VOOR f ^1 DEN to o NeÈTlS p e l- B ES CM OIT WEXb ffilP"z\ verbaest i welk een tytel I Is dit een kermisprcnt voor een of ander dikkoppigen Jongen , die op een koek gehoopt had ? Raad eens Leezer. Gy weet toch dat de billykheid vereischt, dat ieder, volgens zyne verdienften beloond word: en dat tot een harde kwast een fteevige beitel behoord. De Proef hier van zult gy verder wel kunnen oprnaeken, A Wy  ( 2 ) Wy beleven waarlyk ecncn wonderbaereü tfyd, en zien vreemde gezichten zo wel in de Letterkunde als in de Natuur Beuzelaertjes, die byna niets weeten , doen zich als doorgeleerde Mannen, ja als Wetgeevers der Natie voor ; en Jongetjes, die nog eenige jaeren op de Academie van de Plak, in het Corpus Juris van den Hacn of het AB Boek zich moesten geoeffend hebben, zyn aen het Stukjes draeijen ge« raekt, en hebben zich als keurmeesters opgeworpen; ja durven reeds zaeken beöordeeJen3 wier waerde zy dikmaels toonen zowel te kunnen onderfeheiden als een Blinde de kleuren. Deze SukkeJaers op den Rinkelftoel geklommen, roemen en fchreeuwen, trotsch de beste kwakzalver, op en over hunne voddery tjes: en fchoon de Ezel telkens uit hun mouw kykt, zyn zy verwaend genoeg om te zeggen: dat zy voor niemand vreezen , ja durven zelfs van Cmh (*) als van een'Heiligen fpreeken, die in hunne kraem te pas komt: en lagchen zich, (zo men zegt) een Bogchel, om dat men hunne onkunde en partydigheid niet aenwyst en tegengaet. Dit beleedigt de geheele Natie, die er zwygende in fchynt toe te ftemmen: des wy (*) Die fraeije en uitgezogte Aannaelirig uit Gen. IV, 14. vinden wy in het óde Blaedje van den Tocmcelfpelbefchowwer. Zv is in alles dien (chryver waerdig; want \vy kunnen ieder, naar waarheid , vcrzeelceren; dat g:en Mtnsch, huitcn hem, aan die plaets, by die gcleegenheid zou gedacht hebben. £cn ander zou men "dit als wat ver gezogt aanvryven : maer wie zou liet waegen , zulk een doorgeleerd en weldenkend Vernuft, dusdanig ccn feil ze laste te leggen?....  C 3 ) wy noodig geöordeeld hebben die hoogfpreekende Bloedjes eens te doen zien, dat zy waerlyk Bloedjes zyn, en nog lang moeten fchool gaen om de vereischtens der Dicht- en Tooneelfpelkunst te leeren, eer zy de voordbrengfelen van onze Dichters, en het voordellen en vertoonen van dezelven op ons Tooneel, met eenigen grond kunnen of mogen beöordeelen. Thans wend' ik my tot U, Ivlyn Heer Too- neelspelbeschouwer of ToONEEL- spelbeschoüwertjes! want gy fpreekt zo dikmaels in het meervoud en teken echter altoos in 't enkelvoud, dat men eindelyk niet weet hoe men u noemen zal. Mogelyk is uw naem wel Legio. En dat is enkel en meervoud niet waer? — Of zyt gy ook Koninglyk of Pausfelyk die altoos by Wy zweeren ? —- Begunstig ons toch eens met uwe toeknikking. Wie weet of uw toeftemming eindelyk geen Godfpraek voor ons word! Ongelukkig dat zy het thans noch niet is. Gy, myn Heertjes! hebt zekerlyk uwe bekwaemheden wel en naeuwkeurig overwoogen, eer gy u aen het fchryven begaft! Gy hebt alle de vereischtens van een waer Oordeelaer zekerlyk in u zeiven gevonden. Mag ik er u voor eerst drie opnoemen , welken gy echter niet bezit, en die evenwel eenigzins m eenen fchrvver noodzaakelyk zyn. Deze zyn Nederigheid , Kunde en Onpartydigheid. Door de eerde neemt men het harte van den Leezer in: door de tweede leert of onderricht men hem; en door de derde wordt hy overtuigt: dat zyn belang alleen en de liefde tot de waerheid, de l en bcftuurd. Dit zyn dus^eugden die in. een Oor-  C 4 ) deelaer vooral vereischt worden : maer het is aertig, dat gy juist de tegengeftelde Ondeugden , namelyk, Waenwysheid , Onkunde en Partydigheid voor vereischtens hebt aengezien en weekclyks zo veel moeite aenwend om dit aen elk in't openbaar te toonen. Mag ik u wel eenige ftaeltjes van uw eigen Fabriek, ten dien einde voorleggen ? Gy