VADEKLANDSCB WOORDENBOEK KXXIV. D E E h,   VADERLANDSCH WOORDENBOEK; ©ORSPRONKLYK VERZAMELD DOOR JACOBUS KOK. VIER-EN-DERTIGSTE DEEL.Y— Z. MET KAARTEN, PLAATEN dl POimTRAITTEINV te AMSTELDAM, bij JO HANNES ALLART. M B C C X C V.   VADERLANDSCH WOORDENBOEK, Zaa, 2jaan, een niet onvermaarde Stroom in het gedeelte vgtS het Noordlijk gewest der Provincie Holland, Kennemeriand geheeten , van welken verfcheiden zeer vermaarde Dorpen hunnen naam ontleend hebben, eertijds van wijder uitgebreidheid dan in den tegenwoordigen toeftand Verfchiüende , gelijk het gemeenlijk gaat in het naafpooren der aloudheid» zijn de gedagten aangaande den oorfprong der benaaminge. 'Er is 'er, die de reden zoeken in het woord Zaan, zijnde Een aangenaam voedzel, van Room bereid, naar 't welk da Stroom zou zijn • benoemd geworden, om dat men, van ouds v langs beide oevers zeer veele Vee- en Melkrijke Landerijen aantrof. Anderen zoeken den oorfprong in het ftopwoord Zaan, in 't Oud Hollandse» fnel of terftvnd beteekenende T om dat de Stroom, met een fnellen vloed, uit de Meiren na het Y voortliep. Anderen wederom zoeken andere naamsredenen, in het optellen en beoordeelen van welke wij ons niet willen verdiepen. Zo onzeker nu de reden der benaaminge is, even weinig is men 't eens omtrent de piaats, süwaar de Oorfprong van den Zaan mjet gezogt worden. Voïgens zommigen z'>u de Zaan weleer een tak van den Rhtjn geweest ziin, die bij het van ouds vermaarde, doch nu verdweenen Kasteel Rodenburg of Roomburg, bij Leiden, uit de ftraks genoemds Riviere voortgekcomen. langs de Heerlijkheid van Alkemade r voorbij de Dorpen Sasfenheim, Lis, Hillegom, Hejmftede* XXXIY. deel. A door  2 ZAAN. door Nieuwket herland, voorts na Polken, wan oaar langs bet oud? Dorp Zaandeu, als mede hu Wvrnerland, tot aan de Heerlijkheid van de Sc»e??ae> : en tu«tcben de Vroenlanden dqorgegaan zijnde, naa dat hu Zaanegeest hadt bevogi'gd, fari Petten ir, Z«ie (tortte. Doch dit gevoelen tleunt op losfe gi'fmgen, en heeft geen dén minfien grond in de verhaaien orzer moest geloofwaardige Hiftorie- en Kronijkfchrijvers. Meer fchijn van waarheid heef' hei gevoelen, dat de oorfprong des Zaans gelijk dezelve zich nog heden ten dage vertoont, moet gezogt worden bij het Starremeir, een weinig ten Noorden van het D:>rp Knollendam. Het water, Bit de Duinen en Meiren, in de na->uurfchap vsn Alkmaar, zou dos a's dé bror. van den Zaan moeten belchouwd worden. Hoewel de Zaan thais niet ge«o. gelijk op de 'lijst der Rivieren, of altijd afl lopende Wateren, eene plaats kan bekleeden, heeft hij, egter , daar van de gedaante, in zijne menigvuldige bogter en kromte . Zijne tegenwoordige ui'geftrei? held, zonder deeze krunkeünger. daar onder te rek er en, worit gefrhat op ruim tweeènHenighonderd Rhimlandfche Roeden D.' wijdte is niet ovirai de zelfde Door ckander geromen wordt dezelve gefchat op dertig tot vijftig Roeden. Op zommige plaatzen kan zii niet meer dan twintig of vieren twintig Roeden haaien. H: r en daar, doch zeiizaam, meet mer> van vijftig tot vntë ze.stig HondbmJcHe Roeden. Alom beroemd, en een wonder in hunne foort, zijn de rijke Dorpen, aan - reike, dit was juist het geval van onzen van der zaanj want Ichier van trap tot trap het zeemanichap geleerd, en zich dus in Maat gefteld hebbende om met wij heid o.-er andereu te gebieden, wijl hij 't gehoorzaamen, vooraf, zalf geleerd hadt, zag hij zich, in 'sLands dienst, e.rlang tot Kapitein bevorderd, en dus in (laat gefteld, om zijne on. A z ver-  4 ZAAN. (WILLEM van der) venfaagdheid, bij voorkomende gelegenheden, aan den dag te leggen. De berugre Zeedag van den Jaare 1653, tusfchen de onzen en de Engehchen, op den twaalfden Junij, omtrent Nieuvpoort voorgevallen, was wel ee* e der eerften: want als de Engelfche Schout bij Nacht john lawson, met acht of tien Fregatten, de Kapiteben van der zaan en toot bulter van groninuen zocht af te fnijdeu, hadt deeze niet alleen het ongeluk van op het bed der eere te fneuvelen, maar ook was zijn fchip, door vier of vijf fchooten, zodanig getroffen, dat het omviel en zonk, tot groot gevaar van van der zaan, zo nabij het fchip van bülter liggende, dat 'er geen kleine moeite aan vast wap, om zich voor bul» ters ingevallen Wand te beveiligen, en teftens uit de handen der Engelfchen te blijven, die hij rondsom zich hadt liggen; dan uit deezen nood wist -hij zich zo gelukkig te redden, «lat hij niet alleen nog vijftig of zestig man van bulters zinkend fchip in 't zijne bergde, maar ook een der Engelfche fchepen in den grond boorde. Wanneer de Vice- Admiraal de ruiter , in den Jsare 1655, met acht Schep-:n en Fregatten van oorlog, neffens twee Jachten, door den Nederlsndfchen Staat, na de kust van B>irbarije en de Middelandfche Zee gezonden wierdt, met last om alle Barba'ifche rooffchepen, en bepaaldelijk die van Tetuan, Algiers, Tunis en Tripoli, te bevegten, te veroveren en te vernielen, hadt men onzen van der zaan, ais gefchikt tot dien sewigtigen tocht, niet vergeeten, maar een fchip van honderdvijftig man en zesenveertig Hukken gefchut onder zijn bevel gefteld. Toen nu de ruiter, met deeze Vloot, van voor K-idix Straatswaarrs ingeloopen was, met oogmerk om den ontvangen last te volvoeren, en aan elk der vier Oorlogfchepen, een der vier Fregatten tot bijitandcr toegevoegd hadr, ten einde eikanderen, in gevalle van gevecht, als mannen van eere, trouweiijk te helpen, kreeg o'ze van der zaan den braaven izaak zweers tot den zijnen. In deeze hoedanigheid gaf hij meer dan een bewijs van zijne edelmoedige ftouthartigheid, en wel inzonderheid voor Azila, Stiée en daar-mtrent; ais immers de Vloot, nu weder door de Straat gezeild, een fchip in 't oog gekreegen hadt, dat zijnen koers  ZAAW- (WLÏ..EM van der) 5 koers regt na Ar?.ila zette, en bevonden wierdt het groot Admiraals fchip van Algiers te zijn, ontbrak het van der zaan niet aan moed, maar wel aan gnnftige gelegenheid, om de ruiter, die jacht op 't zelve maakte, en het noodzsakte in de haven van Mrzila te vlugteu, zo vroeg bij te komen, dat hetzelve veroverd konde worden. Ondertusfchen daar aan den grond geraakt, wierdt het nog niet ongemoeid gelaaten: want van der zaan en van berchem fchroomden niet, met eenige welbemande floepen en boots, een kans op hetzelve te waagen, om te beproeverr of het niet te verove» ren en te verbranden viel; dan 't gemelde fchip aan boord komende, ontdekten zij, dat 'er nog wel vijftig Mooren op waren, die als verwoede menfehen hen alles, wat hun van zwaare kogels, yzere bouten, koevoeten, mookers, enterbij. len enz., voor kwam, om van kanon- en musketfehooten niet te reppen, met zo veel verwoedheid op 't lijf wierpen, dat de boots en floepen, met verlies van een' man en wel dertig gekwetften, genoodzaakt waren af te houden. Hat ge. melde fchip, evenwel, hadt in 't ftooten zo veel geleeden, dat van der zaan, met nog twee anderen, in 't vervolg, door de ruiter afgezonden, om te verneemen of de Mooren ook weer deeden, om 't zelve van den grond te krijgen, bevondt dat het gemelde rooffchip nog geheel op zijde lag, bedorven en aan Hukken was. Afs de Vloot hier op, in de naastvolgende maand Oétober, door de ruiter, verdeeld was, en hij zelf met twee fchepen voor Satée bleef, om de handeling voort te zetten, en de uitkomst daar van af te wagten, kruiste van der zaan met twee fchepen op de roovers, met dien uitflag, dat hij in November, jagt op drie Turkfche fchepen kreeg, waar van het een. genomen, en het tweede verbrand wierdt, terwijl het derde het met de vlugt ontkwam. Op den tweeden der eerstvolgende maand December, kwa. men onze van der zaan, en de Schout bij Nacht verveen, op de kust van Algarve, bij negen Turkfctte roovers; zij deeden, onaangezien de al te groote ongelijkheid van magt, aanftouds hun uiterfte bast om daar onder te komen; dan de roovers, te weinig inoeds bezittende om ftand te houden, A 3 63  f5 ZAAN. C WILLEM van der) e, e^n<;n vijaud onder de oogen te zien, die door beleid en dapperheid voor hun ontzachlijk was, zogten, met alles bij te zetten wst mogelijk was, hunne behoudenis in de vlugt, en ontkwamen 't nog gelukkig. In aen b. ginne des volgenden Jaars 1656, neffëns het fchip van de wildt, door den Vice-Admiraal de ruiter, na Mesfina, Napeh en Livorno gezonden, om de aldaar ge. reed liggende Koopvaardijfchepen na 't Vaderland te geleiden, voerde hij dien last gelukkig uit, en kwam, naa zich onderweg weder met de Vloot vereenigd te hebben, behouoen in 't Vaderland te rug, met den roem van zich dapper» lij* nek we -ten te hebben, onder de ruiter, zo om die van &. (ie tot het fluiten van den Vrede te dwingen, als om de Zilvervloot te beveiligen. Het Jaar 1657 was niet min vruchtbaar dan het afgeloope» re in bedrijven ter Zee, waar aan van der zaan deel hadt; want de ruiter , ter beteugelinge van de Turkfche en andere roofichepen, die zedert eenigen tijd veel Hollandfche Koopvaarders weggenomen hadden, na de Middelandfche Zee gezonden, haot in last cm zich met van der zaan en den Kommandeur de wildt, te Kadix of daaromtrent, te vereenigen , gelijk op vertooning van dien last, den eerften Februarij, tUifchen Gibralter en Mallaga, daar hij hen ontmoette, Mok aanftonds gefchiedde. De ruiter dus met deeze twee lchepen verfterkt, en met last uit het Vaderland voorzien, om de Franfche vrijbuiters, die veel nadeels aan orze Koopvaardij hadden toegebragc, zo veel hem mogelijk; was, te veroveren en op te brengen , kreeg, op den achtentwintigften dier maand, omtrent Korfika, jacht op twee Franfche fchepen, de Koningin en de Jager genoemd, die beide veroverd wierdeo; het eerfte en grootfte door de ruiter zeiven en de wildt, het tweede en kleinfte door de Kapiteinen ooms en van der zaan; want de Franfche Kapitein ledignak, last van ooms ontvangen hebbende om de floep uu ie zetten, en aan zijn boord te koomen, voer aan dat -'an van der zaan , daar hij vastgehouden, en genood» Sssakt wierdt, om zich zo wel als het andere overtegeeven. b  ZAAN. CWILLEM van der) ? In Miart zette men de gevangene Franfchen te Bareelona aan land*, maar de boot van de ruiter, en de boot en Hoep van van der zaAn waren met de laatfte Franfchen nog asu land, wanneer 'er zulk een geweldige ftorm uit den Noordoos-en >>p(iak, dat de boots, nu reeds op weg, genoodzaakt waren na land te rug te keeren, en daar op het bedaaren varden ftorm te wagten; met den derden dag nam de wind we! waf af, maar evenwel ging de baar van *t gat zo hoog, dat de floep van van oer zaan, daar in komende, wierdt omgefmeeten; waar bij een Luitenant, een Quarriermeester en een Matroos' ongelukkiglijk omkwamen, terwijl de floep met de overige manfchap nog gered wierdt. Het neemen der twee gemelde Franfche fchepen - gaf wel aanleiding tot me(*kelijke ftribbelingen tusfctten Frankrijk en deezen Staat, doch ze wierden eerlarg geitlkkiglijk bijgelegd, en wel met dién gevolge, dat de ruiter, de Kommandeur de wildt, en de Kapiteins ooms en van der zaan, ais zich mannelijk en volgens „hunnen last gek weeten hebbende, door den Raad ter Admiraliteit te Amjlerdam, in erkentenis van dien goeden dienst, ieder met een gouden keten btfchonLen wierden. Aan deeze eer beantwoordende, ftondt van dsr zaan zi$» nen opperbevelhebber, den Vice- Admiraal de ruiter, malle zijne verdere onderneemingen, in de Middelandfche Zee, getrouwelijk bij; waarom hij zich meer dan eens mar bijzondere bevelen door hem vereerd vondt: doch dewijl oüis bellek niet toelaat, een omftandig verhaal van al dia mindeïa bedrijven te geeven, waar aan van der zaan wel herfc deel gehad, en waar in hij zich akoos loffelijk van -fijnen pïfg-j gekweeten heeft, zullen wij hier flegts in het («borW^Mffl melden, dat, toen den Portugeezen, door onzen Scau, da Oorlog verklaard was, en de ruiter, in 1658 met rnsetftSfls! twintig fchppen na de kusten van Portugal gezonden wk-rdt^ Kapitein van der zaan wederom deel aan dien tocht- hadt, voerende het fchip 7 Zuiderhuis, op hebbende tweïébiiWI tig (lukken gefchut en honderdvijfiig man, en dat de ViceAdmiraal, wiens fchip na Kadix ter her^ellinga or^eKonden Boest worden, om dat .hij Kapitein scbattuk , door ónachrA 4 zwin-  Jj ZAAN. C WILLEM van der) zaamheid van deszelfs Stuurman, dwars voor de boeg geïtreegen, en daar bij merkelijke fchade geleeden hadt, op dat van van der zaan overging; die, den Vice-Admiraal aan boord hebbende, en jacht op een Portugeesch vaartuig krijgende, omtrent drie mijlen benoorden de Kaap van Roxent, hetzelve tot digt onder een Kasteel vervolgde; doch waar uit zo üerk gevuurd wierdt, dat de fokke en de groote mars. zeilde, van van der zaans fchip, wel half van boven neêr kwam; ook vloog 'er een bout van wel twaalf pond , nevens den grooten mast, in een gefchutpoort, zonder evenwel ie. mant te kwetfen. De fchade wierdt zo goed mogeüjk herfteld, en het fchip van den Vice-Admiraal kwam, naa eenige dagen, ook weder te voorfchijn, waar op hij toen overging; het harde wede», dat kort hier op volgde, en verfcheiden fchepen grootelijks befchadigde, trof dat van van der zaan derwijze, dat het, nefFens wel vijf anderen, na Kadix opgezonden moest worden, om het gebrokene te herftellen; doch van waar ze alle in 't kort weder bij 4e Vloot kwamen, die eerlang na 't Vaderland keerde, en, den twaalfden November , behouden binnen Texel kwam. Lang mogt het van der zaan niet gebeuren, in 't Vaderland, gerust en ftii te leeven, want als de Staat, in den volgenden Jaare 1659, weder eene Vloot na Denemarken zondt, om dat rijk tegen den Zweedfchen Koning bij te ftaan, wierdï hem 't bevel opgedraagen over het fchip Tijdverdrijf, op. hebbende vijftig Hukken gefchut en tweehonderd vijfentwintig koppen; dan even daar door wierdt h$m gelegenheid gegeeven, om deelgenoot dier eere te worden, welke de Nederlanders, onder bevel van den Vice-Admiraal de ruiter, behaalden, met Nyborg zo fterk en onophoudelijk te befchieten, dat de Zweeden zich genoodzaakt zagen, de Stad en het geheele- Eiland Funen, met alles wat 'er op was, ter be. fchetdenheld van de Deenen over te geeven. In den Scheepstocht, die, in den Jaare 1661, volgens be* fluit der Keeren Staaten, door den Vice-Admiraal de rui. ïer, met eene oorlogsvloot, na de Middellandfche Zee on. dernomen wierdt, om de Atgierfche en andere Turkfche rooyers, wesr vtsn d> Nederlandfche ingezetenen veel nadeels poef»  ZAAN. (WILLEM van der) moesten lijden, te bevechten en uit de Zee te jaagen, voerde van der zaan het fchip Middelburg, ophebbende tweeenveertig ftukken en honderdnegentig man; doch 't ongeluk wilde, dat hij, niet lang naa zijn vertrek uit het Vaderland, van eene onpasselijkheid wierdt aangetast, welke hem buiten ftaat ftelde, zijnen post naa behooren te vervullen; waarom de ruiter te raade wierdt hem met een Galjoot na 't'/lie te laaten brengen, om zich van daar na Amfierdam te begee» ven, op hoope van fpoediger daar zijne gezondheid te bekomen, en tot 'sLands dienst weder in ftaat gefteld te worden. De uitflag beantwoordde aan de opgevatte hoope; want van der zaan herftelde in 't kort zodanig, dat hij geene zwaarigheid maakte, zich weder na de Vloot te begeeven, met welke hij nu, in hoedanigheid van Schout bij Nacht, de réis vervolgde. Onder andere bedrijven, waar door deeze tocht merkwaardig is, en die van der zaan tot eere ftrek» ten, om dat hij 'er grootelijks deel in hadt, verdient niet flegts gemeld te worden, dat hij de drie rooffchepèn, waar op de ruiter in Ocïober jacht maakte, en welke hem met alle mogelijke moeite zogten te ontkomen, met zetisn en roeijen zo naa kwam, dat hij hun kon befchieten, 't geen niemant der andere bevelhebberen gelukt was; maar wel inzonderheid , dat hij van twee andere Turken, waar op ns ruiter eerlang jacht kreeg, den eenen, met naame den henhoorn , die tweeëntwintig ftukken en honderdvijfcig man eter naar zijnen wensen (laagte. Men Wierdt, op den zestie den acht Turken gewaar; de ruiter m .kfe 'er aa;iftonds jacht op vervolgde hen lang, en naderde ze alleiigsnens, inzorderheid van der zaan, die den ro jveren -*el een marszeil te kioek in 't zeilen was, en hun Zo naa kw ra dat hij verfcoeiden fchooten op hen deedt, w ik - zij ,ha geliike munt betaalden In dit najaa^en hadt hei l^r-.cht. roei i-nip fantas/a van Tunis, gevoerd door den Kapitein mustaffa rkys rodeslee, het ongeluk van zijn g'oote Heng af ie zeilen. De Admiraal der Turken, dat o g-val vernoemende, zogi hem een kabel te geeven, en zo te l]eina liegende, eenen verpligtenden brief, waar in hij, met ronde belijdenis van driemaal door  ZAAN. (WILLEM van dhr) ït door de ruiter op de vlugt gejaagd te zijn, hem gedienftig verzogt om de eer, dat hij zijnen Holiandfchen Schout bij Nacht tegen hem Schout bij Nacht van Algiers wilde zenden , om fchip tegen fchip zijn geluk en fortuin van oen oorlog te beproeven, en zich te kwijten als een foldaat, of, zo hij » hier toe verlof gegeeven zijnde, niet uitkwam, ais ae bloodfte vrouw in Holland te zullen zijn. — De ruiter, dit zonderling verzoek ingezien, en daar bij over woogen hebbende, dat 'er met het toeltaan van 't zelve voor van der zaan groote eer viel in te leggen, zondt daar op, nog ten zelfden dage, een toeftemmend antwoord te rug, hem daar in bij zijne mannelijke waarheid beloovende en vei zekerende, dat in dat kamp- en fchipgevecht den Hoilandfcaen Schout bij Nacht niet de minlte hulp van hem of iemant zijzer Kapiteinen, 't zij met fchepen, boots, floepen, of volk, 't zij vóór of in 't gevecht, zou beweezen worden. Van der zaan, zulk een kans te fchoon en te zeer naar zijnen fmaak vindende, om ze voor bij te laaten loopen, gtecp ze niet alleen greetig aan, maar droeg ook wel zorge, dat hij met zijn fchip tijdig ter beftemde plaats gevonden wierdt. Dan zijn trotfche uitdaager, even of hij waarlijk van ee> en held in eene der bloodfte vrouwen van Holland herfchapen ware, hadt geen moeds genoeg om uittekomen, maar bleef lafhartig, tot zijne eeuwige fchande, onoer de veilig noede der Kasteelen liggen; dus voor al de waereld tooneiae, hoe veel pochend fnoeven van waaren heldenmoed wel verfcheele. Met ftilzwijgen gaa ik voorbij, wat 'er kort hier naa loffelijks door van der zaan, omtrent eenen anderen Tursfchen roover, die bevochten, overwonnen en verbrand wierat, verricht zij, om dat anderen met hem in deeze eere deelden; hem in 't bijzonder raakt, dat de ruiter, eindelijk den Vrede met die van Algiers getroffen hebbende, goed vondt, ' an der zaan te gelasten, om met een affchrift der vredepunten, zo ras mogelijk, na Mallaga, en van daar. naa 't inreemen van den noodigen lijftocht, na 't Vaderland te ver-rekken, ten einde aan de Heeren Staaten en Raaden ter Admiraliteit verflag te doen van 't geene op de reize, en inzonderheid te Al>  3ta ZAAN. (WILLEM van der) Algiers, was voorgevallen. Hier toe den twintigften November te zeil gegaan, kweet hij, in 't Vaderland gekomen» zich naar behooren van zijnen pligt. v De nieuwe onlusten met die van Algiers misgunden hem *t genot eener langduurige ruste; want als in den Jaare 1664 bij de Heeren Staaten beflooten was, den Vice-Admiraal de ruiter weder, met eene Vloot van twaalf oorlogfchepen en eene behoefifluit, na de Middelandfche Zee te zenden, wierdt het fchip '/ Geloof, met vijftig Hukken en tweehonderdveertig man uitgerust, onder bevel van van der zaan , als Schout bij Nacht der Vloote, gefteld. Op deezen tocht geviel *t, als de riiter voor Mallaga op de Rede lag, dat de Engelfctie Vice-Admiraal lawson. daar met twaalf Konings fchepen voorbij zeilde, welke men, volgens last van de ruiter, met het ftnjken der vlagge, en eenige eerfcnooten groette, daar met een gelijk getal fchooren, doch zonder vlag ftrijken. op geantwoord wierdt. Van der zaan wierdt daarenboven aan lawsons boord gezonden , om hem mondeling te groeten, dai met heusch onthaal door den Engelschman beantwoord wierd'. Ondertusfchen was de verwijdering tusfchen den Engelfchen en Nederlandfchen Staat reeds zo groot, dat de ruiter , om aan zijne geheime bevelen te vpidoen, de Middelandfche Zee veriiet, en r:a 't Eiland Qoerèe bij Kabo Verde zeilde, daar onze van dkr zaan den Vice Admiraal de ruiter, zo in 't neemeu van acht Engelfche Koopvaardijfcnepen, als van her Eiland Goerèe met alle zijne Sterkten, niet uegts dapper onderfteunde, maar ook, aan land gevaaren zijnde, de zddzaaroe ontmoeting hadt, dat hij daar dien ouden Wegen, jan kompany, vondt, dje, veertig jaaren geleeden, tift de ruiter, toen nog maar Bootsoians jonge, gev?ar?n ha-U, en dus met geen kleine verwondering uit van der zaan verftondt, dat die zelfde michiel de ruiter nu Admiraal der Vloote was, en daarom verzogt dien ouden makker en fpeelgezel nog eens te zien , gejijk ook met wederzijofcne bh-dfchap en vriendelijkheid gefchiedde. Ais d ruiter van daar na Siërra Leona gelievend was, en vernomen hadt, dat de Engaifchen op dat Eiland vier Hoiiaadfcae gevangenen aanhielden, welke niet weinig van hun  ZAAN. (WILLEM van der) hun te lijden hadden, wierdt van der zaan, met éenige an» dere bevelhebberen, na land gezonden, om de gevangenen te verlosfen, daar de Engellchen, in 't eerst, niet aan wilden, doch ze bij eene tweede bezending overgaven Schoon dit alles, als tot de bedrijven van van der zaan behoorende, niet te verzwijgen viel, ftaat h?t egter niet gelijk met die blijken van moed en beleid, welke hij in volgende krijgsvtrrigtingen heeft aan den dag gelegd, en daar. om, althans bekuoptelijk, van ons gemeld moeten worden. De ruiters welgelukte aanllag op Kormantijn, hooföftnrkte der Engelfchen op de kust van Gunea, in 't Koningrijk Faniijn , dient vooral niet vergeeten; van der zaan wierdt bij die onderneeming aangelield tot Kolonel over de Matroozen die de landing moesten doen, om met zijn wijs en voorzigtig beleid den aar.flag wel te doen gelukken; gelijk ook bij eene tweede ondenieeuiir-g, zijnde de eerfte vrugteloos uitgevallen, gefcniedde; want hij veroverde met zijne Matroozen de Sterk;e met bet Kasteel Kormantijn, en ltgtte den Standaard van hetzelve, dien de ruiter, op den eerften December 1665, ter Vergadencge van de Admiraliteit te Amjteraam verfcnijnende, aan de Heeren Kaaaen overhandigde: de Vlag der Engelfcfifcïi op de kust van Guinea was insgelijks door nem genomen, en daar bij de Kroon, die ineen Engelsch fchip gevonden wierdt, met eenen bijgevoegden brief van deu Hertog van jork, waar uit bleek, dat ze door hem ten gefchecke aan den Koning van Andra gezonden was. Uit aafimerkinge van al het voorgaande, zaï het niemant vreemd dunken, dat van der zaan bij zijn thuis koomen, tot erkentenisfe van zijn beleid en dapperheid, met een geaenkpenning en goücen ke:en, ter waarde van zeshonderd gulden, befchocken wierdt; een eere, waar toe hij zo veel grooter recbc ha t. om dat hij, zdts op de terug reizs na het Vadenand, zich naa zijne gewoonte zo min aan werkelooze ledigheid hadt overgegceven, dat 'er, behalven andare loffelijke verngmgen, nu eu dan nog al een vijandlijk fchip door hem was veroverd gewerden üe Staatfche Vloot, nog in oit zelfde jaar, onder het bayel van üen Lt. Admiraal, tegen de Engelfchen, in Zee ge. ftoo.  14 ZAAN. (WILLEM van der) ftooken, ontmoette in October eene verfterking van achttien fchtpen, van welken het fchip Gouda, ophebbende tweeënzeventig ftukken, door onzen van der zaan wierdt gevoerd; doch, naa niet lang in Zee geweest te zijn, wierdt hij met zulk eene zwaarmoedige ziekte bezogt, dat hij zelf oordeelde, zijn ampt niet naar vereisen te kunnen bedienen: waarom hij aan de fleeren Gevolmagtigden der Vloote verzogt, dat het hem vrij mogt ftaan, zich ter zijner herftellinge, voor eenigen tjd na land te begeeven; gelijk hem door welgemelde Heeren, op gunstig getuigenis van den Heere de ruiter» wegens 'sMans voorgaande leeven, ijver en kloekmoedigheid, ten dienfte van den Lande zo menigmaal betoond, gereedelijk wierdt toegeftaan. Tegen 't vo'gende Jaar 1666 genoegzaam hérfteld om weder La Zee te kunnen gaan, deedt hij zulks gewillig, op het oorlogfcbip de Befchermer, van vierenvijftig Hukken en tweebonderdnegentig man, zo Matroozen als Soldaaten, en kreeg hier door gelegenheid om mede te deelen in de eere, welke van oe onzen, door dien bloedigen en aanhoudenden zeeftrijd van vier dagen, in Junij, op de Engelfchen bevochten wierdt; als Scnout bij Nacht in een der Smaldeelen van trovps Es. quader de Vlag voererde, floeg hij nevens andere fchepen dwars door de Engelfche Vloot heen; doch raakte in geen gering gevaar, vermids een groot Konings fchip, twee branders bij zich hebbende, al fchietende en draagende op hem aai.hieldt, met meenicg om hem ie verbranden; daar de kans ook gunstig toe fcheen, om dat van der zaans fchip airede zeer reddeloos aan zeilen en touwrrk was, en daarenboven, behalven de fchade aan zijn fokkemast, bezaansmast en boegfpnet, nog voor in de boeg een vierentwintig ponder hadt gekreegen, die 'er. doorgaande zulk een gat hadt gemaakt, dat 'er twee uuren ftoppens aan viel, eer men 't weder digt kon krijgen. Met, egter, voor den wind om re draaien, en met de Enge'fchen om de Zuid heen te leggen, op hoope van hun daar naa op een nieuw afbreuk te doen, redde nij zich gelukkig uit dit gebaar; ja vervolgde, al fchietende, het fchip de Zevenwouden , in 't voorleeden jaar door de Engelfchen op de onzen veroverd, raakte het eindelijk digr op  ZAAN. (WILLEM van der) op zijde, gaf 't de laag met grof gefcnut, musketten en pistooien, en veroverde het in 't kort. Doch in 't ovtr.eemen van 't volk leeaen beide de fcht-pen , bij ten hoile Zee, zo veel van elkauderen , dat van der zaan, zijnen pri s ia Texel opgezonden hebbende, zich den volgenden racbt, doch vrugteioos, vermoeide om weder bij 'sLan^s Vloot te koofflen; waarom hij, als toch mat zijn fchip, in uien ftaat, geen dienst kunnende doen, te raade wierdt om, mat den volgenden üag , den koers na Goeiée te ftelle/. — Dit vallVn, egter, zonder uhdrukkelijke orle, en op eene-a-'er ~ praats dan tot de rundevous geftetd wjs, naamelijk de tV^eiingtn, wierdt van der zaan. wiens trouw en dapperheid meu rondelijk etkende, als een zaaa van Ichadehjite gevolgen, zo euvel afgenomen dat men hem. in eene geldboete van drieduizend guldens verwees. Weinig aan 't verlies van zulk eene fomme gelds hebbende te hinken, was hij, evenwel, met ongevoelig over den funad, die hier mede vergezeld ging, en van een groot deei menfchen veel breeder wierdt uitgemeeten, dan ze inderdaad ^erdiende; gelukkig vondt hij gelegenheid om ze, ooor méir dan één heldhafig bedrijf, gimtsrh en al uit te wisfeh n. Reeds in de naastvoigende maand Augustus, als men weder handgemeen met de Engelfchen geworden was, kwam hem daar toe eene voor; want toen, even als voorheen, in het Esquader van den Lt. Admiraal tromp, de Vlag van Schout bij Nssht voerende, gelukte het hem, eenen Engelfchen brander . naa ec-nig gsvrgt^ in den grond te fchieter, met welken de Engelfchfe Schout bij Nacht der blaauwe Vlag, op de voorfte fchepen van tpomp afkwam , met voorneemen om ze te verbranden Hadt oe ruiteb reeds voorheen een loffelijk getuigenis van 's Mans dapperheid en trouve gegeven, in den zeetocht des volgenden jaars toonde hij, meer dan eens, rog ten zmor twee jaaren, bij 't Koliegie ter Admiraliteit te Am. fier dam . m t eene aéte van Lni-erant begufftigd , als Kapitein Luitenant gefteld wierdt op het fchip Hollandia, met ach»  ï6 ZAAN. (WILLEM van der) tachtig nukken en vierhonderdveertig man voorzien, en gevoerd bij willem van der zaan , die nu als Kommandeur over zeven fchepen het bevel hadt. Zodra de gantfche Vloot bij een, en de noodlge orde gefteld was, daar zich elk, in gevalle van vijandlijke ontmoeting, naar te richten hadt, wierdt van der zaan gelast, met zijne zeven fchepen, op kundfchap te kruisfen, en op alle vreemde fchepen naauwkeurig acht te geeven; doch zich met den avond wederom bij de Vlag te vervoegen, ten ware hem, zijns oordeels, gelegenheid voorkwame, om een of meer vlugtende fchepen in te zeilen en te achterhaalen, wanneer hij volftaan konde, met 's anderen daags bij de Vlag te weezen.— Naa den gelukkig, lijk uitgevoerden aanflag op Chattam , waar bij van der zaan als Schout bij Nacht de Vlag voerde, onder den Lt. Admiraal van nes, wierdt hem order gegeeven, dat hij met zeven fchepen, tusfchen Harvich en 't Konings Diep, zou kruisfen, om den vijand alle mogelijke afbreuk te doen, en kennisfe van zaaken te bekomen; doch dat hij, ingevalie 'er al te fterk eene magt van vijanden op hem afkwame, al fchietende en waarfchuwende, met zijne fchepen na de Hoofdvlag, voor de rivier van Londen, zou hebben te wijken. Dien last zo wel als alle andere bevelen, hem daar en op de terug reize na het Vaderland gegeeven, voerde hij gelukkig uit, doch de bijzonderheden daar van zijn, in eene beknopte levensfchets van den braaven Man, van te weinig gewigts, om daar mede den Leezer langer op te houden. Wij naderen derhalven tot het laatfle tijdperk van een leeven, dat tot dus verre, in 'sLands dienst, meermaalen in gevaar geweest zijnde, zonder doodelijke wonden ontvangen te hebben , eindelijk van zulk eene getroffen wierdt ( die geen de mir.fte hoope op herftelling overliet. In Jdnij van hei Jaar 1668 wierdt van der zaan , door het Kollegie ter Admiraliteit te Amfterdam, als Opperhoofd en Kommandeur .over negen fcht-pen van Oorlog, daar mede na de Straat gezonden,.- met last om in de Spaanfche Zee omtrent Lisfabon en Kadix, en verder in de Middelandfche Zee, op de Turklche roovers, waar van de Nederiandfche Koopvaardijfchepsn niet weinig te lijden hadden , te kruisfen , en alle die  ZAAN. (WILLEM van dèr) tf die hem voor kwamen te bevechten eii te veroveren, zo vee! hem mogelijk ware. DeeZen last gewillig op zich gènomen hebbende, verliet hij voor het laatst den Vaderlandfchèn gronds en ftèvende met zijne onderhebbende fchepen na de hem aan* geweezene Zeeën, daar meer dan één Koopvaardijfchip, dat anders dén rooveren in handen hadt moeten vallen, of het hut zijner nabijheid ondervondt, of met der daad door hem beveiligd wierdt. Doch op den zeventienden Maart das volgenden Jaars 1660, raakte hij, omtrent de Kaap tres For* kas, met een Algierfchen roover in gevegt; én dit was voor hem het Iaatfle, zijnde hij, door een ponds kogel, uit hit rooffchip gefchooten , zodanig getroffen , dat 'er dé dood wel haast op völgdé. Mét Koe veer aandoeningë van leed. weezen de tijding daar van in 't Vaderland vernomen wierdt,; valt ligteiijk op te uraaken* uit de egre, die men hem aldaar naa zijnen dood beweezen heeft; zij beflïat in een flerlijk gedenkteken van wit Marmer, dat in de oude Kerk te Am fierdam, ter linker zijde van het groote Orgel, in de geweezeri Hamburger Kapel, of Koor, is opgericht, én waar op> inet gouden gedreevén letteren woordelijk het volgend Opfchrifl te leezen ftaat. GED ACHTÈNISSE Door de Ed. Mog. Heeren ter Admiraliteit doen opricht ten, ter eere van den Schout hij Nacht, WILLEM van der ZAAN. Omtrent de Kaap Tres For&as uit een Algiers Rooffchip' met een ponds kogel dootgefchooten, en ontflapen den ij Maart 1669. Dus leeft men na de doét. Dit is door V Land tot eër van van der' zaan befielt $ Om dat een Roovers fchoot ontzeilde deezen Heldt, Vijf goude ketenen hadt hij voor heen genoten, Rust hier tot eer van hun, die uit hem gijn gefpretem XXXIV. deeu © B«f  18 ZAAN, (WILLEM van der) ZAANDEN. Boven dit Opfchrift ziet men 'sMans Borstbeeld, in een ovaal, gemaakt door een Slang, die den Haart in den bek heeft. Daar op volgt het gemelde Opfchrift van eere, en boven 't Borstbeeld het Wapen der Zeven Vereenigde Gewesten, getorst van twee kinderen, die zijnen lof uittrompetterr. Rondsom is het, in plaats van Festonnen, met Oorlogs- en Scheepstuigen tot veröerzels gefehakeld of doorvlogten; daar onder ziet men zijn wapen , beftaande uit een fpringend hert met een Scheepskroon daar boven, en nog be- v aeden 't wapen, in 't verfchiet, een Scheepsftrljd, met een gevleugeld doodshoofd op 't uiterfte einde. Zie c brandt, Leven 'van den Admi' raai m. a. de buiter; kommelyn, 'Befchrijving van Amflerdam. Zaanden, een Dorp van dien naam, aan welks beftaan sommigen eertijds getwijfeld hebben, doch wiens voormaalig aan weezen de kundige Befchrijver der Zaanlandfche Dorpen, de eerwaardige a. loosjes, door aanhaalingen uit oude Schrijvers en andere daadzaaken , boven alle tegenfpraak gefteld heeft. Het was reeds bekend lang voor de Twaalfde Eeuwe, en zal, waarfchijnlijk , gelijk uit eene volgende aanhaaling zal blijken, in 't midden van dezelve verwoest zijn geworden, en geheel verdweenen. De plaats daar van moet gezogt worden, ten Zuiden van het tegenwoordig Zaandam, aan den mond van den Zaan, alwaar deeze Stroom onmiddelijk in het Y vait. „ Dat hier" ('t zijn de woorden van wijlen den ftraks genoemden Doopsgezinden Leeraar) „ een Dorp „ geweest is, volgt niet alleen, uit het geene hij (soete. „ boom) van de naamen Kerkrak, Kerkhof (heden ten da„ gen hier nog bekend) en dergelijke,.gemeld heeft; maar „ ook, uit de meenigvuldige Doodkisten en Doodsbeenderen, „ die, in 't Jaar 1737, bij 't graven van eenen floot, door Mi en ,an8s bet zogenaamde Kerkhof, aan de Westzijde van ,, de buiten Zaan, tot elks verwondering , gevonden zijn. m Want, (dus gaat hij voort',) daar dit wijd uitgebreid „ Kerk-  ZAANDEN*. 