1099 F 47  I  De MOEDER, VERTROUW DE VAN HAARE DOCHTER; B L T S P E L.   De MOEDER, VERTROUWDER VAN HAARE DOCHTER B L T S P E L. Gevolgd naar liet Franfche van den Heere Te AMSTELDAM, By J. Helders en A. Mars, Boekdrukkers, in de Nes, 1783. Met Privilegie.   De Gecommitteerden tot de zaken van den Schouwburg hebben, volgens Octroy doordeHeeren Staten van Holland en Weftvriesland, den 5 den November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk vanD e MO EDER, VERTROUWDE.j^n! HAARE DOCHTER; Blyfpel, vergund aan J. Helders en A. Mars. Amjlddam, den 10 July, 1783. Geene Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die , door een' der Heeren Gecommitteerden onderteekend zyn.  T O E W Y I N G AAN DEN WELEDELEN HEERE CORNELIS JACOB vanderLYN, Kapitein van een Compagnie Burgers te awstérdam, regent van het Burger - Weeshuis, en uit dien hoofde Mede Regent des Schouw burgs. ZCgen, ag odangs my door u een Dochter öpgedraaZoteêr als groet van hart, zo deugdelyk als fchoon. Ikfchonk, op haar verliefd, u niets dan dank ten loon... Hoe'., zou een ander loon de vriendfchap ooitbehaagen? Keen;eed!e van der Iyn!... maar zie wat ik durf wagen. 'kEisch dat me uw kunstmin weêr een blyk van achting toon'. 'k Wyd u een M oe d e r toe, die, ryp beleid gewoon, Haar telg berispt door lof en leert door wyze vraagen.  Gyzult, indien uw gunst myn Moeder heusch beftraait, Wier raad de wulpfche drift der huwbre jeugd bepaalt, Haar, als uw Dochter my, en eere en aanzien fchenken. Wat vreugd!... Ik zie haar reeds uw vriendfchap toegezegd. Haar taal leere over liefde en kindrenpligt en echt Hier 's Menschdoms fchoonfte Helft, gelyk haar Dochter, denken! A. H ARTS EN, PER»  PERSONAADJEN. Sofia, een Weduwe. Emilia, Dochter van Sofia. Ernestus, Oom van Leander. Leander, Minnaar van Lmilia. Lysje, Kamenier. Klaas, een Boer; Knecht des Htveniers. Het Tooneel verbeeld een der Laanen op het ■Landgoed van Sofia.  De MOEDER, VERTROUWDE VAN HAARE DOCHTER; B L T S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Leande r , Lysje; elk van een andere zyde uitkoomende, HL ea nd e r. oe! Lysje! komt ge alléén? waar blyft Emilia? Lysje. Ze is by Mevrouw, Mynheer. Leander. Zal zy hier koomen ? Lysj e. Ja- 'k Heb haar gewenkt dat ik vooruit zou wandlen ; En haastte my om eerst met u iets af te handlen, Schoon zy 't niet weet. Uw lieffte en ik, Mynheer! Wy kennen uw gelaat, maar ook van u niets meer, Want wandlen gaande ontmoetten we u toevallig. Leander. Zo is 't. Lysje. Gy beiden zyt aanminnig en lieftallig: De liefde kwam in 't fpel; gy hebt elkaêr behaagd; Dit 's ook natuurlyk. Schoon ge ons mooglyk tienmaal zaagt, A5 Bleel  io DE MOEDER, VERTROUWDE Blcef't nog geheim; maar, zo Mevrouw 't begonte ontdekken, . , . . Ikzou.wylze u niet kent, zo daadlyk moeten trekken. Neem uw befluit. Emilia is ryk. Gy zegt, gy zyt in afkomst haar gelyk. Uw vrienden moeten haar vooru tenhuwlykvraagen; En zonder uitftel, of gy zult het u beklaagen. Leander. Daar ligt de knoop. Lysje. 't Zou u veel moeite zyn, eer gy Een beter voorwerp vond. Leander. Ach! 't Is te goed voor my. Lysje. 'k Verfta u niet. Leander, 'k Ben inderdaad niet minder. Dan zy, van afkomst; maar één zaak ftrekt my tot hinder: ik heb geen geld. Lysje, verwonderd. Geen geld! Leander. 'k Zeg zo als 't is. AH' wat ik heb is van een magere erfenis. Lysje, knorrig. Des te erger! hoe! wie zou dit uituw houding drooinen? Geen geld! en echter zo inneemend vóórtekoomen! Dit fmaakt my nietmctal, ja 't baart my maar verdriet. Ik ben door u misleid. Leander. Dat was myn oogmerk niet. Lysje. Dat doet niet uit. Denk zelf op uw belangen. Wat drommel wilt gy dat men met u aan zal vangen? 't Is waar, Emilia fchonk gaarne aan u haar hand: Maar weet,wy hebben t'huis een Moeder van verfland. Die  van HAARE DOCHTER; Bhjfpel. ii Die se om uw' fchraalenftaat, daartoe nooitzultbeleeUw liefde zou ons flechts tot hartzeer weezen. (zen, Leander. Ei' doe uw best. Daar kan zo veel gechiên. Mae ik my flechts den man van uwe Juffer zien, Zo zweer ik op myne eer dat 'k uw fortuin zal maaken. Lysje, fchimpende. Gy myn fortuin!... . Leander. 'k Zal nooit myn woord verzaaken. Van niemand kunt gy meer verwachten dan van my. Lysje, [pottende. Dat 's buiten tegenfpraak. Leander. Ik zweer 't; geloof myyry: 't Geld van Emilia vermag niets op myn zinnen. Neen ; 't is haar deugd, haar glans, die my haar doet be- minnen. , Had ik haar niet ontmoet, 'k waar naar de ftad gekeerd , Daar my een ryke WeeÜW zo met haar gunftvereert, Dat ieder merkt dat ik haar weermin kan erlangen , Zo ik myn vryery by haar flechts aan wil vangen; Maar, fchoon ze uw Juffer ligt in geld te boven gaat, 'kZie van haar af; 't is uit met myn beraad. Zo 'k met Emilia word door uw hulp verbonden, Dan hebt ge in my den rechten man gevonden, Die uw geluk met ernst bevordren zal. Lysje, na een kort gepeins. Gy zyt verleidende, en by zulk een mingeval, Als dit is, kryg ik lust om u myn hulp te gunnen. Myn Juffrouw zou met u gelukkig weezen kunnen. Leander. Geene andre zal ik ooit beminnen, wie'tmogt zyn. Lysje. Dan zult gy haar fortuin bevordren methet myn'; Maar oeh! gy hebt geen geld. Dat 's boos. Hebt gy niets te erven? Zyn  12 DE MOEDER, VERTROUWDE Zyn alle uw vrinden kaal? of willen zy niet fterven? Leander. Ik heb een' ryken Oom, die teder my bemint, En met my leeft als met een eigen kind. Lysje. Waartoe my inet een naar bericht te plaagen, Daar gy me iets troostlyks vóór kunt draagen? Een fchatryke Oom! dat komt recht fchoon! Cewislyk is hy oud; want de ooms zyn dat gewoon. Leander, grimlagchende. i\Teën;voor die mode kan myn Oom zich niet verklaarèn; Hy is nog jong. L y s j e^J Hoe jong? Leander. Pas vyf-en dertig jaaren. Lysje. Och.' vyf-en dertig jaar! 'tisdeerlyk. Das 's een man, Die by een' Oom voor Neef pasfeeren kan. Leander. 't ,s waar. Lysje. Maar ligt zal hy wat zieklyk weeze'n. Leander. Neen; hy is frisch en fterk; de Hemel zy geprezen; Ik acht hem zeer. Lysje. Gezond en vyf-en dertig jaar, En dan nog Oom te zyn ! Een heerlyke Oom Ivoorwaar Watinborstheeft die man metzo veel minzaamheden? Leander, Hy 's koel, een Philofooph en ernftig in zyn reden. Lysje. Welnu, Mynheer! dat kan nog gaan. Die aart kan fchier by ons voor ouderdom volftaan En ziektens, die hem nog nietkraaken. Hy moet nu maar zyn goed by Testament u maaken. T ~  van HA AR E DOCHTER; Blyfpsl. fxi Leander. Verwacht dat niet; hy vryt. Ly s j e. Die Philofooffeheld Wil zelf een' erfgenaam.... Leander. Zo heeft men my verteld. Lysje. Uw toeftand maakt me dol ;'k voorzie niets dan elends; 't Is alles hoopelos, hoe dat men 't keere of wende. Leande.r. Zo weigert gy me uw hulp? Lysje, driftig. ó Neen. 'kWord fterker aangezet door zo veel tegenheên. 'kWil die verwinnen, want gy hebt my ingenomen. Gaa heên ; ik zie myn Juffrouw koomcn; Zy denkt wel, ken ik haar te recht, U hier te vinden, fchoon ik 't haar niet heb gezegd. Kom daadlyk weer, doch veins dat wy elkaêr nietzagen. Vergun haar tyd om my iets wegens u te vraagen , Daar 'k op haar' last naar hoorde,en laat my voorts begaan. TWEEDE TOONEEL. Emilia, Lysje. WLysje. el, Juffrouw! 'k heb hier al vry lang gedaan , En twyfelde of we elkaêr hier vinden zouden. Emilia. Daar kwam juist volk aan huis; datheeft my opgehouden. Zeg wat bericht men van Leander geeft. Spraakt gy de vrouw van 'thuis, daar hy zyn' intrek heeft? Lysje. 1 Ja toch ; 'k weet alles nu volkomen. Leandcrs minzaamheid heeft ieder ingenomen ; En,  i4 DE MOEDER, VERTROUWDE En, met één woord, hy is zo braaf een man, Zo eerlyk en geacht, als iemand weezen kan. Emilia. Hebt ge andeis niets aan my te ontdekken? Dat dacht ik wel. Wie zou dat toch in twyfel trekken? L y s j f,. 