109^ F 5 Te A M S T E L & A M> by JAN HELDERS, in de Nes. tjUs Met Privilégié.   De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebbm, volgens Oftroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland , den sden November 1772. aan hen verleend , het recht van deze Privilegie, alleen voor den tesenwoordigen Druk van De ONTROUWE VOOGD, Klucht/pel, ver.gundaanjan helders. Amfteldam, den. 23. July, 1782. .. Geene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die, door één' dei Heeren Gecommitteerden, onder" teekend zyn, y - / /  VERTOONERS. Ferdinand, Minnaar van Klara. Jasje, Knecht van Ftrdinand. Klara, Minnares van Ferdinand. Bartolds, ten Advocaat,Voogd van Klam. Jan, Klerk van Sartolus.  D E ONTR OUWE VOOGD, KLUCHTSPEL. EERSTE TOONEEL. Ferdinand, Jasje. Jasje. Grieft myn heer dat ik ga? Ferdinand. la Jasje, ga maar heen; en doe gelyk gezegt is; maak alles klaar, ik zal daadlyk, op dc beftemde plaats komen, Om my te verkleeden. Jasje. Alles is van nu af gereed, en myn heer hoeft niet tc ichroomen , Dewyl hy ons geen van beide kent. Ik zal omwegen genoeg gebruiken. Ik zal my onnozel houden, De boere kleeren leggen al gereed. Ikhebdemyne al aangepaft, en de jouwe zullen ook wel zyn. TWEEDE TOONEEL. Ferdinand, Klara. Ferdinand. De ontrouw van jou Voogd, Mejuffrouw, is zekerlyk zoo groot.... A 3 Kla-  6 De ONTROUWE VOOGD; Klara. Heer 'Ferdinand, hoe meenig eerlyk man, werd van valfche tongen gifehend. Ferdinand. Mejuffrouw, je bene zo ongeloovig ; ik verzeker je dat jy het zo zult vinden, * Inden het onderzocht werd. jy hebt zo groote achting voor hem; hylsjou Oom niet, noch een van je VrinKlaua. Cden MynHeer,eenWees kan nooit te groote achting voor baarVoogd hebben; wy zynoneindig aan die twede Vaders verplicht, Wat moeiten «eemérj zy niet ? is het niet een zaakvan groot gewigc, Als men overdenkt, dat een die ons niet in 't bloed bc. ftaat, voor ons zorgt; als of wy uit hem waaren gebooren; Een Voogd verzuimt dikmaal zvn eigene zaaken om die van de Weezen te bezorgen'na behooren Hoe menig Voogd werd zvn nagtruft.door de zucht die hy voorzyn Wees draagd, gebroken ? moet een* Voogd zelf niet. Dikmaals buiten de (bid reizen , om de zaaken, van de Wees te bevorderen ? hoe menige vyandfehap laad een Voogd op zyn hals, alleen om dat hv zich trouw draagt, cn voor 't recht van de Wees fpreekt, als hy ziet Dat men uit is om die te verkorten ? en zou ik zul. ke weldaaden niet erkennen, zo veel my moo- gelyk was vergelden ? Ik was zekerlyk onwaardig zo vee! goedheden. Met recht zyn te veroordelen , alle die zich weder. fpannig tegen hüh getrouwe Voogden fielden Ik verwonder my, als ik bederik, hoe-kwalyk' de Voegden gemeen!yk werden beloonde, Dat 'er noch racnfcacn te vinden zyn' die zulkcn zwaa-  KLUCHTSPEL. j zwaaren laft aanvaarden; van tien is 'er naauwlyks één, die, hoe trouw hy zich ookdraagd, niet ge. lafterd werd, en gehoond, Van zyne ondankbare Voefterling; ja daar zyn voorbeelden , dat fommigen, door dulle razerny gedreeven, Haar trouwde Verzorgers gedongen hebben na het leeven, Alleen om dat ze hen zo veel moogelyk was beletten, met d'een of d'andere oneerlyke Vrouw In de echt te treeden. Was dat niet een fraye loon , voor haar groote trouw ? Ferdinand. SchooneKlara,ik verfoey,zo wel alsgy,alle die trouwe Voogden niet behoorlyk eeren en achten ; 't Is billyk , dat ze haar zo veel mogelyk is trachten Te vergelden zo veel goedheden , als zy om de vrien fchap,diezymethaarOudershielden,hebbengedaan; Maar ik twyfFel niet,ofiy zult my wel toe willen ftaan Dat 'er ook ontrouwe Voogden gevonden werden , die de voogdyenooit aan zoude hebben genomen, Indien zy niet geweeten hadden, dat zy daar door tot gefegentheit zouden komen , Om hun leegezakken te vullen. Hoe meenig Weeskind zucht in armoe, fchoon zyn Ouders hem een goed kapitaal' Nagelaaten hebben ? en dat alleen, om dat hy het niet uit handen van zyn Voogden kan krygen. Ik zou je exempelen kunnen gceven , maar 't is onnodig dat ik die verhaal. Daar zyn genoeg bekende voprbeelder. Hoe menig: Voogd fpeelt bankroet met het goedvandeWeezcr.? Hoe menig Helt ze van jaar tot jaar uit? Hoe menig kan men totgeen rekenen krygen ; a.lryd uitvlugten voorwendende? Dan heeft hy met deezen , Dm met geenen , noch te liquideeren ; waar door me. nig', die, zo hy zvn geld ten eerften inde hand A 4 Ge-  8 De ONTROUWE VOOGD; Gekreegen, en daar wat mee begonnen had, noch wel een Man of Vrouw zou geworden zyn, eindelyk na dat hy zo by ftukken en brokken het geen de Voogd hom geeft, verteert heeft, tot bittere armoe raakt, en groote