39 „ Kerkhof is, heeft buiten twijfel voorheen een Dorp ge* „ weest 5 en uit de naamen van twee Dorpen, die ten öos„ ten en ten Westen liggen; en eertijds, in 't gemeen, „ Oostitaanden en Westzaanden genoemd werden» volgt zeer 5( klaar, dat 'er, in voörgaanden tijd, tüsfchen beiden was, „ eene andere Plaats, die Zaanden genoemd werdt, en waar „ van de andere, als daar bij ten Oosten en ten Westen gelegen, den naam hadden aangenomen 5 zijnde dus van „ die drie Dorpen Zaanden het oudtle; en in gevolge van „ tijd ook de Dam in de Zaam gelegd, daarom de Zaan' „ derdam genaamd." Voorts is de gemelde agtenswaardige Schrijver van oordeel, dat Zaanden niet langer aanweezig zal geweest zijn, dan tot in den Jaare 1155*1 wanneer het, door eenen inval der Drechter Friezen in kooien wierdt gelegd, zonder dat het vervolgens wederom herbouwd is ge° worden. Zie At loosjes, Sefchrijving der Zaan» landfche Dorpen. Zaanden, een Heerlijkheid van dien naam, aangaande welke wij, bij den meergemelden Zaandamfchen kundigen Doopsgezinden Leeraar, het volgende berigt ontmoeten, welk Wij de vrijheid zullen neemen, hier te plaatzen. Van woord tot woord luidt het aldus» „ Dat 'er oudtijds, niet alleen een „ Dorp was, w«ilt den naam van Zaanden droeg; maar „ ook eene Heerlijkheid van den ïelfden naam, waar van „ willen van zaanden, die zich. in den Jaare 1296, met cerrid van velsen , gysbert van amstel, herman van woerden, én anderen, in 't ombrengen van Graaf floris „ den V. gemengd hadt, de Heer van geweest zij. wordt, 3, als eene gemeene waarheid, van allen aangenomen; en tevens, dat deeze zijne Heerlijkheid, door dit geval, onder 's Graven goederen gekomen is. Doch hoe wijd deeze „ Heerlijkheid van Zaanden zich, ten dien tijde, heeft uit. „ geftrekt, is geheel onzeker. Zo men naar de naamen der „ plaatzen zal rekenen, dan zoude men kunnen vermoeden, „ dat beide de Ambagts-Heerlijkheden van Oost- en West£ 1 . zaan-  *° ZAANDEN. ,, zaanden daar toe hebben behoord, en dat Zaanden het Hoofddorp was , waar ontrent men ook wil, dat het „ Stamhuis der Heeren van Zaanden geftaan heeft, maar „ een weinig ten westen van de Zaan, omtrent eene wate. «ring, tegenswoordig nog 'jHeeren Watering genaamd. „ Doch vermits beide deeze Ambagts Heerlijkheden, in laa„ 'er tijd, als twee bijzondere Heerlijkheden inkomen, en » t Dorp Zaanden aan de westzijde van de Zaan geleegen „ heeft, is 'er meerder reden, om de Heerlijkheid vanZ*«». „ den alleen aan de westzijde van de Zaan te zoeken. Dus „ behoorden 'er dan buiten twijfel toe, het Dorp Zaanden ,, en 't naabij geleegen Westzaanden; en, zeer waarfchijne» lijk, ook Krommenie en Krommeniedsjk; als zijnde, van » oude tijden af, met Westzaanden één Schouts-Ambagt; „ en maar weinig jaaren naa den moord van Graaf floris ,, den V. door Willem de goede, als eene Heerlijkheid, „ gefchonken aan zijnen Broeder, Heer jan van deaumont, ,» die, uit kragt van zulks , Heer van Westzaanden en „ Krommenie geweest is, en in 't Jaar 1346, nieuwe Hand„ vesten fchonk. Deeze, in 't Jaar 1356, overleeden zijn„ de, kwam die Heerlijkheid aan zijnes Dogters Zoon, lo„ dewyk van castillon, Graave van Blois, die 'er Heer " ™™5' m in '£ Jaar J372- waarin hij zonder kinderen „ Uierf, en dus deeze Heerlijkheid kwam op zijnen Broeder, „ Joan van castillon. die, in 't Jaar 1381, zonder wetti1. ge kinderen naatelaaten, overleedt ; en als Heer deezer „ Heerlijkheid, opgevolgd wierdt van zfjnen Broeder guy&, „ Graave van Blois, en die, in 't Jaar 1397, mede zon„ der kinderen, geftorven is, waar door deeze Heerlijkheid „ kwam aan zijnen nawtbeftaanden Hertog albrecht van „ beieren, Graaf van Henegouwe, Holland, Zeeland en „ Heer van Vriesland, die deeze Heerlijkheid aan zich be„ houden heeft,, gelijk ook, naa hem, gedaan werdt, door ., de Volgende Graven, Hertog willem van beieren, Vrouw „ jacoba van beieren, en Hertog philips van bourgondien, „ door wien de Heerlijkheden van Westzaanen en Kromme„ nie, in »t Jaar 1455. onaffcheidelijk aan de Grafelijkheids „ goederen werden verbonden." Zie a. loosjes , Befckr. der Zaanland, jche Qerpen. Zaan»  ZAANDAM. (OOST-) M Zaandam, (oost-) aldus genaamd in onderfcheiding van het tegenovergelegen Dorp West. Zaandam, waar van het alleen door den Zaanftroom wordt afgefcheiden , terwijl de Huizen, aan den Zuidkant, aan den Waterlandfchen Dijk, zonder eenige tusfchenraimte, aan elkander grenzen. Oost. zaandam is het oudfte der twee Dorpen, alzo men vindt aangerekend, dat-die van de Westzijde in de Kapel aan de Costzijde hunnen openbaaren Godsdienst plagten te verrigten, en, in vervolg van tijd , het gewijde Geftigt, nevens het Schoolhuis, Vroedvrouwshuis, Weeshuis, en nog meer andere inrigtingen, met die van de Oostzijde hielpen bekostigen. Van wegens hun minder getal droegen zij daar in voor een derde der kosten, terwijl die van de Oostzijde twee derden voor hunne rekening hadden. Deeze naauwe betrekking hielde ftand tot een weinig naa het Jaar 1630. Thans ontftondt 'er gefchil tusfehen de wederzijdfche inwooners. Met verlof der Staaten van Holland hadden de Regenten van Westzaandam eene plaats, tot het begraaven van hunne dooden, gekogt voor vijfendertighonderd guldens, eene Stulp daar op gezet, met oogmerk om eenen Toren daar nevens te bouwen. Nevens eenige Burgers van Westzaandam, verzetteden zich de Regenten van Oostzaandam daar tegen; met dat gevolg, dat 'er een Opftand uit ontftondt, en de zaak vervolgens wierdt getrokken voor den Hoogen Raad in 'sGraavenhage; bij vonnis van welken, de beide Dorpen voortaan als afzonderlijke gemeenfehappen zouden befchouwd worden. Nogthans bleef de Kerkelijke vereeniglng nog eeni. gen tijd ftand houden, en wel tot in den Jaare 1640. Op den veertienden Oétober van dat jaar vierden die van de Oost- en de Westzijde, voor 't laatst gezamentlijk, het H. Avondmaal. Bij de fcheiding telde men vierhonderdvijftig Ledemaaten voor de Oostzijde, en vierhonderd achtennegentig voor de Westzijde. Oostzaandam ftrekt zich uit, langs den Zaan, gerekend van den Dam, ter lengte van ruim een half uur gaans; het eindigt bij het zo genaamde Kalf, van ouds Haaldersbroek genaamd, van waar men na de Warmer en de Engewormer gaat. De Huizen liaan meestal in eene dubbele rije, ter we3 3 der~  ZAANDAM. (OOST ) derzijden van eenen binnenfloot, die evenwijdig met den Zaan loopt. In den Jaare 1741 telde men 'er elfhonderdvijfenzeventig Huizen, bewoond van zestienhonderd zevenenzeventig huisgezinnen, te zamen nitmaakende, zo jongeu als puden, zesduizend tweehonderd eenenveertig inwooners, Volgens eene laatere Volkstelling, gedaan in den Jaare 178Ó, wa* het getal der bewooneren tot op vijfduizend verminderd. Onder de Gebouwen verdient, in de eerfte plaats, onze opmerking, de Kerk der Hervormde Gemeente. Zij ftaat aan het Oosteinde van den Dam, op de zelfde plaats, alwaar reeos in den Jaare 1411 eene Kapel ftondt, die onder de Parochiekerk van Oostzaauen, als zijnde toenmaals, en nog tegenwoordig, het Hoofddorp, behoorde. Naar gelange van het toeneemend getal der Dorpelingen, groeide ook, van tijd tot tijd, deeze Kapel in uitgebreidheid: zodat zij allengskens de zelfde lengte kreeg, welke de tegenwoordige Kerk heeft. In den Jaare 1576 trof dit Geftigt een vernielende ramp. Benige Staatfche Soldaaten waren in tenten gelegerd op het Kerkhof, ter zijde van het gebouw. Door hunne onagtzaamheid raakte het gebouw in brand, en wierdt geheel verwoest, zodat alleen de muuren ftaan bleeven. Men maakte eeilang ec-nen aanvang met den herbouw, en wierdt in yereeniging met die van IVestzaandam, tot eerften Leiaar der Hervormden beroepen, gerardus rvwivs, in den Jaare 1580. De zamenvoeging duurde tot in den Jaare rrj4o. Zints dien t«jd het;f( Oouzaandam zijne eigen afgezonderde Leer aars gehad. In .ten Jaare 1685 ontving de Kerk haare tegenwoordige gedaante. Van buiten heeft zij eene dubbele Kap, en. een dubbel Verwelfzel van binnen. HonderdzestiV voeten beflaac. sij in de leng e, en zeventig voeten in de breedte, met eene Affnijding van omtrent twaalf vonen breed, en ruim honderdvijf voeten lang, aan het Noorden die op zes fteenen Kolommen rust. In het midden rust het Dak op vijf fteenen Kolommen. De Predikftoei ftaat in het Noorden. De groote Kerkeraad beftaat uit twee Predikanten zes Ouderlingen en vier Diakenen. Een der Predikanten Jseeft zijne wooning in een huis, een weinig ten posten van- da  ZAANDAM. (OOST-) 23 de Kerk, de andere is de zo genaamde Noord, beiden van ruime Tuinen voorzien. Van ouds hadt men ter wederzijden, doch tegenwoordig alleen een weinig ten Oosten van de Kerk, een Kerkhof. — Aan het Zuidwester gedeelte van de Keik, en daar mede eenigzins vereenigd, ftaat eea Gebouw, 't welk tot het houden deels van Kerkelijke, deels van Burgerlijke bijeenkomften dient. Van het laatstgenoemde gebruik ontleent het den naam van Raadhuis. Ter beantwoordinge aan dit dubbel oogmerk ontmoet men, in het gebouw, de vereischte Vertrekken en gerieflijkheden. — De Vergaderplaats der Doopsgezinden ftaat aan de Oostzijde van den Zaan, in de Noord, omtrent een vierendeel uur gaans van den Dam. Niets dat naar fieraad zweemt, ontmoet men in dit Geftigt, Door twee Leeraaren wordt aldaar de predikdienst waargenomen. Een derzelven is ahthony van der os, bekend om de gefchillen, voor ruim dertig jaaren, met en omtrent hem gevoerd, 't Is bekend, hoe hij eertijds het Leeraarampt onder de Hervormden bekleed hebbende, vervolgens tot de Gezinte der Doopsgezinden is overgegaan. De Beverwijk was, in die hoedanigheid, zijne eerfte, Oostzaandam zijne tweede ftandplaats. - Voorheen vondt men te Oostzaandam eene tweede Gemeente van Doopsgezinden, van de gezinte, die men Oude Vlamingen plagt te noemen. In de Noord, over den Wegfloot, hadt zij haare Vergaderplaats, in welke men nog de oude eenvoudigheid der Doopsgezinden bsfpeurde; de Predikftoel was fiegts een weinig boven den vloer verheven, en ritpUa.zcn voor de toehoorders zonder aiTchutzel. Doch deeze Gemeente is, om haare kleinheid, voor ongeveer twintig jaaren 'vernietigd. De Leden, niet meer dan achttien in getal, hebben zich vereenigd met de Vereenigde Doopsgezinde Gemeente aan de Westzijde van Zaandam. — Langen tijd, hadden de Roomschgezinden ,e Oostzaandam niet meer dan ééne Kerk; zij ftaat op het Kalf, ook wel Haalersbroek genoemd, een Gehug: van eenige Huizen, en behoort onder het Haarlemmer Kapittel. Doch, voor zo veel het Kalf ruim een half uur gaans van den Dam is gelegen, gaf een zo verre kerkgang niet wein.g onpeoaks aan de Roomschgezinden, om en bij den Dam * B 4 woon-  fl4 ZAANDAM. (OOST-) wopnagtig, vooral in den harren wintertijd. Van rijd tot tijd wa? men hierom bedagt omtrent het bouwen van eene cader bi, gelegene CJodsdienftige Vergaderplaats. Naa veele hmderpaalen ontmoet te hebben, verkreegen zij daar toe veripf van sUnds Staaten, in den Jaare 1783. Terftond maakte men eenen aanvang met het werk, en ging daar mede zq rtvlVT' d" hCt ^de GeftiS' n°S « ^ maand November des volgenden jaars wierdt ingewijd. Het gebouw fiaat aan den Zaan, niet verre van den Dam. Men fchat het getal der Communicanten, tot deeze nieuwe Kerk behooren. °P n0DgeveeF zevenhonderd; doch hier onder behoorer» oou de Roomschgezinden van Westzaandam, Qost. en Westzaanen ell vaa het EilamJtje (Jgn De ^ ^ tl ^'««honderd Communicanten; de Roomschgezinden b^gXpên e" dö ^ W°rmtr Zïia daar mede onder pm hoogbejaarde behoeftige inwooners van het noodige LTtï°lSen> °f ouderlooj!e Wieren eene gepaste Opvoeding te bezorgen, heeft men» te Oostzaandam, de noodige fc .kk.ngen beraamd. Reeds in den Jaare ,677 kogten % Dienen der Hervormde Gemeente een Pakhuis en Erve Dam ?• *ramd\^^' eeu Pad niet **" van den wS aaJ'li Tm Ct iH dC gedaa"te Vaa eeD Armenhuis, ^etzelve dienen om 'er oude en verarmde Ledemaaten der Gemeente en ouderlooze kinderen van derzelven Ledetnaa- lï£ V-T?' ™ V,n de «aven aan de behoeftige Leden, der Kerke uit te deelen. Volgens een Oktrooi van sLands Skaten, yan den vijftienden Julij des Jaars ,752, zijnde de Opzieners en Beftuurders van het Diakenhuis „ geauhorifeerd en gequalificeerd om de Goederen, welke nZ n IS» worden bij perfoonen, die uit de Atmenbeurze H kinderen, of andere Defcendenten na te lasten, koomen te n overlijden , ten behoeve van hunne Armen te mogen aanflaan en behouden als eigen; pf dat anderzins, in plaatze van de voorfz. Goederen aan hun, en ten behoeve als S? Boren.? Promtelyk zü mee«a worden vergoed en gerem- s, bour.  ZAANDAM. (OOST-) ff« t, bourfeerd, al 't geene zij zullen aanwijzen, ten behoeve „ van de gealimenteerden, te hebben geeraploijeerd en ver„ ftrekV' ^ints den eerden opbouw is dit H,uis merkelijk vergroot, door de gifte van wijlen elizabeth coomans, Weduwe van Mr. qüintyn coene , Schout der Banne van Oostzaan , als hebbende zij, op verzoek van haaren Man, aan de Diakorie gefchonken, een Tuin met deszelfs Huizing en eigen grond, naast aan het Diakoniehuis. «— Een ander geftigt, op de zelfde Graft, wat verder Oostwaarts, het Ar. pienhuis genaamd, dient tot huisvesting en verzorging vanon* derhoud van zodanige behoeftigen, die geene Leden der Gemeente zijn. Voorts hebben ook de Doopsgezinden een Wees-Armhuis, ftaande bij derzelver Vergaderplaats. Behoeftige Oude Lieden en Weeskinderen worden daar in op* genomen. Het geen wij, omtrent den handel en verdere bedrijven In ons berigt wegens Westzaandam gezegd hebben, kan ook, voor het grootfte gedeelte, op Oostzaandam worden toegepast. Om den Leezer, in deezen oord eenigzins bekend, het verval deezes Dorps, in vergelijking van vroegere dagen, te doen opmerken, lust het ons hier nevens te voegen, het fraai tooneel, nu niet veel minder dan honderdvijftig jaaren geleeden, door eenen niet zeer bekenden Nederlacifchen Dichter, van Zaandam, in 't algemeen, gefchetst. Traudehiüs, in zijnen Rijmbundel, laat zich in deezervpege hoos reu. „ Hoe veilig fchulit de welvaert thans „ In Zaendams laeg gedooke hutten! „ De nabuurs-wangunst vind geen kans Om Godes zegenvloed te fchutten, p Elck ijvert hard, elck loopt zijn best, „ De Dorpman Is hier vroed ec wakker, „ Hij zend zijn kielen Oost en West, .; En maeit den Oegst van Thetis akker. „ Hij eert, hij ciert den Oceaen, „ En pronkt met tal en puik van Scheepen: „ Zijn timmerbijl recht wonderen aen, ft 't Is met vernuft en zweet gefleepeo.. B 5 t. (TOffj  4(5 ZAANDAM, (OOST.) enz. „ d'Oprechtigheid zijns handels tast Met blooten arm in gouden fchijven, „ Men gaet op 't woordt des Zaenmans vast: „ Zijn trouw wil zonder rimpel blijven. „ Elck kent en fpeelt zijn rol hier wel: » Elck toont zich vlijtig heusch en fchrander. „ De Koopploeg gaet 'er diep en fnel, „ En flaepelt d'eene fchat op d'ander. ,, De Godsdienst draegt hier juk nog kruis, s> 't Gewisfe word 'er niet gedwongen, » Zoo bloeijen Kerk en Bede-Huis, „ Zoo kweekt men waere Christen-Jongen. ,, Wie vroom is magh hier veilig gaen, ,, De deugdt verftrekt een fchootvrij wapen. „ Elck mag aen d'Oever van de Zaen i, Vrij paerlen in zijn zweetdoek rapen. „ Dus leeft hier 't volk: dus is de ftandt. Van 1 Dorp, dat bloeit en groeit in zegen, „ De dankbaerheid krijgt van Godts handt i, Nu zonnefchijn, dan gouden regen," Zie a. loosjes, Befehrijving der Zaanlandjehe Dorpen. Zaandam; (west-)' zie westzaanuam , Deel XXXI, bladzijde 87. Zaanden, (wrLLEM van) t'eenigen tijde Heer van de boven vermelde Heerlijkheid, was afkomfcig uit een oudadelijk Geflagt, doch wiens oorfprong geheel onbekend is. Eene aaneengefchakelde Geflagtlijst is nergens voorhanden, immers bij de vroegfte Hiftorie- en Kronijkfchrijvers niet bekend.  ZAANDEN. (WILLEM van) kend. Van de volgende perfoonen, tot dit Geflagt behoo< rende, vinden wij alleenlijk gewag gemaakt. Lysbeth van zaanden, was gehuwd aan willem van alkemade ; zij verwekten twee Dogters: de eene agatha van alkemade, getrouwd met floris van alkemade, deanoere, machtelt yan alkemade, de echtgCnOOte Val) herpert vam fokeest. Willem van zaanden, boven genoemd, was een der zamengezworene Edelen tegen het leeven van floris den V, en medepligtig aan het vermoorden van dien ongeiukKiger» Hollandfchen Graave. Naa den moord hadt hij, nevens ande-ren, eene fchüilplaats gezogt op het huis te Kronenburg, Bij de bemagtiging van het Siot, door 'sGraaven aanbren-: gers en vrienden, viel willem van zaanden in handen des Delftenaaren, of, volgens anderen, in die der Kennemers. Gerrit van velzen, hoofd der vloekverwanten, onderging het zelfde lot. Wegens beiden ontmoeten wij bij den RijmKronijkfchrijyer melis stoke , onder andere , de volgende regels: . .. . . „ Gerrit van Velfen en Willem van Zaanden „ Trekten de knechten mitte tanden, „ Als of fy fe wilden eeten, „ En dooden daertoe fuldy weten." Uit deeze regels hebben zommigen beflooten, dat willem van zaanden en zijn lotgenoot, door het woedende en op Lun doodlijk misnoegde Krijgsvolk, moorddaadig om Yleevèn gebragt zijn. Zij voegen 'er nevens, door de Krijgsknegten, voortgerukt zijnde na het Stamhuis der Heeren van zaanden, hetzelve onder den voet gehaald, verbrand en ten eenemaale verwoest en vernield hebben? — Eene volgende, op de gebrekkige Geflagtlijst vermeld, was Elizabeth van zaanden, getrouwd mei floris van adrichem , Ridder, overleeden in den Jaare 1361. Zij overleef", de haaren Echtgenoot meer dan dertig jaaren, te weeten tot, ia den Jaare 1695. Huqo  4t ZAANDEN, (WILLEM van) ene. Hügo van zaandbn, misfchien een broeder der ftraks gefflelde elizabeth, immers haar tijdgenoot, als zijnde op het Jaar 1348 vermeld. N. van zaanden, (of zo als haar naam gefpeld wordt van zanen) getrouwd met gerard van egmond, Heere van 2sfelftein, Leerdam, Schomrewoerd, Haastrecht, Baar, Ridder van het Gulden Vlies. Korneus van zaanden, Leenman van de Graaflijkheid van Holland, in den Jaare 1501. Hoyg bol van zanen , of zaanden , Schepen te Haar» km. Jako* vah zanen, of zaanden, insgelijks Schepen 3n de &aks genoemde Stad. • ■-' Zie gouthoeven; soeteboom , Zaanland- fche Arcadia; halma, Tooneel, enz. Zaandyk, naar zijne ligging langs de Zaan, en, misfchien, ook om dat hier een Dijk langs dien Stroom plagt te loopen, is een der Zaanlandfche Dorpen, niet het grootfte, maar niet minder vermogende dan een der overige Plaatzen in dien oord. In zijne uitgeftrektheid, langs den regter oever van de Zaan, kan het ruim een vierendeel uur gaans haaien. Ten Zuiden wordt het door eenen Sloot van het Dorp de Koog, ten Noorden door eene kleine opene tusfehenruimte van het Dorp Wormerveer gefcheiden. Tot in het Jaar 1494 was de grond, waar op thans Zaan* iijk gebouwd is, een ledig Erf. Zekere hendrjk Pieterszoon oud-hein 2ou tot het aanleggen van een Dorp de eerfte aanleiding hebben gegeeven, door zijn verzoek aan Schepenen van Westzaanen, en daar op ontvangen verlof, om ter deezer plaatze een huis of wooning, onzeker tot welk oogmerk, te mogen bonwen. Oud-hein hadt vijf Zoonen; alle deezen zetteden zich in dien oord neder: zodat 'er een kleine Buurt ontftondt, langen tijd daar naa onder den naam van de Vijf Broeders bekend. In een der Kerkglazen te Womerveet, 't welk eertijds den naam van Zaan droeg, m  ZAANDYK. «9 en waar mede, in den beginnè, Zaandijk, 3n 't Kerkelijke, was vereenigd, bewaart men de gedagtenis deezer herkom» fie, in het volgende kreupelrijm. Zaandijk, van vijf Broêrs voortgebracht, „ 't Westzaan geteeld, Oud-Heins Genacht»' „ En nu van God vergroot wel ftijf, „ In Godsdienst met het Zaan vereend, „ Heeft aan deez' Kerk dit Glas verleend» £ „ Uit liefde voor Gods heilzaam Woord, „ Dat hier in zuiver word gehoord,*' ' Naa de hevigfte woede der Spaanfche onlusten, van welke Zaandijk, naar gelange van zijne grootte, een treffend gevoel hadt, groeide, allengskens, het getal der Huizen. In den jaare 1613 telde men 'er vijftig. Tot tweehonderd zevenenvijftig Was dit getal, in den Jaare 1742, aangegroeid. lWen telde daar in driehonderdvijftig Huisgezinnen, te zamen beftaande uit twaalfhonderd eenennegentig zielen. Gering is het getal der Steden of Dorpen, welke, zints het midden der thans loopende Eeuwe, in uitgebreidheid en bevolking zijn toegenomen. Zaandijk heeft dit zeldzaam geluk geiiooten. In den Jaare 1793 was het getal der Huizen tweehonderd achtenzestig, dat der Huisgezinnen driehonderdtachtig ; op vljftienhonderdtwintig wiardt het getal der Inwoonderen gefchat. Van de tegenwoordige Kerk der Hervormden te Zaandi/k wierdt, in den Jaare 1641, de eerfte Steen gelegd, doch het gewijde Geftigt, in den Jaare 1707, merkelijk vergroot-, door een uitbouw aan de Noordzijde» Boven hebben wij reeds aangemerkt, hoe Zaandijk, geduurende eenigen tijd, met Wormerveer in het Kerkelijke was vereenigd. Eén Leeraar bepredikte de Kerken op de beide Dorpen. Dit hieldt ftand tot in den Jaare 16*54; de Learaar der Vereenig» de Gemeente wierdt aan iVormerveer toegeweezen: de Zaandijkers beriepen eenen afzonderlijk voor hun zelve. Zints ongeveer het midden deezer Eeuwe, tot in den Jaare 1793, is  3Ö ZAANDYK. is het getal der Kerkelijke Ledemaaten , van vier- tot or/ Vijfhonderd aangegroeid. e Niet verre van de Kerk flaat het West- en Armenhuis. Diergelijk een gebouw hadt men 'er reeds zedert het Jaar J695, doch voor rekening van de nabuurige Dorpen West. zaanen en de Koog, in Vereeniging met Zaandijk. In den Jaare 1730 wierdt het tegenwoordige Geftigt ten behoeve van Zaandijk alleen gebonwd. Het is twee Verdiepingen hoog, en dient niet il gts tot het oogmerk, welk de benaaming uitwijst, maar ook om in hetzelve Brood en andere aoodwendigheden aan huiszittende armen, uit te deelen. Hoewel men te Zaandijk een goed aantal, en onder hetzelve veele vermogende Dootseezindv» . « ° ï .w», utuucil ZIJ Cf;) i6'"» *ccue vergaaerpiaats. Op de Koog gaan zij hunnen openbaaren Godsdienst verrigten. Na genoeg is dit het geval der Zaandijkfehe Roomschgezinden. In ons berigt wegens Oost zaandam hebben wij verhaald, dat zij leden der Statie op het Kalf zijn. Zaandijk, 't welk onder de Banne van Westzaanen behoort, heeft geene afzonderlijke Dorps-Regeering; met Wormerveer en de Koog heeft het een vierde gedeelte in de gemeene Regeering der Banne, en, als zodanig, doorgaans < «w «/„«.«..».««» u • — ' twiumujiic urunnen van het beftaan der inwooneren van Zaandijk. Van de eenendertig Papiermolens, welke men langs den Zaan, zo in de Banne van Oost als van Westzaanen telt, Haan verre de meesten te Zaandijk, 't Lust ons eene lijst van de onder, fcheidene foorten van Papiermolens, ten dienfte van des nieuwsg.erigen, hier te laaten volgen. Op voldoende berig«en fleunt de echtheid van deeze Lijst. 12 Wit-Papier - . Molens, 1 Blaauw — , . 4 Bas*  ZAANDYK, ZAANREDAM, ( PIETER ) $2 4 Bastaard-Papier 1 Bastaard en Bord- Papier 6 Graauw-Papier 1 Graauw- en Pak-Papier 3i Behaiven de Biaauwe en Graauwe Papieren, rekent mep. dat 'er, jaar uit jaar in, op deeze Molens, tachtigduizend Riemen Wit-Papier gemaakt worden. Nevens de Papier-, ontmoet men nog onder Zaandijk een goed getal andere Molens: door alle 't welk deeze Plaats een der meess bloeiende' der Zaanlandfche Dorpen is. Zie a. toosjES, Befchrijving der Zaan", landfche Dorpen*^. Zaanredam, (pieter) niet onvermaard op de lijst der Nederlandfche Kunstfchilderen, hadt. tot geboorteplaats het Dorp Asfendelft, in Kennemerland; op den negenden Julij des jaars 1597 aanfchouwde hij aldaar het eerfte leevenslicht. Hoewel het overlijden van eenen Vader, in de eerfte leevensjaaren van zijn kind, in 't algemeen genomen, 'voor een ongeluk moet worden aangezien, diende het, egter, in het geval van zaanredam, tot eenen zegen, voor zo veel hens hier door aanleiding wierdt gegeeven ter ontwikkelinge van zijne begaafdheden tot de fchilderkünst, welke anderzins., veelligt, voor altoos, in duisternisfe begraaven zouden gebleeven zijn. Zijne Moeder naamelijk, naa haars Mans overlijden, in den Jaare 1608 , zich met der woon na Haarlem hebbende begeeven, wierdt zij, eerlang, te raade, haars Zoons natuurlijke neiginge tot de Schilderkunst in te volgen, en hem, ten dien einde, te beveelen aan de zorge en het onderwijs van den vermaarden frans Pieterszoon de grebber. Eerst oeffende zich zaanredam in de Teekenkunst, Vervolgens ook in de Schilderkunst. Toe in den Jaare léja zet« Molens.  ZAANRÈD'AM, (PIETER) enz. * " ■ .i"» zette hij, in de hoedanigheid van Leerling, zijne ^effeningen' vlijtig voort. Zints dien tijd fchijnt hij voor eigen rekening 4 en om voor zich zeiven een eerlijk beftaan te hebben, de kunst te hebben voortgezet. Op den vierè'ntwintlgften Julij des Jaars i6z$ wierdt zaanredam , té Haarlem, in het St. Lukas-Konvent, als Meester aangenomen. Van toen af aan fchijnt hij zich op het fchilderen van Peripektiveri, Zaaien, Gaanderijen, Kerken en andere gebouwen, zo van binnen als van buiten, voornaamlijk te hebben toegelegd. Van 's Mans bedreevenhéid in dsS behandeling van dusdanige Kunstftukken ziet men, nog heden, een treffend bewijs, te Amfterdam. Het is eene afbeelding van het Oude Stadhuis, „ in den Jaare 1641 naar het leev'en geteekend, en in den Jaare 1657 gefchilderd. Het uitmuntend Kunstftuk, waar voor het, bij alle kenners, wordt aangezien, hangt, tegenover den Schoorfteen, op de eertijds dus genaamde Burgemeesters Kamer. Den tijd van pieter zaanredams overlijden hebben wij nergens vermeld gevonden. Zie houbraken , Schouwbutg der Nederl. Kunnfihilderu pk ».- •> • ZACHTtEREN, (herman) man, wiens naagedagtenis, bïj alle Kunstkundigen, ten allen tijde, in hoogagtende zegening zal bewaard worden, en de gewrogten van wiens wonderdoende penfeel, nog heden, de kunstverzamelingen verlieren', was gebooren te Kotter dam, in den Jaare 1609. De ftukken van zijnen vroegften tijd zijn zeer eenvoudig; zijnde eene flipte, en eenigzins flaaffche afbeelding der natuur, zo in de fchïkking der Voorwerpen, als ten aanzien der Koleureri. Met dit alles erkent en bewondert het kunstkundig oog, reeds in deeze ftukken, de hand van eenen Meester. Naderhand het gebrekkige van deeze manier van fchilderen, zo ais hij het ftuk begreep, inziende, en niet te vrede met de fchïkking der Natuurè, dat wil zeggen, zo als de Vootwer. pen zich met 'er daad vërtooneh, veranderde hij zijne maaier; brengende in zijn Werk eene bijeerifchikking van ver- fchei.  ZACHTLÈVEN. (HERMAN) |g fcheiden behaaglijke Voorwerpen , om alzo de dingen, zo sis zij zich in de Natuur vertoonen, é6n meer behaaglijk voorkoomen te doen aanneenien. Hier van, egter, motten uitgezonderd worden eenige Gezigten, welke hij, aan den RMjn, naar het ieeven heeft gevolgd , die door kènbaare teekenen de plaatzen aanwijzen, en van zijne andére Werken duidelijk genoeg kunnen onderfcheiden worden. En, inderdaad, volgend het Oordeel van alle Kunstkenners heeft niemant onder onze Nederiandfche Landfchapfchilders zijne Verfchieten zo helder en zuiver, als ook de graaden of trappen van wijkinge, beter en bev'alliger waargenomen^ of zijn-werk woeliger en fierlijker geftoffeerd, dan onze herman zachtleven. Intusfchen geldt deeze aanmerking voornaamlijk omtrent de ftukken van Zijnen besteh tijd: want over de gewrogten van zijnen laatften tijd zijn de kenners minder voldaan, om dat dezelve alte bontkleurig zijn. Behalven zijne ongemeene fcMIderkunde, bezat onze Kunftenaar eene zonderlinge begaafdheid om naar het Ieeven te teek'etien; 't welke hij op eene vaardige, doch tevens vaste wijze, met zwart krijt wist te doen. Herman zachtleven heeft zijnen meesten leeftijd te Utrecht gefleeten , én 'er ook zijne dagen geëindigd, doch in welk jaar, is ons niet gebleeken. Joost van den vondel heeft 'sMans lof met een Lierdicht' verwaardigd. Zie houbraken, Schouwburg. Zachtleven, (kornelis) broeder van den zo even vef* melden herman, doch ouder in jaaren, wss insgelijks een vermaard en uitwekend Kunstfchilder, hoewel in fmaak en in keuze der Voorwerpen van den anderen wijd en breed onderfcheiden. In een geestigen irant fchilderda hij allerlei gezelfchapjes van boeren en foldaaten , zomtijds ook, in de manier van adriaan brouwer, eene bijeenkomst van Kaartfpeelders en Tabakrookers, bij een drieftal, bierton, fchoorfteentjes en andere voorwerpen Menigmaaleu verliefde hij den Voorgrond met vuurroers, pieken, deegens, hellebaarden , vaandels, trommels, en andere Krijgswapenen. Ook XXXIV. deel. C boot-  '11 NACHTLEVEN. (KORNELIS) enz. bootfle hij wel eens nu de fchilderwijze van david teWERs, fa boerenwooningen, van binnen te zien, mitsgaders allerhande huis- en bouwgereedfchappen, op gelijken voet bij elkander gefchikt en gefchilderd. Den tijd van des Kunstfch.iders overlijden, zo min als dien van zijnen boven ge. melden broeder, vinden wij niet aangeteekend. Zie houbraken. Zalt-bommel; zie bommel, Deel VII. bl. 697. Zand, (Huis hef) was, in overoude tijden, een zeer vermaard Heerenhuis, of Kasteel, gelegen bij of omtrent Kaf wij* aan den Rhijn. Nog lang, naa dat het bewoond wierdt, zag men daar van de puinhoopen, welke, van den voormaaligen luister en uitgebreidheid des Geftigts, de klaare raerkteekens vertoonden. Voor ruim vijftig jaaren heeft men het rampzalig overfchot des vroegeren aanziens geheel wegrenomen. De Heeren van wassenaar, eigenaars van dit Huis, plagten 'er, in laatere tijden, hun verblijf te houden Volgens eene gisting van den kloeken en kundigen na.fpoorer der Vaderlandfche Oudheden, adhiaan pars, zouden de woegfle Graaven van Holland aldaar hun Hof gehouden hebben. De redenen, welke hij, ter ftaavinge van die gisilnge, aanvoert, hoewel zij het ftufe niet voldingen, zijn, nog. shans, van alle waarfchijnlijkheid niet ontbloot. Zie van leeuwen, Batavia lllufir. a. pars, Katwijkfche Oudheden. t Zand daar buiten, of gelijk anderen dien naam verkiezen te fchrijvea, Stand daar buiten , is een Dorp en Regtsgebied , in het Markgraaffchap van Bergen op den Zoom, aan de Mark of Rivier van Breda, tegenover de Haven van den Oudenbosch. De uitgebreidheid van het Regts- ge-  'f ZAND DAAR BUITEN, èriz; i§ gebied, 't welk uit eenige Polders beftaat,- vinden wij op omtrent tweeduizend Morgens Laads begroot. Het getal der Huizen zal ten naasten bij de honderd beloopen. Men heeft "er eene Gereformeerde Kerk, die door haaren eigen Leeraar wordt bediend, welke lid der Klasfis van Bergen op deft Zoom is. Ook heeft men 'er eene Kerk of Kapél, in welke de Ruomschgezinde Opgezeetenen hunnen Godsdienst verrigten. Het Kollegie ter Admiraliteit op de Maaze houdt 'et een Komptoir; het beftaat uit eenen Ontvanger, eenen Kon» tfarolleur en drie Sloeproeijers. Zie tegenmórdigi Staat, Zanae, (Het") oók wel Zandweer genaamd, is ean Dorp* in de Ommelanden der Provincie van Groningen gelegen^ sneer bepaaldelijk in bet Kwartier van Fivelingo. In den Omtrek daar van ontmoet men zeer vrügtbaare landerijen S' bebouwd en bewoond van eene menigte welvaarende land» lieden. Men heeft 'ef eene Gereformeerde Kerk, die door haaren eigen Leeraar wordt bediend; hij is lid der Klaslfis Van Lopperfum. Niet verre van het Dorp ftaat een oudade* lijk Geftigt, Ümpteda, en bij verkorting Qmptd genaamd. Zie hoogstraten,, Zandehburg; zie sandenburg, Deel XXVI. bl. 04. Zandenbürg , een van ouds zeer vermaard, én bovetf foortgelijke geftigten uitfteekend Kasteel, in Zeeland, op heé Eiland Wakheren , in de Heerlijkheid Zandijk, niet verre van de Stad Veere. In den Jaare ia8o wierdt het door Heer wolfert van boeselen en zijne Gemaalin sibille gteffigt j, en diende, zedert, tot de gewoone verblijfplaatze derHeereö en Vrouwen van Veere. Men ontmoette 'er een groot ge» tal ruime, en, in den fmaak dier tijden, pragtig verflerde Zaaien en Kamers, en zeer diepe en niegeftrekte Kelders.  36 ZANDEMBURG. Ook was een gedeelte van het Geftigt afgezonderd tot eene Kapél, in welke de bewooners hunnen openbaaren Godsdienst , naar de wijze der Roomschgezinden , plagten te verrigten, In den aanvang des Jaars 1505, op eenen Zondag morgen ontftondt 'er brand in het gebouw; verfcheiden Vertrekken wierden daar door merkelijk befcbadigd. Meest, egter, was dit ongeval te bejammeren, van wegen de menigvuldige fraaie Oudheden, die 'er bewaard, en een prooi der vlammen wierden. Ouherftelbaar was dit verlies, maar het nadeel, aan het Kasteel toegebragt, door den herbouw, wel dra wederom vergoed. Meermaalen diende dit Geftigt ter herberginge en onthaalinge van gekroonde hoofden en andere aanzienlijke perfonaadjen. In den Jaare 1515 hielde 'er Kei. zer karel de V zijn verblijf. Koning christïaan van Deettemarke, met .zijne Gemaalinne izabella, Zuster van Keizer karel, met haare drie kinderen, hielden 'er, in dea Jaare 1523, eenigen tijd hun verblijf. Maria, Koningin van Bohème, eene andere Zuster van Keizer karel, vertoefde hier, in den Jaare 1547. Al" vroeger, te weeten in den Jaare 1499, hadt de waereidvermaarde Rotterdammer, desidekius erasmds , zich op Zandenhurg eene wijle tijds opgehouden. De geboorte van den beroemden Dichter maximiliaan de vriendt, of VRiENTiüs, op dit Kasteel, hebben wij elders reeds aangeteekend. Zie 't Art. veere , Deel XXXIX, bladz. 