't Is waar. dat hy op 't eerst gezicht Elks harte tot zyn gunst verpligt: Maar toch, hy dient u, niet: gy moethem maar verlaaten. Emili a. Ik hem verlaaten, dien men pryst! Lysje. Wat ge ook moogt praaten, Hy dient u niet. Emilia. Is 't boert of zotheid? zeg. Lysje. Noch 't een, noch'tander: maar daar is iets in den weg; Een fchrikkelyke fout. Emilia. Die tyding doet my beeven. Lysje. Leander heeft geen geld. Emilia. 6! Dat doet my herleeven. Is 't anders niet? Bedenk u beter op dat (luk. Dat is green fout maar wel een ongeluk, 't Welk ik een zaak van weinig waarde reeken. Lysje. Zo is 't ook; maar hier is een M oeder. Gaa haar fpreeken; Doe haar een' voorflag van die zaak Van weinie waarde, en hoor of ze is van uwenfmaak, En of Leanders echt met u haar niet zou fluiten. Emilia. Wat zoud gy, Lysje! in zulk een zaak befluiten ? Lts-  van HA ARE DOCHTER; Bij/pel. 15 Lysje. 6 ! Myn befluit zou verr' van 't haare zyn. Uit deernis met uw minnepyn Voedde ik ligt edeler gedachten, 'k Zou naar uw huwelyk met dien Leander trachten ; En deed iets lofflyks, al verfchiltuw beider ftaat. Emilia. Wel! fpoor my aan tot zulk een loffelyke daad; Of meent gy dat my 't hart min hoog dan u zou leggen? :- Lysje. Neen zeker: maar 'k heb iets daarop te zeggen. Leander he'eft geen geld; en de ondervinding leert, Dat dat als 't grootfte goed des huwlyks word geëerd. Emilia. 'k Zou hem dan ryk doen worden! welk een zegen! Lysje. Gy zegt zo veel Gy zult my nog beweegen. Emilia. Hoe grooter fchuldnaar hy my wierde door de trouw, Hoe meerder tederheid ik hem bewyzen zou. Lysje. Gy beiden zyt het minzaamfte aller paaren, Die immer in de waereld waren: Hy weigert ook om u, gelyk men zegt, Een fchatryk weêuwtje, dat hem gaarne had ten echt. Emilia. Wel zo! uit zedigheid heeft hy 't bedekt gehouên. Al weêr een nieuwe deugd! • , Lysje. i Gy moet Leander trouwen. De hemel voegt u t' faam. 't Is klaar. Herdenk uwe eerfte ontmoeting maar: Wy neemen juist deez'weg in't wandlen metelkandrcn, Die onbekende moest ons vinden hier ter fteê. Wat deed gy toen ? gv laast. Wat hy? hy las al mcè \- ■ Wh  xi6 DE MOEDER, VERTROUWDE Wat zegt ge? is 't alles niet byzonder ? Emilia. Ly sj e. Hy groctu;wy hem. Des audrendaags('tis wonder!) Juist op denzelfden tyd uit wandelen gegaan: Dezelfde ontmoeting , en dat in dezelfde laan! En beiden teer verliefd! en beiden zonder boeken! Emilia. Voeg hier nog by, dat, hoe 'k me ook mogt verkloeIk toch dedriftdiermin nietkonde ontvliên. (ken, Lysje. Dat had ik ook wel willen zien. Emilia. Ja ; niets dan myn Mama maakt thans my meer verlegen. Haar liefde bleek my allerwegen. Zy kwam me in alles vóór, en wilde nimmer iet Dan 't geen ik wilde. Lysje. Is 't anders niet? 't Komt dat ge uw' wil weet naar haar' Avensch te Emilia. (voegen. Maar als myhaar beftierin alles kan vernoegen, Is 't dan niet eeyenëens als volgde ik mynen zin ? Ltsj e. Hoe! vreest gy al? Emilia. 6 Neen; gy blaast my ftoutheid in. Maar ach! myn rykdom doet my vreezen. Wat is 't me een fmart zo ryk te weezen! Lysj e. Een raare fmart! Deel van die fmart hem meê. Zyt gy niet ryk genoeg voor twee? Emilia. ;t Zv zo : maar komt hy niet? waar blyfthy ? Lysje, op 't herologie van Emilia ziende. 'kZal 't u zeggen. , E m i-  • van HAARE DOCHTER; Blyfpel. 17 Emilia. Dorst onze t' faamenkomst methem reeds overleggen? Lysje. ik wed dat hy geen twee minuuten toeven zal. . Hy weet zyn', tyd. , Emilia. Wat dopt gy al?, . Li DE MOEDER, VERTROUWDE 'k Wouw ook met jou wetpraeten, zoete kind! LïSJ e. Neen; blyf wat achter ons; myn vrind! Voor 't minst een treê of tien. Klaas Warentig! 'k zei ze tellen. Ter zyde. Ik wil,hoe fluuw ze zyn ,haer nogby myn nietftellen. Nou zei ik veur Mevrouw, die zich op myn verlaet, Al 't nuuws verzaemelen van 't geen hier ommegaet. hy gaat naar achteren. Lysje, tegen Emilia, die in gedachten ftaat. Cy hebt Leander fel mishandeld door uw reden. Emilia. .. Gy bebt gelyk. 'k Ben opmy-zelfte onvreden. Maar boven dat, 'k ben zeer op u verftoord. Lysje. Gy weet of ik 't verdien. Emilia. Ja, met één woord: Want dat ik hem hier dikwils heb gefproken Is zekerlyk door u beftooken. Lysje. 'k Dacht niet dat ik u ondienst deed; En dit geval ftrekt hem-alleen tot leed. Hebt gy wel eens met mededoogen Zyn' naaren toeftand overwogen? Hy was vol wanhoop door uw reên. Emilia. Ik kan 'tniet helpen:maar waarom toch gaat hyheen? Lysje, Dat 's ligt gezegd voor u, die u, verftokt van harte, Niet kreunt aan hem noch aan zyn fmarte, Al kent ge zyne oprechte trouw. Emilia. 3£n denkt ge dat ik my daaraan niet kreunen zou? Foei!  Van HAARE DÓCHTER; Blyfpel. 47 foei! dat's niet vriendelyk. Lysje. Wat zou ik anders denken? Zyn fmart kan toch uw rust niet krenken. Hy weende in 't heengaan: gy bleeft zonder deerenis. Klaas, ter zyde. Hoe zoet praet zy haer om ! Emilia, teegen Lysje. Hoe! weende hy? L ysj e. Gewis. Emilia. En echter gaathy weg! Lysje. Alleen op uw begeeren. Wat groot verlies voor u ! Emilia, na een kort gepeins. Doe hem dan wederkeeren. Ik zal ten troost in zyn verdriet Hem fpreeken; kyk of gy hem ziet. Lysje. Door d'angst in zyn gemoed gerezen, Kan hy niet verr' het Bosch in weezen. Zy roept na binnen. Mynheer Leander! Heer Leander! Emilia. Hoort hy 't? Lysje. J*. Daar is hy al. VYFDE TOONEEL. Emiua, Lbander, Ltsjb, Klaas in 't toer/cbieU WLïANER. ie roept me ? Emilia? JLys-  48 DE MOEDER, VERTROUWDE Ltsj e. Neen; ik, op haar bevel. Emilia, ter zyde. , , ,,,.<:,,; Myn zwakheid dus tetoonen Ik kan deswegens by my-zelfmy niet verfchoonen. Leander. Wat moet ik denken? wat begeert gy van een' Man vncua uTiïij,ü^iuyuc.u»v uutr nier auirten erin Emilia. Veolligt bedriegt gy u in die verwachting. Leander. 'k Zie my, helaas! verftoken van uwe achting. Emilia. Klaag vry, Mynheer! ik zal u hooren met geduld ; 'k Bemerk het wel, ik heb een weinig fchuld. Leander. Kostgy, helaas! myn liefde in twyfel trekken? , Emilia. Ik deed het om te meer haar zuiverheid te ontdekken. Spreek: heb ik dus uw min beloond met fmaad? Leander. Hoe? heb ik dan 't geluk van niet te zyn gehaat? Emilia. Ik vrees het tegendeel; myn hart is al te teder. Leander. Emilia! gy geeft my 't leven weder. Emilia. Waar is de brief, dien gy my brengen deed? Wilt gy dat ik hem leez'? Welaan! Ik ben gereed. Le a n der. Uw zoet gefprek zou ik veel liever kiezen. Emilia. Gyzult daarby ook niet verliezen. Leander Mistrouw dit hart dan nooit; het bid u waarlyk aan. Emi-  van H A ARE DOCHTER; Blyfpd. 49 Emilia. 'k Beloof hetu, Mynheer! Daarmee is't afgedaan. Tegen Leander en Lysje. Maar 'k bid, verfchoont in my dietwyfling.datbezwaaWaarin een Dochter zich bevind van myne jaaren, (ren, Die, deugdzaam, zich mistrouwt in all' wat zy belluit. De waereld fpant ontelbre fhïkken uit: Myne ondervinding is gering; dies moetik vreezen , Dat, zo men zulks bedoelde, ikligt verleid zou weezen. Myn zedigheid met myne eenvoudigheid Is al myn toeverlaat; en 't is geen onbefcheid, Daar zich geene andrehulp my aanbied, veelte duchten. Dieonrustisvoorby; maar hoor wat my doet zuchten. Wat zal 't gevolg zyn van dees liefde? ik twyfeiniet, Of't zalbeftaan in zielverdriet. Weet gy wel dat Mama my wil doen trouwen Meteen', dien'k ligt hierzalop'toogenblikaanfchou'k Zei 'tall' u niet, wat my ontroerde: neen.(wen? Gy ziet, myn geemlykheid was gantsch niet buiten reên. Leander. 