UI5 F 34   BESCHRYVINGE^ VAN 'T STADHUIS VAN AMSTERDAM^ Met een Verklaringe van de Zinnebeeldige Figuren, Schilderwerken en Beelden, enz. die zo wel binnen al&f b uiten dit heerlyk Gebouw ge^ N* vonden worden. # # # # # # if Te AMSTERDAM, By de wed- PIETER MORTIER, 1783. Met Privilegie,     Pag- 5 \ STADHUIS VAN AMSTERDAM. ONDER alle gedichten, daar de ou* den het meefte werk van maakten , muntteden hunne Tempels èn Kapitoolen, booven andere uit; eri men za'ch, dat zy deeze beide, als heilig hielden , om dat in de eene den Godsdienft geoeffent, en in 't andere, het Recht gehandhaaft wierd._ Hierom veftigden zy deeze gebouwen op ruime pleinen, of verheevene hoogtens, en bragten alles by, wat de konft konde uitvinden, om dezelve heerlyk en aanzienlyk te maken. De zucht tot diergelyke gebouwen , m laater tyd, in navolging gebleeven, zietmeri als nog, de meefte Steeden teegens malkander: uitnaaien , 'om met een heerlyk Raadhuis te pronken. Deeze Stadt, overtreffende alle de Steeden van onze nabuurige geweften, draagt den roem weg, dat zy met het voortreffelykfta Kapitool van Europa pronkt; waar in de konft van veele braa ve Meefters, zoo heerlyk uitblinkt, dat noch Italiaen, ofFranjois, ons voortreffeA lyker,  6 Befcbryvinge van 't S TADHüIS lyker, van dezen dienft, kan aantoonen. Dit Gebouw komt ons voor, op de groote markt gemeenlyk den Dam genaamt; welk plein, behalven dit Huis, ook pronkt, met de niéuwe Kerk, en de eerfte Stads Waag, Eer wy overgaan tot de befcbryvinge van dit Gebouw, zal het met ondienftig zyn eene fchetze te geven, van het oude Gebouw, dat hier voortyds tot deezen dienft was opgerecht; om den befchouwer de verandering te doen zien hoe het teegeriwoordige by het voorgaande uitmunt. Tot beeter vergelyking van die beide deelen wy de af beeldzels meede: zynde het oude afgeteekent na het fchildery, daar Van m de Kaamer der Achtbaare Heeren Burgermeefteren te pronk hangende; en het nieuwe, naar zyn teegenwoordigen ftand , op nieuws afgefchetft. Het oude Stadhuis ftond op het zelve plein daar het tegenwoordig ftaat, doch meer voorwaards naar de Waag en Kalverftraat. Het was een vierkant Gefticht, en rufte met de voor en zydgeevel , op verfcheide fteene kolommen , welke ter weêrzyden, eenige voeten van malkander Maande, een overdekte ruimte maakten. De voorgevel, en de Vierfchaar, waaren van witte gehouwen fteenen opgemetzelc, en pronkten aan de voorzyde, met drie groote openingen, of vierkante venfters. Deeze verdieping wierd gedekt door eene fchuins oploopend  van AMSTERDAM. 7 jpend dak; daar weinig fieraac of pronk aan te kofle was gelegt. Ter zyden het gebouw ftond éene vierkante fteene Tooren, welke met zyn fpits rèedelyk hoog uitftak. Deeze Was door ouderdom by na bouwvallig, en helden aan de eene zyde zo verre overdat men bang was dat dezelve zoude omflorten, doch door een fonderlinge konft, wierd zyin'tjaarióor. in drie dagen weeder recht gcftelt. Echter liet het boven werk eerlang zoo veel teekenen van fwakheit blyken, dat men een baarlykelyk ongeval te gemoet zag; doch om zulks te verhoeden, wierd deiTelfs fpits' en klokken in 't Jaar 1615. afgenomen , laatende den ftomp' een weinig boven 't dak van 'c Stadhuis uitfteeken , daarmen de Steêklok, voor dien tyd boven op, eene plaats gaf. Binnen waaren verfcheide ruime doch ouwerwetfe vertrekken, en munteden onder deeze, twee groote zaaien uit. Aan den ingang van die ter rechterhand, las men in een tafreel, den dag en 't jaar , wanneer de oproermaakende herdoopers ,, het geheele Stadhuis ingenoomen ' hadden. De andere zaal ter linkerhand, was een weinig meer verheeven ; uit welkers venfters , de afleezing gefchiede. De overige vertrekken waaren verdeelt tot dienften van 't geene aan zodanig een huis behoort; als de vergaarderplaats der Scheepenen, Thefaürieren, Secretary, Weeskaamer, en andere. De Vierfchair was met yzere traliën afge» A z ' fchöo»  8 Befcbryvinge van bet ST AD HU l S fchooten, op welkers lyft verfcheide bee'den der oude Hollandfche Graven te Pronk (tonden: onder deeze telde men Wtlkmèe. fesde, Vrouwe Jaccba, Philips bygenaamt de goede, en zyn ) huisvrouw. Deeze zyn uyt den brand geborgen en pronken nu op de kamer der Heeren Thefaurieren ; daar wy dezelve in 't doorwandelen van die kamer zullen befchouwen. De eerde ftichting van dit Gebouw en desfelfs outheid, is geheel onzeeker; doch uit oude* gefchriften zoude men konnen goet maaken. dat het voor den jaare 1400 al in weezen is geweeft: zynde de Vierfchaar , als een nieuw gebouw, in't jaar 1418 aangebouwt. Eenige willen desfelfs outheid hondert of meer jaaren vroeger hebben ; doch alle die zulks naaukeurig hebben trachten uit te vorfchen, zyn in verfcheide onzeekerheeden blyven fteeken. Echter is dit gewis, dat het eerfte Gebouw met de toenmalige ftand der Stadt, zeer wel overeenkwam , naamlyk beide van weinig aanzien; doch met den aanwas der Stadt, is het Huis meede vergroot , gelyk eerft in 't jaar 1418, door 't byvoe- ^ gen der Vierfchaar, en veele jaare laater met het Sr. Èlifobets Galthuis, dat ter zyden achter 't Stadhuis ftond, waar van verfcheide kaders tot dienft van 't Stadhuis aan 't zelve gevoegd wierden De ftraat die neffens het Stadhuis heen liep, wierd de Gafthuisfteeg genaamt, dien zy als nog behoud.  Van AMSTERDAM. 9 Dit Gebouw geraakten in 't jaar 1625, den 7 July tuffchen zaturdag en zondag, 's morgens omtrent ten 2 uuren in den brand: zonder dat men weet by welke toeval. De vlam nam zo fel de overhand, dat alles brandbaar was, verteert wierd; blyvende alleen een gedeelte van 't muurwerk van den Tooren liaan. Reeds was men omtrent vier jaaren met den bouw van 't nieuwe Huisdoende geweefl, en zelf waseen gedeelte van 't oude afgebroken , om de vereifchten ruimten te hebben , zynde het overige alleen gefpaart, om de zitting der Magiftraat, te achtervolgen. Deeze was nu genootzaakt hunne byeenkomften elders verleggen, en wierd die eerft overgebracht in de Herberg de Prins, ftaande achter de Waag; daar na op 't Prinfenhof: en op 't Weftindifch huis; en tot uitvoering der lyfftrafbaare zaaken, eenige kamers boven de Waag ingeruimt: werdende by rechtspleeging , het fchavot voorde Waag opgerecht. De Wiffelbank wierd overgebracht in de Jan Roonpoorts tooren, daar in de onderverwulften, tot geltberging, goede ruimten was, terwylde booven-vertrekken, den Boekhouders. Ontfangers, enz. dienden. Dit was het uiteind van dit oude Gefticht; en zoo de vertelling van de verryflenifTe van den jongen Fenix, die uit de afle der oude, veel heerlyker te voorfchyn komt, elders op toepasfchelyk is, zokorinen wy die nergens beeier, als A 3 op  jo Befcbryvinge van't STAD HUIS op het heerlyk nieuwe Raadhuis thuis brengen ? waar van wy de vergelyking den befchouwer: gaarne zelfs laaten opmaaken. Na dat de Achtbaare Magïftraat befiooteni had, het oude Steedehuis te ruimen, een nieuw Gebouw op te rechten, en dezelve plaats hier toe uitkoozen, zoo wierden uit verfcheide voorbeelden en fchetzen, welke meer dan eer* bouw konftenaar op 't papier bracht, die van dei yoortreffelyke meefter , Jaab van Kampen aan? genoomen, welke als opper Bouwmeefter het iyerk aanbevoolen wierd. By een algemeene vergaadering, wierden de Heeren Corneüs de Graaf, Antbony Ootgens vaw Waveren, Joan Huidckooper, en Joan Corneüs Geelvink. als gevolmachtigde uitgekoozen , om neffens de genoemde Bouwmeefler, het opzicht op den voortgang van 't werk te hebben. Welke Heeren en Bouwmeefler, zich ook in 't behandelen van deezen arbeit, in alles wat tot gemak, konft, of fleraat, (trekken konde, zoo loflyk hebben gekweeten, dat men het Gebouw als nog niet aanfehouwen kan, zonder hunne naamen eerbied te bewyzen; en hen dien roem toe te eigenen , welke zy door haar verftandt, inden opbouw van dit Huis getoont , verdient hebben. Den2oJanuary in't jaar 1648. wierd de eerften maft om den grondveft op te zetten, inge- flaa-    van AMSTERDAM. ti flaagen; met welken arbeit voortgevaaren wierd, tot den 6 Oclober van 't volgende jaar, in welken tyt 13659 maften, met hunne fpitzen, in den afgrond gedreven wierden: op' welkers kruinen dit gebouw getorft werd. Tweeëntwintig daagen, na 't inflaan-der laatfte maft, wierd den eerften fteen gelecht; zynde dat jaar in Regeering als Burgermeefteren, de Heeren Mr. ÏVouter Valkenier, Dr, Gerard Schaap, Gerbrand Claafz. Pankras, en Cornelis de Graaf. Dee eerfte Grondfteen , van wit marmer, wierd gelecht aan den zuiderhoek , teegens over de Kalverftraat: hebbende tot opfchrift. De eer (le fondament (leen; gelecht door Gerbrant Pancras, Jacob de Graaf, Sibrant Valkenier, en Pieter Schaap. Der Heeren Burgermeefteren Zoonen en /Vee ven: den xxvni Oclober mdcxlviii De voortgang van dit Gebouw, wierd met zoo veel ernft aangedreeven, dat men in 't jaar 1655, op den 23 rtpril, de Magiftraat op eene plechtige wyze, van hun nieuw Stadhuis, zitting zag neemen; niet tegenftaande het Gebouw noch booven geheel open was en onvoorzien van dak, kap, tooren, enz. A 4 Om  12 Befcbryvinge van 't STADHUIS Om nu dit Gebouw in goede order te bezichtigen , zullen wy eerfl het zelve van buiten in zyne verdeelingen, geevels, hoogten, breedte, en diepten befchouwen: daar na 't zelve 5n zyn binnenfte doorwandelen, en alles aantoonen, wat het geheele Gebouw in heeft : opgaande van den beneeden grond, tot geheel ïn den Tooren. De Bouwkonft order , die het meefte in dit ftuk werk doorftraalt, is ontleend uit het puik der vyf al oude bouworders, naamelyk de Jonifche , Romeinfcbe en Corimijcbe order, welke alle met hunne eigene kenteekenen en fieraaden overvloedig pronken ; zynde zoodaanig doorwrocht en aan een gefchaakelt, en doorgaans met hangende feftonnen, fruit en beeldwerk, yder naar zyn aard zoo net en aardig opgetooit, dat in het ganfche Gebouw, geene wanfchik, of ydele Jeedigheit te vinden is, De voetftallen , lichten , gaanderyen , kaamers , en trappen, zyn zoo gevoeglyk en verftandig teegens over malkander gefchikt en met fieraaden opgepronkt, dat men booven en beneeden, een altoosduurende overeenftemming en gelykmaatigen reegel ziet; waar door dit Gebouw eene roem verkreegen heeft , die in de andere Waerélt doorklinkt. Driewerf ziet dit Gebouw zich overwulft ? behalven den onderften grond, daar de Wiflel- bank,  Van AMSTERDAM. 13 bank, de vrucht der Perufche mynen, op geveftigd is, ter andere zyde, de onderaardze ge vangen kelders, tor bewaaring van zulke gevangenen , welke haalt: eene fchandige dood te wachten hebben : en eenige kelders tot dienft van andere huisbewoonders. De beneedenlte van deeze drie verdiepingen, bereikt eene hoogte van ruim twaalf voet; de tweede 36" voet en de derde van gelyke hoogte binnenswerks; dusneemen wy ook alle vertrekken, daarmen de voetmaat van geeft. De opftal van den alleronderften grond, is rondsom van gebakken fteen, 7 voeten boven het heywerk opgemetfelt; het overige buiten werk, tot aan de lyfl, van witte gehouwen Breemer en Bentemer fteen, hec geheelü Gebouw rondom opgehaalt ; daar meenig hondert blokken toe verbeezicht zyn. De breedte van het Gebouw, bellaar een plaats, van 282 voeten; en deflelfs diepte (die men neemt van het middelfte uitfteekfel, van de voor en achtergeevel) 235 voeten: want zonder meedetelling van deeze voor en achter uitfleekfels, die yderruim 17 voeten uitfpringen, zoude de geheel e diepte, maar 200 voeten zyn. De hoogte ftygt tot een getal van 116 voeten,met het dak, doch behalven den Tooren; welke a.z voeten boven haar voetftuk, daar deflelfs kolommen op rullen, uitfleekt. Yder hoek van 't Gebouw , pronkt met een uitfteekfel of Paviljoen, ter breedte van 42 voeten; 34 voet voor 't gelyke A 5 werk  14 Befcbryvinge van V STADHUIS, werk uitfteekende, tuflchen welke inwvkende vakken koomen. Aan de ooftzyde , fpringt tulTchen deeze uitftekken, de fierlyke enbreede voorgeevel uit: welke 'een breedte heeft van 89 voet, ftaande ruim 17 voet voor het gelyke werk uit: zynde de achtergeevel deeze in alles gelyk, behalven den ingang. De zydgeevels ten zuiden en noorden f die in alles overeenkoomen, hebben meede hunne uitfteekzels naamlyk de genoemde PaviHioenen, en in 't midden , een uitftek , een weinig voorwaard, ter breedte van 79 voet. Aan yder geevel voor en achter, zyn twee tufichenplaatzen die inwaarts wyken, of't gelyke werk zyn; deeze tuffchenplaatfen, welke met die der achtergeevel overeenkomen , zyn yder 54 voet breed: de twee zydgeevels tufichenplaatzen, die meede in al? les overeen koomen, zyn yder ruim 19 voeten breed: welke verdeeling en uittimmering het Gebouw een fraai fieraat byzet. Den onderften opfta],die als een voetftukom 't geheele^Huis loopt, is ruim 18 voet hoog. Dit werk is rondom met langwerpig vierkante lichten bezet, daar alle de beneden vertrekken, haar licht door fcheppen; zynde met zwaare yzer of koopere tralyer , verzeekerc. In yder hoekuitfteekzel, van deezen voetftal , zyn drie lichten voor en ter zydeh; en in de inwykende vakken, voor en achter in yder vyf, en ter zyden, in yder twee; behalven noch fes in yder  mn AMSTERDAM. 15 .yder uitfpringende zydgeevels. In de voorgeevel, zyn negen halfronde boogen, vier treeden boven de ftraat verheeven, dienende tot den jngang van het Gebouw: zeeven zyn 'er op eene ry; aan yder zyde ten noorden en zuiden een diergelyke: doch deeze zyn met yzere traliën bezet. In de achtergeevel, zyn meede zeeve oopeningen, doch wert maar een tot den ingang gebruikt, {trekkende de overige om dit achterdeel, licht te geven. Boven de lyft van het genoemde voetftuk, ftaan 't geheele Gebouw in 't ronde, tneegentig pylafters of kolommen; naar de Romeinfche bouworder opgefiert, yder ter hoogte van 36 voeten en fes duimen: tuflchen yder kolom, zyn twee lichten, booven malkander geplaatft; 't pnderfle langwerpig, 't bovenfte vierkant: tufTchen beide, zyn tot fieraat, aardige feftonnen behangen, die yder byzondere verbeeldingen hebben. In de inwykende vakken, in de zyden, zyn in yder vak twee ronde lichten, om de trappen en portaalen, op de tweede en derde verdieping, licht te geeven. Boven de lyfl welke de genoemde kolommen onderfchraagen, ziet men weeder een geheele omgaande ry kolommen, naar de Korintifche order opgefchikt, genoegzaam van gelyke hoogte als de onderfte; zynde de lichten, die tufTchen deze inkoomen, in alles met de onderfte gelyk, en, dienen tot verlichting der vertrekken van den, derdei|  ï6 Befcbryvinge van 't STA DH UIS derden, gelyk de beneedenfte tot licht der tweeden grond dienen. Deze kolommen onderfchragen de boovenfte lyft, die gelykmaatig het geheele Gebouw rond loopt. Het dak verheft zich booven deeze lyft omtrent 25 voeten hoog; zynde delTelfs kruin niet fpits toeloopende, maar omtrenr viet voeten breed, met loot bevloerd, en't overige met lyen gedekt. In het midden tufTchen de voor achter en zyctdakken, lecht een vlak met loot bekleet plat, zyn • de dit het dak, welke het ronde gewelf der groote Burgerzaal dekt- nu onlangs zeer konftig van zwaar Yrfch hout geheel vernieuwt Op yder hoek der zydpaviljoenen, voor en achter, ftaan op een fteen voetftal, vier kooper vergulde Arenden, met de ftaarten achterwaard teegen malkander, welker hoofden gedekt zyn met een Keizerlyke Kroon. De fchoorfteenen fteeken evenreedig rondsom het geheel Gebouw, boven het dak uit, beftaande in achtien ftuks, die meede fierlyk met lof - en lyftwerk opgetooit zyn. In yder hoek van de twee opene plaatzen, daar zy ten noorden en zuiden tegens de Burgerzaal aankoomen, ftaat een groote waterbak, daar geftaadig eenige hondert tonnen water, dar van dedaaken, daar in loopt, gehouden wert: om by ongeval van brand, zich tufTchen het dak, te konnen bedienen Op de Waapenkamer, ftaan altoos een of meer flangfpuiten vaardig, om by diergelyke ongevallen te konnen gebruikt werden. Zeer    van AMSTERDAM. 