176. Van het doorluchtig Geftigt zijn niet meer dan eenige brokken van Muuren en Torens overgebleven. In den Jaare'1679 beving den Heere kokneljs kien, Burgemeester der Stad Veere, en kundig minnaar en naa. fpoorder der Vaderiandfche Oudheden, de lust om de gröndflagen van het Kasteel Zandenhurg te doen bloot leggen, en door den Wiskunftenaar isaac hiloernissr den blooten grönd uitteekenen. Onder het graaven gevorderd zijnde tot aan de Kapelle, ontdekte men aldaar de Graflieden en Doodkisten der Heeren en Vrouwen van Veere. Doch men liet deeze ongemoeid, en floot terftond wederom de ftille rustplaats. Zie reigersbergen en smallegange , Kro» nijken van Zeeland} gargon, Wakherfehe Arcadia, Zand-  ZANDFIRDE, ZANDHORST. (Set Huis te) 37 Zandfir.de, anders ook wei Zandvoord genoemd, in rang het twaalfde Dorp in de Friefche Grietenij Wijmbritze_rddeel, in het Kwartier van Westergo , alwaar het vijftien Stemmen uitbrengt. Het dorpje is zeer gering, en van weinig beteekenisfe, wordende van veel water, bijkans aller we» ge, omringd. Nogthans heeft men 'er eene Hervormde Kerk, welke met de nabuurige dorpen Oudega en Idzega, eenen Leeraar gemeen heeft. Niet verre van dit Dorp ligt het Buurtje, Zandfirder of Zandvoorder Rijp genaamd. Zandhorst, (Het Huis te) een adelijk Huis in Rhijnland, in de Heerlijkheid van Wasfenaar, niet verre van Zuidytijk en Raaphorst. De ftigter daar van wordt gezegd geweest te zijn dirk van wassenaar , jonger Zoon van Heere philips van wassenaar, Burggraave van Leiden. In den Jaare 1300 de goederen van Zandhorst geërfd hebbende, bouwde hij daar op dit Kasteel, en nam den naam van zandhorst aan. Hij liet naa eenen Zoon, dirk van zandhorst, Ridder, die, in den Jaare 1345, Graaf willem den IV, op deszelfs kwalijk beraadenen togt na Friesland verzeilende, in het gevegt bij Stavoren, zijn Ieeven liet. Heer philips van zandhorst Het' naa eenen Zoon, dirk van zandhorst genaamd} welke, in den Jaare 1405,, met de natuurlijke Zuster van Hertoge willem van beyeren, Graave van Holland, in het huwelijk zich begaf. Hij verwekte bij haar eenen Zoon, insgelijks dirk van zandhorst geheeten, die, in den Jaare 1440» ter echtgenoote nam Vrouwe isab3LLa van assendelft. ' Men rekent dat met deezen het Geflagt, in het manlijk oir, is uitgeftorven: zo dat de volgende Bezitters, die den naam van zandhorst gevoerd hebben, denzelven alleen op grond van eigendom van dit Huis zich fchijnen te hebben aangematigd. In den Jaare 1398 wierdt dit Huis, nevens verfeheiden andere adelijke Geftigten, in dien oord, verwoest, doch zedert wederom opgebouwd. In onzen leeftijd heeft dit Huis, op zich zelve van weinige beteekenisCe, eenige vermaardheid gekreegen, door het Gedicht van de bekende Dichteresfe elizabeth «erker, Wed. wolf, getiteld de Zandhorstfche GeloofsbeC 3 Hj*  3» ZABJDYK. lijdenis, wanneer de vermaarde Amfterdamfcbe Profesfor petrus bü&mannus secundüs bewQoner van Zandhorst was. Zie s. van leeuwen, Batavia llluftr^ w. van gouthoeven , Oude holU Kronijk, enz. Zand?k, of, gelijk anderen fpelden, Zanddijk, was, in vroegere dagen , een welwarend en treffelijk Dorp, in de Ambagtsheerlijkheid van dien naam, gelegen in bet Zeeuwfche Eiland Walcheren, aan den Straatweg tusfchen Middelburg en Veere, en wel het naast aan de Jaatstgemelde Stad. Voorheen beftondt deeze ftreek uit ?anuige Schorren, die dikmaals van het water overftroomd wierden; tot dat floris de V, Graaf van Holland en Zeeland, dezelve verkugt aan Heere wolfaart van borselen, en deezer Echtgenoot? svbille, welke den Jaudftreek bedijkten, en tot den herbouw deeden bekwaam maaüen, Dit viel voor omtrent het Jaar 1280. Daarenboven ftigtten zij aldaar een Klooster voor de Broederen van de Duitfche of Tentonifche Orde. Voorts was Zantyjk, van ouds, de eenige Parochiekerk in deezen pord; zo dat de bewooners van Veere, 't welk, toen Zandijk reeds in zijnen vollen bloei was, niets meer dan de gedaante van een gering Visfchersdorp vertoonde, gelijk ook de Ppgezeetenen van de omliggende Polders , Dorpen en Buurten, aldaar het Sakrament haaien en den Doop moesten pntvangen. Om alle ó^ze redenen wierdt, van tijd tot tijd de Heerlijkheid van Zandijk zeer volkrijk, en wel voor! naamlijk nog, zints men.'er Procesfiè'a of openbaare ftaatelijke Ommegangen begon te doen. De eerfte derzei ven wierdt gehouden op den derden Pinxterdag des Jaars 1365. Groot was de toeloop des Volks, welk uit alle hoeken en oorden derwaarts zamepyloeide. in laatere tijden, toen Veere reeds fot eene Stad was verheven, trok de Pastoor van Veere nog eene jaarlijkfche rente van de Veerfche Kerke, bij wijze van erkemenisfe van haar dogterfchap van haare Moederkerk. Vffl oud» ftondr. de begeeying van deeze Kerk, gelijk ook ia-  ZANDYK, ZANEGEEST, enz. 39 inderdaad het geval was van veele andere Kerken in êe Provincie Zeeland, aan den Deken van St. pietur , te Middelburg. In vervolg van tijd, egter, is zij, bij wijze van Verdrag, gekoomen aan den Graave van Zeeland. In laatere tijden is de eertijds pragtige Kerk van Zandijk, nevens allen den voorgaanden luister der Plaatze, t'eenemaal vervallen, en van dezelve alleenlijk een hooge zwaare Toren, ten blijke van haare voorgaande grootheid, en een gering Dorp, overgebleeven. Zie revgerssergen en smallegange, KrO- Kijken van Zeeland; gargon , Wakher. fche Arkadiai Oudheden en Geftichten van Zeeland. Zanegeest, is een hoek lands, gelegen in de Heerlijkheid Bergen, in Noordkennemerland, zich uitftrekkende, van de Duinen af, tusfchen de laage Rekkerlanden. De ftreek lands is gedeeltelijk beflagen met eene fraaie buurt Huizen, die den zelfden naam voeren. Men wil dat de haamsredeu inoet gezogt worden in het Stroompje de Zaan, en het van ouds bekende woord Geest, bij de bewooners van Westfries, land een hoogen grond en verhevene plaats te kennen geevende. , Zie halma en hoogstraten. Zanten, ( gerard beukelszoon van) was een dier laagkruipende zielen voor de voeten van den heerschzuchtigen Prinfe maurits, wier naamen, in 's Lands Gefchiedenisfen, met altijdduurende fchande en eerloosheid ftaan gebrandmerkt, doordien hij zich, nevens drieëntwintig andere even onwaardige Regenten, liet benoemen en gebruiken, om over den verdienftelijken Staatsman johan van oldenbarneveld , den gehaaten vierfchaar te fpannen. Hij hadt, ten dien tijde, van wegen welke Stad, hebben wij niet kunnen opfpooren, zitting in het Kollegie van Gekommitteerde Raaden van Holland. Zie j. wagenaas, Vaderl. Hifi, C 4 Zant»  j4* ZANTPÖORT, (©O ZANTVOORDE, Zantpoort (D0 „ eene fraaie Buurt, gelegen tusfchen de Stad Haarlem en de Beverwijk, ten-einde van den Slat. perdij*. of den zo genaamden Vergierden Weg, niet verre van de vervallene oudadelijke Geftïgten van Breder ode en Velzen. De Buurt ligt in de Ambag.sheerlijkheid van Vetten. Haare ligging is zeer vermaaklijk, deels van wegen den omliggenden oord, deels uit hoofde van den menigvuldigen doortogt van Haarlem na Velzen, Beverwijk, Alkmaar en verdere Plaatzen, in den omtrek gelegen. Men vindt 'er, die van meeninge zijn, dat, in den Jaare «S5, bij de Zant. poort, een gevegt tusfchen de Dr echt er Friezen , die in der} omtrek van Hoorn en Enkhuizen hunne wooning hadden, en de Kennemers, een gevegt zou zijn voorgevallen. Doch anderen , op geene onwaarfchijnlijke gronden hunne tegenfpraaR bouwende, trekken dit gevoelen in twijfel. Bij zoeteboom kan men de redenen der twijfelinge vinden. Van ouds vondt men bij de Zantpoort eene gewijde Kapelle. De ftigter daar van was, omtrent het einde der Veertiende Eeu. we, johan, Heer van Brederode, en het gewijde Gebouw geheiligd aan den Aimagtigen God en aan den H. Patridus. Aanleiding daar toe hadt gegeeven eene gelukkig vol. sioerde reize diets Es el mans na Ierland, ondernomen ter bezigtiginge van het Vagevuur diecs Heilige; met welke benaainmg Wierdt aangekondigd een zeer befaamd onderaardsch Hol, waar van men, in de rampzalige tijden des driesten bijgeioofs, elkander vertelde, dat het aan dep H. patricius, welken de naam naagaat, de Apostel der leren geweest te zijn, van Gods wegen was aangeweezen, om de verftoku en in het ongeloof verharde landzaa'en, door het vertooner van de hemelfche vreugde en de helfche pijnen, te vermur ven, en tot de omhelzing van den Christlijken Godsdiens; over te haaien. Zie scriverios; zoeteboom, Zaanland fche Arkadia; Oudheden en Geftichten van Kennemerland* Zantvoorde, eea Dorp en aloude Ambagtsheerlijkheid, fp Zeeland t op het Eiland Walt her en, een klein unr gaans i van  ZANTVOORDE, "ZANTVOORT. 4| van de Stad Middelburg. Van ouds ftondt hier eene Kerk: en Klooster, op lasten en kosten der Duitfche Ridders van Middelburg, in den Jaare 1249, gebouwd. Z kere nikolaas van putten en zijne Huisvrouw hadden daar toe het erf of den grond gefchonken. Het een en ander ftondt riet langer dan tot in den Jaare 1284, wanneer de gewijde ge. ftigten, op last van herbert van drongen, Kominandeui: der Orde, wierden afgebroken. Zie Oudheden en Geftichten van Zeeland. Zantvoort, is een mïddelmaatig Dorp, in het gedeelte van Holland, Zuidkennemerland genaamd , in het B^ljuwfchap van Brederode, aan de Noordzee, een uur gaans in het Zuidwesten der Stad Haarlem. In den zandigen grond, op welken Jiet gebouwd is, moet, naastdenkelijk, de naams, reden gezogt worden. Zantvoort is van eenen taameltjken ouderdom, als zijnde reeds vermeld vóór het Jaar i-joo: In de oude Brieven koomt het voor onder de benaaraing van Sandefoerde , Sandfort of Santvoert. Voor de tijden der Kerkhervorminge , wierden de Heilige agatha en de Martelaar adrianus als Patroonen godsdienftiglijk vereerd. 'Er is 'er, die, op gronden, welke zommigen niet onwaarfchijnlijk voorkoomen, van meening zijn, dat de oorfprockl'tjke bewooners van Zantvoort als eene Volkplanting van het nabuurig Haarlem moeten worden aangemerkt. Het Ambagt van dit Dorp ftaat, in de Quohieren van Verpondinge, voor zesenveertig Morgens Lands aangefchreeven. Bij eene optelling, gedaan in den Jaare 1632, wierden, voor dit Dorp, op de Lijsten der Verpondingen gebragt, honderdachtè'nveertig Huizen. Bij eene volgende optelling, negentig jaaren laater gefchied, was dit getal tot op tweeënnegentig verminderd. Bij de laatstgemelde optelling der Huizen, floeg men insgelijks gade het getal der Opgezeetenen. Van beiderlei geflagt, en van allerlei ouderdom , telde men 'er zeshonderdzesëntwintig hoofden. Verre de meesten behoorden tot de HerC § vorm»  ZANTVOORT. vormde Gemeente; het getal der werkelijke Ledemaaten bedroeg honderdtwintig. Bij eene derde telling, tien jaaren naa de laaifte volvoerd, telde men drie Huizen minder dan de naastvoorgaande reize. Te weeten, door herhaalde ongevallen heeft dit Dorp, van tijd tot tijd, zeer veel geleeden. De befaamde Allerheiligen Watervloed gaf aan dit Dorp een zeer gevoeligen neep. Diergelijk een ramp wedervoer der Plaatze, op den vierden en vijfden Maart des Jaars 1671, wanneer, bij volle Maan en hoogen Springvloed, het water der Noordzee met zulk een geweldigen aandrang de Stranden perste, dat veele Duinen daar door bezweeken, en verfcheiden Huizen om verre gefpoeld wierden. Geene mindere fchade leedt Zantvoort, om van andere voorvallen niet te lpreeken, door den geweldigen ftorm van den Jaare 1682. In den Jaare 1499 flrandde bij dit Dorp een Walvisch, die, bij meeting, ruim vierentwintig voeten, en in den Jaare 150* een andere, welke meer dan vijftig voeten lang wierdt bevonden. Van een derden Walvisch, op den vierden Januarij des Jaars 1629, tusfchen Zantvoort en het nabuurig Noort~ •wijk geftrand, heeft men eene afbeelding vervaardigd, met het volgende Bijfchrift. Wanneer ons 't Vierde Licht van 't Nieuwe Jaar quam groeten, ,, Is hier dees Wallevisch, lang drieënzestig voeten, „ Bij Noortwijk op de Zee naar Zantfoort weggeftrandt, „ Godt wende 't quaet van ons en 't lieve Vaderland.'' Van de verwoestingen, in de Spaanfche tijden, door het gantfche Land voorgevallen, is Zantvoort niet verfchoond gebleeven. De overblijfzels der Oude Kerke, die, in gevolge van het grooter getal der voormaalige bewooneren, veel grooter was dan de tegenwoordige, vertoonen daar van de duidelijke kenmerken. Een gedeelte van dat gebouw wierdt, op kosten van 's Lands Staaten, wederom onder Dak gebragt, en tot het oeffenea van den openbaaren Godsdienst bekwaam gemaakt. In de tegenwoordige Eeuwe is de Kerk, op kosten van den Ambagtsheere, merkelijk verbeterd, door het verfterken der Muuren, het maaken der Venfters en Vloeren, het  ZANTVOORT, ZANTWYK. 45 het vernieuwen van den Prediklloel, benevens de Zitbanken voor die van den Geregte en den Kerkeraad. Aan den muur, aan de Landzijde, is eene Kapel gebouwd , met eenen Grafkelder, tot eene Begraafplaats voor bet Geflagt van den Heere van Zantvoort. De Kapel heeft haaren ingang in de Kerkj de Begraafplaats, welke van een Hek omringd wordt, pronkt met verfcheiden fieraaden van keurlijk en fraai bewerkt Marmer. De Predikant, welke hier, voor de Her. vormden, den gewijdeu dienst verrigt , is Lid der Klasfis van Haarlem. Voorts hebben 'er ook de Roomschgezinden eene godsdienftige Vergaderplaats; door den Priester van Overveen, of door zijnen Kapellaan, wordt de dienst aldaar waargenomen. Ten behoeve van Oude-Mannen en Vrouwen heeft men 'er een Gasthui». De Ingezeetenen geneeren zich meest met de Visfcherijj hunnen vangst, zo versch als gedroogd, flïjten zij meest te Amfterdam en Haarlem. Tot in den Jaare 1722 behoorde Zantfoort aan de Graaflijkheid van Holland, Op den zesden November diens jaars wierdt, bij openbaare veiling in de Kastelenij in 'tGraavenhage, de Ambagtsheerjijkheid verkogt, en eigenaar daar van, voor de fomme van tienduizend vijfhonderd guldens, paulus loot, Commisfaris van wegen de Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden te Lisfabon, Zie zoeteboom, Zaanlandfche Arkadsa; Oudheden en Gefiichten van Ketinemerland, enz. Zantwïk , in overoude tijden een tamelijk groot Dorp, doch al voor lang tot den laageren Raat van eene Buurt vernederd, ligt, op een korten afftand, buiten de Stad Thiel, in de Thielerwaard, Zantwijk was, van ouds, zeer vermaard, door een Klooster van Predikheeren, Weitroijen genaamd, waar van wij elders in ons Woordenboek verflag gedaan hebben. Zie Deel XXXI, bladzijde 82. Weleer"hadt Zantwijk eene Parochiekerk; volgens zommigen zou dezelve onder de eerfte gewijde geftigten, zints de verkondiging en aaunepming van den ghriitlijken Godsdienst hier te Lande, moe-  44 ZANTWYK, ZEDDAM. moeten geteld worden, en reeds in den Jaare 695 gebouwd zijn, ter eere van den Heilige vikcentius. Volgens een Handfchrift der Utrechtfche Kerke zou, wijders, daar in geftigt geweest zijn eene Vikarij, ter eere van god, van de Heilige Moedermaagd maria, en van den Martelaar sebastiaan. in den Jaare 1574 Aoeg de Walfche bezetting -van Thtel haare vernielende handen aan de Kerk, pionderde dezelve en leide een goed gedeelte daar van in kooien, t Geen 'er van overeind bleef Haan, is vervolgens afgebroken; de fteenen heeft men na eene andere plaats vervoerd. Zints dien tijd bleef Zantwijk zonder Kerk, nam aliengskens si in getal van huizen en bewooheren, en kreeg eindelijk de gedaante aan van eene Buurt, welke het tot heden toe heeft behouden. Voor 't overige heeft Zantwijk een Regthuis binnen , en eene Geregtsplaats buiten de Stad Thiel. Behalven den Rigter, zijn van ouds, over deeze Streek, twee Burgemeesters en zeven Schepenen gefteld, die, van den tijd hunner aanftellinge af, hun' geheele Ieeven lang in bediening blijven. Zie pontanus en slichtenhorst , Gel* der/che Gefchiedenhfen. Zeddam , een Dorp in Gelderland, In het Zutfenfche Kwartier, meer bepaaldelijk onder het Graaffchap S Heeren, berg behoorende. In een zeer vermaakiijken oord gelegen, beflaat Zeddam, daarenboven, eene tamelijke uitgeftrektheid' Men heeft 'er niet flegts eene Gereformeerde Kerk, maar ook eene Statie van Roomschgezinden. üe dorpelingen welke tot de eerstgemelde Kerk behooren , worden door hunnen eigen afzonderlijken Leeraar bediend. Een waereldHjk Priester verrigt het gewijde dienstwerk voor de laatstgenoemde Christenen. Bij het Dorp Zeddam ftaat een lagthuis, Padevoort of Paverden geheeten. Zijne ligging rondom in vrugtbaare Koornlanden maakt het tot geene onaangenaams verbnjfplaatze, hoewel het Geftigt, op zich zelve befchouwd, weinig aanziens hebbe. ln eene Buurfchap, mier ganaamd, een groot hajf uur geans van Zeddam gele- gen,  ZEDDAM, ZEE. (De ZÜIDER) gen , ontmoet men het Fluis Oploo, anders genaamd Brumptshuis. Een fierlijk zeskantig Torentje moet onder de voor. naamfte fieraaden des Geftigts geteld worden. Zie Tegenwoordige Staat. Zee, (De zuïder) een bekende Zeeboezem, of Meir, ïn de Vereenigde Provinciën, is van kleine beginzelen , van. lieverlede , tot haare tegenwoordige gedaante aangegroeid. Derzelver uitgebreidheid is zo groot, dat een aanmerkelijk gedeelte der oevers van Holland, Gelderland, Ovefijsfeï en Friesland, 'er door befpoeld worde: en de Eilanden benoorden het Marsdiep, a-ls Texel, Vlieland, ter Schelling en Ameland, eene bepaaling maaken, tusfchen deeze ontza'chelijke binnenlandfche Zee en de Noordzee. Men begroot de uitgebreidheid der Zuiderzee, van het Zuiden na het Noorden, op bijna eenentwintig mijlen, gerekend van Harderwijk tot Texel: de grooifte breedte, van 't Pampus tot aan Vol~ ienhoven in Overijs/el, wordt op ruim vijftien uuren bepaald ; en de naauwlle engte is van vijf en een half of zes uuren; gelijk die gefteld wordt te zijn van Stavoren tot Enkhuizen. Onder deezen uitgebreiden Zeeboezem zijn egter verfchel-, den andere uit Zee koomende, en zich hier meede vereenigende wateren , begreepen; als de Texelftroom, de Vlieflroom, enz. Doch vermits deezen , door den aanwas der Zuiderzee, met derzelver doorbraak bij Stavoren, al oudtijds volkomen met de Zuiderzee vereenigd zijn geworden, zo hebben zij niets meer behouden dan den naam; en die zelfs is ook voor het grootfte gedeelte verloeren. Bij de Ouden was de Zuiderzee niet anders bekend, dan onder den naam van den Noorder Rhijn of het Vlie, bij de Latijnen Flevo lacus. Dus onderfcheidde plinios, gelijk reeds gemeld is, de twee uitgangen des Rhijcs, in Helium ac Flevum; ita appellantur oflia, in qute cfufus Rhenus, ab feptentrione in lacus, ab occidente, in amnsm Mofam fe fpargit: waar nit blijkt, dat Fievus, het Vlie, de Noordelijke uitwatering des  46 ZEE. (De ZUIDER) des Rhijns, toen al een Meir was. Dit Meir is in 't vervolg, of misfchien ook toen al, bij de inwoonders Zuthera Zea, of Zuiderzee genaamd geworden. Het was toen een Meir 4 gelijk nu het Haarlemmer-Meir is; en liep voorts, door een eigen Stroom, (Flevus fluvius) den Vlieftroom, na Zee; van welken ftroom de naam, in het oude Vlie, nog op de Zuiderzee behouden wordt; te weeten , in het Ooster gedeelte, 't welk tusfchen de Monden van de Zuiderzee en derzelver landoevers, of grenzen ligt. Intusfchen wierdt de Zuiderzee, naa dat het oude Vlieland wel vijfhonderd jaaren laater voor 't grootfte gedeelte verdronken was, genoegzaam met de groote Zee vereenigd; en ze bleef toen, gelijk nog heden, voornaamiijk door de Eilanden Texel, het overfchot van Vlieland, enz. van de Noordzee gefcheidett. Hier bij heeft men egter ook de Zandbanken, welke aan dien kant liggen, als affcheidingen tusfchen de Zuiderzee en de Noordzee, aan te merken; waar van de voornaamfte zijn, benevens het Eiland Vlieringen met het Voorland, het Vogelzand, het Breezand, de Waard, het Langezand, de Grind, de Abt, en eenige andere. Tusfchen deeze Zacdbanden , Droogten en Killen, bewaart men hier nog de gedagtenis van den ouden uitloop des Rhijns, door Flevum, onder den naam van Vlieftroom, die tusfchen Vlieland en Ter Schelling in Zee valt. De overige Zeegaten en uitloozingen der Zuiderzee worden thans met andere,benaamingen van laater tijd benoemdj aaar de gelegenheid der Zandplaaten, of der naastgelegene plaatzen, of ook wel, uit andere oorzaaken der fcheepvaart. De voornaamfte deezer Zeegaten, waar door de Zuiderzee, op de Hollandfche Kust, gemeenfchap heeft met de Noordzee, zijn het nieuwe Spanjaardsgat, het Landsdiep , het Marsdiep, tusfchen de Helder en Texel, en het Eierlandfche gat, dat tusfchen het Eierland en Vlieland door loopt. De twee eerstgenoemden verliezen zich, van Zee inkomende, beide in het Marsdiep: alwaar de voornaamfte en eerfte Reede is, die, door de Duinen van de Helder, voor de Zuidweste winden gedekt ligt. Het Eierlandfche gat is hedendaags veelal buiten gebruik voor groote fchepen; van wegens de caauw-  ZEE. (De ZUIDER) 4? naauwte, die dagelijks, door het verzanden, toeneemt. Verder is 'er, even agter de Helder, het Nieuwe Diep, dat eene veilige fchuilplaats is voor de Lootzen en Visfchersfchniten; hier aan volgt, aan deeze zijde, de Zuidwal, de Balg, en de Westwal, alwaar de gronden vervolgens in verfcheiden kreeken en fleuven naauwer en ondieper worden. Voorts heeft men, aan den Texelfchen kant, in 't inzeilen, de drooge Gors, de Duitjesplant en de Laan, en komt, langs de Oos.zijde van dat Eiland , op de Moscovifche- en Koopvaarders Reede; die ons leid na het groote vaarwater, het welk langs den Waard, door den Vlieter, het Wieringer Vlaak inloopt. Bulten de hier gemelde Zeegaten en uitwateringen der Zuiderzee, zijn 'er ook nóg anderen; als daar zijn het Schulpegat, het Boomsgat, Stortemelk, de Slenk, het Wester- en Ooster-boomsgat, enz. Doch deeze allen zijn van minder belang, en min of meer verzand: waarom wij 'i niet nodig achten hier op ftaan te blijven, en liever, het gezegde , raakende de bovengenoemde en voornaamfte uitwateringen en Zeemonden, genoeg oordeelende, overgaan om den loop der Zuiderzee, langs den vasten wal, te be. fchouwen. Men heeft dan, volgens het opgemelde, aan het Lands» diep, 't welk voorbij de Helder ftroomt, en zich met het Marsdiep vereenigt, het begin van den Zuiderzeemond, aan den Zuidwester wal van Noord-Holland, te rekenen. Dit water krijgt vervolgens den naam van het Nieuw Diep, en loopt, aan den kant van Texel, langs de Moskovifche- en Koopvaarders Reede; alwaar thans de meeste groote fchepen ankeren; nadien ze da-r ter plaatze op goeden en vasten ankergrond, en voor den zwaarden aanflag der Zee bevrijd liggen. Van het Nieuwe Diep af, landwaards in, beginnen de Zandgronden; tusfchen welke door de Vlieftroom, aan den Friefchen kant, en de Texelftroom, aan den Hollandfchen kant, hunnen loop hebben. De laatstgenoemde, de Hollandfche kust befpoelende, loopt, beoosten het Eiland Wieringe», langs het Zuider Wieringer Meir, of deszelfs Zandbank, voorbij de Zuider Ton en den Drijftal; laatende het Monnikkezand regts^ en het Kreupelzand links liggen. Daar-  ZEE. (De ZUIDER) Daar tegen over, op den uithoek, voor het Meir bezuideri Wieringen, is de Stad Medenblik gelegen ; van daar ontmoet men, langs den Zeedijk, een inham, in welken, door Heer Huigen Cogge, de Kromme Leekvliet. Van Hier Hulgeti Cogge af formeert het land weder een zeer grooten uithoek, die geheel agterom de Stad Enkhuizen heen loopt. Deeze' Stad ligt viak aan de Zuiderzee, in een driehoek met Vrk en Stavoren. Voor deZelve wordt men eene aanmerkelijke Zandbank gewaar, het Enkhuizer Zand genaamd; en tusfchen de Zee en de Stad liggen nog drie andere bekende Zandplaaten , die het Noorder- en Zuider gat voor Enkhui. zen maaken. Voor het genoemde Enkhuizer Zand, Oostwaards aan, is het Val van Urk, als mede de Eilandjes Urk en Schokland zeiven. Voorts heeft de Zaiderzee hier, in en door de Enkhuizer Sluizen, gemeenfehap met de Oudé Gouw, de Tocht, de Wijzect, en andere wateren en vaarten aan dien kant. Van Enkhuizen af loopt de oever der Zuiderzee zo flerk en zelfs fterker binnenwaards, als dezelve van Medenblik tot Er.khuizen buitenwaards is uitgeitrekt; tot dat het water voor de Stad Hoorn als in eene Kom te fainenloopt; welkö Kom eene gefchrkte Reede voor die Stad maakt, en den naam draagt van het Hoorniker Hop. Voorts loopt de Zuiderzee weder eenigzins buitenwaarts na Edam; en dan verder afzakkende, ftroomt ze, langs den vasten wal, tot aan Monnikendam , voor welke Stad ze een breeden boezem vormt. Tusfchen Monnikendam en 't Eilandje Marken i (dat ze omfpoelt,) onder den naam van de Goudzee voortloopecde, maakt ze weder een uithoek , en wendt zich voorts Zuidwestwaarrs; waarop ze langs de Bannen van Zuiderwoude en Kansdorp haaren loop vervolgt tot over het Pampus} of aan Yoord, daar ze haaren naam in het Y verliest. Deeze gehede ftreek van Noord Holland, langs de Zuiderzee, is vervuld met een aantal van vaarten en doorwateringen; ook vindt men 'er eenige Meirtjes, waar van het voornaamfte is, het Monniker-Meir met deszelfs Noord-Meir, agter de Stad Monnikendam. Deeze wateren hebben , door middel van Slcizen, zo in de gemelde Steden, als hier en daar in den  ZEE. (De ZUIDER) 4 flen Zeedijk, gemeenfchap met de Zuiderzee; vaar van tóerj 2ich, zulks nodig zijnde, kan bedienen, het zij om water in te laaten, of het land van overtóllig water të ontlasten. De flrekking der Zuiderzee, van haaren mond, of van deri Vlie- en Texelftroom, af, tot op het verliezen van haaren naam, bij Y oord, ( waar bij wij voörheeü dé befchouwing van het Y begonnen,) nagegaan hebbendei zullen we hier de breède Zandplaat van Pampus óverfteekenj om deri loop' der Zuiderzee, aan de andere zijde, van Muiden af, langs' dé Gdderfche en Friefche Kusten, nog te vervolgen. Van' Muiden af, tót voorbij Naardèn , langs de Hollandfche kust, en verder tot voorbij de uitloozing der Riviere de Eem, langs den Ütrechtfchen bodem , ftrekt da oever der Zuiderzee zich Zuid-OostWaarts; doch Gelderland naderende; trekt ze allengs Noord-Oostwaarts op; ftroomende voorbij Harderwijk. Genadig nog hooger Noordwaarts loopende, heeft ze veribheiden inwanermgen; als bij Hulshorst, Kniphutten , Bis/el, Schoutenbroek, Doornfpijk , Aperla, Elburg, enz. Deezen loop vervolgende, befpoelt ze de kust? van Overijsfel, langs welke zé verfcheidén diepténs heeft , en wel bijzonder het Kamper diep, met het Kamper zand* en het Zwolfche diep met het zwarte Water. Ter eerstgemelde plaatfe heeft ze gemeenfchap met den Gelderfchen Ys-1 fel, en op de laatfte ontvangt ze de Ovérijsfelfche Vecht.' Tusfchen Kampen en 't Eiland Schokland, dat ze omfpoelt,' doorgeloopen, en 't Zwolfche diep voorbij geftroomd zijnde, nadert ze tot Vollenhove en Blokzijl: Op deeze hoogte' wend %e zich Noord-Westwaarts, en loopt voorbij Baar le, Blankenham en de Kuinder, alwaar ze Frieslands Stranden be* gint te befpoelen. Langs deezen loopt ze voorbij de Lem~ mer, naa genoeg Westwaarts, na Stavoren; en maakt dus, door haare mindere wijdte, van Stavoren op EnkhiHzen, deeze gantfche uitgebreidheid der Zee, eenigermaate tot de gedaante van eene ronde kom. Van Stavoren af trekt ze weder1 Noordwaarts op, en ftroomt voort langs Molquern ✓ Hindeloopen, Workum, enz. tot aan Harlingen: alwaar de voornaamfte Haven is, voor de groote Schepen, die in Friesland thuis behooren, of aldaar ontlaaden moeten worden. Van XXXIV. drhl. V> Har.  Sö_ ZEE, (De ZUIDER) ZEEBURG. Harlingen af loopt de Zuiderzee eindelijk, tusfchen Tet Schelling, Ameland, enz. en de Friefche kust, Noord-Oostwaarts, langs het gantfcbe Oostergedeelte van Friesland. Ze vormt hier in deeze ftreek, en verder op, verfcheiden Zanden en Stranden, en vereenigt zich met de Noordzee, ter. wijl ze tusfchen etlijke kleine Eilandjes doordroomt; welke» allen op te noemen en naauwkeurig na te gaan, te veel om% zou vereifchen, en ook buiten mijn beftek loopen. Zie gabbema, Nederl. Watervloeden; outhof, Verhaal der Watervloeden; alting, Notit. German. Inferioris; s. van leeuwen, Batavia Illujlrata; Oudheden van Noordholland, enz. Zeeburg, een Heerenhuis, in Gelderland, in het Landdrostampt van Veluwe, onder het Schoutampt van Ermetj in de nabuurfchap van het Dorp Nunfpeet, ten Oosten vande Stad Harderwijk. Het Geftigt is in den hedendaagfchen fmaak fraai betimmerd, en pronkt met eenen reeks dus genaamde Engelfche Schuifraamen. Boven den ingang van hes Huis leest men, met groote Letteren, ZEEBURG, en daar agter het Jaargetal MDCCX, waarfchijnlljk het jaar der ftigtinge. Voorts ftaat nog in den Gevel de afbeelding der Heidenfche Godheer neftunus uitgehouwen. Het gebouw, van fraaie Plantaadjen omringd, ligc in eene drooge graft, ove? welke men, langs een vasten brug, den toegang na binnen heeft. Zeeburg, een bekende Herberg, aan den Diemerdijk, engeveer een half uur gaans buiten Amflerdam. De plaats, alwaar thans het Huis ftaat, diende, oorfpronklijk, tot een Reduit, in den Jaare 1649, tot verzekeringe der Stad, van fteen opgeworpen. Twintig jaaren laater wierdt de Reduis wederom geflegt, en eenige jaaren laater, te weeten in den Jaare 1675, een Herberg daar voor in de plaats gebouwd, door de Regenten van het Oude-Zijds-Huis - Zitten-Armenhuis, aan witn, door Burgemeesteren, daar toe de vrijheid was  ZEEBURG, ëni. . fi was verleend. Bij onzen leeftijd, naamelijk in den Jaare ï^öd is de Herberg merkelijk vertimmerd. Door zijne aangenaame ligging aan het Y, door het gezigt op de voorbijvarende fchepen, en op verfcheiden dorpen, aan de overzijde vari het Y gelegen, heeft de Herberg merkelijken toeloopj eri Verftrekt tot eene aangenaame üitfpanning. Zeeburg. Bij deezen nadar is bekend, het Gérüeeneiands^ huis van het gedeelte van Zuidholland, Oostvoorn genoemd. Buiten het Dorp van .dien raam ftaat een Schuur o.'Keet, dienende tot eene bewaarplaats van Rijswerk, en andere roodwendigheden,! tot het Dijkwerk vereischt Op dit gebouw ftondt, weleer, een houten Koupeitje, waarin Opper- Dijkgraaf en Heemraaden hunre vergadering hielden, zó ülKmaals zij Schouwen en aanbefteedingen in dit Kwartier deeden. Doch dewijl het vertrek te klein geoordeeld, en om nog andere redenen wierdt afgekeurd, befloot men, na eene atrdere vergaderplaats om te zien. Men liet daar toe het oog véllen óp eene hooge naastbijgelègene Du n. Naa dat men 4a Top vlak en tffen hadt doen maaken, ftigtte men aldaar,' in deö Jaare 1743, een gebouw, in de gedaante van eenen ftecnen Koepel, en gat' 'er den naam van Zeeburg aan. Van voorcra pronkt de Frontefpies met h?t Wapen van Foorn, en voorts met de Wapens, van d^n Opper Drk^riave, de H^erarasden en derzelver Sekretaris, die ten tijde der ftigtinge Eet beft uur oeffenden;' a!lm in fteen fraai uitgehouwen. Niet alleen' óver den Mord der Maaze,' maar ook over het geheèie omligsende Gewest, heeft men, uit deeze vergaderp'aa'tze',' eenf der ruimfte en bevalhgfte gezeten, die men zich kan verbeelden. Tot eere van den Diikgraave en den Heemraajen,' die de ft'giirg van dit 'Zeeburg ontworpen en volvoerd hebben, moeten wij hier aanmerken, dat dezelve buiten tosten der Bedijkinge gefchied is. Zeeburg of diemer- en muider-zsedyk, (Hoogheemraad^ fchap van den) is van zeer veel aangelegenheids, als ftrekkende zich uit van de Stad Amjlerdam , tot aan de KijkuitsPoort der Stede Muiden toe, met een lengte van drieduizend D è ew&-  5» ZEEBURG of DIEMER- en MUIDER - ZEE^YK. tweehonderd achiënzestig Roeden, vijf Voeten, zes en een derde Duim, Diemerdijkmaatj volgens de Meetinge in den Jaare 1711, door Dijkgraaf en Hoogheemraaden goedgekeurd, waar van het Di)kregister, in den Jaare 1742, met verandering van de naamen der Eigenaars der Drjkpligtige Lwden, vernieuwd is. In deszeifs ftrekking loopt deeze Dijk langs het Y en de Zuiderzee, waar van zij h?t water met aMecn uit Amflellatid, maar ook nit de Landen, onder Muiden. Weesper Kerfpel, een geedeeite van Gooiland en een groot deel in het laage der Provincie van Utrecht afkeert. De naam van Zeeburg, dien deeze Dijk voert, is ook gemeen aan andere Dijkwerken, die in een aanzienlijke uitgeftrektheid tot een Omringdijk en Zeeweeringe gefchikt zijn; doch wij vinden, ten aanzien van een Diemerdijk, deeze benaaminge niet eer dan In den Jaare 1387, in eene Handvest van Hertog albrecht van beieren , doch van den Dijk zeiven fchijnt reeds gefproken te worden in een Brief van guido van Henegouwen, Bisfchop van Utrecht, gegeeven in den Jaare 1301, hoewel hij hier enkel den Zeedijk genoemd wordt. De reden der banaaming van Diemer en Muider.Zeedijk is Iigtelijk te ontdekken. Men vindt hem ook de Dijkaadje van Tpejtwt genoemd. Van groot gewigt is deeze Dijk niet alleen voor Am/lel. land, Muiden en Weesper. Kerfpel, welke bij doorbrsak veel te lijden hebben ; maar men heeft in voorige tijden voorbeelden gehad dat het water zoo verre in Zuidholiand is ingedrongen, dat de Brouwers te Gouda Waanden geen goed Bier te kunnen brouwen ' om het brakke water. In deeze ongelegenheid overftroomt het platte Land van Utrecht tot boven Breukelen en Porter.gen toe, en indien- door kragtigen arbreid de Oostzijde van den Vegtdijk niet kan gehouden worden loopt Kortehoef, Bi eukelenveen, in de Proostdij van St. jan, Maarfeveen, en het laage Utrechtjche Veen tot aan de Stads Poorten onder» Wegens de Doorbraaken van deezen Dijk zijn ons de nette omftandigheden niet gebleeken. In de bevestiging en vernieuwing eener Handvest door Keizer maximiuaan en karei., Aartshertog van Oostenrijk, van den eenentwintigden Junij des  ZEEBURG of DÏEMER- en MUIDER -ZEEDYK. 