AANTEEKENINGEN (o< VAN mr-WILLEM SCHORER, over de INLEID INGE TOT DE HOLLANDS CHE •RECHTS-GELEERDHEID, VAN mr. HUGO DE GROOT, DOOR DEN AANTE'EKENAAR AANMERKELIJK VERMEERDERD x n UIT HET LATIJN VERTAALD : door mr. JT. M* JLJJSTMW^ SBAKTISEEREND ADVOKAAT te MIDDELBURG IN ZEELAND. eerste stuk, f MAATS CE. > 1EDERL. LETTERS. ^TELDEN, y Te MIDDELBURG, By PIETER GILLISSEN en ZOON, jJos&verfcoöpeis. 1784   DE VERTAAL ER De Latijnfche Aanteekeningen van den Heer Praefident Mr. willemschorer, op de Inleidinge tot de Hollandfche Rechts-geleerdheid van den Heer Mr. hugo de groot zijn te wel bekend, dan dat dezelven mijne aanprijzingebehoeven. . De acbtinge, dewelke door des kundigen aan dezelven is toegedraagen, wierdt genoeg bewezen door de graagte, waar mede die druk is gezocht gewórden; zijnde dit fpoedig vertier de reden, waarom deBoek-verkoopers gillissen en zoon van tijd tot tijd naar eene gelegenheid hebben uitgezien, om eene Neder duitfche uitgave op te leggen, ten einde deze Aanteekeningen meer algemeen bekend te maaken, en een' ieder, die der Latijnfche taaie niet machtig is, behulpfaam te wezen. Tot de vertaalinge, zoo door den geleerden en zeer belezenen Aanteekenaar, als door de zoo * 2 even- A A N DEN 3L* 3Ë f£j E. JOL®  2 , A A N DEN L E Z Ë R. ■ evengenoemde Boek-verkoopers vriendlij kaaagezocht, hebbe ik aan dezen dorren en onaangennaraen arbeid de hand wel willen leenen, en mijn' tijd, die mij vair dé beoWeningg der Rcchts-geleerdheid-overig, was, bdked en. , Het zal niemand mijner lezeren, die ooit eenig werk hebben vertaald, vreemd voorkomen, dat ik de vertaalinge een' dorren c:i onaangenaamen arbeid noeme, wanneer hij.- nagaat, met welke naauwkeurigheid men op de meeninge van een' Schrijver t& letten hebbe, om deszelfs uitdrukkingen niets van hunne kracht of energie te doen verliezen, waar in ik mij niet durve vermeten in allen opzichte even gelukkig te zijn geflaagd. Dit onaangenaame, dit dorre hebbe ik mij echter ten nutte der Neder duitfche gebruikeren getroosd, zonder daar mede eenigen lof of roem te beoogen, dewelke zekerlijk door eene vertaaiinge, vooral in het ftuk van rechten, zelfs op de beste wijze uitgevoerd, niet kan worden verdiend; en bijaldien al eens daar in eenige verdienden te Hellen waren, zoo kunnen dezelven in niets anders zijn gelegen, dan dat de vertaaler de echo of weêrklank van den oorfprqngelijken Schrijver is, het welk immers aan deszelfs moeite weinig kan geëvenredigd wezen. Zeer  AAN DEN LEZE R. 3 Zeer eigenaartig zijn hier omtrent zekere dichtregulen, dewelken het mij geheugt ergens te hebben gelezen. Al d'eer, die g'immer door 't vertaaien. Van eenig opftel, kunt behaalen, Of U met recht te vord'ren ftaat, Is in deez' maag'ren roem gelegen, Die nooit uw' arbeid op kan weegen, V Is net, V is. fierlijk nagepraat. Ik hebbe mij aan de eene zijde niet angstvallig aan den letterlijken inhoud gebonden, doch ben ook aan de andere zijde daar van niet al te vrij afgeweken, den middel-weg tusfehen deze twee uiterften houdende, hebbe ik mij, zoo veel mogelijk, op den zin en de meeninge van den Schrijver toegelegd, en getracht dezelven volgens den aart en de regulen onzer taaie te rangfehikken. De lezer zal in deze verzamelingen vrij aanzienelijke vermeerderingen aantreffen, dewelken echter geene vruchten vr.n mijnen akker, maar alleen aan den Heer Latijnfchen sJanteekenaar haaien oorfprong fchuldig zijn, door wien dezelven gedeeltelijk in het Latijn, gedeeltelijk in het Ne der duit sch aan mij zijn ter hand gefield, om bij de reeds uitgegevene en nu uit het Latijn vertaalde Aanteekeningen gevoegd 'te worden. * 3 Gaarn  4 AAN DEN LEZER. Gaarn hadden de voornoemde Boek-handelaars alle dezen in eens en te famen uitgegeeven, doch zijn, uit aanmerkinge der mogelijke verhinderingen, die den voortgang en voltooijinge van dit werk, wegens deszelfs uitgebreidheid, zoo aan mijne zijde, als aan die des drukkers, of door andere niet voorziene omftandigheden konden vertraagen, te raade geworden deze vertaalinge in twee Stukken te fplitfen, en het eerfte Stuk bij voorraad openlijk aan te bieden, met voorneemen, om hst tweede ten fpoedigften mogelijk, waarfchïjnelijk omtrent het midden van het aanftaandejaar, te laaten volgen, en achter het zelve een' algemeenen of beredeneerden blad-wijzer te doen plaatfen , benevens eene lijst der voornaamfte fouten en mis-(tellingen, die in deze vertaalinge mogten zijn ingellopen, voorzoo verre dezelven mij bij herzieninge zullen zijn in het oog gevallen: want de ondervindinge kan een iegelijk leeren, hoe moeielijk het zij .de gebreken in zijn eigen werk te ontdekken. Wij vermeenen dit Stuk zeer gevoeglijk te kunnen eindigen met het IJL4* Boek, doch zullen de bladzijden doen doorloopen voor zulken, die verkiezen mogten, de beide ftukken, wanneer het geheeld welk zal zijn afgedrukt, bij eikanderen te doen voegen. Het  AAN DEN LEZER. 5 Het was ons ten uiterften aangenaam geweest het genoegen te mogen hebben deze Aanteekeningen onder dat werk zelf te doen drukken; dan de uitgevers niet oordeeleude daar toe bevoegd te wezen, zoo hebben wij aan dezen wensen en begeerte, dewelke misfehien ook wel die der gebruikeren zouden zijn geweest, niet kunnen of mogen voldoen. Dit nu omtrent de wijze en redenen der vertaalinge: Ik zal mij met een bericht omtrent het gebruik der taaie en de bij mij aangenomene fpellinge niet lang bezig houden: Ik merke alleen aan „ dat ik daaromtrent mijne verkiezinge hebbe gevolgd , in navolginge echter van kundige en in Nederland zeer bekende voorgangeren, gegrond op zulke fpraak- en taal-regulen, die, na mijne gedachten, zeer gemakkelijk hunne verdediginge kunnen vinden, hoe zeer ik geen voornemen hebbe, om mij daar over in een' letter-fhijd in te laaten. Immers wordt in een' Rechts-geleerden, als zoodanigen befchouwd, zekerlijk niet gevorderd, dat hij het Woorden-boek van kiliaan, of de fpraak-konst van ten kate, hoogs tra aten, moonen, se wel, en andere Nederduitfche taal-beoeffenaars, als 'tware, hebbe in geflikt. Heeft  6 AAN DEN LEZER. Heeft iemand derhalven aan mijne taaie of fpellinge eene ergenisfe, hij volge zijne verkiezinge, en laate aan mij de mijne, ten minften tot zoo lang, dat ik van dwaalinge in het vervolg overtuigd worde. Het voornaam., zoo niet eenig oogmerk, doch, het welk ik mij met de vertaalinge hebbe voorgefteld, is het nut der zake. Indien ik daar toe iets ten genoegen mijner Stads- en Lands-genooten mag hebben toegebracht, zal mijne moeite rijkelijk beloond en mijn verlangen voldaan wezen. - AAN-  AANTEEKENINGEN OVER HUGO de GROOT, 1NLEIDINGE TOT DE HOLLANDSCHE RECHTSGELEERDHEID. I. Boek II. Deel. 33* Wet."] Men zoude alhier kunnen onderzoeken, hoe en in wat voegen de wetten behoorden ingericht te zijn, zullen dezelven een' volk gelukkig maaken, waar toe zij in de daad eeniglijk gefchikt zijn, en geenfins om der ingezetenen vrijheid buiten noodzakelijkheid te verminderen , maar als dan zou ik in dezen mijn bellek te buiten gaan , zijnde dit werk eeniglijk ingericht, om te leeren, wat de wetgever gewild hebbe, en niet om hem voortefchrijven de form of leest, waar op die behoorden gefchoeid te zijn: Heeft echter iemand lust zig hier in te oeffenen, 'dezen zende ik naar den beroemden pufendorff Droit de la nat. &? des gens Liv. vu. Ch. ix. en den fchranderen Hoog-lee/aar barbeirac in zijne. Aanteekeningen aldaar, en noch breeder tot het werk van den Heer j. h. g. van justi over den aart der wetten gedrukt te amsteldam bij j.kock 1773. Gekondigd. ] Om de wet van kracht te doen zijn, is buiten twijftel, gelijk de Heer degkoot alhier zegt, eene afkondiginge noodig merula Man. van Proced. I. B. T. IV. K. V.n. 1. bl. 58. en de Heer perrenot in zijne diepzinnige Bedenkingen over de oeffeningen der RtchtsgeA Ieerd-  2 AANTEEKENINGEN leerdheid ijZi.bl. \6$. en wel metde gewoone plechtigheid b u'r lama q_u i Princ. du droit nat. Chap. x. § fo. n. i. want, bijaldien zulks is verzuimj, kan de wet, noch ten aanzien der ftraffe, daarbij bepaald, noch ora daardoor recht van eigendom te bekomen, ingeenen deele verbinden , nadien de v ;rbintenisfe der wet niet zoo zeer haaren oorfprong heeft uit het recht der natuur, als wel uit den wille des wetgevers, de groot de J. B. & P. L. i* C. i. §. 16. n. 7. en in dit II. D. §-. f.~n. 13. §. 13. n. 16. en onlangs Profesfor vandermarck Injt. jur. civ. pag. ro. §. 8. pag. 14. |. 1 r. pag. 66. §. 14. en pag. 75. §. 48. die daarom ook de handelwijzj van kaligiila ten uiterften wreedaartig noemt, wanneer hij zijne bevelen met zulke kleine letteren liet fchrijven, en zoo hoog aanplakken, dat de&elven. onleefbaar waren (terwijl hij echter de overtredersals fchuldigen deedt ftraffen). Ja zelfs is de af kondiginge der wet van zulk eene noodz tkelijkheid , dat iemand, die dezelve, noch niet gepubliceerd zijnde , overtreedt , geenlins ftraf baar zij , fchoon hij van dezelve ten vollen kennisfe gehad hebbe Nederl Advisb. III. D. Konf. LXir. U. 140. Utrechtfche Konfult. TL D. K. exix. n. 9. merula ter boven aangehaalde plaats h. '2. voet de LL. n. 10. (L. /. T. III.) coren Obj. I. pag. 5. vf.jecundo non obfidt. Echter verbindt zelfs eene wet, die behoorlijk is afgekondigd,, niet altijd daadlijk , bij voorbeeld, zoo iemand eene wettige' en wichtige reden kan geven, dat hij van dé wet, eerst kort' te voren bekendgemaakt, geene kennisfe gehadt heeft, (of konde hebben) gelijk dit alzoo is verftaan bij den HoVe van holland den 3; yah'. 1600. welk gewijsde bij den 'Hoogek Raad den 2.5..Sept. 16*03. is bevestigd-, en nader, bij gelegenheid van eefi foortgelijk vërfchil , .den 23. Juni] 1621. het gene men vindt in de Aanteekeningen op merula ter geni. plaats n. 29. Doorgaans evenwel worden bij ons de ingezetenen ,  i. BOEK ii, DEEL, g. ï. £ fia het afkondigen der wet , aan derzelver inhoud verbonden gerekend: voet de LL. n. i. (L. I. T. III.) het gene met het gebruik in f-r ank rijk en de overige Nederlanden overeenflemt, volgens ctpr. regn. >b oost. Cenf. Belg. pag. 703. §. 4. Men behoeft genoegi aam niet eens aantemerken, dac Dij het invoeren van eene Koflume of het onbefchreven recht, de afkondiginge onnoodig zij, omdat men mag vooronderflellen, dat zulk eene Koflume door langduurigheid des tijds en veelvuldige rechts - handelingen ieder ingezeten bekend zij , volgens de Aanmerkingen van Prof. vander marck boven aangehaald pag. 78. §. 49. welke Publikatie dan ook onnoodig is, wanneer de Wille en meeninge van den wetgever, bij wettig gevolg, duidelijk en gemaklijk genoeg blijkt, of ten minden kan blijken, barbeirac in de Aanteeken. op pufend. Droit de la nat. & de gens Liv. I. Chap. vi. de gr0 ot in dit II. D. 23. vf. als bij voorbeeld. En hierom zoude men kunnen twijffelen, of de ftatuten, wanneer zij met deii druk zijn gemeen gemaakt, en daardoor ter kennisfe van een iegelijk gekomen zijn, (of ten minften hebben kunnen komen) noch daarenboven openlijk moeten worden afgelezen en bekend gemaakt coren in de aangeh I. Obf. pag. 2. Veeltijds evenwel wordt eene Koflume in gefchrift gebracht , wanneer men ze den naamvaut Keure en Jlatut geeft, zoo als geleerd wordt in de Aan* teekeningen op merula I. B. Tit.V. Kap. I. n. i. bl. 66. Het gene ook in diervoegen uitdruklijk is bepaald bij albertus en isa bella inhet eeuwig Edikt van den 12. Julij 1610. n. 2. Door iemand, die 't gezag enz."] Volgens onzen Schryver moet eene wet, zal dez lve iemand krachtiglijk verbinden , door den fouverein gemaakt zijn, anderfins zouden derzelver overtreders niet rechtmaatig kunnen geflraft worden. Daarom wordt de wet bij pap ini anus in A 2 1.1.  4- A A N T E E O N I N G E N* * i- ff- de LL. (L. I. T. UI.) genoemd eene beteugelinge der misdaaden, gelijk puf. de O. H. £f C. L. II. §. 5. ook aanmerkt. Doch barbeirac in zijne aanteekeningen aldaar n. 2. beweert , dat deze ftraffende macht geenüns in iemand wordt vereischt , om eene wet te kunnen maaken , gelijk hij met een voorbeeld bewijst; want, zegt hij, een fouverein, wanneer hij op eene on-rechtmaatige wijze van zijn rijks-beftuur ontzet wordt, verliest daar mede terftond niet het recht em wetten te maaken, fchoon hij geene macht meer hebbe, om de overtreders derzelven te doen ftraffen. Van de gedachten van den Heer de groot en het gemeen gevoelen der Rechts-geleerden verfchilt evenwel rich. cumberland des loix nat. prol. §.4. die daar van geheel en al afwijkt, wanneer hij fchrijfc, dat de wetten meer door belooningen, dan door ftraf-oeffeningen moeten bewaard en m ftand gehouden worden , om dat de menfchen niet zoo zeer door vreeze voor ftraffe , als wel uit hope op vergeldinge getroffen en aangemoedigd worden. Maar dit gevoelen wederlegt puf. de Jure nat. & gent. L. I. Cap. I. §. 14. gelijk ook noch onlangs de Zeer Geleerde Heer de re al la Scienc. du gouvernement Tom. IV. pag. 396. waar bij men kan voegen Encyclopedie, ou Di£t. raifonné, Difcours praeliminaire pag. 3. Terwijl lock.e Es/ai philof. fur Ventend, hum. Livr. II. Chap. XXII. §• 3 5- opzetlijk betoogd heeft , dat 's menfchen wille meer door vreeze dan hope van belooninge geleid of gebogen wordt. Wat hier van ook zij; uit deze verfchillende gedachten blijkt, dat de vermaarde voltahie» te recht het Chinajche rijk roeme, alwaar niet alleen de misdaaden gellraft, maar ook de deugclzaame daadert beloond worden Es/ai fur Ihifi. gen. Tom. I. pag. 18. Welke famenvoegïnge Prof. anth. schult. ook als noodzakelijk keun in zijne Serm. Acad. ie Angufxa in- m-  ï. BOEK II. DEEL, §. i. *% nocentia hominis ad legem boni, als mede carpzov. Prax, ■crimin. Part III. Quaejl. Cl. n. 2. het w Ik de Rechtsgel. ulpianus in /. 1. §. 1. ff. de Jufi. jure (L. I. T. I.) ook zeer fraai aanmerkt. En om het alles bij een te hebben, behoeft men flechts intezien exod. XX. vf. 5 en 6. en deut. V. vf. 9 en 10. alwaar de groote wetgever der Jooden deze twee vereischten heeft willen famenvoegen. §• 2. Een wet kan hebben drie werkingen.] Onze Schrijver leert alhier ter plaats, dat de werkinge der wet is drieërlei, maar modestinus zegt in /. 7. ff. de LL. (L. I. T. III.) dat zij is vierèïlei, namenlijk gebieden, verbieden, toelaaten en ftraffen. Bij eene wet wordt derhalven , het gene recht is, of.met de rust der burgerlijke maatfchappij overeenflemt, geboden, en het te gen gefielde verboden. Evenwel kan eene wet bij geene mogelijkheid op ieder in het bijzonder toegepast zijn; doch het is voldoende, indien dezelve voor het meerer deel der ingezetenen is gefchikt. de real la Sctenc. du gouvern. Tom. VI. p. 19. gomezius ad leg. Tauri comment. in leg. I. n. 5. Dan de wet is volgens de leere van mode•stiN-üs ook toelaatende, om dat ze over alles te gelijk niet kan befchikken m anti ca'de ConjeSt. uit. vol. L. XII. T. XVIII. n. uit. Maar daar en boven zijn de wetten gemaakt voor onvolmaakte, aan dwaalingen en fchadelij•ke hartstochten blootgeflelde menfchen, waarom ook de burgerlijke wetgever dikwils wel eenige infchikkelijkheid voor 's menfchen zwakheid en de heerfchende gebreken der eeuwe wil gebruiken, wanneer de gewoonte fommige misdaaden eenigfms minder flrafbaar fchijnt te maaken de groot de Jure belli & pacis L. II. Cap. XX. §. 35. waar mede ook inftemmen puf end', dans fon droit de la nat. des gen; L. VIII. C. III. §. 23. en A 3 de  6 .AANTEEKENINGEN p e REAi Tom. I. pag, 326* Waarom laastgemelde Schrijver Tom. VI. pag. 165. ook te recht opmaakt, dat misfchien geene wet voor een gemeenebest.zoo fchadelijk is, als zulk eene, welke van de ingezetenen eene al te .naauwgezette. nakominge vordert, waar van hij reeds Tom.lV. pag. 737. deze reden hadt.gegeven, dat namenJijk een burgerlijk ligchaam gelijk is aan het ligchaam van een mensch, het welk niet in het leven zoude kunnen blijven, indien men het zelve alle zijne fappen wilde ontneemen, die maar eenigfms ontdoken waren, gelijk ook .op de fterkfte wijze geadvifeerd is in het Nederi. Advijsb. III D. Konf. II. bh 5. vf over zulks dat indien. En hier van vindt menookeen treffelijk voorbeeld in het heilig bijbelblad de ut. XXIV. vs. 1. en ezra X. vs. 3. alwaar men leest, dat .god den Jooden de echt-fcheidinge hebbe toegèlaaten, en den echt-fcheider dereden waarommeen de wijze hoe voorgefchreven; het gene hun evenwel alleenlijk om de verhardinge des harten is toegedaan, gelijk de woorden van den zaligmaker te vinden m a r c u s X. vs. 4 en 5. ten klaarden aantoonen. Hier uit is dan blijk» baar, dat de regulen van het burgerlijk recht zeer onderfcheidenzijn van de vermaaningen of raadgevingen, waarop job Kap. XXXII. vs. 11. waarfchijnlijk oogt, nadien de laaden bijzondere aanraadingen tot phchts-betraehtinge behelzen, en uit vermaaningen bedaan, die. iemand van een' allernaauwgezetflen levens wandel behoort in acht te neemen, welker betrachtinge hem lof doet verwerwen, daar in tegendeel derzelver verwaarloozinge hem verachtelijk maakt, of fchoon hij in onze vierichaar daar omtrent niet met recht kan aangeklaagd of geftraft worden; bij voorbeeld: Wanneer iemand den dwaalenden den weg niet wil wijzen , waar vam men ook een voorbeeld vindt in de Mofaïfche wet deut. XXVII. vs. 18. of bij aldien men den armen een aalmoes weigert, of zulk een lui en werkeloos leven leidt, dat men, der, U l-i 2 A" aarde  T. BOE K' II. D E E L, 2. > aarde' tot een ballast zij; of indien de verkooper meer dan red. Ijk van den kooper eischt of de koop-r iets voor minder dan de waarde koopt, vermits in alle handelingen , die uit ruilingen befïaan ,. eene naauwkeurige gelijkheid, zoo veel mogelijk , behoort te Worden in acht genomen, de groot de Jure be-lli & pacis Lib. II. C. XII. §. 11. h. 1 en 2. het welk men ook van ieder eerlijk man gemeenlijk vertrouwt , waarom ouderen na het gevoelen van schulting in zijne bovengenoemde Sermo Acad. pag. 4. indien men alléén op de wetten en niet op natuurlijke of z dehjke verplichtingen lette, hunne kinderen, zelfs.die zig j gens hen befcneiden en ordentelijk, gedragen, of ten minden tegen hen niet misgaan hebben, als mede de kinderen hunne ouderen; wanneer zij tegen den gemeenen loop der natuur komen te vóór-overlijden , vrij en gerust mogen onterven en voorbijgaan.. Voorts keurt parladorius in Sesquic. quotid. Different. XII. §. 2. n. 3. na hét recht der natuur de verjaarmge af, en zegt n. 6. aldaar 'dat niemand eenes anders goed, fchoon hem door een rechterlijk vonnis toegewezen, rechtmaatig kan bezitten, wanneer hem bewust is, dat dit goed een' ander toebehoort. Op du alles nu is toepasfelijk , het gene men vindt in/. 144- ff- de R. J. te weten: dat, al wat geoorlofd is, juist niet altijd daarom welvoeglijk is, terwijl zelfs uit het gezegde van pau-lus in zyne eer/Ie brief aan de k o r i n t h i è'r s Kap. VI. vs. 12. £f Kap. X. vs. 23. ten kiaarften kan worden afgenomen, dat deze Rechts - geleerde zeer wijsgeerig redeneert. En daarom moet men liever zulks nalaaten, even of het bij burgerlijke wetten verboden ware, want de wetgevers hebben niet altijd recht en billijkheid, fchoon dit evenwel de grond-fleun van alle wetten behoort te zijn, naauwkeurig in acht genomen , het gene uit verfcheidene wetten van onderfcheidcneplaatfen," welken rechtftreeks tegen eikanderen  8 AANTEEKENINGEN deren ftrijden, allerduidelijkst en ontegenzeggelijk kan betoogd worden, dra co B. V. de Atheenfche Wetgever hadt op allerleie dieverij, hoe genaamd, den dood gezet , hetwelk echter , als zijnde al vrij wat fcherp , wederom, door solon is verzacht, terwijl in tegendeel l.ycurgus, den Lacedaemoniërs niet dan om hen arglistiger en loozer te maaken, het lteelen toeliet j waar op ook bij de Aegijptiè'rs geene ftraffe ftondt. Hoe jammerlijk nu deze drie beroemde wetgevers in het nafpeuren van recht en billijkheid van den anderen verfchillen , merkt bielefelt zeer fraai aan in zijne Injl. polit. Tom. I. Chap. I. §. 13, 14 en 15. waar bij men voegen kan de re al la Scienc. du gouyern. Tom. III. pag. 44. en vervolgens. . Na de oude Friefche wetten, welken tusfchen de Schelde en Wtfer plaats hadden, wierden de fnoodfte misdaaden niet eens met den dood geftraft ; maar alleen met geld geboet; zelfs wierdt een vader - moorder niet ter dood gebracht, maar flechts van zijn vaderlijk erf-goed verftoken Vaderl. Hifi. II. D. bl. 27. waar van wij waarfchijnlijk het fpreekwoord ontleenen: de bloedige land neemt geen erf: gelijk onze Schrijver II B. D. XXVIII. n. 42. aanmerkt. Die van ha ar lem hebben van Koning wilhem den II. van den jaar e 1245. ook eene keure, waar bij geen man - flager mag ter dood gevonnisd worden, zoo als wagen aar ter aangehaalde plaats opgeeft, het gene men ook kan vinden bij onzen Schrijver III. B. XXXII. D. g. 7. en in de Obfervat. op zijne inleid. III. D. Obf. LXXXVII. Op fommige plaatfen hadt deze woefte on-geregeldheid, zonder' onderfcheid van misdaad, na den onderfcheidenen rang der perfoonen, ten tijde van kar el den Grooten zelfs noch plaats voltaire EJJai fur l'hifl. gen. Tom. I. pag. 82. en 107. In polen ftaat het elk edelen vrij zijne grond-eigenen , gelijk aldaar alle de landlieden zijn, wanneer het hem lust,  I. BOEK II. DEEL, §. 2; 5 lust, om het leven te brengen, mits betaalende vijftien Guldens; welke gruwzame wet door de real dans la Scienc. du Gouy. Turn. II. pag. 605. en le Philof. bienfaifant Tmn. III. pag. 3. rechtmaatig verfoeid wordt. Men verbanne ook uit ons wetboek die allerfnoodfte, en zoo voor Heidenen als-Kristenen aanftootelijke (och of nooit gehoorde) Wet Quisquis 5. g. 1. Cod. ad Leg.Jul. Majefi. (L.1X. T. VIII.) waar bij onfchuldige kinderen , om de misdaad van hunnen fchuldigen Vader, geftraft worden, waar door zij in eene aanhoudende armoede moeten leven, zoo dat niets dan de dood een einde aan hunne fmerc kan maaken, nadien het leven flechts hun'ongeluk vermeerdert. Te recht verwondert zig de groot de Jure belli &'pacis Lib. II. Cap. XXI-. g. 12. o. a. dat Keizer arcadius, fchoon een Kristen, heeft durven bevelen dat alle die genen, van wien de navolginge der vaderlijke misdaad te duchten was, de zelfde ftraife van den Vader moeften ondergaan, waartegen niets doet, gelijk de groot aldaar g. 14. ti. 1. aanmerkt, het gene men voor dit gevoelen zoude willen inbrengen, dat god volgens exod. XX. vs. 5. bedreigd heeft den misdaad der Vaderen te zullen bezoeken aan de kinderen, waar op hij antwoordt, dat god op alles een volltrekt recht van eigendom heeft, en bij gevolg ons het leven en goederen, zonder daar van rekenfchap te geven, ten allen tijde kan ontnemen. Maar daar en boven, zoo gaat hij voort, bedient zig god van dit Recht van ftraf-vergeldinge, niet om de kinderen, maar om de ouderen in hunne kinderen zoo veel zwaarer te ftraffen. Doch onlangs heeft de Heer magnet Predikant te Haarlem, zig met het antwoord van de groot (het welk ook,. zoo ik mij niet bedriege, alle zwarigheid niet geheel wegneemt) niet te vreden houdende , deze godlijke bedreiginge op eene andere wijze uitgelegd , en in eene bijzondere verhandelinge, in het Fransch uitgegeven, opzedijken ge- B leerd  10 .A A' N~ T E E" K :E KINGEN leerd zoeken aan te toonen, dat de bedreigingen der godlijke wraak zig niet tot den derden of vierden graad uitflrekken,maar dat god deze overtredingeeerst in den derden of vierden graad ftraft, indien de kinderen volharden, met de afgoden hardnekkig te blijven dienen; in dier voegen veritaan het mede de uitleggers over exod. XXXIV. vs. 7. n. rx: doch het is hier de plaats niet om te onderzoeken, of deze uitlegginge al of niet rechtmaatig zij: niets is zeker zoo onmogelijk, of men kan het door redeneringen waarfchijniijk maaken. Te recht zoude misfchien iemand ten dezen opzichte kunnen aanmerken , dat heuonderfcheid tujfchen de opperlle en oneindige macht van god , en de eindige en bepaalde macht van den mensen zoo groot is, dat men hier uit bij gevolgtrekkinge niet kan redenkavelen. Profesfor michaèlis in zijn Mofaïsch recht V.D. §. 229. heeft dezen zeermoeielijken knoop wederom op eene andere wijze zoeken los te maaken, fchoon, mijns bedunkens,niet zeer voldoende; terwijl de zeer geleerde warburton in de Godlijke zendinge van moses IV. D. V. Afd. hl. 440. en Prof. sack inde Redenerende Kristen IV. Bejpiegelinge hier omtrent wederom geheel anders denken: onder tusfGhen blijkt uit deze [verfchillende gevoelens ten klaarilen , dat dit gewichtig onderzoek den Godgeleerden zeer veel moeite heeft gegeven, het welk van niemand tot heden toe volkomen en zonder overblijvende zwaarigheid is opgelost. Doch om niet buiten mijn bellek te gaan, moet ik hier van afflappen en tot het voorige wederkeeren. Of dan deze wet Quisquis noch niet wreed genoeg ware, 'er wierdt zelfs in 't geheel geen onderfcheid gemaakt, of de zoon vóór dan na het begaan van 's Vaders misdaad geboren ware, maar zulk'een wierdt onbepaald, zoo wel van zijn wettig erfdeel, als van alle andere erf-laatingen van vreemdenverlloken. van stromberg de Crimin. Cap. XXIV. pag. 382. Echter vermogt eene Dochter uit 'sMoe-  % BOEK II. DEEL, J. 2." Tx 's Moeders goed haar wettig deel óf legitime, 't zij bij uiterften wille, 't zij bij verfterf genieten gomiz. Refol. Tom. III. Cap.II. n. 13. Ook vindt men in de gefchiedenisfe van schotland een aller onbetamenlijkst vonnis, waar bij niet alléén alle de goederenNvan den Graaf d'Argile die den 16. Juny 1661. onthoofd moest worden , den Koning wierden toegewezen , maar ook alle deszelfs nakomelingen van de bedieningen van openbaareampten, hoe genaamd, uitgefloten aitzma Hijlorie van Staat X. D. bl. 67. heemskerk in zijne Bat'av. Arkad. bl. 373. merkt aan, dat dit recht, of laat men liever zeggen, dit onrecht in eng eland zeer in zwang is; doch abr. de ïate misprijst volflrekt, dat iemand, buiten den misdaadigen, voor eenige misdaad wordt geffcraft, van welk gevoelen mede is onze Schrijver in het i/i". Boek. XXXII. Deel n. 34. Vervolgens moet men nopens hetonderfcheid tusfchen wetten en raadgevingen in acht neemen , dat de raadgevingen , nadat het menschdom befchaafder geworden was, dikwils in regulen veranderd zijn: zoo was eertijds bij de Romeinen den vader geoorloofd, zijn eerstgeborenkind, waarvan demoeder even was verlost, ftraffeloos tegen den wand te fmijten , welke verfchrikkelijke onmenschlijkheid, tot verwonderinge toe, tot op den tijd van konstantijn den grooten en noch tot het jaar 1500. heeft plaats gehouden. Ook konden de Polakken de mismaakte kinderen en Hok oude lieden, angeftraft om het leven brengen volt. essay Tom. I. pag. 217, Insgelijks vermogten de Romeinfche Vrouwen haare vrucht buiten ftraffe verdrijven, tot zoo lang dat de Keizers severus en antoninus daar inwillende voorzien, een bannisfement voor zekeren tijd daarop gefield hebben , /. 4. ff. de Extraord. crim. (L. XLVII. T. XI.) Zie dit breedvoeriger verhandeld bij Prof. noodt in jul.paulo Cap. X.. en XL barbeiB 2 rac  ti AA NTEEKENINGE.ir r a c Difcours fur la permisfion des loix hiér' en daar over het geheele werk en de groot de Jure betll éf pacis L. III. Cap. IV. §. 2. Vooren zagen wij dat modestinus tot de werkinge der wet ook de toelaatinge bragt, doch dit gevoelen wederlegt püfend. in Jure nat. 6? gent. L.l. C. VI. §. 15. want, zegt hij, de wet geeft geen rechts-aanibrake of aktie op iets , dat toegelaaten en in mijne vrije macht is , maar fluit daar van alle rechts-dwang uit, het gene wederom wordt tegengefproken door barb e 1 k a c in not. ad hunc loct §. 2. n. 6. Schoon bij eenig 's Lands Plakaat op dezeofgeene misdaad verbeurte van goed of geld ware gefield, mogen echter des misdaadigers goederen , zonder voorgaand rechterlijk vonnis, met worden aangeflagen, of de daar op. gefielde boeten van hem gevorderd. Holl. Konfult. IV. D. K. CCCXLII. bl. 64.1. en onze Schrijver lil. B. XXXII. D. n. 20. Welk vonnis dan eerst bij deBalliuwen of I-Ioofdfchouten ter exekutie kan worden gefield bijfommatie en renovatie, en zoo wanneer de Balliuw ofHoofdfchout, bij onflentenisfe van zulk een voorafgaand vonnis, zig onderwindt de exekutie te beginnen, als dan moet men bij de Staaten verzoeken, dat hem de verdere voortgang der exekutie belet moge worden volgens wassen. Prakt. jud. C. XXII. w. 5. Wat echter hier van zij, ik kan niet zien, waarom zig iemand hier over bij de Staaten zoude moeten vervoegen , daar zulks noodzakelijk bij een Hof van Juftitie moet gefchieden. ' . 5- 14- Gelijk de macht d.er mannen. De Heer de groot hier ter  E BOEK II. D E E L, J. & 13 fer handelende over de mannelijke of maritale macht, leert, dat deze aan die van holland eigen is, of gemeen met alle, ten minften met meest alle volken; ook weet men, dat eene vrouwe bij de Jooden aan de mannelijke macht onderworpen- ware. Hier om lezen wij, dat bathseba over haar' man en Heer üria, die inden flag gelheuveld was, rouw gedragen hebbe. sam. Ui*K. XL vs. 26. gelijk dit in den zelfden zin prov. XII. vs. 4. voorkomt. Op andere plaatfen in de Heilige Schrift wordt de man de vriend der vrouwe genoemd als jeremiaHI. vs. 20. hos. III. vs. 1. en de vrouwe de gezeiünne des mans maleachi II. vs. 14. en de Jpofiel paulus, de man door Gods geest gedreven, billijkt deze mannelijke macht in zijnen eerfien brief Kap. XI. vs. 7. b'. en vervolg. Zie ook omtrent de mannelijke macht de groot hierbeneden I.B. V. D.num.%1. 32. 33 34. en II. B. XI. D. n. 17. welke macht hij in zijn trakt. de Jure B. & P. L. II. C. V. §. 8. uit het recht der natuur afleidt. 5- 17. De Landgemeene enz. De vrage is, of niet de Keuren en Plakaaten, indien ze met het Roomsch Recht met over een komen, zoo wel als de Romeinfche wetten bij uitlegginge tot foortgelijke gevallen gebracht kunnen worden. 'Er zijn Schrijvers, als onder anderen, bynkershoek. Quaejl. jur. priv. L. III. C. III. vf. loquitur, die denken,' dat men dit niet vermag te doen, maar flipt bij den letter der Plakaaten moet blijven, ja zelfs niet in die gevallen , waar in dezelfde redenen plaats vinden, coren Obferv. XXXVIII. n. 9. gelijk dit ook alzoo is verftaan bij den hove van utrecht den 25 ükt. 1582. e aDelant Decif. Cur. Traj. XLIV. «.3. Andere Schrijvers meenen, dat zulk eene uitlegginge geoorlofd is B 3  AANTEEKENINGEN als onder anderen, Prof. voet, die daar over dè LL. n. 24. (L. I. T. III.) in het breede handelt, gelijk ook onlangs Prof. van der marck Infl. jur. civ. pas. 50. in notis pag. 56. Dit laatfle gevoelen komt mij' het aannemelijkst voor, nadien 'er in -'t geheel geen reden is, waarom onze wetgevers minder ■ macht s en gezags zouden hebben dan de Romeinfche, waaruit dan ook volgen zoude , dat een van buiten ingevoerde , doch'bij ons aangenomene, fchoon eeniglijk fubfidiaire wet, van meer gezags zoude zijn , dan onze vaderlandfche' wet zelve : en dk .gevoelen,.het welk ook het mijne is, komt best overeen met de gezonde uitlegkunde der wetten. Lcne wet kan derhahen, gelijk pufend. de Offlc. hom. civ. L. I. C. XVII. §. 10. zegt, tot een geval, hetwelk in die wet niet ftaat uitgedrukt door uitlegginge gebracht worden, wanneer het blijkbaar is, dat de reden, welke op zulk een geval ziet., de eenigfe is- geweest, welke den wetgever tot het maaken der wet heeft aangezet, en dat die reden door hem in in haare gantfche uitgefptektheid is overwogen, om daar onder ook foortgelijken-gevallen te begrijpen: ook moet eene wet worden uitgeftrekt tot die gevallen, welken in nadeel der wetten worden uitgedacht door menfchen, die hunne fchranderheid daartoe, verkeerdelijk gebruiken. Hoe men nu de wetten moet uitleggen, wordt door puf. deJurenat.&gent.L.V. C. XII. en de groot de Jure B. £ƒ P. L. II. C. XVI. breedvoerig behandeld. Somtijds ontleenen de Statuten haare uitlegginge uit de na•buurige plaatfen, alwaar bijna dezelfde Koflume in gebruik is, of waar. uit dezelven nader worden opgehelderd, s c hom. Konfult. D. IV. K. V. n. 51. en 52. Ztf.45. B I §. 20.: n. 22. ' Onze Schrijver handelt beneden II. B. III. D. n. 7. over den uitftekenden en volllrekten eigendom. ( dominium eminens). §.21.  K B OEK. II. DES L, $ 2. 15 ' • ' §. 21. n. 25. Behalven het Rechts - geleerd gezag, het welk croenewegen in de Aanteekeningen dïhiér...aanhaalt, is 'er een titul. 'm den Codex welke 'eene Koflume van lange tijden zij (L. VIII. T. LUI.) Tot eene Koflume indien zij de kracht van eene wet zal krijgen, wordt boven de veelvuldigheid der handelingen langduurighejd des tijds vereischt. Wat het eerfre vereischte, of de veelvuldige Rechts-handelingen betreft, dezen moeten vrij en onbelemmerd, en noch.door geweld noch door vreeze afgeperst zijn. En indien!'er nergens bepalinge is .gemaakt,.hoe veele rechts-handelingen'of .hoe langen tijd daar toe worde vereischt., laat men dit te recht aan het goeddunken des rechters, voet de LL. n. 29. (L.l. T. III.) Men vindt Schrijvers; die zóó veel tijds daar toe vorderen, als 'er tot verjaaringe noodig is. Precis du droit Belg. n. 7. Het gene. volgens de Aamnerkinge van carpz. jfurispr.for.part.il. Conft.lll. Def.XX.1. alzoo in. saxen .wordt gevolgd en bij gewijsde van den jare 1620. is verflaan.: Vervolgens móet eene Koflume , zoo wel als eene wet, op rechtvaardigheid gebouwd zijn,1 want zonder dit , zoude dezelve veel eer den naam van inbreuk of ingefloopén-gebruik verdienen .voet h..8v; ttr aangeh. plaats.RJUïN n e m a n. 'add.Mlt. Cod. quaefit&c. Precis du droit. Belg. boven aangeh. carp.zo v. Decif. ilhak Saxoh. Dec. LX. n. 5. en dezelfde Schrijver in Jurispr. Confifi. L. II. Th. I.'. Def VHI. n. 10. giurba in Confuetud. .Sen. Mejfan. Prooem. welke laatfle Schrijver. P. L n. 25. .aanmerkt , dat zulke Koftumeu iets godlijks in'zig fchijnen te hebben. Ja zelfs vermcenen fommigen , dat eene Koflume, fchoon daar van afwijkende,,, boven, natuur en gods-dienst moet gelden, knobbaart Jus civ. Gandavefifium Obf I. n. 1. zoo als mede is geadvifeerd te Zutphen den 11 Nov. 1751. schom. D. V. Konf. XLII. ff, 14. hl 463. Daar  i6 AA N'T EE KENINGEN Daar en boven wordt noch verder in eene Koflume vereischt , dat alle de Rechts-handelingen zijn gelijkfoortig en éénerlei, want indien nu dit dan dat wordt gevolgd, uit zulke ongelijke handelingen kan geenfins eene wectige koflume worden ingevoerd voet n. 30. b r u n n e m. ad l. 37. ff. h. t. trentacinq. Var. Re/oh Lib. L pag.. 54. m. 14. Eene koflume wordt verdeeld in eene algemeen bekende en in eene min bekende koflume. De eerfte behoeft geen bewijs, maar wel de laaile; zonder onderfciieid, of hij , die zig van de min bekende Koflume wil bedienen, aanlegger of verweerer zij, nadien hij, die fielt, moet bewijzen, voet. n. 23. zoo even aangehaald. Voorts worden de koflumen verdeeld in algemeenen en bijzonderen merula Man. vanproced. I. B. Tit. V. Kap. I. n. 2. bl. 67. Evenwel kan ik niet voorbij aan te merken dat eene laater gefchrevene wet eene voorige koflume wederom geheel en al vemietige schomak. Konf.l. D. Konf. LIV. n. 67. De Rechts - geleerden zijn het niet eens of eene koflume met een rechterlijk gewijsde in de eene of andere ding-plichtige zake moet bewezen worden. Van dit gevoelen is bynkersh. Quaejl.jur.priv. Lib. IV. CV. zoo als dit ook verfcheidene Raadsheeren uit den Hoogen Raad, en een'uit den Hove van utrecht is voorgekomen radelant Decif. Cur. Trajecl. XIII. n. 3. op grond van de /. 34. ff. de LL. alwaar gezegd wordt. ,, Eerst moet men onderzoeken , of de koflume ook nu of „ dan bij gewijsde in eenige ding-plichtige zaaken be„ krachtigd zij. " Sommigen zijn van oordeel, dat tot eene koflume het minst drie gewijsden noodig zijn. Vadtfl. Advisb. II. D. K. CXIX. bl., 297. vf. aangaande. Anderen denken, dat twee genoegzaam zijn. Nederl. Advisb. II. D. K. LXXIV. bh 215. Twee, die voor dit laaile gevoelen zijn, worden bij parladorius Quo- tidian.  ï. BOF, X ffi DÉÉL, !, si, nlfer. ïf tidtan. differ. fes'tyiiccnt. D'ff. XXXÏX. n. 5. opgenoemd. Het gevoelen der zulken zoude mij evenwel 't meest voldoen , welken de voornoemde. /. 34. in dezer voegen uitleggen, dat eene koftume het allerbest door een gewijsde wordt bekrachtigd , om dat de rechts-handelingen zeker enklaar zijn, die daarom ook willen dat iemand, die eene koftume wil bewijzen, naauwkeurig moet onderzoeken, of dezelve o'ok niet door een gewijsde bekrachtigd zij, fchoon men bij onftenteniffe zig met grond van 'een extra judicieel bewijs mag bedienen, paulus voet Stat. Seft. III. C. 1. 71. 13. & joh. voet de LL. n. 30. welke laafte eene gantfche lijst van zulke gevoelens opgeeft , waar bij men kan voegen bkünnem. in Zijne Aantceken. op deze wet; gelijk ook alzoo is geadvifeerd den 10 Jan. 1754 te zutrnen. schomak. Konfult. V. D. K. XLIII. n. bi. en 22. en zeker, indien tot het bewijs eener koftume altijd een rechterlijk gewijsde noo■dig waare, alsdan zoude daar uit volgen, dat 'er nimTner eenige koftume mét recht zoude kunnen worden ingevoerd, om dat een rechter, die zulks het eerst deedt, daar toe geen recht zoude hebben. In hoe verre men een vóórlpraak of Advokaat, die zig op eene koftu-me beroept, geloof moge geven, zie van hasselt ■Konfult. en Adv. bl. 195. n. 38. • Voor het onbefchreven recht of de koflumen fchijnt ■zeer ongunftig te zijn del. 2. Cod. Quaefit longa cohfuet. -( L. VIII. T. III. ). ,, Eene koflume of aloud gebruik, wordt aldaar gezegd is van geen gering gezag , doch is echter op ztg zelfs niet van die kracht, dat 'zij boven de reden of eenige voorige wet kan gelden. " 'Met opzet heeft de zeer geleerde joseph avehanius Interpret, jur. L. II. C. II. n. 3. deze wet uitgelegd , en de zwaarigheid daar in vervat in dezer a'oegen trachten weg te nemen. Men moet de woorden, zegt hij: door eigen gewicht, op zig zelfs, uit eigen C na-  13 AANTEEKENINGEN natuur (welke woorden in de L. i. voorkomen) zoo opvatten , dat eene koftume uit eigen natuur, op zig zelfs, of door eigen waardij niet boven de wet, maar gelijk aan dezelve is. Derhalven gaat de koftume niet boven de wet, fchoon zij de wet affchaft, en vernietigt: doch op welken grond gefchiedt dan zulk eene affchaffinge, zulk eene vernietiginge'? niet om dat de koftume meer gezags boven de wet heeft ,• maar om dat zij van laateren tijd is; zoo vernietigt de eene wet de andere, niet uit eigen gezag, niet uit eigen waardij, maar door langheid des tijds , en den veranderden wille des wetgevers* Daar nu de wet niet overeenftemt met de koftumemoet men nagaan , welke van beiden laater zij, want daar het gewicht , en de waardij van beiden dezelfde is, en daar de eene door eigen gezag niet boven de andere is, zoo moet de laatfte den voorrang hebben. B. V. Een uiterfte wille of teftament geldt uit eigen natuur niet meer dan de ander, wanneer beiden met dezelfde plechtigheid zijn gemaakt. Echter geldt de eene wille bo-« ven den ander, niet om dat de laafte op zig zelfs van meerder waardij is dan de eerfte , of uit eigen natuur meer gezags heeft, maar om dat hij laater is: in dezer voegenredeneert averanius. brunnem. adleg. ult.Cod. h.t. teekent aan, hoe anderen gedacht hebben, omaan deze wet eene gemaklijke verklaaringe te geven, van meeninge zijnde, dat in alle deze gevoelens, fchoon geene tegenftrijdigheid in zig hebbende, noch zwaarigheden overblijven; en dit is ook zeker, want in lege 33. ff. de LL., alwaar van het gezag en de macht van eene koftume wordt gehandeld, vindt men uitdrukkelijk, dat eene koftume eerst in aanmerkinge komt , indien 'er geene wet voor handen is, en dat zij eene uitdrukkelijke wet niet kan vernietigen, maar alleen te pasfe komt„ in zulke gevallen, die haaren oorfprong uit het befchreven recht niet hebben, en in dier voegen begrijpt het VAU  % BOEK II. DEEL, $.21. n,25. van der mark Infl. jur. civ. pag. 78- §■ 49. gelijk uit zijne befchrijvinge van eene koftume klaarblijkelijk is. Het mbefchreven recht of de koflume, zegt hij, wordt genoemd, het gene met veelvuldige burgerlijke handelingen, door de flilzwijgende toeflemtjiinge van den wetgever geflerkt, voor ingevoerd gehouden wo-rdt. Op eene andere wijze moet, men dit evenwel begrijpen, indien de wetgever,willens en wetens, iets één- en andermaal tegen de wet heeft toegelaaten, en evenwel zulk* niet uitdrukkelijk door zijn gezag heeft bekrachtigd /. 32, -ff. de LL. waarom burlamaq.ui Principes du droit nat. part. L ch. X. vf. 14. n. 4. aanmerkt, dat de herroepin ge der wet is of uitdrukkelijk of ftilzwijgend. Vervolgens kan ook eene koftume de durftere woorden der wet uitleggen, zoo dat, bijaldien niet klaar genoeg blijkt, welke der kontraktanten meeninge zij geweest, men veilig tot dezelve als tot eene bekwaamc uitlechfter der zaken en woorden zijn' toevlucht kan ■en mag nemen paul. voet de Stat. fecl. III. cap. II. n. 2. Utr. Konfult. I. D. Konf. CXLII. bl. 551. n. 20. mant 1 c a de Tacit. & ambig. convent. Lib. UI. Tit. IX. 9. & 10. Noch daarenboven valt de vrage, indien twee kostu,men tegen eikanderen onderling ftrijden , aan welke van beiden men zig moet houden? En hier op moet men antwoorden; dat men zig moet houden aan die, welke met het beichreven recht overeenftemt.' Utr. Konfult. III. D. Konf CLXIII. bl. 696 n. 22. radelant Decif. Ultraj. XIII. n. 3 en XXXI. n. 6. En stok mans in Decif. Brabant XCVIII n. 3 zegt, dat eene twijffelzinnige kostume haare uitlegginge van het gebruik der nabuurige plaatfen moet ontleenen. Eindelijk moet men opmerken, dat eene kostume, wanneer ze met het befchreven recht niet inftemt, in een' allerbepaaldften zinmoet uitgelegd worden, en wel zoo, dat dezelve niet gevoeglijk van den eenen perfoon tot C 2 den  15 AANTEEKENINGEN den anderen en van het eene geval tot het ander, of van de eene plaats tot de andere kan worden uitgebreid c arpzov. Jurisprud. for. Part. II. Conftit. LI. Def. II. n. 4. Rcfp. Elecl. Lib. VI. tot VI. Réfp. LVI. Decif. illufl. Saxon. P. II. Lee. CCXXXVI. n. 13. en 14. zoo dac indien 'er gefchil ontftaat over eene keure of kostume, die van het gemeene recht afwijkt, men zig aan dat recht moet houden zonder daar van in 't minst af te wijken scho 11 aker Konfult. III. D. Konf. LIV. n. 8. Die meer van dekoftumen, derzelver uitwerkinge en vereischten wil weten, kan te recht komen bij sfeideliüs Sijlloge Quacfi. jitrid. Lit. C. pag. 728. Onlangs noch heeft'de Penfion*. de timmerman, den aart, de oorfprong en het gezag der koftumen aangewezen in zyne Aanteekeningen op de koftumen en Ordonnantiën der ft ad Middelburg bl. 1. en vervolg, waar bij gevoegd kan worden mattheus Verhandelinge over de opveilingen I. B. X. D. g. 34. Dit nu is volgens het Burgerlijke recht: doch of 'er bij het recht der volken ook een Koftumier recht bekend zij, daar over wordt hevig getwist, het gene hier de plaats niet is te onderzoeken, de groot de Jure B. & P. Lik. h C. I. g. 14. denkt ja , van welk gevoelen mede zijn de Heer noest in zijn algemeen Staatsrecht op deze plaats & de re al la Scienc. du gouvern. Tom. V. pag. 9. Doch hobbes de Cive Cap. XIV. §. 4- puf. de jure nat. & Gent. Lib.II. C.XIII. en barb eirac in de Aanteekeningen aldaar, als mede burlamaq.ui Princip. du droit nat. Parte II. Ch. VI. g. 8. zijn van anderen gedachten, en willen geen koftumier recht der volken toelaaten. I. BOEK III. DEEL. §■ 8. Onze Schrijver preekt alhier van de onderdaanigheid era gehoorzaamheid, welke de kinders aan hunne ouders, zon-  L BOEK III. DEEL, §.8. 21 zonder onderfcheid, vader of moeder, verfchuldigdzijn, fchoon men volken vindt , die den vader meer gezags dan der moeder toekennen, als onder, anderen de Aegijptenaars barbeikac in praefat. ad pufend. pag. 5$. Maar dit gevoelen heeft lcöke dans Jon gonvernem. Civ. Chap. V. n. 1. opzetlijk wederlegd, waarom ook de ouders, zoo dikwils 'er van hun in het Oud en Nieuw Testament gewag gemaakt wordt, altijd in eene en dezelfde betrekkinge voorkomen, en daar door zoo wel vader als moeder wordt verdaan, exod. XX. vs. 12. levit. XIX. Mi 3. &f XX. VS. 9. matt Üi XV, VS. 4- e p h e s. VI. vs. 1. en salomo verbiedt zoo wel de verfmaadinge of befpottinge der moeder als des vaders onder bedreiginge van zwaare ftraffe. prov.XXX. vs. 17. hobbes de Cive C. IX. wijkt echter van het gevoelen van onzen Schrijver af, en kent aan de^roeder meer gezags over de kinderen toe, dan aan dej^Pader, eensdeels, om dat de moeder eerer dan de vader het kind in haare macht gehad heeft , maar ook anderdeels, om dat zij fchoon in de vermenginge flechts lijdelijk zijnde geweest, evenwel in de kinderteelingé den moeielijkftenen zwaariten last heeft moeten verduuren: Dan dit gevoelen heeft puf end. de Jure nat. gent. Lib. VI. Cap.il. g. 2. opzetlijk wederlegd, §. 5. aanmerkende, dat bij de Babijlonie'rs de vader het gezag over den zoon , en de moeder over de dochter hadden. Een naamloos Schrijver Lrinc. de la legislat. univ. Tom. I. pag. 132. denkt, dat der moeder meer rechts over een kind toekome dan den vader, uit hoofde der natuurlijke zekerheid, die demoeder zonder eenigen twyffel voor haar heeft; waar bij hij echter bl. .138. aanmerkt, dat de macht der moeder onder gefchikt is aan de mannelijke macht, nadien de vrouwe, fchoon moeder van het kind, onder de macht des nrans ftaat. Zie ook hier beneden mijne Aanteeken. over het XIV. D. §.5. n.z. Doch de groot is hier ter plaats C 3 en  %2 AANTEEKENINGEN en in Jure B. £?• P. L. II. Cap. V. g. i, van begrip, dat de onderdaanigheid, welke de kinders .aan hunne ouders verfchuldigd zijn, alléén uit de daad van voortteelinge is af te leiden. Dan op deze wijze zoude de mensch niet veel beter dan een beest zijn, vermits beiden genoegzaam door dezelfde drift worden aangezet, en, om daaraan te kunnen voldoen, even fterk na eene vleeschlijke bekenninge en vermenginge verlangen. Waarom ook onze Schrijver de Jure B. & P. L. II. Cap. II. g. i. n. i. te recht aanmerkt, dat niemand gevoeglijk buiten het huwelijk kan blijven, dan die een zeer groot vermogenopzijn' geest heeft: zelfs kan iemand de uitmuntendfte ziels-hoedanigheden bezitten, en evenwel de gave der onthoudenheid niet genieten, gelijk zelfs salomo, anderfins de wij(le_ aller ftervelingen, onder deze verleidende aanprikkelingen bezweken is. Daarom wordt ook dé ongehuwde ftaat REöft. K. XI. afgekeurd , en bernhardus merkt aan ,dat de gelofte van ongetrouwd te zullen blijven de deur voor alle ondeugden opene carpzov. Decif. ilhijïr. Saxon. P. II. Decif. CXIV. «. 9 en 10. en uit dien hoofde met het Godlijk recht ltrijdig zij. carpzov. in Jurisprud. Confijl. Lib. II. T. IX. Lef. CLXXII. n. 12.13. en 14. Evenwel wordt in de Heilige Schrift de gelofte van kuischheid, door jephta's dochter gedaan, niet afgekeurd, fchoon zij twee maanden lang, de gelofte haares vaders wegens het verflaan der Ammoniters, aan god gedaan, beweende richteren XI. vs. 30. tot het einde. Uit het gene dus verre is gezegd, blijkt, dat de kinderen eene mindere of meerere gehoorzaamheid aan hunne ouders verfchuldigd zijn, na gelang zij veel of weinig liefde en zorglijke opvoedinge van dezelven genieten. En locke zegt g. 14. dat de vaderlijke macht, indien ze alléén uit de voortteelinge moest worden afgeleid, zeer naauw bepaald zoude zijn, en dat alle kinderen, gelijk hij g. 19. aanmerkt een' gelij' ken-  ï. BOEK III. DEEL, J. 8. 2j ken eerbied voor hunne ouders zouden moeten hebben, het gene echter niet betaamenlijk zoude zijn. Stel eens, dat titius twee zoonen heeft sempronius &cajus. titius bemint, sempronius grootlijks, en befteedt veele kosten aan zijne opvoedinge , doch kreunt zig in tegendeel aan cajus niet en is niet eens daar - over bezorgd. Niemand zal nu immers zeggen, dat ca jus den zelfden eerbied, de zelfde onderdaanigheid als zijn broeder sempronius aan zijnen vader fchuldig is. Uier bij kan men nu voegen puf. de Jure nat. & gent. Lib. VI. Cap. II.. g. i. En uit'deze zuivere bron haalt ook de re al la Scienc. du gouvem. Tom. III. pag. 553. feqq. de vaderlijke macht, te recht meer gezags aan de zedelijke, dan aan de natuurlijke betrekkinge tusfchen ouders en kinders toekennende. Zoo kwam dit ook solon , den Atheenfchen wetgever, voor, wanneer hij eene wet liet aanplakken, dat een zoon niet zoude gehouden zijn den vader onderhoud te geven, tenzij de vader zorg gedragen hadt, dat hij de eene of de andere kunst hadt geleerd, om te kunnen beftaan. De zelfde dereal Tom. IV. pag. 83. Iiifrankrijk is juist in een tegenovergefteld geval dikwils bij vonnisfe gewezen, dat een meererjaarige baftaard te recht onderhoud kan vorderen uit de nalatenfchap zijner ouderen,. indien zij niet gezorgd hadden, dat hij in ftaat was, om' in het een of ander ambacht meefter of baas te wezen, en daarmede zijn kost te winnen, louct Nota* bles Arrêts pag. 7. & brodeau aldaar in de Aanteeken. Nogh onlangs hebben Profesf. d e f e l i c e in zijne Aanteekeningen over burlamaqui Princip. de la nat. £? des gens Tom. V. pag. 177. en robertson Hifi. de l'Amérique Tom. II. 'Lib. IV. pag. 259. de vaderlijke macht genoegzaam uit dezelfde gronden gehaald. Tot dus verre dan hebben wij gezien, dat de kinders aan hunne ouders onderdaanigheid en eerbied ver- fchul-  2 + AANTEfKENIN G EN fchuldjgd zijn: Doch hoe moeten zij zig gedraagen, als* de bevelen der ouderen tegen eikanderen ftrijden. In zulk een geval, moeten de kinders, zegt pufend. de Jure 'nat. éf gent. L. VI. Cap. II. g. i., den vader boven de moeder gehoorzaamheid bewijzen, doch niet , gelijk de groot alhier & in Jure B. & Pac. Lib. II. Cap. V. g. i, aanmerkt, uit hoofde van de voortreffelijkheid der kunne, en om dat den verftandigen en machtigen over den min kundigen en zwakken het gebied best toekomt, want deze voortreffelijkheid op zig zelve is niet genoegzaam om zulk eene macht te wege te brengen: ook heek de man al het recht, het welk hij over de vrouwe heeft, alléén door haare toeftemminge verkregen, puf. dejur. nat. fcf gent. Lib. VI. Cap. I. g. 9. de re al Tom. IV. pag. 62. fcf feqq. En deze laafte Schrijver merkt aan, dat geene maatfchap of focieteit tusfchen twee menfchen gevoeglijkkan beftaan, bij aldien zij beiden gelijke macht hebben, maar dat flechts één van hun het hoogde woord moet voeren, waar bij hij pag, 78. noch opmerkt, dat ' zelfs de moeder onder de macht des vaders Haat, gelijk de ongenoemde Schrijver, welken wij boven hebben aangehaald , mede aanteekent. N. 5. de groot keurt alhier ter plaats de veelwijverij af fchoon hij in zijne traktaaten de Jure B. & P. L. II. C V. g. 9. n. 1. en de veritateRelig. Chrijï. Lib.11. g. 13. n. 2. beweert, dat dezelve, vóór de voortplantinge van het Euangelium, bij de Mofaifche wet geoorlofd was. montesq.uieu heeft onlangs aangemerkt, dat het verbieden of toelaaten der veelwijverij van het luchts geitel veel afhangt, en dat de wet, die gebiedt, dat iemand maar ééne vrouwe te gelijk moge hebben , wel vóór den natuurlijken imborst der Europe'érs, maar niet voor diender volken van AZié'n gefchikt is, terwijl hij hier uit vervolgens befluit, dat de Mahumedaanfche wet zeer gemaklijkin AZiè'n5dochzeermoeielijkin europa kan  L BOEK III. DEEL, §. 8. n. 5. 25 kan tot Hand gebracht worden. Uit dit zelfde beginfel fielt hij vast, dat de Kristelijke Gods - dienst in europa is ingevoerd, en in azia uitgeroeid. Sommigen zijn van gevoelen, waarmede montesq.uieu evenwel.niet inftemt, dat de veelwijverij, na gelang van het gelijk of ongelijk aantal knechtkens of meiskens, of geoorJofd of ongeoorlofd zij: doch de re al la Scienc. du gouvern. Tom.l. pag. 432. getuigt, dat ten minflen in het geheel Chinafche rijk de veelwijverij is toegelaaten , of fchoon aldaar zoo veelen van de mannelijke als vrouwelijke kunne geboren worden; fchoon noest in zijn algemeen Staatsr. II. B. V. Hoofdfl. g. 1. ft. i. aanmerkt, dat deze evenredigheid bijna overal wordt in acht genomen; en de zeer geleerde suszmilck Codlijkeorde, heerfchende in de ver ander inge van het menschlijk gejlacht. Tweede Deel I St. Kap. XXI. g. 435. bl. 358. is van gevoelen, dat deze evenredigheid de eeniglte reden moet uitmaaken, waaromme de veelwijverij met recht kan verboden worden; zoo dat de Polygamia of veelwijverij, indien die evenredigheid veranderde, niet alleen.zoude ophouden zondig te zijn, maar zelfs in tegendeel eene deugd of plicht zoude worden: en robertson Hifi. de ïAmèrique Tom. II. Liv. IV. pag. 2. merkt aan, dat, behalven de lucht - ilreek, waaraan montesquieu zoo veel toekent„ de vruchtbaarheid der grond ook zeer veel kan toebren-. gen om de veelwijverij al of niet toetelaaten. Hoe dit dan ook wezen moge, evenwel denkt mon-, tesquieu dat de veelwijverij voor het menschdoni van weinig nuts, en voor een' wellustigen even zoo voldoende zij, als veele fchatten voor den hebzuchygen gierigaart. FEfprit des loix Liv. XVI. Chap. II. Nu is het bekend, dat de allerwijfte der Koningen den gierigaart aanmerkt als iemand, die nooit verzadigd is. eccles. V. vs. 9. premontval dans le monagamie ou i'unité dans le mariage (gelijk ik uit een kort bericht van D dit  -20* A A NTE ÉKENINGE N dit werk hebbe opgemerkt) heeft trachten aan te toonen, dat de veelwijverij zelfs de voortplantinge van het menschÜjk geflacht ftremme, en dat zoo de Mofaïfche en natuurlijke als zulke wetten , die door kristüs ten dezen opzichte gegeven zijn, hier in met eikanderen op het naauwst over ecnftemmen. Zoo denkt ook de re al To7n.IV. pag. g. en carpzov. Crimin. prax. Parie II. Quaefl. LX VI. n. 3 en 4. merkt op, dat de veelwijverij volgens alle rechten verboden is, terwijl speidelius Sylloge quaefl. jurid. vol. I. Lit. B. pag. 453. eene lijst opgeeft van zulken, die van dit gevoelen zijn, waartegen zig insgelijks fte-rk verzet zeker Fransch Schrijver Morale Univerfelle T. III. Ch. I. g. 7. Bij de Romeinen was de iïraffe van veelwijverij, eerloosheid of infamie/..2. Cod. de ïn'ut. hupt. (L. V. T. V.) Bij ons worden zij onderfcheidenlijk geftraft, fomtijds met een altijd duurend bannisfement, of verbeurte van goederen, ook wel met den dood, niet flechts als overfpelers;, maar als openbaare meiueedigers. At. XVIII. van de Polit. Ordonn. van holland en^nf.IX. van de Krimineele Ordonn. van denjare 1570. alwaar van leeuwen in zijne Aanteekeningen n. 7. aanmerkt dat met de veranderinge van gods-dienst ook de ftraffe des doods ten dezen opzichte ïn ongebruik geraakt is, nadien tegenwoordig, zoo wel "de man, die ftaande het huwelijk eene tweede vrouwe neemt, als de vrouwe, die geduurende hetzelve met een' ander man trouwt, met eene geesfelinge beiden ge» Itraft worden. In Groningen en drenthen worden zij noch tegenwoordig onthalst van der marck Infl. mr, civ.pag. 200., en in friesland wordt her. Romeirifclie Recht volkomen gevolgd Statut, van friesland I. B. Tit. XI Art. I. en de Raadsheer hamerster in zijns Aanteekeningen aldaar. In zeeland ftaat op deze misdaad eene lijf-ftrafre, bij 'aldien namenlijk zulk iemand taet een tweede zig vermengt, daar zij anders als over- fpe-  I. BOEK III. DEEL, 5.8.11.5. 27 fpelers geflraft worden Polit. Ordonn. 18 Maart 1666. Art. XIII. Doch ik twijffele grootlijks, of dit wel zeer naauwkeurig zij, vermits ook de overfpelers lijf-ftraffe rnoeten ondergaan , zoo als in het zelfde Plakaat n. 8. wordt gezegd Groot Plakaatb. Tom. UI. bl. 592. In braband en vlaanderïn worden de zulkert noch heSendaags na de Keizerlijke wetten geflraft, en bijaldien zij reeds zig hebben vermengt, openbaarlijk aan den lijve geflraft. Echtregl. van de Staaten Gen. van den jaare 1656. Art. LXXXIV. Geheel anders is het evenwel wanneer 'er noch geene beflaapinge heeft plaats gehad, fchoon het huwelijk reeds kerkelijk was voltrokken, om dat deze misdaad een foort van overfpel is: nu is het zeker, dat alléén door vleeschlijken omgang overfpel bedreven werdt. carpz. Bef. for. Part. IV. Confl. XX. Def. III. en in zijne Jurisprud. Confiji. Lib. III. Tit. V. Lef. LXVIII. «. 4. fchoon deze misdaad zwaarer dan het overfpel is carpzov. Crim. Pract. dicJ. Quaefl. LXVI. Zeer veel heeft berlichius Concluf. Praft. Parte IV. Secl. I. Concl. XXVIII. over zulken, die flaande het eerfle huweljk een tweede aangaan, en over derzelver ftraffen gefchreven. Bekend is het beroemd voorbeeld van philippus 'den kloeken, Landgraaf van Hesfen, aan wien door l ut her, melanchton, en bücerus, de gunst van meer dan ééne vrouwe te hebben, wierdt toegeftaan. ïufend. Intrad, a l'Hift. de Vuniv. Liv. III. Ch. X. pag. 401. & fuiv. de re al la Scienc. du Gouvern. Tom. IV. pag. 61. waar over voltaire Esfai 'fur PHiJl. gener. Tom. III. pag. 113. luther niet te onrecht berispt, wanneer hij aanmerkt , dat nooit een Paus zig zulk een gezag heeft aangemaatigd , offchoon luther. ter oorzaake van de pauslijke macht de Roomfche Kerk heeft verlaaten , welke macht of vergunninge suszmilch op de boven aangehaalde plaats echter wil verdedigen. Wat verder de ftraffe der veelwijverij aan- D 2 gaat,i  AANTEEKENINGEN1 gaat; ik kan geen reden vinden', waarom tegen beideSexe, zoo man als vrouwe, bij alle de bovengemelde wetten, gelijke ftraffen zijn gefield; vermits, zoo ik mij niet bedriege, te recht door de Utrechtfchs Rechtsgeleerden in derzelver Konfult D. III. Konf. XIII. n. 14. is geadvifeerd, dat eene vrouwe zoo bij het begaan van; overfpel als bij het aangaan van een tweede Tiuwelijk ftaande het eerfle, meer daa de man flrafbaar zij. Hierom is het zeer ongerijmd, dat eene vrouwe met twee mannen te gelijk getrouwd zijnde, Hechts met roeden wordt gegeesfeld, en in het kloofler opgefloten, en dat een man, die te gelijk twee vrouwen heeft, met het zwaard geflraft wordt, gelijk door beriicH, zoo even aangehaald n. 6. wordt opgegeven en niet misprezen ; over welke floffe nog breeder gefchreven heeft. brouwer de Jure connub. L. II. C. V. per tetutn. I. BOEK V. DEEL. J. 2. «. 5. en 6. i N. 5. en 6. Wanneer de vrouwe, niet beter wetende of haar man was overleden, met een' ander trouwt, alsdan kan eene gegronde en wettige onwetenheid haar wel van de flraffe, die daar op gefield is, bevrijden, doch het tweede huwelijk, gelijk snze Schrijver leert, wordt evenwel vernietigd; maar bij aldien de eerfle man uitlandig zijnde geweest bij zijne wederkomst, vrijwillig van zijne vrouwe affland doet, en zij met haar' tweeden man wil gehuwd blijven, indien gevalle kunnen zij beiden, famen vernietiginge van het eerfle huwelijk, en vrijheid verzoeken, om tot een ander huwelijk te mogen treeden. Doch federt den dood van de groot hebben Hunne Hoog Mogenden befloten, dat «enevrouwe , geduurende den tijd vao-vijf jaaren niets- vaji  I. B O F, K IH.Ï DEEL, § & n. £.en6. *o_ van haarén man vernomen hebbende,, na- voorgaand rechtelijk onderzoek met een' ander ten huwelijk kan worden toegelaaten. Echt- regl. van de Staaten Generaal Art. XC. Vol. H. van het Holl.Plakaatb. bl. 2446. Het gene ook is aangenomen bij de Staaten van zeeland in de Polit. Ordonn. van 18. Maart 1666. Art. XVI. te vinden inliet groot Plakaatb. bl. 594. In dier voegen is dit ook verftaan bij het Landrecht van overyssel en het Stadsrecht van Deventer volgens de Aanteekeningen van boel op loenius Caf. CXVI. bl. 103. het welk Keizer justiniaan ook alzoo heeft begrepen, Nov. XXII. Cap. VII. Zoo dat de Staaten in dit opzicht het Roomsch Recht hebben ingeroepen , fchoon deze, wet Keizer Leo, bijgenaamd den- Wijsgeer,, zoo zeer mishaagde, dat hij in zijne Novell. XXXIII. dezelve heeft afgefehaft. Doch wat zulke plaatfen aanbelangt, alwaar geen gezette tijd op de afwezenheid der Echtgenooten bij de Staaten is gefield, aldaar kan een. echtgenoot, hoe lang ook door den ander verlaaten, niet tot een tweede huwelijk treden ; waarom ook te utrecht met recht is geadvifeerd, dat eene vrouwe,. zelfs na eene tienjaarige afwezenheid haarès mans niet tot een ander huwelijk moest toegelaaten worden Utr, Konfult. III. D. K. CXI. bl. 587. en vervolg, en dit heeft ook in holland volgens de Aanmtrkingen van va.n leeuwen plaats R. H. R I. B..XK. D. n. 4. Door - afwezenheid nu moet men alhier ter plaats verftaan,, eene voorbedachte eene kwaadwillige afwezenheid v wanneer iemand buiten reden of noodzakelijkheid zijn echt - genoot verlaat van leeuwen Cenf. for.. L. I, C.XV n. 12. carpzov.. Jurispr.. Coujifl. L. lil. Tit. V. Def. LIX. n. 8. ö* 9. Bij fïnckelthaus Obfl Pjaft.. lil. vindt men breeder verhandeld, hoe lang eene vrouwe na den man-, die haar opzettelijk en kwaadwillig verlaaten heeft, zonder te hertrouwen, moe? wach- P 3 uifc.  So AANTEEKENINGEN ten. Maar eene langduurige afwezenheid van de vrouwe is een ftil vermoeden van overfpel. carpzov. diiï. tract. Lib .II. Tit. XII. Def. CCIX n. 5. Wat nu betreft twee verloofden; wie van hun beiden wordt verlaaten, moet den afwezenden drie jaaren inwachten, na welken tijd de verlaatene een -ander huwelijk mag aangaan, ten einde de gefchikte tijd van het huwelijk niet voorbijgaa. Maar. bij aldien zij in de zelfde Provincie woonen, is twee jaaren wachtens genoeg, om in een huwelijk met iemand anders te mogen treden volgens de leere van brunnem ad, leg. 2. tod. de Repud. (L. V. T. XVII..) en ad leg. 2. Cod. de Spon/al. (h. V. T. I.) ten ware de afwezige eene gegronde reden voor zijne afwezenheid konde bijbrengen , gelijk brunnem. aldaar aanteekent, welkrecht, fchoon naderhand veranderd, bij ons wederom in gebruik gekomen is voet ad {/. de Spon/al. n. 12, (L.XIII. '111.) §• 3- Jonggezellen beneden de veertien. ] Zie hierover voet de Spon/al. n. 2. en bijnkerksh. Quaejt. jur.priv. Lib.ll. Cap.lll. Noch ook eer, weduwe. ] Eene weduwe mag uit vreeze voor bloed- of zaad-vermenginge, binnen het jaar na haares mans dood niet tot een tweede huwelijk treden zonder eerloos of infaam te worden, bijmkersh. Oüaeft. jur. priv. Lib. II. Cap. IV. alwaar hij aanmerkt, dat men nergens een volk zoo fchaamteloos vindt, dat op een vol Schip een' anderen 'Huurman zoude toelaaten. Daar-en boven zoude ook zulk eene weduwe niets uit de goederen van haar' eerften man mogen genieten, onder welken titul Hit haar ook ware bemaakt. van leeuwen Cenf. for. Lib.l. Cap. XIII. paponius de Arrefiis Lib. XV. Tit. I. Art.l-Al. ten zij-de Hooge Overheid "dit vergunne Art. VIII. Bij ons behoeft eene weduwe geen jaar lang na haares mans dood., zonder herhuwelij-  ï. BOE IC V. DEEL, .$. 3. 31 wefijkert , te wachter* , .waar omtrent echter de-'tijd meest aan de beoordeeJingê van een' voorzichtig' rechter wordt geJaaten , zijnde veeltijds fes maanden genoeg, ten ware het bleek, dat zij van naar' man zwanger gong j. voet ad ff. deRitunupt. mm. 98. (Lib. XXIII. Tit. II.) Hoe dit-ook zij, in 0 v er - ij s s e l moet eene weduwe altijd negen maanden , zonder te hertrouwen, wachten, van hasselt Rechts-gel. Brieven CCLIV. bl. 237. Echter is het volgens't recht der natuur niet fchandelijker voor eene weduwe dan voor een' weduwenaar, om na doode van de eenen of den ander tot een tweede huwelijk te treden', mits eene weduwe volkomen verzekerd is, dat zij bij haar' overledenen man niet zwanger is, gelijk van der marck 'mlnjlit. jur. civ. §.101.. pag. 181. uit wol f f de Jure nat. aanmerkt. Echter moet eene weduwe, beneden de vijftig jaaren oud, volgens Plakaat van Hunne Hoog Mogenden, negen maanden,, doch boven de vijftig jaaren zijnde,, zes maanden, als mede een weduwenaar, ingevolge dit zelf'de Plakaat, drie maanden , na het overlijden van den eerstftervenden ^ zonder te hertrouwen, wachten , ten ware de Magi— ftraat, na bevind van zaken, dien tijd wilde verkorten.. Echt-Reglement Art. LIL het welk in frankrijk en duitschland op een halfjaar is bepaald, carpzov.. Defin. Confifi. Lib. II. Tit. IX. Lef. CLX. n. iö. Zoo lezen wij II. samuel XI. vs. 27. datDAvm, niet dan naliet overgaan der rouwe, bathseba ter vrouwe genomen hebbe. In Groningen mag eene weduwe niet binnen het jaar en zes weken tot een ander huwelijk treden, op ftrafTe van zulks doende niets van den overledenen, het zij bij uiterflen wille,-het zij bij huwelijkfche voorwaarde, of op eenige andere wijze, hoe genaamd,, te mogen genieten.. Dit is ook in de ommelanden3 doch alleen binnen het jaar, op dezelfde verbeurte.Ver-■ boden van dhr marck Infiit.jur. civ.-$.102. pag.iSS-- ea)  3* AANTEEKENINGEN en in friesland binnen negen maanden groekïw. de Leg. abrog. ad leg. i. n. 5. Cod. de Secund. nupt. ("Lib. V. Tit. IX.) zelfs, fchoon zij niet ware bevrucht, om dat zulks dikwils moeielijk te onderzoeken is, en de eerbaarheid zulk een onderzoek ook volftrekc verbiedt. h amerster over de Statuten van trjesland 1. B. li Tit. Art. XVI. Die hier omtrent verfcheidene koftumen of keuren wil inzien, kan bij van der schelling Aanteekeningen Over van zïïrcx Cod. Bat. Tit. Huwelijk n. 2. bl. 560. en coren Conf. XI. pag. 31. en verv. dezelven vinden opgenoemd, waarbij men noch kan voegen de Rechts-geleerde Obfervatien over h. de groot lil. Deel Obferv. VII. in \thage bij joh. mensert 1778. Wat hier omtrent bij andere volken in gebruik zij, wordt geleerd bij groene wegen ad leg. 9. de His, quinot. infam. (Lib. III. Tit. II.) Bij dit alles.is noch aan te merken, dat eene weduwe, binnen het jaar na.haares mans overlijden een oneerlijk leven leidende , even ftrafwaardig is , als die binnen dien tijd een ander huwelijk aangaat, farlador. Sesquic. quotid. Dijfvr. CXXI. §. 2. n. 12. gelijk alzoo in frankrijk bij gewijsde meer dan eens is verftaan brodeaü" fur LOuëT Notabl Arrcts pag. 534. Echter is in saxen, volgens de Aanteeken'wge van carpzov 1 u s Jurisprud. for. P. IV. Conf. XXI. Defin. VIII. ten jaare 1597. het tegendeel gevonnisd. Voeg hier bij Decif. illujlr. Saxon. P. II. Dec. CLXXXL Doch wanneer, en in welke gevallen de ftraffen of poenaliteiten, op het verhaaften van zulke huwelijken gefield, ophouden, leert, g r 0 e ne we ge n ad leg. 3. Cod. de Sec. nupt. ». 6. tot .aan het einde (Lib. V. Tit. IX.) Zie onze Aanteekeningen II. Boek II. Deel_§. 7. h. 4. §. H  I, BOEK . V. DEEL, §. 12 en 13. n. ï6"en 17. 33 • ■■ - 1 §. 12 êh 13. • N::n. 16. en 17. Bij ons in zeelandIs een huwelijk van een' oom met zijner overledene vroiiwes zusters dochter, ingevolge de Politike Ordonnantie \66\, verboden, waar over brouwer de Jure connub. Lib. II. C. XV. n. 7. breedvoerig handelt. Voorts Haat omtrent de. bloedfchendige huwelijken aantemerken, dat dezelve bij de Staaten van holland op dezelfde wijze, als bij de Romeinen, worden geflraft. voet ad leg. Jul. de Adult. n. 20. (L. XLVIII. T. V. ) Doch adfcendenten en defcendenten, die eikanderen in den tweeden graad van zwagerfchap beilaan, mogen famen trouwen, als B. V. een fchoonvader met de weduwe van zijn' fchoonzoon, of eene fchoonmoeder met den weduwenaar van haare fchoondochter: voor al is dit-den.zulken geoorlofd, die eikanderen in dien zelfden tweeden .graad zijdelings beftaan; zoo ftaathet mij vrij met de weduwe, mijner vrouwes broeder een huwelijk aantegaan. voet de Ritu nupt. n. 23. (Lib. XXIII. Tit. II.) Doch de Roomfche Geeftelijken (Kanonisten) zijn niet zelden verder gegaan, want meer dan eens hébben zij het huwelijk met eenes broeders weduwe toegelaaten ,' gelijk uit veeje voorbeelden van verfcheidene Koningen blijkbaar is. de real la Scienc. du Gouyern. T07n.IV, pag. 21. Maar de Staaten van holland hebben den 23. Febr. 1736. uitdrukkelijk den man verboden, met de fliefmoeder zijner overledene vrouwe, en om.gekeerd, der vrouwe met den ftiefvader van haa■nn overledenen man te trouwen. Groot Plakaatb. VII. D. .bi. 541. van zurck Cod. Bat. Tit. Huwelijk P. XXI. n.\. welk verbod onlangs bij de Staaten van zeeland den 3. Julij 1765. is gedaan,'gelijk dit mede bij de Staaten van holland is omhelsd, de groot de J. B.& P. L.TL C V §, ia. Men merkt aan , dat het zeer moeielijk, ja E on-  fg A AN TEE KENING'EN onmogelijk is de ongeoorlofdheid der verbodene huwelijken uit het recht der natuur afteleiden, het gene barbeirac in de Aanteekeningen aldaar en de Heer noest Algemeen Staats - recht mede denken , welke ongeoorlofdheid evenwel gemaklijk tusfchen adfcendenten en defcendenten te bepaalen is, zoo als de groot aldaar n. 2. aanteekent. Zie mede Profes/, noodt ad ff. de R. N. pag. 490. intellecla ratione (L. XXIII. T. II.) §• Buiten kennisfe en wille der Ouders £fV. ] Een Predikant, zonder dat de huwelijks afkondigingen zijn gefchied, en zonder dat hem van de bevvilliginge der ouders, of der geenen, wier toeflemminge na rechten vereischt wordt, blijkt, kinderen trouwende, wordt te Utrecht na bevind van zaaken geflraft. abr. a wbsel ad Nov. Confist. Ultraj. Art. XIV. n. 60. In Vlaanderen en braband wordt zulk een' Predikant zijn amptsbedieninge voor een' tijd verboden , ook wordt hij wel geheel en al afgezet, en fomtijds noch daarenboven na de omflandigheden geflraft, terwijl de ondertrouw of inzegeninge nietig en van geener waarde is. Echt-Regiem, van de Staaten Generaal. Art. XLIII. Maaide vader met zijne voorkennisfe de drie geboden onverhinderd hebbende laaten afkondigen, zonder dezelve te fluiten, en zijn' zoon in de kerk openlijk hebbende laatën trouwen, wordt vooronderfleld in dit huwelijk ftilzwijgend te hebben toegeftemd. abr. a wesel dict. ioc. n. 61. het geene volgens de Aanmerkingen van carpïov. Jurisprud. Confist. L. II. Tit. III. Bef. XLII. n. 6. met het Godlijk recht overeenftemt. Een vader nu wordt vooronderfleld zijne toeflemminge gegeven te hebben , wanneer hij alle de afkondigingen zonder tegenzeggen heeft laaten gefchieden, gelijk groenew. heneden in de Aan-  ï. BOEK. V. DEEL. g. 15. n. 20. 35 Aanteekeningen. I. B. VIII. D. n. 5. aanmerkt, welke ililzwijgende toeftemminge het zekerst wordt opgemaakt uit de toelaatinge van eene opgevolgde bijwooninge. schom. Konfü. £? Adv. II. D. Konf. XXXIX. n. 65 & 66. bl. 345. Doch, wat het afkondigen deihuwelijksgeboden aangaat, hier omtrent moet men weten , dat het Hof van holland den Adel en de lieden ten platten lande , na onderzoek en bevind van zaaken, daar van kan ontflaan, welkontflag Burgemeefters en Schepenen aan hunne burgers ook mogen vergunnen volgens Plakaat van 27. Jan. 1722. te vinden in het Groot Plakaatb, Tom. VI. bh 53<*. Num. 20.In holland heeft een kind, tot het aangaaan van het huwelijk, beider ouderen toeftemminge noodig; en zoo is dit ook begrepen bij dm Hove van Vlaanderen Precis du droit Belg. pag. 25 en 26. gelijk dit alzoo bij de Koftumen van brugge Tit. XVIII. Art. II. uitdrukkelijk is bepaald. Doch de ouders eikanderen daar in niet verftaande, moet des vaders wille boven den wille der moeder worden gevolgd, voet de R. N. n, 13. Het gene ook in andere opzichten geldt ^ gelijk boven in de Aanteekeningen over het III.D. g. 8. is aangemerkt. Maar bij het overlijden van den vader is 's moeders toeftemminge tot het huwelijk volftrekt noodzakelijk, zonder onderfcheid, of de moeder weduwe gebleven, of ten tweeden huwelijk getreden zij. voet ad ff. de R. N. n. 13 &f 14. (L. XXIII. T. II. ) gelijk dit is verftaan bij het Hof van utrecht volgens getuigenisfe van w e s e l ad Nov. Confl. Ultraj. ad Art. XIV. n. 4. Doch de moeder met den voogd niet eens zijnde, aanwien zij de dochter, die bij voorbeeld door twee gevraagd wordt, ten huwelijk zullen geven en,de dochter tot geene keuze willende E 2 ko-  AANTEEKENINGEN komen , als dan wordt de beflisfinge aan den rechter gelaaten, welke perfoon het meisje best zoude gelijken, zoo als dit isverftaan in de Kerkelijke Vergadcringe te wittinbesg.' carpzov. Jurisprud. Confist. Lib. II. Tit. III. Lef. XLVIII. Voorts valt de vrage, of een jongmanofeene jongedochter, na het everlijden van vader en moeder, der groot-ouderen toeftemminge behoeven, om een huwelijk aan te gaan. In holland is volgens Plakaat van 13. Julij 1671. dezer toeftemminge niet noodzakelijk: vo et de Ritu nupt. n. 15. boel in de Aanteekeningen of loenius Caf IV. bl. 19. abr. d e. tape Aanmerkingen op de Holl. Konfultat. I. D. bl. 21. waar van de reden is, omdat de kinderen van den eerften graad , te weten, de zoonen of dochteren, terftond met het voltrekken des huwelijks uit 's vaders macht ontflaagen worden, de groot VI. D. n. 9. hef welk ook bij verfcheidene Keuren van Nederland aangenomen en va'stgefleld Pree. du droit Belg. pag. 38. n. 3. en bijna in geheel europ a in gebruik.is. abr. awesel ad Nov. 'Conflit. Ultr. Art. XIII. n. 12. Nu zoude het zeer onredelijk zijn, "dat men kinderen uit het huwelijk van een' zoon, die1 daar door reeds meererjaarig is, gebooTen , onder de groot-ouderlijke maeht zoude willen Hellen, fchoon dit te u t r r c h t , en in z e e l a n d volgens Plakaaten ^staatin van den 8- Febf. IJ83. Art. VIL en den Jaar e 1650. anders wordt verftaan, waar mede overeen-flemt de Keure van am stel dam. boel Aante~ ken. over loenius Caf. IV. bl. 20. die daar benevens pok in dien gevalle van broeders, zusters, en anderen Ifpreekt. Ook zijn de kinderen niet overal door het huwelijk uit hunnes. Vaders macht ontflagen ; waar over ehassenaeus en t i-r a q.u e l l u s zoo hevig getwist 'Rebben j -dat zij-daarom doods-vijanden zijn geworden. schom. Konfult. en Adv. II. D. Konf. XLIX. w. 370 en 38. bl 471. Zelfs- willen fommigen , dat eene dochter, fchoon,  I.'BOE K V. DEEL, §. 15. h. 20, 37 fchoon reeds in den echt getreden, niet te min onder de vaderlijke macht blijft .trentacinq, L. I. Refol I. pag. 98. n. 1 & a. • : " & |g | |.| Behoudelijk.datden minderjarigen &c.~\ Dkis gemeenlijk buiten tegenfprake: doch bijaldien het blijkt, dat de ouders niet dan, geheel ongegronde en beuzelachtige redenen .van hunne weigeringe bijbrengen , kan de Magiftraat als Opper-voogd zig de zake aantrekken , en in plaats'van den onwiiiigen vader-, aan de minderjaarigen zijne toeftemminge tot het huwelijk verkenen, voet ad ff. de Kitu. nupt. n*. 