VADERLANDSCH WOORDENBOEK; OORSPRONGLIJK VERZAMELD DOOR J A C O B U S KOK. DRIE-EN-DERTIGSTE DEEL. W—Y. MET KAARTEN\ PLAATEN Cll POURTRAITEN. te AMSTE LDAM, bij J O H A N NES ALLAR T. m d c c x c v.   VADERLANDSCÜ WOORDENBOEK* WlT» X^itte^de) was eertijds een zeer aanzienlijk Gefiagt in Zeeland, 't welk, hoewel ook in andere oorden dier Provincie, voornaamlijk , egter, op het Eiland Schouwen gebloeid, en voor het bewind, zo van Stad en platten Lande , als voor het geheels Gewest, Voornaame en verdienstlijke mannen heeft uitgeleverd. Reeds zo Vroeg als in het laatfte gedeelte der Zestiende Eeuwe, vinden wij, op de lijst der Burgeiüeesteren van Zierikzee, vermeld, Mr. quintyn de witte , die ook nog in de Zeventiende Eeuw die waardigheid heeft bekleed; voorts, in denjaare 1615 ;in de zelfde hoedanigheid, Mr.vincent de witte;in denJaare 1632, 1635, 163 8 ,1641,1644, 1647 en 1650 , Mr. pieter de witte; en , in de Jaaren 1 65 8 en 1662, jakob de witte. Een andere jakob de witte, misfchien de Stamvader van alle deezen, bekleedde, omtrent zeventig jaaren Vroeger , te weeten , in denjaare 1594, in de gemelde Stad, den post van Penfionaris. De ftraks genoemde Burgemeester jakob de witte, zijnde Heer van Haamftede, bekleedde wijders het aanzienlijk ampt van Rentmeester beoosten Schelde. Kornelis de Witte, 't zij dan zoon öf bloedverwant des laatstgenoemden , Heer van Eikerzee, Ellemeer, enz. wierdt, op den dertienden Augustus desjaars 1667 , aangefteld tot Opperbeftuurder of Superintendent over het geheele Eiland Schouwen , Burgt en IFestland, Een tak diens zelfden aanzierilijken Geflagts bloeide op een ander Eiland van Zeeland, Zttidbeveland naamelijk. Bijkaiis zo Vroeg als de oudfte der nu gemelden, bekleedde Mr. jakob de witte, in de Stad Goes, den post van Baljuw. Boven hem, en boven alle da anderen, in aanzien en waardigheid, klom zijn Zoon Mr, XXXIII. Deel. A So«-  2 WITTE, (de) enz. boudewyn de witte , gebooren in de gemelde Stad. Op den negenentwintigen Oétober des Jaars 1625 wierdt hij tot Sekretaris van het Land, en voorts, op den negentienden Februarij des Jaars 1630, tot Raadpenfionaris aangefteld. Tot op den drieëntwintigen Maart des Jaars Ï641 bekleedde hij dien volwigtigen post, wanneer hij, op zijn verzoek, daar van ontflagen wierd. Eindelijk ontmoeten wij nog, als Burgemeester van Reimerswaale, adriaan de witte. Door huwclijks-verbintenisfen , met Geflagten , niet minder aanzienlijk in den Lande dan hun eigen, als die van raaphorst , weytzen, beeresteyn en anderen, vermeerderden , daarenboven, de de witten hunnen luis'ter en vermogen. Zie s bi alle g ange , Kronijk van Zeeland. Witte van haamstede'; zie haamstede (witte van holland van) Deel XIX. bl. 12. Witte, (witte kornelisz. de) Ridder en Vice-Admiraal van Holland, klom tot die hoogte van luister en gezag uit zeer geringe beginzelen. Zijne Ouders , lieden van nie°t veel aanziens en vermogens, behoorden tot de Gezinte der Christenen, welke men Mennoniten of Doopsgezinden noemt. Zij woonden in den Briele, en verwekten aldaar deezen Zoon, in den Jaare 1509. De Scheepvaart bloeide, ten dien tijde, in de gemelde ftad. De meeste kinderen , uit den geringen burgerltand, namen deel daar aan. Het voorbeeld zijner-Stadgenooten dcedt onzen de witte, al vroeg, dien leevensaart omhelzen. Eerst voer hij als gemeen matroos vervolgens als foldaat, daar na als ftuurman , en wierd eindelijk tot Schipper of Kapitein bevorderd. In die onderfcheidene posten bezogt hij alle bekende waereldoorden, zo in het Oosten als in het Westen, in de Middellandfche en in de Baltifche Zee. Groot was het aantal vijandlijke fchepen, welke hij, van tijd tot tijd, veroverde en in de Vaderlandfche havens opbragt, verbrandde of in den grond boorde. Man-  WITTE (WïTTE KORNELISZ. de) $ Mannen van zo beproefde dapperheid, ondervindinge en bedrevenheid, hadt het Vaderland hoognoodig, vooral in eenen tijd, in welken het nog den Spaanfcheu oorlog omhanden hadt, en, daarenboven, gemengd was in de belangen van de magtigfte gefchilvoerende Mogendheden van Europa. Naa alvoorens, U de hoedanigheid van Bevelhebber over eert enkel fchip, den Staat zijnen dienst betoond te hebben , wierdt hem, eindelijk,als Vice-Admiraal, het bevel over magtige Vlooten opgedraagen. Al in den Jaare 1639 was hij tot dié waardigheid verheven. Als zodanig bevondt hij zich , in dac Jaar, in de Vloot, daar de Luitenant - Admiraal marten harpertzoon tromp het bevel over voerde * en met welke hij de Spaanfche Vloot, onder den Admiraal Don antonio d'oquendo, in Duim aantastte, en eene gedugte nederlaage toebragt. De witte , last hebbende ontvangen , om op de Engelfche Vloot tepasfen , en haar te beletten , gelijk zij daar toe de mine maakte, dat zij de Spaanfche Vloot niet befchermde, kweet zich zo wel van dien post, dat hij, en voor zijne trouw , in' dit opzigt gebleeken, en voor zijne dapperheid, geduurende de geheele ontmoeting betoond, nevens den Admiraal tromp, van 'sLands wegen, met treffelijke gefchenken beloond wierdt. In den Jaare 1645 , ter gelegenheid als tusfchen Zweedin en Deenemarken onlusten gereezen v/aren, bemoeiden zich de Algemeene Staaten met dien twist, in zo verre , dat dezelve , ter bemiddelinge der gefchillen, niet flegts een Gezantfchap fia het Noorden , maar ook, ten behoeve van het eerstgemelde Koninkrijk, eene talrijke Vloot in zee zonden. Witte korneliszoon de witte kreeg het bevel over de Vloot, en ftak in de maand Julij daar mede in zee. Hij hadt eene talrijke Vloot Koopvaardijfchepen onder de vlag. Op den ne* gentienden der gemelde maand zeilde hij door de Zond, onder het betoenen van behoorlijken eerbied aan de vlag van zijne Deenfche Msjeiteit, alzo hij last hadt, zich van het pleegen van vijaudlijkhcden te onthouden. Zo veel fchriks, As te  + <^ITTE. (WITTE KORNELISZ. de) intusfchen, veroorzaakte deeze Vloot ten Deenfchen Hove , dat zijne Majefteit niet flegts met den Zweedfchen Koning den Vrede floot,, maar ook, met de Algemeene Staaten , een Verdrag aanging, raakende de Zondfche tollen , over welke tusfchen de beide Mogendheden, eenig gefchil ontftaanwas! In den Jaare i64p, of iets vroeger, vertrok de witte met eene Vloot na Brazil. Naa een wijl vertoevens aldaar, ziende, immers van oordeel zijnde , dat zijne tegenwoordigheid geen nut konde aanbrengen, wierdt hij te raade, zonder daar toe bekoomen verlof van den Raad der Regeeringe in Brazilië wederreize na het Vaderlandaan teneemen. Terftond naa zijne aankomst hier te Lande begaf hij zich na 'sGraavenhage, en voorts daarop bij den Stadhouder Prins willem den II, als Admiraal Generaal, om aan 'denzelven verflag te doen van zijne verrigtingen. Onaangenaam was de ontmoeting, die den Vice-Admiraal, kort naa dit bezoek, bejegende. De Prins, met eenige leden der Algemeene Staaten , de zaak overlegd hebbende, deedt hem, in zijne herberg in'* Graavenhage, in verzekering neemen, en vervolgens na de Gevangenpoort overbrengen. Op lasr van hunne HoogMogenden wierden, door de Admiraliteit tsAmfierdam, eenige derKapiteinen van de witte's Eskader in hegtenis genomen , en vervolgens over hen en over den Vice-Admiraal door de Algemeene Staaten, uit alle de Admiraliteits-Kolle' gien, Regters aangefteld. Van geen kleinen nafleep was dit bedrijf van den Stadhouder, gefterkt door de Algemeene Staaten, die veel van zijne hand vloogen. 't Lust ons, daar van een kort verflag te doen , dewijl het ons gelegenheid zal geeven tot het vermelden van een merkwaardig befluit, raakende het regt van grondgebied, door de Staaten van Holland uitgebragt. Hunne Edele Groot Mogende, naamelijk, het vatten en te regt ftellen van den Vice - Admiraal witte kornelisz. de witte, en van diens Kapiteinen, als eene blijkbaare krenking van hun grondgebied, en als eene krenking van hunne Opper-  WITTE. (WITTE KORNELISZ. de) jf perfte magt in de Provincie van Holland, aanmerkende, fpraken 'er den Prins over; doch kreegen geen, immers niet een voldoend befcheid. De Wethouderfchap van Amfterdam ging nog verder. De Raaden ter Admiraliteit in haare Stad hebbende doen vermaanen, dat zij de gevangenen hadden te ontdaan , doch, op die aanzegging, een weigerend antwoord hebbende bekoomen , gaf zij bevel om de Gevangenis met geweld open tebreeken, en Helde alzo de Kapiteinen op vrije voeten. Zulk een, zo als zij dien aanzagen , ftoute ftap, veroorzaakte geen gering ongenoegen bij de Algemeene Staaten. Bij een fchriftelijk vertoog vervoegden zij zich ter Vergaderinge van hunne Edele Groot Mogenden , waar in zij vertoonden , in het vatten van den Vice - Admiraal de witte , en der Kapiteinen , op Hollandsen grondgebied, niets gedaan te hebben, dan 't geen zij, geduurende het jongst veiioopen tijdperk van vijftig jaaren, altijd gewoon geweest waren te doen, in foortgelijke gelegenheden. Thans namen de Staaten van Holland een Befluit, 't welk, indien het vroeger genomen of gevolgd geweest ware, veel onregelmaatigs en onregtvaardigs zou voorkoomen, en, onder andere , den grijzen johan van oldenbarneveld voor een gantsch wederregtelijk vonnis zou behoed hebben. Op het Vertoog der Algemeene Staaten antwoordden die van Hol/and, op den zevenëritwintigften Maij des Jaars 1650, „DathunHoog„ Mogenden, als geen regtsgebied hebbende binnen debij„' zondere Provinciën, niemand aldaar mogten aantasten, zon,, der verlof der Staaten van elk Gewest, of vandenReg„ ter, welke hunnen perfoon verbeeldde. Dat de Ingezee,, tenen der Gewesten, uit kragt der Privilegiën, ook niet „ mogten te regt gefield wordsn, dan voor hunnen natuur» ,, lijken en bevoegden Regter. Dat de Algemeene Staaten „ geen regtsgebied hadden dan over lieden van Oorloge , „ en zuiks alleen bij voorkoominge, en over zaaken , derzeiver beroep aangaande. Dat Brazil reeds geheel ge„ wonnen was door de Portugeezen , en dat, diensvolgens, A 3 » de  * WITTE. (WITTE KORNELISZ. de) „ de Algemeene Staaten geen regtsgebied hadden op de „ plaats, alwaar de onderftelde misdaad door de witte en „ de zijnen zou gepleegd zijn. Dat de Staaten zelve van » de bijzondere gewesten hunnen onderzaaten geenebijzon„ derlijk aangeftelde Regters mogten geeven, maar dezelve „ voor den gewoonlijken Regter moesten te regt Hellen. „ Dat, indien men, zomtijds, van wegen de Algemeene „ Staaten zulks gedaan hadde, het dan gefehied ware met „ toeftemming der Staaten van het Gewest, of van derzelvea „ Afgevaardigden ter Algemeene Vergaderinge. Dat, in het „ tegenwoordige en alle andere gevallen , de bewilliging der „ Afgevaardigden gefehied ware, om dat zij daar toe door „ hunne lastgeevers, al of niet gemagtigd waren; waren ze >, daartoe niet gemagtigd, dan hadden ze het belang hun„ ner Provincie verraaden : en bijaldien de Staaten zelve daar >, toe lasthadden gegeeven, konde zulk eene bewilliging uit tf geen andere gronden dan uitdien van flofheid, of van onkunde, of ook wel van bijzondere ipzigten, haaren oor„• fprong genomen hebben." Hunne Edele Groot Mogenden beflooten, „ dat zij, in allen gevalle, niets hadden kunnen „ doen , waar door de hoogfte magt der Provinciën verkort „ wierdt." De Staaten van Holland vergenoegden zich niet met het aanvoeren van zulk eene manlijke taaie tegen het Vertoog van hun Hoog Mogenden, maar vervoegden zich ook met hun verzoek bij den Stadhouder, op denzelven begeereude dat de Vice-Admiraal de witte m Rotterdam gevoerd, en aldaar, voor zijnen bevoegden Regter, de Admiraliteit op de Maaze, zou worden te regt gefield. Van tijd tot tijd verwijlde de Stadhouder het voldoen aan dit verzoek; 't welk ten gevolge hadt, dat'sLands Staaten onmiddellijk last gaven aan den Prokureur Generaal, om den gevangen Vice-Admiraal van de Voorpoort af te haaien, en na zijnen gewoonen herberg in 'sGraavenhage te geleiden. Doch de Stadhouder hiervan de lucht gekreegen hebbende, voorkwam de Staaten , door een tijdig bevel., om de witte * m zijnen intrek te doen overbrengen, Zeden benoemde men, Ree.  WITTE. (WITTE KORNELISZ. de) *>T Re-ters die zijne zaak zouden onderzoeken. Doch de witte wierdt nimmer voor hun te regt gefteld. Men verfcboof zulks van tijd tot tijd, tot dat het onverwagt overlijden van den Stadhouder de geheeleregtspleegingdeedtter zijde ftelle». De Vice-Admiraal wierdt, eerlang, oP vrije voeten geitel* Ondanks deeze hoonende ontmoeting, deelde de witte diep genoeg in het vertrouwen van 's Lands Staaten, om eerlang wederom aangiet hoofd eener aanzienlijke Vloot gefteld te worden. Geduurende den Zomer des Jaars 1652 hielde hij zich onledig met het geleiden van Koopvaardijfchepen na onderfcheidene havens. Gaarne zoude hij eene Vloot van Engelfche Koolfchepen onderfchept en genomen hebben; doch hier toe wilde zich de gelegenheid niet aanbieden. In het begin der maand Oktober kruiste de witte voor de Vlaamfche kusten. Hier vervoegde zich bij hem, met eenige fchepen, michiel de ruiter, die nu nog flegts den rang van Kommandeur bekleedde. Op den achtften der maand zag onze Vice-Admiraal de twee Engelfche Vlootvoogden blake en askue, met een voordenwind,op hem afkoomen. Niet lang aarzelde de witte, zo min als de ruiter, wat in dit geval te doen ftondt. De witte vogt met zijne gewoone kloekmoedigheid en onverzaagdheid; wordende trouwhartig bijgedaan van de ruiter en van verfcheiden Kapiteinen. Doch 'wel twintig anderen hadden zich buiten het gevegt gehouden , en waren met den nacht, die den ftrijd een einde deedt neemen, lafhartig en trouweloos afgedroopen. 's Anderen daags wilde de witte den ftrijd hervatten; doch de ruiter, voorzigtiger en bedaarder van geest, dan onze Vice - Admiraal, raadde zulks ernftig af, voornaamlijk uit hoofde van de groote overmagt der vijandlijke Vloote. Hoewel raazende van fpijt en woede, om de laf hartigheid der afgedeinsde Kapiteinen , moest, evenwel, de witte voor de gegrondheid van de ruiters gevoelen zwigteu, en beval daarop den ftevente wenden na de Vaderlandfche kusten; op den tienden der maand liet hij voor Helvoer/luis de ankers vallen. Reeds in de volgende maand, en niettegenftaande het onfluimige HerfstA 4 we*  * frm^^CmTTE KORNELISZ. DE) weder zich reeds deedt gevoelen, zonden 'S Land* W van nieuws • n sl-ands Staaten, »e witte wierdt het beve! over een , OneeftpMh»;^ ,• , n fmaIdeeI toevertrouwd. «ST,™ 1T m v"h""lc"ie'»"■»»*>™t vm 1 ■ bLl • V""" "j2,c" «»»odM,kl, zIch den En JfcL jaars > "a* ^ de wakkere tromp ze, alwaar hij zich bevondt 7\ch !„ ^ . V epiaat" en w«.i "cvoiku, zien m de vloot te bes-eeven en haar eene merkelijke verllerkinp- « k DeSe<^en, tienden Augustus ranh „ I ? W brengen< °? de* voor de M«ze oTit ï Weder°m aan dkandsr. uc imaze,op de hoogte van Ter fft-M* r>e r,/ • omtrent vijf mijlen ,„ 2ee. Tromp fn f e t 1^^' en aanvaardde vervolgens oe witte Z7o P be f Zl fchljnl jk, den vijand nog zwaarder flagen hebben toegebrae Mar de „,«„,„, ,m zomml »»• aaBï  WITTE. (WITTE KORNELISZ. de) 9 aanzienlijken post verheven. 'Er is'er, die van oordeel zijn, dat eene der redenen, om welke men hemvoorbij ging, was, zijne ftrengheid in den dienst en ongemeene hardheid over het zeevolk ; waarom hij bij hetzelve niet zeer gezien was, en men het ongeraaden vondt, het Opperbevel van 's Lands Vloot in zijne handen te vertrouwen. Hoe 't zij, niet zo euvel nam de witte de verheffing van denHeere van obdam , dat hij zou geweigerd hebben, onder hem te dienen. Dit bleek in den Jaare 1658. Wassenaar hadt thans last ontvangen , om met 's Lands Vloet door de Zond te ftevenen, ter hulpe des Konings van Denemarken, welke thans met dien van Zweden in oorlog was. Op den achtften November , onder begunftiging van een (Vijven Noorden wind, rigtte wassenaar zijnen koers na die zeeé'ngte, met last aan de zijnen, om, zo veel doenlijk, het midden van het vaarwater te houden, alzo de twee Kafteelen Kronenburg en Elfenburg, of Elfcneur, ter wederzijden aan den oever gelegen , in Zweedfche handen waren. Onze Vice-Admirnal hadt het bevel over de voorhoede. Ondanks het geweldig fchieten van de beide Sterkteii, raakte de Vloot door, met weinig fchade. Spoedig ontmoette nu de onze de Zweedfche Zeemagt. De witte bevondt zich in 't heetfte van den ftrijd. Deerlijk wierdt zijn fchip gehavend. Te .midden van dit alles trof hem zeiven een kogel , dat hij, kort daar op , aan zijne wonde overleedt. Dergelijk een lot trof den anderen Vice-Admiraal pieteR florïszoon. Het fchip van de witte viel in de handen der Zweeden; doch het ging eerlang ten gronde, naa dat men, alvoorens, het Lijk van den Vice-Admiraal daar van geborgen hadt. De Koning van Zweeden, die, uit het Slot Kronenburg., het geyegt aanfehouwd hadt, gaf een blijk van edelmoedigheid, in zijne behandeling van het Lijk van onzen geftieuvelden Vice-Adniiraal. liet Lijk, in wit Satijn omwonden , ei} geleid in eene kist, met de Wapens van den overleedenen verfierd, icvAi bij aan den Heere van wassenaar, door middel van A 5 een  10 WITTE. (WITTE KORNELISZ. DE) een Galjoot, geheel zwart geverfd, en met Rouw-wimpeH behangen. De Luitenant Admiraal bragt de Hoffelijke overWijfzels in het Vaderland, alwaar zij, te Rotterdam, op sLands kosten, ftaatelijk ter aarde befteld wierden. In de Groote Kerk ziet men een Marmeren Gedenkteeken , met het volgende Graffchrift, 's Mans daaden en lotgevallen kortelidk vermeldende. Het is van deezen inhoud : Meritis et seternitati . WITTENII CORNELII DE WIT gut magnitudinem fuam eidem elememo debuit cul pracipuam haftenus Hollandia debet: totum terrarum ambitum circumnavigavit. Utramquelndiam, M-l-S' ^ftusque Nautarum ac Militum vidit; expugnato fpeculatorio navigio, cum viribus ipfe multum inferior , animo major effet , Argentifera Clasfx Amencanaï capiundas viam patefecit. Innumeras variarum gentium naves Cepif, incendit, fubmerfit. Per omnes gradus militiae • navalis eluftatus Proprator Patriae Clasfes et expeditiones maritimas Annis XX rexit. Decies quinque Clasfibus collatis cum hofte cónfixit. Raro squata clade; plerumque Victor ac Triumphator praliis rediit. Reftabat magnus tot belli facïnoribus Inponcndus dies VIII Nov. A. CIO IOCLVIII. In recto Maris Baltici fupremum Virtutis opus edidit: Ibi primum in pradium ruens, Pnetoriam Suecorum invafit, afflixit. Dein propratoriam ac pncgrandes alias, Eorundem aliquot, Annis, viris , animis In.  WITTE, (MICHIEL WITTE de RUITER de) enz, n Inftruftisfimas, fola propnetona fua, rejecit, afflixit, fubmerfit; Donec a fociis undique defcrtus, ab hoftibus undique circumfafus, difcerpto globis corpore, Bellatricem animam coelo reddidit. Corpus Ipfe Rex hoftis, generofa fortitudinis hoftilis admiratione, fplendide compofitum in patriam remiüt. Vixit LIX annos Sic redeunt quos honor ac virtus remrttunt. Zie g. brandt, Leven van de Ruiter; Leven en daden der Zeehelden; aitzema, enz. Witte (michiel witte de ruiter de) was de KleinZoon van den Prins der Nederlandfche Zeehelden, den onvergelijkelijken Admiraal michiel adriaanszoon de ruiter. Dceze gelijk wij, op het Artikel des vereeuwigden Hclds, hebben' aangeteekend, liet, onder verfcheiden kinderen, ira eene dogter, kornelia de ruiter, genaamd. Zij tradt m dcn'echt met den Heere joiiAN de witte, Kapitein ter Zee, in dienst der Algemeene Staaten, onder het Edel Mogend Kollègiè ter Admiraliteit te Amfterdam. Van zijne kindsheid Hf tot den Zeedienst opgeleid, onder het oog zijns wakkeren Vaders, beklom onze de witte, eerlang, den rang van Luitenant. In die hoedanigheid verzelde hij zijnen Vader, in den laaie 'i 68 3 , na de Oostzee, bepaaldlijk na Cothenburg. Op de' thuisreize wierdt 's Lands Vloot, op den zestienden November des gemelden jaars, beloopen van eenen zo gedugten fiorra dat verfcheiden fchepen , met man en muis, een prooi 4e* -olven wierden. Dit rampzalig lot wedervoer ook onzen pE witte. De duinen der Vaderlandlche Zeeftranden hadden *e reeds in 't oog, toen het jammerzalig voorval'hun het binnenloopen voor altoos deedt vergeeten. „ De jonge de Wm." zegt de Hütorieftbrijver gerard brakbt, „was « ., . „ een  WITTE, (DIRK de) " ™ l07fng ongeraeene h0°Pe, daar waarlijk een >, groot Admiraal in ftak.V' Zie g. brandt, Leven van M.A. de Ruiter. Witte (dirk de) of, „aar de gewoonte destijds, i„ welken hij leefde, met een verlatijndennaam, theodokos ge naamd, verdient mede een plaats op de lijst van Geleerde Mannen welke de Vereenigde Gewesten, kort naa de herftelhng der befchaafde Letterkunde, i„ zo groot een getal, b>J vergelijlnnggefproken, als eenig ander letterkweekend Gewest, hebben voortgebragt. Utrecht ws de ftad, alwaar i»j gebooren wierdt, en de eerrte gronden zijner volgende vermaardheid leide. Het Hoogefehool was Leuven, in die vroegere dagen, de zeilfteen van al wat met de hoedanigheid om na Letterroem te ftreeven, was begaafd, trok ook onzen de witte tot zieh. In het Kollegie van Standonk leide hij •zich eerst toe op de beoeffening der Wijsbegeerte, zo als men toen de Weetenfchap van fpitsvindigheden en hairkloverijen m.snoemde. Daarnaa Heet hij een geruimen tijd in de naafpoormg der GodgelcerdeWeetenfchappen. 't Gevolg was dat h.j daarin den trap van Licentiaat beklom. Voorts liet bij zich tot Priester ordenen. Onder het waarneemen van den gewijden dienst, verzuimde hij niet, zijne kundigheden' bepaaldhjk die van Kerkelijke zaaken, al meer en meer uit te breiden Dat hem, hoewel niet op diens bodem woonende het Vaderland altoos hoog in 't hart moet gelegen hebben ' mag men befluiten uit een Werk, door hem gefchreeven de' Provincie van Utrecht, en derzelver Heiligen, betreffende Het voerde tot titel Officium Santtorum Provincie Ultrajedtin*. Nog een ander Gefchrift, door hem vervaardigd was Kerkelijke Getijden getiteld. Indien valer.us andreas wel onderrigt geweest zij, was de witte de uitgeever van eenige Nederduitfche Werkjes, op den naam van christoffel fabri, een Leuvenaar. Zie valerius andreas , Bibliotheca Belgica. Witte-  WITTE-VROUWEN. «3l Witte-vrouwen , weleer eene vermaarde en aanzienlijke Abtdij van adelijke Jonkvrouwen, binnen de Stad Utrecht. Met het karakterteeken van Witte wierden ze gebijnaamd, om dat zij, agtervolgens den Regel van den Heiligen norbertus , ■ in het wit gekleed gingen. De Witte - Vrouwen , dus genoemd, moeten niet onder de Nonnen gerangfchikt worden: het waren Kanunnikesfen; zijnde het, volgends't getuigenis der Kerkelijke Schrijveren, welke zich op deezen tak der Geleerdheid hebben toegelegd, eene uitgemaakte waarheid , dat onder de zich noemende Norbertijnen, zo mm Nonnen als Monniken, gevonden wierden. De naam des fiigters deezer Abtdije fchuilt in het duister. Dit zelfde heeft ook plaats, met opzigt van den tijd, in welken de eerfte grondfiagen geleid wierden. In 't algemeen gaat dit zeker , dat het gewijde geftigt van eene eerwaardige oudheid is, en, veelligt, onder de vroegften der Bisfchoplijke Stad moet geteld worden. Dit mogen wij afleiden uit de Jaarteekening van zekeren Giftbrieve, de Abtdij betreffende, die daar ia bij naame wordt genoemd, door Heer gysbregt van amstel. Ridder, gegeeven in den Jaare cioccLxxxix. Groote voorregten genoot deeze Abtdij, zints den vroegfien tijd haarer grondlegginge , onder andere het zeer natuurlij k regt, om haare eigen Abtdis te verkiezen. Zij verloor dat regt, of liever, wierdt, tegen alle reden, daar van beroofd door de alles inflokkende overheerfching van Keizer earel den vyfden. Naa het oppergebied over het Sticht in handen te hebbeit gekreegen , maatigde zich de Vorst het regt aan , eerst dat 'er geene Abtdis, dan met zijne kennis en toeflemming, mogt verkoozen worden, en vervolgens, naar de wijze derheerschzucht, die van flap tot flap voortgaat, om onmiddelijk het Geestlijk Opperhoofd te benoemen. Van de eertijds vermaarde ftigting vindt men de geheugenis in de Witte-Vrouwenpoort te Utrecht, digt bij welke zij plagt te ftaan. De gebouwen zelve zijn wel niet geheel verdweenen, maar wel buune aloude gedaante en inwendige fchikkingen. Weinig blijks  U WITTEWERUM, WITTE WYVEN. Wijk, ontmoet men ook van de bouwfieraaden, "mTwe^T ie njke ftigting uitwendig pIagt te pronken; Zie Hiftorie van V Ütrecüseh Bisdom. Dorp mFnesland; zie werüm, Deel XXXI, bladz. 3beving wiS, de lust, om ook andere Geleerde Mannen te hooren óp ' het Hoogefchool te 6»^» viel daar tQe ^ Geh,k, zeden, doorgaans, dus telde toen reeds Z^Z ger Hoogefchool, onder zijne Hoogleeraars, eenige der nZ vermaarde Mannen van dien tijd. Wie, in de Gef ed der Letteren eenigzins ervaaren, kent niet de naamen v n ™m andreas' pasor, hto A^o,L1AS wid-  WITTICHIUS. (CHRISTOFFEL) M wïdmarïus en samuël maresxus ? Door de geleerde onder™ge van zo beroemde Mannen voorgelicht, maakte wrrTZ, in het tijdverloop van twee jaaren, Ske vorderingen In denjaare 1648 bezogt hi, het Hoog Ï Ïool te Leidel, doch vertoefde 'er flegts een korten „d, Szo wij hem, nog in dat zelfde jaar, wederom te Gronden onanoeL, om 'er het onderwijs der flraks genoemde Geleerde Mannen nog twee jaaren te gemeten. IeeMet" en van geleerdheid verrijkt,keerde thanswtxTtcmus na zijn Vaderland te rug, met oogmerk om aldaar d l verzamelden voorraad, voor zich zeiven en voorderen ten beste aan te wenden. De gelegenheid daar toe wierdt hem fpoedig aangeboden. Boven hebben wq aangemerkt hoe hij, bij de intrede in zijne letterbaane z ch in rwïknnde hadt geoefend. Hoewel flegts als een bi wei_, bij de hand genomen, moet, evenwel wiTTicmus rn die edele Weetenfehap, geene geringe vorderingen gemaakt hebben. Met regt meenen wij die vorderingen daar uit te mogen befluiten , om dat hem, naauwelijks, van hetG,«^ Hoogefchool te rug gekeerd, eer,Hoogleeraarsgeftoelte,aan het Hoogefchool te Herbom, wierdt opgedraagen. Daar, intusfehen, zijnen bevorderaar geenzins onbekend was, hoe wrrTicmus van de Godgeleerdheid, geduurende oe jongfte Akademiejaaren, zijne hoofdftudie hadt gemaakt, en de roem zijner bedrevenheid daar in zijne wederkomst mDumcaland W s vooruitgeloopen, ontving hij tevens verlof, om aan de Jongelingen, die zich op de Godgeleerde Weeten chappen toeleiden , in afzonderlijk onderwijs, zijne kundigheden te " mogen mededeelen. Deeze bevordering viel voor in 1651. Hoe lang hij dien post bekleed hebbe, vinden wi] met aangeteekend. Intusfchen boodt zich de gelegenheid aan om de Weetenfehap, welke hij gefiedig tot zijn hoofdwerk Helde, opzettelijk , en in derzeiver volkomene uitgeftrektheid te kunnen onderwijzen. Na Duijsburg wierdt hij, eerlang beroepen, niet alleen om den Hoogléeraarftoel in de Godgeleerdheid te beklimmen, maar ook om als gewoon Leeraar XXXIII. Deel. B  2 WTTICHIUS. CCIIRISTOFFEL) van korten duur geweest züT rZIÏ" ^blijf fchap m ^ C^ Z'J"; .Te"e««». ^Wethouder- een Dooriuchig ÏÏcteï °m "I haai'e £t3d ^ bedoelde heilzasrne oogme Ic 't' f ' t ™a fteeds na bekwame n„^, °n ber™orden, ieerdheid en ^££^7^^**! 1'ooren vermelden, ofzii ded Z l Verdlenden roein nieuwe Stigtlng met ziine r 1 ^ S™ZOek> om h*>* vereeren ef ï^o^SS^T*^ " te ?e na een l^^^E1^^ ™ JT*** bjstvanHoogleeraaren in rano- / , f ' " alZ°' °P de aanvaardde hii te /WA». '^Jcnen. In den Jaare i ,555 door ket houden 7 ,„ , ' Ch t,er™'*j"enpligr. de v„.,,e Se . ™°Z!f "rS e™^^ welk. hen, ™ j, „p ^ °°f "Mr' De» ""«Se» tijd, middelijk -.«kJ-K^T? g'~ en 9 de Vereenigde Gewesten kan bereikt worden. Te weeten , naa dat witthicius , geduurende den tijd van zestien jaaren, de eer van het Nijmeegfche Kweekfchool gehandhaafd, en deszelfs bloei aanmerkelijk hadt bevorderd, wierdt hem de aanzienlijke post van Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan het Hoogefchool te Leiden opgedraageu. Dit viel voor m den Jaare 1671 , en maakte hij, op den tienden November diens zelfden jaars, aldaar eenen aanvang van zijne Godgeleerde onderwijzingen. Naar gelange hij nu in een wijder kring zich bewoog, en tot hooger ftandplaats was verheven, groeide ook zijne vermaardheid. Zo aanzienlijk, als van eenigen andereu Hoogleeraar, was het getal van de zodanigen zijner leerlingen, die zich opzettelijk op de Godgeleerdheid toeleiden; en fmaakte hij, nog bovendien, het genoegen , dat veelen , wier hoofdfludie niet de Godgeleerdheid was, zijne lesfen kwamen bijwoonen. Even lang als te Nijmegen, zestien jaaren naamelijk, diende wittichius tot een fieraad voor het Leidenfche Hoogefchool. In den aanvang des Jaars 1687 wierdt hij van eene beroerte aangetast. Aan de gevolgen daar van overleedt hij, op den negentienden Mai des zelfden jaars, in den ouderdom van ruim eenenzestig jaaren. Wij laaten hier volgen eene lijst van 'sMans Schriften, deels door hem zeiven, deels door anderen, in 't licht gegeeven. Den Leezer zal uit dezelve blijken, met hoe veel ijvers hij de Cartefiaanfche Wijsbegeerte verdeedigd hebbe. Dispulationes Theologie* fexdecim de regula credendi contra Valerianum magnum. Neomag. 1556. 8. Disputationes fex de fundamento ver* Religionis. Neomag. 1663. 8. Caufa Spiritus Santïi. Lugd. Batav. IÓ78. 8. Confenfus Veritatis in Scriptura divina et infallibili revelata cum veritate Philofophica a Cartefio deteéla. Lugd. Batav. 1682. 4. Exercitatioues Theologica et Oratio de Oraculonm Bivinorum veritate et Gentilium Falfitate. Lugd. Batav. 1682. 4. B a *»•  WITTICHIUS. CCHRISTOFFEL) Invefligatio EpiftoU Pauli ad Romanos. Lugd Batav I685. 4. ° " ""^v- Amwtationes in Cartefti Meditationes, curante s. van til. Dord. 1688. 4. J^Pffica. Lugd. Batav. Ij6>x. cum Appendice, 1683. et Defenfa. Amfteld. 1689. 4. Invefligatio EpiftoU Pauli ad Hebr.os. Accedunt pofttio***>~m ophorismi univerfam Theologiam adumbrantes. ••Lugd. Batav. 1691. 4. De Hoogleeraar wittichius hadt eenen broeder wiens naam wij niet vermeld vinden, maar alleen zijn beroep dat van Advocaat, welk hij te Aken waarnam. Deeze ' naa zijns broeders overlijden, eene Verhandeling, voordeDrukperze gereed, in eigendom hebbende bekoomen , gaf inden Jaare 1600, dezelve in openbaaren druk uit, onderden titel • Antispinoza et Commentarim de Deo et ejus Attributis. 4. Van deeze Verhandeling heeft men eene Nederduitfche Vertaaling. Zie gronovius, Orat. Funebris in cmisrovH.. wittichium ; bayle , Dilïionaire Hifi. et Crit. &c. Wodan. In de ongelukkige dagen, geduurende welken het juk des bijgeloofs en der onkunde van den waren Godsdienst onze Voorouders , de vermaarde Qermaanen of Duitfchers, prangde, wierdt, onder deeZe benaaming', of ook wel onder die van godan, eene zekere Godheid, flaatelijk, dikmaals ook, door het toebrengen van het waardfte pand, menfchen-offers, vereerd. Volgends zommigen zou deeze Godheid de zelfde als de mars der Romeinen zijn. Nader aan de waarheid koomt het gevoelen der zeiken -die beweeren, dat mercurius daarmede wierdt aangeduid.'Om geene andere redenen te melden, kan dit genoegzaam hier uit blijken, dat de vierde dag der weeke naar wodans naam genoemd, en aan hem was toegeheiligd. Woensdag is flegts eene verkoning of zamentrekking van Wodansdag. Mars was  WODAN, WOENSDREGT. 2 t was-dé befchermgod van den derden dag, Dingdag, dus geheeten n^v dingen, zo veel als krijgvoeren , ftrijden, vegten. Zie sciiedius , de Diis Germanorum; vossius, de Idolatria, &C. ' Woensdregt, een gering dorpje, in het Markgraaffchap van Bergen op den Zoom, ongeveer een half uur gaans ten Zuiden van de hoofdftad des distriks, aan den rechter oever van de Ooster Schelde. Veel grooter was de uitgebreidheid van het Plaatsje, in vroegere dagen, toen de golven der Noordzee, gelijk elders, dus ook alhier geen zeeraanmerkelijk c-edeelte goed en vrugtbaar lands allenskens hadden ing-zwolgen. Een gedeelte van dit dorp wierdt hier door een prooi van 't zeewater. Geduurende de Spaanfche Oorlogen wierdt de Kerk, door 'sLands algemeenenvijand, mkooien gelegd. De Hervormden , om hun tot eene plaats ter Openbare GodsdienstoeiTeningete vertrekken, herbouwden, naderhand, gedeeltelijk, het gewijde geftigt. De Predikant der Plaatze, als zijnde de Gemeente aldaaï te gering en onmagtig om eenen eigen Leeraar te befoldigen , neemt tevens den dienst waar te Osfendrgt en Hogerheide, Hij is Lid der Klasfis van Tholen en Bergen op den Zoom. Onder memdregt behooren de Polders Zuidland, Oudeland, fPtsfendijk enNoortpolder. Dewijl deeze Polders, vóór het midden der naastverloopene Eeuwe, door het geweld der wateren overftroomd wierden, en etlijke jaaren onder den vloed begraven bleeven, vervoegden zich de Opgezeetenen bij hunne Hoogmogenden de Staaten Generaal, met verzoek om verlof tot het bedijken en droogmaaken der nutteloos liggende landen. Eerst op den dertienden December des Jaars 1650, en vervolgens, bij hernieuwing, op den elfden Augustus des daar aan volgenden jaars, wierdt het gedaane verzoek ingewilligd. Zedert, naa de voltooijing der droogmaaktóge, en ter bezorginge van de geroeenfchaplijke belangen der eigenaaren, wierden 'er Dijkgraaf, Gezworenen en Penningmeester , nevens mindere bedienden, aangefteld. In «ter omtrek ontmoet men plekken grondt, alwaar vrij goede Turf 53 „ worde  2 2 WOENSDREGT, WOENSEL. wordt geftoken. Volgens den omflag der Verpondingen, moet IVoensdregt daar toe vijfhonderdzestig, en de Polders iets meer dan tweehonderddrieëndertig Guldens, jaarlijks bijdraagen. ' Zie halma; en Tegenwoordige Staat van Staats Brabant. Woensel, hoewel op verre na niet, 't geen het, in vroegere dagen, plagt te weezen, is nog heden êen vrij aanzienlijk Dorp, gelegen in de Meierij van 's Hertogenboscb., onder het Kwartier van Kempeland, meer bepaaldelijk aan de rivier de Dommel, een half uur gaans van de Stad Eindkoren, na het Noorden. Het Dorp wordt onderfcheiden in vier uithoeken of buurten; men noemt dezelve, Opacht, Vlokhoven, Tongerenbroek en V Dorp. Omtrent het midden der thans bijkans afgeloopene Eeuwe, telde men 'er driehonderd tweeënzeventig Huizen; die in de Beden zeshonderd drieënzeventig Guldens, veertien Stuivers, in de Verpondingen, vierduizend tweehonderd negenentachtig Guldens, twee Stuivers en vier penningen , en in de Gemeene Middelen negentienhonderd twee Guldens, negentien Stuivers en vier penningen droegen. Door het verloop der Linnenreederijen eu^Weeverijen, die den voornaamften bloei des Dorps uitmaaken, zal het getal der Huizen, zedert het gemelde tijdftip, naar evenredigheid zijn verminderd. De Kerk van JVoenfel is een ruim en luchtig Kruisgebouw, zij Maat op een ruim Kerkhof, 't welk, dooreen iteenen muur, van den overigen grond des Dorps is afgefcheiden. Voor 't overige ligt de Kerk op eenigen affiand van de overige Huizen. Haar dak pronkt, onder andere, met een Spits of naaide, van meer dan gemeene hoogte,' en keurige netheid. Volgens het verhaal van zommigen zou' de Kerk van JVoenfel, jn overoude tijden, de Moederkerk van wel tweeënzeventig Dorpen geweest zijn. Daar men onder de ingezeetenen een groot getal Roomschgezindeu telt, is de Gemeente der Hervormden onmagtig om cenen eigen Lecraar te kunnen onderhouden. Van hier dat zij gemeen-  WOENSEL, WOERDEN. «S meenfchaplijk met die van Tongelre bediend wordt. Voor 't overige heeft JVoenfel eene eigen Re-tbank, uit zeven Scheepens belïaande. Naa Nieuwjaardag dingt men hier drie Geregten, met veertien Scheepens, uit welke, door den Drosfaard, zeven verkoozen worden, die vervolgens in bediening blijven. Zie Befch. van de Meijerij van 's Hertogenh. Woerden, een Baljuwfchap van dien naam, gelegen in Zuidholland , ter wederzijden van den Rhijn, tusfehen Utrecht en Leiden, alwaar de rivier tot eene Trekvaart van de eene na de andere Stad verftrekt. Voor een gedeelte ligt het distrikt tusfehen de Provincie van Utrecht als ingeflooten. Of de reden der benaaminge van JVaarden, naderhand in Woerden veranderd, moét worden afgeleid, laaten wij in het midden. Over 't geheel genomen is de natuur van den grond tamelijk vrugtbaar; men vindt 'er uitmuntende Weilanden, en zeer fchoone Henniplanden. Aan den Rhijnkant vindt men veele Steenaarde, die hier tot een nuttig gebruik wordt aangewend, door de menigte Stcenovers en Pannebakkerijen, welke men 'er ginds en elders aantreft. De Woerder dakpannen, van eene doffe blaauwe kleur, zijn zeer vermaard. Behalven de Stad Woerden, van welke wij ftraks een berigt zullen mededeelen, ontmoet men, in het Baljuwfchap, de Ambagtsheerlijkheden Bodegrave, Waarder, Barrewoudswaarder met Bekenes, Rietveld met de Brce, en Indijk; voorts, V Oudeland en Tournoisveld, Snel en Mid, delland, Kromwijk en Bullewijk, Geest dorp met Breeveld. Woerden, eene Stad, in het gemelde Baljuwfchap, onmiddelijk aan den Rhijn gelegen, welke haar doorftroomt, en genoegzaam in twee even groote deelen fcheidt. De rivier , gelijk wij, in het voorgaande Artikel, aanmerkten , dient tot eene Trekvaart tusfehen de Steden Utrecht en Leiden; van de eerfte van welke Woerden drie en een half, en van de laatfte vijf en een half uur af legt. Het Slot van Woerden, een zeer vermaard gefïigt, moet, waarfchijnlijk, B 4 ds  3+ WOERDEN. als de eerfte grondflag der Stad worden aangemerkt. De tijd van deszelfs ftigtinge wordt, door de Schrijvers, vrij eenpaarig gefteld op het Jaar 1160. Zij noemen, als den ftigter coDEFRiDus van rheenen , Bisfchop van Utrecht. Spreeken' de van de beweegreden, die den Kerkvoogd tot het aanleggen eener Vestinge in deezen oord zou bcwoogen hebben, getuigen zij, dat hij, thans overhoop leggende met zijne' Stichtfche Onderzaaten, dit als een dienstig middel befchouw- • de om hen in bedwang te houden. De bewaaring van het Slot vertrouwde de Bisfchop aan een man van aanzien , onder den titel van Kastelein, of Slotvoogd; in dien van Heer verwandelde naderhand deeze titel. ,Van de Heeren van Woerden zullen wij, eerlang, gelegenheid vinden , eenbree■ der verflag te doen. Kort naa de bouwing van het Slot, te weeten in den Jaare 116*5 , vinden wij zodanige Kasteleinen ■ reeds vermeld. Gelijk de oorfprong van eene menigte Steden, in het aanleggen van dusdanige Sterkten, moet gezogt worden, zal men ook ,'hoogstwaarfchijnlijk, wel haast, in den omtrek van het Kafteel, eenige huizen geftigt hebben, die, vervolgens, het getal en. aanzien van eene Stad verworven, en met Stedelijke Privilegiën begiftigd wierden. Woerden, op dat wij dit, in het voorbijgaan , aanteekenen , bezat, 't eenige tijde, het regt om ter Dagvaart van Holland befchreeven te worden. Nevens verfcheiden andere kleine Hollandfche Steden verloor Woerden dit regt, waarfchijnlijk, onder andere, om dat de Stads kas onmagtig was, de kosten, daar op loopende, te kunnen draagen. Langen tijd was Woerden een Leen der Utrêckfche Bisfchoppeu, in gevolge der oorfpronklijke ftigtinge dooreenen van die Kerkvoogden. Naderhand, doch onzeker bij wélke gelegenheid, of wanneer, wierden de Hollandfche Craaven daar van de Leenheeren. Dus vinden wij aangeteekend , dat de berugte herman vnn woerden, omtrent het einde der Dertiende Eeuwe , door floris den weden, Graaf van Holland, daar mede wierdt verlijd. Nogthans fchijnen de Utrecht, febe Bisfchoppen van alle aanfpraak op Woerden geenen aften*  WOERDEN. 25 ftand gedaan te hebben. Immers vinden wij dat in het Verdra* geflooteu tusfehen willem van Utrecht, en jan den I, Graaf van'Holland, Zoon en opvolger van den ongelukkigen Graave kloris den V, Woerden aan den Graave als een Leen wierdt opgedraagen, „ om'er, naar zijn welgevallen, eenen man in te zetten, die den Bisfchop hulde en Leen" mans-dienften doen zoude." Graaf jan de II, zich van die afhanklijkheid willende ontflaan, maatigde zich het regt aan om Woerden, aan zijnen broeder guy van Henegouwen, ter Leen op te draagen. Doch de Bisfchop, in wiens hand beter de Krijgsbevelhebbers- dan de Geestlijke Herdersftaf voegde, het regt van zijnen Zetel willende doen gelden, nam dit zo euvel, dat hij, gewapenderhand, eenen inval in Holland deedt, met oogmerk om niet flegts Woerden, maar gantsch Holland, aan zjjn gezag te onderwerpen. Woerden met het omliggende land leedt den eerften aauftoot, daar alles te vuur en te zwaard verwoest wierdt. Doch hem mislukte zijn eerzuchtige toeleg, daar hij, in deezenveldtogt, zijnen dood vondt, in een gevegt tegen de Hollanders. Guy van Henegouwen, zedert op den Bisfchoplijken Zetel van Utrecht verheven , behieldt aldus zijn regt op Woerden, tot aan zijnen dood, in denjaare 1 3 17 voorgevallen; wanneer het, door Graaf willem den III, aan het Graafïchap van Holland wierdt getrokken. In denjaare 1374 wierdt de Stad door de Utrechtfchen belegerd; doch in hun oogmerk, ter bemagtiginge derVestinge, niet kunnende flaagen, moesten zij, in zo verre, onverrigter zaake aftrekken: niet, evenwel, zonder alvoorens de Voorflad en eenige Sterkten te hebben in brand gedoken. Volgens het verhaal vanheda, zou Hertog willem van beyeren, de zesde van dien naam onder de Hollandfche Graaven, aan zijn broeder jan, verJtoozen Bisfchop van Luik, de vrijheid hebben gefchóüken , om in de Stad Woerden eene veilige verblijfplaats en flaapvertrek te mogen bouwen; welke Bisfchop, vervolgens, aldaar een Slot zou getimmerd hebben. 'Er moet, derhalveu , tusfehen het Jaar 1 3 74 en het Jaar 1407, indien dit verhaal B 5 met  B tastte hij den Prins aan, drijvende, dat deeze de Wet, tegen de voorregten der Stad, veranderd, en eenige valfche Christenen daar in getrokken hadt. In Augustus bragt hij 't ftuk van het verlaaten des Konings op den Predikftoel, leerende, dat daar toe veel behoorde , en dat men God bidden moest, om wijsheid voor de Staaten. Van zulk prediken kreeg men ras kennis in den Hage. De Staaten zonden gemagtigden na Woerden, die, den Predikant gehoord hebbende, hem bevalen, zich van 't leerén, zo wel heimelijk als openlijk, te onthouden. Zijn medeleeraar,henrik vredeland , zeide toen ook zijnen dienst op. Men vat hem bij 't woord, en verbiedt hem en zaliger het leeren in de Kerke. Straks daar op wordt nikolaas smonszoon, Predikant te Jaapsivoude, die voor Luthersch ging, doch met de Rhijnlandfche Kerken gemeenfchap hieldt, ontbooden na Woerden, om, voor eenen tijd, in de Kerke aldaar te prediken. Hij doet het met genoegen van veelen. Maar vredeland predikt 'er tegen aan, in eene fchuur. De twist wakkert, en zaliger wordt de Stad verbooden. Hij plaatst zich in de Voorftad, houdt daar talrijke bijeenkomden, niet zonder vermoeden te geeven, dat hij 'er ook predikte. De Staaten vernieuwen 't gedaan verbod; waar op zich eenigen zijner aanhangeren na den Hage begeeven, om hem te verfchoonen bij de Staaten, die hun antwoorden: „ dat zij za„ liger , om zijne oproerige en lasterlijke taal, het prediken „ in Holland niet toelaaten konnen : zonder dat zij egter „ voorhebben, iemant, te Woerden, te hinderen in zijnen „ Godsdienst, dien zij erkennen niet tot hunne roepinge te „ behooren." Niet te vrede met dit befcheid, vervoegde men zich tot den Prinfe, die de zaak wederom aan de Staaten verzondt; waar op deezen, ter jonfter Dagvaart, op den vierden ApriLj bij goeddunken zijner Doorluchtigheid , \ ver-  3 % WOERDEN. verklaarden „ dat aan vredeland en zaliger beide de Stad „ ontzeid zou blijven; en dat de Hervormde Leer voortaan in de Kerke gepredikt zou worden, de Augsburgfche alleen ter plaatfe daar zulks laatftelijk gefehied was, zonder „ dat de eene de andere gezindheid zou mogen lasteren." Evenwel bleef het 'er, dit gantfche jaar, nog ongerust. In Jumj moesten de Staaten de Ingezeetenen van TVoerden wederom ernftelijk doen vermaanen tot gehoorzaamheid aan de Overheid. Ook gebooden zij, dat 'er geene Predikanten zouden beroepen worden, dan die goed getuigenis hadden tot genoegen van de Staaten. Dit niettegenftaande verftoutte zich naderhand de Predikant mattheus rudze zo hevig uit te vaaren tegen de afzweering des Konings van 'Spanje door de Staaten , zo van den predikftoel als in openbaare gefchriften, dat de Staaten hem in '5 Hage ontbooden , en, naa gepaste befiraffingen over zijne wederhoorigheid, hem van zijn Ampt verlieten, en de Stad ontzeiden. Naa de afzweering van den Koning van Spanje, begonnen, van tijd tot tijd, de Staaten van Holland, over eenige distrikten , in hun Gewest gelegen , zich meer gezags aan te matigen. Dus wierdt, onder andere, de Heerlijkheid Woerden, in den Herfst des Jaars 1585, ten behoeve der Graaflijkheid , verbeurd verklaard. De omftandigheden deezer gebeurtenisfe vinden wij aldus verhaald. Naa den dood van Hertog erik van brunswyk, voorgevallen op den zeventienden November des Jaars 1584 , welke, gelijk wij voorheen hebben aangetekend, van wegen den Koning van Spanje, de Heerlijkheid in pandfchap bezat, hadden de -Staaten het bewind daar over aanvaard. Zijnen natuurljken Zoon , willem van brunswyk , aan wien, en aan wiens Zuster katharina , hij zijne Heerlijke goederen in Holland gemaakt hadt, zedert ook ovcrleeden zijnde, verzogt Hertog julius van brunswyk , dat de Staaten het opzigt over deeze Heerlijkheid , en over die van Liesveld en andere Brunswijkfche goederen hier te Lande , ten behoeve van den regthebbenden , wilden blijven behouden; gelijk zijdeeden. Hertog julius overleedt, op  WÖÉRÖÉN. 3* op den tweeden Maij deezes Jaars t$89. Zijn Zoon en Opvolger, henrik julius, begeerde toen» dat de Staaten hem de Heerlijkheden Woerden en Liesveld, met zekere , Huizinge in den Hage, benevens de ontvangede mEömften deezer goederen, welken de Staaten ingehouden hadden , zouden overdraagen. Doch de Staaten begreepen, dat deeze goederen, naa het afiterven van willem van brunswyk, op deszelfs Zuster, katharina, vervallen waren. Deeze ntt was met andreas doria getrouwd, die den Koning van Spanje, tegen de Staaten, diende; uit welken hoofde, dé Heerlijkheden en goederen van den Huize van Brunsmjk, hier te Lande , allen verbeurd verklaard wierden, Men het den Hertoge de vrijheid wel, om zig, hier, tegen deeze verbeurdverklaring, van de gewoone middelen van Regten te bedienen, Doch ik vind niet, dat hij deeze zaak vervolgd heeft, voor 'tjaan593 , wanneer hij den voorgaandene.sch vernieuwde. Ten zelfden tijde, deedt katharina van brunswyk die toen Weduwe was van andreas doria, de Staaten, om de Brunswijkfche goederen, voor haar zelve, verzoeken. De Staaten beflooten toen, den Hertoge handllgtmg derzelven aan te bieden, mlds hij borg Melde voor de we* der^eeving, wanneer de Weduwe bewees, dat zij eéne natuurlijke Dogter van Hertoge erik was, 't welk hij ontkend hadt; hoewel de Staatert, in zulk een geval, hun regt nog voorbehielden tegen haar, als gehuwd geweest zynde met eenen vijand deezer Landen. De Graaf van houenlo , zedert, het regt verkreegen hebbende, welk Hertog hbhrie julius' op de Brunswijkfche goederen in Holland gehad hadt \ bragt zo veel te wege bij de Staaten, dat zij hem dezelvefi afftonden. Zijne Weduwe, maria van nassau, met welke hij, in 't begin des Jaars iS95> getrouwd was, heeft ze, nog naa zijnen dood, bezeten. Doch het Pandfóhap vatl Woerden is, in den Jaare i 61 7 , afgelost, en deeze Heerlijkheid wederom, met de Graaflijkheid van Holland, vereenigd jeworden. , Daar ons plan medebrengt, de merkwaardigfte gebeurtenis- XXXIII. Deel, C f81*  34 WOERDEN. fin van Woerden te vernaaien, mogen wij met geen «OM gen voorban, 't geen, ten tijde der Kerkelijke oniuste, • het eerfle gedeelte der naastvoorgaande Een we "r is voorgevallen. Twee hervormde Predikanten, PEX J t u en petrus BRINQÜ1NCüYj namen aldaar den di nstw^r Ver nius deeze, naar het oordeel van zommigen, niotïïivl » de leere waren, zonderden eenigen,.die •« raet deContnreuonflanten hieWen, in den aanvang des Jaars l6:7 Z van de ope„baare Kerk af. Zij gi„ge„ „0g verder. l'n „ fchnfthjk Vertoog, bij de Wethouderfehap ingeleverd, Z klaarden ze, dat de beide Stads Predikanten van de oude „ waare Gereformeerde Religie waren afgeweeken , naardien „ ze, waS hun zeggen, Gods heilig Woord niet zuiverlijk f, en volgens de Nederlandfche Confesfie en den Heidelberg„ fene Catechismus predikten; verzoekende d.arom andere „ Leeraars te mogen hebben." Geen ander antwoord kwam op dat verzoek, dan dat men elkander in vrede moest ve ! finan tot dat, van hoogerhand, op de gereezeneKerkelijke onlusten „ader order zou gefield zijn. Met dit antwoord n«*t te vreden, ontbooden de misnoegden zekeren josephus van der rosieren, Predikant in 't Land van /leusden, om voor hun te prediken. Hij deedt zulks, voor de eerde maal "i eene Schuur, en vervolgens, dikmaals, genoegzaam openfuk, » «n Huis in de Haverftraat. Dit duurde tot in de maand September, wanneer 'er last kwam, dat, voortaan de afzonderden en de Remonftrantsgezinden , beurtelings' m de kerk zouden prediken. Met den laatfien Zondag in' September moest dit eenen aanvang neemen. Petrus cupus voerde in den voormiddag het woord. Van de afgezonderden, welke 'snamiddags zouden vergaderen, was niemand onder zijn gehoor. in eene naarede beklaagde hij zich daar over, dewijl hij zu ks aanmerkte als een bewijs, dat ze in hunne fcheunng wilden volharden; tegen welke, als mede tegen het Contraremonftrantsch gevoelen wegens de Predestinatie, h,j zijne toehoorders emftig waarfchuwde, Zedert vo.hardde cupus in zijnen dienst, tot in het einde van No- vem-  WOERpEN. 3S vember, wanneer hij, van de Wethouderfehap, fchriftlijk bevel ontving, zich van prediken, in de Kerk of elders in de Stad, te onthouden, tot dat de afgevaardigden der.Staaten, mitsgaders die van het Delffche Sijnode, welke thans rond reisden, aldaar zouden zijn aangekoomen. Zijnen amptgenoot briquinguy, hoewel insgelijks in de Remonftrantfche gevoelens (taande, liet men zijnen dienst ongehinderd waarneemen, 't Liep aan tot het begin des Jaars 1610, eer de Afgevaardigden te Woerden kwamen. Straks maakte men eenen aanvang met het inbrengen van befchuldigingen tegert cupus , die aanleiding gaven tot zeer langwijlige onderhandelingen, welke wij hier niet zullen vernaaien, 't Bleek j intusfchen, hoe zeer ook Zommigen te [Voerden tegen cupus ijverden, dat de meerderheid, immers de voornaarnltèrt der Stad, van de gevoelens der Remonftranteii niet af keerig waren» Wij leiden dit af uit een verzoek van Ouderlingen en Diakenen, uit naam van de meeste leden der Gemeente; aan de Afgevaardigden, waarbij zij begeerden,dat zij defchorzingvan hunnen Herder petrus cupus door hun gezag, bij de Wethouderfehap wilden te niet doen, tot nader order; alsmede, dat beide hunne Leeraars hun niet onttrokken, maar in dienst mogten gelaaten worden, immers tot aan den afloop van het Dordrechtfche Sijnode. Doch dit wierdt van de hand geweezen. Integendeel, om de zaak der weinige Contraremonftranten tegen de overtreffende menigte der Remonftranten te meer te verzekeren , begaven zich, eerlang, Van wegen Heeren Gecommitteerde Raaden, de Heeren duivenvoorde en francois van der bucy, na [Voerden, met last offl de Kapiteinen en Officieren der burgerije van hunnen eed te .ontflaan, en te bedanken voor hunnen dienst, en om vervolgens andere bekwaame perfoonen, profesfie doende van de vaare Christelijke Religie, in derzelver plaats te fcellen. Uit naam en op last van Prinfe maurits , was reeds 's jaars te vooren de Y/ethouderfchap veranderd. Alle deeze behoedmiddelen, zo min als het verbieden van afzonderlijke Vergaderingen der Remonflranten, waren niet in flaat, de gevoeC a I«ö*  i6 WOERDEN. lens dier gezinte aldaar uit te roeien. In de vreedzaamef tijden, welke, eerlang, gebooren wierden , ftïgtten zij aldaar eene Kerk en Gemeente, welke tot heden toe hebben Hand gehouden. Hadt Woerden, in de jaaren 1575 en 1576", het geluk gehad, aan het geweld der Spaanfche wapenen', tcgenrta'nd te mogen bieden, niet zo gelukkig was de Stad, omtrent honderd jaaren laater, in het rampzalig Jaar 16^2 ,■ 'met opzigt tot de magt des Konings'van Frankrijk. Naa de overgave der Stad Utrec'rf, en den aftogt van het Staatfche 'Leger van daar op Höllahdfchen bodèm, begreep men, wel haast, de onmooglijkhéid der befcherminge van Woerden. Van hier dat de Y/ethcuderfchap der Stad zich genoodzaakt zag, tot het verzoeken Van Sauve' garde of Vrije Hoede van den F'ranfehen Koning. Op den vierëntwintigften Junij verfcheen, daar op, de Markgraaf de rochefort, met eenige honderd Paarden voor de Stad en wierdt met een gedeelte derzelven binnen gebragt, en in perfoon op het Kafteel geleid om zich te ververfchen. Hij vertrok met zijne meeste Manfchap we-der na Utrecht; doch liet zestig Musquetaires van hetHui3 des Konings met een Bevelhebber binnen de Stad, welke vier dagen later door omtrent driehonderd anderen gevolgd 'wierden. De inlegering derzelven maakte veel opfchudding onder de Burgerij, waar van niemand den last des Oorlogs immer gevoeld had; maar het liep nog erger toen deeze Musqtictrires vertrokken, en andere Ruiters , ten getalle van omtrent dertig Man, met omtrent tweehonderd Man Voetvolk, in derzelver plaats kwamen, die van minder rang waren. Dit was echter nog gering'in vergelijking van tweeduizend Man,- die de Ingezetenen naderhand moesten huisvest 'ten , terwijl zij door de Franfchen met het geduurig opbrengen van'Oorlogslasten gekweld wierden. Zij raakten echter vrn deeze gasten zeer onverwagt op den elfden Julij ontllaagen, wanneer al het Krijgsvolk uittrok, zonder dat men 'er eenige reden van wist. Dit onthefte de Stad Woerden wel var. vijan Hijk Krijgsvolk, maar de Ingezectenen moesten nog . • ver-  WOERDEN. 3? verfcheidene fchattingen opbrengen; ook zagen zij aan het leed van Franfche bezetting en inlegering nog geen einde. Op den iS September, een Zondag , onder het oeffenen van den Godsdienst in den namiddag, kwam 'er bericht, datcen groot aantal Fransch Krijgsvolk, onder het geleide van den Hertog van Luxemburg, voor de Poort was en den doortogt begeerde, om, als 'tware, het Kwartier van den Prins van oranje, bij Niemverbrug aan te tasten. Men was genoodzaakt den eisch in te willigen; en terftond vernam men het bevel des Konings om de Stad te bezetten. Luxemburg vertrok weder na Utrecht en liet het bevel over JVoerden aan: den Graave de la marcq. Nu begon de elende der Stedelingen te vermeerderen en het opbrengen van geduurige fchattingen maakte hen arm. De Lutherfche en Remonftrantfche Kerken wierden tot Magazijzen gebruikt. De pogingen van den Prins van oranje, op den elfden Oclober; om JVoerden uit de magt der Franfchen te rukken , waren vruchteloos. De vijand toonde egter hier over zijne verlegenheid, deedt eenige Noodfchooten naar den kant van Utrecht en ftak een groot vuur van rijs aan op den trans van den Tooren der Groote Kerk, waar door de hooge Spits afbrandde. Eenige brandende balken vielen op het dak der Kerke en deeden ook dit Gebouw verteeren. Verfcheiden Huizen in JVoerden wierden door de overvliegende vonken in brand geftoken. De Franfchen kreegen bijftand van Volk uit Utrecht, waar door het Kwartier van den Heere van zuilestein wierdt aangetast en overmeesterd; zo dat het Volk van den Prinfe van oranje van JVoerden aftrok, en de Stad nog, tot op den zevenden November des Jaars 1Ó73, inde magt der vijanden bleef, wanneer zij ze verlieten, naa het vorderen eener brandfehatting van vijftienduizend Guldens, die den Franfchen betaald wierdt. In onze dagen is JVoerden zeer vermaard geworden, als hebbende deszelfs Kafteel gediend ter vetblijfplaatze van eenige Staatsleden, door de Edele Groot Mogende Heeren Staaten van Holland en JVcstfriesland benoemd, om gec 3 . duu-  38 WOERDEN. duwende de burgerlijke onlusten, vóór de Omwenteling, in den Jaare 1787 voorgevallen, een waakend oog te houden op de verdeediging der Provincie Holland en het Sticht van Utrecht. Een verhaal van de verrigtingen en den afloop dier Commisfle tot het zogenaamde Defenfieweezen, behoort niet tot ons plan. 't Lust ons hier nog te laaten volgen, eene lijst der ge. beurtenisfen , JVoerden betreffende, wel eer gefteld op een tafereel, hangende in de Lutherfche Kerk, van woord tot woord aldus luidende. Ao, 1070. Liep den Rhijn nog hier door na Leijden en Catwijk in Zee. II17. Quam Bogoude (nu Bodegraven) onder Woer. den. i l4. Den n Maij begonnen de Gereformeerden hier in te zamen te prediken. Den i o Julii hielden zij Synodus in deze Kerk veertien dagen langh, 167S' 6 November preekten zij het leste hier in, achtien maanden min vier dagen. 7 dito vierde elk den verlaatdagh derFranfchen in zijn eijge herftelde Kerk. 1 Sam. 7. 12. Toe hier toe heeft ons de Heere geholpen. Gelooft zij de Heere. Tot eene meer bijzondere befchnjving der Stad zelve zullen wij nu overgaan. Woerden, reeds van ouds, met wallen en torens , verkerkt, is, ten aanzien van zijne Vestingwerken, zints den aanvang der tegenwoordige Eeuwe, in eene andere, meer hedendaagfche gedaante gebragt, Zij beftaan in een Hoofdwal , met vier Bolwerken en drie Halve Maanen, voor welke eene breede natte Graft ligt, en voors in een Contre•fcharp, Insgelijks van eene natte Graft omringd. Men telt 'er niet meer dan twee Poorten; de Rietvelder-of Leidfche 'Poort, en de Hof-of Utrechtfche Poort. In het lot van verfcheiden andere kleine Hollandfche Steden heeft Woerden rijklijk gedeeld. Het getal der Huizen, en. naar evenredigheid, de bloei en welvaart der Plaatze, is aanmerkelijk verminderd, In den Jaare 1 63 2 bleek, bij eene gedaane telling, het getal der Huizen, in de Stad, tebedraagen, vijfhonderd achtentwintig, en in de Voorftad, honderdvierënvcertig. Honderd jaaren Iaater was dit getal gedund, binnen, tot op driehonderdzevenè'ntachtig, en buiten, tot op honderd-achten-* fwjntig, Ondpr de laatfie zijn mede begreepen de Pannebakkerijen en Steenplaatzen, Een  WOERDEN. 4' Een der voornaamfte Gebouwen is het Slot of Kafteel, m het Oostlijkst gedeelte der Stad, uit eene der Graften opgetrokken. Het heeft, door zijne oudheid, en vermits het wél onderhouden wordt, een deftig aanzien. De gedaante is vierkant, hebbende, op ieder der hoeken, eenen ronden uitfpringenden Toren. Vanbinnen ontmoet men verfgheideu fraaie en ruime Vertrekken. De meesten hebben hun uitz.gt op een ruim Binnenplein, zommigen, daarenboven over d* landen, rondom de Stad gelegen. De Burger- ^fgden tot het Defenfieweezen van de Provincie van Holland s het Sticht van Utrecht, boven vermeld, hielden in dit Kafteel hun verblijf. — Het Stadshuis maakt gecne onaanz.eelijke vertooning. De Voorgevel is van tweederleibouworde; het gedeelte van den grond tot aan het Dak is jonger dan het bovenftuk. Ter zijde, en eeuigzins agterwaarts, öaat een achtkante Toren, gedekt met een Spits en een Lantaarn • van de zelfde gedaante. Hier in hangt de Klok, die van Stede wegen wordt geluid. In het Stadshuis vindt men de noodige Kamers en Vertrekken , ten behoeve der onderfeneidcneKollegiën, die hier hunne Vergaderingen houden. Eene d»r Bovenkamers pronkt met fraai gefchilderde glazen , verbeeldende de voornaamfte gefchiedenisfen der Stad, zmts d? affchudding van het juk der Spaanfche pverheerfqhinge. Niet meer dan ééne Kerk hebben de Hervormden te JVocr, den Zij ftaat met de Koorzijde, of het Oostlijke gedeelte, te-en eenen der Zijmuuren van het Stadshuis. Naa den brand, door de Franfchen, in den Jaare 1672, aldaar veroorzaakt, wierdt het gewijde geftigt herbouwd, in denjaare I 675 De Toren , die niet verre boven het Dak der Kerke uitfteekt, is met een laage Kap of Spits gedekt, Voorheen pronkte het gebouw met twee Orgels. In den gemelden ramp zijn ze beiden vernield. Het gemis daar van heelt men, zeden, niet herfteld, Twee Predikanten verrigten hier het gewijde dienstwerk. De Lutherfchen, die, gelijk wij, in onze Hiftonfcheberigten wegens JVoerden, verhaald hebben, hier ter Stedef C 5 wel.  42 WOERDEN. weleer, de heerfehende Gezinte uitmaakten, hebben 'er sedert, tot heden, toe, eene Kerk behouden. Zij wierdt Z vl letV; 4 ,g1^ ^—^hierdeCemeente! Van het Tafereel, daar in hangende, waarop de meest melde^ard,ge bijzonderheden, JVoerden betreffende, „aan opgerekend, hebben wij, voorheen, den inhoud opgegee- Van de Remonflranten, welke, doch insgelijks te vooren door ons vermeld is, al vroeg te JVoerden ontitaan zijn , is nog heden een overfchot, in eene kleine Gemeente, die door eenen Leeraar wordt bediend. Eindelijk ontmoet men hier nog eene Statie van Roomschgezmden onder welke een Minderbroeder het gewijde dienstwerk waarneemt, J JZÏÏ' hi'er gene kapei' aan de h- "«bara toegewijd. Dezelve dient tegenwoordig tot een Gasthuis. Ouderiooze kinderen van vreemdelingen, als mede verlatene kinderen, worden hierin opgenoomen. Voor zo veel daarenboven, het gefligc ter huisvestinge en verzorginge van behoeftige oude lieden, zo van het Manlijk als van het Vrouwelijk Geflagt, wordt gebezigd, draagt het ook den naam van Oude-Mannen- en Vrouwen - huis. De Regeering van JVoerden beftaat uit den Baljuw die tevens Kastelein van het Slot is en daar op zijne wooning heeft, en door de Staaten ^Holland en JVeufrieüand vet koozen wordt; voorts uit den Schout, welken Gecommitteerde Raaden verkiezen, uit een drietal, door Burgemeesters en Regeerders der Stad aan hun overhandigd; wijders twee Burgemeesteren, die, op den eenendertigden Ociober door Schepenen en Vroedfchappen verkoozen worden; Vervolgens ■ zeven Schepenen, wier verkiezing gefchiedt door den Stad! houder, uit de Nominatie van een dubbel getal, door Burgemeesteren en Vroedfchappen overgeleverd; en eindelijk twaalf Vroedfchappen, bij welke eene open gevallene plaats,' door de zamengevoegde Vergadering van Burgemeesterenen ■Vroedfchappen, wordt aangevuld. Boven dit alles heeft men 'er  WOERDEN. 43 'er twee Weesmeesteren. . Niet meer dan éénen Sekretans heeft men te Woerden, Ut alle deeze Kollegien waarneemt. Onder de voorregten van Woerden mag wel genoemd worden, het regt, om , beurtelings, met de nabuurige Stad Oadewater, eenen Burfaal of Voedfterling in het, dus genaam- • de , Staaten Kollegie van het Hoogefchool te Leiden, te mogen zenden. Daar Woerden, eenigermaate de gedaante van eene Vesting ofverfterkte Stad heeft, ontmoet men,ter haarer meerdere verfterkinge, in haare nabuurfchap en op Stads grond,twee Schauzeu. Zij leggen ongeveer een kwartier uurs boven de Stad. Niet lang voor het midden der thans loopende Eeuwe wierden zij aangelegd : de eene in den Jaare 1747- en de andere in het daar aan volgende jaar. De eerfte dier Schanzen ligt op Geestdorp, aan den Noordzijde van den Rhijn, bij de Kamerijke Uitwatering, ter plaatfe alwaar eertijdsdc Schenkenfchans plegt te liggen. De andere Schans, veel grooter dan de voorgaande, en, ter eere van den Stadhouder, de Oranjefchans genaamd , is gebouwd aan de Zuidzijde van den Rhijn , recht tegenover de anderen. De Landweg, of Wagenweg, loopt door deeze Schans. Zie costerus, Hiflorisch Verhaal; p. c. hooft, Nederl. Hifi.], wagenaar, Vader/. Hifiorie.