1119 F 8   1119 PHD T> f■ « XV i ONDERWIJS IN DE IN DE MEESTE LEERSTUKKEN VAN DEN CdRISTELIJKEN GODSDIENST F S ■ GETECKKZN UIT DE BIJBELSCHE HISTORÏJEN.! Prijs j fiUiVm   KORT gf$ ONDERWIJS in db MEESTE LEERSTUKKEN van den CHRISTELIJKEN GODSDIENST getrokken uit de BIjBELSCHE HISTORIJEN. Bij J. NIJHOFF en W. TROOST. mdcclxxxix.  KERKELIJK GOEDGEKEURD. De uitgever tent geen exemplaren' voor ecbt, aan die door eenen der drukkers ,se-. teekend zijn. -  Na^at mii de nuttigheid van bet onderwijs der jeugd in de bihelfcbe historijen, wanneer bet wel ge/cbied, bij endervinding gebleken is, bep ik noch altijd blieven wenfeben: dat men bet zelve zoo mogt kunnen inrichten, dat de onderreebting in de Uere en in de phebten van den Godsdienst eenigzins daar mede verbonden, althans daar door gemakkelijk gemaakt werd: en ait is bet oogmerk, met welk ik dit boekje gefebreven heb, en naar -vueik ik wil, dat bet beoordeeld worde. Ik geef bet niet voor een volkomen leerboek van de Gedsdienstige wairbeden, maar alleen voor een bistorifcb onderwijs, gefebikt naar de volgorde der leerflukken van dm Godsdienst. Geene andere waarheden, dan van welke historijfche voorbeelden of bewijzen gevonden worden, konden bier plaats bebben. Docb ik laat mij voorjïaan, datkinderen , die naar bet z'lve onderwezen zijn, van bet gene zij bier uit geleerd bebben , groote nuttigheid bebben zullen, ook, wanneer zij zich tot bet eiaentlijk aanleenn der waarbeden van den Godsdienst zullen begeven bebben. Ik beb bier eenen weg bewandeld, dien ik niet weet dat anderen voor mij betreden beb. ben, en buiten twijffel mtsjlagen begaan, Mij  Mij zal niets aangenamer zijn, dan dat mij mijne misjlagen worden aangewezen, en zoo men bier of daar bistorijfcbe voorbeelden of bewijzen mogt weten op te geven, voor waarheden, cie ik met ftilzwijgen beb moeten voorbijgaan, zal men mij daar mede groots, lijks verplichten* Dè leerlingen verzoeke ik, dat de fibriftuur plaat Jen, die onder de antwoorden opgegeven fiaan, nalezen, met de gebeele gefcbie. denis, waar van zij een gedeelte zijn, op dat ze bunnen onderwijzer, wanneer bij ben daar over onderzoekt, goede antwoorden mogen kunnen geven, en dat zij vooral God bidden, dat bij alle goed onderwijs aan bun wil zegenen. AAN  aan MIJN NEEFJE GERRIT van den BERG. Eenig Kindie, uit Moeders fchoot! Vaders vreugd en welbehagen 1 Grootevaders naamgenoot! Troetelkind van al uw magen! Gerrit! hoor, wat uw gedacht Voor u wenfcht, en van u wacht! Gïoei in voorfpoed, dierbaar Pand ! Dat geen rampen u bezwaren! Groei in kennis en verftand, Bij het groeien van uw jaren! Boven al, groei op in deugd, God tot eere, en ons tot vreugd! Jezui  Jezus neemt ook kindren aaD, Die, bezwaard met hunne zonden, Heilbegerig tot Hem gaan. Hun ranfoen heeft hij gevonden. Lieve g er rit! wend uw fchreen. Jong en vroeg, naar Jezus heen! Van den weg, die tot hem leidt, Wordt u hier bericht gegeven. Leer dit boek, met naarstigheid ! 't Is vooral voor u gefchreven. Jongenlief! betreed dit pad! 't BreDgt ons in de hemeltlad. Dan zal u 't geluk der deugd Zelv', bij ondervinding, blijken. Dan zult gif, tot onze vreugd, Naar uw Grootevader li]ken. Dan verblijdt zich, voor Gods crcon, Uwe Moeder, om haar zoon! Eenig Kindje, uit Moeders fchoot! Vaders vreugd en welbehagen ! Grootevaders naamgenoot! Troetelkind van al üw magen! Zoo veel heils, ja noch veel meer, WenJëht uw Oom u van den Heer!!! 1789. A. v. d. Berg. KORT  KORT O N D E R ¥ IJ S. i - Wat is de Bijbel? ■ De Bijbel is het boek, twarin God ons zoa» dige menfchen den weg der zaligheid leert. Wanneer is dat boek gefcbreven ï De vijf eerste boeken zijn al van de tijdei van Mozes, en dus omtrent 4000 jaar oud. En op wat wijze ts bet in de wereld g«lomen'i God heeft vele zaken, die in het zelve voorkomen, aan de menfchen geopenbaard, t- Heeft God alles, wat in den Bijbel Jiaat» aan de menfchen geopenbaarde Neen. Daar zijn ook, op Gods bevel en onder Gods beftier, gevallen in den Bijbel geboekt, die gebeurd zijn, onder het oog van hun, die ze befchreven hebben. — Wat menfchen bebben den Bijbel befcbrevenl De Profeten hebben het oude. Testament 1 kt-  2 l KORT befcbreven, en de Euangelisten en Apostelen van Jezus het nieuwe Testament. Wat voorbeelden weet gij van zulke God' lijke openbaringen.aan deze menfcbenl Zoo verfcheen God eens aan Mozes, daar hij het vee van zijnen vader Jethro weidde, bij -den-berg Horeb. Exod. 2» Weet gij nocb een ander voorbeeld van de openbaringen van God aan Mozes f Gcd heeft zich vooral aan Mozes geopenbaard op den berg Sinai, toen hij hem wetten gaf voor liet volk Israël. Exod. 19: 20. Zijn u ook zulke openbaringen van God aan andere profeten bekend ? God is aan Jezaias verfchenen, zittende op eenen troon. Jez, 6. Ook nocb anderen ? Ja, aan Jeremia, Ezechié'1, Daniël en anderen meer. Jer. 1: 5, 6, 7. Ezech. 1. Dan. 2: 19. Op welke wijze openbaarde zich God aan die heilige mannen ? Wij lezen, dat God zich aan Petrus openbaarde in een gezichte, van een neergelaten linnen laken. Hand. 10: 9—16. Ook nocb op andere wijzen! Ja, dikwijls werden in droomen, zaken van God  ONB'IRWIJ S. 3 God aan hun geopenbaard, Jakob zag in den droom eene ladder, bij welke de Engelen op en nederklommen. Gen. 28: 12. zie ook Dan. 7: 1. Heeft God, door den dienst der Engelen„ ook openbaringen aan bun gedaan ? Zeer dikwijls. De Engel Gabriël is meer» malen verfchenen aan Daniël, aan Sacharias, en aan Maria. Dan. 9: 21. Luk. 1: u en 27. En boe beeft God doorgaans zijn woord aan Jezus apostelen geopenbaard? Die waren door Jezus zeiven onderwezen; en de heilige Geest leerde hen alle waarheid, zoo onfeilbaar, dat zij niet dwalen konden. Hoe en wanneer ontvingen zij den heiligen Geest ? Dat wordt jaarlijks op pinkfter gepredikt, uit Hand. 2: 1—21. Maar boe weet gij, dat de apostelen van Jezus niet dwalen kenden ? Dat had Jezus hun uitdrukkelijk beloofd» Joh. 16: 13. Zouden de Apostelen van Jezus wel waar. lijk zulke openbaringen van God ontfangen bebben ? Dat is op het groote pinkfterfeest gebleken, toen ontvingen zij de bekwaamheid, om allerlei vreemde talen tefpreken, zonder dat zij die ooit gehoord hadden. Waaruit blijkt dit meer ? A a Uit  4 KORT Uit de wonderwerken die zij gedaan heb. ben. Zoo genaaen Petrus en johannes eenen kreupelen. Hand. 3: 1—8. Heeft Paulus ook wonderwerken gedaan ? Ja. Hij heeft Elymas met blindheid geflagen; Eutychus uit de dooden opgewekt; en te Melite verfcheiden wonderen gedaan. Hand. 20: 8, 9. Hand. 28: 2—6. en vs. 8, 9, 1 Hebben wij ook volkomen zekerheid, aan» gaande de Godlijkbeid der boeken des ouden Testament s? Ja, de israëlijten hebben daarvan bewijzen voor hunne oogen gezien, bij de wetgeving. Exod. 20: 18, 19, 20. Zijn daar meer bewijzen voorï Ja, in de wonderwerken van Mozes, Elias, Eliza en in de vervulling van de voorzeggin. gen der oude profeten. Weet gij ook voorzeggingen, die, kort na dat ze gedaan werden, vervuld zijn ? Zoo is de godlooze koningin Jezabel van de honden gegeten, overeenkomstig het gene Elias niet lang te voren voorzeid hadde. 1 Kont 21: 23. vergel. 2 Kon. 9: 35—37. zie ook 1 Kon. 21: 19. vergel. 1 Kon. 22: 38. 2 Kon. 7: t, 2. vergel. vs. 18, 19, 20. Hebt gij nocb eenig bewijs voor de God» lijkheii  O N P E R W IJ S, Ujkbeid der fcbriften van bet oude Testament? Jezus en zijne Apostelen geloofden, dat die boeken van God waren, en deze mannen konden niet dwalen. Luk. 16: 29. 