'k Vest al myn hoop op u-alleen, myn waarde! L y s j e ., Maar, zo ge uw min die Moeder eens verklaarde, Die u zo liefheeft, zou zy onverbidlykzyn? Gy kost u dan flechts dienen van den fchyn, Dat ge in de ftad dien Heer reeds kende.en hy daar woonEmilia. (de,,. Neen; 't zou nietsbaaten; niets; fchoon ik haar zulks verïk weet wel wat ik zeg. (toonde. Leander. Zo ftemt ge dan deez' dag Eens anders Vrouw te zyn ? Emilia. Gy doet my beeven. ach! Leander. De vrees-alleen van u te derven D Doet  50 DE MOEDER, VERTROUWDE Doet reeds my duizend dooden fterven. Staa, bid ik, my in deeze ontroering toe, Dat ik den voorflag van een ftout ontwerp u doe. Emilia. Een ftout ontwerp! Lysje, ter zyde. 'k Merk wat hy vóór wil draagen. Emilia. En wat? Een' voetval voor myn Moeder? 'k Zal het waaMaar 'twederftreeven van een Moederheeft al vry (gen; Wat in, vooral van een, zo teêr van harte als zy. Lysje. Ja; teêr van hart! waarzy recht tcêr van harte, Dan gaf zy 't op aan uwe minnefmarte, , Want gy hebt gelds genoeg, en all' wat u ontbreekt, Is flechts zo braaf een man als in Leander fteekt. Emilia. Haar teerheid is verkeerd: 't is waar. L ea nder. Ach ! myn Beminde! Indien gy my zo trouw, als iku doe, bezinde, Gy naamt teiftond dan uw befluit. Emilia. Wat? Leander. < Vraag my niet wat dit gezeg beduid. Ik weet niet waar ik ben. E m i l i a, tegen Lysje. Wat of hem dus doet treuren? Wat wil hy? Tracht zyn' moed, wat op te beuren. Lysje. Wat meent gy ? fpreek, Mynheer! Leander, zuchtende. Welaan, eer ik 't befterv', Hy knielt voor Emilia. Begeert ge, Emilia ! dat ik het leven derf? Emi-  van HA ARE DOCHTER; Êlyfpel. 6* Emilia. Neen; rys: fpreek op. 'k Gebic 't. Leander, cpjlaande. Ik zal dan zonder vreezen. Uw Moeder zal, denkt gy, onbuigzaam weezen, En in den ftaat, daar wy ons thans in zien Emilia, als by een poos gezwegen heeft. Wel? Leande r. Zo ik u veel fchatten aan kon biê.n, Myn lief! ik zou het u vrymoediger verklaaren. Emilia. i Uwhartverftrektmeeen'fchat.Gaa voort ute openbaaLe ander. (renMen maakt in ons geval zich Meester van zyn lot. E milia. Hoe! Leander. Men verfchuilt zich. Klaas, hen langzamerhand meer genaderd zynde, ter zyde. Houd den dief! Emilia. Wat is dan 't flot? Leander. Een Moeder word verftoord, acht zich beleedigd, Vervolgens ftemt ze in d'echt ,en word in 't eind' bevreeDus krygt men zyn Beminde. (digd: Emilia. Of'k heb u niet verftaan, Leander! of zulks zweemt naar faamen dóór te gaan. Spreek; is 't zo niet? Leander. Ik heb niets meer te zeggert. Em ilia. 'k Heb u geperst me uw meening vóór te leggen. Da En  52 DE MOEDER, VERTROUWDE En myn nieuwsgierigheid is naar den eisch beloond. Lysje. Vergeef het, zo u iets in deezen voorflag hoont, Aan zyn verbystering; en jammer is 't, ik weet 'er, Hoe hard dat middel zy, geen ander toé of beter. Emilia, verftoord. Is dat een middel? dat een noodhulp in 't verdriet? 'tls dolheid! Ja; ik ken daarin Leander niet. 'k Zal eer myn min dan myne deugd verzaakcn. My vóór te flaanmy zelve ontzind, verfoeid te maaken! Ik min u langer niet. Leander. Ach! mint ge my niet meer? Dat woord doorgrieft my 't hart. Lysje, tegen Emilia ter zyde. Zyn toeftand doet my zeer, Le a nd er. Dat bitter woord zal my doen fneeven: Vaar wel! Emilia! ik kan't niet overleeven. Et/iiLfrA, tegen meander. Waar zyn uw zinnen? Lysje, tegen Emilia. Wel! heeft dit zo veel om 't lyf? Zyn voorflag is wel ftout,maar juist geen wanbedryf. Emilia. Ik met een' man het haazepad te kiezen!' L e a n d er. 'k Moet u , myn waarde Emilia! verliezen. Bedenk wat fmart my dit verlies bereid. Zo gy my mint, doet dan de zekerheid Dier droeve fcheiding u niet fchroomcn? Ach! zyt gy min bevoegd uw rampen vóórtekoomen, Omdat gy deugdzaam zyt? Geenszins; ookzouden wy Byzeekre-Juffer, thans gevallig digt hier by, En daar'ku brengen zou,een fchuilplaats kunnen vinden. Klaas.  van HAARE DOCHTER; Blyjpel. 53 Klaas, hen naderende. Daer's onraed op de kust.Schaertjou geleedren,vrinden! Emilia, tegen Leander. Zwygvan die Juffer, maar ik ga myn Moeder zien. Zeis goed, Mynheer! 'k zal haar misfehien B-eweegen; 'k zal haar hart vermurwen, wil ik hoopen. Ach! Klaas, fchielyk toeschietende. Rept je,hacstjewet! voort,ftelhet opeenloopen. ' Tegen Emilia. Daer komt die wakkre Heer , die je iensin ftadbezocht, Toen hy, gelyk men zait, niet iens om 't fpreeken docht. Emilia, tegen Leander. Misfehien is. hy 't, metwien Mama my wil doen paaren. Tot weêrziens:gaa,Mynheer!doevryuw zorgbedaaren., ZESDE TOONEEL. Emilia, Ernestus, Lysje. Emilia, tegen L ysje ; terwyl Ernestus langzaam I « opkomt. JJjy is het zelf. Och! welk een man! Lysje. Hy heeft geen zwier, die Juffers lokken kan. Ernestus. Uw dienaar; Juffer !'k Ben een poos vooruit getreeden. Mevrouw had nog wat bezigheden , En zei my dat ge uit wandlen waart gegaan. Emilia. Zo is 't, Mynheer! Ernestus. 'k Heb my gehaast door deeze laan, Om u myn' dienst en achting aan te bieden. Lys j e, ter zyde. Heet dat zich haasten ? D 3 Er-  54 DE MOEDER, VERTROUWDE Ernestus. Zou u ook belet gefchieden? Emilia. 6 Neen; Mynheer! Lysj e, ter zyde en haar aanziende. Ó! Dat belieft u maar Te zeggen. E rn e s tu s. 'k Zie, gy zyt, (zo waar!) Veel fchooner dan voorheen. Emilia. 'k Was nimmer fchoon te noemen. Ernestus. Wie moet uw zedigheid niet roemen? Lysje, ter zyde. Hy praat gelyk hy loopt. Ernestus. 't Is hier een lieflyk oord. Emilia. Dat kan wel gaan. Lysje, ter zyde tegen Emilia. Vermoeid doop 't fpreeken van één woord , Moet hy wat rusten. Ei! wilhemwatzachtjes handlen. Ernestus. Wat is 't hier ftil! Emilia. Men ziet hier zelden menfehen wandlen. Lysje. Een' lompert nu en dan. Ernestus, glimlagchcnde. Dien vind men overiil. Lysje, Jer zyde; nadat zy allen een poos hebben gezwegen. Daar ligt nu ons gefprek. Wie of't hervatten zal? Ernestus. Ho! Lysje! goeden dag. Lys-  van HAARE DOCHTER; Blyfpel. 55 L y s j e , geeuwende-. Mynheer ! tbei'! metdatgaapen !... 'k Zeg, goeden avond, want ik fta byna te llaapen. Vind gy de lucht niet zwaar? Ernestus. Wel ja. LY sj e. Gy gaat gewis No0- heden weêr naar huis ? Ernestus. Dat 's mis. Mevrouw verzocht my hier te blyven. Emilia. Ligt gaat Mynheer den tyd met wandlen wat verdryven. Ernestus. Mejuffer,'k nam juist aan, indien'tmymooglyk waar', Van op de plaats hier naast deez' briefden eigenaar Ter hand te ftellen ;'k zal hier ras weêr weezen kunnen. Emilia. Doe dat, zo 't u belieft. Ernestus. Wilt gy my zulks vergunnen? Emilia. S Ja. Lysje. Daartoe is tyd van doen, Mynheer! En 't is eens anders zaak: verhaast u niet te zeer. Hebt gy geen' andren brief meer by u ? Ernestus. Geen' dan deezen. Lysje. Moet ge om eenboodfehap nietby d'een'of d'ander weeErnestus. (zen? 6 Neen. Emilia. Maar , zo gy daar ten eeten word gevraagd, D 4 Zulr  $6 DE MOEDER, VERTROUWDE Zult gy , indien 't.gczelfchap u behaagt, Van avond ligt daartoe befluiten. Lysje. En daar men 's avonds eet, daar flaapt men ook hier buiErnestus. (tcn. Geenszins: 'k denk geen van bei te doen. ' Mejuffer! 'k zal my ftraks weêr herwaarts fpoên. Ter zyde. Ik weet niet hoe 'k my best by Juffers zal gedraag; Vooral by die, die my het meest behaagen. ° ZEVENDE TOONEEL. Emilia, Lysj e. DLysje. ien Jongling is de gaaf'van 't zwygen ingeftort. Zo hy zyn' ftyl nog meer bekort, Word haast zyn meening flechts door teekenen vernoEmilia. (men. Hy zei my dat Mama hier ftönd te koomen. In die verbaasdheid, daar myn geest meê is belaên, Is 't my onmoogelyk haar thans te woord te ftaan. 'k Nam echter vóór met ernst te poogen, Om voor Leander haar te noopen tot meêdoogen. Lysje. Ik raad u dat gy zulks maar achterlaat. Gy zult haar maar vertoornen, inderdaad: Gy moogt des te eer voor d'echt met haar' Ernestus vreeE m ilia. (zen Al zacht; zyzie dan ook dat ik vertoornd kan weezen." Lysje, lagchende. Op die Mama, die zegt dat ze u zo teêr bemint! Emilia, gemelyk. Bemint zy my, zy maak' dat ik het ondervind'! 