22. ( L. XXIII. T. II.) Precis du droit Belg. pag. 26. en indiervoegen is het dikwils bij de kerkdijken verftaan. carpzov. Jurispr. Confift. D. III. Dei'. LUI:, fchoon dit te amste-lda >i omtrent de ouders in den eerften graad geen plaats vindtboel ter aangehaalde plaats: : -En den meerderjarigen &c. De meerderjaarigen , dat is, die meer dan twintig of vijfentwintig jaaren bereikthebben , mogen zelfs zonder bewilliginge der öud'eren een huwelijk aangaan , mits de vader vóór het'vergunnen der huwelijksgeboden ontboden worde-, die -binnen 14^ dagen niet opkomende, daar door van zelfs- verftaan wordt in het huwelijk te hebben toegeftemd , gelijk wij zoo even omtrent de minderjaarigen gezien hebben. Maar de Koning van priüissen begrijpt dit anders, en oordeek eene ftilzwijgende toeftemminge tot het- huwelijk niet genoegfaam, maar vorder e daar toe eene uitdrukkelijke bewilliginge. Cod. Fred. P. L Liv. II. Tit.z. §;i8.' het welk lodewijk den XIV ook redelijk dacht, en alzoo mede in de OojienrijkfcheNederlanden plaats heeft. Doch bijaldien de.rechters de redenen; die de ouders bijbrengen, wichtig.genoeg keuren om het huwelijk te- E 3 gen-  38 . A AjN.fr REKENINGEN. gen te gaan, in dien gevalle kunnen in holland de kinderen daar van niet appelleren of reformeren, fchoon dit integendeel aan de ouders vrij ftaat,. wanneer hunne bijgebrachte redenen niet voldoende geoordeeld worden, voet de Ritu nupt. 12,. Maar 'er is noch iets anders, waar over zeer vee] verfchils is, het gene wel waardig is een weinig nader onderzocht te'worden, teweten , of een meererjaarig jongman zonder bewilliginge der ouderen, en fomtijds tegen derzelver ■ wille zig aan eene dochter of weduwe hebbende verloofd, indien hem naderhand, zijne gedaane belofte of verbintenisfe. berouwt , .door wederom onder 's vaders macht terug te keeren ,. en zig daar op te beroepen, zig zeiven daar . van kan ontflaan , zonder tot de nakomihge derzelve genoodzaakt te kunnen worden. Deze .v.rage hebben brouwer de Jure Connub. L. L Cap. XIII. n. 6. i & boel over l 0 e n i u s Caf. LV. met nadruk zoeken te beantwoorden. De laafte oordeelt neen, de eerfle ja; en dit is .geen wonder, nadien beiden de Hoven daar omtrent eertijds zelfs niet eens geweest zijn: de reden van twijffelinge is deze, omdat de Staaten van holland Art. III. van de Polit. Ordonn. van de maand April 1580. uitdrukkelijk gewild hebben, dat de Kommisfarisfen over de huwelijkszaaken, wanneer de dochters boven de twintig, en de zoonen boven de vijf en twintig jaaren oud zijnde, buiten weten hunner ouderen , ten minften, zonder-dat van derzelver bewilliginge blijkt, de af kondiginge der huwelijksgeboden verzoeken, in dien gevalle, de ouderen voor zig moeten ontbieden t d;e redenen hunner .weigeringe onderzoeken, en de ouders'ter toeftemminge. van het huwelijk trachten te beweegen; en deze pogingen te vergeefs zijnde, mogen den kinderen, fchoon meererjaarig, geene geboden gegund worden, voor al eer -Schepenen die aan hun vergunnen, gdijk.dit aizoö me-de--in,liet Q}t& Erederk. %. 22. is befloten.  t BOEK VI DEEL, §. 16. En den raeerdèrj. 3-9 befloten. Doch, na het mij voorkomt, verklaart Ir ouwe r ff. 10.: deze Politieke Ordonnantie terecht in dezenzin, dat men de meererjaarige kinderen wel niet moet laaten trouwen, zonder dat zij der ouderen bewilliginge verzocht hebben; maar dat men hun evenwel, ingevalle van ongegronde weigeringe, het huwelijk behoort toe te Haan , om alzoo voor te komen, dat de kinderen, terwijl zij in een' leeftijd zijn, waar in zij de aanprikkelingen der natuur veeltijds ten fterkften gevoelen, hunne eerbaarheid niet te koop veilen, en hen zeiven in ongebondenheid en ontucht-verloopen; en deze is, zoo ik mij niet bedriege, de reden , waarom ouwlings in zeela n d een meisje, boven de twintig jaaren oud , zonder der ouderen toeftemminge, het trouwen vrijftondt. Keure van zeeland Kap. II. n. 25. waarom ook bij de Romeinen eene jonge dochter, onteerd zijnde na den ouder* dom van vijf en twintig jaaren te hebben bereikt, door haar' vader niet konde onterfd worden. Echtermerkt, mijns bedunkens, de Heer brouwer te recht aan , dat de vaderlijke macht door bovengemelde Politieke' Ordonnantie_ niet wordt weggenomen, maar alleen befnoeid en verminderd , 'ingevalle deze fomtijds te feherp wierdt geoeftend ; zoo dat, mijns oordeels, de meererjaarige kinderen, in gevalle hunne ouderen het huwelijk.zonder eenige genoegzaame redenen weigeren, recht.hebben, om tegen-derzelver willé en dank te trouwen , fchoon een derde hen, zig wederom onder de ouderlijke macht willende begeven, kan noodzaken, de gegevene trouw-beloften na te komen. Van dit gevoelen zijn ook van der schëlltno Aanteekeningen over van Zurck Cod. Bat. Tit. Homvelijk Art. III. n. 3. bl. 547. en stok mans Decif. Brabant. L. XX. n. 3. gelijk mede alzoo is geadvifeerd in de Holl. Konfult. VI. D. Konf. LXXIII. bl. 482. Staat dit nu vrij aan meererjaarïgen, mit6 'er namenlijk gcene vleeschlijke omgang hebbe plaats gehad. Vervolg op  jfe AANTEEKENINGEN ; «p HolL. Konfult. en Adv. CXXIK. 'M. 448. ht»e veel'-të meer mogen minderjaarigen, ten tijde-hunner minderjaarrgheid tfouw-beloftenhebbende aangegaan, dezelven, wanneer zij meererjaarig worden, verbreeken? Het welk alzoo bij den Hove van viaanberem, alwaar ik als Raadsheer. zat, met eenpaarigheid van ftemmen,, met vernietigingevan een vonnis van het Gerecht te huls t, in applél'op den 19. Jtmïj 1755. is gewezen. En zelfs gaat dit ten opzichte der trouw-beloften tusfchen Gereformeerden en Roomfchen in holland, ingevolge eene Refolutie van Hunne Edele Groot - Mogenden van 27. Jan. 1755. Art.III. zoo verre,, dat dezelven, bij hun, van wat jaaren zij ook zijn, aangegaan, door iedenafzonderlijk kunnen verbroken worden. Nederl. Jaarb. van den Jaare 1755. LD. bl. 73. waaromtrent hunne hoog mogenden op den 3. Junij 1750. reeds een Plakaat genocgfaam van den zelfden.inhoud hadden uitgegeven. , , Te u t r e c'h r hebben noch tegenwoordig alle kinderen zonder onderfcheid van jaaren , .hunner oudéren toeftemminge, tot het geven van trouwbeloften, noodig. HolL'Konfult. III. D. Conf XC. n. 10. bl. 283. als mede in Gelderland volgens het getuigenisfe van Prof. van der m-arck Infcit. jur. civ. pag. 197. Doch in groningen, OMHElAMDENj. drenthe en overijssel, zegt hij bl. 193. &n vervolg, is de bewilliginge der ouderen meer. .welvoeglijk en betaamenlijk, dan noodzakelijk, fchoon de ouders ingevalle de kinderen tegen liunn' zin trouwen, niets ten huwelijk behoeven:te geven,, en, na het.fchrijven van de .real. la Scienc. du .Gouvern. Tom,. 11. pag. 334. mag in eng e lan d, fchoon. dit zeer is af te keuren, een meisje, twaalf jaaren en één' -dag oui zijnde,-. zo.nder.haarer ouderen toeftemminge, een huwelijk aan gaart, Echter beweert de groot de Jure B. B P. Lib. 11. Cap. V. 10. n. 1. dat volgens het recht der natuur de kinderen der ouderen bewilliginge niet X' v  I. BOER V. DEEL, .5. MKn&& En den meerden. 41 •niet voldrekt noodig hebben, fchoon hunne kinderlijke plicht dit vordert, waar uit hij n. 5. dit befluit opmaakt, dat een huwelijk zonder der ouderen toeflemminge aangegaan, daarom niet nietig, noch de kinderen, daar uitgeteerd, onwettig zijn, .waar. toe hij het voorbeeld van es au bijbrengt. Echter zijn alle huwelijken niet terflond wettigzoo dra de huwelijks vóorfLliingen openlijk zijn gefchied. Bij voorbeeld: Iemand trouwt eene vrouwe , die hem in eenige verbodene trappen van bloedverwand- of zwagerfchap beftaat, of met wie dc wetten om andere redenen een huwelijk verbieden : in dit geval kunnen de openlijk gedaane voorftellingen het huwelijk geene wettigheid geven; het huwelijk nu niet wettig zijnde, zoo kunnen de kinderen, daar uit geboren, niet als wettigen gerekend worden, en bij gevolg niet bij verderf van den vader erven, voet ad ff. de Hls qui fui vel al. n, 10. (Lib. I. Tit. VI. ) Zoo is mede een huwelijk nietig, wanneer een Hollander met eene Brabandfche of Vlaamjche trouwt, zonder dat de geboden in wederzijdfche woondeden zijn bekend gemaakt, ingevolge het Plakaat van holland, offchoon dit ter plaats der voltrekkinge ware gefchied; waartegen niet kan gelden de regul rechtens, dat in alle handelingen of kontrakten alléén wordt gezien op de plaat-felijke vereischten derzelven. Want dit heeft als dan eerst plaats, indien iemand zig niet opzettelijk in verachtinge ( vilipendie ) der wet of keure buiten zijne woonplaats begeeft, of de keuren niet uitdrukkelijk nietig verklaaren de handelingen, die, niet overeenkomdig met dezelven , door haare onderhoorigen ergens anders zijn voltrokken, gelijk juist in ons geval, voet de Ritu nupt. n. 4. (Lib. XXIII. Tit. II.) N. 23. In braband worden de trouw-beloften den rechten niet genoeg door getuigen-bewezen, gelijk dit onvoldoende wordt gekeurd. Art. XIX. van het eeuwig F Edikt  42 AANTEEKENINGEN" Edikt i^xi. het welk ook alzoo in den Raad van braband eenpaarig is gewezen op den 8. O ft. 1710. w ijna n t s Decif. Brabant. CXXXL pag. 299. h^i^o^J:\jd l i7..:,; . ., .. N. 24. Zie beneden II. i?. XI. Z). §. 7. ». 4. 5- 18 N. 25 en 26*. 'de groot merkt alhier aan, en van dit gevoelen zijn meest alle de Gods-geleerden, dat het huwelijk alléén om twee redenen kan gefcheiden worden, te weten, om overfpel en moedwillige verlaatinge;waarom ook carpzov. jfurisprnd. Confifi. Lib. II. Tit. X. Def. CLXXX.van meeninge is, dat de huwelijksband zelfs niet om melaatsheid of eene andere befmettelijke ziekte kan gefcheiden worden. Echter denken Rechts-geleerden van klateren tijd hier omtrent anders: want brune m. de Jure ecclef. Cap. XVII. §.13. flaat de fcheidinge des huwelijks toe, wanneer een echt-genoot den ander heeft trachten te vergeven. Ook heeft de fchrandere Advokaat herms. noordkerk, praktijerende te amsteIdam in eene afzonderlijke verhandelinge ten jaare 1733. opzettelijk aangetoond, dat zulks wegens de zonde van Sodomie te recht kan gefchieden. en de Penf. kappeijne heeft ten jaare 1753. op eene zeer geleerde wijze trachten aan te toonen, dat eene altijdduurende gevangenisfe zelfs 'eene rechtmaatige oorzake van echtfcheidinge .geve, welke bij michèïelis Mofaïsch recht bij eene moedwillige verlaatinge wordt vergeleeken, II. Deel. §. 2. bl. 322. en dit gevoelen fteunt niet alleen op de billijkheid, maar ook op het burgerlijk recht,' het Welk eene vrouwe, wier man op de galeien is verwezen, voor eene weduwe houdt, om dat zij een' man heeft, die haar  ï. BOEK V. DEEL, J. 1,8. n. 25. en 26. 43 haar tot geen dienst kan wezen, gail Ohferv. Lib. I. Obf. I. n. 44. Ook wordt zulk een man na rechten burgerlijk dood gerekend, trentacinq.Lib.I. Refol. I. pag. 241. n. 5. het gene bij ons mede alzoo wordt begrepen merula Man. vanProced. B.1V. Tit.lL Kap.lX.X. n. 8. bl. 181. en ook de reden is, dat zulk eene vrouwe onder de deerniswaardige of miferabile perfoonen wordt geteld, diezig ter eerfter aanleg of inftantie bij het Hof kan vervoegen, van der muelen Aanteekeningen over de Ordonnantievan den Hove van utrecht I. Deel. Art. XVIII. §.9. bl. 70. Even daarom vinde ik voor mij weinig gronds voor het Advis, door den Hoogen Raad over eenige jaaren op verzoek van de Staaten van zeeland gegeven. Zie hier het geval: Eene getrouwde vrouweftraat-fchenderij en geweld op den gemeenen (publiken) weg hebbende gepleegd, wierdt na rechtelijk onderzoek met den ftrop om den hals gegeesfeld en gebrandmerkt, en haar leven lang in het tucht-huis gezet: haar man vervoegt zig bij de Staaten, en verzoekt een ander huwelijk te mogen aangaan. De Staaten vraagen hier op, om des te zekerer te gaan, het Advis van den Hoogen Raad, die Hunne Edel Mogenden daar op bericht, dat het verzoek, bij requefte gedaan, behoorde te worden van de hand gewezen, welk Advis de Staaten vshzeeland geruftelijk hebben gevolgd: Maar het was wenschlijk geweest, dat de Hooge Raad onzen Souverein ook daar bij hadt opgegeven, op welke wijze zulk een man, indien hij de gave der onthoudenheid niet bezat, zoude moeten geflraft worden, want hier mede ben ik zeer verlegen , en in dit opzicht mangelt het ons aan eene regulmaatige en gezonde rechts-geleerdheid. Even ongegrond is 'er geacivjfeerd in het Vervolg op de Holl. Konfult en Adv. Konf. XLIX. bl. 134. dat eene vrouwe, fchoon van haar' man elf jaaren verlaaten, niet met een' ander kan trouwen. Ook toont Prof heineccius de Jure nat. & gent. Lib. IL, F 2 Cap. IL  44 A A N TEEKENINGEN C#. II. §. 38. aan, dat de ftellinge, welke ik hier verdedige, piaats heeft in alle zulke gevallen, die het oogmerk des huwelijks ftremmen, van welk gevoelen ook de Heer kappeijne duidelijk is geweest, fchoon hij zig alléén bij het ontwerp zijner behandelinge hebbe bepaald Cap. I. §. 2. pag. 5. het gene door Mr. cornelis willedecker Prakt iferend Advokaat te amsteldam nader is aangedrongen in zijne Verhandelinge aan-, gaande de mtbindinge van den echt ter zake van Konfinement, gedrukt te amsteldam bij jan ten houten 1781. fchoon het uit deszelfs voorreden blijkt, dat hij'de verhandelinge van den Heer kappeijne niet heeft gelezen. Prof. van der marck beloofde in zijne-voorlezingen dit Stuk te zullen onderzoeken, maar tot heden heeft hij zijner belofte niet voldaan. Zelfs beweert burlamaq_u 1 Princ. du droit de la nat. &? des gens Tom. v. pag. 99." dat een ongehoord en onverdraaglijk gezag van een der. echt-genooten mede eene wettige reden zij, om den band des huwelijks te breken, het welk breeder wordt be-.: handeld door Prof'. dk felice in zijne - Aanteekeningen. Maar kan een huwelijk vernietigd worden, wanneer een man ontdekt, dat hij , in ftede eener jongè dochter, eene onteerde heeft getrouwd? De Geeftelijken (Kanonisten) denken neen , en de beöeffenende Rechtsgeleerden (Practici) zijn van een tegenovergefteld gevoelen, lauterb. de Ritu nupt. n. 100. (Lib. XXII.. Tit. 11.) Doch dit zoude in het minfte geene bedenkinge hebben, indien iemand, meenende eene jonge en niet- beflaapene dochter aan te treffen, eene weduwe trouwt, nadien zulk eene dwaalinge niets fcbandelijks in' zig heeft, en hij, die daar in dwaalt, zig zeiven zulks moet wijten, dezelfde lauterbach. n. 101. 1 Irt de Akademie der jonge praktifijns bl. 255. vindt men aangeteèkend , dat de Haagfche Magiflraat ten jaare 1728. onder de redenen, waarom trouw-beloften kunnen gebroken wor-  I. B OE KV. DE EL }lpit n. 25 en s& 45, worden, mede hebbe geteld, wanneer eene vrouws-perfoone te voren aas een-ander-reeds een kind hadt gebaard, alwaar deze floffe breeder wordt behandeld. Hoe. dit ook zij. , At kundigs Rechts-geleerde rocii. hofierus advneerder den 20. Koveinb:- \6,6^. aan. zekeren' vriend en bloedverwant., > fchoon:, na mijn-gedachten ,r zonder- grond, dat een huwelijk niet rechtmaatig kan. vernietigd worden, of fchoon iemand buiten, weten eenevrouwe hadt'getrouwd , die reeds, voor het aangaan.van het huwelijk door een'-ander'was bnteerd. Vervulgep de HolL Konfult. en Adv. Kovfil XLIX,. bl. 134. en wei, zegt hij, .om réden j dat eene vrouwe .het zelfden-echt» niet zoude hebben, wanneer" zij een' man trouwde, die-,voor het huwelijk , met een' ander buiten haar weten hadt te doen gehadt. Doch cos over de oorzaken, waardoor boedelmenginge eindigt is §. 6. bl. 235.'én verv. van oordeel, dat dit recht even der. vrouwe als deiiman ,toe-r komt, fchoon ik voor, mij van. dit'begrip niet zou |i#ly niettegenftaande 'er, zoo..het fchijnt, wel .dezelfcL- 'reden is, want als dan zouden'er misfehien van de honderd huwelijkén wel vijftig, zoo niet , negen en negentig kunnen vernietigd worden weg'ens de ongebondene levenswijze der. jongelingen. En dat eene. vrouwsperfoone eerbaarer behoo're te . zijn, dan een man-sperfoon, zullen- wij. beneden nader aar.too.nen. .Vervolgens is ook deze-vrage fraai om te onderzoeken of na het fcheideri van het huwelijk om overfpel, de fchuldige tot een ander huwelijk moge* treden ? De uitleggers antwoorden hier omtrent met onderfcheid : fpmmigen ftaan dit niet eerer toe,-voor dat de:pnfchuldjgewederhelft hertrouwd of overleden is, en'bij gevolg'alle hope van verzoeninge met eikanderen is afgfe'fneden > welk gevoelen verre het algemeenfte is, doch anderen, zoo dra'er vijf jaaren zijn yerloopen, Ka mijn begrip is het gevoelen van den P?vz?Jïdent van bijnkurshoek Qucefl. jur. priv. best, die I F 3 Lib. iL  ijS AANTi E KE NT N G E N r Lib. II. Cap. X". wil, dat zoo wel de fchuldige als onfchul* dige wederom kan trouwen, omdat zij beiden volkomen als ongehuwden kunnen worden aangemerkt f even als te voren, eer zij met eikanderen trouwden, bij aldien 'er namenlijk geene wetten zijn, die zulks verbieden, want dat 'er ook zulke wetten zijn', fchoon die Groots Hechts-geleerde zegt vruchteloos na dezelven te hebben gezocht, zal ffcraks worden aangetoond. Maar vraagt iemand , waarom ftaat dit niet in de vonnisfen , die wegens overfpel geflagen worden , waar bij alleen de beledigde ten huwelijk wordt toegelaaten ? hier op antwoordt bijn kers hoek dat deze klaufule ook de vrijheid van den anderen-influite, en dat dezelve alléén gegrond zij op den eisch van den aanlegger, den welken de rechter behoort te volgen, indien hij gegrond is, waar bij ik, na mijn gedachten , noch deze reden mag voegen, omdat dé verweerer niet insgelijks fcheidinge van het huwelijk vordert, maar alleen , gemeenlijk, tegen den eisch kontrarie konklufie neemt, waarom 'er ook bij de beilisfinge zulk eener dingplichtige zake niet wordt onderzocht, of de verweerer tot een ander huwelijk kan treden, maar alleen of de eisch wel en na rechten bew zen zij. Dit gevoelen verdedigt groenewecen en wederlegt de tegenwerpingen daar omtrent breedvoerig Eoll. Konfult. I. D. Konf. CCCVI. bl. 492. doch evenwel niet onbepaald en zonder eenig onder» fcheid, want alvorens de verweerer in een ander huwe-> lijk mag treden, moet deonfchuldige of beledigde wederhelft, na zijn gedachten, welke ook de algemeenfte is, eerst of hertrouwd of overleden zijn, het gene van der mar ck Injtit. jur. civ. bl. 257. mede na het recht der natuur vordert, fchoon hij het Groningfch recht wegens de gevolgen evenwel zeer aanprijst, waar bij alléén den onfchuldigen het huwelijk wordt toegedaan , het welk mede in zeeland- plaats heeft., gelijk dit uit, het  ï. BOEK V. DEEL, g. 18. n. t$ en i6. 47 Z-iet XII Art. der Ampliatie van de Politike Ordonnantie van demi. Maart 1666. klaar genóeg is op te maaken. Want daar bij hebben de Staaten uitdrukkelijk verboden, dat geen overfpeler met eene overfpeleresfe zal mogen trouwen , offchoon de onfchuldige parthij reeds tot een ander huwelijk getreden of overleden ware. En hier uit is, mijns oordeels, blijkbaar, dat het den overfpeligen in zeeland niet vrij ftaat een ander huwelijk aan te gaan, ten zij een dezer beide gevallen plaats hebbe , zoo dat 'er in de daad zulk eene wet zij, waar na de Heer bijnkersiioek, gelijk wij boven aanmerkten, verklaart te hebben gezocht, waarbij den overfpeler en der overfpeleresfe in zékere gevallen, zoo al niet Heilig, tenminften, het gene op hetzelfde uitkomt, bij gevolg.trekkinge het hertrouwen wordt verboden. Ten minften is dit zeker, dat men uit deze wet een belluit kan trekken, hetwelk dezelfde kracht als de wet heeft. Doch hoe dit ook zij, luther verbiedt den fchuldigen het huwelijk niet, het-gene evenwel door carpzovius Zeer wordt bepaald. Jurisprud. Confifi. Lib. IL Tit. II. Defin. CXCII. n. 7. die den fchuldigen namenlijk het trouwen toeftaat , indien hij in den ongehuwden ftaat zijne driften onmogelijk kan verwinnen, en zig zeiven geduurig zoude bezondigen (gelijk zeer te vreezen is, want heeft hij zig misgaan, terwijl hij eene vrouwe hadt, zal de ongehuwde ftaat hem niet noch vrij meer in gevaar Hellen ? ) mits evenwel zulk een zig elders heen begeve, en zijne woonplaats opbreke,eene geldboete betaale en zonder openbaare plechtigheid in ftike trouwe, waar bij hij noch andere omftandigheden van weinig aanbelangs voegt. Want ;ditis voornamenlijk de vrage, of het in de daad een kwaad genoemd kan worden, wanneer de fchuldige parthij tot het huwelijk wordt toegelaaten. En fchoon dit al eens buiten tegenfprake voor een kwaad moest gehouden worden , is het mijns bedunkens  4*'- AA N T E 'E K É'N Ï-'N' GEN kens evenwel best het' gevoelen van luther te volgen,' nadien men uit twee kwaade zaken het mififte moet kiezen, carpzovius Jurisprud. Confijl L:lL Tit. III.. De/.*XXXVI. n.12. welk ook het gemeen gevoelen der Gods-geieer denis,zie la placet te Godvruchtige NachtmaalhoHding bl. 172. «.3. Indiervoègends .niet aliéén g-iidvifeerd in 'shage, maar ook bij de Theologifché Eakukeit te utrecht, zoo als geleerd wordt in de Utr. Konfult. D. UI. Konf. CLX. — CLXII. Evenwel mogen overfpelige lieden , man of vrouwe , die {taande hun vorig huwelijk in overfpel geleefd hebben, volftrekt niet met'eikanderen trouwen, zelfs dan niet, fchoon de onfchuldige reeds ten tweeden huwelijk ware getreden, het gene in het. Echt-Reglement van den 18. Maart 1656. 83. door ■Hunne Hoog Mogsnden, en bij de Ampliatie op de Polit. Ordonn. Art. XII. van den jaare 1666. gelijk wij zoo even gezien hebben, door de Staaten van zeeland uitdrukkelijk is verboden, gelijk ook ten zelfden jaare bij de Staaten van iï o l 1 a è d den 25. Junij is gefchied.- Zoo mag volgens het Geefiejijk recht insgelijks niemand zulk eene ter vrouwe nemen, die hij voorhenen in overfpel bevlekt heefc, doch welke wet volgens de Aanmerkingen van den Heer bijnkershoek niet lang ongefc honden en in wezen is gebleven. Qucefl. jur.priv. Lib. II. Cap. X. nadien door verfcheidene Paufen is gevonnisd , dat dit verbod'niet anders plaats zoude hebben, dan voor zoo verre 'er het leven van den eerften echt-genoot eenige lagen waren gelegd, of de een den ander bij deszelfs leven trouw-beloften hadt gegeven; gelijk bij ons bijna overal plaats heeft, tui her en melanchton zijn van andere gevoelens, om dat da vid met- bathseba, zélfs na het ombrengen van u 111 a, is'getrouwd, waarom, ook finckeltnxvs Obf. PraSb. XXV. mede in dit geval voor het huwelijk advifeert, het gene ook alzoo den 8. Octob. 1608.  I. BOEK V. DEEL, §. 18. n. 25 *« 26* 49 160?. bij den Hoogen Kerkenraad te saxen is verftaan. carpzov. Jurisprud. Conliji. Lib. II. Jïï.I. Df/. XIV. Om deze reden oordeele ik, dat het advis van den HoogenRaad aan de Staaten van zeeland zeer gepast is. Zie hier het geval: cajüs trouwt met sempronia, loopt met eene andere, die bij hem zwanger is, weg, en vérlaat zijne vrouwe, daarna vertrekt hij naar oost-ind 1 è'n, en terwijl hij zig daar onthoudt,wordt sempronia, die haare huwelijksdrift niet kon verwinnen, tot tweemaal toe door maevius bevrucht, en eindelijk komt ca jus te overlijden, maevius en sempronia ■vervoegen zig bij de Staaten en verzoèken ontflag of dispenfatie van het XII. Artikul, waar van wij boven gewag hebben gemaakt. De Hooge Raad, hier over gevraagd, berichtte aan de Staaten, dat Hunne Edel Mogenden deze -verzochte dispenfatie wel konden verkenen, omdat sempronia in de daad van den beginne geenfins de beledigende, maar de beledigde parthij was geweest, welk advis ook bij de Staaten is gevolgd. $. 19. , N. 27. Schoon liet waar is, dat, gelijk onze fchrijver aanteekent, de man, na behoorlijk voltrekken van het huwelijk , de voogdij over zijne vrouwe hebbe , -gelijk hij ook op andere plaatien kerk-voogd wordt genoemd. Koft. van gent Rubr. XXL, Art. X. anthon. matth. ■ Verhandelinge over de opveilingen T. Boek. V. Deel 6. bl. 41. is hij evenwel in fommige betrekkingen van een" voogd onderfcheiden : want een voogd of verzorger [Curator] kan na rechten met zijne weezen geen verdrag maaken, het gene evenwel den man met zijne vrouwe vrijftaat, zoo wanneer zij bij huwelijkfche voorwaarde aan haar de vrije befchikkinge en beheéringe over haare goederen heeft gehouden, waar van de groot «. G 3p.  $0 AANTEEKENINGEN 39. fpreekt, mits het verdrag niet in de termen van ichenkinge tusfchen man en vrouwe valle , welke na rechten is verboden, ten ware dezelve door den dood van den fchenker wierdt bekrachtigd. Ook kan een voogd de goederen der minderjaarigen zonder hooger bevel niet vervreemden, gelijk blijkt uit den Titul der Pandekten de Reb. eor. &c. (Lib.XXVII. Tit. IXJ als mede uit den Titul van het Codex de Praed. vel. aliis. reb. min. &c. (Lib. V. Tit. LXXI. ) het gene in holland evenwel een man ten allen tijde, zelfs buiten dringende noodzakelijkheid , zonder rechterlijke kennisfe , vermag. Hier over handelt de groot in dit V. Deel §. 2-2. waar van wij beneden II Boek XI. Deel §. 17. ook breeder zullen fpreeken. Doch eene vrouwe, fchoon rninderjaarig , ten overftaan van haar' man een verdrag, waar bijzij benadeeld is, hebbende gefloten, kan noch zelve, noch de man uit haar naam daar tegen met éénige vrucht reliëf verzoeken, hoe klaar -ook het nadeel wierdt bewezen. j. voet de Ritu nupt.n. 63. (Lib. XXII. Tit. II.) van der marck Injïit. Jur. civ. pag. 246. waar bij noch kunnen gevoegd worden de Aanteekeningen van den Heer hamerster over de Statuten van friesland 3.1. T. II. Art. I. ook is 'er: en dé Graaf van wijnants Dcc. CXLIII. n. 6. §• 20. JVV30. Hét gene de groot alhier ter plaats omtrent de fcheidinge van tafel en bed zegt, lijdt gcene tegenfprake: maar welk is het gevolg eener rechtelijke fcheidinge ? Blijft de koftumiere gemeenfchap , blijft het deelgenootfchap aan winst en verlies, en de mannelijke of maritale macht voortduuren ? Dit is het gemeen •gevoelen, omdat zulk eene fcheidinge, als fleehts voor een' tijd, en in hope van wedervereeniginge gefchie- dende ,  I. BOEK V. DEEL, g. 20. k. 30. 51 dende, den huwelijks band niet vernietigt. Van die gedachten is neostadius de Paft. antenupt. Obf. VIL en in Notis. als mede j. voet ad ff de Divort. (ten zij de boedel' gefcheiden en den man tevens de beheeringe over zijner vrouwes goederen verboden ware) n. 17. {Lib. XXIV. Tit. II.). Doch volgens deze gevoelens zoude de onfchuldige met de fchuldige, over ééncn kam, gelijk men zegt, worden gefchooren, welke on» rechtmaatigheid den Praefident bijnkershoek zeer tegenftaat, wanneer hij aanmerkt, dat men , vermits in dit opzicht onze vaderlandfche wetten zwijgen, niettegenftaande zulke fcheidingen bij ons zeer menigvuldig zijn, de billijkheid moet volgen, en onderfcheid maaken (het gene mij, na dat ik de redenen voor zijn gevoelen in overweginge hebbe genomen, ook alzoo is voorgekomen ) om welke redenen, en door wiens toedoen de fcheidinge zij veroorzaakt; want indien dezelve, zegt hij, om geringe redenen gefchiedt, moeten daarom de huwelijks rechten niet vernietigd worden; het welk geheel anders is, indien de oorzake der fcheidinge metpverfpel of kwaadwillige verlaatinge gelijk ftaat, of zelfs noch zwaarer is, in welk geval hij den fchuldigen, de wederhelft buiten fchuld bevonden zijnde , alle huwelijksvoordeelen, zelfs ook eene douarie, indien de vrouwe de fchuldige perfoone is, onwaardig oordeelt. Quaefl. Jur. priv. Lib. IL Cap. VIII en IX. Zie ook Nederl. Advisb. I. Deel, Konf. LXXTII. en III. D. Konf. LXXVIL en dat ook van leeuwen Cenf.for. Lib. I. Cap. XV. b. 19. van dit gevoelen is, blijkt daar uit, omdat hij het gevoelen van hun, die ftellen, dat de vrouwe, die na rechterlijke vergunninge op haar zelve gaat woonen, door haar' man moet onderhouden worden, tot zulk een geval bepaalt, wanneer de man tot de fcheidinge aanleidinge heeft gegeven , welke billijke Rechts-geleerdheid & 1 ö 1 s m . pinckelth. Obferv. Pr aft. XXXI. n. 15. G 2 eJÏ  52 -AANTEEKENINGEN en 21. als mede van someren de Jure noverc. Cap. VIL Secl. I. §. 3. volgens de leere van valascus volgen, 200 dat, na hun gevoelen, eene fchuldige vrouwe van' haar' man geen onderhoud kan vraagen ,het welk ook alzoo is verftaan in den Hoogen Kerken-Raad te saxen den 16 Jan. 1628. carpzov. Jurisprud. Confifi. Lib. II. Tit. Xil.^Defin. CCXIII. die zelfs der opvoedinge haaxer kinderen daarenboven onwaardig wordt gerekend carpzov. Decif. iUuftr. P. III. Decif. CCXCII. n. 24. Voeg hierbij, de HolL Konfult. V. D. Konf. CXLV bl 430. welke bepaalinge ook bij voet wordt gemaakt de Divort. n. 19. (Lib. XXIV. Tit. II.) die daarbij noch aanmerkt, dat de vrouwe, wanneer de fcheidinge doortoedoen van beiden, of alléén van haar is veroorzaakt, ten minften terug moet hebben alle haare goederen, die zij ten huwelijk heeft gebracht, om haarzeive daar uitte kunnen onderhouden : van welk gevoelen mede is wesel de Connub. bon. Societ. Tit. II. Cap. IV. rii 26- en vervolg, en dé renten of vruchten van haar goed ternoodzakelijk onderhoud niet toereikend zijnde, moet de man haar zoo veel geven, als daar aan te kort komt, tot welk onderhoud hij zelfs verplicht zoude zijn, fchoon de vrouwe geen goed ten huwelijk hadt aangebracht, mits zij namenlijk buiten fchuld zij. carpzov: Jurisprud. Confifi. Lib. II. Tit. XII. Defin. CCXIV. n. 12 en 13. Maar bijaldien de echt-genooten, zonder voorgaand rechterlijk vonnis, vrijwillig van eikanderen gaan afwoonen , blijven buiten twijffel de rechten des huwelijks in hun geheel ,-even of'er geene fcheidinge ware. voet de Divort. n. ïpi Zulk eene fcheidinge wierdt bij de Romeinen genoemd eene fcheidinge, die met wederzijdsch' genoegen (bona gratia) gefchiedde. bijnkersh. Quaefl. jur: priv. Lib. II. Cap. VIII. Zoo dat de vrouwe na deze vrijwillige fcheidinge aanfpreekelijk blijft voor de fchulden bij haar' man gemaakt, wesel ter gezegde plaats n. 30: Doch  I. BOEK V. D E E L, §. to. n. 30. 53 Doch de echt-genooten door den 'rechter voor hun leven vart tafel en bed zijnde gefcheiden (het gene na de gedachten van onzen Schrijver niet kan gefchieden) in zulk een géval wordt de vrouwe als eene ongehuwde aangemerkt, en kan bij gevolg haare goederen zonder haar' man vervreemden: en dit is alzoo bij den Hove yan Vlaanderen verftaan ten jaare 1704; als mede bijhet Opper Kamergerecht van doornik. Precis du droit Belg. pag. 201. §. 21. N. 32. de groot, de Jure heïli paeis Lib. II.• Cap. V. §. 8. n. 1. merkt aan, dat deze onbepaalde mannelijke macht niet uit het recht der natuur , maar uit menschlijke inftellingen haaren oorfprong heeft. Onlangs heeft de real la Scienc. du Gouvem. Tom. I. pag. 19. deze mannelijke macht geheel uit het algemeen burgerlijk recht willen afleiden. Doch hier omtrent hebben de Kerkvaders augustinus en ambrosius anders gedacht, scho maker Konf. en Adv. II. D. Conf.XXIII. n. 5, 6 en 7. Zie over deze mannelijke macht, waarover wij reeds hebben gehandeld I. Boek III. Deel, §. 8. eene bondige verliandelinge van zeker' naamloos' Schrijver, la Morale Univerfelle Tom. II. Ch. I. .T H 'J d JI 'i U. t)3. il[Uj^ ( '->.- -.'i'30'.'O Tl^j'Obrjrij!»." Daar toe van nooden heeft. Zie hier omtrent onze Aanteekeningen beneden II. B. XI. D. §.17. ■ N. 35.: Behalven de Schrijvers bij groene wegen: aangehaald, kan hier omtrent worden nagezien de Keure van zeeland Kap. III. Art. XL V. als mede gr oene wegen zelf ad Cod. Ne uxor pro marito n. 2 en 3. (Lib. IV. Tit. XII.) voor welk gevoelen mede doorG £ den-  54 AANTEEKENINGEN den Advokaat Fiskaal van Gelderland zeer billijk er| kundig den 10 Au-:. 1752. is g .-advifeerd. schom. Konfult. en Adv. V. Deel Konf. LXII. Doch in holland en zeeland is de verbeurte der goederen gelijk wij in het III. Boek XXXII. Deel, §. 14. n. 34. zullen zien, afgefchaft. Wat voorts het gezegde van onzen Schrijver n. 34. aangaat, hier omtrent vindt men geadvifeerd in het VI. Deel der Holl. Rechts-gel. Konf. CII. bl. 547- dat eene vrouwe, niet buiten gerneenfchap vaii goederen zijnde getrouwd-, ook na den dood van haar' man voor de helft der fchuiden aanfpreekelijk is. Zie voorts hier omtrent mijne Aanteekeningen over het II. Boek XI. Deel. n. xo. $• 23- de groot merkt alhier aan, dat eene gehuwde vrouwe geene perfoone heeft, om in rechten te verfchijrsen, zoo dat zelfs een gewijsde ten haaren nadeele, geheel en al krachteloos is, indien zij zonder haar' man, als zijnde haar' voogd of curator, pleit gevoerd heeft. voet ad ff. de Judic. n. 14. ( L. V. T. I.) zulk een gewijsde zoude zelfs niet na het lcheiden van het huwelijk aan haare goederen kunnen verhaald of ter exekutie gelegd worden, ten ware op plaatfen, alwaar de uitwinninge of exekutie der goederen eener'vrouwe, die buiten weten haares mans hadt gehandeld of gekontrakteerd, tot na zijn'dood wordt uitgeiteld, gelijkte utrecht, voet in het aangehaalde 14 nummer en deRitu nupt. -n. 42. f Lib. XXII. Tit. II.) Ook mag zij niet in rechten ver- ' fehijnen als voogdesfe over de kinderen uit haar eerfte huwelijk, of exekutrice van den uiterilen wille haares overledenes mans. voet n. 15. Echter wordt haar dit vergund, wanneer de man haar daar toe macht heeft gegeven , of daar in flilzwijgend toegeftcmd , of wel door  I. BOEK V. D E E L, J. 23. 55 door eene opgevolgde goedkeuringe doet blijken, dat hij het verrichte zijner vrouwe , fchoon daar toe van hem geen last gehad hebbende, van waarde houdt, voet de Ritu nupt. n. 42. (Lib. XXIII. Tit. II.) Mede wordt eene vrouwe in rechten toegelaaten, zoo dikwils haar man afwezig is, zonder onderfcheid, of hij gebannen, of vrijwillig uitlandig is, bijaldien de zake fpoed vereischt , en bij het uitftel gevaar zoude wezen, mits zij in zulk een geval haar bij den rechter vervoege, en van hem, in plaats van haaren uitlandigen man, daar toe vrijheid verzoeke, voet de Judk. n. 16. (Lib. V. Tit. I. ) Doch in het Lijfftraïfelijke , of Krimineele, kan zij, even als alle andere minderjaarigen, in rechten worden aangeklaagd, waarom ik met fommigen van gedachten ben, dat, ingevalle van haar eene geldboete wierdt geeischt, haar aangebracht huwelijksgoed ter voldoeninge zoude kunnen worden aangefproken. voet ter aangehaalde plaats n. 17. Insgelijks zijn alle zulke handelingen van waarde, die zij buiten weten van haar' man tot ■onderfteuninge van haar huisgezin heeft aangegaan, of waar bij zij bevoordeeld is, offchoon haar man dezelven niet wilde goedkeuren; want als dan kan de rechter daar aan zijne goedkeuringe geven , en dus het gebrekige vergoeden. Het geene ook ten opzichte van het Mace-dmiaansch Raadsbefluit ( Senatusconfultum Macedonianum) plaats heeft, gelijk dit onderfcheidene maaien in •onderfcheidene gevallen bij den Raad van b ra band isgewezen, s t 0 k m a n s Decif. Brabant. XXXVL Mede kan eene vrouwe haar zelve krachtiglijk verbinden, om haar' man uit zijne gevangenisfe te redden. HolL Konfult. V. Deel, laastc Konf. laaste bladz. ten welken opzichte eene vrouwe de allergrootfte voorrechten geniet, want •offchoon zij hem met list uit de boeien reddede, zoude zij echter niet geflraft worden, waar van parladok 1 üs -veele voorbeelden aanhaalt Sesquic. quotid. differ.LL n.. 4».  5<5 AANTEEKENINGEN n. 4. Bekend is iedereen, die 'flechts eenige kennisfe in de vaderlandfche gefchiedenisfen bezit, het geval van makia van reigersberg, onzes Schrijvers huisvrouwe. t Te Antwerpen heeft de voorrechts -gunninge van het 'Vellejaansck Raadsbefluit (beneficium Senatus Confulti Vellejani) in opzichte der gehuwde vrouwen geen plaats, maar dezen kunnen zig buiten haare mannen voor. anderen verbinden, gelijk dit ook in den Raai van braband , na het getuigenisfe van stokmans, in de maand Mei 165:'. In zijn bijwezen en mede op zijn Advis , bij gewijsde is verftaan Decif Brabant. CXLII. N. 37. Uit het geene de groot alhier aanmerkt, volgt, dat eene handeldrijvende vrouwe haar' man alleen kan verbinden, zoo veel dien handel aangaat, welken zij met zijne kennisfe en toeftemminge drijft. Dit ftuk wordt breedvoerig behandeld bij voet de Ritu nupt. n. 41. en verv. - Voeg hier bij de groot II. Boek XI. Deel n. 17. en mijne Aanteekeningen III. B. III. D. n. 27. waar mede gr oenewegen ad Cod. Ne uxor promar'ito n. 6. en ham er ster over de Statuten van friesland I. B. T. II. Art. II. met een groot aantal andere Rechts-geleerden inftcmmen. Doch hier uit volgt niet, dat eene vrouwe buiten gemeenfchap zijnde.getrouwd, omdat zij. koopmanfchap doet, voor hares mans fchulden aanfpreekelijk zoude zijn, gelijk te mechelen den 29 Mai 1621. is gewezen, du laury la Jurisprud. des Pays-B,as Autrich. Tom. 1. Arrêt XLI. In holland zijn 'er verfcheidene keuren in betrekkinge. der handeldoende vrouwen. Obferv. over h. de groot IV. Deel. Obf. VU. bl'27. en het aanhangfel of Supplement op hef I. D. Obf. XXXIII. bl. aos. als ook II. D: Obf. V. bl. 14 en 154 en verv. waar bij gr oenewegen alhier ra.36. voegt den voorrechtsbrief of het privilegie''door willem II. ten jaare 1246. aan de  t BÖEK. V. DEEL. ^23. h. ft: 57 ■Delvenaars en het jaar te vooren aan de Haarlemmers ver-gund. Vaderl. Hift. II. D. VIII. bl. 403. Mede kan alhier noch worden aangemerkt, dat eene vrouwe de •waardigheid haares mans volgt en de daar aan gehechte .voordeden, na deszelfs dood, geduurende haaren wehuwelijken ftaat mag blijven genieten, voet de Ritu nupt. n. 40. Doch stok mans maakt Decif. Brabant. LXV. onderfcheid, of de man, uit hoofdezijner aanzien? lijke geboorte, dan wel uit hoofde van zijn ampt of bewind, eenige voorrechten hebbe bezeten. In het eerde geval, mag de vrouwe , zoo lang zij weduwe blijft , gelijk de Heer stok mans wil, deze voorrechten behouden, doch niet in het laaste. N. 39- De vrouwe, bij huwelijks verdrag , de vrijebehëeringe over haare goederen hebbende bedongen, zoo kunnen de echt- genooteh, ftaande huwelijk, even gelijk alle andere vreemden, met eikanderen handelen , omdat zij door het aangaan van zulke huwelijkfche voorwaarden, in dit opzicht niet als echt - genooten worden gerekend. Nederl. Advisb III. D. Konf LXXVII. bl. 474.- enKonf LXXVIII. gelijk n. 27. reeds is aangemerkt. Maar wat is 'er rechtens, indien de man, ondanks dit alles, evenwel de goederen zijner vrouwe ftaande huwelijk vervreemdt ? Zulk eene vervreemdinge zoude zoo veel een' derden aangaat , van waarde zijn, behoudens der. vrouwe de aanfprake tegen haar' man of deszelfs erfgenaamen, ten zij het verbod der vervreemdinge openlijk, ware bekend gemaakt, van leeuwen R. H. R. IV. B. XXIV. D. m 4- 5- Groenew. en Cenf. for. Lib. I. Cap. XII. n. 5 en 6. het gene de Staaten van holland den 30 July 1624. ook alzoo heeft goedgedacht. Groot. Flakaatb. l.Deel, bl. 375. fchoon bij de Holl. Rechts - gel. f. H is  58 .AANTEEKENINGEN is geadyifeerd, dat zulk een beding zoo weinig met de mannelijke macht ftrookt, dat het zelve na rechten niet kan beftaan. I. D. Konf. CXI. bl. 181. N. 40. Eene vrouwe kan bij het aangaan van het hu* welijk be voor waarden, dat zij na doode van haar' man niet in de fchulden zal moeten draagen, mits ook geen deel neemende in de winst (gelijk in Groningen uitdrukkelijk wordt gevorderd, van der marck MJL jur. civ. pag. 210. en verv.) gelijk de groot mede alhier en II. B. XII. D. n. 6. aanmerkt, waarop hij ecb> ter n. 7. laat volgen , dat zij te recht aan haar de keuze kan behouden, of zij na het fcheiden des huwelijks in winst en verlies wil deelen, of haar aangebracht goed te rug hebben, welk beding in alle huwehjkfche voorwaarden, waar bij de gemeenfchap der goederen wordt uitgefloten, meest altijd wordt gevoegd, gelijk niemand zal tegenfpreeken. de groot hier omtrent naderhand te p ar ij s zijnde gevraagd, heeft dit gevoelen wijdluftig verdedigd, waar over men zijn Advis kan vinden in de HolL Konfult. III. D. Konf. CClll. gelijk mede is geadvifeerd den 23. Nov. 1621. bij de HolL Rechts- gel. VLD. Konf. CLXXVIII. bl. 705. In dier voegen is dit ook bij den Hove van utrecht, met uitzonderinge van ééne Stemme , éénpaarig gewezen, radelant Dec. Cur. Trajeft. LXXXV. n. 3. Te brussel heeft eene misfchien nog veel onredelijker koflume plaats; want aldaar kan de vrouwe, mits het huwelijk nergens elders zij voltrokken, haar, fchoon in nadeel haares mans erfgenaamen aan de huwehjkfche voorwaarde, of aan de koftume en de daar uit vloeiende voordeden, of aan den uitenten wille van haar' man houden, en na welgevallen daar uit het beste kiezen. Doch dit bijzonder Brusfelsch recht keurt stokmans af. Dec. Brabant LIV. terwijl bijn& e r s sofiKj zdfs deze eenyouwige keuze, of zij deel. ii R in  X BOEK V. DEEL, 5.24. n. 40. 50 in winst en verlies wil hebben, of haar eigen goed naar haar neemen, allerongerechtmaatigst oordeelc. Quafl, jur priv. Lib. II. Cap. I. omdat zulk een beding, zegt hij, geheel en al in de termen eener Leeuwen maatfchappij (Societatis Leoninae) valt, endoorgaans op den kop van des mans fchuld-eisfcheren t'huis komt, ja zelfs, gaat hij voort, gaat het bedrog der kooplieden noch verder, nadien hunne vrouwen dikwils door het maaken van ondei handfche befchrijvingen of inventarisfen niet alleen naar zig fleepen, het gene zij ten huwelijkhebben aangebracht, maar ook noch daarenboven haares mans goederen in nadeel der fchuld-eisfcheren inflokken, waar.door bij gevolg de fchuld - eisfchers , ter begunftiginge ( faveure) van den koophandel, bij den neus worden getrokken, terwijl de beiden echt-genooten daar van ridderlijk leeven. Maar wat hier van ook zij, zekerlijk handelt eene vrouwe edelmoediger , die geen winst bedingt, indien zij in de fchade niet wil draagen, fchoon uit zulk een beding niet volgt, dat des mans fchuld - eisfchers daar door, gelijk men zegt, gefnoten worden. Want dit ftrekt eigenlijk niet ten hunnen nadeele, maar behoedt de vrouwe alleen voor winst-dervinge, en is even, of de fchuld - eisfchers, met eene ongehuwde hadden gehandeld. Het gene de Prcefident bijnkershoek 'er vervolgens bijvoegt omtrent de onderhandfche befchrijvingen of inventarisfen, kan naauwlijks plaats hebben, omdat eene weduwe moet aantoonen, welke goederen zij hebbe aangebracht, abr. a. wesel ad Confi. Ultraj. Art. VI. «. 22. want zulks twijffelachtig zijnde, worden de goederen gerekend, ftaande huwelijk te zijn aangewonnen en verkregen, gom es. ad leg. Taufit. n. 70. zonder dat, buitendien, eenige verklaaringe van den man iets in nadeel der voor-kinderen of andere fchuld - eisfcheren kan uitwerken. HolL Konfult. V. D. Konf. XVIII. «.3. voet de Pact. dot. n. 50. (Lib.XXIII. H 2 Tit. IV.)  éo AANTEE Kil N I N G E N Tit.IV.) Insgelijks hebben de Staaten van zeeland bij Plakaat van 27. Junij 1776. op nieuw bepaald, hoe de inventarisfen om van kracht te zijn , gemaakt moeten worden, en daar bij gezorgd, dat de fchuld-eisfchers door het ontijdig maaken van d.zeiven niet bedro^n worden Betreffende nu het recht van bovengemelde keuze, deze gaat bij ons over op den erfgenaam die daar van na willekeur kan gebruik maaken: en dit ftaaft de 1 rajident van bijnkekshoek met gewijsden zoo van den hove van holland als van den Hoogen Raad in het zoo even aangek. I. Cap. fchoon voet hier omtrent met ondericheid wil hebben te werk gegaan h. t. n. 54 Wat ■hier van ook zij, dit gevoelen nopens deze keuze het welk ik alhier tegen den zoo evengenoemden Prudent hebbe ftaande gehouden , is noch maar onlangs gevolgd en goedgekeurd bij zekeren nadmloozen Rechts-geleerden ïnzijne Aanmerkingen over matthaeüs Verhandelinge over de Üöveüingen I. Boek XL deel. g. 44. . Voorts is ten dezen aantemerken, dat alle goederen die met uitdrukkelijk bij huwelijkfche voorwaarde buiten gemeenfchap zijn gehouden, onder de echt-genooten gelijk de groot II. B. XII. D. n. 8 en 9 te recht leert, ftilzwijgend gemeen worden, zoo dat bijgevolg winst en verlies gemeen is, ten zij hier omtrent eene andere oepaahnge is gemaakt, vanleeüwen Cerf jor. Lib.1. Cap. XII. n. 10. en 18. voet de Pact. dot k. 28. b ij nkersh., Qua/l. jur. priv. Lib. II. Cap. { I3ij deze gelegenheid moet ik in 't voorbijgaan aanmpr" ken, dat de Nederduitfche ver taaier dezer QuaQ lün pnv. de meeninge van den Schrijver niet wefheeft begrepen even of de Prafident, na zijn gedachten hadt willen ieeren, dat winst en verlies daadiijk is uitgefloten, zoo dra'er een huwelijks beding voor handen is Het tegendeel'is mede in gelder land geadviseerd* se hom aker Konfult. en Adv, LD. /Conf XVII n I?' en  I. BOEK V. DEEL, g. 24 d 40. 6t en Konf. XLVIII. n. 13 en ,14. De uitfluitinge der ge, meenfchap wordt fomtijds'uit-gisfingen opgemaakt, en daar mede voor genoegfaam bewezen gehouden, sc homaker II. D. Konf. XXX-V'III. B.46. en verv. bl. 320. In friesland worden.fommige.goederen bij het aangaan, van het huwelijk door wetduidinge, doch anderen alléén, door beding onder de echt - genooten gemeen, nu bek. Halend. Rechts - ge.le.erdh. I. B. Kap. I. n. 1. en vervolg. . | N. 41 en 42.. Hier bij kan worden'gevoegd het geadviieerde in het Nederl. xidyisb. 1. Deel Konf. CXVIIL. 6to$jnfc#t<$fe* fiif.e n*s^w.b;.ff o. ris§fi> mibttt m $*^i*fiiS#l3afc&&ptifa [id wfeb i.n^btöWi.'3acra-ii.-:i.ft - Schoon eene* vrouwe zonder' eenigen twijffel in 't gemeen, buiten haar' man bij testament over haare goederen kan .befchikken, moet. zij echter volgens het Stadsrecht van d e \ ent e.r .en het Land-recht van 0 ve 11 - ij s s e l daar toe van een'Voogd of Curator voorzien zijn. schomaker KorfAt.cn JdvAl.D. Konf.XLLX. n. 25 en- 2(5. lo; iabüylaitfl nedot?.;;} rrebiow bbobtov ?som bbsod I. B O E K V I. DEEL. tficvv03§«'i^«9 bioiW(ibbri «t;-Z3ui uooe.too^ujs 'laom <7. .« t j o 7_ ,r : §. I. >ftv ' •:: •;•;:(' 'J>:,-.;; De aatinemingjoi-'kindercn. | Deze .is bij- o;w niet in gebruik, gelijk matthaeus omflachtig aanteekent Z/«fpreuken I. W. 10. §. 14. iV. 2. de groot leert 'a/^Vr, dat de vader het bewind heeft over de aaTvbeftorvene of ahderfins verkr'egene goederen zijner kinderen, doch dit is met deze uitzonde rmge te ve|ftaan , ten ware de maaker óf fchenker, gehjk hem vrijftaat, daarover voogden of verzorgers hadt aangefteld: en hier toe is ieder een verplicht, die met wd, dat de, weeskamer, fchoon.'er onder alk de ■ : ÏI 3 me-  6*2 .< AANTEEKENINGEN mede erfge'naamen flechts één minderjaarig I was, zig} gelijk plichts - en ampts-halve zoude moeten gefchieden, in den boedel menge, en alzoo de grootte der nalatënfchap bekend worde. Insgelijks komt de ouders, zoo lang zij hunne kinderen onderhouden, toe al het gene die kinderen door hunnen arbeid winnen, die daar:van niets voor zig kunnen houden, maar al' het welk tegen hun onderhoud moet opgerekend, en daar mede vereffend worden; en hier op hebben zij zelfs geen recht, offchoon de overgeblevene hunner ouderen hadt aangenomen de minderjaarige kinderen tot bewijs van hun vaderlijk of moederlijk goed tot hunne mondige dagen optekweeken,.'die zelfs in dit geval verftaan moet worden, daar bij waarfchijnelijk te hebben geoogd op het gene de kinderen in hun beroep winnen. voet de Pecul n. 4 en 5. ([Lib. XV. Tit. I.) waar omtrent, men evenwel eene uitzonderinge moet maaken, bij voorbeeld; indien de zoon een kunftig werkman is, en .daar door 's vaders goed merkelijk heeft vermeerderd ; en dit komt vooraf in aanmei kinge, wanneer' de boedel moet verdeeld worden tusfchen ftiefvader of ftiefmoeder en de ftiefkinderen, want in zulk een geval moet zulk een zoon iets na redelijkheid en zeggen van goede mannen vooruittrekkeji; gelijk j. voet «.5. aldaar aanteekent. Zie ook het gene hier omtrent wordt gezegd in het Ui B. XXVIII. D. n. 8 en 9. $• 3." N. 7. De vader heeft geen lijftochts-recht (Ufus*' frukt) over zijner kinderen aangeè'rfde: of andere goederen, die zij van vreemden gekregen hebben, (böna adventitia) fchoon dit bij de Friefen, die zig flipt aan het Roomsch recht houden, anders wordt verftaan, gelijk wij in onze Aanteekeningen beneden over het U. Boet XXXIX.  I/BOEK VI. DEEL, $. 3, nf 7. 63 XXXIX. D. ■ 3. zullen zien. Doch het goed, den kinderen van der ouderen zijde aangekomen, (bona profecfkia) komt den vader noch tegenwoordig in vollen eigendom toe, waar onder behooren de pillegiften, die de kinderen Van.hunne doopheffers of heffters (peters of meters) tot een gefchenk gekregen hebben, ten zij de fchenker anders hadde gewild, voet de Pecul. n. 4. (Lib. XV. Tit. L) Op fommige plaatfen komen alle de goederen, die de'kinderen \ zoo lang zj niet uit de vaderlijke [macht ontÜagen zijn , van vreemden erven, aan den vader. Kost. van rijssel Kap.V. Art. XX. van au den. Rubr. XVII. Art. VIII. Zoo vervallen.ook te eruv-e.n de aangeërfde .goede.rqn-der kinderen aan den vader, die hen alléén daar uit na hunnen ftaat moet onderhouden, zonder verder daar van eenige rekeninge te moeten doen. stok mans Decif. Brabant. VItl. n. 4. en deck. Disfert* Jur. Lib. 11. Dis-: fert. IV. n. 3. pag. 1.28. nAi.,. ■ §.4. ^. . 'f m N. 9. De Rechts - geleerden zijn met eikanderen niet eens, of eene vrouwe, terwijl zij noch minderjaarig is, weduwe wordende, opbnie^w in de vaderlijke macht valle , dan wel of zij onder voogdij moet komen. voet de Adopt. n. 14 en 15. (Lib. I. Tit'. VU.).is.Van gedachten, dat geen van. beiden noodig_ is,. gelijk alzoo js geadvifeerd bij de haas Nieuwe Holl. Konf. XXXIV. en té gent wordt verftaan. Kost.-.aldaar Rubr.- XXI. Art. XI. en'De hane in zijne Aanteekeningen, om dat eene macht, die pens op eene wettige wijze is geëindigd, buiten eene andere of nadere wet niet kan herleven, het gene. evenwel niet .overal alzoo wordt gevolgd, gelijk wij in het V. Deel n. 20. hebben aangeteekeud. „En in Gelderland bij voorbeeld heeft zoo  .64 • A AlN' T £ 'E K 'E Wl N 'Cl ïJ.' / zoo teh opzichte van weduwen als weduwnaars juist het tegendeel plaats, schom II. D. Konf.XLlX. n. 40. en verv. ...... y I. BOEK VII. D E E tl :i; i& V §- 3-|:.''" .' > ! ■Zijnde-bij-ons onbekend.'} Bij ons kent men geen onderfcheid tusfchen voogden en verzorgers, (tuteuren ert kurateuren.) he- gene' in de Beneden Landen vanwi ï s c IP land , en voor al te meche l en-mede geen plaatsheeft, christin. Dec. Cur. Belg. Dec. CXLVIII. 14. geÜjk ook niet in 0 ver - ij s s el, d r e n t h e , groningen en ommelanden. van der marck Infiit.-jur. civ. pag. 304. zelfs niet, volgens het getuigen van gudelinus de Jure novisf. Lib. I. Cap. XVIII. inf. in geheel nederla.njX ^ Bij huber Fr. Hedend. Rechts-geleerdheid 1.5. XV." Kap. n.t. en n. 15. enz. kan men vinden, hoe het hier mede in friesland, alwaar, het Roomsch Recht naauwkeiirig wordt gevolgd, gelegen zij. •^iTüü^hnim asxsm [is* Ihwiaj <3Wuoiv 3nsö'io .u|8a " i>b ui v/j..in<%o tsbnsbiow swubJn ;« ,tt3ffioR 3ooai- . tibgoov x-.buo *és 'io law nsb t :.-.L/ N. 2. Het is bekend, dat de voogdij.eene algemeene of publieke bedieninge is,< waar van zig bij gevolg niemand kan ontflaan zonder wettige redenen , gelijk de groot in dit Deel n. 23: aanmerkt. Echter .kunnenhier toe niet .genoodzaakt'worden, die-uit-hoof Je hunner-jaaren .eigenlijk- noch minderjaarig, zijn, hoe zeer anderlins door het huwelijk of verkregene brieven van meererjaarigheid ua. rechten .als meererjaarigen wordende aangemerkt, voet de Tut. n. 5. (Lib. XXVI. Tit. II.) Doch iemand zig, voor 'meererjaarig uitgeven- l de  I. B O EK VII. D E E L, 5. & k 2. de en de aan hem opgqdraagene voogdij aannemende, is omtrent aJles even verantwoordelijk, of hij in de daad meererjaarig ware geweest, want het-recht komt gene bedriegers maar alleen bedrogenen te hulp. voet de Tut. n.4.. carpzov. Jurisprud. for. P. II. Conji. XXII. Defin. XVIII. i s. N. 7. Naauwlijks zijn 'er bij ons eenige overblijfzelen fan geborene of wettige voogden te vinden, nadien ze allen tegenwoordig gekozen of bekrachtigd worden , waarom de weeskamer zig zoo zeer niet bepaalt om uit eenigen, die den minderjaarigen in gelijken graad beftaan ^ dezen of geenen uk te kiezen, maar fomtijds met voorbijgaan van nadere bloed-verwanten zulk een' tot voogd benoemt, wien zij daartoe den bekwaamften oordeek, voet de Legit. tut. n. 4. (Lib. XXVI. Tit. IV.) Dt groot in dit VII. Deel §. 10. op het einde, de hane in de Aanteekeningen op de Koftume van brugge Tit. XXX. Art. I. Op dezen grond is bij gewijsde in revifie voor het Hof van brabano den io. Jidij 1651. zekere aanflellinge van een' verder beftaanden bloed-verwant onbefèaanbaar verklaard, vermits 'er naderbeftaanden waren, die tot het waarneemen der voogdij geene minderebeluvaamheid hadden, stokman s Decif. Brabant. •Echter gewaagt heemskerk Batav. Arkad. bl. 141. van een aanzienelijk voorbeeld in ons Nederland (indien 'het geoorlofd is bij gevolgtrekkinge van een' vorst tot : een' bijzonder' perfoon te redeneren) waar bij een verder beftaande boven een' misfchien niet min bekwaamen na• derbeltaanden bloed-verwant tot voogd benoemd is. J §. 11.  €6 AANTEEKENINGEN N. 18. In gevolge het Roomsch Reek moeten moeder en groot ■ moeder, alvorens tot de voogdij over haare minderjaarigc kinderen te worden toegelaaten, van het voorrecht, haar bij het Vellejaansch Raads-bejluit vergund, afftand doen, en zig verbinden buiten het tweede huwelijk te zullen blijven: maar dit heeft noch bij o ns noch in frankrijk plaats van leeuwen Cenffor. Lib* ï. Cap.XVL voet de Legit. tut. n. 4. (L.XXVI. T.W.) Doch in amsteldam mogen zij voiftrekt niet de voogdij over haare kinderen hebben, zelfs ook niet de vader, indien hij van derzelver ervenisfe is uitgefloten, van l e e u we n R.H.R.I.B. XVI. D. n. 4. verf. Maar tot Am■fierdam. Maar kan de moeder, zoude men kunnen vraa•gen, ten tweeden huwelijk getreden zijnde, voogdesfe •over haare kinderen blijven v Van die gedachten zijn van som er en de Jure Noverc. Cap. V. n. uit. en zo es. ad ff. de Tefiam. tut. n. 12. mits het goed van dezen haaren tweeden man, der kinderen ftief-vader, voor haar bewind blijve verbonden, vooral, indien haar voorige man, •der kinderen eigen vader, haar tot voogdesfe heeft be•noemd.. Doch een vader der ftief-moeder het bewind •over zijner voorkinderen goed opdraagende , zulks is van weinig krachts. voet de Leg. tut. n. 3 en 4. Voorts .is de-vrage of eene minderjaarige weduwe als wettige :voogdesfe haarer onmondige kinderen voor anderen, behoore te worden voorgetrokken? van leeuwen in Cenf. for. Lib. L Cap. XVI. n. 13. en rodenburg de Jure conjug. pag. 169. en vervolg, denken neen: doch de ■Raadsheer heemskerk Bat. Ark. bl. 141. merkt aan, dat juist het tegendeel bij eene meenichte van Rechtsgeleerden is geadvifeerd , en bij twee gewijsden van den Hove van holland en den Hoogen Raad verftaan, om redenen, dat eene vrpuwe, geduurende haare minder-  ï.' BOEK VII. DEEL, 5. ii. ff. 18. 07 ■derjaarigbeid weduwe wordende, niet te min in alle andere opzichten voor meererjaarig en haar eigene meesteresfe wordt gehouden. Zie boven mijne' Aanteekeningen over het VI. D. g. 4. n. 9. ■ ' ■ • 15. ui X ' • . N. 24. Iemand in zeeland zonder wettige redenen de voogdijfchap weigerende aantenemen, wordt de weer zen een ander in zijne plaats door Schepenen toegevoegd, die derzelver goederen ten zijnen koile beheert. Keure van zeeland Kap. II. Art. IX. I. BOEK VIII. DEEL. N. 2. Het is ten vollen bekend, dat de onmondigen, ;zoo in zeeland als het Sticht van utrecht der voogden toeftemminge tot het huwelijk noodig hebben, van leeuwen Cenf. for. Lib. I. Cap. XIII. n. 10. het gene in de oostenrjjksche Nederlanden mede pïaats -heeft. Precis du droit Belg. pag. 25. en insgelijks: in friesland Wordt vereischt. sande Decif. Frif. Lib. II. ÜT. I. Def. VI. Schoon bij het Hof van friesland in-' gevolge de wetten aldaar, een meisje beneden de 25. jaaren zonder der voogden toeftemminge een huwelijk is toegeftaan. sande diSt. loc. Defin. VIL In holland •hebben de onmondigen volgens de Aanmerkingen van de Heeren de groot alhier ter plaats en groenewegen in zijne Aanteekeningen over het V. Deeln. 20. hunner voogden toeftemminge tot het huwelijk geenfins noodig; gelijk ook alzoo is geadvifeerd in het Nederl. Advisb. 111. D. Konf. CCCXX. bl. 613. En dit vindt overal plaats , •alwaar de Keuren zulks niet vorderen, boel over loeni us I 2 Caf.  63 A A N T E E'K E'NINGEN Caf. IV. bl. 19. Echter is een minderjaarige welvoegelijkheids halve gehouden de voogden hier van kennisfe te geven, fchoonhetrechthem daartoe niet verplicht, bijnkersh. Quaefl. jur. priv. L. II. C. III. Ook doet het'er niet toe, gelijk die Praefident aldaar aanmerkt, of een minderjaarige met of zonder toeftemminge van zijn' voogd trouw-beloften hebbe aangegaan, vermits hij zig altijd met het voorrecht zijner minderjaarigheid, indien hem dezelven berouwen, kan behelpen; want, in dezer voegen redeneert hij, indien alle handelingen der minderjaarigen, omtrent geld- en anderè zaken van weinig belangs, buiten opzicht der voogden nietig zijn, waarom ook niet gegevene trouw-beloften? En fchoon die met hunne voorkennisfe gegeven waren, waarom zoude een minderjaarige daar tegen gene herfhelünge of reliëf kunnen bekomen, daar dit zoo wel volgens het Hollandsch als het Roomsch Recht plaats heeft? Echter wordt in holland, ingevolge het Plakaat van Keizer karelv., waar van de Heer de groot n. 3. gewaagt, tot het huwelijk der minderjaarigen , bij gebreke der ouderen de toeftemminge der naastbeftaanden of van de Magiftraat gevorderd, en bijaldien dezen gegronde redenen hunner weigeringe bijbrengen, grijpt de poenaliteit daar bij vervat plaats, wel verftaande ten opzichte der verleiders, doch niet ten opzichte der minderjaarigen. voet de Ritu nupt. n. ïo en 21. (Lib. XXIII. Tit. 11.) Eén gefijkfoortig Plakaat hebben onlangs ten jaare 1751. de Staaten van holland uitgegeven, bij gelegenheid, dat eene zeer gegoëdde jonge Juffrouw, uit het Amfleldamsch Schouwburg naar hiiis gaande, door een' vreemden Officier was 'opgeligd. •' Bij de Romeinen wierden de maagden - roovers met den dood geftraft, offchoon het meisje in de vervoeringe hadt bewilligd. vfNNius ad§'. $. Injlit. de Publ. judic. (Lib. IV, Tit. XY111.) zonder onderfcheid,-of de bij- flaap  ï. BOEK VIII. DEEL, 5.3. n. 2". 69 flaap daar op al of .niet gevolgd ware; en dat dit zelfs alzoo in holland is verftaan , blijkt uit het geadvifeerde te amstk.ldam en in 'siiage ten jaare 1612. volgens het Bericht van boel aan den onzijdigen lezer, de •read teekent aan i dat dit ook alzoo in frankrijk wordt begreepen, en den ai. Maart 1739. bij gewijsde.te parijs is verftaan. la Science du Gouvernement Tom. IV. pag. 23. Billijker echter is het gevoelen van brcnneman ad leg. m. Cod. deRaptu virginum (Lib. IX. Tit. XIII.) die tegen antiion. mattii. beweert, dat de gewoone ftraffe moet verzacht worden, wanneer de fchaaker zig vrijwillig en buiten dw mg van de onteeringe heeft onthouden, het zij uit berouw over zijne daad of met een voorneemen om het meisje te trouwen. Ten minsten, zegt .finkelthaus, heeft de ftraffe des doods geen plaats, ingevalle het huwelijk daar op volgt. Obf er vat. praB. CX1V. n. 6. en in de HolL Konfult. vindt men geadvifeerd, dat een meisje eigenlijk niet gezegd kan worden ge.fchaakt te zijn, wanneer' 'er trouw - beloften zijn voorafgegaan. II. D. Konf.CXCI. Van ouds waren in zeeland, gelijk wij in de Keure aldaar Kap. IV. Art. VI. aantreffen, alleen met het zwaard ftrafbaar dezulken, die eerlijke dochters hadden vervoerd, of daar toe met raad of daad geholpen hadden-. Bij het Hof van vla a nderen is in den Jaare ,1690. een burger van doornik om maagden-roof voor altijd op de galeie gebannen. Frecis du droit Belg. pag. 245. speidelius heeft volgens • zijne gewoonte ook dit ft uk' breeder uitgehaald in Syl.loge qucejl. jurid. Fol.ll. Lit. R. pag. 763. hamerster. ,-beweert, dat, in een tegenovergefteld geval, eene ,dochter den Jongman hebbende vervoerd met dezelfde ftraffe, doch onder zekere bepaalingen, moet geftraft worden. Aanteekeningen over de Statuten van friesland li. B. XII. Tit. Art. I. Dan deze wet is van weinig nuts, omdat een meisje altijd voorpnderfteld wordt,..dn- 1 3 dien  •0 A A N.T EEKE.NIN G E Ni dien het tegendeel niet zeker blijkt, vervoerd te zijn: ook kan ik niet begrijpen, hoe een mans-perfoonnatuurlijker wijze door eene vrouws.-pei-foone, tegen- wille en dank, zoude kunnen overweldigd worden. ■ N; 3. Volgens' de woorden van onzen Schrijver-, dat zoo wie trouw-beloften of huwelijk enz. heeft het zelfde, het gene nopens het aangaan van een huwelijk is gezegd , mede ten aanzien van het geven van trouw - beloften plaats, zoodat allen, die niet mogen huwelijken, insgelijks geene trouw-beloften kunnen geven. Van dezen reguhis evenwel uitgezonderd eene weduwe, die, of fchoon zij binnen het jaar na haares-mans dood niet mantrouwen , niettemin haar ten huwelijk mag verloovem voet 'de Sponfal. n. 2-: (Lib. XXIII. Tit. I.) alwaar hij verder aanmerkt, dat in ons land geene kinderen, fchoon boven.de zeven jaaren oud, trouw-beloften mo'gen geven , het gene bij de Romeinen- geoorlofd was , gelijk brouwer breeder. befchrijft de Jure conmib. Lib. L Cap. III. iu 2. Voor het overige kan men aanmerken, ■dat onze trouw -beloften' zeer veel van die der Romeinen verfchillen. Want bij ons wordt uit wettige trouw-beloften eene aanfprake of aktie geboren; daar integendeel bij de Romeinen de verloofden, zig aan hunne beloften niet willende houden, daarvan vrijelijk konden afwijken, zelfs offchoon dezelven onder eene ftraf- verbintenisfe waren aangegaan, voet de Sponfal. n. 12. Volgens het Advis der■ UtrechtfcheRechts-geleerdenlll. Deel. Konf.CLUÏ. mogen in Gelderland verloofde perfoonen, indien -één van beiden der gegevene beloften berouwt, dezelven na goedvinden afzonderlijk verbreekeu ; doch in holland kan dit niet dan met wederzijdsch genoegen -gefchieden. boel Aanteeken. over loenius Caf. XLIII. • ten zij het voorgenomen'huwelijk reeds in de kerken of elders , alwaar zulks gewoon is te gefchieden, ware bekend gemaakt, in welk geval de verloofden noch daar- en-  i BOEK VIII. DEEL", J. s. %. 3. 71 enboven de toeftemminge der magiftraat zouden noodig" hebben, voet de Sponfal. n. 18. kersteman geeft in de Akademie der jonge Praktifijns bl. 255. op, in welke gevallen en wanneer wettig aangegaane trouw-beloften •mogen gebroken worden. Uit eene regulmaatige .aflei•dinge (analogie) van het recht vloeit vervolgens voort, ■dat een beloofd.huwelijk., bij de eerfle gelegenheid, .moet' voltrokken worden , fchoon de verloofden daar ioe:geen'tij'J hadden bepaald, waar toe hun in de Gene? raüteit ten lan-gften één maand na de derde Proklamalie is gegund. Echt-reglement van de Staaten Generaal ■Art.XXlil. Voorts is de v.rage, hoedanig de.onwilli•gen worden geflraft , en binnen welken tijd zij genoodzaakt worden den echt te voltrekken? boel noemt daar omtrent verfcheidene Keuren op .in. zijne Aanteekeningen ever Lor.Nius Caf. IV. voet de Sponfal. n. 12. In,saxen .worden zij in hechtenisfe gezet-, en onwillig blijvende, .gebannen, carpzov. De fin. fur. Part. IV. ConJïit.XX. Dejl-nlt.X. Verder kan men ten dezen aanmerken, dat laatere ■wettige trouw-beloften den voorrang hebben boven vroergere, die heimelijk zijn aangegaan, al ware 'er iets op ;trouw gegeven, of.yleeschlijke omgang gepleegd. Utr. .Konfult. .11.. D.. Konf,. CXLVU. bl. 566. lo: mus zegt, dat een gewijsde,:nier omtrent bij beroep of appéf aan den IJove van H o l i. a \ d met eenpaarigheul is bekrachtigd. Decif. en Obferv. Caf XCIL In Groningen zijn .alle laatere trouw-beloften, volgens de aanmerkingen • van van der marck nietig. Injlit. jur. civ. pag. 109.. Voorts kan men in de Utr. Konfult. vinden, hoe mondelinge trouw-beloften .bewezen worden. IL Deel Èó&> fult. CXLVil. bl. 596". ' V S- : ®?èflhi? ft • N. 15. Uit den Titul. Cod. de Prcediis, vel aliis rebus mi-  ft A A N T Ê E K ENIN GE N* minorum fine decreto non aUenandis ('Lib. V. Tit.-LXXI.) is bekend, dat een voogd bij de Romeinen, zonder rechterlijke bewilliginge, der weezen goederen niet konde vervreemden, en buiten twijffel heeft dit ook bij ons plaats. Ik weet wd, dat men gemeenlijk dit van vaste goederen alléén verftaat, en dat de Heer van bunkers hoek Qjieejl. jur. priv. Lib. III. Cap. III. dit verbod van vervreemdinge daartoe alléén betrekkelijk maakt, dan de Titul van den Codex hier vooren aangehaald zegt uitdrukkelijk het tegendeel; en waarlijk, kan het met eene gezonde redeneringe vereffend worden, dat een wetgever voor der weezen goed willende zorgen, dat ééniglijk zoude hebben gedaan voor hun onroerend goed ? Want gaat dit gevoelen aan, zoo zal het een' voogd niet geoorlofd zijn een kwaad gemet land, een bouwvallig huis te vervreemden, en een kleinood of juweel, honderd duizend Guldens waardig, zal hij na welgevallen kunnen verkoopen. Het valt ki de termen, even of men ;den boomgaard floot voor de kraaien, even of men wel zorg droeg zijne voordeur te fluiten, en zijne venfters en achterdeur liet open flaan. Ik weet wel, dat zeker naamloos Praktizijn dit loochent; doch -wat zal men redentwisten over zaken, die geene'pphelderinge noodig hebben; en dat dit mijn gevoelen zoo vreemcl niet is, als die voorengemelde jonge Praktizijn Wel heeft gemeend, blijkt ten duidelijkiten uit de Kostume van 's HtRTocicNBOscH, waar bij met zoo veele woorden wordt gezegd, „ dat Momboiren egeene goederen j den onmundigen toebehoorende , als '\\ kostelijke- haaffelijke juweelen of andere onreurlijke „ goederen niet mogen verkoopeh. of belasten, zonder „ behoorlijk Dekreet *'. Tit. XVIII. Art. VII. Doch om dit gefchil kortelijk te beflisfen, is alléén noodig intezien de /. 22. C. de Adminifi. tutor. Sc. (Lib V. Tit. XXXVII.) en dat ook onze Hedendaagfche Rëchts-ge- leer-  1; BOEK VIII. DEEL, $.e\ «. 15. 73 leerden van dit gevoelen zijn, blijkt duidelijk uk voet de Refcind. vendit, n.12. (Lib. XVIII. -Tit. V.) ,en tor. quifub tut. vel cura Sc. n. 22. (Lib. XXVII. Tit. IX.) Maar zoude de vervreemdinge der goederen van waarde zijn, indien de voogd dezelve met eede hadt bekrachtigd? neostadius denkt, dat in zulk een geval de belastinge of vervreemdinge krachtig is, indien de wees daar bij Hechts eene geringe fchade lijdt. Decif. LXXX. Doch bijaldien de rechter daarin hadt bewilligd, zonder de naast-beftaanden. daarop gehoord te hebben, gelijk op veele plaatfen wordt gevorderd, in dien gevalle zouden die naast - beftaanden zig tegen deze vergunninge , en daarop gevolgde verkoopinge kunnen verzetten, en aan den Hove. bij wijze van beroep of appél, tegen den verderen voortgang fchorsfinge of poenaal verzoeken, voet de Rebus eor. quifub tut. Sc. n. is., (Lib. XXVII. Tit. IX.). Maar eens gefteld, de vaste goederen waren buiten der weezen woonplaatfe gelegen, bij welken rechter zoude de voogd, eenig goed willende bezwaarenof verkoopen, zig moeten vervoegen? Bij dien rechter, alwaar de wees woonachtig is, of bij dien, daar het goed gelegen is? groinewegen ad leg. Cod. de praediis Sc. (Lib. V. Tit. LXXI.) is van gedachten, dat het verzoek tot verkoopinge of belastinge alléén moet worden gedaan bij dien rechter, alwaar de wees woont, omdat bij ons die Magiflraat alléén over al het goed der weezen voogden of verzorgers aanftek. Anderen laaten dit ter keuze van de voogden, of zij het oorlof bij den rechter, onder wiens gebied het goed gelegen is, dan of zij hetzelve bij den rechter van der weezen maal-llede of domicilie willen vraagen. Best zoude men volgens de meeninge van toet dit bij beiden verzoeken, de Reb. eor. quifub Sc. n. 5. (Lib. XXVII. Tit. IX.) Zie hier omtrent verder de Aanteekeningen over het II. B. XX VLD [ • 12. n. 4. K Maar  74 -AANTEEKENINGEN Maar eene voornaame vrage, waarover de Rechtsgeleerden in verre na niet eens zijn, is deze, of een voogd de goederen kan vervreemden, belasten ef verpanden , indien de wees, wien ze toebehooren, (bij voorbeeld: door huwelijk, verkregene brieven van de Overheid, of volgens de wetten zijner woonftede) reeds meererjaarig is, en ter plaatfe van het te verkoopen goed noch minderjaarig wordt gehouden? voet te Minor. 25 annor. 72. 8. (Lib. IV. Tit. IV,) is van oordeel, dat zulk eene vervreemdinge buiten rechterlijke kennisnenringe en bewilliginge van geen kracht is, ten-zij dit in eenige nabuurige plaatfen wederzijdsch' bij enkele toegevenheid, of ten hoogflen bij ftilzwifgend verdrag wordt toegelaaten. Echter is 'bij de Hollandfche Rechts - geleerden geadvifeerd, dat iemand, die bij dcILoge Overheid meererjaarig is verklaard' overal en in alle' zijne handelingen, voor meererjaarig moet erkend worden. IV. Deel Conf. CLXVI. bl. 2«4- ; • Hoe dit ook zij; in frankrijk is meer dan eens, en in 't bijzonder op den 21. J.unij 1021. gewezen, dat geene vaste goederen aldaar gelegen, het zij voor eenig Gerechte,, het zij voor een' Notaris, zelfs niet bij huwehjkfche voorwaarde , elders , buiten dat gebied, krachtiglijk kunnen verbonden worden, brode au fur i ou ë-t- Notabl. Arrêts -pag. 500. h. 5- 8. N. 22. Het gene de groot alhier zegt, omtrent herin k werk brengen van de herftellinge of reliëf, nopens de verkortinge der weezen, binnen den tijd van vier jaaren, is volkomen rechtens, doch met dit onderfcheid en nadere bepaaiinge, die gezien kan worden in het III. B. XLVIII. D. n. 15. Nader verklaard zal worden. "'• - - Wel-  I. BOEK VIII. D E EL> 5^8.' m; 22. ?j Welke nadere verklaaringe. te vinden'is in het TIL B: XLVIII. D. w. -33. •L BOE K I X. D E l L. y 1. N. 1. Zie hier omtrent het III. B.. XXVI. Deel n. 7 en 8. en in mijne Aanteekeningen beneden II. B. XLVIII. D. n. 18. wordt verder aangewezen, op'welke wijze ten voordeele der weezen tegen Hechte voogden is gewaakt. §• 4- Zoo wie enz.~\ Volgens de Aanmerking» van de .groot alhier verliest een voogd, die bij het doen der befchrijvinge of het maaken .van inventaris éenige goederen ter kwaade trouwe verzwegen heeft, .zijn aandeel in dezelven, en wordt daarenboven na bevind geflraft. voet de Adminiflr. Speric. mor. n. 5. (Lib. XXVI. Tit. VIL ) Dan wat het verlies of de verbeurte van dit aandeel betreft ,. zulks wordt niet meer onderhouden, zoo, omdat de wetten bij ons niemand met ontneminge van zijn recht gewoon zijn te ftraffen,. als omdat deze ftraffe naauwlijks meer.kan plaats hebben, uit hoofde van het gewoone Hot, het welk onder aan den inventaris wordt-gefield, waar bij de befchrijver belooft, den zeiven met zoodanige goederen te vermeerderen of te verminderen , als in tijd en wijlen zal worden ontdekt te behooren. Verder merkt voet aan dat deze ftraffe ten eene maal van eene onzekere uitkomst afhangt, vermits een' voogd veeltijds niets gemaakt is, zoo dat. een en dezelfde daad fomtijds-geftraft zoude worden, en fomtijds ongeftraft zoude blijven. Maar'een voogd meer goed op den-inventaris brenK % gen-  76 . A A-N; TEEKE'N'INGE N .1 gende, dan de wees bezit, wordt bij ons daar tegen, herfteld of gereleveerd, voet dict. mm. Een vader vermag ook niet bij uitenten wille den voogd het doen van rekeninge kwijifchelden, maar wel van het maaken van inventaris ontdaan, fchoon de Keuren of Statuten zulks vorderden, gelijk bij den Raad van braband in Febr. 1651. is gewezen, stokmans Decif. Brab. CXXII. n. 2. 3 en 4. Moet de befchrijvi-nge daar mede verhoogd worden.} Bij het gene alhier door' gr 0 e ne wegen is aangeteekend , kunnen gevoegd worden de Obfervatien over h. degroot Obf. IX. bl. 3. 5- * Tot het tweede huwelijk.'] Op fommige plaatfen verliest de moeder, zoo dra zij ten tweeden huwelijk treedt, de voogdij over haare kinderen. Utr. Konfult. II. D. Konf CXV. n. 3. 5. en 8. N. 12. Dit is ook alzoo verftaan te utrecht:: zie de Ordonnantie op de Momberfchap van 27. OEI. 1623. Utr. Konfult. Ui D. Konf. LXXV1. n. 5. alwaar ook van het aanleggen der weezen penningen wordt gefproken. ■Qp ftraffe dat enz.} Dit wordt bij ons niet zoo naauwkeurig, zonder eenige uitzonderinge, gevolgd, gelijk groene w. alhier ter plaats aanteekent. Zie mede voet de P.eric. & admin. tut. n. 10. (L. XXVI. Tit. VII.) en de Ordonnantie op de Weeskamer van middelburg.. En byaldien der weezen Vader negotie heeft gedaan, kunnen de voogden op. der weezen naam en voor hunne rekeninge dezelve aanhouden en voortzetten, voet bonen aangek, n. 11. r Tegen denpemimg zestien ] Dit is ook het Jdvis derRechts-  I. BOEK IX. DEEL, 5. 10. n. 12. 77 geleerden in het Nederl. Advisb. IV. Deel Konf. CXII. bl. 295. vers. wat aangaat. Maar bij ons mogen geene hoogere renten, dan tegen den penning twintig, of vijf ten honderd, bedongen worden, en alzoo, zegt groene we gen, is dit bij het Hof van holland verftaan. d« Leg. abrog. ad leg. 26. Cod. de Ufur. ( Lib. IV. Tit. XXLl.) voeg hier bij mijne Aanteekeningen over het III. B. X. D. n. 29. Insgelijks mag ook in amsteldam een fchuld - eisfcher, ter verzekeringe van zijn .achterwezen pand in handen hebbende, geene hoogere renten, dan zes en een vierde ten honderd genieten. HolL Konfult. III. D. Conf. LXXIX. n. i. doch op andere plaatfen mag niet meer dan vier ten honderd gevorderd worden. Precis du droit Belg. pag. 165. Maar in saxen, zegt carpzovius, is de gewoone loop of kours vijf ten honderd, het welk een' geld - fchieter aldaar wordt toegelegd. Jurisprud. for. P. II. Conjï. XXX. Def. I. en ten jaare 1548, gelijk hij in zijne Decif. Illuftr. aanteekent, in dier voegen is bepaald, om aan de inhaaligheid •en fchraap - zucht perk te ftellen. Decif. CCXCIV. n. 4 en 5. en deze Rechts - geleerdheid vindt pufendorff ten hoogden billijk, de Jure nat. & gent. Lib. V. Cap. VII. §. 12. Evenwel, mag een koopman of. negotiant hoogere renten bedingen. HolL Konf. III. D. Konf. CXXXVI. en in een omgekeerd geval kan men ook van een' koopman hoogere renten vorderen, omdat hij met de aan hem opgefchotene penningen grooter winst kan doen, gelijk onder anderen in frankrijk geoorlofd is. de re al la Scienc. du Gouvern. Tom. VI. pag. 139. hetwelk bij MicHAëLis om deze reden mede wordt goedgekeurd. Mofaïsch-recht III. D. bl. 72 en 73. Doch Keker naamloos Schrijver Princ. de legisl. Tom.l. Liv.TV. Ch. IX. pag. a86. gedrukt te amsteldam bij Reij 1776. keurt alle wetten af, die de rent - heffingen of interesfen befisoeien, want zulk een beding, zegt hij, is in de daad K 3 eea  78 A A N T E .E K E N IN GEN een foort van huur en verhuur, waar omtrent geene wetten den prijs rechtmaatig kunnen bepaalen. Hier uit volgt, dat een voogd., der .weezen geld renteloos laatende leggen, daar voor aan hun, alleen zoo veel ■moet opbrengen, als 's lands gebruik vordert (omdat ■de rent-heffingen bij ons overal zijn bepaald) Nederl. Advisb. I. D. Konf. LX1. bl. 130. vers. dat een momber. oroe new. ad Leg. 1. Cod. de Uftr. pupil. (Lib. V. Tit.'LVLJ) en dit is mede alzoo verftaan bij den Hoogen Raad den 1. Dec. 1592. neost. fuprem. Cur. Decif. LI. Doch een voogd het geld zijner weezen ten zijnen behoeve hebbende gebruikt , zoude de wees-' daar mede niet behoeven te vreden te zijn , maar zelfs de -zwaarfte renten, die bij de wetten zijn bepaald, te weten, zes ten honderd, kunnen vorderen, voet de Adminiflr. fcf p'cric. tut.-n. 9. (Lib. XX VI. Tit. Vil.) brunnem. ad Leg. 1. Cod. de Ufur. pupill. (Lib. V. Tit. LVI._) Dit is insgelijks aan de voogden bij de Ordonn. van de Weeskamer te m i dd e l b u r e Art. XXXVIII. op poene van dobbel croix verboden , wel verftaande, zoo wanneer dit ter kwaade trouwe is gefchied. Nederl. Advisb. I. D. Konf. LXI. bl, 130. vers. het welk nochtans. I. BOE BE X. D E E L. ■ 5- 3- jj^S - N. 5. Iemand in holland brieven .van meererjaarigheid willende verzoeken, moet zig tegenwoordig aan 'de staaten dier Provincie bij fmeek - fchrift of request vervoegen, na alvorens letteren van' voorfchrijvinge of brieven van zijn goed komportement bij den rechter zijner woonftede te hebben verzocht: wanneer hem zulks door de staaten gemeenlijk wordt vergund. Hier  I. BOEK X. DEEL, g. 3. n. 5. 