} Tegenwoordige Staat, Deel VIII. Woerden. (Groot Waterfchap van) is een ander Regtsgebied dan het Baljuwfchap, en heeft het Opperbeftier over de Dijken, Kaden, Wegen, Wateren, Sluizen, Molens en diergelijke. Het begrijptniet alleen het geheele Baljuwfchap van Weer-, den, met eenige andere Baljuwfchappeu of ambachten , maar beftaat, daarenboven, omtrent voor de helft in Landen onder de Provincie van Uitrecht; en ftrekt zich aldus uit ter wederzijde van den Rhijn; doch het oudfte gedeelte van hej: zelve legt meest aan de Noordzijde van de Rivier. De Lan den aan de Zuidzijde zijn vooreen groot gedeelte in laatcre tijden in het Groot Waterfchap van Woerden ingenomen, om  44 WOERDEN. om dat zij niet langer bekwaamlijk op den ^/kondenuitwateren. dit is oorzaak dat deeze Landen niet alleen het Woerdfche IIoog-Morgengeld moeten betaalen , maar ook het Rhijnlands of Spaarendams geld , het zij geheel of ten deele, naar maate zij deswegens hebben kunnen overeenkomen. Om deeze reden is aan Dijkgraaf en Hoogheemraaden van Rhijnland de Nafchouw gegeeven over de Ring dezer ingenomene Polders. Het verdere bewind, ten aanzien van het Heemrecht, is gebleeven aan den Dijkgraaf en Hoogheemraaden van het Groot Waterfchap van Woerden, die ook dit Regt oelfenen over de Polder in Kamerijk, Harmeien en Zegveld, volgens uitfpraak van Gekommiteerde Raaden en de Gemagtigden uit de Staaten 's Lands van Utrecht; door wederzijdfche Staaten bekragtigd op den achttienden Augustus des Jaars 1612. Deeze Ring en Schouwe gaat, in gevolge deezer uitfpraake , meede door de Stede Oudewater, volgejis overeenkomst geflooten in den Jaare 17 19 , tusfehen Dijkgraaven en Heemraaden, zo van Rhijnland als Woerden, en Dijkgraaf, Burgemeesteren en Scheepenen der Stede Oudawater\ waarom ook twee Puntdeuren aan de Romein-Brugge der laatstgemelde Stede zijn gemaakt, die bij het Waterfchap worden onderhouden en volgens zekere peil geflooten. Het Groot-Waterfchap van Woerden heeft , naa de verminderingen , zo door het leggen van de Wierikker Schanzen, de Vestingwerken der Stede, als naa het maken van de kleine Schans op Geestdorp, nog achttienduizend negenhonderd acht Morgen , drie Hont en achtentwintig Roeden Lands behouden. Het oudlle bekende Handvest, welk wegens dit Waterfchap door de Graaven van Holland verleend is, wierdt gegeeven door Graaf willem van Henegouwen, bijgenaamd den Goeden, in den Jaare 1322. Hier in beveelt hij den Baljuw van Woerden, die toen was of namaals weezen zou ; Fyve Welgeboren Heemraaden te kiefen, om zijn Landt voorfz. inede te bedrijven , eerst Zeedyk, Middeldyk , ZydWtnffi Watering, Sluyjcn , Hooien ende den Marrendyk , en-  WOERDEN. 45 /e ende van den Marrendyk totte Swadenburchdam toe. Deeze Handvest wierdt door Keizerinne margariet bevestigd inden Jaare i 346. Uit deeze Brieven blijkt niet werwaart het Land' van Woerden zijnen Watergang gehad hebbe ; doch uit een vozende Handvest van albrecht van beieren , gegeven in denjaare 1363, kan men duidelyk ontdekken, dat genoegzaam-aüe de Polders, onder het Waterfchap behoorende, hunne Uitwatering op den Rhijn en door Spaarendam gehad hebben. In dit jaar wierdt'er, door den Hertog, een fcheidinge toegedaan, tusfehen hen, die aan de Zuidzyde een Watergang op den Tsfel hadden, en die, welke uitwaterden door Spaarendam. Aan deeze laatden vergunde hy tevens twee Sluizen in Spaarendam temaaken, met den luiden van den Gedichte, die mede hier uitwateren zouden ; welke gezamenlyk allen Watergang en Werk zouden bewaaren en behouden. Van deeze Sluizen aan Spaarendam vindt men 'er tegenwoordig niet meer dan dén , die zeer goed is ;de andere wierdt in laater tijd doorhet Gróót Waterfchap van Woerden uitgekoft. Hertog albrecht gaf, in den Jaare 1366", aan den Lande van Woerden en de geenen, die met het zelve ia den Rhyn wateren, nog drie Sluizen , met drie Wateringen , uit den Rhijn gaande, in den Ysfel , één te Lindfchoten, uit endoor Oudewater en twee boven of beneden dezelve , daar het den Heemraad nutst en oorbaarst zou denken te weezen. Uit kragt van deeze Handvest wierdt deswegens, in den volgende Jaare 1367, een overeenkomst met de Stede Ottr dewater gemaakt, die zich zelve heeft verbonden denzelven Watergang te graven en te onderhouden ter Schouwe en Keure^an het Groot Waterfchap van Woerden, welke overeenkomst nog in haare volle kragt blijft. Het Groot Waterfchap heeft, volgens deeze Handvest, nog het genot van twee andere Watergangen', ruim een half uur gaans beneden Oudewater , waar van de een de Grootc Wierikke en de ander de Kleine Wierikke wordt genaamd. Raakende hetbedier van het Groot Waterfchap van Woerden , heeft albrecht van beieren, in den Jaare 1388, voor hem  4 6" WOERDEN. hem en zijne Nakomelingen. beloofd de Heemraaden niet te znllen doen afzetten door zijnen Baljuw, ofte door iemand anders dan door hem en zijne Naakomelingen; 't welk niet gefchieden zoude, ten zij hem of hun dunken zoude dat zij den Lande niet nut of oorbaar waren. Hier bij wierdt den Heemraaden van JVoerden ook belast het Heemraadfchap te bewaareu en bedrijven , tot zijnen en 's Gemeenenlands oorbaar, gelijk dat zijne Heemraaden in Rhijnland doen. In den Jaare 1395 , heeft ook de Hertog nog eene nadere handvest gcgecven. Het behield het getal van vijf Heemraden, gelijk het door Graave willem van Henegouwen was befteld , maar bepaalde, dat 'er drie uit den Lande van JVoerden en drie ui; den gedichte van UitrecJjt moesten worden verkooren, ieder in de Watergang geërfd en gegoed tot twintig Morgen Lands toe. De Verkiezing' fchijnt hij aan zich zeiven behouden te hebben. Deeze zouden, bij het aanleggen van groote Werken, moetenraadpleegen met tien Waardsluiden, twee uit ieder Kerspel, te kiezen bij de Landgenooten enBuuren , ieder in het zijne. Aan de Waardsluiden zou ook jaarlijks rekening gedaan worden. Hertog jan van beieren, verkooren Bisfchop van Luik en Heer van JVoerden, maakte , in denjaare 141 o. nog eene andere bepaaling omtrent het verkiezen der Heemraaden, volgens welke hij , behalveu de twintig Morgen Lands of meer, die zij in het Waterfchap moesten bezitten , vastdelde dat dezelve van jaar tot jaar-op nieuws door den Dijkgraaf zouden moeten verkooren worden en zonderling een in Zegveld of in Kamerijk. De Heemraaden, die een jaar het Ambt hadden waargenoomen, zouden in vier jaaren niet weder aangefleld worden. In den Jaare 1502, heeft dirk vanzwieten, als Dijkgraaf van den Lande van JVoerden, aan Burgemeesteren en Gemagtigden der/Stede en des Lands, voorden Hove van Holland, beloofd en overgegeeven voortaan geen Heemraaden aldaar te dellen , dan die in het Waterfchap gezeten en woonachtig zijn, met hunne alinge JVbenftad, gegoeden geërfd , naar inhoud der handvesten. Deeze bepaling van de  WOERDEN. 47 de Woondede der Heemraaden, welke in de handvesten der Graaven niet gevonden wordt, als mede dat de Dijkgraaf omtrent den Jaare 1543 eenigen gekooren hadt, die geen twintig morgen gegoed waren , fchijnt in'dien tijd gefchil gebaard te hebben. Men vorderde van den Dijkgraaf, dat hij de aandelling doen zoude volgens de Handvesten en wilde hem tevens bepaalen de Verkiezing te doen , uit Perfoonen in het Waterfchap woonachtig, en bijzonder dit de Kerspelen van Zegveld en Kamerijk , bij jaarlijkfche beurten , en van Harmeien uit den gedichte van Utrecht, als mede uit de Stede Woerden en het Ambagt van Bodegraave. Hier tegen beweerde hij, dat de Handvesten niet waren overeen te brengenmet de Kostumen zedert veele jaaren in gebruik. Dit geding wierdt, in den gemelden Jaare 1643 , door den Ilove vanZ/y//rf/7 althans geene naakomelingen heeft naagelaaten. willem van der woert , Gerrisszoon , bovengenoemd, Ridder, Heere van der Woert, vermeld in den jaare 1314, was bij Jonkvrouwe N. N. Vader van hendrik van der woert , Ridder, Heere van der Woert» uit kragt van eenen Verlijbrieve van machtelt , Vrouwe van Valkenburg en Voorn , Burggravinne van Zeeland, gegeeven te Voorn, des Zondags naa Paasch van den jaare 1354. Hij nam ten Vrouwe, in den jaare. 1383, Jonkvrouw sqfiai Zus» ter van otto van ark&l , Heere van Heukelom, volgens huwelijks - voorwaarden , bezegeld op St4 Martensdag in den bovengemelden jaare 1383. Bij ervenis wierdt Heer hendrik Heer van Liesveld, als mede van E-tmikerke> en .XXXIH. eeel. P MIU  50 WOERT. (van der) nam vervolgens aan den naam van eemskerk en liesveld. Hij liet na 1. Eene dogter N. N. gehuwd met hendrik dirkszoon VAN den d00rt0ge. 2. hendrik van der woert, gezegd van liesveld, Ridder. Heere van Liesveld, als zijnde in den jaare 1431 daar mede verlijd. Behalven de nu gemelden , ontmoeten wij', in de aloude Kronijken, verfcheiden leden van dat Geflagt, wier betrekkelijke bjoedverwantfchap niet bepaald wordt. Aldus vinden wij, op het jaar 1364, vermeld oerrit van der woert, die ter Vrouwe nam N. N. en bij haar verwekte boudewyn van der woert. Schout van Delft en Hoogheemraad van Delfland. In den jaare 1413 tradt hij in het huwelijk met Jonkvrouw katharina van abbenbroek , Vrouwe van Abbenbroek. Heer boudewijn verwekte bij deeze zijne Echtgenoote, kinderen , die wederom afftammelingen hebben nagelaaten , welke den toenaam en het Wapen van Abbenbroek aannamen , 't welk zij met dat van TVoert en Scharrenberg quartilleerden. Voorts werdt, op het jaar 1384, genoemd maria van der woert, als zijnde, in dat jaar, de Echtgenoote geworden van muijs van velde , Zoone van boudewijn van velde en van katharina van koon. Tot dit Geflagt behoort ook hendrik van der woert , op het jaar 1410 vermeld, als bekleedeude het aanzienlijk ampt van Houtvester van de provincie 'Holland. Bij zijne Echtgenoote 'tl. N. vjgjBj: hij twee Zoonen, adriaan van der «toert » op jj(j||r 1436 vermeld, en dirk van der wnaitr , wz'. '•■.SpifSSa N ■ cc 1: Zoon hadt, pieter van der woER'i' geaaan:;!. Dcc^^^tcr huisvrouwe sibvlla van kart, en '..:■, ^4'c-_-^v, ii.i.im van der woert. Hij ^amnÉl.. . .-..ow*.' UsSffiSÊbfct afftammelingen nagelaatc Jsi(i®b*$$S&» wij, bij de aloude Kronijk-enH^I^,',,,, Igjg „ten. Zie van ....;.:.ï..ftïv- Katavia llluflrata» OOVTmoeven , &§Ëg£ van Holland. Woc«  WOGMEIR. (Hef) $t Wogmeir, (Het) ook wel het Obdammer Meir genaamd» gelegen in het Noordijk gedeelte der Provincie Holland, de Vier-Noorder -Koggen gehcctcn. Het is een dier plekken gronds, welke de nijvere en eerlijke vvinstzoekende Hollanders, door vernuft en taai geduld, aan het water ontrukt heb* ben. De droogmaaking gefehiedde in het begin der naastvoorgaande Eeuwe, en wel bepaaldlijk, volgens daar van uitftaande aanteekeningen, in den jaare 1607. Naa het volbragte werk der droogmaakinge, en eene naauwkeurige opnecming van den uitgcmaalen waterplas, bevondt men de uitgeftrektheid van vrugtbeloovend land te bedraagen zeventienhonderd drieëndertig Morgens, tweehonderd dertig Roeden. Het PVvgtneir behoort, gedeeltelijk onder Obdam , van welk dorp > als het voornaamfte der deelhebberen , het den bovcngemelden naam ontleent, gedeeltelijk 'onder Hensbroek, gedeeltelijk onder JVashem. Door de Regtsbaniien deezer drie dorpen wordt de Bedijking ingellooten. De huizen ftaan hier en daar verfpreid. Voor 't-overige heeft het TVogmeïr zijnen eigen Dijkgraaf, Heemraaden en Penniiigmeefter. Alle deeze wor» den door den Heer van obdam aangefteld. Zie Tegenwoordige Staat, Wognum , een Ean , of Regtsgebied , cn Dorp , in het zelfde Diftrikt, als het ïVogmeir, te weeten, -de Vier-Noorder* Koggen, geleegen, ten Noorden der Stad Hoorn. Eene aanzienlijke uitgeftrektheid gronds beflaat.dit Ambagt, en is het grootfte der Regtsbannen, welke men in deezen oord ontmoet. Niet minder dan het aanzienlijk getal van veertienhon* derd vijftien Morgens en driehonderd vijf en zeventig Roeden fchatting fchuldig Land vindt men , voor deezen Ban . in de Quohieren van Verpondiuge aangefchreeven. Van het nadeelig verloop der tijden» en den ten agter gaanden ftaat der Inge* zeetenen , ontmoet men ook hier een voorbeeld, in het al* lengskens afneemend getal van huizen, en diensvolgens ook van menfehen. Bij eene algemeene telling in den jaare 1632» door gantsch Holland te werk gefteld, bevondt men het ge* Da tal  WOGNUM. tal der huizen te bedraagen honderd vier en tachtig. Honderd jaaren daar naa telde men 'er zesenveertig minder. Nog vier was djt getal verminderd in den jaare 1749. Men bevondt toenmaals het gcheele getal, door den gantfehen Ban, flegts honderdvierendertig huizen te bedraagen. Van het Dorp, welk den zelfden naam als het Ambagt draagt, vindt men reeds gewag gemaakt, in zeker Verdrag, van de Utrechtfehe Kerke met die van Epternach, gedagteekend in den jaare 10Ö3. Het ligt, na genoeg, op den afftand van een half uur gaans, in het Noorden van de Stad Hoorn. Reeds in het begin der Elfde Ecuwe hadt men 'er een Kapel, zedert in een Parochie■ Kerk veranderd, die aan den H. hieronymus gewijd was. In den jaare 1574 wierd hier de eerfte Leeraar beroepen, die, naar de begrippen der Hervormden, eene meer gezuiverde Leer verkondigde. Zints Cat tijdllip, tot in den jaare 1659, verrigtte de Leeraar van TVognau insgelijks het gewijde dienstwerk in het nabuurig TVatweide. Zcdert het laastgemelde jaar hebben de wederzijdfche dorpelingen hunnen eigen afzonderlijken Leeraar gehad. De Roomscli1 gezinden hebben hier insgelijks eene Statie. Zie Tegenwoordige Staat van Holland; halma, Tosneel. Woldsend ; zie woudsend. Wolf, (jacob de) geen onbevallig kunfteuaar, doch fe gelijk een fpreekend voorbeeld van de heillooze ftrekkinge Van de jaloersheid en van een afgunfiïg geftel, met gemelijken hoogmoed gepaard. Zijne geboorteplaats was de ftad Groningen, waarfchijnelijk nog voor het midden der jongstverloopene Eeuwe. Hij was een man, welken de Natuur met uit. muntende vermogens van vernuft en fmaak hadt begiftigd. Niet flegts als liefhebber, maar ook als beoeffenaar, maakte hij veel werk van de Dichtkunde , doch alleen tot zijn vermaak en uitfpanning. Tot zijn beftaan, en als zijn hoofdwerk, leide hij zich toe op een bedrijf, met de Poëzij zeer naauw yer*  WOLF. QACOB de) 53 vermaagfchapt , te weeten, de Schilderkunde. De Historiën hadt hij, in de behandeling van het penfeel, tot zijn bijzonder vak verkoozen. Niet ongelukkig Haagde hij in die behandeling. Ook ftondt hem de kans op een goed beftaan niet onvoordeelig, indien hij de aanzoekers, door zijne ongelukkige geaartheid » niet met eene foort van afkeer tegen hem vervuld hadde. De wolf , naamlijk , hadt. eenen Stad- en Kunstgenoot, johan starrenberg genaamd. Deeze, welbefpraakt van tong en van een inneemend voorkomen, wist zich bij ieder eenen bemind te maaken ; 't welk ten gevolge hadt, dat de hoogagting, welke men den maaker toedroeg, op deszelfs kunstgewrogten nederdaalde ; zodat men , aan zijne ftukken , hoewel niet zo bevallig als die van zijnen Kunstbroeder, veelal de voorkeuze gaf. De wolf , daarentegen , fomber en ftuursch van aart, en, gevolglijk, weinig van fpreekeri, in dien onmenschkundigen 'waan , dat het werk zijnen meester zou aanbeveelen , leide zich in 't geheel niet toe , om door gelijke handgreepen , als starrenberg , den aftrek zijner peiifeelkunst te bevorderen, 't Gevolg daar van was, dat de penfeelgewrogten van andere Meesters, hoewel bij de zijne niet te vergelijken, gretig gezogt wierden, en men hem met den toebereiden voorraad liet zitten. Zo hoog klom hier door het misnoegen en de fpijt in zijn gemoed, dat ze, ten langen laat'te, in raazernij verwandelden, en hem het rampzalig bcfluit deeden neemen, om aan zijn eigen leeven de hand der geweiddaadigheid te Haan. Het heilloos opzet volvoerde hij op de volgende wijze. Eenen Degen , in eenen hoek van zijne kamer , in eene fchuinfche rigting , met dj punt na boven, hebbende vastgezet, liet hij zich, met zijnen rug » met zo veel gewelds op de punt van het moordtuig vallen , dat het hem zijn lichaam doorboorde, en hij alzo zL'Jtoogende ter aarde ftortte. In den Jaare 1685 kwam aldus de bijsterzinnige gemelijke Kunstfchilder aan zijn einde. Zie i-ïoubraken , Groot Schouwburg der Schilders en Sshilderesfe/t. D 3 Wolf-  Ai WüLFAARTSDYR". Wolfaartsdyk , gemeenlijk ook PFolfersdyk genaamd, ia een klein Eiland , bchoorende onder de Provincie van Zeeland, Bewesten - Schelde. Het heeft, ten Noorden, het Eiland Noordbeveland, ten Zuiden , het Eiland Zuidbeveland , of het Land van ter Goes. Van het eerstgenoemde Eiland wordt pVolfaartsdyk gefcheidm door het Diep of de ZuidVliet, van het laatstgemelde door het Schengen; beiden zeer fnelftroomende takken van de rivier de Schelde. Niet alleen ten huidigen dage, maar reeds in overoude tijden, zijn, door dit fchuuren van den ftroom, op het Eiland fchroomwekkende Grondbraken ontdaan, en hetzelve daar door zeer zwaare , dikmaals onherftelbaare , nadeelen toegebragt. Reeds ten tijde van den Zeeuwfchen Kronijkfchrijver reygersberg hadt jiien , op dien toeftand van zaaken llaande, dit rijmpjen in den mond; „ Zuytvliet ende Schengen ,, Loopen beyde om ftrengen, Hebben haar vermeeten, „ Willen Wolfaartsdijk noch opeeten". Volgens zommigen zou de bedijking deezes Eilands reeds in den Jaare 800 , of daar omtrent , gefehied zijn ; hoewel *cr nog vijfhonderd jaaren, zints dien tijd, zouden zijn verJoo-ien, eer het onder zijnen tegenwoordigen naam zou zijn bekend geworden. Van eenen Heere wolfaart , uit den doorluchtigen en adelijken Huize van borselen , zou het dien naam ontleend hebben. De uitgeftrektheid des geheelen Eilands vinden wij op vierduizend zesendertig Gemeten , tweehonderd vijfenveertig en eene halve Roede fchotbaar Land begroot. Veel digter, dan huiden ten dage, plagt Wolfaartsdyk, in overoude tijden , bewoond te worden. Dus ontdekte men 'er , weleer, eene Plaats, de Piet, of Muiden, genaamd, bij zommigen voor een aanzienlijk Dorp» of wel voor een klein Stedeken aangezien, doch bij anderen in geen hooger rang, dan in dien van een Kasteel of Sterkte , geplaatst. De laatfte tott de, Wüare: geftalte der Plaatfe geweest zijn, indien, naar  WOLFAARTSDYK. 55 het verhaal van halma, de afbeelding daarvan, hangende in de Kerkenkamer van Zeeland, te Middelburg , voor echt mag gehouden worden. Hoe 't zij, de Piet, 't zij dan een Dorp, Stedeken of Kasteel, lag in het westlijke gedeelte des Eilands, welk, hoewel thans, voor landbouw en veehoederij, genoegzaam nutteloos, nog heden onder den naam van de Plet bekend is. Reeds voor meer dan vierhonderd jaaren wierdt de Polder een prooi der golven, althans zodanig was gezet, dat men , zedert, altoos zwaarigheid heeft gemaakt, eene bedijking en droogmaaking, in de waarfchijnlijke verwagting van een goeden uitflag, te durven onderneemen. De Toren van de Plet ftondt overeinde , tot in den jaare 1512. Een zwaare ftorm deedt denzelven ter aarde ftorten. Het Dorp Sablnge, insgelijks op dit Eiland gelegen, is van aloude herkomfte. Dit, intusfehen, is het eenige, 'twelk, in 't algemeen, daar omtrent bekend is. Want van dc eerfle ftigting heerscht , bij de aloude Kronijkfchrijvers, een diep ftilzwijgen. Alen vindt 'er eene Kerk, ten dienfte der Hervormden , doch geene Predikantswooning ; gelijk wij ftraks nader zullen melden. Nog vondt men, op Wolfaartsdyk, in vroegere dagen, twee Dorpen , Bongersdyk , waarvan de Hongerdykfche Polder zijnen naam ontleent , en Westkerk , of Westerland; doch beide Plaatzen hebben voor het geweld der aanfpoelende wateren moeten bezwijken. Gelukkiger, als door zijne ligging, midden in het Eiland , meer beveiligd, is, tot nog toe, geweest het Dorp Oostkerk , of Oosterland. Hier woont de Leeraar, de eenige op het geheele Eiland, die insgelijks de Gemeente te Sablnge bedient. Hij is lid der Klasfis van Zuidbeveland. De drie nu genoemde Parochiën, te weeten die van Sablnge, Oosterland en Westerland, hebben eenen gemeenen Regtbank over het geheele Eiland. Zie REIGERSBERGEN en SMALLEGANGE , KfO~ nljken van Zeeland ; en Tegenwoordige Staat van Zeeland. p 4 Wol-  $5 WOLFERT van BORSELEN. Wolfert van eorselen. In het Zevende Deel onzes, Vaderlandfchen Woordenboeks de GeflngttafcJs der oudadelijke van borselens hebbende medegedeeld , gaven wij, met een * eenig berigt aangaande zommigen van deszelfs leden, onder andere van den nu genoemden Heere wolfert. Van wegens 'sMans vermaardheid in de vroegere gefchkdenisfen onzes Vaderlands, hebben wij noodig , immers niet ondienftig geoordeeld, zijne voornaamfte leevensbijzonderheden een weinig uitvoeriger, dan ter aangeweezene plaatze is gefehied, te vernaaien. Heer wolfert van borselen was de Zoon van frank > Tienden Heere van Borfelen. Eenig misnoegen tegen Graaf floris den V hebbende opgevat, en daarnaa ten Lande zijnd? uitgeweeken, keerde hij, egter, eerlang, te rug, en vertoonde zich, eens en andermaal, met den Graave, en wel inzonderheid zeer plegtiglijk , op den eerden Mai des Jaars 129Ö. Niet zeer opregt, intusfehen, aan de zijde van Heere wolfert, moet deeze Verzoening geweest zyn. Want als Heer jan van kuik, een bijzonder misnoegen tegen Graaf floris opgevat, en een vast befluit, om hem te bederven» hebbende genomen» ter volvoeringe van zijn ontwerp verfcheiden Edelen des Lands tot zijn ontwerp zogt over te haaien, leende Heer wolfert gretige ooren aan dit verzoek ; Zelf zoude hij een der hoofden der Zamengezworenen geweest zijn. Of hij bij het vermoorden van Graave floris tegenwoordig geweest zij, vinden wij niet vermeld. Dat hij daar aan niet handdaidig geweest is, dunkt ons onwaarfchijnlijk, naardien wij elders vinden aangeteekend, dat hij, Zints het jaar 1289, zich meestal buiten 'sLands, immers ïiiet dan in ftilte binnen deeze Landen heeft onthouden. In (je onderfcheidene bijeenkomften der Edelen, te Bergen op. den Zoom en te Kameryk gehouden, ter beraaminge van het plan des moords, zoü hij verfcheenen zijn, en aldaar zijnen raad hebben medegedeeld. ^faar zo ras was Graaf floris niet In hegtenis genomen, en de iriaare daar van hem ter ooren gekomen, of Heer wq:fert keerde te rug Van zijne uitlaiidigheid, met oog. foêïk, om met (Je onlusten , welke Holland en Zeelanti « dreigt  WOLFERT van BORSELEN. 57 dreigden, zijn voordeel te doen. Terwijl hij zich nog buiten % Lands onthieldt» hadt hij, meermaalen, om zijne heerschzuchtige oogmerken te bereiken , zich van de hulp des Graaven van Vlaanderen bediend. Met eene gelijke bedoeling wilde hij nu het zelfde' hulpmiddel te baate neemen. Hij vervoegde zich te Dordrecht. Hier den Stedelingen hebbende diets gemaakt, hoe 'er zich zeer veel waarfchijnlijkheids vertoonde, dat de Vlamlngers eenen vijandlijken inval zouden willen onderneemen , zogt hij hen eerst te overtuigen van . de noodzaaklijkheid ,xom met allen mogelijken fpoed dit opzet, immers de uitvoering daar van, te verhinderen. Aan zijne redenen vondt hij bij de Dordrechtenaars geopende ooren, gelijk ook aan zijnen voorllag, om twee Koggen uit te rusten , van manfchap, krijgsnoodwendighedcn en mondbehoeften rijkjijk voorzien, en het bewind daar over aan hem op te draagen. Met deeze magt (lak hij over na de ftad Veere, in het Zeeuwfche Eiland Walcheren. In de eerfte plaats was zijn oogmerk, om zich, met de verzamelde m.igt, tegen de aanhangers van Graave tloris in Zeeland, ent diensvolgens, tegen zijn eigen vijanden, in veiligheid te ftellen. Lijfsbehoudenis, in zijn Vaderland, was , intusfehen , niet het eenig doelwit van Heere wolfert van boRselen. Veel wijder ftrekten zijne bedoelingen. Doch om deeze te volvoeren, hadt hij meer magts noodig. Om deeze te bekoomen, begaf hij zich, eerlang, na Vlaanderen, met oogmerk om bij Graave guy aanzoek te doen om den verlangden onderfland. Verneemende dat de Graaf daartoe niet ongenegen was, ging Heer woefrrt nog verder. Hij bewoog den Vlaming tot het doen van eenen inval in het Eiland Walcheren, waar omtrent hij, onlangs, te Dordrecht, den iehijn van zo groote bekommering hadt vertoond. Er is 'er, die van meening zijn , dat deeze onderneeming, met overleg en goedvinden van' den Engelfchen Koning ecuard, ontworpen en beilootcn was. Hoe 't zij, het leedt niet lang, naa de gemaakte affpraak, of de Graaf van Vlaanderen ftak, in eigen perfoon , na het Eiland Walcheren over. Hier floeg hij het beleg om Middelburg. Heer wqlfert Van borseD 5 LEit  53 WOLFERT van BORSELEN. ï-en boodt hem daar toe de behulpzaame hand, door het leggen van eenen Dam in de Arne', bij de Sterkte Mortier; dit diende om de Stad te benaauwen , en den belegerden allen toevoer van mondbehoeften én krijgsnoodwendigheden af te fnyden. Van elders is bekend, dat borselens ontwerp thans geenen voortgang hadt. Door de komst van jan van avennes wierdt het beleg van Middelburg opgebroken. Onder dit alles bevondt zich jan de I, Zoon en Opvolger van den vermoorden Graave florïS den V, in Engeland, alwaar hij met eene van 's Konings dogteren in het huwelijk was getreeden. Niet lang naa de tijding van zijns Vaders dood flak hij herwaarts over; doch landde te Veere ; van welke Stad, als mede der naastgelegene landerijen, borselen thans Heer was. Hij bevondt zich , by 's Graaven aankomst , binnen die Stad. Deeze, om zijne jongheid, nog onbekwaam zijnde tot het vasthouden der teugels van het Graaflijk bewind, diende de Voogdijfchap thans tot een veel gerugt maakenden twistappel. Jan van avcnnes , onder anderen , zogt zich. dezelve toe te eigenen. Wolfert van borselen , intusfehen, zag zich zo dra geenen meester van den perfoon des jongen Graafs, en van de Engelfche Scheeps. magt, welke hem hadt overgevoerd, of hij ftelde alle zijne poogingen te werk, om zich van de Voogdijfchap te verzekeren , en a ven nes het Land te doen ruimen, of, indien zich daartoe eene voegzaame gelegenheid mogt aanbieden , in hegtenis te neemen. Tot dit laatfte fcheen hem, eerlang, de kans niet ongunftig te (taan. Avennes, ter ontwijkinge van het gevaar, welk hem dreigde, beflooten hebbende , zich na Henegouwen te begeeven, waar van hij Graaf was, liet vooraf den jongen Graave verzoeken om bij hem te Aoomcn, op dat hij hem rekenfehap van zijn bewind doen mogt, In antwoord hier op ontbood hem de Graaf, of liever borselen op 's Graaven naam, bij zich op het Eiland Schouwen , rnids het geleide, welk hem verzelde, geene honderd man zou bedraagen. Door een tijdig vertrek ontweek avennes de geleide laagcn. Men vindt aangeteekend , dat Heer wolfert , om jan van avennes het ontkoomen ondoenlijk te maa-  WOLFERT van BORSELEN. S9 maaken . wel vijfduizend guldens hadt gefpild, om de wegen alomme met manfchap, en de ftroomen met vaartuigen te bezetten, welke op hem moesten pasfen. De Henegouwer was niet vertrokken, of Heer wolfert , nu de handen ruim hebbende, wist alles naar zijnen zin te fchikken. 'Er wierden , inderdaad , eenige Hollandfche en Zeeuwfche Edelen , en ook eenige Engelfche Heeren , tot 's Graaven Raaden benoemd; doch de klem des bewinds bleef in handen van van borselen, die, al wat hij begeerde, in den Raad wist door te drijven. Ten blijke van den ovcrheerfchenden invloed, welken hij op den geest van den jongen Graave oeffende, kan, onder andere , dienen, zeker Gefchrift, welk hij van hem wist te verkrijgen. Men zoude het eene Akte van Konfu/entfchapkunnen noemen. Plcgtig en onder cede verbondt zich Graaf jan bij dat Gefchrift, „ in .alles den raad van Heere wol„ feut te zullen opvolgen , en hem te befchermen , indien „ hem hierom , of omdat hij zich tegen de Moorders van „ Graave floris aankantte, eenig leed overkwam; mids Heer „ wolfert, van zijnen kant, beloofde, den Graave altoos „ naar zijne beste kennis te zullen raaden. Dit zoude duu„ ren , tot op den tijd dat de Graaf den ouderdom van „ volle vijfentwintig jaaren zou bereikt hebben." Dit Gefchrift , 't welk nog in weezen, en door den Hoogleeraar MATTHjEUs , in zijne AnaleEla, is in 't licht gegeeven , was geteekend op den dertigften van April des jaars 1297» op het Slot Nyenrode, nog heden bekend en in weezen, aan" de rivier de Pegt, bij het Stichtfche dorp Breukelen. Met zulk eene veelvermogende hulp gedekt , ftelde nu Heer wolfert van borselen zijner hcerschzucht geene paaien. Niet flegts wierp hij zich op tot de hoogstgedtichte magt van hoofd van 's Graaven Raad; maar hij gedroeg zich, eerlang, als of 'er buiten hem geene leden van den Graaflijken Raad aauweezig waren. Zo geheel en volkomen vloog de jonge Graaf zelve van zijne hand , dat hij hem, door het gantfche Land, met zich heenen voerde, en deedt beveeleni teekenen en zegelen , al wat hij goedvondt. Om daar toe j}e handen dies te ruimer te hebben, maakte hij eenen aanvang  6b WOLFERT van BORSELEN. vang met nu den eenen, dan den anderen Edelman buiten de gewigtiglte onderhandelingen te fluiten, en voleindigde zijn eerzuchtig ontwerp, door den eenen naa den anderen Heer buiten 's Graaven Raad te zetten. Edellieden van geen minder aanzien i n vermogen, als Jonkheer dirk van brederode en jan van renesse , Baljuw van Zuidholland, behoorden onder de geenen, welken Heer wolfert aldus den voet wist te ligten. Den laatstgemelden van eenen aanflag tegen den perfoon van Graave jan hebbende weeten verdagt te maaken , bewerkte hij, vervolgens, dat tegen hem een vonnis wierdt geveld, 't welk hem het Land ontzeide. Nevens de heerschzue it paarde Heer wolfert de geldgierigheid. Nai den ceheelen klem der Regeeringe aan zich te hebben getrokken, wist hij daar van zich meesterlijk te bedienen , om zich zeiven en zijn geflagt met febatten te verrijken. Aldus verzon hij het middel, door eene huwelijksverbintenis, welke hij zelve aanging met de Vrouwe van Voorne, en door eene andere echtverbintenis, welke hij tusfehen zijne Dogter uit een voorgaand huwelijk en den Zoon der Vrouwe van Voorne bewerkte, die Heerlijkheid in zyn Geflagt over te brengen. Naa alvoorens den Graave het vonnis van verbeurdverklaaring te hebben doen vellen over verfcheidene adelijke goederen, deedt hij, vervolgens, eenigen dier goederen aan zich zeiven opdraagen. De aanzienlijke Landen van JVoerden en Benskoop behoorden onder de dus aangewonnene bezittingen. Om zich in het bezit der eerstgenoemde Heerlijkheid te handhaaven, deedt Heer wolfert, ten Noorden van den Rhijn, tusfehen JVoerden en Hartnelen, eenen Burgt of Kasteel aanleggen. Volgens zommigen- zen men, nog heden ten dage, van de Graften deezes Kasteels nog de overblijfzels vinden. Van de zeer verderflijke uitwerkzelen eens ombepaalden invloeds van eenen Gunfteling -op het hart van den Vorst en op de belangen van den Staat, leveren de Gefchiedenisfen een aantal der onlochenbaarfte voorbeelden. De jonge en onervarene Graaf vermeerderde, door zijn eigen, het getal deezer voorbeelden. Philips, IConing van Frankrijk, voerde thans den oorlog te^en guy van Vlaanderen, Bijkans gelijkte  WOLFERT van BORSELEN. tijdig deeden beiden aanzoek bij den Graaf, om zich met ieder van hun te verbinden. Hadde men aan het gevoelen der meeste Raaden het oor geleend, zou het aanzoek van Philips de overhand gehad hebben, als meest ftrookende met de belangen van den Lande. Ongelukkig hadt Heer wolfert , tegen den Franfchen Koning, eenig misnoegen opgevat. Thans den kans fchoon ziende om zijnen wraaklust te koelen, bewoog hij den Graaf, om de zijde van den / ,'aamfchen Graave. te kiezen, en, in eigen perfoon, ter zijner hulpe, den togt na Vlaanderen aan te neemen. Door de tusfchenkomst van 's Graaven Schoonvader, Koning eduard van Ingeland, wierdt, eerlang, de peis getroffen. Geduurende de afweezigheid van Graave jan, hadt Heer wolfert , met den Bisfchop van Utrecht, een Verdrag van Vrede getroffen, 't welk, naa de wederkomst van den Graave uit den Flaamfchen krijg , door deezen wierdt bekragtigd. Van borselen hadt niet verzuimd , daar bij zijn eigen bijzonder voordeel te behartigen. Doch deeze vrede was van korten duur. De Bisfchop hadt berouw van 't geen hij hadt beloofd, en maakte zich gereed om de Hollanders, van nieuws, te beoorloogen. Heer wolfert hadt hier van niet de lucht gekrecgen, of hij wist een verdrag te bewerken met dirk van herlaar , Heere van Ameide , waar bij deeze zich verbondt, Graave jan, tegen den Utrechtfchen Bisfchop , te zullen bijftaan. Daarenboven riedt borselen den Graave, dat men zich van het Slot te Tsfelflein, op de grenzen v.m Utrecht gelegen , behoorde te verzekeren. Niet vrugtloos was deeze raad. Graaf jan deedt terftond Heirvaart befchrijven, en het Slot belegeren. Door de kloekmoedigheid van Vrouwe baarte, de dappere en kundige Echtgenoote van gysbrecht van ysselstein , welken het Slot toebehoorde, doch die zich thans aldaar bevondt, wierdt het Slot een jaar lang verdeedigd. Naa verloop van hetzelve ('t was in den Jaare 1298) viel het den Graave in handen; die het voorts, op deszelfs verzoek, aan Heere wolfert opdroeg. Wankelende en onvast is altoos de ftand des Gunftelings van eenen Vorst. Veelcu, die hem omringen, zomtijds nfet eer-  62 WOLFERT van BORSELEN. eerlijker van, hart dan hij zelve, zijnen gelukftaat met een jaloersch oog belchouvvende, befpicden zijn gedrag met duizend oogen, en verzuimen niet, 't geen zij daar in berispelijks ontmoeten, aan den dag te brengen, en zomtijds bij vergrooting uit te meeten. Niet onwaarfchijnlijk zal iet diergelijks , ten aanzien van Heere wolfert , hebben plaats gehad, om zijn verderf te bewerken. Daarenboven hebben wij reeds gezien , hoe hij, omtrent de middelen ter vermeerderinge van zijn aanzien en vermogen, niet zeer naauwgezet was. De Koophandel van Holland en Zeeland, hoewel in zijnen leeftijd op verre na niet zo uitgebreid als in laatere tijden, begon, nogthans, mede zeer aanmerkelijk te bloeien. In een handeldrijvend Gewest is de vaste waarde der Geldfpecien een ftuk van de hoogfte aangelegenheid. In het fluiten van koop en verkoop ligt 'er den handelaar grootlijks aan gelegen, dat de geboodene of bedongene prijs worde afgemeeten naar eenen maatltok, welke zekere beftendigheid bezit, en niet, naar het grillig goeddunken, langer of korter kan gemaakt worden , naar' gelange de perfoon , welke zich daartoe het vermogen aanmatigt, zulks mag geraaden vinden. Heer wolfert , intusfehen , veelligt op den vasten grondflag der gunfte, in welke hij bij den Graaf ftondt, zich ver* laatende, hadt, op zijn gezag, zich verftout, merkelijke verandering in dc Munt te maaken. Groot nadeel leeden hier door zeer veele handeldrijvende Ingezeetenen, en ontftondt hier uit, in verfcheiden Steden, tegen hem een zo hooggaand misnoegen , dat men hem, tot loon zijner euveldaaden en wederregtelijkheden , eenen wreeden dood waardig oordeelde. Men verkreeg, ten langen laatfte, hierin zijnen wensch. ' De gelegenheid en de omftandigheden , welke Heere wolpert van borselen ten val en aan een rampzalig einde bragten, vinden wij aldus verhaald: Dordrecht hadt, zo wel als andere Steden, bij Brieven Van Koning willem , Graave van Holland, het Voorregt verkreegen „ dat de misdaaden, aldaar begaan , nergens anders, „ en door niemant, dan door Schepenen der Stad, beregt „ mogten worden." Mij is niet bekend, dat 'er ergens Brie-  WOLFERT van BORSELEN. 63 Brieven , in welken dit, met zo veele woorden, geleezen wordt , voorhanden zijn; doch in een Handvest, door den zelfden Koning willem, in 't Jaar 1252 gegeeven, worden geene andere dan Schepenen genoemd, om, zelfs zonder hooger beroep, vonnis te vellen. Ook wordt 'er duidelijk in verklaard , ,, dat Schepenen blijven zouden in het Regt , „waarin hunne Voorzaaten plagten te zijn," welk Regt, naar alle waarfchijnlijkheid, geen ander geweest is , dan het Regt, om misdaaden , te Dordrecht begaan , ook alleen aldaar, door Schepenen, te doen beregten. Aloud , Baljuw van Zuldholland, aangezet door Heere wolfert, ondernam, in 't Jaar 1299, eene inbreuk op dit Voorregt te doen. Men hadt , te Dordrecht, eenige Misdaadigen in hegtenis , over welken de Baljuw eene Jlllle waarheid, gelijk men toen fprak , bezitten wilde. De Schepens, oordeelende dat hun dit Regt alleen toekwam, wilden 'er zich ook van bedienen: gelijk zij deeden. Naderhand beweerden zij, dat de Baljuw zelf zijne toeftemtning gegeeven hadt tot het geene zij gedaan hadden ; hoewel deeze zulks ontkende. Terwijl de Schepens met de Regtsvordering bezig waren , kwam wolferd , van den Graave vcrzeld, te Dordrecht. Hij eischte terftond , dat hem de ftukken van 't geding behandigd wierden , voorwendende , dat de zaak tot 's Graaven Regtbank behoorde. En indien de misdaad hoog verraad geweest zij, gelijk zommigen willen, fcheen wolferts voorgeevcn zo ongegrond niet , als men te Dordrecht waande. Doch waarin de misdaad der gevangenen befhan hebbc, blijkt niet klaar. Zeker is 't. dat de Schepens'de ftukken weigerden over is leveren , emftelijk beweerende, dat zulks met hunne Voor_ regten ftreedt. Wolfert , hier over gefloord, dreigde de Schepens met de Gijzeling, en beval eenigen van hun den Graave te volgen , die, terftond hier op , over Delft na den Haage vertrok. Die Schepens, welken wolfert gebooden hadt te Delft te komen , liepen, om het voorftaan hunner Voarregten , meest bij hem in 't oog. Men oordeelde, hierom , te Dordrecht , dat zij niet onverzeld vertrekken moesten. Hun wierden , derhalven, een goed getal van Gemagugden uit de Wethoaderfchap io:gevoegd, zo dat zij, ia '£ ge'  64 WOLFERT van BORSELEN. 't geheel, tien of twaalf fterk waren. Jan de molenaar en ïieter heeren tielemans zoon zijn de eenigften deezer Ge* magtigden, welken men met naam erj bijnaam genoemd vindt. Nog drie anderen, jAKoa , hein en paüwels , worden , naar het eenvoudig gebruik dier tijden, alleenlijk bij hunne voornaamen befchreeven ; van welken drie, de twee laatften meest voor de Voorregten geyverd hadden. Ook bleeven zij te Delft, terwijl eenigen der anderen-den Graave in den Haage, kwamen fpreeken. Naa dat zij hier eenigen tijd vertoefd hadden, alzo Graaf jan, buiten wolfert, die eerst niet ten Hove was , geen befluit kon neemen, vroeg men hun naar de andere Afgevaardigden , in "t bijzonder naar hein en paüwels , die nog te Delft waren. Dit deedt hen vermoeden, dat men iet args met deeze twee voorhadt; die, hier van gewaarfchuwd , terftond na huis keerden. De Graaf en wolfert begaven zich ook, kort hier op, na Delft, waarfchijnlijk met oogmerk , om de twee ijveraars te doen vatten. Doch toen men vernam, dat zij vertrokken waren, wierdt 'er, voor de Delftfche Wethouderfchap, over 't gefchil gehandeld , niet zonder veel hevigheid van wederzijden. De Baljuw aloud boodt aan , in een Kampgevegt te willen trceden tegen elk, die 't met de -Schepens hieldt. Doch die van Delft oordeelden , dat men der Steden Voorregten , aan den uittlag van een Kampgevegt ■ niet behoorde te waagen. Toen wendde men 't over eenen anderen boeg. Hein en pauwels wierden in 't ongelijk gefteld, om dat zij den Graave niet hadden durven al'wagten. Men kreet dit voor wederfpannigheid uit, en nam het zo euvel, dat de Graaf dc Stad Dordrecht met zijne hoo^fte ongenade dreigde, en verftoord na den^Haage keerde. De Afgevaardigden der laatstgenoemde Stad wederom t'huis gekomen zijnde, en verflag gedaan hebbende van 's Graaven bedreigingen, nam men dezelven zo zeer ter harte, dat men befloot, zich in ftaat van tegenweer te ftellen. Terftond wierden 'er vier Burger - Hopluiden gekooren. Men vaardigde Brieven af, aan alle de goede Steden van Holland en Zeeland , die gebeden werden, zich de zaak van Dordrecht, als eene gemeene zaak , te willen aantrekken. Kortom , men ver-  WOLFERT van BORSELEN. 65 verzuimde niet*, om zich togen den Graave, of liever tegen Heer wolferd en den Baljuw aloud , fterk te maaken. 't Leedt niet lang, of de Stad wierdt belegerd, wolferd hadt voor, haar den toevoer af te fnijden , en daar door tot onderwerping te brengen. Witte van haamstede wierdt, te^en zijnen dank, op 't Huis van Putten gelegd. Nikohas van kats lag beneden de Stad, te Jlblasferdam, en hieldt Uitleggers op de Merwe , die de Vaart naar de Stad beletteden. De Baljuw aloud, wien 't Huis Kraaijejiein ; te Slijdrecht , boven Dordrecht gelegen, aanbevolen was, hadt den ftroom met paalwerk belemmerd. Eene enkele Kogge, onder zijn bevel ftaande, bij nagt, ondernomen henbende de Stad te naderen, verwekte zo veel opfchudding onder de Burgerije, dat elk te wapen liep, en zo wel te wa- , ter als te lande, ter Stad uit, na Kraaijefiein toog. Aloud, die toen niet op 't Huis was, mengde zich bedektelijk onder den hoop , en hadt het geluk van onbekend te blijven, tot dat hij , voor 't Huis gekomen, zich omwendde, en met eenigen der zijnen, op de Burgers aanviel. Al wijkende geraakte hij over de Valbrug binnen 't Slot, bij welke gelegenheid, hein, de dappere voorvegter der Dordrechtfche Vrijheden , in 't water gedrongen wierdt. Eer men hem gered hadt , was de Valbrug wederom opgehaald. De Burgers, geen voorneemen hebbende, om 't Slot te winnen, keerden, fchier zonder verlies, te rug. Doch van alouds zijde waren 'er eenigen gefneuveld. Dit viel in 't laast van Julij voor. Aloud van 't gebeurde aan Heere wolferb kennis gegeeven hebbende , befloot deeze, met .den Graave, na Zeeland te vertrekken , en aldaar Heirvaart tegen Dordrecht te be. fchrijven. De Hollanders, hier de lucht van krijgende, en den Graaf ongaarne willende misten , floegen aan 't morren tegen wolferd. Zijn Schoonzoon, oerard van voorne, hadt , zo men wil, de koenheid van hem de vriendfchap op te zeggen, indien hij den Graaf vervoerde. Wolferd , ondertusfchen bevroedende , hoe zeer hij bij de Hollanders in den haat geraakt was, agtte zich niet langer veilig in den Haag. Hij begaf zich, derhalven, op eenen nagt, van daar, XXXIII, debl. E  66 WOLFERT van BORSELEN. den Gratf, dien hij in a>les raar zijne hand zet en kon, medevoerende. Om niet ligtelijk agterhaald to worden, deedt hij alle de bruggen agter zich afbreeken. rennende te post na Schiedam, van waar hij na Zeeland overlteeken wilde. Doch het vervoeren des Graaven was zodra niet rugtbaar geworden , of 't Hof en 't gantfche Dorp '* Graavenhage was in oproer. De jonge Graavin kermde over 't verlies van haaren Echtgenoot, en verwekte zo veel medelijden in de Gemeente, dat veelen zich gereed maakten, om de vlugtenden te vervolgen. In weinige uuren, waren zij te Vlaardlngen , en hier vernomen hebbende, dat de Graaf wel van land geftoken was; doch , door de ftilte, weinig vorderen kon, bragten zij al wat volk voeren kon, tot Booten en Vischfehiuiten toe , te water, en roeiden met alle kragt, agter aan.- terwijl zij de lucht, met luid roepen om hunnen Graave, vervulden. Haast hadt men hem ingehaald, en nog fpoediger bewoogen , om te rug te keeren. Wolferd , die bij hem was, moest zich gevangen geeven, en wierdt, nevens zijne Huisvrouw-, na Delft gevoerd, en op 't Steenhuis gelegd. Zijn Schoonzoon , gerard van voorne ', dien hij , met geweld , uit den Hage mede genomen hadt, verkreeg nu zijne vrijheid weder, die hij reeds verlooren rekende. Graaf jan hadt zich terftond na den Hage begeeven, zonder zich, zo ver men weet, om wolferd meer te bekommeren. De Delftfche Gemeente, met eenen bitteren haat tegen hem ingenomen, was ondertusfehen op de been geraakt, en voor 't Steenhuis zamen gefchoold. Straks d2ar naa, ging 'er een kreet op: Levert ons den Verrader, of wij peeken ,t Steenhuis in den brand. Die van biunen, 't zij ze, zo wel als 't volk, wolferds dood zogten, of, gelijk zij voorgaven , voor 's volks woede bedugt waren , beflooten hem , ontharnast , ter deure uit te ftooten : daar hij, voor de raazernij der verbitterde menigte bloot gefteld, in een' ooenblik, door duizend wonden, van't leeven wierdt beroofd. Laatere Schrijvers melden , dat hij , uit de venfter van 't Steenhuis geworpen zijnde, op pieken gevangen. en vervol, gens afgemaakt wierdt. Doch dit vindt men niet bij de oudften. Ook verhaalen zommigen , dat Graaf jan van hene- coü«  WOLFERT van BORSELEN. «z gouwen > wolferds dood bewerkt zou hebben , waar van egter geen bewijs is. Meer blijk is 'er, dat 'er, eenige voornaame Edelen, uit de huizen van Duivenvoorde, Zandhorst» Haarlem en andere, handdaadig aan zijn geweest. Zij viel voor op den eerften Augustus des Jaars 1299. Op het Artikel borselen , in ons Aehtfte Deel hebben wij 'sMans iviakoomelingfcbap vermeld. Zie de Faderlandfche Kronijk- en Bi' Jloriefchrijvers van dien tijd. WoLrERT wn borselen , Zoon Van hendrik VAN borselen , Heere van Veere, enz. en van eene Moeder uit den oudadelijken Huize van ellewoutsdyk , was een Edelman van zeer aanzienlijk vermogen, en eigenaar van verfcheiden Heerlijkheden ; zodat hij geene .zwaarigheid maakte, omtrent het doen van een huwelijksaanzoek bij eene Konings dogter, en in deeze aanzienlijke en hoogstvereerende verbintenisfe zijn doelwit te bereiken. Op of omtrent het midden der Vijftiende Eeuwe moet dit zijn voorgevallen, en wierdt toen zijne Gemaalin maria, Graavin va>i Bochane, .dogter van jakob den 1, .Koning van Schotland. In den Jaare 1451 baarde zij hem eenen Zoon , welke door karel, -Graaf van Charolois, Zoon van Hertog piijlips van bourgondie, was ten Doop gehouden, en, naar zijnen naame, jcarel genoemd wierdt. 't Blijkt niet, dat Heer wolfert , geduurende het Graaflijk bewiud, welk de gemelde karel, eerlang, in handen kreeg, eenige magt of aanzien heeft genooten, boven andere Edelen des Lands, welke nevens hem een zelfden rang bekleedden. Ridder zijnde van het Gulden Vlies, en daarenboven, gelijk wij reeds aanmerkten, Heer van verfcheiden Heerlijkheden , als van Veere , Vlisftngen , Westkapelle en Domburg, zal hij, hoogstwaarfchijnlijk, zitting in 'sGraaven Raad, en alzo aandeel in *s Lands bewind gehad hebben. Veel hooger fteeg zijn gezag, onder de regeering van karels dogter en opvolgfter, Vrouwe maria van bourgondie. Meer ■werks maakende van het handhaaven der Voorregten, den in. E a ge-.  68 WOLFERT van BORSELEN. gezeetenen grondwettig toebehoorende, verliet zij den Stad. houder van Holland en Zeeland van zijn ampt, en droeg hetzelve vervolgens op aan Heere wolfert , als zijnde eenen inboorling des Lands, hoedanig een, volgens den aart der zaake, en ook uit kragt van 'sLands bezworene regten , dien post moest bekleeden. Zijne aanftelling viel voor in den Jaare 1477. De Hoekfche en Kabeljaauwfche onlusten Melden, omtrent deezen tijd, het Land in rep en roere. Gelijk dikmaals el. ders, ontftonden hier uit, te Haarlem, in den Jaare 1479, verfcheiden ongeregeldheden. Om den voortgang daar van te fluiten, deedt Heer wolfert , in het Voorjaar des gemelden jaars, eenen algemeenen Dagvaart der Edelen en Steden te Rotterdam befchrijven. Hij zelve kwam 'er binnen, met een klein gevolg. Doch de Baljuw, Jan van reimerswal, vernomen hebbende dat 'er meer volks vcrwagt wierdt, vatte een vermoeden op, dat de Hoeksgezinden, met welke het de Stadhouder van borselen hieldt, onder voorwendzel van Dagvaart te willen houden, zich van dit middel zouden willen bedienen , om zich van de Stad te verzekeren , als welke den Kabeljaauwsgezinden aanhang was toegedaan. Hierom bragt hij de Schutterij in de wapenen, deedt dezelve de Poorten bezetten, en hieldt alzo de Afgevaardigden buiten, van wegen Dordrecht, Gouda cn andere Hoekfche Steden ter Dagvaart gezonden. Nog ftouter was de flap, dien hij vervolgens deedt. Aan den Stadhouder van borselen zondt hij bevel, om de Stad te ruimen. Hoewel deeze aan tafel zat, gunde hij hem den tijd niet om den maaltijd te voleindigen. De Stadhouder gehoorzaamde, begaf zich te fcheep, en ftak na Veere, in Zeeland, over. Van dien tijd af groeide allengskens, de verbittering tusfehen van borselen en de Kabeljaauwfchen. Die van den laastgemelden aanhang thans het onderfpit delvende, waren veelen hunner van hunne ampten en goederen ontzet, en voorts ten Lande uit gedreeven. Aan eenige Regenten van Dordrecht, Gouda, Schoonhoven, Oudewater, en misfehien nog uit andere Steden, was zulks wedervaaren. Vergeefs hieldt men bij den Stadhouder aan, om herftel der verdreeve- nen.  WOLFERT van BORSELEN. 60 nen. Zo fterk trok hij den ftreng der Hoeksgezinde partij, dat hij'aan geenerhande aanzoeken het oor wilde kenen. Ligt was het te voorzien, dat uit deeze gefteldheid van zaaken eenige daadlijkheden zouden voortfpruiten. Eene zeer fchadelijke ondervinding hier van hadt de Stadhouder zelve , omtrent het midden van den Zomer des bovengenoemden Jaars 1479. Eenigen zijner Dienaaren nevens anderen van Kabeljaauwfche Edelen , in eene herberg zittende te drinken , waren in woorden gekoomen, die wel haast in verwijtingen en fcheldnaamen verwandelden ; wordende voorts gevolgd van flaan en andere daadlijkheden. In ,s Hage bezat thans de Stadhouder van borselen een zeer aanzienlijk Huis of Hof, zo als wij in het Achtfte Deel deezes Woordenboeks, op bladzijde achthonderd drieëntwintig en de volgende vermeld hebben, 't Gebeurde dat de Valkeniers van den Stadhouder, 't eenigen tijde, uit dit Hof, met hakbusfen en ander fchietgeweer, op de Kabeljaauwfchen vuur gaven. Voor het tegenwoordige booden de laatstgemelden geenen, althans geringen tegenftand. Misfchien bevonden zij zich thans te onmagtig, om op eenen goeden uitfl-ag van wederkeerige geweldpleeginge te kunnen hoopen. Althans vindt men aangeteekend, dat zij , uit de Steden Haarlem, Delft, Leiden en AmQerdam, een aanzienlijk getal Poorters ter hunner hulpe ontbooden. Met deeze verfterkt, trokken zij, in geregelricn optogt, na het Hof van den Stadhouder, belegerden hetzelve , en maakten 'er zich, bij verdrag, meester van. Thans begon de wraaklust te woeden , en aan des Stadhouders goederen de gewelddaadige hand te Haan. De plondergeest rustte niet, voor dat de beste have en huisgewaden een prooi der vernielende hand was geworden. Hoewel, veelligt, lieden van niet veel aanziens de onmiddelijke uitvoerders van dit werk zullen geweest zijn, vindt men, nogthans, perfoonen van den hoogften rang genoemd, als de aandrijvers deezer wederwraake. Heer jan van egmond , en de Heeren jan en Philips van wassenaar zouden, volgens zommigen, daar van de voornaamfte hoofden geweest zijn. De Stadhouder van borselen bevondt zich, onder dit alles , te Veere, Aldaar hadt hij het gerugt van den ramp, E. 3 zij-  WOLFERT van BORSELEN. Zijner wooninge en bezittingen in 'j Hage wcdervaaren, niet Verin'me», of hij was ftraks op middelen bedagt, om zich daar Van te wreeken, en zijn Hof te herwinnen. Ten dien einde vertiok hij, in allerijl, na Holland, en verzamelde aldaar, uit de Hoekfche Steden, onder welke wij Dordrecht, Gouda en Scho-mhoven, genoemd vinden, gelijk ook uit het Sticht van Utrecht, een aanzienlijk leger, 't welk wij op wel zevenduizend man begroot vinden. Rotterdam vooraf hebbende bemagtigd , ftelf'e hij die Stad tot eene algemeene verzamelplaats. Van daar trok hij , met zijn Leger, door Delft na' 'i Graavenhage, alwaar het hem gelukte niet flegts zijn Hof te heroveren, maar hij,- daarenboven, de huizen der aaózienlijkften van den aanhang der Kabeljaauwfchen deedt pionderen. Dit verrigt hebbende, keerde van borselen te' rug na 'Rotterdam-. Doch op de bewaaring der ruste en openbaare veiligheid in 's Hage hadt hij geene behoorlijke fchikkiiigen beraamd.- Want naauwlijks hadt hij -die Plaats verlasten, of de Kabeljaauwfchen vertoonaen zich op nieuw» en flo. gen uit wederwraake, hunne verdervende handen aan de Huizen van verfcheiden Hoeksgezinde Heeren. Onder dit alles, hoe veele blijken van zwakheid Heer wolfert , van tijd tot tijd, ook mogt vertoonen , ligt begreep hij, nogthans, dat het regt moest gehandhaafd worden, en dat 'i Graavenhage, in de tegenwoordige gefteldheid van Zaaken-,- daar toe geenzins de bevoegde plaats was. Hierom wierdt hij te raade, het Gerigtshof van daar na Rotterdam «ver te brengen. Ook verzamelden zich aldaar eenige Hoeksgezinde Kaadfheeren, aan het hoofd van welke de Stadhouder , geduurende eenigen tijd, te regt zat , uitfpraak doende ©Ver zaaken , welke uit Hoekfche Steden voor zijnen Regtbank getrokken wierden. Ondanks dien maatregel was hij niet in flaat, om rust en goede orde te kunnen handhaaven. ïfj z( J e gevoelde zijne zwakheid. Naa derhalvcn de beIraariïig Jer Srad Rotterdam te hebben aanbevolen aan Jonkheere tö-s rs, Bastaard van Brederoie, verliet hij Holland, om in zijne Stad Veere, verwijderd van het toonecl van zo Veele >pfchuddingcn en partijfchappen, in gemak en veiligheid zijne nuttelooze dagen te flijten. Niet lang bleef hij * ze»  WOLFERT van BORSELEN, enz. 7\ zed-rt. in het bewind. Want de Hertog maximiliaan , gehuwd aan de Graavkne maria, in deeze Landen zijnde overkomen, om 'er de rust en goede orde te herdellen, naadat hem, door de Kabbeljaauwfche Edelen, zeer aanzienljke Beden waren toegedaan , offerde Heer wolfert van borselen aan hun op, door hem van zijn Stadhouderfcbap te verlaaten. In zijne Heerlijkheden fleet hij, zedert, zijnen leeftijd, tot in den Jaare 1487 , wanneer de dood hem wegnam. Naa het overliiden zijner eerfte Gemaalinne maria stuart , wiens Zoon jong overleedt, hertrouwde Heer wolfert met CHARLOTTe VAn montpensier, welke hem drie dogters baarde; eene van welke de Gemaalin wierdt van philips van bourgondie, en eene andere van walraven van brederode. Wij melden deeze echtverbintenisfen , om het aanzien en den luister des Geflagts van van borselen, in dien tijd, onzen Leezeren te doen opmerken. Zie RBiGERSBeRg, Chronijk van Zeeland, en andere Vaderlandfche HiJloriefchrijvers. Wolfran , Bisfchop van Sent , in Champagne, was, in het begin der Achtde Eeuwe, een der eerfte Apostelen of Geloofsverkondigers van den Christelijken Godsdienst in Friesland. Vernomen hebbende dat de Friefche Koning radboud , tot. nog toe in de Heidenfche begrippen gedaan hebbende, zich hadt verbonden om het Christlijk geloof te omhelzen, begaf hij zich te fcheep, in den mond der Seine, met oogmerk om na Friesland over te fteeken , om in dat gewest, aan den vermaarden Apostel willebrord , in het verkondigen der Euangelieleere , volgens de begrippen van dien tijd , de hand te bieden. Zeer veel opgangs maakte hij in dit god. vrugtig werk. Een goed getal Friezen omhelsde het Geloof, en liet zich doopen. Men noemt, onder deeze Geloofsaankoomelingen , eenen eigen Zoon van Koning radboud. De Vorst zelve ftondt op het punt, om zich, door dien Kerkvoogd, den Christlijken Doop te laaten toedienen, in gevolge E 4 m'  WOLFRAN, WOLSUM. zijner belofte bij het verbond , welk hij, onlangs, met zijnen overwinnaar , den Franfchen Groothofmeester karei. Martel , hadt geflooten. Een onvoorzigtig woord van wolïran wederhieldt de volvoering der plegtigheid. Te Hoogstwoude, een Dorp in Westfriesïdnd , of, gelijk andere Kronijkfchrijvers vernaaien, te Medenblik, hadt men een Doopvont gereed gemaakt. Het gantfche hofgezin was verzameld , om getuige te zijn van de gewijde verrigtinge. Met zijnen eenen voet ftondt Koning radboud reeds in de Doopvont, wanneer hij zich tot den Bisfchop gewend hebbende, hem de vraag voorftelde: „ Van mijne Voorouders , mijn lieve Bisfchop, wat gevoelen hebt gij ? Zijn de meesten derzelven », in net Paradijs, of in de Helle?" Wolfran , even als vóór en naa hem , veele Godgeleerden, hier op zo onvoorzigtig als liefdeloos geantwoord hebbende, „ dat zekerlijk „ alle ongedoopten in de Helle waren," trok de Vorst zijnen voet te rug, zeggende „ liever met de menigte zijner „ Voorouderen in de Helle te willen zijn, dan met den ar„ men hoop der Christenen in het Paradijs." Gelukkiger flaagde de Kerkvoogd , vervolgens , bij veele Friezen, die, naar de begrippen van dien tijd , Christenen wierden, en, als een blijk van hunnen Godsdienstijver, veele werktuigen der Afgoderij , ten dien tijde hier te Lande nog zeer algemeen , om verre haalden en vernielden. Wolfran keerde, eerlang, na zijn Sticht te rug. Zie ubbo emmius, Rerum Frificarum Lib. IV. Wolsum , een der achtentwintig Dorpen van de Friefche Grietenij Wijmbr'itzeradeel, in het Kwartier van Westergo. Het ligt niet verre van de Vaart, welke van de Stad Bohv/ard na de Nieuwezijl, en vervolgens, door Tist, na Sneek loopt. Het Dorpje is klein; in de algemeene belangen der Grietenij brengt het twintig Stemmen uit. Vijf Buurtjes behooren 'er onder Wolfum, Nevens die van het nabuurig Dorp  WOUTERS, (HËNRIETTE van PEE) enz. 73 Dorp Westhem, worden 'er de Hervormde Opgezeetenen door eenen zelfden Leeraar bediend. Zie Tegenwoordige Staat van Fries» tand. Wolters, (henRiette van pee) was de dogter van theodorus van pee , beroemd' Hiftorie- en Pourtretfchilder te Amfterdam. Op den vijden December des Jaars 1692 wierdt zij, in de gemelde Stad, gebooren. Onder het oog van haaren Vader wierdt zij tot de Schilderkunde opgeleid. In die edele kunst maakte zij zeer aanmerkelijke vorderingen. Het fchilderen in miniatuur, of in het klein, was de tak, op welken zij zich voornaamlijk toeleide, en zo groote vorderingen maakte, dat zij onder de voornaamfte Kunstfchildc resfen haarer Eeuwe geenen onvermaarden naam verworf, Haaren naam wolters ontleende zij van haare echtverbintenisfe met herman wolters. Zij beleefde den ouderdom van bijkans negenenveertig jaaren; als zijnde op den derden Oclober des Jaars 1741, hier ter Stede, overleeden. Zie van gool, Deel II. Wolvega , een fraai Dorp, in Friesland, in het Kwartier de Zevenwoude, onder de Grietenij Stellingwerf-Westein4e, alwaar het, in rang van ftemminge, de negende plaats bekleed, en tweeënvijftig Stemmen uitbrengt. Het Dorp ligt zeer vermaaklijk, in eenen oord, alwaar men nu eens welig groeiend geboomte, dan vrugtbaare koornvelden , elders goede wei- en hooilanden aantreft. De weg uit Friesland na Overysfel lcopt door Wolvega. De Kerk der Hervormden is een ruim en fraai gebouw, pronkende met een hoogen fpitzen Toren. Van binnen ontmoet men een fraai Orgel, deftige geftoelten en eene reeks van Wapenborden , vooral aan het oudadelijk Geflagt van van haren behoorende. De Leer. »ar» welke hier , ten dienfte der Hervormden, het gewijde jE s dienst-  74 WOLVEGA, WOLZOGEN. (LUDOVICUS) dienstwerk verrigt, bedient tevens die Gezinte in de nabuurige Do-pjes Sonnega, Nije - Lemmer en Nije Holtwolde. Men ontmoet 'er ook eene Statie van Roomschgezinden. Het Doip is zeer geregeld'aangelegd, zijnde gebouwd in een dubbele reij Huizen. Men ontmoet 'er, onder dezelve, welke de blijken vertoonen van den welvaart der bewooneren. De Kerk ftaat een iNoordcn van deeze buurt. Niet verre van dezelve, ten Zuiden van den Rijdweg, ftaat de fraaie Huizing , toebehoorende aan het bovengemelde Geflagt van van haren , in het welk de waardigheid van Grietman van Stellingwerf we stem de, geduurende eenen langen reeks van jaaren, geweest is. Van eenen zwaren brand , welke , voor eenige jaaren , een troed gedeelte van het Gebouw in de asfehe leide, hebben wij elders' gewag gemaakt. Men heeft de Huizing, zedert, veel fraaier, en in den hedendaagfchen fmaak, opgetimmerd, en door het uitbreiden der plantaadjen , den luister en het aanzien merkelijk vergroot. In het Oosten van Wolvega plagt,, weleer , een niet min aanzienlijk , oudadelijk geftigt te liggen, Lijkiama- State, genaamd, naar des. zelfs ftigter, rinke van lyklama , ten dien tijde Grietman van dit Deel. Het lag rondom in eene diepe Graft, en wierdt van uitgebreide beplantingen omringd. Voor ongeveer zestig jaaren heeft men het geftigt, om deszelfs bouwvalligheid, tot eene afbreuk verkogt. Zie schotanus, Befchrijv'mg van Friesland; Tegenw. Staat van Friesland. Wolzogen, (ludovicus) een vermaard Geleerde der naastvoorgaande Eeuwe, afkomftig uit een buitenlai dsch aanzienlijk Geflagt, 't welk , om de vervolgingen, ter zaake van den Godsdienst, te ontwijken , in deeze Landen , en wel met naame te Amersfoort, eene fchuilplaats hadt gezogt. In die Stad wierdt onze wolzogen gebooren; doch in welk jaar * vinden wij niet aangeteekend. GewisfeJijk zal dit verfcheiden jaaren vóór het midden der Zeventiende Eeuwe zijn voorgevallen , vermids hij > in den Jaare 1064, voor de tweedemaal van  xxxm.Dlpl.1. illiliiB  p  WOLZOGEN. (LUDOVICUS) 7$ van ftandplaats verwisfeWe. Door zijnen Vader tot den predikdienst zijnde opgeleid, oeffende hij zich naarftiglijk in de Godgeleerdheid ep daar mede vermaagfchapte weetenfchappen. Naadat hij tot Proponent was bevorderd, deedt wolzogen , naar de gewoonte dier tijden, eene reize door verfcheiden Gewesten van Europa, om ook de uitlandfche Hoogefchoolen te bezoeken, de beroemdfte geleerde Mannen van zijnen leeftijd in perfoon te keren kennen, en met hunne lesfen zijn voordeel te doen. Dus bezogt hij Frankrijk, Italië, Duitschland en Zwitzerlané. In het laatstgemclde Gewest, aar. het vermaarde Hoogefchool te Geneve, vertoefde hij lan* ger, dan op eenig andere plaats , door hem bezogt. Naa zijne buitenlandfche reize volbragt te hebben, en in het Vaderland te rug gekeerd te zijn, wierdt wolzogen be. roepen tot Leeraar in de Walfche Gemeente te Groningen. Hoe lang hij aldaar den gewijden dienst hebbe waargenomen, vinden wij niet vermeld. Van Groningen wierdt hij, in de zelfde hoedanigheid, verplaatst na' Middelburg, in Zeeland, In deeze Stad vertoefde wolzogen, tot in den Jaare 1664, wanneer hem de gelegenheid wierdt aangebooden, om nog van eenen anderen leerftoel, dan van den gewijden Kanze], zijne verkreegene kundigheden zijnen natuurgenooten mede te tleelen. De Opzieners der TValfche Gemeente te Utrecht verkoozen hem niet flegts tot hunnen Leeraar, maar de Verzorgers van het Hoogefchool, in die zelfde Stad, benoemden hem, daarenboven , tot Buitengewoon' Hoogkeraar in de Kerkelijke Gefchiedenisfen. Zes jaaren, of daar omtrent, bekleedde wolzogen deezen dubbelen post. Intusfchen wa» de roem zijner welfpreekendheid en kunde overgewaaid na Amjlerdam, en wierden Burgemeesteren dier Stad, als Verzorgers van het Doorluchtig School, in den Jaare 1670, te raade, wolzogen te verzoeken, om als gewoon Hoogleeraar, even als te Utrecht, de Kerkelijke Gefchiedenisfen te onderwijzen. Tevens beklom hij hier, even als in de drie voorgaande ftandplaatzen , den predikftoel in de Walfche Gemeente. Twintig jaaren bekleedde wolzogeh, met veel lof, deezen dubbelen post, te Amjlerdam. Hij overkedt op den dertienden November des Jaars 1690, en wierdt te Utrecht be-  76 WOLZOGEN. (LUDOVICUS) begraaven. Hij heeft verfcheiden Geleerde Werken gefchreeven. Zijn Orater Sacer behelst verfcheiden nutte onderrigtingc» raakende de welfpreekendheid op den predikftoel. Voor 't overige was hij een ijverig voorftander der Wijsbegeerte van descartes, en geraakte hij daar over in een hevigen pénneftrijd, met den vermaarden Friefchen Hoogleeraar johannes van dbr waaijen. Onder de hitte van het gefchilvoeren, liet hij zich eenige ftellingen ontvallen, welke van zommige heethoofdige Godgeleerden wierden opgevat, als riekten dezelve naar de Sociniaanfche Ketterij. Zelf wierden hem daar over onaangenaamheden aangedaan. Tot de kennis der Godgeleerdheid en de Kerkelijke Gefchiedenisfen moet wolzogen zijne oeffeningen niet bepaald hebben, maar zijne Kunde zich daarenboven hebben uitgeftrekt tot zaaken, welke met het werk zijner roepingeniet in onmiddelijk verband ftonden. Ook moeten zijne vorderingen in de algemeene waereldwijsheid verre boven het gewoone peil verheven geweest zijn. Wij meenen 't een en ander te mogen afleiden uit het verhaal van den Utrecht/en Hoogleeraar burman , verzekerende, hoe hem, van goeder hand, was gebleeken, dat Burgemeesteren van Amfterdam, meermaalen, bij wolzogen hadden aangedrongen , om zijne posten van Hoogleeraar aan het Doorluchtig School en van Leeraar der Walfche Gemeente neder te leggen; met belofte van het gewigtig ampt, van Penfionaris hunner Stad, aan hem te willen opdraagen, doch dat hij telkens deeze vereerende aanbieding op een heufche wijze hadt van de hand geweezen. De aantijging van Socinianerij, wolzogen aangeWreeven, moet, derhalven, op de Amfterdamfche Burgemeesteren, ten zijnen opzigte, geen nadeeligen indruk gemaakt hebben. Zie caspari burmanni Trajedlum Eruditum. Wommbls , een Dorp, in Friesland, in het Kwartier van Westergo, in de Grietenij Hennaarderadeel, van welke het» hoewel onder het twaalftal van Dorpen, flegts het zevende ia  WOMMELS. 