'k Ben met haar liefde op verr' na niet te vreden. Lys-  van HA ARE DOCHTER; Blyfpel. 57 Lysje. Gaaheen, 'kgelcof, zy'komt.' AGTSTE TOONEEL. Sofia, Lysje, als naar binnen gaande. Sofia, Ly. je naziende. Daar gaat die pest der zeden, Zy roept. ter zyde. Die fnoode !... Lys ! .. Wat is zy ftout, die pry! Tegen Lysje. Waar is uw juffer heen ? Ik had gedacht dat zy " Myn komst hier met Ernestus zou verbeiden. Lysje. Mevrouw! zy zyn hier pas vanëen gefcheiden. Die Heer moest juist een' brief met grooten haast Zelf gaan heitellen op de buitenplaats hier naast; En Juffrouw gingnaarhuis.'kHebanders nietvernornen. Sofia. Gaa; zeg dat ik verzoek of zy eens hier wil koomeij. Lysje, eerst ter zyde. Ze is kort van ftof... Mevrouw! gy fchynt ontficld. Zyt gy verftoord op my, zo bid ik dat gy 't meld. Sofia. Op u! waaróm! hebt gy daar reden toe gegeeven? Lysje. Wel neen, Mevrouw. So f i a. 'k Beken: 'k had van myn leven ' 'tHoofd nooit zo vol als nu. 'k Heb tot myn Dochters Man Ernestus reeds benoemd. Gy weet daarvan ; 'k Vrees dat zy ligt een' ander heeft verkooren ; Doch, zo dat waarheid was, zouik'tvanu welhooren. D 5 Lys- Ly s-  58 DE MOEDER, VERTROUWDE LYS j e. Wel vast, Mevrouw! dan zou ik 't weeten. Sofia, Ja; Dat is gewis: op u betrouw ik; gaa. 't Verdiende loon zal u ook niet ontbreeken. Zegaan myn Dochter dat ik wacht om haar te fpreeken. Lysje. ter zyde. Om my te pryzen heeft zy wel den tyd beraamd. Sofia, terwyl Lysje heengaat. Ik zag- dat zy ontftelde, al is zy onbefchaamd. ,NEGEN DE TOONEEL. Sofia, Klaas. GSofia. (gisfen. ykomt recht van pas. Gy weet wat nieuws.zou'k Klaas. Jae toch, Mevouw! 'k weet van vergiffenisfen, Van moeilykheid, heen loopen en weêröm, En deur wat middlen men krygt een' Bruidegom. Sofia. Zeg op dan, eer myn Dochter ons komt ftooren. Klaas Wel, hebjehaest,'kzel 'tinienaesfcm jou doen hooren, Sofia. Gaa voort dan, Klaas! Klaas. 'k Weet van befchuldigiug, lenvoudishaid en nog ien angder ding Vangrootegaeuwighaid ; laetzien; hoe was'tgeheetcn? Sofia. 'k Verfta u niet. Klaas.  van HA ARE DOCHTER; BJyffpel. 59 Klaas. Jae!.... 't Is me nou vergeeten. Sofia. Myn Dochter moet ons hier niet by malkander zien. Gaa-; 'k zie haar. Gy zult daadlyk my misfehien Wel kunnen zeggen wat gy meent met deeze reden. Klaas. '± Gae by proficzie dan myn ouwe post bekleeden. TIENDE TOONEEL. Sofia, Emilia. LS 0 f 1 a , ter zyde. aat ons eens zien wat of zy zeggen zal. Emilia, ter zyde. Geen Moeder tot Vertouwde is 't zekerfte van all'. De meid heeft groot gelyk. Tegen Sofia. Mama, 'k verlang te hooren.... Sofia. 'k Weet dat ge Ernestus fpraakt. Kan hyu niet bekooren? Mishaagt hy u ? Emilia. Hy is nog als voorheen. Sofia. Hoe! 't is maar weinig tyds geleên, Dat gy fteeds plagt van hem met lof te fpreeken, Emilia. Dat zou ik nog. Die achting, u gebleken, Schoon ikhera niet bcminne, is hem geanszins ontzeid, En kan wel faamen gaan met onverfchilligheid. Sofia. Nu eens wat anders! fpreek. Hebt gy niets te openbaaren Aan uw Vertrouwde? Emilia. Neen; my is niets nieuws weêrvaaren S o  <5o DE MOEDER, VERTROUWDE Sofia Zaagt gy dien Jongling weêr? Emilia. 6 Ja; 'k Trof hem weêr aan, maar zei hem ook, Mama! AH' wat ik zeggen moest. Dat werk is afgeloopen. Sofia, met een vernoegd gelaat. Gantsch afgeloopen ! Emilia. Ja; hy heeft niets meer te hoopen. Sofia. 6 ! Hoe bekoort gy mynen zin : Gy maakt me op u verzot door 't afftaan uwer min , Want dee.v voldoening, my £e;rceven, Kan met geen woorden zyn'befchreven. Emilia! Nu weetik voor gewis Dat niemand, meer dan gy, eiks achting waardig is. Ook ken ik niets zo ftreelend , als 't genoegen Dat ik dien lof u toe kan voegen; Want dat gy waarheid fpreekt, verzekertmyuw deugd, 'k Geef me onbefchroomd nu over aan myn vreugdWant, zo gein my een valfche vreugd deed rvzen \ Dat zou een wreedheid zyn , waarvan uw hart zou'yzen. Emilia, befehroomd. Gewis. Sofia. Denk niet dat ik meer zekerheid venvacht. Gyhoont me, als gymy nogvan twyflinghoud vei dacht. Neen, Dochter! neen.- Gy hebt Leander afgewezen. Ik ben gerust, 'k Heb niet te vreezen Datgy, door minnary verleid, 't Gevaar niet zoud voorzien der ligtgeloovigheid. Voeg niets by 't geen ik heb van u vernomen. Gy zult hem nooit weêr by u laaten koomen. Ik heb uw woord; dat is genoeg voor my. Welaan, myn waarde! fpreeken wy Van  van ITAARE DOCHTER; Blyfpeï.' 6i Vanuw verftand.enmoed, en deugd, daarin gebleken! Emilia, verlegen en ter zyde. Wat is myn hart beklemd! ik kan, ik kan niet fpreeken. Sofia. De hemel zy gedankt! Nu zyt gy, en met reên, Meer achting waard' en liefde dan voorheen. Gy zyt alleen myn vreugd , en zyt zulks dubbelwaardig. Gy maakt, Emilia! dat ik my verhovaardig. Emilia, fcbreijende. Ach Moeder! 'k bid, hou op. Sofia. Gy weent!myuDochter!hoe! Gy overwont u-zelf! Gy ziet my bly te moê , En weent! Emilia, haar te voet vallende. Mama!... Durf ik 't u wel onfleeden? 'k Verwon my niet. Uw vreugd en minzaamheden Befchaamen my: ik ben ze onwaardig. Sofia, haar opheffende. Wees bedaard. Waartoe die tederheid, zo eigen aan uw' aart? Wat wil zy? Emilia. Ach! 'kheb u bedrogen. Sofia, met een kleine tusfehenpoozing. v Gy!..meen;terwylgy zulks belydmet weenende oogen, Hebt gy my niet misleid. Spreek op: vaar voort. Emilia. Gy zult ontftellen... - ach!... Men heeftmy aangefpoord Om u te ontvlugten. Sofia. ö! Dat moestmen wel verwachten. Wat reden ftuit de drift van zulk een' onbedachten?(fteld, 't Benieuwt my niet; maar, waart gy zelf niet meer ont-. Toen hy dien voorflag deed, dan ik, nugy dien meld? E m i-  62 DE MOEDER, VERTROUWDE Emilia. Ik beefde,ö ja; maar heb die ftoutheid niet vergolden» En zelfs uitzwakheid hem die misdaad kwytgefcholdea» Mits dat hy nooit daarvan weêr reppe.Welk een fchand'-' Sofia. Daaraan is niets verbeurd.'k Betrouwmeopuwverftand, Het welk u hem zal doen verachten naar zyn waarde. Emilia. Dat is't,hetwelk me ontroerde in'tgeen'ku openbaarde. Gy-zclf veracht hem. Ach! het is met hem gedaan. Gy ziet hem met vooroordeel aan , En echter is hy niet ver'achtenswaardig. Gun dat ik hem by u rechtvaardig'. Misfehien dat my 't voor5ordeel ook misleid ; Maar rek toch tot zoverre uw toegenegenheid, Dat ge u verwaardigt my te hooren. Leander, denkt gy, is een jongling, laag geboren En laager nog van ziel, die, meer uit hovaardy Dan liefde, een' toeleg maakte op my. Dat is hy niet: 't is waar, hy heeft misdreven, Toen hy van dat ontwerp my kennis durfde geeven : Dog'tis een misflag van't wanhoöpigst mensch;van een', Die in zyn traanen fmolt, wanneer ik toornig fcheen ; Van een',verbysterd door de vrees van my te ontbeeren. Onnoodigis't, datgy my wilt beweeren Dat hy geen middlen heeft. Zulks heeft hy my gemeld. Kon hy, in zulk een' ftaat gefield, Ten aanzien zyuer min naar andre middlen trachten , Dan die ik u verhaalde, en wy te faam verachten? Doch zulk een voorflag is alleen hierom gefchied Dat ik de zyne wierd, en verder dacht hy niet. Hy mint, ja bidmy aan Sofia. Kan zulks uw' wensch vervullen? Daar zyn 'er, die u meer dan hy beminnen zullen. Emi-  van HAARE DOCHTER; Bljfptl. 