fchand. Klara. Heer Ferdinand, ik heb de grootfte proef van myn Voogds welmecnentheidjdie my kan wordengegeeven. ° Ferdinand. Die is ? Klara. Ik heb u reeds gezeid,dat hy my zo bezind,dat hy my met zyn zoon in 't huwelyk wil doen 1 eeven. Hoe kan hy zyn liefde klaarder toonen V zyn intreft is dan met myn intreft gemeen. Myn beft, is zyn Zoons beft; hy kan my geen nadeel wenfehemofhy wenfcht het zyn Zoon ook meteen. Ferdinand. En dit huwelyk, MejufFer, oordeel ik het grootfte blyk van zyn ontrouw. Kla ra. Hoe dat ? Ferdinand. Dewyl hy in geen ftaat is om Rekening te doen,heeft hy hier toe zyn toevlucht genomen. Hy ziet uw fchoonheid en kent uw gaven... . Klara. Spreekt zonder met my te fpotten , Ferdinand. Uw fchoone oogen.... Klara. Zwyg hier van , zo gy my niet wik mishagen, Ferdinand. Hy denkt wel, dat gy tot uwe mondige Jaarcn gekomen, Of getrout zynde, uw kapitaal eisfehen zult ,'t welk hy  KLUCHTSPEL. 9 hy nooit in 't geheel Wederom geeven kan. Klara. Waarom ? Ferdinand. Om dat hy daar reeds een grom tdeel Van heeft gecorifumeert Klara. Van myn kapitaal 1 Ferdinand. Ta Juffrouw , ik heb iemant gefprook en Die zyn heele (laat weet. Hy had al lang op gebroken En deur gegaan,zo hy uwVoogdyeniet had j gekregen; Ik weet het voor gewis. Klara. Ferdinand, geloof dat dit een kwaade tong , een vyand van Heer Bartolus is. Waarom zou hy deurgaan? hy is geen K oopman; maar gelyk gy weet een Advokaat. Wa t fchaade konnen de Rechtsgeleerde toch lyden 'i Daar mogt eens een Boer zyn Salaris niet; betaalen. En al zyn het tyden, Dat men naauwlyks weet hoe men 't geld beleggen zai; de Advokaten draagen wel zorg, (borg Dat ze het aan goede luiden uitzetten, of op goede En ik weet, dat hy en zyn vrouw, feftig duizend guldens by malkanderen bragten. Ferdinand. Hy was veel fchuldig eer hy Juffrouw, s Voogd wierd , hy pleeg veel te fpeelen , Dat heeft hem geruineert? Klara. Te fpeelen ? Ferdinand. Ja, het kon hem niet fcheelert Al verdobbelden hy op één avond een duizen* d gulden oftwincig; hy kwam in 't Collegie van di( : groote A 5 dob-  jo De ONTROUWE VOOGD; dobbelaars, by Monfieur... Klara. Stil, Stil; ikwil haar naamen niet hooren. Noch ik kan uw reden gelooven. Ferdinand. Mejuffrouw je weet niet hoe godloos hy u verkort, Klara. Het kan niet zyn. Ferdinand. Ik weet raad om ons gefcbil Aanftonds te beüegten; zo jy je maar zo lang wilt verftecken In deeze > of de naafte kamer, als ik met hem zal fpreeken. Klara. Zou jy met hem fpreeken? F e r d i n a n d. Ja, maar op een aardige manier. Wy zullen onsals boeren klceden, en zyn Advies vraagen; als 'er iemand om een Conlulacie komt, zegt Juffrouw, fpreckt hyze hier? Klara. Ja, wann gy ziet hier zyn boeken (ban, ik zouje gebragli gebben in een andere kamer, Maar wy maaken fchoon. Neem dit één bewys maar: wat Wees was haar Voogd aangenaarr.er Als ik de myne? hy (laat toe, dat ik in zyn ftudeerkarner ga , en iemand hoor. Wat Advokaat zou dat lyden ? Ferdin a n d. Ik bid verfleekje hier voor , O F daar naad, ik zal niet een woord van oiize liefde fpreeken, Gaat daar vaft op. K l a r a. Zyt verzekert, dat ik u nooit meer zal hooren , komjè  KLUCHTSPEL. n komjedeezebeloftenbreeken. Ikheb ugezegt, dat ik niemant trouwen zal dan u, maar dat ik u niet zal neemen tenzy rnynVoogd het toeftaat. Ik heb reeds tegen myn plicht gedaan,dat iku zonder zyn weeten toe onzeNicht zodikmaals gehoord heb, en my zover geëngageert;dochzo gy my zyn ontrouw toont, fta ik toe Ferdinand. Ik wenfeh niet meer en acht my nu Alreeds genoeg verzekert. Ik zal myn knecht maar gaan halen. Met uw verlof;ik kom voort weer, ik bid dat gy u ondcrwyl hier verfteekt,ik verzeker]edat je vremde üaalcn Van jouVoogd hooren zult, en zo ik een brier die my toegezegt is kan krygen, zul je het klaar konnen zien Klara. Om dar je zo fterk aanhoud zal ik het doen ; maar je moogt verzekert zyn Ferdinand, ' Dat ik niet het minfte mistrouwen op hem heb. Ferdinand. Ik heb myn tyd van doen om my te verkleeden. Klara. Ik zal me verlchuilen achter het ledikant, Daar hoor ik myn Voogd. DERDE TOONEEL. Bartolus, Kla'ra. WEartolüs. ElKlaartje, hoe gaat het al? Klara. Tot mvn hcer's dienft. , . ... ' turn  ia De ONTROUWE VOOGD; Bartolüs. Brogt de Monfieur die je ftraks hoorde tydingvanje Moey in Zeeland ? Klara. Myn heer hoorde,dat hy door de meid zo liet zeggen. Bartolüs. Zyn de vrinden daar noch gezond ? Klara. Die heer wist noch niet van haar ziekte. Bartolüs. Dat is me lief;maarde zaak dieje me jou voor een dag, of tien eens voor hebt hooren leggen, Heb jy je daar al op bedacht ? nu antwoord maar, me