17 Zeer heerlyk is het beeldwerk, dat in de kap van de voor- en achtergeevel tepronkdaat, befhande eene breedte van 82 en eene hoogte van 18 voeten, zynde alles uit wit marmer zeer kondig uitgewerkt. In de voorgeevel ziet men .Amsterdam , door een daatige Maagt aardig gekleet, uitgebeeld; haar hooft is gedekt met de kroongift van Keizer Maximiliaan, houdende met de linkerarm het wapenfchilt met drie kruiden gedekt, op haare knie; en in de rechter een olyftak, de vreede betekenende: ter wederzyden koomen de Zeegodinnen laurier en palmkranlTen aanbieden. Voor haar zeetel daan twee leeuwen als op de wacht, terwyl verfcheide Tritons, Zeegooden en Godinnen, op fnelle Zeepaarden, door hunne kinkhoorens, haare faam door alle de zeën uitblaazen: de Zeegod Neptuin, vergezelt de Maagt, zittende op een waagenfchulp, getrokken door twee Zeeëenhoorens, met het teeken zyner heerfchappye in zyne hand: noch verder zietmen Tritons en veelerlei waterdieren afzwemmen, om aan andere kennide van deze heerlykheid te geven. Delyd: van deeze voorkap, pronkt met drie van metaal gegootene beelden, yder twaalf voeten hoog. De Vreede daat op 't toppunt, houdende in de rechterhand den Palmtak , in de linker de flangenroe van Merkurius; en ter. zyden haar,een overyloesshQQren, allerlei zoorc van  ï8 Befcbryvinge van't STADHU 18 van vruchten uitftortende. De Voorzigtigbeiï beflaat haare rechterhand, en de Rechtvaardig, beid of Gerechtigheid dekt de linker; beide kennelyk, aan derzelver byvoegzels. De achtergeevels kap die in hoogte en breedte met de voorkap gelyk is, pronkt met den Koophandel der Stad, hier meede door een aanzienlyke Dochter uitgebeeld, ruftende met haare voeten op een ronde Waereltbol; hebbende haar hooft gedekt met de gevleugeldeh hoed van Merkuur; agter haar ziet men de verbeelding van een Schip, met aangeflaagen zeilen , toepaflèlyk op 't oude Amfterdamfche' Waapen. Allerlei Scheepsgereetfchap zietmen in meenichtë by en neffens haar; de oeffening der zeevaart, zonder welke den Koophandel niet is , verbeeldende. Twee Watergooden, het Y en d'Amftel,"zitten aan haare voeten, en ter wederzyden , ziet men de inwoonders' van alle'devier Waereldsdeelen, haare fchatten, vruchten , koopmanfchappen , op byZondre wyzen aanbrengen, en als voor haaren .fchoot opofferen. Het toppunt deezerlyft, pronkt met een Waerelttorffenden Atlas ; ter rechterzyde de Maatigbeid, met den teugel in de handen , en ter linkerzyde de Wakkerheid, met een fakkel in de linker, een boek in de rechterhand, vergezelt van een haan: het oude kenteken der' waakzaamheid. Deeze zyn meede van metaal gegooten, en terzelver hoogte als die,'welke •op  van AMSTERDAM. 19 op de voorgeevel ftaan. Achter de voorgeevels kap, verheft zich een vierkant voetftuk, neegenendertig voeten breed en diep, draagende Cen fierlyke ronden Tooren, verfiert met acht halve Korintifche kolommen: tufTchen de voetftukken en hoofddeelen, hangen aardige feftonnen, en zyn de kolommen ter wederzyden, > door pylafters gedekt, en met boogentotpoortjens gemaakt. Dit gebouw is van het voetftuk tot aan de lyft, ruim eenenveertig voeten hoog: het is gedekt door een ronde kap, van zeeventien voeten hoog, pronkende daar booven met een doorluchtige lantaarn van acht voeten, welker fpits de wintwyzer draagt; die hier door 't oude Amfterdamfche Waapen verbeelt is, zynde een ouderwets fcheepjen. Dus is de geftekenifTe van het Gebouw van ; buiten; en wy] het binnewerk het buitenfte Zeer heerlyk beantwoort, zullen wy omftandig aan wyzen, hoe het zich inwendig vertoont. Het Gebouw door eene der zëeven voorpoortjes, welke in 't middelfte Pavillioen zyn ingaande, bevindmen zich onder een overj wuifde Gaandery , die ruim twaalf voeten , ver" diepinge heeft, zynde tachtig voeten lang, erf ; tien voeten diep. Achter deeze Gaandery, vertoond zich de heerlyke marmere Vierfchaar, hebbende eene breedte van ruim dertig voet, en neegeriüen voeten diepte, met een hoogte van' OUD-  so Befcbryvinge Van 'tSTJDHUIS dubbelde verdieping. Ter weederzyde van de Vierfchaar, is een breede ruimte, welke toegang geeft tot de trappen, die naar den tweeden grond opgang geeven; en naar de vertrekken , en Gaanderyen, van den eerden grond. In het middelde Pavillioen van de achtergeevel, recht teegens over dat der voorgeevel, is in de plaats van de Vierfchaar en een gedeelte der Gaandery, die voor de Vierfchaar lecht, een ruimte van tweënveertig voeten diep en tweëndertig voeten breed; en ter wederzyde van deze ruimten. die over wuift is, en door fes vierkante kolommen onderfchraagt wert, zyn in plaats van de ruimtens die. ter wederzyden de Vierfchaar zyn, en een gedeelte van de Gaandery voor de Vierfchaar en voorde trappen, twee vertrekken die yder zo breed zyn , als de ruimtens ten noorden en zuiden de Vierfchaar: maar de eene van deeze twee ten noorden, die aan des Cipiers Wooningen hooren, is tweeëndertig,en de andere maar dertien voeten diep; en zyn die, welke ten zuiden aan des Conchcrgies of pmders wooning vaftzyn, van diergelyke diepte. Uit deeze ruimtens van de achtergeevel, en die terzyden de Vierfchaar, aan de voorgeevel, komt men in een Gaandery, die byna rondsom voorby alle de vertrekken van den eerden grond loopt. De oodzyde deezer Gaandery, te weeten van het noordend. (daaronder zoo verre als zich de  w». AMSTERDAM. 21 de oofterzyde van de noorder open plaats ftrekt, verfcheide kelders tot gevangeniflen zyn, daar zodanige ingebracht werden, die den hals verbeurt hebben,) tot het zuidend (daar de WifTelbank onder is (daarmen ter weederzyde naar de tweede verdieping klimt, beflaateene lengte van twee hondert en twintig voeten hebbende doorgaans eene breedte van ruim twintig voeten. De weftzyde dezer Gaandery, (daar meede eenige kelders of gevangenhui- , zen onder zyn), is ten noorden met twee vertrekken ,die tot de pyningkaamer behooren, en een gang daar men naar de gevangenhuizen gaat, als ook een voorkaamer of portaal van de Cipiers wooning, bezet. De twee vertrekken tot de pyningkaamer, tufTchen de gang der gevangenhuizen, en pyningkaamer geleegen, zyn yder eenentwintig voeten breed, en twaalf voeten diep. Het voorhuis van den Cipier, en het ge-. deeltevandeachtergaandery, is yder ruimtwintig voeten breed, en meede zoo diep als de Gaandery die rondsom gaat. Het overige van de weftzyde der Gaandery ten zuiden, is tachtig voeten lang; en de zuidzyde van het oóften tot hét weften, beflaat eene lengte van hondert en twee voeten. De noortzyde van deeze Gaandery, die voor de gyzelkamers komt, en waar onder meede gevangenkelders zyn, heeft de zelfde lengte als de zuidzyde: behalven datze met; fis gemeene gevangenhuizen, yder van B tien  28 Bafcbryvitige van 't STA DB UIS tien voeten diep, en eene gang van ruim zeeven voeten bezet is. Zo dat indien dezeftuiting zulks niet verhinderde, men het geheele Gebouw op den beneeden grond, zo wel zoude konnen omwandelen, als op de tweede verdieping. Twee opene plaatzen deelen aan deeze Gaanderyen het licht meede; zynde yder tweeënzeeventig voeten lang, en ruim tweeënveertig voeten breed. TufTchen deeze plaatzen lecht een ruim vak, vanfesenvyftig voeten breed, en zoo diep als de genoemde plaatzen ; dienende tot verfcheide gebruiken: naamelyk tot een waapenplaats, waar in eenige Bafien altoos gereet ftaan, om by tyden van oproer of ander gewek, Dam en Raadhuis te konnen verdeedigen; ten noorden van deeze Waapenkamer, zyn fes gemeene gevangenhuizen; verder een ruim turf hok enz. TufTchen dit vak en de noorderplaats, is een doorloop van acht voeten en tien duimen breed; aan de andere zyde aan de zuiderplaats is een diergelyke doorloop, doch deeze is geflooten of toegemetzelt, en zyn daar in gemeene gevangenhuizen , met de naam van de beedelaars gang bekent* gemaakt; als booven reeds gezegt is. De vertrekken of kaamers, die rondsom teerden de buitenmuuren op deeze beneeden grond ftaan, en alle haare ingang langs de befchrevene Gaanderyen hebben , zyn de volgende. Ten zuiden van de Vierfchaar", in de zuider tuffchenvajkken Van de voorgeevel, heeft men voor;  van AMSTERDAM 23 éerft, twee kaamers, yder van eenentwintig' voeten breed, en dertig voeten diep. In deeze kaamers hebben de Boekhouders van de Wiffeibank hun verblyf. Hier neffens, noch in dezelve tuffchenplaats, zyn twee vertrekken, yder van omtrent,tien voeten breed,' en dertig voeten diep: In de twee voorde van de Gaandery af te reekenen, hebben mede de Boekhouders, en de achterfte naar de flraat, de CommifTariffen van de WifTelbank hun verblyf. De vertrekken in de noorder tuffchenvakken van de voorgeevel, zyn op dezelve ruimte en maat afgedeelt. In de voorde, hebben by dag, de Roedraegende Boodens hun verblyf, en des' nachts, de burger officieren de wacht, terwyl in de achterde de gemeene fchutters hun verblyf hebben. De overige die noch in deeze' Gaandery ingaan, behooren tot de kaamers van het uitdeekfeï van de vopr en nöorder zydgeevel, in welkers middelde de Dykgraaf, Heémraadén en Scheepenen, van het Diemermeer, hunne rechtdaagen houden. In een tufTchenplaats aan de zuidzyde van de achtergeevel', die recht over die van de zuidér voorgeevel lecht, en evenveel ruimte beflaat , zyn verfcheide vertrekken , die aan de woóhing van de Concbergie hehooren. De grootfte djein'c midden van dit tufTchen vak lecht, eri't lichtf van! de flraat ontfangt, is eenentwintig voeten diep, èn drieëndertig voeten breed. Ten noorden en B 2 zuideri  24 Befcbryvinge van 't S TAD HULS zuyden van deeze kaamer, is ter weederzyden een vertrek, diep veertien voeten, zoo breed als de kamers van de Boekhouders der WiiTel'bank: hier naby is een trap om naar den tweeden grond t6gaan: De verdeeling van de noordzyde der achtergeevels tufichenvak is genoegfaam gelyk met'dat der zuidzyde. Men vind hier de pyningkaamer van gelyke breedte als de grootfte kaamer van de Concbergie, nog twee vertrekken, die aan de O/ró/wooning behoren; de eene van neegen voet, ende andere omtrent van gelyke ruimte. Achter 't tweede genoemde vertrek, is een trap daar de Cipier meede naar Scheepens Kaamer gaat. Het vak dat in het zuidoafter hoek Pavülioen lecht, is in drie vertrekken of kaamers verdeelt, behoorende tot dienft der Wiffelbank, als hier voor reeds gezegt is: dat van 't noordoofterhoek Pavülioen, is op dezelve wyze verdeelt: gelyk meede dat van de zuidwefterhoek, met het noordwefterhoek Pavülioen, gelyk is,zynde 't eerfte tot dienft der Concbergie en 't andere van den Cipier. In de tufTchen plaats van de zuid'zydgeevel ten ooflen naaft de kaamer van de CommifTarifTen der WifTelbank, zyn trappen om naar booven,enom beneeden naar de kelders van de bank te gaan : in de noorder zydgeevel, ten ooften, en in de zuiderzydgeevel, ten weften, by de Conchergies wooning, zyn diergelyke trappen : tegen over deeze laatfte, is ten  van AMSTERDAM. 25 ten noorden een trap die toegang tot de onderfte gevangenkelders geeft. Naaft den trap van de WiiTelbank, zyn in 't middelfte; Pavilioen van de zuidzydgeevel drie kaamers: in de voorfte en middelfte zitten de ontfangers van de Wisfélbank, de achterfte is tot dienft der Affajeurs, de Affaikamer genaamt. De voorfte als ook de AfTaikamer, zyn yder omtrent dertien voeten , de middelfte zevenenveertig voeten breed, en alle drie 30 voeten diep. Maar de plaats dje in 't midden Pavillióenvan de noordzydgevel lecht, is in vier gyzelkaamers en een gang tot dezelve van zeven voeten afgedeelt. De twee middelfte zyn yder drieëntwintig voeten breed, de buitenfte yder maar tien voeten. Dus is de geftalte van den beneeden grond; zynde alle de verdeelingen evenreedig tegen over en ter zyden malkander, in zo goeden order gefchikt, dat men de allerminfte misftal,of verwarring niet kan aantoonen. Dusdanig zyn ook de verdeelingen van de bovenverdiepingen ; doch eer wy derwaarts treeden, zullen wy den nieuwsgierigen befchouwers, de fieraaden van de marmere Vierfchaar uitleggen. VIERSCHAAR. AAN de zuidzyde, treedmen door twee metaale deuren, binnen dit heerlyk vertrek; vol leerzame zinnebeelden, 'waar in 'deeze deuB 3 ren  «6 Befcbryvinge van '( S TA DHUIS. ren zelfs uitmunten. Het bovengedeelte is doorluchtig en boogswyze, met fteekelinge traliën doorwrocht. Op die van de eene deur, leggen kruiflings twee flagzwaarden over malkander, öp de andere zietmen Jupiters flraalb'ixems. Onder de zwaarden , ftaat de eene helft, en onder de blixem, op de andere deur, de volgende helft, van het vers van Virgiiius, dat Thejeus, en de elendige Flegias het volk van Theffalien, dat van roof en buit leefden , toeriepen ,• vermaanende zich aan hunne ftraffen te fpiegelen, als zittende op eene gloejende fteenrots. Difcite jufiitiam moniti, Et non temnere divos. Weeft gewsarfebout, dat ge reebtvaardigbeit oefJent , cn geene Gooden veracht. Het oude en nieuwe Stads Waapen, pronkt boven tufTchen de traliën; en is het onderdeel met doodshoofden en fchinkels geftoffeert. Het binnenwerk van dit vertrek, is alles van zuiver wit marmer; zowel de vloer, de trappen, als het beeldwerk. Ten zuiden en noorden, ftaan twee heele (behalven de halve die in de vier hoeken ftaan) ryen gefteepteof uitgeholde kolommen, twee boven malkander. De ionderfte zyn naar de Jonifche, en de bovenfte naar de Korintifche order : de eerfte van vyfïien, en dé tweede van achtien voeten hoogte. Ten ooftemen wetten, ftaan diergelyke twee ryen.  Van AMSTERDAM. 27 ryen, doch van vier op een ry, boven malkander. Aan de weftzyde ftaan in plaats van de onderfte ry Jonifche kolommen, vier meer dan levensgroote naakte vrouwenbeelden. Haare hoofden onderfchraagen de hooftftukken of lyften, die tot dekking der kolommen dienen, hebbende met de handen , ten deele haare befchaamde aangefichten bedekt. Hierboven is omtrent nog neegen voeten ftaantwerk, en daar boven een avendelfteen gewulft. Een doorgaande zitbank, met drie trappen opgaande, loopt beneeden dit weftergedeelte; en tufTchen de genoemde vrouwenbeelden, ftaan drie breede vakke, yder van agt voeten en een half hoog en fes voeten breed; waarin drie aloude gefchiedeniffen, koriftig in marmer zyn uitgehouwen: alle zinnebeelden op den Rechter en het Recht. In 't middelfte ziet men Koning Salomon op zyn Rechterftoel zitten, en het beruchte duiftere verfchil, tufTchen de twee twiftende vrouwen, over het levende kind, beflechten. In het ander ten zuiden, laat zich Zaleükus, de Wetgever van Locris, een Stad in het beneden. Italië, 't eene oog uitbooren, om 't halve gezicht, van zyn aangeklaagden zoon, te fpaaren, welke die volgens de wetten, beide moeft mifïên. Alzo onder de gegeevene Wetten, ook deeze was, dat een overfpeelder op de daad betrapt, zyne oogen zoude verbeuren: nu wilde *t geval, dat zyn zoon deeze ftraf verdient had; B 4. doch  2 8 Befcbryvinge van 't STADHUIS doch de Burgers hem om zyn 's vaders waardigheit willende vry pleiten, daar de vader tegen was, zo begeerde de Wetgever, om het recht te voldoen, datmen hem en zyn zoon , yder een oog ontneemen zoude: het welke zoogefchiede. In het ander ten noorden, laat Junks Brutus zyn twee zoonen, na datzy eerd dreng met roeden gegeeflllt waaren, met de byl onthalzen : otn datzy" een eedgelpan gemaakt hadden met de aanhangers van de Tarquyncn, die, als heerfchendé Koningen, de Roomfche vryheic onderdrukten, door Brutus weinig dagen te vooren uit de Stadt gedreeven waren; en 't gemeene beft weder aan hun vryheit had geholpen. Boven op een vierkante voetdal, zietmen Romulus en Remus de borden eener Wolvin zuigen, en wat hooger, Jupiter de uitvoering van het gevelde vonnis aanfchouwen. Boven 't taafreel van Salomon, zietmen het eenoogende hooft van Meduza, datden fchüt van .Pallas verfiert; boven dat van Zahukus het hoofd van Euriale haare zufter; en boven dat van Brutus, dat van Enyo; die alle yflelyke troonien vertoonen, by de dichters met de naamder drie Gorgonen bekent. Hebbende meede hunne zin beteekenis. Tegen over