63 Emilia. ÏMogthans zal ik hen niet beminnen, fchoon zy my Nog meer beminden, zo hetmooglyk waar', dan hy. Sofia. Ligt heeft hy van uw' rykdom hooren fpreeken. Emilia. (bleken. Toen hy voor 't eerst myfprak, was zulks hem nooit geWaar 't anders, 'tbad zyn min gefluit. Hy weet wel dat men aan een ryke Bruid Een' ryk' gemaal bezorgt, om overbodig Te ftaaplen fchat op fchat. Al is 't onnoodig, 't Is toch 't gebruik. Men telt verdienfte als nietmetal. Sofia. Gy pleit zo fterk voor hem in dit geval, (vraagen. Datzulks me ontftelt: maar.,., antwoord op myn Wat denkt gy van de vlugt, u voorgeflagen? Gy zyt de oprechtheid zelf. Vind ge u niet in gevaar Om die te Hemmen?Spreekrondborftig: zeghetmaar. Emilia. Myn lieve Moeder'-. .. ach! 'k gelooft niet. Sofia, ernjiig. Welke reden! Uw lieve Moeder!.. Dank den hemel, datze op heden De kennis nog geheel ontbeert Des voorflags, die uw deugd ontëert, Gebruik haar' naam nietmeer :zy moet in zulkezaaken Dien zoeten naam met reden wraaken. Maar, zou 't u mooglyk zyn dat gyhaar dus verliet? Gevoelt ge u hard genoeg, om haar in 't wreeds): verdriet Te ftorten, om haar dus het levenslicht te ontrukken; Ja zelfs den dolk haar in de borst te drukken? Emi lia. 'k Stierf liever zelf. Sofia. Zal zy dien bittren fmaad Wel overleeven, als ge u dus te buiten gaat? Laat  6i DE MOEDER, VERTROUWDE Laatopmyn beurtby u mynvriendfchap vóórhaarfpreeken. (bleken, Z.ög;mint ge uwMoeder 't fterkst,wier zucht, u fteeds gcU duizend deugden leerde.of wel dien minnaar 't meest, Die al die deugden tracht te bannen uit uw' geest? Emilia. (zen; Ge ontroert my: zeg haar dat zy niets méér heeft te vreeDat niets my ooit zo lief als myn Mama zal weezen; Dat ik 't verzegge om ooit, indien zy mogtgebiên Dat ik hem derven moet, Leander weêr te Zien. Sofia. Wat mist gy, zo gy al een' vreemdling moestbegeeven; Die zonder geld....? Emilia. De blydfchap van myn leven. Doe des u best dat myn Mama bevatt' Dat 'smenfchen heil niet afhangt van zyn' fchat; Dat ik genoeg bezit (wat andren moogen denken) Om tot ons beider heil aan hem myn hand tefchenken; Dat ik, gedrongen tot een' anderen gemaal, Van droefheid nerven zou. Ei! doe haar dit verhaal, En zeg haar dat ik ftemme in 't geen zy zal begeeren. Sofia. Zo ge eengen tyd zyn byzyn moest ontbeeren, Zoud gy wel willen? hoe? gy antwoord nietmetal! Wat dunkt u ? Emilia. Zo 'k de waarheid zeggen zal. 'k Heb fchier berouw dat "k alles openbaarde. Myn liefde is voor mynhart van eene onfchatbre waarde, 'k Ontnam de vryheid my van 't volgen van haar'raad, En 'tfcheelt niet veel of't fpyt my inderdaad, (ting. Gvgaaftmynfcheemrend oog tot myn verdriet verlich'kVoorzag niets kwaads-.maar na uwe onderrichting, Ben ik zo treurig, als 'ik nimmer was voorheen. So-  van H A ARE DOCHTER; Bijbel 65 Sofia. Zou my Leander kennen? Emilia. Neen. Sofia. Laat ons hem zien. Nu me alles is gebleken , Zal 'k hem in fchyn van een van uwe Tantes fpreeken, Die ge uw geheim betrouwt, dieu ten dienst wil zyn. Kom Dochter! laat uw hart beftieren door het myn'. Emilia. (loopen, 'k Weet niet waarom, Mama! maar,hoe't ook afmoog' Uw tederheid doet my iets goeds verhoopen. Einde van het Tweede Bedryf. DER-  66 DE MOEDER, VERTROUWDE DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Sofia, Klaa'S. ZSofia. iet iemand ons ? Klaas. Wel neen; wangt ik zie niemangd niet. Sofia. Ik vrees of ligt Ernestus ons befpied : Ik zag hem ginds. Klaas. Die Heer, die ftrak hier is gekoomen? Daar is gien kwaed by: hy ziet niets, en loopt te droom en. Sofia. (my. Best echter hem vermyd. Korts had ge iets nieuws voor 't Verhaal wierd u belet Vertel nu wat het zy. Is 'tiets van veel belang? Klaas. Mevrouw, jy mot niet vreezen: Ik weet niet of't juist iets van veul belang zei weezen. 't Is maer dat die verliefdebaes Jouw kind je ontdraeyen wil. Sofia. Wat 's dat te zeggen, Klaas? Kl a a s. Dathy, in zyn geteem hoe langer hoe bekwaemer, Haer elders plaetfen wil en wisflen doen van kaemer. Sofia Gaf zy haar ftem tot dat befluit? Klaas. Nog niet; jouw Dochter zai ronduit: „ Wet drommei! zou ik dan me Moeder zo veriaeten, „ Die myn zo lief heit" ? Toen begon de maid te praeten: „ Ien  van HA ARE DOCHTER; Blyfpel 67 „ Ien mooye liefde! jae". Toen zai je Dochter dat Het fchangde was zo zy verkoos het haezepad; Dat zy jou ligt beweegen zou door klaegen,, Jae zelfs wel wou ien' voetval waegen. Daeróp ging elk as ik zyn' aigen weg, Sofia. 'kZal order ftellen; 'twerkeischt fpoedig overleg. Komt hier Leander weêr? Klaas. Wis zei hy wederkoomen. 'k Heb van je Dochter zelf de bo odfehop angenomen Om hem te ontbiên op deuze plek. Hy is gehoorzaam , wangt zy ftaen op heur vertrek. De koets is al gereed. Sofia. - De koets? Klaas. Jae koets of waegen, Waaruit ien Juffrouw, op haer daegen , An de eerfte kreb heur intrek nam Sofia. Weet gy waatöm zy herwaarts kwam? Kt a af. Zy zei, as Juffrouw 't mogt begeeren, Heur ongder weg verdiverteeren. ■ Zy fpraeken ftil, maer, heb ik 't wel verftaen, Zo zullen ze in de ftad te faemen fmullen gaen. Sofia. Wat dol ontwerp! 'k Ga hen van verr' beloeren, Maar zeg 't hen niet, Klaas. Ik zei men mongd wel fnoeren. Sofia. Vooral aan Lys niet. Klaas. Neen;'kgae weêropïchildwacht.,.maer. Mevrouw! 'k bin nou in dienft van jou en 't jonge Paerj E 3 Koe>  63 DE MOEDER, VERTROUWDE Hoe ftel ik je altamael te vreden ? ( treeden. 'k Mot zeggen, as je komt: „ Mevrouw komt herwaerts Sofia. 't Is zeker dat Leander vlugten zou, (vrouw". Als ge op myn komst hem toeriept: „ 'k zie MeMaar zeg alk-en.- „ ik zie daar iemandkoomen". ter zyde. Best alles niet ontdekt wat ik heb voorgenomen. Klaas- 'k Begryp het: as jy komt mot ik niet klappen, wie, Maer enkel zeggen, dat ik iemangd kommen zie. 't Is goed, Mevrouw : ik zei de zaak wel netjes klaeren: Trek jy maer of, ik zei me post getrouw bewaeren. TWEEDE TOONEEL. Ernestus, van achteren lcngza.im opkoomendc, Klaas. Klaas. 5aetwel: warentig! ik verdien De kost by 't vryen mooi van deuze jonge liên. Hy ziet Ernestus. (gen ? Goed! daer is de angder. Waerzeldieme nou meê plaeErnestus, peinzende en ter zyde. Die boêr hoort hier...'k Mag hem eens ondervraagen. Tegen Klaas, welke zingt. Ho! goeden dag,me vrind Gy fehynt verheugd van geest. Klaas. Je Dienaer! Jae; zo bin ik meest. Ern estus. Hoe lang ftond gy alhier? Klaas, ftug, Hoe ken ik dat juist weeten ? 'k Heb myn horlozie t' huis vergeeten. Ik let niet op den tyd. Er-  van H A ARE DOCHTER; Blyfpel. 69 Ernestus, ter zyde- Dat is een ftuurfche vent. Klaas. Het fteêvolk komt wel wangdien hier omtrent. Blyf jy hier lang, Menheer? Ernestus. Misfehien. Klaas. 1 'kWildat niet hoopen, Beleefdhaids-halvenmotjeien'angdrenweggaenloopen. Ern estus. Waarom? . Klaas. *ter zyde. Omdat je myn verveelt. *Dat is een gek! Tegen Ernestus. Wy hebben deuzen weg tot ien gehaim gefprek Noodzaekclyk van doen. Ernestus. 'kZal u uw vryheid laaten : 'kWil niemand ooit vcrveelen met lang praaten. Maar kent gy ook een' Heer Leander? Klaas. Jae. Ernestus. 'kGeloof, hy komt hier wel, en kent Emilia. Klaas Wel; waarom niet? Ik ken 'er ook wel. Ernestus. Is uw wachten Op hem niet? K laa s; 'k Stae hier in gedachten, En, zo ik die jouw weeten deed, Dan wisten we alle bei 't geen ik alben nou weet. Ern estus. 't Is dat ik iemand juist van verre zag ftaan kyken , Die hem geleek. E 3 Klaas.  7o DE MOEDER, VERTROUWDE Klaas. Wel; of die hem mogtlyken, Dat geeft gien recht an jou, as zyngdeien eerlyk man, Om te ongderftaen wie 't is of weezen kan. Ernestus. 'tls waar; maar'k dacht terftond dathy in deeze (treeken Uw Juffer kwam van liefde en trouwen fpreeken; En fprak u aan, terwyl ik haak Om beter onderricht te weezen van de zaak, Klaa s. Hoe beter! wel; dan mot je all', watje weet, vergeeten. Jy weet zo veul as ik. Wat zou 'k je dan doen weeten? Ernestus. 