dunkt je krygt een Coleur. Wordjebefchaamt; zeg maar ja; in een maand,benje al die befchaamtheid deur. Myn Zoon zal jou oppalTen en eeren, Of je een Koningin waart. En dat hy niet en weet zal ik hem leeren. Klara. MynHeer,ik ben oneindig verplichtvcor al die goed- heden die jy my betoont, De genegentheid dieje voor my hebt kan nooit na waarde worden beloont. Ik erken de groote deugd,die ikdagelyks van uwzorg en zucht ontfang : en hoe meerder ik die begin te overdenken, Hoe befchaamder ik werd, als ik my, in geen ftaat vind, om uw zoon myn wederliefde te fchenken, Bartolüs. Niet? KL a r a. Neen, myn heer, want ik kan noch nietrefolveeren, om zo een laftigen ongcmakkelyk Juk Op my te laaden." Hoe ménig raakt door bet huwelyk in den druk! Wat  KLUCHTSPEL. 13 Wat ziet en hoort men dagelyks bedroefde huishouBartolus. (dens. Myn zoete Klaartje,die praatjes hebje van getrouwde Vrouwen, of Weeuwen gehoord. Klara. Die kennen dien ftaat beft, en weeten ,hoe zy dezelve bevinden. Bartolüs. Z v zoeken hier door de Vryfters oogen te verblinden, Zy willen de vreugd alleen hebben,enbenyden jou lui het zoet Dat in die ftaat te vinden is ;zy fpreeken tegen der gemoed,zy zyngeintrefleert;en geintrefleerde moetje jou leeven niet gelooven, Veel min by zulke om raad gaan. Klara. Hoekonnen zy geintreft'eert zyn?wat fcheelt haar of de Vryfters trouwen, of niet 7 Bartolüs. De dood mogt haar Mannen haar ontrooven; Dan zouden zy gaarne een ander hebben.Indien zynu konnen maaken,dat de Vryfters zich niet in den hu- vvelyken ftaat Willen geeven, zokunje wel begrypen,dat de Actiën vandeWeeuwen ryzen, daarom praatenze byde Vryfters altyd zulken praat. En als ze dan alleen zyn zo lagchenze der om; «n , zeggen, die onnozele flooven meenenal waar, zo moet menze doeken! Ik zal het jou eens met een gelykenis zeggen: 't gaat haar als de Kinderen die bloempjes gaan zoeken ; Ze roepen tegen die omtrent haar zyn; hier is niet met al. Ondertuflchen paften zy wat te krygen , en laaten andere loopen voor mal. Ik behoef het niet tebewyzenjdewylzyzovrelniet; kon-  54 De ONTROUWE VOOGD; kennen veinzen, of, iemand die't nadenkt,en op letten wil, ken 't licht bemerken. Zend eens op een zondag morgen iemand voor 't Stadhuis; of ga zelfs te kerken, En let eens , hoe veel Wee uwen dat je onder de Bruiden zult hooren afleezen ; zo by dozynen gelyk. Zy mOgten dien ftaat zo kwaad gevonden'hebben ,"ze zouden zich danwel weerwachtcn,meenik.i\i aareen Weeuw, de Bruid zynde, zit vry vrolyker te pryk Als een Vryfter: daarom neem dceze les voor joo,en alle Vryfters; Laatje door geen TVyven.of IVeeuwepraatjes 'bedriegen, Al zweeren ze noch zo \eel,gelooft zeniet;want ik zeg het je, ze liegen. Dit moogen dejuffrouwen wel fchryven opeenplaats daarzedikwijszien;ja boven der Spiegels ; daar kyken zy'tmecst. Myn lieve kind , je weet niet wat zoetigheid in den huwelyken ftaat zit, wat ongemeene vreugd: Niets mag daar by haaien, je wort duizentmaal op een dag verheugd; Een goed huwelyk is een hemel op aarde. Ki. ar a. En nu een kwaad ? Bartolüs. Daar willen wy nuniet van fpreeken. 6 By een goed huwelyk kan geen vermaak werden geleeken, (naar Wat is de een zaamhed bedroeft,enaffchuwelyk ?hoe En vervaarlykis het als eenmenfch,en nogeenVrouws perfoon,die doch van natuur vreesachtigis,'snachts niet konnen flaapen, en benauwde gedachten hebbende in 't donker alleen is ! ik geloof je word het wel gewaar. Klara. In 't minfte niet. Ik ben niet vervaart:ook llaap ik de gantfche nacht. Bar-  KLUCHTSPEL. ij Bartolüs. Dat zal niet altyd cluuren. De flaap vergaat als men komt tot zyn dagen. Nou geloof ik wel dat het noch zo heengaat, t is ge- meenlykeerstindehoogejaaren, dat demenfchen aangerant werden van dezeplaagen. Nu vierd en eert jou elk,en zoektjou gezelfchapnoch; maamaeenigetyd Schuwt u elk , en vlugt voor u; dan merkt men met Dat men niet geacht word; dan bevinden de Vryfters waarheid van't geen het hoofd der dichteren zoo aeleerd van Dafilolaat zeggen. fe Klara. Wat zeid die toch ? Bartol u s. Wilt rekeningen maaken, Dat deeze roode kaaken , En deeze lippen varfch, Die gloeijenals een kars; Die nu een ieder wenfcht te kuflen en te ftrooken, Van outheid zullen eens verwelken, en verfchroken. De diepe rimpel met Der tyd, dit voorhooft net En glad heel zal ontflechten , Deez' weelderige vlegten, Die met veel ftrikjes nu dartel zyn vertuit, Die zullen 't guldekleed allengjes trekken uit. En't geen gy voor fyn goud hield, mooglyk voor deezen. Zal zilver blykcn en alleen verguld te weezen. Deez' wakker' oogcn bly* Verleeren zullen zy, Hun