je fuis ruftique et vrai ct j'ai 1'ame groffrere, Jc v.n puis rien nommer, fi ce n'eft par fon nom? J'appellü un Chat un Chat, ct Rollet un fripon. BOILEAÜ. Je fis ce qne je pus pour pouvoir vous defendre} Je vous excufai forf fur voöe intention, Et voulu de vötre aha? être_ la camion, Mais vous fcavez, qu'il eft des chofes dans Ia vie? Qu'on ne peut excufer, quoi qu'on en ait envie. MOLIÈRE. Met moeite heb ik, niet zeer belezen' zijnde in de Franfchte Literatuur deeze mogcKjk toepasfelijke regels bij den door den Heer cappënberg , naar het fcbijnt , geliefden molière , gevonden. Zoo 'er een fchrijffeil in de taaliteJling is, kan men dit ligt aan een Diutfchen Letterknecht toegeeven , daar de geleerde Heer Notaris zelf in zijn Motto 'er een begaar, met attacliement voor egarement te Hellen. Daar ik tog in het doorbladen van Franfche Auteuren mij verledigde, heb ik nog een Motte cp den koop toegegeven.  iUSi Ouoen een zamenloop van zaaken en ómftafldigheden, die ik in deezen genoodzaakt zal zijn nader te detailleeren , mij in de verplig* ting bragt, om aan zekere correspondentie tusfchen den Notaris wynand cappe>ber©, te Amfteldam, en den Notaris f. w. eknst* te Dusfeldorp eenige publiciteit te geeven, is zulks echter door mij met befcheidenheid gedaan, en daar de zelfverdediging het tegendeel eenigzins verfchoonelijk zou maaken, heb ik echter nooit, zoo verre ik weete, die paaien overfchreeden. Is 'er eene of andere levendige gedachte mijn pen ontflipt j zij is van het voorwerp, dat ik behandelde, pnaffcheidelijk geweest. Daar de Notaris cap«  ( 4 ) pénrerg door jan van eeden bdz. niet alleen in die qualiteit gebruikt of geè'mploieerd' werd, maar, zoo hij zelf zich gelieft uittedrukken, hem bediende, en ook in zijne dienstvaardigheid niets onbeproefd gelaten heeft om tot bereiking van zijns meesters oogmerken alles te contribueeren, was het natuurlijk , dat in eene zaak waarvan mijne eer afhing, dezelve niet geheel ongemerkt kon worden voorbijg«qtaan. Het fchijnt tog dat deeze en geene vfyinoedige aanmerkingen den Notaris niet behaagd hebben. Alle kunilen zijn te werk gefteld om, ware het mogelijk, het publiek te doen terug komen van maar al te zekere gevolgtrekkingen, die zijn gedrag, en zijne correspondentie bij ieder onpartijdig Leezer moesten doen geboren worden. Uit de brochure, verzeld met een uitvoerig Advis , die hij aan het publiek mededeelt , blijkt , dat zijn eerfte pooging is geweest dienaangaande den Wel Ed. Geitr. Heere Hoofdofficier te adieeren , ten einde de qualiteic van een publiek Amptcnaar, (want minder qualificeert zich de man niet) mogt worden gevindiceerd: —- dan, deeze pooging vruchtloos afgelopen zijnde (en waarlijk de Notaris behoeft zich niet te beklagen, dat 'er tot r.og toe geen verder onderzoek gedaan is) heeft men zich gekeerd tot de kundige maar al te dikwijls zeer partijdige Compilateurs der zoogenaamde Vaderlandfche Letter oeffetiin gen , en  C 5 > ) betrokken waren, door perfuafien, door (a) Zo dit woord iets vernederends in de Franfche taal mogte betekenen, declareere ik echter daar mede het Advis niet te denoteeren, maar alleen de lappen, die men er bij gevoegd heeft, en die zelfs het purperkleed van Themis vrij wat defigureerefl. (6) Men had, dunkt mij, den Principaal ook wel met een capitalcn letter kunnen vcreeren, in het Declaratoir!— De  •door ïnductien en door dreigementen van anders met eenige rigeur geleende gelden terug te zullen vorderen was verkregen, (e) Men heeft dit Declaratoir eerst na 's mans dood geproduceerd: ik zou er meer van kunnen zeggen , maar daar mijn goede Vader, een verdienfiig Predikant, mij in mijne jeugd ook tot de geleerde taaien heeft willen opleiden , is mij nog overgebleven een School» fpreuk: De mortuis nil nifi bene ( van overlcedenen moet men niets als goed Jpreeken:) ik zou anders moeten zeggen, dat de arme albert van eedi1 n , om zoo te fpreeken, met de genever-flesch aan den mond geftorven is, en dat zijne omftandigheden in dien tijd zo kommerlijk waren, dat men van een gelukkig oogenblik van bedwelming gebruik kon maaken. Deszelfs nader Declaratoir doet echter zien, dat, even als in familie pourtraiten veelal eenige gelijkenis meer of minder gevonden word, De held moet toch altoos iets meer zijn dan zijn getrouwen wapendrager. CO Het is n°g aI eenigzins aanmerkelijks dat de goede van eeden declareert, dat hij tot het tekenen van het bovengemeld Declaratoir onder andere geperfuadeerd was, omdat riedel reeds getekend had — ziet men nu het Declaratoir zeiven zal men vinden, dat eerst a. van eeden en naderhand riedel getekend heeft, zo als de inrichting van het Declaratoir dit ook mede bragt B 3  X ) word, hij niet geheel en al van de familie van jan van eeden bdz. gedegenereerd was. Jammer is het, dat het geheel werkrad,waar» door dit Declaratoir eenige uitwerkfelen zoude kunnen hebben, geheel verlamd en fautif is. Het is waar, dat ik eens aan de vrouw van deezen van eeden, bij abfentie van haaren man, en in omftandigheden dat deszelfs boedel aan de Defolate boedel Kamer was hangende op haar verzoek en op haare tekening, dewijl zij buiten gemeenfchap van goederen getrouwd was, een fommetje van ƒ50;heb verftrekr, maar op die geringe geldlee» ning waren ten tijde van het gegeven Declaratoir reeds ƒ45 : af betp.ald, blijkens de bewijzen daar van zijnde Sub D. en jan van eeden bdz,, zoo we), als de NotariscAPPENB&rg, Zullen gaarne toegeeven, dat een fommetje van f5'. • te gering was, om daardoor een met de waarheid onbegaanbaar Declaratoir te verkrijgen. Dan het fterkffe en het geen waardig is de oplettendheid te vestigen is dit: ondanks alle de familierelatien en genegenheid die ALBtRT van eeden in zijne laatfte oogenblikken voor zijn Neef gevoelde, heeft hij echter niet kunnen, niet durven retracïeeren het eens gedeclareerde; hij zegt alleen (want de man moest tog iets doen om Neef van eeden en zijn' Notaris genoegen te geeven) dat hij tot het uitbrengen van dit Declaratoir was geperfuadeerd, maar de inhoud zelve doed hij ge^ ft^nd.  ( *3 ) &and, en dus disculpeerd dit Declaratoir den Notaris cappenberg niet, maar alleen deshonoreerd men, zonder eenig belangrijk uitwerkfel, de gedachtenis van den overledenen Neef— De nu overledene mij eenigen tijd naderhand ■ontmoetende erkende zelfs, dat hij voor zijn' Neef van eeden: een Declaratoir had ge'tekend, doch dat hij den inhoud niet wist; maar zulks alleen gefchied was om zijn' Neef te vrede te ftellen; dat het niet veel betekende; — en dit was ook alles dat hij in dat oogenblik naar gewoonte door het gebruik v^n eenige fpiritueufe dranken aangedaan, mij vertellen konde. De zegenpraal, dien men echter vermeende behaald te hebben met het verkrijgen van dit dronkenmans Declaratoir, kon niet verborgen blijven: de Notaris cappenberg bazuinde het zelve alomme uit en verhaalde bij allegelegenheden, dac hi] nu een ff.uk magtig was geworden , waaruit mijne flinkfche handelwijze aan het daglicht zoude worde gebragt, en dat het zelve in handen gefteld was van den Wel-Ëdelen Geftrengen Heere Hoofd-Oflicier — Een van onze voornaamfte en geachtfte Advocaten, die mij de eer deed zijnen raad mij in voorvallende gelegenheden niet te onttrekken, had de goedheid mij omtrent dit nieuw gewrocht van ondeugendheid te'prevenieeren Ik adres- fcerde mij, zo fpoedig doenlijk, aan den WelB 4 Ed.  ( H ) Ed. Geftr. Heere Hoofd - Officier, ten einde dienaangaande eenige elucidatien te bekomen; dan, de delicatesfe en geheimhouding, die aan dit aanzienlijk Ampt verknocht is, permitteerden zijn Wel-Ed. Geftr. niet, daaromtrent met die rondborftigheid te antwoorden, als anderszins zijn Ed. Gellr. natuurlijk en edelmoedig caracter zouden hebben J gedicteerd. — Daar echter al wederom dit nieuw uitgedacht figment met alle empresfement gedivulgeerd, 1 enj (zoo als het gemeenlijk gaat) vergroot, vermeerderd en verbeterd werd, koos ik de partij, om mij bij misfive aan den WelEd. Geftr. Heere Hoofd Officier te adresfeeren, en deszelfs attentie te imploreeren op dit thans zo veel geruchtmakend fujet — lk voeg het concept van den brief hier bij; mogelijk is het niet letterlijk conform aan de misfive , die ik de eer heb gehad aan zijn Wel Ed. Geftr. te adresfeeren, - mogelijk is bij het in het net brengen hier en daar eene verandering van ftijl ingevloeid, maar de zin blijft dezelfde de gunftige leezer vindt dezelve onder de Bijlagen Litt. E..— de brief bleef onbeantwoord,—en jk kon dit zeer ligt begrijpen , daar een langzaam onderzoek van zaaken den besten leiddraad van deeze zoort van procedures uitleverende, het hoofd der Justitie niet ligt zich, voor het hoogstnocig wordt, in particuliere correspondentie kan inlaaten: dan, ondertusfehen vermeerderden, aanhoudend de nadeelige fpar- ge-  C *5 > gementen ten mijnen laste : de maar al te natuurlijke trek om altoos het ergfte te geloo- ven, de uit hoofde van de noodzaak- lijke obfervantie der termijnen, langzaam voortgaande rechtspleeging; de ftrafloosheid, waarvan intusfchen lasteraars jouisfeerden, — dit alles gaf een ruimen teugel aan de onbetemde lasterzucht, zoo van jan van eeden bdz. als van zijn' Notaris deeze in een meer fatfoenlijken kring van gezelfchap verfeerende, dan zijn füb reatu zijnde anderszins braaye Patroon, doch de laatfte al mede zijn Clubs en gezelfchappen hebbende; was ik al fchielijk la fable du jour geworden ■■ ■ - mijn fmaak , mijne omflandigheden mij buiten groote gezelfchappen houdende, had'ik niet alleen weinig kans om mij te verdedigen, en boven dien begreep ik, dat alle declarnatien in Koffij huizen en publique plaatfen weinig anders uitmaaken, dan de nieuwsgierigheid van den een, en de fpotlnst van den anderen gaande te maaken bewust van mijn complee- te onfchuld, zoude ik de pijlen der kwaadaartigheid op dat fchild genoegzaam hebben doen affluiten,- maar daar van de vuilfle lasteringen, hoe ongerijmd ook, altoos iets blijft hangen; -. daar dezelven een meerder ge- wigt krijgen, wanneer die gefpargeerd worden door een publiek amptenaaïé, welke in die qualiteit van het algemeen vertrouwen, moet jouisfeeren , en zelfs het geluk gehad heeft B 5 nog  nog in een meerder aanzien te komen, moet men uit dien zachten ilaap, waarin de zelfbewustheid van eerlijkheid ons beledigingen doet vergeeten en verachten, ontwaaken en het zwaard, opvatten. Geduld, zachtmoedigheid en ftilzwijgen worden al dikwijls uitgelegd als blijken van fchuld en vergelegenheid —— Daar ik dan nu bij aanhoudendheid aangevallen door geduchte vijanden in handen vermeende te hebben de fpreekendfte bewijzen, dat de Notaris .cappenberg zig in deeze in zijnen pligt te buiten gegaan heeft; dat hij zich in allen opzichte betoonde niet een neutraal Notaris, wiens caracter nooit eenige tekenen van partijdigheid moet dragen, maar een doodlijk en onverzoenlijk vijand te zijn, ——— dat hij alles opofferde om zijnen waardigen vriend van eeden te fecondeeren, heb ik gemeend gebruik te moeten maaken van de bewijzen, die ik in handen had, om het Publiek te overtuigen, aan welke zijde het recht en de eerlijkheid wederzijdfche han. delingen hebben beftuurd. —-« lk heb het echter met moderatie en gemaatigdheid gedaan. —— Ik zal bij dit werkje (men moge het dan brochure noemeri, of met een anderen naam beftempelen) doen zien, dat 'er vrij meer te zeggen viel. —— lk zie dat mijn menagement zonder effect is geweest, en zal des nu alles in het daglicht iïellen —— zie dan hier, onpartijdige leezer, de redenen die  c > die mij bewogen hebben, de correspondentie van den Notaris cappenberg in het licht te* geeven —— Ieder moet dezelve wettigen en hier mede heb ik aan het eerfte poinét mijner Verantwoording, zoo ik hoope, voldaan. Ik moet nu, volgens mijn gemaakt bedek, overgaan tot eene nadere befchouwing van het Advies der een-en-twintig Rechtsgeleerden — om des I Jeeren Advocaat schimmelpenniok's wille, had ik wel gewenscht, dat het mysterie ufe, 't welk men in het driemaal verdubbeld getal van zeeyen meent te vinden, zich aan twintig geborneerd had, dewijl het met de beste intentie, die evengemelde Heer hebben moge, tog altoos iets bijzonders oplevert, dat hij de bediende Advocaat van jan van eeden bdz. zijnde, zig in de zaak van zijnen vriend en medeftander, den Notaris wynand cappenberg, als een neutraal Advifeur opdoet — Ik heb, dit bekenne ik gaarne, wat het juridique gedeelte van het Ad vis aangaat, niet geheel op mij durven neemen hetzelve te beantwoorden , maar dienaangaande met Rechtskundigen moeten raadpleegen, en van hunne weetenfchap gebruik maaken; al het overige was mijn werk, en zal, zoo ik,vertrouw, zeer ligt zijne refutatie vinden. Het idéé zelf van het advis is zeer flngulierj de Questie door den Notaris cappenberg aan  C 28 > aan zijne Confulenten voorgefteld bepaalt zig daar toe: of uit hoofde van den inhoud der bij de casus positie gemelde brieven aan hem eene ablie van Injurie competeert? De Notaris moet wel zeer ongevoelig zijn op het fujet van gewaande beledigingen, of zeer veel diffidentie omtrent zijn eigen gedrag en handelwijze voeden, om juist het gevoelen van zoo veele Rechtskundigen nodig te hebben , om zig daaromtrent te determineeren: het geadvifeerde valt hem echter in de hand , en de gedaane Vraag wordt affirmatif beantwoord Echter, de acne van Inju¬ rie, waarmede ik gedreigd worde is nooit begonnen, en zal zo ik vertrouw, niet ligt begonnen worden Hoe weinig lust ik ook tot procedeeren hebbe , zou ik dezelve eehter koelbloedig afwachten en mogelijk meer bewijzen dan den Notaris lief zoude zijn te borde brengen. Dan de Notaris cappenberg heeft door het inwinnen van dit Advis alleen beoogd om, daar hij liefst het doorzienend oog der justitie wilde ontgaan, zig daarmede te kunnen behelpen, dat zo veele voornaame Advocaaten de actie, die hij kon, maar mogelijk nooit zal inftitueeren, gefundeerd gevonden hebben, en dat zulks voor hen qtiafi genoeg ware, zonder dat hij zich de moeire wilde geeven, procedures te beginnen — dan, daarenboven, is dit geheel nutloos advis alleen daartoe inge- . richt,  C 29 ) richt, om onder den geaffecteerden fchijn vaïi eenvoudig eene questie van rechten te behandelen , in effe&e eene Apologie voor den Notaris cappenberg het ligt te doen zien, die hij zig vleid dat door het adveu van zodanig aanzienlijk getal Rechtsgeleerden verfterkt wordende, bij het Publiek van ingretfie zal zijn. Nu, tot het advis zelve: men begint met te advifeeren, dat volgens eene menigte voorbeelden en het Roomfche Recht voorkomende, op vee* ierleie wijzen injurien kunnen worden begaan , die eene Aclie van injurie opleveren ——— Dit ftaaft men met diverfe rechtspasfagien ; en hoe zeer men bij dat Advis zelve erkend den gemodereerden ftijl, waarvan ik mij in mijn bericht bediend heb , en dat ik verre ben af geweest mij van/laage en onbehoorlijke uitdrukkingen te bedienen, fchrijft men dit echter een weinig ingenereus toe aan een in mijn fchriftjes domineerenden geest van ironie , en men bewijst op de aucioriteit van een voornaam Leidsch Profesfor, dat ook in dat geval eene Actie van injurie competeert, 311 dat de zachte toon die men gebruikt, hoe zeer mogelijk een bewijs van zekere welleven, heid medebrengende, den Injuriant niet' kan excufeeren Dit alles zou mogelijk in theft geene contradictie vinden, en bij iederen Advocaat gaarn geadvoueerd worden; doch, daar men tot ftaaving van zijn geadvifeer- de  C 30 ) de fikt dan het Corpus Jurk (zekerlijk de waare fource van Rechtsgeleerdheid; en onze Vaderlandfche Rechtsgeleerden, de groot en Profesfor voet, heeft aangehaald, is het eenigzins bedenkelijk , dat men in het uitbrengen van het Advis omitteerde die exceptien, f3ie dezelfde titul van het recht en dezelve Aucteuren aan de handgeeven en welkeroccurrentie of geheel of ten deele het geadvifeerde doen vervallen De eerfte exceptie geeft men zelfs aan de hand: eene injurie, zeggen de Heeren Advifeurs, beftaat daar in, wanneer iets gedaan of gezegd wordt , met een ongeoorloofd opzet, om iemands perfoon bij een ander in verachting te brengen, of deszelfs eer en goeden «aam te benadeelen. Maar in gevallen waarheeden, en fomtijds harde waarheden, die ik genoodzaakt ben te reveleeren, niet gezegd worden, uit hoofde van een ongeoorloofd en malitieus oogmerk, maar tot defenfie, en noodzaakelijke defenfie van mij zeiven, dan is het geene injurie, maar eene allezins noodzaake- lijke en gepermitteerde daad . Hier toe dienen de mij opgegevene texten in hetRoomsch Recht, in de L. 17. §. 8. D. de Injur. et famof libellis Plane fi defendendi domini gratia altquid fecerit rationem ei conftare apparet; inque eam rem adverfus agentem exceptio abjicienda erit: hier toe kan ook van applicatie gemaakt worden, de L. 3. D. de Jufi. et jur. Jure hoö' evenit, ut quod quisque ob tutelam corporis fui  ( 3» ) fecerit, jure fecijfe exijlimetur: het geen dan ook ten refpecte van onzen beledigden eer , cum vita et fama pari pajfu ambulant, met recht op mijn geval, toegepast word door den Profesfor voet. ad Tit. D. de lnjur. N. 20. daar hij, onder de reedenen, waarom eene Actie van Injurie cesfeerd, ook deeze opteld: quivê [ui defendendi caufa quid alteri objece» rit, nam ut in realibus fic et in verbalibus, quod quis ad fui defsnfionem dixit, id jure dixisfe existimatur. Ik vleie mij, dat de Heeren Advifeurs zelve mij het recht zullen doen toetefreramen , dat ik waarlijk in dit geval verfeer: noch haat, die ik niet gevoelde, nog wraak, zucht, dewijl de ftompe pijlen des lasters mij in perfoon weinig beledigden, hadden mij aan* gefpoord; maar daar men mogelijk bij het Publiek andere en meerder nadeelige opvattingen deed geboren worden heeft mij eene nood- zaakelijke en alleszins gepermitteerde befcherming van mijne eigene eer, tot het uitgeeven deezer correspondentie doen befluiten. Eene tweede exceptie, welke men com pleet (ik zal niet zeggen ftudieus) geomitteerd heeft, is deeze: dat de waarheid van het geen men fchrijft alle idéé van eene injurie uitfluit, en in allen gevalle, dien geenen, welken men zou willen accufeeren eene in-  C 3* ) jurie begaan te hebben , van de récanttatie excufeert , blijkens het geleerde bij den Heer r»fi groot, in zijne Inleiding tot de Holland' fche Rechtsgeleerdheid, 3 Boek, 36 kap. n. 4, 5, en Profesfor vöet , ad Jit. deInjur. n. 20. En vooral heeft deeze exceptie plaats, wanneer het geëxprobeerde van dien aart is , dat 'er het Publiek aau gelegen ligt , dat zodanige zaaken ontdekt en gedetegeerd worden ; dit geval exteerd wanneer iemand onder zijn eigen naam en handtekening iets uitgeeft s waarin zijne eigene verdediging is opgefloten, en waar door hij tevens zijne medebnë£ers! re» veleert zaaken, welke uit hoofde van een gei meen nut wel mogen en behooren bekend gemaakt te worden. Hier omtrent is precis de Lex unie. Cod. de famofis libellis, daar de Keizers valentianus en va lens zeggen: Si quis devotionis fuae ac falutis publlca cuslo* diam gerit, nomen fuum prcfiteatur, ei quae per famo/um libellam perfequenda pütaverit, ore proprio edicat; ita ut abique utta trepidatione accedat, fciens quidem quod ft asjertionibus fuis fides veri opitulata fuertt, tandem maximum et fprae- ' tnium a nostra elementia confequetur — Op dezelve wijze heeft ook de Rechtsgeleerde paulus, daar over gedacht, in L. 18. D. de injur. pré Eum qui nocentem infamavit ,non esfebonum et aequum ob eam rem condemnari ; pecccta enim nocentium nota esfe et oportere et eXpedire —- —1 Men voege hier bij het geleerde bij den Pro- fes-  < 33 > fesfor voet ad dia. Tit. de Injur. n. 9. ert de aldaar aangehaalde rechtspasfagien; men weet ook, maar ik wil mij daar op niet beroepen, dat de compenfatie in cas van injurien plaats heeft — Ik denk op mijn beurt al vrij wat geinjurieerd te zijn door de brochure van den JNotaris cappenberg; dan, deeze defenfie zal ik voor als nog daar laaten, zijnde het tot mijn tegenwoordig beftek genoeg, aangetoond te hebben, dat men de gefundeerdheid der zoogenaamde Actie beweerende echter de meeste exceptien , waardoor dezelve zou moeten ontzenuwd worden, geheel uit het oog fclr jnt verlooren, of ten minften aan de oplettendheid des Leezers onttrokken te hebben. In zooverre de gronden van het geadvifeerde, voor zoo verre mijn bellek yereischte , wederIegd, en tevens, zoo ik vertrouwe ; aangetoond hebbende, dat ik ondanks mij zelve, als 't waare, gedwongen ben geweest door het uitgeeven van deeze brieven den laster tegen te gaan, moet ik thans toetreden om het apologetisch gedeelte van het Advis eenigzins nader in aanfchouw te neemen. Men zal in het nazien van mijn kort bericht en de vergelijking van het zelve' met het Advis zien, dat men verfcheidene pasfaeien. die ncch al esfentieel waren legerement * • C heeft  f 34 ) heeft gepasfeerd; bij voorbeeld het Voorgeeven, dat de Notaris cappenberg zich bij zijne misfive aan den Heere ernst licentieert te gebruiken, als of leender t van 'x hofp uit vreeze van vervolging zich met de vlucht naar de WestJndien zoude hebben geretireerd, daar hij echter in eene geenzins deshonorabele qualiteit , maar als Architect op eene Plantagie derwaarts gegaan is. Voorzichtig, zeggen de Heeren Advifeurs, dat zij geene vifie van de procesftukken gehad hebbende omtrent de zaak van leendert van 't hoff niet kunnen oor* deelen; maar het waar in dat geval voorzichtiger geweest dezelve in het geheel onaangeroerd te laaten. Het is beter in het geheel niet, als kwalijk te defendeeren. Ondertusfchen zal ik in de Bijlagen hier achter onder de Letter H i en a loc. te plaat, fen, uit eene verklaring van twee geaccrediteerde perfoonen bewijzen, dat leendert van 't hoff effectivelijk ih November van den jaare 1/86 te Dusfeldorp is geweest, en door eene andere Verklaaring van den beroemden Kunstgraveerder Huck te Dusfeldorp, dat de questieufe prent eerst in de maand Oétober 1786 aan hem uit Engeland gezonden , en eerst in November 1786 is verkogt geworden. Wat hier omtrent nader te remarqueeren valt zal men in het vervolg zien. Men releveert ook niet de verdere aanmerkingen op bladz. 14 en 15 van mijn Bericht gemaakt.  C 49 > onthouden : maar het flot van dit Declaratoir behelst ook geen getuigenis omtrent faiten, maar een oordeel van den Notaris cappenberg , in hoe verre iemand bevoegd is gebruik te maken van brieven, die aan hem geadresfeerd worden , wanneer die tot zijne defenfie en adftruclie van zijn gefustineerde en dat van zijn meester nodig zijn. De Notaris moest immers weeten,dat een afgezonden Brief de eigendom word van dien geenen , waar aan men dezelve adresfeerd; zoo hij al in een ander begrip mogte Haan, 'zal toch zijn gevoelen, al is het ook met eede gefterkt, deeze gevestigde waarheid niet kunnen wegneemen. Maar in allen gevallen het concerneerd mij niet, en al het daar omtrent geavanceerde is een recluQreekfchen aanval op den Heer de graaf en nu wijlen den Heer commelin; Dan het fterkfte daar omtrent is, dat de Heef Advocaat de graaf en mondeling en fchriftelijk heeft gedeclareerd, dat dit geheel De. claratoir van den Notaris cappenberg buiteti de waarheid is, en al wederom zulk een cafus pro amico (namelijk jan van eeden bdz;) opleverd, waar van zich in deeze zaak alomme de blijken opdoen. Ik zal mij niet verledigen de \0bdere reflexien bij het Advis,in eene volle maat toegediend té epluchee^ ren. Ik heb van den Notaris cappenberg gezegd, het geen ik van hem dacht, en zoö  ( 5© ) eenige onaangename waarheeden in mijn gekhrifï voorkomen mogten, moet hij zich wijten ,dat hij zijn credit en reputatie aan de meer dan gewoon e opgevattene genegenheid voor j. van eeden bdz. opofferd. Het geheel Advis zal ik verder niet doorloopen , moetende meest alles uit hetzelve oogpunt befchouwd worden, namelijk in eene bepaalde en conftante intentie om den Notaris cappenberg te disculpeeren. Een enkelen trek kan ik echter niet ongemerkt laaten voorbijgaan. Bladz. 