lieden zoud het anders mogelyk niet gelooven: en zonder geloof is 'er immers ook geen bekeering by u te wachten ? Gy hebt voorwaer een zeer gunftig tydftip verkoozen , om met glansch in de waereld te verlcnynen. Juist toen uw vriend de L a gchebek zyn doodmaal gegeeven had, en men elk oogenbhk een Huilebalg in zyne plaetfe verwachtte , om dien luisterryken loopbaen te hervatten, waerdoor den Nederlandfchen Dichthorifont van Goud en Paerlen moest bloozen. Juist toen de zogenaamde fmaek voor Staet- en Lasterfchriften merkelyk begon te verflaeuwen, kondigde gy aen : dat werken van Smaek en Geleerdheid weder eenige aenmerkins begosten U verdienen- Geer, wonder! gy kwaemt met 8 Eladzydjes doorkneedde Geleerdheid voor den dag , en had vervolgens het genoegen om gemelde Lasteringen'manmoedig te verfchuiven, en die op de Schouwburgsbefhiurders en byzondere Perfoonen te wenden. Gy dacht derhalven te nedng, ivjyn Heer! om dat groot oogmerk te bereike" , Maer zacht! ik verfcbryf wy gelooven dat deze geheele woordvoeging omgekeerd zal moeten worden. — Gy dacht en fchreef te verwaend van een zaek die gy te laeg wilde behandelen : of liever, volgens uwe kragten moest behandelen. 6 Het  C 5 ) Het kan zyn, dat gy zeer Oordeelkundig in deezen hebt gehandelt. Men moet aen Geleerden van uw waerde een Zydeur open laeten. Het kan zyn, dat gy den toon, die in uwe blaedjes heerscht, hebt willen doen evennaeren aen uw verheven ftyl. Het nederige zou daer zeker by afgeftooken hebben. Een ichrvver die de tydsomftandigheden zo fraei met Bloemen weet te vergelyken (*) mag vty een' barsfen toon opheffen : om de gulden fpreuk verwaand en wward met overleg te verdienen en den Lof daarvoor weg te draegen. Ik had uwe Onkunde als een tweede feil aengetekend, om u dezelve in eenige ftaeltjes voor te leggen. JVJaer waerlyk, hier fta ik verleegen. Er (*") Hier en daer heeft de Tooneetfalbefchomvtr eene aantekening die niet beter zyn dan den Text zelve Wv mllen die alleen onder aen plaetfen, wanneer de zin zich nier wel laet afbreeken, en wy echier nog iets te zeggen hebben. f>e fclityver zegt, in Naervoking van Frans E alt es t, de Maat kundige Papieren vervallen tot eene ,, verveelende éenroonighcid , om dar ze op de tegen- woordige tydsómftandigheden liaan; Papieren van dien ,, aart kunnen niet dan na verloop yan een aanmetklyk „ tvdperk fmaakelyk wezen, doordien het met gemelde „ tydsömftandieheden is als niet de Bloemen, men ziet „ niet dat ze groeijen , maar eerst na eenigen tyd ziet „ men merkbaar dat zy gegroeid zvn." — Ei, ei, dar • is grappig! Sraetkundige Papieren die deze Eeuw raelen, zullen dan alleen in de andere Eeuw fmaekelyk zyn! Net geredeneerd! men let toch op de gelykenis, want wy vinden haer byzonder fraey ? Ga dus voort Myn Heerl Gy zult dus doende bewyzen, dat men de Ouden kan voorby ftreeven, wanneer gy den ouden Balt es, zeer wel in verwarring den loef afwint. A3  C 6 ) Ér ïs eene Zee van misdagen voor my in uwe Blaedjes. Ten minden zullen wy 'er nog eenige A B Bordjes mede kunnen vullen. Wy zullen dezelve derhalven tot het laetst bewaeren, en nu eerst van uwe partydigheid fpreeken. Wy zullen vraegende beginnen , want ziet wy zouden u niet gaerne vertoornen, want gy zoud onze Tooneelftukken dan onzagchlyk havenen, indien wy eens ondernamen om 'er op te ftejlen. Gy kunt dan ook altoos naer uw goedvinden antwoorden, fchoon een enkle blos in uw aenzicht ons genoeg is. Wat was toch de reden, dat gy het middenmaetig Tooneelfpel van den Heer van Olleffen, zo fterk prees, of het een Hexewerk was? Is het om dat hy, zo men zegt, uwe Vergaderingetjes mede bywoond? —- Of is hy Beöordelaer en Dichter te gelyk van den Knorrepot? — Waerom misprees gy het fpeelen van den Heer Angemeer in dat Stuk zo fterk? Was het om dat gy dat bedorven Caracter niet kende ? of