lodderlyke treken; Die zo veel "brands onfteeken \ Deez' vlugge gaauwigheita Daargryzealwaardigheit, Gaat  ï$I D e ONTROUWE VOOGD} Oaat zonder reen opgnorren, Hela: s! zal ouderdoom Die 'c maakt fuf en loom, ï laar vleugels dapper korten. Dan komt onnut berou, als beetrens tyd ontbreekt» Hoor no' th hoe dat die herder in zyn liedje fpreekt. ' t Weigren, en d'afkeerigheid, Woegt zo wel niet, als men zeid, "Voor de Vrouwen, ' t Kan haar rouwen, JDic geboden dienft verfmaad, Wen ft 'er wel om, als 't is te laat. Trouw jy myn kind, je hoeft niets te vreezen. Was het trouwen ongezond, de Doktooren in de Medicyneia zou men Zo niet met hoopen , of ze een been om een duit hadden,om huisvrouwtjes zien loopen; en was het zonde, de Paftooren deeden het niet. Klara. Als ik dan al refolveeren moest te trouwemMynheer, ,wil myn openhartige verklaring tenbestenhouweu Zo dunkt my, dat jou Zoon noch vry jong is. B aktolls. Wel Klaartje dat fchynt zo een beetje, myn Zoon is Noch jong, dat is waar. Maar daarom zou hy jou te beter gelykeu; Kuikevleisch fmaakt best; die jonge Lamsboutjeszyn zo lekker. Wat oud vleisch kan daar bv haaien. Klara. Myn heer, jou Zoon is geen Kuiken noggeen Lam. Bartolüs. Ik wil maar zeggen , dat de zoetigheid van dat jong vleisch niet is aftemaalen. Te verftaat me niet.... Die kalver liefde.... Hoor Klaartja,de jonge vryers ftagten de jonge Kaas , Want ze zyn goed koop en konnen lang duuren, de cuweKaasis geweldig duur en fcherp,enwert haast der /  KLUCHTSPEL 17 der wormen aas. . Zo is 't met de oudcVrycrs ook, die zyn niet goed koop te krygen , Ze denken te veel achterwaart^ de bekommering ziet 'er ten oogeh uit, al is 't al datze zwygen. Veel van die oude Vryers paan wel uit om een vrouw, Maar zo ras als de Vryftersja zeid, krygenze berouw Neem jy een jongman; jonge luy konnen lang gezond famen leeven, Daar de oude lui je niet aars als gnorren en morren konnen geeven, Ze bebbcn gehoor , gevoel noch gezigt, Den heelen dag zittenze te kuchchen by den haert 4 dan hebben ze hier, dan daar de jicht ; Ze konnen op , noch neêr. VIERDE TOONEEL. Bartolüs, Klara, Jak. Jan. Daar is een boer die myn Heer wenfcht te fpreken * Hy zegt dathemK'relis hier gcrecommandeert Bartolüs (lieert. Breng hem in de zykamer. Jan. Myn Heer, die leid zo overhoop. Bartolüs Wat weet de boer daar van: VYFDE TOONEEL. Bartolüs, Klak k» WBartolüs. . ' y zullen hier d ip een fpelt jeby tteekcn < Tot flusjes.bedenkjeonuertuirchen, ik zal achter myn pleitrokaandoen, een boer is i.och ze dom, daijig li  r8 De ONTROUWE VOOGD; dat voor een teken van groote wysheid acht. Jan krygt myn pleitrok. » Klara. Ik zal ondertusfchen weg gaan. Jan van binnen. Myn heer ik kom. ZESDE TOONEEL. Klara alleen. Zou ik my zo vergeeten, dat ik myn Voogds getrouwheid in twyffel zou trekken? Neen, neen; maar Ferdinand zei het zo zeker, en heeft my belooft het klaar te zullen ontdekken. Ik verberg my dan achter deeze Alkove, om te hooren en te zien Hoe deeze zaak afloopt; maar indien Daar komt iemand. Klara verfcluiih ZEVENDE TOONEEL. Bartolüs, in zyn Pleitrok. Jan. Bartolüs. Jan, leg hier vy f, zes folianten op de tafel. Heb je de pleitzakken "gekregen ? Jan. Ja.' Bartolüs. Hang ze daar. Jan. 1 De boer is heel verlegen , 't Moet een gewigtige zaak zyn. Bartolüs. Leg hier noch wat papieren, de boeren moeten doch door de fchyn En opfnyeryen bedrogen zyn. 't Is zo wellaat hem maar komen. Jan binnen. ACHT-  I .-KLUCHTSPEL. " 19 ACHTSTE TOONEEL. BartolüS) Jasje ah een B oir, Jan. Bartoli'S, fiaat midden in de Boeken, fiaai de bladeren ras om. Jasje. , X\t ir. heb ik lang na deeze Avokaat loopen zoeken. W ' jemeny peet Jannetje ! wat zinnen hier een fchrikkelyke boeken: ,,<,,., Dat moet een geleerd man zyn! zo veei boeken ! wel al kan hy uit elk maar één woord, Zo is 'er zyn weerga niet in 'tlahgt! wie het zyn leeven van zülke dingen gehoord ! Maarzegereis,moetdcAvokaataldieboekenleezen? J an. ; Voorzeker} hy leeftze driemaal daags. Jasje. ftltemaal? J an. Ja toch* elk boek driemaal. 'Jasje. Dan doet hy het waaragtig te goed koop: hy verdiend meer als zes fchellingem Maar driemaal daags? Dat kanniet migelyke meugelyk weëzen. Onze Fobertkan zo wel leezen als een jonge in ons hiele dorp, en die het wel een uur werk, als hy in de fpiegel der jeugd een kappitteltje maar leeft. Jan. ■ Maar deeze Advokaar. is een byzondere geeft. js j e. Dat het me Krelis ook ai gewad* ✓ J A N» Zo ras hy zvn oogen Opeenbla.iflaac; ishotmt; .  