: x» r' GESCHENK VAN JAMES M FIÏIÏHEIÏY. 1890.      DE WAARDE der HOROSCOOPKUNST: o f ZEDIG ONDERZOEK over het BESTAAN EN DE NUTTIGHEID der A STRO L 0 G IE, o f STERRENVOORZEGKUNDE: DOOR HERM. 10. KROM, professor en predikant te middelburg: lid van het zeeuwsche en andere genootschappen. Te MIDDELBURG: by P. GILLISSEN, en de wed. J. P. GILLISSEN. CIO 10 cctxxxxv.  Velen zyn hunne tegenwoordige rust aan de onwetendheid in toekomends dingen fchuldig. P. BV MOULIN.  AAN DE HEEREN PRAESIDENT; DIRECTEUREN, MET DERZELVER ADSESSOREN; E N LEDEN; VAN HET NATUURKUNDIGE GEZELSCHAP: BEOEFENAARS, VOORSTANDERS, EN LIEFHEBBERS VAN NUTTIGE KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN: * 2 WORD  WORD DIT ONDERZOEK OPGEDRAGE N DOOR DERZELVER Medelid en Adfesfor HE KM. 10. KROM. VOOR-  VOORBERICHT AAN DEN LEZER. AT ~L T immer had ik gedacht eenige- voorlezingen te doen voor een aanzienlek gezelfchap over V gene betrekking heeft tot de Aftrologie; en toog minder, om iets van dien aard uit te geven. Doch, als men eenige liefhebbery heeft voor kunften en wetenfchappen; en tevens bezield mag zyn met eene oprechte zucht voor de waarheid; byzonder omtrent dat gene, V welke aan het menschdom nut of nadeel kan toebrengen : dan komt men met zyne naarfporingen fomtyds ongevoelig, en tegen het eerfte oogmerk aan, yan het eene tot het andere'. * 2. De  iv VOORBERICHT. De aanleiding tot de voorlezingen, in deze Verhandeling vervat, zal de Lezer in het begin of de Inleiding van dezelve zien. Bemerkende, dat deze fiof het gezelfchap niét onaangenaam was, heb ikmy, in myne Lesfen, tot eene fpoedige en fechts oppervlakkige behandeling en afdoening van dezelve, niet fterk overhaast. Maar, daar ik, dien taak op my nemende, tot ééne, of ten hoogfle tot twee, voorlezingen hierover my bepaalde, is de behandeling zélfs tot Vier onderfcheidene voorlezingen uitgeloopen: •welken ik nu, by de uitgave, zonder bekorting heb gelaten zoo als zy -waren; en zelfs hier en daar tot eenige meerdere opheldering een ■weinig uitgebreidt : zynde de onderfcheidene voor¬ lezingen ft'echts met eene tusfcheninkomende Jlreep van eikanderen onderfcheiden: alzoo de Lezer niets heeft aan de korte herinnering van het te voren gezegde, waarmede het doorgaans noodig was (voor het gehoor ) eenen gevoeglyken overgang of inleiding tot eene nieuwe voorlezing te maken! Op-  VOORBERICHT. v Opdat de pof niet te droog, of te vervélend, zyn zoude voor een gezelfchap, van hetwelke verfcheidenen de waarheid van myn betoog reeds geloofden , eer ik daarmede begon : heb ik die Lesfen met flechts door aanwyzing, hoe de oude meesters (door middel van den circulus pofitionis, of flandcirkel, op de hemelglobe, voor den horofcoop,} den Hemel verdeelden, en hunne hemelfpiegcls in eene platte figuur overbrachten, voor het oog gezocht te veraangenamen ; — doch, daar hetzelve by de uitgave niet wél könde gefchieden, zonder het werkje met de ééne en andere plaat of afteekening (waartoe hier ook weinig gelegenheid is, ) te bezwaren, heb ik dit by myneit Lezer getracht te vergoeden, door hem te wyzen naar zulke fchryveren, by welken ky die afteekeningen, des begérende, zelf kan naar/laan: gelyk byzonder gefchiedt is in de aant. bl. 14, 15. maar ook door {hier en daar) eenige zaken van meerder of minder belang voor het verfland en het hart in te voegen: opdat door zulk eene verfcheidenheid van zaken (waarby ik eclt* 3 ter  vr VOORBERICHT. ter het éé'ne doel in V oog hield, om alles daarop te doen uitkopen,) deze voorlezingen meer nuttig en minder vervélend gemaakt wierden. Indien de Lezer dit maar wél in aanmerking neemt, benevens de natuur van het onderwerp , dat ik behandel; en myne geneigdheid om hst pluk , waarmede ik bezig was, zooveel mogelyk van alle zyden te bezien; met acht geving op alles, 't gene ten voordeele van de beoefening dier kunst kan bygebracht worden , en meermalen ter koestering van vooroordeelen word bygebracht: dan vleije ik my, dat hy my wel eénig recht zal willen toekennen op de verfchooning, welke ik over myne lavgwyligheid verzoeken moet: daar het anderszins (dit gevoel ik zelf) aan zyne groote befcheidenheid zal moeten toegefchreven worden, indien ik deswege niet onder eene fcherpe berisping valle. Daar is ook waarlyk een groot onderfcheid tusfchen eene nuttige en vermaaklyke uitweiding, om een fluk, dat anderszins wat eenzelvig is, en daar doof droog of vervélend zoude worden, een  VOORBERICHT, vu een weinig meer te veraangenamen; en tusfchen eene wydloopige afdwaling van het onderwerp , hetwelke men behandelt , tot zaken , welken op hetzelve in V geheel geene betrekking hebben: en" kei om geleerdheid en belezenheid aan den dag te leggen; of wel ter involging van eene levendige verbeeldingskracht, welke den Schryver en den Lezer fomtyds geheel van den weg afvoert. Een oordeelkundige fmaak kan in deze kiefche eeuw het laatfte bezwaarlyk infchikken; fchoon men het eerfle met een zeker genoegen zich laat welgevallen. En wie kan het zelfs eenen reiziger of wandelaar zoo kwalyk afnemen, wanneer hy, in't voorbygaan , eenige bloemen buiten den gemeenen weg verzamelt; mits hy maar tydig op denzelven wederkeere, dien vervordere, en eindelyk zyn bedoeld oogmerk bereike? Niemand ondertusfchen, dit vertrouw ik, zal eene Verhandeling als deze, in eenen tyd welken wy beleven, waarin fchadelyke vooroordeden , en daaronder de vooringenomenheid met * 4 • de  vin VOORBERICHT. de zoogenoemde horofcoopkunst, en derzelver beoefenaren, fomlyds nog te veel den meester fpelen, voor geheel onnut, en den arbeid, daaraan befteedt, voor verloren achten. Volkomen zeker is anders het bekende gezegde van den Fabel' dichter phaedrvü [a]: Nifi utile est, quod facirrnis, ihilta est gloria: d. i. „Indien 't gene Wy verrichten geene nuttigheid heeft, is de roem yciel, welken wy daaruit zoeken." En ik fem volkomen in met de aanmerking van Dr. fvl~ lek, ergens door den lieer $ohn mjson [ b J aangehaald : „ de moeite en arbeid , dien w'y te koste leggen aan boeken of kunfen, welken handelen van zaken , die tot niets nuttig zyn , is f echts eene bezige ledigheid". Maar wie houdt niet tevens met my ten volle zich overtiiigd aangaande de waarheid, van het gene de de geleerde hennings [cj, uit een vertoog van zeker bekend weekblad, by brengt: „ Elk „ mensck [a] L. III. Tab. 17. rb] l"1 dc foorrtdt voor zyne Perbmiili*g vuti ie Zelfsiennis, hl. XX. van de Nederd, ven. Rotterdam 1769.  VOORBERICHT, ix „ mensch maakt zich by zyne medemenfchen ver„ diend, en wel zeer verdiend, wanneer hy hun „de oogen opent, en hen ergens van een byge„ loof ontheft" Of nu deze Verhandeling ook daartoe eenige gefchiktheid hebbe, laat ik anderen beoordeelen: en, indien kundigen onder myne Lezers het daarvoor houden, dat zy, onder den Godlykett zegen, daaraan zoude kunnen dienstbaar zyn; en vooral, indien zy waarlyk ft rekken moge, by deneenen of anderen myner medemenfchen, om beginjels van bygeloof of ongeloof, met een voor hem gelukkig gevolg, te beftryden: danzalikgeene reden hebben, om over de moeite, in eenige fnipper uren aan het op ft el befteedt, my te beklagen : — offchoon ik hiermede geenszins in zulken, die genegenheid daarvoor hebben, wilafkeuren , of geheel veroordeelen, alle onpartydig, en (zooveel tyd en omftandigheden toelaten,) naauw- keu- f c] In de PborrtJe zyner Ce Jachten over le leer der geesten en geestenzieners: bl. X. van het ttrfle St. der Nederd. vert. AmfrerdaM: 1786.  x VOORBERICHT. keurig onderzoek, omtrent de wys en de gronden., op welken de Ouden reeds die fterrenvoorzegkunde als eene wetenfchap of kunst beoefend hebben , waartoe zelfs deze Verhandeling aanleiding geeft': in welk geval ik vert rouwe, dat men, van het gene ik in dezelve beweer, mooglyk nog meer volkomen zal overtuigd worden. De vrees echter, dat een boek van dezen inhoud, V welke elks gading of lief hebbery niet is, te weinig lezers en koopers vinden mocht, om de onkosten van den drukker goed te maken, hadden my byna wederhouden, om aan de begeerte van goede vrienden tot de uit save te voldoen: hetwelke dan ook de reden is, dat ik (ter voorkoming van die fchade, zooveel mooglyk is,) dit ftukje, gelyk ik deed omtrent anderen van myne uitgegevene werkjes, niet ten gefchenke zende aan goede vrienden; die my dit wel zullen willen ten goede houden: en, daar dit onderzoek eenigszins van een onderfcheiden aard is, met dien myner overige onlangs uitgegevene Verhandelingen, waaraan nog één Stukje ont- breekt,  VOORBERICHT, xi breekt, om het tweede DEEL compleet te maken; hetwelke, voor een ander onderwerp bepaald, ik eerstdaags ter perfe hoop te geven; en ook mooglyk niet zoozeer gefchikt voor alle die Lezers , welken in de vorigen vermaak en /lichting vonden: verkoos ik dit zedige onderzoek over het beft'aan en de gegrondheid der astrologie of Herren voorzegkunde Haver als een afzonderlyk ft uk der geleerde waereld mede te deelen. ■■ Begeert echter iemand ook dit daarby te voegen, het kan dan, het zy afzonderlyk , of met myne befchryving van het planetarium, ftaande in het Mufeum Medioburgenfe, in het jaar 1791. te Middelburg by 11. en m. van qsch uitgekomen, een derde DEEL TJ E vü7ï myne Godgeleerde, uitlegkundige, en wysgeerige Verhandelingen, uitmaken. Daar het fteeds myn oogmerk in het fchryven is, de waarheid te onderzoeken , en mynen evenmensch nuttig te zyn; zoo zyn befcheidene aanmerkingen my altoos welkom. Foor het ove- ri-  xii VOORBERICHT. rige zegge ik met den hooggeleerden van iiamelsveld , in de voorrede zyner Leerredenen over ha na'a's Lied: „Ik zal my weinig bekreunen, wat vonnis geftreken zal worden door hen, die zich, achter het fcherm fchuilhoudende , tot boekbeoordeelaren hebben opgeworpen". Ik heb dezelfde gewichtige reden, als zyn HoogEerw. om met geenen dier keurmeesters , of anderen, in eeti' pennejlryd te treden, over het eene en andere dat door my gefchreven is: ook heb ik, tot hier toe, over V geheel genomen , geene merkelyke oorzaak van bezwaar , of fonvredenheid, over der zeiver beoordeelingen van myne fchriften ; altans niet van de oordeelkundigfen , en minstpartydigen tegen onze leer en ons kerkgenootfchap , onder die Schryveren. En, fchoon ik met zyn HoogEerw. toefla : »dat zulke naamlooze en weeklykfche fchriften, die ons hedendaags overfroomen, meestal ongelyk meer nadeel dan voordeel toebrengen : ten zy mooglyk aan de Boekver koopers; en door dezen  VOORBERICHT, xin zen aan de Schryvers zeiven": zoo kunnen zy echter, ook voor de fchryvers en lezers dier beoordeelde werken, fomtyds wel eenige nuttigheid hebben ; mits de beoordeelaar kundigheid genoeg bezitte van de zaak, of het vak der wetenfchappen en geleerdheid, waarin hy met zyne beoordeelingen werkfaam is: geene vooringenomenheid hebbe voor of tegen den fchryver of drukker, cm het vertier van een boek tegen te werken, of aan den man te helpen : onpartydigheid genoeg, gepaard met een goed oordeel, om de waarheid te kunnen ontdekken:— en ten minfle zooveel edelmoedigheid, óm dezelve, waar hy die vindt, behoorlyke hulde te doen. Altans het is my onverfchiüig, van wlen ik leere , als ik maar nader in eenige meer of min belangryke waarheid worde ingeleidt; het zy een Schryver verkieze zynen naam te noemen dan niet : indien f echts blyke, dat geene partyzucht, maar liefde voor de waarheid, den fchryver bezieIe ; en de befcheidenheid, welke ik fleeds tracht op het oog ts houden omtrent allen, van welken  xiv VOORBERICHT. ken ik in begrippen verfchil, en welke wy, die overtuigd behooren te wezen, hoe veel 'er zy, dat wy niet weten, zekerlyk aan eikanderen verfchuldigd zyn , door hen behoorlyk worde in acht genomen! INHOUD,  INHOUD. jianleidende gelegenheid tot deze LESSEN ... - bladz. i ~ 4 inleiding tot de VERHANDELING | , „ . Kort bericht van de gefchiedenis der astrologie : het voorname waartoe zich dit onderzoek bepaalt : i en opheldering van 't gene men door de astrologie of sterrknvoorzegkunde te verftaan; «0 Va het flellen van den globe, ten dien einde , waar te nemen hebbe - - - - J j». ^ In de h. schuift is geen grond voor de beoefening van deze kunst: ■ . veeleer word dezelve daarin veroordeeld § ö_ 9 Uitvlucht hieromtrent beantwoordt - § io — jj Gewichtige bedenkingen, welken het gezonde verft and tegen de astrologie aan de hand geeft - - § 14 ■—* 19 De astrologie nader wederlegd, uit het leerftult van CODS byzon- p e r l voorzienigheid: ■ * * uit-  xvi INHOUD. uitweiding over dit ^ voor den metiscb en Christen troostryke , leerftuk; —op dit onderwerp toegepast. ter omverwerping van zekeren bepaalden invloed, welken de derven op de lotgevallen der menfchev hebben zouden - - - - . - S20 — Ook heeft men geenen grond, om, buiten zulk eenen invloed, de Sterren voor moniteurs, of aanwyzer3 van onze lotgevallen , te houden, uit hoofde van zekere ti a # u o x ia p rae s ta bil/ta, of vooralvastgestelde overeenstemming van het eene met het andere - - - - - §23 — 24 twee zwarigheden tegen het beredeneerde voorgefteld : de e ene ontleend uit de verbazende moeite , welken door de grootlle geleerden, ; waai'fchynlyk niet zonder vrucht, aan de beoefening van die k u n s t be- fteedt is; de andere uit dc ondervinding van zoovele wé! gelukte horofcopen - - § 25 Verfcheidene bronnen aangewezen, ter o 1»lo s sing van de laatstgemeld e zwarigheid, uit de sndtrvittiing - - - - § "~ 34 Uk-  INHOUD, xyu "Uitvoerig antwoord op de andere zwarigheid , ontleend van den on« gelooflyken arbeid , welken doorgeleerde mannen , zeer ervarene iterrenkundigen , vermoedelyk niet zonder vrucht , of overtuiging van het befiaan dier kunst, befteedt hebben: % 3$ waarin word aangetoond : dat zelfs de arbeidfaamheid van voorname mannen onder de Ouden dienen kan, om de ongegrondheid van deze kunst nader-aan den dag te leggen:——— inzonderheid de zoo wél uitkomende borofcoop van den zalicma* kerJESUS CHRISTUS, door cardanus opgemaakt: uitweiding over de volltrekte onzekerheid van des zaligmakers ge- boorteftond: - - - - S 35 ' 38 «n het gevolg, zynde niets minder dan de volflagene ongegrondheid der horoscoopkunst, hieruit afgeleidt § 30 — 4» Xit--inv!oed, welken de voordeel en, van óuds reeds aan de beoefening der astrologie verbonden, na* tuurlyker wyze kunnen gehad hebben : fchoon echter verfcheidenen der grootlte Sterrenkundigen met die »unst niets op hadden; maar dezelve veeker als ongegrondt yerachtten % 41 ' „ * * * Jtt-  xyin I N H O U D. Bedenkingen tegen de latere en hedendaagfche astrologisten of horoscooptrekkers; inzonderheid omtrent de voorfpellingen in de Brieven van Meester francisc u s enz. of Spiegel der waereld, op naam van l u d e m a n uitgegeven: en wat de vooroordeelen en geneigdheid voor zulk eene gewaande kunst , ook in deze meer verlichte eeuw, fonuyds zelfs by kundige lieden nog levendig houde - - . - 5 42 —.44 De fcbadelykheid voor den tnenscb, (niettegenilaandemen, vanGODS zyde, de leer eener praedéstinat 1 e erkent,) om zyn lot vooraf te weten :—:— het gevolg uit het verhandelde afgeleidt: dat de horoscoop k u n s t gcenen grond heeft van hefiaan; en, al heftond 'er zulk eene kunst, dat het voor het • nKHschihm wenschlyk zyn zoude , dat dezelve nimmer beoefend werd: en het besluit - - S 45 — 4°* : r: 't 4 • ZEDIG  ZEDIG ONDERZOEK OVER HET BESTAAN EN DE NUTTIGHEID DER. ASTROLOGIE, O F STERRENVOORZEGKUNDE. MYNE HEEREN: KUNST- EN WETENSCHAPLIEVENDE VRIENDEN: PRAESIDENT, DIRECTEUREN, EN LEDEN VAN DIT GEZELSCHAP! Zoo mogen wy, midden onder alle de rampen des oorlogs, welken ons omringen, en fommigen onzer Natuur- en Landgenooten, op de grenzen van deze vereenigde gewesten , reeds in A hun-  t ONDERZOEK OVER DE hunne perföonen getroffen hebben, thans wederom, nog in ongeftoordc rust, (God zy geloofd!) in dit nuttige en leerzame Gezel fchap te famen komen , ter voortzetting der winterlesfen in de Natuur- , en ook fomryds in de Sterrenkunde : aan welker beoefening wy gewoon zyn wceklyks, in het winterfaifocn , een goed gedeelte van eenen onzer avonden te wyden. Gy herinnert U, Myne Heeren! dat ik voor eenigen tyd , by de. opening van eenen nieuwen hervatten omloop dezer Iesien , eene Verhandeling voorlas, ftrekkende om te betogen: dat de beoefening der. n atuur- en sterrenkunde niet fïrydig' zy' met de erkentenis der Godlyke Openbaring, en den geopenbaarden Godsdienst van j e s u s c n r i s t u s : ter wegneming van wederzydfche vooroordeclcn , welken hier plaats vihden [ a ]. Thans wilde ik naargaan : of men ook zoo gunflig oof*deelch' moge over de Aftrologie; en wel de afirologia judiciaria, of Sterren voorzegk unie: welke zich bepaalt tot de bedryven en lotgevallen der menfehen? By •met of> ïofjóo xohlum , :. ,'jom o< -fa] Deze Verhandeling', federt in druk uitgegeven by r. gillissen en de Wed. j. p. gillissen, 1793. is de eer/ie in bet II. Deel myner Godgeleerde, uitlegkundige, en ivysgeerige verhandelingen: eri o;k, als ecu ihik oj» ziclizelve,"' afzondetlyk ts Makomen.  sterrenvoorzeg kunde. £ By de fchikking en verdeeling der lcsfen, onlangs gemaakt voor een goed gedeelte van het thans aanvang nemende winterfaifocn, hebben twee van mym mededocerende Leden, de Heeren dryfhout en fokker, met betrekking tot te Mechanica: die by het eindigen der vorige lesfen , op het laatfte van den vorigen winter, moest worden afgebroken: de verklaring der eenvoudige en famengefielde werktuigen voor hunne rekening genomen. En, terwyl de Heer ballot fomtyds wel eens eene les zoude geven van eenen anderen aard, of ook die tot dat onderwerp eenige betrekking had , nam ik aan om, nu en dan, tot eene aangename verandering tusfehen beiden, wanneer de een of ander van die Heeren in het voortzetten van hunnen taak mochten verhinderd worden, eenige aanwyzingen te doen op te. hemelglobe, betrekkelyk tot den loop der hemelfcbe lichamen, en de tydrekenkunde, daarop gegrondt: hoedanige proeven, op de globe, tevens iniet ten eenenmale vreemd zyn van de wetten der beweging, welken door de gemelde Heeren zullen worden aangewezen ; en , onder andere voordeden, ook op den aard der beweging van de hemelfche lichamen moeten worden toegepast Hoe du ook zy, ik oordeelde het, ten aanzien van den door my opgenomenen taak, niet ongepast, A 2 en  4 ONDERZOEK OVER DE en mooglyk voor UL. Myne Heeren! niet onaangenaam: na het gene ik voorhenen ten voordeele der Aftronomie of Sterrenkunde beweerd , en, gclyk ik my vleijen durve, onwedcrfpreeklyk betoogd heb , nu vooral eens met UL. te treden in zeker onderzoek over het beflaan en de nuttiglieid der astrologie of sterren voorzegkunde: en of dus het gebruik der hemelglobe ook met vrucht aan zulk eene wetenlchap kan worden dienstbaar gemaakt. Eene beoefening, zoo oud genoegfaam als de fchoone Sterrenkunde zelve; en van welke zelfs vele termen of benamingen, in die edele wetenfchap, derzelver herkomst ontkenen. 2D)e tegenwoordige gebeurtenisfcn, Myne Heeren ! in verfcheidene landen en gewesten van Europa , vergeleken met eenige zonderlinge, fchoon zeer duistere , verwarde , en hier en daar onder vele andere dingen verfpreide gezegden, en inge- wik- [i] Spitgel der Watreld, of Waarnemingen van den beruchte» Jjlrolagist j. c. lvdema.n, in Xil. Brieven, met de Sleutels. 1*3 In *>et SuppUuunt Au grand DictUnairs llijlorique van L. MO-  STERREN VOORZEGKUNDÊ. £ wikkelde voorfpeHirigen uit de fterren , in zeker Werk, öp naam van den beruchten A/troIoghe i>] ludeman, (doch van welk werk federc een ander zich als Schryver heeft bekend gemaakt,) uitgegeven, hebben in onzen tyd opmerking veroorzaakt; aan verfcheidenen weder eenige vooringenomenheid voor de Aflrologie of Sterrenvoorzegkunde ingeboezemd ; fommigen lieden , zeFs van kunde en geleerdheid, daarop heimelyk eenigen prysdoen «ellen; en de by velen reeds lang verdoofde zucht tot zulk eene wetenfehap, welke men over het algemeen voor ydel hield [c], we. derom opgewekt, en eenigermate doen herleven. Dit bepaalde ook myne aandacht nader daarby, en fpoorde my te meer aan tot een vernieuwd onderzoek: gaarne wil ik U, thans, eenige over dit nuk by my zelve gemaakte aanmerkingen, ter overweging mededeelen. ••• -*T>v.-\v.Vi o-. •$f*mvtx>\ as" ./ryw aao-.iïp. Niemand zal denkelyk een onderzoek van dezen aard vreemd vinden, als ware die geheel buiA 3 ten t. Mo&EKt, word het artikel van AftrohgU iuticiair, du, bedoren : Tout h mond, „onvhnt tnfi„, gllt /'AJlrohgi, .,, wt Qttni, frhtit, *> inctruifie.  6 O^N DERZOEK OVER DE ten het herrek of het vak der kundigheden van eenen Godgeleerden, of Lceraar van eene Christelyke zedenkunde'.. En, indien iemand al op diewyzemoche denken , die denke tevens aan het gezegde van v1 r o il i u s: Trahit [ua quemque yoluptas: elk heeft al zyne byzondere liefhebberyen ! en waarom zoude iemand, toe eenige uitfpanning of onzondig vermaak, voor zich en fommigen zyner-vrienden, ook niet al eens over een onderwerp, als dit,is, zyne gedachten mogen laten gaan , en die aan anderen mededeelen? Doch ik verwacht die bedenkingen niet onder ons, Myne Heeren! die in overweging nemen , welk een' vcrfchilicndcn invloed een recht of kwalyk begrip van. eene zaak als deze, in fommige gevallen, op ons beftaan en gedrag maken kan; en die daar en boven weten, dat, by de behandeling van fommige geboden van Gods wet, of wel elders , de lïerrenwichelary , of fterrenvoorzegkunde, door onze Godgeleerden meermalen, naar dat de prediker daarover denkt, als een werk van loutere bygeloovigheid, en eene groote ontheiliging van Gods naam, word voorgedragen. En zoude het niet kunnen gebeuren, daf^idit wel eens gefchieddc, zonder eenig, veel min den grondig, onderzoek? ik zeg niet, waarin die wetenfehap cigcnly.k gelegen zy, want dit is van elk niet wel te vergen ; maar ten minfte, naar  STERRENVOORZECKUNDE. ^ naar de redenen, welken door liefhebbers en verdedigers van die wetenfehap , met eenigen meerof minderen fchyn van gegrondheid, kunnen worden bygebracht; of welken anderszins wel de voomaamfte en meest nedervclle.,de bewyzen zyn van de beoefening derzeive, welken ons de Bybel en reden aan de hand geven? Maar hoe dit ook zy, een onpartydig onderzoek naar de waarheid van eenige zaak , vooral , die in fommige gevallen invloed maken kan op ons beflaan en gedrag, kan door geen' wysgeer , of Christen, als van alle aangelegenheid OHtbloot, geoordeeld worden. Het is myn oogmerk niet, breed uit te weiden over de gejehiedenis der Aftrologie, haren oorfprong, voortgang, en onderfcheidene lotgevallen, van de vroegitc dagen tot op den tegeuwoordi- gen tyd, onder verfcheidene volken: het is buiten twyfel, dat de beoefening van deze , het zy ware, het zy gewaande, kunst, van de alleroudite tyden hare herkomst rekent. En fchcon diodoor oe siciliaan de kennis der waarzeggery uit de fterren ontleent van de inwoonders van het Eiland. Modus: zyn het alle fchry^ A 4 vers  -8 onderzoek over de vers daaromtrent eens, dat de aloude Egyptenaars de eerften waren, die zich op de kennis der Sterrenwaarzeggery hebben toegelegd. En zelfs rekenen deskundigen de gedachten van lucia a n niet van allen grond ontbloot, volgends welken de Ethiopiërs de uitvinders waren van de Sterrenkunde en Sterrenwichelary ; en hunne naburen, de Egyptenaars, daarmede zouden hebben bekend gemaakt [, en het gehoor geven aan foortgelyke beuzelingen , hetwelke hier word tegengegaan , veroordeeld , en zoo fchampcrlyk ten toon gelteld. [f] In hot r. ftnk van liet ii. Deel myner Verhandelingen ; zynde een betoog dat de beoefening der Natuur- en Sterrenkunde met flrydig is met de erkentenis der Godlyke Openbaring, tn Óen geojieubaarden Godsdienst van JESUS christus.  