omdat het geheele Stuk aan het Algemeen zeer weinig voldaan heeft ? Waerom zei gy niet, toen gy verhaelde dat de Heer Angemeer een zeer goeden toon voor een d'Olban in de Dcugdzaeme Galeyroeijer had, dat de Heer PAssé die Kol veel flegter uitgevoerd had ? Daer gy immers zo veel woorden maektte omj de verdien/ten van dien kundigen Acteur, by het omfmyten van een Stoel, in het Blyfpel, de Driftige, aen den dag te leggen? — Ik ben verre af van de verdienden van dien Acteur te willen verduisteren : hy heeft voorbeelden ! opgeleverd die groote Meesters waerdig zyn. Een Hippolytus, een TiMAN"  < 1 ) manthes, een Verkwister, een Glorieus, een Grootenstein en meer anderen , worden door hem gemeenlyk op de eigenaerfte wyze vertoond. Maer hy blyft ook altoos in dien kring. En zodanige voorbeelden kunnen wy ook van veele andere Acteuren aenwyzen welken gy evenwel nu, om de kortheid van ons brftek, diend te goed te houden. —Het is 'er echter verre af, dat wy daerom alles in dien Acteur zouden goed keuren, gelyk gy doet (Wegens uw gezogte Aenmerking over hem, raekende het Treurfpel Achilles, zullen wy u nader fpreeken ) Een overdaedige Lof die naer vlyëry ruikt ftaet ons altoos tegen Gy weet het zekerlyk niet dat de Heer PAssé, de fraeije Rol van Hambroek, m het Treurfpel van dien naem, aen den Heer H i lverding heeft moeten overgeeven, nadien hy denzelven elendig volvoerde en de laetstgemelde integendeel fraey? - Gy weet met dat Hy den Léydfchcn Burgermeester van der Werff, in het Ontzet van Leyden, van het hoofd tot de voeten verfcheurd heeft, behalvea het aenneemen van het (tuk Brood van den Weesiongen , dat verrukkend door hem gedaen wierd € 1—- Gy weet niet, da; hy den Rol van Dormont, inde Dormont en Julia. alseenDroomer gefpeeld en zodanig gehavend heeft, dat men hem Loon naar werk (*) heeft moetea ver- (*) Schoon wv onze Goedkeuring geenszins geever» aen verfcheiden uitdrukkingen in dat Stukje voorkomende; is bet echter al te waer; dat de Rol van Dormont door den Heer P assc bitter flegt gefpeeld is. A 4  ( 8 ) verghaffen? Gy weet niet ? Maer zacht! gy weet alles. Lieden van uw bekwaemheid kunnen niet onkundig wezen in zaeken die zo fchreeuwend geweest zyn. Neen mv partydig oog ziet Splinters in de oogen van an. dere Acteuren, terwyl gy over de uitfteekende SnWM • °P8eheme'd voorwerp heen tuirneld, zonder 'er iets van te willen merken. Laeten wy echter weêr vraegende beginnen om u te doen bloozen indien 'er nog lénige Ste ln-U, is' ~~ Waero™ Pletste gy hft naer w^rheid gegeeven Bericht niet, dat men u, wegens den Heer Angemeer, over het vertoonen vap den Vrek toezond? — Gy ant- >, ders bepaald was." Maer waer toe was deWn H?PT? d3n bepadd? — Antwoord: om °f"he«/»g*meer telkens te grieven, en KfchïV,!? v?rdie"den Lof toe te zwaeijen Dit blykt alöra in uwe ftukjes. Foey zulke eewaende Beöordelaers i AffchuwJy? oogmert roor ieder weldenkend Mensch l NoSee Waerom rept gy niets, van de Vertoon inV van u zo lt{WS ™ een Treurfpf 1 dat da V,« rT'6 k?ste om het met de RipperitkenlemfPel™n den Heer Nomsz, te vergeeen %!r^T ^dien Dichtcr oc* n°g V?Jl k ge^ven? Denkt Sy dat wy uwe Ï'K en panden niet kennen? Sloeg gy over om V3oge-me,de TreurfPeI over, om dat uw Genius PAssé daar geheel ï S E° kieSt Andromachó ïunnpn h^Ia>atS?