79 Hier over hebben wij reeds gehandeld in het I. B. VIII, D. n. 15. 5- 5- . ■N. 8. De Rechts - geleerden zijn niet eens, hoe langen tijd de maagen moeten wachten, zonder den boedel van een' uiilandigen te mogen aanflaan en deelem. Yeelen Hellen hier toe drie, anderen zeven jaaren, met welk laafte overeenftemmen de Koftumen van gent Rubr. XXVI. Art. XXII. alsmede van brugge, onder borgtochte f fub cautione de reftituendo ) Tit. XIL /Irt. I. Sommigen vorderen daartoe negen jaaren, en te leiden moeten zij volgens de Ordonn. op de Weeskamer twintig jaaren wachten , doch mijns bedunkens laaten anderen deze bepaalinge van tijd best aan den rechter, voet ad ff. Fam. ercisc. n. 20. (L. X.T. II.) En zoo dra dit by den rechter is beflist, kunnen de erfgenaamen by uiterften wille (ex teflamento ) of wel de erfgenaamen by verfterf, (ab inteftato) niet Hechts des* uitlandigens goed in bezit nemen, maar zelfs na gelang van ieders aandeel, onder borgtochte, gelijk de groot alhier vordert, onderling deelen: zoo dat zy inmiddels echter meer als bezitters voor zekeren tijd en tot wederzeggens (fiduciarii) dan wel als eigenlijke erfgenaamen kunnen aangemerkt worden, voet Fam. ercisc. n. 18. In frankrijk kan deze deelinge na verloop van dertig jaaren volkomen en zonder eenige borgtochte gefchieden. f e r r 1 e r e Tom. I. pag. p.; Maar eens gefield, dat hy, wiens boedel, vermits men hem voor dood hieldt, reeds was verdeeld, wel'niet is te rug gekomen, doch evenwel noch langen tijd na deze gemaakte verdeelinge inleven is geweest, en eerst naderhand is komen te overlijden, dat vervolgens intusfehen, te weten: tusfehen deze verdeelinge en dén wezenlijken (effeétiyen) dood van den uitlandigen, de erf-opvolginge bij ver-  'to AANTEEKENINGEN- Vèflrerr of fuccesfie ab inteftato door eenige nadere wet was veranderd, waarbij de zuiken , aan wie de goederen van dezen voor-onderftelden dooden reeds waren aanbedeeld, van deszelfs nalaatenfchap waren uitgefloten. Wat zoude hier in na rechten kunnen worden gedaan? Buiten twijffel zoude men hen, of hunne erfgenaamen, uit hoofde der gefielde borgtochte , tot wedergifte kunnen noodzaaken. voet de Fam. ere. n. 19. (L. X. T. II.) zelfs zoo veel de vruchten aangaat, gelijk te cent uitdrukkelijk is bepaald. Kojl.van gent Riibr. XXVI. en de hane in de Aanteekeningen aldaar. Bij de naajle magen enz.} De vrage is , hoe die tijd moet worden berekend; federt de uitlandigheid of het overlijden? Voor het laafte is te recht geadvifeerd te leiden den 11 Okt. 1701. Nieuw Nederl. Advisb. Konf. XXXVI., beginnende het vermoeden of "de praefumtie van het overlijden met den dag der uitlandigheid. d esinard Collect. des decif. nouv. Pit. pag.'tó. n. 7. I. BOEK XI. D E E L. §• 4- N. 4. Bij ens kan de weeskamer over den kwistgoed of krankzinnigen geene verzorgers of kurateuren ftellen, of hem het bewind zijner goederen ontnemen, maar dit komt alleen het Hof van holland of den gewoonen f ordinairen) plaatfeltjken rechter toe, voet de Curat. furiof.S aliis Sc. n. 10. (Lib. XXVII. Tit. X.) En of fchoon een verbod van een' rechter eigenlijk en na het ftipfte recht niet buiten deszelfs gebied werkt, wordt evenwel, iemand het bewind zijner goederen bij den rechter verboden zijnde, zulk een verbod of interdiktie ook elders buiten deszelfs gebied bij toelaatinge ten opzichte van roerende, doch niet van onroerende goederen I  '1/ BOEK XI.- DEEL, J. 4. >M. 4. 81* ren'van waarde gehouden f gerefpekteerd.) Doch iemand onweetend, ter oorzake dat hij in eene andere plaats woonachtig is, met een kwist- goed handelende, kan, ingevalle hij bij de handelinge is verkort, uit hoofde zijner rechtmaatige dwaalinge, daar tegen reliëf bekomen, en heeft bij gevolg daarna tegen den zeiven. eene aanfprake, even of hij met iemand hadt gehandeld, die het volle bewind over zijne goederen hadt. voet de Curat. furiof. Sc. n. li, (Lib. XXVII. T. X.) Na rechten nu wordt iemand verftaan kennisfe van eene zake te hebben, die door zijne allerlompfte onachtzaamheid (fupina negligentraj van iets onkundig is,-het gene aan niemand onbekend kan zijn. 5- 7- N. 3. voet de Ritu nupt. n. 48. CL. XXIII. T. II.) is van een ander gevoelen , en vindt het niet onredelijk of onbetamenlijk, dat eene vrouwe in zulk een geval, na behoorlijk onderzoek, tot verzorgfter of kuratrice over haares mans goederen wordt gefield, en zoo wel de zijne als haare eigene.beheere, vermits zelfs eene dochter bij voorkomende ongelegenheid haarer ouderen voor hen in rechten bij wijlen wel wordt toegelaa- % BOEK XII. DEEL. t h ■ . In • A\\\& A .öb (M .2l?"tu\fiw aïrjh-'i Zie de. Obfervatien over h. de groot II.D. Obferv. *^5§ 2. 'Er zyn tusfchen den Koning van frankryk. "^h;:o nzen staat verfcheidene Traktaaten, by v o e t ■{#dSCtwn TertulUanum n. 30. (Lib.XXXVIII. Tit.XVIL,) aangehaald, nopens het recht der nalaatenfchap van uitMnders, die alhier derven, het welk gemeenlijk genoemd  I. BOE K XIII. DE EL, 5. 2. -«.«. pi noemd wordt Dtoit des Aubaines of liet recht der Vreemdelingen of elders geboorenen ("alibi natorum). En van dit ^onbillijk recht hebben de Koningen van frankrijk en s.p anj eN de Nederlanders bij het verdrag te kamesijk ten Jaare 1559. vrij verklaard, het welk mede ten hunnen opzichte in Vlaanderen is verftaan geen plaats te hebben. Precis du droit Belg. pag. 51. Dezen vrijdom bewijst ook de re al la Scienc. du Gouvern. Tom. IV. pag. 598. uit het X. Art. van het Traktaat van 10. Aug, 1678. tusfchen den Koning van franke ijk en hunne hoog mogenden te Nijmegen, waar omtrent noch naderhand een verdrag door onzen staat met dien zelfden vorst op den 23. Julij 1773. en met den Koning van zweden den 3. Mei 1777. is gefloten. N. 4. Behalven het gene groenewegen in de Aaitteekeningen alhier opgeeft, kan worden gezien het breedvoerig verhandelde van bijnkershoek Quaefl. jur. publ. Lib. II. Cap. XL Over zulks is't enz."] Tegenwoordig is 'er bij ons geen onderfcheid tusfchen inboorlingen en uitlanders in het Ituk van erf- opvolginge bij verfterf: Maar op de mee» He plaatfen moeten allen, die zig buiten de Stad met ter woon begeven, een foort van Schattinge, een tiende of fqmtijds een vijfde hunner goederen bedraagende, betaalen, gemeenlijk genoemd het recht van Exue of Isfue* voet de Judic. n. 99. (Lub. V. Tit. I.) welk recht bij den Jooden reeds van ouds is bekend geweest. Precis du droit Belg. pag. 89. Doch dit recht moet zelfs philip den II. zeer haatelijk zijn voorgekomen : want fchoon zijn vader den 23. Jan. 1532. aan die van a^xei, hadt verleend het recht van Isfue van alle borgers, die geene Schepenen waren geweest, of eenige andere beM 2 die-  9% A A NT É E K E N I N G E N ' dieninge van Stads wegen hadden bekleed, heeft hij ech-1 ter dit recht in de fterkfte termen te niet gedaan bij de Urne van axel en axeler Ambacht van 14. Mei 1565. Art. I. (Groot PJakaatb. II. D. bl. 2093.) Gemeenlijk evenwel mag een iegelijk zijne woonplaats verlaaten, en zig elders henen- begeven , zonder daar toe oorlof te verzoeken, en hier toe heeft een ieder recht overal, : alwaar de woonplaatfen tot geene gevangenhuizen zijn gemaakt, bijnkersh. Quaefl. jur. publ. L, I. Cap. XXII. verf. Si, tit modo dicebam en Lib. II. Cap. XXV. n. 6. als mede picq.uet l'Efprit des max. polit. Lib. I. Ch. XXI. pag. 241. en de Schrijver van het werk Principe de la legislation Liv. lil. Ch. ll. bl.ïy^. Het gene den • inwooners in moskovien niet vrijftaat, en volgens het Plakaat^ van Keizer karel VI. als Koning van b on e-m en aan de ingezetenen, zonder voorgaande toeftemminge van' den Souverein, ten Jaare 1732. -verboden is. de reai Tom. IV. pag. 540. En dit vloeit voort uit den aart en j de natuur eener willekeurige regeeringe. m o n t e squieu Efprit des loix Tom. 11. Liv. XXII. Ch. XIV. Maar de vrage is, of de inwooners bij troepen mogen verhuizen ? de groot de Jure B. P. Lib. 11. Cap. V. g. 24. n. 2. ontkent dit; het welk hij uit dé noodwendigheid van het einde afleidt: want -bijaldien, zegt riij, dit mag'-gefchieden, kan eene burger - maatfehap- ' pij niet blijven beftaan. Van een ander gevoelen is p utendorff de Jure nat. & gent. Lib. VIII. Cap. XI. alwaar hij de tegenwerpingen van de groot wederlégt, doch wiens gevoelen wederom door wernher Elem. Jur. nat. & gent. Cap. XVI. g; 4. wordt verdedigd. Wat hier van ook zij, barbeirac merkt in zijne Aanteekeningen over de éroot k. j. en over pufendorff n: 4. aan , dat deze bedenkinge. bijna niet anders kan plaats hebben dan alléén in twee gevallen; of indien de Souverein -zijne ingezetenen wreedaartig (tijrannicq ) - " be-  I. BOEK XIII. DEEL, §. 3. Over zulks is"t enz. 93 behandelt, of het land de inwooners niet kan fpijzenj in welke beide gevallen zulks, na zijn gedachten, den ingezetenen vrijftaat. Echter kunnen.'er noch andere gevallen buiten dezen zijn, als bij voorbeeld: wanneer de inwooners voor een' vijandelijken inval beducht zijn, waar van de voorige eeuw verfcheidene voorbeelden heeft opgeleverd. 'Hoedanig nu de Staaten, tegen het troepsgewijze vluchten hunner ingezetenen uit vreeze voor den vijand, hebben trachten te voorzien, kan gezien worden bij van zurck Cod. Bat. bl. 386. en in de Aanteekeningen aldaar, voet de Judic. n. 99. (Lib. V. Tit. I) En vat tel wil zulke verlaaters van hun vaderland ten ftrengften doen ftraffen. Droit des gens Liv. 1: Ch. XIX. bl. 86\ n. 2 en 3. En offchoon de burgerlijke wet de verhuizinge verbiedt, ftaat dit evenwel volgens het recht der natuur ieder een vrij. de real la Scienc. du Gouvern. ter gezegde plaats pag. 550. alwaar hij verfcheidene. redehen opgeeft, waarom iemand zijn vaderland , ondanks de burgerlijke wet , mag verlaaten. B. V. wanneer eene valfche Godsdienst daar ter plaats wierdt ingevoerd, of de lucht onzuiver en voor de gezondheid nadeelig wierdt enz. Echter geeft hij veele uitzonderingen van dezen regul op , fchoon de verhui-, zinge bij geene wet verboden ware. Zoo vermag bij voorbeeld een loon-trekkend Soldaat , die in dienst openlijk is' aangenomen en den eed van getrouwheid' heeft gedaan, het land niet willekeurig, maar alleen bij 'verlof van den Staat, verlaaten:. Vervolgens moet men aanmerken, dat 'dit recht van Exue alleen betaalen moeten, die naar zulke plaatfen vertrekken, alwaar dit recht omtrent onze ingezetenen wordt gebruikt. Vervolg op de 'HolL Konfult. en Adv. CXXII. bl. 424. Word fpoediger gehouden enz.~] De uitlandfche of vreemde kooplieden mogen, zoo dikwils zij met den anderen verfchil hebben, zig bij den Hoogen Raad, met voori M 3 bij-  94 AANTEEKENINGEN bijgaan van laagere recht ■ banken , vervoegen. Inflr. van den Hoogen Raad Art. XVIII. Die buiten Maas ende Zijp enz.j Soortgelijke voorrechts - gunninge of Privilegie heeft mede obj m i d d e lburg: aan het welk reeds den 25. Maart 1347. door Graaf Willem is gegund; dat niemand, dan die van echten bedde is, aldaar Schepen kan worden, mieris Gr Charterb. II. D. bl. 732. Op den $. Maart 1471. heeft Gravinne jacoba daar nevens noch eene andere gevoegd; volgens welke niemand m zeeland Schepen kan wezen, dan dk aldaar geboren en gegoed is. mieris IV. Deel bl. 471. Zelfs noch tegenwoordig kan aldaar niemand Burgemeester of Schepen worden , zoo hij niet van echten bedde en binnen de West er - Schelde geboren is. Kostume van middelburg Rubr. I. Art. V. En offchoon de Penfionaris versluis in zijne Aanteekeningen aldaar zegt, nergens te hebben kunnen ontdekken, waar uit deze .bepaalinge binnen Bewester Schelde gehaald zy, zoo is dit evenwel uit eene Refolutie van BurgemeestersSchepenen. Raaden en de voomaamfte ingezetenen van 23'. Julij 1518. bekend, waar bij het Privilegie van zijne Majefieit wordt aangenomen, behelzende onder anderen deze woorden: en wel bijzonder dat alle toekomende Wethouders, ..... geboren zullen moeten wezen Bewesten Schelde in Zeeland ten eeuwigen dage geduurende, en geene ander*. Deze gunst of Privilegie is door Raaden en Kiezers den 30. en 31. Julij van dat zelfde jaar bezwooren, en door Koning philip in zijne brief van den 21. Julij 1651. nader bevestigd. Zie tegenwoordigen flaat van zeiland LD. Kap.V. bl. 22$. 6. in de Aanteekeningen. De Vlisfingers hebben van Prins wil hem verkregen, -dat aldaar altijd één tot Burgemeester moet verkozen worden,  Ei BOEK XIII. DEEL, 5.5. 95 den , die in de Stad gebooren is. Privilegie van den * ' Maart 1374. Art. III. aangehaald by smallegan.gr Kronijk van zeeland L D. IV. B. bl. 558. L B O E- K X'LV. DEEL. §. 4. n. r. $• 4- N. 1. Het gene de groot alhier aanmerkt omtrent de fpeel-kinderen der Graaven en Vrijheercn, is bij de meefte volken in gebruik; (mits voerende in hun wapen een baar of balk, van de flinke hand fchuins naar de reehte hand opgaande) het welk groene wegen alhier met bewijzen ïtaaft, waar bij men kan voegen de clercq. over wielandt Tit. XXII. Obf. 1. n. 3. en dit is ook dus door gewoonte in frankrijk aangenomen. Louè't Arrêts notabl. pag. 203. Lett. D. en aldaar br ode au. Doch bij de Savoij aards worden alvorens deze drie zaken gevorderd. 1. dat de oudfte van het geflacht daarin bewilligt. 2. dat het fpeel-kind als een edelman leeft, en 3. genoeg gegoed is om dien ftaat te voeren, faber in Cod. Lib.IX. Tit.XXIX. Defin.XX. bij croenewegen aangehaald. Over deze fpeel-kinderen handelt van leeuwen Cenf. for. Lib. t. Cap. IL n. 10. in het breede, en het is bekend, dat de Bastaarden niet overal het recht van adeldom verkrijgen: want men is het niet eens, of fpeel-kinderen der edellieden , door de Overheid gewettigd, mede voor edellieden te houden zijn. daniel a cl as en de Jure legit. Concl.Xl. pag. 86. In frankrijk worden alléén daar voor gehouden, die uit koninglijke bloede zijn geteeld, en wel binnen den tweeden graad, de re al Tom. IV. pag. 561. Doch in duitschland worden deze fpeel-kinderen van. alle hoe genaamde adelijke voorrechten uitgefloten, en federthet overlijden van Keizer  0 AANTEEKENINGEN arnolïhus ten Jaare 89r.'is niemand,'dan die-van wettige geboorte was, tot de Keizerlijke waardigheid' verheven. Waarom ook frederik II, toen ten Jaare 1212. over zijne afkomst of geboorte gefchil was ontltaan, alvorens hij Keizer wierdt, zyne wettige geboorte heeft moeten bewijzen, le Droit publ. German. Tom. I. pag. 96. amst. bij pi kt er mortier 1749. het welk mede bij het laafte Artikul der grond-of rijkswet van Denemarken wordt gevorderd, de re al Tom. II. pag. 6%6. En te middelburg mag een bastaard gcenSchepen worden, dï ti mm e r m a n Aanteekeningen over de Koftume van middelburg bl. 18. Echter beklom wil hem de Bastaard ten Jaare 1066. den Engelfchen throon. de re al P. II. pag. 327. dezelfde, diëten Jaare iöjl. de wetten van dit Rijk heeft doen bij één verzamelen, pag. 381. Over het recht der adelijke bastaarden handelt mede de clercq over wielandt boven aangehaald. §• 5. N. 2. de groot zegt, dat een kind, uit een' adelijken vader geboren, edelboortig wordt , fchoon de moeder van onedelen bloede is, die door het huwe' lijk met haar' edelboortigen man het recht van adeldom verkrijgt, het gene omgekeerd geen plaats heeft. g 0 m e z. ad Leg. Tauri in L. 79. n. 6. pag. 556. En dit 'wordt bij alle befchaafde volken van europa gevolgd, behalven alléén in champagne, alwaar de moeder haare kinderen edelboortig maakt, het welk zeer bijzonder , en, gelijk de Schrijvers meenen , oorfprongelijk is, uit den bekenden flag der Edelen ten Jaare 841. onder de zoonen van lode wijk dtnVroomen. noest Algemeen Staats-recht II. B. VII. Hoofdft. §. 14. Bij veele Indifche volken voornamenlijk langs de Malabaar- fche  I. BOEK XIV. DEEL, $. 5. ». 2. 97 /c&e kust heeft eene andere wijze vanthroons opvolgïnge plaats, gegrond op eene meer bhjkbaare ofvolkomene zekerheid der koninglijke afkomst, want aldaar volgt geen zoon den vader, maar eener dochters zoon den grootvader in het bewind op. puf. de Jure nat. gent. Lib. VII. Cap. VII. §. 14. gelijk mede bij anderen, Di real lom. IV. pag. 205. en bij de oude Dukfchers in gebruik was, zoo als de groot beneden uit tacitus aanmerkt IL Boek XXVII. Deel§. 19. en dit heeft mede in amerika plaats, la fit au moeurs des Sauvages Amerïcains Tom. I. pag. 71. Over deze natuurlijke zekerheid hebben wij reeds gehandeld I. B. III. D. 8. de groot fpreekt alhier van het onderfcheid tusfchen Edelen en Onedelen , waar mede overeenftemt het oud Zeeuwsch recht: want die een' Edelen doodde, verbeurde honderd, en doodde hij een' Onedelen, vijf en twintig Pond, en zoo vervolgens na elks Edelheid. Keure van zeeland Kap. IV. Art. I. Meer vindt men hier omtrent bij kornel. alkemade van 't Kamprecht Art. XXXIX. in de Aanmerkingen bl. 104. Zie voorts fred. a sande over de voorrechten of privilegiën van den Gelderfchen Adel in Confuet. feud. TraSl. prae~ Um.pag. 9. «. 18. en vervolg. §• 7- N. 3. Over'het recht van de Jacht der Edelen. Zie mijne Aanteekeningen II. B. IV. D. n. 25. 5. 9- Schotvrij. Hier over fchrijft van leeuwen in Cenf. f«r. L. I. Cap. II. S. 8. N n.  9'S AANTEEKENINGEN'' ft BOEK f. DEEL §. 13. N. 4. Zaken, die uit eigen natuur tilbaar zijn, wor* den fomtijds voor' ontilbaare gehouden , wanneer zij ;:-s een aanhoorig deel (aceesfio) der ■ ontilbaare goederen worden aangemerkt, voet de Divif. rer. &'quallt,, h. 13. (Lib.I; T. Vllf.) doch losbaard renten worden* onder tilbaare goederen "geteld, neos'taj). de Feud.HolL fucceff.. Cap. uk. li. 27. N. 5. Somtijds is men zeer verlegen, of men de goederen voor roerende of onroerende moet houden; om reden,,, dat de roerende goederen.verftaan worden ter plaats te zijn , alwaar derzelver bezitter woont, en de onroerende, alwaar zij ïh de daad gelegen• zijn/ Hier uit volgt dan , dat de onroerende goederen aan de wetten hunner ligginge ondergefchikt zijn, terwijl de tilbaare goederen de plaa'tfelijke rechten van den eigenaar volgen, voet h. t. n. 30. Eene nalatenfchap behoort eigenlijk noch tot de tilbaare noch tot de ontilbaare goederen, nademaal dezelve in behden , zoo tilbaar als ontilbaar goed, befiaat. Arg.leg. 56:ff.de Reivind. (L. VI. T.I.) en b runnem. over deze l. 56. voet de Rer. div. n. -19. ('Lib.T. T. VIII.) Vermits de erf-aanhangige dienstbaarheden (fervitutes praediales^) niëts -anders zijn , dan toevalligheden van-onroerende goederen frerum immobihani qualitates) worden dezelven onder de onroerende goe?. deren buiten twijfTel te 'recht gerekend. "dST. 10. Die het gebied over de geh«el£ 'zee-heeft;, aan-  IL BOEK I. D E È L, f. ig. n. io. 99 aangevaard, (waar van ikde geoorlofdheidalhier nietonderzoeke)kan den ongewapenden en fchadeloozen vischvangst of fcheepvaart niet beletten, de groot de jhr. B. & P. Lib. II. Cap. III. §. 12. die ook in zijne Verhandelinge de marl libero. Cap.l. heeft aangetoond, wat ook s eldenus ds rnari claufo hier tegen zeggen moge, dat alle volken vrijheid moeten hebben, om eikanderen ongeftoord te kunnen bezoeken.'"; De Heer bijnkers110ek de dominio maris is hier omtrent niet in alles met de groot eens, die op den 17. Maart 1632. zelfs zijn gevoelen zeer befnoeid heeft. IIoll. Kon/uit. &Adv.ïll.D. Konf. CLXXII. Hier omtrent vindt men ook een zeer geleerd Advis van een' onbekenden Rechts - Geleerden in de Antwoorden op de XXX. Vraagen uit de gr0o t's inleiding e bl. 56. §• ip- Allezinster halver zte.~\ Het gebied van twee volken,7 die ten wederzijden eener rivier wponen, wordt ten hal-: ven gerekend, het welk door de groot breeder bêfchreven wordt de Jure belli £f pac. Lib. II. Capl I1L §. i(5. n. z. vat tel Droit des gens Lib. I. Ch. XXIL heemsk. Bat. Arkad. bl. 298. en 304. Evenwel kan het gebeuren, dat een volk aan de ééne zijde de geheele rivier -toekomt. Bij voorbeeld: wanneer een ander van de overzijde eerst bezit neemt, na dat de rivier reeds geëigend is, of indien tusfchen de wederzijdfche bewooners een beding gemaakt is , gelijk dit ook kan gefchieden , dat één van beiden geheel en onverdeeld het gebied over dé gantfche rivier zal hebben, p u r. de Jure nat. & gent. Lib. IV. Cap. V. §. 8. &■ de groot ds Jure B< £f P, dm. loco§. 18. N 3 % 22'.  ico AANTEEKENINGEN N. 13. Volgens Plakaat van 7. Scpt. 1531. mag niemand aan het ftrand, of op de duinen beesten te laaten weiden, nochte eenig hout, biezen ofte gers te fnijden enz, zijpaeus Nut. jur. Belg. Lib.Xl. Cap. I. pag. 248. §• 23- N. 14. Gemeenlijk mag ieder een, na de aanmerkinge van de groot, zoo wel volgens het burgerJük als het natuurlijk recht, een nieuw huis in de hoogte"1 bouwen , of een vervallen huis vernieuwen, of hooger doen optrekken, dan het te voren was. carpzov. Jurisprud. for. Part. II. Conji. XII. Def. XIII. n. 1. omdat een iegelijk gebruik kan maaken van de lucht, die boven zijn erf is. gail Obf. Lib. II. Obf. LXIX. n. 1. barbeirac over puf. de Jure nat. £? gent. Lib. IV. Cap. VI. 3. n. 1. Het welk evenwel deze uitzonderiüge lijdt: te weten: ten zij de buurman uit hoofde eener dienstbaarheid of .fervitut aan eene zekere hoogte van timmeringe is verbonden , of dat zulks bij keure of koftume is bepaald, petr. surdus Lib. II. Dec. CLXVIII. n. 6. pag. 113. Zoo gaf Graaf willem IV. den Lombarden ten jaare 1342. een privilegie, onder anderen van dezen inhoud: „ voorts geven wij hem die cameren, die „ nu ter tijdt ftaan voor onfe huijfe tot Delft, daar die „ Lomberden nu ter tijdt op woonen , en die zal men „ niet hooger timmeren, dan zij nu ter tijd zijn, en „ waart, dat die cameren vervielen , of dat zij verbran4, den, zoo mogen zijze weder opmaaken alzo wijd en„ de alzo hoog ende lank als ze te vooren waren. " Eu* rep. Staats Sekret. Maart 1780. bl. 299. Ook lijdc het recht van vrije, timmeringe in de hoogte eene uitzonderinge, wanneer iemand een gebouw in de hoogte maakt uit afgunst  II. BOEK I. DEEL. J. 23. 101 gunst, nijd of om zijn' buurman daar door te benadeelen. cakpzov. dicl. loc. Def. XI. gau eod.loc. n. 13. 14.16% & 17. brunnem. ad leg. 8. cod.fervit.&aqua (Lib. III. Tit. XXXIV.) het gene evenwel in het onzekere niet vooronderfleld wordt. Utr. Konfult. E D. Konf. CXVI. n. 3. cn 4. />/. 431. Maar bijaldien iemand zijn huis zoo hoog laat opbouwen , dat het zelve dreigt in te Horten, in dien gevalle kan de gebuur zig door een borgtocht van fchadeloosftellinge beveiligen., het welk voor hem van die noodzakelijkheid is , dat hij fchade lijdende dezelve buiten die op zijn' medebuur niet zoude kunnen vernaaien ; die zelfs als dan niet gehouden is de gevallen puin te doen weghaalen , indien hij ze ten besten wil laaten /. 6. ff. de Damn. infecl. (Lib. XXXIX. T. II.) bijnk. Quaefl. jur. priv. Lib. IV. Cap. XX. verf idque non ejl contra. Dit recht heeft ook 'de lijftochter of Ufufruktuaris , wanneer hij over het huis, waar van hij het vruchtgebruik heeft , eenig gevaar te gemoet ziet. voet de Ufufr. n. 33. (Lib. VII. T. I.) En fchoon dit recht een buitengewoon en laast hulpmiddel in rechten is, kan evenwel ieder rechter, die burgerlijke rechtsdwang of civile jurisdiktie heeft, uit aanmerkinge van het gevaar, het welk in een oogenblik kan overkomen, het zelve vergunnen, lauterb. Coll. Theor. Pracl. de damn. infecl;. «.5. en 6. (Lib. XXXIX T. II.) §■ 33 en 39. N. 25. 2(5 en 27. Hier over heeft voet gefchreven de Jure Patron. n. uit. (L. XXXVII. T. XIV.). 5- 44- N. 32. Niemand, zegt de groot alhier, en in zijn Traktaat de Jur. B. fc? P. Lib. II., C. XIX. $. 5. mag zig N 3 ièE  ioi .A M- N T E E K E N I N GEN zrsrfeeri het tefsn beneemcn, doch n. 4. toont hij aan;' dat-fommigen onder .de Jooden van dezen al^emeeneit ■regul alleen ééne uitzonderinge gemaakt hebben (dien de groot ook toeftaat) wanneer iemand namenlijk duidelijk voorziet,- dat Hij- in het vervolg tót imaad vaft .zijn' Schepper- zoiïde Jevcn, ten welken bewijze'zij het •Vopsbseid: vtó' sa^sok en saul bijbrengen ,■ wélké laafte , na hunne gedachten, uit hoofde' van het ernftig berouw over zijne zonden, bij god vergiffenisfe ontvangen heeft., na dat het gezicht van s a m u e l hem den'dood ffêBdfe-voorzegd.hadt. Maar dit wordt in gods woord niet geleerd: want uit 1 Chron. X. v. 13 en 14.'blijkt,- dat saul in zijne löngerechtigheden is geftorven. Ook vindt men ih de-gefchiedenisfen der Kristenen, zegt dè groot, voorbeelden van zulken, die zig het leven benomen hebben, op dat zij niet genoodzaakt zouden worden, fomtijds door pijn en folteringen den dienst van KristiVs te verzaaken. Dan de geoorlofdheid 'vari-dit alles l.iat puf end. aan het oordeel van den lezer ovef. de Jure nat. & gent. Lib. II. Cap. IV. g. 19. Evenwel merkt hij in 'zijn werk de Offic. hom. £f civ. Lib. I. C. V, §.'4. op het einde aan-, dat alle zulken, die uit vreeze voor fmert, of uit ijdele roem-zucht , huil leven-verkorten, tegen de wet 'der natuur zondigen. Doch in de ■Aanmerkingen over de-groot en pupéndokff verfchilt barbeirac van onzen schrijver, wannéér hij omtrent het aangehaald voorbeeld van samson opmerkt , dat samson tegen zijne vijanden zeer verbitterd was,' en doof god,- op zijne begeerte, geflraft is, het welk ten'hoagften'wa'arfchijnlij-k is -uit tiet boek der Richter en Kap. XVI. v. 28. Ook laat zig die geleerde Schrijver niet door dezer Kristenenvoorbeeldenovertuigen: (omdat de zulken gods almacht mistrouwen, en zijne goedheid verachten, welke wel eenig medelijden en ontferimi-nge met. 's menfchen' zwakh'ê-id-'Zou-de- hebben willen '. ri oeffe-  li:- B.O'ES L DEEL". §.44. K/32. 103 ©èfTenen', vooral, indien zij daar van bij god om. verguien is fe gebeden hadden.) Doch-het gene 3 arb.eira c 'er vervolgens bijvoegt, is van geen grooten aandrang: te weten: dat iemand, wanneer de zelfs-moord ©.m gevreesde, doch noch niet. aanwezsnde redenen t/ierdt' toegelaaten, daar door eene ■;zekere,, voor eene enz-'kere misdaad zoude begaan: want dit is .juist, het ^enerHioet bewezen, worden. Dan, hoe dit Q-ok zy » tie gedachten van, barbeirac hier,.omtrent komt my de beste voor, die ook onlangs in eene bijzondere verhandelingc is voor gefield, formey Melange Philof* T'tui. II. pag. 203. wol ff in Jure nat. Part. L. Cup. LL 349, en.wcrj-olg. tot §. 366". heeft,- na gewoonte-, kdiger, gelijk.| ook "f o,r met Princip. du'droit'nd-tur.'fur cette quaejl. aangetoond, dat de zelfs-moord tegen het natuurlijk recht aanloopt:'en dc-Haagfche Rechts-Geleerden bewyzen in de Objh'vat. over h. de groot IJ.D. Obf.. XXIII. bl. 65. uit verfcheidene keuren en gewijsden, dat die misdaad, even als onze Schrijver ui, icï aanmerkt, reeds in oude tijden op eene verachtelijke ■wijze ten affchrik van anderen is geflraft. Maar mag.een fchipper zijn fchip, ten einde hetzelve niet in 's vijands .handen valle , in de lucht doen fpringen,-of, gelijk men gemeenlijk zegt, den rooden èmn m 'hel kruid feeken,, en de aan hem toebetrouwde zier len en goederen,, .alzoo met het fchip ,aan de vernielende vlammen overiaaten ? Dit bevestigt iuei. amaq.ui Princip. dit droit de la nat. & des gens Tom.\lL pag. 316. En het zelve wordt door locceniü s naauwkeurig. onderzocht ..de Jure. maritim.o. Lib. II. Cap: IXr gelijk; ook door willembergius in zijne rerhandeT lingc ydc eo quod juftum efi-circa excur. marit. Cup. IV. 71, 24?die dit ongeöorlofd oordeelen. Op deze wijze , gelijk men verhaalt, dacht ook gustaaf adolf- Kming van zweed en , die, bij gelegenheid , dat zeker fchipêïci ' per,  rc4 AANTEEKENINGEN per, om zijn fctiip niet in 's vijands macht te doen val-, len, het zelve in brand ftak, zoude gezegd hebben: Hij" heeft zig mannelijk en dapper tegen mij en mijn rijk, maar bahlaadig er. godloos tegen zigzelven gedraagen. Hier bij kan men voegen den dood van hannibal, die, om der-Romeinen doel, die het langen tijd op zijn' dood hadden toegelegd, te verijdelen, dolle kervel innam, cn dervende zeide: laaten wij het Roomfche volk van eene groote moeite ontjlaan of afhelpen. Bekend is ook de daad van cato van utica. De real haalt verfcheidene voorbeelden van vermaarde mannen uit de oude gefchiedenisfen aan, die zig anderfms voor hun vaderland wel gekweten hebben, la fcienc. du Gouvern. Tom. III. pag. 158- &fuiv. Uit de bloote reden, fpreekt hij pag. 179. een' zelfs - moorder vrij, die zigzelven het leven beneemt, om een' harden en fchandelijken dood te ontgaan, welken hij anders van een' wreeden vijand zoude te wachten hebben, formey in zijne gezegde verhandelinge bl. 205. is ook van meeninge , dat vreeze voor zvvaarere ftraffe den zelfs-moorder kan vrijfpreeken. En volgens dit gevoelen, kan de daad van den Utrechtfchen Staats - M inistcr ledenberg , fchoon zijn lighaam verachtelijk begraaven is, voorgefproken worden, want toen hij met de pijnbank wierdt gedreigd , en voor eene fchandelijke ftraffe beducht was, nam hij het befluit zijn' dood te verhaaften, om alzoo, gelijk hij bij een briefje, voor zijn ongelukkig uiteinde in het Fransch gefchreven, te kennen gaf, langs korteren weg den hemel integaan. Vaderl. Hifi. X. Deel -bl. 292. Maar nooit kan men de daad van abimelech verdedigen, die aan zijn' knecht beval, hem van het leven te berooven , om niet door eener vrouwe's hand tra te komen. RichterenlX. vs. 54. menochius de Arbitr. jud. quaefl. Lib. 11. Cent.111. Caf.CCLXXXIV. & feqq, toont Wijdluftig aan, hoe men dezulken moet ftraffen, die mét  II. BOEK I. DEEL, 44. n. 52. k# met een godloos -oornemen de handen aan hun leven flaan, of zigzelven kwetfen. Men mag zig zekerlijk wel verwonderen, hoe het mogelijk zij, dat montesojjieu de zelfs-moord bij de Engelfchen niet voor eene ftraf- waardige misdaad, maar voor eene ziekte kan houden, zoo dat hij zelfs geene zwaarigheid gemaakt heb» be, in ernst te verzekeren, dat hen hierom te ftraffen even zoo onredelijk zoude zijn, als iemand eene misdaad te willen doen boeten, die hij in zijne uitzinnigheid hadt bedreven. Tom. I. Liv. XIV. Ch. XII. Te recht wordt een twee-gevecht tot demisdaad van zelfs-moord gebracht.l/« Lecons de la fagesfe Tom. II. Lefon XV. faulus voet de Duello heeft de verfoeieiijkheid dezer gruwzaame ondaad in eene bijzondere verhandelinge in het breede aangetoond, het welk ook door b ar bei ra c opzetlijk is gedaan. Reaieil des difcours. waar nevens kan gevoegd worden merula TV. Boek Tit. 11. Kap.V. bi. 170. In frankrijk, zegt de re al Tom. III. pag. 323. moet het ligchaam des genen, die in een twee-gevecht is omgekomen, onbegraaven blijven. Volgens Plakaat van Hunne Hoog Mog. yan 10. Febr. 166%. moeten dezulken bij nacht zonder eenige rouw-plechtigheid in ftilte begraaven worden, op verbeurte van honderd Guldens , gelijk dit reeds voorhenen bij de Staaten van holland was bepaald in het Plakaat van den 22. Maart 1657. (te vinden in het Groot Plakaatb. Vol. II. bl. 459.) uitdrukkelijk bevelende, dat de rechters der plaats, alwaar het twee - gevecht voorvalt, terftond zonder eenige rechtsplegingen, van het begaan ongelijk moeten kennisfe nemen, welk bevel zeer redelijk is ; behoudens evenwel den edellieden , of anderen, die eenige voorrechten of privilegiën genieten , hun recht, waarin zij ten dezen niet worden verkort. Wanneer nu en in welke geval- i Jen de twee - gevechten behooren geflraft te worden, - O wijst  /ïoó* . AA N TE E K E m N G E W wijst antonèllus aan dé Temp. leg: Lib. I. Cap. XXIX; Te recht ook vervolgens berispt goswin. van bsü bach in de Aanteeken. op carpzov. Jurisprud. for. Part. IV. Conjïit. IX. «.3. treutlerus , die/'o/. II. D/Vpaf. XXXII. 27/. VI. £jft g. de twee - gevechten wil verdedigen , terwijl dit zeilde gevoelen. van TREUttERt's mede door bachovius in net is wordt wederlegd. In de gefchicht - vernaaien van frankrijk vindt , men een merkwaardig voorbeeld van een twee-gevecht tusfchen franciscus de montmo; rencij Graaf de Lu en Bouteville en franciscus van rosmadec Graaf de Chapelles, die beiden te pafrijs onthoofd zijn , ter ééne , en tusfchen de Hee* ren bevron en bussij d'amboise ter andere zijde: Doch waartoe kan de allergekfte en belagchelijkile gewoonte, die uit de helle is voortgefprooten, 's menfchen hart niet vervoeren ? Hier mede was Bouteville zoo ingenomen, dat hij zig niet fchaamde de zon tot getuige van zijn uitmuntend bedrijf in te roepen, aitzema zaken van Staat en Oorlog II. Deel bl. 401.. In ons Vaderland hebben wij ook een foortgelijk voorbeeld gehad op den 5. Februari] 1600. tusfchen een' Franfchen Edelman brautc en jan abraiiamsz. lekkerbeetje bei> den aan het hoofd van een gelijk getal ruiters, alke» made Verhandelinge van het kamprecht, bl.81. Uit de oude en nieuwe gefchiedenisfen geeft echter de real na gewoonte veele voorbeelden op , zelfs ook van Krijgsbevelhebbers, die door verfcheidene zegeteekenen getoond hadden, dat zij onverfchrokken moed, en een onverwinnelijk hart, als 't ware van fbaal, bezaten en niet te min een bijzonder lijf-gevecht van de hand wezen, la Scienc. du Gouvern. alwaar hij Tonu V. pag-, 4.66. gewaagt, dat ka rel IX. Koning van zweden, kristiaan IV. Koning van Denemarken, door wien hij in den ftrijd verwonnen was , tot een gevecht  ttl. BOEK X DEEL", % 44. fc. 9^ tojr recht hebbendé uitgedaagd, van dén 'uitgedaagden: een* voudig ten antwoord kreeg ; dat hij hera raadde , hoe eer, zoo beter, naar anticijrf.n te vaaren, en aldaar het nieskruid te gebruiken, om aan zijne verftopte of bedwelmde hersfenen lucht te geven. Over de twee-gevechten handelt speideliüs- breedvoerig in Syllogc quaeft.j11ridk. F0L h Lit. D. pag. 915. Wi? hebbenverfcheidene Plakaaten zoo der staa t e n, als van Prins m au rits en wilhem Uh waar bij ieder een , van welken ftaat of konditie hij zij, het duelleren op het ftrengst verboden wordt. Groot Plakaatb. FoL 1. bl. 39c «11351. en Fok IV. ik 162. til Skbfiffa ita ..^3SlA\if-S 3S>.'.)'. «>v» [ a • «o cl n.K.^ J OjK nA , N. 33. groene wegen merkt allaer in zijnt Aan-rekeningen op, dat volgens het gevoelen van damhouder en zijpaeus die ftraffe, waar van de groot fpreekt, geen plaats 'kan hebben omtrent de zulken. dïezig uit krankzinnigheid van kant helpen, en dat de/.eu aan geen misdaad fchuldig zijn; van welk gevoelen mede is voet de Bonis tor. aai ante Sc. n. 2. (Lib. XLVUL T. II.) En in de Holland/'. Konfult. IV. Deel., vindt meu een Advis, gegeven te Rotterdam den 13. Juiij 1649. dat de Bailliu of Hoofdfchout het geld, hijjvelk hij tot boete uit den boedel van iemand, die zig uit krankzinnigheid het leven hadt benamen, hadt weten te krijgen, moest te rug geven. Konf. CCXLIV. en dat 'er geene ftraffe of boete te pasfe kwam, voor dat 'er een misdaadig opzet ten klaarften bewezen was. Huil KonfulU l.Dcf*; Konf. CCCXXXII. bl. 531. Alzoo is het ook verftaan: bij het Hof van holland den 18- Fe.br.. i6i'o< va n alp ken Papegaai II. D. bl. 51. en vervolgens. Ja zelfs, zegt van zurck in Cod. Bat. Tit. Doodflagen §. 12» (A) bl 318. kunnen de goederen van iemand, die, aan .r .1 O 2 geene  gpf AANTEEKENINGEN geene misdaad fchuïdig ftaande, zig zelven uit droer> geeftigheid of melancholie het leven beneemt, door zig: by voorbeeld van eene hoogte af te werpen, te verdrinken of verhangen, met alleen niet aangetast of verbeurd verklaard worden, maar zelfs behoeven de erfgenaamen m dien gevalle de ftraffe niet af te koopen, waartoe zij anderfins de vrijheid hebben. Maar als dan eerst lcan 'er ftraffe gevorderd worden, gelijk in de volgende §. wordt aangemerkt, wanneer iemand, over een misdaad zijnde aangeklaagd, zig zelven van kant helpt, om de pijnbank of een' fchandelijken dood te ontwijken: het gene in de daad zoo is, bijaldien de misdaadiger.voor zijn wettigen en onderhoorigen of kompetenten rechter aangeklaagd ofte recht gefield wordt. ° Inn,oUAHD en bij ons in zeeland als mede .in staats Vlaanderen zijn hedendaags deze voorrechtsgunningen van uit- of afkoop, waar van degroot en groenewegen als mede ook vanzurck gewaagen, van geene de minfte waardij, omdat aldaar geene goederen, hoedanig ook de misdaad wezen moge, kunnen worden aangeflagen of verbeurd verklaard gehjk wij beneden III. Boek XXXII. D. g. 14. n. 34.. zullen zien. ' ' ' ■ II. BOEK II. D E E U 1 (b) Behalven het Handvest van Vrouwe mar ia van. ïourgondien, bij groenewegen aangehaald, kunnen ook worden gezien de Qbfervatien over h.de6hoot Jl.Decl O*/; XXVI. bl.7$.  ÏT. BOEK IL DEEL, §.7. n. ïo. *o> 5- ?• N. 10. 'Er zijn drieërhande rechts-middelen, om in het bezit-recht of de posfesfie te worden geftijfcl ; te weten: een mandement van fpolie , van nieuwigheid, bekend onder den naam van Komplainte, en een mandament vau maintenue: waar van j. voet het onderfcheid opgeeft. Uti posfidetis n. 7. (L.XLIII. T.XVII.) zie ook damhouder Prakt, civil. Hoofdfi. XLII. Op welke wijze in gevalle van fpolie worde geprocedeerd bij den Eisf of Impetrant, en hoe zig de ver-weerer daar tegen van eene dilatoire of peremtoire exceptie kan bedienen, vindt men bij sc hom aker Konf. & Adv. IV. D. Konf. XX. Komplainte heeft drie deelen: het posfesforium plenum , om in het volkomen en onbelemmerd bezit te worden gefterkt, anders gezegd Maintenue, het posfesforium fummarium of de rekredentie, en het posfesforium fammarisfimum of het reftabliffement, welk laafte door Kommisfarisfen wordt verleend, die zoo lang ter dingplichtige plaats blijven, tot dat aan de provifionele uitfprake is voldaan, bost Trakt. over de Kompiamëte. Tit. VIII. n. 2. Om dit Reftablisfement te erlangen heeft men maar één beëedigd getuige noodig, die ter goeder naam en faam ftaat, en boven alle tegenfprake is. carpzov. Refp. Elecl. Tit. II. Refp. XI. n. 4. bokt ter aangehaalde plaats n. 6. Evenwel wordt het getuigenisfe van onbeëedigde getuigen aangenomen, voorzoo verre het zelve ter onderrichtinge des rechters wordt gegeven. FINCKELth. Obferv. Pratl. II — IV. & feqq. die Obfervat. CXVII. breedvoerig opgeeft, hoe men verder in rechten moet handelen. Voorts ftaat hier omtrent te letten, dat al het gene hooger onderzoek vereischt, noch bij het reftablisfement noch bij de rekredentie in aanmerkinge wordt genomen, schomaker Konfult. en O 3 Jd.y.  fïS -AA-NTEEKENINGE Ni Adv. IV. Deel Konf. XXf« «..'24. W. 223. waarom ook het gewijsde van het reftablisfement alleen is interlucatoir of provifioneel. scmomak. in het zelfde IV. Deel Konf. XXVIII. n. 70. bij wien men ook Konf. XXI. n, 25- en vervolg, het onderfcheid kan vinden tusfchen Reftablisfement en rekredentie. §• rt. Dit onderfcheid enz. Van dit onderfcheid wordt gefproken beneden in het II. Hoek VIII. Deel §. 2. en in het X. Deel n. 3. 5- 12. N. 14. Wanneer een onbevoegde de ervenisfe heeft aangevaardt, kan de eigenlijke of bevoegde erfgenaam verzoeken in het bezit temogen worden gefteld, op grondvan de, laafte wet Cod. de Edicl. Div. Hadr. tolt. (L. VI. T. XXXIII.) zijnde dit een hulpmiddel in rechten, waar door de waare erfgenaam intusfchen het bezit dier goederen verkrijgt , welken de overleden , over wiens ervenisfe verfchil is, tot op zijn' dood bezeten heeft t doch niet van zulke goederen, welke bij deszelfs over-l lijden reeds in handen van een' derden waren. Verder kan men beneden in de Aanteekeningen over het II. Bi XXI. D. n. 10 en 11. vinden, bij wien dit verzoek van provifioneel bezit moet worden gedaan, en of het zelve binnen jaar en dag moet gefchieden, als mede of de erfgenaam, dien tijdoverfchreden zijnde, langs den gewoonen weg van rechten de ervenisfe kan vorderen. In gel£ er land zijn zulke provifionele verzoeken niet bekend, sc ho m. Konf en Adv. V. Deel Konf. XLV. n. 18.* en vervolg. Bij m e n o c h i ü s vindt men het interdiStum quorum bonorum en de aangehaalde laafte wet uit den Cod. de Edicl. Sc. breedvoerig behandeld de Adip'ifc. -psfesf. remed. IL  TI. BOEK. III. DEEL. f i. n. r. in H. BOEK III. D E E L. §• i. N. r. Over den aart en" de natuur van den eigendom ïs veel gefchreven, doch hier omtrent zijn alle de Re cuts■ geleerden niet van'één gevoelen, de groot dt Jure B. £? P. Lib. 11. Cap. li. §. 2.. n. i. £? feqq. en pufe nd.. rfe Jwre nat. & gent. Lib. IV. Cap. IV. hebben dit ftuk in het breede behandeld; waar over locke duGouvem. Civ. Chap. IV. zeer fraai fchrijft. De gedachten van de groot komen hier op neder : dat god, zoo welbij het .fcheppen der Weereld als naderhand na den Zondvloed aan het geheele menschdom recht en heerfchappij over al het gefchapene op de aarde gegeven hebbe, en in zoo verre zijnde fchrijvers, die dit ftuk behandelen, met eikanderen eens. Maar dit is de vraage, of men dit moet verftaan in een' ftelligen of toelaatenden, (pofitivo) dan wel in een' ontkennenden of ontnemenden zin, (negativo fenfu) dat is: of alles voor ieder één Zonder onderfcheid en uitzonderinge gefchapen zij, zoo> dat den eenen boven den ander daar over geene heerfchappij toekome , of gelijk van der marck Infl. jur. civ. pag. 139. in notis zegt: dat eene ontkennende of ontnemende gemeenfchappelijke eigendom, waarop niemand eenig meerer recht dan de ander heeft, zulk eene genoemd wordt, waar in de eigendom niemand in het bijzonder of afzonderlijk toekomt. Dit is ook het gevoelen van pufendorf het welk mede de Raadsheer noest over de groot de Jure B. &P, de reaL Scienc. du Gouvem. Tom. I. pag. 44. en Tom. III. pag. 33. en de^Heer de groot zelf alhier n. 4. zijn toegedaan, wolf de Jur. nat. Pan. II. Cap. L §. 27. en 30. merkt uit de h a n d e l i n g e n d e r apostelen Cap. II. vs. 44 en 45. aan, dat zulk een gemeenfchappelijke eigendom onder de eerfte Kriste- nef?  na AANTEEKENINGEN nen plaats -hadt, van welke gedachten formeit mede is. le Plrilof. Chret. pag. 8ó~. Doch zeiglïrus over de groot de Jur. B. £? P. ipreekt zulken eigendom tegen , en is van begrip , dat god alléén aan ado de macht over liet gefchapene heeft gegeven, zoo dat hij terftond na zijn aanwezen heer en meeter overal hetondermaanfche werdt. Maar deze bijzondere en bepaalde eigendom wordt door locke dm. tra», wederlegd, wanneer hij §. 16. aantoont, dat zulk eene vergunninge' nooit kan bewezen worden. De gedachten van den Predikant briatte over den oorfprong van den eigendom kan men vinden in zijne, verhandelinge genoemd Ojfrande a Vhumanïtè Tom. I. Chap. II. waar over robertson mede handelt. Hifi. de l'Amérique Tom. II. Liv. IV. pag. 288, dans les obfervat. i 2. N.7. de groot handelt alhier over den uittekenden eigendom, of liever over het uittekend gezag, (dominium feu imperium eminens)gelijk thomasius over hub e ren met hem bijnkersh. Quaefl. jur. publ. Cap. XV. willen, de groot de Jur. B. P. Lib. I. Cap. I. %. 6. en Cap. III. %. 6. n. 4. Lib. II. C. XIV. %. 17. en Lib. III. Cap. XX. §. 7. behandelt nevens pufendorf f de Jure nat. e? gent. Lib. VIII. Cap. V. §. 7. dit ftuk wijdloopig; en allen, die voor of na den dood van de groot gefchreven hebben, zijn hier in met hem van dit gevoelen : dat. namenlijk , de Souverein meer gezags over "de goederen zijner ingezetenen hebbe , dan de bezitters zelven, en dat hy dezen na vereisch kan gebruiken. Van dit begrip is" ook barbeirac dans les Obferv. fur de Groot. Liv. I. Chap. I.g. 6. die evenwel daar bij zeer gegrond aanmerkt, dat'in zekeren zin een wettig Souverein even zoo min recht op het goed yan zijne ingezetenen hebbe, dan eene andere vreemde Mo-  II. BOEK III. D"E E L, §. 2. ni f. '115 Mogenheid volgens het bekend fpreekwoord: dat alles, wat ieder in 't bijzonder in eigendom bezit, aan den keizer , alléén uit hoofde van zijn uitgeflrekt gezag en de aan hem verleende macht, behoort; zoo dat bijgevolg, gelijk hij verder aanmerkt, dit recht, het welk ten algemeenen nutte is ingevoerd, den vorst niet als zoodani°en maar in betrekkinge als opperhoofd der maatfchappij toekomt, vermits hem alles uitdrukkelijk of ftilzwijsendis toegedaan, zonder welk het gemeen doel-einde niet zoude kunnen bereikt worden, gelijk de Heer de groot dit ook alzoo begrijpt. Waarom ook de RechtsGeleerde striichïmeijer de Republica L. II. Cap. IIL ff 5, onlangs te recht heeft aangemerkt, dat het goed der'maatfchappij eigenlijk aan ieder lid-in het bijzonder, doch meer oneigenlijk aan den vorst in eigendom behoore. Nu kan 'er geen rijk, geen gemeenebcst ftaande blijven, indien de Souverein zulk een recht van eigendom niet heeft , mits 'er evenwel worde- gezorgd, dat den ingezeten de fchade, die hij daar door geleden heeft, na redelijkheid uit de gemeene Schat-kist worde goedg'edaan. Op de vrage, of de Souverein alleen in gevalle van noodzakelijkheid, en niet, wanneer het gemeene nut zulks vordert, van dit recht gebruik kan maaken antwoordt b ij n k e r s h 0 e k ter aangehaalde plaats' neen: en de re al merkt te recht aan, dat de Souverein,'indien bij hooge noodzakelijkheid dit recht alléén plaats vondt, als dan geen meer gezags zoude hebben, danieder ingezeten, die in dien gevalle eenes anders goed mag aanvaarden. Het gene wij boven gezegd hebben, dat ieder ingezeten in het bijzonder zijne goederen in eigendom behooren, heeft plaats- onder allerhande foorten van regerings - vorm, behalven alléén onder-eene willekeurige regeringe. Want aldaar bezitten de ingezetenen alleen hunne goederen ter bede, en kennen derhalven eeen recht van erf-opvolginge, zoo dat een vaö P der  .114 ,'AA:NTEEKENINGEN- der zijn goed Hechts in lijf - tocht heeft, zonder het zelve zijn' zoon zonder toeftemminge van den Souverein, te mogen nalaaten. de r zal la Scicnc. cluGouvern. Tom,. L pag. 103. waaruit loeijseau de Seigneurus te recht befluit, dat deze willekeurige of onbepaalde Alleen-heer^ fchinge rechtsfbreeks met de natuurlijke vrijheid ftrijdig is. m o n t e s q_u i e u 1'Efprit des 'loix geeft eene e)r genaartige befchrijvinge van zulk eene regeeringe, te vinden Tom. ï. Liv. V. Ch. XIII. en onlangs heeft bureamaq.ui over het recht der Hooge Overheid op het goed der ingezetenen gehandeld. Frincipes du droit de la nat. & des gens Tom. Vil. Chap. XIII. §• 3- N. 9. Niemand mag, federt'er recht-banken zijn ingefteld, op eigen gezag , het zijne met geweld naar zig nemen, gelijk de groot te recht opmerkt. Echter blijft deze oude vrijheid overal plaats houden , alwaar men geene recht-banken heeft, ofwanneermenbij aanhoudenheid , ja zelfs nu of dan buiten gelegenheid is, om zig bij de recht - bank te beklaagen B. V. indien de tijd of andere omflandigheid iemand belet zig bij den rechter te kunnen vervoegen, degroot de Jure B. & P. Lib. I. C. III. g. 1. n. 1. want nood breekt wetten. /. 11. 2. demuner. ef honor. (Lib. L. T. IV.) Arg. I. 7. de Ad' min. & perk. tut. (L. XXVI. T. VII.) I. u Cod. Quan-. do Ik. un .( L. HL T. XXVII. Jfinckelth. Obf.. VIL ». 4. En over dezen nood iri betrekkinge tot de wetten handelt in het breede speidelius Sylloge quaefl. jurid. Vol. II. Lit. N. pag. 406. welke Rechts-geleerdheid de zaligmaker zelf ons aan de hand geeft. eatth. Kap. XII. v. 3. en vervolg. Het welk ook bij het recht der volken en na burgerlijke wetten is veroortofd: de re al la Scitnc. du Gouvern. Tom. V. pag. 531. waar  "II. BOEK III. DEEL, §.3. v.9. u$ tïtav' uit dan ook de zelfs - verdedigirige wordt afgeleid: Diensvolgens mag ook in zulke gevallen een fchuldenaar, die doorgaat, aangehouden, en het geld, dat hij bij zig heeft , hem afgenomen worden.- voet de JudkBi 2. (Lib. V. T. 1.) 1. 10. g. 16. Quae in fraud. cred. Sc. (Lib. XLVIII. T. VIII.) zoo mag ook een iegeiïik zig recht verfchaifen, wanneer de rechter hem dit Weigert: gelijk bij de Moscoviters ftraffeloos wordt toegelaaten. de groot de Jure B. & P. Lib. IL Caf. XX. §. 8. k. 5. En goswin. van esbach teekent op in zijne Aanmerkingen over carpzov. Jrtrispmd. for. P, IV. Confl. IX. Bef. L dat ouwlings in duits caland ieder een, wien het rechts-onderzoek wierdt geweigerd, of indien het zelve langen tijd bleef fleuren, den rechter kon uitdagen (diffidare) het gene evenwel te verftaan is van een' hoogen niet van een' Jaagen rechter, wanneer de reden daar toe zoude ophouden, carpzov. Refp. Elecl. Lib. Ui T. II. Refp. XX. ■31. 14. want een laager rechter kan even als een ander •bijzonder perfoon in rechten aangefproken worden. L. VI. -T. IX. Refp. XCV. n. 2. Het is verwonderenswaar/dig, dat men in de Mofaïfche wet voorbeelden van bijzondere wraak-oeffeningen , bij den oPfer-wetge.ver toegelaaten, aantreft tegen een' man-dager, die .buiten opzetlijke fchuld , ja bij een noodlottig ongeluk zijnen naaften, dien hij van gisteren of eergisteren niet haatte, hadt gedood, jos. XX. v. 2. exod. -XXI. v. 13. nüm. XXXV. v. 6. en nit deut. XIX. ,v. 6. als mede uit de kant -teekcnin gen blijkt, da6 aldaar van eene bijzondere wraak-oeffeninge wordt gefproken. -Zie: puf. Le droit de la nat. S des gens Liv. III. Ch. I. 7. welke zwaarigheid bareeirac tracht uit den ■weg te ruimen. Aanmerkingen over de groot le-Droit de ia gnetrt & de ia pais Liv. L Chap. I. g. 17.- n- 3. Of hij -hier in, na zijne gewoonte, gelukkig zij gefaagd, laapky P2 te  xï6 AANTEEKENINGEN te ik over aan het oordeel van den lezer , die last heeft deze plaats na te gaan. Sommigen zijn van oordeel dat de ongewoone bijzondere wraak-oeffcninge den looden alléén om de hardigheid hunner harten zoude zijn toegelaaten, gelijk dit pup end. op de aangehaalde plaats ook alzoo is toegefchenen , fchoon hij niet onduifter zijne zwaarigheid in dezen laat blijken ; en dit is ook eenvoudig het gevoelen van m i c h a ël i s Mofaïsch recht VI. Deel bl. 233. Dan zulks voldoet mij niet, dewijl ik niet allen eerbied gezegd, niet kan zien, hoe god, behoudens zijne ongekreukte en volmaakte heiligheid een zedelijk kwaad zoude kunnen toelaaten. Na dat 'deze aanmerkinge voor de druk-pers was vervaardigd is mijin de hand gekomen zekere verhandelinge van'het genoodlchap Floreant liberales artes amsteldam bij gerrit warnars door Mr. henricus calkoen ever het voorkomen en ftraffen der misdaaden, alwaar hij bl ojtH* en bij den Hoogen Raad Decif. XXXVI. Sommigen vergunnen hem alleen eene perfooneele aktie ■ tegen den dief, omdat volgens het Roomsch Recht goed het welk iemand voor mijn geld koopt, daar door niet het mijne wordt. Von ad ff. Qui pot. funt in pign. fifo' n. 37. en de Rei vindic. ri. 11. (Lib. VI. Tit. L). 5. 7.. 8i-;.f De de wederzijde gefield zijnde, enz.1 De redèn ' hier van rs, omdat iemand, die den aangeboden' eed met wil doen , of aan zijne parthij laaten , verwezen wordt; alzoo het voor een duidelijk teeken te houden is dat iemand, die niet wil zweeren, of zijne parthii laaten zweeren, eene onrechtmaatige zake voor heeft, voet de Jurejur. five vohnt. &c. n. 13. (Lib. XII. Tit II ) het* gene zoo wel ten opzichte van den eisfeher als verweerer plaats heeft, voet aldaar n. 16. waar omtrent hij evenwel n, 15. eenige uitzonderingen opgeeft Hier over zullen wij breeder handelen in het Hf. Bock L. Deel. n. 6. ii. boe k, IV. deel. S- ?• Edele Vogelen."] lTn de Plakaaten van de hout-vesterijm ié' T f ' worden dezelven opgenoemd als Reigers.1 Aioerhoenderen, Patrijzen. Duiven, Korhoenderen, Kraanen ' inlde Zwaanen Trapganzen, Fa ijanten, te vinden in het Holl. Plakaatb. bl. 3027. Het gene de groot alhier n. 5. aanmerkt nopens* het loon, het welk iemand, die een dezer vogelen zonder opzet vangt, na redelijkheid geniet, lijdt geene te- " §en;  TT. B O E K IV. DEEL, $. 7/ 155 gênfprake ; Waar omtrent groenewegen in zijne Aanteekeningen verkeerde Plakaaten opgeeft; want het één is van den 26. Nov. 1612. het ander van den 17 April 1633. Het eerfte kan men vinden in het Groot Plakaat b.. l.Deel, bl. 1388. het laafte in het II. Deel, bl. 2348. De Graaflijkheid.'] de c r o o t handelende alhier over het recht van de Jacht, zegt , dat dit den Souverein toekomt, het gene hem genoegfaamoveral wordt toege kend, waar van mén de reden kart vinden bij püfend. de Jure nat. & gent. Lib.IV. Cap. VI §. 6. fchoon hieromtrent onlangs tusfchen twee Rechts-Geleerden vrij hevig is getwist. Wat hier ook van zij : het blijkt ten minften, dat de Staaten van holland van begrip zijn, dat hun dit recht toekomt: want volgens het laafte Plakaat van Aug. 1750. mogen 'de Edelen van holland door geheel bolland en west-friesland vrijelijk jaagen, op welken grond ook henr. lodew. petrus vanbreDerode deze vrije Jacht door Hout-vester en Mee-' lier-knaapen is vergund, Prof. te water Verbond en Smeekfchrift der Ed. II. ftuk, bl. 285. En den genen, dien zulks bij de Graaflijkheid, enz."] Indien 'er gefchil rijst over deze Jacht, en de Hout-vester iemand, die zig te vooren daarvan heeft bedienddit recht betwist, mogen hier tegen geene posfesfoire middelen bij de hand genomen worden, maar dit gefchil moet langs den gewoonen weg voor het Jacht-gerechu gebracht worden, zonder dat de opzieners van het zelve zig aan eenige mandamenten van de Hoven behoeven te bekreunen, voet de Judic. 72.127. (Lib. V. Tit. I.). jftlzoo is d;t ook verftaan bij Hunne Hoog Mogenden den 25 Febr. 1723. Ordonnantie voor het Jacht-Gerecht van sluis Art. IX. Maar Hout-vester en Meelter-knaapen , wegens het gewicht der zake, hun dezelve niet durvende aantrekken, of daar over vonnisfen, moet het gefchil voor het Hof van holland gebracht worden. 0,3 van  m AANTEEKENINGEN van 7.urck Cod. Bat. Tit. Wildernis Jen %. tl. bl. l*t£ Somtijds kan het Hof mandament poenaal verleenen en daar door bevoegd (kompetene) worden, de haas Nieuwe HolL Konfult. XXIü. 5- 3. Bij het gene groenewegen hier over aanteckent, kan gevoegd worden mieris Gmt Charterboek van holland III. Deel.bl. 599. N. 7. Niemand in geheel zeeland, van welken ftaat of rang hij zij , mag in eenes anders boomgaard of boseh , zonder deszelfs vergunninge , komen jaagen, op verbeurte van tien guldens. Plakaat van zeeland 5 Dec. 1623. Het gene al van ouds bij de Keurt van zeeland was verboden Kap. III. Art. XXVI. En dit niet te min gefchiedende, wordt hier tegen fomtijds poenaal verleend, gelijk dit breeder wordt verhandeld bij de haas in de boven aangehaalde Konfttltatie. In Gelderland mag niemand zijn eigen bosch geheel roeien, om een' derden in zijn recht van Jaagen niet te verkorten, van Hasselt Konf uit. en Adv. bl.4.11. n. 8. Doch ik twijffele of dit wel met de Bataaffche vrijheid ftrooke.' $. 12. Dan die merkelijk is gegoed.'] Niemand mag in zeeland duif-huizen zetten, ten zij Ambachts-;- eer zijnde en tweehonderd Ambachts - gemeten bezittende. Echter mag aldaar een Ambachts-Heer niet meer dan één duiven-kot doen maaken. Keure van zeeland Kap. UI. Art, XXVI. gelijk ook in het land vanrvx ten op verbeurte  tt. BOEK IV. t> Ê E L, §. 12. iar ' beurte van tien guldens, bort Traktaat van de domeinen van holland VI. Deel. n. 2-6. In engeland mag niemand een duiven-hok zetten, dan die 'er een te voren heeft gehad , ten ware op een land of hoeve , het welk zoo groot is , dat de duiven gewoonlijk niet verder vliegen, fchoon dit evenwel moeilijk te bepaalen is. argentraeus ad Conflict. Brittami. Art. CCCLXVIII. Wat nopens het Hellen van duivenkotten op verfcheidene plaatfen zij bepaald, vindt men in de Rechts - geleerde Obfervatien over 11. de groot III. Deel Obf XXVIII. bl. 73. Genoegfaam het zelfde is bij de Staaten van holland vastgefteld op het houden van Endvogels. Plakaat van holl. 30 Jan. 1604. en in zeeland-mag niemand zwaanen houden op verbeurte van veertig Pond ten behoeve van den Graaf, ten ware honderd Ambachts - gemeten bezittende. Keure van zeeland Kap. III. Art. XVlL Mogen alle Edelluiden vangen, enz. ] Dit heeft ook bijna over al plaats, volgens het geadvifeerde in de Utr. Konfult. I. Deel Konf. LXXXI. n. 4. Doch na den dood van de groot hebben de Staaten van holland den 11 Dec. 1666. de Edel-lieden , die even'te voren bij vreemde Vorflen tot den Adel-Hand verheven waren, 'de vrije jacht verboden. ■ % 27. '; N. 25. Wat de Staaten van zeeland van tijd tot 'tijd omtrent de jacht en het recht tot dezelve bepaald hebben , kan uit onderfcheidene Plakaaten opgemaakt worden, als daar zijn de Plakaaten van 5 Dec. 1623. van 20 Nov. 1666. en 27 Junij 1675. Ook is 'er een oud  ; i2g . AAN TE.EKENINGEN oud Plakaat van den Jaare 1594. waar omtrent mede kan gezien worden do Keure van zeeland Kap III Art. XXIV, XXV. en vervolgens. ' Insgelijks hebben Hunne Hoog Mog. den 25. Febr. 1723. een Plakaat uitgegeven, het gene met het Plakaat van Kt izer k a r e l V. van den laaft en July 1545. betrekkelijk die van holland, zeer veel overeenkomst heeft. Doch naderhand zijn 'er andere Plakaaten uitgekoomen , eerst den 27. Jan. 1623. te vinden in het groot Plakaatb. V. Deel bl. 788. en daar na den 4. Mei 1719. te vinden in dat zelfde Deel bl. 810. Ook zijn in Gelderland verfcheidene Staaten Plakaaten over het recht van de jacht, welken bij scho maker worden aangehaald. Konfult. en Adv. II. Deel. Konf. LXJJ. n. 30. J 5- 28. Andere luiden."] de groot merkt aan, dat niemand, buiten den adel, haazen of konijnen mag vangen. Maar de vrage is, of men dit iemand te recht kan verbieden, daar volgens het recht der natuur ieder een het jaagen vrijftaat? Hier op antwoordt de groot de Jure B. & P. Lib. II. Cap. II. 5. en boven in deze Inleidinge I. Boek II. Deel. n. 12. dat de burger-wet, fchoon niets kunnende gebieden, het gene de natuur-wet verbiedt, of niets verbieden, het gene dezelve gebiedt, evenwél de natuurlijke vrijheid mag befnoeien, of ook verbieden, het gene de wet der natuur vrij laat; in welke gevallen de natuur-wet voor de burger-wet moet wijken. jrurlamaqui Princip. du droit nat. Part II. Ch. IV. §.23. de re al la Scienc du Gouvern. Tom. III. pag. 335. In vlaanderin kan een leen-man anderen het jaagen verbieden, blijkens het Plakaat van Aug. 1613. Prt°  II. BOEK IV. DEEL, J. aS. Anden luiden. 129 Precis du droit Belg. pag. 109. §.«8. dit Huk nopens het jacht - recht wordt breedvoeriger behandeld bij püfend. de Jure nat: & gent. Lib. IV. Cap. II. §. 6. alwaar hij de daar omtrent gemaakte tegenwerpingen wederlegt. Zie mede. lauterbach ad ff. de Acq. rer. dotnin. n. 22. (Lib. XII. Tit. I.) en schomaker Konfult. en Adv. II. D. Konf. LX1I. n. 23, 24. en vervolgens. In Engeland mag een ieder door het ganfche Rijk met het fhaphaan jaagen, mits bezittende 700 veellands, dat hij daar van twintig ponden Iterlings kan genieten. de re al Tom. 11. pag. 382. $. 28. N. 26. Andere luiden , zegt de groot, mogen op hun eigen land geene konijnen vangen ,' fchoon ter zake van derzelver menigvuldigheid overlast lijdende. Dit verbiedt, 't.is waar, de burger-wet, gelijk bij de groot, bort Traktaat van de domeinen van holland VI. Deel n. 10. en de Utrechtfche Rechts - geleerden I. Deel Konf. LXXXII. n. 7. wordt aangeteekend, maar dit is weinig beitaanbaar met de billijkheid, omdat niemand met eenes anders fchade moet voordeel doen, 'te minder , daar het jaagen tot die oeffeningen behoort, die niemand fchadelijk zijn. Men kan derhalven ook niemand het vangen van roof-dieren met eenig recht verbieden, omdat dit ten nadeele van het menschdom zoude ftrekken. Dit gevoelen heeft onlangs verdedigd j. h. b öhm.e r. Introd. in juspubl. univ. pag. 552. die met ziegl. de Jure majefi. Lib. L Cap. I. §. 29. van gedachtenis, dat de Souverein,. indien iemand zijner ingezetenen door het wild gedierte eenige fchade wordt toegebracht, tot vergoedinge gehouden is; en dit heeft zekerlijk plaats, wanneer 'er buiten gemeen veel van dit gedierte is, en den ingezetenen het vangen verboR den  130 AANTEEKENINGEN den wordt, lauterbach de Acquir. rer. domin. n. 2$. Ten einde evenwel de Jand-lieden van deze vrijheid geen misbruik zouden maaken , en onder voorwendzel der vosfen- en wolven-jacht' vrij en onbelemmerd jaagen, is te zutphen den 29. Nov. 1725. geadvifeerd , dat niemand ten platten lande met zijne buuren ten dien einde met fnaphaan zal mogen uitgaan, alvorens hij daar toe van den Ambachts - Heer vrijheid hebbe verzocht en bekomen, schomak. Kon/uit. en Adv. II. Deel Konfult. LXII. $• 33* N. 30. Bij de Romeinen behoorddeeen drijvend eiland, het welk in eene rivier wierdt ontdekt, niemand in eigendom toe., maar verviel aan den aanvaarder , als wordende onder de begunftigingen der natuur, anders gezegd den natuurlijken aanwas, gerekend. Doch bij o«r is daar toe de bewilliginge van den Souverein noodigvoet de Acquir. rer. domin. n. 17. (Lib. XLI. Tit. I. _) Beneden zullen wij over het recht van aanwas, zoo als iit in Nederland plaats heeft , fpreeken LX. Deel §. 24. n. 17. $• 34- N. 31. Iemand onzer ingezetenen bij den Turk gevangen , kan bij uiterflen wille of verfterf erven, omdat hij daar door niet van ftaat verandert , maar zijne vrijheid blijft behouden, groenew. ad §. uit. Injlit. Quib. non eft permisf. fac. teft. (Lib. IL Tit. XII.) En bij óns is de flavernij zoo weinig bekend, dat llaaven, zoo dra zij in het land komen, hunne vrijheid, zelfs tegen wille en dank van hunne heer en, kunnen eisfehen. gr o 12n e w. de Legg. abrog. ad Inft. 'de His, qui fui vel aïïeni juris fint n. 3. (L. I. T. VIII. ^ en de re al merkt aan, dat in fr a.itK & ij k reeds federt het jaar 1300. de vrijheid  II. BOEK IV. DEEL, f. 34. «.31. 131 heid van die lucht zoo groot is, dat een Haaf, zoo dra hij dezelve, om zoo te fpreeken, inademt, vrij worde. la Scienc. du Gouvem. Tom. IV. pag. 99. Doch de felice over burlamaq.ui Princip. dii droit nat. Tom. V. pag. 104. misprijst dit gebruik, als ftrijdig met het recht der volken, en in nadeel van een' vreemden eigenaar. Wat hier omtrent bij Hunne Hoog Mo geilden onlangs zij befloten, kan gezien worden in het Plakaat van 21. Mei 1776. te vinden in den Nederl. Post-rijder van de maand Junij 1776". Doch wat hier van ook zij, monteso.uieu heeft zeer duchtig aangetoond, dat het geenfins geoorlofd is menfchen te verkoopen en daar mede handel te drijven, en dat dit voor al voor Kristenen haatlijk is. l'Efprit des loix Liv. XV. Ch. V. van welk gevoelen mede is michaclis Mofaïsch recht VI. Deel bl. 9 r. Echter zijn 'er in zütp ii en en de vel uwe in Gelderland zelfs noch tegenwoordig eenige overblijfzelen van flavernij in deland- of grond-eigenen, die aldaar gevonden worden , blijkens het geadvifeerde te zutphen van den 3 Febr. 1746. bij sciiomaker Konfult. en Adv. IV. Deel Konf. LXXVL n. 34. en vervolg. als mede op verfcheidene andere plaatfen. gudelinus de Jure novisf. Lib. L Cap. V. §. uit. Wat voorts omtrent het neemen der tilbaare vijandelijke goederen rechtens zij, en aan wie dezelven vervallen , verklaart degkoot in Zijn werk de Jure B. & P. Lib. III. Cap. VI. n. 12. De Praefident van bijnkershoek opzettelijk handelende over de tilbaare en ontilbaare goederen der vijanden, wijst aan, wanneer dezen in eigendom van den veroveraar overgaan. Qiiaefl. jur. publ. Lib. I. Cap. IV. V en VI. voeg hier bij voet de Acquir. rer. dom. (Lib. XLI. Tit. I.) en de Capt. tfpqjlüm. tjc. n. 3-7. (Lib. XLIX. Tit. XV.) R 2 $. 36.  132 AANTEEKENINGEN 5- 3<5. 'tWelk verftaan wordt binnen een jaar en zes-weeken. ] Binnen welken tijd geftrande goederen door eiken eigenaar wederom aangevaard mogen worden, kan men zien in de. Rechts - geleerde Obfervatien over h. de groot IV. Deel XVIII. Obferv. bl. 72. waar over in het breede word gehandeld beneden III. B. XXVII. Deel g. 6. N. 33. 34 en 35. Zie hier omtrent j. voet ad ff. de Incend. ruin. naufr. n. 3. (Lib. XLVII. Tit. IX.) en de Aanteekeningen beneden III. Boek XXVII. Deel §. 6. §■ 3S. N. 37. Het onderfcheid , bij onzen Schrijver o-e, maakt tusfchen het vinden van fchatten op iemands eigen , of op eenes anders grond , fleunt op rechten. Maar het gene iemand op eene gemeene fpublike) plaats vindt, komt voor de helft aan de Graaflijkheid en voor de wederhelft aan den vinder ; doch iets in eene' gewijde plaats gevonden wordende, zulks is geheel voor den armen of de kerke, paponii Arrefta Lib. XIII. Tit. VII. Arr. I. in Not. van leeuwen haalt wetten aan, die hier omtrent bij ons plaats hebben. Lib. II. Cap. III. n. 13. waar van heemskerk opzetlijk fpreekt.' Bat. Arkad. bl. 282. zie ook van zurck Cod. Bat. bl .740. Dan nadien 'er veel verfchils is, gelijk de groot alhier aanmerkt, wien de gevondene fchatten behooren. kan men niet beter doen, dan de leere van modestinus in l. 10. ff. de Jure fisci (Lib. XLIX. Tit. XIV.) te volgen, te weten ; dat niemand misdoet, die in twijfelachtige gevallen de Graaflijkheid uitfluit. HolL Konfult. lil. D.  II. BOEK IV. DEEL, J. 38. «.37. 135- D. Konf. Cl. 'n. 7. Utr. Konfult. II. D. Konf CLV. n. 25.' en de real la Scienc. du Gouvern. Tom. IV. pag. 282. Ten jaare 163 (5. bij gelegenheid, dat zeker cornelis pieter vanl a-n geveld een verborgen fchat vondt, rees tusfchen hem en de Graaflijkheid verfchil; dan dit is in der minne (bij transaktie) uit den weggeruimd, b o r t. Trakt. van de Domeinen van holland VIL Deel. n. 26". bl, 284. Dochfoortgelijk gefchiliste franeker tenjaare 1685. en te leiden tenjaare 1695. ten nadeele van den vinder uitgewezen, bijnkershoek Obferv.jur. Rom.fchoon na de gedachten van den Praefident even zoo rechtmaatig, als de Praetor of Opper-rechter ergens in de Roomfche wetten gezegd wordt recht te fpreeken, offchoon hij niet na rechten vonnist; ook was in dit geval geen gefchil tusfchen de Graaflijkheid en den eigenaar, maar tusfchen den arbeider, en verhuurer. Nochtans is 'er te brugge een Plakaat van den 8 Jan. 1487. waarbij, ingevolge het XV. Artik. alle gevondene fchatten, zonder onderfcheid, aan de .Graaflijkheid vervallen , gegrond op eene aloude herkomfte of Koflume, die ten dezen door' dëh Keizer in' eene uitdrukkelijke en befchrevene wet is veranderd. Groot Plakaatb. IV'. Deel bl. 12. en 13. En hier uit blijkt, dat het onderfcheid, door de g r 0 0 t. en andere Rechts - geleerden gemaakt, zoo ftrijk en zet niet is, fchoon niet te min'allefms redelijk, waarom de regul van het R.oomsch recht allerbillijkst zegt, dat niet te zijn, of niet te blijken een en het zelfde is. Want in de daad een fchat, die verborgen , en noch niet opgegraven is , kan zoo min den grond - eigenaar als deiGraaf lijkheid eenig voordeel geeven, zoolang die door niemand ontdekt of gevonden is, waarom de vinder, billijker wijze ook ten minften iets daar van moet genieten. Doch op fommige pkatfen vervalt een fcliat eerst aan de Graaflijkheid, wanneer die dieper onder de aarde is verborgen 3 dan eca gewoon (ordinair) ploeg-ijzer gaat, R % bar-  134 AANTEEKENINGEN b,ar6ètr. Obferv. fur puf, de Jure nat. & gent. Lib. IV. Cap. VI. §. 3. h. 1. Envraagcmen, waarom iemand volgens het recht der natuur , het gene hij , zelfs op eenes anders grond, vindt, voor zig moge behouden; de reden is d.eze, omdat een fchat niet, zoo als eene, mijn- of berg-ftoffe, (metaal) tot den grond behoort,' waar aan de grond-eigenaar bijgevolg geen eigendom heeft, barbeirac fur. §. 13. n. 2. Zie ook hier omtrent matth. Zin-fpr enken III. §. 9. n. 73. Uit hettot hjer toe beredeneerde blijkt , dat de gedachten der Schrii veren zeer verfchillend zijn, hoe zeer het te verwonderen is, dat daar omtrent niets zeker zij bepaald, daar uit mat t heus XIII. vs. 44. blijkt, dat het begraaven der fchatten van aloude tijden in gebruik is geweest. II. BOE K V. D E E L. ^ §• * i' Maar de burger-wet enz.~\ Over den volffrekten of opper-eigendom (dominium eminens) hebben wij boven gefproken II. Boek III. D. n. 7. en zal verder gehandeld worden bij de groot III. Boek I.D. g. 21. $• 3- N. 7. Wie een' bank-brekenden of voqrtvluchtïgen fchuldenaar behulpzaam is in het verbergen of verfteeken eeniger goederen, zig als fchuld - eisfcher aangeeft, of deszelfs goed aan hem," ter verkortinge der fchuld-eisfcheren doet overdraagen, in het geheel geen fchuld - eisfcher zijnde, of niet tot zulk eene fomme, als hij voorgeeft, moet alle de fchulden betaalen, mits de fchuld-eisfchers hun rechtop den boedel aan hem af- ftaan,  II. BOEK. V. DEEL. 5.3. 11.7. 135 ftaan, en daar toe buiten ftaat zijnde , zal hij, ingevolge het Plakaat van Keizer kakel V., waar van groen ewegen in zijne Aanteekeningen alhier gewaagt', als mede volgens het Plakaat der Staaten van zeeland' van 11 Dec. 1649. Art. V. te vinden in het Groot Plakaath. Vol. h bl. 407. worden gegeesfeld, of anderfins na bevind van zaken geftraft, welk Plakaat hernieuwd is den 27 Junij 1776. behalven noch dat de fchuld - eisfchers, al het gene zulke bedriegers ontvangen hebben, van hen, zoo dra hunne handel ontdekt wordt, wettiglijk kunnen wedereisfehen , of wel hen tot vergoedinge noodzaaken; en dit gaat zelfs zoo verre, dat een gewijsde, waarbij hun eenig geld of goed uit zulken boedel bij voorrechtsgang of praeferentie is aanbedeeld , uit zig zelf nietig en onbeftaanbaar is, zonder dat de fchuld-eisfchers daar tegen alvorens behoeven herfteld of gereleveerd te worden, voet Qiiae infraud. cred. n. 20. (\Ab. XLII. Tit. Vlll.) Zie verder het III. Boek I. Deel n. 29. En bij het veorengem. Plakaat van 1649. Art. VI. wordt uitdrukkelijk gezegd, „ dat iemand, die krediteur zijnde, bui,, ten weten zijner mede krediteuren eenig voordeel „ voor zig bedongen heeft, aangaande de fomme, tijd ?' enz. en hem nochtans geveinsde, even of hij met de „ andere krediteuren in ééne konditiekwame, zalverval„ len van zijne fchulden, en boven dien gehouden zijn het viervoud van dien te betaalcn tot beteringe ofce „ voldoeninge van de andere krediteuren ". En dit is zeer bijzonder, daar anders gemeenlijk deze boete geheel der Graaflijkheid, ook wel de helft aan den armen , de wederhelft aan den aanbrenger wordt toegelegd; in welke of foortgelijke boete volgens verfcheidene Plakaaten der Staaten van holland en zeeland, als mede van hunne hoog moge nd e n ook vervallen de rechters , die onbetaamenlijke en ongeoorlofde gefchenken ontvangen. Zie het III. Boek II. Deel §. 7. Maar  ■ i36 AANTEEKENINGEN _ Maar kan een-kind, erfgenaam, bij voorbeeld, van zijn'vader zijnde, de ervenisfe in nadeel zijner fchuldeisfcheren van de hand wijzen, ofwel nalaaten zijn wettig erfdeel of legitime te vorderen? voet boven aangehaald , merkt n. 16. aan, dat de legitime en Trebellianike vierde zoodanige rechtelijke middelen zijn , waar van iemand, nageliefte, kan gebruik maaken: waar me.de ook onze gewoonten inftemmen. van leeuwen Cenf. for. Lib. 11. Cap. XII. n. 12. Doch het is geheel wat anders, indien een onvermogend fchuldenaar zijn recht tot de ervenisfe aan een' ander heeft verkocht : want niemand kan eene ervenisfe verkoopen, of hij moet zig alvorens het recht op dezelve hebben toegeëigend. §• 4. de groot handelt alhier over de atlio Pauliana of het beklag der fchuld-eisfcheren omtrent de bedriegelijke .en ongeoorlofde handelingen hunner fchuldenaaren. J3ij deze gelegenheid moet ik aanmerken, dat een vader zijne kinderen, na doode hunner moeder, niet meer dan het moederlijk goed bedraagt, in nadeel der fchuld-eisfcheren mag bewijzen, op ftraffe of poene, dat zulks gedaan zijnde, deze onbehoorlijke en bedriegelijke aanbedeelinge kan vernietigd worden, voor zoo verre deze meer dan het moederlijk goed beloopt, voet Qiiae in fraud. credit, n. 6. en 15. alwaar nader wordt onderzocht , wanneer deze aktie al of niet plaats vinde. N. ii. Nadien het recht voor den waakzaamen is ; en het mij, bij voorbeeld, vrijftaat voor het mijne te zoggen, zoo zal niemand twijffelen, of een onvermogend fchuldenaar mag voor bank - brekinge aan-ieder zijner maaneren betaalinge doen, gelijk de groot III. Boek XXXIX. Deel n. 19. aanmerkt. In dier voegen is kortlings geadvifeerd te zutphen den 28 A7oy. 1758. scho-  II. BOEK V. DEEL; J.4,rii; t3f maker Konfult. en Advifi V. Deel Konf. XXIX. «. r. bl. 331. zonder onderfcheid, of de fchuldenaar de betaalinge vrijwillig hebbe aangeboden, dan of zulks hem door den fchuld - eisfcher zij afgeperst. Ook is het om het.even, _ hoe deze voldoeninge gefchied zij, bijwijze van betaalinge of van pand-gevinge» voet n. 18. wel verftaande, indien geene keuren den tijd van betaalinge vóór de bank-breekinge bepaalen, gelijk onder anderen te delft en amsteldam. groenewegen in zb'ne Aanteekeningen alhier. Te gouda en leiden, zegt voet s. 18. h- t. moet de betaalinge vier weken te vooren gedaan zijn. En bij het Hof van vlaandeser is ten Jaare 1720. verftaan, dat geene overdracht beftaanbaar is , die niet tien dagen vóór de brekinge is gedaan. Precis du droit Belg. peg. 182. het gene ook omtrent het ftuk van wisfel in frankrijk plaats heeft, gelijk de Heer Griffier r^eitz noch niet lang geleden in zijne Aanteekeningen over heineccius Grondbeg'mfelett yan het Wisfel-recht* heeft aangemerkt II. Hovfdjl. J. 7. [ $ 12. ': Koopmanfchap gefloten, enz.'] Over deze zinnebeeldige 'cverleveringe zullen wij beneden in de Aanteekeningen over fat II. Boek XLVIII. Deel $: 28. n. 33. fpreeken.0 N..17. De opdracht van vrije of niet leen-rcerige, anders gezegd, allodiaalegoederen moet voor het'Gerecht yan de plaats, daar dezelven gelegen zijn, en van leengoederen voor het Leen-hof gefchieden, gelijk dk groot beneden aantekent II. Boek XLIL Deel n. 8. Maar het verlij van een achter - leen moet gefchieden voor de leen-bank van den Smal - lieer, vo e t de Acquir. rer. domin. S «. 38;  J$ -AA'NT E'E K E N INGE ft: 38. (Lib XLI. Tit. L)'Ontilbaare goederen , en 'die daar onder gerekend worden, mogen niet geleverd of getransporteerd worden, voor dat de veertichfte penning is voldaan. In zeeland wordt hier van de vijftichfte penning betaald. Ordomt. op den 50 penning van 15 Sept. 1761. Art. III. Dan dit is naderhand bij Refolutie van den 22 Sept. 1768." evenals' in holland opdenveertichften penning gebracht, het welk de lezer eens vooral in het oog gelieve te houden, wanneer van den vijftichiten penning wordt gefproken. Bij deze overdracht behoeft de kooper zelf niet aanwezig te zijn, maar kan een' ander in zijne plaats daar toe machtigen, zoo maar de overdracht ter plaats van het goed gefchiede, gelijk voet n. 38 en 39. aanmerkt. Doch de overdracht of leveringe zoude tweemaal moeten gefchieden , en de veertichfte penning bijgevolg tweemaal betaald worden, ingevalle, bijvoorbeeld titius eenig onroerend goed aan maevius, en deze wederom dit zelfde aan semtron-ius verkoopt, zonder dat titius zoude kunnen volilaan, met dit goed aan sempronius avertedraagen. Plakaat van den 40. Penning Art. XVI. Maar eens gefteld: de verkooper ontvangt van den kooper, die buiten ftaat is de koop - penningen te betaalen, zijn goed te rug ; in zulk een geval moet de verkooper, fchoon de veertichfte penning reeds is voldaan, noch daar en boven den tachtichften betaalen. Plakaat van den 40. Penning, even aangehaald. Art. XXXIV. en in zeeland den vijftichften , ten ware zoo kooper als verkooper binnen den tijd van fes weken hunne handefinge vernietigden, en daar bij geen voordeel hadden genoten; waarom zij onder eede des verzocht, ook moeten zweeren, dat zulks niet gefchiedt, met oögmerk, om dit middel te verkorten ingevolge het voorengem. Plakaat Art. XL Somtijds is eene enkele over - boekinge, zonder overdracht of betaalinge van den veertichiten penning  II. B O.E K V.DEE L. J. ïj. *. 