STERRENVOORZEGKUNDE. SO. S 10. ' ■■: Ik weet, wat de verdedigers van die wetenfehap, die eerbied voor de Openbaring hebben, en op de zaak zoeken door te denken, nopens deze en dergelyke Bybelplaatfen, niet zonder allen grond van waariaiynlykheid, doorgaans uitzonderen: en, daar ik hec ftuk onpartydig wilde onderzoeken, en zonder vooroordeel de waarheid hieromtrent naarvorfehen, gebied: my de edelmoedigheid (en dit vervele dus niemand Uwer, Myne Heeren!) dat ik die tegenbedenkingen ook wat uitvoeriger, en (zoo veel ik kan,) in hare Merkte, voorilelle. Men houdt het namelyk daarvoor, dat alle die plaatfen, welken uit den Bybel regen de Ajlroiogis worden aangevoerd; en wel byzonder de aangehaalde uit de prophetiën van jesaias, aan deze algemccne bedenkelykheid onderhevig zyn : dat in dezelven alleen het misbruik van deze wetenfehap, zoo als die door de Chaldeeuwfche en Babylonifche tooveraars en waarzeggers, oïmaHy met verkeerde oogmerken,geoefend werd,en voor Israël tot verleiding ftrekte ; maar geenszins het gebruik, of eene betere en rechte beoefening daarvan, worde afgekeurd: welk misbruik dan beftond in het verwekken van bygeloof aan bovennatuur- ly-  30 ONDERZOEK OVER DE lyke vermogens, welken deze magi en waarzeggers zich aanmatigden; en als begunlïigden of geinfpireerden van hunne godheden voorgaven te bezitten: doende zulks alles ftrekken, ter aftruggeling en aftrekking hunner bewonderaars en volgelingen , van den dienst des eenigen en waren Gods. En ik beken, indien men kan bewyzen, dat dit alles is, wat in die foort van Schriftuur- plaatfen bedoeld en afgekeurd word : indien namelyk niet de beoefening dier wetenfehap op ziehzclve, maar de ongeoorloofde, de heillooze oogmerken, waartoe zy die gebruikten, om zichzelven cn hunne goden eenen naam en aanhang te maken, alleen worden beftraft en , veroordeeld: -— dan zyn zulke plaatfen , als waaruit men te veel zoude willen bewyzen , niet toereikenden , om daarmede alleen het beflaan der geoorloofdheid van de Aftrologie aan te vallen. Maar dit is by my zoo zeker niet! Alle wichelary, om toekomende lotgevallen te weten uit dingen, welken in 't geheel geen verband hebben met tweede oorzaken, fchynt duidelyk , in de aangehaalde en andere plaatfen, als bygeloof veroordeeld; en het acht Haan daarop, aan het oude volk van- God wel uitdrukkelyk verboden te zyn: en het komt my, behoudens beter oordeel, zoo voor, dat in de zoo even opgehelderde plaats uit  9terrenvoorzëgkunde. 31 uitjESAiAS, niet flechts het oogmerk, waarmede die kunst gepleegd werd , maar ook de geheele gewaande wetenfehap zelve, als berispelyk en ydel ; als loutere bcdriegery ; en de beoefenaars daarvan als bedriegers en verleiders ; op eene fchampere wyze worden befpot, veracht, en ten toon geiïeld. Men zegge derhalve niet , dat men op dez<$ wyze ook tevens de zoo nuttige Aftronomie of Sterrenkunde aanrandt, welke men ten grondllage van deze kunst gebruikt; ja dat men dan ook zelfs de beoefening van de fchoone natuurkunde beftrydt, welke immers ook tot verkeerde en verleidende einden kan misbruikt worden , en hoogstwaarfehynlyk door de Egyptifche magi of tooveraars, met oogmerk om pharao en het volk te bedriegen, misbruikt is. Want dit is immers eene geheele andere zaak. Het belfaan , en de groote nuttigheid, dezer fchoone wetenfehappen, ter bevordering van veel goeds, is blykbaar, en voor elk bewezen. Dat men die ook doe van de Sterrenvoorzegkunde : en een waar menfehenvriend zal die nimmer wraken! daar  32 ONDERZOEK OVER DE daar in tegendeel deze gewaande kunst nimmer dan tot verleiding gebruikt, en ook tegen de beoefening van dezelve, in de H. Schriften, niet flechts ééne enkele reis , maar mecnigvuldiglyk , gewaarfchuwd word. Hetwelke altans geen gunfh'g vooroordeel van zulk eene kunst inboezemt. S I2- Ik erken wel, het was door de fchoone Aftronomie, of hcerlyke Sterrenkunde, dat de oude magi en wichelaars de plaats van den horizon vooraf wisten aan te wyzen , waar het nieuwe licht der maan zich het eerst zoude laten zien : het was door deze kunst, dat zy het oogenblik, waarop de zon de lentefnede raakte, berekenden; zoo wel als de oogenblikken van haren overgang uit het eene in het andere hemelhuis : en zulke e.ftrommifche waarnemingen dienden niet alleen hun- [«■] In zyne Aftronomie, ter aangehaalde plaats: bl. 500. [i>] Het is ook bekend , dat 'er van ouds volkeren waren , welker onyerftand men niet zonder aandoening van mcdelyden moet befchouwen: die geloofden, dat men, ten tyde eener maan-eclips , door het maken van een groot gerucht, eenig hulpraiddel aan de fmert van die godin toebracht, of wel, dat die. verduisteringen door bctoovering werden veroorzaakt, de la Janbe Aftronomie: Voorr. bl. XVI. van de Ncderd. uitgave, cn de fchryvers aldaar aangehaald. I\'og heden ten dage fchynt de Sterrenkunde, in het oosten , meest  «TERRENVOORZEGKUNDE. hunner fterrenvoorzegkundige opmerkingen ten grondflage; maar, (en dit erkent ook de groote de la lande [«], fchoon hy de Sterrenvoorzegkunde voor eene geheel ongegronde wetenfehap houdt,) de Sterrenkunde heeft zelfs uit dien hoofde groote verplichting aan de Aflrologie of Sterrenvoorzegktmde. Ik fta wyders toe: voor onkundigen is de voorzegging van eene zware zons- of maansverduistering, louter door de Ajlronomie berekend, welke bevestigd word; even onbegryplyk en vervoerend, als de eene of andere duistere , doch naderhand mooglyk door eene fchynbare uitkomst gevolgde, voorfpelling der Ajlrohgie : we:ke immers^en' wichelaren even zeer konde te pas komen ; en aan elk onder domme, en altans in den loop der fterren onervarene, volken, gelyk 'er zyn j>], C nog meest in eene foort van Sterr.nvlchelary te befhan. En het zyn de Mallat, welken in hunne Jlerrenktmde „cge„ planeten tellcn: voegende by de zeven, die men in Europa noemt, (zoo echter, dat zy daaronder ook de zou tellen, welke zy „iet alshet middelpunt der loopkringen van de planeten aanmerken ) ook nog de ragoe en KED0E , het hoofd en de ftaart, namelyk der ƒ7**, van God verworpen, die niet volgends de „A der zod.ahteehnen, gelyk de andere planeten, maar tegen dezelve aan, en dus verkeerd, loopen: welke twee planeten niet kunnen gez.en worden , dan by eene zon. of „aanecltp,: waardoor me» bcgrypt, dat niets anders kan vcrftaan worden, dan de ver. dqls-  34 ONDERZOEK OVER DE nog hedendaags kan tc pas komen: om daarop zyn credit of achting te gronden, en zich te doen ontzien, als iemand , die met hoogere wezens, of wel met de Godheden des hemels zeiven, eene verborgene gemeenfchap pleeg te onderhouden: waarvan ook fommigen , die geene Jfïrologisten waren, zich wel eens, tot hun voordeel, meesterlyk hebben weten te bedienen [w]. Ein- duisterde zon of maan, in derzelveï opklimmendcn of ncderdalenden knoop, de punten of plaatfen waarin de loopbaan der maan de ecliptica of zonnenweg fnydt : — waarin altoos de edipfen , byzonder de totalen, en vooral de centrale,,, voorvallen:— welke tnoopen of fnypunten ook gedurig van plaats veranderen; en wel, gelyk aan alle Sterrenkundigen bekend is , niet volgends, maar tegen , de orde der teekenen : deinzende , b. v. dezelven terug van Leo, waarin thands de opklimmende knoop valt, naar Cancer , en niet naar Virgo. Nopens de Sterrenkunde , benevens deze Ragoe en Kedoc der Mallabaren, vindt men , volgends 's Mans gewoonte, een naauwkeurig bericht, (opgehelderd door wylen mynen kundigen vriend l. bom me,) in zekere bclangryke gefebUdkundige naarriebten, betreffende de blanke en zwarte Joden te Cocbim op ie Kust van Mallabar, uit briefwisfeling met den Heer Gouverneur en Directeur derzelve kust, a. moens, (wiens nuttige en leerzame Brieven, ook ik, en anderen met my, nog met genoegen herdenken,) toen extraordinair, naderhand ordinair Raad e* Directeur Generaal van Nederlands Indie , opgemaakt cn medcgeck-eld door wylen mynen waardigen Ambtgenoot A. 's cra■yBEANOE, in het VI. Deel der Verhandelingen van het Zeeiavfcbe Geneotfcltap, bl. 5J7—586. en het vervolg dezer naarriebten ia het 3X. Deel bl. 5t5. en volgenden: alwaar men het gemelde ten gevalle dcx bcminnaren van fterrtnkimdigc wetenfehappen aantreft, O VI bl. 565—567 wellicht (zoo zegt aldaar de kundi¬ ge  «TERRENVOORZEGKUKDE. 35 Eindelyk wil ik nog wel toegeven, dat, hec sydan debeguichelingen, of de wezenlyke voortbrengfelen, der Egyptifche magi of toovenaars aan het hof van pharao, zonder eenige tusfchenkomst van daemons of booze geesten, als geheime loopjes en kunstgrepen der natuurkunde kunnen geweest zyn: die, op zichzelve onfchuldig, dan hooglyk ftrafbaar worden, wanneer men c 2 dete «s outmahb!, ) „verfchaft dat v.rtelfd van de yW „hier breeder gemeldt, de aanleiding, dat in het Oosts», vooral' „in Cbi»a, by eene zons- of maansverduistering , op trommels „en ketels word geuagen, om den draak in den hemel, dien zy „wanen vyand van zon en maan te zyn, te verjagen". [«] Zoo herinnert de Heer de la lande , onder andere voorbeelden van zulken, die gevaren wisten af te wenden door of voordeel te doen met, hunne fterrenkundige begrippen, byzon'der A.t van chr.stofpel columbus, die het gebied voerende over een leger , dat ferd.nand , Koning van Spanjs t „aar Ja»a,ka, m de eerfte tyden der ontdekking van dat eiland, gezonden had , zich in zulk een algemeen gebrek van levensmiddelen bevond, dat hy welhaast aan de befcbeidenheid der Wilden zich zoude hebben, moeten overgeven; doch het aannaderen van eene maansverduistering, verfchafte dien fchranderen man een middel om uit de verlegenheid te geraken. „ Hy liet aan de Opperhoof! „den der Wilden zeggen: dat, zoo men hem, binnen eenige „uren, met alles zond wat hy eischte, hy hen »an de uiterfte „ongelukken zoude overleveren, en een begin maken met de „maan van haar licht te berooven. De Wilden verachtten in het „eerst zyne bedreigingen : maar zoohaast zy zïgc„ , dlt dc „maan indedaad begon te verdwynen , werden zy vin fchriIi. „bevangen; brachten alles wat zy hadden aan de voeten van den „Veldheer; en kwamen zelfs genade verzoeker»".  gó ONDERZOEK OVER DE dezelven dienstbaar maakt om bygeloof te ftyven, of ongeloof voort te planten ; en menfcbcn of volken, van God , en het luisteren naar Zyne ftem , af te trekken ; of op eene andere wyze daarmede zynen evenmensen tot deszelfs nadeel te bedriegen : zoo zouden immers nog verfchei- dene proeven met dén magneet, met de electriciteit, uit de optica, en zoovele anderen, waarover onkundigen verltomd liaan , aanleiding kunnen geven , om iemand verborgene krachten toe te fchryven: welke en andere behendigheden, door middel van de natuurkunde, ook indedaad meermalen door fommigen fchroomlyk misbruikt zyn, om voor iets groots te worden aangezien , en om hunne evenmenfehen op de eene of andere wyze jammerlyk te misleiden; zonder dat iemand, om de gemelde redenen, de beoefening dier heerly. ke , en zoo nuttige , wetenfehappen zelve zal durven of willen veroordeelen. § 13- Dit alles, zeg ik, wil ik volgaarne toegeven: en deze dingen zouden zekerlyk in aanmerking moe- »*< m gfofbrny *s '■ * " ri< Rt] Men gebruikt in de Sterrenvoorzegkunde ook vele AJlrenemifebe termen en bewoordingen; maar anderen zyn louter aftrologiscb: b. v. als men fprcekt van de exaltatie-, dccadentia, van eene fter of eenen planeet i de onderfcheidene cufpides in't formeren van  STERRENVOORZEGKUNDE. §J moeren genomen worden: ware het bewezen, jrelyk van de Natuur- en Sterrenkunde , dat 'er zulk eene wetenfehap waarlyk beftond: daar integendeel het gezonde verftand, gevoegd by de ondervinding, vele redenen aan de hand geeft, om te vermoeden, dat deze zoogenaamde wetenfehap, in dehzelfden rang met de chiromantie, en foo :gc'vkï ydele knnften , uit het bygeloof voortgefproten , en almede onder de ouden reeds beoefend, behoore geteld te worden : hetwelke dan denken doet, dat door zulke befchimpende uitdrukkingen , die kunst zelve, met al het voorgeven harer beoefenaren als ydel, nietig, en ongegrondt, word veroordeeld en doorgeftreken. Dan , hoe men ook hierover denke, in zoo verre zullen wy het eens zyn, dat de beoefening van de Aftrologie, doorgaans, zoo niet altoos , grootlyks misbruikt werd ter aankweeking van bygeloof en afgodery ; en dat daarvan geen nut ter waereld bekend is, dan alleen dit, dat de beoefenaars der Sterrenkunde, met deze en gene opmerkingen en waarnemingen der Aflrologisten, of waarzeggers uit de fterren, hun voordeel gedaan [x] hebben. C 3 § 14. van het fpeculum coeli op een' gegeven' tyd: waaraan ik niet geloof , dat de Aflronomie juist veel heeft. De bepaling der onderfcheidene aiifpectcn van de planeten , alsmede van de zon , tn de maan , met de gewone en mees; gebruiklyke teekens , is men ook aan de AJlrdegie verfchuldigd.  3 8 ONDERZOEK OVER Dl § 14- Om dan nu de bewyzen, uït de H. Schrifc ontleend tegen de Afirologïe, nier verder aan te dringen, latende elk daarover oordeelen , zoo als't hem behaagt: wil ik liever nog kortelyk eenen anderen weg inflaan, om aan te toonen, dat en de gezonde reden, en de Godsdienst, byzonder de geopenbaarde, of de Christelyke in de openbaring vervat, ons volftrekt nedervellende gronden en bewyzen tegen de Sterrenvoorzegkunde, als eene geheel ongegronde en ydele kunst, opleveren. En als ik dit tot eenigen genoegfamen trap van waarfchynlykheid zal kunnen beweren, dan kunnen wy de zaak voor afgedaan houden: en de verklaring der bygebrachte Bybelplaatfen, door zulke bewyzen gefterkt, zal daardoor, ongetwyfeld, alsdan ook eene meerdere waarfchynlykheid bekomen. § 15- Laat my dan, Myne Heeren' eenige bedenkingen van gewicht, welken het gezonde verftand terftond tegen zulk eene kunst of wetenfehap aan de hand geeft, U kortlyk onder de aandacht brengen. Niemand, dit is waar, kan of zal ontkennen, dat  STERREN'VOORZEG KU ND E. dat verfehcidene hemelfche lichamen, derzelver ftand, becrekking tot eikanderen, en beweging, eenigen invloed hebben op onzen aardbol: b. v. op eb en vloed; op de verandering van het weder; op onze gezondheid; op de natuurlyke gelleldhcid van onze lichamen, of geestvermogens , op zulke tyden: en wie zal het dus afkeuren , dat oudere en latere geneesheeren (mits men binnen de juiste palen blyve,) van noodige en nuttige opmerkingen, cn waarnemingen van de gelleldhcid des hemels, zich bedienden: 't gene in fommige ziektens, en andere byzonderheden, tot hunnen kring behoorende, (al vervalt men niet tot de eigenlyk gezegde Aftrologie, of al Iaat men met de Paracelfianen zich niet tot uiterftens en bedorvene myftikeryen vervoeren,) hun grootlyks kan re pas komen. En de bronnen , waaruit by eenige mooglykheid voordeel voor het menschdom zoude kunnen vloeijen, behooren niet veracht te zyn, of verdacht gemaakt te worden, by ware menfehenvrienden. Maar een verdere en (leeds voortdurende invloed der planeten, of vaste Herren, op onze lotgevallen in de waereld, afhangende van derzelver ftand en betrekking tot eikanderen, op den flond van onze geboorte, komt my nog geheel onbe£ryplyk? ja tegenftrydig, en dus ongelooflyk C 4 voor:  4<3 0WDERZ0EE O V fi R D S voor: om verfcheidene redenen, welken ik gaarne aan het oordeel van deskundigen en onpartydigen wil overlaten: tcrwyl de beoefening van die gewaande wetenfehap, zoo als (gelyk ik my verbeelde ,) in 't vervolg overtuigend blyken zal, het menschdom veel meer nadeel, dan wel voordeel; ja, hem van den krachtigiten troost beroovende, niet anders dan groot nadeel, kan aanbrengen. S 16. Eer ik echter de bedoelde redenen opgeve , wilde ik U, Myne Heeren! onderrichten, dat myne afkeuring van die wetenfehap niet bfootlyk daaruit ontftaat, om dat dezelve ftcimt op vele onbewezene onder peilingen. Dit heeft zy maar gemeen met andere wetenfehappen: en welke der wetenfehappen (alleen die uitgezonderd, welke op eene blykbare Godlyke Openbaring rust,) durft zich beroemen daarvan bevrydt te zyn ? en eenige valfche of kwalyk begrepene hypothefis of onderftellirg, dit gaat vast, kan zoo wél het geheele gebouw eener wetenfehap wankelbaar, ja tot eene dwaling maken, als duizend zulke onderftellingen. Het doet 'er niet toe, al kan men zich geen denkbeeld vormen van zulk een grondbeginfel, of al verltaac men de woor-  STERRENVOORZEGKUNDB. 41 woorden niet, waardoor zoo iets word uitgedrukt. Wat is, b. v. 't gene men adfiniteit of verwantfchap noemt in de chemie? hoe zal men dit met andere woorden verklaren , en zichzelve daarvan een duidelyk denkbeeld vormen ? waarvan wy echter de gevolgen en uitwerkfelen waarnemen , en de meer of mindere adfiniteit van zulk een fcheidvocht, of wat het wezen moge, met dit of dat onderwerp in de Jloffcheidkunde daaruit afleiden. Ja zelfs het trotfche gebouw der Newtoniaanfche natuurkunde rust op eene verborgene hoedanigheid, uitgedrukt met den fcholajïiken term van adtractie of aantrekkingskracht: een woord, dienende om die verborgene eigenfchap der ftof uitte drukken, welke in haren aard en werking onbegryplyk is, dewyl alle mededeeling van beweegkracht, welke men waarneemt, en zich verbeelden kan, door eene percuspe of voortftlooting fchynt te gefchieden; en derhalve der vooronderHelling, dat eenig punt in de Natuur eene aantrekkingskracht heeft, gelyk de Heer newton met proeven meende te hebben kunnen bewyzen, wél en naauwkeurig bekeken, en op zichzelve overwogen, evenzoozeer het beginfel eener voldoende reden ontbreekt, en voor ons onbegrypJyk voorkomt, als dat een gefternte zoude kunnen gezegd worden invloed te hebben op onze beC 5 dry-  42 ONDERZOEK OVER DE dryven en lotgevallen: indien niet dat beginfèl van Hewton's proefondervindelyke natuurkunde, van achteren, uit de in 't werkgeftelde proeven en bewyzen, met eenen genocgfamcn trap van overtuiging, (hoe men dat bcginfel ook moge noemen, of welk denkbeeld men daaraan hechte,) ware op te maken. $ ]?• Dan zoo is het niet gelegen met de Sterrenvoorzegkunde. Die onbewezene onderftcllingen, welverre van door eene ftandvascige ondervinding bevestigd te worden , toonen en verraden zeer dikvvyls, van achteren, derzelver onbegaanbaarheid: zy, die meesters in deze kunst wilden wezen, lieten zelvcn meermalen genoeg blyken, dat dezelve veelal op min of meer waarfchynlyke gisfmgen uitkomt, en aan vele onlochenbare gebreken onderhevig is; en by alle naarfporing, welke ik immer deed, van de zaak , en de wyze, waarop men in zyne bepalingen, en afleiding der lotgevallen van menfehen en volken, uit den ftand der fterren te werk gaat, komt het my ter goeder trouw zoo voor, dat alles in deze zoogenaamde wetenfehap , gelyk zy op duizend ftoute en onbewezene veronderftellingcn rust, op zeer  5TERRENV00RZEGKUNDE. 