kosten een Leger had op de been gebragt, den vijand daar mede te keer was gegaan, en hem eindelijk in den Jaare 1487 tot een ftilftand van wapenen had gedwongen. Na den dood van Koning matthias, in den Jaare 1490 voorgevallen, werd Oostenrijk volkoomen van de Hungaren verlost. Behalven deezen Hun. garifchen Oorlog, is die gevoert werd in de Nederlanden, do merkwaardiglte, onder zijne Regeeringe voorgevallen, en door den hoogmoed van Koning karel van Burgundie veroorzaakt: want deeze, niet alleen Hertog van Burgundie, maar ook, door 't kopen van het Hertogdom Gelder, nu bezitter van gantsch Nederland geworden zijnde, wilde met geweld Koning zijn, en bood den Keizer aan, bijaldien hij hem hier in wilde genoegen geven, dat hij niet alleen de van Frankrijk afgefcheurde Landen zou wederom aan Duitschland brengen , maar ook zijne erfdogter maria aan 's Keizers zoone maximiliaan ten huwelijk geven. Doch naardien des Hertogs verzoek werd ■ afgeflaagen, vatte dezelve een grooten haat tegen den Keizer op, en zogt naar gelegenheid om hem denzelven nadrukkelijk te doen gevoelen. Wanneer vervolgens de Keizer den Landgraave herman van Hes/en, welken de Domheeren van Keulen tegen hunnen Aartsbisfchop robbert , uit het I'altfifche Huis hadden verkooren, in ziine befcherming nam, koos Hertog karel de ziide van den afgezetten Aartsbisfchop, en belegerde den Landgraaf binnen Neus, maar kgn die plaats, wegens het aan-  FREDERIK DE V, Roomsch Keizer. 359 aannaderende Keizerlijk Leger, niet veroveren, maar moest wegens den inval der eedgenooten in zijne Landen , vrede ma. ken, en het voormaals beloofde huwelijk tusfchen den Keizerlijken Prins en zijne dogter van nieuws bekrachtigen. En alzo dit huwelijk na den dood van Hertog karel voltrokksn werd, kwam het Huis van Oostenrijk tot deeze aanzienlijke erffenisfe, die echter dit Aartshertoglijke Huis, wegens veele binnen- en buitenlandfche onlusten en oorlogen, veele moeilijkheid heeft veroorzaakt: ja de Keizerlijke Prins maximiliaan. die twee Jaaren te vooren tot Roomsch Koning was gekroond, werd te Brugge den 5 Februarij des Jaars 1488 zelfs gevangen gezet. Keizer frederik bragt derhal ven tot zijne loslaating een Leger op de been; maar de oproerigen wachtten het zelve niet af, maar lieten den Prins op zekere voorwaarden los. Gelijk nu Keizer frederik veele buitenlandfche vijanden had, dus verwekten hem ook de binnenlandfche onlusten des Rijks veel moeilijkheid. Het grootfte onheil veroorzaakte de twist tusfchen den Aartsbisfchop diether van Ments, dien de Paus had afgezet, en tusfchen Graave adolph - van Nasfau, \:*elken de Paus in deszelfs plaats tot de Aartsbisfchoppelijke waardigheid zocht te verheffen. De Keizer nam, op aanraden der Pausfelijke Gezanten, de partij van den laatften aan, niettegenftaande de eerfte het gezag des Duitfchen Rijks met grooten ijver tegen den Paus verdedigde. In Beijeren ontftonden ook eenige vijandlijkheden, wanneer Hertog albrecbt van Beijeren de vrije Rijksftad Regensburg buiten 's Keizers weten zogt te koopen; welke onderneeming hein echter dezelve, met bedreiging van den ban, belette. De moeilijkheden, welke in Holftein na den dood van Graave adolfh van Holftein tusfchen Koning christiaan den I van Denemarken en deu Graave van schaumburg wegens het Graaffchap Holftein ontftonden, belliste Keizer frederik, eindelijk zodanig in den Jaare 1469, dat de gemelde Koning in het bezit van 't gezegde Graaffchap zou gefteld worden , maar daarentegen den Graave van schaumburg 43000 goud» guldens voor zijn recht uitkeeren. Het fcheen ook, dat Koning karel de VIII van Frankrijk een oorlog in den zin had. dewii! hij de Prinfesfe van Bretagne, welke aan Kouing MA.'  i.60 FREDERIK de V, Roomsch Keizer. maximiliaan verlooft was, ten huwelijk nam: doch de inval der Turken maakte, dat 'er eene vrede te Senlis in den Jaare 1493 getroffen werd. Voor het overige zijn de bekende Concordata tusfchen hein en Paus nicolaus den V in den Jaare 1447, over het vervullen der openftaande Gëeftelijke amp;en, opgerecht. Ook begon onder hém het Zwabifche verbond in den Jaare i4>j8, dienende tot onderhouding van den binnenlandfchen vrede. Gelijk hij een groot liefhebber van kuuften en weetenfchappen was, inzonderheid van de natuur- en wiskunde, dus wilde het geluk, dat onder zijne Regeering de Boekdrukkerij werd uitgevonden. Hij ftierf te Lints in den Jaare 1493 > bij zijne Gemalin eleonora, dogter van eduard , Koning van Portugal, met weike hij in den Jaare 1452 trouwde, maximiliaan den I tot navolger in het Rijk nalatende. Zijne zinfpreuk was: A. E. I. O. ü. Diarium vit* Friderici III ap. Petr. Lambe. eium in Diario facro itineris Cellen/. JEne* Sijlvti hifi. rer. Friderici III. Parcormit* oratio in coronatione Frideriet HI. Narratio de Friderici Imp. in Italiam profeclione votiva. Fuggers Ehrcnfpiegel. enz, Frederik de I, Koning van Pruisfen en Keurvorst van Brandenburg, was de zoon van frederik wilhelm den grooten, Keurvorst van Brandenburg, en van louize henriette, dogter van hendrik frederik, Prins van Oranje, die hem in den Jaare 1C57 te Koningsbergen ter wereld bragt. Terwijl zijn oudfte broeder karel emiliu-s leefde, werd hem tot zijn aandeel het Vorftendom Halberjlad ge. geeven; maar na deszelfs dood kreeg hij het Ambacht Koper-ik tot zijn verblijf. In zijne jeud werd hij in alle Voritelijke weetenfchappen onderweezen ; was mede bij den Po* métfchen veldtocht tegenwoordig, en ftichtte in den Jaare i6$6 de Ridderorde de la Cenerofitè. In het Jaar 1687 kreeg hij eene zwaare beroerte, en wanneer men reeds geen ademhaaling bij hem befpeurde, liet hem zijn Hoftneefter eberhard van dankelman, tegen den raad der Geneesheeren, sderlaten, en behield hem daar door in het leven. In den Jasre 1688, den 10 April, aanvaardde, bij de Regeering, hield  FREDERIK de I , Koning van Pruisfen. 3<5t hield den 15 Oftober te Minden een mondgefprek met den Piinsfe wilhelm hendrik van Oranje, en maakte met hem een verbond wegens de onderneeming 'op Engeland, gelijk hij dan ten dien einde 24300 man zond om de Kleeffche Landen te dekken. In den Jaare 1689 hielp hij 't verfchil tusfchen Benemarken en Holjlein bijleggen ;• liet daarentegen een 13 April de Kroon Frankrijk den oorlog aanzeggen, en nam deu 6 Maij Rhijnfels, den 16 Junij Keizerswecrt, en den 11 Julij de Franfche Schans voor Bon weg. Daar op begon hij den 24 der laatstgemelde maand de vesting Bun te befchieten, en maakte zig den 15 Oetober daar meefter van, hebbende zijn perfoon daar in merkelijk bloot geiteld. In het zelfde Jaar verkreeg hij de Orde van de Kousjeband, en ontfing de huldiging: ta Kleef, SparenbCrg en Halle, als mede in het Jaar 1690 te Koningsbergen. Vervolgeus ging hij wederom in BraVand te velde; floot met den Koning van Spanje bij Watetfo een af. zonderlijk verdrag, en belette met zi;ue 20,000 man, welke hij zig met de Nederlanders liet vereenigen, den verderen voortgang der Franfchen, en gaf veele menfehen, om den Godsdienst uit de Palts verdreeven, verblijf in zijne Landen. In het Jaar :69r hield hij in 'sGravenhage een mondgefprek met den Koning van Engeland; liet de vesting Spandau, door het onweder zeer befehadigt, veel fchööfier opbouwen, en zond den Keizer tegen de Turken eenige hulpbenden toe, welke zig bij Salankemen den 18 Augustus dapper kweeten, gelijk dezelve ook naderhand den 19 September het treffen bij Leufe bijwoonden, en in 't Jaar 1692 boüflers dvvongen het beleg van Namen optebreeken. In het zelve Jaar 1692 floot hij het huwelijk tusfchen den Keurvorst van Saxen georg den IV, met de weduwe Markgravinne van Anfpach; bij welke gelegenheid de Orde, genaamd Goede Vriend* fchap, door deeze twee Keurvorflen werd opgerecht. Hij deed ook zijn best om de nieuwe Keurvorflelijke waardigheid van zijnen fchoonvader te bevorderen, en ontfing de hulde te Maagdenburg en Halberftad. In het Jaar 1693 behaalde hij met zijne troepen, onder het opperbevel des Markgraaven karel Philips, in het treffen bij Landen, groote eere, deed aftfand van de Stad Golnau voor 50,000 daalders, bij den vrede van  362 FREDERIK de I, Kottirg van Vïuisfen. van S. Germain beloofd, aan Zweden, en verkreeg dasrentegen van den Keizer de verwachting op het Hertogdom Lim~ burg en het onderhoorige Leen. In den Jaare 1694 wijdde hij 00 zijn Geboortedag de frederiks Univerfiteit te Halle in; maakte de Rivier de Saai door fluizen bevaarbaar, liet van nieuws aan den Keizer 6000 man over tegen de Turken, en hielp mede, door zijne den Hollanders toegezondene hulpbenden , de vesting Hulj veroveren. In 't Jaar 1695 nor)d bij den Keizer den Swabifchen kreits af, en ontfing daarentegen de Keizerlijke bevestiging aangaande de Gtaafiijke Limburgfche goederen in Frankenland en Zwaben, welke hem dezelve Graaf reeds in het vorige Jaar had aangeboden. In het zelfde Jaar hielp zijn Krijgsvolk de Steden Ca/al en Namen inneemen. In 't Jaar 1696 deed hij den Czaar eenige Ingenieurs over, om het veroveren van de vesting Azof te verhaaften, en werd te Kleef, alwaar hij zig onthield, om zekere zaken in order te brengen, van den Koning van Engeland bezocht. In het Jaar 1697 trok hij nat Koningsbergen, en werd aldaar, gelijk als ook kort daar na te Berlijn, van den Czaar, die onbekend onder zijn geleide was, bezogt, en maakte met denzelven eene zeer vertrouwelijke vriendfchap. Bij den Rijswijkfchen vrede liet hij den te S. Germain geflootenen vrede mede bevestigen, betaalde ook den Koning van Fooien, frederik augustus, 30,0000 rijksdaalders, waar voor hij den Pietersberg, bij Halle, 't erfvoogdijfchap over de Abtdij Qiiedlenburg en het Keur-Saxifche Recht op de Stad Nordhauzen aan zig bragt. In den Jaare 1698 nam hij bezit van Quedlenburg, en voerde aldaar, na gedaane huldiging, den accijs in, waar mede de Abtdisfe en haare Saxifche nabeftaanden niet Wel te vrede waren. Hij liet vervolgens vau den Koning vau Poolen de Leenen wegens Lauenburg en Butow heffen, en ontfing van denzelven te S. Johansburg een bezoek. Ook vermeefterden zijne benden, op het einde des Jaars 1698, de Stad Elbir.gen, welke zijn vader bij de IVelaufc-he traétaaten, als een hijpotheek van 400,000 rijksdaalders, was in pand gegeeven; doch in het jaar 1700 ruimde hij dezelve den Poolen wederom in; liet van de gemelde fornme 100,000 rijksdaalders vallen, en nam voor het overige geld de Poolfohe kroon, nevens  FREDERIK de I, Koning van Pmisfen. 363 Vens andere kleinodiën der Republiek, ten onderpind, doch met dit beding , dat wanneer de 300,000 rijksdaalders na den eerften Rijksdag niet terllond betaald wierden, Brandenburg als dan weder bezit van hét gebied deezer Stad zou mogen neemen. In 't Jaar 1609 ontfing hij de huldiging zo wel in de Nieuw-Mark als Achter Borneren, en trok het Graaffchap Hohenjlein, het welk zijn vader aan den Graave van wit. genstein had gefchonken, wederom aan zig. In het Jaar 1700 bragt hij een aanzienlijk lichaam bij Lentz bijeen, en hielp daar door de Travendaalfche vrede tusfchen Denemarken en Holftein bevorderen. In 't Jaar 1701 verhief hij zijn tot nu toe fouverein Hertogdom Pruisfen tot een Koninkrijk, waar op de kroning van den Koning en de Koninginne zelf in hunne kamer, maar de zalving door den Bisfchop ursinus in de Hoofdkerk te Koningsbergen, den 18 Januaril, met groote pracht werd voltrokken, na dat de Koning daags te vooren de Orde van den Zwarten of Pruisjtfchen Arend had ingefleld en uitgedeeld. Niemand (behalven den Paus en de Duitfche Ridder-Orde) hadden 'er iets tegen, alzo zelfs de Keizer daar mede te vrede was, en de Koning, nevens de Republiek Poolen, onder de overige Christen Potentaten hem het eerst daar over geluk wenschten; dog de gemelde Republiek ontfing door esn afzonderlijk revers de verzekering, dat door deeze verheffing de Poolfche Rechten, bijaldien de mannelijke ftam van Keurvorst fredjrik wilhelm mogt uitfterven, geen nadeel zou lijden. Wanneer de oorlog over de Spaanfche opvolging begon, zond hij zijne meefte troepen naar het Kleef fche; gaf in het Jaar 1702 tien Regimenten, met noodwendige Krijgsbehoeften , tot het beleg van de vesting Keizersweert, en raakte wegens de erffenisfe des Konings van Engeland met het Huis van Nasfau in verfchil, waar van hier na, breder zal gefprooken worden. In dat zelfde Jaar liet hij het bij de omflandigheden van dien tijd toe, dat de Zweden uit Voor~Pomeren door zijn gebied in Poolen rukten, te meer, naardien zij zelfzorg droegeUf, dat zijne grenzen niet wierden befchadigt. Hij verkreeg ook het privilegie van niet te mogen appelleeren in alle zijne Landen, en rechtte derhal ven. een Opper-appellati • XVI. deel. Aa ons.  J$4 FRÈDERIK 82 t, Koning van Fruisfen. ons gerecht te Berlijn op. In den Jaare 1703 liet hij de Stad Nordhauzen, welke de afgekochte rechten van den Koning van Poolen en Keurvorst van Saxen niet wilde erkennen, als mede uit hoofde van het in den Jaare 1700 gemaakte verdrag, de Voordeden en het gebied der Stad E/birigen door zijne troepen bezetten , waar over de Zweden aangaande 't laatstgemelde zeer misnoegt waren : te meer, dewijl zij, uit krachje van zeker trsétaat of verbond, met frederik in het Leger voor Thor en gellooten, nu gemakkelijker zig van gantsca Toolsch-Pruisfen en van de Stad Elbingen konden meefler maken. In het einde deezes Jaars moest zig de hoofdvesting Gelder na eene iniltiiting aan de Pruis/en overgeeven, welke daar op, nevens andere plaatzen deezer Provintie, door de Vtrechtfche en Badenfche vrede het Huis van Brandenburg wierden toegeweezen. In den Jaare 1704 floot hij met den Frankifchen kreits, voornamentlijlc met den Markgraave en de Stad Neurenberg, zekere tractaaten, om hen met zijne volkeren tegen Beijeren te befchermen , die zig ook in het treffen bij Hoch/lad zeer wel kweeun; maar alvoorens de Rijks vrije allodiaale goederen des Graaven van Geijer, die dezelve eenige Jaaren te vooren, door zekere overeenkornllen, a3n frederik had afgeftaan , behoudende maar alleen voor zig het beftier daar van, nevens het vruchtgebruik en Item voor zijn leven lang, bezetten, en de hulde ontfangen. In het Jaar 1705 bragt hij de Proteftanten in den Palts, welke zedert de Rijswijkfche vrede zeer hard gehandeld waren, eenige verligting toe, naardien de in zijn gebied leggende Klooliers hun uiterfte beat deden om een vergelijk te weeg te brengen, of dat zij anders even zo van den Koning van PruHfen zouden gehandeld worden. Dus zorgde hij ook voor de Gereformeerden te Rheinsberg, welke plaats hij in 't Jaar 1703 den Franfchen had afgenomen. Voor het overige bezette hij, met bewilliging des lvlarkgraaven van Bareuth, deszelfs vesting Btasfenburg, en maakte met den afgedeelden Markgraave van Cuhnbach zetsere traftaaten, in welke dezelve aan den Koning zijn erfrecht op het Markgraaffchap van Bareuth, na 't afllerven van de Regeerende linie, voor zeker Jaarlijksch penfioen, en een zetel te IFeverlingen, afftond. In den Jaare 1706 iiet hij overal aan  FREDERIK CB I, koning Van Pruhfeni %$ aan zijne grenzen palen flaan, waar op het Pruisfifche wapen ftond, en maakte daar door, dat de Zweden , toenmaals in Saxen vallende, aan zijn Land geen de minfte fchade deden. Ia 't Jaar 1707 kocht hij van den Gtaave van solms het Graaffchap Teklenburg voor 300,000 daalders, en kreeg ook het fouvereine Vorftendom Neufchatel. In het Jaar 1708 Zond hij, nevens eenige andere beftierders van den Neder-Saxifchen kreits, eenige troepen naar Hamburg, om de verfchillen tusfchen den Raad en de Burgerij bij te leggen; van welke een gedeelte goedwillig in die Stad wierden ingenoomen, en de overige, op verzoek des Hertogs van sCHWerin, in hetMekeIcnburgjche gelegt, dog op aanhouden der Ridderfchap Wederom daar uit getrokken. Ter zeiver tijd nam hij, met bewilliging' des laatstgemelden Hertogs, niettegenftaande het protest des Hertogs van strelits , den volkoomen tijtel van de Mekelenburgfche Landen aan, om zijne verwachting zo Veel te zekerder te maaken. In den Jaare 1709 trof hij met de Stad Keulen aan den Rhijn een vergelijk, waar door 'd verfchil over den moedwil, door eenige Studenten aan 't huis van den Refident gepleegt, wierd afgedaan, en denzelven vergunt, zijnen Godsdienst ongemoeid te oeftenen.' waar te» gen een Pausfelijk brevet uitkwam, 't welk den Koning bewoog, zig hevig op den Rijksdaag daar over te bezwaaren. Den Kroonprins liet hij in deezen Jaare den veldtogt in de Ne* derlanden bijwoonen, wanneer ondertusfchen de Koningen van Denemarken en Poolen op de Slooten rondom Berlijn zeer treffelijk onthaald wierden. Met den Czaar hield hij te Marienwerder eene bijeenkomst, en verhoedde daar door het oorlogsvuur in Duitschland, naardien de Rus/en volkoomen beflooten hadden, de Zweden, welke door Achter-Pomeren uit Pooien vluchtten, langs denzelven weg te volgen. In dea Jaare 1710 ging hij, nevens den Kroonprins, naar Leipzig, en hield een mondgefprek mer den Koning van Poolen; en ia bet volgende Jaar trok hij nart Holland, om eenige zaaken, rakende de erffe.nisfe van Oranje, aftedoen. Eindelijk ftierf hij den 25 Februarij des Jaars 1713, en wierd den z Maij zeer prachtig begraaven. Hij heeft drie Gemalinnen gehad, a(s* 1) guz/beth heheika, dogcer des Landgrsaven wiLUutu oew At a VI  30Ö FREDERIK de I, Keurvorst van de Palts. VI van Hesfencasfel, die hem, in den Jaare 1680, louize dorotha sophia baarde; 2) sophia chaeLotta, dogter van ernest augustus, Keurvorst van Hanover, bij welke hij twee Prinsfen verwekte, welker eerde, frederik augustus genoemd, in den Jaare 16S5 is gebooren, en in den Jaare 1686 geftorven; en de tweede, frederik wilhelm-, gebooren in den Jaare 1688, den Koninklijken troon na hem heeft beklommen; 3) sophia louize, dogter van Hertog frederik van Mekelenburg Grabau. Voor het overige moet men zeggen, dat hij. zijn Land door allerhande loffelijke ordonnantiën in een veel fchooner ftaat, dan hij het zelve bij 't aanvaarden zijner Regeering had gevonden, heeft nagelaaten. Ilij voerde een grooten ftaat, hield altijd een talrijk Leger op de been, en was een groot voorftander der geleerden; waar van onder anderen de Hooge School van Halle, de Sociëteit der weetenfchappen, en de Ridderlijke Akadeïnie te Berlijn kunnen getuigen. Luiiigs Reichs-Archiv. ■part. fpecial. Cont. II. c. 4. ƒ. 3. n. 54, 76, 86, 93. Cont. II. Suppl. alter. pag. 988* Grundfefte Europ. Pot. P. II. pag. 35S , 400. Lundorp T. XIII. c. 45. Cellarii Hifi. inaugur. Fabri Staats-Canceleij P. IV. cap. p. pag. 447. P. V. tap. 3. pag. 10. cap. I. «. 8. P. XIV. cap. 1 & 2. Frederik de I, Keurvorst en Paltsgraaf aan den Rhijn, bijgenoemd de overwinnaar , anders ook de kwaade fritz genoemd. Zijn vader was lodewyk met den baard, en zijne moeder mhciiteld van Savoije. Na de dood van zijnen oivdften broeder lodewtk kreeg hij de voogdij fchap over deszelfs nagelaten zoon filips ; maar dewijl hij had voorgenomen buiten echt te leven, en deezen filips tot zijn erfgenaam te verklaaren, kreeg hij de Keurvorftelijke waardigheid en Regeering in eigendom. Keizer frederik de III was wel daar mede niet te vrede, om dat dit tegen de Gouden Bulle ftreed; maar dewijl filips 'smoeder en de Laudftanden daar in bewilligden, ook de Paus nicolaus en de overige Keurvorften hem voor Keurvorst erkenden, behield hij deeze waardigheid zo lang als hij leefde. Schoou hij in den Jaare 1471 van den gemeldën Keizer wierd in den ban  FREDERIK de I, Keurvorst van de Palts. 367 ban gedaan, agtte hij het egter niet, om dat niemand dorst onderftaan, denzelven uittevoeren. Ja hij maakte bij Heidelberg een fterk Slot, het welk hij, als men wil, Trutz Keizer (zo veel willende zeggen als: tot fpijt van den Keizer) noemde. Hij voerde voorts verfcheide oorlogen, in welke bij altijd gelukkig was. In het eerst had hij qnlusten met de Graaven van Lutzelftein, jakob en wilhelm , welke hij uit hun Land verjoeg; en dewijl zij beide in baliingfchap zonder kinderen ftierven, trok hij in het Jaar 1452 dit Graaffchap aan zig. Ook bragt hij lodewyk van Tweebrugge, zijn nabeftaande, als die het met zijne vijanden hield, als mede de Graaven van heiningen, den Bisfchop van Spiers, en andereu, tot beter gedagten. Maar het merkwaardigfte is de oorlog, welken hij wegens dietherus, Graave van Jfen. burg, en den Keurvorst van Mentz voerde. Want als de Paus deezen dietherus, om dèt hij hem niet wilde beloo. ven , zonder des Pauzen toeftemming de Keurvorlten ooit te laaten te zamen komen, voor geen Keurvorst van Mcntz wilde erkennen, maar in den ban deed, en in deszelfs plaats adolph van Nas/au aanftelde, raakten deeze twee daar over in oorlog. Nu waren de Keizer, de Paus, de Paltsgraaf van Tweebrugge, de Markgraaf vau Baden, de Graaf van Wir. temberg, en de Bisfchop van Metz op adolphs zijde; maar des niettegenftaande maakte frederik geen zwarigheid, nevens lodewyk den ryken, Hertog van Beiieren, de partij van dietherus aanteneemen; ja, als het in den Jaare 14.62 • bij Seckenheim tot een flag kwam, was frederik zo gelukkig, dat hij niet alleen eene volkomene overwinning behaalde, maar ook den Bisfchop van Rletz georg , en karel, Markgraaven van Baden, insgelijks ulrich van IVirtemberg, nevens veele andere Graaven en Heeren, gevangen kreeg, Deeze oorlog werd wel door des Keizers gezag bijgelegt, dog moeiten de gevangenen voor hunne loslaating eene groote fomme gelds opbrengen, en de Keurvorst diethi.rus van Jfenburg gaf in 't Jaar 1463 de zogenoemde Bergftraat voor 100,000 guldens in pand aan frederik , bij wiens nakomelingen ze ook tot aan de Westphaalfche vrede is gebleeven. Behalven dit bragt hij uog veele andere goederen door den Aa 3 oor-  §68 FREDERIK pe II, Keurvorst van de Palts. oorlog aan zig, als het Ampt Boxberg, het welk hij den Heere van Rofenberg, als mede Turckheim, dat hij den Graaven van Leiningen, en het Ampt Boklenheim, dat hij den Paltsgraave lodewyk van Tweebrugge ontweldigde. Ook heeft hij in den Jaare 1441 het Graaffchap Leeuwenfiein voor 14000 Rhijnfche goudguldens van den laatften bezitter, lodewyk, gekogt. Weshalven, toen hij in den Jaare 1462, toet bewilliging van zijn broeders zoon, filips, en der nabeftaanden, ook der Landftauden, met eene edele Juffer, clara van tet* tijsqen genaamd, trouwde, en bij dezelve twee zoonen teeU de, aan welke hij verfcheide Heerlijkheden uitdeelde, wierden deeze Heerlijkheden van gemelden zijns broeders zoone fiï.ips met het Graaffchap Leeuwenfieln verwisfeld; en dus Hammen van deezen frederik af de Graaven van Leeuwenfiein, of Lowenftein, en IVertheim. Hij ftierf den 12 De. cember des Jaars 1476. Johannes Trithemins de reb. gefi, Friderici Palat. Parceus hifi. Palat. pag. 226. feq. Leodius Cenealog. comit. in Lowenfi. fFerth, fJV, Tolner hifi. Palat. Spener SijUoge, Frederik de II, Palsgraaf aan den Rhijn en Keurvorst, bijgenoemd de wijze, wegens zijn groot verftand, en bij de Proteftanten de vrome , wegens zijne genegenheid voor den Proteftantfchen Godsdienst, was de zoon van Keurvorst filips den oprechten, en van margareta, Hertogin vau Beijeren. Hij was den 19 December des Jaars 14S3 gebooren, en werd in zijne jeugd aan het Hof des Konings van Spanje, yiLirs den I gezonden, om aldaar in allerhande Vorftelijke oeffeningen opgevoed te worden. In zijne ftudien bragt hij het niet verre, om dat de pedanterij zijner Leermeefteren hem daar van terug hield; maar in de Ridderlijke oeffeningen, voornamenlijk in het te paard rijden, maakte hij zig zo bekwaam, dat hij bijna zijn weerga in dien tijd niet had, Hij toonde de eerfte blijken van zijne dapperheid in den Gelderfchen en Fenetiaanjchen oorlog. Na de dood van filips, bij wien hij in groot aanzien was geweest, was hij bij deszelfs oudften zoon %msh, die naderhand onder de Keizeren de V van dien naairt ww, Hofraeefler, waar oyer hem wjlhelm VaN  FREDERIK de I, Keurvorst van de Palts. 3^9 van croy, Heer van Chivres en Aarfchot, benijdde, die het ook door zijne lasteringen zo verre bragt, dat hij dat Hof moest verlaaten, voornamelijk toen zijne liefde voor karels zuster, eL'ONora en haare wederliefde openbaar wierden. Daar op onthield hij zig een tijd lang te Amberg, tot dat in den Jaare 1510 kakel de V tot Roothsch Keizer werd verkooren, wanneer hem de gezamenlijke Keurwnften opdroegen, om denzelven de gedaane verkiezing bekend te maken. Daar door kwam hij op nieuw bij den Keizer in gunst, zo dat hem dezelve in de gewigtiglte zaken gebruikte, en in zijne afwezendheid tot Rijksvikaris, eu in het Jaar 1528 tot eerden Comrnisfaris of Prefident van den Rijksdag aanftelde. Voornamenlijk gebruikte hem de Keizer toenmaals om de gerezene verfchillen over den Godsdienst bij te leggen , gelijk hij ook, in het Jaar 1530, op den Rijksdag te Augsburg het meefte met de protefteerende ftanden verhandelde. Daar benevens heeft hij tweemaal het Rijksleger tegen de Turken gekommaudeert; en het gebeurde zelfs, dat de Turkfche Keizer solyman, van zijne aankomst hoorende, het beleg der §;ad IFee«en opbrak. In den Jaare 1544 volgde hij zijn overleeden broeder lodewyk in de Keurvorftelijke waardigheid op, fchoon deszelfs zoon, otto hendrik , nog in leven was : want men had reeds in den Jaare 1524, door bemiddeling des Bisfchops van Freifingen , een vergelijk gemaakt, dat trederik de Keurvorftelijke waardigheid voor zijn leven lang zou hebben. Otto hendrik werd wel van zommigen tegen tredfrik opgehitst; maar gelijk hij het bij de gedaane fchikking moest laten berusten , zo moest hij ten laatfte zelfs bekennen , dat de gemelde Keurvorftelijke waardigheid tot zijn eigen best door frederik bekleed was. Wilhelm, Hertog van Beijeren, ftond daar iu dien tijd ook wel naar, maar deed niets op; daarentegen vergunde de Keizer aan frederik, den gulden Rijksappel in het Pattfifche wapen te mogen zetten, dewelke naderhand, na het afzetten van Keurvorst frederik den V, in het Beijerfche wapen is overgebragt. Voor het overige, na dat frederik zig lang te vergeefs had bemoeid, de serfchiilea «ver den Godsdienst bij te leggen, en zijn neef, otto hjndrik, den Pioteftanifchen Go «dienst niet ongenegen was., A a 4 om-  37o FREDERIK de II, Keurvorst van de Palis. omhelsde hij eindelijk ook denzelven, en liet dien Godsdienst, in het Jaar 1546, door paolus fagius, dien hij van Straatsburg beriep, openlijk in de Pais invoeren. Hier door verminderde des Keizers genegenheid voor hem, voornamenlijk door aanraden van gbanvf.lle; waar bij nog dit kwam, dat hij aan zekere Rijksftanden Gezanten had gezonden en dezelve om hulp verzogt, om zijnen gewaanden eisch op Denemarken uittevoeren, waar in hij egter zijn oogmerk niet kon bereiken. Ondertusfchen als zig de K. izer tegen de Smalkaldifche bondgenooten wapende, bemoeide zig de Keurvorst frederik, om de ftanden, welke dit verbond hadden aangenomen, wederom met den Keizer te verzoenen j maar niets kunnende uitrechten, zond hij den Hertog van Wurtemberg 300 ruiters en 600 voetknechten te hulp, uithoofde van een afzonderlijk verbond, tusfchen hen beide geflooten; want anders zou frederik niet- mede in dit Smalkaldifche verbond zijn getreeden, Deeze troepen kweten zig tegen de Keizerlijken zeer wel; weshalven Keizer karel du V een grooten haat tegen frederik opvatte; dog naardien de Keizer in den beginne van den oorlog gelukkig was, verzoende hij zig weder mer hem, en frederik kwam in perfoon bij hem, om hem om vergiffenis te bidden, of veel eer om zig te verontfchuldigen; ' zijnde vervolgens door zijn toedoen verfcheide andere Vorften wederom met den Keizer verzoend. Wanneer in den Jaare 1548 het Interim uitkwam, maakte hij geen zwarigheid het zelve aanteneemen, op dat bij den Keizer niet van nieuw mogt beledigen. Eindelijk ftierf hij in den Jaare 1556, in den ouderdom van 74 Jaaren. Deeze Keurvorst frederik heeft omtrent het huwelijk zondeilinge ontmoetingen gehad. Eerst hoopte hij te trouwen raet eleonora, zuster van Keizer karel den V, die hem ook ■ niet ongenegen was; doch om dat hij toenmaals nog geen Keurvorst was, had dit geen voortgang, en zij trouwde met emanuel, Koning van Portugal; en als zij in den Jaare 1521 weduwe wierd, hield frederik op nieuw daar om aan, maar zonder vrucht. Daar op wierd hem maria , dogter van Hertog wilhelm van gulik, en eenige erfgenaame van het Her? togdom Gulik, aangeboden; maar dewijl hij al te lang in be- raad  FREDERIK de II, Keurvorst van de Palts. 371 raad nam, trouwde zij met johannes den III, Hertog van Kleef, met bewilliging van Keizer maximiliaan den I. Vervolgens wierd hem maria, Koningin'weduwe van Hungarie, voorgeflagen , waar toe men hem ook hoop gat, ten einde hij het door zijn broeder daar heen mogt brengen, dat ferdinand Roomsch Koning wierd gemaakt; maar maria bad geen genegenheid daar toe, en gaf voor, dat zij voor de tweede maal niet wilde trouwen. Margaretiia, erfgenaame Vau montferrat, kwam ook in voorflag; dog zij kreeg, door toedoen van granvelle, den Hertog van Mantua. Omtrent hedwig , dogter van sigismundus, Koning van Polen, maakte frederik zwarigheid, om dat hij zig bij dezelve geen groot huwelijksgoed beloofde; weshalven deeze met joachim den II, Keurvorst van Brandenburg, trouwde. Vervolgens werd hem de zuster des Hertogs van Kalabrie met een bruidfchat van 60,000 dukaten voorgeflaagen; maar doordien hij tot geen befluit kwam, werd hem van den Koning van Frankrijk eene der drie Prinfesfen, van Navarre, van Guite, en van Vendame, met een aanzienlijken bruidfchat, om te trouwen voorgefteld, om hem dus van de Oostenrijkfche partij af te rekken ; dog frederik wierd daar door om den r_uin geleid , en verwaarloosde het voorftel , rakende de zuster des Hertogs van Kalabrie. Men wii , dat de Hertog van Beijeren daar de meefte fchuld toe had, en dat hij deeze huwelijken onder de hand heeft belet. Ten laatfte trouwde hij in het Jaar 1531 met dobothea, dogter van den gevangen Koning van Denemarken christiaan den II, en van isabeljle, zuster van Keizer karel den V, onder verzekering, dat men hem het Koninkrijk van Denemarken, tegen christiaan pen III, zou verfchaffen. Maar daar kwam niet van, en alle moeite was verlooren, welke frederik tot uitvoering van dit werk aanwendde. Hij teelde bij deeze Gemalinne geen kinde. ren. Voor het overige deed hij zijn best om zijn Land in een goeden ftand te brengen, en verfierde het zelve met heerlijke gebouwen. Leodinus in lib. XIV Annal. de reb. gejl. Fridei; II. Eleél, Palat. Paraas hiji. Palat. Tolnerus Hifi; Palat. Sleidanus Comment. de flatu religionis /.XVI» XVII» XVIII, XX. Thuanus hifi. I, II, Spener Sijllog. Aa 5 FitE«  362 FREDERIK de III, Keurvorst van de Pais. Frederik de III, bijgenoemd de godvruchtige, volgde otto hendrik op in de Keurvorftelijke waardigheid, gelijk deeze pr.derik den ü was opgevolgd. Zijn vader was jphannks de jonge, te Simmeren, Lid van 't Kamergeregt te Spiert, en zijne moeder beatrix . dogter van Markgraave CHRi stoffel vau Baden en Hoehberg. Hij werd in het Jaar 15.5 gebooren, en aan verfcheide, den Roomfchen Godsdienst toegedaane hoven, als aan het Lotkaringifche, dat des Uisfcbop. van Luik, en van Keizer karel de» V, opgetrokken. Des niettegenftaande, na dat hij met de Brandenburgjche Markgravin maria , uit den Huize van Anfpach, getrouwd was, deed hij belijdenis van den Pretefianu fchen Godsdienst. In zijne jeugd begaf hij zig in den oorlog tegen de Turken, wanneer hij de plaats van Rijksvaandrager bekleedde. Daar op regeerde hij als Gouverneur de Opper. Palts, en eindelijk volgde hij zijn neef otto hendrik in •ie Keurvorftelijke waardigheid op. Terwijl te dier tijd de verfchillen over het H. Nachtmaal onder de Proteflanten meer en meer toenamen, was hij de eerfte der Rijksvorften die belijdenis van den Hervormden Godsdienst deed gevende' TILemannus heshus.us zijn affcheid. Deswegeu werd in den Jaare «560 te Heidelberg een mondgefprek gehouden, bi] 't welk, van den kant der Luther/ehen, maxim.liaan morlinus en johannes stoffklius, en van den kant der Hervormden petrus boquinus en thomas erastus, een Geneesheer, verfcheenen. De uitflag was deeze, dat de Keurvorst zedert den Hervormden Godsdienst bleef toegedaan en om denzelven uittebreiden, fchoolen te Neuhaus en Amberg en te Heidelberg het zogenoemde Collegie der wijsheid' (Collegium SapientU) oprechtte. Hij was insgelijks op de bijeenkomst te Naumburg, in het Jaar 1561 gehouden, daar gehandeld wierd, of men de veranderde of de onveranderde Augsburgjche Belijdenis zou aanneemen. Daar op Jiet hiden Heidelbcrglchen Catechismus in druk uitgaan, welke irl alle Gereformeerde Kerken is aangenomen. In het vozende Jaar werd het beruchte mondgefprek te Maulbrun belegt bii het welke frederik mic.i.el ihlhehr, petrus boquinus casp. olevxanus, VMKU. DATHSNl'S, zachajuas URSINUs!  FREDERIK de III, Keurvorst van de Palts. 363 Thomas erastus, en guilh. xylander mede verfcheenen, en daarentegen christof?el, Hertog van PFurtemberg, johannes brentius , jac. andre/e, theod. snepfius, balth. bidemeachius en luc. osiander mede bragt. Men verhandelde aldaar voornamelijk het ftuk van de lichamelijke tegenwoordigheid van jezus Christus in 't H. Nachtmaal: doch deeze zamenfpraak, gelijk het 'er gemeenlijk mede gaat, liep vrugteloos af: want als men naderhand een kort verhaal daar van in het ligt gaf, ontftond daar over tusfchen de Palsftfche. en Wurtenbergfche Theologanten van nieuw verfchil. In het volgende Jaar 1571 werd ook, op bevel van deezen Keurvorst, een mondgefprek tusfchen de Hervormden en Wederdopers gehouden, als welke zig in zijne en de naburige Landen hadden vermenigvuldigt. Dit gefprek duurde van den 28 Maij tot den 19 Junij; maar het was alles vrugteloos, want de eene partij wilde voor de andere niet wijken; en om dat de Wederdopers geenzints wilden toegeeven, werd hen verbooden, voortaan iu zijne Landen te leeraaren. Hij was anderzints wegens den Hervormden Goddienst bij veelen gebaat, zodanig, dat men ook op den Rijksdag te Regensburg, in den Jaare 1566» voorhad, hem van de Keurvorftelijke waardigheid te berooven; doch zulks werd door bemiddeling van Keurvorst augustus van Saxen belet. Den Hugenotten in Frankrijk deed het goeden dienst, dat een zo magtig Vorst in Duitschland bunne Kerke toegedaan was; want hij ondnfteunde hen niet alleen met goeden raad en met zijne voorfprake bij den Koning van Frankrijk, maar zond hen ook, in het Jaar 1567, onder het opperbevel vau zijnen zoone, johan casimir, 6000 man te paard en 3000 te voet te hulpe, welk Krijgsvolk zig in den Jaare 1568 met den Prinfe van Condé vereenigde, en na de gemaakte vrede wederom naar huis trok. In het Jaar 1569 zond frederik den gemelden Prinfe een ander Leger van 14000 man, onder wolfgang van Tweebrugge , te hulp, en in het Jaar 1575 nog een ander Leger, onderden gemelden johan casimir, na dat 'er tusfchen hem eu Condé zekere alliantie gemaakt was. Zijne groote genegenheid jegens zijne geloofsgenooten bragt hem oak zo verre, dat hij hendrik VAN valois , Koning van Poolen, en naderhand van Frankrijk ,  374 FREDERIK de IV, Keurvorst van de Palts. rijk, wanneer dezelve op zijne reize naar Poolen door de Palts trok, den zogenoemden Parijfchen bruiloft met harde woorden verweet. Niet minder toonde nij daar in zijne zonderlinge genegenheid tot den Hervormden Godsdienst, dat hij de Nederlanders, als zij de wapenen tegen Spanje opvatteden, kragtig onderfteunde, hoe wel ook zijn huwelijk met de weduwe van hendrik van Brederode, en de wreedheid aan zijnen zwager, den Graave van Egmond, gepleegt, zeer veel daar toe deed. Hij zond hen derhalven zijnen jongften zoon christoffel , in den Jaare 1574, te hulp, die egter on* gelukkig was, doordien hij nog in het zelfde Jaar in den flag ■ op de Mokerheide, nevens lodewyk en hendrik, Graaven van Nas/au, den 17 April het leven verloor. Hij vergunde ook de vlugtelingen uit de Nederlanden zig te Frankenthal neder te zetten. Hij ftierf den 26 Oftober des Jaars 1576. Zijne eerfte Gemalin was maria, dogter van Markgraave casimir van Anfpach; de tweede was emilia, dogter van Humbert, Graave van Neuenaar, en weduwe van hendrik van Brederode. Bij de laatfte verwekte hij geene kinderen, maar bij de eerfte» had hij lodewyk , die te Bourges in Frankrijk, daar hij zig om te ftudeeren onthield, den 1 Julij, des Jaars 1556 verdronk; johan casimir, die zig na zijns oudften broeders dood bet bellier van het Keurvorftendom en de voogdij over deszelfs zoone aanmatigde; en christoffel, dewelke in den flag op de Mokerheide, gelijk boven gezegd is, fneuvelde. Thuan. Hifi, lib. XXVIII, XXXVI, L, LVIt, LX1I. Paraus Hifi. Palat. p. 284. feq. Alting Hifi. Ecclef. Palat. p. 169. Ottius Annal. Anabapt. ad an. 1571. Arr.old Kerkel. Hifi. P. II. lib. XVI. c. 17. §• 15. Spener Sijlloge, Frederik de IV, bijgenoemd de oprechte , was de zoon van Keurvorst lodewyk, en van llisabeth, Landgravin van Hesfen , des Landgraaven FiLirs dogter. Hij werd den 5 Maart, des Jaars 1574 gebooren, en was ruim o Jaaren oud, toen hij den 12 Oftober, des Jaars 1583 zijn vader verloor, wanneer 'er wegens de voogdijfchap een hevig verfièhil ontftond. Namelijk, lodewyk had zijnen broeder jo« han  FREDERIK de IV, Keurvorst van de Palts. 375 Man casimir, dien anders de voogdijfchap toekwam, bij testament nog drie andere voogden toegevoegt, als georg frederik, Markgraaf van Brandenburg, lodewyk, Landgraaf van Hesfen , en lodewyk , Hertog van JVurtenberg, zoekende daar door te beletten, dat johan casimir wederom den Hervormden Godsdienst zou invoeren. Maar johan casimir. wilde geen medevoogden dulden; werd ook van den Keizer in het bellier van de Keizerlijke waardigheid en voogdijfchap bevestigd, waar op hij niet alleen den Hervormden Godsdienst invoerde, maar ook frederik den IV in denzelven liet optrekken. Maar wanneer de beftierder (adminijlra. tor) in den Jaare 1592 ftierf, ontbraken 'er nog maar twee maanden aan de meerderjarigheid van frederik, dus omtrend 18 Jaaren oud zijnde; en evenwel wilde richard van sim; meren, broeder van zijnen grootvader frederik den III, de voogdijfchap en 't beftier der Keurvorftelijke Landen op zignemen-'twelk, egter, noch frederik , noch zijfien Raden, eene verandering van Godsdienst vrezende, aanftond; waarom frederik zonder tijdverzuim de Regeering zelf aanvaardde. Maar naardien johan casimir zonder erven ftierf, kwam het Vorftendom Lautem en het Ampt Neuflad daar door wederom aan het Keurvorftendom van de Palts. Frederik zelf deed ook zijn best om zijn Land in een goeden ftand te brengen. Ten dien einde begon hij in den Jaare 1606 de Stad en vesting Manheim te bouwen, en vergunde de Nederlandjche vlugtelingen aldaar te woonen : waar door deeze plaats in het kort met inwooners vervuld werd, hoe wel deeze Keurvorst de vesting bij zijn leven niet voltooide, 't welk zijn neef, keurvorst karel lodewyk, heeft gedaan. Voorts werd, voornamelijk op aanraden van deezen Keurvorst, iu den Jaare 161 o de bekende Unie der Pioteftantfche Rijksftanden te Halle, in Zwaben opgerecht, waar van 't oogmerk was, den Protejlantfchen Godsdienst, nevens de Religievrede, te verdedigen ; in de opvolging van Gulik en Berg den Keurvorst van Brandenburg en Palts-Neuburg te begunftigen, en voorts de Protellanten, ora den Godsdienst gedrukt wordende, voor te ftaan. Maar wat gevolg deeze Unie hadde, is uit de Hiftorie van den dertigjaarigen oorlog ge-  376" FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. genoeg bekend. De Keurvorst van de Palts maakce zig hier door bij den Keizer en bij eenige anderen gehaat, waar van zijn zoon en neef naderhand 't gevoel gehad hebben. Hij; ftierf den 9 September, des jaars 1610. Anderzints waj deeze frederik een groot liefhebber der geleerden; want hij ontzag geene kosten om de Univerfiteit van Heidelberg in een goeden ftaar te brengen. Zijne Gemalin was louize juli ana, dogter van wilhelm, Prinfe van Oranje, bij welke hij, behalven eenige dogteren, frederik den V, die hem in de Keurvorftelijke waardigheid opvolgde, en lodewyk fi« ups, van Simmeren en Lautem, heeft verwekt. Thuanus Hifi. lib. CIV. Paraus Hifi. Palat. Spener Sijlloge. Caroli Memor. Ecclef. fee. XVII. /. I. c. 66. Ludolphi Schaubuhne c. 2. Frèderik wilhelm de croots, Keurvorst van Brandeniurg, was te Keulen aan de Spree, den 6 Februarij des Jaars 1620, gebooren. Zijn vader was georg wilhelm, Keurvorst van Brandenburg, zijne moeder elïzabbth char. lotta , dogter van Keurvorst frederik den IV van de Palts Doordien de Keizerlijke troepen Mark Brandenburg zeer onveilig maakten, werd hij te Cuflrin, als mede te Stettin, bij den Hertog bogislaus , opgevoed. In het Jaar 1634 ging hij naar Leiden, alwaar hij zig voornamelijk op de oudheden en gefchiedkunde toeleide; maar begaf zig kort daar na, wegens de woedende pest, naar liheenen bij de Koninginne van Boheemen. Daar op oeffende hij zig te Arnhem, en bezogt van daar dikwils Prins frederik hendrik van Oranje, die toen Schenkenfchans had belegerd^ hebbende ook veel ommegang met wit helm en johan mau. Rits van Nasfau. insgelijks met Graave hendrik van den beeo, en met andere Generaals. In de Jaaren 103G en 1637 bezogt hii nogmaals de Nederlanden, was een tijd lang in *s Gravenhage bij den Prinfe van Oranje, die hem ook m bet Leger voor Breda mede nam, en in veele dingen onder*echtte. In het Jaar j63<1 moest hij, volgens zijns vaders wiile, te huis komen, om dat men denzelven had 8angebragr, dat de Keurpjins eene Gemalin uit bet Huis van de Palts 4 ■ wil»  FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. wilde neemen, en de Kleejjche Landen, tegen des vaders wil, onder de befcherming des Prinfen van Oranje en der Nederlanders , in bezit nemen. Kort na zijne aankomst viel hij in eene z waare krankte, welke, geüjk hij zig altoos heeft verbeeld, van eenig vergift was ontdaan, het welk hem door een groot Staatsdienaar was bijgebragt , die zelf tragtte Keurvorst te worden. In het Jaar 1639 reisde hij met zijn vader naar Pruisfen, alwaar zij beide een heete koorts kreegen, welke hem wel een geheel Jaar lang bijbleef, en den vader zodanig aantastte, dat hij 'er in den Jaare 1640 aan overleed. Hij vond zijne Landen in zo een daat, ais men in het leven van den Keurvorst georg wilhelm zien kan. Tot nu toe was het Hof meest naar het goeddunken van adam, Graave van Swartzenberg, geregeerd. Dezelve was door den oveileeden Keurvorst tot Grootraeeder van de Orde van S Jan en tot Stadhouder van de Mark Brandenburg aangelleld; maar hij was zodanig voor des Keizeis belang, dat men hem alles te last leide, wat tot nu toe tot nadeel der Zweedcn was voorgevallen. De nieuwe Keurvorst vatte kwaad vermoeden tegen deezen Graave op , waarom hij gelegenheid zogt, ora hem met eere te laaten gaan. Dus gaf hij hem altijd goede woorden , maar maakte ondertusfchen, dat het voomeemen van den Graave, om de vestingen Cujtrin, Spandau en Peltz den Keizer in handen te leveren, geen voortgang had ; hebbende de Steden, die tot nu toe den Keizer en Keurvorst te gelijk moeden huldigen, order gezonden , om in 't geheel geene Keizerlijke foldaaten in te laaten. De Graaf bevrijdde eindelijk deu Keurvorst van veel moeite, wanneer hij in den Jaare 1641 aan eene beroerte dierf, na dat hij zes dagen te vooren door brieven van 's Keurvorden ongenade was verwittigd. Doch de Bevelhebbers van Spandau, Peltz en Berlijn maakten den Keurvorst nog veel fpels, als die niet alleen van den Graave afhingen, maar ook als Keizerlijke bedienden wilden aangemerkt zijn; maar zij wierden van den Markgraave ernst van Jagemdorf in verzekering genoomen, en waren blijde, dat zij het naar het Keizerlijke Hof konden ontvlugten ; waar over van weêrzijden bezwaarnisfen wierden ingebragt, die door toedoen van des overleeden Graaven van Zwartzenberg zoone ver-  ^8 FREDERIK WILHELM, van Brandenburg,. vermeerderden, doordien dezelve zekere eifclien voorwendde op het Grootmeefterfchap van de S. Jamorde, en op verfcheide Keurvorftelijke goederen; op het eerfte, om dat hem zijn vader tot medehelper had verkooren, en op de laatfte, om dat dezelve den Keurvorst georo w-lhelm geld daar op had gefqhooten. Dog beide zijne eifchen werden van de hand geweezen, en hij inoest, wegens eenige brieven, in welke hij den Keurvorst bij het Keizerlijke Hof voor deszelfs vijand, en een vriend der Zv/eeden had uitgemaakt, bij nacht van Berlijn vlugten, en zig in Keizerlijke befcherming begeeven. Na dst deeze gevaarlijke Staatsdienaars van het Hof verwijderd waren, bemoeide hij zig met allen vlijt, óm de geheel verwoefte Landen wederom in ftaat en tot rust te brengeu. Hij gaf dus den 9 Januarij, des Jaars 1641 een Plakkaat aan alle zijne onderdaanen, dat men niet tegen de Zweeden beledigender , maar, des nood zijnde, verdedigenderwijze zou te werk gaan, en niet zo zeer met de wapenen, als veel eer door het geeven van" brandfehattingen, als anderzints, zig zou zoeken te redden. Hij liet ook de vesting IVerben, die veel kostte aan onderhoud, en de nabuurige plaatzen meer kwaad dan goed deed, flegten. Aan den Keizer liet hij het meefte gedeelte van zijne Ruiterij over, naardien dezelve tog met haare ftrooperijen tegen de Zweeden het Land groote fchade toebragt. Zelfs werd 'cr den 14 Julij, des Jaars 1Ö41 te Stokholm een ftilftand van wapenen voor twee Jaaren geflooten : doch de uitwisfeling is tot op de volkomene vrede uitgefteld, zo dat egter geene vijandlijkheden meer zouden ga. pleegt worden. Daar op verzogt hij van de Kroon van Poolen het verlei (inveftiture') wegens Pruisfen, welke hij in perfoou te IVarjchau den 8 Oftober, des Jaars 1641 ontfing, en zig verpligtte , niet alleen den Roomsch-Katholijken eenige vrijheden te vergunnen, door Koninklijke gevolmag. tigden zipie vestingen te laten bezigtigen, en het tot nu toe gewoone penfioen van 30,000 guldens, welke, des nood zijnde, moeftën verdubbeld worden, te betaaien; maar ook Jaarlijks 100,000 guldens van de tollen aan den Koning uit te kee. ren: om nu niet tefpreeken van andere dingen, welke iijue Souverainiteitzeer bepaalden, In de Mark belette, egter, ui getroE- fea  FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. $79 fcn ftilftand met de Zweeden niet, dat de onderdaanen door veele krijgstogten, inkwartieringen en contributien van de Kei. eerlijken en Zweeden uitgeput wierden. De eerstgemelden fpaarden deeze Landen te minder, om dat hen de veele gezantfchappen des Keurvorften naar Zweeden verdagt voorkwamen, welke hij, ten deele om zagter voorwaarden voor zijne onderdaanen te bedingen, ten deele ook om onder de hand aan het te vooren op het tapijt geweest zijnde huwelijk met de jonge Koninginne christina te arbeiden, derwaards afvaardigde. Doch omtrent het eerfte werd weinig, en aan. gaande het tweede niet met al uitgerecht: tot groote biijdfchap des Konings van Poolen, die zig geweldig daar tegen aan. kantte, en ingevalle van zo eene verbindtenisfe het PruisjïJche Leen dreigde intetrekken. Aangaande de Landen, welke de Markgraaf in Kleef bezat, bragt het dezelve zo verre, dat door de Hesfen, die dezelve hadden ingenomen, hem Kalkar, nevens verfcheiden andere plaatzen, ten westen van den Rhijn geleegen, in den Jaare 1645 wederom werden ingeruimd. In het voorgaande Jaar bood hij zig als middelaar tusfchen de Zweeden en Deenen aan; maar de laatften wilden hem niet erkennen. De bijeenkomst te Frankfurt beraamde Keurvorst frederik juist niet, om dat 'er iets tot voordeel van het Rijk, of van zijne Landen, aldaar kon uitgevoert worden, maar alleenlijk ten dienfte van den Keizer: waarom hij ook 't meest daar op aandrong, dat deeze zamenkomst afgebrooken, en met te grooter ernst aan de IVcstphaalfche. rraótaaten gearbeid werd, werwaarts hij ook in Maart, des Jaars 1645 zijne Gezanten, van welke jan , Graaf van JVittgenfein, het hoofd was, liet trekken. Wanneer nu de Keizerlijken voor hadden de Gezanten der Rijksvorften van de vredehandelingen uit te fluiten , kante zig deeze Keurvorst met alle magt tegen deeze en andere dingen, als waar door men het voordeel der Protejlanten zogt te weeren; en hij bragt het, nevens den Landgraave van Hesfen-Kasfel, na veele disputen zo verre, dat de Gereformeerden al zo wel als de Lntherfchen in de Religie-vrede begreepen werden, en een en dezelfde vrijheid zouden genieten. Omtrent dien tijd Het de Keurvorst, op 't verzoek des Konings van Poolen en XVI. deel, Bb des  gRo FRE^FRIK WILHELM, van Brandenburg. des AartsbisfchopsvanG««; greepen. Hij maalue nog in dit Jaar, tot meerder zekerheid voor zig, eene alliantie voor agt Jaaren met Denemarken, om malkander met 4000 man te hulp te komen; als mede de zogenoemde vierdubbeide alliantie ttKf.han dezelve Kroon, den Keurvorst, de Hertogen van Luneburg, en de Nederlanders. Als de oorlog tusfchen Spanje en Frankrijk in dè Ne*  300 FREDERIK WILHELM, van Brandenburg: derlanden begon, floot de Keurvorst in den Jaare 16Ö7 met den laatften een traétaat, waar bij de Koning beloofde, zig bij de aanftaande verkiezing eens Konings van Poolen niet voor den Prinfe van Condé, maar voorden Paltsgraave van Nieuwburg ie verklaaren, en dat hij aan den Keurvorst eene volkome neutraliteit en verleening van het Rhijnfche verbond, in het welke hij zig in 't Jaar 1664 begeeven had, voor den tijd van drie Jaaren toeftond. De reden, waarom zig de Keurvorst aan de Poolfche fuecesfie zodanig ilet geleegen zijn, was zeker verdrag, 't welk hij in het voorgaande Jaar met Palts* Nieuwburg had gemaakt, waar bij aan den Paltsgraave was belooft, hem zo veel mogelijk tot de Poolfche Kroon te helpen, waar voor hem van den Paltsgraave Recklingshauzen belooft werd. Uit kracht van deeze belofte bragt de Keurvorst in het Jaar i66t ook de Zweeden op de zijde van dien Vorst, zo dat dezelve bij zeker afzonderlijk gemaakt traétaat beloofden, zig geduurende de tegenwoordige Tusfchenregeeringe voor geen andereu te verklaaren. In dit Jaar kreeg eindelijk de Keurvorst het bezit van de Starostdij Drahelm, welke hij tot nu toe te vergeefs gezogt had. Doch zijne moeite, na den vrijwilligen afftand van Koning johan casimir van Poolen voor Nieuwburg aangewend , was vrugteloos, hoewel hem ook de verkiezing van den Koning michiel in zo verre niet onaangenaam was, om dat door hem, als door een inboorling, Poolen aan geen buitenlandsch Vorst, die Pruisfen nadeelig kon zijn, kwam. Toen de oorlog tusfchen den Koning van Frankrijk en Holland begon, zogt de eerfte den Keurvorst op alle wijzen op zijne zijde te krijgen, of ten minfte om hem neutraal te doen blijven. Maar hij oordeelde raadzamer, de partij der Hollanders te kiezen, en floot derhal ven den 26 April, des Jaars 1672 een verbond met dezelve, waar bij hij beloofde, de Republiek met 20,000 man, aan welke zij de halve foldij zou geven, bij te flaan, . Ook verkreeg hij van den Keizer, dat hij hem 12000 man beloofde, hoe wel hij vau deeze laatfte weinig voordeel had, om dat de Keizer te vooren den Koning van Frankrijk heimelijk had belooft, zig in dit Jaar in geen oorlog te zullen mengen. De Franfchen hadden ondertusfchen niet alleen een gedeelte der Ver-  FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. 39J Vereenigde Nederlanden, maar ook de KleefTcke vestingen van den Keurvorst, in weike Hollandfche bezetting lag, inge» noomen, zelfs de Keurvorftelijke bezetting uit Emmerik gejaagd, en wegens het gantfche Land, zonder een woord van den Keurvorst te gewagen, zig laten huldigen. Dus wilde de Keurvorst met zijn Leger recht naar Westphaalen trekken* maar door de Kunftenarijen der Keizerlijke Staatsdienaaren, voornamelijk van den Graave van Lobkov/itz, bragt mei» den geheelen zomer des Jaars 1672 door met te vergeefs hier en daar te zoeken over den Rhijn te komen, tot dat men eindelijk in de door de Franfchen, en zonderling door den Bisfchop van Munfler, deszelfs bondgenoot, verwoefte Landen van den Keurvorst kwam, en wegens de daar op volgenden winter niets van belang uitvoerde. Deeze en andere redenen bewogen den Keurvorst om met Frankrijk eene afzonderlijke vrede te maken, dewelke te Fosfem den 16 Junij des Jaats 1673 geflooten werd, bij welke hem zijne Kleeffche plaatzen, welke Frankrijk den Hollanders had afgenomen , nevens 800,000 rijksdaalders , belooft werden ; waar tegen hij zig moest verbinden, voortaan de Hollanders tegen Frankrijk niet te zullen bijfpringen. In F'ooien baarde ondertusfchen cnars. tiaan lodewyk kalckstein, den Keurvorst veel verdriet. Onder dit voorwenzei werd over de bevestiging van hetlVelauifche traftaat door den nieuwen Koning eenige zwarigheid gemaakt; maar eindelijk werd het zelve in het Jaar 1672, den 15 Maart bevestigd; eu na den dood van den Koning michiel werd in het geheel geen acht meer op deeze zaak geflagen. Wanneer de oorlog tusfchen Frankrijk en Holland overhand nam, vernieuwde de Keurvorst in den Jaare 1673, den 1 December, die van 't Jaar 1668 met Zweeden gemaakte defenfive alliantie , met eenige verandering naar de gefchapenheid van dien tijd. Vervolgens bemoeiden zig zo wel de Hollanders en de Keurvorst van de Palts, die ook had begonnen de Franfchen vijandlijk te handelen, als mede de Koning van Frankrijk, den Keurvorst in een nader verbond te trekken; en de laatstgenoemde Koning vond zig genoodzaakt, wegens den nieuwen oorlog met Spanje, de Kleeffche vestingen fVezsl, Rees, en Schen-  392 'FREDERIK WILHELM, van Brandenburg, Sckenkenfchans, waar toe hij tot nog toe weinig lust had gehad, in Maij, des Jaars 1674 aan de Keurvorlielijken in te ruimen. Egter had de Keurvorst meer reden om zig in een alliantie met den Keizer, Spanje en Holland in te laten, oordeelende, dat Frankrijk met reden daar over niet te on" vrede kon zijn, naardien hij het gemaakte beftand het eerst, door zo groote fchade in de Kleeffche Landen te veroorza. ken, had gebrooken, en door dien de Keurvorst zig had voorbehouden, dat hij zijn fchuldigen pligt, omtrent het Rijk, het welk thans van Frankrijk in de Palts en de Elzas vijandelijk werd gehandeld, niet kon te buiten gaan. Deeze alliantie, welke te Keulen aan de Spree den 24 Junij, des Jaars 1674 geflooten werd, zou eigenlijk dienen om de algemeene vrede te herftellen, en de Keurvorst vetbond zig, 16000 man' ten dienfte der geallieerden, doch meest op Spaanfche en Hollandfche foldij, in het veld te brengen; waar tegen alle drie de Mogendheden beloofden, zijn Land voor fchade vrij te houden, en geen afzonderlijke vrede te zullen maken. De Keurvorst bragt zijn Leger in perfoon in den Elzas, maar kon, behalven een fchermutzeling, tusfchen hem en turenns bij Keizersberg voorgevallen, niets van belang uitvoeren, om dat de Keizerlijke Generaal eournonville zijne onderneemingen op allerlei wijze belette, Ondertus. fchen liet zig Zweeden door dén Koning van Frankrijk bewegen, het verbond met den Keurvorst te breken, en zijne troepen op het einde des Jaars 1674 'n de Mark te laten trekken, en terwijl de Keurvorst, ora dat zijn Krijgsvolk van de hand was gezonden, niet in ftaat was, hen met geweld te wederftaan, gaf hi] bevel, het Zweedfche Krijgsvolk overal vrijwillig inteneemen, om daar door de uiterfte verwoesting des Lands voor te komen, vermids de Zweeden deeze inlegering nog als geen vredebreuk wilden aangemerkt hebben. Wanneer de Koning michiel van Poolen overleeden was, kwam de Keurvorst kakel emilius in aanmerking, gelijk reeds te vooren bij het openflaan van den Troon was gebeurd. Doch de voorwaarden, welke men hem wilde voor. fchrijven, waren zodanig, dat de Keurvorst weinig lust daar toe had. Met den nieuwen Koning, johannes somesky. on*  FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. 393 onderhield hij eerst goede vrienrlfehap, en zond hem twaalf Compagnien Dragonders tegen de Turken te hulp. Maar wanneer de Keurvorst de Franjche partij weigerde aan te kleven, verfjaauwde deeze vriendfchap. Ondertusfchen was de Keur. vorst bezig, zijne troepen uit den Elzas wederom in zijne Landen te brengen , en de Staaten der Vereenigde Nederlanden , nevens de Deenen, tot een oorlog met de Zweeden te beweegen, die onder den name van vrede, voornamelijk zo lang de Generaal wrangel ziek was, en zijn broeder wolcmar het opperbevel had opgedragen, de wreedfte buiienfporigheden in de Mark pleegden. Doch de Keurvorst viel hen , zonder de Hollandfche en Keizerlijke hulpbenden af te wagten, fchielijk op het lijf, veroverde den 15 Junij, des Jaars Ï675 Ratendu, met groot verlies der Zweeden, en taste den 18 Junij bij Fehrbellin met zijne Ruiterij, het Zweedfchc Leger met een zo goed gevolg aan, dat ten minfte 1500 vijanden op de plaats dood bleven; waarentegen naauwlijks het tiende gedeelte vau de Brandenburgers vermist werd. Door deeze groote overwinning, door welke de Zweeden geheel uit het Land gejaagd werden, befioot de Keizer en het Rijk, de Zweeden den oorlog mede openlijk aan te zeggen, en de Hollanders deden het zelve ; met den Koning van Denemar. ken werd den 25 September een geheim verbond geflooten dat men namelijk met gezamentlijke magt den oorlog zou voortzetten, tot dat de Koning Schoenen, Halland en Blekkingen , als hebbende voortijds tot de Deenjche' Kroon behoord, nevens de vrijheid van den tol in de Zond, als mede het Eiland Rugen en de Stad Wism.tr, en de Keurvorst gantsch Pomeren wederom van de Zweeden had hernomen. Deeze nam noch in dit Jaar Wollin en Wolgast weg, welke laatfte Stad de Zweeden in het volgende Jaar te vergeefs belegerden , en nog daarenboven Anklam en Demmin verlooren. Ondertusfchen had de Keurvorst bij het Poolfche Hof werks genoeg, om de aanflagen der Franfchen, die hem de Poolen gaarne op den hals wilden zenden, te verijdelen. In de verdeeling des. Hertogdom" Breemen, als zijnde meest in handen der geallieerden tegen Zweeden, en aan de erfvereeniging met Oostenrijk arbeidde men te vergeefs, maar met beter voort. gang  594- FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. gang aan het huwelijk des Keizers met de Prinfesfe van de Palts, 't welk de Keurvorst op het tapijt bragt, en deed gelukken. Ook werd 'er in den Jaare 1676 een nader verbond met Denemarken gemaakt, en voornamelijk beflooten, dat geen van beide afzonderlijk vrede zou maken. Men kwam omtrent 't zelve met den Hertog van Zeil, en met den Bisfchop van Munfler, die thans op 's Keizers zijde was getreeden, overeen. In den Jaare 1677 verkreeg eindelijk Keurvorst freder! k wilhelm na veel moeite de vernieuwing van het Welauifche vredesverbond, en het Leen wegens Lauenbutgen Butau , en daar door meer zekerheid in zijne Pruisflfche eu Poolfche Landen; en fchoon hij nog de onderftandgelden van Spanje en Holland, nog de hulpbenden van den Keizer kreeg, dwong hij egter den .14 December deezes laatstgemelden Jaars Stettin, den 18 Oftober, des Jaars 1678 Straalzond, en den 11 November Greipswalde met vuur tot overgave. Ondertusfehen maakten de andere bondgenooten vrede met Frankrijk, en de Keurvorst zette den oorlog nog eenigen tijd alleen voort. Geduurende deeze onlusten verkreeg hij van den Keizer de bevestiging vau het beftendig erf-vergelijk met Palts. Neuburg, aangaande de Kleeffche Landen, fchoon hij wegens dezelve flern en zitting op de Rijksdagen niet kon verwerven. JOe Zweeden hadden, na dat zij Pomeren verlooren hadden » hunne meefte hoop op een gelukkigen togt derwaards gevestigd; vielen derhalven op het einde des Jaars 167b uit Lijf land met 16000 man in het zelve, en veroverdeu, in afwezenheid der Keurvorftelijke volkeren, verfcheide plaatzcn; maar de Keurvorst fpoedde zig met een Leger in de felfte koude om zijnen onderdaanen te hulp te komen, en kwam, na veel ongemak, den 10 Januarij, des Jaars 1679 in Marlenwerder. De vijand, naauwlijks van zijne aankomst verwittigd zijnde, zette het op een lopen , maar werd door verfcheide febermutzelingen, geduurig vervolgt, ais ook door zwaare ziektens en honger, zodanig klein gemaakt, dat van 16000 man naauwlijks 1000 gezond in Lijfland wederom te rug kwamen. Daar door werderi ook de aanflagen des Konings van Poolen, dien de Zweeden hadden beloofd het Hertoglijke Pruisfen te leveren, verijdeld; doch de Keurvorst oordeelde thans niet ra.id- zaain  FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. Jog 2aam om 'er zig openlijk over te bezwaaren. Maar dat bij Van deeze overwinning op de Zweeden geen voordeel genoeg behaalde , werd veroorzaakt , wijl inmiddels ook de Keizerlijken en Luneburgerf te Nijmeegen met Frankrijk en Zweeden, met uitfluhinge van Denemarken en Brandenburg, vrede hadden gemaakt; waar tegen de twee laatfte te vergeefs protefteerden, en de bekraehting zogten te beletten. Naardien de Keurvorst dus van de overige geallieerden verhaten was, en de Franfchen in het Hertogdom Kleef naar hun zin huis hielden, tegen welke de Keurvorst met zijne ögöo man weinig kon uitvoeren, en zijn ander Krijgsvolk in Pruis/en niet kon misfen, moest hij eerst in een ftilftand voor eene maand in April, des Jaars 1679 bewilligen, daar van de verlenging voor 14. dagen verkrijgende 5 voorts Wezel en Liffflad den Franfchen inruimen, en eindelijk, wanneer de vijandlijkhedea van nieuw begonnen, zelfs de vrede van S. Germain aaniïeeinen, welke den 29 Junij, des Jaars i6>9 geflooten werd; volgens welke vrede alles op den voet van de Westphaalfche werd vastgefteld, en de Keurvorst van al wat hij had veroverd niet meer behield, dan dat geene, het welk hij bij het Step tinfche verdrag, in den Jaare 1653 van Achter-Pomeren aan Zweeden had moeten afftaan: namelijk de landftreek naast den Oder, behalven Dam en Golnau, welke plaatïen bij de West* phaalfche vrede aan de Zweeden waren gekoornen; doch zoil de Keurvorst Golnau zo lang behouden, tot dat hem de Zweeden 50,000 rijksdaalders hadden betaald. Voorts ftouden de Zweeden hun aandeel aan de tollen in Achter-Pomeren aan hem af, en de Koning van Frankrijk beloofde den Keurvorst alle zijne Landen en vestingen wederom te geven; 300,000 riksdaalders te betaalen, en hem in zijne eifchen op eenige kleine ftanden des Roomfchen Rijks bevordeslijk te zijn. Nog in dit zelfde Jaar werd door des Keurvorften bemiddeling 't verfchil tusfchen Denemarken en de Stad Hamburg weg ge* hoornen, bij welke gelegenheid deeze Stad ook 1250000 rijkjd daalders voor de winterlegeringen van den voorden oorlog be' taalde. In het einde deezes Jaars kwam een Tartaarsch Geaant te Berlijn, wiens aanbrengen egter alleen in compileert-; ten en in 't vereerea vaa een fehoon paard belbnd > waar %'oa  yj6 FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. hij met aanzienlijke gefchenken wederom werd te rug gezonden. Zijn tolk had een houte neus en geen ooren. Terwij1 de Keurvorst in den Franfchen oorlog, voornamelijk ten voordeele van het Rijk, de vrede met Frankrijk en Zweeden had gebrooken, en hem derhalven door een Rijksbefluit te Regensburg de indemnifatie was belooft, begeerde hij thans, dat hem ten dien einde de verwachting op Oost-Friesland, voorts de drie Rijksfleden Mulhauzen, Nordhauzen en Dorf mond, en daar benevens de vrijheid mogt gegeeven worden, «m eenige Kanunnikdijen in zijne Stichten in te trekken; maar hij kon geen deezer dingen veikrijgen. In Spanje had de Keurvorst ook nog 1800,000 rijksdaalders onderftandgelden te vorderen; en alzo het Spaanjche Hof de fchuld wel niet ontkende, maar geen geld, noch het Eiland Trinitados in Amerika tot betalinge wilde geven, gaf de Keurvorst zijne acht Oor. logfchepen, die hij geduurende den oorlog in de Bnlthifchs Zee had gehad, en thans, om de commercie op te rechten, naar Guinee zond , bevel, om op de Spaanfche Schepen represfailjen ra gebruiken, hebbende te vooren de oude defenfive alliantie met Frankrijk geflooten, en voornamelijk bij dit voorval zijne Kleeffche Landen tegen den inval der Spanjaarden van deeze Kroon laaten guarandeeren. Dit finaldeel was ook in zo verre gelukkig, dat het een Schip voor Ooflende, en t.vee andere in Amerika opbragt; maar als het bij het voorgebergte van S. Vincent op de Zilvervloot kruiste, werd 't zelve van twaalf Spaanfche Oorlogfchepen aangetast, en moest zig, hoe wel zonder groot verlies, in de Portugeefche haven Lagos bergen. Het Huis Brandenburg was in dea Jaare 1680 So gelukkig, dat het zelve, door den dood van den tot hier toe geweezen adminiftrator des Stichts Maagdenburg, werke. lijk in deszelfs bezit werd gefteld, gelijk hij dan zonder eenige tegenfprake, of zwarigheid, wegens dat Sticht ftem en zitting op den Rijksdag verkreeg. In het Jaar 1681 floot de Keurvorst met Hanover en Saxen defenfive alliantien, tot onderhouding van de IVestphaalfche cn NijmeeCche vrede: maar met de Poolen had de Keurvorst eenige onlusten, om dat zij bet huwelijk van Markgraave lodewyk met de Prinfesfe van sadzivil zogten te beletten, als waar door aanzienlijke goede-  FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. 