17 in rang zijnde, en ook niet het grootfte, als het Hoofddorp mag worden aangemerkt, vermids de Regtdag hier weeklijk word gehouden. Wommels ligt aan den Trekvaart, welke van Leeuwaarden na Bolsward loopt. Het is een tamelijk groot Dorp, vooral wanneer men daar onder bevat de verfcheiden uitbuurten, welke wijd en zijd verfpreid liggen: onder andere eene derzelven op den afftand van wel vierhonderd Roeden van de Kerkbuurt. In overoude tijden lag in en onder Wommels een aanzienlijk getal Staten, of adelijke Huizen, doch die nu, al voor lang, hunnen luister en aanzien hebben verlooren in de gedaante van meer of min aanzienlijke Boerderijen. Eene enkele, van het groot getal, is er nog in weezen, in het Dorp, ten Oosten van de Kerk. De Grietman van deezen Deele houdt 'er, gewoonlijk, zijn verblijf. In den Jaare 1492 leedt Wommels een zeer zwaar verlies, door eenen geweldigen brand. Winsemius verhaalt, hoe, ten zijnen leeftijde, onder de bijgiloovige Opgezeetenen , zekere overlevering nog geloof vondt, inhoudende, dat de ramp, twee jaaren voor dat dezelve gebenrae, voorzien was door de Huislieden , in wier oog het geheele Dorp zich vertoonde , alsof het in vollen vlam ftondt. Het Noorderlicht, of eenige andere verhevcling, zal de onkundige menigte den bijgeloovigen' waan hebben doen opvatten. Nog lang daar naa hebben foortgelijke Voorteekens, mecrmaalen, geloof gevonden. Voor het overige bevat Wommels eenenveertig Stemgeregtigde Boerderijen. De Hervormde Leeraar deezer Plaatze neemt insgelijks in het nabuurig Hijlaard den predikdienst waar. Hij is lid der Klasfis van Bolsward en Workum. Vóór de verandering van Godsdienst hier te Lande, behoorde Wommels' onder het Dekenfchap van Bolsward, en hadt de Pastorij jaarlijks honderd, het Vikariefchap zeventig Goudguldens inkoomen. Daarenboven was 'er eene Prebende, welke insgelijks jaarlijks honderd Goudguldens opbragt. Zie schotanus en winsemius; en Tegenw. Staat van Friesland. WOM-  78 WOMMELS. (CYPRIANUS STAPERT van-) Wommels , (cyprianus stapert van) naar de plaats zijner geboorte, of, volgens het gebruik onder de Geleerde Wannen van zijnen leeftijd, met een ver'atijndea uitgang vomelius genaamd , aanfehouwde het eerfte leevenslicht in , of liever, naaij het zo aanftonds befchreeven Dorp, op de State Stapert, nu reeds voorlang, nevens andere adelijke geftigten, ten aanzien van de aloude gedaante, in eene gewoone Boerderij verdvveenen, doch toenmaals de eigendom en bewoond van het aanzienlijk Geflagt van dien naam. Zijne reboorte viel voor in den Jaare 1515. De Pastoor der Plaatze onderwees hem in de gronden der Latijnfche taaie. De jaaren der jongelingfehap bereikt hebbende, bezogt hij, van tijd tot tijd, de Lecrfchoolen van Gouda, Haarlem, Sneek en Groningen. Onder dit alles openbaarde zich in vomelius , al vroeg, eenne ogemeene gefchiktheid tot de Latijnfche Dichtkunde, en maakte hij, in de beoeffening daar van, zo ongemeene vorderingen, dat hij, van tijd tot tijd, Dicntftukken vervaardigde, d^orzuld van trekken van edel vernuft en Klasfifche fieraaden. _ . De Regtsgeleerdhcid was, intusfehen, de hoofdzaak, tot welke hij wierdt opgeleid. Tot in de diepfte geheimenisfen dier wijdftrekkende weetenfehap willende doordringen. bezo-t hij verfcheide Hoogefchoolen , als die van PP'ittenberg, Erfort, Keulen en eindelijk Leuven. Zijnen langften tijd vertoefde hij ter laatstgemelde Stede, als welker Hoogefehool, in dien tijd, en nog lang daar naa, m vermaardheid en aantal van beroemde Onderwijzers, boven de meeste Hootrefchoolen uitmuntte. Hier beklom hij, eerlang, den trap va„ Leeraar in de Regten ; waar naa hem de Keurvorst van Mentz den vereere'nden post opdroeg, om aan het Hoogefehooldier Stad , als gewoon Hoogleeraar, ^BBB^rd. heid te .onderwijzen. Daarenboven verkreeg hij, ten blijke van zijne ongemeene kunde en bekwaamheden, als ff'M. of Bijzitter, eene plaats in de Keizerlijke R.jkskamer te Spier,. Met geen geringen lof en ten algemeenen nutte beKleedde hij dien dubbelen post. geduurende den tijd van vijftien jaaren. Behalven dien van grondige ervarenisfe m veeïerhande Weetenfchappen, ging onzen Hoogleeraar de lof naa  WOMMELS. CCYPRIANUS STAPERT van) 79 van ongemeene gefpraakzaamheid en uitgebreide goedwilligheid. Van wommels overleedt te Spiets , op den vijfden Maart des Jaars 1573, in het achtënvijftigfte jaar zijns ouderdoms, en wierdt in de Sint Jans-Kerk begraaven. Op zijn Graf kest men een Opfchrift, door hem zeiven gefteld, niet lang vóór zijn overlijden. „ Hoe Frijtus condor tumulo cvprianus avita » Vomelidum a stapert gente domoque fatus. „ Aonia lauri licet arte merebar honorum , ,,'Eft Aftraa tarnen plus dea culta mini. „ Teftis erit magni prasclara Academia, quaa me „ Tradentem audivit civica jura frequens. „ Teftis erit Camera fimul Imperiale tribunal, Quod colui Asfesfor per tria luftra Spirce. „ At hic, Chrifte, tuum fupremum expecto tribunal, „ Tu mihi non cenfor , fed plus efto pater." Of de Hoogleeraar vomelius over de Regtsgeleerdheid eenig gefchrift hebbe in 't licht gegeeven, is ons niet gebleeken. Zijne dichtkundige Werken waren de volgende, allen in zijnen vroegeren leeftijd vervaardigd. 'De volgende zijn daar van de titels: Sylvarum Libri III. Erphord. 1540. Ode ad Deum Optimum Maximum "pro tranquilliando Christiani Orbis ftatu. 1545. Sylvarum Liber Quartus. Erphord. 1547. Epitaphia celebrium aliquot Virorum Civitatis Madebur- genlïs. Epicedium ad Carolum Quintum. Daarenboven fchreef hij nog een Werkje van gemengden inhoud , onder den titel: Mifcellaneorum liber unus, Argent. 1543. Zie zweert 11 dthena Belgica. WoNSj  la WONS. Wons, van ouds ook Woldens gehceten, is een Dorp in Friesland in het Westerkwartier, onder de Grietenij van Wonzeradeel, welke van dit Dorp haaren naam ontleend heeft: waarfchijnlijk, om reden, meent men, dat in of liever een weinig ten Zuiden van dit Dorp, in overoude tijden, het regt, onder den blaauwen hemel plagt gehandhaafd te worden, op eene plaats, welke nog heden, bij den naam van Wonzerweerftal, of, zo als de Opgezeetene dezelve heden, bij verkorting noemen, de Weeren, bekend is. JVons ligt, ongeveer een half uur gaans ten Noorden van het \lekMak■kum, niet onvermaaklijk, aan den Rijdweg, welke van daar na de Steden Bolswerd, Franeker , en, gelijk men 't noemt, binnen door,na Harlingen loopt. Het Dorp ligt op eene vrij aanmerkelijke hoogte, waarfchijnlijk eene dier verhevenheden , hoedanige men, bij ouds, toen de Dijken in Friesland nog minder gemeen waren, in grooten getale plagt op te werpen, vooral op plaatzen, niet verre van de Zee gelegen , hoedanig het geval van Wons is, om daar door, tegen overftroomingen of hooge watervloeden zich cenigermaate te beveiligen. Aan den Oostkant is deeze verhevenheid inzonderheid aanmerkelijk. Voor 't overige is PVons een klein Dorp; nogthans draagt het, van wegen verfcheiden kleine buurtjes, Gojem, Hajem, Biddem, Doinawier , en anderen, daar onder behoorende, in de algemeene belangen der Grietenije, met eenendertig Stemmen. De Kerk, hoewel klein, hebbende de gedaante van eenen Koepel, met een torentje voorzien, en ftaande op de grootfte hoogte, maakt geene onaanzienlijke vertooning. De Predikant der Plaatze heeft, ten Westen van het gewijde Geftigt ,~eene niet onvermaaklijke wooning. Deeze verrigt tevens het heilige dienstwerk te Engwier, een klein Dorpje, een weinig, in het Zuidwesten, van daar gelegen. In 't Zuiden van dit Dorp ligt eene aanzienlijke Boerderij, zijnde eertijds geweest eene adelijke State. Eindelijk merken wij nog aan , dat de Kerk van dit Dorpje , in de Roomfche tijden, eene Parochiekerk geweest is, van welke de Proost der Kerke van st. jan, te Utrecht, jaarlijks zestien Schilden trok. Zie schotanus , Befchr. van Friesland. Won-  WONZERADEEL. St Wonzeradeel, eene Grietenij, in het Kwartier van Friesland, Westergo geheeten, naar het ftraks befchrceven Dorp Wons, gelijk wij boven aanmerkten, aldus genaamd. Indien 'er, in de Provincie Friesland eenige Grietenij zij , welke haar in uitgeftrektheid, ot in getal van Dorpen overtreft, in vermogen moeten alle de andere voor haar onderdoen ; .langs den Zeekant gerekend, ligt zij, na genoeg, in het midden der Provincie. Haare grenzen mogen aldus bepaald worden* Ten Noorden ftoot zij tegen de Grietenijen Franekeradsel en Rarradeel; ten Oosten aan de Grietenijen W'jentze/zeradeel en Hennaarderadeel; ten Zuiden insgelijks aan de eerfte der twee laastgemelde Grietenijen en aan het Regtsgebied der Stad Workum; en ten Westen aan de Zuiderzee. In de breedte beflaat zij dus, langs den Zeekant, tusfehen de Steden Harlingen en IForkum; eene uitgeftrektheid van bijkans vijf uuren gaans. De lengte , van het Oost na het West, is niet eenerlei. Over de geheele oppervlakte ontmoet men zeer voortreffelijke Wei- en Bouwlanden. Geen voet drooglands, bijkans, vindt men 'er, die niet tot het een of ander deezer oogmerken kan gebruikt worden. Over 't geheel genomen zijn , egter, de landen, meest na het Noorden gelegen , de. beste en vrugtbaarfte. Wonzeradeel wordt in twee deelen verdeeld, Binnendijksen Buitendijks ■ Wonzeradeel genaamd, door middel van eenen binnenlandfchen Dijk, de Slagtg genaamd. Hij neemt zijnen aanvang bij den Zeedijk, ruim een half uur gaans van de Noordlijke grensfeheiding, en doorloopt de Grietenij met verfcheiden bogten , tot dat hij in de Grietenij Wijmbritzera.leel valt. Van de zevenentwintig Dorpen, in welke Wonzeradeel verdeeld is, liggen dertien ten Westen, en even zo veele ten Oosten van de Slagtedijk; het zevenëntwintigfte Dorp wordt van denzelven doorfneeden. Het eerstgemelde dertien-tal draagt den naam van Buitenciijkfche, het ander cat van Binnendijkfchc Dorpen. Over de aaUeiding tot het liggen van deezen Dijk zijn de gevoelens der Oudheidkundigen verdeeld. Zommigen, in aanmerking neemende, dat Wonzeradeel, eertijds, door twee Grietmannen wierdt beheerd, zijn van oordeel dat deeze Dijk tot eene grensfeheiding der XXXIII. deel. F \ve-  Si WONZERADEEL. wederzijdfche regtsgebieden diende. Andere houden hetwoor waarfchijnlijker, dat men dien Dijk allereerst heeft aangelegd, om, bij het indringen van hooge vloeden, altans een gedeelte der Grietenije te beveiligen. Langs den Zeekant wordt Wonzeradeel tegenwoordig, tegen de hooge vloeden der Zuiderzee beveiligd door een voortreffelijken Zeedijk, aan den buitenkant gefterkt met rijen paaien, welker tusfchenruimte met puin en keifteenen is gevuld, om alzo den flig van het aanklotzende water te breeken. Het gedeelte van dien Dijk, welke niet verre van dï Stad Harlingen tot aan het Vlek Makkum loopt, wordt de Vijfdeelen-dijk genaamd, om dat vijf Grietenijen in deszelfs onderhoud moeten draagen. Het andere gedeelte des Dijks , {trekkende tot nabij de Stad Workum, moet door Wonzeradeel alleen bekostigd worden. Draaglijker en minder kostbaar, dan van het ander, is het onderhoud van dit gedeelte, om dat dc Dijk, hebbende voor zich een breed voorftrand liggen, van de aanklotzende zeegolven minder aanftoots lijdt. Dc menigvuldige Vaarten, welke deeze Grietenij doorfoijden, maaken de gemeenfchap tusfehen de Steden en Dorpen zeer gemaklijk. Behalven eenige van minder uitgebreidheid, vindt men 'er drie vrij uitgeftrekte Meiren; zij zijn, het Wurkummer, het Parregaaster- en het Makkummer meir. Door zeer kleine inhammen of tusfehenruimten, zijn vooral de twee laastgemelde deezer Meiren ' van elkander afgefcheiden. Behalven dat zij den binnenlandfchen Scheepvaart en Koophandel bevorderen , geeven zij groot voordeel, door de menigte visch , vooral zeer voortreffelijke Baars, welke daar in gevangen wordt, en voor de Hollandfche niet behoeft te wijken. Wonzeradeel bevat zevenentwintig Dorpen, en dus, op eene na de meeste van alle de dertig Grietenijen in de geheele Provincie. Volgens hunnen rang in het ftemmen, hoewel geenzins van hunne grootte of vermogen, zijn zij de volgende: Ar urn, Allengawier , Burgwerd, Cornwerd , Dedgum , Exmórra, Engwier , Gaast, Terwoude, Grioenterp , Hichtum, Hertwerd, Hierlum, Idzegahuizen , Kirmwerd , Lol-  WONZERADEEL, enz. g3 Lollum , Longerhou, Makkum, Pingjum, Parrega , Pilaam, Schettens, Surich , Schraard, Tjerkwerd ; Witmarfum en Wons ; als mede twee zo genaamde Kloosters , Oudeklooster en Oegeklooster. Met de ^Kloosters , die ieder vijf Stemmen hebben , brengen alie deeze Dorpen, in de gemeenfchaplijke behandelingen der Grietenije, zeshonderd achtenveertig "Stemmen uit. Door vijftien Leeraaren worden de Hervormde Opgezeetencn deezer Grietenije bediend. Vier Doopsgezinde Vergaderplaatzen telt men 'er: te Makkum, Pingjum , Arum en Witmarfum. Men vindt 'er flegts een Statie van Roomsengezinden , naamelijlc te Makkum. De Opgczeetenen dier Gezinte, welke te verre van dit Vlek woonen, om 'er hunnen openbaaren Godsdienst te kunnen verrigten, moeten, ten dien einde, zich na een der nabuurige Steden Harlingen , Workum of Bolsward begeeven. De laatstgemelde Stad wordt aan alle zijden van Wonzeradeel ingeflooten. Het Wapen van Wonzeradeel is een Springend Hert met gebroken Hoorns. De aanleiding daartoe zou gegeeven hebben , zeker Hert, 't welk uit de nabuurige bosfehen opgejaagen , door de Opgezeetenen deezer Grietenije gevangen wierdt, naadat het dier zijne Hoornen hadt gebroken. Zie winsemius , Kronijk van Friesland ; schotanus , Befchrijvingvaa Fries/and; Tegenwoordige Staat. Workum ; zie woudrichem. Workum, eene Stad in Friesland, van ouds Wolderkum; of Waldrichum genaamd, gelegen in het Westlijk gedeelte aan dc Zuiderzee , ruim een uur gaans ten Noorden van de Stad Hindelopen, en ruim vier uuren gaans ten Zuiden van de Stad Harlingen. Onder de elf Friefche Steden bekleedt zij, ter Vergaderinge van het Gewest, in rang de negende plaats. Bij den Oudheidkundigen, altins ontmoeten wij, F a aan-  $4 WORKUM. aangaande den alouden toeftand van Workum, het volgende berigt: » waldrichem , dus fchrijft hij , is eene ftadt in „ Vrieslandt, aan den rechter oever van den Ouden Vlie„ ftroom, aan Schippers en Overzeefche Handelaars, om de „ nabijheid des nieuwen boefems, vrij 't meeste bezocht en „ bewoont. Tot een teken van Oudtheidt ftrekt de andere „ ftadt van den zeiven naam, hoewel met dat onderfcheijdt, „ dat ze op een anderen oort Iagh, en nu al van de XIII eeuwe af, onder de golven onder haar oude benaminge , „ op de zanden niet onbekent. Des naams oorfprongk (dus „ vervolgt alting) is de zelfde niet Waldrlchesfem aan de ,, Merwe , en daar bij een en de zelfde verkortinge, van „ Woudrlchem in Workum of Warkum. De ftadt is met „ geene muuren bevest , ook kan ze niet bequamelijk om„ vest worden: Vermits ze zeer weijnigh breedte , en eene „ onmatige lengte heeft. Zij wordt onder de fteden , aan „ deeze zijde van de Lauwers gelegen, de IX in rang ge„ ftelt." Tot hier toe alting. Wegens den oorfprong of de reden der benaamïnge kunnen Wij niets met zekerheid vermelden. Gelijk van de meeste Plaatzen , fchuilt ook deeze in het duister. 'Er is 'er, die van gedagten zijn, dat, even gelijk het tegenwoordige Stavoren niet op den grond der van ouds dus genaamde Stad gelegen is , dit zelfde met opzicht van Workum zoude plaats hebben, 't Is , naamelijk , bekend , dat de uitgebreide waterplas, heden ten dage de Zuidzee genoemd, in overoude tijden , droog en vrugtbaar land was ; zijnde bedekt met verfcheiden bewoonde Dorpen en Plaatzen, thans onder den vloed bedolven, welkers bewooners, bij het ontftaan van deezen Zeeboezem , meest Oostwaarts zijn geweeken. Met opzigt tot eenige Dorpen , weleer in het Noordwest van de Stad Harlingen gelegen, is dit eene bekende zaak. Even eens geldt dit aangaande het oude Stavoren , als zijnde hetzelve gebouwd geweest, veel nader aan de Stad Enkhuizen , op den eertijds vrugtbaaren plek gronds, tusfehen die Stad en het tegenwoordige Stavoren. Van hier dat zomm.ge Oudheidkundigen van meeninge zijn, dat men het oude Workum moet zoeken op eene plaats, meer Westwaarts, op een aan- mer-  WORKUM. S5 merkelijken afftand van de tegenwoordige vaste kust van Friesland. Maar tot welken tijd dc affcheiding moet gebragt worden , of wanneer de tegenwoordige Stad gebouwd zij , vinden wij niet vermeld. De aloude gefchiedenis der Stad ligt alzo in de duisternisfe der eeuwen bedolven. Veel heeft Workum geleeden, geduurende de rampzalige inlandfclie verdeeldheden tusfehen de Schieringer en Vetkoper, welke, even als de twisten der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen Bolland, 't eenigen tijde, Friesland in rep en roere fielden. Toén Workum , op het einde der Vijftiende Eeuwe , het met de Vetkopers hieldt , wierdt zij, door den Edelen joujama en de zijnen, aangetast en veroverd ; waarom de Vetkoperfche hoofden, die zich daar binnen bevonden , zich genoodzaakt vonden , de plaats te ruimen, en elders eene veilige verblijfplaats te zoeken. Hoewel de burgerij, door deezen aanval, zwaare ontfteltenisfenleedt, fchijnt zij, egter, met den fchrik vrij geraakt te zijn , immers aan haare perfoonen en goederen , geen merkelijk nadeel te hebben geleeden. Dit wierdt gefpaard tot in den Jaare 1515. In de maand Maij diens jaars kwam de zo genaamde Zwarte Hoop de Stad vijandlijk overvallen, en rigtten 'er brandftigtingen en veelerhande verwoestingen aan. Gelijken moedwil pleegde 'er, eenige dagen laater, de Gelderfche Soldaaten, die, onder andere, de Kerk , van binnen , geheel en al uitbrandden. Men was 'er naauwlijks een weinig tot rust gekoomen, of die van den Bourgondifchen aanhang kwamen , in den volgenden Jaare 1516 , de Stad overvallen. Doch hun verblijf was van korten duur. De befaamde groote pier, ftedewaarts gerukt zijnde, deedt hun, met verhaaste fchreden , de vlugt neemen. In den Jaare 1523 keerden de Bourgondiesgezinden te rug , verzekerden zich , van nieuws , van de Stad , en braken , onder andere verwoestingen , door hen aangerigt, den toren der Kerke, tot op het vierkant muurwerk , af, die voorheen, om zijne 011gemeenc hoogte , de fchepen zelf tot in de Noordzee, tot eene baak plagt te verftrekken. Zints dien tijd levert de Gefchiedenis der Stad niet veel merkwaardigs op, tot in den Jaare 1787, wanneer zij, door bewerking der aanhangers van willem yaü massav, verftrekte tot een tooneel van mishanF 3 de-  86 WORKUM. delingen en p'.onderingen , meer dan eenige Stad van Frietland , en die nog heden menig eenen burger van die Stad aan dat vloekwaardig jaar, met afgrijzen doen te rug denken. De Stad Workum, gelijk wij boven aanmerkten, ligt aan de Zuiderzee, hoewel zij, door een aanmerkelijk voorftrand , tusfehen de Dijk en het Vaarwater der groote fchepen , van dezelve , eenigermaate , is afgefeheiden. Een naauwc doortogt, het Zool genaamd , hebbende, aan de eene zijde , het voorftrand , en , aan den anderen kant, den Zeedijk , opent de gemeenfehap , voor groote fchepen en kléine vaartuigen , met de gemelde Zuiderzee. Aan het begin diens naauwen vaarwaters ligt een zwaare Sluis , met een dubbelen Valbrug gedekt. De Stad zelve is in de lengte gebouwd , beftaande uit eene dubbele rij Huizen , ftrekkende genoegzaam in eene rechte lijn, van het JNoordoost na het Zuidwest , ter lengte Van bijkans een vierendeel Pur gaans. Alleenlijk ontmoet men in het Noordoost een kleinen dwarsftreek , Zuidoostwaarts ftrekkende, hier ter ftede bij den naam van het Dwars Noord bekend. Straaten of uitbuurten heeft men 'er niet, dan eene enkele , in het Zuiden van de Lange Streek , op de hoogte van de Markt. Een water van geringe breedte doorloopt de geheele Stad , van het een einde tot het ander. Een wijder water , de W'jmers genaamd , ftrekt langs de agterzijde der huizen aan den Zuidkant, dienende tot een doortogt voor groote en kleinere fchepen, door de Sluis na buiten of na binnen vaarende. Voor 't overige is de Stad geheel zonder Wallen of Vestingwerken. Niet verre van de Sluis meent men, evenwel, eenige merkteekens te befpeuren, welke zouden uitwijzen, dat aldaar , 't eenigen tijde, een Schans, of foortgelijke Verfterking, zou gelegen hebben. Misfchien zou men ook hier moeten zoeken eene der twee Poorten , van welke, naar het oordeel van zommige, de Stad eertijds voorzien was. Genoegzaam in het midden van Workum verwijdert zich de dubbele ftreek Huizen tot een ruim en zeer aanzienlijk plein, rondom met Huizen bezet, en op hetwelk de Jaaren Weekmarkten gehouden worden. Aan het Westeinde van dit Plein ftaat de Groote, Kerk, bij haare eerfte ftigting, ca ge-  WORKUM. geduurende de Roomfche tijde, aan de Heilige gesrtcid toegewijd. Het is een' zwaar, en, den tijd, in welken het geftigt wierdt, in aanmerking zijnde genomen, fraai Kruisgebouw, van aanmerkelijke hoogte. Behalven andere fieraaden , ontmoet men, van binnen, een frasi Orgel, het gewrogt van eenen Friefchen Kunftenaar, in den Jaare 1697, naar dc plaats zijner geboorte, jan harmansz van berlikum genaamd. De Toren is niet onmiddelijk met de Kerk verbonden, mair ftaat van dezelven op eenen afftand van wel zestig voeten. Het is een zwaar en lomp gevaarte, als zijnde tamelijk dik, cn niet meer dan zevenentachtig voeten hoog. In de Hiliorie der Stad hebben wij gezien, dat, door den mo:dwil der Bourgondiërs, ac hooge Spits wierdt afgebroken. Een lange Spits, in de gedaante van eenen Lantaarn, fteckt thans ten platten dake uit. De verbandfteencn, welke nog tegenwoordig op de Oostlij ke hoeken des Torens uitfteeken , doen zommigen denken, dat men, 't eenigen tijde, een voorneemen heeft gehad , om de tusfehenruimte, tusfehen den Toren cn de Kerk , aan te vullen ; doch dat geldgebrek de voldoening van dit voorneemen zou hebben doen ftaaken. Zelf wil men dat philips de II, Koning van Spanje , door eene buitengewoone vergunning , den opbouw der Kerke bevorderlijkzou geweest zijn. De Hervormde Gemeente wordt door twee Leeraaren bediend. Zij zijn leden der Klasfis van Bolsward en Workum. Behalven de Groote, hadt men hier, eertijds, eene Gasthuis-Kerk. Tot voor omtrent veertig jaaren was de Toren daar van nog in weezen. Tegenwoordig dient het gebouw tot een Stads Pakhuis en Werk- of Spinhuis, voor zodanige on vermogenden , die onderftand behoeven , doch, egter, in ftaat zijn om eenig werk, te kunnen verrigten. Een derde gewijd geftigt, weleer dc Kapelle genaamd, vertoond nog de overblijfzels zijner aloude beftemminge , in het fpits Torentje , welk ten dake uitfteekt. De Stads School wordt thans in dit gebouw gehouden; de Schoolmeester heeft 'er , daarenboven , zijne wooning. F 4 Open-  *8 WORKUM. Opcnbaare waereldlijke Gebouwen ontmoet men 'er geene» behalven het Stadhuis ; het ftaat in den Zuidoosthoek van het Marktplein. Het is een deftig vierkant gebouw, in den hedendaagfchen fmaak getimmerd, van binnen voorzien van de noodige Vertrekken', berekend naar het oogmerk van zulk eene ftigtinge. Men beklimt het Stadhuis langs eenen vrij hoogen Trap of Opgang. Het benedenfte gedeelte , gelijksvloers, dient tot eene niet onaanzienlijke Herberg. Onder de Opénbaare Gebouwen mag men ook nog tellen de Stads Waag , met den agtermuur met de Groote Kerk onmiddelijk verbonden. 'Er bloeide, van ouds, ter deezer Stede, een aanzienlijk adelijk Geflagt, intima of inthiema genaamd, 't welk de klem der Regceringe in handen hadt. Het bewoonde een Huis, 't welk, met regt, den naam van Kafteel mogt draagen, en, 't eenigen tijde, diende om de Stad in bedwang te houden. Het Gebouw ftondt ten Zuiden 'van de Kerk. Zints het uitfterven des Geflagts, en om de bouwvalligheid van het Geftigt, heeft men het, nu ongeveer zeventig jaaren geleeden, afgebroken. behalven de Hervormde, heeft men, te TVorkom eene Gemeente van Doopsgezinden, die, hoewel niet te vergelijken bij 't geen zij voormaals plagt te weezen, nog heden vrij talrijk in ledemaaten is. Meer aanziens en eene duidelijker in 't oog loopende vertooning heeft de Vergaderplaats , dan de meesten van die Gezinte. Een weinig binnenwaarts ten Zuiden van den gemeenen weg ftaande, heeft het Geftigt aldaar twee deftige ingangen. Van binnen is het voorzien van twee Gaanderijen; iet zeldzaams in de Kerken der Doopsgezinden. Boven de veelal niet zeer hooge burgerwooningen , ziet men het gewijde gebouw zijn dak flaatelijk verheffen. Aan éénen Leeraar -is het werk der bedieninge toevertrouwd. Eindelijk hebben 'er ook de Roomschgezinden eene Vergaderplaats , ten Noorden van het Oostlijk gedeelte der Stad; het is een fraai en zeer aanzienlijk geftigt, voor vijf ëntwintig jaaren, of daar omtrent, gebouwd. De Regeering van Wwkutn beftondt, eertijds, uit acht Bur-  WORKUM. 85 Burgemeesteren en vierentwintig Gemeenslieden of Vroedfchappen. In den Jaare 1772 heeft willem de V het getal der eerften op vier, dat der laatstgemelden op twintig verminderd. Groo'.er dan van eenige andere Friefche Stad, is de uitgeftrektheid van het Grondgebied van Workum; men rekent dat het wel tweeduizend Morgen Lands beflaat. Bijkans een vierde gedeelte daar van ligt in het zo genaamde Workummer-Nieuwland ; zijnde een ongedijkte Polder, ten Zuiden der Stad, na den kant van Uindelopen. Hoewel deeze eigendom merkelijke voordeden aanbrenge, is de Stad, daarentegen, met zwaare uitgaven belast, onder andere, met het onderhoud van een gedeelte des Zeedijks , ter wederzijden der Stad , ter lengte van iets meer dan vijfhonderd veertig Roeden. Een drukkende ramp trof den ftraks genoemden Polder, her Workummer-Nieuwland, door den geweldigen ftorm en hoogen Watervloed van de maand November des Jaars 1776. Om de geleedene fehade, door den doorbraak in den Dijk van een aanmerkelijk getal Roeden, te herftellen» wierdt 'er eene fomma van weinig minder dan tweemaali ouderdduizend guldens vereischt. Bij wijze van gifte wierdt die fehade , uit de gemeene kas der Provincie, gedraagen met eene fomma van ruim honderdduizend guldens. Het overige moesten de Ingelanden bekostigen. Het getal der Huizen binnen Workum wordt op ruim zeshonderd , en dat der Inwooneren op ongeveer drieduizend begroot. De Scheepsbouw en Zeevaart was, geruimen tijd» een aanmerkelijke tak van het beftaan der Ingezetenen. In den Jaare 1781 wierdt het getal der Koffchippers, hier woonagtig, op zesenzestig begroot. Met het verval van den Scheepvaart, uit eenen zamenloop van bekende oorzaaken ontdaan, zal dit getal, hoogstwaarfchijnlijk, zints dien tijd niet weinig zijn verminderd. Daarenboven verfchaffen de Pottebakkerijen hier niet weinig vertiers. Derzelver getal vinden wij op zeventien begroot. Niet zo veele ontmoet men in het overige gedeelte van het gantfche Gewest. Het Wapen der Stad Workum is een Schild, bevattende,, in de eene helft, een hal ven Arend, zwart op een goudenF 5 veld,  go WORKUM, WORMER. veld , en in de andere helft, drie Leliën, twee boven en een onder, in goud op een zwart veld, boven het Schild een gckroonden Helm, en eene Lelij daar boven. Zie schotanus , Befchrijv'tng van Friesland ; alting , Notitia Germania ïnferioris; halma, Toneel; Tegenwoordige Staat van Friesland, Deel XV. Wormer, een aanzienlijk Dorp in Kennemerland, is gelegen, ongeveer een uur gaans ten Noorden van het Y» tusfehen de Zaan en een drooggemaakt Meir, naar deeze plaats het IVormermeir genaamd, en ten Oosten van dezelve gelegen. De Zaan droomt , op eenige affcand daar van, ten Westen. Het is een der oudfte Dorpen van deezen oord, immers indien het waarheid zij , dat met het Weromeri of Weromere, in den alouden Blaffaart van de Goederen der Utrechtjche Kerke vermeld, ons hedendaagsch IVormer bedoeld worde. Dan, 't zij hier mede zo als het wil, dit bewijs aan zijne waarde of onwaarde gelaaten zijnde , een ander , 't welk geene tegenfpraak lijdt, is 'er voorhanden , uit kragt van hetwelk Wormer, niet flegts nu meer dan vijfhonderd jaaren geleeden , een aanweezen moet gehad hebben , anaar reeds eene plaats van aanmcrkelijken bloei en welvaart geweest zijn. Men vindt , namelijk , aangeteekend, dat die van Wormer, om hunne dapperheid, en in vergelding der hulpe, aan floris de V, Graave van Bolland, beweezen, van denzelven, in den Jaare 1280, een Handvest verkreegen, bij hetwelk aan 'dezelven vrijheid van Tollen wierdt toegeftaaru 's Graaven Zoon, jan de I, bevestigde, zestien jaaren laater, dit zelfde voorregt. Geruimen tijd ftonden de Ingezeetenen van dit Dorp , in alle Heirvaarten , ten diende met zestien Kiemen. Dit duunle tot in den Jaare 1399 , wanneer zij, door welk toeval is ons niet gebleeken, onvermogende fchijnen geworden te zijn om dien last te kunnen draagen. Zeker is het, immers, dat Hertog albregt dien onderiland op acht Rie-  WORMER. Riemen verminderde; ais mede , dat Hertog jan van eraband , Echtgenoot van Vrouwe jakoba . in den Jaare 1422, dat getal nogmaals op de helft daar van gefteld heeft. Den afneemenden bloei, in die vroege tijden, mogen wij, uit die verligting van onderfland , niet t'onregt afleiden. Het Dorp Wormer, even gelijk de meeste plaatzen in dien oord, is in de lengte gebouwd, hebbende alleen eene enkele Buurt ter zijde. De lengte der (treek, welke het eigenlijk Dorp uitmaakt, beflaat ongeveer zevenhonderdvijftif; Roeden. De uitgeftrektheid der Buurt vinden wij op honderdvijftig Roeden bepaald. Bij dc algemeene opnetming, in den Jaare 1632 gefehied, telde men 'er zeshonderdvierenvijftig Huizen, die op de Lijsten der Verpondinge gebragt wierden. Honderd jaaren laater ontdekte men, bij diergelijk eene optelling , eene vermindering van honderdeenënzestig Huizen , doch 'er Monden, behalven dezelve, drieendertig Molens, tot onderfcheidene oogmerken dienende. Zeventien jaaren daar naa ontdekte men, van nieuws , eenige vermindering, niet alleen in het getal der Huizen, maar ook in dat der Molens. Het getal der eerstgenoemden was toen op vierhonderdzescnvijftig, dat der anderen op eenendertig gedund. Volgens de opgave van den kundigen en naauwkeurigen Heere nicolaas struyk telde men 'er, in den jaare 1742, in alles, zestienhonderdëenënzestig inwooners, zo Mannen en Vrouwen, als kinderen van beiderlei fexe. Het Regthuis is het eenige openbaar waereldlijk Gebouw ten zij men daar nevens voege eenen fraaijen Toren, met eenen Ommegang en Klok voorzien, ftaande in het Westeinde van het Dorp. Hij voert den naam van Bcfchuit toren. De re. den dies benaaming is, om dat men, in den tijd als de Befchuitbakkerij hier nog in haaren bloei was, de Klok op zeker uur in den avond plagt te trekken, tot een fein voor' de Bakkers , om naa hetzelve , tot in den volgenden morgen , hunne Ovens niet te ftooken. Uit voorzigtigheid , en ter ver* hoedinge van brand , in een Dorp, alwaar veele Huizen van hout gebouwd zijn, hadt men dit gebruik ingevoerd. Hoewel de reden, al voor lang, is opgehouden, heeft, egter toe heden toe, immers tot voor weinige jaaren, dit gebruik ftand gehouden. De  £2 WORMER. De Kerk, welke bij de Hervormden wordt gebruikt, waar van de tijd der ftigtinge ons niet is gebleeken, is een deftig gebouw; het rust op vierentwintig Pilaaren. Behalven de gepaste geftoelten, ziet men 'er een fraai Orgel , een ftuk van merkelijke oudheid, naardien het al in den Jaare i66t wierdt herfteld. De Toren, van eene aanmerkelijke hoogte , plagt vier Omgangen of Tranzen te hebben. Men heeft 'er eene Gemeente van Waterlandfche Doopsgezinden; zij is met die van het nabuurig Jlsp vereenigd, en heeft met haar éénen Leeraar in gemeenfchap. Voorts is 'er ook eene Statie van Roomschgezinden. Te Wormer woonden, eertijds, veele lieden, die zich met den fcheepvaart geneerden, andere, die den landbouw waarnamen. Doch voornaamlijk was deeze plaats , al van ouds , om haare Befchuitbakkerijen vermaard. In de aloude Kronijken van dien oord vindt men aangeteekend', dat ten tijde van den grootften bloei, haar getal niet minder dan honderdenvijftig zou bedraagen hebben. Doch , reeds voor bijkans honderdënvijftig jaaren was dit getal op honderd verminderd. Volgens geloofwaardige berigten zouden deeze honderd Bakkers , te zamen, jaarlijks, voor veertigduizend Guldens aan Melk , en voor dertigduizend Guldens aan Gest verbezigd hebben. De penningen, welke zij voor het Gemeene Middel van het Gemaal des Lands opbragten, bedroeg insgelijks een aanmerkelijke , daar aan evenredige fomme. Men telde , in dien tijd, te Wormer, wel zeventig fchepen, Ventfchuiten genaamd, welke de Befchuit door alle de Zeven Vereenigde Provinciën, zelf te Hamburg en elders vertierden. Zelf wierdt zij na de Oost- en de Westindiën, na Brafil en na andere afgelegene Gewesten des aardkloots verzonden. Tot groot nadeel van het Dorp , en door het verloop, waar aan aile menschlijke zaaken zijn blootgefteld , is deeze bloeiende Weering , allengskens , dermaate , verminderd , dat men , ten laatftc, in het gantfche Dorp , niet meer dan vier Bakkers telde, welke, om een beftaan te hebben , zich genoodzaakt vonden , ook het bakken van Roggenbrood bij de hand te neemen. Volgens zommigen zou het verval deezer eertijds bloeiende en voordeelige Neeringe , in de mindere fmaaklijk- heid  WORMER. 93 heid der Befchuit> in laatere dan in de vroegfte dagen, moeten gezogt worden. De Zeildoekreederij, hoewel insgelijks zints geruimen tijd, in een deerlijk kwijnenden ftaat, heeft, zedert, de Befchuitbakkerij vervangen. 't Lust ons , hier nevens te voegen, 't geen wij bij opmeer, een' eertijds niet ongeagten Schrijver, aangaande TVor~ mer en Jisp , welke. gelijk wij ftraks nader zien zullen, eertijds in naauwe gemeenfehap ftonden, vinden aangeteekend, ,, De JVormer en Jisp (dus fchrijft hij) is een oude en „ magtige vrijheit van Kennemerland , en wordt van den ,, vloedt de Zaan, en van drie zeer groote Meeren , als een „ eijlandt omringt. Het is gelegen dicht bij de Waterlan,, ders... De inwoonders zijn melkieters, houden veel van '„ den arbeidt, zijn fpraakzaam , vernuftig, openhartig in 't fpreeken , en voorftanders van de gerechtigheit. Zij be» „ zitten een broekachtige landsdouwen ; dewelke met veele ,, flooten doorfneeden is, en eene menigte van groote bees„ ten (Koeijen en Osfen) voedt.. Deze landsdouvve weeten zij, door eene wonderlijke vernuftigheid , zodaanig toe te ,, maaken, dat ze ook fmaakelijke tarwe en andere zoorten „ van koren voortbrengt. Zij baggeren het flijfc uit den „ grondt der llooten, daar doen ze wat mist onder, en „ ftrooijen het over het gezaaij langs de kanten der flooten. „ In den Zomer bebouwen zij niet alleen het Land, maar ook de Zee: en geneeren zich dan met den Haringvangst. „ Maar 's Winters houdenze zich t'huijs, en maken goeden „ fier. Tweebak met boter en kaas, daar bij viseh met ,, Delftfche Moezelaar, is voor hun banket: hoewel dat ze ,, ook groote liefhebbers zijn van razijnen, van vijgen, van ,, appelen , nooten , en diergelijke fnoeperij. Is de boercr.„ eenvoudigheijt (dus gaat hij voort), en de oude vroom„ heijt noch ergens in wezen gebleeven, zo moeten ze in „ dit hoekje van de aardbodem fchuijlen; uit het welke niet ,, alleen kloeke mannen, en die groote dienften aan 't ge- meenebest gedaan hebben, maar ook dappere vrouwluij„ den voortgekomen zijn." Tot hier toe opmeer, fp'or-  94 WORM ER. Wormer heeft eenige voornaame Mannen voortgebragt. Onder andere worden de volgende genoemd : antonius hovjeus , een vermaard Godgeleerde en Dichter, beklom den aanzienlijken en voordeeligen post van Abt van Epternach. Hij was een boezemvriend van den vermaarden kornelius müsius. Een hooien rang, in het Gemeencbest der Letteren, bekleedden , daarenboven , twee andere inboorlingen van dit Dorp , te weeten , hendrik van woelmer en pieter ubel , met een verlatijnden naam, mar de gewoonte van zijnen leeftijd, petrus ubelius geliceten. Nog heeft JVormer voortgebragt eene Vrouw, niet vermaard door haare geleerdheid of vernuft , maar om de veel edeler hoedanigheden van menschlievendheid, en onbezweekene aankleeving der begrippen, welke zij, volgens haar beste inzien, oordeelde, op den eenigen regel van Geloove , de gewijde Schriften , ten grondflagc te hebben. Haar naam was geertruyd adriaan simons dogter. Zij hadt eenen - broeder, die het Priesterampt tot nog toe hadt bekleed; doch, omtrent de leerbegrippen, welke hij, nu eenigen tijd hadt gepredikt, een ander inzien hebnende gekreegen , was hij daar donr in merkelijke ongelegenheid geraakt. Hem ontbraken zelf de meest dringende leevensnood. wendigheden. .Die toeftand kwam ter ooren van zijne Zuster , en met een de plaats, alwaar hij zich onthieldt. Meer was 'er niet noodig om haar zusterlijk hart tot mededogen te wekken , en op middelen ter hulpbetooninge te doen bedagt zijn. Van den noodigen lijftogt voorzien, begeeft geertruyd zich op reize. Gevorderd zijnde tot aan geene zijde van het Y , aan den kant van Muiden , verviel zij in handen van eene menigte doldriftige en baldaadige boeren. Onaangezien haare tedere fexe , en den ftaat van zwangerheid , waarin geertruyd zich bevondt , vernomen hebbende dat zij der zogenaamde Ketterfche Leere was toegedaan , deeden zij haar de fchroomlijkfte mishandelingen ondergaan , en hongen haar eindelijk , op aan eenen boom, te TpeJJoot, een gehugt aan den Diemerdijk, een .weinig ten Noorden van Amfterdam. Dit viel voor op den achtentwintigften Junij des Jaars 1573. In  WORMER, enz. In den beginne der Zestiende Eeuwe wierd Workom met het nabuurig Jisp tot één Schoutampt vereenigd, en, diensvolgens , naa de invoering van de meer gezuiverde Geloofsbegrippen hier te Lande, de Gemeente op beide Dorpen in zo verre in een gefmolten, dat men haar van eenen Leeraar voorzag, die op de beide plaatzen het gewijde dienstwerk moest verrigten. Dit viel voor in den Jaare 1578. Deeze vereeniging duurde tot in den Jaare 1603, wanneer elk der genoemde plaatzen haaren eigen" afzonderlijken Leeraar bekwam. Acht jaaren laater gefchiedde de afzondering ook in het waereldlijke, en verkreeg elk Dorp zijnen eigen rcgtbank. In gevolge deezer affcheidinge beftaat de Regeering van Wormer uit Schout twee Burgemeesteren , vijf Schepenen cn zeventien Vroedfchappen, alle welken een Sekretaris is toegevoegd , die de onderfchcidene Vergaderingen waarneemt. De Regenten, in den Jaare 1729, van de Graaflijkheid van Holland , de Ambagtsheerlijkheid gekogt hebbende, voor eene lomme van zestienduizend" Guldens, ftellen de gemelde Regenten, als Ambagtshceren , zelve de Regecring, en vervullen de mindere bedieningen. Zie w. g. lams Handvesten van Kerinemerland; soeteboom, Saanl. Arcadia; val. andreas, Athene België c?, Wormerveer , het Noordlijkflc der vier Zaanlandfche dorpen , aan de Westzijde van de Zaan gelegen, flegts met eene kleine tusfehenruimte van het Dorp Zaandijk gefchciden. Even als alle de overige Dorpen, is het in de lengte gebouwd, op eene uitgeftrektheid van een klein half uur gaans. De gedaante van Wormerveer verfchilt van die der overige belendende dorpen. Deeze beftaan, voor het meerengedeelte, uit eene dubbele rcij Huizen, te midden van welke, langs een Binnewater, de gemeene weg loopt. Te Wormerveer , daarentegen, ziet men flegts eene enkele reij, langs  q6 WORMERVEER. langs welk de gemeene weg , onmiddelijk langs den boord des Zaanftrooms, zich heenen ftrekt. Hier en daar, aan de Westzijde der Plaatze , vindt men eenige Paden , met Huizen dicht betimmerd. De naamsoorfprong van Wormerveer is ligtelijk naa te gaan. In een Veer of Overvaart van de Westzijde van den Zaan, na het tegenovergelegen, veel ouder Dorp Wormer, moet dezelve gezogt worden. Reeds in den aanvang der Zestiende Eeuwe vinden wij den naam van Wormerveer vermeld; men telde 'er toen flegts veertien of vijftien geringe huisjes, van Visfchersxbewoond, die, om de goede gelegen, heid, tot het drijven van die neeringe, zich aldaar hadden neergezet. In het Dorp Wesizaanen gingen deeze hunnen openbaaren Godsdienst verrigten. De afgelegenheid dier Piaatze, gevoegd bij het toencemend getal der bewooneren, was oorzaak dat men zich ten Bisfchoplijken Hove te Utrecht vervoegde , met het verzoek om bij hunne Huizen eene Kapél te mogen bouwen. De Pastoor van Westzaanen, inziende de redelijkheid der bede, zijn eigen belang ter zijde ftellende, onderfteunde dit verzoek. Met bewilliging des Bisfchops frederik van baden, verleende ook de Graaf van Bolland, philips van bourgonpie, daar toe verlof. Dc grond, op welken, zedert, de Kerk en het School gedaan hebben , was de plaats , alwaar men het Bedehuisje bouwde. Wormerveer, in getal van Huizen en bewooneren, allengskens toeneemende, bleef ook niet misbcdeeld van de rampen en verwoestingen, welke de Spaaniche Onlusten, geduurende, vooral, een goed gedeelte der laatfte helft van de Zes. tiende Eeuwe, medefleepten. Men hadt hier Van, inzonderheid, de droevige ervarenis , in den Winter des Jaars IS74. De Spanjaards, van Asfendelft eenen keer na Wormer gedaan , en dat Dorp deerlijk hebbende uitgeplonderd , koelden , in hunnen terugtogt, hunnen wreeden euvelmoed op Wormerveer, 't welk zij in de asfche leiden. Naa -deezen ramp, en toen de tijden eenigzins bedaarder aanzien hadden verkreegen, maakte men wel haast eenen aanvang met de herbouwing der Plaatze. In den Jaare 1613 telde men 'er vierenneaer.tig Huizen, welke naa een tijdverloop van vijfentwintig  WORMERVEER. 9? tig jaaren, tot 170 waren aangegroeid. Tegenwoordig Vinden wij, volgens echte befeheiden, het getal der Huizen op 332 begroot; zij worden bewoond van 491 huisgezinnen, beftaande , zo jongen als ouden, in alles uit ongeveer Ï550 hoofden, boven de vier jaaren oud. De Gereformeerde Kerk is het meest in 't oogloopendo gebouw van Wormerveer* Zints het jaar 1638 tot in den jaare 1654, hadden de inwooners deezer Plaatze, de Hervormde Leere toegedaan , met dié van het nabuurig Zaandijk, eenen Leeraar in gemeenfehap. Zo om het tocneemend getal van bewoonderen , als om den aangroeienden rijkdom , op de eene en andere plaatze, wierdt men, in het laatstgenoemde jaar, te raade, met wederzijdsch genoegen de uitwendige gemeenfehap tebreeken, en voor ieder Dorp eencii Leeraar te beroepen. In den Jaare 163 8 wierdt van de Hervormde Kerke de eerfte fteen gelegd, door eenen jan alewynt. Jacobus borstius , eerfte Leeraar der vereenigdc Gemeente , maakte , voor de eerfte maal gebruik van het gewijde geftigt, tot een godsdienftig oogmerk, op den 16 van de maand Julfj des Jaars 1639. Van de 93 Kerkelijke Ledematen , uit welke, ten dien tijde, de Verè'enigde Gemeeute beftond, woonden 'er 38 te Wormerveer. Eene echte opgave volgende, mogen wij, terwijl wij dit fchrijven , ■het getal opruim 45ö begrooten. Een treffend bewijs van den toeneemende bloei der Plaatze. Bij den eerftcn aanleg vertoonde de Kerk een langwerpig gebouw, ftaande genoegzaam Oost en West, hebbende den Toren aan het Wes'tcinde. Deeze gedaante behieldt bet gewijde geftigt, tot in den Jaare 1767, wanneer men, om het toeneemend getal derToehoordereu, welke dikniaals geene voegzaame plaats konden vinden , zich genoodzaakt vondt, het gebouw te vergrooten. Dit gefchiedde door middel van eenen vleugel aan de Zuidzijde; waardoor het Gebouw thans de gedaante van ccn halve Kruiskerk vertoont. Naar de oude wijze van Kerkverfieringe, ontmoet men hier een goed aantal befchilderde glazen , met de Wapens van aanzienlijkeperfoonen en (leden pronkende. XXXIII. deel. G Het  $8 WORMERVEER. Het Raadhuis, 't welk nabij de Kerk ftaat, en in derf Janre 1735 gebouwd wierd, hoewel het van binnen de vereischte gemakken heeft, maakt van buiten niet veele vertooning. Voorts ontmoet men 'er, in dien zelfden omtrek,het Dorpfchool, met'eene wooning voorden Schoolmeester, als mede een Huis voor den Leeraar der Hervormden. Reeds van vroege tijden hadt men te Wormerveer twee Gemeenten van Doopsgezinden; nogtot heden toe hebben zij aldaar ftand gehouden. De eene behoort tot .de Waterlanders , de andere tot de Friezen. De Vergaderplaats der Waterlandfche Doopsgezinden ftaat ten Noorden, niet verre van de Gereformeerde Kerk. Het getal der Ledematen zal thans om en bij de 170 bedraagen. Door een befoldigden Leeraar , van elders beroepen, worden zij thans bediend, in de plaats van zogenaamde Liefde - predikers , welke voorheen uit het midden der Broederfchap plagten verkoozen te worden. De Vergaderplaats der andere, de Friefche Doopsgezinden genaamd , ftaat een weinig ten Zuiden der .Gereformeerde Kerk, omtrent in 't midden van het Dorp. In den Jaare 1644 wierdt de predikplaats gebouwd, en , negentig jaaren daar na, herbouwd , en in haare tegenwoordige gedaante gebragt. Even als in de andere, plagt men hier, in vroegere tijden, Leeraars uit het midden der Broederfchap. te verkiezen. Thans wordt de predikdienst waargenomen door eenen befoldigden Leeraar, die aan het Kweekfchool der Doopsgezinden te Amfterdam, vergaderende bij den Toren en het Lam, zijne bevordering heeft ontvangen. Volgens eene geloofwaardige opgave zou het getal der ledematen deezer Gemeente thans 225 bedraagen. Tweederlei Roomschgezinden ontmoet men te Wormerveer , welke 'er ieder eene Statie hebben. De eene, uit dus genoemde Janfenisten beftaande, is zeer gering; zij beftaat uit flegts zes of zeven huisgezinnen. Van hier, dat zij geenen •eige Priester hebben , maar door dien van het nabuurig Krommenie, nu en.dan bediend worden. — Veel talrijker zijn de  WORMERVEER. p? de andere Roomschgezinden ; men telt 'er weinig minder dan zestig huisgezinnen, en onder deeze eenigen van de vermogendfte en aanzienlijkfie inwooners der Plaatze. Tot in den aanvang des tegenwoordigen jaars hadden zij geene Kerk, maar waren genoodzaakt, elders hunnen Openbaaren Godsdienst te gaan waarneemen. Met het begin des voorgaanden jaars maakten zij toeftel, om dit gebrek te vergoeden. In de maand Januarij des tegenwoordigen jaars was het geftigt in zo verre voltooid, dat het, ter ftaatelijke godsdienstverrigtinge , plegtig wierdt ingezegend. Drie Wees-of Armenhuizen telt men, zedert weinige jaaren , te Wormerveer. Voorheen, naamelijk, plagten de Opzieners der ondericheidene Gezintheden, gelijk ook de Armevoogden, hunne Weeskinderen en bejaarde behoeftigen , ginds en elders, bij de burgers te befteeden. Dit hieldt ftand tot in den Jaare 1733. Diakenen der Gereformeerde Gemeente wierden, in het gemelde jaar , te raade, een afzonderlijk Huis aan te leggen, om in het zelve hunne Armen, geene lluiszittenden zijnde , nevens de behoeftige Weeskinderen te onderhouden. Zij huurden daar toe een Huis, en droegen het bewind daar over , en van de gehuisvesten, aan eenen Binnenvader en eene Binnenmoedar op. Bekrompen, intusfchen, was deeze wooning, naar gelange van het getal der inwooneren. Dit zag de Burger pieter. baltusz , een Man van vermogen, en Burgemeester der Plaatze. Van hier dat hij aan Diakenen de edelmoedige aanbieding deedt van een Huis en Erve, om het in vollen eigendom te bezitten, midi hetzelve tot een Weeshuis wierdt bekwaam gemaakt. In de maand November des Jaars 1786 betrokken de Weeskinderen hnnne nieuwe wooning. Het nu verlaatene huis bleef daarom niet nutteloos. De Bezorgers der zogenaamde Gemeene of Dorpsarmen namen de verlatene huisvesting over, met oogmerk om 'er hunne Armen in te plaatzen. Dit gefchiedde nog op den zelfden dag, op welken de voorgaande bewooners dit Huis hadden verlaaten. Ga De  ioo WORMERVEER.' Dc Diakenen der Waterlandfche Doopsgezinde Gemeente , overtuigd van de nuttigheid van dusdanig eene Stigtinge voor de behoeftigen, tot hunne Gezinte behoorende, volgden het voorbeeld hunner dorpgenooten, in den Jaare 1790 , door het aanleggen van een Wees- of Armenhuis. Behalven de nu gemelde, ontmoet men nog een Stigting te Wormerveer, tot een liefdaadig oogmerk beftemd. Dezelve draagt den naam van het Blaauwhofje , naar deszclfs ftigter, den Burger dirk blaauw, een Man van groot vermogen , en beroemd door zijne Papiermaakerijen. Men telt in dit Hofje tweeëntwintig wooningen, welke, voor even zo veele huisgezinnen gefchikt, verhuurd worden. Wormerveer, in de Banne van Westzaanen geléegen , heeft, in de Regeering daarvan, met Zaandijk en Koog , een vierde deel, en daar in, doorgaans, één Schepen en twee Vroedfchappen; in het huishoudelijke van het Dorp worden zij als Burgemeesters aangemerkt. Groot was het getal der Schippers, welke, in voorgaande dagen , hier plagten te woonen, en met koopmanfehappen , voor eige rekening op Groningerland, Friesland, Groningen, Overijsfel, Zeeland, Braband, Vlaanderen eri andere gewesten voeren. Genoegzaam geheel heeft deeze handel opgehouden. Gehuurde fchepen worden thans daar toe gebezigd. Schoon niet zo menigvuldig, als weleer, vindt men 'er, egter, nog heden een vrij aanzienlijk aantal Molens, tot Olieflagerijen, Papiermakerijen, Polderijen, Verfmaalcrijen, en andere nutte oogmerken dienende. Ook heeft men 'er etlijke Stijfzelmakerijen. Terwijl de Koopmm daar mede voordeel doet, heeft 'er de arbeidsman een eerlijk beftaan van. Zie Befchr'ijving van de Zaanlandfche Dorpen. Woude (liet Dorp); zie Wouw. Woude (Hel Huis te); zie Wouw. Wou-  WOUDE , (Huis te) WOUDE. (van den) i o i Woude, - (Huis te) weleer eene Ridderhofïïad, in hst Ambagt van Ridderkerk, in het gedeelte van ZuidhoHand, de Ridderwaard genaamd. Van het Huis is thans geen blijk of fpoor boven den grond meer zigtbaar. Uit de gron'dflagen, thans buitensdijks gelegen , en die, over't kruis, eene wijdte van tusfehen de veertig en vijftig voeten beflaan , heeft men kunnen ontdekken, dat het aloude geftigt, even gelijk de Burgt te Leiden, van eene ronde gedaante moet geweest zijn. Hugo muys van holy, Ridder, Ambagtsheer van de Ketel en Spaland, Schout, en vervolgens Burgemeester van Dordrecht, de naagedagtenis van het aloude, vernietigde Huis voor de vergeetelheid willende bewaaren, deedt, in den Jaare 1670 , op de fondamenten, van den voorgaanden., eenen Toren van louteren Duiffrecn bouwen. De landerijen , tot het Kasteel behoorende, vinden wij op zeventig' Morgens begroot. Behalven andere geflagten, hebben deeze landerijen, een geruimen tijd behoort aan het geflagt muys van iioly. Woude, (van den) weleer eene zeer vermaard en vermogend Hollandsch Geflagt, doch nu, in het mannelijk oir, reeds zints den aanvang der thans loopende Eeuwe, uitgeflorven. Het hield zijn verblijf in Rhijnland, in den omtrek van Leiden. Vermits het Wapen deezes Geflagts het zelfde is met dat van Woerden, zijn veelen van meeninge , dat die van den woude van de Heeren van woerden hunnen oorfprong ontleend hebben. Aanmerklijk, doch niet zonder voorbeeld, is het, dat de Heeren van dit Geflagt allen den naam van jacob gevoerd hebben. Eigenaars van Esfelikkerwoude, heeft het den naam van Jacobswoude aangenomen. Al van vroege herkomfle moet dit Geflagt geweest zijn. Duidelijk blijkt dit, om dat jacob van den woude, reeds zo vroeg als in den Jaare 1280 vermeld, de Elf Je van dien naam geweest is. Hij hieldt zijn verblijf op het Htiis te Woude. Met eene erfdogter van den Heere van Warmond in 't huwelijk zijnde getreeden , verliet hij-het voorouderlijk verblijf, 'twelk, zeden, geheel verviel, en begaf zich met C 3 ' "der  loi WOUDE. (van den) der woon na Warmond, waar van hij zederr den naam naast dien zijner Voorzaaten voegt. Hij liet een Zoon naa. Jakob van den woude en warmond , Ridder. Hij was medepligtig, immers medebewust aan den Moord van Graave floris den V , en was, uit dien hoofde , genoodzaakt, nevens een aantal andere Edelen des lands, den Vaderlandfchen bodem te verlaaten. Door toegebragte hulp en betoonde dapperheid , tegen den Utreehtfchen Bisfchop, eenen vijand van Holland, gefchraagd door magtige voorfpraak,hernam hij de verlorene gunst, en verkreeg verlof om in zijne bezittingen te mogen wederkeeren. Dit viel voor in den Jaare 1303, Niet lang egter , hadt hij genot van de herkreegene landwinning ; hij overleedt nog in het zelfde jaar. Heer jakob was getrouwd met sofia, dogter van gerrit van egmont en elizabeth'van stryen, en wierdt, bij haar, Vader van Jakob van den woude en warmond, Ridder, die ter Echtgenoote hadt elizabeth van zuylen van aanholt. Deeze, in den Jaare 1 365 , overleeden, en , nevens haaren Echtgenoot, te Warmond begraaven, hadt hem Vader gemaakt van de volgende kinderen: 1. Jakob van den woude , die volgt. 2. Elisabeth , gehuwd aan jan van egmont van meeresteyn , welken zij kinderen gebaard heeft. 3. Aleid, getrouwd met jan van alkemade , Schildknaap, welke bij haar verfcheiden kinderen heeft verwekt, 4. Beatrix , wiens Echtgenoot geweest is gerrit van oosterwyk, Schildknaap. Jakob van den woude en warmond, Ridder, boven genoemd, overleedt in denjaare 1304. Hij is tweemaalen getrouwd geweest. Voor de eerfte reize, in den Jaare 1 346 , tradt hij in het huwelijk met elizabeth van der does , dogter van Heere dirk van der does, Schildknaap, en van clementia van zandhorst. Vijftien jaaren duurde deeze echt, doch wierdt met geene kinderen gezegend. Anderwerf verbondt hij zich, in 1370, met Vrouwe florentia ell'üe , en verwekte deeze kinderen:  WOUDE. (van den) 103 1. Jakob van den woude , die voor zijnen Vader ■ overleedt. 2. Jan van den wouoe en warmond , die. volgt. 3. Dirk, genaamd boekel, overleeden in den Jaare 1407 ; hij tradt in 't huwelijk met Jonkvrouwe N. N. en verwekte bij haar Willemina , welke de echtgenoote wierdt van ftat van heemskerk van beekesteyn. 4. Mabelia , getrouwd aan jan van beest , uit Gelderland , doch bij hem kinderloos gellorven. 5. Clementia, die de huisvrouw wierdt van nikolaas van toornenburg , doch die insgelijks geene kinderen ter waereld heeft gebragt. Jan van den woude en warmond, boven vermeld, als de tweede Zoon van jakob van den woude en warmond en van florentia bugge , wierdt, in den Oorlog tegen de Friezen, in welken hij proeven gaf van zijne dapperheid, Ridder geflagen, in den Jaare 1396. Tot drie onderfcheidene reizen , naamelijk in de Jaaren 1377, 1390 en 1 394 , was hij Hoogheemraad van Rhijnland. Om de waarde van het Dorp zijns verblijfs te vermeerderen , en tevens zijn eigen gezag te vergrooten, ftelde hij, in den aanvang der vijftiende Eeuwe , zijne po'ogingen te werk, en Haagde ook daar in gelukkig, om Warmond tot eene Hooge Heerlijkheid, en een onverfterflijk Erfleen te doen verheffen. In den Jaare 141 o ftigtte en begiftigde hij, te Warmond, een Klooster voor behoeftige adelijke Jonkvrouwen, welke volgens den derden regel van de Orde van den H. franciscus leefden. Van een godsdienstigen inborst moet Heer jakob geweest zijn. Want, behal- ven het nu gemelde, ftigtte hij nog, drie jaaren daar naa , een Klooster van Reguliere Monniken van de Orde der Cistercienfen, ter plaatze, alwaar het Oude Slot van Tellingen lag, hem, door de Hertogen albert en willem van setoren, ten dien einde, ten gefchenke gegeeven. Door koop wierdt hij, in den Jaare 1416", eigenaar van de Heerlijkheid Alkemade. Heer jan was, onzeker hl welk jaar, in 't huG 4 we-  104 WOUDE. (van den) welijk getreeden met agnes , dogter van Heere jan van kruyningen, in Zeeland. Zij overleedt in den Jaare 1400} bij zelve volgde haar ten grave, 's jaars naa dar hij eigenaar van Alkemade was geworden. Zijne kinderen waren: 1. Jakob van den woude, die volgt. . 2. Adriaan, gehuwd aan jan van heemstede , Baljuw van Kcnnemerland. Jakob van den woude , warmond en alkemade , bovea genoemd, nam ter huisvrouwe reinoutje van brakel , van Dordrecht. Hij overleedt in den Jaare 1431, ualaatendes 1. Jakob van den woude, die volgt. 2. Agnes, die dc echtgenoote wierdt van adriaan van naaltwyk, Zoone van albert van naaltwyk, Heere van Bergambacht. 3. Joiianna, in den Jaare 14.97 , ongehuwd, overleden. Jakob van den woude , warmond en alkemade , zo aan- ftonds vermeld, hadt zich in 't huwelijk begeeven met joiianna, dogter van Heere gerrit van poelgeest , Ridder, Heere van Homade. Heer jakob, zijnde het laatfle mansöir van zijn Geflagt, overleedt in den Jaare 1503 , nalaatende: 1. Reinoutje van den woude , Vrouwe van den VVoude en Warmond. Zij wierdt, in den Jaare 1477, in 't huwelijk verbonden met jan van rossum, Heere van Zoelen, in Gelderland, welken zij geene kinderen heeft gebaard. 2. Jakoba , naa het overlijden van bovengemelde haare Zuster, Vrouwe van den Woude en Warmond. In den Jaare 1467 wierdt zij de Echtgenoote van gysbekt, Zoone van albert van raaphorst. Zij overleedt in den Jaare 1525, zonder kinderen naa te laaten. 3. Maria van den woude. Zij wierdt, in den Jaare 1484 , in den echt verbonden met philips van matenesse, Zoon van jan van matenesse cn van willemina van alke-, made. In den Jaare 1488 overleedt zij in het kraambedde, nalaatende: r. JakoB'Van matenesse , in den Jaare 1515, zon^ der kinderen , cvcrleeden. b. Ma-  WOUDE, (van de?;) enz. 105 b. Maria van matenesse, door het overlijden van bovengemelde haare Mooi jakoisa van den woude , geworden erfgenaame en Vrouwe van den JVoude en Warmond^ In den Jaare 1504 wierdt zij ia den echt verbonden met jan van duyvenvoorde, derden Zoone van arent van duyvenvoorde, Ridder, en van margareta van ysselstuin. Zij overleedt in den Jaarè 1543 , nalaatende veertien kinderen, wier naakoomelingen de Heerlijkheden en goederen xzt\TVo:ide en Warmond bézeeten hebben tot in het begin der thans ioopende Eeuwe, wanneer eene Erfdogter van Warmond, door haar huwelijk met ferdinand , Graave van Eerlo, dezelve in een ander Geflagt heeft overgebragt. Zie w. van gouthoeven, Kroniji van Holland; s. van leeuwen, Batavia Illiiflrala. Wouden, of Bosfchen, in het Latijn Nemora, Luci genaamd, waren, in overoude tijden, in de Vereenigde Gewesten, en daar aan grenzende Landen, veel menigvuldiger, dan in onze dagen. De menigte van Plaatzen en Dorpen, wier naamen met Woud beginnen of eindigen, kan daar van getuigenis draagen. Naar gelange der gewigtiger oogmerken, tot welke, van ouds, de Wouden of Bosfchen dienden, wierden ze ook, bij onze Heidenfche Voorzaaten , in grooter eere en waarde gehouden. Tweevoudig, naamelijk, was daar Van het gebruik. Zij dienden, deels, tot plaatzen ter verrigtïnge van den openbaaren Godsdienst; deels tot het houden van hunne Landdagen of Landfchapsvergaderingen. Bij tacitus ontmoeten wij, aangaande het eerstgemelde gebruik, het volgende berigt. Handelende over de Zeden der Genuaancn, ouder welke benaaming ook onze Bataaffche Voorouders begreepen worden, fchrijft hij aldus: „Zij wijden de duistere ,, B'isfchen en Wouden; en dat verborgen heiligdom noemen ,, zij naar den naam van den eenen of anderen hunner Go- den. Niet dan met de grootfte eerbiedigheid befchoaweu ,, zij die gewijde plaatzen." Dicht beplante, donkere Wouden verftrekten alzo, ook den dappere Heidenfche Barvie' % - G 5 ren, )  lo6 WOUDEN. ren, in de plaats van Kerken. Hoe weinig opgeklaard,voor 't overige, de denkbeelden dier volken, aangaande godsdienstige onderwerpen, ook mogen geweest zijn , verftandig, egler, en befchaamende voor zeer veele dus genaamde Christenen , is de reden, welke zij van die keuze hunner godsdienstige vergaderplaatzen gaven. Zij geloofden „ dat de „ Majefteit der Goden van te groote heerlijkheid was, dan ■„ dat dezelve tusfehen wanden of muuren beflooten, of door „ beelden en gelijkenisfen konde uitgedrukt worden." Voorts wierden deeze IVouden zo dicht geplant, dat tusfehen de takken en bladeren der boomen het daglicht zich bezwaarlijk eenen doortogt konde baanen. Dit deeden zij met oogmerk, om , door middel der akelige ftilte en fomberheid , in de gemoederen der godsdienstige vereèrderen een heiligen fchroom en eerbiedige vreeze te verwekken. In deeze agtbaare Wouden rigten zij Altaaren van groene zoden op, en hielden de gewijde Gereedfchappen bij de hand, om hunne Godheden Slagtoffere toe te brengen. Sierlijk en, naar zijne gewoonte, kragtig, wordt het een en ander, door den Ridderlijken Drosfaart pieter korneliszoon hooft,.in zijnen Bato, gefchetst, in de volgende dichtregels, alwaar hij eenen Bataaffchen Priester zegemondt aldus doet fpreeken : Ook zijn wij Ongewoon , 'tgeen dat zich niet begrijpen Van al de Wereldt laat, in Tempels te benijpen; Maar wijen wel, tot eer derHeiligheên, in 'tWoudt, Een levendige Kerk van ongekorven houdt, „ 't Welk roet zijn telgen, breede en hemelhoge toppen „ Het dartelmakendt licht beftaat den wegh te ftoppen, En fteit van binnen toe een akeligen dagh, Die'tmenfehen hert beftelpt met ootmoedt en ontzagh." Behalven het godsdienstig gebruik, dienden ook As Wouden tot Waereldlijke of Staatkundige oogmerken. Men hieldt, naamelijk, in dezelve de Landdagen, of zogenoemde Ha«-efpraaken , in welke de voornaamften of aanzienlijklten des° Volks vergaderden , om gezamentlijk te raadpleegen over het  WOUDEN. I07r het verkiezen van eenen Overfle of Heirvoogd, over de be-, langen van Staat en Oorlog, over het bijleggen van gcreezcne. gefchillên, of over het uitfpreeken van gevelde VcpjiJisfen. Hoewel, volgens haare uiterfte bedoeling, tot waereldüjl.e, oogmerken aangelegd, hadden, dikmaals, deeze Vergaderin-, gen een godsdienstig aanzien, van wegen de plegtigheden,, met welke zij geopend wierden, door het toebrengen vm. een offer aan de Godheid, aan welke het Woud gewijd was. Om voorshands den gelukkigen uitflag van het onderwerp der. raadpleeginge te kunnen berekenen, gaf men, daarenboven, agtop het gefchrei der Vogelen, of op de beweegingen, her loopen, ftaan of briefchen van een wit paerd , 't welk voorbedagtelijk, zonder dat hetzelve eenige last opgelegd, of eenige arbeid mogt gevergd worden, in deeze Wouden onderhouden wierdt. 