deeze vakken . zyn drie diergelyke openingen, welke drekken om het licht doordraaiing te geven: zynde met dikke koopere traalien bezet. Deze traaJien zyn met flan- gen  Van A M S T E R D A M. 29 gen omflingert en boven de zelve de hoed van Merkuur. • TufTchen de genoemde gefehiedeniffen, en de naakte Vrouwenbeelden , zyn twee fmaller vakken, fierlyk met loof en ander uitgehouwen* werk opgefchikt: waar van 't eene het oude, 't ander 't nieuwe Stads waapen draagd. Recht ever deze vakken, tufTchen de fonifche kolommen, zyn twee diergelyken vakken, in't eene zietmen wat minder dan levensgroot, de Gerechtigheid, in 't andere de Voorzichtigheid, kondig uit marmer gehouwen. ■ In acht_ tegens over malkander komende vakken, zietmen de waapens van acht Burgermeederen hangen, welke by zeeker toeval hier geplaatd zyn: naamelyk om dat in 't jaar 1658 , wanneer'van de twaalf Burgermeeders, vier overleeden waaren; ter gedachtenide van dit uitwerven, de acht overige, hier hunne waapens deeden plaatzen. Ten noorden in de Vierfchaar, daat onder een gewuifde boog, een witte marmere Reg-' terdoel, werdende befeeten door den Secretaris die den verweefenen, het vonnis des doods voorleed. Op 't voorduk zietmen de Stilzivygentbeid, verheelt door een vrouw, met de vinger op de mond, een doodshooft nerTens haar, ea 5eh gans in 't verfchiet, in de lucht vliegende. Boven op de lyd, of 't verhemelte van 'c gepelte, ziet men fcnreyendekindertjens, meteen B 5 doods-  30 Befcbryvinge van ft S TADHUIS doodshooft by haar. Ter wederzyden van den ftoel, zietmen neffens diergelyke kinderen , twee geweldige flangen, die een boom of ftyl omflingeren, met een appel by 't loof in den bek, * verbeelden de den val of eerfte zonde des menfchen; hier tegen over ter weêrzyde van den ingang, ziet men diergelyke flangen Om hoog, boven dezen Rechterftoel, zietmen op een zwart marmerevoetfta!, Amsterdam, door een aanminnige Maagd, verbeeldt. In haare rechter arm, heeft zy de llangenroe van Merkuur, en voor haare borft, omvatzy met de beide armen , het Waapenfchilt, daar 't nieuwe Amfterdamfche Wapen, in pronkt. Boven het fieraat van haar hoofd, de Keizerlyke Kroon, ftaateen Arent met uitgefpreide vleugelen, haar als befchermende, en terwederzyde voor haar, een wachthoudende Leeuw. Ter zyden de voetftal, daar de Maagd op ftaat, komen twee zeegooden te voorfchyn Neptunus en Glaitcus, verbeeldende de twee vifchryke rivieren, het Y en den Amftel, beide zynzy met fieraden, opzicht op de genoemde rievieren hebbende, getooit; en heel geeftig op een fchilderachtige trant met bywerk voorzien. Een weinig hooger, zietmen de Waapens der vier Burgermeefters, in welker Regeering den eerften fteen gelecht wierd, aan aardige feftonnen opgehangen. Het voetftuk draagt het volgende opfchrift, wegens de eerfte fteenleggjng op 't Stadhuis toegepaft. sxviir.  Van AMSTERDAM. xxvm. Cal. Oct. cIo. Id. c. xlviii. QUO COMPOSITUM EST BHILÜM & U O D FOEDERATI INF. GERMAN. I POPULI CUM TRIBUS PHIIIPPIS POITENTISSIMUS HISPANIARUM R E G I1BCS TERRA MARIQ^UE PER OMNES TERE ORBIS ORASULTRA OCTO3| G I N T A ANNOS FORTITER GESSEi KUNT ASSER TA PATRI/E LI BERT AÜTE et KELIGIONE. AUSPICIIS coss. FACIFKA torum OPTIMORUM ■,GERB. PAN CR AS, JAC. DE }] GRAAF, SIB. VALKENIER, PET. SCH/2AP, CONStfLUM EILII ET AG,NATI JACTO primo FuNDAMENTI je|LAPIDE hanc CURIAM FUNPARUNT. Beteeken t in onze taaie. i In 'f jaar Jejlienhondert achtenveertig den acbt'^entwintigfcen van Wynmaant, ten zeiven jaare Ials het Oorlog dat de vsri'cnde volkeren van Nee" derduitfchlandm/et de drie machtige Pbillippen, Koningen van Spanjen te water en te lande, by na aan alk oorden des Aardboodems, over de tachtig jaaren kloekmoedig gevoert hebben , en daar door de vryfait des Vaderland en Godsdienjl be^efiigt , leiden onder de regeering der voortreffe%kfte vredemaakende Burgermeefteren., 1 ' Ger*  f§2 Befcbryvinge van 't S TADH U IS Gerbrant Pancras, J acob de Graaf, Sibuant Valkenier, en Pieter Schaap. Der Burgermee fleren zonnen en neeven ; den' cerften fteen van dit Raadhuis. Ten zuiden in de Vierfchaar, booven den ini gang, is een vak even zo groot als dat daar de Amfterdamfebe Maagd ten noorden in ftaat; 't welk* door twee groote deuren kan geopent werden, cm uit Burgermeefters Kamer, van booven in de Vierfchaar te zien: welke geopent werden, wanneer Schout en Scheepenen in de Vierfchaar. zitun , om de misdaadigers te veroordee.'en. Dit konftig en uitmuntent beeldwerk, als ook alié'het overige, dat tot fieraat van het Gebouw* voorkomt, is gemaakt door de hand, en onder opzicht, van den grooten konflenaar en weêrgitaloofen beeldhouwer, Artus Qiiellinus , van Antwerpen: welke een altoosduurende lof ver-% dient heeft, doordefchikking en aardige uitvin-1 ding der verbeeldingen, en geefb'g bywerk, opi 't gebruik en bedieninge van dit Huis, zeer zin-ryk te voorfchyn gebracht. Op deze heerlyke Vierfchaar, en der zelve bediening, ziet men dit volgende vers: waarvan het^i affchrift hangt, in de Kaamer van de Heeren\ Scheepenen, in haar Achtbaarheits Vierfchaar.»  Van A M S T E R D A M. Op de Marmore Vierfchaar van Amstekda m. Mier woont Rcchtvaardigheit. Dat Gunfl en Haat Jia buiten. De Waarbm, Wysheii, Recht,en Reen decs Vierfchaar fluiten. Daar men de fchult geen firaf, noch onfchult Recht ontzeit. Men hoort na geen geween. Men weet van geen verfchoonen. De Vader ftraft op 't Jirengst de inifdaad in zyn Zoonen, Niet zonder reeden is 't bier al van Marmcrflcen: Ja tot de Rechters toe! Hier zittenJieene Vaders, Die, zo haar Kinderen ook veraarde tot Verraders, Gebruikten alzo wel, als Brutus, byl en roe. ' Niet dal men neigt tot Jiraf, Maar eerder tot mêdoogen; '[Hier zitten Vaders, die ook met haar eigen oog'n, \Waar 't Recht daar mee gepaait, de mfdaat kof ten \ De wy ff van Davidsftam, , (af. In Wit Albaft gcfneeden. Daar negen Schepenen hier Recht doen tot op heden. Zo werd Rechtvaardigheid gevierd in Amjlerdam. R OMA NE. Achter de Vierfchaar, gaatmen met een dab-. jbelde trap, naar de tweede verdieping; welke, ij zich met het nieuwe gevvulf, konftig befchildert, ... zeer  34 Befcbryvinge van 't STAD HUIS zeer heerlyk opdoet. De groote Burgerzaal vvert afgeflooten met twee zwaare koopere deuren, en ter weederzyden een opening, met dikke koopere traalien, twee kruiiTende ankers verbeelende, aardig gewrocht. Nimmer heeft men voorirerTelyker gezicht in eenig Gebouw gezien, als den befchouwer opde eerde intree, van deeze Zaal voorkomt. Werwaards hy lyae oogen wend; ziet hy niet als zeldzaamheeden, grootsheit en pracht, in kond en fchikking uitmunten. Om deeze Zaal met deflelfs omloopende Gaanderyen en Kamers. or* dentlyk te bezichtigen; zullen wy deeze order volgen. Eerflde Zaal zoo als zy zich aan 't oog voordoet, met de portaalen aan den opgang, eri voor de Scheepens Kamer; deflelfs fierlyk Schilderwerk , onder teegen 't gewulfc, en de zeldzaame vloeren; ds vier groote halfronde bogen, waar onder door men langs dë omloopende' Gaanderyen gaat, met het kondig beeldwerk aantoonen: daar na de Kamers van binnen bezien ; verder eene verklaaring geeven', van't Beeldwerk en fchilderyen, die in deeze omwandeling zullen voorkoomen; en tufTchen beidé niet vergeeten, wat op de boö venverdiepingen ie verreekenen valt. Het plein van deeze Zaal,.beflaat eene ruimte van hondert en twintig voeten in dè lengte, en omtrent zeeven en vyftig in de breedte, en weinig minder als hondert voeten in dé hoogte. Ter' wee-  Van AMSTERDA M. 35 wederzyden heeftmen eene open plaats ; en rondsom eene doorgaande Gaandery, ter breedte van omtrent eenentwintig voeten, daar alle de kaamers, op deezen grond (taande , haare ingang hebben; als ook de trappen naar de beneeden grond, en booven verdiepingen: ontfangende deeze Gaandery door een meenigte venfters, op de genoemde plaatzen uitkomende , overvloed van licht. Twee konftige portaalen doen zich op deeze Zaal voor, als een daarmen achter de Vierfchaar opkomt, en een vlak voor Scheepens Kaamer, die deflelfs ingang maakt. Zinryk en konftig is het beeldwerk dat op deeze portalen pronkt: het bouwerk is naar de Korintifche order, van rood en witmarmer; en fteekc eene hoogte uit, van omtrent dertien voeten. Booven de poort door welke men op de Burgerzaal komt, ziet men Amsterdam, als een beminnelyke en zeed; ge Maagd afgebeeld, zittende op een verheevenen zeetel , met een palmtak in de rechter en een olyftakin de linkerhand : haar hoofd is gedekt met een muur kroon, waar boverf een Arent de Keyzerlyke Kroon verheft. Ter zydenhaar, leggen twee Leeuwen, neffens de Wysbeid en Sterkte, of Dapperheit, met haare kenteekenen opgetooit: om hoog achter haar zyn vier aardige kindertjes, de vier hoofrftofferï beteekenende, Welke haare vlucht naar dé Maagd fchynen toe te neemen. Boven 't portaal van-Schepens Kamer > vertoond  36 Befcbryvinge van 't STAD HUIS toont zich de Gerechtig heit (meer dan levensgroote) met het Zwaait in de rechter en de fchaal in de linkerhand; vertreedendeden Eezeloorige en goudzuchtigen Midas, met een krans van flaapboüen om 't hoofd, en in zyne hand de afgryfltlyke Twift, die met haar flangenpruik een yflelyk gezicht maakt. Aan haar rechter zyde, zit de Dood, meteen treurkleedom 'i lyf, de rechterhand onder 't hoofd, daar de Seis in ruft, en de uitgeloopen zantlooper neffens haar. Vian haare linker zyrJe, zit de Straffe, met het aangezicht van de Gcrecbtigbeit afgekeertjin haare rechter arm heeft zy de zaamgebonde pyningtuïgen , met deuitfteekendegerechtsbyl, terwyl haar linker arm allerlei boeituig vafthout; haar eene been ziet men met een houite fielt voorzien , de langzaamheid, doch zekerheït der ftraffe beteekenende. In 't verfchiet ziet men boven de Dood, twee gev eugeide kindertjes zwieren ; de eene met blixe-iftraalen in de hand, en de ander met geefTeiroeden op de fchouder: booven de ftraffe, zietmen 't verfchrikkelyk gebroedzel van harpyen omzwerven. Ter weederzyden van de.Zaal, tufTchen de lichten , liaan twee ryen kolommen, van zeeyen op eenery, booven malkander, met uitgeholde ftreepen.. Ter weederzyden van Scheepenfkair.er, en ter weederzyden van den opgang naar de Zaal, en verder de geheele Gaandery rond, zietmen eenery Korintilche Kolommen, twee  van AMSTERDA M. 37 twee hoog booven malkander; en komt op de kolommen die op debreede lyften ftaan, het gegewulfvan de Zaal teruften. Die in den omgang langs de Gaanderyen ftaan, zyn ter weederzyda met een halve kolom gedekt. De acht vleugels of impoften, die de boogen onderfchraagen, zyn van uitgezocht wit marmer, heel geeftig met feftonnen, loofwerk, allerlei fruiten en ■«ruchten, daar Eckhoorentjes, Simmen, en Papegaaijen tullchen ipeelen, konftig verfiert. De doorgangen of boogen, om naar de Gaanderyen te gaan, zyn zeer aanmerkelyk, en met konftig beeldwerk opgetooit. Die, welke men ter zyden by Burgermeefters kaamer, en de Ijuftiie kaamer ziet, pronken met de vier hoofd¬ noten or ziememen, argeDeeia aoor vier leggende avendelfteene beelden, yder van neegen Ivoeten lang. Men ziet aan de eene zyde het vuur, uicgeuee u aoor een naaicte jongeling, met een luchtig kleed om't bloote lichaam: uit ^het hoofd, dat kaal is fpruit een vuurvlam, ^en met zyne linkerhand vat hy de blixem, ter- wyl de andere, een brandende fakkel voert: onder zyne voeten zweeft een Salmander in de vlam. De Lucht komt voor als een naakte gevleu¬ gelde Vrouw. Met beide handen heftze de wolken , welke booven haar hoofd, dat met fterren; gekroont is, opryzen, om hoog. Eenmeenichte van fterren omfchynen haar, en de Arend en noch laager eene Kaar, als lnelvliegene dieC ren  38 Befcbryvinge van 'tSTADHUIS ren, ziet mea beneeden en tuiïchen haare beenen. Aan de andere zyde, werd het Waat er afgedeeld, door een naakte Riviernimf, zynde haar hoofd, dat met een kroon van fchulpen, hoorens, zeetakken en peerlen gekroont is, daar booven gedekt, met een ouwerwets Schip: achter en ter weêrzyden haar, ziet men een bos van rietgras, en ander watergroente, daar een Dolfyn met het hoofd komt doorbooren. Aan haar rechterzyde, zietmen eenig Scheepsgereedfehip; als haak, riem, ftuur, enz. en onder haare voeten, krabben, kreeften en diergelyke zoort. Hier teegen over zietmen de Aarde door de Godin Cibele: als een aangenaame moeder vertoont. Een zuigend kind heeft zy aan haare borfl:, haar hooft is gedekt met een toorenkroon, achter haar komt een Kameel door een Aapbeftiert: verder om hoog, zjetmi d al erlei vruchten, die 't Aardryk voortbrengt; en ter lirjkerzyde een Leeuw, 't dier oos verzelt, en voor haare voeten ttji Schaap, en eenige kruipende Hangen. Aan de andere zyde, by de kamer der Heeren Scheepenen, zietmen deeze Elementen noch eens; maar in de afbeelding met deeze verfchilil beelden van dezelve groote. Het Vuur werd hier verbeeld, door een Moorin, met een uithcemfch kapzel getooit, en een holle fchootel van vreemd maakfel in beide de handen, daar een Phenix in verbrand. Aan haare  vdH AMSTERDA M. 39 re rechterzyde, heeftzy de Zon; beneden haar een van de vier winden, die regen haare voeten aanblaaft, om te beteeken, dat het vuur, zonder lucht of wind, niet leeve.n kan. Hier teegen over zietmen de Lucht door een fchoone jeudige Maagd verbeeld. Met de linker arm omvat zy een Pauw, in de rechter een Kameleon , die zo de oude vertellen, van de lucht leeft. Haar hair zwiert luchtig om 'c hoofd, doch heeft als in de eerile, geene wolken by zich. Allerlei llag van gevoogelte zweeven om enby haar Op de andere hoek komt het Waater voor, in de gedaante van een naakte Maagd, zynde het onderlyf als dat van eene "Dolphyn, en met fchubben gedekt; voerende in haare linkerhand, een bol daar waaterftraalen uitfpruiten; en is haar hoofd met een krans van donzen, lis, en watergroente omzet, op haar fchoot heeftzy een watervat, daarzy met de rechter arm op leunt, dat rykelyk waater en vhTchen uitleevert. Beneeden haar, ziet men allerlei flag van hoorens, fchulpen, enz. en achter haar, een meenigte riet gewas en waaterruigten. Op' dezelfde zyde, hier recht tegen over, zietmen de Aarde, door de Godin Flora afgebeelt. De rechterhand leunt op een groote Aardbol; het hoofd is meteen k'ansvan allerlei bloemen gehult, achter haar ziet men den wynftok, en is haar fchoot voorzien, met alterlei vruchten, uit een milden overvloedshooC 2 ren  40 Befcbryvinge van bet S TAD U UIS ren, voortkomende; in de linkerhind voertzy een fikkei, en voor haar ziet men allerlei kruipend gedierte weemeien. Boven yder van deze acht beelden, hangt een feston van twintig voeten lang, elk mede op de hoofdftoffen, zinfpeelende. Boven de vuui uitbeeldende jongeling, aan den ingang van de Zaal, is het Vuur verbeeld door allerlei vuurgeevende werktuigen. Om hoog hangt aan een yzere keeten, een ambeeld, met haamers, en vuurflagen daar neifens; van 't ambeeld ryfl: eene vlamme op, en twee kindertjens flaan vuur uit keyfteen. Onder het ambeeld ziet men den blixem, en 'donderklooten, door Vulkaan gefmeed; en twee Hukken kanon, kruisgewyze over malkander leggen; het fchild van Mars met blixemftraalen belecht, twee vlammende zwaarden, brandende fakkels, en eene lange keeten met vuurflaagen: daar onder aan een wie» rook vat hangt. Bov.n de vuur uitbeeldende Moorin, by de Schepenen kaamer, ziet men diergelyk Vuur uitbeeldende werktuigen; twee fmeedende kindertjes klinken fel op een ambeeld, en onder deeze, het borftharnas en pantzier van Mars, daar ter wederzyde uit de armgaaten vuur en vlam komt, het waapenfehilt, donderklooten, vuurflagen enz. In de fefton, boven de lucht aan den ingang der Zaal, zietmen de Lucht door twee kindertjens die waaterbellen maakenj afgebeeld. Onder haar hebben- zy  Fan A M S T E R D A M. 41 zy een Arend, neffens de vier winden, reigers met aaien in de bek, paradysvoogels, en ander lucbtgedierte, om en by haar. De Luchtverbeelding aan Scheepens kamer, vertoont