ï°m hem daar weder in op te fe duldel?e'e?? ~~ Waeriyk> hetb(yktPalte duidelyk wat uw oogmerk is. Gy wilt van gee-  C 9 ) geene Vertooningen fpreeken daer de Fleer Atfcemeer Lof, en ook van geene daer de Heer PASsê fchande in behaelt. iVlen ziet dus ras dat gv geheel onpartydig zytü! Uw Lofklank rust dus altoos op P a s s é, en uw Caucatltoon (*') op de andere Acteuren. Wacrlyk , indien ieder een fort heeft, zo als gy reeds tweemael, op eene vry laffe wyze, aen ons hebt verzekerd: dan beftaet uw fort wel in partydig ie zyn. Men moec bekennen, dat het een geheel onaengenaem werk is, de partydigheid van een opgeworpen Rcöordelaer te moeten aentoonen. De waere Üordelaer, dien wy op een volgend Bordje zullen fchetfen, is vry van zulke onhebbelykheid. Men moge lagchen met de onkunde van hongerige Berispers, die Uilen in de daad , maar Zuilen van Geleerdheid in hunne verbeelding zyn. Msn moge zich weinig bekreunen aen hunne Aenmerkingen die zo ras vervallen als zy voorgemeld worden; men moet echter gee- (*) Voor zulke verbaes.1 "deerde Lieden als de Tooneelfpclbefchouwcr en zyne Vrienden zyn , klinkt die woord geenszins vreemd. Zy zullen de Engelfche Spectator toch wel geleezen hebben ? Ik durf 'er echter niet zeer flerk op Itaen, en begin meer of min te twyfFelcn. Zie hier dan. De Cat cMs zyn fluitjes die men in de Engellche en Franlche Schouwburgen zomtyds by menigte hoord, om een fpel dat niet behaegt, uit te fluiten. Stejis zegt in, een vertoog dienaengaende: De Cat-call verbeterd het geluid van hoogdravende wartael, en verzelt de femme van den Acteur, geltadig gelyk een Hakkebord, of Violin het 'Rjcitativo in eene Italiaanfche Opera. He Tooneellpelhefchouwer zou de regte blaezing kunnen leeren in de Specn tator vu Deel bladz. 42y A 5  C lo ) geemelyk worden als zulke Bloedjes partydig zyn. En welken zyn het niet ? — Een eenvoudig Leezer mag de te verregaende Lomphe« den eens ontdekken; macr niet ras ziet hy de geheime listen en de valfdhe' oogmerken van een Lasterfchryver in. En deze worden te haetelyker, om dat zodanige Lieden maer onbelchaemt en woest doordraeven, en niet wel te lïilJen zyn, dan door hen een breidel in den mond te werpen. Dit laetfte hebben wy ons eigenlyk voorgefteld; en daer wy onzen Vriend de Tooneelfpelbefchouwer, dagelyks zyne nog diepe onkunde in Tael en Dichtkunde zagen verraeden, zyn wy met het A B Bord begonnen, om 'er hem nu en dan eens een Les uit te laeten opzeggen : met die voor hem vleijende beloften; dat zo hy vlytig Jeerd, en eenige blyken van kunde m de Letteren en Zinfnydingstekenen begint te vertoonen; dat wy hem dan ook een Ilaeneuboek, verder een I ooneel Catechismus en eindelyk een Trap der Jeugd zullen bezorgen. Dus doende zal de goede Zukkelaer door tyd en vlyt nog iets kunnen worden. Apropo .,..] De waerheid moet men altoos hulde doen. Ons Schryvertje heeft zich zeer wel en ongevernischt enkel TooneeIfpcl.be/chouwsr genoemd en getekend. Dat is braef. Hy wil dus geen hooger tytel hebben dan hy verdiend, i ooneelfpelen beöordeelen is derhalven ook geenszins zyn zaak. Nu dat zal het vervolg ook duidelyk genoeg toonen. Hy is even wel iets kundiger en vooral veel vrymoediger in 't fpreeken en in 't fnoeven dan veele andere Tooneelfpelbefchouweis die hun geld betae- len  ( II ) !en en zwygen, en daer door dikmaels toonen, dac zy in dit geval wyzer zyn dan hy. Wel nu, dat men de Heeren Schouwburgsbeftuurderen nu eens verzogt, by Vacatuure aen hem te willen denken, als de Kaersfenfnuiter kwam te ovcrlyden. Zie, dat is nog een trapje hooger in rang; en hy ziet dan alles wat meer van naby. Mogelyk word hy dan nog eens Acteur. Van Acteur Beftuurder, en van Beftuurder Ach!... zullen wy hem dit vrolyk woord doen hooren ! Opperbeöordeelaer van alle de Tooneelfpelen en Tooneelfpelers, en.... Pas maer op, myn Kind l wy zullen nog een Man van u maeken ! , De Tooneelfpelbefchouwertjes zeggen„ dac „ hun voorneemen is, niemant den verdienden „ Lof te weigeren." Dit zou ook wat lomp zyn. Zy verkiezen liever te zwygen, dan Luiden den Lof toe te zwaeijen die het verdienen, maar het ongeluk hebben, van geene Vrienden van deeze Bloedjes te zyn. Dat de Heer Hitverding,Angemèkr,Sardet,Knoll e m a n en meer anderen toch haestig hun Hof by die vermaerde Beöordeelaers maeken! Zien zy dan niet welke Loftuitingen de Heer Passó telkens