17; I3p ping genoeg, zoo wanneer bij voorbeeld, de goederen verkregen wordea door maakinge, ervenisfe , huwelijksgifte of boedel-menginge, waar over voet n. 41. h.t. in het breede fpreekt. Zie ook groenew. in zijn» Aanteekeningen alhier, en de wijnen over het II. B. XI. Deel «.4. Van deze betaalinge zijn ook bevrijd bodemarij,, en.andere zaken , die bij van zurck worden opgenoemd. Cod. Bat. bl. 582. §. 16. insgelijks in zeeland der graaflijksheids goederen. Ordonn. op den 50. penning Art. XIV. zoo ook een erfgenaam, die eenig ontilbaar goed uit den boedel van den overledenen koopt, zoo Verre zijn aandeel betreft Art. XVII. Alle overdracht, zegt de groot, is van onwaarde,., indien dezelve niet gerechtelijk is gefchied, en de veertichfte penning daar van niet is betaald ; het welk mede in zeeland alzoo is verftaan. Ordonn. op den $0. penning Art. XXIII. Deze ftraffe of poenaliteit is niet zoo zeer ten voordeele van den verkooper ingevoerd, als wei om vo.or te komen, dat een derde.bij zulken verkoop naderhand geene fchade zoude lijden, voet de Acquir., rer. domin. n. 4.2. fLib. XLI. Tit! I.) die aldaar eenige Plakaaten*. daar over handelende, opgeeft, &\s\van Keizer karel V. van den 10 Mei 1529. van holl. over den veertichjlen penning Art. XIII. vol. I. bl. 195*7. en van 16 April 1671. Art. XXXII. bl. 1011. §. 14 en 15. N. 19 en 20. Een kooper krijgt niet eerer eigendom aan het gekocht goed, voor dat de koop-fchat is betaald, al ware het zelve hem reeds geleverd, tot welken tijd toe de verkooper recht op het zelve behoudt, . bij wien ook bezeten, gelijk van leeuwen in hét breede aantoont in Cenf. for. Lib. IV. Cap. XIX. en mede is geadvifeerd in het Nederl. Advisb. III. Deel Konf. S 2 XLVIL  i4o A" A N T E' E K E N ï N G È N XLVII. bl. 3. verf. ten derden, ten Ware de verkoopêf den kooper de penningen hadt geborgd, zoo als de groot alhier, aanmerkt. Zie ook parlador. Rer. quotid. Cap. VIII. n. 1. het gene evenwel wederom de"ze uitzonderinge lijdt, ten zij het verkochte noch niet ware geleverd, carpzov. Jurisprud. for. P I Conli XXVIII. Def. XVII. n. 6. Doch te middelburg wordt de koop om wanbetaalinge niet vernietigd. Kolt ald. Rubr. VIII. Art. XIII. : %. 16. N. io\ Het gene de groot alhier van de Wubuïfche Zee-rechten gewaagt, moet worden verftaan, indien de reeders afwezig zijn ; want aanwezig zijnde, zouden zij den fchipper moeten geld fchieten; en iemand hunner, onachtens de bewilliginge der meererheid, weigerig zijnde, kan de fchipper geld te leen opneemen, en het aandeel van den onwilligen reeder voor de geleende fomme verpanden, ros is oom Kofi. van amst. Lil. Hoofdfi. n. 7. §- 19. voet de Acquir. rer. domin. is van het gevoelen van otA zen Schrijver, n. 10. (Lik. XII. Tit. I. Jen de Haagfchf Rechts -geleerden leeren in hunne Obferv. over h. de grootIV. Deel Obf XXX. wat het boezem - recht of het recht van itezeminge zij. Zie ook dï groot XXXII. Deel n. 3. II. BOEK VI. DEEL. §. 2. N. 3. Die de goederen ter goede trouwe bezit, wordt,' volgens het zeggen van onzen Schrijver, vergeleken, bij ««n tochter, die vruchten van een land heeft getrokken, wien  If. BOEK VI. DEEL, S-*.»^. r*wiëri tfüitérl twijffel , zoo wel de genotene als de noch overig zijnde getrokkcne vruchten- toekomen; te weten: die getrokken zijn , voor dat de zake ding-piichtig is 'geworden;-(gditiskontefteerd) doch niet, die bij hem na de rechtelijke vorderinge genoten worden, gelijk dit in Gelderland alzoo wordt onder'nouden. s c n o m a•Ker Konfult. en Adv. lll.D. Konf. XLK'I. n. 24. en Konf. L. n- 32. zonder onderfcheid, of dezelven ter goede of ter kwaade trouwe genoten zijn. II. Deel Konfult. XXXIX. n. 108. het gene voor al plaats heeft bij het vorderen eene'r nalaatenfchap, in welk geval het onderfcheid tusfchen bezit ter goede of kwaade trouwe niet in aanmerkinge komt-, uit hoofde van den billijken'en natuurlijken regul; dat niemand zig ten nadeele van een' ander mag verrijken : zoo dat zelfs een bezitter ter goede trouwe verplicht is zoo veel te vergoeden, als hij daar door is bevoordeeld, brunnem. ad leg. 26. ff. de Hered. petit*. tl. 2. ("Lib. V. Tit. III.) waar onder zélfs belmoren voordeden van oneerlijke zaken , als daar is het huurloon van hoer-huizen/. 27. g. t. 'ff. eod. (want de lezer gelieve te weten, dat bij ons geheiligd en geliefkoosd Roomsch Recht de openbaare hoererij niet verboden was; waarom ook ingevolge van dien verfcheidene voortreffelijke lieden (honefti viri) op haare lust-hoeven hoer-huis hielden, ten minften zulks gehengden en gedoogden, jrelijk met het onwraakbaar getuigenisfe van ul p i a n u s in de zoo even aangehaalde wet g. 1. wordt bewezen) insgelijks het gene uit de nalaatenfchap voortvloeit, niet •flechts de vruchten , maar zelfs de vruchten van die Vruchten, voet n.- 13. hl t. en de Acquir. rer. domin. ti. 29. (Lib. XLI. Tit. I.) En dezen kan de rechter den eigenaar zelfs_ ongevorderd toeleggen, om reden,'dat de vruchten uit zig zelven een aanwas van de ervenisfe Zijn, en onder het vorderen van dezelve alles begrepen S 3 wordt,  Ui .AANTEEKENINGEN wordt, wat, daar toe. betrekkelijk is. sicHARDtrs ad Cod. de Hered. pet.it. n.„ 8. (Lib. .111. Tit.. XXXI. ) carpzov. Jurisprud. for. P.I. Conf. XXVI. Def. VUL Evenwel is 'er een tegengeweld Advis niet alléén, maar ook een gewijsde van den Hoogen Raad van 19 Sept. 1662. te vinden in het Nederl Advisb. III. Deel Konf. CV1II. bl. 279. Hoe dit ook zij, na het gevoelen van fusari us de Subflitut. Qtiaefl.DCXX.Vl. n. 4.6. en vervolg, is een erfgenaam, met de overgifte eener ervenisfe belast , verplicht ook de vruchten zelfs zonder voorgaande aafimaaninge, aan den fideikommisfairen erfgenaam te .voldoen, indien deze onkundig is geweest, dat hem zulk eene nalaatenfchap was gemaakt; want na rechten wordt ■niemand vooronderfleld afiland gedaan te hebben van iets, waar van hij onkundig is geweest, fred. a sande in Confuet. feiul. Cap. III. g. 12. pag. 23. En dit zijn 4e gedachten der Rechts-geleerden hier omtrent. .' Echter zijn 'er uitleggers, die met onzen Schrijver nie$ eens zijn, en onderfcheid maaken, of het bezit ter goede trouwe door eene voordeelige, (lucrativo ) of wei bezwaarde aankomfle (onerofo titulo) zij verkregen» van leeuwen Cenffor. Lib. 11. Cap. VI. «.4. Docht vinnius verwerpt dit onderfcheid ad g. 35. n. 6. Inji, de Rer. Divif. (Lib. II. Tit. I.) en v 0 e t de Rei vindic. n. 38. (L.VI. T. I.) is ook van gedachten, dat iemand de vruchten , die hij ter goede trouwe genoten heeft, nimmer behoeft te vergoeden, zelfs niet, fchoon hij daar doorwas verrijkt, zoo evenwel, dat, ingevalle'er kosten zijn gemaakt, de vruchten daar tegen moeten worden opgerekend, en hij zig daar mede moet te vrede houden. Doch brunnem. ad leg, 48. ff. de Rei vindic, is van, een ander begrip. „ Iemand, zegt hij, eenig goed4 „ waar van hij ter-goede trouwe bezitter is geweest., hebbende verbeterd , mag de genotene vruchten met „ de kosten Tolgens redelijkheid verrekenen, fchoon » hij  %$t BOEK-.VI. DEEL, $.2. n.% 14 ■hij"niet verrijkt is, maar verrijkt.zijnde, moét hij" de „ vrachten vergoeden, zelfs fchoon 'er geene kosten „ ter verbeteringe waren' gemaakt. " Dit dunkt d e ■ GaobT mede redelijk, want zegt hij- in Jure B. L5 B. 'Lik; II.; Cap. VIII- g. 23. ,, Hét is ook niet billijk, dat een bezitter ter goede .trouwe zig de vruchten van het „ bezeten goed eigene, maar wel, dat hij de gemaakte „ kosten en gedaane nuttige moeiten met de genotene vruchten verrekene, ja zelfs de noch aanwezigen be1 „ houde, indien hij op geene andere wijze fchadelooa „ wordt gefield. -1 jiit.no air, ' $ 3- ' •' c^Uv^Vil loaV " N. 5. Na begonnene rechts - vorderinge komt het onderfcheid tusfchen een' bezitter ter goede of ter kwaade trouwe, zegt de groot, niet meer in aanrherkinge: omdat een ieder de zake als dan ter kwaade trouwe begint te bezitten, voet de Heredit. pet. n. 14. (Lib. V. Tit. III.) Schoon dit na rechten zeker is vólgens de /. 25. g. 7. ff. de Heredit. petit., -waarbij gezegd wordt, dat alle bezitters, na de rechtelijke vorderinge beginnen bezitters ter kwaade trouwe te worden, is der ze reden echter gantsch niet beflisfend, nadien het zeer mogelijk is, dat ook na dien tijd iemand ,van gedachten is, in het bezit ter goede trouwe tc wezen. 4 ;- ~ ■ s '■ - • • • ■ -. » « i *ïtis .. A. II. BOEK VIL DEEL. lOAEe.iKivMJiïi ïVeo.;) ju> . .. ■ .;:uoctd y- - • 1 ' -' l Rnbr.' (a) • ^ ' ■ -\\ tl Kubr. («) de groot handelt alhier over de veriaaringe, waar toe bij ons de tijd van 33 Jaaren en4maan-' den wordt gevorderd, gelijk hij n. 36. aanteekent ^ zonder onderfcheid, of het goed door eene wettige aankomfle of  Ï44 AANTEEKENINGEN ©f titul verkregen of ter goede trouwe bezeten zij. Na welken tijd de vrage alléén is , of het bezit rustig en vredig zij geweest ; en dit wordt vooronderfleld uit het verloop van. dezen tijd. voet de Div. temp. n. 9. (Lib. XLIV. Tit. HL), vooral, wanneer het goed federt onheugchelijke tijden is bezeten, carpzov Refp. Ehttor. Lib. I. Tit. IV. Refp. XXXIX. n. 7 en 8. welk bezit den bezitter altijd eigent, fchoon de koftume de verjaaringe verboodt. Precis du droit Belg. g. 5. pag. 14. ten zij de oorzake of aankomfle van het bezit intusfchen* ware veranderd , gelijk beneden In de Aanieckcningtn III. Boek XLVI. Deel n. 11. zal blijken. Voor het overige worden zoo wel til- als on-tilbaare, zoo wel vrije als leen - goederen door verjaaringe bekomen, gelijk de groot num.^6. opgeeft,-waar door bij ons de voorige eigenaar het recht op zijn goed verliest , en de eigendom van het zelve op den tegen woordigen bezitter overgaat, voet de Diverf. ■ temp £fV k. 9- (Lib. XLIV. Th. III.) DEcn. Differt. &? decif. posth, pag. 2 12." Zelfs is de verjaaringe na befchrcvcn-e rechten een wettig middel ter verkrijginge van eigendom. de re al lafcienc. du Gouvemem. Tom. V. pair. 798. als mede carpzov. Decif. Illufir. Part. II. Decif. CXV. ti. ï. het welk zelfs zoo verre gaat, dat een rechter * het verzet van verjaaringe bij den gedaagden niet zijnde bijgebracht, dit verzuim ampts-halve kan aanvullen-. antqn. de Temp. leg. L. L C. XXV. n. 8. schomak. Konf. en Adv. H. Deel Konf LVIIL n. 100. waar van breeder wordt gehandeld bi] goswinuÏ vanesbaci in No', ad carpzov. Jurisprud, for. pag. 80. zonder aanfchouw te neemen op de goede of kwaade trouwe. van Hasselt Rechts - gel. briev. CCXXVI. /;/. 216". Zie hier omtrent mede carpzov. Part. I. Conf. XXV; Def.l. die zelf wil dat, zulks bij den rechter zijnde na. geiaaten , een vonnis aimmer in kracht van gewijsde zou-  IL BOEK VIL DEEL. Ruh: f» 145 'goude kunnen gaan. sc 11 om.-.IV. Deel Konf.V. «. 2,6. IL 41. Doch fommige Rechts - Geleerden zijn van gevoelen, dat een rechter nimmer op eenige exceptie mag acht te geven , dan wanneer die bij den verweerer is aangehaald. Precis du droit Btlg. .§. 3; pag. 113. van welk begrip al mede is sur dus Lib. I. Decif. XXIV. n. r. en 4. pag. 46". Maar indien 'er verfchil ontilaat, binnen welken tijd het ontilbaar goed verjaare , dit moet uit de koftume, alwaar het zelve ligt, beflist worden; v/aar van de groot n. 33 en 34. fpreekt; en omtrent den tijd, wanneer de in-fchulden of aktien verjaaren, moet de plaatfelijke wet van den fchuldenaar gevolgd worden, paul. voet deflatut. Seci. X. n. 1 en 2. Doch in welke gevallen de. eigendom zelfs niet na verloop van een derde van eene eeuwe of langeren tijd verloren worde, zullen wij beneeden zien III. Boek XLVI. Deel £8%. jjhls-ovïgsi^f «èofl|.-; '2. „■ . htéi*& •]•• . N. 20 en ïi. Het gene de groot alhier omtrent de verjaaringe na verloop van veertig jaaren aanmerkt, vindt ook plaats te gent. Koflume van gent IL Deel Rubr. X. Art. 1. welke tijd in zeeland zelfs tegen den Ambachts-Heer loopt. mart. caesar Hedend. reclit IL Boek VI. Tit. bl. 92. maar niet tegen de Graaflijkheid omtrent goederen, die niet ter, kennisfe zijn gekomen, gelijk n. 94. aanmerkt. tui^i^L.' §•-> . _ / K.. 23. Bij het Geejlvlijk recht, zegt begroot, is geene afzettinge of verjaaringe toegelaaten, dan die ter goede trouwe'is begonnen en ten einde gebracht, zoo dat niemand van den eigendom van eenig goed, dat ter kwade trouwe immer is bezeten, zelfs na onheugchelijke A tij-  r46* AANTEEKENINGEN' tijden kan ontzet worden, brunnem. ad Leg. i. Cod. de. Praefcript. trig. vel quadrag. ann. (Lib. VII. T. XXXIX.) Doch of de reden, die de Paufen hebben voorgewend, namenlijk om de zielen der menfchen van onrechtveerdigheid te bevrijden, de waare zij, lijdt bij ieder zekerlijk veel twijfFels. barbeirac dans les Ohferv. fur rut-f. droit de la nat. des gens Liv. IV. Ch. XII. §. 3. n. 5. begrijpt dit anders, en denkt, dat het Pausdom eene onafgebrokene goede trouwe, in de bezitters, vordert , op dat onder dit voorwendfel de Roomfche kerke altijd het tilbaar goed zoude kunnen naar zig Hepen, op welke wijze dit ook vervreemd ware, en fchoon zelfs van onheugchelijke tijden bezeten; waar uit hij' vervolgens befluit, dat de burgerlijke rechten boven de Geeflelijke te achten zijn: verder merkt hij aan, dat de Paufelijke rechten, welke in den bezitter zulk eene voortduurende goede trouwe vorderen, ftrijdig zijn met het doelwit der verjaaringe, die alléén is ingevoerd, om een einde van gefchillen te maaken, welke anderfins tot in het oneindige zouden voortduuren, en de rust des menschdoms ftooren: ook, zegt hij, zoude de verjaaringe van geèn nut kunnen zijn, indien na een langduurig en onafgebroken bezit, de kwaade trouwe van den voorige bezitter noch in aanmerkinge zoude komen; en van die gedachten is mede thomasiüs, het welk barfeirac uit deszelfs fchriften opmaakt. En dit is ook het gevoelen der Schrijveren, over de Geeflelijke rechten, die willen, dat de kwaade trouwe van den overledenen wel den volgenden erfgenaam in den weg is, maar niet dengeenen, die. wederom dien erfgenaam opvolgt. me n o c 11. 'de Recnp. posfesf. Remed.XVl. n. 33. brunn e m. ad Juth. malae fidei Cod. de Praefcr. long. temp."' (L. VII. T. XXXIII.; omreden, dat niemand in onwetenheid misdoet of zondigt. Bij fommigen evenwel, wordt alle verjaaringe } als met de billijkheid ftrijdig', vei;-  II. BOEK VIL DEEL, $. 3. «.23. 147 verworpen, omdat de waare eigenaar daar door van zijn goed beroofd wordt. Doch hier op kan men aanmerken , dat 'aan ieder in 't bijzonder goederen in eigendom gegeven zijn, om rust en vrede te genieten; maar hoe zoude nu dit oogmerk kunnen bereikt worden ; indien 'er altijd twist was over het recht der bezittingen. Püf. de Jure nat. & gent. Lib. IV. Cap. XII. en aldaar sarbeikac in de Aanteekeningen. Daar en boven merkt vatteL droit des gens ou Princip. des loix nat. Liv. II. ■Ch.Xl. §. 141. aan, dat het natuur-recht niemand den eigendom def goederen heeft gegeven, maar alleen den ^slven heeft toegelaaten, zonder dat bij dit recht immer eenige verdeelinge is bepaald, die alleen ten gevalle van het menschdom is goedgekeurd, en vrijgelaaten. Nu is het niet mogelijk, dat de wet der natuur aan iemand zulk een eigendom immer zal vergunnen , .wahr door de vrede en rust der menscblijke maatfehappij geftoord zoude worden. In dier voegen hebben r uïend. de Jure nat. & gent. Lib. IV. Cap. IV. 5.4. en 1>e groot II. D. §.3. 11. 4. van dit II. Boek ook over den oorfprong van den eigendom gedacht; als mede de heal Tom.V. pag. 812. waarom cassiadorus ook te .recht heeft aangemerkt, dat de verjaaringe zelfs bui«ten goede trouwe van den bezitter, voor het menschdom voordeelig ïs. anth. mattiï. Zinjprcuken bl. 214. n. 3. Indien dit zoo is , vindt men te recht geadvifeerd in het Nederl. Advisb. IV. D. Konf. CCXII. bl. 664. v^f- XC. en vervolg, dat het bekomen van goederen ter kwaade trouwe is toegelaaten, niet om den 'bezitter te bevoordeelen, 'maar om den onachtfaamen en flordigen eigenaar voor zijn goed te beter te doen zorgen, sur.dus Lïb.l. Decif. CCXXXVI. * 15. pag. 440. Niet te jmin willen fommige Rechts - Geleerden, dat geen goed 'in iemands eigendom overgaat, zonder ter goede trouywe.te zijn bezeten,■al ware 'er dertig of veertig, ja &«•.. 7,7. 2i(5. Van dit gevoelen is mede van sek schelling Hollands Ticndr. Kap: XXXVIII. n. 1. gelijk ook dereai, ter aangehaalde plaats pag. 810.. volgende daar in de gronden der Gcejlelijks rechten. Want. iets ter kwaade trouwe te bezitten, is zegt hij, zoo veel als zig een recht aan te maatigen,' dat hem niet toekomt. Hoe langer men nu daar van in zulk bezit blijft, hoe onrechrmaatigerhet zelve is; Zulk een onbetaamelijk bezit, zegt carpz.ov., wordt door waarfclnjnhjke gisfingen bewezen. Refp. Elett. L. I. T. IV. Refp. XL. n-, 17. feqq. Doch fchoon de burger-wet ten algemeenen nutte, heeft gewild, dat iemand eigenaar van eenig goed kan worden, zonder het zelve ter goede trouwe te hebben bezeten, op dat men eindelijk eens bepaaldlijk zoude weten , aan wien de goederen behooren, en daar over geen gefchil meer zoude vallen, is dit echter geheel anders na de wet van het gewisfe, waar bij geen tijd, hoe lang ook, kan in aanmerkinge komen, om iemand „ die eenig goed ter kwaade trouwe bezit, tot een' rechmaatigen bezitter te maaken, zelfs al ware hij den tijd van honderd jaaren achter den anderen in een ongeftoord bezit geweest, barse ir. fur les bene f ces des loix p. 491. feqq. vat tel. droit des Gens ou Princ. de la loi nat. Liv. lil. CL KIL 1 §. 198. mart. caesar Hedend, Recht II. Boek VI.Tit. ' pag. 96. Alzoo denkt ook amesius de Cafib. Confcient. j volgens de Aanteekeningen van groenewegen over j ». 26. van dit Hwdfji. Schoon be groot en anderen bij  IU 'B'0 E K VII. D E E L, £ 3. n..23. r49 bij groenewegen -aangehaald, daar omtrent anders denken. . rl ! - 1 "L' ' .—_ J,„(f(\ • t Jjuuiit maMS 11 ' a- En'daar na : beüit xam jaar enulag. ]' Door- dit -jaar verftaac men een Durgërhjk of rechts-jaar , beftaande uit 36^. dage» e'o fes weken, voet de Div. temp. praefcript. &c n. 4! (Lib. XLIV. T. HL) s «> \vjG. .VI »«kwWb. A''iVi5)/i m,iro !^/.X ,t8:. 4 N. 34- Op de vraage, of in zeeland goede trouwe en rechtelijke aankomfte tot verjaaringe .vereischt worde, antwoordt voet n. 9. t. neen; echter is het tegendeel waarfchijnlijker, omdat deze land-wet, welke g,r 0 e n e w e g e n <- '? 3 b CpH .O'-T 1" H In dit Deel handelt de groot over de aanfpoelinge, (alluvio; waarvan bort in het breede fpreekt Trakt. van de Domeinen van holland V, Deel «.43. V voeg  154 -AANTEEKENINGEN E voeg hier bij de groot zdf .de Jure B. cif P. Lib. II. Cap. VIII.. §. o. ». 2. pufend. de Jure nat. £? gew/. Zïiê. IV. §. 23. s ix tin. de Re gal. Lib. tl. Cap. III. «. 29. laut'erb. ad ff. de Acquir. rer. domin. n. 78. ayma de Alluvionibus. grijphiander de Lnfulis en andere Rechts - geleerden over deezen Titul. Doe hier bij M>. J. MUNNiNKs Handleidinge tot de Hedendaagfche Rechts - geleerdheid II. D. bl. 195. te amsteldam bij h.' vel ding 1776". Deze onrechtveerdige en tegen het Roomsch recht in l. 24. ff. Qjiibus mod. ufusfr. (Lib. VII. Tit. IV.) inloopende rechts-geleerdheid heeft onbetwistbaar bij ons plaats ; echter zijn 'er verfcheidene Oktroojen aan de bedijkers verleend, in welke de landen, ingevalle van overftroominge, op het oud Oktrooi kunnen herdijkt worden. Verfcheidene derzelven heeft een naamloos Schrijver aan den dag gelegd. Antw. op de XXX. vragen uit de groot bl. 81. Ook geeft hij meer dan één Oktrooi aan de hand, waar in de bedijkers in de XIV. eeuw dit uitdrukkelijk hebben bedongen, waar bij noch kan gevoegd worden een Oktrooi van maximuiaan aan an■xa van b 0 u r g 0 n d 1 e n ter bedijkinge van Philips and van 23. Aug. 1486". Van foortgelijke bedingen fpreekt ook de groot g. 9. n. 6. uit welke zoo bedongene als verleende oktrooien onbetwistbaar blijkt, dat dit recht in holl an"d, in gevolge de leere van de groot plaats hebbe. Deze hardigheid is ook bekend in zeeland; waar van noch onlangs een voorbeeld is geweest: in Maart 1750. liep de polder van St. Joosland.onder en bleef onbedijkt tot 1776". wanneer de Ambachts-heeren , als vertegenwoordigende (repraefenteerende) den Graaf, den zelven wilden herdijken; doch'de oude eige-  II. BOEK" IX., DEEL, f.h • 155 naaren vervoegden zig aan :de Staat en, waarop ten dezen tusfchen die beiden een Verdr'£g.(akkoord) is. gefloten, dan ik weet niet 'of de grond-eigenaaten wgl in dezen alle mogelijke waakzaamheid hadden aangewend, om dit verval voor te komen, want ik befchouwe die kortftondige verjaaringe, even gelijk alle. andere,, ingevoerd te zijn tot ftraffe des nalaatigen, in odium negligentis. Dus zijn ook de Rechts-Geleerden van oordeel, dat men door uiterlijke teekenen; bij voorbeeld door het visfchen in het ondergevloeid land, dat verval zoude kunnen voorkomen, gelijk d e. groot dit zelf getuigt de Jure B. & P. L. II. Cap. VIII. 5-^2. n. 2. voet ad ff. de Acq.rer. dom. n. 19. (L. XLI. T. I.) brunneman ad ff. L. 23. Quib. mod. Ufusfr. amitt. (L. VIL T. IV.) * §• 10. . N. 7. Bij de Rechts-Geleerden, door groene wéggen alhier aangehaald, kan gevoegd worden het, Plakaat van kar Et V. van 23 Meij 1531. 4rt. V. te vinden in het Groot Plakadtboek TL Vol. bl. 2024. als mede het Plakaat b. van Vlaanderen I. Deel bl. 398. Het gene bij de Staaten van zeeland ook alzoo is> verftaan den S.Aug. en 30. Sept. 1715. Art. VUL die dit recht vergunnen aan die opgezetenen, welken naast aan de ondergevloeide landen woonen, indien de vorige eigenaaren, na voorgaande bckendmaakinge, binnen veertien dagen niet opkomen. Hier bij kunnen gevoegd worden de Obf ervat. over de groot IV. Deel Obf XXL bl. 82. en dat dit van de oudfte tijden af bij de Graaven in gebruik ware , toont de oudheidkundige Heer Griffier Mr. r 1 eter van spaan in zijne geleerde verhandelinge over het Rechts-gebied onder de Graaven van holland en verv. gedrukt in 's hage bij jan abrah. boüvink i7So. v 2 i i3.  x$6 AANTEEKENINGEN §• 13- de groot fpreekt alhier van den aanwerp van flijk, die te recht omfchreven wordt, als zijnde eene naauwlijks'té bezeffene aanwas, welke allengskens en van tijd tot tijd gefchiedt, zonder dat men kan bemerken, hoe veel !er elk oogenblik bij kome. Doch dit recht van aanwas heeft geen plaats in afgemetene, of door de natuur, hét zij door killen, kreken, wegen, of anders beperkte landen (agri limitati. Jlauterb. de Acq. rer. domin. n. 73. (L. XLI. T. I.) voet h. t. n. 15. N. 17. Toen die van middelburg en Antwerpen ten jaare 1504. gefchil kregen nopens het gebied over de Schelde, en de Graaflijkheid te middelburg beweerde dat"haar dit recht toekwam, en ftaande hieldt, dat de Graaf van Vlaanderen geen verder Rechtsgebied over de Schelde hadt, dan hij met een uitgetogen zwaard of de roede 'van Juftitie konde bereiken ; heeft middelburg bij vonnisfe van het Hof van mechelen die zake gewonnen, zoo ais de geleerde Raadsheer de beaufort in eene afzonderlijke verhandelinge heeft aangeteekend , waarin hij heeft trachten aan te wijzen, dat de Staaten van zeeland recht hebben op de Hoofd-plaat of Hooge-plaat. Dit is in het landvzn Putten ook alzoo begrepen, de groot de Jure B. P. Lib. II. Cap. .VIII. §.14. En van leeuwen R. H. R. II. B. IV. D. n. 2. verf. en van ouds teekent aan, dat deze Koftume bij eene menichte (turbe) van getuigen , bij gelegenheid, dat daar over gefchil was gererezen, is bewezen, het welk ook in duitschland van oude tijden gebruikelijk is geweest, barbeirac dans les Obf fur de groot. In  II. BOEK IX. DEEL, §. 24. ' n. 17. 157 In holland komt een eiland, of een plaat aan de Graaflijkheid, mits men tusfchen den aanwas en het land met eene fchuit kan vaaren, en daar door met geen wagen rijden, bort van de Domeinen V. D. .n. 43. Het gene in duitschland en frankrijk mede ftand grijpt. bort ter aangehaalde plaats n. 44. bl. 277. Van Gelderland en de omliggende landen getuigen lamb. go r i s in AdverJ. Tratt. IV. §.23 en s ixti n. de Regal Lib. II. Cap. III. n. 29. Omtrent welke laaste plaats de groot aanmerkt dat aldaar aan de landen toebehoort, al wat onen met een' geladen wagen kan bereiken, de Jure B. P. Lib. II. Cap. VIII. §. 14. waar uit. p a u l voet te recht opmerkt, dat in Gelderland de oevers, en het gene daar aangeworpen wordt, bijzondere perfoonen o* niet der Graaflijkheid toekomen, s chomak. Konfult. en Adv. IV. Deel Konf. XXL. n. 59. alwaar ook het visfchen in de rivieren inden eerften ftaat der natuur gebleven is, en .aan ieder een vrijftaat, ten zij zulks door deze of geene wet verboden ware. V. Deel Konf. VIL n. 9 en 10. Maar in^z eeland hebben zelfs de Ambachts-heeren recht van aanwerp , fchoon geene krimineele jurisdiktie .hebbende de groot ter gezegde'plaats §. 15. n. 1. en 2. mits hun dit recht bij uitgifte of verlij vergund zij, ,want anderfms hebben zij daar op geen recht. Doch b o r t is van gevoelen, dat den Ambachts-heeren, fchoon hunne verlij - brieven dit niet medebrachten , evenwel de aanwas toekomt, omdat de Souverein hun al zijn re.cht heeft afgellaan.. van de Domeinen van holland V. Deel. n. 34 en 35. waar mede van leeuwen inftemt in Cenf. for. Lib. IL' Cap. IV. §. 18. want zoo luidt het gewoone flot met Ambachts - recht, Ambachts- gevolge, en alles wat den Ambacht e toebehoort en fchuldig'is tt volgen met rechte. Om die zelfde reden heeft dit ook plaats, omtrent de jacht en het recht van de tienden, volgens Plakaat van Koning p h.i l i r s van den 6 Julij 1556. V 3 de  '158 • AANTEEKENINGEN de groot II. BoekXLV. Deel g. 3. De Rekenkamer van holland heeft tweemaalen (te weten ten Jaare 1557 en 1560.) den Ambachts-heeren het recht van aanwerp toegewezen, van leeuwen R. H. R. II. B. IV. Deel n. 3. Doch hieromtrent denkt sc homaker' anders, en zegt, dat een' leenman alleen zoo veel rechts toekomt, als hem uitdrukkelijk bij de leen-brieven is vergund, en dat al het overige den leen-heer aan zig behoudt. Konfuk. en Adv. V. D. Konf. LVII. h. 48. Maar in Gelderland heeft de lèen-man, ingevolge de leen - rechten, recht van aanwas zonder bepaalinge, Fr e d e r. van sande Confuet. feud. pag. 98-. n. 2. * II. BOEK X. DEEL. N. 3. Hier over is reeds in het VIII. Deel gefproken. 5- 7.' : . N. 6. Oudtijds hadt de eigenaar aanfprake op debouwftoffen, welken een ander tot een huis hadt gebruikt: maar dit heeft nu niet meer plaats, groene w. ad g. 29*. Infiit. de R. D. (Lib. II. T. I.) waar van boven is gefproken II. B. III. D. n. 13. Het gene de groot n. 7. aanmerkt is op verfcheidene plaatfen verboden. Obferv. ever de groot III. Deel Obferv. XXXIV. D. bl. 103. §. 9- N. 14. Ziehier omtrent het III. Boek XIX. Deel n. 44. Bij ons kunnen niet alleen de noodzakelijke kosten , maar ook, die tot verbeteringe befteed zijn, in rekeninge worden gebracht, groenew. de LL. Abrog. ad g. 30. Infi, de  li. BOEK X. DEEL, § 9. n. 14. 159 de R. D. zoö, omdat niemand zig zelven ten nadeele van een' ander mag verrijken , het gene , federt 'er onder de menfchen eene verdeelkige der bezittingen is begonnen plaats te grijpen , tegen de natuurlijke billijkheid zoude ftrijden. de groot III. B. XXX. D. ». 3. als, omdat tegenwoordig niemand meer met ontneeminge van zijn recht geflraft wordt,,maar ook daar en boven, omdat doorgaans allen, die het recht van in* houdinge of retentie hebben , het zelve ook bij rechtelijke aanfpraake kunnen vorderen. Omtrent het vergoeden der kosten moet men opmerken, dat een eigenaar niet gehouden is juist alle gemaakte onkosten te voldoen: waar bij ftaat te letten , of de verbeteringede gemaakte kosten overtreffe; gelijk gewoonlijk omtrent planten, wanneer hij zoo veel moet te rug geven, als de kosten bedraagen: maar bijaldien het goed zoo veel niet is'verbeterd-, als de kosten uitmaaken , gelijk gemeenlijk plaats heeft bij het {lichten van gebouwen , moeten de onkosten berekend, en zoo veel goed gedaan worden, als het goed in de daad verbeterd is. am.yan wesel de Connub. bon. fociet. Tratt. IL Cap. II. n. 169. Nederl. Advisb. I. D. bl. 731, Het gene ook plaats vindt omtrent de kosten , waar door een oud leen is verbeterd, gelijk wij beneden zullen zien in de Aanteeken. IL B., XII. D. n. 36. Echter is al het gene nopens deze vergoedinge is gezegd te verftaan van onkosten die ter goede trouwe zijn gedaan 5 gelijk te recht wordt aangemerkt bij pufend. de Jure nat. & gent. Lib. IV. Cap., VII. §. 5. en aldaar barbeirac dans les Obferv,. n. 5., alwaar dit ftuk breedvoerig uit de-gronden van het Natuur - en Roomseh Recht wordt betoogd. Deze goede trouwe vordert ook alhier de groot §.4. n. 3. en §. 8. b. 9. II. BOEK  zoo AANTEEKEN IN GEN II. BOEK XI. DEEL. Van Boedel-menging bij ■huwelijk. ] Hier over kan de lezer nazien, het gene in het breede verhandeld is bij Jan. cos Rechts-geleerde verhandelingen over de boedelinenginge bij het huwelijk. %• 7- N. 4. Door boedel-menginge worden de goederen onder de echt-genooten zoo gemeen, dat men niet kan zeggen , dat dezen of geenen van hun beiden iets afzonderlijks of alléén toebehoort. Maar de vrage is, van welken tijd men deze gemeenfchap kan rekenen : met het aangaan van het huwelijk, 0f na den eerden wettigen bijflaap? In holland worden terftond na het voltrekken van den echt de goederen tusfchen de echt-genooten gemeen, het gene de groot reeds heeft aangemerkt in het L Boek V. Deel n. 25. nadien de bewilliginge en niet de bijflaap het huwelijk maakt. /. 30. ff. de R. J en /. 15. ff. de Cond. demonflr. (L. XXXV. T. I.; -Het gene in Gelderland en over-yssel ook alzoo verdaan wordt, van dér marck Injl. jur. civ. pag. 229. Verder kan hier omtrent nagezien worden, het gene men vindt bij neostad. de Patt. dot. Obf. XV, XVI en XVII. En dit heeft overal plaats, alwaar de wetten hier omtrent niets Heiligs bepaalen, zoo als in utrecht, lamb. goris Adverf. Tratt. I. Cap. II. w a ssenaar Prakt. jud. Kap. XI. n. 65. wesel de Connub. bon. fociet. Tratt. I. ». 30. in friesland.sande Decif. L. II. T, V. Def. I. Groningen en de ommelanden, van der marck pag. 227. Maar eene niet onaartige vrage is deze , of in die" plaatfen, die den bijflaap vorderen, eene eigenlijke vermen-  II.: BOEK X I. D E E L , §, 7. ». 4. IOr menginge, of flechts eene enkele bijligginge worde vereischt ? Het laafte denkt brunnem. de Jure ecclef. Cap. XVII. g. uit. als mede carpzov. Jurisprud. for. Part. III. ConJl.XIX. Bef. IV. omdat het huwelijk als dan. gezegd kan worden volkomen te zijn voltrokken. Jurisprud. confifi. L. III. T. V. Def. LXVII. ti. 9. Het welk. ook alzoo verftaan wordt in hoe land. anth. matth. Zinfpr.ïl. g. 14. bl. 23. omtrent den tijd. Bij abr. van wesel Dicï. Troel. Tit. L w. 44. trefc men eene lijst van Schrijvers aan, die ook van dit gevoelen zijn, waar bij we-sel zigzelven voegt, op dat, zegt hij, men niet naauwkeurig onderzoeke , wat tusfchen de echt-genooten in hunne eenzaamheid onderling wordt verricht. In dezer voegen verklaart hij ook de 'Koftumen van utrecht, maar, mijns bedunkens, te onrecht , en tegen de meeninge van de Rubr. XXII. Art. I. welke hij n. 30. aanhaalt; het welk ook aanloopt tegen den aart onzer moeder- tale, zoo als uit de woorden zelven blijkt: want n. 44. zegt hij, eischt onze Koflume, dat de echt-genooten malkander beflapen hebben: waar op hij daadlijk laat volgen, dat het woord bef apen overal vleesehlijke vermenginge beteekent, waar toe hij in het: vervolg een oud zeggen aanhaalt want komen zij, tot een tafel, en tot één bedde, zoo is 't gemeen, want zij ah leen één lijf zullen wezen. Nu bekent hij zelf dat 'de, echt-genooten eerst door vermenginge één lijf en vleesch kunnen genoemd worden , en des niet tegenflaande-wil'hij"n. 47. door het woord beflaapen niet eene vermenginge.maar eene bijligginge verftaan hebben. Echter kan het bovengenoemd gevoelen, indien menregulmaatig wil fpreken , geenlins verdedigd worden , omdat na rechten zeker is: dat, al wat wezenlijk gefchiedt, van meer gewichts is, dan het gene kwans wijze vooronderfleld wordt.-gelijk blijkt uit het opfchrift van den Codex L. IV. T. XXII. Zoo begrijpt het ook Prof. van der X ' marck'  "ïmet ernftige betuiginge maagd geweest te zijn , toen zij met hem huwde. Hifioire de la Reform. Tom. I. bl. 174. Echter hebben de Staaten van holland in een gelijk geval den 12. Dec. 1612. het huwelijk geweigerd, van der schell 1 n gover van zükck Cod. Bat. Tit. Hit' wtlijk §-2i. n.-s- bl 558. alwaar hij echter niet meldt, of in dat geval eene wezenlijke of Hechts eene niet volfrokkene bijflaap hebbe plaats gehad. En dit is juist de ziele van het gefchil waar op het X. Art. van de Polit'i Ordonnantie ziet. Hoe dit ook zij, in den Jaare 1756: hebben de Staaten van holland zeker huwelijk, fchoon de voorigc echt-genooten zig met eikanderen niet vleeschlijk .hadden vereenigd , als onwettig, en met het Godlijk en weereldlijk recht en de eerbaarheid ftrijdig , geweigerd. Obferv. over h. de'groot IV. Deel. bl. 11. Doch ik begrijpe niet, hoe de Staaten zulk een  II. BOEK! XI. DEEL, ,£.,7. n.4. Jte>3 een' huwelijk hébben kunnen aanmerken, als ftrijdig metde eerbaarheid en het Godlijk recht, daar de voorige; echt-genooten eikanderen niet beflaapen hadden, ver-' mits, ingevolge de Mofaïfche wet, een broeder verplicht was zijnes broeders weduwe,, kinderloos overleden zijnde, te .trouwen, zelfs fchoon de overledene haar beflapen hadt. de.ut. XXV, vs. 5. het welk hem echter, niet vrijftondt; indien 'er kinderen uit dit huwelijk waren volgens LEviT-. XVIII. vs. 16. En deze huwelijken wierden Leviraats huwelijken genoemd, welker oorfpröng Pr.of. mtchaëlis op eene zeer geleerde wijze, na zijne gewoonte, heeft opgefpoord. .Mofaïsch. refij& II. Deel bl. 186. de gr 0.0 t merkt zeker te recht aan, de Jure B. fï P- L. II. Cap. V. g. 12. dat het zeer moeielijkte bepaalen is, welke huwelijken in de.zijd-linie verboden zijn, indien daar omtrent geene burgerlijk ke wetten voerhanden zijn, fchoon dit. in de.opklimmende en nederdaalende linie zeer -gemaklijk is, . gelijk-hij aldaar §. z. aanmef-kt.. Uit. het gene dusvvje^rg van de zijdlingfche huwelijken is gezegd, fchijnt het mij toé, daar omtrent zeer wel bij de Hut Rechts-geleerden te zijn geadvifeerd in .de aangehaalde .Kon/. CLV. wat de Staaten ra» holland daar tegen ook befloten hebben. Dit alles,'het gene nopens de gemeenfchap is gezegd, is te verftaan van geoorlofde en beftaahhaa*"^ huwelijken; want dezelven niet beftaanbaar zijnde, hoe zeer ook ter goede trouwe aangegaan, kunnen geenerhande rechten, die anderfins uit een geoorlofd huwelijk voortvloeien > in aanmerkinge komen, stokm, Dec. Brab.hXU.: n. 6 en 7. doch dat de Rechts.-geleerden veeie zwaarigheden ontmoet hebben, in het bepaalen, van welken tyd men de gemeenfchap moet beginnen te rekenen, kan gezien worden bij de h a n e Aanteekeningen over de Kojlume van gent Rubr. XX. Art. III. Wat hier omtrenc verder in verfcheidene.. Koftumen plaats X 2 vin-  16*4 AANTEEKENINGEN vinde, en hoe die bij eenige gewijsden zij ver/taan , kan men lezen in de Obferv. over h. de groot II. Deel Obf. XXXIf. Bh 90. en bij matth. Zinfpreuken g. 53. bl. 47. Allerbetaamenlijkst evenwel wordt in saxen der vrouwe, zoo dra het huwelijk kerkelijk is voltrokken, rechc van it.il- zwijgende onderzettinge, ten opzichte van haar aangebracht goed vergund, carpzov. Jurisprud, for. Part. III. Conft. XIX. Def. X. Zelfs heeft in frankrijk een meisje dit recht van dien tijd af, dat het zich verloofd heeft, omdat dé toeftemminge eigenlijk het huwelijk maakt, brode au over louet Arrêts notabl. Lit. D. bl. 292. «■f&Mii : .ihjjpi. -io*** **^8rSt^>i..at N. 8- De groot merkt alkier aan , dat leen-goederen, en die bij uiterften wille zijn verbonden, alléén zoo veel de vruchten aangaat, in boedel-menginge ko-. men, het gene groenewegen met verfcheidene Rechts-geleerden bewijst. Zie ook fred. van sande Confuet. feud. pag. 101. n. 4. gelijk mede is geadvifeerd te amsteldam, te vinden in het Nederl. Advisb. I. Deel Konf. IX. bl. 14. op het einde. Zoo blijven ook de leenen in Gelderland en over-ijssel buiten gemeenfchap. schrassert Cod. Gelr. Zutph. van.gemeenfchap van goederen g. 1. waar bij men kan voegen de Obferv. over h. de groot over deze plaats bl. 106. In de ommelanden worden de ftam- of patrimoniele goederen niet gemeen tusfchen de echt-genooten. van der marck Infl. jur. civil. pag. 230. fqq. NederL Advisb. II. Deel. Konf. CLXVIII. bh 447. vers. zoude verftaan en Konf. CXXV. bl. 343. vers. quartum argumentum. Alzoo komen ookin utrecht en Gelderland noch rechte noch onverftervelijke erf-leenen in boedel-menginge. voet de Ritu nupt. n. 1. (L. XXIII. T.II.) Maar in holland wordt tusfchen deze twee foorten van lee-  II. B O E K XL DEEL. $. io. n. 8. 165 leenen onderfcheid gemaakt; want aldaar worden de onverflervelijke erf-leenen gemeen, het welk overal alzoo plaats vindt, daar de leen-mannen de leenen, zonder oorlof van de leen-heeren, mogen vervreemden. Nu is het bekend, dat onveritervelijke erf-leenen, die even als vrije of allodiale goederen zijn, te recht op allerhande wijzen bij levenden lijve, buiten toeftemminge van den leen-heer, kunnen vervreemd worden, gelijk de groot II. B. XLI. D. n. 8. zelf aanmerkt, welk onderfcheid bort ook duidelijk maakt. Holl. Leenr. V. D. T. II. Cap. III. Quaefl. V. n. 13 en 14. bh 106.. zie ook het Nederl. Advisb. I. Deel Konf. CCLVII. bl. 592. vers. omredenen, fchoon men in de Holl. Konfult. II.D. Konf. CCCXXVI. ra. 1. geadvifeerd vindt, doch zonder eenig gezag van rechten, dat in holland zelfs de onverftervelijke erf-leenen buiten boedel -menginge blijven. Het gene evenwel in Gelderland, alwaar de kwaade leenen onbekend zijn, zie III. Boek XLI. Deel g. 2. ra. 2 en 3. volkomen rechtens is. schom. Konf. en Adv. IV. Deel Konf LXXI. n. 3. Zoo vindt men in de Holl. Konfult. I. Deel Konf. CXLIV. bl. 245. dat leengoederen, ftaande huwelijk aangekocht, onder de echtgenooten gemeen worden, tenzij de leen-brief op des mans naam ware uitgegeven , in welk geval de helft van de koop-penningen in deelinge moet gebracht worden. Holl. Konf. V.Deel Konf. LXXII. n. 1. schom. aangek. Konf. LXXI. n. 4. en de vrouwe zoo lang in het bezit van het aangekocht leen mag blijven , tot dat haares mans erf-genaamen dit aandeel hebben voldaan, schomak. Konf. LX VIL ra. 4. -- 6. en LX VIII. welk recht insgelijks aan jongere broeders en zusters toekomt, indien tie oudlte broeder of zuster zulke leen - goederen van hunne ouders heeft geërfd, Konf. LXXV. ra. 4. In Gelderland moet zelfs een ieder, die zulke leenen erft, deze vergoedinge doen, fchoon hij zig van de erX 3 ve-  r(5ev . A A.N TEEKEXINGEN I venisfeder vrije of allodiaale goederen ohthieldt. Aangek LXXV.Konf n. 72. - 74. Op welke wijze nu dezeöinbrenginge moet gefchieden, kan gezien worden in het II. Boek XII. Deel %. 20. b. 36. Van Hasselt Zb«/«/f. yfóy. ». 4. £/. 435. leert, dat al het gene van de uitfluitinge -der leen-goederen buiten de gemeenfchap voren is gezegd, geen plaats vindt, ingevalle de leenheer zijne toeftemminge daar toe heeft gegeven. De groot fluit ook buiten de gemeenfchap, gelijk wij zoo even zeiden, goederen, die bij uiterften wille verbonden zijn, waarover abr. vanwesel^i? Connub. bon. fociet. Tratl. L n. 86..87. &? fqq. in het breede handelt , waar onder ook behooren morgen - giften, die , bij fcheidinge des huwelijks, der vrouwe alléén toebehooren , en niet in boedel-menginge komen. Vervolg op de Holl. Konfidt. en Adv. LXXX. bl. 232. ten-zij dezelven haar alléén waren verftrekt , om ftaande huwelijk te gebruiken. mat th. Zin-Jpreuken II. g. 51 en 52. bl. 46. Maar moet eene vrouwe de opvoedinge of letter oeffenin^en van voor-kinderen helpen bekostigen, of een overipelig kind van haar' man helpen onderhouden? Op deze vrage antwoordt voet de Ritu nupt. n. 81 en 82. dat zij, ten voordeele , zoo der letter - oeffeningen , als van het kind, daar toe verplicht is; welk laafte evenwel, mijns bedunkens, in dezer voegen behoort bepaald te worden, indien die vrouwe name-nlijk van het aanwezen van zulk een kind kennisfe heeft gehad, en haar' man vergiffenifïe van deze ondaad heeft gefchonken , want iemand, die iets willens duldt, gefchiedt geen ongelijk. Schoon in de Holl. Konfidt. II. Deel Konf. XXXIX. hl. 42. is geadvifeerd, dat de gemaakte kosten, onverfchillig , of de vrouwe dit al of niet geweten hebbe, bij fcheiden van het huwelijk, in deelinge moeten komen ; het gene echter niet redelijk is, zonder dat hier toe iets doet, het welk voet 'er vervolgens bijvoegt, te weten:  II. BOEK XI. DEELj fi. to. «..8. 167 ten: dat zelfs het gene met dobbelen verloren wordt, gemeenfchaplijk moet gedragen worden: want een huwelijk kan om dobbel-fpel niet gefcheiden worden-, en een man wordt niet vooronderfleld zijner vrouwe's goederen door het fpel te hebben willen verkwisten, alvar. valasc. Prax. part. &f collat. Cap. XXIII. n. 13. En zoo dit gevoelen aangong, zoude de vrouwe door eenes anders roekeloosheid ongelukkig worden, het gene volgens de /. 24. Cod. de Donat. inter Vit. cjf Uxor. (Lib. V. Tit. XVI.) niet mag gefchieden ; fchoon deze wet, zoo veel de bij ons verbodene fchenkingen tusfchen man en vrouwe betreft , buiten gebruik, is, gelijk wij in het XII. Deel n. 16. zullen zien : waarom te zutfhen den 10. Aug. 1752. wel en. te recht is geadvifeerd , dat eene vrouwe niet gehouden is, een overfpelig kind van haar' man,, te'helpen onderhouden, schom aker Konfult..en Adv..V. Deel Konf. LXII. n. 20. bl. 738. Mede is zeer veel verfchils,. of, een huwelijk in holland tusfchen twee Holl. lieden voltrokken zijnde, en een van hun komende te overlijden, alvorens zij bij eikanderen geflaapen hebben, de onroerende goederen, op plaatfen gelegen, alwaar behalven de kerkelijke inzegeninge de bijflaap wordt gevorderd, ook in boedel-menginge komen? voet meent ja, de Rit. nupt. n. 85. (Lib. XXIII. T. II.) en denkt«, dat, zoo dikwils de vereischten van fommige plaatfen onderling verfchillen , op de plaatfelijke wet der getroffene handelinge moet gelet worden, en dat deze alléén de richt-fnoer is: nu is in holland een huwelijk voltrokken , zoo dra de kerkelijke inzegeninge is gefchied. Maar vindt de gemeenfchap plaats, ingevalle een bruidegom zijne bruid ontijdig beflapen hebbende, haar,, na de huwelijks voltrekkinge, niet meer bekent? voet de Rit. nupt. n. 89. zegt neen, indien de keure of koflu. me den bijflaap tot het huwelijk uitdrukkelijk vordert. Me--  i€Z "AANTEEKENINGEN Mede heeft de gemeenfchap geen plaats, wanneer, één der verloofden in gebreke zijnde geweest het huwelijk ter. behoorlijken tijd te voltrekken, intusfchen iemand van hun beiden is komen te overlijden; in welk geval echter de onfchuldige recht van fchaê - vergoedinge oo den gebrekigen heeft, voet kt. n. 95. g. 12. N. 10. In het £ Boek V. Deel g. 22. n. 35. heeft 077ze Schrijver reeds van de gemeenfchaplijke fchulden der echt-genooten gefproken: Deze fchulden nu zijn voor, of geduurende het huwelijk gemaakt, waar van fommigen ftaande het zelve, of na doode van één der echt - genoten worden opgeeischt. Alhier merkt hij aan, dat uit boedel-menginge volgt, dat de echt-genooten voor elkanderens fchulden , ook die voor het aangaan van het huwelijk zijn gemaakt , kunnen aangefproken worden; waar mede verfcheidene Rechts-geleerden inftemmen, gelijk dit ook alzoo den 27. Okt. 1739. is verftaan bij het Hof van friesland, hamerster Aanteekeningen over die Koftumen I. B. Tit. III. Art. I. vers. Hier uit ont■ftaat, en op veele andere plaatfen wordt gevolgd. Obferv. over 11. de groot bl. 108. zoo dat alle der echtgenooten goederén, zonder Onderfcheid, van welke zijde die gekomen zijn, in betaalinge der fchulden, vóór het huwelijk gemaakt, ftaande huwelijk, in verzekerinr ge kunnen genomen, en ter voldoeninge aan het gewijs■de verkocht worden, zonder dat hier. tegen een huwelijks beding iets kan uitwerken, indien de.gemeenfchap niet is uitgefloten. In Gelderland is eene vrouwe yoor de fchulden aanfpreekelijk, fchoon bij huwelijks beding anders bevoorwaard, ten zij het zelve in tijds ware afgekondigd of gepubliceerd , of voor de Weth aangeteekend , gelijk aldaar ten Jaare 1652. is gewezen, s chras-  II. BOEK XI. DEEL, $. 12. «Aio. 169 scarassest Cod. Gelr. Zutph. Tit.. Huwelijks, voorwaard. g. 9. Het gene ook, gelijk fommigen willen, in utrecht moet gefchieden, terwijl anderen van gevoelen zijn, dat eene vrouwe, zal zij van deze fchulden bevrijd zijn, een' behoorlijken invéntaris van haar ingebracht goed moet hebben, matth. de duel. Lib. I. Cap. XIX. n. 30. Maar de fchuld - eisfchers de fchulden, vóór het huwelijk gemaakt , ftaande huwelijk niet hebbende gevorderd , kunnen alléén hem, met wien zij gehandeld hebben of deszelfs erfgenaamen , in voldoeninge voor het geheel aan fpreeken , behoudens evenwel den gekondemneerden zijn verhaal tegen den anderen echt - genoot, of deszelfs erfgenaamen voor de helft, voet de R. N. n.'So. (Lib. XXIII. T. II.) de groot n. 15. Doch voet merkt ter gezegde plaats aan, dat in allen opzichte dit te utrecht anders begrepen wordt, waar van de wetten in Gelderland niet veel verfchillen, alwaar eene weduwe te recht voor het geheel tot voldoeninge der fchulden , -zoo ftaande huwelijk als te voren gemaakt, kan aangefproken worden. Dit ftuk heeft boel in de Aanteekeningen over loenius Caf. XCIX. en bl. 617. breedvoeriger onderzocht, alwaar hij aanmerkt, dat omtrent dit zeer verfchillend recht geen vaste regul is; maar dat men hier omtrent de keuren of koftumen van iedere plaats moet raadplegen, gelijk dit den 12. Nov. 1695. in 's ha ge alzoo is verftaan. Te breda is een echtgenoot niet verplicht in de fchulden, vóór het huwelijk gemaakt , te draagen. de haas Nieuwe Holl. Konf bl. 351. Vervolg op de Holl. Konfult. en Adv. XXX. bl. 00. Ten dezen moet in aanmerkinge genomen worden, dat echt-genooten geene vrijheid hebben, in nadeel van eikanderen, aan kinderen, of andere naastbeftaande vrienden boven-maatige gefchenken te doen, want zulks gefchied zijnde , zouden dezelven in deelinge moeten worden ingebracht, voet n. 54. h. t. en de Jure dot. Y 71. 15.  i7o AANTEEKENINGEN ti. 15. (Lib. XXIII. Tit. III.; en de groot XII. Deel n. 23. 5- 13- N. 11. Zie mijne Aanteekeningen over het II. B. XX VIII. D. n. 8 en 9. alwaar over de inbrenginge en boedelfchiftinge tusfchen den langst-levenden echt - genoot en de overgeblevene kinderen wordt gefproken , en de Rechts - geleerdheid van begroot daaromtrent aangehaald , waar over men ook een Advis aantreft in het Verv. der Holl. Konfult. en Adv. CVI. hl. 333, §• 17. Des mans voogdij."] In het I. Boek V. Deel n. 36. hebbenwij gezien, waar van verder zal gefproken worden in het III. B. III. D. n. 37. dat de man , ftaande huwe^ lijk, altijd de voogd zijner vrouwe is. Evenwel kan hem, indien hij een kwist-goed of doorbrenger is, het bewind der goederen rechtmaatig verboden worden; zoo dat hij zijner vrouwe's goederen niet kan vervreemden , veel min voor zijne fchulden verpanden. Nederl. Advisb. l.D. Konf. CXVIII. de groot I. B. V. Deel «.41. Kofl. van middelb. Art.X. bl.52. en uit het gene bij het Hof van utrecht is gewezen , dat namenlijk de gemeenfchap na de fcheidinge der bijwooninge, of, gelijk men zegt, van tafel en bed, ophoudt, wesel de Connub. bon. foc. Tracl. II. Cap. IV. «. 38. 6P fqq. kan bij gevolg- trekkinge worden afgeleid, dat als dan ook de manlijke macht een einde neemt. Van ouds konde een man zijner vrouwe's aanbeftorvene goederen niet belasten, dan in de uiterfte noodzakelijkheid, en met haare toeftemminge. Keure van zeeland Kap. III. Art XLVL het gene naderhand evenwel is veranderd. mart. caesar Hsdend, Recht II. Boek Tit.Vlll. §. 1. Bij  II. BOEK XI. DEEL, g. 17. des mans mgdy. 17* Bij sc hom aker vindt men geadvifeerd, dat een man zijner vrouwe's goed niet mag verzetten of bezwaaren , dan ten nutte der gemeene huishoudinge, of bij dringenden nood. Konfult. en Adv. I. Deel. Konf. LX. n. ii. en III. Deel. Konf. XVI. n. 1. die, ingevalle zij-haare toeftemminge daar aan niet wil geven, den rechter daar van kennisfe kan geven, en daartoe oorlof verzoeken. IV. Deel. Konf .XVI. bl. 125. fchoon het tegendeel wordt geleerd in dat zelfde Deel Konf. XXX. n. 4. stok mans daar en tegen is wederom van gevoelen Decif. Brab. LVII. n. 1. dat een man de goederen zijner vrouwe zonder haare bewilliginge niet kan vervreemden. Zie ook het gene beneden in het XXL Deel n. 2. wordt aangeteekend> en de Koflume van middelburg Art. III. bl. 50. als mede nopens utrecht rhodenburg de Jure quod ori~ tur &c. T. II. Cap. V. n. 10. pag. 78. alwaar hij aanmerkt , dat, de fchulden ten gemeenen nutte zijnde gemaakt, de vrouwe voor de helft aanfpreekelijk is. §• 18. N. 16. Het gene de «root in deze g. aanteekent,. heeft meest overal plaats, gelijk kan opgemaakt worden uit veele Keuren, die zoo bij groenewegen inde Aanteekeningen, als bij boel over loenius Caf. LX V. en voet de Ceff. bon. n. 13. (Lib. XLII. Tit. III.) worden aangehaald. Doe hier bij de groot III. Boek II. Deel n. 11. Zelfs hebben wij in ons Vaderland aanmerkenswaardige voorbeelden van treffelijke weduwen van aanzienlijke geboorte, die zig van dit recht bediend hebben; als onder anderen van margaretha van kleef, die na het overlyden van haar' man albrecht van beieren, Graaf van holland in 'shage den 12 Dec. 140-;. van den boedel afftand deedt, en wel,, gelijk wij vinden in de Vaderl Hiflorie, met deze plechY 2 tig-  t?t AANTEEKENINGEN tigheid, dat zij, ingevolge rechterlijk gewijsde haares mans lijk moest voor uitgaan, niet alleen zonder eenigen opfchik of verfieringe maar zelfs met geleende kleederen, in haare hand houdende een' ftroo- halm, den welken zij wegwierp, daar mede te kennen gevende, dat zij op gelijke wijze haares mans nalatenfchap en de gemeenfchaplijke goederen verwierp. III. Deel. Xf. boekbL354.en vervolgens. Van zulken boedel-afftand vindt men ook een merkwaardig voorbeeld bij boel aangehaalde Caf.LXV. verf. zie verder.. En zulks met de vereischte plechtigheid* zijnde gefchied, heeft tot gevolg, dat de vrouwe door haares mans fchuld-eisfchers niet kan aangefproken worden, zoo, dat zij zelfs,'naderhand tot beter vermogen komende, niet verplicht is iets aan de gemeene fchuldeisfchers te betalen; mits zij den geheelen boedel den fchuld-eisfcheren afftaa. voet h. t. n. 12. het welk ook in Vlaanderen plaats heeft. Precis du droit Belg. pag. 133. Maar te brüssel moet de langst-levende der echt-genooten, zoo wel vrouwe als man alle de fchulden en lasten des boedels 'betaalen, waar voor zij ook in het bezit der roerende goederen blijven, die zij eikanderen niet ontmaaken kunnen, stokmans Decif. Brab. LVIII. n. i. Als mede te gent, doch met dit onderfcheid, dat aldaar geene uitzonderinge van roerende of on-roerende goederen wordt gemaakt. Kofi. van gent Rubr. XXVI. Art. XX. en de hane aldaar in zijne Aant ekenmgen. Deze wijze van boedel -afftand wordt bi} ons genoemd de feut el op de kist of het graf leggen. Kofi. van middelb. Rub. XII. Art. VI. en onlangs heeft de Penfimiaris de timmerman den aart van dit gebruik onderzocht in zijne Aanteekeningen over dit Artikul, die Art. VIII. terecht aanmerkt, dat eene weduwe, door deze zinnebeeldige overgifte wel wordt ontflagen van de fchulden, ftaande huwelijk gemaakt, maar geenfins van legginge, die aan deze wet wordt gegeven, voorzien, zijnde ten Jaare 1659. befloten, dat de gemeenfchap, fchoon _ niet bij huwelijks voorwaarde bedongen , de vóór-kinderen niet kan benadeelen, het gene-bij boel in de Aanteekeningen op loenius Caf CXIII. wordt aaregehaald en te recht geroemd. Bij deze gelegenheid geeft men zig veel moeite om te onderzoeken, of de legitime der voor-kinderen alvorens moet worden .afgetrokken , eer de boedel met den ftief-vader of de ftief - moeder gelijkelijk kan worden gedeeld ? Van dit gevoelen is baptista hodiern. ad leg. Hac. edict. Quaefl. Vil. die deze vrage opzetlijk behandelt. Zie ook brunnem. («d leg. un. Cod. de Inoffic. dot. (Lib. III. Tit. XXX.) het welk mede alzoo bij den Raad van savoien is verftaan, zoo dikwils den tweeden echtgenoot iets boven het minfte deel van . een' der vóórkinderen is gemaakt, faber in Cod. Lib. V. Tit. V. Defin. VI. Anders hebben -dit evenwel -de-Staaten van u t r e pk t begrepen volgens de Aanteekeningen van boel ter aangehaalde plaats, het welk abrah. van wesel ad Noyell. -Conflit. Ultraj. Art. X. n. 104. en verv. goedkeurt, zijnde ook diens volgens geadvifeerd bij sciio maker Konfult. en Advifen V. De4l. Konf -XXXV. n. 46. Veele zaken hier omtrent betrekkelijk kan men vinden bij cos Rechts - Geleerde verhandelinge. voet de R. N. van n. ïoo --tot aan het einde en de Schrijvers aldaar aangehaald. En dat in dezen op den tijd van den dood des tweeden echt-genoots moet worden gelet, leert van Hasselt Rechts-gel. Briév. CCLXI. bl. 243. ; Vervolgens is bij het Eeuwig Ediktvan den jaare itfn. Art. XXVIII. zoo wel weduwenaar als weduwe uitdrukkelijk verboden den tweeden echt - genoot iets te mogen niaaken van 't gene zij van hunnen voorigcn man of vrou-  II. ROE K XIL D! E Eli, ftaat, le letmi enz. vrouwe bij gifte of op eene andere vóordeelige wijze hebben genoten , moetende dit onder de kinderen uit het eerfte huweJijk worden verdeeld. De vrage of de goederen, nagelaaten door den eerst- ftervenden, waar van de langst-levende alléén de.lijf-tocht heeft, aan de voorkinderen in vollen vrijen eigendom overgaan, zoo dra de langst - levende hunner ouderen een tweede huwelijk aangaat, zoo dat zij daar van na goedvinden kunnen befchikken? beantwoordt stokmans met neen , om dat dit, zegt hij, een foort van fideikommis is,.gelijk dit alzoo bij de Magijlraat van Antwerpen is verftaan,.en bij den Raad van braband bekrachtigd, doch eindelijk is dit gefchil, vervolgt hij, bijgelegd. Decif. Brab. XXV. Maar eens gefteld, dat een vader ten tweeden huwelijk zijnde getreden, zijn' zoon uit goede inzichten bij voorbeeld , wegens zijn verkwistenden aart en ongebonden leven niet anders dan zijne legitime hadt gemaakt, en deszelfs kinderen voor het overige, tot erfgenaamen benoemd , zoude nu de tweede vrouwe n» doode van haar' man hier mede haar voordeel kunnen doen, en meer dan het kinds - gedeelte van den verkwistenden zoon vorderen? voet de R. N. n. 133. (Lib.. XXIII. Tit. II.) is van begrip, dat zulks tegen deze wet zoude aanloopen, en bij gevolg niet mag gefchieden. Doch ik geloove, dat men anders moet denken, omdat hier volkomen dezelfde reden is , welke omtrent het ontneemen van der kinderen wettig aandeel plaats heeft. Nu is het bekend , dat een vader zijn* zoon zelfs de legitime niet behoeft natelaaten, indien hij daar toe redenen heeft , gelijk terftond zal gezien worden in het XVIII. Deel n. 10. van welk begrip het Hof van utrecht was, fchoon dit gefchil, zegtWEs e l ad Nov. Confi. Ultraj. -Art. XI. n. nooit bij gewijsde is beflist, om dat Parthijen hier omtrent met eikanderen hebben verdragen. Z 2 Eene  180 AANTEEKENINGEN Eene moeder haar tot een tweede huwelijk begeevende, moet ten behoeve der vóór-kinderen borgen Hellen , dat zij de goederen, waar van zij in bezie gebleven is,, ordentelijk zal gebruiken, en dezelven, of wel de waarde, waarop ze gefchat zijn, na haar overlijden aan hendoen komen. Doch hiertoe is de vader, die een tweede huwelijk aangaat, niet verplicht, ten ware men een, gegrond vermoeden hadt, dat hij de goederen zoude doorbrengen, abr. van wzs el ad Novell. Conjlit. Ultraj. Art. XI. n. 58 — 65. En 't is niet flechts door deze borgftellinge, dat der kinderen goed wordt beveiligd , maar daar en boven hebben zij ook recht van ftilzwijgende. onderzettinge óf hijpotheek op alle goederen, tegenwoordige en toekomende zoo wel van den ftief-vader als van hunne moeder, het welk hun uitdrukkelijk is vergund in de /. 8. 5- 4 Cod. de Sec. nupt. ( Lib. V. Tit. IX.) Voorts kent wesel ter aangek, plaats n. 67. volgende daarin de Novell. XXII. Cap. XXIV. aan hun het recht toe, om alles wat iemand uit den boedel hunner ouderen bezit, te rug te eisfehen, het gene zeker is ten opzichte der onroerende goederen, om dat zij met fchade en bate aan- den kooper overgaan, waar van breeder in de Aanteekeningen over het II. Boek XLVIII. Deel n. 45. wordt gefproken ; doch dit vindt geen plaats omtrent roerende goederen. Bekend is onze zin-fpreuke, waar mede echter het Rooms ch-Recht niet overeenftemt Tilbaare goederen hebben geen gevolg, groenewegen de Legg. abrog. ad l. 8. 4. Cod. de Secund. nupt. (Lib. V. Tit. IX.) het gene ook alzoo te utrecht wordt verftaan, anth. m atth. Bar. VIL §. 13. §. 10. L Van deze vrije keuze, welke de vrouwe heeft, is bontn gehandeld. I. Boek VI. Deel n. 40. N.7.  11. B O E JC X I L DEEL, *>:i öf 1&i • Iv*. '7.,' Zie' hier omtrent ,L Boek. V.,Dcel nwn: 40. De .groot merkt in ^z en van vomeren ds. Juremyerc. Cap. III. §. 18. Doch deze onderfcheidinge zou ik niet m allen opzichte goedkeuren. Want waren goederen die aan dezen of geenen der echt-genooten afzonderlijk' door vreemden worden gemaakt, door beider toedoen verkreegen^ zoo zoude men waarfchijnlijk mogen voort onderftellen, dat de teftateur niet één alléén maar be4v oen te gelijk tot erfgenaamen zoude hebben gefield. Nu behoort onder winst al het gene door kunst, arbeid, koop-handel of anderfins op foort - gelijke wijze wordt verkregen , zoo als uitdrukkelijk is bepaald bij. de Statuten van de veluwe, z ütp he n, d re nth en t?» &ü mee and en, de welken van der marck in Injlit. jur. civ... pag, 236". opgeeft. En-dat dit alles gemeen worde, fchoon de gemeenfchap der goederen is uitgefloten, is verftaan bij den-Hove- van holland den 19 Nov. 1614. Decif. en Refol. van holl. n. 101, Hier uit volgt, dat al'wat de gezamenlijke echt-genooten door gunst der natuur, ofwel het bloot geval verkrijgen, zonder- tusfehenkomst eener menschlijke daad buiten gemeenfchap blijft, waa-rom ook een eiland, het gene aan den grond van een' der beide echt-genooten'sfand aanwast, niet in gemeenfchap komt. abr. van wesel ter- aangek, plaats n. 125 en verv. óm deze réden' is ook geadvifeerd door de Holl.' Reckts--Geleerden II Demtonf. CCCII.-M 560. I. Deel. Kon/vb bl. r. aan-denkant én inhet Nederl. Advisb. IV. Deel. Konf. XXXII. in het beg. bl 85. dat, eene Aktie van de Oost - Indifche Kompagme , ftaande huwelijk gerezen zijnde, de vermeer-  li. BOEK XII. DEELv^n a$3 meèrderinge defzelve dien echt - genóót aHtéén,-toekomt, die dezelve ten huwelijk heeft aangebracht,. Echter is te utrecht bij gelegenheid van een foort - gelijk gefchil geadvifeerd, dat deze vermeerderde waarde, niet voortkomt uit de begunftighxge der natuur , zonder tusfchenkomende daad van den mensch, maar dat de onvermoeide vlijt en ijver der Bewindhebberen hier van de oorzaake is. Utr. Konfult. II. DeelLXX. Konf, bl. 323. Doch ik twijffele , -of dit advis wel gegrond zij, In holland wordt de aanwas der leen-goederen, die ten.koste der beiden echt-genooten is bedijkt, onderi dé: gemeene winden of voordellen gerekend,, als zijnde geen gevolg, maar een vrucht van het leent voet de Paft. dot. n. 47 gp fatMnde (h. XXIII. T. IV.) Wat hier van ook zij; altijd evenwel worden overgewonnene goederen van eene vrouwe, onder de winden des mans gerekend^ bet gene obk alzoo is verdaan in saxen in den jaare 1620. volgens het fchrijven van cajrpzov. Jurisprud.for. B. III. Conf..XXV. Def. VIII. om reden, dat de vrouwe den man moet dienen, en.hij» alléén voor de behoeften ;van het huwelijk, moet zorgen, zoo dat, al wat de vrouwe door den koop - handel wint, fchoon met haar eigen, geld drijvende, den man toekomt, het wejk alzoo tën jaare 1633 aldaar is begrepen, gelijk carpz. Defin. X. aanteekent: En deze twee gewijsden deunen eenigfms op goede gronden ; doch het gene nopens de over-winst, welke de vrouwe door haaren arbeid verkrijgt, wordt uitgedacht,, is weinig redelijk, vermits eene vrouwe gewoonlijk niet anders dan de opvoedinge der kinderen en de keuken bezorgt., Nu is na rechten ten vollen bekend, dat de wetgevers in het maaken der wetten op geene zeldzaame gevallen hebben gelet. Hoe dit ook zij alvarez valasc, wil Dec. ac Conf. Tem. II. Confult. CIIL. n. 4. dat eene vrouwe, al het gene zij wint, in.hei onzekere vooron•. ../ der-  *H *rtTEËKE"NINC.E'N derfteld wordt , uit haares mans goederen te hebben verkregen, ten ware de vrouwe ten klaarden konde bewijzen , a! het verkregen goed zelve door haar' arbeid te hebben gewonnen: terwijl hij aldaar in het breede behandelt , wat de rechten hier omtrent in fortugal bepaalen. - ., . eb Eindelijk is de vrage, of de bedongene gemeenfchap ophoude, wanneer de echt-genooten ergens gaan woonen , alwaar de gemeenfchap wordt uitgefloten ?Dit ontkent rhodenburg, ten ware bleek, dat de echt-genooten hun gemaakt beding hadden willen te niet doen. de Jure quod oritur ex fiat. diverf. % II. Cap. IV. m.-3'. ' 3$ ■ - ms i) e. ... . • -13,70.t*éfilOW litrn'-V3 OJttlfi •< Hs ' 3*00 T'iRV Ï9tii U;W N. ii. ^ovtk in het I. B. V. D. n. 40. hebben wij reeds gezien, dat de vruchten der aangebrachte goederen, even als winst en verlies, gemeen worden, ten zij dezelven uitdrukkelijk buiten gemeenfchap. gehouden zijn. ra r ■ ■ :: ' [j, - f §• 15. - - iüov a-jhiis Of anderszins verongelukt."} Het gene de groot alhier aanmerkt, is op zig zelven niet alzoo, omdat een ieder de fchade , zijn goed overgekomen, moet draagen. voet de Batï: dot. n. 49. (L. XXIII. T. IV. - iO'.'c :zm Jt^trroowarj awnoiv srfao zïimov f iljiTabot IV. 14. De man kan alle kosten in rekeninge brengen, welken hij tot verbeteringe van het aangebracht huwelijks goed der vrouwe heeft bedeed , behalven de kosten, die alleen willekeurig en vermaaks - halve zijn gedaan; dezen kan hij niet te rug eisfehen, fchoon de vrouwe daar toe haare toeftemminge hadt gegeven, maar in dien gevalle  IL BOEK XII. DEEL, §.Tf# 0. 14; 18 j- valle heeft hij vrijheid het gemaakte te doen wegneemén, voor zoo verre dit zonder zaaks-vernietiginge kan gefchieden voet de Impens. in rem dot.faêt. n.%.en 4. (L. X X V.T. 1.) Echter is dit niet te verftaan van zulke kosten, die de man aan zijner vrouwe's.tekoop zijnde goederen heeft gedaan, voor zoo verre dezelven daar door hooger gewaardeerd en duurer kunnen verkocht worden, om dat-ais dan die kosten geacht worden ter ^erbeteringe der goederen te zijn gedaan voet n. 4. op het einde welken redelijker wijze aan hem moeten goed gedaan worden, vermits .hier door deszelfs boe-, del is verminderd. Nederl. Advisb.l.D.Kons XlN.bl.04i vers. Wat wijders waaromtrent aldaar eene bepaalinge wordt opgegeven, welke wij ook. boven bij het X Veel n. 14. hebben aangehaald. §• 1.7* ■ N. r6. Of fchoon de vrouwe ten opzichte van haar huwelijks goed voorrechts - gang of preferentie hebbe boven alle haares mans fchuld - eifchers, zoo veel aangaat de fchuld ftaande huwelijk gemaakt, evenwel merkt de groot te recht aan, dat zij geene voordeelcn, fchoon .bij huwelijkfche voorwaarde 'bedongen, als by voorbeeld een trouwring of eenige andere.giften, uit haares mans goed mag genieten , voor en al eer de fchulden zijn betaald; het welk, irgevolge het aangeteekende bij matth. de Auór. L. I. C. XIX. ook bij de Kosturnen van de Stadvtkicht plaats vindt en pbilippus de goede insgelijks uitdrukkelijk heeft gewild, barels Over -het enkel en dubbel verband bl. 64 en 65.. in de Aajttcekeningen ams.t>.ld. bijv. meyer.1772. Endezeallefinsrechmiaatige rechtsgeleerdheid is mede uitdrukkelijk bij k a rel den V. gevolgd Viakaac van. Policie .van 4 Ocl* 1540 Art. VI. waar voor--waarichijnelijk .bij. een druk fout in dz Aaatee-  >85 AANTEEKENINGEN heninge van groenewegen Art* VIII is gefield Groot Plakaat boek I. deel bl. 330. Want het. is redelijker, dat men iemand het beloofde weigert, of het gefchonkene doet te rug geven, dan dat men hem een voordeel in nadeel van een" derden zoude laaten behouden 1. 41 §. 1. de R. ƒ. 1. 226. 5. Cod. de Jure delib. (L. VI. T. XXX.) voet-^w pot.[unt in pign. n. 37. (L. XX. T. IV.) en de Pact. dot. n. 57. (L. XXIlf. T. IV.) carpzov. Kesp. E/eet.L. IV.T.U Jtesp. VI. n. 7.. En erodeau fitr louët Arrêts no~ tabl. pag. 292. D. merkt aan, dat het aangebracht huwelijks goed/der vrouwe's eigen goed is, en daarom meer bevoorrecht dan eene douariei Bij het Hof van utrecht is gewezen, dat eener vrouwe, die eenig bedongen voordeel vordert, geene herflellinge of reliëf moet gegund wor* den, wanneer zij uit ontwetenheid des rechts fchade geleden heeft radeli Dec. Traj. XLIII. n. 6. Doch van een tegen overgefteld gevoelen zijn de Rechts-geleerden ia het Nederl. Advisb. II. Deel Konf. CXCVII. bl. ^p. vers* 6clange?ide de laafte alwaar geleerd wordt, dat volgens bekende rechten eene vrouwe ten aanzien der'giften, welken haar als *t ware ter vergoedinge haarer maagdelijke eer ge* geven zijn, even als ten aanzien van haar ten huwelijk gebracht goed ongetwijfeldrecht van geprivilegieerd hypotheek, heeft; doch dit is geheel en al veikeerd, nadien bij ons eene vrouwe niet meer dit recht ten aanzien van haareaangebrachte goederen heeft, en deze voorrechts - gunninge,,., waar bij Ketzer jüstiniaan aan de vrouwen volkomene verzekeringe heeft gegeven, tegenwoordig geen plaats vindt. hl atth. ter aangeh.plaatsn. 27 en aldaar denaamlooze fchrij*ver in de Aanteekeninge bl.4Q6.fchoQnb\j de Holl. Rechts{jeleerdert wordt geadvifeerd , dat de weduwen tot heden toe noch dit privilegie hebben, h Deel Konf. lil. bl. 182. op den kant. Van dit begrip is ook van leeuwen Cenft. Jor. L» IV, C. XI. n. £. zonder dat hier tegen doet del* 14 ds  II. BOEK XII. DEEL, §. 17. n. 16; 187 ie Donat. inter V. et U. (L. V. T. XVI.) welke aldaar wordt aangehaald; want in deze wet vindt men rnetsgewaagd van fchuld - eifchers, fprekende dezelve alléén van giften , welken de man zijner vrouwe heeft gedaan, voor dat hij eene doodftraffelijke misdaad hadt begaan. In deze bctrekkinge nu is de vrouwe bevoorrecht voor de Graaflijkheid, wier aktie even als de haare alleen ftrekt, om voordeel te bekomen , ten einde zij in de misdaad van een' ander niet zoude deelen en daar door worden benadeeld. Indiervoegen begrijpt het brunnem. ad hanc legem 24 en ad leg. 9. Cod. de Bonis profcript. (L. IX. T. XLIX) en lautere. adff.de Reb.auti. jud. posfid. n. 47. (L. XLII. T. V.) teekent aan, dat de Graaflijkheid alleen gepriviligieerd is ten aanzien van gemeene of kontrakt fchulden en niet ten aanzien van boeten of breuken, die haar uit misdaad toekomen, waar omtrent zij zelve achter de enkele ondeihandfche fchuld - eisfchers wordt gefield. Hier uit, als mede uit de Aanteekeningen van groenewegen volgt, dat het gewijsde van den Hovevan den 25 Maart iöió niet zeer rechtmatig is, waar bij de vrouwe op haar aangebracht goed geene aktie wordt vergund, voor dat alle des mans fchulden ftaande huwelijk gemaakt, zijn voldaan. Decis. en Refol. van Holl.n. 111. Bij paponius de Arrest. Lib.XV. TAV. wordt geleerd, welk recht in frankrijk de vrouwen ten dezen opzichte hebben, en welke gewijsden daaromtrent ep onderfcheidene tijden zijn gevallen. N. 17» Ziehier omtrent het XVIII. Deel n. 10. II. BOEK XIII. DEEL. § 3. N, 3. Alhier fpreekt de groot van de voortduuringe der gemeenfchap tusfchen den langst-levenden echt-genoot Aa 2 ca  'i83 AANTEEKENINGEN 'en de aanwezende kinderen, na doode van den eerst-fter» venden, en wil dat al het gene door eenige hatelijkeaankomlte of lukrativen titul als dan wordt verkregen, ervenisfen zelfs niet uitgezonderd, den kinderen voor de helft toekomt, het welk alzoo is uitdrukkelijk vastgefteld bij het Stads - recht, van zutph en volgens de Aanmerkingen van schom a ker Konjult. en Adv. IV. Deel Konf. XLV. n.' 1—3. bl. 402. en zelfs plaats heeft, fchoon de langts- levende met de kinderen over de ervenisfe, voor het aanvaarden derzeive, hadt verdragen ofgetranfigeerd. som eren de Jure noverc.fetl. II. § 6. bl. 111. Doch dit vindt niet zonder■onderfcheid in alle gevallen of overal plaats, gelijk blijkt uit ce Aanteekeningen van groenswegkn alhier en bij den Hoogen Raad den 28 Julij 1731. ook alzoo is verftaan en in revifie bekrachtigd, zelfs in nadeel van v óór-kinderen, want m dit geval was 'er gefchil tusfchen de vóór kinderen en de ftief;moederObjerv. over h. de groot. D III obf. XL. Indiervoegen is ook op Rechts - geleerde gronden geadvifeerd te amsteldam den o Maart \6a< Vervolg op de Holl. Koaf.en Adv. GXXI. £/.^7. Voorts" vindt men met betrekkinge tot de voortduuringe dezer gemeenfchap bij voet Solut. ma trim. quemadm. ejrc n. .32. (L. XXIV. T. III.) wijdloopig opgenoemdop wëlke° piaatien, buiten de reeds aangehaalde': bij groen e wegen, dezelve in gebruik: zij. In Groningen zege van der marck W/ht, jur. ctv blijft de gemeenichap zoo lang voortduuren tot dat Je boede' is gefcheiden, of de overgebleven echt-genoot ten tweeden huwelijk-treedt bl. 2ó1. Doch a br ah. van- wezel dtf Connub. bon.jociet. Tratt II. Caf. .V. r. 88. merkt aan , dat deze gemeenlchap door den dood van den eerst • ftecvenden echt-genoot eigenlijk wel gefcheiden is, maar dat dezelve •ten nadeele van dsn overblijf en .ien ter ittaffe voorrijn vertalm , dat hj geenen inventaris beeft gemaal»* éa teri vp* dec-  II. BOKK Xirl. DEEL, §. f. n'. 3. 'deele der kinderen is ingevoerd , zoo als dit meer dan eens is •geadvifeerdin het Neder/. Advisb. I. Veel Konf. CCCXX11-. Jbl. 735. vers. welke nalatigheid UI. Veel Konf. C. Xbl, 264. en IV. Veel Konf. XXXI. bl. 84. en Konf. XLYHfc bl. 1 tó. vers. ingevalle de langfllevende zie ook de Utr» Konfult. I. Veel Konf. LXl.n. 10 en/Co»/LXIl.-w. 10. welke redenen van der m a r ck In/lit.jur.civ.pag. 2 ^.verwerpt. Maar vraagt men, binnen hoeveel tijds de langftlevende met de befchrijvinge moet in gereedheid zijn, om zig tegen deze voortduurende gemeenfchap te beveiligen; hier op kan worden geantwoord, dat ongetwijfeld hier meds ten eerften na het overlijden yan den eerst - lier ven Jen een begin moet worden gemaakt, ten ware de wetten of keuren anders bepaalden. Zoo moet, bij voorbeeld: te utrecht, de inventaris flechts binnen het jaar en fes weken in gereedheid zijn som eren de Jure noverc. Cap. VI. Se cl. 11. §. 5! PaS' 102. het welk a nt one l lus Temp. leg. Lib. IV. Cap XXX. n* i.alléé-i verftaat van een* uitlandigen, want een inlandige, zegt hj n. 2. moet de befchrijvinge binnen 30 dagen beginnen en binnen 60 dagen daar aanvolgende eindigen, te rekenen van den tyd, das de ervenisfe is aaogevaard. In Gelderland ftaat daar toe een tijd van fes weken schrassert Cod. G elr. Zutph. Ttt. Ge* meehfchap van goederen §. 5. alsmede te Antwerpen, ZOO' dat de kinderen den overgeblevenen hunner ouderen, die langer dan dezen tijd den boedel zonder befchrijvinge blijft bezitten, kunnen noodzaken twee inventarisfen te maaken, te weten: een' van die goederen, welken op hec overlijden in den boedel zijn gevonden, en een'van de zulken, die ten tijde der befchrijvinge noch in wezen zijn,' om alzoo te kunnen uitkiezen , wat hun best bevalle voet Solut. matrim. éc n. 30. (Lib. XXIV. Tit. 111.) Zelfs hijft deze gemeenfchap volgens verfcheidene kostumen der nabuurige voiken voortduuren, fchoon den overAa 3. blij-  sc-o AANTEEKENINGEN blijvender) de lijf-tocht van alle des overledenen's goederen v/are gemaakt, tot zoo lang de goederen zijn befchreven of geinventarifeerd lam bert. goris Tratt. I. Cap IX. welverftaande echter, dat de kinderen bij dit alles geen voordeel hebben, voor dat de fchulden zijn afgetrokken wezel, ter aangch. plaats, n. 90. Voorts ftaat • aantemerken, dat 'er geen onderfcheid moet worden gemaakt, of de kinderen meerer- of minderjarig zijn, wanneer de kostumen zelven omtrent de voortduuringe der gemeenfchap geene uitdrukkelijke bepaalinge maaken voet ter aangehaalde plaats n. 28. Daar en boven betreft dit recht óm inventaris te vorderen, niet Hechts alléén den erfgenaam, maar ook ieder een zonder onderfcheid, die daar bij belang heeft sc homaker Konfult. en Adv. 1, Deel Konf. LUI. n. 4. bh %\o. Want na rechten wordt iemand die geen inventaris maakt, geoordeeld ter kwaade trouwe te handelen, zoo dst hij zelfs de Trebëllianike of Falcidifche vierde niet mag aftrekken stokm._Dmj. Brabant. XXXIX. n. j. het welk ook alzoo ten aanzien van de Trebëllianike vierde in revifie is verftaan den 13 Julij 1650. Dee. XLH. Schoonfommigen vaneen ander begrip zijn, gelijk ^beneden zullen aanwijzen XX. Deel §. 14. n. 29. Zonder dat enz. helpen dragen] Nadien deze gemeenfchap des boedels ten voordeele der kinderen is ingevoerd voet Solut. matrm.B,22.(Ub. XXIV. Tit. 111.) lamb. goris Adverf. Tratt. I. Cap. IX. n.y. daar uit volgt van zelfs, dat dezelve geen plaats heeft, zoo dikwils de kinderen daar bij zouden benadeeld worden someren de Jure nov.Cap.Vl§. 2. pag. 79. Maar in Gelderland blijven de kinderen, verkozen hebbende den boedel in gemeenfchap met den langs:-levenden hunner ouderen te bezitten,voor de helft der fchulden, weiken in dien tusfchen tijd gemaakt worden, aan. fpreekelijk schrassert in de aangek. §. j. Het welk ook plaats heeft  II. BOEK XIII. DEEL, §. 3'. ipt heeft tusfchen de erfgenaamen van den eerft-overledenen en denoverblijvenden echt-genoot, zoolangde'boedelgemeen blijft, bijnkersh. Quaefl. jur» priv. Lib* 111. Cap. X. vers* ratioue autern waar onder ook, gelijk die -zelfde Praeft* deur ter aangehaalde plaats aanmerkt, behooren ervenisfen en maakingen of legaaten, die na doode van den eerst* ftervenden opkomen, ingevalle de gemeenfchap der goederen niet is uitgefloten geweest; gelijk dit meer dan eensbij den Hove alzoo is verftaan. Doch deze vöoftdtturiog$ zegt voet folut. matrim* n» 28. (Lib XXIV. Tic. 111.) betreft alléén de kinderen en geene verdere erfgenaamen, ten ware de keuren of kostumen dk uitdrukkelijk bepaalden.' In Groningen echter wordt dit ook aan verdere erfgenaamen vergund, van der m ar ck Inflitut, jur. civ.pag. 2J2. doch niet, zegt hij , in gelderlan d, het welk hij uic de Adverf. van den Heer lamb. goris wil bewijzen, maar hier in bedriegt zig de Profesfor, daar goris geheel het tegendeel leert Tracl. 