20 De ONTROUWE VOOGD; Jasje. Zonder loogen! Jan. Ja toch; zie eens hoe ras dat hyze omkeert, hyiseen tweede Argus. Jasje. Wac voor een ding? Jan. Argus ; en Argus is een man, Die hondert oogen had, gelyk men byOvidius leezcn Jasje. (kan. Maar die Argus? Bartolüs keert zig cm en bromt Jan. Daar keert mynHeerzich om;*da irdoet hyhet teker. Nu zalje hem konnen fpreeken. *Baktolus wenkt. Myn Heer, deze huisman wenfte dat jy hem geliefde te dienen met jou goeden raad. Bartolüs. Dat hy nadert,en net verhaalt,waar in de zaak heflaat Jan. Jylykt wel ontftelt. Jasje. * i Ja, 't is wat te zeggen Voor zulk een geleerd man , verftaaje wel ? een zaak Bartolüs tegen Jan. (open te leggen. Eft ne fecilis deceptu ? Jan. jFacilis J^je luyflertmetopenmond. Jasje. Myn Heer Avokaat dat kan ik werentig niet verftaan. Bartolüs. Ik zeg het tegen myn klerk. Jasje. Dat is wat aars; ik docht al, dat zal niet gaan. Bartolüs. Jan binnen. Verhaal du uvr zaak, maar wilt niet verzwygen, Zo  KLUCHTSPEL. *t Zo gy een Confulatie, die duizend gulden waardig is, van my wilt krygen. Jasje. Duizend guldens?Krelis zei van zes fchel]ingen,neen Avokaat,wy gelyken malkander niet,ikfchey'eruic Duizend guldenün zo twee of driemaal,verftaaje wel? met jou te fpreeken, was al myn goedje verbruid. Duizend gulden! Bartolüs. Wat zyn de boeren dom! ze behoorden dubbelt geld aan de Advokaaten te geeven , Zo veel moeiten heeft men 'er meê. Maar ik vond 'er geen zo dom van myn leeven. Jy zult meook maar ordinary Salaris geeven; ik wou zeggen , dat deeze eene Confulatie jou duizend gulden waardig zal zyn. Jasje. Ay , myn Heer Avokaat, geeft me dan wat veel zulke "Confultatien; wy hebben wel wat duizend guldens van doen, ik heb, verftaaje wel?een huisje vol jongensmou doet het, voor jou is de moeiten weinig; en ik kan 'er een man deur worden. Onze Tryn... Bartolüs. 't Is niet om te verdraagen; Een boer is zo dom als een koe ; ik geloof dat deboeren expres gemaakt zyn, om demenfehen teplaagen. Tasje. Word je kwaad, myn Heer Avokaat ? Bartolüs. Meen jy dat ik bier een uur of zes met jou kan ftaan? Verhaal jou zaaken , daar meê gedaan.*» Ik heb andere dingen tedüen;daar leid een fchriftuur, die ik noch van avond zal moeten ftellen. Daar leggen noch wel vyf Adviezen; ik heb ten ier, vyf, en zes uuren Comp iritien. Daarom voort tot dezaak,nouit zalKrdi's my zo kwellen. . B 3 Die  52 De ONTROUWE VOOGD; Die zeid maar, Heer zo is 't Jasje. Nou ik zal dan ook doenalsKrelis.MynHeerAvokaat. ik had een Vaar, Verftaa je wel? B a n t o l u s. Nu T r Jasje. (waar, Jehoeft er niet aan ié twyffelen, werentig, 'c is Verftaa je wel? Krclis die ken je nou , die zal't ge- getuigen , verftaa je wel ? Bartolüs. Wie fpreekt daar tegen, 't Is zeker genoeg, datje eeq Vaar gehad hebt. Jasje. Nu je dat begint te gelooven, Zo zclje 't heele werk haaft begrypen. B aktoi.u ?, Gelukkig zyn de dooven, Datze zulke zotheden niet hooren; ga toch voort. Jasje. Verftaa je wel ? Die Vaar had een Moér. Bartolüs. Ja, ikverftaaje wel Jasje. Ik kan het jou klaar bewyzcn,op myn woord. Verftaa je wel ? Bartolüs. Nou die Moer. j a s j e. De had een Peet, en die Peet had een broer, En diebrocAiad een zuilen, Dat ik my niet verzin ! Bart o r. ri s. Nudiczufter?moetikjedewoorden uit de hals haaien ? Jasje. Die zufter kwaarte trouwen, A'aa  KLUCHTSPEL. 23 Aaneenman.verftaajewe^daarzemaarredelykhms meê heeft gehouwen verftaajewel? die Ja. Ik bidje , myn Heer ƒ g^eftrnen doeh goeden raad. Hocmoetikdoen? otofc ]c zegtnochnietwaar over dat ik myn raad jou zou geeven. Jasje. Ik zal het jou noch zeggen, verftaa je wel i l* Bartoi.cs. Dan zal ik jou ook noch raad geeven. .verftaajewel? . Ja ja ja, ik verftaajewel. De droes het dat verflage 'welgemaakt. . Hier komt het nu eerft op aan. _ Zo jy me hier nu niet weet in te he.pen,zo ia het met my gedaan. Ik bidje, helpme doch. Bartolüs. . Ben je zot ofdol? waarin zou ikjc helpen i Wat zyn de Advokaatlntaaftïg.Die ^r^S je wel 9 word haast n ondifoeu dan zal ik ham gt ia Zy hebben moet, wat zegje w«m je me nou . e aecoJ B 4  M Dn ONTROUWE VOOGDmodeeren ? ' yo&»«S^^ ^0kaatje„een een dmïïoÏÏVfïkr1d t0e' * Avokaaten weeten een dinggped temaaken, al is 't nog zo verbrod. ttr • j , . Bartolüs. Waar is de dochters goed gebleeven ? 't s ÈflSc5y m0nd,^,erd W ^t winnen zou.en , t Bartolüs, raS^ ïku'i??ieafl5de,ei1 aa" h,ebben ge™, waar door jy uit jou Hommer zoud zyn gebrogt. Mr n [ASJE, Wat moft ik dan geJa m hebben ? Bartolüs. je molt haar boedel voor al in proceiTenhebben verN* JJjj"5 dat ]S een middel om tot getegentheid te raa- Waar in men groote dcclnratien kan fchryven. Maar kan men dat zo doen y E' Bartolüs. ja toch,ik weet veeleVoogden die dat zo maaken Ze konnen inzonderheid veel voordeel doen.alsze zo daSwd V°0gdyea sclyk bebben- Cïa3Dze ec«s n't 't Is.zo veel voor een expresfe wagen, alzo het ctoo- ten haart heeft gehad, Zo veel verteert.zoveel voor dc vacatie; en die on. kotten wcetenzy driemaal van de kinderen te krY■ geöj Want  KLUCHTSPEL. 