397 deren in fooien aan het Brandenburgfche Huis konden vallen; wanneer men inzonderheid wilde aandringen, dat dit huwelijk buiten weten des Konings als opperften voogd was gefchied, en de Keurvorst deswegen van het jus indigenatus verftooken wat. Doch die zaak werd zonder veel moeite bijgelegt, en in het Jaar 1683 een afzonderlijk verdrag gemaakt, bij 't welke de Koning zig verbond, den Markgraave en zijne Gemalin in hunne in Poolen en Litthauwen leggende goederen te befchermen. In dit zelfde Jaar werd den Keurvorst, uit krachte van zijn condirefierium van den Westphaalfchen kreits opgedraagen, de ftanden vau Oost Friesland, die zig over het krenken van hunne vrijheden bezwaarden, te hulp te komen, wanneer hij eerst een verdrag aanried , en zijne bemiddeling aanbood: maar ais dit niet wilde helpen, liet hij, volgens het te Embden met de ftanden gemaakte vergelijk, Grietzijl met 3000 man bezetten, om zig, des nood, van dezelve te bedienen; waar toe ook de ftanden beloofden maandelijks 1350 rijksdaalders te geven. Deeze verbindtenis met de Oost-Friezen gaf den Keurvorst gelegenheid, de slfrikaanfche Compagnie, en den handel op Guinee, welke hun Comptoir te Embden heeft, beter voort te zetten, gelijk toenmaals de vesting Frederiksberg, op den berg Montfort, een mijl van de Kaap der drie Punten aangelegt, en met de inwooners verfcheide vergelijken gemaakt werden. Wanneer vervolgens de verfchillen tusfchen Duitschland en Frankrijk weder begonnen, trad de Keurvorit niet, gelijk hij verzogt werd, in de zogenoemd» asfociatie met den Keizer, Engeland en Holland, maar maakte veel eer in den Jaare 1682, den 12 Januarij, te Berlijn met Frankrijk een nieuw verbond, waar bij hij zig verpligtte, orri op alle wijze de vrede tusfchen het Duitfche Rijk en deeze Kroon te bevorderen; daarentegen zou Frankrijk de kamers van reünie wegdoen, en zo lang, als 'er hoop tot vrede was, de wapenen niet opvatten. Hij hield ook zijn woord getrouwelijk , en liet de vrede te Regensburg met den grootften nadruk aanraden, voorflellende , dat men zig door de te Nij~ meegen fchielijk gemaakte tractaaten geheel buiten ftaat had ge. fteld om in het toekomende de Franfche wapenen te kunne* wederltaan. Hij kantte zig ook tegen het Laxenburgfche ver. Ge % bond,  3o8 FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. bond, waar door de oorlog werd bevordert. Insgelijks maakte hij met den Koning van Denemarken een verbond, om beide, naar hun uiterfte vermogen, de vrede te helpen (land houden; doch anderzints, dat ieder 10,000 man op de been zou houden, om met dezelve hunne neutraliteit te verdedigen. In deeze verbindtenisfe werd ook de Bisfchop van Munfler, en naderhand de Keurvorst van Keulen, mede aangenoomen. Van de andere zijde liet de Keurvorst ook niet na, den Franfchen de noodzakelijkheid der gemeene rust voor te Hellen , en begeerde, dat men hem onderftandgelden zou bijzetten, om Zig daar door te beter te kunnen in ftaat ftellen om de eenzijdigheid tegen deszelfs vijanden, in gevalle van nood, met kracht te verdedigen, hoe wel hij in beide ftukken Hecht gehoor kreeg. Wanneer ondertusfchen de Turken groote voortgangen maakten, en in den Jaare 1683 zelfs JVecnen beleger, den, wilde de Keurvorst den Keizer met 12000 man te hulp koomen. Maar de Frat fche Gezant wist de zaaken zodanig te draaien, dat de Keizer begon te vrezen , deeze volkeren mogten order hebben, de Silefifche Vorftendommen, op welke het Huis Brandenburg pretenfie heeft, in bezit te neemen, en deswegen zulke harde voorwaarden voorftelde, dat de Keurvorst dezelve onmogelijk kon aanneeraen. Doch hij liet den Koning van Poolen 1200 man over, die egter eerst wegens den Iangduurigen togt uit Pruisfen na het ontzet der Stad IVecnen aankwamen, doch in het veroveren van Gran, en anderzints, goede dienften deden*, wanneer ondertusfchen de Keurvorst zijn uiterfte best deed om den oorlog tusfchen Denemarken en Luneburg voor te koomen, en veel eer het laatfte huis raede in hunne alliantie te trekken. Ook bemoeide hij zig te vergeefsch, den Koning van Frankrijk van de harde proceduuren tegen de Landen des Prinfen van Oranje in Frankrijk af te houden, op welke de Keurvorst wegens zijne eerfte Gemalinne verwachting had. Eindelijk werd in den Jaare 1Ó84. met het Huis van Luneburg, het weik tot nu toe des Keurvorften voorneemen had wederftaan, eene defenfive alliantie gaftooten, gelijk drie Jaaren te vooren alleen met Hanover was gemaakt, eu terftond daar op volgde, wel voornamelijk door toedoen van Keurvorst fridejmk wilhelm , een twintig-  FREDERIL WILHELM, van Brandenburg. 390 cigjaarig beitand tusfchen het Rijk en Frankrijk. In dit Jaar zond de Keurvorst den Koning van Poolen 2000 rnan regen de Turken te hulp; maar dezelve hadden geen gelegenheid, om hunne dapperheid te laaten blijken. Eindelijk nam hij ook in dit Jaar den tijtel van zijn aloud Stadhuis der Graaven van Hohenzolleren wederom aau, om zijn huis bij gelegenheid van de opvolging te verzekeren. In het begin des volgenden Jaars verkreeg hij de plegtige Leenverheffing van Maagdenburg, en de Leenbrieven over de overige bij de ffestphaalj'che vrede bekoome Provintien. Maar nopens de Silefifche pretenfien, en de voorfpraak voor de Proteflanten iu de Keizerlijke Erflanden, vond hij flegt gehoor. Den 13 Augustus deezes Jaars werd de oude defenfive alliantie met Holland wederom vernieuwd, en tot het einde van deeze eeuwe verlengt; en met eenen werden des Keurvorilen eifchen afgedaan, alzo de Hollanders hem 440000 rijksdaalders binnen den tijd van tien Jaaren zouden betaalen; en men kwam voorts zodanig overeen , dat tusfchen des Keurvorften Compagnie op Guinee, en de IVest Iudifche der Hollanders niet ligtelijk onlusten konden gebeuren. Over deeze alliantie was Denemarken eenigermaaten gebelgd ; Frankrijk was insgelijks misnoegd, inzonderheid over het Plakkaat, door den Keurvorst op den 29 Oéïober, des Jaars 1685 aangeflagen, waar bij den door het vernietigen van het ediót. va,n Nantes uit Frankrijk verjaagde Protejlanten in zijne Landen alle befcherming, en onderftand tot hunne neering en commercie werd aangeboden; en dewijl de Koning van Frankrijk in deeze zaak, gelijk in andere, Het blijken, dat hij den Keurvorst meer voor een vasfal dan als een bondgenoot hield, maakte deeze ook geen zwarigheid, iu 't Jaar 1686 zo wel met Zweeden, welke Kroon roenmaals met Frankrijk overhoop lag, als ook met den Keizer, in een nader verbond re treeden. Beide beoogdên zij de rust in Duitschland en de duurzaamheid van de laatfte vrede; inzonderheid zou de Keizer den Keurvorst 12000, en deeze den anderen 8000 man op eige kosten te buip zenden, doch zo, dat de Keizer den Keurvorst in tijd van vrede Jaarlijks 100,000 Keizerlijke guldens, ea in oorlogstijd zo veel daalders zois betaalen. Ia Cc 3 dit  /©o FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. dit traftaat werd ook des Keurvorften aanfpraak op Jagemdorf, Liegnitz, Brieg en Wol au, nevens eenige Heerlijkheden in Silefie, afgedaan, zodanig, dat hem de Swubifche kreits met de Lands Hoogheid als een mannelijk Leen van Boheemen werd overgegeeven, doch dat hij geene vestingen daar in zou laaten bouwen, en de zaaken van den Godsdienst en de vrijheden der Landftanden ongekrenkt laaten. Voorts werd hem de Lichtenfieinfche fchuld in Oost-Friesland , waar voor Esfen en Witmund verpand waren, kwijt gefcholden: doch deeze laatfte artikelen zijn niet voltrokken. Nog in het zelfde Jaar zond de Keurvorst, uit hoofde van de alliantie, Soco man naar Hongarie, welke Of en hielpen inneemen, en zig voorts zeer wel kweeten. Hij keurde het Augsburgfche verbond wel goed, maar wilde niet daar in ireeden, om niet geheel en a! met Frankrijk overhoop te geraaken. Dat de onlusten wederom in dit Jaar tusfchen den Koning van Denemarken en de Stad Hamburg niet tot een verderffelijken oorlog uitberften, heeft men deezes Keurvorften bemiddeling te danken. In het Jaar 1687 maakte de Keurvorst een vergelijk met johan adolf van Saxen-Wisfenfels, wegens de vier Ampten Querfurt, Juterbok, Dam en Burg, welke in de Praagfche en Westphaalfche vredesver. bonden van het Sticht van Maagdenburg afgezondert, maar wegens de territoire gerechtigheden nog onafgedaan waren gebleeven. Dit vergelijk beftond daar in , dat de Keurvorst van het dominium direêlum der drie eerften afftond, en daarentegen het laatfte in eigendom behield, en nog 34000 riiasdaalders den Hertog uitkeerde ; ook deszelfs twee Prinfen, twee der beste prebenden in Maagdenburg en Halberflad gaf, en voor het overige de verwagting op alle vier Ampten voor zig behield. In dit Jaar zond de Czaar een Gezant naar Berlijn, om den Keurvorst in een verbond tegen de Turken en Tartaar'en in te wikkelen. Deeze Afgezant maakte zig daar door zeer belagchelijk, om dat hij begeerde, dat men, om dat de Keurvorst juist ziek te bedde lag, bij zijn gehoor naast 't bed van den Keurvorst een ander zoh zetten, waar in bij gelaarst en gefpoord wilde gaan leggen. Geduurende zijnen overigeu levenstijd wendde de Keurvorst alle nioii-  FREDERIK WILHELM, van Brandenburg. 4^ moeite aan, om de ver uitziende oogmerken des Konings van, Frankrijk te verijdelen; de verkiezing des Kardinaals eurstenberg tot medehelper des Aartsbisfchops van Keulen tebeletten; .de oneenigueid tusfchen Denemarken en Holjiein bij te leggen, en de onderneeming des Prinfen van Oranje op Engeland te onderfteunen ; doch zijne-, aannaderende dood belette dit alles, en hij wachtte dezelve met een grooten heldenmoed af, komende eindelijk op den 29 April, des jaars 1688 te overlijden. Frederik wilhelm was een zeer aanzienlijk Vorst, fterk van lichaam, waar door hij de ongemakken des oorlogs zonder nadeel aan zijne gezondheid kon verdiaagen, en zig in alles fchikken. Zijn fchrander verftand en weetgierigheid bragten in hem zo groote kennis, aangaande zijne eige belangen te weeg, dat hij zelf kon regeeren, en in bet algemeen uit de verfcheide gevoelens zijner Raadeu dat, geene verkiezen, 't welk naderhand bij de uitkomst bleek, het baste te zijn geweest. Men moet de geduurige verandering van partij niet zo zeer aan zijne onbeftendigheid, als wel aan zijnen ijver, om altijd het best van zijn Land te bevorderen , toefchrijven. Zijne oplopenheid bleef meest bij de woorden, en was haast weder over, zo dat men zelfs naderhand niets daar van merkte. Den Godsdienst betreflende, hij zogt zijne Geloofsgenooten op alle wijze te befchermen, doch zo, dat hij ook anderen gaarne vrijheid van gewisfe liet, en om den Godsdienst niemand haatte, noch beminde. Blijken van zijn zonderling geluk van zijne langduurige Regeering , het goed gevolg zijner wapenen, die bijna nooit ongelukkig waren, de aanzienlijke vermeerdering zijner Landen , dewelke hij door de Afrikaanfche commercie, het invoeren van accijnzen, de vereeniging van de Rivieren den Oder met de Elve, het opneemen der Franfche vlugtelingen, het frichten der Univerfiteit Doesburg, het verfterken der Steden, en door meer andere dingen in beter ftaat Belde: voornamelijk heeft de Stad Berlijn door het aanbouwen van Frederikswer* der en Dorotheênflad, als uigde door het bouwen van veele Paleizen onder zijne Regeering, een geheel ander aanzien bekoomen: zo dat de naauiiVan de groote, dewelke deezen Keurvorst gemeenlijk gegeeven word, hem met recht toeC c 4 komt.  4oi FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. komt. Hij heeft bij twee Gemalinnen dertien kinderen ver= wekt, van welke in het artikel brandenburgs geslacht ge> fbrooken zal worden. Pufendorf Res geftie Friderici WilhelmL Pruisfifche Staats-Ceographie P. II, pag. 10, 31, 60 feq. Fredrik hendrik, welke, na den dood van zijnen broeder maurits, den tijtel aannam van Prins van Oranje, werd gebooren te Delft, den 20 Januarij, van het Jaar 1584, uit het laatfte huwelijk van Prinfe willem den I met lotjise de coligny, weduwe van den Heere de teligny, die, benevens haaren vader, in den berugten Parijfcken moord, was omgebragt. Weinige dagen na zijne geboorte, werd hij ten doop gehouden, in den naam van hendrik den IV, Koning van Frankrijk, en is dien van frederik den III, Koning van Denemarken, en naaf die doorluchtige gevaders genaamd hendrik fredrik; welke namen hij naderhand verzette, fchrijvende zig'fredrik hendrïjt. De doorluchtige 'moeder, welker eenigfte liefde pand hij was, verzuimde niets, om deezen zoon, alle haare hoop en verwagting, op eene wijze overeenkomstig zijne aanzienlijke geboorte, optevoeden. In rijper jaaren, werd hij naar Lei' den gezonden, alwaar hij onderweezen werd, in de taaien, wetenfchappen en Ridderlijke oefeningen, onder het opziet, van den beroemden jan van der does, Heer van Noor/Kijk. Naauwelijks had hij den ouderdom van tien Jaaren bereikt, of de Spanjaarden, wier moordzugt niet voldaan was, met in het Jaar zijner geboorte den vader omgebragt te hebben, fmeedden het ontwerp, om hem en zijnen broeder maurits mede te doen ombrengen. Zij haalden daar toe over, op belofte van honderd Filipsdaalders goud geld, en vijftien dui. zend rijksdaalders, als het feit verrigt zoude zijn, eenen eenichon, Priefter te Namen, om deeze beide nog overig pijnde fpruiten van het Huis van Nasfau omtebrengen. Dan da aanflag van renichon werd ontdekt, hij'te Breda gevat, en, Pa gedaane bekentenis, geworgd en in vier kwartieren gehouwen, In het Jaar i597 begaf hij zig, met zijne moeder, ter bijvvygnin/i van het huwelijk van zijne zuster cjurlotta mu-  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 403- bantia met den Hertog van fronouille ; en dit gaf hem gelegenheid, om Koning hendrik den IV te leeren kennen, en bij dien Vorst bekend te worden. Geduurende zijn verblijf in Frankrijk, oeffende hij zig verder in de konst van paardrijden, in de beroemde Academie van Plunivel. Dit Koninkrijk yerlaatende, keerde hij, met zijne moeder, te rug naar de Nederlanden, beneffens andere dappere jongelingen, om van zijnen broeder maurits , de Krijgskonst te leeren. Onder het opzigt van dien grooten meefter, maakte hij zodanige vorderingen, dat hij naderhand een der bekwaamde Veldoverfien van Europa wierd. De eerfte blijk, die hij daar van gaf, was, in 't Jaar 1599, in de Bommeler-fFaard. De Schans Foorne, gebouwd op een Eilandje bij Bommel, lag den Admirant van arragopi dwars in den weg; hierom fpande hij alle krachten in, om dezelve meefter te worden. Om dit te verrichten, trok hij, met een aanzienlijk aantal troepen, tot omtrent Bommel; maurits verzelde onzen jongen Held derwaards. Maurits verfchanfte zig, in éénen nacht, zo wel, dat al wat de Admirant te werk Helde, vrugteloos was. Fredrik hendrik, verzeld van den beroemden ERiANTé en andere Fr ar.fche Heeren, met een troep foldaaten, naar het Dorp Herwaarde getrokken zijnde, om met de Spanjaarden handgemeen te worden, viel in een hunner hinderlaagen. Zij zig verborgen gehouden hebbende, tot dat hij voorbij was, vielen aan, en overrompelden hem en de zijnen zeer onverwagt. Zij ftreeden niet om de overwinning, maar om hun leven te redden , en fbegen gelukkig door den vijand heen , met verlies van veele foldaaten. De zoon van den Heer de monglas, Hofmeefter des Konings van Frankrijk, werd aan de zijde van fredrik hendrik zodanig gekwetst, dat hij het kort daar na bedierf. De jonge Prins, den ouderdom van zeventien Jaaren bereikt hebbende, om hem zo wel in Staatszaaken bekwaam te maaken, als in die van den oorlog, werd in 't Jaar 1600 aange. fteld als een Lid van den Raad van Staaten; en om hem eenigen rang iu het veld te geeven, maakten de Staaten, vau de IVaalcn, die de Schans St. Ajudries verdedigt hadden, een Regiment van elf vaandels, waar aan zij den naam van nieuwe C c 5 geu.  404 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. geuzen gaven; zij Helden hem daar over als Kolonel. Wonderen van beleid en dapperheid deed hij daar mede, in den allervermaardften veldflag voor Nieupoort. Maurits, het bijna ontebovenkomelijk gevaar voor oogen ziende, verzogt, ja bad zijnen broeder, ten diende van de Republiek, zig van daar te begeeven. Doch niets was daar toe in ftaat: ik wil, was zijn antwoord, met u leven en jlerven, en verwagt van. den Hemel geen ander lot dan het uw,e. Na deeze heldentaal te hebben uitgefprooken, fchaarde hij zijn Regiment in flagorde, vermaande de foldaaten tot hunnen pligt, ftelde hun den dienst des Vaderlands en hunne eigen eer voor oogen. Zij hier door aangemoedigd, ftreeden als mannen van eer betaamt, en kreegen een rijkelijk aandeel in de gadelooze overwinning, welke, dien dag, op de Spanjaarden behaald werd. Zeer erkentelijk betoonden zig 'sLands Staaten jegens, hem, en gaven daar van een uitmuntend bewijs, met hem te flellen ais Hoofd van die Heeren, welke naar Engeland werden afgevaardigd, om Koning jacorus den I geluk te wenfchea met zijne komïte tot den Throon. In het Jaar 1602 deezen last volvoerd hebbende, begaf hij 3ig naar het Leger, welk maurits voor de Stad Graave gebragt had, om deelgenoot te zijn van de overwinninge dier Stad: Na dat de Overfte veere was dood gefchooten , werd aan hem het be-*el over een attacque opgedraagen. De jonge Held een halve maan overmeefterd hebbende, deed hij 'er een Batterij opflellen, waar mede hij de belegerden groot nadeel toebragt, en hun grootendeels noodzaakte tot de overgave. Geene mindere blijken van moed en dapperheid, gaf hij, in 't Jaar 1604, in het beleg van Sluis in Vlaanderen. Na zig, met zijne Ruiterij, een doortogt gebaand te hebben door't rondom de Stad leggende Land, kwam hij ftouteliik post vatten aan den mond der haven, nam alle door den vijand verbaten Schanfen in, omringde die van St. George, en deed *er 150 man uittrekken. Tot belooniug van deeze en andere hddendaaden, werd hij, na de overwinning, tot Gouverneur van dteze en andere overmeefterde plaatzen in Vlaanderen . j aan-  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 405 aangefteld, en de Heer vah der noot als zijn Stadhouder benoemd. Kort na het bekoomen van deeze waardigheid, werd hem het opperbevel der Staaten Ruiterij aanbetrouwd. In het volgende Jaar 1605 geraakte hij, door zijne dapperheid, in groot levensgevaar. De Graaf frivultio , Generaal van de Rutterij van den Aartshertog, was te Broek gelegerd, met vier Kornetten Ruiterij en agt vaandels voetvolk Prins maurits voorneemens zijnde, dien post te overmeelleren, nadert tot aan Broek, en geeft de voorhoede aan zijnen broe. der en aan marcelis bax , elk met agt Kornetten Ruiterij; volgende hij zelf, met het overige van het Heir en drie veldftukken. Frivultio , de eerden op hem ziende aankoomen, voorzag het Dorp en Kafteel van genoegzaam volk, ter verweeringe, eu ftelde zig, met de overige troepen, in Haat om de Staatjehen te doen wijken. De fcbermutze.ing begon, en de Spanjaarden namen den tijd waar, om o*-cr de Rivier te trekken. Maurits , reeds met de zijnen aangekomen, om de voorhoede te onderfleunen, zond een gedeelte van zijne Ruiters op hem af, met eenig Er.gehch voetvolk", onder bevel van horatio vere. Bax, met een ongelooflijken fpoed, over het water getrokken zijnde, om den vijand den weg aftefnijden, viel op hunne Ruiterij can, en dreef haar op de vlugt. Maar de Ruiters, door hun voetvolk onderfteund , voegden zig weder bij elkander, boden het hoofd, en tot duizend paarden aangegroeid, drongen zij fel op hem aan. Bax onderfteuude hunnen aanval, onwrikbaar, den tijd van anderhalf uur, tot dat fredrik hendrik hem met de zijnen kwam onderileunen. Don Louis de vioUSRO, met grooter magt verfterkr, viel met meer woede op hem aan. Fp.edrik hendrik wederftond hun, begaf zig in 't heetlïe van het gevegt, en verduurde alle de aanvallen der vijanden. Lafhartig van de zijnen verhaten zijnde, hield hij, met zijnen Luitenant, den Heer van mar^uette en eenige weinigs braave foldaaten, ftand. Inmiddels kwam vers, met vier Kompagnien Engelfchen, te hulpe; waar bij zig nog meer Schotten en Franfchen voegden. De dappere Held voegde zig bij bax, met de weinige Ruiterij, die hem bij gebleeven was. He' geheels Spaanfche Leger op hem ziende aankoomen, begaf hij zig, met \  405 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. met eeu onverfchrokken moed, in het midden der Spaanfche gelederen, en werd eerlang van een drom Spanjaarden omringd, in dien ftaat rende hij op een Spaanfchen Ritmeefter aan; zij zetteden elkander de Piftoolen op de borst, die, bij geluk, beiden weigerden. De Ritmeefter vat den Prins bij den mantel om hem ter neder te rukken; waar tegen hij, met alle magt worftelde, tot zo lang hij, door zijnen Stalmeefter hode.vpyl, ontzet werd. Hodenpyl zet den Ritmeefter het Piftool voor het hoofd; maar deeze te rug wijkende, joeg hij den kogel ter Wapenrusting in. Van deezen ontflagen, werd hij door een nieuwe troep omfingeld, die al vegtende aanwasfende, hem zou overwonnen hebben, zo niet de neef van bax, met eenige manfchap, ware toege. fchooten, en hem ontzet had. Zeven uuren had de ftrijd reeds geduurd, eer maurits, met het gros des Legers, aan. kwam om de zijnen te ontzetten. Door deeze nieuwe hulp gefterkt, viel fredrik hendrik aan op de vijanden, met eeue frisfchen moed; doodeude al wat weerftand bood, eu jaagde de rest op de vlugt, naar het Kafteel van Broek. In het Jaar 16b-;, Brevoort door de Spanjaarden ingenoomen zijnde, noodzaakte hen fredrtk hendrik, binnen weinige dagen, die plaats weder te ontruimen. In 't volgende Jaar gelukte het hem, de bezetting van Meurs te verfterken; doch zijn aanflag op Venlo mislukte. Iteter flaagde hij, in het Jaar 1607 te Erkelens. Een aan. flag gemaakt hebbende, om eenige Ruiterij opteligten, die hem ontweeken was, trekt hij derwaards, alwaar zijn neef, Graaf hendrik van den berg, lag. Op den 11 Februarij, de Poort overweldigd hebbende, dringt hij de Stad in, werpt vijftig paarden, die hem poogden te keeren, overhoop, en neemt zijnen neef gevangen; wordende den loop zijnsr verdere Krijgsbedrijven, die waardig ziju gemeld te worden, geftuit door middel van het twaalfjarig beftand, Dan 'er openbaarde zig kort daar na eene gelegenheid, zowel san maurits, als aan zijnen broeder, om hunnen Krijgslust weder bot te kunnen vieren. De dood van jan willem, Hertog vaH Gulik, Kleef en Borg, Heer van Ravejlein, verooi'"  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 40? veroorzaakte groote en zwaare oorlogen in zijne, en onlusten in de nabuurige Staaten. Den Aartshertog had de Staaten deezer Landen fterk aangezogt, zig buiten deezen twist te houden; dan hunne antwoorden waren altoos dubbelzinnig. De Keizer had zig voorgefteld, zig meefter van die erfenis te maaken, onder voorwendzel van zig voor de partij van den Hertog van Nieuwburg te verklaaren; voor den Prins van Ankalt verklaarden zig Fiankrijk, Engeland en de Algemeene Staaten. Maurits verleende aan hem, bij wijze van convooi, veertien cornetten paarden, en vier vaandels voetvolk, onder bevel van fredrik hendrik. Deeze troepen in 't Jaar 1610 gehaald uit de bezettinga van Graaf, Nijmeegen en Eind. koven, en tot een lichaam vergaderd, trokken, den laatften April op ; de Prins volgde naar Mechelen, tusfchen Stockem en Maaflrigt, daar zij wisten dat de vijandelijke ftroopers zig .onthielden. Op den 1 Maij overvielen zij dezelve zo fpoedig, dat zij zig, zonder flag of ftoot, overgaven. De Prins, zegepraalende te rug keerende, ontmoette, op zijnen weg , den Hopman barlo , die naar Braband tragtte te ontvlugten, doch, in plaats daar van, met de zijnen gevangen genomen werd. Maurits, in het Jaar 1614, verfcheiden Steden bemagtigd hebbende, gaf aan zijnen broeder bevel, de veroverde Steden te verfterken; 't welk hij zeer gelukkig volvoerde. Het vol. gende Jaar verfchafte onzen Held nieuwe gelegenheid om zijnen moed en vaardigheid te toonen. De Hertog van Brunswijk werd, tegen de Stad van dien naam, onderftond door den Keizer, en de Inwoonders genooten den bijftand van Enge* land, de Staaten en vin de Hanze Steden. De Staaten, al. toos voor den vrede zijnde, poogden den Hertog te beweegeu om zig met zijne onderdaanen te verzoenen en het beleg optebreeken; dan, dit vrugteloos zijnde, wapenden zij 6000 voetknegten , en twaalf honderd paarden, en gaven aan Prinfe fredrik hendrik het bevel over dezelven. De Hertog zijn aankomst verftaan hebbende, verzoende zig met de Stedelingen , die hem als vriend en Landsheer ontvingen. De Prins dus hier van geen, nat kunnende zijn, keerde zig naar het  4o3 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. het Gulikfche om spenola den verderen intogt in dat Land té beletten. Ten voordeele van den Markgraave van Brandenburg, verzekerde hij zig van de Graaffchappen van der Marl: en Ravensbcrg, cn keerde dus, met veel roem, te rug. Wanneer, in het Jaantfio, de oudfle broeder van maurits en FREDiUK hendrik, philips willem, Prins van Oranje, te BrusJ'el overleeden was, en alle de Heerlijkheden, waar onder ook het Prinsdom van Oranje, aan maurits bij erfenis te beurt gevallen waren, zond deeze eenige Gevolmagtigden derwaards, die de huldiging en zijnen naam ontvangen zouden. Maar de Stadvoogd croeser wist de zaaken zo te beleggen , dat zij onverrigter zaaken vertrekken moeiten. Maurits , zijn doel willende bereiken, zond een tweede Gezantfchap derwaards, betonde uit zijnen broeder fredrik hen* drik, de Prins van Portugal, en den Heer van valckenburg, welke laatfte aldaar als zijne Stadhouder vertoeven zou. Te Parijs gekoomen zijnde, zetteden de Prins van Portugal en de Heer van valckenbup.g de reize voort naar Oranje, terwijl Prins fredrik Hendrik zig eenige dagen aan het Hof onthield, alwaar hij met groote eere ontvangen werd. Daar na verliet hij het Hof, met toezegging van allen bijftand. Te Oranje fchikte hij alles volkoomen naar den zin van zijnen broeder, en kwam met croeser overeen, dat deeze de ves. ting ruimen zou, voor zestien duizend guldens, en eene Heerlijkheid in Braband, Zeihein genaamd. Na 't eindigen van 't befland, maakten maurits en spinola, in het Jaar 1621, eenige vorderingen, doch van weiuig aanbelang. In het volgende Jaar, deed fredrik hendrik eene onderneeraing op Heerenthal in klein Braband, om brandfchatting te ligten; waar in hij gelukkig flaagde, en van waar hij met veele gevangen te rug keerde. Weinige dagen daar na, werd hij, met 4000 voetknegten en 12 Compagniee Ruiters, afgezonden om bij Rées post te vatten, eu Graave hendrik van den bero de verzameling van troepen bij Rijnberk moeilijk te maaken. Fredrik hendrik zig op zijnen post wei verfchanst hebbende, kwam dé Graaf van den berg, met al zijne Ruiterij, aantrekken, en zond een deel af, om de Staaf fcben  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 409 fchen te overvallen. Beaumont , die het bevel over de Ruiterwagt had, wagtte den vijand onbefchroomd af; in plaats van te wijken, zo als zij geciagt hadden, booden zij zodanigen tegenweer, dat zij te rug weeken. Fredrik hendrik bleef, niettegenftaande spinola het be. jeg voor Bergen op den Zoom had geflagen, in zijne verfchanfing, tot dat hij, door maurits, van daar ontboden werd, om den Graave van den berg de overmeeitering van 't Huis te Gcnnip te beletten. Zo dra predrik h .ndrik aldaar ge. koomen was, vertrok maurits, met het gros des Legers, om een aanflag te doen op 's Hertogenbosch; die, egter, mislukte, zo wel als het beleg der Spanjaarden van Bergen op den Zoom. In de maand Junij van het Jaar 1623, kreeg Prins maurits tijding, dat de Hertog van Brunsmjk, die een zeer wel gekleed Heir en in goeden ilaat op de been gebragt had, zig eenigen tijd aan den Rhijn en daar omtrent hebbende opgehouden, waar hij meest gehinderd werd door den Generaal tilly, voorneemens was geweest, om met zijn Leger naar deeze Provintie aftekoomen; den Prinfe daar van kennis geevende, met betuiging dat hij kwam om hem zijnen dienst aantebieden. Men nam dus in beraad, wat te doen met zo een onverwagte hulp. Terwijl men hier over raadpleegde, kreeg maurits, zo als gezegd is, tijding, dat de Hertog bij Statloo, in Munjler. land, door tilly verflaagen was; zijnde de vlugtenden naar Emmerik geweeken. Maurits, vreezende dat die,nederlaag van kwaade gevolgen voor den Staat konde zijn, gelaste frebrik hendrik , ten fpoedigfte te vertrekken, omtrent Emmerik veertig of vijftig Kompagnien voetknegten, en tien of twaalf Cornetten Ruiterij te verzamelen, en van daar zig teu fpoedigfte naar Rees te begeeven, en 'er aig neer te flaan • voor eerst om tilly te beletten, den Hertog te vervolgen tot in de Lemers, werwaards hij geweeken was, en ten andere zig te kanten tegen hem, of tegen den vijand, indien de een of ander, in dien toeftand van zaaken, Rees wilde aantasten. Fredrik hendrik vertrok terftond uit 'sHage naar Emmerik ', alwaar hij de zaaken van den Hertog in nog erger ftaat vond' dan men gezegt had; ftaande alle de nog overgebleevene man' fchap  4io FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. fehap gereed, om aan het muiten te (laan; uit gebrek van betaaling begonnen zij te pionderen al wie hun ontmoette, voornamelijk in de Veluwe. Fredrik hendrik gaf 'er maurits kennis van, en vermaande den Hertog , daar in te voorzien; beloovende hein, ten dien einJe, alle mooglijke hulpe. Te Rees komende, vond hij 'er alles iu goede order, vertoef, de aldaar tot Kerstijd, en keerde toen naar den Haag te rug. Graaf hendrik van den berg, zig de ftrenge Vorst, int de maand Februarij des jaars 1624, ten nutte willende maa* ken om gewapender hand in de Nederlanden te vallen, trok, na alle de magt, die hem mooglijk was, bij een gezameld te hebben, naar Wezel, en van daar over den bevrooren Rhijn en IJsfel. De Heer van marquette werd, op het eerfte berigf hier van, naar Arnhem gezonden, en verder gelast, langs den IJsfel te trekken, om, zo veel hem mooglijk was, den Graave den overtogt te beletten. Ook was, door maurits, aan de Staaten van Gelderland verzogt, dat zij, door de boeren, het ijs dier Riviere wilden laaten openbijten. Wij. ders had marquette last, indien hij den overtogt niet kon verhinderen, zig in Arnhem te werpen, om die Stad tegen den vijand te verdedigen. Marquette trok, van Arnhem, niet alle de daar zijnde troepen naar Dieren, Wefwaards de Graaf in aantogt was. Doch oordeelende die plaatzen niet te kunnen verdedigen, keerde hij naar Arnhem te rug, zonder iets verrigt, zelfs zonder den vijand gezien te hebben; laatende dus den Graave den vrijen overtogt over den IJslel. Dee. ze naderde zelfs voor Arnhem, deed eenige fchooten op de Stad, doch keerde voorts te rug. Maurits bereidde zig hier op om hem tegen te trekken; doch weder veranderende, befloot van den berg te rug te keeren, langs den zelfden weg, dien hij gekoomen was. Bij de liefhebbers der Nederland fche Prentkonst is deeze togt bekend, onder den naam van de Spaanfche Vastenavond togt. De Lente langzaam naderende, was 'er nog weinig vermoeden, dat 'er dit Jaar een veldtogt zou plaats hebben; ten min. iie verwagtte men het niet van de zijde der Spanjaarden. Maurits, met een aanzienlijk gezelfchap, zig naar Breda be. geeven hebbende, kreeg aldaar de tijding, dat de meergemelde Graaf  FRwnTCIK HENDRIK, Prins van ö*rtw/«. 411 Graaf HENDRIK zijne troepen te IV zei bij een verzamelde. Waarop fredrik hcndrik andermaal naar Roes gezonden •werd, om aldaar post te vatten. Niettegen(taande hij aan zwaare koortzen zukkelde, volvoerde hij dien iast eu floeg 'er zig neder. Spinola , van de andere zijde, legerde zig te Gilfen, drie uuren van Breda: wanneer maurits, om allen onheil voor te koomen, in allerijl, 6000 man voetvolk, onder bevel van justinus van nassau, zijnen natuurlijken broeder, welke » zedert lang, Steevoogd van Breda geweest was, derwaards zond. De Graaf van dun berg, eenigen tijd, bij Wezel vertoefd hebbende, nam zijnen weg naar Kleef, welke S:ad hij (als onzijdig zijnde) zonder eenigen tegenweer innam. Van daar toog hij naar Mook, alwaar hij zig verfchanfte. Fre iRIK kenprik zijn Leger oor opbreekende, en digc voorbi) dat van den Graaf heen trekkende, kwam tc,Nij' mee«en, en belette zijnen neeve den overtogt over de Waal. Om hem verder te ontrusten, na hem alle pasfen te hebben af-efneeden, ging hij, op eenen nacht, met 20 Kompagnien Ruiters, een van 'sGraaven kwartieren aantasten, beftaande uit agt of tien Kompagnien; deeze tot binnen hunne verfchanfing gedreeven zijnde, keerde de Prins weder te rug. Daar na zoigde hij, met alle magt, voor het Huis te Gennfp, en belette den Graave het zelve te belegeren. Hij Haagde dus beter in ziine onderneemingen dan zijn broeder, Maurits, in het Jaar 1625 zijn einde voelende naderen, ontbood zijnen broeder in den Haag; en na met hem alles overlegd te hebben wat diende gedaan te worden, zo ten opzigte van het ontzet van Breda, als in de algemeene zaak des Vaderlands , fpoorde hij hem , zelfs met bedreiginge van hem te zullen onterven, aan om zig, zo fpoedig mooglijk, jn den egt te begeeven, met amelia , Gravinne van Solms, welke Prinfes, met de Koningin van Boheeme, in den Haag gekoomen was. Dit Huwelijk dan werd, in het begin van de maand, zonder eenige pracht of ftaatfie, uit hoofde van de ziekte van maurits, weinige dagen voor deszelfs dood, die. voorviel, op den 23 van die maand, voltrokken. De XVI. deel. Dd &aa.  412 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. Staaten fchonken aan Graave fredrik hendrik een huwelijks gifte, van 25,000 guldens Jaarlijks; welke gifte, door zijner» broeder, met gelijke fornme vergroot werd. Door dit huwelijk werd de Stam van Nasfau, voor de zevende maal, met dien van Solms verbonden. Maurits den ftaat zijner gezondheid, van dag tot dag, voelende verminderen, droeg, met goedvinden der Staaten, het bevel van de Legermagt over aan fredrtk hendrik, die hier op het huwelijksbed verliet, en zig den 12 April, uit den Haag naar 't Leger begaf, dat hij van Roozenaaal naar Waalwijk deed trekken. Hij ontbood den Graaf van mansfeld , met alle de manfchap, die hij, geduurende den winter, had aangeworven , en deed hem zig te Sprang nederflaan. De Marquis de spinola had zig, inmiddels, voor en om Breda ongemeen fterk verfchanst; zijnde hij verfterkt met de troepen, welke de Keizer hem gezonden had, en andere, die hij van heind en veer had doen bijeen zamelen. Terwijl fhedrik hendrik bedagt was, om het beleg van Breda te doen opflaan, ftierf zijn broeder maurits in 'sHage. Graaf fredrik hendrik van Nas/au, tot zijn erfgenaam aangefteld, nam nu den tijtel van Prins van Oranje aan. Ondervonden hebbende, hoe haatelijk maurits zig bij de Remonflranten, en om den dood van den vermaarden olden» barneveld, bij alle waare Vaderlanders, gemaakt had, en al voor lang bedagt geweest zijnde, dat die zelfde voorftanders der Vrijheid zig tegen de opvolging in het Stadhouderfchap, ia gevalle maurits kwam te overlijden, verzetten zouden, had altoos met de Remonftranten, en de vrienden van olï>enbarneveld heimelijk verftand gehouden; waar toe hi| door zijne moeder ook was aangefpoord, die dezelve genoegzaam openlijk was toegedaan. Maurits had, in den aanvang en in het hevigfte der twisten, dit zeer euvel opgefloomen, maar, tot het zelfde oogmerk, eindelijk dit als niet wetende aangezien. Dit Staatkundig gedrag van beide broeders had ten gevolge, dat Prins fredrik hendrik, zonder eenige tegenkanting, werd aangenoomen als Stadhouder van Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Overijsfel; wor* der.'  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 413 tiende over Groningen, de Ommelanden en Drenthe de Landvoogdijfchap opgedraagen aan Graave ernst casimir van Nas/au, Stadhouder van Friesland, welke, tot hier toe, flegts Stadhouder van laatstgemelde Provintie geweest was. Een gedeelte van den Lastbrief, waarop Prins freedRik hendrik werd aangefteld, zullen wij hier doen volgen: op dat de Lezer de uitgeftrektheid en de paaien der veorige Stadhouders kenne, en dus in ftaat zij te oordeelen, wanneer zij binnen dezelve gebleeven of die te buiten gegaan zijn. Na dat de Staaten der gemelde Provintien, in deeze Inftructie, den Prins hebben aangefteld, tot Gouverneur, Kapitein Generaal en Admiraal dier Provintien, als ook van de Landen van Voorne en den Briel, gaan zij dus voort. „ Gevende de Hooggemelde Heere Prinfe fredrik hen„ brik, volkoomen magt en authoriteit, en fpeciaal bevei „ den voorfz. ftaat als Gouverneur, Kapitein Generaal en Ad„ miraal voort aantehouden, te exerceereu en te bedienen, „ daar in voorteftaan te bevorderen en tebewaaren, de ove„ righeid, gerechtigheid, privilegiën en 't welvaaren van de „ voorfz. Landen, Leden, Steden en Ingezetenen van dien: „ mitsgaders het gebruik der voorfz. Christelijke Religie, zo „ die tegenwoordig bij publieke auctoriteid geëxerceerd word, „ dezelve te conferveeren en te befchermen van alle overlast, „ foule, desordre, oneenigheid, afbreuk en fchade. Voorts in dezelve te doen gebruiken, adminlftreeren, recht en ju„ ftitie, de provifien van juftitie behoorlijk te doen verleenen, „ allen den geenen, die zulks verzoeken, en dezelve doen ex,, cuteeren, alles aangaande de zaaken van juftitie, met ad vijs ti van den Prefident enRaaden van Holland, Westfriesland en „ Voorn: Ende aangaande de zaaken van politie en oorloge „ van de voorfz. Landen, bij goeddunken van dezelve Hee„ ren Staaten, of met advijs van derzelver Gecommitteerde „ Raaden. De Burgemeefters, Schepens en wetten te ver„ meerderen naar behooren, en daar het van nooden zal zijn, 5, doen houden goede toezigt, en ordere en wagten en fterk „ ten in Steden aldaar, ook te water en te land, en voorts in „ het generaal en particulier, alles te doen, dat een goede Dd ?. ge-  4T4 FREDRIK HENDRIK,' Prins van Oranje^ „ getrouwe Gouverneur Kapitein Generaal en Admiraal van „ de voorfz Landen vermag en behoord te doen, enz." Uit dit gedeelte der Inftruftie ziet men, dat den Prinfe wel veel magt en gezag gegeeven werd; doch alles uit naain derSouverainen, die niet dan de. vertegenwoordigers , waarde regten en voorregten die van het altoos vrije volk van Nederland zijn; den Prinfe alleen beveelende, die ende overheid der gemelde Provintien en Steden te bewaaren eu voorteflaan. Deeze Inftruclie werd aan Prinfe freurik hendrik gegeeven den 24 Maij. Doch op hoop van Breda te zullen ontzetten, deed hij den eed siet voor den s September; op welken dag zulks in 's-Hage, met groote plegtigheid, gefchiedde. In de verlegenheid, waar in Breda zig bevond, kreeg men tijding van een zwaar convooi, dat naar het Leger vau spinola in aantogt was. De Prins zond den Heer van' marquette, met zestig (landaarden, om het op te Iigten; maar alle aangewende poogingen waten vrugteloos; marquette, zo wel als de Stadhouder, vond zig genoodzaakt, voor de overmagt der vijanden te wijken. Dus moest Breda zig op eerlijke voorwaarden, op den 5 Junij, na een beleg van negen maanden, aan de belegeraars overgeeven, Eenige maanden daar na, ter* wijl de Prins zig in den Haag bevond, werd 'er een nieuw verbond, tusfchen Engdand en de Staaten , geflooten. Maar al de arbeid, daar aan befteed, was genoegzaam vrugteloos , wijl de Koning van Engeland, kort daar na, vrede met Spanje maakte. Om, egter, den Spanjaarden allen mooglijken afbreuk te doen, werd de Admiraal l'hermite, met een vloot van elf Schepen, naar Peru gezonden, welken het gelukte, in de haven van Lima, een Spaanfche vloot te ontmoeten en te flaan; doch het mislukte dien Admiraal, de Spaanfche Zilvervloot op Zee te ontmoeten. Na ruim veertig Spaanfche Schepen zo genomen als verbrand te hebben, overleed, op het gemelde Eiland Lima, de dappere Zeevoogd; wordende het opperbevel over de vloot vervolgens aanvaard door jan huge.nsz schapenham. De groote overwinningen en rijke buit, op de Spanjaarden behaald, wer- dea  XVI.DlpI.I. FREDRIK HENDRIK doet zijn EED als STADHOUDER..   FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 415 den nog vermeerderd, door het bemagtïgeh van veel goud en zilver, en het verbranden der Schepen, die te Guajaquil lagen : ais mede het veroveren van S. Salvador; welke Stad, egter, door het fchandelijk gedrag van eenige Bevelhebbers, door de Spanjaarden hernomen werd. Den 27 Maij van het Jaar 162Ó, werd, uit het huwelijk van Prinfe fre:,r k hendrik en amelia van solms , gebooren Willem de H van dien naam. Bij den doop had deeze tot Gevaders, de Gemagtigden der algemeene Staaten, en werd, door H. H. Mogende befchonken met een Rentebrief van agt duizend guldens Jaarlijks; leggende deeze Pillegift in een gouden doos van over de 30 oneen. De Staaten van Holland beJföhonken den jongen Prins, daarenboven, met een Rentebrief van vij duizend guldens Jaarlijks; die van Delf vereerden hem eene rente van zes honderd guldens. Hehalven deeze, verwekte de Prins, uit dit huwelijk, vier dogters: als, louisa henriette , naderhand getrouwd aan den Keurvorst van Brandenburg; henriette amelia, getrouwd aan den Graave van Nasfau; henrietta catharina, getrouwd aan den Prins van Anhalt; en maria, gebooren in 't Jaar 1Ó38, overleeden den 20 Maart, in het Jaar 1688, in het Jaar 1666 gehuwd aan den Paltsgraaf lodewyk hendrik sim. Frelrik hendrik maakte zig, door zijne gematigdheid, bij de Iriwoonders der vereenigde gewesten zeer bemind. De Remonftranten, onder het Stadhouderfchap van zijnen broe« der, ten felfte vervolgd, fchepten nieuwen moed; onder.'lellende dat zijne voorheen betoonde goedaartigheid, ten hunnen op'igte, een onderpand was van grootere gunSen, die zij te wagten hadden. Dus verzogten zij, met uneékfehriften, aan hem, dat hunne gebannen broeders, van hunne ballingfchap ontheeven, en de gevangenen van hunne banden ontflagen mogten worden. Men twijrTelt ook niet, indien de Prins de Infpraak van zijn hart dat wars van alle vervolging was. hadde mogen volgen, of hij zou aan hunne verzoeken voldaan hebben. Dan de Staatkunde die hij volgen moest, belette hem dit. Hij vergenoegde zig, tegen zijnen wil, met davervolging te doen verminderen, en zeer veel vert'ouw~u en vriendfehap te betoonen aan de groot, die zig toen hi Dd 3  aio* FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. Frankrijk onthield. Aan hogergeets, Penfionaris van Lei den, bezorgde hij zijne vrijheid, en het geluk, om drie weeken 11a dat hij van 'Loevejlein was los gelaaten, vrij te mogen fterven. De Algemeene Staaten vreesde hij, in het begin zijner Regeering, te zullen mishagen; ook was de nagedachtenis van maurits, aan wien hij zo veel verpligting had, nog te dierbaar, om openlijk in zijne befcherming te nemen die geeneu, welken maurits zo hardnekkig zijnen wraak had doen gevoelen, Daarenboven zag hij duidelijk, dat de gemoederen der Staaten, allen creatuuren van maurits , en door hem op den Eerfloel geplaatst, nog verre af waren van eenige de minfte verdraagzaamheid te willen gebruiken. Want, op den 27 Maij van 't Jaar 1627 fchreven de Staaten van Holland nog een circulaire Misfive aan de Steden deezer Provintie, om haar niet alleen te vermaanen, zig te kaaien tegen de onderneemingen der Arminiaanen, maar ook om alle derzelver vergaderingen en het inkoomen der uitgebannene Predikanten te weeren. Maar de tijd deed de ge. moederen bedaaren; eenigen begonnen naar gematigdheid te hellen; en wel eerst te Amfleldam, daar de beste Regenten van dien tijd Modsrateurs genoemd wierden. Deeze, om zig van den blaam van Arminianerij te zuiveren, moeften zig onder het gezag van den Stadhouder dekken; of fchoon zij anders dubbel in ftaat waren, zig voor onpartijdigen te verantwoorden. Te Rotterdam predikten zij in twee Kerken. In den Haag werd, nu en dan, eene Remon(lrantfche vergadering gehouden, fchoon ook zomtijds geftoord, en de tegenwoordig zijnde in boete heilagen. Eindelijk werden hunne vergaderingen , overal, oogluikende toegelaaten, behalven te Leiden, daar men hun niet wilde dulden, uit aanmerking vau de Hooge School. Doch te IVarmont ftoorde men hen niet. In het volgende Jaar gaf men zelfs de Predikanten, die op Loevejlein zaten, gelegenheid om te ontkoomen; welke verdraagzaamheid, zints dien tijd, hier en elders, veld won. Wat aangaat de zaaken van den oorlog in het Jaar 1626*. 3s Lands Kas was, zo door den oorlog, als door binnenlandfche twisten,' waar mede veel geld verfpild was, geheel uitgeput» Hierom bielci cis Stadhouder, eiqï de Leden van Staat,  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 417 Staat, geduurige bijeenkomften, om dezelve te hei flellen. En daar het, ten deezen opzigte, aan de zijde van Spanje niet beter gefieid was, was het reeds iu de maand Maij, eer van beide kanten iets ondernoraeu werd. De Stadhouder, egter, met goedvinden der Staaten, twee Legers, het eene bij 'sGravenweert, van omtrent ifiooo man, waar over hij zelf het bevel voerde; eu een ander van 54 vaandels voetknegten en 23 kornette ruirets, voorzien van agttien metaale ftukken, verzameld hebbende, trok naar Oldenzeil; dat daar mede belegerd en overwon, nen werd; wordende inmiddels het Huis te Laag ingenoomen en vernield. Na dit verrigt te hebben, werd de Kolonel famars afgezonden om Hulst te berennen; doch dit, zo wel als de aanflag op Sas van Gend mislukt zijnde, keerde daarop de Prins, met zijn Leger, weder naar den Rhijn, De Stadhouder pleegde, volgens zijnen pligt, raad met de Algemeene Staaten, wat men, na den mislukten aanflag op Hulst, onderneemem zoude. Het befluit was, Grol of Lingcn te belegeren. Kort daarna werd der Staaten Leger, op het alieronverwagtst, van geld voorzien. Zekere dirk schaay, verwoed op de Spanjaards geworden zijnde, door het verbod van den handel, zogt door allerlei middelen, die fchade te vergoeden. Hij dan onderrigt geworden zijnde, dat een Spaansch Penningmeerter eene goede fomme gelds vergaderd had, om 's Konings arbeiders aan den Rhijn te betaaien, liet zig ligtelijk overhaalen, om zig van die fom meefter te maaken, en dezelve, met een Aak , over te voeren naar Dusfeldorp, voor minder vragt, dan andere Schippers, dit ten dienfte der Spaanfchen hadden willen doen. Meer dan eens had hij, reeds te vooren, met dat zelfde vaartuig, voor minder vragt, den vijanden ten dienst geftaan. Thans met cornet, den Spaanfchen Penning, meefter, overeengekomen zijnde, nam hij agt tonnetjes geld in, als ook een kistje en een mand, waar in de Juwelier antonius mons, die in perfoon zou medevaaren, vier gouden ketenen, vijf gedenkpenningen en eeu verguld uurwerk had ingepakt. Tweeëntwintig foldaaten zouden, met dien buit, overvaaren, ter beveilinge van vaartuig en geld. Het was in de maand December, en de Rhijn toen zwaar met drijfijs bezet. Schaaï bediende zig d*.ar van, om aantetoonen, hoe Dd 4 ge-  4-18 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. gevaarlijk het ware, met een zo zwaar belaaden Aak, den Aroom in dat tijdftip, aftevaaren. Hierom zeide hi] dai het beter geraaden ware, de foldaaten in een ander vaartuig te doen overgaan, om ingeval van nood, het geld en goed, in hun Schip te konnen overneemen. Op dien raad deed de Penningmeeiter zestien foldmten in een ander Schip overgaan; zo dat 'er ilegts zes foldaaten, de Pennmgmeeiler, de Juwelier en een Sergeant overblee/en Schay had zig intusfchen van vier getrouwe vnedgezdlen voorzien, en, 'snagts te vooren, negentien wel geladens roers, vier tteenftukjes en twee vaatjes buskruit fcheep doen brengen, ora, zo hij zeide, de fmagtigere geuzen afteweeren; maar, in waarheid, om indien zijn voon.eemen ontdekt mog" worden , fchat en volk in de lugt te doen vliegen. Met voordagt had hij het vertrek , tot omtrend den middag verfchoven, op dat het avond zoude zijn, eer hij te Dnshldorp kwam. Eindelijk Dusjeldorp genaderd zi.nde, roeoi schay den zestien foldaaten op bet andere Schip, toe, dat zii v>oruit zouden gaan. om de Poort open te houden. Z'j doen zulks tetw-ijl Schipper schay, met toeftemmiug vau de Penningmeefler, voor 'pij de Stad en de buitenlle wagt driift, ora, gelük hij vuorf:af. met minder gevaar door de fcho.fer heen te komen. De PeimingmeeAer eindelijk beginnende te mompelen, moest het waare oogmerk ontdekt uor. den. Op de leuze van Vivat Orar.je ! grijpt schay den Penningmeefler, en zijne gezellen even v\a% ieder zijn man, en overmeefterden hen. Onder belofte van (til te zijn, liet men hun het leeven. Op een Eilandje na bij Dus/e/dorp, werden de zes foldaaten aan land gezet, en aan hun ieder vier rijksdaalders en een weinig mondkost gegeeven, Dan, deeze barmnartigheid ware bijna van kwaaie gevolgen geweest: want de fol aaten fchreeuwden zo gewehdg, dat de boeten, daaromftreeks, des avonds om negen uuren, met kleine vaartuï. gen toefchooten tot hunne verlosfing; zettende den Aak wel twee uuren agter na. Maar hun doel niet kunnende treffen, keerden zij terug, Schay geraakte, om negen uuren, voorbij Keizers-vaarf, en ten elf uuren voorbij Orzoi; verder vporbij 'Rhij>,berg en IVezeL en met den morgen tot voor Rees, De Penningmeefler, de Juwelier en de Sergeant weiden P'j  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. *Js> Wj den Geweldige, en geld en goed bij den Stadvoogd geJsragt; terwijl schay, van deeze zijne heldendaad, aan den Prins en de afgevaardigden in het Leger de tijding bragt: die hem beloonden met tweeënvijftig duizend rijksdaalders, en de juweelen: mids hij zijnen gezellen ieder hun aandeel gaf, tot aanmoediging van meer dergelijke pnderneemingen. De arbeid der Spanjaarden werd daar door geltaakt, dewijl zij zonder loon niet werken wilden. Omtrent deezen ti d overleed de Hert°g van Brunswijk* waar door de Roomschgezinden van een magtigew vervolger bevrijd wierden. Kort na hem ftierf de Graaf va.m massfeld; waar door het Huis van Oostenrijk zijnen biueffteö, vijand verloor. De Franfchen noemden hein den PJzervreerter, en joegen daar mede de kinderen na bed. Op het einde van dit en het begin van het volgende Jaar, bragt de vermaarde Zeehi^i^-p-eter Pieterszoon hein, den Koning van Spanje den allerzwaarften flag toe, 'met het verftrooijen en neemen van een gedeelte van de Zilvervloot; ■ waar voor hij, door de Staaten, met een gouden keten befchonken werd. Geduurende den winter had de Stadhouder zig bezig gehouden, met het beraamen van middelen om den veldtogt te openen. Op be/el der Staaten van Holland en Zeeland, werd een zeer aanzienlijke Vloot uitgerust, om de Duinkerker Kaapers te beoorlogen. De Engelfche Gezant carleton, in den Haag gekoo» men, ora de Staaen te verzoeken, met een goed aantal Schepen de Vloot der Engelfchen te verfterken, waarin evenwel niet getreeden werd, had met zig gebragt de Rid. derorde van den Kousfeband, om daar mede den Prins van Oranje, uit naam des Konings, te befchenken : eene plegtigheid, die, met toeftemming der Staaten, met luifter volbragt werd Kort daar na begaf zig der Staaten Veldheer naar het Leger zonder dat de vijanden wisten, waar op het gemunt ware. Dus misleid zijnde, werd Grol berend en belegerd, en naeenhevigen tegenfland, bij capitulatie, bemagtigd. Daarentegen mislukte de aanflag der Spanjaarden op het Land D d 5 van  4ia FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. van ter Goes. Ter Zee werden, in dit Jaar, eenige aanzienlijke voordeelen, zo op de Spanjaarden als Duinkerkers, behaald. De beroemde Spaanfche Veldheer spinola , die, door zij. ne bekwaamheden en dapperheid te veel gedaan had, om de jalouzie zijns Konings niet gaande te maaKen , werd, op het einde van dit Jaar, naar Spanje te rug ontboden, en verliet, in het begin van het volgende Jaar 1628, deeze Landen; laatende het bewind des Legers, aan Graave hendrik van den berg, tot dat de Koning daar over verder befchikking zoude maaken. De Spanjaarden, dit Jaar, buiten Haat zijn* de om een Leger te veld te brengen, namen de Staaten het befluit, zuks insgelijks agter wegen te laaten; zorgende zij alleen om de grenzen, door griften en fchanzen, tusfchen Steenbergen en Bergen op den Zoom, te verflerken, en ter Zee de Duinkerkers allen mogelijken afbreuk te doen. De voordeelen eu lotgevallen der Westindifche Maatfchappij, in dit en volgende Jaaren, zullen op het Art. daar van moeten befchreeven worden , als ook op de bijzondere Art. die der Zeehelden, welke oorzaak van dien voorfpoed w$ren, en Spanje zodanig uitputten, dat, in het Jaar 1629, de Infante genoodzaakt was,- aanbieding tot een nieuw beftand te doen. De Stadhouder, integendeel, verzocht den Staaten, hunne troepen te vermeerderen, wijl hij voorneemens was, de Stad 'sHertogenbosch te belegeren. Dit, egter, gelukte mede niet fpoedig, alzo veele Staatsleden van andere gedagten waren, dan de Prins, die, om den vijand te misleiden, Lingen deed recognofeeren. Na dat hij verlof tot vermeerdering der troepen gekreegen had, werd der Staaten Leger, al vroeg in 't voorjaar, op de Mokerheide bij een verzameld. Met het zelve trok fredrik hendiuk, den 25 April, van daar naar het Dorp Mook, en deed kort daar op den Bosch influiten, en vervolgeus belegeren. Niettegenftaande de Stad manlijk verdedigd werd, de Graaf van den berg alle middelen tot ontvet aanwendde, en die niet gelukkende, een inval in de Veluwe deed, om het beleg te doen ftaaken, Amersfoort innam, en Hattum en Harderwijk opeischte, gaf, egter, de Stad  FREDRIK HENDRIK, Prins van, Oranje'. 42! Stad, den 14 September, zig bij capitulatie aan den vijand over. Deeze verovering ging, in dit Jaar, nog verzeld vau veele voordeelen, welke, in de Oost- en ïVestindien behaald wierden. In het volgende Jaar zond de Koning van Spanje den Graaf van solre herwaards, met een toerusting, die niet dan oor* logzugtige bedrijven aankondigde; dan wezenlijk was hij ge' last, om der Infante, deeze oorlog, ware het mooglijk, te doen eindigen. Reeds was te Middelburg, in het Jaar 1Ó26, hier van eenige opening gedaan. Bij gelegenheid, dat door wederzijdfche Gevoltnagtigden gehandeld was over de uitwisfeling der gevangenen, deed kesselaar, Heer van Marquette, daar toe van de Infante afgezonden, aan den Burgemeefter van berckel en den Fiscaal slagmuller eenige opening geeven van de fterke begeerte der Infante, om den oorlog, door een goedenvrede, te eindigen. Maar de voorwaarden , op weke aan haare begeerte moest voldaan werden, wierden ftraks van de hand geweezen. Daarop werdeu nadere voorflagen gedaan en de onderhandeling hervat; zijnde dezelve aan de bijzondere Provintien overgezonden. Hevigen tegenftand ontmoetten deeze onderhandelaars. De Bewindhebbers van de Westindifche Maatfchappij, als ook eenige Hollandfche Steden, verzetten 'er zig ten fterkften tegen; in 't bijzondere werden, door die van Haarlem, alle onderhandelingen plat afgeilagen, als mede het vredeswerk , door de Franfchen, zodanig gedwarsboomd , dat alle de onderhandelingen een einde namen. Engeland, daarentegen, zogt 'er de Staaten toe te dringen; en dat hun niet gelukkende, flooten zij afzonderlijk, in het Jaar 1630, met Spanje. Het voornaamfte oorlogsbedrijf in dit Jaar was, dat Graaf jan van nassau, die de Staatfehe troepen, bij Rijnberg, den hertogt poogde te beletten, gekwetst en gevangen wierd. Wij hebben boven gezien, dat croeser, Stedehouder van Prinfe maurits, in 't Prinsdom van Oranje, door den Heer van valkenburg met geld bewogen was te vertrekken, eu dat jan van osmaal, Heer van Valkenburg, als Stadhouder was aangeftclci. Maar ook deeze begon al vroeg blijken van ontrouw te geeven. Veel moeite had men om Prinfe rusdrik hendiuk te doen gelooven, dat een man, m zijn  *2a FREDRIK HENDRIK, Print van OranieV zijn huis opgevoed, hem verraaden zou; hij geloofde het ook niet, voor dat hij door een openlijke blijk vau ontrouw over« tuigd werd. Valkenburg, nog meer voordeel met het hem toebetrouwde pand meenende te doen, dan croeseb , zogt de vesting van Oranje aan een vreeraden Prins te verkoopen; dan met deezen en geenen niet te regt konnende raaken, had hij, den 30 November in het Jaar 162%, een traétaat met den KoHing van Frankrijk geflooten, om dien Vorst in 't bezit van het Prinsdom te flellen ; op voorwaarde dat de Koning hem tweemaal honderd duizend livres aan geld zoude geeven , en voor dezelfde fomme aan Landerijen, in Provence of Dauphinè, die, zo ze het ' delingen met Frankrijk. Zij waren, met goede reden, be. dugt, dat indien al de oorlog op het voordeeligst uitviel, men in plaats van de Spaanfche, die door Frankrijk en de Republiek ligt in toom te houden waren, tot nabuur zoude krijgen het magtig Frankrijk, 't welk, door den aanwas van het meerderdeel der Spaanfche Nederlanden, nog ontzachlijker zoude worden. Vooral hadden zjj geen behaagen in Frankrijks 68-  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 431 onbepaalde belangen te omhelzen, en die met de wapenen der Republiek te onderfteunen. Ziende dat men evenwel met he1 verbond, bij .overllemming, ftond voort te gaan, zo prote* fleerden Amfleldam en Dordregt daar tegen. In weerwil dier protesten, ging men, egter, met de handeling voort, en floot een ttaétaat van vereeniging met Frankrijk, 't welk door het bovendrijvend gezag van den Stadhouder voornaamlijk bewerkt wierd. Om den protefleerende Leden eenig genoegen te gee« ven, bepaalde men, in fchijn, den tijd van een Jaar, binnen welken tijd het aan niemand der beide Jlondgenooten zou vrij ftaan, eenig traétaat met Spanje te fluiten. Doch, na het fluiten van dit traétaat, dat niet veel verder ging, dan het toeftaan van een onderfland van dertienmaal honderd duizend livres voor zeven Jaaren, aan den Staat der vereenigde Nederlanden , behalven de millioen, hun toegeflaan, bij het traclaat van het Jaar 1630, begon men eerlang te handelen over een andere rupture van Frankrijk met Spanje, waarin de gemelde bepaaling van tijd vergeet«n werd; men werkte daar aan met zo veel ijver, dat het in de maand Februarij, van het Jaar 1(535 getekend werd. De Spanjaarden, hier van onderrigt, flooten een traétaat met den Hertog van okleans, broeder des Konings van Frankrijk, die uit misnoegen tegen den Kardinaal richelieu, het Hof van Frankrijk verlaaten en zig in de armen der Spanjaarden geworpen had. Maar dit traétaat verdween in rook, en was nog geen vijf maanden getekend geweest, of de Hertog van orleans vertrok, 'smorgens vroeg, in ftilte , uit Brusfel naar Frankrijk. De Markgraaf van aytona was niet kwalijk te vrede over het vertrek van den Hertog, die een Prins zonder beftendigbeid, en een duure gast voor Spanje was. Uit de beweegingen , welke de Franfchen in Luxemburg maakten, beflooten zij dat de oorlog aldaar zou aanvangen; dan hier in vond hij zig bedroogen. Na dat, in het volgende Jaar, de Stadhouder vernoomea had, dat Prins thomas van Savoije, die zig bij de Spaanfchen gevoegd had, door de Franfchen, op een hoogte bij Avien geuangen was, eu daar bij vier duizend Spanjaarden E e 3 • ge:  43ï FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje, gefneuveld waren, vertrok hij met het Heir, van Nijmeegen naar Maaflugt, om zig met het zelve bij dat des Konings ta voegen; verfterkenrie, onderweeg, het Leger zo veel mooglijk was. In vijf dagen tijds tot aan Meerfen, een Dorp een half uur van Maulirigt, genaderd zijnde, kwamen de Marfchalkeu bi; chatii.l n en b, eze hem begroeten. Daags daar aan gaf de Prins hun een tegenbezoek. Daar na begaven zij zig gezamenlijk naar Maaflrigt, om te raadpleegen over de aanftaande Krijgsverrigtingen. Bij het fcheiden van elkander, wilden de Marfchaü'en het bevel van hem ontvangen, volgens den last, dien zi' daar toe van hunnen Koning ontvangen hadden; waartegen de Prins zig, uit welleevendheid, verzettende, zeide, volgens de taal van 't Hof, dat hij geen den minnen voorrang boven hen begeerden, maar alles met hen wilde overleggen en beraamen, Dan, de Marfchalken haalden hem over, om zig als Luitenant Generaal van de Fraufche troepen te gedraagen, waar van de Koning hem het bewijs, door zijnen Ambasfadeur bij de Staaten, den Heer de ciiARNASsé, dee • behandigen: waar op zijne Hoogheid als Veldheer van 't Fianfche Leger, met veel plegtigbeid begroet werd. De beide Legers, dus vereenigd, maakten gezamenlijk 32000 voetknegten en 9000 paaiden uit. Men nam het beiiuit daar mede regr op Thnnen aantetrekken, alwaar de Kardinaal Infant, die, na het vertrek van den Hertog van orleans, in het Leger gekoomen was, tot nog toe verfchanst geleegen had. Daar komende, bevond men, dat de Kardinaal tot boven Leuven geweekën was: de Stad werd nog dien zelfden avond opgeeischf doch c!e Stadvoogd weigerde dezelve over te geeven. Fredrik he*d«ik zond Graaf hendrik van nassau, Stad" houder van F'iesland, derwaarst, met vier duizend man en drie halve kartouwen; even zo veele Franfchen trokken roede daar heen. De Prins zond nog eens zijnen trompetter; dan dit niet baat.nde, werd terftond bevel tot den ftorm gegeeven ; waar op de Stad overweldigd en uitgeplonderd werd 5 zeer tegen den zin van den Prins en de begeerte der Staaten, •t Leger van voor Thunen opgebrooken zijnde, werd de Abtdij van Flurival ingenoomeu, en trok daar na over de &ivl« den Dij!, Dg Sfanjaaids veroverden, weinig tijds dut  XVI.D4pl.II. FREDRIK HENDRIK woedt jlls VELDHEER in 't ERANSCHE LEGER BEGROET.   FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 438 daar na, Driest; en in de maand Julij maakten zij zig bij verrasfing meefter van Schenkenfchans, wordende van de andere zijde alle middelen te werk gefteld om het te herwinnen. Terwijl men daar mede bezig was, overleed de Hertog van aytona, en kort daar na zijn opvolger, de Hertog vak lerma, wien het gelukt was, het Huis te Cennip te bemagtigen. Ook belegerden en wonnen zij Limburg; doch in het volgende Jaar 1636 kwam Schenkenschans weder in de magt der Staaten. In dit Jaar leed de Koophandel veel nadeel, door de aangeboorene afgunst der Engelfchen, wordende door den Ko. ning een verbod op de Haringvisfchcrij gelegd. Om de nadeelige gevolgen daar van voortekoomen, zonden de Algemeene Staaten een Gezantfchap naar Engeland. Om Frankrijk te hulpe te koomen, trok de Prins te velde, en noodzaakte den vijand, het grondgebied des Konings te verhaten. Ook zorgde hij inmiddels voor zijne eigen belangen. Reeds in het voorleeden Jaar had hij , aan het Hof van den Keizer, den voorflag laaten doen, om zijn Graaffchap Meurs tor een Vorftendom te verheffen, en zig als Vorst aan het Duitfche Rijk te doen verklaaren; dan de Spanjaards hadden dit weten te verhinderen. De Franfche Ambasfadeur, om 's Prinfen hoogmoed te ftreelen, had weten te bewerken, dat zijn Koning hem den tijtel van Altesfe of Hoogheid gaf. Op den 14 van de maand December verklaarde CHARNASsé, ter Algemeene Staatsvergadering, dat de Koning, zijn meefter, uit hoofde van de bijzondere achting, welke hij zijnen waarden neef, den Prins van Oranje , toedroeg, niet alleen om zijne geboorte, maar ook om zijne groote en roemwaardige hoedanigheden en om zijne fraaije oorlogsdaden, waardoor hij zoveel roem behaald had, dat 'er geene eerbewijzen waren, die hem niet billijk toegeëigend konden wórden: dat dit alles zijne Majefteit bewoogen had, hem een nieuw bewijs van eere te geeven, en hem voortaan, door zijnen Gezant, met eene anderen tijtel te benoemen dan voorheen. Eindelijk, dat hij niet twijffelde, of hunne Hoog Mogenden zoude met genoegen hem in deezer voege vereerd zien. Ee 4 Da"  434 FREDRIK HENDRIK, Trim van Oranh. Daar na weidde ctiARNASsé breedvoerig uit in 's Prinfen lof, om dank bij den Stadhouder te behaalen. Op dit alles werd hem geantwoord, hoe H. H. Mog. met genoegen zagen; dat de goede gedagten van zijne Majefteit, wegens den Prins, met de hunne overeen kwamen: om dat zij, in openbaare brieven, al voor lang, den tijtel van Paorlugtige Hoog* geboorene Vont en Heere aan den Prinfe gegeeven, en nu beflooten hadden, den Prins voortaan den tijtel van Hoogheid te laaten toekoomen. De gevoelens der Ingezeetenen waren daar over zeer verfchillende. De Hovelingen waren daar mede zeer in hunnen fchik; tnaar zij, die meer belang fielden in de vrije StaatsJlegeering, dan in den Stadhouder, konden niet verduwen, dat de Koning zo mild was in he: •xiitdeeleu van tijtels, eu zo zuinig ten opzigte van de Algemeene Staaten, aan wien hij zwarigheid maakte te geeven, bet geen hun ontwijfelbaar toekwam, en zijn vader, Koning Hendrik de IV, nooit in beraad geflaan had hun te vergunjien: te weten, de openbaare bewijzen van oppermagt ieder der Provintien in de haare, niaax altoos den tijtel van Exceilentie had gegeeven aan hunne Gezanten; het eerfte bezoek overal waar zij laatst gekoomen waren; en de regeerband. Daar, integendeel, cmarnassö- zelfs de Algemeene Staaten niet anders noemd, dan vos Seigneurias en Mesfiews, :en den Prins zijne Hoogheid; fchopn zij verfcheiden Koningrijken in Indien bezaten, en Vorftendommen in Gelder, land en Holland, enz. Dus beflooten zij daar uit, dat de Koning jets meer'dan gemeen, en met de vrijheid van Land en volk beftaanbaar was, voor had, en om het welk uittevoeren, CHARNASsé een bekwaam werktuig was, a.'s zijnde hij een volmaakt Hoveling en Pluimftrijker. En, in de daad, men ondervond daar na, dat deeze ge* dagte niet geheel zonder grond was. De Prins , na dat hij den tijtel van zijne Hoogheid had aangenoomen, zogt de grootheid van zijn huis, meer dan ooit te vooren, te bevorderen. Om daar toe te geraaken, beguhftigde hij de oogmer. ken des Konings, met den oorlog, tot grooteen ongelooflijke kosten en bezwaar van 's Lands Finantien, voort te ze-ten YeeJcn der Staatsleden fcjft reenden, dat de Koning den  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje". 