't Was op den grond deezer zamenvoeginge van het ffartkundige met de vereering der Goden, dat Keizer clau'dius, in den Jaare 43 naa de geboorte van Christus . aan de Batavieren niet alleen het fiaatelijk verrigten van hunnen Gods-, dienst in de heilige Wouden deedt verbieden , maar ook bt-_ vel gaf om eenigen dier gewijde plaatzen uit te rooien. Do Keizer, naamelijk, was overtuigd, hoe de Batavieren , het juk der Romeinen met ongeduld torschende, en blaakends van heiligen rjver na herftel der verlorene vrijheid, dikmaals in hunne Wouden zamenkomften hielden, in fchijri om op hunne wijze deGodheden , die zij aanbaden, te verheerlijken, doch inderdaad om, ter affchuddinge van het Roineinfche dwangjuk, gepaste maatregels te beraamen. Vo or een overblijfzel deezer wijze van raadpleeginge in de gewijde Bosfchen of Wouden, mogen wij, niet t'onregt, aanmerken het houden van het Gerigt onder den Upflalboom; 't welk , onder andere, en wel allerlaatst, fchijnt plaats gehad, tc hebben te Auiïk, in Oostfriesland, „ alwaar men" ('t zijn de woorden van den Oudheidkundigen j. t. harkenRoth , in zijne Oostvriefche Oorfpronklljkhedeii) „ op een  ioS ' WOUDEN. ,, gemeene lantdagh raadpleegde nopens zwaare zaaken van 't Gemeenebest, bijzonder om de gemeene vrijheit en vrede „ te onderhouden enraatflagen teneemen, of eenige gezwo- re rechters te heitellen in ieder landfehap der zeven,toen „ zoogenaamde, Zeelanden : wat hier befloten wierdt, was „ tri 't algemeen op te volgen, wordende van de ouden Plan„ turn folcance genoemt, dat is, een pligtelijk welgevallen, „ te weeten van al het Vriefche Volk; want onder deeze „ algemeeneUpftalboomfehe belluiten wierdt telkens gefchre„ ven : Ita placitum efl, Alzo is ons welgevallen, of daar „ aan hangende tot meerder bevestiging ï en in ieder landfehap wierden zodanige befluijten dan verder bekent gemaakt, want „ Moe quendam quid juris et sequi infh'tuebant „ Omnes telluris Frifiacce proceres." dat is: „Wat recht en billik was, wierdt hier weleer befloten , „ VanVrieslandts gaufche volk,door kleijnen en door grooten." Niet eenerleï is de wijze, op welke deeze JVoudèn verdweenen zijn. Het doordringend licht der kennisfe van eenen beter, dan den Heidenfehen Godsdienst, moest het natuurlijk gevolg hebben , dat, met het verzaaken der Afgoderij, ook de plaatzen , aan haar geheiligd , in mindere waarde wierden gehouden, en allengskens vervielen. De veelvuldige overftroomingen en hooge watervloeden, van zommige van welken onze aloude Kronijken gewaagen, zullen ook, ter verwoestingen dier Wouden , het hunne hebben toegebragt. Ter plaatze, alwaar eertijds deezeBosfchengedaan hebben,worden , nog heden ten dage , diep uit den grond, boomen , of gedeelten daar van, opgedolven. Ook mogen wij, gedeeltelijk, den oudergang van veele Bosfchen toefchrijvcn aan den toeneemenden bloei van den Landbouw, waar door men eene me-  WOUDEN, WOUDENBERG. xop menigte lauden, eertijds met boomen bedekt, in vrugtbaare Koorn-akkers of grasrijke Weilanden heeft veranderd. Zie tacitus , de Moribus Germanbrnm; m. br.ueriüs , de Populor. Veter, et Recent. Adoratioiiibus; cluveriüs ; outhof, Verhaal der Watervloeden , enz. Wouden,- (zeven) zie zevenwouden. Woudenberg, is eene aanzienlijke en uitgebreide Heerlijkheid, in het gedeelte des Stichts van Utrecht, het Eemland. genaamd, gelegen. Ten Oosten en ten Noorden floot zij het grondgebied der Provincie Gelderland en tegen de Heerlijkheid van Renswoude; ten Westen, tegen de Amertsfoortfche Bergen; ten Zuiden wordt zij, door de Schoonderbeekfche Graft , gefcheiden van de Vrije Heerlijkheden van Maanbergen , Zuileftein en Amerongen. De gantfche uitgebreidheid der Heerlijkheid vinden wij begroot op eenentwintighonderd zevenenzeventig Morgens gronds. Volgens de opnecming, te werk gefield in den Jaare 1748 , telde men, in den Jaare 1748 , in de Heerlijkheid Woudenberg, het Dorp van dien naam daar mede ouder begreepen zijnde, tweehonderdënvijf Huizen. Zie Tegenwoordige Staat van Utrecht. Woudenberg, een Dorp van dien naam, in hetZuidwcstlijkst gedeelte der Heerlijkheid van dien naam „niet verre van de grensfeheiding gelegen, anderhalf uur gaans ten Zuiden van de Stad Amersfoort., aan den weg, welke van Utrecht na het Gelderfche Dorp Scherpenzeel loopt. Het Dorp, het getal van welks Huizen zeer aanmerkelijk is, ligt zeer vermaaklijk, te midden van hoog opgaand geboomte en uitgebreide bosfehaadjen. Geduurende de onftuimige tijden, in welke de ingezecten der onderfcheidene Gewesten tegen elkander openlijk den oorlog voerden, ftondt Woudenberg, meer man ééns, ten doele aan deerlijke verwoestingen. Naa dat  ito WOUDENBERG. gat rudolf van diepholt , Bisfchop van Utrecht, bijgeftaan van die van de Provincie Overijsfel, en de Steden Utrecht en Amersfoort, bij Welke zich de Graaf van huly gevoegd hacrt, in den aanvang des Jaars 1427 , eenen geweiddaadigen inval in de Feluwe hadt gedaan, met plonderingen en verwoestingen het geheele Land plat loopende , en Waereldlijke noch Geestiijke Gebouwen fpaarende , nam Hertog arnold van gelder deswegen eene geftreuge wraak. Nevens andere Dorpen en Plaatzen moest het ook Woudenberg ontgelden. Al wat geen voorwerp was van de plonderzuchtige handen der Gelderfchc foldaaten , wierdt een prooi der vlammen. Zeer veel hadt ook deeze Plaats te lijden in den Gelderfchen ' en Bourgondifchen Oorlog, voornaamlijk in den Jaare 1 543 > wanneer de befaamde Gelderfche Veldoverfte makten van rossem , zich met zijn leger bij Woudenberg hebbende nedergeflagen , zich een geruimen tijd aldaar onthieldt; door plonderingen en het heffen van brandfehattingen de Dorpelingen zodanig uitmergelende, dat verre het grootfte getal van 'daar vertrok, om elders althans het leeven in veiligheid te bergen. De Kerk , welke van de Hervormden wordt gebruikt, zijnde een klein geftigt, ftaande rondom in het geboomte , en voorzien van een laagen Toren, met eene feherpe fpits gedekt, wierdt, bij haare ftigting , aan de H. catharina gewijd. Behalven eene Vikarij , hadt men in dezelve ook eene Broederfchap. Het gewijde Geftigt hadt, uit verfcheiden goederen, een jaarlijksch inkoomen van drieënzestig guldens en zes ftuivers. De Leeraar, welke de Hervormde Gemeente bedient, is Lid der Klasfis van Amersfoort. Ten Westen van Woudenberg ontmoet men een ftreeks lands, het Hcetveld genoemd, ook op de Kaarten aangeweezen. De grond daar van is fchraal, eenigzins veenagtig. De opgezeetenen in den omtrek fteeken'er plaggen van, om dezelve in de plaats van Turf te branden. Ook ftrooien zij dezelve, des winters, op hunne beestenftallen, om door dit middel een grooter voorraad van Mest te bekoomen. Zie Utrtchtfche Jaarboeken. Wou-  WOUDENBERG. (Het Huis te) lil Woudenberg, (Het Huis te) was, in overoude tijden, een aanzienlijk Kasteel; het Mondt in het Dorp van dien naam, een weinig ten Westen van de Kerk. Nog lang heeft men, in de brokken van muuren en Torens, daar van eenige overblijfzels gezien; doch dezelven zijn, reeds zeden een goed getal jaaren, opgeruimd en weggenomen. Het Kasteel wierdt gebouwd., in den Jaare i 3 1 3 , door jan, den Tweeden van dien naam, zesden Heer van Kuilenburg. Hij gaf het ten gefchenke aan zijnen Zoone, insgelijks jan genaamd, die, vervolgens , naar zijnen eigendom, zich jan van woudenberg deedt noemen. Niet lang, intusfchen, bleef hij eigenaar van het Slot; hij verkogt het, in denjaare 1352, aan zijnen Neeve, Heer gysbert van abkoude. Deeze handel was de grond van een onnatuurlijken, zeer hevigen twist. Heer jan van woudenberg, naamelijk, hadt eenen Zoon , wien zijns Vaders bedrijf grootlijks mishaagde. Trotsch van aart, en, daarenboven, door zijnen.Neef, jan van kuilenburg, zijnde opgeftookt,verzamelde hijfheimelijk,eenige manfchap , overviel daar mede , in zekeren nacht, de Sterkte , maakte 'er zich meester van, en leide rondom dezelve nieuwe Veriterkingen aan. In zijn oogmerk, evenwel, om hier mede zijns Vaders verkoop te vernietigen, wierdt hij te leur gefte'd. Want gysbregt van abkoude, met reden misnoeg: over dit ontzetten van zijnen eigendom, en, om in zijn regt heriteld te werden, den weg der minzaamheid vrugtloos beproeft hebbende, bragt zijne klagten te Utrecht tenBisfchoplijken Hove , en verzogt jan van arkel om zijnen veelvermogenden bijltand. De Kerkvoogd, aan dit verzoek, het oor leenende, deedt, in den Jaare 1353, eene iterke magt tegen het Kafteel optrekken, en voorts naar de wijze van oorlogvoeren van dien tijd, dezelve met allerlei ftormtuigbefchieten. Naa een beleg van zeventien weeken , geduurende welke de belegerden veelerhande moeielijkheden hadden doorgedaan , moesten zij, door gebrek aan leevensmiddelen geperst, zich overgeeven. De bezettelingen gaven zich krijgsgevangen , en wierden niet ontflagen, zonder alvoorens, tot Los.  112 WOUDENBERG, (Hïït Huis ti) enz. Los-eld, de penningen , welke Iïeer gysbregt van abkoude voor het Slot hadt betaald, te hebben te rug gegeeven. Da Bisfchop deedt vervolgens het Kafteel ftropen; 'twelk,zedcrt, niet wederom is opgebouwd. Dit niettegenftaandebleeven 'aan de puinhoopen nog eenige voorregten verknogt. Langen tijd genoot het Geflagt van renesse de vrugten dter voorreden. Gerrit Van renesse wierdt, op den derden Decetdber des Jaars 1460 , met het Geftigt, zodanig als het was beleend. Niet vroeger dan na een tijdverloop van ruim'twee Eeuwen kwam Woudenberg in een ander Geflagt, naamelijk dat van nassau: hendrik van nassau, Heer van Buurkerk, Veldmaarfchalk van den Staat der Vereemgda Nederlanden, wierdt, uit hoofde van hetzelve, in den Jaare j 674 , ter Vcrgaderinge van de Staaten des Landfchaps van Utrecht, wegens het Lid der Ridderfchap befchrceven; mette-criftaande/rw^»:^, voor zo veel ons bekend is, nimmer door de Staaten van Utrecht voor eene Riddermatige Ilofftad is erkend geworden. De Zoon van hendrik van nassau, k0rnei.is, Graaf van Nassau, aan wien het Slot door zijnen Vader, was afgeftaan , heeft, zeden, den titel van nass-au woudenberg aangenomen , en vervolgens dien zelfden titel op zijne nazaaten doen overgaan. Zie buchelius admvAM; UtrechtschPlacaatb.; s. van leeuwen, Batavia Illufirata. Woudsend , in rang het zesde onder de achtentwintig Dorden der Friefche 'Grietenije Wijmbrïtzerddéel, in het Kwartier van Westergo. Het ontleent zijnen naam van desze is gelegenheid aan het einde van het MtirFlieusfe»; 'twelk, als de aloude Kronijken ons verzekeren , eertijds eer, uitgebreid Woud of Bosch zou geweest zijn, m t welk de Friefche Koningen zich met de Jagt plagten te'verlustigen, doch rt geen naderhand , onzeker door welk toeval, m een tógébreideh waterplas zou zijn veranderd geworden. WoudsS ligt , tusfehen het gemelde en het Slooter Men, In den 1-nre 1337 wierdt hier een Karmelieter Klooster gefug-t aan dé II. Moedermaagd maria gewijd. Volgens een Handfchnft  WOUDSEND. 133 der Utrechtfche Kerke bezat het gewijde Geftigt het regt; om door eenen zijner Monniken de Pastorij der Kerke van Woudsend te doen bekleeden, welke honderd Goudguldens jaarlijksch opbragt. Eene daar in beitelde Prebende hadt een jaarlijksch inkoomen van zestig gelijke Guldens. Bij het Klooster Honden twee fterke Stinzen, of verfterkte Huizen ; zij waren in de tijden der Beroerten gebouwd, het een door wybe jarichs van Akrum, het ander door bokue harinxma. Uit deeze huizen deedt men menig eenen aanval op de fchepen, welke, door Woudsend, na de lemmer, en vervolgens, over de Zuiderzee, na Holland en elders beflernd waren. In den Jaare 1523 deeden de Bourgondiërs, onder het beleid van jan van wassenaar , in het Klooster een Blokhuis bouwen, en daarin eene kloeke bezetting leggen, over welke het bevel aan Jonkheere douwe van burmania was opgedraagen. Het oogmerk was, de Gclderfche Krijgsknegten , in Slooien en de Lemmer in bezetting, hunne ftrooperijen te beletten. Van den juisten tijd des vervals en 011dergangs, zo van het Klooster als van de overigen Geftigten, ontmoeten wij geene aanteekening in 's Lands Kronijken. In den Jaare 1660 wierdt te Woudsend eene nieuwe Kerk gebouwd. De Ingang pronkt met de Wapens van burmania en juckema. Onder dezelve leest men: „ Cum Duco major Burmania rexerat annös „ Praturam tredecim , tune facra ftructa domus» „ Filius en Duco Junior, cui quatuor anni, ,, Is primum laterêm fundat et aptat opus. „ Huic Eduarda fuit de ftemraate Juckema mater, „ Progeniem Claram Cambur ab arce geremsi" Volgens deeze regels zou de eerfte Heen, aan het gewijde geftigt, gelegd zijn door duco burmania, vierjaarigen Zoon van den Grietman duco burmania, die eene Vrouw uit het Geflagt van juckema tot Echtgenoote hadt. Voorts is Woudsend, hoewel niet zeer groot in uitgebreidheid, een zeer welvaarend Dorp. Reeds van oudswoon.de XXXIII. DEEL. U '«  ,, 4 WOUDSEND. 'er ecu groot getal Schippers, die met Turf en Hout op Ho', land voeren. Inzonderheid is IVoudsend, in laatere tijden, 7eer vermaard geworden, door de menigte der fchepen, vooral van, dus genoemde, Friefche Kof en, welke men a daar heeft getimmerd, cn die, als voor een gedeelte ook aldaar ter Plaatze aan inwooners in eigendom toebehoorende, veelen hunner aanzienlijke rijkdommen hebben, doen overwinnen? vooral geduurende den oorlog van Frankrijk ^Engeland van het Jaar i7S6 tot in denjaare 1764- Intusfchen is ook hetgetainietgering, welke, inlaateretijden, dourdetrouw loosheid der Engelen, zeer aanmerkelijke nadeden hebbn o-eleeden. Vooral heeft Woudsend, ten aanzien van zijne Scheeps-Timmerwerven, met den aankleeve van-dien, inde laatlte jaaren gedeeld in het lot van andere Steden of PLatzen, in verfcheiden Gewesten des Lands. Door de belemmering van den Scheepvaart heerscht nu eene doodfche ItUtc alwaar men, nog onlangs, een groot gekrioel vernam. Niet gering is het getal der iugezeetenen, welke daar door Van hun beftaan ontbloot zijn. Met dit alles zal Woudeend Phoos eene foort van lee ven behouden door den menigvuldige* doonogt, zo van binnenslands vaarendefchepen, als van dezulken, die uit de meer Noordlijke ureeken van Frmland, door de haven van de Lemmer, over de Ztudeizee, m Overijsfel, Gelderland, Holland en andere Gewesten zijn be'Vmd. Als een bijzonderheid , betreffende , kun- r en wij niet nalaaten aan te teekenen , dat dit Dorp het eeni, e is in de Grietenij van IVijmbritzeradeel, met het rcB van Boterwaage begiftigd; als mede dat hier, en op nog twee Dorpen, onder de achtentwintig, eene Jaarmarkt wordt gehouden. Niet meer dan acht ftemgeregtigde Boerderijen telt men onder dit Dorp. De Hervormde Leeraar der Plaatze u verpligt, van tijd tot tijd, het gewijde dienstwerk waar te noemen te Indijk, Tpekolsga en Smallebrugge, allen gering Dorpjens, in den omtrek gelegen. Tc mudsend beeft men ook een'Gemeente van Doopsgezinden; zij is de eenlSe 11 de meergemelde Grietenij, en wordt door één Leeraar e" ' dieiia.  WOUDRICHEM, fff diend. Eindelijk heeft men 'er eene Statie van Roomschgezinden. Zié schotanus, Befchr. van Friesland; Tegenw, Staat van Friesland. Woudrichem , ook wel, bij verkorting ; TVoerkom genaamd, Öe eenige Stad in het gedeelte van Zuidholland, het Land van Altena geheeten, aan de Zuidzijde, óf den flinker Oever Van de Rivier de Maaze, een weinig beneden de Sterkte Loeveflein, alwaar zich de TVaal rhet de ftraks gemelde Rivier vereenigt. Wegens den oorfprong derbenaaminge, even gelijk het geval is met opzigt tot veele andere Steden, loopen de Oudheidkundigen zeer wijd uit een. Wij hebben geenen lust, om ons over dit dorre en moeilijk te beflisfen gefchilftuk, uit te laaten. Liever' verkiezen wij, naa de Historie van IVoudrichem te hebben medegedeeld, de voornaamfte merkwaardigheden der Stad te meidén. De eerfte aanleg en oorfprong der Stad ligt in dé duisternisfe der eeuwen begraaven. Volgens zommigen zou zij reeds in i i 5 ö bekend, en toen al, met het omliggende land, de eigendom geweest zijri van het doorluchtig Geflagt der Graaven van hoorn, tot in den Jaare 1590; in welk jaar walburg van nyenaar, WedllW Van philips van montmo- Rency, Graave van Hoorn, die, in 1568, te Brusfel onthalsd was, de Stad TVoudrichem, nevens het Land van Altena, voor tweeënnegentigduizend Guldens, aan de Staaten van Holland, heeft verkogt. De dichter j. nuyen vermeldt deezen alouden eigendom in de volgende regels. „ Daar ligt aan de overzij des Waals, fchuijnoverGorkom, j, Aan Brabant grenzende, en thans buijten Hollands, Workom: „ Maar niet te min het is aan Hollandt onderdaan, 5, Waar over eerst de Graaf van Horen plagh te ftaan." Wat 'er zij van deeze vroege Oudheid, zéker is het dat TVoudrichem, in den aanvang der Vijftiende Eeuwe, zoveel vermaardheids bezat, dat zij, in den twist, tusfehen Hertog •Willem van beyeren en Heer jan van arkel , waardig wierdt H a ge-  I , g WOUDRICHEM. gekeurd, om elkander, over en weder, daar van den eigendom te betwisten. De aanhangelingen des laatstgenoemden, du- Stad, bij verrasfing, hebbende ingenomen, naa alvoorens de .voornaamfte tllbaare have te hebben geplonderd, leiden dezelve in kooien. Volgens onze Kronijkfchrijvers, hadden, in 1233, ?kk, Héér van Altena en Woudrkhem, en deszelfs Neef willem van hoorn, het hoogfte regt ovef de Stad en de Heerlijkheid, aan floris den IV. Graave van Holland, overgedraagen. Omtrent zestig jaaren laaterfchijnt dirk, Graaf van Kleef, over het Land van Altena en de Stad JFoudrichem regt gehad te hebben. Althans vindt men anngeteekend, dat hij, in den Jaare 129°, in ''Hage zijnde verfeheenen, aan floris den V, Graave van Holland, zijnen Neeve, zijn regt over de Stad en Heerlijkheid opdroeg, en vervolgens aan hem den eed van getrouwheid 'deedt In 141 8 diende Woudrkhem tot eene plaatze van onderhandelde , tusfehen den Hertog van Brabant en Vrouwe jakoba 'aan de eene zijde, en Hertog jan van beveren aan den anderen kant, en wierdt aldaar de Vrede getroffen. Gedaurende den Oorlog, tusfehen de Gelderfchen en Hollatèders in het begin der Zestiende Eeuwe, wierdt Woudrichem, omtrent den afloop van 15 ri, of in den aanvang van i ,in door de eerstgenoemde.!, bij verrasfing ingenomen. De Graaf van hoorn , die zich binden de Stad bevondt, viel, bii die gelegenheid, in hunne handen, en herkreeg zijne vrijheid niet, dan ten koste van een aanzienlijk losgeld, zo voor hem zeiven, als voor zijne onderzaten. Tevens bedong hij dat "de Gelderfchen, naa dat hij de penningen zoude betaald hebben, zouden verpligt zijn, de Stad te verhaten; gelijk -ook gefehiedde. De Spaanfche Veldmaarfchalk chïapin vitelli, door den Landvoogd Don loüïs de reqcessens, na Zuidholland gezonden, deedt, in i575 , onder andere op -IVoudrichem eenen aanval, en naa de Stad, geruimen tijd, te hebben befchooten , noodzaakte hij de Bezetting de plaats te verlaaten, en bragt haar aldus in dc magt der Spanjaarden. Niet lang, intusj'cucr, fijnen ziï1x1 de Stad v?rt0-efd t6  WOÜD'RICHEM. 1 j % . ben. Want, gelijk wij boven reeds ter loops hebben aange-, teekend, in den Jaare 1590 wierden de Staaten van Hol-, land, door koop, eigenaars van de Heerlijkheid der Stede Woudrkhem, om dezelve met Holland te vereenigen. De overdragt gefchiedde voor Leenmannen der Graaflijkheid van Holland, op den tweeden October des gemelden jaars , met. de van ouds gebruiklijke piegtigheid, bij dusdanige gelegen-. heden, van de overleveringe van eene Halm. Groot gevaar dreigde de Stad, negen jaaren daar naa, om in handen der Spanjaarden van nieuws, te vervallen. Claude la barlotte , een wakker Spaansch Krijgsbevelhebber, was de man , die bet ontwerp hadt beraamd, om de Stad in eenen nacht, bij verrasfing, te bemagtigen. Tot geluk der Stad, zammclde hij een poos met beraadflaan over de wijze , om zijn ontwerp te volvoeren. Eindelijk tot een bepaald befhiit zijnde gekoomen, en na eene der Stads Poorten zich begeeven hebbende, die open flondt, wierdt hij flegts een oogenblik voorkoornen door eenen burger der Stad. Deeze, door den Torenwagter gewekt, ijlde na de Poort, floot dezelve voor de' Spanjaarden; en vervolgens.de burgers gewekt hebbende, bragt hij wel haast de geheele Stad in rep en roere. Wen wil dat la barlotte wel vijftienhonderd man bij zich hadt, veele van welken in boerengewaat verkleed waren, en korre roers onder hun gewaat verborgen hielden. Men weet, hos eene burgerwooning te Woudrkhem, eenige weinige oogenblikken, tot eene fchuilplaats diende , met oogmerk om flegts van gewaat te verwisfelen, voor den vermaarden iiügo oe groot, naa zijne berugte ontkooming uit den Staatskerker Loeveflein. Niets bijzonder in de Gefchiedenis de; Stad, is ons zedert, vootgekoomcu. Thans gaan wij over tot eene meer bijzondere befchrijving van Woudrkhem. De gedaante der Stad is genoegzaam vierkant. Zij ligt onmiddelijk aan de Rivier de Ulerwè. Volgens de hedendaagfche wijze is zij fraai verflerkt, zijnde voorzien van een aarden Bolwerk, en eene diepe Grsfr, H 3 rond- \  , i g WOUDRÏCHEM. rondom welke eene goede Kontrefcharp gelegd is, insgelijks van eene Graft omringd. Men telt 'er drie Poorten. Eene derzelven loopt na de Landzijde; de tweede koomt uit op den Maasdijk, aan den kant van Loeveftein; de derde heeft haaren uitgang op het Hoofd, bij de Haven; welk Hoofd, om reden dat de Rivier voor hetzelve eenige onpeilbaare diepte heeft, met zeer zwaare kosten moet onderhouden worden. Indien men aan het verhaal van zommigen mogen geloof (laan, zou de Stad, eertijds, eene ongelijk grooter uitgeftrektheid, dan tegenwoordig, gehad hebben. 'Er is 'er, naamelijk, die verzekeren, dat men, op eenen afllandvan niet minder dan twee Snaphaanfchooten van de Stad, midden door het vlakke land, Slooten willende graaven, aldaar ontdekt heeft de grondflagen van huizen, welke , in voorgaande tijden, binnen de muuren der Stad begreepen geweest waren. Uit de gedaante van eenige huizen, welke men nu nog binnen Woudrkhem ontmoet, is duidelijk af te leiden, dat dezelve, eertijds, vrij aanzienlijk moeten geweest zijn. Intusfchen'plijkt het uit de optellingen, gedaan in de jaaren 1632 en 1732, dat, geduurende eene Eeuw, het getal der huizen eer toe- dan afgenomen was. Want, daar men bij de opneenYuig in het eerstgemelde jaar, honderzesënvijftig huizen telde', was, honderd jaaren laater, dit getal met twee vermeerderd. Doch van deeze ftonden'er negenentwintig buiten de Stad, maar evenwel op derzelver grondgebied. Uit het een en ander is ligtelijk na te gaan, dat men te mudrkhem niet veele Openbaare Gebouwen aantreft, en dat de zulken, welke 'er nog voorhanden zijn, niet veel aanziens of merkwaardigs vertoonen. Het Stadhuis is, even gelijk de Stad zelve, niet zeer groot. Volgens eene aloude afteekening, pronkte het, eertijds, met een vierkant Torentje Doch het is, reeds zo lang geleeden, weggenomen, dat mén geene lieden méér té'mudrkhem aantreft, welke van dit uitwendig fieraad geheugenis draagen. Van meer aanzien» ii de Kerk der Hervormden. Indien 'er eenige waarheid zij  WOUDRÏCHEM. 119 aan eene oude overleveringe, moet de tijd der ftjgtiage tot de vroegfte verkondiging van den Christlijken Godsdienst, hier te Lande, worden te rug gebragt. Volgens die Overlevering zou de eere der lligtinge moeten toegeweezen worden aan den H, suidbertüs , die een reisgezel was van den befaamden willibrordus , en in den Jaare 713 overleedt. Anderen , intusfchen , zijn van oordeel, dat aan dit verhaal, met -reden, geloof mag geweigerd worden. De Kerk is een groot en ruim gebouw. Evenredig aan het gewijde geftigt is de Toren, een zwaar vierkant gebouw, hoewel, tegenwoordig, van een zeer eenvoudig aanzien , en dus aanmerkelijk verfchillende van de aloude gedaante; welke, volgens eene aloude Overlevering, een hoog opgaanden Spits vertoonde, die, zo als het berigt verder luidt, door de Spanjaarden wierdt weggefchooten. Zeker is het, dat het Gebouw, zedert, een kleine Spits ten dake uitftak. De vermaarde ftorm van de maand September des Jaars 17 17 beroofde den Toren ook van ditfieraad, alzo hetzelve op het Dak der Kerke nederftortte, aldaar een groot gat veroorzaakte. Onmagtig zijnde om die fehade te vergoeden , uit de Kas der Sad , vervoegde men zich aan het Komptoir der Gïeestlijke goederen, en verkreeg van daar eenen onderftand van eenige honderden Guldens. Wat 'er van deeze penningen geworden zij, is ons niet gebleeken. Zeker is het, dat men dezelve, gelijk het voorneemen luidde, aan het herbouwen van den Spits niet hefteed heeft, als zijnde de Toren, tot heden toe, daar van ontbloot gebleeven, cn alleenlijk met een plat Dak dicht gemetzeld. Overeenkomftig met de groot, te van Kerk en Toren , is de Klok van ongemeene zwaarte, doch, door eene groote fcheur, wat het geluid aangaat, bedorven. Eén Predikant verrigt hier het gewijde dienstwerk. Tot op den tijd der jongfte Omwentelinge, beftondt de Regeering uit Baljuw, twee Burgemeesteren en zeven Schepenen. Alle deezen was een Sekretaris toegevoegd. Reedsvan ouds zondt JVoudrichem Afgevaardigden ter Vergadering;; van het Gewest. Door meer dan ééne omftandigheid kwam II 4 dit,  I2o W0UDR1CHEM, WOUDT. dit, allengskens, in onbruik. Noodeloos is het aan te merken, dat, zints den gunftigen keer van zaaken, de Stad zich zelve in de daadlijke uitoeiTëning van haar ouvervreembaar regt herfteld heeft. Ten befluite merken wij nog aan , dat te ïVoiidrichem drie vrije Jaarmarkten worden gehouden; die, echter, heden ten dage, van weinig belang zijn, in vergelijking van hetgeen zij. vanouds, plagten te weezeu, toen de Heer van de Stad, of van den Lande van Altena, de Tollen der Goederen trok, welke van de Markten af-en aan ger voerd wierden, en die, bij wijlen, geene onaanzienlijke fomme bedroegen. Zie boxhorn, Theatrum Holland, a. kemp, Befchrijvlng van Gorinchem enz. Woudt , of, zo als de meeste fchrijven , Woud, met Hoogen Woud- Harnasch, is eene Ambagtsheerlijkheid , in Delfsland, aan de Stad Delft in eigendom behoorende. In haaren geheelen omvang bevat dezelve zeshonderd tweeënzeventig Morgens en driehonderd zevenentachtig Roeden gronds. In deeze Heerlijkheid ligt een Dorpje , heiWoudt, of ook wel, bij uitfteekendheid, het Rijke Woudt geheeten, op den afftand "van ruim een half uur gaans ten Zuidwesten van de Stad Delft. Niet onbevallig zingt van lis van dit Dorp: - „ Het Rijke Woudt geheten, „ Door zoo veel goederen en fchatten ongemeten, „ Die elk aldaar bezat, doch naderhandt ook door ' „ Den orelogh gedrukt, veranderde zijn gloor, „ En wierdt, gelijk als nogh , die bijnaam nagelaten." In het aanzienlijk Nederlandsch Geflagt van van den burch bewaart men eene overlevering, welke de reden aanwijst, door welke men het Dorpje V Woudt met den bijnaam van het Rijke gedoopt heeft. De Overlevering luidt aldus. Aam van den burch,-een der vroegfte Voorzaaten van het gemelde Geflagt, was een welgefteld landman , en in het Woudt woonagtig. Deeze was Vader van twaalf Zoonen. Op ze-  AAMvramnBCHCn kknBITJK LANDMAN van't DORP WOUIJT.VAnKIl van \2 VOLWASSEN ZOOMiN.mEx.t^mi.vr.MxGHAVE vawHDIXANDaan.- XXXIIllBipLlI.   WOUDT. i 2 ï keren tijd vernomen hebbende, dat de Graaf van Holland, Wiens naam wij niet vermeld vinden, zijnen weg voorbij het Dorp zoude neemen, fteeg te paerd, aievens zijne Zoonen, allen volwasfen, en allen, naar de wijze des lands, fraai nitgedoscht, en reedt vervolgens den Graave te gemoet, welken hij zijne Zoonen aanboodt. De Graaf, verwonderd over deeze zeldzaame ontmoeting, en den waardigen Vader van een zo talrijk Kroost een blijk van zijn genoegen willende bewonen, vraagde hem, wat Voorregt hij voor zijn Dorp begeerde? Geen ander Voorregt, hernam daarop de onbaatzuchtige aam van der. burch , dan dat wij eene vrije verkiezing van onzen eigen Pastoor mogen hebben. In dit verzoek wierdt .onmiddeiijk, door den Graaf bewilligd. Niet aan die vroegfte tijden bleef het genot van dit Voorregt bepaald. Wanfc, in gevolge der Graaflijke vergunninge, zegrmen, bezitten nog heden de Mans - Ledemaateu der Hervormde Gemeente het Voorregt,. om hunnen eigen Leeraar te mogen beroepen , zonder dat zij daar toe, bij de Wethouderfchap van Delft, zich om handopening of goedkeuring behoeven te vervoegen , zo als in de meesten, zo niet alle Ambagtsheerlijkheden , de gewoonte medebrengt. Van wegen het gering getal der Huizen en inwooneren, ware het, bijkans, der moeite en kosten niet waardig, alhier eene Kerk te onderhouden, ware het niet om de menigte van omliggende Wooningen en Lustplaatzen, welker bewooners, in den Zomer, te Woudt hunnen opeubaaren Godsdienst kooraen waarneemen. Het Kerkje, hoewel klein, is, nogthans, een net gebouw, 't welk een fpits Torentje ten Dake uitfteekt. De wooning van den Leeraar ftaat ten Oosten of ten agteren Van de Kerk. De ligging is zeer vermaaklijk, van wegen de omringende vrugtbaare landsdouwe. De Kerkieeraar is Lid der Klasfis van Delft en Delfsland. Zie bleiswye, Befchrijving van Delft. Wouter verhee , gebooren te Gouda, omtrent het midden , der Zestiende Eeuwe, of nog vroeger, en broeder van jan H 5 ver-  122 WOUTER VERHEE. verhee , Schepen van Amflerdam, hadt zich , om eene oi andere reden, hem daar toe beweegende,met der woon na Enk/iuizenbegeeven. Uit's Lands Gefchiedenisfen is bekend, hoe de Spanjaarden, zints den afval van verfcheiden Nederlandfche Steden, naa het uitbreken der onlusten, van tijd tot tijd, hunne poogingen te werk fielden, om in het bezit der verlorene Meden herfteld te worden. Verhee ondervondt-hier van een bewijs, en zou, door zijne befchroomdheid , of liever lafhartigheid, bijkans de oorzaak zijn geworden van het gelukkig ilaagen van eene der te werk geMelde poogingen. Het geval, 't welk wij, anderen ten voorbedde, der opteekeninge wel waardig keuren, vinden wij aldus verhaald. Terwijl verhee te Enkkuizen woonde, verfcheen aldaar, in 15 8 i , een inboorling van die Stad , koomende uit Spanje, alwaar hij philips den II. meer dan twintig jaren, als Lijfwagt, hadt gediend. Thans kwam hij la gemelde Stad, in fchijn, om eenen broeder, welken hij aldaar nog in leven hadt, te bezoeken, doch in waarheid met een geheel ander oogmerk. Hij was, namelijk, voorzien van brieven van het Spaanfche Hof, opgevuld met fchoone beloften, met toezegging van genade en vergeevinge aan allen, die zich aan den Koning wilden onderwerpen , en vervolgens medewerken , om Enkhuizen de Staatfche zijde te doen verlaaten en tot de gehoorzaamheid aan philips , wederkeeren. Met deeze brieven liep de Hellebardier rond bij de zulken, omtrent welke hij meende zich van een goeden uitflag te kunnen verzekerd houden , en die , door hunnen invloed op anderen, of door hunnen rijkdom, in de gelegenheid zich bevonden , om het bedoelde oogmerk te bevorderen. Verhee was een der zulken, bij welke de Spaanschgezinde Hollander, ten bovengemelden einde, aanziek deedt. Ter goeder uure kreeg deeze den inval, om van van het verleidend fehrijven een affchrift te vervaardigen ; doch hieldt het voor hem zeiven, zonder daar van bij iemand eenig gewag te maaken, zomin om aanhang te winnen, als om den verraderfchen Vaderlander te doen bekend worden, en de verdiende Mraffe te doen wegdraagen. Eeni'  WOUTER VERHEE. oej Eenigen tijd naadat verhee agter het onheildreigend geheim was gekoomen, op reize gegaan zijnde,nam hij zijnen weg over Haarlem, Hier woonde thans de vermaarde DiRk volkertszoon koornhart, met welken hij, al zints langen tijd, gemeenzaame vriendichap hadt onderhouden. In het doortrekken van de gemelde Stad zijnen ouden vriend een bezoek geevende, en met hem over verfcheiden onderwerpen , onder andere over den tegenwoordigen toeftand van het jammerlijk gefchokte Vaderland,in gefprekzijnde getreeden, deelde hij aan denzelven de gedaane ontdekking mede; onder uitdrukkelijke Voorwaarde, evenwel, vanhet geheim zorgvuldig te moeten bewaaren , op dat niemand daar door in lijden mogt geraaken. Maar koornhart , zijnde een groote en getrouw liefhebber der Vaderlandfche Vrijheid, en , daarenboven , meer harts dan verhee in den boezem omdraagende , hadt niet deeze zaak tot in den grond doorzien, of hij voerde zijnen Vriend met eene edele fierheid en mannelijke rondborstigheid , te gemoete: „ Al waart gij mijn eigen broeder, ik zou niet nalaaten uwe ontdekking te openbaaren, ter „ plaatze alwaar het behoort. Ik weet, vervolgde hij, wat „ ik, uit kragt van mijnen Burgeré'ed, san mijn Vaderland „ verfchuldigd ben." Vervolgens verhee de gevaarlijkheid en de fchroomlijke gevolgen hebbende doen opmerken, voegde koornhart hem te gemoete, dat hij dienheimelijken handel aan de Wethouderfchap van Enkhuizen hadt behoorenaan te dienen; en vermits hij zulks niet gedaan hadt, hij zelve daarop van meening was , nog dien zelfden avond zich na 'jGraavenhage te begeeven, om het Huk den Staaten, die thans vergaderd waren, bekend te maaken; ten einde deezen de noodige maatregels mogten beraamen , om deri (linkfcheu toeleg, eer dezelve met'er daad volvoerd wierdt, bij tijds 'te verijdelen. Op dat, egter, zijn aanbrengen, ter Staatsvergadernrge, niet als een louter opraapzel zoude aangezien worden, verzogt koornhart zijnen Vriend om het affchrift van den brief. Deeze, hetzelve thans niet bij zich hebbende, beloofde bet, tegen den volgenden avond, met eenen ver-  I24 WOUTER VERHEE. vertrouwden bóde, te zullen zenden; onder voorwaarde, evenwel, gelijk voorheen , dat koornhart zorge zoude draagen,dat niemand deswegens eenig leed wedervoere. fjierop nam wouter verhee affcheid van zijnen Vriend, en zondt, te Enkhuizen terug gekeerd, het gefchrift na Haarlem. Koornhart, intusfchen, van het gewigt der zaake doordrongen, en oordeelende, dat men op de ingewonnenekundfchap niet moest fluimeren, vertrok, nog dien zelfden-nacht, naadat zijn Vriend van hem was gefcheiden, naa 's Graavenhage, en gaf, reeds 's anderendaags, bij voorraad kennis van 't geen hem ter ooren was gekoomen, met belofte van zijn zeggen nader te zullen ftaaven, zo dra het beloofde affchrift tot hem zou gekoomen zijn. Dit gebeurde eerlang; en deedt koornhart vervolgens, door den Haarlemfchen Burgemeester van der laan , het gefchrift ter Staatsvergaderinge inleveren. Naadat men hier de zaak rijpelijk overwoogen hadt, -wierdt men teraade, met alle mogelijke geheimhouding, eenige foldaaten uit de Steden Monnikendam en Edam te ligten , en dezelve, in ftilte, va Enkhuizen te doen optrekken. Met deeze krijgsmagt de Stad bezet hebbende, ligtte men den verraaderlijken Hellebardier uit zijne wooning, en leide hem na de gevangenis; terwijl anderen, die men voor medepligtigen aanzag, in hunne huizen in verzekering genomen wierden. De vertrouwelijkheid van wouter verhee, en de Vaderlandlievende kloekhartigheid van dirk volkertszoon koornhart bragten aldus te wege, dat het gevaar, om in de Spaanfche magt te vallen , voor het tegenwoordige, van Enkhuizeit gelukkiglijk wierdt afgeweerd. Zie Befchrijving van Enkhuizen; en bor, Nederlandfche Oorlogen. Wouter, (franciscus) een der beroemde Kunstfchilders der naastvoorgaande Eeuwe, wierdt, in het voorfte gedeelte van dezelve, indien niet reeds vroeger, te Lier, in Brabant , gebooren. Landfchappen , of Bosfchen , van een bekoorlijk lommer en aangenaame Ichaduwcn afgewisfeld, mogten  WOUTER, (FRANCISCUS) enz. 125 ten met regt als de kragt van zijn Penfeel worden aangemerkt* lntusfchen was zijn Penfeel niet geheel zuiver van wellustigheid. Want, nu eens ziet men, in 's Mans lommerrijke bosfchen, eene riaakte venus met haaren beminden adonis , elders minnekozerijen van Veldnimfen met geile Saters, dan wederom siringa voor den bokpootigen pan vlugtende. Grooten opgang, intusfchen , maakten wouters Schilderftukken, en wierden dezelve, door verloop des tijds, derwijze vermaard, dat zij hunnen Maaker de agting en gunst van Keizer ferdinand den II deeden wegdraagen. Van hier dat hij, eenigen tijd, te IVeenen, ten Keizerlijken Hove, doorbragt. In denjaare 162,7 deedt wouter eenen keer na Engeland, onder het gevolg van den Keizerlijken Afgezant, en vertoonde 'er insgelijks de gewrogten van zijn Kunstpenfeel. Naa zijne Engelfche reize fchijnt hij den dienst des Keizers te hebben verlaaten, om zich in zijne geboorteplaats met der woon neder te zetten. Nogthans wierdt hij, eerlang, teraade, om zich na Antwerpen te begeeven. Hier overleedt hij in den Jaare 1659. Zie houbraken. Wouters, (kryn) In allerlei beroepen, tot het waarnesmen van welke lichaamsfterkte wordt vereischt, heelt men , van tijd tot tijd, ingevoerd, eene menigte van handgreepen» welke gemak aanbrengen, en den tijd bekorten. Door gewoonte zijn ons die handgreepen gemeenzaam geworden. Tot de eerfte uitvinding klimmen wij zelden op met onze naadeukende opmerking.Van hier dat wij even zelden eenen inval hebben van de overgroote moeilijkheden, met welken wij, zonder die handgreepen, zouden hebben te worstelen. Geen beroep is 'er, bijkans, in de befchaafde zamenleving,op welke deeze aanmerking, in zeer veele opzigten , zich niet laat toepasten. Het zo nuttig beroep , in veelvuldige opzigten, van den Scheepvaart, verkiezen wij thans tot een voorbeeld aan -te voeren. Ieder, die ooit een Schip, van aanmerkelijke groot-  ico WOUTERS. (KRYN> grootte, zo van Koopvaardij als van Oorlog, met eenige op« merking heeft befchouwd, is niet onkundig, dat de Masten niet uit ééti ftuk gemaakt zijn, maaf uit twee, zomtijds meer ftukken, zijn zamengefteld. Daarenboven is 't êene bekende zaak, hoe het behoud der fchepen, wanneer zij, in Zee j van een zwaareri ftorm worden beloopen , dikmaals afhangt van de mogelijkheid om de Masten te kunnen verkorten, ten einde aldus de topzwaarte te verminderen, en de fchepen gerrtaklijker te doen werken tegen de woede der golven. Welverdiend van het menschdom is daarom dé man* en zijn naam der vereeuwiginge waardig, die de tegenwoordige gedaante en inrigting der Masten van groote Schepen 'é eerst heeft uitgevonden. Deeze was kryn woutersz, gebooren te Enkhuizen, een Grootfchipper, en kloek en kundig Zeeman. Hij leefde omtrent het Jaar 1575- Tot in het gemelde jaar, hoewel de groote Masten uit twee ftukken waren zamengefteld, was het bovenfte gedeelte aan het ondcrftuk, door middel van dunne touwen, rondom hetzelve gewoeld, zodanig verbonden, dat de geheele Mast, in die gedaante, altoos moest overeinde blijven, 't Was kryn woutersz, die het middel uitdagt, om de beide ftukken zodanig te vereenigen, dat men, in gevalle van nood, het bovenftuk kon wegneemen, door hetzelve te laaten doorfchieten, tot beneden op het Dek van het Schip. Zie brandt, Befchi Van Enkhuizen» Wouter kcrneeiszoon van waerdér was één dier Hervormde Lecraaren, welke, ten tijde van het Dordrechtfche Sijnode, of in gevolge der Schikkingen, aldaar beraamd, van hun ampt beroofd wierden, met verbod om voortaan, 't zij openlijk of heimelijk eenigen dienst te mogen waarneemen. Ondanks dit wederregtelijk verbod, bleef hij in 't land, ginds en elders de zulken, die met hem in gevoelens zamenftemden, door zijne redenen tragtende te ftigten. Niet lang naa dat hij deezen dienst hadt begonnen, wierdt hij, door de Di-  WOUTER CORNELISZOON van WAERDÊN. 127 Direkteuren, na het Dorp Warmond gezonden. Hier woonde thans gysbregt jakobszoon van der kodde, een der vermaarde broederen van dien naam, een van welke, willem Van der kodde , of guilielmus coddeüs genaamd, te Leiden den post van Hoogleeraar in de Hebreeuwfche taal hadt waargenomen. Gysbert van der kodde was de perfoon, welke als de eerfte ftigter Van de Gezinte der Kollegianten moet worden aangemerkt. Omtrent den tijd van wouters komst te Warmond, hadt hij de gewoonte ingevoerd , bij mangel aan bevoegde Leeraaren, door onderlinge zamenfpreekingen, elkander te ftigten, om alzo den dienst van Leeraaren te kunnen ontbeeren. Zo flerk begon van Der kodde , allengskens, voor deeze wijze va» Opeubaare Godsdienstoeffeninge te ijveren, dat hij, van tijd tot tijd, gefprekken voerde , uit hunnen aart gefchikt, om de gemoederen van den dienst der Predikanten wendig te maaken, en hen te doen voorkoomen, als of zij zogten, zonder werken, van het zweet der gemeente te leeven. Wouter corneliszoon was de eerfte Leeraar, omtrent welken hij deeze redekaveling te werk ftelde. Een en andermaal te Warmond gepredikt hebbende, toonde de Gemeente zich genegen, dat hij in zijnen dienst zoude voortgaan. Gysbregt van der kodde bleef alleen thuis; en gevraagd zijnde na de reden zijner afzonderinge, gaf hij tot antwoord : „ Ik verftaa niet, dat een Predikant alleen in de Gemeente ., zal flaan prediken en fpreeken, al wat hij wil, en dat een „ ander, daar tegenwoordig zijnde, niet zou mogen mede fpreeken*" Anderen, door hem opgeftookt, voerden de zelfde taal. Wouter korneliszoon , zulks vernomen hebbende , zonder alvoorens de zaak met de Warmondfche broederfchap te overleggen, toonde zich genegen om hun genoegen te geeven. Weigeren ze daarom, zeide hij tot iemand der broederfchap, in de Predikatie te komen ? Laaten ze vrij komen ,• en hebben ze iets te fpreeken, laaten ze )nede fpreeken. Dit zeggen gysbregt van der kodde en zijnen aan- han-  ÏS8 WOUTER CORNELISZOON van WAERDËN* hungeren zijnde aangediend, namen ze daar in genoegen, en verzogten, dat wouter corneliszoon, telkens naa dat hij zijne leerrede zou geëindigd hebben, aan de Gemeente zoude zeggen, of vraagen , Dat, indien iemand, in de Vergadering tegenwoordig, iets hadt te zeggen of te fpreeken , V welk tot algemeene ftigting konde dienen, deeze verzogt wierdt, het woord op te vatten. De Leeraar, zijnde een man van een infchikkelijken inborst , en gaarne zijnen medemenfchen genoegen willende geeven,'beloofde zulk eene vraag aan de Gemeente te zullen voorfteUen. Doch, eer nog de tijd om te prediken was verfchecnen , wierdt hij daar over van eenigen der voornaamften onder de Gemeente aangefproken; zij waren van oordeel, dat hij in zijne belofte te verre was gegaan. De andere, daar in geene zwaarighcid vindende, Laaten ze mede fpreeken , zeide hij: zo kan men hooren, wat ze te zeggen hebben. Toen onderhieldt men hem met deeze of foortgelijke redenen: „ lieve wouter, gij kent gysuregt nog niet regt, cn bemerkt zo wel niet, als wij meenen te doen, wat hij ", en de zijnen met dat fpreeken in de Gemeente voor heb" ben. Doch al ware het," gingen ze voort, „ dat ze met " hun fpreekep al wat beters voor hadden, dan wij meenen, " ja al ware 't geheel goed en ftigtelijk voor de Gemeente, " nogthans behoort men, onzes bedunkens, alles met order " te doen, inzonderheid in zulke tijden, als die wij belee" ven. Zullen wij," vervolgden ze , „ juist hier te War" mond wat nieuws gaan invoeren, 't welk nergens in eenige " Gemeente onder ons in gebruik is ? Wij kunnen niet ge" raaden vinden, dat men dit hier beginne, zonder eerst aan " de Direkteuren onzer Broederfchap hier over te.fchrijven, " en ons met hun te beraaden. Willen zij naa de Predikatie " iets fpreeken, laaten wij hen met geduld hooren." Maar," dus betlooten ze, „ wij kunnen niet geraaden vinden , dat „ gij telkens naa de.Predikatie , met zulk vraagen, aan ieder " vrijheid zult geeven, om aldaar te fpreeken." " Wou-  WOUTER CORNELISZOON van WAERDER. 129 Wouter corneliszoon nam deeze aanfpraak ter harte. Ligt kon hij bevroeden, dat hij te voorbaarig was geweest in het belooven, en , daar hij ten dienfte der Gemeente predikte , niet bevoegd was, op zijne eigen hand, buiten derzelver toeftemming, en in weerwil der voornaamfte Leden, eene nieuwe en ongewoone orde van zaaken in te voeren. Derhalven van meening zijnde, dat het best ware, te rug te treeden, vervoegde hij zich bij van der kodde en de hunnen , dezelven aandienende , hoe eenigen der Warmondfche Gemeente zich bezwaard vonden over de belofte, aan hem gedaan; waarom hij verzogt, van zyne belofte, hoewel hij wat hem zeiven betrof, daar in geene zwaarigheid vondt , bij voorraad, te mogen ontflagen worden; cn dat zij, dit niettegenftaande , onder zijn gehoor wilden koomen. Hoewel de van der kodden, over dit opzeggen, hun ongenoegen betoonden , vervoegden zij zich, niettemin , ter plaatze, alwaar de Leerrede zou gehouden worden; den Leeraar laatende aanzeggen , dat indien hij zijne belofte wilde houden , zij de Vergadering zouden bijwoonen. Doch wouter corneliszoon liet hun hier op weeten, dat de overige leden der Gemeente in de voorgeflagene wijze van Godsdienstoeflèninge geen genoegen konden neemen , en verzogt hun , diensvolgens, andermaal, van zijne beloften te mogen ontflagen worden. Doch hier toe konden de gebroeders, nevens hunnen aanhang, niet befluiten. De Leeraar wouter corneliszoon van waerder , naa zijne Leerrede volbragt te hebben , verliet Warmond. Van zijn verder wedervaaren zijn ons geene aanteekeningen te vooren gekoomen. Zie g. brandt , Hiftorie der Reform. Deel IV. Wouterswoude, anders ook wel Wolterswouch genoemd, in rang het tweede Dorp van de Friefche Grietenij Dantumawolden , in het Kwartier, Oostergo genaamd. Het ontleend zijnen naam van den Stigter, wouter geheeten , een man van groot vermogen, welke hier ter plaatze een Woud XXXIII. deel. I Of  13 o WOUTERS WOUDE. WOUW. (Het Dorp) of Bosch fchijnt gehad te hebben, bij 'c welk hij, vervolgens, eenige Huizen bouwde, die zeer tot een Dorp zijn aangegroeid. Nog andere Dorpen ontmoet men in de zelfde Grietenij, welker naamen in TVoude eindigen , als, Datnwoude, Akkerwoude, Mommerwoude en Veenwoude. PPouterswoude drie vierendeelen uurs gaan van Dokhim gelegen , niet verre van de Trekvaart, welke van de gemelde Stad na Stroabosch loopt; zeer vermaaklijk, midden in het geboomte, 't welk, niet verre van daar, by Rinsmageest, zijn begin neemt. Niet verre van dit Dorp plagt, weleer, te liggen het Klooster Tiere, of Onzer Lieve Vrouwe ten Berg. Voorts wordt de Hervormde Gemeente te Wouterswoude , nevens die van Dantumawoude en Drlezum, door éenen Leeraar bediend; hij is Lid der Klasfis van Dokkum. Zie schotanus , Befchryving van Friesland. Wouw , (Het Dorp) is gelegen in het Markgraaffchap van Bergen op den Zoem, anderhalf uur gaans van de Stad van dien naam, aan het Water de Paart, 't welk boven Iltiijbergen, uit de Heide voortkoomt. Arnold van hoven cn zijne Echtgenoote elisabeth , Heer en Vrouwe van Breda , verkogten,in den Jaare 1277 , het Tienderegt, neven3 het Patronaatfchap yan Wouw., aan de Abtdij van St. eernarb ,- zodat hetzelve eene der zes Pastorijen wierd, welke door de Abten van St, bernard begeeven wierden. Ook ontmoette men hier, weleer, een Nonnen-Kiooster St. Catrijncr.daal te Wouw genaamd , 't welk, door boven genoemden Heer en Vrouwe van Breda, in den Jaare 1 279 , met eenige goederen befchonken wierdt. ' Wouw is een groot en welbetimmerd Dorp, verre weg het voornaamfte van het Kwartier. Het bevat de gehugten van Heerle, Oostlaar, IVestlaar en Langendijk. Over de menigte van Ingezeetenen , den Hervormden Godsdienst toegedaan , kan men oordeeleu uit de grootte der Kerke, zijnde een deftig Kruisgebouw ; waar van, cgter, het voorfte gedeelte, waar op eeni hoo-  WOUW. (Het Huh te) f 3 f hooge Toren plagt te ftaan , geheel vervallen isi Men ichrjnl geen genoegzaam vermogen te hebben bezeeten, om, in de plaats van de hoog opgaande, een kleinen fpits te bouwen. De Predikant der Plaatze neemt tevens den gewijden dienst Waar in het nabuurig Heerle. Zie butkens , TropL de Brabant; j. le roy* Notitia Marchicnatus, S. R. ' Wouw, (Het Huis te) was, weleer, een ftdrk en zeef ïuim Kafteel, niet verre van het Dorp Wouw gelegen. Weleer plagten de Heeren Van Bergen op den Zoom hun verblijf op dit Huis te houden, geduurende een groot gedeelte van den Zomer, Van wegen deszelfs aangenaame ligginge en bekwaame gelegenheid tot de Jagt. In den aanvang der Zestiende Eeuwe hield de vermaarde desideriüs érasmus , op verzoek en in de tegenwoordigheid van den Heere van Bergen , en van veele andere aanzienlijke en voornaame Mannen, op het Huis te Wouw, een mondgefprek met hendrik corNELis agrippa , over de zo genaamde Magifche of Toverkunften ; waarin de eerstgenoemde de onzekerheid en bedriegelijkheid dier kunften, met kragt van redenen , betoogde. Geduurende den oorlog tusfehen Spanje en de Vereenigde Gewesten , wierdt het Huis te Wouw, nu van den eenen, dart van den anderen, belegerd en bemagtigd. Jan van withem, Heer van Beerfele , zijnde in den Jaare 1581 Heer van Wouw, leverde het in de handen des Hertogs van parïvia , op welken het, twee jaaren daar naa , door den Maarfchalk van -Biron, ten behoeve der Staaten, wierdt heroverd. Het Kafteel verwisfelde, eerlang, Wederom van eigenaar. DePvaad van Staaten hadt de Slotvoogdij gefteld in handen van zekeren Franschman, marchand genaamd; een perfoon, die den Staaten geen goed hart toedroeg , en zich nu van eene gelegenheid, hem aangeboden, bediende, om zijne kwalijkgezindheid aan den dag te leggen , door het fluiten van een verdrag met den Hertog van parwa , aan welken hij het Slot verI 2 kogt  »3* WOUW, (Het Huis té) enz. kogt voor tienduizend guldens voor hem zeiven, en drie maanden foldij voor zijne Krijgsbenden. De overdragt gefchiedde op den zeventienden Januarij des Jaars 1587. Van dien tijd afverftrekte het Slot, geduurende verfcheide jaaren , tot eene fchuilplaats voor ftruikroovers, die niet alleen, ten platten Lande, veele fehade deeden, maar ook de fcheepvaart, tusfehen Holland en Zeeland, merkelijk belemmerden. Prins maurits maakte hier aan een einde , in den Jaare 1606. Naa de bezetting, beftaande uk vijfentachtig man, tof de overgave te hebben genoodzaakt, fchonk hij het Slot aanzijnen Neeve herman van den berg , onder voorwaarde dat * deeze eene volmaakte onzijdigheidbewaaren zoude. De overblijfsels van eenige ronde Torens en brokken van zwaar Muurwerk zijn de eenige overblijfzels der aloude Heerlijkheid. Zie j. le roy , Notitia Maren, bor , Oorlogen. Wouwer , (johan de) hoewel van geboorte geen Nederlander, ontvangt eene plaats in ons Woordenboek, omdat hij, met verfcheiden Geleerden in ons Vaderland , innaauwe betrekking geftaan, en aldaar geruimen tijd heeft doorgebragt. Hij was gebooren te Hamburg, in den Jaare 1574. Om de vervolgingen ter zaake van den Godsdienst te ontgaan, was zijn Vader, uit Duitschland, derwaartsgeweeken. Geuoegzaame bedrevenheid in dc kennisfe der geleerde taaien , in de fchoolen zijner geboorteftad, hebbende verkreegen,om tot hooger onderwijs te kunnen bevorderd worden, vertrok wouwER in den Jaare 1592 na Leiden. Hier vertoefde hij geduurende den tijd van vijf jaaren , zettende zijne letteoeffeningen voort met groote riaarfligheid, en met de vermaardfte Mannen van het Leidenfche Hoogefchool verbintenisfen aangaande, welke, zijn leeven lang , nooit wierden afgebroken. De groote scaliger was een dier Lettervrienden. Naa verloop van het gemelde tijdperk deedt wouwer eene .reize door Frankrijk, alwaar hij met de beroemdfle Mannen ins-  WOUWER. (JOHAN de) 133 insgelijks kennis maakte. Vervolgens vertoefde hij twee jaaren in Italië, vooral te Rome. Zeer gezien was hier wouwer. bij veele van de hooge Geestelijkheid ; ook bij zoramige Kardinaalen ; zelfs hadt hij toegang tot den Paus, die hem met veele blijken van genegenheid ontving, zelf eene aanzienlijke Jaarwedde aanboodt, indien hij te Rome zijn beflendig verblijf wilde ueemen. Doch hij wees dit van dc hand. Naa zijne wederkomst in zijn Vaderland , wierdt wouwer Raad van den Graave van Oostfriesland. Deeze zondthem, als zijnen Afgevaardigde , na 's Graavenhage, om met de' Staaten der Vereenigde Gewesten, over eenige zaaken , het Graaffchap en de wedcrzijdfche belangen betreffende , in onderhandeling te treeden. Naa deeze bezending, vertrok wouwer , van wegen den' Oostfriefchen Graaf, in dezelfde hoedanigheid na het Hof van jan adölf, Hertog van Hqlffeln. Zoo veel genoegen vond deeze Prins in wouwer, dat hij hem onder eede deedt belooven , in Holfteinfchen dienst te zullen treeden. Wouwer wierdt vervolgens -aangeftcld tut Raad van Hertoge jan adolf, en daar naa tot Gouverneur, van Gottorp bevorderd. Kortftondig, intusfchen, was het genot van alle deeze gunstbetooningén. Hij verviel ',n eene kwijnende ziekte, welke, op den twaalfden Maart des Jaars 1612, een einde aan zijn leeven maakte. Ten blijke der agtinge, welke de Hertog hem hadt toegedraagen , liet hij 's Mans overblijfzels, in de Hoofdkerk van Sleewijk, ftaatelijk ter aarde heitellen. Wouwer gaat de naam naa, dathij zo zeer op roem gefteld was, dat hij, bij uiterften Wille , eene fchikking hadt gemaakt, volgens welke, aan eenen ieder, die, naa zijn overlijden, eene Lijk- of Lofrede hieldt, een Legaat van zestig Joachimen moest worden uitgekeerd. Uit de Brieven van baudius blijkt niet onduidelijk, met hoe weinig opregtheids die Lofredenaaren zijn te werk gegaan. Zie bayle , Diüionaire Hiflarique. Wouwer, (joan de) welke met den perfoon, in het 1 3 naast-  134 WÖÜWER. (JOAN de) naastvoorgaande Artikel vermeld, niet moet verward worden, wierdt gebooren te Antwerpen , in den Jaare i$j6. Even als zijn tijd- en naamgenoot, was hij een der meest beroemde letterhelden zijner eeuwe. In het fchool der Jefuiten, ten dien tijde zeer vermaard , in zijne geboorteftad, leide hij de eerfte gronden der befchaavende Letterkunde. Hetfchoolftof hebbende afgefchud, vertrok hij na Leuven , om 'er te worden toevertrouwd aan het toezigt en onderwijs van den vermaarden lipsius , ten wiens huize hij zelf zijnen intrek nam. Zo groot was de agtiug en het vertrouwen, welke deeze hooggeleerde man voor wouwer opvatte, dat hij hem tot Uitvoerder van zijnen Uiterften Wille benoemde, en belastte met de zorge over de uitgave zijner Werken, welke hij , bij zijn overlijden , mogt nalaaten. Naa geruimen tijd vertoevens aan het Leuvenfche Hoogefchool , ondernam wouwer, volgens de vrij algemeen aangenomene gewoonte in zijnen leeftijd, eene buitenlandfche reize. Hij bezogt de voornaamfte Hoogefchoolen in Frankrijk, ■Spanje en Italië, en maakte 'er kennis met de beroemdfte Mannen, ginds en elders woonagtig. Drie jaaren befteedde hij aan deeze reize. Met grooten ijver oefende hij zich, intusfchen, in alle takken der Letterkunde, vooral in de llegtsgeleerde en daarmede vermaagfchapte weetenfchappen. Doordien de roem zijner geleerdheid en kunde zijne wederkomst was vooruit geloopen, was wouwernaauwlijks in 2-ijn Vaderland te rug gekeerd , of de gewigtige en vereerende post van Raadsheer wierdt aan hem opgedraagen. De ijver en getrouwheid, met welke hij zich» in dien post kweet, wikkelde hem, meer en meer, in de gunst en het vertrouwen der Landvoogdesfe der Spaanfche Nederlanden. Van hier dat men hem , eerlang , in de Kamer der Geldmid* delen, en van den Staat van Oorlog plaatste. Intusfchen vondt de Infante isabella klara eugenia geraaden, een perfoorvan kur.de, ervarcaisfc en vertrouwen na Spanje te zenden, M fret verrigten van eenige zaaken van de hoogde aangelegen^  WOUWER, QOAN de) 135 ' genheid. Haare keuze bepaalde zich, ter volvoering? van dien last , tot den Staatkundigen de wouwer. En, inderdaad, dat de Prinfesfe, in het doen dier keuze, geenci onberaaden flap hadt gedaan, mogen wij befluiten uit het gedrag des Spaanfchen Konings ten zijnen opzigte , als die hem, onder andere blijken van agtinge en genegenheid, met welke hij hem behandelde, mc-t de Ridderorde van het Guldenvlies vereerde: eene eer-en gunstbetooning, welke alleen aan lieden van den hoógften rang, wordt gefehonken. De wouwer overleedt in den Jaare 1 635. Onder het vlijtig en getrouw waarneemen zijner drukke amptverrigtingen, v/as hij zo fpaarzaam omtrent zijnen tijd , dat hij, in de ftipperuuren, welke hem daar van overfchooten , niet flegts gelegenheid vondt om door geftadig leezen, oeffenen en overdenken , zijnen geest te befchaaven, en zijne kundigheden te vermeerderen, maar ook om eenige Werken zamen te (tellen , en door den druk aan de geleerde waereld mede te deelen. Onder de Handschriften van zijnen Leermeester Cn 'Vriend upsius , welke zijner zorge waren aanbevolen, bevondt zich ook een tweehonderdtal Brieven. Veelen waren in de verwagting, dat de wouwer deeze lettervrugten door den druk zou verfpreid hebben, 't Zij de dood hem heeft verrast, 't zij andere bezigheden hem daar in hebben verhinderd, aan deeze verwagting heeft de wouwer niet beantwoord. Zie RAYLE, Dictionaire. Wouwerman, (jan) Zoon van paulus wouwerman-, Kunstfchilder te Haarlem, en broeder der twee wouwer- ' mans, die in de volgende Artikelen zullen vermeld worden, wierdt gebooren te Haarlem, eene Stad, vermaard als de wiegen bakermat van de voornaamfte Kunftenaaren, welke eenig gewest of Stad heeft voortgebragt. Tot onderwijzer hadt hij zijnen Vader, onder wiens geleide hij zich voornaamlijk , op het landfchnpichilderen toeL-ide. Bij den kuriséI 4 kun  l36 WOUWERMAN, (JAN) enz. kundigen houbraken ontmoeten wij, aangaande de manier van fchilderen van onzen jan wouwerman , de volgende aanteekening: „ Te Haarlem, (aldus laat hij zich hooren) bij „ l. van der vinne, heb ik. een van zijne penfëelwerken „ gezien , 't geen een bergachtig Landfehap verbeeldde. Voor „ aanwas een bruine voorgrondt, met ruijchte en oube„ fnoeijdt geboomte beplant, waar tegen zich 't verfchiet „ klaar en helder gedaagt, als in een lage valeij, vertoonde. „ De voorgrondt inzonderheijt was geestig, brokkeligh , en „ in de eijge kleur gefchildert, als men dezelve bij philip „ (houbraken doelt hier mede.op den broeder van jan, „ van welken wij vervolgens zullen fpreeken) in zijnen „ vroegen tijdtziet, toen hij de gronden wat eenkletiriger „ fchilderde, dan naderhant." Uit ditberigt van houbraken, welken, in der daad, in dit flag van onderwerpen , de eere van een bevoegd Regter te zijn, niet kan ontzegt worden, hebben zommigen het gevolg afgeleid, dat jan wouwerman in de kunst het zeer verre zou gebragt hebben , indien niet, tot groot nadeel der edele fchilderkunst, in den opgang zijner kunstoeffeninge , de dood hem hadde weggerukt. Van hier dat men, in de Verzamelingen derKunstminnaaren , zelden de gewrogten van zijn veelbeloovend penfeel ontmoet. Jan wouwerman overleedt in denjaare 1666. Zie a. houbraken. Wouwerman , (pieter) insgelijks de Zoon van paulus , en ouder broeder van den boven vermelden, oeffende zich insgelijks in de fchilderkunst. Ware hij even mild bedeeld geweest met vernuft en den geest der uitvindinge, als met eene ongewoone maate van naarfiighcid cn onvermoeiden vlijt, zeer verre zoude hij het in de fchilderkunst gebragt hebben. Zijnen ouder broeder philips , van welken in het volgende Artikel zal gefproken weiden, zag hij, in dc behandeling van het penfeel, met reuzenflappen na de volmaaktheid ftreeven. Hij zag cn erkende deeze meerderheid. Te goed-  WOUWERMAN. (PIETER) 137 goedaartig was hij van inborst, dan dat die meerderheid in hem de afgunst zoude gaande maaken. Alleen diende zij hem tot eenen prikkel, om hem van verre naa te volgen. Op hem mogt daarom de Spreuk worden toegepast, „ Ut defint vires, tarnen elt laudanda voluntas.'* dat is, „ Daar magt ontbreekt, moet de goede wil geloofd worden.** Met dit alles willen wij geenzins te kennen geeven, als of het pieter wouwerman aan alle kunstvermaardheid mangelde. Integendeel, bevoegde Regters zijn van oordeel, dat hij, in het behandelen van dat gedeelte der kunst, welke hij, ter zijner beoefFeninge, hadtgekoozen, geene geringe vorderingen maakte. In waarheid kan van hem getuigd worden, dat zijne afbeeldingen van Stalletjes, Pleisterplaatzen bij Herbergen, en wel inzonderheid en bovenal zijne Valkenjagten tepaard, met Mannetjes en Vrouwtjes gcftoffeerd, aangenaam cn bevallig zijn, de Pacrdtjes enBeeldtjeswelgeteekend, uitvoerig , en met eene genoegzaame maate van naauwkeurigheid gefchilderd. Alleenlijk moet als een weezenlijk gebrek in zijne Stukjes worden opgemerkt, dat ze niet kragtig, los en teekenagtig genoeg getoetst zijn. Pieter wouwerman naamelijk bewandelde den gewoonen weg, waar door hij, in den grooten hoop der Kunstfchilders, als verdrongen wierdt. Van hier dat wij, ten zijnen opzigte, geene verdere levensbijzonderheden vermeld vinden, zelf niet het jaar, in't welk hij ovejrleeden is. Zie a. houbraken, Sclfouwburg der Nedeii. Kunstfchilders. Wouwerman , (philips) wierdt gebooren te Haarlem, in het Jaar 1620. Zijn Vader, paulus wouwerman genaamd, was een Historie-Schilder, doch van geringe foort, en bij dezen was het, dat onze Kunfteuaar de eerlte beginzelen der I 5 Tc-  -13 8 WOUVVERMAN. (PHILIPS) ' Teken en Schilderkunde leerde, gelijk hij van denzelven daar toe de eerfte lust hadt ingezogen. Doch binnen korten tijd zo verre gevorderd, dat hij de lesfen zijns Vaders ontbeeren konde, ging hij op eigene wieken drijven, zonder van iemand anders, onderwijs te hebben genoten. Gelukkig was het voor onzen Schilder, dat hij, bijna van den beginne af dat hij zijne kunst begeerde te oeffenen , zodanige Befchermheeren aantrof, welke zijn werk op den rechten prijs wisten teftellen, en tevens edelmoedig genoeg waren, om het zelve naa waarde te betaalen; hier door wierdt de ijver van den jongen Schilder ontdoken, en zijn vindingrijke geest meer en meer aangezet. De voorwerpen , waar aan de Heer wouwerman gewoonelijk zijnen arbeid befteedde , waren zeer verfcheiden , en het verfchil der tekening, orde en fchikking van dezelfde voorwerpen zo onbegrijpelijk kunftig, enveelerlei, dat het de verwondering van de grootfte kenners wegdroeg. Dit munt bijzonderlijk uit in zijn Jagten, Pleisterplaatzen, Pikeurbaanen, ■ Veldflagen, Strooperijen, Paardemarkten , en wat dies meer zij; van welke het een kunstfluit nimmer aan het ander gelijk is, en waar in men, fchoon honderd maaien veranderd, een aanmerkelijk verfchil vindt, zelfs in de kleinfte bijwerken, als Voorgronden, Boomen , Luchten , enz. Daarenboven wist hij alle zijne ftukken zoverftandiglijk, en in den natuurlijken aart, te verbeelden, dat men met den eerften opflag zien kon, wat de beelden wilden zeggen, en , in het fchikken van bijzondere gevallen, dezeldzaamfte hartstochten zo konstiglijk uit te drukken, alsof hij dagelijks ooggetuige ware geweest van de ontmoetingen, welke hij in het tafereel bragt. In zijne ftrooperijen, bijvoorbeeld, en in de plonderingen van Boerendorpen en Gehuchten, beeldde hij den moordzugtigen moedwil der foldaaten, endendoodelijken fchrik en vreeze der overrompelde Landlieden , zo natuurlijk af, dat de zielen der Aanfchouwers, getroffen door de zo konstig naar het leven gefchilderde rampen dier ongeluk-  WOUWERMAN. (PHILIPS) '39 lukkigen, in dezelve deel namen, alsof zij in het midden dier treurfpelen tegenwoordig waren. Wij zullen ons niet ophouden met eene omfrandige befchrijving te geeven van alle die heerlijke Tafereelen, welke door gantsch Europa verfpreid, en bij de kenners in de hoogde achting zijn , maar liever het geene hem bijzonder raakt, voordellen , zo verre men met zekerheid dien aangaande iets uit den nacht van gisfingen heeft weeten op te delven. 