zich hier , door twee kindertjes op trompetten blaazende, ruftende op de ftaart van een Paauw; met de morgenfter in 't midden van haar; d? vier winden blaazen uit vier hoeken van een wolk, en laager, valken, reigers, paradys-en ander gevoogelte. Booven de waater vertooning aan dezelve zyde, werd de Waaterfefton door twee zeekindertjes vertoont, blaazende uit kinkhoorens waaterftraalen. Reneeden haar, zietmen rietgewas, en dair in laager, een zeekind op een z-egedrocht zittende, mee een drietande zeevork, daar allerlei kruipend zeegedierte en vifTchen, by neerhangen, in yder hand. Aan de andere zyde by Scheepens kamer, zietmen dezefefton booven 't Wiater, weêr op een andre trant verbeeld. Twee zeekindertjens houdende yder een uitftortend waatervat] op de fchoot, komen boven aan. Beneeden haar zietmen een zeegedrocht , en ter wederzyde waterlis, rietgewas, enz. Aan hunne beide linker beenen , die als vifTeftaarten uitloo. pen, hangen ter wederzyde op eene fnoer, allerlei flag van hoorens en fchulpen ; en daar onder aan dezelfde fnoer, een ander zeekint, zich in 't midden met zyne handen vafthoudende, allerlei kruipviffen, als kreeften, krabben enz.ronds C 3 om  42 • Be/chryvinge van 'f 5 T'AD HUIF, om hem: en geheel onder aan, hangt een Schildpad. Boven de Godin Cikle, werd in defelton, de Aarde afgebeeldt, door twee jonge Satertjens j die boven aan ftaan. Beneden haar ter wederzyden , ziet men een Leeuw en Leeuwin, met een Slang in 't midden , die eenig loofomflingert hier om hangen klynder feftonnen van vruchten, koorenairen, bloemen, en wat de Aarde voortbrengt. De fefter: boven de Aarde aan Scheepenskamer, is fchier van gelyke verbeelding Twee kindertjens zitten op allerlei vruchten verheven, en in 't midden van haar, een Hartshoofd , en daar onder ter wederzyden een Aap, voorts allerlei zoort van vruchten, daar een Haas by neerhangt; alle kennelyke eigenfchappen, tot de Elementen behoorende: uitgebreider verklaring is hier onnodig, des kort willende zyn, flappen wy hier af. Boven de eerfte omgaande lyft, ziet men in vakken ter wederzyden boven de befchrevene boogen, de fteene modellen, waar na»de metaale beelden, op de voor- en achtergeve! pron, kende gegoten zyn; wat dezelve uitdrukken, as hier voor reeds gezegt. Befchryving van het Schilderwerk. Boven de tweede lyfl, nodigt het befchoote verwulf ook het oog des befchouwers, zynde het geen voor weinig jaren naar de Tekening en onder  Van AMSTERDAM. 43 der het opzigt van den bekenden Konfttekenaar Jan Goeree, door J. Hoogzaat en G. Rademaker, (zynde den eerden de beelden, en den laatften de Architecleur en lyftwerk, in welke hy uitmunte, aanbevolen geweeft) konftig befehildert. Rondsom loopt een eiken - love - lyft, welke ter wederzyden in't midden met een half-rond infpringt, en boven aan beide einden, met eea diergelyke, doch gekornifte, gcbrooken werd. In de twee eerfte ter weederzyden, zitten op de plint, booven de dek-lyft, de Amftel en Amftel nimph, met haare gewoone byfieraaden van vis - en vaartuig. Te midden der zelve, werd door twee kindertjes het Keize.-lyke waapen der Stadt gehouden, ftaande op een fierlyke fteene voetftuk. Aan de andere zyde, hier recht tegen over, ziet men op de zelve wyze dea Y - God en Nimph, hebbende als vooren, in 't midden, het oude waapen van Amfterdam. Boven aan de einden in de gekornifte ronden, zietmen de waapens der Heeren D. Bas en F. dc Vroede, Thefaurieren in den jaare 1705. wanneer dit Schilderwerk vaftgeftvlt wierd. Dezelve werden in een rond met aardig loofwerk voorzien en met Feftonnén behangen, door kindertjes getorft. Ter wederzydevan het eene waapen, zitten op de ronde lyft, Sol en Luna, verbeeldende het Goudt en Zilver; het ander werd bekleed door Clbele voor de Aarde, en Vulkanus voor het 'Vuur: ora dat het Goud en Zilver uit de Aarde C 4 ge-  4+ Befcbryvinge van 't STADHUIS gegraaven zynde, door middel van 't vuur, tot gangbaare munten werd gemaakt, van welke deze Heeren Thefaurieren als bewaarders zyn. Binnen de voorgenoemde eyken - loove lyft, zitten opvierfcheppende hoeken, deWysheit, Gerecbtigheit , Wakkerheh en Voorzichügheh. De eerfte aan de linkerhand van 't inkoomen der Zaal, uitgebeeld door Minerva, met haar gewoonebyvoegfelen van boeken, fpeer, fchild &e. de welke door kindertjes werden gevoert: tegen over de zelve, ziet men de Juftttie, by haar hebbende het af beeldzel van den wetgeever Jujliniaan. Zy leund met de eene arm, waar in zy het zwaard houd, op het Corpus Juris; terwyl de Onnozelheit of Onfchult, zynde een jongsken met een Duyfje,zich veiligt, onder de flippen van haar kleed. Voor haar ziet men kindertjes met boejens, keetens, en andere foltertuigen. Aan 't ander einde der Zaal, ter linker zyde, ziet men de Wakkerheh, houdende tot zinteeken een Kraanvoogel in een arm , en een brandende lamp in de hand, terwyl twee wigjes vóórhaar, met een Haan, het zinnebeeld van Vigilanüe, fpeeïen. Hier teegen over zit Vmrzkhtï'ghti^ met haar fpiegel in de eene en een Hang in de andere hand, voor haar zyn twee kindertjes, van welke het eene het andere een grins aftrekt, aanduydende dat Voorzichtigheit, zich niet door gemaakte aangezigten moeten laaten misleiden. De twee fleutels geven te kennen, dat 'er zo wel voor-  van A M S T E R D A M. 45 voorzigtigheid vereift word om achter zaaken te koomen, als dezelve geheim te houden, het roer; dat men zich in alle zaaken voorzigtig moet bellieren; het koorn, wil de zorg voor het onderhoud aantoonen, enz. Al dit voorfchreeven werk werd vervangen door een tweede prachtige en konftig gefchilderde lyft, uit welkers vier fcheppende hoeken, vier waapenfchilden met bondelbylen vloejen, werdende yder door drie kindertjes onderfteund: dezelve verbeelden de wapens der Burgermeefteren, als de Heeren N. Wttzen, 'J. de Haze de Gcorgio, G. Prancras, en % Graafkndt, onder welkers regeering in den jare 1705 dit werk wierd beflooten. Deeze lyft fluit, en werd door geeflige fieraaden en kindertjens aan de booveneinden gehegt aan de buitenfle, welke de waapens der Heeren Thefaurieren fluiten. Ter wederzyden, werd dezelve onderfteunt, met twee fierlyke kardoezen , gedekt met een aardige fchulp, alwaar ter weederzyden een overvloedshooren uitfleekt ; nevens welke, aan vier zyden, rykelyke Bloemfestonnen, door vier gevleugelde beelden gehouden, en door ettelyke kindertjes onderfleunt, needervioejen. Al dit voor verhaalde werk, is in 't graauw gefchildert, doch het Taafreel in 't midden dezer tweede lyft, is met koleuren. Wegens de verbeelding van 't zelve, is ons door den voorgeleiden konftteekenaar J. Goeree; die C 5 dit  46 Befcbryvinge van 't STA D HUIS dit meede ontworpen heeft, de volgende verklaaring ter hand geftelt. Verklaaring van 't middenvak. Amsterdam, een der fchoonfle Steeclen die de Zon befchynt, zit hier deftig uitgedoft, op luchtige wolken , heerlyk verheeven : eenigfints hooger dan het midden, om dat zy by meerder aanfienlyke Steeden uitfteekt; dan daar meede gelyk Maat. Zy draagt in haar fchoot, een Bonde'byl met groene Lauwerieren omvlochten ; om te gelyk haar bloejende en eendrachtige Regeering aan te toonen. Zy leunt op een fierlyke Scheepsfteeven of vaartuig, 't geen teffens (met het laater kruisfehild behangen), haar aloud Wapen uitmaakt, en haar beruchte fcheepsvaart te kennen geeft: om welke Scheepsvaart Neptuyn als voogd der zeën, haar de ftevenkroon komt op te dragen. Terwyl haar Merkutius met den gulden ftaf der Koopmanfchap vereert, en Cibele, de Godin der Aarde, met het aanbieden van haare fleutels, de gantfche Waerelt tot het dryven haar 'er Koophandel open field, en als ten beften geeft: en dat zig Amfier dam daar van te water en te land bedient, toont gemelde Scheepsfleeven, voor de Zee, en het Rad, op we'k haar eene voet ruft, te land aan. Datzy haar Vryheit en Achtbaarheit, kan, en weer te verdaadigen, geeven de Waapentuigen te kennen, die beneevens haar leggen. En dat  van A M S T E R D A M. 47 zy ontzachelyk is om aan te grypen, kan men uit haar moedige en dikgemande lyffchutten of bewaarders van haar trots Wapenfchiid, afmeeten Alles vloeitTn meenigte uyt'denovervloedshooren van Amalthea tot haar toe ; de Roomfchen Ryx Adelaar, verheft zich booven haar hoofd, met de Keyzerlyke Kroon, haar wel eer van Vorfl Maximi liaan toegevoegt. De Faam is doende al deeze voortreffelykheeden de Waerelt door te trompetten, terwyl zich Am(Ier dam door den Tyd, met behulp vanger/landen Naarftigheid, noch hooger ziet opvyfelen. In 't verfchiet der wolken , ziet men de edele Konflen en Wetenfchappen door kindertjes verbeeld, den anderen in oeffening verzeilen ; Hercules (het zinnebeeld van Deugd en Dapperheid) is ter andere zyde met zyn knods in de weer, om de Nyd Afgunji, en andere lafterzieke gedrochten, of fchadelyke harpyen, op de vlugt te dryven, en de Maagt van Amfierdam, voor die fchendzuchtige monfters te bevryden. De vier goude Vaazen op de hoeken der B Jufirade geplaatd, verbeelden door de bygevoegde kindertjes, en de zaaken die de Vaazen vullen, de vier deelen der Aarde, enz. N B. Om dit binnen Taafereel, wel, en op zyn rechte difiantie te befchouwen, plaatze zich de nieuwsgierige, aan't opkoomen van de Zaal, bynaophet midden der .Aardglobe, die voorden inging legt. Twee  48 Befcbryvinge van 't STADHUIS. Twee groote halfronde Schilderyen, ziet men weederzyds onder het gewulft de Zaal fluiten. In 't (tuk tegen de Voorgeevel, vertoont zich het Stads Bestier, op eene verheevene zetel geplaatft, vaneen minnelykgelaat, voeren le in de rechterhand een regeerltaf, de waardigheit en eere van 't Burgermeefterlyk gezag , afbeeldende. Neffens haar lecht een fc'ieepsroer, tot beteekening dat het beltier van hooge zaaken , haar aenbevoolen is. De Burgerlyke eendracht , voor haare voeten gezeeten , bied haar een geopende Granaatappel aan, ten teeken van derzelver binnenfle geneegentheit. Na by haar, ftaat de Staatkunde, met twee aangewgten afgemaalt, omvoorby zynde en teegenwoordige zaaken te gelyk te konnen befchouwen, en tot beeterverfpieding der toekomende, heeftzy een verrekyker in de hand. Teegen over haar komt de Reden, uit de wolken nederdaalen; zy voert een wetboek, palier en toom in de hand, zinfpeelende, dat geen Landen of Steeden zonder wetten , die als toornen en breidels zyn , beitaan, of geregeert konnen werden. Verders zietmen een toevloet van allerlei Zinnebeelden, diemen als zegeningen kan aanmerken , afgefchetfl, door de Vryheit, Dapperheit, Deugd, Godsdienjl , Oorlog en Vrecde: welke zaaken door haar geè'ert en gehandhaaft werden. Hier door ziet men de vrye konften en weetenfehappen bloejen, waar voor tot vergelding, Welvaart ,  van AMSTERDAM. 49 vaart, Rjkdorh en Overvloed, haare vruchten voor haar neederleggen, terwyl Argliftigbeid en Tweedracht, de vlucht neemen. Dit Zinnebeeld is door G. Rademaker, naar het voorfchrift van een voornaam Liefhebber ontworpen, en door hem, en J. Hoogzaat konftig uitgevoert. Hierteegen over aan de achtergeevels zyde ziet men het laatfte Oordeel, zeer deftig door Bakker gefchildert; waar in het beeldwerk ruim eens zo groot als 't leeven, zeer krachtig en geeftig van werking voorkomt. . Dit zyn de fieraaden van de foldering; en fchoon de vloeren van geene andere dienft zyn, als op dezelve te wandelen, zo ziet men ook die met zeldzaame konftftukken pronken: te heerlyk zeeker, dat zydoor 't meenigvuldig loopen, zoo deerlyk door de voeten gefchonden werden. Men ziet hier drie groote ronde perken; eene lengte over de middellyn hebbende, van tweeentwintig, en eene omtrek van fesenfeftig voeten. De middelfte verbeeld een vlakke Ileemelsbol, en de andere, yder een halve Aardbol. Die ten ooften legt, vertoont de omtrekken of uiterfte grenzen van de drie deelen der oude Waerelt , als Europa , Afia en Afrika, bencfFens deflelfs eilanden, uithoeken , zeeën, en rivieren ; ook een gedeelte van nieuw Holland. In de andere helft ten weften, ziet men de buitenue omtrekken van alle eilanden, uithoeken, en  50 Befcbryvinge vnn't STJD RUTS en ftroomen, van de nieuwe Waerelt, of Amerika. Deeze affcfaèiding en verdeeling, is gemaakt, door ingeleide gekoleurde fmalle fteenen, of wel met volgegootene gips of pleifter; gekoleurtnaaryderseifch. Dekringen of Aardskloots cirkels, die men op de landkaarten afbeeld , en door graden ofandere perken afteekent, Zoo wel de groote als de kleine, zyn door kopere ftrooken, vaft in de fteene leggende verbeeld : zynde alle zo reegelmaatig., als of zy op eene gemeene Globe getrokken waaren. i De Heemelbol, vertoont de voornaamfte vaste fterren; den grooten Beer, den Dra k, den Boer , Noorderkroon , Herkules , Pegafus , en andere: ais meede de teekenkring, met derzelver teekenen ; en verder alle de kringen en ftreeken, die tot deezen bol behooren. Alle de fterren zyn van kooper, en veele met haar namen ïn koperé lettertjes daar neffens: de andere teekens zyn in 't marmer, met een enkelen omtrek^ ingehouwen: zeer fierlyk gewerkt. Dit is nu alles wat tot deeze Zaal behoort, nu zullen wy overgaan tot de befchouwing der Kamers, die rondsom de Gaanderyen voorkoomen. En op dat de befchouwer te" meerder nut van 't bezichtigen zoude konnen trekken , en beeter begryp erlangen , deelen wyhem de platte grond meede van deeze verdieping: daar hy alle de Kamers op deeze gelyke gro. d, en eenige weinige booven dc zelve, in een reegelmaatige order* aal konoen nawandelen. Put-    van AMSTERDA M. 51 Platte Grond van de Burgerzaal met desselfs GaANDE- rïen en Kamers. 1 Burgermee/Iers kamer. 2 Puy of afleesplaats. 3 Vierfchaar. 4 Juftitie kamer. 5 Raadkamer. 6 Wees kaamer, en vertrekken. 7 Affurantie kamer, en vertrekken '. 8 Defolate Boedels kamer, en vertrekken! 9 Reekenkamer, en vertrekken. 10 Scheepenen Extraordinaris. 11 Scheepenen Ordinaris. 12 Prokureurs kamer. 13 Commiffariffen van kleine zaken. 14 Thefauriers Extraordinaris, en vertrekken* 15 Secretaryc, en vertrekken. 16 Thefauriers Ordinaris, en vertrekken. 17 Burgcrmeejiers vertrek. 18 Gemeene Trappen. 19 Gaanderyen. 