35 van hetzelve pallieerdmen met veel kunst de uitlating door den Notaris in zijne Misfive gedaan, dat van ebden door toedoen van zijne geweezen Compagnon valfchelijk was befchuldigd. Het Haat in de Misfive, gelieven de Heeren Advifeurs te zeggen, in dat verband niet, en men geeft enkel een hatelijken draai aan die onfchuldige expresfie. Ad poenam libri. Bij de periode in de Misfive door mij bedoeld, die kort volgt na die, bij welke een Notaris en Praétizijn on« voorzichtig en beledigend den Heer Hoofdofficier durft imputeeren gebruik te maaken van eene opgeraapte valfche befchuldiging, zegt men, dat het 'er op aankwam onAie onfchuld van een anders braaf man, die door toedoen van zijn geweezen compagnon Criminaliter beschuldigd is geworden, te fiuiveeren. Nu wil  C B- ) wil ik gaarri aart ieder oplettend Leezer géVraagd hebben, wat dit betekend * zoo 'er dié zin 'niet uit verftaan word, welke ik 'er aan heb gegeeven. Men zegt; in de bedoelde mis* five word niet met zoo veel woorden gezegd, dat van eden door mijn toedoen Criminaliter valschelijk was befehuldigd; maar meri had even te vooren die befchuldiging, die mert zegt door mijn toedoen in de waereld gekomen te zijn, valsch en opgeraapt genoemd (dié zachte termen gebruikt men.) Ik heb reets te vooren aangehaald het geen daar op aanterüerken is, en zal dus zulks hier niet repeteeren. Met fpijt mij, ondertusfchen, dat zulks de pen van de Heeren Advifeurs ontglipt is. Immers opidiewijze, om hun geprotegeerden te defendeeren en aan te toonen, dat ik zijne onvoorzichtige uitlating ten onrechte, als eene infiniulatie ten mijnen lasten hebbe opgenomen, legt men de geheele befchuldiging op het refpectabel Carafter van het Officie. Het voegt mij niet hier over iets meerder te zeggen — al* leen kan men zien, hoe verre'de dienstijver met de beste oogmerken te verre kan gaan. Daarbij berust dit geheel geadvifeefde op eene* bloote vertelling van den Notaris cappenberg: bij zijne Misfive gedaan.Deeze pofeerd,dat de doof mij gedane befchuldiging aanleiding tot een Crimineel Proces gegeeven had; maar het is volD 3 ftrekï  ( 5* ) ftrekt bezijden de waarheid, dat ik immer dié befchuldiging ter kennisfe van het Officie hebbe gebragt. Na dat van eeden mij eene allerhaatelijklte Infinuatie had gedaan, na dat veele omftandigheden mij met dien man alle liaifons moesten doen aforeeken, konde ik niet ongevoelig zijn aan het te Leiden gebeurde, dat bij compofitie is afgemaakt. Hier was mijn interest mede gemêleerd , en dus moest ik al wederom niet uit vindicte, maar tot mijne eigene verantwoording mij daar aan iets .laaien gelegen leggen; maar de zaak van leendert van 't hoff noch die van johannes wouters concerneerden mij niet; en dus had ik geene redenen mij daar intelaten , en in dat opzicht zou en de Notaris cappenberg en zijn Meester door mij onaangeroerd zijn gelaaten geworden, zoo mij niet ter ooren was gekomen, welke nadeelige geruchten ten mijnen lasten rond liepen; zoo ik niet geïnformeerd was geworden, welken fingulieren en fchandelijken rol ik in de Verklaaringen door den Notaris cappenberg gepasfeerd, vertoonde; zoo ik niet geinformeerd was geweest van de correspondentie op dit fujet gehouden met den Notaris ernst; zoo ik mij niet billijkerwijze geindigneerd had gevonden door de impudente circulaire Misfive, die jan van eeden bdz. zich onderffaan had rond te zenden; —. en eindelijk niet onder het oog ge- kree-  C 54 J de moeten worden afgehandeld. Ik heb de authentique Copien van die brieven in handen, en ik kan niet genoeg roemen de edelmoedige denkenswijze van den Heer ernst, die ondanks den aan hem beloofde wederkeerigen dienst, niet van zich heeft kunnen verkrijgen de odieufe infimulatien , daar in ten mijnen lasten gebezigd, te verbergen. Maar was dit ook het eenige? Bleef het hier bij eene private correspondentie, waar in Practizijns over en weder hunne gedachten zich mededeelende, eenig recht op geheimhoudingzouden kunnen vorderen? Immers neen^ publicque discourfen, verklaaringen, waar in men mij in het hatelijkst daglicht deed voorkomen; —- adresfen ten dien opzichte gemaakt, — infame circulaire Brieven alomme rond gezonden, — dit alles denoteerd een Animus injuriandi: meerder wederlegging behoefd dit niet; en ik reclameer het geadvifeerde zelve, daar de Heeren Advifeurs op bladz. 14, Heilig verzekeren, en met rechtspasfagien flaaven, dat alles , wat of mondeling of' fchrifte* lijk bij brieven, bij libellen of woorden gezegd word, om iemands perfoon bij een ander in verachting te brengen, of deszelfs eer en goeden fiaam te benadeelen , eene injurie opleverd : en dit, zeggen eenentwintig Heeren Rechtsgeleerden, mag men als een generale re-cel aanneemen. Na zoodanig confonant Advis  c ss ) vis zou mijn gevoelen weinig betekenend zijn; en dus kan ik gerust mijne aanmerkingen op het Advis zelve befluiten in dat vertrouwen, dat ik aangetoond heb, dat al het door mij geavanceerde niet aan een ongeoorloofd opzet, maar aan een veroorloofde zelfverdediging moet worden toegefchreeven, en dat buiten dien al het geen ik gezegd en gefchreeven heb der waarheid overeenkomftig en nuttig is , dat het bekend zij, en dus het denkbeeld zelfs van eene Actie van injurie compleetelijk doed evanesceeren. En hier mede mijne remarques op het Advis zelve eindigende, moet ik, alvorens mijn tweede poinét. te befluiten, noch eenige oogenblikken mij bezig houden met de befchouwing der Bijlagen, welke niet de Heeren Advifeurs, maar den Uitgeever van het Advis goedgevonden heeft daar achter te plaatfen. Ik zal echter daaromtrent kort kunnen zijn ^ uit hoofde dat in den loop van het tot dus verre geavanceerde reets de meeste Bijlagen gerecenfeerd, en op haare waare gehalte getoetst zijn. Het Declaratoir met No. i gequoteerd , waar bij jan van eeden bdz. den Notaris cappenberg permitteerd gebruik te maaken D 4 van  C 56 ) van zoodanige documenten uit zijne procesftukken contra den Wel Ed. Geftr. Heer Hoofdofficier R. O., als hij goed zou vinden, is een document, dat men zich wel de moeite had kunnen befpaaren in het licht te geeven. Niemand zou toch getwijfeld hebben aan de bereidwilligheid van jan van eeden bdz. om dien wederdienst aan den Notaris cappenberg , die niets onbeproefd gelaten heeft, om zijn Meester, waar' het mogelijk, van nut te zijn door gelijke bereidwilligheid te vergelden: de eene hand, zegt men, wascht de andere. Men moet echter de discretie van den Notaris prijzen, die niet dan een zeer fpaarzaam gebruik van deeze gunftige permisfie gemaakt heeft. In die productie, waar toe men hem zoo gulhartig het acces toeftond, zouden noch al eeni. ge verklaringen hebben kunnen gevonden worden , die zeer fiichtelijk voor het Publiek waren en tot eere van den Notaris geftrekt zouden hebben, doch welker uitgave de modestie van den laatften fchijnt te hebben doen achterlaten. Daar echter 's mans verdienften, zelfs in zijn weerwil , moeten bekend zijn , heb ik mij in de noodzakelijkheid gevonden, ?oo veel mogelijk was, denzelven daaromtrent te gemoet te komen , gelijk het vervolg deezer verhandeling zal doen zien. Kei Declaratoir onder de Bijlagen fuh No. Si  t C 57 1 a. voorkomende, zijnde dat zelve, dat openlijk in de pleitzaal als temerair is behandeld, heb ik te voren reets aangeroerd , en ik zal 'er alleen maar bijvoegen , dat de Notaris cappenberg zeer onvoorzichtig bij hetzelve een van onze oudfte en gerenommeerdfte Advocaten durft toucheeren , die zekerlijk bij den Notaris niet behoefd te gaan, om te keren wat de honnóciteit in de Praclijk en de goede trouw vereifchen. Wie zou toch bij een blinden, die de kleuren zelfs niet kend, over derzelver onderfcheiding lesfen willen haaien? Wat de Bijlagen No. 3, 5> ^, 7 en 8 betreft, hier van heb ik reets te voren genoeg gezegd: men had echter die Bijlagen wel terug kunnen houden , en derzelver productie is°vrij onvoorzichtig, om reedenen, dat daar uit klaarlijk blijkt , dat men die onontbeer. lijke en met zoo veel fpoed gevergde beëediging echter langer dan een rond jaar fchuil gehouden, en niet, dan na dat mijn Bericht het licht had gezien, geproduceerd heeft. De' Citatie tegen den Wel Ed. Geftr. Heer toenmaügen Hoofdofficier R. O. die men onder No. 4. in de Bijlagen rangfchikt, had men zeer gerust kunnen achterlaten. Immers ik begrijpe insgelijks niet ,wat dezelve in dit geval ter zake D 5 doed,  C 58 ) , doed, dan alleen om de verregaandfte onbefchaamdheid van van eeden te doen zien die, hoe zeer op zich zelve wel overtuigd* van zijn fchuld, echter op die wijze het Publiek zand in de oogen heeft willen ftrooijen en zich bij hetzelve en bij voornaame en rijke Vrienden van zijne gezindheid, welker protedie hem meenigmaal nodig is, te doen voorkomen, als een man, die door verkeerde opvattingen, en door mijn toedoen mishandeld word, en die dus zijn blanke onthuld door het inftitueeren en vervolgen dezer acïie aan den dag wil leggen. Het fchijnt echter, dat hij ztch met deeze pooging te vreede houd;want zedert het jaar 1790. fchijnt hij weinig moeite gedaan te hebben de zaak te accelereeren , of een dag van pleidoij te verzoeken , dat toch vreemd moet voorkomen, gemerkt hij voor het uiterlijk gewijsde in die zaak altoos fub reatu blijft. Onder No. 9. komt te voorfchijn het Declaratoir van albert van eeden, het welk dus een Eloge funebre zal moeten voorftellen, waar mede Neef jan zijne gedachtenis vereerd, lk heb ook reets te voren over dit Declaratoir gefproken. Ik heb getoond, en de Bijlagen zullen het doen zien, dat de man zich merkelijk abufeerd, als hij tot een motif van het gegeeven Declaratoir ten mijnen behoeve een geld-  C 59 'ï geldleening pretexeerd, die ik gedaan zoude hebben, en een vrees voor mijne vervolging uit dien hoofde; want buiten dat ik zekerlijk incapabel zoude zijn, om door zoodanige motiven iemand te induceeren tot een daad , die niet met de eerlijkheid ftrookte, was ook ten tijde van het tekenen van dit Declaratoir, dit geheel fchuldje afgelopen tot op ƒ 5 : - Noch weinige dagen geleden heb ik deszelfs Weduwe^ gefproken, en aan haar het Declaratoir voorgeleezen door haaren overleeden man ur:t (het welk men ook abuüf voorfteld; en naderhand door s. a. riedel getekend , en die Vrouw verklaard, dat ha-?r man het congres ten huize van Wytse fieters gehouden verlatende en te huis gekomen zijnde, juist in denzelven fmaak het voorgevallene verhaald, en ook altoos daar bij geperfisteerd heeft. Hoe men naderhand dit Declaratoir onder No. 9. machtig is geworden zal de Notaris beter weeten dan ik. Waar is het, dat albert van van eeden in het laatlie zijner dagen in armoedige omftandigheden zijnde, zijnen troost al dikwijls in een overmatig gebruik van geestrijke dranken zogt: armoede en drank zijn gevaarlijke raadslieden; en in zulk een geval kan een fneedig man daar van noch wel eens gebruik maken, als hij de rctraftatie van een gegeevene attestatie verlangd. De  hulde gedaan en daar men de drijfvee- ren, die bij de laatllen gewerkt hebben om een zoort van retractatie te doen ("hoe zeer echter zijn nader Declaratoir geene volftrekte retractatie is) bij deezen man niet van emploi kon maken, moest hij al het gewicht van de gramfchap van jan van eeden bdz, en zijnen .Notaris ondervinden. Dus (ƒ) Dat wytse pieters en van eeden denzelven s. a, riedel niet altoos in dat zelve daglicht hebben befchouwd, waar in zij denzelven nu aflchilderen, zal blijken uit de Attestatie, aan hem bij het verlaten van zijn dienst gegeeven, woordelijk luidende: „ Wij Ondergetekende decla„ reeren ter requifitie van s. a. riedel, geboortig van ,, Creveld, dat dezelve federt den i Januarij in 1790 ,, ons ten Comptoire gediend heeft, en in den tijd zich „• altoos getrouw, en onopfprakelijk, en plichtmatig gedragen heeft, dat ook zijne verwijdering van ons, geen „ ander oorzaak heeft, als dat genoemde s. a. riedel, „ zich mooglijk in verdiende kan verbeteren, dat wij uit „ dien hoofde hem s. a. riedel aan een ieder recom„ mandeeren en aan beveelen kunnen. —Ter bevestiging „ dcezer hebben wij zulks met onzen naam ondertekend." Amfterdam 8 April 1791, Qh. S. (was getekend) wytsb pieters CU van eedew. Deeze Attestatie kan ten allen tijde worden geproduceerd; dan mooglijk is riedel toen niet meer zoo nuttig geweest, endaar hij zich zelve bezwaard voelde over de heiri afgeperfte demarches, heeft men toen deezen man al mede met een zwarten kool willen tekenen.  C69) En verklaard nu de eerfte getuigen en'affiraieerd hij Affirmant, dat zij getuigen en Affirmant in de maand Augustus 1789. te zaamen het huis vaa den voorn, johannes wouters , pasfeerende, en bij die gelegentheid denzelven op de (loep vindende ftaan , hij Affirmant hem aangefproken en verzogt heeft om de vootfchreeven honderd rwintig guldens en negen ftuivers , of wel nopens de betaling van die fom eenige fchikking met hem Af. firmant te maaken, met bijvoeging, of hij joiiah2ses woüters iets van hem Affirmant moest hebben vermits coenraad fredrik betger , die aan hem in de maand Junij de promesfe ter teekening geprefenteerd had hem zulks , namens johs. wouters, gezegt hadde ; dat dezelve daar op geantwoord heeft: „ neen, ik heb dat gemeent, maar UE. heeft „ mij betaald den dag van te voren, eer wij naar Enge„ land gingen. dog ik verzoek dat UE» nog wat wagt, ,, ik wil hei liefst voor mijn vrouw niet weeten; ik zal „ zien het te fzhihken, zo dra ik den Heer bain betaald „ heb, die valt mij lastig; voorts daar bij voegende, ria dat deRequirant gezegd hadde: „ ik wil daarom „ in uw huis geen disput maaken, maar geef mij maar een promesfe op zo lang gij wilt, ik zal zondag bij U M buiten komen en het dan reguleeren. En verklaaren nn de tweede en derde getuigen te zaamen, dat de eerfte getuige en Affirmant ook eenN gen tijd daar na aan hem getuige hebben verhaald het gehouden gefprek met den voorn. johs. wouters, hoofdzakelijk overeenkomende met het desE 3 we.  (74) Dat hij Affirmant te wel overtuigd van nimmer eenige reftitutie of betaling te hebben hekomen , zich in het einde heeft verplicht geacht, de gem. johs wopters voor Heeren Coramisfarisfen van fcleine Zaaken , ter betaling van de voorfz. een hondert twintig guldens en negen duivers, te conftringeeren, met dat gevolg, dat hij johs wouterj, na dat hij Affirmant de deugdelijkheid zijner pretenfie, met waare woorden, in plaats va~n folemDeelen eede, hadde gejustificeerd, is gecondcmneerd- En affirmeerd hij Affirmaut wijders, dat hij Affirmant nu onlangs is gemforuieerd, dat de meer ge. noemde coenraad fredrik betger, aan wien hij Affirmant de hiet voren omfchreeven geteekende ree* kening ter bezorging of berging had aanbevolen, van zich zou hebben knnnen verkrijgen , dezelve in handen te ftellen van den gedachten johs. wouters, en dat beide met vertooning van dezelve gequiteerde reekening , het elders zoude hebben doen voorfeomen ,als of hij Affirmant tot twee maaiende bctaaiing van een en dezelve fchuld gevorderden genoten hadde, en zich orn^dezelve te bekomen, aan deii hoogstftraffelijken misdaad van meineed zou hebben fchuldig gemaakt; en dan ook langs dien weg, andermaal te zamenfpannende met des Affirmants gewezene Compagnon willem box, zoude tragten hem Affirmant ten eenemaal te ruïneeren en infaam te maaken* Lsatftelijk verklaard hij eerfte getuige, dat hij getut  C 79 ) heft- Behalven dat het een fait is, dat betger op het Comptoir gëen geilooten of eigen lesfenaar had, en dus zekerlijk tot berging van die papieren niet zeer gefchikt was; is het zeker3 dat van e,.en deeze totale vergetenheid tegens de waarheid voorgeeft. Hij herinnerd zich zo wei deeze nooit geexisteerd hebbende promesfe en al het gebeurde, dat hij zelfs naderhand verteld en wouters zeiven herinnerd, wat betger hens voor raport gebragt had, namelijk dat woüteks eene contrapretenfie fustineerde , en diezelve man, die zijn geheugen compleet onder zijn bewind fchijnt te hebben, om naar goedvinden zich alles te binnen brengen, of te vergeeten, wil echter metwaaren woorde in plaats van Eede bevestigen, dat hij om de geheel© promesfe niet meer gedacht had — Noch fterker: zich zelve zeer weinig gelijk zijnde,' vind hij eene pretenfie, die hij echter zedert zeer genereufelijk, zoo hij voorgeeft, prefent heeft willen doen, zoo belangrijk, dat hij daar over zijne familie onderhield. Dat hij naderhand betger, zelfs bij circulaire brieven traduceerende , (men vind die in de Bijlagen , achter mijn Bericht) echter onvoorzichtig genoeg is geweest die papieren niet te rug te vorderen. — Dat hij altoos die gewaande promesfe gedenkende, en telkens daar van fpreekende, echter geheel en al vergeet, dat die papieren ter berging vertrouwd waren aan betger. — Niettegenftaande de fchuld in September 1789* was  c % > -^aarn dat van een Örateur aaniiéemd. Waar* dit nu zoo; moet ieder met mij de moderatie van j van eöEn bdz. bewonderen, die als een gevolg van zekere aankleeving aan zijné geloofsbelijdenis zou moeten worden uitgelegd"; want van de eerfte beginzelen blijft toch altoos iets hangen , vooral wanneer men geen. grond ziet zijne lasteringen goed te maken: anders zou men -zekerlijk betger over dit misbruik aangefproken en vervolgd hebben: alle menagementen cesfeerden , voor al daar men reets met dien man in onmin was, en men niet had kunnen afzijn zijn naam op eene niet zeer edelmoedige wijze in circulaire brieven te divulgeeren. Dan mooglijk, is naderhand j. van eden bdz. niet in gedachten gefchooten, dat hij in den beginne, toen die, zoo hij hoopte, geheel verloorene quitantie kwam opdagen , zich met een ander fubterfuge had beholpen. Des goeden mans gewoonte (en men zou, dat hij zulks gezegt had, al vrij wel kunnen bewijzen) was zoodanig, dat hij, zekerlijk om zijn hand te exerceeren, van tijd tot tijd op Hukken papier dan eens boven, en dan weder onder, zijne naamtekening te zetten, en zekerlijk, zegt hij, heeftmen van dit onfchuldig hoe zeer onvoorzichtig amufement, misbruik gemaakt, om boven zoodanig een in onfchuld getekenden naam eene quitantie te fchrijven; en NB. zelfs wel eene gêheele rekening. — Dit verhaald hij eerst; maar daar F a het  C «5 3 tie, waar bij een getuige of affirmant gaat veri klaaren ,wat de intentie van een derden is geweest niet gaarn in eene verklaaring infereeren; maar de Heer cappenberg, zeer beleezen in molière heeft zekerlijk aan zijn Client te binnen gebragt het gezegde van zekeren Held, niet ongelijk aan van eeden, (*) in een van des Dichters Blijfpeelen: On trouve avec le ciel des accommodemens, Selon divers befoins, il eft une fcience D'etendre les Hens de notre confcience* Maar zoo men er nu noch eens bijvoegd, het geen uitj de Verklaaringen in handen van het Officie berustende blijkbaar is, dat nimmer betger eene gequiteerde rekening in handen gehad heeft ten lasten van wouters, nooit zoodanige promesfe, als men voorgeeft; maar dat de eenvoudige commisfie van betger zich daar in geborneerd heeft, om de Nota of zoogenaamde rekening aan wouters te prefenteeren, die daar op direéf, gezegd heeft eene kleine contrapretenfie te kunnen fustineeren. Dit alles is noch, voor zoo verre iets treffends aan de fchildering ontbrak, te fterker, wanneer men weet dat deeze Heer betger is een zeer fatfoenlijk man, die altoos op eene ordentelijke en honorabele wijze zijn kost gezogt heeft voornamelijk door Comptoiren waar te (♦) L'Impofteut, F 3  C 95 > geen hij zoude, willen depofeeren of niet deporteren? Wisten zij voor af de reflexien, die de Advocaat schimmelpenmnck gemaakt hadde, of.zou. hebben kunnen maken? Immers neen; en echter durft een Notaris zoodanig Cartabel, ongetekend, zonder dag of datum, produceeren, om in een proces te dienen. De Notaris zegt, wel is waar, vam eden heeft er bij geperfisteerd maar wie verklaard dit? De Notaris alleen buiten adfistenlie van getuigen; en zijn Declaratoir kan niets uitmaken voor al wanneer het fait zich zelfs comradieeerd, en het medeneemen der Concept verklaring ter naziening en refumtie zoa van den Affirmant, als vin zijn Advocaat doed zien, dat men wel verre was hetzelve noch als een geperfecteerd ftuk aantemer' ken. Mogelijk was hetzelve ook noch wel gecorrigeerd , geamplicerd, verbeterd of verminderd, maar het opkomend incident, de apprehenlie van van eden , maakte eene totale verandering. Toen moest de Verklaring, ongerecolleerd, onbeëedigd in de waereld komen, de getuigen in de ziel van den gedetineerden Requirant zweeren, en de Notaris, met een ingefchoven Declaratoir daar aan noch zoo wat de hand leenen. Vergelijkt men nu die onvoorzichtige handelwijze van den Notaris bij die attentie welke bij de Ed. Groot Achtb. 'HeerenBurgemeesteren en Regeerders en bij^de  ( i°9~J Compagniefchap aangegaan hebbende met willeSI bo* de goederen van zijn voorige Negotie of affaires overgedaan heefc aan eenen massa Dat zij getuigen ftellig en zeer gerust durven en kunnen verklaren, dat bij dezelve ovemeeminge het inpakken en verzenden dier goederen , het geene blijkens de aan de grosfe dezes geannexeerde extract authenticq factuur plaats gehad heeft op den 24-Septem.. ber 1786, de gecouleurde en in een ovaale vergulde lijst en glas ftaande prent, verbeeldende een Meisje genaamd louisa, welke door of van wegens den Re* quirant aan mij Notaris geëxhibeerd op en bij het pasfeeren dezes aan hun getuigen vertoond is, toen reeds was hangende ten huize van den Requirant op deNieu» wendijk gemeld, in de binnenkamer boven een bureau; immers, dat zij getuige des tijds een even gelijkfoortige prent, lijst en glas, als de aan hen op heedea vertoonde (ƒ ) (waarom door mijn Notaris in het kruis geflagen en vast gemaakt is een rood band waar van de eindens met mijn gewoon Cachet op het zelve zijn verzeegeld, en waar bij hetzelve figuur voorgefteld word ten huize van den Requirant op den Nieuwendijk in de binnenkamer boven de bureau gemeld hebben zien hangen. Dat zij getuigen zulks gerust durven en kunnen verklaren, vermits zij getuige lange bevorens en na de voorn, overneeming der goederen door de (ƒ) Hoe wonder delicaat zijn deeze getuigen , zij flikken een kameel in, maar blijven aan een hair hangen ; men. durft nu niet direQ verklaaren, dat de prent in quejiio, dezelve was, en men durft echter veel fterker onwaarheden bezwoeren,  de voorn. Masfa, en wel zij eerfte getuige als dienstmaagd van en bij den requirant met de tweede getui. gen hebben ingewoond, en dat het hen getuigen ten duidelijkfte geheugd toen ter tijd gehoord te hebben, dat de gedagte prent lijst en glas door eenen leenBert van *t hoff aan den Requirant tegens eene partij carstanjes prefent gedaan was, En verklaard wijders de eerfte getuigen , dat zij getuige zich ook noch zeer wel kan herinneren, dat zij het glas van de voorfchreve prent te meermalen afgeveegt en fchoon gemaakt heeft, en dat zij het zelve voor het eerst ziende tegens den Requirant ge- zegt heeft het lijkt wel een melkboerin. Dat zij eerfte getuigen zich ook ten klaarde kan herinneren de meergemelde prent in de binnenkamer boven de bureau gemeld eerst alleen of op zich zelfs te hebben zien hangen, en vervolgens, zoo als de getuigen dit te zaaien verklaaren tusfchen de pourtraitten van den Requirant en zijne eerdere huisvrouw,welke pourtraitten zij getuigen zeer wel weeten, dat door den Voornoemden Masfa ten tijde„van de voorfchreeve overneeming der goederen in 1786 aangevangen ofbsgonnen, en zoo zij laatfie getuige wel meent te weeten , ook voleindigt zijn, En verklaaren zij getuigen voorn, te zarnen, dat zij getuigen ook ter dier tijd hebben verfhan, dat de gemelde prent door den geever voornoemde lkf.ndkst va n '1 hoff zelve in perzoon ten huize van den Requirant was gebragt, zo als zij getuigen ook neg ver-  ( IÏI ) ▼srïdaren dezelve leendert v&n 't hoff te meermalen ten huize vau den Requirant gezien te hebben. En verklaird als nog zij laatfte getuigen, dat het haar getuige zoo klaar als of het heeden gebeurt was voorftaat, dat het in het laatst van de maand September of begin van Oétober van den 'jaare 1786, en des bevorens de Requirant en willem box geaslocieert waren, en de laatstgemelde den Requirant van tijd totHijd hierover kwam onderhouden, dezelve willem box bij eene dier gelegenheden voor de bureau {taande de gedagte prent, zoo uiterlijk fcheen s met veel attentie befchouwende, gezegt heeft; indien ik zo een meisje hadde dan was mijn fortuin gemaakt, uit welk zeggen zij getuigen en haare overledenen behuuwdzuster ter dier tijd vooronderftelden , dat willem box niet getrouwt was. Verklaaretide zij getuigen nog, dat zij laatfte getuige niet weet, of eenijre de minfte kennis draagt, dasT de Requirant, haare broeder, zo lang zij getui. ge bij hem ingewoond en het geene veele jaaren en wel tot in den beginne van den jaare 1791. heeft plaats gehad, zich immer of ooit met het koopen van Chits voor Japonnen voor hem of zijn vrouw of eenige dragt van dien aart bemoeide, maar in tegendeel hetzelve gantsch en al overliet voor gedagte zijne overledene vrouw of haar getuige, zoo als zij getuige ook volftrekt niet weet, dat den Requirant immer nog ooit, veel min ten tijde de gemelde lbknder r van '1 hoff en deszelfs huisvrouw maria aldewereld hun-  Cm ) hunnen Boedel zouden of hadden aan de kamer aan- gegeeven of onder fequestratie (tonden in Januarij J787, of vervolgens in dat jaar met eenige ellen Chits of iets van dergelijke goederen van dezelve of van wie ook te huis gekomen, of dat zulks door andere bij hem gebragt is. Dat het ja; waar is, dat de Requirant destijds deszelfs meedelijden met gemelde lieden aan haar getuige en zijne overledene vrouw betoonende hun gezegt heeft, dat als zij iets benodigt hadd< n , zij bet zelve bij leenoéirt van 't hoff moesten gaan koopen, vermits hij permisfie had, om zulks regens contant geld te doen, zoo als zij getuige ook nog laatftetijk verklaard in perfoon bij gemelde lieden gecuurende hunne fequestratie vijf ellen bont gekogt ea in contant geld gelijker tijd betaald te hebben. Geevende zij getuigen van hun gedepofeerde voor redenen van weetenfchep al het ze've te hebben gehoord, gezien, bijgewoond ,ged2an en ondervonden en voorrs als in den Text ftaat gemeld, bereid zijnde hetzelve, des gerequireerd wordende, en wel de eerfte getuige met folemneelen Ëede, en de laatfte getuigen mei ware woorden in plaatfe van eede nader te bevectij',en, Gepasieert te Arnfteldam gemeld in prefentie van willem s?' de compagniefchap van box en van eden heeft overgebragt. Noch veel blijkelijker is deeze contradictie, als men nagaat, dat beide getuigen verklaaren, dat jan van eden bdz. de goederen van zijn geweezene Negotie aan massa had overgedaan , en dat dit gefchied zou zijn den $4 September 1786. De tweede getuige declareerd hier direct, en met eenen adem op, dat in het laatst van de maand September of in het begin van üctober 1/86 box en van eden niet geasfocieerd waaren. —• Daar nu de beide getuigen in het hoofd der verklaaring zeggen , dat hun zoo duidelijk voorftaat, dat deeze overdoening aan massa is gebeurd den 24 September 1786, en box en van eden als toen reeds hun compagniefchap hadden aangegaan is zulks fingulier in de getuigens , maar noch meer fingulier in den Notaris, dat men zoodanige directe tegenftrijdigheden in dezelve verklaring, — in het zelve inftrument op den anderen laat volgen, die zelfs aan eenen onkundigen, en veel min aan een Notaris, behoorde te echappeeren, ten zij het hem compleet onverfchillig zij, wat hij pasfeerd, en wat de getuigen verklaaren. Ik refereere mij ten dien opzigte aan het geadvifeerde van den Heer Advocaat bilderdyk, in mijne Bijlagen voorkomende, en het zon de attentie des Leezers misbruikt zijn, zoo  C Ü5 > fcöö ik de bij hetzelve advis aangevoerde argumenten ten deezen opzichte repeteeren wilde. Nu rrioet riien 'er noch bijvoegen, dat de overneeming daor massa gedaan, zich enkel en alleen bepaald heeft tot een articül vatt knoopen, draad, enz., en geen geheele overneeming van affaires was. Niet minder onwaarachtig is het geen omtrent de Engelfche prent, loüisa verbeeldende, geattesteerd word, welke quafi den 24 September 1786 boven de bureau gehangen zoude heb* ben. Uit menigvuldige bewijzen confteerd, dat dit gedepofeerde volftrekt bezijden de waarheid is , en het allerfterkst en lpreekendst bewijs daaromtrent is de attestatie van den beroemden kunstgraveerder huck te Dusfeldorp, onder mijne Bijlagen fub Letter K geproduceerd en zedert in eene beëedigde notarieele verklaring geconverteerd, waar uit blijkbaar is, dat hij niet voor Odtober deeze prent uit Engeland ontfangen heeft, en in November van datzelve jaar dezelve met noch twee andere prenten aan een onbekend vreemdeling, welke geweest is leehdert vam 't hoef, te Dusfeldorp verkogt heeft, huck voegt 'er bij, dat hij noch voor, noch na dies tijd eenige afdmkzels van dien plaat gehad heeft , en dus volgt hier uit, dat het eene iiotoire onmogelijkheid is, dat reeds in de II s maand 1  ( J maand September die prent, welke toen noch niet in Holland was, bij van eden gehano-en zoude hebben. Even onwaarachtig is het,&dat de bevallige louisa tusfchen de pourtraiten van van eden en zijne huisvrouw zoude hebben geparadeerd, om redenen, dat deeze beide pourtraitten, door denzelven massa gefehilderd , niet voor de maand Maart 1787 zijn voltooid geweest; en dat dus in het jaar 1786 en wel in de maand September van dat zelve jaar, deeze prent die plaats, welke men dezelve toeëigend, niet heeft kunnen bekleeden. (g) De bewijzen van dit geavanceerde berusten al wederom onder de papieren ten dienfte der Justitie onder den WelEd. Geftr. Heer Hoofdofficier gefourneerd , en wel uit eigenhandige brieven van van eden zelve, en een beëedigde verklaring van den Schilder massa , dat hij zich in September 1786 verfcheidene dagen met het fchetfen der pourtraitten van van eden en zijne vrouw bezig gehouden hebbende, en zulks in het binnen vertrek doende, geen prent van louisa gezien heeft, welker fraaie en keurige uitvoering (hoe zeer de eerfte getuigen deeze Engelfche fchoonheid met een melkte) Het kan waar zijn, dat louisa eenige tijd te voren, na dat zij door van eden geconquesteerd was, alleen bóven de bureau paradeerde, maar voor 11 Maart 1787 heeft zij het gezelfchap van van epen, en zijne huisvrouw niet iunnen hebben.  ( lal ) pf zuster, (denkelijk zal de laatfte die voor het geeven haarer verklaaring wel gehad hebben) fin weerwil van 't hoff zelven , uit een gefequestreerden en verzegelden boedel medegenomen , dezelve onder zijn jas verftoken , en met den buit , even als een vos mee Vn geroofd kuiken, na zijn fchuilplaats is gekeerd. Men eindigd, om zekerlijk de ontknooping van bet Drama mteresfant te maken, met een trek van medelijden van den Heer van eden. Hij beval, hij recommandeerde zijne vrouw en zuster, om zoo zij iets nodig hadden, zulks bij lbühdem van '* hoff te kopen—en waarlijk de Zuster had daar vijf ellen bontgekogt, op zijn best twee guldens in waarde, en die contant betaald; over den prent en chitfen zou denkelijk van eden, zonder een kleine fout van geheugen, ook eeven genereus gedacht hebben, üe edelmoedigheid van van eden gaat zelfs zoo verre, dat hij de Ordonnantie van de Kamer vergeet, volgeus welke een gefequestreerde, winkel doende en goederen uit dien winkel verkopende, dezelve aan zijne Sequesters verantwoorden moet. Dan ik eindige hier mede, om met een langwijliger en verdrietig wordend recueil van deeze'' verklaaring den Leezer niet langer opte- honden . lk behoeve uit het geavancéer- H 5 &  de geene gevolgtrekkingen te maken, dezelve zullen zich aan het gezond oordeel van zelve licht opdoen men vind in deeze verklaaringen de tastbaarfte tegenftrijdigheeden, eed tegens eed loopende, en de allerfrappantfte onoplettenheid van den Notaris voor wien de verklaaring gepasfeerd is. - Ik gebruike wederom eene zeer gematigde uitdrukking — Dat de getuigen valsch verklaard hebben, blijkt dan — dat de Notaris cappenberg zich compleet vergeeten heeft in deeze, is niet minder waar — De leéture van het Advis van den Heer Advocaat bilderdyk is genoegzaam om dit te demonftreeren—zoo veele contradiffien, zooveele falfiteiten, die zich alomme oogfchijnlijk opdoen konden hem nietontflippen, of hij moet ( om niet te vallen in de termen van prevaricatie te ontflippen, zich zelve aan de uiterfte ftupiditeit fchuldig erkennen ~_ men geeft dus den Man de keuze in welke clasfis hij wil gerangeerd worden. Ondertusfchen is dit toch altoos zeker, dat de Notaris CAiPENberg meer dan gemeene oplettenheid had moeten en behooren te gebruiken omtrent het geen hij pasfeerde, daar hij wist of ten minften had moeten vooronderfiellen, dat deeze verklaaringen in een crimineel proces dienen moesten, en men dus het officie niet moest trachten te furpreneeren, door zoodanige onbeffaanbaare, en zich zelve omftootende producten. Ik  C f?3 ) Ik voele, dat ik op het geduld des Leezers te veel mij vertrouwe , en zal om die reden de verdere befchouwing deezer vei> klaringen eindigen. Waar' het mijn oogmerk geweest tegens jan van eden bdz. di. reéfc op te komen , zou ik derzelver valsch* heid door de valabelfte contrabewijzen welke in handen van den Wei Ed. Geftr. Heer Hoofdofficier zijn, doch waar van de inhoud mij bekend is, kunnen ftaaven maar in het oogpunt waar in deeze mijne verdediging befchouwd moet worden, is het voldoende te doen zien, welke aperte en in het oog loopende tegenftrijdigheden zich daar in opdoen, en wat men van een publiek perfoon denken moet, die dezelve pasfeerd. Wel is waar, dat men mogelijk deeze ftukjes niet gedestineerd had tot ingrediënten van een ordinair proces, waar in alles met meerder nauwkeurigheid word onderzogt,maar dat dezelve of geduurende de detentie van van eden gepasfeerd, of kort daar na, meerendeels gefchikt waren, om daarvan de lefture aan binnenlandfche en buitenlandfche vrienden ingevolge degedaane invitatie te geeven , en op dien voet den braaven jan van eden bdz. te doen voorkomen, als een martelaar van de gerechtigheid, die door een helsch complot vervolgd en gedrukt wierd. Welke fiducie ook de eed of folemneele bevestiging van van eden verdiend, is best afteneemen uit eene beëedigde verklaaring door twee  C 124 ) twee irreprochabele getuigen in de zaak van wouters gegeeven, waar uit blijkt, dat de man het helsch en godloos fijstema voerd, dat al had hij ook tweemaal geld ontfangen en zulks geaffirmeerd, zulks hem niet fchaden kon de, dewijl hij volgens zijne gezindheid, niet bij eede maar alleen bij waare woorden verklaarde Hoe jammer is het, dat zoodanig man met tot de nu vernietigde order dei Loijolis. ten behoord heeft, hij had zich dan op de mentale refcryatien kunnen toeleggen, en mogelijk was zijn Notaris niet ongefchikt geweest, om de Directeur der confcientien van deezen order te zijn. Ondertusfchen moet eene aanzienlijke en refpeclable gemeente , welker deugdaam caraéter, en bekende goede trouw zich onder hunne mede-burgeren, hoe zeer tot een andere geloofsbelijdenis behoorende, figna» leerd met verontwaardiging deeze partie honteufe van hunne religie befchouwen. Zoo ik mij niet herinnerde, dat het tijd was mij tot het einde te ipoeden, zou ik noch onder het oog van het Publiek kunnen brengen eene verklaaring, door zekeren gaspar lehman en a. c. siRAUSE, Weduwe van nicolaas kober, zich echtelieden daar bij genoemd hebbende, voor den Notaris cappenberg gepasfeerd: de inhoud van de verkladring is met zoo veele obfcenitieten opgevuld, dat men den Leezer niet wil vergen, een ftuk door  ( 159 ) Overtuigen zat, dat zij, fchoon zij al in *M afmoeten geadvifeerd hebben , echter m htjpo' thefi de applicatie hun Advis fautif is. Dit alles heett mij genoodzaakt mijn eer onber f -hroomd te defendeercn ; en ik vertroilvve dat ik genoeg gezegt hebbe, om het caracter van den Notaris cappenberg naar verdienite te doen apprecieeren. Geliefd zijn Ed. nu noch meerdere Advifen intewinnen, of meer brochures te fchrijven, ik zal die nieuwe aanvallen gerust en met fiducie afwachten. ' Hoe wars ook van procedures, zou ik al me* de de gedreigde Aftie van Injurie koelzwmg te gemoet zien. Verzekerd, dat al wat door mij geavanceerd is geworden, de zuivere waarheid is; verzekerd dat 'er noch veel meer gezegt kon worden als gezegt is, fchroome ik even min het Rechterlijk onderzoek als het oordeel van een onzijdig Publiek; en ik beruste daar in, dat ondanks alle de poogingen van haat en lasterzucht, en alle de kunftenarijen van de practijcq, de goede zaak zegenpraalen zal. 1   ( 5 3 ETLAGE B. Ik ondergetekende Weduwe van eden gebooren Hasfelaar declareere ter liefde voor de waarheid, en ten behoeve van een ieder die het zoude mo. gen aangaan, dat mijne overleden man albertijs van eden mij onderfcheidene reizen verhaald heeft, dat hij door zijn neef jan van eden bz. wegens het koopen van Thee zeer flegt was be- handeld. . , Dat het vervolgens gebeurd is m het voorjaar van den jaare 1790, ten tijde dat jan van eden bz. gevangen zat, dat ik op zekere zondag avond met mijnen overleedenen man thuis komende, aldaar vonden een boodfchap van wytze pieters , met verzoek om daar aan huis te komen, al was het noch zoo laat. - , , Dat mijn gemelde man daar op, zijnde savonds circa half tien uuren, het huis is uitgegaan, en vervolgens na verloop van eenigen tijd weerom ko„ mende , mij verhaalde, dat wytze pieters en de Notaris cappenberg hem verzogt hadden, om het geval eens te verhaalen , het geen 'er met jan van eeden bz. en hem a. van eeden plaats had gehad. Dat hij zulks na waarheid gedaan hebbende de gemelde wytse pieters en Notaris cappenberg hem geanimeerd hadden, om eej Verklaring te geeven, dat het geval zich anders had toegedragen, doch dat hij zulks had geweigerd, 'er bijvoegende, die Notaris cappenber» is een flegt kaerel, en goed om een eenvoudig mensch in een A 3 on"  < « •> ppgeïuk te brengen. Dit bovenfraande, a!s rnedc dat ik mijnen overleedénen man'nimmer tot het tekenen van eemg Declaratoir hoe ook genaamd heb geanimeerd , ben ik altoos bereid nader on. der Eede te bevestigen. Amfterdam 6 Febr. 1794. (ww getekend) Wed. A. van EEDEN, gcbr. Harsfelaar.  C 7 > BTLAGE C. A.lrert van eden , woonende alhier, was door zijn Neef jan van eden bz. op eene bedriegelijke wijze behandeld, en maakte geen zwaarigheid zulks aan verfcheide lieden te vernaaien, zo dat die zaak bij veelen bekend was, ten tijde dat gemelde jan van eden bz. in de Boeijen zat. Die zaak ook gekoomen zijnde ter gehoor van den Notaris cappenberg en wïtze pieters, Schoonvader van jan van eden bz. (Requirant in verklaringen, ten Procesfe van jan van eden bz. overgelegd) waaren dezelve zekerlijk bedugt, dat een nader bewijs of verdere verfpreiding dier zaak den Gevange nadeelig zoude zijn. Ten blijke vau dien wierd gemelde albert van eden , op een Zondag avond ten tijde jan van *M» bz. gevangen was, ontbooden ten huize van wytze pieters, en wel met deze aandrang, dat hij verzogt wierd daar te koomen al was het nog zo laat, zo als hij dan ook bij het doen der boodfchap niet t'huis zijnde, daar eerst 's avonds ten half tien uuren verfcheen, en aldaar behalven wytze pieters aantrof, den Notaris cappenbsrg en august sigismund riedel , als meede de Suster van j. van eden, die van droefheid overftelpt zat te weenen , behalven nog de Schoonmoeder en Suster die meede in het vertreit waaren, dog van tijd tot tijd af en aanliepen. . De gerequireerde wierd bij zijn komst met zeer veel vrienddelijkheid ontfangen en men begon hem te onderhouden weegens het gebeurde tusfchen hem Ad ea  C 3 ) p. de gevangenen,het geen door hem albebt van eden, als toen verhcald wierd zo als het was voorgevallen , en door wytze pieters in fubftantie wierd beand woord , met te zeggen, onze jan kan zig thans niet verandwoorden, hij is dog uw Neef men moet vergeyen en vergeeten, wij moeten iiern nu zien te redden, waarop, of bij welke geleegentheid tusfchen den Notaris cappenberg en albert van eden, het volgend gefprek voorviel: cappenberg, is dat niet wat anders als gij het Verhaald hebt? van eden, neen Mijn Heer, het is net zo voorgevallen. cappenberg, maar. zoud gij het niet anders willen verklaaren? vak e den , zulks kan ik niet doen. cappenberg, maar evenwel gij zoud dat wel wat anders kunnen msaken lot voordeel van uw Neef, van eden» het zoude dienen om hem te redden. van edeh,zulks doe ik niet,om al het geld van de waerela zweer ik niet valsch, en kort daar op heen gaande, wierd hij naauwlijks op zijnaffcheidgroet, althansmet zeer veel ftugheid, beandwoord,en de Notaris cappênbeiig zeide vervolgens tegens riedel , die man moeten wij niet hebben , die komt ons in onzen kraam niet te pas, die zoude ons maar kwaad doen. van eden t'huis :gekoomen zijnde, verhaalde de ontmoeting aan zijn vrouw die thans nog zeer wel weet, dat baar man het haar genoegfaatu woordelijk *oo heeft verhaald, als het hier booven is opgegeeyeri, en sigismund august riedel zegt hoe ongaar-  C 9 ) gaarne ook dat hij des gerequireert werdeade met en beiicffens albert van eden, de waarheid van het voorverhaalde onder folemneelen eede zal moeten verklaaren , echter zodanig dat hij zig niet in ieder vyoord of letter, maar wel aan de zin en meenmg wil bepaalen, zo als dan beide kunnen zweeren, dat uit de ganfche contenance zoo van cappenbeug als wytze pieters, het blijkkaar was om albert van eden in hun voordeel of tot hun oogmerk intewinnen , door het geven van een verklaaring. Dit bovenftaande, voor zo verre als het ons in het bijzonder betreft, is de waarheid conform , bereid zijnde zulks nader onder Eede te bevestigen. ingetekend) ALBERT VAN EDEN, Amfterdam $. A. R I E D E L. den 9 Meii l792> A5 CO-  COPIE Do O ntfangen van den Heer willem bok de fomma van vijftig Guldens , om op vertooning te voldoen. Amfterdam 15 September 1791. Zegge ƒ50. {was getekend) R. VAN EDEN, Geb. hasselaar. (In dorfo ftond^ 1792 4 April ontfangen ƒ 25. 6 Mai 6 Ö3 Thee 12. 8 Mai 1 dito . a. Nog 3 6? dito__ 6. Rest ƒ 5.  C f2 ) digingen, ontbloot van eenig regterlijk bewijs, eQ zelve obfteerence teegens het gezond verftand* waarom men dan in de tweede plaats, het verfoeijelijk toevlugt heefc genomen, tot het ijsfelijk hulpmiddel van valfche verklaaringeu ik durf het zeggen om dat ik het kan bewijzen, mits dat ik benevens de andere ftukken, onder mij hebbe de origineele papieren, die ik als dienstbaar voor de zaak van Uw Wel Ed. Geftr. uit mijn handen heb gegeven. Ik kap het niet zwijgen dewijl het behoord ter cognitie van Uw Wel Ed. Geftr. (a) Een van de getuigen voor jan van eden, verhaalde mij nog onlangs zelve, dat haar mede- getuige,in een en dezelve (i,) verklaringe met haar, valsch had gezwooren en van het Stadhuis koo. Wénde, teegens dezelve gezegt heeft, dit zijn de eigene woorden, Wel Ed. Geftr. Heer! Mm God mi hebt eenvalfchen Eed gedaan, hoe hebt gij het durven men Ik zoude zoo omflagtig niet durven zijn, indien ik niet wist, dat het van de keuze van Uw Wel 00 Dit was de Weduwe n. cober, die zig bij het pasfieren van de verklaring en beëediging tan dien ah de timmouw van caspar Lehman, had opgegeeven, en aan dezelve caspar l^l» , volgens haar verhaal zulks gezegd heeft. I - Ik heb de Copie van de verklaring , 0m de vuils ^ fik^e e^n te rug gehouL\ als hett Gig is kan tk derzelver onwaarheid bswyen.  ( 13 ) Wel Ed. Geftf. afhangt deeze te leezen, Ja, danf neen, maar tevens weet ik ook, dac zoo dra Uw Wel Ed. Geftr. bevind, dat'er, hoe verward ook, en in hoe ongefchikte termen, om onder het Oog van Uw Wel Ed. Geftr. gebragt te worden, zaaken in voorkomen, daar ik verandwoordelijk voor ben, en daar het onderzoek voor Uw Wel Ed. Geftr. een pligt word, dat ik ftaat moet maken, dat Uw Wel Ed. Geftr. mij zal requireeren, en dat nog het opereufe nog het kostbaare van het Proces, zoo min als het lastige voor de Heeren PractvzijDS Uw Wel Ed, Geftr. zal affchrikken, en ik ben verzeekerd dat het tot heeden nergens aan hapert, dan dat Uw Wel Ed. Geftr. niet behoorlijk van de zaak is onderrigt, en ik moegelijk te ongefchikt geoordeeld werd, om er Uw Wel Ed. Geftr. een behoorlijk denkbeeld van te geeven. Ik had haast vergeeten , dat men zig nog van een wanhoopend middel bediend, met te zeggen: b o x is een ge/lage vijand van van eden; 07 daar is een fchriktijke animojtteit; het is een waarheid en daar is maar al te veel reeden voor, maar het is ook eene waarheid, Wel Ed. Geftr. Heer,[dat ik geen fchelm ben, en de middelen, daar ik mij van bedien, zijn eerhjk en als zelfs verdeedigend hoogstpligtmatig, en waarom zoude ik er niet bijvoegen, dat ik plegtig kan betuigen, dat ik de getuigeu van Uw Wel Ed. Geftr. altoos het gewigt van een verklaring heb voorgehouden, en haar tevens geraden voorzigtig te zijn, en liever te weinig als te veel te verklaaren, het geen zoo verte gegaan is, dat albert van eden, eer hij heé  C 16* > "Hgt weegens het doen van een valfchen Eed in óé zaak van eene jan wouters. Vervolgens weegens het befteelen van een gefequeftreerden boedel op auctoriteit van den Magiftraat verzeegelt, indien hij onfchuldig is, dan ftaat de zaak dus, en daar op komt zijne ganfche defenfie uit: willem box aan het hooft van een helsch complot wind valfche getuigen in , twee van deve doen een diefftal en dus perpetreeren die fchurken eerst een roof, en doen naderhand een valfchen eed, en zulke pretenfe godloofe verklaringen luiden ter requifitie van Uw Wel Ed. Geftr. met het godloos oogmerk, om een eerlijk man ais jan van eden dz. (het zijn deszelfs eige woorden) door behulp van zijn geweezene Compagnon ten eenemaal te ruioeeren en infaam te maken, het is wonder, dat.hij 'er niet bijgevoegd heeft, dat de eerfte zaak daar men hem als infaam heeft tragten voorteftellen, voor een fomma van ƒ 9000: - was compofeerd, en dat hij daar na met een brutaliteit, mogelijk zonder voorbeeld, de fchuld met de onbcfchaamdfte leugens op mij, en een braaf en onfcnuldig Jongeling heeft tragten te fchuiven, welke fchacddaad alleen genoeg is, om zijn weergaloos flegt char.idter te manifefteeren. Daar het nu zeeker ftaat, dat hier fcholdige zijn4 en wel aan misdaden, zoo wensch ik niet anders als het icherpst onderzoek a troce daar dog de middelen, ter ontdekking voor handen zijn. lk bid Uw Wel Ed. Geftr. verfchoning over mijne hicgwijb'gheid , en wel bijzonder indien eenige ex»  € 3i 3 I. i Lee, Amfterdam 30 Jan, 1790. DE HEER. m. f. verboom, fde Vader.) m v n Heer! Daar ik met mijn behuwdvader de Heer wytze pieters een Compagniefchap hebbe aangegaan, beftaande in mijne gewoone artijkelen. Zoo neeme de vrijheid, om voor deeze Compagniefchap ÜE gun- fle te foliciteeren. Ik vinde mij ook verpligt om UE. te zeggen dat het niet valideert, om de gelden die UE. aan mijn gedisfolveerde Compagniefchap mogt fchnldig zijn, aan willem box te betalen: laatsgenoemde verdient myn vertrouwen niet genoeg, om dit ongemerkt te laaten pasfeeren. Ik heb mij reeds voor langen tijd van deeze Compagniefchap zoeken te ontdoen, de reeden hier van weet een ieder, die willem box zyn Caracler en die mij kent, ik zal mij niet exponeeren om mij geheel meer tegen zijn vuile laster te verdeedigen, terwyl ik het nooit een eer gereekent hebbe, om van willem box gepreezen te worden; bewust zijnde dat geen Sterveling, mij met grond, van kwade trouw kan  C 37 > *„* Hoe zeer eigenlijk het oogmerk van dit linkje niet moet befchouwd worden van eden diredteiijk te concerneeren, en deszelfs naam en deugdzaarce verrichtingen, daar in al. leen worden gereceufeerd, voor zoo verre zij onaffcheidelijk zijn van hetgeen ik met den Notaris capfenberg te verhan» delen had - Hoe zeer ik om die reden gemenageerd heb zeer veele andere verklaringen te produceeren -— heb ik echter gemeend, dat tot beeter verftand van het omtrent de zaak van j. wouters verhaalde , niet ondienftig was het volgend concept Declaratoir van denzelven wouters hierbij te voegen — Dit Declaratoir is zedert immers fubftantieel in eene verklaaring geconverteerd, die niet alleen door wouters, maar ook door zijne vrouw, die op dat oogenblik hoog zwanger was, beëedigd is beworden; en welke verklaring in handen van den WelEd. Geftr, Heer Hoofdofficier berust. J. wouTERs'heeft in fubftantie verklaard, dat hij in de maand Maart van den jare 1789 reet jan van eden bde. in Engeland zijnde, door denzelven jan van eden voor hern Depofant zijn ged?an eenige verfchotten zoo in geld, als ter betalinge van kleine noodwendigheden : dat zij in de maand April alhier geretourneerd zijnde, jan van eden edz. vervolgens in de maand Juiij van eenbinnenlandfche reize te huis gekoomen zijnde , korte dagen daarna aan hem Depofant door c. f. betcer heeft doen ter