53 des Jaars 1509, vinden wij dat de Dijk, kort te vooren op twee plaatfen was ingebrooken. Zedert hebben wij, in de voorjge Eeuwen, dau geen nadere doorbraaken gevonden van op den vierden Junij des Jaars 1598 en den vijfden November des Jaars 1675, in welk laatfte jaar de Zeedijk beoosten Mmden , met elf zeer groote en diepen open Waaien, en de Zeeburg of Diemerdijk, met vier dergelijke Waabn waren doorgeflaagen, In den Jaare 1702, des> nagts tusfchen den vijfden en zesden April, heeft de Zeeburg weder een zwaare doorbraak op dezelfde plaats als in den Jaare 1598 geleeden, die eenendertig Roeden en twee Voeten, lang bevonden is. In den bekenden hoogen Vloed van Kerstijd des Jaars 1717, was de Dijk in gioot gevaar, dewijl het water zevenennegentig Duimen boven het Amfterdamfche Peil ftondt, 't weik rjiet meer dan zeven Duimen verfcheelde van de Zeedijks hoogte, die negen Voeten en vijf Duimen, of honderdè'nvier Duimen boven het zelve Peil gefteld is. In zulke zwaare Vloeden, moet de Dijk, bij ftormen uit den Noordwesten niet alleen den flag der Zuiderzee, maar ook de perfing van een vreeslijke menigie water uitftaan; waar uit ligteiijk deszelfs gevaar te bevroeden is. Hierom zijn van tijd tot tijd, door 's Lands Graaven en vervolgens door 's Lands Staaten, breede Handvesten en Voorregten vergund tot verfterking van den Di;k, met onderfteuning van Geldmiddelen uit'sLsnds Kasf;'. FiLiPi van bourgondie vergunde in den Jaare 1440, aan allen, die Dijkpligtig waren op da Dijkaadje van Tpe* floot, het maaken van een Bolwerk en Piaating van Hout en Yzerwerk. In den Jaare 1452, wilde dezelfde Hertog, dat, bij het maaken van nieuwe Inlaagen aan deezen Dijk , de oude Dijken niet zouden worden geflegt, maar dat ze tot Slaapers moesten blijven leggen. In den Jaare 1678, wierdt door de Staaten van Holland en Westfriesland een order be. raamd tot verzwaariuge van deezen Dijk, en deszelfs hoogte bepaald, twee Voeten onder den bovenkant van den DékHeen aan de Oostzijde van de Sluis te Muiden na den Ykant; de breedte, voor zoo veel den Aardendijk aangaat, van achttien Voeten op de Kruin, en de Paalendijk van vierentwintig Voeten, en nog zes Voeten Riet daarenboven, de D 3 Pan*  «g ZEEBURG oi DIEMER- en MUIDER - ZEEDVK. Paalendijk re ?amen oertig Voeten op de Kruin; de Buiteng'opijiug van den Aardendijk zou moeren zijn van vier Voeten pp 'den Voet; en de Binnenglooijing van twee Voeten <}p den Voet; in de Binnenglooijing'van den Paalendijk van drie Voeten op den Voet: agter den Dijk zou gelegd worden gen Barmte van vierentwintig Voeten, en agter deeze een bekwame Sloot. Iu deezer voeg<- is de Dijk onderhouden, tot dat, in de tegenwoordige Eeuw, door de plaage van het Zeegewormtc, het fterke Bolwerk van Paaien en zwaare Balken, waar door deeze Dijk tegen den aa; flag van h water moest befcbermd worden, doorknaagd en vernield wierdt; wanneer Dijkrraaf en Heemraaden , bij Refplutie der Staaten'yan den vierè' twintigften Maij des Jaars 1735, gemag .igd wierden den Dijk, volgens hunnen voorflag; te veranderen, vernieuwen en verzwaaren; een werk, 't welk aan irbeldslöon, sarde, plempen *a» zand, puin, ksiiteenen, hec hijen van ee. regtl paaien , vijfmaalhonderd negenëndertigduizend achthonderd vierennegentig Guldens gekost heeft. Men begon net werk ï>ij gedeelten; het wierdt in den Jaare 1735 aangevangen en in den Jaare J737 voltooid. De vernieuwde Dijk tusfcher Tguiden en Diemerdam, daar de zwaarfte aanfiag der Zee en persfing van den Vloed aanvalt, is ouder in zijnen aanleg br?ed elf Roeden, waar van zeven Roeden voor de Boitenglooijing zjo , twee Roeden voor de Kruin en twee Roeden voor ae Binnenglooijing. De bovenkant van de Kruin hetft doorgaans in bet midden de hoogte van dertien Voeten uit den grond. Op de Buitenglooijing, van de 'lompen dei afgezaagde Paaien af, tDt op de hoogte van eenige Voeter boven het daaglijks water ligt een goede meniën» Puin, gedeat met zwaare net ineengevoegde Keifleem , die, nieuegennaande hunne zwaarte, fomtijds door de Zee overhoop gefmeeten worden en de onderleggende Puin w^gyellaageo. In de Jaaren 1742 en i74o, moest de Dijk, die merkelijk gezakt was, zwaar gehoogd worden; en fchoon dit buitengewoone en vrij groote kosten veroorzaakt, zijn dezelve nogthans draaglijker dan te vooren. De onkosten wegers het onderhoud van den Zeeburg of Jtoemer- en Muider-Zeedijk worden gedraagen bij Hceffiage-,) over  ZEEBURG oj? DIEMER- en MUIDER - ZEEDYK. ss over de Landerijen, welke zoo aan Geregten, Genootfchappen als bijzondere Perfoonen behooren. Deeze Hoefflagen zijn verdeeld in Bonnen, die ieder hunne Paal op den Dijk hebben, waar op derzelver Merken getekend flaan. De Stad Amjlerdam ftaat in het tegenwoordige Dijkregister aangeflaagen voor zeshonderdtachtig Roeden , twee Voeten en zes Duimen; waar van een groot gedeelte in het Dijkregister van den Jaare 1598, en in de Meeting van den Jaare 1678, te zamen ter lengte van vierhonderdzevenënnegentig Roeden, zes Duimen, bekend ftaan. Ds ovetige zijn naderhand, en wel bijzonderlijk bij overeenkomst van den Jaare 1697, in een altoos duurende onderhoud aangenomen. Zij neemen haaren aanvang van de Stad af en ftrekken zich uit tot digt aan het Gemeenlandshuis, of tot aan de Traankcokerij, in de Handvesten der voorleeden Eeuw bekend met de benaaming der Traankookerij van jean tourton. Het Hoogheemraadfehap of der Waarfchappij moet twaalfhondetdzevenëntachtig Roeden, vier Voeten en zes Duimen onderhouden; voor meer dan negenhonderd Morgen Spageftokene Landen, van welke over de honderdeenënvijftig Morgen tot hooging van den Dijk vergraaven zijn; de overige Landen worden wel verhuurd, doch kunnen gemeenlijk de lasten van den Dijk niet opbrengen, waarom deeze jaarlijks moeten uitgezet worden over de andere Landen en Distrikten. Muiden en Weesp. Weesper- Kerf pel en de Loosdrccht, draagen ieder een negende deel , Loenen en Kreukelen een zesde deel, Kortehoef een negende deel, Abkoude een zesde deel, Nich' tevecht een negende deel en Diemen en Overdiemen te zamen een negende deel. D:eze hebben wederom hunne mindere verdeeiingen van Distrikten, die in deezen opzigte aan de grooter afdeelingen onderhoorig zijn. Over de beheering van den Dijk hebben de Graaven van Holland en 's Lands Staaten verfcheiden Handvesten gegeeven, die haar opzigt hebben of op het bijzonder beftier van de Distrikten tot het Schouwen van den Dijk geregtigd of tot het algemeen beftier van Dijkgraaf en Hoogheemraaien. Hertog albrecht van beieren wilde, volgens Handvest van den Jaare 1387, dat de Zeeburg gefchouwd zou worden, D 4 daOÏ  £6 ZEEBURG of DIEMER. en MUIDER - ZEEDYK. doo?r cjrW Schepenen m Weuyer - Amfiel, twee Schepenen *e Amfterdam een Schepen tot OuUer. Amftel, er.een öchhpen tot Oa/e,^/. Bij uitfpraak van hugo van lanoy en den Raade i„ Holland, van den jaare 1436 , wordt vastl gelc.d, dat Dijkgraaf, Schout en Schepenen van Diemen het Dijkregt zuilen blijven ïianteeren en bewaaren, en dat de j^ljüw van Amftelland jaanijks zeven Mannen uit het Ker>pel vmDtemen zou kiezen; zoo om regt aldaar te wijzen Keizer" , ^ " fCh°™- 10 den ^ door f^eizer waxïmiliaan , en Aartshertog karel aan de Stad C2W o^'''^ dö Nafchouw «ver de Schouwe van fcchout en Schepenen van Diemen. Alle welke Handvesten hun opztgt hebben op de bijzondere beheeringe van den ijjjk m de daar toe geregtïgde Distrikten, gelijk die van Mutden insgelijks hunne bijzondere Schouw hebben. Ten aanzien v*0 bet Hoogheemraadfchap viudt men dat Hertoe Apr l des Jaars 1423, fpreekt vaa Waar,lieden ft dJGe. tl 200 *el »'» van Waarsliedèn in /-« "? Julij des zelfden Jaars, vergunt h.j, dat de gezwooren Haemraaders in der Dijkaadje Inhoud dT« T m Heem»aden uit den Geftigte, naar van "Lt ^n 7teV illeDi*™> plegen in den Banne van Dtemen zouden fiolen, ungeeven en dee!en; waar uit S GeS^kan ' d3t 'er' 81 ™ ijd, eeni- Sticht oved??K «eemraadf<*aP tusfchen Holland en « fitter Zr t ZenUrS ™ ***** Du.denjker blijkt deeze Gemeenfchap echter in een Handvest van fiups van BouRooNDtE, g>,geeven in den Jaare ,440, waar ln\^r\ c hrBolwerk en de piaatingva» rperfoon bezigtigen, en gaf het den naam van Zeeburg. Dit Kasteel was in 't begin der Spaanfche oorlogen een plaats van zeer groot belang, en 't voornaamfte Bolwerk van 't geheele Eiland Walcheren. Ook liggen de Schepen onder hetzelve op eene zeer goede Reede. Deszelfs geftalte is driekantig, met de eene punt in Zee uitfteekende, en met de twee anderen wederzijds op de Dijken na Middelburg en Vlisfingen ftrekkende. Het ligt derhalven omtrent als een driehoek, behalven, dat de Gordijn na de Landzijde , die van een wijde en diepe Graft beflooten is, mede puntagtig uitloopt. De Muuren zijn rondsom hoog, zwaar en dik van onderen: zij hebben verfcheide Schietpoorten en beveiligen den geheelen ftroom. Kammekehs wierdt, nevens >ne Sieden, den Briel en Vlisfingen, in 't Jaar 1585 aan blizabet, Koningin van Engeland, verpand, en met Engelfche bezetting voorzien, tot dat het, door de goede dienften d-s Heeren van oldenbarnevelt, met opbreuging der verfc.iuoien Pent pingen aan Koning jakobus den I, in den Jaare 16,16, wet derpm van 't Pandfchap en Engelfche bezetting ontflaa^on wierdt. 't Vervalt tegenwoordig merkelijk, wordende egier aog dagelijks door eenige manfehap, uit de Vlisfingjche bezetting, bewaard. Zeedyken. Vreemdelingen , herwaarts gekoomen, of der gefteldheid onzes Lands eenigermaate kundig, liaan verbaasd over de grootheid der belastingen, welke in zomraige onzer Provinciën geheven worden. Zelf ontmoet men die bevreemding bij niet weinigen der inboorlingen. Waren zij beter onderrigt aangaande de gefteldheid van ons Land , en hoe hetzelve, met ongelooflijke moeite en kosten, zich tegen het geweld der menigvuldige wateren, van welke het omring^ Wordt l  4o ZEEDYKEN. •wordt, moet verzetten; men zou ophouden zich te verwon, •ieren over de aanhoudende geidheffingen. De Zeedijken zijn een onderwerp van de hoogfte aangelegenheid. Van derzelver onderhoud en Hevigheid hangt niet flegts de welvaart, maar zelf bet aanweezen van uitgebreiae ftreeken Lands af. Op de Provincie Fiiesland mag dit vootal worden toegepast. Van de Zeedijken diens Gewest lust het ons, een in ons Woordenboek niet kwalijk pasfend verflag te doen, en van de wijze, op welke zij onderhouden en beheerd worden, immers zo als zmks tot heden toe heeft plaats genad. • Veel kostbaarder, dan in vroegere da<;en, valt heden ten dage dit onderhoud. Immers waren eertijds de Zeedijken van weiiig belang, dewijl de Noordzee niet dan door zeer uaauwe vaarwaters getneet fchap hadt met het Meir van F/evo, thaus de Zuiderzee; terwijl de Eilanden, hetflie, TerSchelling, Ameland en Schiertnonikoog, nog aan onze busten gehecht, of daar van alleen door enge fienken gefcheiden, tot eene genoegzaame waarborg verltrekten tegen.de golven der Noordzee. Dan dewijl deeze flenken, allengs verwijd zijnde, meer water gaven, groeide ook de noodzaakeiijkbeid aan om hechter dijkwerken te maaken, die nrt alleen de dagelijkfche tijen, maar ook de hooge vloeden uit het Westen en Noordwesten konden afkeeren. Het is onzeker, wanneer men zich eerst met ijver in Friesland op het aanleggen van Zeedijken hebbe begonnen toe te leggen; doch niet onwaarfchijnlijk, dat zulks voorraarnelijk heeft plaats gehad omtrent het Jaar 640, wanneer Koning adgillus , te Staveren heerfchende, zijne onderdaanen fchijnt onderrigt te hebben in het aanleggen van hoogten op de gevaarlijk/Ie en het ligst onderlopende plaatzen, die naderhand door aaneenfchakelinge, allengs, in regelmaatige dijken zijn veranderd. Ondertusfchen is in de Zeedijken deezer Provincie, van tijd tot tijd, eene ongemeene verandering voorgevallen, Weleer moest men groote zorge draagen voor de oijken der Middelzee, om dat deeze zeeflenk, bij derzelver doorbraak, veelmaalen oorzaak was van zwaare overftroomingen; doch naa dat de Middelzee opgeflijkt, en de Bildtdijken voor dezelve gelegd waren, is men geheel van deeze zorge ontheven;  ZEEDYKEN. éi ven; hec zelfde heeft ook plaats gehad ter wederzijden van het Dokkumer diep: want deeze anken, in den Jaare 1717, öp verfcheiden plaatzen, zijnde doorgebroken, wierden de orrn.f gende Grietenijen door het Zeewater overdroomd; terwijl heden, door de nieuwe affnijdingéin welke de Engwierumnter Zijlen gemetfeld zijn, ook deeze dijken zodanig hun nut hebben verlooren , dat dezelve, voor een goed gedeelte, reeds zijn weggegraaven, De Zeedijken, welke, nog heden het zeewater moeten af. keeren, zijn ook, van tijd tot tijd, zeer van gedaante veranderd. Weleer waren dezelve, bijna overal, beveiligd door houge buitendijkfche vootlanden, zanden of fchilbanken, welke niet dan bij hooge vloeden onder liepen, en dus de dijken voor den flag aer op hunae viakte reeds gebroken baaren genoegzaam beveiligden: dit heeft nog plaats aan eenigé Oorden, gelijk nevens Tjummarum in Barradeel en andere piaatzen, zo dat een enkele dijk, indien hij maar hoog genoeg is om het overloopen der golven te beletten, aldaar voldoende is om het geweid der hoogde vloeden en zwaarde ftormen af te keeren. Doch op de meeste plaatzen is de voorgrond, allengs, afgekabbeld, en men heeft, bij middel'baar water, önmïddelijk voor deii voet des dijks, eene diep» te van één tot acht of tien voeten waters, waar door de dijken oneindig veel te lijden hebben: want ten tijde van zwaare vloeden groeit het water acht of negen voeten hooger, en oeffent dus zijne kracht tegen het midden én de kruin der dijken; zo dat een dijk van enkel aardwerk, op de gewoone wijze gemaakt, en van vijf of zes roeden tegen ééne roede in de hoogte, in korten tijd door de Woedende golven wordt vernietigd. Om deeze réden is men in de aoodzaakelijkheid gekomen , om naar middelen uit te zien, die - genoegzaam in daat waren tot het bréeken der golven, eer zij het aardwerk konden bereiken. Het' eenige middel, 'f welk, bij aanhoudendheid, aan dit oogmerk heeft kunnen voldoen, is bevonden het heiwerk van zwaare palagien aan den voet des dijks, hetwelk, doorgaans, op de volgende wijze wordt gemaakt: de voet des dijks'zodanig aangelegd zijnde, dat dezelve gelijk ligge met de gewoone winterfche fpring-  €i ZEEDYKEN. fpringvloeden, heit men, daar ter plaatze, een' regel lange paaien, doorgaans ter lengte van vierentwintig voeten, eri liefst van greinen hout, twaalf voeten diep in den grond. Daar naa wurdt buiten dezelve,' na den zeekant, eene rei paaien geflagen van twaalf voets hout, op den afftand van één of anderhalve voet van de hooge paaien, die zo diep moeten koomen, dat zij ongeveer met den voet des dijks gelijk ftaan; waar op men deeze tusfcbenruimte, de Buitenkist genaamd, vuit, beneden met wrak, en boven met zwaare balfteenen. Daarenboven wordt aan den binnenkant van het hooge paalwerk, op een' gelijken afftand van het zelve, eene tweede kist geheid, insgelijks van twaalf voets of korter hout; terwijl de tusfchenruimte, op de zelfde manier gevuld, den naam krijgt van Binnenkist, welke altoos twee of drie voeten boven den dijksvoet uitfteekt. Eindelijk worden de paaien, zo wel die der hooge reie als die der Buitenen Binnenkisten, aan elkan.leren gekoppeld, door middel van Hevige ftrooken hout, Gordingen genaamd, die men met de paaien vereenigt, door het inflaan van zwaare getakte fpijkers, bekend bij den naam van Rongen, Over het algemeen zijn Frieslands dijken zodanig aangelegd, dat, de dijksvoet gelijk gefteld zijnde met de middelbaare fpringvloeden, hun kruin twaalf voeten hooger wordt bevonden, met eene doceeting of helling na buiten van vijf Of zes Roeden, en na binnen van twee of derdehalve Roede, dewijl de hoogte van den buitenvoet iets grooter gemaakt wordt dan die der gemeene vloeden, om dat dezelve, anders geduurig onderloopende. Zou uitkabbelen en geene graszooden kunnen houden: dezelve dus, doorgaans, twee of drie voeten hooger zijnde dan de binnenvoet, moet daar op, in 't meeten der doceeringe van eenen Dijk, altoos worden gelet. Ondertusfchen is de waare hoogte der Dijken met! overal de zelfde, zijnde veele te laag en andere wederom overtollig hoog, evenwel zijn zij zelden minder dan veertien of meer dan zeventien voeten boven het gewoone hoog Winterwater verheven, De  ZEEDYKEN. De hooge paalwerken koomen derhalven, meerendeels, in hoogte gelijk met de kruin der dijken, en breeken dus het geweld der golven, die anderszins, op de dijks kruin woedende, dezelve zouden doen vefTmelten. Dit geweld is naainelijk zo groot, dat de oude ja nieuwe paalwerken dikwijls bezwijken, en bij den grond af breeken, wanneer men verwaarloosd heeft de Binnenkisten behoorlijk te vullen ; deeze vulling maakt immers de hooge paaien en de achtergehrtde kistpaalen als tot één, en een bijna onbeweeglijk lichaam, 't welk het punt van beweeginge zo hoog brengt, da; de kracht der baaren daar tegen weinig kwaads kan doen; waar door het niet ontbeerlijk nut der Binnenkisten in een klaar daglicht wordt gefteld. Wat de Buitenkisten aangaat, dezelve zijn in haaren aard van minder noodzaaklijkheid, en voornaamelijk uitgedagt, om door het Haan van zulk kort hout, dat dikwerf reeds tot hooge paaien heefe uitgediend, de fchadelijke Zeewormen van de hooge paaien af te keeren* Ten zelfden einde vindt men op veele plaatzen , in fteê van diergelijke kisten, vlakke glooiingen van balfteen, tot eene' genoegzaatne hoogte opgeftapeld, om de paalwerken te bewaaren voor het fchadelijk gewormte, het welk zich niet vertoont op fteenachtïge plaatzen, die bij de dagelijkfche ebben droog loopen. Over het algemeen zijn zodanige gloojïngen te verkiezen boven geheide Buitenkisten; doch men moet hier van die plaatzen uitzonderen, alwaar groote diepte voor den dijk is, en dus aanmerkelijk gevaar van doorbraak, bij zwaare ftormen, plaats heeft. In zulke gevallen is 't noodzaaklijk het niet bij eene enkele balfteuigloojing te laaien blijven; maar 'er dient, tusfchen dezelve en de hooge paaien, nog eene fterke kist geflagen te Worden. Dewijl ondertusfchen, niette^enftaande de befchreéven voorzorgen, fomwijlen eenige roeden paalwerk voor de woede der golven bezwijken, heeft men, in de Kerken der aan Zee gelegen Dorpen, groote zeilen in gereedheid, welke in zulke gevallen aan den Dijk worden gebragt, om dezelve, zo ras hst mogelijk is, over de ingeflagen gaten, naa dat zij met ftroo en fteenzakken zijn gevuld, te fpreiden, en ze daar ia met fteenzakken en zwaare balfteenen te bevestigen. Wel*  *4 ZEEDYKEN. Weleer war?n, voor onze Dijken in Zee, ook zogenaam. de Duikdhoofdèn geheid, die nog tegenwoordig, op veele plaatzen, ondërhouden worden. Ondemisfchen zijn zij alomine, waar diepte is, door de paalwormen, in de Jaaren 1732 en 1733, vernield, en, om de groote kosten, op veele plaatzen, niet herfteld. In ga nu over tot de Befchrljving der bijzondère DijksKontributien deezer Provincie, en van de wijze op welke, door de Dijksgerechten, voor derzelver beveiliginge wordt gezorgd. Om dan van den Oostelijkften hoek deezer Provincie te beginnen, moeten wij, in de eerfte plaats, fpreeken van Kollumerlandi Dijks - Kontributie. Dezelve loopt van de Munnikezijl tot aan de Pijramide , die haar affcheidt van Oost ■ Dongeradeels Dijken; zijnde in dezelve Ook een ftak Dijk begreepen , welks onderhoud komt ten laste van de Heerlijkheid Visvliet in Groningerland, dewijl dezelve, in 1636, toen ze verkogt wierdt, van dien last niet is onthef ven, gelijk, in een Vertoog der Heeren Staaten van deeze* Provincie, in den Jaare 1720, aan die van Groningen bondig is beweezen. Weinig hebben ondertusfchen deeze Dijken van het zeewater te lijden, dewijl zij, meerendeels, door uitgebreide Buitendijkfche droogten en Dijkbanken, voor het zeewater beveiligd worden; te meer daar zij geen laager wal' hebben, dan met een Noorden wind, bij welken zelden zwaare ftórmen voorvallen, dewijl de wind, zo ras hij door 't Westen na 't Noorden is uitgefchootcn, doorgaans, zijne grootfte hevigheid verlooren heeft. Aan het Oosteinde van deezen Dijk, op de grensfcheidinge van Friesland en Stad en Lande, vindt men de Munnike Zijlen; doch dewijl daar van reeds voorheen gefproken is, zal het niet noodig zijn daar van, hier ter plaatze, breeder te gewaagen. Ten Noorden der Pijramide, waar door Kollumerlar.d van Oost- Dongeradeel gefcheiden wordt, beginnen Oost-Dongen radeels Dijken, en deeze loopen van daar tot aan het Westeinde van Pazens, of de oude Zijlvesting, aldaar te vinden; doch dewijl insgelijks van deeze Dijken, en van de Nieuwe Zijlen, in deezen Dijk bij Engmerum, in Oost-D'ongeradeel, ten  ZEEDYKEN. 6ê ten jaare 1729, met groote kosten aangelegd, elders omftan-. diglijk gefproken is, zij het ons genoeg, daar toe den Leezer te verwijzen. Wegens de Ezumazijl-, ten Noorden der Engwierumer Zijlen gelegen, kan de Leezer insgelijks elders te recht ra*-» ken. Ten Westen van Oost - Dongeradeels Dijken beginnen die van West*Dongeradeel, welke van elkanderen worden gefcheidèn door een watertje, de Pazens genaamd, het Welk Van Dokkum Noordoostwaards loopt, eö, evèn ten Westen van het Dorp Pazens, tegen den Zéedijk fluit, alwaar het1 zelve onder' den naam van een Riviertje weleer zijne uttwa-* tering heeft gehad. Van Pxzens tot de buurt Schoor beeft deeze Dijk geen buitenland, en zomwijten, wanneer de wind^ in eenen ftorm , uit het Noordwesten plotfelijk na 't Noordoosten fchiet, loopt de Dijk daar ttr plaatfe wel eenig ge-vaar , wegens de geweldige opkroppinge van het water; doch het zelve' is doorgaans van korten duur. Het overige gedeelte der Grietenij is merkelijk befchut door den aanzienlijken buitenpolder, Nieuw West-Dongeradeel genaamd, die, bij eene onverhoopte doorbraak, aan dien kant maar alleen kan onderloopen. Voorts zijn in deeze Grietenij geene uitwateringen na Zee. Verder Westwaards vindt men Ferwerderadeeh Dijken. welke thans eindigen tegen het onlangs bedijkte Noorderkegï dezelve hebben vóór zich veel groen Buitendijks latid, de Keegen genaamd, en dus weinig dag van w«er, Weleer grensde deeze Grietenij aan de Middelzee; doch dit gedeelte haarer Dljkagie heeft thans voor Zich het aangefpoelde Bitdtland, waar door refters de oude uitwatering van Ferwerde* radeel in de Middelzee , de Leije genaamd , is verftöpt; Zijnde deeze Zijlroede thans epne Binnenvaart, die zo wel met d» Binnenwaters van Onstergo, als met die van Westergo gameer fchap heeft. Voorts zijn in deezen Dijk geene uitwateringen na Zee. Dewijl het beftier deezer Dijkwerken, bijna overal, het zelfde is, en verfchilt van dat der overige, van welke ons ftraks nader te fpreken ftaat, zullen wij het zelve in eens XXXIV. deel. E af-  Cf, ZEEDYKEN. af bandelen. Het opzigt deezer werken behoort tot de Dijksgerechten van ieder deezer Grietenijen in 't bijzonder; beftaande zodanig een Dijksgerecht uit een' Dijkgraaf en Dijkspedep.uteerden, welke in eenige twee, doch in andere drie in ge:al zijn , benevens een' Geheimfchrijver. Ook wordt hier bij, uit ieder Dorp, een Volmagt verkooren, om met eikanderen het gewoone Dijksgerecht uit te maaken. Waar bij nog, in eeDige Grietenijen, twee of drie buitengewoons Dijksgedeputeerden worden gevoegd uit de meest bdangnebbende eigenaars; zijnde het, doorgaans, overfchillig, of dezelve ingezetenen der Grietenij zijn, dan of zij elders woonen. Gemeenlijk wordt het Dijksgerecht alle twee jaaren veran. derd, en wel omtrent de maand April, tegen welken tijd, door den Grietman, op verzoek van den Dijkgraaf, indien deeze waardigheden niet door den zelfden perfoon worden bekleed, gelijk doorgaans plaats heeft, uitfchtijving tot het verkiezen van een nieuw Dijksgerecht wordt gedaan. De Dorprechter doet hier op, zes dagen voor den dag der ftemminge, huiskoudiging, en op den dag der ftemminge verfchijnen de Ftetendenten in de Dorpskerken in perfoon, of door middel van wettige prokuratien, die door Notarisfen, of andere publieke perfoouen. aan de tegenwoordig zijnde Stemgerechtigden worden vertoond, op dat daar uit moge blijken, wie door de meeste ftemmen tot het nieuwe Dijksgerecht zijn benoemd; ondertusfchen zijn de leden van het oude Diiksgerecht daar toe even bevoegd, als andere wettig veritoozen perfoonen. Naa dat dit alles, in de Dorpskerken, in rjtnuoriijke orde, is verricht, worden de bezoignes van ftemminge na de Rechtkamer der Grietenij overgebragt, en door het Gerecnt de nieuwe Beftierders van het Dijksweezen, yolgens de beflisfing van de meerderheid der Hemmende Dos pen, opgemaakt. Het eerfte en aanzienlijkfte Lid van het Dijksgerecht, is de Dijkgraaf, aan wien het voornaame beftier Is toevertrouw; zijnde het zijn post, de Dijks vergaderingen, zo dikwijls als zulks noodig is, bijeen te doen koomen, om raad te pieegen over het befteeden en fchouwen van alle wer-  ZEEDYKEN. werken, die tot beveiliging en verbetering der üi-Rwerken, Palagien en Siuizen noodig zijn; genjk ook om de penningen te beraamen, die tot het betaaien der aangelegde werken vereischt worden. De Dijkgraaf is voorzitter in alle deeze zamenkoGilten, In welke hij de zaaken voorfleldt, en de be= fluiten opmaakt, volgens de meerderheid; terwijl het bepaalen der dagen van befteedinge, fchouwinge, opneemin-je def rekeningen enz., ook van hem afhangt. Zaaken van klein belang, of welke reeds, door de Volmagten, aan 't Dijksgerechte ter uitvoerihge zijn gelaaten, doet hij onmiddelijk af, met de ordinaire Gedeputeerden; doch tot nieuwe werken van eenig gewigt wordt eene uitgebreider vergadering vereischt. Naa dat derhalven alle werken, die eene aanmerkelijke verbetering of verandering noodig hebben, door het geheels Dijksgerecht opgenomen, en de botlekken, daar mede overeenkomftig, gemaakt zijn, zo bepaalt de Dijkgraaf een' dag van algemeene vergadering, op welke aile de leden van het Dijksweezen, niet tot hft gewoone Dijksgerecht behoorende, te weeten de Dijksvolthagten en buitengewoone Gedeputeerden, insgelijks verfchijnen. Deeze alle te zamen g.koomen zijnde , bezigtigen de werken, aan welke iets hapert, en onderzoeken de reeds gemaakte bellekken, waar na , bij meerderheid van Hommen, wordt beflooten, wa: 'er zal worden verricht. Teffens wordt 'er over den omllag drr penningen gehandeld, en zo wel het middel als de grootheid def geldligtiDge bepaald; doch de uttvoeilt.g van al hat nelloorene aan den Dijkgraaf en zijne gewoone Gedeputeerden overgelaaten. Zomwijlen gefchiedt-n deeze zaaken ook allPen door Gedeputeerden uit de Volmagten , gehouden om met het Dijksgerecht de rekeninge: op te neemer. Behalven het recht van ftemminsje in zodanige algecieene vetgadermgen, hebben de buitengewoone Oiiltsgedeputeerden ook no? het recht, om, zo wel als de overige leden van het Dijksgerechte, hunne (temmen over de Dijkszaaken, in alle andere gevallen , te geeven , uitgezonderd alleen cie -ulke, dia. vooral ten tijde van zwaare ftormen, eene Ipoedige uitvoeriog vorderen, en, wegens de grootheid des gevaars, geen E a tijd  06 ZEEDYKEN. tijd overlasten, om de buitengewoone leden bij een te krijgen: waarom het gewoone Dijksgerecht, in zodanige gevallen, alles afdoet, wat tot afwending der gedreigde gevaar-en van dienst kan fcöijnen. De Sekretaris, of Geheimfchrijver van het Dijksgerecht, heeft in bewaaring de boeken en lijsten, in welke de naamen der Dijkskontrtbuanten, of liever de vaste goederen, zijn opgeteekend, die met eikanderen, volgens de oraflagen, de kosten der Dijkswerken moeten betaalen, en welke, wegens de verwisfeling van eigenaars en bruikers , aan veele veranderingen onderhevig zijn. Voorts houdt hij aantekening van de ontvangen en uitgegeeven penningen, en toont, op daar toe bepaalde tijden, den toeftand der Dijkskasfe: op dat zo wel de Volmagten, als de Leden des Dijksgerechts, mogen weeten, aan welke perfoonen, en om welke redenen, hunne penningen zijn befteed. Daarenboven voert hij de penne in alle Dijksvergaderingen, doende, op order des Dijksgerechts, de Biljetten van uitlchrijvinge tot algeraeene vergaderingen rond zenden. Ook fieldt hij de Biljetten van befteedinge op, benevens alle de bepaalingen, die ten opzigte van de kosten, en de noodige vereischten der aan te belteeden werken ontworpen zijn. De dagen der befteedinge daar zijnde, is hij bij dezelve tegenwoordig, en houdt naauwkeurige aantekening van de aanneemersen,vandefommen,voor welke zij een of ander werk aanneemen te maaken, gelijk ook van hunne borgen. Naa dat eindelijk alles is gemaakt, gemeeten en goedgekeurd, fchrijft hij de ordonnantiën tot betaaling, en doet dezelve, door den Dijkgraaf en Gedeputeerden geteekend zijnde, aan de aanneemers ter hand ftellen, die als dan daar op bij den Dijksontvanger geld kunnen bekoomen. De Ontvanger der Dijken moet op ontvang en uitgave pasfen; hij zamelt alle penningen in , die hij, volgens de beraamde omichrijvingen, van partikulieren of dorpsontvangers te vorderen heeft; eu na dat de ordonnantiën behoorlijk geteekend zijn, moet hij de aanneemers betaalen, naar den rang waar in de genoemde Ordonnantiën zijn afgegeeven. Eindelijk moet hij de wanbetaalenden aanklaagen, en door dwang tot hunnen pligt brengen. De  ZEEDYKEN. 69 De penningen, tot het onderhond der Dijkswerkèn noodig, worden thans in deeze Grietenijen zo geregeld, als elders, ingevorderd, betaalende alle de kontribuanten, jaarlijks, naar hunnefloreenen, welke, naar vereisch van zaaken, verzwaard of verligt worden. Weleer was hier omtrent alles in Vriesland in eene volflagen wanorde; ge'ijk nog heden in verfcheiden nabuurige gewesten, tot groot nadeel der kontribuanten, en zelfs van 't algemeene welzijn, plaats heeft. Een ieder der kontribuanten had toen, naar maate van de uitgeftrektheid zijner bezittingen, een gedeelte des dijks te onderhouden. Hier door wierden zommige perken, aan verr mogende en naauwkeurige eigenaars te last koomende, zeer wel bezorgd; doch andere, die aan minder gegoede, floffe of kaarige eigenaars behoorden, zeer gebrekkig onderhouden; welk alles ten gevolge hadt, dst de Dijken aan geduurige doorbraaken onderhevig waren, die zo wel de bezittingen der goede als der kwaade beftierders grootelijks benadeelden, en dikwijls den geenen, nevens wiens grond de dijk bezweek, door de groote uitgaven, tot herftel eener dijkbreuk noodig, geheel verarmden. Niettemin heeft deeze heilzaame verandering, gelijk veele andere goede zaaken, zeer groote zwaarigheden ondervonden, door de tegenfpraak van baatzugtige of ftijfzinnige eigenaars', tot dat alles, door een Arbitrament (van het Hof Provinciaal, in de Jaaren 1718 en J719, in de tegenwoordige goede orde wierdt gebragt. Aan de wetten der Dijksgerechten zijn niet alleen hunne leden en dienaars onderwerpen, maar ook alle aanneemers en maakers van Dijkwerken. Zo derhalven de laatften niet naauwkeurig aan hunnen pligt beantwoorden, of zich in 't eene of andere aan naalaatigheld fchuldig maaken, of weigeren aan de punten der befteedinge te voldoen, vermag het Dijksgerecht alle zodanige onvoltooide en bedorven werken, op nieuw, aan anderen, ten koste der voorige aanneemers, te befteeden. Het zelfde heeft ook plaats omtrent het aard , fteen en houtwerk: zo dan de aanneemers het aardwerk en de zoo» den tegen het bellek behandelen, moeten zij 't bedorvene fcerftellen; of zo zij ondeugend werk, of dekfteenen leveren» dje te ligt zijn, mosten zij, des gevergd, betere ftoffen, Ë 3  7° ZEEDYKEN. bezorgen. Doch vooral moeten zij oplettend zijn ten opzigte van het Heiwerk, en de paaien op zulk eene lengte en wijze als gevorderd wordt plaatzen, dewijl zij anders de daar op geftelde ftrafien te wagten hebben. Ook moet de deugd van het gebruiste hout volkomen voldoen aan de raeening tier Befteeders, dewijl dezelve het recht hebben, om al wat hun niet aanltaat af te keuren, en betere waaren, ten koste der Aanneemers of Leveranciers, te eisfchen. Om de zaaken, zo goed mogelijk is, te bellieren, hebben de genoemde kleine Kontributien ten minnen ieder één' gewoonen Toeziener, bekend bij den naam van Strandlooper, wiens post het is, naauwkeurig op de uitvoering der befteede Werken te letten, en van alle misflagen en fchelfflerijeri, die tot zijne kennisfe koomen, aan het Dijksgerechte beiicht te geeven. De verder Zuidwaards liggende Kon. tributien hebben dus ook hunne Strandmeesters, doch meer in getal, naar maate zij grooter zijn; hebbende de Vijfdeels Dijken 'leeds vier yaste Strandmeesters. Deeze lieden, zo zij kunde, ijver en goed beleid bezitten, zijn inderdaad van groot nut voor de Dijkwerken; zij verilijten immers hunnen geheelen leeftijd als aan Zee, en hebben dus gelegenheid om naauwkeurig te weeten, welke plaatzen der aan hun opzigt toevertrouwde Dijken het meeste geweld van ftormen en vloeden te lijden hebben, gelijk ook hoedanig de uitwerkingen zijn der veifchillende Werken, die men tot beveiliging der Dijken en Stra..deu gewoon is te gebruiken. De magt der Dijksgerechten fteunt op den inhoud hunner lnltruktien, welke zij van de Heeren Staaten der Provincie hebben ontvangen. Behalven het geen wij dien aangaande reeds hebben gezegd , zijn daar omtrent nog veele andere zaaken bepaald; vooral in de maand September van 't Jaar 1718, en dus bijna één jaar naa den geduchten Kersvloed des yporgaanden jaars; zijnde het Hof Provinciaal toen, door eene bijzondere Refolutie der Heeren Staaten onzer Provincie, gelast, om de Dijks-Inflruktien naa te zien, en, daar zulks vereischt wierdt, te verbeteren; gelijk ook zeer rioodig was, dewijl, zonder veel moeite, viel naa te gaan, Jk da ongelukken v«n htt voorjga jaar, meerendeels, uit wan-  ZEEDYKEN. 