STAATKUNDIGE BIJDRAGEN VAN A D O L U S, DEN OP MERKER. II. D E E L. Te UTRECHT, Bij J. M. van VLOTEN,  Een klein gedeelte waarlijk goed, Maar onder deezen weinig moed; Een ander, dat in ftilte zugt, Doch niets verricht, daar 't alles dugt; Een grooter deel, noch goed, noch kwaad, Dat eet en drinkt en flaapen gaat; Een vierde weêr, dat listig- draait, Of wel, in 't heimlijk, oproer zaait ; De meeften dom, misleid, verblind, 'Oproerig, muitziek, Prinsgezind; Het hoofd, een werktuig des Tirags, Een (kaf van 't hoofd des vloekgefpan*; Het kwaad geduld, de deugd veracht, Het graauw de baas, de Wet verkracht; De ftad beroerd, in vuur en vlam; Zie daar 't rampzaalig Rotterdam ! D> Post van den Neder-Rhtn» VI. Deel, No. 276, p. ïo5^  Dit Deeltje, even als het voorige, bij nummers uit te geeven, kon niet gevoegelijk gefchieden — de reden hier van is klaar genoeg. Het verhaal, in het zelve voorkoomende, heeft alle de kentekenen van Echtheid: dan —- daar welligt in de voordrage van de eene of andere zaak iets ahufievs plaats kan hebben, dat tot het reëele van het verhaal minder, dan tot desfelvs omzichtigfte naauwkeurigheid toe doet, zo zoek ik den kundigen en opmerkzaamen Leezer vriendelijk aan, om mij hier in, zofpoedig moogelijk, van bericht te dienen, gelijk ook, zo wanneer, ter nadere toelichting van het een of ander voorval, het noodige aan dit mijn verhaal ontbreeken mag; Verbindende ik mij te gewilliger tot het Edelmoedig beantwoorden aan deeze zijne vriendelijkheid, hoe ernftiger het mij te doen is, om het gebeurde naar waarheid op te geeven. * a.  Het Aanhangzel, agter dit verhaal gevoegd* is niet minder Echt, en wijst ons als met den vinger aan, hoe verre de gunftelingen van het Stadhouderlijke huis hunne Eer en hun geweeten veil hebben, om, met vertrapping van het volksbelang, en, met verzaaking van alle Godsdienstige beginzels, tot uiterften te koomen, die het laaghartigfte charaóter verraaden, dat men met moogelijkheid in redelijke wezens verönderftellen kan. Beide, het Aanhangzel en het Verhaal, dwingen mij de woorden van Cicero uit den pen, op het Stadhouderlijke huis zoo toepasfelijk! „ Nactus es ex perditis, atque db omni non modofortuna, verum etiam fpe dereliUis conflatam im* proborum manum Mc Ut qua latitid perfruêre?' quibus gaudiis exfultabis ? quanta in voluptate, bacchabere ? Cum in tanto numero tuorum neque audies virum bonum quenquam. neque videbis?" in Catilin. I. Cap. X.  C 025 ) IETS ECHTS Uit ROTTERDAM, Betrekkelijk het voorgevallene voor, en na den opmarfch van de Compagnie No. 9, ftaande onder Commando van den Heer, Raad in de Vroedfchap, en Lieutenant Coïlonel, Jan Jacob Elsevier, en geleid wordende door den Lieutenant, Leonardüs van ZwiJndregt, op den 3. April 1784* bij welke gelegenheid dezelve door het Gemeen i$ aangevallen; Alles met noodige Bijlaagen voorzien. N iets heeft de weldenkende inwooners deezer vrije republiek meerder de oogen geopend, en overtuigd van de nuttigheid en noodzaakelijkheid eener gewapende en welgeoeffende burgerij, dan de berugte Haagfche en andere zoortgelijke vrolijkheden, en, ten opzichte van Rotterdam, de verfoeijelijke dag van den 8. Maart 1783; een dag, die eeuwig in Neerlands Jaarboeken met eene zwarte kool zal gebrandtekend ftaan; een dag, die, gevoegd bij zo veele dagen, als 'er ter Eere van het Stadhouderlijk huis in deeze onze tijden gevierd zijn, de blaam bevestigt, welke op dit huis, onuitwifchbaar zal blijP  C 226 ) ven berusten, dat desfelys verdere grootheid, door verwoeftende vrolijkheden van het Jchamel gemeen, en door oproerige baldadigheden van een opgeruid Canaille gezogt, niet , dan door het gerammel der burgerlijke wapenen tijdig gefluit, maar ook niet, dan ten koste der burgerlijke ruft cn ruim befteede ongelden, in de uitvoering onmoogdijk gemaakt is; een dag, welke in Rotterdam eene ontzettende nagedagtenis zal nalaaten, daar hier de oorfprong dier onzaalige beroerten te vinden is, welke eene der fchoonfte en luifterrijk handeldrijvende fteden in Nederland deerlijk gefchokt, en bijna tot een prooi der zich zelve vernietigende regeeringloosheid gemaakt hebben; een dag, die den nazaat telkens herinneren zal, hoe, onder het oog der zwijgende wetten, de oproerigheden tot uitcrften gekoomen zijn; hoe, in weerwil deezer gevreesde uiterften, de gezaghebbenden eene toeziende ïTüzwijgendheid bewaard hebben; hoe, te midden deezer ftraf baare ftflzwijgendhéid, de meest belanghebbende burger ontwapend is; hoe, de gevolgen der geweldaadige ontwapening van den eenen burger, den anderen zijne have onveilig, deezenzijne goederen roof baar, en geenen zijn leven veeg gemaakt hebben; hoe men, kortom, het gepeupel ftrafloos aan zijne fpoorelooze driften den teugel heeft laaten vieren, en het zich daar tegen verzettend gedeelte der beste en braavïle burgerij weerloos gelaaten heeft, zonder tegen het een, zonder tegen het ander te willen voorzien ; hoe 'er , eindelijk , nog éénen aanval te vreezen was, om ver-  ( 227 )• woeltende Anarchie het flagveld te zien behouden! Ten opzichte van Rotterdam, herhaal ik, heeft deeze verfoeijelijke dag bij den weidenkenden de nuttigheid en noodzaakelijkheid eener gewapende en welgeöeifende burgerij bevestigd : reeds in 'C begin van die maand waaren 'er groote baldadigheden doorliet gemeen gepleegd, en dat wel, gelijk reeds gezegd is, onder het fchandelijk voorwendzel, dat zulks alles ter eere van den Prins gefchiede: — het beste gedeelte der burgerij begreep, dat men het'er op gezet hadt, om hier de mislukte Haagfche vrolijkheden, in welker navorfching deSouverain zelve zoveel aanbelang fcelde, te hervatten: —* eenige leden der Regeering, niet minder het ergfte vreezende, waaren 'er ook op bedagt, om in tijds maatregelen voor te fhan, die llrekken konden, om de rust der ltad met beleid en met kragt te bewaaren , te meer, daar men duidelijk voorzag, dat het Canaille tot nog erger buitenfpoorigheden zou kunnen overflaan, dan alleen tot het bij troupen , drie-en vierhonderd fterk, zwervendoor de Had — tot het op de brutaalfte wijze aanfchellen aan alle huizen — tot het met zwaare dreigementen afdwingen van geld ter eere van den Prins, zo wel aan de huizen, als bij diegeenen, die men op ftraat ontmoete < en tot het aanrichten van zogenaamde vrolijkheden, waar van elk ingezeten een natuurlijken affchrik hadt. In het Collegie van de Weth floeg men tên dien einde voor, om eene Compagnie burgeren inde wa« P 2  ( 2ÜÖ ) penen te doen koomcn , ten einde het gepeupel, daar het nu noodig was, in bedwang te houden; dan, dit voorlid vondt in den perzoon van van der Heim, toen prcfident Burgemeelïer, een gedugten tegenflander; deeze beriep zich opeen zeker artikel der ordonnantie op de burgerwagten, waar bij bepaald wierdt, dat de burgerij in de wapenen moest koomen, als 'er oproer was; en, daar zijn Ed. begreep, dat het laatfte hier geen plaats hadt, was hij van oordeel, dat men het der burgerij niet vergen kon om ia de wapenen te koomen, enkel uit voorzorg, enkel uit vrees voor geweld, een geweld, zeide hij, 'tgeenfzog niet daatelijk exteerde : nietzeld- zaam ontmoet men zulke burgerlievende characlers bij den zülken, die meerendeels alles flandvastig contremineeren, wat anderzins tot het bewaaren der publieke ruft medewerken moest; de goede man wilde de burgerij niet lastig vallen met dezelve van haar beroep, daar het nu niet noodig was, af te trekken; om niet te zeggen, dat bedekte oogmerken veelal bij diergelijke uitvluchten plaats hebben, fchoon het de lompheid zelve zijn zou, zich zeiven op zulk eene onnoozelewijze te verraaden; kortom, de beste voorzorg in deezen tegen het dreigend geweld, hadt zeker door eene der zotfte argumenten van deczen Wet-uitlegger j die nog door andere medeleden daar in gevolgd wierdt, bijna geen effect, gehad, zo niet een ander uit de vergadering dit artikel zodanig verklaard hadt, dat van der Heim, zeer hier door in 't naauw gebragt, gedwongen wierdt  C 229 ) zijne toeftemming tot het in de wapenen brengen van eene Compagnie burgeren te moeten geeven, en, regis ad èxemplum Mus componitur orbis, op deeze volgde ook de toeftemming der anderen. Het kon niet anders zijn, of de burgerij moest, op het verneemen van zulk een fpecieus argument tot verijdeling der zo hoognoodige précautien tegen het opkoomend geweld, zich ten hoogden daar over verwonderd hebben; althands dit is zeker, dat honderd en dertien voornaame kooplieden en andere gegoeden uit de burgerij, ftraks na den 8. Maart het geraaden gevonden hebben, om aan de Regeering een Corps van vier honderd man aan te bieden, die altijd op den eerften wenk gereed zouden zijn, om ten dienfte van ftad en burgerij, zo wel het exteerend geweld te keeren, als zich tegen het gevreesd geweld bij tijds in tegenweer te ftellen, en alle voorloopige vrolijkheden , als beginzelen van oproerige baldaadigheden , reeds bij den aanvang te ftuiten; een Corps Vrijwilligers derhalven, beftaande uit lieden, die en den tijd en de kosten konden vinden, om, zonder zich in hun beroep te benadeelen, (en zonder even daar door de regeering eenigermaate bekommerd te maaken, en haar andermaal in de gelegenheid te brengen , van zich door de fijne diftinctlen van eenen Sophiftifchen van der Heim te laaten te rug brengen van voorzorgen te neemen tegen alle gevreesde violentien) zich in de behandeling der wapenen behoorlijk te oeftenen, en fpoedig in die orde en fterkte te zijn, als't het gefchiktfte was, om des P 3  C 230 ) floods , en met behulp van ftrengere maatregelen van de regeering, zich zeiven en de braave burgerij tegen allen overlast en geweld kragtdaadig te kunnen befchermen; om het even, of het geweld gevreesd werdt, dan of het daatelijk exteerde, eene distinctie welke reeds niet weinig toegebragt had tot den niet noemenswaardigen tegenftand , welke het pitfchot van 't volk te midden dier vrolijke beroeringen ontmoet heeft; rnaar ook, eindelijk, een Corps, dat, met welke prijzelijke oogmerken ook ingericht, zo als gezegd is, des niet te min naderhand van kwaadaartige oogmerken beticht, en bij de burgerij hoogftverdagtelijk gemaakt is. - Edele Vrijwilligers! was het om deeze uwe fmart te moeten overleeven , dat gij „ de wapenen aangefchaftjwas het om deeze uwe fmart te moeten overleeven, dat gij uwen kostelijken tijd verfpild, uwe penningen vruchteloos verteerd, u zei ven en de uwen aan het oogfchijnelijkft gevaar gewaagd hebt? ' Grootmoedigen! verwint uzeiven! beurt u op! niet de ondergang van de Zon uwer vrijheid, maar haare kortflondige verduiftering is het, dat u voor een oogenblik aan u zeiven overlaat, en u in het duifter doet omdwaalen; maar weet ook, mijne broeders' dat 'er reeds lichtende fakkelen ontrtooken zijn, die" u in dit duifter dienen zuilen; diede binnenlte fchuilhoeken uwer vijanden verlichten, hunne helfehe vonden ontdekken, hen allen tot één toe of verftrooijen, of aan uwe biilijkfte wraake ten offer overleveren, en u, eer op nieuw het zonnelicht uwer  ( 23* ) herrijzende vrijheid deeze vlammende fakkelen verdooven zal, over dezelve zullen doen zegepraalen. De prijzelijke oogmerken van deeze Edelaartige Vrijwilligers, fchoon niet zeer.gegouteerd bij de meefte leden der regeering, hebben echter ten gevolge gehad, dat de Adelborften der refpeótive burger-Compagnien met eenen niet min loffelijken ijver bezield wierden, om zich mede in den wapenhandel teoeffenen; en onder deezen munteden uit die van de Compagnie No. 9. onder het bevel van den Heer Elzevier, hier toe door deezen braaven Hoofdman en andere braave Officieren, als voorgangers, niet wdnig aangemoedigd. Dan, wat 'er ook van de reden zij , dit is ondertusfchen aan allen gebleeken , dat, naar maate dit Corps in den wapenhandel vorderde, naar evenredigheid de toevloed der nieuwsgierigen groot wierdt, en°het aantal der luidruchtige befchimpers vermeerderde, wanneer men op de paradeplaats, bij ordi» naire waakbeurten, en onder het marcheeren naar en bij het ftadhuis (de plaats der hoofdwacht) de manoeuvres verrichtte: de invloed van van der Heim op het gemeen ; de doorgaands éénftemmige wijze van denken van deezen met dien bij hun zo geachten burgervader; de nu reeds publiek geworden diftinctie tusfchen een exteerend en gevreesd ge- welcj zie daar wat moogelijk lichts genoeg over deeze zaak zou kunnen fpreiden. Toen de regeering bij het refumeeren der Keur op P 4  C 232 ) het ftuk van de burgerwacht bepaald hadt, dat de Adelborften der refpeftieve Compagnien zich moesten voorzien van behoorlijke geweren van één caliber , patroontasfen , zijdgeweer &c, en aan verfcheide Compagnien toegedaan hadt de Beurs, Doele, en meerandere plaatzen, om zich aldaar onderling m den wapenhandel te oeffcnen; bekwam ook deCompagnie No. 9. op haar verzoek eene plaats in hetBoterhuis, alwaar men des avonds van 6 tot 8. uuren beftendig en met ijver vergaderde, wordende wel dra deeze Compagnie de geöeffendfte onder alle de burger Compagnien, maar echter met dit noodlottig gevolg, dat juist bij deeze, en wel geduurende derzelver exercitiën, een onbehoude gedrang* en onbezuisd gefchreeuw beurtelings plaats hadden, reden, waarom men bij tijds begreep, dat welligt bij onverhoopte voorvallen middelen tot defenfie zouden kunnen te pas koomen, van welke men echter volftrekt verftcoken was, zo lang een enkele jachtroer, zonder bajonet, en zonder het benoodigde in kruid en loot, den verweerer die middelen v?n defenfie niet aan de hand gaf, welke 'er echter noodzaakehjk vereifcht wierden, om, uit kragt der bezwoorene ordonnantie, des noods geweld met geweld te kunnen keeren; te meer,daar het van zelvsfprak, dat de wijze Wetgeever (wat ook een zotte Wetuitlegger hier tegen mooge inbrengen) door een behoorlijk geweer zeker verftaan heeft een geweer, ten minsten met een bajonet voorzien, daar het immers nimmer zijne intentie kan geweeft zijn, om de rust  C 233 ) en veiligheid der ftad toe te betrouwen aan een Corps, dat ongewapend en weerloos was, en, dit niettegenftaande, evenwel als zodaanig in de wapenen verfchijnen moest, zo dra de aangelegenheid der zaake het vorderde; hier komt bij, dat 'er ja het jaar te vooren, eer de burgerij zich de behandeling der wapepen eigen gemaakt hadt, en men eene zekere vreeze hadt, dat men zich onderling zou kunnen befchadigen, door de regeering een onderhandfch verbod gedaan wierdt, om geene bajonetten te gebruiken , voor en aleer de nieuwe Keur, die dies tijds gerevideerd wierdt, in de waereld was, waarbij de exercitie menigvuldiger bepaald en de wapening zelve duidelijker zou omfchreeven worden; maar dit nam niet weg , dat men de Compagnie No. 9. in deezer voege omtrent deeze zaak hoorde redeneeren, ,, de nieuwe Keur op het ftuk van de burger wacht is reeds in de waereld; Zij wil, dat men zich van een behoorlijk geweer zal voorzien; een geweer,dat gevolgelijk gèfchikt is om des noods geweld met geweld te keeren, iets, waartoe ook bij dezelvde Keur de vrijheid en macht aan de fungee- rende Schutterij gegeeven worden : genoeg hebben we ons in den wapenhandel geöeffend, om ons door geene ontijdige vreeze voor het onderling fchaaden der bajonetten te laaten affchrikken , en wel juist , als we in orde ter wacht trekken, daar wij ons te midden der exercitiën met onze geweeren met bajonnetten eikanderen nimmer befchadi^d hebben , en dit hier eigenlijk meer dan elders zou moeP 5  C 234 ) ten gefcbied zijn: het onbehouden gedrang, het onbezuisdgefchreeuw, kortom, dc voorloopige bewegingen van het Canaille in deeze onze tijden, waar in men het meer dan ooit op de verftooring der burgerlijke rust en veiligheid fchijnt gezet te nebben, om redenen, de geheime aanvoerers van het gepeupel meer dan ons bekend, fchoon de opfpooring van dezelve, door het reeds hier en elders gebeurde, hoelangerzoogemaklijkergeworden is, en wij ons niet tijdig genoeg wapenen kunnen tegen een met reden gevreesd geweld, daar de bewijzen der zaake daatelijk exteeren: aüe deeze voorloopige bewegingen van muiterij en aannaderend geweld maaken ons te recht bekommerd, dat 'er een onweer op handen is; ons treft het misfchien het eerhV, eh wij willen 'pr geene flagt-offers van zijn: — wij zullen in orde, met behoorlijke wapenen voorzien, ter wacht trekken; de rust der ftad, de veiligheid van den burger, de zelfsverdediging, ziedaar, wat ons beurtelings tot eene zulke prijzelijke en aller- noodiglte onderneeming aanzet. " jn deezer voege redeneerde de braave Compagnie, en nam dra het befluit, om met voorkennis en goedkeuring van hunnen Lieutenant van Zwijndregt, den 22 Januarij van dit jaar, wanneer het de waakbeurt was, ter wacht parade te verfchijnen; een belluit, om meer dan eene reden tijdig en met beleid genoomen, en 't geen niet nalaaten kon de goedkeuring van elk rechtgeaarten hoogfehatter der burgerlijke rust en veiligheid te moeten wegdraagen; om niet te zeg.  C 235 ) gen, dat ook langs deezen weg gelijktijdig aan het oogmerk van den wijzen Wetgeever ftiptelijk voldaan wierdt, en even dit wel aan eene verflandig denkende regeering buiten de minfte bedenkelijkheid welgevallen moeft. Dan, de Weth dit befluit vernoomen hebbende, vondt het goed, bij eene refolutie (zie bijlage A.) het zelve daatelijk te verijdelen, uit hoofde, let wel, vau het erroneus begrip der Adelborften omtrent den inhoud van het 25. Artikel,der Ordonnantie op de burger wacht. In gevolge van deeze refolutie, vervoegt zich de Hoofd-officier van der Hoeven ten zelvden dage bij den Heer Elzevier, om aan deezen kennis van de bovengen, refolutie te geeven, die, onkundig van het voorneemen zijner Adelborften, den Hoofd-officier bij den Heer van Zwijndregt renvoijeerdc, bij welken de Heer van der Hoeven het volgende antwoord bekwam: dat hem wel iets van dien aart ter ooren gekoomen was, maar dat hij begreep, dat, uit kragt der Ordonnantie zo wel, als uit den aart der zaake , het gebruik der bajonetten geöorloovd was; — dan echter nam hij het op zich, om, op de herhaalde perfuafie van den Hoofd-officier , en na dat hij zich vruchteloos van deeze cornmisfie geexcufeert hadt, den Adelborften de intentie van de Weth te communiceeren, mits hij vooraf met een extract deezer refolutie gemunieerd was. Intusfchen vervoegden zich de Hecren Elzevier en van Zwijndregt bij een' der oudfte Adelborften , en  C 236 ) gaaven hem van het voorgevallene kennis, met aanzoek, om het zelve ook aan de andere Adelborften, die op denzelvden avond vergaderen zouden , te berichten, en hen te verzoeken, van zich 'sdags daar aan, twe uuren voor den wacht-tijd, in het Boterhuis te laaten vinden, om het een en het ander nader uit den Heer Zwijndregt zelve te verneemen; gelijk deeze Adelborften zich ook op deezen beftemden tijd daar ter plaatze begeeven , en uit den mond van den Heer van Zwijndregt de intentie van de Weth vernoomen hebben, terwijl het extract der refolutie, 't geen hem eenige uuren te vooren in handen gefteld was , woordelijk voorgeleezen, en het een en 't ander door de Adelborften met eene diepe ftilzwijgendbeid beantwoord is; na het afleggen van deeze commisfie, en uit deeze ftilzwijgendheid tot de goedkeuring befluitende, vertrok de Heer van Zwijndregt, en kwam , één uur daar na geleden, aan het Vaandrigs Logement, de ordinaire vergaderplaats der opper-en onder-officieren , die zo ver afgefcheiden is van de parade-plaats, daar de Adelborften en Rotsgezellen verzamelen, dat men, van het geen 'er op dezelve voorvalt, niets gewaar kon worden. De tijd, om de hoofdwacht te betrekken, daar zijnde, trok de Lieutenant met zijne onder-officieren naar de parade-plaats, en vondt hier alle de Adelborften ten getale van omtrent 80 manfchappen in orde gefcliaard, en, in weerwil van het verzogte of geordonneerde, met bajonetten op hunne gewee-  ( 237 ) ten, in het gezicht van een ontzaglijke meenigte, die zulk een gedrang veroorzaakte, dat men naauwlijks in orde kon blijven ftaan, en men met moeite het noodige kon verrichten. Nu is eenvoudig de vraag, hoe zich de Heer van Zwijndregt in dit nételig geval moest gedraagen hebben: moest hij, in qualiteit ah commandee- rende Officier, den Adelborften geordonneerd hebben om de bajonetten te bergen, uit hoofde der refolutie van de Weth ? —- of moeft hij hun zulks, ah vriend, hebben aangeraaden? In het eerfte geval hadt men duidelijk dedroevigfte gevolgen te voorzien; want een van beiden was zeker, of de Adelborften hadden zich vooraf onderling verbonden, om, niet tegenftaande de refolutie van de Weth, het evenwel vol te houden, om met bajonetten op te trekken; of zij hebben dit niet onderling beftemd; Hebben ze het eerfte gedaan, dan was het natuurlijk te voorzien, dat de Adelborften de ordre van den commandeerenden Officier even zo min zouden hebben geöbedieerd, als die van de Weth, ommeer dan eene reden; Voor eer ft, omdat zij in die vaste perfuafie waaren, dat zij , volgends den letter van de Weth, met behoorlijke geweeren voorzien waaren; en hadt men eens hier ter plaatze onderftaan om het den Adelborften te beduiden, dat de Wetgeever door behoorlijke geweeren geene geweeren met bajonetten verftaan heeft, maar dat dit, volgends de gedachten van de Wet, een erroneus begrip der Adelborften  C 233 3 was, liep men dan geen gevaar, om den Wetgeevef zo wel als den Wet-uitlegger aan haatelijke infultes te zien blootgefteld ? en wat zou bier op gevolgd zijn, anders, dan dat het gemeen, eenftemmig in allen opzichte met de regeering denkende, in dit geval en bij deeze gelegenheid zich die infultes zou hebben aangetrokken, en middelen gezogt, om zich op deeze Adelborften, op wien men het reeds lang te vooren gemunt hadt, te wreeken! ten tweeden, om dat de Adelborften reeds het geweer gefchouwerd hadden, en gereed ftonden, om, na gezwenkt te hebben, de marfch naar de hoofdwacht aan te neemen; en het dus de grootfte hardigheid zijn zou, om, ten aanzien van een zamengerot Canaille, dat, door hun geweldaadig gedrang, den Adelborften de plaats, waar op zij gerangeerd ftonden, fcheen te willen betwisten; (eeneplaats, nota bene, daar op den 8. Maart L. L. de fchandelijke Oranjetekenen gezwierd hebben, en daar men de oproerigfte bewegingen heeft zien aanrigten,) zich te laaten ontwapenen, door zich te ontdoen van een gereed middel tot de minstgevaarlijlcfte defenfie, zo wanneer het gepeupel eens kon goedvinden om de wacht te overrompelen; of heeft de Wetgeever gewild, dat men zich van behoorlijke wapenen zal-hebben te voorzien, om des noodsgeweld met geweld te kunnen keeren, en echter gelijktijdig gewild, dat men de middelen, om het laatfte te kunnen doen, zou hebben t'huis te laaten? of heeft de Wetgeever gewild, wanneer men met geene raifonnementen.vvin-  C 239 7 ïien Ion, dat men zich dan daatelijk met kruid en loot zou hebben te verweeren, zonder eerft een middenweg in te flaan door het gebruik van bajonetten ? Zeker hij zou, het geen hij daar te zot en onverftandig gewild heeft, hier te ontmenfcht en wreed gewild hebben : ■ maar, genoomen, het Canaille hadt eens geen voorneemen gehad, om de Adelborften op eenige wijze te overrompelen, dan zou het toch, inde derde plaats, eene hardigheid geweest zijn, den Adelborften de bajonetten te ontneemen, om dat zij, gelijk zij aan den eenen kanc door elk fatzoenlijk burger, die hier tegenwoordig was, met loftuitingen overlaaden wierden, zo ook aan den anderen kant, door zich dit ontwapenen te laaten welgevallen, aan denfpot en de verguizing van het hier zamengevloeid gemeen zouden zijn bloot gefield geworden; te meer, daar de Adelborften, op het ergst gerekend, de zaak fiegts erroneus begrepen hebben, en daar men het toch onderling eens was, om met bajonetten op te trekken, zouden zij niet laag genoeg hebben kunnen zijn, om zich voor het oog van zulk een aantal fchuim van volk, dat zich reeds de zege ruimfchoots beloovde, te laaten dis— armeeren ; zij wisten immers toch de intentie van de Weth, en waaren zekerlijk op hunne defenfie bij de Weth wel bedagt geweest; en, om'er nog eén woord bij te voegen, de Adelborften wilden het zekerlijk liever op de fcherpfte verwijting van de Weth, en deftrengfte beboeting laaten aankoomen, dan door  C 240 1 let gros des volks worden uitgejouwd en met deer vinger nageweezen: Hebben ze het twede gedaan, namenlijk, dat de Adelborften zich niet onderling verbonden hebben, om, in weerwil van het hoog verbod, evenwel het vol te houden om met bajonetten op te trekken; 'c geen niet zeer waarfchijnelijk is; dan was het weer natuurlijk te voorzien , dat de een voor den ander niet de eerfte zou hebben willen zijn, om de ordre van den Commandant te obedieAi-en, en wel, niet allesn om dc voorgemelde redenen,die ieder in zijn individu hadt om het niet te doen, maar ook vooral uit ambitie, om de eerfte niet te zijn, die eene laagheid beging, en om niet hier door bij zijne gerefolveerde fpitsbroeders in minachting te geraaken. Behalven deeze droevigfte gevolgen, welke men te voorzien hadt, zo wanneer de Heer van Zwijndregt , in qualüeit als commandeerende Officier, den Adelborften geordonneerd hadt om de bajonetten te bergen, zo zou 'er dit nog bijgekoomen hebben, dat, uit hoofde der ongehoorzaamheid van de Adelborften aan den wil van de Weth, en uit hoofde der hier uit fpruitende onwilligheid, om aan de ordre van den commandeerenden Officier te parceren, de laatfte zeker het affront, hem voor 't front van de wacht, en ten overftaan van eene talrijke meenigte aangedaan, niet zou hebben willen verdraagen, zonder zich ten eerften met den Vaandrig en zijne onder-officieren van de parade-plaats te verwijderen,  ( 241 ) cn zich met de boete van abfentie te getrooften, veel eerder, dan befchimpt en befpo't te worden door het volk, bij 'twelk hij zijne auftoriteit op geene convenable wijze kon foutineeren, zonder de grootfte confuile te veroorzaaken op eene plaats, daar men reeds herhaalde bewegingen , onder den naam van vrolijkheden en pretjes, gewaar geworden is, en daar, zo ooit, althands nu aan het Canaille de fchoonfte gelegenheid zou kunnen gebooren worden, om, bij den anderen vergaderd, onder begunftiging van het duifter, ruiterlijk den baas te fpeelen, en fchrikbaarende verwarringen aan te rigten. In het twede geval was de vraag, of de Heer van Zwijndregt, in qualiteit als vriend, den Adelborften hadt moeten aanraaden, om de bajonetten te bergen: om niet te zeggen, dat deeze vriendelijke raad bij deeze gelegenheid , daar toch de Adelborften het onderling ééns waaren om het te doen, even zo min zou hebben kunnen baaten, als de ordre van hem als Commandant, en als de reeds door deezen kort te vooren gemanifefteerde intentie en wil van de Weth, zo wil ik toch in dit geval aangemerkt hebben, dat het veel eerder de zaak van den Heer van Zwijndregt was, om in deezen de minst gevaarlijke partij te kiezen, en, door het oplijden van de wacht, zich liever bij de Weth aan eene fcherpe verantwoording bloot te geeven, dan, door het hier herhaalen zijner eens afgelegde commisfie in het Boterhuis, (alwaar hij het extract der bewuste refolutie letterlijk en duidelijk voorgeleezen hadt op Q  ( 242 ) een tijd, toen de Adelborften bedaard bij den anderen vergaderd waren,) en,door het ter kwaader uur en plaats refuteeren der wederzijdfche argumenten, de ftad en burgerij aan confufien, en daar uit voordvloeijende onaangenaamheden te waagen ; te meer, daar het handtastelijk te voorzien was, dat de gedetailleerde droevige gevolgen in bet eerfte geval, ook hier, om nagenoeg dezelvderedenen, zouden hebben plaats gehad. De wacht nu door den Lieutenant van Zwijndregt opgebragt zijnde, heeft deeze zich des anderen dag» tijdig bij den Hoofd-oflicier vervoegd, en hem verflag gedaan van zijne bij de Adelborften afgelegde commisfie, rapporteerende ten gelijken tijde, wat'er van het een en het ander in het Boterhuis zo wel als op de Parade was voorgevallen; dan, deeze van der Hoeven, zijne pasfie omtrent dit fujet niet meefter zijnde, gaf niet onduidelijk te kennen, dat dit werk door hem Lieutenant, zo al niet geheel beftookt, ten minften met geen behoorlijke activiteit was tegen gegaan, met dit gevolg, dat hij niet alleen vrij meesterachtig en onredelijk tegen hem van Zwijn* dregt heeft uitgevaaren, maar dat ook de laatfte met eene dagvaarding voor de Weth bedreigd is, 't geen ook kort daar op gebeurde, wordende, nietdeAdelborften, die eigenlijk fchuldig waaren, niet de Lieu. tenant Coïïond Elzevier, als hoofd van de Compagnie No. 9. en aan wien de commisfie was opgedraagen; maar alleen de Lieutenant van Zwijndregt voor de Weth gerequireerd op Saturdag, den 24. Januarij,  C 243 3 gelijk hij ook niet heeft nagelaaten daar te verfchijnen, en wel in volgender voege. Üit de bovenmaatig onvriendelijke behandeling van het hoofd der Weth, leide de Heer van Zwijndregt af, dat het hem wel ligt te doen was om de zaak in rechten te onderzoeken , en 2elve begreep hij te recht, dat men in deeze tijden niet genoeg op zijne hoede kon zijn; te meer, daar het in deezen aan den kant van de Weth vrij gemakkelijker was, één enkelden perzoon, 't zij gerechtelijk, 't zij zelvs mee averechtfche tournuuren te condemneeren, dan 80. wel geöeftende knaapen te attacqueeren, die, op de bekoomen dagvaarding, zekerlijk niet zouden hebben nagelaaten om in hunne qualiteit als Schutters gewa» pend te compareeren; waarom de Lieutenant, om voorzichtig ifi deezen te handelen, het vooraf geraadeD vondt, dit volgende fchrifteiijk op teftellen, om zieh destijds daar van te kunnen bedienen.,, Edele Groot Agtbaare Heeren! ,, Ik heb de eer U Ed. Gr. Agtb. bij deezen te „ rapporteeren, dat ik volgens affpraak, welke ik ,, met den Heer Hoofd-officier in bijzijn van den ,, Heer Elzevier, op den 21. deezer ter beurze ge„ maakt had, op den 22 daar aan volgende mij 'sa,, vonds ter behoorlijker tijd heb begeeven naar het ,, Boterhuis, als zijnde de gewoone exercitie-plaats ,, van de Adelborften in de Compagnie burgeren, No. 9, en aldaar met hun over de bewuste refolutie Q 2  ( 244 ) „ van UEd. Gr. Agtb. eerft gefprooken, en vervolgens den inhoud daar van woordelijk aan dezel,, ven voorgeleezen heb; dan deeze voorziening 3, heeft geenzints de gewenfchte gevolgen gehad, „ want de Adelborften zijn des niettegenftaande dien s, avond met bajonetten op de fnaphaanen ter wacht,y parade verfcheenen, en alzo naar het Stadhuis ge,, trokken. „ Ik heb deswegens den volgenden dag aan den 5, Heer Hoofd-officier van der Hoeven, en den Heer j, Lieutenant Collonel Elzevier berigt gegeeven; ,, doch, daar deHeer van der Hoeven, wel verre van 3, mij met die befcheidenheid te behandelen, waar 3, op een officier vaa de burgerij, die in de betrag 3, ting van zijn plicht zijn lust fteld, een gegronde 3, aanfpraak heeft, mijn ijver in fcherpe bewoor3, dingen in twijfel getrokken, en mij op een drei., genden toon te gemoet gevoerd heeft, 't geen nu 3, door de uitkomft bevestigd word; daar heeft de „ Heer Elzevier in tegendeel mij vereerd met de be3, tuiging, dat ik als een getrouw en voorzichtig of,, ficier gehandeld had, en alle mijne verrichtingen ,, goedgekeurd. ,, Immers Ed. Gr. Agtb. Heeren! was 't van een al te zorgelijk vooruitzicht, en zou het nimmer ,, van ligtvaardigheid vrij te fpreeken geweest zijn, ,, wanneer ik een Corps, 't welk defchreeden ter over„ treding reeds gedaan had, op 't moment dat het „ gereed ftond om naar de hoofdwacht geleid te „ worden, ia 't oog van zulk een toegevloeide me-  C 245 ) it nigte volks, als daar bij tegenwoordig was, door 33 dwang tot gehoorzaamheid hadde willen brengen. „ Ik vertrouw, Ed. Gr. Agtb. Heeren! mij hier 33 mede genoegzaam verantwoord te hebben , en s, hebbe de Eer mij met alle hoogachting te noe3, men, " Edele Groot Agtbaare Heeren! U Ed. Gr- Agtb. Ond. Dienaar (was getekend) L. van Zwijndregt Lieutenant in de Comp. No. 9. De Heer van Zwijndregt op den beftemden tijd voor de Weth compareerende, gaf de Spreeker hem uit naam der Vergadering hunne indignatie te kennen over het gedrag van de Compagnie No. 9, en vorderde van hem een relaas af van het geen 'er was voorgevallen zedert het moment dat hy Heer officier hem op de beurs hadt gefprooken; waar op de laatfte aan hun Ed. Gr. Agtb. de bovengemeld beknopte memorie overhandigde; welke memorie naauwJijks aangenoomen , 'k-laat ftaan ingezien zijnde, hem van Zwijndregt op de fignificantfte wijze beduid wierdt, dat hij zal hebben buiten ie ftaan, en niet te vertrekken. Andermaal binnen koomende, hadt hij zich voorzien van papier en potloot,om 't geen 'er gevraagd en geantwoord wierdt, naauwkeurig aan te tekenen,  C 240 ) naardien hij niet te onduidelijk begreep, dat de een« finguliere handelwijze welligt op de andere zou kunnen volgen. De Hoofd-officier begon, met hem aan te zeggen, dat de Heeren van de Weth, wel verre van voldaan te zijn over liet hier overgeleverd rapport, in tegendeel •pretendeerden, dat hij gedaagde op de vraagen, die hem zouden gedaan worden, gelievde te antwoorden: de gedaagde tekende het een en ander op, en kon niet afzijn, tusfehen beiden te vraagen, of hij voor de Heeren van de Weth, dan wel voor een crimineele rechtbank, voor Officier en Scepenen gedagvaard was: — dit kwam hun Ed. Gr. Agtb. zoo vreemd voor, dat de Heer Spreeker ophieldt, en hem geboodt de kamer uit te gaan. Ten derdenmaale binnen geroepen , compareerden de gedaagde, het potloot en het papier, welk laatfte hem nu wel expreslijk verbooden wierdt te gebruiken, ordonneerende men hem, om direttelijk en zonder zich te bedenken te antwoorden, en wordende 'er echter nu dit verzagtend woordje bijgevoegd, van elucidatie te geeven omtrent het geene hem gevraagd zou worden: -—- dan, de gedaagde betuigde, ingeval hij niets van't geen gevraagd wierdt mogtnoteeren, dat hij zich als dan eenvoudig aan zijn fchriftelijk rapport gedroeg ; en op deeze betuiging moest hij weder buiten ftaan. Na verloop van een geruimen tusfehentijd, werdt hij weder binnen geroepen : —- op denzelvden toon begon de Spreeker, terwijl de gedaagde, zich  C *47 ) over den noodeloos verzuimden tijd beklaagende, op een cordaate