hand ftellen eene Notitie van de opgemelde verfchotten, waar bij nog gevoegd waren drie bonte mutfen en een paar pkatt C 3 ges-  ( 38 ) gespen, die hij eenige tijd voor genoemde Engelfche reize aan hem van eden lchuldig was —— en welke notitie opgetrokken was tot eene fomma van/i2o:i7. Dat bij het ontfangen van die rekening hij Depofant aan geci. betger zeide: die reekening is accoord, docb ik zou ook nog een bagatel van eenige fchellingen, van mijn. heer van eden moeten hebben, waar op van eden vervolgens eenige dagen daar na bij hem Depofant is ge-" komen , zeggende : wouters, ikhoor van betger, dat gij ook geld van mij moet hebben, dan moet gij het maar eens opgeven, waar op hij Depofant antwoorde, och! het is een bagatel, het is van ten plaats in de comedie in Coventgarden, en dan een paarmaal de huur van een koets, maar ik heb het niet eens genoteerd. Hebbende hij Deo»fant het niet eens willen rekenen, om dat hij zelfs het vermaak 'er van genoten had — al verder heeft jan van kdeu omftreeks de maand Augustus tot het laatst van September, fomtijds in perzoon en ook wel door zijn Neef hem D-p°fant om de betalinge aangefprooken, doch hij Depofant verzogt hem hij zoude nog wat wagten, alzo hij maar pas getrouwd zijnde veel onkosten had moeten doen en zijn cas wat fchraal was, tè meer daar hij Depofant liefst voor zijn vrouw niet wilde weeten, hoe veel hem die reize gekost had, en hetgeeu zaak was zijn winkel betreffende enoverzulks in fülte te willen afdoen, het geen hij dan ook aan jan van eeen heeft gezegd, jan van eden in het laatst van de maand September bij hem aaikomende, dringt wat ([.erker, als na gewoonte, aan op de betaling,, hij Depofant zegt: Mijnhter ik ben aan het Comptoir ook nog fchuldig daar wilde ik gaarn ook wat betalen, waa:  C39J waarop hij tot antwoord kreeg: betaal mij maar eerst, want dit is een zaak in mijn particulier en ik ben thans verleegen, waar op hij Depofant zeide, komt morgen of overmorgen dan zal ik uwbetaalen, waarop hij eenige dagen naderhand bij den Depofant is gekoomen, die tegens van eden zeide ï ik heb een Casffersbrefje dat zal ik uw %eeven, waar na hij de inkkoker neemt, die op ■ den toonbank ftond, en op die zelfde Notitie, die den Depofant door betcer in de maand Julij was gebragt, fchrijft voldaan met een briefje, en vervolgens onderteekend met zijn naam van jan van eden bdz. bij of onder welk fchrijven, hij Depofant hem zegd het hoeft zoo mooi] niet, want ik zal het doch maar yerfcheuren, waarop hij Depofant hem ter hand (telde, een Casflersbriefje groot ƒ116 ofwel na zijn beste onthoud ;/n6; i. en daar bij vier enkelde guldens en vervolgens 16 ft. aan klein geld, en welk Casfiersbriefje hij eenige daagen te vooren met nog eenig ander geld had ontfangen, voor ai paar zijde kouefen a/5 'tpaar, en nog voor 4paardito a 8 gl, en welk briefje hij bij den ontfangst tot die betaaling bewaar, de, om dat het tellen van geld zijn vrouw zekerlijk zou hebben doen vragen naar een zaak, die hij eens verkoozen had haar niet te doen weeten, en door de kleinheid van des Depofants woning gemakkelijk te hooren was — jan van eden fteekt het gemelde brief, je in een zakboekje en het geld i0 deszelfs kamizool zak, waarop de vrouw van hem Depofant na bene. den koomt, en hij Depofant in een kleine confufie zeeker die geteekende reekening heeft geftooken in zijn broekzak - Zoo als dan ook het discours tusfchen hem  ( 4ö ) hein Deporant en jan van eden veranderde: echter had de vrouw van hem Depofant eenige fufpicie,dat 'er tusichen hem Depofant en jan van eden eenig ge* heimwas, want, na datvfiN eden uitging, zegt zij tegens hem, wat hebt gij tog altoos met mijn Heer van eden zozagt te praten : ter dier tijd was gemelde jan van eden reeds in verfchil met zijn compagnon en woonde in een tuin tusfchen de Weeterings en Utrechtfche poort, en verzogt den Depofant zelf om hem daar een vifite te geeven. Na die tijd heeft gemelde jan van eden met weeten van hem Depofant nooit weder aan zijn huis geweest, zelfs niemand van zijnent weegen als eess de Neef met een (taaltje Corderoij, om te verneemen of hij die foort had — en dan nog een andere reis bij het overlijden van de vrouw van jan van eden om zwarte kousfen, die hij Depofant egter hem niet verkogt heeft de eerfte reis dat, die jonge kwam, was hij Depofant niét thnis, en zulks wierd hem naderhand door zijn vrouw verhaald zqnder dat hij Depofant verder ooit jan van eden of iemand van zijnent weegen heeft gelprooken tot op het begin van Januarij laatsteden , wanneer een bediende van janvas eden bij hem komt, en uit naam van zijn meester hem ter hand fteld een reekening, waar op ftonden dezelve articulen en verichotten, die op de meergemelde gequiteerde reekening zijn gefield, doch eenigfiuts verfchillende in de optrekking alzoo in de optrekking van de eerfte rekening een erreur van ïo ftuiveis te veel was, en een post van ƒ2:7 op dezelve was uitgerekend voor ƒ2:4 daar hij cp de laatfte vcoï  ( 4i ) voor 2Qfliriv. was gefield, waar door die laatfte rsekerjing ƒ120:9- beliep. Dat bij Depofant bij het na*, zien van die reekening ontftelde en tegens die brenger zeide: is dat een reekening voor mij daar zal ik eens met u over fpreeken , en dan zal ik bij uw Heer wel koomers, zoo als hij Depofant na dat hij na zijn quitantie doch te vergeefs had gezogt, vervolgens bij jan van eden is gekoomen , hem zeer ferieus onder het oog brengende, dat hij hem had betaald, dat hij zulks in ziju gemoed wel wist, welke converfatie reedelijk bedaard afliep, alleen dat hij alles ontkende, doch vervolgens nader bij hem koomende, om hem vau de pretenfie te doen afzien, wierd het van zijn kant met vloeken , zweerenen brutaliteit beantwoord, waar op hij refolveerde hem een briefje te fchrijven, waar bij hij hem ferieus declareerde hem geea twe.emaalen te willen bstaalen, doch het geen al weder het geweaschte effect niet heeft gehad, zo als bleek dat hij hem kort daar na voor Heeren Commisfarisfen dagvaarden door wien hij gecondemneerd wierd te bctaalen, de fomma van ƒ120:9; met de kosten, mits denEifcber onder Eede verklaarde de deugdelijkheid dier fchuld — waar op hij hem verder eenige dagen daar ca dagvaarden , tegens den volgende dag des 's morgens ten 9 uuren om die Eed te zien presteeren ,zoo als hij dan ook dezelve gepresteerd heeft, en als toen teraade wierd aan dat vonnis ten eerften te voldoen, om nodelooze onkosten en verdere onaangenaamheeden te vermijden; dan eenige dagen daar na werd de meergemelde quitantie aan hem Depofant ter hand ;gefteld door deszelfs vrouw , die thans op hetj uiterst fwanger D be.  ( 42 ) beneden komt, zeer verblijd reffens ontdeld, als hebbende Depofant aan zijn vrouw, bij het brengen van de reekening , zij zijn ontlteltenis bemerkende op haar inftantelijk vraagen de zaak aan haar ontdekt, hem verhaald dat zij op de zolder zijude alwaar een kas is, waar in kleederen van hem Depofant geborgen werden, met voorneemen om voor haar aanftaande bevalling eens na te zien, of er ook aan het eene of andere iets mankeerde, om het in order te maaken of te doen maaken, bij welke gelegenheid zij onder anderen in handen krijgt, een oude fattinetten broek, die zoo flegt was dat zij befloot dezelve aan éen armmensen te geevej, en injdezakken voelende daarin een papier ontdekte, het welk zij inziende bevind eene gequiteerde reekening te weezen, en welke door den Depofant verklaard word, te zijn de zoo veel gemelde reekening,welke hij door jan van eden heeft zien onderteekenen, wanneer hij hem de ƒ120:9- in een Casfiersbriefje en geld betaald heeft.    WILLEM BOX t * AMSTELDAM, Aan h k ï PU B L I E K. t» AM S TE LD AM, bij J. B, E L W E. 1 / 9 4-  C » ) deren heeft mij in de noodzakelijkheid gebragt deeze geheimen der duisternisfe te ontwikkelen, en den deugdrijken Notaris te de« masqueeren. Ik moet dus ondanks mij zeiven vallen in een historisch narré, het geen ik echter, zoo veel mogelijk, bekorten zal, en alleen dat geen aannaaien, het welk op de zaak van eene directe applicatie is. Moet ik hier en daar de naamen van refpedlable Perfoonen en Vrienden melden, men houde dit ten goede aan het belang, dat de zelfverdediging infpireert. Ik heb het ongeluk gehad met jan van eeden barendsz eene Compagniefchap van Negotie aantegaan, en met recht mag ik het een ongeluk noemen, dewijl de gevolgen voor mij even nadeelig als onaangenaam zijn geweest. Zijn Caraéter, zijne handelwijzen noodzaakten mij wel fchielijk deeze asfociatie een einde te doen neemen; en de finale liquidatie van die afgelopene Sociëteit thans bij eene uitfpraak van kundige en ter beurfe van Amfteldam voor zoodanig bekende Arbiters zijnde getermineerd, zal, zoo ik vertrouwe, mij op éénmaal ontheffen van alle verdrietelijkheden door die asfociatie veroorzaakt. — Met is waar dat j. van eeden barendsz., dooF den Notaris cappenberg bediend wordende , de ongerijmdfte en oneerlijkfie middelen heef?  ( 12 J gebruikt om een gefloten en met eondemnatie van den Hoogen Raade bekrachtigd Compromis ware het mogelijk in het riet te fchuiven; maar daar deeze questie thans bij dat zelfde Hooge Collegie litispendent is geworden , zal ik mij niet onderftaan door een voorba,arig detail hoogstderzelver Decifie vooruitteloopen. Ondertusfchen werd j. van eeden bakendsz. in den Jaare 1789 in een zeer criticq proces ingewikkeld. — De befchuldiging was, dat hij in zekeren infolventen boedel te Leiden zich als Crediteur opgegeven had, tot hooger fomma dan hem toekwam. Over die pretenfie, van welker ondeugendheid hij compleet overtuigd was, met de prefentatie van eene folemneele bevestiging geconfirmeerd zijnde, had hij echter zijn contingent ontvangen. Dit gaf gelegenheid tot een crimineel proces ; met veel moeite werd het fait verklaard civil en compofibel, en voor eene fomma van ƒ9000:- afgemaakt. Of bewustheid van fchuld, dan of de traanen van eene beminnelijke Zuster, (haare colosfaale figuur kan haar die qualiteit niet afneemen) of andere motiven, van eeden tot die afmaking gepermoveerd hebben, laat ik in het midden; maar zeker is het, dat de edelmoedige denkwijze , en de aankleeving aan de principes van recht en gerechtigheid, die den toenmaligen Heer Hoofdofficier, den Wel Ed. Gefir. Heer Mr. willem cojlnelis backer in alle zijne aas-  handelingen beftierden, zijn Ed. Geftr. niet zouden toegelaten hebben eene crimineele ae> tie te inftitueeren, of eene citatie in perfoon te vraagen, die ook bij de Ed- Achtb. Keeren Schepenen deezer Stad is geaccordeerd, in gevallen'er geene toereikende gronden waren geweest. — Na de afmaking der zaake vond j. van eeden bdz. goed, om circulaire brieven rondtezenden, waar bij hij niet alleen de ftoutheid had te zeggen, dat zijn geheele crimen NB. bij Heeren Burgemeesteren, die zig toch met het judicieele niet kunnen mêleeren, voor een erreur verklaard was, maai ook bij dezelve brieven dit ongelukkig en tamelijk wel betaald erreur ten mijnen laste te brengen. Ik bekreunde mij ten dien tijde daar over weinig, zoo min als over de aaneenfcha» keling van logens , die ten mijnen lasten gefpargeerd werden. Het onvoorzichtig en onbefchaamd gedrag van jaN'van eeden bdz. gaf aanleiding dat, hij Crimineel geapprehendeerd en in de Stads boejen alhier gelogeerd werd. Dan zijne in bedriegerijen fertiel vernuft verliet hem ook zelfs in die akelijke fituatie niet* Vrienden waardig aan den man dien zij patrocineerden vonden het middel uit, om hem van tijd tot tijd geheime berichten en inftruc- tien toetedeelen. ■ Zijne voornaamfte de* fenfie berustte op de befchuldigingen tegen mij, en nog van twee andere perfooncn, die hij van eenen diefftal accufeerde. Van dit, al-  C 14 ) alles was ik nog volmaakt onkundig: de afg* listige wijze waar mede men zich wist te redden, bragt ondertusfchen zoo veel te weeg, dat van eeden bij provifie onder handtasting ontflagen werd , en dat gevolglijk deeze an. derzins braave man als nog fub reatu is. Dan, daar tot zoo verre zijne onbefchaamdheid en euveldaaden met zoo een gewenscht gevolg bekroond werden, ging!hij verder, en ondernam zelfs den Wel-Ed. Geftr. Heer Hoofdofficier R. O. te dagvaarden , om zijn Ed. Geftr. actie te inftitueeren en te vervolgen. De zaak is nog aanhangig j en het gevoel van eerbied, dat ik omtrent alle rechtbanken pligtmatig obferveer , zoude mij aan de grootfte onvoorzichtigheid fchuldig maaken, zoo ik omtrent de merites van die zaak mij eenigzins dorst uitlaaten. Na het ontflag van jan van eeden ba* rendsz. onder handtasting , werd ik ia het zekete geïnformeerd, dat de Notaris wynand cappenberg die van eeden bediende, bij alle gelegenheden, en zelfs bij lieden van aanzien mij op de fterkfte wijze decriëerde en als een allerflechtst en allergevaarlijkst mensch affchilderde. Men verzekerde mij zelfs, dat hij tot dien trap, zal ik zeggen van kwaadaartigheid of van zotheid gekomen was, om den vorigen Heer Hoofd-Officier te willen permoveeren mij te doen apprehendeeren en te in-  ( 15 ) Incarcereeren. Dit alles zou ik, bewust van mijn onfcbuld, noch ftiizwijgend gepasfeerd hebben — dan wat gebeurt 'er? -Ter gelegenheid van de door jan van eeden barendsz. tegen den Wel Ed. Geftr. Heere Hoofd Officier geënthameerd wordende procedures , verzoekt mij de Heer Advocaat klinkhamer , die het Officie bedient, bij hem te komen ten einde niet alleen eenige ophelderingen te erlangen omtrent een zaak waaraan de justitie gelegen lag, maar ook tevens uit hoofde ik in die zaake betrokken wierd. Ik voldeed, zoo fpoedig doenlijk ,aam het verlangen van den Heere klinkhamer , en zijn Ed, had de goedheid mij in prefentie van nu wijlen den Heer Procureur commelin diverfe verklaaringen , in veele van dewelke mijn naam niet zeer tot mijn avantage brilleerde, voorteleggen. Ik verffomde, dit bekenne ik gaarne, op derzelver lecture, dewijl ik nimmer eene foortgelijke aaneenfchakeling van tegenftrijdigheden en onvoorzichtige' Eeden (ik gebruik een zacht woord,) had kunnen vermoeden. . Daar, in den eerften aanvang deezer procedures de zaak mij niet betrof, zou ik mij ook in dezelve niet hebben ingelaten, maar daar ik nu op verfcheidene wijzen daarin aangeroerd en getraduceerd werd, moest het natuurlijk gevoel om zich zeiven te verdedigen mij meerder oplettend maaken; en dit had dan ook ten gevolge, dat ik  C « 3 ik verzocht, en de Heeren Practizijns van zijü Wel-Ed. Geftr. gunftig erlangde de permisfiê om dezelve papieren mede te neemen, om die op mijn gemak te examineeren. - > ~ Nu werd de zaak ernftiger. — De bloote laste* ring, die, zoo als beaumarchais in zeker bekend Toneelft.uk zegt, altoos Crefcendo opklimt ,. vervalt tog eindelijk bij een welden* kend Publiek. Maar wanneer men die lasteringen inweeft in verklaaringen, welke bij eert aanzienlijken en refpectabelen Rechtbank van emploi gemaakt moeten worden ; wanneer een Notaris, door den ijver voor zijn bedien* den Meester weggerukt aan foortgelijke menéés de hand leent, en daartoe zijn karacler misbruikt, dan eischt de pligt van een eerlijk man, zig door alle mogelijke middelen, daartegen te verzetten, en die nadeelige impresflen , welke door foortgelijke infimulatien kunnen geboren worden, wegteneemen. Dan ■wordt de retorfie, die; men -doen moet, en niet doen kan zonder de naamen van de bewerkers van zoodanige ftukken te noemen, geen wraak, maar eene gepermitteerde zelfverdediging die ieder mensch aan zich zelf verfchuldigd is. Ik werd te meerder daar¬ toe geanimeerd, naar maate ik moest vernee' men , dat in alle publieke plaatfen en particuliere gezelfchappen de allernadeeligfte dis» courfen ten mijnen opzichte gehouden werden. Meer dan ééns moest ik inKofüjhuizen, of  C 19 ) caaifte receptie wierd opgevolgd doar eene belangrijke converfatie men bragt hem op de thee-historie -— de Notaris csppenberg deploieerde alle zijne welfpreekendheid , om, toet voorftelling van het onaangenaam lot, het welk thans zijn' Neef getroffen had, hem te permo/eeren het gebeurde te verbloemen, en daaraan eenen anderen kleur en zelfs eene contrarie verklaring te geeven — maar ondanks alle de fuada, die van de lippen van den Notaris cappenberg afdrupte, bleef echter van eeden op dat oogenblik onverzettelijk, en betuigde dat hij altoos de waarheid hulde moest en zou doen, en dus was het affcheid juist niet zoo vriendlijk, als de intreede geweest was — zoo veele moeite vergeefs gedaan, zoo veel eloquentie nutloos gefpendeerd maakten den Notaris gemelijk, en hij liet zich tegen zijne vrienden ontvallen, dat die man, (denoteerende daar mede albert van eeden) hun niet geleek, of in hunnen kraam te pasje kwam; dat hij meer kwaad dan goed zoude Joen albert van eeden, verhaalde bij zijn terugkomst , dit geheel geval aan zijne huisvrouw op eene wijze, waarvan, bij het Declaratoir onder Litt. B. in de Bijlagen geplaatst con- fleeren kan hij verhaalde het ook aan mij — uit noodzaaklijheid gretig, om te doen zien wat men al tot mijn nadeel machineer* de, nam ik een Declaratoir van deeze geheele Voorgevallene omftandigheid — maar op wel§9 ke  ( 35 ; maakt. De Heeren, Advifeurs hebben mogelijk die remarques van te weinig gewigt bevonden, om dezelve in de Apologie van den Notaris cappenberg intevlechten, of de Notaris heeft zelfs niet verlangd, dat men die materie verder eplueheerde. Men excufeerd ook nergens in het Advis den Confulent ( en waarlijk de uitlating was voor weinig excufen vatbaarj dat geen , het welk ten refpecte van den Wel-Edelen Geftrengen Heere Hoofdofficier in zijne misfive van ao Maart 1792 word geavanceerd: dat namelijk de actie, die door zijn Wel-Ed, Geftr. R. O. tegen jan van eeden . bdz. geënthameerd was geworden en aJs nog litispendent is , zoude voortkomen uit eene allezins opge* raapte valfche bejchuldi*ing , waar van de falschheid zonneklaar bleek ( het zijn de eigene woorden van den Notaris j — Zoo deeze. infimulatie geene atroce injurie tegens het h'oofd der Magiftrature influit, begrijp ik met meer, wac een injurie kan en moet genoemd worden. —• Wil de Notaris te kennen geeven, dat de Wel Ed. Geftr. Heer Hoofdofficier zelf dié valfche befchuldiging heeft opgeraapt, laat ik aan het oordeel van ieder over , wat men daar van denken kan. Zoo hij daar mede bedoeld, dat zijn WelEd. Geftr. door mij gefurpreneerd was, en dat ik capabel ware valfche befchuldigingen uittedenken en dezelve aan het Ca Of-  ( 36 ) Officie te fuppediteeren, dan is het ten mijnen opzichte eene atroce calumnie, en ten refpecte van den Heere Hoofdofficier eene zeer indecente onbetamelijke en disrefpecleufe uitlating, dewijl men dus zijn Wel Ed. Geftr. en zijne Heeren Practifijns befchrijft als vatbaar voor diergelijke inductien, en gefchikt om zich te laaten misleiden. Zoo heeft men ook geomitteerd het geheel Advis van de Heeren Mrs. j. van der linden, w. bilderdijk en s. f. l'honpri , 'en de Confultatoire Misfive van denlHeere en Mr. francois GALLé achter mijn Bericht geplaatst van Bladz. 26—40. Wel is waar, dat men zou kunnen zeggen, dat zulks rechtftreeks den Notaris cappencerg niet raakte, maar daar dezelve echter deezen jan van eeden bdz. als een anders (d) braaf man affchetst; daar hij de bonne guerre de befchuldigingen, die het Officie, tegen hem geënthameerd heeft opgeraapt en valsch noemt; daar hij dus met een woord de gedeclareerde patrociniateur en verdeediger van jan van eeden is , hoe zeer hij geen kans fchijnt gehad te hebben om ook voor deezen een Advis in te winnen, heeft hij echter zijdelings getracht de tot onfchuld van zijn cliënt nodige ophelderingen door het QI) Wanneer men namelijk een> afgemaakt fchelmftukje, een aanhangig Crimineel proces en eenige andere gentillesfes van dien aart uitzondert.  ( 37 ) het organe van Rechtsgeleerden aan het pu-, bliek mede te deelen. Met één woord in alle opzichten heeft men bij het Advis (men vergeeve mij de remarquej deeze en geene gedeeltens van mijn Bericht uit het verband genomen, en wel foigneufelijk overgefiagen alles, waar op niet veel ter ontfchuldiging te zeggen was. Wat ondertusfchen omtrent de zaak te denken zij , en hoe weinig voegzaam het moet voorkomeri, dat, een Publiek Amptemar zoodanig een maas^ defenfie op zich neeme, zal uit de Advifen, achter mijn Bericht geplaatst, en waar van de Ondertekenaars zeker , hoe zeer minder in getal, in de gronden bij hun Ed. geallegeerd niet inferieur zijn aan eenige kundige Heeren, die zich ten gevalle van den Notaris cappenberg hebben laaten permoveeren een Advis" te tekenen confteeren. De verdere Heeren zullen, zonder de zaak zelve te aprofondifeeren , zeer waarfchijnlijk de aucloritett van ouder en kundiger Confrères hebben opgevolgd. De eerfte en voornaame remarque, en dus ook de bafis, waar op het Advis berust, betreft de correspondentie met den Notaris ernst te Dusfeldorp; ondanks alle de fchijngronden, die men tot goedmaking van dit ftuk avanceerd, durf ik echter ftaande houC 3 den,  C 38 > den, dat 'er omtrent de correspondentie en het gedrag van den Notaris cappenbekg, die de hoofd-direcleur was, niets te veel in mijn Bericht is gezégd geworden, maar zelfs minder dan het verdiende. Het zou voor den Leezer zeker verveelend worden op nieuw in deezen ingevlochten te zien de ' aaneengefchakelde correspondentie , welke tusfchen den Notaris cappenbe>.g en den Heer e^nst heeft plaats gehad. Vlugtige aanmerkingen, daar tog de correspondentie en brieven in ieders handen zijn, zullen, denke ik, genoegzaam weezen. 'Er word ingewonnen eene attestatie van de Weduwe clemens, logement houdende te Dusfeldorp, onder prefentatie van Eede; doch welke Eed echter 'als toen niet was gepresteerd geworden — die Eed kon ook niet wel ^gepresteerd worden, dewijl het van achteren blijkt dat de Weduwe clemens niet zoo zeker was omtrent de naamen der pasfagiers, welke in haar zeer beklant logement inkeerden, dat zij dieswegens eene geruste affirmatie konde doen. — De Notaris cappenberg, die zich tri deeze zaak buitengewoon gedienMig gedroeg, verzoekt des niettegenftaande den Notaris ernst die verklaring te doen beëedigen, en dezelve hem met deri Eed gemutileerd ten fpoedigffe te zenden. Du was de inhoud van den brief van 24 Febfuarij 17^2. in zoo verre  C 39 J re was het niet anders dan eene gewoone correspondentie, maar in de tweede Misfive in dato 20 Maart 179a komt men nader voor den dag, — men verhaald daar bij op eene wijze naar zijne zinlijkheid gefchikt het geval: -men infimuleerd het officie opgeraapte en valfche befchuldigingen te doen , en men voegt 'er bij eene notoire onwaarheid, dat, namelijk, jan van eeden b;.z. door toedoen van zijn ge weezen Compagnon, (hier mede kan niemand dan ik bedoeld worden) Crimi- naliter befchuldigd is geworden. Na dien verkeerden voordragt van zaaken vergt men van den Notaris ernst, om de Weduwe clemens, zoo zij de aflegging van den corporeelen Eed mogten blijven weigeren, daar toe door rechtsmiddelen te conftringeeren. — De nu volgende pasfagie is notabel, en verdiend herhaald te worden. Zoo de Vrouw hefiteerde , of omtrent de waarheid van haar redepofeerde in twijfel (lond, houd dit alles 0pm Maar wat dan? Ieder voorzichtig Notaris zou op die periode hebben la*, ten volgen , dat dan de Verklaring voor altoos moest gefeponeerd worden; dat men zich noch konde noch wilde bedienen van verklaaringen, waar in de getuigen zelve twijfelde over de waarheid van haar gedepofeerde. Dan de Notaris cappenberg begrijpt dit anders. Zoo , zegt hij, de Vrouw 6 jr q 4 zwaa-  C 40 ) zwarigheid ïnaakt omtrent haar gedepofeerde, Zend mij dan de Verklaring Jlechts onbeëedigd te rug, maar met eene legaliteit van de Regeering a costij Dit, hoopte men, zou kunnen fubintreeren in de plaats van eene beëediging, want, zegt de Notaris cappenbe g, die zeer voor fpreekwoorden fchijnt te zijn, het is een oud fpreekwoord, beter een balve Eij dan een leege dop: dat wil dan zoo veel zeggen, het is beter eene Verklaaring, die men voor af weet onzeker te zijn gegeeven, dan geene Verklaring in het geheel. De toepasfmg kan ieder lichtelijk maken ,• en dit is die man, waar van men in het reeds aangehaald Dichtfluk durft zeggen: Zijn deugd blijft ongekwetst, getrouw aan 6aare pligtent ^ De Dichter zelve moet bloozen, als hij dit * leest. Dan dit is het noch niet al, 't welk op dit onderwerp te remarqueeren valt. Uit de Bijlagen, door den Notaris cappenbero achter zijn Advis geplaatst No. 6, 7 en 8. is blijkbaar, dat de Weduwe clemens bereids den 17 Maart 1794 een Eed had gedaan, en dus drie dagen voor het fchrijven van den tweeden Brief, die gedateerd is 3© Maart 1792. Het falaris bij den Notaris ernst ge- me;  C 4- ) meriteerd is reeds betaald den 18 Maart 179a. blijkens de Bijlage No. 0., en dus heeft de Notaris cappenberg zeer zeker den 2- of 23 Maart 1792. de beëedigng in handen gekreegen gehad. — Nu zou men billijk en zeer zeker kunnen en moeten verwachten, dat men, daar men zoodanig gepresfeerd had om dien Eed te hebben, zonder welke de geheele Verklaring een bloot cartabel was, denzelven mo» mentlijk zoude hebben geproduceerd; maar zeer verre van daar: de zoo verlangde, met zoo veel verhaasting gevraagde Hukken houd men in handen tot in April 17^3 Immers den Translateur zou men weinig recht doen wedervaren, zoo men geloofde dat hij dertien maanden nodig had om deeze korte documenten een Hollansch kleed te geeven; maar toen noch zelfs maakt men geen gebruik van die nieuw ingewonnene documenten: blijkens de aantekening van cafpenbiiRG bladz. 