1087 G 49  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bi. Geschenk van Tooneelstuhken , 1841.  C L A R I S S A; o f, »e MISLUKTE BOOSHEID, T 0 ONEELSPEL:, gevolgd naar de proza van den heere, Le VAN OLLEFE N? door. W. fan OLLEFEN, caspersz. Te AMSTELDAM, Ey j. 13. EL WE en D. M, LANGE VELD, Boekverkoopers. MD CCLXXXIV.     AAN DEN IIEERE DIRECTEUR EN VERDERE LEDEN VAN HET TOONEELLIEVEND GENOOTSCHAP, TER ZINSPREUK VOERENDE, OEFENING KWEEKT KUNST, VERGADERENDE BINNEN A M S T E L D A Mi WORDT DIT TOONEELSPEL, C L A R I S S A; o F, DE MISLUKTE BOOSHEID, OPGEDRAAGEN, DOOR derzf.lver onderdaanigen dienaar, W. van OLLEFEN Caspexsz.  PBRSOONAADJEN. dorimont. Mev, williams, onder den naam van Clementine. williams} Echtgenoot van Mev. WïïRams. CLARissa, Huishoudjïer van Dorimont. diederik. duva l. M ietj E j Dienstmaagd van Dorimont> rlaartje, Dienstmaagd in het huis van Diedjiik. hendrik, Knecht van Wiüia -ns. Het tooneel is te Amfleldam.  C L A R I S S A; O F, DE MISLUKTE BOOSHEID: TOONEELSPEL. EERSTE BtDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel'vetbeeldt een kanier in het huis van Dorimont; voor de glazen (laat ten tafel, enop de. zelve een Microscoop. dorimont, met het Microscoop bezig z-inde. onderdaadige natuur! Verbaazend kunstgewrocht , nooit naar waardy gepreezen l Welk een verborgen hemelvuur Doortintelt myn gemoed! ja't kan niet anders weezen. (Hy neemt een boek op en leestJ) „ Wat toch derhalven is de mensch! „ Waa' boven wil zyn waan, zyn hoogmoed, hem verheffen! „ Schoon 't all' beantwoordt aan zyn' wensen; • „ Of dat hem duizend rampen treffen; „ Het minite infect, een dofje, aan't bloot gezicht ontfnapt, „ Is min noch meer dan hy maar hierin ligt zyn waarde: De mensch, en hy alleen, is op deez woelende Aarde , >, Schoon hy niet zelden zyne onweetendheid verklapt, A  * CLARISSA; o r, „ Begaaft met edel denkvermogen „ ó Onwaardeerbaar goed' — maar gy, gy fiervelingf! „ Gy die uit enkle gunst zulk een gefchenk ontving; „ Gy die flècbts piet een wenk, een opflag van uwe oogenj „ Tienduizend woudreu van een hoogde magt ontdekt; „ Ja zelfs miljoenen kunt verpletten, „ Wanneer men u den voet op 't aardryk néér ziet zetten} „ Gy wien het gantsch heelal ten lustverblyf verftrekt, » Gy zelfzyt menigmaal, hoe fchrandergeookinoogt wee-1 » Onkundig (2eDj TWEEDE TOONEEL. dorimont, clementine. Dc lemrn'tine, zeer mtfletd. onmont! (Zy nadert langzaam, en valt op een1 flocl neder ) t> o r 1 m o n t. Mevrouw! — wat doet u vreezen f Wat dood!yl Toen ik myn kuisheid zag helaagen, Byna ten prooije aan 't vuur van een doemwaarden lust, Toen he"ft myn hart, in woede en edle wraak ontftooken , Den droeven (hg gekeerd; zig door myn hand gewrooken; En in desfchenders bloed des fchenders vlam gebluscht Maar nu, nu is 't gedaan ; geen moed kan my iets baaten : Ten doel aan fnood verraad en zinnelooze nyd ; Ten roof geworden aan een fchepzel, waard' te haaten —«. Ach, Dorimont! waar ben ik voor haar klaauw bevryd? Wie zal my voor haar list befchermen ? dorimont. 'k Verfta u niet. clementine. Gy zult my duidelyk verdaan; My wel befrraffen; maar, niet minder u ontfermen —-» Clarisfa — die harpy d o r i m ont Ik bid u voord te gaan l clementine. Is achter myn geheim gekomen: Denk wat ik van haar heb te fchroomen! d o r i m o n t , haar Jicrk aanziende en zeer bedaard. i Wat zegt gy my Mevrouw! — welk een vermoeden! zou Defchrik, veroorzaakt dooreen denkbeeld,zo vol vreezen jVan uwen man te zien, zou die ook de oorzaak weezen.... jWat onvoorzichtigheid ! herdel u toch, Mevrouw!—„«, jZyt gy vergeeten dat Clarisfa, deeds te duchten, jVan 't uur af aan dat ge uw vervolgers moest ontvluchten, IGetuige is van uw lot geweest? JZy was 'er immers by toen ge uw geval deed hooren?—• A s  1 CLARISSA; or; Schoon tegen mynen wil. clementi1ie. Dat monfter, zo gevreesd, Was tegenwoordig toen ik dacht van angst te fmooren ; Zy zag, 't is waar, zy zag myn doodelyke fchrik, En met een koel gelaat, 'k wist op dat oogenblik Nogthans'tgewigt niet van-myn rampen, van myn zorgen , Noch ook de fbm die men had op myn hoofd gefield. DORIMONT. Dit immers bleef haar ook verborgen ? Want nimmer hebben wy daarvan nog iets gemeld: Hoe kon zy 't weeten ? clementine. Ja hierin zyt gy bedrogen; Thans weet zy alles. dorimont, met nadruk. Wie! —- Clarisfa! — zy, Mevrouw!— ó Hemel! — 't kan niet zyn; want, alies overwoogen, Is zulks onmogelyk. clementine. Ook niet door my? dorimont. Hoe! — zon De ontfteltnis uw verftand. ..... clementine, met tederheid. 'k Zal alles u doen hooren : Ik heb — ach, Dorimont!—ikhebmyzelwerraên: Zo 's hemels almagt my niet gunllig by wil flaan Ben ik gewis verlooren. Rampzaalgen vinden troost in hunnen tegenfpoed, Door hunne rampen aan een ander meê te doelen; Met zulk een Wyden troost konde ik myn hart niet itreelen i  he MISLUKTE BOOSHEID. £ Ik had geen vrienden, en myn afgepynd gemoed Was overkropt van rouw; het moest zig openbaaren: Myn eenigstkind kon ik myn' toedand niet verklaaren; Befchéidenheid floot in uw byzyn mynen mond, En als Clarisfa my den weg daartoe ging baanen, Weêïhield ik, met geweld, myne ongeveinsde traanen; Ik kende van heur hart den haatelyken grond: 'k Beleefde nogthans oogenblikken , Dat.myn gevangenis, (dit beige u niet Mynheer!) Dat myne rampen my dermaaten deeden fchrikken, Da'tzy des daags myn hart, altoos ten hoogden teêr, In 't lot van myn' gemaalde minde troost ontzeiden, Terwyl ik in den nacht de wanhoop moest bedryden: In zulk een' toedand dan befloot ik , daar myn ziel, Door overmaat van fmart, haar lot te lastig viel, En daar zy, naar het fchoen, my niet lang by zou blyven , AU' myn gevallen tot vertroosting op te fchryven, dorimont. ó Onvoorzichtige! — gy hebt u zelv misleid; Gy hebt vereeuwigd, 't geen zelfs tot in eeuwigheid Moest in uw boezem zyn gebleeven • Welk een vermoeden'• — was myn hart u niet bekend? Indien gy my 't befluit te kennen had gegeeven, 'k Had alles aangewend Om het te keer te gaan. clementine. Ja, daar in ben ik fchuldig; Ik heb uw goedheid, liefde, en vaderlyke trouw, Mishandeld; maar ik ben geftraft: fchoon ongeduldig, Wanhoopend zelfs, verfmelt myn ziel in naberouw. dorimont Clarisfa heeft gewis dit doodlyk fchrift bekomen ? A 3 J  9' CLARISSA; of» C'L E M « N T 1 N E. Slechts een gedeelte, maar 't gevaarelykfte, al wae Sinds ik Parys verliet myn wieg en bakermat, My immer heeft doen fchroomen, Is haar bekend; het lot van Williams, na dat We in Londen kwamen; zyne aanhoudende ongelukken In zynen handel; al de valfche vriendfchap van Den Graave Duval; en diens fnoodaarts gruwel (lukken Omtrent de wedergaaf van 't geld, dat hy myn' man, (Wiens vroomheid voor zyn list moest bukken,) Gefchooten had, en wel in zulk een flechten tyd, Dat men onmogelyk hein zulks kon wedergeeven; Myns mans gevangenis, die nog myn hart doet beeven, Terwyl zy voedzel geeft aan afgunst, haat, en nyd, Zyn wreed vertrek naar de oost, door het gevloekt vermogen Des Graaven uitgewerkt; al het doemwaardig poogen O.n my te onteeren, om het wit van zyn verraad Te treffen; 's Graaven dood ,hem door myn hand befchooren; Myn vlucht naar Holland ; myn beklagenswaarden (laat; Myn intrek in uw huis, (hoe moet haar dit niet Hooren!) En eindlyk ook het geld , Door 's Graaven vrienden op myn fchuldloos hoofd gefield $ Ja Dorimont, zy weet thans alles; 'k ben verlooreu. dorimont. 'K beken dat uw geval myn ziel ontroert, Mevrouw? Och! had gy liever duizendmaaieu My de eislykheden gaan verhaalen, Verbonden aan uw deugd en onbezweeken trouw, Om langs dien weg den .dolk al dieper in te dringen, ïn de ongeneesbre wond; Want dat toch is den aart van alle (lervelingen » Maar meld my liever hoe Clarisfa middel vond s  se MISLUKTE BOOSHEID. /' .Om die papieren in verzekering te krygen. clementine. 'K zal niets voor u verzwygen. Toen ik op gistren dacht myn Williams te zien, Had ik ze in myne hand — ik dacht van fchrik te fterven; Clarisfe alleen deed my , dat weet gy, hulp verwerven; Zo dat myn ongeluk haar als de hand kwam biên, Om een gedeelte van die blaadren te verbergen; Ach.' had gy toen by my geweest, Myn ziel had nimmer voor dat uiterfte gevreesd! Maar wie kan van zyn lot gedwongen gunlten vergen? Toen myn bezweiming my verliet, Bergde ik zorgvuldig myn papieren ; myn gedachten, Gevestigd op myn' man , herinnerden my niet Wat eislyk lot my ftond te wachten —— Maar, heden myn gefchrift naziende, ontdekte ik rasch, Dat een gedeelte my daar van ontdooien was. dorimont. Ik ben ten einde raad — Ach, Clementine! uw leven Is waarlvk in gevaar — Clarisfa is hier door Veel meer dan ooit gevreesd. clementine. Zy zal zig overgeeven Aan de eisfelyklte wraak. dorimont. ó Ja, daar vrees ik voor: Zy haat me, ondanks de gunst aan haar zo mild beweezen; Ondanks de goedheid die ik haar tot nog betoon; 'kRen fchuldig in haar oog (en dit doet me alles vreezen,) Aan het verhindren van haar huwlyk met den zoon Van zekren deugniet, zelf een man van flechte zeden; ?k Verveel haar daaglyks door myn buitenfpoorigheden, A 4  '3 CLARISSA of, Zo noemt die fiioode in my een zucht voor haar beh0ud: k Heb haar , voorheen , in haar geboorteplaats befchouwd, Als op den troon gezeeten; Thans, door haar nootlot of verdiende in 'tdof gefmeeten, • Waant zy dat ik myn vreugd aan haar vernedring zie ; De eerzuchtige heeft, meer dan eens, zig onderwonden, Schoon ik haar Herken weêrftand biè, Myn hartsgeheimen te doorgronden-, Zy trachte zelfs in my, ondanks bet onderfcheid Van jaaren, een gevoel van liefde te verwekken; Ik merkte flraks haar listigheid, En deed haar 't offer van haar eigen kwaad verflrekken; Dit echter heeft den ouden haat Niet weinig aangezet, daarom is 't zeer te vreezen Dat zo die eens aan 't woeden (laat, :t Gevolg vérfchrikkelyk zal weezen: Alleen de vriendfchap met haar' vader, fpoorde me aan Om h .ar, waar voor hy duchtte, aan het verderf te ontrukken j 'k Zou zonder deze my wel rasch van haar ontdaan: Maar thans, zy weet uwe ongelukken , Zy zal zig wreeken; aan haar neigingen voldoen} Gy , 't ongelukkig doel van haar afgryslyk woên, Zult voedzel aan haar wraaklust geeven. clementine, Ik ongelukkige! — ach! (Na eenige oogenblikken flilte in welke Dorimont peinst, en Clementine tle jlerkfle blyken van eene angstvallige bedroefdheid geeft. Mynheer! b o r i m o n t. Mevrouw J  de MISLUKTE BOOSHEID. 