wijze vroeg, of hij papier en potloot mogt gebruiken , en zulks met een veel beduidend neen! beantwoord wordende, refereerde de gedaagde zich op nieuw aan het overgeleverd rapport; waarop men hem eindelijk afvroeg, of hij dan volfirekt weigeragtig bleef, hun Ed. Gr. Agtb. nadere elucidatie te geeven van het voorgevallene bij het optrekken van de Compagnie No. q. met bajonetten; welke vraag, wel verre van door den gédaagden met een niet minder veelbeduidend ja beantwoord te worden, ('t geen misfchien wel verwagt of gewenfcht wierdt, om hem op deezen grond zijne demisfie te kunnen geeven) den gedaagden in tegendeel deedt betuigen, dat hij met alle reverentie genegen was, hun Ed. Gr. Agtb. die nader gevorderde elucidatie te geeven, mits zulks fchriftelijk gefchie den mogt, of ten minflen, mits men hem permitieeren wilde, om de nadere pointen tt noteer en, terwijl hij voor het overige van oordeel was, dat men hem niets meer kon vraagen, waar van niet het antwoord uit het reeds ingeleverd rapport van zelve was op te maaken. Op dit zoo langduurig verhoor, werdt de gedaagde, uit condefcendence nota bene, ontflagen , en men recommandeerde hem, zich nader te bedenken, en zich intusfchen te informeeren op de macht welke hun Ed. Gr. Agtb. ten zijnen opzichte konde uitoefenen. De Heer van Zwijndregt, (zich nader en nader bedagt, en op de macht van hun Ed. Gr. Agtb. geïnformeerd hebbende, en wel, dat deeze machtzich Q4  ( ) niet verder extendeerde, dan tot het handhaven van het geen billijk en recht was, zonder onder zich te bevatten al wat cenigermaate grenft aan het grondgebied der willekeurigheid, partijdigheid, minëerbied voor het charakter van eenén fatzoenlijken burger, van eenen braaven en eerlijken officier, heerfchzucht, valfcheid en kwaade trouw,) verfcheen op de volgende dagvaarding ter plaatze , daar men altijd gewoon is fatzoenlijke lieden te ontvangen; — dan, op een meefterachtigen toon werdt hij door den Hoofd-officier met den vinger verweezen naar eene plaats in de Schepens kamer, alwaar men alleen gewoon is, de crimineele gevangenen, de dood- fchuldigen te verhooren : hier, verkoos men den gedaagden op eene veragtelijke, doch wel voor af bereekende wijze, te recipieeren. In eene lang te vooren befludeerde en vrij brutaaIe harangue, uit naam van het Collegie der Weth gedaan, werdt eerft het gehouden wangedrag van den gedaagden in die kamer op de onredelijkfte wijze uitgemeeten: deeze onvriendelijke redevoering werdt door nog eene twede van den Prefident Burgemeelter van der Heim vervangen , waarbij deeze beweerde, dat de gedaagde zeer kwalijk gedaan hadt. met zich bij de Weth over het gedrag van den Hoofdofficier in zijn fchrifte lijk rapport te durven beklaagen: ~ de gedaagde, zich daar in trachtende te veröntfchuldigen, en hun Ed. Gr. Agtb. te beduiden, dat'hij in dit opzichte naar zijn begrip niet zoo te condemneeren 'ms; veel min, dat hij niet het recht zou hebben, om  C 249 ) tich over een lid der Regeering te moogen beklaagens daar deeze de onredelijkheid gehad heeft, van hem gedaagden zonder behoorlijk onderzoek te durven condemneeren, zo gebeurde het , dat men den gedaagden, terwijl hij zich tot zijne defenfie gereed maakte, toeduwde „mijn heer! je hebt gedaanl" hier op werdt de bel getrokken, en andere partij binnen geroepen : de gedaagde kon niet te min af zijn, g van bij zijn vertrek hun Ed. Gr. Agtb. dit toe te voegen , dat hij zijne pretenfie op hun Ed. Gr. Agtb. referveerde omtrent eene diergelijke goedkeuring vanzijn gedrag, als hem door zijn Lieutenant Collonel den Heer Elzevier bezorgd is, dat de gedaagde, namenlijk , op den eewcsten avond van den 22 Janua- ïij zigh als een getrouw en voorzichtig officier gedraagen hadt; welk zijne pretenfie in deliberatie genoomen is, en als nog een point van de» lïberatie blijvt. Zoo liep dit verhoor af van eeneu Vrijburger, die zich deeze behandeling te gelijk met zijne oorfpronglijke waardigheid niet te binnen kan brengen, zonder met de uiterfte verontwaardiging te worden aangedaan over zulke Volkvertegenwoordigers, die de rechten van een' burger oneindig ver beneden hunne ingebeelde grootheid Hellen ; eene grootheid, enkel en alleen, en dat wel op de ongeöorloovdfte wijze gegrond op den wil van die zelvde maatfchappij, om welke te vertegenwoordigen, en om een dienaar van welke te zijn, het aan zulke, daar mêebevoorrechte wezens, tot een onfchatbaare eer moest verftrek-  ( 25o ) ken ; zo liep dit verhoor af van eenen Officier, wiens gedrag, niet door het volks uitfchot, en desfelvs geheime aanvoerers,maar door het weldenkende gedeelte der burgerij ten vollen gepreezen wierdt, en die in zijne dubbele betrekking op de achting zijner medeburgeren en officieren eene gerechtelijke aanfpraak hadt! Intusfchen was 'er bij de Weth eene refolutie genoomen, dat alle de Burger-compagnien bajonetten mogten gebruiken, zo zij zich daar toe behoorlijk aandienden; doch onderhands eifchte men, dat de Compagnie No. 9. ééne waakbeurt zonder bajonetten zou optrekken ; eene eifch, gefchikt misfchitn tot vermindering van den aanhang en toeloop van het gemeen bij het optrekken der Comp. No. 9; tot vermindering van het traiterend gezar en geplaag der zamenrottende roervinken , die niets minder dan eenen aanval, en eene verftrooijing onder de Adelborften zogten te doen en aan te richten ; en eindelijk tot vermindering van den argwaan der Adelborften zelve op degeintentioneerdheid der mijnheers, om, zo niet de baldaadigheden van het Canaille met goede oogen aan te zien, ten minften de laatften laaghartig te ontzien : hoe het zij, de Adelborften dorften het op dit bloote misfchien niet te laaten aankoomen; maar kwamen 'er in tegendeel ruiterlijk voor uit, dat 'er de kop e erft af moest, eer de bajonetten van de trompen gehaald wierden: dan, Poli- tieken en Geeftelijken wikkelden zich in deeze netelige zaak in, met dit gevolg, dat alle de Adelborften  ( *f* ) niet zoo cordaat gebleeven zijn, als ze zich wel voorgedaan hadden. De manfchappen lieten zich beweegen, om hunne dwaaling te doen blijken, en fchuld te bekennen : — men adresfeerde zich dieswegens bij requefte (zie bijlage B.) aan hun Ed. Gr. Agtb.; welk requeft, indien de Adelborften zich zeiven hadden willen gelijk blijven, mijns bedunkens, in deezer voege niet hadt moeten gecoucheerd geweest zijn, maar wel op gantfch andere gronden, ontleend uit't geen reeds ten overvloede tot defenfie van het gebruik der bajonetten, en vau het gedrag der Adelborften indeezen, boven is terneer gefteld; als waar door men op de wettigfte wijze had kunnen avanceeren , dat, verre van het een' plicht te rekenen, om zonder eenige verdere consideratien aan de waarfchouwing en verwagting van hun Ed. Gr. Agtb. te obediéereny men in tegendeel onvermijdelijk verplicht was, om op zeer beftaanbaare gronden, en uit hier op gevestigde confideratien , in deezen aan de verwachting van hun Ed. Gr. Agtb. niet te kunnen voldoen, en hoogstderzelver waarfchouwing, niet uit beginzelen van halftarrigheid en ongehoorzaamheid, maar alleen, uit hoofde der boven op zijn plaats geallegueerde redenen, veor prématuur, en uit onkennis aan den hachlijken toeftand, waar in men zich des tijds bevondt, gefprooten te houden; en dus, dat, verre van het eene verkeerde en moegelijk ijdele vreeze te noemen, en dat dezelve niet in aanmerking hadt behooren te koomen tegen hun Ed. Gr. Agtb.  C 252 ) uitdrukkelijke begeerte, men in tegendeel ten vollen overtuigd was, dat deeze waarfchouwing, als zodamg, m geene aanmerking kon koomen tegen de te bewerken rust, en de daar te ftellene veiligheid der ftad en burgerij, gelijk ook tegen de beginzelen van zelfverdeediging; -gezweegen van het gegrond begrip der origineele intentie van den wijzen Wetgeever, dat tegen het begrip van hun Ed. Gr. Agtb diametraal overftondt, en oneindig meer bewijzen van authenticiteit met zich gebragt heeft, en nog brengt , dan de gedwonge explicatie van hun Ed. Gr. Agtb. in gevolge misjchien van het erroneujch begrip van den een of anderen beklaagenswaardigen Wetuitlegger; - en eindelijk,dat, verre van deeze daad mt een verkeerd raisonnement en door overijling begaan, te befchonwen, men in tegendeel in het conftante gevoelen verfeerde, dat dezelve wel beraifonneerd, welberaaden, en wel tijdig begaan is, en nog als zodanig door elk weidenkenden beichouwd wordt: alles, gegrond, als gezegd, op de boven op zijne plaats geallegueerde redenen, met be fcheidenheid, en echter gelijktijdig met die cordaatheid en vrijmoedigheid, vrije en onafhangeliikeburgers voegende, die nimmer blindelings verplicht zijn te gehoorzaamen, wanneer 'er • willekeurig- bevoelen wordt, en die even zo veel recht hebben om te-en al het willekeurige en despotieke van hunne vertegenwoordigers te procedeeren, als de Jaatften het hebljen, om al het m waarheid misdreevene -van hunne burgers te ftraffen.  C 253 J Dan, deeze misftap der Adelborften, en het daar op gevolgde vernederend apointement (zie bijlage C.) hebben echter, wat rekening men 'er ook op gemaakt heeft, niet kunnen bewerken, dat de haat van het gepeupel en desfelvs heimelijke ftookers tegen deeze Compagnie eenigermaate verminderde; in tegendeel befpeurde men bij de volgende waakbeurten , dat de aanhoudende befchimpingen en plagerijen luidruchtiger en licentieufer wierden, waar bij zelvs de Heer Elzevier, in perzoon de wagtparade waarneemeride, niet gefpaard, maar op de haatelijkfte wijze nagefchreeuwd en uitgejouwd wierdt, welke haat tegen zijn perzoon nog grooter geworden is, zedert het voorgevallene met den Tambour van Eek, onder dezelvde Compagnie behoorende, waar van men uit de atteftatien (zie bjilage D.) de noodige informatien bekoomen kan. (men vergelijke hier mede bl. 140 en 141. van Adolus.) Dit voorgevallene met dien tambour deedt niet onduidelijk zien, dat 'er partijfchap en muiterij gezogt wierden, en dat deeze van Eek daar van het werktuig zijn moest, waarom het den Heer Elzevier het voorzichtigfte is voorgekoomen, dien onruftzoeker dire&elijk te dimitteeren , tot welks verhaafting niet weinig toegebragt heeft de onbefchofte bejegening, den Heer Elzevier op de brutaalfte wijze aangedaan door den vader van'dien Tambour, een' ftads bode, die nog weinige dagen te vooren zich op geene mindere onheufche wijze gedraagen heeft omtrent het uit de deur zetten van eene dienftmeid, die  C 254 ) hij daarom op zo eene Jaage wijze behandeld heeft, om dat zij, zeide hij, in allen gevalle eene Utrecht* sChe mijd wasi De invloed nu, welken deezegedimitteerdeTam-' bour en zijn verftoorde vader, bij het gemeen hadden, veroorzaakte weldra, dat de muitende aanhang grooter, en de Heer Elzevier, als een vijand van den Prins, bij het Canailfe tot vervolgens toe gehaat wierdt; want niet alleen dat men 'sdags na die dimisfie, publiek langs de ilraaten en in de gemeende buurten het bekende Elzevier die moet 'er onder, en 't Vrijcorps na de donder hoorde roepen, maar dit liep zelvs zoo hoog, dat 'er eene bezending door of van wegens den Hoofd-offieier, beftaande uit eenen Onderfchout en Gerechtsdienaaren , bij den Heer Elzevier gedaan wierdt , om hem te waarfchouwen van op zijne hoede te zijn, terwijl twe Gerechtsdienaars ordre kreegen, om hem te adfifteeren, en het opgeruid Canaille kragtdaadig te verijdelen in hun booze voorneemens, om het huis van den Heer Elzevier geweld aan te doen; met dit gevolg, dat ftraks, op deeze maar, een aantal zo uit het Corps Vrijwilligers als uit de Compagnie No. 9. tot adfiftentie naar het huis van den Heer Elzevier vloog, en middelijk verhinderde, dat'er op dien avond geene daadelijkheden ondernoomen wierden. Jammer was het intusfehen, dat het alleen bij deeze vigilantie van den Hoofd-officier in het waarfchouwen en adfifteeren van den Heer Elzevier gebleeven is, zonder dat 'er moeite gedaan is, om die oproer-  ( *55 ) kraaijers daatelijk te apprehendeeren; zoDder dat 'er zelvs bij eene publicatie tegen verdere bewegingen gezorgd is , 't zij door het proclameeren van de ftrengfte ftraffen tegen al dat onruft-wekkend gefchreeuw langs de Ilraaten; 't zij door hetuitlooven van aanzienlijke prémiën aan de ontdekkers diermuitelingen, welke in de gemeenfte hoeken, daar de meefte aanhang van het hef des volks te maaken was, zwierden, en het Canaille tot feitelijkheden zogten op te ruijen; als waar door men zeker verdere bewegingen hadt kunnen voorkoomen; daar nu in tegendeel het gefchreeuw dag aan dag toenam, zoo zelvs, dat de Heer Elzevier genoodzaakt was, van zijn plan af te zien, om het in perzoon waarneemen der waakbeurten en het opleiden van zijne Compagnie te continueeren; hij immers fcheen nu de voornaamfte aanltoot van het Canaille te zijn, behalven dat hij ook op alle die tijden, wanneer hij de wage hadt, verplicht was een waakend oog op zijn huis en goederen te vestigen, en dus, 't zij hij de wacht in perzoon waarnam of niet, zo noodzaakte hem echter de tegenwoordige toedragt van zaaken, om, of zich zeiven aan den aanval van het gemeen te waagen, en zijn huis en goederen buiten zijn toezicht te Hellen , of om in het een en het ander te voorzien, zijne wagt door anderen te laaten opbrengen, en hier op geene onmiddelijke attentie te kunnen flaan; welk laatfte, het in perzoon niet opbrengen namenlijk van de wagt, het raadzaamit bevonden zijnde , de Compagnie vervolgends door den  C 256 ) Lieutenant en Vaandrig, benevens de Onder-officieren en een ruim aantal Adelborften wierdt opgeleid, niet echter , dan onder een fteeds toeneemenden aandrang van volk, waar onder zich jongens, zowel onder den hoop , als in de boomen bevonden met fluitjes, om het dol gefchreeuw van Oranje boven en het Vrijcorps onder te beantwoorden met het oproerig Wilhelmus van Nasjauwen; alles ondertusfchen ongeftoort, voor het oog van eene onnoemelijke menigte aanfchouwers , en bij het helder licht der toortzen, zonder dat het den Heer Hoofd-officier heeft kunnen gelukken, om één eenige der openbaare ruftverftoorers uit honderden te kunnen attrapé- ren; hoewel, gelijk het van agteren gebleeken is , de goede man penetreerde het fentiment van het Canaille te wel, dan dat hij geweldaadige middelen in 't werk zou ftellen , om deeze muitelingen op de eene of andere wijze te intimideeren, daar zij met eene kleinigheid zonder ilag of ftoot tot reden te brengen waaren, en deeze kleinigheid was , het herftellen van den onrechtvaerdig s*edimitteerden tambour in zijn Eer, en het niet toelaaten, dat de Adelborften de Waal en Wishoff in parade optrokken, om dat zij NB. leden van het Vrijcorps waaren; ten minften het aanhoudend gefchreeuw langs de publieke Ilraaten, en de hier en daar aangeplakte brievjes, hebben dit uitdrukkelijk begeerd, en de Heer Hoofdofficier ftelde dit den Heer Elzevier en van Zwijndregt voor; doch deeze Heeren penetreerden op bun beurt het fyftema deezer muitelingen en hunner hei-  C 257 ) rnelijke aanvoerers te wel, dan dat zij zich voet* ftoots zouden laaten vinden tot eene asfopiatie, zoo drijdig met de verdienden van dien baatelijken Tambour, en met de waardigheid van eeu Corps, aan welks wapenen de rust en veiligheid der dad waaren toevertrouwd ; temeer, daar men zich met zeer veele redenen kon voordellen, dat, wanneer men al eens aan zulk een onredelijken eifch van het onbezuisd en opgeruid graauw gehoor gaf, het dan bij deezen eifch alleen niet blijven zou, maar dat men het Canaille dan in de gelegenheid delde om van de eene buitenfpoorigheid tot de andere over te fiaan. De, overal in de dad aangeplakte brievjes, waar bij het gemeen in de brutaalde termen te kennen gaf, dat men bij de eerd koomende waakbeurt van de optrekkende Compagnie No. 9» de voornoemde twe Adelborden met geweld uit den hoop zou haaien» deeden den Heer van Zwijndregt refolveeren, om op den morgen van den 2. Maart, zijnde de dag voor de waakbeurt van zijne Compagnie, zich bi] den Heer Hoofd-officier te vervoegen, en hem te verzoeken, dat 'er, uit hoofde der bedreigingen, en vermenigvuldigende baldaadigheden van het graauw bij het optrekken der Compagnie, de noodige voorzorg genoomen mogte worden', door eenige gerechtsdienaaren hier en daar onder het volk te plaatzen, ten einde, waare het moogelijk, den een of den ander belhamel te apprehendeeren, om hem, ten affchrik van anderen, exemplaar te kunnen draden; iets, 't geen over lang reeds het but van den Heer R  C 253 ) van Zwijndregt geweest is, maar 't geen ook herfl door den geweldigen andrang van het volk, endoor de vrees van zich in zulk een geval te veel te zullen moeten openen, telkens mislukt was; waarom hij, de adfiftentie van den hoofdfchout aanzoekende, hem tegelijk verzekeringen deedt, dat, zo wanneer de gerechtsdienaren bezig waaren met eenen fchuldigen in bewaaring te neemen, hij wel een middel zou vinden , om op eene alzins gefchikte wijze hen hier in te gemoet te koomen, willende hij 'er wel als dan voor inftaan , dat de geapprehendeerde in handen van de Juftitie met zekerheid zou worden overgeleverd i dit verzoek door den Hoofd¬ officier geaccordeerd zijnde, en de gerechtsdienaaren zich op den beftemden tijd onder den woeften hoop, reeds in tijds op de paradeplaats vergaderd, geplaatft hebbende, tradt de Lieutenant met zijne Onder-officieren naauwlijks 't Vaandrigs logement uit, of de lucht weergalmde van een algemeen Hoezee, en het tot verveelens toe herhaalen van Oranje loven, vervangen door het aanhoudend geluid der f^efowtf.fluitjes, zoo heevig, en onder zulk een vreezelijk gedrang van alle kanten, dat het den commandeerenden Officier volftrekt onmoogelijk was, zich aan zijne Schutters te doen verdaan, anders dan door tekenen, om de marfch aan te neemen, en zulks nog met dit gevolg, dat de Compagnie zoo violent gedrongen, en aan den Commandant de plaats, daar hij marcheerde, zoo geweldaadig betwist wierdt, dat het zeer weinig gefcheeld heeft, of men was reeds  c m ) door de gelederen ingedrongen, en de Compagnie in een oogenbük verftrooid geraakt, 't geen juitt den boosaartigen toeleg der muitelingen ter kwaader uur zou hebben doen gelukken, waare het niet, dat de gelederen digt geflooten gebleeven waaren, en alleen de gerefolveerdheid en prefentie der Schutters, dit onheil manmoedig gekeerd hadden ; want zelvs de agt gerechtdienaars (en al hadden 'er de Onderichouts bij geadfifteerd) waaren niet in ftaat geweeft, om aan de Compagnie de noodige ruimte te verfchaf» fen, zijnde hunne vigilantie met dringen, ilootenj dreigen en icheldwoorden beurtelings beantwoord, geworden. Intusfchen werdt den Lieutenant berigt, dat men agter de Compagnie reeds bezig Was de fteenen uit de ftraat te haaien, en dat 'er reeds onder de menigte gezien wierden, die met ontbloote mesfen gewapend waaren; ja, dat men zelvs een der Oranjefchreeuwers heeft hooren zeggen, ,, ik wou dat ik 'er maar eens bij kon koomen, ik zou hem den buik open Jnijden " dit niettegenftaande , en hoe zeer ook de Ordonnantie hün het volkoomen recht gaf, om zulk een moedwil en geweldadigheden met geweld te keer te gaan, zo marcheerden zij evenwel even langmoedig voord onder een meer en meer toeneemenden aandrang, totdat zij eindelijk met moeite in de halfleeg waaren, op welke plaats de Lieu* tenant, vreezende, dat 'er nog veel fterker geweld op de Nieuwmarkt gepleegd, en men aldaar van alle kanten zou kunnen belemmerd worden, het mar> R a  C 260 3 inoedig facfluit nam, om halte te houden, en in het gezicht der zamengcvloekte menigte, zijn onderhebbende manfchap met-fcherp te doen laaden, bij welke gelegenheid eenigen uit de Adelborften zich door eene ontijdige vlucht gered, en op de laag-en laf hartigfte wijze gedraagen hebben, terwijl ook inmiddels een aantal van het gemeen van tijd tot tijd aftrok, en de Compagnie langs dien weg de noodige ruimte verkreeg, om de hoofdwagt, fchoon aanmerkelijk laat,eindelijk te kunnen bereiken, en op eenen zeer ongewoonen tijd de poorten te laaten bezetten : ■ het verdient hier, dat ik dit in 't voorbijgaan aanmerk, zijne opmerking, dat Ds. Habbema zich onder het aftrekkend gepeupel bevondt , en door den Heer Elzevier, bij hem eerft onbekend, aangefprooken zijnde, op de herkenning van deezen laatften, zich op de confuufte wijze retireerde. Op dit gebeurde volgde wel dra eene publicatie van de regeering (zie bijlage E.); dan, jammer was het, dat dezelve op een ongewoon uur gefchiedde, en bij de ter dier tijd vergaderde menigte uit het agterkloofter en elders, daar men onderling heeft zoeken wijs te maaken, dat het Vrijcorps bij die gelegenheid zou worden afgedankt, eene verkeerde uitwerking hadt; ten minften dit weet men, dat 'er een algemeen Hoezée op het hooren van die publicatie wierdt aangeheeven, gevolgd van de brutaalfte en laste'rlijkfte expresfien , door zommige bekende vrouwsperzoonen gebezigd, welke ja van gerechtelijke bewijzen ontbloot zijn, maar waarvan de attefta-  ( 261 ) tien ligt verkrijgbaar zouden geweest zijn, zo wanneer de goede burgerij in dien Haat geweeft was,om onbewimpeld voor de waarheid te durven uitkoomen, zonder zich aan de wraakzucht vaneen baldaadig Canaille bloot te ftellen, de vrees voor welke vervolging ons de gelegenheid doorgaands benoomen heeft, om de gewichtigfte ontdekking van aanbelang te kunnen doen, in alle zulke gevallen, waar in, door de fchandelijke inactiviteit onzer Regeering, de notabelfte gaaping voor als nog overblijvt. Daar en boven hadt deeze publicaatie daarom eene verkeerde uitwerking, om dat het gemeen, in plaats van afgefchrikt te worden, in tegendeel dagelijkfch meer en meer voordging met dreigementen te doen, zo wel door het overal aanplakken van briefjes, waar van de Hoofd-officier verfcheiden zou kunnen voor den dag brengen, als door het langs de ftraaten openlijk uitfchreeuwen en manifefteeren van hun halftarrig voorneemen, om op de verftrooijing van de Compagnie No. 9. bij de volgende waakbeurt eene vernieuwde proefneeming te doen. Van hier, dat de Heer van Zwijndregt, met communicatie en goedkeuring van den Heer Elzevier, het raadzaamft oordeelde, en het ook daatelijk in't werk ftelde, om alle de Adelborften van zijne Compagnie in het Zwijnshoofd te convoceeren, en hun op het ernftigfte voor te draagen zijne gegronde vrees, door alle deeze vooraf gebeurde omftandigheden veroorzaakt, van eenmaal gevaar te zullen loopen, om zich van die defenfieve middelen te moe. R 3  C 262 ) ten bedienen, waartoe hun de generaale Keur, nader gefterkt door de jongde publicaatie, het volkoomen recht gaf, en welke in den dreigenden nood de gefchiktfte waaren, om het woest gemeen kragtdadig in zijn boosaartigen toeleg te beteugelen; en hun gelijktijdig cordaat af te vraagen , wie hunner moeds genoeg bezat, om zich opzijn Eed en Eer te verbinden , de gelegenheid mogte zich dan zoo ongunftig opdoen als ze wilde, om op de aanftaande waakbeurt ter parade te verfchijnen - in geval van eene onverhoopte attacque, door het muitzuchtig graauw door te liaan - en zich liever tot den laatften druppel bloeds teverweeren, dan zich, als het op het ftuk van defenfie aankwam , naar het voorbeeld van zommige gedisfideerde laage zielen, welke nog onlangs eene fchandelijke defértie te baat genoomen hadden, de vlucht te neemen - het gemeen daar door proefondervindelijk in de handen te werken - en zich met eene eeuwige fchande en oneer te belaaden: , verbindende zich de Heer van Zwijndregt, om ze op dien avond zelve op te leiden, en hun in alles kloekmoedig voor te gaan. In dit heldhaftig voorftel werdt ftraks door 4? Adelborften uit het getal van 110. gelijk ook door alle de Onder-officieren even kloekmoedig bewilligd, terwijl de overigen, meestendeels,'zo niet allen tekenaars en begunftigers van het requeft ter vernietiging van het Corps vrijwillige Schutters, zich op eene vernederende wijze excufeerden, en den Lieutenant toevoerden, dat zij verkoozen vrij te blij-  ( 263 ) ven, en naar tijd en omftandigheid te handelm. Eindelijk verfcheen de noodlottige avond van den 3. April, die, gelijk hij van zommigen met ijzing en vrees , zo ook van anderen met genoegen en hoop te gemoet gezien werdt: de toevloed van volk was verfchrikkelijk; reeds vroeg in den avond was 'er eene meer dan gemeene beweeging zo op de Parade-plaats, als op de Nieuwmarkt, Huijbrug, enz. — de Adelborften waaren reeds vroeg bij partijen ( in zommige huizen op de Parade-plaats bij den anderen gekoomen, om eensklaps en gezamenlijk uit te koomen, en volgends affpraak zich niet in 'tmidden der ftraat, maar digt aan de Princekerk te fchaaren, ten einde van agteren den aandrang te voorkoomen, en in ftaat te zijn, om, wanneer het gemeen weêr een te hoogen toon mogt voeren, het eerfte lid met geveld geweer eenige fchreeden voorwaards te kunnen doen opmarcheeren , en de andere twe gelederen in de gelegenheid te ftellen om onbelemmerd te kunnen laaden. Men hadt zich reeds in dier voege daar gepofteerd, toen de Lieutenant en verdere Onder-officieren, uit het Vaandrigs logement, onder een vreeslijk gedrang en ontzettend gefchreeuw, veel fterker dan ooit te vooren, en zulks, let wel! na de jongfte publicaatie, naar de parade-plaats trekkende, hier eindelijk arriveerden, en bemerkten, dat, welke vriendelijke middelen 'er ook door zes daar toe gedetacheerde Adelborften in 't werk gefield wierden, om flegts zoo veel plaats voor het front der in drie gelederen R 4  C 264 ) gerangeerde manfchappen te bedingen, dat de commandeerende Officier voor 't front kon marcheeren, men onmoogelijk bet zoo ver heeft kunnen brengen, dat de Compagnie met pelottons behoorlijk kon zwenken; met dit gevolg, dat de Lieutenant, uit deeze omftandigheid, en uit het verveelend gefchreeuw van Hoezee! Oranje boven! &?(., tot iets ergs aanftaande befluitende, en althands, dat men wederom zeer laat, en wel laater dan ooit de hoofdwacht zou kunnen bereiken, eene refolutie nam, om de rotsgezellen naar de refpective poorten te expediëeren, om dezelve te bezetten; 't geen door den geweldigen tegenftand, dien zulks bij den Adjudant of Drilmeeftcr Rulack ontmoete, veel moeite gekost heeft, zo om deCorporaals bij den anderen te krijgen, als om hun het woerd in de ooren te fchreeuwen en hen te beduiden, dat zij zich, een ieder naar zijn beftemden post zouden begeeven; 't welk eindelijk gelukkende, en de manfchappen geëxpedieërt zijnde, de Lieutenant herhaalde, doch vcrgeevfche aanzockingen deedt , om eenige ruimte voor 't front te maaken, wordende de oproerige hoop hoe langer hoe brutaaler, cn vermeerderende het gejuil en gewoel hand over hand zoo aanmerkelijk, dat hij door feiVn, daar toch het hooren van het Commando onmoogelijk gemaakt wierdt, zijn overblijvende manfchappen ordonneerde, de geweeren fcherp te laaden. Een onder de zamengerotte menigte, die telkens den Lieutenant meer bizonder in 't oog geloopen  ( 265 ) was; om dat hij de oproerigfte bewegingen aanrichtte , werdt intusfchen door den laatften op eene vriendelijke wijze verzogt, zich wat ftiller te gedraagen, herinnerende de Lieutenant hem vervolgends de intentie der jongst gepubliceerde waarfchouwing, en hoe hij van dezelve des noods gebruik zou kunnen maaken; doch dit werdt door dien muitemaaker óp de brutaalfte wijze beantwoord, zoo, dat de Lieutenant hem eindelijk een toon hooger deedt verftaan, in geval hij niet te rug wilde gaan, dat hij dan fterker middelen in 't werk zou ftellen, toonende hem gelijktijdig de bajonet van zijn geweer; waar op de kaerel toefchoot, met den eene hand naar het geweer greep, en met den anderen den Lieutenant dreigende te liaan, hem op eene verwoede wijze toegraauwde, wat blixem wou je doen met je bajonet ? deeze taal bij zulk eene houding , tegen een commandeerenden Officier, die met zijne optrekkende Compagnie de gantfche gewapende, en zich zeiven beveiligende burgerij vertegenwoordigde, deeze ftrafbaarfte aanranding, in weerwil der vriendelijke vermaaningen, en tegen den uitdrukkelijken letter der verfch herinnerde waarfchouwing, gaf den Heer van Zwijndregt een volkoomen recht, om, uit kragt zijner ordonnantie, ja zelvs bij mangel hier van, uit beginzelen van eene rechtvaerdig wreekende zelfverdediging, den opzettelijken befpringer terftond loon naar verdienften te geeven, en hem met geweld te keer te gaan; dan, van oordeel zijnde, dat de ftraf, evenredig aandeeR 5  C 266 ) ze hooge misdaad, door de Juftitfe in 't openbaar geöeffend wordende, van oneindig meerder uitwerking op de gemoederen van het oproerig Canaille zijn zou, dan dat hij zich terllond op deezen hoofdmuiteling , op eene exemplaare wijze, en ten affchrik zijner vloekgenooten , hadt gewrooken, gaf door een teken aan een der Gerechtsdienaaren laft, om den belhamel te grijpen, en aen Hem Lieutenant over te leveren, vertrouwende deeze van de gevestigde eerlijkheid zijner rechtvaerdige Rechters, dat zij deezen openbaaren aanrander der burgerlijke rust en veiligheid, naar eifch van zaaken, anderen ten fchrik zouden ftraffen: Niet echter, dan met zeer veel moeite werdt deeze lalt ten uitvoer gebragt, naardien'er, ftraks op zijne apprehenfie, eenigen uit den hoop toefchooten om hem te ontzetten; dan, de Gerechtsdienaar door zijne medemakkers geadfifteerd, en door eenige Adelborften, die met gevelde geweeren op de menigte indrongen , te gemoet gekoomen, maakte zich eindelijk van hem meefter, en bewerkte, dat men den gevangenen tus» fchen twe Gerechtsdienaaren in 't midden der Compagnie geplaatfl kreeg: de Compagnie, na, zo veel doenlijk was, met pelottons gezwenkt te hebben, nam met digt geflooten gelederen, terwijl de vleugel-lieden de geweeren zijlings geveld hadden, de marfeh naar de hoofdwacht aan. Dan de informatien, die de Heer van Zwijndregt bekwam, dat 'erin eene zekere flraat, op de Nieuwmarkt uitkoomende, zommige verdagte lieden  C 267 ) zich hier en daar op het dak der huizen geporteerd hielden , waarschijnlijk met oogmerk, om hunne kwaadaartigfte oogmerken van op een zekeren afftand, en dus buiten het bereik der optrekkende manfchappen , en adfifteerende Gerechtsdienaaren , ter uitvoer te brengen: het bericht, dat hem door den Heer Elzevier gegeeven was, dat zommigen een plan hadden, om een kaaskraam, voor de vleefch-hal (taande, op de aankomst der Compagnie om ver te haaien, en dus doende eene noodwendige verltrooijing of wanorde onder de Adelborften te weeg te brengen, op een' tijd, zijnde Zaturdags avonds, wanneer de vleefch-hal tot laat in den nagt open ftaat, op eene plaats, zijnde bij de vleefch-hal zelve, daar alle de geweeren, daar in gebruikt, digt bijdehand waaren, niet alleen,maar op welkeplaats ook een aan tal mosfel-wagens, kraamen,&c. ftonden, waarbij men, vooral op zulk eenen avond, de waaren op het luidruchtigfte gewoon was uit te venten, welk gefchreeuw niet minder zou hebben toegebragt, om, in zamenftemming met dat van het medetrekkend Canaille, de commandos van den Officier, in cas van confufle, merkelijk illufoir te maaken : deeze informatien, hoe zeer tot dezelve de gerechtelijke bewijzen op dat dringend moment ontbraaken, en na dien tijd, om meergemelde redenen, agterwegen gebleeven zijn; deeze informatien, zeg ik, en dit bericht, waaren echter van dien aart, dat, om desfelvs genoegzaame zekerheid, en uit kragtder, bij dat dringend moment, voldoende redenen, de Heer  ( 268 ) van Zwijndregt, met overleg en kennis van den Heer Hoofd-officier en Lieutenant Collonel Elzevier, eene refolutie nam, om met zijne Compagnie, niet de ordinaire, maar eene gantfch andere route te neemen, ten einde van deezen kant de gedeeltelijk gemaakte plans der bloeddorftige muitelingen, welke uit alle de tegenwoordige bewegingen, en uit het ijsfelijk getier van eene tallooze menigte blijkbaar waaren, te verijdelen, en de zeer ongelijke kans van 50, 60 manfchappen tegen 5, 6000 uit het opgeruid gemeen, niet roekeloos te waagen , niet zoo zeer uit vreeze van één eenige uit hetgeringfle getal te zullen zien bezwijken, maar om, zo veel moogelijk, te voorkoomen, dat deeze, tot den dood toe anderszins gerefolveerde helden, op geene roekelooze wijze en buiten den uiterften nood gewaagd wierden aan de dolzinnige woede van duizenden , met wier aller bloed, het bloed van één e enigen uit deeze braavfte manfchappen op geene moogelijke wijze kon worden betaald. De Lieutenant nam dan zijne marfch-route naar de Penningsbrug, door de baan-en breêflraat, over de goudfche wagen-en hoogftraat, naar het Stadhuis; dan, even voorbij de Halftraat getrokken zijnde, werdt het gemeen, dat de Compagnie overal opwagtte, dra geïnformeerd, dat 'er eene andere route door den Heer van Zwijndregt genoomen wierdt, waar op, na eene kortftondige ftilte, eene verdubbelde woede volgde, onder het werpen van flijk, fteenen, &c, en, naauwlijks was de Compagnie op  C 269 ) de Penningsbrug in het zwenken naar de baanftraat, of men deedt moeite om in dezelve in te dringen, en den gevangenen te ontzetten, alles weêr verzeld met een afgrijzelijk en aanhoudend getier; doch, door de zijlings gevelde geweeren, en het digt opfluiten der gelederen, wisten de onvertzaagde Adelborften het hun onmoogelijk te maakenj waar op het graauw op nieuw met eene verdubbelde woede een aanval deedt, met het werpen van fteenen, losfen van geweeren, en dreigen met mesfen, zoo zelvs, dat de Heer van Zwijndregt , gelijk hij hier van meent zeker te zijn, een koogel voorbij zijn hoofd heeft hooren fluiten ; al 't welk hem Lieutenant eindelijk het befluit heeft doen neemen, om, begrijpende dat het geduld der Compagnie te lang getergd was, en het tijd wierdt, dat 'er van het zelve, in deezen dringenden nood, een einde gemaakt, en de burgerij niet langer aan de fpot en verguizing van een moordzuchtig gepeupel blootgefteld wierdt, de Compagnie van alle zijden front te laaten maaken, en het agterfte pelotton geweld met geweld te doen keeren ; bij welke gelegenheid verfcheiden gekwetst wierden, en men langs dien weg eenige ruimte bekwam weinige waaren 'er in de Compagnie zelve gekwetst; de eene aan de hand, een ander aan den arm, en wel door een zwaarenfteen, zoo, dat hij genoodzaakt was, het geweer in den verkeerden arm te neemen; een derde hadt insgelijks een zwaaren fteen zoodaanig tegen deplaat van zijn porteépée ontvangen, dat hij daar van eenige weeken  C 279 ) tgter den anderen de onaangenaamfte gevolgen heeft moeten ondervinden; een vierde, eindelijk, werdt (zie bijlage F. litt. C. 4. loco) door het gemeen aangevallen en mishandeld, zijnde hem het geweer afgenoomen, terwijl hij door zijne fpitsbroeders niet heeft kunnen gered worden. De Compagnie, zich op de tromflag in haar voofig front herfteld hebbende, nam de marfch weder aan, en hier gebeurde de twede apprehenfie van een anderen muiteling, die, de meenigte willende beduiden, dat 'er maar met los kruid gefchooten wierdt, door de vigilantie van den Onderfchout Plaat gegreepen, en tusfchen de gelederen ter verzekering ingebragt was. In plaats nu, dat deeze ernftige defenfie, het gemeen zou hebben moeten overtuigen van de nu gedisfideerde intentie der Compagnie No. 9. om zich niet langer ftrafloos te willen iaaten infulteeren , en geweld aandoen, zo gebeurde het echter in tegendeel , dat het Canaille ftraks de Compagnie van ag« teren opliep, en dezelve met fleenen gooide; - welke verregaande ftoutheid , en eene vernieuwde aanranding-dreigende toeleg van het gepeupel, (gemerkt daarenboven het trekken naar den kant van de ftad, alwaar het 's lands magazijn digt bij is, en voor welks front eenige draaibasfen bij de hand waaren, ter defenfie van het Canaille, zo het zelve 'er gebruik van wilde maaken, en daar toch de Equipagie-meefter rara Slaveren, die aldaar woonde, waarfchijnelijk nog niet in de ftad was, om, des benoo-  ( 28o ) fchuldigingen ten voordeele van het Canaille, en dit laatfte wel bizonder met behulp van plooijen, draatjen, qunfi-redenen voorden dag brengen; met één woord, door uit partijdige beginzelen den Souverain te dupeeren; daar de regcering zich aan den anderen kant geene moeite ter weereld gedaan, wat zeg ik, geen fchijn ter waereld vertoond heeft, om een eenige atteftatie ter defenfie van het gedrag der Compagnie No. 9. te willen inwinnen, anders dan van de onmiddelijk bij de zaak geinteresfeerden, en dit wel bepaaldelijk om fpoedig geinformeerd te worden van het geen 'er gebeurd is; -— om niet te reppen van de wijze van b-ndervraagihg der Adelborften, of die wel meer gefchikt was, om op alle de bezwaaren, die hun door de Weth werden voorgelegd, te antwoorden, dan wel, om de befchuldigingen in een helderer daglicht voor Hun Ed. Gr. Móg. te ftellen; hebbende de Adelborften zich daar toe nog vooraf moeten aandienen. Ten vierden het is vooral opmerkelijk, dat hun Ed. Gr. Agib. zich zoo ruimfchoots over derzelver vertrouwen op de Burger-compagnien bij Hun Ed. Gr. Mog. uitlaaten, daar het bekend was, dat de Burger-compagnien , verre van het oproer te dempen, in tegendeel zelve na dien tijd meer dan ooit met Oranje-leuzen, gediftingueerde tekenen van onruft en verdeeldheid , voorzien waaren , en 'er mede onder de wapenen paresfeerden: voor het overige wist de regeering te wel, dat elke Compagnie 300 man fterk was, en dat 'er, onder deeze.  ( 28i ) coo _ rotsgezellen zich bevonden, een volkje, dat of zelvs de beroeringen mede aangericht , of door hunne oproer-leuzen merkelijk aangezet heeft; en dat, wanneer men uit de 100, of uit de 50 overfchietende Adelborften, de helvc kwaalijk geintentioneerden uitzonderen wilde, die bij alle voorkoomende gelegenheden getoond hebben, blinde werktuigen te zijn der verdervende Oranje-factie in Rotterdam, dat 'er dan weinig zou overblijven, waar op de regeering een volkoomen vertrouwen kon ftellen; zo als zij echter den Souverain getragt heeft in dien waan te brengen, voorgeevende, en op eene finifterüjke wijze avanceerende , dat zij, wanneer de tekenaars van het requeft ter vernietiging van het Vrijcorps op nieuw oproer mogten zoeken te verwekken, zich vleide, de ruft te zullen kunnen bewaaren, zo lang 'er geene reden was, nota bene ! om te vreezen, dat de Burger-compagnien fchroomagtig waaren, de wapenen daar tegen op te vatten , zo als 'er reeds, vervolgen zij, verschelde burgers van de Compagnie No. 9. zich afgeschrikt getoond hebben, om zoortgel1jke omstandigheden bij te woonen : neen — zo immer, het zou zekerlijk dan eer ft de tijd geweest hebben, om opde Burger-compagnien te kunnen vertrouwen, wanneer het plan van den braaven Elzevier (zie bijlage G.) doorgegaan was; een plan , dat, fchoon bij de meerderheid van den Krijgsraad gegouteerd, echter door de draaijerijen van eenen Hogendorp en van StaS 5  ( 282 .) veren, met hunnen aanhang bij de Weth buiten deliberatie en difpofitie gefield is. Voor het overige zou men, tot nadere adflru&ie van deeze laatfle reden, het volgende kunnen bijvoegen, hetwelk ons daarenboven, tot de verdere kennis van het geen na den 3. April is voorgevallen, als van zelve zal opleiden. De weinige manfchappen, welke de actie van den 3. April hebben bijgewoond, beflaande uit 48 Adelborften en 10 Onder-officieren, werden na dien tijd, Zal dit verband geduurende den tyd van myn léven zyn, behalve dat ik defenaar te komen met folemnelen Eede als boven gefegt hebbe gefwooren, foo hebbe ik vrywillig aangenomen, by aldien ik iü een van de bovengemelde pointen quam te manqueren naar het oordeel van voorgemelde Heeren, dat ik ten behoeve van den armen van Rotterdam fal verbeuren een fomme van vier duizent Caroli Glns; ftoeg, om de volle zege aan den kant van Calvin in éêtt oogwenk te beflisfen? Het verwondert mij daaróm des te meerder, dat ook hier niet dezelvde woorden ftaan, die wij boven vinden, „ het zij met verauderinge van de pavtije of vel andere gevallen voorvielen, daar in ik ook de voorgemelde heeren blindeling zal volgen"-, hoe ligt immers zou het hebben kunnen gebeuren, dat de fijmpathetifche werking deezer beider maximen ophouden moeft, zodra het Stadhouderlijk belang eene andere wending nam; en in zulk een geval zeker zouden de heeren Contraéteurs zich zeiven egn ftrik om den hals gehaald hebben, daar zij , zich zeiven ongelijk blijvende, hier ter plaatze de verregaande onvoorzichtigheid gehad hebben» met, agter de woorden, „ Voetftaanfche maximes van de Kerk", onmiddelijk en zonder eenige de minfte reftriftie te laaten volgen, „ zoo als die tegenwoordig zijn"; hoewel—die laag en fnood genoeg zijn , om zulk een helfch contract, als dit, over het geheel genoomen, is, aan te gaan, eii met eede te doen bekragtigen, voor den zulken kan hetgeen confcieiuie-werk meer zijn, eene enkchle pasfagic, des benoodigd, te interpreteeren, zo als op dat moment het eigenbelang wil, en zonder zich dus nu meer dan te vooren bezwaard te vinden: ex ungue Leonem t  C 503 ) er) hebbe ik daar voor fpecialyck verbonden, fekeré Obligatie van die felve fomme op het Comtoir van zyn Hoogheid , daar van byprovifie een recepis hebbe ontfangen, van den Thefaurier Verhagen in data den 27 Oclob. 1687. en voorts myn andere goederen tot fuiken fomme en fal ik in diergelycke voorval, evenwel voortaan niet minder geobligeert fyn» als van te vooren, uyt kragte van defen alles naer te komen, het geene bovengezegd is; Adij 14 Novemb. 1687. in Rotterdam, foo waerlyck moeft myn God Almagtig helpen, en was ondertekent /Egidius Groeninx. Ende verders volgde, Ende verfoeke de Heeren, dat fy tot (g) meerder fecuriteyt, wanneer fy fulks goed oordeelen , defe acts in handen van zyn Hoogheyd gelieven te ftellen, of wel onder haer te bewaeren; Adij als aan de andere fyde den i4Novemb. 1687. Rotterdam, en was ondertekent iEcimus Groeninx. (g) Spes pretio inferior; zijne Hoogheid zeker hadt aan deeze ééne afte in de hand , oneindig meer aan, als aan duizend zulke Eeden in de lucht; en in dit opzicht deedt de mau wel, dat hij voor de meerdere zekerheid der zaake zorgde; jammer is hetondertusfchen, dat hij dit niet eerder bedagt heeft, dan hadt hij zo veel te geruster den Eed kunnen menageeren, daar hij zulks toch ten overvloede, en zonder daar toe gevorderd te zijn , gedaan heeft!  C 304 ? Lager ftond, Verklaren als nog te hebben overgegeven gelyk als ik overgeve by defen, wanneer ik de voorenftaande articulen niet mogte naarkomen, ende myn niet gedragen aan myn gedaen beloften, dat myne Vroedfchaps plaats , door defe myne vry willige overgifte, zal gehouden worden voor vacant, een nieuwe nominatie werden gemaakt en daer uyt by fyn Hoogheid, een ander Vroedfchap werde geëligeert, gelyck ik fyn Hoogheyd, ende de Heeren van de Vroedfchap daar toe ben verfoekende by defen, ende fulks op het voorftel en de requifitie van de Heeren Roosmaele en van Nieuvelt, die ik daar toe mits defen ben auttoriferende: Actum Hage den 21 No■vemb. 1687. en was ondertekent ./Egidius Groeninx. C O P I E. Verklare ik ondergefchreven onder folemnelen Eede indien het fyn Coninglyke Majefteyt van Engeland behaegt, my met de Electie tot een van de tegenwoordig vaceerende Vroedfchaps plaatfen te begunftigen, als dan in alle getrouwigheyd voor altoos te fullen correfpondcren, met den Heer Mr. Jacob van Zuylen van Nieuvelt, en voorts met fodanige Heeren, waar mede gemelde Heer van Nieuveld insgelyks correfpondeert, en waar aan fyn Ed. rnyj foo voor het als doen tegenwoordige als toeko-  ( 305 ) mende, fal recommanderen ende derfelver maximen in alles op te volgen. Dat ik myn noit van defelve Heeren het fy by veranderinge van de parthye of hoedanig het foude mogen wefen, fal affonderen , of tegens derfelver maximen yets ondernemen, of doen, directelyk of indirectelyk. Dat ik omtrent het vergeven, ofte beltellen van alle ampten, van de Vroedfchap defer Stad afhangende , my in alles altoos fal gedragen naar het fentiment van gedachte Heer van Nieuvelt, ende fyne vrienden. Dat ik nimmer voor my zeiven, ofte voor imant van de myne, naar eenige bedieninge fal (laan, dan met preallabel goedvinden van wel ged. Heer van Nieuvelt. en zyne vrienden. Dat ik altyd fal opvolgen de tegenwoordige maximen van de Stadhouderlijke regeringe, en defelve altyd voor foo veel in my fal fyn, opregtelyk helpen handhaven, en voorftaan. Dat ik insgelyks altoos fal behartigen de welfland van GodsKerck, ende helpen voorftaan, en handhaven die gronden en maximen, die tegenwoordig in defelve worden geobfervéert. Ende ingevalle ik myn in eenigen deefe van alle het geene voorfchreven ftaat quamen te vergrypen, ofte ontrouw te gedragen, foo geve by defen volkomen over dat ik als een onwaerdig Lid, fal werden afgefneden, en als dan myne Vroedfchaps plaatfe, ten oor van gedte Heere van Nieuvelt, met V  ( 306 ) der daat vacant fal werden geconfidereerd, dat eea andere nominatie in myn plaats fal werden gemaekt, en de welgd^ Majeftyt verfogt, daar op de Electie te doen; tot naerkominge van alle het geene vooifchreven ftaet verbindeik ondergefcbreven mynperfoon en alle myne goederen, en bidde dat God AU magtig my foo waerlyck wil helpen. Actum Rotterdam den 14 Oótob. 1690. en was ondertekent Vastardüs Groeninx. Lager flond, Alle het geene voorfz. ftaat, verklaare in Gods tegenwoordigheyd, uyt eygen vrye welbehagen (J4) fonder perfuafie van iemant te hebben gedaan, ende te fullen naerkomen, (i) in oppofitie van wie het foude mogen fyn, niemant uitgefondert, Aftum ut fupra, ende was ondertekent Vastardus Groeninx. (/*) Zou dit Aegidius minder dan Faflardus verfchoonen, of deezen boozer doen voorkoomen dan den anderen? (0 Dit kon de man veilig belooven, daar hij zich reedj in oppofitie van zijn Eer en geweeten, aan een affchuwehjk fchenftuk fchuldig gemaakt heeft , en grooter oppofitie hadt hij toch geenzins te vreezen.  B Y L A G E Èl Extract uit het Register der Refolutien van de Heeren van de Wetfo clcr Stad Rotterdam in hun Edele groot Achtbaare Vergadering genomen op ïVoensdag den 21 January 1784. HP v • X er Vergadering zijnde ingekomen informatien , dat de Adelborsten in de Compagnie Burgeren No. 9. waerfchijnlijk uit een erroneus begrip van den inhoud van het 55 Articui der ordonnantie op de Burgerwacht , op morgen avond, tot waarueemen der gewo'onelijke wacht, zouden ontrekken met fnapfiaanen voorzien van Bajonetten, is goedgevonden , en tferftaan, naar dien zulx naar het begrip dezer vergadering niet overeenkomftig zoude zijn niet den inhoud van het gemelde 25 Articui, waar bij de wapening der Burgeren word bepaald hier in te voorzien, en is mits dien na voorgaande deliberatie gerefolveert de heer van der Hoeven tc verzoeken en te Committccren zo als dezelve verzogt en gecommitteert word bij deezen, oramc van de voorsd. bekomene informatien aan de Luitenant Collonel Elzevier, als Capiteiu van boven gcm. Compagnie Burgeren nog buijderj morgen kennis te geeven en bij aldicn dezelve informatien gegrond mógten bevonden werdén, denzei' B  ■ C 2 ) ven uit Haam van deze vergadering te notificeeren , met order tevens om zulx met ten eerften te brengen ter kennis zijner onderhorige manfchap, dat naardien de intentie van deze vergadering is geweest en als nog is, dat door de burgeren geene Bajonetten op der zeiver fnaphaanen zullen worden gebruikt, dezelve vergadering dan ook verwacht en vertrouwt, dat in gevolge het conflante gebruik & conform den letter der ordonnantie de optrekking van desfelfs Compagnie , tot het waarnemen der ordenaris wacht op morgen avond met het gewoon geweer zal gefchieden. En dat extract, dezes des verzogt wordende zal werden gegeven aan de Luitenant Collonel Elfevier om te dienen tot desfelfs naricht en dat overmits, &c. Accordeert met het voorsd. Register voor zoo veel 't geëxtraheerde aangaat. J. van Zuijlen van Nijevelt.  . ' C 3 ) B IJ L A G E B . Aan de Edele groot Acht- baare Heeren, Schout, Burgemeesteren eu Schepenen der Stadt Rotterdam. Cr even eerbiedig te kennen de ondergeteekende Adelborften van de Compagnie No. 9. der Burgerwacht van deze Stadt, geleid wordende door den heer Luitenant Collonel Elfevier, dat de Supplianten de jongst geëmaneerde ordonnantie op dé Burgerwacht in dien zin begreepen hebben, dat alle de Adelborften voorzien moeiten wezen van geweeren met bajonetten; dan dat men zich van,gemelde bajonetten geduurende cenigen tijd niet heeft bediend, uit vreezé , dat men door onkunde in den wapenhandel zig daar mede onderling zoude kunnen befehadigen. Dat de fupplianten thans door hunnen y ver zoo verre ia de behandeling van het geweer gevordert zijnde, dat alle vrees van zich onderling te befehadigen ecsfeerde, derhalven onlangs gezamenlijk het befluit hadden genomen,, om met geweeren met bajonetten ter • wacht te trekken; edoch met dit gevolg , dewijl 'er geen geheim van .was gemaakt, dat zulks ter kennisfe van Ued. Gr. Achtb. gekomen zijnde, Ued. Gr. Achtb. hadden goedgevonden aan' de fupplianten zoo bij monde van den Lieutenant Zwijndrecht, als- door voorleezing eener refolutie bij Ued, Gr. Achtb. genomen, te doen verkktóren, dat UecU A 3  ( 4 ) Gr. Achtb. een geheel andere beteekenis aan de woorden van de ordonnantie hechteden, en dus vervvagt ende waren, dat dé fupplianten zeuden optrekken met geweeren zonder bajonetten. Dat de fupplianten moeten erkennen, dat het hun plicht ware, om aan deze waerfchuwing en verwagting van Ued. Gr. Achtb. te obedieren en te voldoen , zonder eenige verdere confideratien; dan dat zij teffèns naar waarheid kunnen zeggen, dat zij aan dezen hunnen plicht niet hebben gemanqueert uit een beginzcl van halftcrrigheid en ongehoorzaamheid; maar alleen uit eene verkeerde, en mooglijk ijdcle vreeze, van zich, daar hun voornemen bekend was, aan de verguizing van het gemeen te exponeren, indien zij dit voornemen niet volvoerden. Dat de fupplianten thans bedaard over de zaak reedenerendo, van agter zeer klaar bezeffen, dat die verkeerde en ydele vrees, niet eens in aanmerking had behooföTl te komen, tegen Ued. Gr. Achtb. uitdrukkclijkfl(e begeerte: dan dat de fupplianten, zich egter vle.jcn, dat u Ed. Gr. Achtb. overtuigt zijnde, dat in dezen geen opzetlijkc ongehoorzaamheid heeft plaats gelfadi, wei zullen gelieven te verfchoonen een daad, die (fegt.3 uit een verkeerd raiibnnement, en door overijling is begaan; reden waarom de fupplianten, met voorkennis en goedkeuringe van den Hr. Luitenant Collonel Elfevier, zich keeren tot Ued. Gr. Achtb. 9 ootmoedig verzoekende, dat het Ued. Gr» Achtb. bthaage, het misnoegen, bij u Ed. Gr. /»•.'"&•; tegen de fupplianten, met zoo-veel grond ©pgevrsi; ter zijde te Hellen, niet alléén uit hoofde van  ( 5 ) de hier voor bijgebragte reden tot ïverfchooning; maar wel bijzonder, uit hoofde van de plechtige verzeekering, dat de fupplianten door hun volgend gedrag zullen toonen die gunst niet geheel onwaardig te zijn terwijl de Supplianten verder, met en benevens de Nieuwelingen, die nog niet ter wacht zijn geweest, de vrijheid nemen, met alle reverentie te verzoeken, dat het u Ed. Gr. Achtb. bebaage hun te vergunnen, om voortaan zich van geweeren met iBajonetten voorzien te bedienen. T. Welk doende &c. A 3  C 6 ) ï IJ L A G E, C. Extract uit de Refolutien van de Heeren van de Weth der Stad Rotterdam in haar Edele groot achtbaare vergadering genomen op Zaterdag den 31 Januari], 17-84. Jn deliberatie zijnde gelegt de Requeste op gisteren ter vergadering ingekomen en door de Adelborsten van de Compagnie No. 9. met voorkennis en goedkeuring van den Luitenant Collonel Elfevier, als Capitein van gem. Compagnie aan dezelve geprefenteert , houdende in iubftantie &c. L goedgevonden en 'vèrfïaan, dat aan fupplianten bij Refolutie zal vvorden te kennen gegeeven, dat hun Edele Groot achtbaare hebbende vernomen en uit dcrzelver Requeste gezien, dat de fupplianten hadden kunnen goedvinden om onlangs ter wagt te trekken met fnaphaancn voorzien met bajonetten, en zulks oflchoon de fupplianten omtrent de afkeuring van die wapening, van vveegens dele Vergadering op een atlèzihts legaale wijfe waaren geinformeert geworden, die onberaadc daad van de fupplianten hebben befchouwd niet alleen met het hoogfte en uitterïte ongenoegen , maar ook tevens met de gevoeligfte fmert en aandoening, naar dien hun Edele groot Achtb. zig nimmer hadden kunnen voorflellen , dat Burgeren op wier trouw en gehoorzaamheid zij zich allezints veilig meenden te mogen en kunnen vertrouwen, van zig zouden kunnen verkrijgen' om zich opentlijk tegens ]tOll«/te-! i*»>- -.1 \ » • . '• A  C 7 ) het goedvinden en de verwachting van hun Edele groot Achtb. te verzetten. Dat de fupplianten door zoodanig een onbehoorlijke gedrag, zoo regtftreeks ftrijdlg met de pligt en onderwerping welke getrouwe en gehoorzaame Burgeren hunne wettige overheid ten allen tijden vcrfchuldigt zijn, met regt zouden hebben verdiendt te ondervinden dc nadrukkelijkib blijken van derzelver ongenoegen zoo niet de fupplianten zelve ten vollen overtuigt van de onbePtaanbaarheid en onwettigheid hunnerhandelwijfe hadden verclaart dat een bedaarder overweghlg van het gebeurde hun had doen bezeffen hunne dwaling en teiïcns doen erkennen 't onbetamelijk verzuim van derzelver vcrfchuliUgde pligt, dat hun Edele groot Achtbaare dien volgends dan ook uit aanmerking van die erkentenis en'betuiging der fupplianten bij Voorz. hunne requeste gedaan en vooral uit hoofde van derzelver plegtigc verzekering van door hun volgend gedrag te zullen toonen de gunst van hun Ëdeie groot Achtb. geheel niet onwaardig te zijn , wel geheel willen ter zijde te ftellen het gegrond en billijk misnoegen tegen de fupplianten op gevat, en zich latende welgevallen de redenen tot verfchoning door de fupplianten bij gebragt, geen zvvaarigheid maken onj als nu, en naar dien de fuppliantan door een behoorlijk verzoek van hun inclinatie hebben doen blijken dezelve mede te doen jouisfeeren van het ell'ecl der Refolutie op den 26 Janp. laasdeden bij hun Edele groot Achtbaare genomen, en ten deezen annex (was geteekend) J. VAN ZUIJLEN VAN NlJEVEtT' ■ y- a 4  i s ) B IJ L A -G' E. C. Extract uit de Refolutien van de Heeren yan de "Weth der Stad Rotterdam, in haar Edele groot Achtbaere Vergadering genomen op Maendag den s.6 Januarij 1784. J> urgemeesteren hebben ter Vergadering voorgedragen en in bedenking gegeeven, aangezien de inclinatie der Burgerij fcheen te tendceren omme onder de Wapenen komende zich te mogen bedienen van fnaphaanen Voorzien van Bajonetten, ofT 'net mistdien niet gefchikt zoude zijn om de Vrijheid tot 't aannce. men van die armaturc over te laaten aan de Compagnien , welke daar van gebruik zouden willen manken mits- dezelve aan deze Vergaedering van hun intentie doen blijken en zij ten fine voorn, doen een behoorlijk verzoek.' Waar op gedelibereert zijnde is goedgevonden en verftaan Conform het geproponeerde van heeren Burgemecstcren het gebruik der Bajonetten op de fnaphaanen aan de Burgeren onder de Wapenen zijnde, te permitteeren en zulks bij deezen toe te ftaan en over te laaten aan alle de Compagnie Burgeren dezer Stad welke daar van gebruik zouden willen maken mits dezelve aan deze vergadering van hun intentie doen blijken en zij ten fine voorfchrevcn doen een behoorlijk verzoek. Accordeert met voorsz Refolutie ( was ge t eek end ) J. VAN ZüIJLEN VAN MlJEVELT.  ( 13 ) B IJ L A G È F. Extract uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en VVestvriesland, in haar Ed. Groot Mog. Vergadering, genomen op Dingsdag den 13 April 1784. O^ntfangcn een Misfive van Schout, Burgemeeste•ïen en Schepenen der Stad Rotterdam, gefchreeven aldaar den 12. deezer, houdende, tot voldoening aan hun Ed. Groot Mog. Refolutie van den 8. te vooren, eene gedetailleerde informatie van het gepasfeerde bij' het tumult aldaar, als mede van den aclueelen ftaat der zaakcn in die Stad, breeder met neegentien Bijlaagen, hier na geinfereert. Fiat infertio. Waar op gedelibereert zijnde, is goedgevonden ea verftaan, dat het voorfz. Berigt en de daar toe fpecreerende Bijlaagen, zullen worden geëxamineert door de Fleeren van de Ridderfchap, en verdere hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteerden tot het groot befoigne, en de Vergadering da'ar op gediend van derzelver confideratien en advis. Accordeert fnet de voorfz. Refolutien*  lezints nodig en noodzakelijk zoude zijn geweest, hebben wij geoordeelt, na dat wij de Supplianten voor ons hebben doen komen en van derzelve opgaven een verklaring hebben doen formeeren, verpligt te zijn het een en ander aAn de attentie van Uw. Edele Groot. Mog. te moeten brengen, waarom wij die ■ beide Hukken hier nevens fub Littra E. zijn Voegende. Wij hebben Edele Groot Mog. Heeren bij den aanvang van dit tumult gemeend, het zelve door het in de Wapenen doen komen van vier Compagnien Burgeren te zullen kunnen meeftcr worden, dan de Attacque van het gemeen op de Wacht, onder het Raadhuijs post gevat hebbende, heeft ons als niet kunnende voorzien de fchromelijken gevolgen welke het zelve dikwijls bij hcrhaaling zou kunnen hebben, doen refolveeren, om door het doen luijden Van de Groote Alarm Klok alle de Compagnien Burgeren in de Wapenen te doen kómen; alle welke Compagnien wij ook tot Zondags morgens tusfchen vier en vijf uuren, wanneer alles uitterlijk wat ftilder fcheen te worden, in de Wapcne:i hebbende gehouden, vervolgens hebben gedemitteerd en de Wagt onder het Raadhuijs aan de twee voor gemelde Compagnien aanbevoolen. Wij hebben voorts de geheelen Zondag en Maandag tot twee uuren na de middag het Raadhuis behoorlijk bezet gehouden, wanneer wij oordèelende, cn door Informatien daar in bekragtigt  ens geene exlraordinaris voorzieningen nodig geoordeelt; dan des'Donderdags morgens door de Hoofdofficier onzer Stad geinformeert zijnde, dat een der Adelborften van de Compagnie Mo. 9. des avonds te vooren door een vermond Perfoon met een mes was aangevallen, en een fncede over zijn Hoed en ICleed gegeeven, zonder dezelve egter niet dan een gering kwetzuur aan de hand toe te brengen, hebben wij gemeend door het ftellen van een Praemie op de ontdekking van den Dader van dit fait, en het onder onze befcherming nemen van alle de Officieren en Adelborsten van gemelde Compagnie hier in tenfpoedigften te moeten voorzien, gelik wij dan ten zeiven dage eene Publicatie hebben gearreftecrt en gepubliceert, waar van wij onder de Letter G., Uw Ed. Groot Mog. een Affchrift hebben geoordcclt te moeten doen toekomen. Voorts geeven wij ons de eer Uw Ed. Groot Mogende te rclateeren, dat 'er bij het veorfz. tumult zes Perzoonen zijn gekwest geworden,Waar van 'er een cp gepasfeerde Woensdag aan desfelfs bekomene Wonden is overleeden, bevindende nog twee der zelve zig in een zeer gevaarlijke toeftand. Op Zaturdag is het Lijk van den Overlcedenen met alle order, decentie en gefchiktheid ter aarde befteld, zonder dat bij die gelegenheid eenige extraordinaire beweging is voorgevallen. Waarom wij dan ook Uw Ed. Groot Mog. kunnen berigten, dat het ons voorkomt en uit alle de omftandigheeden toe-  C n ) fchijnt, dat met betrekking tot het voorgevallene op den 3 deezer, alles alhier in volkomen rust fchijnt te zijn. Voor het overige, Ed. Groot Mogende Heeren, hoe zeer wij niet geheel buitén inquietudè zijn, dat eenige fchriftelijkc verzoeken aan ons bij hcrhaaling gedaan, welke door het groot aantal Requeftranten, als dringende kunnen worden aangemerkt, en welke tendeeren dat het Reglement voor het Corps Vrijwillige Schutters binnen deeze Stad nimmer mag werden geapprobeert, maar in tegendeel de opregting van het zelve Corps vernietigt, mogelijk aanleiding zouden kunnen geeven, dat de rust onzer Stad wederom gevaar zoiidè lopen, hopen wij egter zoo veel mogelijk, daar tegens te zullen kunnen waken, en vleijen ons die tc zullen kunnen bewaren: ten minden zoo lang 'er zig geene redenen opdoen om te vreezen dat de respective Compagnie Burgers fchroomagtig zouden kunnen zijn, om zig tot de handhaving van die gewenschte rust te willen laaten gebruiken; gelijk wij U Ed. Groot Mog. niet willen verbergen, dat reeds verfcheide Burgeren uit de Compagnie No. 9. zig afgefchrikt hebben getoont om zocrtgelijke omftandigheeden, als den 3 d.ezer hebben plaats gehad, weder bij te wonen. Waar meede wij vertrouwen aan de beveelen en het goédvinden van Uw Ed.. Groot Mog. voldaan te hebben: Wij recommandeeren onze Stad in de veelvermogende bèfcherrning van Uw. Ed. Groot Mog., terwijl wij fteeds biddende voor den voorB4  i =4 ) fpoed van hoogtl der zeiver Regeeringe, Uw Ed. Groot Mog. in de protectie Godes aaabeveelen en blijven. Edele Groot Mogende Heeren, Onder ftohd, Uw Edele Groot Mog. onderdanige Dieftaarén. Schout, Burgemeestcren en t Scheepenen der Stad Rot¬ terdam. Rotterdam Laager ftond', den 12 April Ter Ordonnantie van de- 1784. felven. Getcekent. J. VAN ZUIJLEN VAN NlJEVELT.  ( *5 ) Litt. A. WAARSCHOUWING. Schout, Burgemeestercn en Scheepenen dei; Sta$ Rotterdam in ervaring zijnde gekomen, dat veeie on» rustige heden zich althans verfhouten, om de Burgerwagten, aan wie de confervatie van de rust en veiligheid der Stad en goede Burgerij is aanbevooleu en toevertrouwd, en welke van hun trouwen vigilantie altoos de doorflaandfte bewijzen hebben gegeven, te infulteeren en op een gansch onbetaamelijke .en ftrafbaare wijze, door een onbehoudc gefchreeuvv.cn geweldigen aandrang in de uitöeffening van hun post tc turbeeren en te beletten: hebben na voorgaande deliberatie goedgevonden, allen en een iegelijk bij deeze wel ferieufeiijk te waarfchouwen, om zich zorvuklig te vvagten , van op. eenigcrlei wijze aanleiding te geeven tot eenige onrust, veel min van Burgerwagten met woorden of daden te beledigen, of met een kwaad opzet in eenige hunner verrichtingen hinderlijk tc zijn, op poene dat de zodanigen welke zulks in ,'t vervolg zoude mogen doen, ingevolge de wetten, placcaaten dezer Landen, als veifioordcrs van de algemeene rust, tot voorbeeld en affchrik van anderen, aari den lijve zullen worden gettraft. En hebben Mijn Heeren voornaemt voorts noodig geöordeelt allen en een iegelijk re rememoreren den inhoud van 't 61. Art. der Ordonnantie op de Burgerwagt, houdende: dat iemand in't aggiesfe:ren van, c 5 ' :  C ad ) „ of in 't zich te weerftcllen tegens de wacht worden „ de gekwetst ter dier zaake bij de wacht niet zal zijn „ verbeun;"mitsgaders den inhoud van 't io. Articui van dezelve Ordonnantie; waar bij word geftatueert, dat de refpcélive Compagnien Burgeren , in geval van confufie des noods, geweld met geweld vermogen tc keeren en af te wenden, welke beide Articulen bij dezen wel exprcsfelijk worden gerenoveert. Dus neeme zich een ieder in acht , en verhoede zijn fchaden. Aldus gedaan en gearrelïeert in Collegio van de Heeren van de Wet voornoemt; en (na voorgaande klokkegeluiJ) van 't Raadhuis deezer Stad gcpublifeerd den 24 Maart 1784. Praefent de Heeren Mr. Johan Adriaan van der Hoeven, Schout, Mr. Jacob van der Heim, Burgemeester, Adriaan Johan Obreen en Ewout van SonSchepenen. In kennisfe Van mij, Geteekent, jf. van Zuijlen van Nijeveli. Laager Hond, Accordeert met desfelfs Origineel, geregis-reert in het Register der Publicatien, berustende ter Secretarie der Stad Rotterdam deezen 11 April 1784. Bij mij als Secretaris. Was geteekent, J. VAN ZüJJLEN VAN N IJ E VELT'  ( Ï7 ) Litt. E. Memorie betreffende het voorgevallene bij' gelegenheid den ondergetekende de Burger Compagnie No. 9. onder Commando vanden Heere Luit. Collonel ^ Elfevier op Sa t ar dag den 3 ^pth 1784. heeft opgeleijd. Jl, enige waakbeurten voor deeze laatfte, zijn 'er reeds zoo veele blijken geweest van de geneigdheijrj, onder het gemeen om elkander op te rüïjen en was' het mogelijk onze Compagnie in desötdr'e tc brengen, onder de Burgers die daar ïririe adfifteerde, verdeeldheijd te verwekken, op alle mogelijke wijze te infulteeren en te intimideeren, den Heere Lieutenant Collonel Elzevier zoo m Perzoon als de onderhorige Officieren, op de vcrregaandfte wijze na te fchrceuwen en daar bij de onbefchoffle ukdrukkinge. te gebruijken, waar van onder andere de volgende een klaar bewijs opleverd, namelijk 'er onder deze toegevloeijde hoop tegens luijden die beleefdelijk den Hoed voor zijn Wel-Ed, afligtedè wierd gezegd fpreekje tegens dien Bli.xem, liever een Steen op zijn Ziel! dat zijn Wel Ed. befloot om eenige feijzen de waakbeurt met de volle Compagnie in Perzoon waar te nemen, bedugt zijnde dat deze Preludiums van onaangenaame gevolgen konde zijn, dog daar zija Wei-Edele de Steen des aanltoots bij het Gemeen  fcheen te wezen, zag zijn Wei-Edele van dit voor. nemen af, dan wel verre dat het daar mede cesfeer» de, leijde de volgende Wagt den Ondergetekende van de Paradeplaats agter de. Prince Kerk naar het Stadhuijs zelve op, onder een nog veelfterker dan gewoonlijke toevloed van Menfchen, die zig niet ontzagen de Compagnie door een oproerig gefchreeuw van Onvrije boven, de plaats niet alleen te betwisten, om zig behoorlijk te fcharen, en in order te ftellen, maar door hun gejuijl het gehoor der Commando van den Ondergetekende onmogelijk te maken, en de weg die hij met zijn onderhebbende Manfchappen pasfeeren moe?