43 reer vele onzekerheden , en loutere gisfingen, indien niet fomcyds op enkel bedrieglyke machtfpreuken, om vertrouwen voor de kunst en den beoefenaar te verwerven, moet uitloopen. Neen, Myne Heeren! het is de volftrekte ow zekerheid, het zyn de tegenltrydigheden, en de veelvuldige ongerymdheden, welken my dezelve, met hare beoefening, als geheel ydel, en ongegrondt, doen voorkomen. S 18. Eilieve! dat men met my edelmoedig dit volgende overwege. Indien 'er al eenig verband mocht zyn tusfchen de fterren en onze bedryven of lotgevallen: zal dan evenwel het geven van eenen naam aan een kind, dat zoo volftrekt willekeurig is; en wel voornaamlyk de letters van den eerden doopnaam, indien men 'er één of meer ontfangen heeft; ja dan nog wel alleen fommige letters, (daar de anderen willekeurig voordooden, of niets beteekenenden, door de horofcooptrekkers gehouden worden,) hier zooveel uitdoen? ' En wat moet men dan denken van dien tyd, tusfchen de geboorte en de naamgeving, zoolang zy „ aan  44 ONDERZOEK OVER DE aan welken dit ftaat, daaromtrent onbepaald , en fomtyds zelfs nog geheel onverfchillig zyn ; waarmede, gelyk in fommige gevallen gebeurt, immers een vry groot tv wak verloopen kan ? doch dit ligt ook geheel en al buiten het ftejfel en de bewerking van de oude Aftrok gist en ,. voornaamlyk van ptolemeus, over wiens werk van de Aftrologie cardanus zyncr commentariën of uitleggingen en uitbreidingen gcfehreven heeft; alsook van de daarby gevoegde uitgewerkte horofcopen van card ANUszelve, waarin ik nimmer van de namen vind gewag gemaakt, of eenige ,de minne invloed op der menfchen bedryven en lotgevallen daaraan word toegefchreven; waarom ik hiervan tot dus verre geen gewag heb gemaakt , noch ook die bedenking (welke alleen fommige hedendaagfche Aflrologisten raakt,) thans ' verder zal aandringen. Ik voeg daarom liever terftond deze vraag daarby , die eiken Sterrenvoorzegkundigen betreft. Hebben dan allen, die op hetzelfde tydrtip, onder dezelfde hemelftreek, onder denzelfden meridiaan , en dus zekerlyk tusfchen dezelfde ftand' cirkels , geboren zyn ; en derhalve onder een* volflxekt gelyken ftand der Herren ,• terwyl de hemelhuizen voor hem en duizend anderen , denzelfden hemelfpiegel of ftpecuhim coeli teekende , ook  STERRENVOÖRZEGKUNDE. -4? t»ok altyd ( gelyk dit immers natuurlyk hieruit 'fchynt te moeten volgen,) dezelfde voor- en tegenfpoedige, gewichtige öf niets beduidende, zeldfame of gewone , met één woord, meer of min opmerkenswaardige, lotgevallen op deze wacreld ? En laat my wyders vragen: Moesten dan ook die genen, welken terzelfder tyd, in dezelfde groote ongelukken, of zware rampen, deelen: b. v. byhet vergaan van fchepen, geweldige flachtingen in den oorlog, of ichrikkelyke moorden van een aantal .menfehen , terzelfder tyd en plaatfe; het omkomen van zeer velen door befmettelyke èn kwaadaardige epidemiSche ziekten; en welke gevallen ik al meer zoude kunnen opnoemen: welken immers zeer dikwyls gebeuren: moesten, zegge ik, dan ook die allen niet denzelfden horofcoop, of üerrenftand, gehad hebben, by hunne geboorte, of (het welke by de liefhebbers van de kunst nog wel zoo vast gaat , indien dit altoos met genoegfame zekerheid konde geweten worden,) op het punct der conceptie of ontfangenis? of zoude anderszins een gants verfchillende ftand der fterren , en de regerende invloed der planeten in onderfcheidene hemelvakken, op verfchillende tyden, by een geheel aantal van perfoonen, (om van derzelver gants verfchillende namen nu niet  46* onderzoek over de niet meer te fpreken,) welken op geheel onderfcheidene tyden en plaatfen geboren zyn, echter by die allen denzelfden invloed hebben, en by het opmaken van den horofcoop juist by allen dezelfde lotgevallen aanwyzen? My dunkt, deze en foorrgelyke bedenkingen moeten door het gezonde verftand , zonder dat een voldoend antwoord daarop mooglyk is, tegen \ gene men thans de dftrologie noemt, zyn aangevoerd. En wanneer ik dit fchryve, valt myn oog op het fupplement van moreri, ter boven reeds aangehaalde [y] plaats: alwaar, volgends de reeds gedane opmerking van Vader augustvn, herinnerd word, hoe de twee broeders jacob en esau, fchoon terzelfder tyd, en onder denzelfden ftand der fterren geboren, ech- [y] Op het trt. AJlrelegio juiiciain. [*] Daar valt niet veel met grond tegen deze gewichtige bedenkingen te zeggen. Is de Lezer dezer Verhandeling begerig, om te weten, hoe de AJirologisten uit zulke zwarigheden , die elk in't oog loopen, en duizendmalen tegen de gegrondheid van hunne kunst moeten geopperd zyn, zich trachten te redden: ten gevalle van den zoodanigen ftel ik hier de oplosGngen ter neder, welken men, volgends de oude en nieuwe of hedendaagfche manier der ierofcoof trekkers daarvan geeft , of zoude kunnen geven ; maar waaruit te meer het losfe en ongegronde van die gewaande kunst aan een' vcrfUndigen blyken moet. Men heeft ftm.»  sterrenvoorzegkunde. 47 echter zeer onderfcheidene zeden en lotgevallen hadden: en tevens bygebracht het gene cicero reeds in zynea tyd heeft aangemerkt, omtrent de groote ongelykheid, welke 'er was tusfchen sci pi o den Afrikaan, in grootmoedigheid en behaalden roem, met anderen, die terzelfder tyd met hem onder denzelfden hemel geboren waren ; en vooral omtrent zoo vele duizenden, welken terzelfder tyd fneuvclden, en dus een gelyk lot hadden, in den beruchten nederlaag der Romeinen by Cannae, fchoon by zeer velen, en meest allen , de ftand der fterren ten tyde van hunne geboorte zoo aanmerklyfc verfchilde: ■ . het welke ter nadere opheldering en bevestiging myner geopperde bedenkingen dienen kan [z]. S «9- fomtyds byna reden om te.twyfclen, of het job dan ernst zy, het gene men hier ter verdediging voorbrengt. De tegenwerping, ontkend uit de verfchillende geaardheid tusfchen jacob en EtAU , fchoon tweelingen , tracht men uit het fyftema der oude AJirolegisten dus te beantwoorden. De overgang van den eenen of anderen planeet, uit het eene hemelhuis in het andere, gefchiedt in één' oogenblik, en kan de allergewichtigfte verandering te wege brengen. Men vooronderftelle dan, dat Jacob flechts 50 feconden later dan es au geboren zytwelk eene verandering kan dit geven? Vader augustyn, zegt men, redeneert te geflreng, als hy, uit den verfchillenden aard en de lotgevallen van twee tcnzelfden tyde geborene kinderen, tegen de Aftre- lé-  43 ONDERZOEK OVER DB § T9- Moet men dan zich niet verwonderen, dat immer lieden van eenig verftand en doorzicht zich ophielden met de beoefening van zulk eene gants ongegronde wetenfehap , of ook daaraan het oor leenden: daar het vry klaar is, dat alzulke voorgewende invloed der fterren logïe befluiten trekt: want oP één' oogenblik gaat Sol of Luna in een ander hemelhuis, en zelfs in een ander hemelteeken, over. Welk eene verandering zoude dit kunnen geven , zoowel in de latere als vroegere wyze van behandeling? Volgends het tegenwoordige ftclfel, of dat van ludeman, kan één oogenblik op den ai. Maart (indien men het wil aannemen) de verandering te wege brengen van den geheelen jaarplaneet, en van het maandtteken in den zodiak, dat is voor i.| gedeelten van het geheel,alleen in het temperament: en in elke maand kan zulks op den 20. of XI, een verfchil geven van « Daarby neemt men , in dat fjliema , om zich zoo veel mooglyk te redden , toevlucht tot mm en naamplaneten, waarvan de Ouden niet geweten, en dit ïelfs (gelyk ik my herinnere ergens by ptolemeus of carBanus te hebben gelezen,) als geheel ongegrondt , en loutere kwakzalvery , verworpen hebben. Volgends die manier van borefcooptrekken zoude jacob, uit hoofde van zynen naamplaneet, reeds van het oogenblik der geboorte, voor _7 deelen van het geheel , komen onder den byzonderen invloed van Jupiter , en Es au voor 7 deelen onder Mars, hetwelke terfïond eenen grooten invloed op den verfchillenden aard dier beide kinderen maken moest. Hierop komt, wat altans den naamplaneet betreft, de oplosfing uit, welkq men op de zwarigheid van Vader a ugustyn, afgeleidt uit den verfchillenden aarden de lotgevallen van die tweelingen, tcnzelfden tyde en onder hetzelfde hemeltee- fce*  STERRENVOORZEG KUNDE. 40 ren en gefterntens, op der menfehen lotgevallen, aan niets anders, dan aan onkunde en bygeloof, Waaraan dezelve meermalen ten toevlucht verftrekte, moet worden toegefchrevcn. My dunkc, Myne Heeren! het gezegde is byna genoeg, om aan de uitfpraken van kundige en geleerde mannen , die reeds overlang aldus over deze kunst geoordeeld hebben, volkor.cn D ge. *en geboren, heeft getracht te geven, in de zoogenaamde AJlro. nonifebe waarnemingen , of de kunst van den beroemden AUrologist Ludeman ontdekt: by kleine vertogen uitgegeven te Rotter. by T1ELE en bothall: i7ÖI. No. 4. bl. «. en volgenden. Even als of een zeer kleine voortgang van de zon, of van een* flaneet, op de Ecliptica; of eene onderfcheidene naamgeving; welke immers doorgaans zeer willekeurig is, hier zulk eene verbazende verandering konde te wege brengen. De zwarigheid tegen de Urologie, ontleend van een groot aan. tal menfehen, * onderfcheidene tyden en plaatfen geboren; laat my daarby doen, en van zeer verftb ,h„de namen; waarvan fommfcen veel geluk , anderen integendeel groot ongeluk, aanduiden : en welk aantal van menfehen, echter terzelfder tyd, in eenen veld. cizeeflag, of wel door febipbreuk, of andere zware rampen, omkomt ; laat zich nog minder gemaklyk oplosfen. VoorfbncW, van de kunst hebben deze zwarigheid wel gevoeld , en men heef. eene poging gedaan , ora een voorbee.d van 7 perfoonen van verfchillende namen en ouderdom , welken men zich naar Welgevallen gevormd heeft, en die terzelfder tyd zouden zvn omgekomen volgends de Aftrologie te verklaren, uit naam;,,ane,en , en het meerdere of mindere vermogen van zekere befchutsengelen en f -gelyke onverllaanbare bcuzeüngen: in de Mgifbe JaZ ntmtngen,^ t t e l e en bothall: No. 6. bl. 43 - -45 welken «« waardig zya, Mt va„ imaud ^ icz£^  50 ONDERZOEK OVER DE geloof te geven \_aa~\. cicero zegt niet onaardig [bb~] van de oude harufpkos, of waarzeggers: ("zoo werden zy byzonder genaamd, die uit de befchouwing van de ingewanden der beesten hunne voorfpellingcndeden:) mïrabile videtur, quod non rideat harufpex , cum harufpicem vide rit: d. i. „ het moet verwonderlyk voorkomen, dat de „eene waarzegger niet lacchen zoude, als hy ee- „ nen v, . tlaarby ophoude. De kortfte en voorzichtiglte weg, om zich te redden, zal wel hierop dienen uit te komen. Men moet, op ee. ne min edelmoedige wyze, zyne toevlucht nemen, tot het vorderen van iets dat onmooglyk is. De eenige Schanskorf, achter welken een Afirohgist kan wyken, om niet, met zyn geheele kunst, door dit argument eensklaps overhoop geworpen te worden, zal deze zyn: zeg my, Vader cicero, of' wie my op deze wyze beftrydt , den waren geboorteftond enz. van alle deze iiedeuü en dan zal ik u toonen, dat zulks overeenkomftig de regelen der Sterrenvoorzegkunde dus gefchiedt zy. Daar nu aan dit vcreischte niet kan voldaan worden, begrypt men lichtclyk, dat de Afirohgist zich nimmer in het zweet zal behoeven te werken, om zyn weord te houden. Indien iemand zichzelve hiermede kan vergenoegen , of zicli verbeeldt een' ander', dien het om de waarheid der zaak te doen is, daarmede te kunnen afzetten, en te vrede te Hellen : dan ni.'ge hy vryely'i in het openbaar verdedigen: dat de AfiroIcgie getne oumdtrltgitre tegenwerpingen kent'. Doch ik twyfel zeer, ot iemand, die zich in een twistgeding begeeft, niet om den fchyn der overwinning te hebben, maar om oprecht cn eerlyk de waarheid te onderzoeken , zich wel met zulk een antivoord zoude durven behelpen-; of dat de ander daarin met eenige voldaanheid immer zal kunnen berusten! De begeerte, v.-elke by fommigcu myner Lc/.ercn mocht opkomen,  STERRENVOORZEGKüNDE. 51 „nen anderen zier." En is het zelfs wel te bewonderen , dat men fomtyds met die geheele wetenfehap, en den ernst, waarmede dezelve nog in deze verlichte eeuw beoefend werd, geestig heeft den fpot gedreven ? Bekend is de niet onaardige fatyre op de Sterrenvoorzegkunde, by de ontdekking des nieuwen planeet s Uranus, .welke door deskundigen thans klaarblykelyk geoorD 2 deeld men, om te weten, welke pogingen een MrtUgitt kondc doen om zich met eenigen fchyn uit zulke gewichtige zwarigheden te redden, gevoegd by de edelmoedigheid, welke eenen fchryver past , om de antwoorden op gemaakte zwarigheden niet te verbergen, verplichtte my tot deze aauteekening, die echter duidelykhcidshalvc, wat breed is uitgeloopen. O] Dus leest men, ten rechte, in het Supplement du grand Dictionaire Bij?, de moreri: // fufflra de remarquer, que let a/tres , ou conflellations, ne font pas capables de produire les effets , au'on leur attribuc : les infuences occultes font des qualités ima. ginaires, & t'afyle d'ignorauce oude la fupirjlition : les bijloiret & les txperienccs ne font que des illujions, »« des effets du hazard, [M] de Nat. Deorum : L. L c. 16. De oude comlci o( blyfpcl. dichters by de Grieken, de bcdriegeryen van zulke en andere waarzeggers kennende , fenrooraden niet dé'zelven fomtyds, met vwwekttag van een groot gelach onder de aaufchouwers , op «ene geestige wyze openlyk door te ftryken in hunne tooneelen: waarvan een treffend voorbeeld, uit aiustopii anes, word aangehaald in het fraaije werkje van ast. van dale de Oraculh ttbnicis, waarin hy het bedrog dier godfpraken.en wichelaryen duiéelyk heeft aan den dag gelegd: Duf. II. p. 447-45». Am/}. 1683.  5& ONDERZOEK OVER DE decld word, als eene hoofddwralftcr, tot ons zonneftelfël te behooren, in een veis van eenen geestigen dichter , waarin de fchim van ludeman aan herschel, ontdekker van dien nieuwen planeet, fprekende word ingevoerd [«•]: als ware nu, door de ontdekking van dien tot hiertoe onbekenden planeet, aan wiens invloed men nog nimmer gedacht had, in de Ajlrolngie alles onzeker, los, en in volkomenc verwarring geraakt. § 20. fec] In de Proeven van Poëtlfibe Mcnselftnffe* , door liet fnnstgenoopfebaf onder de zinfpreuk: kunstliefde spaart geen vi.yt: D. X. ft. I. bl. 100. waarin de Dichter, iuluderian te hebben laten beproeven , hoe hy best deze cn gene ongerymdheden, of tegenftrydigheden, ook tegen gegronde ajlronotnifebe kundigheden, mocht kunnen vereffenen, de febim vau lijde man dus laat voortgaan: „Maar-! .... wi nog een' planeet te ontdekken! „Dat 's erger! zulk een achtfle ftar Doet ieder nu myn kunst begekken: „Nu is myn fteifel in de war En wat verder: - indien hy echter „Tot ons pianéetgefttl behoort, „Dan heeft hy invloed, goed of (lcchtcr; „Maar dan is al tayij werk verftoord."  STER REN VOORZEGKUNDE. 53 § 20. ÏDan, om in dcrgelyke bedenkingen nu niet verder uit cc weiden, wil ik cindelyk een bewys, uit de reden en van den Godsdienst ontleend, hierop laten volgen : hetwelke, gevoegd by de opgegevene bedenkingen, cn misfehien wel op zich zelve, myn's oordeels alles afdoet, om het ongegronde, ja zelfs het berispelyke, der beoefening van zulk eene kunst, in een helder daglicht te Hellen. Ik ben verre daaraf, om te willen beweren, dat God yplftrekt zoude verboden hebben het in 'r werk nellen van allerlei foort van middelen, om eenig vooruitzicht te bekomen in aanftaande gebeurtenisfen : wat is de beoefening der gefchiedkunde in vele gevallen anders, dan eene Phihfophia ex exemplis , eene wysgeerte uit voorbeelden afgeleidt? zegt ons niet de wyze Koning sa lomo [<ƒ<ƒ]: een kloekzinnig mensch ziet het kwaad, en verbergt zich? D 3 Trou- r< OA Pm. XXII : 3. en XXVII : ia.  54 ONDERZOEK OVER DE Trouwens, volgends het bekende fpreekwoord, tela praevifa minus nocent: voorgeziene pylen fckaden V minst: — en de grootfte Leeraar fcherpt ons in, dat wy wel dcge'yk hebben acht te geven op de teekenen der tyden. Maar zal zulk eene kunst, welke men daartoe bezigt, volgends de gronden van eene goede, en byzonder van eene Christelyke, zedekunde, geoorloofd zyn: dan moet zy zelve uit haren aard niet bevorderlyk Zyn aan bygeloof of ongeloof; dan behoort zy zekerlyk geoefend te worden op eene wyze, welke niet aanloopt tegen de gezonde reden, noch eenigszins benadeelt aan Godsdienstkoesterende en zielvertroostende gevoelens; welken de erkentenis van Gods byzonder bejiuur der waereld, en deszelfs gefladigen invloed op al wat ons bejegent, volgends de gronden van den natuurlyken en ge~ openbaarden Godsdienst, in den mensch, uit haren aard moet te wege brengen: en daarby behooren zulke onderzoekingen zich niet uit te ftrek- [«<] Over Gods byzortdere Voorzienigheid kan men naarlezen de onderfcheidene Verhandelingen van teyler's Godgeleerde Ge* sootp-hap , in het II. Deel : en daarmede vergelyken het werkje van mynen kondigen Ambtgenoot a. drvftiout , de Providen» iia Dei J}eciall f benevens de Verhandeling van den Abt JERtf» salem, over de Vootzienigheid: in een vorig Stuk (namelyk de tttfi» vaa dit IE D. myncr Verhandelingen) door my aangehaald ia  STERREN VOORZEG KUNDE, 55 ftrckken tot dingen, welken Gods wys beftuur (om gewichtige, en den mensch zeer nuttige, einden) heeft willen verborgen houden. § 21. Dit nu is, Myne Heeren! de hoofdzaak, welke ik in deze voorgewende wetenfehap , en hare beoefening, boven al berispelyk vinde: of, om klarer te fpreken , ik befehouwe dezelve, en wie moet dit met my niet doen , . als gants niet overeenkomftig met, ja grootlyks ftrydig tegen, een Christclyk , wat zeg ik ? een bloot redelyk, verkeer, omtrent het zoo aangename en voor mensch en Christen troostryke leerftuk van Gods byzonder e Voorzienigheid \_ee~\ ik zeg, voor mensch en Christen troostryke leerftuk , alzoo ik het daarvoor houde, dat God, volgends Zyne oneindige goedheid, het geluk van het D 4 mensch- in de aimt. W. 8. en 9. en men vergelyke myne Verhandeling zelve:— in welke ik, onder andere byzonderheden, bl. 57. heb getracht te bewyzen, dat eene gezonde wysgeerte zooverre af is om de leer van eene hyzondere Voorzienigheid den bodem in te Haan , of de Godsdienflïge gevoelens , daaruit voonfpruitende , weg te nemen of te verhinderen ; dat dezelve daardoor veeleer fcevestigd cn laangckweekt word.  fO" ONDERZOEK OVER DE menschdom, zooveel mooglyk en met Zyne heerlyke deugden beftaanbaar is , waarlyk willende bevorderen, het geheele menschlyke gedacht, in meerdere of mindere mate, deel doet hebben aan zulk eene byzondere. Voorzienigheid. Laat my toe , Myne Heeren ! dat ik myne gedachten omtrent dit gewichtige onderwerp wat meer ontwikkelë. Ik verfta, door eene byzondere Voorzienigheid, zoodanige regering der waereld, waarin God, door. eenen voor ons verborgenen invloed op zaken en per.ibonen, meermalen zulke uitwcrkfelen daarftelt: welken, hei zy in de natuurlyke, ofwel voornaamlyk inde zedelyke, regéring der waereld, een byzonder en meer onmiddelyk beftuur eener Godlyke Voorzienigheid aan den dag leggen: welken men, in het gewone beloop, en in den ge- wo- Xff\ Tot eenige nadere opheldering van dit gewichtige ftufc , acht ik het niet onvoegfaam , deze plaats uit het Algemeene Magazyn enz. waarop myne aandacht viel, na dat ik het bovenftaande gcfchrcven had , en met myne gegevene befchryving va i Gods byzondere Voorzienigheid zeer juist overeenfremt, hierhy te voegen. „Gewonnlyk befchouwt men Gods Voorzienigheid, als onder- „fcheiden in eene algcmeene en byzondere: gemecnlyk verftaat „men daardoor onderfcheidene foorten van Godlyke werkfaam„ht'id: - algemeen volgends univetfele regelen, kenlyk dooreenpa» ,jrigheid, rn gefchikt voor menschlyk onderzoek: — cn byzonder, „voor zooverre Gods tocverzicht geftcld word werkfaam te zyn „doof  sterrenvoorzegkunde. 57 Wonen weg van de werking der tweede oorzaken-, juist alcoos zoo niet zoude kunnen verwachten, of vooruitzien : zonder dat men daarom, in alzulke voorvallen, eigenlyk gezegde mirakèlen\ of wonderwerken, zich behoeve te verbeelden [f], Oiue daag!ykfche lotgevallen zullen ons meermalen bewyzen geven, als wy flechts opmerkend zyn mogen, van eene fprekende, van zulk eene byzondere, Voorzienigheid:— vooral fchynt het, dat hier en daar de H. Schiift ons, als met een' vingerwys, in verfehcidene gebeurtenisfen, zulke eene byzondere Voorzienigheid over de menfehen heeft willen doen opmerken: b. v. dat zeker man, in het leger der Syriërs, eenen boog fpant in zyne eenvoudigheid; cn, door de befluring der Voorzienigheid, Israëls Koning achab treft, en hem, hoe zeer toch geharnascht, eene doodlyke D 5 won- „rïoor geheime invloeden, wel ëei ftryiiW tegen de algemeeno „regelen van befturing; (want die foort van Godlyke werkzaamheid draagt den naam van wonderdadig O maar „iet ever„eenkomftig, ten minfte niet blykbaar overeenkomftig, met dezel„ven: zoodat de uitkomrten. niet „te verwachten waren naar den „gewonen loop der tweede oorzaken, en ook geene plaats zouden „hebben gehad , indien deze loop den gewonen weg gevolgd „was; en geene andere richting had bekomen door onmerkbare „leidingen van den eerilen Veroorzaker". Verhandelingen de Voorzienigheid: door COVERT JAN VAM *YS wv K , i„ „et m*m alge,nee„e MagaèyH van wetenfehap, kunst, *>f»m*k: art. fVjttegeert, en Zedekunde: D. II. bl «77.  58 onderzoek over d 6 wonde toebreng:: ter bevestiging, buiten zyn' toeleg , van het gene uit Gods naam aan aC'hab voorfpeld was: > dat 'er eeae Karavaan Ismaëli- tifche kooplieden voorby reist, en by de hand is, terzelfder tyd, wanneer josephs broederen hem anderszins zouden hebben om 't leven getracht: die, tot groote einden, in het leven moest bewaard, cn naar Egypte gevoerd worden: dat moses, door het verdaan van eenen Egyptenaar , en het vernemen , dat deze zyne daad was bekend geworden , by gelegenheid dat hy twee vechtende Hebreërs fcheiden wilde, aanleiding bekwam om te ontvluchten, en vervolgens de verlosfer van zyn volk te worden: dat, terzelfder tyd, wanneer josua tegen de Canaaniten ftreed , een geducht onweder van donder en hagel ontdond, hetwelke hem, in 'c voltooijen der overwinning, grootlyks moest dienstbaar zyn: dat, wanneer david met zyne manfchap geheel omfingeld was door saul en zyne bende, en david daardoor nu geraakt in het alleruiterde gevaar; juist terzelfder tyd een bode komt tot sa»ul, met bericht, dat de Philiftynen in zyn land gevallen waren: waardoor hy werd genoodzaakt om af te trekken, en david gcredt: cn eindelyk, om uit de Bybelfche gefchicdenisfen, die hiervan vol zyn, niet  STERRENVÓORZËGKUNDB. 5£ niets meer daarby te voegen : dat een ah as ver us, in zynen flaap belemmerd, eene gepaste aanleiding krygt, om zich eene groote en nog onbeloonde weldaad van den Jood mordechaÏ te herinneren, en ernrtig bedacht te geraken op eene aanziehlyke verheffing vaa dien verdienstlyken man; juist in dienzelfden nacht, toen ha Man, met den ondergang vaa het Joodfche volk zwanger gaande, 's morgens vroeg by dien machtigen Koning deszelfs dood kwam verzoeken; en zelfs een bevel zocht te verkrygen, om hem op te hangen: welke flaaplooze nacht van ahasverus dus de aanleiding gaf tot de behoudenis van het Joodfche volk: welks geheele uitroeijing, door alle de ftaten van dien grooten Monarch, reeds befloten, bevolen, en in 't kort op handen was. De ongewydc gefchiedenisfen: fchoon dezel* ven fomtyds , in dit opzicht, zonder genoegfame oplettendheid gelezen worden: hebben, van zulk eene byzondere Voorzienigheid, dikwyls in het oog loopende voorvallen: inzonderheid de gebeur- tenisfen van Gods kerk. Ook de gefchiedenisfen van ons Vaderland hebben, (in meer dan één geval,) wanneer God zelf, door geduchte en zeer opmcrklyke uitwerkfelen in de natuur, zichtbaar voor ons ftreed; als wy groot gevaar Jie-  6q ONDERZOEK OVER DE liepen , om op zulk eenen tyd ten prooi van den vyand te worden, daarvan de onlochenbaarfts bewyzen opgeleverd:- gelyk, em niets meer by te brengen, uit het vernielen van de zoogenaamde onverwinlyke vloot dei* Spanjaarden, zoodoor andere toevallen in de befturing. der Voorzienigheid, als het ftrandcn en vergaan van zoovele fchepen op de lerfche kusten , door geweldige normen en onwcders, en uit de buitengewone ebbe, alleen op de Noordhollafidfche ftroomen, in bet jaar 1673 , waardoor de vereenigde vloten der Engelfchcn cn Franfchen , die voor wind en ftroom afkwamen, met oogmerk om in Texel te landen, van onze kusten met groote fchade werden afgehouden, en te rug gedreven; ten overvloede blykbaar is. De gefchiedfchryver wagenaar \_gg\ tcekent ook aan in zyne Vaderland[che Hiftorie:. dat deze ongewone lage eb van velen gehouden werd voor een wonderwerk: van de meesten voor' een zonderling gunstbewys der Hemelfche Voorzienigheid. Dan , waartoe my op weinige byzonderheden uit deze gefchiedenisfen te beroepen? Getuig het elke bladzyde van Israëls jaarboeken ! daar gy overal de proeven meldt van eene verrukkende wysheid des Albeheerfchers van kerk O?] D. XIV. bi. 129.  