9 CLEMENTINE. Myn leven Is tog een fpeelbal van het wankelbaar geluk DORIMONT. Ik bid u zwygi CLEMENTINE. Wat raad om my 't gevaar te onttrekken? DORIMONT, Jlilzwygende naat den Hemel ziende Het (noodde fchepzel, tot het eerloost gruwelfiuk Bekwaam, tot neély op te wekken —— Dat gaat ver boven onze kracht Nog maar zeer weinge oogenblikken Kunt gy u met de hoop verkwikken, Daar na CLEMENTINE... Daar na word ik van 't monfter omgebragt Maar zou in waarheid haar befluit genomen weezen? Doet niet misfehien de fchrik ons veel te vroeg haar vreezen? Ach dorst Clarisf 1 wel naar fchuldloos menfchën bloed ? Zou zy haar geldzucht ooit wel tot dien prys verzaden? Het menschlyk hart befluit wel meer tot gruweldaaden, Maar 't aarfeit menigmaal als 't die volvoeren moet. DORIMONT. Wanneer ons hart zig ziet door woeste drift befpringen, Dan keert het weder tot de deugd, die het verliet; Maar als 't een' lust vindt in de fnoodfte handelingen, Verwacht dan zulk eene omkeer niet: Clarisfa's hart is door geen drift bezield; de reden Vermogt nog nimmer iets op haar vereeld gemoed; Zy leeft in duizend fpoorloosheden , En vindt vermaak wanneer zy woedt: A 5  jo CLARISSA; oï, Wy zullen echter zien: ik zal Clarisfa fpreeken Ga, bid ik u, Mevrouw ! zeg dat ik haar verwacht. c l e m e n t i n e. Vergun my dat ik haar, met u, voor my mag fmeeXenl dorimont. Gy wilt haar fmeeken! dit worde eerst door u volbragt, Als alles vruchtloos is — ze is zulks byna onwaardig. c L e m e n t i n i., in '/ heengaan. De hemel, Dorimont! de hemel is rechtvaardig. DERDE TOONEEL. 90himont, hy gaat, in eene peinzende houding^ aan \de tafel zitten, en zegt, nu eeaige oogenblikken toevens: Jïoe ongelukkig, hoe beklaaglyk is de geen Die bloot ftaat aan het zinloos poogen Der ondeugd! — ach ik ben tot in myn ziel bewoogen, Met de arme Clementine, en deel in haar geween. {Weder na eenig toevens.") Het voegt den vogelaar te fluiten, wil hy flagen In 't geen hy voorheeft, en 't gewenschte wit bejaagen. (Clarisfa ziende komen). Daar is zy reeds, mogt ik die vyandin der deugd Met vrucht beftryden.' dan, dan fmaakte ik waare vreugd.  CE MISLUKTE BQQSHEID. n VIERDE T O O N E E L» dorimont, clarissa. dorimont, (Tlarisfa! cl a R i S S a. Wel mynheer? do r i m o n t. Daar ik moet ondervinden , Schoon tot mynfmart, dat i>y my (leeds inv haat betoont, Wil ik my echter nog als vriend aan u verbinden; 'k Heb alle dwalingen verfchoond. clarissa. 'kBen daar van overtuigd, ó ja, Mynheer, volkomen: 'klleb echter dikwyls waargenomen, Dat ook de wysfte die 'er leeft, Zyn gemelyke buijen heeft. dorimont. Wat zyt gy bitter! zelfs uw woorden doen my vreezen: Ik (la u toe fomtyds vry gemelyk te weezen, Maar immers leert ons zelfs natuur, Dat als men op den duur Het lydlyk rietje buigt. het wel niet komt te breeken, Maar in zyn effen fchors verfcheiden wonden krygt? c l a u i s s a. Welk een vernuft.' Mynheer; wanneer ik u hoor fpreeken Verwondert het my hoogst dat zelfs natuur niet zwygt.—» Maar wil my liever eens ontdekken Om welke reden gy begeerd hebt my te zien;  12 CLARISSA; of,' Waar toch deze aanfpraak toe zal flrekken ! Dat zonderlinge doet my aan f - 't Verbaast my! . indedaad. dorimont. Gy kunt 'er uit befluiten Wat in myn hart thans om moet gaan; Dat ik bevreesd ben u myn zielsgeheimen te uiten, Mits u geen Hof tot twist te biên. clarissa. Hoeigy bevreesd Mynheer! gyzoudt Clarisfa vreezen! Zyt gy vergeeten dat ik hier Hechts dienstbaar ben? Dat gy myn meester zyt? dat ik flavin moet weezen? Dat uwe heerfchappy, die ik uit nood erken, My kan doen kruipen aan uw voeten ? ■ . 't Ontzachlyk woord, ik wil, dreigt wreeder dan de dood. Eertyds was het uw pligt my met ontzach te ontmoeten; Mear thans, door 't haatlyk lot van alle magtontbloot. Daar gy als van den throon d orimont. Clarisfa! Haak die rede, Men zal u nimmer tog erkennen doen, dat ik Mvn' pligt omtrent uw huis betrachtte, en op de bede Van uwen vader, in zyn uiterfle oogenblik, U uitgezonderd heb; wat konde ik u meer geeven? U allen als voorheen in luister te doen leven, Was my niet mogelyk —» fpreek zelv; heb ik dan niet Voor u myn best gedaan ? clahissa , met een fchampereu lach'. Wie zou dat wederleggen ! —■* . Vergun me intusfchen u ook op myn beurt te zeggen, Dat noch het ongeluk myns vaders, noch 't verdriet, Na zynen dood my ooit zo laag had neêr doen daalen,  be MISLUKTE BOOSHEID. 13 Zo ik door 't huwelyk dat door de vriendlykheid Van Dorimont wy zyn aan 't dwaalen; 'K vergeet myn ongeduld; ik wacht flechts naar befcheid; Naar uw bevel Mynheer. d orimont. Hoe kan het mooglyk weezen! Heb ik niet menigmaal, voor dezen, Getracht my van dien hoon te zuivren? clarissa. Ei, Mynheer! Ter zaake! om welke reên deed gy my by u komen? Betreft het my. uw huis? —hebrgymfefchien vernomen Of is 't om Clementine, uw vreugd, die zelfs veel meer U waard' is dan de fchat van een gerust geweeten ? dorimont. Ach! — ja Clarisfa. clarisse. Nu. d o r i m o n t. 't Is u nog niet vergeeten Dat toen ze in zwym viel, gy alleen flechts by haar waart? En dat een zeker fchrift i clarissa. _ ,. . Genoeg 'k breng my te binnen Dat die papieren zyn gefpaard; Ik vond ze, en door de groote ontfleltnis myner zinnen Mak.ik ze by my , maar vergat die, tot op nu, Ie bergen; 't zou groot jammer weezen Dat zulk een Roman, wel der moeite waard' te Ieezen. Gebrekkig werd, des bid ik u, Myne achtloosheid alleen daar van de fchuid te geeven, ' dit beftaaubaar is met het gezond vcrftaod:  H CLARISSA; of; Zie daar mynheer ik (lel ze u onbezeerd ter hand. DORIMONT. Gy Iaastze zekerlyk ? CLARISSA. 'k Zal dit niet wederflreeven ■ — 'k Doorblaaderdeze flechts gy weet voorzeker dac Het grootst gedeelte gantsch geen nieuws voor my bevat DORIMONT. Gy hebt 'er evenwel iets nieuws dan in gevonden CLARISSA. Voorzeker Uorimont; ik heb 'er in gezien Dat ik althans niet ben verbonden Om de ongelukkige myn byfland aan te biên; Vermits men nimmer zig verneederde om te ontdekken Dat Clementines hoofd zo waardig is. DORIMONT. 't Is waar; Doch waartoe kon dit immer (trekken? Kunt gy mispryzen, dat men in zulk groot gevaar, Dit (leeds met voordacht hield verborgen ? CLARISSA In tegendeel Mynheer, 't voegde u daar voor te zorgen j ó Ja voorzichtigheid betaamt Den Wysgeer, bovenal omtrent de Zwakke vrouwen; Zyn loffpraak is, dat men haar nimmer moet betrouwen ; Dat ze al te los zyn, 'k heb hier door, hoewel beichaaindj Vol afkeer voor myn kunne, uw lydzaamheid vernomen ; 't is indedaad nog nooit in myn verfland gekomen Dat ik thans in uw huis noodzaaklyk ben , Mynheer: i Had ik wel immer durven denken Dat al uw vriendlykheid , waarmede ik my weleer. Zo overtuigend zag befchenken ,  ■ut MISLUKTE BOOSHEID. 15 Geenzins 't gevolg was van uwe achting, van uw pligt Omtrent myn' va 'er, maar wel van die fchoone trekken Der ftaatkundeï ik ben nog bytyds daarin verlicht; Het vinden van 't gefchrift heeft my k aar doen ontdekken Dat ik thans nog veel meer gevreesd ben dan voorheen- DORIMONT. 'k Hoop echter dat gy u daarby zo zult gedraagen Dat Clumentine omtrent dit (luk niet heeft te klaagen? CLARISSA. Die hoop (temt weinig overeen Met de overtuiging van myn deugd,die, naar uw zeggen, Me uwe achting waardig maakt. DORIMONT. Meermaals was tot myn fmart Uw drift de meester van uw hart; En deze kan de rede een doodfehen valftrik leggen. CLARISSA. 't Moet waar zyn Dorimont dat ik in myne jeugd Eene andre wysbegeerte leerde; Het temprament geldt meer by my dan al die deugd: Wie leeft 'er dien het niet geheellyk overheerde? Ik maak den mensch niet tot een martelaar der kunst; Natuur bepaalt zig aan geen wetten, Aan vriendfehap haat of gunst; Niets kon haar werking ooit beletten: 'kHeb tog nog niet bemerkt dat ik my een verraad, Als 't gecne gy bedoelt, zou durven onderwinden; Bedenk, ikfchiïk 'er van! — welk een ontmenschtedaadt Den man die ons in nood zyn hulp deed ondervinden, Té loonen , door zyn zielsvrindin Op te omen aan den dood I — foei! beeld u nimmer in Dat ooit Clarisfa tot dat uiterfte kan komen; !  j6 CLARISSA; oFj Stel u volmaakt gerust: liet geen myn hart gevoelt Is wel geen liefde, maar wyl 't geen verraad bedoelt Hebt gy,*kherhaal't nog eens, daarvan ook niets te fchroomen? Uw zedekunde heeft voor 't minst die racht gehad, Dat ik de laagheid van 't verraad tog wel bevat. DORIMONT. Daar is zo iets in uw gefprek dat m; doet vreezen. clarissa, glimlachende- ( weezen Zoiets.'—wilt ge ook een eed — maar zou 't wel magtig Om al uw argwaan te verbannen? wyl een hart, Inftaat om andren te verraaden , ffmart! — Geene eeden telt? vooral een vrouw! ■ —e.'n prooi der Maar zeg eens, Dorimont; ben ik niet overlaaden Met wysbegeerte ? ik worde op 't fnoodst van u verdacht En ben nog lydzaam ! dorimont. Och mogt gy meer ernftig weezen! clarissa. Was ik dan meer by u geacht? Dit is, vergeef het my, verkeerd - men mogt my vreezen , Of my verdenken dat ik veinsde, indien myn reên Iets ongewoons behelsde; om dat dit in 't gemeen Myn wys van fpree en is, hebt gy niets kwaads te duchten; 'kZou wel inftaat zyn om op een gantsch andren toon Te fpreekèn, nmr dan moest al myn geleeden hoon Op't oogenbli myn ziel ontvluchten; Thans zwerven in myn hoofd verfcheiden beeldjes rond; Zy ftryden met de rust des levens naar myn oordeel; 'k Verzet-er u de ftryd is hevig zonder voordeel... dorimont, eenigzins verfioord heengaande, Gy zyt Clarisfa,'t welk ikdikwyls ondervond——  de MISLUKTE BOOSHEID. i? Spaar my flechts, 'kbid het ü, ter liefde van uw'vader!— 'k Stel Clementine aan uw befcheidenheid. VYFDE TOONEEL. clarissa. "Verrader! Ja, myf befcheidenheid zal groot zyn— deugdzaam man! — Hy zai my eindlyk kennen leeren ; (Met eene kivaadaartige lach.) 'k Zal zorgen dat hy all' zyn deugden oefnen kan; Vooral zyn lydzaamheid: (Met drift) ik laat my overheeren Van felle fpyt en woede en ingekropte haat: 't Moet air my dienen om in myn verloren ftaat Herfteld te worden-*— dat den wysgeer, door myn zorgen, Door myne list den grond myns harten blyv' verborgen; Op dat, niet flechts myn hand zyn' hoogmoed nederfla, Maar hy ook door myn woede al fidderend verga. (Zyfchelt, waarop Mietje inkomt, tegen wie zy vervolgt.) Ga by Heer Diedrik; zeg dat hy my op moet wachten. mietje. Maar Dorimont is t'huis. clarissa. Ga zeg ik u. mietje. Indien Hy my eens vroeg?