435 Prinfe hooge tijtels geevende, en hen de hunne weigerende, den Staaten daar door wilde doen begrijpen, dat zij geen aanzien of achting behoorden te hebben of te zoeken, dan door den Prins, en dat dit de weg zou zijn, om den Stadhouder tot de Sonveraini.eit te bevorderen. Zeker, zegt men, is het, dat de Prins, door charnassé, zig daar mede in het net liet lokken. De Koning van Engeland weigerde in geenen deele, den Prinfe dien zelfden tijtel te geeven, maar gaf daarvan, bij de geboorte.van 'sPrinfen dochter, openbaar bewijs. Verfcheidene Gertformeertte Predikanten, bijzonder in Zeeland, wilden op den Predikftoel hem niet anders noemen dan zijne Excellentie; meenende zij, dat dat genoeg was voor een yorst, die niet zo fterk tegen de Arminiaanen geijverd had, als zijn broeder maurits. Naderhand, egter , maakten zij het buitenfpooriger dan de andere, die zig onderwierpen aan het befluit der Algemeene Staaten. Kort na het ontvangen van dien nieuwen tijtel, deed zijne Hoogheid zig aanneemen onder de Ridderfchap van Holland, als eerden Edele, en trok, in het vervolg, door verfcheidene Krijgshoofden, die van hem afgingen, daar in te brengen, het gantfche gezag van het eerfte Lid der Staaten van Holland aan zig. Hier uit ziet men, hoe nodig het zij, tegen de onbeftaanbaare grootheid der Stadhouderen'een wakend oog te houden, zal 'sLands vrijheid ongefchonden bewaard blijven. Onder ,alle de zaaken van aanbelang, die in het Jaar 1(037 voorvielen, was geen van de minfte, het verfchil, ontftaan tusfchen de Algemeene Staaten en die van Holland, over bec verpagten der Licenten. Het vierde deel der verlei en verlofgelden, was, eenige Jaaren h'frwaards, verpagt geweest, om het inkoomen dier gelden te begunftigen. Doch die van Holland, ziende dat deeze verpagtïng al te groot gezag gaf aan eenige weinigen, die met het invorderen deezer gelden, naar hun welgevallen , omfprongen ; dat eenige van de Pagters goed cier maakten, van de penningen, die zij bij voorraad ontvingen, om hunne bedienden te betaaleu, en hier en daar knevelarijen pleegden, tot groot misnoegen der Kooplieden, én bederf' van den doortogt; en dus van oordeel zijnde, die yèrnagting niet.langer te moeten gedoogen, begeerden dat alles 9 Ee 5 door  436 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. door de bedienden van de Admiraliteit zou worden ingevorderd. De andere zes Provintien, zonder zig aan die van Holland te kreunen, deden de brieven deezer verpagting aanflaan, ora het gemelde vierde deel, tegen het uitgaan van Julij, aan de meestbiedende te verpagten. De Staaten van Hol. land deeden, van hunnen kant, de Magiftraat van den Haag verbieden, hun Stadhuis, waar op deeze verpagting piagt te gefchieden, daar toe te laaten gebruiken, en lieten de brieven, zelfs op het Hof en aan den ingang van het vertrek der Algemeene Staaten, affcheuren, ten bewijze, dat zij H. H. Mug. geen Regtsgebied of Souverainiteit in Holland toefton'. den. Zij deeden deeze verpagting in hunne vertrekkamer, volgens hunne begeerte. Dit verfchil, over de gemeide verpagting, rees zo hoog, binnen Amfleldam, dat de Regeering dier Stad, gemeend hebbende, dat de Admiraliteit aldaar haare Hoogheid te na gekoomen was, den Hoofdfchout drie Raaden ter Admirali. teit van Amfleldam, namelijk de Heeren jongbloed, van der vuyrs en veen, den 30 Maij, tegen den 17 der volgende maand, deed dagvaarden voor de Heeren Schepenen, om aan te hooren ai zulken eisch crimineel en provifie van Incircerasie, als hij zoude doen verzoeken. De drie gemelde Heeren, toevlugt tot hunne Hoog Mogende genomen, en geklaagd hebbende, over het beftaan van den Hoofdfchout van Amfleldam tegen hen, die last van hunne Hoog Mogenden hadden, en in derzelver eed Honden, kwam het gefchil van Regtsgebied, over zulke perfoonen, in den omtrek der zeven Provintien, natuurlijker wijze weder ter baane en liep nu vrij verre. Hunne Hoog Mogenden, den 4 Julij, over deeze zaak vergaderd geweest zijnde, verklaarden van gevoelen tc weezen, dat alle perfoonen, last van hen hebbende, en in hunnen eed ftaande, voor niemand dan voor hun alleen aanfpraaklijk waren, over eenige zaaken, hunnen last en bediening betreffende; en dat zij niet konden toeflaan, dat iemand anders, veel min bijzondere Steden,, ten zij bij zonderling onthiet, kennis van zodanige zaaken, zou neemen. Dus verbooden zij aan gemelde drie Heeren Zeeraden, op de daaging van den Schout van AmffèUam te verfchijnen, of-het Ga.  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 437 Geregt van Amfleldam eenigennaate te kennen, of als Regters in hunne kwaliteit te erkennen; hen met een vrij van misdaad of bedrijf verklaarende. Het gantfche Ligchaam van Gecommitteerde Raaden, nevens de Gemagtigden van Holland, ter Vergadering der Algemeene Staaten, dit befluit, vier dagen na dat het genomen was, hebbende hooren leezen, verklaarden, dat zij hst voor Hietig en onwaardig hielden; en dat zij wijders onfchuidig, gehouden wilden zijn aan alle onheilen en ongevallen, die me het ichielijk voortlhan van H. H. Mog. met deeze zaak zouden kunnen voortkomen: met een verzoekende, dat dit Pro. test, nevens het voorgemelds gewaande befluit van H. H. Mog. geregiflreerd wierd. De Gemagtigden der andere Provintien verklaarden, gaarne gezien te zullen hebben, dat de Heeren van Holland, zig aan het befluit van H. H. Mog. van den vierden gedraagen hadden , zonder een Protest daar tegen iu te brengen, 't welk menfche en te willen grondvesten op de fchielijkheid van H. H. Mog. in deeze zaak, fchoon H. H. Mog. aan de partijen, regt verzoekende, dat niet hadden konnen weigeren of ui'tfteUen; vermids de partijen daar door in vermoeden gehouden, en genoegzaam aan de Schepensbank van Amfleldam toegeftaan zoude zijn, de kennis van de zaak der drie voorn. Zeeraden, met welke de Hoofdfchout voortging, en die de Heeren van Amfleldam zig, door brieven aan H. H. Mog- aanmatigden; 't welk het Protest van die van Holland derhalven geenzins kon op Iosfe fchroeven flellen, of verzwakken, veel min vernietigen; verklaarende het voorgemelde befluit vau H, H. Mog. als wettelijk, ordentelijk, met volkomen kennis van zaaken , overeenkomflig met de grondwetlen van den Staat, en het oude gebruik genomen, te moeten blijven en gehouden worden iu zijn volle kragt en overal fland grijpen. De Staaten van Holland, eu H. H. Mog brngten wederom hier tegen ieder hunne bezwaaren in. Dan H. H. Mog. de Staaten van Holland onverzettelijk vindende, ftelden het gejchtl ter beflisfitige van den Prins van Oranje, als Stadhouder; beroepende zij zig, ten dien einde, op het zestiende Artikel van  43» FREDRIK HENDRIK, Prins van Orani, fan de Unie, volgens 't welk de Stadhouders daar toe bevoegd waren, als fcheidsmaunen; op dien grond werd Prins fredrik hendrik verzogt, zig daar toe te willen laaten gebruiken- Doch de Staaten vau Holland waren zo weinig met die bemiddeling gediend, dat zij 'er een fchriftelijk Pro. t test tegen inbragten, waar in zij,, onder andereu, te kennen gaven, dat eene Provintie, zo aaiimerklijk ais Holland, op zulke eene wijze niet behoorde bejegend te worden, als in deezen, door de Gemagtigden van de andere zes Proviutien, gedaan was; welke, ongetwijfeld, daar toe niet gelastigd of gemagtigd zijnde, door hunne bijzondere Princif aaien} zig dienvolgens, in dit opzigt, ten ouregt den naam van de Generaliteit toefchreeven; verzoekende wijders, dat zijne Hoogheid ongemoeid gelaaten mogt worden met zulke zaaken, raakende de Voorregten en het Regtsgebied, en bijzonderlijk: het Regt de non evocando, aan den Stadhouder, bij de Unie, niet afgedaan, als waarin geen inbreuk kon geleeden worden. Eindelijk protefleerden zij tegen de (toffe en den vorm der brieven, welke H. H. Mog. voor hadden, deswegen te doen afgaan, zo aaa den Stadhouder, als aan de andere Provintien. Aitzeiia merkt op dit Protest aan, dat de Staaten van Holland den aanwas van 's Prinfen gezag lang verdagt gehouden hadden; en dat zijne Hoogheid alles in de Generaliteit befchikte; 't welk namaais oorzaak wierd, dat Holland de zaak van 't Parlement, tegen den Koning van Engeland, begunftjgde, na dat de Koninglijke Prinfes, zijne dogter, aan den jongen Prinfe willem II gehuwd was. De Stadhouder, wel bewust, hoe gehaat zijn broeder maurits zig gemaakt had, door zijne geweldenarijen en onverantwoordelijke Militaire Executien, gaf toe in dit geval, gelijk doorgaans zijne gewoonte was, als hij tegenfiand ontmoette. Dit gefchil ontftond, in het volgende Jaar, wederom met veel hevigheid; doch de algemeene zaak leed 'er minder door, dan door de onlusten, in Friesland, zedert twee Jaaren , ontftaan, en waar door aldaar alles in verwarring was geraakt; waar van wij, op 't Art. friesland, nader verflag sullen moeten doen, tuoog-  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 455 Do Spanjaarden Maaflrigt onmooglijk in de magt dei' Staaten kunnende dulden, en geen kans ziende om het door de wapenen te vermeelieren-, namen dus hunne toevlugt tot middelen van verraad. Een zekere claude de la foüR, een Bourgondiër, en zijne vrouw, aones van bouri , kwamen, als beleiders van 't verraad, onder een valsch voorgeeven, van de zijde der Spaanfchen tot de Staat, fchen in Maaflrigt overloopen. Dan hij geraakte wel dra in verdenking. Op partij uitgegaan, en door de Spanjaarden gevangen genomen zijnde, werd hij niet geftraft ais een overlooper, maar integendeel, zonder losgeld, wederom vrij gelaaten. Wedergekeerd zijnde te Maaflrigt, baarde dit geen gering vermoeden tegen hem; 't welk grooter werd, teen.men naauwe acht op hem gaf. Eindelijk , den 27 Februarij, in het Jaar 1638, werd hij gevangen genoomen; in zijn verhoor, ontdekte hij de gantfche zaak. Jan landsman, een brouwer, en een leendert caters, een metzeiaar, door hem beklapt, bekenden mede; niet lang na hunne bekentenis, werden alle drie onthalsd. Ook nam men eenige Geeflelijken ut hegtenis, om dat het vooigenoomene verraad, om de Stad weder aan Spanje te brengen, hun in de biegt ontdekt was. De Koning van Frankrijk gelastte zijnen Afgezant d'rstkades , voor h un te fpreeiten; dan dit was van geen gevolg; zij allen wierden op bijzondere tijden onthoofd. Na dat, in die zelfde maand Februarij, in 'sHage, het huwelijk van de Gravinne van solms, zuster van de Prinfesfe van Oranje, met den Heer van brederode, voltrokken was, had zijne Hoogheid gaarne de wapens van den Staat tegen Duinkerken aangevoerd; waar toe Frankrijk mede gezint was; doch Engeland zogt dit te beletten. Daar na floeg de Graaf d'estrades voor, het beleg voor Antwerpen te flaan; waarin de Stadhouder, in den beginne, veel zwarigheid vond; doch naderhand , die minder vindende, werd 'er toe beflooten. E)e Spanjaarden, niet onkundig van de zwaare toerustingen, zo die in Frankrijk als hier gemaakt wierden, en het oogmerk niet kunnende bevroeden, waar toe zij dienen zouden, voorzagen alle hunne voornaamfte vestingen tegen een beleg. Door beftelling van een voornaam Koopman te Amfleldam, WARCELis genaamd, die teffens Agent van den Koning van De.  Ua FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. Denemarken was, kogten zij driemaal honderd duizend poii' den buskruid, om het naar Antwerpen te zenden. De Kardinaal be richeueü, hier van kondfchap gekreegen hebbende, deed 'er, door d'estrades, den Prinfe kennis van geeven; deeze daar op gefchreeveu hebbende, aan de Regeering van Amfleldam, om den gemelden marcelis te regt te doen Hellen, ontbood men hem. Ondervraagd zijnde, over zijne verftandhouding met den vijanden van den Staat, en het bevragten van vier fluiten met buskruit naar Antwerpen, ant< woordde hij nergens van te weeten; dat hij was Agent van den Koning van Denemarken, en indien men voorneemens was te breeken, men zulks moest zeggen; dat hij, in zodanig geval, zig naar den Koning zijnen meefter zou begeeven. Vervolgens werd hij ondervraagd, aangaande io,ooo rijksdaalders, welke hij geleend had aan eenen byland, die de vier fluiten met buskruid, musketten en pieken geladen, bevragt had. Hij bekende, die lbrame aan byland geleend te hebben, maar zeide niet te weeten, wat gebruik hij 'er Van gemaakt had. Hier op werd byland in hegtenis genoomen en voor Burgemeefteren gebragt. Deeze, over zijnen handel met de Spanjaarden, op zijne beurt ondervraagd wordende, antwoordde, dat de burgers van Amfleldam regt hadden om hunnen handel overal te drijven; dat hij 'er honderd Commisftonarisfen van Kooplieden van Antwerpen kon noemen, en hij zelf 'er één van was; dat de Koophandel niet gefloord mogt worden, en, wat hem belangde, als hij 'er voordeel bij vond, hij gereed was, om door de Helle te vaaren, al zouden zijne zeilen in brand vliegen, fturgemeefteren gehoord hebbende, dat hij flegts Commisftonaris was, en alles voor zijne Principaalen, de Antwerpfche Kooplieden, gedaan had, hielden hem onfchuldig en lieten hem gaan. De Stadhouder, hier van, door een Lid van Regeering,, als daar toe gemagtigd, onderrigt zijnde, was zo gefloord over het gedrag van de Magiftraat van Amfleldam, dat hij den Gemagtigde, zonder antwoord, liet gaan, en terftond iemand naar den Admiraal tromp afvaardigde, met bevel, om de vier gemelde Fluiten, met buskruid eu wapenen geladen,  FREDRIK.HENDRIK, Prins van Oranji. m den, in Texel aantehouden, en ze niet te ontdaan dan op zijn bevel. Daar na den Graaf d'estrades ontboden hebbende, om hem daar van kennis te geeven, wierp hij zijnen hoed van gramfchap op de tafel neder, eer hij zijn verhaal aanving; en het zelve geëindigd hebbende, zeide hij: „ G ij „ ziet hoe veel geduld men moet hebben met de pnbefchofte „ Kooplieden, Ik heb geen grooter vijanden dan de Stad „ Amflerdam; maar als ik Antwerpen eens heb, zal ik ze zo ,, klein maaken, dat zij het nooit weer te boven zullen koo„ men." Uit deeze gevoelens blijkt, hoe voordeelig hec voor Amfleldam en voor Holland ware, dat het beleg van Antwerpen mislukte, zo als wij nader zullen zien. Inmiddels maakten de Duinkerkers de Zee en de Scheepvaart onveilig. Terwijl men zig tot het beleg van Antwerpen gereed maakte, toonde de Provintie Holland zig zeer ongeneegen om de vijftig Kompagnien, geworven in het Jaar 1628, in dienst te houden, als zijnde zij, zonder dat, genoeg boven haar vermogen belast. Evenwel demde zij 'er eindelijk in, op voorwaarde , dat zij na den veldtogt zouden worden afgedankt. Na deeze toedemming, verzamelde zig het Leger der Staaten 5 liet voetvolk bij de Schans Foorne, en de ruiterij in 't Land van Raveflein. Den 15 Maij trok het Franfche Leger mede te veld. Graaf willem van nassau bemagtigde, eenigen tijd; daar na, den Calloofchen Dijk; dan , na dat de Spanjaarden daar op een aanval gedaan hadden, moest hij voor de overmsgt de vlugt neemen. Graaf hendrik trok inmiddels op naar Gelder, en de Prins met het Leger, van Bergen op den Zoom, naar den Bosch. Geduurende zijn verblijf aldaar, kwam 'er insgelijks de Koninginne Moeder van Frankrijk, welke met alle pracht ontvangen wierd, en zig, kort daar na, naar Holland begaf, terwijl de Prins, met het Leger, naar Gelder trok, dat belegerd, doch ook wederom opgebrooken werd; waar na het Leger zig naar Rhijnberg keerde. De Provintie Holland, in dit loopende Jaar, in overweeging genoomen hebbende, dat men den jongen Prinfe willem niet alleen had toegedaan de overleeving van het Stadhouderichap na zijns vaders overlijden, tna« hsin zelfs gelast, om he  442 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranjé. het terftond bij deszelfs affterven werklijk te aanyaarden* oordeelde hierom dienftig en nodig, den jongen Prinfe zitting iii den Raad van Staate te geeven, om hem aldus kennis van zaaken van de Republiek te doen bekoomen. Hierom deeden hunne Gemagtigden, in de maand November, daarvan den voorflag aan Hunne Hoog Mog. welke verklaarden , dat deeze voorflag hun ten hoogften aangenaam was. De Lastbrief voor gemelden Prins, om zitting te neemen in den Raad, en op alle daar voorkomende zaaken te helpen beraaden en befluiten op te maaken, werd terftond opgemaakt, en de Heeren cats en zwartsenberg gelast, om zijne Hoog. beid de goede meening van Hunne Hoog Mogenden bekend te maaken. De jonge Prins werd vervolgens, door den Heer jacob cats , in den Raad ingeleid. De Stadhouder bedankte H. H. Mog. fchriftelijk voor dit gunstbewijs, en gaf hun teftens kennis van de voordeelen, welke Graaf maubits van nassau, geduurende dit Jaar, iu de Brazil behaald had. Na dat men, in het volgende Jaar 1Ó39 de tijding gekreegen had van de uitrusting van een magtige Vloot in Spanje, maakte men zig in Holland gereed ©m de haven van Duinkerken te bezetten. Doch eer dit kon gefchieden, liep vandaar in Zee, op den 27 Februarij, een Vloot van 13 Oorlogfchepen, 3 Fregatten, en 7 Koopvaarders. Kapitein holland, die voor de haven op dewagt lag, waarfchuwde, met een foinfehoot, den Admiraal tromp, wiens Esquader flegts elf Schepen fterk was; en, egter, bereidde hij zig terftond tot den flag, en wendde de ftevens naar Duinkerken. De Admiraal kweet zig zo dapper, dat de Duinkerkers, aan het einde van den flag, tusfchen de 16 en 1700 man verlooren hadden; 't welk eene groote verflagenheid onder hun té weeg bragt. Tromp zeilde daar op naar Hellevoet (luis, om 'sLands Vloot te doen herftellen. In den Haag gekoomeri zijnde, met zijne Kapiteins, wierd hunne dapperheid, door tl. H. Mog, met een gouden keten vereerd. De Franfckè Gezant bamontacie omhing troMp, uit naam van zijnen Koning, met de Ridderorde van Si. Mickiel, en met een gouden keten van wegen den Kardinaal ds richelieü. Zekér  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 443 ker is het, indien alle de Provintien zig ter Zee, naar evenre. digheid, zo fterk gemaakt hadden als Holland, dat men die rovers toen geheel beteugeld zoude hebben; doch daar voor werd zo weinig zorge gedragen, dat 'er verfcheidene klagten over vielen. Den 25 April ftak de Admiraal tromp wederom in Zee, en plaatfte zig, met twintig Schepen, voor Duinkerken; doch, op de aannadering van de Spaanfche Vloot, meer dan 8q Schepen fterk, werd hij van daar te rug ontboden. Alle de oogmerken van den Stadhouder, om Gelder, Hulst en andere plaatzen te bemagtigen, werden verijdeld. Geluk* kiger Haagde de Admiraal tromp, in het vernielen van de Spaanfche Vloot in Duins, pp den 31 Oftober; wordende van de Spaanfche Schepen, die 54 fterk waren, veertig op ftrand gejaagd, verbrand óf genoomen; hij behaalde dus eene overwinning, grooter dan nog ooit iemand was te beurt ge. vallen. Op den 3 November van dit Jaar werd den Stadhouder nog één zoon gebooren ; over welke gebeurtenis zijne Hoogheid , door de aanzienlijke Cofegien , ulegtig begroet, en door 't gantfche Land een groote blijdfchap betoond werd. Dan dit kind overleef, naauwlijks een maand oud zijnde. Met den aanvang van het Jaar 1640, gefchiedde in. Holland eene nieuwe werving, met oogmerk om het beleg voor Brugge te liaan; en indien dit niet kon gefchieden, Hulst aantetasten. Op den 8 van de maand Maij,' vertrok de Prins van Oranje, uit den Haag naar Dordrecht; het Leger der Staaten landde omtrent dien tijd gejukkig te Philippine. De Stadhouder trok met het zelve op tot aan Asfenede. Charlemont werd door de Franfchen berend, doch even fpoedig verlaaten. Even ongelukkig Haagde de belegering van Brugge, alzo het den Stadhouder van Friesland mislukte, die Stad te berennen. Dus floeg men het oog op Hulst, waar toe Graaf hendrik werd afgezonden, nevens den Franfchen Generaal hauterivere. Maar de eene kon zijnen last niet volvoeren, en de andere ■flegts ten deele. Na een hevig gevegt, moest de Stadhouder insgelijks van het belas; dier Stad afzien, even gelijk hij vau Antwerpen had moeten doen. Graaf héndkik van nassau , die in het gevegt zwaar gewond was, overleed daags daaraan. Na deeze mislukte aanflagen, trok het Leger der Staaie: . XVI. ueel. Ff gantsch  444 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. gantsch afgemat, uit Vlaanderen naar Spaansch Gelder, mei oogmerk om Gelder te belegeren; doch moest ook van daar weder aftrekken naar Rhijnberg. In de maand September werden vier van de nieuw aangeworvene Regimenten afgedankt. Graaf hendrik van nassau, Stadhouder van Friesland, overleeden, en Graaf willem zijns broeders lijk naar Friesland gevolgd zijnde, werd terftond, door de afhangelingen van den overledenen Stadhouder, een Landdag uitgeichreeven. De volmagten vergaderd zijnde, werd door de Officieren van Graave hendrik , die meer in dienst van den Stadhouder dan van de Staaten ftonden, en vervolgens in dienst van Graave willem waren overgegaan, ras beflooten, willem in zijns broeders plaats aanteneemen. Graaf willem had hier van reeds den Prinfe en Prinfesfe van Oranje kennis gegeeven, en brieven van voorfchrijviuge van hun aan de Staaten van Friesland en Groningen verzogt; doch uit het antwoord op zijn verzoek kon hij ligtelijk opmaakeu, dat de Stadhouder fredrik hendrik roede naar die waardigheid , in de gemelde Gewesten, ftond. Door een zeker perfoon werd hij gewaarfchuwd, den Prinfe van Oranje die waardigheden niet te betwisten, maar zig te vergenoegen met 's Prinfen Luitenant in gemelde Provintien te zijn, vermids fredrik hendrik het Stadhouderfchap der zeven Gewesten gaarne weder onder één hoofd vereenigd zag, zo als het, ten tijde van willem den I, geweest was. Graaf willem gaf hier op tot antwoord, dat het beter was, Kapitein dan Luitenant te weezen. Ook gelukte het hem, zijn oogmerk in Friesland te bereiken; moetende Prins fredrik hendrik zig met het Stadhouderfchap van Groningen en Drenthe vergenoegen. De Vorftinne moeder van Graave willem begaf zig naar Groningen, om voor haaren zoon te fpreeken; maar weinig hoop voor hem ziende, kon haare fierheid niet verduwen, dat men het bloed van haaren Gemaal en oudften zoon dit Stadhouderfchap niet gunde. De Stad Groningen was Graave willem wel geneegen maar de omftandigheden, waar in zij zig bevond, deeden haar den  FREDRIK HENDRIK, Prins ven Oranje. 445 den Prins boven den Graaf (lellen. De Stad had verfcheidene gefchillen met de Ommelanden, en wist te wel, hoe H» H. Mog. den Prinfe alles inwilligden; hierom ftemde zij voor den Prins van Oranje, waarbij zig de Ommelanden voegden. Graaf willem trok zig dit zo fterk aan, dat hij in eene zwaa* re ziekte viel, die hem lang bijbleef. Niemand zal zig verwonderen, als Wij Zeggen, dat deeze zaak veel kwaad bloed tusfchen de beide Stadhouders zette * 't welk door oorblaazers van wederzijde nog meer werd aangezet. Van 's Graaven Hofmeefter oostheim, en zijnen Geheimfchrijver sohnius werd verhaald, dat zij verfcheiden Leden van de Regeering voor hunnen Heer gefprooken hebbende, tot eenigen zeer nadeelige redenen ten aanzien van den Prins gevoerd hadden: onder andere, dat hij in 't ftuk Van den Godsdienst niet zuiver was, en om het Franfche Hof te be* haagen, den Roomfchen Godsdienst zogt intevoeren. Inzonderheid zou sohnius gezegd hebben, dat het voor de vrijheid van den Staat bedenklijk was, indien alle de Provintien onder éénen Gouverneur jlonden ; en dat het veel beter ware, dat de Gouvernementen verdeeld waren. Dit, het zij waar of valsch, werd den Prinfe zodanig overgebragt, dat sohnius in den Haag gekoomen zijnde, de Kapitein van 'sPrinfen Lijfwagt, hem het Hof van den Prins verbood. Graaf Willem, de gramfchap van fredrik hendrik vreezende, ontfloeg oostheim en sohnius uit zijnen dienst. Dit, egter, baatte niets om 'sPrinfen toorn te verzagten : want deeze was te meer verbitterd, om dat hij, in Engeland, eene der Koninklijke Prinfesfen ten huwelijk deed verzoeken voor zijnen zoon, en men aldaar, ten nadeele van den Prins, verfpreidde, dat hij in een der zeven Gewesten niets te zeggen had, en het gezag als Stadhouder, door dén Souverain, al. daar was opgedraagen aan een jongen Graave, die, zonder eenigen tijtel, het Jaar te vooren, als zijn Afgezant aan dat Hof geweest was. Egter gelukte het hem, zo als men weet, de Prinfesfe maria voor zijnen zoon ten huwelijk te verwerven. , In Holland had men, geduurende het Stadhouderfchap van fredrik hemdrik, en bijzonder in de laatst verioopene JaaF f a ren»  ftV> FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. ren, meer dan eens hooren klaagen over gebrek aan geldmiddelen, en eene noodzaakiijke bezuiniging voorgeflagen ; waarop de Stadhouder en de overige Provintien weinig acht geflaagen hadden. In dit Jaar werd daar op, fterker dan te vooren, aangedrongen. De Staaten van Holland zouden hunnen Penfionaris bij den Stadhouder, om hem de fchaarsheid en de achterftallinge gelden te doen begrijpen, en verzogteu hem, zig drie zaaken te laaten welgevallen: eerftelijk het afdanken der vijftig Kompagnien, aangeworven in het Jaar 1628 ; ten tweede, dat van de manfchap van alle Kompagnien in 's Lands dienst omtrent een vierde mos.t worden afgedankt ; en ten derde ,■ dat de Kompagnien, bij het opbreeken des Legers, mogten gemonflerd, en als dan een zomer en •winter Lijst over dezelve gemaakt worden, om 's winters op zeker getal gelaat en, en tegen den voortijd vermeerderd te worden. De Stadhouder beantwoordde deeze drie punten één voor één. Wat het eerfte betreft, hij toonde aan, dat de reden , waarom die Kompagnien geworven waren, te weten uit vreeze voor de Keizerlijke troepen, nog niet ophield; Dat de Traétaaten, met Frankrijk aangegaan, haare afdanking niet minder beletteden, dewijl men zig daar bij verbonden had, Jaarlijks een Leger van 25000 voetknegten, en 5000 paarden te veld te brengen; Dat men 's Hertogenbosch, Wezel, Maaflrigt en Breda veroverd had, welke vier Steden alleen wel 180 Kompagnien tot haare bezetting nodig hadden, en men, egter, zedert het Jaar 1628, geene andere nieuwe troepen geworven had, dan de gemelde vijftig Kompagnien en het Regiment van Charnasfé; Dat, in alle gevallen, de vermindering van Holland in die vijftig Kompagnien, die elk geen 150 man fterk waren, in het ftuk van de Finantie, diepen noch droogen kon; Dat het verminderen van Krijgsmagt, in tijd van oorlog, minst raadzaam fcheen, naardemaal men, wel gewapend zijnde, best een goeden vrede kon maaken; Dat alles wel ingezien zijnde, de Staaten van Holland de Krijgsbenden des gemeenen Lands, op hun eigen gezag, niet mogten verminderen. No.  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. «47 Nopens he: tweede point zeide de Prins Stadhouder, dat de Kompagnien te zwak waren, om ze te mogen verminderen ; en dat men naauwe agt geevende, door niet meer manfchap te betaalen dan in 'sLands dienst waren,- daar door meer zou uitwinnen, dan met de voorgeflagene vermindering. Verder, toonde zijne Hoogheid dat heiderde punt ongerijmd, en verre af was van aan het oogmerk van bezuiniginge te voldoen. Zijne Koogheid was eindelijk van gevoelen, dat het begunftigen der oude, en het inwilligen der nieuwe middelen, alles in Holland zou konnen goedmaaken. De Staaten van Holland, dus van den Stadhouder weinig verbetering en herftelling tegemoet ziende, wederleiden zijne aanmerkingen, op de volgende wijze. Zij toonden aan, dat het in het Jaar 1628 met den Keizer geheel anders gefteld was, als toen. De Keizer, zeiden zij, toen den Koning van Boheemen verdreeven hebbende, triompheerde bijna overal: zeden was hij dikwils geflaagen geweest door de Zweeden alleen; en nu gaven de Zweeden, met de Hesjifche en Lunenburgfcht troepen vereenigd, midsgaders de Franfchen, die hunne Legers op den Rijksbodem gebragt hadden, hem zo veel werk als hij af kon: dus voor Holland of de gantfche Republiek, van dien kant, niets te vreezen was- Wat de zwaare Bezettingen aanbelangde, dat men met het veroveren van 's Hertogenbosch en andere overwinningen had voorgegeeven en doen hoopen, minder bezetting nodig te hebben, en dat men die zelfde overwinningen nu bijbragt, als bewijzen van de noodzaaklijkheid van zwaarder bezettingen en meerder last voor den Staat, die, op zodanige wijze, met die overwinningen, zig zeiven zou bederven, en eene overwinning voor den vijand worden; Dat men wel ernftig in overweeging behoorde te neemen, of het niet beter ware, geene overwinningen meer te maaken, of zelfs eenige af te ftaan , dan door zwaare bezettingen, en bij gevolg belastingen en bezwaar voor den Staat, denzelven plotzelijk te doen inftorten als een uitgeholden berg; Dat de muiterij door wanbetaaiiug meer te vreezen was, dan fciiaarsheid van bezetting; Dat de vijand uit zig zeiven niet tot zo talrijke Krijgsbenden gekoomen , maar daar toe gedwou. gen was, door hst vooibecld van den Staat, die zig zeiven F f 3 met  448 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. met troepen overlaaden, en door en met het vermeerderen van de Krijgsmagc, hem daar toe den weg geweezen had 5 Pat het bleek, hoe de Spanjaarden hunne voornaamfte poogingen ter Zee deeden, eu het best voor'sLands welvaart zoude zijn, hun daar in natevalgen; Dat, wat het traétaat met Frankrijk aanbelangde, de tijd van het zelve, iu het Jaar 1634, °P zeven Jaaren gefteld, in het Jaar 1 f541 verloopen was; Dat aanzienlijke Leden van den Staat in dat traétaat nooitge ftemd hadden; Dat de nood alle wetten brak, en de onmagt van den Staat voor een billijke verontfehuldiging bij Frankrijk zoude ftrekkeu. Betreffende het gevoelen van Zijne Hoogheid, dat Holland met de afdanking dier troepen niet zoude mogen voortgaan, zonder de Algemeene Staaten, vertoonden zij, dat die troepen, alleen als Waardgelders, voor den tijd van zes maanden, aangenomen zijnde, zij na dien tijd van zelfs waren afgedankt, en zonder de toeftemming van Holland niet langer in dienst konden gehouden worden; Dat aangaande de hulpmiddelen, in het begunftigen der oude, en het inwilligen van nieuwe middelen, door zij ne Hoogheid aangeweezen, het een en ander verderflijk voor Holland was, en deszelfs ueeringen zou doen verloopen, met zijne inwoonders, van welke een groot deel zig zou gaan neerzetten op zulke 'plaatzen, daar de nood niet praamde, om zo veele belastingen intevoeren. De Gemagtigden, die den Stadhouder deeze tegenredenen der Staaten van Holland zouden voordragen, waren gelast, inzonderheid te blijven ftaan op de onmooglijkheid van zodanige lasten fanger te kunnen draagen. Doch alle deeze redenen vonden geen gehoor. De Stadhouder, in plaats van geheel of ten deele in de verzogte vermindering te ftemmen, gaf aan de Gemagtigden eene wederleg, ging van deeze tegenredenen over. De Staaten van Holland, ziende dat alle minlijke voorftellingen vrugteloos waren , beflooten, in het Jaar 1642, de vermindering op eigen gezag te doen; brengende hunne Kompagnien van 200 tot 150; die van 15° tot 120» en die van 120 tot 100 man. Doch de afdanking van de vijftig Kompagnien werd nog uitgefteld, fchoon i\) ea de andere Provintien 'er meermaalen op aandrongen. in  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 445 In het Jaar 1641 werd het voorgemelde huwelijk, tusfchen den jongen Prins willem eu de Prinfes maria , geflooten. Na dat de huwelijksvoorwaarden beraamd waren, begaf zig de Prins naar Engeland, den 12 Maij, en keerde, in het laatst dier maand in Holland te rug. De Graaf d'estrades, door den Koning van Frankrijk, met een gefchenk van twee diamanten, oorringen, ter waarde van .50,000 rijksdaalders,'voor de jonge Prinfesfe, naar den Haag gezonden, en om met een de krijgsverrigtingen van den veldtogt met den Stadhouder te beraamen, na dat deeze had voorgeflagen, eerst het beleg van Duinkerken, en daar na dat van Antwerpen gezamenlijk te doen, kwam met zijne Hoogheid overeen, dat de Franfchen het beleg voor Arien zouden flaan, terwijl de Prins, met het Leger van den Staat, vroeger zou te velde trekken, om eene afwending te maaken. Boven hebben wij gezien, dat Graaf willem van Nasfatt twee zijner bedienden uit zijnen dienst ontflagen had, ora den toorn van fredrik hendrik te matigen, en tevens aangemerkt, dat dit vrugteloos geweest was. De Prins, om zijne gevoeligheid tegen den Graaf te betoonen, bewerkte dat sohnius, 'sGraaven geweezen Geheimfchrijver, tegen den 14 Februarij, in het Jaar 1641, voor H. H. Mog. gedagvaard werd, ora gehoord te worden op verfcheiden lasterlijke redenen, ten nadeele van den Prins, onder het kuipen voorden Graaf (zo als men 't noemde ) uitgefprooken. Om den Graave nog meer finaad aan te doen, werd het Regiment, geworven door zijnen Heer vader, eu 't welk, na deszelfs dood, zijn broeder hendrik gehad had, gegeeven aan den Graave vansolms, en dat van deezen aan den Graave van hoo'rn : zo dat Graaf willem daar bij niet erkend werd, dan als een enkele Riv meester. Op het einde van de maand Januarij, kwam Gra-.f willem in perfoon in den Haag. Aan het Hof, en van te der, die deszelfs gunst zogt, werd hij zo koel en nors aargezien, dat hij het niet durfde wagen, zitting in den Raad van Staate te neemen, het welk hem, als Stadhouder van Friesland, onbetwistbaar toekwam. Nog meeider verdrut onderging deeze Vorst. Friesland was vol misnoegden s die» Ff 4 iu  4$a FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. in den Jaare 1637, door de Generaliteit, op aanklagte van zij. nen broeder, uit de Regeering gezet waren; deeze luiden, hun heul bij den Prins zoekende, bliezen zijne bedienden alle kwaade gerugtèn in, en maakten de opgezogte befchuldigingen nog zwaarder dan voor heen. Sohnius werd ten fterkfte vervolgd. Doch deeze, om reden van onpasfelijkheid, zig verontfchuldigd hebbende van ten beftemden dage in den Haag te verfchijnen, verzogr men aan het Hof van Friesland, daar kennis van te neemen. Kort daar na fchreef sohnius naar den Haag, dat hij, zo om dat hij in Friesland woonde, als om dat hij daar getrouwd was, niet te regt kon gefteld worden, dan alleen in Friesland; en dat de Gedeputeerden hem in hunne bijzondere belcherming hadden genomen. Den 13 Februarij magtigden H, H. Mog. de Heeren van arnhem, van der burch, van renswoude en coenders , kwanfuis om uittewerken, dat de vijf Schepen , op het aandeel van Friesland ftaande, onder het beftier van de Admiraliteit te Rotterdam mogten worden gebragt; maar in de daad, om het vuur van tweedragt daar nog feller aanteftooken; op dat Graaf willem tot den afftand genoodzaakt mogt worden, of, (ora dat dit zeer hard fcheen) om. de overdragt van het Stadhoude.fchap van die Provintie te verkrijgen. Om daar toe te beter te geraaken, en den Afgevaardigden van H. H. Mog. meer gezag te geeven, werden alle de klagers (die men Doieanciers noemde) naar hun gewëezen. De Heer van der buroh, egter liet in zijnen, lastbrief „ftellen, dat als hij zig van zijne zen' ding, aangaande de voorgemelde Schepen, gek weeten zoude hebben, het hem zou vrij ftaan, naar den Haag te mogen wederkeeren; todnende daar mede, daf Halland noch hij zig in Provintiaale twisten wilden inlaateu. Den 16 Februarij, werd sohnius, die ten ofTer moest ftrekken van 's Prinfen. wraak, en dat wel van den besten en gematigdften der Stadhouders, „ door H. H. Mog. apprehenfibel in de geünieerde Provintien en geasfocieerde Landfchappen », en Stedeu van dien , overal daar hij aangetroffen zoude mo„ gen worden, verklaard." Maar dit befluit diende al mede nergens anders toe, dan voor een bullebak, om den Stadhoud?r van Friesland vervaart te maaken. Want de andere Pro- via-  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 451 VitKfén hackten doen aantekenen, dat het gemelde befluit haare noch haarer Ingezetenen regten noch voorre gten bezwaarea zou, of in 't minst benadeelen. Alle deeze kunftenenarijen, die ten behoeve van den besten der Stadhouderen wierden -te werk gefield, flaagden zowel, dat in Friesland alles in rep en roer geraakte, en Graaf willem zig genoodzaakt vond, zijner Hoogheid genoegen te geeven, door afftand te doen van zijne waardigheid, het zij door overlevering van het zelve; of anders zig te getroofteu in de ongunst van den Stadhouder van Holland en van H. H. Mog. te leeven. Dit laatfte hem een doodlijk verdriet fchijnende, befloot hij tot het eerfte; en de Prins van Oranje was zo genadig, dat hij, ora de opfpraak onder de Ingezetenen' te ontgaan, zig vergenoegde, met de overlevering, die Graaf willem aan hem liet. Deeze offerande verzoende den Graaf in zo verre met den Prins, dat hem terftond handbieding tegen de Doleanciers beloofd en verleend werd. Deeze creatuuren en laage afhangelingen van den Prins , het zo verre gebragt hebbende, dat zijne Hoogheid de overlevering van het Stadhouderfchap van Friesland verkreegen had meenden nu zeeker te'zijn, dat allegunften van het Hof voortaan voor hun ten besie waren. In deeze hoop en verwarring vervoegden zij zig nu, in grooter getal, tot de voorgemelde Gemagtigden van H. H. Mog. met verzoekfchriften in de hand, ora. de vrije Raadsbeftelling der Steden te verkrijgen, welke zij alleenlijk bedoelden, niet ten voordeele van de Ingezeetenen, maar van zig zeiven, en van hunne familien te verkrijgen. Maar de Prins had zijnen wensch erlangd ; het Hof was voldaan, en Graaf willem weder in gunst aangenomen. Dus zagen zij te laat, dat zij met den Prins en hun zeiven, zo als zij meenden, dienst te doen, alleen voor den eerden gearbeid hadden. De zaak van soh. nius bleef nu zonder verder onderzoek; de Doleaiclers paaide men in 't eerst nog met goede woorden; maar in het einde wierden zij, ah gevaarlijke werktuigen, van de hand ge, weezen. De zaaken ter Zee daagden in dit Jaar niet ongelukkig, voornamelijk die der Ooster- en Wester Maatfchappijen. Maar Ff 5 te  452 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. te Land gefchiedde weinig van aanbelang, dan dat het Huis te Gennip door de Staatjehen, en Arien door de Franfchen bemagtigd werd; welke laaide plaats, egter, door de Span. jaarden, hernomen werd, eenige dagen vóór den dood van den Kardinaal Infant, die den 9 November te Brusfel overleed. In het volgende Jaar werd hij opgevolgd door francisco de melo , als Kapitein Generaal van de Nederlanden , waar toe hij door den Koning was aangefteld. In de maand Maart van het Jaar 1642, kwam de Koningin van Engeland, met haare dogter, in Holland over, en werden, door den Prins en het gantfche Hof, met veele ftaatiie ontvangen. Na de Hollandfche Steden bezigtigd te hebben, vertrok zij, in de maand Maij, naar Litoijen, de verzamelplaats van der Staaten Leger. Kort daarna ontving de Stadhou. der tijding, dat de Franfchen, door francisco de melo, geflagen waren. In de maand Junij legerde zijne Hoogheid zig bij Orfoij. Het Leger in de maand September gefcheiden zijnde, zonder iets van veel aanbelang verrigt te hebben, begaf de Stadhouder zig naar ,sHage. Op den g van die maand was hem eene dogter gebooren, die, naar de Koninginne van Engeland, maria genaamd werd. Graaf willem voorheen Stadhouder van Friesland, thans Marfchalk van het Leger der Staaten, te Orfoij overleedeu zijnde, werd dit ampt, met eenpaarigheid van ftemmen, opgedragen aan den Heer van brederode , om in die waardigheid te dienen onder zijnen behuwdbroeder, Prins fredrik hendrik, en den Raad van Staate. De jonge Prins willem, Genei aal van de Ruiterij, bekleedde toen het ampt van Stadhouder van Friesland, voor zo veel het zijne Excellentie aangiug , op eene wedde van 700 guldens maands. De Staaten van Holland wilden het Generaalfchap van de Artillerij t "t welk de Heer van brederode gehad had, doen opdraagen aan Graave maurits, Landvoogd van Brazil, om hem inet eere van daar te krijgen; dewijl hij anderzints, iu 't Vader* land te rugge komende, zoude moeten dienen, enkel als Ko. lonel, terwijl hij in de Brazil Kapitein Generaal was. Dan, tegen dit billijk voorftel, gaven de zes andere Provintien, op aanbeveeling van de Prinfesfe ameua, die haaren Ge-  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 453 Gemaal en de Staaten meer dan eens de wet Helde, dien post aan haaren broeder, den Graave van solms. Hier tegen deeden de Staaten vau Holland een Protest aantekenen, waar bij zij de gemelde verkiezing afkeurden, en verklaarden, den Graaf van solms in dien post niet te zullen erkenuen, noch toeftaan, dat aan hem, van wegen hunne Provintie, eenige wedde betaald werd, dan na den dood van den Heer van loockeren, die dezelve toen trok. Geduurende de twisten hier over, gingen de Duinkerkers fterker dan te vooren met hunne roverijen voort. Hier tegen werden alle middelen te werk gefteld, en de Vice-Admiraal, met elf Schepen van de Vloot, naar Duinkerken gezonden, om de haven te bezetten. De Prins van Oranje uit het veld in den Haag gekomen zijnde, gaf bevel om alles vaardig te maaken tot een Bal, het welk hij voorneemens was, aan de Koninginne van Enge. land, op het Hof te geeven. De Predikanten van die toebereidzelen kennis gekreegen hebbende, bragten hunne klagten daar over bij zijne Hoogheid: „ De ongelegenheid der „ tijden voorwendende, als mede de droevigen inlandfchen „ krijg in Engeland; de jammerlijke plenging van het bloed „ der Hervormden, door de Ier fche Papisten, zedert de „ maand Oftober des voorleeden Jaars begonnen; de onnut„ tigheid der onkosten, enz," Zijne Hoogheid, op de fulpe voering van zijnen mantel wijzende, antwoordde hierop, dat die wel van haaij of minder doffe kon zijn; maar dat, in het fluk van plegtigheden, %o wel ah van Regeering, ee. nige onderfchskking moest plaats hebben; dat een gekroond Hooft, zo als de Koningin van Engeland, door haare overkomst in deeze Landen den Staat ver eer ende, de beleefaheid vorderde, dat men haar weder eenige eer aandeed; dat men dit te Amfleldam en elders gedaan had, en hij ook moest doen het geen de gewoonte vereischte; Dat aangaande het beklaag lijk ongeval in Engeland, alles zijn tijd had; dat men in de Kerke in het openbaar, en in \f bijzonder in de hulzen , God bad tot afwending van dergelijke rampen: maar dat men intusfchen Zig wel mogt vermaaken op eene eerlijke wijze, gelijk iiiet denzen, dat een anverfehillige zaak en dov  454 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. door de Kerk niet verbooden was; Dat eindelijk de Kerklijken zelfs niet ontzeiden, op vrolijke Gastmaalen 'te verfchijnen. Met dit antwoord deed hij de Predikanten vertrekken; en het Bal ging zijnen gang. Eenigen tijd daar na, in het Jaar 11543, keerde de Koningin naar Engeland te rug, en voerde, zo als men verzekerde, zeven of agt tonnen gouds met zig, waar vau de Prins van Oranje haar het meerendeel geleend had. H. H. Mog. hadden haarer rVIajefteit een gefchenk van 50,000 guldens gedaan, en daarenboven een gouden doos van 2000 dukaaten. In het voorgaande Jaar was, door de Algemeene Staaten, een Gezantfchap naar Engeland gezonden, om, ware het mooglijk, den Koning met het Parlement te verzoenen. Het, Parlement had, in de maand September van dat zelfde Jaar, den Ridder walter strickland beflooten te zenden; waar tegen des Konings Rcfident boswel zijne klagten bij II. H. Mog. had ingebragt, en gezegd, dat hij (boswel) nu reeds tien Jaaren lang Minifter des Konings bij H. H. Mog. geweest zijnde, H. H. Mogenden in bedenking gaf, of zij niet zouden konnen goedvinden, gemelden Gezant naar hem te wijzen, op dat '1 geen hij te zeggen had, door hem boswel kon worden voorgedragen, dewijl het gehoor, dat strickland zou verzoeken, ftrijdig was met de eer des Konings, die Hoofd en Vorst van het Koninkrijk was. Hij voegde 'er eindelijk bij , dat indien H. H. Mog. dit niettegenftaande, het verzogte gehoor aan strickland toertonden, hij genoodzaakt zoude zijn , daar tegen te protefleeren. Hier door bragt hij te weege, dat in plaats van het openbaar gehoor, welk men strickland voorneemens geweest was te verlee- • nen, deeze zijnen last moest openen, aan zeven daar toe GemagtigdeHeeren. Deeze daar van verflag gedaan hebbende, antwoordden H. H- Mog. dat zij eene volkomene onzijdigheid, tusfchen den Koning en 't Parlement, dachten te on. derhouden. En wat de verbintenis belangde, door hem voorgeflagen, betuigden de Staaten, zig met vermaak daar mede te zullen inlaaten, zo dra zijne Majefteit met het Parlement verzoend zoude zijn; tevens aanbiedende hunne dienften , tot eene onderlinge vereeniging tusfchen Landheer en volk. Deeze  FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. 455 ze verklaaring van H. H. Mog. fcheen aan het Parlement zo wel gefmaakt te hebben, dat men nimmer gedacht had, dat het tot dat uiterfte rfiet den Koning -zoude zijn overgegaan. Maar op den 25 April leverde strickland een gefehrift in, waar in hij klaagde, dat de Koning veele Schepen te Duin. kerken gehuurd had, twee van welke, onder 'sKonings vlagge, reeds in Zee geloopen waren; en dat de Luitenant.Admiraal tromp dezelve ongemoeid had iaaten uitloopen, op bevel van zijne Hoogheid den Prinfe van Oranje. Zijne Hoogheid was daar over dermaate verftoord, dat hij, door den voorzittenden Heer, in de vergadering niet alleen hevige klagren deed inbrengen, maar ook volledige fatisfaétie vragen. Strickland werd daar op gehoord; hij bood aan, zig gevangen te willen flellen, en zijn hoofd verliezen, indien het Parlement het gefehrift, door hem ingeleverd, geen geftand deede. Dan de Gemagtigden vau ailes verflag gedaan hebbende, verklaarden het gefehrift van strickland voor valsch en onwaarachtig, voor zo verre het van den perfoon van zijne Hoogheid fprak ook beflooten H. H. Mog. daar over aan het Parlement te fchrijven, met.vertooning van de bezwaarnïs, en eisch van reparatie; en dat, midlerwijl, geene gefchriften van strickland aangenomen zouden worden, zonder nader befluit. Dan dit befluit fpoedig vertoond zijnde, werd boswel genoodzaakt, voor den dag te komen met zijn gedreigd Protest. Hij beweerde in het zelve, dat 's Konings waardigheid , door dien handel, gekwetst was, en dat alle befluiten, die, op aanhouden van strickland, zouden genomen worden,, onduchtig, onbehoorlijk en klaarblijkelijk indragten waren, op eu tegen de hooge regten van 's Konings kroon. Verfcheidemaalen herhaalde hij deeze klag. ten. Om den Koning in dit alles genoegen te geeven, beflooten de Staaten de Heeren boreel, van renswoude en joachimi naar Engeland te zenden, zo als gefchiedde, en op het Art. boreel reeds gemeld is. Wat de zaaken van den oorlog betreft; fchoon de Koning van Frankrijk, lodewyk de XIII, in dit Jaar overleeden en opgevolgd was van zijnen minderjaarigen zoon, lode vyk den XIV, onder het bellier zijner Moeder; bleeven de Fran. feïten,  456 FREDRIK HENDRIK, Prins van Ordkjt: Jchen, echter, flandvastig. Naauwlijks had de jonge Vorst vijf dagen geregeerd, of de Hertog van anguin behaalde, bij Rocroi, eene overwinning op de Spanjaarden, onder bevel Van francisco de melo. Om de gevo'gen dier overwinning verder voort te zetten, trok der Staaten Heir te velde; waar na Diedenhoven door de Franfchen belegerd werd; blijvende intusfchen de Stadhouder, met der Staaten Legermagt, in Flaanderen, tot dat die Stad veroverd was. Don cantelmö bemagtigdé Eindhoven . doch moest het weder verlaaten. De maand van September naderende, oordeelde de Prins dat het Franfcke Leger niets meer zou konnen verrigten; hierom deed hij het Leger te fcheep gaan, en zeilde naar Bergen. Hier legerde hij zig te Wou. Het voetvolk wierd in de Schepen gelaaten, om het Land niet te bezwaaren* De Spanjaarden, hier van verwittigd, trokken naar Antwerpen, en legerden zig in de Voorlieden. De beide Legers, dus in elkanders gezïgt, hielden daaglijks fchermutzelingen , floegen en wierden geflagen. De Ritmeefter crook berigtte aan den Prins, dat hij het Leger der Spanjaarden befpied hebbende, meende, indien zijne Hoogheid hem 2eo ruiters toeftond , twee Kompagnien Spanjaards te konnen verdaan, die alle dagen ( bij hun Leger, op zekere plaats ter wagt gingen; of indien dit hem niet gelukte, hij hun ten minden zo onzagt zou overvallen, dat hij ze noodzaaken zou, hem na te zetten, om zig te wreeken; en dat indien men de ruiterij, bij het Dorp Breskate, in eene hinderlage leide, hij zig derk maakte , dezelve zo verre te zullen lokken. Deeze voorflag behaagde zo wel den Stadhouder, dat hij crooic de verzogte 200 ruiters gaf^ en zijnen zoon willem, die toen 17 Jaaren oud, en Generaal van de ruiterij was, onder het opzigt van staackenbroer*, Luitenant Generaal, met al de ruiterij naar Breskate zond. Crook, de wagt, die hij meende te vinden, niet aan. treffende, naderde het Kwartier der Spanjaarden te Burgerhout; hier de gezogte Kompagnien aantreffende, dreef hij deZelve te rugge, tot aan haare verfchanfingen, aan wier Slagboom hij tenig voetvolk vond, dat aldaar de wagt hield. Hij poogde den Slagboom te overweldigen. Dewijl dit groot ge- fugi  FREDRIK HENDRIK, Print van Oranje. 457 rugt verwekte, en alles in rep en roer bragt, deeg don cantei-Mo te paard, deed alle de ruiterij opzitten, en ontmoet* te, kort daar na, jan de borgia, derzelver Luitenant Generaal, die mede op het gerugt was komen toefchieten. Can» te lm 0 de Staat fche ruiterij ziende deinzen, beval aan borgia, met 1000 paarden, haar naar te zetten, zelfs tot in de Poorten van Bergen. Borgia , meenende dat zij uit vreeze deinsde, rende haar fpoorflags na. Crook week met vollen galop, en lokte borgia in de hinderlaag, op een heide met kreupelbosch bezet, 't welk haar bedekte. Borgia, daar voor bij gereeden zijnde, ziet de Staat fche ruiterij in flagor* de ftaan, houd ftand en zoekt te rug te trekken. Prins willem, om hem dit te beletten, zond staakenbboek met een gedeelte van de ruiterij af, en den Graaf van stryrum om hem op zijde aantevallen, terwijl hij zelve de agterhoede aantastte. Op het naderen der Staatfchen, geraakten de Spanjaards in verwarring en iloegen op de vlugt; zij werden tot aan hunne verfchanfingen vervolgd. Digt bij dezelve vonden de Staat fchen 50© Spaanfche muskettiers, tot in een hollen weg doorgedrongen, om hunne ruiterij te onderfteunen. Doch de onzen wierpen ze overhoop, doodden een groot deel van dezelven, en namen de overige gevangen. De rui" terij onderging geen beter lot. Borgia, de Commisfaris Ge. neraal, een Luitenant van een Melire del Campo Generaal, negen Ritmeefters, zeven Luitenants en vijf Cornetten werden gevangen en naar Bergen gebragt. Een half uur van daar ontmoette de jonge Prins zijnen vader, die hem en alle de Officieren bedankte voor den dienst, welken zij den Staat gedaan hadden. Met deezen zegenpraal deed hij het Leger fcheiden. De Staaten van Holland, van tijd tot tijd, bemerkt hebbende, dat hunne Gemagtigden ter vergadering van H. H. Mog, den Stadhouder te veel naar de oogen zagen, en genoegzaam alles naar zijnen zin befchikten, de eene uit vreeze , de andere om bijzonder belang, of voordeel, en dat hier door de Souverainiteit der Staaten gevaar liep om in handen van den Stadhouder te worden overgebragt, oordeelden het hoog noodzaaklijk, eenen nieuwen lastbrief tebepaalen, ter vour<  458 FREDRIK HENDRIK, Prins van Oranje. voorkoominge Van verfcheidene misbruiken, die. daaglijks voorvielen. Hun Ed. Gr. Mog. maakten, derhalven, een na" der Reglement, waar aan zij hunne Gecommitteerden ter ver» gadering der Algemeene Staaten, door eenen eed, verbonden. Volgens dit nieuwe Reglement, vermogten gemelde Gemagtigden, in voorfchreeven vergadering, of daar buiten, zonder bijzonderen last der Staaten van Holland, niet over vrede, heiland, of oorlog , in onderhandeling te treeden met andere Vorften of Steden, van verbonden, hulpe verkenen of verlangen van eenige algemeene of geivigtige vergunningen, waar bij de Provintie van Ho/land en U'est-Friesland eenig nadeel zoude komen lijden, aanneemen , in dienst houden of afdanken van eenig Krijgsvolk, noch mede van het zenden van Gezanten, of aanmerklijke bezendingen buiten 's Lands; gelijk mede van het ftuk der mu iten, convooijen en licenten , het fluiten of openen van dezelvtn . verkenen van vergiffenis van misdaaden tegen den S, aat begaan, als mede over hwijtj'chelding van corfiscatien, bij Jen tent ie gedecreteerd, of over eenige gewigiige ftojfen, den Staat van den Landen betreffende. Zij mogten ook niets, de gemeene Unie betref» feude, vervreemden, bezwaaren, noch de penningen van eenige van hunne Comptoiren afzenden of belasten ; en zig in *f geheel niet verineeten, eenig Rechtsgebied in de vereenigde Nederlanden te oeffenen. Hoe nut deeze last ook ware, om de Hoogheid en Souverainiteit van Holland ongekwetst te be* waaren, weigerden, echter, de Edelen, doorgaans flaaven en afhangelingen van het Stadhouderlijke Huis, daar aan hunne toeflemmiug te geeven. Zij zagen duidelijk, dat deeze last ftrékte tot vermindering van de magt, welke de Algemeene Staaten zig dikwils aanmatigden, in dingen, die niet hun, maar Holland in 't bijzonder betroffen; en dat daar door ook de magt des Stadhouders beperkt werd. Dit laatfte was alleen genoeg om hem te doen weigeren daar in te ftemmen. Want de meefte Edelen van dien tijd , Krijgslieden zijnde,' hadden hunne bevordering alleen van den-Prins van Oranje te wagten. De Heer van mathenes , Lid der Ridderfchap vart Holland, weigerde den eed daar op te doen, alleen uit naa uw-  FREDRIK HENDRIK, Prins van 0--aniel 4 En om dat hij zeer verpiigt was aan de Ho/tan„ ders, heeft hij zig doorgaans bediend vau Raadsluiden, die „ hem door den Graaf werden gefield, en doen en laaten bij >, hem waren, zodanig dat hij niets buiten hem dorst verrig„ ten, uitwijzens een acte van het Jaar 1320, ftaande in de „ Analecla van mattheus." Verder vind men aangetekend , dat vredrik van syriit , op den qo Julij, van het Jaar 1321, bij Horst overleeden is. Zij", ne ordonnantiën, van een vrij ernftigen en fcherpen inhoud, vind men in het gemelde Batavia Sacra. De grondvesting vau denóV. Martins, of Doms Toren is geduurende zijne korte Regeeringgcfchied, en, naderhand, bij tusfchenpoozingen, de opbouw voltrokken. Dit blijkt uit eenen langweipigen vierkanten fteeu, tegen den Westkant des Torens, waarop men leesbaar en op een bekwaauien afftand voor *t bereik van 't gezigt, de volgende regels vind: In V "Jaar mcccxx en een Lei men van mij den eer/ten fteen: Daar na als men fchreef mc cc tweeentagtig Doe was ik volmaakt, zo men ziet waarachtig. Cort^een, Utrechts Chronijkje; veldenaar; vossius, Jaarboeken, pag. 328. enz. Fredrik de III, van dlankenheim, zoon van den Graave van Blankenheim , de eeneuvijftiglte in den rang der Utrechtfche Bisfchoppen. Na dat zijn voorzaat, floris van weve"linkhoven, overleeden was, kwamen albert van Beijeren, Graaf van Holland, en Hertog willem van Gulik en Gelder, en Graaf van Zutphen, binnen Utrecht, terwijl de Capittels vergaderd waren; Hertog albert verzogt, dat rooier van sêosskhorst, en Hertog willem, dat fkedsis van blanken- HfiLM,  FREDRIK de III, Bisfchop van Utrecht. 48,1 Heim, toen Bisfchop van Straatsburg, als Bisfchop van Utrecht mogt verkooren worden. De Capittelheeren baden de beide Vorften, zig te willen vereenigen, en te gader één perfoon voorftellen; doch vrugteloos-; elk bleef voor zijnen man ijveren; waar uit groote tweedragt ontftond. De meefte Heeren verkoozen, ter gunfte van den Hertog, fredrik; de andere, 27 in getal, verklaarden zig voor rooier van bronkhorst, toen Thefaurier van de Kerke van Keulen. Straks zond ieder partij Gezanten naar Rome, oin de goedkeuring van den Paus te vraagen. üonifac'üs de IX wees, in het Jaar 1393, het Bisdom toe aan fredrik, die de meefte ftemmen had, en voor een wijs en verftandig man te boek ftond. Deeze, te Utrecht komende, werd op den Zetei geplaatst. Van hem word getuigd, dat hij met geen minder grootmoedigheid dan befclïftiienheid, met geen minder voorzigtigheid dan dapperheid, zonder eigenbaat, de zaaken van het Bisdom beftierde. Heer jan van raasvei d , Ridder en Ingezeeteti van het Bisdom Munjler, veift<*utte zig om die van 't Sticht grooten overlast en fchade aan te doen. Dus trok fredrik op tegen Heer jan en zijnen vader, deed een inval in het Stift Munjler, veibrandde Oostdorp, een eigen goed van bit er. van raasveld, en fchonk al wat dien Heer toebehoorde zijnen foldaat. n tot buit, waarop hij naar Utrecht te rug trok. Uit oude brieven en charters ontdekte hij, dat Drenth, met de Stad en 't Kafteel van Koeverden, am het Sticht behoor, de ; dat deeze Heerlijkheden wel verpand waien geworden aan die geenen, die ze toen bezaten, doch onder voorwaarde, dat de Bisfchoppen van Utrecht dezelve, ten allen tijde, weder zouden konnen losfen, met zodanige penningen als ze beleend waren. Hierom deed hij den bezitteren aa-rseggen, dat hij tot de betaaling van die peuningen gereed was, en de panden losfen wilde; doch de Kaftelein van Koeverden weigerde die te ontvangen , en wilde van geen aflosfiug hooren. Met bijftand van Heere willem van Abcoude, Heer van Wijk bil Bumflede; Heere johan van brederode; l:eere henrik van vianen; Heere jan kenesse en andere, maakte Bisfchop H h 4 fre-  48a FREDRIK De III, Bisfchop van Utrecht. ïredrik zig hier op gereed, om hein, met magt van wapenen, tot de aflosfing te noodzaaken. Te zamen verfeheenen zij, met een talrijk Leger, voor Koeverden. Daarentegen verklaarden gysbert van bronk« horst, Heer van Borkulo, oudfte zoon van den Heer van batenburg, en meer andere vrienden van den Kaftelein, Bisfchop fredrik den oorlog, in hoope dat hij, uit vreeze voor de gevolgen, het beleg van Koever den zoude ftaaken; te meer, om dat zij een groot vertrouwen op den Hertog van Gelder (lelden. Doch fredrik zette het beleg ernftig voort, en noodzaakte de belegerden, zig aan hem over te geeven. Aldus bragt hij Drenth en Koeverden wederom aan het Stigt van Utrecht. Naardien de Kaflelein reinoud te gelijk Landdrost van Drenth was, werden de voorwaarden dus bepaald. Fredrik zou aan hem betaalen, in gereed geld, 12000 gouden fchilden, en vijf Jaaren agter een, ieder Jaar, 600 fchilden; reinoud zou, daarenboven, behouden alle de goederen, hem van zijne ouders aangeflorven, en niet tot Koeverden behoorende. Dit verdrag werd geflooten, den 14 Maij van het Jaar 1397. Bisfchop jan van aeikel , de vierde voorzaat van deezen fredrik, had nagelaaten een natuurlijken zoon, Ridder jan van arkel genaamd, Deeze verzamelde, op zijn Huis Rif neftein, een groote menigte Krijgsknegten, van alle oorden bij een gebragt, waar mede hij een grooten droop deed in het Land van Heer hendrik van Vianen en Ameidcn. Deeze verzogt den Bisfchop om hulpe; die ook fpoedig optrok en Heer jan , in zijn Kafteel, belegerde. Alle de Btirgza» ten, tot bijna 300 in getal, moeiten zig aan den Bisfchop gevangen geeven. Onder deeze bevonden zig de gemelde gysbrrt van bronkhorst, govert van elderen en jan van arkel. De Bisfchop deed het Kafteel Rijneflein tot den grond toe af breeken , eischte groot losgeld van de gevangenen , en deed hun zweeren, nimmer iets wederom tegen liet Stigt te zullen onderneemen. Daar na toonde hij aan die van Groningen, dat de Stad vsn dien naam voorheen mede aan het Stigt en aan st Maat'  FREDRIK de III, Bisfchop van Utrecht. 483 Maartens Kerk behoord had} en eischte dus dezelve te rug. Hij geen antwoord tot zijn genoegen bekoomende, gordde het zwaard wederom aan, en trok, in het Jaar 1400, tegen hen op. Hier ondervond hij, ih 't eerst, zo een magtigen tegenftand , dat hij het beleg moest opbreeken , doch maakte het hen vervolgens zo bang, dat ze in zijne handen moeiten vallen, en genoodzaakt werden, een verdrag met hem aantegaan, en hem als Bisfchop en Heer erkennen. In het Jaar 1405 bood Bisfchop fredrik de hand aan willeu van blijeren, Graave van Holland, in het bemagtigen van de Kafteelen Gasperen, Hageflein en Everflein. In het Jaar 1417 had hij mede deel in het verbrandden van Ijfsfelflein. Niet minder was hij werkzaam in de verzoening tusfchen jagoba van beijeren en haaren Oom jan. Terwijl hij met den oorlog in Holland onledig was, zeiden hem Hertog reinoud van Gelder, Hertog adolf van den bsrch, Heer dirk van meurs, Bisfchop, van Keulen, Graaf fredrik van meurs, otto, Bisfchop van Trier, de Bisfchop van Mun. fier, en Heer hijbert van cuilenborg, de vriendfchap op. Zij belegerden Amersfoort; doch werden zo wel ontvangen, dat ze met fchande moeiten aftrekken. Daarentegen vielen de Utrechtjthen in de Veluwe, roofden en brandden alles plat. De Gelderfchen, die mede niet ledig zaten, ftroopten in Overijs. fel; gefterkt door de Heeren van abcoude, egmond en cuilenborg, verbrandden zij Loptk, Houten, Amerongen, enz. Bisfchop fredrik nam, inmiddels, IVageningen in. Kort daar op volgde de vrede, tusfchen den Bisfchop aan de eene, en Holland met Gelderland aan de andere zijde. Aanmerklijk is het dat het Stigt van Utrecht zo veele magtige vijanden te gelijker tijd konde wederflaan , onaangezien de duurte der eetwaaren in het Bisdom zo groot was, dat een mudde Tarwe vijf guldens, (een zeer hooge prijs in dien tijd) kostte; daarenboven woedde de pest zeer hevig: zo dat 'er ruim 1500 burgers, behalven de vrouwen en kinderen, door werden weg gerukt. In het Jaar 1423, op den 9 Oftober overleed Bisfchop heedrik, in een hoogen ouderdom, op zijn Slot te Vollen. Ha 5 hoe,  484 FREDRIK de IV, Bisfchop van Utrecht. hoe, na dat hij het Bisdom meer dan 30 Jaaren loffelijk beftierd had. Zijn lijk werd naar Utrecht gevoerd, en in de Domkerk, aan de-zuidzijde van het Choor, onder eene fraaie Tombe, begraaven. Fredrik de IV van dien naam, en in rang de 56de Bisfchop van Utrecht, volgde, in het Jaar 1496, op david van bourgondien. Hij was een zusters zoon van den Markgraave fredrik van baden. Met eenpaarigheid van (temmen verkooren zijnde, werd hij door den Prins bevestigd. Al in den aanvang zijner Regeeringe moest hij oorlog voeren tegen de Groote Gaarde; dat is, tegen den afgedankten hoop Krijgsvolk , die voortijds had gediend onder Hertog albert van saxen, eerst Gouverneur en daar na Heer en Bederver van Friesland. Zij waren meer dan 400 man fterk, en rigtten, om en bij Deventer, groote verwoestingen aan. Doch de Bisfchop, geholpen door de Gelderfchen, verfloeg hun. De Hertog van Kleef, terwijl maximiliaan, onder davp> van bourgondien, Utrecht hield belegerd, had aan de Stad een groote fomme gelds opgefchooten, welke hij niet terug kon bekoomen. Dit verbitterde hem zodanig, dat hij de nog overgebleeven Groote Gaarde, van nieuws, in het Stigt zond, alwaar deeze woefte hoop gruwelijk huis hield. Doch de Bisfchop wist hen zo wel re onthaalen, dat zij naar Kleef togen , en aldaar wraak namen over het geene hun te Utrecht ontmoet was; waarop de vrede tusfchen deeze twistende partijen volgde. In het Jaar 1503 kwamen de Gelderfchen, na dat zij HU' verfurn in brand geftooken hadden, naar de Bild, digt bij Uirecht. Aldaar lag-de de Hertog, met bijna 2000 Gelderfchen , die met fommige burgers een heimelijk verraad ge. fmeed hadden, om met een deel Turffchepen, opgepropt met volk, de Stad in te vaaren; doch het verraad werd ontdekt, en de fchuldigen namen de vlugt. Van deezen fke. drik van baden word getuigd, dat hij veel bekwaamer was om de wapenen dan om Godgeleerde boeken te behandelen ; dat hij zig in veeic zaaken ftak, daar hij buiten had kon-  FREDRIK SCHENK, Bisfchop van Utrecht. 4.^5 konnen blijven: waar door hij groote fchulden maakte, en genoodzaakt werd, veele Heerlijkheden te verpanden. Hij overleed in het Jaar 15:6. Zie O. H. Kronijk; Gelder fche Gefchiedenisfeti en Batavia Sacra. ' Fredrik schenk van tautenburg, de 6"ifte en te gelijk de laatfte Bisfcnop van Utrecht; werd, na juriaan van egmond, in het Jaar 1560, verkooren. Doch vermids hij, wegens de verandering, in den Godsdienst des Gevvests voorgevallen, het dadelijk bezit van het Bisdom niet mogt behouden, bleef hij titulair Bisfchop, en wetd daar na Prefident van het Kamergeregt te Spiers. Hij was een geleerd en kloekmoedig man, maar, zo als fommigen hem nagaven, ongemeen gierig. De beeldftorming viel voor ten zijnen tijdeUit zijne nagelaatene goederen, in het Stigt van Utrecht, zijn, in het Jaar 1583, de Bisfchops Proven gefundeert. Eenige daar van werden gegeeven aan vrouwspeifoonen, doör hem misbruikt. In het Request van de Gedeputeerden der vijf Godshuizen te Utrecht, tot het fterfhuis des Aardsbisfchops fredrik den V van die naam, den H. H. Staaten des Lands van Utrecht aangeboden, zeggen zij uitdrukkelijk. „ Daarenboven alzo zijne genade Bisfchop fredrik , bij ,, zekere vrouwsperfoonen, kinderen ve.wekt had, die, van ,, haare eere ontzet, daar voor nooit eenige reparatie gehad „ hadden, en dat eenige van die in groote krankte leggen, „ en andere met arbeiden, andere ook grootelijks gedebili„ reert zijn, dat het haar niet mooglijk is , langer de kost te „ winnen; ende dat in confideratie van 't gunt vooriz. is, „ dezelve perfoonen behoorlijke alimentatie verftrekt moest worden, principalijk mede, alzo het een fchande zou we,, zen, dat de voorfz. perfoonen, die bij het leven van zijne genade onderhoud gedaan is, na zijn aflijvigheid gebrek w zouden lijden: zo hebben de voorfz. fupplianten, met „ de  A8<5 FREDRIK SCHENK, Bisfchop van Utrecht. i, de voorfz. vrouwsperfoonen geaccordeerd en dezelve toe„ gedaan 2088. guldeus, ora dezelve aan lijfrenten te leg„ gen; enz." iu de lijst der gedachte Proven, door de Heeren Staaten geapprobeerd, (laat deeze post „ Sondags aan eene fchamele „ oude vrouwe, die zijne genade van haare eere beroofd „ had. 7 duivers eu 8 penningen." En in de rekening van antons westenhorn uit den Engh, en jan gerritsz van Rcumpst, als Difpenfeurs deezer Proven. „ Ida claas , die „ zijn Ed. vriendfchap gedaan had, alle Zondagen 7 duivers „ 8 penningen." Men vind op die lijst nog meer dergelijke posten. Deeze ida claas in het Jaar 1588 gedorven zijnde, verzogten der arme noodhulp binnen Utrecht, „ dat haare „ Prove 7 duivers 8 penningen 's weeks, als te veel voor één „ perfoon, mogt gebragt worden op drie perfoonen." Dan dit, werd door de Staaten afgeflaagen, zij wilden dat het zou blijven aan één vrouwsperfooii, en begundigden daar mede zekere anna jans , in de Ambachtftraat. Die van Utrecht. geen geld meer hebbende, ora de moedwillige foldaaten, die in en om de Stad lagen, te betaalen, en vreezende voor. plonderinge, daar zig al voorbeelden van opdeeden, zonden de Staaten eenige Geedelijkeu en Edelen, uit den Provintiaalen Raad, aan fredrik , als wel wetende dat hij gelds genoeg onder zig had, om hem te verzoeken, dat hij, tot voorkooming van 'sLands bederf, de Staaten geliefde bij te daan met een leening van 40,000 of 50,000 guldens, waar voor zij hem goede brieven van verzekering wilden geeven. Op den 14 November van het Jaar 1576, kwamen cie Gelastigden bij hem. Onder dezelve was, van wegen de Geedelijkh,eid, ansoNius van galama, Proost van Noordhuizen, en Kanunnik ten Dom. Met alle heuschheid droegen zij hem den nood der Staaten voor; maar het was eenen doove gepredikt: hij zeide, hun niet te konnen helpen. Zij bragten hem onder 't oog, dat hij, in de plondering niet meer verfchoond zou worden, dan anderen; doch dit was insgelijks vrugteloos. Hierop verklaarden zij, indien hij niet goedwillig de Staaten bijitond, met geweld de gevraagde fouime van hem te zullen leeuen. Vreemd  FREDRIK SCHENK, Bisfchop van Utrecht. 