STERRENVOORZÈGKUNDE.' 61 Kerk en waereld: Getuig het myn Vaderland! hetwelke van zulk een byzo.der, cn zeer blyk-. baar Godsbeftuur, zoo men de gedenk fchriften van Nederland flechts met een vluchtig oog doorloopt , telkens de treffcndlte bewyzen oplevert. Ik zie, dat de Heer a. dryfhout, thans myn zeer geëerde ambtgenoot: in zyn werkje de Providentia Dei fpeciali, d. i. over Gods byzondere-' Voorzienigheid: behalve uit de Hiftorie der Reformatie, ook uit onze Vaderlandfche gefchiedenisfen , verfehcidene gevallen ten bewyze bybrengt; en zich voords beroept op het boek van a. van de velde: ÏVonderen des .Allerhoogften : als zynde in dat werkje verfehcidene blyken van eene byzondere Voorzienigheid uit onze Vaderlandfche gefchiedenisfen by eikanderen verzameld [ƒ/£]. § 22. ' Laatmy, Myne Heeren! nopens dit begrip van Gods byzondere Voorzienigheid over de menfehen, met U nog een weinig voordredenéren. Wie van ons zal zichzelve (daar 'er allerwege zulke blykbare bewyzen voorhanden zyn;) niet gaarne willen overreden, dat deze byzondere Voorzienig-' hcid het menschlyke geflacht, al ware het zelfs met &*] Men zie § XXIX-XXXI. bl. ,05. en volgenden.  62 ONDERZOEK OVER DE met uitfluiting van alle andere fchepfelen op dezen benedenkloot , buiten zekere nocdjch'ikking ■der tweede oorzaken Helt; zoo dat de byzondere handeling, welke God (behoudens echter datgene, het welke men, in de Godlyke regering, zedelyke orde der waereld noemt,) met de menfehen houdt, niet als een voorafvastgefteld, en onbreekbaar , gevolg der natuurlyke of tweede oorzaken; maar als die vaneen byzonder beuuur, moete aangemerkt worden : zoo dat hunne lotgevallen wel by God bepaald en verordineerd zyn, als by wien alles op het zelfde punct tegenwoordig is; maar echter in geenen deele behooren tot zeker gewoon en onverbrceklyk mechanifmus van de zich ontwikkelende orde der dingen, waarin een voorafgaande ftand zwanger gaat van een' volgenden ftand. Neen! maar men begrype de zaak op zoodanige wyze : dat de lotgevallen der menfehen, voor zoo verre zy in het geheele famenftel der waereld, en den loop der dingen, zyn ingeknoopt, en daartoe behooren, echter altoos eene meer onmiddelyke betrekking hebben op, en afhangen van, eene meer byzondere bemoeijing en zorg van den grooten Opperbeftuur8er der waereld omtrent hen , en dus van de daar in tenens door Zyne hoogc wysheid, almacht,, en goedheid, ingevlochiene uitwerkfelen. In*  STERRENVOORZEG KUNDE. 63 Indien deze byzondere Voorzienigheid omtrent het gantfche menschdom ontkend word, dan kan men niet wél begrypen, op welken grond de menfehen zich meerder, ik zal niet zeggen verplicht^ maar bevoorrecht, zouden vinden, tot het uitoefenen van eenige hoegenaamde daden van Godsdienlligheid, boven de redenlooze dieren: want al het gefchapene Haat, als zoodanig, in eene gelyke betrekking tot God, den Schepper van alles. Zoude nu de redelyke mensch geene naauwere betrekking hebben op God, en Zyne Voorzienigheid? en niet anders omtrent Hem moeten werkfaam zyn, dan een redeloos beest, indien eenige werkfaamheden van hetzelve inooglyk waren ? daar hetzelve voldoet aan de Godlyke oogmerken, wanneer het in de natuurlyke waereld beantwoordt aan zyne beftemming, waartoe het gefchikt is: b. v. (om my duidelyker uit te drukken,) het eene dier, het eene infect, verflindt en verderft het andere, by noodzaaklyk gevolg van zyne natuur, of wyze van beftaan: dit moet zoo wezen, zonder dat het dier, hetwelke dus noodzaaklyk door het andere verflonden word, in zyn' aard of zyn wezen iets heeft> hetwelke hem tot een voorwerp van befcherming zoude maken :— neen, het moet noodzaaklyk aan zyne beftemming voldoen; het moet verflinden* of  6*4 ONDERZOEK OVER DE of verflonden worden: alles echter onder Godlyke toezicht cn hooger beltuur. Het beantwoordt dus aan zyne bèftetöfoing: en, indien het ( om zoo te fpreken ) hopen of verwachten konde , zoude het niet anders , dan dit te hopen of te verwachten hebben. Hetwelke, gelyk elk ziet, van het Byzondere beftuur van God omtrent den mensch , van de hem hooglyk aanbevolene, en gunffiglyk vei leende , Godsdienftige gevoelens en verrichtingen, en inzonderheid van de werkfaamheden ; als daar zyn de hoop en verwachting van een' Christen; hemelsbreed verfchillende is. Al wai reden heeft, al wat eenig uitzicht heeft op toekomftige lotgevallen , heeft dus een gelyk, een eenparig, belang by eene byzondere Voorzienigheid: ook bepaaldelyk de mensch, omtrent zichzelve en zyne lotgevallen : en hy kan het aaküge denkbeeld, van het tegenovergeftelde niet wél verdragen. „Als ik voor één' oogenbiik „ondcrrtclle" (zegt een kundig en Godvruehtig Schryver van onzen tyd) „ dat 'er geen oneindig Wezen is; of immers, dat het oneindige' „Wezen gecne onbepaalde heerfchappy over de „waereld, cn over de lotgevallen der menfehenv „oefent: ais ik voor één' oogenblik onder». „ftelle, dat 'er geen Oog is, geen alziend Oog,- . . „dat  «TERRENVOORZEGKUNDE. 65 „dat met kennisneming, en met invloed, over„al beftendig is: dan zinke ik in eene fombere „treurigheid: dan dryve ik op eene onftui- „ mige zee : myn leven , myne bezittingen , „en myne eer, befchouwe ik dan als veil voor „den eerlten aanvaller. Geen oog bewaakt my. „Treurig en moedbenemend denkbeeld! Ben ik „in levensgevaar, en van menfehen zoover af„gefcheiden, dat ik niemand beroepen kan, zal „ik [zonder aandoening, of gevoel, flechts myn „onveranderlyk noodlot afwachten? of zal ik] „dan tot een blind geval mynen noodkreet hef„fen? zal ik vandaar de verhooring wachten „van het angïlige roepen? zal ik, geprangd door „een getyde van zorgen en gevaren, myn hare „ontlasten aan de voetbank van een woest ge„ val , dat door geen Wezen van oneindig ver„nuft, van oneindige goedheid, en van oneindig „ vermogen , beftierd word ? Wanneer ik „de weldadigheden bezie, die ik daaglyks geniet , en de inmengfelen van zegen onder my„ne tegenfpoeden; of wanneer ik uit aanmerkly„ken nood, onverwachts, geredt ben, vooral in „een geval, waarin medemenfchen myn gevaar „niet wisten , of geheel buiten ftaat waren „om my eenigen dienst te doen: Wien, Wicn „zal ik danken? myn hart is vol; ik moet E jtpre-  66" ONDERZOEK OVER DB „fpreken om lucht tekrygen: maar Wien, Wien „zal ik danken? [danken, voor zulk ' eene „groote weldaad, of byzondere uieredding? ] „Aan een los geval immers heb ik geene veroplichting." Myne verborgene zuchtingen, myn Uil gebed, myn ernllig geroep, alles, was (eer ik byna daarom dacht) in dien nood ingegcricht tot God , mynen hemelfchen Vader i „Maar beftuurt Die myn lot niet, en kwam „myn flfl gebed niet in Zyne ooren ? helaas! „moet ik dan niet het edele genoegen van dan„ken misfen ? nu vcrdwynt de redding bykans „voor de helft uit myn oog." Met een verdubbeld zoet dalen anderszins , ( dit zal een hierover peinzend Christen gaarne daarbyvoegen , ) dalen anderszins zulke weldaden , zulke voorrechten, en zegeningen, op my neder, indien ik die op goeden grond mag aanmerken als verhooringen van myne beden,- als zoovele gunstbewyzen van mynen Schepper; als zoovele gefebenken uit de hand van mynen hemelfchen Vader. Troosteloos denkbeeld dan: daar is geene byzondere Voorzienigheid van eenen God, die myne lotgevallen bdtuurt; cn van wien ik, onder alles Wat my bejegent , oogenbliklyk afhange! Aanminnige waarheid: God regeert.' Men  STERRENVOORZEGKUNDE. C? Men vergelyke het beilaan van iemand, die het lot der menfehen uit de fterren wil lezen, met dat van een' Christen, peinzende over die woorden: de He ere regeert! zoo als dit iaatfte, in het Godvruchtige en zinryke werkje van den waardigen Amfterdammer Leeraar der hervormde kerk p. broes [«], word voorgedragen: cn anen oordeele dan onpartydig, met aflegging van alle vooroordeelen, wat meer met reden en Godsdienst ©vereenkomilïg zy ? en of niet •tle erkentenis van zulk eene byzondere Voorzienigheid over de menfehen, allergefchiktst zy ter bevordering van waren troost, en ter aankweeking van Godsdienflïge gevoelens in de harten van redelyke fchepfelen? En indedaad, Myne Heeren! onmerkbaar (om zoo te fpreken) gevoelt elk mensch zich gedrongen , hieraan zyne toeltemming te geven : hy gelooft, indedaad, de leer van eene byzondere Voorzienigheid, al komt hy uitwendig daartoe, om die met zynen mond te verlochenen : en ik zoude byna durven beweren, dat 'er, op dit , artikel, als iemand flechts met zyn hart raadpleeg, geene losbandige, altans zeker geene theoretifcha of leerftellige, Atheïsten zyn. E 2 Het £//] Peinzende Christin, Sr. iv. bl. i—57,  6*8 ONDERZOEK OVER DE Het is daarmede gelegen, even als met de aangeborene kennis van een Opperwezen , en met alle eeuwige waarheden, gelyk men die pleeg te noemen: welken iemand, zoodra hy die uitfprakcn flechts hoort en bevat, derwyze treffen, dat elk redelyk fehepfel, zonder dat hy eene breede, of zelfs zeer merkbare , redenering daarover by zichzelve ontwaar word , reritond tot de volledigite toeflemming, en erkentenis van dezelveu, word vervoerd: en de mensch , als hy maar eenige bedaardheid en tegenwoordigheid van geest heeft , befchouwt zich altoos in zeker verband met, en betrekking op, den aan hem meerder of minder bekenden Befchermer der waereld, en Beftuurder zyner lotgevallen! Ja ik zondezeer genegen zyn, om te geloovcn, dat de ingefchapene kennis van een Opperwezen , waarvan ik zoo even met een woord fprak, welke zich ontwikkelt in alle menfehen, zoo dra zy eenig vooruitzicht omtrent het toekomende verkrygen , en waarover men fomtyds zooveel getwist heeft onder wysgeeren en Godgeleerden , by de van zelve volgende toeftemming van die waarheid, zoodra het Verrei'] By welk vernemen van zulk eene waarheid, het redelyk* verfiané zoo vlug verkeert, gelyk omtrent alle eeuwige waar-  STERREN VOORZEGKUNDE. 69 verftandelyke vermogen ontluikt: daar is een Oppervezen [kk]: dat, zeg ik, zulk eene ingefcha■ pene kennis van een Opperwezen, vooral beftaat in zekere gewaarwording of innerlyke neiging, om een' almachtigen Opperbeftuurder van ons lot te erkennen. Altans deze vloeit van zelve, by wyze van gewaarwording, uit der menfehen aard en ftand voort. Elk moet erkennen zulk eene neiging in zich te ontdekken: al weet hy, hoegenaamd , van geenen geopenbaarden Godsdienst; en al is het , dat hy daaraan, na ryp beraad, twyfelt, of wel daartoe komt om denzei ven geheel en al te ontkennen. Al dit beredeneerde moet nu daartoe dienen, om mynen Lezer te doen opmerken, dat de leer der byzondere Voorzienigheid , derhalve, de eerde grond is van den eenigen en waren troost; de grond van alle Godsdienitige gevoelens en betrachtingen; de grond, even zoozeer van den natuurlyken, als van den geopenbaarden, Godsdienst. En dit is iets, hetwelke, fchoon mooglyk wel niet zoo juist, als andere dingen in het beftuur der waereld, en de ontwikkeling van zaken in E 3 de .waarheden, dat alle redeneringen en befluiten, al wil men die niet volftrckt daarvan uitfluiten, evenwel daaromtrent genoegfaam onmerkbaar zyn.  ?ö ONDERZOEK OVER DE de orde der natuur , van een' ieder* volkomen begrepen, echter als een zeker axioma, d. i. onJochenbare waarheid, of (zoo gy dit liever wilt) als eene inblyvende gewaarwording, by een* fegelyk, ook zelfs by hem, die zulk een beftuur zoude willen ontkennen , in meerderen of minderen trap zich doet gevoelen. Vergeeft my, Myne Heeren! deze uitweiding. Ik wilde my zoo klaar en overtuigend uitdrukken , als my mooglyk ware: en hiermede kome ik dan nu ter zake. Dit zoo algemeene, enby elk zich ontdekkende, beginfel kan tot een zeer krachtig wapen ftrekken, om de A/irologie, immers het algemeenfte en meest gezochte emploi, of dienstgebruik, hetwelke men daarvan maakt, ja de geheele Ajlrologia judiciaria, voor zooverre zy de bedryven en lotgevallen der menfehen door den invloed der fterren bepalen en aanwyzen zoude , eensklaps geheel en al den bodem in te Haan. Gy bcgrypt dit ongetwyfeld nu reeds, zonder dat dienaangaande eenig verder breedvoerig betoog noodig zy. Want immers, hangen der menfehen lotgevallen niet af van zeker mechanifmus, of redenlooze uitwerking van tweede oorzaken ; maar van eene byzondere befturing der Godlyke Voorzienigheid: dan is 'er geen invloed van fterren of gefterntens, welke die lot-  STERRENVOORZEGRUNDE. *>l lotgevallen der menfehen, zonder dat iets daaraan te doen zy, onveranderlyk bepaalt! En bepaal: de invloed der Herren en gefterntens die lotgevallen niet: dan kan ook niets, nopens die lotgevallen, daaruit voorzegd worden! Welk een ruim veld voor een' Christenleeraar, (behoorde dit thands tot myn bellek,) om uit te weiden in ernllige vermaningen, tegen een bygeloovig raadplegen der Aftrologifche voorzeggingen; zoowel als van waarzeggen uit de hand; {chiromantie ) en andere ongegronde wichelaryen: en integendeel ter aanfporing van een' iegelyk tot betaamlyke achtgeving op zyne gewaarwording, omtrent een' Opperbeftuurder' van zyne lotgevallen, zeer dienflig ter gedurige opwekking tot, en aankweeking van, zulk een beftaan en gedrag, hetwelke den grootmachtigen, alwyzen, en algoeden, Befluurder van ons lot recht eerbiedigt, en tevens aanleiding geeft tot eenen warén en gegronden troost in leven en in fterven: . iets waartoe de leer der Christelykc openbaring, en hare heilzame lesfen, zoowel als de fchoonfte voorbeelden, den mensch, den Christen, gcftadig, liefderyk, en ernftig, aanfpÖren [//]. * E 4 Het [W] Behalve het zoo sanftonds aangehaalde werkje, genaamd *e Peinzende Christen, van den Berif. Heer r. broes : St. IV. kan.  7» ONDERZOEK OVER DB Het is my genoeg, uit een' grond, welke zoo algemeen aangenomen word, het bygeloovige raadplegen der fterren; een wangevoelen , het zy dan uit bygeloof of ongeloof ontftaande , hetwelke ondertusfchen den mensch en Christen zynen besten troost ontneemt; te hebben kunnen beftryden en wederleggen. Want wat zoude vertrouwen op eenen Godlyken Befchermer helpen? waar bleven alle Godsdienftige gevoelens en werk- faamheden? wat baatte gebed, dankzegging, of een vertrouwlyk toeverzicht van een' Christen, op zynen almachtigcn, wyzen, en goedertieren'Vader? indien 's menfehen lotgevallen, by eenige mooglykheid, voor hem uit de fterren te lezen ; door den invloed der fterren onvermydlyk; en dus alles, door eene reeks van ontwikkelingen der werktuiglyke waereld, onveranderlyk , en (om zoo te fpreken) ftokftyf bepaald , waren. De ouden plagen reeds te zeggen : de wyze heerscht over de fterren\_mm\ En ludeman zelf, welken zy, die in deze kunst eenige be- dre- kan , ter meerdere opheldering van die leer der Voorzienig, heid , en vooral tot eene Godvruchtige gebruikmaking van dit gewichtige en troostryke leerftuk , onder andere werken van beroemde mannen, zeer te ftade komen, het II. Deel der Verhandelingen over verfcheidene onderwerpen, of redevoeringen van tien vermaarden j. lel and: welk II. Deel genoegfaam gebed  «terrenvoorzegkunde. 73 drevenheid meenen te hebben, voor een' aartskwakzalver houden, heeft in velen zyner horofcopen eene uitzondering gemaakt : te weten , dat indien de lieden wedergeboren zyn, en vroom worden, zy alsdan waren onder de byzondere befcherming van God, en de fterren dus geenen invloed op hen hadden: en dit leverde hem, gelyk men lichtelyk begrypt, eene fchoone uitvlucht, als hy fomtyds den bal in zyne voorzeggingen geheel had misgeflagen. Doch men mag, myn's oordeels, den grond van dit voorgeven wel degelyk voor bondig houden: indien men denzelven maar toepast op het geheele menschdom, met deszelfs lotgevallen, en dus alle redelyke fchepfelen op den aardkloot, als weiken altans zeker ftaan onder een byzonder beftuur en befcherming van het Opperwezen , daarvan op gelyke wyze uitzondert. Dus gaat dan die uitvlucht van den beruchten LUDEMAN door: niet bloodyk ten aanzien van de vroome lieden; maar zelfs van alle menfehen: doch dan word daarE 5 door heel tot de leer der VotrzUnightU betrekking heeft: van hetwelke ik aan een' ieder, tot zyne leering en ftichting , de lezinj «rel durve aanpryzen. [»<)»] AJiranam, viaarttimingt»: by Tïele en bot «Alt» ftotterd, bl. los.  74 ONDERZOEK. OVER DE door het grootfte gedeelte van die wetenfehap, zoo niet die geheele kunst, met het voornaam* fte gebruik, waartoe men dezelve ftecds wil doen dienen, ten eenenmalc verydeld. Dit zal nu genoeg zyn, om den voorgewenden invloed van den ftand der fterren op 's menfehen lotgevallen, by zyne geboorte of anderszins, te betwisten: ja volftrckt omver te werpen. $ 23' Dan, evenwel, zouden de hemelfche lichamen , en derzelver betreklyke ftanden , zonder juist eenen onwederftaanbaren invloed te hebben op onze lotgevallen, echter (uit hoofde van zekere harmonie, of overeenftemming, van het eene met het andere ) geene moniteurs of aamvyzers daarvan kunnen zyn? Dit is eene vraag van belang. Mooglyk hebben de wyzen, en fterrenkundigen, m den fterrenhemel, als in eenen fpiegel, de toekomftige lotgevallen der menfehen kunnen ontdekken, door eene zekere harmonia praejlabiüta, of te voren vastgeftelde overeenkomst der zaken Onderling: en niet zoozeer door eenen vasten tiexus rernm, of verband der dingen; noch ook door •enen by zonderen infiuxus of invloed ^ welken de fter-  STERRENVOORZEGKUNDE. 75 fterren eigenlyk op de lotgevallen der menfehen hebben zouden? Ik beken: dat zy, die de Aflrohgie oordeelen te beftaan in eene bloote aanwyzing der lotgevallen door de fterren en gefterntens, of liever door de hemelftanden op zekere tyden, met ontkenning van eenen natuur- of zelfs over natuurkundigen invloed van dezeiven op die lotgevallen: en wel loc aanwyzingen dan, door aanhoudende opmerkingen en vergelykingen , even als zoovele proefondervindingen, zouden zyn waargenomen, en tot een zeker famenftel in de wetenfehappen gebracht:— dat dezulken mooglyk zoovele zwarigheid niet behoeven te maken, of hun eene merklyke vrees te bekruipen voor hun fy/lema, uit de verfchyning van eenen achtflen planeet uranus, door iiiRscHEL onlangs ontdekt; noch ook bevreesd te zyn voor den geestigen fcherts, of fatyre, daaruit ontleend. Want, blyft dit verfchynfel de hoedanigheid van eenen planêet, of van eene dwaalfter, behouden, gelykhoogstwaarfchynlykis, en zooveel ik weet, tot hiertoe, by alle fterrenkundigen buiten twyfel gcfteld word, uit het gene tot dusverre van hem is waargenomen en naargegaan: — dan kan men nu ook, voor de Aflrohgie, zal men zeggen, zyne ftanden gedurig in acht nemen: om te zien, of men dit hemclfche li-  7 ONDERZOEK OVER DE lichaam ook mede tot aanwyzen gebruiken kan, even als met duizenden vaste fterren, welken federt de uitvinding en verbetering der kykglsuen en telefcopen ontdekt zyn. Door de kennis van dezelven, zouden (volgends het voorgeven der zooAamgen') de Afirologifc/ie kunst, met den tyd, indien maar daarvan beoefenaars genoeg waren, aanmerklyk volmaakter worden: en zoo al niet, de kunst fchynt genoeg te hebben, aan de voor het oog Zichtbare gefternten, ter beoordech'ng van jaargetyden, wederverwisfelingen, luchtsgeftellen, temperamenten, en lotgevallen. De Egyptenaren, Arabieren, Chaldeeuwen, en andere volken der aloudheid, hebben het daarmede genoegfaam gedaan gekregen : en mooglyk zoude iemand, die wat fterk vooringenomen was omtrent zyne Afïrologifche kundigheden; als men daarop aandrong, dat deze dwaalfter, evenwel, kennelyk tot ons eigen planeetgeflel behoore, en dus, waargenomen zynde , zoo zy al geen' invloed had , ten minfte het een of ander had moeten aanwyzen; daarop kunnen antwoorden, dat mooglyk wel gebrek aan kunde, en waarneming van dezen planeet , oorzaak geweest ware van het misfen van fommige voorzeggingen , en van het gebrek , hetwelke daardoor in zeer vele getrokkene horofcopen moet plaats hebben gehad: ten ware men  STERRENVOORZEGKUNDE. 77 men zich van deze zwarigheden liever op deze wyze wilde afmaken: zoo men beweerde, dat het eerst, na de doorwandeling van den geheelen cirkel of loopbaan van die fter, federt zy het eerst ontdekt, en als een planeet befchouwd werd, zoude moeten blyken, dat dit vreemde verfchynfel waarlyk behoorde tot de planeten van ons zonneftclfel, eer men met grond iets op deze zwarigheid kan antwoorden: in welk geval een Aflrologist, daar men eerst federt weinige jaren die ontdekking deed, nog byna 80 jaren in voorraad heeft, om zyn antwoord gereed te maken; en het dus voor hem (hy zal toch by zyn leven dan geen fchande daardoor behalen) niet eens noodig zyn zal, zyn hoofd daarmede te breken. § 24- Maar laat ons liever voortgaan, met den ernst welken de zaak- verdient, om eenvoudig te overwegen , wat wy van zulk eene harmonie, tusfchen onze lotgevallen en de fterren, welken dan moniteurs of aanwyzers daarvan zyn zullen, te denken hebben. Deze zoo zonderlinge harmonie, Myne Heeren! moet dan voorzeker hare gronden hebben: maar waar zyn die?—- wie heeft die ooit geleerd  78 ONDERZOEK OVER DE Ieerd of aangewezen ? en waar is ergens daarvoor eenig bewys, of zelfs gegrond vermoeden voorhanden? Daar zoude, indedaad, niets minder moeten zyn, dan eene Godlyke openbaring, welke de wetten en regels dezer harmonie aan het menschlyke verftand had ontdekt: want waaruit zouden anders de menfehen ooit tot die kennis gekomen zyn? niemand kan immers eenig verhand, overeenkomst, of famenftemming, tusfchen de graden van de ecliptica, de twaalf hemclvakken, de planeten en gefterntens; en eenig menschlyk lotgeval; befpeuren ? Ontelbare ondervindingen , cn waarnemingen, zouden anderszins deze harmonie hebben moeten aantoonen en bevestigen: en dezen kunnen zeer zeker, omtrent den fterrenhemel, by het gedurig veranderen en verloopen van den ftand der fterren, ten aanzien van onzen aardbol, en reeds voorheen gelïelde teekens in de ecliptica, niet bevestigd zyn, of men zoude waarnemingen moeten gedaan, en aanteekeningen gehouden, hebben; ik zegge niet gedurende eenige jaren of eeuwen, maar gedurende verfcheidene platonifche omwentelingen, van meer dan vyfentwintig duizend jaren: hetwelke te vermoeden, of immer te willen in 't werk ftellen, de ongerymdheid zelve zyn zoude. Behalve dat het beweren van zulk eene harmonie, tusfchen  STERRENVOORZEGKUNDE. 