— ik heb gezien Dat hy Heer Diederik juist niet zeer veel fchynt te achten. clarissa. Ug dat ik 't M gebood- B  ï'8 CLARISSA; op, • mietje, heengaande. 'k Zal uw bevel betrachten.' clarissa. Dit antwoord zal hem wel beletten, naar de reên Meer ondérzoeks te doen — ja, Diedrik moet my wreeken; Een laffe minnaar dien men fteeds ziet kwynend fmeeken: Hy zal het doen — hyinint—'t loon voor zyn tederheèn Zal eindlyk myn verachting weezen Geen Diedrik zal myn hand, myn ftoute hand ontvaên;.; JNeen , als ik uit den poel der armoê ben verreezen, , II Zal ik naar hooger glorie Haan. ( Zy wandelt eenige keeren heen en weder; gaat voor de tafel fiaan; r.eemt het een en ander op, dat zy M, met verachting, vergezeld van eene fchamperelach,L wedsr wegwerpt,) Einde van het eerjle bedryf. lm.  de MISLUKTE BOOSHEID. i$ TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het tooneel verbeeldt een kamer, in het huis van Diederik. diederik, mietje: een weinig daarna Klaartje. -I é|. _Loe Mietje! is 't waar, heeft zig Clarisfa dus gedraagen ? MIETJE, i, zeg ik/u Mynheer, zy toonde al het gezach, H'e trotsheid van een vrouw DIEDERIK, Dit kon haar fteeds behaagen — Raar zulk een zonderling gedrag! ■ ?; kan de reden niet doorgronden. mietje. och ik, Mynheer. DlEDERIff, Ga, zeg dat ik haar wachten zal. (Mietje vertrekt, terwyl Klaartje inkomtA lat wonderlyk geval! hg nooit heb ik haar zo bevonden. k laartj e. lynheer! een vreemdeling wenscht u te mogen zien. jmvreemdling! - hoe!--gy zegt een vrcemdling?— wie lagt ge ook misfchien (kan -t wee2en , _ MIETJE. p dunkt ik kan uit zyne houding leezen B 2  20 CLARISSA; of, Hat het eeu man van ftaat moet zyn; hy was verftoord Om een abuis in uw adres. diederik. jjfc Hebt gé ook gehoord?-»--- ft Maar Iaat hem binnen komen. ( Klaartje vertrekt, waarna Diederik vervolgt.) a Een man van ftaat! 'k beken, dit voorval doet my fchroomen; | Een vreemdling! — laat eens zien: (hypynst.) maar neen,!, (dat heeft geen fchyn;!! Volberg is naauw' op reis — ja wel wien 't ook moog' zyn. .. ij TWEEDE TOONEEL. diederik, williams. williams, na eenige wederzydfche com\ \ plimenten, die door hem zeer koel I verricht worden. Cjy kent my zeker' niet? diederik. Zo is 't Mynheer. williams. Met rede: Maar kent gy Belmont ? diederik. Ja, Mynheer, Hem ken ik, die, weleer, „.. Myn vriend was. williams. Nu, hy gaf voor u deez' brief my mede.. 1  MISLUKTE BOOSHEID. ai "> e diederik, na den.brief geleezm te hebben. Iflynheer '• fchoon ik hier niet het gantfche huis bewoon', 3ied ik al myn verblyf; de vriendfchap eischt dit loon; U wat ik heb williams. Een klein vertrekje is my flechts noodig; Vermits ik iemand wacht, Ü 't verder aanbod is volkomen overbodig. diederik, na hem eenige oogenblikken aangezien te hebben. i ïy fchynt gramftoorig ? williams. Ik! — ik ben thans in myn kracht; ;k ben zeer in myn fchik. diederik. Zulks kan ik naauw' gelooven; )e misdag in 't adres w i l l i a m s, glimlachende. ó Dat is niets, Mynheer; bu zulk een kleinigheid my van myn rust berooven.' d 1 e d e r i k. (y hebt misfchieu op reis, of mogelyk weleer ,en ongeluk gehad? williams. Zoudt ge ook nieuwsgierig weezen? diederik. Integendeel Mynheer; uit achting voor myn' vriend /ilde ik u troosten. williams. ó, Die goedheid, onverdiend, bu my niets baaten. B3  32 CLARISSA;,o f, diederik. Als de rampen ons doen vreezeu ».--i williams. Het is 'er ver van daan; het noodlot dat my dreigt, I Schoon niet van heden, gaat het fcherpst vernuft te bovertf Wat troost zou ik my toch belooven ? Myn hart is zo misvormd, dat alle redeh zwygt; 'tls als een ftaale rots, waar op de donderdagen Vergeefs beproeven wat hun woest geweld vermag >t\ Myn tegenwoordigheid zal u niet zeer behaagen —■«« 'k Zal ook misfchien maar flechts één dag U lastig zyn. diederik. Ik ben op 't hoogst met u bewogen; Indien ik echter u vertrouwen winnen kon----- williams. 'kBen in myn meening niet bedroogen; Gy zyt nieuwsgierig. diederik. Neen, maar 'k wenschte flechts de bron williams. Gy hebt voor geen verwyt te vreezen: Nieuwsgierigheid , Mynheer! kan tog geen misdaad weezen ,V By zulke fchepzels, die volflrekt, naar allen fchyn, Elkander ten bederv', ten vloek geboren zyn —— Wilt gy myn byzyn voor u zelv' verdraaglyk maaken, Gebied my alle reên te ftaaken, Want all' myn woorden zyn vervloekingen, niets meer. : diederik. Het menschdom heeft aan u, Mynheer! Dan weinig gunst getoond.  I de MISLUKTE BOOSHEID. 33 williams. Het menschdem \ —— zoud gy denken Dat het in ftaat is gunst te fchenken? ïen zamenzweering van gedrochten, ilaafsch en laf! De mensch zou gunstig zyn! zyn gunst beftaat in ftraf, n wraak, in list, verraad, in duizend gruvvelftukken; )e eenvoudige onfchuld aan de zoete rust te ontrukken, ?e domplen in een' poel van eindeloos verdriet, ïie daar zyn gunst s hy die zig ooit op hun verliet [an daarvan ten getuige ftrckkcn: )ie monsters gaan zig met den naam van mensch bedekken. kHeb, zuchtende onder 'tlothet welk ik dacht te ontvliên, /leer dan één werelddeel gezien; Llom heeft my natuur de fchoonfte blyk gegeeven, )at zy 't gewrocht is van eene onbepaalde magt; )e mensch, dat ondier, 't welk zyn eigen hart doet beeven, leeft my getoond , dat hy ten vloek is voordgebragt. d i e d e b. i k. ïy gaat te ver Mynheer! williams. Gaat hy natuur te boven, lie 't gloeijend vermilioen mengt onder 'tlelywit, Hn 'tgruwelykst gedrocht te maaien? immers dit, it is nog veel te zacht! — ook moet hy niet gelooven, .1 koos hy zelfs het doodlyk zwart, tathy 't zou treffen:—-maar,den naam van mensch te draagen, letekent zekerlyk byu, die alle uw dagen lisfchien te fluimren laagt, met een eenvoudig hart, n de armen van de weelde, een zeekren vorm te ontvangen ,• -en zeker beeld, het welk men veel dien eernaam geeft: laar gy hebt zelf nog by de menfchen nooit geleefd. B 4  24 CLARISSA; of, Eertyds genoot ik myn verlangen; 'kLag ook te fluimren; maar myn leger werd ontdekt; 'k Zag my verrascht; een mensch, een mensch heeft me opHet monster trok myn flaaprige oogen (gewekt; Op zig; ik zag venyn in d'eene, een fchittrend zwaard In de andre hand; het hoofd met blikzemen omtoogen},. De ftem, die fchrik en angst en doodlyke afkeer baan, I Geleek den donder, als hy, kletrende , elk doet duchten: I Het wangedrocht deed eerst de welvaart van my vluchten; Doch, daar meê niet voldaan, wringt het me een dol k in 'thart; j Stort, lachend , moordend gift in de open wond , en tevens Word ik veroordeeld om de zaligheên des levens " 't Ontvlieden , aan een oord, daar wanhoop, woede en fraart, Myn eenigfte gezellen waren. ( Diederik, geeft de uiterfte blyken van verbaasdheid.} Hoe! zou dees beuzeling u reeds verwondering baaren? diederik. Niet flechts verwondering, maar maakt zelfs dat ik brand Om uw rampfpoedig lot te hooren. williams. Myn lot! —- de afgryslykheid gaat boven uw verftand! Zo ik u meldde welk een lot my is befchooren Moest ik een mensch zyn! 'k moest rekhalzen naar uw' dood; Behaagen fcheppen, door verfchrikking u te moorden ; ö Neen Mynheer, dit waar' te ondankbaar, veel tefnood. diederik. Nogthans, naar 't geene ik van u hoorde Kon 't ligt' gebeuren, als ik u myn' byftand bood Dat gy in ftaat werd om uw lot het hoofd te bieden. williams. Vergeefsch ontwerp!—zyt gy gehuwd Mynheer ?  de MISLUKTE BOOSHEID. *$ ■ diederik» ó Neen: Dat heil mogt my nog niet gefchieden : 1'kBen zo gelukkig niet, w i r. l i a m s. G-lukkig! n i s D É ft I K. En met reön. w i l l i a m s. 'Wilt ge in de daad gelukkig weezen Zo moet gy 'thuwlyk meer dan uw verdoemnis vriezen; 'tls een gevloekte vond van 't listigst dier, den mensch; |Een werktuig van zyn wraak, een poel,omzoomd metroozent |Op dat men, half bedwelmd, genietende zyn wensen. flDaar in zou Horten en zig zelv' verwaareloozen. |De mensch —— hoe fchrander uitgedacht! 'Wyst ü den weg waar langs gy all' de zaligheden, JtDen top van wellust kunt beryken j ja gy acht U zelv' gelukkig ; al uw vuurige gebeden [Ziet gy verhoord; een vrouw, bekoorelyk en fehoon, IZal u belonken, zal op traanen u onthaulen, Als blyken dat heur hart, gefteegen op den throon Der aardfche zaligheid, gerust mag zegepraalen; Een veel beloovend kroost, zal, huplende om u heen, Uw' wensch bepaalen by 'tgenoegen uwer zinnen; Uw oog zal weiden in hun poesle en vlugge !eên; ilMaar dan, dan zal de mensch zyn fnoode rol beginnen; ,|Hy zal 'tafgunstig oog op uw genieting liaan; \ Zig aan zyn dolle woede en wraaklust overgeeven; U op het onverhoedst aangrypen; doen vergaan; Uw vrouw verkrachten; voor nog wreeder lot doen beeven; . B 5  ^ CLARISSA; ofV De onnoosle kindren in hun traanen flikken doen — Ja dan dan zal de mensch , die ryger, heet op woén » Hy —hemel', zo uw hand den blikzem nog kan zenden, Verdelg al t menschdom ! flort het neder in elenden ' Roei uit den fchelmfchcn hoop— ja dat het my, ten prys Myns bloeds, 't vermaak venchaffe diederik. Ik bid Mynheer.' — ik eis! Bedwing uw driften, want zy kunnen fchaadlyk weezen, williams. Aan my, myn vriend ! ó neen! dat zulks u niet doe vreezen • Dit is zo myn gewoone taal; Myn hart gevoelt dat zo; 't heeft al zo menigmaal Daarvan de waarheid ondervonden . 't Is my reeds eigen. i) i e d e r i h. 'k Vind my zelv' op't hoogst verbonden Om u van dienst te zyn; de wreedfte tegenfpoed Schynt my te zwak, om in uw ongerust gemoed Zo fel een gramfchap aan te kweeken! klaartje. Mynheer, Clarisfa wilde u fpreeken. diederik. Verzoek haar dat zy «ome, en breng deez' vreemdeling UffljriTWUek. (tegnmUiams) Gy kunt daar voords ge- (rust verblyven. Williams, vertrekkende. Ik dank u voor die gunst.  de MISLUKTE BOOSHEID. %7 DERDE TOONEEL. diederik. ^^ulk eeu 'bejegening! —— Waar aan toch is die toe te fchryven '■ —— 'tls ongetwyfeld een rampzaaiige, in den druk Gedompeld; want het bly geluk ; Maakt niemand immer zo verbolgen: Ik wenschte dat hy zyn verhaal reeds kon vervolgen; Zyn levensloop moet wel een droeve keten zyn i Van ongelukken, van verdriet, van wreede pyn. VIERDE TOONEEL. diederik, clarissa. clarissa. X Ioe, Diedrik! mymerende! ' diederik. è Ja, niet zonder redan. clarissa. Myn onverwacht bezoek diederik. Geenszins, maar. clarissa. T, , Wat het zy, Ik ben thans doof, geloof dit vry,  «8 CLARISSA; o t; Voor alles, buiten het ontwerp dat ik ging imeeden: (Zy krygt een ftoel en gaat zitten, waarin Diederik j eenigzins verwonderd, haar volgt.) 