ontvangt? — Ach; dat die Lieden hun belang niet bezeffen! wat is het aengenaem, elke keer geprezen te worden....! „ Maer zy zullen ook niemant fchroomen, in het aenwyzen van gebreken, die zy oordee„ len te ontdekken!" Zie, dat is dingtacl! zy moeten eerst oordeelen of zy feilen ontdekken , en hun oordeel , Leezer ! is oprecht. Zomtyds zien zy wel eens mis. Zacht! dat is wat  ( 18 ) wat fterld ■ Feehyds moet het zyn Fn a!s zy nog eens gebreken in P...V • ^n kunnen zyWandig 7w?cen w/n Zlen' evenwel eens aentoo^e? S *v^ehS"BS Oordel bezuten, om iemant den^eSsE Lof te geeven: want dit is geheel kts andS als iemant lomp te vleiien nm ^ rs fcnf Ïil FeS zaame gronden van OoföSZ Mn Wannéér wy dit/ze^entv ^ °™breekt. zal het immm HnH ii y' eens aantoonen, Lof en V ncting 5 afd£noeg ,b,y^en ; dac jes, bv icdeiweTrLï AC,ze ge,eerde Bloed- vloede toonen. P'g Zal dlt tcn °ver- deTSfïïiSff Oorieelkunde vertoond daerS ^ft als het eerKp™ beeft moWn openen °Hv fn Tooneel ™de den Dichter van dat' «?S? 2 bet meCSt31 met fchnvin«cn b V? f eens' ovcr de °™- er  C 13 ) 'er diende ook iets gezegt te worden wilde de Schryver zich niet al te lomp venaeden. Over 't algemeen bevalt de arbeid van den Heer van Ollefen aen dien fchryver. Hy ?egt zelve: dat dit Tooneelfpel zeer wel behandeld; de Verzen alzins glad en aengenaem, en naer het Caracter van de Perfonaedje gefchikt zyn, die dezelve moet uitfpreeken. Wy hebben de Eer niet van dien Heer zo naby te kennen, dat wy 'er dit oordeel over zouden durven vellen. Het moet zekerlyk als Vriend dus gegeeven worden, want als Kunstbeminnaer; of als Critiek is het waerachtig onmogelyk, om 'er zo gunftig over te denken , en te fchry ven. Wy zouden ons geenszins ingelaeten hebben, iets ongunftigs daer van te zeggen , want: ieder meent zyn Uil een Valk te zyn; maer daer men zulke partydige beoordee lingen durft doen hooren, eischt de Liefde tot de waerheid, dat men ze tegen fpreeke: en wy beminnen dezelve alte' veel om op veele beuzelpraetjes te kunnen zwygen. Zie hier eenige van die fraeije vloeijende Verzen, daer zo van gebromd word: wy behouden eene nadere Beoordeeling van het geheele Tooneelfpel aen ons. Bladz. 37. vers 8. 9. en 10. Angelica , zonder Mevrouw Delancour te zien. Ach! fprak ik thans Marton! Mev.  C 14 ) Mev. D elan cour, Myn Zuster! Angelica, moeijelyk. Wel Mevrouw? Mev. DeLANCotjRj vriendlyk. Waar gaat gy zuster? Angelica, op den zelfden toon, 'Jc Ging Mevrouw Mev. Delancour. _ . n Hebt gy berouw Dat ik u hier ontmoet? Wat dunkt u Leezer! van zodanige verzen, zyn ze niet magtig fraey en vioeijend? Hier vallen de verzen van den Heer Kastelyk zeer fterk by af. Die Man dorst ook fchryven: gedoog dat 'k aen. Hoe veel fracyer is het niet, zo als de Heer van Oleffen zegt 'k Vraag u verfchooning ; 't zou my zelfs wanhopig maeken Zo 'k u beledigd had; maer, hoe gy my moogt laaken, Wanneer t myn Vrouw betreft. Dat:  ( 15 ) Dat: 'k vraag u en zo 'k u zyn zekerlyk paerlen in den Knorrepot, van dezelve waerde als dat: gedoog dat 'k aen. Maer zy glinsteren helderer. Waarom? om cjat ze van van Oleff ek zyn, die weet beter wat vloeyt als, Kastel yn. Ten minsten de Tooneelfpelbefchowwcr zegt het. Nu dan zal het wel niet waer zyn. —— De Heer van Oleffen heeft drukfeilen aengetekend : maer het is wel zeker, dat er grover misftellingen over gebleeven zyn. Hy fchynt zelfs noch niet te weeten hoe hy eenige woorden fpellen moet. Dus fchryft hy Bladz. 