79 fchen geiterntens aan den hemel, en lotgevallen der menfehen op de aarde, voor niet veel beter kan worden aangezien, dan voor eene onbewezene, ongegronde, en alleszins gewaagde, onderfieliing : indien zy niet veeleer eene loutere en losfe herfenfehim, dan wel eene onderlfelling, waarop men , met den minnen trap van waarfchynlykheid, iets zoude mogen bouwen, mag genaamd worden- Men heeft, het is waar, het fchrandere en diep doordenkende vernuft van den Baron en VVysgeer leiunitz , wel eene algemeene en byzondere harmonia praestaeilita , of vooraf vastgefteldc en bepaalde ovcreenitemmmg, zien uitdenken en beweren: maar altoos tusfchen te gelyk en terzelfder tyd beftaande zaken: (van hoedanig eene harmonie het myne zaak, thands, niet is de gegrondheid of ongegrondheid te onderzoeken: ) daar de Handen des hemels in die harmonie , welke de grond van de horofcoopkunst zoude moeten wezen , niet zoozeer de të gelyke aanwezigheid der lotgevallen van byzondere menfehen, als wel de toekomftige zouden te kennen geven; en dus niet te gelyk, of terzelfder ftond, met dezen zouden beftaan: van hoedanig eene harmonie ik niet weet, dat leibü 1 t z, noch iemand, immer gedroomd heeft. Maar, om eindelyk hieromtrent alles met één enkel  ÏO ONDERZOEK OVER DE kei woord af te doen : daar de lotgevallen der menfehen, zoo als ik te voren heb getracht aan te toonen, door de ontwikkeling der tweede oorzaken niet bepaald, maar beftuurd worden door den invloed van eene byzondere Voorzienigheid: zoo ftrydt het ook tegen het beginfel der voldoende reden, (indien ik dat ftelfel immer wel doorzien hebbe,) dat tweede oorzaken, byzonder dat de fterren, bepalende aanwyzen zouden kunnen zyn van diezelfde lotgevallen, welken niec altoos door tweede oorzaken, onveranderlyk, worden daargefteld. Uit welk alles dan, zoo ik my niet bedriege, ontegenzeglyk blykt, dat de fterren en derzelver Handen; noch door hunnen invloed; noch zelfs door bloote aanwyzing ; eenige voldoende, of zelfs de minst waarfchynlyke, gronden voor de Aflrologie, of voorzegging van der menfehen lotgevallen uit de fterren, kunnen opleveren. S 25- Dan evenwel, na dus de Aflrologie, met redenen, welken het gezonde verftand van zelve aan de  STERRENVOORZEGKUNDE. 8j de hand geeft, en met bewyzen uit de reden en den Godsdienst ontleend, herleid te hebben tot die waarde of onwaarde, welke zy eigenlyk hebben moet: by lieden, die gewoon zyn wat dóór te denken , blyft 'er echter nog de eene en andere bedenking over, waarop ik dus kordyk moet antwoorden. De eene is deze: waarom toch der Aftrologie thans zoo geheel en al haar affcheid gegeven ? en haar (om het zoo uit te drukken) geheel en al als verfchopt, uit den aanzienlyken rang, welken zy in vroegere, en zelfs al in overoude, tyden onder de wetenfehappen bekleedt heeft? waarom met in aanmerking gehouden, het verbazende werk, en de onbegryplyke moeite, welke tot berekening der Aftrologifche tafelen, en tot het ontwerpen der regels voor het trekken van den horofcoop, is gedaan? Gedaan, zeg ik, niet door charletans of kwakzalvers: want dezen werken in geheel niet, en bekreunen zich weinig aan moeilyke kundigheden , als zy maar heerfchen kunnen over den geest, en het vooroordeel van onkundigen; en daarmede hun voordeel doen: hoedanige windmakers 'er velen onder de Aflrologisten, even als nog hedendaags onder de geneeskundigen, zoowel als onder de beoefenaars van meest alle takken van wecen? fchap  82 onderzoek over de fchap, de Godgeleerdheid zelve niet uitgezonderd, geloopen hebben: ook niet door dvvecpers of fantasten, want de grootdc Aftrononne- of Sterrenkundigen der vorige eeuwen, de carda- n u s s e n , de regiomontanussen. de k ep' lers, (welke namen, waarop men zich zoude kunnen beroepen! ) hebben, op het voctfpoor der aloude meesters, als ptolemeus en anderen, de Aftrologie beoefend, en zich, ik zoude byna zeggen, oneindige moeite gegeven, om berekeningen van gewicht te maken, of de vaste regels dezer kunst op te fpcuren, naar te gaan, en aan de hand te geven. Mag men daarby niet nog, ten anderen, vragen:/ of het waarfchynlyk zy, dat zulke groote wiskundigen, deze doorgeleerde mannen, dit alles zouden hebben gedaan , uit loutere bygeloovigheid ? of zy dit zouden gedaan hebben , meene ik, zonder eenige vrucht op hun werk te zien, of eenigen goeden uitllag van hunne moeilyke berekeningen ontwaar tc worden? En, indien dit niet waarfchynlyk voorkomt; ja indien men, integendeel, de waarheid van hun gelukkig (lagen brengen kan tot eenige hiitorifche zekerheid'; indien zy zelfs proeven van hunne welgelukte horofcopeu aan het nagedacht ter beoordeeling hebben overgelaten; en in verfehcidene gevallen, welken men door  6TERUENV00RZEGKUNDE, 8$ geloofwaardige menfehen hoorr verhalen , zulke Aflrolrgifche voorzeggingen bewaarheide en door de uitkomst bevestigd zyn: of dan de ondervinding niet voor het beftaan van deze wetenfehap pleite? of het dan redelyk zy, de naarftigheid van zulke voorname mannen thans in den wind te flaan? of het niet hard zy voor de weinige beoefenaars van dezelve , welken 'er nog gevonden worden, die kunst van de lyst der wetenfehappen, onder geleerden in deze eeuw, te willen uitfehrabben; en dezelve, ware het mooglyk, als ongegronde en ongcrymd, geheel en al aan de vergetelheid te willen overgeven? Dit zyn voorzeker, Myne Heeren! twee bedenkingen van aanbelang: welken ik, zonder acht daarop te flaan, niet mocht ovér het hoofd zien: en zy verdienen te meer onze overweging, om dat de phyfwgnomie of gelaatkunde, welke by de ouden op eenen veel lageren prys fïond , en al door ptolemeus met de chiromantie, of het vermogen om uit iemands hand zyn lotte voorzeggen, genoegfaam in denzclfdcn rang gefield, en voor loutere charlatanerie, of kwak* zalvery, fchynt te zyn gehouden gevveesr, echter in deze natuur- en wiskundige eeuw nog wel voorflanders gevonden heeft, in waereldbet roemde mannen, welken die geheele oude kraam F 2 wc*  84 ONDERZOEK OVER DE wederom hebben uitgezet; ja zelfs, gelyk aan elk van den alomberuchten lavater overbekend is, een innemend en zeer bevallig voorkomen aan dezelve gegeven hebben. Cl^ni dan van de- laatfte bedenking het eerfte te beginnen: zonder dat ik my over het al of niet gegronde der gelaatkunde behoeve uit te laten, waaromtrent men mooglyk, op 't voetfpoor en credit van lavater , federt eenigen tyd wel wat in het overdrevene kan gevallen zyn: wil ik niet ontkennen, dat 'er wel eens zulke voorfpellingen, gelyk meer andere dingen, waarnaar men echter flechts raden konde, gelukkig zyn uitgekomen: ik weet, men verhaalt van ludemans horofcopen zonderlinge gevallen, waarvoor, indien zy waar, en van alle vermoeden van bedrog bevrydt zyn, het verftand fomtyds moet ftil Haan. . Dan velen dezer verhalen zyn niet buiten alle bedenking: en indien het boven beredeneerde, over de ongegrondheid der Aflrologie, waarlyk gegrondt is, dan moet (dit fpreckt van zelve) al 't gene men daarvan, ook uit de ondervinding, te berde brengt, niet buiten alle mooglykheid van op-  8TERRENV00RZEGKUNDE. 8$ eplosfing zyn: en indien myn wederleggend betoog op goede en duchtige gronden fleunt, dan begrypt elk, dat dit ftand blyft houden, al ware hec, dat ik, by gebrek van genoegfame kunde van alle de omftandigheden eencr voorfpelling, of doorzicht in dezelve, die niet tot algemeen genoegen konde oplosfen; en al moest hier of daar nog eenige duisterheid overblyven, welke zich mooglyk by nader onderzoek, of meerdere kunde van zulke verhaalde gevallen, of foortgelyken, in 't vervolg van-zelve zal opklaren. Laat my dit echter, Myne Heeren! eens kortlyk beproeven, cn bezien, hoeverre ik het in deze brengen kan : en ten dien einde wil ik U eenvoudig zeggen, hoe daaromtrent myne gedachten loopen, waarin Gy zeiven dan mooglyk verfehcidene bronnen ter beantwoording van dergelyke bedenkingen zult aantreffen. § 27. Ik ontken niet, dat fommige byzonderheden, betreklyk tot fommige landen en gewesten, waarop de hemelfche lichamen eenen natuurlyken invloed hebben, meermalen kunnen geweten , fomtyds met een' zekeren trap van waarfchynlykheid te voren bepaald worden, door hen die F 3 de  8ö Onderzoek over de de natuurlyke Aflrologie beoefenen, en zich met zulke waarnemingen gemeenfaam maken , b. v. eene vochtige athmofpheer, meenigvuldige regens, hooge vloeden, zware ftormen, groote droogte, brandende hitte , en daardoor veroorzaakte gevaarlyke, of wel aanftekende, ziekten. Men moet toch onderfcheid maken tusfchen de natuurlyke J/lrologie; en die , van welke ik thans handele , gewoonlyk onderfcheidshalve Ajlrologia judiciaria , of Sterrenwichelary , genaamd: en welke bellaat in het voorzeggen der lotgevallen van menfehen, of zelfs ook van geheele volken , uit den /land , en ad/pee en , (of betrekkingen) der fterren op fommige tyden. De eerite is eene kunst of wetenfehap, om uit zekere waarnemingen der hemelfche lichamen, byzonder der planeten, en derzelver invloed op deze aarde, en op haren danpkring, waarfchynlyke voorfpellingen te doen, by dergelyke minden der hemelfche lichamen , cn foortgciyken invloed, welken men daaruit alsdan wederom in meerdere of mindere mate te wachten heeft [»«]. Mee [»»] „l'Aftrolcgie naturelle , est fart Je prêiire les effitt ^naturels, tcls qne les changement ie time, les vents, let temfiêtes, ., les erages, les tannères, les ineniations, les tremolcmens ie term „.-et, ËneyCtopcdii v. astrologie: Vverd. Tom- IV.  STERREN VOORZEGKUNDE. 8* Het is deze tak der Aftrologie, welke go ad \_oo~\ in Engeland ten fterkfte beweerde, in zyn daarover uitgegeven werk: het is deze Aftrologie, van welke zelfs m. koile de verdediging heeft op zich genomen, en welker bcftaan zeer vele waarfchynlykheid heeft, volgends het gene ons in de Encyclopedie, op het artikel der Aftrologie, word aangetcekend : het is deze , waarvan ook vele geneesheeren met vrucht zich bediend hebben; zonder dat ik nu in een onderzoek trede, of de luchtsgefteldheid, afhangende fomtyds van der fterren of planeten ftand by iemands geboorte, (gelyk fommigen gewild hebben, en dat ik niet zoude durven ontkennen, ) ook eem'gen invloed zoude kunnen maken op zyn temperanentsgeftel: waaruit dan misfehien, by gisftng, ook iets over de geestvermogens, of lotgevallen, van byzondere perfoonen ; doch enkel by gisfïffgen, welken nu of dan kunnen uitkomen, gelyk het met andere, meer of min waarfchynlykc, gistingen gaat ; kunnen worden afgeleidt. Want fchoon ik niet zoude durven ontkennen , by het waarnemen der verbazende verfcheidenheid van fchepfclen in de ftoflyke zoo wel , als in de bezielde of dierlykc, waereld, dat 'er een wezenlyk onderin 4 fcheid [«] Encychp. ibid.  88 ONDERZOEK OVER DB fcheid van neigingen onder de geesten zeiven, ftl hunne eigene natuur, zy; en dus een zeer groot onderfcheid tusfchen de zielen, in zichzelve befchouwd, buiten hare vereeniging met een lichaam: zal echter elk my wel willen toeflaan , dat de onderfcheidene temperamenten zeer veel invloed maken op de gemoedsneigingen der menfehen, en dat die temperamenten grootlyks afhangen van de onderfcheidene gefleldheden der lichamen, fchikking der herfenen , onderfcheidene weef fels en aandoenlykheid der zenuwen, het grovere of fyncre bloed, en de, hoe fyn ook, ja voor het oog onzichtbare, echter lichaamlyke, levensgeesten; en wyders, dat de onderfcheidene gefteldheid van den dampkring, de gewoonte in de onderfcheidene landen en gewesten , daar de menfehen wonen, en de wyze der opvoeding daarmede overeenkomftig , (om geen meer andere zaken op te noemen,) op die temperamenten, de meer of min heerfchende gemoedsneigingen, waaruit dan verder nog al iets te raden of te gisfen valt, eenen byzonderen, en fomtyds Herken , invloed maken kan. En ik ben niet vreemd daarvan, dat de voorfpellingen, laat my liever zeggen de voorgewende veranderingen, van het weder, b. v. het verwekken en gebieden van regen, na langdurige droog-  S T E R R Ë-N VOORZEGE U"N D E. 89 droogte, of het doen ophouden van eenen al te overvloedigen regen, door de zoogenaamde fetichepapen, op de [pp] kust van Guinea, of elders , onder door bygeloof verblinde volken, (waarvan men wonderen verhaalt , fchoon zy meermalen hunne voorgewende kunst, waartoe zy dikwyls van verre ontboden worden, niet kunnen uitoefenen: wanneer zy evenwel alle uitvluchten, ter hunner verfchooning, by de hand nemen:), aan zulke en aergelyke opmerkingen en waarnemingen van de hemelftanden, zonder nog eenige msfchenkomst, het zy van daemons, of van hoogere machten, zyn toe te fchryven. Laat 'er dan nu al eens in de zoogenaamde horojcoopkunst het eene of andere geraden zyn ! hoe vele duizenden horoscopen toch Z3'n, zoowel als andere wichelarycn uit de lireamenten van de hand, het vliegen der vogelen, of uit de ing-wanden der beesten, cn andere beuzelaryen der oude wichelaars en waarzeggers, gemist? En fchoon ook dezen wel eens, by toeval, de waarheid in het eene of andere voorfpelden; (want als alles, wat zy voorfpekkv, mislukt ware, zouF 5 den [>] Men zie hierover w. bosman, Befchryving van de Guiiiêfche goud' tand- en Jlavtniust: Br. X. D. I. bl. 135. en volgenden, en bl. 146. en 147. van den 3. druk: Amfterdam 1718,  $0 ONDERZOEK OVER DE den zy fpoedig hebben afgedaan, cn onder hun volk, als zulken, die hunne kunst niet verltonden, zyn veracht geweest i) zal men daarom zulke kunflen voor gegrondt houden, of eenig verband meenen te vinden tusfchen het gebeurde volgends die voorfpcllingen , en die bcuzelaryen , Waaruit die bygeloovige of bcdrieglyke foort van menfehen hunne prognofticatien, of zoogenoemde waarzeggingen, opmaakten? En wie zal ons daarenboven zeggen, hoeveel invloed de inbeelding, of het bedrog, wel hebbe, op het gelukkig Hagen van zulke afirologijche voorfpcllingen ? of altans het vermelden van reeds voorkdene lotgevallen, in het opmaken van verfcheidene horofcopen? Sorntyds ontdekt de Aprokgist zelf iets uit den perfoon , die hem over zichzelve of een' anderen komt raadplegen: fomtyds weet hy het van elders. Ik heb een' geneesheer gekend, die den fpot dreef met het bezien van de urine, welke men tot hem bracht, om over de lyders, of verborgene kwalen, te oordcelen; en die ondertusfehen, om aan de vooroordcelen wat toe te geven, welken (volgends zyn zeggen) in fommigen toch niet te overwinnen waren, wonderen daaruit kondc te kenren geven: maar hy droeg zorg, dat zyn dienstmeid, welke daarop afgericht was, alvorens een praat»  sterrenvoorzegrtndé. Oï praatje met de brengers gehad had, eer zy binnen kwam om haren Heer den perfoon aan te dienen , die hem verlangde te fpreken. ■ Sommigen , wat lichtgeloovig omtrent de kunde van den Doctor of Affrolo^ist, trekken fomtyds veel meer uit het eene of andere van zyne gezegden, dan daarin lag, of hy zelf misfehien daarrnedë bedoelde. En heeft hy het in zyn fpreken of fchryven ten naaste by geraden , of iets voorgebracht, dat op honderden van menfehen of kwalen toepasfelyk was ; altans op menfehen van zulke en dergelyke geftcldheid of temperament , als hy in den perfoon, die hem lpreekt, of naar welken hem gevraagd word, ontdekt: men fpreekt daarvan met verwondering, men verheft zyrte kunde; byzonder, indien de vrager een gunftig vooroordeel had van dien Doctor, of hetzelve door zyn fpreken, en het aanraden van zulk een confult, aan anderen van zyne vrienden cn bekenden had ingeboezemd. En men weet ook daarenboven dikwyls niet, welke listen fomtyds al door een' Ajlrotogist, die zich een' naam wil maken, of door die voorgewende kunst zyn voordeel beoogt, worden in 't werk geifeld, om achter de zaak te komen, welke mén gaarne had dat hy raden zou. De Jenafche Hofraad en Hoogleeraar hen* £UNGS>  S»2 onderzoek over db nings heeft, in zyne Gedachten over de leef aangaande de geesten en geestenzieners [ qq ] , het bedrog der Necromantisten, of zwartekunflenaars [rr], by eigene ondervinding ontdekt, zeer duidelyk aan den dag gelegd; en andere geVolgen der natuurlyke Tooverkunst of Magie, welken voor den onkundigen zeer impofam of misleidende zyn, vry bc gryplyk gemaakt. En fchoon de fchrandere hen vings zeker]yk tot uiterlten vervalt, met alles te willen ontkennen, of natuurlyker wyze verklaren, wat hieromtrent met eene hiltorifche zekerheid van het gebeurde verhaald word;— en fchoon ik alle die vooronderltellingen, verklaringen, of oplosfingen, van onderfcheidene zonderlinge voorvallen, en ongewone werkingen, voorteekens, of zeker voorgevoel, zoo min als van fommige voorfpellende of andere zonderlinge droomen, (in een ander werkje [ss J van dienzelfden Schryver) niet gaarne voor myne rekening zoude nemen:— ziet men echter in verfchei- de- Uit het ttoogdultscb, onder de zinfprcuk: Altisffmo antuente viribus aieis: Amfterdam 1786. in 3. deeltjes. Men zie hierover byzonder St. II. bl. 196—224. trr] Zoo vertaalt men gemeenlyk dit woord: doch de 2v>. erenantie, afftammende 'van het woord VSHpof een doode, zegt eigenlyk de kunst om dooden op te roepen, en door hen voor- Ipet-  STERRENVOORZEGKUNDE. 93 dene gevallen, wat bedrog of inbeelding, of wel die beide, als zy te famen werken, doen kunnen ! en hoe verfehcidene gevallen, die zeer vreemd en hovennatuurlyk fchynen, zeer wel uit natuurlyke oorzaken kunnen afgeleidt en verklaard worden. En wie zal ontkennen, of balt hazar bekker zelf, indien hy niet tot uiterften vervallen ware, (gelyk het- meer gebeurt, dac ook lieden van kunde en wetenfehap, ingenomen met hunne gedachten en gedane vinding, of ontdekking, fomtyds tot in het overdrevene geraken,) zoude, door het wegnemen van vele bygeloovigheden, omtrent fpoken cn fpookvertellingen, groote dienften aan de waereld gedaan hebben? op hoedanige wyze het, waarfchynlyk, ook van tyd tot tyd gegaan is, met de opmerking cn waarneming van den invloed , welken de hemelfche lichamen , byzonder uit ons planeet ge ft él, op den dampkring, de aardbol, en fomtyds ook op de gezondheid of ziekten der men- fpellingen te doen van onze lotgevallen ; of wicbelary door dooien : gelyk men voorgeeft, dat de tooveresfe te Endor, (welke mooglyk tot de zoogenaamde évyct^fil IX.V$01 d. i. buikfpreekfiers behoorde) ten gevalle van saul, zoude gedaan hebben { TOlg. 1. Smn. XXVUT. [«] Verhandeling over de droomen en flaapuiandelaren : Ara» cterdam uit het lloogduitseb 1788. Men zie I. St. bi, 313 — 376,  94 ONDERZOFK OVER DE menfehen, hadden: het gene grootlyks zyne nuttigheid hebben, konde, vooral In* de geneeskunst: zoo men niet daarmede in het overdrevene , cn zeifs tot uiterften, ware gevallen, om zaken en lotgevallen uit de fterren te willen ontdekken , waarvan zy ons onmooglyk, met eenige gronden van zekerheid, of zelfs van waarfchynlykhcid, bericht geven kunnen. l£n kan het wel iemand ontkennen, zelfs de grootfte voorftander van de horofcoopkunst, indien hy edelmoedig wil handelen, dat dezelve, ook by de bedrevenfte beoefenaars van de Aftrqlogie, duizcndrnalen volftrekt gemist heeft? Als wy nu, Myne Heeren! alle deze gezegden in aanmerking nemen , vervalt dan niet reeds een goed gedeelte van de zwarigheid , welke men tegen het door my gedane betoog, omtrent de ongegrondheid der Aftronomia judiciaria, of Jïerremoorzegkunde, uit de ondervinding fchecn te kunnen afleiden? § 28. Maar ik heb U, Myne Heeren ! ter beantwoording van die bedenking, nog meer onder de aandacht te brengen. Wilde men de ondervin-.  STERRENV0ORZEGKÜNDB. s] Men zie het eene en andere over dezen stöfler, ea zyne fchrikverwekkende , doch onbeantwoord! gcblevene , voor- Cgci*  tO& onderzoek over de stöfler ook zoude voorzegd hebben den tyd Wanneer de waereld zoude vergaan, t. w. in het jaar 1656 : doch hetwelke niet minder onwaar bevonden is, dan zyne vorige prognoflkatie. En kan mén ftaat maken op de aanteekening van hoogstraten , dan was deze stöfler de eenige niet, die met zyne progno' (licatie van zulk eenen grooten zondvloed, welke in het jaar 1524. komen moest , de waereld beroerd heeft; maar dan moesten, door anderen, tegen het jaar 1586. ook al zcldfame dingen , doch zonder dat de uitkomst daaraan beantwoordde, uit de fterren voorfpeld zyn: welk jaar 1586. volgends dat bericht: „een jaar moest zyn, waar„ in alle de Sterrenkunftenaars, die zich op het „ waarzeggen uit de fterren toeleiden , voorfpeld „ hadden, dat 'er wonderlyke gevallen zouden ge- beuren ; en dat in de waereld , indien zy niet ,, verging, eene algemeene verandering zoude „plaats grypen". De Heer de la lande, buiten twyfel een der ipelling uit de fterren, in bet groete algemeene Weorienboelt van Hoogstraten, op den naam stöfler, die by het bovengemelde nog voegt: „dat car'danus en origanus, [twee voorname Jflrologisten'] „dezen stöfler zyne ftoutheid nooit „hebban kunnen vergeven: en dat de Sterrenkundigen zich daartegen wel weerden , zooveel zy konden , om niet befchaamd  STËRRENVOORZëÓKUNDE. j 6* dergrootfte Sterrenkundigen van onze eeuw, maar die niet zeer güflftfg denkt over de geheele AJïrologie , en met de voorgewende gegrondheid van dezelve den fpot dryft, verhaalt eene ardeie gebeurtenis van het jaar 1186. welke, naar zyn oordeel , de Sterrenvoorzeggers van gehéél Europa met fchaamte behoorde te treffen [ac]. „Allen, „zooChristenen, als Joden, en Arabieren, hadden „zich vereenigd, om zeven jaren te voren door „ brieven, welken in Europa plechtig werden be„kend gemaakt, eene conjunctie van alle de pla„ neten te voorzeggen , welke met zulke fchrik„ lyke verwoestingen moest verzeld zyn , dac 'er „eene algemeene omkecring te vreezen was: men „dacht niet anders dan het einde der waereld te „ zullen zien! dit jaar ging nochtans als de vorigen „voorby. Doch (voegt de Heer de la lande daarby:) „honderd andere, even zoo duide„lyk in 't licht gefielde, logens zouden niet ge„nocgfaam zyn geweest, om onkundige en licht„geloovige menfehen van het vooroordeel hunG 4 ner „te ftaan ; doch dat zy kant noch wal raakten , met aües wat „zy tot hunne verdediging bybrachten". [>A] Of i5S(5. want dén dezer jaargctallen fchynt, by koogstraten, eene drukfout te zyn. £«J roerrede van zyne Sterrenkunde: bl. XIX. der Ncd. lijn  104 ONDERZOEK OVER DB „ ner kinds'chheid te ontdoen: een geest van wys» „ geerte en naarfpeuring moest zich onder de menfehen verfpreiden, hun de uitgeitrektheid en „ de palen der natuur ontdekken, en hen gewennen, om niet meer, zonder onderzoek en „zonder bewys, zich te laten verfchrikken". De voornaamfte voorftanders van de Ajlrohgie, zelfs zy die .ook voor groote meesters in die kunst gehouden worden, kunnen deze en dergelyke grove misflagen, en door de uitkomst befpotlyk gemaakte voorzeggingen, niet lochenen, ptolemeus klaagde daarover al in zynen tyd; doch wilde die niet aan de zwakheid of ydelheid van de kunst zelve, maar aan andere redenen in de beoefenaars van dezelve, die van velen flechts gewinshalve, en zonder genoegfame kunde, ondernomen en gepleegd werd, toegefchreven hebben. Haec imbecillitas (zegt hy,) non est fcientiae, fed profesfornm [ ad] ! „ Dit is de „fchuld niet van die wetenfehap zelve, maar „van hare beoefenaren!" En als men eenvoudig de twaalf vereischten leest, in den commentarius, of de uitbreidende verklaring, van c a rdanus over dezen tekst [ae], welken in een' goeden be- *>«"] LI6. i. Text, xii. CARDAN. Cemthent. ia TTOt. '* Afir. jutiic. tol. 14.  