7* wanorde en pligtverzuim waren ontdaan. Volgens de regels, toen door bet Hof oniworpen, en door den Staat goedgekeurd, moet bet Dijltsgeiecht, in 't begin van April, of» zo 't noodig is, eerder, de vereischte Voorjaarsfchouwing doen, en naauwkeurig alles, wat herfteld moet worden, opneemen, in tegenwoordigheid van de buitengewoone DijksGedeputeerden, indien dezelve gelieven te verfcaijnen; moetende zij, ten dien einde, altoos in tijds worden gewaarfchuwd. Zo ras de bedekken gemaakt zijn, moet de dag van bedeedinge bepaald, en daar van kemas gegeeven worden aan de Dijks - Volmagten, gelijk ook aan 't publiek door aangeplakte biljetten, op dat een ieder, die gading maakt aan 't geen 'er bedeed zal worden, in ftaat moge zijn oaar bij als dan te verfchijnen. Alle werken moeten in 't openbaar geveild, en aan de minstaanneemeude toegeweezen worden, mids dat dezelve, door goede borgen, voorzien zijn met eene borgtocht, door hen zei ven eigenhandig vertekend. Men mag geen minder hout, dan 't geen men maathoudende noemt, befteeden, maar wel zwaarder, naar den verfchillenden aard der Werken. Zo ras de befteeding volbragt is, moet het Dijksgerecht, ten overdaan der Volmagten, een' otnflag van de noodige kosten voor dat jaar berekenen, wel» ke dan doorgaans Fioreenswijze worden ingevorderd. De Dijksgerechten zijn verpligt, ten minden, drie jaarlijk* fche Schouwdagen te houden; wordende de eerde op den dag der groo e bedeedinge aan de Aanneemers bekend gemaakt, om z ch daar naar , in 't aanleggen hunner Werken, te kunnen fchikken. Doch in tijden van dorm en hooge vloeden zijn de leden van het Dijksgerecht inzonderheid verpligt voor het algemeene welzijn te zorgen, en toe te zien, dat 'er nergens gevaarlijke gaten in de Dijken fcheuren, dis aanleiding tot eene overdrooming zouden kunnen geeven. Wanneer het Dijksgerecht ziet, dat hier toe buitengewoone hulp noodig is, heeft hetzelve vrijheid , om de Dorps - klokken te doen klippen, tot een teeken voW de Ingezeetenen, dat zij zich alle, op de boete van zes Guldens, aan den Dijk moeten vervoegen, met fchuppen , fpaden , troggen, karren, paarden enz. een ieder naar zijne gelegenheid, om, E 4 door  7? ZEEDYKEN, door middel van ftroo, aarde en deenzakken, de infcheuren. oe gaten te verzekeren. De Dijkgraaf en het geheele Gerecht, aldaar tegenwoordig zimd*, deelen de bevtlen uit, volgens welke zij mee, «en, dat best aan het oogmerk kan worden voldaan, ook teveren zij, ten dien einde, op algemeene kosten, hout, touwen andere noodwendigheden, met naame Bier, ten diende der Arbeiders, Zo de fchade niet buitengewoon groot fc, wordt alles op deeze wijze afgedaan. Doch indien de breuken geweldig groot en gevaarlijk zijn* zo dat het herfiel der belcnadigde aard- en paalwerken buitengewoone voorzorgen en kosten vereisfche, dan befchrijft de Dijkgraaf nog ten ïpoedigdeu de buitengewoone Dijks-Gedeputeerden, benevens de Volmagten . om daar door van hunne gevoelens gebruik te kunnen maaken, geldende, in zulk een geval, aliaus oe meerderheid der ftejnmeH, hoe klein ook het getal der tegenwoordigen moge zijn. Het beflootene wordt aanftonds m bellek gebragt, bedeed, en ten bekwaamen tijde gelchouwd; verbeurende een Dijkgraaf, die niet op den Scnouwdag verfchnnt, telken* vijf Guldens, en een DijksGedtputeerde ecn Rijksdaalder ; de gevallen van ziekte of uitia digheiu uitgezonderd. De Aanneemers der Dijkwerken mogen geen meer zooden fleeken, oan zij tot bezetting der gemaakte Werken noodig lieobeni op eene boete van drie guldens; ook moeten zij, in t graaven, den Dijksvoet ongefchonden laaten, en aan den Binnenkant ten minden drie Roeden daarvan afblijven; en zo de plaat» van dien aard is, dat men, buiten den Dijk na Zee, aarde bekomen kan, moeten zij tusfchen dezelve en den Dijksvoet, ten minden vier Roeden overlaaten. Het is ondertusfchen te bekiaagen, dat men, reeds van ouds, 'heeft toegedaan, zo naa aan den Binnenvoet des Dijks te graaven, dewijl men daar door, iugevalle van doorbraak, wegens de aanleggende Dijkspetten, in groote ongelegenheid raakt, en jïoij daarenboven, wanneer men eens een' kwalijk aangelegden Dijk , door agteruitlegginge van de kruin en doceeringe jfiü verbeteren, daar door veelmaalen jn zjjn 00gmerk wordt y-eifeinderd. Doch wat het graaven uit den voorgrond aan den  ZEEDYKEN. n den Buitenvoet des Dijks aangaat, zulks kan, doorgaans, zonder eenig nadeel gefchieden, naardien de dagelijkfche vloeden, gemeenlijk, zodanige gaten in korten tijd met nieuwe (tof aanvullen. Zo inmiddels het Dijksgerechte noch binnen- noch buitendijks eenige eigendommenjke dof voorhanden heeft, vermag hetzelve den Aanneemer een naastgelegen (luk lands aan te wijzen, om, ter lengte van 't bedeede werk, en zo breed als noodig bevonden wordt, daar uit de noodige aarde weg te graaven; doch alsdan moet de waarde van zulk land, volgens takfatie van het Dijksgerechte, naar den Inhoud der daaromtrent geëmaneerde Refolutien der Heeren Staaten, aan den eigenaar worden voldaan. Ten zelfden einde dient eene andere wet, welke gebiedt , geene Hukken lands, aan den Dijk gelegen, ter breedte vsn vijftien roeden, om te ploegen. Eindelijk zijn de Aanneemers verpügt, alles, wat zij aangenomen hebben, tot genoegen der Heeren Bafteeders te voltooien, en hun werk niet te verlaaten, voor dat zij volkomen aan hun bedek hebben vpldaan: wordende allen, die hun aangenomen werk verwaarloozen, gedraft met een Bannisfement van drie jaaren in 't Landfchaps Tugthuis. Behalven andere dingen, tot den Dijk behoo-andp, zijn de Heeren van het Dijksgerecht ook verpiigt, naauwkeuriglijk zorge te draagen voor de Duikelhoofden, welke, buiten den dijk en het paalwerk, In Zee zijn geheid, tot bewaaring der Voordranden. Zij moeten derhalven den toedand der Duikelhoofden opneemen, en, al wat daar aan gebrekkig is, laaien vernieuwen, of verbeteren. Insgelijks is hunner zorge toevertrouwd, het opzigt der wegen en waterlozingen langs den dijk; moetende dezelve, op hunne order, door de naastaangelegenen worden onderhouden. De gewoone Leden der Dijksgerechten genieten overal een jaarlijksch inkomen, overeenkomdlg met hunne dienden, doch hetwelk in alle de gemelde Dijks-Kontributien niet het zelfde is. Volgens de Inftruktie van den Jaare 1710, beloopt de jaarwedde van den Dijkgraaf van Ferwerderadeel zeventig guldens, terwijl die van West-Dongeradeel honderd twintig, die van Oost-Dongeradeel honderd veertig, die van Kollumerland honderd, en die van Dantumadeel zeventig E $ gul.  f4 ZEEDYKEN. guldens heeft te vorderen. Ondertusfchen heeft Dantuma. deel, zedert 1720, door de Overdijkinge van het Dokkumer Diep, geene dijken meer, en dus kom' ook daar geen Dijbsgenct meer te pas. Volgens dtzeifae Ordonna< tie beuren de gewoone Dijks-Gedeputeerden in Fetverderadeel, H est' Do'gcradeel en Dantumadeel, ieder veertig, in Oost Don. getaaeel zeventig, en in Koilumerland zestig gul lens. De S kretaris en Ontvanger genieten ieder, in Ferwerderadeel, ff est • Dongeradeel eb Dantumadeel veertig, in Oost. Dongeradeel vijfenzeventig, en in Koilumerland zesiig gul'ens. De Opzigtejs, of Strandloopers, genieten overal zestig gaU dens Docb de buitengewoone Dijks - Gedeputeerden hebben geen vast inkomen; ook mog n zij, wegens vakatien, verteeringen, of reiskosten, niets in rekening brengen. De gewoone leden der gemelde Dijksgerechten mogen ook niets boven hunne vaste traktamenten eisfchen, wegens wagenvragten, vakatien, verteeringen enz., alleen uitgezonderd, het geene tot het doen der Schouwingen, op de daar toe bepaalde dagen, volftrekt noodig is. Wat de boeten aangaat, ook die koomen niet ten voordeele der Dijks - Regenten, maar van de kasfe der Kontributie. Het zelfde heeft insgelijks plaats ten opzigte der Huuren, welke uit de Weiderijen aan de Dijken en hunnen Binnenvoet kunnen gemaakt worden, en welke, op zommige plaatzen, geen gering voordeel aanbrengen; mogende de Dijksgerechten, alleen ten dage der Verhuurige, wegens vakatien en verteeringe, maaralleen vijfentwintig guldens in rekening brengen. De Diiks-Schrijver, of Sekretaris, van ieder der gemelde Dijksgerechten geniet, boven zijn vast inkomen, drie duivers voor ieder rolle van bedeedinge, die hij moet opniaaken en aan de Aanneemers uitdeelcn; als ook vier penningen van ieder gulden, welke hij beurt wegens de omflagen der Floreenen of Pondemaaten, uit welke men de Dijkwerken moet onderhouden; terwijl de Dorps Ontvangers, wegens 't inzamelen dier gelden voor de Dijksgerechten, insgelijks vier penningen van ieder gulden voor zich mogen rekenen. In het Reglement Reformatoir van Prinfe willem den IV, van dan eenentwintigden December 1748, worden ook  ZEEDYKEN. ?s ook eenige Artikelen gevonden, welke in 't algemeen toe« pasfelijk zijn op alle Dijksgerechten deezer Provincie, ea dus ook in 't bijzonder op die, welker beftier wij tot hier toe hebben aangeweezen. Men leest daar: Art. XVII. Aan ieder Dijkgraaf zal mede een vast en fortabel traktement, door de Stemdraagende Ingezeetenen, daar toe behoorlijk, en, zo als hier boven tan opzigte van den Grietman gezegd is, gekonvoceerd, worden toegelegd, geproportioneerd naar de grootheid, wijduitgeftrektheid, en meerder of minder beua;* en onderhoud der Dijken, zonder dat de Dijkgraaf ietwec meerder zal vermogen te profiteeren, veel minder, dat hij, of wie het ook wezen mogt, fchoon zulks tot hier toe bij zommigen gepra&izeerd wordt, een z«kor Tantième van de gelden, die aan de Dijken en inkoop derzelver materiaalen verwerkt worden, zal vermogen te trekken, onder wat benaaming het ook zou mog'-n wezen, hetwelk hier mede voor nu en altoos wel expresfelijk wordt verbooden. Art. XVIII. In het onderhouden der Dijken en Zijlen, inkoop der materiaalen en alle noodzaakelijke aan dezelve te doen reparatien, zal men betrachten de meeste ordre en menage, zonder nogthans de Dijken of Zijlen in eenig verval te laaten koomen, en ten dien einde bezorgen, dat altoos eene zekere fomme, geproportioneerd naar de wijduitgeftrektheid en kostbaarheid des Dijks, in voorraad is, om in geval van fchielijk opkomende toevallen te kunnen emploieeren. Art. XIX. De rekeningen der Dijksonkosten en daar toe behoorende administratien zullen alle jaaren precijs, op een zekeren geprsefigeerden dag, moeten worden gedaan, ten overftaan van alle de Stemgerechtigden, daar toe behoorlijk geciteerd, aan ieder van wien het vrij zal ftaan, om op haare kosten eene copie der rekening of extract uil: dezelve te vraagen, 't welk aan haar ook binnen  96 ZEEDYKEN. nen een behoorlijken tijd zal moeten worden gegeeven. Aan Ferwerderadeels- Dijken liggen die van het Bildt, en wei in de eerfte plaats die van 't Noorderleeg; zijnde deeze vlak.e, in het Jaar .1754, in een Dijk gebragt: daar aan volgen , Westwaards, de zogenaamde Pollen, en eindelijk van derzelver Westeinde de Dijken van het Nieuwe Bildt, ïoopende tot aan de fcheiding van 't Büdt en Barradeel. De Dijken van het Noorderleeg liggen wel op een' uithoek, en moeten door derzelver eigenaars onderhouden worden; doch hebben een hoag en nog fteeds meer of min aanwinJiend Zceftrand voor zich: waarom zij weinig hebben te lijden; het zelfde kan men ook zeggen van de Poldijken, bij welke men ook weinig paalwerk noodig heeft, dan in zo verre men den Dijksvoet met een hoog kistwerk, tegen de jnkabbeling van hooge vloeden, bewaaren moet. Met het Oostelijkfte gedeelte der nieuwe Bildt-Dijken is het even eens gelegen; doch het Westelijkfle deel heeft eene merkelijke diepte van water voor zich , en kan dus niet dan door een hoog en fterk paalwerk behouden worden. Van de opflijkinge van het Bildt, als ook van deszeife herhaalde indijkingen en oude uitwateringen door de BildtDijken, en derzelver verftoppinge, in de befchrijvinge van het Btldt gefproken hebbende, zal het niet noodig zijn dien aangaande, hier ter plaatza, eenige melding te maaken, dan voor zo verre zulks noodig is tot het rechte verftand van het D^sbeftier. Zo lang het Bildt eene openbaare Zeeboezem was, hadt Oostergo daar in haare uitwatering door de Leittnga en Lei je-Sluizen , terwijl Westergo daar in veel waters ontlast;e door de Wier. en Bolke Zijlen. Bij de eerfte indijkinge van den opgeflijkten Zeeboezem, wierdt de Oude Bildtzijl aangelegd; doch was, waarfchijnlijk, maar yan kortftondigen dienst, dewijl dezelve door geduurige opflijkinge ras verftopt wierdt. Wanneer evenwel, in 1600, de indijking van het Nieuwe Bildt gefchiedde, oordeelde men raadzaam daar in wederom eene nieuwe Sluis aan te leggen; doch welke, door dan fterkeo aanwas, ook wederom fpoedig ver-.  ZEEnYKEN. 7? verlamde, zo dat dezelve, in den Ja&re 1644, toen schotanus zijne Be/chrijving van Friesland in 't licht gaf, reed* geflooten wierdt gevonden. In den geweldigen Keisvloed van den Jaare 1717, wierdt het Oude Bildt, tefFens met de geheele Provincie, door de geweezen oude Bildtzijl in groot gevaar gebragt: want zo ras de nieuwe Bildtdijk doorgebroken, en dus die geheele Polder in den grond geraakt was, droomde hèt water met groot geweld, door de Oude Biidtzijl, in de Provincie; doch bij geluk was aldaar tegenwoordig een fnedig Timmerman, krelis annes genaamd, ue de omftanders beval de naaste Huizen af te breeken, èn met derzelver puin de Sluis te vullen, waar door het watt.- ia zijne woede gefluit wierdt. Teffens was 'er, op eene andere plaats in dien dijk, eene groote holte\ door een doorloopend wagenfpoor, gemaakt: hier kreeg het water ook een' geweldigen gang; doch, ten allen gelukke, wierdt door den vloed een groote hoop boonfehooven driftig , en zodanig fa dit gat geperst, dat hetzelve gantfchelijk verffopt wierdt; wordende dus de wateren geheel en al in hunnen loop gefiuit. Midlerwijl hadt het Nieuwe Bildt zo veel geleeden, dat de Ingelanden het oorbaar vonden zich, iu den Jaare 1718, bij fmeekfehrift aan de Heeren Staaten te vervoegen; en, naa te hebben vertoond, dat hunne landen nog onder water zaten en zo wel het aard- als paalwerk des dijks bijna Vernield was* te verzoeken, dat de verftopte Nieuwe Zijl, op Lands kosten, wederom mogt worden opgeklaard, om daar door hun water te kunnen loozen. Dit wierdt gunftig toegedaan en volbragt; doch met een nuttig gevolg van zeer korten duur: want de op nieuw gegraaven Zijlroede wierdt, kort daar op, wederom door den aanwas verdopt: waarom men bij 't vernieuwen der Dijkwerken, deeze geheele Sluis vernietigde, en den dijk door haare flenk bragt. Nabij da plaats, daar deeze Sluis geweest is, vindt men thans door den dijk een deeren rioel gemetfeld, waar door het water der Pollen na binnen wordt uitgeloosd. Het Bildt, dus zijne eigendijke watertoozing verlooren hebbende, moet zich thans van zijn overtollig water door de nabuurige Grietenijen ontlasten, 't welk thans Oost waards ge-  *t ZEEDYKEN. gefchiedt door de Letje, langs de Finkamer en Hijumer vaart na de Dokkumer Ee, en Westwaards door de Wieren Bolkeztjlen na de Tjummarumer vaart, die in den Noordkant der Stads Graften van Franeker eindigt. Het Dijksgerecht der Bildt-Dijken is op eenen anderen voet gefchikt dan de voorgaande; zijnde hier aan 't hoofd der Vergaderinge, naar de Hollandfche wijze, een Heemraad, die het Ampt en de waardigheid van Dijkgraaf bekleedt, en verder zijne Gedeputeerden, benevens een' Sekretaris en Ontvanger heeft. De Heemraad bekleedt deeze waardigheid geduurende zijn Ieeven, en dezelve wierdt voorheen door den Grietman bezeten; doch naa den dood van den overleeden Grietman Jr. J, a. du tour, hebben de Eigenerfden deeze waardigheid, in den Jaare 1782, opgedraagen aan eenen hunner Gedeputeerden, den Heere en Mr, m. smit, zo wegens zijne groote kundigheid in Dijkszaaken, als om de menigvuldige verbeteringen, die doorhem, in zijne kwaliteit van Dijks-Gedeputeerde, aan het aard- en paalwerk waren voorgeflagen en uitgevoerd, met lof bekend. De Gedeputeerden worden, jaarlijks, op nieuw verkooren; gaande dan de oudfte in bedieninge af, om door een' anderen te worden opgevolgd, indien de Stemgerechtigden zuks dienfiig oordeelen: ondertusfchen worden de oude leden al doorgaans wederom op nieuw aangefteld; zo dat deeze Waardigheid ook genoegzaam niet dan met het overlijden, Of den affland des bezitters, eindige. De befleedingen en omflagen gefchieden hier, over 't algemeen gelijk op andere plaatzec; doch met dit onderfcheid, dat men hier gewoon is te rekenen bij Morgens, of derdehalve Pondemaate. I;oorgaat's zijn de omflagen van vijf of zes guldens op het Morgen, en naar maate de omflagen groot of klein zijn, rijst of daalt het inkomen van den Dijks - Ontvanger. Dit Dijksjierecht heeft ook een' Strandmeester, die aan den Nieuwen Dijk woont, tusfchen St. jakobi en St. anka Parochie i hebbende hij hier eene wooning met eene ruime bovenzaal, op welke de dijksvergadenngen en maaltijden gehouden worden. De gewoone groote Rekendag valt doorgaans voor, in Julij, wanneer van alles rekenfchap wordt gedaan ,  ZEEDYKEN. 7» daan, door 't fungeerende Dijksgerecht, aan de aldaar r>efcnreeven en verfcheenen Eigener! den van het Nieuwe Bitdt. De Poldijken, als zijnde veel kleiner van omtrek, en ook aan merkelijk minder gevaar der golven bloot gefteld, hebben een minder zamengeftelde regeering.. Men vindt aidaar geen' Heemraad nog Dijksgedeputeeiden , maar in hunne plaatze twee Gekommitteerden, die ook alle jaaren los zijn, doch doorgaans, door de Eigenè'rfden, wederom op nieuw, zo lang zij Ieeven, of 'er lust toe hebben, gekontinueerd worden; trekkende dezelve, jaarlijks, voor hunne moeite vijftig Karolie Guldens. Bij deeze Gekommitteerden is nog gevoegd een Sekietaïis, die teffens Ontvanger der omgeflaagen penningen is, en naar maate dat dezelve hooger ol laager zijn meer of minder voordeden trekt. Ten Westen der Nieuwe Bildtdijken vindt men den zoge» uaamden Armdijk, ter lengre van ongeveer zeshonderd Roeden. Men noemt deezen Dijk ook den Staaten Dijki en zo ik meene, is het niet volkomen zeker, wie denzelvea moet onderhouden. Ondertusfchen is zulks, tot hier toe, van geen groot gewigt, naardien het lichaam deezes Dijks zwaar genoeg is, en, wegens eene groote vlakte van hoog Buitendijks land, zelfs bij de hoogfte vloeden, weinig of niets te lijden heeft. Ten Zuidwesten van deezen Armdijk heeft men de Vijfdeels Dijken, loopende van daar eerst Zuidwest tot aan Har. lingen, en van daar Zuid - Zuidwest tot nabij Zurig; va© waar dezelve, naa eene Westwaards fchietende punt of hoek, het Zuriger Oord genaamd, gemaakt te hebben, Zuidwaarus na Makkum foopen. Deeze geheele Kontributie is gefcheiden in twee Korpora, die in zekeren zin één g>zel. fchap maaken, en door éénen Dijkgraaf geregeerd worden\ doch welke ieder een bijzonder gedeelte van bet geheel onder hun beftier en betaalinge hebben. Men noemt naamelijk den Dijk, welke van het einde der Bildt Dijken tot aan de» Steenen Man even buiten Har lingen loopt, de Binnen , en, die van daar na 'Mqkkum gaat, de Buitendijks Kontributie, zijnde de geheele Vijfdeels Dijk, ongeveer zesduizend Roe- den,  Sö ZEEDYKEN. den, Koningg maat, lang, en ten naasten bij, door Harlin* gen, in twee gelijke deelen gefcheiden. De Roeden, aan de Vijfdeels Dijken gebruikelijk, zï]a van veertien gemeehe Friefêhe voeten de Roede; en op ieder zodanige vijftig Roeden ligt een zwaare Keifteen, genummerd met i, 2, 3 enz. tot aan öo; beginnende Binnendijks van Bijkshoek na Harlingen, en van Makkum na dezelfde plaatS te tellen. Wat de tegenwoordige gelegenheid der Vijfdeels dijken betreft, daaromtrent valt aan te merken', dat dezelve van fteeri I, tot 28 Binnendijks, dat is, van Dijkshoek tot aan Stxbierum, niet veel te lijden heeft, eh hoe Oostelijker zo veel te minder; waarom van Dijkshoek tot voorbij Koehool ook weinig paalwerk wordt gevonden; terwijl verder Zuid west waards het paalwerk niet kan worden ontbeerd, fchoon het zó zwaar niet behoeft te zijn als wel op dieper plaatzen, en ook minder te lijden heeft. Van fteen 28, tot aan Roptazijl* wordt het merkelijk dieper: waarom hier de dijk, nevens fteen 36, alwaar dezelve wat ligt was, in den zwaaren ftorm van 1776, in groot gevaar is geweest; doch thans zijn de dijkwerken, die hier omtrent verre de zwakfte waren van da geheele Vijfdeels dijken, merkelijk verbeterd. Te Ropta, bij fteen 45, vindt men eèn Sluisje in deri dijk, Roptazijl genaamd, het welk zijn water ontvangt uit de Ried, en dus tot eene zeer bekwaame waterloozing voor Franekeradeel en Barradeel dient. Weleer heeft de Stad Harlingen deeze Sluis gekogt, en moet ze dus nog heden onderhouden , hoewel zij dezelve thans gaarne , als zijnde een onvoordeelige eigendom, om niét zou misfen. De Dijk van Roptazijl tot aan Harlingen heeft merkelijk meer diepte voor zich dan de zo even gemelde; doch dé dijk is hoogef en het paalwerk zwaarder, ja meest overal voorzien met zwaare buitenkisten of gloojingen van Noordfche fpringfteenen; waar aan toe te fcbrijven is, dat men hier, bij menfchen geheugen, geene doorbraaken heeft gehad, ja zelfs geen merkelijk gevaar van zulk een onheil, uitgezonderd in den feilen November ftorm Van den Jaare 1776: want geduurende dien ftorm raakte de Zeedijk bij Bolta in groot  ZEEDYKEN. U groot gevaar, niet zo zeer wegens deszelfs zwakheid, als wel om dat men den Dijk, door geheel ongefchikte werken, bedorven had. Eenige jaaren voor dien tijd waren daar ter plaatze, in fteè" van 't oude hooge paalwerk, vakken met balfteenen aangelegd , welke manier van werken, hoewel mogelijk op zich zelve niet kwaad, op een' zeer hoogen eri vlakken Dijk, hier ter plaatze geheel niet paste, om dat de bovenfte vakken juist daar ter plaatze eindigden, alwaar, in hooge vloeden , bij ons de voornaamfte flag der golven werkt, dat is drie of vier voeten beneden de kruin des1 Dijks: waar bij nóg kwam, dat de Dekfteen, veel te ligt zijnde, reeds in den ftorm van Ï775, was weggeflagen, waarom men de hokken wederom aangevuld , eh 'er een beugel van eenentwintig voets hout voor geheid hsd. Doch dit hout was te kort om hier den geweldigen flag der golven te breeken, 't welk ten gevolge hadt, dat dezelve, tusJ fchen het bovenfte vakwerk en de kruin werkende, den Dijk bijna geheel vernielden. Ten Zuiden der Stad Harlingen begint de Buitendijks Kontributie: deeze loopt van daar ongeveer vijftienhonderd! Roeden Zuid-Zuid-Westwaards in eene bijna rechte linie, en heeft voor zich in Zee, op veele plaatzen, eene meikelijke diepte, van 8, 10, 12 en'nieer voeten bij middelbaar water; doch de Aardwerken zijn hier zo zwaar, en 't paalwerk is zo hoog, eh met zulke zwaare Baffteenkisten en giooiingèn voorzien, dat men hier zelden zwasrigheid ontmoet, hoewel men dit voordeel niet onnoemelijke kosten' heeft moeten koopeu. Van hier gaat men, nevens het Dorp Pingjum, bijna vlak' Westwaards na den uitdenkenden hoek, het zogenaamde Züriger Oord, waar omtrent de gevoelens niet overeenftemïnen ; meenende fommigert , dat meti deezen uitfteekenden hoek behoort weg te nee.nen, en anderen, dat men denzelven moet zoeken te behouden, niettegenftaande de groote kosten, die, jaarlijks, tot bewaaring daar van moeten worden bedeed, om dat dezelve, op eene groote diepte, als geheel in Zee ligt. toen de gevaarlijke wormpiaag van 1731 eetf algemeeoen fchrik verwekte , was men inzonderheid ook XXXIV. deel. F b>  3« ZEEDYKEN: bekommerd voor deezen uitftoek, waarom dezelve toen i door een' zwaaren Slaaperdijk, wierdt afgedijkt, welken men den Zuriger Slaaperdijk noemt; zijnde deeze Dijk van eene genoegzaam onverbreekbaare fterkte, dewijl dezelve Buiten- en Binnenheilingen heeft, die beide tienmaal grooter dan de hoogte zijn. Ten Zuiden van 't Zuriger Oord loopt de Zeedijk met eentge kleine bogten genoegzaam vlak Zuidwaards na Makkum-, zijnde van de groote droogte, het Kornwerder Zand en de Makkumer Waard genaamd, alleen gefcheiden door eene flenk, welke het gewoone Vaarwater na Makkum is.Deeze Dijk heeft derhalven, bij hoog water, veel minder te lijden dan de voorige, naa dien de geweldige flag des waters door de gemelde droogte gebroken wordt. Over het algemeen kan men zeggen, dat de Vijfdeels Dij. ken van Roptazijl tot aan Zuriger Oord; juist die zijn, welke in Friesland het meest aan 't geweld der ftormen zijn bloot gefteld. Want i. hsbben zij de vloeden uit de eerfte hand, dewijl de Texelftroom , rondom den hoek of ftaarr van het Breezand loopende , door. de Middelgronden vlak op dezelve aanbruischt. 2. Hebben zij meerendeels veel diepte voor zich, en dus een' geweldigen flag van water. 3. Liggen zij bijna rechthoekig tegen *t West-Noord Westen en Noord-Westen, uk welke beide windftreeken de bevi«fte Stormwinden waaien, en de geweldigfte vloeden opkomen; waardoor hier alles zamen loopt, wat ftrekken kan om gevaar van doorbraak te veroorzaaken. Om een recht denkbeeld wegens het beftier van deezen Dijk te geeven, moet de betekenis en 't onderfcheid van Bmnen- en Buitendijkers worden in acht genomen. Deeze benaamingen zijn haaren oorfprong verfchuldig aan zekere voornaame Kade-Dijken van Westergo, de Slagte - Dijken genaamd; doch daar wij reeds boven van deezen Dijk ge'fproken, en toen aangeweezen hebben, dat dezelve bij Oosterbierum beginnende, van daar, over Getzerde en Xiesterzijlen, na Achlum, en van daar ten Noorden van Tjum na oe Bolwerder Trekvaart, en vervolgens over de LitteZ zerzijl, voorbij Hij laar d, Oosterend, Kutkewierum en Bc Zlit'J  ZEEDYKEN. 84 zum loopt, tot dat dezelve, zich daar met den Ouden Dijk dtr Middelzee vereenigd hebbende, en door Menaldumadeel en Barradeel, voorbij Marfum, Beetgum, Berlikum, Wier en Minnertsga gelooperl zijnde, eindelijk wederom bij Dijkshoek met den gewoonen Zeedijk verfmelt; zo blijkt, dat de Grietenijen Menaldumadeel, Baarderadeel en Hennaarderadeel, geheel 5 doch die van Franekeradeel en Barradeel ten deele, in deezen kring beflooten zijn, ën daarom Binnendijfeers genaamd zijn geworden. En het was, op deezen grond^ dat zij zich lieten voorftaan, dat de overige Dijken van Westergo, alleen door het Buitendijks gedeelte van Franekeradeel en Barradeel, benevens Wonzeradeel,P/ijmbriizeradeel, Hemelumer Oldevaari en het Bildt onderhouden moesten worden. Dan de zogenaamde Buiten-Dijkers befchouwden dit als eene groote onrechtvaardigheid, en lagen daar over, van tijd tot tijd, met de Binnendijkers overhoop, tot groot nadeel der Dijkwerken, welke, doorgaans, half gemaakt bleeven liggen, en dus, bij elkén maatig hoogen vloed water, den Buitendijkeren eene zekere overltrooraing voorfpelden. 'sKeizers Stadhouder, geokg schenk, deedt, ten Jsare 1533, wel uitfpraak over het onderhoud der Vijfdeels Dijken; doch daar over wierdt wederom op nieuw ge. twist'in 1562, wanneer de Raaden van den Hove Provinciaal de uitfpraak van schenk voor wettig en onverbreekbaar verklaarden ; maar ook dit mogt niat helpen, en door aanhoudend raisverlland bleef de onderlinge toeftand nog everi verward tot in 1570; wanneer, door den gedugten Allerheiligen Vloed, bijna alles, Wat nog goed aan den Dijk was,' wierdt gedoopt: dit gaf aanleiding, in 't Voorjaar van 1571, tot een fmeekfchrift der Buitendijkers aan den Hove, waar bij ze verzochten: „ Dat de Stadhouder op het fpoedigst, „ en indien doenlijk van ftonden aan wilde procedeeren tot ;, ontfcheiding, met overroeping van alle zulke perfoonen en „ Mederechters, als hij onpartijdig zou vinden, ta behooren. „ Inüien nu, dit gedaan zijnde, en als dan overwoogen de H fchade en belastinge, hen te deel vallende, bevonden mogif te worden, dat zij Remonltranten, naar advenant van de „andere deelen en Landen, niet genoegzaam waren beF a >» zwaare,  H zëedVkén1. „ zwaan, en zij zich met geene gewigtige redenen konder* „ ontfchuldigen, zouden ze, naar maate van hunne iasten en „ renten, met 't ander Landfchap, voor deeze reize en zon„ der gevolg voor 't toekomende, zodanige hulpe bieden, „ a's naar gelegenheid der zaake, bij de gemeene andere lan„ den oorbaarlijkst zou bevonden worden/* Naa eenige verfchillen over de wijze van pleiten, wierden toen de Dijken een weinig, hoewel gebrekkig, herfteld, het welk aarleiding gaf tot eene nieuwe overftrooming In 1572, en den Stadhouder en Raaden bewoog, om het verfchil eindelijk eens, op den voet van 't oude groot Atbitrament, reeds door schenk 'm 1533 gegeeven, te beflechten, waar op, ten langen leste, eene volkomen herftelling der gamfchelijk vervallen Dijkwerken volgde in 1574 en 1575. Wegens de bijzondere verpligtinge tot het onderhoud en herftel der Dijkwerken wierdt toen deeze verdeeling gemaakt, dat de zogenaamde Binnendijkers, dat is, de Stad Franeker, de Grietenijen Frenekeradeel, Menaldumadeel, Baarderadeel, Hennaarderadesl en 't Dorp Minnertsga, zouden onderhouden den Zeedijk, loopende van Dijkshoek tot aan Harlingen; terwijl daarentegen de Buitendijkers, met naame dë Dorpen Firdgum, Tjummarumr 't Klooster Lidlum, Oosterhierun, Sixbierum , Vietersbhrum, Wijnaam en Almenum , alle in Barradeel; de Stad Harlingen, Midlum, Herbajum en Achlum, in Franekeradeel Buitendijks gelegen, benevens de volgende Dorpen van IFor.zeradeet Kimswert, Bingjum» Wons, Znrich; Kornwerd. Engwier en Mtkkum, den Zeedijk, ioopende van Harlingen tot aan Makkum, moesten' opmaaken en onderhouden. Naa de vernietiging der Spaanfche Eïaerfchappij hier te Lande, wi-rdt reeds Staatswijze eene Inftruktie voor de bekeering der ii/fdeels Dijken opgefteld in 1587; doch in 't Ja«r 1614 eene volledige Dijks - Inftruktie, door Graaf wilzem lodhwyk, en da Gedeputeerde Staaten van Friesland in 't licht gt-geevtn, we ke, als tot hier toa door geenerlei nadere Refolutie veranderd of herroepen zijnde, nog heden kracht van wet heeft; waarom ook nog tegenwoordig haare meeste punten worden onderhouden , hoewel niet alle. Deeze  ZEEDYKEN. IS Deeze Inftruktie vorderc inzonderheid de volgende zaaken. Alle twee jaaren moet op den grooten Rekendag, ten overftaan van Kommisfaris of Kommitkrisfen uit het Kollegie der H. H. Geaeputeerde Staaten, een nieuwe Dijkgraaf worden verkooren, bij beurten uit de Binnen- en Buitendijkers, bij meerderheid van ftemmen, en dus, als dezelve fteeken, bij lootinge. Ten zelfden dage moeten, insgelijks bij meerderheid van ftemmen, vier Adfesforen of Dijks-Gedeputeerden, twee Binnen en twee Buitendijks, op nieuw worden verkooren, het zij met kontiuuaue, het zij met veranderinge der ouds leden, welke op dien zelfden dag, ten overftaan der Kom* misfarisfen, den Eed moeten doen. De Dijkgraaf mag, in zijne kwaliteit, als Dijks - Schout, de breuken, die 'er vallen, genieten; zonder verder iets te mogen eifchen, dan bij gelegenheid van Extraordinaire vakatien, zesendertig ftuivers 'sdaags; mogende een Dijks-Gedeputeerde, zo hij een Edelman is, deklareeren dertig, doch zo hij een Burger of Boer is, alleen zesentwintig ftuivers. De Dijks-S-kretaris moet worden aangefteld, uit een drie of viertal, bij meerderheid der Hemmende Volmagten benoemd, door het Dijksgerecht, en mag van zijnen post niet worden beroofd, dan om gewigtige redenen, ter kennisfe der Heeren Gedeputeerden. Hij is verpligt alle Dijks-Asfignatien of Ordonnantiën te fchrijven voor vier ftuivers het ftuk, en geniet nog daarenboven, tot een vast traktement, jaarlijks vijftig Kar. Guldens. In Maart moet, door Kommisfarisfen uit het Kollegie, naauwkeurige Schouwing, opneeming en befteeding gefchieden van alles, wat eenige verbetering noodig heeft, en als dan ook behoorlijke rekenfchap van 't voorige jaar worden gedaan. Doch de Kommisfarisfen der Heeren Gedeputeerden, niet boven de tien dagen vacerende, moeten uit 's Lands Kasfe betaald worden; terwijl dezelve, zo de vakatien daar boven loopen, voorts uit de Dijks • Kasfe, dagelijks, voor vakatie genieten zeven Kar. Guldens en tien Stuivers. Omtue fe yerheeden (segt de Inftruktie Art. XI.) die grufame* F 3 exces-  86 ZEEDYKEN. éxcesfive, onordentelijke ende onbehoorlijke kosten, die eermaats alle jaaren in de herberge zijn gevallen. De eerfte Schouwdag van 't befteede Aardwerk moet ge? fchieden op den veertienden Maij, wanneer ieder Aanneemer voor elk gebrekkelijk perceel per gulden twee ftuivers verbeurt, ten voordeele van den Dijkgraaf; mogende dezel. ve, op advijs zijner Adfesforen, zulk een perk, tot perikel van den eerften Aanneemer, voor den dubbelen prijs doen befteeden, mids alles op den vierëntwintigften dier maand in orde zij. De nieuw aanbefteede paalwerken moeten voor St. jakob geflagen zijn, op verbeurte van een' gulden voor ieder Roede, en eene nieuwe befteeding op dubbele kosten des eerften Aanneemers. Alle Aanneemers, die op eene oneerlijke wijze met hunne perceelen te werk gaan, zijn, boven de bepaalde boeten, ftrafbaar aan den lijve, naa bevinding van zaaken. Tot des te beter opzigt over de befteedingen moeten 'er twee Opzieners of Strandmeesters weezen, één voor de pinnen- en één yoor de Buitendijken , wier pligt het is naauwkeurig op de behoorlijke volbrenging der befiekken te letten, zonder eenige ongeoorlofde ftreeken, kollufien enz., alles bij anbitraire korrektie. Het Dijksgerecht mag, naa de groote befteeding , geen nieuwe werken laaten maaken, dan alleen in geval van ftorm, wanneer hetzelve magt heeft zodanige maatregels te neemen als het noodig oordeelt; doch zo de fchade zeer groot bevonden wordt, moeten eerst de Volmagten v/orden zamengeroepen. Jaarlijks moeten 'er, op de groote Rekendagen, twee Dijksontvangers aangefteld worden, één voor de Binnen- en één voor de Buitendijken, welke de vervallen gelden moeten invorderen, en de adliguatien van het Dijksgerecht, op hun^ ne Komptooren gedaan, voldoen, alles onder eene menigte voorwaarden en voorzorgen, nader in de inftruktie gemeld. Niemand, die eenige administratie van Dijkszaaken heeft, vermag eenige leverantie te doen van houtwerk enz. Ein-  ZEEDYKEN. 8: Eindelijk, om andere zaaken van minder belang met ftilzwijgen voorbij te gaan, zijn alle Officieren van het Dijksgerecht, bij plegtigen eede, verbonden den inhoud deezer Inftruktie te bezweeren, en te belooven, dat zij, zonder eenig perfoneel, familie, of tijdelijk voordeel te beoogen, den inhoud deezer Inftruktie getrouwelijk zullen zoeken te volbrengen. Het is aanmerkelijk, dat deeze geheele Dijks - Inftruktie allengskens zodanig buiten gebruik was geraakt, dat men, eenige jaaren geleeden, naauwlijks wist, waar zij te vinden ware: zij wierdt toen wederom te voorfchijn gebragt door den Heere q. de blaauw, Raad Ordinaris in den Hove van Friesland, en door den Heer p. camper , met eenige andere oude ftukken» onder den titel van Recueil enz., in 't licht gegeeven. Wanneer men den inhoud deezer Inftruktie vergelijkt met het hedendaags Dijksbeüier, ziet men ras, dat veele zaaken eene gantsch andere gedaante hebben gekreagen: en, om nu van geene verhoogde traktementen en kostbaare maaltijden te fpreeken , zo valt inzonderheid op te merken, dat men de opvolging der Dljkgraaven, die, bij meerderheid van ftemmen, uit de Volmagten moesten worden verkooren, tot Tdutbeurten onder de Grietslieden der onderfcheiden Grietenijen, die tot het onderhoud der Dijken betaalen moeten, heeft gemaakt, op een verfchillende beurt voor Buiten- en Binnendijkers, waar bij de eerfce merkelijk bevoordeeld zijn. Zie hier de Rooster volgens opgave van den Heer camper: ( Hennaarderadeel. Minncrtsga. Franekeradeel. I774-I775- I778-I779- 1782-I7«3- 1794.1795. 1798-1799. 1802-1803. 1814-1815. 1818-1819. 1822.1823. Menaldumadeel. BaarderadeeL 1786-1787. 1790-1791. 1806-1807. i8to-i8ii. 1826-1827. 1830-183I. Wegens de Vijf Deelen Binnendijks. ■ F 4 Vsï"  ZEEDYKEN. Wonzeradeeh 1780-1781. 1792-1703. 1804-1805. VervoJgens; 2. Barradeel. 1784-1785. Ï796-1797. 1808-1809. Als Buitendijkers. 3- FranekeradeeL 1788-1789.' 1800-1801. 1812-1813. In welke tafels, echter, verfcheiden misilagen moeten zijn, dewijl de Jaaren 1776 en 77, 1816 en 17, 20 en 21, 24 en 25, 28 en 29 zijn overgefiagen. Inmiddels zijn de toeren zodanig gefchikt, dat Franekeradeel en Barradeel eene dubbele beurt hebben, als Binnendijkers, Qm de twaalf jaaren: te weeten de Grietman van Franekeradeel, wegens 't meerendeel zijner Grietenij, als zijnde Binnendijks gelegen, en de Grietman van Barradeel wegens het Binnendijkfche Dorp Minnertsga. Wonzeradeel komt voorts om de twaalf, en de overige Binnendijkers, Menaldumadeel, Hennaarderadeel en baarderadeel alleen om de twintig jaaren aan de beurt. De Dijkspligtigen der Vijf Deeien betaalen hunne verfchuldigde penningen, volgens den omilag van het Dijksgerecht over (je l Jpreener,, wordende deeze belasting vermeerderd of verminderd, naar maate der omftandigheden. Thans is dezelve zo groot als ooit, en de Kontributie nog daarenboven belast met zwaare fcfculden, 't welk gedeeltelijk is veroorzaakt door de twee ongelukkige vloeden van 1775 en 1776, en voorts door de welmeenende doch ongelukkig uitgevallen poogiügen, om den Dijk met Steenwerken, in fteê der hooge paia^ e, ie befchermen. Ondertusfchen hebben de Kontribuanten Binnendijks zeer weinig te betaalen in vergelijkinge der Buitendijkers: want de Dijk, die tot laste der Binnendijkers komt, is ten naasten "pij wel even lang als dje der Buitendijkers, doch merkelijk 0Ster koop te onderhouden. Ook hebben de Binnendijkers in  ZEEDYKEN. 