487 Vreemd klonk hem dit in de ooren. Hij dreigde in toorn, en waarfchuwde hen, zij moeiten toezien wat zij deeden; 'er nevens voegende over dit geweld aan den Prins en aan den Koning van Spanje te zuilen klaageiï. Dit niettegenftaande, deeden de Heeren Gedeputeeiden, dooreen Smid, een kofter openen, daar zij al het geld uitnamen; doende het, door van lamswekrden , Secretaris der Staaten. opfchrijven. De forame, die zij 'er in vonden, bedroeg 41879 guldens, 18 duivers en 8 penningen. Fredrik , ziende het niet te kunnen beletten, liet hem begaan, en gebood, onder het geldtellen, zijnen Kapellaanen, de Heeren met een floop wijn te verfrisfchen. De fomme opgemaakt zijnae, gaven zij hem daarvan de volgende Acte : „ Dat zij, tot betaaling van der foldaaten lecninge en andere noodzaaklijkheden, waar in zij, door ,, deezen gevaarlijken tijd, gebragt waren, van zijn Eerwaar„ digheid geligt hadden, en loef van der haar , Kameraar „ der Staaten , hadden doen mede neemen de gedachte fotn» ,, me, waar van de rente zoude gegeeven worden tot den „ penning zestien, en zo haast weder opgebragt als het den „ Staaten mooglijk zijn zoude. Terwijl het geld in zakken weg gedraagen werd, zou hij gezegd hebben: Daar gaan zij met den drek heenen; maar den gouden berg hebben zij nog niet aangeraakt. Met vrugt, nogthans, bedienden zigdeStaaten van dien drek, om zig uit de tegenwoordige zwaarigheid te redden. Doch de nood zig op nieuws doende gevoelen leenden zij thans van hem zijn zilverwerk, 20,000 guldens waardig,,'t welk zij verpandden om zig van de penningen te bedienen. Bisfchop schenk was af komftig uit het Gedachte der Baronnen van tautenbero.. Hij oveileed in het Jaar 1580, laa«, tende eenige Schriften na. Die een omftandiger berigt wegens hem begeert, leeze het geene van hem gezegd word', in het begin vau het Derde Dsel van het Batavia Sacra. Fbedrik hendrik, een Schans, aangelegd in het 1637, na de verovering van 'sHertogenbosch, en dus ter eere van den overwinnaar genaamd. Zij legt bij den ingang der haven, aan  488 FREDEWALDA. aan 't Noordwesteinde der Stad. Zij diende zo wel ter verftei king van de Stad, als ter beteugelinge van de burgers, ot welke men zig nog niet genoeg \erlauen kon. Ook draagt zij den naam van de Bril, of Paapen Bril. Een andere Schans van dien naam ligt aan den Westelijken oever van Lillo, nabij Zandt-lied, zijnde eeu vierhoek; welker kleine bezetting, die door een Plaats-Majoor plagt gekommandeerd te worden, mede aan Lillo onderworpen is Deeze en de Kruisfchans werden, in 't Jaar 1747, door de Franfchen bemagtigd. Fredewalda. Aldus vind men dien naam gefpeld, in 't Perkamentenboek van Utrecht; de Prelaten vau Werum waren gewoon te fcbrijven Frodowalda en Froda Sllva. Dit Fredewalda is een Landftreek van negen Kerken, leggende op een zandigen grond, zo als emo zegt. Het is een gedeelte van het Westerkwartier, 't welk een derde gedeelte uitmaakt, van de Groninger Ommelanden; hebbende tot grenspaalen , in het Oosten, een Riviertje, het welk heden boven aan het Peiferdiep, beneden het Aduarderdiep genaamd werd; in het Westen grenst het aan het bovenfte gedeelte van de Lauwers; in het Noorden aan Langerwald; ten Zuiden word het, door de Kleilanden, van Drenth afgefcheiden. Men noemt dit zoort van driftigen grond, in de Landtaal, Veen, waar op, na langen tijd bloot geleegen te hebben, gras wast; als ook ftruiken en heefters, die nu en dan zinken en verrotten, terwijl 'er telkens nieuwe aanwasfen, waar van het zelve een geduurig verborgen voedzel heeft, zeer veel gelij. kende naar verrot hout, het water, dat 'er op ftaan blijft, als een fpons inzuigende. Na dat het water, door gemaakte waterleidingen, afgetapt is, worden 'er, met de fpade, vierkante of langwerpige brokken afgeftooken, die door de zon en wind hard gedroogd zijnde, het brandhout in deugd niets toegeeven, en den naam van torven of turven draagen, gemaakt van een broekachtigen grond, in tegenoverftelling van die op een moerasfigen grond geftooken werden. Alting, Not, Germ, Inf. p. 11, fol. 59. Fee.  FRESIA, FRES10NES. 489 . Fresia, fresiones. De volken, die ten tijde ais de Room' fche heerfchappij, in deeze Gewesten, plaats had, Friezen (Frifii) genoemd wierden, hebben naderhand van hen, die Barbaarsch Latijn fchreeven, Frefiones beginnen genaamd te worden, ook wel Phrefones, Fhrefii, Frigiones Frefonia, Frefienfes, en met nog meer andere wanfchikkelijker namen. Insgelijks heeft men hun Land, verkeerdelijk, Frefia ge. noemd. 't Kan zijn, dat de uitfpraak der Friezen , waar door zij, die tusfchen het Flie en de Lauwers woonden, de lange of dubbelde E als een I plagten uittefpreeken , tot deeze veranderde benaaming aanleiding heeft gegeeven. De Engelfchen hebben dit. van hun overgenoomen en tot heden toe behouden. Maar na dat de Landbevolkers, uit het Overrhijtu fche Frankenland ( Francia) getrokken zijnde ( bij wien, gelijk uit veele bewijzen blijkt, zig niet lang daar na een gedeelte Bataviers en Taxanders, onder een eendragtig verbond, vervoegd hebben) een aizonderlijk Gemeenebest op zig zeiven. hadden opgerigt, is de naam van Frejionen {Friezen) doorgebrooken bij alle de volken, die tusfchen de Schelde en de Elve zig uitftrekten tot aan de Noordzee: zo dat hun oud Vaderland , het welk een tijd lang, den naam van Frankenland {Francia) gedraagen had, naderhand Friesland {Frefia) genoemd is, na dat zij de Saxen in hunnen Staat mede aangenomen hadden; van welke de Chauken weJ eer het grootfte ge. deelte uitmaakten, en wel aleer deeze Landbevolkers van het Keizerrijk ontflagen, en in vrijheid gefteld waren, die nu al. leen den naam van Franken behouden hebben. Dat nu de eerfte Franken, Overrhijnfche volken waren, is uit de Romeinfche Gedenkfchriften genoeg bekend, en voornamelijk uit de Reiskaart van PEUTtNGER, en uit vopïscus , daar hij verhaalt, dat Keizer probus de Franken, uit hunne woonplaat, zen, over den Rhijn en de Elve, verdreeven heeft; dat de zelve naderhand vermeerderd zijn door de Bataviers en Taxanders, die zig bij hen gevoegd hebben, waarfchijnhjk vrijwil* lig, om dat zij mede gerekend worden onder de Franki/che Inboorlingen, en niet als Landbevolkers, afgezonden volken, welke zij overheerd hadden. Tidonius, Bisfchop van Cier. tnont, in een zeker vers aan consehtius, geeft hier van geen dui-  49'C- FRIES. (DIRK de) Oud - Burgemeefter te Haarlem, en liet zig, nevens Jonkheer ciiristoffel van sciiagen, en den Penfionaris dier Stad adriaan van assendelft, gebruiken, om wegens de overgave van Haarlem, te Amfleldam, met don fredrik de toledo in onderhandeling te treden, en vier of vijf dagen uitftel te verzoeken. Doch rifperda hier van kennis gekreegen hebbende , deed 'er de weet van aan de burgers, die met hem famen fpanden om dit te verhinderen. Assendelft en schacbn te Haarlem te rug gekeerd, werden terftond gevangen, en naar Delft gezonden, alwaar de Prins assendelft deed onthoofden; schaoen ftierf in dê gevangenis. De fries was in Amfleldam gebleeven, en fchreef van daar nog een brief naar Haarlem, om de Regeering te beweegen, tot het verzoeken van genade en het uitdrijven der bezetting. Maar de brenger van zijnen brief werd met de koorde geftraft. Zie Vaderland fche Hiftorie, VI Deel, bl. 411 en 412. Friesen, friezen» of vriesen, met dien naam al ten tyde van den Romcinfchen Hiftoriefchryver corn. tacitus , kort na christus geboorte, bekend geweest, die ook al lang voor tacitus aldaar gewoond hadden. Dat zy een Volk zyn afkomftig van de oude Duitfchen, blykt genoeg uit hunne zeden en taal. Hunnen oorfpiong van de Indiaancn, of l'er. fiaanen, te willen ontleenen, is buiten't fpoor der verftandigen te loepen. Wanneer, en van wien Friesland allereerst aan den zeekant bewoond is geworden, is niet wel uit te vinden. Ondertuffchen is dit gewis, dat zy al lang voor taciti s, zoals gezegd is, daar gewoond hebben. Sufïridus petri Helt, als zou hun oorfprong zyn uit sem, Zoon vau noach. De eerfte ftamvader der Duitfche Natie tuisto, of tuiscon , zou uit het geflacht van magog, Zoon van japhet, enz. zyn gefproten; liet na, of zou nagelaaten hebben, eenen Zoon manus , en die weêr drie Zoonen , flichters der Duitfche Natiën, ingaevo, istaevo, en i-ierjiion: hermion, Vader der volken in 't midden van Duitschland> insaevo, der Volken  FRISSEN. 497 ken die 't geweft van de Eems af toe de Noordtzee bewoonden' istaevo, der Natiën die haarverblyf aan den Rhijnflroom cn v'erder namen, daar onder de Frhzen mede gerekent. Dat ze uit Scandinavia, of Scadia, mogten gelproten zyn; zi* daar op na bet geene alreeds gezegt is op fresia. Het zou veellicht ook konnen zyn. dat deeze isiae'o een nazaat van friso geweest ware; naar wien de Friefen ™™ voeren J de lyd wanneer ze dien gekregen hebben , is onzeker. Belan. gende dan tuisto, ftamvader van de geheele Duitjche Natie, by gevolge ook der Frifii of Friefen , daar van gewigt tacitus in zynen tydt (kort na christus geboorte) dat ze met oude gezangen hein, als eenen God uit de aarde ge'proten, eerden. Ten tyde van julius caesar (voor curh'Us geboorte) hebben de Friezen dit landt al bewoond. Drusus, lhefzooa van Keizer augustus, liet van den Rhijn af tot in den Tsfel, en naar den Friefchen kant eene grift graaven, om den (lei ken loop van den Rhijn wat te dwingen; hy bouwde daar met een eene Sterkte aan den mond van 't Flie: ook wierd den tnc zen eene fchattinge opgelegd. Vermits de Friezin nabuuren der Saxen v^aren, zyn zy onder de Saxen, en de Saxen onder de Friezen vermengd geworden , zoo dat Friesiandt, al voor het jaar 300, na christus geboorte, onder Saxen begrepen is geweeft. Toen de Cauchi, tuffchen de Eems en Wefer, naar Frankrijk getrokken waren, hebben de eigéntlfkeFriefen den zeekant ingenomen, de Saxifche de landtftreeke naar boven. Melis stoke zegt in /yne Rymkronyk; Die Neder-Safen heten nu Friefen. Daar uit wordt befloten, dat de Saxen en Friezen, eenerlei Volk waren , en van de zelfde af komlt: zy voegen 'er by , dat saxo ftamvader der Saxen, een Broeder van friso geweest zoude zyn, maar zonder bewys; zie friso. Men merke oadertuffchen aan, dat de naam van Biezen zich veel verder in oude lyden uirgefttekt heeft dan hedendaags. Rbijmburg, dicht by Leiden, voert noch in »t Latyn den naam van Mu. tütiffimum Frjfi* Caftcllum; het allerflerkfle Kafteel van friesiandt. Flaardingen zelfs word Otfidum Trifia, eene ii 4 V''*-  49 r FRIESEN. Friefehe Stadt, geheten: zoo dat Friesiandt, Hollandt meda begreep, en Hollandt met dien naam (in 't jaar 860 nog niet bekent) een gedeelte van Friesiandt was. Zulks getuigt ook melis stoke in zyne Rymkronyk, zingende, Z"jt des zeker ende gewei Bat die Graeffchap van Hollant es, Een ftie van Friesiandt genomen, Cornelius tacitus verdeelt de Frifii in Major es & minores, Groot er, of meerder, en Kleinder, of minder Friefen, groot en klein Friesiandt, Groot Friesiandt, het eigentlyk zoo genaamde Friesiandt, Embden daar onder, t' zamen met Groningen en de Ommelanden, tot aan d'Eems toe ; Klein Friesiandt, geheel Hollandt: hoewel eenigen 't maar'neemen voor 't gedeelte van Hollandt, nu [Fest-Frieslandt geheeten, bevattende Enkhuizen, Hoorn, Alkmaar, Medenblik,enz. Ui; ■ het geen nu verhaalt is komt het, dat men, in de oude Ui. florfën, van eenige daaden of voorvallen der Friezen, met onbepaalde aanvvyzingen , kezende, dikmaals niet recht weec tot welke men liet t' huis brengen moet: het zy tot de Oost, of de nu eigentlyk geheeten Friezen, het zy tot de Hol. iandfche- of West-Friezen; zoo wanneer de omftandighederi van ftad, plaatze, of perfoon, ons geen licht geeven. Deeze verwarringen geeven ons inzonderheit de Latynfche en Fran. fche Schryvers, de Friezen, Saxen noemende; en het geen eigentlyk tot de Oude Friezen behoort, onder den naam van Saxen opgeevende. Hoe de Friezen onder 't juk der R0. tneinen zyn geraakt, en zich daar van ontlaft hebben, 'hunne' tiitftekende oorlogsdaaden; groot aanzien by andere volkeren • overgekome onheilen; oude Regeeriugsform, fchadelyke on'. ruften onder malkanderen; enz. kan hier alles in geen kort begrip vervat worden ; iets echter hier van zal rnen vinden op friesland. Het was van oudts een ftrydtbaar Volk, en de Adel zeer tot den oorlog genegen. De Prins was gewoon den geenen, die zich, binnen of buiten 'slandts, op eene Aftekende wyze gekweeten hadden, een paerdt en fpies te Yêfeeren, pm m die eere deelachtig te mogen worden , Ö1H-  FRIESEN. 499 ontzagen zy zich niet lyf en leven, in de uiterde gevaaren, te waagen; in tyd van Vrede binnen 's landts, trokken zy 'er buiten, en naar andere Geweden, ora zich daar in den oorlog te oeffenen. Zulke .liefhebbers der vtyheid warenze, dat zy het woord van Frey byr.a altyd in den mond hadden; gedu» rig moedigden zy den anderen daar mede aan, roepende mal« kanderen toe: Wy zyn freye, wy zyn freye Friezen, die moe* ten wy zyn en blyven. Daarom meenen ook eenigen, dat zy ter oorzaake van hunnen roep en veldtgefchrei, van Frey zyn, of Frey te zyn , den naam vau Friezen bekomen zouden heb' ben: en aldus de naam van Friezen uit eene fpreekvvyze onder hen ontdaan zyn. < Anderen zyn van gedachten, die wel wat koud, maar evenwel niet vreemS zyn, dat deze Natie dien naam van de Romeinen of anderen zouden konnen gekregen hebben, eu het landt den naam van Friesland, om dat het Gewed, daar de Friezen in woonen , een koude sa vriesachtige fteeek is. Melis stoke zingt 'er in zyne Rymkronyk ook dus van: Die Neder-Saffen heten nu Friefen. Dien name wan ic dat eerji vant Kome, want het is een cout lant. Zie ook verder iets van den naams. oorfprong op friso. Waarom Hertog georg van Saxen , Friesiandt, FrejU landt noemt, zie op albert , Hertog van Saxen, Der Friezen voornaamfte afgoden waren merkuxius, mars, en herkules, dan nog fqst, of fosta , en eaduhenna, die zy een bofch toegeheiligd hadden, ook baduhsnna genoemt, zie op badtjhekna ; aan merkubius, anders warne, offerden zy op zommige plaatzen menfehen. Hst was hun toegelaaten wanneer zy eenige reden meenden te hebben, zich van hunne nieuvvgebore kindertjens te mogen ontdaan, en die om 't leven te brengen, zoo lange zy noch niet genuttigt hadden; doch anders niet. Wanneer het voorviel dat zulk een • kindt naar 't water, of eenig vat, om het 'er in te verdrinken, gedraagen wierd, eu net gebeurde dat iemant, daar omtrenr, bet arme wjgt een weinig honing, melk, of iet anders dat by I'S dit  5°» FRIESEN. der hand was, in den mond flak, durfden zy 't geenzins doo. den. Zy zyn lang by hec afgodifch Heidendom gebleeven, niet alleen met eenen hardnekkigen tegenftand , maar zelfs met vervolginge tegen 't Chrifiendom i eerft kort na het jaar 700 begon men *er het Chrifiendom te planten, doch in den aanvang, en noch al eenigen langen tyd daar na, met weinig vrucht. Elendig plagten de Frieten geplaagt te worden door de verwoeftende invallen der Noormannen en Deenen. Wy hebben gezegt dat Hollandt (eer die naam noch bekent was) een gedeelte van Friesiandt was, en dat de ingezetenen enkelyk Friezen genoemt wierden; maar zelfs ook naburige Volkeren, geene eigentlyke Friezen, namen die benaaminge zeer geerne aan; 'r zy dat deze Natie in een byzonder groot aanzien was, wegens haare ftrydtbaarheit, 't zy om dat die naam genomen wierd voor Frj, of immers eenen zwier daar naar, en naar de behaaglyke gulde Fryheit hadde. Na dat de naam van Hollandt ter baane gekomen was, hebbende Schryveis den naam van Hollandt en Friesiandt dikmaals voor eenen en den zelfden genomen en geboekt; om dat, zegt s. van leeuwen, het grootfte deel van Hollandt het naafte by Frieslandt legt, en ook den naam van fVefl-Frieflandt voert: ja by verfcheide oude Schryvers worden de eerfte Graven van Hollandt, Graven van Friesiandt geheeten. 't Geen 'er hugo de caooT van fehryft, dient hier met ftilzwygen niet voorby gegaan: „ Van dezen tydf (van 't jaar 400) af tot op den ,, rydt der Graven toe, dat is, byna of omtrent 500 jaaren „ daar na, ontbreeken ons grootelyks de Hiftoriën. In dien „ middeltydt hebben de Saxen, JVilten, Slaven, daar na de „ Noormannen en'Deenen, met hunne roof-en plonderachtige >, invallen alles verwoeft en vernielt; maar de Bataviers, „ hebben, door zich en het hunne te befchermen, den naam „ der aaloude dapperheit noch al vermaarder gemaakt. Dit ,, laatfte is zeker, maar de reft legt in diepe duifterheit bedol„ ven. Toen ter tydt begon ook de naam te veranderen: t, want de naam van Batavia, of Balua, binnen 't boven„ deel van het eiiandt ingefloten blyvende, heeft men de Ba„ tauwers, of Bataviers, die meer neêrwaarts woonden, „ Friezen beginnen te noemen. Het is ook niet te verwondereu;  FRIESEN. 50 ï „ ren; want, ten tyde van plinius, wierd al een gedeelte „ der Batavieren, mindere Friezen en Frifiabones, gehee„ ten. Dat ook onder de lyfwachten der Roomfche Keize„ ren Friliabouen zyn geweeft, getuigen de oude Opfcbrif. „ ten. Voorts hebben ze behaagen gehadt in den naam van „ Friezen, 't zy omdat het in onze taal naar Fiyheie „ zweemt, 't zy omdat de Friezen, van ongenaakbaare „ Meeren en Moeraffen omringt, en daar door oaverwinne„ lyk, alle de andere Bataviers, in 't open vlak veldt woo„ nende, en tegen de invallen der Barbaaren bloot leggen* „ de, ten toevlucht geftrekt hebben. Immers dit is zeker, „ dat de eerfte Graven (toen den r.aam vau Hollandt noch „ niet door en wéér door bekent was) niet anders dan nier, ,/, den naam van Friesiandt en Friezen genoemt en befchre„ ven wierden." Van de verdeelinge der Friezen, in meer. dere en mindere, als ook van de Frifiabones, oorfprongkelylc uit de Friezen, kan men de Schryvers nazien , die over tacitus hunne verklaringen hebben uitgegeeven, inzonderheit op deeze woorden, Majoribu.s minoribujque Frifiis, de Meerder en minder Friezen. Daar uit blykt, dat al in dien tydt zoo wel de groote als kleine, .de mindere als de meer. dere, den naam van Frifii, Friezen, gehadt hebben. De dragt en kleedinge der oude Friezen was, by winter en zomer, een beeftenhuid om het lyf: maar, omtrent het jaar i20o, warenze beter opgefchikt, en hebeu in meenigte jaaren hunne dragt niet verandert. Zy droegen Hechte hoozen, daar boven de kniè'11 eenige gehakkelde koorden op genaait waren: deze gingen gemeenlyk opwaarts tot aan hunnen middel; waren zeer eng om de beenen; het wambais was kort, dat zy met groote zilvere, ook goude haaken , aan malkander val! maakten; over 't wambais en de hoozen, droegen zy eenen rok, komende byna aan de kniè'n, met wyde mouwen; vertoonende bykans het fatfoen van de tegenwoordige ryrokken. Voor de borft was een klein vierkant wolle lapjen met kleine vouwen t'zamengetroliken, dat sommigen met goude, andere met zilvere ftreepen deeden bezetten, naar ieders vermogen; hunne gordels waren gemeenlyk van zilver, zomtnige verguldt, grooter of kleinder, dikker of dunder, naar den ftaat 1, via  50* FRIESEN. van perfoonen. Eenige droegen laage èn uitgefneede fchoenen, mee zyde banden om den voet t'zaamengebonden an dere hooge fchoenen, met eene fcherpte of fpirs omgekrómde tip, als de hedendaagfche fchaatzen. De hseden, zoo van Edelen als onedelen, waren in 't gemeen laag en fchoonvan de Edelen, of vermogendsn met zilvere, of vergulde haaken opgedaan : het gemeene volk gebruikte zyde linten of fnoeren. De Vrouwen droegen overrokken met diepe vouweu, van beneden tot boven toe gehecht, waar op uitgefneede bovenlyven, over al bezet met goude, zilvere, of vergulde fpangen, zommige rond, zommige vierkant; recht voor de bord haddenze eene vierkante plaat van verguldt zilver, waar op eenige beeldtjens, of andere fraaijigheden, uitgefleeken Avaren; zommige hadden verheven werk, in de gedaante van eene ioos. Haar hoofthulfel was zeldzaam; het ontbrak aan geene goude »f zilvere verfierzelen. Het breeder bericht daar van, nevens de afbeeldingen, vindt men in p. winsemius met de befchryving daar van; ook by christ. schotanus. Dat de Friefehe Natie een magiig volk is geweeft, getuigen alle de van hen fpreekende Hiftoriën, en met grooten roem van. hunne verrichtingen. Zy hebben veele bloedige oorlogen gevoerd tegens hnnne nabuuren, en zonderlinge dingen tot voorftant van hunne vryheit gedaan, daar over zy altydt zeer jaloers zyn geweeft, de zelve boven hun leven fchattende. 't Is waar, dat het geluK hen niet altydt begunftigt heeft; zy hebben zomtydts al het juk der Romeinen, dan der Franfchen, ook der Sa*en en Burgundifchen, &c. moeten draagen; maar altyd zynze 't weêr outworftelt| en hebben zich in hunne vryheid herftelt. Hun ergfte was! dat ze dikmaals onder den anderen oneenig geworden zyn' en zich zelfs byna, door inwendige Fadien, verdelgt zouden hebben; inzonderheit door die van de Schieringers en Petkapers, alzoo bloedig enmoortdadig als die der Guelfen, enz. in /taliën; der Roode en Witte Roos in Engelandt; der Star. ren in Frankryk} Hoekfehen in Hollandt; Bronkhorften, enz. in Gelderlandt'. Onder de regeeringe van ubdo , derden Prins van Friesiandt, omtrent 700 jaaren voor cmusrus geboorte, fielt men eenen togt gefchied te zyn der Cimbren (zoo  FRIESEN. S03 (zoo elendig door eenen watervloed geplaagd, dat ze zich genoodzaakt vonden te verkampen ) door DuitlchUmdt, Frankryki en halten, daar ook veele Friezen by geweeft zyn; dat ze de Romeinen zouden aangegrepen, en d'eerftemaal den Veldtheer silanus uit zyn leger geiiagen, daar na manilius, en ten derden caepio overwonnen hebben. Andere Schryvers ftellen dien togt, of watervloed, vroeger; maar andere maken 'er meer togten van, waar van iets op frieslandt eu ubbo. De oude Friefehe fpraak, nog veelerwegen onder de boeren, gemeene lieden, als anderen.gebruikelyk, is als eene fpraake op zich zelve; met geene der andere taaien overeen komende, en voor hunne nabuuren, in de andere Provintien, onverftaanbaar. Suefridus eetri, die een gebooren Fries was, verhaalt dat hy in 't jaar 1547. te Leuven ftudeerende, met andere Friezen in S. Barbare Kerk, daar veel doorgangs is, op'gezette tyden byeenkomften hebbende, niemant van de andere Natiën , wie zy ook waren , die door de Kerk gingen, of 'er in kwamen dra hen te hooren, iets verftaan kon van 'c geene zy zeiden. Omtrent het jaar 450 wierden de Friezen, nevens de Anglen, daar de Forft van Friesiandt ook het ge» bied over hadde, van de Brittanniers (nu Engelfchen) ter hulpe geroepen tegen de Schotten en Bi&en, die den Brit» tannifchen Koning overvielen, en hem te magtig wierden. Zy" kwamen aangevoert van hengist en horsa, zoonen van den Friefchen Koning udolp haron; droegen zich zoo dapper te^en de Schotten, dat Koning vortiger van Brittannim aan hengist een gedeelte van het landt Kent overgaf. Dat Geweft ftont hem zoo wel aan, dat hy meer volk uit Friesiandt ontboodt, en vortiger van zynen Throon ftiet. Toen noemde hy Brittannim, Engijllandt naar zynen naam, of Antellandt naar cl''Anglen die met hem opgetrokken waren, als onderdaanen der Friefehe Vorften. Hoe 't hen met de Franfchen ging, zie op beroald. Keizer karel de groote, Koning van Frankryk, riep hen ter hulpe, tegen de Heidenfche en oproerige Saxen; zy bragten der Saxen Hertog leodincaar voor hem gevangen : wegens hunne zeer groote aan hem betoonde deugden en dienften, heeft hy ze, ten eeuwigen dage, ontflagen van alle tribuiten en eigendom; gemagtigd om  5" te rugge kwam naar de zoutryke rivier, (welk ongeval hem mogelyk zyn paerd, hem afwerpende, hadde toegebragt) hebben de Friezen, na dat zy eerft tot Beflierders gekregen hadden voornaame Hoplieden, daar na die van den Hoogden ftaat, (welke laatfte de fchattingen - op eene, ondiaaglyke wyze verzwaarden) den teugel van gehoorzaamheid en een vreedzaam gedrag afgeworpen, en de Romeinfehe krygsknechten, die, het bewind over de fchatting hadden, aan kruishouten opgehangen. Na dat zy nu een wei* nig daar na het leger van het Opper- en Neder-Germanien, dat de Landvoogd lucius apronius met de vloot langs den Rhyn alleen, en niet mede over de Meeren, om hen te ftraffen, derwaards gevoerd had , sjerflageu, en op de vlucht ge^ dreven hadden, hebben zy zich in Vryheid gefteld, tiet welk hun een zeer grooten roem en naam gegeeven heeft; om dat zy alleen, en zy byna alleen die over het FUe woonen, toen in den allergrootflen nood, zonder eenige list of laagen, openlyk voet voor voet, ten achtften maale het gevecht heb. bende hervat, en tot den volgenden dag vervolgd, zoo eene afiuienlyke overwinning op een dubbeld leger behaald hebben. Want zoo 'er de Germanen ooit een op de Romeinen verkregen hebben, die by deze mag vergeleken worden, immers zal 'er nauwelyks een zyn, wanneer men alles naar behooren overweegt, die boven dezelve kan gefteld worden. . Maar, zal miffchien iemand zeggen; d'overwinning van arminius op qjjintilius varus heeft alle de Over-Rhynfchen van het Ne* der-Germanien weer in vryheid gefteld; deeze maar alleen het Friefehe volk. Ik bekenne het; doch die van arminius heeft zulks maar gedaan voor zes jaaren, deze voor altyd. Als nu dus het juk, dat zy gcheelc veertig jaareu lang, he: zy mes Kk 3 fie.  5^ FRISIÏ. geduld of ongeduld, gedraagen hadden, in het 28. jaar na de geboorte van Christus, afgeworpen was, zyn zy nooit weêr ouüer de gehoorzaamheid van de Roomfche Heerfchappye gekomen; (zoo men alleenlyk hier van uitzondert weinige maanden, dat corbulo, als hy voor hun Gemeenebeft Beftierdere uit Inboorlingen gekoren hadde, daar eene bezetting gehad heeft zonder eenige vaftigheid,) maar naderhand hebben zy, als de vryfle van alle Germanen, hun eige volk altyd zelfs geregeerd; ook Beflierders en Hoofden over hen aangefteld, die de willekeuren des Volks uitvoerden. Hoedanige geweeft zyn verritus en malorix, die van de Romeinen wel Koningen genoemd worden, maar die van het volk bevolen waren voor Gezanten naar Rome te gaan. Zeer nadrukkelyk heeft derhal. ven tacitus, onder de regeeringe van nero, van de Natie der Friezen gezegt, waar in toen de Germanen regeerden {in qua turn Germani regnabant) om te kennen te geeven, dat de Romeinen niet langer, maar de Friezen zelfs, die Germa» nen waren, dat volk beftierden, hoewel onder eene volksregeeringe. Zy bederven dieshalven, of ontzenuwen den zin van tacitus, alle die afgaan van de gemeeneleezinge, d'eene dit, en d'andere dat, ieder naar zyne zinlykheid, daar voor in de plaats Hellende. Ondertuffclieu hebben de Friezen niet alleen zorge gedraagen voor hunne eige vryheid, maar ook voor die van hunne nabuuren, die zy altyd met hulpbenden bygeftaan hebben, als zy hunne vryheid weêr zogten te verkrygen. Ja, dat meer is, zy zyn geweeft de voornaamfte Aandryvers om' een verbond te maaken tot verdediging der gemeene Vryheid ; het welk uit dien hoefde den naam gekregen heeft van het Frankifcke, dat is, Vryheids-Verbond. Hunnen eigen naam tot zoo verre altyd behoudende, dat zy dien, als de Franken nu meefter waren van Gaulen, wyd en zyd onder de naburige volkeren hebben uitgebreid : Waar van ik verfcheide zaaken, die hier toe ook konden gebragt worden, boven verhandeld liebbe. Zie de meergemelde Schrijvers. FSIES'  FRIESLAND, Verdeeling en Gtondgefteldhid. 513- Feiïsland, een der zeven vrije Gewesten, wiens aloude(laat en bevolking, uit de voorgaande Art. fkesen, frisia, fbisiabonen enFKisir, genoeg is op temaaken , vordert, volgens ons Plan, geene nadere befchrijving; dus wij, in dit Artikel, ons alleen zullen bezig houden niet de befchouwing van deszelfs bedendaagfche gefteidheid, zo ten aanzien van den llaac des Lands, als der Regeeringe, welke uit vier Leden of Kwartieren bellaar.. Wat vooreerst aangaat de befchrijving des Lands; deeze Provintie is verdeeld in drie Hoofddeelen of Kwartieren, als I. Oostergoo, II. IVestergoo, III. de Zevenwouden of Zevenwolden; welke drie Kwartieren , ieder op hunne afzonderlijke Artikelen, zullen befchreeven wordeu. Reeds van de tijden der Potefiaten, is ieder deal weder verdeeld in Grietenijen , die een grooter of minder getal Dorpen bevatten, en door eenen Grietman en zijne Mederechters befiierd worden. De Grietenijen zijn XXX in getal: als elf ónder Oostergoo; negen onder l-Festergoo, en tien onder Zevenwouden. Ten aanzien van de Regeeringe komt hier bij nog een vierde Kwartier, namelijk dat der XI Steden, die fchoon ze in een der drie voorgemelde Kwaitieren geiegen zijn, nog. thans een bijzonder Lid der Regeering uitmaaken, gelijk nader blijken zal. Volgens het onderfeheid der gronden, zou men nog eene derde verdeeling deezer Provintie konnen maaken; waar omtrent wij, egter, zo kort zullen zijn als mooglijk is. Te weeten, langs den Zeekant, binnendijks, vind men aldaar veele zavelachtlge zagte aarde; en hier omtrent heeft men opgemerkt, dat de Landen doorgaans zo veel zag. ter aarde uitleveren, als zij laater zijn ingedijkt, geevende niet te min zeer bekwaame bouwlanden, die beter zijn dan de zwaare Kleigronden, en naar de regelen van de Landbouw behandeld zijnde, zeer fchoone veldvrugten, van Haver, Garst, Rog°e, Tarwe en Koolzaad leveren. De zwaare Kleigronden vind men in verfcheiden Grietenijen, langs den Kem. aroom, van Dokkum tot aan Harlingen, en voornamelijk in de Grietenijen Kollummerland, het bild, enz. Moerachtige Aarde heeft men in verfcheiden laager oorden van deeze Provintie. In de Zuidoostelijk: deelen heeft men veelé ZandKk4 gron-  FRIESLAND, Gronden en nut der Wateren. gronden, die zeer vrugtbaar zijn ; en behalven deeze nog een vijfde foort van Veengrond, die ia hooger en Iaager onderfcheideu zijn, welke onderfcheidene zoorteu van brandftoffen opleveren; als Turf, Baggelaar en Sponturf, zijnde een der aanzienlijke voordeelen deezer Provintie, zo voor het Land als voor deszelfs ingezeetenen. Maar de gaijtfehe grond of bodem van Friesland is, voor het grootfte gedeelte,'vlak en effen, wordende alleen in de Grietenij Stellingwerf oost. einde, en wel ten Zuiden van 't Dorp Appelfche, eenige Zandduinen gevonden, doch die, in vergelijking van andere Landen , naauwlijks een naam verdienen. Voor reden hier van word gegeeven, dat deeze Landen, van overoude tijden, allengskens zijn aangefpoeld, en dat daar door de laagte eri vlakte van den grond ontftaan is. Na aanwijzing van deeze onderfcheidene gronden, dient ook iets gezegd te worden van deszelfs wateren, waar van dit Gewest boven anderen rijkelijk voorzien is; en wei voor al ten aanzien van derzelver nuttig gebruik, wijl alle de firoomen en Rivieren afzonderlijk gemeld worden. Vooreerst dan dienen dezelve om de Scheepvaart, door de geheele Pro. vintie, te bevorderen, terwijl men de Landen, doormiddel van veele fluizen, bij gunftige winden, van het overtollig water weet te ontlasten. Ten tweeder dienen dezelven tot groot gerijf voor de handeldrijvende Steden, of Marktvlekkeu, om de Koopwaaren derwaards te vervoeren, en van daar te haalen. Sommige deezer wateren zijn, van tijd tot tijd, voorzien met Tri kweegen, en Vaart en, langs welken, opgezette uuren de Trek- en Veerfchepen, van de eene naar de andere plaats vertrekken De voornaamfte deezer eigenlijk gezegde Trekwegen en Vaarten Iuopen van Leeuwaarden naar Dokkum en verder naar Strobosch; van Leeuwaarden naar en door Franeker, naar Harlingen, naar Speek, en ook naar en door Bols werd naar IForkum, Buiten deeze zijn 'er nog veele andere Vaarten. die de nodige diepte hebben, ora met vrij groote Schepen bevaaren te kunnen worden, zelfs zonder de masten te ftrijken. De meefte uitvaart gefchied door de Lemmer-, Takezijl, Stavoren, JVorkum, Makkum, Harlingen en Dokkum; nogthans met dat onderfclieid, dat van Leest*  FR1ESL. Bos/eken en Boomen; Buiten en Binnendijken. 51J Leeuwaarden geene groote Schepen over Harlingen en Dokkum naar buiten konnen vaareu, fchoon 'er een fterke doorvaart over die beide Steden, met kleinere vaartuigen plaats heeft. Behalven deeze veelvuldige vaarten, vind men ook in Friesland een aanzienlijk aantal Meiren, beloopende derzelver getal, zonder alle de IVielen en Poelen te tellen, over de twintig. De voornaamlle zijn: Bergumer-, Sneeker-, Slooter-, Makkummet -, Hegcr , Tjeuker- en Flieusfen Meer; alle welke van veelerlei visch voorzien zijn en van watervogelen krielen, zo als op de befchrijving van ieder in het bijzonder aangetoond, en derzelver oorfprong, zo na mooglijk, zal worden aangeweezen. Wat aangaat de Wouden en Bosfchen in dit Gewest, zij worden meest in de Zevenwouden gevonden. Dan zo men door Wouden zulke Bosfchen verftaat, die uit hooge Eikew Beuken- en andere boomen beflaan, en zig één, twee of meer uuren gaans uitftrekken, gelijk men 'er in Duitschland en elders veele heeft, moet men zeggeii, dat deeze Provintie daar van ontbloot is. Maar aan Bosfchen van kleiner houtgewas en omtrek ontbreekt het niet. Wat het aloude en voorlang door de Zee verllondenKrieler-Bosch aangaat, of daar in voorheen zeer zwaare boomen gevonden wierden, is onzeker, maar dit, dat in de Zevenwouden, hier en daar niet nog Eiken en andere boomen van vrij groote hoogte gevonden worden. Men weet dat deeze Provintie, rer beteugeling van het me. nigvuldig buiten- en binnenwater, van veele zwaare buiten- en binnendijken en fluizen voorzien is. De geweldige doorbraaken en overftroomingen, die in vroeger tijden veel menigvuldiger waren, dan federt de laatst afgeloopene eeuw, bewijzen ten flerkflen, dat deeze aardwerken, van tijd tot tijd, niet weinig verzwaard en verbeterd zijn geworden. En nog moeten die van de naast voorgaande en vroeger eeuwen verre voor die van den tegenwoordigen tijd wijken, om reden dat men toen nog niet fcheen te begrijpen, dat de binnenkant van een dijk, ter verkrijging van de nodige fterkte , zo wel vlak moest zijn, als de buitenkant, gelijk men dit, bij het maaken Kk 5 van  5i6 FRIESLAND, Zeedijken verbeterd van den zogenaamden Slaperdijk, bij Zurig, tusfchen Harlingen en Makkum, en van dien bij Engwierum heeft in agt genoomen, toen, ter laatstgemelde plaats, de Nieuwe Zijlen wierden aangelegd, en een Dijk gemaakt, dwars door het oude Dokkummerdiep; welke Dijk zo ongemeen vlak is, dat men dien eerdei; voor een Terp dan voor een Dijk zou aanzien. Op het Art. robles, (kaspar) zullen wij gelegenheid heb. ben om aan te wijzen, welke verpligting Friesland, ten aanzien van het herftel der Zeedijken, aan hem hebbe, en daar bij eene befebrijving geeven van de fteenen Gedenkzuil, ter zijner eere en nagedagtenis opgerigt, als mede van het herftel dier Gedenkzuil, door den Heere C. G. van wassenaar twi5 el. Hier zullen wij alleen melding maaken van de verbetering, daar na aan Frieslands Zeedijken gefchied. Het bekrammen der Dijken in andere Provintien, heeft men ook in deeze Provintie na gevolgd. Dan dit, zo min als andere behoedmiddelen, was op verre na niet voldoende, om de woede der golven te bedwingen, vooral op plaatzen, daar weinig of geen voorgrond is, om den flag des waters te breeken. Men heeft zig dus al voorlang in de noodzaaklijkheid bevonden, ora de aangelegde Dijken, door een voormuur van paaien, verder te befchermen. Hier toe bediende men zig doorgaans vau zwaare greene balken of paaien, van twintig of dertig voeten lang, welke, door middel van een Hei, naast elkander, in een regten lijn, ongeveer tot op de helft, in de grond worden gedreeveu. Deeze paaien dus aan elkander fluitende, en dezelfde hoogte hebbende, worden, aan den binnenkant, met zwaare eiken of greene ribben, Gordingen genaamd, door middel van zwaare ijzeren bouten, in dier voegen vast geklonken, dat dezelve elkander zo verre voorbij fchieten, dat alle de paaien daar door aan elkander verbonden zijn. Behalven dit paalwerk, bedient men zig, op andere plaatzen, van zogenaamd kistwerk, dat aan den biunekant gemaakt word, van twee regels naast elkander ftaande korter paaien, of ook wel zwaare greene planken, op de wijdte van twee voeten, min of meer, en gevuld met fteenen, puin of gruis; wordende daar toe inzonderheid veel gebruik gemaakt van het zogenaamde wrak of tichel werk, dat, vol-  FRIESLAND, Zeedijken verbeterd S'7 volgens Plakaat van de Hooge Overigheid, om die reien, niet buiten de Provintie mag vervoerd worden. Dit kistwerk dient riet alleen om de af kabbeling te beletten, welke het door de paaien heen flaar.de water anders onvermijdbaar veroorzaakea zou; maar ook krijgt het hooge paalwerk, zelfs hier door, eene meerdere ftevigheid, daar het, bij gebrek van vastheid aan den binnenkant, door den zwaaien flag der aanklotfende golven, gevaar zou loopen van omver geworpen te worden. En wiji 'er niets wenfchelijker zoude zijn , dan vlakke flranden voor de paaien te hebben, en dezelve voor de aanhoudende fchuuring des waters te konnen beveiligen, heeft men overlang naar middelen uitgezien, om zulks te bevorderen. Tot nog toe heeft men niets beter konnen uitvinden, dan de zoge« naamde Duikelhoofden, Haaden en Schermen, dienende om daar door den ftroom te verleiden, den flag des waters te breeken, en het zand en flijk, dat door de oploopende Zeegolven was mede gevoerd, te bewaaren en voor land aan te winnen. Dan, wat zijn alle menfehelijke poogïngen, indien de hand der Voorzienigheid 'er tegen werke! waar van men, in het Jaar i73r, een allerduidelijkst en fchrikbaarend bewijs zag., in de wormplaag, welke alle die fterk te en behoedmiddelen fcheen te zullen vernielen. Maar gelijk de nood eene vrugtbaare moeder van alle uitvindingen is, zo viel men, in dien zorglijken toeftand, op het denkbeeld, om, nu men aan het hout geene genoegzaame verdediging had, de toevlugt tot fteen te neemen , en het geweld der Zee, door rijen van kelof balfteenen, voor de paaien langs gelegd, te keer te gaan. Naauwlijks was men van de nuttigheid hier van te overtuigd, of men vreesde geen fteenen genoeg te Zullen kunnen bekoomen; en indien dezelve ter bedoelde plaarze gebragt waren, dat de «randen, door de zwaarte, nog meer verdiepen zouden: om dat de in Zee uitgeflagen noofden vernield waren, en dus de fteenen in den grond zouden zinken; ja ook dat de kosten veel te hoog loopen, en de penningen daar toe niet te vinden zouden zijn. Dan daar het Land behouden, of aan deszelfs ondergang moest worden overgelaaten, woog het eer. fte  518 FRIESLAND, Zeedijken verbeterd. fte zo zwaar, dat alle die zwaarigheden, fpoediger dan men had kunnen denken, werden weg geruimd. De Heivelden, zo binnen als buiten de Provintie, leverden reeds een aanzienlijke menigte van fteen op; en het geen daar niet te vinden was, werd uit Noorwegen en van elders gehaald, in een voldoenden overvloed. Het werpen van balfteenen voor en langs het paalwerk ftrekte ook zo weinig ter verdieping der flranden, dat het tegendeel daar van veel eer het gevolg was: en wel om deeze reden, dat het water, voorheen met geweld op de paaien aanvallende, bij de weer* kaatzing, den grond van voor dezelven met zig naar de diep. te fleepte, en aan den voorbijfnellenden ftroom gelegenheid gaf, om de reeds gemaakte flik nog meer te verdiepen. De kosten ongemeen hoog, en te zwaar zijnde om uit de Dijkscontributien geheeven te' konnen worden, was het niet meer dan billijk, dat zij hier jn, zo door giften als leeningen, uit 'sLands kasfe wierden onderfteund; zo als dan ook, uit hoofde van het algemeen belang, gefchied is. Behalven den Zeedijk, vind men in deeze Provintie, bin. nensiands, verfcheiden andere Dijken, dienende zo om algemeene overftroomingen, ingevalle van een doorbraak in den Zeedijk, te voorkomen, als ook om het water van de eene landflreek uit de andere te weeren: hierom zullen wij van deeze een kort verflag geeven. Vooreerst komt in aanmerking de zo genaamde Slagtedijk. Deeze werd allereerst aangeleid, toen het Zeegat, tusfchen Vlieland en Ter Schelling, zig begon te verwijden, en IVestcrgoo dus den meeften aan. floot van het Zeewater had te lijden: vooral na dat de Middelzee, door opftopping, reeds een groot deel van haar kracht verlooren had. Deeze Dijk begint aan den Zeedijk, even ten N. W. van Oosterbierum , bij Harlingen, en loopt van daar, tusfchen gemelde Dorp 'va Sexhlerum, door iWr^/ee/Zuidwaards aan naar da ftroom de Ried, en van daar over de Gitzerdezijl, leggende, op de fcheiding vmi Barradeelen Frankeradeel, door laatstgemelde Grietenij, Haar Kiejlerzijl, en alzo ovér de Trekvaart naar Harlingen, op de fcheiiding van Frankeradeel .en Wonzeradeel, een weinig tea Westen het Dorp Ack. lm».  FRIESLAND, Binnendijken. 519 lum. Aldaar verdeelt zig deeze Dijk in twee armen; de eene flrekt zig daar van ten Noorden , voorbij Achlum naar Paij. zijl, en de hoek van de Arumervaart. Van daar Oostelijk, ten Noorden van 'Izum, naar Tolsmazijl, en voorts, tusfchen Koubaard en Waaxe'ns, in Rennaarderadeel, naar Littcnszijl, in de Bolswaarder Trekvaart. Van daar weder* om voorbij Hijdaard, Oosterend, Lutkewlerum en Bofum in de Grietenij Baarderadeel, loopende, vereenigt hij zig met den ouden Dijk der Borne, ten Z. W. van laatstgenoem. de Dorp, en loopt van daar ten N. van de Sneeker Trekvaart, op Leeuwaarden, tot op de hoogte van de Krinferarm, of de Dille, onder Oosterwierum; en verder voorbij Mantgum, IVeidum, Beers en Jellum, tot in Menalduma. deel; daar hij Boxuin, Bles/urn en Deinurn, in het Zuiden, voorbij fchietende, over Ritzumazijl, of de Trekvaarr van Leeuwaarden op Franeker, wat meer Noordwaards, voorbij Marfitm, Englum, Beetgum en Belkum loopt; tot dat hij ook IVier en Minnertgaa ter linkerhand gelaaten, eu eene fcheiding tusfchen het Bildt en Barradeel gemaakt hebbende, zig bij Dijksboek, en dus maar pas een uur gaans boveta de plaats van zijn begin, met den Zeedijk wederom vereenigt. Dus bevat deeze Dijk een groor deel van IVestergoo; dat aanleiding gaf dat de Ingezeetenen, als door hunnen eigen Dijk ingeflooten, zig voorheen lieten voorflaan, niet gehouden te zijn, om in de kosten tot het onderhoud van den Zeedijk, die van het Bildt naar Makkum gaat, en de p'ijfdeelendijk genaamd word, te moeten draagen. De andere tak van den Slagtedijk loopt door Wonzera» deel, en fcheidt die Grietenij in twee deelen, Binnen- en Buitendijk genaamd. Vooreerst behoud hij nog den gemelden naam; doch daar na neemt hij andere en vervolgens die van Hemdijk aan, naar de opgedroogde Meeren Wouderkem en Morrahem, die, nevens meer anderen , door deezen Dijlff beilooten worden. Hij fchiet, onder dien naam, ten Oosten van 't Blaauwhuis, en ten Westen van de Dorpen Abbegaen Westhem heen, tot aan de Nieuwezijl, onder Oostkem. Deeze bereikt hebbende, vervolgt hij zijnen loop ten Westen der Stad Tlst, langs het water de Geeuw, door Sneek, «n V8!>  530 FRIESLAND, Binnendijken. verder toe aan de Gaauwfterzijl, welke haare uitwatering heeft in het Sneeker Meer. Nevens deezen, heeft men ook den Leppedijk in aanmer. king te neemen, als zijnde, op zekere tijden, van zeer veel nut, en wel inzonderheid om het Zuider binnenwater te keeren. Omtrent Bombergum, tusfchen de Grietenijen Opjierland en S.nallingerland, neemt deeze een begin, loopt van daar weder Westvvaards, en kromt zig vervolgens Zuidelijk naar den ftroom de Bom Dus in Utingeradeel komende, loopt hij dien ftroom naar Oldenboorn, Nes, Nesferzijl, voorbij Akrum, Dijkhuisferzijl, Hottingazijl, Molenzijl en Eemzummerzijl, ten Westen van Idaaderadeel, van waar een Dijk, onder den naam van Croendijk, langs de Wetering, of Wijtering, door Rauerderhetn voortfehiet, tot iu Wijmbritzeradeel, daar zig dezelve eerlang, door middel van de Gauwjlerzijl, vereenigt met meergemelden Hemdijk. In de Jaaren 1775 en 1776, hebben de woedende ftormen en hoogei watervloeden 's Lands Staaten van Friesland, op de verbetering en verhooging van deeze en andere Dijken, met ernst doen bedagt zijn. In de laage Oorden van dit Gewest vind men nog andere Dijken, waar van de voornaamfte zijn, de Slagtedijk, Haskerdijk, Lindedijk en Kuinderdijk. De eerfte loopt door Vtingaradeel en Oldeboorn, zo lang de Grietenij is, tot aan de Jouwer in Haskerland; de tweede fchiet tusfchen de Grietenijen Haskerland en JEngwirden door. De derde, ten Noorden der Linde geleegen, en zig door Stellingwerf-fFesteinde ftrekkende, van Slijkenburg tot op de hoogte van O liholtpade, dient om het Lindewater, dat, bij fterke en aanhoudende Noordweste winden, wel eens zeer hoog word opgezet, en de aangrenzende laage Landftreeken overftroomen zonde, in zijnen vaart te fluiten. De vierde of de Kuinder. "dijk doet den zelfden dienst, ten aanzien van *t water der Rivier de Kuinder oïTjonger, van wier oorfprang en ftrek. king op haare plaats zal gefprooken worden. Veele andere Dijken, aangelegd om uitgedroogde Meeren eu Poelen boven water te houden, gaan wij, uit hoofde van de meenigvuldigheid der ilofl'e, met itilzwijgen vootbj. Deeze  'FRIESLAND , Sluizen , Luchtgejleldhtid. $ii Deeze gefteldheid van Wateren en Dijken vordert, tot gei'itjfen behoud van het Land, veele Sluizen of Zijlen. Onder de Buiteniluizen, die, bij haaren aanleg, onnoemlijk veel gelds gekost hebben, en Jaarlijks een groot onderhoud vorderen, telt men eerst Munnikczijl, 'de Nieuwe Zijlert, bij Engw'ar. den, vereeuwigd door het oprigten van een Hardfleenen Pijramide; EzumaZijl, In tWestdenger/ideel heeft men, waarfehijnüjk, meer dan eén Sluis gehad. Het Bildt heeft thang geene Sluizen meer. Dan in Barradeel heeft men Roptazijl; en binnfci Harlingen telt men twee Sluizen. Te Makhtm ia 'er thans maar één; voorts de daar naast aangelegen IVarkum* nierzijl; verder Hindelooperzijl; Molquerumerzijl; de Sta. vorenjchezijl; en dan nog Takezijl, en Schooterzijl in de Lemmeri hebbende ieder Grietenij, behalven deeze, haare ISinnenfiuizen of Zijlen. Wat aangaat de Luchtgefteldheid van de Provintie Friesland; over het algemeen genomen is dezelve tamelijk getemperd en dus ook niet ongezond, gelijk men anders van veelvuldige ■wateren en laage gronden fchijnt te moeten verwagten, om dat daar door, vooral in den herfst en wintertijd, een vochtige en niet zeer gezonde Lucht veroorzaakt word. Doch de Weste. Jijke winden, die als dan, buiten vorst, dikwils nu en dan fterk doorwaaijen, zuiveren het Luchtgeftel van veele kwaade dampen en uitwaasfemingen, die anders daar in zouden Wijven hangen. Aanhoudende vogttge Zuide winden brengen dus doorgaans ziekte of deeze of geene ongemakken voort, waar voor men, bij een drooge Luchtsgefteldheid, beveiligd zou zijn. De ongeftadigheid van het weder hier te Land, en bijzonder aan den Zeekant, word van veelen, ten nadeele vati hunne gezondheid , weinig in agt genoomen. Ook gaan gemel. de Weste winden wel eens met regen gepaard, of worden'er van gevolgd. Niettegenftaande dit alles, leven de Landzaaten, die de matigheid weeten in acht te neemen, en de vereischte beweeging genieten, hier vrij gezond, zijn fterk en worden oud: zo dat menfehen van tagtig, negentig en zelfs van honderd Jaaren hier niet ontbreeken; hoe wel, egter, de laatften zeer zeldzaam zijn. Bijzondere Landziekten heerfchen hier Biet meer daa elders. jDe fcorbut heeft dit Gewest met ande- ra  $22 FRIESLAND, Geaartheid van deszelfs Bewconers. re fi reeken van 't Noorden gemeen. Wat het Weder aanbetreft, het zelve is hier genoegzaam even ongeftadig als in Holland; en zo ook is het geleegen met het on weder van Donder en Blixein. De hedendaagfche Friezen verfchillen grootelijks van de ouden, wier geaartheid, zeden en gewoonten genoegzaam overeenkomftig waren met die der Batavieren: waarom wij dit me: ftilzwijgen voorbij gaan. De oorzaaken van deeze verfcaeidenheid, en zigtbaare verandering zijn buiien twijffel veele. De Romeinen, hier te Lande verkeerende, leiden 'er zeker den eerflen grondflag toe; hebbende de Friezen van hun niet alleen geieerd het leezen en fchrijven, maar Cok vrij wat van hunne zeden; vooral xoen het voor hun een ftuk van belang geworden was , de vriendfchap met de Romeinen aantekweeken en te onderhouden. Zij, die eenige Jaaren agter elkander buitenslands, in vreemden Krijgsdienst, hadden omgezworven, gelijk oudtijds van veele der aanzienlijkfie Jongelingen onder de Friezen plagt te gefchieden, kwamen zelden of nooit in hun Vaderland te rug, zonder iets uitheemsch, in taal, zeden en gewoonten, mede te brengen; 't welk, fchoon met geen opzettelijk voorneemen, ongevoelig op hunne kinderen overging, en daar .door een ongemerkte verandering te weeg bragt. Het geene dus door de Romeinen hier te Lande begonnen was, werd kort daar na door de Franken voortgezet, en wel inzonderheid na dat deezen het zo verre gebragt hadden, dat het Christendom, door de Friezen, met verlaating van hunnen Vaderlijken Godsdienst, vrij algemeen was aangenoomen. Want daar dit, behalven de overkomfle van veele buitenlandfche Geestelijken, aan den eenen kant niet weinig toebragt, om den wederzijdfchen haat en afkeer merklijk te verzagten, welke, hoe onredelijk ook. uit verfcheidenheid van Godsdienflige begrippen en plegtigheden doorgaans gebooren word, gaf het, aan den anderen kant, insgelijKs gelegenheid tot dien gemeenzaamen omgang en verkeering, welke tusfchen verfcbillende volkeren nooit geoeffend word, zonder dat het eene volk van het an. dere deeze of geene gebruiken overnam. De wetenfehappen, die, mét regt, voor het bekvvaamfle middel, ter befchaaving der  FRIESLAND. Geaartheid van deszelfs Sewooners. 523 der zeden en gewoonten worden gehouden, Haken ook langzamerhand, in deeze Gewesten, het hoofd op, en werkten grootelijks mede, om de reeds begonnen verandering ten fterkllen voort te zetten. Dan zo 'er iets is , dat daar aan de laatfte hand gelegd heeft, is het, waarfchijnlijk, de vermeerdering van Frieslands rijkdom, welke, met het voortzetten van den eertijds verwaarloosden Landbouw, Koophandel en Scheepvaart, tot een aanzienlijke hoogte geklommen is, en eene zeer groote verandering heeft te wege gebragt: zo ora dat veele vreemdelingen daar door zijn aangelokt, om zig„ met verlaatinge van hun Vaderland, ter verkrijginge van een ruimer beftaan, herwaards te begeeven, en zig met den ouden Landaart te vermengen; als ook om dat veele rijke Landskinderen, even als of het nu een fchande ware, geboren Friezen te zijn, daar hunne Voorvaderen zo groot een eer in ftelden, zig meer en meer van hunne Landgenoten onderfcheiden, door zig buitenlanders, en wel liefst Franfchen, tot voorbeelden van navolging te verkiezen. Dan hoe zeer de laatere Friezen van de vroegere verfchijlen, 't is, egter, waar, dat zij minder dan wel anderen, tot buitenfpoorigheden vervallen zijn. Misfchien is 'er nog wat overgebleeven van de oude gezetheid op eigen taal en zeden, welke oudtijds zo verre ging, dat zij met andere volken weinig verkeerden, en zelfs wetten maakten, om geen bui' tenlanders onder hun te laaten woonen, zo als men breedvoeriger zien kan bij gabbema, in zijne Voorreden voor o. Japiks , Friefehe Rijmelarij. Dan, in plaats van dit een deugd te noemen, is het eerder als een woeste onbefchaaftheid aan te merken, welke, door een betere en met de menfchalijke natuur meer overeenkoomende gezelligheid, is weg genoog inen. Maar hoé groot die veranderingen ook zijn, ÓQ'Friefchei Natie is niet geheel en al van geftalte of inborst verandert. De Friezen zijn, over het algemeen genomen, nog rijzig ert fterk van ligchaam, Waar toe het gebruik van voedzaame fpij. zen, gepaard met een gezonde arbeidzaamheid, waarfchijnlijk: niet weinig toebrengr. Ook zijn zij van een aanzienlijk en bevallig wezen, waar in een onbefchroomde achtbaarheid en XVf. ceel- Él def-  524 FRIESLAND. Geaartheid van deszelfs Bewooners* deftigheid doordraait ; welke zij, vooral in het fpreeken, door eene rondborstige vrijmoedigheid, weten aan den dag te leggen, terwijl hun de roem van openhartigheid, goedaartig en getrouw te zijn, niet kan geweigerd worden: fchoon ze niet vrij te pleiten zijn van ftijf hoofdigheid, die het zeer bezwaarlijk maakt om hen van hunne eens genomen befluiten aftebrengen. Ten aanzien van de befcherming der vrijheid, is hun dit, in veele gevallen, van merklijk nut geweest; en tvenfchelijk ware het, dat de Friezen, ter herkrijginge van hunne gefchondene regten, in deeze dagen, die aangeborene ftijfhoofdigheid niet lieten Vaaren, Wenfchelijk ware 't, dat hunne overweldigers dit gedeelte van hun karakter thans in aanmerking wilden neemen. De vrouwen in Friesland zijn, over 't algemeen, wel ge» maakt van lijf en leden; blank en fchoon van aangezigtj doorgaans voorzien van helder tintelende oogen en blanke of bruine hairen; wordende hier weinige bruinetten gevonden. Ten platten Lande, daar de levenswijze minder bedorven is dan in de Steden, vind men inzonderheid veele, die in fchoon. heid en bevalligheid met die vau de Steden gelijk ftaande» haar in zilver witte tanden, bloozende kleur, en frisfche ge. Ifalte niet weinig te boven gaan; hoe wel ze doorgaans min-r der van die verfijnde befchaafdheid bezitten, die in de Steden, en voornamelijk bij de rijkdom heerscht, en niet zelden te verre gedreven word. De pragt, zo in Gebouwen als andere dingen, is aldaar minder dan in andere Oorden. Van de oude Stinzen , of Steenhuizen, zijn in Friesland weinige meer overig. Egter ontbreekt het 'er niet aan fraaije Landhuizen, met vrugtbaare tuinen, hoven en vijvers, gefchikt tot aangenaame Zomerverblijven. De boere woningen en fchuuren, het zij dezelven in eigendom, of in huur bewoond worden , zijn aldaaJr zeer aanzienlijk, en overtreffen veelal die der andere Provintien. In Oostergoo en Westergoo, daar men de beste Landerijen vind, heeft men ook de kostbaarfte en fraaifte huizen. Dan nergens is de verandering grooter, dan in de kleeding der Friezen. De aanzienlijkfte, zo mans als vrouwen, hebben zig reeds van «verlang naar de Duitfche en Franfche JB3-  FRIËSLANf). Geaartheid van deszelfs Bewooners. 525 manier beginnen te fchikken, en vinden daar in veel navolgers Onder den Burgerftaat; die hier toe te ligter overgaan, örd dat dit een gereed middel fchijnt om zig van 't gemeen te onderfcheiden, en tot een rang vau meerder aanzien op te klimmen; Zondef ons dan met de aanzienlijkden, die men, aan de kleeding, voor geen Friezen kennen kan, bezig te houden, zullen wij ons enkel tot den middellland bepaalen, eu wel meest tot die van het platte Land, om dat de kleeding der Stedelingen, vooral der vrouwen, zo verfchillende is, dat de kenners daar alleen bij weten te onderfcheiden, of zij uit de Hoofdflad, dan uit andere Steden zijn , en bepaaldelijk uit welke. Van allen, zo Landluideu als Stedelingen, moet inen erkennen, dat hunne kleeding verré is van weidsch te zijn; als ook dat 'er iets van dat landeigene in doordraait, waar door dezelve, en inzonderheid die der vrouwen; al zijn ze géén Hindeloopsrs of Molquerimmers, zig gemakkelijk van alle overige laaten onderfcheiden. Ook draalt 'er iets bevalligs door, dat niet weinig ter Vermeerdering der vrouwelijke Ichöonheid dient. De zogenoemde Duitfche mutzen met breede kanten, de gouden oorijzers en andere verficrzels van goud en zilver, eertijds zo weinig, doch nu zeer veel geagt, en hiet zelden boven vermogen gebruikt, dellen dezelve in liet aauge'rmamfie ligt. En hier aan heeft men toe te fchrijven, dat een wel uitgedoste Friefehe vrouw, of jonge dogter, nooit op een vreemde plaats kan verfchijnen j zonder een bewonderende aandagt van groot en klein tot zig te trekken. Wat verder het onderfcheid der kleeding betreft en genoegzaam bekend is, beoordeele een ieder naar zijnen fmaak en zinnelijkheid. Ih fpijze en drank, als ook in de verdere levenswijze, verneemt men wel de oude ruwheid niet meer; doch, egter» heerscht 'er eene eeUvouwigbeid, die elders niet tc vinden is 4 en geene omflagtige toebe-reiding vereischt. Dan na dat de visfeherij, de Landbouw j de veefokkerij, de Koophandel en Scheepvaart, een zigtbaare vermeerdering van 's Lands rijkdom veroorzaakt hebben, heeft ook de levenswijze een gantsch andere gedaante aangenomen. De drank betreffende, in plaats vaa zwaare bieren, waarin een dronkemaakende kragt dak, ea hl 2 die  52(5 FRIESLAND^ Geaartheid van deszelfs Bewooners. die thans in geen daaglijks gebruik meer zijn, is de koffij nevens de thee, overmatig ingedrongen. Bij de fatzoenlijke luiden is het thans eene fchande, zig in 't openbaar dronken te vertoonen : hier door zijn de tegenwoordige Friezen veel handelbaarder dan hunne Voorouders, Getrouw het eens gegeeven woord te houden; Vaderland en vrijheid te beminnen, en, als de nood aan den man komt, die kloekmoedig voor te itaan, om zig geen nijpend juk en banden van flavernij op den hals te laaten dringen; een arbeidzaam en zuinig leven te leiden; den Koophandel en vooral de Scheepvaart," zonder aanmerking op de gevaaren, met dit beroep onaffcheidbaar verknogt, te drijven, zijn dingen, die de Friezen tot iof verftrekken , en hun hoofdkarakter uitmaaken. 't Is algemeen bekend dat deeze Natie, voor geene andere, in het beoeffenen der fraaie wetenfchappen, behoeft onder te doen; een meenigte van ervarene Friezen, in alle takken van geleerdheid uitmuntende, ons reeds voorgekomen,.en die nog verder zuilen voorkomen, ftrekken daar van ten bewijze. Mannen behoorende tot den kanzei, tabbaart of degen; vrouwen, doorieerd in alle vakken van geleerdheid, zijn reeds vroeg en als nog in Friesland bekend geweest. Ter voltooijing van den aart en karakterfchets der Friezen, zullen wij 'er dit volgende nog bijvoegen. Even gelijk de voornaamfle deugden en gebreken onder het menfchelijk Geflagt, zijn dezelve ook onder hun verfpreid; gelijk men onvermoeiden ijver en vuige vadzigheid, gematigde deftigheid en ftijve ftuursheid, dartele weelde en vrekke gierigheid, dapperen heldenmoed en bloode lafhartigheid, fchitte. rend vernuft en drielle domheid overal naast elkander geplaatst vind, dus zijn deeze deugden en ondeugden ook onder hen bekend. Dan uit het geen reeds gezegd is, zal men konnen opmaaken, dat de Friezen geenzints gefchapen zijn, om zig in weelde en wellust te baaden; om in koetzen gewiegd te worden, of daaglijks lui en ledig eenige uuren aan tafel door te brengen, of om met gefchilderde kaartebladen gaotfche avonden en nachten te verfpillen; maar om de kragt van een welgefpierd geitel, door ftoute en vaardige lichaamsoeffenin- gen*  FRIESLAND. GefchiedenisferU 52? gen, te verdubbelen. En, zeker, onaangezien de ftijve houding, die hun in den eefflen opflag, meer of min , eigen fchijnt, weten zij liet wel te toon'en ais het te pasfe komt. Even kundig in het bellier van paarden als van Schepen; onvermoeit op de jagt, in het kaatzen, -in her kolven, en vooral in fëhaatsrijden, waar in hun niemand overtreft: kortom in al wat tot een vluggen en Herken kaerel vereischc word, zonder weer of wind te ontzien, bewijzen zij genoeg, zaam dat de dappere Romeinen niet vrugteloos hunne leermeesters geweest zijn. De Friezen, die dus met regt den naam van de ftoute Friezen verdienen, zijn ongevoelig voor vleierij; en zo" men de grooten uitzondert, die overal willen gevleid worden, kan men met grond zeggen, dat zij door geen vleierij te winnen zijn. Even min kan trotschheid onder hun geduld worden; hun grootfte vermaak beftaaf in de vernedering vun een hoogmoedig mensch. Konften, die aan een rijnen fmaak worden toegekend , gaan bij hun niet zeer in zwang. Dan in nuttige Molenwerken , Sluizen en andere werktuigen, zijn zij groote meesters. De Landman fchijnt onder hun een wijsgeer te zijn: het droogmaaken vau Meeren, het bedijken; het vellen van bosfchen, om den grond tot wei- of zaailanden bekwaam te maaken, fchijnt hun van .natuur eigen te zijn. Andere, doch in minder getal, munten in verfcheidene andere zaaken uit. De oude gefchiedenisfen deezer volken op bijzondere Artikelen , als dat der Batavieren, van brinio, van civilis, van bonifacius, franken, friezen, Fjtisfabonen en andere reeds genoegzaam vermeld hebbende, en verder moetende melden, op de Art. van karel den grooten en normannen, zullen wij dezelven hier aanvangen met het einde der Noordfche invallen in deeze Landen, en dus met het Jaar 1026. Friesland fchijnt omtrent dien tijd, door dirk den III, Graaf van Holland, met hulpe van godevaard, Hertog van Lotharingen, overheerd en genoodzaakt te zijn geworden, om 's Graaven zoon, floris , voor Landheer te erkennen en hulde te bewijzen. Want na dat deeze Graaf zig met den Bisfchop van Utrecht verzoend had, begon hi j op wraak LI 3 ->e-  5*8 FRIESLAND. Gefehiedenisfcti. bedagt te zijn, over den dood van zijnen vader. Om dit ten uitvoer te brengen, begaf hij zig, verzeld van godevaard , of godefrid , over het Flie, van waar de grenzen zig toen toe aan den Eems uitftrekten. Met een groote magt van volk voorzien zijnde, viel het hem niet moeilijk, veele Vlekken et? Dorpen in de asfche te leggen, veel volk te vernielen en grooten buit, have en vee van daar te voeren. Na dat hij het Land dus onder dwang gebragt had, deed hij* zijnen jongden ?oon, FLonis, tot Graaf, Landheer of Potestaat huldigen. Als Leenman van zijnen vader bekleedde floris deeze waardigheid dertien Jaaren. Want dirk, in het Jaar 1039, overleden zijnde, fchijnt hij, in de bedeeling met zijn broeder jurk den IV, eigen Heer van Friesland geworden te zijn. Toen Graaf dirk negen Jaaren daar na ongehuwd geftorven was, verviel het Graaffchap van Holland mede op bem. Floris was bij de Friezen bemind; eu met hunne hulpe heeft hij verfcheidene aanflagen, tegen hem gefmeed, vernietigd: onder anderen tegen Bisfchop willem, dien hij |Pt tweemaal roe overwon, nevens alle deszelfs Bondgenooten, ♦eu misfchien verder zou te ondergebragt hebben, ware hij niet, door den Heer van f.uik, op eene verraderlijke wijze, (zo als op het Art. van deezen florts gemeld is) omgebragt. Robbert de vries deed twee vergeeffche ptoogingen om de Friezen voor zijne magt te doen bukken. Eene moorddadige band belette ook hem, in het Jaar 1076, zijne voornemens, verder voort te zetten. Robert de vries, wil men, dit dus bedoken te hebben, öm zig van g-odevaart te ontdaan. Ook overleed Bisfchop willem eenige maanden daar na. In de gefchillen van Keizer hendrik den IV, met Paus gegorius den VII, had deeze Kerkvoogd altoos de zijde des Keizers gehouden, en daar door zo veel gunde verworven, dat een gedeelie van Holland, met den dood van godevaard , aan hem gelaaten was. Egbert de II, Markgraaf van Saxen, toen Graaf van Staveren, Oostergoo en l/'estergoo zijnde, het zij in naam of in de daad, om dat hij codefrid, in 't verdrijven van robbert, geholpen had, was met dielchikking zo weinig te  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. V-'t te- vreden, dat hij zig openlijk tegen den Keizer verklaarde, en zig voegde bij de Saxers, toen gezwooren vijanden van den Keizer. Deeze, orn zig daar van te wreeKen, droeg de Landen, door egbert bezeeten, op aan eenen othelryk van godesheim. Maar nog in dat zelfde Jaar 1078, werden dezelve wederom, doordien Vorst, opgedragen aan Bisfchop koenraad, die, door 'sKeizers bemiddeling, de. opvolger van willem geworden was; wordende van eg bert, indien giftbrief, niet dan met groote veragting gefprooken. Robbert de vries, nu beter gelegenheid meenende te vinden, om den Bisfchop te fnuiken, trok tegen denzelven aan; de kans was bem gunflig, in zo verre', dat de Bisfchop hem in de handen viel, dien hij noodzaakte, afftand van die Landen te doen, waarom , zkus vijf Jaaren, zulke zwaare oorlogen gevoerd waren. Wat van den oorlog zij, dien men onderftelt, dat Graaf dirk de V, na dus weder in Holland herfleld te zijn, tegen de Friezen zou ondernomen hebben; men kan daar van nazien, wat reeds, ter behoorelijke plaats, op het Art. dirk de V, gezegd is. Dus wij, liever dan tot herhaalingen te vervallen, ons bepaalen tot den voorgemelden egbert van saxen. Hij door den Keizer van zijne bezittingen beroofd zijnde, was gelukkig genoeg, dezelve door de wapenen weder te bemagtigen, en als Landsheer van de Friezen erkend te worden. Hij had, om billijke redenen, zig niet den Keizer verzoend; en deeze was gedweeër geworden, door de voortgangen, die Graaf dirk gemaakt had. De Friezen toonden zig min afkeerig, van de Regeering der Saxers, dan van die der Hollanders. Egbert zou dus, waarfchijnlijk, een langer genot van de Friefehe heerfchappij gehad hebben, indien hij zig niet op nieuw, met andere Duitfche Vorften, ten nadeele van Keizer hendrik den IV, verbonden had, daar door andermaal bij dien Vorst in haat geraakt was, en den Keizer zelfs de gelegenheid verfchaft had, om hem vervallen te verklaaren van alle zijn Friefche Staaten, en wel bepaaldelijk van zijne Friefehe Graaffchappen; wordende Bisfchop koenraad, op den 7 Februarij van het Jaar 1086, op nieuws daar mede begiftigd. De LI 4 gift-  S3o FRIESLAND. Gefchiedenisfen. giftbrief is te vinden in het I, Deel van het Charterboek van Friesland, bl. 67. Maar de Bisfchop had geen lang genot daar van. Egbest? vriendfchap voor den Keizer van te veel aanbelang zijnde, verzoende hij zig, in het volgende Jaar, weder zeer gemak, kelijk' met den Vorst. Na deeze verzoening werden alle de gedaan? giften weder ingetrokken. Doch de Markgraaf toonde ras geheel onflandvastig te zijn, of de verzoening met geene goed geweten gefloten te hebben; voegende hij zig we» der bij de vijanden van hendrik: den IV. Emmius fchijnt te kennen te geeven, als of egbert zig van geheel Friesland zou hebben meefter gemaakt. De Keizer bragt daar op, vol. gens anderen, in het Jaar 1089, een aanzienlijk Leger op de been, en rukte daar mede in Turingen, alwaar de Markgraaf Zijn aanzienlijkfte goederen had, eu toen in perfoon tegenwoordig was. Hij werd genoodzaakt, dit Gewest fpoedig te verlaaten; doch f.gbkrt had 'er weinig voordeel van, dewijl hij, kort daar na, door beftel van aleid, Abtdisfe van Quedlenburg, en zuster des Keizers, werd omgebragt. Met den dood van den Markgraaf, werd de Kerk van Utrecht andermaal met Friesland begiftigd, en het gedrag der overledenen met hatelijke verwe afgemaald. Hoe ongelukkig het ook voor Friesland ware, dus geduuriglijk van Heer te Veranderen, de Kerkvoogd was, ondertusfchen, wel in zijn fchik, dat hij nu een onvervreemdbaar regt op Friesland gekreegen had, waar aan nu alleen de daadelijke bezitneeming ontbrak. Om deeze te bevorderen, kregen eenige naast gelegene Markgraaven bevel van den Keizer, om gewapenderhand bezit van die Landen te neemen. De bezettingen, za van egbert als van den Graave van Holland, die 'er in l«. gen, kregen bevel het Land te ruimen. En dus werd d« Bisfchop in het bezit gefteld, die aldaar tot zijnen Stedehouder aanftelde eenen adel van fronenberg, die gehuwd was met anna van kammjnga. Toen, op het einde van de elfde eeuwe, de kruisvaarten allerfterkst met een ongelooflijk grooten toeloop, werden door gezet, waren de Friefehe Edelen geene van de minften. Men ttlt onder dezelveu tjjwre forteman, jarig u/dij*.'  