sterrenvoorzegkunde. I05 beoefenaar van de Aflrologïe, volgends ptolemeus, moeten plaats vinden: dan zal men moeten erkennen, dat 'er indedaad maar weinige bekwame Aflrologisten zyn kunnen; en dat daaronder, ten allen tyde, zoowel als nu, vele weetnieten en charlatans moeten geloopen hebben. Maar evenwel, als men niet ééne, maar verfehcidene zulke merkwaardige, doch door de uitkomst gelogenfirafte , en befpotlyk gemaakte, voorfpellingen uit de fterren verneemt, die eene volkomene gefchiedkundige zekerheid hebben; niet flechts van enkele onkundigen, maar van de voornaamfte meesters in de kunst; niet van één' eenigen, maar van eenen geheelen drom, uit alle oorden der waereld; terzelfder tyd: voorfpellingen, gedaan met volkomene eenparigheid van alle bekende en beroemde fterrenvoorzeggers; en dat met zooveel vertrouwen, dat men niet fchroomde die voorzeggingen, tot elks waarfchouwing, een' geruimen tyd te voren openbaar te maken, en waarvan men meende volkomen zeker te zyn : dan vraag ik aan eiken onpar- tydigen beoordeelaar, die zich niet door machtfpreuken laat vervoeren, of (door het blindelings aangaan op iemands zeggen) zich laat verblinG 5 deo: f>ej Fol. 15.  io6 ONDERZOEK OVER* DE den: hoe groote gedachten hy anders van een' man als ptolemeus ook hebben moge: of dan niet alle reden daar zy, om de kunst zelve te wantrouwen; en die geheele zoogenaamde wetenfehap, zoowel als hare beoefenaars, verdacht te houden? Wat nu de byzondere Aftrologie, anders de Aftrologia genethliaca genaamd , of de eigenlyke horofcoopkunst, betreft, waarin de voorfpellingen gefchieden uit den (land der fterren op het tyd flip , zoona mooglyk , van iemands geboorte; de zeer geleerde Tubingfche Hoogleeraar tobias wagner heeft: in eene oordeelkundige Latynfche Verhandeling [af] over de Aftrologie , in het midden der vorige eeuw der waereld medegedeeld: eenen zeer uitvoerig en naauwkeurig uitgewerktcn horofcoop van eenen toen nog in leven zynden perfoon ingevoegd; cn alles volgends de regels der kunst, en volgends de bepalingen van de Aflrologisten, naargegaan en aanfrtf] Waarvan de Titel is: astRolooia genethliaca, f.ï Thcologicis ac Piyjtets principiis, ipfisqve AJlrologormn peuetralibus, a tok ia wagnbf.0, Tb. Doet. Contrttvcrfi'arnm in univer- fi-  STERRENVOORZECKUNDE. lOf «angereckend: doch by welken perfoon, zoo in het karakter, ais zeden, neiging, en lotgevallen, enz. juist al het tegengeftelde plaats had, van 't gene zyn horofcoop. volgends alle regels en onderftellingen der kunst, met de uiterfte naauwkeurjgheid waargenomen, had te kennen gegeven: eenige kleine byzonderheden mooglyk uitgezonderd, voornaamlyk 't gene zyn temperament betrof: '\ doch Waarin hy juist aardde naar zyne ouderen. En dit heb ik ook niet ontkend, gelyk ik zie, dat Wagner mede niet doet [ag], dat de ftand der planeten, en daarmede verbondene gefteldheid van den athmofpheer , of dampkring, ter plaatfe en ten tyde van iemands geboorte, misfehien wel eenigen invloed op zyn temperaments ge- fle'l hebben kan: waaruit men dan, ten aanzien van de ziels- of lichaamsvermogens , neigingen, en andere byzonderheden, by meer of min vvaarfchynlyke gisfing, wel eenige gevolgen kan afleiden; en waardoor dan een Aftrologist, als 'er iets van die dingen uitkomt, en hy het dus geraden heeft, wonderen in zyn kunst fchynt gedaan te hebben! Dus Jkate Ttibingtn/t Profesfore, cel. iejtruetn: Stntgard 1Ö5S. Men zie dezen horofcoop met de verklaring: Sm. IV. Thtor. VIII. p.o--ics. l"g] Sect. I. Tneor, V.  Io8 ONDERZOEK OVER DE Dus ziet gy dan, Myne Heeren! ook dit gedeelte der Aftrologie door de ervaring zelve weder legd: niet wegens onoplettendheid van den waarnemer, of onbedrevenheid van den Aflrologist in zyne kunst; maar uit eenen, met vele moeite en naauwkeurigheid uitgewerkten, horofcoop van eenen aan den fchryver bekenden perfoon: welke horofcoop daar voor UL. open ligt, en waaruit ik U, in verfehcidene byzonderheden , het gebrekkige en bedrieglyke van die kunst zelve wil aanwyzen» § 3*- En is dit kwalyk uitkomen van den anderszins naauwkeurigilen horofcoop wel te bewonderen, voor iemand, die maar iets van de fterrenkunde weet? daar 'er zooveel is, 't gene de uitkomst, wanneer men de zaak zelfs a priori of van voren befchouwt, moet onwaarfchynlyk maken; al ware het ook , dat men anders eenigen invloed, of mnwyzi?ig van ons lot, aan de fterren, op eene andere wyze, of volgends andere regels, waargenomen , mocht willen toefchryven ? Alles immers word berekend , en de planeten (Luna daaronder begrepen) in een' rang of volgorde gefteld , en dienvolgende de prognoflicatie gedaan, naar het ftelfel van ptolemeus, dat, zoo-  STERRENVOORZEGKUNDE. lOp zooveel ik weet, federt het verbeterde Copernikaanfche fyft erna, by geene fterrekundigen eeni- gen ingang meer vindt: daarby; welk eenen verfchillenden invloed geeft men, in de Aftrologie, aan eenen en denzelfden planeet, naar mate hy retrogradè'rende, d. i. in zynen teruggang is; of wel voorwaards loopt, en zelfs in zynen meest ver [nelden voortgang is, wanneer men hem velox, of /hel voortloopcnden, noemr? daar wy nu immers reeds weten . dat die teruggang der planeten flechts fchynbaar is , zoowel als de meer of min ver/nelde beweging voorwaards, naar mate een planeet uit onzen aardbol , in zeiteren ftand, of met zekeren hoek, belchouwd word: zonder dat wy, ter verklaring van dit ichynbare ftilftaan , teruggaan , cn dan weder het fchielyk voorwaards!oopen met zekere trappen van verfnelling, de epicykds of by cirkels uit het fyft erna van ptolemeus of br ah e'meer noodig hebben.— Bedenkingen , welken by den Heer wagner niet wel konden gemaakt worden, toen het ftelfcl van copernicus by velen , inzonderheid Theologanten, wegens fommige ongegronde vooroordeelcn, nog dien algemeenen ingang niet vond, gelyk in onze dagen. • En laat my nu deze bedenking nog daarby voegen : wy weten zeker, dat federt den tyd van hipparchus, en het op-  HO ONDERZOEK OVER DE opmaken van den zodiak, de hemekeekenen reeds omtrent een geheel teeken verloopen zyn: zoo dat het teeken van Taurus thans Maat in het fierrenbceld van dries; en de cerfte graad van dries, daar de lentefnede valt, vooraan in het beeld van Pifces. Zoude deze geftadige verandering, en teruggang der teekenen van derzei ver flerrenbeelden, voor het minfte van éénen graad (gelyk bekend is) in de 75 Jaren, niet eenigen invloed moeten maken op bet trekken der horofcopen? daar, gefield zynde dat de aardbol, by den aanvang der Christenjaartelling, 4000 jaren gefiaan had, de lentefnede ten minfie reeds drie geheele teekens of 90 graden, en dus een vierde gedeelte van de geheele ecliptica, van haar eerfte pnnct moet verwyderd zyn : en zoo doende , na verloop van nog 6coo jaren, indien de aarde zoolang haren ftand houdt, de zodiaksteekens van den winter, in de zomer flerrenbeelden, gelyk zy by de fchepping van de aarde, ten tyde, als door Mos es bcfehrcven is, moeten geweest zyn; en wederom de zomerteekens in de winter flerrenbeelden , zich bevinden moeten! Weshalve 'er wel omtrent 25000 jaren verloopen moeten, eer alles aan den hemel, ten aanzien van onze aarde, wederom in zynen vorigen ftand, en dat groote zoogenaamd Platonisch jaar ten einde., is. Moet de*  S T E R R E N VO O R Z E G K U N D E. deze verandering der fterren , en de verwydering van derzelver teekens, zoo al niet in eenige jaren , ten minfte in eenige eeuwen , eenen aanmerklyken invloed op derzelver werking of aanwyzing, en dus op de Aftrologie, maken? daar de bepaling der onderfcheidene hemelhuizen, door dë eensgeftelde zodiaksteekens, altoos dezelfde blyft; en 'er nu evenwel geheel andere fterren, fterren van een geheel ander beeld, lederd duizend of tweeduizend jaren, in datzelfde hemelvak met dat teeken van den zodiak, of de ecliptica, zich vertoonen? of zoude dit in 't geheel in geene aanmerking komen? Dan moet men altans, voorzeker in die kunst, aan alle de vaste fterren hunnen invloed of aanvvyzing, en ook hunne betrekking op de planeten, voor altoos ontzeggen: welken echter de grootmeester in die kunst, ptolemeus, niet alleen ten aanzien van de fterren in den dierenriem, maar ook van alle de aan hem toen bekende zoowel zuider- als noordergefternten, uitvoerig en naauwkeurig heeft weten te bepalen [ah]. ptolemeus zelf heeft deze gewichtige zwarigheid reeds gevoeld: als wél wetende, dat de he- t«ï] l. I. Cvp. VIII. Text. XXXV. Je virilitis Jldlarum inif tentium i Maxi «AaoANUS.  112 ONDERZOEK OVER DE hemellanden of configuratie-nes nimmer, dan na onafmecelyke omwentelingen, inmen/is temporum ambagibus, wederom dezelfden zyn: welke gedurige veranderingen behooren te worden waargenomen , wil men niet telkens mistasten: en hy fèhryft het toe aan gebrek van opmerking omtrent het verfchil, dat .'er noodwendig plaats heeft in de gelykfchynende confiellatien van vroegere en latere tyden , 't welke in het ftelfel van ptolemeus aan de langfame omwenteling van'den achtften draaikring, orbis octavus, word toegeëigend, en 't welke (volgends de meening van plat o) op 36000. maar, volgends anderen, gelyk men by cardanus zien kan, wel op 49000 zonnejaren bepaald word; om dan nog van andere verfchillen in de onderfcheidene puntten des hemels, of de tyden, waarin anderszins gelykfchynende conjunctien, oppofitien, of andere adfpecten der planeten, voorvallen, niet te fpreken: en welk verfchil echter veel betrekking hebben kan tot den invloed, welken men daaraan alsdan toe- fchryft: hy fchryfthet, zeg ik, aan gebrek van behoorlyke waarneming toe, (waarvoor ook naauw- lyks 0<] C AR DAN. Ccmment. in PTOL. de Ajir. j'udie. L. I, Text. XV.  sterrenvoorzegkunde. 113 lyks iemand bekwaam zoude kunnen zyn,) en zyn uitlegger cardanus met hem: dat 'er in deze kunst, door de grootfte en tevens naarftigfte wiskundigen zeiven, onlochenbaar zoo meenigvuldig wordt misgetast [ai]. En dit befchouwt ptolemeus zelf, aldaar in den tekst, als eene, ofwel de eenige, onoverkomelyke zwarigheid, zeggende: atque haec una est in aëris exploratione difficultas: ad quam nulla accedit causfa comperiendorum motuum coeleftium : hetwelke cardanus dus verklaart: „en dit is de eenige zwarigheid , om de hoedanigheden van de lucht of van den dampkring altoos wél te kennen; namelyk, dat de famenftanden of verzameling der fterren met de planeten, t. w. in hetzelfde hemel vak, enz. nimmer wederkomen : om welke zwarigheid te ontknoopen, de grootfte naarftigheid, in het leeren kennen en waarnemen van de beweging der hemelen, nimmer kan toereiken [ak]." Indedaad eene zeer gewichtige zwarigheid, welke de geheele kunst op losfe fchroeven zet! en wat zoude de goede man hebben moeten zeggen van andere zwarigheden, als hy de ongegrondH heid O*] Atque haec una est diftlcultas cognoftendi aëris qaalfta. tet ; fcUUet non reverti congresjus aut configurationes : ad qvam disfohendam nulla lognofcendorum motuum coeleftium diligeniia ao adtrt fetest.  ï ï 4 onderzoek over de heid van zyn geheel hemel- en plawctfletfel, waarop zyne Aftrologifche kundigheden rusten, ontdekt of geweten; en zyn uitlegger cardanus, indien hy die geloofd had? Doch ik bemerk , dat ik my ongevoelig wederom in het wederleggen van alle gegrondheid dier gewaande wetenfehap begeven zoude; daar ik Hechts met het beantwoorden van het gene voor dezelve met eenigen fchyn mocht kunnen bygebracht worden, bezig ben. S 32. Eéne aanmerking zal ik daarby nu alleen voegen, en dan van dit Huk aftrappen: dewyl ik vreeze , Myne Heeren! dat ik U daarmede te lang ophoudc. Indien naamlyk deze kunst indedaad op zekere gronden fteunde, of op'vooronder! tellingen, al zyn die vooraf niet bewezen, waaraan de uitkomst, zoo niet altoos, immers den meesten tyd, beantwoordde; en men dus hier, met veel grond van waarichynlykheid , op de ondervinding zich zoude mogen beroepen: dan zal 'er, ten aanzien der lotgevallen van de Jfirologisten zeiven , altoos deze bedenklyke vraag blyven: waarom dan de beoefenaars van die kunst hunne eigene lotgevallen niet beter konden voorzien , en zich wach-  9terrenv00rzeckundë. HJ wachten voor zulke onheilen, als de fterren,by de waarneming van derzelver horofcoop, hun aankondigden? En te meer mag men dit vragen: om dac de verdedigers van die kunst dezelve fomtyds aanpryzen, uit hoofde van het nut [al], dat zy hebben zonde, om den mensch van levenswyze te doen verbeteren, om door dien we/] Dus 'eest men in het werkje: Alrohgla, at Sterren, veerzegivnde, in alle dcszelfs gronden naargeffeurd, enz. onder d& ainfyreak Stiih creftfi' fafien'tia; Rotterdam 1762,  Ïl6 onderzoek over de der Ouden [«?/»] geweest zy ) welken hy tegen ninus ondernomen heeft. En ik herinnere my ergens een voorbeeld van een' der beroemdfle Afirohgisten gelezen te hebben , die zich moedwillig , of zoo men wil uit eene zekere ambitie voor zyne kunst, dood hongerde, om den tyd van zynen dood, welken hy voorzegd had, en waarop hy nog zeer gezond was, toch niet te overleven \_an~\. Wy behoeven dus, Myne Heeren! uit het gene men al dikwyls, maar fomtyds zonder genoeg on- [««>] Indien naainlyk aoRoASTKR, dien men gewoonlyk voor een' der opperhoofden van de Magi in het Oosten , en den infteller van den ouden ptrfaarfehen Godsdienst houdt, door MORERf hier niet verward worde met zekeren veel ouderen Koning der Bactrianen, tegen welken ninus, volgend-; het verhaal van justinus of tkocus, geoorloogd heeft. Altans dit is meermalen door de geleerden gefchiedt: gelyk ons de groote bochart doet opmerken, in zyn Pba'.eg. trogus fchryft ook wel L. I. Poftremuut illi [nino] helium ct.-m zoroastre, rege Bactrianorum, fust, quiprimus Heitor artes magicas, innenisft: aan welken zoroaster dus de uitvinding der Magia, word toegekend. Dit gefchiedt ook door anderen, byoociiAJl aangehaald, met nog meerdere byvoegfelen , doch zeT] Dit verhaalt de groote scai.ioer van cardanus : en hy voegt daarby: et tarnen ijle tantm in ea arte fuit, ut bodio ejns deeretafin, xCptxt Só&t: d. .. „en nochtans was die man zoo gioot ,n deze kunst, dat nog hedendaags zyne bepalingen, of vastftellingen, voor de zekerde a.riomata, d. i. onwederlegbare waarheden, of wel ontwyfelbare machtfpreuken, gehouden worden Men vindt 's mans woorden, uit de Prolegom. van zyn maru Manilii Aflronomieon, de Aflrohgia, aangehaald in den Prolog,,, van tob. wagner voor zyne Aflrohgia genetbliaea. Hetzelfde l>cncht van cardanus dood, byna 75 jaren oud zynde, geefr hy ook uit t11 u anus , th. p. bi.ount Cenf. „lebr. auct. vee. ïj1er. caxbanus.  118 ONDERZOEK OVER DE ften invloed gelegd: waarvoor men niet minder, dan voor 't gene de fabeldichters van de rampen uit de geopende doos van Pandora beuzelen, gedurig zoude moeten Adderen. § 33- Het voorname, hetwelke ik ter beantwoording Van de zwarigheid, uit de ondervinding ontleend , heb bygebracht en beredeneerd, komt dan hoofdzaaklyk hierop uit: dat ik eene natuurlyke Afirologie, welke zich bepaalt tot een' invloed van den onderfcheidenen ihnd der ilerrcnlvbyzonder der planeten, op onzen athmo_/^A^r «^dampkring, en daardoor mede op onzen aardbol, anders ook wel de meteorologifche , of die der luchthevelingen, genaamd, geenszins wil ontkennen: dat deze dus ook eenigen invloed hebben kan, niet alleen op ftormen, regens, misten, watervloeden, geweldige onweders, en foortgelyke verfchynfels in de natuur , maar ook op het dierlyke geitel der menfehen, op gezondheid, ziekte, en kwalen; zoowel als misfchien ook op het temperamentsgeftel der menfehen , gelyk fommigen denken, ten tyde van hunne geboorte : dat daaruit by een1 oplettenden waarnemer, fomtyds, doch niet vérder dan by  STERREN VOO RZEGKUN D E» !1<* by meer of min waarfchynlyke gisting, vvd eenige gevolgen kunnen worden afgeleidt, ten aanzien van iemands dofheid of helderheid van geest; meerdere of mindere gefchiktheid of ongeschiktheid voor arbeid of wetenfehappen ; zeden; geluk; of gevaren: waaraan men fomtyds, wegens het temperament, en daarmede eenigszins overeenkomftigeXw^^r, rs blootgeffeld:—— dat hierin echrer, dewyl het doorgaands niet'meer is dan een raden naar de zaken , zeer dikwyls de bal moet worden misgeflagen; en de voorfpellingen , wanneer men verder gaan wil, dan die kunst reikt, fomtyds (gelyk het fpreekwoord, zegt) kant noch wal raken, gelyk de,.bevinding, ten allen tyde overvloedig geleerd heeft: -— dat hierin ook veel list en bedrog kan gepleegd worden, en dikwyls gepleegd is, gelyk in ande-, re foortgelyke waarzeggingskunften; hetwelke hier te lichter valt, om dat een Aftrologist al veel v door de vooroordeelen van zulken, die hem komen raadplegen, geholpen word; mooglyk geene menfehen meer, dan zy, die deze of dergelyke kunst om te voorzeggen beoefenen: dat zy het mooglyk duizendmalen mis hebben tegen eens, dat zy iets volkomen , of ten naastenby, hebben geraden ; hetwelke dan, honderd- ja fomlyds duizendmalen vergroot , word voortverteld. H 4 Misr  120 ONDERZOEK OVER DE Mist een Sterrenvoorzegger in zyne voorfpelling, men heeft allerlei uitvluchten: men omzwachtelt ook doorgaands die prognoplicatien onder zoovele duistere bewoordingen, en dubbelzinnige uitdrukkingen, dat zy op meer dan ééne wyze den fchyn van eene goede uitkomst hebben kunnen : en, wanneer zy die al eens enkele réizen waarlyk mochten hebben, zoo geeft ons dit geen krachtiger bevvys voor de gegrondheid van het beftaan dezer wetenfehap, dan voor die der chiromantie, van de kunst der augures en Itarufpices , voorzeggers uit het vliegen der vogelen , en de ingewanden der beesten, by de oude Grieken en Romeinen, of andere belachlyke waarzeggeryen: dat dus het bewys, uit de ondervinding ontleend , zoude het ingang vinden by redelyk denkende menfehen, geheel anders moest kunnen ingericht worden: zoo namelyk, dat een voornander van deze kunst zich, byzonder in een geval als dit is, hetwelke van w] In de verklaring van het eirfte Gcboi t te vinden in hef ÏI. D. bl. 82. van den Kutterd. druk: 1726.  f24 ONDERZOEK OVER DB gen was: op eene wyze en door middelen, welken niet wel anders, dan aan de werking of invloed van een' boozen geest konden worden toegefchreven: zonder datzy, die zich van dat middel bedienden, eenig oogmerk gehad hadden, om daardoor den duivel raad te vragen, of wisten hiermede eenig kwaad gedaan te hebben: — ten bewyze, (hetwelke die fchryver daaruit mede wil hebben afgeleidt ) dat de duivel ook fomtyds, onder de Godlyke toelating, zyn werk veracht en uitvoert, by menfehen, die zich van zyne teekenen en middelen bedienen; al hebben zy juist geen bepaalde oogmerken, om eenen boozen geest raad te plegen, en van Gods wet en woord af te wyken. De brave p. du mouun, in zyn ftichtlyk werkje over den Vrede der ziele [aq] , is van dezelfde gedachte. Hy behandelt deze byzonderheid eenvoudig en innemend; tracht daardoor den Christen af te houden van de dwaze en veron trastende nieuwsgierigheid, om langs zulke wegen het toekomende te achterhalen, met verlies dikwyls van het tegenwoordige genot der aangenaamheden en genoegens, van welken wy bezitters zyn: en hy befchouwt het als een bedrog van den foton* om ook door zulken, die in geene byzondere gemeen- \«q~\ B. VT. Hoofdfr. 5. waarvan, het opfenrift is: A?