'k Herinner my dat ge u voorlang reeds hebt verklaard, Voor mynen minnaar. DIEDERIK. Schoon 't u nimmer kon behaagen. Clarisfa, altoos fier, heeft nimmer geopenbaard , Tot hoe ver Diederik mogt in zyn wenfchen flaagen. CLARISSA. 'tWas daartoe nog geen tyd: als men een' man bemint Moet men omzichtig zyn. DIEDERIK. Vergun voor 't minst uw' vrind, Volmaakte vrouw! de reen te weeten, Van die gelukkige ommekeer! CLARISSA. Alweêr nieuwsgierig! — heb een wyl geduld, Mynheer; 'kZal alles melden, zelfs 'tgeringde niet vergeeten. Ik heb tot heden toe myn min voor u bedekt. DIEDERIK. Clarisfa! hoe! gy mint me ! ach! 't mag me in 't eind gelukken, Myn zuivre erkentnis op uw lieve hand te drukken! CLARISSA Zie wat vervoering, door een enkel woord verwekt! Wat vrouw zou veillig zyn voor 's minnaars driftig poogen, Indien zy hem vergunde in 't binnenst van heur hart Te leezen, alshv 'teerst genaê vindt inhaare oogen? Maar Iaat ons voordgaan. 'k Heb u dikwyls, totmynfmart, De onoverwinbre zwaarigheden Om met u in den echt te treeden Verhaald  be MISLUKTE BOOSHEID. diederik. Helaas, Claris'! Daar myn vermogen in dien zelfden ftaat nog is En het naar allen fchyn clarissa. _ . Ik zal uw fmart verligten; ik vond een middel om die zorgen te doen zwichten. m. . diederik. Wie! gy? clarissa. o Ja, ik zelv. diederik. Kan 't mooglyk zyn! — vrindin! ( Haar hand kusfchende.) Gy hebt myn heil volmaakt! clarissa. Zie of ik u beminn' / Ja Diederik, myn hart was fteeds met u bewoogen; 'kHebu altoos bemind—'kzet al mynvynzery, Al mynen tegenftand ter zy' , . Bemint gy my oprecht ? diederik, eenigzins driftig opftaande. Dat my 't geducht vermogen Des hemels ftraffe, indien myn hart Met myne woorden ftrydt. clarissa, mede opftaande. Mogtzulks de waarheid weezen! Dan had ik verder niets te vreezen. ( Met eene gemaakte tederheid.) Ach Diederik! fchoon ik voor u het noodlot tart', Gevoel ik echter dat ik twyfel aan uw' liefde Aan uw ftandvastigheid, hoe teder gy me ook griefde;  3o CLARISSA; of, Het huwlyk, Diedrik, ach ! het huvvlyk maakt een vrouw Volftrekt gelukkig, of, een prooi van 't naberouw: 'tls in de magt des mans haar noodlot te bepaalen;' Haar te onderdrukken of doen vrolyk adem haaien.' ó Mogt uw hart voortaan , Alleen voor uw Clarisla (laan! DIEDERIK. Vriendin! CLARISSA. Myn Diedrik! DIEDERIK. Welke zorgen ! claris sj. Ach, tedre vriend! myn ziel houdt niets voor u verborgen Wy vrouwen, Diedrik, zyn als fchaapjes, door de hand' Des mans beftuurd; 'er zyn 'er wier Verftand Ons zwak erkent, die ons geduurig onderfchraagen, Terwyl onze onmagt hun op 't hoogde kan behaagen; Zy doen hun best om ons, getrouw aan hunne deugd Te wyden, aan de weelde, en onbezwalkte vreugd- ' Maar andren, Diedrik, ach! maar andren doen ons beeven: Wy zien ons op den dag des huwlyks opgefierd; De heerfchappy des mans, die hy den teugel viert, Begint, met ons een blyk van hovaardy te geëven;' Men tooit ons met gebloemt met cel gefleente en goud; Men bidt ons aan, en zweert, darmen uitliefde ons trouwt; Maar draks daar na zien we onsals'tfchaap ter flagtbankleiden. DIEDERIK. C'arisfa!——. welk vernuft! { c/% a r i s I ï< Bemin m.y Diedrik.  de MISLUKTE BOOSHEID. 3I T diederik. Wat deed myn heil dus lang verbeiden ?A!l» Clarisfa! ' clarissa. Boezemvriend! dieder I Kd ,T . . Hoe heuglyk is dees dag' Hoe jmcht myn hart nu ik uw fierheid mag verwinnen» welk een betoovring voor myn zinnen! Verban in 't einde uw vrees die wreede boezempyn! Myn Diedrik! laatdeez kusch daar van het zegel zyn. diederik, haar omhelzende, blyft vol aandoening met zyn hoofd op haar fckoit. der rusten. ó Hemel, wat geluk! hoeveel bekoorlykheden Zyn thans myn deel .' Claris'! Claris'! Terwyl uw deugdzaam hart voor my zo teder is • ■Waarom heb ik zo veel, zo fchuldeloos geleeden? r . ," insii,«< tederheid. Gy mint my dan? diederik. Ik bid u aan. cl arissa. Zoud gy myn liefde iets weigren kunnen ? diederik. Wat toch zoude ik u niet vergunnen? Ik bid, doe my uw wil verftaan.' Wat wilt ge ? clarissa. Een' eed. d i e d e a i k. Een' eed! dat ik u zal beminnen  32 CLARISSA; of, Zo lang myn leven duurt ? dat zweer ik u, 6 ja. C L A R I S S A. Ach! dierbaar voorwerp myner zinnen! Zweer ook, dat all' wat ik befta, My immer voorneeme, u op 't hoogde zal behaagen. DIEDERIK. Gy kunt niet willen dan het welzyn myner dagen: By al wat heilig is; by uw beminlyk fchoon Maar dit is niet genoeg; dat al de tegenfpoeden, Die immer fterveling verbaasden, op my woeden; Dat "s hemels blikremvuur, ten loon Der ontrouw, my verzenge en CLARISSA, Zwyg, ik ben te vreden, C Zy gaan weder zitten.) Hoor een verbaasd geheim, wat aanllagik ging fmeeden, Om uwe oprechte min te Ioonen met myn hand: Gy weet hoe Fel myn ziel van heete gramfchap brandt; Wat onverzoenbre haat myn borst heeft ingenomen, Voor Dorimont? hoe hy......'. diederik. Heb ik niet zonder fchroomen , U reeds getoond vriendin dat ook myn hart hem vloekt? Dat hart, het welk niet anders zoekt Dan u, in alles, te behaagen, Kan naauw' dien fi.iTcrt meer verdraagen: Wat heb ik niet al aangewend! Wat zorg niet op myn hals gelaaden, Om 'tlot van Clementine, in waarheid onbekend, Te ontdekken! 0:11 daardoor zyn wys beleid te fmaaden. CLARISSA. Ik heb beflootc-n my te wreek en op dien man,  de MISLUKTE BOOSHEID. $ü Dien wysgeer, die in list by my niet haaien kan; Als ik zyn hartaér heb getroffen, zal 'k myn leven Zyn ouden luister wedergeeven. diederik, eenigzins verbaasd. Gy blaakt van gramfchap ! clarissa. En met reên: Heb ik geen recht tot wraak ? diederik. Volkomen j De wraak zal u bekoorlykheén Vermeerdren in myn oog. clarissa. Zy heeft my ingenomen: Hoor eindlyk het geheim van Clementine, in wie' De wysgeer kwetsbaar is; diederik. Hoe.' kan zulks raooglyk weezen! clarissa. Ja,'k wist het reeds voor lang:— doe my uw' haat niet vreezen, Om dat ik 't niet ontdekte, als nu, terwyl ik zie Dat zulks noodzaaklyk is, ook wilde ik, daarenboven, My zelve d' eernaam niet ontrooven Van wonderbaar de kunst van zwygen te verftaan — Maar laat ons verder gaan. {.Diederik geeft, van tyd tot tyd, tekens van verwondering en verbaasdheid.) Verneem een zaak uwe afkeer waardig. De fnoode Clementine is eigenlyk de vrouw Van zetten Williams: ontbloot van deugd en trouw,' Ten uiterften wreedaartig, C  34 C L A R I S S A; o t, Heeft zy haar hand bevlekt met 's Graaven Duvals bloed i Zulk een gevloekte moorderesfe, Is braave Dorimont1 s meestresfe: Daar men alom haar zoeken doet, ZorgHiy, dat zy vooral blyve in zyn huisbeflooten: Dan, 't geen nog meerder uw verwondring zal vergrooten: Is dat, door's Graaven bloedverwant, Een fom van honderd duizend kroonen, Is op haar hoofd gefteld. diederik, 't Gaat boven myn verftand! — Clarisfa! welk een fchat < CLARISSA. Om 't kwaad naar eisch te loonen,.... {Naar hem toefchikkende.) Gy hebt gezwooren, Diedrik? diederik, zeer verbaasd. Hoe! Wat moet ik denken! fpreek Clarisf', waar dient dit toe? CLARISSA. Waar toe.' —volbreng uw' eed ,• doe al uw zorgen vlieden; Die fchat is 't huwlyks goed dat ik u aan kan bieden; Maak u reisvaardig; doe de ontdekking; wreek myne eer 'k Wacht u tot zulk een' prys voor 't huwlyks altaar wéét (Diederik, door fchrik bevangen, ziet Clarisfa eemge oogenblikken fterk aan; ftaat vervolgends ver. baasd op, en verwydert zig eenige treden van haar, waarna Clarisfa vervolgt.) Zo veel geheimen op één tyd doen u ontroeren- diederik, Rechtvaarde hemel .'welk een gruwelyk verraad!  »£ MISLUKTE BOOSHEID. £$ clarissa, kern naderende. Heb ik u wel verftaan ? diederik, met veel Icevendigheid. Ja, monfter! voor deezdaad, > Moeteude he! aan 't licht ontvoeren: ' Maak u van hier ontmenschtc. clarissa. Is 't mooglyk! Diedrik! gy! —. : Een monfter! — wreedaart! — hoe! een monfter! — tegen my! diederik, eenigzins teder. 'I Clarisfa! ach! vergeef de ontfleltnis myner zinnen! —— 'k Gevoel dat ik u heb bemind — iDat nog myn hart aan u een welgevallen vindt; , Ik breng my, fiddrend, zulks te binnen ! I Ik fchrik u aan te zien! — laat my alleen Clarisf '„ clari ssa. Hoe! zoudt gy aarslen, daar het uur geboren is Óm u te wreeken op een' vyand diederik. Zwyg, verwoede! [k heb geen vyand. clarissa. Maar gy hebt gezwooren. diederik. ja* Toen ik van uwe deugd een beter denkbeeld voedde: Dat my de hemel van dien droeven eed ontfla! 5y had myn oog verblind, maar nu kan ik ontdekken IVat fnoode drift gy in myn hart poogde op te wekken: k Gevoel de werking reeds van uw gevloekt fenyn —— k Zal als myneedige het minfle fchuldig zyn» clarissa. /erachte bloodaart! zeg! wat durft gy my doen hooren! —- C 2  }6 CLARISSA; of, Ik ben verraaden — beef! — uw leven gaat verlooreri Indien gy misbruik maakt van 't geen 'k u heb ontdekt — Myn ongeduld heeft my bedrogen... .... Ziet gy de blikzems van myn wraak niet in myne oogen ? Spreek, Diedrik! ziet gy niet gy hebt die opgewekt', diederik, terwyj hy naar haar toetreedti doch tevens afgekeerd wordt. Clarisfa! clarissa. Laage ziel! — Clarisfa! — nu ontrouwe? Myn drift neemt de overhand; dat niets my wederhouwe: Beef fnoodaart! — ja gy vreest met reên ; Want Diedrik.niet voldoende aan 't geen 'k heb voorgenomen,! Zal door deez hand zyn bloed zien ftroomen. (Zy vertrekt, doch komt, na dat Diederik het volgende gezegd heeft, in de tiiterfte wanorde weder.) d i e d e r I r. AVelk eene ontdekking! ach! wat buitenfpoorigheén.' clakissa, hem zeer digt naderende. Uw laatfte woord? d i e d e r i k. Bedaar! clarissa. Uw woord Jfpreek my niet tegen,' diederik. Verledig u, met my eens ernftig te overweegen Wat gy beflooten hebt. (Hy biedt haar een" floel aan.) Ik bid, vergun my de eer Dat ik u mag tot reden brengen! In ernst Clarisf', uw ziel kan nooit een daad geheugen Zo flrydig met de deugd.  BE MISLUKTE BOOSHEID. 