20 Groote Zaal. 21 0/)e«e Plaatzen. Burgemeefters Kaamer. BOOVEN den ingang, vertoont zich een rond, fierlyk roet zinfpeelipgen op deeze Kaa-  52 Befcbryvinge van '{ STADHUIS Kaamers paflende, uitgehouwen Twee naakte kindertjes fteeken de roomfc'ie bondelen en gerichtsbyl om hoog: voor haar flaat aan yder zyde een Arend: waar van de eenen een deel zaamgebond'erie pylen, en de andre, de flangenroe van Merkurius in zyne klaauwen heeft: het overige is met kranfTen en vruchten gevult. Een weinig booven dit rond, ziet men in een konftig taafree! Merkurius met zyn fluit toeleggen, om den hondertoogigen Argus, dien de fchooneKoetebewaaren gegeeyen was, inflaap te fpeelen, om van zyn pand meefter te werden. Neftens Argus legt een hond, die fcherp toe ziet; als willende 't gevreeft bedrog, voorkoomen. Deeze verfiering, heeft verfcheide beteekenisfen, waar van 'èr meer dan een, op 't Amptder Burgermeefterlyke bediening, konnen toegepaft werden. In 't gemeen vergelyktmen de JKoe, als een vruchtbaar Dier zynde, by den Menfch, welke door een yverigen arbeid, en vuxchtbaarheit, en kennifle, alle fchepzelen overtreft. De Menfch dusdaanig een Dier zynde, werd van God aan Argus, de Reedenbeteekenende, welke alles wikt en met hondert oogen befchouwt, te bewaaren gegeeven. Deeze reede wert van Merkuur, als de eigen begeerte , behagen tot zich zelfs , en alle welluften hebbende, in den zondigen flaap gefpeelt. en ten laaften gedoodt. Dus werd de Menfch , van reedelykheid berooft, en tot een boos en over  Wan AMStERDA M. 53 overgegceven leeven verva'ien, van zyne oagen, die eerft niet dan naar deugd en gereehtigpit Z3gen, berooft; en in de Paauwenttaart van de Godin Juno, geplaaft: 't welk niet anders dan een overdaadigen zucht tot rykdom, hoogmoedige trotshek , ydele eere, en geneegentheit tot uicerlyke glanffen, tot nadeel en iehaade des geeftes, uitdrukt. Ter Kaamer intreedende, ziet men ter rechtterhand, de taaffel daar de regeerende Heeren haare zitplaats hebben ; zynde aan dezelve gehegt, een fchroef, om 't Stads. zeegel aan haare brieven, verklaringen,, en andere (tukken zulks behoevende, te drukken. Ter linkerhand ziet men de afbeelding van 't oude, en nieuwe Stadhuis: waar van het oude zeer konftig door Zannredam, en 't nieuwe door vander Ulft, naar \ leven gefchildert is. Vier witte kolommen naar de Korintifche order, met fierlyke hoofdftukken van dezelve ftof, doen zich zeer groots voor. De lyften en de fieraden van den fchoorfteenmantel, werden onderfteunt van vier witte marmere kolommen; waar van twee rond, twee plat zyn. De fries van de manteling, is zeer konftig door klyne beeldjens opgepronkr: verbeeldende de zeegepraaling van Fabius Maxlmus, Burgermeefter van Roomen. Dit konftftuk is waardig met aandacht befchouwt te werden, zynde de beeldjens niet teegenftaande haare kleinheit, D sn  54 Beftbrpirtge van 't STADHUIS, en uit zo harden doffe gehakt, zeer natuarlyk in haar werking', en zo verdandig gefchikt, datmen niet licht iets fraaijer van dien aart, zal konnen aanwyzen. De vleugels van de vierkantte opening om in de Vierfchaar te konnen zien , zyn mede van wit marmer; ert met loofwerk en zinnebeelden, op de Burgermeefterlyke macht en waardigheid paffende, opgefiert. De eene pronkt mee een bloemkrans met olyftakken doordrengelt, waar onder een ouwerwets Scheepsroer, en laager twee gekruide fleutels met een wimpeltje daar 't woort pruilen er op té leezen daat, aan allerhand vruchten en loofwerk neerhangt. Het ander pronkt op de zelve wyze , met defpiegel van voorzichtigheit, en lager de Komeinfche gerechtsbyl en't Scherprechters flagzwaart, met de fchaal van gefechttigheit; en daar onder het woord forther, met fierlyke blaaden en ander loofwerk omvlochten. De fchoordeen pronkt met een deftig fchildery door Jan Lievensü'. gefchildert, verbeeldende den Burgermeeder Suejfa, die zyn vader, G. Fabhts Maximus, door den Raad van Roomen aan hem als Gezant gezonden, gebied van 't paart te dygen: terwyl 'er een wet was, die yder verbood, te paard zittende, tot een Burgermeeder te naaderen. De vader gehoorzaamt dit bevel met eerbied, en bewyd zyn zoon die plichc, we'ke hem als Burgermeeder toekwam. De-Prins der Dichterén J. van den Vondel,  Van AMSTERDAM. 55 Vondel, drukt de Zinnebeelden van 't fchildery met deze woorden uit. De zoon van Fabius gebied zyn eygen Vader Van 't paard te flygen, vw Stads eer en Agtbaarbeit Die kent geen bloed, en eyfchtdat hy eerbiedig nader, Dus eert een Man van fiaat, bet Ampt bcmopgeleit. Achter den voorzittende Burgermeefter, hangt een zeer konftig tafreel, zynde het volgende vers, doör den zinryken Dichter, den Heer C. Huigcns op *t bouwen van 't Stadhuis gemaakt, in toetfteen uitgehouwen, en de lettertjens en trekken verguit; dat waarlyk zeer konftig en aardig gewrocht is, en wel waardig, om met Opmerking befchouwt te werden. Dit is verricht door eenen Eïias Noski, Duitfcher van herkomfte. Het zolderwerkis fierlyk met zinnebeelden en loofwerk befchildert; en men ziet tufTchen dit, de Waapenen der Heeren Burgermeefteren de Graaf, Haidekooper, Spiegel en Pol, regeerende als de inwying van 't Stadhuis gefchiede, zeer konftig uitgegehouwen en vergulr.  56 Befcbryvinge van H S TAD HUIS GELUK aan de E. F. Heeren REGEERDERS Van AMSTELREDAM, • In haar Nieuw RAADHUIS. Doorhigte figteren van 's Werelts agtjle Wonder ; Van fo veeljkeks om hoog , op fn veel bonts vanonder Van zo veel kófielyks, zo hifliglyk verwrocht; Van zo veel heerlykheits, tot zo veel nuts gebracht: Godt dieu magt en pracht, met reden gaf te voegen, Godt geef u in 't gebouw, met reden en genoegen, Te toonen wie gy zyt; en, daar ik 't al in fluit, Heil zy daar eeuwig in, en onheil eeuwig uit. Is 'f ook zo voorgefchikt, dat deze mannre miiurcn Des Aardtryks uiterfte niet hebben te verduwen ; En wert het nodig dat het negende verfchyn, Om 't achifie wonderwerk 's nakomeling te zyn, God uwer vadren God, God, uwer kind'ren vader, God, zoo na by u, zy die kind'ren zn veel nader, Dat hare welvaart noch een huis bouw en bezit, Daar bydit nieuwe fta, als 't oude Jlond by dit. Constanter. Burgermeefters Kaamer , achterom ter tmkerhard urgaande, komt men in de zogenaamde Pui of afleesplaats, voorkomende als een zoort van  van AMSTERDAM. 57 van eene Gaandery ; ter diepte van tien , en ter breete van tweeëndertig voeten. De dienft van dit vertrek is, om na voorgaande klokgelui , alle keuren, wetten, vonnifTen, en andere zaaken ten aanhooren van 't volk, af te leezen. De zoldering i? van onderen met aardige fieraden en Zinnebeelden door de oude Bronkbotjl befchildert. Boven de deur, die naar Burgermeefterskaamer gaat, zietmen 't volgende vers, daar geftelt by geleegentheit van 't fluiten der Vrede met Engelant, in 't Jaar 1674. 't Onlangs door Frans gevoelt, Vernedert Nedsrlant, Gaand' als dat was gefluit In 't Britfche vree Verbant, Droogt, in d'Orangje Zon De traanen uit haar oogen. 't Vervolg boven de deur van de Juftiti'e kaamer is dit O.' Burger Vaderen. Gebi&dent aan het T Dat dit tot vreugd' van u En Stad en Staat gedy. So komt God onvoorjiens, 't Vernederde verboogen. Ter linkerhand van deeze Gaandery , zietmen door drie groote opene poorten, in de reeds voorheen gemelde marmere Vierfchaar. De volgende deur doortreedende , komtmen in de D 3 Jufti-  53 Befcbryvinge van 't STADHUIS juftitie kaamer. Booven den ingang van deeze Kaamer, als men langs de Gaandery van buiten intreed, zietmen meede een rond, op dezelve trant verfiert, als booven de deur van de Burgermeefterskamer Ter wederzyden zietmen naakte kindertjens, met bondelen , en de Roomfche gerechtsbyl uitfteeken , en onder haar, aan yder zyde, een Arent, hebbende in de eene klaauw de fpiegel van voorzichtigheit, en inde anderedeblixemlTraal, tot ftrafie, gevat. Hier boven zietmen een vierkant taafreel, waar in verheelt is Arnphion, die door *t aangenaam fpeelen op zyne harp, den arbcit van 't bouwen der Stad Theben doet. voortgaan. Voor zyne voeten legt allerlei bouwmeefters gereedfcfnp, als werktuigen die by 't bouwen niet te ontbeeren zyn. Dit is meede een Poëtifche verfiering. Men zegt dat deeze Arnphion, de zoon van Jupiter, hebbende Niobe de dochter van Tantalus* getrouwt , een Stad in Beotien bewoonde , zynde zonder eenige verflerking van Muuren of Toorens. Deeze Man, was een zo kondigen Lierfpeelder, dat wanneer hy zyne Stad teegens den aanloop zyner Vyanden wilde verfterken , alleenlyk zyn fpeeltuig gebruikte, en 't zelve met zoo veel kohft behandelde , dat de fieenen van zelfs opfprongen, en zich in eene j behoorlyke ordre, tot Muur en Tooren vlyden. Deeze verfiering beteekent niet anders, als " de  van AMSTERDAM. 59 de redeneering en welfpreekentheit van-een verflandig Man; welke door zyn zoetvloejende en zachte woorden, de drift van 'truwe volk weet te doen bedaaren. De oude noemde gemeenlyk die luiden, welke in eenige voortreffelykheit, 'tzy van verftand, of van hoogwaarde bedieningen uitmunueden, z»onen van Jupiter. Nu was deezen Arnphion, een Man, die door zyn' verfland , welfpreekende redeneering, en zachte regeering, het woefle volk in zyn tyd, dat wyd van malkander verftrooit was, door goede werken en zeeden, tot een lichaam vergaderde, en tot een gereegelde zaamenwooning by een bragt. Hy leerde hen huizen bouwen, de Steeden met muuren omcingelen: en bragt zyne onderdanen tot eene flille en burgerlyke huishouding. Deeze Kamer is van gelyke groote als die van de Heeren. Burgermeefteren; naimelyk van dertig voeten diep en twintig voeten breed. Zy pronkt ten noorden en zuiden, met vier witte marmere Korintifche Kolommen, met fierlyke hooftflukken bezet. Op 't middea van de vloer, ziet men 't Stads Waapen; enter wederzyden twee groote flagzwaarden van wit marmer in de vloer ingelegt: den Schoorfteen is meede van marmer, en 't Solder werk met eenige fieraaden befchildert. Een fteene trap in 't midden van de Kaamer, geeft opgang naar den Tooren, en D 4 naar  6& Befcbryvinge van 't STA D HUIS naar de Kaamer daar geheime papieren en andere fchriften bewaart werden, gemeenlyk de Charter kaamer genaamt. De Raadkamer volgt aan deeze, waar ineen ingang uit de verhandelde Kamer is, en een andere langs de Gaandery. Dit is een fierJyk vertrek, beflaande een breedte van vyf en veertig voeten, en een diepte van 30. voeten. Het rond, boven den ingang, is op dezelve wyze met twee Kindertjes, twee Leeuwen, en allerleie aardvruchten bevallig; verfiert. In deze Kamer zyn Stoelen op welker kulTens het Wapen van Amfterdam is geborduurd, voor de zes en dertig Raden, en vier verhevener Zitplaatzen, voor de regeerende Burgermeefteren in der Tyd; mitsgaders een andere voor den Secretaris Dit fchoone vertrek, is op order van de Ed: Groot Achtbaare Heeren Burgermeefteren dezer Stadt, merkelyk verbetert, en met fraye en konftige Schilderyen vermeerdert, door den beroemden KonftSchilder Jacoh de Wit, een geboren Amfterdammer, welke in den Jaren 1736 1737. en een gedeelte van 't Jaar 1738. (in welk Jaar dit werk geheel voltooit is) al zyn vernuft'en vlyt heeft aangewent, om teffens zo deze grote Stad, als ook zyne welbeoeffende konft een 8f$-  Van AMSTERDAM. 61 eeuwigdurende Luider by te zetten. Het hooftftuk, door hem aldaar op nieuw ingebragt, belaat het geheele vak, aan de weftzyde, tegen óver het licht,'zynde een zeer groot ftuk, lang 4.5. voeten en hoog 19. en een halve voet. Het zelve verbeeld de verkiezinge welke iVJozes T volgens des Heeren bevel, in de doortogt der Woeftyne , te T ibeëra , deed , van zeventig Mannen uit de Öudlten van Ifraë! , prn den laft der Regeeringe over het geheele volk , met hem te 'helpen dragen , en dezelve , op des Heeren bevel vergaderde, voor de Tente der Zamenkomfte, in hetoogevan al het Volk; Zie Numeri Capittel XI. vs. 16 en 24; toepasfelyk op deze Kamer, waar in ook de Oudften des Volks "ergaderen , om het algemeene welzyn des LanJs te bevorderen , en het zelve met hunne dierbare raad en Godvruchtige voornemens te onderfleunen ; beftaande her. getal dezer hooge vergaderinge in zesendertig Raaden, die uit de aanzienelykfte Burgers deezer Stadt , verkoren worden. Op dit groote konftftuk zyn de volgende acht regels dichtkundig toegepaft: Hier word door Mofes, op't bevel van Godt, verkoren Een Raad van zeventig, uit d'oudfievan bet Volk Wylhem' sRcgmings-lajl, kwam al te zwaar te voren, Dus zorgt by voor 't gemeen, ah Regtcren Gods tolk. D 5 Em  6% Befcbryvinge van 't STADHUIS Een voorbeelt van den lafi der zes en dertig Ragden Dis 't hooge Staatsbejiier, van Godt, is opgelegt \ En zich als Oiidjlen zien met zorgen overlaaden ' Voor Godsdienjl, Vryheit, en der Onderdanen regt. Ter wederzyden van de Schoorfteenen, bovend,: vier Deuren, zietmen in vier Stukken ronde Basreliëf, in 't graauw, en rondom met Kindertjes die dit Basreliëf dragen, ook in rosachtig graan , konftig gefchildert door denzeiven de Wit, vier Schriftuurlyke Hiftorien , tot uitduidinge van de Woorden in het Wetboek der zesendertig Raden vervat, namelyk dat het moeten zyn Minnen, i. Godvrezende, z. Waaragtige. 3. Verftandige, 4. des Gierigheits Vyanj. Zie Exodus XVIII. vs. 21. Het ecrjis {tuk aai de noort- zyde van 't vertrek, ten westen van de Schoprfleen, verbeeldde Godvrezenheit Abraham, in deofferhande van zynenZoone Ifaak, van welke de heilige Bladeren getuigen: dat hy God vreesde. In het tweede, noortzyde, ten ooften de Schoorfteen, wordt de PVaaragtige, verbeeld door Jeremias, by het zien van de Amandelroede en de ziedende Pot alwaar God tot hem zegt: Spreekt tot het volk alles wat ik u gebieden zal. Welke woorden ons dus als Waaragtig voorkomen. Zie Jerem: Cap. x. In het derae, aan de zuidzyde, beooften dé Schoorfteen, word de Verflandige verbeeld door Jozeph  Fan AMSTERDA M. 63 Jozepb, die het Kooren liet inzamelen tegen den duuren tydt: waar van Pharao als met verwondering zeide: waar zou men vinden een Man zo verjlandig als gy, qfuws gelyken ; gy zult over myn huis zyn. Het vierde , ten zuiden , aan de weftzyde van de Schoorfteenverbeeld des Gierigheits Vyand, door Eliza , die de geschenken van Naaman den Syriër , welke hy gezond gemaakt hadde, niet wilde aannemen. Vier Zinnebeelden, welker eigenfchappen aan dit gewigtig Ampt een groote luifter byzetten. De Schoorfteenen zyn ook konftig opgefchikt, en derzelver friezen met aardig loof-en beeldwerktuigeuytgehouwen. Inde eene zietmen hoe dat de goede Raad, uit wysheit voorkomt, hier afgebeeld door de Sphinx, met een boek voor haar; de drie hoofde daarzy het gezicht op heeft, namelykdatvan een Leeuw, betekent het tegenwoordige; dat van de Wolf, het voorleedene ; en dat van een Hond, het toekomende. Zinfpeelende op voorvallen die of voorby, of teegen|woordig , of aanftaande zyn. Een geketent ÏHerte, wordt door een kindje vaft gehouden, I en een weinig verder, een aardige lamp, de inacht verbeeldende, als beft bekwaam tot voorcjzettinge van wysheit en ftudie ; een weinig IIverder vergezelt zynde van de vogel van Paljas, l op een boek geplaatft, en de flang, om een olyf- krans  Befcbryvinge van 't STADEUIS. krans; daar achter een fpiegel, het teeken der voorzichtigheid, geflingert is. De Gramfchap, die geen plaats moet hebber;in den Raad, word uitgeroèitof ten mïnflen getemt; terwyl de driftiglieit en al te fnellen voortgang in de beraading van gewichtige ziaken, oneigen zyn; het eerfte is door een geringden Beer, en 't ]a^£fle door een fnelzwemmende Dolfvn verbeeld. _ In de andere, fpruit den goeden Raad voort, uit overvloed van Eendracht en Vreede, verbeeld door een jonge Maagd , over welkers fchoot twee overvloedhoorens gefpreid leggen, houdende in de eene hand, de zaamverbondene pylcn; en in de andere, de flangenroê van Merkuur. Een wein;g verder- is de goedé overeen (temming, door Kindertjes afgebeeld, welke een muficaal accoort houden: terwyl eenige anderen de Schalkheit, 't Bedrog, Eigenbaat, Dronkenfchap, Achterklap, Fenynige tongen, en ander vuil gefpuis, uit haar gezelfchap jaagen. Bovenden fchoorfteen, ten noorden ,zietmen een heerlyk (tuk Schildery door G. Flink gefchildert; verbeeldende Salomons gebed, daar hy ofFerhande doet, en om wysheid bid. Men leeft 'er dit vers onder Daar Sahmons Gebed en offer Godbebagen (Troon, Word hemde wysheit's nachts belooft uit 's HemelsMet  van A M S T E R D A M." 65 Mst een Rykdom , Eer en wel geneer,fle dagen. Waar wysheit rade mag, daarfpant de Staat de kroon. Boven de andere, zietmen de verkiezing van de oudlte mannen,om neffens Jetro de fchoonvader van Mofes, het volk van Ifraè'1 te richten : die, het ampt van Richter alleen te zwaar vallende, begeert, dat verflandige Mannen zullen uitgekoozen werden, om over gedeeltens te Regeeren, terwyl de zwaarfte zaken (toepaflelyk op deeze Raadkamer) voor hem gebracht moeiten werden; dit is gefchildert door Bronkhorft. Boven de vier deuren is tot een vervo1g, of byvoeging der marmere friezen voor de Schoorfteenen, door gemelde Konftfchilder de Wit, verbeeld (en verfiert met verfeheiden Kindertjes, in't graauw, even of het in Marmer was uitgehouwen) onder Abrahams Offerhande, de Getrouwigheit, door een hand met een Zegelring', een Hond, Zwaard, Schild, Zegels en eenSleutel, alle toepaiTelyk op de goede trouwe welke hier plaats moet hebben. Onder het (tuk van de Propheet Jeremia, word verbeeld de Naarftigbeid, door een Korf met Byen, een Haan, een Zeef, waar door het goede van het kwade word gefcheiden, een Lamp, Pen en Inktkoker, dienende om de naaritigheit van een geleerd Man te verbeelden. On-  66 Befcbryvinge van V ST/IDH UIS Onder de Hiftorie van Jozeph, word verbeeld de Mdttgbeit'i door een Horologie, welkers Slinger een gelykmatige beweginge aan dit uurwerk geeft; een Toom of Breidel van een Paart, dat de lofTe en ongebonden driften betoomt, en een Boog, die matig overgehaalt zynde, van het nutfte gebruik is om het wit te treffen; welke Zinnebeelden leeren dat alle onmatige driften en haaftige gemoedsbewegingen alhier moeten gemyd worden. Onder het Basreliëf van Eüza, word verbeeld de Welf preek entbcit, door de Maf of flangen roede van Mercurius, een Zandloper en een Boek; zinfpeelende op een wys Man, die ter regter tyd Weet te fpreeken en te fwygen; en door de Harp werd aangetoont, dat door verflant en welfprekentheit alle verfchillen, zo wel als de ongelykluidendetoonen kunnen veré'enigt worden. Noch heeft de Konftfchilder de Wit de open flaande vakken, tufTchen het licht van de bovenfte en benedenfte glazen, vervult met vier Embiemataas in 't graauw, om aan te tonen, het heilzame oogmerk en de aanbetrouwde zorg dezer aanzienelyke vergaderinge van zes en dertig Raden. In het eerfte vak word verheelt de Godsdienft, door twee Steene Tafelen en een Altaar, een Bybel, ruftende tegén een vaste hoekfteeh; cn een verligtende Lamp daar boven, zinfpeelende opdeGodvruchtigheit, ftand- vaftig-  van AMSTERDAM. 