* te belemmeren, zelfs - die geen welke tot adfiftentie ordinair en extraordinair bij de Compagnie adlifteerde op een brutaale wijze te bejegenen, en zelfs te flaan, al het welk zoo eene buijtengewoone beweging voor den Ondergetekende opleverde, gevoegd bij de Rapporten die hem ter ooren kwamen dat zij agter de Compagnie bezig waren, de Steene uit de Straat te halen, en 'er een paar gemecne Supplianten onder den hoop met blote Mesfen zig vertoonde, dat den Ondergetekende nodig oordeelde de Compagnie halt te doen houden en zijne onderhorige Adelborsten hun Geweeren met fcherpe Patroonen te doen laden, het welk van dat goed gevolg was, dat men ten minften in ftaat was om door het Volk op de Nicuwemarkt en elders zamen gevloeijd door te dringen en fchoon zeer laat de Hoofdwagt te betrekken, en de nodige order te ftelien om de Poorten rs bezetten;  C 30 ) terbonden ter Wagtparade te verfchijnen, de omftandiglieeden mogten zig dan zoo onvoordelig opdoen als ze wilde;-dog het overige gedeelte de/Adelborften geliefden zig vrij te houden en te zien naar tijd eu omftandigheid, Eijndelijk verfcheen den avond die door de allezins ongunftige rapporten en gemompel onder het Gemeen beflisfen zou, of het Gepeupel, dan of de Regeering wiens Perzoou de Burgerwagt op het moment als zij in de Wapenen is, pnefenteerd, de overhand zoude behouden. Den Ondergetekende des avonds vau den 3 deezer ter Paradeplaats komeude vond volgens affpraak de voornoemde vijf en veertig Adelborften benevens de Onderofficieren gereed om op te trekkeu, dan de toevloed van Menfchen was zoo groot dat men 011 mogelijk in ftaat was zig op een behoorlijke wijze te fcharcn, veel min de gewoonlijke manoevres te verrigten; dees zoortgelijke omftandigheijd die vermeerdert wierd door het ysfelijk gefchreeuw van Onnje boven, het getier van Hoezee en diergelijke Exclamatien, deed den Ondergetekende bedagt zijn om de Rotsgezellen naar de Poorten te expedieeren ten eijnde die op behoorlijke tijd te bezetteu, dit fcheen onder de Omftanders een invloed te hebben die tot Muijt, Moord en Plunderzugt overQoeg, dewijl de Rotten met het woord naauwlijks waren afgetrokken of het Gemeen drong met geweld op de Parade meer en meer in, zoo dat de zes Adelborften gecommitteerd om dezelve plaats ruijm te houden, het niet  ( 3i O jneer meefter konde blijven, dit deed den Onderge. tekende refolveeren zijn onderhebbende Manfchappen .met fcherp te doen laden, en de opgeruijde menigte in Perfoon hun onredelijke handelwijze bedaardelijlc onder het oog te brengen, en die muitelingen te herinneren de Publicatie van de Heeren van de Wet ten opzigt van de Burgerwagt onlangs gedaan, en te beduijdon de ordres daar men mede gerrtunieerd was om geweld met geweld te keeren, dog dit alles vergeefs zijnde, deed den Ondergetekende alle moeijte aanwenden om een der Oproermakers uit den hoop te doen vatten, waar onder 'er een van het ogenblik dat hij op de Parade kwam hem in het oog was gevallen, die altoos de eerfte was in het opheffen van Hoezee en de brutaalfle beweginge te maken, dat tot zulken hoogte klom dat die Roervink welke den Ondergetekende in Peifoon aanfprak en vermaande zig wat ftilder te gedragen of dat hij van fterker middelen gebruik zou maken, kon goedvinden hem commanderend Officier op de brutaalfle wijze te bejegenen felfs met bcdreijging van flaan; dat den Ondergetekende terftond deed refolveeren hem. door eenige Dienaars van de Juftitie (met voorkennis van den Heere Hoofd-Officier en affpraak met den vigilante Onderfchout Plaat in den omtrek van de Paradeplaats geposteerd) te doen opvatten, het weik. met zeer veel moeijte geëxecuteerd wierd, alzoo 'er een toevloed van Volk kwam om hem te ontzetten, zoo dat men genoodzaakt wierd, wilde men de Booswigt behouden een gelid Adelborften met §c*  veld Geweer tot adfifïentie te doen indringen, waar door men in ftaat gefield Wierd om den Schuldigen tusfchen een Plotton te bewaaren en de marsch naar de Hoofdwagt aan te nemen, dan dat dert Ondergetekende geïnformeerd Was de ontzaggelijke mêenigte die de Burgcrwagt ftond op te wagteri, zoo op de Nieuwe- als Kaasmarkt en Htujbrüg en bedugf voor een aanranding die een bloedbad ten gevolge zou kunnen hebben en de kans met een getal van 50 Man tegens circa 5000, waar onder zeer veele kwalijk geïntentioneerde te gering zijnde om aan die beïlisfing een geheele Stad cii Burgerij te wagten, refolveerde hij een geheel andere route te neemen, — ' de Perinihgsbfüg door de Baanflraat en Breedftraat, over de Goudfche Wagefrraat naar de Hoogftraat marcheerende, wierd de Compagnie in de Baanflraat van agteren geattacqucört, zoo door het losfen vah Geweeren met fcherp als fmijtcn met Stecnen, het drijgen met mesfen en aanvatten van gevelde Geweeren , allezints gefchikt om de Compagnie te verfïrooijen, en de Gevangene te ontzetten, die nog met een Belhamer vermeerdert was, welke de Omftanders op het fterkfte verzcekerdc, dat de tcgeiiftand alleen met los Kruijt zou geboden Worden, — dan het werpen met Steenen verm'eenigvuldigende, daar de Ondergeteekende zelve ooggetuigen van is geweest, door 'er verfcheiden voor zijn gezigt te hebben zien zweeven, welke op de Adelborften die naast den Ondcrgete» keude gingen afftuijtcn, zonder nog in aanmerking té neemen de Waarfchouwing dié hém gedaan is doof  C S3 ) een Tamboer dat 'er een Kogel voorbij zijn Itoofd" fluijte, deed hij Ondergetekende de Compagnie yari alle zijde front maken, en het agterfte Plotton geweld met geweld kecren, waar door'er een weinig ruijmte kwam, dog enkeld voor een moment, dewiji 'ei- terllond wederom een toevloed van Muijteli* gen op de Compagnie aandrongen, die intusfehen denkelijk geinformeeit wierden dat 'er eenige Gekwetlie waren gevonden, en dus ovcitnjgi zijnde 'er de llerklïe töïdéa^ü in het werk geftcid wierden op de eer van de Regeering en de veijlighcid der' Burgerijc op te houden, vond den Ondergetekende raadzaam (vreezende. een tweede Attacque, die van erger gevolgen kon zijn) terllond iemand te expedieeren naar het Raadhuijs om de Aflarmklok te doen kleppen, waar door het Volk genoodzaakt zou zijn zig ieder naar zijn Loopplaats te begeeven, en alsdan hulp van andere Compagnien Burgeren te erlangen ; — Eijndelijk door de welgeoefende en moedige Onderofficieren en Adelboritcn aan het Stadhmjs gekomen zijnde, en na de Gevangene overgeleevert te hebben, was de toevloed van Volk weder op nieuw zoodanig vermeertlert, dat men bcdugt wierd voor een tweede Attacque, zoo dat den Ondergeteekende zijn Manfchap zoo verre als het ge■ tal toereikende was op de best mogelijke wijze posteerde om het Stadhuijs te bewaaren ; terwijl nu het Gemeen van alle kanten zaamenvlocijende, ons van twee zijde van de Hoogflraat en de beide Stadhuijsitcegen konde iuiluijten, was hier het gevaar het C  ( 35 ) den Heer Hoofdofficier in corifideratie te doen gce» ven, of het niet best was de Rotsgezellcn des morgens om 6 uuren, maar allengs en bij Parthijcn tc laaten aftrekken, terwijl de Adelborften en verdere Opper- en Onderofficieren hun post zouden houden tot hun bij haarEd. Groot Agibaaren beftemde tijd, dat alleszints goedgckeurt Plan ter uitvoer gebragt zijnde, herftelde de rust, en deed een luijdrugtig gefchreeuw eindigen, bet geen naar het oordcel Vaji den Ondergeteekende een nieuwe confufie had kuiinen te weeg brengen; eindelijk wierd des morgens om io uuren de Compaguie No. o. afgelost door die van No. n. Laager ftbnd, Dit boyenftaande verklaare ik Ondergeteekende ïn zin en füBftahtïe de zuijvere waarheid te zijn, prefènteerende het zelve, des gerequireert wordende, niet folemneele eede te bevestigen. Geteekent, L. v. Zwijndregt, Lieutenant. in de Comp. No. 9. Onder ftond, Accoordcert met desfelfs Origineel. Bij mij als Secretaris. Was geteekent, |. VAN ZUJJI.EN VAN N'JEVEÏ.T^ C i  C 36 ) Litt. C. 1. Loco. p lieden den elfden April een duizend zeven honderd vier en tachtigh' Compareerden voor mij Jacob Pieter Beijerman Notaris Publiq te Rotterdam, en Voor de nagenoemde getuijgen, Kornejis de Vogel en Jacob Bell, woonendc beiden binnen deze Stad, en zijnde van competenten Ouderdom, zijn de de Comparanten beiden Adelborften onder de Compagnie Burgeren No. 9. eiide verklaarden zij Comparanten, tot Ampliatie en Corroboratie van de vcrklaaring, door hen Comparanten nevens andere Adelborften op den 9 en 10 dezer voor mij Notaris en getuijgen gepasfeerd, en zulks mede ten requiiitie van allen den genen vvien zulks zoude mogen aangaan, en om te dienen daar cn zoo zulks verdacht zal worden, voor de oprechte waarheijd. Dat zij depofanten op Zaturdag den derden dezer, Vatt hunne Huizen afkomende om naar de Parade te gaan, door de meeriigte van 't Volk, in dien weg zijnde, hevig zijn uitgejouwt en nagefchreeuwt met een geward geroep waar uit de Depofant de Vogel verklaard verftaan^ te hebben: kijk die Blixemsl net als de Soldaaten de rokken opgehaakt! en meer woorden waar van hij geene recht bericht kan geven, doch echter ten aanzien van de gemelde met die of diergelijke woorden in zin en fubftantie. Dat zij op de gemelde Paradeplaats komende aldaar zoodanigen toevloed van Menfchen hebben gevonden,  C 37 ) dat het hun onbefchrijfiijk is, zo wel als het gefchreeuw daar bij gedaan. Dat hun oogmerk was om zich in drie gelederen te fchacren, doch dat de plaats zoodanig bezet was, dat zij depofanten niet dan met veel moeite en vriendelijke Sollicitatien zich bij hunne mede Adelborften hebben knnnen voegen waarna zij door den geweldigen aandrang geene ruimte konden krijgen om zich in eenige ordre of Postuur te Hellen, anders dan om zich naast elkander te iluiten. Dat zij depofanten alzoo eeuigen tijd gebleeveü zijnde, het Volk achter hun te zamen liep, en hun voor tegen de Borst bleef ftaan, zoo dat 'er dikwijls verzocht wierd dat zij wat terug zouden gaan. Dat daaraan door zommigen wel wierd voldaan met een of twee treden achter uit tc wijken , doch dat anderen op de brutaalfte wijze zulk een verzoek beantwoordden met te zeggen: de plaats is voor myn zoo goed als voor joir.v, en wat wouje doent alles meede met die of diergelijke woorden in zin en Subftantie en dat de gemelde bewoordingen met ijs'clijke vloeken vergezeld zijn geweest. Dat den aandrang van 't Volk daarop weder is vermeerderd en aangenomen, onder een geroep van {.Oranje boven ccc.) zoo als de Depofant Bell, ook verklaard uit het Volk te hebben horen roepen (Laad nou; nu moetje laaden Blixems, en dan febieten;) en daarop geantwoord zijnde, Vrienden wij hebben nock geen order, daarop iemand uit het Gemeen heeft gezegd neen: zij moeten eerst fchieten. Dat vervolgens de Lieutenant van Zwijndregt en onderofficieren, (zoo C 3  ( 39 ) rel vast hadden, en dat het Volk zoo hem voorkwam aandrong om hun dien te ontzetten, waarop hij Dcpofant zijn best deed om dezelve ook te helpen omcingelen en van het overige Volk af te fcheiden. Dat het gedrang een weinig geffilt zijnde zijlieden Depozanten ( zoo als zij nu beide verklaareiO zich weder hebben gefchaard, en den Depofant de Vogel (zoo als hij zulks alleen Verklaart) op de linker Vleugel van het tweede Gelid van het eerfle Pellotton geraakt zijnde, gemelde Compagnie gezwenkt zijnde aan het marcheeren is geraakt. En verklaaren beide de Depofanten, dat zij in deeze confuüe zoo veel hun gehoor toeliet, hebben vernoomen, dat 'er een fchoot van de zijde van de Boteriloot uit het Volk is gedaan. Dat zij Depofanten op marsch zijnde, zij niet minder dan te vooren zijn gehoont, gevloekt en befchimpt en zoo hun voorkwam beloert als. of men eene opening zogt om in te dringen. Dat zoo wel als de aandrang door de gevelde Geweeren met welke gemelde Compagnie aftrok moeijelijker was , zij lieden echter in het omzwenken van de Baanftraat aangevallen en op de agterfte Pellottons geattacqueert zijnde, vervolgens zoo zij vernamen, en den Depofant Bell zag , van achteren het gedraag niet verminderde, dat daar op wierd gecommandeert halte houden en aan allen zijde front tc maaken. Dat te dier tijd den Depofant Bell, (zoo als hij alleen verklaart) bij het zelve zwenken uit het Volk van de zijde van de vest, zoo hij Depofant moet voor ondcrftellen van onderen op of onder de hand is C 4  C 40' ) geworpen, en dat dezelve fteen vlak tegen de plaat van zijn Port d'Epée gekreegen hebbende hij Depo fattt daarop het Hoofd rechfzom gedraijd heeft, gijnde de aandoening van de fchok zodanig geweest als of hij Depofant met een Hamer was gellagcn — Dat hij niet wetende of hij liaan of vallen zoude van wegen de fchok die 'hem door 't Lichaam ging, zich daarop immediaat heeft herfteld, als wanneer met de trom het zein wierd gegeven dat gevuurd moest worden zoo als zulks dan toen ook voor de eerfte maal uit hun liedcr Corps is gefchied, en dat te dier gelegenheid zijn gebeurt de twee Schoten uit het Volk bij de Attéftatie door hem Comparant als boven gepasfeérd, vermeld. Ende verklaaren zij beijde Comparanten: Dat aan hun lieden bij de Exercitie gezegd en onderligt was, dat ingevalle zij geattacqueerd mogteu worden en na 't forméeren van Quarrée door 't gejuil van 't Volk', geen Commando konde gehoord worden, alsdan het liaan van Alarm met een Trom tot een zein zoude dienen om een algemeen en aanhoudend Vuur te maaken, tot dat een roffel met den Trom te kennen gaf dat de ordre ophield, en de Slag *t voorige Front weer deed herftehen. En verklaarde de Depofantde Vogel alleen dat dit Quarée in de algemeene nood van gemelde Compagnie gemaakt zijnde, de trom ais toen Alarm beeft geflaagen en daar op uit het achterile Pellottou is gevuurd, doch dat dewijl op het voorfte gedeelte geen Attacque voorviel, hij Depofant met de overigeAdelboiften welke nevens hem aldaar aan de Linkerliank  C 41 ) (van welke hij Depofant alleen kan getuijgen) geplaatst waren, alleen met gevelde geweeren zijn blijven ftaan, en niet gevuurd hebben wijl daar geen aaiwal was; fchoon zij aldaar mede vaardig ftonden om zich op de eerfte aanval tc venveeren, zoo als echter wierd gedaan. En dat, zo ras de roffel en flag van den Trom gekomen was, zij lieden zich daarop hebben herfteld en de geweeren in hunne vorige rigting en hun Manfchap in vorig front gebragt, zonder dat hij Depofant na dat Commando uit hun lieden een fchot meer heeft gehoord. Dat hij Depofant zich mede herinnerd en alzoo hiermede verklaard, te dier gelegendheid uit het Volk, dat met hoopen bij een was, te hebben hooren fchieten ;■ zijnde voords door 't verplaatzen van den Gevangenen uit het Vaandel Pellotton als mede door het inbrengen van een tweeden Gevangen, de Compagnie een weinig gederangeerd geraakt, doch door een vaardig fluiten weder fpoedig herfteld; bij gelegenheid van welk derangement den Comparant Jacob Bell, zo als hij zulks alleen verklaart, van zijn vorige plaats afgeraakt en op de'zijde van den onder Officier Madrif gekomen is, terwijl den Comparant de Vogel (zo als hij meede alleen verklaard) bij die gelegenheid zich heeft bevonden in 't eerfte gelid van 't tweede Pellotton hebbende een ander zijn plaats in genomen, dien hij ook denzelvenliet— En zijnde het voorsz. derangement (zo als de Depofanten beiden verldaaren) ook daar aan, zo zij C 5  C 43 ) pen op het Cordon van gemelde, Compagnie dat voor 't Stadhuijs geposteerd Hond en dat een der Adelborften, (zoo als de Depofant de vogel alleen verklaard) daarop ordre is komen vragen om te Vuuren op den gemelden hoop, zoo als ook een der Onder-Officieren naar binnen gegaan zijnde, ook kort daarop naar beneden is gegaan. Dat hij Depofant dien voorsz. post bewaard heeft tot dat zijn verfterkt geworden en Vervangen dooide Burger Compagnie No. 10; als wanneer zij vrijhcijd hebben gekreegen om onder de Hoofd - Wacht te gaen. Gevende de Depofanten voor redenen van Wetenfehap, het geene voorsz. ftaat, zeiven gezien, gedaan, gehoord en bijgewoond, ondervonden of ook verrigt te hebben respective, en al 't zelve nog wel te geheugen: voords als in den text. BeKid zijnde de voorenftaande yerklaarihg yder voor zo veel zijn gcdcpofcerdc daarbij aangaat, desnoods, en daartoe nader verzogt zijnde met Solemneelen Eede te bevestigen. Aldus gedaan en gepasfeert binnen Rotterdam, ter praafentie van Izaac Smits, en Adrianus van Mcgchelen als getuigen die de Minute deezer, nevens de Comparanten en mij Notaris hebben onderteekent, Onder ftond, Quod Atteflor, Was geteekent, y. P. Beyerman, Not. publ.  ( 45 ) Litt. C. 2. Loco. C"^P heden den 12 April 1784 compareerden voor mij jacob Pieter Beijerman, Notaris publijk tc Rotterdam, en voor de nagenoemde Getuigen, Willem du Bois, Gerardus Mols, Christiaan de Vlieg, Jacobus van Solingen, Jacobus Melgerbach, Hendrik van Someren , Johannes Verhoog, en Anthonij Homberg. Zijnde alle de comparanten Adelborften in de Burger Compagnie dezer Stad, gedefigneerd met No. 9. en alhier woonagtig-, midsgaders van competente ouderdom, dewelken verklaarde ter requifitie van allen den genen vvicn zulks zoude mogen aangaan, en om te dienen daar en zoo zulks vereischt zal worden, voor de onregte waarheid. Dat op Saturdag den 3 dezer maand, des avonds wanneer gemelde Compagnie op haare vergader plaatzc was te zamen gekomen met oogmerk om van daar als naar gewoonte op te trekken naar het Raadhuis deezer Stad, om aldaar op hunne tourbeurt de nagtvvagt te houden en waar te nemen, een zeergroot aantal Menfchen zig op de gemelde vergaderplaatfe bevonden. En verklaren de Depofanten du Bois, Mols, de Vlieg, van Solingcn; Melgerbach en Homberg. Dat zij zoo veel hun aangaat, geen aandrang van volk op de gemelde wagt hebben gefien of inful tcs tegen de Burgervvagt gehoord, maar wel dat 'er groot gefchreeuw onder het Volk is ontftaan, zoo dat zij van Commando als anders genoegzaam niets  ( 46 ) konden horen, hebbende de Depofant Verhoog ook aandran g en brutaliteiten uit het Volk tegen de Wagt gezien. bn verklaarde den Depofant van Someren, dat hij mede niet alleen een groot gefchreeuw en geraas onder het volk heeft gehoord, maar ook een groot gedrang heeft ontdekt, en is ontwaar geworden. En verklaarde den Depofant de Vlieg alleen: dat hij op de Paradeplaats ftaande heeft gehoord dat iemand uit het Volk tegen een der Adelborften van hunne gemelde Compagnie heeft gezegd /* felje ftrak wel krijge met je fwarte hair, en dat ook die Mansperfoon hoe zeer daar toe verzogt, niet te rug is willen gaan. En verklaarde den Depofant Homberg alleen dat zekere Timmermans Knegt, aldaar ftaande tegen den Tambour van gemelde Compagnie zeide: ah gij geen Hollandfche Manch Jlaat hoord gij hij de Compagnie niet. Voords verklaren allen de Depofanten, Dat zij van het waarfchuuwen van den Lieutenant van Zwijndrecht, en herinneren van de Publicatie aan het Volk niets hebben gehoord, nog ook niets gezien omtrend de bedreigingen van zeker Mansperzoon; door Schouten en Dienaars der Juftitie naderhand geapprehendeerd, maar wel verklaarden de Depofanten ook niets gezien te hebben van het voorgevallene met de Tambour van gemelde Compagnie, genaamd Jacob Noël Klaufer, hoezeer hun zulks door anderen is verhaald, dog hebben alleen de Dcpofan-  C 47 ) ten echter uit de gebaarden van den Lt. wel opgemerkt dat hij het Volk waarfchuuwde. Wijders dat zij lieden ouder het (laan op en het af marcheeren van gemelde Paradeplaats door geene Stenen uit het Volk zijn getroffen, nog daar mede hebben fien gooijen, als alleenlijk den Depofant van Solingen welke verklaarde met een weinig Kalk op de punt van zijn Hoed getroffen te zijn. Dog dat ( zoo als de Depofant van Someren alleen verklaard) met hunne gemelde Compagnie uijt de Baanftraat in de Breeftraat gekomen zijnde, als toen van een Hoekhuijs is gegooijd met een Steen, die voor de voeten van den Lt. Zwijndrecht is neder geVallen. Voords verklaarde den Depofant Gerardus Mols, alleen: Dat wanneer door Schouten en Dienaars der Juftitie zeker Mansperzoon was aangevallen en getragt heeft den gemelde Mansperfoen te ontzetten en uit hunne handen los te rukken, dog dat zulks vrugteloos is afgeloopen alzoo gemelde Schouten en Dienaars ook toen door hunne Compagnie zijn geadfifteerd geworden en verklaaren alle de Depofanten. Dat zij op de gemelde Parade of Vergaderplaats uit het Volk niet hebben hooren fchieten. Voorts dat zijlieden van daar, met gevelde Geweeren zijn gemarcheerd rot aan de Baanftraat alhier, en dat geduurende dien tijd zoo als de Depofanten Mols en Melgerbach verldaaren , wel op hunne Compagnie door het Volk is gedrongen, dog dat  ( 4» ) zij niet hebben kunnen ontdekken (zoo als de overige Depofanten zulks mede verklaaren) dat zulks zonde zijn gefchicd met oogmerk om daar door in de Compagnie te komen , als verklarende de Depofanten zulks aan hunne zijde niet te hebben ondervonden dog verklaard den Depofant du Bois een Man in het vriendelijke te hebben gewaavfchouwt te wijken en daar op uit het Volk ten andwoord te hebben bekomen: houd dun de Snaphanen op\ Dat zij depofanten aan de Baanftraat gekomen zijnde, en aldaar zullende zwenken, als toen zoo als de Depofanten de Vlieg en Melgerbach vermeenen gehoord tc hebben, uit het Volk is gefchoten, en daar op een aandrang gevolgd zijnde, wijders, zoo als nu allen de Depofanten verklaaren, dooiden voorsz. Officier van Zwijndrecht halte gecommandeerd zijnde, vervolgends aan alle zijde front is gemaakt, dog dat egter den aandrang niet verminde rende, gemelde commandeerende Officier van Zwijndrecht een Seijn van hun Depofanten door het Haan van den Trom hebbende doen geven, eenigen van hun lieden daar op hebben vuur gegeven. Dat zij vervolgens hunne vorige pofitie weder op Sein van den Trom veranderende, met gevelde Geweeren en Pellottons verdeeld naar het Stadhuis zijn afgemarcheerd, hebbende de Schouten en Dienaars der Juftitie met hunne zoo op de Paradeplaats als in de Baanftraat geapprehendeerde Perfoonen, dog van welke laatfte apprehenfie zij Depofanten verklaaren niets vernomen te hebben, tusfehen beiden.  C 49 ) Dat zij aan het Stadhuis genaderd zijnde aldaar zommige van hun Depofanten zijn boven gebleven", te weten de Depofanten dii Bois en van Solingen, dog dat de Depofanten Mols, de Vliegt, van Sometëti erf MelgerbagH aan het Stadhuis' hebben poft gehouden. Dat geene der vijf eerfte nog ook der twee laatfte Comparanten heeft vernomen dat het Volk alvd. réns het vuuren door de Officieren is gewaarfchuwd, als hebbende de Depofanten du Bois en van Solirigen, Verhoog en Homberg zig toen boven op' he't Stadhuijs en dé Depofanten Mols, Melgerbach eri de Vlieg onder in het zelve bevonden, dog dat dè Comparant vaii Someren die waarfchouwing wel heeft gehoord; zoo als hij Comparant ook b'ij het Sftreëdfen van het Stadhuis heeft ge'fien dat met een grote Steen uit het Volk geworpen wierd,' welke egter niemand gelnkkiglijk heeft befchadigd. Dat de Depofanten Mols, Melgerbach ende Vlieg' ten tijde van het gemelde vuuren aan het Stadhuis' zig als vooren onder in het zelve bevindende op het geroep val overal wel zijn uitgekomen, dog dat toen Het geweld bedaard was, zoo als' Depofanten op' hunne posten ftaande ook hebben gezien dat door zekeren Perfoon, hun' bekend of benoemd zijnde als; den Wijnkoper van den Broek om en bij het Stadhuis ftaande verfcheide poltuureit en Lighaams beweginge zijn gemaakt, dog dat zij Depofanten derfzelven niets hebben hooren feggen. D  C So ) • Laatftdijk verltlaaren den Depofant Melgerbach alleen. Dut hij nabij het Stadhuijs verfcheiden malen uit tien hoop met Steenen heeft zien gooijen dog dat hem Depofant onbewust is, waar dezelve van daan kvvaamen ,of geworpen wierden. Geevende de Dopo&nten voorredenen van wetenfchap het geene voorfz. Haat zelve gezien, gedaan, gehoord en bijgewoond, ondervonden of ook zelve verrigt te hebben, refpective en al het zelve nog wel te geheugen, voorts als in den text, bereid zijnde zijDepoianten omme hunne vorerftaande verklaring, ijder voor zoo veel dcszelfsdaar bij gedepofeerdcaangaat, des noods, en daar toe nader verzogt wordende , met folemnecle Eede te beveiligen. Aldus gedaan en gepafieert binnen Rotterdam ter prefentie 'va-n Ifaac Smits en Adriauus van Megchelen als Getuigen die de Minute defer, nevens de Comparanten en mij Notaris hebben ondertekend. Onder ftqnd, Qttcd Jtteftor, Was getekend, y. B. Beyerman. Not. pub, Laager flond. fa V_Jompareerden voor de Ondergefchreeven Schepenen der Stad Rotterdam alle de Depofanten in de voorenftaande Atteitatie gcmelt (den  C 5t ) Depofant Hendrik van Somereu aileen 'uïtgefondert) dewelke verklaarden onder folemneele Eedé hun Depofanten afgenomen als regt is na dat hun defelve Atteitatie van woord tot woord was voorgelefen den geheelen inhoiid van die» ieder voor zoo veel hem aangaat waar en waaragtig te zijn en daar bij te perfifteëreii, zeggende de Depofanten ieder afzonderlijk. Zo waarlyk Helpe my God Almagtlg. In kennisfe der waarheid hebben wij Schepenen voornoemt deeze met onze gewoone Signature ondertekent op den 12 April 1784.' . Wae geteekent, C. van Ileimle. Ad. J, ObreeA,-  C 53 ) vooras donr den zclven is geordonneert om nu maar na zijn Post te gaan, zijnde, zqo als voorfz. is, aan het Stadhuis geweest. Dat hij dcpofant aldaar kei mende, de Trappen van het gemelde Stadhuis met veel Volk heeft .bezet gevonden. Dat hij dezeivo meenigte zeer dikwils vriendelijk verzogt hebbende te rug te wijken, en van de gemelde Trappen af to gaan, om plaats vo'jr de Wagt te maaken, daar iri, na veel moeite aangewend te hebben , is gedaagd, hebbende fommigen uit het Volk hem te mcermaalen op zijn zeggen geantwoord , wel mag ik hier niet ftaan, —— ,, en waarom is deeze plaats voor mij eok niet "■ alles met die of diergelijke woorden in zin en fubflantie. Dat eindelijk bij het Luiden der Stadhuisklok een gedeelte van het Volk is al'gcweeken , dog dat anderen aldaar zijn liaan gcbleeven, en de Compagnie hebben afgéwagt. Dat dezelve dan ook aan het Stadhuis komende, de Wagt in een ronde Cirkel is beflooten, na dat de Gevangenen die bij hun waren, «ijn naar boven gebragt. —:— Dat daa» op een groot gedrang ontltond, waar op een meenigte Steenen uit de Steeg van de Wisfelbank wierden geworpen. Dat de commandccrendc Officier van Swijndregt, zig daar op bij de meenigte voegende, heeft gezegt, Vrienden maakt plaats, en die 'er niet nodig heeft, gaat heen, want ik kan het niet houden, en zal anders genoodzaakt zijn ordres tot Vi.uren te geeven\ Dat de Meenigte zig raar aan niet ftoorende, gemelde van Swijndregt d e ernftige vermaning nog toe D 3  C 54 ) tweemaalen; en dus dricmaalen heeft herhaald, ejs met zijn gebaarde de meenigte tragten te doen afwijken dog dat 'er zulks al weder niet helpen deed daar op vuur is gccominandeert, en door de Adelborflen of wel eenige der zelyen is gevuurd. Dat kort daar-op door Helfaardicrs en andere Dienaars der Juftitie is gegrepen, en in de Deur onder het Stadhuis naar de Corps de Garde gebragt zeekei Perfcon, door hun bij het voorgemelde gedrang gevat: en dat hij Depofant voorts de gemelde Post niet eerder heeft verlaatcn , dan na dat de Compagnie No. 10. was aangetrokken, als wanneer hij Dcpofant naar binnen is gegaan. Eindigende hier meede zijne Vcrklaaring, en geevendc voor reedencn van wetenfehap het geene voorfz. ftaat, zelve gezien, gehoord en bijgewoond te hebben, al het zelve nog wel te geheugen. Bereid zijnde hij Depofant zijne hier vorènftaande Verklaring, des noods, en daar toe nader gcrequircerd wordende, met folemneelen eede te bevestigen. Aldus gedaan en gepasfeert binnen Rotterdam ter prefentie van Ifaac Smi*s en Bastiaan van den Donker als getuigen, die de Miuutc decfes nccvens den Comparant en mij Notaris hebben onderteckend. Onder ftond, Quod Aiteflor, Was geteekent, y. P. Beyermatt)  C 55 } Langer ftond, Compareerde voor de ondergefchrcevene Schepenen der Stad Rotterdam Cornciis Jorisfen, Depofant, in de voorcnftaande Atteftatie gemeld, dewelke verklaarde, na dat hem de voorcnftaande Atteftatie van woorde te woorde was voorgeleezen , onder folemneelc Eede hem. Depofant afgenomen als regt is, den gchcc.cn inhoud van dien waar en waaragtig tc zijn, en daar bij te perfifteeren, zeggende: Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig. In kennisfe der waarheid hebben wij Scheepenen voornoemd deeze met onze gewoone Signatuure onderteekent op den 12 April 1783Geteekent. C. van Hemde. Ad. % Obreen. D4  ( 56 ) TT7 Litt. C. 4. Locq. W ij Mr. Comelis van Heuste en Adriaan" joban Obreen, Schepenen der Stad Rotterdam Omronden dat voor ons gecomparecrt is geweest Johannes Tcibccke , Adelborst, in de Compagnie! Burgeren No...9, zijnde van c,mpetemen ouderdom, en woonende binnen deeze Stad, dewelke verklaarde om te dienen waar en wanneer zulks van nooden zijn zal, waar en waaragtg re zijn. Dat hij Depofant in voorfz.' qualiteit zich op Saturdag den 3 April i?s4, des avonds circa half tien uuren heeft vervoegt naar de Paradeplaats van voorfz Compagnie, in de Princeftraat binnen deeze Stad om aldaar met de verdere Adelbor/len van dezeivè Compagnie, de nagtwagt te houden; dat hij Depoiant zeer veel moeite heeft gehad 0111 dcor de meeni*. te Mcnfchcn, welke aldaar bij 'eikanderen waren" op de voorfz. Paradeplaats te komen , en na veel mocne egtcr bij zijn Meede-Adelborften gekomen Zijnde, gezien heeft dat 'er een meenigte Menfchcn voor hun ftonden, waar door de geheelc Compagnie zich met naar belmoren in gelecderen kon fchaaren : Dat door de commandeerende. Officier van Zwijndregt, Onderofficieren en Adelborften, aan dezelve meenigte (wel een qnartier uur lang) vriendelijk is verzogt zich tc retireeren, doch vrugteloos, dewijl m plaats van agter uit te gaan , dezelve de geheele Compagnie uitjouwde, en op verregaande wijze hoonde en lasterde.  C 57 ) Dat den commandeerenden Officier ziende dat alla zijn vriendelijke aanmaningen vrugteloos waren, aar; de Schutterij. ordre gaf het Geweer te vellen, te landen en voort te marcheeren, dat hij Depofant zijn Geweer gclaaden hebbende, met dezelve Compagnie onder een continueel gefchreeuw, gedrang en fcster is gemarcheert de Princeftraat door, tot in de Baanftraat alwaar dezelve Compagnie vaq de Vestzijde is aangevallen. Dat hij Depofant aldaar halt houdende verfcheide maaien heeft hooren fchieten, en gemeent heeft dat 'er een Kogel voorbij zijn hoofd heen fnorde, het welk hem zodanig heeft doen ontftellen , dat hij Depofant op de' gri nd is gevallen, waar op hij ogcnbliklijk is omcingeld geworden door eeir'ge Mansperfoonen, welke hem, onder ijsfeiijke vloeken riepen „ daar leid een hond van een Adelborst van No. 9. ,, het Geweer ontnoomen en hem Depofans hebben mishandelt. Geevende hij Depofant voor reedenen van wee<[ tenfehap als in den rext, zeggende, Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig. In kennisfe van der waarheid hebben wij Schepenen voornoemt, deeze met onze gewoone Signature onderteekent op den ia April 1784. Was geteekent. C. van Heusde, Ad. J. Obreen.  C 58 ) Litt. C. 5. Loco. Op heden den 9 en 10 April 1784, compareerden voor mij Jacob Pieter Beijerman Notaris publijk tc Rotterdam en voor de nagenoemdc Getuigen, Petrus de Wael, Dirk Cornelis Schermer,, Gideon de Bic, Balthazar van Gurp W. zoon, Andries Deutz, Curnelis Joukcs, Jacobus van dcrSwem, Pieter Cordemans , Arnoldus Schoncken Junior, Jan Hendrik Mulders, Alberms Verhoog, Pieter Mannie, Jacob Bell, Abraham Eijlers, Simon Lans, Johanncs Janfen , Hendrik Arijman , Gerard Venroij , Willem Fontijn, Cornelis de Vogel, Pieter Swaendregt van Duijn, Hermanus Tomas, Andries Vorendonk, Jacob Hallman , Cornelis van Torenburg, Johan Godfried Joets, Eliia van Megchclen, Jacobus Stoop, Johanncs Vos, Frans Hoek, Jacobus Morel, L. E. Snoek, Jan Boercnbcker, Hendrik Maerfchalk, Jacob Morell, en Hendrik Jacobus van Kleef, zijnde alle de comparanten Adelboften in de Burger Compagnie deezer Stad, gedcfignecrd met No. 9. en alhier woonagtig , midsgaders van competenten ouderdom. Dewelken verklaarden ter requifitie van allen den genen wien zulks zoude mogen aangaan, en om tc dienen daar en zoo zulks vcreifcht zal worden, voor de opregte waarheid. Eerftelijk de Depofanten de Wael, Schermer, de Bic, van Gurp,Dcuts, Joukes 'en van der Zwem en Halfman en Mannie. Dat op laatstleden Satjirdïg .den 3 deezer maand  C 59 ) «fcs avonds wanneer de Compagnie Burgeren gedefigneerd met No. 9- op haare gewoone Vergader-, feaatfe was te famen gekomen met oogmerk om van daar als naar gewoonte op tc trekken naar het Raadhuis deezer Stad, om aldaar op hunne tourbeurt de nagtwagt te houden waar nemen , een zeer groot' aantal Menfchen zig op de gemelde Parade? of Vergaderplaats bevonden; dat dezelve meenigte op de gemelde Wagt van tijd tot tijd begon aan te dringen en dezelve, of wel de Officieren van dien, met fcheldwoorden als anders te infulteeren. En verklaaren de Depofanten dc Wael, Schermer, deBie, vanGurp, Deutz, Joukcs, van der Zwem en Halfman. Dat daarop door den Heer Leonardus van Zwijndregt, welke als Lieutenant van voorfz. Compagnie dien avond de Wagt zoude opleiden met luider flemme aan een toegevloeide menigte is gezegd: dat "hij aan hun moest herinneren dc Publicatie welke nog onlangs door mijne Heeren van de Wet dezer Stad was gedaan, en hunlieden vriendelijk verzogt, dat zij van de gemelde plaatze wilde afwijken. En verklaaren de Depofanten Cordemans, Schoneken, de Bie, Schermer, en de Waal: Dat ten tijde als voren onder anderen door zeker Mansperfoon uit den gemelden hoop (zijnde zoo als hun Depofanten bekend is, geweest die zelfde Perfoon , welke korten tijd daar na door fubftitunt Schouten en Dienaars der Juftitie dezer Stad is gcap-  C óo ) prehendeert geworden) meer dan door de andere op. de gemelde Wagt is aangedrongen. Dat hij daarop door gemelde Heer van Zwijndregt verzogt zijnde te rug te willen gaan, die Manspeifoon vervolgends gemelde Heer van Zwijndregt heeft ge, dreigd te flaan, En verklaarden de Depofanten Simon Eans en Pieter Cordemans. Dat kort na het gemelde voorval den Perfoon van Jacob Noël Klaufer, zijnde Tamb.o.ur onder gemelde Compagnie, zig, hoewel zonder Trom, tot adljftcn. tie van meergemelde Heer van Zwijndregt, bij denzelven vervoegd hebbende , door het Volk bij Ik i hair is gevat, getrokken en op den grond nedergefmeten, zijnde toen door hun Depofanten ontzet geworden, terwijl den Depofant Petrus de Waal ver, klaard gezien te hebben, dat meergemelde Tambour door twee Heeren, welke hij Depofant niet zeeker wist te noemen is ontzet, zoo als de gemelde Jacob Noël Klaufer, hier meede compareerende ook verklaarde dat al het geen ten zijnen aanzien hier voren is gedeppfeerd , alzoo gebeurd en de opregte waarheid is. En verklaaren de Depofanten de Die, Mulders , Schermer, Verhoog, de Waal, Mannie; Torenburg en van Keef. Dat zijlieden ten voorgemelden tijde en ook onder het optrekken met voornoemde Compagnie, fuccesGve uit de menigte Volk met Steenen, Kalk of Slijk  C (51 ) ajjn gegooid, en- ook nu en dan gefloten of geflagen. En verklaaren alle de Depofanten, uitgezonden:, Venroy, Fontein, Tomas, Deutz, Eylers, Mulders yerhoog, Torenburg en Janfen. Dat wanneer door Schouten en Dienaars der Ju> ftitie de voorgemelde Mansperfoon was aangegrepen j het Gemeen aldaar vergadert, op de gemelde Schouten en Dienaars is aangevallen , met oogmerk om denzelven te ontzetten en uit hunne handen te rukken, dog dat zulks vrugteloos is afgcloopen, alzo gemelde Schouten en Dienaars ook door gemelde Compagnie zijn ontzet en geadfiftecrit. En verklaren de Depofanten Bell , Verhoog en Mannie; Dat zij op de gemelde Parade of Vergaderplaats ftaande , uit het Volk een fchoot is gedaan, doch welke zeer dof is geweest, en door hun Depofanten ter nauwer nood gehoord. Voorts allen de Depofanten. Dat Zijlieden van gemelde Parade of Vergaderplaats met gevelde Geweeren voortgemarcheerd zijnde tot aan de Baanftraat alhier, en zulks, (zoo als de Depofanten, de Waal, Schermer, Bell, Vorendonk , Schonk , Stoop, Cordemans, Torenburg, Janfen, Morel, de Vogel, de Bie, Mannie en van Kleef alleen verklaaren, niet dan onder een menigte aandrang en telkens met pogingen van fommige Lieden, om in hunne Compagnie in te dringen, dat eindelijk, wanneer zij aan de Baanftraat voornoemt j gekomen waren en aldaar zouden zwenken, Zijlie-  C & ) den (zoo als de Depofanten, Schonken, Eijlers, Lans, de Waal, Bell, de Bie, Cordemans, Mannie en Tomas. nji weder alleen verklaaren) door het Volk zijn geattacqueerd, of met fteenen of kalk, vaii enz. gegooid; en dat wanneer Zijlieden ftaande gezwenkt waren in de Baanftraat, als toen (zoo als de Depoianten, de Waal, Bell, de Bie, Mannie, Deutz, van Gurp en Cordemans alleen verklaaren, gezien en gehoord te hebben) twee onderfcheide fehooten, welke uit het Volk op hunlieder Compagnie gedaan wierden: Dat voorts den Depofant Tomas door het gopijeri van een fteen zodanig aan zyn Hand is gekwest geworden, dat hij bloedde, zoo als bij Dcpofant zulks' mede verklaard. En verklaaren alle dc Depofanten. Dat op bovengemelde aandrang door den voorfz. commahdeerende Officier van Zwijndregt halte gecommandeerd zijnde, vervolgends aan alle zijde front is gemaakt, doch dat echter den aandrang niet verminderde, gemelde commandeerende Officier een fein aan hun Depoianten door het flaan van den Trom hebbende doen geven, eenige van hunlieden daar op hebben vuur gegeven. Voorts verklaaren de Depofanten, Lans, Janfen, Bel, Schermer, van Duin ende Waal, Halfman en Mannie. Dar bij de bovengemelde omftandigheid van vuuren, eenigen uit het Volk te rug weeken en afhielden, doch dat zeker Mansperfoon, welke de Depo-  C 63 ) Croten, Stoop, de Waal en Schermer hebben gezien dat van een lang portuur was , uit den hoop heeft geroepen: fchiet maar toe met je los Kruid, met die of diergelijke woorden in zin en fubltantie. En verklaaren alle de Depofanten gezamentlijk: Dat zij hunne vorige politie weder op fein van den Trom veranderende uit en van de gemelde Baanftraat met gevelde Geweeren en Pclottons verdeeld, naar het Stadhuis gemarcheerd zijn, tusfchen welke zich dc Schouten en Dienaars der Juftitie, zoo met hunne op de Paradeplaats als in de Baanftraat geapprehendeerde Perfoonen be/onden. Dat zij Depofanten alzoo nevens de overige Leden hunner Compagnie aan het Stadhuis genaderd zijnde aldaar een halve Cirkel hebben geformeerd , en in die ordre met gevelde Geweeren Post blijven houden, ter welker tijd de Officieren van huulieder Compagnie, (zoo als de Depofanten, Joukes, Venroy en Janfen, Mannie, Maarfchalk en Morel en van Kleef verklaarden gehoord te hebben;) het Volk telkens gewaarfchuuwd hebben van af te wijken. En verklaaren de Depofanten, de Waal, Cordemans, Schonken, Joukes, Fontein, dc Bie, Janfen, Schermer, Lans, van Kleef, van Duin,Voorendonk, Hoek, Toorenburg, van Megchelen, Vos en Vrijman.' , Dat, wanneer de Compagnie in voorgemelde ordrCaan het Stadhuis ftond, 'er als toen op hunlieden en de overige der Compagnie van de kant van de Wisfelbank, en dus uit dc Stadhuislteeg deezer  C 64 ) Stad met fteenen is gegooid, waar op door Opperen Onder-Officieren gecommandeerd zijnde, vuur re geeven, naar de plaats, van waar dezelve fteenen geworpen wïerden, zulks ook is gefebied. En verklaaren de Depofanten, van Gurp, Schóneken, Schermer, de Waal, Fóntijn en Torenburg. Dat na dat het gemelde vuur was gegeeven. zeefeer Perfoon, weke zij Depofanten kennen of hebben hooren noemen te zijn déh Perfoon van den Broek, een Wijnkooper alhier, zich in diverfe ftefke expresfien over hunlicder handelwijze heeft uitgelaaten cn hunlieden continucel befchimpt. En verklaaren de Depofanten, de Vogel, de Waal Bell, Lans, Fohteyn en Jocsr. Dat zij voor en op de Trappen van het Stadhuis ftaande, hebben gezien , dat van de zijde van de woonplaats van den Depofant, Simon Lans, of wel van zekere Lint, aldaar wonende van de Pothuizen met fteenen is gegooid. Gevende de Depofanten, iéder in den zijne, voot redenen van wetenfehap, het geene voorfz. ftaat, zeiven gezien, gedaan, gehoord en bijgewoond, ondervonden of ook zelve vérrigt te hebben refpective, en al 't zelve nog wel te geheugen: voorts als in den tekst. Bereid zijnde de voorenftaande verklaring ijder voor zo veel deszelfs daar bij gedepofeerde aangaat, des noods, en daar toe nader verzogt zijnde met Solèmneelen Eede te bevestigen. Aldus gedaan en gepasfeerd binnen Rotterdam, ter -prjefentie van Izaac Smits, en Jocob Smits ais gétuj.  ( 75 ) getragt heeft tegen de Adelborften in te dringen , en dat hij Depofant hem voorts onder een aantal Volk heeft zien worftelen. Geevende zij Depofanten ieder in den zijne voor reedenen van weetenfchap als in den text, zeggende ieder afzonderlijk: Zoo waarlijk helpe mij God Aimagtig. In kennisfe der waarheid hebben wij Schepenen voornoemt deeze met onze gewoone Signatuure onderteekent, op den 9 April 1784. Was geteekent, Joh. Hoog. J. Cornets de Groot.  C 76 ) _ Litt« D. 3- Loco. W ij Mr- Cornelis van Heusde en Adriaan Johan Obreen , Schepenen der Stad Rot.erdam , oirconden dat voor ons gecomparëert is geweest Floris Mattbyfen, oud 42 jaaren, wonende in Katshoek, even buiten deeze Stad, dewelke verklaarde ter requifitie van alle de geenen die zulks zouden mogen aangaan en om te dienen daar, en zoo zulks vereischt zal worden dc opregte waarheid te zijn. Dat hij Depofant op Zaturdag den 3 April des avonds circa 9 uuren in dc Stad zijnde om voor zijn Huishouden Levensmiddelen te kopen, in een van de Winkels hoorde vertellen dat 'er bij de Compagnie, welke dien nagt de Wagt móest hebben, verbazend veel Volk zou zijn: Dat hij Depofant op die vertelling en enkel uit nieuwsgierigheid zig heeft vervoegd naar de Princeltraat, alwaar dc Compagnie bezig was, zich te rangeeren , en aldaar zodanigen toevloed en aandrang van menfehen gezien, en een continueel gefpeel op fluiten en gefchreeuw van Oranje boven, en andere uitdrukkingen meer, gehoord heeft, dat de Schuttertje, geen genoegzame plaats hadden om hun te rangeren en niet verftaan konden wat de Officieren hun commandeerden. Dat hij Depofant toen de Wagt in het marcheeren gevolgd is, (al weder onder een aanhoudend gedrang en gefchreeuw van Hoezee , Oranje boven &c.) tot aan de Penningbrug, alwaar dezelve weder zodanig gedrongen is, dat hij Depofant verpn-  ( 77 ) tier/tellen moet, dat de commandeerende Officier ordre tot fchietcn gegeeven heeft, dewijl'er naast zijn Depofants zijde een Man, die in den Arm gekwetst was, neder viel. , Dat hij Dcpofant zulks ziende, zich van daar en een geheel andere weg , namelijk de Princeltraat door , en de nieuwe Markt over, heeft vervoegd naar het Stadhuis om aldaar de Wagt op te wagten en tot dat einde is gaan ftaan tegen de Kraam, welke aan het Stadhuis vast is; Dat hij aldaar weder gezien heeft dat toen de Compagnie aan het Stadhuis kwam, om de Hoofdwagt te betrekken, een meenigte menfehen zich aldaar bevonden, uit welke meenigte bij continuatie gefchreeuwt wierd: Oranje, boven , Hoezee, en foortgelijke uitdrukkingen, dat voorts verfcheidc Mans- en Vrouwsperfoonen (bij hem Depofant onbekend) voor dc aldaar geporteerde Burgers zijn gaan liaan met een uitgefpreide kleeding, welke hij Depofant tegen dezelve Burgers op een honende toon heeft horen roepen: fchiet maar jou Donders, je durft niet fchieten Strontjsngens\ en diergelijke farrende uitdrukkingen meer: dat hij Depofant onmiddelijk daar na, een menigte fteenen en vuiligheid heeft zien gooijen en vallen in de Schutterij ; waar op hij Depofant van wegens dezelve vuur heeft hooren commandeeren ; het welk ten gevolge heeft gehad dat hij Depofant zelve, een Kogel door zijn Broek en Rok gekregen heeft; welke aan hem nog een geringe wonde aan zijn Heup heeft toege« bragt.  ( 7§ ) Voorts verklaard hij Depofant dat 'er aaii die Burgerwagt zoo in de Princeltraat als aan het Stadhuis (alwaar hij Depofant dezelve gezien heeft) zodanige verregaande brutaliteiten en vexaticn en lasteringen zijn gepleegd en aangedaan, dat in geval de Kogel, welke hem mé gelukkig weinig gekwetst heeft, hem Depofant een wonde van meer belang had toegebragt, hij zulks aan zich zelve te wijten zou hebben , door dien hij zich uit enkele nieuwsgierigheid in een groot gevaar heeft begeven, dewijl 'er dooiden aandrang van 't Gemeen, het lasteren, fchelden en farren, aan dc Wagt dubbelde reden tot fchieten én verwceren is gegeven. Gevende hij Depofant voor redenen van Wetenfchap het geene voorfz. Haat te hebben gezien, gedaan , gehoord, ondervonden , of zelve verricht, refpective als in den test, bereid zijnde, zijne hier voren gegeven verklaring des noods, en daar toe nader verzogt wordende, met folemneele Eede te bevestigen. En is door den Voornoemden Floris Matthyfe zijn' hier voren gedepofeerde met folemneele Eede bevestigd. Zeggende: Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig. ïn kennisfc der waarheid hebben wij Schepenen' voornoemt deze met onze gewoone Signatuure ondertekend op den 12 April 1784. Was getekend, C. van Hemde.' Ad; jr*j Qbreen:  C 64 ) Litt. E. 1. Loco; Aan de Edele Gr. Achtbaare Heeren Burgemeesteren der Stad Rotterdam &c, Fs'c. De ondergeteekende Burgers en Imvoonderen deezer stad, wenden zich tot U Ed. Gr. Achtbaare ootmoedig als Vaders van haar, in vertrouwen dat U Ed. Gr. Achtbaare haar in deezen als ftille en vreedzame Burgers wel zal willen asfifteeren en raad geven in een geval, zoo zonderling, dat het zelvcn nooit wederga gehad heeft, als zijnde in haar eigene Huizen op den oever van dood gefchooten tc werden door de Adelborften der Compagnie No. 9. en dat Wel zoo hevig, daar de meeste Lieden al waren aan een zij. geweeken en de vïugt in de portaalen en Huizen hadden genomen en alzoo wij hier van verre ftonden, denkende veilig tc zijn, anders geen' vlugt hadden behoeven te nemen, maar nu dat gedeelte der Burgcrwagt, onverwagt en ongehoord als buiten haar kwartier aan de kant van de Baanftraat over de Pennings-Brug kwam , en zoo hebben wij en de gcenen die nog op ftraat waren , in onze Huizen geweeken, om ons voor fchaaden te wagten, doch hoe veilig wij nu dagten in onze Huizen te zijn, zoo is het fchieren ons onbegrijpelijk voorgekomen , en wel zoo zonderling omtrent de hoogtens en kromtens, al waare het 'er op gemunt geweest , om verfchcide Burgers in haare Pluizen te kwetzen of te dooden en om dit te bevestigen,  C 85 ) zullen wij de vrijheid nemen om Uw Ed. Gr. Achtbaaren dit navolgende op te geeven. Bij Jacobus Scheffer, wonende in de lange Baanftraat aan de Oostzijde (en dus contrarie als zijnde aan de zijde van de Burgerwagt en niet van vooren, is een kogel over de onderdeur, door de binne Pui en Keuken, tot op de Plaats; terwijl wij binnen waren. Naast aan bij Hendrik Kraal zijn twee kogels gefchooten , een door de Voorpui en een door de raam en blint tegen de Zijmuur, vervolgens dooide Binnepui, daar de Vrouw van Hendrik Kraal het Kind van haar Dochter zat te bakeren, en maar weinig fcheelde, of het Kind of de Vrouw hadden raak geweest. Bij Dammis Kok , ook aan dc eige zijde , zijn twee kogels gefchooten in de Puibalk en twee tegen de Muur, onder het Vengfter, waren den eenen wat laager en de anderen wat hooger geweest, hadden de Vrouw en twee Kinderen kunnen dood geweest zijn, aan de Westzijde van de Baanftraat bij Pieter Verlaan, zijn vier ruiten i-ugefchoten op een Bovenkamer, zoo dat hij zeer gekwetst is in zijn koon; bij den Bakker op den hoek van dc Princeftraat, zijn drie kogels gefchoten, een op zij door de glazen tot op de Kamer , dc tweede door de Voorpui, door het Voorhuis en door de Bedftcc}, waar door een Horlogie- Kastje verbrijzeld is, de derde in de glaze raam bij Jan Burghart Beuning, zijn twee kogels gefchooten , een door de raam, F 3  ( 36 ) raaks langs dc Vrouw haar Hoofd, door een plank; vervolgens door een ftuk dobbelfteen en door een befchot, de tweede door een ruit boven de deur, toen door het befchot tot in de zijmuur van het Portaal, vervolgens door de trap en toen weer in het voorhuis, had den eerftcn recht uitgegaan, had dezelve de Man in den hoek van den haart kunnen treffen; dan is nog een kogel gefchooten over de Pennings-Brug in het cafijn van de Voorkamer, had dezelve zoo wel aan de andere zijde geweest op dezelve hocgte , had Antonie Sommiever met zijn Vrouw en een Buurman, zijnde op de Voorkamer, mede al kunnen treffen. Zie daar Ed. Gr. Achtbaare Heeren, hoewel wij meer ömftandigfieden zouden kunnen melden, en het ook wel voegelijker in ootmoedigheid aan Uw Ed. Gr. Achtbaaren kon voorgcfteld worden, doch om maar weinig te melden, dat Uw Ed. Gr. Achtbaaren kan zien, hoe dat verfcheide Burgers zouden kunnen dood gefchooten werden en dat in haare eigene Huizen, als zijnde de eenige verblijfplaats, volgens het Piacaat van Uw Ed. Gr. Achtbaaren, om zich te wagten voor fchaden, dus wenden wij ons tot Uw Ed. Gr. Achtbaaren, als onze wettige Overigheid, die zich nooit onttrokken heeft om haare wettige Burgers , die zich ftil en vreedzaam gedragen , te befchermen en te beveiligen en ook ifi dit geval wel zullen willen de oudergeteekende in haare Huizen beveiligen en befchermen, terwijl wij in dezen niets ter uitvoer kunnen bren-  C 87 ) gen ter befcherming en beveiliging van ons dierbaar zijn, als alleen dat geene, dat Uw Ed. Gr. Achtbaaren na Ulieder wijsheid en doorzigt zullen gelieven te beraamen en vast te ftellen, waar toe wij ook den Goddelijken Zegen over Uw Ed. Gr. Agtbaaren wenfchen en bidden. Het welk doen en ondergeteekende Burgers. (Is geteekend) Autonie Sommiever, Jan Burghard Beuning , Dammis Kok, Willem Jan Bosch, Herbert Bosch „ Jacobus Scheffer , ff. Kraal, Willem Blook, Lpendert Blook, Hendrik van Outheusden, Dirk Kasfcling, H. v. d. Poort, A. Niemijer j Huyberts van Grevenbrock, Johannes van Bommel, • Laager Hond, Na gedaane Collatie is deze met deszelfs Origineele bevonden te Accordeeren , en den 11 April 1784. Bij mij als Secretaris. Was geteekent, J. van Zuylen van Nijevelt, F4  C 89 ) Eerftelijk de Depofant Willem Jan Bofch, dat hij Depofant op Zaturdag avond den 3 deezer maand aan zijn deur op zijn bank ftaande ten einde naar het optrekken van de Burger Compagnie No. 9. welke dien avond de Wagt hadde, te zien, hij Depofant dezelve Wagt ook ordentlijk voor bij zijn huis heeft zien heen trekken; dat vervolgens dezelve gepasfeerd zijnde, hij Depofant kort daar op door een lang perfoon (.welke bij Depofant voor een Adelborst uit de gemelde Wagt houd) een fchot in de hoogte heeft zien doen, dat daar op des Depofants huis uit de omftanders vol Volk geloopen zijnde, en hij Depofant ook in huis gegaan zijnde, vervolgens bij de Wagt wel vijf a zes kecren halte heeft hooren roepen, en daar op verfcheide fchooten heeft gehoord, doch niet gezien. En verklaarde den Depofant Herbert Bofch. Dat hij ten tijde als vooren op het pothuis van de huizingc van zijn Depofants Vader, den voornoemden Depofant Willem Jan Bofch ftaande, de Burgerwagt heeft zien voorbij trekken, tot op vijf a zes rijen Volk na — dat hij daar op een fchot in de hoogte heeft gehoord, en 'voorts tien a twaalf fchooten gezien; dat hij Depofant daar op van het pothuis afgegaan, en in huis gegaan zijnde, voorts nog verfcheide fchooten heeft gehoord, doch niet gezien. En verklaarde den Depofant Dirk Kasfeling. Dat hij ten tijde als vooren, op zijn ftoep ftaande, de Burgerwagt heeft voorbij zijn huis zien trek- ' F5 /  C 90 ) ken, en dezelve nageoogd tot dat de laatfte rij volk voor de Penningsbrugge gemarcheert was, dat bij Depofant kort daar op heeft hooren fcbieten, zonder dat hij Depofant zoo veel hem aangaat, iets buiten gewoons bij of omtrend de gemelde Wagt heeft vernomen, zoo lang hij dezelve tot in den omtrek van de Baanftraat heeft zien marcheeren. En verklaarde de Depofant Jan Burghard Beuning. Dat bij de voorfz. Burgerwagt ten gemelde tijden met veel bevreemdinge voor bij zijn huis hebbende zien trekken, daar door tot nieuwsgierigheid is opgewekt, om neeVens zijn Vrouw daar na te gaan kijken, met welke hij dan ook neevens zijne Dogter voor de glaazen is gaan ftaan. Dat hij Depofant als toen heeft vernoomcn, dat 'er een meenigte menfchen, zoo men zegt, als op een gepakten haring (denkelijk zoo als hij Depofant meend om eens te kijken) aldaar voor zijne huizinge gevonden wierden. Dat dezelve op het afmarcheeren van gemelde Wagt zig op eendringende, om plaats te maken , de WTagt zig vervolgens fwenkte en ftil ftond. > Dat daar op een Kogel door de glaazen van zijn huizinge in kwam vliegen, zoodanig dat het geen hand breed fchceldc of zijn Depofants Vrouw had dezelve voor haar hoofd gehad, dat die Kogel vervolgens door een houten uitfteekplank in een ftuk dobbelfteen daar men ïloopen van maakt, en toen in een befchot gevlogen zijnde, al verder nog een tweede Kogel door de bovenglaazen van hun huis kwam die door het befchot in het portaal in de muur, van  C 9} ) de zijmuur door de trap, en toen weder in zijn Depofants huis is gevlogen; en verklaarde de Depofant laatftelijk, dat in geval hij zig op het tijdfbip, dat de voornoemde Kogel in hun kamer kwam aan den hoek van de haardlteede had bevonden, het ligtelijk na zijn inzien zoude hebben konnen gebeuren, dat hij Depofant aldaar dood gefchooten was. En verklaarde hij Depofant Johanncs van Bommel. Dat hij ten tijde als vooren leggende uit een oopen raam , de Burgerwagt heeft zien voorbij trekken zonder eenig gedrang voor of na bij zijn huis, dat zoo draa dezelve den hoek na de Baanftraat waren omgetrokken, als toen in een groote aandrang van Volk van agteren op de Wagt is aangekoomen, en dat daar op het Volk van de Wagt zig omdraaijende, hij Depofant vervolgens onderfcheide maaien heeft zien en hooren fchieten. Wijders verklaarde de Depofant Dammis Kok: Dat ten tijde al meer gemeld, wanneer de Burgerwagt de Penningsbrug af kwam trekken, hij Depofant zijne huisvrouw heeft gewaarfchuwd om eens te koomen kijken. • Dat dezelve met zijne drie kinderen in huis wel heeft gezien, dog egter niet is buiten gekoomen, dog dat hij Depofant aan zijn deur ftaande, tien a twaalf Snaphaanfchooten heeft gehoord; dat hij op het gezigt van vuur in huis gegaan zijnde ter zeiver tijd vijf Kogels na bij zijn huis heeft ontdekt, waar van 'er twee in de puibalk, twee onder het venfter, en de vijfde of laafte in de  ( 9* ) •tabaksrol voor zijne huizinge zijn geraakt, wijders verklaard hij Depofant geen gedrang van Volk bij de Wagt gezien te hebben, en het geen 'er bij was voor niet meer dan ordinair te houden , zoodanig dat hem Depofant voorkomt, dat het niet genoeg was om te fchieteH. En verklaarde de Depofant Huibertus van Gre. venbroek; Dat hij ten voorfz. tijde geweest zijnde aan huis van de Wed. van den Vleefchhouwer Donker, woonende aan de Pennmgsbrug, met derzelver Nigte of dienstmaagd over de onderdeur lag, met oogmerk om naar het optrekken van de Wagt te zien, dat hij dezelve ziende voorbij trekken, kort daar op een fchot in de lugt en ook fchooten onder de andere Menfchen heeft zien doen. Dat daar op een oogenblik ffilftand volgde, en hij Depofant zulks waarneemende , zig naar zijn ei"en huis begaf, zonder dat hij verklaard dat hem iemand daar in hinderlijk op ftraat was, dog dat toen hij Depofant in huis wilde gaan, hij een Man (hem naderhand met den naam van Bezemer bekend geworden) opzijn trap heeft gevonden leggen, en dezelve Mansperfoon door twee Kogels was gewond. Dat hij Depofant wijders met dien Man is in huis gegaan, 'en toen nog meermaalen heeft hooren fchieten. En verklaarde de Depofante Maria van Rees, huisvrouw van Hendrik Krael.  C 9-3 ) cri Mondei molest, en d;U ook uit die Wagt hebben zien en hooren fchieten. Geevende de Depofant voor redenen van weetenfchap dat zij al het voorenftaande hebben gezien, gehoord en bijgewoond , en al het zelve nog wel geheugen, vooits als in den text, bereid zijnde, hunne voorenftaande verklaaringen , ieder voor zoo veel deszelfs daar bij Gedepofeerde aangaat, des noods , en daar toe nader verzogt wordende, toet eede te fterken. Aldus gedaan en gepasfeert- binnen Rotterdam ter praefentie van Ifaak Smits, cn Adrianus van Mechelen als getuigen, die de minuute dcezes nevens den Comparant cn mij Notaris hebben onderteekend. Onder ftond, QjioJ sJttejlor, Was geteekent, J. P. B eij erin nu ; Not. publ. Laager ftond. CConiparceide voor de ondergefclireeven Scheper.cn der Stad Rotterdam, Gerrit Knijn, Jonas de WchT, Roelof Grootenhuis, Arij Overgaauw, Jannetje Kortrijk, Huisvrouw van Ainïanus Verheyden en Hermanus Nolleman, Depofant in de voorenftaande Atteftatie gemeld, dewelke verklaarde onder folemneele Eede hem .Depofant afgenomen als regt is, na dat hem de voorenftaande Atteftatie van woord tot woord  ( 102 ) dc Officieren en Adelborften bij deeze , onder dmzelver fpeciale protectie en befchcrining. Aldus gedaan en gcarrefteert in Collegio van de Heeren van de Weth voornoemt; En (na voorgaande Klokkcgelui) van het Raadhuis ücezer Stad gepublicecrt den 8 April 1784. Prxfcnt dc Heeren Mr. Johan Adriaan van der Hóeven, Schout; Hendrik van Beefting, Burgemeester; Johannes Hoog cn Mr. Jan Cornets de Groot, Scheepenen. (Onder ftond) In kennisfe van mij Secretaris. (Was ge teekent) J. van Zuilen van Nijevelt. Laager ftond. Accordeert met deszelfs Origineel , geregiftreert in het Register der Publicaticn, berustende ter Secretarie deiStad Rotterdam, dezen 11 April 17S4. Nog laager ftond, Bij mij als Secretaris. Geteekent, J. van Zuilen van Nijevelt.  ( io3 ) Hoog Edele Gefïrenge lieer, T er voldoening aan dc ordres van Heeren Burgemeesteren heb ik de eer U Hoog Eu. Geflrènge bij deezen tot deszelfs informatie kennis te geeven, dat 'er gisteren avond , bij het optrekken van de Burgerwagt eenige confufie in deeze Stad is veroorzaakt door een groote meenigte van de kleine Gemeente, welke de gemelde Burgerwagt genoegzaam hebben ingeflooten , en op dezelve aangedrongen; waar op den Officier, die het gemelde Corps commandeerde , eerst eenige fchooten over de Man heek laaten doen; doch zulks het beoogde effect niet hebbende gedaan, is 'er met fcherp onder de geattroupeerdc meenigte gefchooten , waar door , ?.oo als men verneemd , zes of zeeven zijn gekwetst, het geen die uitwerking heeft gehad, dat de meenigte tut malkandcren is gegaan. De twaalf Compagnien vervolgens alle in dc Wapenen zijnde gekomen, is het na die tijd wederom tamelijk ffil geworden, doch, zoo het fchijnd noch niet volkomen tot rust geraakt. Dan dewijl men niet kan vooruit zien, welke gevolgen deeze zaake verder zoude kunnen hebben, niettegenftaande de praecautien , dewelke men hier tegen tracht tc neemen; hebben Heeren Burgemeesteren mij gelast U Hoog Ed. Geltrenge van deezen ftaat van zaaken kennis te geeven. Ik hoope , dat deeze Stad en Burgcrije voor alle G 4  ( 194 ) vejdcre onheilen mogen worden bewaard! en heb dc eer met zeer veel agting mij te noemen, Hoog Edele Gefïrenge Heer, Onder ftond, U Hoog Edele Gefïrenge zeer ootmoedige en gehoorzaamc Rotterdam, Dienaar, den 4 ApriJ Was geteekent, 17S4. H. Nederburg. 1784.  C IQ* ) vene krijgsverrigtingen der burger - helden in voorleedene tijden, leveren daar van de bondigfte kenteekenen op; Leyden, Alkmaar en Haarlem kunnen dit getuigen , om geene andere voorbeelden bij te brengen. Hoe heldhaftig hebben zich in den Jaare 167*, de burgers van deeze en andere Steeden gedragen, niet alleen met zich in Haat te ftellen, hun. ne eigen Stad te vcrdccdigcn; maar zelfs, om andere Steeden van ons Vaderland, in den nood bij tc ftaan, en te helpen befchermen ! Wcshalven wij ons alleen zullen bepaalen, tot het ontwerpen van zodanig plan ter verbeteringe, als naar ons inzien, gefchikt is, $m de gewapende Burgertje dezer Stad ie brengen in dien (iaat van orde , flerkte en bekwaamheid, welke bij de gewigiigfle gebeurtenis fen , ter bereiking van de heilzaam/Ie oogmerken firekk an. Dan, alvoorens dit plan op tc geven, gunne men ons aantemerken , en tot een grondflag te leggen, dat men met 't wapenen der Burgerijen, geen ander dan dit edel cn teffens noodzakelijk doel kan gehad hebben , om met veréénde kragt van wapenen, alle geweld te keer tc gaan, cn voor de algemcene veiligheid tc waaken; zulks blijkt al aauftonds uit het 8. Art. der Unie, plegtig door alk Regenten bczwooren, als waar bij gezegd word: „ En ten einde men ten allen tijde zal mogen geadfifteerd weezen van dc Inwooners van den „ Lande, zullen de Ingezeetenen van elke van dce„ ze geünieerde Provintiën , Steden en platte Lan-  ( v=>7 ) „ den, binnen den tijd van één maand na dato van dezen , ten langften , gemonfterd en opgefchree„ ven worden, te weeten, die geene, die zijn tus„ fchen 18 en 60 Jaren, om , de hoofden, en het i, getal van die gevveeten zijnde, daar na ten eer- fter famenkomst van deeze bondgenooten voor[}er ,, geordonneerd te worden, als tot de meeste be„ fcherming en verzekerdheid van deeze geunieer,, de Landen zal bevonden worden te dienen.'1'' — Men voege op dit Artikel hier bij de Verklaring der Unie van Utrecht, door den lieer M>\ Pieter Paulus 2. Deel. De beste inrichting eener gewapende burgerij is derhalven in 't algemeen die geene , waar uit de meeste befcherming en verzeekerdheid van deez'i gelinieerde Landen ontftaat, en waar op dus dc hooge Souvereinen deezer gewesten ook reeds bij het fluiten van de Unie bedagt zijn geweest: Zodanige inrichting nu behoort, onzes bedunkens plaats te hebben: 1. Ten aanzien van de perfoonen , die daar 'm toegelaten w#rden; 2. Van derzelver wapenrusting, 3. Wijders ten opzichte van de oeffening in den wapenhandel; 4. Van de verdeelingen en fmaldeelingen derburgerije in verfcheiden corps, regimenten en compagnien, beneevens het getal van dien; 5. Van de Officieren; 6. En eindelijk van de middelen om den ijver e» ïemulutie onder de Schutters aantekweeken.  ( 108 ) Ad i.— Met betrekking nu tot het eerfte en voor» : name voorwerp dezer Inftitutie , tot de perfooncn namentlijk, welke in den rang der Schutters behooren geplaatst te worden , is het een vereischte, in den aart en natuur der zake zelve gegrond, dat alle ingezcetenen opgefchreevcn zijnde, om de gefebikfte daar uit te kunnen kiezen, men in de gewapende Schutterije geen audere perfooncn aanneemt en. toelaat, dan eigenlijk genoemde burgers, die tot een zekeren trap g«gocd zijn; die , zonder hun huisgezin te benadeelen, een gedeelte van hunnen tijd aan de wapen-oeffeningen kunnen beftjeden, en op eene gefchikte wijze voor den dag koomen, zodanig, dat de eer van tot de Schutterije te behooren, ruim opweegd den last, daar aangebegt. Het zou het onmogelijke gevergd zijn, wanneer men zodanige ingezeetenen, die vau hunne geringe dagloonen bellaan moeten , onder de verpligtinge wilde brengen , om van hunne fobre inkomftcn, welke tot hun levens-onderhoud dikwerf naauwlijk* toereikende zijn, wapenen te koopen en tot de beoeffening daar van, een gedeelte tc befteeden van den tijd, die zij volftrekt nodig hebben, om in het zweet hun's aanfehijus hun daaglijks brood te winnen : — het zijn dus de meer vermogende Burgers alleen, welke, overdénkomftig het vciheevcn doelwit der hoogc Bondgenooten, in de gewapende burgerijo aangenoomen zijnde, zich wapenen cn oelfenen, en alzoo tot de meeste befcherminge en verzeekerdheid \an deeze gelinieerde Landen dienen kunnen; met  ( i»9 ) deeze uitzondering echter, dat wanneer hit gevaar van alle kanten dreigd , en de vijand door overraagt te ftcrk is voor de gewoone en vastgeftelde gewapende burgerde , men als dan van den nood een deugd maaken , en de geringfte Iugezeetenen, zoo zij flegts weerfiand bieden kunnen, op kosten van de Steeden en plaatzeh, waar toe zij behooren op de best mogelijke wijze wapenen en oeffenen moet, op dat de gewapende burgerijen op' deeze wijze verfterkt zijnde, des te beeter in ftaat zoudezijn , om op 't voetfpoor hunner Voorvaderen Voor de dierbaarfte belangen van den burgerftaat manmoedig in de brésfe te ftaan, Adi - Wat aanbelangd de wapenrusting; dezelve behoort buiten twijfel dc voordeeligfte te zijn, zoo om aan te vallen , als zich te verweeren, gefchikt naar de omftandigh'cden van den tijd. del 3. - Vervolgens 3 zullen dc wapenen Van effecr. zijn , fpreekt het van zelve, dat men het gebruik daar van moet kennen ; daar toe is oeffening iïo> dig , en daar aan ontbrak het ook niet in voorige tijden ; de thans nog aanweezig zijnde Doelens in alle Steden, leveren daar van de zigtbaare gedenkteekenen op , welke als zoo veele Oeffenfchoolen daartoe opgerigt zijn geworden. Adif. -Wijders kunnen de Schutterijen voorzeeker niet ageeren als een verwarde hoop: daar in moeten verdeelingen plaats hebben, naar maate van de volkrijkheid der Steeden : het doet niets ter zake, welke die verdeelingen zijn; het is genoeg, dat zij zö-  C **• ) danig zijn , dat het getal der manfchappen evenredig is aan dat der Bcvelhebberen of Officieren, ten einde alle verwarring te weeren 3 en de Officieren in ftaat te ftellen , om op alles een waakend oog te houden. Ad 5. — Uit die öorfpronkelijke inrichting der gewapende Burgerijc moet al verders als een natuurlijk gevolg voortvloeijen, dat, indien de gemcene Schutters zich in den Wapenhandel bekwaam maken, de Officieren, wel verre van daar in agtcrlijk te zijn, veel eer het voorbeeld moeten geven; als zijnde het onmooglijk, dat een wel hl den wapenhandel afgé« rechte Schutterij door onkundige bevelhebberen kan beftierd worden. Ad 6. -— Terwijl eindelijk de middelen, cm den ijver en semulatie onder de Schutters aantekweeken moeten beftaan in de wapen - ocifeningen zelfs , dewijl de een den ander daar in zcekerlijk tracht voorbij tc ftreeven; als meede in de eerprijzen cn belooningen voor de beste Schutters. Toetst men nu aan dit tafreel den tegenwoordigen ftaat van onze burgerij, men zal ras bevinden, dat dezelve. omtrend alle de voorfchreevcn poincten gebrekkig , cn van de voorfchreevc inrichting, die evenwel met het wijze oogmerk der hooge Souvcrcinen deezer Landen allezints beftaanbaar is , geheel verbasterd is. Om dan wederom in de eerfte plaats tc fpreekcu van de perfoonen; vragen wij, wie zijn 'erin onze burgerij geadmitteerd ? immers al wie maar den naam  van Man draagd , zonder onderfcheid van rang of gegoedheid; de geringde daglooner, en de rijkfre ingezeeten. En, welke is het gevolg?— dat men het geen eer meer reekend, lid van de Schutterije te weezen: dat allen , zoo wel Rotsgezellen als Adelborften, het befehouwen als een last: dat de vermoogende ingezeetenen geen wachten waarfleemen : dat men de zorg voor de veiligheid van de Stad overlaat aan de minst gegoede ingezeetenen, voor wieu het waaken een drukkende last is; dewijl zij, of een gedeelte van hunne met zwaaren arbeid verdiende dagloonen moeten misten, ter betaling der boetens, indien zij van de wagten en, exercitiën afweezig blijven ; of wel in ftede van te rusten van hunnen arbeid, des nagts moeten waaken; en bij dag, nu en dan hun werk verlaten, om zich in den wapenhandel te oeffënen. Men oordeele, of het te verwagten zij, dat ingezeetenen, in die omftaudigheden geplaatst, met lust en ijver hunnen post als gewapende burgers kunnen waarneemen! Met de wapenrusting, ten minde van de rotsgezellen , is het even flegt gefield: gebrookeij fnaphaanen, verroeste fabels of dcegens zijn de wapenen, welke voor de veiligheid deezer Stad aangegord worden; Voorts, daar die onbedreevene en flegt gewapende Manfchap, die omtrend uit 3600 perfoonen beftaat, maar eenmaal 'sjaars, met een halve Compagnie te gelijk, een paar uuren, door éénen Dril-  ( 112 3 meester; flegts ten ovcrdaan van Officieren, geëx* cérceerd word, kan men zeer gcmaklijk oordeelen, hoe het al meede met de oeffeningen in den wapenhandel gelegen is. Let men vervolgens op de verdeeling Van de burgerij deezer Stad, daaromtrend heelt de grootdc onevenredigheid plaats : de burgerij, gelijk wij zoo even aangemerkt hebben, word gereekend te beftaan uit ömtrerid 3600 perfoónën , welke verdeeld zijn in twaalf Compagnien, onder deezen zijn 'er,5 die 3 k 400 man fterü zijn, en waar over" de Capitein, Luitenant en Vaandrager, en maar tien Onder-Officieren het bevel voeren. Hoe is hët nu mogelijk, dat dezen op de beweegingen , en alle de krijgsverrichtingen van zoo veel volks, waar van het grootfté gedeelte ongeoeffend is, een waakend oog houden, en alle confufie en verwarring wecren kunnen? Dit voordel alleen is genoeg, om dc on regel ma* tigheid , en daar uit noodwendig voortvloeiende wanorde dezer burgcrije bij een ieder in 't oog te doen loopcrr.' Voor 't overige zullen de meeste, zoo Opper als Onder - Officieren, moeten erkennen, dat het diep Verval, waar m de burgerije door ingelloopen mis'bruiken van tijd tot tijd geraakt is, aanleiding heeft gegeeven, dat zij zich zoo niet in den wapenhandel en krijgskunde hebben toegelegd, als nodig is, om: tot voorbeelden van bekwaamheid cn navolging t ver de fchouders, korte fabels en porte epeé's ; terwijl zij ook verbonden moeten worden , om hunne wapenen in goede orde , en op de beste wijze voor' 1'chade en roest tc bewaaren , en daar van ter bequaamer tijd en plaats door de Officieren onderzoek te laten doen , alles op zodanige boetens, als nader kan worden bepaald. Gelijk nu wijders het nut der wapenen in de beocfFcning derzelven geleegen is , zoo diend men alles aan te wenden , wat daar toe bevorderlijk zijn kan.. Gelukkig heerscht'er thans in de gemoederen der braave burgeren dezer ftad een lust tot den wa-  C «5 ) penhandel , welke voor een waarborg van 't welflagen in dit ftuk verftrekken kan ! Veele zullen 'er onder de Adelborften der rcsp. Compagnien thans gevonden worden , welke zich op het gebruik der wapenen toegelegd hebbende, daar in reeds groote vorderingen gemaakt hebben ; voor deezen zal het weijnig moeite zijn , om hunne verkrecgene bekwaamheeden wel ras tot die volmaaktheid te brengen , dat zij bij groote gedeehens te gelijk zullen exereceren kunnen ; dan de onérvarene Schutters van iedere Compagnie , zullen zij eenig nut van 't onderwijs hebben , dienen eerst afzonderlijk, of bij zeer kleine gedeeïtens door een deskundigen geleerd te worden. Wanneer nu de burgerij over 't algemeen tot een zeekere trap van bekwaamheid in den wapenhandel gekoomen zal zijn , is het nodig , dat zij ook leeren vuuren , om alzoo een zeekere onbefchroomd heid en vaardigheid in het laden en affchieten' van 't geweer te Verkrijgen. Wijders , zal die oeffening beftendig zijn , be. hooren de gewoone exercitiën der bedreevene Schutters , met een halve Compagnie te gelijk , viermaal 's Jaars plaats te hebben , terwijl de nieuwelingen of onervaarene afzonderlijk zoo lang behooren geoeffend te worden , tot dat zij in ftaat zijn met de halve Compagnien te exereceren. Ook zoude het zeer nuttig zijn , dat 'er Jaarlijks twee , drie of meer Compagnien te gelijk manoeuvreerden. ' Ü %  ( n« ) E i j mielij k op dat het waarnecmen van de wacht ook bij aanhoudendheid gelegendheid tot bekwaam maaking vcrfchaffe , zouden de Schutters als dan ook in den wapenhandel behoorcn gcoeUend te worden , geduurende één of anderhalf uur ; terwijl wij in bedenking geven of het niet nuttig zoude zijn , ten eijnde het waarneemen der wagten minder verzuijmd word , dat de boetens bij iedere confecutive abfentie telkens naar evenredigheid derzelve vermeerderd wierden* Voor het exerceeren bij Compagnien cn kleijnerc gedeeltens zijn de Doelen, de Beurs, en hel Boterhuijs de gefchiktfte plaatfen. Om te vuuren, en meer algemeene manoeuvres te verrichten , zijn , des noods , meede welgelegene plaatfen te vinden ; welker gebruik als dan bij de Regeering op eene eerbiedige wijze te verzoeken waare. Om al verder het aan Hellen van meer of min gegoede Schutters , en het oeffenen derzelven- uitvoerlijk en gemaklijk te maken , behoort het getal van fchutters voor al niet te groot, maar evenredig te zijn aan de volkrijkheid- deezer Stad, en aan het getal der Officieren* Onzes oordeels , behoorde het getal der Compagnien naar die volkrijkheid bepaald te worden; en elke Compagnie niet meer dan ten hoogften ?44>raan fterk te zijn, om dat een grooter getal noodwendig- moeilijk te beftieren is. Zodanige Compagnie zoude men kunnen verdeelen in twee quartieren van' 7a man;.