28. van het Advis produceerd men die niet dan op den ra Oéfober 1793. en dus heeft men die zoo gewenschte, zoo veel verhaaste papieren niets minder als negentien maanden opgehouden, en niet dan zeer fchoorvoetende daar van gebruik gemaakt. ƒ Dan dit verzuim is noch te vreemder en te meer fingulier, om dat men in de Maand JVieij 1793, toen men toch bereids en den Eed en het Decreet en de Citatien ia Jianden had, C 5 dit  ( 4* ) dit alles achterhield, en bloöteüjk het Declaratoir onder prefentatie van eede produceerde. De •Jsiotüris cappenberg voeld zoowel de gegrondheid ojeezer remarque en de billijke foupcons, die dezelve regens hem moeten ve-rwekken, 4at hij voorloopig zich bij de evengemelde aantekening onder het Advis tracht te difcul. peeren; maar ^daar de Heer . cappenberg veel met fpreekwoorden, die Lord IVL bij richardeon de "wijsheid der Natiën noemt) fchijnt op te hebben kan men hier appliceeren , qui icxcuje s'accafe. In de plaats , zegt de Notaris , dewijl bij het produceeren van translaten altoos de origineele mede : ten procesfe worden overgelegd en aan den Rechter overgegeeven, lag die beëediging in de papieren; en de kundige Translateur këysêr zal dan nu de fchuld moeten dragen dit geomitteerd te hebben. Echter meld het Translaat ftftfts van een bij het origineel voorkomende beëediging, die bij een attent en eerlijk Translateur, waar voor gemelde Heer bekend llaat, niet zou hebben kunnen noch mogen worden gepasfeerd. Doch deeze noodfchoot zal ook wederom den Notaris, die zonder bedenkelijkheid alle zijne goede Vrienden facrifiëerd om voor zich zeiven een uitvlucht te vinden, niet kunnen baaten. De attestatie was gepasfeerd 5 Oetober 1791. het Translaat is gedateerd 2 Februarij 1792. en de Eed is gepresseerd den 17 Maart 1792. blijkens de Bijlagen  C 43 ; gen achter het - Advis fub No. 5. G. 7 en 8.—• Hoe zou nu de Translateur küysei? bij het Translaat gemaakt den 2 Februarij kunnen onitteeren een document eerst op den 17 Maart 179a in de waereld gebragt, en ook een geheel feparaat document uitmakende? Dit excus dus in 't geheel geen fteek houdende is het verder geallegeerde noch meer abfurd, De Notaris cappe i?ekG, die toch de Hoofd-Direcfeur van de inftruétie van het proces fchijnt te zijn, zegt men, vreesde dat de ophouding die door het translateeren van deeze Hukken aan de procedures zou worden toegebragt de zaak verachterde. Namelijk om die expeditie te bevorderen, laat men die nieuwe documenten negentien maanden leggen , eti zulks niettegenftaande men de noodzaakelijkheid der beëediging zoo fterk fchijnt gevoeld te hebben, dat men zelfs in zijn eerften Brief fchrijft, dat die Verklaaring, zoo lang dezelve niet gerecolleerd was, in het proces van geen gebruik kon zijn, als wordende als dan in geen hooger waarde dan voor een bloot cartabel aangezien ; en echter fchuift men dit onbeëedigd cartabel in de productie van zijnen Meester, en dat, het geen wel het fterkfle is, ondanks men die beëediging reeds in handen heeft {e) — Maar, zegt de Notaris (e) De Notaris cappenberg fchijnt ook zcdert eenigzins van zijn Sijstema omtrent onbeëedigde Verklaaringen veranderd  C 44 } ris, men moest die documenten in handen houden, om alle acceleratie aan de'zaak te geeven , en men heeft tot den 12 üclober 1793 gewagt, wanneer inen van Ampliatie Produclie dienen kon. Voor onkundige, en voor lieden, die niets van de Amiterdamfche Praclijk weeten , zou mogelijk een. echappatoir van deezen aart noch iets fchijnen te betekenen, maar de jongde Clercq van/«en Procureur alhier jweet, dat te Amfteldam, wanneer eens productie gedaan en de Notitie van itukken eenmaal aan de partij . overgegeeven is, alle de verdere productie bij fimpele memorietjes aan den Procureur partij worden opgegeeven, met verzoek, daar mede de Notitie van nukken te amplieeren, ten zij men in de noodzaakelijkheid wierde gebragt tegens het verloop van tijd een Request Civil te vragen, om tot het doen van nadere productie te worden geadmitteerd, in welk geval men van eene Ampliatie notitie gewoon is te dienen. Vraagt men nu eindelijk, welke is toch de reden van deeze lange achterhouding geweest? Zonder veel moeite zal ik dit raadzel ontwikkelen. De Verklaaring zelve was, naar het fchijnt, derd te zijn , dewijl hij in zijn tweede Brief declareerd, van een onbeëedi:rd Declaratoir ook wel als het te pas kwam gebruik te willen maken uit hoofde van het Juridicq Axioma, dat alle jonge Heeren Notarisfen en Practizijns;wcl in hunne Ad» ver/aria mogen aantekenen: bettr een halve Eij als een leege dsp.  C 45 ) fchijnt, meer of min overijlt gegeeven, en ont die reden had ook de Weduwe clemens geheficeerd dezelve met eede te fterken, om dat zij niet zeker genoeg van haar gedepofeerde was. Echter in de verplichting gebragt wordende, om in conformiteit van de door haar gedane' prefentatie dezelve nader te confirmeeren, voegd gemoedshalven de oude braave Vrouw 'er eene claufule bij, die zeker het effeft vau haare gegeevene attestatie al zeer veel verzwakt. Haar, zulks zijn de woorden der beëdigin?, jf« niet bewust , dat dezelve leen dekt van 't hoff in haar huis gelogeerd heeft; dat hij ook in de door baar gehmaene notitieboeken niet aangetekend is ; dat het ïsochtans wel konde zijn, dat dezelve bij het lfeven VAN haaren MAN bij afwezigheid of ziekte van HaAR deposante bij hun gelogeerd is geweest. Dit bijvoegzel viel vast niet in den fmaak van den Notaris cappenberg, en om die reden heeft men dan ook de voorzichtigheid ge« bruikt, om die geheele nadere produclie te receleeren; een fterfgeval van de Depofante, die hoog bejaard is, had mogelijk het compleetst credit aan de onbeëedigde Verklaaring gegeeven —— en waarlijk waren zeer apparent , deeze nieuwe documenten nooit te i voorfchijn gekomen , had mijn Bericht on- der den datum va* a Maart 1793 net licht niet  ( 46 3 «Jet gezien; maar toen begreep men dat * geheele pot aux rofes ontdekt was, en du9 moest men wei of kwalijk te vreede met de productie voor den dag komen. Hoe «ndere Rechtsgeleerden, welker kunde mijn eloge niet behoefd, over deeze handelwijze van den Notaris cappenberg oordeelen is onder andere te zien uit den brief van den Heer Advocaat l'uoNORé, en het Advis aan den Heer Advocaat bilderdyr onder mijne bijlagen met de Letters E en G. gequoteerd en du vermeene ik dat genoegzaam gejust-ficeerd is het geen' pag. 5 en l van mi,n Bericht ten dien opzichte is geavanceerd geworden , hoe zeer hetzelve bij het Advis bladz 16. als een rechtflteekPchen aanval op de Eer en goede Naam van den Nota, is niet zeer menschhevend word befchreeven. Het verhaal bladz. 7. van mijn Bericht voorkomende heeft, ik erkenne het, geene directe connexie met de correspondentie van den Notaris, maar welk is het hoofdoogmerk van de uitgave derzelver geweest? immers niet anders dan mijn gefchonden Eer te vindiceeren, en der Heer capps,nb, rg, die als een vuig lasteraar agter mijn rug denzelven bezwalkte, in zijn waar en verdiend daglicht te itellen Van alles declaratoiren te - ra^en en te nee-' men word moeielijk en eindelijk verdrietig; maar  C 47 ) maar het geval is zoodanig.- jan langeloq» alhier bij de Heilerjesbrug woonende, ik noem den man, om dat men in alle gevalle hem dieswegens zeiven kan> onderhouden , en hij als noch zijn gezegde geftand doed, en tenailen tijde zal doen heeft het mij verhaald. Het is aan deezen man dat men ter gelegenheid, dat hij bij den Notaris cappenberg eene verklaaring pasfeeren moest , reprocheerde dat dezelve weinig 'betekende en der moeite niet waardig was; da: de Notaris met alle welfpreekenheid deszelfs geheugen trachtte te v^erfrisfchen, en het was die man, die onbefchaafd genoeg om niet te begrijpen, dat een Notaris ten dienfte van zijn Client zich het recht aanmatigd op de confcientie der getuigen tot aan den bodem te onderzoeken, de aanmoediging die men hem gaf om iets meerder te verklaaren als flingerflagen befchouwde. Geliefd men nu dit al wederom een rechtftreek* fchen aanval te noemen ik mag het lijden; de Notaris cappenberg heeft op mij zoo veel flinkfche aanvallen gedaan, dat ik hem waarlijk te veel eer aangedaan heb , om onder mijne eigene tekening mijn Bericht in het licht te geeven. Dan ik herinnerde mij wel eens geleezen te hebben: Unecrit clandeftinn'ejlpoint d'ungalant ftomme: Ouand faccuje quelqu'un je le citeetmenomme. DeJ  C 48 ) De befchuldiging, welke men mij doed <, dat ik op de 9 bladz. van mijn Bericht zoude aangeroerd hebben, dat bij een openbaar plddoij door wijlen den Heer Procureur comiwelin, met overleg van den Heer Advocaat graaf, zeker Declaratoir van den officieufen Notaris temer air was genoemd, is, zoo het mij voorkomt, tamelijk ongerijmd. Ingevallen de Notaris cappenberg daar over té doleeren had, moest hij den Procureur zelve hebben geattaqueerd, lk voor mij heb niets gedaan, niets gezegd , dan het geen ik en met mij eene toevloeiende menigte in de pleitzaal gehoord hebben. Is de Notaris beleedigd door het aan zijn Declaratoir gegeeven epithête, het was eene questie, die hij met de pleitende Praclizijns af had moeten handelen. De Notaris, die op deeze plaats het Advis van zijne Advocaten noch met eenige geleerde aanmerkingen heeft gelieven te tmbellisfeeren, deed het Publiek de eere aan, dit zjn temerair declaratoir in zijne Bijlagen, onder No 2. extractswijze echter, mede tedeelen. Maar waarlijk deeze moeite had hij kunnen, had hij behooren te lpaaren, want ieder onbevooroordeeld Leezer zal op het inzien van dit extract compleet met den Heer Procureur commee.n moeten inftemmen. Den inhoud van het Declaratoir en deszelfs zamenhang , heeft" de Notaris zeer voorzien$ig mogelijk , aan het oog van den Leezer > ont-  C 53 ) kreegen had een tweeden noch canailleufer Brief, die door wytse pieters en jan van eeden bdz. , onder den datum van 7 April 17.93 gefchreeven, getekend en vervolgens verzonden is geworden, en dat wel op het oogenblik dat jan van beden onder handtasting uit de boeijen ontflagen wierd , waar van men tot een bewijs, hoe verre fchaamteloosheid kan gaan, onder Lett. I een Copie produceerd. zou ik mij de geheele zaak niet aangetrokken, maar van eeden in zijne handel over Chitfen, Prenten, en wat van dien aart meer is, ongeftoord hebben laaten voortgaan. Maar daar het nu mijn eer raakte; daar ik door van eeden en zijne Conforten, als een lasteraar, als een calumniateur wierd befchreeven, moest ik niets onbeproefd laaten, om [mij van zoodanigen blaam te zuiveren. Dan, (en dit is het flot 'van het Advis) gelieven de Heeren Advifeurs te zeggen, moet dit alles befchouwd worden, als eene correspondentie tusfchentwee Practizijns gehouden en wel van dien aart, dat men daar uit geen animus injuriandi kan elicïeeren , en men doed de discretie të kort door het reveleeren en communiceeren van die Brieven. Eenvoudig zou ik hier op kunnen antwoorden, rdat dit eene zaak is , die tusfchen den Heer ernst en den Notaris cappenberg zouD 3 de  ( 63 ) De Bijlagen, No. 10 en n. zijn gefchikt om den perfoon van s. a. "ribbel te denigreeren, en te doen zfen, dat dezelve quafi niet zeer ter goeder trouwe omtrent een partijtje van zeeven fluks geborduurde Camifoolen zou gehandeld hebben. Maar ik wil wel gevraagd hebben (de waarheid of de onwaarheid der zaake, de echtheid of de onechtheid der brieven in het midden latende) wat mij zulks concerneerd? Ik wil den man daaromtrent noch befchuldigen, noch ontfchuldigen, Hij zelve kan zich defendeeren. Maar wie is die riedel? Immers een Comptoirbediendevan wytse pieters en van eeden: een van de hoofdgetuigen die in diverfe voor den Notaris cappenberg gepasfeerde Verklaringen te voorfchijn treed en men neeme het mij niet kwalijk, zoo ik durf zeggen, dat men zeer onvernuftig handeld, om op*die wijze tegen zijn eigene getuigen reproches op- tegeeven, en dezelve te decrïeeren. Waar blijft de goede trouw, zoo medewerkers in hetzelve complot zich onderling denigreeren? . Waar blijft de dankbaarheid, als men tegen zijn eigen getuigens billietten van apprehenfie, die men ook al onder No. 12. achter het Advis voegt, onderftaat te lichten? Dan, ongelukkig (en dit is juist de reden van de verbittering) heeft riedel omtrent het gebeurde met albert van eeden de waarheid hul-  ( 6a 5 Düs verre Zou ik aan het oogmerk, om te betoogen de noodzakelijkheid , waar in ik mij bevonden heb, de correspondentie tusfchen den Notaris cappenberg en den Heer ernst gehouden aan het Publiek mede te deelen, en eenige remarques op het door den eerften ingewonnen Advis, en de ornamenten, waar mede men het zelve verfraaid heeft, op te geeven , voldaan hebben. Maar nu resteerd mij noch een moeielijker taak, een taak die ik , natuurlijk ongefchikt om eenig mensen onaangenaame waarheden toetevoegen, met regret moet onderneemen. lk betui* plechtighjk, dat alleen nooddwang, het grootite beweegrad der zelfverdediging, mij daar toe doed overgaan. Maar de rechtffreek- fche en zijdelingfche aanvalkn op mij gedaan; de moeite die men zich gegeeven heeft,om mij op allerlei wijzen en2 bij alle gelegenheden te denigreeren, persfen mij dit af. . Ik heb in mijn eerfte Bericht alle menagement gebruikt. Ik heb niets meerder gezegt, dan volfirekt ter defenfie nodig was. Dan, daar men nu door een gedrukt Advis, her. welk bij die geene, welke meerder het getal der Confulenten (voor al wanneer daar onder Mannen van naam zijn) als het gewicht der argumenten pondcreeren: —— die nieé genoegzaam doorzien, hoe zeer de kundiglte en eerlijkfie Advifeurs door een verkeerden voor-  ( <53 ) voordracht van zaaken, door de verzwijging van omftandigheden enz. kunnen worden geabufeerd, mij doed voorkomen als iemand, die onvoorzichtiglijk en injurieus de eer van een Publiek perfoon zou hebben geattaqueerd; kan de voorzichtigheid mij niet permitteeren verdere zaaken, waar van ik de bewijzen in handen heb, aan het oog van de waereld te onthouden. Ik zal echter trachten zulks met die moderatie te doen, dat ik zoo min mogelijk het oordeel van dien Rechter, waar aan de Notaris heefc geprovoceerd, het geheel Publiek namelijk, wil preoccupeeren; maar in te« gendeel, eene bloote recenfie van faken en itukken doende , de toepasfing aan dienzelven Rechter zal overlaaten. Ik moet, het doed mij leed, eenigzins verveelend worden door de infertie van lange en in het leezen verdrietig wordende Verklaaringen, dan ik heb echter gemeend dat het beeter waar' daaromtrent iets van het geduld des Leezers te vergen, dan dat men den korten inhoud der Verklaaringen recenfeerende (het welk toch, zouden de daar op verder komende remarques eenige verftaanbaarheid hebben, noodzakelijk was) vervolgens mij moest iefereeren tot Bijlagen , die het dan lastig word nateflaan. Ik  C «* ) Ik begin dan met een fingulier kimstfluk van Notarieele Practijk, een Declaratoir, na* melijk, door den Notaris cappenberg gegeeven, om eene ongetekende minuut, eene door den van eeden bedienden Advocaat noch gerefumeerde noch gecorrigeerde Attestatie een kracht van bewijs te geeven , en dus als 't waare, zelfs over den ziel van zijn meester te disponeeren. Ik wil al wederom niet vooruitloopen met aanmerkingen die zich van zeiven aan het oordeel van den Leezer moeten opdoen, en ik durf mij verzekeren, dat men zich gereedelijk zal overtuigen, dat men hier zeer zeker de grenzen der voorzichtigheid overfchreeden heeft. Het Declaratoir en de concept Verklaaring, tot welker corroboratie hetzelve in de waereld komt, is het volgende. Het origineel is niet in mijne handen, maar de echtheid der Copie zal men niet durven in twijfel trekken. Op den vijftienden Maart des jaars zeventien honden en negentig; Compareerden voor my vvynand cappen berg, ftotafis bij den Edele Hove van Hol* land geadmitteerd, te Amfterdafn refideerende. SIGISMUND AUGUST REED EL,- PIETER LULOFS, e n JACOMINA van EDEN. Wooncode- binnen deeze Stad* Te kennen geevende , dat zij Comparanten ter reguifitie van jan van edi.n bz., als getuigen,  en dezelve jan van eden bz. nis Affirmant zouden hebben gepasfeerd, en vervolgens beëedigdeene verklaring, waar van de ongepasieerde minute aan de minute dezer, en Copie authenticq, aan de grosfe van deeze aéle zal worden geannexeert, en welke verklaring woordelijk, zo als dezelve is luidende, ik Notaris op gepasfeerde Saturdag middag , omftreeks van twaalf uuren aan de gem. jan van eden ez., slsRequiramen Affirmanc heb voorgelezen, riie daar bij perfifteerde, en voorts dezelve heeft bij zich gefioken, om ter lectuure of reüimtïe aan den Advocaat schsmmelpennink te bezorgen, welke AJvocsat dezelve aan mij ISotaris op heedeu weder heeft ter handen gefield; dan dat dezelve jan van eden bz. nu laatstleeden Saturdag middag geapprehendeert, en zoo zij Comparanten zijn geïnformeerd, in de boeijen dezer Stad gebragt zijnde , zij Comparanten door dien weg in hun voorneemen zijn verhindert geworden. En vermits zij Comparanten bedugt zijn, dat het niet pasfeeren en beëedigen derzelver verklaring den meergei'iielden jan van eden ez. zoude kunnen prsjudicieeren, zoo verklaarden zij Comparanten allezins perfifteerende bij het daar bij door hun zo te zaamen , als ieder afzonderlijk (en voor zo verre een ieder betreft) gedepofeerde het te houden, alsof hetzelve in deezen van woord tot woord ftond geinfeieerd: voor redenen van wetenfehap geavende als daar bij ftaat vermeld en met gelijke offerte van de deugdelijkheid van dien ten allen tijde des gereE qni.  (66) quireerd wordende , en wel hij eerfte Comparant met folemneelen eede en de twee laatfte comparaiten met waare woorden, in plaatje van eede, te bevestigen. Gepasfeert te Amfïerdam gemeld , in prefentie van jan willem harmens en nicolaas ruk, al.f getnigen. (was getekend) wd. cappenberg. Hier volgde het recoflement door stgtsmünd aü~ gust reEhEL , pibter lulofs en jacomina van Eeden , ten overflaan van de Ed. Gr. Achtb. Heeren Burgemeester en en Regeerders deezer Stad, in dato 16" Maart 1790 gedaan. SIGIiSMUND AUGUST RIEDEL, PIETER LULOFS, en JACOMINA van EDEN. Woonende binnen deeze Stad, ten huize van de natenoemenen Requirant, en zijnde alle getuigen van competenten ouderdom; Dewelke ter requifitie van den Heer jan van eden bz. op het Water bij de Koornbeurs alhier woonagtig, en ten behoeven van alle, die heteem'gzins verder zoude mogen aangaan, voor de op- rech-  ( 6? ) rechte waarheid hebben getuigd en verklaard, ido als de voornoemde Requirant jan van edbn bz., ten deezen meede compareerende, zelve heeft geaffirmeerd. En wel eerftelijk hij Affirmant, dat hij Afin-mant als Compagnon van en voor de geweezene com* pagniefchap gecanteerd hebbende onder de firma van box en van eden , met den bedienden van hetzelve Comptoir, genaamd johannes wouters, in Februarij, Maart en April 1789 na Engeland geweesc zijnde,geduurende of ftaande die reize aan denzelven Johs. wouters ter leen verftrekt heefc Zodanige penningen, mitsgaders ten zijnen behoeve gedaan zodanige verfchotten, als uit de aan de grosfe deezer geannexeerde Nota of reekenlng coafteerd , en bij den anderen bedragen de fomma Van een hondert en twintig guldens en negen ftui. vers \ dat hij Affirmant na de:zelfs retour den Voorn» johs. wouters iterative reizen , hoe zeef ïrugteloos, aangemaand hebbende tot refUtutie vart het voorfz. aan hem Afiirmant verfchuldlgde , vervolgens bij denzelven in de maand Junij deszei* Ven jaars 1789, wanneer hij eigene affaires had aangevangen, gezonden heeft coenraad fredrie éetger, zijnde meede een bediende van het opgemelde gewezene Comptoir , met een reekening doof hem Affirmant getekent in deezer voegen: Voldavt met een briefje; en daar nevens een promesfe van gelijke fom gefield op twee of drie maanden, en voorts aan gemelden bediende coenraad fredriii E & M&f  ( 63 ) ÏETffER ordre gegeeven heeft, om dezelve promesfe door johannes vvoüters ie laten teekenen, en dan de invoegen voorfz. gequiteerde reekening aan denzelven ter hand te Hellen; dat hier op de gemelde coenraad fredrik betcer hem affirmant rapport brengende, gezegt had: „Dar Jan Wouters s» had gezegd die promesfe liefst niet te willen acceptee„ ren, om dat hij tegens die tijd, dat dezelve verviel, „ geen geld zou hebben, en ook dat hij meende nog klei9, ne verfchotten voor hem affirmant gedaan te hebben" Dat hij Affirmant des anderen daags, met voorn. cotNRAAD fredrik betger , op reize zullende gaan, daar op tegen denzelven gezegt heeft: „ berg „ dan die papieren maar, en help mij onthouden, dat ik Wouters gaa /preeken, als wij in de Stad hoornen Dat voorts hij Affimant op het bericht van gem. coenraad fredrik betger, van de voorfz.rekening of papieren in zijn lesfenaar te hebben gelegd, zig gerust gefield en dezelve niet weder gezien, noch daar aan gedacht heeft, dan nu onlangs, wanneer hij Affirmant gewaar geworden is, dat de veel voorn, coenr&ad fredrik betger van de voorfchreve door hem affirmant san denzelven ter berging toevertrouwde reekening het grootïle misbruik gemaakt hebbende, men dr-ar op uit is, om waar' het mooglijk hem Affirmant ten eenemaal te onder te brengen, en de gevolgen van valschheid, haat en lastering te doen ondervinden. jlEri  wegens door hen gedepofeerde, inzonderheid des» zelfs belofte van des Zondags buiten te komen, oei de zaak te reguleeren, hebbende hij tweede getuige, zo die nu voorts verklaard, intusfchen nog de voor. noemde johs. wouters op ftraat ontmoet, welke bij die geiegentheid ook aan hem getuige gezegt heeft: Zondag zal ik buiten komen om met uw Oom „ te fpreekenS' welke belofte nogtans, zoo de getuigen dit alle te zamen verklaren, en hij Affirmant afiirmeerdjdoor hem johs. wouters niet is opgevolgd. En verklaard voorts hij tweede getuige vervol* gens op ordre van den Affirmant, onderfcheidene reizen bij voorn. johs. wouters geweest te zijn, en denzelven tot betaling van de voorfz. fom van ƒ 120 ; 9 ; o, of wel tot de teekening van een promesfe , van een gelijke grootte, aangemaand te hebben , dezelve telkens zijne verlegenheid toonde, dat zijn vrouw het hooren zou, gezegt en herhaald heeft, zijne hier voor gemelde gedane belofte van bij den Affirmant te komen en de zaak te fchikken, voorts aan hem getuige verzoekende, om in prefen* tie van zijn vrouw daar van niet te fpreeken. Verklarende nu weder de eerfte getuige , en affirmeert hij Affirmant, dat zij getuige en Affirmant naar hun best onthoud, in de maand December 1789 den voorn. johs. wouters hebben gefproken, bij gele* gentheid hij getuige en Affirmant deszelfs huis pasfeerde en hem weder op de ftoep zagen ftaan; wan^ geer degelye op de aanmaning van hem Affirmant sich /  (7i ) sïch als toen geSxcufeerd heeft, met te zeggen, dat bij de reekening verlegd hadde: hebbende hij eerfte getuige, zo die voorts verklaard, kort daar na op order' van den Affirmant, weder een fpecifique rekening bij denzelven johs. wouters bezorgd, die hem toen weder gezegd heeft, dat hij den eerfte dag den beste bij den Affirmant komen zoude, om het af te maaken. En verklaard als nu de derde getuige en affirmeerd hij Affirmant, dat een of twee dagen na dato johs. wouters ten huize van hem Affirmant van weegens willem box aan den derden getuige een boodfchap doende, dezelve ten aanhoren van haar derde getuige, op de aanmaning van hem affirmant gezegc heeft: „ lk zal morgen bij u komen en het afdoen.'