9J Want ze brengenze op elke boedel byzonder iq reke. ning, en danhebbenze noch veel kunsjes , die vry fynder zyn, maar ik zal die nu zwygcn, Om datze bier niet te pas komen. Die gelegentbeidis voorby. Jasje. Maar myn Heer Avokaat, zouje dan geen raad weten voor my ? Bartolüs. Daar is noch maar een middel open. Jasje. Ei zeg het Bartolüs. Heb jy ook een huwbare zoon ? Jasje. Ja. Bartolüs. Je moeit die dochter zien te beweegen Datze jou zoon trouwde , hier aan is het gelegen.. Jasje. Dat 's wel. Maar als de meid niet wil?Hoor myn Heer Avokaat, Ik zal recht opbiechten,verftaaje wel?onzeKrelis gaf my die zelfde raad. Ik heb het bezogt, maar de meid begeert hem niet. Bartolüs. Je moet 'er wys zien te maken datjezekuntdwingen Dat in haarVadersTeftamentftiat, datze niet een duit zal erven, zo ze tegen jou zin trouwt,dan zalze wel anders zingen. De jonge meisjes zyn onnozel. B 5 N a  25 De ONTROUWE VOOGD; NEGENDE TOONEEL. < Bartolüs, Jasje, Jan. MJan. zoetjes tegen Bartolüs. Yn Heer, daar is noch een boer die na je vraagd; ik vertrouw fhaaft. Na ;khoor,dat het de party van deeze is;maar hy heeft B ar t o LU s. Waarblyf ik met deeze v want ik zou niet gaarne koren van de Meuten /enden. J a tL paar heeft mya Heer geiyk in; jekuntze alle bei wel bedienen. Daar zyn kunsjes genoeg op te vinden , (blinden. Of zend hem by jouNeef,en zoeen boer is genoeg te Maar hoe kryg jy hem uit de kamer ? Bartolüs. Daar fchietme een middel in,haal de andere,enbrengt hem hier in de kamer, door de deur Maer klopt eer jy in komt. j a n. Wel myn Fleer, ik ga dan veur. TIENDE TOONEEL. Bartolüs, Jasje. giï ar tol cs. Y~ verftaat my nou wel ? J asj e. Ja , ik moet 'er zeggen, verttaaje wel ? dat ik in myn Teftement order zal ftellen. Bartolüs. Wat raakt haar jou Teftement? ik zeg in haar Vaders Teftemeiit. ó my ! ö my j a s j e. Wr.t is'er myn Heer? B A R.  KLUCHTSPEL. 27 B art o t u 3. Och! Jasje. (Icn? Te houd je buik zo vaft; zyn 't ook winden die je kwel- Bartolus. 6 Mv' 6 my ! ik was gifteren niet heel wel, dies ik van daag een purgatie innam, en de Doktor heeft belaft • dat ik niet uit myn kamer zou gaan. ■ ö Mylbeliefje welzo lang voor te gaan, ik zalje araks. laaten roepen. JASJE- Dat hoeftniet Avokaac, ik zal hier maar bly ven (taan^ Verftaaje wel ? wy weeten daar niet van. . . "Bartolüs. Dat 's geen fatfoen. ga zo lang voor ,rasjes. Jasje. Als je't zo wilt, ik laatme gezeggen , (legden l Maar al bleef ik hier, verftaaje wel? zou diar wat aan J as]e binnen. ELFDE TOONEEL. Bartolüs, Ferdinand, in boere kleeren door eene andere deur. Jan. VBartolüs. zoetjes tegen Jar Ole; die eerfte boer, rasjes. Fehdihanr. Jan binden. Myn Heer , ik heb een zaak, daar ik jou raad Wel eens over zou willen hooren. Bartolüs. Zeg dan met weinig woorden uw verzoek,en waar uw zwaarigheid uit ontftaat. Ferdinand. Ik vry na een dochter,vatje't? zy is me wel genegen ? Maar haar Voogd kan ik niet beweegen. r Hy wilder zyn zoon aan doen trouwen; ik gelooi ,  28 De ONTROUWE VOOGD; vat je 't ? is om dat hy met geen fatfoen Rekening van zyn Voogdy en zal konnen doen, Bartol'js. Wil kyze zyn zoon doen trouwen ? Ferdinand. Ja. Bartolüs, Watgeefjeme,datikjou een middel aan weet ts wyzen, Daar jy dat door beletten kond ? F k r p i n a n d. In plaats van zes fchellingeD,zal ik jou zes guldeneeeven, vat je't? en jou over al pryzen, Bartolüs Maar nu, de vryfter bemind dié zyn zoon? F e rd i n a nd. Neen,ik bidje helpmeje zult zien hoe ikje beloon. * Bartolüs. liet mag niet weezen , neen; geen Voogd mag een dochter op zo een wys perfuadeeren, om aan zyn zoon te trouwen; Als dat geremonftreert wierd, ik verzeker je, dat de Heeren dat niet lyden zou wen. De wyze Solon heeft een wet gemaakt, waar in hy uitdrukkelyk verbied, y Dat geen Voógd, noch ook zyn zoon,de Wees we'kers goederen hy Adminiftratcert.trouwen mag \ betaamt ook niet dat het gefchied , G' Je kond dat zelf immer wél begrypeo, Diedingen konnen niet getoHéreert worden. Procedeer jy maar, wy zullen jou party wel knypen. Neen toch niet, zou dat mogen gefchieden ? dan zou geen Voogd, d;e een zoon had, behoeven rekening te doen. «tGaapt als een over.eenVoo^dzyn zoon aandedoch- ter trouwen .' dat 's e;een fatfoen. Juftinianus zcid, paraj> roph o... Hy zoekt in een boek. F er-  