- één quartier in twee divifien  C "8 ) burgers het bevel zullen voeren , en . zorgvuldig moeten letten op de uitvoering hunner beveelen , en op alles , wat tot de goede ordre in 't exurcee ren, als anderfints dienfhg is, zoo behooren dezen voor al zich toe te leggen , om de vereijschte bekwaamheid en kundigheid in den- wapenhandel tc verkrijgen. Eijndelijk , om geene middelen tot aanmoediging onbeproefd te laten , zal het niet ondienftig zijn , dat 'er jaarlijks , door het fchieten op 't Wit, als anderfints aan de Schutters in 't algemeen geler genhcid verfehaft worde , om hunne vorderingen tn bekwaamheeden in 't gebruik van 't geweer met een Eerprijs bekroond te zien* Wanneer alle de voorgelleldc maatreguleii ter hervorming . en verbeetering, onder goedkeuring en meede werking van de Regeering, bij plegtige krijg! vergaade'ringen met voorzigtigheid cn beleid in 't werk. gefield worden , dan opend zich naar ons denkbeeld, een vooruitzicht van gevolgen , welke alle welgellclde harten der bewooners deezer Stad met waare blijdfehap en genoegen moeten vervullen. De dienst der Burgerije zal als dan niet meer als een verncederende last , maar als een Eer befchouwd worden , de vriendfehap en het onderling vertrouwen zullen de plaats van afkeer en minachting inneemen ; de daglooner of de ongegoede ingezceten zal ontheven zijn van de ver" pligting, om voor den overvloed van anderen te waaken -9 en de belangen van zijn armoedig huijs-  ( »9 ) gezin o.p te offeren: — door den arbeid van den dag vermoeid en afgemat zal hij niet meer op 't flaan der trom de rust ontbeeren , die tot herflrel der afgefloofde kragten zoo zeer nodig is. De zorg om te waaken voor de zeekerheid van de Stad zal naar alle billijkheid den geene te beurt vallen, die door zijn vermogen daar uit de meeste 'voordeelen geniet. De Vrijheid zal gerust en onbefchroomd haare rechten doen gelden : Kortom een ieder onzer ingezeetenen zal gerust zijn in 't bezit zijner voorrechten en dierbaarfle belangen , en zijn hoofd onbekommerd nederleggen bij 't bezcf der algemecne veiligheid. Wij hoopen hier meede aan de intentie van {JE. Manh. voldaan tc hebben , en neemen de vrijheid UED. Manh. in ernflige overweging te geeven , of, wanneer dit rifpórt' dc goedkeuring van UEd. Manh. mogt wegdragen , als dan aan Heeren Commisfarisfen van de Weth , hier thans tegenwoordig zijnde, niet behoord te worden verzond om den inhoud van dit rapport , als behelzende een beredeneerd plan ter hervorming en verbeetering der gewapende Burgerije dezer Stad , zoo fpoedig mogelijk is , te brengen ter tafel van Haar Ed. Gr. Achtb. Mijne Heeren van de Weth deezer Srad , ten eijnde hun Ed. Gr. Achtb. de nieuwe ordonnantie daar naar inrichten of wel anderfints daar van zodanig gebruik zeilden kunnen maken als hun -Ed. Gr; Achtb.; ten meesten nutte cn tót welzijn der Burgerije deezer Stad dienflig mogtcn oordeelen. H4  Litl. H. PUBLICATIE. rr\ lzop Schout, Burgemeesteren en Scheepenen der Stad Rotterdam in ervaring zijn gekomen , dat pp gisteren avond, een der Adelborften van de Compagnie Burgeren No. 9. op een verradelijke wijze door een vermomd Perfoon met een Mes is aanbevallen en geattacqueerd geworden , zonder echter gelukkiglijk dezelye Adelborst niet dan een gering kwetfuur aan de hand toe te brengen : Zoo is 't dat mijn Heeren voornoemt, aan wie de veiligheid hunner medeburgeren ten hoogfte ter harten gaat bij deeze belooven een praerriie van een duizend Caroli Guldens, voor die geenen, welke den dader van dit verfoeifelijk ftuk zal komen te ontdekken zodanig dat dezelve in handen van de Juftitie gerake en van 't fait overtuigt worde, zullende des aanbrengers Naam des begeerende worden gefecreteert: Interdiceren en Verbieden voorts wel expreslelijk en Serieufelijk alle en een iegelijk , om ter zake van het gebeurde op den 3 deezer , de Officieren en Adelborften van de opgemelde Compagnie No. 9 op eenigecleij wijze te infulteeren, veelmin feitelijk aan te vallen , op poene, van Als verftoorders van de Rust en Veiligheid dezer Stad exemplaar en rigoureufeüjk te zullen worden geftraft, Akneemende Hun Ed. Groot Achtb. gemelde Officieren  e* Adelborften bij deze onder derzelvtn fpeciaale protectie en befcherming. Aldus gedaan en gearrefteert in de Collegio van de Heeren van de Wet voornoemt; en (na voorgaande klokkegeluij) van 't Raadhuis deezer Stad gepublifeerd den 8 April 1784. Prefent de Heeren Mr. Johan Adriaan van der Hoeven Schout , Hendrik van Beestingh Burgemeester , Johan Hoog en Mr. Jan Cornets de Groot , Scheepenen. In kennisfe van mij Secretaris. J. van Zuilen van Nijevelt. H5  ( a7i ) digd, daar op ordres te kunnen (lellen) welke flout. heid, zeg ik, en toeleg van het brooddronken gemeen , den Lieutenant het voorzichtigst en raadzaamst deedt vinden, om iemand naar het Raadhuis te expedieeren, en ordre te (lellen tot het luiden der Alarm-klok; 't welk dan ook kort daar op werkftellig gemaakt wierdt, met oogmerk, om de tot de wagt behoorende burgers, op verbeurte van 25 ƒ boete, bij de Ordonnantie bepaald, op hunne bizondere loopplaatzen te noodigen, en daar door het oproer, kon het zijn, meeder te worden. Eindelijk tot aan het Stadhuis met moeite doorgedrongen , bezette de Compagnie het zelve, zo veel het gering getal manfchappen 't toeliet, en leverde daar de beide gevangenen over , wagtende nu alle oogenblikken de adfidentie van andere Compagnien; dan , hier in te leur gefield, werdt de Compagnie door de beide kanten van de hoogllraat, de twe Stadhuis-degen, en de twe degen, die op het Steiger uitloopen, zoodaanig ingeflooten, dat men zich naauwlijks kon roeren, terwijl het graauw tot voor de punten der bajonnetten van de gevelde en met fcherp gelaaden geweeren aandrong, onder de ijsfelijkde exclamatien van de gewoonelijke fchandwoorden, zoo verregaande zelvs, dat een klein getal leden der Weth , in de kamer reeds vergaderd, genoodzaakt waaren, iemand te expedieeren, om, boven de reeds kleppende, nog de Alarm klok der groote Kerk te doen luiden. Op het vriendelijk aanzoek deezer Heeren, hadt  C 272 ) de Heer van Zwijndregt zich naauwlijks één oogenblik in de kamer vervoegd, of men berichtte hem, dat 'er weer zo veel geweld met het werpen van fteenen, &c. gepleegd wierdt; waarop hij terftond afkwam, en het gemeen op de duidelijkfte en ernftigfte wijze tot driemaalen toe waarfchouwde, om te retireeren; 't welk van geen de minde uitwerking zijnde, naardien, in weerwil hier van, het woest gefchreeuw, onder het getal der fteenen hand aan hand vermeerderde, heeft de Lieutenant, met reden voor de overrompeling en verftrooijing , (zo niet vernieling,) der hoofdwage bedugt zijnde , eenige uit de Adelborften op die plaats, daar de violentfte bewegingen gemaakt, en van waar de meefte fteenen geworpen wierden, 't welk aan den kant van de Wisfelbank was , op het dolzinnig gemeen doen vuuren. Het was hier, dat de bekende Wijnkooper van den Broek, op het pothuis van den Apothecar Thomé, broeder van den beruchten Jochem Oudaan, ftaande, zich op de oproerigfte wijze gedraagen heeft; ongelukkig is hij de vuuring tijdig ontfnapt, en, terwijl men in vervolg van tijd bezig was, de atteftatien tegen hem over zijne oproerige uitdrukkingen, zo in debaanftraat, als hier ter plaatze gebezigd, in te winnen, heeft hij zich tijdig uit Rotterdam weg gepakt. En het was bij deeze gelegenheid, dat de derde muiteling, met een fteen in de hand, op het oogenblik, toen men in de termen viel van zich met ftee-  C 273 ) pen te defendeeren, gegreepen en onder de hoofdwagt gebragt is, zijnde naderhand met de anderen aan de Juftitie overgeleverd. De Compagnie nu, eenige uuren de woede van een baldaadig en moordzuchtig graauw getrotzeerd hebbende, zag eindelijk de Compagnie No. 10. ter haarer adfiftentie aantrekken,en zich alhier ophaare loopplaats pofteeren, om het Stadhuis te bezetten; waar door de Heer van Zwijndregt, na zich met zijne 60 manfchappen tot op het uiterfte ftandvastig, kloekmoedig, en grootmoedig tegen duizenden verweerd te hebben, eindelijk gelegenheid kreeg, om de hoofdwacht te betrekken; terwijl de andere Compagnien , (gemelleerd met die muitelingen, welke de Compagnie No. 9. hadden aangevallen , en nu afgetrokken waren, niet zeker bewust zijnde, of hun wel de boete van abfentie zou vergoed worden) van tijd tot tijd in de wapenen kwaamcn ; waar door het gevaar voor de ftad eenigzins begon te verminderen, en den Heer Elzevier de weg gebaand wierdt, om, onder een behoorlijk efcorte, van zijn huis naar de hoofdwagt veilig te kunnen koomïn. Intusfchen vergaderde de Weth, doch met een te lang gedraal, eer dezelve voltallig was; naardien de prefident burgemeefter van der Heim en de burgemeefter Groeninx op dien zelvden middag naar de Zwetheul vertrokken waaren, om eene famielle, of vrolijke partij bij tewoonen, niet tegenüaande men reeds eenige dagen te vooren heeft hooren mompelen, ja zelvs bij publiek aangeplakte briefjes te duiS \  C 274 ) delijk vernoemen heeft, dat 'er op dien zei ven avond een aanval op de Compagnie No. 9. zou gedaan worden ; (eene partij , bij welke ook geadfifteerd hebben de Collonel Hogendorp en Capitain van Staveren, welker eerftgenoemde eenige weeken tevooren uitden grooten Krijgsraad verftoord was uitgeloopen, om dat hij zijn zin niet heeft kunnen krijgen, en die juist op dien dag zorg gedraagen heeft, dat de fcherpe patroonen van zijne Compagnie zoodaanig waaren weggeilooten, dat men ze niet vinden kon; terwijl de andere (van Staveren) het grootfte gedeelte der geweeren zijner Compagnie naar Culenbnrg hadt weggezonden, om dezelve voor de bajonetten te fchikken; iets, 't geen daarom niet zonderling was, om dat die zelvde Heer, onder andere diftinótien, op zekeren 8-Maart, aan de Timmerlieden , die zoo oproerig waaren, dat 'er zelvs publicaatien tegen gedaan zijn, geld heeft uitgedeeld, om zich dapper vrolijk te maaken, daar zij ook meefterlijk in geftaagd zijn, als die de gantfche ftad in rep en roer gezet hebben:) de Weth raakte dan toch eindelijk door de aankomst der twe Heeren voltallig, en men verzogt den Heer van Zwijndregt om een Verhaal van het voorgevallene te geeven, 't welk door hem, zo ver de confufe omftandigheden een naauwkeurige fchets van den waaren toedragt der zaaken gedoogden, gefchied zijnde, men den Lieutenant, zonder eenige de minfte remarques op desfelvs gedrag in deezen, geboodt, de hoofdwacht te houden tot Zondag 'smorgens ten 10. uuren, wan-  ( 275 ) neer hij door de Compagnie No. ih zou wordeü afgeloft. De andere Compagnien des morgens om 4. üüreri afgedankt wordende, gebeurde het, dat de rotsgezellen uit dé Compagnien No. 9. en ti. eene zoo önbehouden beweeging veroorzaakten, en zoo weinig ontzag voor dén commandeerenden Officier van No. 10. betoonden, waar van alle de rotsgezellen préfent waaren, dat men zelvs op het punt ftondtj om op nieuw alarm te laaten luiden; — dan, om verdere opfchuddingen in de ftad te voorkoomen, vondt men het liever raadzaamft, met voorkennis van den Hoöfd-officier, dé rotsgezellen, die door de een of andere fource met fterken drank zoo rijkelijk voor* zien werden ,• dat 'er niet dart fchroomelijke gevolgen Uit te voorzien waaren, bij partijen en kwaufuis oogluikende te laaten aftrekken, onder pretext, dat zij, na lang waakens, en bij gebrek van genoegzaam voorraad bier, 't welk hun geweigerd was, wel rust noodig hadden, 't welk een en ander van dac gevolg was, dat langs dien weg deeze confufieneen einde naamen. Des Zondags morgens om 10. üuren werdt de Compagnie No. 9. afgelost door No. n. geleid Wordende door den Sergeant Major van Mierop, die de laagheid hadt, van gewillig toe te .ftaan, dat eenige vrouwlieden uit het agterkloofter, voor het front van de Gompagnie, voor zijn Vaandrigs kwartiers zijne onderhoorige manfchappen met oranje-coquardes en ftrikken opfchikten, met welke oproerig-ver* S 2  ( *76 ) (ierde Compagnie, ten getale van 300. koppen, hij optrok, om een, bij hem en zijns gelijken gebaate, handvol volks af te losfen, en, let wel ! met zijne Oranje-bende de rust der Stad te herftellen ; waar van, onder anderen, tot eene proeve dient, hetinfultéérën van den braaven van Zwijndregt, terwijl hij die Compagnie voorbij trok, wordende hij niet alleen valsaartig op de teenen getrapt, maar ook met den haatelijkcn naam van Moordenaar begroet. De Compagnie No. 10., onder bevel van den Heer Ram, werdt door No. 12. vervangen, aangevoerd door den Collonel Mos/el, wiens manfchappen niet minder met oproerige Oranje ftrikjcs en lintjes gebrilleerd hebben: de twee opgetrokken Compagnien, die nu op hun beurt de hoofdwacht moeiten bewaaren, begroetten eikanderen met een geftadig hoezee! en verwellekoomden eikanderen met het gewoon Oranje boven! welker vrijheid-lasterende aanhef, onder nederige buigingen, en met de hoed in de hand, bovenal plaats hadt bij het vergaderen der Weth , toen de Heer van der Heim aankwam, en door die oproerige hoop heen , voet voor voet, rondom het Stadhuis wandelde. Zie hier een naauwkeurig verhaal van het geen tot op dit moment gebeurd is, en waar van het den Heeren Burgemeelteren heeft goed gedagt, eene eenvoudige aanfchrijving te.doen aan Hun Ed. Groot Mogenden, die, dit niettegenltaande , en zekerlijk uit hoofde der van eenen anderen kant bekoomene informatien , aan den eerltgenoemden hebben gerefcribeerd, om  C 277 ) een nader detail vanzaaken te moogen hebben, en geinformeerd te worden van den adtueelen ftaat van zaaken, het tumult van den 3. April concerneerende; en , op welke hooge requifitie , de Hoofd-officier van der Hoeven zich bij den Heer van Zwijndregt vervoegd heeft, en hem aangezogt tot het fpoedigft en wel fchriftelijk berichten van het voorgevallene, zonder hem vooraf te zeggen , waar ter plaatzezulks moest dienen; waar bij het ook alleen is toegekoomen, dat de Heer van Zwijndregt, (in het denkbeeld zijnde, dat zulks ter particuliere informatie van den Hoofd-officier ftrekken moeit, en wel fpeciaal, om met het zelve te kunnen confronteeren het verhoor der drie gevangenen, of de informatien van anderen) met de uiterlte overhaafting,en met door den fpoed voorbij gaan van verfcheide omftandigheden, het een en het ander ter neer gepend hebbende, een bericht, niet in die orde als 'er anderszins plaats hadt kunnen gehad hebben, en daarenboven zonder refumptie, naar het huis van den Heer van der Hoeven heeft toegezonden, in de veronderftelling zelvs, dat hetzelve niet eens ter tafel van de Weth, 'k laat ftaan, ter Vergadering van Holland zou moeten te voorfchijn koomen, gelijk men ondertusfehen onredelijk en valfch genoeg geweest is, om het zelve, onder nog 19 bijlagen fub letter F., derwaards toe te zenden, met de willekeurige uitlaating nog van eene zekere pasfage, waarbij de Heer van Zwijndregt onder anderen gezegd heeft, dat het getier van HoeS 3  ( 278 ) zee! en Oranje boven! hem ten langen laajlen als een moordkreet in de ooren had geklonken. Nu willen we ons een oogenblik verledigen to| eene onpartijdige befchouwing van het bericht en de Bijlagen, (zie bijlage, littera F.) welke door Hun Ed. Gr. Agtb, aan Hun Ed. Gr. Mog., op hoogftderzelver refcriptie, zijn toegezonden. In de Proeve van het Character der RotterPAmsche Regeerino, (zie No. 9. en 10, of bladz. J29 tot 160. van Adolos) is reeds breedvoerig over dit bericht van Hun Ed. Gr. Agtb. gehandeld; men herleeze dezelve hier ter plaatze met aandagt, bij de volgende vier Confideratien, die wij, boven het daar verhandelde , ten overvloede bij te voegen hebben. Vooreerst hadt de regeering het requeft ter vernietiging van het Vrijcorps, even zoo veelemaan* den in beraad gehouden,als het requeft tot desfelvs oprichting, dan zou 'er ja eenige fchijn overblijven, dat het ongeduldig Canaille met het mes in de vuift zich zelve recht heeft willen verfchaffen; maar dit peerqt dan nog de zwaarigheid niet weg, waarom het gemeen juifi de Compagnie No. 9. heeft aangetast, daar deminfte vrijwilligers in waaren; om hier niet te herhaalen de kwaade trouw der Regeering in het te berde brengen van eene quafi reden, welker Ongegrondheid zij gelijktijdig gemenageerd heeft aan te toonen; te meer, daar zij reeds tot nog toe wel gezorgd hadt, dat 'er geen corps Vrijwilligers Pfteerde, en zij voorneemens was meer egards te  ( 279 ) liaan op het zoogenaamde zoopjes-requcft van het gepeupel, dan wel op het verzogte door een aantal uit het beste volksgedeelte; en nog te meer, daar men nog op den 3. April bezig was, volgends het getuigenis van den Hoofd officier, om een grooter aantal uit het volks uitfehot in bizondere werf huizen ter tekening te nooden, met oogmerk, om het reeds ingeleverd requeft te appuiëeren; en, eindelijk, daar men reeds genoeg onder den man gedebiteerd hadt j dat het getal van 425 requeftranten uit dat ilag van volk , tot op 2000 zou worden vermeerderd. Ten twe den het verdient zijne opmerking, dat de regeering verkoozen heeft, atteftatien in te winnen, niet van de Onder-officieren (die ze echter onder den algemeenen naam van officieren fchijnt te willen laaten doorgaan) — niet van de Schouten en Dienaars der Juftitie — niet van de tambours toortzendragers en adjudants, zo ordinaire als extraordinaire even zo min als van den Lieutenant in tegenwoordigheid der gevangenen maar juist, zoniet allen, ten minften meeftendeels van de zulken, die het zogenaamde zoopjes-requeft getekend, en zich onder de Oranje-fchreeuwende oproermaakers voornaamlijk gediftingucerd hebben. Ten derden de Souverain requireerde een nader detail van zaaken over het gepasfeerde op den 3. April geene directe befchuldigingen, noch verontschuldigingen -—r althands niet befchuldigingen ten laste van de Compagnie No. 9., en verontS 4  C 285 ) zich voordaan zouden hebben te wagten, de Weth met zulke-ongerijmde en leugenagtige requesten lastig te vallen. Evenwel werden, £enige dagen daar na, deeze Officieren uit kragt van hun verzoek ontflagen, en de Heer Elzevier, op zekeren morgen voor de Weth zijnde, kreeg laft om binnen weinige uuren andere Officieren aan te ftellen; — dan, deeze zulks zoo fpoedig niet kunnende verrichten , om dat hij eerft zeker wilde zijn, wie der Adelborften daar toe en genegen en bekwaam was , zo gebeurde het dat de Heeren van de Weth, op eene nooit gehoorde, en tegen alle Wetten, Ordonnantiën en Coftumen ftrijdende wijze, zelve de Onder-officieren aanftelde, zonder den Heer Elzevier in deeze zaak te kennen, en wel juift uit die lieden, welke uit lafhartigheid, of wel uit andere flegtere oogmerken, bij de eerfte critieke rencontre van de Compagnie No. 9, de vlugt genoomen hadden , en bij gelegenheid der actie van den 3. April t'huis gebleeven waaren, en welke daarenboven onder de tekenaaren van het zoogenaamde zoopjes-requeft behoorden, en naauwe correfpondentie en ommegang met Kaat MoJJel hielden. Deeze Onder-officieren nu, zonder medeweeten, veel min goedkeuring van het hoofd der Compagnie, en op eene zoo fletrisfante wijze voor den Heer Elzevier, door de Weth aangefteld zijnde, kon men den Commandant dus in geenen deele vergen om zich eenigermaate , en wel om zeer bekende en  ( m ) höögst dringende redenen, met die Compagnie ver* der in te laaten, naardien men het 'er op fcheen ge* zet te hebben, om alles geheel in de war te ftuurefi, en wel door middel van het daar ftellen eener Compagnie , geheel uit zulke manfchappen beftaande* diej des benoodigd, der regeering in haare heerfchzuchtige en vuilaartigfte oogmerken volkoomen inde hand kon werken , wanneer men vooral inagt neemï het fljftema dier Regeerings-leden, welke van gedagten waaren, dat, zo 'er eene dimisfie van zommige Adelborften plaats moest hebben, het dan dezulken zijn nioeften, welke zich zoo verdienftelijk van hun poft en plicht gekweeten hadden; Om echter aan de zaak eene glimp van onpartijdigheid bij te zetten, vondt men eerft goed, een of twe goede Onder-officieren, buiten weeten nogthandsvan den Heer Elzevier, bij de voorigeflegten te voegen* en hen voor het front van de Compagnie door deri Stads Major te doen voorftellen; en daarna zogt men den Heer Elzevier te beweegen tot het vervullen der tWe nog openftaande posten van Onder-officieren, 'Ê welk eerft door hem, uit hoofde der voorige veragtelijke handelwijze, volftrekt geweigerd, doch na* derhand, op aanhoudend verzoek, eindelijk aangenoomen werdt, hebbende de Heer Elzevier deeze vacature vervuld met twe braave Adelborften, die bij de actie hunne beproevde trouw te duidelijk hadden gemanifefteerd, P. de Waal, namenlijk, enE Mulders. Deeze twe, nog naauwlijks bezig zijnde met zich*  C 2S8 ) lottigen 3. April, en dan zullen wij ons ten einde fpoeden. Geen deezer braaven kon zich langer veilig of ongemoeid op de ftraat vertoonen, zonder met de ijsfelijkfte vloeken overlaaden te worden ; (en geen wonder, daar het Canaille hier in door regeeringsleden zelve.wierdt voorgegaan; onder anderen werden alle die braaven uit de Compagnie No. 9., door den Scepen Havart, ten aanhooren van den Parui] ■ kemaaker Stoop met den naam van Moordenaars beftempeld, een woord, dat in den mond van het gepeupel beftorven was) — zelvs op den vollen middng moeiten zij de onaangenaamfte infultes ondergaan : onder anderen werdt de Adelborft van Gurp,te midden van den dag,door een partij Timmermans knegten, onder de haatelijkfte vervloekingen gedreigd om van het ftijger in 't water geworpen te worden, en, hadt hij zich niet tijdig door de vlucht gered, hij hadt 'er gewis het ftagt-offer van geweeft: • de Hoofd-officier werdt hier van verwittigd; hij wilde, dat men hem den daader aanwees, om hem te kunnen ftraffen ; van Gurp wees hem met den vinger aan den Onderfchout Plaat, doch deeze mogt hem niet apprehendeeren , zeide hij, om dat hij geen expresfelijke laft van den Hoofd-officier hadt. De Adelborft Kordemans is op zekeren avond zoo deerlijk met een mes geftooken, dat het weinig gefcheeld heeft, of hij hadt 'er het leven bij ingefchooten: gelukkig echter, en buiten verwagting  C 289 ) her/telde hij eindelijk, en ondervondt nog daareoboven de onaangenaamheid; van tot drie herhaalde rijzen zijne glaazen ingeflaagen te zien, en telkens briefjes onder zijn deur doorgeftooken te vinden, waar bij men hem dreigde, dat hij den dans mee ontfpringen, maar den een of den anderen tijd zekér vermoord zou worden : —— zekere Groothuizen, een paruikemaaker, wist eenige dagen daarna te zeggen, in préfentie van verfcherde getuigen, en op eene publieke plaats, daar men de haateb'jklte expresfien gebruikt, en op de brutaallte wijze op de Compagnie No. 9. gefulmineerd hadt; dat hij zekeren rara de Grient, een Sakkedraager, hadt hooren zeggen, dat hij zeer wel wist, wie Kordemans aangevallen en geftooken hadt; waar van door den voorn. Paruikemaaker, Cordemans en zekeren Ooftenburg aan den Hoofd-officier kennis gegeeven is, maar met die gevolg, dat de Hoofd-officier den meergem. van ds Grient en den Paruikemaaker dags daar aan bij hem ontbooden hebbende, waar bij ook Cordemans verzogt wierdt om te adfifteeren, en deeze laatfte, toevallig de twe anderen, niet in een afzonderlijk vertrek, maar bij den anderen aan het huis van den Heer Hoofd-officier ontmoetende, bij Hot van rekening door den Paruikemaaker, hoezeer hij zulks verfcheiden rijzen en op bizondere tijden ftandvastig hadt {taande gehouden, des niettemin bekend wierdt, dat hij dronken geweeft was, toen hij het verteld hadt, en zoo liep het met de zaak volkoomen af. Bij den eerltgenoemden van Gurp zijn ook meeni» T  C 290 ) ge verregaande infultes aan zijn huis gepleegd, efl door meenige fteenen de glaazen ingegooid. Van Lil, een Adelborft, is, op zekeren avond in het naar huis gaan, met een piftool geattacqueerd, doch gelukkig mikte de fchoot mis : de Adel- borft de Waal is verfcheide maaien aangerand; eens werdt hij met een mes aangevallen, en gelukkig ontvlugtte hij de menigte, die hem agter de hielen zat, en den dood zwoer. Alleronaangenaamst was het lot van den Adelborft Wishoff, die,- na het bewust geval met den tambour, niet bij avond langs ftraat dorft gaan, en op den helderen dag zelve meenige infultes ondergaan moeft, wordende niet alleen doorgaands op de grievendfte wijze met Scheldwoorden, maar ook met vuiligheid als anderszins overlaaden en nagegooid, vergezeld met farrende fluitjes, die het oproerig Wïl- heimusje tot verveelens toe nadeunden: van de beurs koomende, werdt hij veeltijds door ftraat-jongens opgewagt, die hem op de vernedérendfte wijze naar huis convoijeerden; men viel hier van bij den Hoofd-officier klagtig, maar deeze fcheen zulks niet te hebben kunnen of willen beletten: J— na de actie van den 3. April, naamen deeze publieke ftraatfchcnderijen zoodaanig toe, dat men, nadat op den 5. April de Compagnien, welke beurtelings de hoofdwacht betrokken hadden, afgedankt waaren, genoodzaakt wierdt, eene andere Compagnie in de wapenen te brengen, om het huis van gemelden Wishoff voor plundering te bevrijden, rottende hier, des  C sar ) middags om 2 uuren, wel 2000 meniehen, die op verwoefting uit waaren : de Vaandrig van der Looij Hóutlwff, met eenige manfehap derWaardsdoor de Weth gedetacheerd wordende, en ördre, wac hen te doen ftondt, vraagehde, werdt door den Heer Van der Heim gelaft, vooral geen burgerbloed te vergieten; ,dan echter, op de betuiging van den Vaandrig, dat hij niet het voldoen aan deeze ordre, ia geenen deele aan de waare intentie van zijne beftemining voldoen kon, en even daarom, als zoodaanig gelaft, niet derwaards kon trekken , kreeg hij last Om des noods geweld met geweld te keêren : dan, het is 'er niet toe gekoomen; men voorkwam dê plundering tijdig, en zonder geweldige middelen: — Wishoff zelve kon het echter niet lahger in Rotterdam houden, hij möeft de ftad verlaaten, en Arafteldam tot zijne verblijfplaats neemen; iets, 't geeii bok het lot van zijnen braaven Lieutenant geworden is. Immers deeze van tijd tót tijd gebeurde om- Handigheden de fchreeuwende handelwijze der Rotterdamfche regeering de fchoorvoetende protectie aan braaven tegen flegthoofden - - de ontzegde publieke fatisfaélie aan de beledigde partij verdienftelijke burgers, ten gevalle van beledigende fielten uit het Canaille de dag aan dag dreigende woede en wraakzucht van een opgeruid en moord. daadig gemeen de verraaderlijke aanvallen, en publieke geweldenaarijen in eene ftad, daar de goeden weinig, de moedigen naar evenredigheid min, T 2  ( 292 ) der in getal zijn; daar de zuchtende Jlem der ftillsn en in den uiterjlen nood niets verrichtende burgers, onophoudelijk den hemel om redding fmeekt; daar de onver Jchilligen veele zijn; het getal der liflige draaijers, en heimelijke oproer-Jlookers naar evenredigheid groot is; daar domheid, misleiding, verblindheid, oproer, muiterij, geweld, moord-en plunderzuchc, door verdoemelijke Ariftocraacen gedeeltelijk, en gedeeltelijk door Prinsgezinde creatuuren, naast den throon der Heerfchzucht geplaatst, door de Hoofden werktuiglijk voordgeftuwd worden ; daar, ingevolge hier van, het inkankerende kwaad onltrafbaar geduld, de redding-aanbrengende deugd veragt en vervolgd wordt; daar men het dolzinnig graauw den baas laai; de heiügfte wetten , deezen ten gevalle, verkragt: kortom, deeze van tijd tot tijd gebeurde allerake* ligfte omftandigheden , in eene in vuur en vlam beroerde ftad, gevoegd bij de meer en meer verlterkte wanhoop, om het inwendig geheel bedorven Rotterdam immer te regt te kunnen brengen, zonder, met één woord, de gantfche regeering (deezen en geenen braaven uitgezonderd) te verzetten, en dezelve voor het oog der zich over derzelver laagheid hoogftv.erontwaardigende waereld voorbeeldig te ftraffen ; — Zie daar redenen genoeg voor den braaven van Zwijndregt, om deeze* ondankbaare , en gelijktijdig ongelukkige ftad te verhaten, zich vanzijne naaftbeitaanden en waare vrienden verre'te verwijderen, en ergens elders op de genade van het fortuin te leeven, of desfelvs ongenade kloekmoedig  C 293 ) te trotszeeren, zo hij maar een eenige wijkplaats hadt, daar hij zich in den kring van wel te denken en wel te doen konbeweegen, zonder in de gevoeligfte plichten der menfchheid en burgerlijke deugden belemmerd te worden, zoo verregaande zelvs, dat niet alleen elke plichtsbetragting, maar zelvs de dringende ijver om zijnes Eeds getrouw te willen' zijn , en zijnen plicht te willen betragten, niet langer Schootvrij blijven kon voor de geftaadige aanvallen van zulke Eer-en plicht-vergceten Despooten, die uit eenen oogft van burgerlijke onéénigheden de wierook offers voor hunne Dagons zoeken; terwijl zij gelijktijdig hunne Eerzucht in zoo verre voorbij loopen, dat hunne daaden de bewijzen met zich brengen van hunne min-oplettendheid op den door de ondervinding bevestigden ftelregel; dat juist dg burgerlijke ONÓéNIGHEDEN , die VAN deezen gevaarlijken kant koomen, de kortste wegen zijn, langs welke de eerste Staatsdienaaren veelal, zo niet altijd, alleenheerschende tijrannen worden, waar door al het despotieke , van wat kant het ook koomen mooge , in den enkelen wil van éÓN eenigen bepaald wordt! Slaavfche zielen! hebt ge uwe vernedering nietgenoeg gevoeld bij de eerfte opoffering van uwe Eer en van uw blank geweeten aan den drijvenden wil v,an uwen Dagon, moet ge u nog daarenboven beroemen kunnen,dat gij,om uwe offerhanden te vermenigvuldigen, u niet ontzien hebt, de ingewanden vstn uw volk te beroeren, en met het bloed der cmT3  C 294 1 aoozelheid uwen afgod te naderen ? van waar* fnooden ! dat de dampen van uwen wierook eene verflikkende kragt hebben? van waar, dat zij u zeiven het eerfl verflikken ? Immers van de onmaatige hoeveelheid van het offer ! — laat af! leert eerfl de waarde van het bloed kennen, 't welk gij roekeloos verfpilt! kent eerfl de edelheid der deugd, die gij ontmenfcht vervolgt! Stapt af van den naam, datgij de rechten der burgers handhaavt, daar gij toch de rechten der menfchheid met yoeten fchopt! Kunt ge dit niet doen? zijt gij door de Hcerfchzugt verkloekt? wel aan ! nog ééne laatfle pooging, en Ontwringt u uit zijne boeijen, om u aan eene eenzaamezijde te begeeven, en u te kunnen fpiegelen aan den man, die meester is van zijne Eer,en die de infpraak van zijp geweeten heilig in acht neemt; dan zult gij den oneindigen' afitand tusfchen u en tusfchen hem gevoelen, en ijlings uwe oorfpronglijke waardigheid te rug wenfchen; maar, mislukt u die pooging, verzamelt dan eenmaal uwe kragten, en rukt wanhoopig, als zoo veele Simfons, de pijlers van den tempel der IJeerfchzugt uit hunne grondflagen, om u zei ven met uwen Dagon en zijne aanbidders onder de puinen te verpletten, liever, dan als vernederde voorwerpen eenen belaqhelijken rol te fpeelen, die, terwijl hij het hart uwer vroolijke vijanden flreelt, hen op middelen tot uw verder bederf bedagt doet zijn! Zie daar een echt verhaal van het voorgevallene  ( 295 ) voor en na dat de Compagnie Nou 9. door het gemeen is aangevallen ! over het gantfche beloop der zaake die nadere reflexien te maaken, welke 'er natuurlijkuit voordvloeijen, wil ik lievst daar laaten; elk onpartijdige heeft aan het bloot verhaalde genoeg om de geinteresfeerden in deeze zoo veel geruchtsmaakende zaak naar verdienften te charactelifeeren. Iets echter heb ik het niet ondienfh'g geacht, hier als een -Aanhangzel bij te voegen, om eene zekere clasfe van menfehen te gemoet te koomen in hunne zwakheid, van zich met geene menfchen-moogelijkheii. te kunnen voordellen, hoe 'er onder onze regenten gevonden kunnen worden , die laag genoeg waaren om zich aan den wil van zoogenaamde LieutenantStadhouders blindelings te onderwerpen; zonder zich' zelvs te ontzien, van, des benoodigd, de hand aan de fnoodfte gruwelftukken te leenen, alleen om hunne heerfchzuchtige principaalen te believen, of, laat ik liever zeggen, alleen uit vreeze van zich hunnen haat op den hals te zullen haaien, om welke te ontduiken, deeze flaaven hunne Eer ,hun geweeten, hun alles veil hebben! — den hemel is het bekend, welke diergelijke helfche verbintenisfen nog hedendags in Neerland plaats hebben! T4  AANHANGZEL. Eed van Suijveringe, die de Vroedschappen der Stad Rotterdam moeten afLepp en in handen van den Officier, Wijders dat wij om electie, nominatie, of recommandatie van ofte tot de voorfz. bedieningen of Ampten, nog door ons felven, nog door andere, niet belooft of gegeven hebben, beloven nog geven fullen, eenige giften gaven, of gefchenken aan eenige perfoonen, het fy binnen of buyten de regeringe, direct of indireft, 'in eenige manieren; beloove, en fweere wyders, dat ingevalle 't eeniger tyd tot onfe kennisfe foude mogen komen, dat imant buyten ons weteniets belooft, of gegeeven hadde, beloven of geeven foude, wy het zelve aan Burgemeefteren voornoemt aanftonds fullen openbaaren, met bekend, makinge van de naam, van den Perfoon ofte Perfoonen, by ofte aan wie iets belooft ofte gegeven foude mogen fyn , belooft ofte gegeeven foude mogen werden. Alfoo &c. C O P I E. Verclare en betuyge ik met dit myn eygenhandig gefchrift , dat ik myn felve met folemnelen Eede, met opgefteken vingeren, welken Eed  ( 29? ) ]k (a) vry willig, en fonder daer toe- gevordert te fyn uyt myn eygen beweging, (b) in alle oprechtigheid nebbe gedaan, hebbe verbonden en onverbrekelyck geobligeert als volgt, te weten, (c) ingevalle ik op de (V) Men lette hier wel, dat, niet het Contract als Contract; maar de Eed ah Eed, vrijwillig, zonder daar toe gevorderd te zijn, en uit eigen beweging, gefchied is. (£) In alle opreehtigheid, is het ook in alk onnoo-' Zeliieid ? want de man beè'edigde in waarheid iets, het geen hij met geene moogelijkheid kon naarkoomen, zonder eenen rol te fpeelen , vernederend als mensch, verfoeijelijk als christen, en verraaderlijk als burger, in zo verre deeze Eed, als ftrijdig tegen de natuurlijke, Goddelijke, en burgerlijke wet, eigenlijk van geene verbindende kragt was, en, ingevolge hier van , in alle ongehoudendheid wierdt afgelegd , vooral, daar het zich natuurlijk Iaat aanzien, dat hier een zoort van politieke ronfelarij kon hebben plaats gehad , waar bij de jlerke partij , door haare betoverende, verblin-> dende, of onbekwaam-maakende middelen, de zwakke overmeelterd heeft ,• ten waare men verönderftellen moet, dat de Heer Grocninx, ver van onnoozel te zijn, in tegendeel te wel wjft.j wat hij deedt, cn te wel wift, in hoe verre hij aan deezen Eed gehouden was of niet; en dan zou men 'er dit van maaken kunnen, dat deeze Eed, vrijwillig, zonder daar toe gevorderd te zijn, uit eigen beweeging, en in alle Goddeloosheid gedaan is. (Y) Ingevalle, enz. hier blijkt het duidelijk,hoe men., door dit contraft. voorwaardelijk aan te gaan, den Heer Groeninx , als 't waare, genoodzaakt heeft, of, gelijk ik reeds boven heb opgemerkt, hoe men van hem gevordert {leeft, dat hij dit fchelmftuk beging; want, hadt de maa ' T 5  ( 293 ) aominatie mogte werden gebragt tot de Vroedfcbap» plaetfe, vaceerende door de dood van den Heer NoortHey, ende fyne Conninglycke Hoogheyd my beliefde te begenadigen met de Electie , Dat ik in alle getrouwigheyd fal correfpondeeren, met den Burgemeefter Roosmaele en ;den Heer Jacob van Zuylen van Nieuveldt s en by affterven van den ?enen, met de Iangil levende van die beyden, ende aan defelve pralteeren , het geene hier onder van haer byden werd gefegt, dat ik ook by gevolge zal correfpondeeren, met die gene, met dewelke de wel gemelde Heeren zullen partyen hebben, of maken onder de Vroedfchappen van tyd tot tyd, foo ook dejaeken oit mogten gehandelt worden, (d) het eens in alk opreehtigheid geweigerd , om in dit verbond vooraf te treeden , dan hadt hij •« zeker Haat op kunnen nmken, dat zijne Conninglijcke Hoogheid hem met de Eu*. ctie niet zou hebben begenadigd, al was het eens,dat hij op de nominatie gebragt wierdt; en deeze Ifoninglijke begenadiging, daar was het den man toch om te doen; - deeze geeftgefteldheid nu van dit voorwerp was te voordeelig, en het voorwerp zelve te gefchikt, dan dat niet de Heeren Roosnraalem van Nieuvelt het een en het ander zouden hebben waargenoomen, om, ter bereiking hunner eigen, en hunner principaalen heerfchzuchtige inzichten, zich zulk een blinde werktuig aan te ichaffen , onaangezien de Godvergeeten en eerloqze wijze, waar op deeze fchendaad is aangevangen. 