'k Vraag dan niets meer. Klaas, ter zyde. Hy ftaet verflacgen as ien kind. Tegen Ernestus 'k Wil wedden dat je ook weet dat Joffrouw hem bemint, Ernestus. Neen ; maar 'k geloof 't wel. Klaas. Jae, jy wist het al teveuren: Maer, gae nou heen, en wilheurtoch niet fleuren. Hou alles toch gehaim. De zaak is nou te na En van te veul belang Ern estus. Zeer gaarne, vriend: ik ga. Klaas, terwyl Ernestus heen gaat. Wet toovenaer is dat! 'k Begon veur hem te vreezen: Maar,fchoon hy'talles weet.hetkan myn fehuld niet wee- (zen. DERDE TOONEEL. Leander, Klaas. TT\ Klaas J >at 's braef. Jy bint ien kaerel van je woord. Maer zeg; heb jv veurhecn wel iens gehoord Van  van HAARE DOCHTER.; Blyfpel. 71 Van zeekren Heer Ernestus, ftyf van leden En die men zeggen zou dat voortging zonder treeden? Leander. Etv zedig ? ö Klaas. Jae, zelfs zo dat ik'er dof van ben. Leander. Dan is 't een Heer, dien 'k zeer wel ken. Is hy thans hier? Klaas, Hy ftongd hierftrak mit my te praeten; Maer deur ien grap deed ik hem my veriaeten. Leander. Wat doethy hier? Klaas. Dat weet ik niet, Menheer! Ik heb gien' tyd: ik bidje, vraeg niet meer. Ik'mot me Joffrouw aengftonds haelen. Jy blyi't hier? Leander. Ja, maar zeg me eerst, zonder draalen... Klaas. Tae ftrakjes; laetmy eerst maer gaen. 'k Heb thans gieii' tyd om hier ien oogenblik te ftaen. VIERDE TOONEEL. Ernestus, Leander. Leander,/» gedachten, zonder Ernestus te zien. "Ernestus, zegt hy ! ..,'kHeb totheden-nifet vernomen Datdi e hier was bekend. Ernestus, ter zyde, Hy is 't. E 4 Le-  73 DE MOEDER, VERTROUWDE Leander, Ernestus ziende en ter zyde. Ik zie hem koomen. Tegen Ernestus. Hoe nu! bedrieg ik my? of zyt gy't zelf, Mynheer.. Ernestus. Ja, Neef! Leander. . Door welk een toeval heb ik de eer U hier te zien ? Ernestus. Ik ben de ftad ontweken, Om goede vrienden hier omtrent eens toe te fpreeken Maar gy , wat doet gy hier? Ik merk aan uw gelaat Dat ge u hier vind in welvernoegden ftaat. (deel, 'kZag udaarfpreeken meteen' knecht,°die, naar myn ooN Een antwoord u gebragt heeft tot uw voordeel Of u naar elders riep. Leander. Zo 'k iets u hield bedekt, Hetwaare ondankbaarheid, die nooit my heeft bevlekt. Ach! Oom! de min heeft herwaarts my gedreven'. Ernestus. Dat dacht ik wel. Men heeft my hier breed opgegeeven Vanzeekre Emilia,, als een zeer fchoone Maagd; Bemint gy haar? Leander. Zyis 't, die my behaagt. Ernestus. En zou dat met den wil van haare Moeder ftrooken? Leander. 'kHebhaarnognooitgezien.veelminmethaargefproken: Dat ik de Dochter zag, was ook maar by geval. Ernestus. 't Is^ zeker dat die echt u nooit gelukken zal. 't Is tyd verkwist. Die Juffer, zo geprezen, Bezit een' fchat, en zal nooit de'Egaê weezen Eens  van IIAARE DOCHTER; Blyfpel. 73 Eens jongÜngS, niet voor ryk geacht. L e a n d er. ?k Verliet haar ook, zo 'k op haar' fchat flechts dacht; Maar'k min haar. en diefchoone, die my griefde, Gunt me ook 't geluk van haare wederliefde. Ernestus. Heeft zy u zulks gezegd ? Leander. 'k Eezit haar hart geheel. Zy-zelve, heeft het my verzekerd. Ernestus. Dat is veel Eene andre zwaarigheid zal toch uw huWlyk fluiten; De Mocdcr(zegt men) ftaat haarDochters echt te fluiten, Eu heeft haar een' gemaal, die ryk is , toegelegd. Leander. Emilia heeft my dat ook gezegd. 't Is al te waar. Ernestus. Hoe is ze op die gedachten ? Leander. (zachten. Wanhoopig. Niets, Mynheer, kan haar verdriet ver. Maar, welk een man myn medeminnaar zy, Hy Ernestus. 't Is een eerlyk man ; ik ken hem van naby. Leander. Hy moet den fynften fmaak derliefde toch ontbeeren, Zo hy een Juffer trouwt, die npoit hem zal begecren, Noch zonder weerzin in haar byzyn dulden kan. Kent gy hem, Oom! zo zeg toch aan dien man (En waarly k, hem, zo wel als my, zou dienst gefchieden) Hoe zeer men hem reeds haat en poogt te ontvlieden. Ernestus. Hy merkte al iets, gelyk ik heb gehoord. Leander; Hoe! merkte hy 't en zet hy nog zyn vryen voort? E 5 Htoe  74 DE MOEDER, VERTROUWDE Hoe kan men dan van hem met achting fpreeken? Ern estus. Wat zyn befluit zal zyn is u nog niet gebleken. Leander. 'k Zal, zo me Emilia gelooft, voor hem geen' fchroom Meer hebben; maar, wat dat'er ook vankoom', Hy kan , als Bruidegom, de hand haar nimmer geeven, 't En zy hy my beroov' van 't leven. Ernestus. Ik ken zyn' aart, en ben geenzins begaan Dathy u zal naar 't leven ftaan, Of dat ge op 't zyne ooit toe zult leggen ; En , zo gy uw belang met zachtheid hem wilt zeggen, Hy leent gewis op 't vriendlykst u gehoor. Zoud gy hem willen zien ? veelligt komt hy u vóór, Leander. Dat is te veel gewaagd. Wat is daarvan te wachten? Gy hebt misfehien van hem veel gunftiger gedachten, Dan hy verdient Denk.,,. zohymy verried.... Of eer, hoe vind ik hem ? Ernestus. Gemakklyk,- merktgy'tniet? Hy ftaat by u, gereed om u gehoor te geeven. Leander. Zyt gy 't, Mynheer! E r n e t us. Ja, Neef! Leander. De febaamte doet my beeven. Yerfeboon myn drift: gy hebt zeer wel gezeid : Uw leven is in volle zekerheid. Ernestus. Gy, als gy ziet, hebt ook voor 't uweniette vreczen. Leander. (/en, 't Is 't myne ram dan't uwe. Uw goedheid, my beweHeeft me eindeloos verpligt. 'k Betwist Emilia U ook niet meer. Er-  van H AA RE DOCHTER; Bhfpel. 75 Ernestus. Wacht gy haar hier? Leander. fi Ja !. Zy zal hier koomen, Oom ! en'kzal haar hier verbeiden , Maar flechts om voor altoos van haar te fcbeiden. 'kZal haarde onmooglykheid van ooithaarweer tezien Ontdekken voor de vuist en ftraks haar oog ontvhen. Ernestus. Neen; gaa uw'gang, want myn manier van minnen Vemnn mecrkalmte aan my.dande uweaan uwez.nnen. Ik ben meer meester van my-zelven. Laat u raen. Myn hart.is van uw reednen aangedaan. Leander. Hoe geeft gy vryheid aan de min, die my doetblaaken? Ernestus. (ken. Volftrekt- maar,Neef! ontveinsdatwyhierfaamen fpra- Toon niet dat gy my kent. 'k Verbie 't. Daar komt Emilia. Zy ziet my hier nog niet. (fchroomen, 'k Zal in 't voorbygaan haar iets zeggen : wil niet Maar zet de zaak vry voort, diegy hebt ondernomen. VYFDE TOONEEL. Ernestus, Emilia, opkoómende, doch op het zien van Ernestus te rug willende gaan .Leander. MErnestus, naar Emilia toetrcedende. (Muffer ! blyf; keer niet te rug om my. 'kBenonderrichtr'kweet.fchoondieHeeruwm.nnaarzy, Datzyne Maatniet ligt uw Moeder zalbekooren (ren. Vaar wel 'knam mynbefluit. Klaas deedmy alles boo- ZES-  ?S DE MOEDER, VERTROUW DE ZESDE TOONE EL, Emilia, Leander. TT Leander. 11 ct is, naar 'k hoor, met ons geheim gedaan DieHeer zal, tot zyn wraak, 't uw Moeder doen verftaan. .Emilia. ï. En tot ons ongeluk heeft zy voor hem veel achting Leander Beantwoord het gevolg aan myn verwachting, Myn Lief, zo is het thans voor 't laatst datgy meaan„ ,„ . Lm ilia, ter zyde. (fchouwt. k. Weet niet waarom zich hier Ernestus nog onthoudOf zou Mama dus haar ontwerp tot myn bedroeving....? Leander. 'tls alles hoopeloos : de tyd duld geen vertoeving, Len vraag maar: of uw hart voor my nog liefde kweekt. Emilia. Of ik u min ! Gy zegt dat ons de tyd ontbreekt, En doet nogtans onnutte vraagen. Leander. Bewys my zulks.. Wie mint durft alles waagen. Aan 't eind' der groote laan heb ik een koets gereedIn 't Dorp verwacht ons reeds een Juffer, als gy weet; Zy woont niet verr' van daar. Laat ons vertrekken, Ons haasten;Iaat haai huis u tot een fchuilplaats ftrekken. E m i li a. Neen; denk niet meer om zulk een onbefcheid. Leander, Wel, zeg dan vry': Vaar wel in eeuwigheid! t Emilia. (ten k Zeg nog: denk daar niet om, maar prent in uw gedachDat, had gy 't ongeluk'me uw'wensch te zien betrachten, tMy ftraks berouwen zou/kZeg:,, hadgv't ongeluk". Want my bedroefd te zien ftrekte u gewis tot dmk. Best  van HAAR E DOCHTER; E/yfpel. 77 Best zulks uit onzen zin te ftcllen. Eén middel is 'er nog. Waartoe ons dus tc kwellen? Leander. Wat toch ? E m i li a. 