FRIESLAND. Gefchiedenisfen: 531 qa, epo hartman, ige galama, en veele anderen, die ze. ker dagten, groote voordeelen daar mede te zullen behaalen. Het is bekend, hoe verkeerd dit alles uitviel. Markgraaf egbert, dien wij ftraks gezegd hebben, te zijn omgebragt, had als zijne erfgenaame na gelaten, zijne eenige zuster, geer. truid, in 't vervolg getrouwd met hendrik den vetten zoon vau otto, Hertog van Saxen. Deeze, door dit huwe! lijk, op alle zijne nagelaatene goederen regt meenende te hebben, was, ras na den dood van zijnen fchoon vader, bedagt op middelen om die goederen te herwinnen. Met fredrik, Graave van Oldenburg, en deszelfs aanflaanden opvolger, trof hij alvoorens een verbond, om zig een open weg in het Land te baanen, als zijnde Oldenburg de Sleutel van Oostfriesland. Eer de Friezen tot tegenweer gereed waren, was de vijand reeds metterdaad over de moerasfen in 't Land geraakt, en al brandende en rovende tot bij Norden gekoomen. Dan, de Friezen zig bij een gezameld hebbende, verfloegen de Saxen bijna geheel en al. Hendrik de vette fneuvelde zelfs. Hier door bleef de vrijheid der Friezen, voor dien tijd. bewaard, en genooten Oostergoo en Westergoo, een geruimen tijd, een aapgenaame rust. Wat het gefchil, tusfchen den Edelman galama en Graaf floris den II, over het regt vandejagt, aangaat, wij hebben reeds elders doen zien, dat wij daar aan geen het minfte geloof flaan, of fchoon het klaas kolyn 0p deezen tijd verhaald, en door anderen is na gefchreeven. In het Jaar n 12, werd, door Keizer hendrik denV, de ,gifte,.door zijnen vader van Oostergoo en Westergoo, aan dea Bisfchop van Utrecht gedaan, bevestigd. Dan na dat Graaf floris de II overleden was, en zijne Gemalin petrqnella, (die de zuster van den Keizer was) de voogdij, fchap, over haaren onmondigen zoon, Graaf dirk dbn VI, aanvaard had, werd 'er eene vriendfchap bewerkt tusfchen Holland en haaren broeder lotharius, die, na hendrik den V, Keizer geworden was; 't welk ten gevolge had, dat de Graaffchappen Oostergoo eu fFestergoo, in het Jaar 1126 weder aan het Hollandsch Graaffchap gehegt wierden, fchoon Holland even zo min voordeel als Utrecht bij die gifté had. LI s De  $3& FRIESLAND. Gefchiedenisfen. De' Friezen, egter, vonden daar weinig fmaak in. Om dit te toonen, maakten zij gebruik van de twisten, die ontftaan waren tusfchen Graaf dwk en zijnen broeder floris den zwarten, waar in zij door den Bisfchop onderfteund wierden. Floris reeds lang gedoeld hebbende, zijne grootheid te vestigen op de vernederde magt zijns broeders, zag niet liever, dan dat de Westfriezen weigerden die te erkennen. Om hun daar toe te noodzaaken, bragt hij alle zijne magt bij een, met oogmerk om de Westfriezen tot reden te brengen, en daar na Oostergoo en Westergoo in bezit te neemen. Het ijs fcheen hem, in den winter van het Jaar 1132, hier toe fterk genoeg te zijn; en daar over trok hij «aar Westfriesland. Hij verdreef de Westfriezen, en kwam, met buit beladen, te Alkmaar te rug, wijl de invallende dooi hem verhinderde, de Friezen aan» tevallen. Tot overmaat van fmerte moest hij zien, dat, na zijnen terugtogt, de Westfriezen 'sGraaven broeder, floris, voor Veldheer aannamen. Twee Jaaren daar na bewerkte Keizer lotharius den vrede tusfchen de twee broeders. In dit zelfde Jaar was het, dat het St. Udulfskloofler, bij Stavoren, met goedkeuring van den Bisfchop en verzegeling van den Paus, van andere Inwooners voorzien werd,- waar door de magt der Geeflelijken, in dit Gewest, zeer toenam, en met uitgebreidde voorregten voorzien werd. Dan, in een tijd, dat de Geellelijkheid haare belangen dus voortzette, verloor de Adel de zijne, door onderlinge twisten en verdeeldheden, te ïmg om ze hier allen te melden, en die op de bijzondere Art. van de hoofden daar van, reeds gemeld zijn, of nog gemeld zullende worden. Dus gaan wij over tot het geen, na den dood van Keizer lotharius, gewigtigs voorviel. Deeze, in het jaar 113-8, overleeden zijnde, werd als Keizer opgevolgd door koenraad den HI, welke naauwlijks den throon beklommen had, of hij fchonk op nieuw de Friefehe Graaffchappen aan den Bisfchop van Utrecht. Voor dat dit gebeurde, vertrokken eenige Friezen, met hunne huisgezinnen, naar de £M-,• zijnde daartoe uitgenodigd, door adolf , Graave van Holftein. Hier werden zij door de flaaven overvallen, van welke zij, met niet meer dan honderd, meer dan drie duizend afweezen. Keizer koenraas  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. baad bevestigde, in het Jaar 1145, de reeds gedaane gifta. Doch alle die Keizerlijke giftbrieven, met geene gewapende magt cnderfteund wordende, waren zij onvermogend om de Friezen onder het juk , 't zij van den Graaf van Holland, of van den Bisfchop van Utrecht te brengen. Integendeel, hunne vrijheid bleef zo zigtbaar, dat zij, niettegenilaande alle de aanvallen, nu van den eenen en dan van den anderen, hunnen eigen Potestaat verkooren, met naame sake reinalda , een man door zijne dapperheid ten boogde beroemd. Ja zelfs lieten zij niet na, onder al dien druk, de kruisvaarten bij te woonen; zij waren dus ook deelgenooten aan de verovering van Lisbon, aan het beoorlogen der Heidenfche Slaven, en beteugeling van hendrik de leeuw , in het Jaar 1155. Daarenboven ging men ijverig voort met het ftigten van Ker» ken en Kloofters; wordende dat van Ludinga Kerk getligt in het Jaar JI57, waar in, door den Bisfchop van Utrecht, een Overfte gedeld werd. Kort daar na kwam dat van Bethlehemen Klaarkamp ten voorfchijn, en uit die wederom anderenDan al die voorfpoed der Geeftelijken werd niet weinig be? fnoeid, door den geweldigen Juliaansvloed, in den beginne van het Jaar 1164. De twisten, tusfchen dea Graaf van Holland en den Bis* fchop van Utrecht, over het bezit van een Land, daar zij beiden geen het minde natuurlijk regt van eigendom op had. den, donden op hst punt van door geweldige middelen beflist te worden; en zulks zou zekerlijk gefchied zijn, zoniet Kei. zer fredrik, ia het Jaar 1166, eert middel gevonden had, om de twistenden te bevredigen; 't welk hem, voor dien tijd, zeer wel gelukte. Andere rampen bragten, egter, Friesland groot nadeel toe: als de geweldige watervloed van het Jaar 1170, en niet min die van hei Jaar 1173. Doch na dien tijd werd 'er eeuige rust en voorfpoed genooten. Hier aan is toe te fchrijvcn de ftigting van het Kloofter Bajunt, in het Jaar Ii8t5, en de Abtdij van Bloem kamp, in het 1102. Maar terwijl buitenlandfche rust en verdoolde Godsdiendigbeid aanleiding gaf tot het ftigten van Abtdijen, Kerken en Kloofters, de onenigheid onder de voornaaiafia Gedachten in Fries-  raS* FRIESLAND. Gefchiedenisfen. Friesland, en de aanhoudende twisten, om den voorrang in het offeren, niet zelden van moord en doodilag gevolgd wordende, bragt te weege, dat 'er, insgelijks omtrent deezen tijd, veele Kerken en Kapellen geftigt en geheel nieuwe Dorpen wierden aangelegt. Tusfchen de voornaamlle Patricen, welke toen ter tijd tusfchen het File en de Lauwers gevonden wierden, ontftond een zogenaamde Heilige oorlog. Doch men kan op de verhaalen daar van weinig ftaat,maaken , wijl ieder zijne heldhaftige bedrijven ten fterkften deed uitmeeten, en deKronijkfchrijvers oneindig veel verfchillen. Na dat Graaf floris de III, in het Jaar 1(90, op den Kruistogt te Antiochie overleden was, werd zijn oudfte zoon dirk, Graaf van Holland; en nadat, in het Jaar 1195, willem, dirks broeder, zig, zo hetfcheen, met hem verzoend bad, ontving deeze de Heerlijkheid Friesland van zijnen broeder te leen, en wel bijzonder al dat geene wat deez' in Oostergoo en Westergoo bezat, of aan de Graaven van Holland, bij het laatfte verdrag, door den Bisfchop van Utrecht, was afgedaan. Terftond na het fluiten van dit verdrag, ftak wil. Lem over naar Friesland, beoosten de Zuiderzee, alwaar hij gewillig, door de Landzaaten, als Heer werd aangenoomen en gehuldigd. Willem werd door bun befchouwd als geen ander Land bezittende; en vijand van zijnen broeder zijnde, overtuigd van eenen Veldheer nodig te hebben, tegen hendrik de kraan, Graaf van de Kluinder, die hem een lastige na. buur was: en daarom beflooten zij te fpoediger, hem te huldigen. Willem, om gemelden hendrik de kraan te beteugelen, deed een Slc-t bouwen in de nabijheid van Oosterzee, tegen over dat van de kraan, waarop hij meest zijn verblijf hield. Van tijd tot tijd vielen tusfchen hun beiden gevegteu voor; hij dwong hem eindelijk tot de overgave van het Slot, eu noodzaakte hem het Land te ruimen. Graaf willem , zig nu eenigzints in het bezit van het Friefehe Graaffchap van Oostergoo en Westergto bevestigd ziende, kwam, tegen den zin zijner moeder, in Holland, om bij zijnen broeder een bezoek afteleggen ; maar hij had fpoedig berouw daarvan: want zo dra was hij niet op het Slot ten Horst gekoomen, of hij werd, door meergeraslden hendrik de , kraan,  FRIESLAND. Gefchiedenisfetu $53 kraan, in bijzijn zijns broeders, gevangen genoomen; doch vond ras middel te ontvlugten. Na dat hij zig niet de dochter van Graaf otto van Gelderland in huwelijk begeeven had, noodzaakten hij dirk een verdrag met hem en den Graaf van Gelder aan te gaan. De Bisfchop van Utrecht was intusfchen vermetel genoeg, zig naar Friesland te begeeven , om aldaar een aanzienlijke bede te heifen. Willem, hier door verfloord, overviel den Bisfchop gewapenderhand in't St. Odulfiloojier, te Stavoren, en voerde bem van daar op zijn Kafteel te Oosterzee. Eenige bijgeloovige Monniken en Leeken, bekommerd over de ftraffe Gods, wanneer men een Bisfchop gevangen hield, haalden bem met geweld uit de gevangenis, en voerden hem te fcheep naar Utrecht; en fchoon willem zig met zijn fchoonvader te veld begaf, om hier van wraak te neemen, en zij, in den be. ginne, goede vooruitzigten hadden, moeiten zij, egter, me% den Bisfchop een voor hun fchandelijk verdrag ondergaan. Graaf dirk, in het Jaar 1203, overleeden zijnde, had, vóór zijnen dood, zig gaarne met zijnta broeder willem wSlen verzoenen. Maar zijne Gemalin aleid , het voorgenomene huwelijk van den Graave van loon, met haare dochter ada, willende doen voltrekken, had dit verhinderd. Willem begaf zig, egter, uit Friesland, over de Zuiderzee, en werd, door de Zeeuwen, voor Graaf van dat Gewest uitgeroepen. Kort daar na werd 'er, tusfchen dirk van der aare en Graaf willem , een zoen getroffen , waar in , ten opzigte van Friesland, werd vast gefteld: „ dat de Bisfchop niet zou be„ letten, dat eenige Kooplieden, uit de Graaffchappen Oos„ tergoo en Westergoo, in zijne Landen kwamen; dat het „ verdrag, onlangs tusfchen den Bisfchop codfrid en '3Graa- ven vader onderling gemaakt, ongefchonden zou gehouden „ worden; dat ingevolgen bet zelve de Bisfchop en de Graaf, „ met gemeene toefremming, eenén Graaf of Regter naar „ Friesland zouden zenden, om de Regtdagen der Burgerzaa„ ken te houden, en alles, wat de inkomften de GraaiTchap- pen toebehoorende, of uit de opkomfteu der Regtdagen de?  SJjtï FRIESLAND, öefehiedenisfen. ,s Èurgerzaaken> na aftrek der kosten, zou overfchieten, onder den Bisfchop en den Graaf te verdeelen ; dat wanneer ,} het gebeurde dat de verkooren Graaf niet naar Friesland H ging, de Afgevaardigden van den Bislchop en van den Graaf van Holland, te zamen en op gemeene kosten, de i, inkomften, het Graaffchap behoorende, zouden gaan inza» i4 melen; dat de Muntmeefters, de Tollenaars, Schouten^ 0 IVIeijers en alle Amptenaars, hun verblijf in het Graaffchap j, hebbende, hunne Leenen of Ampten^ vooreerst, uit de s, handen van den Bisfchop, en daar na, uit die van den „ Graaf vaa Holland zouden ontvangen, en hun beide ge» it trouwheid zweeren." Zie Charterboeki I. Deel, bl. 8r. Wat intusfchen met den Graaf van loon voorviel, is reeds op het Art. ada gemeld. Graaf willem, na'zijn vertrek,, meefter zijnde van al het Land, tusfchen de Honte en de Lauwers, en daar na, door fredrik den III, met de Rijkstee« üien bevestigd, zou, zo men wil, zijnen zoon otto , den Friezen niet onaangenaam, als Stadhouder hebben aangefteld. Dan dit fpreekt zig zelfs tegen, wijl die otto toen nog flegts een kind van zeven Jaaren oud was. Zekerder is het, dat Fries* land, toen ter tijd, reeds merkiijk in bloei en welvaart was toegenoomen; 't welk men meent niet onduidelijk te kunnen bewijzen, uit de kleeding, welke, in het begin der dertiende^ eeuw, zo bij den Adel als bij den Burgerftand en het gemeene volk, in gebruik was. Stavoren inzonderheid, daar de Graaven, als zij in Friesland waren, hun verblijf hielden, had zijnen Ksophandel en Zeevaart wijd en zijd, doch voornamelijk Oostwaards, zodanig uitgebreid, dat daar binnen veele rijke en welvaarende Kooplieden gevonden wierden j welke, volgens de oude Kronijken, de weelde en dastelheid zo verre dreeven, dat zij hunne floepen en luiffels vergulden, zo dat men, dit ten breedfte uitmeetende, zeide dat zij die met goud deeden beflaan. Tot de vermindering van dien rijkdom, gaf grootendeels aanleiding, de verrijking der Kloofters en Abtdijen; fleepenoe de Geestelijkheid alles naar zig; wordende een groote meenigte vas»  FRIESLAND, Gefchiedenisfen* 53? van de beste Landerijen daar aan opgedraagen, onder vocnv geeven, dat de Jngezeetenen daar door van het onderhond der Dijkaadjen ontflagen waren, en dus ook onthsven van de kosten, die noodwendig moeften gemaakt worden , om hec Land voor den overlast des waters te beveiligen; waar van zij, bij de gedugte watervloeden der Jaaren 1219, 1220 en ï&zi, ten fterkften overtuigd wierdeu. Alle die rampen hadden, egter, geen vermogen, om de Landzaaten te doen zien, hoe noodzaakliik het ware, de handen aan het werk te flaan , om het Land te behouden, 't welk het bijgeloof deed inprenten, dus doer een vertoornd Opperweezen geftraft te worden: en om welke ftraffen aftefmeeken, moest men, in plaats van dit» de Ongeloovigen gaan beftrijdeta. Dit ging zo verre, dat ds Kruisvaarten met een ongelooflijke drift voortgezet, en, irt het Jaar 1224, de Friezen, door de prediking van eenen Meefter olivier van keulen, daar toe nog meer werden aangezet. Wat zij in dien tijd verrigt hebben, kan men hoofdzaaklijk zien op het Art. damiaten. Niet genoeg was het, om de ramp des Vaderlands te vergrooten, dat de bloem des volks derwaarts trok, en haave en goed genoegzaam ten prooi liet, en eigen rijkdom veron» achtzaamde, om ingebeelde fchatten van elders te haaien; neen, eene opgeruide en toomlooze meenigte fcheen binnenslands alles te moeten vernielen. Niet alleen in Oostfriesland, daar de eene Landman tegen den anderen te veld trok, maar ook in Friesland bewesten de Lauwers, was de dolheid der Sandzaten zo hoog gereezen, dat men, met geheele Legers, op elkander los ging. In Oostergoo, onder anderen, gefchiedde dit, door twee Edellieden, met naame wiger en tjaabd; zijnde de eerfte een Omlander, en de laatfte een gebooren Fries. De eerfte had het gemeene volk op zijn zijde; de tweede werd door eenige ftoute lieden van aanzien onder» fteund. Langen tijd werd 'er, met groote woede, van wederzijde, gevogten, tot dat eindelijk wiger van tjaare» doorftoken werd} waar mede de twist vooreerst ten einde liep. Graaf floris de IV, binnen Utrecht, een bemiddeling getroffen hebbende, tusfehea den Bisfchop willebrand en eeni-  538 FRIESLAND. Gefchiedenisfen. eenige misnoegde Stigtenaars, begaf zig naar Friesland, beoosten het Flie, om de hulde te ontvangen. Deeze plegtigheid, welke zeven Jaaren, zo om zijne minderjaarigheid, als om andere oorzaaken, was uitgefteld, weid, in het Jaar i2jo, door die vari Westergoo, binnen Franeker verrigt, zonder dat men, wegens de overige deelen des Lands, eeni. ge melding gemaakt vind. Floris , die, zo wel als zijn vader, een geruimen tijd bij de Friezen zeer wel gezien was, verloor daar na zijne agting zo verre, dat hij niet wedar in hun Land durfde koomen; welk onheil hij aan niets dan aan zig zeiven en zijne kwaade raadslieden te wijten had. De toeleg, door hem en zijne bedervers gemaakt, om da vrijheden en voorregten, door het omkoopen vau den Adel, te bekorten, was voor de Friezen, die de vrijheid op der* zeiver waarde hadden leeren fehatten , niet te dulden. Het bezoek, dat Friesland, ten dien einde, van Graaf eloris, als Heer van dat Gewest, ontvangen had, Werd, in dat zelfde Jaar, door een ander van den Utrecht fchen Bisfchop gevolgd. Door willebrand, werd rudolf, Slotvoogd van Koeverden, af en eene eclard in zijne plaats gefteld. Dan het gelukte rudolf, door verrasfing, van het Slot zig weder meefter te maaken. De Bisfchop bewoog de Friezen hem hier tegen behulpzaam te zijn. Zij vatten de wapenen op, met dat gevolg, dat rudolf gevangen en naar verdienfte met den dood geftraft werd. De aanhangers van rudolf werden daar door te meer verbitterd; en zelfs vatten eenige Stigienaars zo een grooten haat tegen den Bisfchop op, dat hij zig ter naauwernood veilig agtte. Hij dan, zo als gezegt is, in Friesland gekoomen zijnde, met oogmerk om de Brenthenaars te verneederen, zogt de Friezen tot zijne hulpe hier toe te beweegen. De afkondiging van ruime Aflaaten, voor allen, die hem behulpzaam waren, waren de middelen , hoe weinig voldoende , die het volk werkzaam maakten; zo dat 'er een aanzienlijk Leger op de been kwam, 't welk in kleinder benden gedeeld werd. Het eene deel, dat uit de Ingezeetenen van Oostergoo beftond, voerde hij over de Lauwers naar Groningen,• het ander liet hij, onder den Deken van Stavoren en Westergoo, iu de Zevenwouden, om-  friesland. GtfcktedMsfêni 530 omtrent Bakkeveen; t'erwijl 'er, behalven deeze, nog andere benden uit het -Stigt in aantogt waren; doch deeze maakten zo weinig haast, dat de voorgenomene vereenigmg te niete liep. Ook kreegen ze eerlang zodanig de nederlaag, dat de overgeblevenen naar huis keerden, en de Bisfchop moeite had om zelfs te rug te keerert. Na dat de winter was doorgebragt, met het volk, in plaats van vrede, den oorlog voor te preeken, hernamen de Friezen, in het voorjaar, hunne vorige Krijgshaftige geaartheid, en trokken, ten getale van 1231 man, tegen Drenthe op. De Drenthenaars, door de menigte verfchrikt, baden om den vrede, dien zij voor een hoog rantzóengeld bekwamen. Gelukkig tijdflip voor den Bisfchop! want nog in dat zelfde Jaar, werd Friesland, door een geweldigen watervloed, zo fel geteifterd, dat 'er geen mooglijkheid zou geweest zijn, den Bisfchop eenigen bijüand te verleen en. . In het Jaar 1232 ontftond de ooriog op nieuw; men wil dat thans wederom 4000 Friezen, ten diende van den Bisfchop, te velde getrokken waren. Of dit getal vergroot, of wezenlijk Zo groot geweest zij, iaaten wij aan zijne plaats» doch men houd voor zeker, dat de Friezen, door de Oren' thenadrs, bij Rakkevier geflaagen zouden zijn; als mede dat de Friezen en Groningers door hun op de vlugt gedreevea wierdeu. Twee Jaaren Iaater nam de vervolging tegen de Stadingen een aanvang. Inmiddels was Bisfchop wilbrand, in het Jaar 1233, overleeden, wiens dood geen onaangenaame gevolgen Vóór Friesland had; te meer, daar men de tijding bekwam, dat floris, te Klermont, in een fteekfpel, was omgebragt, öAlaateude een zoon, nog maar zes Jaaren oud. De Friezen, de vreedzaame geaartheid van Bisfchop otto, als voogd over den onmondigen Graaf, kennende, namen dit tijdflip te baat, om sikke sjaardema tot hunnen Poteftaac te benoemen, onder wiens beftier Friesland weder tamelijk in welftand toenam. Harlingen kreeg iu dien tijd den naam van Stad. Texel en Flieland werden aan de Abtdij van Ludingakerk gefchonken. Dan helaas! die voorfpoed werd, in het Jaar 12^7, door eene zv'vaaren watervloed, vee! be» XVl. deel. Mm fiióeitj  54» FRIESLAND. Gefchiedenisfen. fnoeit; zelfs namen de Landen bewesten Trtestd'rid-, door die overftroomingen, van tijd tot tijd. zodanig af, dat ze de gedaante van een openbaare Zee kreegen, wordende de Middelzee hoe langer hoe meer verdopt en tot Land gejpaakt. Zelfs meent men, dat dezelve, omtrent deezen tijd, ieeds ten grooten deele, was opgeflijkt, en in fchoone bouw- en weilanden veranderd. Na dat de Friezen Koning willem den II, in de belegering van Aken, merkelijken bijftand beweezen hadden, werden, in het Jaar 1248, in erkentenisfe daar van, door dien Vorst hunne voorregten en vrijheden bevestigd. Dan op dit gunstbewijs volgde een zwaare ramp, veroorzaakt door de hand der Voorzienigheid. Aanhoudende watervloeden, een fchraal gewas, gevolgd van befmettelijke ziekten onder menfehen eu beesten, in het Jaar 1249, drukten de fehamele gemeente geweldig; dit veroorzaakte gemor en oheenigheid onder de Landzaateu. Ras werd men ook gewaar, dat Koning willem niet zo mild geweest was buiten oogmerk: name. lijk, om de Friezen onder zijn gezag te doen bukken. Maar zijne poogiugen daagden niet De brief, dien hij,, om zig als Heer te doen erkennen, aan den Poteftaat sikke sjaardema gefchreeven had, werd op een manlijke wijze beantwoord , en wel in deezai zin : ,, Groot magtige Koning, wil u niet vergeefs vermoeijen ; meent gij' dat ik om mij en mijn geflagt te verheffen, een „ verraader wil zijn, en de nakomelingen van die vrijheid „ berooven, welke onze voorvaders boven alle goederen ge,, fchat hebben? Verre zij van mij een geldgierig, oneerlijk ,, hart? vaar wel, en wil mij met uwe brieven in diervoegen „ niet meerder begroeten: want ik begeer na deezen geenen „ van u meer te ontvangen. Uit onze Huize sjaardema, den „9 Augustus, duizend tweehonderd negenenveertig." Zelfs wil meH dat sjaardema, over dit aanzoek, zo gefloord zou geweest zijn, dat bij, tot fpijt van den Koning, gouden penningen deed flaan., op welker eener zijde men las. Sixtus sjaardema, Fotefias Frifia; terwijl op de andere zijde een man verbeeld werd, die geld uit de hand laat vallen, met  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 541 i'.iet dit Oppjlirift: Libertas pravalet auro. d. i. vrijheid overtreft het goud. In Hét Jaar 1255 werd Hindelopen tot een Stad verheeven, en door den Poteftaat en 'sLands Staaten met vrijheden eh voorregten voorzien; als mede het Klooster te Aanjutn geftigt en dat van Lidlum voltrokken, en, in het Jaar 1270, Ijlst mede met Stads voorregten begiftigd; houdende de Friezen zig intusfchen nog ijverig bezig met het doen der Kruisvaarten, waar door het gantfche Land geweldige nadeelen leed; die men, egter, herfteld zou hebben, indien men daar toe eensgezind de handen te werk gefteld hadde. Dan, de oneenig. heden, waar van hier vooren gewag gemaakt is, fchooten langs hoe dieper wortel, en borften weder tot dadelijkheid uit. Een voornaam Friesch Edelman van Marum, gerisert van kaking, of kawminga, werd, in het Jaar 1296, door ritske Wibalda, en aaltje haewisisma, bedektelijk gevangen genomen en weg gevoerd, zo dat menj in den tijd vwn zes weken, niets van hem hoorde, of te weten kwam waar hij ware; en mooglijk zoude dit nog niet aan den dag gekomen zijn, zo niet haitse van kamminga , fchoon onkundig dat zijn broe* der, bij ritske wibalda , 'werd gevangen gehouden, den jongen juke wibalda, rit;*es zoon, insgelijks iu hegtenis genoomen had. Zijn vader, bekommerd over hem wordende, beloofd;;, gerbert in vrijheid te zullen ftellen , indien men zijnen zoon los liet. Haitse dus ontwaar geworden zijnde, wie zijnen broeder gevangen hield, ftond op het punt, om in de eerfte drift, den jongen wibalda te laaten dooden; doch .iet vooruitzlgt, dat zijn broeder het zelfde lot zou ondergaan, deed hem naar een verdrag luifteren; het welk in de daad ge* flooten werd; doch den wrok uit het hart niet wegnam. Rudolf van habsburg, na Koning willem, Keizer geworden zijnde, oordeelden de Friezen het tijd te zijn, om van deezen, door een plegtig gezantfchap, de bekragting en vernieuwing hunner vaderlijke voorregten en vrijheden te verzoeken; 't welk zij te meer nodig oordeelden, om z5g voor d? aaniïagen van florjs den V te verzekeren; en ook, om dal deeze Prins aan het Dof niet zeer gezien was, 'gelijic bleek, dewijl hij, fchoon ten onrechte, het Graaffchap van Holland M m 2 ie  5*2 FRïESL AND. Gefchiedenisfen. te leen san jan van avennes opdroeg. Daarentegen Honden de Friezendie hem getrouwelijk dienden, bij hem in blaakende gunfle. De Keizer dan, behalven het bevestigen vau hunne voorvaderlijke regten en vrijheden , vermeerderde daarenboven hun Landregt met 10 nieuwe Artikelen; alles, egter, onder die voorwaarden, dat ze hem Jertijalem zonden helpen herwinnen; als hij naar Rome of elders trok, en hunne hulpe nodig zou hebben, hem bijfiaan ; de vestingen aan den Rbijnkant helpen befchermen, en hun Vaderland tegen den Hollander verdeedigen. Wij moeten wederom herhaalen, dat de gedugte watervloedenvan dejaareni277 en 1287, en de onderlinge binueniandfche verdeeldheid veel roebragten tot vermeerdering van 'sLands onheilen. Ij 't bijzonder had dit plaats , toen 'er een gantfche tweefpalt ontllond, en men zig onderfcheidde in Fetkoopers en Schieringers. In'het Jaar 1288, deed floris de V zijne eifchen op Friesland gelden, en wel na dat hij de IVcstfriczen, om den dood zijns vaders, geftraft had. Hij landde met een aanzienlijke Vloot te Stavoren, daar men hem als Landheer aannam en huldigde. In erkentenis daar van vermeerderde hij de vrijheden eu voorregten dier Stad. Uit het geen volgt, moet men, evenwel, befluiten, dat de uitgeftrektlieid van zijn gebied zeer gering geweest is, wij] gemelde Keizer rudolf, in het Jaar 1200, gantsch Friesland tusfchen het Flie en de Eems, aan reinoud, Graave van Gelder, opdroeg, en dat de opdragt, negen Jaaren daar na, door Keizer albekt, is bevestigd geworden. Maar hoe ruim die leengifte ook ware, de Graaf fcheen duidelijk te bezeffeu, dat het den Keizer gemakkelijker viel, die gifte te doen, dan om het genot 'er van te neëmen; hij fïelde, zo veel men weet, daar toe geene middelen te werk; zekerlijk fchroomde hij den teger.fland van den Graaf van Holland en van den Bisfchop van Utrecht, en de zugt der Friezen voor hunne vrijheid. Graaf floris de V, in het Jaar 1296, moorddaadig omgebragt, werd gevolgt door zijnen zoon jan. Deeze beteugelde wel de IVestfriezen, en ontving, in het daar aan volgends Jaar, de hulde; doch de Bisföjhop van Utrecht joeg de Frt*  FRIESLAND, Gefchiedenisfen. 54 3 Friezen beoosten het Flie tegen hem in 't harnas, maakende den jongen Graaf bij hun van ketterij verdsgt. Wolferd van borsselen wist eerlang een verdrag tusfchen den Graaf en den Bisfchop tot ftand te brengen. Stavoren deeide, egter, ruim zo veel in de gunfte van Graaf jan, als in die vau floris zijnen vader. Keizer albert, die koenraad opgevolgd was , befchouwde , de Friezen met een geheet ander oog, om reden dat zij adolf van nassau, als wettig verkooren, aankleefden: hierom zogt albert de gedaane gifte van zijnen vader, aan reinoud van gelder, meer en meer te bevestigen; doch hij ondernam nu zo min als te vooren, om zig in het bezit te (lellen, fchoon de onderlinge verdeeldheid der Friezen hem de beste gelegenheid daar toe zou verfchaft hebben. Want het is algemeen bekend, dat de partijfchap der Fetkoopers en Schieringers, met het be°in der veertiende eeuwe, met verdubbelde woede uitborst. In Friesland, dagt men, in het Jaar 1306, op niets minder , dan op een inval der Noormannen. Deeze, waarfchijn. tijk, eenig berigt van de binnenlandfche oorlogen gekreegen hebbende, waagden, in dit Jaar, een aanval, en omtrent de Lauwers, in grooten getale aangekomen zijnde, verwoestten t^n pionderden zij alles. Maar zij deeden het niet ongeflraft. Want REiNiEU kamminga, toen ter tijd Poteiiaat, had hier van zo dra geen kennis gekreegen , of hij bragt een aanzienlijken hoop landzaaten in de wapenen, trok daar mede de aiverwoeftende rovers tegen, en leverde hem flag omtrent de Lauwers, Het.gevegt was van beide kanten hevig; doch de overwinning verklaarde zig aan de zijde der Friezen; die hun, egter, ruim 400 man kostte. Van de Noormannen werden meer dan oco verflaagen; vcrlaatende de overigen Friesland, zonder van den geroofden buit iets mede te neemen. De dappere kamminga had, in dit gevegt, zo eene zwaare wonde bekoomen, dat hij vijf dagen daar na over» ieed; wordende van alle de landzaaten zeer betreurd. De Staaten des Lands, daar na vergaderd zijnde, bewoogen, met groote moeite, hessel martena, om de waardigheid van Poteflaat te aanvaarden, alzo hij meer tot den vre* -de dan tos den oorlog geneigd was. Dan, de waardigheid Mm 3 aan*  5*4 FRIESLAND Gefchiedenisfen. aanvaard hebbende, moest hij ras zijne loflijke neiging verzaaken, en zig bereid maaken om de Hollanders weerftand te bieden. Zie hier wat 'er gebeurde. Willem de UI, Graaf van Holland, zoon en opvolger van Graaf jan den II, in volia rust zijnde, oordeelde dit een gunflige gelegenheid, om, in navolging van eenigen zijner voorzaten, ook iets op Friesland ie kunnen onderneemen, indien niet om het Gewest aan zig zelven te onderwerpen , althans om te toonen, wat de Friezen te wagten hadden, zo hij magt genoeg had om zijn ingebeeld regt te doen gelden. Een Leger van 1500 man, raet den Graaf aan het hoofd, Hak naar Friesland over. In Gaafierl'and geland zijnde, fchreef hij zwaare brandfehattingen uit, en had het meest op Stavoren , dat zig der gehoorzaamheid aan de Hollandfche Graaven onttrokken had, gemunr. Maetena had van deezen inval geen berigt ontvangen, of hij wapende de Friezen, en trok de Hollanders, die reeds bezig waren met branden en blaaken , met zo veel moed tegen , dat zij, zonder hem af te wagteD, ais bloodaards naar hunne Schepen v'ugtten. Hier uit ontftond een ongemeene haat tusfchen de Friezen , tVestfriezzn en Hollanders. Een menigte Friezen ftak over naar Enkhuizen, veroorzaakte daar veel onheil, en keerde, met grooten buit, naar Friesland te rug. Die van Enkhuizen, geen openbaare wraak durvende nee. men , zonden heimelijk eenige brandftigters naar Friesland, die de Stinzen, of Steenhuizen, van de Edelen vanBEijEM, offïngahuizen en hiddema, Weike de aanvoerders der Friezen geweest waren, bij nacht in kooien leiden. Drie van deeze uitgezondene brandftigters vielen in handen der Friezen, en beleeden, door de Etikhuizers, tot die euveldaad, te zijn omgekogt. Biüjem, haastig en wraakgierig van aart zijnde, was,, bij nadere ontdekking, niet alleen gereed om dubbele wederwraak te neemen, maar haalde ook andere F.delen daar toe over. Men (lak dan gelijkerhand over de Zui. derzee, verrastte Enkhuizen, toen nog open en onvast, ver. brandde 'er meer dan vijfentwintig huizen, en keerde, met veel buit belaaden, te rug. ' Ia  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 5*5 In het Jaar 1310 namen de Enkhuizers den Kersnacht te baat, en ftaken over naar Stavoren, alwaar zij St. Odulfkerk en Kloofter uitplonderden, voorts in vlamme zetten en den Prior dood ftaken. De brand werd nog gedeeltelij!r geblust. Veele Enkhuizers vielen in handen der Friezen, die 'er tien van aan den galg hun leven deeden eindigen. GufDO van a vennes, Bisfchop van Utrecht, die, even ais alle heerschzugtige Vorften, zijne grerispaalen zogt uittezetten, en den Friezen gantsch ongenegen was, begon, om deezen tijd, hunne vrijheid laagen te leggen, onder voorwendzel van zi|ii regt, dat hem, uit voorgaande Keizerlijke giften, op Friesland, tusfchen het Flie en de Lauwers, toekwam, [re Stellingwerver Friezen j die geduurig tegen hem opllonden, lagen dus het eerst aan de beurt. Om hen in bedwang te brengen, deed hij, op zeker ftuk lands in Stellingentverf, een fierkte opwerpen, waar van hij, op eene behendige wijze, den eigendom had weten te bekoonicn. Doch eer dezelve voltooit was, werd hij, door Paus klemens den V , naai 'Vienne ontboden , ter bijwooning van de Kerkvergadering, die aldaar ftond gehouden te worden. Dit zijn afzijn, en het gerugt van zijnen dood , gaven de Stellingwervers aanleiding tot het pleegen van veele vijandelijkheden. De nieuwe fterkte, fchoon niet voltooid, verbrijzel' den zij ten eenemaale; en dit nog niet genoeg zijnde om hunnen haat te voldoen, trokken zij naar Follenhovc, en 1-.leger, den het Bisfchoppelijk Slot aldaar; doch de dappere Slotvoogd, fchoon reeds tot in de Voorburgt gedreeven, noodzaakte hun te rug te keeren. De Bislchop hier van kennis gekreegen hebbende, fpoedde zig in allerijl herwaards, en kreeg, met behulp van Graave willem, zo veel volk bij een, dat hij het beleg van het Slot kon doen opbreeken. De Bisfchop-, egter, de Stellingwerver Friezen niet genoeg' hebbende kur.nen .ftraffen, deed hun in den ban; welk vioekvonnis, in het Jaar 1310, nog nader bekragtigd , en eerst opgeheven werd drie Jaaren daar na, door een verdrag, waar bij de StctlipgWervers, Schooterlanders en die van Oostergoo zig verbonde.i, de fchade, door die van Vollenhove geleeden, te zalWn vergoeden. Ook deden zij daar bij aïïiaud van eer.ige Lauden je Mm 4 Jjs>  J4 hadden zij evenwel weinig genot van hunne vrijheid. En alzo WIL'  35® FRIESLAND. Gefchiedenisfen. Willem in het algemeen bedagt was, om zijn regt op vaste gronden te ilellen, floeg hij den weg in van vriendelijkheid en gematigheid; die hem ook gelukte. Dus de Friezen zig geduurende zijn leven ftil hielden. Nogthans is het twijffelagtig, of die van Oostergoo zig wel ooit aan Graave willem onderworpen hebben. In het Jaar 1337 le£d Bolswerd een zwaaren ramp, door een hevigen brand, en kort daar na gantsch Friesland, door' eenen geweldigen watervloed. Graaf willem de III, in het volgende Jaar overleeden, werd opgevolgd van zijnen zoon willüm den IV, die kort daar na de wapenen opvatte, om zijne regten op Friesland llaande te houden. Eer dit gebeurde, zag de Gelder fche Graaf reinoud de II zijn Graaffchap, door Keizer lods■wïk , tot een Hertogdom verheven, en zig zeiven nevens zijne nazaaten met Oostfriesland, tusfchen het Flie en de Lauwers, begiftigd; alles in betaaling van veertigduizend marken fijn zilver, welke de Keizer aan den Graave*fchuldig was, en waar voor hij het gemelde Landfchap verpand had. Om evenwel met den Graaf van Holland\xi geen moeilijkheid te geraaken, had de Keizer daar van uitgezonden het gedeelte, het weik hem toebehoorde, en waar door, waarfchijnlijk, verdaan wierd Stavoren en Westergoo. Dan ook deeze reinoud maakte geen de minfte beweeging om zig dit gefcheik toe te eigenen. Die van Stavoren zonden, in het jaar 1338, vier Gemagtigden aan den Graaf, met last om hem voor wettigen Heer te erkennen, en te huldigen, 't welke in den Haag verrigt werd; in erkentenis hier van werden alle de Stads voorregten, door den Graaf, bevestigd. Maar de overige Friezen volgden dit vaorbeeid niet. Stavoren werd, in het Jaar 1346, met nieuwe en groote voorregten door hem begiftigd, 't Welk zeker met oogmerk door hem gefchiedde, als wei bewust zijnde, van hoe groot nut Sta. voren hem zijn konde, om Friesland geheel en al te overweldigen. In het Jaar 1344, weigerden die van Westergoo, willem den IV voor Heer te erkennen; die, om hun hier over te ftiaifen. een beftand maakte met het Stigt. Een Kerk Leger op de been hebbende, z,o iaën zegt, van wel 8500»  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 55ï 85000 man, ftak hij daar mede over naar Friesland. De Vloot, door ftorm van een geraakt, landde niet gelijktijdig in Friesland. Jan van Henegouwen, zoon van jan van peavmohV, kwam allereerst, aan de Zuidzijde van St.Odulfskloojler, en legerde zig aan den oever der Zee, op een fchoon breed veld. Maar in plaats van den Graaf met zijne manfcbap in te wagten, en dan de Friezen, met vereende magt, aantetasten, viel hij op een deel van hun aan, die zeer wel op hunne hoede waren. 1 In den eerften aanval fcheen de kans hem gunftig, alzo de Friezen met voordagt naar' de Stad en ten deele naar 'c Kloofter te rug weeken; hij hun daar volgende en vervSigens op hen aanvallende, boden zij zulk een kloekmoedigen tegenweer, en werden, van het Landvolk, dat in allerijl op de been kwam, zo manlijk oilderileund, dat een groot dee! der Hollanders fneuvelde, eu de overigen genoodzaakt werden te vlugten. Jan van Henegouwen had naauwlijks deeze nederlaag ge» leeden, of de Graaf trad, met de zijnen, en daar onder de bloem vau den Hollandfche» Adel, op eenigen afiland, ten Noorden van het Kloofter, aan Land. Onkundig van het lot der voorigen , te vliurig van aart om van de gefteldheid van aaaken zig te doen onderrigten, of zijn Leger in order te brengen, doet hij de zijnen op de Friezen aanvallen. Veelen van hun, die zig in de Rietbosfchen verfchoolen hadden, kwamen nu ten voorfchijn, en bragten hunne fpitsbroederen zodanige hulpe toe, dat de Graaf een tegenftand ondervond, die zijne verwagting zeer verre overtrof, en hem eerlang het leven kostte. De woede der Friezen was zo hevig, dat zij, om den dood van een Friesch Edelman te wreeken, zijn lijk onthoofden. De benden, die na hem aan Land kwamen en ten ftrijd liepen, verging het niet veel beter; wordende het ganifche Leger, op den 26 September, in het Jaar 1345, in de nabiiheid van het Dorp Warns, een weinig Oostwaards van Stavoren, geflagen. Tien dagen daar na werd het lijk van willem den IV gevonden , en in het Kloofter Bloemt kamp, na bij Bolswaatd, begraaven. N.  55= FRIESLAND, Gefchiedenisfe:). Na dit ongelukkig omkomen, werden, door Keizer lodïwyk van Beijeren, zijne Landen aan margriet, wiÉLems ©udlte zuster, als Leenen van het Rijk aangemerkt wordende, gefchoultsn, op den 15 Januarij van het Jaar 1346. Vrouw i-.av.cRi£t, om den dood haars broeders op de Friezen te wreéken, verklaarde alle de Landen en Renten, zo geestelijke als waereldlijke, in Holland en Zeeland geleegen en den Friezen behoorende, verbeurd. Met Kloofter Marienhof, op hei Eiland Mas ken, door Friefehe Monniken bewoond, deed zij, door de Krijgskuegten, in brand fleeken en de Monniken in Zee {mijten. In het volgende Jaar verkogt zij de eene helf: van het Eiland aan eenige bewooners daar van , en de andere helft aan eenige Amjleldamfche burgers. Na eenige Jaaren verblijf, werd zij, door haaren Gemaal, gemelden Keizer lodewyk , naar Beijeren op ontboden, en willem de V, haar zoon, als opvolger van zijne moeder verklaard. Een der eerfte verrigtingen van hem , waar bij de Friezen belang hadden , bettend daar in , dat hij belloot, hen over den dood van zij. nen oom te Rraffen; geevende, aan bijzondere perfoonen, ten dien einde, last, hun alomme te befchadigen, waar het moog. lijk was. De Friezen, om dit gevaar en nadeel te ontwijken, flooten een heiland met hem voor den tijd van twintig Jaaren. In het Jaar 1351 , begaven die van Stavoren zig weder onder zijne gehoorzaamheid, die wederom de bevestiging van hunne voorregten ten gevolge had. Dan dit was niet alleen te weifajg naar den zin des Utrechtfchen Bisfchops ; maar ook niet haar dien der overige Friezen, Doch die van Stavoren, Vereenigd met die van Stellingwerf en Scltooterwerf, verbonden zig met die van Tsfelham tegen den Bisfchop; doch de laatflen werden, door Bisfchop jan van arkel, in het Jaar Ï355J genoodzaakt, het gemaakte verbond te verhaten, en zig op nieuw aan hem te onderwerpen. De anderen, daarentegen,- verfierkten zig, door een verbond met de Groningers. ' Friesland kreeg dus nadere betrekking tot Hertog albregt, 'aan wien Keizer lodewyk van beijeren, reeds voorheen, alle de Landen van Hertog willem, en daar onder de Heerlijkheid Friesland, had toegezegd, indien hij zonder kinderen over-  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 553 övcrieed, geüjk, in vervolg van tijd, gebeurde. Het is op het Artikel van Hertog alcrf.gt van beijeren gebleeken, hoe veel werks hij, in Holland ,) met de Hoekjehen eu Kabbeljaawvfchen had :• dus behoeft men zig niet te verwonderen, dat die van Oostergoo en IVestergoo, in het Jaar 1361, met die van ffummerzee, Hunfingo, Fivelingo, 't O/dampt, Reiderland, Emesgoo, Brockmerland en de Burgemeefters der Stad Groningen, een verdrag flooten, dienende tot bewaaring van de gemeene ruste, tot onderhouding van zekere wetten en regels ten nutte der Landen, en tot vermeerdering en bekrachtiging der wetten, voormaals bij den Opftalboom vastgefteld: 'om zig, zo tegen den Hertog, als tegen den Bisfchop van Utrecht te verzekeren, tot behoud van 'sLands vrijheid. Weinig, egter, baatte dit alles; jan van arkel dwong, door middel van de wapenen, de Steenwijkers en Stelling, wervers tot onderwerping; zij vielen hem we! weder af, doch moeiten ook wederom voor zijne magt bukken. Terwijl dit voorviel, werd Hertog albregt, In het Jaar 1362, door die van Stavoren, als Ruward erkend; dan zijn oogmerk, te weeten, dat de overige Friezen dit voorbeeld zouden volgen, mislukte hem. De Geeftelijkheid was het, die de rust, welke toen plaats had, ftoorde. Stavoren werd , boven andere Steden , door waldemar den 11, Koning van DenetnOfjfen, met verfcheidene voorregten befchonken, die door den Koning van Zweeden mede bevestigd werden. Hertog albert, geftadig werkzaam, om zig van het Graaflijk bewind te verzekeren, en de Friezen beoosten 't Flie te verzekeren, bedwong niet alleen de iFestftiezen, maar trok daar na naar het Eiland Ter Schelling■', alwaar hij, niet zonder fchade en verlies van volk, deerlijk huis hield en de bewoondars tot de uiterfte elende bragt. De Friezen zagen hier aan, wat hun te wagten ftond, indien hij hun meefter wierd. Dan 'er gebeurde iets, dat hem voor eerst de magt benam. Namelijk de oorlog met eduard, Hertog van Gel' der, en zijne poogingen om zig als Graaf te doen huldigen, verfchaften veele moeite, en hij Haagde gantsch niet gelukkig. Op zijn veizoek nogthans, aan Keizer karel den IV, werd hij tot Heer van Friesland aangefteld, met bevel aan de Land- zaa-  jr<4 FRIESLAND. Ge/chiedenhfm Zaacuu, om hem in die waardigheid te ensennen. Schoon dit gefchiedde in het Jaar 1371, behield hij, egter, tot in het Jaar 1389, den naam van Ruward. Stavoren ontving, in het Jaar 1376, bij opene brieven, zijne befcherming, in gevalle hunne Stad, door de Friezen, vernield mogi worden; een duidelijk bewijs dat hij wel overtuigd was, dat de Friezen niet veel agt floegen op de brieven van den Keizer. Onder de Friefche Steden van Westergoo. die,-ter befcherming van 'sLands vrijheid, ééne lijn trokken, was Franeker eene der votsrnaamflen; zijnde Stavoren, ter oorzaake van Zeevaart en Koophandel, doorgaans meer HoJlandsgezind geweest. Om Franeker fterker aan zig te verbinden , bea greepen die van Westergoo. in het Jaar 1374, deeze Stad met aanzienlijke voorregten te befchenken : zo als gefchiedde. Be voorfpoed, welken Friesland dus eetsigermaate genoot, werd eerst gefloord, door achtereenvolgende watervloeden, en nog meer door inwendige verdeeldheden van Schieringers en Vetkonpers. Zelfs viel 'er, in het Jaar 1330, na bij Ar urn, een bloedig gevegt voor, waar bij meer dan 150 Kloosterlingen het leven verlooren, Albregt, hoe voordeelig dit ook voor hem ware, fcheen het, egter, nog met onverfchillige oogen aan te zien. De welmeenendfle Friezen flooten, in het Jaar 338a, met de Groningers een beft-hermend verbond tegen hem, 't welk zeer ten voordeele ftrekte van de Stellingwervers, doch waar in die van Sta voren geen deel namen; in tegendeel, flooten zij een verdrag met willem van gulik, Hertog van Gelder. Van tijd tot tijd openbaarden zig de oogmerken van Hertog albert meer en meer. In het Jaar 1387 floot hij, tot tweemaal toe, een verdrag met hun, waarbij aan hun een vrede voor twee Jaaren werd toegezegd; welk verdrag bijzonder zijne betrekking had op die van Ter Schelling. In de Jaaren 1383 en 1389 lagen de Friezen wederom geweldig met elkan. der overhoop; het geen de Hertog met genoegen aanzag. Iu het volgende Jaar ging de woede zo verre, dat een hoop dolle Landzaaten naar Leeuwaarden togen, de wallen beklommen, en aan de Noordzijde de Stad in brand ftaken, met dat gevolg, dat de vlam, door een hevige» ftormwind aange. blaa-  FRIESLAND. GefchiedenisCen. blaazen, groote fchade veroorzaakte. Weinig tijds daar na werd dit leed eenigermaate vergoed, en de Stad bevestigd ia het recht van het oefTenen van lijfftraffen. Fredriit van blankenheim, in het Jaar 1393, tot Bis* fchop van Utrecht vetheven zijnde, werd, geduurende de twee eerfte Jaaren van zijn beftier, geftadig bezig gehouden met twisten, waar van de een den andereu volgde. Orn zig daar van te ontdoen, floot hij een verbond met die van Stel' lingwerf, waar uit hij zig veel voordeei beloofde; en fchoon de Friezen 'er ook hunne rekening in meenden te vinden, be« veiligde het hun, egter, niet vooreen vijandelijk bezoek aan den Zeekant. De Zuiderzee was ruim genoeg voor Hertog albregt , die hun dit ook deed ontwaar worden, in de maand Maij, van het Jaar 1306. Het bevel over de Vloot werd opgedraagen aan willem, Graave van Oostervant, welke dien last gereedlijk aannam, om zig met zijnen vader, wegens den begaanen moord, aan aleid van poelgeest, te verzoenen. Alvoorens had albregt, door middel van verdrag, getragt, de Friezen tot onderwerping te brengen. Dit hem niet gelukkende , werd het Leger des Hertogs te Enkhuizen bij een gebragr. Behalven de Landzaaten, die van al het nodige voorzien waren, bevonden zig daar bij, Franfche, Er.gellche en Duitfche hulptroepen, met aanzienlijke opperhootdei: voor. Zien; onder de Nederlanders, en bijzonder onder die van Holland en Zeeland, waren de voornaamfte Hoekjche Edelen 3aar bij tegenwoordig. Ook bevonden 'er zig veele voornaane Amlleldammcrs en Hoornaars. De bijftand, die uit Henegouwen gekoomen was, beftond in geld, ter fomma van 30,000 guldens. Het Leger was zo talrijk in manfcnap en Schepen, dat men , in deeze Gewesten, deszelfs weerga nooit gezien had. Op den 22 van de maand Augustus ftak het, van Enkhuizen, naar de Kuinder over, alwaar de landing bepaald was. De Friezen, alle deeze magt tegen zig vereend ziende, zaten mede niet ftil; dan van buitenlandfche hulp zagen zij zig geheel en al verftooten, zelfs van die van den Bisfchop van Utrecht; deeze was, door den Hertog zo zwaar bedreigd, dat hij niets onderneemen durfde. Juw juwinga, Heer. XVI. deel* Nn ast  $56 FRIESLAND. Gefchiedenisfen. en Olderrnati te Bolswerd, een voornaam Vooiiïander der Schieringers, en biiter vijand der Hollandfche heerfchappij, werd tot Poteftaat van Friesland verkooren; zijnde hij vermaard, door zijne Krijgskunde, kloek beleid en dapperheid in den oorlog tegen de Turken, als ook door zijne vreedzaame geaartheid. Door die goede hoedanigheden had hij de algemeene agrfng der Schieringers en Fetkoopers verworven; welke hem beiden tot hunnen Veldheer verkooren. Zeer groot was de drift der Friezen , om den vijand , met vereende kracht, het hoofd te bieden; dan juwiüjga oordeelde de magt des vijands te groot, om een veldflag te wagen: te meer, om dat de F/hzen flegt gewapend er, te ongeoeftend waren, om een goeden uiiflag daar van te verwagten. Zijn raad was dan, zig, daar het nodig was, te verfterken en te verfchanzen, en die tterkten met voldoende manfchap te bezetten, om alzo den vijand, in het gebrooken land, den voortgang des te bezwaarlijker te maaken, en hem af te matten; zo dat dezelve door gebrek aan voorraad, genoodzaakt zouden worden af te trekken; 't weik ook, indien men zijuen raad gevolgd hadde, zou gebeurd zijn. Dan de drift, de woede, de jeukerigheid naar den firijd waren te groot, om die in te volgen; willende zij allen liever als vrije Friezen llerven, dan onder de magt des vijands bukken. Juwinca , de fmet van lafhartig te zijn » willende ontwijken, moest zig naar den zin der menigte fchik* ken. Het bij een gerukte Leger, dat 30,000 man fterk was, verdeelde hij in drie gelijke deelen, en legerde zig agter eer? Dijk, niet verre van de plaats, daar men de landing des vij. ands te gemoet zag. Aan moed ontbrak het de Friezen niet, maar wei aan wapenen. IJzere harnasfen waren 'er weinig of in 't geheel niet te vinden, doch llegte klederen in overvloed. Lange fpiesfen, zwaaiden, vorken, gaffels, vlegels en ander boeren gereedfchap, waren de wapenen, daar men een wei toegerust Leger mede moest afwagten en te keer gaan. Op den 24 Augustus naderde het Leger, des Hertogs de kust, omtrent de Kuinder, iu het gezigt der Friezen, die 6000 man voor uit gezonden hadden, ora ae landing te verhinderen, of ten minften den Dijk te verdedigen, die de Legers van een fcueiddè. p-.ax zo wei het een als het ander i; .ij. ais»  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 55? mislukte. De Dijk werd, na een hevig gevegt, vermcefterd. Beter Haagden de Friezen in het verdedigen van Schanfen en Sloten; door middel van rivieren en wateren hielden zij het Leger eenige dagen op , voor dat het tot een hoofdtref. fen kwam. Eindelijk vond-het Hollandfche voet- en paardevolk eenen omweg, en daar door gelegenheid, om de Friezen, van agteren en ter zijde, aantevallen. Deeze, dit verneemende, verlieten hunne verfehanzingen, verdeelden zig in drie hoopen, en gingen den vijand te gemoete. met opgeftooken kruisfen en vaandelen. Nogmaals zogt juwinga hen dk te ontraaden, willende hij, dat ze den vijand in'hunne verfehanzingen zouden afwagten. Doch zyn wijze raad geen ingang vindende, ftelde hij zig aan 't hooft der benden, met een vast voorneemen, om aan zijn Vaderland zijn leven op te offeren, of te overwinnen. Niet lang hier na kwamen de Legers aan eikanderen. De Friezen deeden, in der daad, wonderen van dapperheid , en hielden het Hollandsch Leger eenige uuren op, zonder dat de zege zig voor deeze of geene zijde verklaarde, niettegenftaande de Hollanders beter gewapend waren, en zes man tegen éen hadden. Maar zij, te ftout op hunne overmagt, braken eindelijk de gelederen der Friezen, die, afgemat door de meenigte der vijanden, genoodzaakt werden het flagveld te verlaaten. Zes honderd Friezen bleeven in deezen ftrij'd, en daar onder veele Edelen, waar van juwinga de voor. naamfte was. Op de «ederlaag volgde de vlugt, waar door het getal der gefneuvelden nog merklijk vergroot werd; behalven die in de poelen en moerasfen verfmoorden, werden nog meer dan 1300 gedood. Op dit gevegt vau den 29 Augustus, *t welk voorviel in een vlak open veld, bij Schooterzijl, volgde, den 2 S..p.ember, een tweede, waar in wederom een groote meenig-.e Friezen het leven verloor. i De vijand, nu ruimte hebbende, nam verfcheiden Steden in, en leide bezetting in Stavoren, alwaar de Hertog zig onthield in St. Odvlfskloofter. Vijf weeken duurda het v. ueden der vijanden; alle de fchermutzeljngen vielen uit ten nadeele de.r Friezen. De Hertog, door dit alles, de Friezen Nni noz  55S FRIESLAND. Gefchiedenisfen. nog niet genoeg vernederd agtende, meende hun ook vm den Oostkant te moeten beiïooken. Hij zond, ten dien einde , den Ridder pieter beets , met een goed deel A?nffeU dammers, Westfriezen, Kennemers en Waterlanders, te fcheep, naar de Lauwers en het Dokkummerdiep, om deeze ftroomcn te fluiten. Doch hij vond de Friezen aldaar zo fterk en wel toegerust, dat hij zijne manfchap niet durfde aan land zetten; hij vergenoegde zig met den mond des ftrooras te fluiten. Het guure herfstweder, intusfchen, hand over hand toe. neemende, zag de Hertog geen kans om het langer in Friesland te houden; hierom deed hij zijne benden te fcheep gaan, en keerde terug naar Enkhuizen , laatende de hulpbenden, n* betaaling der bedongen foldij, nog vóór den winter naar hui-s trekken. Vo<5r zijn vertrek had hij, te Stavoren, een fterk Kafteel doen bouwen, en het zelve voorzien van eene goede bezetting en voorraad van mond- en krijgsbehoeften. De Friezen, hoe veel nadeel zij ook, in den jongden aan. val, mogten geleeden hebben , befchouwden zig, egter, nog als een vrij volk. Het verkiezen van een Potedaat, in de plaats van juwInoa, ftrekt daar van ten bewijze; sixtus vbkama was de man, aan wien die post werd opgedraagen; doch deeze, dien weigerende, ftelde hanya voor, die zulks insgelijks affloeg. Toen liet men het oog vallen op botkia, die 'er insgelijks voor bedankte. Dus werd men eindelijk te raad, twee Poteftaaten te kiezen, gelijk gefchiedde: te weten, sjoert wiarda, van Goutum, bij Leeuwaarden, die een Vetkooper was, voor Oostergoo, en haring harinxma, van Heeg, zijnde een Schieringer, voor Westergoo. Nog nader toonden zij hunne vrijheidsliefde, met het verdrijven van de Hollandfche bezetting, welke de Hertog, om zig van de Regeering des Lands te verzekeren, had agter gelaaten. Die van Stavoren deeden het insgelijks: met alle 't welk den Hertog geen geringe fpijt werd aangedaan. Om dan zijn be« gonnen werk niet ten halve te laaten fteeken, gaf hij bevel aan den Baljuw van Am'fi'eiland, jak van heenvliet, geruit van heemskerk en den Drost van Muiden, om met eert boop Ketmemen en Westfriszen, tot ontzet hunner Landge. so*-  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 559 Booten, naar Friesland overtefteeken : rij deeden het in hetbe. gin van de maand Februarij, van het jaar 1397. De Hertog, zijne magt tegen hun mistrouwende, bood hun de onderhandeling aan. Doch zij hier aan geen gehoor geevende, gaf hij lastbrieven tegen hun uit, om hun, overal daar zulks mooglijk was, te befchadigen. Het nadeel, dat zi) daar door leden, kwam, egter, in geen aanmerking, bij het leed, welk zsj zig zelve bewerkten, door de onderlinge verdeeldheid der Schieringers en Fetkoopers. Terwijl zij eikander om hals bragten, befloor de Hertog tot een tweeden togt tegen hun. De benden, hiér toe bij een gezameld, kwamen te Hoorn en Enkhuizen bij elkander; over alle deeze voerde de Graaf van Otstervant wederom het opperbevel. De landing geichiedde nu op de hoogte van de Lemmer en Takezijl; van daar trok Graaf wilum, door Gaafterland, naar Hindeloe. pen, daar de Friezen zig, in grooten getale, bij een bevonden. Wel dra ontftond 'er een gevegt, v/aar in ze wederom te kort fchooten; met verlies van wel drie honderd man werden ze op de vlugt gedreeven. Daar op ftaken de Hollanders eenige na bij geleegene Dorpen in brand, en trokken voort naar Stavoren, welke Stad, door gebrek aan mondkost, zig moest overgeeven. Dus vonden de Friezen raad. zaam, zig te onderwerpen. Ook flooten de Hoofden der Vetkoopers, kort daar na, een verdrag, waar bij zij den Hertog als Heer erkenden. Dit gefchiedde op den 1 Augustus van het Jaar 1398; elf dagen daar na werd de Graaf plegtig ingehuldigd, binnen Stavoren, en op den 14 van die maand, een vaste voet op zijne Regeering beraamd. Zo even hebben wij gezegd, dat het verdrag gemaakt was, door de Hoofden der Fetkoopers; want het was verre van, daar, dat de Schieringers 'er genoegen in namen. Hier uit begreep Graaf willem dat de zaak flegts ten halve was afgedaan; van hier dat hij de Vloot naar de Lauwers zond, om de Friezen van beide kanten in de engte te brengen. Hij zelf toog, met een goed deel volk, door Oostergoo en Westergoo; en na eenige benden verftrooid te hebben, kwam hij te Dokkum, en noodzaakten de Schieringers, zig insgelijks te onderwerpen. Dit verrigt hebbende, ftelde hij allerwegen ' Nd3 Bal-  «tfo FRIESLAND. Gefchiedenisfen. Baljuwen en Rechters aan , verliet Friesland en ftak over naar Holland, alwaar hij zijnen vader te Hoorn vond. Na het dempen van eenige nieuwe opftanden, en het fluiten van een vaster verdrag, volgden de Stellingwervers het voorbeeld der overige Friezen , in het Jaar 1399. Dan, het duurde niet lang, of ailes fchikten zig tot nieuwe oproerigheid; gelfs flooten de Friezen, ten dien einde, een verbond met de Groningers. De bovengemelde perfoonen, dekema, hanya en 8"Tnia, waren de vrijheidminnende Helden, die zig aan het hoofd fielden van burgers en boeren. De eerfte aanval gefchiedde op Dokkum, daar Hollandfche bezetting binnen jag, die zig, zonder veel tegenftand te bieden, overgaf, Dsar na gingen zij los op het fterke Slot Kammingaburg, nabij Leeuwaarden, waar in een fterke bezetting lag; men be. itormde bet met zo veel geweld, dat het wel dra overweldigd, en een goed deel der Hollandfche bezetting iu ftukken gehouwen werd. De Hertogiijke Amptenaars, die goedwillig hunne posten niet wilden verlaaten, werden weggejaagd. Pe grootfte zaait was nu, het bemagtigen van Stavoren eu Ter Luine; de laatfte plaats werd door hem ingenoomen. Sta. voren dus de eenige vaste plaats zijnde, daar de Hertog volk in had, floegen de Friezen zig neder bij Molkwerum, en wierpen 'er vestingwerken op, die zij met volk deeden bezetten. Het gerugt van dit alles was niet in Holland verfpreid, oren, en vijf dagen daar na gelast, om alle de Friezen, die eenige Hollandfche Kooplieden befchadigd hadden, te regt te flellen. Het leed niet lang, of de Friezen-beflooten tot de belegering dier Stad. Brederode, als «en ervaaren Krijgsman, bood hem zo lang wederftand, tot dat de Hertog tijd had, om hem hulpe toe te zenden; waar mede ook de Stad ontzet werd. De Hertog verbeelde zig thans, hen, door magt tot onderwerping te brengen; doch het gelukte hem niet, zo veel volk, als daar toe nodig was, bij een te kunnen krijgen. Dus moest hij, in het Jaar 1401, op nieuw, een verdrag" met hun aangan; waar na alle de gevlugte Frieten. te rug kwamen; ook leiden de Friezen zig toen, geduurende eenigen tijd, toe op het herftel van hunne zaaken, en fielden verfcheidene dingen vast. Het fel gefchokte Friesland genoot die rust niet lang, dewijl onderlinge verdeeldheid het Gewest op meer bloed te ftaan kwam, dan de oorlog. Op den 12 December van het Jaar 1404 overleed Hertog albregt van beijeren. Hij werd opgevolgd van zijnen zoon Graaf willem van oostehvant, die, terftor.d b;j de aanvaarding van zijn bellier, voorneemens was, zo dra hem Na 4 «loog.  ifto FRIESLAND. Gefchiedenisfen. inooglljk was, de Friezen op nieuw te beoorlogen. Nog in het eerde Jaar (1405) zijner Regeeringe, gaf hij verfcheidene lastbrieven uit, om de Friezen , die hij zijne vijanden noemde, te befchadigen, en, in de maand Januarij des volgenden Jaars, om alle de Schepen, die het Marsdiep inliepen, aan te naaien, om daar mede de Friezen afbreuk te doen. En ze. Jter, indien hij niet elders de handen vol werk had gehad, zou hij hun nog meer benadeeld hebben. Dan hier toe buiten ftaat zijnde, doot hij een verdrag met hun; welk verdrag of bedand , in de Jaaren 1407 en 1408, telkens verlengd wierd. Friesland leed, in het volgende Jaar, een zwaar verlies, door den dood van hanya, dekama en botnia, dewijl, na het afderven deezer Helden , de onlusten op nieuw begonden te woeden. Het bedand met den Graaf werd, egter, in het Jaar 1411, vernieuwd; doch het liep met het Jaar 1414 ten einde, zonder wedeiom vernieuwd te zijn. Binnen Stavoren, de eenigde Stad in Friesland, die Hollandfche bezetting in had, werd Waar dappe wagt gehouden. Van deeze onagtzaamheid bedienden zij zig, en verrasten de Stad, op den 12 Maart van dat Jaar, en jaagden'er de Hollanders uit. Willem, Graaf van Holland, was diep' getroffen over het verlies van deeze Stad; te meer, om dat de ftaat zijner zaaken hem niet toeliet, den Friezen den oorlog aan te doen. Dus was de vernieuwing van 't beftand het eenigfte middel, om den fchijn van regt op Friesland te behouden; het werd dan vernieuwd, voor den tijd van drie Jaaren. Geheel Friesland was dus van alle uitheemfche overheerfching verlost, en Graaf willem» hoe leed het hem ook was, genoodzaakt van de nood een «deugd te maaken , en op guuftiger tijden te hoopen, fchoon die hem niet te beurt gevallen zijn. Na dat alle deeze verwarringen in Friesland ter ooren ge. koomen waren van Keizer sigismumd, befloot hij, zig die omftandigheden ten nutte te maaken, en het Keizerlijk gezag, bij die Natie, wat hooger in top te doen ftijgen, dan zijne voorzaaten, zedert veele Jaaren, genooten hadden. Hij zond, ten dien einde, twee Gezanten derwaarts, om de gemoederen der Laudaaaten te ondertasten, en, ware het mooglijk, onder eea  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 5o"3 aen naauwer band van gehoorzaamheid te brengen. De Ge» zanten waren niet in Friesland gekoomen, of zij deeden terflond eene Staatsvergadering binnen Leeuwaarden beleggen , in welke zij hunnen last voordroegen. De Friezen gaven wel geen onheusch befcheid, maar zij maakten zo veele bepaalingen en deeden zo veele eifchen, dat de Afgevaardigden, als piet ten voile gemagtigd, vertrokken. Zij werden gevolgd van een aanzienlijk Gezantfchap van Friezen, om de bevestiging van hunne vrijheden en voorregten te verzoeken, zo wel tegen den aanval van buitenlandfche Mogendheden, als tegen de heerschzugtige onderneemingen van inlandfche Edelen. De Graaf van Holland zag dit met het uiterlte ongenoegen, wijl hij alle deeze handelingen befchouwde als ondermijning van zijn gezag. Nog onvergenoegder toonde hi) zig, na dat de Keizer geweigerd had, zijne dogter jacoba, na zijnen dood, met de Graaffchappen van Holland en Zeeland te verlijden. Willem, uit Frankrijk te rug gekoomen , was voorneemens, zig met ernst tegen den Keizer te verzetten üp den 30 April van het Jaar 1417, fchreef hij uit Quesnoi, aan die van Ooster. goo en Westergoo, zig met den Roomsch Koning niet in te laaten, noch eenige fchatting te betaalenveel mm htm als Heer te erkennen, meldende tevens de redenen, die hem hier toe bewoogen. Op gelijke wijze fchreef hij aan den Keizer, mef bijvoeging om zijn onderhandeling met de Friezen te flaaken. Om de Friezen daar van nog meer te ruggc te houden en te fterker aan zig te verbinden, vernieuwde hij het heiland voor den tijd van een Jaar. Deeze was de laatfte onderhandeling van Graave willem : want, na dat dit beftand getekend was, den 1 Maij van het Jaar 14171 overleed hij te Bouchain , den 16 van die zelfde maand, nalaatende, als erfgenaame en opvoigfler, Vrouw jacoba van beijeren. Onder het gewoel der zaaken buitentenlands, hadde Friesland eene gunllige geleegenheid gehad om zig'te herftellen van de geledene rampen, ware niet de woede der Groninger Fetkoopers ten hoogden top gefteegen. Om daar tegen te voorzien, werd de Stad Dokkum , nevens andere plaatzen, aan dien kant geleegen, verfterkt en met roaafchap voorsieu. Zij fchreeven ook wel aan den Keizer, Nn s maar  564 FRIESLAND. Gefchiedenisfen. maar ontvingen niet dan fchoone beloften, 't Geen het Land4 in nog grooter verwarring bragt, was, dat jan van beijé. hen, zig gedraagende als Graaf van Holland, zig mengde in de zaaken van dit Gewest. Hij deed den Friezen zeer nadrukkelijke voorftellen, om hem voor Heer te erkennen; met belofte van hen kragtdadig bij hunne voorregten te zullen befchermen. Veelen leenden daar aan he; oor. Men beleidé eenige Staatsvergaderingen te Slooten en te Stavoren, alwaar de Fetkoopers zodanig aandrongen, op het aanneemen van jan van eeijesen, dat 'er een ontwerp toe gefmeed werd, om zig tegen de Schieringers te dekken. Doch alzo jan van BEtjeren in Holland neg geen fleurt had, liep dit ontwerp op niets uit. Na dat vrouw jacoba hertrouwd was met Hertog jan van braband, vernieuwden de Friezen het beftand met haar, tot in de maand Maij van het Jaar 141;,; zo als, in dat zelfde Jaar, wederom gefchiedde met Hertoge jan van beijeren in liraband; terwijl inmiddels de partijen elkander zo veel afbreuk deeden als mooglijk was. Midlerwijl keerden 's Keizers Afgezanten in Friesland te rug, om met hun te handelen en de verbintenis te fluiten. Op de vergadering te Leeuwaarden fielden zij den openen brief des Keizers aan 's Lands Overheden ter hand, waar in, onder zekere voorwaarden, de regten en vrijheden der Friezen bevestigd wierden. De Afgevaardigden verzuimden ook niet, de ingezetenen tot vrede en verzoening aan te maanen. De verbondene Fetkoopers, één lighaam uitmaakenda met de Ommelanders, Groningers en de Oostfriefche Edelen, fcheenen allermoeilijkst tot ftilftand te kunnen bewoogeh worden; waarom de Gezanten hun, met zagte woorden, zogteiï tot zig te trekken; zij booden zig zelve aan om de verzoening ten Hove te bewerken, en raadden, deeze gelegenheid niet voor bij te laaten gaan, maar het gevaar naauwkeurig te overweegen; zelfs beraamden zij eenige voorbereidende Artikelen tot vrede. Met de onderhandelingen daar over liep het ge. heele Jaar ten einde. Toen men nu verwagtte gereed te zijn, vielen de zaaken gantsch anders uit. De bemiddelaars, verzeld van hunne Gevolmagtigden, en voorzien met de vereischte last-  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 56*5 lastbrieven, i'erfcheenen, op den geftelden tijd, te Kampen, als zijnde de plaats der bijeenkomfte. Alle de bezwaaren van wederzijde, eisfchen en antwoorden werden in gebragt overwogen, en langduurige gefprek^en gehouden. Maar ieder ftijf op zijn ftuk ftaande, en de een den anderen niets willende toegeeven, wijl de Schieringers fteunden op de gunst der Afgezanten van den Keizer, en de Fetkoopers op hunne overmagt, kon men niet verder vorderen, dan de hoofdzaaklijke veifchillen tot twee hoofdpunten te bepualen, die, egter, al mede niet wierden afgedaan. Geduurende deeze onlusten, hadden die van Five/ingo en Hun/tngo eenen argwaan opgevat tegen de Regeering van Groningen, als of deeze eenen toeleg op hunne vrijheid had. De Groningers, om de gevolgen daar van voor te koomen „ gaven, in de maand November van het Jaar 1419, bij opene brieven, de plegtigfte verzekering van hé{ tegendeel; teifens beoogden zij daar mede, om die van Fivelingo en {futfin. go te fterker aan zig te verbinden. Van nieuws kwam het tot een openbaar gevegt, waar bij de Schieringers de nederlaag krsegen, in de maand Maij des Jaars 1420; waar op zij de toevlngt tot jan vak beijeren namen. Om nut daar van te trekken, verbond deeze zig met Hertog jan van eraband; ook zond de Beijervorst den Schieringers daar na eenige hulpe toe, onder bevel van h.ndrik van renesse, die fokk" uke noodzaakte, het beleg voor Slooten op te breeken. In een daar op volgenden veldflag werd fokro geflaagen, en gedwongen de vlugt naar Hindeloepen te neemen. Hier op keerden de Hollanders wederom naar huis. Nog in dat zelf. de Jaar werd 'er een beftand, voor twintig Jaaren, getroffen, tusfchen de Bondgenooten en de Schieringers, vervolgens bevestigd door een naderen vrede. Doch alle beraamde pointen, hoe heilzaam voor de Landzaaten, werden op nieuws gedwarsboomd in de uitvoering. Men ondervond ras het verfchil tusfchen wetten te beraamen, en die te doen wetken. Veelen van de Schieringers weigerden de geëischte pandslieden te leveren. De Fetkoopers, om hun tot nakoming van het verdrag te noodzaaiten, veroverden Stavoren. Kort  Sdo* FRIESLAND. Gefchiedenisfen.. Kort daar na trof die Stad de ramp, van ten groote deele door den brand verteerd te worden. Hertog jan van beijeren zijne nichte, Vrouw jacoda, in