83 in hunne omfchrijvinge 24895 Floreenen, terwijl de Buitendijkers even veel of meerder belastingen op maar 8000 Floïeenen moeten omflaan. De landen, op welke de Huizen der Stad Harlingen gebouwd zijn, moesten weleer betaalen tot de Dijks - Kontributie voor achtendertig en een half Floreenen. Van deeze koomen vijftien en een half Floreenen ten laste der Havenisien, of die geenen, welke ten Noorden der Oade Haven woonen, terwijl de overige Floreenen over de andere Huizen , bij lootinge, verdeeld zijn. Onder deeze zijn nog heden met de Floreen last bezwaard twee Zout- Keeten, de eene van den Heer f. tjallingii, bij de Franeker Pijp, en de andere van den Heer f. fontein, mede aldaar. Een gedeelte van den Zeedijk, aan den Zuidkant der Haven, buiten 't zogenaamde Geitejlek, wordt door de Provincie onderhouden, onder den naam van 't Koningswerk; zijnde deeze Dijk weleer als een buitenwerk geweest van 't oude Harlinger Blokhuis of Koningshuis, waar van nog veele overblijfzelen voor handen zijn. Ten Zuiden van Makkum loopen Wonzeradeels Dijken. meerendeels Zuidwaards, doch met eenige uithoeken, vooral bij Gaast, tot digt aan Workum. Deeze Dijk is boven ton» nerond, en wordt met geene rijtuigen gebruikt gelijk de kruin der Vijfdeelen; doch de rijdweg is aan den binnenvoet des Dijks, met eenige hekken afgeflooten, wegens de verfchillende perken, waarin de Dijk, ter beweidinge, aan bijzondere perfoonen verhuurd wordt. Ook is deeze rij !weg zeer gemakkelijk door den afval der Makkumer Glasbiaazerij, met welken zij, van tijd tot tijd, bepuiud wordt. Buitenwaards is deeze Dijk volgens de gewoone wijze met zwaar paalwerk bezet, en heeft merkelijk minder te lijden, dan die der Vijfdeelen, eensdeels, dewijl de ftormen uit het W. N. Westen met een' fcherpen hoek op deeze kontributie aanioopen, en anderdeels, wegens de Makkumer Waard en verdere nabuurige zandplaaten in Zee, welke den flag des waters niet weinig verminderen. Niet te min zou hier, in 177Ó, bijna eene dijkbreuk zijn voorgevallen, dewijl een gedeelte oud paalwerk, niet verre van Workum, door de traagheid F 5 de?  53 ' ZEEDVKEEf. der aanneemers, eerst in November wierdt vernieuwd, en, geduurende den zwaaren ftorm in die maand , nog eenigê Roeden onbeheid lagen. Doch door den ijver der Workumer Burgerij, en de verdere Opgezetenen, wierdt het on. heil nog gelukkig verhoed. Weleer was in deeze Kontributie eene uitwatering In Zee, het Lands-Zijltje genaamd, doch dezelve is, eenige jaaren geieeden, digt geheid. Van de Makkumer Sluis hebben wij reeds in de befchrijving van dat Vlek gefproken. Voor deezen was het de post van bijzondere Dorpen, Plaatfen en Perfoonen, gelijk alomme in deeze Provincie, om voor deeZen Dijk, ieder voor zijn aandeel, te zorgen. Doch in 't laatst der voorige Eeuw begreep men, dat dit, hier zo wel als elders, tot geduurige en veele onheilen gelegenheid gaf, waarom in 't Jaar 1697 eene Staatsrefolutie wierdt gemaakt, bij welke de Heeren van 't Kollegie gemag, tigd wierden, om tot het gemeen maaken deezer Dijken te procedeeren, 't welk, egter, toen; door 't eigenbelang van veeie perfoonen, die minder dan naar behooren bezwaard waren, wierdt tegen gehouden tot in 't Jaar 1719, wanneer de nagedachtenis van den zwaaren vloed van 1717 nog aller oplettendheid bezig hield, en te wege bragt, dat eindelijk de Heeren van den Hove Provinciaal, door de Heeren Staaten, gemagtigd wierden, om de gemeenmaaking deezes Dijks te volbrengen, zo ten opzigte van het aard-, als paal- en fteenwerk; en voorts om deeze geheele zaak, bij wege van bemiddelinge en zonder forme van Proces, af te doen. Deeze maatregelen hadden ook het gewenschte gevolg; zijnde de verdeeling der Dijkspligtigheid over de Floreenen der verichillende Dorpen daar op voltrokken, en voorts zodanige maatregelen genomen, dat alles op denzelfden voet als in Ooit- en West-Dongeradeel wierdt gefchikt; hebbende de Heeren Staaten de .verrichtingen van den Hove, door een plegtig Staatsbefluit, genomen den vierëntwintigften Junij des Jaars 1719, ten vollen goed gekeurd. Tusfchen JVorkum en Hindeloopen ligt de aanzienlijke Polder van het Workumer Nieuwland, welks oude Dijk nog genoegzaam in ftaat is om, bij eene doorbraak van den Polder.  ZEEDYKEN. 9* derdijk, de verdere overftrooming re verhinderen, gelijk ge'bleeken is in den geweldigen November vloed van 1776: wen wierdt naameiijk de geheele Nieuwlander Dijk deerlijk gehavend; doch dezelve bezweek vooral, even ten Zuiden van 't einde der zogenaamde fForkumer Zoal, alwaar een gat in den Dijk brak, ter wijdte van ruim dertig Roeden; terwijl aan deszelfs Binnenvoet een kolk icheurde van ruim zes vademen diep. Om deeze breuke te herftellen, wilde men eerst een' Dijk rondom deeze kolk op 't vaste Zeeftrand leggen; doch wegens gebrek aan 't noodige hout moest men dit tot in den Naawinter uitftellen, wanneer de Zuid- Westelijke Voorjaars ftormen het reeds begonnen werk vermelden, en 't Strand aldaar zodanig uitdiepten, dat de zaak onmogelijk wierdt; 'er viel derhalven niets te doen dan de kolk, om welke men van binnen ook geen' Dijk kon leggen, wegens den moerigen grond, met aarde te vullen, en daar over den nieuwen Dijk te leggen; gelijk eindelijk, naa *t wegneemen van verfcheiden belemmeringen, gelukte. Naa dat het Nieuwland eenigen tijd onder water hadt geftaan, maakte het zulk eene akelige vertooning, dat de meesten het voor ver^ looren hielden; vooral, wijl men onderftelde, dat hier ter plaatze geen vruchtbaar flijk voorzien, dat de overblijfsels daar van nog tegenwoordig zeer blijkbaar zijn, dewül deeze landftreek, naa 't gemelde onheil, zodanig in vruchtbaarheid heeft toegenomen, dat zij eene geheel andere Landouwe gelijkt. Hoewel de Grietenij van PFijmbritzeradeel, gefterkt met de Steden Sneek en Tlst, op zich zeiven befchouwd niet aan Zee ligt, moet dezelve, egter, een aanzienlijk ftuk Dijk onderhouden, loopende van het Workumer Nteuwland, ten Oosten van Hindeloopen, tot aan de Stad, en van de Hin. delooper Floreens-Dijk, aan den Westkant van de Stad, tot digt aan de Molkvieerumer-lijl toe. Deeze Dijk heeft een aanmerkelijke bogt, wier Zuideinde voornaamelijk aan den flag der Noord-Westelijke vloeden is blootgeiteld; en, egter, heeft dezelve niet veel te vreezen, indien 'er maar wel voor aard- en paalwerk wordt gezorgd, gelijk heden bij uitflek gefchiedt. Daarenboven heeft nog deeze Kontributie eene  Ü ZEEDYKEN. *ene «nmerkel.j.e e„gtfi te befchermen, midden in Uemelu, mer Oldevaarn Dijken, ten Noorden en Zuiden Stavoren dewelke m den geweldigen Watervloed varf i/yö, va n S paalwerk beroofd zijnde, in groot gevaar v7n doTbraïk totVaa„Tp*u™r Zii' t0t aM ^n daar S^ÏJÏÏ??^ ,oopen S/XT 1 ^ Z° ewe«e ged^lte van WZn ^La^Krf d8aPenboven «« «ndlg. hoogte of St' l ï 't welk een' natuurlijken Dijk Sevee,*?Jïï De*Ze *ebeele Kontributie bevat is Zfeh HenT , **** V°°r Zich' doctl de dekking «ti?; f „f Veelte, het welk benoorden Stl Sn wifd I ?"d'«e" aaD'°0pt' hee* den Noordmen veeT te ÏLt« mfte.hand' e" dus' H ™ Normen, veel te lijden; terwijl het Zuidelijke deel, meeren. dee, genoegZMm z id.0on alieen 6n ^r KiX,■l^.Z".,d■W'',,e,, Wïnd; d°Ch ™™"*Z jg^Xïr j fcDietenden ftr°°m en dus e wa/dee» Sl™ M"lkweerum: wel nieuw opg'meS * ' *" fteeDe" b°°S' V,eugels ™' i£ h0jk», tUsfchen O/^v^r/ en Omr¬ eken'h? V?" PöUer' * ^ ^naamd, welke htr eigen beftier heeft. I„ de beiie vloeden van i77S en I77* Zuid üof0'^,' ntaW«»-* * geheefVgen'ÏÏ Zu,d-Oosten gelegen zijrde, toen een Opperwal had, on «root deel der nabuurige landen. g 8 JV£L"f to?a'ndeKG?tenij ™ G^land heeft, Van  ZEEDYKEN. t Gemet tot Baanders laste: doch in zommige noodlijdende Kwartieren en Polders wordt, naar maate van derzelver nood en lasten een ZlrL cZ fiedeelte dCr StaatePenningen aan de Direkteuren of Pennmgmeesteren der Dijkagien, ter onderrteunin£' °Pc, ,U,t der .Staa£e", uitgekeerd. Boven en behalve» t !„ nl 'm0eten de Landerijen n°S d^gen de Water- en Dijkpennmgen, waar uit alle de kosten der Dijkagie, Amptenaaren en Bediendens betaald worden; zijnde die in t eene Kwartier en Polder veel zwaarer dan in 't ander; geluk dezelve ook, naar maate van de mindere of meerdere D.jklasien , verhoogd of verlaagd worden. In Walcheren wierdt deswegens in 't zelfde Jaar i7oi betaald, achttien Schellmgen van 't Gemet, doch in den Jaare 1742 rrmr t en ' Schellingen, zulks in den Jaare ^ ^ ™ Gemet betaald is, wegens Staaten- en Dijklasten zamen £ 1: 12: 4 en een halve Vlaams en over het Jaar 174, cC 1: 6: 4 en een halve Vlaams. ' Rollfe.ela"\ ""f™ dC Landen Serekend bii Gemeten en Voeten ieder; en die weder van twaalf Duimen: doch de Roe»  ZEELAND. toQ Roeden zijn Blooifche of Schouwenfche Maat. De Blooifche Landroede wordt gebruikt in de Eilanden van Wakheren. Zuidbeland, Tholen, Wol/aartsdijk, enz.; Ae'Schouwenfche in 't Eiland Schouwen; die, gelijk van malkander, zo ook van de Rijnlandfche Roede verfcheelen; want negenhonderd drieè'nnegentig Blooifche Roeden doen negenhonderdvijftig Rijnlandfche Roeden, zijnde zeer naa tweeëntwintig tegen drieëntwintig, en honderd negenënveertig Blooifche Roeden doen honderd vierenveertig S:hou*enfche Roeden, zijnde zeer naa achtennegentig tegen negenennegentig. De MiddelburgJche Elle is twee Voeten en vier Duimen of achtentwintig Duimen, Blooifche Maat: dezelve is tot de Amflerdamfche als zesenvijftig tegen vijfenvijftig. Van de Middelburgfche Graanmaat gaan in het Last eenenveertig en een halve Zak. Van de Zierikzeefche, Goefche en Thoolfche, zever, ëridertig en een halve Zak. Van de Vllsfingfche en Veerfche, negenendertig Zakken. De Gentfche, die meest voor de Graanen uit Vlaanderen koomende gebruikt wordt, heeft ackëatwintig Zakken en de Amflerdamfche heeft zevenentwintig Mudden of zesendertig Zakken in 't Last. De honderd Ponden Gewigts te Middelburg zijn maar vijfennegentig Ponden Am* fterdams Gewfgt. De rekeningen worden in Zeeland doorgaans gehouden in Ponden, Schellingen en Grooten Vlaams, wordeude met of, g, s<, Vis geteekend. Eé;i Pond doet twintig Schellingen, of zes Guldens, één Schelling twaalf Grooten of zes Stuivers, en één Groot vierëntwintig Mijten, of een halven Stuiver. De Geldfpecien zijn in Zeeland gangbaar tot den zelfden prijs als in Holland, behalven dat de Zeeuwfche Rijksdaalders, die voorheen eenenvijftig Stuivers deeden, bij Plakaat der Staaten van Zeeland van den tweeden Oktober 1747 tot tweeënvijftig Stuivers zijn verhoogd. Ook doen de Zeeuwfche Hoedjesfchellingen, fchoon ongeftempeld, zes Stuivers. Van de oude Inwooneren der Zeeuwfche Eilanden valt niet veel met zekerheid te zeggen. Men meent, dat de Zeeuwen met de Batavieren in ouderdom gelijk gefteld moeten worden, als die beide afkomelingen van de titlten of Cimbren, en das voor een en het zelfde Volk ts houden zijn. Dat de  'hó ZEELAND. de Taxanders of Toxanders deeze Eilanden bezeten hebben is het thans meest aangenomen gevoelen; gelijk ook dat de Saxers, Noormannen en Sueyen meede op dezelve genesteld hebben , en Zeeland van de overftroominge dier Volken, welke Holland ondergaan heeft, niet vrij gebleeven zij. Wat der Zeeuwen Aard eri Zeden aangaat, hunne naauwe en aloude verknogtheid met de Hollanderen heeft doorgaans groote gelijkheid in beider Aard en Zeden verwekt. De oude Inwooners des Lands waren, naar den aard dier tij» den, onbefchaafd en eenvoudig. Mans en Vrouwen gingen genoegzaam op de zelfde wijs gekleed. Kostelijke kleedij was lang onder hun onbekend; doch is in vervolg van tijd eerst onder de Edelen, en naderhand onder 't gemeen ook allengskens doorgebroken. Hun fpijs was 't geen Vee en Veld hun leverden. Bomé of Welle, dat is, fchoon water uit Putten of Graften was hun drank, tot dat bier en wijn eindelijk de plaats van 't water hebben beginnen te vervullen bij zulken, die 't betaalen konden. Van ouds plagten de Zeeuwen voor godsdienftig en zedig bekend te ftaan. Hun goedaardigheid, rondheid en opregtigheid hebben het lpreek» woord, goed rond, goed Zeeuwsen door gantsch Nederland gangbaar genaakt. Voor verftandig en vernuftig zijn zij zo zeer als eenig Volk iu Nederland geagt: dat de Verrekijkers dojr een Zeeuw uitgevonden zijn is reeds genoeg bekend. Maar vooral hebben zij zich van oude tijden af liefhebbers en dappere voorftanders hunner Vrijheid betoond; waar van zij in de Vlaemfche Oorlogen, (toen zij nog met kromme Staven en Baardfen gewapend waren) en naderhand tegen de Spanjaards uitmuntende blijken gegeeven hebben. Inzonderheid hebben zij altijd in de Zeevaart en Zeeoorlogen uitgeblontten , gelijk zij dan ook geen gering getal van voortreffelijke Zeehddeïi uitgeleverd hebben, als de moor, worst, verfcheiden' evertsrns en dien grooten de ruiter, die nevens veele anderen hunnen en den Zeeuwfchen naam, door hu..r,e dapperheid, ontzagl.jk gemaakt en vereeuwigd hebben. Gelijk zij niet mii;der in fchrandere Staatkundigen, als lieden duur hunne geleudheid vermaard, hebben uitgeblonken. De-  ZEELAND. iii Dezelfde naauwe verknogtheid van Holland en Zselard van oude tijden af, als zijnde door de zelfde Graaven beftierd, maakt, dat de lotgevallen en gebeurtenisfen di«r beide Landen doorgaans de zelfde geweest zijn, en van 'c geen voor de tijden der Graaven in Zeeland voorgevallen is, valt weinig met zekerheid te berigten; zulks wij alleen 't geen ons het waarfchijnelijktle in de oude Zeeuwfche Hiftorle, tot op de tijden, dat Holland en Zeeland door een en de zelfde Graa/en geregeerd zijn geworden, zullen aanteekenen, Onder de oudfte Inwooners van Zeeland van welke iets te bepaalen is, waren de reeds genoemde Sueven (in de oude Krouijken ook wel onder den naam van Zmndels beltend) die, ten tijde van Keizer honorius , door de W^st. gotthen uit hun oude woonftede verjaagd zijnde, in Duitschiand tot aan den Rhijn, en zelfs tot in Gallie doordrongen. Deeze maakten zich ook van de thans genaamde Zeeuwfche Eilanden , onder bet bedrijven der allerfchrikkelijkfte verwoestingen, meesters, en biceven 'er zich ook handhaaven; 't geen waarfchijn!:jk wegens hun beftendig verblijf in die Gewesten, gelegenheid gegeeven heeft, dat de, met «er woon aldaar gebleevene, Sueven, bij verzetting der letter É allengskens Seuven en Seeuwen genaamd zijn. Zij genooteu egter geen langduurige rust, dewijl zij in 't midden der Vijfde Eeuwe voor 't geweld der Friezen moesten bukken, die de Zeeuwfche Eilanden onder hunne magt bragten en hun Gebied tot aan de Schelde uitbreidden; waar door dan ook deeze Eilanden onder den algemeenen naam van Friesland in de oude Schriften bekend zijn. De Sueven bleeven egter, niettegenstaande deeze overheerfching der Friezen, in de Zeeuwfche Eilanden woonen, tot dat zij, omtrent het Jaar 881, door den Deenfchen Koning, godkfrid , meest alle omgebragt en genoegzaam uitgeroeid zijn. 't Ging egter den Frieveti' ook niet altijd voor den wind, want pepyn de dieke, van Her ft al, den Friefchen Koning radbout, geflaagen hebbende, dwong hem tot onderwerping, en liet ook ftraks door willebrord, een Neder-Saxer, het Christen Geloof in Zeeland, daar de Afgoderij van aloude tijden diepe wortels  na ZEELAND. tels gefchooten hadt, verkondigen. Wjlleerord was egtef de eerfte verkondiger van 't Evangelie in Zeeland niet, dewijl eligiüs of êloi , Bisfchop van Noijon hetzelve reeds te vooren gedaan en veele Sueven of Zeeuwen, door zijne prediking bekeerd hadt. Wjllebrord landde aan het Eiland Walcheren, daar herkules, onder den bijnaam van maguSanus, de Godin nehalennia , neptunus en merkurius, die ook den bijnaam van godan, wodan of wodin, naar zommiger gedagten, droeg, gediend wierden. De laatfte te Westkapelle toen nog aangebeden wordende, fineet willebrord deszelfs Beeld ter aarde eh verbrijzelde het in tegenwoordigheid dier blinde Afgodsdienaaren, dat één uit hun hem met eene wonde in 't hoofd betaald zette, 't geen egter den mishandelden willebrord, naa dat hij geneezen was, niet verhinderde zijne aangevange Göloofsprediking in dé Zeeuwfche Eilanden alom voort te zetten. Doch daar doof waren de onbetaamlijkheden nog niet gedempt, dewijl de bloedfchendige Huwelijken tusfchen Broeders en Zusters, ten tijde van fredrik, Bisfchop van Utrecht, omtrent het Jaar 817 daar nog in zwang gingen. In 't begin der negende Eeuwe vielen de Deenen en Noor* mannen in deeze Landen , en veele verwoestingen aangeregt hebbende, zogten ze zich 'er te handhaaven. Heriold, een' hunner Koningen, genoodzaakt zijnde zijn Rijk te verlaaten zogt hulp bij Keizer lodewyk den vroomen , Zoon van karel den grooten. Hij, fievens zijne twee Broeders jtORUK en hemming, Christen geworden zijnde, bekwam de Regeering over deeze Gewesten* Aan hémming fchijnt in *t bijzonder eenig Bewind in het Eiland Walcheren te zijn afgeftaan. Doch de Noormannen, in Friesland gevallen zijnde, dwongen de Friezen Schatting te betaalen: zo deeden zij ook den Inwooneren van Walcheren, daar zij ecgehard, deszelfs Graaf, mitsgaders hemming op den vijftienden Juny 837 vermoordden en de Zeeuwfche Eilanden onder hun gebied bragten; tot dat zij, naa alom grouwelijke verwoestingen aangeregt te hebben, op 't gerugt van 't aannaderen des Keizers lodewyk, die met een ontzaglijk Leger'op hun afkwam, deeze Kusten met hunne Vloot, die met Buit over- laa- 1 . '  XXXIV.Dlpl.il. het ATGODSBKEI.TJ ¥ODAK ti ITESTKAPrF.L.'niJoii   ZEELAND; né iaaden was, verlieten ; maar door een vreeslijk onweder wierden meest alle de Schepen door de Zee verflouden. Doch Het leedt niet lang of Zeeland wierdt wederom van de Deen» • fcfce Zèefchuimers óntrüst. Bij de verdeeling des Keizerrijks viél Zeeland, nevens meer andere Landen, karel den kaalen , Koning van Frankrijk ie beurt, die 't zelve radcrhand aan zijnen Broeder, lotharius aflïondt, die weder de Beftisring deszelfs aan heriold, voormaals Konhg van Jutland, opdroeg; maar eenig kwaad vermoeden tegen hem opgevat hebbende, deedt hij hem in *t Jaar 847 van kant helpen. Heriold wierdt opgevolgd van zijnen Zoon godefrid , die, naa 't vermoorden van eggehard reeds het Graaffchap Walcheren hadt bezeten. Maar deèzè met zijnen Broeder roruk, Hertog van Holland, uit den Lande vertrekkende, droeg Keizer lotharius l'i lesland, waar onder het Hollandfche en Zeeuwfche Hertogdom behoorde, aan zijnen tweeden Zoon, meéde lotharius genaamd, op, die hetzelve, naa zijns Vaders dood, aan de wedergekeerde roruk en godefrid overleverde. Men vindt te dier tijd en nog lang hier naa van menigvuldige invallen en verwoestingen der Deenen in deeze Landen gemeld» Naa 't overlijden van lotharius, die kinderloos ftierf, viel Zeeland, bij verdeelingö des Rijks, karel de kaalen wederom te beurt. Zedert is hetzelve, doch onzeker opwatdjd en wijze, aan de Hollandfche Graaven gekomen. De Vlaam» fche KronijkfchriJvers willen, dat de Zeeuwfche 'Eilanden en wel die Bewestér-Schelde aan dezelven gekomen zouderi zijn, door de Gifte van Keizer lodewyk, onder den naam van wasda, aan Graaf dirk van Holland gedaan, in den Jaare 868 : of, gelijk andere beweeren , door den Koning der Franfchen, lotharius , in den Jaare 968, aan dirk II. Zomjnig'ên Hellen, dat het door Keizer henrik II. aan aabnoud, Zoon van dirk II, zijnen Zwager gefchonken zoude zijn. Doch veelligt doet men bést, met eenen anderen Schrijver, te gisfen, dat de Hollandfche Graaven hun regt op Zeeland vestigden, op de Giftbrieven van karel den eenvoudigen, aan Graaf dirk I, in den Jaare 922, verleend, bij welken zijn Gebied, Zuid waards, wordt bepaald tot aan Fortrafa% XXXIV. deel. # waar-  114 ZEELAND. waarfchijnlijk in Zuidbeveland gelegen. Dit is ten minften zeker, dat aarnoud hetzelve bezeten en zijnen Zoon dirk UI nagelaaten heeft; maar dirk, den Keizer zijnen Oom eenen zwaaren nederlaag toegebragt hebbende, heeft de Keizer de Zeeuwfche Eilanden, tegen alle billijkheid, gegeeven aan boudewyk IV, Graave van Vlaanderen, die met otgiva, '5Keizers Nigt en dirks Zuster gehuwd was; 't geen in V vervolg oorzaak gegeeven hqeft tot de bloedige Oorlogen, welke tusfchen de Hollanders en Vlaamingen over de bezittinge der Zeeuwfche Eilanden , bij de vierhonderd jaaren lang gevoerd zijn; wanneer dezelve eindelijk, ten tijde van Graaf willem III, door bemiddeling van karel den sghoonen, Koning van Frankrijk, in den Jaare 1323 , een einde genomen en 't vredige bezit van Zeeland, aan Graave willem en zijnen Opvoigeren gebleevén is: tot dat ds Zeeuwen, het juk der Oostenrijkfche Graaven niet langer konnende draagen, te gelijk-met Holland hetzelve afwierpen, waar door de Graaflijke Regeering in Holland en Zeeland vernietigd en in eene vrije Staatsregeering, verandert wierdr. Het Wapen van Zeeland is een Goud Veld, daar op een Roode Leeuw met Blaauwe Tonge en Klaauwen, zwemmende halfslijfs uit de Baaren , die , zes in getal, overshauds van Blaauw en Zilver gefield, de benedenfte helft des Schilds uitmaaken. Wanneer dit Wapen eerst in gebruik geraakt zij, is onzeker; doch waarfchijnlijk zal het in den zelfden tijd geweest zijn, waar in Holland het zijne gekreegen heeft; gelijk de gefteldheid des Land3, beftaaude in veele Eilanden, die geduurig met de Zse worstelen moeten, de oorzaak zijn zal, dat de Leeuw , zwemmende , vertoond wordt; waar meede ook de gewoone Zinfpreufc : LVCTOR ET EMERGO , ik worstel en ontzwem , die doorgaans onder hetzelvegeiezen wordt, overeenfterat. Gelijk Holland en Zeeland van oude tijden door de zelfde Graaven zijn beftierd, zo zijn ook beide die Landfchappen meerendels op de zelfde wijze geregeerd, eerst door Graaven, die egter, in wigtige gelegenheden, de Staatan des Lands van tijd tot tijd zamen riepen: doch zedert den aanvang der Nederlandfche Beroerten , of wel fchoon de naam van  EEELAND. hè van filips II, Koning van Spanje, nog in de openbaare Handelingen, als Graaf van Holland en Zeeland gebruikt wierdt, tot de volkomene Afzweeringe van denzelven, in den Jaare 1581, gedaan, was nogthans de Souvereine Regeering in handen der Staaten, die, zo dikwijls het hun geliefde en 's Lands oorbaar zulks vorderde, zamen kwamen. Ten tijde der Graaven van ouds en onheuglijke tijden af, beftondt het Lichaam van Zeeland uit drie Leden, te weeten , de Edelen, de Breede Geërfden en de Steden; maar in volgende tijden kreeg de Prelaat van Middelburg de eerfte plaats, onder den Titel van Abt, daar naa van P.hfchop, a!g voornaamften van de Geestelijkheid, en' die zelfs grootelijks gegoed was; want in de laatfte tijden bezat de Abt van Middelburg alleen in Ambagten, die zijne minfté Middelen waren, drieduizend vijfhonderd eenenveertig Gemeten, tweehonderd zevenendertig Roeden in Zeeland : trouwens, in oude tijden, en voor dat de Prelaat, wegens deszelfs Goederen en Belang in aanmerkinge kwam, wierdt hij tot de Regeeringe des Lands niet toegelaaten. Ten tweede, de Edelen, als de hoogfte, voornaamfte en bestgegoade van den Lande, als het Belang der Ridderfchap waarneemende, en meest voor 't Platte Land zorg draagende. Ten derde, de Af«ezondenen van de twee oude groote Grasflijke Steden, Middelburg en Zierikzee, die nooit ter Leen gegeeven of verpand zijn geweest, mitsgaders van de drie S eden Reimerswaale, Goes en Tholen, naa dat dezelve weê'- >n's Graaven Boezem vereenigd waren, Deeze zaamen gtuoemde wlerden geheeten de vijf goeae Steden, maakande toen met haar vijven alleen één Lid en Stem in da Staaten; blijvende de Vazalle Steden daar buiten, als behoorende onder en verbeeld door de Ridderfchap. Deeze drie S aaten wierden toen bediend bij eenen Perfionaris, bii de Staaten te verkiezen, beëedigen en voimagrigen tot Uitlchrijvirge der voorvallende poiréT;?n, den Staaten raakende, om de Leden, des nobds, te doen vergaderen en 't bellooten ter uitvoer te Hellen tan dieafte van de Staaten. H 2 De  uó zeeland; De opkomende Vergadering in de Regeering, ten tijde der Spaanfche Beroerten, en de aankleevlng der Roomfche Geestelijkheid aan den Koning van Spanje, mitsgaders het invoeren der Bisfchoppen; Stookebranden der Inquifitie en Tirannie , hebben gelegenheid gegeeven tot weering van den Prelaat uit de Vergaderinge der Staaten; waar tegen de goede dienden bij die van Vlisjingen en Veere onder het Gouvernement des Prinfen van oranje,' ter behoudenisfe van Vrijheid en den Hervormden Godsdienst beweezen , denzelveo Prins in den Jaare 1574, bewobgen hebben, om die Steden meede tot de Vergaderinge der Staaten van Zeeland toe te laaten: welk Voorregt geloofd wordt meer andere kleine Steden, omtrent dien tijd aangebooden te zijn; dewijl men toen meer bedagt was op de gemeene behoudenis, en hoe malkanderen daar toe best de hand te leenen, dan op 't liiik van eere en voorrang of pnêminentie. Doch om de kosten van de Dagvaart te vermijden en wegens den hachlijken toeftand der Regeeringe, fchijnt zulks bij dezeiven van de hand geweezen te zijn: alleen hebben die van Brouwershaven, in Februarij des Jaars 1622, gepoogd, de Staaten te hunner toelaatrnge te beweegen; doch vrugteloos, zijnde beleefUelijk met een uitdellend antwoord nfgeweezen. De Stoel van 't Eerde Lid dus ledig ftaande, 't geen zonder veel moeite toïgegaan was, (dewijl de Prelaat door 't veranderen van den Godsdienst geen onderfteuning vondt) is dezelve bij het Tweede' Lid, nu den eernaam van Eerjleri Edele» aangenomen hebbsnde, ingenomen. Deeze Waardig-heid van Eerden Edelen is begonnen in den Perfoon van maximiliaan van bouroondien , Markgraave van Veere en Flisfingen, die niet door eenig liegt, maar door zijn groot Gezag, (-te zijnde niet alleen magtig gegoed, maar in gunst bij den Keizer, en door denzelven verheeven tot Stadhouder van Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht, Adrnjraal en Kapitein-Generaal ter Zee en Ridder van het Gulden'Vlies,) zich den Eernaam van Eerden Edelen aanmaatigde; zonder uidluitinge egter der andere Edelen. Maar deeze overleeden zijnde en deszelfs Boedel, niet toereikende, om de zwaare Ichuiden te betaalen, moesten deszelfs Heerlijkheden verkogt wor.  ZEELAND.' H7 worden. Prins willem I ram deeze gelegenheid waar, en bragt het daar toe, dat de waardigheid van Eerftcn Edele 'door hem bekleed wierdt, als Voogd en Guarde Noble van zijnen minderjaarigen Zoone, den Graave'van Buuren, als Heere van St. Maartensdijk, daar toe op den twaalfden Oktober des Jaars 1562 Kommisfie verleenende aan Jonker adolf van borssele, om wegens den zelfden Graave van Buuren, als Eerfte Edele, te verfchijnen ter Vergaderinge der Staaten van Zeeland, en me: de andere aanwee;ende Edelen te helpen mdpleegen en befluiten, zo als de overleedea Markgraaf gewoon was te doen. Jonkheer arend van dorp, Kurateur in des Markgraaven Boedel, ftelde zich daar wel tegen; doch de Prins, gefterkt door de Hertogin van parma , was de fterkfte, tot dat het Markgraaffchsp van Veert en Vlisfingen, bij Decreet voor den Grooten Raad van Me» chelen geveild en bij Koning filips zelf gekogt wierdt, naa dat alvoorens, op Vertoog des Prinfen van oranje, op uitdruklijk bevel der Gouvernante, het bijvoegeel, in de Koopvoorwaarden gefteld, dat de Kooper het regt zoude hebben, om als Eerfte Edele van Zeeland voor alle de andere Ede len van Zeeland te verbeelden den tweeden Staat van den Lande, daar uit geligt was, Koning filips maatigde 2ich egter, uithoofde van den Koop bij hem gedaan, dat regt aan, door aan Jonkheer adolf van bourgondie, Heere van Waker.é kommisfie te geeven, om in zijnen naame ter Staatsvergaderinge te verfchijnen: hoewel waarlijk dat regt, fchoon het aau het Markgraaffchap gehegt mogte geweest zijn, door dien Koop moest geoordeeld worden vervallen te zijn; dewijl de Graaf, als Souverein en de Staaten (van welken de Eerfte Edele een Lid was) het Lichaam des Volks verbeeldende, het ongerijmd was, dat de Souverein teffens een Lid van 't Volk zoude zijn. De opkomende Nederlandfche beroerten , het overkomen van VlUfingen en Veere aan 's Prinfen zijde en 't vertrek des Heeren van V/akenê, gaven den Prinfe gelegenheid om die waardigheid wederom op zijnen Zoon, den Graave van Buuren te brengen; en, dewijl door de uitwijking der andere Edelen, wier gtootfte deel de zijde des Konings en dan Roomfchen Godsdienst toegedaan war H 3 «n,  ïiS ZEELAND. ren, geene der overige Zeeuwfche Edelen ter Vergaderinge van üs Staaten verfcheen, bleef Mr. pieter de ryke, 'sPrinfen Gemagtigde, als Eerfte Edele, in die hoedanigheid alleen ziiten, en 't gantfche Lid der Ridderfchap en Edelen van Zeeland alleen verbeelden. De eerfte Verkooping van 't Markgraaffchap te niet gedaan zijnde, wierdt Prins willem, in den Jaare 1581, bij eene andere Opveilinge en Decreet, Kooper yan het zelve, en teffens, volgens de Koopvoorwaaiden, van de Geregtigheid , om over alle Edelen van Zeeland te verbeelden den Tweeden Staat van den voorfchreeven Lande. Pieter de ryke bleef egter op zijne voorige Kommisfie, uit naame des Graaven van Buuren, die Waardigheid bekleeden. Naa Prins willems Dood, gaf zijn Zoon maurits, aan pieter de ryke eene nieuwe Kommisfie, niet uit zijnen eigen naam ais Markgraaf, maar, even al; ziju Vader, uit naam van zijnen oudften Broeder, den Graave van Buuren; tot dat Prins maurits, in den Jaare 1506, naa 't alfterven van pihter de ryke, eene Kommisfie aan den Heere van malde^óe uit zijn eigen naam, als Markgraaf yan Veere en Vtisfingen gaf. Hier tegen kantte z'ch de Graaf van hghenlo, bewetrende dat hem de benoeminge wegens den Gtaave van Buuren, nu Prins van oranje, toekwam. Verfcheiden' Edelen gaven ook een Vertoog over om herfteld te worden in hun Regt om de Ridderfchap van Zeeland te he.'pen verbeelden: doch de ïitaaten vergunden aan Graaf maurits, als toen de prtncipaalfte gequalfficeerde Edele in Zeeland, de vacante plaats van wijlen den Heer de ryke te mogen voorzien met een perfoon, de Staaten aangenaam, zonder dat men voor als nog kon vcrftaau, den fiaat van Eerfte Edele gebonden of geaffecteert te zyn aan eenige huizen, plaatzen 5 of perfoonen en familien , en dit onverminderd een iegelijks geregtigheid; 't geen op deu tweeden en derden Februari! des Jaars 1618, bij de aanftellinge van der Heere manmaaker, en op den twaalfden Maij des Jaars 1625, ï aa den Dood van Prins maurits is herhaald, en uitdrukkelijk gezegd, dat de Kommisfie van den Heere manmaaker. niet konde continueren, als zijnde verkend, voor dat de Staaten den ftaat van Eerften Edelen aan Prins  ZEELAND. J19 Prins frederik HENRiK hadden opgedrnagen. Doch dat geschiedde daadelijk, en manmaaker wierdt met eene nieuwe Kommisfie voorzien. Op den zelfden voet zijn ook de zaaken behandeld, toen de volgende Prinferi bij uitdrukkelijke Opdragt en onder gelijke betuiginge tot Eerfte Edelen aangefield zijn. De overige Edelen hebben egter van tijd tot tijd getragt hun oud Regt te doen berleeven; als in de Jaaren 1615 en 1616, en Iaatfteiijk in 't jaar 1651: doch de Staaten vonden niet goed hun verzoek in te willigen. De Eerfte Edeje heeft ook, in Oktober des Jaars I59<5» boven de andere beweerd het Regt te hebben, om de Propofitie of Voorftellingen te doen, zo in de Vergadering der Staaten, als der Gekommitteerde Raaden; waar omtrent de andere Leden het tegendeel verftonden: naamüjkM/öV^srg, dat zulks haar, als de eerfte Stad, naar 't voorbeeld van Dordrecht, toekwam: de andere Leden, dat de Voorftelling bij Tourbeurten van alle de Leden moest gefchieden; dewijl de Voorftelling was een Regt den Leden in 't gemeen toekomende. Dit verfchil veroorzaakte zeer hevige twisten, inzonderheid tusfchen den Eerften Edelen en Middelburg, gelijk uit de Notulen van den Jaare 1598 blijkt; willende Middelburg daar in niets aan Prins maurits toegeeven, maar met eene weergalooze gehartheid haar Regt voor- en overmagt tegenftaande ; tot dat eindelijk op den negentienden Maar: des Jaars 1599, door tusfehenkomfte van Afgezondenea van de Staaten Generaal, onder een Aite van non prejudicie voor den Prins, een Verdrag wierdt getroffen, inhoudende dat de Voorftelling, bij voorraad, zoude gedaan worden door eenen derden, geen befluitende Stem hebbende, zo in de Staaten als Gekommitteerde Raaden , te weten door den Penfionaris, en, bij afweezenheid van denzelven, in de Gekommitteerde Raaden bij maandelijkfche Tcurbeurten; dat de Ondertekening op den kant (paraphure) , zoo in de Staaten als Gekommitteerde Raaden middelerwijl zoude óphouden; 't geen ook zedsrt dien tijd zo gebleeven is. In •t Jaar 1608 hervatte de Eerfte Edele wel weder deszelfs voorig beweerde, bij gelegenheid van de afweezenheid van den Penfionaris, doch vrugteloos, fteminende toea de Leden, H 4 ieder  ïfi9 ZEELAND. y-n -- , _ j ieder op zijn beurt, zonder omvraage. Tot dat eindelijk de Voorftelling, bij afweezenheid van den Penfionaris wierdt opgedraagen aan den Sekretaris van 't Land. Ook plagt de Eerfte Edele met gedekten hoofde te advifeeren in de Vergaderinge , daar alle de andere Leden van ouds gewoon wa. ren zich te ontdekken; doch in den Jaare 1666, vondt men goed, dat zich de Eerfte Edele ook zoude moeten ontdekken, gelijk hem ook zedert een Armftoel geweigerd is. In den Jaare 1596, is (naa veel twistens, of de Gemagtigde van den Eerilen Edelen in Zeeland moest gebooren, zijn) de Heer van malderce, hoewel geen Zeeuw zijnde, op Kommisfie van Prins maurits toegelaaten. Maar, in den Jaare 1660, is goedgevonden, dat geen Vreemdeling daar toe Zoude worden verkooren; waar van egter, om redenen, in opzigte van den Heer van odyk , is afgegaan, zónder daar uit evenwel gevolgen te mogen trekken, en mits zijn Krijgsampten afftaande. Waren 'er groote gefchillen over 't Regt van Voorftellinge, als anders, met den Eerften Édele geweest, geen mindere verfchillen hadden de gezamentlijke Leden , over de bepaalinge der Stemmen in de Vergaderinge der Staaten, in welke de Goede dat is, Graaflijke Steden, zedert de Beroerten in den Jaare 1578, begonnen te ftemmen Lid voor Lid, als ieder één Stem hebbende; daar zij te vooren met haar vijven niet meer dan één, dat is, de derde ftem onder de drie Staaten hadden uitgeb'-agt: waar tegen de Eerfte Édele en de VazaÜe Steden, Vlisfingen en Veere, hun Gezag verminderd voelende, zich aangekant hebben, en geoordeeld, dat men, op den ouden voet van Regeeringe, bij drie ftremmen moest blijven. Ondertusfchen vondt het Priyileg'e, bij den Prins van oranje aan de Vazalle Steden Vliffingen en Veere gegund, geen minderen tegenftand. Men beweerde d^t die Steden tegen alle gebruik, in plaats van den Prelaat, tot de Regeeringe des Lands toegelaaten wierden ; dewijl de Geestelijke Goederen of des Prelaaten middelen, ten welker aanzien hij alleen ftem hadt, verkogt zijnde, zijn plaats in de Staaten moest verilaan worden geheel vernietigd te zijn; en dat geen ander in deszelfs plaats kon-  ZEELAND. 