23. en op andere plaatzen: Wat zeldzaam Mjsje. en dan weder'eens: Meisje. Dit zyn de regte Lieden om er zo hoog mede te willen vliegen. Nog iets tot Bericht. Wy zullen geenszins bepaelen, hoe veel mael en op wat tyd wy den Tooneelfpelbefchouwer zyn Les zullen laeten opzeggen. Mogelyk twee, drie mael in één week, (wy geeven heden reeds een dubbeld Blaedje) en mogelyk maer eens in de 14 dagen. Dit zal veel afhangen van zyn gedrag en oplettendheid. Wy hoopen vooral toch dat hy voord zal vaeren, want anders was het fout. Zyn Eer en goeden naem hangt 'er aen. En hy zou ons den Bal dan ook maer weinig tyd kunnen aenbrengen. En welk een Zee van Geleerdheid zou men door zyn ttilzwygcn moe-  C iö ) moeten misfen. Geheel Nederland zou den rouw voor eenige Jaeren dienen aen te neemen. V\ y hoopen op Zyn beterfchap maer met op zyn overlyden! Neen ! dat niet' m Om een korte Naemtekening voor onze Stukjes te hebben , zyn wy afgrvfelyk aen het Plukhauen geweest. Eindelyk zyn wy ov" een gekomen om ieder Blaedje met een Letter van het voorenftaende Bordje te ondertekenen en als caer geen verfcheidenheid mee is , 3 fen wy met twee Letters te gelyk van vóoren af aen weder beginnen. WySen^rbS A.  ï mw$%\ VOOR fel DEN T O O N E E L S P E L- MJE&CnQ UWER< Leezer.....! nu heeft de Held van het bovenflaende Bordje om de eerfte Letter gelagChen. — Maer zo wy hem over dit lagchen nu weder eens loogenftraften en aentoonden : dat, zo hygelagchen heeft, het Cals een Gek zouden wy haest gezegt hebben; maer wy laeten dit voorvan Ollefem Caspe r sz over, die ons daer door denkt van zyn' hals te fchuiven) zekerlyk ten zynen en niet ten onzen kosB ten  C 18 ) ten gedaen heeft; en zelvs nog niet weet waer het lagchen in beftaet Ja al was hy de evende Lcgcbcbek zelve: al kon hy fchateren en ons bewyzen bybrengen, die hem op zvnYoeï hebben zien fchudden , nog zullen wy ons bewys vol houden; dat hy de oorzaeken van het lagchen niet kent. nec Maer hy zegt: „ Immers zyn H altoos Zotheden waerom men lagcht? Weêr rnk a JrZ Jf» M™«i?- J' word wel Ss™!^ als een baldaedige knaep een' knip voof den neus krygt die hem zéér doet: als men door een' vernuftigen flag bf zegwoord, Jen Veeï praeter befchaemd doet flaen. enz Of d r We nu heeft plaets gehad, zuXn wy nfe bSita fCln,WeI ZeggeD daC ««ooK »« 9 • W,lt weeten wat ons oogmerk "oud T'er nSde' 1° als g? ^yntteSoen zoud gy er nooit agterkoomen: ons oogmerk was , onze Leezers te doen glimlagchen, byhet k^°D ÜeUIn Van üwe Partydigheid en on kunde: u te doen grimiagïhen (*) in het bv- fïï Te WdfehD^WaDne?r g>' ^ i een Bijzfei't v,rJlaerheid °P eene boertende wyze, zaegt vertoonen , en ü zo duidelyk ontleedt vondt, dat uw vies ge/agcè ze\ve uw dgen toe ftand verraade Zie daer ons oogmerke n h£ onderfcheid dat wy tusfchen u en andere Le?.  ( 19 ) zers in grimlagch en glimlagch vooronderstelden: en deze beide verfchillen van den fchaterlagch zeer fterk Men heeft menfchen die om alle woorden lagchen: wy zullen hun die vreugde nimmer betwisten: maer dit iszeeker, dat gy niet geglimlagcbt hebt; en zo gy grimlagchte. dat gy zulks ten uwen koste deedt: en hebt gy gefchaterd? 6 dan behoeven wy niets meer te zeggen. Lagch dan voord , Myn Heertje Lagch voord. Het bejammert u, dat gy met door een Man aengevallen zyt, die waerdigwa>, dat gy u met hem in een penmfryd begaeft. -—_6 L a Fontaine! uw Vorsch herleeft. Hy wil zich weder zo groot als een Os maeken, en blaest zich zeiven, door eigen waen, tot die dikte op, dat hy eerder naer de verkreegen Windzak van Ulisses gelykt , dan naer een Vorsch. Een Penneftryd !!!! Bloedje!!!! maek u eerst nog wat oordeelkunde eigen. Leer eerst nog wat A. B in ons Bordje, om onpartydig B, C te kunnen fchryven. Geloof ons, gy zult uwe verwaende termen vroeg genoeg beklaegen! „ ., Maer het A B. Bordje is een Pasquil: en die Pasquillen fcbryft ondermynt zyn eigene Eer, zegt gy. Schoon het laetfte waer is verfchut het eerfie echter zeer veel. Gy zyt de Man nog niet die Pasquillen van Satyun kunt onderfcheiden. Wy hebben u dit reeds gezegt, maer het fchynt dat 'er nog meer zal gedaen moeten worden- — Waerom noemt gy hef A. B. Bordje een Pasquil? — om dat het zonder naem der fchryvers