2 Pet. 1 21. Maar is de Bijbel niet verminkt of ver* valfcbt? De Joden hebben daar voor groote zorge gedragen; ook heeft Jezus hen nooit beftraft» dat zij ontrou met den Bijbel geleefd hebben, 't welk hij anders zeker zou gedaan hebben. Maar zou de Bijbel, na de tijden van Jezus > met bebben kunnen verval/ebt worden ? Dat zou toen onmogelijk geweest zijn» omdat hij terftond in ieders handen was, en al ras in veele talen was overgezet. Wie zou al die boeken, de heele wereld door, hebben kunnen vervallenen, Is alles in den Bijbel te vinden, dat wij tot zaligheid noodig bebben"? Dat Tirnotheus uit den Bijbel geleerd had, kon, volgens Paulus, hem tot zaligheid wijs maken. 2 Tim. 3: 15, Hoe komt bet dan tocb, dat er zoo veel zware Jlukken in den Bijbel zy'n? Het noodigfte is voor eenen opmerken» den duidelijk genoeg, andere dingen zijn maar wat moeilijk voor ons, die zoo veel later, in een heel ander laad leven, en een andere taal fpreken. A 3 Hoe  6 kort Hoe weet gij, dat de Bijbel klaar genoeggefcbreven is ? Dat blijkt mij, om dat ook vele onkundige irenfchen, door het lezen van den Bijbel, tot een beter leven en tot geloof in Christus gebragt worden. Meet men den Bijbel veel lezen ? Dat fpreelct immers van zelfs, hoe kunnen de menfchen uit den Bijbel den weg tot za« ligheid leeren, als ze hem niet lezen. Kunt ge dat met een voorbeeld toonen ? Dat vele Joden te Teslaiocika niet geloofden , kwam daar van daan, dat ze de fchriften des ouden Testaments niet onderzogten. Die van Bere'a deden beter, en worden daar over geprezen. Hand. 17: ir. Moet men al jong den Bijbel lezen ? Men kan nooit te vroeg voor zijne zalig, heid zorgen. Timotheus had al van kinds af de heilige fchriften geweten, en wordt daar over van Paulus geprezen. 2 Tim. 3: 15. Weet gij ook in wat taal de Bijbel be* febreven ii? Het oude Testament is in 't Hebreeuwfch beichreven, en cenige weinige ftukken in 't Chaldeeuwfch. Waarom in het Hebreeuw/eb? Dc oude Israëlijten fpraken die tale, en God gaf hun in die taal zijne wetten. Welke ftukken van bet oude Testament zijn in het Cbaldeeuwfcb gefcbreven'i Een  o n a e r w ij S. Een groot gedeelte van liet . bock Esra en Daniël, en een vers.'e ia jeremias, kap.iorti. Waarom zijn die Jlukken in bet Cbal» deeuwjeb gefebreeven ? De loden woonden toen in Babel. daar men Ciialdeeuwfch fprak, .en Jeremias.leert hen in het aangehaalde vers, wat zij moesten andwoorden, aan de Chaldeeuwen, als die hen tot afgoderij verleiden wilden. In wat taal ïs bet nieuwe Testament befebreven ? Jn het Griekfch. Waarom t Om dat de menfchen, aan welken de Apostelen eerst predikten' en brieven fchreven , Crjekfch fpraken. Hoe komt de Bijbel dan -in £et Neder» duitfeb 'i De overzetting, die wij gebruiken, is, gelijk- uit. het tijtelblad voor onze Bijbels blijkt, na het jaar I6T9, uit, last van de hooge Overigheid, gemaakt. Wat leer en wij hier uit ? 1 Dat wij God voor dat kostelijk boek moeten danken. 2 Dat wij de bevelen in het zelve moeten gehoorzamen,, en 3 uit het zelve den weg tot zaligheid moeten leeren. Leeren wij ook eenige eigenschappen van God, uit de heilige gejcbiedenisjent kennt:.2 A 4 Men  8 KORT Men leert er althans uit, dat God eeuwig is, cn verder zijne overaltegenwoordigheid, almagt, alwetendheid, rechtvaardigheid, langmoedigheid, barmhartigheid, genade ea onveranderlijkheid. Hoe heren u de bijbelfcbe historijen Gods eeuwigheid? Zij leeren mij, dat God alles gefchapen heeft, dus moet hij voor alles, dat is van eeuwigheid, geweest zijn. Wat blijken geeft u de heilige fcbriftuur van Gods overaltegenwoordigheid? Jonas zocht God te ontvluchten , maar overal, daar hij kwam, zelfs in de zee, was God bij en met hem. Jon. i en 2. Wat leeren vaij hier uit ? Dat wij, in alles wat wij doen, moeten denken, dat God bij ons is. Hoe leeren u de historijen Gods almagt? Die blijkt mij ook al uit de fchepping der wereld. Hij die alles uit niet gemaakt heeft is zeker almagtig. Jez. 4c: 25. Geven ze u nocb meer bewijzen voor Gods almagt ? Ja» die blijkt mij ook, uit de groote wonderwerken, die God gedaan heeft. Hij baande «enen weg midden door de zee, op dat de Israëlijten dien gebruiken zouden, en naderhand door den Jordaanftroom. Exod. 14: 2r, jog, 3: !j_«I7, Heit  ft N D ï R W !] «. 9 Hebt gij nocb een ander voorbeeld? God heeft ook de zon en de maan in ha. ren loop doen ftilleftaan, om dus de overwinning der Israëlijten te begunftïgen. Joz. 10: 13. , Hebben dan Mozes en Jozua die wonderen niet gedaan? God alleen kan wonderen doen; doch om dat hij deze dingen gedaan heeft, op het gebed van Mozes en Jozua, zegt men, dat deze mannen ze gedaan hebben. Is bier uit ook iets te leeren? "Dat wij God moeten vreezen en dienen, die de magt heeft, om ons gelukkig of ongelukkig te maken. Blijkt u ook Gods alwetendheid uit de gefcbiedenisfen? Die blijkt klaar uit de ontdekkingen, die de profeet Eliza deed, van alles wat de koning van Syrien in zijne binnenkamer (prak. 2Kon. 6: 11, 12. Hebt gij meer zulke voorbeelden? God kon nooit toekomende dingen aan de profeten openbaren, zoo hij zelf niet alwetend was. En wat kunnen wij bier uit leeren ? Dat God alles weet en ziet wat wij doen, en wat wij zeggen, zelfs alles wat wij den. kea. A 5 Wat  Ie/ KORT- 4 Wat «vallm toonen, dat Gods rechtvaardigheid bet kwade firaft? Dat bewijzen alle de (haffen van de boosheden der menfchen, waarvan wij in den Bijbel lezen. Geef daar van een paar .voorbeelden? God liet Farao, die de {tinderen der Israëli], ten had laten verdrinken, in de zee omkomen; ook werden de misdoeners, Korach, Dathan en Abiram, van «ie aarde levend in? gezwolgen. Excd. 14: 27. Num. 16: 31—33. Weet gij nocb zulke voorbeelden meer? Daar toe kan de dood van Elij en de ondergang van zijn geheeie huis dienen, met welke God zijne groote toegevendheid over zijne kinderen, en zijner'kinderen misdaden ftrafte; en de ondergang van Jezabel. 1 Sam 3: 12—14. vergel. 1 Sam. 4:16—23. 2 Kon 9: 33—36* Wat gevallen bewijzen, dat Gods recht» vaardigheid bet goede beloont? Zeer velen. De ?rome Loth werd uit Sodom gered; Rachab werd te Jericho behou. den, om dat zij de verfpieders had geherbergd; Obed Edom werd'gezegend, omdat hij de arke huisvestte; gelijk ook" de Rtcha- bijten,  O N D E R W IJ S. II bijten, om hunne gehoorzaamheid aan het vaderli k bevel Gen. 19. Joz 2: 4. Kap, 6: 25. 2 Sam. 6: u, 12 Ier. 35: 18, 19. Hebt gij nccb iets? God 2 egt zelf, eert uwen vader en uwe moeder , op dat het u welga en gij lang leeft. Exo.1 20: 12, , Maar veel goeden voorden in dit leven niet beloond, en veel kwaden niet gejiraft t D-t gefchiedt dan na dit leven. De Zaligmaker leert dat zeer klaar, in de gelijkenis van Lazarus en den rijken man. Luk. iC: 20—3!. Wat moet ons Gods rechtvaardigheid leeren ? God te vreezen, en als wij kwaad gedaan hebben, om vergeving te bidden en ons te beteren , op dat wij op Gods genadige belooning , hier en hier namaals mogen hopen. Wat voorbeelden zijn u bekend van Gods LAXGMOEDICHEID ï Dit is gebleken aan het volk Israël, dat God lang heeft gedragen en wel.gedaan, eer hij het naar zijne verdienste ftrafte. Hoe bewijst gij Gods langmoedigheid nocb ? De Zaligmaker heeft Gods langmoedigheid afgebeeld in de fchoone gelijkenis van den onvruchtbaren vijgenboom. Luk. 13: 6—9- En wat is bet eind van Gods langmoedigbeid» wanneer zicb de vtenfcbenniet bekeer ent Ein-  12 KORT Eindelijk flraft God zulke menfchen, en dan is de fïraf dikwils te zwaarder, naar dat zij lar.gdurig en hardnekkig gezondigd hebben. Zoo ging het met Israël toen zij naar Babel vervoerd werden. In voat gevallen is Gods barmhartigheid gebleken f In de verlosfing der kinderen Israëls uit de zware verdrukkingen, die hun de Egyptenaars aandeden, en in de verfchooning van Ninive, en Gods antwoord daar over aan Jonas. Exod. 3: 7. Jona 4: 1, 2, 9, 10, 11. Wat gevallen hebt gij nocb? Gods medelijden met de verflootene Hagar, en met haar van dorst verfmachtend zoontje, en zijne hulpvaardigheid aan dezel* ven in hunne ellende. Gen. 21: 15—igt En boe beeft God zijne genade betoont? Daar van is de komst van Christus in de wereld, om voor zondaren vergiffenis uit te werken, een zeer duidelijk bewijs. 