37 CLARISSA. Genoeg, genoeg, Mynheer! — ;5 Deugdzaam man! -w- 'k heb u beledigd; maar myn zinnen ! Verlieten 't rechte fpoor; 'k vraag u vergiffenis — , De drift verwon myn ziel — 'k breng fchaamrood, my te bin, Dat braave Diedrik veel te wys, te deugdzaam is, (nen. : Om zig aan 't raazen van een zwakke vrouw te ftooreu; I Wan t immers is de taal die ons de drift doet hooren De taal der zotten? (Met een hvaadaartigelach.) Jk Ben waarachtig een zottin , Want wie toch anders zet zig neder om te rusten «Op de ongeftuime zee ? 'k ben echter geen vrindin jVan zotten. Ach! myn vriend \ myn onverzaadbre lusten ÏJaar wraak, naar woede en bloed, zyn allen uitgedoofd —|De ftorm is wéér bedaard ■ ik denk dat gy 't gelooft ? D I E D E R I K. JAch ! uw bedaardheid is nog wreeder dan uw woede. CLARISSA. |Wat vreest gy ? zie my aan! ben ik niet wel te vreên! ■ jVTyn Diedrik! ei verban uw ongegrond vermoeden! jwaar wel; 'k ga zien wat weg ik eindlyk in zal treên; Want, naar't gebeurde, moet de minnaar, vol van liefde, Tol tederheid en deugd, ofzy, wier borst hy griefde; Vaarvoor zy 't doel werd van het fchandelykst verraad, )f ook wel beiden aan myn fchande enbittre fmaad )e heerlykfte voldoening geeven. VYFDE TOONEEL. BIEDERIK. )at vreeslyk fchepzel! ach! haar woede doet mybeeven; laarfchynbaare tevredenheid G 3  3? CLARISSA; o r, Is mogelyk een fhïk die zy der onfchuld fpreidt! — Hoe listig deed zy my niet zvveeren ! (Na eenige oogenblikke Haar woeste gramfchap kan tot alles overflaan: (peinzens., Helaas! wat zal zy nog beftaan ! Wie zal de óntmenschtc in 't geen ze op 'toog heeft kunne (keeren! - Maar thans is het myn pligt, in 't nypen van den nood, Om Clementine te behoeden voor den dood. . 'k Zal alles Dorimont ontdekken. ... - Dit zal de onnozele voor 't minst tot troost verftrekken;| Maar dan Clarisfa! — welk een wreede omftandigheid.'! (Hy fchelt, waarop Klaartje biti nen komt, tegen wie hy vervolgt;, Ga eens naar Dorimont, en vraag of ik mag komen Om hem te fpreeken;'k wacht hierop terftondbefchcid (Klaartje vertrekt, maar word, wedergeroepen.) Tlyf hier. — Ik ben vol fchroomen Ga naar de kamer van myn onbekenden gast, Ln zeg dat ik hem wensen te fpreeken (Klaartje vertrekt.) Maar waarom een geheim, aan niemand nog gebleeken Te ontdekken? (Hy fchelt, waarop Klaartje OW dermaal te rug keert.) Ga niet heen volbreng myn eerfïen last J Neen dat zal ook niet raadzaam weezen — Ga by den vreemdeling. klaartje, heengaande. Dufs vreemd! DIEDERIK. Hoe men de zaak ook neemt, 't Gevolg doet my met reden vreezen —.  ■ e MISLUKTE BOOSHEID. 39 Ik ben my zei ven niet in zulk een droefgeval: Èn vrees dat de arme vrouw het niet ontkomen zal. (Hy gaat in een peinzende houdingaan de tafel zitten; na eenige oogenblikken toevens, komt Clarisfa met furie de kamer in , loopt naar hem toe, houdende een ontbloot mes in haar hand; zy wordt gevolgd door Williams, die haar in zulk eene houding ziende, ft aan blyft.) ZESDE TOONEEL. »iederik, clarissa, williams, zonder door de voorgtmelde gezien te worden. I CLARISSA. V*rraat}er! sy°fik'' diederik. 6 Hemel'- CLARISSA. 't Kan niet baaten; 'k Zal alles aan myn woede en wanhoop o verhaten: Dees hand, dit ftaal, (Hevig op haarborstflaar.de.) Dit hart P iederik. ( Wat wilt gy? fpreek Chrisf'• CLARISSA. Wat wilt gy.' bloodaart! zie,, dus moest ik u verhagen: 1 Wat wilt gy ! zulk een taal, die 't haatlyk teken is | Van uw lafhartigheid, kan my op 't hoogst mishaagen: | Maargy, wiens wapens traanen zyn'. l\ Gy, kwynend minnaar! die me in 't hevigst van myn pyn  4° CLARISSA; or, Verlaat, hoor wat ik wil — |k wil uw hart< DIEDERIK. Ontzinde....» Of op haar ondergang, het uiterfte befiootf d Ö wil uw hart, gereed om myn bevelen, Myn wetten te voldoen, of *k wil 'r ,,n„ Ik wil my in 't getal van Z 5 , °°gen zien' Dien ik L J. , de wonden üreele" IJ en lk het gcev£n ^ ^ ^ Dan zal lk my der woede e„ 01 r e"'n. Want door 't heelal veracht van „ „1 Verseeven' Zou my onmooglyk zyn M ieeve"> DIEDERik. tw , • ^ zweer u op mvneeer Waarom toch zoudt ge u zelv vergeeten? Het vein zend koeltje" h oud* de baare'n L bedwan. Ziet hy zig van een' ftorm beloooen, y^4p^t\2 r:hoop hM - M , ?' u,y- — gy hebt beloofd. . ' ' " genoeS gy moet uw eed' volbrengen, „. , n I E D E R I K. Wat vordert gy.? de deugd. , . clarissa. Zwyg van een herfenfchim:  de MISLUKTE BOOSHEID. # I Jk kan geen uitftcl meer gthengen: Ij Ja, dat myn woede vry ten hoogden toppunt klimm': H Volbreng uw' eed, of fterf! (Zy verheft het mes om Diedrik te tref en, waar. ■wordt daarin door Williams wederhouden die haar met een koel gelaat, al worftelende het mes ontweldigt, hetzelve wegwerpt, en zig vervolgends wederom verwydert; waarna Clarisfa tegen hem vervolgt.) II Uw kracht doet u verwinnen; IIIk breng, vol afkeer, my te binnen, ||Hoe dat natuur, alom, haar gunfleling, den man |Veel fterker ipieren fchonk dan aan ons zwakke vrouwen; Dit is een voorrecht om uw glorie op te bouwen. ' (Tegen Diederik.) Zo men hier namaals ooit de wraak bejaagen kan, Heef, wreedaart! beef dan voor het derven. ZEVENDE TOONEEL. diederik, williams. diederik, in de uiterfte verwar rim 1"W ö' 1 W at ben ik u verpligt! gy deed my hulp verwerven. williams. ijp! Dit is niets, Mynheer! die hulp was zeer gering,jpegmy flechts om wat reên gy my begeert te fpreeken? ' d i e d e r ik. |Is 't mooglyk! hemel! hoe toch kan een fterveling o|Zo onverfchillig zyn, voor 't allereislykst teken, JVan woede en wanhoop! CS  43 CLARISSA; o f, WILLIAMS. Och! verwondert ge u, Mynheer, Als gy de loeijende Os ziet graazen; De Vogels op infecten aazen ? Elk volgt zyn' aart, en doet niets meer,Gelyk de menfchen vreugd verwerven, Door huns gelyken te bederven. diederik, na hem flerk aangezien te hebben. ó Zeldzaam mensch! WILLIAMS. Nu dan, ter zaak. DIEDERIK. Vergun me, ée!n oogenblik, 't vermaak, Van onbekommerd aêm te haaien; Ook wenschte ik wel, Mynheer! dat gy voor ditmaal my, Verfchoonde, ik kan my niet bepaalen; Ik ben veranderd van befluit. WILLIAMS. Dat ftaat u vry, KLAARTJE. Mynheer daar is een knecht. DIEDERIK. Van wien?— hebt gy 't vernomen? KLAARTJE. Ja, van den Heer die hier zo eerfl: is aangekomen. WILLIAMS. Myn knecht reeds hier! zeg dat hy binnen kome. {Klaartje vertrekt, waarna Williams vervolgt.) Ik bid, Edn oogenblik Mynheer, 'daarna zal 'k my gedraagen, Om u in alles te behaagen,  de MISLUKTE BOOSHEID. 45 diederik. 'k Laat u alleen myn vriend: — vraag veilig meer dan dit. AGTSTE TOONEEL. williams, hendrik. williams. Gr y hebt braaf fpoed gemaakt; 'k was unog niet te wachten, Wat nieuws ? hendrik. Och! niets dan kwaads Mynheer. Hoe ik myn pligt ook mogt betrachten; Hoe ik gezocht hebb' gints en wéér, 'k Heb niets nog van Mevrouw vernomen. williams. Dan zyn wy even wys. Nu verder? hendrik. Och ! ik beef! williams. Waar voor? niets kan myn ziel doen fchroomen, hendrik. Maar zo ik u te kennen geev' Dat's Graaven broeder u wel ligtlyk kan ontdekken? — Ily heeft me op reis ontmoet; heeft my terftond gekend, En,weetende wat zorg, door my wordt aangewend Is hy gevolgd tot hy my in dit huis zag trekken. williams. Dat hem de donder hier verbrysle! hendrik. Ik hoop, Mevrouw  44- CLARISSA; o r, Tog „0g te vinden: ó, Mynheer! geloof me, ik zou Al waar' 't met lyfsgevaar, haar't ongeluk ontdraagen : Myn leven is voor u in 't nypendst van den nood. Uw vyand kent u niet, vermits hy na den dood Van zyr.en broeder eerstin London kwam;- wyflaagen, Misfchien in ons btdryf; kom houden wy maar moed. W I L L I A M S. k Ben nog dezelfde. — Uw hart is goed; Maar vlei u niet,myn vriend; het menschdom heeft gezwooren My te onderdrukken, ja de hoop is gantsch veriooren2 Nogthans getrouwe vriend ! nogthans wy zullen zien • italotbraveerende, die fchehnen weêrfland bién -1— in emdlyk, hand aan hand, ons fukkelende leven Aan 't (lil, aan 't heilig graf gerust ten beste geeven (Hy gaat zitten en fchelt, waarop Klaartje binnen komt, tegen wie hy vervolgt.) Bericht uw Heer dat ik hem wacht; Na dat gy Hendrik op myn kamer hebt gebragt. {Klaartje en Hendrik vertrekken") ' Einde van het tweede Be dry f.  bê MISLUKTE BOOSHEID. 45 DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. (Het tooneel verbeeldt een kamer, in het hüiS van Dorimont.) dorimont, mietje. dorimont. IKf een Mietje, gy hebt niets te vreezen; Hy die zyn' pligt betracht kan nimmer fchuldig weezen: Een braave dienstboó zal altyd, Zo wel de rust als het belang haars volks betrachten; Gy zyt derhal ven niet alleen van ftraf bevryd, Maar kunt in tegendeel op myne erkentnis wachten. Laat my alleen, TWEEDE TOONEEL. dorimont, en een weinig daarna "weder Mietje, Ik moest geheel den aart der min, En het vermogen van die wreede tygerin, Niet kennen om thans niet te vreezen, Voor 't lot van Clementine; ach't zal verfchriklyk weezen l Zy zal die fnoode roofharpy, Dat monfter niet ontgaan: genomen zy kon vluchten; Waarheen zal 't weezen ? waar heeft zy, Alom vervolgd, niet aü' wat haar omringt te duchten?  40 CLARISSA; of, By duizend raenfchen vindt men naauwlyks één wiens W Zyn naasten by wil ftaan, of deelen in zyn fmartDit is my menigmaal gebleeken. MIETJE. Heer Diederik, Mynheer verzoekt om u te fpreeken. d o r i m o n t. Wie! Diederik! kan 't zyn! — ga, zeg dat ik hem wacht. - Hy wil my fpreeken! hy! -dit had ik nooit gedacht • Het doet my vreezen. DERDE TOONEEL. dorimont, diederik. die be rik, aan de deur ftaan blyvende. J_-^urft zig Diedrik wel vermeeten. Om u te naderen Mynheer ? Kunt gy de fmaad en hoon vergeeten, Waarmeê hy d o r i m o M t. Zulk een vraag beledigt my veel meer Dan alle uw voorige bedryven, Ik hoop altyd een mensch te blyven; Want dat te zyn baart my een ongemeene vreugd, Die alles kan te boven fiteeven. Treed nader vriend. (Hy reikt hem zyn hand tic.) Die niets zyn' broeder wil vergeeven, Kan ook zyn' vader niet behaaglyk zyn. Dl e D e R I x, ó Deugd! Wyt alles aan myn drift, nieuwsgierigheid en liefde —  de MISLUKTE BOOSHEID. 47 Hoe zeer ook deze my doorgriefde, Zy is bevredigd, ja *k ben van myn hart voldaan. d o kim ont, ter Zyde. Zy zal haarnoodlot niet ontgaan. die d erik. Is't waar Mynheer! zou thans Clarisf' meestresfe weezen " Vaneen geheim ? dorimont. 