* dan van welk te doen, dezelve al weederom in gebreeken is gebleeven. En verklaaren nu de twee eerfte getuigen te zaamen, en affirmeerd de Affirmant, dat, na dat zij getuigen in het begin van Januarij 1790 nog onderfcheidene reizen bij den voorn johs. wouters waren geweest , dezelve op den 8 of 10 derzelver maand, zig heeft vervoegd ten comptoire van hem Affirmant, welke in bijzijn van hun getuigen, aan genoemde johs wouti'.rs , deszelfs onredelijk gedrag jegens hem Affi mant voorftellende en vragende: of hij iffirtnant het ooit aan hem verdiend hadde zodanig behandeld te worden* dezelve geantwoord heeft: „ Neen, , ik vraag u excuus, ik heb het waaraehtig nietkunE 4 »>»«*  C 70 ')y mn fchikken om u te betaakn." Dat daar op de Requirant hernomen hebbende : gij weet immers dat dereekering accoord is, waarom wilt gij mij dan geen brief je geeven? dezelve gezegt heeft: „ Ja ik weet het , wel, dat ik het u fchuldig ben; dog kom aan, ik wil ',, u alls maanden wat brengen." Hn dat eindelijk, na dat de Affirmant hier op gezegt hadde: Daar kan ik mij alle maauden niet meede bemoeijen, maar geef mj een promesfe op zeven, agt maanden, of een Jaar, en hefaald my dan in eenen: denzelven johs. wouters fceloofd heeft j den Affirmant den anderen dag, vermits hij in de tijd bepaald was, finaal antwoord te zullen brengen» En verklaaren de twee eerfte getuigen voorts te zaamen, en affirmeerd hij Affirmant, dac dan ook des anderen daags de opgenoemde johs, wouters , ten huize van den requirant gekomen zijnde, zich heeft bevonden in het binnenvertrek of Comotoir. Dat als toen dezelve ten aanhooren van hun getuige aldaar prefent op de gedaane vraag van hem Affirmant; of 'hij het nu kwam reguleer enl goed gevonden heeft te zeggen: ., lk ben er o\er in dhpm met rr.y zeken, of ik het niet betaald heb. Dat de Requirant hier op gezegt hebbende: wouters! word tog geen fchurk om f iao, kom aan, kunt gy dezelve niet hetaalen, dan wil ik het u liever piefent doem voorts daar bij voegende, hoe veel geld hij, zolange hij in de affaires geweest was , in 't geheel betaald had, dezelve johs. wouters geantwoord heeft / 2700 :, dat den requirant andermaal ge vraagt heb  C 73 ) hebbende, of hij dan daar van geen aanteekening , gehouden had, en of zijn vrouw daar ook geen kennis van droeg? dezelve gezegt heeft: Ja. — Dat den Reqnirant hernomen hebbende, hoe hij zo onbefchaamd kon liegen en zig dit verbeelden, wijl hij immers dan zien kon, aan wien hij betaling gedaan hadde, dezelve johs. wouters geantwoord heeft: Nu, ik denk wel dat gy gelyk hebt, ik zal alle maanden wat geeven. En dat eindelijk de Reqnirant gezegd hebbende van een promesfe te willen hebben op een jaar; dat hij dat geld dan alle maand kon weg leggen, de voorn. johs. wouters, onder belofte van binnen een uur weder te komen, is weggegaan. AfHimeerende hij Affirmant voorts, dat de voorn; johs. wouters deszelfs gedane belofte niet opvolgende, en hij Affirmant hem nogmaals fchriftelijk hebbende doen aanmaanen , dezelve daarop aart hem Affirmant heeft doen toekomen het billiet aan de grosfe dezer mede geannexeerd, weezende vag den volgenden inhoud: mijn heer! Ik héb overal gezegt na die quitantie, dog kan de> Zelve niet vinden, om dat het een zaak is, die myn winkel niet aangaat, is het mogelyk, dat ik hem ver fcheurd heb; en ben dus niet van voornemen tweemaal te betaalen. Van Huis U Dw. D. j. wouters, " E 5 ■ Dae  (75 ) tu?ge in de maand Februari] dezes Jaars, zonder \n de precife tijd te willen gehouden zijn, op order van den Requirant is geweest aan 't Comptoir van willem box, in de Warmoesftraat, om van denzelven, namens den Requirant , te vragen zeker boek , aldaar berustende. Dat gemelde willem Eoic, bij die gelegenheid, naar deszelfs gewoonte, jegens den Requirant uitvaarende en denzelven be* lasterende, onder anderen tegens hem getuige gezegt heeft, dat de Requirant het fchavot ten tweede maal niet zou ontkomen, dat het reets in het zout lag, en dit in het kott zou blijken. Alles met deeze of dergeliike bewoordingen in fubftantie dezelve beteekenis'hebbende of zin uhmaakende. Geevende zij getuigen en Affirmant van derzelver gedepofeerde en geaffirmeerde voor redenen van wetenfchap, al het zelve te hebben gehoord, gezegt, gezien, verrigt, bijgewoond, en ondèrvonden , en voorts als in den text ftaat gemeld, en bereid zi,nde zulks ten allen tijde, des gerequireerd wordende, en wel de eerfts getuige met folemneele eede, en de twee laatfte getuigen en den Affirmant met waare woorden, in de plaatfe van eede, te bevestigen. Gepasfeert te Amfterdam gemeld , in prefentie van * Accordeerd met de niet geteekende of ongepasfeerde Minute, aan de Minut van de acte ten dezea geannexeerd. Amfterdam den 18 Maart 175a. {Was gttekend) w n. cappenberg, Notarif.  ( 7* ï Ieder oplettend Leezer , hoe zeer zelfs van de faken niet dan oppervlakkig onderricht; gal zich moeten verwonderen over dit pracHeaal war.fchepfel. — Ik moet een oogenblik blijven fiililaan • op dat document, of, om beter te zeggen, cartabel, het welk de Notaris cappenberg de toegeevenheid heeft met den naam van minute' te vereeren. De meeste remarques daar op vallende flip ik Hechts san, om dat mijn geheel oogmerk hier moet zijn mij tegens den Notaris ca^ênberö te defendeeren, en geenzins om met jan van eden bdz, in het ftrijdperk te treeden, in welk geval vrij wat meerder, en vrij wat Merkers zou moeten worden gezegt. De temerairiteit van den Eed door j. van eden bdz. geprefereerd, en . het geringeredit, dat aan zijne getuigen te geeven is, llraalt alomme door. De getuigen zelve , die men voorneemens was te prodticeeren , zijn verre van boven alle reproches verheeven te zijn, Den eerften getuige s. a. riedel heeft men zelfs goedgevonden in een zeer onvoordeelig licht te plaatfen. De twee ande¬ re zijn de Zuster en Neef van van eden. — Wat hieromtrent te reraarqueeren valt, is bij het Advis van den Heer Mr. w. b.loerdyk opereus en met veel oordeel, naar zijn bekende kunde, gededuceerd, en ik kan mij daar • toe  ( 77 > toe gerustelijk refereeren. Wat den Affirmantzeiven'betreft, en hoe veel geloof zijne aifirraatie meriteerd, zal men nader zien. De Affirmant verklaard, of zou hebben verklaard, (want wat durft hij niet al verklaren) dat de pretenfie van johannes wouters zoude fpruiten uit avances, gedut ende of ftaande de reize naar Engeland gedaan ; en echter komt op de rekening, welke men aan de Verklaring annexeerd, voor een post van ƒ15:15-! voor drie ruige mutfen, iiw?87- geleverd, ea uit Friesland ontboden , en noch een gelijke post voor een paar Plated Gespen. De post was op zich zelve wel en is ook door wouters betaald; maar daar echter de ƒ15:15- en de gespen niet konden maken een ingrediënt van dat geene, het welk in Engeland aan wouters geleend, of ten zijnen behoeve gedebourfeerd was,' blijkt het klaar, hoe lichtvaardig men met den Eed fpeeld, of ten mkiften met die waare woorden (een wonderlijke expresfie in den mond van van eden) waar mede men voorneemens was geweest die te bevestigen. — Even onvoorzichtig is het geen volgt, dat namelijk van eden in de maand Junij 1789 coenraad fredrik betger, na wouTt.r.s zoude hebben to igezonden; daar het toch een waarheid is, welke ik des noods uit de boeken zoude kunnen verineeren, dat vam eden en betger. zich in de maand Junij 1789. noch  C 78 ) » noch op reize bevonden, en niet voor Tulij van hetzelve Jaar zijn geretourneerd. ^ VAN eden verteld al weder den voorn, coenraao fredrik betger bij wouters (dit is dan in Julij 1789 voorgevallen) gezonden te hebben met een rekening ten lasten van wouters gequiteerd, op deze wijze: voldaan met een briefje, en daar nevens eene promesfe van gelijke furmna, gefield op twee of drie maanden, en (hoe omzichtig is van van eden niet.') had hij den voorn, betger geinjungeerd eerst de promesfe te laten tekenen, eer hij de rekening overgaf , zoo luid de verklaaring: maar ik voor mij geloove, dat' men zeer wel zoude kunnen bewijzen, dat nooit betger eene rekening gequiteerd met een briefje in handen gehad of geprefenteerd heeft, maar wel eene eenvoudige notitie of rekening. Immers fchijnt het zeker, dat die toen gepresenteerde Notitie dezelve is geweest, welke naderhand door van eden is gequiteerd. wouters ontkende de fchuld niet, maar fustineerde een kleine contrapretenfie te hebben uit hoofde van verfchotten in Engeland, zoo voor koetshuur, als voor plaatfen in het Theater van ConventGarden in London gedaan, van eden, die, zoo hij zegt, op reize moest, ordonneerd betger die gequiteerde rekening en promesfe in zijn lesfenaar te fluiten, zonder dat hij dezelve immer weder gezien of daar aan gedacht heeft.  C 8ó ) was betaald, zend van eden, zoo hij, gelijk de Notaris zegt, wilde verklaaren, in December weder om geld, - . maar gaf hij toen wederom eene gequiteerde rekening en eene promesfe mede? Zoo neen, was de aanmaning vrij wonderbaar — en zoo ja; dagt de man dan^ toen noch al niet om die gequiteerde rekening die betger onder zich had ? 2oo groote vergetelheid is moeielijk te vooronderftellen in een man, die zoo wantrouwend was omtrent het overgeeven der rekening, eer 'er eene promesfe getekend was; die daarenboven met letger over hoop lag, en zich alles herinnerende ten minften had moeten onthouden, waar die gequiteerde rekening te vinden was. Zond hij zedert, (want anders is het niet wel te verklaaren) eene ongequiteerde rekening, dan had immers Neef lulofs geene qualiteit om die te tekenen. Abfurditeit word hier boven abfurditeit geft'apeïd. wouters advoueerd, volgens het verhaal'van van eden, dat hem alle zijne verfchotten betaald waren , den dag te voren eer hij met van eden naar Engeland vertrok. - wouters wist dan reets voor af dat hij in Engeland koetshuur en plaatfen in het Schouwburg aldaar zoude verfchieten!!!- Het Briefje door wouters, op den 8 Januarij 1790 gefchreven, en in de Verklaaring geinfereerd, doed men voorkomen , als of het veel later ontfangen was;^ volgens het Declaratoir en Conceptverklaaring zou-  t 81 J zoude het na deu rojanuarij, volgens deamblia* tie Verklaaring, na den i pjanuarij moeten gebeerd zijn, anders waren de voorgewende nadere vifites van wouters bij van eden een onoplosbaar raad fel. Het briefje zelve heb ik niet gezien; is 'er de datum afgefcheurd, of is het zonder datum getekend ? ik ignoreere het fchoon ik reden heb het eerfte te geloven. Dan de waare oorzaak, waar uit alles fchijnt te fpruiten, is deeze: van eden was zeer wel bewust, dat hij in het laatst van de maand September het geld van woüters in een Casfiers-briefje en een klein paijement ontfangen had, maar het Zeggen van dien man, op het ontfangen der quitantie: het behoefd zoo mooij niet; ik zal ze toch yerfcheuren, en het adveu bij het in de zoo genaamde verklaring geinfereerd briefje gedaan , dat men de quitantie vruchteloos gezogt had, maar niet vinden kon, animeerden van eden1 die betaling noch eens te vragen, het welk ge» lukkig,door zekere befchikking, die de fchelme« rij fchijnt te vervolgen, ontdekt en verijdeld is geworden. — Viel mogelijk iemand der Leezers in gedachten te vragen, hoe het mooglijJt waar', dat een man , die zich noch al een zekere figuur tracht te geeven, een diergelijk fchelmHuk om een gering fommetje tegens een oud Comptoirbedienden zou begaan hebben , zal die verwondering verdwijnen, als men zich de zaak te Leiden omtrent den boedel van sxEBOLD plaats gehad hebbende herinnerd. Ie« F mand  < 82 ) mand, die de principes van van eden heeft,', verfmaad het kleine niet, als hij geene groote capture weet te maken: het is al wederom ingevolge een oud fpreekwoord, het welk zijn Vriend cappenberg hem wel zal hebben in. gedachten gebragt. Intusfchen heeft van eden. tweemaal het montant van dezelve rekening, ontfangen, eens in September 1^9 en naderhand ingevolgen van de condemnatie. Uit dit geheel verbaal trekt eindelijk of van eden, of zijn Notaris, (want in dit gedeelte van het document is onzeker wie fpreekt) eene gevolgtrekking: van eden bdz. zou (volgens het getuigenis van en Notaris) gezegd hebben, dat van deeze gequiteerde rekening, waar aan hij nooit meer gedacht had, die hij nooit weder gezien heeft, en welker existentie , niettegenftaande hem alle omftandigheden daaromtrent plaats gehad hebbende, zeer leevendig te binnen kwamen, zijn geheugen wasgeëchappeerd, door coeïsraad fredrik betger, aan welke dezelve toevertrouwd was, het grootfte misbruik gemaakt zoude zijn, en dat men daar op uit was om den braaven Affirmant ten ee-. nemaal te onder te brengen en de gevolgen van valschheid, haat en laster te doen onder-; vinden. In deeze laatlle zinfneede ontdektmen toch klaar den declamatoiren ftijl van den Notaris, die in alle zijne Verklaringen, zoo weL in deeze als andere zich boven het caraeler* yan een fimpelen amplfchrijver verheffende gaarn  ( H 5 het 'er bij zommige lieden op aankomt een goed geheugen te hebben, en dat men dat wel eens ziet misflaan, verkiest hij zedert van batterijen te veranderen, en zonder het minst bewijs betger te accufeeren een ongepermitteerd misbruik gemaakt te hebben van de aan hem toevertrouwde gequiteerde rekening, en het geen noch verder doed zien, dat eene folemneele affirmatie, het zij dan bij Eede, het zij bij waare woorden, noch al gemakkelijk zich met het geweeten laat plooijen, verklaard hij dit niet als eene verdenking, als eene waarfchijnli jkheid, maar direct zonder eenige reeden van weetenfchap, zonder echter omtrent dit voorgewend wangedrag van betger eenige reden te kunnen geeven, of te zeggen, van wien hij die informatien bekomen heeft. Dan, hij gaat zelfs verder: gewoon alle harten bij het zijne aftemeeten , voegt hij 'er bij, dat zulks met de allerhatelijkfte oogmerken is gefchied, om hem, namelijk van eden, te onder te brengen. Die confequentie word in de verklaring niet opgedischt als eene waarfchijnli jkheid , als eene gevolgtrekking door van eden gedaan , of als een blijk van het doordringend vernuft van den Notaris, die de verklaring gefteld heeft j maar men pofeerd het direct, als een fait, en daar op prefenteerd men eene folemneele affirmatie te doen. Elk voorzichtig Notaris zou zoodanige asfer.  te neemen. Hij is noch 'actueel op het Comp* toir -van een zeer geaccrediteerd man, en wiens, eer, reputatie en credit te veel bekend zijn, dan dat hij iemand zijn vertrouwen zou ichenken, die capabel was tot iets dat hem ten deezen aangetijgd werd, en bij dien Heer, men maakt zich een eer hem te noemen, jan van der werf, jouisfeerd Jiij van dat compleet vertrouwen, welke hem zijne verdieniten en probiteit Waardig maaken. Zoo veel van de affirmatie : moest ik nu tot de getuigen komen, zou daaromtrent ook zoo vrij wat te zeggen vallen. Dan ik zal op dit pas mij met eene enkele reflexie vergenoegen, te meerder daaromtrent diezeive getuigen 'noch al iets nader zal kunnen worden gezegt. De getuigen verklaaren meest ai van faiten, die zij van hooren zeggen hadden, of van zulke, die zij met geene mogelijkheid weeten konden als door het verhaal en het opgeeven van van eeen. De getuigen verklaaren, dat wouters op een zekere daar toe gefielde tijd bij van eden buiten gekomen zoude zijn, om de zaak,,zoo als men.zich gelieft uittedrukken, te. arrangeeren, maar dat dezelve aldaar niet gekomen was. De getuigen kunnen zulks apparentehik niet als bij hooren zeggen wecten , om reeden, dat de Neef pieter lulofs meest 's Zondags t'hïïisibleefo pm de boodfehappen aaiitetieemen, en dat Juf. fïOUW,  ( ' 87 3 frouw jAcoMiNA, de derde getuige, [in dien stijd zich geheel en al aan den waarlijk ver-, dienftelijken plicht van de zieke en bedlegerige huisvrouw van van eden optepasfen, gefacrifieerd had, en dus omtrent het elders voorvallende ignorant bleef. Wat riedel belangd, deeze logeerde niet bij van ede:; en&was zeer zeldzaam buiten bij hem; dus kon hij niet zeer bepaald getuigen zijn van alles wat op de] Zondagen van de maand Augustus 1789 was gebeurd. Dan de geheele Verklaaring doed toch niets ter zaake, al het sepasfeerde zou zijn gebeurd voor dat de betaling door wouters gedaan is geworden;want in allen gevalle (en hier mede kan men op dit pas alle. remarques op de getuigen, voor zoo verre deeze zoogenaamde verklaaring betreft, eindigen) wouters heeft zijn fchuld, die mogte dan recht of onrecht zijn, in September 1789 betaald, -de quitantie is geproduceerd, de echtheid heeft men nooit durven «©ntesteeren of in twijfel trekken, en dus is in zoo verre de frivole ontkentenis van van eden, voer zoo verre hij die malverfatie van betger onbefchaamdelijk door hemvoorgegeeven Biet bewijst, een non Em, waar aan geen vernuftig mensen een oogenblik kan blijven hangen. Dan nu komt natuurlijk eene reflexie voor ,' die ik mij niet kan ontveinzen , dat bij jnijne Leezers veellicht zal gemaakt worden. J p ^ Waar  C 8S ) Waar' het al eens zoodanig , dat de verkeringen., zoo ten refpecte van de affirmatie des Requirants, ais van de depofiüe der getuigen onvoorzichtig , temerair , en , laat men het woord noemen, valsch waaren geweest, kan men men zulks den Notaris, ten wiens overftaan dezelve gepasfeerd zijn, niet imputeeren. In het afgetrokken zou men deeze remarque nipt geheel ongegrond kunnen oordeelen te zijn; dan al de toegeevenheid, die men omtrent het caraéler en den plicht van een Notaris zoude kunnen hebben, verliest hier haare applicatie, wanneer men in aanfehouw neemt: ï°. Dat de plicht van een Notaris medebrengt, om, zoo veel mogelijk, de getuigen omtrent het bij hun geattesteerd wordende te onderhonden , en nategaan , of hunne depofitien met de waarheid overeenkomen ; te zorgen, dat 'er geene directe contradictiea in de verklaring voorkomen, en vooral dat de reedenen van weetenfehap klaar, duidelijk en gedetermineerd zijn. Deze regelen der Notarieele praclijk kan de Heer cappenberg; niet jgnoreeren, echter, durve ik zeggen, dat in het opneemen deezer Verklaring zulks niet al te wel geobferveerd is. Het reets geavanceerde doet het zien: geene qualiteit moet voorzichtiger bediend worden, dan die van een Notaris. Eenvoudig en voorzichtig zich moetende yertoonen als het organe der waarheid j bloo-  r 89 > blootelijk redacteur zijnde van dat geen, het welke hem opgegeeven en gefuppediteerd word, voor zoo verre hij, wat verklaringen aanbelangd, uit de discourfen en opgave, die de getuigen houden of doen zelve niet kan penetreeren, dat dezelve of door faveur voor, of door relatie met den Requirant tot het geeven van zoodanige verklaring gepermoveerd zijn geworden. Vooral moet een Notaris daar voor zorg dragen, dat hij de getuigen op zich zelve laatende, hun niet moet animeeren, om iets anders of meerder te verklaaren, als de zelve vermeenen te kunnen zeggen. a°. Uit datzeive beginfel fchijnt ook te moeten volgen, dat om den aart en den waaren ftijl van een verklaring in het oog te houden, dezelve een eenvoudig detail moet behelzen van het geen de getuigen zeggen; dat daar in noch opgefmukte declamatien, noch gehazardeerde gevolgtrekkingen moeten plaats hebben; want, in dit geval fpreekt of de Notaris, of hij laat de getuigen fpreeken, en in het een en ander geval empiëteerd men op het ofiicie van den Rechter, die over de foliditeit, de applicatie en het gewicht der Verklaringen alleen oordeelen moet. Dan 30. kan men hier den Notaris cappen-: «erg niet befchouwen als een bloot Amptfchrijver, die ter nederfteld dat geen, het welk hem door de bij hem vertoond wordende geF 5  C 90 $ tuigen word gezegd, maar -alfeen man, die Van eden bediend; die blijken zijne aantekening op het Advis de compleetfle directie over het proces voerde en de hocfdperfonaadje verbeelde; zich in 'particuliere.correspondentie niet den-Heer ernst inliet, het welk eigentlijk van zijn departement, als Notaris, niet was: en zich niet alleen-Ampel ophield met het dresfeeren van eene verklaring of j andere noiarieele acte , maar zoo geheel en al verkleefd was aan de belangens van zijnen waardigen Meester , dat hij. alle conferentien zoo met getuigens, die men engageeren moést getuigenisfen te geeven, of de gegeevene getuigenisfen te retracteeren , als met Crediteuren van de geweezene focieteit bijwoonde en dezelve dirigeerde. Aan een geheel onzijdig Notaris, die, buiten den loop der zaaken zijnde, enkel deeze of geene acle opfteld of pasfeerd, zou men mogelijk een diergelijken uitvlucht kunnen toegeeven; hij kan onkundig zijn van de aaneenschakeling der zaaken; maar aan iemand, die de boezemvriend ,van j. van eden bdz. is, die per fas et nefas zijne belangens protegeerd; —— die zijn vermeende partij alomme en zelfs bij de meest refpe&abelfte perfoonen met de zwartfle ver-. mtn affchilderd,« die, met een woord gezegd , het hoofdrad in deezen draaid — kan zulks niet geëxcufeerd worden. Maar  Maar om" nu noch meerder het waarlijk at te officieus gedrag van den Notaris in het daglicht te Hellen, moet men inzien het Declaratoir of Attestatie (nauwlijks weete ik welke naam daar aan. moet gegeeven worden) tot ■corroboratie van dit cartabel in het licht gebragt, en het hoofd daar van uitmakende, De Notaris, die naarmaate den toedracht der zaaken zulks vereischt, ook wel eens getuigen fchijnt te willen worden, na dat hij de getuigen heeft doen verklaaren , dat van eden eene verklaring conform het vervaardigd Concept zoude hebben gepasfeerd, begint nu zelfs te verklaaren. Eerst mag men hem met alle grond vragen, welk mensch ooit gehoord heeft, dat van een concept, een brouïllon , dat ongetekend is , een copie authenticq kan gemaakt worden? Dit woord denoteerd immers in de gezonde Practijk een legaal affchrift van een authenticq document , maar in dit geval is het een copie van een concept, van een brouillon , dat dewjjl het door niemand getekend was, oneindige maaien op allerlei wijzen kon worden gealtereerd. De Notaris cappenberg zegt, dat het dezelve minute is, welke ter tekening gereed leggende, alleen uit hoofde der detentie van van eden, n iet tot perfectie was gebragt. Maar in dat geval had hij ten minften als Declarant moeten voorkomen, en dit fraai (luk door een ander Notaris in het licht moeten doen brengen, maar nu compareerd hij voor zich zelve, als Nota-  ( 9» 2 taris; en fchuift zoo zachtkens onder het'getuigenis van de twee andere Depofanten het zijne in. Hoe temerair is echter al we- detom niet dit getuigenis ? Hebben die drie getuigen , welke paroisfeeren , en vooral de geaffligeerde Zuster van van eden, zoo precis van woord tot woord kunnen onthouden, wat hun gecommuniceerd was (zoo al eens, het welk echter nergens hlijkt, de voorlee' zing en communicatie eenige dagen bevorens plaats gehad hadde) om naderhand niet alleen hun getuigenis, maar ook de aucloriteit van dat concept folemneel te bevestigen , en zelfs met en benevens den Notaris te declareeren, dat van eden zulks zoodanig zoude beëedigd hebben? — Men ziet hoe zorgvuldig de geruigen voor van eden zijn. Zij vreezen namelijk dat de man zwarigheid mogte hebben, ingevalle die verklaring niet gepasfeerd werd ; en wat doed men] daarom ? in plaatfe van eene meuwe verklaring te pasfeeren, daar dan alleen de hoofdperfonaadje in zou ontbreekeu beëedigd men een ongerecolleerde minute! Doch nu komt het Declaratoir van den Notaris zeiven. Deeze zegt, dat hij van eden dit concept van eene verklaring voorgeleezen had, en dat deeze daar bij geperfisteerd en zoodanig zou beëedigd hebben. Mag men nu vragen; hoe is die voorleezing gefchiedf> Alleen onder vier oogen tusfchen den Notaris en den Affirmant? Het fchijnt zoo; en echter meene ik  ( 93 > ik altoos gehoord te hebben; dat bij het paS-; feeren van Notarieele Actens, en wel voor al van Verklaringen en Testamenten, twee getuigen moeten worden geadhibeerd, en dat het zeggen van den Notaris daaromtrent niets uit» doed. Hoe kan de Notaris en