2 Kor. 8: 9. Heeft God ook getoond, dat bij onvëranbeblijk nakomt, vaat bij betuigt en belooft? Dat heefc God getoond, in zijne voorddurende weldadigheid aan het volk van Israël, in weerwil van hunne zonden, uit hoofde van de beloften, die hij aan de voorvadert gedaan hidde. Pf. ioó: 45. Nocb  O N D E R W IJ S. 13 Nocb eêti voorbeeld? God heeft altijd zijne beloften, aan David gedaan, vervuld, ïchoon zijne nakomelin. gen zich zulks zeer onwaardig maakten. 2 Sam. 7: 16. 2 Sam. 23: 5. Wat keren u Gods barmhartigheid, genade en onveranderlijkheid? Mij zeiven met mijne ellenden en zonden tot hem te wenden, en te vertrouwen op de beloften, die hij aan zondaars gedaan heeft. 5 Heeft God zicb in eenige bijbelfcbe gefcbiedenis ook geopenbaard, ah DsiEëEKic, ef als Vader, Zoen en heilige Geest? Ja, in den doop van Christus, daar de Vader uit den hemel Christus voor zijnen zoon verklaarde, en de heilige Geest op hem neder kwam. Matth. 3: 16, 17. Nocb meer V Ja, de Zaligmaker beval, dat men zal gedoopt worden in den naam des Vaders, en des Zoons, en des heilige Geests. Matth. 28: 19. Vindt men ook iets dergelijks in bet oude Testament ? Daarop moet zien de verfchijning van den Engel des Heeren aan Mozes in den braamJbofch, welke Engel, van den Heere onder- fcheiden ,  -4 KORT fcheiden , vervolgends zegt: ik ben de God Abrahams, Izaaks en Jakobs. Exod 3: 2 en 6. Wordt Jezus ook in eenige gefcbiedenis ge* noemd, de Zoon Toen de koning van Syrien Eliza wilde k* ten vangen, werd zijn geheele leger met verblindheid geflagen, op het gebed van Eliza» 2 Kon. 6j 10—24. Staat bet lot der koningrijken in de band. Ja zeker. Want daarom zei Daniël aan. Nebukadnezar, dat God de koningen afzet en dezelve bevestigt; en op een ander tijd maakte hij Belzazar bekend, dat God zijn koningrijk voleind, dat is, zijne regeering geëindigd had. Dan» 2: 21. Kap. y. 26. Dan worden de gevallen van alle menfchen. door Gods voorzienigheid geregeld? Dat wist zeïfs de heidenfche koning Ne. bukadnezar, die zei: dat God met de inwo. ners der aarde naar zijn wil en welbehagen handelt. Dan 4: 35' Zijn daar ook voorbeelden van? De heerfchztigtige koningin Athalia kon, wat moeite ze ook doen mogt, niet beletten , dat  O N D E R W Ij S. 21 dat Joas tot koning over Juda werd aange* field. 3 Kon. II! I» 2, 12. Wat moeten fcben aie zich alzoo gedragen bebben? Onder anderen lezen we dit van Jakobj van Job en van Agur. Gen. 32:10. Job 1; 21. Spr. 30:7,8,9, 9 Welke waren de eerste menfchen? Adam, die van God op den zesden dag ge. fchapen is, en Eva zijne vrouwe, welke Kort daar op van God insgelijks is voordgebragt. Waar hadden Adam en Eva bun verblijf? In eenen fchoonen lusthof, die doorgaands het Paradijs genoemd wordt, en in eene landftreek, Eden geheeten, gelegen was. In  «8 KORT Jn beeaWgenftaat beeft God ben gefcbapen ? In eenen uitmuntenden ftaat. Zeziin rm het beeld en de gelijkenis van God gemaake. Gen. i: 26, 28, ' ' U at is dat te zeggen ? Dat hij meer dan eenig ander fchepfel, hkt «p aa-de, naar God geleek. • Waar in geleek bij meer dan de andere fchep. felen aan God? r De riei van Adam was geestelijk, redelijk en onfhrfiïjit, gelijk God een redelijke en oclternijke geest is. H ordt deze gelijkheid aan God ook bedoelt, als de btjbelfcbe bistorij van Gods beeld in den menfch fpreekt ? Dat blijkt uit het zeggen van God aan Noach: dat de dood van een menfch aan $en moordenaar moest gewroken worden; om dat God de mecich naar zijn beeld gemaakt hadde. Gen. qj g. Is 't dat alles, wat tot bet beeld van God in Adam beboert? Dat kan niet zijn, want God fchiep alles, ook de menfchen goed, dus moet Adam, die een redelijk wezen was, ook een zeer goede kennis van God, zich zeiven en Gods wet g "had he bben. Gaf Adam daar ook bewijs van? \ hü zijn goed verftand gaf hij bewijs in de naamgeving van üe dieren, en, zonder dut,  O N D E R W ÏJ I. 29 dat, zou hem de heerfchappij over de bees> ten ook niet toevertrouwt zijn geworden. Gen. 2: iq, Gen 1: i6< Behoort er noch meer tot bet beeld van God in Adami Adam is zeker een heilig menfch geweest » want de geheele fchepping was goed, en hij verkeerde gemeenzaam met God. Gen. 3: 8. Gaf God Adam ook nocb éenig bijzonder gebod ? Ja. God gebood hem, niet te eten van de vrucht van zekeren boom, die de boom der kennisfe des goeds en des kwaads heet. Gen. 2: 17, Wat beloofde en bedreigde God bij dit gebod ? Hij dreigde Adam den dood, als hij die gebod overtrad, en daar uit volgt van zélfs, dat hij, zoo hij gehoorzaam was gev.eest, ook niet zoude geftorven zijn. Heeft Adam dit gebod van God gehoorzaamd? Neen. Hij heeft van de verboden vrucht gegeten. Hoe is Adam daar toe gekomen ? Hij is van zijne vrou tot die Overtreding verlokt. Want zij gaf hem en hij at. Hoe is Eva tot dié onbedachtzaamheid ge. komen f De duivel heeft, met zeer veel arglistigheid, hare  KORT hare begeerte naar de verbode vrucht, die zeer bekoorlijk voor de oogen was, opgewekt. Gen. 3. Beeft de duivel dat gedaan ? Mozes /preekt •6an eene flang. Het gene Mozes van die Üang verhaalt, geeft alle reden om te denken, dat de dui« vel er in heeft medegewerkt. Joh. 8: 24. Was dat iene groote misdadd? Zeer groot 1 want hij wist Gods wil en bedreiging, en hij had grooten overvloed van allerlei goed voedfel; ook had hij moeten denken aan het belang van alle zijne nakomelingen. Rad die overtreding ai aanjionds kwade gevolgen voor Adam ? Ja zij, aanftonds, toen ze gezondigd hadden , werden zij overtuigd van hunne misdaad en zij fchaamden zich. Wat droevige gevolgen bad deze zonde nocb meer voor Adam en Eva? Zij fchrikten en vreesden voor den goeden God, wiens tegenwoordigheid hun voorheen gemeenzaam was. Blijkt ook, dat aanjionds op bunne zonde bun verftand bedorven was ? Ja, zij wilden zich voor dén alwetenden «n alomtegenwoordigen God verbergen. . Wat groot nadeel bragt bun de zonde nocb aan? Zij  onderwijs. ge Zij werden aanftonds uit het Paradijs ets van den boom des levens geweerd. Weet gij nocb eenig onheil te noemen, dat de zonde op Adam en Eva gehragt heeft ? Het aardrijk werd om hunnent wil vervloekt, en zij veroordeeld om het met zwa. ren arbeid te bouwen. Wat eindelijk nocb? De dood hebben zij naar Gods bedreiging moeten ondergaan. Wat leeren wij uit dit alles? Dat het ten hoogden gevaarlijk is, tegen het uitgedrukt bevel van God aan te zondigen, IO Heeft de zonde van Adam ook erge ge< volgen gehad voor zijne nakomelingen? Door dien eenen menfch is de zonde in de wereld gekomen en alle menfchen zijn door hem bedorven en ellendig geworden. Waren daar van al vroeg bewijzen in de wereld? Men denke maar aan Adams eigen zoon Kaïn, die, hoewel hij, gelijk alle redelijke icheplelen, tot liefde gefchapen was, zoo ver kwam, dat hij zijnen braven broeder Habel uit nijdigheid doodfloeg. Gen. 4« Wat foort van verderf beeft züb al vroeg in de menfchen voorgedaan ? Eene  ga KORT Eene jammerlijke dwaasheid» waar door zij, in plaats van den eenigen waren God, de afgoden dienden. Is dit zoo algemeen geweest f Alle volken, waar van men leest, waren afgodendienaars. Abraham was aan dit kwaad zelfs lchuldig, eer God hem beval zijn vaderland te verlaten» JoZUa. 