1, Cap* LX. n. 3. IL B O E K XIV. DEEL; §■ 2. N 3. Alhier leert de groot, dat het recht, om testamentten te maaken, op de natuur gegrond is, en merkt inzij» werk de Jure B. et. P. Lib* 11. Cap; VI. §. 4. aan 9 dat de-* zelven wel hunne gedaante of manier van beftaan uit het* burger-recht ontkenen,, maar dat echter de oorfprong in de» gronden van het natuur-recht (te weten in den aart vati den eigendom) te zoeken is. Ingevolge van dit recht,zegt hij, heeft abraham, indien hij zonder kinderen kwam te overlijden, e kies er alle zijne goederen toegefchikt: en dit voorbeeld van dezen Aarts-vader is van zeer veel gewichts, nadien hij niet alleen verfcheidene bloed-ver-  tos AANTEEKENINGEN wanten in mesopotamien naliet, maar zelfs lotft^ zijnes broeders zoon, in palaestina wonende, inleven was. En dit recht, zegt willem van der muelen over de Kost urnen van den Hove wütrecht Art. XXXil. is ieder een bijgebleven, zells iedert men tot eene burgerlijke maatfchappy' of Sociëteit is overgegaan, en van de natuurlike vrijheid eenigfms-afgeweken. Evenwel is pufen dor ff delure nat, etGent'.L. IV. Cap. X. §.4. met bijnkersh. Obferv. jur. Rom. L. 11. Cap, 11. van een ander begrip. En van dit gevoelen is ook de Schrijver van Jen Cod. F reder. P. 11. L; VILT. 11. 4. 2. Het welk hotomannus ook meent uit het God lijk en natuurlijk recht te kunnen bewezen worden lamb. goris Advers.jur. Tratt. IV. §.9. nip zijnde mede indiervoegên geadvifeerd bij de Gelde)'jche Rechts -geleerden schom. Konfult. en Adv. 11. Deel Kons. XLlil.^. 63 en 66. Echter word het gevoelen van den Beer de gjkoot wederom volkomen getraafd door barbeirac dans les Öbfervat.fur, puf. Liv. IV. Chap. X. §. 4. die aldaar de tegenwerpingen beantwoordt: Indien dit gevoelen van de groot en der zulken die met hem eens zijn, aangaat, volgt hier uit dat argentraeus ad Conf. Brittann.Art. CCLXV1. de Rechts - geleerdheid van zulke Hooge Overheden zonder reden Toerrit, die ieder mensch de macht van uiterfte willen te maaken .in het geheel benomen hebben , en den naasten in den bloede tot de ervenisfe gerechtigd verklaaren, fchoon de Koning van pruissen onlangs uit hoofde van eene hevigen en onverzoenelijken haat tusfchen zekere broeders zeer emftig inberaad ge ftaan heeft, om het recht van testeren geheel en al te vei Dieden, gelijk uitzijn wetboek te zien is. Ondeitusfchen vinden wij in het Journal des Scavans Mois du Mars 1706 pag. 191. aangeteekend ,' dat wederom op andere tijden zulken, die zonder testament overleden waren? niet in de kerken mochten .begraven  ïI; B;0EK XIV. DE 12L. §.2. ,t. ji 1-93 yen worden. In holland, zegt de groot, ftaat het ieder een vrij van zijne goederen bij uiterften wille te befchikken, het welk mede in zeela.nd is geoorlofd. Éten in Gelderland mag niemand over zijne ontiibaare.goederen zonder toeftemminge der O verheid testeeren, gelijk groene w. mx.de Ad ver), van la. mr. gor. Tr. IV. §. 0. n. 2. aanteekent.. ]a zelfs waren in de v elu we. tot aan het Jaar 1711 de testamenten mede van vrije cornet leen-roenge goederen verboden schom. Konfult,& Adv. IV D. Konf. LVU1. n. 2\<{. en uit den Codex Gelro Zutph. Tit. Testamenten §. 1. kan men bemerken, dat hier omtrent de Gelderfche rechten op deze en geene plaatfen zeer verfchillend zijn. Maar de Stichtfchen houden den mi adel-weg tusfchen de Gelderfchen en Hollanders, én laaten. niemand het testeeren toe» dan na bekomen oorlof van de Staaten of het Hof dat derzelver plaats in rechten vervangt. Ordonn. en Inftr. van den Hovc van vtkecbtv Art.XXXW., Niet te min is een testament, dat ingevolge het Roomsch', Recht voor zeven getuigen aldaar was gemaakt, zonder Voorgaande bewilliginge veizogt en bekomen te heb,ben,bij de Utrechtfche Rechts-geleerden van waarde gehouden. Konf. CXLVH. n. u. Doch ik twijffele zeer, of dat op gronden van rechten zij. Intusfchen wordt aldaar aangehaald deRechts-geleerheidvan rhodeneurg en de groot Maar de eerfle fpreekt niets van zeven getuigen, en du groot II• B. X Vil. d.' vers. bij ons gewaagt wel van de wijze van tcsteet en , die in deze Konfult. wordt aangehaald, doch hij fpreekt aldaar van het Hollands Recht, volgens het welk de vrijheid van uiterfte willen te maaken zeer groot is5 het gene ook te recht'word overgebracht tot die plaatfen, al-. v/aar ieder één vrij. heer. en meester van zyne goederen is," en over dezelven kan befchikken zonder iemands bewiiligin- ' ge te behoeven. Evenwel geldt te u tr e c ht een testament1, omtrent goederen, die elders.gelegen zijn, alware daar toe Eb ge-"  -ïp4 AANTEEK'&N'INGEN geene vrijheid verzocht, rhoöenb.^ Iure quodorituïex Statut, divers. T. 11. C. IV. n. 4. Ih welk geheel Hoofdftuk word gehandeld over de vrijheid welke de Utrechte* naars in het ftuk van testeeren hebben. In friesland, alwaar het Roomsch Recht wordt gevolgd, moet een testament voor zeven getuigen gemaakt worden. Doch bij gelegenheid, dat eens een zeker Frtescb Ie 's hertogenbosch voor een'Notaris en twee getuigen testeerde, heeft het Hof van Friesland dit testament biihkheidshalve wel willen van waarde houden, nadien. aldaar de gewoone plechtigheden waren waargenomen: welke vrijheid van testeeren ook in Gelderland wordt vergund, mits de testamenten ingevolge de Refolutie van den 20 Maart 1724. voor het gerecht aangeteekertd; worden schrassert Cod. Gelr. Zutph. Tit. Testamenten Art. V. En zulke uiterfte willen invoegen voorfchreven gemaakt., worden overal ter woon-plaats van den testateur van waarde gehouden j gelijk voet met het gezag van veele Kechts - Geleerden bevestigd de Conft. pr'inc. Part. Alt. dé Stat.n.13. (L. 1.T.1V.) waar van vinnius Selell. quaest. Lib. \\. Cap. XIX. opzetlijk fpreekt, als mede alv. valascDecis. & Conf. Tom. 11. Cap. CIV. n. 24. Alzoo is dit ook. verftaan bij den Hove van utrecht den 8 Jan. 1503. Utr. ICons. I. Deel Kons. CXX111. n. itf.ó/. 45?. en vóór tien Raad' van bra band den laatfien Jan. 1Ó45. volgens de aanteekeninge van stok mans Decis. Brab. LX. ti. 5. Doch n. 4. alwaar hij de Kostnmen van mechelen aanhaalt, leert hij, dat de echt-genooten aldaar eikanderen niet tot erfgenaamen mogen {tellen, ten zij voor twee fchepenen: zóó, dat-een testament, het gene door hun op andere plaatzen wordt gemaakt alwaar dezelfde plechtigheden als te mechelen niet in gebruik zijn, geene werkinge heeft omtrent goederen, die onder mechelen behooren. Mede zoude een uiterfte wille niet kunnen beftaan wel*  II. BOEK; XIV. DEEL, §. s. n. & *m welke ■ bewezen wierdt te zijn gemaakt door iemand die el' ders - henen was venrokken, met oogmerk om de kosten te ontgaan die ter plaats zijner woon-ftede tot het maaken scheen' uiterflen wille vereischt worden, i Wantin dien gevalle zonde 'zijne handelinge .geenfins van waarde wezen, zoo veel de goederen betreft, die ter zijner.-maaL-flede gelegen zijn, om dat zulk iemand alle gunst'enanichikkelijkïieid onwaardig is. v o e t op het volgende n. 14. Maar wat is in een tegenovergefteld geval rechtens? te -weten: wanneer iemand buiten zijne woon-plaats een' ui* ■terften. wille heeft gemaakt, zonder de .plaatfelijke,gebruikelijkheden aldaar te heben in acht genomen, maar wel.de «■echten zijner woon-ftede, of die ter plaats van het' geie-gen goed gevorderd worden, voet houdt n. 1.5. ftaande, -dat na: redelijkheid en billijkheid zulk eene befchikkinge beüaan mag. o?vo hv/ -ros nabal 00 ?sm snsg J?n' fh$K>x?8 ei nagnifsm 11. BOE K XV. DEEL; Doch zinnetooze enz.) Het zelfde moet men zeggen van' iemand, die fmoor dronken is geweest, zóó, dat hij geheel het gebruik van zijne zinnen heeft verboren, en.dit,heeft ■zelfs' plaats, fchoon de Notaris, aan wien men in twijffelachtige gevallen geloof moet geven, aan het hoofd van het testament gefchreven hadt, dat de uiterfte willer zijnes verftands machtig was geweest, voet Jgui test.fac.posf.n» 55,, (L. XXVIII. T. b) C^isTiilE \ï hl* 1 - N. 3. Een kwist-goed mag buiten twijffel geen' uittergen wille maaken: Dóch Keizer leo heeft in zijne No-v. 13b 2 XXX.  ip5 'AANT E E K E N I N GEN 'XXX* de uiterfte willen van kwist-goeden van waarde genera» den, ingevalle zij hunne goederen aan de gerechtigde erfgenaamen, die bij verfterf zouden hebben moeten erven, gemaakt, den armen toegedacht, oftot andere god-vruehtige .oogmerken gefchikt hebben, en alzoo is dit;brjhet#«7/^ Vlaanderen verftaan Precis du droit Belg. pag. 120. E venwel zoude de kwist-goed voorzichtigheidshalve, best oorlof van het Hof Provinciaal of van den Mazilhaat, die het zelve verkenen kan, verzoeken, voet 3uirest'f'ac. posf. n. 34. (L. XXVI11. T..I.) Doch brunnem. ad l ~3> $!■ $gtt testam. fac. pasf. (L. XXVIII.) merkt aan:, dat zulk een verbod naauwlijks eene aanneemelijke reden kan hebben, want, zegt hij, het is iets anders zijn goed te beheeren, iets anders ingevalle van overlijden over dezelven te befchikken; waarom hij van begrip is, dat deszelfs maakinge kan beftaan, indien daar bij voor de nakomelingen is gezorgd, het gene met de reden zeer wel overeenkomt: Maar indien hij door nakomelingen aldaar verftaan heeft erfgenaamen, die bij verfterf moesten erven. Zoo kan den kwist-goed de vrijheid van testeeren weinig helpen, om dat diezelfden, welken hij erfgenaamen heeft •gefteld, ook na rechten zouden geërfd hebben , fchoon hij hen niet tot erfgenaamen hadt benoemd. Doch in Gelderland, mogen de krankzinnigen, kwist-goeden,ftom« en doofgeborenen, als mede Roomfche Geestelijken geene uitterfte willen maaken. schrassert Codex Gelro Zutph* Tit. Testam&nten Art. Xy[. Zie ook Cap. Xvi* §, 3- »• 4- 7*> N. 6. boel over loenius Cas.CXXI. beweert in het breede, dat de bastaarden na goedvinden over hunne goederen kunnen hefchjkken, gelijk alhier bij g r o e.» NE»  HM boek xv.: deel;; $.7: têa ' nkwegen 'worde'tfnngeteekend. Maar:vermits de wetten hier' ointrent zeer verfchiüend. zijn, -moeten dezelven a'tijd - geraadpleegd worden. Te ryssel mogen de bastaarden - geene -testamenten maaken Kost: van üfesEïfifK XhArt^ VS', ' v a.nt l e e u we n Kap. XVI. Art. XlXi Wederom heeft 'ex te g ent ten dezen'opzichte iets anders'plaats, Koftume ai" 'daar Rubr. XXVllh Art. I. alwaar zij volgens het nieen Recht, waar van nader over het XVSSl. Deel §^S. een derde deel bij uiterflen wille kunnen wegmaaken, ge- -lijk d e haan.e in de Aant. over het II. Art. wijdloopig opgeeft. Hier bij kunnen gevoegd iworden de Aanteekeningen van den Penf. versluis over de Koftumen van middelburg Rubr* X/r. Art. X. en vooral de Obfervatiea over h. de groot III. D.Obf. XLII. bl. 122* .va .^K,m^^yt\WR *s fw^^ pd m $ yi .. bi% iioal -8.-' ö :. ; -i\"> i\ .5 N. 7. Of fchoon een lèen^man over de leenvgoederenr buiten, wille van den leen-heer niet kan testeeren, is het evenwel niet noodzakelijk, dat zulk eene vergunninge het testament zij voorafgegaan, bijaldien- het zelveflechtsvoor den dood verkregen is, want naderhand is dit te laat, nadien de erfopvolger' of fukcesfeur, zoodra de leen-ma a overleden is, daadlijk deszeifs iecht verkrijgt, het welk de leen-heer hem niet kan beneemen. vo et Digresf. de' Feud.n.41). Vervolgens is het buiten noodzaak ^ dat 'er bij uiterflen wille gewag gemaakt worde van deze vergunninge: ook flaat het den leen man vrij ééns oorlofhebbende bekomen, om van de leen-goederen te hefchikken, .zijn' uiterften wille na goevinden te veranderen* Maar de vrage is, wie 'ec moet bewilligen-, óm over achter • leenen te kunnen befchikken ? Ten dezen maakt men gemeenlijk onderfcheid, of het achter-leen een deel van het hoofd-leen uitmaa»  «?SS Mt A.NTEEK ;E: N .1 N G. E; N fce- dan of het'zelve ïlec'hts van het bolleen .afhange; .bij voorbeeld: dat hetis gefproten uit het goed van den achter-leen-heer „• of van den achter-leen- man zelf: In het eerila. geyouVkünneri .alléén de' Staate?Loï hoogstderzelver.GekommittMcr.dey&aadeh\ vrijheid" van- testeeren fcbenkcn.5 h belander gewallitaatLbet der o&stenrijksche nederlanden albertus en isarella bij heteeuwig Ediktvan den 12 -i<5i 1 is bekrachtigd Precis du droit Belg* 4. pag 117. fchoon öMw.alléin. var* onroerende goederen .wor,4t.gd;prok;én.' Over. want tegenwoordig heftaat het grootste deel der goederen in Koopmanfchappen en Obligatien: aob dat' het gemakkelijk zoude zijn deze wet onnut en krachteloos te maaken. Evenwel is bijnkersh, .Quaest. jur.priv. Lib UI.„Cap.}III. van gevoelen, dat dit Plakaat geenfins bij wijze van uitlegginge kan worden betrekkelijk gemaakt op tilbare goederen; doch dit loopt tegen de regulen eener gezon.de uitlegkunde aan, weikenik «ven als PU FEND.iw» I. Boek. II. deel §. 17. hebbe inaclit-gensmea. .Want Ak.Praelidenï.mï. dat ttn P.lakaf^ het welk met het Roomsch Recht niet overeenkomt , gelijk dit, waar over verichil is, in den bepaaldsten zin moet verftaan worden, zonder dat het zelve tot iets,waar van niet.uitdrukkelijk gefproken is, kan ..worden .gebracht, welk gevoelen wij roedaioven hebben aangehaald; en om het zelve, te . verdedigen ontleent hij eene -redeneeringe ruit 'het Plakaat van k ake l v. van den 20 Maart .1^24. Waar, bfj is .verboden v:aste goederen, aan de. Kerken te ;rnaakQn,> het gene nimmer door iemand op losfe goederen, hoe kostelijk ook, betrekkelijk is gemaakt. Indiervoegen begrijpt het mede voet de Hered. inft. n.p, (L.XXVlll.T. V.) fchoon hij anderür>s;vopr de uitlegginge der vaderlandfche wetten isy gelijk, wij ter aangehaalde.- plaat* hebben .opgemerkt en volgens dit-grondtbeginsel.in' het- 'voorgaand nimmer, heeft gewild' datihet yoiznfögxü,:.Plakaat ook betr.ekk.inge: hebbe.op de vrouwen der y.Q'ogden-en kuraieuren.,,-fchoony ■ 3 ï die  ïl BOEK XVI. DE Et; §.'43' mi die daar bij niet genoemd worden. Vervolgens vindt men ook in de Utrechtfche Konfultatien II. Deel Kons. XXX F.' n. 5. geadvifeerd , dat dit verbod alléén ziet op den be« windhebbenden en niet op dentoezienden voogd. Anderen zijn evenwel van een ander, en, mijns bedunkens, van beter gevoelen, wefken bij n kers hoek zelf opnoemt. Voorts hebben de Staaten van utrecht, die hier omtrent de rechtmatigheid naauwkeuriger in acht genomen heb« ben, dit Plakaat uitgelegd, en ook tot tilbaare goederen betrekkelijk gemaakt Kost. van utr. Art. Jf/^.en abr. van wezel aldaar. Hier omtrent kan men veel vinden bij voet de Hered, inft. n. 8-10 (L. XXVIII. T.V.> waar bij men kan voegen s c h r a s s ert Cod. Gelr.Zutph. Tit. Testamenten Art. XXVU. §. 6 Overwonne enz.'] Zie JXflI. Deel van dit Boek n. 6. j. 6. 2V. j. en 8. Of fchoon de ouders niet verplicht zijn hunne wettige kinderen iets boven de legitime natelaaten, en te recht alle hunne overige goederen aan vreemden kunnen maaken, zoo kunnen zij evenwel wettige en natuurlijke kinderen beiden hebbende, de eerften de legitime alléén niet laaten, en de laasten al het overfchietende toefchikken. Want wettige kinderen zijnde, kunnen de fpeel-kinderen flechts een twaalfde deel uit den boedel erven: het gene bij ons zeer zeker is, om dar de vrijheid van eene bijZit te hebben, uitdrukkelijk is afgekeurd, gelijk wij boven. zagen I. Boek XII. Deel n. en ware hun meer toegelegd, dit zouden de echte kinderen moeten hebben, even als wij boven aanmerkten omtrent de kinderen-, die door ■Ce gunst  302 A A N TEEKENI N G EN gunst der Hooge Overheid gewettigd zijn , de wettig géi borenen noch in leven zijnde I. Boek XII. Deel §. 9. n. 2 ü. Doch geene wettige kinderen zijnde* zoo kan een bastaard volle erfgenaam gemaakt worden, mits de legitime voor des testateurs ouders overblijve; en dit alles heeft plaats. Zoo omtrent onwettige kinds-kinderen» die uit een' wetti* gen, als omtrent wettige en onwettige, die uit een'onwettigen zoon geboren zijn , maar kinderen, die in bloedfchande of overfpel geteeld zijn, kan men bij ons* buiten het levens onderhoud, niets bij uiterflen willenalaaten HolL. Konfult. III. D. XCL Konf. als mede het Nederl. Advisbl I. Deel Konf. CXVI. aan het einde, gelijk in Gelderland ook uitdrukkelijk is bepaald, schrassert Cod. Gelro Zutph. Tit. Erfr. §. 8, Ook leest men dit in de Koftume van Antwerpen bl. 128. Art. VIII. En dat overfpeelige kinderen in rechten onderhoud kunnen vorderen, is in frankrijk. ondeifcheidene maaien verdaan, de real la Scienc. dut gouvern. Tom. IV. pag. 561. het gene volgens het gevoelen van pufendorff mede plaats heeft ten opzichte van kinderen, in bloed-fchande gewonnen le Droit de la nat. ei des gens Liv. IV. Ch. XI. §. 6. Doch dit is te verftaan 3. indien dezelven gebrek zouden moeten lijden, en niets heb' ben „om van te beftaan : maar giften, die de vader aan zulke overwonnene kinderen doet, zijn van geen waarde, er» worden aan de wettige erfgenaamen toegevoegd, radelant Decif. cur. Traject. XII. u. 2 & 3. Vervolgens al het gene de kinderen van hunne bloedfchendige ouderen boven hun noodig onderhoud ontvangen hebben,, gaat niet over op alle hunne erfgenaamen, maar alleen op hunne nakomelingen voet ad ff. de Lib. et posth. fui$et 14.. (Lib. XXV1ILT. II. ) en erunneman ad l. 8. Cod. et Autb.ftq. de Nat.Libi-, {Lib. V. T. XXVII.) die niet alleen van dezen, maar ook van fpeel-kinderen gewaagt. Of eener bijzit iets kan gelaten worden,, zie hij groknsw. ad leg. zCod.de Nat. Lib.zn voet A HeredJnfi..?t. 6.[Ub.XX,\'lllT:,Y*) " N. ^  IL BOEK XVL DEEL, §. 7, n. o< aa* JV 9. Zie de Aanteekeningen in 77. 5. XII Veeln, 4* 11. BOEK XVII. DEEL? § 12; J\T. 8. Een maaking-beurer of legataris kan-na rechten H) een' beüoten uiterften wille getuige zijn; want als dan houdt alle vermoeden van valfchhcid of bedrog op: hetwelk geheel anders in het maaken van een mondeling testament is. Alzoo denkt voet ad ff. Jguitest.ejrc.n, S6i III. Cap. If. u en 12. een ongemeenvoorbeeld van bedrog aan., b : , ik als '1 ware door een Gkxk  ïï. BOEK XVII." DEEL, §.12. nl-'stoy tjodlijk wonderwerk is ontdekt. Doch een testament bij iemand buiten zijne Provincie in een verre afgelegene plaats zijnde gemaakt kan beftaan, indien Hechts blijkt, dat de uiterfte wiüereerlyk en oprecht gehandeld hebbe, dat de zegels echt en behoorlijk zijn, en de getuigen den testateur kennen, neost. cur. HolL Vee* XXVL §.■ 23. N. 22. Bij opmoet men de Notarisfen niet als klerken, die' de uiterfte willen affchrijven befchouwen , maar als zoodanig gen die aan de testamenten en andere handelingen , die voor hen als Notarisfen gemaakt worden, volkomen geloof bijzetten voet Slui testamenta fctcere yosfunt n. 22, (L.XXVULT. \t} §, 2p. N» 28. Hunne Hoog Mogenden hebben aan Oost - eri West - Indievaarers de vrijheid vergund, ora zoo op hunne uk-als te buis - reize testamenten te mogen maaken, mits fchriftelijk en bij twee getuigen onderteekend voet de Testami milit »» 11..(Lib. XXIX». Tit. I.) N. 35' voet adff.Jtyiïest.fac.p  2*>esl n. 15. Doch dit heeft meer bedenkinge omtrent uiterfte willen, die ten voordeele der Ar«j men of Gods-huizen luiden, voet n. 1.9. h. /.waar om-trent de grood alhier\ en anderen met hem in twijf» fel zijn,, doch in hef nieuw Nederl. Aclvhb. bl. 8. isgead-; vifeerd, dat hier in het Geestelijk Recht moet gevolgd wör-den.. Eindelijk moet men noch omtrent deze testamenten? in aanmerkinge neemen, dat ze van alle plechtige vereifchten9, zoo bij het burgerlijk als Geestelijk recht gevorderd, te-" sent vrij zijn Kost. va» gent Rubr. XXYlll. Art. LI. BOEK XVIII. DEEL, JV. . de groot noemt 'er alhier eenigen opi die; noodzakelijk erfgenaamen moeten zijn, namenlijk kinderen,, ouders en broeders, fchoon dit ten opzichte der laas-' ten al wat algemeen is, en niet altoos doorgaat. Maar hj» fommige plaatfen van Nederland moet een gedeelteder ervenisfe voor de naaste bloed-verwanten in het ge« meen blijven. ;gudel. -de lure nov. Lib. Il.Cap.Xl.vers^haec de jure. En dit is alzoo te zier ik zee: want  Ï38 A AN TEEKENI'NGEN ' : -f 7- iv*. 8. en ei merkt de groot aan, dat eerï bastaard van de moeder en de ouders van 's moeders zijde tot erfgenaam moet gefield worden ; Doch of zulk een kind van anderen buiten de moeder ook bij verfterf kan erven, zullen wij beneden zien II. Boek XXVII. Deel a 4* j. 8. Deze kinderen enz.] Het gene de groot ö/fenan■merkt omtrent een derde of de helft , waar in de kinderen van de ouders tot erfgenaamen moeten gefteld worden, is m rechten zeer bekend. Dit is evenwel in Vlaanderen anders, want aldaar moeten twee derden voor de legitime b.ijven, zoo dat bij gevolg iemand, kinderen hebbende, over niet meer, dan een derde kan befchikken, zelfs niet ten behoeve van Armen of Gods-huizen, zonder dat hier tegen iets kan doen , of fchoon de testateur zig zelven'bij Itraf.verbintenisfe daar toe verplicht hadt Koftum. van gent Rub. XXVIII. Art. II. en aldaar de h ane in de Aanteek, In Gelderland bedraagt de legitime de helft des boedels, zoo dat, wanneer aan vreemden iets boven de helft is gemaakt, de kinderen in rechten kunnen vorderen, zooveel aan de voorfchr. helft : ontbreekt, schrassert Cod. Gelro Ztttph. Tit. Testamenten §. 9. Maar te zier-ikzee moeten de kinderen twee derde deden vrij en onbelast hebben smalleg. Chron.v-an Zeeland bl. 521. Men twist grootlijks, en geeft zig veel moeite om te onderzoeken, of kinderen die rechtrhaarig onterfd, of bij Koftume van eene erf - opvolginge uitgefloten zijn, ofwel over de onbehoorlijkheid van hunner ouderen testament niet willen klaagen, het getal der kinderen helpen uirrnaaken, in diervoegen, fcclat de legitime in plaats van een derde tot de helft gebracht kan  11. BOÊK XVIII. DEEL. §. 8. Bezekinderea'-enz. 209 kan worden, dan wel of zij het getal der aanweezende kinderen verminderen, zoo dat het wettig deel minder worde. (Bij voorbeeld : Een vader laat drie kinderen na, waar van 'er één onterfd is, terwijl de boedel, die voor hec wettigdeel gefchikt is, negen duizend Guldens beloopt. Dan is de vrage of twee van hun deze fomme. geheel en al onder hen kunnen deelen, dan of het aandeel van den onterfden aan de erfgenaamen bij uiterften wille moet komen)) Die wordt gemeenlijk zoo omtrent het een als ander geval ontkend. Voor het eerfte is deze reden, omdat zulk iemand, die niets erft, als dood gehouden wordt, terwijl de overledene, die zijne nagelaatene kindeten billijk onterft, na rechten wordt gerekend geene kinderen te hebben nagelaaten : Daar en boven heeft de vermeerderinge der legiti 4 me tot de helft alléén plaats, wanneer 'er meer dan vier kinderen zijn, ten einde zij, na overlijden van hunne ouders, niet tot eene te groote armoede zouden vervallen, indien zij zig met een derde moesten te vrede houden, zoo dat » dèoorzake in dezen ophoudende, ookheteifekt ofge wrocht moet ophouden. Wat het tweede geval aangaat, hier omtrent kan men mijns bedunkens te recht aanmerken, dat een kind, het gene behoorlijk en wettig is onterft, door de wet zig de ontervinge laat welgevallen, of wel van de ervenisfe wordt uitgefloten, niet kan te weeg brengen, dat het aandeel van de overigen verminderd zoude worden, vermits 'er in het geheel geen reden is, waarom een onterfd kind minder voor dood zoude gehouden worden , wanneer het op een verminderen, dan wanneer het op een vermeerderen der legitime zoude aankomen. Daar-en boven is het naauwlijks mee de redelijkheid overeentebrengen, dat iemand zoude medceteld worden, om te deelen, die of door eigen toedoen of door v/et-duidinge niets uit de geheele nalatenfchap kan genieten, voet de Inoff. testam. n, 40. en 50. (L. - D4 V.  2IO AANTEEKENINGEN V. T. II.) Bij van zutphen wordt dit breeder uifge^ haald Nederl. Prakt. §. io. bl. 411. en van leeuwen is mede van gevoelen, dat een onterfd kind even als overleden word gehouden R. H. R III. B. V, D. n. 2. fchoon dit, gelijk hij aldaar zegt, geheel anders zoude zijn, indien een kind uit zig zelven zijne legitime hadt afgeftaan. Maar dat ook in dien gevalle het afgeftaan aandeel verdeeld kan worden onder die genen, die de legitime aangevaard hebben, is in den Jaare 1593. verftaan volgens de leere van carpz. Iurisprud. for. Part IlI.Conft. X Def. XP', alwaar h\) Defin. XII. aanmerkt dat het zelfde plaatsheeft, wanneer een kind door de ouders is onterfd, gelijk in eene zake ten jare 1Ó21 is geoordeeld. Doch wat hier omtrent voor en tegen kan bijgebracht worden vindt men bij vinnius Selell. jttris qttaest. Lib. I. Cap.XXI. pag. 50. Verder is der moeite waardig te onderzoeken, of één der Ouderen, die door zijn' zoon, zonder kinderen overleden zijnde , en zijne broeders ol zusters hebbende voorbijgegaan, in zijn wettig deel rot erfgenaam is gefteld, een derde of wel een fesde deel van de geheele nalatenfchap toekome ? Fuer omtrent zijn de fchrijvers niet eens, en de Advifen der Rechts • geleerden zeer verfchillend. Het Hof van holland heeft dm 26 Maart 1638. zekere moeder een fesde toegelegd loenius Decis. en obferv. Cas. XXXlF. het gene ook alzoo te amsteldam ten Jaare 1712. is gewezen, Doch dit gewijsde van den Hove wordt door boel in zijne Aanteekeningen alhier op loenius alsmede dat van het Gerecht van amsteldam door denzelfden in zijn bericht aan den onzijdigen lezer, mijns bedunkens, te recht wederlegd, het welk hij zegt alzoo ook bij denHeogen Raad ten jaare 1075. te zijn veiitaan; fchoon van leeuwen beneyens mer,linus en bachovius juist var*  II. BOEK XVIII. DEEL; §. & Deze Hoeren enz, 211 van het tegenovergefteld gevoelen is. R* H* R» III. B. V» D. n. 3. <§• 8. iv*. ic£ groenewegen teekent ö/A/Vr #r plaats te recht aan, dat de ouders hunne kinderen ten hunnen beste kunnen onterven, voet de Incff. test. «. 22. (L. V. T. II.) Of nu de ontervinge al cf niet ten beste der kinderen zij gefchied, kan uit gistingen worden opgemaakt. En bij aldien dit niet klaar blijkt, wordt het laaste voor - onderfteld sande Decis. Fris. ter plaats in de Aanteekcn, aangehaald op bet einde. Mede is wel waardig onderzocht te worden, waar over de Rechts - Geleerden hevig twisten, of de legitime voor de douarie moet in aanmerkinge komen; dan of de douarie van den boedel moet afgehouden worden, eer de legitime kan worden opgemaakt? Boven heeft de groot B. XII. D. aan het einde vers. maar een vrouw reeds aangetoond, dat de vrouwe uit haares overledenen mans boedel geen voordeel kan genieten dan na aftrek van de fchulden, waar toe bi) gevolgtrekkinge ook kan gebracht worden de 7. 9. §. \.ff.deV.S. Dit nu in het oog gehouden zijnde zoo volgt, dat het punt van onderzoek is, of de douane onder baaten of fchulden moet gerekend worden. Sommigen maaken onderfcheid, of de douarie bij testament gemaakt, dan of dezelve voor het aangaan van het huwelijk bij beding beloofd zij; In het laaste geval moet men ze volgens deze onderfcheidinge onder de fchulden des boedels ftellen, welken bij gevolg eerst moeten afgetrokken worden, alvorens men de legitime kan berekenen; in het eerfte behoort de douarie tot de nalatenfchap, en maakt dus een deel van de legitime uit: van dit gevoelen is bijnkersh. ^hiaest. jur, priv* L. II. Cap. VII* die daar toe dit geheel HoofdDd 2 ftuk  Ür* AANTEEKENINGEN ftuk gefchikt heeft, voegende daar bij dat berde de Hoven dit ook alzoo begrepen hebben. Doch die Vracfident betkent, dat ten dezen opzichte verfcheidene zwarigheden overblijven: want hier orhtrerk, zegt hij, kan veel voor en tegen bijgebracht worden. Doch zoo het mij voorkomt v fieeft het geadvifeerde in het Nederl. Advisb» ƒ. D. Kom. CXXXIV. bl. 33$. den meesten grond; te weten: dat «ene douarie in allen gevalle als een voordeel voorde vrouwe moet worden aangemerkt, en niets anders is, dan een vrijwillig gefchenk het gene de man wil, dat aan haar bij zijn overlijden zal voldaan worden; vermits een tegenfteld gevoelen gelegenheid zoude geven , om de legitime der kinderen te verminderen, ja zelfs, om die geheelinteflokken, gelijk de Heer bijnkershv zelfs aanmerkt; fchoon hij deze zwarigheid in dezervoegen zoekt wegteneemen : dat namenlijk alle onraaatige giften, en die ten nadeele der kinderen ftrekken, als.onbetaamenlijk (inofficieus) kunnen te niet gedaan worden, en waarom zoude dit ook niet, zegt hij, om dezelfde reden omtrent de huwelijks giften kunnen gefchieden , ingevolge de /. un. Cod. de Incff. dot. (L. IIL T. XXX.) Maar d oor dit middel zoude men ten minften wat laat eene toegebrachte wonde heelen, daar het beter is dezelve voortekomen. Vervolgens redeneert hij om zijn gevoelen te ftaaven op deze wijze: Men houde de douanen eens voor enkele giften; in diengevalle is het ook zeker, dat die gefchenken niet nietig zijn indien ze niet te^en het recht inloopen: nu kan men niet zeggen, dat dit gefchiedt, •zoo lang de kinderen daar bij; niet benadeeld worden.. Welk mensch, die zijn gezond verftand heeft, zal nu zeg-, gen, dat kinderen, die noch niet aanwezig zijn, benadeeld worden. En indiervoegen redeneert, hij wederom veis. Po* tius quaero. Doch ik twijrïèle of dit wel famenhange, te ■weten: dat die niet geboren zijn, geene fchade lijden, daar és. L m» Cod. d( Iwff. dot. evenwel een rechts-middel tot  7, B0EK XV:IH. DEELj £ &,%io. f fchae-'verhaalinge aan de handgeeft.Indiennudenochniei geborenen geene fchade konden lijden, behoefde hun geenè aanfptake tot vergoedinge te worden gegeven,Vermits iemand eerst nadeel moet geleden hebben, eer bij zulk eene aanfprake of aktie kan hebben. , Maar daar en.'bo.ven komt mij deze redeoeringe van weinig gewichts voor:'betis wel .waar, dat iets, het gene niet in wezen' is, geene toevalligheden kan hebben, maar het is niet minder waar, dat het eerfte eind - oogmerk van het huwelijk de voortplantinge van het gedacht is. Het is derhalven allerredelijkst,.dat 'er ten voordeele, der kinderen die noch niet geboren zijn, jnaar evenwel uit het huwelijk kunnen voortkomenworde, gezorgd ; nadien de legitime te recht genoemd wordt een fchuld, die de ouders aan hunne kinderen uit de natuure verfchuldigd zijn, daar de douarien alléén uit de Kostume» afkomftig zijn; ook ontbreekt het ons niet aan wetten,1 waar uit men mag redeneren, want een kind, waar van de moeder zwanger gaat, wordt als reeds geboren-aaogemerkc. zoo dik wils als 'er iets wordt verricht, waar uit het zelve voordeel zoudekunnentrekken ƒ.7. ff,de Stat*homw.(L.I. T. V»> ■waar van kneden in dit II.B. XXiV. D. 7. n. 3. zal gefproken worden, het gene onder andere Rechu-Geïeerden, brunnem.. over deze met zelfs uitftrekt tot het eeritetijd-ltip.yan.'s-moeders dracht, fchoon het als dan noch zeer onzeker is oi'4eontvangend vrucht, als zijnde Hechts een deel van'«moeders in gewanden, ooit eei 1 voiwasfehen mensch zal worden, waarom wij ook van gedachten zijn dat alberi us en isabella bij hun eeuwig Edikt Art. XXVII. jeener bruid allerbillijkst hei;ben verbooden aan jaarüjkfche renten tot eene douarie pngqgjgjta dingen , dan 'cr uit de helft der roerendegqedereu van figuren toekomenden echt-genoot nazijnoverlijdeokan betaald, worden, üoch in gelderlarb mogen, bruid enbrui* bl. 2109. het laaste in het lU.D.bl. n$2. Ziedaar hoe ik'er over oordeele; en alzoo h mede geadvifeerd in het Nederl, Advhb. II. D. Konf. XXX bl. 71 en bij de Hollandfche Rechts-geleerden III.Deel,Konf. XXF. bl. 88. n. 8. fchoon men aldaar het huwelijks goed met de douarien, die van eikanderen echter zeer veel verfchillen, verwart, gelijk beneden III. Boek II. Deel. n. 41. zal betoogd worden. Van mijn gevoelen is insgelijks de Advokaat barels inzij?tè onlangs uitgegevene Aanmerkingen over het enkel en dubbel verband bl. 04. in de Aantekeningen. En dat de Praefident hier in hebbe misgetast, blijkt zoo wel uit verfcheidene Keuren of Kostumen en Plakaaten, als uit het Roomfch Recht Obfervat. over h. de groot, III. Deel. bl. lio» Niet te min is het te verwonderen, dat bij de Romeinen 'niet eenige overblijfzelen van douarien gevonden worden» daar ze over alle oude tijden bij de Jooden in gebruikge■weest zijn. Zooleest men l. sam. Kap.XFlll.ïers. 17en 25 en II. B. Kap. III. vers 14 dat saul, een voornemen hebbende zig aan david te wreeken» hem zijne dochter bichal ten huwelijk gaf, en in plaats van eene bruidfchat honderd voorhuiden der Phiiistijaen bedong. Voorts gaat dit rechtelijk deel voor de maakingen en fchenkingen ter zake des doods en wordt door dezelven niet verminderd „ het gene echter niet zonder uitzonderinge is «dijk merein. de  &\S AA'NTEËKËN'INGEN de Legit. Lib. II. Tit. 17. J^uaest.X. in het breede aanmerkt; Sommige Rechvs-geleefden 'houden dit deel ('dóch zonder reden) voor een fchuld. schomak, Konfult, en Adv. F. Deel. Kom XXXV. n. 41 en 42. Hier onder zijn niet begrepen leenen, erfpachten en foortgelijken, die de oudfte zoon niet zoo zeer uit de r.alatenfchap van zijn' vader als wel door zekere begunftigende wetten geniet me r h n. Lib II: Til. o.jQuaest. IV. fchoon dit insgelijks veele uitzonderingen lijdt Tit II. £htaest. XIX, 'n. 6. Maar binnen hoe veel tijds moet het zelve gevorderd worden? Volgens het geadvifeerde in het Nederl. Advisb,' 71. Deel Konf,' CLXXV. bl. 473. aan het einde en TH. Konf. CXC. bl. 51 r". mede aan het einde binnen vijf jaaren. Maar na het gemeen gevoelen kan zulks geduurende dertig faaren gefchieden, na welken tijd niemand tegen zijn verzuim her/iteilinge of reliëf kan bekomen merlin. Lib. F. Tit» III» J^uaest. X, n\ 3. §. IOm N. 14* Een kind zijnde voorbijgegaan of onterfd, vermag, zégt de groot, de gantfche erflaatinge re niet doen, blijvende voor het overige het testament krachtig in *a!ie andére deelen; maar nadien hedendaags aan het einde der testamenten gemeenlijk wordt gevoegdeene klaufule falutair of flot, dat dezelven zullen gelden als testamenten, kodicillen of andere akten van uiterfte willen, 200 alsze na rechten best kunnen of mogen beftaan, wordende kinderen , onbehoorlijk zijnde geëxhaeredeerd of onterfd, verftaan bij testament te zijn verzocht, om aan den benoemden erfgenaam de nalatenfehap te overhandigen, en over zulks als fiduciairc erfgenaamen aangemerkt, waar voor zij een dubbeld vierde genieten, te weten de legitime en Trebel-  IL BOEK XVIII. DEEL, §. ioi».t4: 217 ïianike portie ken bij gevolg altijd dehelft der nalaatenfchap) sande Decis. Fris. Lib. IV. Tit. IL Def.TI. voet de Inoffic. test. ri. 14. (Lib. V. Tit IL) Nederl. Advisb. III. Deel Konf. CCIII. bh 582. vers. te meer. Nieuw Nederl. Advisb. Kons. III. n. \i en het Vervolg op de Holl. Konfult.en Adv. CVI. bl. 333. vers. waar op enz. Echter is tegen het algemeen aangenomen gevoelen bij den Hove van Holland den 4. Nov. 1616. verftaan, dat een onterfd kind alleen de legitime zonder de Trebëllianike vierde konde afhouden, en het overige aan den bij testament genoemden erfgenaam moest laaten Decis. en Refolut. van Holl. «.329. Dan dit alles ftrijdt met het befcbreven recht, waar bij een va» dér, zijne kinderen te onrecht hebbende onterfd of voorbijgegaan, gerekend wordt niet bij zijn verftand te zijn geweest brunnem. Exercit. inliit. ad \. fj. h. t. gelijk mede in saxen plaats heeft carvzov. Jurisprud. fcr. P. Uji Con/l. lX. Def. XII' Beneden II. E. XXIV. Deel n. 3. zullen wij zien, of de klaufule, waar van wij zoo even fprakeni by den testateur zijnde verzuimd, al of niet gehouden worde in het testament ftilzwijgend te zijn vervat. Over de nuttigheid en kracht van zulk ilot handelt speidelius Sijlloge quaest.jurid. Lit. C. pag. 64^. N. 16. en 17. de groot merkt alhier aan dat een kind zijne legitime in vollen eigendom zonder-eenige bezwaarnisfen moet hebben , waar mede ook wamesius in Cent} II. Cons. XXXVIII. n. 18. instemt. De reden hier van is ; om dat dit niet afhangt van de willekeur van den testateur, maar op wetten gegrond is. Niet te min mag dit kindsgedeelte worden bezwaard in die zelfde gevallen, waar in de ontervinge wel en wettig gedaan, geoorlofd en beftaanbaar is voet de Inoff. test. n. 63. (.L. V. T. li.) sande D--.C L. IV. Tit. II. Def. IIi. van leeuwen R. H. R. IL. B. V. D. n. 9. Te recht wordt ook aan de kinderen gelaa^n de keuze, om zig binnen zekeren bij testament geEe ftel-  z\3 AA NTEEKENINGE N {telden rijd te verklaaren ,-of zij zig met den lijf-tocht of heg vrucht-gebruik willen te' vreden houden, ddnwel hun wettig-, aandeel in dê ervenisfe vrij en onbelast begeeren. Zoo dra nu het een of ander gekozen is, zijnze van allen verderen eifch volkomen verftoken; want men kan een testament , waar bij den kinderen hunne legitime vrij gelaaten is, met weinig gronds onbetaamenlijk of inofficieus en voor hun nadeelig noemen voet jüg 64. h. t.. Indiervoegen is hier .omtrent geadvifeerd te utrecht den 25. Augmlus 1642. Utr. Konfult. I. Konf. LXU, n. 1. en in s' hage den 5 April l: de gave der onthoud.'.Lr rd b'iëfc baektegdeaig door vleiehje of giften van. blad .vrijer- * -eft.laaten verleiden van leeu w'-e n Gens. for. Lib. ,v ...:?//. IV. n 22, Echter is voet de In'f„ festanMu-zóm iUb,> V. Tit. li.; v*n oordeei, dat de om er-• vin»  ÏL BOEK XVtiI. DEEL, §.' 'igi Maar hadden enz, 2x9 vinge in beide gevallen kan- gefchieden; van welke gedachten mede is carpzov. Prax. crimin.P. II* J^uaeil. LXIX. w. 65. die in Jurisprud. for. Pa'FI, Conjh XX/. Def. Fll.n. 3. zegt dat een meisje ontuchtig levende alleen haare eerbaarheid krenkt, doch daar door. van de nalaatenichap haaxer ouderen niet kan verdoken worden. Voorts wordt na rechten, om een meisje eene boer te kunnen noemen, een aanhoudend wellustig en ongebonden leven gevorderd, antonellus de Temp. leg. Lib. II. Cap. LXXXlF. n waar bij hij n. 10. voegt, dat ouders zelven een weeidrig •leven leidende, hunne ontuchtige dochter geenfins kunnen onterven; om redenen, dat niemand met eenig recht de ondeugden waar mede hij zelfs behebt is, in een' ander kan berispen; waarom ook een vader, op het toneel fpeejgnde zijn' zoon, die in het wordel-perk verkeert of tot den troep der toneel-fpele'ren behoort, de legitime niet kanontmaaken. Insgelijks mag eene dochter wegens een voorig oneerlijk gedrag niet onterfd worden, indien zij, gelijk hij 9. hadt aangemerkt, met een eerlijk perfoon wil trouwen, en dus haare fchandelijke levens,-wijze vaar wel zeggen. \ Het gene de groot verder zegt nopens de ontervinge tit hoofde van ketterije, heeft niet meer plaats, vermus bij het Fredes Verdrag of de Pacifikatie van gent, dit reeds anders is bepaald, gelijk de groot bededen II. Bo.ek XXIF. Deel n. 21 en 22 aanmerkt. En na het 0 vei lij Jen van onzen fchryver hebben de sx aaten %an holland den 4 Mei en Hunne Hoog Adogenden den 15 Okt, i<5s'f. vastgedeld dat Roomfch-gezinde ouderen Gerefo. meerde kinderen hebbende dezelven niet minder mogen -n:,; dan het grootde deel bedraagt, het gene zij aan één'hunner Roomfch-gezinde kinderen hebben gemaakt, en dat die kinderen, het gene hun minder is toegelegd, uit Vvrders goederen, alvorens die verdeeld worde:, KunneneLfdien. goet de JiMf. teitam. n. 25 1 Lib. V. lit. 11.) la sax* Ee 3 em  "220 AANTEEKtNMN G E N en mag in tegendeel een vader, dié den Luterfchen Gods-1 dienst is toegedaan, een' Roomsch^gezinden zoon niet onterven, carpzov. Jurisprud. for. P. III. Conft. XIV Def. X. n, 3. en Illustr. decis. P. I. Dec. LXXIX. «-4. Dit Plakaat van 4. Mei wordt breeder beredeneert bij bijnkersh. Jguaest. jur, priv. Lib, III. Cap. II. alwaar hij onderzoekt, of en in hoe verre Roomfche Geestelijken testamenten ma■gen maaken, en verfcheidene gewijsden zoo van het Hof -van holland als van den Hoogen Raad opnoemt. In Gelderland is dit hun buiten twijtfel niet geoorlofd. schrassert Cod. Celr. Zutphan. Tit. Testamenten §-16. ••!>ul-xA ^mKrï bjm-ïtrté rhmlM Mo fxi^iHb 2V. 2iï De ontervinge of exhaeredatie kan niet op de ge> woone wijze gefchieden even ais een testament, te weten; voor Notaris en getuigen, maar moet voor de volle weth ?of fchepenen als getuigen gedaan worden. Volgens ds Land- wetten van Gelderland en zltphen moet een vader zig bij de Staaten of ten minften bij het Hof vervoegen en daar toe oorlof vraagen. schomakfr Konfult: en Adv. 1. D. Konf LIV. n. 3 5, bl. £44. De 1 eden hier van is, om dat' de ontervinge eene foort van ftraffe is; nu mag niemand in den burger-ftaat een'ander, eigener gen zagi ftraffen, gelijk boven is aangemerktII. B. III. D. n. y. en in de aangeh. Konjult. van schom aker n. 3 3. vindt men geadvifeerd, dat eene ontervinge, tegen het voorfchrift der wetten zijnde gefchied, niet kan beftaan , of fchoon de vader daar toe billijke redenen hadt gehadt. Echter is eeu 'testalnenc, waar in de exhaeredatie voor fchepenen is ge: daan, fchoon niet Dij den testateur of getuigen onderttekend, bij ons en anderen van waarde groenew. ad. § 3. fnfl. de Teitam. ordm. (Lib* JU. Tit. X.) Maar eens gelteld, dat het  II. BOEK XVIII. DEEL, §. 14. n< 2tl m het geexhaeredeerd kind zig naderhand wel gedraagt, moet de vader-, indien hij over de exhaeredatie berouw heeft , zijn testament op dezelve wijze herroepen, als hef zelve gemaakt is, uit hooide van den regul, dat alles moet ontbonden worden,. even als het zelve famen gevoegd is. l ijbrechts Redeneerend vertoog I. deel bl. 354. fteft vast, dat zulk een testament op de gewoone wijze kan herroepen of vernietigd worden, om dat het onterven haatlijk en de herroepinge voordeelig is, mits daar nevens eene uitdrukkelijke reden worde gevoegd, en duidelijk blijke, dat de vader vrijwillig zijn kind vergiffenisfe van het misdrijf hebbe gefchonken. Doch merlin. de Legit* Lib. [V.Tit. I. £>uaest XX. n. 20 en 21. begrijpt dit anders: de vader, zegt hij, kandoor zulk eene herroepinge het ongelijk hem aangedaan zijn kind wel kwijtfchelden,- maar de. ontervinge niet op eene andere wijze, dan dezelve is gefchied, vernietigen. Van dit gevoelen is ook van zutphen Tit. Ontervinge Art. XII. bl. 469. Ook wil surdus Lib. I. Decis. CXXVIII. n. 7. pag. 237. dat zulk eene herroeping •gé met de vereifchte plechtigheid moet gefchieden. Een vader zijn kind eens vergiffenisfe zijner ondaad hebbende gefchonken, kan het zelve naderhand daarom wederom niet onterven, dech. Disfert. et dec* posth. Disfert. XXIII. n. 16. pag. 277. Behalven de veertien redenen van ontervinge door Keizer jusTtNi aan Nov. CXF* voorgefchreven is 'er in zeeland noch eene andere, wanneer namenlijk een meisje beneden de twintig jaaren buiten der ouderen toestemminge trouwt Keure van zeeland Kap. II. Art. XXV. Het gene de groot zegt van oude tijden in holland te hebben plaats gehad, en indeOost.enrijkfcheNederlanden ten aanzien van alle minderjaarigen zonderonderscheid van fexe kostumier is-. Precis du; droit Belg.pag 144. Den Zierikzae'cnaaren is door Graaf' willém een privilegie vergupd, dat eene dochter getrouwd of ongetrouwd, Ee 3 be-  322 AANTEEKENINGEN beneden de vijftien jaaren oud van haare ouders afloopefide, van derzelver nalaatenfchap yerftóken is, ten ware de ouders haar uitdrukkelijk tot erfgenaame hadden gefield. "Voorts ftaat nopens de ontervinge te letten, dat een kind,1 wiens vader door den groot-vader is onterfd, ingevalle van 'svaders voor - overlijden, daar bij geen nadeel lijdt, maar recht heeft om na doode van den groot-vader in het bezit van deszelfs nalaatenfchap gefield te worden, fchoon bij testament niet tot erfgenaam benoemd, brunnem. W leg. 3. §. jde Bonor. posfes/, contra tab. (Lib. XXX Vll.Tit.IV.) Ja zelfs of fchoon de vader den groot-vader overleefde, zoude het onredelijk zijn, dat het kinds-kind daar door zoude benadeeld worden. Het welk alzoo dikwils is verftaan bij den Hove van Vlaanderen Precis dn droit Belg. pag. 144. indien vader enz.] 'In de voorgaande §. hebben wij hei aangehaalde bij onzen fcbrijver nopens de ontervinge wegens ongeloof of keiterije verhandeld. §. 20; N. 32 en 33J Prof. voet is van een ander begrip èh denkt, dat een indien, het Welk door den erfgenaam onmogelijk te volbrengen is, even zoo wel voor niet gefproken of gefchreven wordt gehouden, ais dat iemand engenaam gefield was onder een indien, her welk fchandelijk .zoude zijn om natekoomen. de Cond* infl. n. 16. (L.  II. BOEK XVIII. DEEL. §. io-ju 32 en 33. 22$ §. 22. jV. ' 40. Indien iemand in zijn testament het algemeen woord magen of erfgenaamen in den bloede, het welk d e groot alhier bezigt, gebruikt heeft, zoo valt de vrage, of met uitfluitinge van alle anderen alléén zulken, welken volgens het Land-recht van den testateur moesten erven, tot de geheele en volle nalaatenfchap gerechtigd zijn ,dan of zij alléén op het tilbaaar goed aanfprake hebben , en de ontilbaaren moeten laaten aan die geenen, die volgens het Land-recht, alwaar de ontilbaare goederen gelegen.zijn, daar toe geroepen worden ? Voor het laaste gevoelen is rbodenb. de Iure quod eritur. ére* Cap. IV. u. 4. pag. 140. en*indiervoegen is dit ook in revilie bij den Hove van utrecht verftaan na het getuigenisfe van sande Decis. Fris. L. IV. T. VIII. Def VII. in f. Doch voet de Hered. inft. n.16. (l. XXVUl. t. V.) is van-een ander begrip, zonder dat hem de volgende aanmerkinge van gedachten doet veranderen te weten; dat de plaatfelijke wetten van den uiterften willer geene befchikkinge kunnen hebben over de onroerende goederen, die buiten deszelfs woon-plaats gelegen zijn; om dat het niet minder zeker is dat iemand (mits de wenen der plaats, alwaar de ontilbaare goederen liggen, riet maaken van uiterfte willen toelaaten) bij testament over alle zijne goederen mag befchikken , fchoon het Land-recht eene andere wijze van erf - opvolginge voorfchreef. 11. boek xix. deel; §. 4. de groot merkt alhier aan dat eene fubftitutie of erf« lastige uit de hand met meerer leden tot in hee on-  324 AANTEEKENINGEN oneindige kan gefchieden; het gene volgens het Keizerrecht zeker is; doch volgens het Eeuwig Edikt Art. XVI. niet boven den derden perfoon mag uitgerekt worden, de - i st gefielde erfgenaam daar onder gerekend, f. 9- 2V. f. De erf-fiellinge die de vaders plachten te doen van wegen hunne jonge kinderen als fpruitende'uit de zonderlinge macht der Romeinen is in deze plaatsen niet meer ingebruik: waar uit volgt, dat een vader zijn' zoon na rechten geen' erfgenaam kan onderftallen, dan voor zoo verre de goederen betreft die van hem afkomfiig zijn , in welken gevalle de onder-erf - ftellinge voor eene algemeene erf - iaatinige over de hand of fideikommis wordt gehouden en den i^eftelden erfgenaam zijn rechtelijk deel als mede de Trebëllianike vierde toekomt. Doch of in dien gevalle de aftrek der Trebëllianike vierde redelijk zij, zullen wij in het volgend XX. D. §.9.». 17—19. befchouwen. Niemand zal 'er vervolgens aan twijffelen of de moeder, ja ieder vreemde kan onder die bepaaiinge onder - erf- ftellinge doen : ook mag de vader aan zijne doove, ftomme, verkwistende en Zinnelooze kinderen erfgenaamen geven, en dezelven bij zijn testamfcnt benoemen, voet de Vuig. eu yup, fubl. p. 26., 27 en 33. in f. (LXXVlil. T. VI.} ' * 11. BOEK XX. DEEL. §. 1. Erfïaating over de Hand.] Dit ftuk is breeder behandeld door marc. ant. pkregr. en francisc. cen- PAnys Obf. et Addit, ad p ere gr. Ook is 'er eene  ï. BOEK XX. DEEL, §. i. n. u 22>" .verhandelinge van prancisc, marsarius de Fidei*: sommisfis, N. i. Bij de Rechts-geleerden worden verfcheidene foorten van zulke erf-laatingen opgenoemd: want fommigen zijn alleen betrekkelijk tot de goederen, fommigen tot de gr«aden of trappen der bloedverwanten. Erf-laatingen over de hand, welken de goederen betreffen, zijn de zulken, waar toe de erfgenaamen!in de daalende, en bij gebreke van die, ook de erfgenaamen in de zijd - Hnie gerechtigd zijn, mits kinderen zijnde van hu*), die het eerst geinftitueerd of gefubftitueerd zijn. Voorts worden fommigen dezer erf-laatingen onderfcheidenin volftrekte erf-laaatingen, of wel zulken, welken door den ifiterften willer uitdrukkelijk zonder eenige bijgevoegde be-i paalingen zijn voorgefchreven en waar omtrent bij gevolg geene keuze wordt gelaaten; en in voorwaardelijken ofzoodanigen , waar aan een indien is gehecht. Omtrent het eerfte foort is de erfgenaam uit de hand ten ftipften bepaald, om de nalaatenfchap aan zekeren benoemden erfgenaam ter hand te ftellen; omtrent het laaste kan hij uit verfcheidene erfgenaamen dezen of geenen kiezen; Bij voorbeeld: De testateur verzoekt den erfgenaam zijne goederen na zijn overlijden aan een' uit defamilie te overhandigen: in dien gevalle kan hij den naasten bloed-vriend voorbijgaan, en denverder beftaanden begunftigen, alzoo hij daar mede aan des testateurs begeerte15voldoet, mits hij noch bij levenden lijve, noch bij testament deze bezwaarde goederen aan niemand buiten de familie overdraage, want dit doende, zouden de naaste vrienden die nalaatenfchap kunnen opeisfehen, voet.' ad Setum Trebelh n. 3. 4. en 5. (L. XXXVL T. I.) §. 4- - Het gens de groot alhier aanmerkt, is in rechten zeer Ff be«  22$ AANTEEKENINGEN bekend, gelijk dit wordt gefcaafd door verfcheidene Rechts'! geleerden , bij oroeneweg En in zijne Aanteekeningen aangehaald; waar bij gevoegd kan worden vinnius ad L uit. Inft. de Fideicomm. hered* (L. IJ. T. XXIIU als mede tanus a costa in not. ad hmc locum. Welk recht als zijnde zeer bijzonder even daarom niet tóelcomt aan de rnaaking-beurers of legatai isfen, of aan zulken, aan wien iets ter zake des doods is gemaakt volgens de Aanteekeningen van voet ad Set. Trebell. -n. 8. i L. XXXVIII.Tit. !.)• Doch te recht kan men hier aan twijffelen, nadien het zelfde recht behoort plaats te hebben in zulke gevallen, waarvoor- een en dezelfde reden is; want ik kan niet bezeffetij,' waarom Keizer justiniaan van den erfgenaam, die met de overgifte eener erf laatingeoverdehandoffideikommis is belast, eene meer oprechte handelinge zoude vorderen dan van den zuiveren of direkten erfgenaam, vermits de laaste zekerlijk boven den eeiften 'begunibgd, en dus fterker verplicht is, om. den wille des testateurs volkomen natekomen. I * Dé erf laatinge over de handgefchiedt ofzuiverlijk, of van Zekeren tijd af, of tot zekeren tijd toe, of met een .indien» Omtrent een fideikommis het welk iémand gemaakt is toe Kekeren tijd toe moet men in aanmerkingejieemen, dat de bepaalde tijd of dag daar zijnde, zulks niet, gelijk gemeenlijk \ (waar van in het II. B. XLVI Deel §. 6. n, 6.) voor eene fth> zwijgende waarfchouwinge re houden, en bij gevolg genoeg' is, om den erfgenaam, die met de overgifte is belast, "voor nalaatig te houden, zoo dat hij van dien tijd af, dat de dag of tijd overftreken is, -tenten van de onder zig gehoudene goederen zoude moeten betaalen. f u s a r i u s de MBfiit. guaen* VC'KWk Want dit heeft eers; als dan plaats  II. BOEK XX. DEEL. §. rvlen moet hier omtrent onderfcheid maaken tusfchen kinderen „ Ff 3 die  22Ö AANTEEKENINGEN die door gunst der Hooge Overheid, en die door een op^ gevolgd huwelijk gewettigd zijn. De eerften worden onder deze mits niet begrepen, omdat zij, voor zoo veel de nalaatenfchap van 'svaders zijde betreft, niet voor wettige kinderen gerekend worden (gelijk wij reeds boven hebben aangemerkt in het /. B. XII. Deel. §. 9, ni 1 r. waarbij gevoegd kan worden peregr. de Fideicommisf. Art. XXIIi, n. 23. fchoon het tegendeel evenwel,gelijk dech. aanmerkt», bj gewijsde is verftaan, in zijne Disfert. Juridi L. 1. Disfert. XVII. pag. 3 25.) dan voor zoo verre de nalaatenfchap der vrienden van 's vaders zijde aangaat die in deze wettiginge bewilligd hebben: daar in tegendeel de kinderen door een opgevolgd huwelijk gewettigd, alware liet zelfs een oogenblik voor den dood hunner ouderen, in allen opzichte als wettig geborenen worden aangemerkt, om dat zij gerekend worden uit een wettig voltrokken hu* welijk te zijn geboren Precis du droit Belg. pag. 31. §. 3; en meer breedvoerig daniel a clasen de Jure legitimat. Cap. XI. pag. 73. alsmede antonellos de Temp. leg. L. I. Cap. LXXVI. n. 13. doch waar omtrent wederom eene uitzonderinge plaats vindt r indien, gelijk de meeste Rechts-geleerden willen, kinderen van echten bedi de uitdrukkelijk zijn genoemd, om dat als dan de woorden van dat indien hun opzicht hebben op den tijd der geboot re. Over de erf-opvolginge der fpeel-kinderen zal breeder gefproken worden in het II. Boek XXVII. D. n. 4. Ten dezen behoort noch te worden aangemerkt, dar, offchoon de testateur van kinderen in het meervoud hadt gefproken, de erfgenaam over de hand alle reeht tot de ervenisfe verliest, zoo dra 'er flechts één zoon ofééne dochter van den erfgenaam uit de hand in- leven is voet ad Set. Treb. n. 13-1 5. (L, XXXVI. T. I.) Eindelijk moet men opmerken, dat, zoodra het twijffdachrig is9. aan wie de fi4ejkön*miifaire goederen moeten ko»  II. BOEK XX. DEEL, §. $29 komen, dezelven niet vallen op de erfgenaamen van den laasten bezitter, maar van den testateur Vervolg op de Holl. Kon/alt. en Adv. LXXXVI. bl. 2$2> §.- 6. Men vierde deel.] Maar de erfgenaam over de hand,' deze ervenisfe wederom aan een' ander moetende tèr hand Hellen, mag daar van geen vierde afhouden Utr. Konfult'. II. Z>. Konf. CLI. n. 33. Te nymegen en in eenige andere Celderfche plaatfen is de aftrek zoo wel van deze Trebëllianike als van de Falcidifche vierde ten Jaare 1Ó69 den erfgenaamen verboden schomak. Konfult. en Adv.V* V. Konf. L. n. 3. van welken aftrek de Leen-goederen vrij zijn n. zó en vervolg, welk verbod door geheel Gelderland gezegd wordt plaats te grijpen bij s c h r a ssert Cod. Gein Zutph. Tit. Testam. Art. XIV. §. 9. en 10* De groot merkt alhier aan, dat dit verbod van deri'aftrek der Trebëllianike vierde geen plaats zal hebben tert aanzien van kinderen van het eerfte lid, die erfgenaamen van hunne ouders en met den last van fideikommis bezwaard zijn; het gene, gelijk hij zegt, tegen de befchrevene^ rechten aan, bij het Geest elyk recht is ingevoerd. Dit is wel buiten bedenkinge doch tevens zoo zeer tegen de gronden der rechts-geleerdheidaanloopende, dat ik grootlijks twijffele, of 'er ooit iets dwaazer kan uitgedacht worden: want één kind moet met een derde te vreden zijn ; maar-wanneer ik het zelve voor het geheel erfgenaam ftelle, en met de overgifte belast hebbe, zoo mag ik den aftrek- der Trebëllianike niet verbieden. Ondertusfchen is dit gevoelen zoo wel in de Rechts-'banken als bij de RechtsF 3. ge--  23P AAN T E E. K E N I N G E N geleerden,zoo zeer-aangenomen, dat niemand zig hier tegen zoude durven verzetten, s-tokmans verwerpt der» dubbelen aftrek, en merkt aan, dat. dezelve bij de Koitumen van braband,antwerpen alléén uitgezonderd, niet aangenomen maar onbekends. Decis. XLI. n. 2 en 6. carpzov. geeft eene geheele lijst van fchrijvers op, die, deeze rechts-geieerdneid afkeuren, welk gevoelen ook twee maaien by den Raad van saxen is goedgekeurd Jurisprud. for. P. III. Conf. I. Def. CCIV. 0pk;s op andere plaatfen deze dubbele aftrek ontzegd volgens de aanteekeninge van francisc censalius Obf. et addlt. Öi/peregr. de Fideicomm. pag. 220. Doch, zoo hetfchijnt, is de groot van gevoelen, dat dit verbod geen plaats kan hebben dan een aanzien alléén van kinderen vanheteerfie lid die of zon'der wettige en uitdrukkelyke redenen onterfd of ftilzwjjgend voorbijgegaan zijn, maar dat. dit geene betrekkinge heeft op kinds - kinderen of andere afkomelingen:. dan dit is wederom niet redelijk, om dat hun ten opzichte van ervenisfen bij verfterf,- en klachten over de onheufche of ïnofficieufe testamenten het zelfde recht als aan de kinderen van het eerfte lid toekomt, fchoon veelen met de groot van één gevoelen zjjn christin. Vol. IV. Dec. LIL n. 4*gail Cbjerv. L. If.i Obf. CXXX VIII. n. 16 en vervolg; en in .diervoegen is het bij gewijsde van den Hove van holland meer dan eens verftaan, als den 12en ïyokt. ióio, gelijk mede den 31 July \~6\y. Decis. en Refol. van holl! n. 328. Doch te zutphen is den 17 Jtmij 1758 het tegendeel te recht geadvifeerd, welk advis wordt gevonden bij schom. Konfult. en Adv. V. D. Konf.XLIX.n. 12 en 13, zie ook dec h. L II. Disf.Xl. pA 14. ten ware echter, zoo als anderen denken, de groot-vader uitdrukkelijk de Trefoeiiianike vierde vei boden hadt; dan men kan naauwlijks zulk een geval begrijpen, waar bijdenkinds-kinderen, die zonder wettige en kennelijke r.edenen onterfd offtilzwijgend zijn  II. BOEK XX. DEÈL,•' §. e. erf io Ztjn voorbijgegaan, deze 'aftrek1 uitdrukkelijk wordt ver-; boden; en'alzoo is dit, namenlijk dat den kinds-kinderen deze dubbele aftrek mede toekomt, ook bij den Have van holland begrepen den o Jan. 1563 volgens getuigenisfe van neóstad: Dec. X'/II. pag. '60, zb ook hier om • trent voet ad ff. de Inoff. testam. vrif, (L. V* T. XI.) «éi» .Jsrfi 9ib. , firficna^iiy. e*jli'i33 nsb asv^r.i^'id tal * N. 22. Rechrmaatiger is-het gevoelen van groenewlgen in de Aanteekeningen, die denkt, dat het verbód van' vervreemdinge of alienaue zig noch- verder kan üitftrekken » dan tot het vierde lid, indien dé testateur. Opzetlijk héc zelve tot in het oneindige hééft' willen doen plaatsgrijpen: fchoon zelfs in dien gevalle anders is geadvifeerd in hec Ned. Advisb. I. D. CL XIV. Konf. ta IV. D. Konf.CCXLVL bl. 732. Volgens het EetnvigHdtki Art. XVI. gaat dit verbod niet buiten-het -derde 'hd en in geldkrland niet: buiten'het tweede sch-r a ss è rt Cod. Gelro- Zutph. Tit* Testamenten Art. XliL. van hasselt Konfult. en Adv. bl. 466. n. 26 en vervolg. Doch bijaldien bij dit verbod geene bepaalinge is gevoegd, houdt het zelve met het vierde lid op joh- dech, Disfert. et Deci*. posthum. Disferf. XIII, n. 16. pag. 140. Zie over' dit verbod van vervreemdinge cüj ac. ad Nov. CLlX. Vervolgens ',' zal zulkeener belastinge van kracht zijn, zoo moet'er'een zeker pertoon genoemd zijn, ren wiens voordeele dit verbod géfchiedt^ want zonder dit zoude' niemand'dit vervreemde goed kunnen eisfehen Vervolg op de Holl. Konfult. en Adv. XLV, bl. 132. vers. belangende1'de tweede vraag. '- ' Ook merkt groeneweg'V n in ztjne A ante eken. op,' dat, wartneer de testateur zijn goed' tot op- één zeker lid buiten vervreemdinge heeft willen houden, het eer. £;e lid niet begint' van"den 'dirèkten of' 'fiduciairen erfge-- naam  tm AANTEEKENINGEN naam, maar van den genen, aan wien de vastgemaakte goederen na het overlijden van dien erfgenaam het eerst komen te vervallen Nederl. Advisb.LD. CCCni. Konf.aan het einde ƒƒƒ. D. CCLXXv. Konf.bl, 717. Vervolg op de Holl. Konfult. en Adv. I. bl. 1. Niet te min zijn de Utr. Rechtsgeleerden III. D. JCXXI. Konf.. n. 1. van gedachten, dathec eerfte lid begint van den eerften erfgenaam, die met den last van overgifte is bezwaard, welke berekeninge bij het Eeuwig Edikt ter aangeh. plaats ook alzoo uitdrukkelijk is bepaald; voeg hier bij den Cod.. Gelro-Zutph, in bet boyengen. Art. XIII, Hier bn* moet men noch aanmerken, dat van dit verbod van vervreemdinge zoo wel als van andere zaken de uiterfte noodzakelijkheid ftilzwijgend is uitgezonderd, te weten; als iemand broods gebrek heeft francisc. marsarius Tract. de Eideicomm. pag. 20. ». 53. Dit is dik* wils alzoo bij denHovevan friesland ver liaan, fchoon fammige Hollandjche Rechts-geleerden beweerd hebben, dat men in holland hier toe de bewilliginge van het Hof noodig hebbe. Nederl. Advisb. VI. D. CXXII. Konf, bil 584. UK p. CXVI, Konf. bl. 378. het welk zig evenwel maar alléén zoo verre uitftrekt als de uiterfte en dringendfte noodzakelijkheid vordert Utr, Konfult. D. I. JConf.LlX. n. 9. bl. 20r. Maar amsteldam heeft dit bijzonders, dat den bezwaarden erfgenaam zulks niet alleen vrjj ftaat om dringende redenen , maar ook ingevalle hij daar mede ^root nut of voordeel zoude kunen doen; en in allen gevalle mag hij bij uiterften wille over deze goederen befchifc» ken. roseboom Kost. van amsteldam Kap, XLtV. Art. VII. bl. 219. waar van de groot. N. 2$. fpreekt. De Rechts-geleerden, die dit Artikul uitleggen, maaken onderfcheid tusfchen een dubbel en enkel, verband. Door «en enkel verband verftaan zij, wanneer de uiterfte wijl* wel de erfgenaamen genoemd heeft, op wien de goe*  IK BOEK XX. DEEL, $ iï n. 23 233 «leren moeten vallen, maar echter de vervreemdinge niet ■uitdrukkelijk heeft verboden; terwijl een dubbel verband wordt genoemd, wanneer de testateur den erfgenaam uit .de hand met ronde woorden heeft verboden de vastgemaakte goederen in nadeel der daar toe gerechtigde erfgenaamen ■wegtemaaken. In het eerfte geval is, na hun begrip, de .bezwaarde erfgenaam daar van volkomen meester, doel» rsiet in het laafte; zoo dat in het eerfte geval de fideikomjnisfaire erfgenaam daar aan niets heeft» bijaldien de belaste erfgenaam die goederen in zijn leven, of bij uiterften wille, ten voordeele van eert' derden begeert kwijttemaakerj voet ad Sctum Treb. n. 5. (L.XXXVl.T.I.).zelfsisDEor. van gedachten, dat de goederen, waar van de.overgifte aan een zeker indien is bepaald, te recht door den effgsr naam uit de hand, fchoon derzelver vervreemdinge ware verboden, hangende deze mits mogen verkocht, of verruild worden,. behoudens evenwel den fideikommisfairen erfgenaam .zijn.j aantal of aktie op dezelven, zoodra de vervullinge van dit indien daar is. Disfert. et Decis. post* hum. pag, 150. n. 7.2. doch dit loopt mijns bedunkens geheel aan regen de wet, welke in die Disfertatte tot bewijs wordt aangevoerd. Ook is. in allen opzichte de vervreemdinge van verbondene goederen overal van waarde, en derzelver verruilinge geoorlofdj offchoon de testateur dezelven ijitdrukkelijk verboden hadt, indien de erfgenaam over de hand daar bij meer vóór- dan nadeels doet. Carpzov, Jurisprud. for. P. III. Conf. VIII. Def. XXXIII, (fchoon de ftdeikommisfaire erfgenaam den fiduciairen erfgenaam de vervreemdinge uitdrukkelijk hadt verboden, of de verkoopin*; ge of verruilinge der verbodene goederen bulten des begnnftigden erfgenaam's weten ware gefchied) Ook mogen zulke bezwaarde goederen, die zonder bederf niet kunnen bewaard blijven, tot geld gemaakt worden; want de fiducijaire erfgenaam dezen overhoudende, zoude zelfs voor de Gg khav  2^ AANTEEKENINGEN fchade aanfpreekelijk zijn carpzov. Bef. XXXU. n. 4; en 5. waarom de Hooge Raad, te niet doende het gewijsde van het Hof, na alvorens de gerechtigde erfgenaamen daar opgehoord te hebben, zekeren verkoop van huizen, die dreigden mteftorten, heeft toegedaan, mits evenwel voorde daar van ontvangene penningen een ander pand werde. gekocht neost. Cur. ftipr. dec. LXXIF. Men moet al verder in» aanmerkinge neeraen, dat zulke niet vervreemd baare goederen nimmer wegens de misdaad van den fiduciairen erfgenaam met eenig recht aan de Graaflijkheid kunnen vervallen süud. L. I. DecCCLW. n. 16.pag.dj6. waartoe fommigen ook brengen de renten der bezwaarde goederen die de fiduciaire erfgenaam heeft genooten, zelfs fchoon hij ter zake van gekwetfte Majefteit ware veroordeeld heemskerk Batav. Ark. bl. 378 vers. imo licet. Eindelijk moet men in acht neemen, dat twee of meer erfgenaamen bij voorbeeld: broeders door den testateur met eenige goederen begunftigd zijnde, onder voorwaarde, dat, ingevalle zij kinderloos kwamen te overlijden, eenes ieders aandeel op den langst-Ievenden zoude moeten komen, eikanderen bij hun leven van die verplichtinge kunnen ontflaan, en alzoo het fideikommis los maaken, zonder dat zelfs een minderjaarige onder hen daar bij benadeeld zijnde, daar tegen reliëf zoude kunnen bekomen gomez.. Refol.Tom.fr. Cap. M waar van brunnem an de redenen en eenige uitzonderingen opgeeft ad/. 11 Cod. de Tranfact. (L. II. T. V.) § 12» 2K 2f • Bij de Rechts-geleerd en door groenewegen in zijne Aanteekeningen aangehaald kan men voegen Nederl. Advisb. I. B. CL XIV. Kcnf. bl. 397. N. 26. Het gene de groot alhier aanmerkt, lijdt geene tegenfprake en betreft, njet alléén de goederen, die SKIW  II BOEK XX» DEEL. § 12. n+26. 235 KuiverHjk » maar ook, die'té^eazekérên'bepaalJen dag moeten overgegeven worden .peregr. de Fideicomm. Art, XL. n, 1. en vervolg, zie beneden XXU. Z>, % 37. Vervolgens moet 'er opgemerkt worden, dat goedereri, welker fideikommis van een indien of een' dag afhangen , die zeer onzeker is, intusfchen te recht mogen vervreemd worden, en dat de erfgenaam in dien tusfchen-tijd die goederen in zijn bezit hebbende daar van volkomen meester is,zoo even* wel, dat hij dezelven willende verkoopen, denkooperzulks begeerende, moet borg ftellen, ingevalle de vervulling^ van den "dag aan het iideikommis gehecht te eeniger tijd mochte gebooren werden feregrin. dé Fideicommisf, addict. Anti XL. n. y. pag. 504. « Mag niet meer daar uit behouden,] Een erigenaam be: last zijnde, 'het gene van de ervenisfe zal 'overfchieten, overtègeeven, mag niet meer dan drie vierdebpmaaken, ën moet een vierde overhouden, zoo als de groot terecht aanmerkt- gome Zr RefihT, 1. Cap. v. m 16. zoo als men mede vindt' geadvifeerd-'in het Vervolg óp de Holl. Konfult* en Adv. cxv. bl. 375, al ware hem-ifi 'c gemeen 'de macht gelaaten, om de goederen te mogen vervreemden Nederl» Advisb, iv. D. Konf. ccxliv. bl. 719. aan het einde.Utr. Konfult. in. V, Konf. xxvin. n, 13. Holl. Konfult D, V. Konf lix. bl.igg. schomak. Konf. Cr Adv.i i, Z>. Konf, xux. n 89.cn 't Vervolg op de Holl. Konf en Adv. lxxxiv. bl. 247. het gene ook-alzoo b1) het Hof van s axeu inden jaare 1600. is- gewezen carpzov. Jurisprud,for.?. 111. Confl. Vin. Defin. xxxvu. üoch-deeze vrijheid om drie vierde deelen wegtemaaken is te:vërltaah van vervreemdinge, die de bezwaarde erfgenaam bij levenden lijve, en nkr bij uiterften wüle * dóet Holl:Konfult. v. D«Konf,cci.ni. bh 74$. Haï Gg 2 en  33<5 AANTEEKENINGEN en mi Deel Konf.xc. bl. po.Utr. Konfult. r. d. Kons.Liv2 Dl. 18. n. \j. en 18. moetende het overige vierde voor den begiftigden erfgenaam blijven, waar voor de fiduciaire erfgenaam genoodzaakt is borg te ftellen hAvr zkb. ad IF ad Set. Treb. n. 22. (L. XXXVI. T. I.) sande Decis. L.\v T. ui. Def. iv. pag. 378. Verv. op de Holl. Konfult. cxv bl. 375. en beneden 11. Boekxxxix. D. §. 3. Doch om de volgende redenen, mogen de bezwaarde goederen door den erfgenaam geheel en al worden aangefproken, zonder iets daar van te moeten overhouden, als daar is: 1. om noodig huwelijks-goed voor eene dochter, klein-dochter en zoo vervolgens. 11. bij gebrek van giften ter zake des huwelijks 111. tot verlosfinge van gevangenen, en IV. tot noodwendig onderhoud voor zijne kinderen menochius^ Praes. l. iv. Praes. clxxxviii. n. 1-25. en groenewegen in zijne Aanteekeningen. Mede zijn echt-genooten die eikanderen tot erfgenaamen hebben geilek! met last, om het gene op den dood des langst-Ievendenzaloverfchieten' aan de erfgenaamen ten wederzijden re gunnen, niet genoodzaakt een vierde onverteerd te laaten volgens het geadvifeerde m het Nederl. Advisb. 1. d. Konf. cexx. bl 47ó Vers. Wat aangaat de twee laaste vragen. Zie hier van breeder voet ad. Set. Trebell. n. 56. (L. XXXVJ. T. 1.) § 1?. n. 17. Het gene de groot alhier zegt, dat de goederen, die laast zijn vervreemd, ter nood kunnen aangefproken worden, indien de erfgenaam meer dan drie vierde deelen van de bezwaarde goederen heeft verdaan, moet worden verftaan ten opzichte van ontilbaare goederen waar van wy de redenen zullen zien in het 11. B. xlviil d\§ qij een testament het algemeen recht veranderen. En deeze zekeringe moet gefchieden met het ftellen_ van gefchikté borgen, of fchoon men den erfgenaam niet in het minst van eenige kwaade handelinge konde verdacht houden.- Carpi zov. Refp. Elect. L. VI. T III. Refp. XXXI. n. 10. Doch hier van is evenwel, gelijk brunnem. aanteekent, bevrijd een kind van het eerfte lid ad l. 6. § 1. Cod. ad Set* Treb. n. 11 (L. VI. T. XLlX.) ten ware de vader dit uitdrukkelijk hadt gewild, of een zoon, die met de oveigifte is belast, ten tweeden huwelijk tradc, gelijk brunnemanI aldaar n. 9. mede aanmerkt. Echter is de Rechts geleerde jroculianus in /. 7 Cod. Ut in posfesf. legat. ejre. van gevoelen, dat een testateur alle erfgenaamen zonder onderfcheid zoo ten opzichte der maakingen of lègaaten als dft bezwaarde goederen of fideikommistén van de zekeringe kan ontflaan. Dezen knoop zoekt Prof. noodt los te maaken in zijne -verhandelinge over tulius paulus Cap» VII. vers. quinlum exemplum. en goswinus Graaf vam wijnants Decis. Brabant. LXlX. pag. ió<5. n. 5. is van oordeel, dat men in brabAnd öp de fcherpheid der Room* Jebe wetten hier omtrent geen acht moet geven, t$aav. dat pg"3 " "  *3« 'A- A N T E E K E N I ~N G E N iemand-, die niet de eigenlijke of oneigenlijke lijf- tocht is %c* gnnftigd, aldaar niet behoeft borg te ftelleh, indien dS uiterfte willer hem daar van ontflaat. Ook behoeft een klein zoon zulke verzekeringe niet te doen volgens de lee* re van huber ad f. Ut lègat. vel fideieomm &c\ (U XXXVI. T. III.) en groenewegen noemt alhier'm zijfie Aanteekeningen verfcheidene andere perfoonen op, dié daar toe niet verplicht zijn. Op fommige plaatfen kaïi de testateur deze verzekeringe aan alle erfgenaamen zonder onderfcheid kwijtfchelden volgens de Aanmerkinri van carpzov. ter aangeh. plaats Ui ij. zelfs ih nadeel der maafcing-beurers of lcgatarisfen en bezwaarde of fidéikommisfaire erfgenaamen c o'rën Conf. XII. pag. j6. Maar de vrage valt, of een bezwaarde erfgenaam, geene befchrijvinge der goederen hebbende gemaakt,deTrebellianike vierde van de geheele nalaatenfchap, en de Falcidifche van de bijzondere maakingen of legaateh kan aftrekken? goKez. ontkent dit Refol. Tem. I. -Cap. V. n\ 12. Doch da* dit evenwel bij gewijsden anders & begrepen, hebben wij Voven gezien ih 'de Aanteekeningen over het II. B, XIII. Z>. § 3. n. 3. Ook komt alhier in bedenkinge, of een erfgenaam, zuiveriijk, of tegen een' bepaalden dag, of voor. waardelijk belast 2ijnde met de Övex&ifte eener nalaaten:. fchap, de gemaakte kosten kan te rug eisfehen en welken * de noodzakèlrjken, fomtijds ook de nuttigen, zegt gomëZius, mits de waarde, bij voorbeeld, vaneen gebouw berekend worde na den tijd van da overgifte en niet volgens de hoegrootheid of quantitéit der gedaane kosten Refol.T.I. Cap. XII. n. 10. Zie ook de Aanteekeningen over dever> goedinge der kosten ://. Boek X. Deel m 14. u JT. fp. Bet is niet altijd even duidelijk, of iemand na tecffc  IUBOEK XX. DEEX-,, §.. 14. n, 339 rechten, blootlijk de Jijf-tocht, dan wel in de daad de volle eigendom zij bemaakt. B, V. Indien hern een huister bewooninge of tot zijn gebruik, ofwel een land tot zijn onderhoud is gemaakt, zoo fchijnt niet de lijf-tocht maar de volle eigendom daar van, gelegateerd te zijn, ten zij deze klaufuleser bijgevoegd ware, zoo lang hij leeft; het welk voet in bet breede aanmerkt de Ufufr, et queryadm. &c* ** 9. fqq, (L. VIL T. hl Het onderfcheid van deze beide maakingen beftaat hier in , dat, zoo wanneer delijf-tochter de enkele lijftocht alléén is gemaakt» de eigendom nimm*? aan hem kaa komen.. ! IL BOEK XXL DEEC. §. 2. . N: 2. Wyom is. de mannelijke macht ovef de vrouwe zoo groOt^ dat zij zonder den man geene ervenisfe kan aanvaarden (adiëren). of van de hand wijzén. (repudiëren) en deze macht gaat zelfs zoo verre, dat hij de nalaatenfchap bij haar met zijne bewilliginge aangevaard kan vervreemden* of dezelve niet willende hebben aangevaard van de hand wijzen groen ew. ad leg. 58. ff. Solut. matrim. &c.(L. XXIV. T. III.) Doch indien het blijkbaar is, dat de man, met'oogmerk om zijner vrouwe te benadeelen, gefchenker» doet, het welk men hier uit afneemt, indien hij alle zijne goederen ten minften het grootfte deel buiten eenige noodZakelijkheid opmaakt, of wegfehenkt; voornamenlijk ten voordeele van een' naast-beftaanden , neem eens, van zijne vóór-kinderen: in dien gevaHe ftaat het der vrouwe vrij, op het voet-fpoor der Acrio Pauliana, waar van eigenlijk alléén krediteuren he.n bedienen, "air dien zelfd'fn grond bij gevolgtrekkiginge vernietinge van zulke haares.mans handeJjngen te verzoeken rhodesb. de Jure emjug» Cap. li 2?  Ê40 AAN T'E EK ENIN'OE N 1 7". II. n, io en i ü en -Pre/. "vofcT, die deezeleere heeft ovef-i genomen, de Acq. m iï. 24; Armen, het zij bij uiterften wille het zij bij verfterf, te beurt .gevallen, eenvoudig te mogen aanvaarden >~ zonder voor eenig te kort, of ander nadeel in te ftaan, mits de boedel ten overftaan van Schepenen in befchrijvinge genomen of geïnventarifeerd worde Groot Plakaatb.IH.D.bh 1421. Zie ook de Obferv at* over h. de groot II. Deel bl. 100', Toen de Diakonie van biervliet zeker'ambachtsman in zijne laatfte ziekte hadt opgepast, zorg gedragen * dat hij en zijn zoontje niet van gebrek zoude flerven, en vooc ■de begraavenisfe van den vader gezorgd, wierdt dezelve door zekeï'piisjings' koopman betrokken voor eene leverantie, die de overleedene fchuidig was,.met dat gevolg, dat Burgemeester en .Schepenen van biervliet die arm-bczorgers den i July 1771 kondemneerdcn in den eisch bij dien koopman gedaan, namenlijk, om de fchuld van den overleedenen te betaalen uit hunne eigene beurs als mede in de kosten van den procesfe; dan arm-bezorgers appelleerden aau den Raad wan Vlaanderen alhier, dewelke den 13 Meij 177$ dat vonnis van Burgemeester en Schepenen met eenparigheid van ftemmen korrigeerde als incivil, en den eisfcher kondemneerde in de kosten van den procesfe. Ik zegge als incivil: men moet dit woord in een rechts-geleerden zijn opvatten, als tegen het recht inloopcnde, en niet als onbeleefd overzetten, gelijk zeker onkundig jong praktifijn* heeft gedaan, die fchandelijk fpot met het gene hij niet verüaat; want dat het woord incivil alhier wederrechtelijk, tegen het recht inloopende, beteekene, zegt celsus /. 24 ff. de LL. (L. I. T. III.; het is wederrechtelijk (in? civile est) een fluk of brok eener wet uit zijn verband te rukken, en dien volgens te vonnisfen of te adviferen, zonder dezelven in haar geheel intezien* Dit geloove ik dateen mond-ftopper zoude zijn voor een waarheid minnend Schrijver: dan wanneer iemand redentwist eeniglijk om te hekelen» en daar toe valfche bewijs-redenen gebruikt, ;e* Hb : üjk  242 AANTEEKENINGEN lijk hem dit Ontegenzeggelijk door zeker* naamloos'Schrft ver (den jongen Practizijn beoordeeld) getoond is, zulk een maakt zig alle wederleggings onwaardig. Dan dit in het voorbijgaan: Vervolgens vak alhier de vrage of iemand, die erfgenaam is gefield, door den overteedenen te doen begraaven gerekend worde de ervenisfe te hebben aangevaard? ffit wordt ontkend in /. 