de andere getuigen dan zoo volmondig1 zeggen , dat van eden die zou hebben gepasfeerd? en waar' die verklaaring zoodanig in ordre geweest, waarom dan niet op hetzelve oogenblik die gepasfeerd? Immers de getuigen, naar het fchijnt, (want anders konden zij het zeggen dat van eden dezelve volgens het Concept zou hebben gepasfeerd niet goedmaken,) waren tegenwoordig, de zoogenaamde minute was gereed; en men had in een oogenblik dit werk vervaardigd. Maar neen; de Nota«ï ris caï-penberg verteld zelve, dat van eden dit concept bij zich gedoken had. Gaf men de reden niet op, zou men denken, dat hij, of eenige omftandigheden uit een fcrupuh de Confcience eenigzins nader wilde reminisceeren, of liever, dat hij in zijn fertile en vindingrijke geest iets trachte te vinden,waar mede hij dit fraaie ftuk noch meer belangrijk zoude kunnen maaken. Dan, men pretexeerd» daar voor een andere reeden: van eden , zoo luid de vertelling, heef t dit concept, ( want meer was het niet) hoe zeer men het nu een minut geliefd te noemen medegenomen, om hetzelve ter hcture of refumtieaan den Advocaat schimmelpennunck te bezorgen. Daar men nu vertrouwd,1 dat  C 94 ) flat-de enkele lecture geen amufement was voor een man van de kunde van dien Advocaat, verlangde men zekerlijk door de commur.ica' tie van dit brouillon zijn Ed. reflexien en verbeteringen; en ik twijfele zelve of de contradicben, de aperte onvoorzichtigheid van de getuigens zijn Ed. bij eene attente leclure zouden geëchappeerd zijn. Dan , hoe dit ook zijn moge, hier uit confteerd al wederom klaarblijkelijk, dat het concept noch niet (zoo als men zegt) gearresteerd was; de refumtie van den Advocaat moest 'er overgaan, (want zoo als ik even aanmerkte, de bloote leezinff was onnoodzaakelijk. ) De Advocaat schimmelpenninck had veele reflexien kunnen hebben I het geheel document had eene andere ged?ante kunnen bekomen of geheel niet gepasfeerd geworden zijn, en echter, ondanks die refumtie geen plaats gehad hadde; en aïks uit zijn geheel was gebragt, onderflaat zich de Notaris cappenberg dit ongerefumeerd ontwerp te debiteeren voor een Minut, zelfs te declameren, dat van eden het zou gepasfeerd hebben, en het geen noch wel het fterkfte en fchandelijküe is, drie getuigen te doen zweexen, dat van eden het gepasfeerd en beëedigd zou hebben. Wist dan de Notaris, wisten de getuigen voor af, welke de nadere reflexien van.vAN eden, die het Concept in zijn zak ftak, zouden geweest zijn.? Konden zij. verklaaren over zijne gedachten, en over het igeen  C 96 ) Ed. Achtb. Heeren Schepenen deezer Stad bij het pasfeeren en recolleeren van verklaringen word geobferveerd; welk verfchil. Men weet immers dat hun Ed. Groot Achtb. alvorens eene verklaring te doen beëedigen , dezelve altoos doen voorleezen en attert aan de Depofanten voorhouden. Dat Hun Ed. Achtb. alvorens getuigen op Contra-Interrogatorien te hooren, andermaal de lectnre der verklaring doen , en voor den aanvang van het hooren op Contra-vragen op den rand der grosfe doen aantekenen, dat de getuigen bij hun gedepofeer je hebben geperfisteerd. Maar boven alle die fcrupules, boven alle die oplettenheden, die het gewicht des Eeds, en de inroeping van „het Opperweezen zoo noodzakelijk moet doen voorkomen, is de Notaris cappenberg verheeven. Met een Coup de plume, met een lichtvaardig getuigenis van drie andere Depofanten remplaceerd hij fchielijk den Eed, en tracht dus dit ongerecolleerd cartabel eene zekere auctoriteit te geeven , welke hij echter zich vergeefs vleid of bij den Rechter, of bij een kundig Publiek van eenigen ingang te zullen zijn. De laatfte resfource is dan het gedeclareerde van den Notaris cappenberg, dat, namelijk, de Advocaat schimwelpemninck op heden, zegt hij, namelijk den 15 Maart 1790, dit concept weder aan hem ter handen had ge"  'C 97 ) gefield; — maar hoedanig ? dit vérzwijgd rnen ftudieufelijk. en ik moet daar na gisfen; heeft de Heer schimmêlpenninck dit Concept geapprobeerd ? heeft hij 'er eenige remarques opgemaakt, of heeft hij, daar door de apprehenfie van van edsn alles uit zijn geheel was gebragt, toen mogelijk niet voorziende , welk een gelukkigen keer de zaak van van eden zoude neemen , zich huiverig gevoeld daar mede verder zich te occupeeren, en düS eenvoudig zich vergenoegd een hem gecommuniceerd brouillon te rug te geeven. Dan, genoeg van dit ftuk; niemand zal omtrent het in de waereld brengen van zoodanig document den Notaris cappenberg kunnen excufeeren. Is het gebrek aan kunde, of moet men eene diergelijke gehazardeerde demarche aan overmaat van vriendfchap, of ander motif toefchrijven. Ik laat het den kundigen Leezer beoordeelen. Echter was dit alles noch niet genoeg; bij dit miferabel en infolide gebouw behoorde noch een practicale vijzel, en men heeft die gedacht te vinden in een tweede verklaring, die de ampliatie zoude moeten vertoonen van het eerfte moniireus document: ik laat het hier onder volgen: C Op  ( 9§ ) (Copie.) Op den twintigfie Maart des Jaars zeventien honderd en negentig, compareerden voor mij wynand cappenberg Notaris, bij den Hcve van Holland geadmitteeerd , te Amfteldam refuleerende; sigis- MUND august riedel, Pi eter lülofz , jacomina VAN EDEN, betje beverlëy en ceertje buikmans, woonecde alle binnen deze Stad ten huize van den Heer jan van eden bdz. op het Water bij de koornbeurs, en zijnde getuigen van corapetenten ouderdom. En hebben de drie eerfte getuigen tot ampliatie van derzelver verklaring en declaratoir op den 15 Maart 1790 ter reqm'fitie van gemelden jan van eden bdz. voor mij Notaris en getuigen gepasfeerd op den 16 daar arn volgende voorde Edele Groot Achtbaare Heeren Burgemeesteren dezer Stad behoorlijk gerecolleerd en beëedigd , met en benevens de twee laatstgenoemde getuigen , ter requifltia van den Heer wytse pieters, als behuwdvader van den voorn. Heer jan van eden bdz. en mede alhier woonachtig, en ten behoeven van w>e het verder zoude mogen aangaan voor de oprechte waarheid getuigd en verklaard. En wel eeritelijk de derde getuige jacomina va?? EDr n , datdieboodfchap, welkejoiJANNEs wouters , blijkens haare vorige Verklaring van dato 15 Maart 1790 in de maand December 1789. ten huize van jan vn ed en roz. gemeld, nit naam vnn willem box aan haar Getuige is komen doen, beftaan heeft in het overbrengen van zeker biiliet of briefje van ge-  C 99 > gemelde wtlXEM box aan haar getuige. ——- Dat zij getuige als toen de gemelde johahnes wouter» gevraagd hebbende om in de Zijkamer te komen, zeer wel weet dat dezelve des tijds niet verder dan daar en in 't Voorhuis geweest is, bij welke gelegenheid de gemelde joh wocters cp de aanmaning van haar getuiges broeder,voorn, jan vanrdenbdz. gezegt heeft: ik zal morgen bij uw komen en het afdoen. Verklaarende nu de twee eerfte te famen, dat het hun: getuigen bij nadere herinnering ten duidelijkfte voorftaat, dat den datum, waar op joh. wouters aan het huis van jan van eden bdz. geweest is, ter gelegenheid dezelve in de bewoordingen bij vorige verklaring gemeld, aan den voorn, jan van eden bdz. over zijn uitftel van betaling excus ver* zogt, geweest is op den iajanuarij 179° des voor* deraiddags. Dct zij getuigen deeze juiste bepasling van tijd zich te binnen gebragt of ontdekt hebben, door dien zij getuigen Itellig weeten, dat op dien ochtend pieter scheffer eenig goed gekogt heeft, en dat zij die post op den datum van 12 Januarij hebben te boek gevonden, dat voorts den voorn.johannes wouters zich destijds bij 't inkomen dadelijk in 't Comptoir vervoegd en bevonden heeft, en du dezelve bij de gefprekken, welke ter dier tijd tusfehen hem en jaN van eden bdz. hebben plaats gevonden, gtefftreerd heeft, om alle maanden agt Guldens op rekening af te doen, weike offerte door jan van eden edz. isbeant» woord (in fubftantie) met het zeggen; leg dan liever die agt Guldens alle maanden 'te rug en betaald mij' dan in eens. G a Dat  C ioo ) Dat ook .'ter zeiver tijd, dat dit gefprek plaats gevonden heeft alles is geweest in't amieabele en vriendelijke , zonder dat 'er ter wederzijde zeer luidruchtig gefproken is. — Dat ook destijds gemelde johahnes wouters met hem getuigen en derzelver voorn. Patroon jan van eden bdz. te zaïnen hebben gedronken een borrel Genever: dat de twee glaasjes, waar uit zulks gebruikt is, in 'tComptoir gebragt ziju door de vierde getuige. Verklarende hier op de vierde getuige, dat zij getuige den voorn, johannes wouters zeerwel is kennende, en denzelven in 't Comptoir ten huize van haar Heer de voorn, jan van eden bdz. op zekere ochtend in de maand Januarij 1790 gezien heeft, ter gelegenheid , dat zij getuige twee fchoone glaasjes ia *t gemelde Comptoir bragt, wanneer zij geen luidruchtige of harde gefprekken gehoord beeft, hebbende zij derde,getuige, zoo die nu verklaarde, des tijds ter gelegenheid zij na voren geroepen wierd , en de gang voor bij 'tComptoir pasfeerde, den voorn! johannes wouters mede aldaar gezien. Verklarende nu weder de twee eerfte getuigen re zamen, dat na dat zij getuigen en hun Patroon met voorn. jon. wouters een borrel gebruikt hadden, de laatstgemelde onder de belofte van des anderen daags weder re komen , is weggegaan. Dar dan ook de voorn. joh. wodteks, zoo als zij getuigen bij vorige Verklaring Aebben gedepofeerd den anderen dag, zijnde geweest den 13 januarij i79o mede voormiddag, andermaal ten huize van jan VAN  van epen »dz. geweest is, en zich bevonden heeft in 't Comptoir, alwaar als toen de gefprekken hebben plaats gevonden , die zij getuigen bij vorige Verklaaring nebben opgegeeven, dat bij die gelegenheid het gezegdevan hun voom. Patroon is uitgefproken in drift, dermate datde verdere himgenooten, zoo hier door, als door dat hij jan van eden bdz- ondet het.fpreeken met zijn handen op den lesfenaar floeg, ligt hebben kunnen hooren of bemerken, dat 'er geen zeer goede verftundhouding plaats vond: hebbende zij getuigen noch gemelde hunnen Patroon ook ter dier tijd geen borrel met hem joh. wouters gedronken. En verklaard de laatfte getuige, dat zij getuige op zekere voordemiddag inde maand Januarij 1790,een boodfchap zullende doen, bij het ter deure uirgaan, is ontmoet en alzo in huis gekomen joh. wouters , bij haar getuige zeer wel bekend , dat zij getuige haar boodfchap gedaan hebbende , denzelven joh. woüters in 't voorbij pasfeeren van 'tComptoir heeft gezien, ftaande voor haar Heer, voorn, jan van eden bdz. , en dat laatftelijk zij getuige uit het luidruchtig gefprek welke gemelde haar Heer tegensmeer; genoemde joh: wouters voerde, wel kon opmaken, dat hij op denzelven onvergenoegd was. Geevende zij getuigen van derzelver voorfz. gedepofeerde voor reedenen van weetenfchap al hetzelve als in den text, en bij vorige Verklaring gemeld te heb» ben gezien , gehoord , opgemerkt, bijgewoond en ondervonden, bereid zijnde zulks ten allen tijde des gerequireerd, met folemneelen Eede, en de tweede en derde getuige met waare woorden te bevestigen. G 3 Ge-  Gepasfeerd te Amfterdam , ia prefentie van jarsr willem harmens, eu nicol£as rvk ais getuigen, (w get.) W. CAPPnNBEdG, Notaris. GerecoUeerd in dato 24 Maart 1790. ten ovetftaan van den WclEd. Achtb. Heere e, 't hoen, Schepen der Stad Amfleldam. Terftond zal al wederom in het oog loopen, dat men bij dit tweede document het vorige ongepasfeerd, ongedateerd, en ongeminuteerd cartabel, thans, fans fafoti eene verklaring en declaratie noemt, al wederom zeker met die intentie, om wanneer deeze ftukken in handen des Rechters kwamen, denzelven (waar het mogelijk) daar door het d^fecl van het eerfte document uit het oog te doen verliezen. Deeze nadere verklaring, waar bij de getuigen, naar het fchijnt, willen voorwenden eene zekere delicatesfe van confeientie, is ter requifitie van wytse meters gegeeven , en niet ter requifitie van van eden. De depofitie van de derde getuige jacomina van eden, waar mede de verklaring, in een omgekeerde orde begmd5beftaat voor eerst daar in, dat de eerfte komst van wouters is geweest, om een briefje van mij aan haar getuigen te brengen, hij kwam dan toen niet, om over zijne pretenfe rekening te fpreeken, maar  C ) maar om als een tusfchen beiden gaand vriend mii te beweegen in het toen aanhangig crimineel proces, hoe zeer ik zelve bij de fourberie , die van eden in den boedel van siEiiOLD te Leiden, gepleegd hadde, geïnterneerd was, dieswegens mij geen paitij te Hellen. Het navolgend Billietje , hetwelk aan bonenkamp geadresfeerd ter dier tijd aan mijn huis wierd gebragt, was van deezen inhoud: MIJN HEER EN VRIENül Terwijl ik UEd. zeer gaarne over een zaak van "aanbelang wilde fpreeken , zoo is dienende of UEd. mij die vriendfchap wilde bewijzen , om l UEd. tegen half elf uuren, Cvermids ik weet dac \ ik dan alleen ben) in ons huis op het Water te „ vervoegen, hier door zult gij zeer verphgten.. UEd. Dienares pm mm JACOMINA van EDEN. van Huisden 13 Decemb. 1789- het adres was: Mijn Heer De Heer D. BONENKAMP. in handen. Onze Comptoirbediende bonenkamp com«umiceerde mij natuurlijker wijze dit bilhet, G 4 en  C 104 ) en ik heb het beantwoord, dewijl bet toch aan mij, hoe zeer indirect., geadresfeerd was. Maar hoedanig? Juffrouw j<\co:vjina van eden zal het zelfs nimmer kunnen detavoueeren. In fubftantie (want copie van mijn antwoord heb ik niet gehouden; fchreef ik. [dat, welke reden ik ook hadde om mij wegens van eden te beklagen, ik echter ongefchikt was, om het ongeluk, waar in zich iemand bevind, te verzwaaren, en dat ik uit dien hoofde, als ter contemplatie van de fchrijfffer van den brief geene verdere demarches zoude doen , om dat geene, dat ik produceeren kon, in het licht te brengen ; alles met deeze of zoortgelijke woorden in fubftantie. woüters bragt dit bitliet bij van eden, die ter dier tijd, na op alle mogelijke wijzen uitdel gezogt te hebben, des anderen daags, namelijk den 14 December 17Ü9. in perfoon ter Schouten Rolle compareeren moest, gelijk men ook zeer kort daar na de zaak heeft afgemaakt, van eden als toen in de uiterfte benauwdheid, verfcheurd door gewetenswroegingen, was een diep en angstvallig ftikwijgen het etnig deel dat hij in het gefprek nam. Zijne Zuster was de eenige, die noch eenigzins werkzaam bleef, en joh. wouters was de man , dien men had uitgekozen, om mij (wiens, welverdiend resfentiment men niet zonder reede vreesde) te bevredigen. Nu geeve ik gaarn aan het oordeel van ieder Leezer over, of in deeze akelige en  C io5 ) en benauwde omfiandigheden, daar men het laatfte plechtanker van zijn hoop op de intercesfie van wouters had gevestigd , dit het oogenblik zoude geweest zijn, om dien man tot een andermalige voldoening van een reets betaalde fchuld aan te fpreeken. Dat hij verzogt was; dat hij beloofd hadde des anderen daags weder te komen, kan waar zijn; maar zulks gebeurde niet, om over het arrangement van deeze geëxtingueerde fchuld te fpreeken; maar om den goeden van eoen in die pijnlijke oogenblikken, waar in hij noch twijfelde of eenige compofitie plaats zoude kunnen hebben, te troosten en op te beuren. Het geen nu verder in de verklaring volgt, is van geen beter aloij. Het is er niet alleen zoo verre van daan, dat wouters excus zou - hebben behoeven te vragen over het niet betalen van die rekening, die hij zelfs tweemaal betaald heeft; dan, het geen noch fterker is, dat de getuigen bij hun eerfte concept minut verklaring door hun met Eede gefterkt, hebben gedeclareerd , dat het voorgewende zou gebeurd zijn den 8 of iojanuarij 1/90, en bij deeze^ nadere verklaring voor denzelven Notaris gepasfeerd, zeggen zij, dat zulks zou geweest zijn den 12 Januarij: welke contradictie in de getuigen, en welke onvoorzichtigheid voor een Notaris, die bij het opneemen en Hellen der verklaring zekerlijk het ander G 5 p*:  C 10(5 ) papier, tot welkers elucidatie of ampliatie dezelve moest dienen , onder het oog gehad heeft, zoo 'als hij dit Zelfs advoueerd. Ondertusfchen fchijnt dit ook wel de reden te zijn, dat men in het /briefje door wouters gefchreeven, zeer apparent den datum heeft weetcn te verduisteren, gemerkt hetzelve reeds den ofte, en dus vijf dagen voor den 13 Januarij gezonden was. Om echter die rangfchikking van tijd noch al waarfchijnlijker te maken, geeven de twee eerfte getuigen, voor, dat zij naderhand zich die juiste tijd hebben te binnen gebragt, om dat dien eigen dag zekere pieter scheffer eenig goed gekogt had, het welk op den 12 Januarij 1750 is geboekt. Welke connexie nu die aan scheffer gedane leverantie met deeze zaak had, betuig ik niet te begrijpen; en het is ook immers niet denkelijk, dat op dien geheelen dag niets anders zoude omgegaan of gebeurd zijn als de appalitie van deezen scheffer, die echter bij voorrang in de gedachten van de getuigen heeft blijven fpeelen, dewijl alle andere dien dag quafi gebeurde zaken hun niet op den rechten toon hadden kunnen brengen, Ik foup. conneere, en niet zonder eenigen fchijn van grond, dat van dezen pieter scheffer mentie is gemaakt geworden met een zeker desfein, om naderhand mogelijk dien man al mede tot eene verklaring te brengen. Hij had dan j. wouters kunnen zien in en uitgaan, hij had  X io7 > had mogelijk hier of daar een brok van de converfatie kunnen hooren, en dus het getuieenis der andere corroboreeren , maar het fchijnt, dat 's mans eerlijkheid en zijn na dien tijd gevolgd overlijden dit oogmerk verijdeld hebben. Het resteerende van die verklaaring is niet zeer belangrijk. Het kan zijn dat' wouters bij van eden kwam, en een glas hqueur gebuikte : - het kan zijn dat van eden , wiens v-heme'nt cara&er, voor al wanneer hij iemand voorheeft die hij denkt te kunnen in timideeren, bekendis, de objectie die wouters maakte van betaald te hebben, gelijk het ook in der daad zoo was, met vuistflagen op de tafel of lesfenaar heeft getracht te refuteeren ; dan dit doed alles niets af; ja zelfs, zoo de historie al waar moate zijn, doed derzelver infertie in deeze verklaring aan het oordeel van den Notaris cappenberg weinig eer aan. van eden, de edelmoedige man, was reeds voorneemens geweest de geheele pretenfie te remitteeren; hij contenteerde zich met eene promesfe op een langen termijn, en echter geraakt hij quafi den i • Januarij 1790. in zoo een woedende drift, dat oïider het gewicht zijner handen comptoir en het zich daar in bevindende huisraad beefden, en de meiden zelve dit hooren konden. Zeker dan heeft wouters (ik herhaale zoo de historie waar is) toen reeds de gedaa- ne  ( io8 ) ne betaling geallegeerd, en geweigerd ander, maal geld te geeven, of een briefje voor een afgedaane fchuld te tekenen. Doch van deeze verklaaring, waar in even zeer de goede trouw van de getuigen, als de oplettenheid van den Notaris doorlbaalt, gaa ik nu over tot een derde document in der daad niet minder belangrijk; Het zelve volgt hier onder. Op den negenden April des Jaars zeventien honderd een en negentig; compareerden voor mij wynand CAPPEnbéro Notaris bij den Edele Hove van Holland geadmitteerd te Amfierdam refideerende. De E.hiske de vries wonende als dienstmaagd ten huize van de Heer paclus van driest op de buitenkant het vierde huis van de peperftraat en Mejuffrouw j4c0mina van ede» in de vijzelftraat tusfehen derrgjIjersdwarsftraat en beerengragt binnen deze ftadj getuigen van competenten ouderdom, welke ter requifitie van den Heer jan van eden bdz. meede alhier woonachtig, en ten behoeven van die het verdereenigzinis zoude mogen aangaan voor de oprechte waarheid hebben getuigd en verklaard: En wel eerftelijk zij getuigen te zaamen, dat het hen getuigen zeer wel geheugd en ten duidelijkfte voorftaat, dat de Requirant in den jaare 1786 op de nieu wendijk bij de vrouwe fteeg woonagtig zijnde eD eene Com- [  ( n? > melkboerin vergelijkt) het oog eens kunftenaars na zich zoude hebben getrokken. Het zal dan dus al wederom weinig tot de waarheid der zake doen, dat de arme louisa door den Notaris met een kruiswijze gebonden rood lint gekeetend en me-t deszelfs cachet verzegeld is. Dat de prent in handen van van eden is, ontkenne ik niet, maar op welke wijze en wanneer die daar gekomen is, moet de vrage uit» maken. De getuigen vernaaien al verder, dat hun wel geheugd toen ter tijd , dat is namelijk in September 1786, gehoord te hebben, (van wien? van van eden apparent zeiven; dat leendert van 't hoff deezen prent met zijn, lijst en glas aan van eden tegens een partij castainges had prefent gedaan. Intusfchen heb ik zoo even aangetoond, dat de prent zelve toen noch in Holland niet existeerde, en ik ben ook zeer wel verzekerd, dat 'er in September 1786 geen castainges in de ftad waren, welke gemeenlijk eerst met den nieuwen wijn, en dus zelden voor November of December komen. Het verklaarde van de meid is zekerlijk eene furprife, dewijl men haar in de tijd zal verward hebben ; immers ik wil dit liever geloven, dan te vooronderftellen, dat dit mensen opzettelijk valsch zoude gezwooren hebben. .