24' 2. Hebben zij ook al vroeg bewijs gegeven £ van groot bederf in den levenswandel f Deze raakte zeer fpoedig in het uiterste verval, en allerlei gruwelen werden op de aarde zoo menigvuldig, dat God, hoe goed ook, tot het befluit komen moest, om de menfchen door den zondvloed te verderven. Gen. 6. Kent gij bet een of ander beidenfcb volk, dat bij uitjlek bedorven was? ja, de inwoners van Sodom en Gomorra, die daarom met vuur van den hemel verteerd werden. Gen. 18 en 19. Zijn de menfchen altijd zoo verdorven ge» bleven? Dat hebben niet alleen de heidenfche vol-* ken getoond, maar Israël, waar aan God zijne wetten gaf, is gedurig tegen God opgeftaan en van God afgevallen. Eom. 1: 21—31, Efez. 2: 1, 2, 3* Maai  '9 S D E R W IJ 8, 33 Maar is dat bederf algemeen in alle men. fcben ? Men leest nergens van eenig menfch, die geen blijken gaf van een bedorven hart. Hebt gij daar noch een ander bewijs voer? Ja, in de ftoutigheid der kleine kinderen zien wij, dat hunne natuur verdorven is. Noch een bewijs uit de hijbelfcbe bistorij? God verklaarde uitdrukkelijk aan Noachna den zondvloed, dat 's menfchen harte bedorven is van der jeugd aan. Gen. 8: 2. Er worden nochtans altijd deugdzame men» fchen gevonden? Eenige der deugdzaamfte menfchen, van welken wij in den bijbel lezen, hebben groou te zonden gedaan. Wat voorbeelden hebt gij daar van ? Loth was aan dronkenfchap fchuldig; Da« yid aan onkuisheid en doodflag; Mozes aan ongeloove en anderen aan andere zonden. Gen. 19: 31—38» 2 Sam. n: 1---11. Num. 20: 11, 12. Maar als de menfchen tegen dat kwaad ge» waarfcbouwd worden? Hoe dikwils heeft God het volk van Israël door de profeten nadruklijk laten waarfchouwen, en het is altijd fteeds erger geworden, gelijk hun dat de Zaligmaker verweten heeft. Luk. 11: 47. C HeU  I en zijne voorzeggingen gebleken. Üok hebben die dingen in hem plaats gehad, die de profeten van den Mesfias voorieid hadden. Matth. 11: 3—j. Wat voorzeggingen zijn in bem vervuld? De jcden wisten uit het oude Testament, dat  O N D E R. W IJ S. 43 dat de Mesfias een zoon van David wezen moeft, en zijne moeder was uit het geflacht van David, Matth. 22:42. Luk. 2:4, 5. Nocb een voorbeeld? Hij heeft een zeer veracht leven geleid, en is ellendig geftorven, en Filippus toonde aan den kamerling, dat dit zoo door den profeet Jezaias voorzeid was. Hand. 8:32—35- Jezaia 53: 7, 8. Geef mij nocb zulk een voorbeeld? Hij reed op zijne laatste reis naar Jeruzalem , mar het gebruik van dat land, op eenen jongen ezel in die ftad. En toen werd vervuld, het geen de profeet Sacharias daar van voorfpeld hadde. Sach. 9: 9. Luk. 19:29 en vervolgens. Heeft bij ooit zelf uit de voorzeggingen der profeten bewezen, dat bij de ware Mesfiaswas ? Hij heeft iets van dezen aart gedaan, in de Synagoge te Nazareth, daar hij een voorzegging van Jezaia' op zich toepaste, Jcz 61:1—3. Luk,4:16—21. Zijn daar meer voorbeelden van ? Dat heeft hij gedaan in zijne gefprekken met de twee Emmaüsgangers, na zijne opftandiog, doch Lukas heeft die geiprekken niet befchreven, Luk. 24: 27. Waarom beeft hij aan de Joden niet dui* delijk bewezen, dat bij ae Mesfias wasf Zij  44 KORT Zij moesten daar van overtuigd worden, Diet door zijn bloot zeggen, maar door de duidelijke tekenen en bewijzen van zijn Mes» fiasfchap, die hij overal met zich faragt. 14 as bij een bloot menfch? Een waar menfch was hij, dat blijkt daar san, dat hij een menfch, een zoon des menfchen genoemd wordt. Maar hij was geen bloot menlch. Hij word ook God en Gods zoon genoemd. Dus is hij God en menfch, God geopenbaard in het vleeich. 1 Tim. 3:16. Hoe begrijpt gij dat ? Deze verborgenheid der godzaligheid kan geen menfch begrijpen. Heeft bij in ctze wereld een heilts leven geleid? Niemand heeft daar aan ooit eenige fmet gevonden, en hoe bitter zijne vijanden op hem gebeten waren, nimmer hebben zij eenig misdrijf kunnen aanwijzen, waar aan hij waarlijk fchuldig was. Wat is de eerste bijzonderheid die ons van zijne kindsheid bekend is ? Dat hij op den agtften dag na zijne geboorte befneden is, en eenen eigen naam gekregen heeft. Luk. 2: 21. Waarom is bij befneden? Hij moest, als een nakomeling van Abraham  o n d e r w ij s. 45 ham, dat teken van Abrahams zaad dragen. Gen. 17. Hoe beeft bij zijnen eigen naam gekregen ? De Engel Gabriël had voor zijne geboorte reeds aan Maria bevolen, dat hij den naam van jezos dragen moest. Matth. 1: si. Waarom werd bem die naam gegeven f De Engel voegt er de reden zelf bij. Het woord Jezus betekent zaligmaker, en niemant kon ooit met meer recht, dan hij, dien naam dragen, want hij zou zijn volk zaligmaken van hunne zonden» Is bij in zijne jongere jaren in die zelfde armelijke omflandigheden blijven voordleven f Hoe kon dat anders zijn! daar Jozef, die hem ais vader heeft opgevoed, met een gering ambagt te Nazareth in Galilea zijn brood won Wij lezen uitdrukkelijk van hem, dat hij een timmerman geweest zij. Mark. 6: 3. Wat aanmerkelijk voorval is bem in bet Softe jaar gebeurd? Toen is hij, eer hij opentlijk begost te prediken, van Johannes den dooper, door indompeling in de rivier, den Jordaan, gedoopt.Matth. 3: 13. Was aie plechtigheid ook verzeld van eenig bewijs, dat bij de ware Mesfias was? Ja.  45 KORT Ja. Want toen daalde de geest op hem neder, en een ftem uit den hemel verklaarde hem voor Gods zoon, en beval elk, nem ais zoodanig te hooren, dat is te zeggen, dat elk hem moet gehoorzamen. Matth. 3: 16, 17. Wat aanmerkelijk voorval is toen nocb ge» leura? Dat de Engelen hem kwamen dienen, Da dat hij de verzoeking van den duivel in de woestijne veertig dagen lang had doorgedaan. Matth. \: 11. Zijn zijne uitwendige omjlandigbeden, na dat bij opentlijk begon te leeren, niet ver» beterd ? In 't minste niet. Hij werd van de Joden gefcholden en vervolgd, en het ontbrak hem dikwijls aan voedfel en herberg, en meer dan eens moest hij zich met de vlucht redden. Wat voas de reden van die bitterheid? Zij dagten dat de Mesfias een groot aardfch koning; moest wezen, ook waren zijne ver. maningen tot een heilig leven hun veel te ftreng. 'te Vvanneer beeft Jezus van zijne vijanden bet meest moeten lijden ? In de laatfte uren van zijn leven heeft hij allerzwaarst geleden. Welke  O N D E R W IJ S, 4? Welke waren zijne laatjle verrichtingen voor dat zware lijden? Het plechtig gebruik van de paafchmaa?tijd; de inOeliing van het avondmaal, en de voetenwasSng van zijne discipelen. Matth. 16'. 17—28. Joh. 53: 1—10. Wat beduidde die voetvoasjïng ?. Hij gaf daar mede te kennen, dat hij gekomen was om te dienen, en niet om gediend te worden; ook wilde hij zijne leerlingen daar door de nedrigheid en onderlinge liefde en gedienstigheid infcherpen. ' Èn aanlionds daarop is Jezus laatst en zwaarst lijden gevolgd ? Ja. Hii vertrok aanftonds daar op over de beke Kedron naar den hof in Gethfemane, daar hij zeer veel te lijden had. Matth. 26: 30. Wat bad bij daar te lijden ? Zoo zwaren zielangst, dat hem het zweet als groote droppelen bloed bij r et lichaam afliep; toen werd van hem gezien, een Engel uit den hemel, die hem veriterkte. Luk. 22:33,34. Hebben de Joden bem daar ookmisbandeld? Zij hebben hem door eenen hoop kri gsvolk en gerechtsdienaars, met zwaarden en (lokken gewapend, laten vangen, als of hij een open. baar booswicht was. Matth 26: 5? En boe gedroegen zich zijne discipelen om, trent bem? Zij  48 KORT Zij fcheenen eerst zeer ongevoelig voor zijne bezwaren, zij fliepen gedurig. Judas verried hem met eenen kufch. Matth. 26: 41,42; 48,49. En wat deed Petrus ? Petrus vermeerderde zijne ongelegenheid door het bieden van wederftand aan zijne vangers, en eindelijk verlieten zij hem allen. Matth. 26: 51; 56. Wat deden zijne vangers vervolgens met bem? Na dat zij even aan het huis van den ouden hoogenpriester Annas waren aangeweest, bragten zij hem bij den hoogenpriester Kaiafas. Joh i8s 13. Matth. 26: 57. Wat man was Kaiafas f Uit de rechtspleging van den Zaligmaker blijkt, dat hij een zeer onrechtvaardig menfch en een zeer groot huichelaar moet geweest zijn. Waarom bragt men den Heiland eerst bij Kaiafas f Men wilde hem voor den grooten raad det Joden als een Godslasteraar te regt fielten, en daar van was de hoogepriester een zeer voornaam lid. Matth. 