6 Ja myn vrind; De droeve Clementine is meer dan ooit vol vreezen, Daar ze in Clarisfa's hand haar dood ofleven vindt; Wy hoopen echter dat haar deugd haar zal weerftreevcn died erik Clarisfa's deugd! helaas! bedriegunier, Mynheer! Zy zal haar zucht naar goud gewis den voorkeur geeven; Gy hebt haar nooit gekend, zo min als ik weleer Maar fchaamte fluit myn'mond, wilt gy haar beeldnis maaien Schets 11 een duivelin, zo boos zelfs, dat haar hand |My reeds in 't graf had neer doen daalen, I Zo niet de hemel zig daartegen had gekant; I Zy was gewapend; had haar' arm om hoog geheeven ,' Om my den laatflen flag te geeven. dorimont, die,geduurendehet gefprek van Diederik, eenepeinzen • de aandacht vertoond heeft. Clarisfa; diederik. Ja Mynheer, en de oorzaak van dit woên ; Was hetgeduchtgeheim het welk zy wist te ontdekken. dorimont. ; Ik bid vervolg myn vriend  4? CLARISSA; o ï; DIEDERIK. Ik zal uw? wensch voldoen: 'k Heb haar fints kort bemind, dat my tot fmart kan (trekken Maarhaare trotsheid, niet voldaan Met myn vermogen, wist, door duizend looze vonden Myn liefde van de hand te flaah - Dank zy den hemel! 'k ben nogniet aan haar verbonden Nu eindlyk biedt zy my, op't onverwachts, haar hand, En met een fchat van honderd duizend kroonen. DORIMONT. De fchrik vermeestert myn verftand! . De fom waarmede men den fnoodaart wil beloonen, J)ie de armeClementine opoffert aan den dood ? DIEDERIK. o Ja, Mynheer! DORIMONT. Zy is dan in de daad zo fnood'. (Hem ontrollen eenige traanen.) Dl E D E R I K. 'k Moet, volgends haar ontwerp, terflond gaan openbaaren / Waar zig die droeve vrouw bevindt: Zy haat u ,• poogt in \ eind haar wraak te doen bcdaaren, ün naaren hoogmoed te voldoen. DORIMONT. Helaas myn vrind! Zy haat my! maar Iaat ons niet van ons zei ven fpreeken; Vervolg. DIEDERIK. Nognaauwlyks was haar oogmerk mygebleeken, Ofmyne weigring deed haar zien Dat dit in eeuwigheid doormy niet zou gefchicn:  de MISLUKTE BOOSHEID. 4? Nu zag zy zig ontdekt; veroordeeld om haar leven ïti fchande te emden, dit deed haar van gramfchap beeven; En in de daad Mynheer, het wangedrocht befloot Tot myn' of haaren dood: Ik ben den fl.ig oDtgaan ; maar vrees, niet zonder reden, Dat zy in 't kort uw huis door moord bevlekken zal: ' Denk welk een vreezelyk geval! Of eindelyk een' aandag fmeeden Om zelve het geheim te ontdekken: — ach, Mynheer! Nooit dorst ik denken dat een mensch zo ver kon komen. DORIMONT. ! Een mensch j och ! legt hy eens den toom der reden neêr, Dan is 'er niets dat hem doet fchroomen: Dat wezen, door zyns maakers hand Geplaatst in 't midden van oneindige vermaaken; Gefchikt om eindloos heil te fmaakenj Om door een aangenadinen band , Aan zyn' natuurgenoot verbonden, Al huplend, hand aan hand, naar 't ftille graf te gaar?; Dat wezen maakt, door looze vonden, l|Zyn vryheid zig ten ftraf; het grypt de misdaad aan, jjDaar 't niet gedwongen wordt om deugdelyk teleeven; • Hetfchenrtdien zaehten band vaneen; I Mis vorm t zig, vindt vermaak in 't geen hem zelv' doet beeven» fflZo by 't be chouwt by 't licht der reên; Hy dwingt de hand, gefchikt ter vriendeiykeontferming, Tot eigene befcherming; Dat wezen , Diederik, zo zelden vergenoegd Maarlaatenwy daar 't ons niet voegt In deze omftandigheid de dierbaare oogenblikken Onnut te flytcn, ons zo veel wy kunnen fchikken Om de onderdrukte deugd te redden: fpreek Mynheer, 0  5 o r i m o m t. Clarisfa! (hem ontvallen eenige traanendie hy tracht te verbergen ) Weet gy wel wat lot u (laat te wachten Na dat ge uw woede hebt voldaan? — De om oozle Clementine , op'tfnoodstdooru verrnên, Zv.it ge in de handen van haar beulen z.en ; haai klagten, Haar traanen , hsargebeên, haarIaatfte jammerkreet. Haar onuitfpreeklyk hartenleed, Dit alles zal misfehien uw hart van vreugd doen fpringen: Hetlopn voor zulk een daad zultgy ontvangen,; maar, *t Zal u met angst en fchrik omringen; Het zal zo onweêrftaanbaar zwaar Uw' boezem drukken, dat ge u eigen zelv zult vloeken , En vruchteloos naar uitkomst zoeken : Wanneer gy 's nachts ontwaakt, zal Clementine uw ziel Doen fiddren; uitgeflrekt in naare kerkerholen, D 5  53 CLARISSA; o ?, Zult gy haar zien; of. daar, daar zy voor 'tflagz waard viel; Zy zal zig, dobbrende in een zee van bloed en traanen, Vertoonen, meteen glan, va , onfchuld op'tgelaat; ' Gy zultbezwyken; in dien jammeilyken ftaat Trachtgy vergeefsch uzelve een'w< g naar'tgr,;f te baanen; Gy zult niet fterven hoe uw hartnaar'tfteiven haak': Met een verzwakte ftem fchreeuwt Clementine om wraak, Om wraak van de Oppermagt, die zal h lar ftem verhooren: Clarisfa! beef voor't lot u door die magt befchooren ; Ja niet alleen des nachts , maar ook des daags, blyft gy Voor haar vervolging minnen vry: Zy zal vol angst en fchrik u duizend beel den maaien, Die, een voor een, u doen verlangen naar den dood : Uwlotzaleislykzyn! CLARISSA. Geen nood, Mynheer, geen nood! Ik zal den loop myns lots bepaalen: Ik heb geen hart van ftaal, geloof my 't Iaat zig treffen. D O R I M O N T. Wat zegt gy! treffen! Ach! Het laat zig treffendat ik daar een blyk van zag'! Dan zoude i1 Clementine aan het gevaar ontheffen; Want dan zoudt ge op myn beêden eisch der deugd voldoe», En de arme viucluling mee behoén : CLARISSA. Deez taal doet me uw verftand geheel in twyfel trekken; ïefchouwt gy ieder dir.gniet meer naar zynen aart ? Moet ik, een vrouw, u nog ontdekken DatDorimonts g;:bed, met traanen zelfs gepaard, In lang de kracht niet heeft van 't 1'cherp gewet vermogen Eens dolks ? al die welfpreekendheid Waardoor de wysgeer zig een' weg naar 't hart bereidt; Zyn onophoudlyk poogen  bi MISLUKTE BOOSHEID. 5 Om 't menschdom door de deugd te houden in den band, Zwicht voor de fterkte van de hand Waarmede een vrouw.door woede en wraaklust aangedreeven, Het moordftaal zwaait; — verflaat gy my? dorimont. Maar al te wel; gy doet my beeven. (Hy ziet haar eenige oogenblikken flilzwygende aan , wystnaar den hemel, en zegt met veel nadruks.) Clarisfa! C l a r i s s a. Nu! — te laat, te laat — 'k verzoek dat gy Myn rekening voldoet. dorimont. Ach laat een opzet vaaren Dat u, 't zy vroeg of fpaê ter dood toe zal bezwaaren; Keer weder, 't is nog tyd! vergeet gy alle deugd En Godsdienst? claris sa, Godsdienst! hoe! daarliet my duidlyk heugt, Dat deze, volgends uw gevoelen, Geen ander oogmerk kan bedoelen Dan flechts 't gemeene volk in toom te houden. dorimont, na een groot e verbaasdheid getoond te hebben. Doch dat dit denkbeeld voords uit uw geheugen ga ; 'k Had nimmer op het oog, als ik my dus liet hooren. Den waaren Godsdienst te onderdrukken, 'k zie thans klaar, Schoon tot myn fmart, wat groot gevaar, Door onvoorzichtigheid, dien godsdienst is befchoorert.. Clarissa, op een verdritige toon. 't Verveelt my; 'k bid dat gy myn rekening voldoet'-  f« CLARISSA; of, dorimont, haar. met. medeleden aanziendet Hoe onmedoogeud! hoe verhard is uw gemoed! (Hy ftaat zyn oogen ten Hemel, en ftaat ecnigen tyd in'bedenking.^ Wel aan, Clarisfa! — doch gy zult uw dóel niet treffen; k ^al Clementine aan. uwe ontmenschte wraak ontheffen, , Al zoude ik haar aan 't eind des werelds voeren beet Rampzaalige.' als ik aan uw woede u overgeev'. clarissa. 't Doet rny geen wonder, datgy zorgvoorhaarzult draagen;i Ze is met onaartig, en kan u op 't hoogst behaagen; Daarom mietje, eenigzins verbaasd inkomende. Mynheer, Mevrouw is weder gantsch ontdek!, Zy heeft naar u gevraagd. dorimqnt, tegen Mietje, die daarop vertrekt. Zeg dat ik voord talkomen: En gy, verraaderes! 'k vrees niets van uw geweld; Cy, fchandvlek uwer kunne .' ik weet wat ik moet fchro'omen j Uw wraak zy u vergund, volvoer een gruweldaad, Die al wat eislyk is nog ver te boven gaat; Maar beef, ontmenschte ! beef; 't gevolg dier gruweldaaden Zal als een donderdag u Gddrend nederflaan; Gy zult niet vallen doen, maar zelv, met fchand belaaden Met uw verdoemnis op uw lippen, zelv vergum; Uwva!,onzaalige!zy als het nederdorten, Van een te trotsch gebouw gegrond op wellend zand, (Hy wil vertrekken maar wordt door Clarisfa wederhoudtn.) clarissa. 'k Zal vallen  be MISLUKTE BOOSHEID. 6Ï dorimont. Laat my gaan , wilt gy uw dagen korten, Sterf moorderes, ja, ftérf door uw gevloekte hand. clarissa. Hoor, Dorimont! ik zal, al vallende, u doen beeven; Want ik zal alles watmy vallen deed, met een Doen nederploffen Nu, gy zult myn reekning geven ? 'k Verwachte u daarom hier. dorimont. Staak uwe afgryslykheên: 'k Zal u voldoen — (Met aandoening ) Clarisf''. wat dood gy ook zult fmaaken; Beef.'— Iaat de deugd clarissa. Vertrek, 'k wil ook de deugd verzaak en» ZESDE TOONEEL. clarissa. (Zy gaat in eene onacktzaame houding zitten ,■ verzet zig dikwyls, en geeft alle andere tekens "an iemand die woedende is: na eenigeoogenblikkenpeinzens zegtzy.) D e laffe veinsaart.' ik bemerkte rasch zyn doel. (Op haar hart ftaandc.) Hoe knaagende is 't geen ik gevoel! (Zy vliegt woedend van haar ft oei, engdat metgroote. fchréden van het tooncel.) Linde van het derde Eedryf.  te CLARISSA,* o tt VIERDE BEDRYP. 1 EERSTE TOONEEL. Bosimont, clementine, en een weinig daarna Mietje: dorimont, Hy fchelt, waarop Mietje hin* nen komt. Ga rasch by Diedrik, en verzoek hem hier te komen: (Tegen Mevrouw Clement ine.) Ik bid verzeker my, Mevrouw, Dat gy u niet bedroogt. clementine. Laat dit u niet doen fchrooinen Ach, waarde Dorimont! hoe zou Ik my bedriegen, daar geen luchtflrëek, geen gevaaren, u Gelaat myns man zo zeer verandren kunnen, dat Ik hem niet kennen zou ! ó neen ! myn ziel bevat Zyn gantfchebeeldenis; ja zejfs kan 'k u verklaaren Dat ook het minde trekje aan haar niet kan ontgaan: Beha; ven dat werd het my ook nog toegedaan Hem thans naauwkeurig te befchouwen, Terwylhy wandelde och.'hyis't! watgroot geluk! —* Waarom zoude ik myn oog, myn hart.natuur mistrouwen! —• 'k Zag Diedrik by hem! ja nu eindigt al myn druk. DORIMONT. Ach had gy ongclyk!  