'k Heb immers my verpligt, Dat ik u zou vertoonen voor 't gezicht Van zeekre Dame van myn vrinden. Lean de r. Van uw vrinden? Emilia. Ja; 'k ben haar Nicht, en zy zal hier zichlaaten vinden. Leander. Is haar 't geheim van onze min gezegd? Emilia. Leander. Tot hoe verr' hebt gy daarvan haar onderrecht? Emilia. Geheel en al, om recht om raad te vraagen. Leander. Hoe! zelfs de vlugt, die 'k u heb voorgeflagen? Emilia. Moet, als men iemand wil zy'n hartsgeheim ontleen, Men iets daarvan voor hem ontveinzen? neen. Zo 'k iets misdreef,'t is dat ik haar metmin ontroering, Dan 't voegde, uw' voorflag meldde aangaande myn verDit, dit alleen maakt my benard, (voering. Leander. Dit acht gy 't middel dan tot heeling onzer fmart? E milia. Niet zeker; 't kan ons tot verdriet of heil gedyen. 'k Weet zelf niet wat daarvan te hoopen in myn lyên. Leander. En, twyfeltgy dan nog om my te volgen? ' Emi-  78 DE MOEDER, VERTROUWDE Emilia, Ik twyfcl niet alleen; maar'k doe 't niet, 't ga hoe 't ga. Lea n d er. Ik hoor niets meer. Laat ons elkaêr nietweêrbegeeven! Om onzer liefde wil) kom, Blydfchap van myn leven ! Verzeker my het voorwerp myner min, En u een' minnaar, die u eert met zielen zin. Emilia. Ik bid, laat af: doe my die ftap nietwaagcn; Myn tederheid misbruikt gy door die laagen. Betoon haar meer ontzag! Leander. Wy zyn door u verraên. Nog maar één oogenblik: dan is 't met ons gedaan. Emilia, zuchtende. , 3k kan 't nogtans niet doen. Leander. 'kMoetdan.wyl niets kan baaten, Helaas! voor eeuwig u verlaaten. Emilia. Ach ! wat beklaagchlyk ongeval! 'k Ben raadeloos. \ Ik weet niet hoe ik zal; En heb hier Lysje niet, om 't met haar te overleggen. Leander. Ach ! gy bemint my niet. E m i l ia. Helaas! kunt gy dat zeggen r ZEVENDE TOONEEL. Emilia, Leander, Klaas. Klaas, tusfehen Emilia en Leander doorgaande Pzonder flil te jlaan. as op : breek of tot op ien angder tyd. Ik zie Van verre ien Vrouwsperfoon. Le-  van HA ARE DOCHTER; Blyfpel. 79 Lean der. En wie? Klaas, naar achteren gaande. Zy ziet'er uit, gelyk ien Moeder. Leander, tegen Emilia. Hoe! uw Moeder! Helaas! myn wanhoop word hoe langer hoe verwoeder. Ik dacht dit al. Vaar wel voor eeuwig! Hy loopt fchielyk naar binnen, Emilia, hem naroepende. Neen, het is Myn Tante, naar ik zie. Geloof me, Klaas zag mis. Maar ach! hy hoort my niet. Watzal ik? welke plaagen! 'k Weet niet waar 'k ben. AGTSTE TOONEEL. Sofia; Emilia, Klaas, achter op het tooneel. Emilia, haar Moeder te gemoet gaande, H elaas! Mama! Sofia. Myn welbehagen! Hoe dus ontroerd! ontdek my uw verdriet. Emilia. Ach! help me! ik ken my-zelf niet meer. Verlaat my niet! Sofia. Uhelpen? tegen wien? Emilia. Ach! tegen myn'Leander, My-zelve en u, zo ge ons wiltfcheiden van malkander. Klaas zeide ons dat gy kwaamt. Leander vlood. Hy zal 't gewis bekoopeu met de dood. Laat hem toch roepen , wyl gy hem wilt onderhouên. So-  8o DE MOEDER, VERTROUWDE Sofia, eerst ter zyde en voorts tegen Emilia. Wat teêdre oprechtheid.' ja,gymoogt myn woord betrou'kSt-emdathykoome,en dwing hem ligt (wen: Dat hy zyn fnood ontwerp verfoeij' voor uw gezicht. Tegen Klaas, nadat zy tem gezuenkt heeft. Gaa, zoek Leander; zeg dat wy hem moeten fpreeken, Myn Nicht en ik. Klaas. Je Nicht! dat 's kluchtig ! SeÜeweeken! Bin jy nou 't Motje van je Dochter? Sofia. Ga maar heêrt. Dat raakt u niet. Zy ziet Lysje, en vervolgt tegen Emilia. Maar'kzie, de meid komtherwaarts treên. Zy deugt hier niet. Doe fpoedighaar vertrekken,,' Eer wy Leander weêr ontdekken. Ik zet zo lang een masker voor't gelaat; Ook heeft ze my nog nooit gezien in dit gewaad. NEGENDE TOONEEL. Sofia, Emilia, Lysje. WLysje, tegen Emilia. aarfchynlyk zal Leander ginds u wachten. Tegen Sofia, die zy niet kent. Mevrouw! verdenk my niet Ik weet al haargedachten. Gy red myn Juffrouw uit een harde afhanglykheid, Die haar met reden kwelt. Nogtans, wat onbefchcid! Zochtze.om haarMoederswil.haarliefde te overwinnen. Tegen Emilia, die in diepe gedachten ftaat. Wees onbefchroomd : herftel de rust in uwe zinnen 5 Want Juffrouw, nu Mevrouw met u zal gaan, ivan immers u geen laster ïcnaen, Sofia, zich ontdekkende en z erftoord, tegen Lysje. Pak u van hier,.! . Lys-  van HAARE DOCHTER; Elyfpel. 81 L'y s j e , naar binnen vlugtende. , Och! och! Sofia... Ik moest haar dus verjaagcn, Om langs den kortften weg van haar te zyn ontflagen. Emilia. Daar komt Leander: 'k beef... Mama! bedenk toch ras Dat ik van all', wat u mishaagchlyk was, My fleeds onthield. Ach! laaten . die gedachten Uw hartbewcegen, uw gemoed voor ons verzachten! TIENDE TOONEEL. Sofia, Emilia, Leander, Klaas, wat achterwaarts. TE mi li a. ^.eander! 'k heb Mevrouw van alles onderricht. Zy is ons gunftig, en ( ik zei'tu )'k ben haar Nicht. Leander, na Sofia gegroet te hebben, (men. 'k Dacht dat Mevrouw uw Moeder wierd vernoS o f ia. De Boer vergiste zich. Leander. Maar zou ze ook kunnen koomen? Sofia, tegen Klaas. Pas op toch, Klaas! en waarfchuw ons met fpoed, Wanneer Mevrouw Sofie ons nadert. Klaas, lagchende. Treflyk! goed!..; Mevrouw Sofie! zegje? fl! 'k zei 'er wel oppasfen. *k Wou wel rais zien dat zy jou kwam verrasfen. Dat zou de drommel doen. Wees jy maer niet bevreesd. ELF*  8j DE MOEDER, VERTROUWDE. ELFDE TOONEEL. Sofia, Emima, Leander. MSofia. Jtaneér.' tütfm de rustin uwen geest. 'k Weet alles door myn Nicht Gy fchyntontfteld te Leander. (Aveezen. 'k Beken , Mevrouw! uw byzyn deed my vreezen. Emima, tegen Sofia ter zyde. Mama! hoe vind gy hem ? Sofia, ter zyde tegen Emilia. Zacht; zacht! tegen Leander. Zeg my alleen, Met welk een' glimp gy wilt de vlugt bekleen, Die gy myn Nicht hebt voorgeflagen. Leander. (gen? Hoehard het vlugten klink', wat minnaar zou't niet waaBedenk, Mevrouw ! wat om't bezit van't geen men mint De wanhoop zich niet als vericboonlyk onderwind. E1/1 l i a , tegen Safia. Hy drong my juist niet fterk: ik moet de waarheid uiten. Leander. Men zal tot-onze trouw gewislyk niet bcfluiten, Schoon myn geboorte die der Juffer zy gelyk. 't Verfchil van geld ftrekt my ten wisfen blyk, Dat nooit haar Moeder my tot fchoonzoon zal verkiezen. Sofia. Maar maakt de vrees dat gy uw lieiïle zoud verliezen, Mynheer! u niet verdacht dat u haar goe-d bekoort? En moet men u maar op uw woord, Wanneer gy zulks ontkent, gelooven? \ Leander. Mevrouw! men mag haar vry van al haar goed berooven. Men maak' dat ik het nooit kan krygen in myn magt! De  van HA ARE DOCHTER; Blyfpel. {3 De Hemel ftraff me, als ik daar ooit om dachtl Emilia, tegen Sofia. Zo fprak hy fteeds. Sofia, tegen Emilia. Ei! laat ons faamen fpreeken. tegen Leander. 't Zy 7,0. De liefde alleen doet u hier fmecken. Cy zyt een eerlyk man, vernam ik tot myn vreugd. Een eerlyk man mint niet, gelyk de meeste jeugd. De ftcrkfte liefde raad hem nooit iets aan te vanuen 'tWelk zyn Beminde fchaêoffchand'kan doen erlangen. Doorzoek u zelv', naar't geen ik u daar zeg: U, die, naar uw doldriftig overleg. Tot zulk een fnoodeftap myn Nicht Milde overhaalen. Emilia, ter zyde. 