26:63. Hoe beeft men den Heiland bij Kaiafas behandeld ? Zeer flecht. Zii hebben zijne woorden eerloos verdraait, en uit al hun magt valfche getuigen  Ö . D E R W I j S. 49 getuigen tegen hem opgemaakt, en noch waren die valfche getuigen niet eenparig. Matth. 26: 59—62. Js bem aldaar ook ander leed belettend? Hü is in de voorzaal van Kaiafas huis, van de bedienden zeer gefma3d, en in zijne pro« fetifché waardigheid befpot, eh van zijnen Apostel Petrus verloochend. Matth 26:69—7$. Wat beeft men verv'olgends met den tiet. tand gedaan P Men heeft aan zijne zaak een anderen draai gegeven , en hem voor den Romeinfchen Stadhouder befchuldigd, als een die het volk tegen den Keizer en de Romeinen zogt op te ruien. Hoe is de Zaligmaker bij Pilatus beban. deldf Pilatus vond hem onfchuldig, betuigde dit dikwijls en plechtig en wilde, hem loslaten. Waarom deed bij dat niet ? Om dat hij, zelf een ondeugend man zijnde , gewichtige redenen had, om de loden te ontzien , zogt hij allerlei middelen om hen te vrede te (lellen. Wat middelen beproefde bij daw toe? Hij poogde hen te bewegen , dat zij hem de gunst zouden verzoeken, om Jezus op het feest los te laten, maar zij fcireeuwden daar tegen, en kozen eenen (hooden moordenaar Barrabas. Matth. 27: 21. D Deed  50 KORT Deed bij nocb meer pogingen? Ja, hij liet hem ftrengelijk geesfelen, om' husne bitterheid tegen hem te voldoen, maar dat was ook al te vergeefs. Joh. 19: r. Wat leed werd hem nocb bij Pilatus aangedaan? Hij werd van de krijgsknegten in zijne koninglijke waardigheid befpot en wreedelijk mishandeld, joh. 19: 2— En boe gedroeg zicb Jezus onder dat alles? Hij was een voorbeeld van grootmoedig» heid en geduld, en betuigde altijd zijne on« fchuld en waardigheid voor Pilatus. Joh. 19: 11. at is bet einde irpimei>tt *!/>« nlfo Ac m*r~ ongeiif kingen, die men Jezus aandeed'i Pilatus heeft Item eindelijk, na dat al zijn pogen te vergeefs was, ter doodftraffe overgegeven. Joh. 19: 16* Vsrklaarde Pilatus bem dan tegen zijn beterweten aan fcbuldig t Neen. Hij heeft tot het laaide toe Jezus onfchuld met alle kracht verdedigd. Doei hi; was ook zoo onrechtvaardig, dat hij hem eindelijk aan de dringende eiichen der booze Joden over gaf. Matth 27: 24—27. Tot wat Joon van Jlraffe beeft Pilatus bem overgegeven t Tot  O N Ö E R W Ij Sé 5-1 Tot de zeer fmadelijke en fmertelijké kruis» ftraffe. Joh. 19: 16. Waarom noemt gij die Jlraffe een fmadelijke ftraffe f Om dat zij alleen aan de laagfle en flecht» fte menfchen, "én die de grootfte grouwelHukken bedreven hadden, werdc aangedaan. Waarom beet gij baar eene zeer fmertelijké ftraffe? De kruisfelingen werden aan fpijkers, die hun door de handpalmen geflagen werden, opgehangen, en moesten dus blijven hangen, tot dat zij ftierven, 't welk dikwijls lang kon duren. Is de fcbande van Jezus krüisflraf nocb door eenige omftandigbeden verzwaard ? )a, door het opfchrift boven het kruis, DEZE IS JEZUS D£ KONING DER JODEN, wafit men had hem befchuldigd, dat hij zich oproeriglijk tot koning der Joden had opge* worpen. Joh. 19: 19. Waar door nocb meer? Daar door, dat men hem tusfchen twee moordenaren gekruist heeft, als was hij noch grooter misdoener dan die beide. Matth. 27:38. Heeft de Heiland deze Jmerte en fcbande lang moeten lijden? Neen, God heeft hem zeer fpaedig uit die ellende weggenomen. Want niet lan. ger dan omtrent 6 uren heeft hij aan het D 2 kruis  52 kort kruis geleefd, want ten 3 urén werd hij gekruist, en reeds ten 9 uren gaf hij den geest. Mare. 15: 25, 33, 37» 'lijn er bij zijnen dood ook omjlandigbeden geweest, die de waarheid van zijn Mesfiasfebap bewijzen ? Ja— eene verduistering van de zon~ eene zware aardbeving— het fcheuren vanh:t voorhangzel van den tempel— het fplijtin Van rótfen , en de opwekking van vele heiligen die geilorvén waren. Matth. 27: 45—53- Wat is er ver volgends met Jezus dood lijk gedaan? Men heeft het noch denzelfden avond van zijnen dood eerlijk begraven. Matth. 27: Waarom is de Heiland zoo fcbielijk be. graven f Naar de joodfche wet, tnogten geen opgehangenen onbegraven overnachten. Deur, 21: 23. Van wien is hij begraven ? Van twee voorname heeren; den Raadsheer Jozef van Arimathea, enNiKodemus, die een wetgeleerde was. Hadden aie beeren daar magt en vrijheid toe? Pilatus gaf hun daar toe, op hun verzoek, vrijheid. Waar  DKEÏ.HW IJ s. 53 Waar is hij begraven? Geheel tegen het oogmerk der Joden, aiet alleen in een eerlijk, maar zelfs in een zeer aanzienlijk en nieuw graf , dat noch in 't geheel niet gebruikt was. Wat oogmerk zouden de Joden dan voel omtrent zijne begraving gehad bebben ? Zij zouden hem gaarn onder het geboefte hebben begraven gezien. Wfit*. zulk een boos of zet? Hoe komt gij daar aan? Jezaias had al lang te voren voorzeid, dat men. zijp graf bij de godloozen beftellen zon. Jez. 53: 9. Hadden Pilatus en de Joden toen voel volls zekerheid, dat Jezus waarlijk dood voas'ï Dat bleek hun zeer zeker aan het bloed en water, dat uit Jezus zijde kwam, toen een Airijgsknecht die met een ipeer doorftak, Job. 19: 34. Hebben Pilatus en de Joden nocb verdere voorzorgen, tegen bedrog van den kant van Jezus, vrienden, gebruikt ? Ja, Pilatus heeft den fteen op het graf la. ten verzegelen, en dat door een wagt van Romeinfchë loldaten laten bewaken. Matth. 27: 64—6ó. Wat ts bet groot oogmerk van Jezus lijden en jlerven'i Dat heeft de Heiland zelf uitdrukkelijk D 3 ver-  54 KORT verklaart, toen hij zeidej ik ben gekomen om mijne ziele te ftellen tot een ranfoen voor velen, dat is: om voor hunne zonden te voldoen. Matth. so: 28. 1 Tim. 2: 6. IJ Hoe lang is de Zaligmaker in bet graf geweest ? Hij is vrijdag avond begraven, en zondags morgens is hij uit den dooden opgestaan. Was dat van te voren bepaald ? De Heiland had zelf te voren gezeid, dat hij drie dagen en drie Dachten in het harte der aarde, dat is in het graf, zijn zou. Matth. 11: 40. Hij is evenwel aldus geen drie dagen en nachten in bet graf geweest S Dat de Joden zijne voorzegging zoo ver. Honden, dat hij des zondags zou opftaan,, bh kr aan het zeggen en gedrag der Emmaüsgangers Luk. 24: 21. V'elke zijn de omjtandigbeden van Jezus opjlandingl Hene geweldige aardbeving, en de Dederkomst van eenen Engel, die het gefloten graf opende, en waar voor de Romeinfche wagt, die bij het graf geplaatst was, weg liep. Matth. 28: 2. Wie bebben daar van de eerste tijding ge, bragtl 6 ■ Ecnige  OJ.D.EE1Y IJ S. 55 Eenjge vrouwen die uitgegaan waren om zijn lijk te balzemen, en van eenen Engel, die hun verlcnten, last kregen, om ïezus opftanding aan zijne vrienden bekend te maken. Matth 282 1—5. Is bij dan na zijne opftanding mn niemand gezien? Ja, hij is verfcheidea malen §an zeer velen verfchenen. Wat bewijzen bebben wij, dat Jezus waarlijk is opgedaan f Dat mogen wij op het getuigenis van Jezus discipelen veilig gelooven. Waarom acht gij bun getuigenis zoo zeer voldoende r Zij kenden Jezus beter dan iemand anders, en zij verklaren, dat zij hem zelve gezien, en met hunne handen getast hebben 1 Joh. c 1. Maar zouden zij ons en de gebeele wereld ook wel bedrogen bebben 't I Zij hebben nooit eenig bewijs van oneerlijkheid gegeven. 