00 Het was niet genoeg, eene heimelijke correfpondentie met de meergemelde Heeren Roosmaak m'van Nieuvelt getrouwelijk te onderhouden; het was niet genoeg, d'ee^e  ( £09 ) 2y met veranderinge van de partje of wat anders geval-, len voor vielen, daar in ik ook de voorgemelde Heeren blindeling zal volgen. Dac ik in faake van Cuyperye of begevingen van Vroedfchaps plaatfen , ampten of commisfien van Vroedfchap proflueerende, mede blindeling, fonder eenig tegenfpreken zal volgen de voorgemelde Heeren haare fentimenten, en myn Item volgens haar goedvinden geven. Dat ik noit voor iemand van myn vrienden, of ook geene vrienden zynde, tot eenig Employ, inde regeringe zal fpreken direct of indirect, als mee voorgaande goedvinden van de gemelde Heeren; Dat ik in de faaken van de Regeringe geen attafchement zal hebben, nog houden met zyn Swager Timmers, en desfelfs vrienden, maar des noods foo correfpondentie te extendeeren tot de Cabale, die zij in de Vroedfchap van tijd tot tijd zouden hebben of maaken, maar hier moeit dit nog bijkoomen , dat de Heer Groeninx op eene ongehoorde wijze gcconflringeerd wierdt, om, bij elke verandering van de partij, of liever, telkens, wanneer het eigenbelang wilde, dat men de huik naar den wind zou hangen, de mijnheers blindelings te volgen. Welk eene vernedering voor den redelijken menfeh, om, als de fchaduw de fchandelijke voorwerpen te volgen, en hen de momaangezichten na te draagen,bij welker wisfelend gebruik men heden zijn moet, die men gisteren niet was, alleen, om op de vertrapte rechten des Volks het haatelijk zelvsbelang te vestigen-!  C 300 ) wel tegens hem aangaan als tegens andere, (e) dit de goede faeken ende de directie van de voorgemelde Heeren Roosmaele ende van Nieuvelt, het zy in Politike, ofte in Kerke, ofte ook wel haar perfoonen, foude zoeken te contramineeren, en zulks alles op het oordeel van de bovengemelde Heeren Roosmaele én van Nieuvelt. Dat ik altoos de voorgemelde Heeren en voort* myn leven lang gedurende, de Stadhouderlyke regeringe ende de maximen daar uyt proflueerende, foo wel als de (ƒ) Voetfiaanje maximes van de Kerk, (V) De aart der goede zaake en directie van de Heeren Roosmaele en van Nieuvelt, getoetft aan het oogmerk, dat zij hadden met het afvorderen van dij declaratoir uit den mond en hand van den Heer Groeninx, en gewaardeerd naar hunne geattackeerdheid aan zijne Koninglijke Hoogheid, doet £Cn''oupanijdigen natuurlijk befluiten, dat de zaak ende direaie van den Heer Timmers en desfelvs vrienden , in een oppofiet daglicht befchouwd, wel verre de befte geweeit zijn, en even daarom door de bovengemelde Hovelingen noodwendig moeiten worden gecontremineerd , om het even, door wat weg, 't zij heiligf'chennig, 't zij door omkooping, 't zij verraderlijk, 't zij met geweld, zo maar hunne fchurftige zaak, zo maar hunne préjudiceerende direftie aan de burgerlijke belangen, ten gevalle van het Hof, en ten koste der goede zaak van 't Vaderland, doorgezet en bevorderd Wierdt. (ƒ) Foctfiaanfche maximes van de Kerk, zoo als die tegenwoordig zijn, enz. De maximes van de zoogenaamde Stadhouderlijke regeering, en die van het Foetiaanfch ge-  ( 3ot 5 /öo als die tegenwoordig zyn, zal helpen voorftaanea handhaven. loof, harmonieleren hier wonder wel faamen, en met reden, daar in die tijden die geenen, welke de zijde van Foetius hielden, voor ongemcene, uitjleekende vrienden , goedgunneri van het huis van Oranje, en anti-Staatsgezinden , in de hiftorien te boek ftaan: dit wederzijdfeh attachementwas zeker in dien tijd het natuurlijk gevolg der erkennende vern plichting, welke de een voor de medewerkende dienften van. den ander beurtelings hadt; en, daar toch de Godsdienft veelal, zo niet altijd, de muilezel der Vorften is, zo kon het niet anderszijn, of de Hooffche huurlingen wierven zich zoo veele dienftbaare creatuuren aan, als 'er maar met moogelijkheid konden gevonden worden, om den Vorft op dit laftdier in zege om te voeren: dit is in \t algemeen waar; maar het Voetiaanfch geloof hadt in V bizonder het uitfluitend voorrecht, om, als een troetelkind, ten Hove opgevoed, op 's Vorften fchoot geftreeld, gekoefterd, en door de Hovelingen tederlijk ontzien te worden ; Willem de. derde en vierde waaren uitfleekende Voedfterheeren der Voetiaanfche Kerk : maar ten tijde van Maurits kwam de Godsdienft anders in 't fpel ; De Sijnode was het toneel; Maurits voerde hier de Geestelijkheid aan; Bamevelt de Rede onder de vleugelen der Gee- (lelijkheid zat Calvin op het zwaard van Maurits te tuuren; hoe ftreelde dit reeds de Eerzucht van eenen Maurits\ en beloovde dit niet reeds de helvt der overwinning? __ de Rede zou het misfehien aan den kant van Ar. min overgehaald hebben, waare het niet, dat ze zich een ongelukkigen voorfpraak verkoozen hadt; het moert juiftBarr.evelt zijn, de Antagonifl van Maurits i en was dit niet ga-  < 9 ) B IJ L A G E D. Copia. C")p donderdag den 4 Maart 1784. 's namiddags circa half 6 uuren, is ten Huizen van den Wel Ed. tlecr Luit. Coll. Elzevier ten zijne requifitie gecompareerd den Tambour van Alphen en de twee Pijpers, Jacob van Dorften en M. Mes, dewelke verklaard hebben, in prefentie van Zijn Wel Ed. benevens den Luitenant Leonardus van Zwijndregt en den Sergeant C. H. de Héér, dat den Tambour van Eek en zijn broeder, welke hem bij ordinaire wagten als Tambour adfifteerd, reeds zedert eenige wagten had geproponeerd en met aandrang gezegd, dat men eens op de Parade een Wilhclmusje moest liaan en blaazen, dat men dan zou zien, wie die luiden waaren, die daar tegen zoude gaan, doch daar egter op die tijd niet in hebbende kunnen reusfeeren hij vrijdag den 27 Februarij L. L. de Fluiters had geanimeerd op de Parade plaats zulks te doen, 't welk door hun ook is ter uitvoer gebragt, en vervolgens ' ook door hem van Eek , benevens zijn Broeder is geflagen, en door den Tambour van Alphen is gevolgd, het welk van die uitwerking is geweest, dat eenige omftanders en wel prefumtivclijk naar hunne gedagten, Zakkedragers, hun Tambours en Fluiters hebben aangezogt, zelfs met aanbod van geld, dat Wilhclmusje nog eens op de Trom te liaan en op de Fluiten te fpeelen, en wel met bedreiging, zij niet wilden retireeren, voor en al eer dat wierd gcA5  ( to J daan; doch dat daar op een of 2 Adelborften op de Parade ftaande , zijn uitgekomen om de Tambóurs en Fluiters te verbieden, dat airtje tc vervolgen, 't welk dan ook van Hun, is gelaten. Voorts verklaarden zij Tambóurs en Fluiters, dat Onder de hoofdwacht komende, door van Eek zon zijn gevraagt geworden aan den Adelborst Wishojf, welke een van die was, die hun op dc Parade 't voorfcheeeve verbod gedaan had, waarom hy 't Wilhclmusje niet mogt Haan: Als meede dat de Toornwagter dien avond en nagt, van de Toorn meede 't geproponeerde Wilheimusje geblazen heeft.  i II ) B IJ L A A G E E. WAARSCHOUWING. Schout, BurgerneeEteren en Scheepenen der Stal Rotterdam in ervaring zijnde gekomen, dat veele o&j rustige lieden zich althans' verftouten, om de Burger? wagten, aan wie de confervatie. van de rust en veiligheid der Siad en goede Burgerij is aanbewoolén tn toevertrouwd; cn welke van, hun trouwen vigilantie altoos de doorflaandite bewijzen hebben gegeven, te mfulteeren en op een gansch onbetaamelijke en flraft baarfte wijze, door een onbehoudc gefchreeuw en aandrang in de uttöeffening van hun post te turbeeren en te beletten: hebben na voorgaande deliberatie goedgevonden, allen en een iegelijk bij deeze wel ferieufclijk te waarfchouwen, om zich zorvuldig te wagten , van op eenigerlei wijze aanleiding te geeven tot eenige onrust, veel min van Burgerwagten met woorden of daden te beledigen, of met een kwaad opzet in eenige hunner verrichtingen hinderlijk te zijn, op poene dat de zodanigen welke zulks in 't vervolg zoude mogen doen, ingevolge de wetten, placcaaten dezer Landen, als verftoorders van de algemeen e rust, tot voorbeeld en affchrik van anderen, aan den lijve zullen worden geftraft. En hebben Mijn Heeren voornoemt voorts noodig geöordeelt allen en een iegelijk te rememorcren den inhoud van 't 61. Art. der Ordonnantie op de Burgerwagt, houdende: dat iemand op 't aggresfecren van,  C » ) •f in 't zich te weerftellen tegens de wacht wordende gekwest, ter dier zaake bij de wacht niet zal zijn verbeurt; mitsgaders den inhoud van'tio. Articui van dpzelve Ordonnantie; waar bij word geftatueert, dat de refpecïive Compagnien Burgeren , in geval van confuüe des noods, geweld met geweld vermogen te keeren en af te wenden, welke beide Articulen bij dezen wel expresfelijk worden gerenoveert. Dus neeme zich een ieder in acht, en verhoede zijn fchade. Aldus gedaan en gearrefteert in Collegio van de Heeren van de wet voornt. En na voorgaande klokgelui van 't Raadhuis deezer Stad, gepublifeerd den 24 Maart 1784. Prefent de Heeren Mr.Johan Adriaan van der Hoeven, Schout; Mr. Jacob van [der Heim, Burgemeester; Adriaan Johan Obreen, en Ewout van Son, Schepenen. In kennisfe van mij Secretaris J. van Zuilen van Nijevelt.  C U 5 Edele Groot Mog. Heeren! X Tet heeft Uw Ed. Gr. Mog. behaagt, ons té doen toekomen de Misfive op den 4 dezer, door den Keer Penfionaris onzer Stad gefchreven aan den Heer Raaopeniiönaris, ten fine om ten fpoedigfte in detail te worden geinformeeit van het gepasfeerde in die Misfive vervat, mitsgaders van den Haat, waar in de zaken onzer Stad zich actueel bevinden. .Waar omtrent wij zullende dienen van Berigt praelabel Uw Ed. Gr. Mog. vermcinen te moeten inforweeren, dat de Compagnie Burgeren No. 9, geleid wordende door de Lieutenant Collond en Raad in de Vroedfchap dezer Stad , Jan Jacob Elfevier, bij welkers opfogt de laatst voorgevallene confufie heeft plaats gehad, zederd een. geruimen tijd gefcheenen heeft, geincurreerd te hebben den haat van veelen^ inzonderheid onder de fmalle gemeenten dezer Stad, het zij dat die haat is' veroorzaakt, door dat in dezelve Compagnie zich bevinden eenige Leden van het Corps Vrijwillige Schutters, het zij die haat is gebooren geworden, om dat de Adelborften van gemelde Compagnie zich zelve op eigener authoriteit en tegen het hun expresfelijk voorgeleezen Verbod der Regeering, hadden voorzien van Geweeren met Bajonetten , waar toe hun echter naderhand, te gelijk met de overige Compagnien Burgeren, na erkentenis hunner ongehoorzaamheid,1 de vrijheid is toegedaan geworden; het zij eindelijk, dat daar toe oorzaak heeft gegeeven het ongenoegen van een Tam-  C 15 ) bour, welke door de Lieutenant Callonel Elfevier is gedemitteerd geworden, zeker is het, dat boven alle anderen Compagnien Burgeren den toeloop van Volk bij gemelde Compagnie No- 9. in het optrekken naar het Stadhuis , bijzonder heeft plaats gehad, doch wel voornamelijk bij de laatstvoorgaande optogt van dezelve, wanneer de overluidcn discourfen van het gemeen zoo licenticus, den aandrang zoo fterk, het gefchreeuw zoo onbehouden, en den toeloop zoo dringende is geweest, dat de Luitenant van dezelve Compagnie Leonardus van Zwijndrecht het noodig heeft geoordeeld, om halte te doen houden, en int het aanzien der toegevloeide mcenigte zijn onderhebbende Manfchap met fcherpe Patroonen te doen laaden, het welk van dat goede gevolg als doen is geweest , dat het Volk hier door zijnde geïntimideerd geworden , hem de genoegzame ruimte heeft verfchaft, om met zijn Manfchap voort te kunnen marcheeren, en , fchoon laat, op het Raadhuis tot het waarneemen van zijn Wagt te kunnen geraaken. Dan Ed. Groot Mog. Heeren ! wij hebben hier van kennis krijgende en de gevolgen redouteerende , hier in vermeint ten fpoedigfte te moeten voorzien en door een ernftige Waarfehouwing , met herinnering van twee nadrukkelijke Articuls der Ordonnantie op onze Burgerwacht, alle onverhoopte onheilen getracht voor te komen, welke Waarfchouwing wij de eer hebben, fub Littra A. hier nevens bij te voegen. Doeh hoe zeer wij ons hadden gevleid, hier d,oojC  ( i6 ) te zullen hebben gepravenieerd die affldentie van ilienfchen, dat onbehoudcn gefchreeuw en ftrafbare aandrang, waar door de Burgerije in derzelver post rfeturbeert en buiten Haat gebragt wierd, om hunne exercitiën te kunnen verrichten en onbclemmert voort te marcheeren; is het echter, zoo als wij zijn geinformeert geworden, op Saturdag den 3 dezer gebeurt, dat meergemelde Burger Compagnie No. 9. wederom de Nagtwacht zullende betrekken , en de Burgeren ten dien einde op derzelver Loopplaats vergaderende, reeds door een aantal gepeupel, op een allerverregaandfte wijze zijn gedrongen, befchimpt cn door een onbehoudcn gefchreeuw in derzelver vèrrichtinge belet geworden, waar toe vooral aanleiding gecvende was een Vrouwsperfoon, welke met'het opheffen van Liedjes, welke telkens door Fluitjes beantwoord wierden , den aandrang en het gefchreeuw, als door een Sein uit diverfe hoeken fcheen te bcftuuren en aan tc zetten; al hét welk de meergemelde Lieutenant, waarfchijr.lijk hier uit voorziende de difficulteiten , welke hem in zijn opmarsen ftonden te ontmoeten, heeft bedagt gemaakt, »m de Rotsgezellen, in de meergemelde Compagnie dienstdoende, dircctelijk naar de Poorten te expedieeren, tc.i einde die ter behoorlijker tijd bezet zouden kunnen worden, dan door welker aftocht het Gemeen met meerder geweld op de Paradeplaats indringende , cv. de zes Adelborften, welke waren gedetacheert, om dezelve plaats ruim te houden, zulks niet meer kunnende verrichten, heeft de reeds meergemelde Lieu-  C 17 ) tenant doen refolveeren zijn onderhebbendé Mam fchappèn met fcherp te doen laden, en tefFens met alle befchéiden&eïd de menigte herinnert den inhoud der onlangs gepubliceerde Terieufe Waarfchouwing, mitsgaders de Articulèn der Ordonnantie daar in gementioneerd • dog zulks vergeefs zijnde en den aandrang en het gefchreeuw hand over hand vermeerderende, heeft zulks gelegenheid gegeven, dat zeekerc Perlbon welke fchecn een van de Aanvoerders te zijn, en op welke den Lieutenartt van Zwijndrecht zegt van den beginnen af aan hét oog gehad te hebben, op verzoek van denzelve weggerende* behoorlijk plaats tc maken of zig ftil te gedragen, maar zig met een dreigende toon en houding onder' zeer lacfive exprcsfien verzettende, door de Dienaars der Juftitie op ordre van gemelde Lieutenant is geapprehcnd'eert en niet zonder groote moeite door den toeloop en aandrang van het Gemeen, welke hem trachte te ontzetten, binnen de Gelecderen gebragt geworden. Dat vervolgens, zoo als wij al verder zijn gëiflformèert geworden, gemelde Compagnie met de voorfz.' Gevangene tüsfchèn de Gelecderen van het agterfte Plotton op marfch zijnde gegaan en ikidieuzclijk ter vermijding van meerder Volk, welke zig op de ge-, wooneïijke route had vergadert, een ander weg naar : jJët Raadhuis ingeflagen hebbende, in de zoogenaamde Brtanftraut op zoo een geweldadigé wijze met het IÓsfen van geweeren, fmijten met Steenen en bedrij-» gen met mesfén van agteren is aangevallen geworden, B  C 18 ) iat ren einde voor te komen, dat zij niet uit elkander rakende in het gevaar zoude werden gebragt van geheel overrompeld te worden, de gemelde Lieutenant de Compagnie van alle zijde heeft doen front maken, en het agterften Motton, waar op den aanval vooral gefchiede geweld met geweld heeft doen keeren, bij welke gelegenheid een van het volk, welke zoude geroepen hebben zij fchieten maar met los Kruijt, door een der Onderfchour.cn is geapprehendeert geworden. 1 Dat hier door eenige meerdere ruimte verkreegen hebbende, meergemelde Lieutenant met zijn onderhebbende mede Burgeren voort gemarcheert en aan 't Raadhuijs gekomen zijnde, zijne Gevangene aldaar overgeleevert heeft, en voorts het zelve van voore en van ter zijden, zoo veel doenlijk heeft getragt te bezetten, tot zolang een ander Compagnie de verdere bezetting zoude completeeren; dat zijn Manfchap aldaar ftaande, door de ook aldaar't zaamen gevloeide meenigtc met fteenen is geworpen, 't welk zodanig vermeerderde, dat den voorfz. Lieutenant raadzaam vond, wilde hij de Hoofdwagt en 't Stadhuijs niet zien overrompelen, eenige Adelborften op de plaats, daar de violendfte weldadigheden gepleegd en de meefte fteenen geworpen wierden tc doen Vuur geeven, waar door de meenigte verftrooijd en bij die gelegendheid noch een uit den hoop geapprehendeert is geworden, wanneer kort daar na een der Com. pagnien tot verfterking aankomende, zig rond het Stadhuijs plaatfte, terwijl de Burgeren van de Com-  C 19 > pagnïe No. 9. in 't Stadlnjijs de Hoofdwacht heb» ben betrokken, en beiden de voorfchreeve Compagnien aldaar ook tot des Zondags morgens ten 10 uuren Post hebben gehouden. , Wij hebben Edele Groot Mog. Heeren tot hier toe in zin en Subftantie gevolgt de informatien, welke ons van dit voorgevallene mondeling en fchrif-, teüjk door de Lieutenant van Zwijndrecht zijn gegeeven geworden, dog nemen tot verder elucidatie van Uw Edele Groot Mog. niet te min de Vrijheid, om de fchriftelijke informatien. van de voorfz. Lieutenant, waar in alle de omftandigheden, den toedragt dezer zaken concernerende, omftandig fchijjnen te zijn getoucheert en zelfs onder prefentatie van eede gefterkt fub Littra B. Uw. Eedele Groot Mog. te dpen toekomen, gelijk wij hier nevens fub Litera C. en D. ook meenen te moeten bijvoegen de beëdigde verklaring der Officieren en Adelborften van gemelde Compagnie, mitsgaders die van andere Perfoonen, welke voor een gedeelte van het voorge» vallene oog getuijgen geweest zijn; dan Edele Groot Mog. Heeren dewijl ter Kamer van Heeren Burgemeefteren op gepasfeerde Vrijdag is ingekomen en door hun Edele Groot Achtbaare in onze Vergadering is ingebragt, zeker fchriftelijk verzoek, waar bij de Supplianten zig beklagende over de gevaarlijke toeftand waar in zij gedurende die Actie zich bevonden hebben, tevens fchijnen te kennen te geven ^ dat het hun is voorgekomen dat de Violente genomene mefures van de Compagnie No. 9. niet zo al- li  C =i ) wordende, dat alles vrij rustig en ft» fcheen, aan de bezetting Order hebben gegeeven, om af te marcheeren, dan des na de middags om vier uuren geinformeert wordende, dat zig attroupementen vertoonden voor het Huis van een der Adelborften van de reeds meergemelde Compagnie No. 9., en befpeurende dat dezelve Attroupementen telkens vermeerderde, hebben wij direct order gegeeven om wederom een Compagnie Burgeren op de been te brengen envoorts gerezolvee>rt, om een fterk Detachement ren bezetting van het zelve Huijs derwaart te zenden en het zelve Detachement te doen verzeilen door een Gerechtsbode deezer Stad met order om aan de Gemeenten aldaar vergadert voor te leezeu een" Waar fchouwing welke wij- fub Littera P-. de vrijheid neemen Uw Ed. Groot. Mog. te doen toekomen, met last tevens om na praclectuur van dezelve ook nogmaals voor te feezeri de VVaarfchauwing op den 24 van de gepasfeercie maand Maart gepubliceert, welk een en ander geweest is van datfucces, dat de Vergaderde Gemeente, fchoon niet geheel gedisfipeert egter aanmerkelijk is vermindert geworden, waarom dan ook het voorfz. Detachement tegens den morgen van den volgende Dingsdag is afgelost en de Nagtwagten, naardien alles uitterlijk fcheen rustig en ftil te zijn, wederom op de ordinaire voet zijn gebragt geworden. Des Dingsdag en Woensdag geene buitengewoo. "Be beweegingen befpeurt wordende, zijn ook dóór B 3  t ) De te^enftand die de OFgeruijdé menigte tij deztf Ihatfte gelegenheid ontmoete fcheen van een zeer Lengeftelde uitwerking te zijn als men verwagt had dewijl de Rapporten die men van tijd tot tijd van'her Agterkloofter en elders ontving zoo onvoordeiïcr waren ten opzïgten van ons gehouden gedrag, d/men met reeHen bcdugt wierd dat 'er bij de volgende Wagt een veel erger attacque te wagten ftond reden waarom den Ondergetekende alle de Adelborften vait de Compagnie met voorkennis van den Heere Lt. Coll. Elzevier in het Zwijnshoofd convoceerde, en hun daar herinnerde de fatale omHandigheden daar zij in verkeerd hadden, de fchandelijke vlug* van zommige Adelborften, op het moment dat nun ftandvastigheid, moed en prafentie allernoodzakelijkst vereijfcht wierd, terwijl zij door hun Geweeren in handen van het Gemeen over te „even bet zelve daar door middelen verfchaften tot hun eigen verderf; dierhalve dat hij gaarne wenschte te weten wie 'er zig op eed en eer verbinde wilde om met hem de Wagt daar aanvolgende mede op te leijden, en in geval van attacque zig tot de laatfte druppel Bloeds te vcrweeren, en alzoo de eer van de Regeering en de veiligheid van de Burgehje op te houden en te befchermen; datbehalveU de generale keur, en de nu onlangs gedaane Publicatie on het volkomen regt gaf geweld met geweld te keer te „„on dat M hun in zoo een omftandigheid zekerlijk ïiet agterlijk zou zijn; waar, op een getal van vijf en veertig Adelborsten benevens de Onderofficieren zig  C 34 ) dreigendftö, dus wierden de Adelborften met geveld Geweer van de eene zijde der Trappen van het Stadhuijs tot aan de andere zijde aan de beide hoeken der Steeg te beginnen, geposteerd, terwijl 'er eenige Manfchappen boven op de trappen voor den ingang der Deur geplaatst wierden, tot zoo langen 'er een tweede Compagnie aan zou komen om de verdere Bezetting te completeeren, dog zulks niet zeer fpoedig gefchiedende wierd 'er door het Gemeen zoo nu en dan weder begonnen met Steenen te werpen, dat zoodanig vermeerde, dat den Ondergeteekende raadzaam vond, wilde hij de Hoofdwagt en Stadhuis niet zien overrompelen, eenige Adelborften op de plaats daar de violendfte gewcldadigheeden gepleegt, en de meefte Steenen geworpen wierden, te doen Vuuren, waar door men wederom wat meerder ruimte kreeg, tot dat de Compagnie No. 10. tot verfterking aankwam, die zig vervolgens rondom het Stadhuijs plaatfte terwijl onze Compagnie de Hoofdwage betrok. Haar Edele Groot Agtbaare de Heeren van dé Weth vervolgens vergadert zijnde, wierden de Compagnien No. 9. en 10. gelast zig tot 's morgens ten 10 uuren in de Wapenen te houden, als wanneer' zij zouden worden afgelost, dog het ysfelijk getier van Oranje boven onder de Rotsgezellen van beide de Compagnien wierd zoo heevig, dat men met reeden bedugt wierd voor onaangenaame gevolgen, en dierhalven vond den Ondergeteekende goed met overleg van de eommandeerend Officier van No* 10. aart  C 3& ) ais de Depofanten beiden vcrklaaren) op de Paradeplaats komende, daarop het Rumoer, de verwarring én het gefchreeuw onder het Volk fterk is vermeerderd, en zij nog met meer ftijfhoofdigheid hunne plaatzen hebben willen behouden. Dat door éenigen van gemelde Adelborften met zagte woorden cn 't Geweer dwars houdende, wel is getracht wat plaats te krijgen, doch dat zij overal brutale tegenftand hebben ontmoet. Dat vervolgens geordonneerd zijnde aan gemelde Adelborften om te zien dat zij drie gelecdee n kregen, de Dcpofant de Vogel naar de gemaakte fchikking zijne plaats heeft bekomen op de linker Vleugel van 't derde gelid, en den Dcpofant Bell in 't zelve achterfte gelid. Dat vervolgens het Commando komende om telaaden a 'er, terwijl het Geweer vlak genomen wierd een allerhcvigfte beweging onder 't Volk ontftond; welk Volk reeds zodanig gefchreeuw had gemaakt, dat 'er gecncrlcij Commando kon verftaan worden. Dat zij Depofanten, toen op ziende, hebben ontdekt het voorfte gelid de Sabels blank hadde- waarop zij lieden Depofanten van achteren avanceerden om hun alzoo te onderdennen. Dat zij daarop gewaar zijn geworden, dat iemand int den hoop Volk was aangegreepen met welke men worftelde, en daarop toegefchoten zijnde den Depozant de Vogel (zo als hij alleen verklaard) daarop zijn Geweer opligtede, in mcening dat zij 'er tusfchen jii moeften, doch zag hij Dcpofant toen dat zulks de Dienaars der Juftitie waaren die een Kae-  C 42 ) meenen toe te fchrijven, dat de dienaars der Juftitie tot dekking der Gevangenen meer Volks nodigh hadden. En verklaard de Depofant de Vogel alleen: Dat zij alzo onder een geftadig gejuil, befchimping en uitjauwing van het Volk, voort Marfcheerende onder anderen hij Depofant heeft gezien, dat Beker Karei geftadig bukkende, onder de gevelde Geweeren, op de Gevangenen loerde, en welke Kaerel, zo hem toefchecn van een (legt voorkomen was: doch dat aldaar echter niets geweldigs ondernomen zijnde, zij tot aan het Stadhuijs zijn genadert en na aldaar hun front weder aan allen zijden gemaakt te hebben, hij Depofant daarop met meerder Manfchap is naar boven getrokken. Dat de Depofanten, zo als zij beide verklaren, alhier de post aan de Oost-Zijde op de trappen van 't Stadhuijs gekregen hebbende, en met het Geweer over de leuning leggende, aldaar nog hebben moeten ondervinden, dat een hunner Adelborften genaemd Liön, welke zich eerst aan 't Stadhuijs op 't luiden der Klok had gegeeven, weigerde zijn Geweer tc laden, waartoe zij Depofanten hem niet dan met veel moeite hebben gekreegen, door hem een hunner Patroonen te geeven. En verklaren de Depofanten laaftelijk: Dat zij op dezen post ftaande, hebben gezien, dat 'er uit het Volk dat in de Stadhuijs fteeg bij een Vergadert was, cn uit een hoop die op de pothuijzen over *t Stadhuijs ftonden, verfcheiden fteenen zijn gewor-  C 44 ) Laager ftond. (Compareerden vo®r de ondergefchreeve Schepenen der Stad Rotterdam, Cornelis de Vogel en Jacob Bell, Depofanten in de voorenflaande Atteitatie gemeld, dewelke verklaarden onder folcmnecle eede hun Depofanten afgenomen als regt is, na dat aan hun dezelve Atteitatie van woonde te woorde was voorgelezen den geheelen inhoud van dien ieder voor zoo veel hem aangaat, waar en waaragtig te zijn en daar bij te periilleeren, met deeze uitzondering nogtans, dat zij Depofanten niet preciefslijk kunnen bepaalcn of de fchoot waar van op pag. 5, van de vooren (taande Atteitatie melding word, gemaakt, is gekoomen van de zijde van de Boterfloot. Zeggende de Depofanten ieder af¬ zonderlijk , Zoo waarfcijfchelpe mij God Almagtig. In kennisfe der waarheid, hebben wij Schepenen voornoemt deeze met onze gewoone Signatuure ondertcekent op den 12. April 1784. Was geteekent, C. van Hemde. Ad. J. Obrcen.  ( 5* J Lit. C'3; Loco; Op heeden den 12 "April 17S4 compareerde voor mij Jacob P'ieter BeijVrman, Notaris Pu blijk te Rotterdam , en voor de naargenoemde Getuigen Cornelis Jorillen , Lands-pasfaat onder den Corporaal Jan Bikkers, gehoorende tot de Burger Compagnie No. 9 zijnde van competenten ouderdom, dewelke verklaarde ten behoeve en ten requifitie van die geenen welke zulks zouden mogen aangaan, en om te dienen daar en zoo zulks vereifcht zal worden, voor de opregte waarheid: Dat hij op Zaturdag avond van den 3 deezer maand , de post van zijn gemelde Corporaal moetende waarneemen op den Klokflag van tien uuren van zijn Pluis gaande, naar de Vergader- of Paradeplaats van gemelde Compagnie, welke dien avond de Wagt moest houden, aldaar komende een grooté meenigte Volks heeft vergadert gevonden. Dat hij door den Provoost naar den Lieutenant van Swijndregt , welke dien avond commandeerend Officier was, gebragt en gezonden zijnde, met oogmerk dat die hem Depofant het woord zoude geeven, alstoen door een klein Jongetje met een Stokje met oranje couleurd Papier, agter welke zig een zeer lange Karel geplaatst had, dermaate is gedrongen, dat hij meer dan driemaal gemelde Luitenant het woord heeft moeten afvraagen, tegens wiens Lighaain hij Wierd aangedrongen Dat hij het zelve eindelijk bekomen hebbende y  ( ?5 ) gen die da Miuutc deezer, nevens de Comparanten èn mij Notaris hebben onderteekend. Onder ftond, Oiiod Atteftor , Was geteekend, J. P. Beyerinartj Not. p'ubl. Laager ftond; (Compareerden voor dc ondergefcl reève Schepenen der Stad Rotterdam, de Depofanten in de voorftaande 'Atteftatie gemeld, (den Depofant Jacobus van der Svvem alleen uitgezonderd) dewelke verklaarden onder folcmneelc Eede hun Depofanten afgenomen als recht is, na dat aan hun dezelve Atteftatie van woord tot woord was voorgeleezen , den geheclen inhoud van dien, ieder voor zoo veel hem aangaat, waar en waaragtig te zijn, en daar bij te perfifteefen, zeggende de Depofanten ieder afzonderlijk, Zoo waarlijk helpe mij God Almagtigi In kennisfe der waarheid, hebben wij Schepenen voornoemt , deeze met onze geWoone Signatiiure onderteekend op den 12 April 17S4.' Was geteekend, C. van Hemde. Ad. % Obreen, E  C 66 ) Litt. C. 6. Loco. "W^Ü Joliatlries Hoog en Mr. Jan Cornets de Groot, Schepenen der Stad Rotterdam, oirconden dat Voor ons gecompareerd is geweest Hendrik Maarfchaik, Mr. Kamerbehanger, wonende op de Hoogflraat binnen deeze Stad, dewelke verklaarde ter requifitie van alle de geenen die zulks zoude mogen aangaan , en om te dienen daar, en zoo zulks vcreischt zal worden de oprechte waarheid te zijn. Dat hij Depofant laatstleeden Zaturdag den 3April 1784. voorneemens zijnde des avonds ten half tien uuren in zijne qualiteit als Adelborst van de Compagnie Burgeren No. 9. naar de ordinaire Wagt verïSmelpiaats agter de Prirtce Kerk zich te begeeven, tegens hem Depofant in de Halfleeg, als mede in dc Princellraat is gezegt , hier donderfe Vrijcoorder die Coquurde daar af! dat voorts eenig Volk hem Depofant naar zijn Hoed en na de daar op zijnde Coquarde hebben getast. Dat hij Depofant onder een geduurig gefloot en* gedrang en het zwaaijen van eenige Hoeden, vergezelt met het geroep: Orange boven en Elzevier naar den donder, en het bedrijgen met Vuisten, eindelijk bij de verdere Adelborften is gekomen. En is door den voornoemden Hendrik Maarfchalk zijn hier vooren gedepofeerde met folemneete Eede bevestigd, zeggende: Zoo waarlijk helpe mij God Almagtigi  ( 67 ) In kennisfe der waarheid hebben wij Schepenen voornoemt, deeze met onze gewoone SjgnatUure óii« derteekent op den 9 April 1784. Was geteekend, ff. Hoog. ff. Cornets 'de Crïöt. £ 2,  C 68 ) Lilt. C. 7. Loco. C3p Heden ëëfi tienden April zeventien honderd vier en tachtigh Compareerden voor mij Jacob Pieter Beijerman Notaris Publiq te Rotterdam, en voor de nagenoemde getuijgen, Mönfieur Frederik Esfcr,\voonende alhier , mij Notaris bekend , zijnde van Competcnten Ouderdom, dewelke verklaarde ter Requifitie van alle den geenen wien zulks zoude mogen aangaan en om te dienen daar en zoo zulks verdicht zal worden voor de opregte waarheid. Dat hij Depofant als Rotsgefel onder dc Compagnie No. 9. verzogt zijnde dezelve te rangeeren op Saturdag avond den 3 dezer bij die gclegcntheid heeft gezien, dat op de Parade of vergaderplaats een zeer groote meenigte Volks was toegevloeid, welke op dc gemelde Wacht zodanig aandrong dat hij Depofant werk hadde dezelve in ordre te houden. Dat hij te dier tijd heeft gezien dat zeker Mansperfuon door Schout en Dienaars der Juftitie wierd aangevallen en gegreepen; dat hij, hoewel zonder Geweer, naast den Heer van Swijndrecht als Lieutenant in gem. Compagnie met dezelve voort gemarcheert zijnde tot in de Baanftraat onder een continueel gedrang , hij Depofant een fchot heeft gehoord, dat hij daarop om ziende om te verneemen, waar dezelve van daan kwam , als toen een tweede fchot van de kant van de Stads Vest vernam, dat daar op het achterfte Pelotton zoodanig wierd gedrongen dat het zelve ia een raakte , wanneer hij  C 69 ) Depofant vernam dat ter zeiver tijd verfchcide fteenen uit de meenigte geworpen wierden, welke op hun Compagnie aangeleid waren; dat daar op Halte, en op alle zijde Front gecommandeerd zijnde, vervolgens op het fein van den Trom vuur is gegeeven, dat de meenigte daar op afgeweken zijnde, als toen is afgehouden met Vuuren, en de Compagnie weder in voorige ordre met het gevelde Geweer afgemarcheerd is , terwijl intusfchen nog een Mansperfoon door Schout en Dienaars voorn: is geapprehendecrd , en alzoo nevens de andere Gevangenen tusfehen beide gehouden. Dat in het af marcheeren naar het Stadhuis van vooren naar hem Depofant en de Lieutenant weder met een fteen is geworpen, zonder hen echter te befehadigen, terwijl de Wagt ook geduurende al dien tijd zeer fwaar wierd gedrongen, dat de Compagnie aan 't Stadhuis gekomen zijnde, aldaar Halte hebben gemaakt, en dat gedeelte der Officieren en Adelbors ten, welke voor het Stadhuis moesten Post houden in een halve Cirkel beflooten, wanneer hij Depofant onder 't Stadhuis ingegaan zijnde, heeft gehoord, dat weder Vuuren gecommandeerd wierd, waar op hij' Depofant naar buiten is geloopen, doch dat als toen h,et geweld weder tot ftilftand was gebragt. Geevende hij Depofant voor redenen van wcetenfchap het geene voorfz. ftaat te hebben gezien, gedaan, gehoord, ondervonden of zelve verrigt, refpective als in den text, bereid zijnde, zijne hier vooren gegeeven verklaaring des noods, en daar toe E 3  C 70 ) yerzogt vyordende, met Solemneelen Eede te beves. tigen. Aldus gedaan en gepasfeert binnen Rotterdam ter prafentie yan Jacob Smits, en Adriaans vanMechelen als getuigen , die de minuute deezes nevens den Comparant en mij Notaris hebben onderteekend. Onder Mond, Quod Atttfior, Was geteekent, y. P. Beijerman; Not. publ. Laager Hond. CCompareerde vo«r de ondergefchreeven Schepenen der Stad Rotterdam, Fredrik Esfer, Dcpofant in de voorenflaande Atteitatie gemeld, dewelke verklaarde onder folemneelc Eede hem Depofant afgenomen als regt is, na dat hem de voorenflaande Atteftatie van woord tot woord Was voorgelezen den gebeden inhoud van dien waar en waaragtig te zijn cn daarbij te perfift.eeren, zeggende de Depofant. Zoo waarlijk helpt mij God Almagtig. In kennisfe der waarheid, hebben wij Schepenen voornoemt deezen met onze gewoonen Signatuurc onderteekent op den n. April 1784. Was geteekent, C. van Hiitsde. Ad. J. Obrcen.  