verfchynt ? Dit is uit verkiezing gefchied , zei Do. van der B 2 Kemp,  C 20 ) Kemp, in zyne verantwoording, wegens den Lierzang aen de vrye Vriezen. Dit ftond ons vry. Kn gy hebt het immers ook gedaen? Derhalven.... maak de fiuitreden eens voor u op. Zouden wy nu onzen naem ontdekken, om dat gy het begeerd , daer gy zelv' naemloos ichryft ? Dit is'eene vordering weder geheel aen een' fchry ver van uwe waerde eigen, die Lompheid op Lompheid hoopt. Wy zouden het van u dan eerst moeten zien; maer wy zullen wel na laeten u dit aen te raeden. Ge loof ons, Myn Heer! gy zoud in perfoon zo befpot worden, als gy het nu onbekend gedaen word. Wat hebt gy 'er aen? Wy kennen de meeste uwer Leezers. Of 'er van de honderd, één verrukt is', wegens uwe overtopte Loftuitingen, 'er blyven nog negen en negentig anderen over, waer van 'er ten minsten negentig zyn, die niet van uw gevoelen zyn. Maek nu de rekening eens op: i p Cto. Lofolaezers. 90 p. Cto. verachters, en negen p Cto. onverfchilligen. Waerlyk, houd uw naem te rug Ik ben u Vriend meerder dan gy denkt: en word piet zo fterk van de nieuwsgierigheid gemarteld Deze raed alleen is u een capitae! waer- dig! Nu , gy zyt ook niet dwaes genoeg om daer toe te koomen; gy hadt het immers anders al lang volvoerd: de gelegenheid is 'erten minsten dikmaeis geweest. ' en... . word uwe vordering nu niet reeds zelfs belagchlykin üWe oogen? De ontzagchlyk fyne uitbreiding over de nog onverftaenbaere vergelyking van de Bloemen met de Staetkundige papieren, vereischt een Oedipus om op te losfen, Gy zyt een goede  de Sfinck, en weet de zaeken regt verward voor ?e (tellen. Doch het kan zyn, dat wv met de Politieke onderwerpen met zo bekend syn als de Tobneelfpelbefcnoawer. Die toch wcec r volgens zvn e gen fchryven) de hoordzaek £e 'reeds Ln, eer hy de'papieren, daer over fnreekende, in handen krygt. Zie! daer kun£? eenvoudige Courantleezertjes met tegen oP! zeg ons eins, Mannetje! zouden wy ook mPSer vordering in de Staetsaeker» "Wjskm, ata Wy Boekverkoopers, om en ^ het Stadhuis te Amfterdam woonende, tot üitgeevers aennamen? Uwe verdeediging zou hier misfchien, aenftonds door winnen, en wy voldaen. zyn. De fchrvvertjes mispreezen den HeeAN c.e meer 'om dat hy zo üegc gefpeeld had. zy vlcjen mee, .en dat zou ons hinderen! Neen Vriendjes l gy vleit te veel, en gy hebt het, na de UFgaave van uw eerite Blaedjes, denzelven • H<ïr angemp.er als Tooneelfpeeler en de Heer Nomsz. als Dichter, zo fterk gedaen, rikt wv 'er een walg voor hadden; en uitrienpn • noch Vuur, noch Water is in deze P Lieden hunne'handen betrouwd! Zy kunv nen noch behoorlyk onderrichten, noch be"wemelyk pryzen.' Zy iteeken bitter, of " vlvën laf. Eenige weinige goede trekjes van " hun, zyn waerlyk blindemans flagen, welke by toeval, van de 50 keeren ééns doel tref- " DeTooneelfpelbefchouwer durft nog fpreeken vanzyne onpartydigheid in het.niet beöordeden van Stukken, die in dit faifoen noch % vertoond zyn Hy de nkt nietoinzyne haetelyke vergelyking van de bpperda* Treur-  C 22 ) fpelvan den Heer Nomsz, met de Beleef e. ring van Haerlem, Treurfpel van Mejffr. oe Lanoy, Eerstgemelde Stuk was immers ook in dit faifoen nog niet vertoond? ó! dat is een ongelukkige misflag van den Man. Maer hv heeft er niet weinig. Wy kunnen zyne onpartydiaheid geen dank zeggen, zo lang wy behalven anderen, nog die partydigheid in hem moeten verfoeijen, die hem van verfcheide vertoonde Stukken deed zwygen, daar verfcheidene Afteurs lof in behaeld hebben; en hem meest al, enkel van de Stukken die Zaturdags gefpeeld worden, doet fpreeken; om dat de .Heer Passé dan kan uitmunten: of zou hv geen andere vertooningen zien ? Wat is het Bloedje in zyn fchik, dat hy een draei aen onze rede waent te kunnen eeeveneen draei die hem zo vernuftig voorkomt als anderen dien lomp noemen. Men zou van Kaersfeninuiter af tot Schouwburgsbeftuurder bevorderd kunnen worden!!! ha ha! weder iets gevonden om de Gecommitteerden tot de zaeken van den Schouwburg een neep te gee- ven De Spinnen zuigen ook Maer het Mannetje ziet niet, dat wy hem als een geheel byzonder wezen befchouwen, dat om zyne zeldzaeme oordeelkunde en handeling, ook eene zeldzaame of nooit gehoorde rangklimming, op onze bede, zou dienen te houden: en ook ÏÏ^e/jiAAct5ar enz- worden. Maer onderfteld zynde , dat men tot dien rang eens op «°Jïïl!