131 de gefteld worden; zijnde ook die Steden op de Dagvaart, gehouden den vierden Februarij des Jaars is?8, alleen onder voorbetuiginge en voor datmaal tot de Vergadering toer gelaaten. Deeze wederzijdfche twisten zo hoog gereezen Zijnde, dat de Vergaderingen telkens vrugteloos afliepen, wierden de verfchillen (onder voorbetuiginge van Middelburg tegen 't Oktrooi in den Jaare 1574» aan VlUfingen en Veere verleend) bij uitfpraake des Prinfen van oranje, aan wien de zaak verbleeven was, op den veertienden Junij dns Jaars 1579, in diervoegen bijgelegd, dat de Graaflijke Steden, geduurende den Oorlog, zouden adviferen naa den Eerften Edelen, Stad voor Stad hebbende haar eigen ftem, en dat daar naa Vlisftngen en Veere van 's gelijke zouden ftemmen; doch onder de bepaallnge, dat de oorlog geëindigd zijnde, 's Lands zaaken wederom met drie Stemmen zouden beflooten en beflist worden; waar in de Edelen zouden hehben de eerfte, de vijf Goede Steden de tweede, en Vlisfingen en Veere de laatfte. Maar hoe ver die Uitfpraak aan, genomen, en wat daar over voorgevallen is, blijkt niet, dewijl de Notulen der Staaten van Zeeland van het Jaar 1579 tot 1583 Ingeflooten, niet voorhanden zijn. Dit is zeker, dat, zedert dien tijd, nooit anders dan met de Stemmen van alle de Steden gefterad is, zonder dat de Eerfte Edele zich, ooit met de pitfpraak nebbe beholpen om de Stemmen wederom- tot drie te brengen, hoe zeer zijn belang zulks ook fchcen te vorderen. Met die zelfde Uitfpraak wierdt dan ook teftens bijgelegd het gefchll tusfchen de Steden Vlisfingen en Veere over de Voorzittinge in de Staaten; de eerfte ftaande op haare Grootte en Aangelegenheid en de laatlte op de Oprigtinge van *t Markgraaffchap. Zedert is de Stad Reimerswaale, door de groote Oyerftroomingen verbijsterd, allengskens zo ontvolkt en verarmd, dat zij, nog bekwaamheid van Perfoon nog Middelen tot de Bezendinge ter Staats vergaderinge hebbende, goedwillig, alle haare Ampten en Privilegiën ter Rekenkamer heeft overgeijragt en de Regeeringe moeten afftaan en verlaaten. Waar door de Regeering van Zeeland zedert beftondt in zeven Stemmen, tq weeten , den Eerften Edeien , Middelburg, ' H 5  122 ZEELAND. Zierikzee, Goes, Tholen, Vlisfingen en Veere, maakentte gezamentlijk met malkanderen de volle Souvereine Vergade* ring der Staaten van Zeeland, die bij haare Afgezondenen worden verbeeld. Dus bleeven de zaaken, jot dat, naa her, affterven van willem den II, Prins van Oranje, den Eerften Edelen geene Stem ter Vergaderinge der Staaten vergund wierdt. Doch in den Jaare 1668, is Prins Willem de III, weder tot Eerften Edelen aangenomen en deszelfs Gemagtigde, als zodaanig, ter Vergaderinge toegelaaten: maar deeze, als 't laatfte Manlijk Oir van Prins willem den I, in den Jaare 1702, overleeden zijnde, is deszelfs Gemagtigde niet meer ter Staatsvergaderinge of in eenige andere StaatsKollegien toegelaaten, nog ook iemand der andere Edelen met de Waardigheid van Eerften bekleed. Door welke uitfluitinge de Vergadering der Staaten van Zeeland alleen uit de hier vooren genoemde zes groote Steden bleef beftaan, tot het Jaar 1747. Wanneer de hoogdringende Nood des Vaderlands den Burgeren alom de oogen opende, om 't gevaar, 't geen de Vereenigde Nederlanden over het hoofd hing en den gantfthen ondergang dreigde, te zien en ter herte te neemen. De Staat hadt, volgens zijne Verbindtenis, ter handhaavinge van de Erfvolging in het Huis van Oostenrijk, zo als die bij de Pragmatike Saniïtie, door Keizer karel den VI. was vastgefteld, aan deszelfs oudfte Dochter, maria theresia, thans Keizerin en Koninginne van Hongarije en Bohe. men, enz. de bedongene onderftanden en hulpbenden zedert eenige jaaren verleend tegen den Koning van Frankrijk, die, naa eenigen tijd met wisfeibaar geluk in Duitschland en Bo~ hemen geporlogd te hebben, in den Jaare 1744, den voornaamften Stoel des Oorlogs in de Oostenrijkfche Nederlanden ovcrbragt; daar hij, in dit en de twee volgende jaaren, alle de Steden der Barrière van deezen Staat (fchoon met denzeiven in Vrede zijnde) bemagtigde, en eindelijk, op den zeventienden April 1747, in den Hagc aan de Heeren Staa. ten deedt overgeeven eene Declaratie der redenen, die hem bewoogen, om het Grondgebied van deezen Staat zelf aan te tasten; 't geen hij ook op dien zelfden dag deedt werk• l li ftej-  ZEELAND. ftellig maaken, zendende een deel zijner Krijgsmagc in StaatsVlaanderen, doende hetzelve met alle zijne Steden en Sterkten, in minder dan ééne maand, voor zijne Magt bukken, beginnende met de fterkfte Stad Sluis, die, zonder dat 'er één Kanonfchoot op gedaan was, den vijand wierdt overgegeven, op den eenentwintigden dier zelfde maand April. Dit hielp de gemoederen aan het gisten en het werk eerct binnen de Stad Veere aan den gang, daar de Burgerij, des nagts tusfchen den vier- en vijfëntwintiglien dier maand van de Regeeringe verzogt, dat zijne Doorlugtigfte Hoogheid, de Heer willem karel henrik fkiso, Prins van Oranje en Nas/au, enz. tot Stadhouder, Kapitein en Admiraal-Generaal over Zeeland mogt worden aangefteld, 't geen ook bij die Regeering, voor zo veel haar Stad aanging, des morgens ten vijf uuren, blijmoedig gefchiedde, wordende het Oranje Vaandel daadlijk ten Tooren uirgefteken, terwijl zich de gantfche Burgerij, als in een oogenblik, met Oranje Linten op hoed en borst verfierd hadt, onder duizenden uitroepingen van Vivat Oranje'. Zie daar het begin eener Omwenteling, waar van zich de tijding als een Biikfemftraal over geheel Zeeland veriprèj'dde: 't geen ook van dat fgevplg was, dat de P*ins, nog dien zelfden vijfëntwïntigften April, binnen ter Goes, Cdaar men egrer van 't gebeurde ter Veere geen kennis hadt) ten tien uuren; te Zierikzee, ten elf uuren; te Vlisfingen, naa den middag ten zes uuren; te Middelburg, ten zeven uuren; binnen Tholen op den zevenëntwintigftea der zelfde maand; en des anderendaags den achtentwintigften April, met eenpaarigheid van ftemmen, bij de Heeren Staaten van Zeeland (op de voorftellinge bij de Heeren van Middelburg, reeds pp den zesentwlntigften te vooren gedaan) wierdt verkooren tot Stadhouder, Kapitein en Admiraal Generaal van Zeeland: Gelijk dan ook dat Zeeuwfche voorbeeld, bij de Staaten van Holland, Utrecht en Overij.fel binnen weinig dagen alom tot onuitfpreeklijke blijdfehap der Burgerijen gevolgd is: hebbende inmiddels de Heeren Staaten Generaal zijne Hoogvorftelijke Doorlugtigheid , op den vierden Maij, aacgefteid tor Admiraal en Kapitein Generaal van de Unie, met de magt P.ver  124 ZEELAND. over het uitgeeven der Patenten en andere zaaken, de Mlli. de betreffende, zo en op dien voet als het deszelfs Voorzaaten geoeffend hebben. Thans volgde welhaast de hcrftelling van den vernietigden Staat van Eerften Edelen van Zeeland; waar toe de Heeren Staaten van Zeeland, zijne Hoogheid op den zestienden Maij des Jaars 1747, op de voorfteliinge door de Heeren Gemagtigden der Stad Middelburg, op den dertienden dier maand gedaan, hebban aangefteld, onder de gewoone Verklaaringen en Aften van Non-prejuditie, dat het Regt van Eerften Edelen niet gehegt is aan eenig Goed, Huis, Kwaliteit of Familie. Onmiddelijk daar naa Is, meede op voorftelling der Heeren van Middeiburg, aan zijne Hoogheid te rug gegeeven net Marquifaat van Veere en de Heerlijkheid van Vlisfingen: wordende de Refolutie van den zeventienden November 1732, en alle andere Refolutien, met de tegenwoordige ftrijdig, ingetrokken, voor nietig verklaard, en gehouden of dezelve nooit genomen waren. Dus kreeg in Zeeland alles weder zijne oude gedaante, en wierden door het herleeven van den Staat van Eerften Edelen, de Leden van de Staaten van Zee land weder tot het voprige Zevental gebragt. De Eerfte Edele heeft, als het eerfte Lid der Staaten, ook eenen Gekommitteerden, om deszelfs Perfoon te verbeelden in derzelver Vergaderinge, gelijk ook in de Kollegien der Gekommitteerde Raaden van Zeeland en ter Admiraliteit, die ook teffens eene altoosduurende Kommisfie heeft In de Vergaderinge van de Heeren Staaten Generaal. Ook beeft de Eerfte Edele een Lid om hem te verbeelden in de Provinciaale Rekenkamer, en een derde in de Staaten van Walcheren. De Heeren, die wegens de Prinfen van oranje en op derzelver Kommisfian als Eerfte Edelen ter Vergaderinge der Staaten van Zeeland, en in de Kollegien der Gekommitteerde Raaden en ter Admiraliteit in Zeeland verfcheenen zijn, waren de volgende: Jon-  ZEELAND.' 125* Jonker pieter de rycke, eerst op Kommisfie van Prins willem I, en vervolgens van Prins maurits, van den tienden Januari] 1587» en tweeden Julij 1590. Jonker jaques de malderóe , op Kommisfie van Prins maurits, van den zesëntwintigften September 1597. Jonker adriaan van manmaaker , Ridder, op Kommisfie van den zelfden Prinfe van den derden Februarij des Jaars 1618. De Heer johan de knuyt , Ridder, Heer van Oud en Nieuw Vosmaar, op Kommisfie van Prins frederik- henrik, van dea negentienden Februarij, en, naa deszelfs dood, op Kommiifie van Prins willem II, van den negentienden September des Jaars 1647; met wiens overlijden op den zesden November van den Jaare 1650, de Kommisfie van den Hee. re de knuyt ook een einde nam. Zedert is de hooge waardigheid van Eerften Edelen onbageven gebleeven tot den negentienden September des Jaars 1668, wanneer Prins willem III daar weder meede bekleed wierdt; die tot Zijnen Gekommitteerden aanltelde: Jonker willem van nassaü , Hser van Odijk, bij Kommisfie, gegeeven in den Jaare i6"ö8. Doch Prins willem, zedert ook Koning van Enge/and. Op den negentienden Maart des Jaars 1702, overleeden zijnde, hieldt ook de Kommisfie des Heeren van odtk op, en bleef de Staat van Eerften Edelen andermaal onbegeven, tot op den achttienden Maij des Jaars 1747, wanneer (gelijk wij hier vooren aantekenden) die waardigheid aan den Érfftadhouder , Prins willem den IV, wierdt opgedraageu. Deeze verkoor Jonker jan van borssele tot zijnen Gekommitteerden , volgens Kommisfie van den negentienden Maij des gemelden Jaars 1747. De Vergadering der Staaten van Zeeland wordt thans aïtijd gehouden binnen de Stad Middelburg, als zijnde de eerfte en grootfle onder de Zeeuwfche Steden eu best voorzien, van alle bekwaamheden tot gemak en gerief der Kollegien: hoewel dezelve voor deezen, volgens \befluit, in Februarij des Jaars 1578 genomen, bij beurten ook in de andere Steden,  H6 ZEELAND. den, als Zierikzee, Goes en Tholen gehouden is-, tot dar men, de ongelegenheden en ongemakken daar van meer en meer gewaar wordende, op den vijfden November des Jaars 1598, de Vergadering te Middelburg, (hoewel de beurt dier Stad niet zijnde,) goedvondt te bc-fchrijven; zijnde dezelve zedert altijd hier gebleeven. 't Is ook waar, dat dé Staatsvergadering zomtijds wel buiten de Provincie vsn Zeeland en in Holland befchreeven is; maar men heeft zulks aangezien als van ten kwaaden gevolg, en ftrijdig met de Privilegiën van den Lande van Zeeland: zijnde zodanige befchrijvingen, wtlke bij de Staaten Generaal waren gedaan, één en andermaal, in Februarij des Jaars 1599 en Oktober 1600 afgeweezen, en goedgevonden alleen Gemagtigden te zenden. Het Vertrek, waar in de Staaten te Middelburg vergaderen, in de Befchrijvinge der Middelburgfche Abtdije reeds vermeld zijnde, nevens die der andere Hooge Vergaderingen, zullen wij thans alleen zeggen, dat de Leden , vergaderd zijnde, zitten aan eene Tafel, aan welker eind , met den rug naa den Schoo;fteen, de Eerfte Edele, in eenén Fluweelen en met deszelfs Wapen verfrerden Armftoel zit; doch bij deszelfs afWezendheid bekleedt zijn Gekommitteerde die plaats op een gemeenen Stoel, gelijk de overige Leden: daar op volgen aan deszelfs regte hand, en dus ter linker zijde van den Schoorfteen dè Afgezondenen van Middelburg: regt tegen over dezelve, die van Zierikzee: naast Middelburg zit de Raadpenfiorar's van 't Land, omtrent het midden der Tafel; naast Zierikzee die van Goes, en ter regtef hand van den Raadpenfionaris de Thoolfehe Heeren, die weder de Vlüfingfche over en de Feer/ehe Heeren naast zich hebber;. De 'latei, waar aan de Sekretaris van 't Land zit, is naast den Schoorfteen, ter linker hand der Heeren van Middelburg geplaatst. De Vergadering der Staaten van Zeeland is aan geen vasten tijd verbonden; maar worde 1 de Pointen van Befch'ijvinge met de noodige'Bijlagen door ('s Lands dienst zulks vorderende) de Gekommitteerde Raaden aan de Steden tijdelijk afgezonden, met bepaalinge van dag. De befchreevene Le-  ZEELAND. Uf Leden zijn verpligt ten beftemden dage, of uiterlijk daags daar aan, zich op reis te begeeven; indien zij van bulten het Eiland Walcheren koomen moeten, en die binnen 't Eiland zijn, naa eene overnagtfche weete; doch eenige Leden, om redenen belet zijnde eenige Afgevaardigden ter Vergaderinge te zenden, moogen dezelve hunnen Last en Advyfenv zo op de Pointen van Befchrijvinge, als op alle voorvallende zaaken, doen inbrengen door hunnen Gekommitteerden Raad of den Raadpenfionaris van 't Land. De Afgevaardigden hebben, geduurende da Dagvaart, vrijen toe en afgang tot de Vergaderinge, Zonder gearresteert te mogen worden. Volgens de beraamde orde op 't beleid der Staatsvergaderinge van Zeeland, ( waar van egter in deeze en geene Stukken wel eens afgegaan wordt) mag niemant daar worden toegelaaten, dan die eene radikale Oualiteit heeft, dat is, die een Stemmend Lid, Penfionaris of Sekretaris eener Stemmende Stad van Zeeland, of derzelver Gekommitteerde Raad h. leder Lid mag zo veel bevoegde Perfoonen voor zijne rekening ter Vergaderinge laaten verfchijnen , als het goedvindt, doch die alle maar eene Stem uitbrengen. Een Lid, voor de eerftemaal ter Vergaderinge zullende verfchijnen, is gehouden, voor den aanvang der Onderhandelingen, Eed te doen, dat hij de" Hoogheid, Vrijheid, Piivilegien, Geregtigheden en oude Herkomen van den Lande, Steden en Leden van dien, getrouw en ieverig allen tijd en alleszins zal helpen handhaaven, en daar tegen geenen Indragt gedoogen; alle Kommisfien, hem opgelegd, naarflig en naauwkeurig uitvoeren ; 't geen geheim behoort gehouden te worden, aan niemant, wie het ook zij, bulten zijne Principaalen, te openbaaren. De zaak van eanig belang hebbend Lid'of Leden, daar over eenig verfchil tusfchen de onderlinge Leden» of tegen eenen derden mogt zijn, voorkomende, moeten zodanig een Lid of Leden met hunnen Gekommitteerden Raad, geduurende de Handelinge over 't zelve," uit de Vergaderinge blijven. Ter Vergaderinge wordt geen gehoor verleend dan. aan Perfoonen publieke Qualiteit hebbende, en die zich alvoorens daar toe aan oen Raadpenfionaris aangegeeven en korte opening van hun Vcorilel gedaan hebben. De  K28 ZEELAND'. De Voorwerpen der Overwegingen der Staaten van Zeeland, zijn alle zaaken, de Souvereiniteit en 't Gemeene Land van Zeeland, de geheele Unie of Bondgenootfchap, of bijzondere Steden en Perfoonen raakende, op den zelfden voet al3 bij de andere Provinciën, gelijke Souvereiniteit heb. bende, gefchiedt/ Naa het Gebed, 't geen bij den Sekretaris van 't Land gedaan wordt, en het refumeren der Refolutien der voorige Zittinge, worden eerst de ingekomene Brieven gelezen; waar naa de Raadpenfionaris de in Befchrijvinge gebragte zaaken en vervolgens andere (naa dat dezelve meer of minder fpoed vereifchen) voorbrengt. De Leden advifeeren op de voorgebragte zaaken ieder op zijn rang, eerst de Eerfte Edele, daar naa Middelburg, dan Zierikzee,- Goes; Tholen, Vlisjingen en Veere- In 'e ftemmen heeft ieder volle Vrijheid zijne gevoelens te uiten, wordende bij den Raadpenfionaris, naa gedaane omvraage, bij meerderheid van Stemmen geconcludeerd, uitgenomen in zaaken, die volgens de oude Orde van Regeeringe of bij uitdrnSlijk Befluit daar van uitgezonderd zijn; als opftelling van Schattingen, nieuwe Belastingen, Traktaateu van Vrede, Oorlog en verandering van Regeeringe. Alle Bewiliigingen of Conjenten der Gemeene Middelen moeten zuiver en gaaf gedraagen worden zonder bijvoeginge van eenige mitfen of Voorwaarden. Op alle zaaken moet afzonderlijk worden geadvifeerd, zonder door eenige tusfchenkomende Verzoeken of Zaaken te mogen worden verward: maar heeft eenig Lid iets te verzoeken of de Vergaderinge voor te draagen, dat mag ordentlijk, naa alvoorens verlof daar toe verzogt te hebben , gefchieden. Gelijk ook, wanneer eenig Lid, ftaande de Vergaderinge, van de eene of andere zaak verzogt te worden gemaakt een Point van Befchrijvinge tegens de eerstvolgende Vergadering, zo zijn de Heeren Gekommitteerde Raaden gehouden zodanig verzogt Point,' zonder uitftel, of eenige eiccufe, behoorlijk uit te fchrijven. Zo eenige Leden, naa voorgaande wettelijke Befchrijvinge, zwaarigheid mogten maaken of weigeren hunne Afgevaardigden ter Vergaderinge af te ienden of wel van hunnentwege fchriftelijken Last of Volmagt aan hunnen Gekommitteerden Raaden of den Raadpenfionaris vaa 't Land  ZEELAND. 129 't Land te geeven, en dat dezelve, andermaal befcbree^en zijnde, nogmaal mogten weigeren te verfcoijnen, zo -mogen de aanwezende Leden met de handelingen voortpan, en worden de genomene Refolutien, zo wel tegen de afwerende, als tegen de aanwezende, Cvolgens ui'fpraak van Prins willem den I, van den veertienden September des Jaars 1579 en bet gebruik) voor Executabel gehouden. Dit heeft ook plaats, wanneer eenige Leden zouden weigeren te heJoigneeren, of beftaan de Vergadering té verlaaten (zonder dat daar toe alvoorens behoorlijk befiuit genomen w»s) on. der vcorwendzel, dat hun op hunne verzoeken of beweerdde, geen gelijk of genoegen zoude mogen wezen gedaan ^ en niettegenftaande aile Vertoogen en Beweegredenen daar tegen gebruikt, bij hunne weigeringe of afwezenheid onordentlijk blijven volharden, tot merkelijken otidienst en on* eere van den Lande en derzelver Hooge Regeeringe, De Leden of eenige derzeive verzogt zijndej zich op 't een of 't ander Stuk te willen veiklaaren bij Infchrijvinge, zijn ge-. houden 't zelve, zp ras doenlijk, naa te koomen. en hun gevoelen, dien aangaande in Gefchrifte over te zenden, niet aan de Heeren Raaden van hunnent wege gemagtigd, maar aan den geheelen Raad. Confent op 't welbehaagen van hunne Principaalen bij eenige Afgevaardigden geJraagen zijnde, moet dut welbehaagen worden ingebragt en aan de Heeren Gekommitteerde Raaden bekend gemaakt ten uiteriten binnen acht of tien dagen naa het fcHeiden der Vergaderinge, of anders wordt het voorfchreeven Confent gehouden voor zuiver lijk gedraagen. De Rifutxptie v*n bet beflootene op den laatften dag der Vergadetirge, kan op voorgaande Magtiginge, gedaan warden docr de Heeren van den Raade , ten overftaan der L?r»en, die tegenwoordig willen Zün. Jasrlijtts worden de Notulen op 's Lands kosten gedrukt en den Leden toegezonden. De Staaten van Z-eland worden in hunne Vergadering bediend van eenen Raadpenfionaris en eenen Sekretaris. De eerftfl gciet voor een iaa'lijkfche Wfdde driehonderd Ponden Vlaams en vrije wooning in 's Lands Huizinge. De laatfte alleen op eene vaste Wedde van tweehonderd Ponden Vlaams. XXXIV. deel. I Welk  *3» ZEELAND* Welk nu het voornaamfte werk en bezigheid van derr Raadpenfionaris van letland zij, zal best uit den korten Inhoud zijner Inftruftie kunnen gezien worden, houdende: Dat de Raadpenfionaris moet weezen van goeden Naame en Faame, een gebooren Zeelander, de Provincie of eenig Lid derzelve gediend en ter Vergaderinge Zitting gehad hebbende, ten minften den tijd veto zes jaaren, Belijdenis doende van den Hervormden Godsdienst, in Regte gegradueerd, in DuS^t" erv?arenrea der ^«ijnfche, Franfche es Duitfche Taaien magtig. De Staaten vergaderd zijnde, moet hij de eerfte in 't koomen en de laatfte in 't feheiden zijn, Hij moet, naa 't gedaane Gebed, de Pointen van Befchrijving ordemlijk voordraagen en voorts niets anders voorftelHm, dan 't geen bij voorgaande Communicatit en Dtlibtra. ut met dM van den Raade goedgevonden is. Hij moet geduurende de Vergadering de Notultn van 't gtrefolveerde houden, de Bepesches, daar uit vloeiende, door den Sekretaris doen registreeren en expedieeren , de openftaande Agenda, daags naa 't feheiden der Vergaderinge, doen uitrrekken en den Leden toezenden en daar van ter naaster Vergadering op de eerfte Zitting verllag doen. Hij moet in Tl ?TJ^mmitGe* CDBlieveD heeren wanneer hem zulks b», de Staaten of Raaden gelast wordt. Hij moet ook altijd in den Raad verfchijnen en denzelven dienen van aijn Advtjs, doch zonder refererende Stemme en heeft ^"ting, naa die van den Raade aan de zelfde Tafel. Hii moet over alle inkomende Brieven terftond Vergadering beleggen, en dezelve nic-t dan in tegenwoordigheid, ten minfteu van twee van den Kaade openen, moetende daar op, de aaaken zulks vorderende, ftr*ks bij den Raad gertfoZtrd' worden. Hl, moet, om onderrigting te kunnen geeven van den Staat der Financien, bij de hand hebben den Maandehjkfehen gerepartitiettden Staat van 's Lands Inkomen, mits. gaders een Register van de Ordonnantiën. Ten dien eindo wordt aan denzelven tVlen tijde gegeeven acces in 'sLand* Rekenkamer en Fifit der Rekeningen en van andere Stukken en Mummenten. Hij mag zich in geen dienst van andere Irinfen, Heeren, Republieken of Steden, geduurende zijne jegen-  ZEELAND'. Hi jegenwoordige Bedieninge begeeven; zelfs niet zijnen DienSt verhaten hebbende , zonder verlof der Staaten. Hij mag geenerbande Gaven, direél of indired ontvangen, en moef, den Eed van Trouwe aan de Staaten of Gekommitteerde Raaden doen. Hij moet zorg draagen; dat geen Indragt gefchiede tegen de Orde van Regeeringe, dé Hoogheid en Geregtighëid der Provincie en Hervormden vastgeftelden Godsdienst. Iets deeze tegengaande verneeménde, is hij gebonden aan de Staaten of Gekommitteerde Raaden kennis te j'fven. Hij moet in alle zaaken, waar in, naar Orde van Regeeringe geconcludeerd kan worden, de fchriftelijke Conclufie ïn de Notulen infereeren, en alleen de Conclt fte, en niet de bijzondere gevoelens, voor Extraci, zo 'er e:-n moot ge ;eeven worden, laaten uittrekken. Hij vermag geen Erj-aften te geeven, dan aan die zulks toekomt, ten zij bij Verlof. Hij moet bij tijds 's Lands Notulen aan den Sekretaris ïeveren,- op dat daar van Affchriften aan de Leder), ten Kbg&% binnen drie Maanden, mogen worden bezorgd. De Notulen mogen alleen bij eenen beëedigdèn Klerk gefchreeveu worden. De Rlaadpenfionaris moet ook bij Éede beióoven den '»'aaTén Christelijke Hervormden Godsdienst, naar zijn uiterfts vermogen voor te Haan en handhaaven , de Staaten houw eri getrouw te zijn, iu alles te handelen zonder b'egunlVginge Van eenige Stad of Steden, Landen of Perfoonen, iedër Recht of Juftitiè te doen, geen zaaken te ontdekken die geheim behooren gehouden te worden, of tot iemands nadeel zouden ftrekken, niemant in 't bijzonder ten die.-st te flaan, geen Giften of Gaaven te ontvangen, ten w9ae eefbaare of drinkbaare Waaren van kleine waard»: voorts met, te koopen eenige Buiten, Goeden, Ordonnantiën, Actiën of Crediten, die 't Land van Zeeland zoude mogen fctwldig zijn, nog part of deel daar in te hebben; ook nitt in eenige Pachten, Kollecten van Konvooien of Gemeene Miodelen, nog eenige levctantien aan de Gemeene Zaaken van Zeeland verkogt, en zicit voorts i» alles te gedraagen naar zijne Inftructie, ï 2 »8  iS* ZEELAND. De Sekretaris van 't Land, moet insgelijks zijn een gegradueerd Regtsgeleerde, doende Belijdenis van den Hervormden Godsdienst, en in de Latijnfehe, Franfche en Duitfche Taaien trvaareh. Volgens 't beflootene, in December des Jaars 1585, moest hij een gebooren Zeelander zijn; doch naderhand is zulks uit zijne Inftructie van den veertienden Junij des Jaars 1630, üitgelaaten. Zija werk is, de Depesehes, zo uit de Refolutien der Staaten, als der Gekommitteerde Raaden vloeiende , te doen opmaaken en uitgeeven. In afwezenheid van den Raadpenfionaris, neemt hij deszelfs plaats waar en doet de Voorftelling in de Vergadering ; doch niet dan naa voorgaande omvraage en daar toe verzogt zijnde; doch is ook wel zonder omvraagen gefchied. Ook is hij verpligt de Notulen der Gekommitteerde Raaden te houden. De Griffie, gemeenlijk het Staaten-Komptoir genaamd, in Februarij des Jaars 1578,.op last der Staaten, bij den Raadpenfionaris roïxs opgerigt, wordt gehouden in twee Vertrekken, aan de linkerhand van den opgang na de Staatenkaïner, en wordt bediend bij eenen Griffier en vijf Klerken;, die wel alle bij de Ministers worden aangefteld; doch de Titel van G"iffier wordt aan den eerften Klerk bj de Staaten gegeeven. Ook worden de Sraaten en Gekommitteerde Raaden gediend van zes gewoone Boden, die ook den Raad ter Admiraliteit moeten ten dienst ftaan. De Kamerbewaarder der Staaten van Zeeland, die zijne wooning boven de Staatenkamer heeft, wordt, nevens de Boden, door de Gekommitteerde Raaden aangefteld. Tot het bedrijf der vergaderde Staaten behoort ook het begeeven der Politike Ampten en Kommisfien: waar omtrent het volgende wordt waargenomen. Eenig Arapt of Bediening openvallende, moet hetzelve door de Hoeren van den Raade, zo haast mooglijk, in Uitlchrijvinge worden gebragt» wanneer de Leden, op de eerfte of uiterlijk daar naast aanvolgende Vergaderinge, 't zij die gehouden wordt op nieuwe Befchrijvinge, of op reces, hetzelve moeten vergeven. Indien 'er eenig verfchil over een Ampt of Officie mogt ontftaan, moet zuiks op de voorzeide eerfte Vergadering worden  ZEELAND. •33 den befllst en volkomen afgehandeld. Niemand, Ihande naa eenig Ampt of Bediening, mag ter Vergadering verfchijnen; zo lang het Point van Befchrijvinge, daar toe jngefteld , niet is afgehandeld, of daar, naar 't gewoone gebruik, vetfchijnende, moet dezelve, dat Point dienende, buiten ftaan. Ie» mand, tot eenige Bediening bevorderd zijnde, moet eerst den Eed van Zuiveringe doen, eer hij tot den Eed van Trouwe, tot die Bediening ftaande, of tot het ontvangen zijner Kom* mistte kan worden toegelaaten. De voornaamfte Ampten binnen de Provincie, bij Verkiezinge op Kommisfie der Staaten, bediend wordende, zijn die Van Raadpenfionaris en Sekretaris van het Land, Ontvanger Generaal van Zeeland, en ook voor de aanftelling van den Prinfe van oranje tot Stadhouder, enz. de drje Hoofd* Officieren te water en de Militaire Ampten te lande. Bij Verkiezinge der Staaten van Holland en Zeeland, te gelijk, worden vergeven de Buitenampten van den Prefident en Griffier van den Hoogen Raade; doch het Prefident-Grif£er- en Rentmeestersampt der Exploiten van den H->tfe Provinciaal worden, op de beurte van Zeeland openvallende, door de Staaten van Zeeland, bij Verkiezinge, alleen verge* ven. De overige Ampten binnen de Provincie, in de Sie» den, derzelver Regtsgebied en de Eilanden, op Kommisfie der Staaten, bediend wordende, zijn de Baljuwagien der Stemmende Steden, (met uitzonderinge nogthans vaa vksn fingen en Veere, daar die aanftellinge den Marquis en Heere toekomt) de Rentmeesterfchappen Bewester- en BeoosterSchelde, de Dijkgraaêfchappen, Ontvangerfchappen van den Jol, de Rentampten van de Rentieren, Geestelijke Goederen, de Ontvangersampten der Middelen van Confumptie, gewoone en buitengewoone perfoneele en regele Schattingen op de Landen, Huizen, Tienden, Dijkgorzen, en 't Regt der Kollateraale Succesfje. Deeze en alle andere Bedieningen, te vooren pp Benoeminge en Vooiftellinge begeven geweest, wierden, zedert her, vastftellen van een nadere orde, vervar, in zeker Reglement van den tweeëntwintigften November des laars 1708, bekend onder den naam van het Injlrumentum, Pacis, begeven aan zodanige Perfoonen, als, door de AfgeI 3  m ZEELAND. vaardigden van de Magiftraaten der Steden, daar zodanige; Ampten moeten worden bediend , gunftig zijn voorgedraagen, en voorgefteld worden; zonder, buiten bewilllginge derzelve Steden, daar in eenige verandering te maaken; mits dat dezelve Perfoonen de noodige vereischtens hebben en alle Orders van Regeeringe naakomen: alleen wordt het Remampt der Geestelijke Goederen in Walcheren , volgens Verdrag tusfchen de drie Stemmende Steden aldaar, bij tourbeurten vergeven; zijnde de eerfte tourbeurt aan Middelburg, de ïweede aan Veere en de derde aan Vlisfingen, en zo vervolgens, v De Ampten buiten de Provincie, op Kommisfie der Staa« ten van Zeeland bediend wordende, zijn thans vijf gewoone Afgesondenea ter Vergaderinge van de Algemeene Staaten en twee ter Generaliteits Rekenkamer: onder deeze zeven heeft de Eerfte Edele en Middelburg altijd eenen vasten Afgezondenet; ia de Vergaderinge der Staaten Generaal. De vijf andere gtediü vervullen de vijf overige plaatzen, zo dat het Amt.: van eenen Afgezondenen in de Staaten Generaal openvallende , de Stad welker Afgezondene ter Generaliteits Rekenkamer langst in die Bediening is geweest, en, bij haare weigeringe, de volgende Stad, de keuze heeft om haaren Afgezondenen cit de Generaliteits Rekenkamer in de Vergaderinge van de Staaten Gemaal te doen overgaan: in welk gev:.l de Stad, welker pkats in de Staaten Genetaal opengevallen was, de ledigftaande plaats ter Generaliteits Rekenkamer weêr vervult, en zo vervolgens. In den Raade van Staaten heeft Zeeland ook twee Heeren, die msc het Sckretarisfchap der Provinciaale Rekenkamer, naü.' tourbeurten bij lotinge gevallen, tusfchen de zes Steden, en op yoorfteliiuge der Stad, wier beurt het is, vergeven worden, zijnde de eerfte beurt gevallen voor Veere, dp tweede voor Middelburg, de derde voor Goes, de vierde voor Zierikzee, de vijfde voor Vlisfingen en de zesde voor Tholen. De drie Raadsheersampten in den Hoogen Raade ? en de drie in bet Hof Provinciaal, worden bij da zes ^temmende Steden, ieder met één Lid vervuld: zijnde et btedsn, die een Raadsheer in 't Hof hebben, bij 't openval.  ZEELAND. 135 vallen van een plaats in den Hooge Raade, de keur gelaaten, om haaren Raadsheer, met deszelfs goedvinden, te doen overgaan in den Hooge Raade, op den zelfden voet, als hier vooren van de Afgezondenen ia de Vergaderinge der Staaten Generaal en Generaliteits Rekenkamer is gezegd. In ieder der Hollandfche Admiraliteits Kollegien heeft Zeeland eenen Afgezondenen. In de Admiraliteit op de Maaze heeft 'er Vlisfinge, in die te Amfterdam, Middelburg en in 't Noorderkwartier Zierikzee één. De Kommiesplaats ter Ge-= neraliteit wegens Zeeland, en 't Sekretarisampt in 't Hof Provinciaal worden bij de zes Steden bij tourbeurten door voorgaande Lotinge bepaald , vergeeven. De eerfte beurt heeft Goes, de tweede Tholen, de derde Zierikzee, de vierde Vlisfinge, de yijfde Middelburg, de zesde Veere, en zoo vervolgens. De Ontvangersampten der Middelen van Confumptie in Noord. Beveland, en van den honderdften Penning op de Landen, Tienden, Huizen, enz. aldaar; gelijk ook de Kom» misfarisfchappen van de Monfteringe te Lande '(zo lang die nog vervuld wierden) worden, op Voorfteilinge der Steden (Vlisfinge alleen uitgezonderd, 't geen daar tegen voor een vaste beurt de Admiraliteitsheersplaats in 't Kollegie op de Maas vervult) bij tourbeurten volgens 't Lot vergeven, in deeze orde, ten eerfte Veere, ten tweede Middelburg, ten derde Tholen, ten vierde Goes, en ten vijfde Zierikzee, Hoewel eenige Ampten op Voorfteilinge der bijzondere Steden worden begeven, en dezelve daar door als aan de Steden gehegd zijn; egter is geen Stad bevoegd zodanige Beampten op eigen gezag uit hunne Bedieningen t'huis te roepen ; maar daar toe blijft, als van ouds, eene Staatsrefolutie nodig: doch de Gekommitteerde Raaden en Provicciaale Rekenmeesters zijn en blijven t'allen tijde bij hunne Steden wederroepelijk. Deeze Orde nopens het begeeven heeft dus tot heden toe ftand gehouden, doch wat fchikking daar omtrent nu ftaat gemaakt te worden, zedert het Lid van den Eerften Edele weder deel in de Regeeringe gekreegen heeft, zal de tijd leersn. I 4, Zee.  »?« ZEELAND. Zeeland heeft ook van oud» en doorgaans gehad de voorftelling van een' gewoonlijken Afgezant aan 't Hof van GrootÜritannie, en lchoon daar over wel veele beweegingen zijn geweest, is het daar van egjer tot heden toe. meest altijd iq bezit geoleeven. in opzirfte van 't begeeven der Krijgsampten was in den Jaare 1706, wel een oide bij de Staaten beraamd, volgens \veiKe dezelve moesten worden begeven; maar zedert het aanftellen van den frinfe van oranje , tot Stadhouder, Kaljitein Generaal en Admiraal van Zeeland, zijn alle Krijgsau,p.en ter degeevii g van denzelven gefteid. Ee' wij vs- de begeevinge der Ampten' affcheiden, dient oo» aatgeiekenu, ds.( ia den Jaare 169'j, bij de Staaten van Zet land is irgevoerd een K.pitaale Leening over aile polilike peampte , zo van 'sLands wegen, als van wegens de §(edeo, Curpora of Admiraliteit, enz. eenige Ampten bedienende, iedar derzel^e moet ten Komptoire Generaal van Zeeland tpi.t«jgen zekere bepaalde lbmme, die op ieder Ainpt geftcla is, vorens de Lijst daar van zijnde, voor weike fouirne ue tpbreuger eene beöooriijke, Amptsobligatie ontvangt, en zijn zt.aert den Jaare 1693, reeds dertien zodanige Kapitaale L^enugen aan ue Provincie geaaan, yan welke ae zeven tenten zijn opgenomen op eenen Intrest van vier ten honderd, de achiire, negende en' tjende tot twee en een half, de elfde en twaalfde tot drie en eerj half en de dertiende tot vier ten honderd. Doen in den Jaare 1726, is goedgevonden, dat, bij overlijden van eenige Beampten, de Ocii&atien ten laste van de openvallende Ampten alle zouden worden gebragt, op eenen Interest van twee en een half ten honderd, waar van egter de elfde en volgende Leeningen uitg' zonJerd zijn. B'j overlijden of afgaan van eenen Amptenaar, is deszelfs Opvolger gt boyden alvoorens tot den Eed te mogen worden toegelaaten, alle de gedaane Leeningen of fournisfementet\ aan zijnen Voorzaat pf deszelfs Erfgenaamep of regt verkregen hebbende af te losfen, en een derzelve ten voordeele. van den Lande te laaten doorhaalen en vernietigen, zonder ««a,. voor eenige vergoed:nge te erlangen door welke ver°  ZEELAND. 