't Gaat zeer ongelijk omtrent de berigten van zaaken , dié in het leven van zommige groote Mannen zijn voorgevallen. Van eenigen, fehoon zeer beroemd, weet men dikwijls niets anders te ontdekken, dan dat zij leefden, uitmuntende zaaken voortbragten en dierven; van anderen, wier naamennaauwlijks verdienen der vergetelheid onttrokken te worden, zijn zelfs de kleinde beuzelingen bekend, die tot verveelens toe overal worden verfpreid en aangehaald. Zoo gaat bet, de groote man, onverfchillig of hij bij het gemeen eene luisterrijke vertooning maakt, houdt zich op in zijne kamer, en werkt ju ftilte tot nut der maatfchappije en tot ftaaving van zijnen roem bij de verdandigen, terwijl dc dwaas zich op het tooneel der waereld rond laat voeren, en zijne achting poogt te vestigen op de tong van het praatziek gemeen. Dus ging het ook met den grooten philip wquwerman, Zommige zeggen, dat hij zich in den echt begaf en eenen Zoon naaliet, welke zich ook in de Schilderkunst oeffende, en dat hij, bevreesd zijnde dat zich deeze, wanneer hij eenmaal van zijne fchoone Tekeningen cn Modellen meester zoude zijn, tot luiheid begeeven zoude, op zijn derf bed beval, dezelve alle aan het vuur op te offeren, op dat zijn Zoon dus genoodzaakt zoude worden zelf te ijveren. Andere, misfchien even onzeker , fpreeken van dien Zoon niet, maar Hellen, dat hij in onmin leefde met zijnen Broeder pieter wquwerman , en dat hij dit beval gaf, dewijl hij niet wilde dat deeze fchoone vruchten van zijnen ijver en kunst in deszglfs handen zouden vervallen, An-  l4o WOUWERMAN. (PHILIPS) Andere wederom beweeren, dat de reden, waarom onze Schilder geboodt alle zijne tekeningen nog bij zijn leven te verbranden, deze was, om dat zij niet de zijne, maar van andere meesters waren. Dit laatfle fchijnt de waarheid te zijn, doch op dat men de oorzaak, welke hier toe aanleiding heeft gegeeven, weeten moge, zullen wij dezelve een weinig van -naderbij onderzoeken. Wanneer de Gelukzon van philip wouwerman begon te rijzen, begon daarentegen die van van laar , welken men Bamboots noemde, en met groot regt onder de beroemdde Schilders, tellen kan, te daalen, niet zo zeer om dat de kunst van den eerden zo verre boven dien van den laatden uitmuntte , maar om dat het wouwerman genoeg was vermogende vrienden te hebben, welke zijn werk wisten aan den man te helpen, daar de behoeftige Bamboots van alle befchermengels ontbloot was. Deeze daar en boven in ongenade zijnde vervallen bij de Kunstkoopers, om dat hij zijne fchilderijen niet voor eenen geringen prijs geeven wilde, zogten zij, zo veel mogelijk, dezelve te drukken, waar in zij, door het verheffen van wouwerman, niet dan te wel voor den ongelukkigen Schilder daagden. Hier toe hadt veel aanleiding gegeeven , dat de Kunstkooper jan de wit aan van laar tweehonderd guldens hadt geboden voor een Huk van zijn maakzel, waar voor hem de Schilder, als fchattende dat duk grooter van waarde, bedankt hadt, en hem hadt afgewezen. De Kunstkooper vertoornd, wette zijn verftand om den Schilder deeze weigering betaald te zetten, en bedelde ten dien einde aan onzen wouwerman een diergelijk voorwerp als het duk van Bamboots bevatte; het welk voltooid zijnde , bragt de Kunstkooper alle de Liefhebbers, welke hij vinden kon, ten huize van den Schilder, prijzende het tafereel van deezen verre boven dat van Bamboots, gebruikende dikwijls deeze woorden: „ Ziet daar, Heeren! dat is een duk; „ men behoeft naar geene Roomfche Schilders te loopen, *» „ als  WOUWERMAN, (PHILIPS) enz. 141 „ als men zulke kunst kan bekoomen bij de Nederlandfche „ Kunstfchilders." Waar door de achting van wouwerman zeer veel aanwon, ten koste van den armen van laar,welke zich deeze vernedering zodanig aantrok, dat hij van hartzeer ftierf. Naauwelijks hadt de wraakgierige Kunstkooper gehoord, dat deze Schilder geftorven was, of hij begaf zich terftond naar het Sterfhuis, alwaar hij, voor eene geringe zom , zich van alle deszelfs fchetzen, tcekeningen en prenten meester maakte, welke hij wederom vervolgens aan den Heer wouwerman overdeedt, die zich van dien fchat meesterlijk wist te bedienen. En deeze waren nu die zelfde teekeningen, welke onze Schilder voor zijn fterven liet . verbranden, op dat hem niemand van eenige dieverij, na7 zijn overlijden, zoude kunnen befchuldigen. Onze Kunftenaar rekte ook zijnen levensdraad niet lang, als zijnde in den Jaare 1668, in het achtënveertigfte zijns ouderdoms, ovcrleeden, niet zonder door het geluk aanmerkelijk bevoordeeld te zijn; 't welk blijkt uit het geene daaromtrent van hem verhaald wordt, als hebbende zijne Dochter, welke hij aan den Konst-Schilder 11. de fromantjou uithuwelijkte, eene bruidfchat van twintigduizend guldens mede gegeeven. Zie a. houbraken, Schouwburg der Neder/. Komtfchilders. Wouwbrugge, is het eigenlijke en eenige Dorp in de Heerlijkheid Esfelikerwoude, in het gedeelte van Zuidholland, Rhijnland genaamd, gelegen. Het Dorp is ter wederzijde van de Woudwatering getimmerd. Over deeze plagt, in overoude tijden, een Brug te leggen , doch die, volgens eene fchriftlijke vergunning van Dijkgraave en Heemraaden van Rhijnland, gedagteekend op den twintigften Augustus des Jaars 1505, reeds is weggenomen. In deezen Burg, alsmede in het woord Woude, de algemeene benaaming der Am- bagts •  fi2 WOUWBRUGGE, enz. t bagtsheerlijkheid, moet de naamsreden van dit Dorpgezogt worden. De Kerk van Wouwbrugge, hoewel klein, is nogthans een fraai en zindelijk gebouw, met een fpitzen Toren pronkende. Naar de meening van zommigen, zou de ftigting tusfehen de Jaaren 1650 en 1660 moeten zijn Voorgevallen. De Hervormde Leeraar der Plaatze is Lid der Klasfis van Leiden en Neder-Rhijnland. Door zijne ligging is Wouw* brugge een zeer vermaaklijk en levendig Dorp, van wege den veelvuldigen doortogt van allerlei fchepen, zo grooten als kleinen, onder anderen de Zulken, welke, binnen door, over het Haarlemmermeir na Gouda en na de Maas, en, langs dien weg, na andere Gewesten, zijn bertemd. Wouwbrugge is hierom eene neeringrijke plaars, en bevat een goed getal zindelijk betimmerde Huizen en welvaarende Ingezeetenen, — Naar het getuigenis van zommige Hiftoriefchrij vers zoude, ook in de nabuurfchap van Wouwbrugge, allereerst in deeze Gewesten, de Hervormde Leere zijn gepredikt geworden. De perfoon, welke tot die Itoute onderneeming eene genoegzaame maate van kloekheid van geest bezat, was, volgens zommigen, petrus gabriel , een Vlaming, of, volgens anderen, jan arendszoon mandemaker, van Alkmaar, welken wij, ter zijner plaatze in ons Woordenboek, opeen afzonderlijk Artikel, nader hebben leeren kennen. Zie a. comrie , Eigenfchappen des Geloof s; Tegenw. Staat van Holland. Wouweren, (christiaan van den) was een dier onrustige en muitzieke Leeraaren, die, hun gewigtig ampt misbruikende , in ftede van zich te bepaalen bij de prediking van het Euangelium, 't welk niets dan vreedeademt, twisten onmin zaaien, en de gemoederen, welke zij moesten ter nederzetten , al meer en meer gaaande maaken, tot groot nadeel der onderlinge zamenleevinge, welker belangen zij niet fchroomen, aan hunne eer- en ftaatzuchtigc bedoelingen op te offeren. Eenige duizenden Brabanders en Vlamingen, uit hun ei-  WOUWEREN. (CHRISTIAAN van den) 143 eigen Vaderland geweelcen, ter zaake van den Godsdienst, te Leiden eene veilige fchuilplaats gezogt, en, onder fchut en fcherm van de Regeeringe der Stad gevonden hebbende, was naauwlijks aldaar gevestigd, of zij ftaken zich in zaaken , bij welke zij geen belang hadden; onder fchijn vaa ijver voor het waare geloof hunnen woelzieken geest den ruimen teugel vierende. Leicester , zendeling der Koninginne van Engeland, een Land, van 't welk den Vereenigde Gewesten nimmer bijkans iet anders dan ach en wee iswedervaaren, bemoeide zich niet flegts met zaaken, het tijdlijk befhiur betreffende, maar ook, den huichelaartelkens uithangende , met den toeftand der Nederlandfche Kerke. De Predikanten zogt hij aan zich te verbinden, om, door den invloed, welke deeze, veelal, op de gemeente hebben, zijn gezag te fchraagen, en, al verderen verder, uit te breiden. De Regeering van Leiden, onder andere, verzette zich, met pligtmaatige ernst, tegen de wederregtelijke inkruipingen van denEngelschman.Hier tegen verzetteden zich eenige woelzieke geesten, de burgers van Leiden, onder de hand, opftooken,de. Christiaan-van den wouweren , Predikant der Plaatze, was een der voornaamfte Belhamels. Nevens zijne medeftanders nam hij het den Leidenfche Regenten euvel af dat zij leicester wederftreefd hadden in zijne pooging, om' een Sijnode te beroepen. Dier zelfde Wethouderfchap leide zij ten laste, dat zij zekeren Leeraar de hand boven 't hoofd hieldt, welke de koenheid hadt gehad, openlijk van den predikftoel te beweeren, „ dat de Heeren van Leidén, aan den „ Spanjaard en den Franschman wederftand hebbende kunnen „ bieden, ook wel weg zouden weeten met den Engelsman." Van den wouweren leedt, eerlang, de verdiende ftraffe zijner wederhoorigheid. Onder de vergiffenisfe, welke, uit naam van Priufe maurits , van den Raadhuize van Leiden wierdt afgekondigd, was hij niet mede begreepen. Nevens zijn ampt, moest hij ook het Land verlaaten. Zie p. c. hooft , Hiftorien; bor„ Oorlogen ; wagenaar , Faderl. Illftorie. , Wul-  H4 WULPENBURG, enz. Wulpenburg. Onder deeze benaaming, onzeker van waar dezelve haaren oorfprong ontleend hebbe, ontmoeten wij een deftig Gebouw, ten platten Lande, op het Zeeuwfche Eiland Walcheren, niet verre van de Stad Veere. Het is een regelmaatig vierkant, hebbende ter wederzijden eenen vleugel. De plantaadjen zijn zeer uitgeftrekt, en zommige Dreeven of Laanen van eene uitgebreidheid , dat het oog derzelver einden niet kan bereiken. Huis, Bosfchen, Boomgaarden, Zaaien Weilanden; alles te zamen genomen, beflaat eene ruimte van honderdvijfënzeventig Gemeten. Nu ruim eene Eeuw geleeden was het Geftigt de eigendom van een Lid des aanzienlijken Zeeuwfchen Geflagts van reigersbergen; Geflagt, welk, al bezat het geene andere verdienden, zich der onvritwischbaare nagcdagtenisfe van alle vijanden van geweld en verkragtinge der geregtigheid, en van alle vrienden van Vrijheid en Verdraagzaamheid heeft aanbevolen , om dat het eene zo fchrandcre als kloekhartige Vrouwe, als des grooten huig ee groot's Echtgenoote, maria van reigersbergen , heeft voortgebragt. Zie smai.legange , Kronijk van Zeeland; m. gargon , Walcherfche Arkadia. Wulven, (De Heerlijkheid) is gelegen in het Overkwartier des Stichts van Utrecht, ten Oosten van de Heerlijkbeid Heemftede. Wulven is eene Ambagtsheerlijkheid; in baaren omvangen uitgeftrektheid beflaat zij driehonderd-achtenvijftig Morgens, honderdrieënzeventig Roeden gronds. Volgens de jongstvoorgaande ópneeming zoude men, binnen de Heerlijkheid, niet meer dan acht Huizen tellen. Zie Tegenwoordige Staat van Utrecht. WUL-  WULVEN. (Huis te) Wulven , (Huis te) is een van ouds bekend, in de zo even vermelde Afflbagtsheerlijkheid gelegen geftigt, en nu reeds voorlang onder de Riddermaatige Hofftede van het Gewest gerekend, te weeten, zints het beflu.it der Staaten van den zevenëntwintigften October des Jaars 1536; dag, op welken benevens dit, nog veele andere Landheeren in de Pro. vincie Utrecht tot dien zelfden rang verheven wierden. Volgens heda zou dit Slot zynen naam ontleend hebben van Wolven; -hij noemt het Castrum Luporum» Wolvennest. Doch volgens anderen zou men, met meer regt, den naamsoorfprong in het woord Golven moeten zoeken; voor bewijs hier van aanvoerende, dat de van der. horsten, sterrenburgen, hardenbergen, hindersteynen , oudegeynen» heemsteden en anderen, allen afftammelingen van de Heeren van wulven , Golven of Zeebaaren, hoewel met eenige verandering van kleuren , in hunne Wapenfchilden , gevoerd hebben. 'Er is 'er die van meenige zijn , dat het Huis te Wulven reeds in het begin der Dertiende Eeuwe bekend zou geweest zijn. Geduurende de tijden der rampzalige onkunde in de gewigtigfte van alle kundigheden, de kennis van den Godsdienst, ontving het Huis te Wulven, van tijd tot tijd, een ftcrken toeloop van misleide vereerders van afgeftorvene Heiligen. Men verhaalde, en het vondt geloof bij veelen, dat binnen de Muuren van dit Kasteel een wonderdoend beeld der Moedermaagd bewaard werdt. Naa het aanbreeken van den dageraat eener meer verlichte kennisfe heeft men het Beeld van zijne aloude Randplaats weggenomen, en overgebragt in de Stad Utrecht, alwaar men het> nog langen tijd, bewaard heeft. Even als alle andere Huizen van aanmerkelijke fterkte , heeft het Huis te Wulven verfcheiden lotve; wisfelingcn ondergaan ; wordende nu eens, voor een gedeelte, gefloopt» en vervolgens wederom opgebouwd. Dus vinden wij vermeld, dat Wulven, in den Jaare 1346, door den Utrechtfchen Bisfchop jan van arkel , wierdt verweest, om dat de toenmalige bezitter, Heer ernst van wulven, gerug. fteund door verfcheiden andere Stichtfchs en Hollandfche Ede- XXXIII. deel. K m  I4ó WULVEN. (Muis ie) len en Grooten, tegen hem hadt aangefpannen. Völgcns de aloude Kronijken zou, reeds geruimen tijd vóór het einde der Veertiende Eeuwe , eene Erfdogter van gemelden Heere ernst , door haar huwelijk het Huis te Wulven hebben overgebragt in het Geflagt van lokhorst, en haar Zoon herman van lokhorst den toenaam van wulven hebben aangeno. men. Deeze hadt eene dogtcr . welke, in den Jaare 1393, in het huwelijk trad met balthazar van buren, Heere van Reigersfoort , wiens Erfdogter , lutgard van buren genaamd, naa het overlijden van haaren Vader, Vrouwe van Wulven en Amelisweert zijnde geworden , zich in den eel t begaf met jan van renesse , Ridder. Het Geflagt van renesse kwam aldus in het bezit van het Huis en de daar toe behoorende Heerlijkheid. Heer jan verwekte eenen Zoon, insgelijks jan genaamd. Doch vermits deeze, door aanhoudende ziekte en ongeftclriheid van lichaam , zich buiten de mógelijkheid bevondt om zijn geflagt voort te planten, bewoog hij, naa het overlijden van zijne Moeder, zijnen Vader' tot het aangaan van een tweede huwelijk; ten welken einde hij het Huis en de Heerlijkheid aan hem overdroeg. Jan van renesse , de Oude, verbondt zich dan andermaal in den echt, met margareta, dogter van gerrit, Heere van Kuilenburg, en verwekte bij dezelve, behalven. nog andere kinderen, jan, Heer van Wulven; welke, op zijne beurt, eene echtverbintenis aanging met aleid , Erfdogter van adriaan freys van kuinre, Heere van Wulp, Urk en Emeloert; bij welke hij, behalven andere kinderen, Vader wierdt van adriaan en jan van renesse , den eenen naa den anderen Heeren van Wulven. De Kleinzoon des laatstgenoemde, insgelijks jan genaamd, die tot Moeder hadt gehad margareta van renesse van elderën , en ter Echtgenoote hadt genomen hester van hattum, verkogt de Heerlijkheid en het Huis te Wulven aan wouter van oudshoorn , Heere van Krajejleïn. Deeze, zijnde een man van zeer aanzienlijke middelen, maakte zeer aanmerkelijke verbeteringen aan het Slot, en vernieuwde het bijkans geheel. Hij Hit eene dogter na, machtelt van outshoorn, gehuwd aan a\dries uochart. In den aanvang der jongstvoorgaande Eeuwe hadt / ' wou-  WÜLVER. (tiuis tè) 14™ wouter van outshoorn den eigendom verkreegen , voor da fomma van zesb'ndertigduizend guldens. Uit de handen van andries bochart kwam Wulven, bij verkoop, in die van philijert van tuyIi van serooskerke , Heere van Seroos' kerke, Moerniont, StaVenisfe, Burggraave van Zeeland, Raad en Kerkmeester Generaal -der Provincie Zeeland Bewester-Schelde, en vervolgens Gouverneur van Bergen op den Zoom. De Zoon en opvolger van deezen , in het bezit Van Wulven , was hieronymus van tuyl van serooskerke ; die wederom tot erfgenaam hadt Jonkheer phiübert van tuyl van serooskerke. De eerfte van zijn Gefiagt was deeze, welke, van wegens het Huis te Wulven, in de Rid« derfchap des Lands van Utrecht wierd befchreeven. Dit gebeurde in den Jaare 1640. Bij zijn overlijden, 't welk voorviel in den Jaare 1661 , liet hij eenen Zoon naa, hieronymus genaamd . Heer van Serooskerke en Wulven. In den Jaare 16Ó7 nam hij, van wegen het meergemelde Huis, zitting in de Ridderfchap van Utreclit. Tot echtgenoote hadt hij genomen anna van renesse van moermont, bij welke hij verfcheiden kinderen verwekte, onder andere eenen Zoon en Opvolger philibert van tuyl van serooskerke , naa zijns Vaders overlijden, voorgevallen in den Jaare 1677, Heer yan Wulven. Negentien jaaren bleef hij in het bezit van Heerlijkheid en Huis. Naa verloop daar van verkogt hij zijn regt, in den Jaare 1695, aan pieter braget de bragard , Heere van Bonnefont, welke het, op zijne beurt, bij verkoop, overdroeg, in den Jaare 1719, aan hen rik van der graaf de vapour , welke, op den achtëntvvintigften Ocro'oer des Jaars 1724 'er mede beleend wierdt. De Heerlijkheid en het Huis te Wulven zijn, tot hier toe, leenroerig geweest aan dc Graaflijkheid van Holland. Zints de Omwenteling heeft men , even als ten aanzien van alle andere Heerlijkheden , ook hier omtrent andere fchikkingen beraamd. Uitwendig heeft het Huis te Wulven niet veel aanziens. In zijne hoogte en zwaar Muurwerk vertoont het, nog heden , de merktcekens van zijnen alouden luister. De wijde Graften, binnen welke het beflooten ligt, draagen getuigenis van deszelfs voormalige fterkte, Het hoog ge« ■ • K 2 ' boom-  148 WULVENHORST. boomte draagt de kenmerken van de uitgebreide plantaadjen, van welke het geftigt, eertijds, is omringd geweest. Zie a. buchelius, Not. ad Bedam ; smallegange , Kronijk van Zeeland. Utrechtsen, Placaatboek. Wulvenhorst, eene Ambagtsheerlijkheid, met eene daar in gelegene Lusthoeve van den zelfden naam , in het Land van Montfoort , het vierde Maarfchalksampt der Provincie van Utrecht, aan de Lange Linfchooten , boven en beneden de Stad Woerden haaren oorfprong neemende uit den Ouden Rhijn , en van daar, langs Wulvenhorst, het dorp L'mfchoten, de Buizer , de Nes en Linfchoten, cn door het Steedtje Onderwater zijnde voortgeloopen, zich ontlastende in den Ysfelftroom. De Heerlijkheid Wulvenhorst, die van Kromwijk en de Baar of Llnfchoter Baar daar onder begreepen zijnde, vinden wij op eene uitgebreidheid van driehonderdzevenëntachtig Morgens begroot. In den Jaare 1748 telde men, binnen deeze uitgeftrektheid , acht Huizen. Dc beroemde Nederlandfche Dichter lausens bake was , ten eenigen tijde, eigenaar van deeze Heeriijkheid. Voor meer dan vierhonderd jaaren pronkte de Heerlijkheid Wulvenhorst met een zeer fterk , aanzienlijk en fraai Kasteel. Albert van beyeren, Ruwaart van Bolland, in den Jaare 1374 > met arend van hoorn, Bisfchop van Utrecht, iu oorlog ingewikkeld, en met eene talrijke Vloot de Lek zijnde opgevaaren, veroverde het Buis te Wulvenhorst , en leide het voorts in kooien. Tegenswoordig vertoont het de gedaante van een fraai Landhuis, of Lustplaaze, in den hedendaagfehen fmaak gebouwd. Men, ontmoet het geftigt, nevens zijne plantaadjen , aan den Dijk, bij Polanen. M. vossius, Jaarboeken; slichtenhorst , Gelderfche Gefchiedenisfen; Hiflorie van rt Utrechtfche Bisdom, enz.  WTBOUT RIPPERDA. 749 Wybout ripperda. 't Lust ons, deezen dapperen Vaderlander, en diens bedrijf, bij eene zeer gewigtige gelegenheid gehouden , in een afzonderlijk Artikel van ons Woordenboek te vermelden, nietïegenftaande wij flegts eene enkelde daad van hein vermeld vinden, welke, evenwel, mogen wij, bij hoogstwaarfchijnlijke gisfing vastftellen, veele andere, van gelijken ftempel, ten gevolge zal gehad hebben. Van geboorte was hij een Fries, doch hadt zich, met der woon, na Haarlem begeeven. Hier bekleedde hij den post van Overite der Stad; in den Jaare 157a, wanneer deeze Stad met een beleg door de Spanjaards wierdt bedreigd. Eer nog dit beleg ondernomen wierdt, toonde zich de Wethouderfchap genegen , om. door onderhandeling , den dreigenden ftorm, met den fchrik , te doen overdrijven. Don frederik, Zoon des Hertogs van alva, bevondt zich te Amflerdam. Derwaarts vertrokken, volgens keuze der Haarlemfche Vroedfebap > Jonkheer christoffel van schagen, dirk de vries. Oud-Burgemeester, en Mr. adriaan van assendelft, Penfionaris , om met den Spanjaard in onderhandeling te treeden. Radbout ripperda had hier van de lucht niet gekreegen, of een vuur van edel misnoegen, over deezen flaauwhartigen ftap , ontvlamde in zijnen boezem , en wierdt voorts te raade, een maatregel te beraamen, welken hij dienstig oordeelde , om de uitwerkzels van het bedrijf der Wethouderfchap te verijdelen. Wybout erkende de oppermagt des Volks, en ftondt in het gevoelen, op de onvervreembaare Regten van den Burger gegrond, dat, zonder diens bewilliging , geen verbond of affpraak, door de tijdelijke Befruurders aangegaan, eenige kragt of gezag heeft. Hij kende, daarenboven, de trouwloosheid van den Spanjaard; de ervaTenis had hem geleerd, hoe deeze de heilige verbintenis van den Eed voor een fpel aanziet, wanneer hij, meer bij het fchenden dan bij het houden van zijn woord, zijne rekening kan vinden. Tegen twee uuren naa den middag de Schutters en andere Burgers van Haarlem, in den Nieuwen Doele hebbende bij een geroepen , en Jonkheer loudeslof van brederode , den Schout adriaan van port* nevens eenen gerrit stuyver K 3 ver-  15° WYBOUT RIPPERDA verzogt tot het bijwoonen der Vergaderinge, deedt hij aldaar eene aanfpraak tot de zamengevloeide menigte, waar in het Vaderlandsch hart zich ontlastte in eene taal, vol van edele grootmoedigheid, 't Zij ons geoorlofd, den wakkeren Overfte, door den mond van den Ridderlijken Drost en Hiftoriefchrijver pieter corneliszoon hooft, op dit papier te dom fpreeken. In de vastgefpierde taal luidt die Rede aldus: „ Het waar, manhafte Burghers, uwer vroomheit en deftig„ heit te kort gedaan, zoo ik u pooghde t'onderrichten, wat het in heeft, den vloek Gods, tot borghe van men„ fchen belofte, te ftellen. En 't is zoo wel den minfte als „ den meeste bekent, hoe pleghtigh de Majeftraat deezer „ fteede gezwooren heeft, in geen' handeling met den Span„ jaardt te treeden, buijten weeten van mij en de zeeven », Hoofthopluijden. "f heeft haar echter gelieft, zonder ije„ mand van ons te kennen, in een ftuk , daar billijk 't gc„ voelen der gantfche gemeente op te hooren ftond, gezan„ ten ter fluik uit te fchikken, en vergiffenis van plicht„ pleeghing te verzoeken. Ende blijkt nu, hoe loslijk men „ op luijden bouwt; die, met fchoorvoeten , tot de goede „ zaake gefchreeden zijn: dewijl zij hunnen grondt oopen„ baaren, en met vollen run naa den vijandt toejaaghen zoo ras maar als zijn trom, op 't uijterst onzer grenzen ge• hoort wordt. Jonker christoffel, Burgermeester de vries, en assendelft zijn heenen, om der Spaanfche >» opgeblaazenheit te voet te vallen, zich vroedtmaakende „ zulk een' hoomoedt, met fmeeken , te vellen. Zoo onze „ lot meêbrengt, die eeuwe te leeven, daar men den eedt ; voor fpel houdt, en zoo lichtveijrdelijk de fchup geeven „ magh aan verbondt, met Stadthouder en Staaten gemaakt; „ ten minfte moesten zij hunn' eijghe welvaart niet vergee„ ten hebben, nochte wat die van Mechele, Zutven, Naar„ de, wedervaaren is. Maar (dus vervolgt de Overfte „ wyboot) men brengt fraije brieven van d'Amfterdammer ,, Wethouders, en den Pastoor van 't Bagijnhof te voorfchijn , „ die de middelen in de mouw hebben, om wolven in lam, „ meren te veranderen, en van oovervloedighe genaade, en „ goedertierenheid, opgeeven. Voorwaar, (dus gaat de ii Over»  WTJBOTJT RIPrERDA.nor.t f.m VADT;ijX,ANDSCHK AAN= SPHAAK aan nr. BTJRGBttS.sk SCHUTTERIJ vanIIAAELKM. xxxiii pi pi.ni.   WTBOUT RIPPERDA. *5t „ Overfte voort) is 'er ijeraandt zoo zinneloos, die zich „ dien hooningh laat om den mondt fineeren, en zich daar„ aan vergaapen kan , in mij zal 't niet koomen, dat men „ zich vaijligher op het zeggen van d'Amfterdamfche lijfeij„ ghens des dwingelands , ofte op een' verloopen paap, magfi „ vcrlaaten, dan op het woordt van romero , daar zich de ,, Naarders meê bewaart waanden. Beijdt: (zo luidde zijne „ opbeurende waarfehuwing) beeter, in 't betrachten van „ eer en eedt, tot de uitcrften fnikaadems, tot de laatftt „ drup bloeds, voor de vrijheit der fteede, gevochten; dan „ zich willigh in flaavernij geworpen, en de verfoeijde ziel, „onder duijzenderlij dartelheit, hoon, en quellaadje der „ Spaanfche moedwil, verlooren. Dit (dus befloot de Over,, fte) dit's 't opzet van een' Vries. Hollandt plagh ook man„ nen te fokken; en mij verlangt te hooren, hoe 't de Haar„ lemmer harten verftaan." Geene woorden in de lucht ge fmeeten waren deeze van den dapperen en vrijen Fries. ,, Deeze", opdat wij nogmaals met de woorden van den Drosfaart, de uitwerking der aanfpraake op de zamengekoomene gemeente voordraagen, ,, deeze, en gelijke reedenen ,, zette hij met brandende ooghen, ftijve kaaken, om 't eijn,, de der zaale te beroepen, derwijze, uit, dat ook de ,, vroeden en achterdochtighen, ten hooghfte ontroert wer,, den: en 't meeste deel, luijder ftemme, verklaarde, ge,, reedt te zijn, hals, haave, voor de Vrijheit des Vaader,, lands, onder zoo rustigh een' Overfte te vvaaghen. Naa „ 't welke, aangenoomen met dankbaar en heughlijk gelaat, „ elk, ontflooten door beweeghenis, den anderen tot ftant„ vastigheit aantrooste; en de zaamening fcheijde." Gewisfelijk zal de Overfte wybout , geduurende het beleg, waar mede Haarlem, kort daar naa, benaauwd 1 wierdt, proeven van dapperheid , zijner taaie waardig, gegeeven hebben. Tot ons leedweezen, onder het ftilzwijgen der Hiftoriefchrijvers, kunnen wij 'sMans heldendaaden niet bij de ftukken opnoemen. Ook kan hij, in de verdeediging der Stad, een fpoedig einde van zijn leeven gevonden hebben. Zie p c. hooft , Neder!. H'iftorien , B. VII. bl. 293 , 294. K 4 Wyd-  i'ja WYDAARS, WYK. Wydaars. Bij deezen raam is, in de Provincie Zeeland, bekend, een ftroom of water, door welke de Nieuwe Zijpe , aan de Oostzijde van het Eiland Duiveland , in de Kramer uitloopt. Zie Tegenwoordige Staat van Zee~ land. WyK ; Zie beverwyk. Wyk. Bij deezen naam is bekend een gedeelte van de Stad Maastricht , waar mede het , door middel van een zwaaren Brug, van negen Boogen, over de rivier de Maas geflagen , vereenigd is. Onder de Latijnfche benaaming van Ficus, is Wijk, reeds in de Negende Eeuwe, bekend geweest. De Wal van dit gedeelte der Stad Maastricht beflaat iets meer dan een vierendeel uur gaans in zijnen omtrek, en is van drie vaste Bolwerken voorzien. Binnen Wijk ontmoet men twee voornaame of hoofd- , en verfcheiden mindere Straaten. Men zie verder 't geen wij reeds in het Tweeëntwintigfte Deel deezes Woordenboek, , op het Artikel Maastricht , gezegd hebben. Zie alting, Notit. Germanla Inferioris. Wyk , is eene Ambagtsheerlijkheid en Dorp, in het gedeelte van Zuidholland, het Land van Heusden genaamd , ten Noorden der Stad van dien naam gelegen. Volgens zommigen zou de overftrooming van de Maas , toen dezelve nog ©nbedijkt lag , aanleiding hebben gegeeven tot het bouwen van het Huis op den Berg; en dat vervolgens, rondom hetzelve , andere Huizen zonden getimmerd zijn ; die tot een Dorp zijnde aangegroeid, aan het zelve den naam van Wijk gaven, om daar mede het oogmerk der bouwinge aan te «ui'  WYK. r« duiden. Schoon het waarheid is, dat het ontwerpen van hoogten , als wijkplaatzen tegen overftroomingen , van ouds, in vrij algemeen gebruik geweest zijn, vooral in Fries/and, eh ook in zommige oorden van Holland, twijfelt men, egter, of deeze naamsreden op Wijk kan worden toegepast. Wat hier van zij , de Ambagtsheerlijkheid Wijk is van aanmerkelijke uitgebreidheid, en van merkelijk gewigt voor baaïen eigenaar en de bewooners, van wegen den vrugtbaaren grond, welken men, genoegzaam door het geheele Distrikt, aantreft. Het getal van Huizen, zo in Dorp als elders, zal om en bij de honderddertig bedraagen. Het Dorp Wijk is een van de grootften in den Lande van Heusien , en zeer vermaaklijk door zijne aangenaame ligging, te midden van hoog opgaand geboomte. De Kerk is een deftig gebouw, pronkende met een hoogen fpitzen Toren. De Hervormde Gemeente heeft hier haaren eigen afzonderlijken Leeraar. De aloude Kronijken laaten geen twijfel over, aangaande het voorneemen , welk men, nu reeds lang geleeden, hadt opgevat om het Dorp Wijk tot eene Stad te maaken, Inderdaad hadt men reeds, ter volvoeringe van dit voorneemen, een ontwerp gemaakt. Ten bewijze hier van kunnen dienen de beraaming en de rooijing van verfcheiden Straaten, welke men voorneemens was aan te leggen. Intusfchen, door opkoomende beletzeis van verfcheiden aart, welke het onmogelijke der bereikinge van het vastgeftelde oogmerk deeden zien, heeft men zich genoodzaakt gevonden , dit Ontwerp te laaten fteeken. Het Geflagt van wyk , eigenaars der Heerlijkheid en van het Huis op den Berg, is zeer vermaard in 's Lands aloude Gefchiedenisfen. Voorts ontmoet men, in de Ambagtsheerlijkheid Wijk, verfcheiden adelijke Huizen en Kasteelen; zommigen van welke, egter, in hunne puinhoopen flegts eenige flaauwe overblijfzels en kenmerken vertoonen van hunnen alouden luister. Dit, onder andere, is het geval van het Huis óp den Berg, waar van flegts eenige dikke Puinbrokken zijn overgebleeven. Een félle brand bragt hetzelve tot dien ftaat van vernederinge. Even eens, wat den vervallenen toeftand aangaat, is het gelegen met het van ouds beroemde Monnl~ K s keit-  164 WYK aan 't DUIN. kenhof, dus genaamd, deels om zijnen voormaaligen luister , welke het met den bijnaam van Hof deedt pronken; deels om dat het ter woonplaatze diende voor eenige Leden der befaamde Orde van de Tempelieren. Zij. hielden alhier hun verblijf tot in den Jaare 1313» wanneer zij, eenen enkelen uitgezonderd, die, tot zijn geluk , thans buiten het Klooster vertoefde , in eenen zelfden nacht , gelijk op veele andere plaatzen gebeurde, op bevel van den Roomfchen Bisfchop clemens den V, gedood wierden ; 't welk, zo als bekend is , de vernietiging hunner Orde ten gevolge hadt. Behalven deeze, ontmoet men nog in het Ambagt IVijk , de Huizen of Kasteelen pfijker/lein, Eikenftein en Kraanenburg, gemeenlijk, hoewel t'onregt, Kroonenburg geheeten. Zie goudhoven, Kronijk; oudenhoven , Befchrijving van het Land van Heusden; halma, enz. 1 Wvk aan 't duin > eene Ambagtsheerlijkheid, in het gedeelte van Noordholland, het Baljuwfchap van Blois genaamd. Het Distrikt grenst ten Noorden aan de Ban van Heemskerk , en ten Zuiden aan het Wijker - meir, de Stede Beverwijk en de Ban van Felzen. Volgens de Quohieren der Verpondingen bevat de Ambagtsheerlijkheid, in haaren omvang , zeshonderdnegen'ënzestig Morgens , honderdvierënnegentig Roeden gronds. Men ontmoet 'er geen Kerkdorp. Van het getal der Huizen, ginds en elders verfpreid., ontmoeten wij geene naauwkeurige opgave. — In het Ambagt Wijk aan V Duin ligt het vermaarde Adelijk Huis, Adrichem genaamd. 'Er is 'er, die meenen dat Adrichem reeds voor meer dan duizend jaaren zou bekend geweest zijn, en in eenen Brief van karel, Groothofmeester .van Frankrijk, als zodanig vermeld. Naar 't voorbeeld van veele andere oudadelijke Kasteelen , ftondt Adrichem , meer dan eens, ten doele aan de vernielende hand van alverwoestende Oorlogen. Dus wierdt het, een weinig naa het midden der Dertiende Eeuwe, door de Kennemers, of, gelijk andere Kronijken willen,  WYK aan 't DUIN, enz. 15* len, door de Friezen, verdelgd. Geruimen tijd, zelf eenige Eeuwen, fchijnt het, zedert, niet veel beter dan een puinhoop geweest te zijn. Immers leest men, dat het Geftigt, omtrent het midden der Zestiende Eeuwe, herbouwd wierdt. Van tijd tot tijd heeft men , aan het Geftigt, merkelijke veranderingen en verbeteringen gemaakt. De tegenwoordige eigenaar, Ridder van kinsbekgen , onderhoudt het gebouw en de beplantingen in eene juiste orde. — De Heeren van Adrichem zijn vermaard in 's Lands Gefchiedenisfen. Den volgreeks van dat Geflagt hebben wij reeds op eene andere plaats vermeld. De Leezer kan dien vinden in het Eerfte Deel, op bladz. 345 en vervolgens, van ons Woordenboek. Zie smids Schatkamer; broucrius. Zegepralend Kennemerland. Wyk bt Duurstede ,. meest Wijk te Duur/lede genaamd, de vierde Stad in rang van de (temmende Steden der Provincie van Utrecht, ligt aan den Rhijn , ter plaatze daar deeze Rivier den naam van Lek aanneemt, of liever daar de Lek van ouds uit den Rhijn gegraaven geworden is, vier uuren gaans beneden Rhenen, en ruim twee uuren boven Kuilenburg , in eenen lustigen oord, en rondsom in boomgaarden; 't welk aan de Stad , inzonderheid van de overzijde der Riviere, een zeer bekoorlijk aanzien geeft. Ook is zij, van binnen, fierlijk met boomen bezet. Bij Wijk te Duur/lede is, al voor veele Eeuwen, tot voorkoominge van de overftroomingen, die, dikwils, door het hooge water des Rhijns, veroorzaakt wierden, een Dam in de Rivier gelegd. De Bisfchop van Utrecht en de Graaven van Holland, Gelder en Kleeve. hadden allen, meer of min, belang, of bij de behoudenis, of bij het wegneemen van deezen Dam. Doch Keizer fredrik de I. bemiddelde, in 't Jaar 1165, eene overeenkomst tusfehen deeze vier Mogendheden, waarbij, onder anderen, bedongen wierdt „ dat de Dam, in den Rhijn bij Wijk te Duur/lede , in overoude tijden gelegd , nimmer f, weggenomen, maar altoos in den zelfden ftaat onderhou- „ den  j56 WYK by DUURSTEDE. „ den zou worden." Ook ligt deeze Dam hier nog tegenwoordig, zo veel men naa gaan kan, op dezelfde plaats, waar hij van ouds gelegd is. Digt bij de Stad ftaat een Run molen. Dc Stad is rondsom omringd met oude muuren. Zij heeft drie poorten, eene naa den kant van Utrecht, die zeer oud en met Toorntjes verfierd is, en twee aan den kant van de Lek, behalven eene Waterpoort aan dezelfde rivier, eenen uitgang met eene brug naar den Krommen Rhijn, en nog een' uitgang met eene brug naar 't oude Slot of Kafteel, welk eene vijfhoekige gedaante en drie heele en twee halve Bolwerken plagt te hebben. Het ftaat in 't Zuidwesten der Stad , wordt thans niet bewoond, en is voor 't grootfte gedeelte zeer vervallen. De Toorens, die nog gedeeltelijk overgebleeven zijn. en een van welken, die twee fpitzen heeft, tamelijk wel onderhouden wordt, draagen nog teekens van de fterkte en fchoonheid van dit Kasteel. Een der Regenten beeft het in erfpagt om tien ftuivers 'sjaars. De Stad onderhoudt een der Toorens, in gevolge van eene overeenkomst met 's Lands Staaten van den dertienden Junij des Jaars 1727, waar tegen haar de weide rondsom 't Kasteel afgeltaan is, die haar veertig guldens 'sjaars opbrengt. De Staaten plagten een' Kastelein van 't Kasteel te ftellen, wiens wedde in 't Taar 1677 van achtendertig tot vijftig guldens ter maand verhoogd wierdt. Doch zedert langen tijd heeft men geen'Kastelein meer te Wijk gehad. Wijk te Duurjlede is de oudfte Stad van 't Stigt, en eene der oudften van de Vereenigde Provinciën. Tacitus gewaagt, in 't Verhaal van den oorlog tusfehen claudius civilis en de Romeinen, die in 't Jaar 70 van de gemeene tijdrekening voorviel, van eene Plaats, die hij Batavodurum noemt, en in het Eiland der Batavieren plaatst, 't Is veelen cn ook mij waarfchijnlijk, dat het Batavodurum, welk men het Durum der Batavieren zou kunnen overzetten, ons Wijk te Duurjlede geweest zij, welk ook, ter linkerzijde des Rhijns , dat is, in 't Eiland der Batavieren, plagt te liggen , en nog liggen zou , zo de ftroom, door *t graaven van de Lek, cn door 't verftoppen van den uitloop bij Katwijk* ■ ' .' niet  WYK by DUURSTEDE. „ 157 niet t'eenemaal van loop veranderd was. In 't woord Bata* vooVRum, vindt men het zelfd; zaakelyk of worteldeel, als in Duvsftede: en tacitus geeft ook aan zijn Batavodurum den naam van Ficus of Wijk. De beteekenis van dit Worteldeel Dur is niet moeilijk te vinden. Men verftondt'er, in 't Oud Keltisch, 't welk hier en hieromtrent de Landtaal wis , water door» zo dat Durftede of Duurftede zo veel zegt als Stad of Plaats aan '/ water. In 't Latijn der Middeleeuwe, wierdt hier van Doreftadum en Doreftatum gemaakt; welke naam , eigenlijkst, op het Kasteel gepast wierdt. De Stad of Stede is ook , dikwils, in oude Schriften, bij den naam van Wijk, van het Kasteel Duurftede onderfcheiden , en hierom, in laatere tijden, en nog tegenwoordig, Wijk te Duurftede of Wijk bij Duurftede , welk zo veel z-gt als de Stad Wijk bij het Kasteel Duurftede , genoemd geworden. De Plaats, welke wij befchrijven, fchijnt, reeds in de Zevende Eeuwe, eene voornaame Koopfiad geweest te zijn, zo zij het anders is, van welke men , onder den naam van Wicus. portus , dat is , de Haven Wijk, in eenen Brief van Koning dagobert den I, van den Jaare 630, gewaagd vindt. Zeker is 't, dat de Stad toen reeds van eenig aanzien was, om dat de Frankifche Koningen , die 't hoog gebied over een groot gedeelte deezer Landen badden, aldaar , omtrent dien tijd, en zedert, geld gemunt hebben. In 't Jaar 697, overwon pipyn . Groothofmeester van Frankrijk, den Friefcheu Koning radboud , nabij de Vesting Dorefate \Caftro Doreftate], Ten tijde van karel den grooten , wierdt "er reeds een Tol te Duurftede geheeven. De Stad ftondt toen onder de befcherming der Bisfchoppen van Utrecht. Keizer lodewvk de vroome gaf, in 't Jaar 826, Wijk te Duur' ftede [Ficum Doreftatum] aan den verdreeven Deenfchen Vorst heriold en deszelfs Broeder roruk ter leen. Doch 't leed maar tot in 't jaar 834, toen de Stad, in oude. Schriften nu reeds de naam van Koopftad \emperium\ draagd, door de Deenen , waarfchijnlijk uit haat tegen heriold , overvallen en plat gebrand wierdt. In de twee volgende jaaren hervatte de woeste Landaart den togt, in welken  158 * WYK en DUURSTEDÊ. ken Duurftede, ten tweeden en ten derden maalc, geplohderd wierdt. In 't Jaar 837 kwamen zij wederom in de Stad, de ingezetenen tot het betaalen eener aanzienlijke brandfchatting noodzaakende. Bij eene rijksverdeeling van den Jaare 839, tusfehen lotharius en karel, twee Zoonen van Keizer lodewyk , wierd Duurjlede den eerften toegeweezen. Duurftede wierdt, in 't Jaar 847, wederom overmeesterd door de Deenen: welker geduurige invallen, eindelijk , de trouw van heriold , hunnen Landsman , die met Duurftede beleend was. verdagt maakten bij de Markgraaven des Keizers, die hem overvielen en van 't leeven beroofden. Van deezen eerden bekenden Heere van Duurftede zijn nog munten voor handen, die aldaar geflaagen zijn, en op welken de naam van Ficus of Wijk te leezen is. Roruk, Broeder van heriold , niet minder verdagt dan deeze , was in hegtenis genomen, op 's Keizers bevel; doch hij ontvloodt uit den Kerker, verzamelde eenige fchepen, en voer 'er den Rhijn mede op; waar naa hij zich, in of omtrent het Jaar 850, meester maakte van Duurjlede, welke Keizer Lotharius hem, zedert, afftaan moest. Een aanflag van roruk , om deel aan de Regeering van Deenemarke , zijn Vaderland , te verkrijgen, verbitterde zijne partijen in dat Rijk derwijze tegen hem, dat zij, in 't Jaar 857, wederom eenen inval in Duurftede deeden. In 't Jaar 863 wierd de togt hervat. Een goed getal Friefche Kooplieden, gelijk ze genoemd worden, die zich met hunne waaren binnen Duurjlede geborgen hadden, wierdt toen gevangen genomen , en de Stad deerjijk geplonderd. Roruk bewoog, egter, zijne Landslieden eerlang , tot het verlaaten der Stad. Roruk , zich zedert gehaat gemaakt hebbende bij de Landzaaten, en bij Keizer lotharius , wierdt, in 't Jaar 867 , ten Lande uitgejaagd , en fneuvelde, zo men wil, eenige jaaren laater , in een gevegt. In 't Jaar 949, fchonk Keizer otto de L op 't verzoek van Bisfchop baldrik , de tollen en andere Heerenregten in de Stad, die eertijds Dorjlads . en toen Wijk genoemd wierdt, en in alle de overige plaatzen , van die Stad af tot aan zre toe , aan de Utrechtfche Kerke. Het verftoppen van den Rhijnmond bij Katwijk, en het ftigten van Thiel aan de Wan-  WY/K bv DUURSTEDE. j$9 Waale, en van Dordrecht, aan de Menve, gaf, eerlang, gelegenheid , dat de Koophandel van Wijk te Duurjlede eenigzins verliep, die gedeeltelijk na Thiel. doch grootendeels na Dordreeht fchijnt geweeken te zijn. Maar hier uit ontftondt ook, dat Wijk te Duurjlede minder van de aanvallen der Noordfche volken te lijden hadt dan te vooren. Men vindt niet, dat 'er, voor het Jaar ioio, eene nieuwe aanflag op Wijk gefmeed wierdt. Doch deeze aanflag fchijnt mislukt te Zijn. En naa dien tijd, leest men niet meer van eenigen Noordfchen inval in deeze Landen, 't Kasteel Duurjlede is , in laater tijd, even als andere Stigtfche Sloten, te bewaaren gegeeven aan de Graaven van benthem , die 't aan de Heeren van Abkoude ter leen hebben opgedraagen. Gysbrecht, Heer van Abkoude, verhief, in 't Jaar 1300, zijnen Dorpe tot Wijk , tot een Poorte of Stad : hoewel men reden heeft om te twijfelen, of hij hier toe, zonder verlof 2ijns Leen. heers, regt gehad hebbe. In 't Jaar 1328, ftondt, jan. Graaf van Benthem, zijn regt op Duur/lede af aan Bisfchop jan van diest , die, ten zelfden tijde, door zweder , Heer van Abkoude, voor Leenheer erkend wierdt. Ook is het Slot te Duurjlede altoos gerekend onder de open Sloten van het Stigt, waar toe de Bisfchoppen vrijen toegang hadden. Die van Wijk verkreegen, in 't Jaar 1341, van willem den IV, Graave van Holland, tolvrijheid door Holland en Zeeland, behalven van goederen, die zij op den ftroom koopen zouden. Voorts moesten zij hun Zout te Dordrecht koopen, en het niet verkoopen beneden Keulen en Venlo. Willem , Heer van Wijk te Duurjlede en Abkoude, overleeden zijnde, Melde zijns Broeders Zoon, jakob van gaasbeek, zich, omtrent den Jaare 1407, in 't bezit van deeze Heerlijkheden ; waar in hij , door Bisfchop fredrik van blankenheim, gehandhaafd wierdt tegen jan van brederode, die met eene Dogter van Heere willem gehuwd was , en hem het regt tot de Heerlijkheden betwistte, onaangezien hij, zo wel als zijne Vrouw , den Geestelijken ftaat omhelsd hadt. Heer jakob beloofde, in 't Jaar 1412, dat hij, uit zijn Slot te Wijk , geenen oorlog aanvangen zou , dan bij wille ende con/ent des Bisfchops, zijns Genedichs Heeren , Jynre naco- me»  t6o WYK by DUURSTEDE. metingen ende fijns Ge/lichts van Utrecht, Doch hij hieldt deeze belofte kwalijk, zig inkwikkelende in den oorlog, die Hertog jan van beyeren tegen Bisfchop fredrik en de Stigtrchen ondernomen hadt. Heer jakob hieldt de zijde van Hertog jan ; doch wierdt begreepen in de Vrede , die in 't Jaar 1422 getroffen wierdt. In 't Jaar 1447» fpande hij wederom aan met de Stad Utrecht tegen Bisfchop rudolf van diephout. Twee jaaren laater wierdt hij, in een gevegt te Utrecht, gevangen genomen, en niet gcilaakt, dan naa dat hij de Heerlijkheden Duurftede en Abkoude hadt afgedaan aan 't Stigt, de inkomften derzelven alleenlijk aan zich behoudende, zo lang hij leefde, en bij den afftand twaalfduizend guldens eens van de Staaten des Geftigts voor zich bedingende. De Bisfchop verklaarde, van toen af, de Stede van Wijk, die zo lang eene bijzondere Heerlijkheid geweest was, voor een Lid des Geftigts van Utrecht, gelijk de andere Steden waren: te gelijk den Brief bevestigende, waar bij gysbrecht van Abkoude de Plaats, in 't Jaar 1300, tot eene Stad verheeven hadt. Jan van renesse van wulven , die Heere jakob in den bloede beftondt, ftondt, ten zelfden tijde , af van allen regt, welk hij, naa 't affterven van Heere jakob , op de Heerlijkheden van Wijk te Duurftede cn Abkoude zou kunnen voorwenden te hebben. Heer jakob overleedt in 't Jaar 1459. Antoni, Bastaard van bourgondie. Broeder van Bisfchop david, beweerde toen, dat hij eigenaar dier inkomften geworden was, uit hoofde eener heimelijke overeenkomst met den overleeden Heere. Hij hieldt zich op 't Kafteel te Duurftede , welk hij niet ruimen wilde , dan naa dat hem twaalfduizend guldens, door 's Lands Staaten, betaald waren, 't welk in 't Jaar 1472 gefchiedde. De Stad Wijk, in 't Jaar 1479, door die van Utrecht, op eene Dagvaart te Koten ontbooden zijnde, vondt niet goed te verfchijnen. Men zogt haar te beweegen tot een Verdrag tegen Bisfchop david, waar toe zij niet verftaan kon. ■Ook was de Bisfchop de Stad genegen. Het Kasteel is, ten deezen tijde en zedert, de gewoonlijke verblijfplaats geweest der Bisfchoppen david en filips van bourgondie , die beide te Wijk te Duurftede overleeden en begraaven zijn. Bis-  WTK nr DUURSTEDE. 161 Bisfchop filips heeft het Kasteel, omtrent den Jaare 1520, veel verbeterd en verfierd. Op den drieërjtwintigften November des Jaars 1528 , nam de Regeering van Wijk Keizer itAfi-el den V vóór Heere aan, Onder voorwaarde „ dat zij „i nog tot Maart des volgenden jaars aan den Bisfchop van „ Utrecht gehoorzaam blijven zott, zo deeze zo lang zij„' nen zetel behielde binnen 't Bisdom." De Stad nam, lil Junij des Jaars '1672 > ook vrije hoede van de Franfchen, die haar , in November des volgenden jaars, wederom verlieten. Wijk te Duurjlede móet tegenwoordig veel kleiner zijn dan het oudtijds geweest is , indien 'et, voor dat de Stad door de Deenen verwoest wierd > dertig , of, volgens anderen , vijftig, vierenvijftig of vijfenvijftig Kerfpelkerken in geweest zijn. Doch dit is geheel ongelooflijk. In de Negende Eeuwe, waren 'er, waarfchijnlijk , in alle de nu Verèenigde Provinciën, geene vijfentwintig Kerken. Nogthans getuigt een oud Schrijver* dat 'er te Duurjlede veele Ker* ken warcrt. 't Is dan zeer te vermoeden, dat de Deenfche verwoestingen ep 't verminderen van den Koophandel 't getal der Kerken en Huizen in de Stad zal hebben dóen afneemen; fchoon men 'er nog tegenwoordig eenige deftige ge» bouwen heeft. Men heeft 'er,'in 't Jaar 1748, tweehonderd zesenzestig huisgezinnen geteld, 't Getal der ingezeetenen wordt op omtrent tweeëntwintighonderd begroot. De Markt te Wijk bij Düurjlede is vrij aanzienlijk en met fchoone boomen bezet. Men houdt hier , behalve de Weekmarkt , twee Paardemarkten , des Woensdags voor St. joriS of voor den drieëntwintigften April , eh op den zestienden Junij. De paarden * die op dezelve te koop gebragt worden , zijn vrij van 't Veer voor de Stad. De vrijheid, of het vrijgeleide voor buitenlieden , duurt, volgens het Privilegie van Heere gtsbrecht van den Jaare 1300 , drie dagen voor en drie dagen na den marktdag. Voorts, is 'er eene magere Beestenmarkt , die den eersten Woensdag in April, en eenige volgende Woensdagen gehouden wordt ; en eene ffitte Beestenmarkt* die den eersten Woensdag na St. vigtor, cf na den tienden Oktober s en d; twee volgende Woensda- XXXIil, pB&L, h gen  jö2 WYK by DUURSTEDE. gen wordt gehouden. De Jaarmarkt of Kermis valt veertien dagen na de Utretfitfche, die den tweeden Maandag in JuliJ begint. Het Stadhuis te Wijk is een fraai nieuwerwetsch gebouw van drie verdiepingen. Het heeft een fierlijk Koepekoorentje. De ingang is in 't midden van den voorgevel. Boven denzelven is een uitfteekende Kap of Verdek. Men komt 'er in , langs eenen deftigen dubbelen trap. Het Stadhuis ftaat nevens den Tooren der Kerke, aan de Markt, op welke twee Waterputten ftaan, tot gerijf der ingezeetenen. De Kerk deezer Stad, een kruisgebouw, is tamelijk groot, en fchijnt nog grooter geweest te zijn, naardien 't kruis, aan 't einde der Kerke is; waar agter het Koor fchijnt afgcbroken te zijn. De Tooren heeft geer. Spits; doch uit de geweldige dikte van den ftomp , is af te neemen dat hij zeer hoog geweest moet zijn , zo hij ooit regelmaatig opgetrok. ken geweest is. De Uurwijzers zijn geplaatst aan eenen der hoeken van den ftomp , daar nog een klein fpitsje met een Windwijzer opgezet is. Wat grooter Spits ftaat op het kruis der Kerke. Zij was van ouds de Kerfpelkgk %van Wijk. Men weet niet, wanneer zij geftigt zij. Doch zij is wel eer aan den Heiligen joannes den Dooper toegewijd geweest. Cysbrecht, Heer van Wijk te Duurjlede en Abkoude, heeft 'cr, in 't Jaar 1366, een Kapittel van twaalf Kanonniken in geftigt. Ook zijn 'er, in laater tijd, een goed getal van Vicarijen aan befproken. Het Kapittel van St. jan te Wijk is nog in wezen, en beftaat nu uit een Deken en tien Kanonniken , een van welken ook Secretaris en Rentmeester is. De Kerkmeesters , die 't bewind over het Kerkgebouw en de Kerkgoederen plagten te hebben , waren , al bij eene Ordonnantie van Koning filips den II. van den negentienden September des Jaars 1567 , verpligt geworden om van hunne beftiering , jaarlijks , rekening te doen aan den Magiftraat. Te. genwoordig, is 'er maar een Kerkmeester, die te gelijk Pot. of Armmeester is. Buiten de Stad, op 't oude Kerkhof, plagt nog eene Kapel te ftaan , die in 't jaar 1586 afgebrand is. De Gemeente te Wijk wordt bediend door twee Predikanten, die tot dc Klasfis van Menen en Wijk behooren. Het  WYK nr DUURSTEDE. I03 Het Gasthuis te Wijk is vrij aanzienlijk. Het heeft eene ruime Voorplaats, cn eene fierlijke Buitenpoort. Ook pronkt het met een net Toorentje. Omtrent het Jaar 1732, kon dit Gasthuis nog eenentwintig, en in 't jaar 1748 niet meer dan acht oude Lieden onderhouden. Een Rentmeester uit de Regeeringe heeft 'er 't bewind over. Voor deezen is 'er te Wijk een Klooster van adelijke Jongvrouwen geweest, en een ander van Reguliere Nonnen, die beiden, al voor lang, verdweenen zijn. De Schutterij van Wijk plagt zich, van ouds, jaarlijks , op eenen vastgcftclden dag, te oefenen in 't fchieten met den booge. Men vindt, dat Bisfchop henrik van beieren en floris, Graaf van Snaren, in 't Jaar 1527, deeze liefhebberij hebben bijgewoond , en dat dc Bisfchop toen de prijs gewonnen heeft. Dc Schutterij wordt thans verdeeld in twee Kompagniën , de oude en de nieuwe Stad genoemd, welken ieder onder haare Kapiteinen en mindere Bevelhebberen ftaan. De Koophandel, die in de Negende Eeuwe zo zeer plagt te bloeijen te Wijk by Duurjlede, is zedert t'eenemaal vervallen , en tegenwoordig bijna geheel verdweenen. Rondsom de Stad zijn eenige Wei- en Bouwlanden, met welken te bearbeiden veele Ingezeetenen zich geneeren. De Stad Wijk heeft van haare Heeren en van de Bisfchoppen van Utrecht, van ouds, dok eenige Voorregten verkreegen. Heer gysbrecht heeft haar, in 't Jaar 1300, van alle fchatting vrij verklaard, met naame van 't regt van Keurmede, volgens welk 't besté pand der overleeücnen aan den Heer vervalt. Bisfchop rubqlf heeft dit voorregt, in 'tjaar 1449, bevestigd , en de ingezeetenen te gelijk van alle fpf. len in 'tStigt vrij verklaard. De Stad wierdt, nevens Amersfoort en Montfoort, ontheeven van het Huisgeld , welk , in 't Jaar 1532, in 't Stigt geheeven wierdt.' Ten tijde van Bisfchop david van bourgondie, is hier een tol gelegd, dis voorheen te Rhenen gelegen hadt, werwaards hij, volgens eene fchikking van den Jaare 1477 , wederom gebragt moest worden : 't welk egter agtergebleeven, of maar voor korten tijd gefehied is, alzo men dien, in de volgende eeuwe , al wederom te Wijk by Duurftede ontvangen heeft; gelijk nog ~ L a te-  I6"4 WYK Br DUURSTEDE, ênz. tegenwoordig gefchiedt. Een der Burgemeesterert is 'er ge woonlijk Ontvanger van. De Bisfchopoen david en philips van bourgondie hebben ook eene Munt te Wijk gehad, waar na zekere ftraat den naam van Muntftraat, tot heden toe, behouden heeft. Tot op den tijd der jongfte Omwentelinge beftondt de Regeering van Wijk bij Duurjlede uit een Schout, twee Burgemeesteren, zeven Schepenen en tien Raaden. De laastge. noemde, te gader met de Burgermeesteren maakten de Vroedfchap uit, en waren bevoegd om over zaaken, de Stad of het algemeene Land betreffende , te raadpleegen en te befluiten. Behalven dit, was 'er nog een andere Kollegie; het beftondt uit den Schout, de twee Burgemeesters en zeven Schepens uit de Raaden; zij maakten het Geregt uit; alle Rcgtszaaken moesten voor hetzelve gebragt worden. Eene meer beftaanbaare en regelmaatige zal nu ook eerlang deeze gebrekkige orde van zaaken vervangen hebben. Zie alting, Notitia German. Inferior. ; tacitus ; heda, bupman , Utr. Jaarboeken, en zeer veele andere Schrijvers. WYk op zee, naar zijne gelegenheid dus genoemd, in onderfcheiding van Wijk aan '/ Duin , een Ambagt of Regts. ban, nevens een Dorp van gelijken naame, in Noord Kennemerland, onder het Baljuwfchap van Blois, ter plaaze alwaar het vaste Land der Provincie Holland op zijn fmalst is, te weeten, tusfehen de Noordzee en het Beverwijkermeir. Beuzelagtig, misfehien , is dc gisfing van zommigen , die meenen dat Wijk zijnen naam zou ontleend hebben van het befluit van eenige bewooners van Haarlem en andere plaatzen , welke , in den Landbouw of in den Koophandel geen genoegzaam beftaan kunnende vinden, zouden te raade zijn geworden, derwaarts de wijk te ncemen, met oogmerk om met de Visfcherij in de Noordzee den kost te winnen. Vol-  WYK op ZEE. iös Volgens de Lijsten van Verpondingen zou het Ambagt Wijk op Zee niet meer dan eenenveertig Morgens en twintig Roeden gronds beflaan. Het Dorp is reeds lang bekend geweest. Dus leest men, onder andere, dat, in den Jaare 14S9, Wijk door eenige Zeeroovers overvallen zijnde , hetzelve daar bij merkelijk nadeel leedt ; wordende den Opgezeetenen eene brandfchatting van driehonderd guldens afgeperst. De twee volgende mogen als opteekenenswaardige voorvallen worden te boek gefteld. In den Jaare 1531 wierdt alhier, in een zwaaren ftorm, tegen het ftrand opgefpoeld een doode Walvisch. In zijne geheele lengte befloeg hij vijfenzeventig voeten. Bij meeting bevondt men aan zijnen ftaart eene breedte van zestien voeten. Diergelijk een voorval gebeurde hier, doch thans met een leevenden Walvisch, op den twin» tigften December des Jaars 1601. In zijne lengte befloeg het Waterdier ruim zestig, in zijne dikte zesendertig, in de hoogte veertien voeten. De Bek befloeg eene wijdte van twaalf voeten. Het Dorp PVijk bevat, naar de gelegenheid der Plaatze, een goed aantal Huizen. Volgens echte befcheiden was het getal, zints den Jaare 1632 tot honderd jaaren laater, van honderdveertien tot honderdnegenënvijftig Huizen aangegroeid. De Kerk, welke, bij haare ftigting, aan den H. odulphus wierdt toegewijd, was eertijds een aanzienljk gebouw, van een hoog Koor voorzien, en met een fterken vierkanten Toren pronkende. Doch het agterfte gedeelte is reeds voor lang ingeftort. In den Jaare 1600 beriep men hier den eerfien Leeraar ten diende der Hervormde inwooueren. Hij is Lid der Klasfis van Haarlem. Wijk, hoewel, voornaamlijk, door Visfchers bewoond, heeft , nogthans, eenen braaven Kunftenaar voortgebragt. Deeze was ryk; aartszoon. gemeenlijk in de wandeling ryk met de stelt genaamd. Zijn Vader was een gemeen Visfcher. Ryk, in zijne jonkheid, het ongeluk hebbende gehad om zijn been te branden, viel in de handen eens onervarenen Wondheelers; welke hem dermaate mishandelde, dat zijn been moest worden afgezet, en een houten been of Stelt daar van de plaats vervangsn, In deezen ongelukkigen toeftand veel L 3 ledi-  iB6 WYK op ZEE, enz. ledigen tijd hebbende, beving hem eene zeer fterke trek tot de Schilderkunst; met grooten vlijt begon hij dezelve te beoeffenen ■ eerst door middel van Houtskoolen , met welke hij den Schoorfteen en de witte Muuren begon te betrekken. ■Naderhand van elders eenig onderwijs hebbende bekoomen , maakte ryk zo groote vorderingen, dat op de Lijst der Kunstfchilders zijner Eeuwe zijn naam wierdt aangefchreeven Hij voerde ten zinfpreuke: „ Ik ben Rijk en Welgeftelt" ; doelende op zijnen naam ryk, en op zijnen Stelt, die hem in de plaats van een been verftrekte. Zie zoeteboom, Zaanlandfche Arkadia; ampzing > Befchrijving van Haarlem, Wyk, (jan) de Zoon van den Kundenaar, welken wij, in het volgende Artikel, zullen doen kennen, wierdt gebooren te Haarlem; Stad, welke de eere geniet, voor veele Kunstfchilders tot Moeder gedient te hebben. Naa alvoorens de gronden der kunst onder zijns Vaders oog gelegd te hebben , fchijnt jan wyk i al vroeg, zich met der woon na Engeland te hebben begeven. Te London tradt hij in 't huwelijk, en eindigde 'er ook zijne dagen. De voornaams fterkte van zijn Penfeel beftondt in het fchildcren van-Veldflagen. Daarenboven fchilderde hij ook Jagtpartijen te paerd, doch inzonderheid Hertejagten. 't Is eene bekende zaak dat jan wtk het leevensgroote paerd, waar op het Beeld van den vermaarden Krijgsheld fredrik , Hertog van Schon» terg, zit, nevens het plan van den Veldflag in 't verfchiet ('t welk door j. smit kunstig gefchraapt, in prent uitgaat) ten dienile van Godfried kneller, welke alleenlijk de Affceelding van den gemelden Hertog van schonberg gemaakt heeft, gefchilderd en daar mede, bij alle Kunst- en Prentekenners geen kleinen roem behaald heeft. Het jaar des overÜjdens, noch ook de ouderdom van jan wyk , is ons gebleeken. Zie houbraken » Schouwburg. Wyk,  WYK- (THOMAS) jfój ■Wyk» (thomas) de Vader van den ftraks genoemden jan wyk , wierdt gebooren te Haarlem, in den Jaare 1616. In zijne jongelingfcbap deedt hij eene reize door Italië, en bêftudeerde aldaar niet flegts de Natuur, maar ook de gewrogten der Kunst, en die heerlijke meesterftukken, welke dat Gewest in zo verbaazenden overvloed bevat. Van hier dat men in zijne Penfeelwerken , zints zijne wederkomst in het Vaderland vervaardigd , met bewonderende goedkeuring aanfchouwt Italiaanfche Zeehavens, vol gewoel van beeldtjes, koopmanfehappen, fchepen en andere voorwerpen. Voorts Romeinfche Markten, vertoonende eenen potzigen Kwakzalver, met alle zijne gaapende toekijkers, Poetzemaakers, Gochelaars, Fruit- en Groente-ftalletjes ; en agter dit alles, in het verfchiet, groote gebouwen, pragtige paleizen en heerlijke kerken. Daarenboven verftondt hij meesterlijk de kunst, om Zeeftranden te verbeelden , gefioffeerd met vrouwtjes, die de visch , in korven, op hunne hoofden , of anderzios , na Stad en Markt torfchen. Op andere tijden vertoonde thomas wvk, door middel van zijn Kunstpenfeel, Laboratorien, of Goudmakerijen , nevens derzelver fournuizen , kroezen , pannen, glazen, en verder eene onberekenbaarc menigte van gereedfehappen , tot de Goudflokerij behoorende. Naar het oordeel van des kundigen waren alle deeze voorwerpen zo geestig door den Kunstfchilder verzonnen, zo kunftig gefchikt, vast geteekend, net, gloeiende en toetzende gefchilderd, dat zij veel hooger prijs waardig zijn, dan heden ten dage , veelal, voor dezelve wordt befteed. 's Mans kunstvermogen bepaalde zich niet bij het Penfeel. Door eene hem bijzonder eigene wijze van etzen in het Koper, heeft hij den minnaar van prentverzamelingen eenige weinige Haaien van zijn vernuft nagelaaten. De braave Kunstfchilder thomai wyk overleedt, in zijne geboorteftad, in den Jaare ï6&6, den goeden ouderdom van zeventig jaaren bereikt hebbende. Behalven den boven gemelden Zoon jan , heeft hij, onze» weetens, geene andere kinderen nagelaaten. Zie houbraken. Schouwburg, h 4 Wr-  i6i WYKEL. Wykel , door zommigen Wljckel gefpeld , in rang het eerfte Dorp , in de Friefche Grietenij Gaasterlmd, behoorenóe onder het Kwartier van Zevenwouden. Het ligt niet verre van de Stad Sloten. Wijkei is een der oudfte Dorpen, in dit gedeelte van het Gewest. Geduurende de Onlusten, welke, onder den naam van den tweefpalt der Schi eringers en Vetkoopers, de Provincie zo jammerlijk beroerden, hadt het, meer dan eens, de ondervinding van dien vernielenden Burgerkrijg. Van de uiterften der woede, tot welke men, in dien jammerzaligen tijd, zomtijds overfloeg, leverde het Jaar 1428 een allerbeklaagenswaardigst voorbeeld op. In oen tweefpalt hieldt Wijkei zich aan de zijde der Vetkoopers, en was, onder andere, de Pastoor der Plaatze een ijverig Voorftander van dien aanhang. De Schleringers , in het gemelde jaar , zich verzekerd hebbende van het Dorp , namen Heer pieter , (deeze was de naam des Pastoors) en bragten hem verfcheiden wonden toe. Flaauw door pijn en verlies van bloed en half zieltoogende, fleepten hierop de woedende foldaatcn den rampzaligen na het nabuung Dorp Sondel» alwaar zijn Zoon akko zijn verblijf hieldt op een Stins of verfterkt Kasteel, welk hij aldaar in eigendom bezat. De wreedaarts, de Sterkte genaderd zijnde, riepen den bewooner toe, dat in gevalle hij niet afliet van de verdeediging van het Slot, zij hem den gevoeligen neep zouden toebrengen , door zijnen Vader van hunne handen den jongden flag te zien ontvangen. Hachelijk ftondt thans de keuze voor Heere AKKO. Hier griefde hem het vooruitzigt , door het afflaan van den gedaanen eisch, zijns Vaders dood te zullen verhaasten. Aan de andere zijde konde hij ligtelijk gisfen, wat hem zeiven boven 't hoofd hing, indien hij aan de opeifching van zijn Slot voldeedt. Liefde tot zijnen Vader zou, in deezen tweeftrijd, de fchaal hebben doen overflaan tot het hefluit ter overgave, hadde niet het bedrijf van Heere pietek Selven de zaak eenen anderen keer doen neemen. Alle zijne Jcragten, welke hem nog waren overgebleven, hebbende bij een verzameld, riep hij zijnen Zoone toe , dat hij zijnen pos onest verdeedigen. Wat hem zeiven betrof, aan zijne zwakheid gevoelde hij« dat» ook zonder de tusfehenkomst van  WYKEL. t5o van verder geweld » zijn leeven fpoedig zoude afioopen. Naauwlijks hadden de geweldenaars dit woord gehoord , of zij gaven den veegen lijder den jongften flag. Heer akko , intusfchen, door dit rampzalig fchouwfpel, in arren woede ontftooken, en zijnen moed gefcherpt hebbende , deedt, met de zijnen, eenen uitval buiten de Stad, verdreef de moordenaars , agterhaalde 'er eenigen van, en offerde dezelve aan zijne wederwraake. Zestig jaaren naa dit bedrijf was Wijkei van partij gewisfeld, en door geweld gebraet in de handen der Schietingers. Ugegalema, een vermogend Edelman, bevondt zich thans aan het hoofd der Vetkoopers. Deeze, eene bende zijner aanhangelingen hebbende verzameld, deedt eenen aanval op het Dorp , maakte 'er zich meester van, rigtte 'er veelerhande verwoestingen aan, en leide het, eindelijk , in kooien. De Kerk van Wijkei was, eertijds, een aanzienlijk gebouw. Door het een of ander toeval ontflondt 'er brand in hetzelve, welke het geheele middenvak, tusfehen den Toren en het Koor , in een puinhoop veranderde. Het Koor, nog groot genoeg zijnde om de gewoone toehoorders te bevatten, diende hetzelve, zedert. tot eeuc plaats ter openbaare Godsdienstocffeninge , wanneer men te raade wierdt, alles af te breeken , en eene geheel nieuwe Kerk te bouwen; zo als ook met 'er daad gefehied is. De Toren is een zwaar gebouw, met een fcherp toeloopende , in de gedaante van een huisdak, gedekt; hoedanige Kerktorens men, in de Provincie Fries» land, in menigte aantreft. Geen gering Afraad ontkent de Kerk van Wijkei van de fraaie Graftombe, onder welke bewaard worden de flolTelijke overblijfzels van den dapperen en krijgskundigen Generaal menno, Baron van Coehoorn, welke > in tijden van vrede, op eene fraaie Lustplaats, in de nabuurfchap van Wijkei, zijn gewoon verblijf plagt te houden , en aldaar heeft ontworpen die vernuftige plannen , ter Verbeteringe vooral van den Vestingbouw» welke zijnen naam aan eene onvergeetbaare naagedagtenisfe gewijd hebben. Van "het leeven en de bedrjven des doc-luchtigen Helds hebben Wij een uitvoerig verflag medegedeeld in ons Woordenboek • in het Tiende Deel, bladz. 366 enz. De Hervormden te L s Wij'  170 WYKEL, WYKER-MEIR., enz. Wijkei hebben hunnen eigen afzonderlijken Leeraar, welke tot de Klasfis van Sneek behoort. Merkwaardig is het, dat bijkans het vierde gedeelte van het welvaarende Vlek Balk, een weinig van daar gelegen , onder Wijkei behoort. Ten Slot teekenen wij nog aan, dat dit Dorp, in de algemeene belangen der Grietenije, drieënvijftig Stemmen uitbrengt. Zie winseniüs en schotanus, Kronljke* van Friesland,- Tegenwoordige Staat. enz. Wykbr-meir, hoewel onmiddelijke gemeenfehap hebbende met het Te, wordt, nogthans , als een afzonderlijk water aangemerkt, en kan als een Inham daar van befchouwd worden. Het Meir ligt tusfehen de Bannen van Velzen , ten Zuiden, van Beverwijk, ten Westen, van Asfendelft, ten Noorden , ingeflooten. In overoude tijden was het Meir veel grooter dan tegenwoordig; het plagt zich tot op eenen kleinen afitand.van de Stede Beverwijk uit te ftrekken. Door verzanding en opfpoeling van Slibber is die afftand, van tijd tot tijd, merkelijk grooter geworden : zo dat men zich heeft genoodzaakt gevonden , door het dus aangefpoelde Land eenen Vaart te graaven , voor de Schepen, na de Beverwijk, of van daar elders heenen beftemd. Men vindt elders aangeteekend , dat, in den Jaare 1702 , in het Wijker - Meir, niet verre van den Asfendelftfchen Dijk , een leevende Schildpad wierdt gevangen, welke weinig minder dan vijfhonderd ponden woog. Zie g. schoemaker op cL» bruin, Noord» hollandfche Arkadia, Wy.mbritzeradeel , in rang de zevende Grietenij, in het Kwartier der Provincie Friesland, Westergo genaamd. Volgens zommigen zou Wagenbruggeradeel de aloude en oor- fpronk-  WYMRRITZERADKEL-. 