« ** hlyvra bangtn aan bet gene toekomende is.  sterrenvoorzegkunde. i2j meenfchap of onderhandeling met hem ftaan, wit den loop en ftand der gefteroten, als ftonden onze toekomende lotgevallen daarin gefchrevcn, het toekomftige te willen voorzeggen, en fommige menfehen daardoor aanleiding te geven,' om hem in den grond zekere hulde te doen, door van hem zulke dingen af te vragen, welken God alleen verklaren kan: een bedrog, hetwelke die Godvruchtige en kundige fchryver des te gevaarlyker oordeelt: niet flechts van wege der ontelbare gevolgen, welken hieruit onrftaan zyn; maar byzonder „om dat het fteunt [ immers fchynt te fteunen, voor hen die het nimmer grondig onderzochten,] „op hooge befpiegelingen, en „zoo aanrreklyk is, dat het meenigmalen word „naargevolgd, zelfs van hen die het veroordeelen". De gefehiedenis van de zoogenaamde tooveres te Endor, aangereekend ƒ. Sam. XXVIII. is ons allen bekend. De voorfpcllingen, by haar gedaan uit den mond van den gewaanden (door haar, ten gevalle van saul, opgeroepenen) SAMuëL, zyn moeilyk uit bloote bedriegeryen, en loutere gistingen, te verklaren: gelyk fommigen getracht hebben. Inzonderheid heeft de geleerde a. van dale [ar] zyn werk daarvan gemaakt, om die, [ar} de Qracalis Etinicurum; Disfirt. II. p. 201,/iaa. Amfl. 16s3,  126 ONDERZOEK ÓVER DE die, zoojuist uitgekomene, voorzeggingen, zonder tusfchenkomst van een verhevener wezen of boozen geest, enkel uit zeker bedrog, en waarfchynlyke gisfingen , van die listige waarzegfter af te leiden en op te hekieren. Doch men leze de verklaring van dat zonderlinge geval, by den Rotterdammer Kerkleeraar p. bonnet, die verfehcidene bedenkingen van gewicht tegen dat gevoelen van geleerde mannen heeft ingebracht; en met redenen, die alle overweging verdienen, hoogstwaarfchynlyk heeft gemaakt de gedachte van hen, die dit geheele geval aan den invloed en de werking van eenen boozen geest toefchryven : ik zegge: men leze des fchranderen mans bewyzen voor dat gevoelen, met zyn antwoord op eenige bedenkingen, welken daartegen kunnen worden ingebracht, in zyne fchoone en doorwrochte Leerredenen over het leven van david [4». ra. d. fi. s, 1. titQfiifl. m,  Onderzoek Over 'DE word hy genoemd een wel geleerde , maar een philofophifche fantast of dweeper, gelyk hy zichzelve alzoo in zyn'e ' leVensbefchryving heeft afgefchilderd. Daarvoor word hy van elk gehouden, die met hem en zyne fchriften bekend is, hoe zeer men anderszins zyne fchranderheid, en verbazende geleerdheid , bewondert [av~\. En fchoon ik den geleerden vossius [_aw\, en anderen, wel wil toeftemmen, dat de groote scaliger een' man van dat brein, cn die geleerdheid, als cardanus, vrat al te bits behandeld hebbe, wegens vermetelheid in het opmaken van den horofcoop van onzen Heer en Heiland tesus Christus, doet echter, myn's oordeels, die horofcoop hem niet veel eer aan. Ik fta toe, cardanus zondert de Godlyke natuur van christus en zyne wonderwerken uit van zynen horofcoop , dien hy ons van den Zaligmaker gegeven heeft, en in zooverre is de bc- fehul- Men zie, behalve zyne zoo even aangehaalde levensbefchryving by brucker, inzonderheid ook th. pope blount, Ctuf. cel. auctorum, ad ann. 1544. alwaar men , buiten het gene van hem als merkwaardig is aangeteekend , ook dit getuigenis vaa s a m. parker vindt. T'am vane ubique, rum in AftriUgi» fua, turn in ceteris /uil inanibut difciplinis , de deo Divinaqve Providentia emmnentatus est, ut quicumqut legat, ijst: emnine albe:i*n 9 fei totunt fai.aticum filisfe caiicluferit.  STERREN VOORZEGKUNDE. Z3l" fchuldiging ongegronde, als hadde hy den Heer en Schepper van de fierren onder hare beheerfch.ing gebracht [_ax~\ : doch daar zyn daarenboven zoovele onzekerheden, flxydigheden , en bewyzen van bygeloof, in dezen horofcoop , dat het byna onbegryplyk is, (om nog niet eens van de zonderlinge bepalingen en prognofticatien uit denzelven te fpreken ,) hoe een man van die geleerdheid, als cardanus, zich daarmede heeft kunnen ophouden; of, indien hy al door dweepzucht voor zyne Aftrologie is vervoerd, hoe echter verfcheidene byzonderheden, die zekerlyk hier in den weg moesten liaan, hem niet onder de aandacht vielen: daar deze horofcoop, indien ik my niet bedriege, met het volkomen vertrouwen, dat die groote meester in de kunst daarvan had, en niet gefchroomd heeft aan den dag te leggen, alleen in ftaat is, om, al hadde men anders niets, ieI a mand [aw] De Tbeol. gtnti/. eet. Men zie de aant. in bruckers Eer/Ie beginfelen van de Hifi. der Pbihf. bl. 752. M Hy zegt zelf: „Nee tarnen me veile credas dieere, quei „vel Divinitas )n CHRISTo, vel mlracnla tjus , Vel vitae fan„ctltas, vel legis promulgatio, ab aftris pendeant: fed feut natura H„lum ornavit optime temperament e, puiebrit udine corporis, fynitatu „perpetua, gravitate intoftat,— fit ftUm dsvs Optimut et Gh. „riofus, optima confitilutione ojltorum a.'que adtr.lmbl/i, gttiefim //• fth'ut adurnatit.'' Centmtni. in PTOl, J>, JÖ3,  13* ONDERZOEK OVER Dt mand eensklaps alle achting voor die kunst- op eenmaal te benemen. Het beige U niet, Myne Heeren! dat ik hierby een weinig (til fta. Ik meene in ftaat te zyn, myn gezegde aan elk, al heeft hy niet de minde bedrevenheid in de horofcoopkunst, volkomen en overtuigend te bewyzen. S 37- Ik fpreek niet eens van zyne bygeloovige begrippen omtrent de cometen en derzelver verfchyningen, waarover het voor iemand, die daartoe geduld heeft , der moeite waardig is hem haar te lezen [#}'], om aangaande de ongegrondheid van alles, wat daarop gebouwd word, overtuigd te zyn: ik herinner niet eens , dat hy de per, by de geboorte van den Zaligmaker, aan de Oosterfche wyzen verfchenen, voor een* comeet gehouden heeft [#?.], en dat hy die, in zynen horofcoop van Christus, tot zyn oogmerk op het voordeeliglte plaatst, om daaruit te beter te kunnen afleiden hetwelke hy wilde dat dezelve , volgends de fterrenvoerzegkunde , zou- O] p. 153. feit- {>*] p. 155-,  STERRENVOORZEGKUNDE. I33 zoude beteekenen: ik ga meer andere bewyzen der losheid en der ongegrondheid van dezen horofcoop, uit het ftelfel van ptolemeus en deszelfs draaikringen voortvloeiende ; met hoevele naauwkeurigheid die anders, volgends de onderftellingen van dat fy/lema, moge zyn opgemaakt ; geheel met ftilzwygen voorby: • maar ik 11a eenvoudig het oog op de tabula genethliaca of geboortetafel, om voor alles wat 'er rondom dezelve op de cufpides, en in de onderfcheidene hemelvakken, is opgcteekend, niet de allergeringfte achting meer te kunnen hebben I 3 Ik Ten gevalle van lezers, die cahdanvs niet kunnen inzien, ftel ik die tafel hieronder. g = =s Sf I DiEBUS VI. HORIS XII. ANTE RADICEM | ASTROLOGORUM , QUI ANNI INITIUM | SÜMÜNT IN KALENDIS JANUAR1I , QUAE J SUNT DIEBUS VI. HORIS XII. POST INITIUM | ANNI ECCLESIAE. SUB ALTITU-I DINE POLI GR. XXXII. KA TIVITAS DOMINI MOSTRI JESU CHRISTI. m-=,„ , a  134 ONDERZOEK OVER DB Ik wil ook hier niet eens in aanmerking ne* men , dat de waereld, volgends de gewone onderftelling der hedendaagfche Aflrologisten, by de geboorte van den Zaligmaker juist 4000 jaren gedaan had; daarin de Roomfche Kerk, tot welke onze geneesheer behoorde, dat jaar gerekend word te zyn geweest, volgends het by hen in gebruik zynde dienstboek , Martyrologium RomaHum \_bd~\ genaamd , het 5999. jaar na de fchepping der waereld: hetwelke een verfchil geeft van niet minder dan omtrent 2000 jaren, en mooglyk nog al eenigen invloed zoude kunnen maken op de horofcoopkunst, ten aanzien altans van den jaarplaneet: ——- ook zal ik vooronderftellen, dat het gebrek in de Juliaanfche jaartelling, Waardoor (hoe gering het klein verfchil van maar 11 minuten en 15 feconden op een geheel jaar ook fchynen moge,) de nachteveningen, federt de verbetering der tydrekening door julius caesar, 46. jaren voor Christus, tegen het einde van de 16. eeuw, reeds 10 dagen van, haren waren tyd vervroegd waren, hetwelke eene nadere, verbetering van den almanak noodzaaklyk maakte,—— met de vereischte naauwkeurigheid by het opmaken van dien ho- ro- [W] Oitavt Itai. fr*. p. 460. Martyrll. Rem. tilt. Antv. M 86.  ;8 ff E R R E NV OO RZE GK UN D E. 1^5 rofcwp zyn waargenomen: en waarvan ik de berekening gaarne aan anderen overlate* Alle deze en foortgelyke aanmerkingen wil ik gaarne toegeven, op het gene ik nu nog flechts wilde onder de aandacht^ brengen. En dat beftaat in niets minder, dan in deze gewichtige en onoverkomclyke zwarigheid , dat zoowel het jaar; als de maand, en juiste dag dier maand; en de week van des Heilands geboorte, geheel onzeker zyn: en dat het, onder alle die onzekerheden, alleen zeer zeker is, dat die geboorte niet op den 25. December voorgevallen zy ! En is dit zoo, dan ftaat niet alleen deze horofcoop op losfe fchroeven; maar dan vervalt de geheele ophef van die kunst, door den eerften meester in dezelve hieruit afgeleidt: en alle achting voor die kunst zelve , (zoo als zy , niet door hedendaagfche beuzelaars of kwakzalvers, uit namen en naamplaneten; maar zelfs op de fterrenkundige gronden en berekeningen, door de grootfte geleerden, welken immer die ikunst beoefenden, met de meeste oplettendheid cn naauwkeurigheid werd in 't werk gefield:) verdwynt ten eenenmale by een' ieder, die zich daartoe veriedi"-r O" ©m de zaak maar een weinig van naby in te 2icu: hetwelke ik U overtuigend by de ftuk- i 4 keu  13^ ONDERZOEK OVER DB ken zal aantoonen: in hope, dat zulk een tusfcheninkomend , èn hier ter zake dienend , betoog, Myne Heeren! Uwer luisterende aandacht niet onaangenaam zal zyn. S 38. Het is immers overbekend, dat ("volgends het vry algemeene gevoelen der geleerden) in. onze gemeene jaartelling, aanvang nemende van Christus geboorte, welke eerst in het jaar 531. dooreenen Romeinfchen Abt, dionysius exiguus of den kleinen genaamd, is uitgevonden, en vervolgens in gebruik gebracht, een zekere tnetachronifmus, of misrekening in de telling der jaren, plaats hebbe: volgends fommigen van drie, vier , vyf, ja zelfs van zes jaren ; welk laatfte , ook nog niet zeer lang geleden , de geleerde kluit beweerde: volgends andere, en wel de meeste, tydrekenkundigen , en daaronder c alvis ius, en de groote scaliger, ten minfte van twee jaren. Het zal niet noodig zyn , zulk een verfchil in onze tydrekening alsnu met bewyzen te ftaven: daar is, zooveel ik weet, thands niemand onder de grootfte mannen, die daaraan twyfelt, uit hoofde van het gene wy zeker weten, zoo uit josephus, als uit de aanteeke- nin-  sterrenvoorzeg KV n de. I37 ningen der Euangelifche gefchiedfchryvers, omtrenc den tyd der regering en des doods van herodes den grooten. En de arbeidfame r. schutte heeft onlangs nader getracht te bewyzen dat de Heere Christus gebo¬ ren zy in het 4710. jaar van den Juliaanjchen tydkring , en dus vier jaren vóór onze jaartelling, of de aera Dionyfiana; welke, gelyk aan eiken tydrekenkundigen bekend is, met het 4714. jaar van de Juliaanfche periode , of tydkring , een' aanvang neemt. Op eene dergelyke wyze is het gelegen met de maand en den dag van 's Heilands geboorte. Ik wil zeggen, alles is ook hier even onzeker. Dit houdt men in het algemeen voor eene onlochenbare waarheid, dat de Zaligmaker voorzeker niet op den 25. van de maand December is geboren! Alle de omftandigheden van die geboorte, ons uitvoerig door de Euangelisten, byzonder den Euangelist lucas, medegedeeld, fpreken dit duidelyk genoeg tegen. Dezelve viel voor op eenen tyd , wanneer in Palaejiina het vee, by nacht zoowel als by dag, met de herders in het veld was. Dit nu had, volgends de I 5 een- lit} In zyne H. Jaariteitn: D. I. bl. 1 — je,  13& ONDERZOEK OVER DE eenparige berichten der Joodfche meesters, nimmer in den winter plaats: tegen bet aankomen van de lente werden de beesten naar buiten, in de weiden en velden, gedreven, gemeenlyk omtrent het Paaschfeest; en zy bleven daar, nacht en dag., gedurende den gantfchen zomer, tot de regentyd aankwam : welke aanvang nam met het begin van de maand Marchesvan, overeenkomende ■met de laatfte helft van onze maand October, en de eerfte helft van November:— tusfchen w elken tyd, terwyl het vee buiten was, de geboorte van den Zaligmaker fchynt te moeten bepaald worden. De Heer de kanter merkt het, In zynen fchoonen altoosdurenden Almanak of Tydwyzer, onlangs te Zierikzee [bf] uitgekomen, aan, als eene gisfing , gebouwd op eene onzekere vooronderftelling, dat de Heiland op den 25. Decem* her zoude geboren zyn: eene onderftelling naamlyk van den tyd der ontfangenis van joannes den dooper, vergeleken met den tyd der boodfchap van den Engel gabriëlaan maria, welken men, zonder genoegfamen grond, op den 25. Maart bepaalt, om het verfchil des ouderdoms tusfchen hem en den Zaligmaker af te leiden: en bericht ons, dat die uitvinding onderfteur.d werd door O/J 1793.  STERRENVOORZEGKUNDË. I39 door zedelyke redeneringen, ontleend uit eene vergelyking van de Zon der gerechtigheid', met de natuurlyke zon , welke federt dien tyd van den 25. December, in onze gewesten, hooger begint te klimmen, en der noordpool te naderen: — terwyl hy zelf gist , dat wellicht zeker goed oogmerk, om het volk beter -en edeler genoegens te verfchaffen, dan die losbandige vroolykheden, welken plaats hadden op het feest der Saturnalia , 't gene by de Romeinen op dien tyd gevierd werd , den Christenen aanleiding gegeven hebbe , om het geboortefeest van den Zaligmaker op dien tyd te bepalen. Doch om U, Myne Heeren! in't voorbygaan, en tot eenige veraangenaming van deze, anderszins mooglyk aan fommigen reeds vervelende, ilof: eenig nader, en een weinig uitvoeriger, bericht te geven, van de waarfchynlyke redenen der bepaling van het geboortefeest van den Zaligmaker, onder de Christenen, op den 25. December: de zaak is eenvoudig deze. Meer dan honderd jaren, na des Hcilands hemelvaart, was 'er nog niet het minfte gehoord van Zyn geboortefeest: het liep wel aan tot omtrent in de IV. eeuw, en ia het geheele Oosten wel tot in de VI. eeuw, eer men daarvan algemeen zulk eenen plechtigen feestdag maakte. In  14° ONDERZOEK OVER DE In het begin nam men daartoe den 6. dag van Januari, waarop (volgends clemens drn Alexandryner) de gedachtenis van des Heilands geboorte en doop te gelyk gevierd werd: doch federt de IV. eeuw is daarin eene aanTnerklyke verandering gekomen: zoo dat het feftum ëriQavt'u:, het feest der verfchyning, op den 6. Januari; maar het feest der geboorte, op den 25. December gevierd werd: welke bepaling, omtrent den tyd van des Heilands geboortefeest, enkel fchynt te fteunen op eene voor- [bg] L. V. c. Xtlt. Men zie coiuerii Patres Apeft. t'el.L p. jis. »*''• clerici: Amfterdam 1724. [«] Patres Apoflollci , of Apoffelifcbe Vaders , worden genoemd die oude Leeraars in de Christenkerk , welken nog ten tyde der Apefielen geleefd, en met hen verkeerd hebben; en die dus nog als leerlingen der Apeflelen kunnen worden aangemerkt: gelyk barna bas, clemens de romein, hermes, icna* Tiui, en polycarpus. Derzelver fchriften, en die op hunnen naam gaan , zyn door j. b. cotelerius, en voorname Godgeleerden der Sorbmne, verzameld, en met Latynfche vertalingen, zoowel als geleerde aameekeningen, in het licht gegeven. De laatfte uitgave van dit belangryke werk, met de daarby gevoegde aanteekeningen en verhandelingen van hem zelve en anderen , door den beroemden jo. cleri cus. is den beoefenaren van de Christelyke oudheid en kerklyke «efchiedenis veel waardig. In dit  sterrenvoorzegkundb. 141 Voorgewende Apoftolifche overlevering, welke men vindt 'm-ó&Conflitutiones Apoflolicae, of vastftellingen der Apoftelen,,door clemens den romein [£g]; doch welke, om voldoende redenen, als een ondergedoken ftuk van lateren tyd, en niet hehoorende tot de echte werken van dien Apoftolifchen vader [bh'], door de voomaamfte geleerden word gehouden: by welke overlevering men den tyd van dit feest op den 25. December bepaald heeft: offchoon dezelve, in de fchriften van clemens den alexandryner, die q] vertoond word:) zoo zoude dan cok door de kunst der Aftrologie , a priori, of van voren, gelyk men fpreekt, het ware jaar, de dag, en zelfs het juists uur van die voor de K 4 Wüe- \hq\ Die znlks begeert, leze over dezen doek, de onderfcheidene in- en afdrukfels van denzelven, en 't gene men daarvan verder verhaalt, het ar,. Feromaue in het Grand diaimair« Wfltr. van moreri.  15* ONDERZOEK OVER DE waereld zoo' belangryke geboorte van den Zaligmaker , zoo niet mee zekerheid, ten minfte met eene zeer hooge waarfchynlykheid, kunnen bepaald worden: indien men flechts de vier, of ten hoogfte zes jaren, tusfchen welken het verfchil der voornaamfte geleerden in de chronologie of tydr.ekenkmde beftaat, in het oog hield; en (gedurende dien tusfehentyd) van uur tot uur, alle de hemelfpie' gels, en daaruit de horofcopen, opmaakte: om te zien, op welk een' ftond, gedurende al dien tusfehentyd , de grootfte wysheid onder de menfehen, de verhevenfte deugd, het alleredelfte karakter, en andere hoedanigheden van dien doorluchtigen doch nedrigen Koning, met den grievendften hoon, de treffendfte rampen, en het allerzwaarfte lyden, ten allen tyde, doch meest in het laatfte van Zyn leven , en by Zynen dood , zich ten naauwfte vereenigden. Ik beken, dit zoude een onderzoek zyn van langen tyd en verbazenden arbeid; doch de zaak was voor een' bekwamen man in die kuns: wél der moeite waardig: indien niet een Hooger beftuur, om wyze redenen, thans niet te onderzoeken, dien juisten tyd van des Zaligmakers geboorte voor ons had willen verborgen houden; en die zaak in de beftelling Zyner hooge Voorzienigheid wederom in eene volflagene vergetelheid doen geraken: waarom ik niemand, hoe be- dre-  sterrenvoorzegkunde. 153 dreven hy anderszins ook in de Aftrologie meende te zyn, zulk eene onderneming zoude durven aanraden: terwyl ook, ( federt wy den horofcoop van den 25. December in het eerfle jaar van onze gemeene jaartelling, door cardanus zoo naauwkeurig opgemaakt , hebben ter toets gebracht; en dien, ten bewyze van de ongegrondheid der horofcoopkunst, in alles zoo uitmuntend zagen uitkomen:) eene bepaling van den tyd dezer geboorte, als zy op geene betere gronden rustte, dan die van zulk eenen gevonden' horofcoop op zekeren ftond, by de gefchied- en tydrekenkundigen toch altoos zoude verdacht blyven. Komt ondertusfchen, tegen de opgegevene gedachte en redenering omtrent de Aftrologïe, een man van zooveel beteekenis in deze wetenfehap , zooweinig in aanmerking! de anderen, ook onder de voornaamften der Ouden, zullen dan aan dezelven nog minder in den weg zyn! vooral, wanneer men by al het gezegde nog in aanmerking neemt: dat de beoefenaars dezer kunst, niet leefden, gelyk de alchemisten, of zoogenaamde goudmakers , doorgaands in drukkende armoede, en eenen geringen Haat; wanneer hunne in 't werk K 5 ge-  154 ONDERZOEK OVER DE gefielde moeite nog meerdere opmerking zoude verdienen: maar dat zy, gcmeenlyk, by deze hunne wetenfehap, gelyk cardanus en anderen, Ook de geneeskunst oefenende , niet minder dan de waarzeggers en Sterrenkykers, ik meen de Magi in het Oosten , aan de hoven van Koningen en Vorlten ; en naderhand de augures , als zekere beampten by de Romeinen; in achting en aanzien waren : die daar aanzienlyke jaarwedden genoten, en fomtyds in blakende gunst (tonden: ■ vooral, wanneer zy eens het geluk gehad hadden, om iets omtrent het meer of min gevaarlyke van eene ziekte te raden; en den Vorst, of zyne art' fen, meteenig gewenscht gevolg, van goeden raad te \_br] Het leven van JOANNES REGIOMONTANUS : in de Levensbefcbr. van beroemde en geleerde mannen: St. III. bl. 70, 71, [ij] ald. bladz. 79. en 80. Vergelyk onze aanteek. [i] aan den voet van bl. 9—it. blervor. De (lerfdag van REGIOMONtanus word, fiellig, als voorgevallen op den zt.sden van'fl»»/maand 1476. ( en dus juist 40. jaren en céne maand na de«zelfë geboorte) aangeteekend in het IVoordenb. van LUIsclus; doch min bcpaaldelyk , zelfs veiTchovcn tot het einde dier maand , in MONTUCLA's Hiftorie der Wiskunde (Vertaald door a. b. strabBe) Amfterd. 1787. //. Deel , bh 1Ö3. alsmede in maiitin's Aigem. Oefenfcbool, V. Afdeel. I. Deel, bl. IOS. der Ncderd. vertal. in welk laatstgem. werk (W. 183.) de geboorteplaats van dien geleerden verlteerdelyk word voorgefteld, als liggende in rrankryk: lees Frankenland, of Franeonie. Ik voege, voor liefhebbers der Aftrologie, hierby nog, ten aanzien  STERREN VOORZEGKUNDE. 155 te bedienen. By zoodanig eene gelegenheid werd Regiomontanus, gelyk in zyne levensbefchryving is aangeceekend [*r], door den Hongarifchen Koning matthias hunniades corvinus, behalve andere groote gunflen, welken hy toen aan dat hof genoot, inzonderheid wegens zyne bedrevenheid in de Wis- en Sterrenkunde , met eene aanzienlyke jaarlykfche wedde van tweehonderd dukaten befchonken : hetwelke in dien tyd, t. w. een weinig na het midden van de vyftiende eeuw, omtrent de jaren 1467. of 1471. als zynde hy reeds in 1469. of volgends anderen 1476. te Rome overleden [fo], voor eene vry aanmerklyke fom, ter bezoldiging van een' beoefenen der merkteekenen, die men nopens den geboortedag van onzen mdi.lf.rus van Koningsberge vindt opgegeven, de vertaling van een gedeelte der woorden van ricciolus in Almageflo: (aangehaald door farricius in Bibliotb. med. et i„f. Latinit. torn. IV. p„g. 354. edit. 1735.) „johan van könjcsbergb „Cniet in Pruisfen, maar) in Frankenland, het fieraad van Duitscb„land, en bygenaamd de groote, werd geboren in het jaar „1436. den 6 van Zomermaand {toen invallende op een' TVaonsdag] „des nadenmiddags ten 4. uren 40. minuten: wanneer d« „Maan en Saturnut , onder het teeken der Tweelingen , in een" „platifcben famenftand zich bevonden. Deze conjunctie duidde „eene vervvonderlyke fcherpheid van vernuft [in muller] aan: „ doch , vermits die hemellichten in datzelfde teeken ook in fa„menftand waren met Mar,, in het 8. hemelhuis; en overzulks „door dien laatften planeet werden benadeeld : was dit te gelyk „een voorteeken, dat de man geen' hoogen ouderdom zoude W„reiken".  l$6 ONDERZOEK OVER DE fenaar der fterrenkundige wetenfehappen, mag gehouden worden. Welke regiomontanus, in de daad een groot man, zich ook veel meer (naar het my uit zyne levensbefchryving, en de daarin opgegevene werken, voorkomt,) met de beoefening der meer gegronde en verhevene Sterrenkunde, dan wel met de Aflrohgia genethliaca, of zoogenoemde horofcoopkunst, fchynt te hebben opgehouden. Altans zoo deden, behalve den Heer de la lande, en andere voorname beoefenaars der edele Sterrenkunde van onzen tyd, vele zeer groote mannen in vroegere dagen: die niet alleen oudtyds in Perfië en Egypte, inzonderheid ten tyde van ptolemeus philadelphus, wanneer men, behalve hipparchus, eene meenigte vermaarde mannen had ; maar ook in Griekenland; en vervolgends aan de grootfte hoven van Europa; wegens hunne fterrekunde, grootlyks begunftigd werden: welken echter geene Aflrohgisten waren \_bt~\. Eene geheele lyst der zoodanigen: die, hoe ervaren ook in de fterren- en hemelloopkunde, en niet onbewust van de gronden en regels, op welken (volgends Men vergelyke de ia lande, Sttrrtnk. Vaarr. bl. 35 «n volgenden van de Ntderi. tu'tg.  STERREN V00RZEGKUNDÏ. 