BZ MISLUKTE BOOSHEID. & CLEMENTINE. Hoe! zondtgy my 't genoegen ? DORIMONT. Verdenk my niet, Mevrouw; gy kent myn hart,en weet Dat ik uw heil bedoel; maar thans, thans is uw leed Ten hoogften top. CLEMENTINE. Myn lot kan myne ziel vernoegen. DORIMONT. Gy dwaalt, ik bid, bedenk, wanneer uw hartvriend leeft; Als u de Hemel op uw bede hem hergeeft, Dat gy, op nieuw vereend , uw ligtlyk zult ontdekken, En 't my mislukken zal u aan 't gevaar te onttrekken: Uw zaaken zyn thans ir. een toeftand CLEMENTINE. Hoe Mynheer'. DORIMONT. Clarisfa, die, gelyk gy weet, volkomen AKe uw geheimen heeft vernomen, Ham heden het befluit, hoe zeer Dc menschlykheid daarvoor moog'beeven, U aan de wraak van uw vervolgers bloot te geeven; Zy wil het bloedgeld zelve ontvangen CLEMENTINE. Wie! Clarisf'? Die wreede! - ■ ■ 't is dan waar'. DORIMONT. Gy moogt haar vrylyk doemen, En haar een wangedrocht,een gruwzaam monfter noemen, Wyl zulk een naam voor haar nog veel te vlyendeis. CLEMENTINE. Gy doet my beeven!'k hoop oogthans dat haare zinnen,  $ C L A R. I S S A; ö f, Zoo zeer de misdaad niet beminnen ; Dat ze afftand dóen za! van het k waad dat zy befloot - DatiK haarzie!daiikhaarfpreekt;i zal myn' dood Met zoo veel eislykheid vermengd haar doen befeffèn —— l Zy is een vrouw ik zal haar tedren boezem treffen; 'k Zal haar de liefde van myn Wiüiams, zyn deugd, Myn blydfchap....... dorimont. . Ydle hoop! hoe zeer ge u ook verheugt; Wat heil ge u immer moogt belooven , Cfarisfa gaat in woede een gra urnen leeuw te boven. CLEMENTINE. 'k Zal haar myn kind DORIMONT. Zy heeft natuur zelfs afgedaan; Heur hart heeft geen gevoel dan Hat van wraak behouden; Zy haakt naar moord , en dorst naar bloed, gy zult vergaan , Schoon we aan haar voeten haar uw noodlot toebetrouwden, Zy lacht met derven , fpot met bloedvergieten; ja , Op dat haar wraak niet uw begrip te boven ga, Moet ik u zeggen , dat ik 't ad' heb onderwonden; Maar tevens ondervonden Dat ze onverbidlyk is. CLÉMENTINE. óHemel! Iaatdeezdag Myn heil volmaaken! mogt ik flaagen , In haar verdwaalde ziel der deugd weêr op te draagen! Mogt ik haar bukken doen voor *t goddelyk gezach Der menfcheuliefde, en voor 't vermogen Der magtige natuur! ach Dorimont! da toe Dat ik, tot myn behoud, aan mynen pligt voldoe!-  jj g MISLUKTE BOOSHEID, ft U na te flreeven in het onophoudlyk poogen Naar dat geluk, is voor myn ziel het grootst vermaak —» Dat ik Clarisfa fpreek'! DORIMONT. Dus zultgeuovergeeven Aan de allerwreedfte fmart, en aan haar dolle wraak; Haar taal alleen zal u doen beeven; Haar tóng is als een dolk, diezyu, keer op keer, In'thartzalflooten CLEMENTINE. Ach Mynheer! Indien de ontmenschte my zal voor haar wraak doen bukken; Zo zy my toch aan myn vervolgers leevren zal — Waarom zou een gedoemde, eer nog zyn wisfe val Genaakt, niet zien of het hem eindlyk mogt gelukken Zyn rechters totgenaê tenoopen? ei', weerhou Weerhou my niet, Mynheer! DORIMONT. Gyhebtgelyk Mevrouw. (Hyfchelt waaropMietje binnen komt, tegen wie hy vervolgt.) Ga op myn kamer; doe Clarisfa herwaards komen. ( Mietje vertrekt.) Nu zult gy zien, Mevrouw , dat haar onbuigzaam hart Met al uw reden fpot. CLEMENTINE. Doe my het ergstnietfchroomen! Dat my de hoop vertrooste in 't hevigst van myn fmart'. DORIMONT. Zy zal u eindelyk bedriegen, gantsch verhaten. CLEMENTINE. ó Hemel! zo myn reên, myn traanen my niet baateni E  66 CLARISSA; of, Zo ikbezwylcen moet vóórhaar geducht geweld ; Zo gy gedoogt dat het word paal noch perk gefield; Zo u myn nootlot kan behaagen , Mf ak dan, ik fmeek 'er om, een einde aan myne dagen. TWEEDE TOONEEL. clementine, dorimont, clarissa. clementine: zy werpt zig voor de voeten van Clarisfa. Cjenade! in Mlemels naam genade! voor een vrouw Die 't fchuldloos offer is der liefde en edle trouw! clarissa, tegen Dorimont. Hoe listig! —~ indedaad, thans zyt gy hoog te pryzen; Tarn i zyt gy fchrander —— 'k zal u, op myn beurt, bewyzen Lat ik, hoe zcergy ook ditvonnis tracht te ontvliên, Dwars door uw vynzery en listen heen kan zien. clementine. Neen , 't isg?en vynzery,- myn hart; de huwlyks liefde; De liefde voor myn kind, die wel het fterkst my griefde, Doenmy, voor ugeknield, u fineeken om genaê: Ach! zie myn traanen! hoor myn zuchten ! Doet u de afgryslykheid der firaf die ik moet duchten , Wanneer gy my verraadt maar dat ik te u waards ga: Bezwykt uw zie' niet, als ge u gaat een denkbeeld vormen Van t akelige dat u eenmaal zal beltonnen , Wanneer gy 't bloedgeld hebt ontvangen ? welk een fmart, Wat al verfchrikkingen , wat wroeging zal uw hart Verfcheuren! ieder uur zal u den dood doen vreezen 5 Hy, watgeookweafchen inoogt, zal onverbidlyk weezen  de MISLUKTE BOOSHEID. 6f Daar hy u dag en nacht met angst en vrees vervult. Stel u eens in myn plaats, en overweeg myn lchuld; Ik heb den Graafgedood; maar kan ooit vrouw gedoogen, Die zig haare eer en pligt gcdunrig (telt voor oogen, Dat haar een onverlaat daar van berooven zou? Gy zelve, zoudt ge u ook niet wreeken ? Wel neem dan dat gy vluchtte en clarissa. 'tls zowelj Mevrouw j Uw onfchuld is my klaar gebleeken: Vertel aan Dorimont de rest. ——In't eind, Mynheer, Zult gy myn rekening..... ? dorimont. Niet eer Maar'kheb'tureeds gezegd. — Onzinnige! kan'tweezen, Dat de eene vrouw de wraak der andre heeft te vreezen! Datzy haar traanen kan aanfchouwen, enheurhart Geen troost doen vinden in zyn fmart'. clarissa. Maar immers kan die vrouw op uw befcherminghoopen ? dorimont. Zwyg, adder! die ik in myn'boezem heb gevoed —— Ja, 'k zal haar redden. Beef! clementine. Stelt gy-uw' boezem open Voor all' de afgryslykheên die uw vereeld gemoed Beltonnen zullen ? zie, zie my in traanen baaden! clarissa op een koele wys. Het doet my waarlyk leed. clementine. En gy wiltmy verraaden j My overgeeven in de handen van den geen' E 2  68 CLARISSA; of, Die my verdelgen wil! CLAfiissA op 'haar hart ftaan Je 4 'k Moet hier de rust nerftellen» Door 't vuur van myne wraak te blusfchen. clementine. Dat de reên, Hetmedelyden u in 't eind doe overhellen DERDE TOONEEL. clementine, clarissa, dorimont, die* derik, cLementine: Diederik ziende ir komen ftaat zy op, «n treedt hem metyver tegemoet t zy vat zyn hand en kuscht dezelve, G y zyt het! diederik. Hemel! clarissa. Hoe! diederik met de uiterfte verbaasdheid. Mevrouw! clementine. t> . , tt Het dierbaarst pand Datmy van 'sHemels milde hand Gefchonken werdi waarom myn hart veel jaaren bloedde Toen de onverzoenbre nyd op zyne deugden woedde Is u ter hand gefteld hergeefaanmy een fchat Die al myn heil in zig bevat! diederik. 1 Ioe nu, Mevrouw.'—welk een vervoering!  de MISLUKTE BOOSHEID. 60 dorimont. En geen wonder: Gy zult in korten tyd het gantsch geval verdaan. diederik. IkftaveW ariss A) md.rik mf Mgm vd waardiging en woede aanziendeBeef voor den donder Van myn getergde wraak , die u zal doen vergaan. dorimont, vervolgt tegen DiederikHebtgy niet, korts geleeden j E en wandeling gedaan ? diederik zeerverwonderd. 6 Ja Mynheer! wat kan dorimont, Fnmeteenvreemdling? , ., c l e m e h i 1 n e, nogmaals de hand van Dtede» ik kusfchende. Met myn' man! Ia met myn'man, Mynheer! clarissa. Haar man! wateislykheden. diederik- . >r „ïni ik had dan het ge- Uw man, Mevrouw! — kan t .vn. ? clementine. >ur Ja, zo die vreemdling, die verwinnaar van myn druk Nog in uw wooning is, dan hebt gy diederik. Wat genoegen ! —« Met uw verlof, Mevrouw! 'k zal u weêr zamen voegen. (In'/ heengaan tegeiiClansJa.) Ach! welkeen gruwel had uwfnoodehandvetricht! E 3  70 clarissa; of, Heb flechts geduld, myn handtówe'ek Hooit in haar' pligt, dorimont, tegen Claris/a. Untaarte ! merkt gy niet hoe 'sHemeis alvermogen. Met de ongelukkige, de onfchulcfige bewoogen tiaar ttoost in -tgrievendst zielverdriet ? Of zult ge ook tegen Hem uw wreevlig hart verzetten ? zwicht! zwicht, Clarisfa! zwichtdaargyHemdreigenzietï Want met een enklen (lag kan hy u gantsch verpletten. Keer weder tot de deugd, nog is het tyd. clarissa. nrr- Mynheer! Hever, Wysgeer! fle! me inliaat om te vertrekken. d o r i m o k t , tenryl Clementine aan een fZxr ,„!,,.• tafel gaat zitten, t»y zult met gaan, óneen, hoezeer Gy my tot drift poogt op te wekken: Gy zult eerst alles zien, misfehien doet het u aan; ienmmflcnhooi. ik zulk*, C L A R | $ g A. Ikzwccrditikzslgnan. Clarisf,!D °R'" T' *"* C l a r i g, A, ke MISLUKTE BOOSHEID. 73 Van traanen uit myre oogen: 'k Ben in myn ziel met hem bewoogen. D O R 1 M O n T. Waar is Clarisfa, die, dolzinnig, op hun woedt? Ach! dat zy kome! dat zy zie en ondcrvinde Wat fnoode drift haar oog verblindde ! Thans zou zy weenen ; met eene ongeveinsde ziel De deugd omhelzen die haar dikwyls lastigviel. WILLIAMS. Marianne! ons kind ? Mev. williams. Het leeft. williams. Het leeft! kan ik 'tgeloovcrn Mev. Williams, op Dorimont wyzende. Zie daar den man die haar en my, finds al den tyd Dat ik u inisfen moest, voor armoê heeft bevryd; Die ons tot nog befchermt—niets gaatzyn trouw te bp.ven Williams, de hand van Dorimont kusfchende. 6 Deugdzaam mensch ! verwacht een onwaardeerbaar loon! Want zulk een weldaad moet den hemel hoogst behaagen, Om dat ze een heeilyk blyk van zeldzaamheid zal draagen ; Gy doet my twyflen of de deugd, wier eerekroon Op aard' vcrtreeden wordt, niet nog op aard' zou weezen,Ten minlten in uw hart is zy op nieuw verreezen. » O r i M O N T. Al 't loon dat ik verwachtte is my reeds toegedeeld; Want niets dat my zo heilryk ftre< lt Als dat ik haar, voor wier behoud myn zisl moest beeven,Mag ongefchonden in uw handen wedergeeven: E 5  fé CLARISSA; of, Ontvang van my een fchat Die alle waarde in zig bevat — De rechter van myn hart doet my zyn gunst reeds finaaken ■ Zie daarmyn lo.n , Mynheer, 't zal my gelukkig maaken. williams. Cy vlyt myn ziel vergeefsch : Marianne is mooglyk nooit Zona aan't graf geweest, haar rol is haast voltooid dorimont. Zo heeft dan Diederik u reeds 'tgeval doen hooren? diedejii, regen Dorimont, Verfchoon my! ik heb niets williams. Waar fpreekt gy van, Mynheer ? Dm myn Marianne fri haaronfchuldig bloed te fmooren Behoeft Hechts één geval, één oogenblik, niets meer: De broeder van den Graaf, die beul van myne dagen Van dien doemwaardigen , die door de oufchatbre hand Van myne gade, in 't heetst van zyne onk uifche brand, Zo moedig werd ter neérgeflagen,' Volgt my reeds van naby, en heeft gewis ontdek t Dat ik thans by u ben , om 't voorwerp myner liefde Te omhelzen, en tezien bezwyken— opgewekt, Ontvonkt totedie wraak , die my reeds Iaeg doorgriefde , Wenschteik Mev. williams. Verfchriklyk nieuws! Myndierbaareechtgenoot-' Zou ons de hemel dan op nieuw te zaam verbinden , Om ons voor eeuwig Weêrtefcheiden door den dood? williams. ' Wat zorgen u verblinden,  de MISLUKTE BOOSHEID. J$ Marianne! 