—- De getuigen zeggen al verder, H 3 d*1  dat zij hebben v?r(iaan, eep.e dubbelzinnige expresfie, acurer welke al weder iets legt öpgefloteH. want z:j verklaaren niet dat zij gezien of bijgewoond hebben, dat deeze prent doorleendekt van hoff ten huize van van eden was gebragt, maar zij hebben het ver/laan, mogelijk van den Requirant, mogelijk van zijn Notaris. Het was echter eene waarheid, die uit voor handen zijnde v- rklaaringen kan confteeren, dat van eden dezelve uit het huis van den man, al vrij wat tegens zijn zin, om dat hij eenige affectie Voor dien prent had ter gelegenheid van de gelijkenis van het daar jn verbeeld wordend meisje met zijne dochter, weggenomen en nevens de natemeldene chitfen aan eenen boedel ontvreemd heeft, die hij wist onder fequestratie en verzegeld te zijn, en waar in hij zelfs pour la rareté du fait door de Ed. Achtb. Heeren Commisfarisfen van de Defolate Boedelskamer tot Sequester was gefield. De laatfte getuige jacomina van eden verklaard noch al verder, dat haar zoo klaar, als of het den eigen dag, dat zij die verklaring pasfeerde, gebeurd was, voorftaat, dat ik in het laatst van de maand September, of begin van Üftober 1786 ten huize van van eden mij bevindende, den voorn, prent befchouwd ien geadmheerd hadde, en dat wel met een zeker enthufiasme, waar uk de fchrandere en met  C "9 J met een zoo fterk geheugen voorzien zijnde Zuster van van eden had afgenomen, dat ik ongehuwd was, even en al eens of geen kenner of liefhebber van fchilderijen en prenten een kunstnuk zou mogen admireeren, zoo ras hij door een huwelijk verbonden was. Maar al wederom is dit getuigenis notoir valsch, want in de eerfte plaats zou ik eene alles overtreffende verbeeldingskracht moeten gehad hebben om mij een prent te vertegenwoordigen, die toen noch niet eens te Dusfeldorp en veel min te Amfterdam gearriveerd was; en ten anderen, kan ik folemneel verklaaren, nooit in het huis van van eden geweest te zijn voor den Jaare 1787 en wel in het voorjaar van hetzelve jaar. Dan noch kan mij op dit fujet niet echapfceeren een andere contradictie, welke in deeze verklaaring voorkomt. De getuigen zweeren in het hoofd der verklaring, dat zij zeer Mlig Men en gerust durven attesteeren», dat de asfociatie tusfchen mij en van eden reets in de maand September 1786 plaats had; dat den 24 September het overgenomen goed aan massa was gezonden, en nu verklaard de tweede getuigen wederom, dat ik m liet laatst vanSeptember of begin vanOaober ,7S5. noch niet geasfocieerd was: zekerlijk eene direfte tegenftrijdigheid, onverantwoordelijk H 4 voor  voor de getuigen, maar noch meer onverantwoordelijk voor den ï^otans, die zelfs den 12 April .787 het contract van Compagniefchap heeft gepasfeerd, die dus wist, dat dc getuigen tegens de waarheid verklaarden, en echter zoodanige verklaaring pasfeerd. De getuigen komen nu op de apologie omtrent de Chitfen. De laat/ie getuigen zeet, dat zij, zoo lang zij bij haaren broeder van eden gewoond heeft , dezelve zich nimmer met het koopen van Chitfen heeft opgehouden. lk wil het ga^rn geloven — de prenten handel was ook zijn zaak niet • . dan eigenlijk is hij niet befchuldigd Chitfen gekogt of prenten tot een gefchenk gekreegen te hebben; ~— maar de omflandigheden hebben eene vrij billijke fufpicie verwt-kt, 'dat hij het een en ander up eene wijze, wel minder honorabel, maar des niettegenllaande ruim zoo lucratif, heeft wee:en te acquireeren. Immers leendert van 't hoff heelt foltm> neel geattesteerd, dat van eden zich prevaleercnde van de qualiteit, die hij als Sequester in deszelfs boedel had, en htm zeer energicq bttpogende, dat een gefcquestreerde over Zijne tigene goederen niets te zegs^en had, maar dezelve aan zijne Crediteuren behoorden, den prent tot eene gedachtenis, en de twee liuKken Chits, tot een cadeau voor zijue vrouw of  C 125 ) •dóörtèloopen, dat onder het oog van een eerbaar man niet behoord te komen. De Rechter moet zomtijds anrpts en plichtshalve diergelijke producten in aanfchouw neemen, maar men manqueerd aan het refpeft voor het Publiek als men dezelve detailleerd. Deeze twee Attestanten zijn nimmer gehuwd geweest, niettegenftaande zij zich als zoodanig opgegee* ven, en den eed afgelegd hebben. Ook is naderhand de zamenleeving van deeze twee respeélable perfoonen weder geïnterrumpeerd, en thans paroisfeerd de Weduwe kober weder onder haaren eigen naam. Men zou mogelijk te Middelburg, alwaar dezelve een klem different met de justitie gehad heeft, iets meerder omcrent haar moreel carafter kunnen ontwaar worden. . Dan noch dit zou den Notaris cappenberg hebben kunnen echappeeren ftria genomen, is een Notaris ongehouden de trouwceduls te requireeren — maar wanneer diezelve getuigen in eene voor hem gepasfeerde verklaring valfchelijk verklaaren van faiten,diegebeurd zouden zijn in het laatfte van December 1789, in een tijd, NB. dat de huisvrouw van eden boven aarde stond , en men dan daar bij weet, dat die vrouwreets den 18November i78o begraven was; dat de Notaris cappenberg, zoo hij al zelfs, het geen.ik niet zeker kan zeggen, niet ter begraving was verzogt, echter als vriend van het huis dit evenement niet ignoreeren kon, is het meer dan bewon-  C I2g ^ 'deringswaardig, dat hij zoodanige verklaaring die hij voor af zeker wist eene notoire falfiteit te behelzen, voor zich pasfeeren laat. Ik zou ook noch, zoo ik 'er toe geprovoceerd mogte worden, kunnen produceeren eene verklaring, wegens een kleine vergrijping omtrent 's naastens goed, het welk zich de Neef van van eden, die in diverfe verklaringen als getuigen paroisfeerd, gepermitteerd heeft- maar ik verontfchuldige hem te meerder, om dat het een familie-zwak is. A bove majore difcit ararc minor leerde ik voorheen in de Grammatica, toen ik noch ftudeeren zoude. Ik ftippe alle deeze verklaringen Hechts aan om redenen , dat zij eigenlijk direct tot mijn oogmerk niet behoorende, in haar geheel en volle extenfie hier in geinfereerd wordende, een hors tfoeuvre uitmaken zouden niet alleen, maar ook daarenboven eene korte verdediging tot een geheel boekdeel zoude kunnen doen aangroeijen. De materie die ik behandele, is rijk in voorraad, maar het geduld des Leezers kostbaar. Echter zoo men tegens alle verwachting noch iets meerder verlangd , deelareere ik voor af de bonne guerre, dat ik noch  C 1*7 5 noch al eenigen voorraad hebbe, waar uit ik den Heer van eden en zijn Notaris een nieuw gerecht in ftaat zou zijn optedisfchen. lk zou zelfs die verklaaringen niet eens aangehaald hebben , waare ik niet in het zekere geinformeerd geworden, dac de Notaris cappenberg door zeker Heer eene verklaring door dit uitvaagfel des volks gepasfeerd , alomme doed divulgeeren, en zelfs op 's Lands Comptoire ter leezing prefenteerd. De keuze van den Notaris cappenberg op dien man gevallen is zekerlijk gelukkig. Geen kluchtig blijfpel, of, zoo als de Franfchen het noemen, geene parade kan beftaan, zonder een pat/las* fe, en niemand kon daar toe beter uitgedacht worden, als een man die een ftupide domheid met eene zotte hoogmoed paard; die dus best gefchikt is, om zich tot dien laagen en verachtelijken dienst te laaten gebruiken. Mogelijk zal het leezen van dit klein gefchrift den man in zich zelve doen treeden, en hem omtrent de onvoorzichtigheid, die hij begaat, met zich tot een bazuin der calumnie te laten gebruiken berouw infpireeren. lk heb dan tot dus verre aan het mij voor- < gefteld plan voldaan. Gaarn en liever had ik gewenscht, dat geen gedrongen noodweer mij de pen in de hand hadde moeten doen neemen. Ik zou onvsrfchillig geweest zijn omtrent  C i«8 ) tfent de geheele existentie van jan van eden5 bdz. alleen mijne commercieele belangens uitgezonderd, — Jk zou den Notaris wy*and cappenberg gerust en tranquil hebben laten jouisfeeren van een Waarlijk al te goed koop verkreegene. reputatie —- al had men in ieder ftukje der Vaderlandfche Letteroeffeningen, in ieder Almanah, en welke andere producten onze fraaie geesten ook in de vvaereld brengen, om deszelfs fchedel een lauwerkrans willen vlechten. -— Ik zou naar mate mijn geest gefteldheid op dat oogenblik was gewee=t gezucht of geglimlacht —— maar altoos gezwegen hebben. Maar, ik herhale het, ik ben direct geattaqueerd, ik ben niet zijdelings, maar in verklaringen onder het oog des Rechters gebragt, getraduceerd, als een der fnoodfte monfters , wiens daaden en handelingen door wraakzucht, haat en laster worden beftierd. Dit vuil vergift heeft men ook niet langzamerhand, maar met opgefperde kaaken in het publiek verfpreid, en eindelijk een renfort van aanzienlijke Rechtsgeleerden genomen, aan welke men zeker het plan debatailU verborgen, maar die men echter geïnduceerd heeft op een valfchen voordracht van zaaken tegens mij te advifeeren. Ik ken de cordaat. heid van veele deezer Heeren te wel, om een oogenblik te twijfelen, dat de leezing van deeze mijne eenvoudige verantwoording hun Ed^ over-  I B IJ L A G E N,   BTLAGE k Wij ondergetekende pieter EeldeRhoff eri dirk boOnek&mp declareeren ter liefde voor de waarhèid,en ten behoeven van een iedèr, die zulks Zoude mogen aangaan , dat in hét laatst van den jaare 1789 of begin van 1790, zonder de precife tijd nader te kunnen bepalen , ons door AIberT van eden meerder dan eens en altoos op dezelve wijze en gènoegzaahi woordelijk het volgende verhaald is: „ Dat op zelcere tijd zijn neèf JAN van eden , bz. van een reis komende, hem gezegd had, 'l dat hij Commisfie had op twee kisten Thee.] Boeij, en hem verzogt,' fals zijnde Beunhaas j, in Thee efi Kcffij; dezelve voor zijn rekenirg; \\ te koopen. Dat hij vervolgens dié order had ]] uitgevoerd, en twee kisten Thee had gekogt,' en dezelve met dè rekening op den naam van jan van eDiïn bz. ten Zijnen huize had doen „ bezorgen. „ Dar kort daar nfa dezelve jjén vAN eden bZo „ hem had verzogt des avonds een pijp bij hem ,', te komen rooken; dat zijn fctioonvadér 'er ook it zoude komen , en hem tevens verzogt, dat hij zeggen zoude, dat die tWeé kisten Thee, die als toen bij jan va'n eden bz. in het voor„ huis voor den toonbank ftonden, hem albert* „ van eeden toebehoorden, voorreedenen geeft vende, dat hij zulks reeds aan wytse pieters a j>' had'  ( 3 ; h had gezegd , met bijvoeging : ik *0 het voor „ den ouden niet weeten, dat ik in Thee handel, ik i, heb hem wijs gemaakt dat ik dezelve maar voor „ uw berg; dat hij daar op dienselven avond is „ gekomen ten huize van jan van eden bz. (en „ aldaar ock beeft aangetroffen wytse pietbrs, „ den fchoonvader van jan van eden bz. die darl „ ook aan hem vroeg Neef: albert, wanneer zult „ gij nu de Thee eens laten haaien*, hij jlaat mij in de „ weg; dat jan van eden bz. vervolgens „ tegens yvytse pieters zeide : het zijn die „twee kisten Thee, Fader , daar ik uw van „gezegd hebbe, die ik voor neef albert ter»: „ waar op dezelve (om hem bij zijn fchoonvader tot geen leugenaar te maken) antwoorn de, houd dezelve noch wat; ik zal zoo dra ik 5> kan uw 'er van ontlasten. Waarop wytse „ pieters zeide : wel jan, zetze zoo lang op „ zolder, dan flaau ze uit de weg; dat vervol,» gens op een tijd van betaling der op gemel„ de Thee , iemand bij hem is gekomen met „ een asfignatie, ten issten van jan van eden „ bz. ; dat hij zich daar over verwonderd be„ toonde, en aan dezelve perfoon zeide: gij zijt „ hier niet te regt, gij moet weezen 'bij mijn Neef „ jan van eeden bz. , als Wanneer hij tot zijn „ meerder verwondering moest hooren , dat hij „ daar geweest was, doch dat dezelve voorgaf „ niets met de Thee te doen te hebben ; dat „ hij wel eens twee kistjes uit vriendfehap ge« „ borgen had voor zijn neef, en verder van a geen Thee wist, dat hij alee^t van eeden „■ daar  ( 3 ) il daar op reioïveerde om zelve met den hoüdét „ van de asfignatié te gaan na zijn Neef meer* genoemden jan van eden bz. alzoo hij' niet j, wist, wat daar van te denken , om hem zelve „ in prefentie van dien man de waarheid van de „ zaak voor te houden; doch dat hij aldaar gekomen zijnde, door denzelven jan van eeden' 9, bz. in zijn voordracht wierd geftuit, en niet „ ijslijke vloeken ten antwoord kreeg : Schurk, durft gij goed op mijn naam hopen, wytse pieters, mijn Schoonvader, kan er een Étd op j, doen, dat gij mij zelve verzogt hebt om de Thee „ te bergen, „ Eindelijk, dat hij naderhand, om procedu„ res te vermijden, een'kistje had te rug genoinen, en het andere voor eene ftuiver per pond minder had aan hém overgelaaten , als ook ", dat die Thee - Boeij, zedert de dag dat hij dé-* zelve voor jan van eeden bz. had gelcgt,? tot op de tijd dat hij aan zijn huis wierd ver„ zogt, circa een ftuiver achter uit was geloo„ pen, om welk verlies te ontgaan, hij dan ook zeker geloofde dat jan van eedkn bz. die „ intrigue had in 't werk gefield. ,, Eindelijk declareeren de Ondergetekende „ dat gemelde albert van eden hun noch „ nader verhaald heeft, dat hij ten tijde jan „ van eeden bz. alhier in de Boeijens zat, is ., ontboden ten hu ze van wytse pièteus, en „ aldaar door denzèlven is verzogt het geheur„ de met de Thee te vernaaien, dat hii zulka ,'. na waarheid verhaald hebbende, de Notaril A' 3 J, CAP-  C 4 ) ,» cappenberg met behulp van wytse pieters hem had willen perfuadeeren dat hij een ver„ klaring zoude afleggen, dat die zaak zich an« „ ders had toegedragen. „ Dit ons hier bovenftaande gedeclareerde, j, zonder in ieder woord of uitdrukking achter„ haald te willen zijn , is in deszelfs zin en „ meening, de waarheid conform , en zijn wij « des gerequireerd werdende, altoos bereid nader folemneel te bevestigen, Amfterdam 6 Februarij 1794. (*» metend) P'lTER FELDERHOFP.  WLAGE E. DN WEL ED. GESTR. HEER Mr. D. W. ELIAS, Hoofdofficier dezer Spad. WEL EDELE GESTRENGE HEER.! De veelvuldige en zwaarwigtige zaaken aan het hoogaanzienlijk en lastig ampt van Uw Wel i£d. Geftr. verknogt, verbieden mij wel Uw Wel Ed. Geftr. bij aanhoudendheid te incommodeeren, dog ik kan egter zonder ten opzigte van mijzelve misdadig te zijn, niet nalaten ten einde (ingevolge een lang geleeden verzoek van den Heer Adv*, klinkhamer,) alles ter mijner verdediging, en ten dienfte van het officie te fuppediteeren, teegens een man die nog zoo kort te voren op een wonderbare wijze geëchapeerd was, en egter de brutaliteit heeft gehad, om zijne quafie beleedigde eer herfteld te willen zien, en zulks volhoudt teegens Uw Wel Ed. Geftr. en waar toe hij zig bedisnd van middelen niet minder ftraf>vaardig, dan de misdaden, en die hij ten kosten van onfchuldigen tragt te verdecdigen; — die middelen beftaan, in het produceeren van valfche befchuldiging teegens dc getuigens van UwiWel Ed, Geftrenge, befchul-  hei voorgevallene met de Notaris cappenberÖ onderteekende, mij bij herhaling verzekerde, dat hij het gerust konde bezweeren, want dat het nog veel erger was, en t'huis koomende aan zijn vrouw onder anderen had gezegt, die Notaris cappenberg is een flegte kaèrel en goed om een onnozel mensch in een ongeluk te bréngen, het geen ik de vrouw zelve heb hooren confirraeeren, ea het is alleen aan mijn al te groote voorzigtigheid te Wijten, dat het opftel van die zaak zoo zwak ftaat, dat dezelve mogelijk geen object, van onderhoek voor Uw Wel Ed. Geftr. zal worden, hoe wel men echter veel moeite doet, om a. van eden baiten 'sLands te krijgen, daar ik liever eerst een onderzoek had willen ondergaan (c) weegens de pretenfe ongepermitteerde daaden, die men aan Uw Wel Ed. Geftr. heeft durven aandienen, en indien het Uw Wel Ed. Geftr. convenieerde zig op het. een en andere naauwkeurig te inforrneeren, zal er niets twijffelagtigs in die zaak Overblijven. Uw V\ el Ed. Geft. heeft mij eens verzeefcert de Procesllukken te zullen in handen neemen , daar kar» ik immers ftaar op maken , en dus wan, hoop ik niet. Animofiteit , is geenzius de voor. naame drijfveer mijuer pogingen, eerbied, voor het heiCe) De Heer cappenberg heeft het declaratoir van Af blrt va?* edkn, als een fluk van belang teegens mij in handen van den Heer Hoofdofficier gefield.  ( 15 ) üïeilig recht en zelfs verdeediging zijn immers plig» ten: geloof mij, Wel Êd. Geft. Heer, ik ben volmaakt gerust, indien Uw Wel Ed. Geftr. de papieren inziet,' en onder anderen dié van Dusfeldorp en dezelve confronteerd met de productie van de partij, dat Uw Wel Ed. Geftr. wel zal zien, dat het niet mijn zaak is ,die verdedigt moet worden, maar de eer en zaak van Uw Wel Ed. Geftr. R. O. waarom zoude men mij misgunnen, dat ik terzelver tijd door die weg gejuftificeert wierd ; daar men mij om zoo te fpreeken, in het proces heeft gefmeeten, moet ik tragten om er ongekwetst uit te feoomen: mogelijk zal Uw Wel Ed. Geftr. ook teffens Wel van gevoelen zijn , dat het bijgaande {dj nuk ter eenre van wijnand cappenberg, behoord vertaald te worden, offchoon het in het af-' getrokkene niet veel fchijnt aftedoen , zal het in zijn verband, met de andere ftukken, bij Uw Wel Ed. Geftr. met de uiterfte indignatie befchouwd worden , het zoude eigenlijk volgens mijn plicht zijn, om het zelve almede aan den Heer Advt. Klinkhamer ter hand te ftellen, dewijl ik geen mondeling ontflag heb bekoomen. Eer ik afbreek zij het mij geoorlooft te zeggen , dat de zaak van jan van eden bz. dusdanig ftaat, hij word door Uw Wel Ed. Geftr. R. O. befchul- digt (d) Dit is nog in handen van den Heer Hoofdofficier, het is een brief van den Notaris heekeren ts Dusfeldorp, ik heb vermhnd er Copie van te houden,  c?f > cxprèsfien zoude aanlopen teegens den eerbied aaü Uw. Wel Ed. Geftr. verfchuldigt; Maar neem teffensde vryheiddie importante zaak» in al zyn deelen aan Üw. Wel Ed. Geftr. byzondere attentie te beveelen , Ik ben met de pligtmatigfte gevoelens van eet» bied en hoogachting Wel Edele Gestrengen Heer Üw Wel Edelens Geftrenge Onderdaanige Dienaar 'Qëtob. 1792- WILLEM BOX» S  { 18 ) BTLAGE R DEN HEER WILLEM BOT. Te AMSTERDAM. myn heer ! B"j UEd. .misfive fchijnt UEd. geïnformeerd te willen worden, of van de verklaaring van de wed. clemens, te Dusfeldorp, breeder gemen. tioneerd in de Brieven van den Notaris cappenberg, in datis 24 Februarij en 2,0 Maart 1792, te vinden agter het gedrukt Bericht door UEd. uitgegeeven , eenig deugdelijk emploij ten voordeete van jan van eden bdz.in het proces mede breeder in het genoemde bericht en brieven gemeld, zoude kunnen gemaakt worden; en op wat wijze UEd. voorts zig tegens eenige zijdelingfche aantijgingen van gemelden Notaris cappenberg zoude moeten verzetten. Aanbelangende de verklaaring , zo komt mij, onder verbetering voor , dat men tegens de goede trouwe, en die beginfels van eerlijkheid en cordaatheid, die elk braaf praélizijn moeten bezielen, zoude handelen, wanneer men van eene verklaaring buiten 'sLands gegeeven in een Proces alhier litispendent gebruik wilde maaken , als men vêtr  im *shands weet, dat de geen, welke zodanige verklaaring heeft gegeeven , dezelve het z\) Voor het gehéél, het zij ten deele, intrekt, en weigert die te beëedigen » op fundament dat hij omtrend de waarheid van het gedepofeerde in twijfel ftaau Als men dk weet, is het gansch ongeoorloofd, ötn ecb> ter die verklaariDg ouder het oog van een Recln» ter te brengen, die de weigering van beëediging» of de herroeping van de depofitie volftrekt niet kan weeten. — Verre dus dat zodaanige verklaa* ring iets zou kunnen baaten, maakt zig een prac» tizijn ftrafbaar, welke een Rechter op die manier Koude tragute fub- en obripieeren. In het Room* fche wetboek vindt men, dat tegen dergelijke de* fitten zeer ernftig word geftatueerd. Inzonder* heid is daaroffltrend r-ïmarquabel de L. 5 Cod. ft contra jus vel utilit. publ. ; en de L. 7 pr. Cod. de divers, rescript. — Ja, ik zoude geene zwaa» righeid maaken, om diergelijke daad bij een opzetlijk bedrog, zelfs bij eene falfiteit te vergelijken. Dit alles kan zijne applicatie op de bewuste verklaaring vinden, in de fuppofitie, dat al hec geen bij het Bericht is gezegd, der waarheid conform is , en de brieven in haar geheel en verband agter hetzelve gefield zijn. Omtreud het inftitueeren eener AQie van injurie, zoo fpreekt het van zelfs, dat daar toe een volleedig bewijs van de aangedaane injurie gerequireerd wordt, en dat zijdelingfche aantijgingen fteeds moeilijk te bewijzen zijn. Boven en behalven dat men bij een proces in cas van injurie zelden veel meer wind, dan de meerdere divulgatie van het B 2 ' oa-  f ao ) 3ndérgaane leed. En ik zoude dus altoos zo veeï looglijk diergelijke procesfen afraaden , vooral wanneer een injuriant niet van dat crediet of reputatie is, dat zijne injurien veel ingresfie kunnen hebben. Ik voor mij üel altoos voor aan de geenen, die mij over actiën van injurien advifeeren» de fchoone les van de Keizers arcadius en honoriüs, welke niet begeerden dat injurien, hun aangedaan, gewrooken wierden. Zo het uit ligt' vaardigheid is, zeggen zij, in de L. un. Cod Si quislmpetatorimaledixerit, moet men het verachten; zo het uit dwaasheid voortfpruit, meet men die menfehtn beklaagen; en zo het uit kwaadwilligheid ontflaat, moet men het hun vtrgeeven. Ik heb de eer met alle agtinj te zijn ; myn heer! UEd. Dw. Dienaar 'sHage J. F. L'HONORÈ. i Julij 1793,  ~ ( 21 > B7LAGE G. DEN HEER WILLEM BOX. UYK H E E rJ Ter voldoening aan UWEd- requifitie om mijn advis en gevoelen te weeten, fpeciaal omtrend de verklaring van hiske de vries en jacomina van ebden iu dato den 9 April ±791 , voor de Notaris wvnand caPpemjer» en getuigen te Amfterdam gepasfeert, en mij copielijk door UEd. gecommuniceerd, en verders in het algemeen omtrend de overige ftukken en befcneiden met relatie tot de correspondentie van denzelven captenberg, met den Notaris ernst te Dusfeldorp, mij op gelijke wijze gefuppediteert, vond ik mij verplicht UWEd. kortelijk de volgende obfervatien voor te dragen. Dat, voor zo verre men in de eerfte plaats dé perfonen der getuigen in dé evengemelde verkla. ring depofiteerende afzonderlijk en op zich zelf* B 3 he.  befchouwd, al dadelijk in het oog loopt, dat dezelven in geenen deelen kunnen aansemerkt worden als bevoegde, en in rechten, aanneemeüjke getuigen, wier confonante depofiue, mits in yolkoomen forma probanti belegd zijnde, een juridicq bewijs zoude kunnen opleveren. En zulks v/el, als zijnde de eerfte volgens hare eigene erkentenis in de verklaring) geweest Dienstmeid van den Requirante; waar vanj 't zeker is, dat de genuine gronden van Rechten niet toelaten, d-rzelVer getuigenis, als boven alle exceptie te confidereeien, zo als een getuigenis wezen moet, om 'er de kracht van bewijs aan te hechten, waar iu men bermten mag. En dat niet zo zeer ter zake van de dispofitie des befchrevn Rechts wegens sl!e hmfeliike getoigenisfen (in de let 3 Q. di test: en ós l, 6. C, de quafi gevonden wordende) omtrent welke in de applicatie op dit geval vrij veel uitzonderingen en corredtiven te maken gouden zijn; als wel uit hoqfde van de rechtmatige fuspieie van gratie , faveur of invloed , van welke fufpjcie de wetten vorderen, da' het getuigenis vrij aai zijn tyid. L. 5 C. L. 3 pr fff 21 § 3 f de test.) die bij een gewezen do^efiicq altijd blijft refideeren (vid. L. 14 C de qu.ff êod.) vanweike ik over het algemeen niets kan gisfen, veel mm oordeelen» „ Terwijl de tweede getuige, als de Zuster *ijnde van den Requirant, notoirlijk in die relatie geene competente getuige kan zijn. UWEd kan op dit alles (behalven Profesfor^/ ad ttt. f ^ test. «. .4.) nazien Merula Boek. vit. 78 C«p. 4. «J de DD.,^fim op dit fubjett raadplegen, of u doen exphceeren , zonder dat het nodig zal zijn op dit pomct breder uit te weiden. Dat , wanneer men voorts t» de tweede plaats de depofitie zelve in aanfchouw neemt, het dadehjk in 't oog loopt, dat daar bij getuigd wordt; „ Dat , de beide getuigen zeer wel zoude heugen en ten " duidelijkfte voorftaan, dat de Requirant in denjare " I786 een Compagniefchap aangegaan hebbende met willem box , de goederen van zijne voo« rige negotie heeft overgedaan aan eenen massa , " en dat dezelve overneeming en 't inpakken en " verzenden der goederen; blijkens zekere factuur plaats gehad zoude hebben op den 24 September 1786, terwijl de tweede getuigen ln het zelve '* inftrument kort daar op verklaarde,dat het haar '* getuigen zoo klaar als of het heeden gebeurd -* was, voorftaat, dat het in t'laatt van de maand " B 4 » Se/n  C 24 ) »» Septemhr of begin van Otlober van den jare 1786 „ en dus bevorens de Requirant en willem box > geasfocieert waren" — &c. welke twee depofltien in het zelfde inftrument een volflrekte en direfte, contradiótie inhouden, omtrend den tijd der asfociatie van den Requirant met UEd, als welke eerst wordt gefteldt, zo niet voor, ten minfte gelijktijdig met het inpakken en verzenden der aan massa overgedane goederen, 't welk volgens die zelfde depofitie op den s4 September 1786 geweest zou z\\n , en daar na zonder eeuige duiflerheid, "twijfel of referve nu het begin van OElober van dat aar gafixeert. Eene contradhftie, welke deeze twee getuigenisfen, waar uit het inftrument beftaat, elkander volftrekt doet vernietigen en deflrueeren, en van des te meer aanbelang is, naar mate de juistheid van des tijds bepalingen van meer wezenlij, te importantie en invloed is voor en op de zaak waar toe het getuigenis fpetteert, en naar mate zij getuigen zelve meer geëmpresfeert fehijnen , om bij weegen van gevolgtrekking zo wel als op grond van bloote herrinnering, den tijd van de acquifitie van het fchilderijtjen bij de verklaring ge. meld, als anterieur aan het tijdpunt van de asfociatie met UEd. te doen kennen. Welk tijdpunt dan ook door haar (getuigen) zelve onzeeker gemaakt wordende al het overige vervallen doet : zelfs al ware het, dat uwe over gegeeveneiinformatien van elders beide die tijdbepalin gen niet wederfpraken, zo a!s zij doen , het geen (bewezen zijnde) een nieuw , volkomen , en convincect blijk tegen de verklaring eocftituëert, Dat  ( *5 > Dat deze contradictie en geconvoceerde valschheid van de verklaring , en dat wel in een zoo notabel, esfentieel en capitaal poinét, niet alleenlijk dezelve verklaring (onder correftiej totaal moet doen rejefteeren, en ook tot een concluant bewijs ftrekt van de verregaande temeriteit, losheid, en volflrekte ongeloofbaarheid van de getuigen , die dezelven te zamen afgelegd hebben, maar dat 't zekerlijk ook tevens ten uiterfte bedenklijk moet voorkomen, hoe een publicq perfoon zoodanig ecu contradictoir attest heeft kunnen afneemen,ftellen, minuteeren en uitgeeven, zonder dat die in 't oog loopende en alle gezond verftand revolteerende incongruiteit bij hem opgemerkt is. Dan dat als men aan den anderen kant in aanmerking neemt het gebrek aan famenhang van de rede , *i welk ln deze zelfde verkluring voorkomt, de affectatie van fommige affirmative uitdrukkingen en de duisterheid in fommige pasfages, of de getuigen dan wel de Notaris zelfs het is , die 'er fpreekt , als dan zeeker die geheele Verklaring in een aspect koomt, dat 'er ten aanzien van den Notaris zeiven refleftien op moeten vallen, welke zijne kunde en oordeel weinig eer aan kunnen doen, en misfehien zelfs dezer geheele incongruiteit en contradictie, ten lasten van hem Notaris en zijne al te officieufe extenfie zouden doen uitloopen. Wat ondertusfehen de correspondentie van den zelfden Notaris cappenberg met den Dusfeldorpfen Notaris ernst betreft: Men moet (naar mijn oordeel) den man daar in niet befchouwen B 5 als  Sr ( a6 ; êfe Notaris , dat is , als Publicq Perfion, ftaande ever en getuigenis dragende van AEben, die ,