2 Zij waren veel te eenvoudig om zulk een bedrieglijk ontwerp te (meden» 3 Ook was er met het getuignis van Jezus opftanding niets te winnen dan fmerte, en fchande, ja zelfs den dood. Z'uden zij de wereld, met een leugenacb* tig bericht van dit geval, wel bebben kunnen bedriegen? Dat zou hun althans niet mogelijk geweest D 4 «ijn  5? KORT zijn» op de plaats zelve daar het gebeurd was, en flechts weipig dagen, na dat het was voorgevallen. Wat bewijs hebt gij meer voor de waar*, beid van Jezus opftanding? De vijanden van Jezus erkennen zelve, dat het. graf, waar in de Heiland was begraven geweest, kort naderhand ledig gevonden is. Hoe volgt daar uit, dat Jezus moet opge» ftaan wezen ? Het is ongerijmd te fiellen, dat de Joden het dood lichaam zonden weggenomen hebben, en Jezus vrienden hebben het niet kunnen doen. Waarom denkt gij, dat de Joden Jezus lichaam niet uit bet graf zouden bebben weg» genornen f Men leest niet, dat zij dat ooit hebben voorgegeven. Ook hadden zij, zoo zij dit gedaan h;;dden, Jezus discipelen, door het: vertoonen van het lichaam, ras van leugen kunnen overtuigen. Maar zouden Jezus discipelen zijn lichaam niet bebben kunnen ftelen 1 Geen mogelijkheid is daar toe geweest. Want het graf was met eene Romeinfcha wsgt al te wel bewaakt. En met wat oogmerk zouden zij dat gedaan hebben? Matth. 27: 66. Zij konden immers des nachts komen, als de wachten Sliepen? Zou  O N D E R W IJ S. 57 Zou een geheele hoop foldaten 's nachts op hun post flapen, en datweboofterk, dat niet een van hun, door het geftommel, dat het vervoeren van een dood lichaam moet veroorzaken, zou wakker worden ? Dat is wel ongerijmd. Hebt gij nocb een bewijs voor de waarheid van Jezus opftanding ? Ja, de uitftorting van den heiligen Geest, vijftig dagen na dat de Zaligmaker was opgedaan. Hand 2: 2—4, Hoe blijkt daar uit, dat Jezus opftanding waarheid is ? Om dat de Apostelen, die daar na zoo onbefchroomd voor deze waarheid uitftwamen, op dien tijd het wonderdadig vermogen ont. vingen, om vreemde talen te fpreken en wonderwerken te verrichten, Hoe gaat dit gevolg door ? Wie kan denken, dat God hun dat vermo.' gen zou gegeven hebben, zoo zij verkondigers waren van een opgeraapten leugen ? Ligt ons aan de waarheid van Cbristus op» Jlanding veel gelegen? Zeer veel! want zoo Jezus niet opgewekt is, dan is de geheele leere van het Christen, dom iidel, en daarom moeten wij God danken, voor alle de zekere bewijzen, die wij van die gewichtige waarneid hebben. D 5 Zijn  58 kort Zijn er ook gewichtige redenen wor Jezus opftanding ? Na dat hij aan het oogmerk van zijn dood voldaan had, was het niet mogelijk, dat hij in den fiaat des doods zou gehouden worden. Ook vorderde het belang van de zijnen, dat hij ten hemel voer. Hand. 2:14, Joh. 14:2,3, l8 Is Jezus aanjionds na zijne opftanding TEN HEMELOEVAREN? Neen. Hij is om gewichtige redenen noch veertig dagen op deze aarde gebleven. Wat gewichtige redenen bad de. Heiland, ow. nocb zoo lang op de aarde te verblijven ? Om zich zeiven met vele gewisfe kentekenen, gedurende dkn tijd, aan zijne leerlingen te vcrtoonen, en hen dus in het geloof aan zijne opflandiDg te bevestigen , en met hun van de zaken van Gods kerke te (preken. Hand. 1; 3. Waar was de Heiland, toen bij van deze aarde werd opgenomen i Hij wandelde met zijne leerlingen van Jeruzalem naar den olijfberg, niet ver van d:e ftad. Op hoedanig een wijze werd bij aldaar ten hemel opgenomen? Zeer Ichielijk en onverwacht, na dat hij beloofd had, den heiligen Geest over hen uit  o n d e r w ij s. 59 uit te ftortten, na dat hij een zegen over hen had uitgefproken. Luk. 24. 50, 51. Hebben zijne discipelen dit wel gezien ? ; Zij hebben hem naauwkeurig nagezien, tot dat een tusfchenkomende wolk hun belette, hem verder na te zien, Hand 1: 9. Wat aanmerkelijke bijzonderheden weet gij noch van Jezus hemelvaart? Dat twee Engelen zijne discipelen verzekerd hebben, dat Jezus waarlijk van hun ten hemel ware opgenomen. Hand. 1:10, ir. Wat is bier voor den Zaligmaker opge* volgd? Dat hij gezeten is, aan de rech-: terhand van god, zijnen vader. Eph. i! 20, Wat is dat te zeggend Dat zegt 1 Dat hem het hoogst beftier over alles gegeven is. 2 Dat hij in het bezit gefield is van de grootfle Heerlijkheid. Het hoogst bejtier zegt gij t Ja, Jezus zegt zelf: mij is gegeven alle magt in hemel en op aarde. Matth. 28:19. Is bem ook zoo groot eene heerlijkheid gegeven i Ja, Paulus zegt, dat God hem uittermate verhoogt heeft, op dat zich in zijnen naam alle kniën in den hemel en op de aarde zouden buigen, en elk hem voor zijnen Heer zou erkennen. Filip. 2: 9, 10. Zal  03 KOR 1 Zal dan de verheerlijkte Zaligmaker nu nooit meer op deze aarde •verfcbijnent De Ergelen, die aan zijne discipelen bij zij- . ne hemelvaart verfchenen, verzekerden, dat Jezus eens alzoo [weder] komen zoua gelijk zij hem hadden zien henen varen,, Hand» u n. Wat zal het oogmerk wan die laatfte wederkomst wezen? Om op zekeren tijd, dien God daar toe verordineerd heeft, den heelen aardbodem, rechtvaardiglijk te oordeelen. Hand. 17:31. Wordt er nocb meer van deze laatfte toe» komste van Christus in den bijbel.gejprokent Ondtr anderen zeide Paufas te Athenen: dat wij allen moeten geopenbaard worden, voor den rechterftoel van Christus, 2 Kor 5: 10. Weet gij nocb iets meer van deze weder* lomst ? Zij zal zeer luisterrijk wezen, Jezus zegt: dat hij komen zal in zijne heerlijkheid, en zijne heilige Engelen met hem, en dat hij zal zitten op den troon zijner heerlijkheid, Matth 25: 3I. Wat zal bet gevolg zijn van die heerlijke, verfcbijning 1 Dat leert ons de Zaligmaker zelf uitdruk-, kelijk. Hij zal dan elk vergelden naar zijn doen. Matth. 25:35—41. zieookHand. 17:31, Wat  ONDERWIJL 5i 19 Wat zijn de gevolgen van Christus dooi en verheerlijking hier op aarde ? Dat zijn euancelij op zijn bevel aan zondige menfchen gepredikt wordt. Wat is dat woord Euangelij te zeggen? Eene goede tijding, zoo zeide de Engel tot de herders, toen de Zaligmaker geboren was: ik verkondige u een groote blijdfchap. Luk. 2:10,11. Wat is de inhoud van die blijde tijding? Door het Euangelij wordt de vergeving der zonden aan de menfchen verkondigd, gelijk Paulus zulks in de Synagoge te Anti» ochien verzekerde. Hand. 13: 38, ls dit het eenig voorrecht, 't welk in 't Euangelij vervat is ¥ Jezus verklaart uitdrukkelijk, dat hij zijne fchapen, dat is, die in hem gelooven, het eeuwige leven geeft, en dat zij niet zullen verloren gaan in der eeuwigheid. Joh, 10:28. Wat bewijs hebt gij daar meer van § De Engel Gabtiël beval, dat men 's Heilands naam Jezus zou noemen, om dat hij zijn volk zou zalig maken. Matth. 1:21. Kan een menfch dan op eene andere wijze niet zalig worden? Volgens de verzekering van Petrus is de zaligheid in geenen anderen, dan alleen ia Jezus  6a Kort Jezus Christus, zoo dat men die te ves» geeffch bij zich zeiven of ergens elders zou zoeken. Hand. 4: 12. Wat leert ons bet Euangelij nocb van den Heere Jezus'* Dat hij gewillig is, om allen, die dat maar* willen, zalig te maken. Zoo riep Jezus, dat allen, die vermoeid en belast zijn, tot hem komen en bij hem ruste vinden kunnen. Matth 1 li 28, 39; Is er een btstorifcb voorbeeld dat Jezus ge» willig is, om groote zondaars zalig te ma» ken? ja. In Paulus, die was een groot zondaar, en hem is genade bewezen, en hij is zelfs een groot Apostel geworden, en dit is met dat oogmerk gefchied, op dat aan groote zondaars daar uit de gewilligheid van Jezus zoude blijken. 1 Tim, 1: t6. Aan ivien moet dit Euangelij verkondigd voorden? De Zaligmaker heeft uitdrukkelijk gewild, dat zulks aan alle volken, en op een andere plaats, dat het aan alle kreaturen in de geheele wereld gefchieden moet. Matth. 