'tbaare aan u geen kommer; weet gy niet Wat het te zegden is om deugdelyk te leeven ? — Schep ondertusfchen moed, en leenig uw verdriet —— Thans zyt gy in myn raagt; 'k zal u de r ust hergeeven; Ja , fchoon ik nimmer kan beftaan My tegen'tfchelmen rot dermenfchen te verzetten ; 'k Zal echter, 'k zweerhetu, hun poogingen beletten; Gy zult niet door de hand eens wreeden beuls vergaan —~ Indien gy flerven moet — ik zelf zal u dan Aagten; Ja, ik heb moeds genoeg om......, dorimont. 'k Bid bedaar, Mynheer'. En vestig liever uw gedachten Op haar behoud , vorm u geen denkbeeld dat zo zeer De magt des Hemels hoont! fteun op zyn alvermogen E:j op uwzuivre zaak. WILLIAMS. Slechts ydle naamen, vriend! 'k werd daardoor meer bedrogen: Indien de mensch , door wraak, Door dolle woede en moord, zig zelf niet kan verweeren , Is't zeker dathy vallen moet; , De ervaaniis kan dit duidlyk lecren; 'k Heb lang dit denkbeeld in myn zuchtend hart gevoed: ' 'Jc I leb dag aan dag gezien , datpligt, dat deugd en reden, Moetwillens worden door den mensch op aard' vertreeden: Ik, ik alleen Mynheer, heb alles ondergaan Wat immer da' gedrocht in lbat is te verzinnen; Het denkbeeld daarvan brengt my duidelyk te binnen Dat ik een' doodflag moet beftaan, Om myne dagen te befluiten —— Doemwaardig mensehdom! —  I6 CLARISSA; of, (Hy vat Marianne by de hand.) Kom, Marianne.' kom! Iaat ons uw vyaii .Is woede fluiten ■ Laat ons hem zoeken — dat uw moed zyu' moed verdonim' dorimont, Wat wilt gy doen, Mynheer? DIEBERIir. VerfchriRlyk opzet! — Hemel1 Mev. wiliums. Och Williams! ons kind! WILLIAMS. Onskind!-zoiVt-^onskindGyhebtgelyk — Marianne \ in al het woest gewemel Van't ondermaansch, bevindt Zig ook dat fchoon kleinood ; dat pand van uwe liefde ■ Dat dochtertje, in wieroog, als 'tmy de ziel doorgriefde Ik uwe deugden las: [Met tederheid) nraar't zal haast zyn ont- Vanouders önatuur! gyYokertmy het harte- (bloot Uw kracht is fterker dan de dood • • Spreek! is myn U.-tje ver van hier ? dat zy myn fmarte Verligt' —. kan ik haar niet eens zien v> Keen'k wil myn morrend hart dat zoet niet doen verwerver t Want wie heeft geen gevoel van 't derven ; Wie zou met al zyn tocht den dood geen weêrdand biéïj In de armen van zyn kroost ? dorimont. G y fpreek t fleeds van te fnee ven...... WILLIAMS. Ik of een ander, 't isme om 't even Maar 'k heb een kind; hoe ook myn hand zyn' pligt betracht', Het zal onwillig zyn — zoudt gy iets anders weeten ?  DE MISLUKTE BOOSHEID. 77 Tegen Diederik. Of gy Mynheer? —— Marianne? indien gy iets bedacht —• Wie van u zal den mensch zyn opzet doen vcrgeeten V Wie zal zyn list bedriegen ? —— fpreek — Ik wenschte dat my zulk een groot vernuft eens bleek', DIEDERIK. Zou men niet fpoedig kunnen vluchten ? DORIMONT. Gy kent Clarisfa niet. Mev. WILLIAMS* Maar zou' t onmooglyk zyn? WILLIAMS. Wie is toch die Clarisf' waar voor men fchynt te d uchten ? D O R I M ONT. Een monfler. WILLIAMS. Anders niet! Mev. WILLIAMS. Ach! welk een wrcede pyn Veroorzaakt gy myn hart! — myn Williams! uw zinnen Zyn gantsch verbasterd'- welk een merkbaar onderfcheid In uw gevoelens '• 'k breng my thans, metfchrik, te binnen Uwe edle deugd, verlïand, uw zachte infchiklykheid j Uwmenfchenliefde, om welke u ieder hoogmoet achten! W.iar zyn die?'k vind u woest, een menfchenhaater— fpreek, Zoudt gy de deugd niet meer betrachten ? Al die verandring WILLIAMS. Is een vrucht (fchoon 't u nooitbleek',) Der wreedheid van den mensch, die/, by "t uitwendig teken  73 CLARISSA; of, V,n deugd en godsdienst, met een onversaagde hand, Zyn broeders hartaêr af durft ft eeken. Mynheer, gy hebt te veel verftand Om al het menschdom als ondeugend aan te merken s mar zyn er zekerlyk wier hart de deugd bemint; U»e echtgenoot zal u in datgevoel vertierken U vl zy tot nog daarvan de blyken ondervindt. d\ Zn V, • f' Zy ',ecftdie barheid ondervonden: l7wSt/'S!9^^^ehoqdDisheeft«rbonde» Die ii I r nf 5 'Mar hy is 'c 00k ™ar '"één Dit L„W y " T Zy" deu«den heb geeven i Uit kunrgy met weêrftreeven • - Wienoemteen'zandbergzwart^mdat'erin'tgemeen ?0kZ^rteZandjeSZyn?ofz°"dtgyoverhelle,: Ee„ wddernis, daar gy een enkeld bloemtje In vindt Opevenhoogenprysteftellen M« een volmaakten tuin ? dit waar' gedwaald myn vrind. V . D 1 £ C E R I K. Nogthans, Mynheer.... VYFDE TOONEEL. VVItLIAMs, Mev. WILLIAMS, DIEDERIK DORIMONT, CLARISSA, DUVAL. ' clarissa, tege*afytt diehaarWtin. komen volgt 7 of ik 't loon mag vraagen.  de MISLUKTE BOOSHEID. '0 v u v a l, op Mev. Williams wy zeilde , die te. vtns een gil geeft. In 't eind zyt gy ontdekt. Williams, zyn' degen trekkende. Neen, booswicht! — niet door lU (Hy wil Duvaldoorftooten, maar wordt doorDorimout* Diederik en Miv. Williams 'wéderhouden, terwyl Clarisfa door een kwaadaartige lach, en verfcheidene wezenstrekken haar inwendig gevoel uitdrukt!) t v v a l , mede zyn" degen trekkende. Wie zyt gy die u voor een moorderes durft wangen ? Williams, Duval met oogen vol vuur aanziende^ Verdedig u, barbaar! onzaalige! duval. Wel nu. williams. Uw bloed, waar naar ik dorst ,• dat ik met vreugd zal plengen,Moet met het fchuldig bloed uws broeders zig vermengen, Eer dat de hoon Mev. w i l l i a m s. Bedaar — (zig voor de voeten van Duval werpende.) Ach! Duval! dorimont, zeer verbaasd. Duval! —* hoe/ (Tegen Clarisfa.) Affchuvvelyk gedrocht! clarissa, ter zyde. Dat ik myn wraak voldoe! diederik, tegen Dorimont. Des Graaven broeder!  CLARISSA*, of, Dorimont. Ja- Mev. WILLIAMS. Mynheer! zie myne traanen! Ach! laaten zy myn hart een weg tot uitkomst baanen! Zie my voor u geknield! — dat gy myn leven redt! — Dat uwe deugd een perk aan uwen wraaklust zett'! _ Befcnouwmyn misdaad ! — zyt grootmoedig!—— zyt rechtclarissa, tegen Duval. (vaardig! Ik heb u overtuigd, dit zy genoeg Mynheer — Dcez fehelraen zyn geenzins uw byzyn langer waardig; Kom ,gaan wy. dorimont, tegen Duval. Ach! keer wéér'. Verhoor uw eigen hart! laat flechts de reden fpreeken! Wie is 't die gy vervolgt? — wie! — waar' zy u bekend; Ware u zo wel als my haar groote deugd gebleeken! De beste moeder, die, na alles aangewend, IVa alles vruchteloos te hebben ondernomen Om toevlucht voor haar kind, is in myn huis gekomen ; De teêrfle gemalin, die duizend blyken gaf Van ongekreukte trouw, ftortgy in't akliggraf; tegen Dorimont. En gy Mynheer, wat loon. ..... D O E I M o K T. tt . , , IR heb myn loon ontvangen • Het ,s het loon der deugd—wat kan ik meel vS«n» Gy zegeviert op 't kwaad; verwisfeit uw verdriet S (VZ3C^7d; ^ -^^oelen; ^^^^^^ Des hemels, wysheid is, tot heil van onze dagen. EINDE.  DANKBETUIGING.   DANKBETUIGING, AAN DE LEDEN VAN HET TOONEELLIEVEND GENOOTSCHAP, TER ZINSPREUKE VOERENDE, OEFENING KWEEKT KUNST; VERGADERENDE BINNEN AMSTELDAM, BTJ HET SLUITEN VAN DESZELFS TOONEEL, OP DEN IIIJEN VAN GRASMAAND, DES JAARS, M D C C L X X X V. VERVAARDIGD DOOR, LIEVE FAN OLLEFEN, MUZYKÖ2FENEND LID, EN UITGESPROKEN DOOR DEN HEER, J. P. K R 0 E S E, ACTEEREND LID, (iH HETZELVE GENOOTSCHAP. GEDRUKT VOOR HET GENOOTSCHAP   ( 5 ) JQaar ons, geëerde fchaar van vrienden en vriendinnen,. De lieve lente, zo verruklijk voor de zinnen, Zo rijk ih zachte pracht, op 't minnelijkst belonkt; Daar zij in ons een' trek naar 't ftille land ontvonkt; Het land, waar geur en kleur, en duizende orgelkeelen De ziel vergasten; waar veel meer dan kunsttooneelea "Geopend worden, door eene onbepaalde magt; Waar 't kiemde fpruitje prijkt, en 't flaauwfte kleurtje lacht; A 3  C 6 ) Daar ons het groot tooneel van wondren roept naar buiten, Wij 't kleine kunsttooneel, met nedrige eerbied, fluiten, Eegeert erkentenis een woord van dankbaarheid. Voor uwe vriendengunst, ons minzaam toegezeid, Op dat het verre doel ons toch niet af mogt fthrikken, Om, niet heripannen boog, nog andermaal te mikken. Wij hebben, op uw' rand, (*) met zaamvereende kracht, Naar de e delft e (erekroon derjehoone kunst getracht; Wij hekben vel gezorgd, van, aan uw zedige ooren, Geen laagen finaak, veel min bordeeltaal te doen hooren; Wij hielden 'l uur in V oog; wij dachten aan detz' tijd, Deez' dag, aan grootfclier deugd dan burgerdeugd gevlijdi Doch, dit kon onze di iftt geen ie enge paaien zetten : „ Geen dag is zo gewijd, wiens achtbaarheid beletten „ CfwedcrJwuden kan, dat nier. der. tijd hefteed' » In redelijk vermaak, door deugd en kunst ge/meed * Gij zaagt de Leerzaamheid haar achtbrenzetelfttehten /« ons Kunstminnend Choor, om ieder voor te lichten (") Zie de Aanfpraak, bij de opening van het Genootfchapstoeneelgedaan, door den Heer, v. e. benoist, en vervaardigU door den kundigen Heer , *, fÖ Je kB, 8im o N sz.  ( 7 ) ,, Op 't moeilijk pad der waare cn onvervalschte deugd!1 Wij paarden ftatige ernst aan zondelooze vreugd; ,, Het nuttige aan het zoet, dat cdle zielen fmaaken, ,, Wanneer ze zig in V fchoon van deugd en kunst vermaaken:" Dus volgden wij uw' raad, en zagen ons beloond Door uw genoegen, dat ge ons dikwijls hebt getoond: Geen cotvek , geen passC veifeheen op heldenbroozen, Maar fpruitjes in de kunst, a!P eerst ontlookne roozen; Dit naarm gij ook in acht, en hebt den lust gevoed Door ijvrig handgeklap; gij raaaktet d'arbeid zoet, Waaraan wij 't le ige uur wel naarflig moesten wijden: — Des Burgers dag kan niet veel inipperuurtjes lijden. Heb dank dan, vriendenrij! voor uwe onfehatbre gumt, En uw toegevendheid voor onze zwakke kunst: Ligt' zal de ontloken roos in voller wasdom praaien, Als zij u weder op haar geuren zal onthaalen; (*) De Heer foskü heeft twee uitlandfche Toneelfpeelers aangehaald; die lieden moeten zekerlijk groote Runflenaan zijn, da ar ze Zijn - Ed<, loffpraak verdienen; maar, ik ben 'er voor, om de grootheid van mijne Landgenooten, bij alle gelegen' heden, te vereeuwigen.  ( 8 ) Ligt' vindt gij dan dat zij meer fchoons ten toone fpreid:, Waardoor gij wordt voldaan voor uw toegeevendheid» Dé koord der vriendfehap biijve ons onderling verbinden s Tot Kunstmin ons > op nieuw, elkander weêr doet vinden. En gij. die ons verlaat, verlaat de Reden niet; Gij weet wat ze, omtrent ons, u, ftrengelijk gebiedt; Wij traden ten tooneele om vrienden te vermaaken; Om dat we, als gij, ons hart, in kunstmin voelden blaakep. Vertrouwende, dat gij, waar' 't niet door ons gedaan, Ligt' had, in onze plaats, op dit tooneel gellaan : Speelt dan op 't groot tooneel een rol die u kan eeren, En helpt den blaam van een der oudfte kunnen weeren. Vaart alicn wel, en gij, die, na een kleinen tijd, Zult keeren, keert, zo als gij thans gefcheiden zijt.