't Begin is flccht. Myn hoop begint te daalen, Sofia. Kunt gy, Mynheer! voldaan zyn van uw hart? En fte!; zy deelde in uwe minnefmart, ( ken. Verdient gy'rwelplkzoekmcingramfchap niette ontftee- Gy hebt ook vryheid om te fpreeken : Maar zeg me, of gy haar niet'beklagenswaardig vind Dat zy een' man, die zelf haar'roem niet acht, bemint; Die, zich nietkreunende aanhaar goedheid of belangen , Door zyne tederheid haar reden houd gevangen; Die, daar voor pligt en eer hy 'toog haar fluiten doet, De onheelbrefchande ontveinst, die daaruit volgen moet? Noemt gy dat minnen? Is dat liefde? Kost gy de teêrheid , die haar griefde, Schoon gy haar felfte vyand waart, Wel wreeder ftraf....? Le ander. Mevrouw! ik word te veel bezwaard. Gun my gehoor. Niets vind ik in myn harte ( te. Van 't geen gy zegt, fchoon 't me overftelpt met fmarEen reine trouw, een kuisfche liefdegloed, F a Een  S4 DE MOEDER, VERTROUWDE Een zuivere achting, die, door waare deugd gevoéd, • Myn teerheid nimmer is te ontrooven, En ligt myn liefde ftreeft te boven, Is waarlyk alles, wat ik voor uw Nicht gevoel. Welverr' van dat ik niets van eere of deugd bedoel', Erken ikzelf't gewigt eens denkbeelds in vee! zaaken, 't Welk, als men is verliefd, men nimmer weet ternaakeri. Door 't vlugten word men tn geen misdaad juist geftort. 't Is ongerymdheid , die by d' echt vergectcn word. 'k Had trouwbelofte aan haar en zy aan my gegeeven. My volgend', was zy dus haar' Ega trouw gebleven. Emilia, ter zyde. Met zulke rcên houd zy zich niet voldaan. Sofia. Haar'Ega! hoe! Mynheer! dat kan ik niet verdaan. Voldoet het u dus geen verfchïl te maaken In d' enklen naam of't weezen van de zaaken ? En van wat kracht zou die belofte zyn, Daargy vanfpreekt? Gyzoud, bedrogen door den fchyn, Slechts waanen faam' te zyn verbonden, Omdat gy met elkaêr had goedgevonden In darden lust te zeggen: Wy zyn één De driften zouden ras het hoogst gebied bekleên, Zo alles wat men deed, vervoerd door haar vermogen, Kon wettig heeten. Emilia. Ach! Sofia. Hebt gy wel overwogen, Datfteeds zulk een verbindtenis Tot oneer van een Juffer is, Haar' naam bevlekt.haar'roem by elk moet krenken, En naderhand haar'man kan doen haar deugd verdenken? Geloof my; wees verzekerd dat De zwakheid.daar een vrouw een'dwaal weg door betrad, Haar vanhaar'man kan doenverachteiijhaaten/chuuwen. Emi-  van HAARE DOCHTER; Blyfpcl, 85 Emilia, driftig. 'kMerkuwvergryp,Mynheer! hetdoetmy gruuwen. Mevrouw ! ik onderwerp me aan u en aan uw' raad. Befticr my en beflis myn lot in deezen ftaat! Ik geeft u over. Ja ! ik acht veel min het leven Dan de onderrichting, door uw reden my gegeeyen. 'k Vergeef, Mynheer! (en dit is alles wat ik kan) 'k Vergeef u 't fnood ontwerp. Ystgy niet zelf daarvan? Leand er. Ja, waarde Emilia ! ik kan het niet verbloemen. 'kBen overtuigd; ik moet myn' misflag'doemen; Niet dat ik vrees dat ooit myn min verdoofd; Myne achting u zou zyn ontroofd ; 6 Neen, zulks kan nietmooglyk weezen. Maar dat u dé afkeer ftond van anderen te vreezen, Jaagt my eene yzing aan, en houd myn hart bekneld. Mevrouw heeft my te recht dit groot gevaar gemeld; Ik zie het klaar; 'k zou dus uw' naam ontëeren. Myn liefde dushetzoetstvan haaren wensch ontbeeren, En door dien wrecden ramp vermengd met ongeneugt'..'. Sofia. En zulk een' ramp,waardoor,in 't fchoonstder jeugd, Emilia welhaast zou in uwe armen fneeven, Nadat haar Moeder had van fmart den geest gegeeven. Emilia. Leander! denk wat zucht my voor die Moeder past. In onze faamenkomst heeft zy ons nooit verrast, Schoon ze alles wist. 'kHad alles haar beleeden, Ons minnen, uw ontwerp, en myne onzekerheden. Leander. Wat hoor ik! Emilia. Ja : 'k had alles haar bericht. Haar teedre goedheid had myn hart daartoe verpligr. Zy.myn vertrouwde, heeft me als myn Vrindin geraadeii: Dat recht behield zy, geen gezag op mvne daaden F 3 Zy,  %6 DE MOEDER, VERTROUWDE Zy, deunende op myn zuivre moedermin, Liet my my-zeif befh'eren naar myri' zin. liet ftond aan my, zo ik de vlr.gt had willen waagen, En tegen haar ondankbaar my gedraagen, Dewyl ik naar haar woord myn vryheid had en hield; Maar zulk een fpoorloosheid had haar gewis ontzield. Leander, WTat maalt gy haar met heerelyke trekken ! Wat eerbied moet zy niet in uwe ziel verwekken! Hoe noode ik ook als minnaar u veiiiez'. Gy maakt, myn lief! dat ik haar zyde kies En haar belang omhelze. Ik zou my-zelv'verwenfehen, My achten voor den ('noodden aller menfehen, Indien de lieve band , zo deugdzaam als volmaakt, Die u aan haar verbind, door my was losgeraakt. Emeiia, ter zyde tegen Sofia. Ach! Moeder! dat ik u ontdekte en hem verklaarde Leander. Ja, fchoone Emilia! Gy hebt gelyk, myn waarde! "ülyfftccds op 't vuurigstdoor haar goedheid aangedaan, Die my verrukt, die my verbaasd doet ftaan. 't Zy zy myn liefde of wraaken. Wit of loonen, Vaar voort u haarer waard' te toonen. Ik raad het u ; gy zyt daartoe verpligt. Ik fchuuwde uit wanhoop zelfs het licht, Zo ge u door my zo verr' had laten overwinnen Dat gy haar had bedroefd. Sofia, na een' boos peinzens, tegen Emilia. Gy moogt Leander minnen. Emilia, tegen Leandtr. Zie daar myn Moederzelf! zaagt ge ooithaar wedergaê ? Leander, tegen Sofia. Verrukt door eerbied Sofia, Stil; Ernestus is te na. TWAALF-  van HA ARE DOCHTER; Blyfpel. g? TWAALFDE TOONEEL. Sofia, Emilia, Ernestus, Leander, Klaas, langzaam opkomende , tot dat hy kort achter de andere perfonaadjen is. MErnestus. oet naar de (lad,door iets van veelbelan? gedron» gen; " (gen, Mevrouw! uw DochtersechtmetmywasfchiervoldonMaar 'kheb daarop gedacht, en vrees dat haar de trouw Slechts uit gehoorzaamheid de myne maaken zou. 'k Hergeefu des uw woord; en, zo het mogt geschieden Wenschte ik een' ander tot geniaalhaaraan te bicden' Een'jongling, zo geacht als ryk. Haar harte zal ' Ligt elders minnen, maar dat 's immers nietmetal. Emilia. 'k Ben u verpligt, Mynheer! Mama heeft juist geen reden Om my zo ras te doen in 't huwlyk treeden. ' Sofia, tegen Ernestus. Ik heb bereids myn keur gedaan, Myn Dochter word van my Leander toe°-e(raan Dien gy hier ziet. Heeft hy geen fchatten , V ten Zyn dcugdzaameaartgevaltme, endoctmy klaar bevatDat hy haar tydlyk hejl volmaaken kan, Mynheer! • tegen Leander. Leander! 'k verg van u niets meer Dan tyd om te onderdaan naar uw gedrag en ma^en. Leander ml zich aan haar voeten werpen, ° doch zy wederhoud hem. * Ernestus, (draagen, Mevrouw! deeze ,s myn Neef, dien'kwenschtcuopte En hier tot erfgenaam verklaar van al het myn'. Sofia. Uw Neef! Emilia, ter zyde- tegen Leander. Hoe groot moet onze erkentenis nietzyn! Le-  88 DE MOEDER, VERTROUWDE enz. Leander,, Ernestus omhelzende. , Myn Oom! myn blydfchap kent geen paaien Hoe kunnen wy uw weldaên ooit betaalen? Ernestus. Met liefde. Emilia', gelyk ik heb voorfpeld, Trouwt dus niet met een' Jongling zonder geld. tegen Sofia. 'tBehaage u nog.Mevrouw! één gunst aan my te toonen, Dat gy de fout van Lysje wilt verfchoonen. Sofia. , Mynheer! zy moet verhuizen tot myn rust. Maar gy, myn kindren, kunt haar loonen, naar 't u lust. Klaas. Ik heb, Mevrouw! 't verhuizen niet te vreczen , Maer, naermy dunkt,dien ik ookwelbcloongd te wecSofia. (zenDat 's billyk, Klaas. Gy hebt ons allcn dienst gedaan. tegen Leander. . .(öaan, Schoon 'k voor uws Ooms belofte uw trouw had toegeLeander! uwe deugd gaat boven myn verwachting; Want zulk eengroote blyk van zyn byzondere achting Waare u nooit toegezegd, zo gy geen deugd bezat. Dit ftreclt me oneindig meer dan't uitzicht op zyn'fehat. UwOom befchikk'daar van zo als hy't goed moog'vinden! Voor my, 't gevalt my niet hem aan zyn woord tebinden. Myn Dochter trouwt in u een'Jongling, dien hyacht. Dus, kindren! fluitgeeen'echt, daar 'k niets dan heil van Dieligt,indien ik myhad min bedaard gedraagen,(wacht; Volvoerdwaareop eenwyz'.die'k eeuwigzoubeklaagen., Ik had Leanders deugd dan mooglyk nooit gekend. Zachtmoedigheid bereikt altoos een heerlyk end'; Bedaardheid fterkt den raad der oudren aan hun kindren; Haar voorbeeld leert de jeugd het woên der driftver- mindren. (haat; Verwyt, bedreiging,toorn, baartweêrzin, wanhoop, Bedaardheid wekt ontzag en hoed de Jeugd voor fmaad. EINDE.