28:19. Mare. 16: 15. Krijgen dan alle menfchen met er daad deel aan die verworvene zaligheid t Neen, alleen de geenen die in den Heere Jezus gelooven, en zich van ganfeher harten  O N D. E R W IJ S. 63 ten tot God bekeerea; daarom betuigde Paulus te Efezen zoo zeer de bekeuring tot God en het geloof in Christus. Hani. 202.21. En wat verklaart bet Euangelij van de genen, die niet in Jezus gelooven f Jezus verzekerde noch ko't voor zijne hemelvaart , dat de genen, die niet in hem ge. looven, verdöemd worden. Mark 1 fis 10. Maar wat moet men gelooven, om door Christus zalig te woraen'l Jezus en de Apostelen leeren, dat men in den Zoon, of in den Heere Je-us gelooven moet; zoo deden Paulus en Silas. Hand. ió: 3K Wat moet men aangaande den Heere Jezus gelooven 'i Alles wat het Euanejelij van hem leérf, namelijk; dat Jezus— de volKomen — eenige en —> voor elk gewillige Heiland is. Hoe moei men aat gilooven t Met een oprecht vei trouwen, op de verdiensten van den Heere Jezus. Jon, 3:14—16. Is bet genoeg dal men aü maar zoo zegt, te gelooven? Geenzins, gelijK aan Simon den tovenaar gebleken is, die zeide ook^ dat hij geloofde, en evenwel ?ei Petrus hem: dat hi) geen deel tn lot had in het woord des Euan^ehums. Hand. 8; 18—24. Waaraan  54 [KORT 20 Waar aan kan men Mn de echtheid van bet geloof in Christus kennen? Aan de rechte vruchten, die het noodzakelijk moet voortbrengen. Men moet zijn geloof uit zijne werken toonen. Jak. 2:18. Wat werken zijn dan de rechte bewijzen van bet geloof?. Hier toe behooren ï 1 eene oprechte blijdfchap over het goede nieuws dat in het Euangelij vervat i9. 2 Een levendig, betrou» wen des harten op God. 3 eene ware dankbaarheid voor de groote weldaad der verlosflng door Christus* Wat nocb meer? 4 Eene hartelijke liefde tot God en allen die God liefhebben. En 5 eene volvaardige gehoorzaamheid aan Gods bevelen. Wat voorbeelden hebt gij, dat bet geloof zulk eene hartelijke Uijdfcbap voordbrengt ? De ftokbewaarder te Filippi verheugde zich, dat hij met zijn geheele huis geloovig aan God geworden was. Hand. 16: 34. Hebt gij nocb meer voorbeelden? De kamerling reisde zijnen weg met blijdfchap; ook ftaat er van de eerst bekeerden op den pinkfterdag: dat zij te zamen met verheuging aten. Hand. 8: 30. hoofdft. 2:46. Geejeens een voorbeeld, waar uit blij kt, dat etn  Ö N D £ R W Ij S. 65 een waar vertrouwen op de vervulling vafi Gods beloften een gevolg is van bet echte geloof? Dat blijkt aan alle die voorbeelden, die Paulus bijbrengt, van gelovigen, die in de moei'ijkfte omftandigheden op de vervulling van Gods beloften vertrouwd hebben, zie Hcbr. 11. Weet gij ook voorbeelden, dat de dankbaar* beid aan God een vrucht van 't gdoof is ? Zeker moet een menfch voor de vergeving zijner zonden en de eeuwige zaligheid God danken. Die op den pinkfterdag geloovig geworden waren prezen God. Hand 2: 47. Geef ook eenig voorbeeld, dat de liefde tot God en Christus een vrugt van het geloof is ? Wij lezen van de boetvaardige zondares, dat zij veel liefhad, om dat [zij geloofde dat] haar veel vergeven was, Luk. 7: 47. Brengt bet geloof ook eene groote liefde voord tot andere geloovigen? Dat blijkt in de geloovigen te Jeruzalem, die waren een hart en eene ziele; Lydia en de ftokb jwaarder bewezen zeer groote lief. e aan Paulus en Silas, en de geloovigen in Macedonien en Achaien zonden liefdegaven aan de armen te Jeruzalem. Hand. 4: 32 kap. 16: 15 en 33, 34. Rom. 16: 27. Hebt gij daar voor nocb een ander bewijs ? Ja, de Zaligmaker leert, dat de werken van Uefde, als bewijzen van het geloof, m E den  66 KORT den dag van algemeene vergelding wel degelijk in aanmerking komen zullen. Matth, 25: 35» 3<5« Kan men bet ware geloof ook kennen aan bet gehoorzamen van Gods bevelen ? Dat heeft de Apostel Jakobus al bewezen door het voorbeeld van Abraham, die, op Gods bevel, gereed was, om zijnen zoon Izaak op te offeren, en daar door de echtheid van zijn geloof toonde. Jak- 2: 21—23. Hebt gij nocb een ander voorbeeld f Jakobus bedient zich daar toe ook van het gedrag van Rachab, die, in groot gevaar van haar leven, de verfpieders, die Jozua had uitgezonden, verborg, en veilig te rugge zond, om dat zij geloofde, dat dit Gods wil was. jak. 2: 25. Maar waar in beflaat de bekeering? In een waar berou over de zonden, en in een ernstig voornemen des harten, om ze te haten en te laten. Zijn er voorbeelden van zulk eene hartelijke droefheid, over de zonden, in de bekee» ling ? Die vindt men onder anderen in het gedrag van den koning Manasfe. 2Chron. 33:12,13. Hebt gij nocb meer voorbet tatn'i Ja, in de gelijkenis van den Tollenaar, die van verre itond, zijne oogen met durfde opflaan en op zijn borst floeg. Luk. 18:13. Geef  O N D E R W IJ S, 67 Geef noch een voorbeeld? De Zaligmaker heeft de droefheid over de zonden, die in de bekeering plaats heeft, zeer natuurlijk uitgebeeld in de gelijkénis van den verloren zoon. Luk. 15: II—32. vooral vs 18—at. Toon ook niet ten voorbeeld, dat men in de bekeering zijn leven behoort ie beteren? Zscheus gaf, het gene hij anderen ón. rechtvaardig ontvreemd had, vierdubbel weder, en hij fchonk een groot gedeelte van aijn goed aan de armen. Luk. 19: 8 Is de bekeering ter zaligheid noodzakelijk f Dat heeft de Zaligmaker zeer zinrijk gs« leerd, in de fchoone gelijkenis van den on« vruchtbaren vijgeboom. Luk* 53: 3—9. 21 ffiat heeft ten zondig menfch vannooden, öm £01; bet voaar geloof in Christus en tot de bekeering tot God te komen f Daar toe moet er eene geheele verandering in het hart van den verdorven menfch plaats hebben. Bewijs dat mei een voorbeeld? De Zaligmaker zeide tot Nikodemus, die in den nacht tot hem gekomen was, dat een toenlch moet wedergeboren worden , zoo hij het koningrijk van God zien zal. Joh. 3:5, Hoe komt men aan die verandering f E 2 Door  C8 KORT Door eene werking van den heiligen geest; daarom zei de Heiland in den zelfden tekst: dat men uit of door den geest moet we» dergeboren worden. Is daar een krachtig werk van den heiligen geest toe van nooden H Ja, want de Zaligmaker zeide uitdrukkelijk tot de murmurerende Joden, dat niemand tot hem komen, dat is: in hem ge¬ looven kan, zoo de vader hem niet trekke. Joh. 6: 44. Weet gij ook een voorbeeld van zulk een krachtige werking van God tot geloove f Zulk een voorbeeld hebben wij in de purperverkoopfier Lydia, van welke wij lezen: dat God haar hart opende, zoo dat zij acht gaf op het gene van Paulus gefproken werd. Hand. 16: 14. Wil God het geloof en de bekeering in ons 1 hart voel werken ? Ja zekerlijk! Petrus verklaarde voor den : joodfehen raad, dat Jezus verhoogd is, om de bekeering te geven. Hand. 5:31. Eebt g;j noch een voorbeeld ? De Zaligmaker leerde de Joden, dat de hemeliche Vader den geest w;l geven, den genen, die hem daarom bidden, noch veel j gereeder, dan aardlche vaders hunne kinde- 1 ren, die hun dat verzoeken, goede gaven j geven. Luk. 11: 13. Door f  o n d 2 r W IJ S. 69 Door vaat middel g 4 Wat  73 kort Wat voorbeeld-en van Jlerk vertrouwen op God kunt gij u herinneren? Zulk een voorbeeld hebben wij in David, die, alleen in vertrouwen op God, weiDig gewapend ondernam, den reus Goliath te beftrijden; ook in de drie jongelingen, i Sam. 17: 45, zie ook 1 Sam. 30:6. Dan. 31 17* 18. Wat bijzondere uitwendige plichten jegens God moeten wij betrachten? Men moet graag van God fpreken, hem bidden en danüen, en zich voor hem afzonderen. Moet men gaarn van God fpreken t God heeft zulks aan Israël geboden. Deut. 4: 9. en 6: 7, Hebt gij bier ook een voorbeeld van ? Debora vermaande hare landgenoten, cm, daar ze aan de waterputten bijeenkwamen, om de fchapen te drenken, met elkander van Gods weldiden te fpreken. Richt. 5: r 1, Ook moeten wij bidden en danken? Bidden heeft ons de Zaligmaker geboden en met zijn voorbeeld geleerd, en Job dankte God, zelfs midden in zijne zwaarste rampen. Matth. 