14 §. % de Relig.&c. KU XI. L. VIL) lchoon de voorzichtigheid vordert, dathii te kennen geeft, daar door niet verftaan te willen worden zig als errgenaam te hebben gedraagen. Op deze wijze is ook geadvifeerd te utrecht Utr. Konf. D. I. Konf. LXXX VII ' *.i2b/. 327. en III Deeï.LXXXW Konf. n. xu bl ,68* By voet kan men breeder verhandeld vinden, waardoor en wanneer iemand na rechten al of niet voor erfgenaam gehouden worde de Acquir. vel cmitt. hered. n. 5-8 (L XXIX T. II.) Utr. Konfult. D. II. Konf. XLIII. bl. 180 en vervolg. /Er is geen twijffelaan, of bij ons geldt de voorrechts-gunmnge ot het beneficie van de /. uit. Cod. de Edict. Div. Hadr. toll. {L. VI. T. XXXIII.) waar van wij boven reeds sefprooken-hebben //. B. II. Deel n. 14. In holland en zeeland moet dit verzoek, om in het bezit der nalaatenicnap gefield te worden, gefchieden bij den rechter dier plaats, alwaar het fterf-huis gevallen is, gelijk alzoo bi? gewijsde van den Raad van Braband in hec Jaar 1714 is verftaan Precis du droit Belg. pag. 210. waar mede overeen Itemt de Kostume van gent Rubr. XXIV. Art.l..\\tz gene reeds bij Plakaat van Keizer ka rel V.den2<, Jan J524. was bepaald s te vinden in het Plakaatb.van Vlaanderen I. D. hl. 7p 1. en ten dezen opzichte kunnen zelfs deerniswaardige of miferabile perfoonen van hunne rechtelijke vergunninge (privilegium fori) geen gebruik maaken, noch zich ter cerfter aanleg (inftantie) bij den Hove vervoegen 3TOET ds n. i2d. (L. V; T, l) en. in eraband*  II. BOEK XXI DEEL. §. t. ». iu 243 zégt oosw. van wynants, heeft geen ander rechter, al ware de goederen der nalaatenfchap onder zijn gebied in beflag genomen of gearrefteerd, de macht om aan iemand zulk een verzoek toe te {taan Decis. Brab. XXXVII. n* oen ro. Op fom'mige plaatfen moet dit verzoek binnen Jaar en dag gefchieden voet Jgiior. bonor* etc. n. 9. (L. XLHI. T. II, daar dit anders ten allen tijde geoorlofd is volgens de aanmerkinge van voet ter aangeh. plaats n. 2. perez. ad Cod. n. 2. tulden. ad Cod. de Edict. D. Hadr. toll. &c.n.i. (L. VI.T. XXXlI.) Echter zijn de Utrechtfehe Rechtsgeleerden van gevoelen, dat een erfgenaam zulks moet verzoeken ter plaats, alwaar die gene, die in het bezit der nalaatenfchap is, woont, óf het grootfte deel der nagelaatene goederen gelegen is III. D. CLII. Konf. bl. 662. waar van beneden zal gefprooken worden II. B XXVI. D. n. 4. En dit recht gebruiken de Stichtenaars zeer gereedelijk, bet welk volgens de aanmerkingen van matth. ook boven Jaar en dag duurt voet J^uorum bonorum cjrc. n.u. Doch om hkr van gebruik te kunnen maaken, is noodig dat de erfgenaam, het zij hij voor het geheel, het zij voor een gedeelte erfgenaam zij, den rechter een gaaf, niet doorgehaald of vernietigd testament toone, zonder onderfcheid of het zelve befloten of mondeling voor Notaris en getuigen zij gemaakt co ren Obf. XXXVII. Lit. b. Tegenwoordig wordt dit rechts-middel zelfs aan erfgenaamen bij verfterf vergund voet ter aangeh. plaats n. o. Kier bij kan men voegen het geadvifeerde ten dezen opzichte omtrent de Veluwfche en Zutphenfche Rechten, te vinden bij schomaker I. D. LV. Konf. ti. 27 en het boven aangehaalde! van de groot //. B. II. D.n. 14. Doch dit, merkt hij Korf. LV. n. 31 aan, komt alleen den erfgenaamen, en geenfins den maaking - beurers of legatarisfen toe; veel min bij zondere begiftigden volgens de Aantetkenwgen van al var. va las c. Conf* et rer. jttdic. Tom. 11. Ccnjulti Bh 2 CXXVI.  244 AANTEEKENINGEN CXXFI. n. 18. Echter kunnen volle fideikommisfaire erfgenaamen zich van dit rechts-middel bedienen gohez., ad Leg,Tauri in l, 45. n. 138. Manier van procedeer en rjoor den Hove van holl. enz, n. 11 bl. 134. als mede die ten vollen gelast zijn om des ovededenen's wille uit te voeren en den boedel te redden of tot liquiditeit te brengen va'l asc. Tom. I. Confult, LXriII, n. 7. §> 6V Mï 1$ en 16". Bij ons mag iemand gedeeltelijk zijne goederen bij verfterf aan zijne naafte vrienden laaten, en gedeeltelijk over dezelven bij uiterften wille befchikken: zoo dat wij bij gevolg geen rechr van aanwas onder de overige erfgenaamen kennen, voor zoo verre het zelve namenlijfc uit de fpitsvindigheid van het Roomfch Recht-wordt afgeleid.- Evenwel is dit recht niet geheel en al onbekend;, v/ant het zelve vindt plaats, zoo dikwils duidelijk blijkt, of £en minften waarfchijnhjk is, dat dit des uiterften willers begeerte is geweest Zie de groot H. B.XXlII. D. n. 4,, en f. Bij vooibeeld: een vader fielt zijne zoonen, dienoch in leven zijn, en benevens hen, de kinderen van zijn vóór-overledenen zoon tot erfgenaamen, doch een van deze ünds-kinderen weigert het deel, 't gene hem gemaakt is,, santeneemen: indien gevalle komt het van de hand gewezen deel niet op de kinderen van. het eerfte maar wel van-. het tweede lid, te weten aan de overige kindskinderen van den overledenen voet dt Acquir, vel emmitt. heredL !w.^.(L,XXIX.T.;I10 7. Die de ervenisfe aanvaart, komt in deplaats van denover* !edemn3 en is dien.Yolgeniaanfpreekelijk voor fchulden j. ech~  IL BOEK XXI. DEEL, $. 7 245 echter met die bepaalinge, dat ieder erfgenaam daar in alleen na evenredigheid van zijn aandeel, en niet meer, moet draagen, fchoon de overigen onvermogend waren voet Fam. ercisc. n. 26, CL. X. T» II.) de groot in dit Veel n. 17carpzov. Refp. Bleet. Lib, VI. Tit. VU. Refp. LXIVn. i'fi 16. en vervolg, en die zelfde Schrijver in Prosesf. jur is Tit. XXII. Art. 11. n. Dit aandeel wordt berekend na de hoegrootheid der erf-ftellinge of quantiteit van het erf-deel en niet volgens het gene de erfgenaam daar van vrij geniet of na het voordeel, het welk hij daar van trekt voet de Acquir. etc. n. 20. die aldaar, als mede num. 19. breed voe« rigover dit ftuk handelt. Zie hier van breeder III. B. XXVI* D. n. 4. Maar bijaldien de fchuld niet kan gefplitst worden, bij voorbeeld: als zeker onroerend goed met eenige dienstbaarheid of fervitut is bezwaard, of de fchuld in een daad of fait beftaat, als dan kunnen alle de erfgenaamen ieder voor het geheel tot voldoeninge aangemaand worden,. behoudens evenwel een' ieder, die daar aan heeft voldaan, zijne aanfprake tegen zijne mede-erf genaamen de groot ƒ//. B. I. D. n. 70 en 71. groenewegen in de Aanteekeningen over het III. B. XXVI. D. n* U §. 8 en 9» N, 22 en 2f, Volgens Plakaat van Keizer ka rel V van 26 Mei J 544. Art. XXXIX. te vrfrden ia het Groot Plakaatb. V, I. bl. 322 moet dit recht van boedel • befchrijvinge of beneficie van Inventaris van de Hooge Overheid verzocht worden, en de befchrijvinge binnen veertig; dagen na verkregen oorlof in gereedheid zijn. Dit middel nu fcan verzocht worden geduurende den tijd van dertig jaaren,, bijaldien geene fchüld-eifchers of ander en, die daai bijbelang hebben, den erfgenaam lastig vallen, om de ervenisfe tc aanvaarden voet de Jure deiiber. rt< 12. (L,, XXV11LT.> Hh % ' ' ' V1UV  ±46 AlW-t EE-R E ifj '4 KG E 'N VUL)-Hieromtrent moet aangemerkt' worden,datdirrecht • wanneer een afgevaardigde of gedeputeerde ter vergaderingè van Hunne Hoog Mogenden, den Raad van Stunten, of de Adrniraliteit, ten tijde dat zijinkommisfie zijn, komt te overlijden, en hunne boedel vermoedelijk wrak is,- door hunne erfgenaamen niet moet verzocht worden bij de Staaten der Trovmtie, tot wie',1 maar bij de Staaten, van wie zij zijn afgevaardigd voet ter aangeh.plaats en de Jndic. n\ 98 (L. V. T. I.) Maar dit recht wordt niet vergund aan hun, die zig reeds als erfgenaamen gedraagen hebben, (waarom hét Hof va*braband zekere meererjarige erfgenaamen ten Jaare löeo daar van herftellingfe in het geheel heeft geweigerd Precis dii-droit Belg. pag. 203) of iets van de ervenisfe, fchoon1 enj die noch niet aangevaard hadden, verkort hebben; ook kan van dit recht geen gebruik worden gemaakt, zoolang er iemand, fchoon verder in den bloede beftaande, gevonden wordt, die de ervenisfe blootlijk en zonder eenige bepaalinge wil aanvaarden, gelijk de groot alhier n. 2> aanmerkt, mits hij t'eeniger tijd bij verfterf erfgenaam kan zijn bynkersh. guaest. jur. priv. L. IK. C. Xlf. zoo dat in dien -gevalle een verder beftaande bloed-verwant, die blootlijk de ervenisfe wil aanflaan., de keuze heeft voor dsti zoon, die zijner vaders nalaatenfchap niet dan onder boedel befchrijvinge v/il aanvaarden: het gene alzoo ih holland en zeela*nd gebruikelijk is, waar toe op fommigé plaatfen de zijd-maagen niét gerechtigd zijn. Doch te utrecht is den 3 April 1583. in het gemeen bepaald, dat geen verder beftaande bloed-verwant een'nader beftaanden, die onder boedel befchrijvinge den boedel aanflaat, kanuitiluiten van so meren de Repraef. Cap.XIli. §7, In allen"gevalle moet een verder beftaande vriend, zal hij voor den benoemden erfgenaam, of voor een' naderbeftaanden bjoed-verwant, die na 's'landswetten bij verfterf zoude moeten  'ii. boek xxi. deel; 5.7. \ £47 ten erven, tot de ervenisfe worden toegelaaten i zich aangeven» alvorens dit recht van befchrijvinge is verleend voet de Jure deliber.n. 14. (l. XXVIII. T. VIII) voor al moet men opmerken, dat de erfgenaam, die boedehbefchnjvinge heeft verzocht, ten allen tijde de ervenisfe blootlijk kan aanvaarden, en van dit aan hem vergund recht afftand doen voet ter aangeh. plaats -n: 13.» Eindelijk dient noch geweten, dat een verzoek van beichrijvinge bij den Raad van braband ten Jaare 1674 in een geval, dat de overledene niet.dan tilbaare goederen naliet, isafge* flagen Precis du droit Belg.- pag,, 13 j, ii. boek xxii. deel, § 2v Die een legaat is gemaakt , krijgt daarom geen recht op den geheelen boedel, maar hier" door wordt alleen des erfgenaams aandeel verminderd. Doch een ieder, die een legaat aanneemt, wordt daar doör'ftilzwijgend verdaan de laatfle begeerte van den testateur ce hebben goedgekeurd , en kan zich daar tegen naderhand niet meer verzetten, of zich daar over beklaagen, gelijk dit alzoo dikwils is verftaan bij gewijsde van dm--R'aadvan braband Precis dfc droit Belg. § <5, pag. 123. §. lói •De testateur iemand het een of ander hebbende gemaakt, het gene mer eene Jaarlijkfche rente is belast, zoo vak de vrage, wie deeze rente Jaarlijks moet betaalen ? de erfgenaam of de maaking-beurer?' en bij gewijsde van óznHove is verftaan, dufclfè laatste hier toe verplicht is. Ook zijn  24$ AANTEEKENINGEN de Rechts-geleerden niet eens, wie van hun beiden, ingevalle eenig gemaakt goed verpand is, het zelve moet losfen j dan^ hier omtrent is bij den Hove mede verflaag, dat de maaking-beurer of legataris daar toe gehouden is, indien hij het zelve' vrij wil hebben Neost* Decis. Cur. Xf. zonder dat ten dezen opzichte onderfcheid maakr, of de testateur dit geweten hebbe of niet; het gene geheel anders is, wanneer de testateur buiten zijn weten eenes anders goed aan iemand heeft gemaakt Zie de groot in dit XXll.deel.fi. 50. Dan bijaldien de testateur eenig goed, den maaking-beurer in eigendom behoorende, doch waar op hij eenig recht heeft, bij voorbeeld, om op den grond te bouwen, of van erf-pacht, blootlijk maakt; .in dien gevalle wordtde testateur gerekend dit recht te hebben gefchonken; maar eene derde daar op zulk recht hebbende, als dan is de erfgenaam gehouden dit gemaakt goed van alle lasten te zuiveren: het gene wederom geheel anders is, wanneer iemand een huis' of gebouw is gemaakt, het welk met eenige dienstbaarheid of fervitut is belast, om dat dezelve niet, zoo als het gemis van eenig vrucht-gebruik, aan het recht van eigendom fchadelijk is en den eigendom des eigenaars verminder t. Meer aanmerkingen omtrent zulke bezwaarde maakingen kan men vinden bij voet de Legat. n. 29. ■ §. 20.1 JV. iö. Het zelfde heeft na de gedachten van groenewegen ad leg. 6$ ff. de Leg. II. plaars zoo wel ten opzichte van een vier-fpan paarden, als van eene geheele kudde vee, indien 'er Hechts één paard is overgebleevea, §. 21 en 22. jyoET de SupdU leg. n. 3. CL, XXXIII. T. X.) maakt het  II. B O EK XXII. PEEL, §. io. »S i6i 249 het zelfde onderfcheid, als de groot alkier, tusfchen Moei en huisraad: doch wassenaar begrijpt, dit anders, en / mijns bedunkens, beter, te weten: dat die woorden by ons eene en dezelfde beteekenisfe hebben Prakt. Notar. Kap. XVIII §. 62 zie ook Ulr. Hub, ad ff. de Legat. N. 1. en 6. want na rechten ontleenende,woorden hunne beteekenisfe ivan het gebruik; en onder de regulen der uitlegkunde telt pufend. de off. hom.et civ. L.I.Cap. XVII. § 2. dezen: dat men de gemeenzaame en door het gebruik gewettigde woorden niet op eene taalkundige wijze moet, ziften, maar in de gewoone beteekenisfe opvatten; waar om men bij ons onder meubilen niet alleen tilbaare goederen begrijpt, die gints en herwaarts kunnen gevoerd,worden, maar allerhande huisraad tot het dagelijks gebruik behoorende. In diervoegen verftaat dit ook brunneman ad l. j ff. deSupell. leg. want zegt hij n. 1. de gewoone wijze moet in het uitleggen der woorden omtrent legaaten gelden; voegende hij nam 4.'er bij, dat op de meeninge van den testateur meer 'dan op de woorden moet gelet worden. 1 ro s • . ) •*. §• 2^ 2V", 19. Onder de gemaakte, kieederen behoort ook hef laken of andere ftoffe, het gene bij den kleermaker gefner den ligr, om tot een kleed gemaakt te worden voet de Jttr* et arg. &c. n. 1 (L. XXXIV. T. ÜJ §. 30. M. 36. Indien de testateur iemand een kuis of hoeve heeft gemaakt, en 'er in den boedel geen gevonden wordt, valt de vrage, wat hier omtrent rechtens zij? ulpianus is In /• 71 ff. de Leg. h van gedachten, datguikeenemaakin* li " g4  Hp A A Ttf T EE'KENINGEN" ge zeer helagchel ijk is, en den rnaaking-beurer^efi nut kïft doen j het welk ook - bij ohs almo wordt verftaan, gelijk e t aanmerkt de Opt.vel elect. leg, n, 6 lUb.XXXIII.' 1. V.; fchoon de meeste fcbrijvers, tf/iaw-aangehaald, vorderen, dat m dien gevalle zoodanig eene hoeve of zulk een huis aan den legataris moet bezorgd worden, als met zijn aanzien en het vermogen van den boedel beftaanbaar is. fcn van leeuwen Cenf. for. L. IH, C V. n. 12 wil, dar, wanneer 'er geen huis in den boedel van den overleedenen worde gevonden, maar wel eenig geld, het eened. III. Konf. CXLII. n. 2j en 26 bl, 612 en mijne Aanteekeningen over het XXI D. n. \\ dochin Gelderland, zegt schom aker Konfult'. cjr' Adv, heeft dit recht zoo min- ten opzichte van erfgenaamen als maaking-beurers plaats) III. D. L. Konf. ft. 31. §• 13. ■ mc v j; ons (3bv Thai d oh at 'lilymniü ioihnasi^nlrtaiv^'iu iV. r8 en ro. Een onzekere dag bi) de raaakinge zijnde 'gefteld begrijpt, gelijk de groot te recht zegt, ftilzwijgend' een indien, ten ware demaaker zulks alleen hadt ge* daan, met oogmerk om de voldoeninge tot op zekeren tijd uitteftellen, in welken gevalle, het recht van den maaking-beurer terftond na het overlijden van den uk terften willer op zijn' erfgenaam overgaat voet £>udndo dies leg. «..2. (L. XXXVI T. II.) co ren Conf, XXVIII. vAr* leeuwen R. H. R. III. B. IX. D. n. 34 & in Cenf. for. P. I. L. 111. c. V111. §.3 2. hubbr Praelect.adjf.J>uandó dies &c. §.3 8c 4. N. 26 en 27. Of fchoon het gemaakte, terftond op het overlijden van den maaker, des maaking-beurers eigen worde berlich. Decis. aureae Part. III. Ztef.CCCLXXVW. evenwel vermag hij eigener gezag het aan hem gemaakt goed. bij een' ander, hij zij erfgenaam of vreemde, bezeten, niet naderen: want in dien gevalle zoude de erfgenaam kunnen verzoeken mandament om gefield te worden in het bezit der goederen, die de legataris heeft genaderd gomez. ad Tauri in l. 45 % 130.. Dochhiertoe, zegtDE groot, 6 li . is  IH BOEK XX111. DEEL;' §. 18.0. 26 èn 27. 2f5 is dc legataris als dan- gerechtigd, wanneer hem dit recht bfj uiterften wille is vergund: en van dit gevoelen ismede Profesfor vof.t, onder deze bepaalinge namenlijk: mits hec gemaakte in niemands bezit zij, of, indien de erfgenaam hec goed bezit en daar in toeftemt; in welke beide gevallen het geoorloofd is of(het bezit uit eigen macht te aanvaarden , of het gelegateerde in zijn bezit zijnde voor zig te blijven behouden de Legatis. n. 45. Ook moet men opmerken , dat een legataris ter bekominge van het gelegateerde den gewoonen weg van rechten moet inflaan , en den onwilligenerfgenaam tot deovergifte noodzaaken de ha»e Aanteekeninge op dt Kost. van Gent Rubr.XXFllLArt.W. Voorts heeft zoo wel omtrent legaaten ais omtrent andere zaken op een duidelijk en erkend (liquide) hand-teekenhandvullinge of provifie van namptisfement plaats voETi/f Legatis n. 4*. CL. XXX-XXXII. Tit. «».) §• m N. 28 en 29. de groot leert alhierdat een rriaaKing-beurer recht van ftilzwijgend of wettelijk onderpand hebbe op het goed van de ervenisfe: zelfs tegen een' derden Holl. Konfult. I. D. XXX VIII. Konf. bl. 41 aan den Zant. Vermits nu de fchade voor debaate gaat, volgt van zelfs, dat den legataris dit recht niet toekomt, voor en al eer de boedel-fchulden zijn voldaan, welk recht hij echter niet heeft op de goederen van den erfgenaam, of van zoodanigen ander, die met de overgifte is bezwaard, waar omtrent alle hijpothekaire, en andere bevoorrechte fchuld* eisfchers, den voorrang hebben, terwijl z?) alleen met de andere krediteuren, die eenvoudig eene aanfprake op den perfoon of perfoneele aktie hebben, gelijk ftaan neostad. Cur. Holl. Dec. II. En hier van is de reden, om dat d§ «rfgenaam door het aanvaardeu der ervenisfe totnakgminge li 3 van  Mi AANTEEKENINGEN van den uiterften wille en de betaalinge der fchulden ftilzwifgend verplicht is, even of hij zig uitdrukkelijk hadt verbonden.' voet In qutb. cauf. &c. ». 20. (L. XX.T.II.) Alhier moet men evenwel in aanmerkinge neemen, dat onder verfcheidene erfgenaamen ieder alléén voor zijn aandeel, en niet verder, aanfpreckelijk is; het gene zeer bijzonder is, om dat liet recht van onderpand ondeelbaar is. Zelfs hebben de legatarisfen niet alleen recht van fiilzwijgend onderpand voor liet Kapitaal of de hoold-fomme, maar zelfs voor de renten en andere vermeerderingen voet In quib. cauf. etc. n.21; CL. XX. Tit. II.) en de Leg. et fideic. n.41. 42» en 45. Voorts worden de legatarisfen, fchoon eerst achter alle de fchuld-eifchers van den testateur volgende, evenwel vóór de fchuld-eisfchcrs van den erfgenaam, of diengenen, die jnet de overgifte belast is,gefteld,niettegenftaande'er onder hen geworden wierden, die recht van uitdrukkelijk of ftilzwijgend WJpotheek hadden, welken niets uit den boedel van dezen bezwaarden mogen genieten, voor dat het legaat of fideikonimis is voldaan. §. ao. »e groot fpreekt alhier van de Falcidifchewet; me* aanwijzinge der gevallen, in welken dezelve geen plaats vindt; waar bij gevoegd kan worden, wanneer iemand voorbedachtelijk of uit onkunde des rechts den legatarisfen de maakingen reeds voluit heeft betaald was» en. Prakt. jud. Kap. XVIIJ. § ijo\ ook wanneer hij het testament of de ko-\ dicille voor hun verdonkerd heeft; of, bijaldien deerfre» naam, wel wetende, dat de gemaakte goederen nocrTia wezen zijn, ter kwaade trouwe voorgeeft, dat dezelven vergaan of verfleten zijn carpzov, Resp, £!ecu L, VL Zx Uh -R«p. XXX n. 3. en vtrvolg.  IL BOEK XXIV. DEEL, f 7, 3. af> §. 7. JV. 3. Over de klaufule kodicillair hebben wij boven in het XVIII. Dm n* 14. reeds gefproken. Doch de vrage iss of dezelve, bij testament niet uitdrukkelijk zijnde genoemd ftilzwijgend verftaan wordt 'er te zijn bijgevoegd ? dit fchijnt volgens het Roomfch Recht geen plaats te hebben, maar beocffenende Rechts-geleerden (Pragmatici) zijn van andere gedachten, om dat men doorgaans gewoon is, dit flot in de testamenten achter aan te voegen, en een testateur gerekend wordt te hebben gewild, dat zijne laatfte begeerte of uitfprake op de best mogelijke wijze haare uitwei kinge zou. de hebben voet ie Jure cod.n*j. (L. XXIX, T. VIL) Het gene voet aldaar aanmerkt, kan evenwel niet zoo onbepaald, en in allen gevalle plaats vinden, maar moet alléén verftaan worden ten aanzien van testamenten, die de krijgs-lieden, wanneer zij te velde zijn, of geduurende he; beleg, maaken; of, gelijk de Pragmatici denken, in een testament van ouders,met betrekkmse tot hunne kinderen; of Ook, wanneer de goederen aan den armen of eenige Gods» huizen zijn gemaakt: In welk laatfte opzie hr, zegt carpzov. dit in saxen alléén rechtens is Resp. Bleet* L. V*T*,-/« Resp* VIT* n. 18. Van deze klaufule fpreekt m anti ca in het breede de Conjeot.ult. volunt. L* I, T. IX, n. 6. en vervolg. Voorts vordert dit mede nader onderzoek, war namen* inV'rechtens zij, indien een kind, dat na 's vaders doöd geboren is, of waar van de vader bij het maaken van zijn testament niet wist, dat zijne vrouwe zwanger gong, o'£ wel, indien een zoon, welke na 's vaders meeninge reeds overleden is, ftilzwijgend is voorbijgegaan? Hier op moe» met onderfcheid geantwoord worden. Stel eens: een' vader, die een'dezer bovengenoemde kinderen voorbijgaat »heeft of buiten hen geene kinderen, en benoemt anderen, vrienden of vreemden, to; erfgenaamen-. of laat beha*'  -3*6- -AANTEEKENINGEN halven dezen noch anderen na, die hij erfgenaamenmaakt, In het eerfte geval is die uiterfte wille van zoo weinig krachts, dat zelfs de legatarisfen na rechten daar uit hun aandeel piet kunnen eisfehen, het welk ook alzoo bij het Gerecht van leipzik in den Jaare 1638 is begrepen carpzov. Resp. Elect. L. VI. T. II. Resp. XI. ja zelfs kan de vorengemelde klaufule zulk een testament niet van kracht doen zijn, om dat na rechten bekend is, dat zelfs knjgs-lieden, fchoon zij bij uiterftan wille hunne kinderen, welken bij hen kennelijk in leven zijn , in bovengenoemde gevalen opzetlijk kunnen onterven, echter van hun militair voorrecht geen vrucht hebben, indien'er kinderen zijn voorbijgegaan, waar van hunne vrouwe buiten hun weten zwanger was, of die na hunne gedachten reeds overleden warendn welken gevalle deszelfs testament geheel onbeftaanbaar is, zelfs in zoo verre, dat de erfgenaam niet tot voldoeninge der legaaten gehouden is.,' ten ware de vader zijn testament, geduurende zijner vrouwe 'szwangerheid zijnde gemaakt, na de geboorte van het kind veranderd hadt surdus Dec, LIV. n. 10. pag. iou In het tweede geval fchijnt het testament niet vernietigd te moeten worden, vermits het redelijk is, dat een kind, na zijnes vaders dood geboren, of dat bij dwaalinge voor dood gehouden is, te gelijk onder de benoemde erfgenaamen gerekend wordt voet de Inoff. test. n. 17. (L. V. T. II.) Hier bij kan gevoegd worden, het gene men vindt in de Utrechtfe Konfultatten over het voorbijgaan van kinderen, die na 's vaders overlijden eerst ter weereld komen I. D. LXXlX. Konf. Hier ter plaats hebben wij gefproken van kinderen , die verkeerdelijk en bij dwaalinge voor dood gehouden , of noch niet geboren waren, fchoon de moeder daar van zwanger gong: En hieromtrent luidt deregul rechtens, den welken wij reeds in het voorbijgaan aangeftipt hebben Ik B. XVI. D. n» \6. die in 'smoeders ligchaam is, -wordt ,%/osr aanwezend gehoudent zoo dikwilsveerjiemeenigvoor* deej  II.iBOEK XXIV:DEEL. §. 7.p, 3; 2*7 Heel te behaalen is /.- u ff. de flatu homm. (Li. T. V.) Ivlaar dit onderzoek is der-moeite waardig , of deze reguf ook juist omgekeerd plaat? nebbe-; bij voorbeeld: of een kind nu of dan voor niet aanwezend kangehouden worden. Zulk een gefchil is gebracht voor het Hof van frankryk: Zie hier het geval, kamilla, lukretia en-diana waren drie ongehuwde zusters, die der voort plantiö ge van het menfchdom niet zeer gunftig waren: Dezen drie verdraagen onderling, dat de overblijvende, het zij ééne of rneer, mits kinderloos overlijdende, de goederen van de eerst ftervende zoude hebben; kort daar aan trouwt .diana met titius, en, terwijl deze-zwanger is, llerft lukeeti a, kamilla en luk rei ia beiden .ongetrouwd gebleven zijnde. Even na het overlijden van lukretia fee valt diana van een' zoon, en fterft in het kraambed: vervolgens rees 'er twist tusfchen kamilla en meviüs, dian a's kind over de verdeelinge van lukretia's nalaatenfchap; doch het Hof heeft den ,13 Dec. 15.83 de, fententie ten voordeele van kamilla uitgebracht, en mevius van de hand gewezen ann. robert. Rcrt jjudic. Lib. UI. Cap. XIII. Verder is de vrage, of deze klaufule kan'te weeg brengen, dat een uitertte wille, waar bij een eerloos perfoon, met voorbijgaan van een' broeder, tot erfgenaam is gefield „ van waarde blijve ? Hierop moet men neen antwoorden; gelijk dit mede alzoo bij Schepenen te leipsik is verliaan carfz. Decis. Illustr. F. II. Dec. CLV. §. 8. N. f. 6. en 7. de groot fpreek* alhier over dekten-, fule derogatoir in het breede; en bïnrersh. Jlfuaest. jur. priv. L. ill.C. Vi. en vervolg, geeft op, weike gewijsden hier pmtrent op onderscheidene tijden bij den Hoogen Raad zijn Kk ge-  S58 AANTEEKENINGEN ' geflagen. De Praefidtnt wil deze klaufule niet ingevoerd hebben, om redenen, dat kier omtrent veeltijds mislèidinge en bedrog kan plaats hebben, en dikwils zeer moeielijk teq klaarden kan bewezen worden; waarom hij van gedachten is, dat dezelve behoorde van geene waardij of kracht gehouden te worden, vermits een erfgenaam zig hier vangeduurig zoude kunnen bedienen, om de vrijheid van den testateur aan den band te leggen, en het hart van dezulken re vermeesteren, die geen doorzicht of fnedigheid genoeg bezitten, om de gevolgen hier van te voorzien; vervolgens, voegt hij 'er bij, hangt de beflisfinge dergefchillen3 die hieromtrent ontftaan, ■ meest van het bewijs der omftandigheden af, zonder dat de wetten hieromtrent vooraf zekere bepaalingen kunnen maaken, waarom het te verwonderen is, dat de Rechts-geleerden zoo dolzinnig over derzelver kracht en uitwerkinge twisten. De Heer eynkersh; is verder van oordeel, dat de testateur, een nader testament maakende, deze klaufule niet uitdrukkelijk behoeft le herroepen, het gene voet ook ten Opzichte van huwelijkfche voorwa-arden onnoodig rekent dé Pact.''dot. n. 60» aan^ het einde (L. XXIII, T. IV.) Ook toont de groot alhier aan; dat door fommi'ge teekenen déze klaufule in een opgevolgd testament flilzwijgend voor vernietigd wordt gehouden; en de bovengenoemde Pruefident teekent aan,' dat men mo;;t nagaan, welk van beiden testamenten, te weten/het eerfte of het laatfte, de meeste bedenkelijkheid van kwaade trouwe en bedrog oplevere; zeggende, 'dat het hof van holland dit ook den 26 Sept. 1613 in aanmerkinge heeft genomen, toen het zelve aan een eenvoudig testament, waar in geen vermoeden van valfciiheid ontdekt wierdt, de voorkeuze gaf vooreen restanienr,' het gene reeds te voren was gemaakt, en waar- bij de testateur zig hadt verbonden zijn' toenmaaligen wille niette zuilen herroepen. De reden hier van doet zig. duidelykvaor  II. BOEK XXIV. DEEL; § 8. », f. <5. m f. 253 om dat iemand door zijne laatfte befchikkiqge alle voorigen vernietigt; mits blijke, dat de testateur van zijne voórige begeerte heeft willen afgaan; en dit is alzoo bij de Gelder* J'che Recht s-geleer den verftaan, zelfs of fchoon de testateur onder eede hadc beloofd zijn testament niet te zullen veranderen schom, Konf. & Adv. Ij. D.Komf. XXV10. n*\ 8.9. & vervolg. Zie ook stok mans Vecis. Rrdb. XXI #, 8. alsmede lauterb. die aanteekent, dat dit bij hec Geestelijk Recht anders begrepen wordt ad ff. de His quae in test. delent. n. 12. (L. XXV11I. T. IV.) fommigen meenen, dat een testateur aan meineed fchuldig ftaat, en daar over ftrafbaar is, indien hij zulk een mét eede bekrachtigd testament verandert finkelt.h. Obf. Fr act. XC. n.n. Verdei ftaat omtrent deze klaufule aantemerken; datdetestamenten, waar in dezelve geplaatst is, dikwils door eene algenieene wederroepinge vernietigd kunnen worden Nederl. Advisb. II. D. LX XIV. Konf.bl. 182. en Konf. LXXV. bl. i8f» van leüuwen R. H. R. III. B. II. D.n. 17. het gene dan zelfs plaats heeft $ wanneer de testateur maar in het algemeen betuigde, dat h;j aan de voorige testamenten niet wilde denken, en dezelven voor nietig hieldt, of, wanneer hij een ander voorfchrift, dan hij beloofd hadt, bij vergisfinge in het laatfte testament hadt gebruikt. Bij voorbeeld: hij hadt aich verbonden zekere woorden in zijn voorig testament gebezigd in een opvolgend testament te herroepen: de Koning van fruissen is een machtig Vent, terwijl.men int het laatfte testament deze woorden vondt: de Koning van f k A. n k r y k is een machtig Vorst. Ook is eene herroepinge , zegt eynkershoek, van weinig waarde, wanneer het laatfte testament kort op het voorgaande volgt, of delaatstbenoemde erfgenaam onder een kwaad vermoeden ligt: En hier van is dit de reden, om dat zulk eene herroepinge'meer aan den gewoonen ftijl der Motarisfen is toe te fchrijven;, dan dat dezelve noodzakelijk is, ol op de begeerte der tes» Kk z ta*  H66 A' A N T■ E E K ENING-EN tateüreti, die de kracht dezer klaufule naauwlijks weten J gefchiedt. Hiér nevens kan gevoegd worden, hét gene bij voet wordt aangèteekend-Jé Injust. rupt. ére. n. io. (L. XXVIII. T. 111.) Doch na het gevoelen van fommigen. moer de testateur , indien hij de klaufutë derogatoir Volkó* men wil te nier doen, dezelve uitdrukkelijk 'herroepen „• 'vermits eene algemëerté betuiging^ niet genbegfaam is Nederl. Advisb. II, D LXXVI. Konf. bl. 187. Konf. LXXVIT. bl. .189. Konf. LXXf III. bl. 193, Konf. LIXXX. bl. igy & III. D. Konf CC LH VI. bl. 6o$. Holl. Konf. D.Il.Konf.CCh bl. 428. Waar bij gevoegd kunnen worden puf. Droit de la nat. et des genf. Liv. I* Ch. VI. n. 6. tot aan hét einde van dat nummer, en barbeirac over de groot Droit de la guerre Liv. I. Ch. III. § 18. n. 4. Doch mijnes oordeels is het Advis der Hollandfche Recht s-geleer den beter v die ftellen, dat deeze klaufule wel de begeerte van dentesiateur in het toekomende- te kennen geeft, maar evenwel" hem de macht niet beneemt'om zijn' tege-nwoordigen willé naderhand te veranderen 111. D. Konf.CCGXX'VU n. 39, bl.Ó2z. Zie ook dè'Uïr. Konfult. 111. D. Konf. Ch. n. 5. en vervolgens. De reden behoeft men niet verre te zoeken : want ieders macht om over zijne goederen te testeren is zoo vrij en onbepaald, dat hij zich zeiven aan zulk eene harde en onverbreekelijke wet niet kan verbinden Holl. Konf. DJ •-V. Konf. XL1I. bl. 150. dit worde zeer klaar aangetoond bij jan. 'a costa in not. ad § 2. Inft.Jguib. mod.etc. (L. 11, T, XVII.) lauterbach de'Injust. rupt. érc.n. 2i.(Libj XXVIII. Tit. 11U het welk ook alzoo bij gewijsde te saxen is verftaan carpzov. Jurispr.' for. Part. lil. Confl. W Jaefin. XIX. en Conf. 111. Def. X XXIX. n. 5. alsmede bij het Hof •van brussel in de maand Sept. 1703 wynants Deeis. Brabant. CLXVI. n. 2.pag. 372. waarom echt-genooten een testament, het gene zij met den anderen gemaakt hebben, waar bij hunne génieénè kinderen bevoordeeld zijn,  ïï. BOEK XXIV. DEEL, f8, n.^.6.7: aó> zijn, baken weten van eikanderen kunnen veranderen, al ware het zelfs, dat zij bij het maaken van hun testament beloofd hadden, het zelve zonder beider bewilliginge niet te zullen veranderen, en dat de Raad van braband dit den 23 Bèc. 1674. ook alzoo begrepen ■ hebbe, leert stokm. Bec. Brab. XVIII. zelfs offchoon hec bleek, datdé langst-levende van hun beiden alleen ouder deze mits erfgenaam was benoemd, ingevalle hij het mutueel testament aan zijne zijde niet hadt veranderd, en dus aan zijne belofte voldeedt valascus Dec. et Conf. Vil. n.7. -Het welk ook plaats vindt, al ware hetzelve bij huwehjkfche. voorwaarde bepaald abr. de pape obferv. over de HolU KonfA). D. bl. 290. Doch dit is, zoo het fchijnt, meer na fcherpheid van rechten, dan wel met de billijkheid inftemmende: want men moet de ondeugden geen voet geven : fchoon-het tegengeftelde is geadvifeerd den 12 Juny 1085 Vervolg op de HolL Konfult. en Adv. XXXVII. W. no.en bij den Raad ^ Brussel gewezen in den Jaare 1607 wynants Bests. Brabant, p. 370. want deze onderlinge erf-ftellinge behoort in de daad, vooral wanneer de wederzijdfche echt-genooten hen verbinden hunn' uiterften wille niet te zullen veranderen, tot die kontrakten, welken geen' bijzonderen naam hebben do ut des : ik geve op dat gij wederom zoudt geven gelijk dit alzoo meer dan eens bij beide de Hoven van Juftitte is verftaan van leeuwen R. H. R. 111. B> 111. D. n. 8. en in den Jaare 1014 bij het Hof te mechelen gewezen du laury la Jurisprud. des Paijs-Bas Autr. Tom. \. Arret: XXIX. Ook heeft men te antwerpen deze trouwloosheid beteugeld, en bepaald: dat de echt-genootenhunn., uiterften wille,: dien zijfarnen gemaakt hebben , ieder afzonderlijk buiten eikandeien's weten wel kunnen veranderen; mits hij, die daar van afgaat, geen voordeel hoe genaamd uit znnes wederhelft» nalaatenfchap geniete Kofi, van ant■ ■ _ Kk 3 y e  '£Ó2 AANTEEKENINGEN werpen bl. f6. Art. XLJX. Ik weet wei, dat valascus in de aangeh. Conf. Vlln. 7. hier op aanmerkt, dat een teder dit zig zelfs moet wijten, om dat hij hadt behoor en te weten, dat de uiterfte willen van dien aart zijn, dat zij kunnen ver* anderd -worden; doch op het flot voegt hij 'er bij: indien echter bewezen wordt, dat de vrouwe den man op eene bedrieglijke wijze heeft weten te overhaalen, om haar tot erfgenaam te benoemen, zoo wordt haar de ervenisfe afgenomen, en den wettigen erfgenaamen volgens het Landrecht toegevoegd. Van dit gevoelen is mede voet de Pact. dot. n. 62 (L. XXIII. T. IV.) en boven II. Boek Xf*. Deel § p. ». 8. hebben wij gezien, dat d e g root in den fterkften zin van die zelfde gedachtenis. Wij hebben dus alhier gehandeld over de bedriegelijke veranderinge der uiterüe willen bij het leven der beide echt - genooten ; dan boven JU B. XFf.D. § p. n. 8. hebben wij gezien, war rechtens zij na aflijvigheid van een derzelven. De Heer t|an bynkershoek guaest. jur. priv. Lib. III. C. X. is van begrip' dat de goederen, bijaldien dezelven half en half tusfchen de erfgenaamen des eerst - ftervenden en die des langst-levenden moeten worden verdeeld, en de langst-levende na doode van den eerst-ftervenden den boedel door naarftigheid of op eene andere wijze merkelijk hadt vermeerderd, m dat geval van die vermeerderinge niet zoude mogen worden befchikt, maar ook voor de helft-gelaaten aan de erfgenaamen van den eerst-overledenen echt-genoot: doch wij hebben dit gevoelen niet gevolgd, alzoo ons naderhand, zekere verhandelinge zonder naam van fchrijver, drukker, plaats, of dag is in de hand gekomen, tot titul of opfchrift hebbende Of en in hoe verre enz. waarin het gevoelen van den Heer VAN BYNKERSHOEK OpZCtlijkWOrdC Wederlegd, en bewezen, dat de langst-levende enz. kWaar toe verder de lijf-tochter en de eigenaar gehouden zijn  II. BOEK XXVI. DEEL, §. 8. n, $. (Sten7/ iöf zijn kan men nagaan in het Vervolg der Holl. Konf.enAdv, U. D. Adv, LXXI, pag, 303. §. 10. N. 0i Niet te min wordt een testament terftond vernietigd 3 zoo dra de testateur voor Notaris en getuigen behoorlijk verklaart, dat hij het zelve herroept, vermits alle handelingen' na redelijkheid op dezelfde wijze kunnen vernietigd worden, als ze zijnfaangegaan voet de Injust. rupt, &c. n, 1. (L. XXVIII. T. III.) Bij wassenaar vindt men de wijze, op welke de testamenten enlegaateri herroepen warden Prakt,; Not. Kap. XVIII. bl. 630. 672. en vervolg. De Utrechtfche Ree hts-gel eerden zijn van gedachten, dat een befchreve mondeling testamenr, waar omtrent alle vereischten zijn waargenomen, door den testateur niet mondeling kan herroepen worden, al gefchiede het zelve voor zeven getuigen, maar dat dit fchriftelijk moet gefchieden Utr. Konfult, U Deel Konf. LXXII, n, xi- §. ii; N. ir. Ook wordt bij ons niet bepaaldelijk gevord*d* dat de testateur verklaare, niet te willen, dat zijne laatfte begeerte de eerfte krachteloos zal maaken: want bijaldien den erfgenaam een zeker iets bij het laatfte testament is gemaakt, kan hij buiten dit niets meer genieten,zoo dat de herroepinge thans veel eer noodzakelijk is, ingevalle de testateur eenige veranderingen in zijn voorig testament wil maaken; nadien jegenswoordig niet Hechts krijgs-lieden» gelijk ten tijde der R omeinen, maar ook ieder een buiten hen met meer dan een* uitarften wille kunnen overlijden; alle welke testamentenvoor aoo verre van kracht zijn, als ze met eikanderen kunma beftaan vqex de Jnjmt. Crc, n. 8, U*XXVÜI.T.1I,I.)  '§d4 A a-n TEE.KENINGEN < '• 7 -ï .Mi ni . 's 2V. rgi Het gene de groot alhier aanmerkt omtrent het verloop van tien jaaren na het maaken van den uiterften wille', is in onze landen niet zeer aanneemelijk, nadien het wurfchijnlijker is-, dat een testament ten allen tijde vergaat, zoo dra iemand het zelve voor een' geheim-ichrijvex (Sekretaris) en Schepenen heeft herroepen, op welke wijze dit bij den Hove van holland is verftaan den zo Ju/ij 1644 groenew. ad §. 7. Inft. ^uib. mod. ére. Doch lauterbach blijft bij het gemeen gevoelen en dcnkr, dat een testament daar en boven eerst na verloop van. tien jaaren vergaat; fchoon dit, zegt hij,in deSaxi/chelanden anders wordt begreepen, voegende 'er verder bij, dat men dezen tijd van tien jaaren niet moet rekenen, na dat het blijkt, dat de testateur van begeerte is veranderd, maac' federt het testament is gemaakt ad ff. £>uae in test. delent, n. 13. (Lib. XX VIlI.Tit. IV.) doch waarom dit verloop van tijd alzoo moet gerekend worden, verklaare ik rondborftig niet te begrijpen. Ook zegt wassenaar inz,jn Prakt. Notar. dat hetzelve na verloop van tien jaaren, doch alleen te rekenen federt de testateur zijne begeerte blijkbaar heeft willen veranderen, vergaat Kap. XVIII. n. \%i.bl. 604. cïioll. Konfult. V. Deel Konf. XV. bl. 86. Hoe dit ook zij, dit is ten minften zeker, dat een testament , het welk ten voordeele der wettige erfgenaamen herroepen is, grootelijks bevoorrecht of geprivilegieerd is, zoo dat indien gevalle een later testament, fchoon daar bij eenige plechtige bijzonderheden zijn verzuimd, den voorrang "heeft boven een voorig, waaromtrent Jle vereifchten naauwkeurig zijn in acht genomen schomak./ &c. n. 20.(L.XXVIII.' T. lil.) En dit gevoelen fchijnt dan vooral aanneemelijk, wanneer hij niet alleen het zelve uitgefchrabd of daar in hier en daar iets» doorgehaald, maar in plaats van het doorgehaalde het een of ander met zijne eigene hand gezet heeft: want als dan blijft 'er geen twijfel overig, of de testateur: heeft zijne voorige begeerte willen veranderen. De Hol landfche Rechts-geleerden zijn niet van het begrip van Prof'. voet D. I. Konf. CIX. Doch abraham de pape wijkt hier van wederom af'Obferv. ad Conf. Iet. Bat. vol. I.pag. 121. Want hij zegt te recht. „ offchoon een testament-in'hec klads, boek of protokol van den Notaris gaaf en ongefchonden ly wordt gevonden, daar uit kan men niet afleiden, dat de testateur het zelve niet heeft willen veranderen, nadien ,1 het met de reden niet over een te brengen is, dat men, na dat reeds een testament door eene nadere tegengeftelde verklaaringe is vernietigd, evenwel noch zoude willen beweeren, dac het zelve van waarde is, om redenen, „ dat het in het protokol van den Notaris in zijn ge„ heeKte vinden is." En op die zelfde wijze, zegt hij, is LI dit  266 AANTEEKENINGEN dit bij den Hove van holland verftaan. Insgelijks kan de intrekkinge van een voorig testament genoegfaam bewezen worden, wanneer op den rug van hét zelve des testateurs begeerte wordt aangeteekend, gelijk dit alzoo door de Takulteit te leuven, zegt hij, is verftaan. Voorts onderzoekt voet n. uit. op welke wijze men in het onzekere kan bewijzen, dat een testament gefcheurd of doorgehaald is: alwaar hij leert, dat, een testament ten huize van den testateur m een kist of koffer doorgehaald of gefcheurd gevonden zijnde, dit vooronderfleld' wordt met voorkennisfe van den testateur gefchied te zijn, doch niet, wanneer men het zelve alzoo bij iemand anders vindt. Stemt nudie/Vofesfir met ftilzwijgend toe, dat een testament juist niet noodzakelijk in het protokol van den Notaris moet doorgehaald worden, vermits wel de kopie of grosfe maar geenfins het oorfprongelijke of origineel in die kist of koffer kan zijn? zoo dat dit laatfte nummer in geenen deele met het eerfte te vereffenen is. Daar en boven wordt in de voorn. Konf, CIX. aangetoond, dat niet het origineel, het welk in het protokol van den Notaris ftaar, het voornaamfte ftuk is, maar wel het affchnft of de grosfe, welke den testateur uit het kladboek wordt afgeleverd, waar van het origineel bij den Notans flechts blijft, om dat aldaar ten allen tijde des restateurs begeerte zoude kunnen worden nagezien, ingevalle het testament in het ongereede of te zoek was geraakts of bijaldien de erfgenaam bij verfterf na doode van den testateur fomtijds het testament opzetlijk hadt verdonkerd om, ware het mogelijk, de testamentaire erfgenaamen te benadeelen. Ik ben dan van oordeel om bovengemelde redenen, dat een testateur, die meester is van de kopie en niet van het protokol der Notarisfen, indien hij goedvindt eenige veranderingen te maaken, het zelve iahet eerfte zal mogen doen. Toen evenWel zeker jong en rijkelijk gegoed heer over eenige jaaren eene  11. BOEK XXIV. DEEL. § 1$ n* 14; 2Ó7 eene reize naar frankryk en andere gewesten van europa wilde doen, maakte hij alvorens een'uiterften wille, waar bij hij aan zig behieldt de klaufule refervatoir in vrij fterke bewoordingen, Hellende zijne naaste vrienden tot zijne eenige en volle of univerfeele erfgenaamen met wegmaakinge echter van zeer aanzienlijke legaaten aan verdere vrienden: hij gaat op reize en verteert een groot gedeelte zijner goederen, gelijk zulks niet zelden gebeurt. t'Huis komende en ziende dat zijn boedel merkelijk verminderd was, begreep hij, dat die legaaten den zelven, zoo die tegenwoordig was, bijna zouden inflokken, tenminftea de ervenisfe te veel verminderen : vervolgens neemt hij een papier, waar op hij eigenhandig eene verdeelinge maakt, ïn wat voege hij de maakingen wilde verminderen, en maakt aan titius in plaats van 20000 Guldens, welken hij doorhaak, 10000 Guldens, die hij daar boven fchrijfr, en zoo voorts; en komt daar op alleronverwachtst te fterven. De maaking-beurer of legataris titius wil zig met de 10000 Guldens niet te vreden houden, maar eifcht 20000 Guldens, gelijk de overige maaking-beurers insgelijks het hunne vorderen. De vrage nu was, war in dezen rechtens ware? De erfgenaamen en maaking-beurers kwamen over een om bij den eerften aanleg of inftantie de zake voorden Hoogen Raad te brengen, alwaar de eerften het onderfpit moesten delven, die gekondemneerd wierden tot betaalinge der gevorderde fomme met kompenfatie van kosten; dan hiermede zig niet te vreden houdende, verzochten zij revilie van dit gewijsde, doch ondergongen het gewoon lot, te weten dat het gewijsde van den Hoogen Raad met kosten wierd bekrachtigd» -Ik voor mij weete niet, op welke gronden die beide gewijsden te verdedigen zijn, te meer, dewijl de eigene hand van den overledenen onloochenbaar was; evenwel zullen de rechters hier toe redenen gehad 'hebben, die mij onbekend zijn. Want te recht heeit de Li a Heer  268 AANTEEKENINGEN Heer van bynkershoek gezegd, dat niemand wet over gewijsde zaken kan fchrijven, dan die daar over als rechter gezeten heeft, om dat hij fomtijds de waare reden van het gewijsde niet weet Jguaetf. jur.priv, L. Hf. C, VI, Het zelfde -getuigt ook de Raadsheer sandb in Praefat.' cur. Fris. Echter twijffele ik voonmij, ofhet niet goed zoudezijn, dat een rechter redenen, van zijn gewijsde gaf, want hier door konde een hooger beroep of appél worden voorgekomen , en een appellant zoude niet in het duister fchermen; dan dit konde den rechter bij wijlen in verlegenheid brengen. l > • !'/- §• r8. N. 17. Het gene de groot alhier aanmerkt, is buiten twijffel, wanneer een vader een' vreemden in zijn vorig testament tot erfgenaam hadt benoemd, doch dit gaat niet aan, wanneer hij flechts eene andere verdeelinge onder zijne kinderen heeft gemaakt: want indien gevalle wordt het eerfte vernietigd door het laatfte, al ware het zelve niet zoo' plechtig als het vorige gemaakt voet de Injust0 &c. n.z. (Lib. XXVIII. T. III.) ' 4 §. 19. N, 18. Een uiterfte wille, die beftaan heeft, vergaat, wanneer iemand, die alléén erfgenaam is gefteld, niet wil of kan erfgenaam zijn, zoo veel de erf-laatinge aangaat, blijvende voor het overige de legaaten in hun geheel uit kracht van de klaufule falutair of kodicillair, waar van wij zoo even gefproken hebben n, 3. en in het XVlll D, n. 14. 2V. 19. Indien meer dan één erfgenaam'is benoemd, en het^aandeel van één' hunner vervalt, zoo groeit hetzelve^ gelijk de groot aanmerkt»zijnen mede erfgenaam aan, die  IL BOEK XXIV. DEEL, §. 19.nl 19. «69 die de ervenisfe aanvaardt, het gene wij zullen zien in dit ƒƒ. B. XXVI. Deel. n. 2. §. 20* Zie iow» de Aanteekeningen op het XVIH» D» n. 14? . §. 24. iv*. ?oi Het gene de groot ingevolge het Roomfch Recht hier van aanteekent, heeft ook bij ons plaats, gelijk hij zelf, zegt in het //. Boek XXVLU. D. n. 42. §» 24. N. 37. Zie dit in het breede in mijne Aanteekeningen over het III. Boek XIV. Deel §. 11. w. 12. f 27. 2v". 44. de groot houdt alhier als mede w. ij voor voldoende, wanneer de maakingen voor twee getuigen herroepen worden, doch op n. 9. hebbe ik reeds aangeteekend § dat dit voor Notaris en twee getuigenmoet gefchieden. §• 29- N. 50. Een legaatj zegt de groot, vergaat, wanneer de legataris voor den-verval-tijd vandenbijgevoegden dag komt te overlijden 3 doch dit moet met eenig onderfcheid worden opgevat; want dit Vindt alléén dap-plaats, wanneer de bedoelde dag zoo onzeker is, dat het volkomen twijffelachtig is, of die tijd ooit zal geboren worden' Cwant zulk eene onzekerheid fluit, iets voorwaardelijks, in, LI 3 en-  sjo A A N T EËKËNINGEN en wordt in het testament voor eene könditiegenomen/.75 ff. de Cond. et demonftr. (L. XXXV. T, I.) schomak. Konfult. en Adv. II. D. Konf XXXVI. n. 23 en 24. bij welker onftentenisfe het legaat vervalt /. 17. §. 3. b. t.) of wanneer het wel zeker is, dat die dag eens komen zal, doch onzeker, of dit zal zijn bij het leven ofwel naden dood van den legataris: in dien gevalle noemt men het een konditioneel legaat,- want eën dag, waar van deverval-tijd onzeker is, is even als eene konditie. Doch het gene b ë groot omtrent dezen dag aanmerkt, gaat niet aan, wan* neer de de testateur in dezer voegen heeft gelast: Mijn erfgenaam moet aan titius, wanneer hij fterft, honderd Guldens geven: want die konditie moet noodwendig bij het leven van den legataris vervuld worden, en zulk een legaat gaat ongetwijffèld op deszelfs erfgenaamen over, om dat alken de levenden èh niet de dooden fterven en dat de dag des doods de laatfte dag van 's menfchen leven. is. _ Bij ons kan men iemand tot zekeren tijd toe, of van zekeren tijd af erfgenaam ftellen, het gene bij de Romeinen geheel anders was, om dat bij hen zulk eene bijvoeginge als niet gefchreven wierdt aangemerkt; zoo dat de erlgenaam na verloop van den geftelden tijd de ervenisfe kan aanvaarden , of wel aan de benoemde erfgenaamen moet ter hand ftellen, in welk laatfte geval hij evenwel de Trebëllianike vierde kan afhouden voet de Condit.jnst. n. uit. (L. XX VIII. T. VII.) II. BOEK XXV. DEEL, §2.».i. §.2. N. 1. Schoon volgëns het Keizer-Recht eene kodicille voor vijf getuigen gemaakt moet worden, weiken ook vrouws-perfoonen kunnen wezen, zonder onderfcheid of de getuigen opzetlijk daar toe verzocht of bij toeval aanwezig  II. BOEK XXV. DEEL. §. 2. n. 1. zyt zig zijn, zoo kan evenwel bij ons, die de kodicillen ever» als de testamenten voor Notaris en twee getuigen maaken, eene vrouwe geene getuige zijn, al ware daar bij alléénk> gaaten nagelaaten voet n. 5. §• 32 Tusfchen het maaken van een' testament en eene kodicille is bij ons bijna geen onderfcheid voet de Jure codi n. 5. (L. XXIX. T. Vil ) want de kodicillen worden op dezelfde plechtige wijze gemaakt, en beiden zijn ze even krachtig Precis du droit Belg. pag, n8 §. ?. waarom ook een testament beftaat, fchoon daar bij geen erfgenaam4s benoemd stokmans Decis. Brab. II. n. 2. §• j. N. 4. Profesjor voet in het aangeh. numm. is van een ander gevoelen, want hedendaags kunnen in de kocicillen ook erfgenaamen uit de hand gefield, en kinderen onterfd worden , waar toe men ook brengen moet /. 2. §. 1 .ff. de Condict. indeb. (L. XII. T. VI.) Doch het gene d e ©root alhier nopens de ontervinge der kinderen zegt, is na rechten zeker, om dat dezelve op eene plechtigere wijze moet gefchieden zie de Aanteeken. over het II. Bi XVlll.D. §. 14 ». au §. 9. N. 6. Na het gevoelen van fommigen heelt de klaufule refervatoir weinig krachts Utr. Konfult. II. D. LX. Konf. ». 4. voet gut test.fac. posf.n.29. (L. XXVIII. T. I.) dan zoo veel eenige geringe maakingen aangaat, of die ten behoeve der Gods-huizen of armen, of uit medogenfaeid _ : ge-  372 AANTEEKENINGEN gefchieden. bijnkershoek is van een ander begrip» en wil dit gevoelen door. wetten bewezen hebben; ook, zegt hij, kan men naauwlijks bepaalen, of de maakingen aanzienlijk of gering zijn, om dat dit van het vermogen zoo wel van denmaakerals van den maaking-beurer, en dus van zekere omftandighedentafhangt bijnkersh. guaest. jur. priv. L. III, C. IV. In het volgend Kapittel geeft hij eenige gewijsden van den-Hoogen Raad op, en beweert, dat men niemand Hechts onder een enkel hand-fchrift of bij een los briefje onbepaald een deel van de nalaatenfchap kan maaken, maar wel.dat gedeelte, het welk aan zekeren erfgenaam is toegevoegd, wiens naam ,bij voorig testament is opengelaaten,, in welk geval hij den- perfoon mag noemen, en hem alzoo dit deel gunnen. Op deze wijze kan dit ook', zegt hij, omtrent bijzondere legaaten en fideikommisfen gefchieden; zelfs vindt men in het Nederl. Advisb. JV. D.Konf. CLVIII. bl. 434. geadvifeerd, dat in dezer voegen fomtijds iemand de geheele ervenisfe wordt gegund-, wanneer namenhjk de testateur aan zig behouden neeft, om 111 het vervolg den erfgenaam te noemen, waar van echter aigemeene fideikommisfen zijn uitgezonderd, gelijk aldaar wordt aangemerkt. De Utrechtfche Recht s-geleer,den verwerpendeze klaufule, waar bij de testateur aan zig behoudt, om naderhand den erfgenaam op te geven II. D. LX. Konf, n. 4. doch dit gevoelen fteuot op geene gezonde Rechtsgeleerdheid en loopt volftrekt aan tegen de lex 77. ff, ,de Hered. injijt. (L. XXVIÜ. T. V.) Vervolgens moet meninaanmerkingencemen, dat in allen gevalle zulk eenonderhandlch gefchnti I. door den testateur moet onderteekend, en .U/behoorlijkv ingevolge de wenen, bezegeld zijn: Doch dit laatfte verzuim kan volgens de Ordonnantiën der Staaten van zeeland van 21 Sept, 17^6. en 6 Sept. 1764. Art. XXJII. afgekocht of geredimeerd gorden. -iV. 2e  II. BOEK XXVil. DEEL, a- - rv; t 'Esr-cJ :^?^r^f,:. gij 7o;sr*ï ;2v". 2i Het gene de g.root alhier aanmerkt zalieder een volgens het Roomsch Recht gereedelijk toeftemmen: want niemand vermocht over een gedeelte van zijne goederen bij uiterften wille befchikken, en het ander zijne wettige erfgenaamen laaten. Doch bij ons is dit anders, om dat wij in dit opzicht zulk fcherp onderfcheid niet maaken, zoo dat het deel, het welk de erfgenaamen niet willen of kunnen aanvaarden, niet aangroeit aan hunne mede erfgenaamen, die de ervenisfe aanneemen, ten zij de testateur zulks waar» fchijnlijk hadt begeert, want anders zijn de wettige erfgenaamen daar toe gerechtigd. De reden hier van isdeze, om dat wij, zoo dikwils 'gr onder de erfgenaamen oflegatarisfen over het recht van aanwas gefchil rijst, niet de onderfcheidingen def Roomfche Rechten, maar alleen de waarfchijnelijkfle begeerte van den testateur raadplegen,. gelijk wij in dit Boek XXI. Deel n, 1j, en XXfJI. Deel n, 4. en 5. aangeteekend hebben, de groot heeft, even. als alhier , ook boven de fcherpzinnige verdeelinge der Romeinen omtrent het recht van aanwas, gevolgd 11,.Boek XXiy. Deel* ft. 19. t ; ; . ■ • ■ • • • •<• <•.<»% \ .\>*.a i bh?. • 12. . . \ ; >• 'cp »$tatj&!ft njis qift-§ï N, 4. Behalven de Aanteekeningen van . n. x2. pag. 80. matth. Zin-fpnuken §. 7.pag. 8.Insgelijks hebben zij op hun moederlijk ontilbaar goed het recht van naastmga reine. de.Retr. guaest. II. n. 271. pag. 84. ^lede kan de moeder, van haar fpeel-kind erven, wanneer: het zelve, kinderloos, komt te overlijden Utr. Konfult* III.. J), CF' -Konf» 0.-2..^.3». Ook vindt men in de-Va.» der». -  II. BOEK XXVII. DEEL. §. 28. ».-4. 277 derlandfche gefchiedenisfen een aanmerkelijk voorval tusfchen de fpeel- en echte - kinderen van de dochter van" boudfsvyn IX. bekend met dén naam van zwarte margriet. Deze trouwde in den jare ma met bochards, Heer van Avenues, bij wien zij twee kinderen teelde, iam' en boudewyn: doch Paus innocentius III. dit huwelijk als verboden aanmerkende , verklaarde het zelve onwettig. Vervolgens treedt zij na bochards dood ten jaare 1218. ten tweeden huwelijk met willem van dampiere. zijnde van adelijke afkomst uit het huis van bourg o n d 1 e n , doch die niet zeer bemiddeld was. margriet geraakt daar na in het bezit van Vlaanderen: jan van avënnes haar oudfte zoon, fchoon niet van echten bedde, zoekt zig reeds bij het leven zijner moeder daarvan te verzekeren, beweerende, dat hem dit leen na haar0 dood toekomt; doch dit gefchil is in het zelfde Jaar door tusfchenkomst en bemiddelinge van Koning lodewïk IX»; bijgelegd Vaderl. Hifi. II. Deel. VIII. B. bl. 388.^ Maar de vrage is, of fpeel-kinderen ook van 'smoeders maagen bij verfterf kunnen erven? Dit beweert de groot alhier en beneden XXXI. D. n. 2. bijnkershoek denkt het tegendeel guaest. jur. priv. L. III. C. XI. doch dit gevoelen wordt door den Heer blondeel Verhandelingen over het verfterf-recht bl. 212. zeer kundig wederlegd. In Groningen zegt van der marck Inli. jur. civ. pag. 297, het gene schrassert in de aangehaalde §. 8. mede van gelde r l a n d aanteekent, kunnen de bastaarden alleen van hunne moeder erven, ten zij' ze door een opgevolgd huwelijk gewettigd zijn, of van de Hooge-Overheid voorechte kinderen zijn erkend en alzoo als wettige erfgenaamen aangenomen. En dit gevoelen van den Heer bijnkershoek kómt mij voor-, op gronden van billijkheid' te-fteunen,doch hier in bedriegt zich de Praefident; dat namenlijk de uitleggers hier omtrent de leere van degröo't zoude Mm 1 zijn-1  27$ AANTEEKENINGEN zijn gevolgd, vermits 'er reeds ten jaare iób8 in'sHAGR js geadvifeerd, zoo als de Heer bijnkershoek zelfaanteekent, dat een bastaard niet alleen van zijne moeder maar ook van de naast-beftaanden van haare zijde bij verfterf kan erven Holl, Konf. 1. D. Konf XCh als mede te dortrecht op den 19 Julij van het zelfde jaar IV. Deel Kanf.XLVI. Ook vindt men in de Kostume van Antwerpen dat fpeelkinderen van hunne moeders vrienden zoo in op* als nedergaande linie kunnen erven, doch niet van haare zijd-maagen of kollateraale vrienden Art. IV- bl. 127. Te utrecht, zegt radelant, zijn ze ook tot d'e nalaatenfchap van haare moederlijke groot-moeder gerechtigd Dec. Cur. Traject. LVIU.n.iQ. Te vlissingen erven zij van alle hunner moeder's maagen zonder uitzonderinge Kostume aldaar Kap. XX. Art. 11. Zie ook van der vorm Verjïerfrecht Art. J. bl. 109. In frankryk, zegt rbal, hebben zij het zelfde recht Tom.IV. pag. 557. (ch a s s an a e u s en stokmans ontkennen dit, en beneden zullen wij zien, dat dit tegen de Kostume van bourgondien aanloopt) zie mede faber ad Cod. L. II. Tit. XXXIII. Def. VII. Het gene insgelijks in de ommelanden, overysel, drenthen en zutphen rechtens is van der ma r ck Injl. jur. civ. plg. 297. bijnkershoek geeft ter aangehaalde plaats op de redenen, waarom hij van gedachten is, dat de fpeel kinderen van niemand hunner moeder's vrienden kunnen erven , het gene hij ook in het afgetrokkene befchouwt 'n\ het volgend Hoof ddeel Vers. fi nunc quaeras voeg hier bij pufend. da Off. hom, et civ. L. I. Cap. XII. §. 10. Na de gedachten van bijnkershoek aldaar fteunt het recht van wettige erf-opvolginge, zoo wel volgens het Schepen- als het Aas doms verjlerf-r.echt ichoon die beiden onderfcheidene grond-regulen hebben, op den voor-onderftelden wille van den overleedenen 5 nu moet men, zegt hij gelooven, dat de moeder, die een op-  II. BOEK XXVII. DEEL, $. *8. n. 4. 279 onecht kind ter weereld brengt, door den bijflaap met de geboorte van het zelve in der tijd wil genoegen neemen; het gene men van haare maagen niet kan verwachten. _ Daar en boven, voegt de Traefidmt 'er bij, is veeltijds niet bekend, of'er fpeel kinderen zijn of niet, omdit de bijflaap in het geheim en verborgen gefchiedt, en niet te min zouden zij van 's moeders magen erven, waar voor zekerlijk weinig reden is uit te denken. Voorts teekent hij aan, dat volgens de uitdrukkelijke wetten van de v S luwe bastaarden van niemand buiten de moeder kunnen erven > en dan noch maar alleen, zoo Veel de allodiaale goederen aanbelangt, fchoon 'ê moeders vrienden in tegendeel op hunne ervenisfe recht hebben, het gene hij echter ter aangehaalde plaats verwerpt, als zijnde zeer onbillijk en nergens anders bekend. Doch hier omtrent vergist zich de Heer va n BijNKERSHOE*: want wel zeksr vindt men in holland privilegiën, waar bij niet alleen aan'smoeders, maar zelfs aan 'svaders niaagen de nalaatenfchap der fpeel-kinderen word gegund Obferv. over h. de groot III. Veel Obf XLIX. bh 142. Doch de fpeel-kinderen, zegt de groot 11. Boek XLI. Veel n. 45. hebben geen recht tot leenen, zelfs niet van 'smoeders zijde. Zie mede groenew. inde Aantekeningen en fred. a sande inConfuet.feud.n. 2, pag. 27. of fchoon benevens hen geene echte kinderen waren str ijk. Exam. juridic. feud. C. XV. n. 36 zelfs kan de moeder hun geene leen-goederen maaken de groot t>. XLII. n. 4. Doch in Vlaanderen is dit anders clerk over wiELANT Tit. XCV. Obferv. Un. n. 1. Burgundus ad Confuetud. Elandr. Tract. XI11. n. 3. Zie hier omtrent eenige bepaalingen beneden in het aangeh. XLII V. n. 4. 1 Maar kunnen onechte broeders en zusters elkanderen's erfgenaamen ab intestato wezen ? Dit moet, mijns bedunkens ftellig beantwoord worden., het welk, na her getuigenibfe va»  #> AANTEEKENINGEN van den Heer van bynkershoek, plaats vindt in holland, alwaar zelfs overwonnene bastaarden van elkanderen erven, waar onder evenwel niet begrepen zijn, die uit verbodene huwelijken zijn geteeld faber in Cod. Lib. VI*. Tit. XXXIII. Defin VII. carpzov. Jurisprud. for. P.Wh Conft.XVlll.Def.XXV.num.ult. N. f. Uit de Mofaïfche wetten, is bekend, dat het tiende geflacht van een' bastaard in de vergaderinge des heeEen niet mocht komen Beuter. XXIII. vs. 3. en uit Rkhteren XI. vs. 2. blijkt, dat reeds in de vroegfte tijden de onechte kinderen van hunne vaderlijke nalaatenfchap wierden uitgeflooten, gelijk is afteneemen uit het geval van jephtah, die, fchoon een ftrijdbaar held, alleen om de geboorte - fmet door zijne broeders wierdt uitgeflooten. Doch na het gevoelen van fommige geleerden zoo wel onder de Kristenen als Jooden bepaalt dit verbod /zich alleen tot het tiende geflacht der fpeel-kinderen volgens de Aantekeningen van .micha elis, fchoon hij dit gevoelen niet inftemt Mofdifch recht of de ziel der wetten van moses 11. Deel bl. 433. dat nu jephtah een fpeel- of hoerenkind zij geweest, blijkt uit het eerfte vers van het bovengenoemde Hoofd- ftuk. Te Antwerpen kunnen zelfs bastaarden ,;fchoon gewettigd, van hunnen vader niet erven indien 'er anderen, van wettige geboorte in leven zijn Kostume aldaar Art. III. bl. 127. De reden, waarom fpeel-kinderen van den vader niet kunnen erven, is deze, omdat zij na rechten, doch zeer dwaaslijk, verftaan worden geen' vader te hebben. Bij het Hofvan jfrankryk is den o April 1731. verftaan, dat een vader over geene zaken, die Zijn natuurlijk kind betrof, rechter zijn konde de rfal Tom. IV. bl. 02. Voorts wil p ar la dor. Sesquic.Difer. XIU §. 2. n. 2c dat een .kind.in overfpel gewonnen, en dies" gewast zijnde,zelfs niet in devierfchaarvanhetgewisfedac ;js ingemoede eenig deel der ervenisfe van zijn in naam zijnde va-  il. BOEK XX VII. DEEL, § 28. n. 4, ^8r vader mag. genieten. Waf de moeder te .doen ftaa, indien zij weet, dat haar kind in overfpel geboren is, leert gomez. ad leg. Tauri in /. 80. n.-^^.pag* 582. N» 6. Boven heeft r>e croot van de overwonnene bastaarden gefproken .II. Boek XVI. Deel. n.j en 8. en aldaar aangemerkt, dat aan hun, ingevolge de gunftige be» fchikkinge der geestelijke rechten, onderhoud moet worden nagelaaten. Doch volgens het XI. Art. der Hand-vesten en Kostumen van z u 1 d • h o l l a n d en het XII. Art. van die van dort recht kunnen alle kinderen zonder on-, derfcheid, zoo die in overfpel, als die.in bloedfchandegewonnen zijn, 's moeders erfgenaamen wezen boel over loenius Cas. CXXI, bl. 744. het gene bynkershoek zeer bijzonder voorkomt Lib, III. Cap. XI, om dat na rechten zoo min de een als ander noch van den vader noch van de moeder kan erven van der vorm Verfterf-, recht bl. 4, n. %. zonder onderfcheid, of de moeder van • adel zij of nier,, surdus Lib. I. Decis. CCXLIX.n,iopag. 4Ó5. zeifs of fchoon zij ongehuwd ware Kost. van ant-, werpen Art. VII. bl. 128 het gene evenwel niet overal alzoo verftaan wordt radelant Decis. Traject. LVII1. «. 8. Zoo min nu zulke in overfpel of bloedfchande geteelde kinderen van iemand bij verfterf kunnen erven, even zoo weinig hebben zij eenige wettige erfgenaamen, die hunne nalaatenfchap kunnen/Deuren, maar dezelve vervalt aan de Graaflijkheid, 'gelijk de g r o o t^mvfewaanteekent XXXI* Deel. n. 6, II. BOEK XXVIII. DEEL, § 1. ©e groot fpreekt in dit deel van het Aas-en SchepenHa doms  a?ï AANTREK E N I N G E N doms recht: bij van leeuwen vindt men de verfterfrcchten van bijna alle befchaafd;? volken opgeteld Cenf, for, L, 111. Cap. XVI. geheel cn al: ook heeft van der vorm zeer naauwkeurig het recht van verfterf in Nederland en de aangrenzende landfchappen verhandeld in het Holl'. Zeel'. enWest-Trieslands verfterf-recht. Zie ook voet ad SCtum Tertull. (L. XXXV111. T. XVII.; de geheel e Tit. vooral n. 3. Doch men moet in acht'neemen, dat bij die/wee Plakaatent waar van aldaar gefproken wordt, het oud Aas- en Schepen-doms-recht is te niet;gedaan, zoo veel de onleengoederen aangaat d' e groot XLI Deel n, 24. V Sticht van utrecht enz.'] In het Sticht van utrecht wordt -omtrent de wijze van erf opvolginge bij verfterf,niet aangezien, of de broeëers van heelen of halven bedde zijn, en of zij eikanderen van'-'s moeders of's vaders zijde beftaan Utr, Konfult, II. DeelKonf. X. n. 3, Ook maakt dit om» trent hunne kinderen geen onderfcheid- Holl. Konfult. III, Deel. CXXVI1I. Konf. n. 2. Verder teekent de groot aan, dat ten tijde van Keizer kar el V. de kindskinderen alleen recht van plaats-vullinge of Reprae'fentatie hadden, het gene evenwel tegenwoordig aan broeders en zusteis kinderen, en dus, tot den vierden graad ingefhten, wördr vergund, gelijk bij de Utn Recht s-gel. in die zelfde Konfult,. n. 4. wordt aangeteekend. Zie ook Nederl Adi: b. L D. Konf. CCXXXIll. bl. 515. Dan dewijl meri zich^ene rfopvolginge bij verfterf kan verbeelden, waar in b- 6 ten p' ucsvui.inge eene redelijke evenredigheid kan Wr3en4naohtge« nomen, zoo is het niet wel te begrijpen, dat die van utrecht zulk een alleronbillijksr opvol^ings récht tot den tijd ;an karel V. hebben gebruikt, ei dat men di( niet verder heeft uitgeftrekt dan tot kmds-ki. - :a ; ibjrtèe Bet 4 mede  ILBOKK XXVI!LDEEL,§.4.V.^r/V/^ ^utrecht enz. mede onbegrijpelijk, dat de Staaten van holland dit recht Hechts'tot den vierden graad: hebnen toegelaaten. Oneindig redelijker is zu ks in zeela n d, alwaar volgens het Scheepen-doms-recht de plaats-vulünge tot in het oneindige wordt toegelaaten zoo in de zijd- ais r.ederdaalende linie: en waarlijk die in het oneindige toetelaaten is even redelijk, als het onredelijk is die door de wet tot zekeren graad te bepaalen, het weik tegen de wet der natuur vofitrekt aanloopt. V joral derhalven is tegen alle recht en reden, het gene noch ten huidigen dage in 'shertogen ■bosoh plaats heeft, alwaar de plaats-vullinge alléén_in de nedergaande linie in gebruik is, terwjjl in de zijd-linie het naaste bloed het goed erft, zonder dat broeders en zusters kinderen met haare oomen en moeien deelen Kostume aldaar Tit. XVII. Art, I. bl. 84. Dit recht van plaats-vulünge , zegt de groot Eptstol. append. n. 131* is in holland door ka r el dm Grooten ingevoerd , en de Venfionaris de timmerman fchrijt'c in zijne Aanteekeningen. op de Kost. van middelburg Rubr, XIV. Art. I. dat het Zelve laat inde Nederlanden, Vlaanderen en frankryk is bekend geworden, :Sb^S ■ . ^b^ëK^fi^ , In Gelderland- is tusfchen volle en halve broeders," even als ten tijde van den Heer de groot in de.yELUWE, mede als noch geen onderfcheid volgens het geadvifeerde te zutphen den 13 Jan. 175a te vinden bij schomakeu Konfult. en Adv. V. Deel. K, XXXVl. n. 11. 1*. en 17. en Konf. XXXVII. n. 4. en ó. Het recht van plaats-vulhnge, waar van onze Jehrijver alhier gewaagt , was van oude tijden bij de Gelderjehen en Zutphenaars even weinig in de daalende als in de zijd-linie bekend na bet fchrijven van sande Gonfuet^jsud. n.n. pag. 28. Hoe het hier mede in de No 2 ver*  2$4 AANTEE K ENING E N vereenigde Nederlanden gelegen zij, kan men volledig verhandeld vinden bij van som er en de Repraefenfat. Cap, XlF. § i.et fqq. ' f. 6. Aan-hec einde dezer paragraaph zegt df. groot, dat bij gebrék van eene zijde of linie, dat gedeelte der nalaatenfchap aan de Graaflijkheid komr, het welk volkomen volgens den regul van het fchtpendoms-r-echt is; 't goed moet gaan van- daar het gekomen ÏP\ gelijk beneden. XXX. Deel. 'n, 5. wordt aangehaald. Zie mede groenew. ad leg. 4. 'Cod. de- Bon. vacant, n. voet ad SCt, tertull.n.^j. (L. XXXVllf. T. XVIf.) Doch het Roomsch Recht is, dunkt mij, billijker, het welk de Graaflijkheid bukenfluit, zoo' Der zulken gevoelen is het aannemelijkst, die denken, dat dit niet noodig is; fchoon het tegendeel is geadvifeerd bij de Holl. Rechts-gel. I. Deel Kons. CXXX. doch het welk wordt wederfproken door de hape obf. ad Conf.ICt. Bat. pag. 16" 1. want de kinderen hebben daar bij geen voordeel of genot, vermits de brutlofts-maaltijd meer ter eere van de ouders, dan ten voordeele der kinderen gehouden wordt finKelth. Obf Pract. LXVU n. 1. en 2. waar bij valasc. noch een andere reden voegt 'ïn Prax.part. et colh Cap.XHI.n.^. om  288 AANTEEKENINGEN om dat het recht nergens bepaalt, dat die kosten indeeünge moeten komen; nu moet 'er niets ingebracht worden, dan het gene de wetten uitdrukkelijk vorderen, of fchoon de kinderen zelfs gegoed waren n. 57. Evenwel vindt die zijne uitzonderinge. wanneer de ouders dit bevoolen hebben, of bij kostumen anders is bepaald. Geheel anders is het met bruilofts-kleederen, ringen , paarlen en foortgeliik vrouwen-tuig gelegen, het gene niet daadlijk vergaat en den kinderen bij gelegenheid van het huwelijk ter pronk gegeven wordt, en om koftbaar voor den dag te kunnen komen Nederl.. Advisb. II, D. Konf. LXIX.ll, \65. anto nellus de Tempor e legali Lib.W. Cap. XIX. n. 49. arrah. de pape ter aangehaalde plaats, ten zij men konde bewijzen, dat hun dit gefchonken ware, zoo als geadvifeerd is bij den Beer de groot Holl. Konf. D.Hf. Konf.CLXIV. n. 4. Doch het tegendeel is in Gelderland rechtens schrassert Cod. Gelr. Z.utph.Tit. Collatie §, 3. Voorts zijn volgens laatere rechten zelfs allergewichtichste gisfingen niet genoeg om daar uit afteneemen, dat de kinderen niets behoeven intebrengen val as c. even aangehaald Cap. XIV. n, 16, En niet zeker zijnde, hoe veel de kinderen genoten hebben, kan. de enkele aanteekeninge van hunne ouders ten bewijze ftrekken.voET de Dot, coll. n, <, (L. XXXVII. T. VII.) laut.erb. n, 6. en verv. Doch de inbrenginge is niet noodig, wanneer de vader zelfs eene verdeelinge van zijn goed . onder zijne kinderen heeft gemaakt Utr. Konf. II. Deel Konf. XL1I. n, 5. bl. 178. of, indien de zoon, gelijk wij zoo even omtrent de huwelijksgiften van de dochter aanmerkten , zich met het genotene ie vreden houdende, van de nalaatenfchap afziet, tenware hij zoo veel genoten hadt, dat de overige erfgenaamen daar mede zoude verkort worden de hane Aanteeken. op de Kost. van gent Bubr. XXVII. Art. I. In het onzekere wordt geloofd, dat de ouders aan hunne kin-  II. BOEK XX VIII. DEEL, §. 14.».8.en9; 289 -kinderen de kosten der letter-oeffeningen, gefchonken hebben , en, de Gelderfche Rechts-geleerdenhzhbzn dit ook alzoo begrepen te zutphen den 14 Julij 1755 schomak. Konfult. en Adv. F. D. Konf. XXFI. *.8.en 11.. welk gevoelen 'onderfeheidene maaien is bevestigd, bij den Raad van s a x'e n carpzov. Jnrispr. jor. Part. llf.Confh XI; Def. XITI. doch met eenige bepaalingen volgens pit vindt men bieedvoerigbehandel 1 bij Atv. valasc. Vrax. Part. et Collat. en noch later bij frank van laecke Adv Jiaat van den Raad  ft BOEK XXVIII. DEEL. §. 14,n. 8.en 9, 291 in Vlaanderen te gent van den tnbrinkin de Sterfhuizen gedrukt tot brugge bij petr. de slovere J759. §. 18. N. 14: en 15. Indien derhalven een kind na doode zijner moeder, doch bij het leven zijnes vaders, overbjlr, en een' vollen en halven broeder van zijner overledene moeder's zijde achterlaat, zoo kunnen en de broeder van vollen en van haiven bedde gelijkelijk erven; vermits de overledene broeder niet dan moederlijk goed bezeten heeft, terwijl zijn vader noch in leven is. Doch ingevalle een kind komt te overlijden, de vader mede dood zijnde, en broeders als vooren komt natelaaten, als dan moet de volle broeder de helft van zijnes broeders nalaatenfchap, als zijnde het vaderlijk goed, voor uit trekken, en de wederhelft met des overledenen's hal ven broeder van 's moeder's zijde deelen, als zijnde dit het moederlijk goed. N. 16. Het recht van plaats-vullinge, zegt de groot alhier, gaat in de zijd-linie niet buiten het vierde geflacht: doch hier in is wederom het Aas- van het Sehependoms-recht onderfcheiden, volgens welk laatfte het recht van plaats-vullinge, zelfs buitenhec tiende geflacht, tot in het oneindige plaats heeft. §. 2(5. 2V. 24. Dit récht van plaats-vullinge ftrekte zigtenj^tfre 1604 niet alléén te Rotterdam, maar ook geheel schi eland door, binnen den fesden graad uit van der vorm ZMd-HQp. ver/terf recht Art. XXViü. §. 61. bl.iu Oo 2 Zie  I$f AANTEEKENINGEN Zie b rafesotd Hier over hebben wij fo-wss gehandeld §. d. ' _ 0*•'■ " ■ •■ §. 421 ncu4rio9tisÓLöj .vi j3 ofiJ"^at/retv jan n->jiud ïsfn sfósr-èjÊs 36 *orTllg--t«vjWi\Ti ; iv*. 42. Volgens de bekende Rechts fpreuke neemt de Moedige hand geen erf welke te vindenisbij anth. matth. in Pdroem. VI. en vooral in z e e l a n d is aangenomen re van zeeland Kap. II. Art» XXVI. en deze ge' .'r ,-oo wel bij testament als bij verfterf gomez. Refol. Tom. lil. Cap. UI. ^.51. 11. BOEK XXIX. D E E L, Het gene de groot alhier van het verkiezen vanhet Schepkn-'zw Aas-doms *echt zegt, was oudtijds a.léóo .be* trekkelijk tor de Hol/anders, zijnde de Zeemvel alléén aan kt Schepen-dona recht gebonden. Doch ten Jaare 173$ S oO heb-  n. § O E K • X;X IX; D E(-ErL.A A .293 hebben de Staaten van \ zeelano den, 1 j-Dec to.egeftaan i? dat de ouders zoo in den eerften als verderen graad de vrijheid zouden hebben, om bij 'testament, of bij een' ander foort van uiterfteny?\\\e, het,Verfterf recht,van holland van den'18 Dec 1599', bekend onder den'naam van Aas-doms-recht, omtrent de nalaatenfchap hunner kinderen aanteneemen, 2? Haat bij dit Plakaat den zulken vrij, die zig met ter woon. in zeeland komen nederzetten, om het Verfterf recht hunner voorige woon plaats te behouden, mits va;i.l:i- .nor- verkiezing kennisfe gevende aan 'de magilVa.'tt, die veiplicnt is daar van behoorlijke aanteekeningeite ;i-o-uien. . Uit Plakaat:}* te vindenv.in het Gróót Plakaaib'oèk VI. D. bl. 1150. 1. V . iv". 3. Men zie hier omtrent voet^ Pact. dot. n.66. (L. XXlil.T. IV.) •Otlbi'sr'^titrfcn'iO sb ctö'jéëtp ftsv isids^ \id jfeft na ,5b1!E ;-v nav e! ja pa Hoo'fc fioi^^fcé nohhrpbJ^:-»f n&' ;r«v yi/soo de langstlevende] Volgens de Polftike Ordonn. van .holland is het, zeker, dat, gelijli.oii groot zegt, een; vader bij het■ verweezen zijner 'kinderen, .even'4fs bij huwelijkf he voorwaarde-, kaa'i.kiezen, welk landrecht hij omtrent zijner "kinderen nalaatenfchap wil gevolgd hebber». Doch de.reden, welke dk groot daar voor bij brengt, verwerpt rho' DFiNBUR.3 'de Jure. qiiod oritur $e* 'L.IV Cap. II,' n. 1 en 2. . Ten dezen fta^t aan 'te merken, dat een zoon, die, feft >Qp door zijn' '\ader behoorlijk onterfd , niet .te mm door . ziji.e broeders 'tot! 's.vaders nalaatenfchap is toegelaten, ..01 der déze mits, dat hij over zijn aa jd-  204 AANTEEKENINGEN houden, zonder over deze goederen te kunnen testeorerj n e o s t, Cur. Holl. Dec. XXII. IJ. BOEK XXX. DEEL, §.-i.*, ii rm infisnnsij isbpo bowba, qqj / -^cï 8r tfeb nsv aviAj ii Deze bepaaKnge, welke de groot maakt, dat de Graaflijkheid rot de ervenisfe geen recht heeft , dan bij gebrek van het tiende lid, zulks als na befchrevene rechten, zoo veel de maagtallen aangaat, wordt bij voet niet aangenomen ad SCtum Tertull.n. 22. (L.XXXV1II.T.XV11.) §. 2 en 3. de groot houdt alhier onbepaald en zonder ee u'ge uirzonderinge de Titulën van de Pandekten en het Codex Unde vir et uxor in onze landen voor nietig en van geene waarde, en fielt bij gebrek van maagen de Graaflijkheid boven den langst-levenden echt-genoot, doch boel is van gedachten, dat dit gevoelen van den Heer de groot uit zijne te groote zucht voor deze bedieninge, welke hij eertijds bekleedde, is voortgekomen in "xijne Aanteekeningen op loenius Cas, CVllh bl. 68s.vers.dat wij alsdan en in die zelfde Cafus bl. 683. vers.maar wanneer de erfenisfe; vervolgens Caf CXXJ.bl. 746. waar mede ook de Heer groenewegen inftemt in Legg. abrog. ad leg. 4. Cod. de Bonisvac. n. 7. (L. X. T. X.) Maar bij mij is het zeer twijffelachtig, of zulke eene aantichte de beproefde geloofbaarheid van onzen fchrijver wel eenigfms kan verminderen: want toen hij dit ten Jaare 1620 fchreef zarhij reeds op loevenstein gevangen brand het leven van hugo de groot bl. 236. zijnde zijne goederen der Graaflijkheid toegewezen, fchoon tegen denuitdrukkelijkenvoorrechts-brief ofhetPri-. vi-  11. BOEK XXX. DEEL. § 2.en 3. £9? vilegie,'t welk albrecht beieren den Veldenaars in 'shage op den <5 Juli) 1394 hadt vergund. brand ï/. 