Holland onder bedwang gebragt hebbende, zette zijne onderhandelingen met de Friezen ijverig voort. Schoon dezelve, tot hier toe, meest met de Schieringers fchijnen te hebben plaats gehad, werden zij thans ook met de Fetkoopers aan. gevangen. Dit althans is zeker, dat hij, in de maand van November, zig te Dordrecht bevindende, die van Oostergoo, Westergoo, Slooten en Stavoren, eenige punten voorfioeg.' waar over hij, als voorwaarden, met hun in onderhandeling wilde treeden. Dan het blijkt ook, dat hij te onverduldig was, om te wagten, dat deeze onderhandeling haar beting gekreegen had: want daags na dat hij die punten had voor gefchreeven, gaf hij reeds volmagr aan hendrik van renesss, dirk van holland en gtsbert van rietveld, om de huldiging, in zijnen naam, te ontvangen) waaraan, egter, flegts door eenige weinige Friezen, voldaan werd. Weinig tijds daar na werd gemelde renesse door hem aangefteld tot Opperbevelhebber en Rentmeefter in Friesland. Geduurende den winter werden de onderhandelingen zo verre tot ftand gebragt, dat een goed deel der Friezen, uit Oostergoo en Westergoo, den Hertog van Beijeren, zonder eeni. ge agt op Vrouw jacoba of haaren Gemaal te flaan, voor hunnen Heer aannamen. Zij gingen zelfs zo verre, dat zij hem den tijtel van Heer van Friesland gaven, op den 3 van April, in het Jaar 1421. Daags daar aan gefchiedde de plegtige huldiging, door de Afgevaardigden van Harlingen; de Abten, Prelaten, Grietmans, Mederegters, Hovelingen en Gemeènslieden, van Wonzora. deel, Hindeloopen, Molkwerum, enz. volgens een berigtfchrift en verbindend contract, daar vau gemaakt. De overige Friezen, die nog niet bukken wilden, hielden het met de Bondgenooten van Groningen en Oestfriesland, ten nadeele van de algemeene rust; zijnde deeze meestendeel Fetkoopers. Albert ftelde eenen jan nagel aan tot Schout te Stavoren, en jan jongenszoon tot Reniiaeefter van de Land. fchap";  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. ' tff fcbappen. Na eenige moeilijkheden werd 'er een verdrag geflooten, tusfchen den Hertog en de Bondgenooten. De gevolgen deezer verzoeninge waren, dat de Heitog niets van wegen Oostergoo en Westergoo te vreezen had, en de Zeefchuimerij genaakt werd. Die van Groningen zonden hem 50 vette osfen ten gefchenke; de Hertog betoonde hun daarentegen zijne milde gunste. Thans fcheenen de zaakerj zig uitwendig tot rust te feniksen. Maar inwendig fmeulde een vuur van tvveedragt en ongenoegen tegen de Regeering des Hertogs. De Hoi/andfche bezettingen, binnen Dokkum en te Ezumazijl, waren hun ondraaglijk, wijl zij die be» fchouwden als een blijk van overheerfehing. Nog meer ftak hun in de oogen het Blokhuis of Kafteel, welk de Hertog in de Lemmer deed aanleggen, en waar op hij aan floris van alkemade , als Kapitein Generaal van Friesland, het bevel opdroeg, en met zestig gewapende knegten zijne woc* »ing deed houden. Dit griefde de Bondgenooten zo wel ais de Schieringers; en dus kon de rust van geen langen duur zijn, zo als eerlang bleek. Want die van Doniawerflal en Sehoterland waagden het, over zwak ijs, het Slot op de Lemmer te befpiingen, en de heerfchappij des Hertogs aan te tasten. Floris van alkemade, die zig dapper verdedig» de, werd dood geflaagen. Verfcheidene bewijzen zouden 'er konnen worden bij gebragt, dat zij, die een misbruik maakten van het gezag, hun door den Hertog in handen gefteld, grootendeels oorzaak van deeze onheilen waren, en de Friezen dwongen om zig tegen hun te verzetten. Met de Bondgenooten ging het niet beter. Deeze vonden mede overvloedige ftoffe om te klagen, dat het verdrag in geenen deele werd na gekoomen. Iu deezen waggelenden ftaat van onrust, werd Friesland van een allergedugtften watervloed bezogt. Deeze rampfpoed bragt veel toe tot eeene vereeniging, die eerst gefchiedde tusfchen de Schieringers en de Bondgenoot Ven, naderhand algemeen aangenoomen, en door de meefte Edelen bekragtigd werd, in het Jaar 1422. Doch dit wasjan tsch niet naar den zin des Hertogs, die meende dat dit verbond tegen zijne regten ftreed: hierom gebood hij, het aelve niet te bezegelen. Ook ftelde hij, in plaats van flo- eis  50$ FRIESLAND. Gefckiedenisreni lus van alkemade . den Heer van Renesfe aan cot Stadhouder van Friesland. De Bondgenooten gingen, egter, voort Biet de bezegeling van het'onderling gemaakt verdrag, en dwongen de onwiiligen tot deelneeming aan het zelve. De bezettelingen van Dokkum en Ezumazijl, gebooden zij te ver» trekken; doch deeze weigerden dit, onder voorgeeven dat de fuldij eerst moest betaald worden. Dus beflooten de Bondgenooten geweld te gebruiken, om hun te verdrijven. Die van Slooten omhelsden het verdrag. Voor dat de Bondgenooten de Lauwers naderden, vielen die van Oostergoo en Westergoo, zig tot den optogt gereed maakende, nog verfcheidene andere toe. Dokkum en Ezumazijl werden door de voorafgezondenen opgeëischt. Op een weigerend antwoord volgden verfcheiden aanvallen, die dapper werden afgeweerd, waarom het beleg m een blokkade veranderde. Na dat het Leger met Oostfriezen verüerkt was , ging Ezumazijl over : waar op de bezetting vau Dokkum de vlugt koos. Hertog jan van beijeren, allen gezag niet willende verliezen, vond zig gedwongen , genoegen te neemen met het verbond der Friezen ; zelfs vernieuwde en vermeerderde hij hunne vrijheid. Gantsch Friesland nu in vrede en vrijheid zijnde, begreejpeu die van Oosterjade, welke, zedert eenige Jaaren, onder de heerfchappij der Bremers geweest waren, zig van die onderwerping te moeten ontflaan, zo als zij deeden in het Jaar 1423. In Fivelingo ontflonden, egter, zo als ook in gantsch Friesland, tusfchen het Flie en de Lauwers, eenige onlusten. De hoofden dier partijfchappeu waren de Adelijke Geflagten bonnema en gerkama; deeze voerden een kleinen oorlog tegen elkander, met rooven en moorden. Bonnema verloor 'er het leeven, en gerkama zijne goederen bij. Dus werden de aanhangers van beiden, voor een geruimen tijd, genoodzaakt , Zig flil te houden. Hertog jén, die gedwongen genoegen in het verbond der Friezen genomen .had, deed verfcheiden poogingen, om zig op nieuw met bun ie verzoenen. Hij bragt het eindelijk zo Verre, dat 'er een vergadering te Elburg beraamd werd. De Hertog zond, van zijneer wegen, derwaarts, dirk van holland  FRIESLAND. Qefchiedenisfen. ï.and en den Schout van Amfleldam , nogthans zonder de magt, om buiten zijne voorafgegaane goedkeuring, iets te fluiten. Op den 27 Maart van het Jaar 1424 werd aldaar, met die van Oostergoo en Westergoo, ook een verdrag geflooten, en door den Hertog bekragtigd. Onder de middelen, die beraamd werden, om de zaaken binnenslands te beoordeelen, en den ingezeetenen van nut te zijn, moeten geteld werden \ de voorregten, die aan de Stad Ijlst gefchonken wierden. Na den dood van Hertog jan van Beijeren, in het Jaar 1425, vernieuwde jan, Hertog van Braband, den vrede met die van Oostergoo en Westergoo. Het gezag, dat okko ten broek irt zijn Vaderland oefende, zo verre gaande, dat hij zig boven alle anderen verheeven agtte, baarde dit geen kleine ongerust» beid bij de overige Edelen, die hierom een zamenfpanning zogten te bewerken. Doch hij, van alle kanten zijne verfpie-' ders hebbende, ontdekte dit voorneemen. Om dien flag ta weeren, floot hij, in dit zelfde Jaar, een afzonderlijk verdrag met de voornaamfte hoofden der Fetkoopers te Groningen en in de Ommelanden. Met zijne bloedverwanten ging hij een fchijnverdrag aan. Doch dit, als op geenen goeden grond gelegd zijnde, was ook van geen lapgen duur. De eerfle onrust ontftond, tusfchen okko ten broek en fokko vas i,ier in het volgende Jaar. De uitfpraak, die daar over gedaan werd, was verre vsn tot genoegen te «rekken van beide partijen; waar uit dan ook de allerveiderflijkfle rampen voorland tn volk ontftonden. Gelukkig nog voor de goede ingezeetenen , dat het beftand, tusfchen de Hollanders en Friezen, met Hertog filips van boursondjen verlangt werd. Binnenslands vereende zig fokko met elk, die zijne zijde wilde kieJ zen, tegen okko ten broek, die insgelijks daar toe al zijnvermogeu te werk ftelde. Dit veroorzaakte groote verbast-! heid onder het volk, wijl ieder partij ontzaggelijke Legers bij een bragt. Fokko behaalde, in den eerften aanval van he2 het Jaar 1426, een volkomene overwinning, en vond zig mes niets belemmerd, dan met een zeer groot aantal gevangenen. Na z.g daar van ontlast te hebben, verbond hij zig, om al verder voort te gaan, met den Bisfchop van Munjler. In het volgende Jaar verklaarden zig de Hanze Steden voor okko. De  j7o FRIESLAND. Gefchiedenisfen, De Graaf van Oldenburg zond hem, in de Lente van het Jaar 1427» een aanzienlijken bijftand; okko, al te diep in het Land zijner vijanden doordringende, werd van fokko, met alle zijne magt, omfingeld. De Groningers zig ten zijnen nadeele verklaarende, vond hij dubbel werk om zig te verweeren. Na dat fokko, als overwinnaar, was naar huis gekeerd, vong men de onderhandeling tot vrede aan; dan deeze vrugteloos afgeloopen zijnde, werd okko, andermaal, aangevallen, overwonnen en gevangen genoomen ; meer dan 4000 der zij. nen waren 'er gefneuveid ;• waar op de Landen der overwon, nenen, door fokko, onder de zijnen verdeeld wierden. Dus bleef hij meefter in Frieslandj maar in Groningen was het hem tot nog toe niet mooglijk, de rust te bewerken. N.rgthans, na dat hij de Ommelanders verflaagen had, gelukte het hem, de Groningers te noodzaaken tot het inneemen van hunne ballingen; waar door de rust aldaar mede gevestigd werd. In dit zelfde Jaar 1428 leed Friesland weder veel nadeel, door zwaare watervloeden; waar op eene ongemeene duurte van levensmiddelen volgde. Men zou reden hebben om te denken, dat alle die op een geftapelde onheilen de Landzaaten gedweeër zouden gemaakt hebben; maar de ondervinding heeft meer dan eens doen zien, hoe grooier armoede, hoe meerder oproerigheid. Gaajlerland leverde ten minden, op deezen tijd, hiervan een nieuw bewijs op.. Het volk, hoe zwaarder de lasten waren, werd te meer verbitterd op eikander. De Schieringers waren doorgaans de onverzettelijkften, in het aankweeken van den haat. Wybs minnema en beinte robberts, de voornaamften in dien oord, begaven zig, met hunnen aanhang, naar het Dorp Wijkei, alwaar ze den Paftoor pieter wykel veele wonden toebragten; meer dan half dood fleepten ze hem naar Sondel, een Slot, waar op zig zijn zoon agge bevond; aan deezen vertoonden zij zijnen vader, en eischten van hem, dat hij het Slot terftond zou overgeeven, met bedreiging, in gevalle van weigeringe, zijuen vader op ftaanden voet te zullen vermoorden. Dan  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 571 Dan de oude man riep zijnen zooue toe, dit niet te moeten doen, wijl hij tog aan de wonde, die hij reeds ontvangen had, fterven moest. Naauwlijks had hij die woorden gefproo. ken, of zij gaven hem de rest. Agge, om dien moord te wreeken, trok, na zijn Slot wel bezet te hebben, buitens, lands, en keerde, het volgende Jaar, met veele vreemde kneg< ten te rug. Met zo veel geweid viel hij daar mede op wybe minnema aan, dat hij hem het leven benam en zijn volk op de vlugt dreef. Daar na belegerden bonnema en jongem* , met eenige andere Schieringers , het Slot.Sondel. Maar agge ontving hun zo wel, dat veelen door hem gedood , anderen op de vlugt werden gejaagd Jongema zelf liet 'er het leven. De partijfchappen alomme dus nieuw voedzel krijgende, vielen de Edelen geftaag elkander met de wapenen aan. De Staaten des Lands, om een algemeenen binnenlandfchen krijg te verhoeden, beriepen, in het Jaar 1429, eene algemeene vergadering, om de gefchillen te beflisfen; doch de haat was te diep ingeworteld, om een duurzaamen vrede te konnen bewerken; men bewerkte niet meer dan een beftand voor twee. Jaaren, in welken men hoopte een vasten vrede te zullen beraamen. Over de Eems broeiden ondertusfchen nieuwe onlusten. Het gezag van okko ten broek was wel beperkt, maar fokko hield hem nog al gevangen; waar door de Edelen het vermoeden opvatten; dat fokko niet anders bedoelde dan de opperheerfchappij, en naar nog grooter gezag ftond, dan okko voorheen gehad had. Het getal der misnoegden tegen hun werd van dag tot dag grooter, en borst, iu het Jaar 1430 , tot een openbaaren oorlog tegen hem uit. Zekere imel te oosterhuizen was de voornaamfte medeftander van fokko, en tenens een man van groot gezag. Om hen dan te vernederen, werd zijn Slot belegerd, en hij, binnen weinige dagen, tot de overgave gedwongen. De zaamverbondenen tegen fokko maakten zig daar op meefter van Aurik en deszelfs Slot, van het Huis Olderfum, en van nog andere fterkten. De voor. naamfte Friezen, tusfchen het Flie en dé Wezer, traden mede jn het verbond , waar bij imel van oosterhuizen en XVI. deel. 0Vswaard en Franeker openden de Poorten voor de Geuzen, die, eerlang, ook Dokkum en Stavoren bemagtigden, doch welke Steden, kort daar na, weder moesten ontruimd worden. Daar na kwam aldaar Graaf toost van schouwenburg , om het Ampt van Stadhouder van Friesland en Groningen , vau 'sPrinfen wegen, waar te neemen. Hij ftelde een nieuw Geregtshof te Franeker in, wijl Leeuwaarden nog een geruimen tijd de Spaanfche zijde hield. Maar alle die Steden vielen, binnen kort, den Spanjaarden weder toe, door dien het den Heer van billy geluste, 6000 Nasfaufchen bij Stavoren te (laan. Schouwenburc had reeds vooraf, uit vreeze voor de over* magt van billy , de Schans bij Makkum en geheel Friesland verlaaten. De Algemeene Staaten lieten inmiddels niets onbeproefd, om Friesland en Groningerland in hunne belangen te doen treeden; zendende, ten dien einde, in bel Jaar ïtfó, van Brusjel, francois martini steli.a derwaards, met last om te beproeven, of het Krijgsvolk 'tot het aanneemen der Gendfche vrede te beweegen ware. Gaspar ds robles, Heer van Billij, bedugt dat dit een einde aan zijn gezag zou konnen maaken, deed stella , te Groningen, in verzekering neemen en ftrengelijk pijnigen, zonder iets anders uit hem te kunnen krijgen, dan de bekentenis dat hij gekoomen was, om de We.houdetfchap ter Algemeene Dagvaart te nodigen. Terwijl hij in hegtenis zat, wist hij , door beloften van betaaling hunner agterftallige foldij, de foldaaten op de zijde der Staaten t» brengep. BijPp 3 «a  ypï FRIESLAND. Gefchiedenisfen. na 450 man neemen daar op het befluit, billy in hegtenis te neemen; 't geen zij, met hulpe van anderen, nok volbragten. Stella werd daar op ontflagen, en nam eerst den foldaaten , en daar na der Wethouderfchap den eed af, in naam der Algemeene Staaten. 't Krijgsvolk had zig inmiddels nieuwe Bevelhebbers gekoozen , en voer daaglijks voort met Spaanfche Kooplieden te ligten en vast te zetten. De bezetting van Delfzijl, van Apingadam, van Leeuwaarden en Staveren, het voorbeeld van Groningen volgende, verzekerden zig mede van haare Hoplieden, die , wel bewaard, naar Groningen gezonden wierden. Stella bragt zelfs het berigt hier van naar Brusfel, alwaar de Staaten terftond beflooten, joKis van lalaing tot Overfte van Friesland en Groningen aan te flellen. Hij werd, in het laatst van December, van het Jaar 1576, te Groningen in gehaald. In de maand Maart vau bet Jaar I5799 namen de Friefehe Stedeu Leeuwaarden, Sneek en Franeker, als ook eenige Grietmans en Edelen, deel aan het Utrechtfche verbond, de Unie; andere Steden bewilligden daar in voor als nog niet. De Geestelijkheid verzette 'er zig met magt tegen. Ook maakte de Graaf van rennengero 'er veele zwaarigbeden tegen; doch liet zig daar na overhaalen ; op den 11 van Junij tekende hij het verbond, als. Stadhouder van Friesland, Overijsfel, Groningen, Ommelanden, Drenth en Lingen, fchoon hij 'er verre afwas, voorneèmens te zijn, het zelve na te koomen. Friesland, benevens Groningen, verwierpen in dit zelve Jaar alle de punteii van de Keulfche vredehandeling. Rennenberg, die, reeds in het Jaar 1577, als Stadhouder van deeze Provintie, op naam der Algemeene Staaten, benoemd was, begunftigde, fchoon hij de Unie geteekend had. eerst heimelijk, en daar na openbaar de Spaanfche heerfchappij. Dit verwekte groote oneenigheid, zo wel tusfchen de Steden, als de Gevolmagtigden van het platte Land; het welk van dat gevolg was,'dat, in het Jaar 1580, Prins willem de I, in plaats van rennenberg, als Stadhouder ■van dat Gewest benoemd werd. Men gaf hem de magt, een L'jixnant Stadhouder ia zijue plaats te mogen aauflellen, door  FRIESLAND. Gefehiedenisfea, SflS door hem werd daar toe benoemd bernard van merode, Heer van Hummen. Willem de I kwam, in het Jaar 1581, ia perfoon iu Friesland, met oogmerk om alle de verregaande gefchiilen, zo over zaaken van den Godsdienst, als die der Policie en Juftitie, bij te leggen. Het Reglement, door hem, ten dien einde, beraamd, vind men bij schotanus, bl. 879 tot 83f. De Luitenant Stadhouder van mkrode, op het einde van het Jaar 1583, ter oorzaake vau zijnen ouderdom, ontflag van zijne bediening verzogt hebbende, benoemden de Staaten van Friesland, in zijn plaats, zo tot het beleid des oorlogs sis der Regeering, Graaf willem lodewyk van nassau, door zijn huwelijk met anna, dogter van Prinfe willem den I, deszelfs fchoonzoon. Naderhand werd hij ook Stadhouder van Groningen en Drenthe, ter zeiver tijd als maurits Stadhouder der vijf overige Provintien, in de plaats zijns vaders, wierd. Willem lodewyk bekleedde, die waardigheid tot in het Jaar 1621. In het Jaar 1587, had Friesland rijkelijk zijn aandeel in de twisten, welke toen plaats hadden, over de opdaagt der heerfchappij aan de Koninginne van Engeland; bijzonder waren het, in die Provintie, de Predikanten, die met een onmatigen ijver dat ftuk zogten door te drijven; houdende fommigen van hun eene ongeoorloofde correspondentie met lycester» of met lieden van zijnen aanhang. Tegen de vermaaning van Graave lodewyk , zonden zij, op kosten der Kerke, een Leeraar naar tingeland. In Oostergoo vond men insgelijks zeer veelen, die gefloord waren op de Staaten; deeze hielden bijeenkomften te Leeuwaarden, al. waar men, zonder door een voorgaande vergadering van den Adel en Eigengeêrfden hier toe gematigd te zijn, twee Gezaiten, wybband aylva en dominikus richeus van postflla, verkoor, om, op naam der gezameutlijke volmagten van Oostergoo, en derzelver Bondgenooten van Westergoo, de Zevenwolde en de Steden, aan Koningin elizabeth de hooge Overigheid van Friesland aan te bieden; men herzie, wat reeds op het Art. van hessel ailva hier over gezegd is. Mier zullen wij alleeu aanmerken, dat ds Afgevaardigden, P p 4 in  594 FRIESLAND. Gefchiedenisfen. in Engeland gekoomen zijnde, terftond gehoor bij dè Koningin verkreegen, die hen met algemeene woorden bedankte voor hunne genegenheid, en met een brief aan de Staaten van Friesland te rug zond. De gemelde Afgevaardigden, in Friesland te rug gekoomen, begeerden dien brief op een vollen Landdag over te leveren, en daar op verflag te doen van hunne verrigtingen; doch zij wierden van de hand geweezen, als niet behoorlijk gevolmagtigd. Zij bragten deswegen hunne klsgten aan den Engelfchen Ambasfadeur bukhorst, die beloofde in Eriesland te zullen koomen, doch verzogt naderhand hier toe willem baedes, Raadsheer in den Raad van Staaten. Deeze tc Leeuwaarden koomende, en met den Stadhouder en andere^ eerlijke mannen fpreekende, werd ras ontwaar, waar uit deeze bezending haaren oorfprong had genoomen. Hij hoorde ook de misnoegden van Oostergoo, die breed opgaven van hunne genegenheid voor de Engel fche Regeering. Doch hij alleen ongematigd zijnde, kon niets doen, dan tot vrede en cendragt aan te maanen, waarom hij te rug keerde. Van dien tijd tot het Jaar 1600, genoot Friesland eene buitengewoone rust, onder het heftier van Graave willem. Eenige kleine gefchillen werden door hem in de geboorte gefmoord, of, door middelen van gezag, fchlelijk gedempt, zo als hij in dat Jaar te Groningen deed, door het inbrengen van Krijgsvolk. Eerlang, egter, fcheen iu Friesland alles wederom in beweeging te zullen koomen, over het invorderen van den impost op het Hoornvee en de Weilanden, 't welk de Steden wilden doordrijven , tegen den zin van die van Oostergoo en Westergoo. De tweedragt, die reeds eenigen tijd had plaats gehad, werd gevoed door zulken, die de hoogfte Ampten van Regeering voor zig zelve zoekende, anderen wilde mede -dwarsboomen; en dit gefchil deeden zij hier toe werken. Zo hoog liep dit eindelijk, dat een deel der Staaten te Leeuwaarden en een ander deel te Franeker vergaderende, de Regeering en geldmiddelen van 't Gewest deerlijk werden van een gefcheurd. Graaf willfm, om een einde hier van le maaken, bediende zig eerst van het gezag van het Hof van  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. van Friesland tegen de Leden, die zig afgezonden hadden. Toen deeze dat gezag weigerden te erkennen, nam hij de toevlugt tot de wapenen. Kort daar na kwamen de Staaten der andere Gewesten, als middelaars, tusfchen beiden; waar door dan ook de voorige rust herfteld werd. In de berugte Kerklijke gefchiilen, in de Nederlanden , zints den Jaare 1600 ontdaan, en duurende tot iu de Jaaren ifii8 en ióig, hielden de Predikanten aldaar de zijde der Contra-Rewonjlranten: zo dat 'er ook onder de Leden weinig of geen verfchil plaats had. Nar.r maate elders de twisten hooger liepen, fcheen men aldaar meer te zorgen, om ze buiten Friesland te houden. In het Jaar 1616 werd den Klasfen bevel gegee. ven, geene Predikanten tot den Kerkendicnst te bevorderen, dan de zulken, welken de Belijdenis en Katechismus onder* teekend hadden. In het volgende Jaar zonden de Staaten deezer Provintie eenige Afgevaardigden naar den Haag-, om nevens die van Groningen den Staaten van Holland te verzoeken, te willen bewilligen in het houden van eene Nationaale Sijnode. Nogthans werd in de Provinte Friesland de beraamde Kerkenorder niet aangenoomeu. Op den 10 van de maand Junij overleed Graaf willem lodewyk, aan een beroerte; een man, die den Landen veele goede dienften be weezen heeft. Zijn broeder, Graaf ernst xasimir van nassau, werd, meest door de bewerking der Steden, als zijn opvolger benoemd; doch het Stadhouderfchap van Groningen en Drenthe aan Prinfe maurits opgedraagen, op een berigtfchrift, dat door hem beëedigd werd. Onder de binnelandfche onlusten, die ginds en elders plaats hadden, bleef dit Gewest in ruste, tot in het Jaar 162$. Toen ontdonden aldaar zwaare gefchiilen onder de Leden der Hooge Regeeringe. De drie deelen, Oostergoo, Westergoo en de Zevenwouden, die de Fioreenen, in Holland Verpondingen genaamd , betaalden, oordeelden dat zij te veel drue. gen in de gemeene lasten. De Steden, het vierde deel, of Lid van Staat, bragten daar tegen in, dat zij het grootfte deel der belastingen op de verteering betaalden. De drie eerstgemelde Leden bragten hunne klagten over de Steden pP 5 ter  '<0$ FRIESLAND. Gefchiedenisfen. ter Algemeene Staatsvergadering, zonder zig aan derzelver uitfpraak te willen onderwerpeu. De Algemeene Staaten fchreeven, egter, aan de Steden, om hunne Gemagtigden mede in den Haag te zenden. Eer zij daar toe beflooten, zogten zij eenige verandering te maaken, in de wijze van het aanftellen der Regenten. Tot hier toe ftond dit, in alle de Steden, behalven te Leeuwaarden en Franeker, aan den Stadhouder en aan het Hof, het welk uit rwaalf Raden beftond , drie van elk Lid, en dus uit de Steden niet meer dan drie: gevolglijk hadden de negen anderen altoos de meerderheid over de Steden; waarom deeze, in de beflisfing der gefchiilen ten haaren nadeele uitgefprooken, niet wilden berusten. Ook wisten de negen Raaden van de drie Leden, doorgaans, zulke Wethouders in de Steden te kiezen, die te veel van hun afhanglijk waren, en zelfs voor het belang der Steden niet vrij durfden (temmen. Om deeze zwarigheden te weeren, hadden de Steden , in het voorledene Jaar, beflooten, de benoeming der Jaarlijkfche Magiftraaten niet meer te zenden aan den Stadhouder en het Hof; maar aan den Stadhouder, aan die drie Afgevaardigden uit de Steden, en de drie Raaden, die, van wegen de Steden, in den dove zaten; zig grondende op het berigtfchrift voor het Hof, waar bij beraamd was, dat de tegenwoordige voet van het beftelien der Wet gevolgd zou worden , tot dat daar in , bij de Steden, andere fchikkingen zouden worden gemaakt. Maar het Hof en de negen Raaden kantten zig tegen dit befluit der Steden, verdedigende het tegenwoordig gebruik, in een Vertoog, welk op de Land. fchapsvergadering werd ingeleverd. De Staaten, of de meer. derheid der Staatsleden , (telden het Hof in het gelijk, en verfeooden , met den aanvang van het Jaar 1623, het invoeren deezer nieuwigheid, door de Steden beraamd; waar aan de Steden moesten voldoen. Hier mede werd ook het gefchil over de belastingen, voor een poos, gefmoord. In het Jaar 1625 zogten de Staaten deezer Provintie de invordering der gemeene middelen te beraamen, op gelijken voet, als in Holland gebruikelijk was. Zü deeden , ten dien einde, bezendingen , en bewoogen Westergoo en een gedeelte van Oostergoo om daar toe te bewilligen. b Doch  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 507 Doch de Steden waren met geen mooglijkheid daar toe te heweegen. Graaf ernst rasuur werd, ais Stadhouder, gematigd, om de gemeene middelen, bij panding en door middel van Krijgsvolk, te doen betaalen. 't Graauw, ter dier gelegenheid, in de maand April van het Jaar 1626, te Leeuwaarden op de been geraakt, terwijl de Landdag gehouden werd, viel douwe van aylva, Grietman van Westdongeradeel, zo fterk op het lijf, dat hij zig in een huis moest bergen, dat toen geplonderd zou geworden zijn, zo niet twee vaandels Burgers waren toegefchooten. De Landdag fcheidde hier door in groote verwarring. Graaf ernst ontving aanfchrijviiig, om de hoofden der oprocrigen aan te tasten en te ilraffen; om hier toe in ftaat te zijn, zogt hij vooraf vijf vaandelen knegten, boven de gewoone bezetting, in rtilte binnen Leeuwaarde» te brengen. Doch daags vóór de uitvoering van deezen toeleg kreeg men 'er de lugt van. Terftond kwam de Burgerij in de wapenen; poorten en ftraaten werden bezet; men was genoodzaakt, de aannaderende foldaaten bevel te zenden ora te rug te keeren. De Burgerij dwong zelf den Stadhouder, de bezetting, die in de Stad lag, te ontwapenen, 't Graauw, hier op iloat wordende, dreigde de naast bij geleegen Adelijke Huizen te pionderen; 't welk, egter, door de Burgerij belet werd. Van Leeuwaarden (loeg de beroerte over naar de andere Steden en Dorpen. Men dwong de Ontvangers rekening af, en pionderde hier en daar eenige Huizen. Drie van deeze muitemakers werden daar na onthalsd. De Stadhouder van dit Gewest verklaarde, dat hij militie binnen Leeuwaarden had willen brengen om de hoofden der oproerigen te vatten, maar niet om de invordering der gemeene middelen met geweld in te voeren. Men floeg zo veel geloof aan deeze zijne verkharing, dat aan de ontwapende bezetting de wapenen wierden weder gegeeven j waar mede ze toen te veld trokken en de rust voor een poos herfteld werd. Om, egter, den misnoegden eenig genoegen te geeven, moest 'er, op het ftuk der Regeering, cénige fchikking gemaakt worden; dit gefchiedde in Januarij van het Jaar 1627; doch zij hield niet lang (land. Ernst en douwe van aylva onthielden zig, om den haat teftiilen, een poos  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. poos tijd van de Regeering. De zwaare lasten van den oorlog veroorzaakten, van tijd tot tijd, nieuw misnoegen in Friesland, en bijzonder op de Regeering. De Algemeene Staaten drongen, van tijd tot tijd, mede aan op het voldoen der agterftallen. In het Jaar 1633 werd fterk gedaan op de verantwoording der middelen op de Wijnen, Bieren, Lake'tien, Zeep en Zout, onlangs ingevoerd. De Staaten der Provintie beraamden, ten zelfden tijde, eene nieuwe order op de gemeene middelen , en op de Regeeringe. Dan dit nam het gemor onder het gemeen en onder lieden van aanzien niet weg. Men had, in het Jaar 1634» bij overftemmin11, eenige nieuwe lasten ingevoerd en tot hooge prijzen verpagt. Daar over raakte het gemeen, op nieuw, in bewee. ging, en viel aan op de Huizen der Pagteren en van eenige Leden van Regeeringe. Te Harlingen leed het Huis van den Burgemeester bonnema grooten last; te Kollum en elders ging de woede mede haaren gang. De Algemeene Staaten namen uit deezen oproer gelegenheid, om twaajf vaandelen te voet en één te paard, nevens vier Gemagtigden, naar Friesland te zenden, met een berigtfchrift, welks inhoud, voor de Friefche Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge, geheim gehouden was. De Gemagtigden waren voomeemens, met dit volk van de Kuinder regelregt naar Leeuwaarden te trekken; doch' de Stadhouder ernst kasimir verftond dat dit, buiten bewilliging der Staaten van Friesland, niet kon gefchieden; door redenen bragt hij zo veel te weeg, dat het volk KMakkum aan land trad, van waar het, op last van Graave hendrik in Harlingen, Bolswaard, Sneek eu Leeuwaarden verdeeld werd. . . -n . , , n 1 Het misnoegen over de Regeering in Friesland nam zo fterk toe, en de klagten, over het flegt bellier van^'s Lands geldmiddelen, en bijzonder over den Algemeenen Ontvanger eootsma', waar van, ter zijner plaatze, verflag gedaan is, liepen zo hoog, dat daar uit gelegenheid, in het Jaar 1635» genoomen werd, om anderen in de Regeering in te driagen. Abraham boorda en zijn oom waren de voornaamften, dia het gezag des Stadhouders zogten te beperken. Onder de verzoekfchriften was 'er een, waar in verzogt werd, dat de Ste. iim  FRIESLAND, Oefchiedenisren. m den haare eigen Wethouders mogten kiezen; \ welk terftond werd toegeftaan. Zo dra men den Steden de begeerde Ofe. troijen verleend had, werden de Magiftraaten in de maand Juin veranderd. Men zette de gezwooren Gemeente af uitgenoomen te Dokkum, alwaar een Vroedfchap werd 'ingevoerd 'c geen, tot hier toe, in Friesland nog geen plaats gehad had. r De Stadhouder vau Holland, Prins fredrik hendrik , zeer» onvergenoegd zijnde over deeze verandering, bragt te wee. ge, dat de Algemeene Staaten, in de maand October van her Jaar 1635, Gemagtigden naar Friesland zonden; beneven den Stadhouder van Friesland hoorden zij de klagten der afgezetten Regenten, zonder alvoorens zig te hebben aangeef J u rTUWe Staaten' Deeze namen dit bed"if "er euve , en befchouwden het als ftrijdig met de hoogfte magr des Landfchaps, en met het verbond der vereeniginge onder de Gewesten. Voorts fchreeven ze brieven aan de Algemeene Staaten, met verzoek om hunne Gemagtigden uit Friesland te willen te rug ontbieden. Op den 1 Januarij des Jaars 163S keeraen zij te rug naar den Haag. J 3 Het Proces tegen den Ontvanger bootsma, inmiddels voortgezet, en hij fchuldig bevonden zijnde, werden ziin* goederen aangeflagen, en hij van zijn Ampt ontzet. GeduT rende het Jaar .636 arbeidde men aan een nieuw berigtfchrift ^ «°f; en met den aanvanS vatl het volgende laar werd de Raad van Staate, door de Algemeene Staaten « magtigd om de Regeering en den ftaat der geldmiddelen 'Ü trtesland, op een beteren voet te brengen. De Friefc',, Meden opgepropt zijnde met Krijgsvolk, viel het den Raad van Staaten, die in Januarij te Leeuwaarden kwam, niet moeilijk, de afgezette Wethouders alomme te herftellen Op de meeste plaatzen fielden zij eene geduurige Vroedfchap ^n, nu welke Jaarlijks, bij lootinge, vijf Elefteurs zouden gekoozen worden, die een dubbel getal zouden benoemen, waar uit de Stadhouder de Jaarlijkfche Wethouderfchap kiezen zou. Alleen te Dokkum werd de Vroedfchap flegts bii voorraad aangefteld, alzo men hier tot g8ene geduurJgi *roedfchap verftaan wilds. te  ^oo FRIESLAND. Gefchiedenisfen.^ In de maand April werd de Handdag gehouden, waar op nu andere Gedeputeerden van Oostergoo en Westergoo verfcheenen. Bootsma werd op vrije voeren gefteld, doch, ter oorzaak e vau zijn liegt toezigt op zijnen Klerk, gelast, zig van zijn Ampt te onthouden. De nieuwe Inftruaie voor het Hof werd vernietigd, en, met bewerking van den Raad van Staaten , eenige andere order op het ftuk der geldmiddelen beraamd; doch het ftuk der Regeeringe bleef verder onafgedaan. De Raad van Staaten keerde naar deu Haag, en de Landdag fcheidde, na dat de zaaken eenigzints in orde, ten minften in rust, gebragt waren. Geduurende deeze oneenigheden, was Graaf ernst kasimir, den 15 Junij van het Jaar 163*» "> net beleg van Roermond, door een musketkogel gefneuveld; hij liet na twee zoonen, die beiden, de een na den anderen, hem m het Stadhouderfchap dier Provintie zijn opgevolgd. Hendrik kas.mir, de ondfte deezer broederen, volgde terftond zijnen vader op; hij overleed, na agt Jaaren dien post bekleed te hebben, aan één wonde, beKOomen m het beleg van Hulst, den 13 Junij van het Jaar 1640, on. gehuwd. En ftraks volgde hem zijn broeder willem fre, drik hoe wel niet zonder grooten tegenftand van den Prins van oranje, gelijk wij breedvoerig verhaald hebben op het Art fredrik hendrik. Groningen en Drenthe kooien den zo even gemelden Prins van oranje, en na hem zijnen zoon willem den lij na wiens dood m het Jaar 1650 de voorige vereeniging wederom gefchiedde m Graaf willem ïredrik van Nasfau Dietz. , .... Na dat op de vermaarde groote vergadering, m het Jaar de Raad-penfionaris kats zijne aanfpraak geeindigd had , waar uit de oogmerken vau Holland klaar te beipepten waren, üoeg Friesland, 't welk andere bedoelingen had voor dat men de vergadering eenigen tyd behoorde op te fchonen, om intusfchen de gedachten der andere gewesten .«„ewinnen ; doch de meefte Hemden hier tegen. Die van Friesland, duidelijk ziende, dat men het ftuk van het Stadhouderfchap buiten de vergadering wilde houden, waar voor zij  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 6of zij ten fterkften ijverden , beweerden in een uitvoerig ver - toog. „ Dat de oprechters der ütrechtfche Vereeniging de „ Stadhouders wljslijk hadden gehouden voor de beste be„ flisfers der onderlinge ;eendragt. Dat de vereeniging bij „ middel van verdrag aangegaan was, op de onderflelling dat 'er Stadhouders waren, en zijn zouden; van welke onder. „ Helling men niet kon afwijken , zonder gemeene bewilli. „ gmg van alle de bondgenooten. Dat de Stadhouders ook „ dienfhg waren, tot voorkooming der al te groote traagheid! „ in de befluiten, het gewoon gebrek der veelhoofdige rege'e„ ringen. Dat het veranderen van den ouden vorm der Re» geering , gevaarlijk was. Dat een verbintenis om altoos „ Stadhouders aanteftellen, niet meer flrekte tot krenking van „ de opperfle magt der bijzondere Staaten, dan de verbinte. nis om geen beftand of vrede te fluiten |, geenen oorlog „ aan te vangen , geene verbonden met nabuuren te maaken, „ geene imposten op te ftellen, nog de munt te veranderen, „ dan met gemeene bewilliging van alle de bondgenooten,' „ Dat men ten onregte voorgaf, dat de ftaaten niet' bevoegd „ waren geweest , om Stadhouders te ftellen, voor het af. „ zweeren des Konings van Spanje, alzo hier uit volgde, „ dat al wat voor dien tijd. tegen den koning of deszelfs „ dienaars ondernoomen was, onwettig was geweest, de Unie „ zelve niet uitgefloten, behalven dat Graaf jan van nassau, „ toen reeds op aanhouden der ftaaten van Gelderland, door „ de algemeene Staaten , tot Stadhouder van dat gewest be« „ roepen was De Friezen beflooten met een vetklaaring „ dat al wat de afgevaardigden van Friesland hadden voort' „ gebracht, ftrekten om den Haat dienst te doen, alzo zij „ met fchroom en bevinge, aanzagen tegen eenige verande-j „ ring der regeeringe , die doorgaans grooter veranderingen „ na zig fleepten , en zelden wel gedijden, dat nu eerder „ te wagten was , om dat de ftaat zig bij de voorige re„ geeringsvorm wel bevonden had." Van de zyde van Holland werd daarop niers geantwoord. In de maand Julij weri den ter vergadering ingebragt, eenige bedenkingen op het ftuk van de beflisfing der gefchiilen. Eenige gecommitteerden hadden een ontwerp gereed , volgens 't welk de gefchiilen aan de / de  é*2 FRIESLAND- Gefchiedenisfen. de bemiddeling , of uitfpraak van een gelyk getal zegsluiden uit elk gewest, die magt hadden om des noods, eenen opperden zegsman te kiezen, verbleven zouden worden. Holland en vier anderen gewesten keurden dit goed; doch Friesland en Groningen verwierpen het, om dat de Stadhouders, die 'èr nu waren, of namaals komen mogten, niet tot zegsmannen benoemd waren. Deze twee gewesten kreegen, ten deezen opzigte, grootendeels hunnen zin; doch van deconfenten werden de Stadhouders buiten geflooten. Nogthans liep het aan tot in het jaar 1663, eer in het gemaakt ontwerp, voor den tyd van zes jaaren, bewilligd werd. Ten aanzien 'van den godsdienst, verklaarde Friesland zig, zo als Zeeland en Gelderland reeds gedaan hadden. Het weik der groote vergadering bijna ten einde zijnde, floeg Friesland voor, dat men , eer men fcheide , eene algemeene vergiffenis behoorde vastte ftellen van alles, wat in de voorledene jaaren, bij eenige Gewesten of Perfoonen , tegen anderen mogt ondernoomen of beflooten zijn , waartoe ook eindelijk beflooten werd. Friesland, 't welk dus, zo veel mooglijk was, voor het gezag en de waardigheid van het Stadhouderschap geijverd had op de groote vergadering, verzette zig niet min hevig, in'het Jaar 1654» teSen de A£ie van Seclufie. De Heer van ha-ütbois, die, wegens deze Provintie, in de vergade. 'ring der Algemeene Staaten , zitting had, had reeds vooraf, legenden handel van Holland, geprotesteerd; verklaarende dezelve ftrijdig met de Unie , nadeelig voor den jongen Prins van oranje, en fchadelijk voor den Staat. Deze Heer was thans de eenigfte , wegens Friesland, die zig in den Haag 'bevond, en deed, naar men wil , meer dan hij gelast was te doen. Na dat men deze Acte voor een uitvinding van den Raadpenfionaris johan de witt had verklaard , deeden de afgevaardigden van Friesland op den 18 Maij, ter generaliteit, een nog veel fcherper verklaaring, behelzende, „ dat Holland „ gehandeld had tegen de algemeene Unie met alle de ge„ westen; tegen de biizondere Unie met Zeeland, tegen des'„ zelfs eigene verklaaring op de groote vergadering, en in de bijzondere belendingen aan Zeeland gedaan , als waarin ' K men  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. Co% », men de benoeming tot het Kapitein Generaalfchap flegtg „ verfchooven en te gelijk geoordeeld had, dat 'er niet dan „ door alle de Gewesten behoorde over beflooten ie wor. j> den; en eindelijk ook tegen het eenpaarig gevoelen van >■ alle de Gewesten, Holland ingeflooten, die geoordeeld n hadden, dat het 12 point van het Engelsch ontwerp, waar ,, bij de uitfluiting bepaald was, volftrekt verworpen moest „ worden. Dat alle de Leden van Holland zelfs geen kennis „ van dit werk gehad hadden, maar dat beverningh en „ nieuwpoort het hadden uitgevoerd, door bewerking van >, eenige driftige Regenten, onder voorwendzel van een ge. „ maakten en bedrieglijken nood. Dat hier mede een blijk gegeeven was van de hoogfte' ondankbaarheid jegens het „ loffelijk Huis van Oranje, welk zo veel bloed geftort, en ,, zo vee! goeds voor het Vaderland verrigt had ten dienfle „ van het Vaderland. Dat het onredelijk en onbarmhartig ,, was, eene onnozele fpruit., die niemand beledigd had, met „ zijne ongeboorn' nakomelingen te veroordeelen en te be,, derven, enz." Men zei ie al verder, „ dat de Prins van Oranje ook be„ greepen was in de Unie, die door zijn overgrootvader be„ zwooren was, en waar mede deeze uitfluiting flreedt, ,, enz." De Afgevaardigden van Holland fielden alle middelen te werk, om Friesland die verklaaring te doen intrekken; doch te vergeefsch. Holland leverde daar tegen eene zeer ernftige verklaaring in, waar tegen Friesland wederom niet fchuldig bleef. Een ernfliger keer namen de zaaken, naar maate de Afgevaardigden meer op elkander verbitterd wierden. Die van Holland hadden 't inzonderheid gelaaden op wijckel en hautbois, en die van Friesland op de witt, beverningh en nieuwpoort; de twee laatfte Heeren begeerden zij te rug geroepen en geftraft te hebben, 't geen hen, egter, niet gelukte. Nog in dit zelve Jaar gaven de Staaten van Holland hunne alom bekende Deductie in het ligt, waar in het verleenen der Acle van Seclttfle mannelijk verdedigd word: welke Dedrftie of verdeediging der Staaten, zints dien tijd, als een XVI. deel. Qq der  6oi FRIESLAND. Gefchiedenisfen. der doorkneedde Staatftukken gehouden is. De Staaten van Friesland, die onlangs bevoolen hadden, in de Kerken voor den Prins van oranje te bidden, deeden, in de Leute des volgenden Jaars, eene wederlegging tegen de Deductie opftellen, die, egter, niet ter Algemeene Staatsvergadering werd ingeleverd. Men vind deeze fchriften bij aitzema, in het Derde Deel. Dan, hoe zeer men in dat Gewest voor het Stadhouderlijk gezag arbeidzaam was, men kon 'er, zo min als elders, de rust bewaaren. Want fchoon de Steden, zints de verandering in het Jaar 1637, geheel en al van den Stadhouder af. hanglijk waren, vond men 'er, egter, veele Leden, die «ven als Holland de zaaken begonden te befchouwen; waar uit, op de Landdagen, geduurige twisten ontftonden. Dit had inzonderheid plaats iu het Jaar 1655, ter gelegenheid van den dood van den Heere van brederode , Veldmarfehalk van den Staat. Prins willem van nassau en johan maurits van nassau, dongen beiden naar die Waardigheid, waar van de begeeving werd lleepende gehouden tot in het Jaar 1657; 'n we'k Jaar Friesland,-ijverige poogingen aanwendde, ter bevorderinge vau Prins willem van nassau; die evenwel, de afkeerigheid van Holland bemerkende, 'er zelfs niet meer op aan drong. Or; lusten van een anderen aart beroerden Friesland, in het Jaar 1Ó63. Men bad, zints eenigen tijd herwaards, zwaar geklaagd over de aanhoudende kuiperijen en het geeven van gefchenken, om in de Regeering te koomen. Het gemor daar over liep zo hoog, dat men voor openbaare opfchuddingen bedugt was. 't Hof moest 'er dus kennis van neemen, en zorge draagen, dat de wetten, daar tegen gemaakt, in agt genoomen wierden. Ook moest ieder Amptenaar, in vervolg van tijd» eenen eed van zuivering doen. \oons beloofde men eene premie van honderd gouden rijders, voor ieder, die een overtreeder wist aan te wijzen. Den 13 October van her Jaar 166% overleed de Sradhouder van Groningen en Fries/and, Prins wiLLtvi fredrik, die zig zelf, op eene ongelukkige wijze, met een pittool gekwetst had. Zijn oudfte zoon , u> nrik kasimir, gebooren in bet Jaar Ï657, volgde hem op, onder de voog-iijfcbap zijner moeder. De Staaten verleenden den jongen Prinfe terftond een Lastbrief» in-  FRIESLAND. Gefckiedenisfen. 605 inhoudende dat hij in het bewind zou treeden, zo dra hij dan ouderdom van twintig Jaaren zou bereikt hebben. Ook werd bepaald dat de Prinfesfe weduwe, geduurende haars zoons min. derjaarigheid, het regt zoude hebben tot de beltelling der Wethouderfchap in de Steden. Doch ten opzigte van Ampten flaande ter begeeving der Algemeene Staaten, of van die van Holland, ontvingen die van Friesland ten antwoord, dat men zig hield aan het vooren genoomen billijk befluit, om geene Krijgsampten te begeeven, dan aan de zulken, die dezelve in perfoon konden bedienen. De Prins van Oranje, willem de IU van dien naam, in het Jaar 1668, den ouderdom van agttien Jaaren bereikt hebbende, werd 'er fterk gedrongen op 's Prinfen bevordering. Holland, Gelderland, Utrecht en Overijsfel waren reeds over een gekoomen, om het Kapitein en Admiranlfchap Generaal afgefcheiden te houden van het Stadhouderfehap, en befloo. ten, de drie overige Gewesten, Zeeland, Friesland en Groningen, door middel van bezendinge, daar in mede te doen ftemmen; doch geen van allen kon daar toe worden overgehaald; 't geen oorzaak was, dat de Prins, vooralsnog, uit den Raad van Staate gehouden werd. In Friesland, alwaar men, zo wel als in Overijsfel en Stad en Lande, geduurig overhoop geleegen had, was verfchil over het regt om op de Landfchapsvergadering te verfchijnen , waar over de Gedeputeerde Staaten zig het oordeel aanmatigden. Doch veelen waren van oordeel, dat zij zeer partijdig te weik gingen. De Afgevaardigden, ten voorgemelden einde derwaarts gezonden , omvingen fpoedig kennis van den tweedragt, en booden hunne bemiddeling aan. De zwakflen , die men Hollandsckgezinden noemde, zouden daar in gaarne bewilligd hebben; doch de andere verklaarden, het zeer kwalijk te neemen, dat de Afgevaardigden zig in hunne huislijke gefchiilen mengen wilden; en dus dreef de partij der Prinsgezinder}, boven. Veel moeite deeden, in het Jaar 1673 en 1Ö74, die van Friesland, om den rang boven Utrecht te bekoomen; dan, na hevige gefchiilen, werd beflooten, het ongelukkig Utrecht den rang te laaten behouden, dien het van ouds gehad had, Q q a Prins  6o6 FRIESLAND. GefchüdenÜfen. Prins hendrik kasimir, Erfftadhouder van Friesland, werd, in de maand Februari) de* Jaars 1675, tot die waardigheid mede aangefteld iu Groningen, de Ommelanden en 't Landfchap Drenthe. De onlusten, die, al federt het Jaar 1673* in deeze Provintie plaats gehad hadden, zogt men, in 't Jaar 1677, uit den weg te ruimen, door het maaken van een nieuw Reglement op de Regeeringe. Dit Reglement kwam tot ftand; doch het was 'er verre af van naar ieders genoegen te zijn. Ook duurde het nog een geruimen tijd, eer in dit Gewest alles in rust kwam. De vrede, in het Jaar 1673, te Nijmeegen geflooten zijnde, beflooten de Algemeene Staaten, eenig Krijgsvolk uit hunnen dienst te ontflaan. Buiten bewilling der Afgevaardigde» van Friesland en Groningen hadden zij den Stadhouder daar toe gemagtigd; doch deeze beide Gewesten verflonden, dat de afdanking van het Krijgsvolk, ter hunner betaalinge ftaande, door hunnen Stadhouder en Kapitein Generaal, Prins hendrik kas'mir, behoorde te gefchieden. Willem de III, zonder zig daar aan te ftooren, had, in het Jaar te vooren, reeds twee afdankingen gedaan, waar onder ook Kiijgsvolfe van die beide Gewesten was. Friesland, zijne Hoogheid daas door gekwetst rekenende, dankte geheel andere vaandels af, en hield de vaandels, door oranje afgedankt, in dienst, ontbiedende dezelve binnen de Provintie. Door hunne Afgevaardigden in den Haag deeden ze dit hun gedrag regtvaardigen, met aantooning, dat de Staaten van elk Gewest de opperde magt over het Krijgsvolk hadden. Hoe mannelijk dit vertoog , door de Algemeene Staaten, ook wederlegd werd, Friesland «n Groningen bleeven bij hun gevoelen. De Algemeene Staa. ten deeden hier op eene bezending naar die beide Provintien, dan ook vrugteloos. De Stadhouder van Holland en de Alge. meene Staaten, de onverzettelijkheid van Friesland ziende, lieten, om verdere verwijdering voor te koomen, de zaak rusten. Aan het berugte gefchil, des Jaars 1684, over de werving van 16000 man, had Friesland mede rijkiijk zijn aandeel, en ftemde 'er tegen; oordeelende, met AmUeldam en Middel' burg, dat de werving aanleiding tot oorlog geeven zou. Men be-  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 6of befloot, ter Algemeene Staatsvergadering, wederom tot eene bezending derwaards; doch de Friezen raadden den Algemee. ne Staaten, die moeite te fpaaren, zeggende dat op dit punt, zulke vaste befluiten genoomen waren, dat daar omtrent geen verandering te wagten was. De bezending ging, egter, door, doch vrugteloos, alzo Friesland bij het genoomen befluit bleef. Toen vervolgens de Algemeene Staaten voort gingen met onderfland naar de Spaanfche Nederlanden te zenden, verklaarde Friesland, onfchnldig te willen zijn aan de gevolgen, door het zenden va» meerder Krijgsmagt, eneischte terug ontbod van den reeds gedaanen onderfland. Voorts dreigende het Kiijgsvolk onbetaald te zullen laaten, indien dit niet ge. fchiedde , verklaarde daarenboven , al het verrigtte te zullen houden als een verkragting van de Unie, en krenking van het regt van Friesland en Groningen. Met de onderhandeling tot een beftand eindigde zeer gelukkig deeze twist. Prins hendpik kasimir, op wien het Stadhouderfchap vau deeze Provintie, op den iB Februarij van het Juar 1675, in de mannelijke linie erflijk verklaard was, en het Stadhouderfchap van Groningen en de Ommelanden volgde, overleed den 15 Maart van het Jaar 1696, nalaatende, behalven zeven dogters, eenen zoon', johan wjllem friso, die toen den ouderdom van agt Jaaren bereikte; hij bleef, tot d :n ouderdom van twintig Jaaren, onder de voogdij zijner moeder, en van Koning willem den III, die hem. als zijnen neef, tot erfgenaam van het Prinsdom Oranje verklaarde. Johan willem friso, in het Jaar 1707, den ouderdom van 20 Jaaren bereikt hebbende, nam dadelijk bezit van het Erfftadhouderfchap van Friesland, waar mede dat van Groningen en Ommelanden, in het volgende Jaar, vereenigd werd. Reeds drie Jaaren te vooren, in het Jaar 1701, hadden da Staaten van Friesland aangedrongen, dat hun Sta lhouder, Prins johan willem friso, tot Generaal van het voetvolk zou worden aangefteld, en wel in rang boven de andere Ge. neraals, die te gelijk zouden benoemd worden. Doch de Staaten van de andere Gewesten oordeelden, dat de Prins Bog te jong was, voor een bediening van dat gewigt; zij Qq * wei.  6o3 FRIESLAND. Gefchiedenisfen. weigerden, egter, niet, hem te bevorderen, zo dra hij de vereischte Jaaren en bekwaamheden zou gekreegen hebben. De Staaten van Holland verklaarden den Heer van ouwerkerk tot Veldmarfchalk. Friesland en Groningen beweerden dat die post hunnen Stadhouder toekwam. Door middel van een bezending derwaards, bragt men het zo verre, dat Friesland te vrede gefield werd, door het aanflellen van den jongen Prins, van dien tijd af aan, tot Generaal van het voetvolk» mids dat hij dit Ampt bekleedde, noch de wedde daar van trok, voor dat hij den ouderdom van twintig Jaaren zou bereikt hebben; wordende wijders hem wel zitting, doch geen ftem in den gewoonen Krijgsraad toegeftaan. In bet volgende Jaar drong Friesland wederom aan, om zijnen Stadhouder, wiens grootheid het, door alle middelen, zogt te bevorderen, het regt te doen genieten, vau ftem en zitting in den Raad van Staate, welks Leden gewoon zijn, hoofd voor hoofd, en niet bij Gewesten te ftemmen. • Holland en Utrecht begreepen, dat dit voorregt den Stadhouder van Friesland en Groningen, als bij die waardigheid zou aanvaard hebben, te veel aanziens boven de andere Gewesten zou geeven, en zogten dus hier voor te zorgen. Die van Friesland oordeelden zig hier in hoogst benadeeld. Dit g'-fchil duurde tot in het Jaar 17©/. De tijd daar zijnde, tvvijffelde men niet, of Friesland zou den Prinfe van Oranje zitting doen neemen. Heiland, Zeeland, Utrecht, Overijsfel, Gelderland, ja zelfs Groningen fteraden 'er tegen, en gaven bevel, den Prins daar in niet toelaaten, zonder nader bevel; doch men ftond hem toe, met den 24 Augustus van dat Jaar, het Generaalfchap over het voetvolk te aanvaarden, en de wedde daar van te genieten. In het Jaar 1711, verdronk deeze Prins, nalaatende eene dogter en zwangere Gemalin, welke, op den j September, beviel van een zoon, willem karel hendrik friso ge^ naamd, die bij zijne geboorte reeds Erfftadhouder van deeze Provintie was. In het Jaar 1723 werd hem niet alleen die waardigheid in Groningen en de Ommelanden, maar ook in Gclaerland op-  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. floj) opgedraagen. Op den i September den ouderdom van twintig Jaaren bereikt hebbende, aanvaardde hij, drie dagen daar na, het Erfftadhouder, Kapitein en Generaalfchap van Friesland. De Heeren Staaten van dit Gewest, na reeds twee Jaaren te vooren, vergeefsch gedrongen te hebben , op de bevordering van willem den IV, tot Generaal over het voetvolk, beweerden, ih den Jaare 1744, wederom, dat aan hem het opperbevel over de 28000 man nieuw aangeworvene knegten behoorde te wor. den opgedraagen; zeifs maakten zij zwaarigheid, om in de buitengewoone lasten te bewilligen, indien de andere Gewesten hier in niet bewilligden. Naderhand verklaarden zij alle de gedfaagene confentcn te zullen intrekken, indien deeze bevordering agter bleef. Hoe wel zij zig ftandvastig hielden, werd, egter, aan hun dringen geen gehoor gegeeven. Na dat willem de IV, in het Jaar 1747» tot Stadhouder der vier overige Gewesten was aangefteld, werd, op den 4 Junij van het Jaar 1748, het Stadhouderfchap, zo wel in de vrouwelijke als mannelijke linie, aldaar erflijk verklaard. Zeden bragt de Vorst zijne Hofhouding, uit Leeuwaarden, naar 'sGravenhage over. Na dat, in de maand van Maij des Jaars 1748, tot den laatften April van het Jaar 17.19» een generaale verpagting was gedaan, werd in Julij, op naam der Staaten deezer Provintie, een Notificatie afgekondigd, behelzende eenige pointen reformatoir, beftaaude in 73 Artikelen, welke aan zijne Hoogheid, met nog 5 andere Artikelen, op Mam van Gecommitteerden, aan zijne Hoogheid gezonden werden , behelzende meest de verpagting der gemeene middelen. In verfcheide Steden ontftonden, ten aanzien van de ver. pagting, groote en heftige oneenigheden, dewijl ieder op het zeerst op de Pagters gebeeten was. Om deeze onlusten te dempen, trokken, in de maand van Augustus, binnen de Provintie de Regimenten Cavallerij eck, van nercena en van sechteren, en de Regimenten Infanterij van d'envie, croi- je, lf.ewe, mai.PARADE etl I10LSTEIN oottorp , W3aT op de burgers terftond met vreeze bevangen wierden, en bijzonder in die plaatzen, daar dezelve geinkwartierd wierden; wordende tefféns de ingezeetenen, door eene Publicatie, op nsr.ni van den Stadhouder, tot rust vermaand. De Gecommitteerden Q q 4 uit  oio FRIESLAND. Gefchiedenisfen. Uit de Burgerij zaten mldlerwijl niet ftil, maar leverden , in da maand September , buiten de voorgemelde Pointen Refoi"matoir, nog 47 andere Pointen iu , die, bij Requesre, den Staaten in handen gefteld, en ook wierden goedgekeurd. AUo het affchaffen der Pachten groote verwarring en coufusffen veroorzaakte , zogten de Staaten , door allerlei middelen en wegen, daarin te voorzien. Het Stadhouderfchap, zo als gezegd is , in de vrouwlijke zo wel als manlijke linie erilijk verklaard zijnde, was den Heere Erfftadhouder, op den \g Au ustus , daar van een diploma, door een plegtige bezending, ter hand gefteld Toen met het begin der maand No. vember, willem de IV. te Leeuwaarden verfchten, om de rust in de Provintie te herftellen, en alle ingelloopene misbruiken te weeren, vertoonde hij aan de Staaten uier Provintie een Reglement, beftaande uit 61 Artikelen , 't welk voortaan dienen zoude tot een fundamenteele en onverbreeklijke Wet, waarnaar alle zaaken, daarin vervat, voortaan zouden gorden beleid en behandeld. Het was van deezen inhoud : „Wij willem kabel hendrik Fuiso , hy der Gratie Gods, frince van Oranje en Nafau; Allen den genen die deze zullen zien of hooren lezen, Sa* lut, Doen te weten ; Nademael de Edele Mogende Heereu Staten van Vriefland , Ons ingevolge derzelver Refolutie van den ii- Juny dezes Jaers 1748, hier vooren gefteld, fpeciael verzogt , gequalificeerd eu gemagtigd hebben, omme na overroepinge van eenige Heeren Gedeputeerden uit de Staten en Gecommitteerden uit de Ingezetenen , zoo als Wy zullen goedvinden , de Conftitutie en Staet van het Land op vafte gronden te ftellen, de iugeflopene abuizen zoo omtrent de Regeling. 1'inantie als andersziuts te redrefj'eeren, en de Provin. tie iu ruft en bloei te brengen , eu ten dien einde zoodanige 'Plakaten en Ordonnantiën te doen emaneren als Wy tot weiwezen van den Lande zuilen verftaen te behoren, ten dien eiijde by gemelde Refolutie Onze Inftrucue zoodauig Artplierende, dat zqo wel Wy , als Onze Descendenten, genoegzame authoriteit zullen bezitten , om de Regering in hare wettige Conftitutie te bewaren, ingevolge het geene als nu door Onzp &Qftjë»nSe wsidea gereguleerd, 2oo is 'c, dat Ons niets aiscf  FRIESLAND. Gcfchiedcmsfen. 6n meer ter harten gaende , als om aen bet geen voorfchreven is te voldoen, en door alle billyke, heilzame eu noodige Middelen, de zoo hoog gerezene troubles. en onluften te appaiie. ren en bevredigen. Wy, na ingenomen te hebben het advies van eenige Heeren Onze Gecommitteerden, expresfeiyk en teu dien einde vooraf na hoogltgemelde Provintie van Vrieliand gezonden, en na dat dezelve alvorens met Heeren Gedeputeer. den uit da Heeten Staten , en eenige Gecommitteerden uit de Ingezetenen , daer over in het breede hadden geconfereerd en gebefoigneerd, goedgevonden hebben te llatueren, zoo als Wy voor nu en altoos itatueren by deze. I. „ De Staet van de Provintie van Vriesland van alle oude tyden beiiaen hebbende eu geprefenteerd geweest zynde door Edele, Eigen • erfden , eu Steden; zoodanig , fdat uit de refpeélive Grietenyen , een Edelman en een Eigen-erfden ten Landsdage wierden gedeputeerd , zoo zal het zelve voortaen en om ieder by zynen Rechten en Piresminentien te maintineren, onverbrelselyk werden onderhouden, en dien volgende uit leder Giietenye een Edelman en een uit de Eigen - Erlden, ten Landsdage werden gecommitteerd , om over alle zaken aldaar voorkomende te befoigueren, en wegens de Grietenyen, door welke gevolmagtigd zyn, te Hemmen, zonder daer van, om walredenen, en onder wat benaminge of pretext, zulks ook zoude mogen zyn , te devieeren; werdende dienvolgende de abuizen ingellopen tegens 's Lands fundamentele Wetten eu wel fpeciael het zeftigfte Artikel van de Refolutie van den 31 December 1698, doof welke ingellopen abuizen een Grietman en een Oud Grietman, of fchoon, geen Edelen waren, tot de comparitie ten Landsdage voor Edelen wierden gehouden, by dezen geaboleerd en vernietigd. II. ,, Voor Edelen zuilen werden gehouden welkers Famiiien daar voor in de publieke Regifters zyn geagnofceerd, en zoo. danige die namaels binnen deze Provintie mogten komen woonen , en volkomen bewys van haren Adelyken ftaet zullen kun. nen geven . welke , na dat dezelve volgens 'sLands Wetten zullen zyn genatuialifeerd, insgelyks als Edelen zullen kouueu Worden gecommitteerd. III. „ Sfcderd lange Jaren herwaerts, veele klachten en D0I9. Qq 5 an.  fjia FRIESLAND. Gefchiedenisfen. antien ontftaeu zynde over het onbehoorlyk acquireren en be« houden van zoogenaemde Stem-gerechtigheden , door het leg. gen van Stemmen op Hornlegers, met affcheuring der Landen daer toe gehoorende , waer door tot nadeel van veele Stemgerechtigde Ingezetenen van de aloude en ware Conftitutie der Regering werd afgeweken; Zoo is 't, dat Wy daer inne willende voorzien, noodig geoordeeld hebben by dezen te ftatue. ren, en vaft te ftellen, dat geen. andere Stemmen zullen werden geadmitteerd , als van Hornlegers voorzien met eene Huizinge en de kwantiteit van vyf Pondematen Kleiland of tien Pondematen Woudland , zullende voor Kleiland gerekend werden de zulke, dewelke voor dezen de voile Hoorngelden hebben betaeld, en de overige voor Woudland , met deze verdere bepa" ling, dat zulks maer alleen zal (land grypen voor den tyd van tien jaren , doch dat na dien tyd dezelve Hornlegers zullen moeten voorzien zyn met tien Pondematen Kleiland, en twintig Pondematen Woudland , gerekend in maniere als hier voren gezegd is, zonder het welk dezelve Hornlegers na den voorfz. tyd het recht van Stemming niet zullen mogen exerceeren. Doch zullen hier van zyn geëximeerd zoodanige Stemdragen. de Zathen, die in 't Quohier van den jare 1640. zyn geadmitteerd, welke fchoon met de kwantiteit vau Landen, hier voren bepaeld , niet voorzien zynde , echter als nog zullen werden gehouden voor admiffibel , zoo wanneer dezelfde kwamitei t van Landeryen, doen ter tyd daer onder gehoord hebb nde , daer onder als nog is gehoorende. Gelyk mede de Huizen, met Stemmen begerechtigd , hun recht van Stemming zullen behouden, indien kan werden aengetoond in het jaer 1640 daer onder geen Land is beklemd geweeft. Zullende voortaen , op dat het geene by dezen is geftatueerd, ftiptelyk werde achtervolgd , op het Stem-Quohier moeten werden aengetekend de grootte der Plaetzen en Landen daer onder behoorende. IV. „ De vergroting der Hornlegers zal kunnen en mogen worden gedaen, met by dezelve te voegen zoo vele Landeryen als daer toe nodig zullen wezen, gelegen in het zelfde, of naest aengelegen Dorp, waer onder der zei ver Stemgerechtigheid is gehoorende.' V.  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 613 V. ,, Omme voor te komen de menigvuldige kuiperyen en gefingeerde Donatien inter Vivos , zoo zullen voortaen de Do« natiën van Stemgerechtigde VafHgbeden geen effect, of kracht hebben, als na verloop van een jaer, dat dezelve.zullen zyn aengegeven aen de Secretary , om aldaer te werden geregiftreerd in de Pro'.lamatie boeken, zullende daerenbo/en van zoodanige Donatien alle de Laften moeren worden betaeld, ais van een effeétive koop, en het Recht van Naernem'ng lub» jeft zyn, namelyk , -voor zoodanige fomrae als dezelve worden aengegeven, om na proportie van dien 's Lands gerechtigheden te voldoen , zoo als insgeiyks zal plaets hebben omtrer.t dé Vervrandelkoopen, die mede het betalen van 's Lands Rechten en het Recht van Naerneminge fuhjeft zullen wezen, voor zoodanige fomma als die aen de Secretaryeu worden aengegeeven. VI. „ Vele abuizen wordendegeprsótifeerd, metfjitf/en onder beding van zekere jaerlykfche Renten de Stemgerechtig. heit aen zich te behouden, en nochtans het Hornleger en daer aen gehoorende Landen te verkopen , of als voor altoos te verhuren, gemeenlyk genaèmd hare Stemmen, waer door iemand, zonder de Laften te dragen , die van zoodanigen goed aen den Lande moeten worden gegeven , zich nochtans meefter maekt van de Stem en prscrogativen daer aen gehoorende, direct ftrydig tegen 's Lands aloude Wetten en billyke reden waerom de Stemgerechtigheit aen dat zelve goed is gegeven, zoo werden by deze dusdanige praétyken wel expre-feiylc verboden, en geftatueerd, dat niemand eenig Stemgerechtigd goed zal vermogen te verkoopen , op Cyns uit te geven , of voor altoos te verhuren cn nochtans de Stemgerechtigheid aen zich te houden , en dat geen Verhuringen zullen mogen gefchieden als ten langften voor 15 jaren, werdeude zoodanige reeds gepraétifeerde Actuien van eigendom bij deze geraS' Lerd, en geordonneerd, dat de Stemgerech tigheit van dien aal blyven flapen tot dat de gefupponeerde E igenaar van de' Stemgerechtigheit een Hornleger, en zoo veel Landen, als hier boven, is geftatueerd, in volkomen en effeétiveh eigen, dom zal bezitten, en daer van behoorlyk bewys hebben gedaen,  6ïi FRIESLAND. Gefchiedenisfen. daen, als wanneer zyn Sremgerechtigheit een jaer na het ge. daen bevvys wederom in aétiviteit zal komen. VII. n Naderaae! het foratyds komt te gebeuren, datdeStem. men in een Dorp, en die der Dorpen in een Grietenye komen te (leken, en dus de conclufie, vermits de egaliteit van Stemmen niet kan werden opgemaakt, zoo werd by deze ge" ftatueerd, dat in zoodanige gevallen de decifie daer van zal "gefchieden door 't Lot. VIII. „ Vreemdelingen, binnen deze Provintie Scemdragen. de goederen bezittende , en ook Inboorlingen by haare ab. fentie of uitlandigheit hare Stemdragende Goederen door Pro. curatores latende adminiftreren , en gemelde Procuratores die Goederen komende te verkopen ; zonder fpeciale Laft en procuratie van den Eigenaer, of fchoon zy daer voor de rato en fub fpe rati komen te caveren , zoo zal nochtans de Stemgerechtigheit, tot die verkochte goederen gehooreude» aen den Kooper niet overgaen, als na dat de efieétive Eige. naer gemelde Verkoping behoorlyk en fpecialyk zal hebben geapprobeerd door eigenhandige Verteekening, of ander wet. tig geblyk, en dat daer van ook behoorlyk tranfport zal zyn gedaen. IX. En dat ingevalle een Curator met beooginge van byzon* der voordeel van zyne Pupillen , geraden mogte vinden van hunne Valiigheden te verkopen , de aenhandelaer 'het Recht der Stemmen zal genieten gedurende de minderjarigheit, of tot zoo lange ieder hunner zal cefferen onder curatele te liaen. Alles ten pericule van den Curator, en onverkort de minderjarige hun Recht tegens denzelven Curator ad intereffe , en tegens den aenhandelaer ten principalen rei vindic itione , o*" zoodanig hun na befchreven Rechten, geoorloofd zal zyn. X. „ By aldien iemand door verzuim, verzinninge, misbruik of door eenig ander toeval, anders op het Sternregifter te boek fiond, als die in de poffie was van de Grond, of het goed waer uitgefterad word , en daer over dispuit ontftaen mogt , zoo zal de PoffelTeur van die Grond alleen van het Stemrecht jouifferen , of fchoon ook een ander daer vau t'eeniger tyd gebruik hadde gemaekt, dewyl de bezittinge vau de Stem geen an-  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. tt$ andere oorfprongk kan hebben als van de bezittinge van den grond, waervan dezelve een fequele is, en daer van door ge. ne toevalligheden van verzuim, doolinge of lift, kan of behoord gefepareerd te worden. XI. „ Het Stemreglement, zoo in Regerings als Kerkeiyke zaken, zal in zyn volle vigeur blyven, voor zoo verre het zelve by deze niet word veranderd of gealtereerd. XII. „ In het verkiezen of ftemmen tot de Nominatie van een Grietman, zal men ftiptelyk volgen de Reglementen daer op gemae!a, en voor het toekomende niet op de Nominatie mo« gen brengen, als zoodanige die den ouderdom van twintig jaren geadimpleerd hebben , en ook geene als gequalificeerde Pcrfo> nen; En indien over derzelver qualificatie eenig difpuit of hte* fitatie mogte komen te ontftaen, zoo zullen de Heeren, Stadhouderen, in der tyd , benoemen eenige Heeren of Leden uit de Landen, om over de validiteit dier qualificatie de plano te jugeren, aen welkers uitfpraek elk en een iegelyk gehouden zal zyn zich te fubmitteren, zullende de Electie uit zoodanige •wettige overgebragte Nominatie competeren aen de Heeren Stadhouderen iu der tyd , ingevolge de Refolutie en fpeciale overgifte van de Heeren Staten van Vriefland in dato 19 Au> gufti 1748. XIII. „ Tot het benoemen en verkiezen van Volmachten ten Landsdage , Byzitters, Secretarlffen en alle andere Officianten der Grietenyen, geene uitgezonderd, en waer over de ftemge» rechtigde volgens 's Lands Wetten moeten of kunnen voteren, zal de uitfehryving of citatie behooriyk en volgens de geftatueerde Ordre moeten gefchieden, en geen ftemcedulle langer als voor een jaer valabel zyn, en in welke den Datum van het paffeeren derzelve zal moeten wezen uitgedrukt. XIV. ,, Tot het reguleren der Deelkoften, Dyks en Dorps» iaden, zoo als mede over het beroepen van Predikanten, aen* Helling van Kerkvoogden, en zullen de ftemgereehtigde insge» Iyks behoorlyk worden geconvoceerd ofte geciteerd, en aldaer gene procuratien werden geadmitteerd, als die gedreffeerd zyn zoo als in het vorige Artikel ftaet vermeld, en voorts in, en omtrent dit alles wel ftiptelyk agtervolgt te worden de Wetten en OrdounantieH , en particulier het Reglement reformatok van  ÉJfj FRIESLAND. QefehUientsfett. vsti den Jare 1673. daer op geëmaneerd, zonder daer van onder wat pretexten of redenen het ook zyn mogt, in eeniger maniere te devieren. XV „ En dewyl mogeiyk abuizen zyn ingellopen over het begroten en emplooi der deelkoften , en om weg te nemen alle bedenking der Ingezetenen , en difpuiteu die daer over zouden konnen ontftaen, zoo word by deze vaftgefte'd en ge. ordonneerd, dat het Traéïement van den Grietman, en om daer uit te vervangen alle Onkoften of' Daggelden van de Gedeputeerden ten Landsdage, Salaris van liyzitters en SecretarifTen , en alie andere zaken die uit de Deelkoften moeten worden gefupporteerd , zal worden gefixeert , op een bepaalde Somme Jaeriyks; in welk Jaer'yks Traéïement in computatie zullen komen de grote Confentgelden, en* alle andere Revenuen uit de Grietenyen voortkomende , zullende die te bepale Somme gerekend worden na mate van den grootheid der Grietenyen , en de Laften uit de Deelskoften te fupporteren , en eens en voor altoos te werdei vaftgefhld by de Stemgerechtigde Inge. zetenen van ied^r Grieteuye , daer toe behoorlyk, eu zoa als hier voren is gezegd , geconvoceerd; !En in cas van difpuit over de begrooting van dit valt te ftellen Traclement tufTchen den Grietman en de Stemgerechtigde, zal zulks ftaen ter ar. bitrage en uitfpraek van den Heere Stadhouder. XVI. ,, De Stem Quohieren van alle de refpeétive Grietenyen in de drie onderfcheidene Goo-en gelegen, zullen ten fpoe digften na het emaneren dezes werden gerevideerd, en con. form aen dit Reglement worden geredrefleert en opgemaekt. XVII. „ Aen ieder Dykgraef zal mede een vaft en fortabel Traétement door de Stemdragende Ingezetenen, daer toe behoorlyk, eu zoo als hier boven ten opzichte van den Grietman geZegd is, geconvoceerd, worden toegelegd, gepropor. tioneertt na de grootheit, wyd uitgeftrekthert, en meerder of minder beflag, en onderhoud der Dyken, zonder dat de Dykgraef ietwes meer zal vermogen te profiteereu , veel min. der dat hy, of wie het ook wezen mogt, fchoon zuiks tot nu tóe by fommige gepraélifeerd word, een zeker Tantième Van de Gelden die aen de Dyken, en inkoop van derzelver materialen verwekt worden, zal vermogen te trekken onder wat  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. 