6: 9. Job 1: 21. Luk. 9: 28. Hoe moeten wij ons voor God afzonderen? Dat moeten wij doen — of met de geheele gemeente— of in het ffille eenzame. Zijn er ook voorbeelden van naarstigheid *" in  O N D E R W IJ S. 73 in bet waarnemen van den openbaren Godsdienst? Ja, de gelovigen te Jeruzalem waren volhardende in de leere der Apostelen, dat is, dat zij ftandvastig tegenwoordig waren, daar de Apostelen predikten. Hand. a: 42. En van bijzondere eenzame afzonderingen? Izaak ging in het veld om te bidden, en Daniël bad op zijne bovenkamer driemaal 's daags, geknield toe God. Gen. 24: 63. Dan. 6: 11, 23 Gij bebt ook van plichten gefproken, die wij jegens de menfchen betrachten moeten; Welken zijn die? Ik moet mijn naasten liefhebben — en voor zijn leven — zijn goed — en zijne eere zorgen. Wat voorbeelden bebt gij van fterke liefde tot de menfchen? Paulus had de Joden zoo lief, dat hij, bij matier van lpreken, voor hun wel van den Heere had willen gebannen weren; éh ie. Zaligmaker liet zich, uit liefde tot de menfchen , aan het kruis dooden. Rom. 9:3. Moet men zijne vijanden ook liefhebben? Dat heeft lezus ons met zijn voorbeeld geleerd, toen hfj aan hc;t kruis b:»d voor zijne beulen: vader vergeef het hua. Luk. 23:34. E 5 Dan  74 kort Dan mogen wij oók niet toornig op ben wezen? De hatelijkheid en fchadeliikheid van den toorn is in het voorbeeld van Simeon en Levij gebleken, die daar door huns vaders zegen verbeurden. Gen. 34; 25. vergd. Gen. 49: 5> 6, 7. Wij mogen bun ook niet nijdig wezen? Zeker niet; hoe afgrijslijk de nijd is, blijkt uit het voorbeeld van Kaïn en van Jo» zefs broeders. Gen. 4: j—8. Gen. 37. Moeten wij ook voor bet goed van onzen naasten zorgen? Zoo veel wij kunnen. Abraham hielp Loth en den koning van Sodom weder aan al het goed, dat hun door de vijanden was afgeroofd. Gen. 14. En voor *s naastens eere ? Van zulken loflijken ijver heeft Abizai een goed voorbeeld gegeven, toen hij zich den laster van Simei tegen David zoo fterk aantrok; ook Jonathan, die van David goed tot zijnen vader lprak. 2 Sam. 19: 21. j Sam. 19: 4. Mag men wel liegen? Gehazi en vooral Ananias en Saffijra, had» den groote reden, om zich hun liegen te beklagen. 2 Kon. 5:22—27. Hand, 5: 1—12. Wat is men aan armen en verlegenen ver» Jcbuldigi? Allerlei  O N D E R W IJ S. 75 Allerlei hulp en onderftand. Dorkas maakte rokken en kleederen voor armen , en Zacheus gaf een gedeelte van zijn goed aan de armen. Hand. 9:36. Luk. 19:8. Hebt gij nocb een voorbeeld? Ja, van den barmhartigen Samaritaan, die den half vermoorden man, dien de Levijt en de priester hadden laten liggen, zoo liefderijk hielp. Luk. 10: 33—37, En aan zijne ouders li Die zijne ouders niet eert en gehoorzaamt, loopt gevaar, om een groote deugniet te worden. Salomon zegt: dat de roofvogels hem de oogen zullen uitpikken. . Spr. 30: 17. zie ook Gen. 9: 22—27. Luk. 2: 51. JOh. 19: 2<5, 27. Hoe moet men in bet algemeen omtrent dt menfchen bandelen? 'c Geen wij willen dat de menfchen ons do n, dat moeteu wij ook aan hun doen; dit heeft Jezus ons geleerd. Matth. 7: 12. Zijn vuij ook niet zekere plichten aan ons zeioen verfcbuldigd'i Zeer velen, onder anderen, kuisheid, ma» tigheid en naarstigheid. Kent gij ook een loflijk voorbeeld van kuisbeid, in een jong menfch? Ja, in jozef, die het verleidend aanzoek van Potifars huisvrouw met. verachting verwierp. Gen. 39: 8. En  16 KORT En van matigheid? De kwade gevolgen van een overdadig leven , leert de Zaligmaker in de gelijkenis van den rijken man en Lazarus. Luk. ir>: 19—31- Zijn er ook hijhelfcbe voorbeelden van naarstigheids Dat de naarstigheid God aangenaam is, en van hem gezegend en beloond word., leert de Heiland zinrijk door de gelijkenis der talenten ; ook was Paulus een naarstig man. Luk. 19:12—26. Hand. 20:33—3J.. 24 Wat leeren ons de heilige gefcbiedenisfen van den Doop? Dat johannes, de zoon van Zacharias, die daarom de dooper wordt genoemd, gezonOen was om te doopen. Joh. 1: 33. Matth 3. Wat meer? Dat Jezus zijne discipelen last gaf, om te doopen, en dat hij na zijne opftanding wil» de, dat alle volken zouden gedoopt worden. Matth. 28: 19. Wat is tigentlijk doopen? In water indompelen. Johannes doopte in den Jordaan, en Filippus doopte den kamerling, in een water, daar zij op reis vetbij kwamen. Matth. 3; 6. Hand. ü: 27—40. In  O N D E R W Ij S. 77 In wiens naam moet men gedoopt worden? In den naam, dat is te zeggen, op last en bevel van den Vader, den Zoon en den heiligen Geest. Matth. 28: 19. En wat beduidt dat, voor den genen die gedoopt wordt ? Dat hem zijne zonden vergeven zijn, daarom zei Ananias tot Saulus, laat u doopen en uwe zonden afwasfchen. Hand. 22:16. Wat meer ? Dat hem zijne zonden vergeven wordeD, om den dood van Christus. Zoo zegt Paulus dat wij in zijnen dood gedoopt zijn. Rom. 6: 3- Wordt hem noch iets door den doop aan* gewezen ? ■ Ja, dat hij verplicht is tot een heilig leven. Johannes vermaande zijne doopeiingen, dat zij zouden voordbrengen , vruchten der bekeeringe waardig. Matth. 3: 8. Wat moet de doopeling in zijnen doop betuigen? Hij moet plechtig belijdenis doen van zijne zonden. Zoo kwamen de Joden tot Johannes, belijdende hunne zonden, Matth.3:6. Moet men ook een oprecht berouw over zijne zonden bij den doop betuigen? Anders zou Johannes zijne doopelingen niet hebben kunnen vermanen, om vruchten der bekeering waardig, dat is, vruchten overeenkom- flig  78 kort ftig met een waar berouw voord te brengen, Mattb. $ 8. En wat betuigt de doopeling in den doop s aangaande den Heere Jezus ï Dat hij Jezus dood houdt voor de eenige oorzaak van de vergeving der zonden. Daarom wordt men in den dood van Christus gedoopt. Moet men ook kleine kinderen doopen ? Daar zijn in de historijen van den Bijbel geen voorbeelden van: maar de kinderen werden voorheen bdneden en de Zaligmaker heeft eens gezeid, dat men de kicderkens tot hem brengen moet, want dat hunner net koningrijk der hemelen is. Match-19:13—? j. Wat is dan de plicht van iemand, die zedoopt is? b Bjj het afleggen zijner belijdenis vooral zijne zonden met waar berou voor God te belijden; om het ware geicof in den Heere Jezus ernstig te bidden, en vruchten, oer bekeering waardig, voord te brengen. 25 Wat andere plechtigheid heeft Christus nocb in zijne kerk verordend ? Het heilig Avondmaal. Waar uit leeren wij den waren aard van' die heilige tnftelling kemien'i Alleen uit 's Heilands verrichtingen en woor- den  O N D E R W IJ S. 79 den bij de inffelling van dezelve, en uit het geene de Apostel Paulu» er van zegt. Matth. 26: 26—29. Mark. 14: 22—25. Luk. 22: 19—21. 1 Kor. 10:16,17. 1 Kor. 11:23—34. Wanneer beeft Jezus bet Avondmaal inge* field? Weinig uren voor zijnen dood, in den laatften nacht van zijn leven, even eer hij uit Jeruzalem naar Gethfemane ging. Wat beeft bij in bet zelve gegeten en ge» dronken en aan anderen rondgegeven f Niets anders dan brood en wijn. Wat plechtige verrichtingen beeft de Heiland bij die gelegenheid waargenomen? Hij brak het brood, en gaf het zijne discipelen , ook goot hij den drinkbeker in, en gaf hun dien. Wat beduidde dat gebroken brood en die ingegoten wijn? De Heiland zegt zelf, van het gebroken brood: dat is mijn lichaam, dat voor u ge • broken wordt; en van den ingegoten wijn: dat is mijn bloed, het bloed des nieuwen Testaments, dat voor velen vergoten wordt. Beduidt dat brood en die wijn Christus eigentlijk verbroken lichaam en vergoten bloed i Het beduidt vooral de vruchten van zijn lijden voor de genen, die in hem gelooven; daarom voegt hij er onmiddelijk bij: tot vergeving der zonden. Matth. 26:28. Heeft  80 KORT ONDERWIJS. Heeft de Heiland gewild, dat men bem, in bet bouden van deze plechtigheid, zal navolgen ? Ja, hij heeft uitdrukkelijk gewild, dat men zulks tot zijne gedachtenis doen zoude, en Paulus heeft geboden, dat men den dood van Cnristus, tot dat hij komt, zal verkondigen Luk 22:19 1 Kor. 11:26. Op boedanigen wijze moet het Avondmaal dan van ons gevierd worden ? Men moet, zoo ver. 1 men kan, blijven bij het vooroetld, dat