KLUCHTSPEL, 29 Ferdinand. Zon myn Heer my hier van wel eens een fchriftje geheven te maaken ? Ik vind myn genoegen byzonder,vatje t ? myn Heer verftaat hem grondig op die zaakem Bartolüs. E~n fchriftelvk Advies! F e r d i n and. Ja heet dat goed zo? Bartolüs. Schriftciyke Adviezen koften veelgeld, 't Is zo met geen zes fchellingen te doen. Ferdinand. Daar is niet aan gelegen, vatje 't ? hoe veel moet myn Heer d'er voor hebben ? het zalje te vooren werden gctelt. Ba rtoliis. Ia, maar ik heb noch verfcheide luiden tefpreekenj daar (laander noch te wachten, ik heb geen tyd om te ichryven. Ferdinand. Watte ftreeken ! Zet het maar in een regel of v ier, vatje 't?dat ik t onthouden kan , dat is ras gedaan. Bartolüs. Ja, ik vat het wel, maar ik zeg, dat ik het niet doen kan, hoe rooogje zo ftaan. Ik celoof dat jv lui boeren meend.dat die dingen zo te doen zyn: of men een hooy wagen laide Op zo een Advies , moet een Adv.okaat zyn har Henen lullig 't b watanders; een zaak te fchryven of te fpreeken, F e r di n a n d. Wil myn Heer my dan wel dienen in myn zaak, zo myn party niet na een accoortjen hooren wil. Bartolüs. Ik heb myn handen nou juift vol werkjmaar *h* *J  3o De ONTROUWE VOOGD; vrind dat een Advokaat is, ga daar maar by, ik zal myn Klerk mee zenden , je moogt het die wel vertrouwen, 't is een heel gaauw man. TWAALFDE TOONEEL. Bartolüs, Ferdinand, Jan. i j. Jan. zoetjes tsgen Bartolüs. iX/JVn Heer de boer wil niet wachten, hy komt. Bartolüs. tegen Ferdinand, Je moet het my ten belten houwen, ik purgeer Van daas;, en de Doktor heeft geordonneert Dat ik niec uit myn kamer zou gaan, beliefje wel een ■ oogenblik voor te gaan ? F e RniNAB d. Al wat myn Heer begeert. Ferdinand binnen. DERTIENDE T O O N E EL. Bartolüs, Ferdinand, Jasje, Jan. Tasje, inkomende door een andere deur. D\t duurt geweldig lang, die pur.aatie moet lullig werken. Hoe vaart het al myn Heer, is de pyn wat verd'-veenen ? B a r t o l n s, tegen Jan. Jan , volg die andere. tegen Jasje. tfc heb het al heel kwaad gehad. Jan, tegen Ferdinand , die weer komt. Waarna toe? waar heenen? Ferdinand. Ik moet de Avokaat noch- eens.... Jan.  KLUCHTSPEL. 31 J an. Stil, ftjL Ferdinan d. Myn Heer; ik zouje met eenen nu noch willen vraagen. . <... .*Hoe jy hiertwe] dat komt al raar. * tegen Jasje. Jasje. Wel ik ben d'er al voor jouw geweeftjmyn lieve vaan Fük 91 man u, Jy loopt hier een blaauwtje, de Avokaat zal my in myn zaak dienen. J A s j Dat zelje liegen, al zei jy het met je tienen. Bartolüs. tegen Jan. Nou heb je het wel gemaakt ? Jan. Myn Heer s ik kon het niet beletten. Ferdinand. Myn Heer de Advoka it het me gezeid, Vatjet ? dat geen Voogd , of zyn zoon5zoo een dochter mag trouwen. Jasje. Nou boor ik datje 't liegt; hy het, verftaaje wel ? my dat ftraks wel anders uitgeleid. Ferdinand. " Spreek eens Advokaat, met wie van ons beiden zou jy het houwen ? Jasje. Vv at zegje, mag myn zoon ze niet trouwen V Ferdinand. Zsg de waarheid, en daar meê gedaan. Jasje." Eilievczeg het hem eens. Ferdinand* Verhaal hem eens wat Solon voor een wctgegeevea / heeft., Bah*  32 De ONTROUWE VOOGD; Ba rtolus, Dat ik je vernaaien zou de wetten die in het Corpus Oanonicum van die Materie ltaan, Je zou het niet gelooven. Jasje. Hoorje dat wel! F e r di n a n d. Maar al die wetten zy tegen jou. Jasje. "(Tchreeven. Neen,die zyn tot myn voordeel, verftaaje wel ?geEi Avokaat,ik bidj",datje met e en woord ons van malkaar helpt; heb jvmy geen gelyk gegeeven? Ferdina nd. Heb jy my niet belooft te dienen ? Bartolüs. Ben je dan alle beide geinclineert Om inyn meening hier over te hooren ? f erdinand. Ja. Ja sje. Bartolüs. Zo wedt, dat ik noch niet ben gerefolveert Óm myn meenjng te zeggen. * Ferdinand. Nu zie ik dat de Avokaaten Zo over en weer waay en , en dan zus, dan zo konnen praat en *, Gajy ter goeder trouw, zo bid ik, dat jy de wet vaii Solon maar eens leeft. B a r t o lu s; Hoor vrinden, ik zie wel, jy lui bent niet veel by Avokaaten geweeft, Daarom fpreekje zo. Maar kom aan, om te too- ncn dat ik je beft zoek...,. Jasje. Ons geld meent hy, want dat is het beft Bar-  KLUCHTSPEL; 33 Bartolüs. Ik zal trachten Jou luy famen te vereenen; wat dunkje, is dat met eerlyk & Jasje. Ja, ik zou dat voor al van geen Avokaten verwachten. Ferdinand. Myn heer, doe een voorflag. Bartolüs. Ik wenfch eerft met yder van uw beide alleen ce rr.oogen fpreeken. Jasje. Laat ik hem eerft fpreeken. , Ferdinand. Waar zou ik ondertuflchen heen ? Bartolüs. In ce zykamer. Ferdinand. Ni en, in die kamer zulje me niet weer krygen. B ARTOLUS, Hce (lellen wy het dan ? Ferdinand. Wat voor een hok is dat ? Bartolü s. Lat 's wel, ga daar zo lang in die kamer, achter de gordyn is een deur. Ferdinand. Ik bf loofje daar te blyven, en te zwygen Tot hy gedaan heef'!. Ferdinand by Klara, achter de Alkcve* C V F E R  U De.0 NT ROUWE VOOGD VEERTIENDE TOONEEL, Bartolüs, Jasje, Jak. Jasje. JT Unjy maaken Avokaat.dat hy afftaat van de partv **-ün myn Zeun d'er krijgt, ik beloofje, verftaeje boven datje verdient, een nieuwe py , (wel ? En de eerfte zoete melkskaas,diemyn Wvf maakt' zal ik je zenden, Onze Wobbe maektze zo goed. En ik zclje, verftaeje wel?zo een pot met roombrengcn.enikzeljere- kommandeeren aan al myn bekenden, Verftaeje wel, myn Heer Avokaat ? hoorje niet, mvn Heer? 5 * Ben je doof, of zot? of bruye mekaar al weer? Avokaat! watte gramatfen zyn dat ? liebje je zinnen verlooren ? Wat hebben de geleerde luy fratfen! hoe is bct?kunje of wilje nier hooren ? Wel de duivel fpeelt met dat bakkus trckken,dat'secn figuur! Nou in dat boek, nou in dat boek. nou in dat .'wat maakt hy een aardig poftuur Daar fchryfthy! miftchien kan by niet meer f wee. ken. O hy is puurftccken Benje ftom geworden? daar ftaat hy nou ftok ftyf. Daar loopt hy heen en weer. Hy wortdol, ik loop liever by myn party. Daar bedaart hy wat. Maar myn Heer. . . . Bartolüs. Audi! Jasje, Wat is dat te zeggen ? Bar-  KLUCHTSPEL. gj B ar tol u s. Kom, of ik haakje. Ferdinand tn Klara luijleren. J ASJE. Dan zal ik liever komen Bartolüs. Na dat ik jou zaak in rype deliberatie heb genomen, En een reeks Meeilers in de rechten daar over heb geconfulteert, En wel gepondereert al 't geen kan werden geobidicieert, Na dat ik my geabftraheert heb van alle,het geen myn Judicium zou konnen corrompeerenj Zo is 't, dat ik Conüderatis Confiderandis, (onder verbetering) zou judiceeren, Dat uw party, in weerwil van u, De dochter geenzins kan trouwen, wat zegje «u? Jasje. Kolt je me dat niet met één woord gezeidhebben,zon» der zo veel vieze,en wonderlyke fratfen temaaken? Bartolüs. Die mines zyn accidentia,infeparabilia ,'en moeten altydgeëmployeert werden by diepe meditatiën, by hooge en fublime zaaken. Jasje. Daar docht ik niet om,maar nu fehietmeweerin. Dat onze meester in de fchool zulke gebaarden pleeg maaken, nou vat ik de zin. Bartolüs Beliefje nou wel in de zykamer te gaan , tot dat ik jou party heb gefprocken? 1 , , Jasje. ja, dat kan my met (cheelen , als jy maar maakt dat heur huwelyk word gebrooken, Bartolüs. Klerk, breng deze man in de zykamer. c 2 v y F-  3ö De ONTROUWE VOOGD; VYFTIENDE TOONEEL. Bartolüs, Ferdinand, Klara achter Bartolüs, zonder dat hy haar ziet. Bartolüs. KOm maar hier Huisman ;ik heb met je party al gedaan , En ik kanje verzekeren, datje zaaken treflyk ftaan. Ik heb hemgetoontcenwctinditCorpus,datjedaar open ziet leggen. • . , Ferdinad, gaat by Klaartje, aan de ander zy van Bartolüs, en zet zyn pruik op. Dat is geen los, of wispelturig zeggen, Die uitdrukkelyk, en met klaare woorden veroieü, Dat geen Voogd , noch zyn Zoon, de Dochter mag trouwen, 't is te Sparte nooit gefchied. Wat zegje nou?waar ben je.... hoe! wat is ditte zeg- aen? , .. . Klaartje... jy... hier... ik... hoor... ik jou eens te vooren leggen.. . Waarom... maar hy... Klara. Myn Heer, het is my leed, dat ik oorzaak van uw onfteltenis ben. Bartolüs. Maar ben jy hier lang geweelt ? Klara. Geduurig, die Boeren zyn gemaakt, de eene, die vat je't? is een Heer die my pretendeert; die verftaeie wel ? is zy" Knecht; maar zyt niet bevreelt, Schoon ik alles aangehoord heb, ik zal uw fchande niet zoeken. Bar-  KLUCHTSPEL. 37 Barto lu s. Maar Klaartje bedenkt watje eegt... Ff. hoimand. Die juffrouw is niet meer te doek en. . Zy weet uw ganfche ftaat, daarom is het beft Voor 'myn Heer, Niet meer te loochenen met ftoat fpreeken. Zie dit fchrift, dan zult gy niet meer Aan myn zeggen konnen twyffelen. Kl ara. D enk niet, dat ik u zoek te ruïneeren. Doebehoorlykc opening , ik zal tydgceven. Bautolcs. Maar denk Ferdinand. Myn Heer , al uw protefteeren ïs vruchteloos, verwaarlooft de gunst niet die de Juffer u bied; Want je bent geruïheert, aanvaarjedie niet. Ziedaar.. ,s Bartoldsi Nu ik die brief zie, kan het ontkennen niet helpen, ik zal het dan geeven , Ik z al u myn boeken en alles toonem lk ben een bedurven man, en heb niet'een duit om van teleeven. Klara. Weest niet bezorgt, myn Heer, ik zal toonen, dat ik niet gedenk de ontrouw hier in aan my gedaan. Maar erkennenwat goed ik voor deezen van u genooten heb. Bartolüs. Al gelukt het bedrog lang,'t mislukt gemeenlyknoCh in 't eind, en op het einde komt het aan. E INDE.