222. Hier uit volgt derhalven, dat het verwijt van den i/«r boel, die hieromtrent in een verkeerd begrip ftondr, geheel en al ongegrond is, want in de aangeh. CVIH. Cas, bl* 68$. vers. want vergist hij zig, dat de Heer de groot deze zijne inleidinge ten Jaare 1Ó09, of omtrent dien tijd, ten minften voor het Jaar 1613 zoude gefchreven hebben ; nadien hij toen tot Penfionaris van Rotterdam 9 doch tot zijn ongeluk, was aangefteld. Hoe dit ook zij, in braband, zegt stokmans, komt de Graaflijkheid dit recht toe Vecis. Cur. Brab. LXlV. het welk ook door geheel holland wordt gevolgd van leeuwen Cenf. forJ L» III. Cap. XV. n. 12. R. H R. III. B. XV. Hoofd-st. n. 7. en hier omtrent ftemt bijnkershoek met de groot in guaest. jur. priv. L. III. Cap. XII. fchoon hij'er bijvoegt, dat de toelaatinge van den langst-levenden tot de ervenisfe van den overledenen buiten alle redelijkheid in ongebruik geraakt, of liever nimmer erkend is: vermits dezelve gefchiedt uit hoofde der onderlinge liefde der wederzijdfche echt genooten , welke gemeenlijk bij ons zoo wel als bij de Romeinen gevonden wordt; waarom hij, in het laatfte nummer, lambertus goris uitermaten roemt, die zig alle moeite gegeven heeft om te bewijzen, dat deze wee in Gelderland nooit is vetnieugd, of ten iranften. bijaldien ze al vernietigd was, wederom behoorde ingevoerd te worden. Üoch wij zagen reeds boven II. B. XlUD.^.a , n. 2. dat de echt-genooten in Gelderland eikanderen geene gefchenken hoegenaamd mochten doen, maar alleen den lijf-tocht konden laaten. Op welke plaatfen nu delangstlevende echt-genoot van den overledenen bij verfterf kan erven, bewijst boel met eene geheele rei Rechts-geleerden in zijne bovengenoemde CVIll. Cas. fchrijvende verder bl, Ó87. dut de erf-opvolgvnge onder de echt-genooten in zee-  2gS A A N T E-E K E .N 1 SJ fl'E.N zeeland niet geheel en al - onbekend; b. Wantin deKeure aldaar vindt men Kap. II, Art. XXII. dat de langstlevende, het zij vader of moeder, indien de kinderen weigeren intebrengen, het.gene zij van hunne ouders genoten hebben, den'geheeleHsboedel kan naderen:, zieookdeA'ojr. van v>l rs si n g e nu Kap. XSIU Art. XIAr. èn XIU, bl. 102, en volgens-de Kost urne. van. 'shek.togembosch behoudt, de langst-levende, pst bedde,' geilheiden zijnde, den tocht van ervelijke en erf-havelijke goederen, het welk zich in de leenen na de rechten van era band maar tot-een*ruiven.tocht bepaalt:Titn Vi.II. Art. X. .. Voorts' bewijst hij uit aifï,e ns a. u sa u s .en anderen bl..-Ó87. .dat de langst-levende van den overledenen echtgenoot ,,die zönctet -testament ovsilijdt, kan erven, mits-aan. den overledenen bemaagd, en de naaste in den bloede zijnde: doch dit zegt niets, vermks-.de langst -levende. als dan niet als. man ofivrouwe, maar ah naaste bloed-verwant ».erft. ,. En in- saxen is ingevolge.het Roomjch recht* eene! weduwe,: indien zij arm , en haar .overleden.man gegoed is geweest, tot een vierde van den boedel gerechtigd , bij zooverre hij drie of minder kinderen nalaat, dochmeerer nalaatende deelt zij met • hun gelijkelijk hoofd. voor hoofd carpzov. Dec, illustr. Part. II. Decis, CLXIII. n. ir. van som eren de Jure nov, Cap, X. §. 1. wil, dat de langst-levende.echt-genoot altijd en .in.allengevalle een vierde van de nalaatenfchap mag genieten ^:al waren 'er zelfs wetten, die alle fchenkingen onder de echt-genooten verboden; maar te utrecht is dit voordeel , zegt hij, niet bekend, om dat -aldaar alle goederen tusfchen hen gemeen worden: om die zelfde reden, zegt gro'en.e•wegen erven de'echt-genooten in holland niet van •eikanderen, doch weike reden bijnkershoek in het •aangehaalde XII. Cap. vers. ineptaigitur te recht verwerpt', alwaar hij aanmerkt, dat 'er geen reden is» waarom dit is vet;  II. BOEK XXX. DEEL; §2 en 2. s97 verboden, of liever, waarom dk niet raag gefchieden: en .zekerlijk, de redeneennge , welke hij daar voor uit de ingevoerde gemeenfchap haalt, is bij mij van weinig gewichts, om dat de gemeenfchap bij huwelijkfche voorwaarde kan worden uitgefloten. In saxen is verftaan, dat bij gebrek van zwaard- en fpil-maagen (agnati et cognati) de echt-genooten van eikanderen kunnen erven, en de Graaflijkheid uitfluiten carpzov. Jurispr.for. part. III. Const, XVIII. Def XXXI. De echt-genooten, zegt boel W. 687 tot aan bet einde, kunnen in Oostenrijkfch Vlaanderen ook clkanderen's erfgenaamen bij verfterf wezsn, doch niet overal op dezelfde wijze, want hij gewaagt van verfcheidene plaatfen, als onder anderen brugge, alwaar de man van de vrouwe noodzakelijk erfgenaam moet wezen j de vrouwe daar en tegen haares mans nalaatenfchap na welgevallen kan afwijzen of aanvaarden; en de Koftume -van gent houdt uitdrukkelijk in, dat man en vrouwe eikanderen noodzakelijk moeten erfgenaam ftellen, mits dat zij elkanders fier f buis niet vlieden migen Rubr. XXVI. Art, XX. het welk op verfcheidene plaatfen aldaar alzoo wordt gevolgd. Doch mijns bedunkens is het gevoelen der Rechts geleerden het waarfchijnüjkst, dienopens het gene de groot om« trent de nalaatenfchap der wederzijdiche echt-genooten aanmerkt, onderfcheid maaken tusfchen het Schepen- en Aasdoms-recht: want alwaar het Schepen-doms-recht in gebruik is, kunnen de echt-genooten, gelijk de groot zegr, van eikanderen nooit erven, om dat het Roimlch Recht volgens Polit. Ord. van den jaare 1580 Art, XIX. niet mag worden inge;oepen, maar te niet gedaan is de groot XXVI1L Deel n. 25. Dan het gevoelen van de groot gaat niet a;\n, wanneer , man en vrouwe ergens in holland woonen, daat het Aas-doms-recht wordt gevolgd, want daar bij wordt niets van de echt-genooten gewaagd: Nu is het gelijk de groot XXV lil. Deel w.41. heeft aange. Pp tte-  sp8 AANMERKINGEN. teekend, bekend, dat alle er vertisfen, die bij dat land-recht niet zijl uitgedrukt, na de Roomfch: rechten moeien geregald worden, en uit den Titul der Pandekten U,>de vin et tixor. (L. XXXV1IÏ. T. XI.) en van den Codex (L. VI.T. XV11I.) buiten twijifel , dat bij gebrek aan maagen de echt-genooten elkanderen's wettige erfgenaamen zijn. Dit wordt ook in holland, na het getuigenisfe van van som eren, alzoo waargenomen in het aanheb. X. Kap. §. 2. bl. 170 ia de Aanteekeningen. Insgelijks wederlegt hoel opzetlijk de onbepaalde Rechts-geleerdheid van onsxh Schrijver hier omtrent in de Aanteekeningen over loetfüus Cas. CVIII. en CXXf. bl. 7J0 Vers. 'en vervolo-ens voet ad SCtum Tertull. n. 26 (L. XXXVIII. T. XVI.) indien dit nawaar is, zoo beflisfen.de gewijsden van denHove noch ,van den Hoogen Raad ten dezen niets, dewelken bijnkers hoek ter aangehaalde plaats tot ftaavinge van zijn gevoelen uit nfostadius aanhaalt: aldaar was het g-s fchil tusfchen zekere wettige erfgenaamen eener Mevrouwe te delft en haaren weduwenaar, het welk tèn voordeele der erfgenaamen is uitgeweezen. dan te dier plaats is in ftuk van ervenisfe het Schepewdoms-recht in gebruik voet ad SCtum Tertullianum n. 26., en dit is, zoo ik mij niet bednege, de reden geweest, waarom de man zijne zake verloo'ren liebbe. Te brussel, zegt stokmans Dec. Brab.XLVI. n. 11. kunnen de echt-genooten het tilbaar goed erven, doch van het ontilbaare alleen het vrucht-gebruik hun leven lang geduurende genieten, en volgens de Koftumen van utrecht, bergen op den zoom en antwerpen ontvangt de langst-levende voor uit, al het gene van het huisraad en de roerende goederen voornamenlijk tot deszelfs nut en behoeve dient van som eren Cap. X. §. 3. in not. pag 173. Doch men moet in het oog houden, dat al hei gene tot dus verre omtrent de erf opvolginge is aangemerkte verüaanis van echt-genooten, die overleden  II. BOEK XXX. DE EL. §. a. en 3, 299 leden,- en niet gerechtelijk gefcheiden zijn bijnkersh. in het aangehaalde Xll. Kap. Vers. fi nuncquaeras. waaromtrent onze Aanmerkingen , weiken wij hier boven 1. Boek V. Veel. n. 30. gemaakt hebben, te pas kunnen komen: waar bij men kan vorgen Prof. voet Undevifli'uxor.'Y,.XXXV1U. T. XI.) alwaar hij n. 27» tegen het gevoelen van de groot aanmerkt: dat volgens het verbeterd Schepen-doms-recht de Graaflijü ieidn iet in aanmcrkinge komt,of fchoon de eene of andere unie uitgeflorven ware; wanneer het goed op de overblijvende linie verderft, die alsdan het recht van aanwas heeft. Doch de Pfofesfor fchijnt evenwel te aarzelen en niet te onrecht : want 'er was zeker reden om te twijffelen, nadien deze wijze van erf-opvolginge rechts-ftreeks aan dit landrecht ftrijdig is, en de grond van het Schepen-doms-r echt t wanneer deze aanmerkinge doorgong, zoude vervallen: want volgens deszelfs groud-regul moet het goed gaan aan die zijde daar het zelve van daan gekomen is. Noch on? langs heeft de Heer blondeel in zijne verhandelinge van hét Verjlerf recht bl. 195 wederlegd het gevoelen van de O&oot en anderen, die van gedachten zijn , dat in holland de echt-genooten nimmer van eikanderen kunnen erven. §. 4; j\t. 6. De leere van de groot alhier omtrent jaar grt dag heeft geen plaats te utrecht: want volgens de fCostume aldaar Rubr. XXÏlh Art. XX. kunnen de maagen binnen een derde van eene eeuw opkomen j en dit fchijnt ook redelijk, om dat de erfgenaamen dertig jaaren lang tijd hebben, om des overledenen's nalaatenfchap in rechten Van de zulken te vorderen , die de ervenisfe gehadërt heb» ben voet" ad SCtum TertulLn. tg» Vp ft Sk  £oo AANTEEKENINGEN 11. BOEK XXXI. DEEL, §.4. n. 3, en 4. §• 4. iv; 3. en 4. groenewegen denkt hier omtrent an» ders, dan de Heer de groot t\z zijne Aanteekeningen. Volgens het Aas-doms recht (doch niet volgens het Schependoms-recht) krijgt de moeder, de langst-levende zijnde, de géheele nalaatenfchap van haar bastaard kind, ingevolge de befchrevene rechten Nov. L XX'XIX. Cap. XliL zie hier van de reden in mijne Aanteekeningen over het voorgaande XXX. Deel n. 2. Insgelijks is boel over loenius Casl CXXI. bl. 746. niet van het gevoelen van den Heer de groot, doch merkt aan, dat's moeders maagen, metuitfiuitinge van de Graaflijkheid, voor het geheel der onwettige kinderen's erfgenaamen zijn, indien zij niets van den vader genooten hebben, en zonder testament overleden zijn: en zekerlijk is dit gevoelen redelijk, want na rechten heeft een bastaard geen' vader, zoo dat de Graaflijkheid in het ftuk van ervenisfe's vaders perfoon niet kan vervangen. Evenwel denkt Prof. voet anders en is met onzen Schrijver* eens ad SCtum Tertull. n. 27. (L. xxxvin. T. xvn.) echter met deze bepaalinge, dat de Graaflijkheid in der bloed- verwanten's plaats komende den legatarisfen hunne maakingen moet voldoen, zonder onderfcheid» of de benoemde erfgenaamen geene erfgenaamen kunnen of willen zijn, of dat de nalaatenfchap op eene andere wijze onbeheerd is voet ter aangeh. plaats n. 28. Het geneDS groot alhier zegt, is In zeeland volkomen rechtens, want dit komt met den grond van het Schepen-doms-recht over een, en wordt met de Kostume van middelburg bevestigd Rubr. xi v. Art. x- en aldaar de Fenjion'.. de t imjme rm a n in zijne Aanteekeningen, N. £  li, BOEK XXX. DEEXi § ji n. £. 301 2v. Zie voet 0^ JCtotfz T-.rtull. n. 27. §. 6. N. 6, Niemand zal zig verwonderen, dat ouders nimmer van de overwonnene kinderen kunnen erven, daar dezen ook van hunner ouderen nalaatenfchap zijn uitgefloten alv. valasc. Decis. et Confult.T. 1. Conf. xxix. n. 2. uitgezonderd alleen ingevolge het Geestelijk recht zoo veel het onderhoud aangaat, gelijk wij boven aanmerkten II. Boek XVI. Deel, n. 7. en 8. ten zij dezelven gewettigd wierden, want indien gevalle kunnen zij zelfs van den vader erven, het weik alzoo bij den Hoogen Raad is verftaan volgens de Aanmerkingen van vorengenoemden Penfionarh de timmerman op deKouame van midd elburs Rubr. xiv. Art. ix. Onder de overwonnene bastaarden moeten volgens de Poli- ■ tike Ordonnantiën van holland van den jaare 1580 Art. xtv—xvn. en zeeland Art. xxx-xxxn gerekend worden kinderen , gewonnen uit eene ongetrouwde vrouwsperfoone bij een' gehuwden man; het gene ook alzoo re Antwerpen wordt begrepen, gelijk wij boveu xxvi.' Deel. n. 6. zagen. Niet te min wordt fterk getwist, of dezelven evenwel niet op andere plaatfen van hunne moeder kunnen erven sur dus L. I. Decis. CCXL.n. 19. pag 466 Prof. ma tt heus, die anderüns recht en biUijkheidzoo zeer voorfhac, ftelt, dat na befchrevene rechten een getrouwd man met eene ongetrouwde vrouws perfoone nimmer overfpel begaat: een getrouwd man, zegt hij, fchendr, wel is waar, de huwelijks trouwe ; dochalletrouw verbreekmge laat hij'er op volgen, is geen overfpel: want diezijreecht- .genoote .kwaadwillig, verlaat, aan de huwelijks plicht niet ■ voldoet, of met zijne vrouwe op eene ontmensch- Pp 3 ie  302 AANTEEKENINGEN te wijze handelt, doet der. huwelijks verplichtinge wel te kort, doch is daarom geen overfpeler; en fchoon men niemand een weldenkend man kan noemen» d:e van zijne vrouwe kuischheid vordert, welke bij hem zelven niet gevonden wordt, zoo Zal évenwei niet kunnen ontkend worden , gelijk wij boven I. Boek V. Deel.§. 18. ».a$ en 26. bh 83 zagen, dat eene vrouwemeei*dan een man voor haare" eerbaarheid moet zorgen , eensdeels om de achtinge en dienstveerdigheid, die men haarer kunne toedraagt, en bewijst maar vooral anderdeels uit vreeze voor bloed- en zaad■ vermenginge matth. de Crim. ad. L. xlIX. ff t. III. n. 12. voet ad SCtum Tertull. n. 9. en 15, finkelihaus Obf, pract. xxx. n. 47 c arp zo v. Jurisprud.for. P. tv. Const. xx. Def. xm. n. 7. Jurisprud. Confist. L. 11. T. x. Def. cl xxx vin. n. 7.. en men kan te recht zeggen, dat 'er nergens eenig befchaafd volk gevonden wordt bij wien niet allervoornamenlijkst der vrouwen oniogetoogene en losbandige levenswijze zeer verachtelijk zij; waarom haar van natuur eene zekere fchaamte tot een behoedmiddel voor haare eerbaarheid is ingefchaapen l'Esprit des loix Tom. I. Liv. XVI. Cb. XII. Doch de kundige noordkerk is met Prof. voet niet van hetzelfde begrip, die w zijne Disfertatte de Matrim. cb. crim. nef. folv. tap //. §. 6. te recht aanmerkt, dat deze Rechts geleerdheid nergens in gebruik is, ten minftsn dat dezelve in onze Nederlandfche recht-banken niet wordt gevolgd. In friesland echter begaat een ongehuwde met een' getrouwd man geen overfpel Statut, van frtesl. I. Boek T. xi. Art. v. het welk ook bij de Gelderfche Bechts-geleerden in het voorbijgaan tl aangemerkt sch'omaker /ƒ/. Deel Konf. C. n. 21. Insgelijks, zegt finkelth. Obf. Pract. V.n. 24, en 25. ftaat een getrouwd man, die zig met eene gemeene hoer vermengt aan geen overfpel, fchuldig,en va lasc. merkt inde aanzei). Conf n. ó, aan, dat een gehuwd man, die met eene ongetrouw-» dé  IL BOEK XXXI. DEEL, l 6, n, 6. 302 dè vleeschlijk ommegaat, geenfins bij de Romeinen ftrafbaar was; doch zeker ongenoemd Schrijver teekent aan, dat zulk eene rechts-geleerdheid, in de ongebondene levenswijze en grilligheid der Roomfche Geestelijken haaren oorfprong vindt Traité des lotx civ. Part.w.Ch.xiv.pag.iij. IL BOEK XXXII. D E E L §. 3. n. 3, §.3. iV. 3. Zie ten dezen voet dt' Acquir,ret. domin. n» 10. II. BOEK XXXII. DEEL. ». t. N. 1. In itf Deel handelt de groot van de huisdienstbaarheden (de fervitutibus praediorum urbanorum) ba rt. caepolla heeft opzetlijk over de huis- en velddienstbaarheden gefchreven, alsmede noch onlangs la la ure Traité des Jervitutes' reêlles te parijs 1761.' In het gemeen moet men aanmerken, dat de vergunninge der dienstbaarheden of fervituten van een' haatlijken aart, en dus allerbepaaldst in defuitlegginge zijn, waarom alle goederen, wanneer niet duidelijk anders blijkt, gerekend' worden van alle dienstbaarheden vrij te zijn voet de Servit. praed» urban* n. 2. (L. v 111. T. 11.) §• 4- N, 3. Een gebuur mag, zegtonze Schrijver, opeenen gemeenen muur ten halven bouwen , en dit is voor al waar, wanneer de muur ieder voor de helft toebehoort, het gene in het onzekere vooronderfleld wordt; doch geheel andeis is het, wanneer de tusfchen-muur alléén diert ter affchuuinge van e;kanderen's erven, nadien niemand, du:  3o4 AANTEEKENINGEN die eenig goed in gemeenfchap bezit, daaromtrent iets, het gene tegens zijnes mededeelgenoots oogmerk klaarblijkelijk aanloopt, zonder deszelfs weten, kan verrichten, voor al niet, wanneer deze daar bij fchade zoude hebben; ftel eens s dat die midden- of fcheid-muur geen' last konde draagenj,. want in dit geval zoude de buurman, die op dengemeenen muur eenigen last wilde leggen, ten behoeve van zijn'medebuur voor het dreigend gevaar moeten borg ftellen, waar van wij reeds boven gehandeld hebben //. Boek II. Deel. n* 14. Maar, hoe is het gelegen, indien een dergebuuren meer dan ten halven op den gemeenen muur heeft gebouwd ? indien dit met voorkennisfe en zonder tegenfprake van den mede-buurman is gefchied, kan die gene, die zulks gedaan heeft, volftaan, mits vergoedende de fchade, die zijn buurman daar bij lijdt, doch zulks gefchied zijnde buiten weten of tegen het genoegen van denzelven moet het gebouwde afgebroken worden voet de , Servit. praed, urb. n* 17. (L. VIII. T. II.) ten zij 'er een jaar en fes weken verloopen waren, en men na dien tijd volgens Kostume ofKeur e met de fchaêvergoedinge konde volüaan voet aangeh. n. 17. 2V. 5. Een muur, die tusfchen twee buizen in ftaat» wordt voor eene gemeene muur gehouden; waarom een eigenaar van twee huizen het een of ander verkoopende buiten twijfïèlmoet verftaan worden mede de helft des midden» muur-s verkocht te hebben, ten zij anders ware bedongen. De teekenen, waar uit men kan opmaaken, of de muur gemeen, of'aan dezen of geenen buurmanaiken toe» behoore, vindt men opgegeeven bij voet dt Servit*praed* urb. n. 15, N. 7* Niemand mag een,oven, of een geheim gegiak of  II. BOEK XXXIV.* DE EL. $1 hl 7. gof •privaet tégen een'gemeer.en muur'laaten maaken: wam dit zoude de buurman kunnen beletten,ten ware hem volgens oordeel van des kundigen geen nadeel daar bij te wachten ftondi; :het gene mede alzoo met.het ftellen van een fchoorfteen gelegen is; en in het gemeen kan een gebuur alles na welgevallen,doen,, voorzoo verre de gemeenfcha^pelijke zake-daar bij niet benadeeld wordt voet zoo even aangehaald n. 16* '§. 7. iV. 10. Het recht van inbalkinge Cjus tigni immittendi) is een recht, waar bij een buurman een balk in den muur van zijn' gebuur mag doen leggen, zoo dat de twee uiterfte einden van denzelven rusten op den muur der naast elkander _ ftaande huizen. Het gene de groot ». 12. voorts aanmerkt omtrent het recht, om in plaats der verouderde balken nieuwen te maaken, doch niet anders, dan de voorigen zijn geweest, heeft niet altijd plaats, maar alleen.infommige gevallen: want dit gaat alsdan aan, indien te voren is bedongen, wanneer men de balken zal mogen doen maaken, en hoe men dezelven zal moeten leggen ;qf, indien het recht van inbalkinge door verjaaringe is bekomen; dan dit is geheel anders, wanneer dit niet uitdrukkelijk is bepaald, maar alleen in het gemeen befproken , dat hij Pallen tijde fzijnen gelieven zoude mogen ankeren en balken in zijnes buurmans muur voet de servit^praed.urban. n. 2. rwy Ü30JH3V phs"ijn gebuur daar bij geen hinder lijdt. §. 19. ■ JV. zi. Zié onze Aanteekeningen II. Boek IL Deel» n. 14. N. 22. Vermits een ieder zoo; hoog kan bouwen, en op zijn erf zoo veele boomen zetten als hij wil, het welk van zijne willekeur afhangt, daar uit volgt, dat niemand hem een fervitut moet aanmaatigen, om dat «en buurman op zijn' grond geene boomen plant, of een. gebouw niet laat-optrekken, en bij gevolg hetlicht van zijnes gèbuursver.trekken niet betimmert. Even weinig verkrijgt iemand eenige gerechtigheid, wanneer een buurman op zijn verzoek van zijn recht geen gebruik maakt; nadien uit een genot, het •welk iemand zoo lang heeft, als den vergunner belieft, §een recht van fervitut geboren wordt, gelijk de groot h XXXVI. n* 6. zelf zal aanmerken. Maar ingevalle iemand Zijn gebouw willende ophaalen, daar in door zijn'gebuur wordt belet, en zig daar mede vergenoegende het begonnen werk zoo lang doet ftaaken, dat zijn recht verjaard is;  IL BOEK XXXIV; DEEL, §. ip.». 22i 307 isin dien gevalle is buiten; kijf tiet recht van dienstbaarheid door verjaaringe gevest -voet Cornm. praed.tant urb. &c.n. 5. (L. Vlli. T. IV.) Breeder vindt men bij la lal re des Servittttes Ree lies de fervituten befchreven % en- de gewijsden hier omtrent binnen e r a n rr ij k opgegeven Livr. 11. Ch. VI. N. 26. Echter is dit een fervitut, die ter bede en bij vercunninge wordt toegelaaten van leeuwen Cens. for. L. II. CKXIV. n. 26, Alt BOEK XXXV. DEEL, §.6.k.a. §. 6. N. 4. Zie Prof voet de Servit.paed.met. (Lib" VUL Tet. JU.) §. 8. JV. 51. Iemand aan zijn huis of hoeve , geen'vrijen.in-of uitgang hebbende wordt zulks over zijnes buurmahs erf Vergund, mits daar voor een' redelijken prijs betaalende; ten miiilten kan hem een weg niet geweigerd worden , waar van hij zig in tijd van nood mag bedienen; doch zoo min moge» lijk, tot hinder van zijn' buurman. Deze nood-weg heeft dit van de andere wegen bijzonder, • dat dezelve door den bezitter van het dienstbaare erf kan afgefloten en opgedolven worden,-doch evenwel met die bepaahnge,. dat hij daartoe, verzocht wordende, zoo dikwils de nood vereifcht ,;denzsiven moer ontfluiten en bruikbaar maaken voet de Serz'it. $rae4 rmt. n* 4. Qq 2 Ee  1.o8T 'AANTEEKENINGEN De breedte van den weg niet zijnde bepaald, wordt Hf; ons op twaalf voeten gerekend, wanneer het gebruik daar van meer dan één' toekomt zoo dat twee wagens elkanderen onverhinderd kunnen voorbijrijden voet ter aangehaalde plaats n. 3,, doch wanneer één'alléén daar var» g-bruik moet maaken, acht voeten caepollaVcht te vorderen: het welk volgens herichiijvèn van den Praefident. bijnkershoek Jguatst. jur.p^iv. L. IIU in het begin van het X. Kap. in dezer voegen bij den Have Zoo. dikwijs is-geoordeeld, dat wij onder de .menigvuldighei.1 van die .gewijsden als 't ware fmooreo, Uoe nier bij het. Neder/. Aduhb, 1, Deel. Kons. x\x. bl. 18* ffer$.óe& treffende Hold.- Kof.. v. Deel. Konf. cxx-ix. n. 1. EvenWei vinJt men bij het Hof van holland en ócn Hrcgen Raad gelezen., dat de langst-levende tiaar en inventaris var).. de>. eersi-.tervenden's nalaatenfchap moer maaken., en des overledenen's e: igenaamen zeker doen, lei won dit Dij testa-ne-t was.Kwijtgelclioi.den neostad.. üecis., CUr. Holl, Dec. xx. et O . S-tpnem. Dep< xxxuï, alwaar hij fcetofiS niet meidi, of bij het aangaan van het huwenjü de gemeenfchap  II. BOEK XXXIX. DEEL, $ 3* fchap der goederen al of niét was. ingevoerd. Te^ mechelen heeft de langst-levende echt-genoot, ingeval Ie'er geene kinderen aanwezig zijn, den lijf-tocht van de helft der leengoederen van den eerst-ftervenden e red. a sande in Cenfttetttd.fewd. Gelrtac Cap. IH. § u.«. 5. ..Maar bijaldien den iangsi-ievenden echt-genoot de lijftocht des geheelen boedels is gemaakt, nuerhij de kinders onderhouden en te zijner tijd volgens hunnen ftaat behoorlijk uithuwelijken stükmans Decis. Brabant. 1II. n. 14. en mijne Aantekeningen over het I. Beek VI. Deel. % 3. n. 7. het gene ook uitdrukkelijk, :-:oo.veel het onderhoud aangaat, wordt geleerd hij schrassert in Cod. Gelro-Zulph. Tit. 7c^/-.§3*:Voortsken,scHiOMAKERin zij e Konfult. en Adv.1 zeer omftandig, wat'er in Gelderland omtrent het onderhoud en . vrucht-gebruik, rechtens zij. Onze Schrijver merkt alhier n. 3. aan, dat de lijf tochter moet. borg ftellen, het goedna her eindigen van den tocht aan den eigenaar te zullen wedergeven: doch hoe zoude het zijn, wanneer de tochter het goed eèns- gedeeltelijk hadt vervreemd -\ Bij de Rechts geleerden'wordt getwijffeld, of hij. in dien. gevalle alleen, het vrucht-gebruik van dat vervreemde deel of wel van I het geheele goed verlieze NederlAdvisb. V. Deel. Kons. XLIV. tn herbegin bl.XGg. Te. recht is in de Utrechtfche- Kanjult. III. Deel. Konsi CXXJC-. n. 3* 4. en o«'geadvifeerd , dat niet allerhande maar alleen eene aanmerkelijke en w.ei onherfteibaare fchade, of verergeruige (deterioratie) den lijf-tochter zijn recht van tocht.' doet verliezen; en hierop ziet het gewijsde, het welk bij der. Hoogm ita^i in revhie den 23' Februarij ióo3 terecht is bevestigd. Ziehier het geval: sempronius'was-een huist in lijf tochr gemaakt,'zoo lang hij leefde ,..behooreude de eigendom aan zijne kinderen, doch sempronius verkoopt herzelve aan titius ;nu begreep het Hof, dat de ltjï-tochter door. deze omechtmaatige verkoopinge van zijn rechtwas vervalRr a len  jitf AANTEEKENINGEN len, en dat dus het huis aan de kinderen in vollen vrijen eigendom moest komen ; en kondemneerde titius om van het zelve afftand re doen met deszelfs gevolg na begonnene rechtsvorderinge of litiskontestatie, om dat hij van dien tijd afdac huis ter kwaade trouwe bezeten, hadt, doch liet hem de genotene vruchten behouden Decis. en Refol. van holland n. 74. en n. 100. Voorts is bij den Hoogen Raad verftaan , dat een lijf tochter, die geen borg wilde ftellen voor de bewaaringe en goede behandelinge van het goed, alle de vruchten, welken hij federt de litiskontestatie daar van getrokken hadt moest op den inventaris brengen, tot ter tijd toe dat hl] kautie hadt gefteld neostad. Dec. XXXIlf. doch zoo lang van hem geene kautie is gevorderd, moet hij niets van de genotene vruchten aan den eigenaar uitkeeren, maar dezen blijven aan hem .in vollen eigendom voet Ufufr. quema dm. caveat. etc ru ^.aanhet einde. Op welke wijze de lijf-tochter zeift buiten de uitdrukkelijke vergunninge van den testateur, van het ftellen van kautie ontflagen worde, kanmen vinden bij Prof. voet ter aangehaalde plaats n. 10. en brunnem ad leg. 8. ff. de Ufufr. ear. rer. are, (L. VII. T. V.) Doch indien 'er borgtocht moet gelteld worden, zoo moet het zelve met goede borgen gefchieden: echter kan het ftellen van kautie bij den rechter op eene andere wijze bepaald v/orden, wanneer de lijf-tochter geene bekwa^me borgen kan vinden, nadien in het geheel niet redelijk zoude zijn dat dezeive daarom des testateurs vergunninge zou! de. moeten misfen voet % 5. In het Nedrel, Ad. visb, is geadvifeerd, :dat zelfs een vreemde met kautie juratoir kan voittaan IV. D. Kons. LXXXVül..bl. 22 13- iV. 16. 17 en 18. De reden, waarom de vruchtenJ die  II. BOEK XXXIX. DEEL, §. £3, n. 16. 17. en i3. 321 die van het land niet gefcheiden fchoon rijpzijnde, niet aan des lijf-tochters erfgenaam overgaan, is deze: om dat men Ze ter dier tijd niet als vruchten maar als een deel van den grond moet befchouwen. Echter kunnen deszelfs erfgenaamen met recht de kosten tarugeisfchen, welken in het laatfte jaar van des lijf tochters leeven tot het aankweeken der vruchten zijn gedaan, zonder onderfcheid, of dezelven zijn befteed, om de vruchten te kunnen trekken, ofwel om die aantekweeken vinnius ad §.-56 de R. D. (L.II. T. I.) Ook moeten de kosten worden goedgedaan, waar door het tocht-goed is verbeterd of verfierd, echter onder de vorengemelde bepaalinge, die de lezer kan vinden in mijne Aanmerkiage?i over het IJ. Boek X. Deeln. ij. en dit is redelijk, om dat niemand zig met eenes anders fchade moet verrijken. Wat de aanmerkinge van de «root, n. 18. betreft nopens de verdeelinge der huuren van landen en huizen na aandeel des tijds, dat de lijf-tochter heeft geleefd, wil-, len anderen liever de btfchrevene rechten gevolgd hebben vinnius ad %. 3Ó. Injl. de R. D. n. 3. Dit wordt breeder behandeld bij voet de Ufufr. et quemadm. tjrc. n. 28 et feqq. (L. VII. T. II.) waar bij men kan voegen de. Obfervaiien over h. de groot 111. Deel Obferv. LX li bl. ió8. %. 16. N. 24. Boven zagen wij, dat een tochter aan niemand] het recht van tocht kan overdoen. Echter zoude hij het zelve niet verliezen fchoon. hij dit hadt gedaan; zoo dat het geval, bij groenIewect-en opgegeeven, wegens de buitengemeene benadeelinge van den lijf-tochter allerbijzonderst, en bij gevolg niet op andere lijf - tochters is toetepasfen, nadien een lijf-tochter niet door kwaade trouSs we  gaa AANTEEKE NINGEN we den tocht kan verliezen, zoo als wij boven zagen 6 7- »• 9» 11. BOEK XL. DEEL, §, i. §. i. Niet tegenftaande de leenen in veelen opzichte met de erfpachten overeenkomen, zijn ze evenwel in andere deelen van eikanderen verfchillende als I. ten opzichte van het eind-oogmerk: de leen-man is den leen-heer trouwe fchuldig, en die den ervelijken tocht heeft, moet alleen jaarlijkfchen pacht betaalen. II. ten opzichte van over zet tinge of overboekinge: de leen-man kan alleen het leen op zekere erfgenaamen overbrengen; doch de ervelijke tocht gaat op alle des erfpachters erfgenaamen over. Uk ten opzichte van het recht van vervreemdinge: want een leen-man kan niet buiten des leen-heers wille het leen vervreemden, fchoon hij evenwel op fbmmige plaatfen het zelve bij levenden lijve kan wegfchenken; doch dit mag de erf pachter doen, in dien de eigenaar de erfpacht niet wil naderen sam. strijckv JExam, jur. feud. Cap. II, 25. § 7, N. to. Beneden in het TH. Boek XVI, Deel n, 16. zullea wij van het recht van naastinge, het welk den eigenaar toekomt, fpreeken. §. 9. N. 14; Uit den aart van het erf-pacht-recht wordt de erf-pachter gerekend zig zelven te hebben verbonden, om den ervelijken tocht te verbeteren, of verliest zijn'erf-pacht. Doch  II. BOEK XL. DEELi § 9. n. 14. .32$ Doch eer dit Ym gefchieden, moet 'er beweezen worden, dat hij zijn eif pacht-goed opzetlijk heeft laaten vervallen SPEiDELius Syllcge Jhtaest, jurid. vol. I. lét'. E. pag. 94j. En hier uit volgt, dat hij van de erf pacht-landen geen turf mag laaten uitveenen Holl. Konfult. lUDeel Kons. CLXV. waar tegen de eigenaar mandament poenaal kan ver-, zoeken: In dit opzicht ftaat hij met den lijf-tochter niet gelijk, die in zekeren zin daar toe recht heeft, gel ijk wij boven Zagen in het XXXIX. Deel n. 9. fchoon hij in andere opzichten, zoo wel als een lijf-tochter het recht van jacht, visfenj en vogelerij heeft. Somtijds zelfs geniet de erfpachter meerere voordeeien dan de lijf-tochter; want hem komen toe de verborgene fchatten, die op den erfpacht-grond gevonden worden; ook heeft hij het genot der eilanden, die aan het leen door aanfpoelinge zijn aangegroeid: en dit is zeer redelijk, nadien hij aiie bijzondere fchaden moet draagen, en de volle pachten betaalen, alware zelfs het grootfte deel van den grond vergaan voet ad ff. Si agervectiga* lis dcc. n. 11. (L. VI. T. III.) en d e groot n. 32. Doch in dien gevalle is men verplicht met den eif-pachrer betaamenlijk te handelen zoo dat hij in't vervolg den pacht na het zeggen van goede lieden, moet betaalen, of van hec erf-pacht-goed aan den eigenaar afftand doen voet Si ager vect. drc. n* 17.surdus merkt aan, dat eengrondheerden erfpachter, ,even als omtrent verhuurde landerijen plaats heeft, in tijd van oorlog van de gewoone betaalinge moet ontflaan, L.J. Decis. CCCXXH.n. ó^.pag. Ó3 8. het gene eerst als dan gevoegelijk is, wanneer de pacht groot is, die dan na evenredigheid der vruchten bereekend wordt; het welk geheel 'anders is, wanneer de pacht gering is-, en meer aan den grondheer ten bewijze van zijn' eigendom wordt betaald, dan om de vruchten daar tegen te berekenen antoneia-.. deTentpoye legali L I. Cap.XXXniI.n.24. Vervolgens moet men opmeiken , dat niet altijd de erf-pachter in het geheel» maar ook fomSs a tijd*  324 AANTEEKENINGEN tijds de eigenaar tot het doen van fommige kosten gehouden is: zoo is bij voorbeeld de grond-heer verplicht, om de dijken te herftellen, om dat dezen hem voordeel aanbrengen -anton. de gamma Decis. Lufitaniae CCCI. §. ia. iV. iq» Indien 'er zoo veel tijds, als waar van begroot gewaagt, verloopenis, en iemand dien gantfchen tijd jaarlijks een' zekeren pacht heeft opgebracht, zoo voor-onderftelt men, dat hij het zelve in erf pacht bezit; ten ware de grond-heer konde aantoonen, dat die jaarlijkfche betaalinge niet uit hoofde van erf-pacht, maar van verhuuringe of verpachtinge is gefchied: en- voor een bewijs wordt aangenomen , wanneer hij kan doen blijken, dat zijne voorouders dat land reeds over honderd jaaren verpacht hebben. Zelfs wordt in het onzekere de verpachtinge vooronderfleld, en een kontrakt voor een hernieuwd pachtcedul gehouden, wanneer het blijkt, dat de gewoonefomme der jaarlijkfche pacht is veranderd, vermits inerf-pachtrecht elk jaar altijd even veel en niet meer of min moet betaald worden voet ad ff. Si agervect. eten. f (L. VI. T. III.) Doch nademaal de vergunninge van erf-pacht-recht moet befchreven worden, zoo willen fommigen, dat het zelve na verloop van 40 jaaren door verjaaringe kan bekomen worden. hjfi 23. Het gene de groot alhier aanmerkt, is zeer bijzonder en naauwlijks aanteneemen, ten zij dit uit de plaatfelijke kostumen en gewoonten bewezen wordt, want anders is de grond-heer bij het fterven van den erfpachter of bij omkominge van den geftelden tijd, of het voorbe» door  11. BOEK XL. DEEL; § 16. n. 2> 32e dongen geval, van dat goed vrij heer en meester; en bij gevolg niet verplicht aan den bloed-vriend van den eerften bezitter de erf-pacht te gunnen gmlL»U, Obferv. CXLV111. n. 3. Ja zelfs is voet van begrip, dat de grond-heer niet verplicht is nieuwe verleeninge te doen, al ware dit door het gebruik ingevoerd; ten zij de zake noch in haar geheel ware, en binnen het jaar,-na dat de erf-pacht vervallen is, nieuwe verleeninge wierdt verzocht en de grond-heer het goed aan hem wiide houden, maar wederom aan een'vreemden uitgeven Si ager vect, &c.'». 14. (L*VI. T. UI.) §. 18. De jaarlijkfche pacht verjaart gemaklijker dan de eigendom van het pacht-goed: want een erf-pachter (gefield , dat de pacht-heffer hem wegens wan-betaalinge van drie jaaren , in welken tijd het erfpacht-recht gemeenlijk vervalt, het goed niet heeft ontnomen) wordt na verloop vaneen derde van eene eeuw van de betaalinge der pacht bevrijdt, wel verftaande die op het één en dertigfte jaar verfchenen is, maar niet van de overige jaaren, die naderhand vervallen , ten zij 'er wederom andere dertig jaaren verloopen waren (want ieder erf-pacht-jaar moet zijne bijzondere verjaaringe hebben) ook niet van de voorige jaaren, die binnen de dertig jaaren, en dus eer de tijd van praefcriptie geboren is, zijn verfcheenen, waar van wij in het UI. Soek D» XLVI. n. 1 u zuilen fpreeken; het welk eene uitzonderinge lijdt te vlissingen, alwaar de betaalinge zoo van cijnfen als pachten na verloop van dertig jaaren ten eenemaal ophoudt Kostume van vlissingen Kap. XIIL Art. 11.bl.9r. Doch dit is geheel anders in opzichte van het pacht-goed zelf, bet welk de eigenaar niet verliest door het verloop van dien lijd op zich zelf, maar alleen, wanneer hij, na dat de erf-pachter hem de betaalinge heeft geweigerd, of Ss 3 hec  32Ó AANTEEKENINGEN het pacht-goed als vrij eigen heeft verkocht, zooveel tijds heeft laaten voorbijgaan, als tot eene verjaaringe wordt vereischt neosi ad, Cur. Suprem. Decis, XXXIX. schrassert Cod. Gelro Zutphan. Tit. Erf-pacht §9. En hier van is dit de reden, om dat de oorzake of titul van bezit als dan is veranderd; want buiten dien kan een erf «pachter den eigendom van het pacht-goed nimmer bekomen wese.mbeo' n. 3. FerSi Sciendum h. t. het welk in Gelderland ten Jaare 1590 mede alzoo is verftaan schrassert ter aangehaalde plaats §. 9. Beneden zullen wij zien, dat niemand den titul van bezit magverwisfelen, zondereen'nieuwen re hebben verkregen b ru n nem. ad leg. 3. f. n. 24. en ad leg. 19. § 2. de Acquir. vel amitt. etc. (Lib. XLI, Tit. II.) Over dit recht van verjaaringe kan worden nagezien speidelius Sylloge quaest. jurid. vol. I, Lit, E, pag. 492. N. 27. Het gene de groot alhier wegens de wan- betaalinge der jaarlijkfche pacht geduurende den tijd van drie jaaren, aanmerkt, is volkomen rechtens, gelijk dit in Gelderland uitdrukkelijk is aangenomen schrassert Cod, Gelro 'Zutphan. Tit. Erf-pacht % 6. §. 19. N. 28. Bij ons bekcmt een erf pachter tegen zijn verzuim, gelijk de groot alhier aanmerkt, lichtelijk reliëf, hoe groot zijne onachtfaamheid ook moge zijn geweest, ten zij hij met den erf-pacht-gunner opzetlijk den fpot dreef, (bij voorbeeld met de betaalinge te weigeren, die van hem gevorderd is) of dat uitdrukkelijk bij de uitgifte was bedongen, dat de pacht op zekeren beitemden tijd moest betaald worden, of dat bij onftentenisfe van dien deerf-pachter van zijn^ recht zoude zijn vervallen ; want in die gevallen moec alléén gelet worden op de ftraf-verbintenisfen, die bij hec be-  II. BOEK XL. DEEL. §. 19. n. 28.. 327 beding zijn voorgefchreven. Doch in het XLVI. Deel n. 41 van dit Boek zullen wij zien, dat hier omtrent te utrecht anders is geadvifeerd en gewezen , alwaar wij n, 6. nader van bedongene ftraf verbintenisfen zullen fpreeken. Dat nu de grond-heer recht hebbe, den erfpachter van het en» pacht-goed te ontzetten, ingevalle hij zijne pacht op den bedongen tijd niet betaalt, teekent parladorius aan Sesquic. quotid Diff. LXXXI. 0. 9. Het zelfde recht heeft ook de erfpachter, ingevalle van wan-betaalinge, op den genen, wien hij met zijne erfpacht befchonken heeft: want de eerfte wordt ten aanzien van den tweeden voor eigenaar gehouden antonell. de Temp. leg. L. ll.Cap. LXXXV1II. ». 7. Voor het overige kan een eigenaar den erf-pachter om wan-betaalinge uit het bezit ftootende, van hem geene verloopene pachten vorderen, ten zij hij zig dit recht hebbe voorbehouden; het gene mede in de geestelijke erf-pacht plaats heeft antonell. de Temp. leg. L. II. Cap. LV1. n.7. Ken eigenaar wordt gerekend, gelijk de groot § 20. aanmerkt, het verval ftilzwijgend te hebben kwijtgeichoiden, indien hij de pachten, die daar na zijn verfchenen, ontvangt, waar mede in: gelijks surdusX.i. Decis. clxxxix. n. 12. pag, 34Ó» inftemt, ten ware hij dit hadt gedaan, zonder te weten, dat dit recht was vervallen Decis. CLXXXJ. n. 7. pag, 334. of wel met voor behoudinge van zijn recht , deze pacht'hadt ontvangen abr ah. de pape ad Cons. JCt. Bat. vol. II. pag 29. die aldaar breeder opgeeft, wanneer het recht van verval plaats vindt. Doch de eigenaar niet uitdrukkelijk in zijn leven hebbende verklaard , dat de erf-pachter van zijn recht verftoken is, zoo heeft zijn opvolger ook geene vrijheid hem dit te ontneemen .mijnsing. Cent. III. Obs. XCVII n. 3. Voorts moet een eigenaar om een' erf-pachter van dit recht te ontzetten, binnen vijf Jaaren na het verval van zijne begeerte kennrefe geven, endaar Van doen blijken anton.de GAMM.A,Deds,Lu/it,ccixvnu n. 1*  3sS AANTEEKENINGEN ft, r» Na rechten is het niet uitgemaakt, of het verzuim var» iemand van des erf-pachters nakomelingen de overigen kan benadeelen volgens de Aanmerkingen van dien zelfden Schrijver ter aangehaalde plaats n. 5. ;Wat de voldoeninge der onbetaalde en noch verfchuldigde erf-pachten aangaat, h;er omtrent wordt aangemerkt, dat den grond-heer, even als de leen-heer omtrent de cijnfen en leenen, vóór alle fchuld-eisfchers, zelfs die geprivilegieerde fchulden uitfraande hebben, eerst en vooral moet betaald worden Vervolg op de HolL Kons. en Advifen XXI. bl. 70. Vervolgens kan de erf-pachter het erf-pacht-goed belasten, en daar op zekere dienstbaarheid of fervitut ftellen, mits het zelve, ingevaile hij daar van mogte vervallen, wederom vrij en onbelast in het bezit van den eigenaar kome van leeuwen Cens. for. L. II. C. VI. n. 3. en dit mag de erf-pachier doen, tegen genoegen, ja zelfs tegen de uitdrukkelijke begeerte van den eigenaar neostad. Decis. Cur. Holl. LIX. Zoo kan de erf-pachter insgelijks dat goéd der dochter en den zoon ten huwelijk geven, zonder dat hij verplicht is den eigenaar daar voor heer-gewaden te betaalen alv. valasc. Decis. et. Confult.Tom II. Con~ fult. CXIll. n. 9. et.fqq. §. 32. N. 32. Zie mijne Aanteekeningen hier voren over het 14 nummer. II BOEK XLI. DEEL, ^.i.n.ïi § 1. X. ï. Bij strijcr deJurefeudaliL.I.C.Il.n.uvhilt men  IJ. BOEK XLI. DEEL. §. i. n. i. 329 men dezelfde omfchrijvinge van het leen-rechtt welke de groot alhier en in het XLHI. Deel % 4. geeft; te weten: dat een leen eene onderlinge belofte van trouwe is, welke de leen-man den leen-heer van zijne zijde doet, en die bij gevolg de leen-heer insgelijks fchuldig is, befchrijvende het zelve verder,^dat de leen-man zijn leen-heer moet hulde doen; waar tegen de laatfle hem in befcherminge moet neemen. In diervoegen wordt het leen recht bydeFranJchen befchreyen: de leen-man, zegt de re al, verbindt zig aan zijn' leen-heer tot trouwe en cm hem ten dienst te /taan; de leen heer daar en tegen belooft zijn leen-man te befchermen, en hem te beveiligen La Scienc. du Gouvern. Tom. IV. pag. 163. En dit wordt op gelijke wijze zeer bondig betoogd in de voorrede voor zekere verhandelinge van den Heer Penfionaris schrassert Lib. fing» dt Cenfu dominico et conventionali. Waarom de Rechtsgeleerden , die over de leenen fchrijven, het leen hebben aangemerkt even als eene burgerlijke echt-verbintenisfe die tusfchen den leen - heer en. leen«man beftaat de clercq over w.i e l a n d t Obs. III. n. 7. ' Dan door gunninge\ Welke gunninge in holland , waar van de groot alhier fpreekt, bij de Staaten wordt bekomen zie het Plakaat van 30 Nov. 1745» te vinden in het Groot Plakaatb. VII. Veel bl. 809. §. 2. N. 2. fred. a sande merkt in zijne Confuet.feud. Cap. IL pag. 19. n. 10. mede aan, dat de leenen zonder uitdrukkelijke bewilliginge van den uitgever niet kunnengefplitst worden. Deze fplitfinge wordt om verfcheidene redenen verzocht I. kan de oudfte zoon, die met recht de naaste tot het nieuw leen is, en bij gevolg deszelfs koopfchat ten voordeele van zijne broeders moet inbrengen, Tt ' ver-  33o AANTEEKENINGEN verzoeken, dat het leen onder zijne mede erfgenaamen ge* fplitst moge worden, evenwel met die bepaalinge, dat zelfs van het kleinfte gedeelte de volle heer - gewaden en hof-rechten moeten betaald woiden, zoo als de groot in dit Deel n, 77. zegt. II. gefchiedt dit verzoek, wanneer 'er een nieuw leen ftaande huwelijk is gekocht;, en de langstlevende of zijne erfgenaamen, na doode van den eerst-ftervenden, den koop-prijs niet willen inbrengen, uit hoofde dat zij van begrip zijn, dat het leen te duur gekocht is voet de Co/lat. n. 18.. In welke gevallen nu de inbrenginge van dien niet noodig zij, kan men zien in mijne Aan' teekeningen over het II. Boek XXVIII. Deel. n. 8 en 9. 411. kan ook de leen man het leen fplitfen,. wanneer hem vrijheid is vergund, om daar over bij deelen te testeeren. ï Voorts zegt de groot als niet anders is befprooken; want bij de leen-vergunninge kan tusfchen den leen-man en leen heer worden bepaald, op welke wijze de uitgifte zal gefchieden, bijvoorbeeld: ten> Hollandlchen, ten Zeeuwicben leene en zoo -verv. Doch in Gelderland zijn alle de leenen eeuvoudig onverftervelijke erf-leenen, na hec getuigenisfe van schomaker Kons» en Adv. IV. Deel Kons. LXVI. n. 15. en ingevalle van gefchil wordt dit nieC beÜist volgens de plaatfelijke wetten, daar het leen gelegen is , fchoon het zelve zeker tot ontilbaar goed behoort, maar volgens de leen-rechten aldaar \w gebruik, waar omtrent echter bij fommigen eenige bepaalingen worden gemaakt Zie beneden het hl. Boek XVI. Deel n. 1. In zeeland zijn alle leenen of goede of kwaade, welke laatllen men aldaar rechte leenen noemt, gelijk de groot n. 6. aanmerkt, zijnde de goede leenen van den zelfden aart als in holland fred. a sande Confuet. feud. § 5.0.2.^.33.. N. 5. Volgens den gemeenen reehts-regul kan het recht van plaats-vullinge in leenen geen plaats vinden; want drie za«  . I IL BOEK XLI. DEEL, §.2.». 33^ «alten worden voor af vereifcht: Vnaastelijf, de man voor t wijf, de oudfte op der ftraate En dit wordt door geheel neder'land alzoo gevolgd voet Digresfio de Fe nats n. 71. schomaker Konfult» en Adv» UI» Deel Kons, XI, n. 8. fchoon dit door het Hof van utrecht in een zeker g'eval anders is begrepen; bij het welk een'jongeren zoon van een' overledenen broeder boven een'ouderen zoon eener overledene zuster het leen is toegewezen radelant Curiae Uitmeet. Dec. XXXI. En schomaker is van gevoelen in zijne Konfult. en Adv. IV. Deel. Kons.hXXV. n. 19. dat wel in een aangekocht of nieuw leen doch niet in een oud voorvaderlijk erf-leen de plaats-vullinge geoorloofd is; dewelke in fommige leenen, die ten Rijks-recht zijn uitgegeven , mede in friesland tusfchen neven of broeders kinderen, doch niet verder, ftand grijpt fred. a sande Confuet. teud, § '6, m 6. het welk alzoo in de vorftelijke leenen, als daar zijn Koninglijke, Keurvorftelijke, Aarts-bisfchoppehjke waardigheden , Mark-graaffchappen, en Graaflchappen, door geheel europa wordt waargenomen: zoo bekwam onlangs de Prins van Walles het rijks-beftuur zijnes grootvaders, met uitiluitinge van den Hertog van Cumberland:tv\ deze wordt bij de Schrijvers de lineaale ofzijdelingfcheleen-opvolginge genoemd. De grond-regul nu van deze opvolgingeis, dat niet eerer eene andere linie kan in aanmerkinge komen, voor dat allen uit de voorige linie overleden zijn, en hier in wordt deze orde gehouden, dat in de eerfte plaats komen de kinderen van den eerften graad des laatften bezitters, daar onder mede begreepen dezulken, die overleden zijn, mits kinderen achterlaatênde. Voorts gaat dit recht van fukcesfie over op_ alle de verdere nakomelingen van den overledenen, of fchoon hij nimmer het leen bezeten hadt: doch in allen gevalle komt eerst het geflacht ot' de Sexe en daar na de ouderdom in aanmerkinge ; want nimmer kan de vroegere geboorte in eene volgende linie , de laatere in Tt a «ni~  332 AANTEEKENINGEN eenige voorige linie uitfluiten. En bijaldien 'er geene kinderen zijn, komen deleenen aan anderen, die de naasten zijn, of, in leven gebleven zijnde, de naasten zou'den zijn geweest; en in dezer voegen is in Denemarken de Rijks - opvolginge volgens de grond wetten gevestigd Art. XXXI. de re al la Sciene. duGouvern. Tm. II. pag.68< Deze fukcesfie der linien is tweeërlei, de eene van's moeders, de andere van 's vaders maagen. De eerfte welke in het Spaanfcbe rijk wordt gevolgd, wordt de KasHliaanjche genoemd, waar bij de vrouwelijke linie niet wordt uitgebeten, maar achter de mannen, die uit dezelfde linie affiammen, gefield : zoo dat bij ge/olg eenes zoons dochter voor der dochter's zoon, en des oudften broeders zoon voor den jongeren broeder het leen bekomt en zoo vervolgens. Deze ^///w^/ródeen-opvolgingenuisbijna overa in gebruik, welke maria, elisabeth en anna den Engelfchen Rijks-ftaf deedt verkrijgen. Intusfchen tracht de keal Tom. I.pag. 377 en verv. wijdloopigaantetoonen, dat de vrouwelijke lexe gemeenlijk minder bekwaam is om een volk te beftuuren, fchoon her tegendeel met veele voorbeelden kan bewezen worden. De leen-opvolginge, onder den naam van de Franfehe bekend, wordtin frankrijk gevolgd, waar bij de vrouwelijke fexe en alle haare afftammelingen tot in het oneindige worden voorbijgegaan de re al Tem. I. pas 122 want alzoo luidt daar omtrent de wet: „ geen deel van hec' „ Salifch gebied mag aan der vrouwen zijde komen, maar „ het t zelve moet geheel op den mannelijken fiam verval„ len. Omtrent deze wet kan nagezien worden de Heer noest Algemeen Staats-recht II. B. VIL Hoofd/U 22. welke wet daarom is ingevoerd, om dat door haare huwelijken het rijks-bewind niet in handen van vreemden zoude komen le maistre Plaid, et Harang. pag. 727. en deze leenopvolginge, zegt de ïual, % m frankrijk reeds der.  11. BOEK XLI. DEEL. § 2. n. f, 333 dertien eeuwen lang gevolgd Tom. II. pag, 4$, alwaar hij den oorfpong en aart der Salifche wetten duidelijk nafpeurt, toonende verder Tim. IV,pag. 102. aan, dat de dochters in het Siamfch gebied mede den throon niet mogen beklimmen. Insgelijks vindt men bij speidelius verfcheidenefchrijvers opgenoemd , die van deze wetten gewaagen in Sylloge quaest.jurid. Vol, II. Lit,N.pag. 889. Nopens de Rijks-opvolgingen kan worden ingezien de «root de Jure belli et pacis L, -II. C VII. § 22. en 23. puf. de Jure nat. et gent. L. VII. Cap. VII. % 13. en 14. en barbeirac in zijne Aanteekeningen aldaar. Onder deze leenen zijn ook begreepen deKeurvorftendommen, die mede aan de mannelijke zijde moeten komen na luid van de Gouds Bulle Kap, VII. § 3. en vervolg. Hier over ontftondtover eenigen tijd verfchil tusfchen de onlangs overledene Duit/che Keizerin .maria theresia en augustus Koning van polen, aangemerkt als Keurvorst van saxen Zie le Droit publ, German,Tom, I. pag. 217. N. cj. Alle .leenen worden in het onzekere voor mannelijke leenen gehouden, zoo dat de vrouwen, willende beweeren daartoe recht te hebben, moeten bewijzen, dat dezelven vrouwelijke leenen zijn voet Digr. de Feud. ?u f. N. 12. Boven zagen wij II. Boek XXX Deel n. 1. dat de groot van begrip was, dat de ervenisfen aan de Graaflijkheid kwamen, wanneer de tiende graad was uitgeftorven: doch Br of. voet is. van andere- gedachten» waarom hij ook ten opzichte der leen? opvol gingen hetgevoelen van onzen Schrijver wederfpreekt, het welk op dezen verkeerden grond is gebouwd Digr, de Feud, n. 7%. Echter is bort mét de groot eens Traht, van het Holl, Leen-recht V> D. Kap. X. n, 4. en vervolg, bl. 174. ■ " ft 3 de  334 AANTEEKENINGEN , §. 4. de ohooT fpreekt alhier met een woord van het onderfcheid der ervenisfen van leen- en onleen - goederen waar van voet breeder gewaagt Digr. de Feud. w.70, die ui de eerfte plaats aanmerkt, dat de holl and sche keuen flechts op één hoofd mogen vallen, het welk uit de befchrijvinge van onzen Schrijver §2. mede duidelijk blijkt; maar in zeeland kunnen de rechte of kwaade leenen gefplitst worden bort van het Holl. Leen-recht V. D. K. XXII.tn XXllI.bl. 110. alsmede groenewegen ter aangeh. plaats «1.3. Ook zijn in holland de leenen fphtsbaar^ mits deleenheer daar in bewillige, gelijk de groot beneden n. 77. aanmerkt. Zie mede Pref, voet ter gezegde plaats 101. N. 14. Dat de meeste leenen, gelijk de groot al' hier zegt, niet uit der Heeren boedel, maar uit den boedel der leen-mannen zijn gekomen, is buiten alle tegenfprake, het welk mede bij van der schelling Hollands Tiend-recht wordt bevestigd I. Deel bl. 208.cn vervolg. Hier van zijn in de oude gefchiedenisfen veele bewijzen voor handen : zooleest men, dat lo de wijk Graaf van holland, en ada zjne echt - genoote, alle hunne onleengoederen, die zij in holland bezaten (behalven het huis van Leiden benevens de Kastellerij) als mede het Slot van Kalmont, waar mede hij ada bij het aangaan van het hu-velijk hadt begiftigd, in den jaare 1204 hebben afgeftaan aan den hertog van Braband. Insgelijks leest men , cUt de Heer v a n a m stel Graaf flor is den ió Jan. 1231 met zijn fteene huis te utrecht begiftigde Groot Charterboek van Holland Vol. I. bl. 145 en bl. 2.z 8. En hier van kan men verfcheidene andere voorbeelden vinden in dit 1. Deel. bl. 428 in het II. Deel i/. 313, HL Deel hl. 750. en in de Ohfervatien over h, de groot  II. BOEK XLI. DEELi § 4.0.14. 33* groot II. Deel Obf, U, § u bi. 159. Zulk eene begifhginge gefchiedde mede, om daar door vergiffenisfe der misdaaden te. verkrijgen. Zoo befchonken de Heer van buuren en zjin zoon alard den Gelderfchen Graaf reinalo met het Slot bij büuren, het welk zij van hem Wederom ter leen ontvongen mieris /. Deel bl. 593. < ': - >: - k 5- Die den laatften bezitter van die zijde bejlaa>ï\ Ter ftaavinge van welk gevoelen Groenewegen aanhaalt bort van het Verfterf van HolL Leenen F* D, V. Maxime : dan die Schrijver is\ aldaar ter plaats eenigfms duister en ingewikkeld ; en men zoude uit de rubrike of het opfchrift dezer maxime voorzeker het tegendeel opmaaken, die aldus luidt: Jn 't. verfterf van Hollandfche leenen werdt reguard genomen &p de proximiteit en nader heid van den laatjien bezitter van 't Leen, en niet van den eerjlen verkrijger: doch wanneer men het in 't breede aldaar beredeneerde wel nagaat, zal men zien, dat. hij-diealleen Helt, ingevalle dezelve mede afkomibg is van.den eerften bezitter van het leen j en allerduidelijkst ontvouwt ..hij dit gevoelen Not. pointenvan leenen Art, XXI. gelijk dit ook uitdrukkelijK alzoo wordt begeepen Jjij den Raadsheer cooren Obferv.XXXU, n. 81. alwaar hij~zegt: 9> om een leen te naasten, moetmeti „ erfgenaam kunnen zijn en van den eerften bezitter enfvan „ den laat Hen verkrijger" waar bij men mede kan voegen cifien en Obfervatien van loenius Cas, LXXll.zoodac die bekende regul de oudfte op de ftraat, in gelijke graai enz,, in een' gezonden zin waar en van gebruik is in die linie r die afftamt van dén eerften bezitter of van hem, die het leen naderhand bij koop machtig is geworden: dan in Vlaanderen maakt men onderfcheid tusfchen een oud «n nieuw leen j in het laatfte fukcedeert de naaste en oudfte van  S3Ö AANTEE K E NI N G E N - van den laatften bezitter, zonder asnfehouw van karit of fiam freDi a. sande Confuet._ feud. Gelr. § 12 n, 12, pag. 61. gelijk ook bij den groot en R aad te mechelen is gevonnist den 11 Oktob. 15-33. alzoo luidt mede de Kost. van brugghe Rubr. III. Art. IV. en de Aanteekeninge van de hane op de Kost. van gent: doe hierbij den Traeftdent^ wielandt over de leen-rechten en de clercq ' die in zijne Aanteekeninge uitdrukkelijk zegt m. 2. maar leeny dat eens^ ft ruik heeft genomen, moet blijven in den firuiky en altijd gaan op- den oudften van de zijde, waar af dat komen is. Dit .wordt ook met opzicht toe een geftruikt leen bepaald bij de Kost. van belle Rubr. VII. Art. I. dan de Kostumen van Vlaanderen verfchil» len onder den anderen : want te rijssel moet men we-dei "om zoeken na den' eérften verkrijger Couft. de la Salie et Baillage de lille Tim ll.desSuccesf, Art, XXII.en allerduidelijkst de Kost. van doornik, uirdrukkeiijk zeggende dat bij gebrek van nederdaalende linie, het goed moet gaan in de zijd-linie, maar hoe? que tel plus prochelignalé defcende de l'estocq dont procédé le fief; autrement non Coust. de tourna ij Titr. XXII. -Art. I. waar bij gevoegd kan worden de.Kost,van assen ede Rubr. XIX. Art. XVIII. het gene almede volgens de leere van gai'É Lib. II. Obf. XL1X. zeker is etiamfi ftudum per mille wanus ambulaverit (of fchoon het leen in handen van den duizendften bezitter gekomen ware) Dit wordt noch nader geftaafd in Obferv. CUV. zoo dat men in Vlaanderen wel in acht moet neemen, onder welke kostume het leen gelegen zij. Dit alles moet worden verftaan ten opzichte der zijd linie, want het tegengeftelde heeft plaats in de nederdaalende, dewijl daar in alleen wordt gezien op de vermaagfehap van den laatften bezitter en niet van den eerften vei krijger e r e d. a sande ter aangehaalde plaats $ 5. n. 3. gelijk by dit ook van de Stichtfche leenen zdfs 'm de  IL BOEK XLI. DEEL,§. 5. die den laatften bezitter enz.. 337 de zijd-linie getuigt % 15. n, 6. In duitschland wordt in allen gevalle zonder eenige bepaalinge op de naderheid des bloeds, gerekend van den laatften bezitter, gelet,- zoo dat men eerst moet zien de linie en daar na den graad sam. stryck Exam. jur feud. de Succesf. adsc. etcollat. § 17.pag.-271. de groot heeft alhier ter plaats noch een ander onderfcheid aangemerkt, namenlijk, dat het leen ondeelbaar is en op één' moet komen; befchrijvende het leen uit zijn' aart als eenervelijke en onfplitsbaare tocht: doch volgens den aart der Valkenburgfcbc leenen fukcederen allen, ingelijken graad in de zijd-linie beftaanden fred. a sande Confuet. feud. § 14. n. 2. het welk volftrekt inloopt tegen den zoo zeer bekenden regul van erf-opvolginge de oudfte op de Jlraat enz. Dan deze ftok-regul der leenen is geenfins met de gronden der redelijkheid en billijkheid te vereffenen: het ware wenfchelijk, dat die onrechtveerdige regul werdt veranderd volgens de opvolginge der onleengoederen; ja wat zegge ik: het ware wenfchelijk, dat dit monfter geheel den bodem wierdt ingeflagen. Behoorde niet, daar de oorzake ophoudt, het gewrocht mede op te houden ? Dit behoorden de Souveraihen van europa wel eens in ernftige overweeginge te neemen ten nutte hunner ingezeetenen, ten wier verderf dit recht zeer gefchikt is; alsmede om vijandfchappen tusfchen naast-beftaanden te voeden; maar vooral om fchraapzuchtige prakttfijns de beurs te vullen. Noch is 'er een aanmerkelijk ftuk, waar in leenen en vrije goederen van den anderen verfchillen, te weten: dat een leen-man het leen buiten kennisfe des leen-heers niet mag belasten, op fommige plaatfen niet mag verkoopen, noch van het zelve bij uiterften wille zonder oktrooi beveelen: evenwel is het vrij bijzonder, dat men in Vlaanderen} alwaar men een leen bij levenden »lijve met kan V ver  338 AANTEEKENINGEN vervreemden, fchoon tegen het Leen recht aan in een'algemeen en uiterften wille kan en mag wegmaaken een derde van hetzelve, zoo echter, dat de- hoir feudaal niet kan genoodzaakt worden dat leen te fplijten, maar kan volftaan met de betaalinge der waarde van dien in ander goed ofgeld Kost, van gent Rubr. XXVIII. Art, III. en aldaar de hane in de A'anteeken, op het Deel - boek van den lande van den Vrije Art. LXXIII. gelijk dit ook bij verfcheidene Kostvmen in staats-vla ander en ten opzichte der leenen den, leen-man is vergund van sluus Rubr. XXXIII. Art» II. aard enb. Ru$t% XXIV. Art. II, enIII. Daar in onleengoederen enz.] De Aanmerkinge van on* zen Schrijver is allerzekerst volgens het Aas-doms-recht; doch daar het Schepen-doms-recht plaatsvindt, is dit geheel anders, ingevolge, he-t welk het goed moet gaan aan die zijde waar van het gekomen is, zoo als de groot bovenzelfs heeft aangemerkt in liet II. Boek XXviII. Deel % 3. en 6. o § 7. 2$ 18. Den 31 Julij 1Ö3Ó. is bij het Hof van holland. bet gevoelen van de groot bevestigd. Zie hier het ge* Val: arent van zuilen van niev-elt koopt een onverfterflijk erf-leen, doch komt na gedaan verlij te fterven, achterlaatende een' zoon van zijner moeders zuster, benevens eene dochter van zijnes vaders broeder, welke laatfte beweerde, dat haar het leen toekwam, uit hoofde onder anderen, dat zij den naam en het wapen van het geflacht van van zuilen voerde, doch haareifchwierdt ontzegd en zij in de kosten verwezen:. dit is ook alzco op andere tijden in gelijkfoortige gefchillen bij dat zelfde Hof en bij den Hoogen Raad verftaan; fchoon het wederom -bij eenige _ Raads - Heeren zoo van den Hove als den Hoogen Raad in zekere zake 3 die aan hunne uitfprake was verbleven *»  II. BOEK XLI. DEEL. §..7. * 18. 239 ven, den 22 Mei 1638 anders is begrepen loenius Dectfien en Obfervatien Cas. LXXI/. In de Obfervatien over h. de groot /ƒƒ. D. 0# LXIIl.bl. 171 treft men verfcheidene voorbeelden aan, die de Rechts-geleeerdheid van de groot bekrachtigen, §. 8. 2V. 39. Omtrent de vergoedinge der waarde van een nieuw leen, en in welke gevallen dezelve niet behoeve te gefchieden, hebben wij reeds verfcheidene aanmerkingen opgegeven in het II. Boek XXVIII. Deel. n. 8. en 9. Doe hier bij het Plakaat der Staaten van Holland Art. XX. te vinden in het Groot Plakaatb. IV. D. bl. 519. Echter moet men hier omtrent noch deze maaken , dat in saxen de dochters haare legitime in de waarde der aangekochte leenen moeten hebben, fchoon zij van deleen-volgingeworden uitgefloten, ingevalle de vader al zijn goed of wel het grootfee deel daar aan hadt te ko&te gelegd carpzov, Jurisprud, for. Part. ft Conft. XLV1. Def. XXII. en XXIV. Van de leen-vergoedinge, bekend onder den naam van restoir, ontmoet men in Nederland onderfcheidene voorbeelden zie de Obfervatien over h. de groot D.' j0ty.LXIV.£/.-j 73. N. 22. De leen-volgers, geen nedergaande maar zijdmagen van den bekomer zijnde, zijn niet alleen, gelijk d e groot zegt, ongehouden vergoedinge te doen j maar zelfs mogen de overige zijd-maagen de waarde van de onleenof allodiaale goederen niet aftrekken: Doch ten aanzien van de weduwe fchrijft de groot alhier, heeft het tegenftelde plaats, vermits de man de vergoedinge tenhaaren na deele niet kan kwijtfchelden, zoo als wij boven in het //. Boek JtXviII. n. 8. en 9. zagen. Dan als men de zaken wel inziet, is deze vergoedinge niet ten nadeele van den zijdeV 2 ling-  34° AANTEEKENINGEN lingfchen leen-volger des laatften bezitters, maar veel eer van de erfgenaamen der onleen-roerige goederen : die hem voor hun aandeel de uitgefchotene penningen moeten te rug geven.' voet de Collat. n, 18 (L. XXX VII. T. VI.) Het gene de groot alhier nopens het doen der vergoedinge zegt is mede in Gelderland en over-jjssel aangenomen fred. a sande m Conluet. feud. % 2.». 7. paa,,u ? alwaar hij n. 2. aanmerkt, dat de leen-volgers nimmer eenige maatige kosten, zoo min, als die gemaakt zijn, om dvruchten te gemeten, in rekeninge kunnen brengen, §. 12. Bij gebrek van broeders, zusters en hunne af komelineen komt het leen aan de ouders, gelijk de groot alhier aanmerkt: het welk in Gelderland geen plaatsvindt en ten welken opzichte het recht van zutphen van de gewoone leen-wetten afwijkt, volgens het zeggen van frkd a sande w Confuet. feud. Gelriae pag. Ó5. n. 20. gelijk mede by ons ten aanzien der rechte of kwaade leenen wordt gevolgd, zoo als wij §. 28 zullen zien. §. 20. N. 30V,; De redenj waarom de leen-volger in een oud leen aan zijne broeders of zusters, ofwel denlangst-leventien zijner ouders niet tot vergoedinge zijn gehouden, is om dat zulk een leen voor-onderfteld wordt te zijn geko' men niet uit den boedel van den laatften bezitter maaF van den eerften bekomer voet de Collat. ». 17.(L. XXXVII. J. VI.) En de redelijkheid dezer vergoedinge is hier in gelegen, om dat bij gebreke van dezelven de ouders de macht zouaen hebben, om alle, ten minfte hunne meeste goederen tot den aankoop van leen-goederen te verfpillen, waar door  II. BOEK XLI. DEEC $ 20: 0. 36. 34* dus de zoonen bevoordeeld zouden worden, en de dochters nadeel lijden bort Holl. Leen-retht 37.141.0.4. Doch de vergoedinge is onnoodig, wanneer het oud leen bij verfterf wederom aan den laatften bezitter is gekomen , fchoon hij het als een nieuw leen ontvangen hadt; want zoo dra een leen in het bezit van den voorigen eigenaar te rug keert, is het zelve, gelijk men zegt, geradiceerd en gefiruikt bort. Vh Veel Kap. PI- n' 22. bl, 144. Het gene dé groot omtrent de vergoedinge der kosten aanmerkt, vooral, wanneer de waarde van het oud leen is vermeerderd, en de kosten door den laatften bezitter zijn gemaakt, is na waarheid ; want indien dit anders was, zoude de leen-volger tot geene vergoedinge gehouden zijn, het zij het leen alleen in waarde was geftegen door de begunftiginge der natuur, als bij voorbeeld: door aanwas; of weionder haare medewerkinge door menfchlijke vlijt en waakzaamheid, neem eens ï dat 'er opgaande boomen waren geplant; want fchoon het leen hier door wel is vermeerderd, zoo is echter het onleen-goed daar bij niet verminderd; en juist is deze verminderinge de grond, waar op de vergoedinge of inbrenginge fteunt. Doch eens gefteld, dat de veibeteringe van hec leen niet beantwoordt aan de gemaakte kosten, in dien gevalle kan de leen-volger flechts zoo veel het leem verbeterd is, te rug vraagen; maar zijn de kosten minder, dan de waarde van het verbeterd leen, als dan worden hem de gemaakte' kosten, doch niet méér goed gedaan bort HolL Leenrecht V, D. bl, 1 57. 0. 5 en 6. in de Aanteekeningen over het If* Boek XDeel n. 14. Echter zijn fommigen van een ander gevoelen, te weten: dat de waarde der leenen zoo als dezelven op het overlijden van den leen-heer wordt bevonden, door den leen-volger in deehnge moet gebracht worden ,welker gevoelen bij schomaker wederlegd wordt in de Konfult. en Adv, IF. Deel Kons, LXXV. n,6\ en verv.zelfs ol fchoon hij de nalaatenfchap der onleen-goedereu van de V 3 hand-  342 AANTEEKENINGEN hand wees, gelijk wij loven zagen in het //, B. XI Deel % io n. 8. Voorts is 'er, wat de vergoedinge betreft, geen onderfcheid tusfchen rechte en onverttervelijke erf- leenen , breeder te vinden bij vqet de Collat. n, 17. en 18. CL. XXXVII. T. VI.) y ^ §. 21. - IV. 37. Indien een broeder van 's vaders eerfte bedde een^ leen versregen heeft, het welk na zijn overlijden op zijn' halven broeder uit des vaders tweede huwelijk verfterft, en deze mede komt te overlijden, zonder volle broeders natelaaten , maar alléén een' broeder uit zijner moeder's •tweede huwelijk; kan het leen op dezen broeder van 'smoeders zijde niet komen, zoo lang 'ermaagen van'svaders zijde overig zijn , fchoon den overledenen in verderen graad van bloed-verwantfchap beftaande; om dat deze halve broeder van 's moeders zijde van eene andere linie is; en den eerften leen bezitter niet in den bloede beftaat bort V. Deel Tit. F. K. II. n. 14. en 15. bl. 210. Deze erf-opvolginge fteunt op den bekenden regul paterna paternis, materna maternis: 'svaders goed aan'svaders zijde, 's moeders goed aan V moeders zijde, welke regul in het breede bij de leen- fchrij vers wordt behandeld, waar over men kan nazien f red er. a sande Conjuet. fiu-d, Gelriae pa pon. de Arrest. Lib. XXI. Tit. I. Art. XVII. en zeer uitgebreid louct Not, arrêts Lit. P. pag.' 183 en noch uitvoeriger brodeau in zijne Aanteekeningen En hier uit ziet men, dat de groot omtrent het ftuk van naastinge, welke met het recht van verfterf overeenkomt, niet naaavvkeurig genoeg onderfcheid gemaakt heeft tusfchen leen- en onleen-goederen, gelijk wij beneden zullen zien in het III. Boek XVI. Deel §7, Vers. z>on4er aanzien enz. N44.  II. BOEK XLI, DEEL; § 28.^44; 345 §. 28. Jft 44. Het gene de groot aanmerkt nopens de leen-volginge der opgaande maagen of adfcendenten s indien de nedergaande of descendenten zijn uitgeftorven s heeft alleen plaats ten opzichte van onze Hollandlche lee« een, gemeenlijk bekend onder den naam van onver f ervelijke erf leenen, en van de Zeeuwfcten, die men goede of verbeterde leenen noemt, prediïRi a sande Con. fuet.feud.%. 1 bh 3 3, welke beiden op dezelfde wijze ver ftern ven. Doch dit is geheel anders, ten opzichte der rechte leenen» die aan de opgaande maagen nimmer kunnen komen, ten zij de leen-uitgever uitdrukkelijk heeft bepaald, dat, de zoon vóór zijn' vader kinderloos zijnde overleden, het leen aan den vader zal vervallen, of dac de zoon uit aanmerkinge van des vaders kloekhartige of dappere bedrijven het leen bekomen heeft voet Digr. dc Fcudiïn. 57. iort Hdl. Leen-recht ffu D. II. Maxime bl. 132* §. 29. •Mi 45V Over de erf-opvolginge der bastaarden hebben w)j:gefprooken I. Beek XII. Deel n. n. en II. BeekXXVII. Deel, n. 4. Zelf niet van $smoeders zijde\ Hier van is dereden , om dat een bastaard wel ten opzichte van zijne moeder als een wettig kind wordt aangemerkt, doch bij den leen-heer voor een natuurlijk kind wordt gehouden van hasselt Konfult. en Adv. bl, 405. n. 17. zonder dat het onderfcheid maakt, of de fpeel-kinderen bij testament of bij verfterf komen zie bl, 404.. M. 47,'-  344 AANTEEKENINGEN N. 4f. Volgens uitdrukkelijke vergunninge der Staaten kunnen de Gildens mede leen-goederen bekomen, mits een waar fiervelijk man benoemende die de heer-gewaden betaalt , op wiens overlijden, wederom door den plaats-vervanger op naam der Gildens, die hem daar mede willen begunftigen, een nienw verlij moet verzocht worden, en die dus ook de heer-gewaden en hof-rechten moet betaalen. bort Notab. poinct. van leenen Art. XIX. §• 33* 2V. 40. Het gene de groot alhier aanmerkt, is zeker nopens de rechte leenen, doch niet in opzicht tot de onverftervelijke erf-leenen: want de leen-man kan dezelee» nen,- fchoon zonder erfgenaamen, die dezelven kunnen verkrijgen, komende te overlijden, buiten weeten van den leen-heer geheel en al vervreemden, en op deze wijze beletten, dat die leenen nimmer tot den leen-heer wederkeeren. Met te meerer recht moet het den leen-man, zoo het fchijnt, derhalven vrijftaan, om op het leen-goed dienst, baarheden of fervituten te kunnen ftellen, fchoon de leem. heer daar bij te eeniger tijd nadeel zoude kunnen lijden, het gene dan met den last van het bezwaar over gaat; doch dit bezwaar moet gefchieden voor het Leen-Hof, gelijk d e groot alhier XLVIII. Deel n. 38. aanmerkt. Maar een achter-leen bij ons zullende belast worden, moet dit voor het Leen-hof van den achter-leen-heer, maar niet van den eerften en origineelen uitgever gefchieden, fchoon dit op ibmmige plaatfen ter keuze van den achter-leen-man wordt gelaaten. En te utrecht kunnen de leenen nietanders dan voor het Leen-Hof van den eerften leen-uitgever, en volgens de plaatfelijke wetten, daar dezelven gelegen zijn, op eenj«  II. BOEK XLI. DEEL; § 33. «.49* 34J •«enigerhande wijze bezwaard worden, het .gene mede plaats heeft omtrent erf-pachten, tienden, cijnfen en andere on-. ligchaamelijke zaken, die onder de onroerende goederen gerekend worden voet de Pign. en hijpet h. n, 0. (L. XX. T. I.) ' '-' ; !aiti ' hs • §.. '34.''.., ::■ - ; N. 50. Gemeenlijk kan een fchuld-eifcher ter voldoeninge aan zijn achter-wezen de leen-goederen niet doen verkoopen: het welk voornamenlijk van rechte leenen te verftaan is, zoo als de groot zelfs in het Volgend XLII.. "Deel aanmerkt, fchoon de vruchten, die den leen-man, 200 lang hij leeft, toekomen, in beflag kunnen genomen en aangefproken worden voet Digr* de Feud. n. pó. ten ware, waar van de groot alhier en beneden in het volgend Deel n* 15. fpreekt, de leen-man in het geheel geene onleen- of vrije goederen bezar, of dezelven niet toereikende waren Holl. Konfult. III. D. Kons. C. n. 5. bl* 336. Utr. Konfult. I. Deel Konf. XLVI* n.S. christin. Decis. Cur* Belg. Vol. VI. Decis. XCV. n* 19. die' in het volgend num. mer eenige bepaalingen van dit gewijsde hier omtrent] opgeeft; en in de Utr* Konfult. is geadvifeerd, dat te utrecht mede de leen-goederen ter voldoeninge der fchulden mogen verkocht worden ,'<* indien de onleen-goederen niet genoegfaam zijn, fchoon de leen heer dit wilde beletten I. Deel Konfult. CXXXVII1. w. 17. het gene mede in holland plaats vindt voet Digr. de Feud* n* 95. en ook uitdrukkelijk bij Plakaat der Staaten van holland dato 21. Maart ió8ó. zie Grooot Plakaatb. IV* D. bl. 521. zoo als ook in Vlaanderen Deel-boek van den Lande van den Vrije Tit, van Geliruikte en geconquesteerde Leenen Art. LVIII. Kofi, van de Stede en Kasjelrije van belle $.ubr* fll. Art. XII. Ook vindt men in de Kons, en Adv* Xx bij  $fó A. AN-TEEKENIN.GEN hij van tïAssELT, dat de leen.goederen kunnen aangefproken worden , bijaldien dezelven uitdrukkelijk verbonden zijn, fchoon 'er' vrije goederen genoeg voor handen waren bl. 510. en 511. mits evenwel dë leen-heer daar toe zijne toeftemminge geve, gelijk op het einde -van. die bladzijde 'er wordt bijgevoegd. Voorts wordt bij de Holl. Recht s-geleer den geadvifeerd, dat eén erfgenaam, die recht van leen-volginge heeft, het leen niet verliest, om dat hij de overige nalaatenfchap niet wil aanvaarden I. D. Konfult. CXLUL bl. 241. aan den kant. Doch dit wordt anders en, mijns bedunkens, op beter grond begapen in het III. D. Kons. C. n. 12. fchoon in tegendeel- een zoon , die hem me zijn vaderlijk leen Iaat verlijden, daar door .niet wordt ver» ftaan zig als erfgenaam te gedraagen, mits h;j het leen ten behoeve der fchuld-eisfchers afftaa Holl. Kons. III. D. Kons. CGCXXX. n. iz.bl.óói. In Vlaanderen kanraede een leen-volger het leen naderen, zonder dat hijdaar dcor voor des overledenens fchulden aanfpreeketijk is, fchoon ditte^gf.nt bij fommige- Pragmatici (beoeftènendé Rechtsgeleerden) anders worde begrepen, gelijk uit wie landt bij de hane ad Conjhet. Gand. wordt opgegeeven Rubr. XXVI. Art. XXIII. vers. Caeterum etc. iv; Het gene de groot alhier aanteekent-, is buiten twijffel, zoo dat de leen-man, uit wiens boezem het leen af komftig is, den leen-heer daar in eerst moet eigenen, eer hij van hem het zelve wederom ter leen kan ontvangen. N. oo. Het-is zekert dat de meeste Zeeuwfche leenen kwaade kenen zijn', gelijk de groot aanmerkt, doch  II. BOEK X L ï'. D E E L» §. 4 j. n, 6b. 347 na. zijn' tijd hebben de Staaten van zeeland den 2.' Okt. 1Ó53. (zie het'Groot Vlakaatb. \,Deel bl,i4<)6,) alle leen-raannen zonder onderfcheid vrijheid gegeven, om alle kwaade leenen in ervelijke leerien te mogen veranderen, mits betaalende het gene daar toe ftaat, fchoon het tegendeel .bij ds Staaten van h olla'nd is verftaan vp^tMgr. de Feud. n. 5. ... §. 4<5. K, 61. Schoon het gene de groot alhier leert, •Waar is, echter verèifcht dit eene nadere verklaaringe : want ser kan gefchil zijn over het leen of tusfchen tweeleen-mannen, of tusfchen den leen-heer en een'derden, of tusfchen den leen-man en een' derden. In het eerfte geval is 'er geen twijffel aan, of de leen-heer, of wel deszelfs plaats-vervanger kan met de leden van het Leen-hof daar over te recht zitten. Maar bijaldien het gêfcbil den leen-heer cn leenman'onderling betreft , zoo moet "er onderfcheid gemaakt worden: of de leenman onfkenne 'dat hij leen-man is, en dus het onderzoek moet zijn, of hét goed vrij of onleenroerig zij, wordende het eerfte in het onzekere voor-onderfteld: en in dien gevalle behoort bet enderzoekaan den ge■woöhen ófordinairen rechter: doch zijn ze niet eens over het verlij, de leen-voorwaarden, liet gebruik,dienstbnarheden, óf andeffins, Zoo moet het Leen-hof hief over richten. En ingevalle de leen-man met iemand buiten den leenheer , of de leen heer met een' buiten den leen-man verfchil hebben over de uitgeftrektheid of dienst baarheden van de bijliggende erven, zoo moet dit voor den gewoonen rechter en niet voor het leen-hof gebracht worden voet de Judic. «.131. 132. en 133. (L. V. T. L) Notable pinden van Leenen Art,XXII. Hier bij kan gevoegd wor--jO" .'j'f'r^frc Mv. .i' ?