6"rji wat benaminge het ook zoude mogen wezen, het welk hiet mede voor nu en altoos wel expreifelyk word verboden. XVIII. „ In het onderhouden der -'yken en Zeilen, inkoop der Materialen, en alle noodzakelyke aen dezelve te doena reparatien, zal men betragten de meefte Ordre en Menage, zonder nogtans de Dyken of Zeilen in eenig verval te laten komen, en ten dien einde bezorgen, dat aitoos een zekere fomrae geproportioneerd na de wyduitgeftrektheit en koftbaerheit des Dyks, in voorraed is, om ingeval van fchielyk opkomende toevallen te kunnen emplooieereu. XIX. ,,. De Rekeningen der Dyks onkoften, en daer toe gehorende Admiftratien zullen alle Jaren precies, op een zekeren te pra;figeren dag, moeten worden gedaen, ten over. ftaen van alle de Stemgerechtigde, daer toe behoorlyk geciteerd, aen ieder vau wien het vry zal ftaen, om op hunne koften, een Copie der Rekeninge, of Extract uit dezelve te vragen, 't welk aen haer ook binnen een behoorlyken tyd zal moeten worden gegeven. XX. „ Gene Magiftraets perfonen, SecretariiTen, ofte eenige Suppoofien der Steden, zullen te gelyk vermogen te wezen Grietman, Byzitter, Secretaris of Fiskael der Grietenyen„ veel min van wegens de Grietenyen ten Landsdage werden gecommitteerd, zoo als ook geen Grietman, Byzitter, Se» cretaris nog Fiskael, veel min de van wegens de Grietenyeu Gevolmachtigde ten Landsdage, tot de Magiftratuur of bedieninge der Amten en Beneficiën in de Steden.zullen worden geadmitteerd, en die gene die bereids hier jegens mogten hebben gecontravenieerd, zullen verplicht zyn zich aenftonds na het emaneeren dezes, of van der Grietenye Amten, hier boven vermeld, of van de Magiftratuur en Beneficiën dei Steden, te ontdoen. XXI. ,, In de Provintie van Vriesland niet meer als een ordinairen Landsdag gehouden wordende, die, na dat zes weken de vergadering geduurd heeft, volgens 'sLands aloude Wetten moet fcheiden, zoo is het ten uitterften noodig dat, gemelden Landsdag wel ende naerftig worde waergenomen, dat gene dagen van dien paffeeren, zonder de befoignes te en»  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. entameeren, en dat voor al de refpeélive Leden van dien, met alle goede harmonie en oveieenflemming, de zaken aldaer in deliberatie zynde, zoo fpoedig doenlyk ter conclufia brengen; tot bereiking van welk falutair oogmerk voor nu en altoos word vaftgefteld, dat op den eerften Maendag in Febtuary, zynde den eerften dag der byeenkomfte, alle de Procuratien van de Volmachten ten Landsdage immediatelyk zullen worden overgeleverd en geëxamineerd, en dat ten langden Donderdags daer aen volgende, de Propofuie gedaen, en de befoignes zullen worden geëntameerd. XXII. „ Dat alle de zaken die in propofuie moeten worden gebragt, door de Heeren Gedeputeerde Staten zelfs, of door Derzelver Secretaris, ter hunne Ordonnantie en refamptie, in gefehrift zullen worden vervat, en aen de refpeélive Kamers gezonden, die ieder in den haren daer over hebbende gedeli. beteerd, alle in de Kamers van Ooftergoo by den anderen zullen komen, en aldaer door den Voorzittenden Mindergetals Heer van ieder Kamer, of den daer toe te verkiezeuen fpre. ker, haer Adviefen en Confideratien op de onderfcheidene, en dien dag in propofuie gebragt zynde poinélen, uitbrengen zullen, ten einde meer, als tot nog toe gefchied is, gelegen, heit zoude wezen, omme door folide redenen en Argumenten zyne Adviefen te bekleden, den een den anderen te elucideeren, en door overreeding de difcrepetende Sentimenten te confolideren, zullende de extenfie van het gerefolveerde en geconcludeerde, den volgenden dag mede in de volle Verga, dering moeten werden gerefumeetd. ,, En zullen op de extraordinaire Landsdagen gene andere 2aken in deliberatie worden gebragt, als die door het Colle. gie van Gedeputeerden zyn opgegeven, of ftaende de Vergadering opgegeveu worden, zonder dat daer onder van buiten inkomende Brieven verftaen worden begrepen te zyn. XXIII. „ In de refpeftive Kameren zal ieder Grieteny, of Stad, eerft aldaer in den haren delibereren en concluderen, het zy by eenparigheit of pluraliteit van Stemmen, by aldien of uit den Adelyken Stand, of uit deu Kigenge-Erfden, of wel  FRIESLAND. Gefchiedenisfen, 619 wel uit beiden, meer als een Volmacht ten Landsdage raogte wezen gedeputeerd, welk Advies zoo als het by een ieder Grieteny, of Stad, gevallen zal zyn, in de Kamer zal worden uirgebragt, zonder dat het Advies van een Lid ofte Volmacht van de eene Grieteny, of Stad, by een andere Grieteny, of Stad, in confideratie zal komen ofte geteld worden. XXIV. „ Tot Volmachten ten Landsdage zullen niet mogen worden geftemd ofte gecommitteerd, als zoodanige welke den ouderdom van twintig Jaren zullen hebben geadimpleerd. zoo als ook gene Commifïïen, Amten, of Beneficiën zullen mogen werden geconfereerd als op Perfonen, die insgelyks den gemelden Ouderdom van twintig Jaren zullen hebben bereikt, zullende zoo wel de Gecommitteerden ten Landsdage, als alle andere Amtenaren moeten wezen Liefhebbers van het Vaderland, en Voorftanders van de ware Gereformeerde Ghriftelyka Religie, zoo als die thans in de publieke Kerken dezer ProVintie word geleerd. XXV. (, Alle degenen die ten Landsdage verfchynen, zullen voor al beloven en zweren, des Lands Privilegiën, Hand. Vellen en gerechtigheden, en de Oude loffelyke Coflumen, en fpeciael dezen Reglemente, ie zullen voorftaeti en defer deren, alle des Gemeenen Lands zaken met raed en daed te helpen bevorderen, daer inne aclviferen en befluiten, zulks zy luiden, fia hunlieder verjland en regte Confcientie ten gemeenen befte en welvaren bevinuen zullen te doen, zonder affectie, gunfte; ofte ongunfte; Allen Ordonnantiën en Refolutien van de Staten t de Commijpen en Laften, hun Staets-zewyze be. voolen, na hun vermogen en wetenfehap getrouwelyk te ">'ol. komen, en doen volkomen , en voorts fecreet te houder, alle zaken in de Vergaderinge van do Staten gehandeld of befio' ten, die bevolen zullen worden Jeereet te houden, zonder diete openbaren. XXVI. „ Gene belaftingen zullen mogen met meerderheit van Hemmen geconcludeerd en uitgefchreven worden, maer zal daer toe gerequireerd worden de toeftemming van alle vier de Quartieren, zonder dat daer omtrent de overlteraming za! plaets hebben, des dat daer over difpuiten en oneenigheden XVI. DEEL. Rr OBt-  &io FRIESLAND. Gcfchkdenhfen. ontftaende, zulks zal galaten worden aen de uitfpraek van de Heeren Siadhouderen in der tyd, waer na een ieder zich zal moeten reguleren. XXVII. „ De Commiffien , Amten en Beneficiën, waer over ten Landsdage word gedifponeerd, zullen als van ouds onder de refpeétive Kameren of Quartieren blyven verdeeld, en ook in ieder Kamer onder de Grietenyen, tot voorkominge van menigvuldige kuiperyen, en om zoo veel doenelyk een egaIkeit onder dezelve te houden, gepartageerd mogen worden, met die bepaling zoo als nu in het Quartier van Weftergoword gepraétifeerd; Wordende de onbehoorlyke en tegens al* Ier Gecommitteerden ten Landsdage, en zelfs aller Stemdragende Ingezetenen hun Recht, ftrydende Praétyk, zoo als federd eenige Jaeren in de Quartieren van Ooftergo ende Wouden is ingevoerd, en waer by alle Araten en Cominiffi* en', die by verdeling ter fuppletie van de refpeétive Griete. nyen dezer twee Kaïneren kwamen te vallen, geaffecteerd zyn, op en ten voordele van den Grietman alleen; by deze wel expreiïelyk verboden, en abfolutelyk verftaen dat, de Grietman tot dezelve geen meerder Recht of pré zal hebben als de andere Volmachten ten Landsdage, zonder dat hier tegens, 't zy publiek of onder de hand, ofte onder wat pretext het wezen mogt, zal worden gecontravenieerd, zullende dienvolgens de daer over gemaekte Contracten, affpraken, of Conventien, voor nu en altoos voor gecafieerd en vernietigd worden gehouden. XXVIII. ,, Niemand zal voortaen tot eenige Amten en Bene. ficien worden geadmitteerd ofte in fun&ie gefteld, ten zy hy alvorens, boven en behalven den Eed tot zyn verkregen Amt of Beneficie ftaende, eerft zal hebben afgelegd den Eed van Purge, en op het aller folemneelfte zal hebben gezworen, dat hy tot het bekomen van dien, niet heeft gebruikt eenige onbehoorlyke middelen, het zy van geven ofte beloven van geld, ofte de waerde van dien, nog door zich zelfs, nog door iemand anders, dat hy daer voor niets geven nogte be. loven zal, en zoo het te eeniger tyd tot zyne kenniife mogte komen, dat iemand anders zulks mogte hebben gedaen, dat by  FRIESLAND. Gefchiedenisfen* 6%i hy het zelve aenllonds zal releveren en bekend maken aen de Heeren Staten, ofte aen die gene van wien hy zyne Conv TniÜie is houdende. XXIX. „ Geen Leden ten Landsdage Gecommitteerd zynde, of in het Collegie van Gedeputeerden Zitting hebbende, zullen in de Vergaderinge, of in het Collegie van Gedepu. teerden mogen adviferen of Hemmen over eenige Zaken, die hen perfoneel betreffen, of waer in dezelve zyn geconccrneerd. maer zich geduurende de Deliberatien over zodauige Zaken uit de Vergadering, of uit het Collegie moeten abfen* teren. XXX. „ Door het Hof van Juftitie, zal de volle zoo Criminele als Civile Juftitie, als van Ouds gehad hebben, worden geëxerceerd, zoo nochtans dat de Refolutie van den Jare 1663 in volle kra«t herfteld en geobft-rveerd worde; en op dat alle oneenigheden tuffchen de Hoge Collegien van de Proviijtie en Magiftraten van de Steden en Landen, weggenomen en afgefneden worden, zoo zullen die van den Hove zich onthouden en niet vermogen aen te nemen, veel min eenige ptovifie van Juftitie verlenen op de Provocatien die aen het Hof zouden mogen worden gebragt, van Politieke Ordonnantiën en bevelen van Magiftraten, rakelde de Particuliere huishouding van hare Steden of Diftriéten, als by voorbeeld het reguleeren van de Uuren van het afvaren, fampt Vragten, Laed, Los, en Leg-plaetzen van Wagenen en Schepen, Jaer en Weekmarkten, en plaetzen van dien, het maken en onderhouden van Straten, en generclyk van alles, het geen zy tot onderhouding van goede Politie, Gerief en gemak hunner Ingezetenen, en derzelver Negotie en Nering bevinden zullen dienftig te zyn, en by aldien over dit alles, ofte eenige andere zaken, gene uitgezonderd, eenig difpuit of Queftie tuffchen gemelde Hof van Juftitie en da Magiftraten der Steden en Diftriétten mogten komen te ont» ftaen, zai zulks verbleven worden aen de Heeren Stadhouderen in der tyd. XXXI. „ De Neder-Gerechten zullen ïnsgelyks gemaiiitïneerd worden by de oeffening en exercitie van de Juftitie, haer vau ouds competerende, zonder dat het Hof bevoegd Rr 3 zal  (J22* FRIESLAND. Gefchiedenisfen. zal wezen dezelve daer in te turberen, ofte die aen zich te trekken, eer en alvorens de zaken, volgens 'sLands Wetten, en fpeciael volgens de hier boven gemelde Refolutie van deo Jare 1663. ter harer Cognitie moeten komen. XXXII. ,. Tot Raedsheeren in het Hof van Juftitie zal niemand mogen worden benoemd of aengefteld, ten zy hy den ouderdom van 25. Jaren volkomenlyk zat hebben geadimpleerd, en dat hy zal zyn Doétor of Licentiatus Juris. XXXIII. „ Zoo als in gemelde Hof ook gene zullen mogen worden benoemd, veel min aldaer ceffie nemen, die den anderen in confanguiniteit of affiniteit nader als in den vyfden Graed beflaen. XXX V „ In de Neder Gerechten zullen geen Vader en Zoon of Vchoon-Zoon, nog twee Broeders ofte Zwagers te gelyk worden geadmitteerd. XXX. „ Zoo in het Hof als by de Neder Rechters, zal men aile'prodeduren, zoo fpoedig eenigzins doenlyk is ter* mineren, en dezelve voldongen en in ftaet van wyzen gebragt zynde, ten langden drie Maenden daer na pronun* eieren. „ , XXXVI. „ Voorts zal het Hof van Juftitie, en alle Wede» Rechters, zig ftiptelyk reguleren na hunne Inftruaien, en de Flakaten en Ordonnantiën daer op gemaekt, tot 'er tyd toe dat by de Heeren Staten met overleg en Advis van Qns, en de Heeren Stadhouderen in der tyd, by nadere Inftruétien, Ordonnantiën ofte Plakaten, daer inne zal zyn voorzien, alle welke de Raedsheeren van den Hove, en alle Neder Recfc. ters, gehouden zullen zyn te agtervolgen, en dien conform r de Juftitie te adminiftreren. XXXVII. „ De conflgnatie penningen, die op appomtfe* ment zoo van het Hof, als van de Neder Rechters, ten Comptoire van confignatie zullen wezen gebragr, zullen aen. ftonds en zonder eenig dilaei, na het termineren van liet Proces of incident, waer over zyn geconSgneerd, aen dea Gerechtigden, na behoorlyk en conform de Wet gedaen verzoek van ligthige, worden overhandigd ofte gereftitueerd, zonder dat daer van eenige korting van Salaris, ofte andere aftrek zal worden gedaen, als het geen volgens- d&  FRIESLAND, Cefchiedenisfen. 623 de Wetten en daer op geëmaneerde Ordonnantiën benoord. XXXVIII. „ De Provintiale Finantien federd eenige Jaren in eeii zeer grote agterheit geraekt zynde, en buiten ftaet, om, niet alleen de Laften van de Unie, maer ook de particuliere huishouding van de Ptovintie behoorlyk gaende te houden , waer door het zeer te diigten ftaet dat grote confufie, Wanordre, en zelfs de ruine van veele duizenden goede Ingezetenen dezes Lands, die in het Coraptoir Generael geinteref. feerd zyn, zouden kunnen refulteren, en byzonder daer nu door het affchaffen der Pachten, nog zoo merfcelyKeu verlies aen dezelve is toegebragt, zoo is het ten uiterften noodig, dat daer in een fpoedige en voldoende voorzieninge worde gedaen, en ten eerften een Middel uitgedacht, dat aen het verlies der Pachten, zoo Provintiale als ftedelyke, kan fuppleeren; Weshalven by dezen wel expreffelyk word vaftgefteld, en de Heeren Staten op het allerferieurte verzogt, zoodanige Middelen uit te denken, en zoo fpoedig doenlyk te introduceren, die aen het bovengenoemde verlies der Pachten, zoo Provintiale als Stedelyke, kunnen, en komen te fuppleren, het zy met het introduceren van een Hoofdgeld, Quotifatien der Familien, na mate van een ieders Gegoedheit, Staet, en na dat in de Pachten gewoon waren te contribueren, of zoodanig ander Middel, als het beft en dragelykft kan worden uitgedacht, om aen dat groot en zoo noodzakelyk oogmerk te voldoen, wordende wel expreffelyk allen en een iegelyk van wat Staet of Conditie hy mogte wezen, gelaft, zich te ftibrakteren en onderwerpen aen de ordres hier omtrent met ons overieg te ftellen en te introduceren, dewyl zonder dat, alles verloren zoude moeten gaen. XXXIX. „ De twee nog refterende Termynen van den 50 Penning, zullen insgeiyk ten fpoedigften werden ingevorderd, en elk een iegelyk verplicht zyn, om na zyn vermogen, en ingevolge de Refolutie, en Plakaet van de Heeren Staten daer over geëmaneerd, het zyne genereuslyk en zonder eenige ag. terhoudenheit te contribueren; En ten einde zulks met bet meefte vertrouwen en tot encouragement der Ingezetenen gefehiede, zoo zullen in ieder Grieteny en Stad, daer dien 50 Rr 3 Pen-  g24. FRIFSL AND. GefchiedenUfcn. Penning geneven en betaeld word, twee Leden ohe Gecommitteerden , uit de Ingezetenen te benoemen , benevens de Heeren van den Magiftraet. in, en tot de betaling of ontvangfl van dien 50 Penning alMeeren. XL. „ AI, en een iegelyk zal voorts -verplicht zyn, alle andere Lallen, die nog in train, en niet afgefchaft zyn, regu* iieriyk op te brengen, en aen 's Lands Comptoiren, volgens de geftatueerde Tennynen, te voldoen, en te betalen. XLL » Om verder, zoo veel doenlyk, de Provintiale Fi. nantien te onderfchragen, en de zoo zeer benoodigde Contante Penningen te vinden, zoo word vaftgefteld, dat alle Paftorye goederen, die fuppletie van nooden hebben, en alle de Do. meinen van de Provintie ophetBild, by perceelen publieke lyk, op den tyd nader door ons te reguleren, zullen worden verkocht, en de Stemgerechtigheden van dien wederom leven, dig gemaekt, en in activiteit gebracht, waer door de Provintie niet alleen by deze Verkopinge, maer ook by verfterf en contiuuele Vcralienatie, een merke'yke Somme zai profiteren, én de Londen daet en boven veel beter gecultiveerd worden. ' XLIL is Veele Sufpicien, het zy gegrond ofte ongegrond, zynde om;Iat« , dat io-tmige Ontvangers zich zouden hebben verftom, om "sLands Penningen, langer als behoord, onder :zich te behouden, en daer van paniculier gebruik te maken, 200 word op het aller nadrukkeiykfte by dezen geftatueerd, dat a'le Ontvangers, Collecteurs, en alle andere die eenige ihVófderinfe vat; 'sLands Penningen is aenbevolen, gene uitgezonderd, verplicht zullen zyn, om de invordering van da Penningen tot hare refpeétive Adminiftratien en Ontvangften ftaende, ugulieilyk volgens de geftatueerde termynen, te be. zorgen, en de Gelden daer van proveniereude, ten limgften zes weken na dar, dezelve zullen zyn ontvangen, acn de Ge. Bcrsle Ontvangers dezer Provictie over te brengen, op poenedat die geene die daer. tegens, onder wat pretext zulks ook zoude mogen wezen, komen te contravenieren, de facto, en re ipfa van hunnen ontvangft, Collecte ofte AJminiftratie, zullen worden verftaen vervallen, te zyn, eu het Ampt impetrabel te weien, XL!!!.  FRIESLAND^ Oefchiedenisfttt. fJlg XLIII. „ En op dat dit bovenftaende Artikel, zoo veel te beter zyn effect forteere en ragegaen kan worden of daer tegens word gecontravenieerd, zoo zullen alle Ontvangers, geene uitgezonderd, verplicht zyn, alle drie maenden aen de Heeren Gedeputeerde Staten over te brengen een ftaet, ieder van zyn Comptoir, waer inne vermeld zal ftaen den Outvangft en Uitgave, die zy als nu (ederd hunne laeft gedane Rekening hebben gehad en in 't vervolg federd den laeft overgebragten ftaet van haer Comptoir, en welken ftaet by ieder van hun zal moeten wezen onderteekend, en gever» SeerU, op den Eed by den aenvang van hunne functie gedaen. XLIV. „ Gene Ontvangers, ofte eenige andere dien de Adminiftratie van 't Lands penningen is aenbevolen , zuilen in Hunne functien worden geadmitteerd, ten zy dejtelve al' vorens fuffifante cautie en borg voor hunnen Outvangft en Adminiftratie hébben gefteld, conform de Ordres en begroeting daer omtrent geftatueerd, of in het vervolg te (lattieren, en gene borgen zullen worden aengenomen, ofte geadmitteerd, als na dat zy alvorens by het Gerecht vau de Piaets, waer onder fy refforteren, zullen hebben geobtineerd eeu Acte van fuffifance, eu in ftaet te zyn om de penningen, waer vooreu zy borgen zyn, in cas van zoodanigen toeval, te kunnen voldoen en betalen. XLV. „ Alle die genen dewelke eenige Adminiftratie ofte Ontvang van 'sLands penningen hebben, zullen voor.een *n> der als borge niet worden geadmitteerd, zoo als ook niemand zich voor twee of meer Ontvangers als borge zal vermogen te conftitueren. XLVI. „ Omme zoo veel doenlyk, alle onnoodige Ontvangftloonen, ten profyte van den Lande te m&nageren, en de penningen zoo veel (poediger ten Comptoire Gererael van de Provintie te doen overbrengen, zoo word by deïen geftatueerd dat, de generale Ontvangers plaetzen der Grietenyen in 't vervolg niet wederom zullen worden vergeven, maer dar de jegeuswoordige Ontvangers, na de expiratie van da twee Jaren, voor dewelke zy aijen volgens 'sLands Wetten, zyn ofte hebben kunnen worden aengefteli, ofte zoo veel R r 4. eer-  FRIESLAND. Gtfchiedenhfen. eerder als die by aflyvigheit, defifteinent, ofte eenige andera toevallen vaceren , zullen worden gehouden van hare Amten vervallen te zyn, zonder dat gemelde Amten in 't vervolg ooit meer begeven zullen mogen worden. XL VIL „ In alle Gnetenyen, daer de generale Ontvan. ers plaets, om redenen hier boven gezegd, niet meer exteefd, zullen de Dorps Ontvangers verplicht zyn, de ingevorderde penningen zelfs direkt ten Comptoire van de generale Ontvangers dezer Provin Je, op de hier voren geftatueerde termybeq en bepalingen, over te brengen. XLVIÜ. „ Gene Ontvangers, derzelver Subftituten, Colleöeurs oft$ eenige andere, boe ook genaemd, die eenige ft'timinirlratfe van 'sLands penningen zyn hebbende, zullen vermogen een oi' meerder Schryvers plaetzeu tc bedienen , ofte door zich zelve, ofte dooi andere, te laten adminiflreren, en zullen vau nu af aen zoodanige Ontvangers, derzei* *er Subftituten, Collecteurs, en alle andere, eenige adminiftratie van 'sLands penningen hebbende, verplicht zyn hare Schryverfcbappen, of die zy door andere laten waememen, te quiteren, of wel den Ontvangft, Collecte , of adminjflratie die zy zyn hpbbende, 't welk ter hunner keure word gelaten, XLIX. „ Zoo als hier boven is geftatueerd omtrent het vaceren en vernietigen der Generale Ontvangers van de Grietenyen, zoo word by dezen ook wel expreffelyk vaftgefteld en geordonneerd, dat de Schryvers plaetzen insgelyks zullen moeten uytfterven, én dat gene derzelver, by wai toeval die ook mogten komen te vaceren, in het vervolg zullen werden, gefuppleerd ofte vergeven. L. ., En op dat nietteman de betaling der Militie reguïierlyk, en roaepdelyks. promptelyk zoude gefchieden, zoo, zullen de Soldyen der Kompagnien, die door de afgeftorve* ne, gequiteerde of gedir.utteerde Schryvers plegen betaeld en voldaeu te worden, in 'c vervolg betaeld en voldaen worden by den Ontvanger, ofte Ontvangers Generael dezer Provintie , zoo als nu met de Militie op den extraordinaris. ftaet van Oorlog, en op de quote dezer Provintie gereparutieerd, word gepraétifseid, zulier.de de profyten dis de Schryvers  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. (Sij als nu trekken, komen ten voordeele van de Provintie, of gedeeltelyk worden geè'mplooieerd, om altoos zoo veele contante penningen in 'sLands Comptoiren by foort van anticipatie, te verzorgen, als noodig zullen wezen om de foldyen van maend tot maeud te voldoen, volgens een uytrekening en fchikking daer over ten fpoedigllen, met ons overleg te maken. LI. „ Ten einde alle verdere menage, zoo veel mogelyk, voor 'sLands Finantien te betragten, zoo zal ten eerften na het emaneren dezes een bezoigne worden aengelegd, omme te examineren of nog verder eenige, het zy grooter of min» der Amten en Benefieten konnen en behoren te worden afgefchaft, ofte wel derzelvar Traétementeu en Emolumenten gemodereerd en verminderd te worden, waer omrrent men verplicht zal zyn met alje onzydigheit en poft pofitie van eigen Intreft te werk te gaen, en d?er op zoo fpoedige Refolutien te nemen en werkftellig te maken als de redeJyüheid eu natuur der Amten zal permitteren. LIL „ De Gilden binnen de Steden, niet alleen door ver. loop van tyd zeer zynde vervallen, maer ook door Refolutien geaboleerd, en dus veeje der Ingezerenen Recht en Privilegiën vernietigd zynde, zoo word by dezen geftatueerd en geordonneerd, dat alle de Gilden binnen de Steden weder itj train zuilen worden gebragt, en by haer Gildébrieven ge. maintineerd, waer toe noodig zal wezen dat de Oude Gilde* brieven werden gerevideerd, en na de jegenwoordige tyds omftandigheden verbeterd en veranderd, en dat voor de Gilden waer van de Gilde-brieven niet voor handen zyn, of in het ongereede mogien wezen geraekt, nieuwe Gilde-brieven worden opgemaekt en uytgegeven. LUI. „ Tot het revideren en fchikken der Oude Gildebrieven , en het opmaken der nieuwe, worden de Magiftraten der' refpeétive Steden, ieder in den haren, by dezen ge,qualificeerd, met dien verftande nochtans, dat zy alvorens dezelve in tram te brengen, die ter approbatie en ratificatie van de Heeren Gedeputeerden des Landfchaps zullen overbrengen , en dat dezelve geapprobeard en geratificeerd zynde, haer volle effect zullen erlangen; Dat ook het Hof vau Jufti-, R.5 tie,  629 FRIESLAND. Gefchiedemsfen. tie, en alle Neaer-Rechters, gehouden zullen zyn dien conform rechc te doen, en de Gilden allenthalven te maintineren en handhaven, des niet tegenftaende-zal üet een ieder geper> mitteera zyn, om op de Ordinaris-Week en Jaer-Markten, Zyne Goederen, Eetwaren enz. ter markt te brengen, zonder op die dagen aen het Gilde of Gilden fubject te zyn, of dat verftaen zal worden,- daer door aen het Recht der Gilden te worden gecontravenieerd. L1V. ,, Alle Wagen, die geen behoorlyk Octrooi hebben, en federd den tyd van veertig jaren zonder zoodanig behoorlyk Oétroói-zyn opgerecht, zullen van nu aen worden gefloten en vernietigd, en zal elk en een iegelyk verplicht wezen, om zyne Goederen en Koopmanfchappen nergens als in de geoctrooieerde Wagen te laten wegen, op de Poenen en Boeten by 'sLands Ordsnnantie geftatueerd of nog te fta. tuéren. LV. ,, De Heeren Gedeputeerde Staten zullen in navolging van hun Eed, niet vermogen eenig beletzel toe te brengen ofte permitteren dat 'sLands Penningen niet behoorlyk en vol. gens de Ordonnantie worden ingevorderd, en ook geene Sur. cheances van executie vermogen te verlenen, maer zullen de Wetten daer omtrent ftiptelyk en zonder eenige interruptie worden nagekomen en ter uitvoer gebragt. LVI. „ Alle vorige Ordonnantiën, Plakaten en Reglementen zullen blyven in haer volle kracht en vigeur, voor zoo verre dezelve door deze niet worden gecontrarieerd of vetan. derd, zullende elk en een iegelyk van wat ftaet of conditie dezelveu wezen mogt, dien conform, en wel particulier «a dezen Reglemente gehouden zyn zich te gedragen, en het zelve in aUe zyue Poiucten en Artikelen ftiptelyk te achter, volgen en na te komen. LVIL „ In de Commiflicn of Procuraiien van de Volmachten ten Landsdage, zal worden geinfereerd dat zy Volmachten de Wetten, Plakaten, Ordonnantiën en Reglementen dezes Landfchaps, en we! fpeciael dit Reglement, in alle zyne Poiucten en Artikelen zullen nakomen en onderhouden, en door alle en een i.gelyk doen nakomen en onderhouden , eu dat zy zelfs gene'p%ullaen zullen doen of eenbje Adviefen uit-  FRIESLAND. Gefchiedenisfen. *52j> uitbrengen, nogte gedogen, dat die door andere worden- gedaen of uitgebragt, hier tegens in eeniger inaniere contrarierende. LVilI. „ Alle Volmachten ten Landsdage, Raedsheeren in den Hove Provintiael van Vriefland, en derzelver Minitters, alle hooge en lage Magiftraets-perfoonen, Procureur Gene. rael, Lands Fiskael, alle L.'.ndfchaps en particuliere Ontvangers, en generaiyk alle die eenige Commiflien, Amten of Beneficiën bekleden, gene uitgezonderd, zullen verplicht zyn de ftricte obfervantie van 'sLands Wetten, Reglementen en Ordonnantiën, en byzonder van dezen Reglemente, op nieuws te bezweren. LÏX. „ Eu by aldien iemand, wie het ook wezen mogt, onverhoopeniyk bevonden mogt worden daer tegens direft of indirect te confraveniefen, zal zoodanig esn gehouden worden, de faéto van zyne Commiflie, Magiftrature, Amt, of Beneficie vervallen te zyn , onverminderd de Actie van den Procureur Generael, die hy tegens zoodanige vermeinen zal te konnen en moeten fiiftineren. LX. ,, Verders referveren Wy aen Ons de explicatie en interpretatie dezes Reglements, zoo als Wy by opkomende difputen daer over en na gelegenheit van tyd^en zaken bevinden zullen te behoren. LXI. „ Om de memorie en geheugeniffe van de zoo zeer hoog gerezene Troubles en onluften, en de oorzaken die aenleidinge tot dezelve mogten gegeven hebben, uit de gedachten van een iegelyk, zoo veel mogelyk te wiflen, en in een altoosduurende vergetenheit te ftellen; Zoo bebben Wy goedgevonden de Ed. Mog. Heeren Staten van Vrielland by deze te verzoeken, om by een generale Amneftie alle het geene dat van den beginne der voorfs, ontilane. Troubles cn Onluflen ter zake en gelegenheit van dien, en daertoe eenige betrekkeiykheit. heeft, tot nu toe is voorgevallen, van wac rfatuur, en by wien het ook zoude mogen wezen beg^eu, kwyt te fchelden en te aboleren, mitsgaders te vergeten en te vergeven met interdictie aen den Hove Provintiael, en alle andere Gerechten, Jufticieren, en Officieren der voorfz. Provintie, vaa daer op nu of namaels, tegens iemand eenig on. der-  35» FRIESLAND. Gefchiedenisfen. derzoek, calange of vervolg te doen ; Met bevel aen allen et» een iegelyfc, om zich voortaen als goede, gefchikteen getrouwe Burgers en Ingezetenen betaemd, te gedragen, en aen hunne Overigheit allen fchirldigen eerbied en gehoorzaetnheir te bewyzen, op pcene dat die gene, die bevonden zuilen worden contrarie te hebben gedaen, daer over als verftoorders vau de gemeene Ruft, na de befchreven Rechten en Plakaten van den Lande, zullen worden geftraft. „ En op dat niemand hier van eenige ignorantie prtetendere , zaj deze woiden gepubliceerd én geaffigeerd daer men gewoon is zoodanige Publicatie en affedtie te doen, want wy zulks tot Gemeene Lands welwezen en tot de herftelling van Ruft en Vrede verftaen te behoren. Gegeven in Leeuwarden den 21 December 1748. . (was geteekend) W. K. H. F. PRINCE D'ORANGE en NASSAU. Onder ftond (L. S.) Ter Ordonnantie van Zyne Hoogheit En gecontrafigueerd, J. de BACK. Den 23 daar aan volgende, werd, in gevolge het 61 Art. van bovenftaande Reglement, bij de Heeren Staaten gearrefieerd eene generaale Amneftie, ten opzigte van alle gepleegde feitelijkheden, geduurende de ontftaane onlusten; vier per. foonen, die in hegtenis zaten, werden ontflagen. Daags daar aan was men bezig met het uitdenken van nieuwe middelen, in plaats van de afgefchafte pagten. Den 25 werd, In de vergadering der Staaten, op het Landfchapshuis, eene Deductie geleezen van de Heeren van de Magiftraat, Vroedfchappen en Bevelhebbers der Stad Leeuwaarden, waar bij zij verzogten, van  FRIESLAND". Gefchiedenisfen. 0'3l> van hunnen eed op het Reglement van Raadsbeftelling, te vooren gedaan, te worden ontflagen; 't welk hun, ftaande de vergadering, werd toegedaan. De Comrnisfie, aangefteld tot het Finarrtiewezen, in bijzijn van den Stadhouder, wederom vergaderd zijnde, werd aan dezelven, door den Adel, eene dankzegging aan den Prins gedaa-i, voor de herftelling van dezelve en van hunne oude regten. En vermids, in de uitfpraak van den Prins ten hunnen voordeele, gezegt was, dat een der twee Gedeputeerden , die van wegens ieder van de dertig Grietenijen, naar de Generaale Staatsvergadering gezonden werd, een Edel' man moet wezen, hebben ook verfcb-iden Generaals, Luitenant Generaals en Generaal Majoors, Friefehe Edelen zijnde, bij Request verzogt, herftelling in hunne oude voorregten, en dat aan hun, naar het voorbeeld van verfcheide Landen, en eenige Provintien in de Republiek, vergund mogt worden, fchoon Militairen zijnde, verkiesbaar te wezen tot voltnagten ten Landsdage uit den Adelftand; doch hier op werdi geen befluit genomen. Eenige Leden van Regeering, uk oude Familien gefprooten, en wier voorzaten, fchoont mei geen brieven van Adeldom voorzien, nogthans een geruimea tijd, als Edelen, de Staatsvergaderingen hadden bij gewoond, leverden, tegen het gemelde Requeft, een venoog aan den Stadhouder over, dat door de Grietmannen, op één na, on« dfiTtekend was. Op den zeiven dag werd, door de Magiftraat, enz. aan zijne Hoogheid het regt der verkiezing van nieuwe Magiftraaten opgedraagen, en verzogt, zodanig een Reglement te förmeeren, als zijn Hoogheid verftaan zou te behooren. Nog dien eigen avond verkoos de Prins, uit een overgeleverde Nominatie, een Burgemeester en twee Schepenen. 'Na hei werk der Finantien bijna op een goeden voet gebragt te hebben , vertrok de Prins, den 29 December, wederom naas •>sRage. Op den gewoonen Landdag, den 17 Januarij van het Jaar 1749, waren ingekomen twee misfives van den Stadhouder j, behelzende eene uitfpraak op het Request der militaire Edelheden, waar bij, door den Erfftadhouder, was vastgefteld, dat  ^2 FRIESLAND. Üefchiedenisfeti. dat -aan militaire Edellieden, die tot den rang van Kapitein eu daarenboven bevorderd waren', gepermitteerd zal wezen, om uit den Adelijken fiand ten Landsdage te mogen •werden geflemd, onder bepaaling egter dat dezelve geen Am. bulatoire Ampten zullen mogen pretendeeren, en dat in zaaken hun als militairen betreffende zij niet zullen mogen ad' ■vijeeren. De tweede brief hield in, eene difpofitie op de Remonflrantie der Etgengeêrfde Grietluiden,. die zig aan den Stadhouder hadden geaddresfeerd, en hun bezwaar te kennen gegeeven , dat zij, Volgens den inhoud van het eerfte Artikel van het Reglement zijner Hoogheid, voortaan zouden zijn verdoken van het voorregt om wegens' den Adelijken ftand ten Landsdage te worden gecommitteerd: waarom zij verzogten, dat het hem Heere Erfftadhouder behagen mogt, het zelve point nog eens nader in overweeging te neemen. Maar de Prins verklaarde, in deezen te perfifteeren bij zijne gegcevene Jjecifle. Veel ondertusfchen haperder 'er aan, dat raet het ingevoer» de Reglement de rust in deeze Provintie herfteld was. Hier en daar iverd het Piakaat Van den vijftigfteu penning, ginds dat van Amneftie afgefcheurd, eu andere moedwil bedreeven. In de maand December des Jaars 1748, werd in deeze Provintie vastgefteld, dat alle' militaire delicten gefteld zouden worden ter Decifie vau den militairen Regter. Met den aanvang van het volgende Jaar befpeurde men , in fommige Grie-, tenijen, verfcheiden beweegingen, alzo de Boeren, als zwaar gedrukt door de fterfte van het Rundvee, de vijf fpeciën wei« gerden te betaalen. Weinige dagen daar na, werd bij de Staaten vastgefteld, de> invordering van 's Lands middelen, en een Reglement nopens de goedfchattinge; blijvende, egter, de onrust, in verfcheidene Steden, nog aanhouden. Men zag in deeze Provintie zelfs een gefehrift ten vo«>rfchijn komen, waar in als de oorzaak der troubles werden opgegeeven: I. Om dat zijn Hoogheid geen gferioegztato gezag had: II Uit de pagten in het gemeen, en uit de pagt van 't pasfagiegeld in het bijzonder: III. De zwaare belasting op de levensmiddelen, en de knevelarijen der pagters: lV.JDat niettegenftaai.de alle die lasten, 'sLands Kas uitgeput wss.  FRIESLAND. Gefchiedenisfen: gsj was. Om die alles op een geregelder voet te brengen, werd een Plan beraamd, om het waagregt, bij wijze van collecte, in te vorderen, en ook eene nadere Refolutie genoomen , omtrent het invorderen der vijf fpecièn. Om eene generaals Quotifatie in te voeren, was 'er eene generaale opfchrijving vau de ingezeetenen in deeze Provintie gedaan Volgens de lijst daar van, in de maand April ingeleverd, werd het getal der Ingezeetenen aldus bevonden : In OOSTERGOO. Leeuwaarderadeel. . 3089. Fer verder adeel. , 3226. Westdonger adeel. . 3373. Oo td>,nge>adeel. . 9614. Collummerland, , 33Ö8. Acht Kerfpelen. . 40SI. Dantumadeel. 't 2802. Tietjerkjleradeel. . 5443. Smallingerland. , 4427. Idaarderadeel. . 2602. Rauwerderhem. . 1250. 37225. In WESTERGOO. Menaldumadeel. . 3694. Franekeradeel. . 22/0. Barradeel. , 3055, Saarderadeel. . 2715. Hinnaarderadeel, • . jjjoj?. Wonferadeel. , 6817. Hemelumeroldev. 2305. Wimbritzemdeel. , 3997. *t Bild. . 3288. 3®oor,  ÏÏ34 FRIESLAND. Gefchiedenisfen. In de ZEVENWOLDEN. Uitingeradeel. . 2208, Aengweerden. . 552» Voniav/erflal. . Ï541» Haskerland. . 249 Schol er land. . 3Ö77- Lemflerland. • 1657» Gaasterland. • 1060. Opfterland. . $803. Stellingwerf O. E. . 2040. Stellingwerf W. È. . 8390. 30319* In^de STEDEN; Leeuwarden. • 14270. Bolswerd. • 12878. Franeker. • 3°7*• Dokkum. • 2673 , beroerende de ordre over de Judicature , zo wel van 't Colle. gie der Heeren Gedeputeerde Staten, als mede van den Hove Provinciaal, fampt Nederreehters. „ Onze Volmachten zuilen ook het Reglement op het poinft van Stemminge. den 16 july 1698 gearrefteert, en boven al het Reglement op 'tftuk der Regeeringe door wylen Syn Doorlugtigftelloogheit den 21 December 1748. geëmaneert, in alle zyne delen en leden main&inerep en doen mainétiueren , als een fundamentele, eeuwigdurende en o'nvèrbrekelyke Wet van Regeringe. „ Onze Volmachrai zulk n ook niet vau's Landts penningen difpoueren , als op formele geregiftreerde Ordonnantiën. „ Nemende aan haar luiden handen koft ende fchadeloos te cntheffen, onder hypoteecq Onzer ende der Ingezetenen goe. dj?rent. Accordeert inet de geordonneerde Exemplaren: in kemiiff? van my,enz. ,> Door  FRIESLAND. Waereldlijk Bejlter. 645- „ Door de fnel voor by ftrevende tyd, en juisten, benevens gezetten ordre van den alleen Wyzen en Almagtigeu Schepper en Formeerder van 't Heel*Al, de gulden Zon in deszelf? oimneloop op 't laagfte zynde gedaalt, en eenigzints zig wederom verheffende ; zoo zien Wy daar door geëindigt een jaar, aanmerkelyk in deszelfs gebeurtenisfen, en een nieuw weder deszelfs aanvang nemen na de tegenwoordige Tydrekeniug. „Het is dit Tydftip het welk Ons herinnerd, omme volgens de conftitutioneele Form der Regeering deezer Provincie, Ons wederom te acquiteeren van last en pligt. ,, En het is uit dien hoofde, dat Wy goedgevonden hebben de Ordinaris Landsdag voor deezen lopenden jaare 1784 uit te fchryven tsgens Maandag, die weezen zal den tweeden van de Maand February eerstkomende. „ Verzoekende en ordonneerende ü Ed. door deezen Amptslialven, hier van de vereischte kennisfe vroegtydig te laaten toekomen aan de Volmagten van Uwen .Bedryve, ten einde zig op voorfz. tyd in de Stad en ter Vergaderinge mogen filteeren, om na aanhoringe der Propoficie op de voor te draagen Poinéïen ^Petitiën en Stukken, benevens de andere'sLands Volmagten , zoodanig mede te helpen delibereeren, advifeeren en concludeeren , als ten meeften nutte en bevordering van den weiftand , groey en bloey van 't lieve Vaderland , redding uit nooden en zwarigheden, verbetering van het vervallene , en herftelling van Rust en Vreede, en onderlinge harmonie en eensgezindheid in het tegenswoordige tydsge. wrigt, noodig eu dienstig zal bevonden worden. ,, Overzulks verzoeken Wy mede U Ld. wyders, om in Uwen Pedryve ordre te ftellen, dat twee gequalificeerde Vol-, magten, een uit den Adelyken, en een uit den Eigen geërfde ftaat, voor dit lopende jaar worden geëligeert, op navolgende voet,en manier. „ Te weten, dat de flemminge zal moeten gefchieden te ge-, lyk in alle de Dorpen van de Grictenyen over het gehele Land, op een dag en uur, namentlyk Woensdag den 28 January aanftaande. Daags voor de fteinminge in de refpeétive Dorpen, zal inSs s de-  FRIESLAND. Waereldlijk Bejïierl dezelve de huiskondinge gefchieden voor Zonnen oudergang, en op de dag der ftemminge de klok driemaal geklept wor« den, daar klokken zyn , voor den middag, t'elkens hondert flagen, te negen, te tien, en elf uuren. „ De laatfte klokklippinge geëindigt zynde, zal een quar. tier uurs daar na de ftemminge beginnen, en de .Kerk gefloten worden, zonder dat dezelve geopent zal mogen worden, voor dat de ftemminge gefchied en volkomentlyk voltrokken is, en de geene, die na den voorfz» tyd zouden mogen verfchynen, zullen voor byvallende Hemmen gerekent worden. „ En zal twee dagen na de flemminge in de refpeélive Dorper, de generale flemminge in de Weerkamer gefchieden, te weeten op Vryaag den 30 January daar aan volgende. „ Geen Piedikanten, Schoolmeesters, Kerke en Arme-Voog. den, Gasthuizen, mitsgaders Wees-huizen, Grietenyen en Steden, van wegens haare Kerk, Pastorye, Arme-Gafthuis , Weeshuis, Grietenyen en Stads - landen, als mede alle andere Corpora , by publycque Voogden bedient wordende, zullen ïegt van ftemminge hebben tot verkiezinge van Volmagten. „ Wyders zullen tot ftemmen , of 't verlenen der zelve , niet geregtigt'weezen alle Perfonen , die by Sententie des Rechters infaam zyn verkiaart geworden. „ Ook alle de geene, die van den Paapfchen Godsdienst zyn, of van zodanige andere Religie, waar van de vrye oeneninge in deeze Provintie niet word toegelaten. „ Van gelyken zullen tot ftemmen niet geregtigt weezen de Voogden van Pupillen van de Roomfche Godsdienst, wegens de goederen haarer Pupillen , fchoon die Voogden van den Gereformeerden, of gepermitteerden Godsdienst mogen wee,aen, nog Paapfche Voogden mogen ftemmen wegens de goederen haaarer Pupillen, van den Gereformeerden of toegelaten Godsdienst. „ Zal niet geleden worden, dat zo wel in de generale als particuliere ftemminge, zullen mogen ftemmen, directe, of indirecte, mediate of inmediate, eenige Papisten, Landfch-jps» meyers, of andere Perfonen in of omtrent de Dorpen , daar de particuliere ftemminge zal gefchieden , niet genoegzaam fcegoedigt, of tot ftemminge geregtigt; zo dar de geene die .zig  FRIESLAND. Waereldlijk Bellier. €tf zig zullen zoeken tegens deeze ordre tot ftemminge in te dringen, of zig laaten vinden daar dezelve gefchied , voor de eerftemaal zullen verbreukt worden ter fomrna van 50 Goudguld., en voor de twede reis dubbeld , fappliceren de eene lielft ten profyte van den Officier, en de ander helft ten pro. fyte van de Kerke - armen aldaar ter Plaats. „ De flemminge op de Volmagten ten Landsdage zal gefchie. den by de Ingezetenen , gequalificeert sis boven, hooft voor hooft, door haar zelfs, of door haar Meyers, geen Papisten zynde, of door fchriftelyken last, welken ?last van den Eige* naar effect forteren zal, fchoon de Meyers anders mogten ge* ftemt hebben. „ Zal ook de ftemminge gefchieden op twee g«qua';Scperde Perfonen als boven, die de ftemminge of ftem-cetluls 9 refpeétive Dorpen overbrengen.' „ De ftemminge zal hooft voor hooft gedaan worden, in prccfenrie van den Dorpregter en twee Perfonen, gequalificeert als boven, en van een yder met hand of merk ondertekent worden, gelyk mede van de geene, die fchriftelyke last van de Eigenaars vertonen, alles op tyd en plaatzen als bo»en. „ Geene cedullen van ftemmen zullen mogen in de Kerk , cf andere publycque plaatzen ingebragif, en tot ftemminge geadmitteert worden, als door Perfonen in de refpeétive Dorpen, genoegzaam begoedigt,en tot ftemmen geregtigt, of door Dorpregters, Advocaten , Notarien , of Poftulanten , by poene als voren, en zullen geen andere ftemmen admisfibel zyn. ,, De Dorpregter zal gehouden weezen, indien eenige der bovengemelde onwettige Perfonen zig daar by voegen , of poogde meede ftemminge te doen, dezelve pertinentelyk op te tekenen, (n aan den Grietman over te leveren, by poene voor de eerftemaal van 30 Goud - guldens , en voor de twe. demaal verbeurt te hebben zyn Ampt; ook zal de Dorpregter gehouden weezen copia authentycq van de ftem cedüllen'te houden, om een yder die 't verzoekt, tot hunue kosten copia daar uit te geeven. „ Zal ook van gelyken niet toegelaten worden, dat de Pre. tendenten tot het Volmagtfchap ten Landsdage, 'tzy Grietjssn, Secretaris, Edelman , of Eygen-erfde, in de Kerk, of  «4* FRIESLAND. Waereldlijk Bejlier. by particuliere ftemminge verfchynen , fchoon zy daar begoedigt zyn, maar zullen in zulken cas, de ftemminge van haar landen doen door andere gequalificerden als boven, by pcene van ioo Goud-guldens voor de eerfte reize, en voor de twe. demaal dubbeld , te appliceren als voren. „ De openinge van de generale ftemminge zal in 't Regthuis gedaan worden by de Grietman , de Byzitters, en den Secretaris, en zal niemant in de Weerkamer geadmitteert worden, als alleen die Poifonen, welke met fchrifte.'yke commis* lie van de refpeétive Dorpen, tot overbrenginge van de particuliere ftemminge gefchied , in de Kerk gefchreven en getekent zullen worden van de Stemgevers, in prrefentie van de Dorpregters, en de voorgeroerde twee Perfonen. „ Ymant Paapfche ftemmen hebbende gebruikt,zal daardoor niet vervallen van de pluraliteit van ftemminge , maar zo hy bevonden word buiten die de pluraliteit te hebben, zal hy ook tot het Volmagtfchap geadmitteert worden; dog voor yder Paapfche ftem , waar voor op deszelfs ordre geftemt is, zal hy verbeuren 100 Caroliguidens, ten profyte van de Diaconye armen ter plaatze, daar de ftemminge gefchied; welke penningen met parate executie zullen worden geinnet. „ Ymant teu opzigt van zyn Perzoon niet habyl, of capabel, of gequalificeert wczende, om tot den Landsdag geadmitteert te worden, en egter de meeste ftemmen hadde, niet prajva leren, maar een nieuwe wettige uitfchryvinge tot ftemminge gedaan, en op nieuws geftemt worden. ,, De GrieimitT zal gehouden weezen zyn Ampt in deezen getrouwlyk te betragten, zo wel zyn Perzoon in 't particulier rakende, als dat de voorfz. poinéten wel onderhouden mogen worden , en niet nalaten aan deeze Vergaderinge pertinente rekenfchap te doen van de mifufen, zo tegens derzelver uitfchryvinge zouden mogen gedaan zyn , by pcene van ico Goudguldens, te appliceren de eene helft ten profyte van den Aanbrenger, en de andere helft ten profyte van den Armen der Grietenye. „ En zullen alle die geene , die haar regt van ftemminge aanmatigen , wegens haar plaatzen, fchotfchietende huizen , Öelleri, of ploeggangen, mede gehouden wezen te hoeden da laften  FRIESLAND. Waereldlijk Beflief. «4? lasten van de dcortogten of inlegeringe van Soldaten , alles in conformité van de poinéten, belangende de verkiezinge tot Volmagten op den Landsdag, by de Staaten van 't Land den 4 Marty 1640 geapprobeert, voor zo verre 't zelve ln vorige en volgende articulen by Refolutie van den 19 Jttly ifigS niet is gecorrigeert en geamplieert. ,, De Volmagten met autentycqtie, copièle , of uit boeken geëxtraheerde procuratien komende, zullen niet worden gead». mitteert; maar de geene zullen toegelaten .worden dewelke compareren met originele naar behoren ondertekende procurav tien , zo als Wy U een Formulier hier nevens overzenden. „ Precifelyk zal worden geobferveert de Refolutie vau den jaare 1616. ,, Dat niemant van Paapfche Ouders geboren, in't toekoi mende op den Lmdsdag zal worden verkoren, ten waare alvorens Ledemaat van de Gereformeerde Religie is geworden, uitgezonden de zodanige, die voor dezen daartoe geadmitteert zyn geweest. „ Wezende de voorfz. Volmagten, die op den Landsdag verfchynen zullen, goede Patriotten, liefhebbers van de Waare Gereformeerde Religie, zo als dezelve in 't begin vau de Reformatie aangenomen en geleertis, als meede van de Vry. heid des Vaderlands, genegen tot Eendragt, en die als nog zodanige te weezen metter daad bevonden worden- „ Gantfchelyk vry en overdagt van alle fufpicien, en eenige gunst tot den Vyand van deezen Staat te draagen, of ooit ge» draagen te hebben; ende ook niet lasterlyk nog ergerlyk, dan eerlyk en vroom van leeven. „ Zonder ook anderen toe te laaten, als die bevonden wor» den by de meeste ftemmen der Ingezetenen, in conformité vaa deeze uitfchryving, verkoren te weezen, „ Invoegen dat het den Grietslieden en Secretarisfen mede ■iet geoorloft zal weezen, eenige procuratien te fchryven, en te bevestigen , dan op zodanige Perfonen al3 vooren verhaald, by pcene van voor goedgtinners en toegedanen van den VyanrJ geagt; en naar eisch van zaaken over zulks geftraft te worden. „ Om op den 1 February als vooren , precys en zonder eenig vertrek, 'savonds binnen Leeuwarden, en 'sanderen  ♦n*4& FRIESLAND. Waereldlijk Beftler. daags ten tien uuren voor noen op 't Landfchaps-huis te com» pareeren. „ En aldaar te ontvangen, 't geene de Heeren Staaten als dan, en daar na, by gefehrift ter hand gefteld zal worden: En daar op, mitsgaders alle voorvallende zaaken, (trekkende tct bevordeiinge van de gemeene zaaken, te beraadflagen, raainen en fluiten, 't geen by gemeene, of meeste ftemmen bevonden zal worden oorbaarlykst te weezen, zonder te vertrekkenvoor en aleer 't poinét van de Confenten ten vollen zal zyn afgedaan ■ „ Dat zal moeten gefchieden binnen den tyd van zes weeken , in welken tyd alle 's Lands zaaken zullen moeten afge» hande't, en de Landsdag daar meede geflooten worden. „ Ende wat na de voorfz. zes weeken zoude moogen worden gebefoigneert, zal alles van nul en onwaarde worden gehouden. ,, Ook meede te ontfangen bewys en aanwyzing, waar en tot wat einde de ingewilligde penningen tot nog toe opgenomen , aangelegt en bekeert zyn. ,, En dit alles met volkomen last, zonder eenige wydere rugfpraak of reftrictie. ,, Houdende den afwezende, en niet genoegzaam gemagtigden, voor confenterende en by vallende ftemmen. „ Waar toe Ons verlatende, beveelen Wy UEd. in de befcherminge van God Almagtig. Leeuwarden den 8 January 1784, UEd. Goede VRIENDEN, De Gedeputeerde Staaten van Vriesland, Ter Ordonnantie van Hun Ed. Mog* IL Is 'er eene vergadering van Gecommitteerde Heeren, die door de Heeren Staaten, in het begin van den gewoonen Landdag , tot het Mindergetal , zo als het genoemd werd, gekoozen en Gecommiteerd worden: uit ieder Xamer twee; welke agt Edele Mogende Heeren alle de verhandelende zaaken  FRIESLAND. Waereldlijk Bejlier. ^ ken in het bijzonder overleggen, en vervolgens in hunne bijzondere Kamers brengen; waar op vervolgens, door da Heeren Staaten, in ieder Kamer geadvifeert, en eindelijk, bij (remming der Kamers, beflooten word. Gewoonlijk word dit Ampt bekleed geduurende den tijd van drie jaaren, door alle die geenen, die door de Staaten voor af daar toe be» noemd zijn. 111. Is 'er een Collegie van Gedeputeerde Staaten, uit IX Leden beitaande: twee uit ieder Kamer der Provintiaale Kwartieren, en drie uit de Steden; zij worden gewoonljjk voor een Jaar, doch ook wel langer verkooren. De verkie» zing uit de Steden (iaat aan den Stadhouder. Deeze Edele Mogende Heeren bellieren de zaaken des Lands, na den Landdag, en in afweezen der Algemeene Staateu, met een volkomene magt. Zij beflisfeu alle voorvallende zaaken, 'sLands beftier betreffende; fchrijven Placaaten uit; geven Ordonnantie van betaaling. Wanneer 'er zaaken van groot gewigt voorkoomen, die geen uitftel lijden, en boven of buiten hunne inflruótie zijn, hebben zij de magt om de Hee» ren Staaten tot een Extraordinairen Landdag te befchrijven, gelijk ook door hun de Ordinaris Landdag word uïtgefchi'eeven. Dit illufler Collegie is, door de Heeren Staaten, op raad van Prinfe willem den I, ingefteld, met oogmerk om in alle Landszaa^en, bij afweezigheid der Algemeene Staaten, een fpoedigen toegang bij deeze Gedeputeerde Staaten te vinden, ter voorkoming van uadeelige gevolgen, die de Provintie zouden kunnen treffen. Ook worden hier door de Heeren Staaten behoed voor langwijlige of geduurige vergaderingen; blijvende, intusfchen , de volkoomen oppermagt bij de Algemeene Staaten. De ondervinding heeft al van het aanbegin geleerd, en doet nog beden zien, hoe nuttig dit Collegie voor de Provintie zij. Het heeft zijn begin genoomen, reeds ten tijde der Spaanfche Stadhouders, lalain of rennenberg, in het Jaar 1577* maar heeft zijne volkomene magt en waarde eerst gekreegen na de afzweering van den Koning van Spanje, in het Jaar i'i'ii, en de iuftelling van den nieuwen eed. Want vroeger vond  «so FRIESLAND. Waereldlijk Befller. vond men 'er zomtijds nog Lieden, die meer Spaansck dan Staatschgezind waren, en daarom ook van hunne posten verlaaten wierden. 'Er was in de daad, een Collegie van Gedeputeerden zeden' het Jaar 1532; doch deszelfs Leden waren alleen aangefteld , om toezigt te houden, dat 'er geen inbreuk op de Privilegiën, wetten en vrijheden gefchiedde, en verpiigt, in 2ulke gevallen, de Staaten des Lands daar van te verwittigen. Doch naderhand is dit veranderd, en den Gedeputeerden vollemagt in de Regeering gegeeven, omtrent zekere zaken van groot belang, waar van zig de Algemeene Staaren , als Souverainen, de magt voor zig behielden. Dit Collegie vergadert, gemeenlijk, om de 3 weken, in een afzonderlijk gebouw. Na de verandering en vastfteliing van den Hervormden' Godsdienst, in het Jaar 1576, wanneer de Prelaten van de Regeering ontzet wierden, die voorheen het eerfte en aan. zienlijkfte Lid uitmaakten, is 'er een groot verfchil, tusfchen de Steden het platte Land, ontftaan; willende de laatstgenoemden toen als Hoofdleden van de Regeering worden aangezien: te weeten de drie Kwartieren, Oostergoo x West er. goo en de Zevenwouden, en dat de Steden alleen zouden behooren onder de Gooên, in welke zij geleegen waren. De Steden, daarentegen, waren van gedagten, dat haar aandeel in de Regeering haar niet kon ontnomen worden, om dat in haaren vestingwerken grooter fteun en befcherming der vrijheid eu des Vaderlands geleegen was, dan in de platte Landen. Misfchien herdagten ze ook aan de inagr, welke ze voorheen, door de Privilegiën in de Geregtsoefeningen, gehad hadden, dieliaar onder de Saxifche Regeering ontno. men wareu: terwijl zij, door toedoen en bemiddeling va» den Stadhouder Prins willem van oranje , in het Jaar 1577, op nieuw tot een vierde Lid van Staat aangenomen en erkend waren. Doch daar mede nog niet voldaan zijnde, begeerden Zij de helft in de Regeering. Leeuwaarden inzonderheid drong hier op zeer fterk aan ; 't welk het verfchil nog hooger deed loopen. De Prins, om grooter onheilen voor te koomen, ifad tusfchen beiden, en brogt het, tioor zijne bciuwusmu* za  friesland. WaeretdUjk Beftur. 651 Zo vefre, dat de zaak, van wederzijden, vooreerst voor hét Hof Provintiaal bepleit, en daar na de Hukken aan hem zouden ter hand gefteld worden, om alzo, met kennis van vier ver. Handige Regtsgeleerden, een eindelijke uitfpraak in deeze zaak te doen. Het pleidooi ging zijnen gang. Doch de Prins, na het ontvangen der ftukken, bevindende dat dezelve niet volledig genoeg waren, om daar uit een definitive fententie te formeeren, werd goedgevonden eene provifioneele uitfpraak te doen, naar welke partijen zig zouden hebben te gedraagen, tot dat het proces zou voldongen zijn. Naderhand wierden drie Gedeputeerden aan de Steden verleend, en aan ieder Goo twee; zijnde alzo de Regeering voor een derde aan de Steden gekoomen Na dat nu de.Steden dit voordeel ontvangen hadden, oor. deelden zij mede geregtigd te zijn, om haare volmagten ten Landsdage of ter Staatsvergaderinge te zenden. Dit verwekte geen-minder twist, die, egter, uit den weg geruimd .werd door het voorzigtig en wijs beleid van Graave willem lodewyk. Het Collegie der Gedeputeerden heeft zijnen ei. gen Secretaris, die ad vitam word aangefteld; verder een Gommis Generaal, een Clercq van de Finantie-Kamer, Clercquen van de Secretarij, Deurwaarders en Boden. IV. Het Hof van Juftitie, als het hoogfte Regt oefenende, zo wel in Civile als Crimineele zaaken, over de geheele Provincie, beftaat uit twaalf Edel Mogende Heeren R?den, die, benevens een Procureur Generaal en Griffier, handelen uit naam van de Heeren Staaten, met een volle magt, zonder dat 'er eenig Apél op een hooger Gerichtshof is. — In Civiie of Burgerlijke uitwijzingen en fententien, echter, kan, over zaaken vau belang, 't kleine of grooter Re vis, voor een zekere fomme gelds, verzogt worden, ter nazieuing van de ftukken, waardoor het dan ook zomtijds gebeurt, dat de eerst gevalle fea* tentie verandert, en de zaak ten voordeele van de Gefentendeerden uitvalt. — Van de Neder-Gertgten, üit de Grietenijen en Steden, kan, in Burgerlijke gefchiilen, en wegens hes . mijne en dijne ,voor dit Hof geappelleerd worden. — En op dat iemand, die over eenig crimineel faitbefchuldigden geappre. iendeerd is, zig .zal kunnen verantwoorden, zjjn 'er agt van  Cs» FRIESLAND. Waereldlijk Bellier. de oudfte voor het Hof praétifeerendeAdvocaaten , door de Staaten des Lands, op eene jaarwedde van ieder 200guldens aangefteld , ora hunne zaak voor de Ed. Mogende Heeren Raden te bepleiten; kunnende, echter, de befchuldigde geen Advocaat verniezen , maar moetende hi) gepratrocineert worden door den geenen van de agt oudften, welke aan de tour Ik. Doch een man van middelen kan kiezen wien bij wil, zonder aan een van die agt gehouden te zijn. — De Neder • Regters, Grietluiden en Magiftraaten reveren de misdadigers over aan het Hof, met informatie; en indien ze «nt vlugt zijn , geven zij de naamen op met de Informatie wm 'tfait, die bij het Hof geregistreerd e» bewaard word; ten welken einde een Rol van de criraineele misdaaden, ge» lijk ook van de Procesfen, gehouden word. Dit Hooge Gerichtshof, of Hof van Juftitie, is allereerst, n het Jaar 14.99 , door Hertog albert vau saxen, te Franeker opgeregt , daarna , in 1550 , naar Leeuwarden verplaatst. Vervolgens, en inzonderheid onder Bourgondien en Spanjen, heeft het teffens de raagt verkreegen, om, ■nevens den Stadhouder, de Regeering en Beftiering der Provintie waarteneemen , en dus de ftrenge Plakaaten des Konings, in deszelfs naam, mede te helpen afkondigen en te» -uitvoer brengen, die zo veel verftooring en verandering in Friesland veroorzaakt hebben, gelijk voorheen in de Gefchiedenisfen %orteliik vermeld is. Toen daarna de Republiek, in 1580 en 1581, werd vastgefteld, hebben de Heeren Staaten van Fries, land dit Hof van Juftitie in waarde gelaaten, en de Opperfte Regtspleeging, met eenige verandering , laaten behouden. De Heeren Raaden worden uit de vier Kamers, uit ieder vier verkooren Dit Hof beftond, voorheen, ten deele uit Inlandfche en voor het meeste gedeelte uit buitenkmdfehe Leden, die een bij zonderen Prefident hadden. Maar dewijl zij, bij de verandering van de Regeering des Lands nog den Koning van Spanje b'leeven aankleeven, werden ze allen, in he- Jaar 1578, ontflagen, en, in het volgende Jaar, nir-uwe Raadsbeeren aangefield; drie van welken, in h*?t Jaa' 1582, om hunne aankïee. ving a?n Sttinje. wederom ziin afgezet en drie anders denkende in hunne plaats veikoozen. Niet lang daar na gebeurde het.  FRIESLAND. Waereldlijk Befiier. ggg het, dat 'er eenige verfchillen ontftonden, tusfcheu het Hooge Hof van Juftitie en de Gedeputeerde Staaten, over de magt en derzelver uitgebreidheid. Het Hof beweerde, dat het voorheen, onder de heerfchappij van Spanje, met den Stadhouder over de Regeeringszaaken gezeeten hebbende, zulks over het algemeene best, en het zeive nu nog daar toe geregtigd was, fllzo de Gedeputeerde Staten toen nog niet in die uitgebreide magt gefteld waren, als daar na in het Jaar 1594, maar alléén, gelijk voorheen gezegt is, agt gaven of 'er inbreuk en op dé Voorregten en Privilegiën des Lands gefchiedden. Willem de I, ruimde ook dit gefchil uit den weg. De Prefident, in de tijden van lycester, zig in de factiën mengende, verloor zijnen post. Ook is 'er naderhand geen Prefident meer aangefteld; wordende die post door den oudften Raadsheer bekleed. Het ontbreekt, in deeze Provincie, niet aaa een aantal Advokaaten, die de zaaken voor de Cliënten bepleiten, want nie: mant mag aldaar, zo min als elders, zijn eigen zaak verdeedi. gen. Ook heeft Friesland den roem, van altoos zeer kundige Regtsgeleerden te hebben vootfgebragt. Genoeg is het onder andere, deeze drie te noemen , vigilius, hopperus en huber, 't Regt word aldaar gehaudhaafd volgens de eigene wetten der Friezen , en hunne Costumeu, waarop zy ten allen tijde , zeer naijverig geweest zijn en nog zijn, Gezamentlijk zijn ze in een Codex , onder den naam van 's Lands Ordonnantiën bij een gebragt, zijnde meestal naar de Keizerlijke wetten gelehikt of daar uit opgemaakt. Over deeze wetten heeft de Heer en Mr d. h a m e r s t e r , oudite Raadsheer en Prefident van den Hove vau Friesland, iu het jaar 1715, eene Voomelf lijke verklaring in 't licht gegeeven. Bij deeze Heeren Raaden word geen Pardon verleend; de 'Heeren Staaten deezer Provincie, als den Souverain van den Xande vertegenwoordigende, hebben hier toe alleen de magt, in hunnen naam en in dien van den Stadhoir.er; dat, echter, zeldzaam gebeurt. Dit Hof heeft ook 'zijne Suppoosten, als een Procureur Geneva?! , SubfHtttt Griffier of Secretaris , Rolbe vvaaroer , deurwaarders, Clerequen, Boden en verdere dienaars, T t a V, Voorts  654 FRIESLAND. Waereldlijk Befiier. V. Voorts is in Fries Ween Collegie van de Rekenkamer, uit vier Edele Mogende Heeren Gecommitteerden betraande, die jaarlijks, op den gewoonen Landdag, gekooren worden uit ieder Kamer één; hebbende een Secretaris, een Penfionaris, -die ad vaam zijn ampt bekleed, benevens Clercqueu en een Bode. Deeze Heeren zitten over 'sLands Geldmiddelen , exainineeren eu vertekenen alle Ordonnantiën, die bij het Collegie der Heeren Gedeputeerden gepasfeert zijn. Zij ontvangen ook de Rekeningen van 'sLands Ontvangers en Rentmeesters, als mede van die'sLands penningen hanteeren ; Hellende wijders order oo de cours van het Geld en 's Lands Muntweezen, en wat meer daar aan verknogt is, de inkomften en uitgaaven betref. fende. , «j • V Ten VI- komt in aanmerking het Collegie van de Admiraal, reit, dat eerst k Dokkum, en naderhand te Harlingen vergaderde. Het werd ingefteld om zorge te draagen voor 's Lands Zeezaaken, en wat daar toe behoort. Het heeft een Fiscaal, Secretaris, Commis en verdere mindere bedienden. Zie Admiraliteit. VII. Het Krijgsgeregt is, mH de verdelging van het bekende molliter, de Militaire Jurisdiaie, vernietigd. VIII. Het Jagtgerigt, ingefteld om goede order, te houden, op de Jagt en het Jagtweezen , *t geen zo wel hier als elders meer kwaad dan goed doet. Van wegens het bijzonder Jagïgerigt, dat te Leeuwarden plaats heeft, is de Stadhouder hes Opperhoofd en Opperhoutvester, welke, in zijn plaats, een Lieutenant Houtvester aanftelt. Daarenboven behooren daar toe vier Meesterknaapen , uit ieder Kamer een, verder een Fiskaal, een Secretaris en mindere bedienden. Schoon Friesland, zints het begin zijner Vrijheid, namelijk van karei, den grooten af, meest ahijd een hoofd, bekend ondes tien naam van potestaat, gehad heeft, tot op de tijden der Hertogen vak Saxen en daar na ,- onder de Bourgondie fche en Saxifche Heerfchappij, die, in naam hunner Meesters, het opperbewind, over de zaaken de Regeering en Juftitie betreffende, gevoerd hebben,was en bleef, echter, altoos de oppermagr bij de Staaten. De overtreeding van dat gezag gaf aanleiding tot die groote en verbaazeade verandering, die • plaats  FRIESLAND, Waereldlijk Bellier. ,555 plaats had bij de oprechting van de Republiek, ea de afwerping van het] harde juk der Spaanfche dwinglsndij. Dan de gefteldheid van den Staat was zo zwak , en werd, op allerhande wijze, zodanig gefolterd, dat niemand der toen leevende, hoe vol moed en vrijheidsliefde, in bedenking durfde neemen , den Staal, als een wezenlijs vrijen Staat , zonder Opperhoofd, te vestigen. De dienden, welke de Prinfen en Graaven, uit de Huizen van Oranje en Nas/du, in die benarde tijden aan den Lande beweezen, deeden hen, als de gefchikfle perfoonen daar toe voorkoomen, en als zodanig altoos hefchouwd worden, zonder darmen ooit in overweeging heeft genomen, of de maat van vergelding niet vol kon raaken, of in beraad leggen, of ook dat Gewest niet zonder Siadhouder, als een in de daad Vrij en Ouafhanglijk Gewest, zou kunnen beflierd worden. JSfa de overheerfching der Friezen ende vernietiging hunner Potestaten , komen ons als Stadhouders vau deeze Provintie allereerst voort: t. Willem, Zoon van Hertog albregt van saxen, in 't Jaar 1499. 2. Hugo ieisenach , Heer van Pennink, A°. 1500, in naam van gemelden Hertog. Van 'tJaar 1504tot 150S .werden,door geokg van saxen, drie Friezen en drie Duitfc/ters aangefleld, om dit land te regeeren. Doch dit aan 't oogmerk niet voldoende werd ten 4. Graaf hendrik van stolberg , in 't jaar 1506, door hem tot Stadhouder aangefteld en gevolgd door 5. Graaf everyn van benthem , in 't Jaar 1503. 6. Floris ysselstein , Graaf van Buuren, als de eerfte door den Hertog van Bourgondien aangefleld, in "t Jaar Tt 3 • 1515;  g5ct FRIESLAND. Waereldlijk Bellier. 1515; zijnde inmiddels, hendrik van arkel, door de Gelderjchen aangefteld. f. Willem, Baron van Roggendorf, van wegen Bourgandien, in 't Jaar 1517, en door de Gelderfchen maariej$ van rossen, in 't Jaar 1518, 8, Georg schenk van Tautenhurg , door karel den V, aangefteld in 't Jaar 1521, en christoph , Graaf van Meurs, door de Gelderfchen. 