67 vaftigheit, en levendigen en onophoudelykeo yver in het Zaligmakende Geloof. Het tweede, vetbeelt de Burgerlyke Eendragt, dooreen vafle Burgt of Ringmuur, een bondel Pylen, de hoed van Vryheit, de overvloeds Hoorn en een Eyken Krans, welk laatfte, het loon is voor een getrouw' Burger: In het derde word verbeeld de Koophandel, door een Schaal met Gewigt, Vaaten , Pakken en de Staf van Mercurius. In het vierde vind men de verbeeldinge van de Navigatie of groote Zeevaar d, afgefchetfl:, dooreen voorfteven van een Schip, Ankers, Touwen, Compas, Wimpel, Graatboog en Spheer, Riem, Haak, enz. Vier Tafereelen , die tot de voornaamfle verhandelingen der zaken van deze Kamer betrekkelyk zyn. Boven het grote ftuk, zietmen in de vier vakken in pleyfterwerk, door Qiielyn , afgebeeld, in het eerfte, de Godsdienft, door een Bybel met een Lamp , een waakzame Kraanvogel , en een wakkere haan, die een Slang vertreed. In het tweede, de Voorzigtighe'u en Hoop, door een Spiegel, Slang, Anker, Touwen en een Dolphyn. In het derde, de Heerfck.ppye, door een gekroonde Leeuw, Bondel Pylen, en een gezegelde Wet-Brief. In het vierde, word de Gctrouviigbeid afgebeeld, door een Handt, die zich op 't Altaar in het vuur verbrand , ziende op de trouwe daad van Q. Muti- us  68 Éefcbryvïnge mn 't STAD HUIS us Scaevola; en een eiken krans tegens het zelve Altaar, beteekent het loon van een getrouw Burger. Wyders is her verwnlft van onderen verfiert met meer ander Zmryk Schilder-Loof-en Beeldwerk ; en twee vakken aan de zyde van het licht, pronken met de Wapens van de zes en dertig Raden, zoals dezelve A°. 1736. alle in wezen zyn geweeft; tulfchen welke twee vakken , een vak is verfiert met d-> Holl ndfche Miagd, verbeeldende de Vryheit . door de Hoed, en de Spies daar zy dezelve mede verdedigt, en fieunende ma de flinker han 1 op een Bybe! , tot oefcherminge van de Godsdienil, inet deze Zinfpreuk onder haar voeren: Hne Mithr.urhnnc Tucir.nr. Boven haar hooft zietmen het oude Wapen van deze Stadt, zynde een Kf.gge.Schip, mede gefchildert en geordonneert door J. de Wit. Deeze Kamer uittreedende, heeftmen hief neffens de Weeskaamer. booven welkers ingang meede een rond is, met twee gekruide overvloetshoorens, die allerhande aardvruchten uitfiorten; waar neffens twee Leeuwen, en twee naakte kindertjens op de. ze vruchten zitten, uitgebeeld zyn: zinnebeelden, Op 't daar  van AMSTERDA M. 69 by (laanJe beeld van de Godinne der airdu, Cikk: welkers befchryving te gelyk met ie andere beelden in deeze Gaandery ftaande, hier na zal gegeeven worden. Deeze Kaamer heeft een ruim voorv rtrek, welkers zoldering met een blaauwe lucht, daar allerlei gevogelte in weemelt, befchüdert is. De Kamer zelfs, is tweeëntwintig voeten breed, en dertig voeten diep. Behalven haar klei" vertrek, is zy rondom de muur met kaffen bekleedt, waar buiten op de deuren, goude nommers (laan, van de 'aaden die in de dezelve zyn, en waarin de papieren des boedels van de onmondige kinderen , die onder haar voorzorg zyn, bewaart worden. De marmere Schoorfteen pronkt met een uitmuntend fchildery, verbeeldende een llomeinfche^pf/'e, of kinds aanneeming: d' fo :er is met fierlyk verguit beeldwerk en konftig fchilderwerk bekleed Den trap neffens de Weeskaamer opgaande, heeft men ter rechterhand de Kaamer van Huwlykfe zaaken en Tnjurien. Deze werd ook door 't gemeene volk wel de krakeelkamer genoemt, door dien hier mede recht gedaan, word op kyven, fchelden en lafteren, van den een tegen den anderen. Ter linkerhand heeftmen de Kaamer van de E Zee-  70 Befcbryvinge van 't STADHUIS. Zeezaaken. Deeze Kaamers koomen ter halve verdieping, en werden daarom gemeenlyk ingeftoken Kaamers genaamt. De eerftgenoemde fpringt booven de Afliirantiekaamer , de tweede booven de Weeskaamer : hebbende eene verdieping van agtien voeten hoog. Deezen trap nog hooger optreedende, komtmen eindelyk op den derden grond , welke zich booven de Gaanderyen rondsom het geheele gebouw heen (trekt. Hier ontmoetmen de Kaamers van 't Groot Kraamers Gild, en ter linkerhand de fchilders Konft-kaamer, tot een geheel ander oogmerk aangelegt, dan dezelve thans gebruikt wert. In 't Portaal'c welk naardekonftkaamer toegang geeft, zietmen een deur, daarmen door op de kleine Waapenkaamer. komt, daar men thans alleenlyk eenig konftig geweer , vaandels en diergelyke wapenruftig vind. De Konflkaamer is een ruim vertrek , ter groote als de Raadtkaamer, alwaar zy booven ftaat, pronkende met zeer veel deftige konft- ftu>  van AMSTERDAM. 71 Makken , en fraaje fchüderyen van veele hedendaagze meeMers; waar onder uitmunt een heerlyk (tuk van L.Bakhuis, daar hy zig zelfs twee» maaien in verbeeld heeft, eens 'c geheele hebbaan) leevensgroote, en eens zyn afbeelJfel, als in zwarte konft gemaakt: behalven veel andre van braave meeflers, die ook hun lof verdienen. Alhier mag yder Konftenaar zyn werklr.ukken ten toon Mellen, om dieteverkoopen; doch die verkogt of weeder weggenomen zynde, moet een ander in deflelfs Meede brengen: en ook geen minder getal, als drie ftuks tellens. Vier directeuren, werden jaarlyks op nieuws verkoren, die 't beftier van dit konMgenoodtfchap hebben , waar van L. Bakhuifen en... Mufcher, de eerMe zyn geweeM: die zulks tot voortzetting der SchilderkonM van haarEd. Groot Achtb. de Heeren Burgermeeneren hebben verkregen. In 'c vertrek van deeze kaamer, Maat een fierlyk Kabinet opgevult met een weêrgaloofen fchat, van overheerlyke PrentkonM, nagelaaten door den Heer Micbiel Hinloopen, die denzei ven zeederc zyne jeugt, tot eenen ouderdom van eenentneegenrig jaaren,byeen gezaamelt heeft; enbyuitterfte wille, tot oeffening der fehilderjeucht, aan deeze kamer tot zyn gedachteniüe heeft toe geèïgent. De konftbeminnende Heer, deOutburgermeefter Nicolaas fVitzen, heeft deze verzameling, als uitvoerder van deflèlfs uir.« terfte wille, in order doen fchikken, en tot oefE 2 fenin-  72 Befcbryvinge van 'tSTJD HUIS feninge en befpiegeling der liefhebberen hief doen ftelien : 't is yder konflenaar of liefhebber toegedaan, na deze te teekenen of te fchetfen, doch met verbod van eenige van dien te befchadigen ofte vervreemden. Deze Prentfchat is verdeelt in tweeënvyftig boeken, en begrypt een getal van over de 7000. fluks, waar onder de befte en volmaakfte werken, van de beroemfte Italiaanfche, Franfche, en Nederlandfche meefters zyn. Behalven dit, zietmen 'er ook verfcheide bootfeerfels van beelden en fieraden, die op het Stadhuis, hier en elders voorkoomen. Deze Kaamer, plagt dagelyks des voormiddags van 11 tot 12. uuren voor een yder open te ftaan, om de daar op zynde konft te mogen befchouwen Deze trap weeder afdaalende, tot op de Gaandery, befchouwtmen de Affurantie Kaamer, ter rechterhand. Booven den ingang zietmen een konftig marmer taafreel, verbeelde Arion, zittende op een Dolfyn, en fpeelendeop zyn harp , in h verfchiet zietmen het fchip daar de fchipiieden Arion uitgeworpen hebben, denkende nu met den geroofde buit, veilig te mogen thuis komen. Dit is een zinnebeeld op deeze Kaamer zeer wel paffende; vermits hier de verfchillen afgedaan werden , die over Affureeren. of verzeekeren van Scheepen of koopmarjfchappen, tuffchen  van A M S T E R D A M. 73 A()ïira>kur, Schipper, Koopman, of andere belang hebbende, voorvallen: vermits deezen handel alzoo onzeeker fchynt, als dat ymant in Zee gedompelt, door een onzeeker middel, behouden zal aan land gebracht werden. De Defolaatcn boedels kaaiher. volgt hier neffens. Een zinryken kónflig tafreel geeft aanftonds te kennen, tot welk oogmerk dee'.e Kaamer opgericht is Men ziet hier de verfiering van Dedalus en zyn zoon Maros'. Dedalus om zeekere misdaad uit Atheenen gevluchr by Minos Koning van Kreeten, gevankelyk bewaart werdende, bedacht eene lilt, om uit zyne gevankeniffe te onikoomen. Tot dien "einde maakte hy van zeer groote veederen, die hy met was aan malkander kleefde, voor hem en zyn zoon, twee vleugels, waar meede hy uit zyn kerker ontkwam. De vader vloog zeer laag aan den grond , doch de zoon ftout op zyne konft; ftreefde voor uit om hoog, doch te na by de Zon koomende, wierd het was week . droop allenskensweg, en deed den wulpfen ikarus, in de diepte der zee neederplofFen en verdr nken. Waarlyk een zinnebeeld, daar zich .veel hoog vliegers wel aan moogen fpiegelen; welke door overma3tigen pracht en grootsheits van leeven, hun Haat, en vermoogen verre te buiten gaan; tot e 3 zy  74 Befcbryvinge van 't STADHUIS zy tenlaatden door't hoogvliegen hunne vlerken zien wegfraelten, in een defolaaten ilaat geraaken, eindelyk deeze Kaamer ten deel vallen. De feftonnen booven dit beeldwerk, zynöok aardig uitgewerkt ; meede zeer toepaflêlyk op deze Kaamer: men ziet hier hoe de ratten in de leedige koffers huishouden, en de verzegelde brieven, reekenboeken, en papieren , fcheuren en beknaauwen. Hier booven is de Kaamer van de Heeren Directeuren van den Levantfchen Handel, en Naviga. tïe op de Middellantfche Zee; waar toe de volgende trap opgang geeft: en daar neffens het Comptoir daar de Boeken van de Reekenkaamer bewaart werden. Hier in den hoek ontinoetmen de Reeken kaamer, daar de verree- keninge der quotifatien, tegens de beladingen van vade goederen, en andere laden, gefchieden. De Kaamer der Heeren. Scheepenen Extraordinaris, volgt hier neffens ,• zynde een taamelyk ruim vertrek. Men ziet hier verfcheide Schilderyen van eeni- ge  Van A M S T E R D A M. 75 ge oude Burger gezelfchappen, en de zoldering fierlyk met lofwerk befchildert en verguldt. Ten noorden is een vertrek waar door men in Scheepens Kaamer komt, en zyn hier in, den trap die naar de boejen afgaat, en die, welke naar 't Comptoir van den Heer Hoofdfchout en 't Comptoir der Requeften gaat. Wat booven den ingang van Scheepens Kaamer te zien , valt, is hier voor reeds verhandelt, doch binnen het portaal is ter linkerhand, de kaamer der Prokureurs, en ter rechterhand, de plaats daar vuur geftookt wert: ook is hier de gemeene trap naar 't Schoutscomptoir en de Requeftkamer. De Fries van de lyft van 't portaal, pronkt met het zinnebeeld der Vergelding; dat is; die kwaat gedaan heeft, ontfangt ftraffe, en die goet gedaan heeft, belooning en eere. Dit zinnebeeld ftaat hier afgerr.aalt door' twee over• vloedshoorens, waar van de eene met fteekeüge doorens, klisbloemen en ander ontuig, en de ander met allerlei geurige bloemen omflinggrc : is. In het midden ftraalt het alziende oog; en ter ; wederzyden een Maatftok , toepaflelyk op de \ fpreuk, dat men met dezelve maat weder zal in£emeeten werden, daar men meede uitmat. Uit de eene hoorn komt een hant voort, die een geeiTelroe van ftrengen voert, neffens dezelve allerlei boei enftraftuig: uit de andere koomen aller: lei vruchten voort, met een hand, die een palmtak en laurierkroon uitfteekt. De Fries booven E 4. den  76 Befdryvhgsvan't STAD HUIS den opgang ter zyden BurgermeefLrs kaamer is, op dezelve trant bewerkt. Hier zietmen de vier ge y ;èn van 't jaar, door al'erlei fruiten, yder na.r zyn aard afgefcheift, met de zandloop-r, h,t op. en afdaalen van 't men!che!yk leeven beteekenende, in de midden. De witte marmere vleugels of impoften (aan Scheepenskaamer) zyn verfiert aan de rechterzy ie met de k ods en Leeuwenhuid van Herkules, en ter and, re zyde met toom en breidel , als t< 'epaffeiyke zinfpeelingen op deeze kaamer. Boven de deur leeft men de fpreuk, Juli &f aheram partem; hoort ook de wederparty, met goude letteren afgemaalt. Scheepens kaamer. intreeden- de, zietmen ter rechterhand de Gerechtbank der Heei en Scheepenen ; gemeeneh k de Vh rfchaar, ïn Scheepens kaamer genaamt: dit is ter halver verdiepingafgefchooten, zyndeh t bovenftebet Comptoir van dep Heer Hoofdofficier. Deze kaamer is tachtig voeten lang en tweeënd rijg voeten breed. Het gewu'ft dat van fteen is, is in verfcfv ide parken afgedee'lt? men ziet in 't midden de Gerechtigheid, en ter zyde de Sterkhcid, en Voorz'chtigheit , ntfftns andere fieraaden en Zin'tc Heelden op deeze kaamer toepafTelyk. De Schoorfteen pronkt met ten voortrefftlyk (childery, verbeeldende hoe Mofes de Kinderen van Ifraël,  van AMSTERDA M. 77 Ifraè'1, de Wet, dien hy op den berg Sinaï in twee fteeneTaafelen ontfangen hebbende, afbrengt, voor houdt: dkltuk is uitgevoert door den braavenfchilder, Bol. Men leeft 'er dit vers onder: Hebrecufcbe Mofes heeft de Wet van God ontfangen, Waar mede hy naar 't volk van hoven wederkeert , Dat hem eerbiedig groet, en welkomt met verlangen: De vrye Staat luikt op, als 't volk de wetten eert. Maar overkonftig is het beeldwerk in de fries van de Schoorfteenmantel, uit marmer in zeer kleine beeltjens uitgehouwen. Het verbeeld het lfraëlitifche volk, welke in afzyn van Mofes, het gulden kalf oprechte; en daar rondtom een Bachusfeeft vieren. Dit konft Huk is zo heerlyk dat waare kenders hun genoegen, met befchouwen niet verzadigen konnen , behoevende zelf, voor geen werk der amike beeldhouwers te wyken. Ter zyden in deze Kamer, tegens de muur, hangt een tafreel, waar in het volgende Vers 00 deze Kamer paffende, zeer konftig door ee- ncnA, Ferling, gelcrireeven is. Fiat Justitia ne piïreat mundus. 1. Gelukkig land daar 't recht gaat recht, Geen oog en Jla op hekk of knecht, fficb acht en geeft op hoge sta aten, armen van 't geluk verlaaten. E 5 Daar  78 Befcbryvinge van 't STADHUIS 2. Daar nacht en dag een wakker Oor, Aan twee partyen geeft gehoor, Niet paft op klagen, kermen, fmeeken; Maar d'een a"ander 't zyn laat fpreken. 3- Daar geen vervloekte Gierigbeit, De gronde van de Wetten kit, Noch om het recht wat krom te draajen, De rechter hem met goud laat pajen. 4- Daar eigen zucht van Eer of Staat, Gien waarheit druk, noch daar de haat Cf liefde Jpreekt, of voor of teegen: Maar 't recht pajjèert zyn rechte weegen, 5- Daar groeit en bloeit de ware Deucht, God leeft daar zelfs ah in zyn vreucht, En zeegent met zyn Zegeboonm Die in dat Land ah r e c h r e r s woonen. 6. Daar zucht noch Wee uw, noch Wees, noch Kind, D' r elien men m die rechters vind, En M- n en Vaders, ah herkoorcn ; Dikmaal te vroeg voor ons verkoren. 7- Daar klaaebt en weend geen amen bloed, Verdrukt te zyn om 't zober goed, In 't zuiveie zweet by hem bekoomen; En naderhand weer afgenoomen. Een  van AMSTERDAM. 79 8. Eer. dief hout daar uyt vrees van ftraf, Van 't geld en goed zyn klaauwen af, Een yder leefd daar even veilig, Daar '«recht gehouden word voor heilig. 