$len c\ZC k0Ln bevorderd worden; zoS der ??n ? S^rN^eftüürderfchap min- rïL ïitt7~~ Was hec Pausfchap minder in rang dan te vnnfpn m». v> i ». ,,n"ry . , ' w" Ltl UCUCr iViONIAITO. van Zwynenhoeder, Paus Sixtus de Vyfdê was  ( *30 was geworden? —*- Was het Vice-Admiraelfchap in de voorige Eeuw in ons Vaderland minder dan nu, toen Mich: Adr: de Ruiter, van Lynbaens jongen, Hollands Vice- Admirael was geworden? Was maer wy hebben voorbeelden genoeg. De zaek komt hier maer op aen, dat, indien gy ietsten nadeele van een' rang wilt bewyzen, gy amp. ten moet opnoemen welken men te gelyk kan bekleeden. Nu zult gy zekerlyk wel kunnen aentoonen, dat men Kruijenknegt en Tooneelfpelbefcbouwer te gelyk kan zyn; maer gy zult nooit kunnen bewyzen , dat men immer Zixynenhoeder en Paus: Lynbaensjongen en Vice admirael; noch Kaerfenfnuitcr en Schoutvhurgsbeftuurder te gelyk geweest is. —— Gy kent uw eigen rang nog te weinig om over die van anderen te oordeelen. Het trekje Uit de weldaedige Knorrepot. ... (6! die Knorrepot! die Knorrepot, heeft nooit zyns gelyke gezien. Ten minsten onze Schouwburg heugt geen ftuk , dat door Kunstbeulen van den Paraas, ondanks het algemeene oordeel, zo opgehemeld is) is zo voldoende, dat het dê meeste Leezers, behalven ons bloedje overtuigt heeft; dat 'er geheel flegte Verfen in dat Tooneelftuk zyn. Het is onverfchoonlyk dat die Man nog wil oordeelen Hy heeft volftrekt geen denkbeeld van vloeijende Verfen. Hy mengt loonen, vlaeibaerbeid^ en Caracters, al den Drommel door een. Verfchillende Perfoonen moeten een verfchillende tael voeren, maer zy mogen daerom de Verfen nog niet bederven. Wat raekt het ods of een Vers in brokken gedeeld is, het moer, geheel zyn; anders  C 24 ) is het geen Vers. J.n dit geheel befchouwt en beoordeelt men. Mst het volgende Vers is het even zo. Wat maekt de eentoonigheid ? Immers de te korr. op elkander koomènde woorden van denzelven toon: gelyk in het aengevoerde ftaeltje, Mevrouw! Mevrouw: mynZuf. ter, gy Zuster, enz. Indien de Perionaed'jen een uurtje met antwoorden wagten, dan zouden die Wangeluiden niet gemerkt wordemmaer nu hoort men dezelveduidelyk, en het is ons geheel onverlchilhg, of de Dichter door één of door twee Perfoonen zyn Vers laet verfcheuren Men hoort d • eentoonigheid in beide gevallen, en heeft 'ereen afkeer van. Ons bloedje heefc de Verfen op het gezicht beoordeelt, en wil dat wy zulks ook doen Dat is hef: Zyne fchilderyen heeft hy denkelyk op den klank gekogt. ... Maer onze aenftaende Catechismus zal hem beter leeren oordeelen, of wy zullen hem de ooren nog wat vryven,om geoeffender voorden dag te komen. Onze Leezcrs hebben zeker lang te vergeefs naer een nieuw Bordje gewagt en qevraegr.Het enkel Correspondentje desTooneelfpeltxfchouwers heeft er reeds over gejuicht. ( Dat is toch een btyk van blydfchapom dac wy zweegen, en de plaetfing van zulk een gejuich geefc niet minder te kennen ) Maer wy fchryven als wy willen en niet om datwy moeten. Bovendien liet men ons zo dikmaels zien,-dat de Vogel den fchoot niet waerdig was, dat wy het reeds gelaeden Tagtroer beflooten agter de deur te zetten. Maer nadien eenige Vogels hoe langer hoe vrypostiger worden als zy niemand op het Land ziennamen wy het roer weder op, fchooten het af, en zie daar Letter B.