9, Maximiliaan van egmond, Graaf van Buuren, in *e Jaar 1540. 10, Johan ligne, Graaf van Areyiberg, in 't Jaar 1548, fi. Car^l binne, Graaf van Megen, door den Hertog van alba aangefteld, in 't Jaar is68. j2, Aegidius van barlaimomt , Baron van Hicrges, van 'wegen Spanje , in 't Jaar 1575; doch willem de l. zond, om dien tijd , als zijnen Luitenant, derwaards schouwenburg : en caspas de robles verfcheen aldaar als Luitenant van barlaimont, 33. De laastgemelde werd , van wegen Spanjen , aange* fteld in 't Jaar 1573, en gevolgd door 34. Georg van lala'NG, Graaf van Rennenberg, in 't Jaar 1 f77- Jtfa hem kwam francois vbrdugo , Heer van Schengen, in 't Jaar 1 581, om welken tijd Prins willem derwaards zond, als zijnen Luitenant, bernard van merode. is Na den dood van Prins willem ben I, Helden de Staaten dezer Provintie , als hunnen Stadhouder,aau Graaf willem topEWYK van Nasfau , in 't Jaar 1584, ^ gevolgd word door zijne proeder; zijnde inmiddels dooi' »■ ■ » $pan<-  FRIESLAND. Kerkelijk Bejïier. ©57 Spanje aangefteld de Graaf van den bergh en philip na CItOY. 16 Graaf ernst casimir, in 't Jaar 1620, die (heuvel de in 't Jaar .632, 17. Graaf hendrik casimik, in 't Jaar 16321 18. Graaf willem theorie, in 't 1640. ip. Prins hendrik casimir , in *t Jaar 1664; wordende deeze, in 1Ö75» tot Eifftadhouder verklaard, en gevolgd door zijnen zoon So. Prins johan willem friso , in 't Jaar 1707. ai. Willem carel hendrik friso , Prins van Oranje enz. geboren na den dood van zijns Vaders, ouder Voogdijfchap zijner Moeder, tot in 't Jaar 1731. 22. Willem de V. aanvaardde 't Stadhouderfchap in 't Jaar 1766. Van alle welke mannen door ons , op hunne bijzondere Artijkelen , naar maate hunner verdienden, reeds gewag gemaakt is of nog gewaagd zal worden; waar uit men zal konnen opmaaken, welke voor of nadeelen men, on. der deeze of geenen, als Stadhouders, getrokken heeft. Eene zeer 'groote verandering heeft het kerkbsstier van dit gewest, van tijd tot tijd ondergaan. Voor den tijd der Reformatie , hadden de Kerken en Kloofters hunne Abten , Prelaten en Priors , die een groot gezag hadden, en zelfs een lid der Regeering uitmaakeu, in welke zij zelfs, als zijnde de aanzienlijkften en vermoogenften, voorzaten. In die tiiden had ieder Dorp één- of meer Priefters, een Curé Prebendarius en Vicarius; terwijl na de Reformatie , een of meer Dorpen llegts één Predikant hebben, zo als wij nader zullen zien» Ook heeft thans de Geeftelijklieid in 't geheel geen aandee1 1t 4 aan  6s5 FRIESLAND. Kerkelijk Befiier. aan de Regeering, en is verpiigt, zig alleen bezig te houden snet het Leeraarampt en de beftiering van kerklijke zaaken. Wanneer 'er, in voorige tijden, merklijke twist ontftond, werd de naafte Bisfchop, met eenigen van de geleerdften ui| de Geeftelykheid , door den geenen, die het vonnis geweezen had , of door deszelfs opvolger , daarbi/ ontboden. Niet alleen hadden de Abten doorgaans de eerfte plaats op de Land-dagen , maar ook wierden de Priefters , zo uit Je Steden als van het platte Land, dikwils ontboden om over de awaarwigtigfte zaaken der Provintie te helpen raadplegen; zij bragten hun oordeel, nevens de andere Staatsleden in, en gaven hunne Hemmen tot het verkiezen der Magiftraaten. Zomtijds hadden zij den voorgang, in andere zaaken, en bragten het eerst hunne ftemmen ujt, om dat zij den naam hadden , dat zij anderen in wijsheid en vromigheid te boven gingen. Ook was de manier, om dezelve tot Overfte te kiezen, niet weinig onderfcheiden van de verkiezingen zo als die elders geichiedden. Want als 'er geen regt van voorftelling, gelijk dat genoemd word, en het welk, volgens zeker verdrag, aan bijzondere Famieljen behoorde, in den weg was (en dit regt, als der vriiheid nadeelig, was weinig in gebruik onder dit vrijheid minnend volk) werden dezelven door de Pastooren, die allen , de geringde niet uitgeflooten , even veel te zeggen had. den, bij meerderheid vau ftemmen gekooren , en vervolgens de goedeuring des Bisfchops ontvangen hebbende , door de Pastoors in het bezit gefteld, Hier door werd gezorgt, dac geene domme of onbekwaame perfoonen, die niets dan de gunst des Bisfchops of van eenige Grooten te baat hadden, maar doorgaans de deugdzaamften en geleerdften tot de kerklijke bedieningen verheeven werden. Dit had ook plaats bij d° verkiezing van Abten en andere voornaame kerkelijkcn, zo lang de vrijheid ongefchonder, bleef, en door Saxen en'Boor. g»ndien niet verkragt wierd. Doch' na dat de Vorften zig het iegt hadden aangematigd , om zes Abtdijen, die na den eer» Aen Januarij zouden openvallen , te begeeven aan wie hun goeddagt, is de domheid en ondeugd ten throon verheven , en do Hervorming noodzaakiijk geworden. De magt van dee?e kjn, hier uit worden afgeleid , als mén nagaat , dat ju  r FRIESLAND. Kerkelijk Be/Her. 659 Friesland gevonden werden 7 Abdijen en Po kloofters. Dm behoeft men zig niet te verwonderen, dat die geestelijkheid , welke, over het algemeen genomen, naar maate ze magtiger werd, te gelijk flegier geworden was , zig het gezag en de voordeelen niet gemakkelijk liet ontneemen. liet is bekend, hoe bet oogmerk van filips den II, ten aanzien van de invoering der nieuwe Bisdommen , aiomme in de Nederlanden eene bevigen tegenfland ontmoette, en wel voornaameüjk in dit Gewest. De Hertoginne van parma had, op den 1 Augustus in 't Jaar 1564, aan de Staaten van Frieslanden aan den Raad van Leeuwaarden , uit Bras/el, hier over den volgenden Brief gefchreeven. ,. Dat het filips, Koning van Spanje, behaagt had, een Bisfchopsftoel binnen Leeuwaarden te plaatzen; op dat het Friefehe volk zo wel een Uisfchop zoude hebben, als zijne andere onderdaanen. Dat hij, cm deeze reden, franciscus sohnius, Leeraar in de Godgeleerdheid te Leuven, naar Paus paulus hen IV en pius de IV gezonden had, op dat niets onbedagtzaam mogt ondernomen werden; het wélk de zo hoog gefteegen ongebondenheid der tijden en de afwijking van de Kerk mogt begunfligen. „ Dat de Koning, die, om de menigvuldige bezigheden zijner uitgebreide Staaten, in Spanje moest blijven, door het Gezantfchap van sonnius, en door dit decreet, niet anders beoogd heeft, met het invoeren van nieuwe Bisfchoppen in gantsch Nederland en in Friesland, dan den alouden Godsdienst, welke zo veele Jaaren had fland gehouden, benevens de geregtigheden en wetten des Vaderlands, te handhaven, en daar mede te beletten, dat 'er, door de orakeering van zaaken, wijl 'er tog niets beftendig was, geen grooter wanorder veroorzaakt werd. En vermids de Kerklijke zaaken ■aldaar, zo lang de geheugenis der menfehen fïrekte tot den vierfchaar des Bisfchops van Utrecht behoord hadden en de Prelaten van Friesland door hem gewijd moeflen worden de Koning, door de weldaad van deezen Stoel op te ri-nen * we, degelijk gezorgt heeft voor de geldkas der Geestelijkheid ■ dewelke nu niet behoeft, met zo groote kosten, mar Utrecht U r«teeo, wijl de Friezen nu iemand in Sjhh eigen Lond Tc 5 heb-  tföo FRIESLAND. Kerkelijk Bellier. hebben, die de zending en wijdzels aan de Geestelijkheid kan geeven. ,, Dat de Aartsbisfchop van Utrecht, ten deezen einde, al het regt, dat hem dus lang toegtkoomen had, heelt afge« ftaan aan den Bisfchop van Leeuwaarden, op dat dezelve den last, die hem nu aanbevooien was, met gelijke magt zoude bedienen (als de Aartsbisfchop van Utrecht) van ouds altijd gedaan had. Dus verzogt zij aan de Staaten, en den Raad van Leeuwaarden, dat zij zo een heilig en oorbaar werk wilden voortzetten, om aldus den wil van Koning filips genoegen te geeven. „ De Landvoogdesfe voegde 'er bij, dat de Koning geen inzigt had om 'sLands geregtigheid, eigendommen, voorregten, vrijheden, gewoonten of oude gebruiken, ir. eenigerwüze, te benadeelen, maar veel eer dezelve te handhaven ea voortaan te vermeerderen; dat de Bisichoppelijke Stoel zou. de ftrekken tot groote eendragt der Landen en Steden, en dat het ftond te gefchiedeu, dat de gemoederen der Landzaaten die te vooren verdeeld waren, door de gemeenfchap van Kerklijke zaaken, aan malkander nu verknogt zijnde, als IQ één Lighaam, met uitfluiting van alle tweedragt, zouden vereenigd worden." De Gemagtigden der Staaten en( die der Stad Lecuwaar. den, hebben, omtrent dien zeiven tijd, op den bovenftaanden brief het volgende antwoord, ban den Stadhouder, Prefident van den Raad en Raiden des Konings, eerst mondeling en daar na Gcbriftelijk, overgegeeven. Dat de opregting van een Bisfchoppelijken Stoel, wat profijt en voordeel daar uit mogte volgen, eene nieuwigheid was, bekwaam om nieuwe beroerte en opfchuddinge te verwekken ; en om de geregtigheden en vrijdommen des Lands te krenken eu te verbreeken, tegen de beloften, door Keizer karel, in het Jaar 1524 gedaan, en ook door den Koning meermaals hernieuwd, dat zij zig derhalven, iu die zaak niet konden mengen, of eenigen raad daar in geeven, dan door een bijzonder bevel der Staaten van Friesland, dien die aanging. Hier  FRIESLAND. Kerkelijk Bejlier, 661 Hierop werd door den Stedehouder en Raad des Konings geantwoord: „ Dat de Koning geenzints voorneemens was, de Vrijdommen van 't Land of der Staten te bekorten, maar inte» gendeel te zorgen, dat,die door den 15isfchop zouden gehand, haafd worden. Dat daarom aan den Hertog Aremberg gelast was , om het zelve heiligüjk aan de Grooten van het Land te belooven; dat ook de Bisfchop, of deszeifs gemagtigden, gelast was, om op hunne Ziel te zweeren, dat zij de gemel» de Vrijdommen, enz. geenzints zouden verbreeken , ja niet verminderen, maar eer vermeerderen ; dat het voor 't Land, voor de Stad, voor het Volk dienftig was , een Bisfchop in Friesland te hebben , om ontelbaare kosten te befpaaren, de» welken anders gedraagen moesten worden door de geeuen, dewelke naar Utrecht moesten gaan , om aldaar de eerfte Kruinfcheering of de Kerklijke wijdzels te ontvangen, of tot, Abten gewijd te worden , of die derwaart gedaagd mogen worden. Het was , zeiden zij, noodzaaküjk , dat Friesland een Bisfchop had , dewijl de Aartsbisfchop van Utrecht zijn regt dat hij op de Friezen had, reeds had overgegeeven aai. den Bis. fchop zijnen Suffragaan. Is de Bisfchop, vroegen zij, niet geregtigt, om zijnenzetel zo wel te Leeuwarden, of elders te plaatzen, als hij die te Utrecht of te Duurflede piaats, dat hem niemant kan betwisten, dat het zelve billijk was, het zelfde aan zijn Suffragaan te weigeren, En nademaal de nieuwe Bisfchoppen, door de Staaten van Holland, van Zeeland, van Vlaanderen en van Naamen gunfliglijk ingehaalt en van dezelven gepreezen waren , dat zij niet twijffelden of de Gemagtigden van Friesland en van Leeuwarden zouden het voorneemcn des Konings niet tegenftreeven ; dewijl door het zelve geen verkorting, geen benadeeling, geen nieuwigheid ingevoert, maar' voor de Hervorming en het goed gedrag der Geestelijken eu voor den welftand des Lands en der Stad, word gezorgt; maar dat ze in tegendeel hun uitterfle best zouden doen, dat de nieuwe Bisfchop mogt ingeleid worden , of dat ze tea minften deszelfs intreede zouden goedkeuren. " De LiuJ. voogdesfe fchreef, op dien tijd , een brief van genoegzaam den zelfden inhoud, aan de Pastooren van Oldenhof, en aan da Geestelijken van Leeuwarden» De Gedeputeerde S;aateu hielde»  Ue die geenen, die van ketterijen omtrent het geloof verdagt zijn; en hun zaak naar den eisch des rechts behan- delenpij zal de gezonden van de befmetten onderfcheiden; den raad des Konings behulpzaam zijn in het verkiezen van Magiftraatsperfoonen, en aan dezelven aanwijzen, wie dat'er behooren veikooreu te worden. m En  FRIESLAND. Kerkelijk Be/lier. „ En dewijl zijne Heiligheid zes Geestelijke plaatzen met haare inkomften aan den Bisfchop heeft toegeweezen , als onder anderen de Kathedraale Kerk van St. Vttus; de Abtdij van Mariengaarde; de Abtdij der regulieren Kanoniken te Bergum; en de Proostdij te Bohwaard, zo zal hij die pïaatzen aan zijn Stoel hegten; en zal des nodig zijnde, den Fiskaal te hulpe neemen, en zig met de Bulle van den Paus n het be.' vel des Konings verweereu. „ Eindelijk zal hij alles en elk in het bijzonder doen, zoals hij zal.*dienftig oordeelen voor de behoudenisfe van'den Katholijken Godsdienst, en algemeene rust en vrede." CuNERüs, in het begin van het jaar 1570, te Leeuwaarden gekoomen zijnde, voorzien met dit bevelfchrift, deed aldaar een plegtige intreede, wordende door een groot aantal van menfehen geleid naar de Kerk van St. Fitus, alwaar hij, een zijden mijter op het hoofd en een zilveren flafiu.de hand hebbende, het tegenwoordig zijnde volk den zegen gaf. In de maand Februarij kwamen eenige Kerklijke Ordonnantiën van hem te voorfchijn. Zijn bellier ging verzeld van veeïe moeilijkheden, niet at» leen om dat de Hervormden hem alle laagen leiden, maar ook de Aartsdiaconen van St.Jan te Utrecht hem overal dea voet dwars zetten. Anderen befchuldigden hem van geldzugs en gierigheid, en van een onzedig gedrag; waar van, egter, meest al de bewijzen ontbraken. Na dat hij zijn ampt agt Jaaren bekleed had, en de woede daaglijks meer en meer toenam, tot zo verre zelfs dat Leeuwaarden bemagtigd was, heeft lalainp hem , ah de bevelen des Konings tegenjlreevende , en het volk ontjligtende „ gevangen doen zetten op het Slot van Harlingen. Van daar werd hij gezonden naar de Abtdij te Bergum, en hem aldaar toe ge weezen een Jaarlijks penfioen van 80a guldens. Twee Jaaren daar na begaf hij zig naar Munjler, en verdei naar Keulen, alwaar hij in ballingfchap, den 15 Februarij van het Jaar 1580, zijn leven eindigde. Geen Bisfchop na hem weder aangefteld zijnde, hebben dé Vikarisfen van het Haarlemfche Bisdom , onder het gezag van   6>* FRIESMA, FRISO. ken , op een blaauw veld, Op de bovenjle en benedenfte balk twee, en op de middelfle balk drie roode bladen van Waterrozen; welk Wapen naderhand ,(toen Westfriesland, on. der den Friefchen Vorst beroald, na het verflaan van eufi'asd, in de V Eeuw, weder aan Friesland kwam, in zo to vérre veranderd is, dat 'er een balk en vier bladen Wkwaamen \ de balken van de regter naar de linkerhand 4uins afloopende, en op de eerfte balk één, op de tweede drie, op de derde vier, en op de vierde drie van gemelde bladen waren. Dit Wapen was in gebruik tot aan den tijd van karel den crooteh, wanneer zij van dien Vorst het nog in wezen tMfe Wapen verkreegen. De Deezer houde ons ten goede, dat WÜ, bij dit Art. van alle de menigvuldige Schrijvers, bier toe gebruikt, geene aanwijzing doen, om reden dat de aeesten bij de befchrijving der bijzondere Steden, moeten v-orden'aangeweezen, en daar bij ook van de Schutterijen en gewapende Corps enz. gewag zal moeten gemaakt worden. Friesma, eene Edele Staate, in de Grietenij Jf daar der adek, Noordwaards van de Kerk van IJdaard, Friso bij veelen der oude Schrijvers, voor den Stamva, tZ d»r Vriezen gehouden, van wien zo wel het Land als f r volk dien naam zou ontleend hebben. Maar dewijl daar n alle bewijs ontbreekt, houd men, in meer verligte tijden al wat daar van verhaald word, voor fabelen, ten minfton' dat alle de vertellingen zeer opgefmukt zijn. Zie hier in 4 kort wat de Ouden daar van gefchreeven hebben. Trit™us', een man, die nog al eenig geloof verdient, zegt dat de Frank clodio Zijnen zoon friso benoemde, om de Provintie, naast aan de Duitfchers grenzende, als ook aa« de Noordzee woonende, te bellieren; dat het Land, naar hem Friesland genaamd wierd. Maar dat hier in een -misflag is, blijkt uit tacitus en plinius; en ook hier u.t, ïdl £» van frisii ouder is datï de Regeering; der £ ?n Gallie. Mezeray en anderen fchijnen zelfs deezen frn ■o niet gekend, veel min als een zoon clodio te heoben ^aagetnaUt»  FRISO. 673 Van eenen anderen en veel ouder fkiso heelt men ons verteld: dat hij uitliet Geflagte van sem gefprooten, en de zoon van adel, Prins van BenedicJa Frefia was. Adel had dat Prinsdom of Koningrijk van zijne voorvaderen geè'rfr maar werd (volgens het verhaal) door eenen tijran, agrammss, onregtvaardig daar vau beroofd, en met zijne drie zoonen, friso, saxo en bruno verdreeveu. Adel reisde naar At. hene, alwaar friso de lesfen van vermaarde wijsgeeren heb' bende bijgewoond, zig begaf iu dienst van Koning filiivus , en na diens dood in dienst van zijnen zoon alf.xan»£r den groote. Hij had den roem van zonderlinge dappeiheid, en zou ter vrouwe gehad hebben hili.e, de dogter van agathocles, die de zoon was van lysimachus. Bij deeze zijne vrouw wón hij zeven zoonen en ééne dogter. Na den dood vau alexander, toen sandrocotus den Macedonters afviel, de Indiaanen opbitfte , en de Macedonifche bezetting verdreef, moest ook friso met zijn twee broeders, nevens veelen zijner vrienden, van daar wijken, en keerde daarna na Frefia. Maar de tijran verbood hun te landen. Toen verliet hij, met de zijnen, de Indien, en kwam, na veele ontmoe. ringen, bij ptolomeus in Egijpten; van daar bij lyima. chus in Tracien , daar hij in keunis geraakte met eenige Duitfchers. Vau hun kennis van de gelegenheid van hun Land bekoomen hebbende, rustte hij, met bewilliging van zijnen fchoonvader, een vloot toe, en zeilde daar mede de Middelandfche Zee uit, door de Straat van Hercules, in den Occeaan, voorbij Spanje, Frankrijk en Engeland, het Flie in. Daar zette hij voet aan land, en bouwde, ter eere van zijnen Afgod stavo, eene Kerk, en leidde de grondvesten van Stavoren, om te dienen tot een ilerkte tegen de Sueven, toen bewooners van Friesland. Ook deed hij verfcheidene togten tegen hun en de Sclaven; zo dat hij hun het Land deed ruimen; noemende voorts het op hun veroveide Land, Frifoó'sldnd, Friesland, en de nieuwe bewooners, Friezen. Als nu deeze Friezen, na verloop van dertig Jaaren, zo;anig vermenigvuldigt waren, dat Friesland hun niet langer voeden kon, werden saxo en bruno, op zekere voorwaarden, door friso, met een groote heirmfgt, uitgezonden; zij voeren de V v 4 El.  674 FRISO. Elve op, en vermeesterden de Landen aan de Wezer, en da volken, daaromftreeks woonende. Fbiso bemagtigde, intus,fchen, den geheelen Zeekant, tot aan Denemarken, verdeel* de het Land in zeven Zeelanden, onder zijne zeven zoonen, die ze met Dammen en Sluizen wel voorzagen , 'er huizen bouwden, en met hunne nabuuren een verbond flooten, waar bij hun de bewaaring der Zeekusten tegen de rovers aanbetrouwd werd. Verder maakten zij Wetten en Ordonnantiën, en rigtten Schooien en Wapenhuizen op. Men verhaalt al verder dat friso zelve zijne verbonden, met die Vorsten gemaakt, zou befchreeven, en aan zijne zoonen aangeweezen hebben, wat zij te doen en te laaten hadden, om in vrede te leeven. Zijn oudfte zoon adel was door hem gefteld tot erfgenaam van Stavoren; aan ieder der andere zes befprak hij een der zes Zeelanden. Men ftelt dat hij 60 Jaaren Friesland zou behterscht hebben, voor Christus geboorte 245 of 247 Jaaren- Men zie wat wij, over de afkomst der Friezen, op '? Art. fresia , gezegd hebben. Zie de Schrijvers, die van den Alouden Staat ■van Friesland gewag gemaakt hebben. Friso. , (.de jonge) zoon van gruno, dien men wil dat de Stad Groningen zou gebouwd hebben, had ter vrouwe de ^logter van ubbo, den derden Prins vau Friesland; zij was genaamd fpouw. Van hem word gezegd, dat hij eene nieuwe Kolonie, of Volkplanting der Friezen heeft opgeregt. Met een deel van hen trok hij ten Westen, over 't Flie, en kwam aan een woest Eiland, daar hij zig nederzette, en noemde het Nieuw' Friesland, en de volken, die hij aldaar plaatfte, frisiAbohes. Omtrent een mijl van Alkmaar zou hij een Stad p-ebouwd, en dezelve, naar zijné vrouw, Frouwgast of Frouwgeest genoemd hebben. Dus befchouwt men deezen, friso » als Koning van IVestfriesland. Doch dit alles is even zeker, als deHiftorie van den ouden friso. Zie wiNSfWius en petit, Republiek der Nederlanden.  FRISO. (JOHAN WILLEM) 67$ Friso, (johan willem) Prins van Oranje en Natfau , was de eenige Zoon van Prins hendrik kasimir , Erfftadhouder van Friesland, Stadhouder van Groningen, deOmlanden in Drenthe, en van vrouwe amelia , Prinfesfe van An» halt; zijnde de eerfte Zoon, uit dit Huwelijk geboren, willem oeorge friso , nog geen Jaar oud zijnde, overleden. Johan willem werd geboren den 4 Augustus van het Jaar 1087. Over de geboorte van den Prins werd te Des/au, alwaar hij ter waereld kwam, als ook te Leeuwaarden , groote vreugde bedreeven. Naauwlijks had hij den ouderdom vau zeven jaaren bereikt, of hij kreeg als Leermeefter den Heer Lemonon , Predikant en Hoogleeraar te Franeker ; een man , die alle bekwaamheid , ter onderwijzing van een jong Prins, bezat. Maar toen de hoop, die men van zijne bekwaamheid hadt opgevat , met de jaaren begon te vermeerderen, verloor de edele jongeling zijnen Vader, voor dat hij nog negen jaaren bereikt had. De Prinfes zijne Moeder nam toen de zorge voor haa< ren Zoon op zig. Voogdesfe en Stadhouderesfe zijnde van Friesland, verwierf zij voor hem, in het 1696, van de Staaten van Groningen en de Omlanden, het Stadhouderfchap van dit Gewest. Inmiddels werd 'er niets verzuimt, om hem in alle we> tenfehappen en taaien te doen onderwijzen. Willem ds III, * geene kinderen , uit zijn Huwelijk met maria stuart, verwekt hebbende, vond onder zijne bloedvrienden niemant waardiger, om zijn Erfgenaam te zijn, dan den jongen Prins van nassau, kleinzoon van zijns Vaders Zuster. Hij nam een gewigtig deel iu zijne opvoeding , en verklaarde hem , in het Jaar 1695, tot zijnen vollen Erfgenaam. De Koning gaf hem, met toefteraming zijner Moeder, tot Gouverneur, den Heer de corcelles chandieu . overften Luitenant, in dienst van den Staat; een officier van uitmuntende verdien-' ftsn, en kort daarna de Heer dupui, tot Onder-Gouverneur, op dat zij beiden om ftrijd mogten arbeiden , om hem bekwaam te maaken, tot den aanzienlijke wuardigheden, die hij, tot jaaren gekomen zijnde, moest bekleeden. In de Lente van het Jaar 1700, verrrok de jonge Prins Vv 5 naar  trj6 FRISO. (JOHAN WILLEM) Baar de Academie te Franeker, alwaar hij, met een fierlijke redenvoering, door den Heer coetier, verwelkomt werd. inzonderheid genoot hij aldaar, geduurende den tijd van anderhalf jaar , het onderwijs in de Wiskunst, van den Hoogleeraar fullenius. Van daar begaf hij zig naar de Academie te Utrecht, alwaar hij de Wiskunst verder leerde, onder op. zigt van den Heer saurin; nog andere takken van geleerdheid beoeffende hij, onder de Hoogleeraaren van dien tijd. Niet lang daarna ( 1702 ) verloor hij zijnen Voeflervader, Koning willem ; waarna de zorge zijner verdere opvoeding alleen op zijn Vrouw Moeder bleef berusten; die bem, in plaats van voorbeen gemelden , tot onderrigrer en zedemeefter gaf, den Heer heemstra, een Friesch Edelman, luifterrijk door zij. ne geboorte en verdienflen. Na dat het Teflament van wijlen Koning willem. door de Staaten Generaal , op den 8 Maij 1702, geopend was , namen dezelve den post als uitvoerders van den laatften wil des Konings op zig. Schoon friso daarbij als eenige Erfgenaam verklaard was, matigden zig, echter, meer andere Vorften het xegt tot een gedeelte der nalatenfchap aan; en de Koning van Pruisfen , die wel den magtigften arm had, ftelde zig in het bezit vau verfcheiden treffelijke landen en goederen , ten nadeele van" den jongen Prinfe. Friso had, echter, moeds «enoeg, om den tijtel van Prins van Oranje aanteneemen, en zig dien waardig te maaken. t>ja dat, in het Jaar 1702 , door de Bondgenooten, de Oorlog aan Frankrijk en Spanje verklaard, cn werklijk was aangevangen, verfcheen johan willem, in den tweeden veldtogt, m het leger der Bondgenooten, als vrijwilliger. Hij verliet Utrecht, om de konst des oorlogs te leeren, onder de vermaarde Veldoverfteus, eügkenmarlborocgh en ouwerkkrk. Eer onvoorzien toeval had hem bijna het leven gekost. De jonge Prins, van Leeuwaarden , op het Oranjewout gekomen zijnde, wilde, eer hij zig verder op weg begaf, zijne Lijf-Compagnie de revue doen pasfeeren. Hij fteeg op een klein Spa,.njeh paardje , dat zeer moedig was; door den grooten toeloop van menfehen begon het zodanig te ftijgëren, dat dé Prins ruggelings ter aarde geworpsn wierd; het paard zette hein  FRISO. (JOHAN WILLEM") 6jy hem in het oogenblik den voet op den rug, kort onder de fchouders. Ten. allen gelukke ligt'te het van zelfs zagtkcns» den voet op; niet, echter, zonder de deelen vrij gevoelig getroffen te hebben. De Prins was genoodzaakt het bedde tè houden; doch herflelde fpoedig in zo verre, dat hij, den 25 Junij 1703, met den Jonker heemstra en den Heer hilkeiï, zijnen Opperflalraeefler, zig naar het Leger begaf. Hij bezag Roermond en Maaflrïcht ; trok van daar over Brij, naar Loemel, daar hem , door den Heer vam ouwerkekk, zijn kwartier werd aaugeweezen. Hij bevond zig , eenigen tijd daarna, bij den Veldflag te Ekeren. Daags daaraan vertrok hij, met het Leger , van Gastel tusfchen Bar/e en Guirle. Nog zwak zijnde van den voorgemcldcn val , werd hij hier van eene ziekte overvallen : evenwei belette hem zijn ijver niet , om den 28 Julij het léger te volgen naar Beer jen, alwaar de Franfchen voorgegeeven hadden , den Hertog van MARLBouaGH te willen afwagten; 't geen zü , echter, niet deeden. De Prins volgde, op alle togten van eenig aanbelang, marlbourg en ouweekerk , en was dus ook tegenwoordig bij de venneeftering vau het Kafteel van Huij; waarna hem zijn kwartier, in het Dorp Bruefiein , werd aangeweezen. Daarna befchouwde hijj met meer gemelde Bevelhebbers,( de Liniëu der Franfchen. Het Leger, na de verovering van Limburg, gefcheiden zijnde, begaf friso eig naar Maastricht, en van daar naar het Loo. Met de Lente van het Jaar 1704 , maakte de Prins van Oranje zig wederom gereed tot den Veldtogt. Maar de Pro. vhuien friesland en Groningen, en ook de Prinfes zijne Moeder , oordeelden het met zijnen rang niet overeen te komen, het Gemeenebest, zonder rang of tijtel, als vrijwillige te dienen. In de gefchïeddenisfen van Friesland hebben wij gezien , hoe de Friezen en Groningers zig beijverden om hem eenige waardigheid te doen opdraagen , en wat daaromtrent werd toegeftaan. Op de gemelde voorwaarden trok hij dan naar 't Leger , *t welk tusfchen Luyk en Maastricht verzameld werd. Na eenige dagen te Nymeegen vertoeft te hebben, kwam hij, den 25 Maij , in het Leger, woonde de monderhig bij, en begaf zig daarop naar Luyk; befchouwende alles Tiet een oDlettendheid , zijne jaaren te bovenftreevende, • Het  6;8 FRISO. (JOHAN WILLE M> Het Leger der Bondgenooten kwam, den 20 Junij, te Mol en Fal. Eenige dagen daarna bevond zig de Prins nevens alle de Generaals in groot gevaar. De Heer van ouwerkei-k, de Graaf van noyelies, oranje en anderen waren, den 26 Juni/-, uitgetrokken, om naar den ltant van //«/de Franjchen te befpieden, hebbende tot hun geleide 5 a 600 Paaraen , onder den Brigardier grovesteihs. Terwijl de Generaals door een hollen weg trokken, bezet met heggeu en flruiken , en niet meer dan 50 Dragonders tot voorhoede hadden, (door dien grovesteins, met de Ruiterij, op de hoogte was) ontmoet hun , aan den uitgang van een hol. len weg, en digt bij een brug, een partij Franfchen, onder den berugten Partijganger pasteur , uitgetrokken met 10e Granadiers, om de Staatfche voederbaalders te onderfcheppen. Deeze partij brandde eerst op de voorhoede der Opperhoofden los, en dreef ze terug. Maar dat kleine hoopje aangemoedigd door de tegenwoordigheid hunner Generaals en een meenigte wakkere Edellieden , floot zig in één , bood dapperen tegenftand, dreef de partijgangers op hunne beurt te rug, en vervolgde dezelven tot aan eene kleine vlakte bij Tongerloo, daar zij zig weder verzamelden en in één flooten. Maar grovesteins , mede den hollen weg doorgetrokken zijnde, deed hun fpoe. dig dien post verlaaten , ftelde zig aan het hooft van zijn Efquadron, viel 'er met den fabel in den ^uist op in , en noodzaakteze om kwartier te roepen. Zestig Soldaaten nam hij gevangen , als ook eenige Dragonders, en redde dus de Generaals. Elk ftond verbaast over den moed en de gerustheid van den jongen Prins , in deze gelegenheid; gefladig hield hij zig aan de zijde van den Heere van ouwereerk. Schoon een Ruiter achter hem nederviel, en een ander aan zijne zijde gekwest werd, zag hij, echter, met afkeer eenen Officier aan, die hem raadde te wijken. Van den 26 tot den 29 werd Namen vrugteloos gebombardeerd; alle dagen verfcheen de Prins op de Batterijen. Glorierijker was de flag bij Hochjlet, op den 13 Augustus, waarbij de Bondgenooten eene volkomen overwinning behaalden, en „onze jonge Prins zig mede bij uitftekenheid dapper; gedroeg. Na de zege vertrok hij uit het Leger. Ia  FRISO. (JOHAN WILLEM) g79 In 't begin vsn Junij des Jaars 1705 kwam de Prins vau oranje in het Leger , bij Maaflrigt. Eenige dagen daar Tii bezag hij de befchansfingen op den St. Pietersberg. Na dat men in beraad genoomen had, de Franfchen in hunne li. hiëu aantetasten, werd het plan beraamd, eerst meer met Hst dan met geweld te werk te gaan. Ten dien einde verzeide oranje den Heer van ouwerkerk, den 17 Julij, naar de Rivier Mehaigne ; hier floegcn zij* de bruggen over de Rivier en trokken 'er met het Leger over, om alzo den vijand in den waan te brengen, dat men hun van dien kant zogt aan te tasten. De Prins, diegeduurig den Heer van ouwerkerk verzeide deelde dus in den roem van deezen Krijgslist, die gedeeltelijk gelukte. Toen men, op den 15 Augustus, deeze onderïieeming zogt te voltooijen, trokken de Heer van ouwer. Kerk en oranje, 'smorgens om vier uuren, zagtkens voor Uit; doch alzo de gedagten der Bevelhebberen verfchiilende waren, hield het Leger zig in flagorder, tot tusfchen den 18 en 19. wanneer de zaak ondoenlijk geoordeeld werd, en het Leger gebrooken zijnde, zig te Landen nederfloeg. De vijand tragtte wel het zelve in de agterhoede te vallen; maar door het beleid van den Heer van ouwurkerk werd hem het zei. ve belet. De Prins verliet, den 31 Oftober, het Leger' begeevende zig over Breda, naar deu Haag. Door eenige onvoorziene toevallen was het den Prinfe van oranje, die zijn eigen meester nog niet was, ondoenlijk geweest, in het volgende Jaar 1706, tegenwoordig te zijn bij den beroemden veldflag van Ramelies; hij kwam eerst uit Friesland in den Haag den 20 Maij, den zelfden dag dat de flag gefchied was. Zes dagen daar na vertrok hij zeer mis noegd van geen deel aan die glorie gehad te hebben, uit den Haag naar Maaftrigt, om het Leger op te zoeken, dat hij b.j Arfelej aantrof. Den ,5 van de volgende maand was hij tegenwoordig bij de blokkade van Dendermonde, en da«r daar aan verzeide hij ouwerkerk in de belegering van Oou tende, welke Stad, deu 3 Julij, veroverd werd. Geduurende dit beleg bevond hij zig, dag aan dag, in de loopgraaven met zulke eene bezadighéid en moed, dat alle de foldaaten zig  62a FRISO. (JOHAN WILLEM) - zig over den jongen Krijgsheld verwonderden. Geene minde? blijken van dapperheid gaf hij, eenigen tijd daarna, in he: beleg van Miehen, door de loopgraaven uit het Leger te koo« men bezigtigen. Deeze Stad het hoofd voor de wapenen der bondgenooten insgelijks geboogen hebbende, verzeide hij ou* ivERKERK in het beleg van Aaih. Na aldaar deu grootften heldenmoed getoond te hebben, verliet hij, na de verovering, het Leger, eu begaf zig naar 't Leo. Hier wagtte hij met ongeduld den tijd af, om zijne hooge waardigheden te aanvaarden, en ook als Generaal van het voetvolk in dienst te treeden, dat in het Jaar 1707 gefchieden moest. OP den 17 Maij fpoedde hij zig naar het Leger, en kwam, den 21, bij den Heer van ouwerkerk, die digt bij Halle gelegerd lag. Johah willem friso , den 4 van de maand Augustus, den ouderdom van twintig Jaaren bereikt hebbende, had alvoorens, bij misfive, aan de Staaten Generaal verzogt, dat H. H. Mog. volgens derzelver voorheen genoomen befluit, bevel wilden geeven, om bem in het bezit van het hem toegezegde ampt, als Generaal over het voetvolk, te doen ftellen, H. H. Mog. aarzelden niet om aan dit verzoek te voldoen; zij gaven, ten dien einde, aan de Gedeputeerden te velde en aau den Veldmarfchalk van ouwerkerk last, dit hun bevel uit te voeren, gelijk tot vreug. de van het gantfche Leger gefchiedde. Bij eenen brief betuigde zijne Hoogheid, daags daar aan, dèswegen zijne dankerkentenis aan H. H. Mog. Den 31 van die maand brak het Leger der Bondgenooten te Soignies op, en trok regt op den vijand aan, die te Chambron gelegerd was. De Prins van oranje ftelde zig nu, als Generaal van den Staat, aan het hoofd van het voetvolk. Dan de Franfchen hadden ^ust noch moed om hun af te wagten, maar braken in allerijl op, wijkende agter de Schelde. Den 14 September begaf zig friso, uit het Leger, naar Friesland, ora aldaar als Erfftadhouder, en Kapitein Generaal der Provintie gehuldigd te worden. Den 12 Augustus was, door 'sPrinfen moeder, een Memorie aan de Staaten van dat Gewest overgeleverd, hun te kennen geevende, dat de Prins haar zoon den vollen euderdom van 10 Jaaren btê  FRISO. (JOHAN WILLEM> ^ bereikt hebbende, welke Jaaren bij de Staaten gefteld waren , tot het daadelijk aanvaarden der eerampten van Erfftadhouder en Kapitein Generaal dier Provintie , zij verzogt daar ent, dat zij Heeren Staaten een gunftig befluit geliefden te neemen ter uitvoering van het géén voorheen plegtlg vastgefteld was" Deeze Memorie met groot genoegen ontvangen zijnde, bedankten de Staaten Haare Hoogheid daar voor, en betuigden met ongeduld te wagten, dat de Prins uit hét Leger te rug gekeerd zou zijn, om aau hunne beloften te voldoen. Deu 18 November kwam zijne Hoogheid te Leeuwaarden, en werd aldaar met pragt en flaatfie ingehaald, eu, door de Staaten verwelkomt zijnde, aan hem berigt dat de Staaten, op den 22 der maand, buitengewoon vergaderen zouden, ora zijne Hoogheid den eed af te neemen, en te flellen in het bezit der opgeroeide ampten. Dit verrigt zijnde, leide de Prinfesfe Weduwe van oranje haaren tot hier toe bekleeden pose van Gouvernante neder, en bedankte, bij misfive, de Heeren Staaten, voor het goede, van de zelve genooten; waarop haare Hoogheid, door eene Commisfie uit de Staaten, voos haar gehouden gedrag en zorge insgelijks bedankt, en voorts begiftigd werd met een fornme van 5000 guldens iu ééns, en gelijke foinme tot eene Jaarlijkfche rente. De Stadhouder van Friesland fchreef, in de maand Februa* rij van het Jaar 1708, aan de Staaten van Groningen en da Ommelanden , vermids hij de Jaaren bereikt had, bepaald om in de hooge waardigheden te treeden, gemelde Heeren Staaten zo goed geliefden te zijn, hem in het bezit daar van te ftellen, volgens hun befluit van het Jaar 1606; aan welk verzoek dan ook eerlang voldaan werd. Maar de twee Leden, die dien, Staat uitmaakten, konden niet ten volle overeenkooraen, aangaande de wijze, op welke zij den Heer Stadhouder den eed zouden laaten doen. Die van de Stad wilden dat hes zoude gefchieden, op dezelfde Inftruclie, die zijn vader had gehad, zonder eenige verandering. Doch een groot deei der Ommelanden wilde die Inftructie herzien, en daar in zoda. nige veranderingen gemaakt hebben, als met de tijdsom» ftandigheid overeenkomftiger zouden geoordeeld worden. .VooraJ  ggï FRISO. f JOHAN WILLEM) Vooral wilden zij niet, dat de Prins, gelijk zijne voorzaten# zou voorzitten in het Collegie der Arbiters, of Monfler • Heem ren, welke oordeelen over de wettigheid van de verkiezingen der geenen, die in de Staaten der Provintie gedeputeert worden. Zij zonden zelfs eenige Perfoonen uit hun kwartier aan den Prtns, ora van hem afitaud van dat voorregt te verzueken. Men begreep toen niet, zo als men nu ziet, dat de Stadhouders nimmer iets van hunne ingebeelde regten laaten glipperu Zijn antwoord was, dat hij, in zaaken, die hem raakten, zig zou gedragen aan het geen de twee leden van Staat te zamen beflooten. Hij wist naamlijk, dat zijne vrienden in de Stad de zaak ten zijnen voordeele zouden doen uitvallen, 't Kwaï* tier der Omténden, den ftreng vasthoudende, wilde dit gefchil aan de Staaten Generaal gebracht hebben, zo als zij ook deeden. Vier Provintien Hemden ten Jjunnen voordeele, en wenfeh. ten vefdér, dat 'er Gedeputeerden naar den Haag gezonden ■werden, om het verfchil aldaar te doen beflisfen ; maar hier toe wilde de Stad in geenen deele verftaan. De Prins nog in die zelfde maand te Groningen gekoomen zijnde, werd ,na het wegneemen van eenige zwarigheden, in zijne waardigheden gefteld, leide in de vergadering der Staaten , op dezelfde Inftruftie, wijze en voorregten, als de Prins zijn Vader gedaan had, den Eed af. Eerfige Gedeputeerden uit de Omlanden lieten echter niet na, zig daar tegen te verZetten; waar door het misnoegen onder de twee Leden lang aanhield. In de maand van April vertrok de Prins van Oranje uit Leeuwaarden, naar Casfel, met oogmerk om zig in deu Echt te begeeven met de Prinfesfe maiwa louiïa van Hesj'en Casfel: doch de voltrekking daarvan werd uitgefteld totnahet eindigen van den Veldtogt. In het laatst van de maand MaijJ, kwam zijne Hoogheid in het Leger derBondgenooten.dat toen bij Hal gelegerd was. Na dat de Veldflag van Oudenaarden reeds was aangevangen , deed de Stadhouder van Friesland het Voetvolk van de linkervleugel, dat onder zijn bevel ftond, insgelijks aanrukkenen kweet zig zo dapper in dit gevegt, dat ieder zig over hem verwonderde. Hij viel -aan op de vijanden, die op een grond vol hfggeu post gevat hadden , deed door zijn1 volk eeii kleine  FRISÖ. (JOHAN WILLEM) 633 kleine opening fluiten, waar door men uit de vlakte op de hoogte van het gebergte kon koomen; en, niettegenftaande hij te doen had met de troepen van 's Konings huÏ3, die zeer voordeelig gepofteert waren, bragt hij de zijnen , het eena Bataljon na het ander, rondom dat veld: na hier twee iiniëit gemaakt te hebben, nam hij deel aan het gevegt, met zulk een (loutmoedigheid eu voorzigtigheid, dat de Franfchen aiomrne moesten terug wijken, en daar na viugten, zonder ergens ftand te houden. Hij had dus geen gering deel aan de behaalde victorie. Op deeze overwinning volgde liet be> leg van Rijs fel, 't welk door den Prins werd aangevangen. Hij vertrok, ten dien einde, den xi Augustus, van Comine, met 30 Bataljons en 34 Esquadrons, uit het Leger van deil Hertog van marlborough, verhaastte zijnen togt dwars door Meenen, en kwam, den 12, bij de Abtdij vart Marquette, niet verder dan een kanonfchoot van Rijsfei Vervol, gens trok hij over den Marauejlroom, tastte eenige Franfchen aan, die in de huizen, langs den hoogen dijk, naar de Magdalenapoort, gelegerd waren, en verdreef hun tot aan de Stad. Alle de manfchap bij een gekoomen zijnde, werd, den 13, de Stad berend; drie dagen daar na was dezelve reeds van rondsom ingeflooten. Prins eugenius had zig bij de Abtdij Loos neder geflaagen. JohaN willem friso befloeg van daar a! den grond tot aari Marquette, Naderhand plaatfle hij zig in het Dorp Lamber* fart, waar op de Franfchen geftadig vuur gaven. De ka. «onkogels hadden al reeds digt bij s Prinfen verblijf eene opening gemaakt. Op den r8 Augustus, des morgens, terwijl hij gekleed wierd, fnorde een kogel door het venfter, dat bij geluk open ftond, over zijn fchoudef, vi)f of zes vingeren breed van ziin aangezlgt, en nam het halve hoofd van zijnen eerften Kamerdienaar weg, du cerceau genaamd was. LaMI. cue kwam bij hem, en voor hem liaan bij het doode lighiam, zonder dat de Prins iets anders zeide, dan mijn arme Du cer ceau is dood. Men noodzaakte, na dit voorval, den Prins zijn Vtrbiiif op hét Kafteel Holbeeke te neëmen' Den 30 dreef hij dé Franfchen uit het Dorp Houw, eri veroverd.- , met de bajonet op den ftiaphaan, een zeer wél veffterkte Kapel. Maar SVL Mtou de  684 ' FRIS0- (JOHANWi^U^n de Franfchen deeden zo veel weer om die Stad te behouden, dat het aanliep fat den 14 Oftober, eer dezelve zig overgaf; waar van de Prins van oranje, daags daar aan H H Mog. bij Misfive kennisfe gaf. Daar op volgde het beleg van het Kalicel, waar van de overgave den 8 December voorviel. Hoe verre ook bet faizoen mogt verioopen zijn, fcheiden, egter, het Leger niet, maar trok over de Schelde, ter ontzetting van Brusfel; oranje geleidde een derde deel daar van. De Fran. fehen, deezen overtogt niet hebbende kunnen verhinderen, namen de wijk naar Gend. Zij wierdeu vervolgd door marlborough, die 'er het beleg voorfloeg. Den 13 voegden zig de Prinsfen van Savoijen en Oranje bij hem; waar na de Stad onmiddelijk berend, en den 9 Januarij van het Jaar 1709, bi} verdrag, ingenoomen werd. In de fellte koude van dien winter vertrok oranje naar Leeuwaarden. Na aldaar de vergadering der Staaten bijgewoond, en order op zijne zaaken gefield te hebben, begaf hij zig naar Casfel, alwaar hij den 21 aankwam, en den 29, met veel pragt en luider, zijn voorgemelde huwelijk voltrok. Geduurende ziju verblijf aldaar, ontving het Vorstelijk paar de gelukwenfcaingen de algemeene en bijzondere Staaten. Frankrijk, hèt gewigt van eenen ongelukkige oorlog begin, nende te voelen, deed vóorfiagen Van vrede, en zond, ten dien einde, den 19 Maij, den Marquis de torcy, als Buiteng'ewoon Afgezant, naar 's Hage. Doch alle de voorflagen, door dat Hof gedaan, geen ingang vindende, maakten de Legers zig tot den veldtogt gereed. De Prins hier van berigt gekreegen hebben, verliet zijne Gemalin en het Hof van Kasfel, en kwam, den 22 Junij, te Rijs/el. Vier dagen daar na trokken de Bevelhebbers hooger op, terwijl óeFanjchen zgterDenaij verfchanst lagen. Oranje werd toen afgezonden ora St. A. wand te berennen. Zo dra hij zig daar voor vertoonde, boden de Fr ar,fchen, aan, mids vrijen uitlogt genietende, de plaats te willen overgeeven; 't welk door oranje werd toegedaan. Daar na vertoonde hij zig voor Moriaigr.e, 't welk, jn 't eerst fcheen, zig te willen verdedigen. Nogthans gaf zij ïig fpoedig over. Het gevolg hier van was het beleg van Btornik, welke Stad aaa drie kanten genaderd werd, door MAE.'  fiMSÓ. (JOHAN vVlLLÊtVt) 6?5 marlborouch, eügeect en öranje. Den 7 Julij werden de loopgraaven geopend; den 30 van die maand de capitulaties geflooten zijnde, trok de bezetting daar uit. Op het beleg van het Kafteel volgde fpoedigj den 4 Augustus, de capitu. laden. Even ongelukkig was voor de Franfchen de beroemde flag van Malplacquei. Dewijl ons bellek vordert, alleen van den Prins johan willem friso gewag te maaken, kunnen wij Hiet voor bjf te melden, dat hij, volgens eenparig getuigenis, zig jn den zeiven als een regtfchapen held heeft gedraagen; zelfs verwonderde allen die 'er bij tegenwoordig Waren, dat hij 'er het leven had afgebragr. Hij had het be. vel over het voetvolk, aan den linker vleugel, en ging daar mede, volgens het beraamd Plan, op de Frat?rchen los, waar na, Volgens affpraak, ten zei ven tijde het gevegt een aanvang zou neemen. OrAnje tastte hun aan, daar zij het flerkfte waren en verrigtte wonderen van dappesheid. twee of drie paarden werden onder hem gekwetst; bijna alle zijne Adjudanten en Hofbedienden, die rondom hemt •waren, behalven zijn groot Hofmeester, den Overfte verschuur , fneuvelden of werden gekwetst; Zeer zonderling was dus zijn behoud, Ook ontving de Prins, Voor deeze zijn betoonde dapperheid en moed, eene bijzondere dankbe. tuiging van de Staaten Generaal, van de Staaten van Frlts* land en shdere aanzienlijke Perfonaadjen. De Prins dus rijkelijk in deeze zegen gedeeld hebbende ; werd hij benoemd oiri het beleg te liaan voor Bergen en He* vegcinven, eene plaats van de allergrootfte aangelegenheid. Hij liet 'er twee aanvallen op doen, en de loopgraaven openen deri 25 van de maand September. Het gelukte hem, op den 17 oftober, Bergen, bij verdrag, van meester te worden; waar van zijne Hoogheid, den 21 van die masrd, bij misfi. *e, kennis gaf aan H. H. Mogenden i welk hem, fchriftelijk, hunne dankbaarheid betuigden. Na zig eenige dagen daar na te Briirfe/ te hebben opgehouden, begaf Zig de Prins naar Leeuwaarden, alwaar hij, den 17 November, aankwam, doch vertrok den 28 verder naar Rintelen. Na het fche'iden van het Leger der Eondge«ooten, had de Compagnie van 's Prinfen lijfwagt, op den 2 weg  6U FRISO. (JOHAN WILLEM) weg naar Friesland, eene onaangeneame ontmoeting. De Partijganger du moutin, die, met een grooten hoop, doos gantsch Braband ftroopte, overviel de Compagnie digt bij Putten, in eenen hollen weg. Na dat hij de voorhoede had ftaande gehouden, viel hij, met zijne meerderheid van manfchap, op hun aan, verfloeg dezelve, doodde den Majoor faber en beauregard, die de Compagnie geleidden en aanvoerden, als mede nog anderen. Eenigen werden gevangen genoomen; de overigen ontvlugtten het naar Mechelen. Oranje, die naar Rintelen, in Hessenland, getrokken was, om zijne Gemalii van daar te haaien, en zijne intrede met baar te Leeuwaarden te doen, verliet, met die Prinfes, het Hof van Casfel, in de maand December, en kwam, nog in dezelfde maand, op het Oranjewout, zeven uuren van Leeuwaarden geleegen, Hunne Hoogheden vertoefden aldaar eenige dagen. Intusfchen zonden de Heeren Staaten hunne Gedepureer. den, als ook het Hof van Juftitie, die van de Rekenkamer, enz. om bij den Prins en de Prinfesfe hunne gelukwenfchen af te leggen, op den 30 van die maand. Den 1 Januarij van het Jaar 1710 kwamen zij, van 't Oranjewoud, binnen Leeu•waarden, alwaar dezelven , met groote vreugde eH de gewoone plegtighedea, ontvangen werden. In Maart daar aan volgende deeden zij hunne inuede binnen Groningen. De aangevangen vredehandel werd ondertusfchen ras weder? afgebrooksn. Het Leger der Bondgenooten verzamelde hier op te Doornik, brak den 20 April van daar op, en maakte een aanvang van den veldtogt met het beleg van Douaij, waar over de Prins van oranje mede het bevel had. Den 2.7 Junij trokken de overwinnaars daar binnen. De Prins, den Staaten Generaal daar van kennis gegeeven hebbende, cutving tot antwoord, „ dat ze.zig zeer verheugden over de ,, jongfte overwinning; dat dé vlijt van hem Heer Prince „ van oranje, daar toe aangewend, hun zeer aangenaan* „ was, niet twijfFelende of zijne Hoogheid zou 111 den ijver „ ten algemeenen welzijn volharden." De Raad van Staate zond hem dergelijke dankbeiuigiuge.  FRISO. (JOHAN WILLEM) ' gif De Bondgenooten beflooten daar op tot het beleg van Bethum, \ welk op den 15 Junij berend, en den 31 Augustus veroverd werd. Da Krijgsmagt, die deeze verovering behaald had, voegde zig, den 5 September, bij het gros van het Leger; waar na de Prins werd afgezonden tot het beieg van St. Penant, waar van het verdrag den 30 getekend werd. De Prins vertoefde aldaar, tot dat Arien, door den Prins van anhalt, gewonnen was. Het Leger thans van een fcheidende, begaf de Stadhouder van Friesland zig naar dat Gewest, om zig in het volgende, 't welk ook het laatfte Jaar zijns levens was, vroegtijdig te veld te begeeven. Boven hebben wij gezegd, dat fchoon deeze Prins, door Koning willem den III, tot zijnen eenigen erfgenaam verklaard was, egter nog andere Vorften op 'sKonings naïaatenfchap aanfpraak maakten, bijzonderlijk de Koning van Aruisfen. Deeze Vorst, dien men ontzien moest, verzogt, met zeer grooteu ernst en nadruk, aan de Algemeene Staaten, dat deeze zaak mogt worden afgedaan. Na veele voorafgegaane ouderhandelingen, werden 'er bijeenkomften in den Haag over gehouden. De Heer hymen, van wegen zijne Majefteit, en de Heer huber, van wegen zijne Hoogheid, waren meermaalen bij een geweest, om tot een minnelijk verdrag te koomen; dog vrugteloos. In de maand van Junij van het Jaar 1711 kwam de Koning in perfoon in den Haag, om met den Prins een mondgefprek te houden. De Staaten, om aan zijne Majefteit alle genoegen te geeven, vonden zig verpiigt, den Prins te verzoeken, uit het Leger in den Haag te willen koomen. Schoon die reize bij hein, noch bij zijne Raaden werd goedgekeurd, ondernam hij, egter, dezelve, om aan het verzoek des Konings eu dat dec Staaten te voldoen. Den 11 Julij vertrok zijne Hoogheid uit het Leger, met zijnen Opperftalmeester den Heer hilken, zijnen groot Hofmeester verschuur, en eenige mindere bedienden. Des nagts> te Rijsfel geflaapen hebbende, vertrok hij daags daar aan, en kwam, den 14, aan den Moerdijk. Na hier eerst in de Schuit getreeden te zijn, om 'er mede over te vaaren, flapte Xi 3 hij  683 FRISO. (JOHAN WILLEM) hij vervolgens, over in de pont, daar zijn koets in ftond, om zig aldus voor wind en regen te beveiligen, die beide fcbielijk opkwamen. Toen zij nu digt bij land waren, en de Schipper wilde wenden, om hët haventje van het Strijenfche Sas, aan de andere zijde, te bereiden, wierp een ongelukkige rukwind het vaartuig op zijde: waar door de Prins en allen, die bij hem waren, in den ftroom vielen. Een tijd lang hield hij zig aan een touw vast; doch een geweldige golf fpoelde hem van daar, en fleepte hem naar den grond. In doodangst riep hij nog uit: Heer ontfermt u mijner! Naderhand zag men hem niet meer. Dus jammerlijk verdronk de Prins, in den bloei zijner Jaaren; hebbende hij den ouderdom van vierentwintig jaaren nog niet bereikt. Alle anderen, die in de Pont geweest waren, werden gered, uitgenomen den Prins, en zijn getrouwen Dienaar julkest. Vergeefsch zogt en vischte men naar 'sPrinfen lijk. Een Schipper, van de Kluinder komende, vond het, op den 22 drijven, bijna ter zeiver plaatze, daar hij verdronken was; hij bragt het te Dordrecht, alwaar het gebalzemden van daar^ Leeuwaarden gevoerd werd, alwaar het in het graf zijner voorvaderen werd bij gezet, met een heerlijke doch treurige lijkftaatfie. Vier dagen daar na (op den 29 Februarij van het Jaar 1712), gaf de Academie van Franeker, waar van de Prins de eerfte cn grootfte verzorgen geweest was, openbaare blijken van de agting, die zij voor zijn perfoon gehad had , en van de droefheid, welke zij thans over het gemis gevoelde, door .-ene plegtige lijkreden, welke, door den Heer cotier, Koogleeraar in de Hirtorien en welfprekenheid, werd uitgefpropkeu , in bijzijn van eene outelbaare fchaare van toehoor- deren. . Door dit ongeval werden de Doorlugtige Huizen van Hes. fen en Nasfau in eenen alleidiepften rouw gedompeld. Doch iemands droefheid was grooter noch regtmatiger, dan die van '3 Prinfen nagelaatene zwangere weduwe. Het gantfche Leger der Bondgenooten betreurde zijnen vroegtijdigen dood.  FROYMONT, (JAN van Bourgondien, Heere van) enz. 6t«) Zes weeken naar 's Vorften ongelukkig eiude verloste zijne Gemalinne van eenen zoon , wii.lem kap.el hendrik fkiso van wien wij gewag zullen maaken, op het Art. willem de IV, onder de Nederlandfche Stadhouders. Het leven van deezen Prins is befchreeven, in twee deelen, in 8vo in het Franseh, door j. la migue, en in het Nederduitsch vertaald en uitgegeeven door f. halma, in 't Jaar 171$. Froymont, (jan van Bourgondien, Heere van) was, in ' het Jaar 1577, Slotvoogd van het Kafteel van Naamen Hij liet zig, door don jan en der zijnen eerst verfchalken om hun binnen te nodigen; gedaan hebbende, ontviug hij ten loon, dat hij, met de gantfche bezetting, daar uit gedreeven werd. Toen, in het Jaar 1581, Flisfingen en Feert aan Prinfe willem den I vtrkogt waren, kwam hij op met den eisch van zekere fomme, ten laste van het Markgraaffchap, en bood, daags vóór den verkoop, twintig duizend guidens voor Flisfingen meer dan anderen. Dan de Prins, om meester te blijven, kwam met hem overéén, dat hij den Heere van froymont zijnen eisch, met 24000 guldeus, in twee Jaaren, voldoqn zou. Vaderl. fiifi. VII. Deel, bl. 152 en 385. Fronekera, was de naam van een Kerk, aan den Oostkant van den Rhijn, met drie daar aan ondergefchikte Kapellen; een van deeze laatfte is alleen o/erig, een uur gaans ten Oosten van Mijdregt. Alting, Not. Germ. part. II' fol. 64. Frouwgeest, een Stad, die, zo als wij hier voor gezien hebben, door friso den jongen zou gebouwd zijn, ter plaatze daar nu Alkmaar legt. Zie verder vroonü of veroma. X x 4 Frjj-  Z9& PRUGERSA, eaz* Fbugbrsa. 'Er is eene plaats, aan den Westkant van den Rhijn, digt bij SiviSten (Sueta), welke dirk de V, in zij. tien giftbrief vau het Jaar 1083, Frugerfa genoemd heeft. JVIelis stoke noemt ze Vrijtgers. Bij beiden heeft ze deH toenaam van Graaf. Te dier plaatze heeft dirk de 111, aar» de Kerk van Egmond, gefchonken een Landgoed, met een tente van XVI oneen, zo als de Rijm-Chronijk zegt: Onzen St. Albrecht, in fin Vrijtgers hi berecht Sestien oneen penningen enz. Beide fpreekwoorden toonen genoeg, dat dit een foort van gemeene benaaminge is: gelijk daar zijn, Land, Rage, Moer-, Roek, Werthen; doch wat bet in zig zelve betekene. kan men ligtelijk afueemen uit het woord Vrijtgers, dat naar vrijheid of ontheffing zweemt, namelijk Graafiijksheids vrij» dom, vrije ban of dergelijke, welke Landerijen niet aan dit Vrijt gers behoord hebben, moet worden gezogt uit de Graaf, lijke Domainen. Alting > P«t. II. fol. 6^. Frutbhius, (lucas) een zeef geleerd Nederlander, bezat reeds in zijne jeugd zo groote geleerdheid, dat andere, minder van de natuur bedeeld, naauwelijks in rijper Jaaren zo verre kunnen vorderen. Hij fchreef zeer fierlijk, zo in verfen ais in profa, verfierende zijne werken met een aangenaams deftigheid. Naauwlijks was hij twintig Jaaren oud, wanneer bij te Parijs, met andere Nederlanders, als douza, ober. ïus, en andere, zig in dp kaatsbaan te zeer verhit hebbende, kout water dronk, en zig zeiven dus den dood veroorzaakte, in het Jaar 1566, Tsissieb, in zijne Eloge, Tom. 2. vermeld ai^iie fchriften, Fruitier, (jacobus) gebooren den * Junij van het Jaar j(55g, te Middelburg, alwaar zijn vader een aanzienlijk Koop- saai was, Onder zijne vwiouda» lelde bij jan muiTiER, Ra-  XVI.Dipl.IV.   FRUITIER, (JACOBUS ) FRIJTAMA, enz. 691 Requestmeester van Prinfe willem , die toen reeds tegen het Pausdom geiehreeven heeft. Jacobus, tot Predikant opgeleid zijnde, werd, in het Jaar 168Proponent, en voorts Predikant te Aardenburg; in het Jaar 1688 te Dirxland; iu het Jaar 1689 te Flisfingen; in het Jaar 1695 te Middelburg, en eindelijk te Rotterdam, alwaar hij overleed, den 23 Maij van het Jaar 1731. Zijne fchriften, tot agttien in getal, zijn te over bekend, en meest alle met een geest van bitterheid tegen-andersdenkenden gefehreeven. Frijtama, een Edele State, in Franekeradetl, onder het I)orp Doinjtim, Fuentes. ( don pedro henriques, Graaf van) Kort voor den ciood van den Hertoge van parma was hij uit Spanje in de Nederlanden gekoomen, met last om een wakend oog op de zaaken des Konings te houden , en, bij overlijden van den Hertog , 'er de handen aan te fiaan. 'Er zijn 'er, die meenen, dat hij zelve bevel had, parma van het bewind te ontdaan en in hegtenis te neemen, en dat deeze daarom te fpoediger den togt naar Frankrijk aannam, zonder zelfs fuentes gezien te hebben. Na zijn overlijden werd de Landvoogdij, bij voor» raad, aan den ouden Graave pieter ernst van mansf.^ld opgedraagen, fchoon de klem der Regeeringe eigenlijk bleef jn handen van twee Spanjaarden, fuentes en ibarra. Fuentes, die van een (irengen aart was, dreef eerlang door in den Krijgsraad , die zig al het gezag had aangematigd, dat men de vnjwaaringen, ten platten Lande,- moest affchaffeu, en dc gevangenen niet op losgeld (Tellen, maar zonder genade ten dood brengen. Doch de Staaten verbooden hem die ftrengheid zeer fpoedig. Na den dood van den Aartshertog ernestcs, in het Jaar 1595, werd de Graaf van fuentes, bij voorraad, als Landvoogd aaugefleld, en door den Koning, eenigen tijd daar na, bevestigd. Zijn bewind was van geen langen duur; want, nog in dat zelve Jaar, droeg filips de Landvoogdij op aan den Aartshertog albertus. iu het volgende Jaar werden fLENTEs en ibabra naar Spanje te rug ontboden. Zie bor, XXIX en XXX Boek der Neder landfche Oorlogen. Xx 5 F>  *9t KJGENHOÜTEN, FÜLNAHÖ, enz. Fugenhouten- Dus werd, in een giftbrief van ansfri. Bus, van het Jaar iooó", genoemd een Bosch in 't Landfchap Drenthe. Alting , fol. 63» Fulnaho, was de oude naam der Stad Follenheve. Furmerius, (bernadus «erbrandus), van geboorte een Leeuwaarder, der beiden rechten Doftor, bloeide in het Jaar 1600. Van hem zijn in 't Latijn befchreeven, negen Friejche Jaarboeken; zijnde de Libri tres Annalium Phrefi. corum eerst nitgegeeven. In het eerfte handeld hij over de Vorsten; in 't tweede over de Hertogen; eu in het derde over de Koningen der Friezen. Dit werk is gedrukt te Franeker, in het Jaar 1609. Na zijnen dood, in het Jaar IÖ12, zijnde drie volgenden uitgekoomen, vervolgende den draad van het verhaal, van den tijd van karel den grooten af tot op het einde van karel den dikken; en in het Jaar 1617 de drie laatften, waar in verhandeld worden de gefchiilen tusfchen Holland en friesland. Deeze fchriften hebben verlcheidene tegenltreevers ontmoet. Zie winsemius, schotanus, pars, 1, sjoerds , enz. Furs. Zekere brief van verruilinge, van het Jaar 10*85, «oemt dit een Bosch (Sa/tum) paaiende aan die van Trenskoten en te gelijk met het zelve aan de Moeren of Veenen. Furs of furst wil niet anders betekenen dan Forreest, Bosch of Warande, tusfchen Mijdrecht en Woerden, in een ftreek van Veertig Hoeven. Alting, Part. I, pag. 65. Fijnaard, een der twee Dorpen, in het Noorderkwartier vaa het Maikgraaffchap Bergen op den Zoom, een uur gaans van  FIJNAARD. 693 van het eerde, Zand daar buiten genaamd, waar van het is afgefcbeiden door de Rooyaard, die uit de Mark, langs de Klundert, naar het Hollandsck Diep loopt. Fijnaard, legt met Willemfiad en de Klundert, op een en het zelve Eiland, en genoegzaam in de midden. Ten aanzien van het Crimineel en Civil-Regtsgebied, behoord dit Dorp volltrekt aan het Markgraaffchap Bergen; doch wat de lasten aanbelangt, deswegen zijnde Ingelanden, zo wel van den Fij* naard, als der andere omleggende Polders, den 30 Junij van het Jaar 15S7, in een tijd, als zij van de Algemeene Staaten, gelijk mede van die van Braband, als veriaaten fcheenen, met Prins maurits, als Heer van de IFilmllad, overeengekoomen, om hunne gemeene middelen, ter verbetering, vermeerdering en onderhouding der vestingwerken van gemelce Stajd, tqetereiken. Om die reden trekken de Algemeene Staaten, aldaar, tot heden toe, niets van de lasten, die door dezelven in andere plaatzen geheeven worden. Alleenlijk betaalen de Polders van de Fijnaard en van de Heiningen den honderflen penning, en de belastingen op de komfumptie, aan den Prins van oranje, die daar uit het onderhoud der gemelde vestingwerken, als mede van de Berlake Schans, be» kostigd. Ten aanzien van het Kerklijke, is dit Dorp mede van het Markgraaffchap gefcheiden; zijnde de Predikant aldaar een L,id van de JQasfis van Dordrecht  REGIST ER HOOFDZAAKEN. LETTER F. XV. en XVI. DEEL. 3tl' aan. (Dorp") . i. . (Mepjche, Heer van) ib. Faber, (Egidius) . 3' - (Tacobus) . ib, - (Johannes) 4. ■ (Johannes) ib. . (Petrus) . ib. (Timaeus) . ib. Fabricius. (Albert) ib. ■ (Carel) . 5— (Christoffel) ib. - (Franciscus) 8. ■ (Franciscus) ib. (Georgius) i II. ... . (JohannesJacobus)ib. - (Johannes Lode. wyk) . ib. . (Willem) . 13. ... ■■■ (de laBasfecour) ib. 1. (Arent Meynertsz) 15. Fagel. (Geflagt van) 16. —.— (Francois) . ib. - (Francois) . 16. ■ 1 - (Benjamin) ib. 1— ■■ (Nicolaas) . ib. —- (Francois Nicolaas) ib. - (Hendrik) . ib. ■ ''. (Francois) . ib. . (Cornelis Gerrit) j 7. bi. Fagel. (Hendrik) . 17. 11 (Gaspar) . 'ib. ■ — (Francois Nicolaas) 72. ■■ - (Nicolaas) . 89. ■ (Mr. Francoip) 91. (Mr. Hendrik) 'ib. (Agnis) . 92. ■ ■ . (Mr. Francois Benja¬ min) . ib. Faille. (Abraham Ia) ib. ,1 r. - (Geflagttafels van de la) . ib. Falkenburg. CGerard) 93. Falais. (Dorp) . 94. Fama. (Heer van) ib. Famars. (Charles de Levin) ib. Farmfum. (Dorp) p<$, Farmfum. (Adelijk Huis) 97. Farnefe. (Alexander) ib. (Alexander) 99, ———• (Alexander) jco. ~—— (Oétavio) 105 Farma. (Staate in Friesl.) 107. Fatum. (Staate in Friesl.) ib. Faukelius. (Hermanus) ib. Fa vol in us. (Hugo) 110. Fay. (du) . in. Fatum. (Staate in Friesl.) 117. Feddes. (Petrus) . ib. Feenkeeienzijl, (een Sluis) ib. Feen.  REGISTER der HOOFDZAAKEN. 69$ W. Feenwolde. (Dorp) 117. Feer werd. (Dorp) . ji8. Feldwerth (Klooster) ib. Feith. ^Everard) . ib. Feitsina. (Staat in Friesl.) 119. —— (Jelgervan) ib. Felifius. (Matthias) ib. Felua. (Landftreek) 120. Felvida. . ib. Fene. (Parochie) 121. Ferdinand de I. . 122. Infant van Spanje. 125. ——-(d'avalos) 129. Ferhilderfum. (Slot) ib. Fermeshem. (Slot) ib. Fernando. (de Juan de) Eilanden. . ib. Fernoe. (een Hoeve) 131. Fervaques. (Willem van Houtemeer,Heer van) ib. Fervet. (Jean) . 132. Ferwerd. (Dorp) , ib, (Dorp) . ib. Ferwerderadeel.(Grietenij)i33% Ferwolde. (Dorp) 134. Ferwou. (Fredrik van) ib. Fethna. (Dorp) . 135. (Hofftad) ib. Feste. (Adelijk Slot) ib. Feuci. (Jan de) . ib. Fiemis. (Thomas) ib. Filebert. (de Chalon) 136. Filippa. . 137. Filippeville. (Stad) 138. Filippine, (vesting) ib. Filippus de I. Koning van Frankrijk. . ib. " de II. Koning van Frankrijk. . 139. ■ de III. Koning van Frankrijk. . 142. —■ de IV. Koning van Frankrijk. , ib, Filips, Hertog van Bourgondien, . 143, bl. Filips, Bastaart. Bisfchop van Utrecht. . 145. —- de I. Koning van Spanje. , 15a. de H. Koning van Spanje. . 152. —— de III. Koning van Spanje. . . J91. —«■ de IV. Koning van Spanje. . 192. Graaf van Nasfau. 193. Filips Willem van Nasfau. 194. Filips van Leiden, zie Leiden. (Filips van) . ib. Filips van Marnix, zie Alde. gonde. . ib. Fiiips. (Dirk) . 197. Fimel, zie Damfterdiep. ib. Firaelingo. (Kwartier) 198. Finaard, zie Fijnaard. ib. Fingkinga. (Dorp) ib. Finkum. (Dorp) . ib. FinfterwaldeofFinilerwoud. ib. Finfterwold. (Dorp) ib. Firando. (Eiland) . ib. Firdgum. (Dorpj 200. Firaefi. . ib. Fismarke. . 201. Fiswerd. (Klooster) 202. Fivela. (Rivier) « ib. Fi velga, zie Fivelingo. 203. Fivelgoa. . jb„ Fivelingo. (Kwartier) 204. Flakké. (over) : 207. Flardinga. (Hermauus Contractus. . 208. Flanfum. . jb-, Fledderus. (Herman Koops) ib» Fledorp. (Dorp) . 213. Flehuis, Flie. . iby Flemming, oud Geflachr. 214. Flenio. . 215. Flenium. - ib-. Fletione. . 216". Fletum. (Dorp) . 217. Fleum. (Stad) . ib, F!ê»  |0 HOGFDZAAKÊKf. bl. Flevo, i 218. Flevo Lactis. . 219. Flevum Ofticum. 220. Flevus. • ib. Flie. ('O . 222. Flie. . 227. Füelind. i 228. Flink. (Govert) 230. Flisfingen, zie Vlisfingen. ib. Flieusfemeer. . 233> Flodorp* ï 234. Floris del. i ib. delïi . 237. ^——. de III. . 240. ■ ~ de IV. . 247. deV. . 253. — de Zwarte. . 272. - . . i. van Holland, ib. — Burggraaf. ib. Floriszoon,{Adriaan) zie Adri• aan de VI. . afi Fiovis van Blankenheiin, zie Blankenheim.(Floris van) ib. ■Floris van Palland, zie Palland '(Floris van) . ib. Floris van Montmorencij, zie Montmorencij.(Floris van);b. Floris van Wevelinkhoven , zie Wevelinkhoven. (Floris van) ib. Floris van IJsfelftein, zie IJsfelftein. (Fioris van) ib. Floris Oem van Wijngaarden, zie Oem van Wijngaarden. (Floris) • ib. Florisze. (Pieter) ib Flufen of Fluizen. . 276. Fochrele. (Dorp) ib. Fockema. (Slot) . ib. FockoLudigman. . ib. Foelke. (de Vrouw vanCcco) 277. Fokke. (Abelszoon) ■ . 279. Folcardus "(Abt) . ib. Folkenis.' (Burggraaf) ib. Folkenisf (Abt) . 280. b1. Folkmarus.. fftifchop) 581„ Folopta. (Huis) . 2821. Folperty zie Arkel. . ib. Folsgara. (Dorp) . ib. Fonfaque DulcisNoxla. 282; Fook. (Albert) . 283. Foppinga, (Slot) ib. Forreest. (Huis te) , ib. ■■ ■ ■ - ■ (Geflacht van) 284* - 1 ■ (Petrus van) ib. Foreftenfis Pagus. . 38 J. Forfchate, zie Voorfchoote. ib. Forteman. (Fijo) . ib. Fortgens (Michiel) 28c?* Fortrappe, thans Voorburg, ib. Forum Adriani. . 287. Fosfa Corbulonis. t ib. Drufiana. . 2$8i —— Ottoniana. . 289. Fosfum Vitus. . azd Fosta. (Afgod) 291. Foswert (Klooster) ib, Foudguoi. . ib, Four. (Pierredu) . ib. Fraam. (Slot) . 292. Franc vanBorsfelen, zieBorsfelen. . ib. Francart. (Jacob) . 292. Francheim. (Marcel!us) ib. Franci Populi. . 293. Francisco Baldez, zie Baldez. 29Ö. Francisco de Mendoza, zie Mendoza. . ib. Franciscus Junius, zie Junius Franciscus. - ib. Franciscus Soanius, Zie Sonnlus. . ib. Francius. (Petrus) - ib. Francois de Valois, zie Alencon, . ib» ■' 'm -i Veer, zie Veer. ib, Verdugo, zie Verdugo . : . . • ib. Francois de L Koning van Franrijk. . 297. Frau-  REGISTER D 2 Jt fyy bl. Francois de II. Koning van Frankrijk. . 31?. Franeker. . 319. Franekeiadeel. . 317. Franjum (Klooster) 328. Franken. (Francois) ib. Franken. (Jan) . ib. Frankena. (Hofftede) ib. XVI. I Fria (Godin) . 331. ÏVedegarius. . ib. Fredegonde. . ib. Fred rik de I Keizer. 332. de II. Keizer. 345. de 111. Keizer. 349. de IV Keizer. 353. ■ * de V. Keizer. 357. ——-—de I. Koning van Pruisfen- . 360. ■■ de Keurvorst van de Paltz. . 366. * de II. Keurvorst van de Paltz. . 368. ■1 1 de III.Keurvorst van de Paltz. . 372. — delV.Keurvorstvande Paltz. . ib- Fredrik Willem, Keurvorst. 3f 6. Fredrik Hendrik, Prins van Oranje. . 402. Fredrik Hendrik de V. Koning van Boheemèn. 4-73. Fredrik Hendrik.zijn zoon. 477. Fredrik de Toledo, zie Toledo. ib. Fredrik del. Bisfchop. 478, ■ 1 de JI. Bisfchop. 479. ■ de III. Bisfchop, 480. - de IV Bisfchop. 484. — Schenk van Tautenburg. 485. Fredrik Hendris, Schans. 487. Fredewalda, wat bet. 488. bl. Frans van Brederode, zie Brederode. . jb. Franfe. (Govert) ib, Franfenburg. . 329» Franfum. (Oorp) ib. Frafer. (Johan) . ib. Fraterwaard. (Landgoed) ib. Fraugast, zie Vroone. ib. )EEL. Frefia, Freflones. 489. Frefin. (Karei) Héér van Gaveren. . 494. Freins. (Dorp) . 495. Fries. (Dirk de) ib„ Friefen, of Vriezen. 496. Frifiabones. . 505. Friesland verdeelding en Grondgefteldheid . 513. '—Gronden en nut der Wateren. . 514.' '' Bosfchen, Boomen en Dijken. . 515. — Zeedijken. 516, " Binnedijken 519. Sluizen, Lugegefleld- beid. . 521. Geaartheid , deszelfs Bewooners. . ^22. 11 Gef-hiedenisfen. 527. ——- Waereldlijk Beftier.639, —— Kerkelijk Beftier. 657. Frifo. . . #573. Frifo. (dejonge) 674. Frifo. (johan Willem) 675. Froymont. (Jan van Bourgondien Heer van) ogp. Franekera. , jb„ Frouwgeest, , jbl Frugerfa. . 690m Fruterius. (Lucas) ib, Fruitier (Jacobus) ib. Frijtanja. (State) . 691. Fuep,-  $9 REGISTER dér HOOFDZAAK EN. bl. Fuentes. (Don Pedro HenrP ques, Graaf van) 691. Fugenhoute. . 692. Folnaho. . ib. Furmerius. (Bemardus Ger- brandus) . ib. Furs. . . ib. Fijnaard. (Dorp) . ib.  K69 o