171 fpronklijke benaaming geweest zijn. Een binnenlandfche Dijk, tij den naame van de Hemdijk bekend, verdeelt deeze Grietenij in twee deelcn, het Binnendljkfter, en het BuitendijkJier Deel genaamd. Zeer veel water, zo aan Meiren, Poelen als Vaarten en Slooten , ontmoet men in deeze Grietenij, voornaamlijk in het Buitcndijkfter Deel. Niet geheel nutteloos zijn deeze wateren. Want terwijl zommigen overvloed van allerhanden welfmaakenden Visch opleveren, dienen andere ter begunftiginge van den binnenlandfchen Koophandel en Scheepvaart. Bouwlanden ontmoet men bijkans niet in deeze Grietenij, maar, in vergoeding daar van, vooral in het Binnendljkfter Deel, uitmuntende Weilanden , overal, in den Zomertijd, als bezaaid met Koebeesten, welke de uitmuntende Friefche Boter geeven , die, bij duizenden van Vaten £ jaarlijks, na de vermaarde Sneeker Weekmarkt wordt gevoerd. De talrijkfte in Dorpen is Wijmbritzeradeel van alle de Friefche Grietenijen; men telt ze 'er ten getale van achtentwintig. Veertien daar van liggen Binnens-, en even zo veele Buitensdijks. Allen te zanten volgen elkander in deezen rang: Oppenhuizesi, Utwellingerga , Jortryp, Hommerts , Smallebrugge, Woudsend , Jpekolsga of Epekolsga, Indyk, Heeg , Caastmeer , Nieuw- of Nyhuizen, Zandfinde of Zandvoord, Oudega of Oldega , JJzega of Idxinga, Oosthem , Abbega, Westhem , Wol/urn, Nieuwland, Folsgara, Tjallehuizum, Tsbrechtum, Tirns , Scharnegouium , Goj inga, Lojinga, Qaauw en Offingauier. Gcïamentlijk brengen deeze Dorpen vijf honderdzesénzeventig Stemmen uit. Twaalf Leeraaren verrigten het gewijde dienstwerk, ten behoeve der Hervormde In- en Opgczeetenen. Eéne Doopsgezinde Gemeente heeft men 'er flegts, en twee Statiën van Roomsch- Katholijken, Nog moeten wij aanmerken, dat Wym'oritzeradeel, even gelijk wij, ten aanzien der Grietenije van Wonzeradeel, hebben aangemerkt, in vroegere dagen door twee Grietmannen wierdt beftuurd. Dc eene voerde het bewind over het Binnen-, de andere over het Buitendykjler Deel. Zie winshmius en schotanus ; Tegenwoordige Staat, enz. Wy-  I72 WYNALDUM. Wynaldum, gemeenlijk Wijnaam genaamd-, is, in rang het zevende Dorp der Friefche Grietenije Barradeel, in het Kwartier van Westergo. Het Dorp ligt ongeveer een uur gaans in het Zuidoosten van de Stad Harlingen, niet verre van het Stroomtje, de Ried genaamd, 't welk, op eenigen afffand, voorbij hetzelve loopende, in deezen oord van het Gewest, tot eene dienftige waterloozing veritrekt, door eene Zijl of Sluis , Roptazijl geheeten, zich in de Zuiderzee ontlastende. Voor zevenentwintig Stemmen ftaat Wtjnaldum, onder de Stemgeregtigden, aangefchreeven. Het Dorp is van middelmaatige uitgebreidheid. Geduurende de Roomfche tijden behoorde het onder het Dekenfchap van Franekeradeel. Het hadt eene Parochiekerk , die honderd Goudguldens, een Vicarisfchap, 't welk negentig , en eene Prebende, die zestig Goudguldens opbragt. Boven en behalven alle deeze opkomften, trok 'er de Proost van St. jan, te Utrecht, twaalf Schilden van. De Kerk, bij haare eerfte ftigting, waar van wij den tijd niet vermeld vinden , aan den Heiligen andries gewijd, is niet zeer groot; zij pronkt meteen fraai fpits Torentje. Zij wordt door eenen afzonderlijken Leeraar, ten behoeve der Hervormden, bediend. Deeze is Lid der Klasfis van Franeker. Bij ouds ftonden in en om Wtjnaldum, verfcheiden adelijke Staten , als Oudehuis, Nyehuis, Swing* ma en Tjistsma State. Even gelijk het gegaan is met veele andere foortgelijke Staten, zijn ook deeze, al voor lang, in meer of minder aanzienlijke Boerderijen veranderd. In de Provincie Friesland ontmoet men, ginds en elders, Landerijen. onder den naam van Leenen bekend. De oorfpronklijke inrigting daar van fchijnt te weezen, om de opkomften te doen dienen ter bevorderinge van de letteroefteningen van iemand , welke tot Leeraar onder de Hervormden wordt opgeleid. Zodanig een Leen ontmoet men ook te Wtjnaldum, naar den naam des Maakers, Jan Haukema' Leen genaamd. Het beflaat zestien Morgens Lands, bij Wtjnaldum gelegen. In het Dorp ftaat, daarenboven, een Huis, welk daar toe behoort. In het begin der voorgaande Eeuwe over dit Leen, eenig gefchil ontftaan zijnde, wierdt, bij de geregtelijke uitfpraak van den Hove van het Gewest, de  WYNANDSZOON. (KORNELÏS) 173 de volgende plegtigheid in agt genomen. De Gedoereden, nevens de Tmimphanten, op den grond van Uaukema Leen geleid zijnde, wierdt, uit ieder Perceel, een Kluit of Zoode geftookeh , en voorts dezelve den laatstgenoemde, ten blijke van wettigen eigendom, ter hand gefteld. Zie Sceotanus, Befchrïjving van Friesland; Oudheden van Friesland. Wynandszoon. (kornelïs) Ongaarne verzuimen wij eene gelegenheid, om bij de naakoomelingfchap te herinneren of bekend te doen worden , 2odanige perfoonen , die zich verdienfteiijk gemaakt hebben, door hunne kloeke , hoewel, zomtijds , ongelukkig flaagende poogingen , ter bewerkinge" Van godsdienftige of burgerlijke vrijheid , in de rampzalige tijden, toen het menschdom van deeze edele panden, tegen allen regt en reden , was beroofd. Kornelïs wynandszoon Was een dier verdienftelijke Mannen. Men weet, hoe, in den Jaare 1567, te Amfterdam , ten behoeve der Hervormden , zeker Verdrag met de Landvcogdesfe was ontworpen, bij hetwelk aan dezelven eenige vrijheid van openbaare Godsdienstoeffeninge wierdt toegeftaan. Om het Verdrag zijn volle beflag te doen bekoómen, vondt men geraaden , eenige Afgevaardigden na Brusfel te zenden. De keuze daar toe viel op twee Leden der Wethouderfchap , en twee anderen uit den Burgerftand. Een van deeze was -, kornelïs wynandszoon. Men mag daar uit, niet t'onregt, befluiten, deels dat hij, door zijnen rijkdom en vermogen, in den ampteloozen ftaat , eene aanzienlijke plaats zal bekleed hebben> deels dat hij een ijverig voorftander der Hervormde Leere, en alzo van vrijheid van Godsdienst en Geweeten , zal geweest zijn. Gezamentlijk zouden zij zich ten Hove vervoegen , om aldaar met de Landvoogdfsfe te handelen ; en , naa aldaar hunne zaaken verrigt te hebben, over Antwerpen de terugreize na Amfterdam aanneeraen , met oogmerk om , in de eerstgenoemde Stad , alwaar de Prins van oranje zich bevondt, verflag te doen van hunne verrigtingen. Naar hunne  174 WYNANDSZOON, (KORNELÏS) en/. jic beste vermoogens kweet zich wynandszoov , nevens zij» nen Medeburger Jan Willemszoon wyngmrd , zich van zijnen pligt. Ten uiterfte trouwloos, intusfchen, was het gedrag hunner Medeafgevaardigden, de Leden der Wethouderfchap. Niet alleen handelden zij afzonderlijk en zonder kennis der anderen ten Hove, maar vertrokken ook in ftilte uit Brusfel, zonder, daarenboven, zo als de affpraak luide, den Prins van oranje te Antwerpen te begroeten, of eenig verflag hunner wedervaaringen te doen toekooinen. Naa al wat in zijn vermogen was te hebben aangewend, ter bereikinge van het doelwit zijner reize, keerde kornelïs wynandszoon , nevens den anderen , eerlang te rug na Amfterdam , hebbende het hart vervuld met edele verontwaardiging over het gedrag der Amfterdamfche Volksvertegenwoordigers , en het gemoed bezwaard , door angftige vreeze voor de rampzaligheden, welke den Voorftandcren der meer gezuiverde Leere boven 't hoofd hingen. Zie de Aanteekeningen van laurenj jakobszoon reaal , by g. brandt , Hijtorie der Reformatie. Wynbergen. (Het Geflagt van) In gevolge der wet, welke wij, bij het ontwerpen van het plan onzes Woordenhoeks , ons hadden voorgefchreevcn, om onze aloude en aanzienlijke Vaderlandfche Geflagten, in derzclver oorfprong en voortgang, te doen bekend worden , mogen wij het Geflagt van wynbergen niet onaangeroerd voorbijgaan. Het fchijnt zijnen oorfprong ontleend te hebben uit Frankenland, en aldaar, reeds vóór het midden der Tiende Eeuwe, in eere en aanzien geweest te zijn. Zeker is het, dat reeds in den Jaars 948, in dc Registers der Tournooien Sn der Ridderfchap diens Gewests, de naam van wynbergen ftaat vermeld. Daarenboven ontmoet men dien naam in de Domftichten van verfcheiden Kerken, als die van Hildesheim, Luik en Utrecht. Door verloop des tijds fchijnt zich het Geflagt vooriaamlijk in Gelderland te hebb:n gevestigd, reeds voor het  WYNBERGEN. (Het Geflagt van) 175 het begin der Twaalfde Eeuwe ; wordende , op den Jaare 1105, zekere gerbrand van wynbsrgen vermeld, als hebbende , nevens anderen, eenen Brief ten behoeve der Kerke van Zatfen bezegeld. Intusfchen verliep 'er nog een zeer geruime tijd, eer dit Geflagt zo veel vastheids en beftendigheids hadt bekoomen , dat een aancengefcbakelde Lijst daar van tot de naakomelinfchap is overhandigd. 'Er lag een heerlijk goed in Gelderland, Wynbergen geheeten. Met sweer van wynbergen, die in den Jaare 1326, daar mede wierdt beleend, neemt de Geflagtlijst eenen aanvang; en moet hij aldus als de bekende Stamvader der veelvuldige naakomelingen worden aangemerkt Hij was bekleed met de Ridderlijke waardigheid. Sweer liet eenen Zoon na, met naame Syward van wynbergen, Ridder. Reinhold , Hertog van Gelder en Graaf van Zutfen, beleende hem , in den Jaare 3342, met het goed te Wynbergen, welk hij van zijnen Vader hadt geërfd. Bij zijne huisvrouw N. N. verwekte hij twee Zoonen : 1. Sweder van wynbergen , die volgt. a. Willem van wynbergen, wiens naakomelingen, na die van zijnen broeder, zullen vermeld worden. Sweder van wynbergen, wierdt, in den Jaare 1365, beleend met het goed te Wijnbergen. In den Jaare 1380 tradt hij in het huwelijk met elizabeth van dorth , do», ter van Henrik, Heers van Dorth, en van Vrouwe Anna van Keppel. Zeventien jaaren duurde deeze echtverbintenis; door zijnen dood wierdt dezelve in den Jaare 1397 verbroken. Zijne Weduw volgde hem in het graf, in den Jaare Mra. Beiden wierden in de Groote Kerk te Montfoort begraaven. Hunne kinderen waren: 1. Syward van wyngaard, die volgt. 2. Lutgarde van Wijnbergen, die, nevens anderen, het haare heeft toegebragt tot het ftigten van het St. KatrijnenKlooster, agter Syward van Wynbergens huis, ftaande binnen Harderwijk. Zij is ongehuwd overleeden.  ij» WYNBERGEN (tiet Geflagt vatf) Syward van wynbergen, ontving, in de Jaaren 1402 eft t4io, te leen, het goed Wijnbergen, met deszelfs toebehoöïeri, gelegen in het Graaffchap Zutfen , in bet Kerspel van Doetichem. Zijne Echtgenoote was N. N. kreynck, en hij bij haar Vader van Sweder van wynbergen , Ridder. Met bet goed Wijnbergen wierdt hij in den Jaare 1435 verlijd. Bij zijne huisvrouwe N. van meeckeren verwekte hij de vier volgende kinderen. 1. Sywart van wynbergen, die volgt. 4. Willem Van Wynbergen. 3. ^Indriesfe van Wynbergen , getrouwd rhet Peter van jippelthem , Zoone van Reinier van Appelthern en AgneS van Meekeren. 4. Asfuera van Wynbergen, getrouwd met Arent van Boecoop, Zoone van Arent van Boecoop, Burgemeester van Harderwijk. Sywart van wynbergen , Ridder, verlijd met het goed Wijnbergen , de Visfcherijen en verdere onderhoorighcden , in de Jaaren 1452 en 1465, nam ter huisvrouwe margareta Van doornik > en wierdt bij haar, Vader van 1. Sweder van Wynbergen, in den Jaare 1501 met hêt goed Wijnbergen verlijd, en met welken, als zijnde kinderloos overleeden, deeze tak in het mannelijk oir is uitgeftorven. 2. Fngel van Wynbergen, naa baars broeders aflijvigheid met het goed Wijnbergen verlijd , wierdt de Echtgejloote van Jan van Veorst. Van korten duur was deeze Echtverbintenis. Zij overleedt zonder kinderen , nog bij het leeven van haare Moeder; aan welke, vervolgens, het goed te Wijnbergen kwam. Deeze, begeerende dat dit goed tot den ouden Stam van 't Geflagt van Wijnbergen zou weder* keeren, droeg de eene helft daar van over op Sweer van wynbergen , en de andere helft op diens broeder joham van wynbergen . om door ieder hunner als een bijzonder Leen bezeeten te worden. Dit viel voor in'den Jaare 1522. Thaas  WYNBERGEN. (Het Geflagt van) 177 Thans volgen de aframmelingen van willem van wynbergen , boven genoemd ; als tweeden Zoone van syward van wynbergen. Willem van wynbergen » de tweede Zoon van Syward van Wynbergen , reeds vermeld, koomt voor op het Jaar 1379, als Richter van de Veluwe. In den Jaare 1374 tradt hij in 't huwelijk met agnes van ruytenberg , en overleedt in den Jaare 1382; wordende vervolgens te Montfoort» in de Hoofdkerk , begraaven, alwaar men nog heden zijnen Graffteen ontmoet. Twee kinderen waren hem gebooren : 1. Albert van Wynbergen , die , nevens verfcheiden Edelen, het ziine toebragt tot het ftigten van het adelijk Klooster dev Reguliere Kanunniken te Windesheim , bij Zwol; waar van hij eerst tot Superieur , en vervolgens tot Abt wierdt bevestigd. 2. Johan van wynbergen, die aanltonds volgt. Johan van wynbergen, op het Jaar 1389 vermeld , verwekte bij N. N. eenen Zoon. Willem van wynbergen, die, naa dat hij, in denjaare 1445 , met theodora van meekeren , in den echt was getreeden» verfchreeven is, in den Jaare 1456 en vervolgens , onder de Ridderfchap , op de Gerichten van de Veluwe. Hij heeft vijf kinderen naagelaaten. 1, ZWeder van wynbergen, die volgt. 3. Johan van wynbergen , die insgelijks zal volgen. 3. N. N. van Wynbergen, en op het Jaar 1517 ver« meld. 4. N. Tv*, van Wynbergen, de echtgenoote van GerrH van Speulde , op het Jaar 1480 vermeld. 5. GeertruU van Wynbergen , gehuwd met Reinier van Wenckum, op het Jaar 1512 genoemd. Zweder van wynbergen , boven genoemd, verfeheen, in den Jaare 1515 , onder de Ridderfchap , op de Gerichten van de Veluwe; Tweemaalen is hij getrouwd geweest, en heeft in beide huwelijken kinderen verwekt. Zijne eerfte huisvrouw , Geertraid van Beerde genaamd» baarde hem de eigende kindcr.n: XXXIII. lbel, M dielt  T79 WTNBERGEN. (Het Geflagt van) 1. Aelt van Wynbergen. 2. Margareta van Wynbergen, getrouwd met Antony van Zuylen van Nyvelt. 3. GeertruU van Wynbergen , die tweemaalen is getrouwd geweest: eerst met Willem van Hoe man , en voor de tweede maal met Cafyn van der Heil. Weduwenaar zijnde geworden, nam zweder van wynbergen voor zijne tweede Echtgenoote judith van laer tot iaerwolde, bij welke hij Vader wierdt van de volgende vijf kinderen. 4. Hademan van Wynbergen , ongetrouwd geftorven. In den Jaare 1504 wordt hij als leevende vermeld. 5. Tydo van Wynbergen , insgelijks ongehuwd overleeden , en op het zelfde jaar als zijn broeder, als nog in leevendeh lijve geweest zijnde, vermeld. 6. Klaasje van Wynbergen , de Echtgenoote geworden Van Willem van Averenk. 7. Judith van wynbergen , in het huwelijk getreeden met haaren Neef willem van wynbergen Johanszoon , die vervolgens zal vermeld worden. 8. Geertruid van Wynbergen , getrouwd met N. N. van Twickelo. Johan van wynbergen, boven genoemd, als de tweede Zoon van willem van wynbergen en theodora van meeckeren, 't Was deeze, welken wij boven reeds vermeld hebben, als zijnde, door het kinderloos overlijden van Sy» wart van Wynbergen , en door overdragt van diens Weduwe, voor de helft eigenaar geworden van het goed van Wijnbergen. Golde van blarinckhorst , welke hij ter huisvrouwe nam , baarde hem drie Zoonen en eene Dochter, te weeten: 1. Sywart van wynbergen, die volgt. 2. Johan van wynbergen, zal insgelijks volgen. 3. Zweer van Wynbergen, ongehuwd overleeden, in den Jaare 1522. 4. Christina van Wynbergen , getrouwd met Roderik de Wolff. Zij wordt, als leevende, in den Jaare 1523 , vermeld. Sy-  WYNBERGEN, (Het Geflagt van) 170 Sywart van wynbergen , boven genoemd , leefde nog in den Jaare 1504. Tweemaalen is hij getrouwd geweest. Zijne eerfte huisvrouw was N. N. van Boekhorst, de andere N. N. van Heuculum. Twee Zoonen hebben hem overleefd: 1. Willem van Wynbergen , Kommandeur te Woerden , in den Jaare 1540. Van hem vinden wij geene naakomelingen vermeld. 2, Johan van wynbergen , die aanftonds volgt. Johan van wynbergen , zo even genoemd , wordt twee» maaien, als in leevenden lijve , vermeld : eerst op het Jaar 1523,en vervolgens op het Jaar 1543. Wen dele ten busch , zijne Echtgenoote, maakte hem Vader van de volgende kinderen. 1. Gerarda van Wynbergen, getrouwd met Wolter van Br lenen. 2. Lubbe van Wynbergen , de Echtgenoote geworden van Egbert Reigers ter jirenthorst. 3. Johanna van Wynbergen, gehuwd aan Rutger van Baarfolte, Burgemeester van Harderwijk, en een der Gezanten, welke, in den Jaare 1585, van wegen de Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden , na Engeland vertrokken , om aan Koninginne elizabeth de opperheerfchappij over de Vereenigde Gewesten op te draagen. Johan van wynbergen , boven genaamd , als de tweede Zoon van johan van wtnbergën cn golde van blarinckkorst , in den Jaare 1529 in het huwelijk getreeden met arnolda mom, wierdt in het Familiegraf te Montfoort be' graaven, nalaatende de volgende Zoonen. 1. Johan van wynbergen, die volgt. 2. Wichman van wynbergen , volgt insgelijks/ 3. Zweer van wynbergen, van welken insgelijks hier naa zal gefproken worden. 4. Willem van wynbergen , welken wij, naa zijne broeders, zullen vermelden. Johan van wïnbergen, de oudfte Zoon van johan van wynbergen en Arnolda Mom , verfcheen , in den Jaare 1530", in de Ridderfchap van de Veluwe, en tradt, in den M a Jaare  i?o WYNBERGEN". (Het Geflagt van) Jaare 1540» in 't huwelijk met aaltje drunnincz, die hem de volgende kinderen baarde, 1. Johan van wynbergen, die volgt. 2. Sybert van wynbergen, volgt insgelijks. 3. Alyt van Wynbergen , getrouwd met Gerrit van Seinhem. 4. Aarnt van wynbergen, zal insgelijks volgen. 5. Wichman van wynbergen, van welken ook in het vervolg zal gefproken worden. Johan van wynbergen , zo even genoemd , als de oudfte Zoon van johan van wynbbrgen en aaltje drunnincz, tradt in den echt met willemina van derhell, en wierdt, bij haar, Vader van de volgende kinderen. 1. Johan van wynbergen , die volgt. 2. Aarnt van Wynbergen, ongetrouwd overleeden. 3. Willemina van Wynbergen , de echtgenoote geworden van Gofen van Ommeren, Schout te Eede. Johan van wynbergen , zo even genoemd , de oudfte Zoon van johan van wynbergen en willemina van der hell , was Burgemeester te Amersfoort. Zijne Echtgenoote was judith van wynbehgen , Dogter van zijnen vollen Nee. ve Herman van Wynbergen, welken w'j vervolgens zuilen noemen. Zeven kinderen waren de vrugt deezer Echtverbictenisfe. 1. Johan van Wynbergen. 2. Wïchmoet van Wynbergen , getrouwd met Alexander Dan Doyenborck van Roetert. 3. Aarnt van Wynbergen. 4. Machtelt van Wynbergen, 5. Een Zoon N. N. 6. Johanna van Wynbergen. 7. Alexander van Wynbergen. Sybert van wynbergen, voorheen genoemd, als de twee. de Zoon van johan van wynbergen en aaltje drunnincz, wierdt, in den Jaare 1590", verfchreeven in de Ridderfchap van de Veluwe. Tweemaalen is hij getrouwd geweest. Zijne eerfte huisvrouw was woltera van brienen , met welke hij in den Jaare 1589 in den echt tradt; de andere , Lucretia van  WYNBERGEN. (Het Geflagt van) tSl van Es/en. Het laatfte huwelijk was kinderloos, maar het eerfte met twee kinderen gezegend: 1. Wolter van wynbergen, die volgt. 2. Johan van Wynbergen, Vrijheer van Horsfen tot Oidenaller. Hij wierdt gebooren in den Jaare 159°- Door eene Natuurlijke zucht tot het Krijgsleeven genoopt, tradt hij, van tijd tot tijd , in dienst van verfcheiden buitenland* fche Mogendheden , om door het vermeerderen van kundigheden en ervarenisfe, zich tot den dienst van zijn Vaderland, meer en meer bekwaam te maaken. Dus bezogt hij het Hof des Hertogs van Mantua ; verkeerde in het Leger der Venetiaanen ; en bezogt, vervolgens , de Hoven der Koningen van •Zweden en Deenemarken. Onder het bewind van drie agtervolgende Stadhouders der Vereenigde Gewesten, maurits , frederik henrik en willem den II, voerde hij krijgsbevel; eerst als Kommandeur van Rhijnberg , vervolgens in de hoedanigheid van Gouverneur van Sluis in Vlaanderen , en eindelijk als Gouverneur van 's Hertogenbosch. Hij tradt in 't huwelijk met Cornelia van Weideren, Dogter van Aarnt van Weideren, Bruggraave van Nijmegen. Kinderloos overleedt hij, in den Jaare 1658 , in den ouderdom van achtenzestig jaaren, en wierdt in 's Hertogenbosch begraaven. Op zijne •Graftombe deeden de Erfgenaamen het volgende Opfchrift ftellen: Hic fitus eft Nobilisfimus et Strenuisfimus JOHANNES \ WYNBERGEN. Dominus in Horsfen et Oldenaller, qui cum virtutum et militise tyrocinia in Mantuse et Veneturn Ducura, Daniaj et Suecia: Regum aula, Castris pofuisfet 3 caeteram jetatempatrise Mams Theatro, tribus ordine AuriacisPrincip. impendit; fub Mauritio Centurionatufunctus;Chiliarchauiet RheneberM 3 ka;  i82 WYNBERGEN. (Het Geflagt van) kx Prfefeclum, Fred. Henricus Slufarumet fubjecta; et Flandria; Wilhelmus II efféjusfit. Sylvffiducis et Tetrarchice illius Gubernator. Ordinum Foederat, decreto renunciatus eft. Ita post illuftratam gentis fua? fplendidam nobihtatem, quodMocka,Diefta, Breda, Kempena. Strale, Griethufa, etc. teftantur, tandein a Ter Maximo Imperatorelectusemigravit Neomagi cio ioc.lviii, jetatis lxviii. HaeredesH. M. B. M. P. Wolter van wynbergen, oudfte Zoon van sybert van wynbergen en van woltera van brienen, tradt, in den Jaare 1623, in het huwelijk met judith van den clooster van der meijerbrugge , en verwekte bij haar de drie volgende kinderen. 1. Slbert van Wynbergen, Heer van Oldenaller. Hij was Burgemeester van Harderwijk, en Curator van het Hoogefchool der Provincie Gelderland, in de gemelde Stad. In den Jaare 1655 wierdt hij verfchreeven in de Ridderfchap van de Veluwe , bekleedde den post van Ordinaris Gedeputeerde van dat Kwartier, en hadt, van wegen de Provincie Gelderland , eenen langen reeks van jaaren, zitting in de Vergadering van Hun Hoog Mogende de Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden. Hij overleedt, zonder ooit in het huwelijk verbonden geweest te zijn, in deii Jaare 1703. 2. DlTMER VAN WYNBERGEN, die VOlgt. 3. Geertruid van Wynbergen, getrouwd met Herman Van Delen tot Boekhorst, Ontvanger Generaal van het Kwartier van de Veluwe. Ditmer van wynbergen , Vrijheer van Horsfem tot beide Pollen en Beukelo, tweede Zoon van wolteh. van wynbergen en judith van den cloostér , was Generaal Majoor , en Kolonel van het Geldcrfche Regiment Fufiliers, en Gouverneur van Bergen op den Zoom. Voorheen was hij geweest Gouverneur van Rees', ten tijde als deeze .Stad door de Franfchen in den Jaare 167a wierdt belegerd, aan welken hij zo  WYNBERGEN (Het Geflagt van') 183 zo kloeken tegenftand boodt, dat de belegeraars, niet dan naa het aanwenden van de uiterfte poogingen, de Plaats bemagtigden. Geduurende het beleg van Namen , in den Jaare 1691, voerde hij het bevel over de Troepen der Vereenigde Gewesten binnen die Stad. In den Jaare 1669 tradt hij in 't huwelijk met anna van appelthorn , Dogter van Jofeph van Appelthorn tot den Poll, en van Anna van Haerfolte tot Yrst. Niet meer dan één Zoon was de vrugt deezer echtverbintenisfe, te weeten. Wolter joseph van wynbergen» Vrijheer van Horsfen, tot de beide Pollen, gebooren in den Jaare 1671. Hij tradt in 't huwelijk, in den Jaare 1696 ,met elsabeth geertruit van renssen , en wierdt , bij dezelve , Vader van de vol« gende kinderen : 1. Ditmar van wynbergen , die volgt. 2. Siward Johan van Wijnbergen, Heer van Zeeburg. In 't eerst volgde hij den Krijg, en diende den Staat als Ka. pitein. Vervolgens den Krijgsdienst hebbende verlaaten, nam hij deel aan het landbeftuur, en wierdt, in den Jaare 1726, verfchreeven in de Ridderfchap van de Veluwe. Hij is ongehuwd, immers zonder kinderen, overleeden. 3. Anna Geertruid van Wijnbergen. Diïmer van wynbergen , Heer van beide Pollen, oudfte Zoon van wolter joseph van wynbergen , gebooren in den Jaare 1697, wierdt, in den Jaare 1719, verfchreeven in de Ridderfchap van de Veluwe, en nam vervolgens, van wegen de gemelde Ridderfchap , zitting in het Kollegie van Gedeputeerde Staaten van het ftraks genoemde Kwartier; vari waar hij ter Algemeene Staatsvergaderinge der Vereenigde Gewesten wierdt afgevaardigd. In den Jaare 1722 tradt hij in 't huwelijk- met anna elizabeth schimmelpenninck , bij welke hij de volgende kinderen verwekte. 1. Weitera Geertruid van Wynbergen , gebooren in den Jaare 1723. 2. Albertina Geertruid van Wijnbergen, gebooren in den Jaare 1724. 3. Wol ter Jofeph van Wijnbergen, gebooren in der.Jaa» re 1727 » doch reeds in den ouderdom van zes weeken overleeden. M 4 4- Wol-  334 WYNBERGEN. (Het Geflagt van) 4- Wolter Jofeph van Wynbergen , gebooren in de maand December des Jaars 1728, insgelijks in zijne vroege jeugd, te weeten, nog geene twee jaaren bereikt hebbende, geftorven. Aarnt van wynber«en , reeds boven genoemd , als de derde Zoon van johan van wynbergen en aaltje drunnincz, nam ter Vrouwe machtelt mastensen , en verwekte bij haar éénen Zoon, te wceten. Herman van wynbergen , gehuwd met agnes schimmelpenninck van der oye. Hij overleedt aan de Pest, in den Jaare 1625, nalaatende de volgende kinderen: 1. Catharina van Wynbergen, getrouwd met Wolter Sloot. 2. Judith van Wynbergen, die tweemaalen getrouwd geweest is j voor de eerfte reize met Jan van Wynbergen, Burgemeester te Amersfoort , en andermaal met Otto van Doijenburg van Walenburg. Wichman van wynbergen, vierde Zoon van iohan van wynbergen en aaltje drunnincz, was Burgemeester van Elburg, en verfcheen , in den Jaare 1597, in de Ridderfchap des Kwartiers van de Veluwe. Tweemaalen is hij getrouwd geweest. Zijne eerfte " huisvrouw , Judith van Doetichem, baarde hem geene kinderen. Jn den Jaare 1602 een tweede huwelijk hebbende aangegaan , met wendele ter bruggen , verwekte hij bij dezelve de volgende kinderen: 1. Johan van wynbergen, die volgt. 2. Judith van Wynbergen, getrouwd met Johan van Dedem te Zwol, Burgemeester van Harderwijk. 3. Joost van Wynbergen, ongehuwd overleeden. Johan van wynbergen, zo even genoemd, als de oudfte Zoon van wichman van wynbergen, wierdt, in den Jaare JO49 , verfchreeven in de Ridderfchap des Kwartiers van de Veluwe, en van daar afgevaardigd om zitting te neemen in het Kollegie van den Raad van Staate. In de laatfte jaaren van zijn leeveu bekleedde hij den post van Raadsheer in het Hof van Gelderland. In den Jaare 1647 tradt hij in het huwelijk met geertruid van dedem te zwol, en verwekte bij haar de twee volgende kinderen. t. Wich-  WYNBERGEN. (Het Geflagt vati) 185 i. Wichman Joost van Wynbergen > zonder kinderen overleeden. a. koenraad van wynbergen, die aanftonds zal vólgen. Koenraad van wynbergen , zo even genoemd, Beer van de Glinthor'st, wierdt, in den Jaare 1675, verfchreeven in de Ridderfchap van de Veluwe , en van wegen dezelve afgevaardigd in de gewoone Vergadering van het Kwartier. In den Jaare 1676 tradt hij in het huwelijk met henrica cesina van dedem, zijne Nicht, en verwekte bij haar zes kinderen ; van geene van welken, egter, afftammelingen in het mannelijk oir zijn naagebleeven. 1. Johan van Wynbergen, Heer van Glinthorst, in den Jaare 1710 verfchreeven in de Ridderfchap van de Veluwe, Ordinaris Gedeputeerde ter Vergaderinge van dat Kwartier, en, van wegen de Provincie Gelderland, zitting hebbende ter Algemeene Vergaderinge van de Staaten der Vereenigde Nederlanden. Uit zijn huwelijk met Walburg van der Heil zijn geene kinderen voortgefprooten. a. Joost van Wynbergen, Kapitein onder een Gcldcrsch Regiment Voetvolk. 3. Geertruid van Wynbergen , getrouwd met Gerrit Willem Zuylen van Nyvetdt, Heere van Schouwenburg. 4. Judith van Wijnbergen, getrouwd met Pieter van Renesfe , Majoor in dienst van den Staat. 5. Jnhanna Wendelina van Wynbergen. 6. Henrietta Jofina van Wynbergen. Nu volgen de afftammelingen van wichman van wynbergen , tweeden Zoone van johan van wynbergen dl AR.NOLDA mom. Wichman van wynbergen , tweede Zoon van johan van Wynbergen en arnolda mom , nam ter vrouwe ckristina Mevis , genaamd Pannekoeck, en verwekte de twee'volgende kinderen, welke geene naakomelingen gehad hebben. 1. Johan van Wynbergen, Kapitein in dienst van den Staat , Gouverneur van 's Graavenweert, en van wegen de M g Pio.  i85 WYNBERGEN. (Het Geflagt van) Provincie Gelderland Afgevaardigde ter Vergaderinge van de Algemeene Staaten. Hij hadt ter echtgenoote genomen Mach» telt van Doornik, en overleedt, kinderloos, te Oliënde, in den Jaare 1602. 2. Trude van Wynbergen, getrouwd met Gerrit, volgens anderen Philips, van Speulde, Thans zullen wij laaten volgen de naakoomelingen van zweer van wynbergen , derden Zoone van johan van wynbergen en arnolda mom. Zweer van wyn bergen , derde Zoon van johan van wynbergen en arnolda mom, was Dijkgraaf vam den Lekkendijk Benedensdams , in den Jaare 1570. Hij begaf zich in >t huwelijk met judith sas, Dogter van Dirk Sas, Heere van Reijerskoop, insgelijks Dijkgraave van den Lekkendijk. De volgende kinderen wierden uit dien echt gebooren. 1. Johan van Wynbergen, getrouwd met Sara van Est, 2. Willem van wynbergen, die volgt. 3. Gerrit van wynbergen, volgt insgelijks. 4.* Johan van wynbergen , zal daar naa vermeld worden. 5. Eva van Wynbergen, getrouwd met Richard Hol. 6. Anna van Wynbergen, de Echtgenoote geworden van Marinus Cats. Willem van wynbergen , tweede Zoon van zweer van wynbergen en judith sas , is tweemaal getrouwd geweest : eerst met machtelt van montfoort , en vervolgens met JM. N. Hartgers. Het laatfte huwelijk was kinderloos, doch uit het eerfte waren hem de volgende kinderen gebooren. 1. lodewyk van wynbergen, die Volgt. 2. Henrik van TVynbergen, getrouwd met Henrica van Wenkum tot Hogerfiorst , bij welk hij eene Dogter heeft verwekt, te weeten Henrika van Wynbergen, die in den echt wierdt verbonden met Willem Lodewyk de Lange. 3. Machtelt van Wynbergen, getrouwd met Thomas van Ryswyk. LODE-  WYNBERGEN. (Het Geflagt van) 187 LoDEWYK van wynbergen , OUdfte ZoOtl Van willem VAN WYNBERGEN dl Vail machtelt van MONTFOORT , geboo- ren in den Jaare 1587 , tradt, in den Jaare 1617 , in het huwelijk met henrika van lynden , Dogter van Steven van Lijnden , Heere van Mijnden. Hij overleedt op den zeventienden Julij des Jaars 1648, en wierdt te Montfoort begraaven. Men leest nog aldaar 's Mans Graffehrift, volgens 't welk hij Heer van Oucoop, en Dijkgraaf van den Lekkendijk was. Benevens het Graffehrift, welk wij hier laaten Volgen, ziet men 'er de acht Kwartieren van zijn Geflagt. Antiqua nobilitate et generis fplendore confpicuo Viro, Domino, Domino Ludovico de Wynbergen et Luchtenburgh, Dynaftce in Oucoop, ad curam Leccss fluminis in traftu Lopicenfi Deputato prfmario, qui obiit Montfurtii 17 Jullii 1648 jetatis vero 61. WYNBERGEN. montf0r.T. zas. FORTEN. MOM. RUYTENBERG. FOLL. BEMMEL. Op den zeventienden Maï des Jaars 1651 overleedt zijne Weduw, en wierdt naast wijlen haaren Echtgenoot begraaven. De kinderen vereerden haare naagedagtenis met het volgende Graffehrift. Antiqua majorum nobilitate inclytje D. Hcuricte de Linden, Domino de Oucoop, Viduaa Nobilisf. DominiLudovici de Wynbergen, Domini de Oucoop et Luchtenbergh;, Matri Optima: Liberi moefti pofucrunt. Obiit 17 Maji 1651, " ' . LY.N-  188 WYNBERGEN. (Het Geflagt van) LYNDEN. AMSTEL VAN MYNDEN. EESTEN. ISENDOORN. BRONCKHORST. RUYTENBERGH. ALLER. ROSSEM. Acht kinderen waren de vrugt deezer echtverbintenisfe. In weerwil van dit talrijk Kroost is 's Mans naakomelingfcbap in het manlijk oir uitgeftorven. De kinderen waren de volgende. i. Willem van Wijnbergen, Heer van Oukoop, Luchtenburg, Maarfchalk van het Land van Montfoort. Tweemaalen is hij getrouwd geweest; doch heeft alleenlijk in het eerfte huwelijk één kind, zijnde eene Dogter, verwekt, die in haare vroege jeugd overleedt. Zijne eerfte Echtgenoote was eene adelijke Vrouw uit Friesland, Lucia Helena van JEbinga tot Offinga , die voorheen in den echt verbonden was geweest met een Lid uit het Geflagt van Camflra. Op den zesden Maart des Jaars 1670 overleeden zijnde, wierdt deeze zijne eerfte Huisvrouw te Montfoort begraaven , en het volgende Opfchrift met zestien Kwartieren op haar Graf gefteld. De Hoog-Edele Welgeborene Vrouwe, Vrouwe Lucia Helena van /Ebinga tot Offinga, Huisvrouw van den HoogEdel Welgeboren Heer, Heer van Wijnbergen, Heer van Oucoop, Luchtenbergh, enz. Marfchalk der Stadten Lande van Montfoort, 0. 6 Martii 1670. JEBINGA. BRONCKHORST. LYAUCAMA. ESPELBACH. CAMMINGA. BRIAERDE. DEKAMA. DEKAMA. DEKAMA. BOSCHHÜYSEN. MENNEMA. EBERHART. WALTA. MECAULT. CAMSTRA. LYAUCAMA. Naa  WYNBERGEN. (Het Geflagt van) 189 Naa het overlijden zijner eerfte Echtgenoote, tradt Willem van Wijnbergen in een tweede huwelijk , met Anna Chris» tina van der Burch tot Sandelers , doch heeft, gelijk reeds is aangemerkt , bij dezelve geene kinderen verwekt. Hij overleedt op den eenëntwintigften Julij des Jaars 1681, en wierdt te Montfoort begraaven, alwaar men , nevens zijn Graffehrift, de volgende zestien Kwartieren vindt, Antiqua nobilitate et generis profapia Clarisfimo Viro, Dno. D. Wilhelmo van Wijnbergen, dum viveret Dinafta; in Oucoop et Luchtenburg,urbisetrurium Montfortenfiura Marfcallo, uti et pra:dict. Satrapa? in Heckendorp, Snelleweerde et Lange-Linfchoten, aggeris utriusgue et fluminis ICnlx pra;feéT:o ad curara Lecca; fluminis in traélu Lopicenfi Deputato primario, marito pracharo uxor moefta pofuic. 0. XXI. Julii M. DC. LXXXI. WYNBERGEN. LYNDEN. MONTFORT. AMSTEL VAN MYNDEN. 7.AS. BESTEN. FORTER. 1SENDOORN. MOM. BRONCKHORST. RUYTENBERGH. RUYTENBERGH. POLL. ALLER. BEMMEL. ROSSEM. 2. Walborch van Wijnbergen, ongetrouwd overleeden, binnen de Stad Utrecht, op den twaalfden Juli des Jaars 1643, in den ouderdom van vijfentwintig jaaren, zes maanden éénèn dag. 3. Zweer van Wijnbergen, 4 Lode-  190 WYNBERGEN. (Het Geflagt van) 4. Lodewijk van Wijnbergen , Kolonel in dienst van den Staat der Vereenigde Nederlanden, was getrouwd met N. N. Brabant, bij welke hij eenen Zoon verwekt heeft, die gee'ne kinderen heeft nagelaaten : te weeten. N. N. van Wijnbergen. Hjj overleedt op den dertienden Maart des Jaars 1660, en wierdt te Montfoort begraaven, alwaar men, behalven de zelfde zestien Kwartieren , welke zijns broeders Graf verfieren, het volgende Opfchrift boven zijn Graf ontmoet. Illuftri ac prEenobili profapia virtutibusque infigni Domino Ludovico de Wijnbergen 3 a Prcepot. Foederati Belgii Ordinibus militum praïfecto generof. marito caro uxor moefta pofuit die Obitus lui Martii XIII. anno Chrifti nati MDCLX. 5. Steven van Wijnbergen. 6. Godfried van Wijnbergen, 7. Machtelt van Wijnbergen , getrouwd , in den Jaare 16*59, met Joost van Golfteijn tot Hoeckenborch , Gefubftitueerden Ampiman in de Neder-Betuwe. 8. Antonia van Wijnbergen. Gerrit van wynbergen, derde Zoon van zweer van wynbergen en van judith sas , getrouwd met alyd van tollenbroek, verwekte bij dezelve twee kinderen, die hun Geflagt, in het manlijk oir, niet verder hebben voortgeplant. Zijne kinderen waren: 1. Evert van Wijnbergen, die tweemaalen getrouwd geweest is: eerst, met Gerarda Hol, en vervolgens met Agnes Uitenweerde. Hij overleedt, kinderloos, in den Jaare 1661. 3. Wichman van Wijnbergen, die insgelijks tweemaalen getrouwd geweest is. Zijn eerfte huwelijk, met Maria Glauwe tot Harsfenhorst, was onvrugtbaar. Doch in eene tweede echtverbinisfe, aangegaan met zijne Nicht Hendrina van Wynbergen, verwekte hij eene dogter, Maria van Wijnbergen,  WYNBERGEN. (Het Geflagt van) m Johan van wynbergen , vierde Zoon van zweer van wynbergen en Judith sas , was gehuwd met everarda van tollenbroek, en verwekte bij den zeiven eenen Zoon, te weeten , Seyno van wynbergen , die in den echt tradt met johanna van wencom tot hogerhorst , en bij dezelve twee kinderen verwekte, naamlijk, 1. Antoni van wynbergen , die volgt. 2. Bendrlno van Wynbergen , eerst getrouwd met Wichman van Wynbergen, en vervolgens met N. N. van Wicke. Antoni van wynbergen, Zoon van seyno van wynbergen, nam ter echtgenoote beatrix ram tot schalkwyk, Dogter van Adriaan Ram, Heere van Schalkwijk, en van Margareta Pauw. Hij heeft de volgende kinderen nagelaaten. ï. Johanna van Wynbergen. 2. Bartha van Wynbergen. 3. Wichman van Wynbergen, geftorven in den Jaare 1669. 4. N. N. een Dogter. 5- N. N. insgelijks eene Dogter. 6. N. N. 7r N. N. beide jong geftorven. Nu volgen nog , eindelijk, de naakomelingen van willem van wynbergen , vierden Zoone van johan van wynbergen en van arnolda mom. Willem Van wynbergen , vierde Zoon van johan van wynbergen en arnolda mom, tradt, voor de eerfte maal, in het huwelijk met margareta ter brake, anders genaamd heymensz. Deeze , zonder haaren Man Vader gemaakt te hebben , overleeden' zijnde , hertrouwde deeze, met judith van wynbergen, Sweersdogter, gelijk wij, boven reeds in 't voorbijgaan , hebben aangeteekend. De volgende kinderen waren de v'rugt deezer echtverbintenisfe: ï. Johan van wynbergen , die volgt. • 2. Tida van Wynbergen, getrouwd met N. N. Verdeïst. 3. Ar*  102 WYNBERGEN. (Het Geflagt van) 3. Arnolda van Wynbergen, gehuwd aan Elbert Voet. 4. Cecilia van Wynbergen, de echtgenoote geworden Van Antoni van Wencum. 5. Geertruid van Wynbergen, in dsn echt verbonden met Gerrit van Wencum. Johan van wynbergen, Zoon van willem van wynbergen en judith van wynbergen, nam ter Vrouwe theodora van boskop , en verwekte bij haar de volgende kinderen. 1. Aarnt van wynbergen, die volgt. 2. Willem van wynbergen, zal insgelijks volgen. 3. Barbara van Wynbergen, in den Jaare 1617 , te Elburg , overleeden , zonder immer gehuwd gewéést te zijn. Aarnt van wynbergen , oudfte Zoon van johan van wynbergen en theodora van eoekop , verbondt zich in het huwelijk met geertruid (of, gelijk zommigen baar noemen, margareta , ook wel , volgens anderen , johanna) ter bruggen , Dogter van Johan ter Bruggen op het Linderlo, Burgemeester te Deventer , en van Geertruid Swaafken. Aarnt van wynbergen woonde in de geboorteftad zijner Hulsvrouwe, en verwekte aldaar dc volgende kinderen. 1. Jan van Wynbergen, tradt in het huwelijk met Johanna van Brienen tot Rijsfel, doch verwekte bij dezelve geene kinderen. Hij overleedt in de maand November des j;iars 16S6. 2. Henrik van Wynbergen , in den Jaare 1671 gehuwd met Golda Arnolda Keyt , Dogter tot Vosbergen. Haare Moeder was uit het Geflagt van Dostichem. Henrik van Wynbergen overleedt op den achtften Oftober des Jaars 1678, nalaatende eene Dogter, genaamd Geertruit Johanna van Wynbergen. 3. Willem van Wynbergen, in de maand Mai des Jaars 1674 ongehuwd overleeden. Willem van wynbergen, tweede Zoon van johan van v/ynbergen en theodora van boekop , tradt in den echt met machtelt van o' den iel te ysselmuiden , en Overleedt Op den vijfentwintig ten November des jaars 1641, nalaatende de volgende kinderen t. Jan van wynbergen, die volgt, 2, Aarnt  WYNBERGEN. (Het Geflagt van) r.03 2. Aarnt van wynbergen, die insgelijks volgr. 3. Dorothea van Wynbergen , in den Jaare 1648 in den echt vereenigd met Herman Joost Lindener, zonder hem kinderen gebaard te hebben. Zij overleedt in 's Graavenhage, op den negentienden December des Jaars 1668. Jan van wynbergen, oudfte Zoon van willem van wynbergen en machtelt van oldbniel , trouwde met jacomin y juncker, welke, op den negentienden November dós Jaais 1691, haare Man Weduwenaar liet met de volgende kinderen. 1. Willem van Wynbergen, Kapitein Luitenant, gefneuveïd in de belegering van Maastricht, in den Jaare 167Ö. 2. Machtelt Aleyd van Wynbergen. 3. Gefinti Maria van Wynbergen. ?r. Ceciiia Margareta van Wynbergen. 5. Jacob Aarnt van Wynbergen, gebooren den zevenden November de? Jaars 16Ó1. 6. Henrik van wynbergen , gebooren den dricëutwin» ligften Maart das J2ars 1664, die volgt. 7. Anna Maria van Wynbergen, gebooren den eenentwintigden April des Jaars 16Ó6. 8. Margareta Barbara van Wynbergen , gebooren den JWeeëmwiniigften Julij des Jaars 1Ó67. 9. Herbert van Wynbergen, jong geftorven. 10. Arnolda van Wynbergen , insgelijks vroeg overleeden. Henrik van wynbergen, derde Zoon van jan van wïn« Bergen,en jakomina juncker, In de maand Maart des Jaar* 1064 gtbooren, was Kapirein in dienst van den Staat der Vereenigde Nederlanden.' in den Jaare 1713 traJt hij in den echt met N. N. hakfort tot de horst, en verwekte bij dezelve éénen Zoon, Jan Willem van Wynbergen, die in den Jaare 1714. gebooren wierdt. Aarnt van wynbergen, tweede Zoon van willem van wynbergsn en machtelt van oldeniel , is geweest in dienst des Konings van Frankrijk, en begaf zich in het huwelijk met aleyd lulof juncker. Hij overleedt op den zeventienden Maij des Jaars 1659, nalaatende de volgende kinderen. 1. Willem arend van wynbergen, die volgt. XXXUI. deel. M 3. Ja.  !C4. WYNUERGEN, {Het Hefl.agt vari) enz. 2 Jacob jan van wynbergen, die insgelijks volgt. 3 Cecilia Maria van Wynbergen. Willem arend van wynbergen, oudfte Zoon van aarnt van wynbergen en alyd ltjlof juncker, nam ter echtgenoote, in de Jaaren 1658, geertruid van uterwYK, Dog. ter tot Heems. Hij Verwekte bij dezelve eenen Zoone, mee naame Arend willem van wynbergen, wierdt Kapitein in dienst van den Staat der Vereenigde Nederlanden , in den Jaare 1692, en klom vervolgens op tot den rang v:n Majoor. In den faore 1684 was hij in't Howeliik getreeden met geertruid van uterwyk. Dogter tot Heems, welker Moeder was Hïtirika van Raasveldt. Hij heeft eenen Zoon nagelaten, wiens naam wij niet vermeld vinden; hij wierdt gebooren op den derdrn November d?s Jaars 1685. Jacob jan van wynbergen, tweede Zoon van willeu arend van wynbergen Cl! geertruid van uterwyk, nam ter Vrouwe, in den Jaare 1689, alida van boekop, en wierdr bij haar Vader van 1. Leuifa van Wynbergen , gel oaren in den Jaare 169JJ. 2. Arend Willem van Wynbergen, gebooren iu den Jaare 1701. Wynen, (gerard) w'erdt gebooren in Gelderland, te Arnhem, in den JnUre 1648, oif een aanzienlijk Geflagr, zo van Moeders, als van Vaders zijde. Zijne Onderen, hunnen Zoon tot de beoeffening der Weetenfcbappen hebbende voorbefchikt, zonden den jongen gerard, al vroeg, na hec Latijnfche School; alwaar hij, in de kennisfe der taaien, zo fpoedige en aanzienlijke vorderingen maakie, dat hij, binnen het tijdperk van weinige jaaren, bekwaam wierdt geoordeeld , de vrugt van hooger onderwijs te kunnen genieten. Onder de beoefening der taaien, verroonde zich, al vroeg, bij onzen gerard, eene natuurlijke fnrnk en vatbaarheid, om de kennis van zaaken, met naatne die van Wijïgeerige Weetenfcbappen, daar nevens te paaren. Het Doorluchtig School te Nyxegen was thans zeer vermaard, de tegenwoordigheid van  WYNEN. (GERARD) van den vermaarden Wijsgeer theodorüs Kranen deedc op hetzelve geenen g°ringen luister afdraaien, en lokte eene aanzienlijke menigte van Leerlingen. Door 's Mans kunde eo fchranderheid bewogen, en om tevens het genoegen te heb» ben, van hunnen Zoon op geen grooter afdand van het Vaderlijk huis geplaaist te zien, zonden de Ouders onzen qb* rard derwaarts. Door zijne leergierigheid en Vaardigheid van bevattingen der afgetrokkendfte Weetenfchappen,wonhij, weihaast, de gunst en liefde van zijnen Leermeester. De Wijsbegeerte van descartes was than» de heerfchende weetenfehap in haare foort. In derzelver diepfte geheimenisfen wierdt wynen door den Hoogleerrrar kranen ingewijd. En gelijk de Wysbegeene zonder deWiskuude een Onding, een lichaam zonder leeven is, dus benaa-fiigde zich ook wynen, om van die edele en verhevene Weetenfehap, ten aanzien, van derzelver onderfcheidene deeien, juiste en onderfeheidene denkbeelden te vormen. Geduurende het verblijf van gehard wynen te Nijmegen. wierdt Profesfor kranen beroepen ra Leiden,om aldaar dea zelfden pose te bekieeden, welken hij, ftaande zijn verblijf te Nijmegen, met zo veel lof» hadt waargenomen. Tefterk was wynens verkleefdheid aan zijnen Leermeester, grooter was het nut, welk hij trok uit deszelfs onderrigtingen era vriendfchaplijken omgang, waar mede hij vereerd wierdt, dan dat hij niet zoude beflooten hebben, den verroepenea Hoogleeraar, na deszelfs nieuwe flandplaacs te volgen. Met den zelfden ijver en even gelukkige vorderingen, atsinC*/. derland, ging hij voort in zijnen loop aan het Uataafiche Hoogefchool. Wiskunst en Wijsbegeerte, intusfchen waren niet de eenige Weetenfchappen, aan welke gerard wynen zijnen tijd befleedde. Hij paarde daar nevens de beoe, ening der Regts. geleerdheid, onder het geleide, voornaamlijk,van den vermaarden Hoogleeraar ru91us. Aldus den geest hebbende geflofFeerd met eenen fchat vat» kundigheden, beklom wynen, eerlang, uit verdiende, den Trap van Meester der vrye kunften en van Leeraar der Wijs. begeerte en der Regtsgeleerdheid. Nu klonk de roem zijner N 3 kun.  jï6 WYNEN, (GERARD) erz, kunde en fchrar.derheid door het gantfche Land. Hij drongdoor zelf tot in Kleefiland: zo dat veelen geenen twijfel Voedden, of men zoude hem te Duijsburg een Hoogleeraars geftoelte hebben aangebooden. Waarfchijnlijk wierdt het be> fluit daar toe alleen verhinderd door de keuze der Bezoigeren van het Gelderfche Hoogefchool. In den Jaare 1692 beroemden zij onzen wynen, om te Harderwijk, als gewoon Hooglceiaar, de Wijsbegeerte te onderwijzen. Met veel ijver en tot nat vsn Hoogefchool en Leerlingen, bekleedde bij dien post ongeveer dertig jaareni Gerneenzaame kennis on« derhieldt hij, geduurende al dien tijd, met de voornaamfte vernuften zijnet Zeuwe. Een van deeze was de Amfterdam. fcha Burgemeester johannes kudde, een' groot' kenner van Wiskundige en Wijsgeerige Weetenfchsppen , vermaard, onder andere, door zijn aandeel in het aanleggen det Waterwerken te Amflerdam, en die, meermaalen, over onderwerpen, daar toe betrekkelijk, onzen Hoogleeraar plogt te raadpleegen. Gehard wynen overleed op den negeuëntwintigften Mai des Jaars 1622, het vierë'nzeventiglte van zijnen ouderdom. Zedigheid, vredelievendheid en gemeenzaamheid in den omgang Waren hoofdtrekken in zijn karakter. Veelen, diefmaak vonden in de Wijsbegeerte van descartes , vleiden zich met de hoop, dat wynen zijnejlitleggingen over dezelve door den druk zou gemeen gemaakt hebben. Doch hier toe konde hij niet befluiten, hoewel het hem daar toe aan de noodige bekwaamheden niet ontbrak. Liever verkoos bij, zijne Leerlingen mèr de leevende ftemine te onderrigten, dan den reeds opgehoopten ftapel van Boeken met nieuwe Schriften te vermeerderen. Zie BRouëRius, Gelderland verheerlijkt: Oratio Funebris, enz. Wynendaxe, een klein Plaatsje, in Vlaanderen, tusfehen Dixmuiden en Turnhout, vermaard door een Gevegc, op den «ch'.ëfliwimïgflen September des Jaars 170U, bij het zelve < voor-  WYNGAARD, (JAN WILLEMSZOON) enz. 197 voorgevallen ; tusfehen den Franfchen Generaal de la mot» ta , en de vereenigde Engelfchen en Hollanders. Ws'ngaar-D, ('jan Willemszoon) was de reisgenoot van kornelïs wynandszoon na Brusfel, boven, op 's Mans Artikel, vermeld, en een groot bevorderaar van het preJiktn der Hervormden binnen Amflerdam; waartoe hij, meermaalen, eenen Spijkst of Pakhuis leende, 't welk hem in eigendom toebehoorde, ftaande op de Lsstaadje, in dat gedeelte der Stad, thans bij den naam van Gelderfche Kaai bekend, meer bepaaldlijk aan de Oostzijde. Zie Aatitek. van 1, j. reaal, bij » randt, Hillorie der Reformatte. Wyncaard des heeren, in de Latijnfche fchrifen der Middeleeuwe, b j den naam van Vinea Domini bekend, was eertijds eene vermaarde Proostdij van Norbertijnen op hec Land, jn het Dorp Pingjum, in Friesland, op etm kleinen afftand van den Zeedijk, ongeveer een uur gaans ten Zuiden der Stad Harlingen gelegen. De eerfl/e reize vinden wij dit geftigc vermeld , in deu Jaare 1287, ter gelegenheid van een geweldigen rtorm en zwaare overftrooaringe, waar door da nog zwakke Zei di ken doorgebroken, en de Lauden, wijd en zijd, onder water gezet waren. Veele menfehen verloa, ren daar bij het leeven. En, gelijk in tijden van ramp en ongeval, het gerugt de maate der elenden altijd vergroot, dus verfpreidde zichx ook de tijding, dat in den omtrek, daar het Klooster ftondt, geen metisch het leeven h.)dc behouden. De Goneroel der Orde* bekommerd omtrent dia toefland van het Klooster, zonde Afgevaardigden derwaarts, met oogmerk om zich deswegen naauwkeurig te vergewiïfen. De Abt van Bloemkamp en de Proost van Schildwulde volvoerden deezen last. Bij hunne wederkomst deeden zij verllag van den rampzaligen roefiand des geftigts, behelzende 'onder anderesdat,door gebrek aan leevensmiddtlen, ai;e dé N 3 ia-  !j)8 WYNGAARD des HEEREN, enz. fnwooners het zelve hadden verlaaten, en in andere Kloosters eene veilige fchuilplaats waren gaan zoeken. Van nieuws trof dit Klooster een foortgeiijke ramp, in den Jaare 1509, en thans tot zulk eene hoogte, dat men geraaden vondt, het Klooster binnen de Wallen der nabuurige Stad Bolsward te verplaatzen. In de Geichiedenis dier Stad koomt het voor onder den naam van Johanniter Klooster Naa dat uien beflppten hadt, gelijk elders, zo ook te Leeuwarden, een Bisdom op te richten , wierden de inkomften van dit Klooster %en behoeve van den Bisfchoplijlcen Tafel beftemd. Het verval des Kloosters nam zijn begin met de verplaatzing der Jflonnlken na andere gewijde geftigten, in den Jaate 1570. fllogthans bleef het gebouw uog etn geruimen tijd in weezen. ÏJet toeueemend verval zo van de Kerk als vsn het Woonhuis hadt ten gevolge, een befluit, in den Jaare 1612 genomen, en vervolgens volvoerd, om het een en ander te floopen, cn geheel af te breeken. Volgens het verhaal der aloude Kronijken, zouden de Monniken van Bloemkamp of Olde* klooster, berugtom hunne ongebondeneen wellustige leeven^yrijze, om de middelen daar toe te vermeerderen, in den Jpare 1347 » «nen aanval op Wijngaard des Heeren gedaan ebben, doch met zwaar verlies van daar zijn te rug gedreeven. Als Proosten van dit Klooster vinden wij, onder andere, genoemd wybrandus wobbinga, eenen wesselus, en pieter. valk , Haarlemsch, die zedert Abt van Lidlum wierdt, als mede wiardus van ludsen,die,door zijne agteloosheid en verkwistende leevenswijze, het Klooster zo djèp in fchulden bragt, dat men daar over klagtig viel bij het Hof van Friesland, op wiens last de zaaken eenigzins geregeld wiemenZie winsemius, Befchrijving van Fries» land; Oudheden en Geftigten van Friesland, enz. Wyncaarden cn ruiobroek, tezamen eene Hooge Heerlijkheid, in hei gedeelte vaaZuidhollaad, teAlblasfetwaard ge-  IVYNGAARDEN en RUIGBROEK. geheeten. Men verfchilc, in de opgave van de uitgebreidheid deezer zamengevoegde Heerlijkheid. 'Er is eene begroeiing, volgens welke Wijngaarden en Ruigbroek zeshondertizt-ën. dertig Morgens en vier en een halve Hont Lands zonden beflaanf Doch volgens eene andere, meer geloofwaardige , opgave, zou mentaal! Wijngaarden, vierhonderdnegeiiönnegentig Morgens, honderdvijfënzeventig Roeden, aan Ruig. broek, honderd vijftig Morgens, vierhonderd Roeden, taalles zeshonderdnegenënveertig Morgens, vijf honderdvijfënzevemig Roeden, moeten toefchrijven. Al van overoude herkomfte moet Wijngaarden geweest zijn, om reden, dar floris de V, Graaf van Holland, bij eenen Openen Bast, zo vroeg als in den Jaare 1283 gegeeven, verklaarde, dat reeds toen Wijngaarden eene Oude en Vrije Heerlijkheid was, en in'c vervolg ook daar voor meest gehouden en erkend worden. Van het eigendunkelijk gezag, welk toen reeds de Graaven oeffenden, tot groot nadeel voor de goede zaak der burgerlijk» zamenleevinge, vertoont die zelfde Opene Brief een zeer in 't oogloopend, doch aanftootelijk bewijs. Graaf ploris verklaarde, dat alle perfoonen, om deeze of geene misdaad, uic '«Graaven Landen en Steden gebannen, in de Heerlijkheid Wijngaarden eene veilige fchuilplaats hadden, en zich aldaar vrij en onverhinderd mogten onthouden, „ uitgezondeidalleen de „ zulken", zegt het Gefchrift, „ die verraad ofmoord^om' trent den Graaf of zijne kinderen, gepleegd hadden." In den zelfden Brief ontmoet men nog eene vergunning, ten behoeve van de Ingezeetenen der Heerlijkheid Wijngaarden. Uit Irragc van dezelve waren zij ontflagen van alle Schattingen , van Dienst, van den zo gensamden Heirvaart en KJokkeilag. Meer dan honderdzestig jaaren daar naa , ie weeten in dtn Js> re 1445, bevestigde philips van bourgondie, in de hoedanigheid van Graave van Holland, alle deeze voorregten , uitzonderingen en vergunningen. Wijngaarden was, i'eenigea tijde, een eigendom van het Gkflagt van brederode. ben lid daar van, Heer willem van brederodb, droeg, inden Jaare 1421, de Heerlijkheid over aan Heere arend van gent, Ridder; welke dezelve, in den Jaare I451, verkogc aan godschalk oem, die, zeden, deT naam van van wyn. N a Gaar-  200 WYMGAARDEN bh RUIGBROEK, enz. gaarden heefc aangenomen, gelijk, in het volgende Artikel, rer zijner plaatze, nader zal vermeld worden. -— Niet meer dan veertig Huizen, of daar omtrent, ftaan in de Heerlijkheid Wijngaarden. He: Dorp heeft weinig aanziens. Een Huis vijf of zes ftaan, in den omtrek van het Kerkje, ginds en herwaarts, verftrooid. Voorts is de Heerlijkheid, over 't geheel genomen, van geringe waarde, als zijnde de Landerijen,om de laagte en woteragtigheid van den grond, zeer Lies- en Biessgiig. Zie oudenhoven, Befchrijving van Zuid - Holland* Wvngaarden, (Gejlagt van oem van) was eertijds een zeer vermaard en aanzienlijk Geflagt, waar van de naakomtlingen, hoewel in de Vrouwelijke Linie, neg heden ten dage nanweezig zijn.GeenHollandsch Geflagt, misfcbien, kan zijne Oudheid tot zulk eene hoogte, als dat van oem, terugbrengen, en van daar, in eene onafgebrokene aaneenfchakelinr, tot op deezen dag doen nederdaalen. De Steller van dit Ai» eikel betuigt hier zijnen openbaaren dank aan een nog leevend Lid en Afflammeling van dit Geflagt, voor de edelmoedige en verpligtende mededeeling van een Affchrift der Lijst van het Voorvaderlijk Geflagt. Als eene niet weinig vereerende bijdrage tot dit Woordenboek befchouwt hij het medegedeelde -Gefchrift. Met terzijdeftelling van de uitflaande Getlagclijsien, zal hij de medegedeelde opgave woordelijk volgen, behoudende alleenlijk aan zich de vrijheid, om van zijne eigen fpelling te mogen gebruik maaken, en, wat den oorfprong des Geflagrs aangaat, het volgende vooraf aan te merken. Oem, zonder eenige verdere bijvoegiug, wasdeoorfpronk-. lijke toenaam deezes Geflagts. Zo vroeg als voor meer dan zevenhonderd jaaren, naamelijk in den Jaare 1058, vindt men dien naam vermeld. Te Dordrecht, of in den omtrek dsar van, fcnijnen de vroege Voorouders toen reeds hun verblijf re hebb- n gehouden. Ook fciiijnen zij ten Graaflijken Hove Biet onbekend te zijn, gelijk blijkt uit het volgende voorval, 't üe'k  WYNGAARDEN. (Geflagt v^rOüvl van/ 201 't welk wij, hoe wal de naam niet vermeld wordt, niet kannen nalaaten, hier korteüjk aanteteekenen, ter vereerenda naagedagtenisfv van den uitvinder van den gelukkig (legenden krijgslist. Dordrecht wierdt gedreigd, met eeuep vijatidlijkeu aanval, door de Luikenaars. Alle tegenftand, door openbaar geweld, feheen geene baare ts zullen doen, van wegende in 't oogloopende ov. rma^c des vijands. Ter goeder uare, kreeg Heer oem den volgenden zonderlingen inval. Hij raadde den Greave, rondo;u Dordrecht, eene menigte van diepe kuilen tc doen graaven, en voorts met hooi, llroo en groene, zoden dezelve zodanig ie overdekken, dat ze niet konden bemerkt worden. Voorts moest de Graaf, met zijne krijgsïnagt, zich binnen Djrdrcc.ht opfluitcn, en aldaar de aan» komst des vijands afwagten. De Graaf, genoegen neemcnde in den toegedeelden rasd, en alle het noodige, volgens oEMg aanwijzing, hebbende doen tewerk Hellen, hadt het genoegen, deezen list met dien gélukkigen uitflag re zien bekroond worden, dat de niets k;vaad vermoedende vijanden, in groo. ten getale, in de verborgene kuilen plotfeling nedernonten. Toen vjelfD de -Dordrechrenasrs, met den Graaf ani het hoofd, op de verraste benden aan, doodden ze bij menigten, en riatperi een goed deel gevangen. Naar de meenicg van zommigen, zou, aa.rj dit voorval, het Geflagtwap-n zijnen oorfprong zijn verfchuldigd; zijnde een Zilveren Schild, belaaden niet vijftien groene zoden, waar van negen in *t boven Re , en zes in 'c onderlle deel geplaatst zijn, elke. rije één verminderdi hebbende het Schild in 't midden een Rootten Balk, belaaden met een Gouden Leeuw, tot de fcnarnelheid, den Staart na den Kop omg k.uld; de Tong en K.'aauwen blaauw en ultgellrekt, met d.eze Spreuk: de leeuw is Bi-vrttd met groene zoden. Thans gaan wij over rot het mededeelett der Gjfiagtüjst. Eerst zullen wij de Leden vermelden, die alleenlijk den naam van oem gevoerd, doch zich, van tijd tot tijd, me: de Geflagten vai; barenduecht, vatendrecht en van moersberoeMvermaagrehapt hebben. Die van oem van wvngaarden, als uit eeu der Leriin voongefprouten, en door aankoop der reeds vermelde Heerlijkheid dus genoemd, zullen daar na» vogelt. N 5 De  Sos WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) De eerfte in de geregelde agcereenvolging, en alzo, in Zekeren zin, de Stamvader des Geflagts, was Cleys oem. Hij leefde omtrent het Jaar 1230, was woon. agtig binnen Dordrecht, en een van de Leden der Wethouderfchap, ten tijde als de gemelde Stad met fteenen Muuren wierdt omringd en verfterkt. Hij tradt in het huwelijk met catharina duycic , en verwekte bij dezelve twee Zoonen : 1. Cleys oem, die volgt. 2. Gillis Oem, getrouwd met Ceerteny van Ratingen, bij welke hij Vader wierdt van jan Oem, Baljuw van Zuidholland, in denjaare 1321, Raad en Rentmeester Gener.ial van Zuidholland, zints het Jaar 1329 tot in den Jaare 1333. Van Gerard, Heere van Hoorn en Altena, kogt hij de Heerlijkheid van Barendrechr, en wierdt, in den Jaare 1321, daarmede verlijd. Hij was getrouwd met Socte van der Dusfen, Jansdogter, en verwekte: a. Tieleman Oem, Deken en Kanunnik van St. Pieter, te Utrecht, in den Jaare 1354. b. Gillis Oem, Ridder, Heere van Barendrecht, die ter Vrouwe nam Maria van Amerongen, Ft ederiks dogter, en verwekte bij haar: (1) Willem Oem van Barendrecht, die ongehuwd overleedt. (2) Jan Oem van Barendrecht, die insgelijks nooit gehuwd geweest is. (3) Mogtelt Oem, Vrouwe van Barendrecht, welke, in den Jaare 1361, de Echtgenoote wierdt van Diderik van Wasfenaar, Baanderbeere van Wasfenaar, en Burggraave van Leiden, Zoone vati Philips van Wasfenaar, en Burggraave van Leiden. Hij overleedt in den Jaare 1391, nalaatende twee Zoonen, welker naamen wij, egter, niet vermeld vinden. Cleys oem cleyszoon , boven genoemd, in d^n Jasre 1290 vermeld, nam ter Vrouwe elizabeth van dordt, Francks dogter, en verwekte Claes oem, Ridder, Heer van Dubbeldam, en Schou: ven Dordrecht. Hij verzelde Graaf Willem den Vierden op des»  WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM vai^ 203 deszelfs togt na Friesland, in den Jaare 1345, en fnenvelde in een gevegc bij Stavoren, op den zesden Oetober de? gameiden jaars. Zijne Echtgenoote was johanna van arke!» van bokhoven, en hij, bij haar, Vader van de volgende kiudercn. 1. Claas oem, Schi'dknaap, Burgemeester van Dordrecht, in den Jaare 1374, getrouwd met johanna duyk, en Vader van a. Willem Oem, Schepen van Dordrecht, in den Jrare 1401, getrouwd met Johanna van cis Mervede, doch kinderloos geftorven. b. Claas Oem, Pairs vau de Augustijnen, binnaa Dordrecht,, in den J3are 1399. 2. Gilles oem, die volgt. 3. Godfchalk Oem , Schildknaap, ongehuwd overleeden, 4. Margareta Oem, gehuwd met Aarnoud vau Wijk, in den Jaare 1339 overleeden. 5. Jan Oem, Schildknaap, Heer van Bokhove, ongetrouwd geftorven. 6. Evenwige Oem, Overfte en Siigteresfe van het Bagijnhof te Dordrecht, in den Jaare 1560. Gillis oem, Schildknaap, Zoon van Claas Oem en vin Johanna van Arkel van Bokhoven, nam ter" Vrouwe barBara de joede van Hardinxveld, en verwekte bij haar Tieleman oem, Schepen van Dordrecht in den J.iare 1354, en Baljuw van Zuidholland. Hij tradr in den echt met catharina van der burgh, en wierdt, bij haar, Vader van 1. Jacob oem, die volgt 2. Godschalk oem . Schildknaap van de Oude Graavinte, getrouwd met Catharina van de Woude, in den Jaare 1403, bij welke hij v-rwekte a. Tieleman oem , die vol?t. b. Godschalk oem, Hoofdman In het beleg van Leiden, onder Hertog Jan van Beieren, in den Jaare 1440, Burgemeester van Dordrechr. Zijne Ech'genoote was elizabeth hordt, Willems dogttr, en hij bij haar, Vader van Tieleman oem, eerflen Heere v?n Papendrecht, in den Jaare 14815. Reeds te vooren, in den Jaare 1473, was hij Sche-  ac4 WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van} Schepen te Dordrecht, en overleedt in den Jaare 1487. Bij zijne Huisvrouw, zijnde geweest clementia fyck, Cinasdogter, liet hij naa : 1. Godfchalk Oem, tweeden Heere van Papendrecht, Schepen van Dordrecht in den Jaare 1495, getrouwd met Margareta van Dienen, bij welke hij naliet, MabeliaOcm, Vrouwe van Papendrecht, welke, in den Jaare 1533, ongehuwd, overleedt. 2. Boudewvn oem, Heere vnn Pspandrecht, getrouwd met maria moermans, Woutersdogter, die hem baarde a. Tieleman Oem, gehuwd met Jojina Stoep, bij welke hij verwekte Willem Oem, door ervenis van zijnen Oom, ftfaks te noemen , Heere van Papendrecht, doch den laatllen mannelijksn eigenaar daar van in zijn Geflagt, alzo hij, in den Jaare 1584, ongehuwd overleedt. b. Wouter Oem, Heer van Papendrecht, getrouwd met Catharina Suys, Jansdogter, In den Jaare 1570 zonder kinderen overleeden. Tieleman oem, boven verme'd, Zoon v^n «odschalk oem en van catharina van be woude, was in den Jaare J4IS, Schepen te Dordrecht, tradt in den echt met margareta van slingeland van den tempel , Jansdogter, in den Jaare 1403, De volgende kinderen wierden uil deezen echt gebooren: 1. Godschalk oBM.die volgt, zijnde de Stamvader des Heeren van wïngaarden. 2. Jan Otto Oem, Schildknaap, Schepen van Dordrecht in den Jaare 1428, en Schout in den Jaare 1438. Hij is nooit gehuwd geweest. 3. Gerrit Oem, gehuwd met Meyne van Harlaar, bij welke hij verwekte N. N. zijnde eene dogter, in haare vroege kindjheid overleeden. 4. Elizabeth Oem, gehuwd aanNoyde van Amerongen, Banholomeuszoon, Burgemeester van Dordrecht, in denjaare 1435. 'Er zijn uit deezen Echt kinderen gebooren; doch faunue naamen vinden wij niet genoemd. 5. Pe-  WYNGAARDEN. (Gepagt van OEM van) 205 5. Petronella Oem, gehuwd aan Adriaan van Eemi' kerk, in den Jaare 1461 overleedeu, kindereu nalaatende, die wij insgelijks niet genoemd vinden. 