-b c tOotcasiiCi' 79t>97tw 4«J-o':> Xx 2 den  348 AANTEEKENINGEN den de bepaalinge, die wij beneden gemaakt hebben m\ Boek XVI. Veel n. u aan bet einde. § 48. N. 6$. Schoon iemand bij uiterften wille de tocht van het leen is gemaakt, niette min kan de leen-volger, die daar aan met meer dan den blooten eigendom heeft,binnen het jaar vermeuwinge van de investiture of het verlij verzoeken, mits betaalende de heer-gewaden Notab.poincten van Leenen Art, VIL Nimmer zal een leen heer tegen het verzoek dei leen-mans om verlij inkomen, want dit wordt niet anders gedaan en toegeftaan, dan behoudens het recht van den leen-heer en een' derden Sauf nos drcit et de Vautrui wiELANDT over de Leen-rechten Tit. CXVIlh Obs.un n.2, Met aan den Heer.] Op dit ftuk zijn in Staats-Vlaande* ren drie Plakaaten van Hunne Hoog Mogenden voor handen : het eerfte van 10. Sept. 1630. het tweede van 25. Au?. 1632. beiden te vinden in het Groot Plakaaib.I.D.bl. 1400V en het derde van den 1. Maart 1Ó77. opgegeven in het III. Deel bl. 607. bij welk laatfte Plakaat Hunne Hoog Ma. genden belast hebben, dat de leen-mannen, indien zij niet uitlandig zijn, binnen drie maanden, doch uitlandig zijnde binnen les maanden zig aan het leen-gerich>e moeten vervoegen, en aldaar de verfchuldigde betaalinge doen, of dat bij onftentenisfe daar van het leen aan- de Graaflijkheid zal zijn vervallen op poene van bifisfementten onzen profijte. Dan in dit Plakaat wordt gefproken van leenen die verzwegen worden. Voor het overige heeft men aantemerken, dat iemand, die leen-goed in beflag wil neemen, geen recht op den perfoon maar op het goed heeft, om dat dit niet den perfoon maar het goed betreft de ferriere Dict. du droit et de prat. Tom, Ih pag. 639. Bij desinart wordt dit ftuk breeder behandeld,, die mede opgeeft, op welke.  11. BOEK XLI. DEEL; § Niet aan den Heer ettz. 349' welke wijze men hier omtrent in frankrijk en elders te werk gaa Collect. des Decis. Nouv. Tom. IV. pag. 376". In Oostenrijks Vlaanderen, heeft de leen-heer recht tot noo~ ten en plooten, dat is: hij geniet de vruchten van het leen, zonder dat hij verplicht is daar van rekeninge te doen d e clercq over wielandt Tit. CXI. n. 5. en dit is ook alzoo bij Hunne Hoog Mogenden verftaan: zoo dat de leenman de heer-gewaaden binnen 7. dagen niet voldoende, in de kosten van vier Ponden Vlaams wordt verwezen, en» na dat de deurwaarder ter gewoone plaats twee onderfcheidene bekendmaakingen heeft gedaan, weigerig blijvende, wordt het hen genoot en geploot, en ingevalle na verloop van driemaanden den leen-heer noch niet is voldaan, krijgt 'de leenman, alvorens het leen wordt verkocht, drie weeten, waar tegen hij alsdan noch wordt gehoord. Zie het bovengenoemd Plakaat van 10. Sept. Dit verzoek van nieuw verlij nu zijnde nagelaaten, zoo wordt onder de rechts-geleerden zeer getwijffeld, of een leen-man, die het leen bij verfterf bekomen heeft, wel gerechtigd zij, om daar over te testeeren, fchoon hij daar toe van den leen-heer oorlof hadt bekomen? matthaeus denkt neen; het gene' ook alzoo te vianen bij het Leen-hof is begrepen, ett in. revrfie bekrachtigd zin-fpreuk VII. bl. 174. N. 77. de groot merkt alhier aan, dat een leen met bewilliginge van den eigenaar gefplitst zijnde, ieder leenman de voile heer-gewaden en hofrechten moet betaalen. En hier van is- de reden, om dat na de fplitfinge ieder een geheel leen bezit, en als een afzonderlijk leen-man wordt aangemerkt, zoo dat niet alleen het getal der leen mannen maar ook der leenen vermeerderd is voet ter aangehaalde plaats n* 99. doch wanneer de leenen van zelve gefplitstXx 3, mo*-  'A A N T E E K E N I N 'G E N mogen worden, is dit anders; want indien gevalle móet elk leen man niet meer heer-gewaden betaalen ^ dan bun aandeel in de gefplitste leenen beloopt; het gene mede vóornamenlijK plaats heeft, wanneer het leen voor de ecrftemaal wordt gefplitst voet ter aangehaalde plaats «j.iói.fchoon echter 'zulk een gefplitst leen wederom voor het geheel in dén boezem van den voorigen leen-man ken te rug komen, zélfs buiten kennisfe en tegen den wille van den leen-heer; in welken gevalle de leen-man wederom niet meer dan enkele heer-gewaden fchuldig is: zoo als den 37. Maart 1502. bij het /fr/mede is verftaan, dat zulk een gefplitst leen wederom aan den voorigen leen-man voor het geheel mag komen Decis. en Refol. van holland % 337. Doch dit wordt big de Staaten van zeeland volgens het Plakaat van den 21 Oktob. 16^. Art. VI. niet toegelaaten dan tegen betaalinge van dubbele heer-gewaden voet ter aangehaalde plaats n. 101. Maar indien 'er niemand is, die des leenmans boedel aanflaat , en daar in een boedel-redder of fequester wordt gefield, deze kan vóór rekeninge des boedels nieuwe verleeninge vraagen; en bijaldien hij het zelve naderhand verkoopt, is de kooper verplicht nieuw verlij van het leen te verzoeken, en de heer-gewaden, hofrechten en andere ongelden te betaalen. Doch dit is zoo niet, wanneer het leen bij het leven van den leen-man voor fchuld moet verkocht worden, want ais dan moeten de hof-rechten maar ééns betaald worden Notab. poincten van Leenen Art. XXVII. en XXVIII. Ingevalle 'er gedeelten van verfcheidene leenen ter verzekeringe eener rente zijn bezwaard, zoo moeten 'er zoo veele en zulke heergewaden en hof-rechten betaald worden, als het voornaamst of notabelst ftuk leen fchuldig is IVot, poinct van Leenen Art. X. Alle last, waar mede eenig Ieen-goed is beewaard, behoort rot dat leen, en wordt van dezelve natuur als het leen, en komt  Iï. BOEK XLI. DEEL, §fO». 77. g$l komt ten nadeele van den oudflen zoon: waarom ook van de jaarlijkfche renten heer-gewaden betaald moeten worden Noti poincten Art. V. En zoo wanneer de rentier binnen het jaar en zes weken van den Heer niet verzoekt verhéffinga der jaarlijkfche rente waar mede het leen belast is, zoo is het leen daar voor niet verbonden; en zonder dit heeft de bezitter van zulk eene rente op het leen geen' voortechts-gang of praeferentie Not. poincten van Leenen Art» XVI. en de groot hier beneden in het volgend Deel n. 10. § -yü . Zaken van leenen enz.] De Aanmerkinge van de groot alhier is zeker: want de leen-gefchillen moeten buiten t wijffel voor dien rechter gebracht worden, aan wien de Souverein de kennisfe over de leenen gegeven heeft: doch met welke bepaalinge deze regul te verftaan zij, kan men zien in het III. Boek XVI. Deel n. i.aan het einde en in dit Deel n. 61 • N. 80. de groot teeken; alhier aan, dat een leenman, zonder oorlof verzocht en bekomen te hebben, zijn' leen-heer in rechten mag.roepen; en zelfs kan hij genoodzaakt worden tegen wille en dank te recht te komen. Doch de leen-man te gelijk een ondergaat van den leen-heer zijnde moet daar toe alvorens oorlof hebben de haas in de Aanteekeningen op merula IV. Boek XXIV. Deel XVI. HoofdjL (b.) zelfs heeft een leen-man eene aanfprake tegen den leenheer in zulke gevallen, die den goeden naam en de eer van den leen-heer zouden kunnen kwetfeo, mits dezelve op eene befcheidene wijze gefchiede Manier van proccdeeren voor den Hove Th, /. ^Cap. ƒ. § 3. bl. 11. op dezelfde wijze als de echt-genooten eikanderen kunnen betrekken tot vergoedinge der ontroofde goederen, fchoon zij eikanderen niet van'dieverij bekiaagerï kunnen. Doch van deze aanfprake ' ' - <- *~* kan  3^2 AANTEEKENINGEN' kan de leen man zig niet bedienen, zoo lang'er eene minder haatlijke voor handen is. En petrus van noeijen heeft onlangs met het gezag van veele rechts-geleerden aangetoond, dat in het gemeen een leen-man geen oorlof noodig hebbe', om den leen-heer in rechten te roepen O ver het confent van een Leen-heer* voornamenlijk tot hei verband der Leen-goederen in Gelderland bl. 14. n. 4©. arnhem J7Ó5. voeg hier bij van hasselt Konfult. en Adv. bl. 407. n. 29. en 30.. Met roem fpreekt de eerfte van schneidewinus, die de Ad vokaaten zeer prijst, wanneer Eij zorg draagen, dat de leen-mannen niet te lang in hun verzoek worden te leur gefteld. 1% BOEK XLII. DEEL, §. u § 1. "Als voren] In het XLI. Veel n. 14. § 3. N. 2. Boven zagen wij in het II. Boek XV. Veel n. 14. Doch bijaldien, dit niet is gefchied, zoo moet het tiende beest, dat geboren WGrdt, geleverd worden; maar ingevalle het niet duidelijk genoeg bleek, welk het tiende beest ware, alsdan kan de eigenaar vclftaan met het middelfoortige, dat is: niet met het üechtfte ook niet met het beste beest te leveren. In dit opzicht verlchillen deze tienden van anderen Obferv. over h. de groot III. Deel. Obf LXVl.bl. 179. Eii in de Levitifche wet vindt men voorbeelden van zulke tienden michaelis Adofaïfch recht IV. Deel" §, 193. bl. 104. Deze tienden worden bij ons meesten tijds in de Mei* maand gevorderd, of wel op zulk een'tijd, dat het jong beest zich zelven kan voeden van leeuwen ter aangehaalde plaats n. 12. en 13. antonell. de Temp. leg, Lib. u. C. XXXVII. n. 3. Maar moeten 'er tienden van nieuw toegemaakte landen dat is : zulken, die wederom'op nieuw zijn bebouwd, betaald worden aan diengenen, wien het tiend-recht der veldvruchten toekomt ? Indien iemand met het tiend-recht van eene geheele land-ftreek begunlligd is, komen hem de tienden der nieuw bebouwde landen toe, doch geniet hijhet tiend-recht bepaaldlijk van een zeker ftuk lands, of heelt hij het zelve door verjaaringe bekomen, zonder daar mede te zijn ■ verleden, als dan kan hij daar. van geene tienden vorderen van leeuwen te gezegder plaats n, 15. In Gelderland worden van de nieuw bebouwde landen geene tienden betaald, ten zij de Hooge Overheid dit Zz 2 uit-  30*4 AANTEEKENINGEN uitdrukkelijk hebbe gewild, zoo als meer dan eens bij het Hof van Gelderland is verftaan s ch ra ss ert Tit. Tienden % 9. om reden: dat in alle verbintenisfen altijd wordt in aanmerkinge genomen de ftand der zake, zoo als dezelve 'ten tijde van de aangegaane onderhandelinge was van der schelling Kap, XL. n. 15. zie mede bort Trakt. van de Dom. van holl. bl. 97. n. 6, het welk mede alzoo in revifie voor den Hoogen Raad ten Jare jóój. is verftaan, waar bij een gewijsde van dien zelfden Raad is bekrachtigd n. 62. gelijk ook voor het Hof van mechelen 1560 n. 63. Voortsom van nieuw aangewonnene landen tienden te kunnen heffen, is noodig, dat dezelven ten tijde der uitgifte reeds aanwezig zijn geweest schrassert %. 10. En in holland heeft niemand volgens Plakaat van den 1. Okt.i $20, het welk de groot alhier aanhaalt, eenig recht tot nieuwe tienden of andere lasten, dan die reeds aan hem of zijne voorouders over 40 jaaren zijn betaald van zurck Cod. Bat. Tit. Tienden , § 1. bl, 1114 van welk Plakaat Keizer ka rel V. den 29 April 1529. eene interpretatie heeft gegeven, te vinden in het Groot Plakaatb. 1. Deel bl. 158Ó. Dit Plakaat van Keizer karei, is in het breede uitgelegd door zeker'naamloos' Schrijver Esfai Hist. Jur l'Origine des Dixmes Chap. IX. die aantoont , dat dit Plakaat eeniglijk bij Keizer karel ^vernieuwd is, en op gezag van du moulin zegt, dat 'er reeds door philip den Schoonen ten Jaare 1303* een foorrgelijk Plakaat was afgekondigd. Deze verhandeling is gedrukt bij judocus begijn tf gent 1780. Voorts zegt damhouder in zijne Prax. rer, civ. Cap. XXXVII. n, 21 en aldaar thuld. dat geene weereldlijken immer geestelijke tienden door verjaaringe kunnen bekomen. Op  II. BOEK XLV. DEEL. $ f* z6$ §. 5. Op wat wijze de Tienden enz.] Op wat wijze de tienden worden ingevorderd; zie dit bij van leeuwen C. F* L* II. Cap. XXIV. n. 16. en zijpaeus Not.jur*Belg* pag. 26. Ven. nequis tarnen bort Trakt. van de Domeinen van holl. bl. 298. n* 64. In, z e el a n d moet de land-man des avonds te voren, eer hij de vruchten,na dat ze van den grond zijn afgefcheiden, inzaamelt,den tiendenaar daar van kennisfe geven * op verbeurte van tien ponden, zoo dikwils hij dit verzuimt, de helft ten behoeve van de Graaflijkheid, de weder-helft ten behoeve van den tiendenaar Keure van zeeland K. IIf. A>t. XXXVI. waar mede naauwkeurig overeenftemt de Kostume van holland, te weten: dat de tiendenaar een etmaal te voren moet gewaarfchouwd worden, eer de vruchten mogen worden ingezameld, het gene alzoo den 13 Febr.. 1544. bij het Hof van holland is verftaan van der schelling ter-'gezegde plaats Kap* XLIV. n. 8. en de groot alhier. , Op andere plaatfen is bij Plakaat van 5 Junij 1557 eene dubbele boete op dit verzuim gefteld Precis du droit Belg. pag* 71. het gene mede in gelder-, land ten opzichte der hop- en tabaks-tienden plaatsheeft schrassert Cod. Gelo-Zutph. Tit. Tienden12. Doch ingevalle de tiendenaar op deze waarfchouwinge met koM opdagen, mag volgens verfcheidene Keuren 'de land-man de vruchten inmennen, mits-; hij ten overftaan van twee gebuuren, daar toe verzocht, voor den tiendenaar de verfchuldigde fchoven.laat liggen van der schelling n. 9. En dit recht heeft Graaf 1 a.n van hüllano; den 7. Nov-. 1299. den West-F nefen vergund mieris Groot Charterboek van holl. /. Deel bl. 6\j. en wordt-mede in Vlaanderen gevolgd. /. Deel bl. 604. Zz 3 In  i-6S A A.N TEEK t' NINGEN §. 6. In het onzekere telt men de tienden onder de leenen van der schelling Kap. XXU.n. 4. wel ken in zesla n d alleen de broeders, en buiten-hen' niemand*van de' zijd-magen, tot vrije tienden kunnen maaken predv a. sande tnConfuet. 'Femll. 5 n. 6, pag. 33. Maar de St'aatenvanzeeland hebben den 21. Okt. iëty een 'Plakaat- uirgegè-' ven, waar bij Art. IH.de tienden kunnen worden afgekocht of geredimeerd met twee jaaren zuiver inkomen, naad venante der laatfte jaaren pacht en pende daar op ftaande Groet Plakaatb. t. Vol. bh 1456. Voorts vindt men bij van der" schell. Kap. XLÜh». 15, verfcheidene Plakaaten aangehaald^ waar bij alle nadéelige handelingen ten opzichte van den tiendenaar verboden zijn. Niemand-, dié eenige tienden yan de Graaflijkheid pacht, wordt, hoe ongunftig ook het jaar-getijde door onweersvlagen als anderfins moge geweest zijn, eenige verminderinge van pacht vergund Pla* kaat der Staaten van holland van 22. Okt. 1693; te vinden ïn het Groot Plakaatb.IF. Deel bl. noö, het gene om de kwaade inbreuken aldus tegen het gemeen recht is aangenomen. Zie beneden het III. Boek XIX. Deel § 12. t*. 53. Doch loenius toont in Cas. xxxiv. met verfcheidene gewijsden van het[ Hof in den fterkften zin aan, dat die doorgaans in dezer voegen niet wordt begrepen. li BOEK XLVI. DEEL. Rubr. Fan Cijns-recht] Men. heeft over dit recht eene fraaie verhandelinge van schrassert deCenfudominico et convent ionali gedrukt te harderwijk 1724. bij 10- a a-n nes rampen. N. 4.  II. BOEK XL Vil. DEEL. §. 4. £ 4, só7 Jrbisqsvlsri snaa pbv si-'Jsd^v qfc .rébiow idoosT-v j?o*n iii N. 4. Het Cijnsrecht verfchik van het erfpacht-recht:want de erfpacht wordt jaarlijks aan den pacht-heer ten bewijze van zijn' tegenwoordigen eigendom betaald , maar een' cijnsbeurer geniet de cijnfen uit aanmerkinge van zijn' aigeftaanen eigendom. Ook vervalt op fommige plaatfen de erf-pachter, bij wan-betaalinge, van zijn recht, fchoon 'er bij de vergunninge niets omtrent het verval was bepaald, zonder dat hij tegen dit verzuim herftellinge kan bekomen; het welk te utrecht alzoo is verftaan den 4. Dec.i f545. en 31. Julij 1581. Utr. Konfult. J. Deel Kons. CLib ft. 7-10, bl. 471. het vvelK echter doorgaans anders is, zoo akswij boven zagen XL. Deel n. 27. Maar de cijns-phchure verliest hier door het cijns-goed niet, zoo als dit is geoordeeld bij het Hof van hol land den 22. Dec. 1616*. Decis.cn Refol. van holl. n. 110. fchoon hij in dien gevalle in de kasten en fchaden is gehouden s a m.. s t r ij c k Examen jur. feud. C. IL §. 27. Echter is sur dus i»ÏL Decis. CCCXLII, n. 6. van begrip, dat bij wan-betaalinge de cijns-beurer recht van verval heeft. Wat ook hier van zij, in allen gevalle is dit zeker, dat de cijns-plichtige op den dag der betaalinge, na dat hij daar van bij uitzettinge van billetten behoorlijk is verwittigd, den cijns niet betaalende» den dag daar aan dubbele pacht .moet geeven tred. a sande Cmftict. feud. Tract. praelmi. adConfueL. fetul.pag. 2. n. 1.0. Mede is erf-pacht ondericheiden van cijns hier in, dat de erf-pacht-heer eigenaar van het erf-pacht-goed blijft» 'en het zelve kan naasten, terwijl daar en tegen de cijns-beurér geen' eigendom op het cijns-goed behoudt, ten zij anders bedongen ware, zoo als beneden zal worden aangetoond lil. Boek XVI. Deel n. 10% Doch hier omtrent ftaan zij gelijk, dat zoo dikwils ze van bezitter, het zij bij overdracht of bij verfterf, veranderen, daar toe nieuw verlij  3<58 A A N T E EKENINGEN lij moet verzocht worden op verbeurte van eene halve pacht met eene kan ne wijn t'el ken reize van leeuwen C. F. L. ii. C. xvn. n. 3. en 4. die 'er nttm. J. bijvoegt, dat volgens gebruik van fommige plaatfen in holland de cijns-heer na doode van den cijns-plichtigen, van ieder erfgenaam de volle cijns-pacht kan vorderen, en dat in tegendeel, na het overlijden van den cijns-heer, dit voile recht aan ieder van zijne erfgenaamen bij den cijns-plichtigen moet betaald worden: doch deze knevelarijen misprijst en verfoeit groenewegen de Leg. Abr. ad Tit. Cod, de Cenfib. n. 6. (L. XI. T. LV1I.) Voorts is de vrage, ofinhet onzekere eenig goed voor cijns- of erf pacht-goed te houden zij? Dan hier op dient tot antwoord, dat het goed vóór-onderfteld wordt in erfpacht te zijn uitgegeven, wanneer de vergunner daar aan den eigendom behouden heeft, terwijl het anders cijns-plichtig is, wanneer het niet zeker blijkt, of de uitgever daar van eigenaar hebbe willen blijven: iVu beftaat zulk iets in een daad offait, het welk'derhal ven niet alleen moet vóór-onderfteld, maar ook bewezen worden s t r ij c k boven aangehaald n. 28. de groot zegt alhier, dat van oudsin holland tweevoudig moest betaald worden, zoo dikwils het cijnsgoed van meester kwam te veranderen; en dat dit recht noch-ten huidigen dage in g e l d e r l; a n d gebruikt worde bij elke veranderinge, hoe en op wat wijze die ook gefchiede, en bij verkoop en wederom koop, naastinge, verruilinge enz. zegt schrassert in ztjne reeds aangehaalde verhandelinge Tit, IF. Kap. XIF. bl. 189. N. 6,  IL"BOEK XLVI. DEEL, §.6ï».ó\ N. 6. Recht van pandinge wordt gebezigd, om een einde van twist-gedingen te maaken: zoo worden bij de uitgifte der tienden en cijnfen, gelijk bekend is, zeer zwaare boeten of poenen bedongen, ingevalle op den behoorlijken tijd de pacht niet wordt betaald, het welk wordt genoemd tijnfen bij koeveringe op te hopen; welke boeten fomtijds meer dan de pacht bedraagen. Zelfs zijn 'er in zeeland tienden , leen-roerig aan het Kapittel van oud Munster te utrecht, weiken zijn vergund, onder beding, dat de pachter derzelven, ingevalle hij op den gezetten tijd, te weten op St. Lattrcns Martelaars dag, zijnde den 10 Augustus, aan den Ontvanger van dat Kapittel, die daar toe met het krieken van den dag tot aan den ondergang der zonne moet zitten of vacee.ren, den pacht jaarlijks niet betaalt, van zijn recht zal zijn vervallen. Het zeifde is mede op andere'plaatfen in gebruik, bijaidien de pacht op den vei val-tijd niet voldaan wordr. Doch zulk een beding, zegt van LtF.vWFN, wordt bij ons niet meer gemaakt, Cens.for. L. 11. C.XVA.n. 11. het welk hijmetveelefchrijvers bevestigt : dit vindt men ook geadvifeerd in het Nederl. Advisb. alwaar ,verfcheidene Rechts-geleerden worden aangehaald /. Deel Kons. CCXlI. bl. 479. en met een woord in de Ut rechtJche :Jity,[ultatien lxxxi. Kons. n. 6. bl. 306. Doe hier bj schomaker Konfult. en Adv. V. Deel Kons. XLV1. Ook kunnen geene bijzondere per. foonen het recht van pandinge met eenig goed gevolg bedingen merula» Manier van preeed IV- Boek Tit. C'. A ap. 1. n. 10. . Doch hier van veifchüt bijnkersh. J^uaest.jur. priv. L. II. C Xlil. en XIV. die te. recht, zoo als het mij voorkomt, wif, dat het recht van pandinge en ahe audere ftraf bedingen Uipuiationes poenales) beftaanbaar zijn; mits niet tegen de goede zeden ftrijdig zijnde, ovet. welken ook Aaa geen  '<&o AANTEEKENINGEN geen willig vonnis of konderrinatie wordt geftrekt Zoo als zulks uitdrukkelijk is verboden bij het Hof va» 'holland, den 15. Apr. 1587. zie Groot Plakaatb. I. Deel bl 1426. Verder houdt de Heer van éijnkershoek zulke kontrakten van waarde, waar bij bedongen wordt, dat de rent-heffingen of interesfen ten verval-tijde niet voldaan zijnde zwaarere interesfen, niet alleen voor het toekomende, maar ook wegens het yoorledene, zullen moeten betaald worden mits dezelven niet hooger beloopen, dan de wetten toelaaten, waar op de bedinger geene aanfprake zoude hebben, zoo als bij het Hof w holland is verftaan Decis en Refolut, van holland ». pt voeg hier bij de Hol/l Konfult. VI. Deel bl. 314. Bij den Hove is den 2 < Maart léiö zeker ftraf-beding of poenaale ftipulatie bondig verklaard Holl. Konfult. IV. Deel bl. 333. welke mede door een' testateur in zijn testament geplaatst mag worden schom,! Konfult. en Adv. I, Deel Kons. XXlT. n. 17. bl. 21ö. mits hier door niets tegen de uitdrukkelijke wet gefchiede n 14. cn 15 Dat de ftraf-bedingen niet zijn afgefchaft, blijkt klaar, dewijl er onder de Rechts-geleerden wordt getwist, of men zoude kunnen bedingen, dat het dubbel zoude mogen geeischt worden; welke vrage in het breede wordt benandeld by den Raadsheer tul. a beijma de Pvenal. Sti* palat. pag. 610. gedrukt te leeuwaarden bij claud.1. jfONTANtis 1Ó55. Die het recht van pandinge verwerpen» brengen voor hun gevoelen de bekende fpreuke bij, dat men met de daginge of citatie in rechten, en niet met de uitvoenr.ge of exekutie moet beginnen: dan dit is waar, indien er mets -anders ns bedongen: wie nu tegen dezen gewoonen regul een beding maakt, gaat immers van zijn recht af, het gene buiten «wijffel kan gefchieden, indien daar bij de gemeene zake of een derde niet wordt benadeeld, en de Praefident bijnkershoek redeneert hier omtrent op deze wijze; indien, zegt hij, om deze reden het recht van pan^-  ÏI. BOEK XLVL DEEL; § 6.n. 6. $71 pandinge te verwerpen was, als dan waren ook alle willige vonnisfen of kondemnatien ongeoorloofd, waar bij mede van de uitvoeringe of executie wordt begonnen, en waar door de fchuldenaars, zoo dra zij de handelingeof het kontrake hebben aangegaan, als't ware uk hoofde van gewijsde aan. fpreekelijK 'zijn. Zelfs, zegt de Heer bijnkershoek, heeft van leeuwen, of fchoon hij zulk een beding onbegaanbaar rekent, moeten bekennen, dat tusfchen het recht van pandinge en een willig vonnis of kondemnatie weinig onderfcheids is: en bij' imbertus wordt het zelve gelijk foortig met een gewijsde gehouden Inftit.for.L.I.pag. 34$* Indien nu in zulke bedingen een bepaalde dag van betaalinge ftaat uitgedrukt, zoo is eene nadere aanmaaninge overbodig mynsing. Cent. III. Obs. XCIV. parlad. Her. quotid. L. II. bl. 383. n. 23.cn 24. voet de Ufur. n. 30. (L. XXII.T.I.) groene w. ad U2uC0d.deContr. et comm. ftipul. En deze regul geldt als dan, wanneer iemand enkel tot het volbrengen van eene zekere daad gehouden is; om dat hij terftond na verloop van den bepaalden dag in gebreke blijft dech. Disfert. et Decis. postb. ■ Disf.XlV. C. III. n. 25. pag. 175. zie ook wam es. Cent. IV. Cons. XCV. n. 28. nadien hij heeft konnen weten, wanneer die verval-tijd zoude wezen , en dus zig in ftaat hadt behooren te ftellen, om op dien tijd te kunnen voldoen: in welke gevallen,na het gevoelen van dezefchrijvers, de bedongene ftraffe als dan daadlijk kan gevorderd worden, ten ware de fchuldenaar vóór begonnene recht.-vordennge of liskontestatie dit verzuim haddeherfteld brunnem. ai U 84. ff de V. O. (L. XLV. T. 1.) doch welke heritellinge hem alleen wordt vergund, wanneer de verval dag noch niet iang verioopen is: alsmede indien de fchuld-eisfcher daar bij niet benadeeld , noch in zijn goed recht verkort wordt, al het we;k .ei belcheid:.nheid en beoordeelinge van den rechter wordt göhfóiéh /. 13 5 y 2.ff. de Vr 0. e»i brunnem. Aaa 2 -ad  372 AANTEEKENINGEN ad leg. 137. n. 6. en 7. h. t. Dit is ook alzoo bij Schepenen te brugge begrepen, Fchoon derzelver vonnis, nadat daar van was beroepen of geappelleerd aan het Hof van genth is veranderd, en de cijns-piichtige verklaard van zijn rechtte zijn vervallen; van dit gewijsde vervolgens mede zijnde geappelleerd, 200 is. het zelve insgelijks bij den Raad van mechelen te niet gedaan, en het vonnis van het Gerecht te brugge bekrachtigd den 26. Nov.1622, du laurij la Jurisprud. des Paijs-Bas Autrichiens Tom. I. Arrêt XXXF. pag. 112. Echter maaken fommigen. onderfcheid, of'er bedongen zij, dat iemand bij wan-betaalinge eenezekereboete zal verbeuren, of wel, dat hij van zijn recht zal zijn verftoken. In het eerfte geval kan, na hun gevoelen, het verzuim worden afgekocht,. doch niet in het laatfte, om dat»' zoo dra de verval-tijd daar is, het recht der bedongene ftraffe geboren is louët Recueilnot. d'arréts Lit. P. Arr. L. en b r o d e a u in zijne Aanteekeningen aldaar. Maar dit verzuim is in het geheel niet te herftellen, wanneer de cijnsplichtige na voorgaande aanmaaninge in gebreke is gebleven, zoo als met eenpaarigheid van ftemmen te mechelen is geoordeeld den 19 Febr. 1712 du laurij Arrêt XXXVU alsmede bij den Raad van Vlaanderen den 27 Julij 1775. alwaar dit echter de eenichfte grond der beflisfinge niet is geweest. Dit is ook bij anderen alzoo verftaan schomaker Konfult. en Adv. V.. Deel Kons. XlVh n. 76. het welk in het breede wordt behandeld bij aemyl. ferr. Lib. fing. de Mora die hum. 22. beweert, dat zulk eene aanmaaninge noodig is, zonder onderfcheid, ofdebe» dingers (kontraktanten) ofwel de wetten den tijd van betaalinge hebben bepaald, zelfs bij het omkomen van het indien of de mits, aan de betaalinge gehecht, alvorens de fchuldenaar verftaan kan worden in gebreke van betaalinge- of in mora te zijn. Hier over kan men ook nazien de bovengen. Raadsheer abeyma Tract. fwgul. de Mora. Of  II BOEK XLVI. DEEL; §6. n. 6i 375 Of nu deze aanmaaninge voor het gerecht of buiten het zei7e worde gedaan, zulks maakt geen onderfcheid , mits dezelve maar ter bekwaamer plaats en tijd gefchiede peres. in Cod. de Ufur. (L.1V. T. XXX11.) struv.Mxercil.xx.mi.' Th. lxvii. Echter is 'er een geval, waar in bepaaldlijk eene gerechtelijke waarfchuwinge wordt vereifcht, indien namenlijk eene rechtelijke vergunninge of dekreet noodig is, om betaalinge te kunnen erlangen ferr. ter aangeh. plaats n. 25. Ook lijdt de bovenaangehaalde regul eeneuitzonderinge, wanneer het beding of kontrakt aan wederzijden verbindend is, volgens het welk beide de handelaars of kontraktanten verplicht zijn iets op een' en denzelfden tijd na te komen wames. in de aangeh. Cent. Cons. XC. n. 17. antonde gamma is van gedachten, dat het genoeg is, wanneer de betaalinge den volgenden dag van den verval-tijd des morgens vroeg tijdig genoeg gefchiedt decis. lusit, ccxü n. 8. waar mede inftemt de groot in het //. Boek XL. Deel %, 19. Vers. doch bij ons en antonellus geeft noch andere uitzonderingen op de Tempor, leg. L. IV. Cap. UI. Wat ook hier van zij, bij het Hof van utrecht is met alle redelijkheid verftaan , dat iemand, d\e cijns of iets anders op dag fchuldig is, na het omkomen van dien, de kosten van den procesfe moet voldoen, fchoon hij zijn fchuld wilde betaalen ra del. Dec. Cur. Traject. V. n. 1. Wanneer de eigenaar verftaan worde ftilzwijgend van zijn recht van verval afftand gedaan te hebben, kan men zien in /. 23 ff» de Recept. (L. IV. T. VUL) /, 6 «j. uit. de Leg. Commtsf. en gotho'fredus over deze wet. Bijaldien geen tijd van betaalinge is bepaald kan de betaalinge daadlijk en ten allen tijde gevorderd worden, zoo als in andere handelingen of kontrakten plaats heeft r a r l a d. L. II. pag. 383. ». 25. barfxs Advijs. over den Koophandel en Zeevaart» bl. 16,- Aaa 3  174 AANTEEKENINGEN II. BOEK XLVIII. DEEL. £a$ onderzetbaar goed enz.] Een fchuldenaar kan niet alken zijn eigen, maar ook eenes anders goed aan zijn* *chuld eisfcher in verzekeringe geeven: zoo kan een man uit hooide zijner mannelijke macht zijner vrouwesgoederen lchoon buiten gemeenfchap gehouden, zonder haare toeitemminge, verzetten: mede zijn de leen-bankhouders niet gehouden eenes anders goed, bij hen beleend, zonder geld te rug; te geven, voet guae res pig». velbypoth. &l „1 4. en 7. (l. XX, I. III.) Het gene mede ten voordeele des koophandels en landbouws is ingevoerd zie de Aanteekeningen op de 17. §. n. 19. M 4 de groot fielt bij vergisfmge de erf-dienstbaarheden regen de huis-dienstbaarheden over, doch in plaats yan het woord erfdienstbaarheden moet menieezen veld-dienstbaarheden, zoo als de groot zelfs dit ondericheid heeft gemaakt in het II. Boek XXXIII. Deel aan het "ndfl^ UIt he£ 'Pf'brif* v<™ het XXXIV. en XXXV Deel blijkbaar is. * Voorts is het meer rechtens, dat bij ons zoo wel veldals huis-dienstbaarheden onderzetbaar zijn, die ook te gelijk met het heerfchend erf verkocht kunnen worden, hetwelk daar door meer waardig is voet Commun. tam urban, quam rust. n. 8. (L. VIII. T. IV.) § 3. iV. 6*. Na de befihrevene rechten is de aanmerkte van de groot zeker, doch ik twijfTele, of deze mede bii ons zij aangenomen: nadien een verhuurer recht heeft om alle bouw gereedfchappen in b. flag te neemen, zoo als m) beneden zuilen zren § 17. n, 19. ^  tl BOEK XLVIII. DEEL. §. 6\ nlg. 37f § 6. 77. g, Zk boven het II. Boek V. Deel nl 11. §• ix* N. 12. Een oud-eigenaar of cijns-beurer heeft bevoorrechte of geprivilegieerde onderzettinge op het cijnsbaar goed tot bekominge van zijn' cijns; even gelijk een erf-pachtheer op den grond ter voldoeninge van zijn' pacht: insgelijks heeft een verkooper recht van bevoorrecht of geprivilegieerd hypotheecq op zijn verkocht land, indien de opdracht is gefchied onder beding, dat het zelve zal verbonden blijven , tot dat de volle koop-fchat zal zijn betaald lauterb. de Reb. auct. ejrc. n. 57. (L. XLII. T. V.) voet ^uipot.' junt in pign. n. 10. (L. XX. T. IV.) mits in het laatfte geval deze opdracht vpor Schepenen, daar het land gelegen is, gefchiede, ten einde dit goed niet aan anderen ten zijnen nadeele verbonden worde wesel ad Nov. Conftit. Ultraj. Art. XXII. n, 19. en 20. Zoo hebben mede de linnenen garen-bleekers van de Staaten van holland ten aanzien van hun bleek-loon voorrechts-gang verkregen. Ook blijven volgens verfcheidene Refolutien van Hunne Hoog Mogenden de Oost- en West-Indifche Aktien, die verkocht en getransporteerd zijn, verbonden, tot dat de kooppenningen zijn betaald voet In quib. cam. pign.ethypoth. n. 31. (L. XX. T. IJ.) zie hier omtrent breeder- wassenaar Prakt, judic* Kap. xxn. n. 59. § 12; N» if» De waard beeft voor de onkosten van de wateringen, molens en diergelijken, niet alleen, gelijk onze Schrijver aanteekent, ftilzwijgend of legaal hypotheek,. maaj.  370 AANTEEKENINGEN maar gaat ook vóór alle andere fchuld-eisfchers, fchoon ouder recht van hypotheek hebbende voet ft quib. caus. &c. n. 3i. -en ^« pot. in pign. n. 19. en dit niet alleen voor het geld,,het welk gefchooten is, om dijken wateringen of wegen in ftaat te houden, maar ook ten aanzien van .het gewin en dubbel van dien, Zoo als bij het HofvanHOLLAnD is begrepen neostad. Decis. xxrv en xxxv. Doch dit gewijsde zoo veel de dubbele rent-heffingen of interesten betreft, is onredelijk, nadien de interesfen in eene bijkomende winst beftaan: nu is na rechten bekend, dat iemand, die fchae-vergoedinge vraagt, bevoorrecht is boven den genen, die winst begeert /. 41 ff. de R. I. I. 22. § c. Coa. de Jure aeliber. (L.VLT. XXX.) zie boven mijne Aanteekeningen\\.Boek XII. D. §i7.n.ió. Watten dezen opzichte plaats hebbe te utrecht en in o ver-nss el, vindt men bij m atth. de Auct. Lib. I. Cap. XIX. n. 12. 3 13. N. 14. Het gene groenewegen in zijne Aanteekeningen zegt, is niet alleen zeker, maar ook heeft iemand, die de bouw-ftoffe tot het herbouwen van een huis of fchip heeft geleverd, recht van ftilzw.jgende onderzettinge en is boven andere fchuld-eisfchers met privilegie gepraefereerd, gaande een jonger hypothekaris voor een ouder, het gene ■ f,111 gelderland plaats vindt schom. Konfult. en Adv. 111. Deel Kons. XLi. n. 1. en 2. Maar een geld-leener op een gekocht huis of fchip geld gefchoten hebbende, heeft daar op geene onderzettinge,ten ware uitdrukkelijk befproken carpzov. Juriuib. ex caus.pign. ére» (L. XX. T. II.) n. 29. en huber Praelect. ad dict, tït. Pand» % 8. waar mede de befchrêvene rechten niet overéénHemmen voet ter aangeh. plaats noch ook de wetten van friesland hlber mede aangehaald. Dit is ook de reden, waarom een fchuld-eisfcher, die zijn' voortvluchtigen fchuldenaar achterhaalt en hem met zijn goed doet bekommeren of arresteeren, boven anderen op dat goed recht van praeferentieof voorrechts-gang heeft,wau hier door heeft hij voor de overigen gezorgd maev. de Arrest. Cap, xix. #.24. wassen. Prakt, judic. Kop. xxii. n» 59. en benedenin mijne Aanteekeningen III. Boek XI. Deel n. 2, op het einde. Pm gelijke redenen hebben de leveranciers van geborgde mond-behoeftens praeferentie op het goed derfcheeps-iisden •b r u nn e m. ad ik 5. en 6. ff. J^ui pet. in pign. et hypotb. n. 4. en 5. (L. XX, T. IV.) Dit heeft ook te amsteldam ■.plaats roseboom .Keuren van amsteldam Kap. xxx v 11. ■als mede te napels roccus Trakt.overjchepen en vrachtgelden Art. XC1I. n. 239. 240. en 241. het welk meie bij het Hof'alzoo is verftaan in Pebr. 1582. neostad. Dec, ..xxxv. Dit ftuk vinJt men breeder behandeld bij den Advokaat 1. boel in zijne Aanmerkingen over loenjus Kap. xlv 1 r, In holland hebben gej& die geld of goed gegeven hebben, om een nieuw fchip te bouwen, daarop • recht van praeferentie wassenaar ter aangehaalde plaats^ -het gene hij met cosxalius, christinalus, en 'Roseboom bbb 3 =be»  38o AANTEEKENINGEN bewijsten de groot alhier mede aanteekent, mits de geld-leeners daar van een biji-brief hebben laaten maaken» Daar nu een bijl-brief noodig is, om recht van praeferentie te hebben, zoo is het zeker, dat de geld-fchieters buiten dien geene ftilzwijgende onderzettinge hebben.. Doch de geleerde Heer wassenaar bedriegt zig zeer , nadien bij niemand van deze fchrijvers iets foortgelijks wordt gevonden , en in de Keuren van amstelda ai geheel het tegendeel wordt geleerd Kost» van amst. Kap,, xxxvir. Art. xvin. fchoon dit alzoo mede is verftaan in.het Vervolg op de Holl. Konfult» en Adv. VIII. Kons. bl. 20. zie verder mijne Aanteekeningen over hét III» Boek XI. Deel aan heg; einde» . .... a .'-Uz 11 a rj § I4«' N. 1 De begravenis-kosten loopen voor gemeene rekeninge der echt-genooten, en komen dus niet alléén ten laste van des overledenens erfgenaamen voet de Relig. et fumpt. funer, n* iy. (L. XI. T. Vil) Hier voor zijn alle de goederen van den gemeenen boedel verbonden, .zelfs die reeds in het bezit van een' derden zijn Utr» Konsi II. Deel Kons» GX. Echter is dit alleen van de noodzakelijke dood-fchulden te verftaan brunnsm. ad l» 45. h.t, zoo wordt , ook in de Ordonnantie ,van middelburs -op V maaken van konkurr. en praeferentie alleen van redelijke dood-fchulden.gefproken Art. XL. welker bepaalinge na de omftandigheden van den overledenen aan debefcheidenheid van den rechter wordt gelaaten Vervolg op.de Holl. Konfult» en Adv. is.» aan het einde van. bl. 32,. Hiertoe behooren mede de geleverde medicijnen der lijfr en handartfen (Doktoren en Chirurgijns) en van de Kruid-mengers of Apothekers van leeuwen R. H. R, iv. Boekxm. Deel* n. o, mits dezelven in de laatfte ziekte van den over-  II BOEK XLVIII." DEEL. § 14.»; ï$ &ï 'lédenen geleverd zijn voet ter aangehaalde plaats n.6%1 het gene insgelijks te middelburg plaast heeft, alwaar ook de dienst-boden uit hoofde van een verfchenen en loopend jaar dienst-boden loon gepraefereerd zijn zie het aan~ gehaald xl. Art. waar omtrent op andere plaatzen deze bepaalinge wordt gemaakt, indien zij noch in dienst zijn, wanneer hunne heer fterft of breekt, en voor het borgen van hunn' loon geene renten of interesfen bedongen hebben voet £>ui pot. in pion. éren..-37, (L. XX. T. 1,V.) fchoon dit recht hun niet kin te ftade komen, voor dat de dood-fchulden zijn betaald Vervolg op de HolL Konfult. en Adv. X. bl. 28. De Aanmerkinge van groenewegen omtrent de rou-kleederen wordt bevestigd bij van leeuwen ter aangehaalde plaats en numm. Vers. bij de Doc~ toren enz,. iAl - Doch te middelburg moeten de erfgenaamen van den overledenen, en niet de langst-levende de rou-kleêren bekostigen Kost. van middelburg van Sukcesfien Art. IV. Zoo kan ook de langst-levende echt-genoot te: utrecht de rou-kleêren ten laste van den boedel brengen voet ad ff de Rellg. &c. (L. XI. T. Vil.) #.14 fchoon deze'lven doorgaans zijn voor rekeninge van den geenen,die dezelven wil draagen voet ter aangehaalde plaats Nieuw Nederl. Abvijsb. bl. 24» en dit is bij het Hof van holland mede alzoo verftaan van leeuwen C. F. I. IV. C. IX. 10. §. 1 <• N. ï<. Zie voet In(quib. caus pign. é'c.n.S.i'C. XX» T. li.) alsmede matth, de Auxt. L. II. Cap. IX. Insgelijks zijn de pachters in holland voor fes maanden geprefereerd voet en van leeuwen n. 10. boven aartgehaald. Voorts worden de Aamnetkingen door grqenewteBbb 3' eEN  #2 AA'N TEE KENINGEN = gen alhkr gemaakt en bij de Haagfche Regts geleerden aangenoomen in de Obfervatien over h: de groot 1/ Deel Obf LM bl. 143. In zeeland heeft niet Hechts het gemeene land ftilz wijgende of legaale onderzettinge ophet goed van pachters,of • anderen, die eenig bewind van de gemeene middelen gehad hebben derde half jaar lang Plakaat va»-zeeland van ? Aug 1Ó82.(Groot Plakaatb. iv. Deel. bl. io<ó.) maaróok hebben de Pachters uit hoofde van achtersltalligen impost recht, om binnen den tijd van fes maanden hunner fchuldenaaren 'sgoederen daadlijk zonder voorgaande rechts nleginge (bij parate exekutie) te doen verkoopen Plak. van zeel ' %iepf^ l&7°' *£ 28 ,Ó74- Solutie van 12 April », ?' {Groot Flakaatb' I'S Veel bl. -i np.j Volgens het Plakaat van zeel. van 10 Dec. iöpr. te vinden in het Groot Plakaatb. m het zoo ever.gen. IV. Deel bl \o geleerden naam hozen Jihrijver bl. 488. in het licht eekc men waar over die Heer anders denkt dan ik aldaar gedacht had de nopens het veritand van dit aangehaald Plakaat X>e le/er, die lust heelt dit nategaan, oordeeleen kieze zelf; j 16, 27. 18. De Rechts-geleerden zijn niet eens, of het recht ÏKi weiK de weezen op de goederen van hunne voogden heb-  ïï. BOEK XLVIII. DEEL, §.i* 18 en 19, (L. XX T. II.) alwaar voorts word aangeteekent, dat des voogds goed verbonden blijft, tot dat het te kort komende is betaald, niet tegenfbande de voogdij is geëindigd, of rekeninge gedaan Doch te g'endt duurt dit verband niet langer dan vijf jaaren Interpretatie van de- Kost; van* gendt bl. het v/elk te dortrkcht en in de om¬ liggende landen binnen vier jaaren eindigt volgens het Plakaat van holland 20 Dec. ióó8; te vinden in het' Groot Plakaatb. IV. Deel bl. 467. en vervolg. Doch in rraband, zegt sto km a ns, wordt hier omtrent het Rflomscb Recht niet gevolgd Decis. Cu?. Brab. xcvu n. 9 en 10. alwaar de fchuld-eisfchers, die recht van bijzonder of fpeciaal hypotheek hebben ,gepraefereerd zijn boven minderjarigen, fchoon eene ouder ftilzwijgende of legaale on-onderzettinge hebbende,het gene alzoo in Maart iójóïsverftaan. Tot hoe lang nu een voogd kan aangefproken worden om rekeninge van zijn bewind te doen, en of dit recht binnen zekeren tijd verjaare, dit kan men vinden in de Holl. Konfult. VI Deel Kons. xl v 1 en x l v 11 en, wanneer dit recht gebooren wordt, in het [Hl. Deel Kons. clxxtv. ».-4*enin het /. Deel Kons. ccxx vt i. ccxcix. ccc en iy( Deel. Kons. ccclxiv. Maar heeft een weeze, en dit is-dér moeite waardig om te onderzoeken, ftilzwijgende onderzet-■ lünge voor penningen, die de voogd aan deszelfs ouders iLhuk-  $84 AANTEEKENINGEN fchuldig is? Neem eens: titius krijgt van sejus twee duizend guldens op rente of interest, en wordt daar na door hem rot voogd over zijne kinds-kinderen benoemd; daar op komt de groot-vader tefterven, en titius, na dat hij de voogdij heeft aangenomen, te breeken: Nu is de vrage, of die weezen op het goed van titius hunnen voogd uit uit hoofde dezer verfchuldigde penningen gepraefereerd zijn ? dit wordt in het breede beweert in de Holl. Konfult. iv. D. Kons. ccclxxxii. Vervolg op dezelven Kons. xvnr.'bl. 60. zonder dat hier tegen in aanmerkinge komt de regul" rechtens, opgegeven in /. 54. /'de R. I. dat niemand meer recht aan een' ander kan geven, dan hij zelfs heeft; want de weeze krijgt geen recht van hypotheek van den vader of groot-vader , maar het zelve komt voort uit eene bijzondere vergunninge, ten einde zijne goederen niet door de voogden zouden worden ingeüokt, waar voor des voogds goederen, zoo tegenwoordige ais toekomende, verbonden zijn Holl, Konfult. I. Deel Konf xlix. Nu zagen wij zoo.even dat de weezen ftilzwijgende onderzettinge op hunner voog! den goederen hebben. Maar eens gefteld,dat de weezen hier mede niet genoeg verzekerd zouden zijn, wanneer de voogden hun bewind te buiten gongen, in dien gevalle moet een voogd ter befche.denheid van den rechter zeker doen schomak. Konfult. en Adv. 1 v. Deel Kons. xvi.w.' 20 en 21. En te vlissingen zijn 'er als dan twee borgen noodig die zig ieder voor het geheel verbinden Ordonn. op de Wees-kamer Art. xxx. Mede wordt bij de Rechts-geleerden getwijffeld, of de weezen ftilzwijgende onderzettinge hebben op het goed van iemand, die in des voogds plaats, geduurende deszelfs afwezenheid, de voogdij waarneemt. Sommigen maaken onderfcheid of deze door den rechter, of wel den voogd zelf is gefield, en zijn van gedachren, dat in het eerfte geval sen nietin het laatste, deszelfs goed verbondenis. Doch yoli  II. BOEK XLVIII. DEEL; § i<5. w. 18. 38^ volgens voet heeft hier omtrent geene bepaalinge plaats. Zie boel in zijne Aanteekeningen over loenius Cas. CX. Zoo is ook des mans goed , zoo als wij £oiw aanteekenden in het sii Deel § 17. n» ló. voor het aangebracht huwelijks goed van de vrouwe wettelijk verbonden, fchoon zij nier, zoo als ten tijde der Romeineny daar op een geprivilegieerd hypotheek heeft, het welk mede in saxen plaats vindt na het getuigenkfe van berlichius Conclus.pract. lxv. n. 3. en 4. alwaar hij van num. 74. tot 90. verfcheidene gevallen opnoemt, in welken eene vrouwe geene ftilzwijgende onderzettinge heeft. Bij voorbeeld: wanneer zij met haaren man voor gemeene rekeninge koophandel drijft of herberg houdt: (waar van wij reeds boven gefproken hebben in het I. Boek F. Deel n. 37.) zoo ook, indien de man door de kwaade huishoudinge of de ongebondene en verkwistende levens-wijze van zijne vrouwe tot armoede gebracht is, en zulks kan bewezen worden; als mede, wanneer zij met haar voorweten, een' man trouwt, die zeer verkwistend is, of reeds vóór het aangaan van het huwelijk in fchulden ftak. Bij welke gevallen Berlich. noch anderen voegt, die men aldaar kan vinden. §. 17. N. 19. Het gene de groot alhier zegt, is na recb* ten, zoo als mede bij den Hovevan holland is begrepen den 17. Febr. 1Ó77. En in den Oorlog der Advokaaten Cas. XF. alwaar even als bij brunnem, ad leg. 37. h. t. (L. XI. T. VII.) wordt gezegd, dat een verhuurer van huiEen of landen is gepraefereerd vóór begraafnis kosten, die alléén in pracht bettaan, niet Hechts ter voldoeninge van de huur of pacht, maar ook wanneer het huis of land door des huurers toedoen is verergerd brunnem. adleg.x.jf. In quib. catts. &c. (L. XX. Tit. II.) en dit vindt men ook in de Kostume van Antwerpen Art. xi. bl. 208 Doch voet In quib. caus. &c. wil ». 3. dat eenverhuuCcc rer  3$t> ' A A N T EE-KE N INGEN rer geene ftilzwijgende onderzettinge öp de tilbaare goederen van den hüurer heeft, ten zij hij dezelven voor af in beflag of arrest genomen' heeft, 'zoo als dit te middelburg 'den ï Maart 1621. is geadvifeerd Vervolg op de HolL Konfult. en Adv. bl. 184. Wanneer 'er nu zulke keuren niet voor handen zijn , worden des- huurers goederen van zelve verbonden, zoodra zij op-den verhuurden grond gebracht en gevonden worden per es. In quib. caus. pign. vel hv* poth. tacite etc:n. ult.mb. VIII. Tit XV.) Hier omtrent wordt bij groenewegen alhier te 'recht eene bepaalinge gemaakt, die mede bij voet wordt gevonden ad ff' Inquib caus. p!gn. vel hypoth.n. j. Het tegendeel echter vindt meri in ■ de- Keuren van A msteld a m-, volgens dewelken niét allèen des huurers eigene, maar ook de bij hem geleende goederen tot betaalinge-van. de hüur verbonden zijn, ten zij-dié den huurer gegeven waren,' om daar van iets te maaken roséboom -Kost. van a:^tw;erpen'% L.U Art. Lxxxi Deze-uitzonderinge' wordtmetfétéVlissingen gevolgd'' alwaar-echter dé vérhimrers geene ftilzwijgende onderzettinge hebben op eenes anders ingebracht goéd, ten zij het zelve den huurer-tot huisféfijk gebruik is verftrekt Kostume van vlissingen Kap, vu. Art. ix. bl. 71. Met de vorengenoemde Keuren., van amsteldam ftemt overeen de Kost, van a'nt' werpen, rbij zop-verre de ingébrachte goederen in geen' trouwers gereedfch'ap' beftaan Art. xr bl. 2c8. en Art. xvn. bl: t72.. Té' siit3d e l b u rg kan een verhuurer de hand léggen op alle'zulke goederen, waar van de huurer eenig profijt' heeft 'Kost. 'aldaar Art', vi 1. &i 41 . Insgelijks hebben Gekmmttteerde Raadeni op uudfükkeïyken last van de Staaten'van zeeland van 2*,.fSepfi. -1078: Bij ■PYakadt'vu»-^ OkP. 'van hét Volgend jaar den' verpachters-van landerijen vergund, ■ omme ' te.e voldoeninge van- een verfchenen en - verzekeringb van een loopéri'd jaar pacht',- aï*het gene op hunnen-grond M vonders' wordt, fchoon écTP ander toebehoorendé, in'bV- flag  II BOEK XLVIII. DEEL! 517.». 19 3S7 {lag te mogen neemen. Voorts is bi} der Staaten Plakaat van 26. Junij 1664. Art. xn. den pachters, omme hunne inhaaligheid te beperken, verboden,eenige vruchtdragende of andere boomen zonder onderfcheid, uitgezonderd tronkwilligen en anderen die vier jaaren oud zijn, zonder fchriftelijke toeftemminge des eigenaars te houwen, op verbeurte van tien guldens ten behoeve van de Graaflijkheid voor eiken boom9 die tegen dit uitdrukkelijk verbod isuitgehou* wen, als mede op ftraffe van alle zulke fchaê-vergoedinge, als de eigenaar in rechten kan zweeren daar bij te hebben geleden , of anders zoo veel de rechter redelijk oordeelt Groot Plakaatb. iv. Deel. bl. 103 5. Maar laaten wij den afgebrooken draad wederom opvatten. Een verhuurer behoudt recht van ftilzwijgende onderzettinge, waar van wij zoo even fpraken, op het tilbaar goed van den huurer, fchoon voor de betaalinge borg is gefteld, of deszelfs goed daar voor uitdrukkelijk verbonden, nadien eene al te groote voorzichtigheid niemand fchaadt voet Jguib. mod» pign. fölv. n. 12. (L. XXIX.-T. VU) Doch dk gevoelen wederfpreekt boel breedvoerig in zijne Aanteekeningen over loenius Cas. xxxm. alwaar hij aanmerkt , dat in dien gevalle fchuld-vernieuwinge of novatie plaatsheeft; welke aanmerkingemisfchien al vrij wat fcherpzinnig is, fchoon dit bij het Hof van Vlaanderen mede alzoo is begrepen Precis du droit Belg. pag. 177-. Zulk eene ftilzwijgende onderzettinge hebben de verhuurers zoo wel op de goederen van-meerer- als minder-jaarigen voet In quib. caus. &.c. n. 4. De tijd dezer onderzettinge duurt op de eene plaats korter dan op de andere: zoo is te mi ddelburg een verhuurer vöor een jaar verloopen huür gehypothekeerd, en niet voor de volgende jaaren, dan na gedaan arrest Kost. van middelb, bl. 20. Art. V. Te vlissingen heeft een verhuurer geen recht van ftilzwijgende onderzettinge zonder arrest Kost* aldaar Kap. vit. CCC 2 Art.  3=88 AANTEEKENINGEN Art. ix. Voorts is een verpachter geprefereerd op alle vrnch~ ten, zoo wel die uit. de natuur zijn voortgekomen als dia door vlijt van den pachter zijn aangekweekt, bovenalle andere fchuld-eifchers, fchoon ouder recht van hypotheek hebbende, zelfs boven weefen, die recht van ftilzwijgende onderzettinge hebben Utr. Kons. I. Deel. Kons. LXUI. en voor al Kons. LXVllU alwaar n. 4. wordt geadvifeerd, dat een verpachter komt vóór iemand ,. die geld ter behoudenisfe of inftandhoudinge van den grond gefchoten heeft. Doch dit kan naauwlijks zoo algemeen worden.opgevat, y/ant num, 14. van dit Deel hebben wij gezien, dat een ieder, die geld geleend heeft, om eenig goed in ftand te houden, een geprivilegieerd hypotheek op het zelve heeft voet gui pot. etc. n. 19. Nu leert de bekende regul, dat twee gelijkelijk geprivilegieerde fchuld-eisfchers met hun. privilegie ten nadeele van eikanderen geen voordeel kunnen doen, maar dat de oudde fchuld-eisfcher het beste recht heeft lauterb. ad ff. de Reb. auct. jud.posfid. n. 49. (L» XLII. T. V.) voet Jpui pot. funt in pign. n. i<5é. van leeuwen Cens. for. L. IF, Cap. XL n. 4. en 5, berLich. Concl. Practic. LXF. n. 155,^^.25.9. Doch bij het Hof van holland is in de maand Februari] 1582. gewezen,, dat fchuld-eisfchers, uit ééne en dezelfde oorzake geprivilegieerd zijnde, met eikanderen gelijkelijk of in. konkurrentie moeten komen, zonder aanfehou te neemen, wie van hun het oudfte recht heeft. Van dit gevoelen is mede. w a s s e n a a.r Prakt, judic. K. XXII. n. óo. voet £)ui pot.funt in pign. n. gó. waarom vinnius te recht aanmerkt over FECKi us ad rem naut. de Exercit. act.pag, 95. dat,, verfcheidene fchuld-eisfchers, . niet aan den fchipper, maar aan kooplieden,, onder verband van hunne gekochte goederen, geld op bodemerij gefchoten hebbende,, niemand van hun boven den anderen is geprefereerd,. aaaar dat zij, allen pond en ponds gelijke deelen; het gene bij  II. BOE$ ;XLVTU. DÈEL. §. 17.^19. 389 ibij de BodemarijkatnertQ amsteldam wordt gevolgd, waar van wij beneden zullen fpreeken ///. Boek XI, Deel Zoo is mede bij den Hoogen Raad te mechelen in Februari] van den jaare 1620. verftaan, dat twee fchuldeisfchers op één en denzelfden dag recht van hypotheek op eenig goed verkreegen hebbende » zonder dat het blijkt,welk der beide hypotheekén ouder is,, zij beiden in gelijke aanmerkinge komen Precis du droit Belg. pag. 162. du laurij, la Jurisprud. des Paijs-Bas Autr. Arrêt LX. Wanneet 'er gefchil ontftaat over den vóórgang des tijds, zoo moec niet flechts bij het onderzoek op den dag en het uur, maar zelfs op het tijd-flip van het hypotheek gelet worden morn ac. ad Rubr. ff. * 3. heeft geen recht van vervolg op het goed, het welk van zijn grond is vervoerd, ten zij het zelve te vooren was bekommerd. Waarom ook bij het Hof van holland den 27 Nov. 1Ö07. is verftaan, dat een verhuurer recht van praeferentie hadt op de penningen, die van de bekommerde en vervoerde goederen bij verkoop gemaakt waren Decis. en Refol. van holl. n. 84. Doch het gevoelen van onzen fchrijver is te recht gevolgd in de Kons. en Adv, van schomaker nr. Deel Kons. xxxx.n. 5. En in dif recht kan hem noch de land-man , noch iemandanders op eenigerhande wijze verkonen Kons. xxx 11. n. 20. en vervolg. Het welk hij zelfs als dan noch behoudt, niet tegenftaande de huurer zoo veele goederen hadt achtergelaten, dat daar aan de huur gencegfaam konde verhaald worden Oorlog der Advok. £/. 113. §. 18. De Steden; zegt de groot, hebben wettelijk hypotheek op de goederen van hunne bewindhebbers, het gene ook van de Gods-huizen gezegd kan worden van leeu* wen R. H. R. iv. B. xnu Deel n.w. Vers. ten achften. voet tn quib. caus. pign. vel hypoth. n. 25. en 26. (L. XX. T. ll.j Zoo is mede ten behoeve van gehuchten of dorpen verbonden het góéd van zulken, die den ontvang van eenige belastingen B. V. van morgen- of molen-velden hebben. N. 23. Dit zelfde recht heeft mede de West-Indifche Kompagnie gelijk wij. % 1. n. 12. gezien hebben. N. 24  II BOEK XLVI. DEELÏ § 19. 24'i 391 §. 19. 24: Koopmans goed is den fchipper voor de vrachtpenningen, 'en andere onkosten of verfchotten verbonden, 200 lang de goederen niet zijn befteld -f want dit gefchied zijnde, zoude de fchipper alleen eene aanfprake tegen den perfoon der bevrachters hebben ,• om dat tilbaare goederen geen gevolg hebben Holl. Konfult. I. Deel Kons* CXCV1. Insgelijks is te amsteldam den 19. Okt. 1677. geadvifeerd en bij zekere verblevene of arbitraalc uitfprake aldaar verftaan, dat den fchipper recht van legaal hypotheek toekomt Vervolg op de Holl* Konfult. en Adv. Xfe èl. 17> §. 21. 2V. 27. Een koopmans bewindhebber (fiktoor) en -ara-, foachtsman aan het hun toevertrouwd goed eenig voordeel hebbende toegebracht, hebben daar op recht van infeoudinge of retentie voor de fchade, die zij daar bij geleden hebben, onverminderd het verhaal, het welk zij op hunnen meester hebben, en zijn daar op boven andere fchuld-eisfchers gepraefereerd voet de Jnst. act. n, alt. (L, XIV.T.IV.) wel verliaande, zulken, die alleen eene perfoneele aktie hebben dezelfde Prof. vöet J>tó pot* junt in pign. n. 37. Bij omgeeft bekommeringe of arrest geen recht van praeferenïie voet de In jus voc.n.64. (h, 11. T. IV.) ten zij dit uitdrukkelijk is veroorlofd, zoo als te vlissingen Kost, der Stad vlissingen bl, 76. Art, vin. alsmede in Gelderland Handletd, tot de Hedend. Rechts-geleer d,h. bl. 29. Het gene evenwel alzoo te verftaan is, dat een ouder arrestant gaat vóór een' jongeren knobbaaut Kost, van cehdt Rubr, vi, Art, I& Obferv. iv. (en dk is buiten twijffel.  392 AANTEEKENINGEN fel, de meeninge van de Vlisfmgfche Kostume) doch niet vóór zulke fchuld-eisfchers, die reeds uitdrukkelijke of ftilzwijgende onderzettinge hebben schom. Kons. en Adv. m. Deel Kons. xtx. n. 48. zie ook den naamloozen Schrijver in de Aanteekeningen over matth. Verhand.over de opveila. Boek xix. Deel bl. 544, Echterfchijnt^ Schrijver te twijffelen, of niet de eerfte arrestant daar ter plaats gaa vóór alle andere fchuld-eisfchers, van welkenaart hunne fchuld ook zoude mogen zijn; fchoon in dezen geene de minfte twijöelinge is. Dan dit arrest moet gefchieden, eer de fchuldenaar breekt, andere zoude het zelve van geene waarde zijn Kons. xxu. n. 19. en Kons. xxiv. n. 16: Hoe zeer dit te n ij m e g e n anders wordt verftaan n, ij; Mede geeft na de be/chrevene rechten arrest geen' voorrechtsgang zie de aangeh. Kons. n. 12. zoo ook niet een inftrument, waar van de hand reeds voorden rechter is erkend, zoo min als een rechterlijk gewijsde, fchoon des fchuldenaars goed ter voldoeninge aan het zelve reeds in beflaggenomen was, zoo lang het goed noch riiet is verkocht} maar een ander fchuld-eisfcher inmiddels opkomende, en gelijk recht hebbende, moet met den arreftant gelijk deelen of konkurreren voet In quib.caus. vethijpolh.n. 22.1 (L. XX. T. 11.) Jy 6 ' De regul rechtens, dat niemand recht van hypotheek op eenig ontilbaar goed kan verkrijgen, alvorens daar van de veertichfte penning is betaald, hééft geen plaats ten opzichte van ftilzwijgende of legaale onderzettinge • v o e t de Pign. vel hypoth.n. 11. In zeeland zeker is alleen genoeg," dat de verband-brief voor Schepenen wordt gezegeld. Niet lang geleden, te weten: den $o.Okt. 17ÓÓ.hebben destaa* ten van holland bij Plakaat over denveertichjlenpenning bepaald; dat iemand, eenig belast onroerend goed koopende, en het zelve in minderinge van deaanhem verfchuldigde koop-penningen van den verkooper overneemende, de  t- II. BOEK XLVIII. DEEL; § 2ün. 2j. 393 •de veertichfte penning van dat verkocht goed zijnde betaald, niet verplicht is andermaal den veertichtten penning te betaalen, ten ware hetzelve wederom op nieuw verbonden wierdt Europijche Staat-Secret. Nov. 1766. bl. 585. Ne-, AerL Merc. Nov. 1766. bl. 188. V.V.v.b\(.:-%..;. i;--..:jrrfriaj«5:^ 'itt iyyij%\ w/O JV. 28. Onder eene algemeene onderzettinge zijn ook erfpacht-goederen en onverftervelijke erf-Ieenen begrepen. .Want op de meeste plaatfen worden dezelven onder vrije en onleen-roerige goederen gerekend, welken dus tegen wille en dank van den eigenaar bezwaard en vervreemd kunnen worden voet de Pignor. et hypoth. n. 6. Doch dit is in Gelderland geheel anders, zoo als zulks den27. Jan. ïóio. is verftaan, het welk mede in zeeland plaats heeft. Evenwel vindt men Schrijvers, die van andere ge. dachten zijn, opgenoemd in eene afzonderlijke verbandelinge van den Heer petr. van noeijen Over het bonfent van een Leen-heer voornamenltjk tot het verband der Leen-goederen in gelderla nd bl. 25. n. 5. die echter, zoo wel als voet zoo even aangehaald n. 16.onderfcheid maakt tusfchen leenen, die genoegfaam tot vnje of allodiale goederen zijn gemaakt, en.zulken, waar over de leenman buiten toeftemminge van den leen-heer niet kan befchikken. Hier toe behooren echter geene bezwaarde of fideikommisfaire goederen, nadien dezelven bij de vervullinge van het getteld indien, of de aanwezenheid van het bedoeld geval, met zoo zeer des bezwaarden erfgenaams eigen zijn als wel den begunftigden toebehooren; ook niet üe goederen van den erfgenaam, om dat de overledene dezelven nóóit onder zijne goederen heeft kunnen rekenen. Onder dit algemeen verband zijn ook begrepen ervenisfen, 'nadien daar bij verbonden zijn alle goederen \ niet alleen teDdd gen-  j54 A A N T Ë Ê K Ë N I N Q Ë N genwoordigen, maar ook tóekóffiftifen, zoo roerenden atsOnroerenden en onligchaamehjken; als mede de winkelwaaren», die in eene winkel worden gevonden. Zelfs wordt daar" van bij ons niet uitgezonderd het noodzaakelijk huis-raad, zonder onderfcheid van eene generaal legaale. of uitdruk' kelijke onderzettinge voet de Pignor, et hypoth. n. 6 en fi Over het recht van generaal hypotheek kan worden nagezien abr. de pape obs. ad Cons, ICt, Bat, Vol. II,pa< en vervolg. In holland geèft eene algemeene onderzettinge geen' voorrechts*gang, ten ware het zélve voor eenig gerecht aU daar gefteld, behoorlijk met alle de vereischtens in gefchrift gebracht, en de veertichfte penning daar van betaald zij. Die nu aan dit alles hèeft voldaan, is gepraefereerd boven alle fchuld-eisfchers y die geene bijzondere of fpeciaaie onderzettinge hebben, zonder onderfcheid, of dit verband voor Schepenen in de Stad* of op een dorp is gedaan. Doch een generaal hypotheek ftrekt Zig niet uit buiten het gebied der vaste goederen, zoo dat dezelven in holla nd niet kunnen verbonden worden, ingevalle ze aldaar niet gelegen zijn voet de Pknor. et hypoth* n io tn 11. (L. XX. T. I.) f. 24. JV. 29. Het gene de groot alhier omtrent de algemeene onderzettinge gewaagt, is zeker. Behalven dégewijsden van den Hove, bij groenewegen aangehaald;, Zijn 'er noch twee anderen van den laatften Julij idbpü «n zo. Julij ï6iu Dects. en Refol. van bqll» n, 196* §. 27- IR 316 De Aanmerkingen van groenewegen ovde dis  II BOEK XLYIII. DEELi §27. n. jii 39? dit nummer is na rechten: die ook. in zijne Leg. ahrog. ad. I. 11. Cod. gui pot. in pign. habent. (L. VIII. T.XV1U.) aanteekent, dat middelfoortige fchepen onder de ontilbaare goederen gerekend worden , dewelken derhalven voor den gerechte van holland moeten bezwaard en , waar van de veertichfte penning mede moet betaald worden. Welke fchepen daar voor nu moeten gehouden worden, zegt hec Plakaat van de Staaten van holland van den 10 Maart 1622. te weten die de groote van vier last hebben, als ook fpeel-jachten, van welke groote die ook mogen zijn, de helft te betaalen bij den verüjder van het hypotheek, de helft bij den ontfanger vanhet zelve Groot Plakaatb. I. Deel bl. 1977- doch bijzondere onderzettinge van ontilbaare goederen moet gefchieden voor den rechter, onder wiens gebied dezelven gelegen zijn, terwijl de tilbaare goederen den eigenaar overal volgen, en met hem aanwezig gerekend worden voet de Pignor. n. 12. 'Lr zijn verlchcidene Stedelijke keuren, welken het gevoelen van de groot omtrent de bezwaannge der tilbaare goederen bekrachtigen Obferv. over h. de groot iii. Deel Obferv. lxxviii. bl. 181. tt 28. 2V. 33: de groot zegt alhier, dat bijzondere onderzettinge over tilbaar goed ten nadeele van andere fchuldeisfchers niet krachtig is ■ ten zij 'er eene ter handzettinge of overgifte voor drie getuigen of een' Notaris en twee getuigen bij kome, fchoon hij % 26 hadt geteerd, dat zulk eene onderzettinge , zoo wel zonder ter handzettinge als met dezelve, van kracht ware, zijnde het over bekend, dat behalven de overgifte der tilbaareoe gderen, niets verder wordt vereischt, het weik niemand zal tegenfjreeken lk zou der. fealven m den eerften opflag zeggen, dat dit gevoelen uit Ddd 2 de  jo5 AANTEEKENINGEN de penne van de groot bij vergisfinge' was gevalleng. en dat men in plaats van ten ware de ter handzettinge moest leezen ten ware de onderzettinge wanneer de zin deze zoude zijn, dat de overdracht óf het transport van roerende goederen, door een' fchuld-plichtigen ten behoevevan dezen of geenen fchuld-eisfcher zonder ter handzettinge of overgifte gedaan, de verdere fchuld-eisfchers niet kan benadeelen, ten ware het zelve voor drie getuigen of eenNotaris en twee getuigen befchreven zij, Kn uit de Aan* tcekeningen van groenew. alhier, alwaar hij eene uit* zonderinge, die hier omtrent te amsteldam plaats heeft, ainhaalt , is licht afteneemen , dat hij onzen' Schrijver alzoo heeft begrepen en ook zijn gevoelen volgt. Doch het is buiten tegenfprake, dat dit de meeninge van de groot niet is geweest, om dat hij naderhand den 28. Febr. 1632. hier over zijnde gevraagd, geheel het tegendeel heeft ge» advifeerd, zelfs, fchoon de fchuld-plichtige bij het bewij3 van overdracht of de akte van transport betuigde, deze goederen van zijn' fchuld eisfcher in het vervolg ter bede te zullen bezitten, vermits, na zijn gedachten, zulk eene verzekeringe flechts gefchiedt, cm wetten, die eene daad» lijke overgifte vorderen, krachteloos te maaken, en langs dien weg de overige fchuld-eisfchers te benadeelen. Dit advis kan men vinden in het 111. Deel der Holl. Konfult'atien Kons. clxxiv. n. 4. Zulks wordt ook te deventer gevólgd volgens het geadvifeerde van den 1 April 1684 schomar. Konfult. en Adv, Kons. xxxv. n. 12. waar mede overeenltemmen de Kostumen van Antwerpen bl. \tri!*r^ir*^^rfoovd .foM ibbw' tifcAüi tusv. ■ ■■'§•■ 29* ■:• tsrtf csb ns"»2j;bd rat - N. 34. Niet tegenitaande de' tilbaare goederen geen ge» volg hebben, en alle onderzettinge derhalven nietig is-, zoo dra die goederen in eenes'anders bezitgbkomfnzijn, hetzij dezelven fpeciaal of generaal Verbonden zijn , evenwel moetder uitzonderinge.van onzen.Schrijver «..29. en 30. plaats gegeven worden , vermits fchade.voor bate; gaaLvoet dePignor. et. hypoth. n, 14. (Lib. XX Tit. I.) welk gevoelen van de  4oo AANTEEKENINGEN de groot de naanfloo&e Schrijver mede is toegedaan in zijne Aanteekeningen over ante matth. Verbandelinze over de opveilingen I. Boek XI. Deel §71. bl, 274, N. 37. Over deze vereifchten hebben wij gehandeld §. 23.». 28.; Doch hoezal het gaan, bijaldien door toedoen van den Griffier of Sekretaris eenige bijzonderheden ziin verzuimd, of ingevalle hij de fchuld-eisfchers, na voorgaande afvraaginge, heeft verzekerd, dat de ontilbaare goederen aan niemand anders behoorlijk zijn verbonden ? In dien gevalle heeft de onderzetter voor het te kort komende tegen hem aanfprake tot fchae-vergoedinge voet de Pignor. et bypoth, n. ii. ook met al deszelfs gevolg; het welk uitdrukkelijk alzoo is verftaan bij het Plakaat van Vlaanderen van 16. Sept. 1673. te vinden in het Plakaatb. van Vlaanderen UI, D. bl. 1458. zoo als mede in dat zelfde jaar is gewezen Precis du droit. Belg. pag. 161. Een Plakaat omtrent deze vereischten hebben ook Hunne Hoog Mogenden den 24, Dec, 1 óp $. uitgegeven Zie Groot Plakaatb, IV,D. bl. 1184; §• i** K. 38. In voorige tijden konde niemand eenige leen-goederen belasten dan met toeftemminge van de geestelijkheid, waar mede zij hunne onderhoorigen begunftigde„ om hem tot den kruis-tochl naar palaestina aantemoedigen om des heilands en der Apostelen voetftappen , die aldaar noch overig waren, te drukken Vaderl.Hift.lLD.VU.B.bl.202, en vervolg. Dit ftuk wordt door voltaire breeder behandeld Esfai fur l'Hist. gen. T. 1. Ch. xliii pag. 297I en verv. en Tom. 11. Ch. xlvi. Van deze Kruis-tochten jrinde njen roeerraaalen gewaagd in het Levm van Wtllem IL  II. BOEK XLVIII. DEEL. §. 31. n\ 38. 401 11. Roomsch Koning, uitgegeven door den Heer meerman en opzetlijk bij den Heer buddaeus Select, juris. nat. et gent. Tract. II. de Expeditiombus cruciatis et bellis, quae religionis cauja geruntur, ,bij wien mede onderzocht wordt, of dezelven als onzondig zouden kunnen verdedigd worden. Een achter-leen kan niet bezwaard worden dan voor het leen-gerefhte van den achter-leen-heer, fchoon dit op fommige plaatfen ter keuze van deft achter-Ieen-man wordt gelaaten voet de Pignor. et hypoth. n. 9. §• 32. 2V. 40. Tegen het gevoelen van de groot en der Rechts-geleerden bij groenewegen aangehaald, is geadvifeerd in de Utr, Konfultat. ij. Deel Kons, LXXVIU hoe zeer een fchuld-eisfcher uit verfcheidene aan hem verbondene goederen kan kiezen, welken hij het eerfte wil aanfpreeken Utr. Konfult. II Deel Kons. CX. n. 4. doch met dien verftande, dat, zoo dra hij eens de keuze heeft gedaan, het niet meer in zijne macht ftaat, cm eenigandergoed , waar van een laater fchuld-eisfcher in bezit gefteid is , uit te winnen brunnem. ad l. 8. ff. de Distr act. pign. (L. XX. T. V.) h> 34. (2V. 42. Bij de Romeinen gong, .zoo als groenewegen alhier aanteekent, eene ouder generaaie onderzettinge, vóór eene jonger fpeciaale: doch dit is bij óns zoo ten opzichte der tilbaare als ontilbaare goederen geheel anders ■. zoo dat nu eene bijzondere .onderzettinge, die laater is, in aanmerkinge komt vóór eene aigeaieene, die vroeger is. Dit is> ook alzoo te utrecht den 18 J&n. 1700. bepaald voet de Pignor. et hypoth. n. ió. en wordt ook in Gelderland gevolgd schom; Konjult. en Adv. IF. Eee Deel  4«o' A- A N T E E K E N I N G E M Deel Kons. XV. pétfM ixo. alwaar zulk eene bijzondereonderzettinge voor den fchuld-eisfcher van zoo veel gewichtsis, dat hij zonder voorafgaande rechts-pleginge het verbonden goed kan doen vei koopen, mits den fchuld-plichtï» gen fes weken te voren hebbende gewaarfchuwd «chomz,oo even genoemd n, 5. Maar de ftilzwijgende'] de groot zegt dat een )egaal hypotheek geen meer recht geeft dan een fpeciaal maar dat dezelven met eikanderen volkomen gelijk ftaan; het gene mede alzoo te utrecht is geadvifeerd den 18 Juni] lóón Utr,' Konfult. I. met Kons. c v r 1, n. 4. insgelijks te" arnhem in Sept, 1707. schom. Konfult. en Adv. iir„ Deel Kons. xli. laatste nummer en v. Deel Kons.xun 2 c Op dezien grond fteunc ook het Advijs van onzen fchvlu ver, te Vinden in de Holl Konfult, ir-r Deel Kons. cccrï, bti 539. en Kom. clxxiv. n. 6. benevens de groot-1 1 u Boek xx. Deel n, 27. Doch. dit wordt in erab;and aizoo met verftaan, zoo als wij beven n. 18.hebbenaange* teekend. Hier uit volgt, dat een fchuld-eisfcher, aan wieneenig ontilbaar goed ftilzwijgend verbonden is, even als iemand, die daar op een fpeciaal verband heeft, de macht heeft om het zelve overal te vervolgen en zijn recht tegen een iegelijk bezitter te handhaaven, om dats en dij is de reden onroerende goederen met hunnen lasr en gevolg overgaan /. 18. § 2. de Pignor. act. (L. XIII. f. VJlV) üie van leeuwen Aanteekeningen over de- Kostumen 'i/«;rhi]hlas&^. l.viii. groenewegen ad L 8. § 4. Cod. de Sec, nupt, (L. V. T. IX.) carpzov. Deetsi Jllustr. P. xii. D-ee. cclxxiii. «. 15-. dezelfde in Proc. jur. T.xxu Art. v. n. 38 en verv. schomaker Konjult, en Ad'v. iv., Deel Kons. lxxi. ». n. waar var* dis  II. BQ'EK.-XLVJll OTEILi, &35. 40,5 cjit wederom de reden is,- om dat niemand een' ander meer recht kan toevoegen , dan hij zelf geniet Feryelg cp de Holl. Kons. en -Adv. l i t. bl, ïóo, Doch het geadyifeerde te arnhem van den Jaare 1707. moet met eenige bepaalinge worden opge /at; want volgens de Stads-rechlen van a r n« e m en harderwijk behoudt een ftilzwijgend onderzetter of legaal hypothekaris geen recht op het goed, het welk reeds aan een'derden is verkocht, ten zij hij vóór de openlijke verkoopingeheefc doen bekend maaken,, dat dit goed aan hem legaal verbonden is schrassert Cod,'Gelro-Zatphan. Tit.Hypopbeek En dit is ook redelijk; want eenelegaaleonderzettinge wordt niet te boek aangeteekend of geregistreerd, waar yan bij gevolg niemand genoegfaame kennisfe kan krijgen. Vooits is ten opzichte der befprokene onderzettinge den 22 Dec, 1Ó10 bij het Hof van holland verftaan, dat iemand,, die 30 of 40 jaaren laat verloopen zonder het hypotheek ,aantefpreeken, zijn recht verliest, indien het verbonden :goed in bezit van een' derden na dien tijd is gekomen Decis. -en Refl, van holland n, 33 5* *9 M gemeen eenter behoudt een hypothekaris dit recht van hyptoheek, zonder onnderfcheid, of de bezitter daar aan zij gekomen ondereene voor deelige of lastige aankomst; (kikpatjyen ofooeteufe-n ütul) en of hij van bet vérband keaotsfe &©bbe gehad öfcast,, na uien de vrage alleen deze is, of iemand het;bez,waard.pand in bezit hebbe voet de Pignor.tt.kypolh.xf. 1.3. (L.XX.T. i.) ten zij die verkoopinge by rechterlijk bevel oi dekreet ware gefchied, wanneer het goed van de belastinge wordt gezuiverd, behoudens echter der fchuld-dsfeheren,recht op . de^penningen daar van gemaakt JSlederl. Advisb. iv. Deel Kons, c l x x 1. bl, 473. Maar leen-goederen kunnen niet legaal verbonden worden, .zoo als onder .anderen b\jhet Keizerlijk Hof ie vrsiLAR as verftaan, na Jiet getuigenisfe van ;MI|nsincerlis, het Eee z welk  404 AANTEEKENINGEN welk insgelijks in Gelderland wordt gevolgd petr? van noeijen aangeh* verhandel, bl, 30.». 22. die aldaar n. 23. deze uitzonderinge opgeeft, ten zij de fchuld fpruite uk het herftellen van dijken of dammen. §• 37' 17. 46, groenewegen bewijst alhier met veels rechts-geleerden, dat der voogden goederen voor hun bewind ftilzwijgend verbonden zijn, zoodra de voogdij is ingegaan; en dit is ook het Advijs der Hollandjche Rechtsgeleerden in het iv. Deel Kons. cxcix. n* t. Daar nu eene ftilzwijgende of legaale onderzettinge met eene bedongene of konventioneele gelijk ftaat, zoo als wij indevoorige § Zagen, zoo volgt van zelfs, dat een minderjaarige, die recht van ftilzwijgende onderzettinge op zijnes voogds goederen heefr, met iemand , die recht van hypotheek op het zelve bedongen heeft, gefchil krijgende, het onderzoek moet zijn, wie van hun het oudfte recht hebbe: zoo dat het geadviteerde, te vinden bij schomaker Konfult,- en Adv. ïil Deel Kons. xui.n; 2S* aan het einde niet zeer rechtmaarig is, waar bijgezegd wordt, dat eene ftilzwijgende onderzettinge , als komende uit de vergunninge der wetten, krachtiger is, dan die bij den fchuld-eisfcher voor Schepenen Ls bedongen* uit welke dwaalinge wederom tegen alle recht aan ditbefluit aldaar wordt opgemaakt, dat jonger ftilzwijgend hypotheek van minderjaarigen gaat vóór ouder uitdrukkelijkhypotheek van anderen. Dan dit gevoelen kan geenfins verdedigd worden r wanneer men de wetten, daar toe bijgebracht, onderzoektj fchoon twee Gelderfche Praktijljns dit alzoo se Arnhem in Sept, 1707. begrepen hebben, die hier omtrent hebben misgetast. vVant indien dit aangong, zouden de minderjaarigen niet Hechts een eenvoudig maar een geprivilegieerd legaal verband op hunner voogden goederen heb*  II BOEK XLVIII. DEEL; §,37. n. 46: 405 hebben, het welk hun nergens wordt gegund: ten ware men met carpzov. Jurisprud. for. P. I. Const. XXVIII. Def. LI. n. 4. zeer verkeerdlijk wilde ftellen, dat de Graaflijkheid ten aanzien van gemeene of kontrakt-fchulden een bevoorrecht hypotheek hebbe, waar bij zij boven alle laatere hypothekarisfen van zijn' fchuldenaar gepraefereerd is; want het is de natuur van een geprivilegieerd hypotheek met, dat de eerfte hypothekaris gaat vóór den laatften, maar wel de laatfte vóór den eerften» § 40. 2V. 49. Dit voorrecht, den Amfteldammeren eertijds toegedaan, is bij een laater Plakaat der Staaten van holland den 5 Febr. 1ÓÓ5 wederom ingetrokken van leeuwen Cens.for, L, IV, Cap. XI, § 10. Cap. VIL % 9. §. 41. N. $r. Een fchuld-eisfcher, zegt de grootJ mag bij voorwaarden niet bedingen, dat de eigendom van het ondergezet goed bij wan-betaalinge aan hem zal zijn vervallen , het welk bj Keizer konstantinus ook wordt afge-* keurd, op dat een fchuld-eisfcher zvjn' fchuld-plichtigetj niet al te lastig zoude vallen, en de laatste door den eer-( ften niet zoude uitgemergeld worden voet de Distract, pign. n. 6 (L. XX» T. V.> matth, de Auct. L. I, C*III. n. 11. Doch zulk een beding, zeggen zij, , kan ba» ftaan, dat het verbonden goed den fchuld-eisfcher, ingevalle van geene behoorlijke betaalinge, tegen een'redelijken prijs zal verkocht zijn, of dat de fch.uld-plichtige aan hem bet zelve zal moeten overlaat^n, verkoopen of in betaalinge geeven. Meer andeie aanmerkingen kan men hier omtrent vinden bij lauterb. ad ff de Pign. act. n. p.~ 10. en H. (Utu Xlil Tit* VU.) en voet De hypotb. n* 25- Eee 3 26  405 AANTEEKENINGEN 26. alwaar n. ïi. en 22. verfcheidene bedingen worden opgegeven, die de fchuld-eisfcher met zijn' fchuld-plichtigen kan maaken; en *. 23. fpreekt hij van de weder-tocht of het pactum antichrefeos, om in plaats van renten of interes'fen het ondergezet goed te mogen gebruiken. A7. -4. Bij ons heeft een laater hypothekaris recht, om tegen wille en dank van een' jongeren het ondergezet 'goed te doen verkoopen, en daar aan, na aftrek van het gene den jongeren fchuld-eisfcher toekomt, het zijne te kunnen vernaaien voet gui pot. Juni té pign. n. 35. Ten einde echter de hypothekarisfen eikanderen niet zouden benadeelen, hebben de Staaten van zeeland bij Plakaat van 2. Febmarij 1Ó71. uitdrukkelijk gelast dat een hypothekaris buiten weten van zijn' mede gehypo' thekeerden het hypotheek niet mag doen.verkoopen, op ftraffe, dat, daar tegen zijnde gehandeld, het verkocht goed met deszelfs last óp den kooper zal overgaan, en de overigen aanfprake op het zelve zullen blijven behouden Groot Plakaatb. IV» Deel bl. 1351. §. 44. ' Nm t^-Sfci voet guib. mod. pign. etc. n. 6. en 7. (L. XX. T. VI.} ten ware de fchüld-puchtige wederom het zelve in bezit krijgt, in welken gevalle des fchuld-eisfchers recht op nieuw herleeft groenew. uit. Cod. de Remhl pign. (L. VIII. T. XXVI.) J' iW 58. Toen de Stad amsteldam eens een' zekeren molen belaste aftebreeken, ontftondt 'er onder de hypothekarisfen gefchil, of zij recht van hypotheek op de afbrake als fteenen, hout enz. behielden • Pan bij ad vijs van 10;  II. BOEK XLVIII. DEEL, §.44. ». j8. 407 Aug. 162.6. is verftaan, dat zij daar toe niet gerechtigd waren , doch dat zij niet te min fchadeloos gefteld moesten worden Nederl, Advisb, IL Veel Kons. ccxxix. bl. 628. de groot heeftin het kort, na zijne gewoonte, behandeld , wie der fchuld-eisfcheren, zoo die ftilzwijgende als bedongene, zoo die bevoorrechte als eenvoudige onderzettinge hebben, gepraefereerd zijn. Die nu genegen is te weten, hoe en in welker voegen de gelijkelijk bevoorrechte of konkurrente fchuld-eisfchers zig moeten gedraagen, dezen zende ik naar het groot werk van francisc. salgado de samoza Labyrinthits creditorum con* turrentium in Fol, gedrukt te lijon k5j4. EINDE VAN HET EERSTE STUK.