1*57 gends ptolemeus en anderen) de voorzeggingen uk de fterren moesten rusten; . zich echter nimmer tot zulke bygeloovige beuzelaryen verledigden, of hunne fchoone kunst daartoe vernederden: konde ik, ware het noodig, gemakkelyk ftellen tegen die weinige vermaarde mannen, welken hunne iterrekundige begrippen daartoe wilden doen dienen. ptolemeus, ik beken het, fchynt deze kunst in waarde gehouden te hebben: gelyk U, Myne Heeren ! reeds gebleken is uit zyn boek over deze wetenfehap, en de Commentarien van cardanus over hetzelve: ptolemeus: wiens werk, volgends het getuigenis van de la lande ( zekerlyk zyn Almagéftum , of zeker groot werk, waarvan de Griekfchc titel is: Meydkvt cvvTaltg: doch volgends de Arabifche vertaling van het woord pJyiqov, dat zeer groot beteekent, by verbastering almagéftum geheeten,) het eenigfte is, 'c gene de Sterrenkunde, federt ptolemeus tot op den tyd van copernicus, vereeuwigd heeft: dat is te zeggen, gedurende veertien eeuwen van onkunde: doch elk weet thans, dat die Aftrologie, gelyk nog heden ten dage, uit dien hoofde ook rust op een ftelfel, dat van geene Sterrenkundigen meer aangenomen, of voor gegrondt gehouden word. En die voorname Sterrenkundige, in zyn  I58 ONDERZOEK OVER DE zyn II. Boek , hetwelke handelt over den oorfprong en de gefchiedenis der Sterrenkunde, van dit Aftrologiftche werk van ptolemeus gewag makende, zegt daarvan: „ Men fchryft aan p t o„Lemeüs een boek toe, genaamd Liber Qua„ dripartitus, over de Aftrologiftche voorzeggin„ gen; doch dat, door het grootfte gedeelte van de „ Critici, der wetenfehap en der achting van den „fchryver onwaardig word geoordeeld: te meer, „om dat in zyn Almagéftum niets gevonden „word, dat naar zulke droomen gelykt [bu]n. § 4*« Na dit onderzoek omtrent het verrichte van beroemde mannen en voorname Sterrenkundigen onder de Ouden, zal het niet noodig zyn, my lang met de latere en hedendaagfche horofcooptrekkers of Aftrologisten op te houden. Ik heb, ter liefde van de waarheid, de moeite genomen, om het zoo laffe als vervélende werk , 't gene op naam van Doctor ludeman is uitgegeven, doch van hetwelke de zonderlinge Avanturier, f. l. kersteman, zich in zyne Levembefchryving als Aucteur heeft bekend gemaakt, nog eens geheel te door- bla- C«n] B. II. § 373. bl. 158. der Nederd. uitgave.  STERREN VOORZEG KUNDE. 159 bladeren [bv]: doch by al her naarzoeken, onder de veelvuldige onverlïaanbare beuzelaryen en zotheden , waarmede dat bock geheel is opgevuld , zoo dat elk denkend mensch altoos den tyd beklaagt, welken hy aan het lezen van hetzelve befteedde, heb ik niets ontdekt, dat eenige aanmerkingen verdient, met opzicht tot de gewaande gegrondheid der Aftrologie : behalve twee byzonderheden, welken voorkomen in den VIII. Brieft. De eerfte betreft den val van zekere ontzaglyke geestlyke orde in Europa, wegens de ongenade, in welke dezelve by alle hoven geraken zoude : welke voorfpelling vry duidelyk de vernietiging van de orde der Jefuïten, als op handen zynde, fchynt te bedoelen. De andere raakt de vernietiging van een militair gerichtshof in zekere Republik : hetwelke velen op de affchaffing van den hoogen krygsraad , hier te lande, hebben toegepast. Van verfehcidene andere, hier en daar verfpreide en verwarde, voorzeggingen over de omwentelingen van 1759. ergens gemeldt ; van het nood- en wonderjaar 1774. in den X. Brief en den Sleutel op denzelven; en zeer ve- [**] Naamlyk het boek: Spiegel tier waereld, in twaalf Brieven aan Meester FRANCISCUS, met de feertte byjoegfels, ef fieodige Jleulcls.  IÓO ONDERZOEK OVER DE vele andere losfe en onbekookte , doorgaands duistere, Aflrologifcke voorfpellingen: heeft men niets zien gebeuren. En wat de twee aan¬ gehaalde profetiën betreft: een man, die gereisd had, onder anderen zich eenigen tyd te Parys had opgehouden; die wist, hoe men by de toenemende verlichting van de Christenheid over de Jefuïten dacht: een man daarenboven, die eenigen tyd in den militairen dienst geweest was, en met verfehcidene menfehen in de waereld, en byzonder in deze Republik, verkeerd had, onderfcheidene dingen gehoord, beproefd, en zelfs over rechtsgeleerde en andere kundigheden, ook als Spectator, gefchreven had: een man, dien het, onder alle zyne dwaasheden, welken hy belydt en zelf befchryft, aan geene fchrander, hcid, noch ook aan eenige mensch- en ftaatkundc, ten minfte die van de koiïyhuispolitikeny ontbrak:— zulk een kan, onder alle zyne gewaagde , en meest mislukte of kwalyk uitgekomene , voorzeggingen, lichtelyk (zonder veel te wagen, al kwamen ook deze voorfpellingen niet uit,) dezulken invoegen, die men, wierden zy niet bewaarheidt, lichtelyk met de anderen zoude hebben over 't hoofd gezien, of misfehien op andere gebeurtenisfen toegepast. Om eenige voorfpellingen van dien aard te doen, was voor een* man  «TERRENVOORZEGKUNDE. IÖt .man als kersteman, (die, gelyk wy uit zyJie levensbefchryving zien , al vry wat los met zyne horofcopen omfprong ) geen telefcoop noodig, om naar de fterren te zien : een poiitike verrekyker (fchoon dees ook wel eens misgist) was genoeg, om te kunnen vooruitzien, en met zekeren trap van waarfchynlykheid te voorfpellen , dat dergelyke zaken , binnen den omtrek van weinige jaren, op handen waren: mits men maar niet beftond het juiste jaar, waarin zulks gebeuren zoude, te bepalen; gelyk hy ten aanzien van deze gevallen zich daarvoor ook wei gewacht heeft: terwyl , toen die brief ge- fchreven werd, de grond tot den val der Jefuï. ten reeds gelegd; en die focieteit alomme in den haat was : welke val in Spanjen en Portugal zynen aanvang nam , waartoe het gebeurde in . Paraguay, destyds de naaste aanleiding gaf; alzoo men aan het Spaanfche hof volkomen overtuigd was, dat de Jefuïten zich, in Paraguay, tot oppermachtige heeren des lands gemaakt hadden [bv~\. Het groote vertier van dat werk, waarover men zich moet verwonderen, als men hetzelve leest, indien de opgave daarvan k naar t>«] Men zie va» EiitRM torhfyh gtJihMnlt xviir. ttuw; QSnrvtlg »/ Mos hei ms Kukelykegcfclihdtms; D.I. U.to\  l6"ü ONDERZOEK OVER DE naar waarheid is gefchiedt, waaraan ik geene redden heb om te twyfclen, doch welke alsdan ook de groote nieuwsgierigheid, en den zonderlingen finaak van velen onzer natie aanduidt; en de daaruit voortspruitende winden, voldeden inmiddels, ik geloof zelfs boven verwachting, aan het voorname oogmerk van den fchryver [£.v]. S 43- Dan, Myne Heeren! het is der moeite niet waardig, om Uwe aandacht met werken van die natuur, en derzelver fchryvers, langer op te houden. Het is toch overvloedig bekend, dat de tegenwoordige Jftrologisten, zonder zelfs oppervlakkige kundigheden te hebben van de Sterrenkun• de, nos; op veel losfer gronden, of liever harfenfehimmige voorondcrftellingen, te werk gaan, dan de Ouden. Men weet hier nicc van het fortneren van den fpiegel des hemels , volgends de aifpides en hemelvakken, by den geboortenond: — men kent geen' dominus geniturae , of beheer- fcher [*.r] MSSTtMAN (volgends zyn verhaal) „op het beroep „van Aucieur zich toegelegd hebbende, ontwierp, kort na het ,,overlyden van Doctor ludeman , den Sjiegel der murelds „ielhamte ia 'Huil/ brieven , waarvan de eerfte druk , ten gent*-  STERRENVOORZEGKUNDB. 163 fcher der geboorte onder de planeten , en meer foortgelyke byzonderheden, by de Ouden tot het opmaken van eenen naauwkeurigen horofcoop onontbecrlyk : het zyn de jaar-, dag-, fomtyds ook ét uur-, en vooral de naamplaneien, door ptolemeus reeds afgekeurd en veroordeeld, met het hemelteeken onder't welke men geboren is; waarmede men zich behelpen moet, en ook meestal behelpt. En wie verwondert zich ook niet, indien de fchryver, of uitgever, van dat werk in de daad 'de horofcoopkunst verdaan hebbe, en die kunst ook waarlyk gegronde zy, dat hy dan zyne eigene lotgevallen niet beter vóórzien , en niet zorgvuldiger de rampen , hem overkomen , vermydt hebbe. Doch ptolemeus klaagde reeds in zynen tyd, dat velen die kunst alleen gewinshalve beoefenden , en geringen luister daaraan byzetteden: hetwelke men in onze dagen op zulk een' man, van wien ik fpreek, en zyne gewaande horofcoopkunst, ook wel mag toepasfen: als die met zyne levénsbefchryvlng, en de daarin vermelde los opgemaakte horojcopen, gelyk ook met zynen geL - wins-» „tale van 2200. exemplaren, binnen vier maanden tyds, niet al„leen verdekiteerd werd; maar welk gefmaakt werk, in lateren „tyd, zulk een' !tU1oibtV bt€- ren SVutfcben profaifchen 6chrift(Mvr tuft £>tch> t«r: (Sarfórulje 1774. bl. 1—20.  166 ONDERZOEK OVER' DE ook fomtyds aan goede neigingen en hoedanigheden van het hart, wil hebben toegefehreven. Welke neiging, om het toekomftige te weten, fomtyds zoo verre gaat, dat men menfehen vindt, die zich door nietswaardige perfoonen uit de beuzelachtigfte en nietsbeduidendfte dingen , die altans op ons beftaan of lot geene betrekking ter waereld hebben, hun geluk of ongeluk, hunne voor- of tegenfpoedige lotgevallen, laten voorfpellen. En fchoon ik dit wel niet wil toepasfen op geleerde en kundige mannen, ziet men echter hieruit, hoe ver die geestdrift menfehen, van hoe weinig beteekenis in de waereld, en hoe naarby fommigen van dezelven ook aan het louter dierlyke grenzen mogen, redelyke menfehen echter, die toch denkende wezens zyn, vervoeren kunne: ja ik wil flechts by opklimming, of gevolgtrekking, daaruit opmaken, hoe dergelyke zucht of gemoedsdrift andere en meer kundige menfehen kunne [i;] Dat de beoefening der Aftrologie van eene zeer gryze oudheid zy, blykt, behalve uit het gene reeds te voren (byzonder § 3.) gezegd i«, onder anderen ook uit de nomen der dagen, en de onderfcheidene planeten , waaraan elk van dezelven is toegewydt. De Saturdag, van ouds der Joden Sabbatdag, was gewydt aan Saturuus; de volgende aan de Zon; de derde aan de Maan; de Vierde, of de Dingsdag, aan Mars: de vyfde, of Ifaomdag, aan ÜltT'  STERRENVOORZEG KUNDE. l6*r kunne aanzetten, om langs een' anderen weg, die verhevener fchynt; door middelen, waartoe verftand en kunde behooren; het toekomftige op te fporcn. Word men nu met zulk eene neiging wat fterk bezield, cn is men met zyne kunst, die middelen daartoe fchynt aan de hand te geven, wat te zeer ingenomen; moeilyk valt het dan, fomtyds zelfs aan voorname mannen , van die vooringenomenheid te rug te keeren, en ter zuivere liefde voor de waarheid en gegronde wysgeerte, zyne voor- oordeelen geheel af te leggen. En ziet daar, Myne Heeren ! eene voorname reden, waarom men zeer waarfchynlyk groote mannen, in vroegere tyden , cenigszins verflaafd heeft gezien aan eene wetenfehap, gelyk de Aftrologie of Stcrrenveorzegkunde: welke voorzeker, hoe zeer ook van eenen gryzen ouderdom [ bz J, op zulke zwakke, losfe, willekeurige, eri geheel ongegronde, L 4 voor- MercnriHs; dan volgt de Donderdag, in het Latyn dies Jovis, aan Jupiter; en eindelyk de Vrydag, aan Vernis toegewydt. Met reden moet iemand, die daarop acht geeft, vragen: vanwaar toch ontflaat deze verwarring in de volgorde der planeten, en in de be. noeming van de dagen naar dezelven? In de rekening der jaarflaneten begint men, volgends het ftelfel van ptolemeus, (waarïb de Aarde onder de planeten niet begrepen ; en Lvna , of de Maan,  ï6*8 ONDERZOEK OVER DE vooronderftellingen rust, dat de tegenwoordige eeuw zich daarover behoorde te fchamen, om dezelve nog ter goeder trouw te willen handhaven. „ Wy worden opgetrokken" ( zegt ergens de groote izaak wats [cd] niet ten onrechte) „in „ het vooroordeel tegen honderderlei waarbeden in het philojophifche , zedelyke , en godsdienftige „leven: zelfs een wys en vroom man heeft zyn „ leven lang daarmede te doen, dat hy maar ee,, nige weinige vooroordeelen afiegge, en met vry„heid, klaarheid, en zekerheid oordeele". S 45- t/Iitan , onder de leefdpUntten gerekend word) van den bovenllen , of verstafftaanden , Saturnus j en men eindigt telkens met Luna: — zoo doet men ook omtrent de uurplaneten : hebbende «lk uur zekeren invloed van den aan hetzelve toegekendcn platitet, in diezelfde gewone orde Jy % ^ Q ( en voorts wederom ]j enz. Maar waarom is die orde ook niet in het oog gehouden in den dagplaneet? Dit heeft eeniglyk zynen grond in zekere Aftrologifcbe bepalingen! Volgends dezelven geeft men aan den eerften uurplaneet van eenen dag, die verdeeld word in 14 uren, een' merkelyk meerderen invloed, dan aan de overige bepaalde uurplaneten: want, daar men aan eiken der laaiften flechts 1 toekent , behoudt de ecrfte uurplaneet van den dag _» gedeelte van zynen invloed, gedurende zulk eenen geheelen dag: van welken eerften uurplaneet die dag zyn' naam ontleent. B. V. indien Saturnus de eerfte uurplaneet is van Saturdag : dan is ook het 8. uur onder den invloed van Saturuui} voords weder het15. en  STERRENVOORZEGKUNDE. 169 § 45- Niemand myner Kerkgenooten in dit gezelfchap verdenke my, als of ik, op deze wyze, nevens de Aftrologie of Sterrenvoorzegkunde, ook het leerftuk der praedeftinatie uit de hervormde kerk weg philofopheerde. Ik weet toch, dat dit leer- ftuk van Gods zyde opgaat: dat wy daarin, fchoon dat leerftuk diep en verheven is, de wysheid, goedheid, en rechtvaardigheid, van het Opperwezen eerbiedigen: dat het in den grond hetL 5 zelf- en cindelyk het 22. waarna dan het 23. behoort tot het 24. tot g ■ zoo dat dus de eerfte unrplaneet van den volgenden dag niet kan zyn Jupiter, maar de Zon : waarom dan ook die dag zyn' naam draagt. En dan weder van 0 voorttellende, zal men bevinden, dat de ttrfie planeet van den volgenden dag niet is maar g — en zoo vervolgends, met opzicht tot de volgende dagen van eene week. Deze orde in eene rangfchikking der dagen volgends planeten , die anderszins in geen ftelfel dus op eikanderen volgen, (fchoon men het, wegens de gewoonte, by het noemen of optellen der namen van onze dagen , zelden opmerkt,) bewyst dus al eene zeer hooge oudheid van AJtrohgi. fcbe waarnemingen , of altans bepalingen : — hetwelke ik , by deze gelegenheid, den liefhebberen van AJlroIogifcbe kundigheden wel eens wilde onder de aandacht brengen. [frf] In zyn werkje; Dood en Hemel, met eene Voorrede van ». ciaoxs: Gro». 1745. bU 166.  l?0 ONDERZOEK OVER DE zelfde is, of men alle verrichtingen, en uitkomHen van onze bedryven, in het Godlyke verftand van alle eeuwigheid zich vertegenwoordige, dan of men op eene andere wyze daarover denke! ■ alles blyft toch van het onal'hangiyke beftuur van een wys, goed, en almachtig Opperwezen volftrekt af hangen; cn omtrent welk beltuur, in verband gebracht.met de vryheid onzer werkingen, altoos vragen zullen overblyven, die moeilyk zyn te beantwoorden; bedenkingen, welken wy, eindige vernuften, nimmer ten volle zullen kunnen oplosfen; diepten, welken wy nimmer volkomen zullen kunnen doorgronden. By eene andere gelegenheid heb ik zelf aangewezen, hoe (volgends de begrippen van de grootfte wysgeeren) in het gevoelen van hen, die het ftelfel der beste waereld, en der harmonia praeftabUita van wol ff en leibnitz, zyn toegedaan, (waardoor het fchynt, dat des menfehen vryheid nog meer bepaald word, dan door de leer der praedeftinatie in de hervormde kerk , ) echter zeer wél plaats gegeven word aan het gebed, de dankzegging, het vertrouwen op God, en andere Godsdienftige gevoelens en werkfaamheden [ ce }.• Maar dit weet [«■] In myn Betoog, Mt de Natuur- en Sterrenkunde niet Jlryüig is niet de erkentenis der Godlyke Openbaring , enz. zyndc het I. Stuk vin het II. Deel myner Godgeleerde , Uitlegkundige , e:-, Wytgeerige Verhandelingen : bl. 6l — 0±.  STER REN VOORZEGKUNDE. IJl Weet ik tevens, dat wy in de H. Schrift aangemaand worden, om die verborgene dingen te laten voor den Heerc onzen God; ons te gedragen naar het gene de Bybel en de reden ons leeren; ons lot en belangen aan onzen goeden Schepper en Verzorger aan te bevélen: zonder dat wy daarop mogen gezet zyn, zonder God te willen verzoeken , dat Hy ons van voren Zynen raad openbare! Het gene Hy ons duidelyk openbaart, en voorfehryft, moet de eenige regel van ons gedrag.zyn; of wy, kortzichtige menfehen, raken het fpoor byster: en wie zal ontkennen, dat, niet de leer, maar het misverihmd en misbruik, van het anderszins troostryke, en aan de gezonde reden, zoowel als aan het denkbeeld van het volmaakte Opperwezen beantwoordende, leerlTuk der praedeftinatie, dikwyls veel nadeel gedaan, en aan fommigen aanleiding gegeven hebbe, om de troostrykfte waarheden van het Euangelie, op eene zeer rechtzinnige wyze, gelyk men zich verbeeldt, weg te redeneren. Ware het anders: en moest de Godlyke bepaling of voor wetenfehap invloed maken op ons gedrag, en hetzelve regelen: hoe ware dit immer van voren mooglyk? tot welke ■ mistroostige gedachten gave zulk een gevoelen dan aanleiding? Doch het is buiten myn tegenwoordig beftek hierover verder uit te weiden. Wel-  174 ONDERZOEK OVER DE Welke verwarringen ondertusfchen, welke gevaren en onheilen, moesten 'er noodwendig ontftaan in de waereld, indien de menfehen hun loc en beftemming te voren wisten, of met eenige zekerheid weten konden ? Dit heeft de brave en menschkundige gellert onwederfpreeklyk aangetoond, in het ftukje, zoo aanflonds door my aangehaald: zynde eene Verhandeling over de vraag: Waarom het niet goed zy, zyn lot vooraf te weten [ cf J en daarom ,. indien 'er zulke menfehen mochten „zyn, die 't vermogen hadden om hem zyn loc „vooruit te zeggen, zoo bidt en bezweert hy el„ ken planeetlezer of fterrenvoorzegger, om deze j, zyne rampzalige wysheid of wetenfehap voor hem „toch te willen verborgen houden. Pest, hon„ger, en het oorlogszwaard zyn, (zegt hy , op grond van zyne voorafgaande redenering ,) „ groo„ te landplagen: maar horofcooptrekkers of fler„renvoorzeggers , f naftwtatftetter. ] byaldien 'er „zulk eene kunst is, een planeetlezer, zouden „voor het geheele menfehelyke gedacht nog „ruim zoo verfchrikkelyk zyn, als alle deze, het „mensebdom verwoestende, onheilen". S 46. [,ƒ] ©<"ïttln!ttrtg Ut reStCn e. z. v. zoo even aangebitJtt: bl. zo.  STERREN VOORZEGKUNDE. l^jj S 46. Ik late het voor de Heeren Aftrologisten over, om te beflisfen, of gellert zich hier mooglyk niet wat al te fterlt omtrent het vermoedelyke nadeel der horofcoopkunst hebbe uitgedrukt; doch dit mag ik nu, dunkt my, uit alles wat ik heb voorgebracht , en zelfs beredeneerd, wel vertrouwlyk befluken: dat, fchoon de planeten, byzonder die, welken ons de naasten zyn , b. v. behalve de Maan, ook Mercurius, Fenus, en fomtyds ook Mars, vooral in zyn' naasten ftand by onzen aardbol, eenigen invloed hebben kunnen — op onzen atmofpheer of dampkring, welke invloed natuurlyker wyze aanleiding geeft tot weerkundige waarnemingen , en meteorologie fche voorzeggingen; welke foort van Aftrologie niet ten onrechte als een tak der natuurkunde kan worden aangemerkt [eg];— en uitdien hoofde ook mislchien fomtyds op de temperamenten en karakters der menfehen: hetwelke wederom aanleiding geven kan, om met meerdere befchroomdheid, of wel ftoutmoedigheid, naar fom- mi- \cg~] Das fchryft de Heller ran het artikel Aftrologie , in de Encyclopedie: Tom. IV. Edit ion d'Tverdon: „l'astroloOIE Ka* „TUttELLE est el Ie même , a propriment parler , nnt tranche <* „la Pbyftaze es PbihfopiSt naturelle".  174 ONDERZOEK OVER DE mige lotgevallen van geheele landen, of ook byzondere perfoonen, te raden:— dat echter, zegge ik, fn de daad zulk eene kunst, om de bedryvcn en lotgevallen der flervelingen, uit den ftand des Hemels by hunne geboorte, met eenige zekerheid, of zelfs gegronde waarfchynlykheid, te voorzeggen, in 't geheel niet befta! Waarom het niet anders zyn kan, of duizendmaal moeten zy, die voorgeven deze kunst te bezitten, den bal misdaan, als zy eenigszins duidelyk cn onbcdrieglyk zyn in hunne voorfpellingen ; tegen dat zy het éénmaal wél geraden hebben : zynde het dus niet te verwonderen, dat zy, van de vroegfle tyden, ook allerlei foort van uitvluchten moesten by de hand hebben, en ook waarlyk hadden, om zichzelven eh hunne kunst te redden, zoo dikwyls zy klaarblyklyk hadden misgetast: waarmede de vernuftige MENCKENius, in zyn geestig werkje de Churlataneria eruditorum [ck~], en tevens met alle de Aftrologisten, (hoeveel achting hy ook anderszins in zyne voorrede betuigt te hebben voof f>£] p. 165. feqq. edition. III. Amfteiodam. 1716. erasmus fchreef ook reeds daarvan in zyn vernuftig werkje, genaamd Laas fiultitat! d. i. Lof Her zotheid, (in welke zotheid ro. owenus het ver/land van den fchryver roerat en bewondert, in zyne Efigrammata, L. I. Ep. 85.) „Ook zyn 'er onder deze foort [vanjibilofijjben naamlyk ] „ die uit de fterren toekomftige dingen „voor-  STERRËNVO0RZEGKUNDE. I75 voor ware geleerden , en geleerdheid , in alle vakken van wetenfehap, ) niec onaardig den fpot dryft. en dat het, ook zelfs wanneer 'er zulk eene kunst waarlyk belfond , voorzeker goed en wenfchelyk zoude zyn , dat dezelve nimmer beoefend werd, zoo min als andere wichelaryen van eene minder fchynbare verhevenheid: omtrent welke beiden, volgends het gene ik hiervoren [cil m ernfhge overweging gaf, fomtyds de duivel, fchoon niet alwetend , echter fchrander en arglistig genoeg, meer dan eenig fterveling bekwaam in het maken van waarfehyniyke gisfingen , omtrent de uitkomst van toekomitige zaken en gebeurcenisfen; die booze geest, zeg ik, uit zynen aard tot bedrog en verleiding van het menschdom geneigd, onder de Godlyke toelating, ter beproeving van ons geloof aan de leer der Openbaring, en der doorluchtige Godsfpraken, byzonder van hen, die met zulke ydele kunnen raadplegen, een' geheimen invloed hebben kan , zoo op die voorfpellingen zeiven, als op fommige middeloor- za- „voorzeggen , en «tirakeJtn beloven, waarmede de tooverkunst «zoude verlegen ftaan : en dit gelukt hun zoo wel, dat zy 00b „lieden vinden , die daarin geloof ftellen". hl. 90. van de Ne doel bereikt; 'k beveel myn zorg aan GOD! v :,*3iU *°"*w,r :TAATt •« •** of meer letterlyk naar het Fransch: f Gelukkig zyn wy blind in de aardfche lotgevallen! Voorwc-tenfchap daarvan verftoorde 's menfehen rustl Doch van dit diep- geheim is GOD alleen bewust: Om, naar Zya eeuwig plan, te fchikken 't lot van allenl  DRUKFOUTEN. Bl. 8t. Kg. 3. dTAAT ï Aftrottotnie - of: lees : Aftro- ttomi, of — 117. «— 3. vattend, in de aam. staat: geeft hy ook: lees: geeft oök, — 134. — 9- staat: $999. lees: 5199. ■ j' ■ ; . *«m aft ' •—II, —-— tOOO. —— ISOQ»