6. Diderik Oem, Schildknaap, Wardijn van de Graaflijksheids Munt te Dordrecht. Hij is tweemaal getrouwd geweest, eetst met Maria de Nernery, die, in den Jaare 1445, zonder kinderen, overleedt; vervolgens met IFilkelmina van Roon. Hij overleedt in den Jaare 1480,, zijnde, in zijn tweede huwelijk, Vader geworden van de volgende kinderen. a. Jan Oem, Ridder, Ambagtsheer van de Lindt, Schepen van Dordrecht in den Jaare 1481, Burgemeester in den Jaare 1482, en Schout van den Jaare 1500 tot in den Jaare 1516. Driemaalen is hy getrouwd geweest, doch heeft bij geene der drie vrouwen kinderen nagelaaten. Zijne eerfte buisvrouwe was Catharina van der Marei, dogter vau Adolf van der Marck, Ridder, en van Jolenta van Egmond van Ysfelftein; de naam der tweede was Elizabeth d* Friet * Jacobsdogter, en die der derde, JVilhelmina van JValf' fckarloo. Een ongelukkig gefchil, waarin hij met de Wethouderfchap van Dordrecht wierdt gewikkeld, en 't welk ïem zeer veele onaangenaamheden berokkende, bewoog hem zijne geboorteftad te verlaaten, en zich, met'er woon, na Mechelen te begeeven. Hij eindigde aldaar zijne dagen, ia den Jaare 1532, en wierdt in de Kaïhedraale of Hoofdkerk begraaven. b. Tieleman Oem, Kastelein v?.u Oostvoorn, getrouwd met Elizabeth Haax, bij welke hij twee Dog:ers, die niet genoemd worden, verwekte. Hij overleedt in den Briel, op den zesden Februarij des Jaars 146/. c. Margareta Oem, ongehuwd overleeden. d. Margareta Elizabeth Oem, in den Jaare 1492 gehuwd aan JVensberik van Steenhuizen Corneliszoon, Schepen te Dordrecht, wien zij kinderen baarde, welker naamen niet vermeld worden. e. Adriana Oem de Rosde, Abtdisfe van Terlee, bij Leiden,' overleeden, in den Jaare 1527, en aldaar onder eer,  üo6 WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM vak) een witten Zark begrnawen, niet haare vier Quarderen, en liet volgende Opfchrift verfierd: Venerabilis Religiofa ac periMustris Domina Adriana Oem de Roode, Abbatisfa, Hujus loei, cui prseminenter ultra trigintt. prffifuit Annos. Obiit. Dis XIIIJ. Junii Anno 1527. Orati pro eL Jacob oem, reeds vermeld, als de oudfte Zoon van den Dordr chifchen Schepen tieleman oem en catharina van »er burgh, in de Jaaren 13K3 eu I387 insge ijks Schepen van de gemelde Stad, tradt in den echt met clementia van JMogluyk, en verwekte bij haar eenen Zoon Tieleman oem in denjaare 1415 Burgemeester van Dordrecht, gehuwd met agnbs Van blittsrswïic, en bij dezelve Vader van Jacob oem, Schepen van Dordrecht, getrouwd Jnet lutgera de jonge , Reyinersdogter. Hij flterf op den tweeden November des Jaars 1485, en zijna Weduw op den vijfden Augustus des Jaars 1498, hebbende te zamen verWekt de volgende elf kinderen I. Tieleman oem_, Schepen van Dordrecht in den Jaare 1459» getrouwd me; elizabeth van der does, Welke, in den Jaare 1487 . hem door den dood ontviel; 's Jaars daar naa ondernam hij eene reize na Rome, en wierdt Bldaor, op Paaschavond, in dat jaar in"alljnde op den achttienden April, tot P.iester gewjd. Vervolgens deedt hij eenen keer na het Joodfche Land, en deedt zijne eerfta Miste binnen Jeruzalem, op den Berg Sioti. Van zijne uitlandigheid in het Vaderland zijnde terug gekeerd, wierdt hij Kanunnik van de Groore Kerk in zjre Geboortestad, en Overleedt aldaar op den achttienden December des Jaars 1503. Bij z'jna buisvrouwe hadt hij twee Zoonen en eene dogter verwek:, die hem overleefd hebbeu, doch wier caatnenniet (enoïrsd worden. 3, Agnet  WYNGAARDEN. CGejlagt van OEM van) 207 2. Agnes Oem, Religieufe tot MarieDbom, binnen Dordrecht. 3. Ccmelis Oemr Schepen te Dordrecht, en Thefourier van de zelfde Stad. Hij was getrouwd met Atf tonia Oetmans, en verwekte bij dezelve a. N. N. een Zoon. b. N. N. eene Dogter. Zijn flerftijd viel voor op den zeaëutwintigilen Oftober des Jaars 148Ö. 4. Gijsbrecht Oem, Deken en Kanunnik der Groote Kerk te Dordrecht, overleedt op den eenëntwintigllen April des Jaars 1493. 5. Reinier Oem, Geestlijke in de Priorij van Eemliegen, bij Dordrecht, florf in den Jaare 1521. 6. Willem Oem, Raad te Dordrecht, in den Jaare 1490, begaf zich in het huwelijk met Alida Schrijvers, en overleedt op den zesêntwintigften Maart des Jaars 1492, zonder kinderen na te laaten. 7. Jacob Oem, Schepen te Dordrecht, in den Jaare «509, Burgemeester, in den Jaare 1523,' overleeden den achiëntwintiguen Februarij des Jaars 1524. Hij was getrouwd geweest met Catharina van Crooswijk Jansdogter, en hadt, bij dezelve, de volgende zes kinderen verwekt. a. Johan Oem, getrouwd met Engeltje van de Lindt VVillemsdogter, overleeden in den Jaare 1540, en Vader van CO N. N. een Dogter. f2) N. N. een Dogier. (3) N. N. een Dogter. b. Jacob Oem, Burgemeester van Dordrecht, in den Jaare 1556, overleeden in den Jaare 155!?, hebbende ter Vrouwe gehad Magteld Heerman Jacobsdogter, bij welke hij Vader was geworden van (O Adriana Oem, getrouwd met Mickijsl van Eeveren Pieterszoon, Raad en Rentmeester Generaal van Zuidholland. Adriana overleedt ln den Jaare 15S4, zonder kinderen. Ca; Ca-  sof! 'WYNGAARDEN. (Geflagt var. ÖPM van) (2) Catharina Oem, die tweemaalen getrouwd geweest is. Haar eerfte huwelijk ging zij aan met Daniël oem, boven vermeld, als het achtfle bind en de zevende Zoon van jacob oem en lutgera de jonge Reij". niersdogter, was Schepen te Dordrecht, in de Jaaren 1510 en 1518» Thefaurier, in den Jaare 1524. Op den zesëntwincigften Maij des Jaars 1494 was hij in het huwelijk getreeden met Geertruida Haak Cornelisdogter. Hij overleedt op dei) twintiglicn Julij des Jaars 152$. Ju het zelfde jaar daalde ook zijne Weduw ten grave. Negentien kinderen waren uit deezen echt gebooren, doch verre de meesten vroeg geftorven. De eenige, welken wij daar van vermeld vinden, was genaamd Herman oem. Hij was Schepen te Dordrecht, in de Jaaren 1546 en 1553, en hadt ter Echtgenoote genomen wil» helmina van alblas van der myl , Dogter yan Jan, Heere van der Mijl, Dubbeldam, en St. AntonlJ Polder, Hy overleedt in den Jaare 1557» nalaatende dje volgende tien khideren. 1. Daniël Oem, getrouwd met Maria Bouquet Willentsdogter, en overleeden in den Jaare'1560, nalaatende Maria Oem, gehuwd aan Diderik Hoir.ck Hen- drikszoon. 2. Geertruijda Oem, die tweemaalen getrouwd geweest is: voor de eerfte reize met Adriaan de Vet, Schepen te Dordrecht, die in denjaare 1571 overleedt, en vervolgens met Adriaan van Moefenbroek. Zij overleedt in den Jaare '594» geene kinderen nalaatende. 3. Herman Oem, Schepen te Dordrecht, overleeden in den Jaare 1563, zijnde gehuwd geweest met Catharina van Moefenbroek, welke in den Jaare 1579 overleedt; zijnde bij hem Moeder geworden van Herman Oem, Heete van Moefenbroek, welke, in den Jaare 1595, ter Vrouwe nam Catharina Bouquet Jansdogter. Hij overleedt op dan zeventienden Julij dei Jaars J623, een zevental kinderen nalaatende. 4. Willem Oem, eerst Raad te Dordrecht, en vervolgens Burgemeester te Rotterdam. Zijne huisvrouw was Elizabeth Karra Chrisiiaansdogter. Hij overleedt, kinderloos, irj den Jaare 1579. XXXÜI, desl. O 5. M#m  slo WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) 5. Maria Oem, ongehnwd overleeden, ia den Jaare 1555. 6. Comelis Oem, als Raadsheer des Konings van Spanje in den Hove van Holland vermeld, op het Jaar 1575. Met de adelijke Jonkvrouwe gellia van hotoma van olferda, uit het vermaarde Friefche Geflagt van dien naam, was hij, in denjaare I5fj5, in 't huwelijk getreeden, en overleedt te Utrecht, in den Jaare 1599, zijnde Vader geweest van achttien kinderen; doch welker naamen wij niet vermeld vinden. ' 7. Maria Oem, in den Jaare 1561 gehuwd aan Corne. lis van Moefenbroek, Schepen te Dordrecht. Kinderloos overleeden ze beiden in den Jaare 159a. 8. Jan oem, die volgt. 9. Johanna Oem. Religieufe in het St. Asgten - Klooster, te Delft. 10. Magteld Oem, in den Jaare 1572 getrouwd tnetZtomas, Heer van Sandeling, Schepen te Dordrecht. Zij overleedt in den Jaare 1625, kinderen nalaatende. Jan oem, reeds genoemd, achtfte kind en vijfde Zoon van herman oem en van wilhelmina van alblas van der wvl, overleeden den tiend&n Julij des Jaars 1588, was getrouwd geweest met eleonora van slingelandt, die ftorf op den tienden Augustus des Jaars 1620, zijnde Moeder geworden van de volgende zes kinderen. 1. Wilhelmina Oem, gehuwd aan Willem Bouquet, Licentiaat in de Regien, overleeden in het Kraambedde, op den negentienden Augustus des Jaars 1604, nalaatende Margareta Bouquet, gehuwd aan Martinus Oem. 1. Johan Oem, getrouwd, op den eerflen Maij des Jaars 1609, met Cornelia Grijp, welke op den negenên* iwintiglten Augustus des Jaars 1630 overleedt. Zij overleefde hem, tot op den achttienden Maart des Jaars 1657. Te zamen hadden zij verwekt de twee volgende kinderen. a. Johan Oem, in den Jaare 1630 getrouwd mee Jfabella Eugcnia van der Putten, en in den Jaare 1634, zonder kinderen, geltorveu. b. Eltc>  WYNGAARDEN. (Gefagt van OEM van) sil b. Eleonora Maria Oem, in, den Jaare 1641 in den echt verbonden met 'Jacob de Bruxelles, Burggraave van Dormaal, Heere van Giesfendam, Rijmenij, Granzenij en Hensbroek. Deeze, kinderen bij haar verwekt hebbende, overleedt op den eenëntwinp»lien April des Jaars 1652. Vervolgens tradt Eleonora Maria in een tweede huwelik met Philip Daneels, Ridder, Baron van Altenroden en Werze. Ook deeze verwekte kinderen bij haar, en overleedt op den drieëntwiiitiglten November des Jaars if>6o. Be- ige jnardi daar naa, te weeten op den achtften Maij des Jaars 1604, begaf zicji Eleonora Maria in een derde huwelijk, met N. van Boedenkove, Baron van Loire, zonder dat ons bekendl zij, of zij ook in dit iaatlte huwelijk kinderen gebaard heb. be. Zij is bij haare drie Echtgenooten te Meeneten begraaven, bij de Paters Minderbroeders, onder eene Marmeren Tombe, in het Groote Kuur. c. Anna Oem, te Mechelen, in den Taare 1634, overleeden. 3. Daniël Oem, overleeden op den zeventienden December des Jaars MS18. Hij was, in den Jaare 1603, in 't huwelijk getreeden met Maria Bouquet, welke op den vijftienden December des Jaars 1662 overleedt. Negen kinderen waren uit deezen Echt gebooren. 4. Herman oem, die volgt. 5. Bar bar a Oem, overleeden, te Haarlem, op den veertienden October des Jaars 1652. 6. tt'ilhelmina Oem, getrouwd, in den Jaare i(>i2, met Mr. fjendrik van Heurn, Schepen van 's Hertogenbosch, en overleeden op den achtëntwintigHen Maart des Jaars i6"57, kinderen nalaatende. Herman oem, derde Zoon van jan oem en van eleono» ra van slinoelandt , overleeden op den negenëntwintigften Augustus des Jaars 1634, was, op den eerrten Maij des Jaars 1605, in 't huweiijk getreeden met cornelia de zek Antonijsdogter, welke op den zevenden Junij des Jaars 1645 haare dagen eindigde. Te zamen hadden zij de volgende negen kinderen verwekt. O 2 I. Jo-  sii WYNGAARDEN. {Geflagt van OEM van) X. Johan oem, dia volgt. 2. Antony Oem, Doétor in de beide Regten, overleeden in 's Graavenhage, op den zevenden Oftober des Jaars 10^8. 3. Eleonora Oem, overleeden te Haarlem, op den zestienden Sep:ember des Jaars 1678. .4, Wilhclmina Oem, getrouwd, op den zesdenOftober des Jaars 1643, aan Johan Francois van Slingelandt, Sekretaris van den grooten Raad te Meehelen ; hij ftorf, op den vijfeniwiutigften November des Jaars 1647, zonder kinderen verwekt te hebben. Ruim een jaar daar naa, naamelijk op den negentienden Januarij des Jaars 1649, hertrouwde zijne W:duwe, met Petrus Grijph van Falkeftein, Schepen e» Thefaurier ie Meehelen. Zij overleedt op den derden Februarij des Jaars 1655, kinderen nalaatende. 5. Herman Oem, overleeden te Haarlem, op den drieentwiniigllen Maart des Jaars 1648, was, op den veertienden Augustus des Jaars 1642, in den echt getreeden met Theodora Bugge, welken haaren Man zij tot op den negenden Fe. bruarij des Jaars 1679, overleefde. Zij hadt hem vijf kinderen gebaard. 6 Daniël Oem, Kapitein in dienst van zijne Majefteit van Frankrijk, en in den Veldilag van Rocroy, in den jaare 1652, gefueuveld. 7. Petronella Oem, overleeden te Haarlem, op den veertienden September des Jaars 1652. 8. Maria Camelia Oem, op den dertiglten Maij des Jaars 1645, in den echt getreeden met Cornelis Hoinck, wien zij kinderen baarde. . ' 9. Cornelis Oem, ongehuwd overleeden, re Meehelen, op den negenëntwintigften Juaij des Jaars 1671. Johan oem, oudfte Zoon van herman oem en cornelia' de zee, overleeden den vierden Februarij des Jaars 1061, was op den zestienden Julij des Jaars 1628, in den echt geaètd.n met barbara van slingelandt Francoisdogter, welke op den derden Augustus 1657 overleedt; zij hadden ie zamen de volgende kindeken verwekt. X. Ifa.  WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) 2i3 1. 'Ifabella Oem, overleeden den elfden Junij des Jaar» 1657. 2. Herman Oem, die, op den vierden Junij des Jaars 1Ö63, in *t huweiijk zich begaf met Anna Christina van Nerven, en bij dezelve zeven kinderen verwekte; de meeste van welke de Orde der Jefniten hebben aangeuomen, en in dezelve geftorven zijn. 3. Johan Francais Oem, Geestlijke te Dieligem, bij Brusfel. 4. Antonius oem, die volgt. Antoniws oem, zo even vermeld, jongde Zoon van johan oem en barbara van slingelandt Francoisdogter, overleedt te Dordrecht, op den twintiglleo Augustus des Jaars 1690. Op den zevenëntwintigften Julij des Jaars 1Ó59 was hij in den echt getreeden met cornelia indervelde , die op den zeventienden Junij des jaars 1692 overleedt, zijnde Moeder geworden van de volgende kinderen. I. Jan oem , die volgt. ^ 2. Margareta Oem, gebooren in den Jaare 16(13, en m *t huwelijk getreeden, op den derden November des [aars 1091, met Jan Baptist van det Kreke, van Breda, welken zij baarde, N. N. eenen Zoon. 3. Anthoni Oem, gebooren in den Jaare 1664, Luitenant onder de Ruiterij, in dienst van den Staat der Vereenigde Nederlanden, overleeden te Bergen op den Zoom, op den tweeden April des Jaars 1703. 4. Barbara Maria Oem, gebooren den vijftienden Ju. nij des Jaars 1667, getrouwd te Gend, met den Heere van Aaljiein, en in den Jaare 1724, in de gemelde Stad, overleeden. 5. Cornelia Wilhelmina Oem, gebooren den dettigden Oftober des Jaars, was Bagijntje te Lier, in Brabant, en en overleedt aldaar, op den vijftienden November des Jaars 1735- 6. Maria Oem, gebooren den schiften Januarij 1676, en te Haarlem overleeden, 0 3 Jan  at* WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) Jan oem, Heer van Moerenbroek, oudfb? Zoon van anïoNios oem en cornelia indervelde, overleedt te Dordrecht, den eenentwintigden Maij des Jaars 1701; zijnde, op den zeventienden December des Jaars 1695, in *t huwelijk getreeden met maria van der steen , welke, op den twceemwimiglten November des Jaars 1745, overleedt. Zij hadden te zamen de drie volgende kinderen verwekt. 1. Antoni Herman Oem, Heer van Moefenbroek, ge» booren den negentienden Oétober des Jaars 1696,' en overleeden in den Jaare 1728, was, op den twintigften April des Jaars 1723, in 't huwelijk getreeden met Elizabeth van Kuijckhoven, welke op deu achtften Februarij des Jaars 1727 overleedt, nalaatende a. Maria Oem , gebooren den tweeden Februarij des Jaars 17*4. en in haare vroege jeugd gedorven. b. bleonora Johanna Oem, gebooren den twaalfden April des Jaars 1752, en, in deu Jaare 1742, te Haarlem overleeden. c. Elizabeth Maria Cornelia Oem, Vrouwe van Moefenbroek, gebooren den achtde-n Februarij des Jaars 1727, en overleeden op de Hofftede Duinvliet, bij Haarlem, op den achttienden Maart des Jaars 1785. Op den dertienden Sep.embcr des Jaïrs 1746 was zij in 't huwelijk getreeden met Jacob Theodoor Baron Roest van Alkemade, jongden Zoone van Diderik Baron van Roest van Alkemade en van Geertruijd Dutrij. Hij overleedt, op de draks gemelde Hofdede Duinvliet, op den vijfden Julij des Jaars 1767, hebbende verwekt zeven kinderen, van welke wij alleen vermeld vinden Jacob Godfchalk, Baron Roest van Alkemade. Heer van Moefenbroek, die , in deu Jaare 1781, bij Opene Brieven van zijne Keizerlijke Majedeit Jozefus den Tweeden, den Naam en het Wapen van oem heeft aangenomen. Hij trouwde ie Brusfel, op den negentienden Maij des Jaars 1787, met Maria Barbara Elizabeth Carolina Koest van Alkemade, jongde dogter van Frederik, Burggraave de Roest van Alkemade en vau Maria, Barounesfe de Hemptities. Vier kinderen zija uit dit huwelijk gebooren. 8. >  WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) 215 2, Johannes Simon Hemtanus Oem, gebooren den negenëntwinrigften Oftober des Jaars 1698, Licentiaat in da Godgeleerdheid te Leuven; ProvifeUt van het Hollandsen Kollegie aldaar; Deken en Kanunnik van het Kapittel te Haarlem; Aardspriesier over Arnllelland, en P.;stoor Misfionaris te Amfterdam. Hij overleedt in de laarstgemelde Stad, op den vijfëntwintigften Maij des Jaars 1771. 3. Cornelis Alardus Oem, Heer van Zandelingen-Ambagt, gebooren den dertienden Maart des Jaars 1701, geftorven te Haarlem, den twaalfden Februarij des Jaars 1777. Op den zeventienden Januarij des Jaars 1730 was hij in den echt getreeden met Anna de Rt'es van IFisfen, gebooren in den Jaare 1695, en overleedt te Haarlem, op den dertigHen Maart des Jaars 1779, Zij lieren naa eene Dogter, Agatha Margareta Oem, Vrouwe van Zandelingen-Ambagt, gebooren den twaalfden Augustus des Jaars 1738, en inden echt verbonden, op den tweeden Augustus des Jaars 1758, met Eduard Peter, Baron Ram van Schalkwijk, Heere van Weerdefteijn, welke, in den Jaare 17751 te Utrecht overleedt, en aldaar, als zijnde het laatfte Mansoir van zijn Geflagt,met zijn Wapen is begraaven. Drie dogters, egter, zijn van hem nagebleeven. Thsns volgen de aftlammelingen van godschalk oem , welke 't eerst den toenaam van wvn. gaarden heeft aangenomen. Godschalk oem , Oudfte Zoon van tielman oem en van margareta van slingelant, Heer van Oost Ysfelrnonde, Ruijgbroek, Grijsoord, Oud,e- en Nieuwe - Tonge, Raarasr donk, Groot Waspik, Screvelduijo en 's Graaven Wildernisfen. Hij kogt de Heerlijkheid Wijngaarden, in den Jaare 1451, van Arent vau Gendt, Ridder, en heeft, zedert, agter dien van oem,den naam van wyngaarden a«ngenomen. Nevens andere Ridders en Edelen was hij een der Afgevaardigden bij Hertog Philips van Bourgondie. In den Jaare 142» tradt hij in het huwelijk met margareta van alkemade, O 4 en  siS WYNGAJRDEN. (Geflagt van OEM van) efi overleedt in den jaare 1457, nalaatende de volgende ze> veö kinderen. i. FLORts öem, Heer van Wijngaarden, Ruijgbroek, Oost- Y felmonde, Burgemeester van Dordrecht, in de Jaafen 1465 fri 146?, I'niljuw van Zuidholland. In den Jaare 1468 was hij een der Gemsgrigden onder de Ridders" en Edeler) van Holland, om Hertog Karei van Bourgondie als Graaf Vi»n Uo'land ie huldigen. Zijne Echtgenoote was bertha vaJ» den BouKtroRST, Francsdogter, en hij, bij haar, Vader van de volgende kinderen. a. Jacob oem Van wvngaarden, Heer van Wijngaarder!, Ridder, Bailjuw van Zufdholand. overleeden te Dordrecht. H j was getrouwd met Maria van Duvenvoordet en verwekte, behalven andere kinderen, Fr.oR!s oem van wtngaardeN, Heer van Ruijgbroek, die, bij óttelyne van den coulster, Vader was van Jacob oem van wynoaarDen, Heere van Wjnga»rderi, Ridder, een der zamen verbondene Edelen, welke j in oen Jaare 1566, aan de Hertoginnê Landvoogdesféj het vermaarde Smeekfchrift, te Brusfel, overhandigden. Hij 1Vas Bailjuw en Gouverneur van Gouda en Oudewater, <§n overleedt in den Jaate 16*04. Driemaal is hij getrouwd gewéést. Zijne eerfte echtgenoote was Hes fel van Muiaart; dé tweede, Johanna van Zuilen van Nijvelt; en de laatlle Eleonora Van Swartfenburg. Alleen bij de derde huisvrou» We heeft hij kinderen verwekt; zij waren de volgende. (1) Carel Oem van Wijngaarden , Kapitein étt Luitenant 'Kolonel van het Regiment Sonoy, in den Jaate 158!, in Één gevegt in Friesland gefneuveld. (2) Willem Oem Van Wijngaarden, jnsgèHjks Kapitein en Luitenant Kolonel, gefneuveld in den veldfhg bij Hirdenberg, in den Jaate 1580. (3) Roeland Oem van Wijngaarden, èerie reize door'andere Gewesten en Italië hebbende ondernomen , overleed te Rome, aan de gevolgen eener wonde, in een Tweegevegt bekomeiié (O Otté*  WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) 217 (4) Ottelyne Oem van Wyngaarden, overleeden te Leiden, in den Jaare 1609, zijnde getrouwd geweest met Karei van den Ryne, Ridder, gefneuveld op deu Zeetogt, in denjaare 1599, onder het opperbevel van den Admiraal Pieter van der Does. Zij liet naa N. N. eene Dogter, getrouwd met Jacob Oem van Wyngaarden. (5) Maria Oem van Wyngaarden, ge> huwd aan Joachim Rengers, uit Friesland, welken zij kinderen baarde. b. Floris oem van wyngaarden, Ridder, Heer van Ysfelmonde, Ilar,d in 's Graavenhage , en Bewaarder van het Haagfche Bosch. Hij nam ter VrouA'e maria van swib> ïen, en verwekte bij haar Joost oem van wyngaarden, die zich inden echt begaf met jacomina van der heyden, en bij haar Vader wierdt van (1) Floris Oétn van Wyngaarden, getrouwd met Elizabeth van Bruelis, zonder kinderen geflorven. (2) Jacoba Oem van Wyngaarden, gehuwd «an Willem van Tsfelflein, uit den Huize van Egmond, en bij hem Moeder van kinderen. c. Dirk oem van wyngaarden , Schepen van Dordrecht in den Jnare 1497, Bailjuw van Zuidholland in den Jaare 1490, getrouwd met adriana van zuilen van nieVeld, en bij dezelve Vader van Hendrik oem van wyngaarden, die zich In den echt verbo'ndt met ermgarda spruyt van kriekenbeek en bij haar verwekte CO Benmnk oem vaN wyngaarden, Am. bagtsheer van's Heeraartrberg«n, Rentmeester Generaal van Zeeland Beooster-Schelde. Hij overleedt te Schoonhoven, in den Jaare 1605, zijnde getrouwd geweest met maria van ierooskerke, overleeden in den Jaare 1603, welke hem gebaard hadt: (t) Hendrik Oem van Wyngaarden, Heer Van Gieren Oudekerke, getrouwd met LeonoravandeWervt, doch kinderloos overleeden. O 5 Ctt) Mtt-  218 WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) (it! Maria Oem van Wyngaarden, overleeden in den Jaare ióo.j.. (ttf) 'Idriana Oem van Wyngaarden, hoewel tweemaal getrouwd geweest, eerst met Willem Bol, te Utrecht, en vervolgens met Steven van Blitterswijk, nogthans kinderloos geftorven, (tttt) Gerrit Oem van Wijngaarden, Prefident van den Hove van Holland, overleeden in den Jaare 1598, Zijnde getrouwd geweest met Sandrina Croefing, Vrouwe van Benthuizen en Zoetermeer, geftorven in den Jaare 1594, nalaatende Jacob Oem van Wijngaarden, Heer van Wijngaarden, Ruijgbroek, Benthuizen, Zoetermeer, Zegwaart, befchreeven in de Ridderfchap van Holland, Hij overieedt binnen 'sGraavenhaage, op den achtden December des Jaars 1650. Hij was getrouwd geweest met Anna van den Rijne, overleedeu in den Jaare 1643, hebbende hein gebaard C§) Gerrit Oem van Wijngaarden, Edelman van Prinfe Fredrik Hendrik van Oranje, overleeden in het beleg van Maastricht, in den Jaare 163a. (§§) Carel Oem van Wijn» gaarden, Baron van Wijngaarden, Ruijgbroek, Bemhuizen, Zegwaard, Paleufteijn en Zoetermeer. Hij overleedt op den vierè'ntwintigften Otfober des Jaars 1669. In den Jaare 1644 was hij in 't huwelijk getreeden met Regnera Florentina Shots, uit Overij'sfel, welke, op den eenentwintigden Maij des Jaars 1655, in 'sGraavenhaage overleedt. Vermits deeze geene kinderen hadt ter waereld gebragt, maakte Heer Carel, bij zijn overlijden, zijne heerlijke goederen mm Daniël Oem van Wijngaarden, Heere van Werkendam en Moermond. d. Catharina Oem van Wijngaarden, getrouwd] met Jan van de Wcrve, Ridder, te Antwerpen, wien zij kinderen heeft gebaard. 2. Tieleman oem van wyngaarden, Godfchalkszoon, Heer van Raamsdonk, Groot Waspiek, Scteevelduijn, Twaalft'halve Hoef en Croonedein bij Leiden, Bailjuw van Ken» cemerland, Ordinairs Raad van Holland, en Rekenmeester in '«Graa-  WYNGAARDEN; (Geflagt van OEM van) 319 's Graavenhage. Hij nam ter Vrouwe Jolenle van Egmond, doch verwekte bij haar geene kinderen, 3. Jan oem van wyngaarden , die volgt. 4. Jonge jan oem van wvnöaarden , Heer van da Lecke, Bailjuw van Kennemerland, zonder kinderen overleeden. 5. Margareta Oem van Wyngaarden, getrouwd, in den Jaare 1438, mee Jacob van Cats, 'Ridder, welken zij kinderen heeft gebaard. 6. Hendrik Oem van Wyngaarden, Heer in Grijsoord, Raad in den llove vau Holland, in den Jaare 1460. 7. Catharina Oem van Wyngaarden, die tweemaal getrouwd geweest is: eerst, met Aart Muuh, genaamd van den Broek, Burgemeester te Meehelen, welken zij kinderen baarde; vervolgens, met Gillis van Gottignies, insgelijks Burgemeester in de gemelde Stad, en die ook, bij haar,Vader is geworden. Jan oem van wyngaarden , flraks genoemd, tweede Zoon van godschalk oem van wyngaarden en van margareta van alkemade, was Heer van Croon-fteijii bij Leiden, en tradt in liet huwelijk met catharina van egmond Willemsdogier, bij welke hij Vader wiutdt van de volgende vijf kinderen.: 1. Godschalk oem van wyngaarden, die volgt. 2. Willem oem van wyngaarden , Ridder, Heer van Albranswanrt in Grijsoort, Oude en Nieuwe Tonge, Houtvestervan Holland, en Bailjuw van 's Graavenhage, in den Jaare 1512. Zijne Echtgenoote was Maria ruygrok van de werve Philipsdogter, en hij bij haat Vader van twee kinderen: a, Catharina Oem van Wijngaarden, getrouwd met Casper van Blois van Treslong, Bailjuw van den Briel en Lande van Voorn, welken zij kinderen baarde. b. Cornelis Oem van Wijngaarden, fVleesrerknaap vau Holland, is tweemzaic-n getrouwd geweest: eerst met Geertrudis van Honthorst, en vervolgens met Maria van Abbenbroek, Bouwensdogier. Bij de eevfle vrouw verwekte hij vier, bij de andeie twee kinderen* CO Km  220 WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) (1) Kornelis Oem van Wyngaarden, in den Jaare 1582, ongehuwd, overleeden. (2) Philip Oem van Wyngaarden, insgelijks on. getrouwd geftorven. (3) Anna Oem van Wyngaarden, gehuwd aan Jan van Euykeftoot, welken zij kinderen baarde. (4) Maria Oem van Wyngaarden, getrouwd met Zweer van de Poll. (5 j Kornelis Oem van Wyngaarden , kinderloos geftorven. (6) Maria Oem van Wyngaarden , die tot Man hadt Gysbert van Hogendorp, welken zij Vader maakte van vier kinderen. c. Tsbrand Oem van Wyngaarden, overleeden in den Jaare 1530, zijnde getrouwd geweest met Hillegonda van Zonneveld, bi, welke hij twee kinderen verwekte. d Floris oem van wyngaarden, Doktor in de beide Regten, was Penfionaris van Dordrecht in den Jaare 1518, vervolgens Raad in den Hove van Holland in den Jaare 1523. In een afzonderlijk Artikel zullen wij van hem nader verllng doen. Hier merken wij aan, dat hij ter Vrouwe nam arnoldina van duvenvoorde Arensdogier, en bij haar verwekte. (1) Jan Oem vanWyngaarden, Dom-Kanunnik en Scholaster te Luik. (2) Gysbcrt Oem van PVyngaarden, ongehuwd overleeden. (3) Catharina Oem van Wyngaarden, nooit getrouwd geweest. (4) Adriana Oem van Wijngaarden, eerst getrouwd met Adriaan van Borsfelen, vervolgens met Wouter van Beekefteijn , doch zonder kinderen overleeden. (5) Maria Oem van Wyngaarden, gehuwd aan Carel de TSer claas, Ridder, te Brusfel, bij welken zij Moeder is geworden. e. Elizabeth Oem van Wyngaarden, getrouwd met David Ruygrok van de Werve, Baüjuw van ter Goes, en bij hem Moeder van kinderen. Zij overleedt in deu Jaare 1523. Gob-  WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) 221 Godschalk oem van wyngaarden, reeds genoemd, sis oudrte Zoon van jan oem van wyngaarden en van catharina van egmond, was Bailjuw van 's Graavenhage, Dijkgraaf van Geestmer-Ambagt, Heer van Grijsoort en Croonefteijn. Zijne Echtgenoote was margareta van boschhuizen, Bruininksdogrer, die hem twee kinderen baarde. 1. Jan oem van wyngaarden, die volgt. 2. Christina Oem van Wyngaarden, gehuwd met Pieter van Halmale, Ridder, te Antwerpen, in den Jaare 1548, wien zij kinderen heeft gebaard. Jan oem van wyngaarden, Zoon van godschalk oem van wyngaarden en van margareta van bosci-ihuizen , was Heer van Croonefteijn, en tradr, voorde eerfte maal, in 't huwelijk met margareta van de werve, Aertsdogter, van Antwerpen, en vervolgens met catharina van zyl , van Leiden, die in den Jaare 1597 overleedt. Bij zijne eerde Vrouw hadt hij vier, bij de andere vijf kinderen verwekt. 1. Godfchalk Oem van Wyngaarden, getrouwd met Cornelia van Soetelijnskerke, bij welke hij verwekte Maria Oem van Wyngaarden , gehuwd, aan Chris» tojfel van Nijenhof. 2. Hendrik Oem van Wyngaarden, Ridder van de Duitfche Orde en Kommandeur van Scherluijnen, in den Jaare 1574 overleeden. 3. Aert Oem van Wyngaarden, overleeden te Gend, zijnde getrouwd geweest met Maria Abfaloens, van Leuven, alwaar zij, in den Jaare 1606, overleedt, nalaatende zes Zoonen. a. Jan Oem van Wyngaarden, ongehuwd geftorven, te Leuven, in den Jaare 1632. b. Carel Oem van Wyngaarden, Gouverneur vsn Geertruidenberg, en Generaal van de Artillerie, in den Jaare ido2, ongehuwd overleeden. c. Frans Oem van Wyngaarden , Kapitein onder de Ruiterij in dieusc der Vereenigde Nederlanden, in Bohème overleeden. d. An-  222 WYNGAARDEN. (Geflagt vau OEM van) d. /Inthoni Oem van Wyngaarden, in eene Schipbreuk, bij Antwerpen, in den Jaare 1586 , omgekomen. e. Philip Oem van PFyngaarden, op dén twaalfden April df>? Jaars 1654, te Leuven, ongehuwd overleeden. f. Ferainand Oem van Wyngaarden, in het Leger voor 's Hertogenbosch, iu den Jaare 1603, dood gefchooten. 4. Bart ha Oem van Wyngaarden, getrouwd, te Uirecht, niet Willem Foegt, en in den Jaare 1573 geftorven. 5. Daniël opm van wyngaarden , die volgt. 6. 'Mdrgafeta Oem van Wyngaarden, gehuwd aan Jan Zegen van Wasjenhive, Ridder, die bij haar kinderen heefc geteeld. -. HilJcgonda Oem van Wyngaarden, is tweemaal getrouwd geweest: eerst, met Joost van Schawyi, welke geene kinderen bij haar verwekte; vervolgens met Pieter van Coevoorden, welke, bij baar, van twee dogteren Vader wierdr. 8. Cornelia Oem van Wyngaarden , getrouwd met van Gellinkhuizen, die b>j haar vier Zooueu verwekte. 9. Maria Oem van Wyngaarden, gehuwd aan Mr. Frans Frank van Zevenbergen, Penfionaris van Gouda, en vervolgens Raad in deu Hoogen Raad in Holland. Zij overleedt kinderloos, in den Jaare 1614. Daniël oem van wyngaarden, Zoon van jan oem van wyngaarden en van catharina van zyl, verkogt, inden Jaare 1613, het Huis en de Hofftad Croonefteijn, aan N. van Panhuizen. Hij is tweemaalen gstrouwd geweest: eerst met beatiux de waal van moersbergen, en vervo'gensmet soïhia bouken. Hij overleedt, in den Jaare io"i3, nalaatende, uit zijn eerfte huwelijk, één, uit het ander vijf kinderen , in den volgenden rang, 1. Geurtje Oem van Wyngaarden, getrouwd met N. van den Sar.de, Rckcnmterter te Arnhêm, met kinderen. 2. Jan- Oem van Wyngaarden, kinderloos geftorven. 3. Jan oem van wyngaarden, die volgt. 4. Md Oem van Wyngaarden, jongman geftorven.' 5. Bea-  WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) 223 5. Beatrix Oem van Wyngaarden, 6. iu/anna Oem van Wyngaarden, j&n oem van wyngaarden, Zootl v3b david oem van wyngaarden en van sofhia rouken , Heer van Werkendam, was eerst Raad Ordinaris, en naderhand Prefident van den Hove van Holland in den Jaare 1641; hij overleedt in's Graavenhage, op den zevené'ntwimigiten Januarij des Jaars 1650, Zijnde getrouwd geweest met jaCoba de witte, van Zierikzee, welke, in den Jaare 1661 , overleedt, nalaatende een' Zoon , Danied oem van wyngaarden , Heer van Werkendam, en naderhand, volgens Uiterften Wille van zijnen Neeve Carel Oem van Wijngaarden, Aertszoon, Baron van Wijngaarden, Heer van Ruijgbroek, Benthuizen en Zoetermeer, zedert het Jaar 1648 Bailjuw en Dijkgraaf van de Stad, Lan» den en Groot Waterfchap, midsgaders Kastelein van deu Huize en Kasteel van Woerden , befchreeven onder de Ridderfchap en Edelen van Holland, en, wegens dezelve, Afgevaardigde in de Generaliteirs Rekenkamer, en vervolgens in de Vergadering van hun Hoog Mogende de Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden, Hoog-Heemraad van Delf. land, en Curator van 's Lands Hoogefchool te Leiden; Buitengewoon Gezant van den Staat der Vereenigde Provinciën aan Christiaan den Vijfden, Koning van Deenemarken, inden Jaare 1672. Hij overleedt in den Jaare 1688, zijnde, in den Jaare 16*34, 'n 'l huwelijk getreeden met catharina van zuidland, eenige dogter en Erfgenaame van Iman, Heere van Zuidland, Moermond, Renesfe en Noordweile. Haare kinderen waren: 1. Catharina Sophia Oem van Wyngaarden, Vrouwe van Zoetermeer, getrouwd, voor de eerfte maal, met Da» viel Glezer, Heere van Middelburg, en vervolgens, met Frederik de Liere, Raad Ordinaris in den Hove van Holland, Zij heeft kinderen nagelaaten. 2. Jacoba Oem van Wynbergen, Vrouwa van Moermond, ongehuwd overleeden. 5. mi-  sa* WYNGAARDEN. (Geflagt van OEM van) 3. Willem Oem van Wyngaarden , Baron van Wijngaar den, Heer van Benthuizen en vau Werkendam, ongehuwd overleeden. 4. Johanna Maria Oem van Wyngaarden, naa haars broeders dood Barones van Wijngaarden, Vrouwe van Benthuizen , Renesfe en Werkendam; gehuwd, op den tweeëntwintigften Oftober des Jaars 1690, met Jacob van der Rydt, Heere van Endegeest, Woestwezel en de Westdoorn, ge. boorcn in 's Graavenhage den eenëaderdgfteu Oftober de» Jaars it554. Zij lieten naa: N..N. een Zoon. N. N. een Zoon. N. N. een Dogter, Uit echte Medegedeelde Berigten; Zie verder s. van leeuwen, Bat. Wuft.1 m. balen, Befchrijving van Dordrecht, -Wyngaarden, (Mr. floris oem van) op de bovenftaan' de Geflagtlijst, ter zijner plaatze, reeds vermeld, bekleedde den post van PenQonaris in zijne Geboorteplaats Dordrecht. Hij was een ijverig voorftander der Voorregten van die Stad. Een zeer treffend bewijs daar van vertoonde hij, in den Jaare 1518, ter gelegenheid als, te Brusfel, gehandeld wierdt over het Dordrechtfehe Stapelregt,'t welk hetzelve, door verfcheiden Hollandfche Steden, wierdt betwist,als die zich daar door merkelijk bekort rekenden. Meester flori» «oem van wyngaarden, overtuigd van de overgroote voorde el en, weike hier uit voor zijne Vaderltad ontüonden, in de onderhandeling over dit onderwerp, het woord hebbende opgevat, (lelde zich zo ijverig in de weer, ter verdeediginge van het Regt zijner Stede, dat hij den haat van veelen zich daar door op den halze haalde. In 't bijzonder was op hem ten hoogue gebeeteu albrechi van loo, ten dien tijde Adv»,  WYNGAARDEN. (Mr. FLORIS OEM van) E25 Advokaat van Holland; een Ampt, naderhand, onder de benaaming van Raadpenfionaris van Holland, zeer vermaard] geworden. Van loo was tevens Raad van den Graave. Da grond des ongenoegens, welk deeze tegen Mr. floris hadt opgevat, was de vrijmoedigheid des Dordrechtfchen Penfionaris.waar mede hij den anderen, openiijk en in 'taangezigt, hadt durven aanzeggen, dat het hem niet vrij ftondt, deeze beide Ampteu tevens te bekleeden, alzo 's Graaven belangen met die der Staaten van Holland niet altoos overeenftemden; en hij, diensvolgens, meermaalen in het geval zich konde bevinden, om in 't een of ander opzigt zijnen Eed te moeten breeken, en de belangen vau den eenen of anderen Mees. ter verraad en. Zeer duur kwam deeze vrijmoedigheid aan floris oem van wyngaarden te ftaan. Met allerlei befchuldigingen wierdt hij ten Hove van karel den V, als Graave van Holland, aangerand, en hij daardoor zo zwart gemaakt, dat zijne vijan. den in hun oogmerk, om hem den voet te ligten en van allerlei bewind te ontzetten , naar hunnen wensen daagden. Een brief, gedagteekend in Spanje, uit Saragosfa, den zes'. den December des Jaars 1618, en gerigt aan de Wetkouderfchap van Dordrecht, hieldt in, een bevel aan dezelve om Mr. floris oem van wyngaarden van zijn Ampt te ontzet» ten, en binnen het tijdverloop van twaalf uuren, naa het lee« zen van den Brief, de Stad Dordrecht re doen verlaaten. Zeer ontzettende, voor de Dordrechtfche Regeering, was dit bevel. Zij erkende de waarde van haaren Penfion'aris niet alleen als een ijverig', maar ook als een kundig' en bekwaam Voorftander van de Voorregten haarer Stad. Alle tegenbedenking en wederftand, intusfchen, was hier vrn'teloos. Met hoe veel tegenzins ook,het aangekondigd gebod moest gehoorzaamd worden. Van geen langen duur, nogthans, was de ongenade van Mr. floris. Tot zijn geluk was hij een vriend van den vermaarden adriaan ploriszoon, naderhand bij den naam van Paus adriaan den zesden bekend. Deeze, zijnde geweest Leermeester van karel den V, en thans Kardinaal, be. hieldr, vervolgens, geen geringen invloed op bet hart va>i XXXIII. deel. p zij.  3s6 WYNGAARDEN. (Mr. FLORIS OEM vau-) mi. zijnen Koninklijken leerling. Ten behoeve van zijnen ongelukkigen vriend, den nfgezetten Penfionarii, bediende de Kardinaal zich vsn dien invloed, met zo gelukkigen uitflag, dac Meester FioRis, eerlang, in zijne verlorene eer herfteld wierdt. 't Bleef niet bij de bloote ontheffing van fchuld en ftraffe. In vergoeding voor den geleeden hoon, klom hij tot nog hooger aanzien, dan hij voormaals hadt bekleed. Hij bekwam de aanzienlijke waardigheid van Raad in den Hove van Holland; welke hij, vervolgens, tot zijnen dood toe» heeft bekleed. Daarenboven vindt men aangeteekend, dat Meester floris, in de maand Februarij des Jaars 1525» onder de Ridderfchap en Edelen van Holland s ter Dagvaart van die Provincie is verfcheenen. Naar het oordeel van alle voorfhnders van Vrijheid in den Godsdienst, vindt men, als een vlek, in het karakter van Meester floris oem van wynoaarden aangeteekend, dat hij een ijverig tegenltreevar was van de Leere van mak.tinos lutherus, welke thans eenigen opgang begon te maaken; Hij beweerde dat het glimmend vuur, in zijn beginne, moest gebluscht worden, en men hetzelve den tijd niet moest gunnen om zich in lichter laaije vlamme ce verheffen. Geert wonder, derhalven, dat de afzetting en ballingfchap van Meester floris, onder de goedgunners en voorftanders der Lutherfche Leere, welke men toen reeds, ook te Dordrecht, aantrof, geene kleine blijdfchap hadt verwekt. Zie beverwyk , Befchrijving van Dord* recht; hARDuim Epiftol*, ap. camp. burmannum. Wynjeterp, in rang het zevende Dorp, in de Friefche Grietenij Opfterland of Upfterlatid, in het Kwartier der Zevenwouden. Eene tamelijke uitgebreidheid heeft dit Dorp, en ligt niet onvermaaklijk, aan den Rijdweg, welke na het Landfehap Drente loopt. Van zeer onderfcheidenen aart zijn de landerijen in de nabuwfebap. Men vindt 'er, naamelijk, zeer  WYNJETERP. B»7 zeer goede Bouwlanden, doch men ontmoet 'er ook fchraaie hooge Veenen. De Kerk, welke, in overoude tijden, eena Parochie was, plagt met een hoogen Toren te pronken; doch deeze is, al voor lang, in een kleine Spits veranderd. Ook berigten ons de aloude Kronijken, dat, in het Zuidlijk gedeelte van het Dorp, op de hooge Veenen, weleer eene Kapelle phgt te ftaan, die tot Be'chermerden H.eonifacius hadt. Met die van het uabuurig Duurswolde, hebben da Hervormde Ingezeetenen eenen Leeraar in gemeenfehap. Voor 't overige vertoont tWijnjeterp niet de gedaante van een regelmaatig Dorp, maar liggen de Huizen ginds en elders verfpreid. De meesten daar van ftaan midden in geboomte. Met twee kleine Buurtjes,onder JVijnjcterp behoorende,brenet het, in de algemeene belangen der Grietenije, vierenveertig Stemmen uit. Eindelijk moeren wij, ter eere vaaWjnjeterp, hier nevens aanmerken, dat het de geboorteplaats geweest is van eenen stephanus sylvius , die, door eigen vernuft, met leergraagte en naarftigheid gepaard, uit een garin. gen fland, zich tot eenig aanzien heef: verheven. Van geringe Ouderen gebooren, in den Jaare 1505, hadt hij het geluk, door gunst van goede Vrienden, die in den Jongeling iet ongemeens befpeurden, geooegzaame hulp en aanmoediging te vinden, om zich in de taaien en andera VVeetenfchappen, tot de Godgeleerdheid van zijnen leeftijd beboo» rende, te oeffenen, en eerlang den Geesilijken ftand te beklimmen. Omrrent het Jaar 1540 wierdt hij Pastoor te Al. denhoven, en van daar na Tzum, bij Franeker, en voorts na Leeuvarde verplaatst. Eindelijk beklom hij de waardigheid van Eerften Pastoor der St. WaLburgskerke te Groningen. «lwaer hij, in den Jaare 1567, zijne dagen heeft geëindigd. Zie winsemius en schotanus, Befchrij. ving van Friesland; pbtri, de Scrip, ter. Frif. P 2 Wrm,  228 WYNS, WYNSZ. (JELLE ADRIAANSZ.) Wyns, in rang het eerfte van de veertien Dorpen der Friefche Grietenije Tietjerkfteradeel, in het Kwartier van Oostergo, alwaar het niet meer dan achttien Stemmen uitbrengt. Het Dorpje ligt, tusfehen Leeuwarden en Dokkum, san de Ee, of zijnde eeu van ouds bekende Rivier, thans de Trekvaart, tusfehen de twee ftraks gemelde Steden. In deu omtrek ontmoet men Wei-en Hooilanden, en niet verre van daar een vischrijk Meirtje, Aatje Jetfes-meir genaamd. De Hervormde Leeraar der Plaatze neemt ook in de twee nabuurige Dorpen, Oenkerk en Giekerk, den predikdienst waar; hij is Lid der Klasfis vau Leeuwarden. Een NonnenKlooster, of Proostdij, van de Orde der Premerftratenfen, in den aanvang der Twaalfde Eeuwe, door den eerften Abt van Marienjaart, en onder den naam van Bethlehem, in de nabuurfchap van PVijns geftigt, is al voor lang verdweenen. Zie Tegenwoordige Staat van Friesland; halma , Tooneel der Vereenigde Ne» derlanden. Wynsz, Cjelle adriaansz ) was een Man, wiens naam, meer dan die van veele, zo genaamde Helden, overwaardig is om voor de vergeetelheid bewaard te worden, als die, door eer.e, hoewel eenvoudige, nogthans zeer heilzaame uitvinding, zich bij de tijdgenooten en de naakomelingfchap, verdienstelijk heeft gemaakt. Van een Wijsgeerigen geest bedeeld, hadt hij zich, al vroeg, op de Wiskunde toegelegd ; niet flegts om die verhevene Weetenfehap in de bloote befpiegeling te beötffenen, maar inzonderheid om haar ten algemeenen nutte toe te pasfen. Den post van Dijkgraave van, Medenblik, of van de Fier Noor der Kogge, bekleedende, ftelde hij zijn vernuft te werk, om iets ter betere beveiliginge der Zeeweeringen uit te vinden. De vrugt van 's Mans nafpooringen was, in den Jaare 1594, het liggen van Kreb. bingen, buiten aan den Wierdijk in Zee, tot befcherminge yan denzelven tegeu deu geweldigen aatidraog enzw.aarenlbg van'  WYNSZ, (JELLE ADRIAANSZ.) enz. aco van het water. Zo heilzaam wierdt, op de proef, deeze uitvinding bevonden, dat men 'er zedert, altoos zich van bediend heeft. Voor den Spanbroekerdijk, bewesten den Twijkerbrug, wierdt de eerlte Krebbing geflugen. Als een blijk der Staatsgezindheid van den Dijkgraave jelle adriaansz. wynsz vindt men aangeteekend, dat wanneer, in den Jaare 1588, het Staatfche Leger voor Medenblik lag, met oogmerk om die Stad te bemagtigen, en de Stedehouder sonnoi een verflag deedt, om den Dijk bij Medenblik door te fteeken, met oogmerk om alle het Land onder water te zetten, en het Leger van daar te verjaagen, de Dijkgraaf met zo veel ernst zich daar tegen verzette, dat het weik in de geboorte wierdt gefmoord. Zie burgers, Kronijk van Medenblik. Wys, (albert se) gebooren te Amersfoort, in den aanvang der Zestiende Eeuwe, vondt, ter aankweekinge van zijne natuurlijke talenten en de vermeerderinge van kundigheden, eene gepaste en overheilzaame gelegenheid in de ruims omftandigheden zijner Oudereu. Zijn Geflagt bloeide in eere en aanzien, in de gemelde Stad; verfcheiden leden vau hetzelve bekleedden 'er, van tijd tot tijd, de gewigtigfte Regeeringsposten. De Regtsgeleerdheid was de hoofdfiudie, op welke albert de wys zich voornaamlijk toeleide. Ten dien einde bezogt hij meer dan één buitenlandsch Hoogefchool. Dit deedt hem bekend worden in de waereld, en den roem zijner kunde allerwege uitgaan. Het baande hem den toegang ten Keizerlijken Hove, en deedt hem aldaar den voordeeligen en vereerenden post van Raad beklimmen. Onder de Keizers ferdinand den I en maximili aan den H bekleedde hij ;dien hoogen rang. Naa eene afweezigheid van twintig jaaren bekroop de wys de lust, om zijne Geboorteplaats en Maagen te bezoeken. Verzeld van een talrijken floer, even als ware hij een Vorst, verfcheen hij te AmersP 3 foort .  23o Wys, (ALBERT de) enz. foort, en vertoefde 'er eenige dagen. Op eenen derzelven onthaalde bij de geheele Wethouderfcbap, zijne nsbefhanden en alle de overige aanzienlijke ingezeetenen, op eenen Koninkliiken maaltijd. V-rvolgens zijn aandeel in zijne Vaderlijke erfgoederen, 't welk eene aanmerkelijke fommebedroeg,aan Zijne Zuster, die nog in leeven was, hebbende overgedraagen, keerde hij te rug w zijn bedrijf ten Keizerlijken Hove. Niet 'arg daar naa, een blijk van het vertrouwen, welk hij in de wvs (lelde, willendegeeven, zonde hem zijne Keizerlijke Majelteie als Gezant aan den Turkfchen Keizer te Kotijlantinopolen. Hij overleedt aldaar, op den eenëntwintig» fleti October des Jaars 1568, en wierdt, in de Vooritad Pera, in de Kerk der Franciskaanen, onder eene marmeren Tombe, begaven. Zie akth. matth-si Rerum Amsrifort. Scriptores. Wvtmaj», (mattheus) een bekwaam Kunstfchilder der voorgaande Eeuwe, wierdt gebooren te Gorinchem , eene Stad in Zuidholland, in den Jaare 1650. Al vroeg verkondigde de natuur, waar toe zij hem beftemd hadt. Al vroeg hielde bij zich telkens mee eeekenen en fchilderen onledig, Van hier dae men hen aan de zorge en onderrigtingen van bekwaame -Mannen in hunne foort aanbeval en toevertrouwde. Twee Leermeesters, de een naa den anderen, dienden hem eot leidslieden: de eerde was henrik verschuring , de andere johan bylaart, V3n Utrecht. Eenige vorderingen gemaakt hebben. <3e, bepaalde zich zijne keuze, even als die van netcher, toe allerhande Gezelfchapjes. De gezigten der Lnndichappen, welke hij in zijne agterwerken fchikte,fchilderde hij bij uit neeraendheid natuurlijk. In het laatst van zijn leeven maakte hij inzonderheid zijn werk van het fchilderen van allerlei fruiten en bloemen. Veel beloofde hij in dit vak der Schilderkunde, en zoude in hetzelve op de lijse der grootde Meesters geene onaanzienlijke plaats bekleed hebben, ware hij, in den loop zijner vorderingen en vermaardheid, niet door  WYVENPLAAGERS. Mi door een vroegen dood gefluit. Mattheus wytman overleedt in den Jaare 1689, het negcuëndertigfte van zijne Ou. derdom. Zie houbraken, Schouwburg der Neder» landfche Kunstfchilders. Wttenplaacers. Zonderling, en der opreekeninge wel waardig, is de Volksregtsoeffening, op veele plaatzen in de Meierij van 's Hertogenbosch in gebruik, de kenmerken der ruwheid en onbefchaafdheid van vroegere tijden draagende, en die niet zelden zeer rampzalige gevolgen medefleept; ge. lijk een voorval, nu ongeveer dertig jaaren geleeden gebeurd, kan uitwijzen. Te weeten, in de Meierij heeft men de gewoonte, om Maunen, van welke het gerugt uitgaat dat zij hunne Vrouwen kwalijk bïhandelen, het algemeen misnoegen te doen gevoelen, op de volgende wijze. Zo ras een Man, bij het gemeen, Yoor een Wijvenplaager bekend is, vergadert eerlang eene menigte Wijven en Jongens, bij welke zich, veelal, volwasfeneMansperfoonen vervoegen, voor het huis des perfoons, van welken het kwaad gerugt is uitgegaan. Thans haalt men hem, met geweld, uit zijne wooning, voert hem na eenen Akker, fpant hem voor eenen Ploeg, en doet hem een gedeelte van den grond omploegen; wordende dit alles voorafgegaan en verzeld van het blaazen op eenen Hoorn, nevens een vervaarlijk geraas en getier der zamengefchoolde ftrafoetTenende menigte. In een Dorp derMeietije, Osch geheeten, bevondt zich, in den aanvang des Jaars 1765, zulk een Wijvenplaager; en, gelijk de moedwil, onder fchijn van ijver voor de geregtigheid, dikmaals vlamt na gelegenheid om zijnen lust te koelen, dus maakte ook de menigte der Dorpelingen toebereidaels om den gehaaien, kwalijk berugten Landman, de ver» diende flraffe zijner plaagerije te doen wegdraagen. De menigte kwam op de been; de Hoorn wierdt geblaazen; en luidruftig gefchreeuw deedt de lucht weergalmen. De Wijveflaager, wien liet geweeten zijns misdaad verweet, uit alle dcrze toebereidzelen zijn ar.nflaand Iotvoorfpellende,om P 4 de  832 WYVENPLAAGERS, enz. de dreigende mishandeling te ontgaan, floot de deur zijner wooninge en nam de vlugt op den Zolder. Om zijne beveiliging te meer re verzekeren, hadt hij zich van een Piftool voorzien, gelaaden met eenen Kogel. Om de menigte uit elkander te doen gaan, en van zijne wooning te verjaagen, fchooe hij onder den hoop, en kwetfte eene jonge Dogter. De Volksregtspleeging wordt hierdoor opgefchort, maar de Wijveplaager in regten betrokken, alwaar hij zijn bedrijf, met de vreeze voor de gedreigde mishandeling, zogt te ver» rieedigen. Zedert wierdt in bedenking genomen, de gemelde gewoonte, bijopenbaar gezag, te doen verbieden, en alzo eene aanleiding tot oproerige beweegingen en landverdervende aamenrottingen uit den weg te ruimen. Welke de uitflag geweest zij der raadpleegingen over dit onderwerp, is niet ter onzer kennisfe gekoomen. t Zie Nederlandfchc Jaarboeken, voor het Jaar 1765. WrwBai; Zie wieuwert, Deel XXI, bl. 108. r.  Y. 233 Deeze zijnde oorfprouklijk eene Griekfche letter, is goot andere Volken, uit die taaie ontleend, en in de hunne overgenomen. Van ouds plagten de Grieken de Y ia de plaats van eene enkele U te gebruiken. In onze , gelijk ook in andere taaien , bedient men zich tegenwoordig van die letter in het fpellen of fchrijven van zulke woorden, welke in het Grieksch met een U gefchreeven wierden, als yzoop, egypte, pythagoras, PHRYoro, en meer anderen; hoewel zommige hedendaagfche Nederduitfche Spraakkenners daar voor de I willen in de plaats Hellen, fchrijvende izoop, ïithagoras , egipte , CI1Z. De Y wordt ook wel de letter van pyth.icoras genoemd: niet om dat de Griekfche Wijsgeer die letter 't eerst heeft uitgevonden, maar om dat hij aan alle zaaken twee einden of oogmerken toefchreef, naamlijk, de Deugd en de Zinnelijk» heid, welke hij door de twee toppunten van de letter Y verbeeldde. De Dichter persius drukt dit indeezervoegeuit: „ Et tibi quse Samios deduxit licera ramos, „ Snrgemem dextro mouflravit limice callem.n Beteekenende, naar de Vertaaling van christ. pierson : „ Ook zijt gij, door het geen ik voordroeg, wel bewust „ Van die twee paden, 't een ter flinkerhandt, en'tander „ Ter regterhandt, verbeeld, verfcheiden van malkander, ,, Door deze letter Y, van Szmoi wijzen man." P 5 VtR-  *ï4 y. Vwoiuus heeft deswegen de volgende uitdrukking. » Litera Pythagore discrimine fefta bicorni." Dat is: „ De letter van Pythagoras is als met twee hoorns in „ tweeën verdeeld." In onze Nederduitfche taal is de Y de zesde en laaifle klankletter, alleen iang, wordende, als zodanig, uirgefproken met eenen klank, welke iets van het zagte van de I ea var», het harde van EI heeft. Bij voorbeeld, in de woorden Tdel, Te, Tver, Tzer, Bly, Fry, Réyzen, Byde, Burgery, Schildery, Drukkery, enz. Naast, evenwel, grenst de klank van de Y aan dien van EI; 't weik de reden is, waar. om men, ginds en elders, in Holland, vooral te rfmfter* dam, ziet fchrijven, Eyzer, fFeyn, Reydcn, enz. Het onderfcheid tusfehen de onderfcheidene klanken van 1, EI en Y laat zich allerduidelijkst bemerken in de uitfpraak van Fil, Viel, Feil, Fyl; Bidt, Biedt, Beidt, Byt; Zit, Ziet, Zeit, Zyt; Lid, Lied, Leid, Ljd; en meer diergelijke woorden. Van ouds was ook de Y een Getalletter, beteekenende het getal vin honderdvijftig; onder andere blijkt dit uit den voN genden dichtregel. „Argolicns centum quinqaaginte facit quo ernrscter.** Volgens een rijmregel, welken men bij den Kardinaal B«romius aantreft, zou, egter, deeze regel het getal van honderd negenenvijftig uitdrukken: s ,9 Y dat centenos et qninquagenta nonenos." Wanneer men boven de Ietter Y een rechten ffreep trok, gaf zulks te kennen, dat men het getal van nonderdWjftig. duizend daar mede wilde aanduiden. Zie du cange, Ghsfarium ; a. moc-MI", Nedvrduitfihe Spraakkunst.  Y, or Yk. 2js Y, of Yz, een Vliet of Stroom, niet oneigenlijk genoemd een arm of tak van de Zuiderzee. Amfterdam wordt, aar» de Noordzijde, van deszelfs water befpoeld, en heeft daar ann eene ruime en veilige Haven. De Stroom neemt zijnen aanvang bij den Vuurtoorn, een weinig ten Zuidoosten van het Dorp Burgerdam, en fehlet voort tot aan de Beverwijk, of liever rot op de hoogte vmSparendam enAsfeti' delft, vermits het water, ten Westen van die Dorpen gelegen , meer bijzonderlijk onder den naam van JVijker - meir bekend is. Fiaai en fchildersgtig, naar zijne gewoonte, befchrijfr de Dichter antonioe* den loop en (trekking van bet Y, in de volgende regels. „Het Y komt uijt de borst der Zuiderzee gevloten, „En valt in 't Wijkermeer , van daar te rugh gefchoten, „Begroet het Sparendam, en moedigh op zijne eer, „Ontfangt de golven van het Harelemmermeer, „Dien llrengen waterwolf, die met verwoede tanden, „Zijn eijge moeder fchendt, en fcheurt hare ingewanden, ,, En mengt zich met denVorst des Amftels handt aan handt, „Tot weer de Zuiderzee hem weikomt aan zijn Itrandt." Het Y heeft niet overal de zelfde breedte. Over 't geheel genomen wordt dezelve gefchat, gerekend van de Stad Amfterdam tot aan den fVaterlandfcken Dijk, op eene halve Mijl; uitgezonderd alleen recht voor de Stad, alwaar, van den gemelden Dijk,een ftuk Lands meer dan ter halver Ye uitfleekt,, en aan den Stroom naauwlijks eene halve Mijl breedte iaat. Deeze uitfteekende ftreek Lands draagt den naam van Voolwijk, Volewijk. of ook wel, volgens Zommigenx Vogelwijk genaamd. Tot op den tijd der jonglle Omwentélinge. plagten de raisdaadigen, binnen de Stad met de dood geftraft, aldaar ten toon gehangen, of op Staaken geplaotst te worden. Eene ten toon Helling, volgens Befluit der Vertegenwoordigers van het Vulk van Holland, als de Menschlieid onteerende, door de geheele Provincie, zedert, afgefchaft. Aan  336" Y, of Yb, YDAARD. Aan de over- of Noordzijde van den Yftroom, tegen over de Stad Amfterdam, ligt de Waterlandfclie Dijk , en ontmoet men, langs denzelven, de Dorpen Buikfloot, Nieuwendam, Schellingwou en Durgerdam. Het laatstgenoemde Dorp grenst zeer nabij aan den hoek van het Y, alwaar de Zuiderzee eindigt, en men de vermaarde en voor Amfterdam zo zeer belemmerde droogte, het Pampus, aantreft. Volgens de verdeeling van Holland, welke tot nog toe plaats heeft, wordt de Provincie, door middel van het Y, in Zuidholland en Noordholland verdeeld. In het Kerkelijke, egter, hoewel, volgens deeze verdeeling, onder Zuidholland behoorende, wordt Amfterdam onder Noordholland gerekend. Wij merken hier nog aan, wat aangaat de uitgebreidheid van het Y, dat dezelve, heden ten dage, ongelijk grooter is, dan in overoude tijden: immers, indien het waarheid zij, 't geen eenigen onzer Kronijkfchrijveren verhaalen ,dat, in de Twaalfde Eeuw, het Y, recht voor de Stad, op de hoogte van de Foolwijk, flegts de wijdte van een Sloot badt, welken alzo de Haarlemmers en Osdorpers ligtelijk konden overtrekken, toen zij, in den Jaare1155, deDregter-Friezennaajaagden. Wat eindelijk aangaat de ojidrooging van het Y, in onzen leeftijd, en wat men al, ter voorkoominge der verderen voortgang van dit kwaad, hebbe in *t werk gefield; te wijd zou dit Artikel uitloopeu, en voor veelen onzer Leezeren te verveelende weezen, indien wij daar van een naamvkeurig verflag wilden voordraageu. Zie commelvn , Befehrijving van Amfterdam, . \ '., 'o. ' v . . , ' \' ' '. " 9 Ydaard , door zommigen Idaard gefpeld, hoewel een klein Dorp, heeft, nogthans, in de Provincie Friesland, naar zijnen naam de Grietenij doen benoemd worden, van welke wij flraks nader verflag zullen mededeelen. Het ligt in het Kwartier van Oostergo, en moet van Hijdaard, in Westergo gelegen, onderfcheiden worden. Het Dorpje is, gelijk wij aanmerkten, gering en klein; in de algemeene zaaken  YDAARD, YDAARDERADEEL. 237 ken der Grietenije brengt liet niet meer dan negen Stemmen uit. Van de State Friesma, in het Noorden gelegen, ontleent het eenigen luister. In het Kerkelijke is Tdaard met de twee nabuurige Dorpen Mgum en Friens vereenigd. Bij beurten neemt de Hervormde Leeraar aldaar den gewijden dienst waar. Een Rijdweg, welke door het Dorp loopt, geeft aan hetzelve eenige leevendigheid. r Ydaarderadeel , dus genoemd naar het zo even vermelde Dorp, is, in rang, het Tiende Dorp, in het Friefche Kwarto ier Oost ergo. De aloude benaaming is Edauwerderadeel. Zij ligt, op eenigen afftand, in het Zuidoost van Leeuwarden. De grond deezer Grietenije is* over *t geheel genomen, zeer lang; zodat men'er geene Bouw, maar alleenlijk Weid- en Hooilanden aantreft. Daarenboven is zij zeer waterrijk, zo door eeue menigte Vamen en Slooten, als kleine Meinjes. Een dier Meirtjes, het Hempenfer - Meir geheeten, is, voor etlijke jaaren, droog gemaakt. Zie ons Woordenboek, Deel XX, bl. 531. Waar bij wij nog hebben aan te merken, dat, volgens een echt en geloofwaardig berigt, ren tijde der Droogmaakinge, in dit Meirtje, hoewel in het midden der Provincie gelegen, op eenaanmerkelijkenaflfand van de Zee, veele duizenden leevende Oesters in hetzelve gevonden wierden. Deeze bijzonderheid geeft gezag aan het verhaal onzer aloude Kronijken, volgens't welk da Zuiderzee, in voorgaande dagen, zich diep landwaarts zou uitgeleekt, en de Boom of Born, eertijds eene vermaa.de, maar nu bijkans onbekende Stroom, mee dezelve gemeenfehap zou gehad hebben. Voorts bevat Tdaarderadeel de acht volgende Dorpen: Tdaard; JEgum; Roordahuizum ; Friens; Grouw; Warre' ga; Warfii ens\ Wartena. Te zamen bevatten zij rwee. honderdvijftien Stemdraagende Plaatzen, en worden, in het Kerkeïjke', door vier Hervormde Leeraars bediend. Twee Doopsgezinde Gemeenten heeft men 'er: de eene te Warrega , de andere te Grauw; van welke de laatstgenoemde ze^r mi-  j3H Y.-AM, YERSIK.E. aanzienlijk is. Eéne Statie van Roomscbgezinden, te IVar» rega en IFarlena, is zeer taltijk in ledemaaten. Zie schotanus en winsemius, Befchrij. ving van Friesland. Toam; zie uitdam, Deel XXX, bladz. 69. Yersike, op de Kaarten Trfeke genoemd, of, zo als het» heden ten dage, meestal gefpeld wordt, lerfike, is een Dorp, op liet Zeeuwfche Eiland Zuidbevelandgelegen, ophetuiterfte van den Oostkant des Eilands, digt tegen den Dijk. Van ouds was dit Dorp zeer vermaard, en moet een goed aantal vermogende inwooners bevat hebben. Nog heden ziet men *er verfcheiden Straaten ,doch in welker meesten vaele Huizen merkelijk in verval zijn. Van de aloudheid des Dorps ontmoet men de onlochenbaarfte kenmerken in het Kerkgebouw , zijnde geheel van Duiffteen. Volgens het Jaargetat welk men daar binnen leest, moet het gewijde geftigt meer dan vijfhonderd jaaren beugen. Oorfpronkltjk was het een deftig Kruisgebouw, een gedeelte daarvan, zijnde het Westlijke, door de vlammen verteerd, is niet wederom herfteld geworden. Veel duidelijker in 't oogloopende overbüjfzels, dan in de meeste oude Kerkgeftigten, ontmoet men 'er van den voormaaligen Roomfchen Kerkzwier, in dc menigte van uitgehouwene Beelden van Martelaaren en Martelaaresfeu, op de uitftekken der Ovaalgebinten, binnen de Kerk», tegen de Zijdmuuren geplaatst, met de Werktuigen, waar mede zij om 't leeven gebragt zijn, daar nevens. De Hervormde Gemeente Wordt 'er door éénen Leeraar bediend. Behalven eene Jaarmarkr, hadt men 'er insgelijks, vau ouds, eene Paerden- en Koemarkt; doch de laatfte wordt niet meer gehouden. Het Regtsgebied van Terfike, bevat, Noord., Zuiden Westwaarts, eene uitgebreidheid van drieëntwintighonderd drieënzeventig Gemeten, tweehonderd zevenëndertig Roeden. Op dien grond ftaan ongeveer honderd Huizen. Zie SMALLEOAN6E, Kren. van Zeeland. Ist*  YERSIKENDAMLV1E, YHORST, YLST. 230 Yersikendammb, omtrent een vierendeel uursvrnTer/ike gelegen, is een gehngt, van waar men op Goris-Roek, in het Eiland van Tholen, wordt overgezet. Daarenboveu verflrekt het aan het Dorp tot eene Haven voor de Schepen welke van daar, 't zij op Hollandfche, of op Brabandche of andere Plaatzen, afraaren. Weleer ftondt hier eene Kapel. Zie tMALLEOANOB. Yhorst, een Dorp in de Provincie Overys/el, in het Drostampt van Sallant, onder het Geregt van Rasfeit. tegenover de plaats, alwaar, in overoude tijden, de vermaarde Abtdij van de Orde der Cisterfienfer Monniken, de Abtdij van Dtkkeningen genaamd, plagt te ilaau. Geduurende d' tijden, in welke de Roomfche Godsdienst, hier te Lande" de Heerfchende was, bekleedde de Kerk deezas Dorps den rang van Parochiekerk. Zints het jaar 1609 hebben de Her vormde Ingezeetenen hunnen eigen Leeraar gehad, welk- m* de reeds veele jaaren tellende Kerk het gewijde dienstwerk verrigt. Hij ii Lid der Klasfis van Zwolle. cnsiwe» Zie 91 C ART. Tlst, ee.se Stad in Friesland, in 't oud Friesch, eertijds rits genaamd, terwijl dezelve in de gewoone Hollandfche taal den naam van Tlek droeg, om dat de Friezen de K in tz of rs verinderden, en daarom voor Sneek Snits voor Kerk Tzetk, en voor drinken drintzen, zeiden. Hedendaags geeft men 'er al dikwijls den naam van Drylst aan, welke zekerlijk voor eene zamentrekking van Ter of Der Tlst te houden is. De Stad is gelegen in de Grietenij van Wyn. hritzeradeel, een klein uur gaans ten Zuidwesten van Sneek •an 't beekje de Geeuw, welk hier, voor een kleiu gedeelte * In 't Noordwesteinde, door loopr, en voorrs, Zuidoon' waards, drie aanzienlijke takken geeft, wier middelile in de lengte genoegzaam door de geheele S-ad fchiet, terwijl de Noorde-  S4o YLST. Noordelijke en Zuidelijke, onder den uaam van Dygraft, rondom dezelve loopen, en zich, in *t Zuidoostelijk einde der Stad, wederom daar mede in een Vaarwater vereenigen, 't welk van dsar na Jortryp en elders loopt. De Stad lirekt zich dus, in 't lang, van 't Noordwesten na het Zuidoosten uit, flaande alle de Huizen, behalven die aan de Geeuw gevonden , en Popma buuren genaamd worden, ter wederzijden van 't voornoemde middellte vaarwater. Wat den oorfprong v. n den reeds gernelden naam der Stad betreft: 'er zijn die denzelven afleiden van de gemelde binnengrafc Be of T, aan welke weleer een oud Adelijk Stins of S'ot ftond, onder den naam van T/lot oïTlostein, waar uit, bij verkortisge, de uaam van Tlts of Tlst zou zijn voongekomen. Het voornoemde Stins of Slot ftond voorheen in 't Zuidoostelijk gedeelte der Stad; zijnde de laatfte overblijfzeis van dit gebouw, eerst in 't Jaar 1778, weggebroken: in 't Zuidwesten, had men dat van den Edelen Heere rispens. Niet onwaarfchijnelijk heeft men hier voor deezen meer oude Adelijke gedichten gehad : althans fchijnt men zulks uit de menigte der wapenen, die nog in de Kerk overig zijn, te moeten befluiten. Wanneer Tht, bij zommi. gen in 't Latijn Elostum genaamd, allereerst gedicht zijj, is onzeker; doch de Stad is oud, en was, zo men meent, voor deezen, magtiger en grooter dan Sneek. De Stads, privilegiën wierden aan Tlst gegeeven omtrent het Jaar 1262, door deu Potestaat sikke sjaardema en de Staaten van den Lande; en in 't Jaar 1379 wierdt aan deeze Stad, uit naam van karei, den IV, eene Weekmarkt op Maandag, en eene Jaarmarkt op twee naa eikanderen volgende dagen, naa den dag van Sr. Mauritius, den Patroon van de Kerk deezer plaatze, toegedaan. In 1477, wierden de privilegiën van Tlst op uieuw bevestigd , door Recht en Raaden der Steden, Landen en Dee3en van IVestergo, vergaderd binnen Sneek, waar bij wel 'uitdrukkelijk wierdt vastgefteld, dat de zogenoemde papene pointen van iFymbritzeradeel bet privilegie van Tlst niet in 't minfte zouden hinderen; zijnde de brief, hier vansfgegeeven, te vinden bij schotanus in zijne Befchrijvinge van Friesland. Toen  YLST. 24Ï Toen naderhand de Provincie onder de Saxifche Heerfchappij gekomen was, klaagden evenwel die van Tlst aan den Hertog ,dat hunne oude Voorrechten ,door de Sneekers en door schelte van liaukema, Grietman over Wymbritxeradeel, waren gefchonden ;'t welk zo veel ingang vond bij Hertog geoeg , des Roomfchen Rijks Erfgubcrnator en Potesftaat, dat hij, door zijnen Stadhouder hugo Burggraave van Leyzenig die van Sneek en Wymbritzerctdeel gebood , de Ylftenaaren in hunne oude Voorrechten te laaten berusten, tot dat Zijne Vorftelyke Genade'er zich nader over verklaard zou hebben; zijnde deeze brief gegeeven te Harlingen^ den zesëntwintigften Augustus des Jaars 1502, Wat laater, in den Jaare 1504, ontving de Stad nog een' Privilegiebrief, van inhoud , dat Hertog georg, gezien hebbende, hoe Tlst van ouds met Stads Privilegiën ware begiftigd geweest, dezelve volkomen bevestigde, en aan de Stad toe ftond, om, gelijk in andere Steden plaats had .door haare eigene Raaden, Burgemeesterên en Schepenen te worden geregeerd; doch dat dc Burgers zelve dén (troom , die door hunne Stad loopt, ten algemeenert nutte, diep onzuiver zouden moeten houden. Nog vindt men,onder de (tukkender Bourgondifche Regeering,dat de Stadhouder georg schenk, in 't Jaar 1527, aan die van Tlst mede afzonderlijk aarifch'rijving deedt, aangaande het opmaaken der dijken, wegen, bruggen, dammen , zijlroeden, flootcn en wateringen, onder hun bedrijf hoorende. Weleer had Tlst geene gewoone Stads Regcering van 01derman, Burgemeesterên en Raad , gelijk de andere Steden, maar eene zogenaamde Eeheere met zijneMederechteren , die echter genoegzaam 't zelfde recht en magt hadden als de Olderman, Burgemeester en Raad der andere Steeden. Thans beftaat de Regeering der Stad uit vijf Burgemeesterên en daarenboven twaalf Raaden in de Vroedfchap. Alles volgens 't Reglement,door den Raad van Staaten, van wegen hunne Hoog Mogenden, op de Regeering deezer Stad gemaakt, ln 't Jnar 1637, en dus luidende, XXXÖL deel. Q ï, Da  *4» YLST. 1. De Magiftraat fal beftaan uyt vyf Burgemeesterên ende twaalf Gemeen tsluyden of Vroedfchappen, die bij gemelde Raden van Staten, van wegen als boven, als nu fullen ajbngefteld worden. 