C 7? ) Litt. D. 1. Loco. W^ij Mr. Cornelis van Heusde en Adriaan Jo. han Obreen , Schepenen der Stad Rotterdam , oirconden dat voor ons gecomparccrt is geweest, Karel van der Kreeke, woonende op het Haagfcveijr binnen deeze Stad , en zijnde van competenten ouderdom , dewelke verklaarde om te dienen waar en wanneer zulks van nooden zijn zal, waar en waaragtig te zijn. Dat hij Depofant op Zaturdag den 3 April laatstleeden des avonds circa 9 uuren gegaan zijnde na de Princeltraat en aldaar komende heeft gezien dat de Compagnie Burgeren No. 9- onder geleide van den Lieutenant Leonardus van Zwijndregt, van het Vendiigs Logement afmarcheerde, Dat hij Depofant digt bij de voornoemde Lieutenant met dezelve Compagnie meede gaande, vervolgens heeft gezien, dat wanneer de voornoemde Compagnie dc hoek van de Princeltraat om in de Baanrtraai marcheerde , een groot aantal volk agter dezelve kwam lcopen , maakende een zeer Herken aandrang ep het agterlle Pelotton van voornoemde Compagnie, dat hij Depofant hier ©p omkijkende heeft gehoord , dat 'er gefchootcn wierd, dat hij Depofant verder heeft gehoord, dat eenig volk, het welk voor de Wagt uitliep onder eikanderen zig beklaagden, dat daar geen Metzelaar woonde , ten einde zij fteenen konden vinden; en dat hij Depofant zig kort daar op van die plaats verwijdert en heen gegaan is.. E 4  ( 7* ) Geevende hij Depofant voor reedenen van weetenfchap als in den text, zeggende: Zoo waar/ijk helpe mij God Almagtig. 'In kennisfc der waarheid hebben wij Schepenen voornoemt, deeze met onze gewoone Signatuure onderteekent op den 12 April 1784. Was geteekent, C. van Hemde. Ad. J. Obreen.  Litt. D. ». Loco. W^"ij Johannes Hoog en Mr. jan Kornets de Groot, Schepenen der Stad Rotterdam, oirconden dat voor onsgecompareert zijn geweest, Pieter Hodenpeil, Mr. Vleeshouwer, woonende aan het Bolwerk, en Arnoldus Ketelaar Janfz. Mr. Chirurgijn, woenende op de Meert, binnen deeze Stad, dewelke verklaarden om te dienen waar en wanneer zulks van nopden zijn zal, waar en waaragtig te zijn. Dat zij Depofanten gepasfeerde Zaturdag den 3 deezer maand des avonds circa half tien uuren zijnde geweest op de Gildekamers van het flagters Gilde boven het Boterhuis binnen deeze Stad, aldaar uit de Raam, dewelke uitzigt is hebbende in de Princeltraat, hebben gezien dat 'er een groote toeloop van Volk was, dat zij Depofanten hebben gehoord, dat door pen Vrouwsperfoon een Airtje wierd gezongen, het welk hun Depofanten als de wijs niet kennende is ontfeboten, dog dat zij Depofanten daar van nog onthouden hebben deeze woorden : En ons Prinsje boven, boven, en ons Prinsje boven al, dat zij Depofanten daar op gehoord hebben, dat het zelve door middel van een Fluitje van de zijde van de Princcftraat na de zijde van de Penningsbrug wierd beantwoord, voorts door een waar van het geluit kwam van de huizen over de Princekefk, en nog door een derde van de zijde van de Botcrfloot , dat daar op een fterk gefchreeuw van Hoezee volgde, en yoorts een fterke aandrang op het zelfde oogenblik dat eenige Adelborften na de Vergaderplaats van de E 5  C 74 ) Compagnie Burgeren No. 9. in de Priaceftraat kwamen. Dat den aandrang zoo fterk was , dat de Adelborsten niet behoorlijk in de Gelederen kolden komen, maar telkens uit eikanderen wierden gedrongen , dat de Adelborsten het Geweer vlak hebbende gehouden, hebben getragt met alle moogelijke voorzigtigheid en op eene zagte wijze ruimte te maaken, ten einde te kunnen marcheeren, dan dat dit niet zijnde gelukt, zij Depofanten hebben gezien, dat het Geweer voorwaards was gevelt, en voorts dat eenige lieden de handen aan het Geweer floegen, zonder te wceten, of het hun voornemen is geweest, het Geweer te ontweldigen, of haar zelve te befchermen, dat daar op weder HoeZéè wierd geroepen, door, zoo als zij Depofanten meenen , al meede door een Vrouwsperfoon, het welk gevolgt wierd door een groot gefchreeuw vergezeld met fluiten, dat daar op weder ceu grootc toeloop van Volk op de Adelborften kwam, zoo dat zij hunne fabels hebben uitgehaalt, dat als toen geroepen wierd: Blixems kinderen legt je Geweeren af, (het geen den eerden Depofant alleen verklaart tc hebben geboort) ten einde liet Volk van zig te verwijderen, en dat zij als toen nog niets kunnende winnen, gecommandcert is te laaden, dat daar op eenigte ruimte is gekoomen, en dat de Compagnie als toen is gcmarc'ieert, onder het Haan van Alarm. Verklaarende den tweede fuppliant nog alleen, dat hij gezien heeft een mansperfoon bij hem onbekend, dog die gekleed was met een wit wambuisie of Baartje, dewelke zig voor aan fteldc, en wel het meeste  C 79 ) Litt. Di 4. Loco. \\/"ij johamies Hoog en Mn Cornelis van Heusde, Schepenen der Stad Rotterdam, oirconden dat voor ons gecompareert is geweest Jacobus van Wingerde Mr. Paruikemaker, wonende aan deLombertfe Brug binnen deze Stad. Dewelke verklaarde om te dienen waar en wan> neer zulks van nooden zijn zal de opregte waarheid te zijn. Dat op den 3 April dezes jaars 1784. wanneer de Burger Compagnie dezer Stad No. 9. des nagts de Wagt zoude hebben, hij Depotlmt zich des avonds tusfchen negen en tien uuren heeft begeven in de Princeltraat, alwaar de ordinaire verzamelplaats der Burgeren van gemelde Compagnie is. En als toen in gemelde Straat heeft gezien eene groote meenigte Volks, dat hij Depofant is gaan liaan op de Stoep Van zekere Maarten Boftelman, Slijter, woonachtigin dezelve Straat over de voorfz. verzamelplaats. Dat terwijl gemelde Burgeren verzamelden om zich aldaar in ordre te kunnen rangecren , hij Depofant verfcheide reizen uit de meenigte Volks die daar omtrent Honden , heeft horen fluiten, zingen en roepen , dat het zelve geroep beltond in Hoezes! Waar is Wishof, wij zullen den Donder ophangen, geeft hem ons maar hier; het welk ook vergezeld ging met een gedurig gefchreeuw van Oranje boven en het TrijCorps na de Donder, en al zulke diergelijke vvoor^ den 'meerder in fubftantie. Dat wanneer gemelde Burgeren zich moesten rangeeren dezelven zoo llerk  C 8° ) doof gemelde meenigte Volks wierden gedrongen, dat het hem Depofant toefcheen, dat zulks niet gemakkelijk zoude kunnen gefchieden, zonder dat door gemelde Burgeren geweld wierd gebruikt; het welk echter als toen nog niet is gefchied, als alleen dat door gemelde Burgeren met het vellen van het Geweer den fterken aandrang is te keer gegaan; zijnde hij Depofant toen gemelde Burgeren aan het marchceren waren van gemelde Paradeplaats heen gegaan om dat den aandrang nog zoo groot bleef. Gevende hij Depofant voor redenen van wetenfehap als in den text, zeggende: Zoo waarlijk helpe mij God Jülmagtig. In kennisfe der waarheid hebben wij Schepenen voornoemt deze met onze gewoonc Signatuure ondertekend op den 12 April 1784. Was getekend, Johannes* Hoog. C. valt Heusde. 1  C 9i ) -. - Litt. D. k. Loco% Adriaan Johan Obreen cn Ewout van Son, Schepenen der Stad Rotterdam, pjrconden dat voor ons gecompareerd is geweest Jacob van Kal, wooneude binnen deeze Stad, en zijnde van competeriten ouderdom, dewelke verklaarde om te dienen, waar en wanneer zulks van nooden zijn zal, waar en vvaaragtig te zijn. Dat hij Depofant op Zaturdag den 3 April deezes jaars, des avonds ten tijde van bet optrekken der Burgerwagt, zich bevindende ten huize van dc Weduwe Lans op de Hoogftraat over het Stadhuis binnen deeze Stad, van daar uit de Raam van een Voorkamer heeft gezien , dat dc Luitenant Leonardus van Swijndregt met zijn bijhebbende Manfchap uit de Compagnie Burgeren No. 9. kwam aanmarcheeren, onder een zeer grppte toeloop van menfchen, dat dezelve aan het Stadhuis gekomen zijnde na voorafgaande exercitiën een gedeelte v. n de voorfz. Manfchap het Stadhuis opging en een ander gedeelte zich in een kring met geveld Geweer fchaarde voor het Stadhuis. Dat hij [Depofant vervolgens heeft gezien dat de voorfz. meenigte een geweldigen aandrang maakte tegen den Onderfchout Plaat, welke beneden voor het Stadhuis Hond. Dat hij Depofant verder heeft gezien dat 'er verfcheide fteenen uit de famengevloeide meenigte wierden geworpen en dat hier op eenige der Adelborften' F  C 82 3 fcheenen dat geweid te willen keeren, doch hier in door een Perfoon (hem Depofant onbekend) wierden verhinderd, waar op hij Depofant heeft gezien dat een der Adelborften het Stadhuis opging, en dat terllond daar na de Luitenant Swijndrecht met dezelve Adelhorften na beneden kwam en aan eenige Adelborften ordre gaf tot Vuuren, hét gene dan ook oogehblikkelijk wierd gedaan. Dat hij Depofant van het verder voorgevallene niets heeft gezien, als zijnde terllond ,veder binnen *Huis en kort daar op heen gegaan. Laager ft >nd, (compareerde' Cornelis Lans , Makelaar alhier, dewelke verklaarde om tc dienen als vooren waar en waaragtig zijn; Dat hij Depofant op Zaturdag den 3 April 1784, des avonds zich bevindende ten Huize van D. Theodorus Schepman op dc Hoogftraat ter zijde van en nabij het Stadhuis, van daar uit de raam van de beneden Voorkamer heeft gezien dat de Compagnie Burgeren No. 9. voor het Stadhuis ftond en bij dezelve een zeer groot aantal Menfchen, dat hij Depofant verder heeft gezien, dat uit dat groot aantal Menfchen een Heen wierd opgegooid, welke onder de Adelborften van gemelde Compagnie neerkwam , ert dat hij Depofant kort [daar op heeft hooren fchi'eten.  c »3 i' Gevende zij Depofanten ieder in den zijne voor redenen van wetenfchap als in den text. Zeggende ieder afzonderlijk. Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig. In kennisje der waarheid hebben wij Schepenen voorn, deeze met onze gewoone Signatuure onderceekend op den 10 April 1784. Was geteekent, Ad. J. 01 ree:;. E. van Sou,  C S3 ) Litt. E. 2. Loco. V7p hccden den ii April 1784. compareerde voor mij Jacob Pieter Beijerman Notaris publicq te Rotterdam, en voorde 11 age noemde getuigen , Willem Jan Bofch en Herbert Bofch, woonende in één huis op het hoekje van de Baanftraat en Princëftraat binnen deeze Stad, Dirk Kasfeling, vvoonendc aan de zuidzijde van gemelde Princëftraat, Jan Burghard Bcuning, woonag'ig aan de noordzijde van de gemelde Princëftraat, Johanncs van Bommel, woonende boven de buizinge van gemelde Jan Burghard Beuning, Danïmis Kok, woonende in de lange Baanftraat, meede binnen deeze Stad, Huibertus van Grevenbrock, woonende boven de na te melden Hendrik Krael aldaar, Maria van Rees,huisvrouw van Hendrik Krael, woonende aldaar, Hendrik van Outbeusden, Mr. Timmerman, Schoonzoon van en in huis woonende bij voornoemde Hendrik Krael, Jacobus SchefFers, woonende naast den gcmelden Hendrik Krael, Willem Block en Leendert Biock , woonende in een huis meede aldaar , Sara Kwayvanger , Weduwe Evert vander Poort, meede woonende aldaar, mitsgaders Jan Willebrandt , woonende in de gemelde Baanftraat, doch aan de Vestzijdc, en zijnde de Comparanten alzoo te zaamen naaste of Oyergcbuurcn, dewelke allen zijnde van competenten ouderdom , verklaarden ter requifitie van dc gecnen , welken zulks zouden mogen aangaan, en om te dienen daar en zoo zulks vereifcht zal worden, voor de opregte waarheid.  ( 93 ) Dat zij ten voornoemden tijde in haar huis, met haar dogters kind van vijf weeken voor de vuurmand zittende haar zoon en dogter, die op de ftoep geweest waaren en van buiten kwaamen en afan haar Depofante zeiden dat de Wagt aankwam. Dat zij Depofantc vervölgends met haare Dogter voor de glaazen van de keuken is gaan ftaan, ziende de Burgerwagt aankoomcn, met veel Volk voor zig. Dat haar Schoonzoon den volgende Depofant met haare nog ongehuuwde dogter welke op de bank voor de deur ftonden, op het gerugt van fchieten, dat, kort na liet fwenken van de Burgerwagt gefchiede , in huis kwaamen loopen, en dat zij Depofante kort daar op willende gaan zitten, op de ftoel die voor de gemelde vuurmand ftofld , een Kogel heeft vinde leggen; zoo als zij Depofante en haar verdere huisgenooten des Zondags 's morgens nog een Kogel hebben gevonden tusfchen het Blind en deia Onderdorpel van de Raam. En verklaarde den Depofant Hendrik van Outheusden. Dat hij zich met het bovenftiande gedepofeerde van zijne Schoonmoeder Maria van Rees, in allen deele conformeerende, daar bij nog enkel verklaard , dat hij een groo'te aandrang van Volk agter de Burgerwagt heeft gezien. Wijders verklaarde den Depofant Jacobus Scheffers: Dat hij met zijn Vrouw op zijn ftoep ftaande ten tijde wanneer de Burgerwagt als vooren was gezwenkt naar de zijde van de Kipftraat , als toen daar uit beeft hooren fchieten, en dat een kogel in  C 94 ) de binnepui van zijn Huis is gevlogen, welke dooide Glaazen heen gegaan zijnde, is gevallen op de plaats, welke agter aan de Sloot uitkomt — doch dat hij Depofant dezelve kogel niet heeft gevonden. Dat zij ten tijde als voren bij het optrekken der Burgerwagt, op de Stoep van hunlieder Huizinge hebben gellaan, en als toen uit de Wagt, die voor hun Deur Hond, verfcheide maaien hebben hooren fchieten — wijders dat zij Depofanten niet hebben gezien dat 'er aandrang of molest aan de Burgerwagt gefchiedde ; dat zij vervolgens in Huis zijn gegaan en toen de Wagt hebben hooren aftrekken. En verklaarde de Depofante Sara Kraayvanger, Weduwe van der Poort, dat zij ten meergemelden tijde op haar Stoep ftaande, heeft gezien dat de Burgerwagt voor haar Huis halte hield, dat daarop de Perfoon, welke naast de Lieutenant ging, zich voor over buigende, vervolgens een hevig fchieten volgde , en een gefchreeuw van laai jen, laaijen, fchieten maar dat het dondert, dat zij daar op in hu s is gegaan en naderhand nog meerder heeft hooren fchieten, zeggende zij Depofante geen gedrang bij de Wagt gezien te hebben. Eindelijk verklaarde den Depofant Jan Willebrand, dat hij met zijn Vrouw uit de raam van zijn kamer leggende om naar de Wagt te zien vervolgends toen de Wagt in het omfwenken was naar de zijde van de Kipltraat, als toen een hoope Menfchen op elkander heeft zien dringen. Dat voords op dat eogenblik uit de wagt wierd gevuurd; Dat zijne Vrouw, die hoog  ( 95 ) fwanger was, op dat moment in befwijmen is geraakt, en hij Depofant yoords de raamen heeft toegefchooven, en de blinden voor dezelve geflooten; dat hij naderhand door een horre van een der blinden ziende, als toen heeft ontdekt dat 'er wierd gevuurd , dog toen geene menfchen op de ftraat heeft gezien dan de zulken welke vlugten de in haar huis waaren of in den ingang van het zelve ftonden, zijnde bij hem Depofant twee ruiten gebrooken, dog of zulks door het gemelde fchieten is gebeurd, verklaarde hij Depofant niet zecker te kunnen bepaalen. Geevende de Depoianten, voor reedencn van weetenlchap, het geene voorfz. ftaat, zeiven gezien, gedaan s gehoord en bijgewoond , ondervonden of ook zelve verrigt te hebben refpective, en al 't zelve nog wel te geheugen : Bereid zijnde de voorenftaande verklaaring ieder voor zoo veel defzelfs daar bij gedepolëerdc aangaat, des noods, cn daar toe gerequireerd wordende , met folemneelen Eede te bevestigen. Aldus gedaan en gepasfeert binnen Rotterdam, ter prsefentie van Izaac Smits, en Adrianus van Mechelen als getuigen die de minuute deezer, neevens de Comparanten en mij Notaris hebben onderteekent. Onder ftond, Quod dtteftor, Was getekend, y. B. Beyerman. Not. pub. Laager ftond.  C 96 ) Lnager ftond, (ComParcei'^en voor ^e 011dergefchreevene Schepenen der Stad Rotterdam, alle de Depofanten in de voorenftaande Atteftatie gemeld, de welke verklaarden onder folemneele Eede hun Depofanten afgcnoomen als regt is, na dat hun' dezelve Atteftatie van woord tot woord was voorgeleezen den geheelen inhoud van dien , ieder voor zoo veel hem aangaat , waar en waaragtig te zijn en daar bij tc perfifteeren, zeggende de Depofanten ieder afzonderlijk, Zo waarlyk helpe my God Almagtig. In kennisfe der waarheid, hebben wij Schepenen voornoemt deeze met onze gewooné' Signature ondertekent op den 12 April 1784. Was geteekent, C. van Hemde. Ad. J. Obreenl  C ?7 3 •Ü Litt. B.' 3. Loedo •Op heden den 12. April 1784, compareerde voof mij Jacob Pieter Beijerman, Notaris publiek te Rotterdam , en voor de nagenoemde getuigen, Gerrit Knijn, Jonas de Wolf, R.oelof Grootenhuis,; Arij Overgaauw, Jannetje Kortrijk, Huisvrouw van Adrianus Verheijden en Hermanus Nollemans , alle als Gebuuren, woonende aan dé Zuidzijde van de Princeftraat alhier , zijnde van eompetenten ouderdom,. en verklaarde ter reqüifitie van allen den geenen, wien zulks zoude mogen aangaan, en om te dienen daar en zoo zulks vereischt zal worden voor de oprechte waarheid; - 1 l Eerftelijk den Depofant Gerrit Kriijn, dat hij op Zaturdag den 3 zich uit zijn Veng!ter bevindende, de Burger Compagnie No. 9. h eft zien voorbij trekken, bij Welke de Knegt van van Gurp de voorfte was, en dat dezelve al trommelende cn fluitende voorbij zijn huis is getrokken, en heeft hij Depofant dezelve tot aan de Haaks van de Baanftraat na gezien, maa'r heeft, zoo hij verklaart, niet gezien dat dezelve door iemand is aangedaan of gemolefteert, en dat daar op dezelve Wagt is aan het fchieten gegaan.' ... . Voorts Verklaarden cle overige Depolanren, dat zij. ten tijde als vooren de gemelde Burger Compagnie alleen uit Adelborften beftaande ƒ voorbij hunne Pluizen hebben zien hcenen trekken, en dat vrij en öukclemmert , en zonder eenig gefchreeuw van Volk, e.  C 99 ) was voorgelezen den geheelen inhoud van dierj waar en waaragtig te zijn en daarbij te perlifteeren, zeggende de Depofanten. Zoo waarlijk helpe mij God Ahnagtig. Iri kennisfe der waarheid, hebben wij Schepenen voornoemt deezen met onze gewoonen Signatuurc ondertcckent op den ia. April 1784. Was geteekent, C. van Hemde. Ad. % Ohreen. C 3  ( 100 ) Litt. F. Extraêt uit de Refolutien van de Weth der Stad Rotterdam. Maandag den 5 April 1784. *| er vergadering gecommuniceert zijnde &c en is voorts geordonneert dat met het voorfz. Detachement zal worden gezonden een Gerechtsbode dezer Stad», om aan de aldaar vergaarde Gemeente voor te Jeezcn de navolgende Waarfchouwing: Mijn Heeren van dc Weth, waarfchouwen cn gelasten allen en een iegelijk alhier tcgenswoordig, om tot vermijding van allen fchijn van famenrotting, hoe eerder hoe beter, uit den anderen te feheiden, cn zich een ieder naar hun Woning tc begeven, en doen mitsdien andermaal herhalen dc ernftige Waarfchouwing op den 24 Maart laatstleden gedaan. Onder ftond, Na gedane Collatie is deze (voor zoo veel het geëxtraheerde aangaat) met de voorfz. Refolutie bevonden te accordeeren op' den 11 April 1784. Laager ftond. Bij" mij Secretaris. Was geteekent, Jf. van Zuilen van Nijevelt.'  Litt, G. PUBLICATIE, _A.lzoo Schout, Burgemeesteren en Scheepenen der Stad Rotterdam in ervaring zijn gekomen , dat op gisteren avond , een der Adelborften van de Compagnie Burgeren No. 9. op een verradclijke wijze door een vermomd Perfoon met een Mes is aaiv gevallen en geattacqüeefd geworden , zonder echter,, gelukkiglijk dezelve Adelborst niet dan een gering kwetfuur aan de hand toe te brengen. Zoo is 't, dat mijn Heeren voornoemt, aan wie de veiligheid hunner Mcdeburgercu ten hoogde terharten gaat, bij deeze beloven een praemie van een duizend Caroli guldens, voer die gecnen, welke den Dader van dit verfoei] elijk ftuk zal komen tc ontdekken , zoodanig dat dezelve in handen van de Juftitie geraake, en van he: fait overtuigt worde, zullende des Aanbrengers naam, des begeerendc, wordende gefecreteert: Interdiceeren en verbieden voorts, wel expresfelijk en ferieuiélijk allen en een iegelijk, om ter zaake van het gebeurde op den 3 deezer, de Officieren cn Adelborften van de opgemelde Compagnie Burgeren No. 9. op cenigcrlei wijze te infulteeren, en veel min feitelijk aan te vallen, op pcene van als Verftoorders van de rust cn veiligheid deezer Stad exemplaar en rigoreufelijk te zullen worden geftraft; als neemende Hun Ed. Gr. Achtb. geme^ G 3.  C l<93 ) Lite. G. Édele Manhaft e Heeren! '"Y^eï voldoening aan de Refolutie Commisforiael van UEd. Manhafte in dato 13 September dezes Jaars 1783, waar bij UEd. Manhafte de Heeren Collonel van Hogendorp, Luitenant-Collonel Elfevier, Sergeant Major van Mierop, Capiteincn Hofman en van Ileusde, mitsgaders Capitein Luitenant van de Velde, en Luitenant de Witt, hebben gecommitteerd, ten einde het geproponeerde ter hervorming en verbeetering der Burgerij deezer Stad tc examineeren, en 11 Ed. Manhafte bij de eerstkoomendc grooten krijgsraad te dienen van derzelver Confidcratien en advijs, heb ik de eer UEd. Manhafte uit naam van de Heeren Capitein Hofman, Capitein Luitenant van de Velde, Luitenant de Witt , en van mij , die de meerderheid in de voorfchreeve commisfie uitmaken , te berichten ; Dat het niet nodig zal zijn, te treeden in ecu betoog over de noodzaakelijkhcid der hervormingc cn verbeetering van de gewapende Burgerije dezer Stad, nadien het bewijs daar van in de voorfchreeve propofitie, en de deswegens genomenc Refolutie zelve geleegen is , en zulks ook door een ieder , welke flegts voor reden vatbaar is , moet worden toegeftemd, ook behoeven wij niet in 't breede cp te halen, het nut en voordeel, welke uit eene wejgeöeffende en behoorlijk gewapende Burgerij in 't algemeen kunnen ontftaanj de manmoedige en bedreeG 5  ( "7 ) van 36 man; en iedere divifie in 6 (maldeelen van 6 man, hoedanig fmaldeel zeer gefchikt zoude weezen tot bezetting der Stads-poorten. Om zoo veel mogelijk de resp. Compagnien met een gelijk getal van 144 meer of min gegoede burgers te voorzien, zal de verdeeling der wyken daar naar ook dienen ingericht te worden, op dat ieder wyk daar toe een genoegfaame voorraad zoude kunnen opleeveren. Volgens het 13. Articui van de Ordonnantie , zijn ■over de burgerije gelteld twee Collonellen, twee Luitenant Collonellen , twee Sergeant-Majoors , en bij elke Compagnie een Capitein, naar de rang, bij het 10. Art. der gem. Ordonnantie bepaald , mitsgaders een Luitenant en vaandrager ; voorts bij ieder quartier twee Sergeanten en twee Corporaals , en een Schrijver; dit getal van Officieren fchijnd ons toe evenrediger te zijn aan dat van 144 man in iedere Compagnie en behoeft dus weijnig vermeerdering; koomende het ons voor, dat men boven de drie Ópper-Officieren , volftaan zoude- kunnen met twaalf Sergeanten voor iedere compagnie ; terwijl men voords bij ieder fmaldeel van 6 man zoude kunnen aanftellen een ordinair fchutter, om, zulks nodig zijnde, als corporaal te ageeren. Er is jegenwoordig maar één drilmeester , om dc gantfche burgerij te oeffenen; naar onze gedagten , zonde het noodzaakelijk worden., aangezien de meerde© en aanhoudende oefFening in den wapenhandel, dat 'er twee aangefteld wierden. Daar nu de Officieren over zodanig geoeffende" H3  Aan de. Edele Gr. Achtbaare Heeren van de Weth der Stad Rgl- , . terdam» . - •U'-Pi' !>s:8 -wsrïïj yarp>V',n 3 rrav (H!U5g\'j>;fc>ia so Cjeeven Eerbiedig te kermen Dionifius Obiju', Pieter van den Berg , Casper Hendrik de Heer, Daniël Madrij , Willem van Asfendelft Jasper Tromp , Adriaan Johanncs van den Berg , Jacobus van Scherpsnfeel , Jan Hendrik Durfden en Jan Drost , alle Ouder-Officieren in de Compagnie No. 9. Dat zij Suppl. na de bekende gebeurtenis op Zaturdag avond den 3. April , L. L. bij het optrekken hunner Compagnie voorgevallen, daar van zoo veele voor hen (die in alles riaar Eed en Plichten met de meest mogelijke voorzigtigheid gehandeld hebben) zeer onaangenaamc g volgen hebben ondervonden , welke hen klaaglijk hebben doen zien, dat hun lieder verdere Continuatie in de Wacht dee zer Stad , wel voor hun eigene Perfoonen allergevaarlijkst , doch voor de publieke rust en veiligheid van geen nut of dienst meer kon zijn , en dat zij daarom nodig geacht en zig bepaald hebben zulks in de eerst aanftaande groote krijgsraad voor te draagen en aldaar hun ontflag te verzoeken, als zijnde , zoo als de Supplianten vermeenen zulks bij de Ordonnantie van de Burger Wacht Art. S- aan die vergadering gedemandeerd.  C «3 ) Dat zij Suppl. om dezelve redenen ook oordee- lende dat de voorzig'.igheid vorderde in dien tus* fchentijd niet ter Wacht te koomen en zich liever de betaling der Boetens van abfetitfe bij dc Ordonnantie geftameerd te getrooften , dan door hunne prefentie zich zeiven en de geheele Stad op nieuw te exponeeren aan foortgelijke Evenementen als die van den 3 April, wel hebben begreepen dat zulks volkomen vrij ftond, naar dien bij Uüd. Groot Achtbaare Ordonnantie boven de vast geftel-de boetens geene meerdere of andere Poenaliteijteh zijn geftameerd in het geval, wanneer alle de Officieren ieder voor zich mogtén goedvinden hunne Waak-beurte te verzuimen , cn dat zij dus zelfs niet verplicht waaren daar van eenige voorkennisfe van te geven , doch 'dat zij echter gemeend hebben dat de fchuldige discretie van bun vorderde ten eijnde hun lieder abfentie in de Waakbeurten hunner Compagnie op den 15 cn 27 dezer Maand en vervolgens invallende geene Ongelegenheid mogte veroorzaaken, hunnen Lieutenant Colonel den Wel Ed. geftrengen Heere Mr. Jan Jacob Elzevier Raad in de Vroedfchap deezer Stad daar van te Praeadverteeren , zoo als'zij op den 8. April hebben gedaan, het aan zijn Ed. goedvinden overlaateude, of zijn Ed. zoude gelieven te effëctueeren dat Eerstdaags een Extraordinaire krijgsraad wierde gehouden , om over der Supplianten verzoek cn het vervullen hunner plaatsen te disponeeren , dan of zijn Wel Ed. Geftr. daar van aan UEd. Groot Acht-  C iH ) feanre zoude gelieven kennis te geeven en UEd. Groot Achtbaare voorfienig te verzoeken. Dat daar op gevolgd is dat de vier eerfte Supplianten, den 13 April voor UEd. Groot Achtbaare ontboden zijnde., vervolgens aan de verdere Supplianten hebben gerapporteerd , dat UEd. Groot Achtb. hen veelerlei eerst zeer minzaame en voorts wat fterker reedenen hadden voorgehouden ten eijnde de Supplianten van hun voornemen zouden afzien, en op den 15 dier Maand weder de Wacht waarneemeu, en dat wanneer da vier eerften Supplianten daar op met alle descentie en ootmoedigheid bij herhaaling hadden gedeclareerd dat zij daar niet tpe konden overgaan, en ook ten volle verzeekerd waaren, dat de zes overi»e Supplianten door geen? middelen van perfuafie te disponeeren zouden zijn om hunne perfoonen op nieuw te refiqueeren, daar op aan hen was gedaan een finaale aanzegging , waar bij der Supplianten gedrag als een daad van ongehoorzaamheid opgenoomen , en zelfs gefprooken wierd van eene ontzegging der protectie, in welke zij genomen zijn bij UEd, Groot Achtbaare Publicatie van dato den 8. April 17S4. Dat de Supplianten niet kunnende gelooven, dat zij om zulk een geringe en vrijwillige zaak als is het Compareeren of abfent blijven in de Wacht beurten hunner Compagnie eenige Extraordinaire ftraffe, welke alleen op de Supplianten en niet op Officieren Adelborften of Rotgefellen van eene der elf andere Compagnien , wanneer dezelve mogten  C ™$ ) verkiezen een of meer hunner waakbeurten zelfs zonder eenige voorafgaande waarfchouwing te verzuimen , applicabel zoude zijn en welke van dat alleruitesfte gewicht is, dat zij van UEd. Groot Achtb. protectie beroofd en alzoo aan den moetwil van een iegelijk geabandonneerd zijnde , geen ogenblik van het behoud hunnes levens en goederen verzekerd kunnen zijn; Het daarom voor zich van het uiterfte belang hebben geoordeeld , de nöodige Inftantien te doen tot beköming vari een Copïe Authenticq van UEd. Groot Achtbaare Refolutie van den 12. AprilVoorfch. voor zoo veel dezelve hen Supplianten concerteert, ten einde daar uit met zeekerheid tè kunnen weeten öf en in Iioe verre de vier eerfte Supplianten de voorfz. aanzegging wel of kwalijk verftaan of onthouden zoude hebben en zich voorts rijpelijk te kunnen b'eraaden wat hen voor j't vervolg te doen ftaat, omme aan' de eene zijde hun' plicht alswelmeenendé Burgers te betrachten en zich' te bevrijden van alle verdenking van opzettelijke ongehoorzaamheid aan de beveelen van UEd.- Groot Achtbaare en om aan de andere kant voor hun zelfsbehoud te zorgen en in acht te neemen 't geen zij aan hen zelveri, hunne huisgezinnen en nabeftaande verfchuldigd zijn. En naardien1 den lïeere Secretaris van Zuijïen van Nieveld op der Supplianten mondeling verzoek heeft gedifficulteerd de bovengemelde Copie iaithenticq uit te geeven , zoo neemenüe Sup-  ( 1*6 ) plimteri bij deeze de vrijheid zig te keeren tot UEd. Groot Achtbaare octfnoediglijk verzoekende dat 't UEd. Groot Achtbaare, gelieve de ncdige orders te (tellen dat de' Supplianten (ten hunnen redelijke kosten) mogen bekomen een Copie authenucq van UEd. Gro-»t Achtbaare Refolutie of Refolutien ten opzichte van Supplianten voor of op den 13 April 1784 genomen cn ten dien daage aan de vier eerfte Supplianten aangezegt.  ( 12? ) Litt. K. ö IJ L A G E. f^Jit een eigenhandigen brief van Jan Hendrik Mulders verneemen wij het volgende: dat de Heer Elzevier , op den 16 Junij 1784, ten huize van deezen Mulders , hem op het allervriendelijkst hadt verzogt, om als Jong/ie Onder-Officier onder de Compi No. 9 te fungeeren; het welk door' den laatften geweigerd wordende, de Heer Elzevier, tot aandrang van dcsfelvs verzoek, 'er bij voegde, dat Mulders , met deezen post te aanvaarden, hem een groot plaifier zou doen, om dat langs dien weg de Compagnie weder in haar voorigen ftaat zoukunnen koomen: Mulders vroeg hier op, of de Heeren van de Weth hem ook uit deezen zijnen post. zouden kunnen afzetten , zo hy dien aanvaarde; waarop de Heer Elzevier antwoorde , dat hij, wanneer dit gefchiedde, op zijn woord van Eer be- lo$fde, zijne demisjie te zullen neemen. dit een en ander haalde Mulders over , om den post van Onderofficier te aanvaarden. ■ Dan — op den 21 Junij , werdt voorn. Mulders voor de Weth gedagvaard; alwaar hij compareerende uit den mond van den Hoofdofficier hoorde , dat hij door hun Ed. Gr. Agtb. gelast was , hem Mulders de plaats als Onderofficier te ontzeg* gen, verbiedende hem wel expresfelyk, van in dien post eenigermaate te agceren ; waar op Mulders avanceerde, dat hij zeer vriendelijk verzogt, naai Hen de Heer Elzevier hem dien post hads opge-  ( ii8 ) draagen, om ook door den laatflen zeiven gedimitteerd te móogen worden: de Hoofdofficier voerde hem hier op te gemoet, dal hij, in zijne qtmliteit, hem gelaste, zich in *t geheel niet met de Compagnie te bemoeijen, zullende hij anderzins als een ongehsorzaamè Burger aangezien worden: —• Mulders, zijne gevoeligheid over dit laatst gezegde té kennen geeveridè , werdt op het zelvdé moment door den' Hoefdöfficier dire&elijk uit zijnen post gezet; en , ter kamer uit willende gaan, gebbodt men hem binnen te blijven, tot 'er gebeld , en aan' den binnen gekoomen bedienden uitdrukkelijk gelast Wierdt, om ep Mulders te pas/en en hem niet uit het Raadhuis' ie laaten" gaan; waar op men hem' liet buiten ftaan— dit duurde naauwlljs èen' kwartier , óf hij wierdt weer binnen geroepen , eh vernam üit den mond van den Hoofdofficier , dat hij niet alleen v'ah zijnen post als Onderofficier was afgezet, maar ook als SèfïUT Tér ; — met dit vonnis' trok Mulders het raadhuis af, en' kreeg eén half uur daar na den Prevoost bij hem , die üit naam' Van de Weth hem de tijding bragt, dal hij als Onderofficier gedimmitteerd, en voor altijd uit de Schutterij afgezet wasi Mulders ging met deeze tijding bij den' Heer Elzevier, en vondt deezen* perfisteerende bij zijne gedaane belofte, van zijd ontflag te zullen vraagen of neemen: tot nog toe is Mulders niet door den Heer Elzevier^ van zijnen post ontflaagen/ —- Rotterdam ia. Juuij 1784.