9- Gelukkig driemaal is dat land, Geen onheil flaat daar voor de hand, Men hoort de minjlen daar niet klagen; Gun heer hier altyt zulke dagen. Deze kaamer uittreedende en de rechterhand noch verder vervolgende, ontmoetmen de kaamer van Commiffariffen van Kleine zaaken, om dat voor deeze bank veel zaken van klein belang afgedaan werden ; en werd hier geen hooger vonnis uitgefprooken, als tot fes honderc guldens, van waar weeder voor Scheepenen kan ^appelleert worden. Hier neffens is de Kaamer van Thelaurieren Extraordinaris, waar in gemeenlyk 's Lands verpondigen betaalt werden. Den trap opgaande, ontmoetmen den Honderfte Penning kaamer, daar die fchatting ontfangen werd. Deezen trap nog hoo-  t 80 Befcbryvinge van rt S T'AD HUIS hooger opklimmende , komt men op eenj vierkante ruimte , daarmen ter rechterhand! een kaamer. beeft, daar oude Boeken en gal fchriften, van verfcheide kaamers bewaart wer-y den Ter linkerhant heeftmen een portaal, em binnen 't zelve de Kaamer van de CommilTariiTen van de Manufactuuirn., Dit portaal doorgaande, treedmen in de kleine, en döor deeze in de groote, Krygsraads kaamer. De kleine kaamer , pronkt met verfcheide: fchilderyen van oude fchutters ; eenige van 1 over ouden tyd, andere van nieuwe trant. De: groote kaamer , komt recht booven de kaa- • mer van de Heeren Scheepenen. Deeze dient: tot vergaadering van den manhaften krygs-. raat , welke op ordre van de Heeren Burger- • ' meelteren, en der Heeren Kolonellen, zo mee- ■ nigmaal by een komen, als eenige zaaken de: Burgerfchuttery betreffende, zulks vereifcht Aan 't eene eind , zietmen een langwerpige: taafei, en voor dezelve nog een k'einder: de groo- ■ te dient tot aanzitting van de H eren Burgermeefleren en de Heeren Kolonellen, en het ander tot dienfl van den Geheimfchryver. Midden op de zaal ftaan in een driehoek, banken, Drie hoog, tor zitplaatzen voorde Heeren Kapitynen Luitenants en Vaandrigs, die aks dan den Krygsraat uitmaken., ; Deze kamer pronkt behalven dit, met n deftige  van A M ST ER DA M 8r ïchi'deryen, alle Burger kompagnien, of wel de aanzienlykfteuit dezelve, in die kleeding, alszy gewoon waaren . da. waapenfchouwing, of aigemeene optrek by te woonen Onder deze muntten uit, het (luk daar de Heei Joan Huydekooper, Ridder, Heer van Maarff veen, als Hopman in verbeeld ftaat, door Govert Flink konftig uitge voert: dat waar in de Heer Roelof Bikker, maar inzonderheit het ftuk. daar de Heer Dr. Cornelis Joan Witzen , als gezaghebber voor aan zit. Deeze beide door vander Elft gefchildert, zyn. (inzonderheit het onderfte) zo konftig, zo heerlyk, en zo fraai, in fchikking, houding, en fchildertrant, datmen vergeeffe moeite zoude doen, om elder tot dit, een weêrgaa te vinden;. ja indien 'er een fchildery is, dat de naam van volmaakt voert, zo mag dit ftuk boven aan ftaan. Waarom niet lang geleden een kender en liefIhebber der Schilderkonfl, dezelvein't byzyn van fvoornaame Heeren befchouwende, zig liet ontI vallen , zo 'er Schildery in de Werelt aanbidlykis, zo behoeft men nageene anderelanden te j gaan, ombeeter voorwerpen tezoeken; wantzy ] zullen in haar foort, zoo niet gevonden worden. I De trappen weeder af, en op de Gaandery \ gekoomen , is de volgende kaamer, die der Secretarye, met deflelfs ver- I trekken, hebbende eene breedte van zeevenenveer-  82 Befcbryvinge van 'tSTJDHUIS veertig, en eene diepte van eenentwintig voe» ten; en deflelfs twee vertrekken, yder eenentwintig v.-eten diep en tien voeten breed : zynde deze kamer en deflelfs vertrekken, van grootte gelyk, met de voorensbefchreevene Aflurantieen Defolaaten Boedelskaamer, met haar vertrekken ; koomende beide in de middelfte uitfteekfels van de zydgeevels: de eene ten noorden , de andere ten zuiden. Deze Kaamer heeft twee ingangen, pronkende beide met een fierlyk konfltafreel, in marmer gehouwen, opzicht op deeze Kaamer hebbende. Boven de eene zietmen de Gctrouwigbeit, door een hond verbeeldt, welkezynen vermoorden meefter bewaart. In 'c verfchiet zietmen een brandendt altaar, met een hand en een zwaart in 't zelve; verbeeldende deftandvaftigheit van Mutius Scaevola, welke getnift hebbende, den Koning Porcenna te doorfleeken, gevat wierd: en wanneermen hem dreigde , om door pyning, den reeleg uit zyn mond te halen, hy fyne hand in 't vuur Itak, dezelve ten deele liet verbranden. Toonende hier mede, dat geen ftraf of foltering, hem het geheim zoude doen aan den dag brengen. De Sülz'xygentbeit werd boven de andere deur verbeeld, door een zittend vrouwtje, met de vinger op de mont; leunende opeen Dolfyn. In 't verfchiet zietmen een Gans, met een keyfleen in de bek, vliegende over 't gebergte. Deeze dieren in 't vliegen gewoon zynde geiuic te  Van AMSTERDAM. 83 te maaken, verraaden dus haar zelf; en om een zeeker omkoomen te verhinderen , neemen zy, wanneer zy over het Taurifche gebergte vliegen , daar zeer veel Arenden zyn, een keyfteen in de bek, en dus gedwongen te zwygen. De vifeh (onverfcnillig welk zoort) wert altoos als het teeken der ftilzwygvntheit bygevoegr.: hoe we! het fnappen en verbreiden van geheimen, aan 't meefte vrouwvolk eigen fchynd, Deeze zinnebeelden; (Irekk n tot erinnering van die geene, welke deeze kaamer bedienen, dat zy eerlyk moeten zyn , en de toevertrouwde geheimen , bewaaren, en niet aan den dag brengen. Langs de breedte van de kaamer is een gaandery, daar verfcheide kaiTen ftaan , in welk allerlei oude boeken, Protocollen, Regiflers, en Notariale ftukken bewaart werden. Het gewulft is mee fierlyke vakken van metfelfteen bearbeidt, en prbnkt den fchoorfteen met het afbeeldfel van Maiia de Medicis. levensgroote : hier hangt ook een afbeelding van Keyzer Karei de vyfde. De volgende trap, alsmen deeze kaamer uitkomt, geeft opgang naar den Tooren. Doch tufTchen beide heeftmen verfcheide vertrekken tot byzondere dienften verordent. Men heefc hier een kaamer daar 's Lands zeegels genaak werden ; een daar de Boekhouder der Officien zyn verblyf heeft; de timmerwinkel, en andere. Op de derde verdieping, ontmoetmen de Groote  84 Befcbryvinge van 't STAD HUIS Groote Wapenzaal, waardig om met opmerking, bezichtigt te werden: drekkende zich in de geheele breedte der voorgeevel, en een gedeelte der zydgeeveis. Mm ziet hier te pronk (want tot gebruik is het thans onnut) een geheele monteering tot een kompagnie Curafliers te paard; verdeelt in geheele harnasfes, kniedukken, en kasquetten, ouwerwetze fiagzwaarden, vuurroers en ander geweer buiten gebruik. Het heedendaagfe geweer, beftaande in pieken, fnaphaanen, deegens enz. neffens patroontaffen, port d' épéès met haar toebehooren, is in meenigte kaffen opgeflooten. Alles wat hier voorkomt, is volmaakt, zindelyk en fix; ja zodanig dat men alles aandonds zouden konnen gebruiken. Het oog wert moede om a le de kaffen te doorfnuffelen , zynde alle Opgepropt en vol gedaapelt. Een opzigter en verfcheide knechts zyn geftaadig in beezigh 'it, om 't geweer uk denroed te houden , fchoon te maaken, kalefaaten, en daar't minde maar aan ontbreekt, te herdelbn. Hier altoos meer in voorraat, als'er van nooden is,_ om de geheele Burgery van Amjterdam te waapenen; ja men verzeekert dat het getal meer dan Hoooo duks bedraagt: alle de fnaphaanen, zyn met het woord Amfterdam gemerkt; ten teeken datzy hier gegemaakt of ten minden geproeft zyn.  vak AMSTERDAM 85 Deeze trap noch. hooger op vervolgende , | komt men eindelyk onder 't dak; zynde deeze I bevloering met fteen bemetzelc. De Tooren I als reeds gezegt is, op den voorgeevel pronken1 de, zet het gebouw geen geringe fieraat by. Van I hier heeftmen een fchoon gezicht over de geheele I Stad: geen gebouw kan hier het oog ontduiken I en de daar by geleegene Steeden, de Zuiderzee, I het Haarlemmer meer, den Amftelftroom en q omleggende lufthooven, koomen zeer behaaglyk I voor. Den Tooren is behangen met een heerlyk en 1 uitmuntend welklinkend klokkefpel: de groote | basklok, welke ook het heel uurfhat, weegt tufI fchen de fes en zeeven duizent ponden, en de volj gende tufTchen de vyf en fes duizent ponden, en i de overige naar evenreedenheit van haar geluit. I en weegt het geheele werk, achtentwintig dui- II zend pond. Het uurwerk is zeer heerlyk, over9 treffende veele andere hier in de ftad ftaande. Da I kopere Speelton, is uitmuntend, weegende vier fl duizend vier hondert en vierenzeeventig pond: I hebbende eene holte van zeven voet en een half, I over de middellyn. Zy is doorboort met zeeven jj duizent en twee hondert gaatjens, tot dienft der \ noten, welke hierin vaft gefchroeft werden; om I allerlei wyzen te konnen ftellen, die de meefter i begeert, dat de klokken zullen voortbrengen, fl Welke noten of kopere fchroefjens een weynig 1 buyten de Ton uitfteeken, in het omloopen 1 der Ton , het Klawier dat voor dezelve legt, F doet  8ö- Befcbryvinge van 't S T AD HU IS doet beweegen; en door 'c oplichten of neerdrukken van 't zelve , de Hamers die aan de Klokken geplaatffc zyn , doen nederflaan , en aldus die begeerde wys welke op de Ton geftooken is, doen hooren : Den trap afkomende, heeftmen (de rechterhand noch vervolgende) de Kaamer van Thefaurie Ordinaris, zynde een luchtige en ruime Kamer, met een voorportaal op dezelve wyze als dat van de Weeskaamer, daar deeze van grootte meede gelyk is; naamlyk van tweé'ntwintig voeten breed, en vierendertig voeten diep, behalven 't portaal, dat tien voeten breed en eenentwintig voeten diep is Van binnen is de Kaamer met verfcheide fraajigheeden opgefchikt; en onder deeze ziet men tw^- e fchilderyen van Maria de Medicis naar 't leevenafgemaalt; de verbeelding van Amfterdam in dien fband als het zich vertoonde na haare eerfte bemuuring, diein 't Jaar 1482 begonnen wierd, zynde in't jaar 1536, dooreenen Kornelis Amhmffn doen ter tyd fchutter der Voetboogsdoelen, en in 't jaar 1547 Raad der Stad geworden, zeer aardig gefchildert. Op de boekenkalLn, zietmen eenige der Hollandfche Graaven en Gravinnen, die in metaal en in hout, konftig zyn afgebeeld. en yan een hoogen ouderdom: welke te vooren op de lyft booven de Vierfchaar van 't ou-  van AMblERDAM. 87 't oude Stadhuis pronkten, en uit den brand zyn •geredt: zynde Willem de fesde, Philips by geKaamt de goede; Vrouwe Jacoba, en verfcheide anderen. Öokftaac'ereen Atlas, torffende op zyn nek, een Hemelsbol, zynde een konftig werkftuk: als meede een vergulde Jufiitie beeld, welk laatfte gebruikt word, tot verfiering der geeffelpaal, als 'er Jujlit ie gedaan werd De Schoorfteen pronkt met een deftig fchildery, verbeeldende • Joféf, daar zyn elf broederen zich over 't wegdragen van de beeker, die heimelyk in een hunner zakken geftooken was, voor hem koomen ontfchuldigen. Men leeft 'er dit vers onder, Geheel Egypte brengt den Ryksvoogt fchat en have» En leeft nu zeeven jaar, by d'uitgereyhe gave. Het vrye volk door noot mr ling begonnen is, hebbende dus deezen geheeJen omtrek, rond geweeft. Nu zyn wy noch fchuldig, om een korte verklaaring te geeven, van de acht beelden, die deze Gaandery zeer heerlyk verfieren; welker maakfel zoo konftig is, dat de meefte die der antike met fterke fchreeden na ftreeven. Zeven van dezelve, beteekenende de zeeve Planeeten; ha» melyk , Saturnus , Venus , Mars , Apollo , Ju* fiter, Mercttrius en Diana, in deeze ordre zullen wy dezelve befchryven: de achtfte is, de Godinne Cibele, waar van wy ons begin zullen neemen ; den omgang weder doende , als in 't bezichtigen der Kamers gedaan is. Dat de oude heidenen, inzonderheit de F.gy?- têha-  van A M"S T E R D A M. 91 tenaren, hunne meefte wysheit, onder verfierde verbeeldingen verborgen hielden, is kennelyk ; en fchynt deeze zinfpeeling noch zoo behaagelyk, datdeKonftenaars, nog daagelyks gewoon zyn, omftandige zaaken , door zinnebeeld den, uit te drukken: zoo hebber) deze beelden meede haare beteekenis, welke niet oneigen op zeer vee! gevallen konnen thuis gebracht werden. Wy zullen de omftandigheeden hier in. myden: echter van yder eene korte fchets geven. De Godin Cibele komt ons voor, tuflcLn de Raad- en Weeskamer, ftaande op een wit marmer voetftuk, ter hoogte van ruim fes voeten. Dit beeld (gelyk alle anderen) is fes voeten en zeeven duimen hoog, met fierlyk bywerk, aardig opgetooit. Zy isftaatig gekleed, met een tooreii of muur kroon op 't hoofd; houdende in de linkerhand een (leute! en trompet: zynde haar rechterhand, waar mede zy nu haar kleed opheft, gemeenlyk met een fchepter voorzien. Ter zyden haar, heeft zy twee Leeuwen, Dieren die haar gewoonlyk verzeilen, en voor haare wagen gaan. De Dichters houden haar voor de moeder der Gooden, en de Aarde; en geeven haar behalven die van Cibek, versheide andere naamen. Dat zy meeftereflè der Aarde is, beteekent hare Toorenkroon en de regeerftaf, offcepter; de fleutel wy ftaan, dat zy hét Aardryk op zyne tyd fluit en ontfluit, den tyd daar van met trompet verkondigende ; de l/ctwea , die als Kon inF + gea  o2 Befcbryvinge van 't S'J A D HUIS gen van al ie de Dieren des wouds geacht werden , beteekenen de kracht en 't vermogen des Aardryk3; 'c welk zoo machtig is, dat aec aan . alle die het zelve bewoonen, voedzel en andere gemakken verfchaft: en derhal ven als koning, boven lucht en water, te achten is. De voetftal is konftig met allerlei aardvruchten en bouwgereetfchappen verfiert. Men ziet hier twee ryke overvloedshoorens, daar allerlei aardvruchten uit voortkoomen , te zaamen geflrengelt; waar booven en onder men houweel , fpaade , tuinhark en ander bouwtuig , aan blaaden en lofwerk ziet vaftgemaakt: de koorenfchooven, druiftroffen , en andere vruchten, hangen nog laager; terwyl de boere fluit, en bachchenaaltrommels, de vrolykheit der landluiden, na 't inzaamelen des oogfl. beteekenende, tufTchen beide te voorfchyn 'komen. De feftonnen neffens haar, beftaan meede uit een samenkoppeling , van allerlei vruchten , die t Aardryk voortbrengt: en de ronden booven de Raad en Weeskamer ( hebben 't zelve oogmerk. Men ziet hier ter wederzyden een Leeuw , yder met een overvloedshooren achter, en een kindjen neffens haar, met kraniTen en aardvruchten omflingert. _ Hier neffens, tufTchen de bygefegene trappen, ziet men Satutnus, afgebeeld als een oud kaalhoofdig rnan: hy is genoegfaam naakt, alleeniykmeteen los kleed omflingert, hebbendein de lin-  van A M S T E R D A ,17., 93 linkerhand een koorenfikkel, terwyl zyn rechterarm een kind omvat, dat hy met de tanden den buikopryt: beneeden zietmen eenkoorenfchoof, ploeg, zantlooper en 't hooft van Janus, met twee aangezichten. De Poëten zeggen dat Saturnus ge weeft is, de zoon van Cdum of Uranus y Koning van Kreeten en van Vejia; de een den hemel, de ander . de Aarde betekenende. Hy had een broeder Titan genaamt, van | wien hy de regeering op zeekere voorwaarde verworf; namelyk dat hy al zyne kinderen, die manlyk waren, zoude ombrengen. Zyne zufter 1 en vrouwe, Ops, van een zoon bevallende, voli bracht hy zyne belofte, en bracht als een onbarmi herdgen vader, het wicht om. Deze verfiering I geeft alleen te kennen, dat Satumus, daar men 1 niets anders ais den tyd door verdaan kan, I door den Hemel is voortgebracht; die door de si verandering der eeuwen, en 't verval der gou3 dene in een yzere, zodanig veroudert is, als | zyn weezen en lichaams geftalte uitdrukt, 'c Verflinden van zyn kind , beteekent dat de tyd niets fpaart, maar alles wat hy voortgebracht èt heeft, weder verwoeft. Hy had (zeggenzy) zyn ] Vader ontmant, om te verhinderen dat hy geen andere tyd zoude voorbrengen, wyl 'er maar ) een is, en zyn kan; ook na de verbeelding dec I Ouden, dat 'er maar eene Waerelt is, waar by zy hem meede vergelyken. De koorenfehoof, < ploeg, enz. betekenen dat hy de vinder van den F 5 Land-  91 Bejfiryomge van 't STADHUIS. Landbouw is, die door hem (de tyd) in meerder volmaaktheit is gebracht; terwyl't hooft van Janus, bekwaamelyk voor de voor en natyd van't jaar kan genoomen werden. Zyn wagen wierd door Offen getrokken, betekenende meededen Landbouw, alzoodeeze Dieren tot het ploegen der aarde pleegen gebruikt te werden. De fieraaden en fefionnen booven en neffens hem, zyn meede zinfpeeling.n op den tyd , en vruchtbaarhek der Aarde. Men ziet ter zyden en beneeden het beeld, en zelfs onder de poortjens verfcheide fefionnen ; in twee derzeive onder de poortjens, zietmen twee grinzen , de eene jeugdig, de ander oud, kporenfehoof, turks kooren, en bouwgereedfehap afgcbee.d : en aan de andere zyde allerlei fpintmg, als vlas fpinrokken, fchaar, enz. De andere om hoog, zyn opgefchikt, met allerlei aardvruchten van wortelen, raapen , boonen enz. daar flangen aardig tufTchen weemeien,- alle zinnebeelden, op de voortbrenging van 't Aardryk door den tydt. Het beeld dat hier na volgt, is Venus; zy ftaat hier afgebeeld, als een poezelige jonge maagd, geheel naakt, behalven dat zy met de rechterhand een luchtig kleed opheft, en twee kindertjes, zynde Cupido en Antros met hunne handen , ten deele haar fchaamdeel bedekken. Haar hoofd is met een bloemkrans omvlochten ; in haare lift», kerhand heeftzy een appel, en ter zyden haar ftaat een langgehalsden zwaan; voor. haare voe( i ten  " Van AMSTERDA M. 95 ten een Duif, en ter zyden agter haar een dolfyn. Dit zinnebeeld heeft by de Dichters verfcheide uitleggingen; en in 't algemeen genoomen, fteltmen haar als de Godin der welluften , zynde haar heel gefte!, niet als zinnebeelden, op dien handel paffende. De Poëten zeggen datzy uit zeefchuim gebooren is, om haar ongefladigheit in de minnedriften te beteekenen ; haar waagen wert van zwaanen, duiven en geile muffchen getrokken, de drift der verliefde beteekenendè, en den appel dien zy in haare hand heeft, beteekent den twift en verdeeltheid der minnende; terwyl de twee kindertjes, de onderlinge liefde willen uitdrukken. Het byfieraat is allés op haar bedryfzeer toepaflelyk; de. fefionnen zyn met allerlei tuig totoptoojing vereifcht voorzien: als fpiegel, fchuyer, kam, hairvlechten, boog en pylkooker, enz; met mirthe en roofetakjes, aardig omvlochten. Ten wederzyde van de ingang der trap, ónder de poortjes, zietmen ■rnéede toepaffelyke fefionnen, met paerlemoerfchuben. zeehoorens, trekkebekkende Duifjens, roozentakken, enz., aardig door malkander geftrengelt. ■ De Krygsgod Mirs flaat nefTens haar, zyn gezicht naar haar toe wendende Dit konftig beeld pronkt in volle waapenm!ting, 't fchild aan de arm, 't zwaard op de zyde, de ftrydbyl in de hand: het lichaam is gedoft met een gefchulpt pajufer, en een grim menden Draak,  p6 Befcbryvinge van 't STADHUIS Draak, dekt den flaalen ftormhoed; terwyl den roofachtige wolf en verfcheurende raaf' hem verzeilen. Dit beeld heeft meede omftandige zinbetekenitïèn. De Ouden zeggen dat hy de zoon van Juno is. die hem zonder toedoen ofkennilTe van haar man , ter Waerelt bracht. Zyn gewoon gezelfchap was vcrfcbrikking, toorn en geweld, en Bellona was zyn waagenmeefter. Juno wert gefielt als de Godin derrykdommen. waar uit veeltyds de kryg gebooren wort, om dat rykdom gcmeenlyk vergezelt is, van hoogmoed, en nyt; daar verdeeltheit en Oorlog uit ontflaar. Eigentlykgenomen is Mars, de eerde vinder der waapenen, en deiTelfs behandeling, 't toeftellen van Heirleegers, al wat tot een reegelmaatigen oorlogstocht, vereifcht werd. De voetftel beneeden hem, is een aardige zamenkoppeling, van allerhande krygsgeweer der Ouden. Hier zietmen dormhoeden, gefchubde pantzers, fchilden, zwaarden , trompet, bogen , pylkookers, en andere toeruding meer: zeer kondig en fraai in wit marmer uitgehouwen. De ronden booven den ingang van de Reekenkamer, en die der Heeren Scheepenen Extraordinaris, behooren mede tot het byfieraat van Mars. Men ziet hier fchreijende kindertjens, verflindende wolven, doodshoofden, fchenkels; ellendige teekenen en nablyfzels van den kryg! De Kamer der Heeren Scheepenen voorby wan-  Van AMSTERDAM. 97 wandelende, befchoutmen het beeld van Apollo, hier verbeeld in de gedaante van een behaaglyk jongeling. Hy is byna geheel naakt, hebbende alleen een luchtig kleed om den rug, met eene flip, langs het onderlyf zwieren. Zyn hooft is met een lauwerkrans gefiert, hebbende den rechterarm over de rechter fchouder geheeven, om eene pyl uit den kooker te lichten, welke agter de linkerfchouder hangt, den boog in de linkerhand houdende. De affchuwelyke Draak Python, lecht voor zyne voetengevelt, en ter zyden ftaat zyn lier. De Poëten zeggen dat Apolh een zoon was van Latona door Jupiter bezwangert ; en broeder van Diana. Hy was by -de ouden , de Godt der Dichters en der Artzen, de Godt van waarzegging of voorzeggingen , gelyk zyn Tempel te Delfos, zalks beveiligden; en van andere zaken meer. Hy had verfcheide benaamingen, als Sol, Phehus, Apollo, die alle haare beteekeniflen hebben, zyn eigentlyke weezen, is de Zon; daar alle verdichtzelen der Ouden, op konnen thuis gebracht werden: daarom was hy de Godt van den dag, en zyne zufter Diana, de Maan, de Godinne der nacht. Door zyne kracht geeft hy alles het leeven, brengt allerlei kruid en artfenyen voort, vervroolykt mee zyn aangename glans, menfch en dier; en is voor de Zon genomen, 't herte des Heemels , des Waereldsziel, en Jupiters oog. De oeffe- ning  (>8 Befcbryvinge van't STADHUIS. ning van 't fnaarenfpe!, daarmen hem de vinder van zegt te zyn, beteekent, welfpreekende redeneeringen, en wyze trooftreedenen , die zo welalsfpelenenzang, bekommeringenen forgen des herten weg neemen. De verfiering van 't ombrengen van den Draak Python beteekent , dat zyne hitte de verrotting (by de Grieken met het woord Python uitgedrukt) door te veel vochtigheeden ontftaande, doet opdroogen en voorkomt. Zyn lier of harp, en andere muzyktuigen , verbeelden de gelykmaatige overeenftemming des Heemels. Zyn waagen wierd voortgetrokken door vier vuurige paarden, waar meede de vier getyden van 't jaar betekent werden, en was dezelve met zeven fabelen of verfieringen geflofFeert; die yder meede haare zinbeteekenis op den tyd, de aarde, het menfehelyke geflacht, enz. hadden. Deflelfs voetftuk konftig uit wit marmer gehouwen , draagt allerlei fpeeltuig. Men ziet hier veedel, harp , lier , zakpyp , fluiten , fchalmyen en andere foorten: ook een Heemelsbol , met deflelfs Heemelsteekenen ; een rol papier met kruiden bemaalt, lauwerkranflên, en verdere eigenfehappen op het beeld betrekkelyk. De Feftonnen neffens en by hem, zyn met fierlyke bladen , bloemen en vruchten aardig bewerkt, en alle op het voorige toepaffelyk. Het naaft volgende beeld, is Jupter, hier verbeeld  Van AMSTERDAM. 99 beeld als een eerwaardig en fterk man, vol van hair en baart: een helder kleed met fterren beweeven, hangt luchtig om den rug, en't beneedenlyf. Beide zyne handen zyn voorzien met blixemtïraalen, de Arent met een donderkloot in de klaauw ftaat ter eener, en een gehoorende Ram ter andere zyde. De Dichters zeggen dat hy een zoon van Saturnus (de tyd) is . die hem by Ops, dieookRbea genaamt wert, voortgebracht heeft. De Latynen noemde hem Jupiter, zo veel gezegt als behulpzame of helpende vader, doch de Grieken noemden hem Zeus, dat is oorzaak desleevens. De naam van Jupiter, ontfong hy, om dat hy veel nutte dingen, tot hulp voor'tmenfchelyk. gefkcht, voortbracht: want Koning zynde, bragt hy 't ruwe volk tot een gezellige zamenwooning, ontwende haar veel ongereegeltheeden, en leerde haar veel nutte weetenfchappen. Zyn wagen wierd door twee Arenden getrokken, en dezelve was verfiert met vyf hiftorien door hem uitgevoert; alle zinnebeelden die haar eigentlyke beteekeniffen hebben, doch by andere fchryvers genoeg te vinden. Het beeld van Merkurius volgt in dezelve Gaandery: hy ftaat hier uitgehouwen als een welgemaakt en eenigfins bejaard jongeling, by 'na giheel naakt, hebbende alleen een luchtig kleed om den rug geflaagen, 't welk hy met de rechterhand\daarhy ook de flangenftaf inhoud) op  ioo Befcbryvinge van 't S TADHUIS. op zyne heup leunende, opheft. Hy rufttegens de ftam van eenen boom; houdende in de rechterhand de geldbeurs zyn hoed en laarzen zyn fevleugelc, en neffens hem ftaat een bok en raajende haan. De Oude verdichters zeggen, dat hy een zoon van Jupiter is, by de nimf Maria, de dochter van Atlas, geteelt. Hy was een bode der Goden, inzonderheid van Jupiter, men achte hem de allerbehendigfte dief te zyn en alle zyne dieveryen, zyn zinfpeelingen, op verfcheide tyden en zaalten paffende. De roede Caduceus, dien hy by mangeling van de lier, van Apollo gekreegen had, had de kracht om twee twiftende te bevreedigen, wanneer dezelve tusfchen beide gelecht wierd: 't welk hy aan twee vegtende Hangen bezogt; die zig aanftonds bevreedigden, en om den ftaf kronkelden. Eindelyk werd Merkuur genoomen voor de eerfte vinder der fterreloopkunde, leerde de menfchen godsdienftig leven, en oeffende de Egiptenaaren in de letterkonft. Om deeze reeden wierd hy de woortvoerder of bode der Goden genaamt. De naam van God der Koopluiden en der dieven, verkreeg hy door zyn welfpreekentheit; die door haar misbruik, veelerlei ontrouw en onregt, tot mifleiding en verkorting van den evenmenfch, uitwerkt. Deeze welfpreekentheid werd ook by zyne roede ver- ■ gekeken, welke in ftaat is, om verfchillendè, door drang van weezentlyke redeneeringen, te  van AMSTERDA M. iot bevreedigen. Deflelfs vleugelen hebben 't zelve oogmerk, namelyk dat een redenaar fnel van geeft en tong moet zyn, om door kracht en aandrang van vlugge redeneering zyn oogmerk te bereiken. Deflelfs bygevoegde dieren, hebben meede haar eigenfchappen, welke alle op te tellen ons beflek zoude te buiten gaan. De byfieraden booven, ter zyden, en nefTens hem, beftaan uit aardige fefionnen, mer allerlei zinfpeelingen, die op het beeld toepslTelyk zyn: als de gevleugelden hoed. de flangenftaf, ftok'beurs, pennen, inktkookers enz; die langs fierlyk loofwerk van windebladeren, aardig t'ziamengefchikt zyn. TufTchen de ingangen van 't vertrek der Heeren Burgermeefteren , en de kamer deij Heeren Thefaurieren, ftaat het beeld van Diana, zeer fraai en konftig bewerkt. Zy is luch • tig gekleed, houdende met de linkerhandde boog op defchouder, en in de rechter een brandende fakkel, 't hoofd is met een halve maan gekroont ; nefTens haar ftaat een hart, en ter zyden van haar op den grond, twee zeedieren. metkreeften en krabben, by deeze dieren omkruipende. Diana was de Zufter van Apol, dochter van Latma. Men zegt dat zy, eerft gebooren zynde, haar moeder in den arbeit vantiaar broeder hulp; en omdat zy alle de ongemakken van't kinderbaren zag, bad zy aan Jupiter om 't behouden van haar maagdelyken ftaat, dat zy ook verwurf G Be-  i ê 2 Jïy&Wj vfigt ca V 5 7Vï D H UIS Behalve de naam van Diana, voerde zy ook die van Juno, Hckate, Dycünè en Juno Lucina. Sy v/iert in 't gemeen gehouden voor de Godin der barende, we ke zy hulpe bewees, ook een Godin van de Jacht, daar in haare (helheid meede beteekent werd; toepaflelyk op den fnellen loop, die de Maan (want deeze verbeeld zy) boven alle fterren, voor uit heeft. Het voetftuk daar zy op ftaat, overtreft alle andere in fieraat en konft, zynde daar ruim drie jaren over gearbcit. Men ziet hier allerlei Jachtgereedfehap, zeer konftig uitgebeeld; als verfcheide zoorten van netten, jachthoorens, pylkookers, zwynfprieten , meffen, weytasfen, en diergelyke dingen meer. Alle zoo voortreffelyk gewerkt, als of't weezentlyk te pronk hong. Hier is een houte hek, om gemaakt, om te beletten dat fchendzuchtige handen, dit werk niet meer bederven, gelyk reeds op meer dan een plaats gedaau is. De naby zynde feftonneu, zyn meede aardig met hoorens, zeegewaffen , ichelpen en koraalen, door malkander gevlochten : en de ronden booven de naby zynde kaamers met kindertjes, viffèn , overvloedshoorens , met ?Jlerhande aardvruchten, geeftig opgefenikt. De Schilderyen die om hoog in deeze Gaandery voorkoomen, verbeelden eigentlyk de hiftorie van den Oorlog der Batavieren, tegen de  van A M STER D A M, ir3 de Romeinen. Men ziet in 'c ftuk boven 'c Burgermetilers vertrek, de zaamenzweering der Batavieren in 'c Heilig of Schaakerbofch, daar Claudius Civilis, de voornaamfte hoofden onder fchyn van een gaftmaal, in zyn belang over haalt; om de flaverny, daar de Romeinen hen mede verdrukten, af te werpen: dit is door Oovcns gefchildert. Het ftuk hier neffens, verbeeld de verheffing van Brink, Overfte der Caninefaten , welke met Claudius Civilis het zelve oogmerk hadden. Men ziet hem op een fchild, door verfcheide fterke mannen, om hoog gebeurt, als Veldheer in 't heir uitroepen : dit is gefchildert door Lievsnfz. Ter andere zyde boven de Raad en Weeskamer; zietmen de Vreede, tufTchen de Batavieren en de Romeinen geflooten: beveftigen. De Vrede daalt uit de wolke needer, terwyl de wederzydfche Heirleegers, langs de oevres, by de affgebrookene brug, het vergelyk des O verflens t»cv ftemmen. Dit ftuk is door Jordaans gefchildert. Het park booven de trappen, die naar de Huwelyks en Injurie kaamers gaan, vertoont het overvallen der Romeinen by nacht. De Batavieren een toeleg gemaakt hebbende, om der Romeinen leegerplaats onder gezag van Ceriales te overvallen, kiezen daar een duifteren nacht toe, komen onverhoeds de rivier afvaaren, flappen in ftike te land, en vallen op verfcheide G 2 plaat-  104 Befcbryvinge van't STADHUIS, enz. plaatPen te gelyk aan; bedryven een grootte flachting onder haare vyanden, en keeren met buit en 't genoome Admiraalfchap te rug: dit is meede door Jordaans gefchildert. Booven de Kaamer van kleine zaaken, en de trappen naar den Honderden Penningkaamer, ziet men twee (tukken, onlangs door eenen le Grand op de Italiaan fche wyze, 'mfrejco of natte kalk , gefchildert; dog hebben by de kondkenners geenen roem In de eene zietmen de zamenfprak van Claudius Civiiis, met de Romeinfche hoofdluiden op de half afgebrooken brug over de Nabalia , (de Niers) om tufTchen zyn landaard en de Romeinen een Vrede te bewerken. In 't andere zietmen de zeegetekenen , die de Batavieren van de Romeinen verovert hadden, opgehangen, en deeze moedige natie zich den Batavieren door't toebrengen van gefchenken, als onderwerpen. De boogen ter zyden boven Burgermeeders en de Juditie Kamer, pronken yder mede met een kondig Schildery, beide van Jordaans, gefchildert; verbeeldende het eene Simfon, daar hy met een Ezels kinnebakken de Filidynen flaat; en het andere, daar David den Reus Goliat, met den flinger ter neder werpt. De overige vakken zyn nog leedig, welke moogelyk eerlang mede zullen gevult werden; zynde daar toe de ontwerpen, van de Hidorien die daar in verbeeld zullen werden, reedsvaardig. EINDE.  Kort Regifler op dit Werkje. Pag. 105. STadhuys (het Oude) afgebeeld en befchreven 6-io4 ——— (het Nieuwe) dito. n • 19. ■ ' —— Kamers en Gaanderyen van de eerfte Verdieping befchreven. 19-33. Vierfchaar, befchreven, 25.33, Burgerzaal en Gaanderyen van de tweede Verdie- pinge , met de afbeeldingen boven derzelver Kamers, befchreven. 34^ betekenis der 8 Beelden in de Gaanderyen. 90-102. ——- van 't nienw Schilderwerk in het verwulft van 't Middenvak. 42- 47. •■' —— der Schilderyen, die om hoog in de Vakken voorkomen. 102 104. —— befchryving van de Hemel - en Aard - Globe. 49 50. 1 Platte Grond van de Kamers, enz. 51. Kaamer van Burgermeefteren. 51. dito Vertrek. 88. 11 ' van de Juftitie. 58, van de XXXVI. Raden, of Raadkamer. 60. 1 van de Weesheeren of Weeskamer. 68. 1 van Huwelyks Zaken en Injurien. 69. ■ van Zeezaken. 70, '- ■ ' van *t Groot Kramers Gilde. 70, van Konttftukken of Konftkamer. 70. van 't Geweer of Wapenkamer. 70 en 84, - van AiTurantie. 73, - van de Defolate Boedels. 73, —— van de Levantfchen Handel, 74, —— van Reekeninge. 74. - van Scheepenen Extraordinaris. 74, - ■ - van Schepenen. 75. '* van Commtirariffen van Klyne Zaken, 79. - — van de ïhefaurieren Extraordinaris tot den Ont- fang der 12de Penning, enz. 79, •—— tot den Ontfang der Hondertfte Penning. 79.' ■ van Commiflarinen der Zyde Manufaftmen. 80. • van de Krygsraad. 80. " van de Secretariüen of Secretarye, 81-83, van Anetaurieren uramaris, Ö3