2. De voornoemde Burgemeesterên fullen dienen van den enen nieuwen jaars dag tot den anderen, in fulker voegen ,dat op den naastkomenden ende t'elken nieuwe jaars dag fal afgaan een Burgemeester: 't welk de eerfte vier jaaren by lotinge fal gefehieden van degenenuaangeftelt wordende, ende daar na voorts afgaande de gene die langst gediend heeft. 3. De Gemeentsluyden of Vroedfchappen fullen blyven haar leven lang, alwaar 't dat yemant van de felve in de Collegien van de Generaliteit of Gedeputeerde Staaten ofRekenkamer defer Provincie werdegecommitteerd:alleen fal de plaatfe van die gene die elders met der wonekomtte vertrekken, vaceren. 4. Alle Jaar fal, veertien dagen voor nieuwe jaars dag, iri' plaats van de Burgemeester die afgaan fal, een dubbel getal genomineert worden uit de Gemeentsluyden, in fulker manieren, dat eerst vyf perfoonen uit de twaalf fullen by lotinge genomen worden, welke vyf fullen doen de nominatie van 't voornoemde dubbel getal uyt de andere feven, alfoo dat fy haar felfs niet mede fullen mogen nomineren. 5. Tot welke nominatie fy dadelyk fullen moeten procederen, belovende eerst (foo ras het lot op haar zal zyn gevallen om te kiefen) aan de Vergaderinge, op haren gedaanen Iledt.dat fy in 't nomineren fullen Ietten op de gequahfi. ceerfte en bequamfte perfoonen onder de voorfz. feven, ftuider enig ander oogmerk, fugtofte gunfie daar inne te fullen betoonen, 6. Gaan.  YLST. 243 6. Gaande dan terftond met haar vyven ineen ander kamer, ende niet daar uyt komende noch met niemant communiceerende, voor dat fy de nominatie fullen hebben gedaan met de meeste ftemmen. J. Welke nominatie van dubbel getal als dan dadelyk by beflooten misfive fal overgefondeh worden aan Zyn Genade Stadhouder defer Provincie, om by defelve daar uyt het enkel getal te worden gekofen, die den naam des gekorenen mede by befloten misfi ve fal overfchry ven, welke misfive niet voor nieuwjaars dag fal mogen worden geopent. 8. De afgaande Burgemeester fal weder fuccederen in de Gemeentsluyden of Vroedfcbap in plaats van den gekorenen. 9. By foo verre enige plaatfe b£ verfterf ofte anderfins tusfehen tyden quamete vaceren,fal daar inne een andergekoren worden, te weten ,foo een Burgemeesters plaatfe vacant wordt, meer als drie maanden voor nieuwjaar, fal de plaatfe moeten worden dadelijk vervult by nominatie ende electie als boven. 10. Ende in de Gemeente of Vroedfcbap een maand naa dat de plaatfe vacant fal fyn geworden ;bydeMagiftraat ende gefworen gemeente gefamentlijk met pluralityt van ftemmen de verkiefinge te doen. 11. Alle de voorfz. perfonen fullen moeten fyn beborelyï: gequalifkeert ende van de ware Gereformeerde Religie, foo als die in de publique Kerken M'ordt geoeffent, profesfie daar van doende, of ten minften wel geaffectioneerde tot de Religie, ende ten gehoor komende , ook behoorlyk gedoopt fynde. 12. Of het voor defe reyfe mogte gebeuren dat eenige malkanderen na in Bloede beftaande in de Gemeeimluyden f.'iiden mogen geitelt werden, fa! 't felye namaals foo fe- Q a re-  144 YLST, reguleert blyven, dat geen Vader en Soon, noch ook geert twee Broeders te gelyk, daar inne mogen genomen worden. 13. Blyvende voorts aan deMagiftraatendeGerneentsluyden de beraminge met meeste Hemmen van alle verdere goede orde in de Regeeringe van Stads faken, ende 't gene daar van dependeert, ende ook haare Privilegiën, Vryheden ende Costumen naar ouder gewoonte, foo in 't vergeven van Stads Ampten als anderfints als van ouds gebruykelyk is geweest, fonder ergens inne tot particulier profyt te - mogen excederen, lettende voor al op de beste mesnage ende meeste voordeel van de Stad en de goede Ingefetenen van dien, ook in verteringen, baten, profyten of vacatiën , niet gaande buiten de ordonnantie of ordinaris gebruyk, ende ook voor't confereren van eenige Ampten niet gerfretende , op pcene van arbitrale correctie tegen de nemer ende gever. Alle welke pointen by deHoogMog. Heren Staten Generaal, des noods ende verfogt fynde, fullen geapprobeert, geratificeert en by forma van Oclroy aan de Stad Tlst verleent worder). 14 Maart den "3 April 1637. Was geparapheert A. ERUYMNG Vt. Onderfiond ter Ordonnantie van de Raadt van Staaten, Ende getekent J. EYKBERG. Tlst is zonder eenige Wallen ofMuuren; docbdeStraaten zijn met lommerrijk geboomte beplant, 't welk der Stad geen onvermaakelijk aanzien geeft. Men vindt hier eenige goede gebouwen, vooral de Kerk, die in'tOostelijkfte deel der S:aJ, in een' uithoek fteacde, met twee rijen pilaaren, een  ylst; 145 een fteenen gewelf, een fraai en wel klinkend Orgel, en ruim Koor voorzien is. In 1736 wierdt het oude Raad- of Stadshuis geheel afgebroken, en daar voor in plaats een nieuw gebouw gefticht, waar aan de eerfte (teen is gelegd door de Freules dosothea en Jüliana van galama, die, met haare jongere Zuster RixT van galama , de eenige overgeblevenen zijn van het aioud adelijkFriesch geflagt van galama j zijnde het Iaatfte mannelijk oir van dit huis, de Hoog Wel Gebooren Heer antonius sixtus van galama, op den achtëntwintigften Junij des Jaars 1737 . overleeden. In 1770 wierdt het Stadhuis, door 't aankoopen van 't oude Familiehuis van popma , bijna de helft vergroot. In de bovenfle verdiepinge heeft men, behalven de Sekretarije, eene Burgemeesters en eene Raadsof Vroedfchapskamer, die beide zeer net behangen zijn ; onder vindt men ook twee ruime vertrekken, van welke het eene dient tot eene kamer voor de Gerechtsdienaars, en't andere tot eene openbaare Gevangkenisfe. 't Gemeld geflagt van topma was, voor deezen, zeer vermaard, wegens verfcheiden geleerde Mannen, die daar uitz'gn voortgefprooten. Auk e popma teelde bij zijne Huisvrouw, jouk van hettinca, vijf Zoonen, sikke, tiete, sipke, aoke en riekkv Sikke of sixtus wierdt te Dole in Bourgondien der Rechten Doctor, en gaf in 't licht C. Celfus de arte üicendi. Tiete of titüs fchretf over de Epistolce Familiares van Cicero &c. Sipke of Cïprianus handelde over Sallustius, en acke of acsonius fchreef verfcheiden geleerde Verhandelingen. Nog heeft hessel, de Zoon van t:tus, over Curtius iets in 't licht gegeeven. Ook bloeide tveleer hier gellius ilstanus, Kommandeur van 't Hospitaal van St. jan, die de befchrijving en afteekening van eenige Friefche Steden in zijn'tijd heeft gemaakt. Nog heden ten dage ziet men in de Kerk de begraafplaatzen der popma's , gedekt met zwaare Zerken , op welke Latijnfche Opfchriften en Verfen ftaan;doch die zodanig zijn uitgefleeten, dat men ze niet kan leezen. Weleer hadt men in "ïlst een Klooster van de orde der Q 3 Kir-  &4Ö YLST. Karmeliten, ftaande nabij de Kerk , aan welk Paus johannes, de XXII van dien naam, de zelfde Voorrechten fchonken bevestigde, welke door bonifacius dek VIII aandeOrden der Predikheeren en Minderbroederen gegeeven waren,zo als blijkt uit deBulle, welke daar van voorhanden is. Het Klooster van IVoudscnd was dus met dot te Tlst van dezelfde orde, en wierdt daarom, naderhand, toen bet door hooge watervloeden, en daarop gevolgde rampen , befchadigd en verarmd was, aan dat te Hst toegevoegd. Doch ook dit Klooster is reeds van overlang verdweenen. Zelfs hebben de Roomschgezinden, die hier maar weinigen in getal zijn, thans geene Kerk te Tlst, maar verrichten hunnen Godsdienst te Sneek. De Doopsgezinden daarentegen hebben 'er één Vermaaningshuis of Kerk, in welke de dienst door éénen befoldigden Leeraar wordt waargenomen. Ter bevorderinge van den bloei der Stad, waar op men, zedert eenigen tijd, meer dan wel voorheen is bedagt geweest , oordeelde de Regeering dat eene algemeene Koemarkt van weezentlijk nut zou konnen zijn ;daaromkogtdezelve, in 1783, zekeren ruimen langwerpig vierkanten tuin,in't midden der Stad, tegen over het Stadshuis gelegen , en liet denzei ven tot eene openbaare marktplaats in gereedheid brengen. Eertijds ftondt bier de Stins van den KoIIonel hettinca, waarin de glazen vereerd waren door de volgende Adelijke Perfoonen van dien tijd. . taco van galama. auck auckama. anna van galama. werp van tjessens. doitse van bonga. Ida van galama. frans van eizinga. bixta van galama. anna van galama. titus van galama. 1 Deeze plaats is geplaveid, en van weerskanten, gelijk ook van achteren, met huizen bebouwd; hebbende in't midden eene poort aan 't water, om 't Vee daar uit de Schepen te losfen; doch van vooren aan de Straat is de Markt open, en alleen voorzien met een dubbele rij paaien. Deeze Markt kan over de driehonderd Runderen bevatten, gelijk in 1783 is gebleeken, In  YLST. 247 In het zelfde jaar wierdt nog, door de Magiftraat en Vroedfchap, eene nieuwe ruimere Waag gebouwd, welke aan drie zijden met overdekte Gaanderijen omringd is, en op den grond ftaat, welken de oude Waag voorheen gedeeltelijk befloeg, aan den Noordkant van 't Stadshuis. Aan deeze Stad ftaan vier Molens, te weten, één Eek, twee Hout- en één Roggernolen } voorts heeft men hier ééne Brouwerij, ééne Stookerij en vijf Bakkers. Geduurende eenige jaaren hadt Tlst zeer afgenomen ; doch begint nu, door de zorge der Regeeringe, weder te bloeien: ook is deeze Stad inderdaad zeer gelegen tot Handel en Fabrieken, wegens de ruime wateren, die alomme en ook naa vier Zeehavens, met naame Stavoren, Workum, de Lemmer en T. d hadt daar van de lucht gekregen, en, in tijds, enige Schepen in gereedheid doen brengen. Deeze waren gcpia- tstin den mond der riviere, om aan den Hollander den doortogt na het Slot Tsfelmonde te betwisten. Het leedt niet lang, of de wederzijdfche Vlooten raakten aan elkander. Lang en hevig wierdt hier gevogten, met zwaar verlies aan wederzijden. Eindelijk verklaarde zich de overwinning ten voordeele van Graave dirk. Onder de gefneuvelden van naame,aande zijde des Bisfchops,vinden wij geerlak , Graaf van Lutftn, genoemd. De Bisfchoplijke fchepen, deels vernield, deels genomen of op de vlugt zijnde gedreeven, deedt Graaf dirk een gedeelte zijner Troepen aan land gaan, om daar mede het Slot T-fülmcnde te belegeren. Bisfchop koekr aad , met eene talrijke Bezetting, bevondt zich thans in eigen perfoon binnen de Sterkte. Met Torens en eenen Voorburgt was dezelve, naar het gebruik dier tijden, behoorlijk verfterkt. Ondanks deeze middelen vanverweeringe, witrdt het Kasteel, door de Hollanders, die zichbij GraafDiKK gevoegd hadden, zo hevig beftormd, dat de Voorburgt, wel haast, ten eenemaale wierdt om verre ge worpen. Daarenboven wierpen de Belegeraars, uit hunne Blijden, zo zwaare fteenen tegen de Torens van het Slot, dat de een naa den anderen ter aarde ftortte, of zwaar befchadigd wierdt. Groot was ook het verlies van maufehap binnen de Sterkte. Naauwlijks vertoonden zich de belegerden boven de borstweeringen van het Kasteel, of zij wierden door de Vlamingen, die in het behandelen van den Boog zonderling bcdreeven waren, doorfchooten of van daar na binnen gejaagd. Eindelijk fchooten de Belegeraars den brand in het Slot; waar toe men ziGh, waarfchijnlijk, van brandende fpietfen bediende. Het hevig woeden der vlammen, welke men niet wist te blusfehen, bragt de Burgtzaaten in de uiterfte verlegenheid. Naa verloop  YSSELMONDE, (Het Slot) enz. 359 loop van zestien dagen, welke het beleg geduurd hadt, alzo Bisfchop kolnraad geenen kans zag om het langer uit te houden, befloot hij zich over te geeven, onder voorwaarde , dat hem en zijne lotgenooten de vrije uittogt na Utrecht zou vergund worden. Daar tegen bedong Graaf dirk van zijnen kant, de belofte van den Kerkvoogd , dat hij in het gerust en vreedzaam bezit van het Graaffchap Holland zou gelaaten worden. Het Slot wierdt, zedert, geheellijk geflegt. Volgens zommigen zouden 'er van het Slot geene kenmerken meer voorhanden zijn, en de plaats, alwaar liet heeft geftaan, niet meer kunnen aangegeweezen worden. Volgens anderen zou men degrondflagenin Oast-Tfelmonde nog heden ten dage kunnen vinden1 Heer floris oem van wyngaarden bouwde hier jin den Jaare 1483,een Kasteel uit het water; 't welk, tusfehen dc Jaaren 1680 en 1690, door den Heer johan de mey tot den grond toe afgebroken, en van nieuws met vier Torens fierlijk herboud wierdt. Zie melis stoke, Hollandfche Rijmbonijk; oudenhoven, Eefchrijving van Zuidholland. Ysselmuiden, een Dorp in de Provincie Overijsfel, in het kwartier van Sallartd, recht tegenover de Stad Campen aan den Tsfel, cn naauwlyks een vierendeel uurs van daar gelegen. Het Dorp heeft zijnen naam gegeven aan een Drostampt, onder het welk, daarenboven, behooren Ens, Genemuiden en Kamperveen, en waar over, ten allen tijde, mannen van den hoogften rang in het Gewest het bewind gevoerd hebben. De Kerk van Tsfelmuiden alwaar tegenwoordig één Hervormde Leeraar, zijnde lid der Klaslls van Campen, den gewyden dienst verrigt, was, geduurende dc Roomfche tijden, aan de Heiligen crispinus en crispinianus gewijd. Het Deventerfche Kapittel van Sinte lebawyn hadt en oeffende het regt om eenen Pastoor te benoemen. Wijders hadt men in de Kerk van Tsfelmuiden twee Vikarijen; de eene van Sinte elizabeth, de andere van Sint martyn. R 2 Voor  2<5o YSSELMUÏDEN, YSSELOORD- Voor het overige is het Geflagt van YssELMWDKN,zinrs bijkans zeshonderd jaaren zeer vermaard geweest, als hebbende zeer veele doorluchtige Mannen voortgebragt, welke zo in het Veld als in de R-iadzaal, aan het Vaderland zeer uitfteckende dienften gedaan hebben. Zie moonen, Krönijk van Deventer, revii Dave-itria THuftr. dumbar, Ktrkelyk en Weteldlyk Deventer. Ysseloord, een uitwringende ftreekLands,in Gelderland, op de Veluwe, in Veluwenzoom, over het Dorp Malburg, ter plaatze alwaar de Rhijn, aan de rechterhand, in den Tsfel, door Dïusus gegraven, valt, ongeveer een half uur gaans boven Arnhem. In overoude tij ien plagt hier een Schans te leggen, met vier punten of bolwerken voorzien , naar dé plaats zijner leggïngé de Schans vah Tfeloord genaamd. Tot een belangrijken twistappel diende deeze Sterkte, geduurende de Spaanfche Oorlogen. Naauwlijks hadt de Spaanfche Veldheer verdügo , in den Jaare 1585, het Kanteel bemagtigd, en daar van bezit genomen, of de Graaf van meurs em nieuw£Na*r zogt hem van daar te doen verhuizen. Op den zesden OQober des gemelden jaars verfcheen hij, met achttien Wandelen, zo Engelfchen als Duitfchers, voor de Vesting, en maakte firaks eenen aan ang,zovande Vehivvfcbe als van de Betuwfcbe zijde, om dezelve te befchieten. Negen Stukken Gefchut ge .ruikte hij daar toe; twee van die Stukken waren heele Kartouwen. Merkelijk na leels leedt men hier door van binnen; doch herftelde het firaks, zo goed men konde. Van hunnen kant booden de belegerden dapperen wederftand. Menig eenen ftorm floegen zij kloekmoedig af. In eenen uitval gelukte het hun, onder meer anderen, die aan de Staatfche zijde fneuvelen, derzelver dapperen Kapitein willem van doorn te doen vallen. Van drie Staatfche Uitleggers, die uit hunne Masten, rijklijk met Soldaten voorzien, dapper vuur gaven, fchoten zij twee te onbruik, zo dat zij, ter nauwer nood vlot wordende, met den Stroom afdreeven. Ondanks dit allés, de Burgtzaa- ten  YSSELOORD 261 ten vernomen hebbende, dat de belegeraars tot een nieuwen ftorm aan Hal maakten, en geenen kans ziende om denzelven af te weercn, vonden zij zich, eei lang, genoodzaakt om de Sterkte over tegeeven. Zij bedongen vrijen uittogt, met volle wapenrusting, mids zij, evenwel, dc Vaandels en Trommen agter lieten. De Schans Tsfelocrd bleef, zedert, in de magt der Staaten, tot in de maand Augustus des Jaars 1629, wanneer Graaf henderik van den berg, geenen kans ziende oaVs Bertogenbosch, door frederik hendrik van oranje belegerd , te ontzetten, na den Tsfel toog, en, door middel van kleine Schuitjes, beneden Tsfeleord, te IVestervoort, den Stroom overgetrokken zijnde, iude Peluwe viel, metoogmerkom voorts op den Schans eenen kans te waagen. Dapper kweet zich, bij deeze gelegenheid, dirk dibbets, Burgemeester van Arnhem ; en lust het oqs, van 's Mans heldhaftigheid , met de eigen woorden van aiikoldus montanus , hier de gedagtenis te vernieuwen , ten blijke dat men , in die zorgelijke dagen, in ons Vaderland Mannen vc-ndt, die, voorde goede zaak, hun leven durfden in de waagfchaal Hellen. „ Op dit gerucht, (fchrijft montanus) dat naamelijk de „ Spanjaards na den Tsfel in aantogt waaren, fpat dirk dib,, bets, Burgemeester,(van Arnhem'), den 13 van Hooij„ maandt ter ftadt uit naar Tsfdoort, met 30 burgers, tot ,. befcherminge derfchans aldaar. De tijding van des vijands ,, aankomfte was niet logenachtig, alsden welken, doorde „ duisternisfe het gezicht onttrokken, 'tgedruischder wa„ gens, en geklep der paarden van de westerfehe zijdcaan de ooren openbaarde. Omzichtig droeg zich dibbets in ,, deezen toeftant van zaken. Fluks boort hij depontenin „den grondt, belast den Uitlegger, met zeven foldaten be,, mant, musketten en buijzen los te barnen, tot teken ,, van wakkerhijt, en den Trommeflagers van het Burger,, vaandel onder Hopman dibbets van uchten,in'tmidden ,, des nachts aangekomen , den Schotfchen cn Engelfchen flagh te liaan, om den Spanjaardtin achterdenken te bren„ gen, dat deeze lawaait den overkant bezet hielt, 't Be. R 3 ,1 drogb.  2ö2 YSSELOORD. drogh gelukte; want de vijand (hoewel door een Priester, met het poortfluijten uijt Arnhem gegaan, verkundfchapc, » dat 'er geen bezettinge binnen was) voor tegenftant uijt „ de Ysfeloortfche fchans bevreestjop welke hij 'tgemunt „badde, zakt benewaarts naar Dotk, aldaar met kleijne „ fchuitjens, op wagens nagevoert,het overfchepen begin» nende. Een groot getal ftond nu al op den bodem der „ Veluwe, wanneer juist twee Staatfche Vaandels den oever „ alhierquamenlangstrekken; bruskftietenze tegen deover„ gevarenen in, dewelke tot hun groot voordeel, uijt een „ tuijn aan den Tsfel zoo dapper vuur gaven, dat de aan„ vallers met verlies des Engelfchen Hopmans dablis, en „ etlijke foldaten tot de hertred gedwongen wierden. Doch » de vijandt bericht dat de Ysfeloortfche fchans, alleenlijk n met burgers bezet,en aan de eene zijde nogh open. was, n fpat gezwind derwaarts heen. Zonder twijfel zou de toe» legh gelukt zijn, indien niet de Ritmeester zwartzenborg met drie Kornetten Ruijters, bij geval hen ontmoetende, „zoo vinnigh aangetroffen hadt, dat hij zich genootzaakt „ vondt naar zijn voordeel,in der ij! opgeworpen, terugh „ te wijken. Waarop de Burgemeester, ziende den vijandt „ met zijn geheele leger op de Veluwe gekomen, en dat „ zijne verdere verdediging vruchteloos zoude zijn, met „zijne burgeren naar Arnhem keerde, en de fchans, half „ geflecht, en voor zoo veel db tijd hem toeliet, verlaten „ heeft,dies de Spanjaart ook dezelve dadelijk in bezittin„ gen nam, en verfterkte." Tot hiertoe montanus. Niét lang , intusfchen , bleef Tsfeloord in de handen der Spanjaarden. Want otto van gekt, Heer van Dieden, op den negentienden Augustus daar aan volgende, de Stad Wezel, bij verrasfing, hebbende ingenoomen, verliet de vijand den Schans, en met een de geheele Veluwe. Bij den inval der Franfchen, in den Jaare 1672, naa dat de Staatfche bezettelingen, op den dertienden Junij de plaats verlaten hadden, viel de Schans in handen van Koning lodewyk den XIV. Merkelyk wierdt toen Tsfeloord vertakt, en bleef de Schans ia  YSSELOORD, Y5SELSTEIN, *d3 iJ^^^ Fr^rTfchen, töt in het volgende jaar, wanneer zLj denzelven verlieten. Sedert dien tijd heeft men er zich weinig aan laaten gelegen zijn. Door ailengskens toeneemend verval, is de Sterkte genoegzaam geheel verdweenen. üe grond daar van dient thans tot eene Weide. Zie e. van meteren en bor , NederlandJche Oorlogen; aitzema , Zaaken van Staaten Oorlog; a. montanus, Leven van Fiederik Henrik. Ysselstein, eene Stad in de Baronnie van dien naam , niet verre van de grenzen des Süchtsvan Utrecht, ongeveer twee utiren gaans ten Zuidwesten van de Stad van d.en „aam, en omtrent half zo verre in het Noordwesten van Vianen. Zij voert haaren naam gedeelielijk naar de K/el. Die van Stein, het welk een Sternen Huis, Kasteel of i ooren, zo wel als een openbaare Gevangenis beteekent, zal naar alle waarfchijnlijkheid eerstaan hetSlot eigen geweest , en naderhand aan de daar bij gebouwde Stad en de Land, ftreeke gemeen geworden zijn. Van dit Slot weet menden tijd der opbouwinge niet; doch volgens onze gedagten mag men met reden onderftellen dat dit, of een ander Kasteel, hier reeds voor den Jaare 1144 zal S^aan hübben 5 dewijl men i„ dit jaar van eenen Heer van Tsfelfiein gemeld vindt. Het ftaat nog gedeeltelijk ter zijde van dc Stad, en is alleen door dèrzolver Graft daar vanafgefcheiden. Het beftondt uit verfcheiden Gebouwen, die meest afgebroken zijn , en het overig is tot een wooning voor den Drosfaard bekwaam gemaakt. De Stad, die met Graften en Wallen omringd is, en door welke een Grafc loopt, die de Haven genaamd wordt, is langwerpig gebouwd, en heeft twee Poorten, de Ysfelpoort en de Benskooper Poort. De Hoogleeraar boxhorn getuigt, dat de Stad,in denjaare 1390, met Muuren en Poorten omvangen is, door arnoud van egmond, Heer van Tsfelfiein; doch de Oude Hollandfche Kronijk meldt van «ene Belegering der Stede Isfelfieinin den Jaare 1349. door B. 4 den  254 YSSELSTEIN, den Maarfchalk van het Sticht, tegens arnoud van yssel. stein, die, naa dat de Stad vijf weeken beftormd was, dezelve overgaf. Hier uit is bedenkelijk, of de Muuren cn Toorten niet kunnen herbouwd zijn. Beea (preekt ten aanzien van dit geval enkel van tsfelfiein, zonder teonderfcheiden of dit bet Slot of de Stad raakte; maar dewijl hij 'er bijvoegt, dat alle die van Tsfelfiein den Bisfchop hulde zweej en moesten , fchijnt men het wegens de Stad te moeten verftaan. Wegens de Heeren van Tsfelfiein fchijnt het zeker, dat 'er geen ouder bekend zijn, dan die uit den Huize van amstel zijn gefprooten. Bertrade van ysselstsin huwde aan gysbrecht van amstel, en bragt de Heerlijkheid in dien Stam. Deeze gysbrecht liet, behal ven zijnen Zoon, meeds cysbrecht genaamd , en berugt door den tweefpalt tegen Graave floris den V, verfcheiden andere Zoonen naa, waar onder arekt , die als een jonger Zoon de Heerlijkheid van Tsfelfiein tot zijn aandeel verkreeg, en 'er den naam van voerde. Men zou met reden mogen gisfen, dat hij geen deel badt in de zamenzweering tegen» Graaf floris , of immers niet in den gepleegden moord, dewijl wij niet vinden dat zijne Goederen verbeurd gemaakt wierden; ten zij men ftelle, dat het Leenregt van den Bisfchop van Utrecht ovet Tsfelfiein ten dien tijde volkomen erkend wierdt; 'c welk egter zeer twijfelagtig is. Men wil dat ARENrinden Jaare 1198 overleedt, en de Heerlijkheid naliet aan zijnen Zoon gysbrecht. Maar deeze tijd van zijn overlijden ftrijdt te, gen het Verhaal der OudeKronijkfchrijvers, welkegetuigen dat gysrrhCHT van ysselstein, als Maarfchalk en Regter in den Lande van den Bisfchop van Utrecht, reeds in den Jaare 1297, aan Graaf jan van Holland weigerde, Hollandsch Krijgsvolk op zijn Slot Tsfelfiein te leggen, om den Bisfchop te beoorlogen: waarom de Graaf toornig, deezen gysbrecht deedt vangen en zijn Slot belegerde; 't welk door zijn Vrouw bertrade of beatrix jaar en dag verdedigd wierdt, maar eindelijk moest overgegeeven worden , door gebrek van voorraad, en op voorwaarde, dat de helft der bezelting, daar 't lot op vallen zou, aan den wil des Graaven zou gelas*  YSSELSTEIN. r6s laaten worden, welke hij allen deedt onthoofden. Da Graaf fchonk de Heerlijkheid «an wolfaartvan borsselen, zijnen gunfleling. Naderhand gaf willem de goede, Graaf van Henegouwen, en de lil van deezen naam van Holland, inden •Jaare 1308, ter bede van guido van Henegouwen , Bisfchop van Utrecht, de Heerlijkheid weder te Leen aan gysbrecht, en aan arent zijnen Zoone bij opvolging, als n eede aan deezes Nakomelingen, zelfs in de vrouwlijkeLinie. Inden Jaare 1330, vergunde hij, dat de Dogter van deezen ahent, guyotte of guihyn van ysselstein, de Heerlijkheid van Tsfeljlein zoude mogen nalaaten aan haare Kinderen, in huw. lijk verwekt bij jan van egmond : waar door de Heerlijkheid gekoomen is aan arent van egmond; zo dat het Geflagt der Bezitters van Tsjelftein uit den Huize van amstel in de regte Linie met guygu'xe fchijnt iiitgeftorven. Arent van egmond overleedt in den Jaare 1409, in den ouderdom van tweeënzeventig jaaren. Uit het Nageflagt van deezes jonger Zoon willem, uit wiens Stammaximiliaan van egmond gefprooten is, geraakte de Heerlijkheid van TJeljlein. aan den Prinfc van Oranje, wjllemdekI, door zijn huwelijk met anna, de Erfdogter van maximiliaan. Onder de Heerfchappij van den gemelden Heere willem vaïs egmond , ftondt de Stad Tfelflein een zwaare belegering uit van Hertog willem van beieren, Graave van Holland. De reden hier van was, dat jan vanegmond, Broeder van den Heere van Tsfel(lem, die fchuldig gehouden wierdt aan verraad tegen Hertog willem, uit den Lande gebannen en na Tsfel» ftein gevlugt was, daar men hem herbergde. Door de Vrienden der egmonden wierdt egter een Verdrag bewerkt, en bedongen, dat de Hoeren van egmond uit de Stad en uit Holland zouden trekken, behoudens hunne Haave en Goederen , en een jaarlijkfche uitkeering door den Hertog ten behoeve van willem van egmond , H^ere van Tsfelfiein, en van zijne Moeder jolente van lyningen. Dit gebeurde omtrent den Jaare 1415. Naa den dood van Hertog willem van beieren, in den Jaare 1417, poogde Heer'wiLLEM vanegmono weder in 't bezit van Tsfelftein tegeraaksn, en was R 5 *eeds  *66 YSSELSTEIN. reeds binnen gekoomen, maar wierdt 'er weder uitgedreeven, door den aanhang van Vrouw jakoba, welke aan die van Utrecht en Amersfoort de Stad tot hunnen wille gaf; zo dat ze verwoest en verbrand wierdt, en alleen de Kerk en 't Klooster verfchoond. In het volgende Jaar wierdt het weinige, dat 'erovergebleeven was, behalven de Geestelijke Gebouwen, nog verder vernield. Hoe Heer willem weder in het bezit van tsfelfiein geraakt is,hebben wij niet kun«en nafpooren. Maar in den Jaare 1466, in twist geraakt met adolf van gelder , wierdt de Stad wederom belegerd en verbrand. De Hertog van Kleef met een groote Heirmagt in Holland getogen, wilde de Stad in den Jaare 1482, wederom overmeesteren, en pleegde hier rondsom veel geweld ; doch moest mét groot verlies aftrekken. Ditzelfde gebeurde mede aan die van. Utrecht, welke de Stad, in den Jaare 1411 .hebben getragt te overweldigen, doch na een beleg van drie maanden, door Heere floris van ysselstein wierden weggedrecven. Zedert vinden wij geene andere merkwaardigegebeurtehisfen wegensdeStad rj/èZ/ïm» aangeteekend, dan dat de Franfchen dezelve in den Jaare 1672, toen zij geen tegenftand kon bieden, bemagtigd hebben. In de Stad worden ruim driehonderd Huizen geteld. Zij wordt veel bewoond van lieden, die elders door hunnen vlyt bekwaame middelen vergaderd hebben om een iTil leven te leiden,en hier hunne rust zoeken. Onder de neeringenen handwerken vindt men 'er geene, die bijzonderlijk aan een Plaats worden toegefchreeven .-zodat de kostwinningen hier meeft beftaan in degerijflijkheden der Burgerlijke zamenwooninge. De openbaare Gebouwen zijn het Stadhuis en de Kerk, benevens een Gasthuis. Het eerfte is, naar gelange der Stede, een taamlijk Gebouw, en fchijnt, volgens de Bouworde, die 'er bij den Ingang en aan de Voorpui in doorftr3a!t, niet van den vroeglten tijd te wezen. Uit bet midden van htt Dak rijst een Torentje, waar op een ronde Kloot of Appel ftaat. De Keik is een Kruisierk en heeft een klein Orgel bij den  YSSELSTEIN, YSSELT. 267 den Predikftoel. la 't Koor ftaat een verhevene Tombe, waarop een liggend Vrouwenbeeld gezien wordt, meteen Engeltje aan het Hoofden-eind en een Hond aan de Voeten. Het opfchrift meldt dat dit de Afbeelding is van Vrouwe alyd van kuilenburg, die in den Jaare 1471 overleedt. Zij was gehuwd aan fredrik van egmond, Heere van Tsfelfiein, die, in het Jaar 1500, ftierf. De vierkante Toren vertoont zich vrij aanzienlijk met drie Ommegangen, en eindigt met een dergel jke Spits Indien deeze Kerk eerst gebouwd wierdt kort voor den tijd, wanneer zij tot een Parochiekerk is ingewijd, moet zij weinig ouder zijn dan van den Jaare 1309, toen de Inwijding gefchiedde. Eertijds was de Parochiekerk in het Dorp Eitheren; 't welk voorheen merklijk meer aanzien moet gehad hebben; men vindt 'er nog eenige Huizen van, omtrent een vierendeel uurs van Tfeljiein, en de Roomschgezinden hebben nog veel eerbied voorden grond, daar zij, bij wijze van Bedevaart, Godsdienst plcegen. De Gemeente van Tsfelfiein word bediend door twee Predikanten, die onder de Klasfis van Buuren. behooren. De Roomschgezinden hebben hier mede eene Statie, welke door een waereld Priester wordt waargenomen. Het Gasthuis is een gedeelte van een oude Kloosterkerk, waar van men in de voorgaande Eeuwe dit Go-'shi.iscn vijf Woonhuizen gemaakt heeft. In dit Gasthuis worden oude behoeftige Perfoonen ,die geen huishouding of kinderen hebben, ingenomen. Het word door den Drosfaard, Rentmeester, Schouten Burgemeesterên, als Buiten-Regenten .benevens drie Regentesfen beftierd. Een Binnenvader enBinnenmoeder hebben 'er het daaglijksch opzigt en bewind over. Zie Tegenwoordige Staat van Holland. Ysselt , bij zommigen Is feit gefpeld, eene Ambagtsheerlijkheid , in het gedeelte des Stichts van Utrecht, hei Kwartier van Eemland genaamd , even buiten de Vrijheid der Stad Amersvoort, in het Westen , tusfehen de Eem en den weg na Zoest. De uitgeftrektheid vinden wij op honderdtweeëndertig Morgens begroot. Van ouds was zij eene Ridder-  fff YSSELT, YVON, (PETRUS) der • Hofftad met een Kasteel, en als zo^Tm^jTare" i33o, bekend. De Voorouders van den Geleerden Amersfoortjeben burger, michiel van isselt, van wien wij elders in ons Woordenboek, Dee\ XXI bl. a34,hebben gefproken, waren eigenaars en bewooners dezer Heerlijkheid. Voortijds Plagt 'er eene Kapelle te ftaan, waarin eene Vikarijgevestigd was. welke ter begevinge van den Heere der Ambagtsheerlijkheid ftondt. Tegenwoordig is 'er nog een Reerenhuijs, met een Kapelle, of Kerk, aan St. barbara gewijd, zijnde de begraafplaats van de Heeren en Vrouwen der Heerlijkheid. Zie nurtMANNr Trajaü. Eruditum; Hiftorie van het Utr. Bisdom. Yvon, (petrus) was een inboorling der Franfche Stad Montauban, de zelfde, alwaar de berugte jan labadle, vc-ur zijne overkomst in de Nederlanden, den predikdienst onder de Hervormden heeft waargenomen. Waarfchijnlijk zullen zij in deeze Stad kennis aan eikanderen gekreegen hebben. Labadie vervolgens na Holland, en van daar na Zeeland, zijnde vertrokken , volgde ofverzeide won hem derwaarts, en bevondt zich te Middelburg, ten tijde als zij„ Vriend aldaar den post van Leeraar in de Waalfche Gemeente bekleedde. Naauw en onaffcheidbaar moet de vriendfchap geweest zijn, welke zij hadden aangegaan. Want ais labadie vanzijnenpredikdienstverlaaten ,en genoodzaakt zijnde geworden, de Stad Middelbwg te ruimen, na Friesland vertroit, verzelde won hem insgelijks derwaarts , en zette zich, nevens hem, te Wieuwen met der woon neder.Naa het overlijden van zijnen Vriend wierdt yvon, in zijne plaats het hoofd der Labadisten, ja zelf, niet lang daarna, eige' naar der Plaatze, door zijn huwelijk met eene der vier Zusmen van sommelsdyK, aan welke dezelve toebehoorde Yvon heeft eenige-Werken gefehreeven. Het voornaamfte en beste, in den Jaare 1081 , te Amfterdam gedrukt, voert den volgenden titel: Imyietas conviBa a petro yvone FasUrt Ecclefa Re/ormtce, ju* ex mundo retraïta Wiwerce, iu  YVOY. (Het Geflagt van) vfy in Frifia, hu'nc coiligitur, TraBatibus duobus, in quorum priori exiflentia Dei, ut omnium veritatum prima et eer» tisjima , claré flabilitur. In Jecundo fcriptura facra defen~ ditur, impio libro Spinofa, ctti tüulus: Traftaius Theolo» gico> Politicus, integn refutato. Zie Memoires du tems. Yvoy. (Het Geflagt van) Voor de volgende Gedagtlijst, ons ter plaarzingè in ons Woordenboek toegezonden , betuigen wij bij deezen, aan den Zender, onzen openbaaren dank. Mogten andere, gelijk wij meermaalen wenschten, dit ons hoogstbebaaglijk voorbeeld volgen , en alzo tot een Aanhangzel op het geheele Werk, waar toe wij reeds merkelijke bouwfloffe bezitten, het hunne bijdraagen! Van wegen de naauwkeurigheid van fchikkinge, zullen wij het medegedeelde Stuk, van woord tot woord, cn in de zelfde ge Halte plaatzen, als het ons is ter band gekoomen- Het Gedacht in deeze Landen, zeedert het Jaar 1569, bekend onder den naam d'yvoy ,is afkomstig uit Vrankrijk, uit de Provincie van Picardijen, alwaar het zelve in groot aanzien en eere gebloeid heeft, en een der aanzienelijkfie onder de Adelijke en Riddermatige Stammen was, zijnde desfelfs eigentüjke Gcflachtnaam hangest, tot wapen voerende een Zilver PTeld waarop een rood Kruijs, beladen met vijf Goude St Jacobs Schulpen, hebbende voor helmteeken , een menfehenhoofd, en voor Supports of Schildhouders, twee Wildemannen, Plet zelfde Gedacht heeft zo in Vrankrijk als in de naburige Nederlanden, verfcheide aanzienelijkeHeerlijke Leen- en andere Goederen bezeeten, zijnde Heeren geweest van Avesnecourt, Arzilliers, Blaize, Hinderen, Dampiere, Fontaines, Trenoy, Genlis, Hangest, Hugueville, Tenville, "ïvoy, Landricourt, Magny, Montmor, Neufville-le Roy, Pont St. Pierre, Spreuwenflein, Taule, Vavincourt en andere plaatfen. De Huizen waarmeede hetzelve, zo in Vrankrijk als in de Nederlanden vermaagfehapt en geallieerd is geweest,  ajo YVOY. (Het Geflagt van) ■WeeStjZijn, ARZILLIERS , AMBOISE , BEAUMONT, BRUYERES, DE la b0v2 , BOUCARD BBOüCRS , VANBERCKEL , cr aon' , CHATILLON, VANDERCAPPELLE , LSFLAMENT, GARLANDE , glab. 2EECK , GUICHENON VAN CHATILLON , HARCOURT , heillt , huMIERES , van der HORST, JOINVILLE , lev1s, LANNOV, de XEEUW, MONTMORENCY, MONTBAZON, mailly, magny du MERS, NESLE, NASSAU la leck , PECQIIGNY, ROYE , ROCHEBOLLES, de ruyter , SOYECOURT, SAREBRUCHE , TONSCARVILlE , DES URSINS , UTENHOVEN , VIGNEMONT , VOORBURGH , VOET van W1NSSEN , waLENCOURT, cVc. Het voorfz. Gedacht zig van tijd tot tijd uitbreidende, hebben de onderfcheide takken, zo als in Vrankrijk is gebruikelyk, zig door de toenamen hunner Heerlijke goederen onderfcheiden, zo als in dit gefchiede ten opzigte der Heeren Van GENHT, van yvoy, van TAULE , villers, HUGUE» ville &c. van welke allen echter noch maar die van Genlis en Tvoy overig is en noch heeden word voortgezet, doch de welke van alle de goederen die het noch in 't laatst der Sestiende Eeuw in Vrankrijk bezat, zo uit hoofde van dc aankleving aan de Protestanfche Religie, als andere omftandigheeden, heeft moeten derven, en daar van niets anders behouden ,dan de naam en de bewijzen hunner afftamming. I. Geflacht. Floris ,Heere van hangest, word genoemd in de gifte welke Philippus van Vlaenderen cn Vermandersin ii75.deed san de Kerk van onze lieve Vrouwe van Parijs, van de goederen van Virij in Picardijen en van de Vrijdommen, die Canon, Grave van Soisfons in 1177. fchonck aan de Abdij van Orcamp van alle de tollen in zijne Landen. Hij reisde naar het H. Lant en itierf in het beleg van Acre 1191. volgens Rogier Hoeden , en liet uijt zijn huisvrouw, waarvan de naam onbekend is, na 1. Jan Heere van hangest die de hoofdtakheeft voortgezet, de welke na grote dienften aan de Koningen cn den Staet gedaan en aanzienelijke vermaagfehap- pen,  YVOY. (Het Geflagt van) sn pen, met de Genachten van montmorency,i.evis , garlande, peggigny, abzillie-rs , nesle , beaumont roye, crarn, moniblzan , mailly &c. aangegaan te hebben, in het begin der 15. Eeuw, is uijtgeftorven. 2. Aulett (die volgt) II. Geflagt. Aubert van hangest Heer van genlis, Neuville Ie Rey &c. gaf omtrend den Jaere 1188. de Magiflraetsbeflelling van den Burgt van Neiville aan de Abdy van St. Lucien van Beauvais, met toeftemming van zijne huisvrouw, en komt voor in eenige Chartres van de Abdij van Orcamp, van den Jaare n86. en in een ander van de Kerk van St. Quinti» "93- Huijsvrouw comtesse gaf haare toeftemming aende Gifte, welke haarman in 1188. deed aan de Abbij van St. Lucien, X. Miert (die volgt.) III. Geflagt. Aubert van hangest Hr. van genlis, bezat ook de goederen van St. Plerre, eerfte Baronnie van Normandije, door de Gifte welke hem daar van in 1204. gedaan wierd door KoningPhilippus Augustus, welke hetgeconfiskeerd had op Robbert van Paisfy, om dat hij de partij gehouden had van Jan, Koning van Engeland: hij onderteekende het zelve jaat het traSaat dat de Stad Rouan maakte, wanneer zij onder de gehoorzaamheid des Konings wederkeerde—hij. komt voor in eenige Chartres van de Abtdij van Orcamp 1211. en ftigtte dat zelfde jaar een Gasthuis in zijne Heerlijkheid van Genlis.  272. YVOY. (Het Geflagt van) Huijsvrou. vv elisabeth van chatillon, jongere dochter van Gaucher Heere van Chatillon en " • van £fea£«//Gravinnevan&. Paul. 1. Aubert (die volgt.) 2. jan Heere van genlis, flelde in 1245, Geestelijke Susters in. het Gasthuijs, dat zijn Vader en Moeder gefticht hadden, en bekwam daar voor de titul van Abtdij onder de befcherming van St. Elizabeth, 't welk het jaar daar aan door den Koning wierd bevestigt. IV. Geflacht. Aubert van hangest Heere van genlis, Pont St. Pierre &c. was een der-Heeren welkeden Koningin 1236 ontbood om zich gewapend te vinden tot St. Germain in Laije, drie weken na Pinxteren, en teChinon daags na het Octaaf van Paasfchen 1242. Huijsvrouw maria van roye dochter van Raoullvan Roije, Heere van LaTerte, zij wasi2jo. hertrouwd aan Burchard van Fendosme. 1. Aubert (die volgt,) 3.N...... van hangest genlis, huisvrouw van Jan Heer vanWalleticourt in 1272. V. Geflacht. Aubert van hangest Heer van genlis was in 1259. onder de opzigt van de Gravinne van Vendosme, zijn Moeder, Huisvrouw isabellavan tarcarville Vrouwe van Fontaines, dochter van Willem Heere van r8?jcarvz7/f,KainerheervanNormandijen. 1. yin-  YVOY. (Het Geflagt van) 273 I. Aubert (die volgt.) t. Lauwe van hangest genlis verkreegt een AresC van 't Parlemenc in 1280. VI. Geflacht. Aubert van hangest Heere van genlis, Pont St.Pierret Fontaines, Heugnevüle &c. toegenaamd de Groote, diende de Koning in wapenen tegens de Vlamingersin i2p6eni2Q7. Hij wierd in 1299. gezonc'en naar Gascogne: in 13O1. naar Engeland en Schotland , in 1315 en 1316. gaf de Koning die rentebrieven opzijn trefoor.in erkentenis der Diensten die hij en zijn Vader hem beweezen hadden. Hij kreeg last den 12 Decemb. 1318. zig te Parijs te bevinden om tegen de Vlamingers op te trekken, en den tt Jinmrij daar aan volgende om zig met den Bisfchop van Men Je en de Graaf van Clermontnaar Corbije te begeeven, om van Vreede te handelen tusfehen de Gravin van Artois en de Edelen vanhaer Land: de Koning gnf hem bij brieven van 17 Aug.1328.de tollen welke zijn Vafalien aan den Koning zouden hebben moeten betalen, ten einde hij zig zoude kunnen uitrusten, om Hem in den tocht van Vlaenderen te kunnen dienen. Hij was 1329. overleden en is onder eene verheevene tombe begraven in de Abdij van Genlis. Huijsvrouw agnes vah bruyer.es Weduwe van Robbert, Heere van Argies en Suster van Thomas, Heere van Bruijeres. I. Aubert van hangest Heere van genlis, Pont St. Pierre &c. geftorven op St. Michiel 1331. fonder kinderen te vewekken, bij johanna van jorNville i. Vrouwe van Rimancourt, dochter van Anzel, Heere van Joinville en van Laure van Sarrtbruchi. x. Jan (die volgt*) XXXIIL Dm. S „, 3 Mat-  274 YVOY. (Het Geflagt van) 3. Maiteus van hangest -oenlis, hoof i van de branche der Heeren van Tante. Filters en Heugneville, dewelke na aan Frankrijk een Grootmeester van de Arbaletiers (tegenwoordig Artillerie) gegeven en vermaagfchap aangegaan te hebben, met de Gefl ichten van bove, hiRcourt, rochekolles , &c. uitgtftorven is, in *t begin der ijd2 Eeuw. 4. Eleonoris van hangest-genlis, Huisvrouw van Kami te Flament Hr. van Canij, Zoon van Raoul le Flament Maarfchalk van Vrankrij . 5. Johanna van hangest - genlis, Vrouwe van Beau» heu, wiens huwlijk onbekend is. VII. Geflacht. Jan van hangest, Heere van oenlis, MagnyScc.diende in de belegering van Bovines, 1304, meteen Ridder en tien Knapen. Huisvrouw mauia van vignemont. 1. Aubert van hangest-genlis, gefneuveld in deflag van Brignai bij Lion 136I. fonder kinderen te verwekken bij ada van mally, welke hertrouwdeaan Jan van Nesle Heer van Offremonr. i. Jan van hangest-genlis, Ridder, Kamerheer van den Koning, welke hem 600 ffi renten gaf voor zijne trouwe en goede dienlten, bij brieve van 4. Junij 1390, 3. Matteus (die volgt.) 4. Aubert van hangest-genlis Heere van Tresnoy, diende in den Oorlog van Vlaenderen , van Normandije en Bretagne in 1378, 79, 80 en 83. en ftierf fonder kinderen na te laten van johanna van heilly, zijne huisvrouw. 5. YoLEisr.  YVOY. (Het Geftairt S? Yolente van Hangest-Genlis was 1344. gehuwt aan Mattheus Heere van Roijeen Germigny. VIII Geflacht: Mattheus vanhamgest, Heere van genlis, Magnyen Tresnoy, diende met zijn Voik in de belegering van Honfleur, onder Lodewijk van Harcourt, Luitenant des Konings in Normandijen, in demaand September 1357. en onder den Graaf van Tancarville in 1364, in de belegering van Bourbourg in de maand van Auguft. 1383. hij had onderzijn gevolg een Ridder en zeven Knapen. Hij was Capitein (nu Gouverneur) van Fontaine le Chatel in 1389, en leefde nog 1397- Huisvrouw johanna van soyecourt Vrouwe van Merscourt, dogter van Gillis Heere van Mooij en van -Agnes van Theanges. r. Jan (die volgt.) ». Aubert van HangesuGenlis, geftorven in Barbarijen. 3. Mattheus van Hangest-Gsnlis, wiens geboorte onbekend is. IX. Geflachti Jan van angest, Heere van genlis &c. was Capitein (nu Gouverneur) van de Stad Chauny, 1r.Decemb.14n het was door zijne tusfchenkomst dat de ftadNoijon zich aan den Koning en den Hertog vanBourgondien onderwierp in de ontmoeting bij Mons en Vinieu in 1421. en ftierfhetzelfde jaar. Huijsvrouw maria van s arsbruche , dogter van Aime, Heere van Commercy en van Maria van Chateau Villam, Vrouwe van Louvois, dewelke Weduwe zijnde , hertrouwde aan Gaucher van Rouvroy, Heers van St. Simon. 5 1 I. Jan  Stf YVOY. jHet Geflagt ra») i. Jan. (die volgt ) X. Geflacht Jam vak hangest Heere van genus, Abeeourt, Magny &c. Baillieu van Evreux, Rilder, Raaden Kamerheer van den Konink Carel de VII. aan wïeés hof hijiteedswas van 1446 tot 1459. en van wien hij veele giften en vergeldingen bekwam, hij diende dien Vorst in de Herne ming van Nörmandijen, deed hem hulde in 1432, en ontvong een penüoen van 2000 (S. op de Generale ontfangst van Normandijen in 1479 en 1480. Hij word genoemt $an van Hangest , Ridder, Heere van Genlis, Raad en Camerling van den Koning, Capitein van Rouan,fyn Baillieu en Capitain van Evreux, in eene quitantie gegeven den 1 Meij 1479. aan den Ontfanger der Domeinen van Evreux van 275 f8. Zij is bezegelt met een Zegel in rode wasfche met de wapenen van Hangest, zijnde een Kruijs beladen met vijf Schulpen, Supports twee Wildemannen, Cimier een Helm, waar uit een menfcben hoofd komt. Hij ftierf in 1490. en wierd te Rouan, ten Celeftijnen begraven. Huijsvrouw maria van amboise, dogter van Pieter Heere van Chaumont en van Afr* na van BueiL 1. Jaco* van hangest, Heere van genus, Magny, Taule en Mericowt, Raad en Camerling des Konings, bij wierd als Gijzelaer gegeven aan Ferdinand Koning van Arragon, door den Graaf van Montpasfier, testeerde 15 Junij 1500 , deed eene reijze naer Jerufalem, en wedergekeerd zijnde wierd hij in gezandfchap gezonden naer Carel Aertshertog van Oostenrijck in 1514. Hij verwekte bij zijne huisvrouw joanna de moy maar eene dochter. 1. Helena van hangest, Vrouwe van Magny trouwde Artus van Gouffier, Hertog van Roannois, Grootmeester van Vrankrijck. a. Ca-  YVOY. (Het Geflagt van) 277 2. Carel van Hangest -Genlis, Abt van St. Eloy, vervolgens Bisfchop en Graaf van Noïon, Pair van Vrankrijck, geftorven 19 Junij 1528. 3. Adriaan (die volgt.) 4. Lonis van hangest-genus, hooft van de tak der Heeren van montmor en van moyencourt, uitgeftorven in het midden der 16de Eeuw. £. Maria van Hangest-Genlis, gctrouwt aan Franpis van Lannoy, van Morvilliers en Tollevillen. 6. Johanna van Hangest ■ Genlis, getrouwt met Jan Heere van Hummes. XI. Geflagt. Adriana van hangest Heere van genlis , Ridder, Raad en Kamerling van den Koning, Baillieu en Capitain van Evreux en van 't Casteel de Louvres te Parijs, bij brieven van 19 Aug. 1512. Groodfchenkervan Vrankrijk: diende de Koningen Carel den VIII., Lodewijk de XII. en Frapcois den I. gaf verfcbeide Cjuitantien in 1501, 1511 en 1520 van zijne Appointementen, bezegelt metzijn Zegel, waarop ftaat een Kruijs beladen met vijf Schulpen, hij ftierf voor den 16 OS. 1532. Huijsvrouw blaude du mas, dochter van den Heer van Visie Bannegon, zij ftierf den 5 Januarlj 1532. ï. Jan van Hangest-Genlis geboren 1506. verkore Bi*> fchop van Noïon, Pair van Vrankrijk, na zijn Oom in 1525, 5 J ; 2. FrA«M  YVOY (Het Geflagt van) 2. Fkancois van hangest Heere van genus , Edelman van 's Konings Kamer, Capitain van het Casteel de Louvres den 14 April 1543 en 12 Maart 1548. Hij woonde de meeste oorlogen van zijnen tijd bij in Italien en Viaenderen, doch eindelijk de Protestantfche gevoelens omhelst hebbende, was hij een der Hoofden der Religionaires en van de partij van den Prins van Condé, wierd Collonel van hunne Infanterie, en was te gelyk een aanhanger van de partij welke zig in de Nederlanden, tegens den Koning van Spanje ontwikkelde, hij ftierf te Straatsburg Ao. 1569. fonder kinderen te verwekken bij zijne- huisvrouw valentine de ursins, 3. Jan van Hangest - Genlis, gezegd de jonge genlis, distingueerde zig in de flag van Cerifoles , en wierd in 1544, gedood in een uitval dien bij deedt uit Cbalons, waar in hij zig geworpen had, op het doortrekken van den Keifer. 4 Jan (die volgt) XII. Ge/lacht. Jan van hangest-genlis — gezegd d'tvoy , ter onderfcheiding van fyn Broeder Jan, naar de Heerlyhheid van dien naam, wierd ook Heer van Genlis, na de dood van zijn Broeder Franpis, doch zonder in het bezit 'ervan te komen ; gelijk zijn broeder, had hij de leer der hervorming omhelst, en hield opentlyk de zijde der Religionisten in Vrankrijk, voor de welke hij geduurende 20 dagen in 1562 de Stad Bourges, tegens 's Konings troepes verdedigde, maar eindelijk gewonnen (zo als fommige willen) door de vlijerijen van het Hof, gaf hij dezelven over, en vertrok naar zijn huijs; dan weinig tijd daarna voegde hij zig weder bij dezelve, vertrok eindelijk naar de Nederlanden .doende veel voordeel aan de partij des Prince van Orange,voor dewelke hij zig in 157,0. van Vahmciennes meester maakten, en Til . ~ daar  YVOY. (Het Geflagt van) 279 door de relatien welke hij onde/de Protestanten in Vrankrijk had, en door de naam die hij zig onder het Leger van den Prins van Condé had verworven, bragt hij veel toe tot het bekomen van Volk voor het leger van den Prins van Orange, voor welke partij bij dan ook met Graaf Jan van Nasfau in 1572, na Vrankrijk reisde, om onderfiand van troepes te bekomen, waar in hij in zoo verre daagde, dat hij met eenig volk dat zelfde jaar, noch kwam'afzakken, om de Stad Bergen in Henegouwen, dnor de Spanjaarden beleegert, te ontzetten, doch ooor de geheime intrigues van het Hof van Vrankrijk, ter verdediging van het protestantendom, wierd hij 'er een der eerfte ilagtofferen van, en als de voorboden van de daarop gevolgde St. Barthelemi, vermits hij, door de trouwloosheid zijner Gitfen, bij eene hinderlage der Spanjaarden geleid .gedeeltelijk door de zijne wLrd verlaten en zelfs gevangen gemaakt en op het Casteel te Antwerpen gebragt, alwaar die wreede vervolgers der Gereformeerden hem tegens het regt der volkeren aan .hebben vermoord, en dus een gelijk lot, als zijne landgenoten, heeft ondergaan. Huijsvrouw johanna van boucard dochter van Francais, Ridder, Heere van Boücard , Grootmeester van de Artillerie van de Religionaire Armée en van Maria van Martigny, ingevolge huwelijks Contract van 19 April 1562. te Bourges opgericht, waar aan waren aan zijne zijde hij zelfs, en van haar zijde, Franfois van Boucard, Heere van Boucard en Maria van Marzigny hare Vader en Moeder. 1. Nkolaas (die volgt.) XIII. Geflacht. Nxolaas van Hangest-Genlis, gezegt d'ïvoy: het protesS 4 tan-  ito YVOY. (Plet Geflagt van) tantendom bliivende toegedaan, wierd aangezien de dienden welke zijn Vader enOom.de zaken des Prince van Orange hadden aangebracht, door dezelve in de Nederlanden bevorderd ; den 13 Meij 1593 • gaf hÜ quitantie van een gedeelte geld, dat hij ontving van een huijs, verkogt door zijn Vader, (taande te Bourges, waar in hij zig noch betijtelt Here van Genlis en van Yvoy, fcboon bij deeze beide goederen nimmer weder is kunnen magtig worden: Hij was in 1600 reeds Capitein , bragt veel toe tot de Overgave der Forten Crevecoeur en St. Andries, van welk Iaat/te de Origineele Capitulatie noch onder de Famillie berust, commandeerde vervolgens in de Willemftad en was in 1629 Collonel in 's Lands dienst, hij overleed in 1635 of 1636. Zijnde begraven in de Kerk van de Willemftad , onder eene Zark , waarop zijn en zijns huijsvrouws Wapenen en Wapen-Quartieren zijn uitgebeeld,zijnde het zijne een gedceh Schild, houdende in het bovenfte gedeelte, drie opflaande pijlen, in het onderfte een Molenyzer, en tot hart Schild of/ar le tuut, een Kruijs beladen met vijf Schulpen: So als ook fs het eerfte Quartier, met het opfchrift Hangest en voor 's Moeders vierendeel, drie Leeiwen met het opfchrift Boucard: het Vrouwe Wapen zijn9 Leliën, fö ook het eerfte Quartier met het opfchrift, Glabbeeck en het tweede een Schild. Kruijswijze gedeelt, met het opfchrift Coopmans: hebbende tot randfchrift: Hier leyt begraven de wel sdle Eemtfeste fflclaes Genlis van Ivoi, Heer Jansz die fierft den 20 December Jo. ifJj., . . rttuyde van Glabbeeck lielemans- éochtcr, die fierft 20 July 1643. HuijSVrOUW GEERTRUYDE VAN GLABBEECK, doctw ter van Tieleman van Glableeck en van Jofina Coopmans, ingevolge huwelijkfe voorwaarde gefloten te Asperen 11 April ió 19, waar aan waren aan zijne zijde Rutger IVesfel van den BoeizeCaer Heere van Asperen en Lodewijk van Chaüllon, Hee.  YVOY. (Het Geflagt van) 2pi Heere van Chatillon, en van hare zijJe Tieleman van Glabbeeck, Costijn van Effen en Carel van Ssl, denack, en voltrokken den 20 Meij 16 ip. Zij fterlt 20 Julij 1643. I. Maximiliaen (die volgt) XIV. Geflacht. Maximiliaan van Hahgest-GenlL , gezegd d'yvoy , gebooren en gedoopt te Asperen den 14 Junij 162r. was al zeer jong, Capitein in dienst van de Staten der Vereenigde Nederlanden, wierd vervolgens door den Prince vanOrange gebruikt in bet Prinsdom van dien Naam, hij was in 1660. Lieutenant Gouverneur aldaar onder den Gouverneur en Capitein Generaal Grave van Dhona, wierd in ióóó Ingenieur cn InfpecYeur Generaal in alle Domeinen van het Huijs van Orange; de Republiek van Geneve droeg hem in 1664 op, het verfterken en verbeteren van hunne Stad, vverdende om zijne moekcns en goed beleid, als mede om zijne trouwe dienflen, door dezelze met eene Goude Pennincktot zijner eere gemaakt, befchonken, en tegelijk aan hem en zijne Zoonen, en alle verdere mannelijke descendenten, zo wettige als natuurlijke, erflijk en ten eeuwige dage het Burgerrecht gegeeven! in 1673. wierdt bij aangefteld tot Quartiermecstcr Generaal van de Legers van de Staten der Vereenigde Nederlanden , distingueerde zig zeer in de beleegei ing voor de Graav, waarom zijne Hoogheid hetpenfioen dat hij en zijn Vader reeds voor hem op de Domeinen van Bourgondien bad, ook na zijn dood aan zijne huisvrouw febonk, en de Survivance van zijne Compagnie, op een zijner twee Zoonen , met dedadelijke aanftell ng tot Capitein voorden Oudfte Thomas Freirik, toen maar 10 jaaren oud. Hem teffens aanbellende tot Canoniek in den Capitule van Wijk bij Duurftede, terwijl hij door Haar Hoog Mog. met een gefchenk van drieduijfend guldens wierd vereerd. Hij ftierf op zijne terugrelfe uit Zwltferland in zijn Jacht, liggende voor Keulen 14 of24Decemb, 1686. Zijnde ter dier tijd, QuarS 5 tier-  28a YVOY. {Het Geflagt. van) tiermeester Generaal van de Legers, Collonel van de Infanterie, Infpecteur Generaal van 's Lands Fortificatiën, Commandeur van Schenkenfehans &c &c. Hij legt begraven tot Scbeokenfchans, hebbende in zijn leeven, verfcheideneGoudc Keetenen met fcostetiike portraitten en andere kostbare gefchenken van onderfcheide Mogendheden, voor zijne krijgskundige dienftent ontvangen. Huijsvrouw hkvriette BRouè'-ts dochter van Thomas B'ot.ërs, Commandant op hetCasteel van Ora ge en van At ria Bouchai .ingevolge huwelijkfche voorwaarden , gefloten op het Casteel te ürange den 16 rebruarij i6öo. waar aan waren aan zijne zijde, Willem Hendrik van Glabbeeck, zijn Oom van Moeders zijde en Fredrick, B.-rggrave van Dona zi,n Neef van Vaders zijde, en van hare zijde Thomas Brouèrs baar Vader, Jacob van Bouchat en Hendrik van Drevon, Ridder , haar Oom en Neef van Moeders zijde; waar van de huwelijks proclamatien gefehied zijn tot Orange en het huwelijk voltrokken tot Copet bij Geneve 20 Junij 1660. zij fierft tot Nimweegen,oud 66jaaren den 10 Januarij 1699. alwaar zij in de grote Kerk begraven is. ï. Fredrick, geboore te Geneve 22 April en gedoopt 17 Mey iGói. N. S. geftorven 4 Decemb. 1662. 2. Fredrik Thomas (die volgt.) 3. MARGarrT', geboore te Geneve den 2 Maarten gedoopt den 6 April 1664. 4. J^cob, geboore en gedoopt te Geneve 8 January 1666, geftorven 16 July ïóóS. 5. Gas-  YVOY (Het Geflagt van") .283 5. GasvaR samuel van Hangest Genlis, gezegt d y- ot geboore en gedoopt tot Geneve den 27 Sept. 1667. hebbende tot Peeters gehad, Hans Casper Hienzel, Stadhouder en Ambasfadeur van hetCanton vanZurich, Samuel Frifchen Baenderheer en Ambasfadeur van het Canton Bern. Hij trouwde den 18 December 1713. Magdalbna van voorburg, dochter van Jan van Voorburg, Hoofdfchout der Stad Rotterdam en van Johanna Tromp , hij ftierf zonder kinderen te verwekken den 14 Jan. 1719. zijnde ter dier tijd ,Collonel van de Infanterie, Quartiermeester Generael, en Commandeur van Crevecoeur &c legt begraven in de Capel tot Niculaud: Zyne Weduwe hertrouwde de Baron Reek van Mulhaujen. f3. Anna maria, van Hange.it - Genlis, gezegt d'yvoy, geboore te Geneve den 24 Juny en gedoopt den 3 July 1669. trouwde den 5 Maart 1694. .teEyburge buiten Nimwegen z -.chariasguichenon dbchaTiLlon , Capitain der Mineurs en Ingenieurs ten dicnlte der Vereenigde Nederlanden, hij overleed in den Haag den 24 Maart 1706. 7. Magdale na , geboot e te Geneve den 27. en gedoopt den 30 Nov. 1670. geftorven tot Aken. 8. Jan KicoLAES,gcbore te Geneve den 26 December 1671. gedoopt 6 January en geftorven 8 Mey 1672.' 9. Anna geertruda, gebore te Geneve 30 Mey en gedoopt 3 Juny 1673 , geftorven tot Aken. XV. Geflacht. FaEDERiCR* thomas van Hangest-Genlis, gezegt d'yvoy, Heere van Bijndercn en Spreeuweftein,gebore te Geneve den 18 Febr. en gedoopt den 1 Mey 1653. hebbende tot Peters en Meeters gehad de Graaf Frederick van Dona, des zelfs  284 YVOY. (Het gejlagt van) zelfs huisvrouw Esperance de Terrasfire Montbrun, en fyn Grootvader Thomas Brouërs: op zijn 10 jaer was hij reeds Capitain, wierd in 1704. Collonel van een Regiment Infanterie,in 1709. GeneraelMajor,ini72i. Gouverneur van het Land en de Stad van Quesnoy, voor de Sraten der Vereenigde Nederlanden, welke plaats kort daar aan door de Franfche weder beleegerd zijnde, bij hem, offehoon de werken bij het laatfte beleg veei geleeden hebbende tot het uiterfie is verdeedigt, fo dat hij geduurende hetzelve is verpligt gew,est,papiere noodmunt te doen Daan, beftcmpeld met zijn wapens. In 1715. wierd hij Commandenr van de Stad 'sHertogenbosch en onderhorige Forten, en wierd in Ï718. Quartiermeester Gcnerael van de Legers van de Staten der Vereenigde Nederlanden; hij overleed in 'sHertcgenbosch, den 24 Ocfober 1727. zijnde begraven in deCapel tot Nieuwland. Huijsvrouw Johanna AttD* van der horst, dochter van Pieter van der Horst, in zijn leeven Raad en 'Advocaat Fiscaal van de Admiraliteit te Rotterdam en van Alida Maria Kievit: ingevolge de Huwelijkfche voorwaarde gefloten te Rotterdam 19 Novemb. 1705. waar aan waren aan zijne zijde, hij zelfs meerderjarig en van haare zijde Johanna Maria Tromp , Vrouwe van Nieuwland, Douariere van Wijlen Cfaelis Gans, in zijn leven Ridder, Baronnet, Heere van Nieuland, Bommenade en Bloijs: zo voor zig als oude Moeije, als reprefenterende des Jonkvrouwes Moeder, Maria Kievit Weduwe van der Horst; Maria van d-r Horst en Elifabeth Verfehure ; haere Moeije cn oude Moeije. — Het huweljk is voltrokken binnen 'sHage den 10 Decemb. 1705 Zij overleed in 'sHericgenbcsJh den 24 Oer. 1717. oud 35 jaaren  YVOY. (Het Geflagt va») 2?? ren 5 maanden. Zij was de Erfdochter van het laatfte mansoir van de Familie van van der horst, gefproten uit een Adelijfc Geflagt van den Geftichte van Utrecht, en in 1663. den 20 October door Lodewijk den XIV. meedegeftelt onderdeEde. len van Frankrijk; zijnde het Wapen van dat Geflagt, met haar Vader tot Rotterdam begraven en weder opgenomen bij haere kinderen , welke hetbaeredaarmeede gevierendcelt gevoert hebben. 1. Henmetie maria, geboren tot 's Hertogenbosch den 14 en gedoopt den 16 Novemb. 1706. geftorven tot Breda den 23 Maart 1788 en den 29 daar aan in de Capel tot Nieuwland begraven. 2. Isabelle hendrietta, gebore tot 's Hertogenbosch den 7, gedoopt den 9 en geftorven den 21 January 1710. begraven in de Groote Kerk aldaar. 3. Paülus hendrik justus van Hangest - Genlis, gezegd d'yvoy , Heere vanBijnderen en Spreeuweftein, gebooren en gedoopt tot 's Hertogenbosch den 29 January 1713. hebbende totPeeters en Meeters gehad Hendrik van Utenhove Heere van Amelisvveerd; Elifdbeth Verfchure, benevens de Heer en Vrouwe van Groelard. Hij trouwde den 7 October 1745:. totRotterdam, aliba van berckel, dochter van Willem van Berckel. Burgermeester der Stad Rotterdam; en van Alida van Hoogendorp. Hij overleed tot Zwol den 29 Novemb. 1779. zonder kinderen. 4. Cornelia van Hangest - Genlis,gezegd d'vvoy,geboore tot 's Hertogenbosch den 16 en gedoopt den 18 Sept. 1714. hebbende tot Meeter gehad de Vrouw van-Nieuwland. Zij trouwde den i9Septemb 1735. jan floris Grave van nassau la iecq , Zoon van Mau-  28Ó YVOY. (Hit Geflagt van) Maurits Grave van Nasfau Ia Lccq en van Elifabeth Gravinne van Nasfau Odijk; ingevolge huwelykfehe voorwaerde van 3 Sept. 1741., waar aan waren aan haer zijde, Henriet:a Maria en Paulus Hendrik Justin haer Broeder en Suster, en aan zijne zijde Maurits Grave van Nasfau, zijn Broeder. Zij ftierf den 7 Nov. 1744. op Schoonoort bij Doorn, en is begraven te Ouderkerk. 5. Elizabeth. gebore tot 'sHertogenbosch den 22 en gedoopt den 23 Junij en geftorven den 5 Julij 1716, begraven in de Groote Kerk aldaar. €. Maximiliaen (die volgt.) XVL Geflacht. Maximiliaen van Hangest-Genlis,gezegd d'yvoy,geboren tot 's Hertogenbosch den 28. en gedoopt den 30. Julij 1717. hij wierd in 1751. Raad in de Vroedfchap der Stad Utrecht en bekleede weegens dezelve verfcheidene zo Pro* vinciale als Stads Commisfien; hij legde zijn Raadsplaats neder in 1781 en overleed binnen Utrecht den 9Maart 1783, begraven in de Capelle van de Familie van de Leeuw, in St. Jacobs Kerk te Utrecht. Huisvrouw antonia louisa de leeüw , dochter van Daniël de Leeuw, Decan van den Capitule St. Pieter te Utrecht, Geëligeerde Raad in het Eerfte Lid der Regeeringen 's Lands van Utrecht, en weegens het zelve, Ordinaris Gedeputeerden van de Staten &c,en van Cornelia Henrietta van Weede, ingevolge huwelijkfehe voorwaarde gefloten binnen Utrecht den 28 Sept. 1741 waar aan waren aan zijne zijde Johan Floris Grave van Nasfau zijn Swager, en aan haar zijde, Vrouwe Cornelia Henrietta van Wee. de  YVOY. (Het Geflagt van) 2S7 dt Douairière; . e Leeuw &c. haer Moeder en Voogoesfe; het huwelijk is voltrokken binnen Utrecht den 15 October 1741. 1. Paul Hendrik Justus (die volgt. 2. Daniel cornelis egbert, van Pfangest-Genlis, gezeg i d'ïvgy, geboore i Sept. 1744. en gedoopt tot Utrecht, wierd den 7 Feb'r. 1777 C pitain Lieutenent in het Regiment Ht>ll ridïche Gardes te paard, met rang van Lieut. Collonel in 1700. wierd bij Colloncl van de Cavallene. Huisvrouw maria sybilla voet van winssen dochter van wijlen Paul Engelbett Voet van IVins. Jen, Raad in de vroedfcbap der Stad Utreebt en van Adtiana van Halm, ingevolge huwelijkfehe voorwaarde gefloten binnen Utrecht den 3oSeptemb. 1773. waar aan waaren aan zijne zijde, Maximiliaen d'Yvoy en Antonia Louifa de Leeuw zijn vader en Moeder en van haer zijde, Adriana van Halm Weduwe van Mr, Paul Engelbert Voet van fVinfen, haer Moeder en Voogdesfe. Het huwelijk is voltrokken in de Kerk*van de Bjld bij Utrecht den 18 Oft. 1773. a. Maximiliaen louis , geboore op Zandwijk bij de Bild den 13, en gedoopt tot Utrecht den i8Sepr. '1774 wierd 1791. Cornet met rang van Lisutenant in het Regiment Holl. Gardes te paerd. 6. Paul engelbert, gebooren den 20. en gedoopt den 25Augusti 1776. tot Utrecht. c. Jacob jan geboore den 14 en gedoopt den 21 Maart 1779- tot Utrecht.  288 YVOY. (tiet G'jïagt van) d. GecL/iCH fredürick, geboore den 14. gedoopt 27 October 1782. tot Utrecht en geftorven den 9 January 1783. begraven in de Jacobi Kerk. e. Süsanha wixhelmina , geboore den 25 Decemb. 1783. en gedoopt den 11 January 1784. tot Utrecht. 5, Egbert mariefredrick , geboore den 6 en gedoopt den 10 February 1746. tot Utrecht. Hij wierd den 3 April 178(5. Ontfanger weegens de Admiraliteit, renderende te Amfterdam, in de Provincie van Utrecbf. 4. FhedeRica johanna van Hangest-Genlis, gezegd d'vvoy, geboore den t6. en gedoopt den 19 Septemb. 1747. tot Utrecht: Zij trouwde den 23 January 1764. geri.ach theodorus VaN der capel- len, Heere van Scbonauwe, Houten, 't Gooy &c, Befebreven onder de Edelen en Ridderfchappe 's Lands van Utrecht &c. Zoon van Gerlach van der Capellen, Heere van Mijdrecht &c. en van Catrina de Leeuw, haar volle Neef. 5. Johanna hermina van Hangest-Genlis, gezegd d'yvoy, geboore tot Utrecht den 2 en gedoopt den 9 April 1751. Zij trouwde 1 October 1770. maurits carel van utenhoven , Heere van Botteftein, Amelisweerd &c Befchreeven onder de Edelen en Ridderfchappe 's Lands van Utrecht &c. Zoon van Jacob van Utenhoven, Heer van Bottftein en van Wilhelmina Scheepets. Hij ftierf den 19 Maart 1780. begraven tot Bunnick. f. Maximiliaen Lours, geboore tot Utrecht den 25 Augustus en gedoopt den r Sept. 1753. w'erd den ïo April 1779; Lieut. Collonel v