137 rjietfginge het Land allengskens van die fchisld, buiten deszelfs kosten ftaat ontheeven te worden. Boven en behaiven deeze Kapitaale Leening, wordt vntj tader der Beampten binnen de Provincie yan Zeeland en 'c Zeeuwfche Cowmittimus, (cT buiten de Provincie op benoeming of begeeving van eenige Kollegien of Sociëteiten v in deeze Provincie hun verblijf houdende) het zij.ze alleen Eerampten bezitten, of zulken, wier Wedde en Voordeelen van vijftig tot honderd ponden Vlaams bediaagen, gevorderd één jaarlijks Amptgeld ten voordeele van dèn Lande van twee ponden Vlaams ; en van ieder 501 Vlaams, dia dezelve boven de genoemde c£ 100: Vlaams 's jaars opbrengen, nog één pond Vlaams. Nog wo den ten Komptoire Generaal van Zeeland, of daar dezelve betaald worden, drie Stuivers ter ponde van de vaste Wedden gekort. De Staaten van Zeeland, die de derde Plaats en Stam on» der de Zeven Vereenigde Bondgenooten hebben, voeren den Titel van De Edele Mogende Heeren Staaten van Zeeland. Te vooren wierdt 'er bijgevoegd des Lands en Graaflijkheids ■san Zeeland; doch die woorden zijn 'er zedert eenige laa. ren uitgelaaten. Voor de oprigtinge van 't Kollegie der Gekommitteerde Raaden van Zeeland, vindt men gewag gemaakt van Gouverneur en Raaden; wier aanzien zo groot geworden was, dat zij zelfs in rang voor de Leden van de Staaten, in de Notulen van den tweeden September des Jaars 1577, genoemd ftaan. Oorfpronklijk fchijnt hun alleen de zorg der Krijgszaaken aanbevolen geweest te zijn; doch naderhand, in de Nederlandfche Beroerten, fchijnen zij uitgebreider Kommisfie van Prins willem den I verkreegen te hebben; maar buiten kennis en tegen wil der Staaten; gelijk zulks uit de Inftructie der Afgezondenen van de Staaten aan dien Prins blijkt. Deeze aanwasfende Magt naijver en ongenoegen bij de Steden verwekkende, heeft zich Middelburg daar aiïereerst tegen gekant; waar uit voortgekomen zijn de Raadpleegingen, om een Kaaé van Staaten voor deeze Provincie op te rigten, gelijk dan ook in de maand Maij d>s Jaars 1578, ket Kollegie der Gekommitteerde Raaden van Zeeland is k  3S'8 ZEELAND. is ingefteld; volgens de Inftruaie, die toen op den naam van Prins willem den I is vastgefteld; bij welke hun ook gei reeven is 't beleid der zaaken van de Admiraliteit, en, air. kragte yan welke, zij ook de bezigheden der naderhand opgeregte Rekenkamer waargenomen hebben, alles op eene Wedde van twee Guldens 'sdaags. Doch, de Staaten tegenwoordig zijnde, hielde hun Magt op. De Regeering zedert, zo door het piegtig afzweeren des Konings van Spanje van den Jaare 1581, als door den dood van Prins willem in den Jaare 15.84, en andere aanmerkelijke voorvallen, zeer vennderd zijnde, is daar naa op den dertienden Oktober dei Jaars 1586", eene andere Inftrutfie voor de Gekommitteerde Raaden bij de Staaten gemaakt en vastgefteld, Bij deeze wierdt bepaald dat hetzelve Kollegie zoude beftaan uit zeven Leden, te weeten ééuen Gekommitteerden van iden Eerften Edele, en éénen uit ieder dér zes Stemmende Steden van Zeeland. Dan, naardien, zedert den dood van Koning willem den III van Greet - Britannie, de Eerfte Edele nergens meer in Zeeland erkend is, beftondt het Kollegie van dien tijd af alleen in de zes Gekommitteerden der Stemmende Steden , 't geen thans door de aanftellinge des PriLCn van oranje tot Eerften Edele, weder op het oud get.l van zeven gebragt is. Voorts dat hunne Kommisfie duuren zoude tot de te huisroeplnge van de Leden, in wier naame zij Zitting hebben. Dat zij moeten ftaan ter goeder Naame en Faame, in Staatszaaken bedreeven, den waaren Christeüjken Godsdienst toegedaan, den Staaten aangenaam zijn, en den anderen niet beftaande tot in den vierden Graad van Bloedverwantfchap of aangehuwde Maagfchap, doch daar van is door de Staaten meermaalen ontfiag verleend. Het werk der Gekommitteerde Raaden beftaat in de gewoone bcftieringe van alle zaaken van Politie en Militie, in afwezenheid der Staaten, mitsgaders in het Beleid der Finan. tien van Zeeland; alles nogthans onder eenige voorbehondin* gen en bepaalingen, waar aan de Heeren Raaden verbonden zijn, en verpligt, niet alleen kennis te geeven van, maar ook te laaten aan der Staaten Beftier verfcheiden' zaaken; als file Pointen van Belastingen of Confent, daar uit Belastingen BiOS*  ZEELAND. yaffi «u 1 — " moeten voortvloeien, met andere Hooge Relagiên en Zaaken, daar van afhangende, op welke de Raad geiiouden is de Staaten te befchrijven, met toezendinge der Pointen, waar over gehandeld zal moeten worden; zijnde het gewoone werk van den Raad de daaglijkfche behandelingen van alie de Middelen der Gemeene Zaake, ter vermeerderin.ge van 't Inkomen en Befpaarlnge van 't uitgeeven derzelve. De Raad heeft voorheen ook gehad het onderzoeken en qpneemen van de Rekeningen der Rekénpligtigen: maar door de me. nigvuldige bezigheden, zich daar toe niet langer hebbende kunnen verledigen, is in 't eerfte aan eenige buitengewoone Gemagtigden van de Staaten, en daar naa aan 't Kollegie yan de Rekenkamer zelve dat werk opgedraagen en aanbevolen. Aangaande de Verpagtingen hebben de Senaten op den negende Januarij des Jaars ispö, daar over versheiden* Beftellingen gemaakt: want in 't Eiland Walcheren moeten de Gemeene Middelen verpngt worden door Gemagtigden uit de drie Walcherfche Steden en éénen Gemagtigden uit Zierikzee. Binnen Zierikzee, met de daar aankleevende Plaatzen, door Gemagtigden uit de Magiftraat dier Stad met bljvoeginge van éénen uit Middelburg, éénen uit Goes en éénen uit Tholen. Binnen Goes, door de Gemagtigden nit de Magiftraat aldaar, nevens die van Tholen, Vlisfingen en Veere, elk één. Binnen Tholen, door Gemagtigden der Regeering van die Stad en der Steden Zierikzee en Goes, elk één. Deeze Kommisfien worden door de Staaten, die tot het draagen der Confenten van deeze Gemeene Middelen altijd moeten befchreeven worden , gefterkt. Belangende de bijzondere Verpagtingen van Landerijen, Molens, enz. zo de Domeinen als Aangeteekende (geannoteerde ) Goederen betreffende, is goedgevonden die te doen gefchieden ter maaninge van de Rentmeesteren, door eenige (doorgaans twee) Kommisfarisfen uit de Gekommitteerde Raaden, met hulpe en ten overftaan van eenige uit de Magiftraaten der Steden, Zitting hebbende in de Staaten dier Kwartieren: maar de Verpagting der Gemeene Zaaks Tienden wordt in Wal. fheren gedaan door Kommisfarisfen uit de drie Steden aldaar. .Pinnen Zierikzee door Gemagtigden van Goes- Binnen Goei doof  14© ZEELAND. door Gemagtigden van Middelburg. Binnen Tfafen doop Gemagtigden van de Magiftraat aldaar, alles ten overftaan der Rentmeesteren in hunne Kwartieren: doch het uitzetten der Biljetten, het leggen der Dagen, en *t befchrijven der Steden en Rentmeesteren is aan de Gekommitteerde Raaden gefteld. De Gekommitteerde Raaden ftaan ook de Ordonnantiën ter Betaalmge van Traktementen, vermogen ook bij raardere van vrijwillige Gifte (gra/uiteit') en Vereeringe, iemand iets buitengewoons, waaromtrent bij de Staaten geeq bepaaling gemaakt is, toe te leggen; doch zij mogen geenszins toeftaan eenige nieuwe of verhoqgde Traktementen, Jaargelden of Kwijtfchelding van Aüien of uitftaande Schulden den Lande toebehoorende; ook geen Uitgift van Erfpagt, veelmin Verkooping van eenige 's Lands Middelen of Goederen. Zij mogen ook geen Ordonnantiën verleenen, zonder ultdrukkinge der redenen yan Schuld, op dat de deugdelijkheid der behandeling zoude kunnen worden nagefpoord. Voorts is hun vertrouwd de toezigt, dat alle 's Lands Geregtigheden wel mogea bewaard worden; dat de Provincie in 't gemeen, nog geen Kwartieren derzelve in 't bijzonder, eenigen overlast lijden: en, hoewel zij geen beftel hebben over eenige zaaken, de Juftitie en Politie aangaande en ftaande ter kennisfe var, eenige Steden of Leden van de Staaten; als gehouden zijnde dezelve te verzenden daar 't behoort, zo hebben zij nogthans een groot Gezag en Jurisdictie, als eerst de Kennis en Regtspleeging van Zaaken, welken oudtijds bij den Burggraave en Leenmannen van Zee. land, als tares Curi* piagten afgehandeld te worden; want, m vroeger tijden, hadden Burggraaf en Leenmannen de Hooge Vierfchaar van alle Hals en Lijfftrafbaare zaaken over het gantfche Graafhjke Regtsgebied, zelfs binnen de Steden, die men tot hunne Overkomst en Zitdagen moest uitftellen; maar naderhand i5 de Crimineele Judicature bij Privilegie aan de Graaffelijka Steden en Vazallen in dier voegen vergund, dat de . kennis van den Burggraave, ten deezen opzigie, overal heeft opgehouden: maar de kennis van Leenen, en al, wat daar van afhangt, is aan den Raade, in flede des Burggraafs, overgebragt. Doch deeze Regtsplee,  zeeland. ïAï ging over Leenzaaken, zelfs ter eerfter aanleg, is, bij nader overeenkomst, den Heeren Gekommitteerden Raaden onttrokken , en aan het Hof Provinciaal, als het gemeene Leetfhof van Holland en Zeeland overgegeeven. Over gefchillen ter zaake der Middelen van Corifumptie, Belastingen ter zaake van den Oorlog, als meede van de aangeteekendö en verbeurd verklaarde Goederen wordt bij den Raad, als laat» ften Regter, van 't Beroep van Schepenen, Vonnis geweezen bij Arrest, Zonder dat den Geregtshoven dien aangaande eenige Regtspleeging toegelaaten zij. Nog hebben de Gekommitteerde Raaden van Zeeland het Beftier over de Vlaamfche Kwartieren van Axel. Neuxe en Biervliet, Shet de Landen daar van afhangende, gelijk ook over Lillo en Liefkenshoek, onder den naam van Committimus der S:aaien van Zeeland of derzelver Gekommitteerde Raaden z wordende in die Pladtzen de Gemeene Middelen en Irkömften uit de Domeinen door bun gehecveö, en de Bedienders daar toe aangefteld , ook de Krijgsampten in de Steden vergeven , nevens andere Voorregten meer. Waaromtrent wij alleen moeten aanteekenen', dat het gantfche Beftier over het Committitnus ophieldt toen zich Frankrijk in de maanden April en Maij des Jaars 1747 van gantsch Staats Vlaanderen meester gemaakt hadt. De Gekommitteerde Raaden verleenen, in afweezen der Staaten, bij voorvallende gelegenheden, ook Fatenten aan het Krijgsvolk in de Grensfteden van Zeeland, om 't zelve te doen trekken, daar 'sLands Dienst zulks meest vordert. Hun is ook toegeftaan, dat zij in Holland .zijnde, mogen verfchijnen ter Vergaderinge van de Algemeene Staaten, naar 't voorbeeld der Gekommitteerde Raaden van Holland.. Verfcheiden* Ampten zijn ook ter hunner begevinge gefteldj doch de Steden hebben, leder in den haare, zommige derzelve haaren Gekommitteerden Raad weder onttrokken én ter haarer eigener Begsvinge gehouden. De Wedde der Gekommitteerde Raaden is jaarlijks een honderd Ponden Vlaams, behalven het Traktement, dat zij als Raaden ter Admiraliteit, weik Ampt zij op Kommisfie der Staaten Generaal bekleeden, genieten, en de vrije wooning in 't Lands Hulzinge in de Abtdije. Deeze  Ui 2EELAND. Deeze Raad wordt bediend door den Raadpenfionaris ét Sekretaris van 't Land; doende de eerfte de Voorftelling en wordende bij den laatflen de Notulen van 't verhandelde gehouden. De gewoone Vergaderdagen van dit Kollegie zijn1 wel Maandag en Donderdag, en voor de Regtzaaken Vrij. dag, Voormiddag, maar de Bezigheden zulks eenigzins vorderende, komt hetzelve ook op de andere dagen te zaamen. De Gekommitteerde Raaden van Zeeland Voeren den Titel van Edele Mogende Heeren. Het Ampt van Ontvanger-Généraal van Zeeland is gekomen in plaats van dat van Thefaurier- Generaal en Raad van Zeeland, die volgens 't Vijfde Artikel der Inffruétie van Gekommitteerde Raaden, toegang in dén Raad hadt, als 'c hem beliefde, om, bij wijze van kennisgevinge, aan te dienen 't geen hij ten dienfle van den Lande bevondt te behooren, als meede om den Raad te dienen van Advijs: doch de Titel van Thefaurier - Generaal en Raad van Zeeland at» gefchaft en Mr. ewout teellink tot eerften OntvangerGeneraal aangefteld zijnde, is, hoewel hij als Minister van 't Kollegie der Gekommitteerde Raaden wordt aangemerkt, bij deszelfs Inftructie van den vijfden Oktober des Jaare 1603, de Zitting in den Raad van dat Ampt afgefcheiden 5 moetende de Ontvanger - Generaal, als hij zulks noodig oordeelt, gehoor verzoeken, en als dan de Iaatfte plaats aan de Tafel bekleeden. Het Ampt zelf komt genoegzaam in alles overeen met het Ampt van Ontvanger - Generaal van Holland. Hij moet voor zijne Behandelinge ft. Hen twee Borgen , ieder voor vijfenzeventig duizend Guldens in folidum 9 en is verpligt jaarlijks Rekening te doen en dezelve, te beeedigen. Zijne Wedde bedraagt in 't geheel jaarlijks elf duizend Guldens; waar uit hij gehouden is twee Kommifen te betaalen; doch, door de menigvuldige Negotlatien en andere bezigheden, wordt deszdfs Komptoir tegenwoordig waargenomen door twee Kasfters en vier Kommifen, egter zonder ver er bezwaar van den Lande. Het Komptoir-Generaal wordt gehouden, alle de dagen der weeke des morgens, behalven des Saturdagi. Ook is het, in de Paasch en Pinkfier week en geduurende de Iaatfte veertien dagen dwr maand December, gellooten. Das  ZEELAND. I4S Dus het Kollegie der Heeren Gekommitteerde Raaden en derzei ver Ministers befchouwd hebbende, gaan wij over tot de Provineiaale Rekenkamer van Zeeland. Voorheen plagten alle Rekenpligtigen hunne Rekening te moeten doen «n overbrengen buiten de Provincie, eerst in de Kamer te Meenden tot den Jaare 1476, en zedert dien tijd tot de Be» roerten toe, in den Hage, voor de Rekenkamer, die de Graaven van Holland en Zeeland voor die twee Provinciën hadden opgeregt: dan naardien, die Heeren geen nsauwk.eurige kennis van de zaaken van Zeeland, nog gelegenheid om die te bekomen, hadden, en daar door veelzins konden worden misleid, door de verre afgelegenheid der Plaatsen, heeft men zedert dien tijd, en zelfs reeds eenigen tijd te vooren, de Rekeningen over 's Lands Middelen en Domeinen, als anders, binnen de Provincie beginnen te hoor en 9 eerst door de Staaten of hunne Gemagtigden, gelijk te vooren door den Prelaat en Edelen en de Gekommitteerden van eenige Steden; daar naa door de Gekommitteerde Raaden, uit den naame en van wegens de Staaten, gelijk reeds hier vooren is aangeteekend, tot dat, omtrent de maand Februari) des Jaars 1594* de Gemagtigden, daar toe last hebbende, en bevindende de noodwendigheden van een vast en ftaamde Kollegie, zelve hebben verzogt, gelijk ook goedgevonden is, eene vaste Rekenkamer in Zeeland op te rigten, voor welke dan ook, naa veele raadpleegingen en onderling overleg, eindelijk eene volkomene Inilru&ie is beraamd en vast» gefteld op den twintigften Junij des Jaars 1506} volgens welke, behoudens eenige kleine veranderingen, bij de Refo. hitien der Staaten gemaakt, de Rekenmeesters nog dagelijks hun Ampt bedienen. Deeze Kamer beftondt eerst uit zeven Auditeurs of Rekenmeesters, zo lang het Lid des Eerften,Edele nog in weezen was, doch zedert deszelfs affch>f§;.ge, bleef hetzelve alleen beftaan uit zes Heeren, te weeten uit iedere ftemmende Stad één, doch in den Jaare 1747 is het, door het weder aanftellen van den Prinfe van oranje tot Eerften Edele, weder op het voorlge getal van zeven gebragt, die gebooren Zeeuwen en in niemands, dan alleen der Staaten, Eed mogen zijn, behalven dat zij permanente of voor  144 ZEELAND. voor hun Ieeven aangeftelde Raaden zijnde van die Steden, in welker naame zij zitten, zij zulks moogen blijven. Zij dienen op Aanfteltinge des Eerften Edele of hunner Stad, doch op Koramiifie der Staaten, en moeten hunne vaste woonplaats binnen Middelburg houden, en malkanderen in den vierden graad niet beftaan; maar van deeze twee Iaatfte bepaalingen is meermaals, volgens verlof der Staaten, afgegaan, en dus van geen volftrekte noodzaakeltjkheid meer. leder Stad kan zijn Rekenmeester weder te huis roepen. Hunne bezigheid is het onderzoeken eft opneemen van alle Rekeningen van 's Lands Rekenpligtigen, die, als zodanig, onder hen ftaan, ook van den Thefaurier, of nu OntvangerGeneraal van Zeeland. Zij hebben, in opzigte van alle Rekenpligtigen, magt, om zodanige orde te Hellen, als zij, ten meestciJ oorbaar en dienfte van den Lande, noodig oordeelen, gelijk zij dan ook, bij de eerfte oprigting der Kamer, in 't gemeen hebben gedaan, met toezendinge der Artikelen, die zij noodig oordeelden, en welke ook nóg daag'ijks onderhouden worden, bij Loquaturs of Apojlillen op de Rekeningen der R^ke pligtigen, ter bewaaringe, zo veel doenlijk is, der bevelen en 't oogmerk der Staaten, Gekommitteerde Raaden, Generaliteit of Aimirairtett, elk in 't zijne, alzo daar het Iaatfte en uiterfte Refert der Finantien wordt vertrouwd. Zij hebben ook de magt om de ongehoorzaamen en gebrek gen met boeten, ter befcheidenheid van de Kamerte bedwingen. Bovendien is aan de Rekenkamer, bij Inltruct.e» door de Staaten in handen getteid de Regiftrature en Interinement van allerhande Gunften, Ükirooien, Uitgevingen, enz. daar meede iemand mogt worden bevoordeeld; om te onderzoeken of 't Land daar meede niet wordt verkort , of ook daar in niet zijn gebruikt eenige behendigheden, waar door de Saaten mugten weezen misleid, om iets te doen, 't geen anders riet zoude toegefiaan of vergund zijn; met last om zulke kwaalijk en ter fluip verkreegene vergunningen op te houd«n , met waarfchouwinfie aan de Staaten van den Lande, om derzelver naaer goedvinden, bij gefchiifte, af te wagten: mits welke aan de Rekenkamer is gefteld het onderzoek, an preces veritate nitantur; dat is:  ZÈÈLAND.^ H3 cf de verzoeken op waarheid gegrond zijn. Nog is een Tooruaame bezigheid dezer Kamer te advifeeren aan de Staaten, Raaden en Admiraliteit, over aüa voorvallende zaaken,' welker kennis en gelegenheid uit de bevindinge ter Rekenkamer kan worden gehaald; niet alleen als hebbende da bewaaring van allerhande Chartres» Archiven en Papieren; maar ook, als de beste kennis en ervarenheid hebbende vars zaaken, 'sLands Finantien eenigzins betreffende: waarom dan ook ter Vergaderinge van de Staaten voor een Vasten e« onverbreeklijken Zetregel gehouden Wordt, dat één der Leden het advijs van de Rekenkamer begeerönde, hetzelve bi| alle de Leden wordt toegeftaan, zeggende: één advijs al advijs; dewijl hetzelve niet anders, dan tot betere ontdek» king van 's Lands Regt en Oorbaar gewoon is te dienen $ en daar meede weinig tijds veriooren wordt. Ter Rekenkamer wordt ook opgemaakt de jaarlijkfche Staat van Baaien en Lasten der Provincie, gelijk ook alle StaatenrekeningerJ én Vereffeningen, de algemeene Finantien van Zeeland raakende; als meede de Vertoogen en Onderrigtingen ter bewaaringe van 's Lands Regt tegen allen den geenen, die daar* iets tegen vorderen, inzonderheid de Leenen, Rcgaliè'n eri Finantien betreffende. De Rekenmeesters hebben in hunr.ë Vergaderinge de Voorzitting bij Tourbeurten van maand tot maand, volgens den Rang des Eerften Edelen en der Steden. Geduurende zijne Voorzitting, komt den Prefident toe de Voorfteilinge der zaaken , die verhandeld moeten worden* het omvraagen der Siemmen en met meerderheid te corc'udceren, ook alle Aanfpraak binnen da Kamer te ontvangen èn beantwoorden , en alle Rekeningen te iaaten beëedigen. Den Prefident afweezlg zijnde, wordt deszelfs plaats vervangen door den daar tegenwoordig zijnde laatst gepYefiaeerd hebbenden Heer. Geen Refolutien worden genomen dan in de tegenwoordigheid van ten mlnften vier Rekenmeesteren, uitgenomen Apojlillen van gering belang. De Kamer wordt bediend door eenen Minister, die voorheen Griffier, maar nu Sekretaris genoemd wordt; zedert dat den eerften Klerk ter Griffie de Titel van Griffier verleend is. Nevens den Griffier wordt de Griffie nog door twee Klerken waargenoXXXIV. deel. K men,  i4ó ZEELAND. men, en de Kamer bediend door eenen Kamerbode, die zijne wooning in de Rekenkamer heefc, en nevens den Griffier en Klerken door de Rekenmeesters aangefteld wordt; doch de Sekretaris, gelijk reeds aangeteekend is, bij de Staaten op Voordraagirjge van het Lid wiens Tourbeurt het is. Deszelfs werk befiaat voornaamlijk in het voorbereiden van alle Befoigties en Ontwerpen en inftellen van alles, dat bij Gefchrifte moet overgegeeven worden, 't apojlilleeren der Rekeningen, het houden der Notulen, en uitgeeven van alle de Depefches, en voorts de bewaaring en voornaame zorg voor alle 's Lands Chartres en Archiven, ter Rekenkamer berustende. In plegtige Handelingen, wordt aan denzelven, volgens 't oude gebruik, gefteld het voeren van het Woord. Over voorvallende zaaken, die in overweeging gebragt worden , wordt ook deszelfs Advijs gaarne ingenomen, of ook zomtljds afgevraagd, maar niet voor befluitende gehouden of geteld. Of de Rekenkamer van Zeeland of wel de Admiraliteit den Voorrang toekomt, is voorheen over en weêr betwist: de Rekenkamer beweerendj dat die aan haar toekomt, als het tweede Provinciaal Kollegie. De Admiraliteit daarentegen, dat zij, hebbende Kapitale judicature, ook Magt en Gezag over zaaken den Oorlog te water betreffende, en van de Generaliteit afhanglijk zijnde, den Voorrang naar regt heb. ben moest. Maar, cnzes weetens, is dat gefchil nooit beilist ; doch de Admiraliteit is in het bezit. Van de Admiraliteit in Zeeland zullen wij geen nadere Befchrijving opgeeven, gelijk ook niet van den Raade en Leenhove van Vlaandeten, hoewel beide die Kollegien hun verblijf binnen Middelburg houden ; dewijl van dezelve reeds onder de Generaliteits Kollegien gehandeld is. Zo meede niet van beide de Hoven van Juftitie, den Hoogen Raade en 't Hof Provinciaal van Holland en Zeeland, maar ook deswegen den Lezer, naar de Verhandeling derzeive in de Befchrijvinge van Ho/land wijzen, en overgaan tot de Rega. liën en Domeinen van Zeeland en derzelver Beftier. De Regaliën en Domeinen zijn Heerlijke Geregtigheden, aan de Souveieiniteit oorfprongkelijk, of bij bewilliginge en op-  ZEELAND. opdragt, of ook bij Koflnme eu immemoriale prefcriptie of veraaring van Bezittinge boven menfchelijk geheugen, toebehoorende. Deeze betlaan eensdeels in eenige honorabüe en pnfitabile Prerogativtn, of Vootregten van eer of baa'.e in ftuk van Magt, Gezag en Regeeringe; anderdeels in zodanige Geregtigheden van ïnkomften en Voordeelen, als ter onderfteuninge van de Hooge Overigheid en de Lasten def Regeeringe fcheenen noodig te zijn, met toeftemminge def Onderdaanen gelaaten aan die geenen, die zij tot hunne Opperhoofden en Heeren hadden aangenomen; die ook daarom, meest gevonden wierden uit het geene niemand eigen wass zodanig zijn de Bedieningen van de Juftitie, *t begeeven van Ampten , aanflaan van onbeheerde of geftrande Goederen, Breuken der Misdaadigen en diergelijke: alle welke, zo lang zij in den Boezem der Souvereiniteit worden bewaard , onder den naam van Regaliën en Domeinen voorkomen; maar, van de Hooge Overigheid aan iemand der Onderdaanen ge» fchonken zijnde, de naam van Leengoederen drasgen. De Regaliën zijn in Zeeland van driederlei Rang, Zommigen zijn van zo hoogen aanzien, dat dezelve tot nog toe nooic aan iemand vergund of toegelaaten geweest; maar alt'jd bij de Graaflijkheid en Souvereiniteit gehleeven zijn: hoeoaanig zijn de Mnnt, het hoogfte Re fort of Beroep van Jufliiie en diergelijke meer. Anderen worden wel zomtijds aan eenige voornaame Vazallen vergund; maar fpaarzaam en zelden, al* de Hooge Juftitie met den aankleeve van dien, algemeenen Ophef van Excijnzen , Strandregt en diergelijke. Nog andere zijn van mindere waardigheid en gezag, en worden ook in 't gemeen wel aan de Vazallen verleend, ais daar zijn de laaie Jnftitie, Gronden, Erven, Huizen, Boomgaarden, Molens, Tienden, Jagt, Visfcherijen, enz. Alleen zeggen wij, dat de Munt in Zeeland, na hevige twisten met die van Holland, die hetzelve tragtte te fluiten, in den Jaare «580 opgerigf is in een gedeelte der Abdijgebouwen, thans alleen bij den naam van de Munte bekend. De Muntmeester wierdt bij befluit van den veerdenden September des zelfden Jaars voor de eerftemaal gemagtigd te mogen flaan, en goedgevonden eene Inftructie voor denzelven K 2 te  148 ZEELAND". te ontwerpen. De Munt wordt beftierd door eenen Waardijn, een' Muntmeester, een' Griffier, een' Esfajeur, een Stempelfnijder en een Smitmeester, die, de omflandigheden zulks vorderende, in een der Muntvertrekken zamen koomen en de Muntvergadering uitmaaken. Buiten deeze zijn 'er zo veele, Muntgezellen, als 'er tot het werk noodig zijn, zijnde alle behoorlijk beëedigd. De Dormanc, naar welke alle Muatgewigten moeten gerigt zijn, berust ter Rekenkamer van Zeeland. In voorige tijden heeft de Graaflijkheid van Zeeland haare Munt wel verpagt, voor zeker getal van jaaren, als in den Jaare 1601, voor zes jaaren om vierduizend vijfhonderd Guldens jaarlijks; doch- tot weinig voordeel voor het Land. Over het tweede en derde foort van Domeinen heeft da hooge Overigheid, Baljuwen, Rentmeesters en Stadhouders gefteld, van welke ons nog te fpreeken ftaat. In ouden tijden tvaren de Burggraaven van Zeeland in sGraaven afweezen deszelfs Stadhouders in alles, wat in de Graaflijkheid van Zeeland den Graave ih *t bijzonder was voorbehouden. Zij hadden groot Gezag, 't geen voornaamlijk bleek in de Hooge Vierfchaaren, die men in Zeeland plag te houden, in welke zij met.'sGraaven Leenmannen, ter msaninge van den Schout der voorfchreeve Vierfcbaar, regt deeden over alle Doodflugers, Vrouwekragt en alle andere Misdaaden, het berijd deeden van 's Graaven Schot; tot welks voldoeninge zij de Ambagtsheeren, die in 'gebreke bleeven, dwingen konden. Ook hadden zij de Regtspleeging' ©ver alle gefchillen in zaaken van Leenen, Ambagten, enz. Doch van dit Hoog Gezag verloeren zij veel ten tijde van Vrouw Maria, dewijl die, volgens haar Groot Privilegie van den veertienden Maart des Jaars 1476, Art. 48, den Steden van Zeeland vergunde over alle Misdaaden, hoe zwaar die mogteii zijn , Regt te mogen doen, zo dikwijls he; haar goeddunken zou, zonder die ter Hooger Vierfchaare (die dik-naals zeer lang vertoefde, eer die gehouden wierdt) te bewaaren. Zij hadt ten dien einde de Rentmeesters van Be. weiter. en Booster Schelde gemagtigd, alle Misdaadigen, ten Platte Lande in hun Regtsgebied, te vangen en te regt 10  ZEELAND. t41 ftellen , die van Bewater -Schelde , te Middelburg, en die van Beooster-Schelde , te Zierikzee. Maar was 't Gezag der Burggraaven door deeze Beflellinge verminderd, in de Spaanfche Beroerten wierdt het geheels Kollegie van Burg. graaf en Mannen vernietigd; waar tegen het Gezag der Rentmeesteren toenam. De Aanftelling der Rentmeesteren Bewester- en Beooster' Schelde is van zo hoogen ouderdom, dat dezelve met geen zekerheid te bepaalen is. Eyndius brengt dezelve al tot den tijd van Prins koriküs, naa zijne rekeninge , den derden Graave van Zeeland, in 't Jaar 850: doch wat daar ook van zij, het is zeker, dat hun Ampt van grijzen ouderdom is. De Lijst van de Rentmeesteren Bewester - Schelde is, zedert het Jaar 1327, en van die van Beooster-Schelde, zedert het Jaar 1317, voorhanden. Wij zullen van ieder in 't bijzon» der 't voornaamfte aanteekenen. Het Ampt van Rentmeester Bewester - Schelde , die ook voorheen wel te Wisfenkerke in Noordbeveland, doch n« zedert ruim tweehonderdzestig jaaren, altijd te Middelburg zijn vast verblijf gehouden heeft, is tweederlei : beftaande eensdeels in de Hooge BaljuwfcHappen over het Zeeuwfche Kwartier Bewester- Schelde, anderdeels in de beheeringe van 's Graaven Domeinen. Als Hoog-Baljuw hadt hij de Crimineele Jurisdictie over het geheele Platte Land en de Dorpen in alle de Eilanden; met Magt om alle Misdaadigen te vangen , en te Middelburg op 's Graavenfteen te brengen, en dezelve te regt te ftellen voor Burgeraeesteren en Schepenen dier Stad , die bij Privilegie van den Roomsch - Koning maximiliaan en fiups, Aartshertogen van Oostenrijk, van den twintigften Januarij des Jaars 1489, magt en authoriteis entfongen, om kennis te neemen van alle Doodjlugen, enz. die vallen zouden in het Kwartier van Bewester -Schelde, en regt te doen over alle, die dezelve zouden committee» ren, en die in de gevangenisfe van Middelburg daar over zouden zijn gebragt, het zij bij den Rentmeester BewesterSchelde of bij den Baljuw der voorfcheeve Stad (te weeten als de Misdaaden daaT binnen gepleegd waren) even gelijk zij zittende fhaarer Hooger Vierjchaare van Zeeland, zouK 3 dm  igo ZEELAND. den n.ogen doen. Van dit Regt zijn zo wel de R.entmeester, als Burgemeesters en Schepenen in bezitting gebleeven pv-r geaeel Bewester. Schelde , tot den tijd der Spaanfche BeroJner,; wanneer Vli.fmgen en Veere zich bij tijds hebbe de gevoegd aan de zijde des Prinfen van orakje , en die van Middelburg daar toe niet zijnde gebragt, dan naa eene belegering van twee jaaren, en de Prins de twee eerstgepo mrie -Steden aüeszins willende begunfligen, in 't Jaar 1574, eene verdeeling van 't Regtsgabied over 't Eiland van Walcheren gemaakt heeft , waar bij den Rentmeester geheel Walcheren wierdt ontnomen, 't geen verdeeld wierdt onder de Stc-den Middelburg, Vlisfingen en Veere, zonder benaaeelinge vSn Domburg en Westkapelle, die hun Grondgebied behielden, en in hun geheel bleeven. De Stad Geer, hier uit haar voordeel beoogende, heeft ook getragt het Re^tsgebied over Zuidbeveland den Rentmeester te onttrekken, en te brengen aan haaren Baljuw en de Wet aldaar; doch de Prins heeft haar daar in niet te wille geweest; maar integendeel. verklaard , dat zulks de Wet van Miadelburg toekwam, en daar, als van ouds, moest geoefend worden; zedert weiken tijd zij den Rentmeester en die van Middeliurg ongemoeid gelaaren hebben. De Rentmeester, aangemerkt als Hoog Baljuw, is de eerfte Graaflijke Officier van Zeeland. Hij heeft zijne Stadhouders en Dienaars in de bijzondere Kwartieren vau zijn Regtsgebied, maar zelfs houdt hij zijn verblijf te Middelburg, daar bij ook het Komptoir der Graaflijke Domeinen houdt, in woker bellier het tweede deel zijner Amptsbezigheid beftaat; zelfs fchijnt in vroeger tijd, eer hem de Crimineele Jurisd'tt e over het Platts Land gegeeven was, het geheel? Ampt alleen in de beheeringe der Domeinen en Leenen beflaan te hebben. Tot de Graaflijke Domeinen, die tegenwoordig nog ontvangen en verantwoord worden, behooren 4e Perfie» der Tteuden, de Tol van Trzijkeroort. de Tiende t>enmng der Stedelijke Excijnzen op Wijn, Bier. Zout9 maaie en Kraane, Recognitiën en Erfpagten, Pagten van Hutzen, Schorren, Visfcherijen en Veeren, 't Baakengeld, V Inkomen van ver&ogte, geredimeerde, gelofte, verbeterde.  ZEELAND, isr en overgezette Tienden, Ambagten en Leenlanden , Oktrooien, Tienden en l'agten van Leenlanden, Heergewaden, Bastaarden, Strangierfen, onbeheerde en onbehoirde Goede, ren en Desperaten, gedolven Weet of IVeetinge te bernen, Breuken, Doodjlagen, Vrouwenkragt, Diefte, Vredebreuk, Kragt van Goederen, Compofitien over Overfpel, Confisca. tien uitkoopen ter caufe van Dood/Jagen , Zeevonden, Zee. driften, Dobbelen, Honderdften Penning der Novale Tienden, en der Renten ten laste der Domeinen hopende,, Geabandonneerde Landen, en 't Regt der Collateraale Succes, fie van Tienden, Ambagten, Leenlanden, enz. Waar tegen uit de Domeinen betaald worden de Leen- Erf. en andere Renten, de Penftoenen , Stadhouders, 'sGraavendienaars, Crimineele Onkosten, Reparatien aan 'sGraavenfteen, Water- en Dijkpenningen, en (zedert de Devazallage van Vlisfingen en Veere) den Interest der Obligatien en Renten ten laste dier Seigneurien kopende enz., 't geen egter zedert de Revazallage derzelve weder op den ouden voet zal gebragt worden. Voorts ftaat de Rentmeester-Generaal Bewester .Schelde, als Stadhouder van de Leenen over alle Verheffen, Overdragten en Belastingen derzelve, daar toe gebruikende de kennis van twee Graaflijke Leenmannen, die hetzelve met hunne Zegeltogten bevestigen. Deeze Leenmannen, die bij de Staaten verkooren worden en op het Leenregister bekend moeten ftaan te bezitten tien Gemeten Tienden of Leenland, of wel honderd Gemeten Ambagts, of die Bezitters zijn van goede Leenen in Zeeland verheeven, en nevens den Stadhouder het Leenhof van Zeeland, Bewester - Schelde uitmaaken, zijn zes in getal, en worden bij eenen Griffier bediend. Zij moeten de Waardeeringe der Leenen, zulks vereischt wordende, doen, maar hebben geen judicature over Leenzaaken, zijnde dezelve , gelijk wij aangeteekend hebben, eerst aan de Gekommitteerde Raaden van Zeeland, en daar naa, volgens Verdrag tusfchen de Staaten van Holland en Zeeland van dén elfden Junij des Jaars 1674, bij 't eer. fte betrek voor 't Hof, en bij verder beroep aan den Hoogen Raade gebragt, Waar door niec alleen 't Kolle.gie van K 4 BurS*  *5* ZEELAND. Burggraaf en Leenmannen in Zeeland, maar ook 't Leenhof in Holland afgefchaft zijn. Eer wij van deeze ftoffe affcheiden, zal 't niet onvoeg* zaam zijn, iets van de Natuure en Onderfcheidinge der Zeeuwfche Leenen aan te teekenen, uit de Ferklaaringe der Zeeuwfche Leenen van den Heere pieter van der hooge , in zijn Ieeven, Rentmeester-Generaal van Zeeland, Bewes. ter-Schelde. De Leenen worden in 't gemeen verdeeld in Graaflijke Leenen, die men kw^ame noemt, en in goede Leenen, die pen Hollandfche plag te noemen, en in Eetfleenen. De kwaaue Leenen zijn Ambagten, Tienden of Leenlanden. De Ambagten of Heerlijkheden fterven van Vader op Zoon of Zoonen, te verheffen binnen 't jaar naa Vaders dood, voor den Rentmeester, daar zij onder gelegen zijn; betaalende, boven 't Briefgeld, eene halve Groot van elk Gemet Ambagts. Zoonen ontbrekende, mogen Dogters, voor alle anderen, 't Leen tegen den Rentmeester van 'sGraaven wege losfen binnen het half jaar; mits betaalende voor \ Vrije vsn elk Gemet, dat tot heelan Schote en het derde Geniet vrij ftaat, zeven Schellingen en zes Grooten Vlaams, en voor 't overzetten,^ voor den Rentmeester, twee Grooten van 't Gemet en Briefgeld, en voor 't Vrije, dat tot halven Schote ftaat, van elk Gemet naar -t beloop en naar maate , dat het Ambagt te boek ftaat; en heeft het geen Vrij, zoo kunnen zij elk Gemet losfen voor tien Grooten. Daar ook Dogters ombreeken, zal 'c mogen gelost worden door 't oudfte en naaste Manshoofd van de Zwaardzijde; en zo voort van Manshoofd tot Manshoofd, zo lang 'er eenige van de Maagfchap oer Zwaardzijde zijn, en is ?er niemand van die zijde, die 't losfen wil, dan komt het oudfte Manhoofd van de Moederlijke zijde, als vooren, om te losfen binnen ?t halfjaar, en ten priize als van de Dogteren gezegd H. Een Voogd moet het voor zijn Weeskind doen, of 't Weeskind, zijne jaaren gekreegen hebbende, heeft bet zijn Verhaal op den Voogd. De Ambagten, in 't geheel niet gelost wordende, vervallen aan de Graaflijkheid. Geen Am» fcagt, of ^Ambagtsgevolg mag verkogt worden, dan bij ver* T9f  ZEELAND. 153 ïpf van den Graave, Momboir, Stedehouder of Rentraees* ter, ten waare de Verkooper wettig knaapelijk Kind of Kindets hadt; wanneer 't de Kinders, Vader, Moeder of anderen mogen koopen, en dat hebben voor vreemden, maar de, oudfte en* naaste voor anderen, 't zij Man of Wijf; doch altijd gaat een jonger Man voor een ouder Wijf, daar zij beiden even naa zijn. Deeze losfing of overneeming moe? gefchieden binnen 's jaars en betaalen twee Grooten voor 't overzetten, en briefgeld, gelijk van de Dogters gezegd is. Zonder Oktrooi, daar toe opzettelijk verkreegen, mag niemand een gedeelta of gevolg van zijn Ambagt verkoopen, tot nadeel van 'sGraaven regt; dewijl, 't Ambagt, aan den Graaf vervallende, zodanig een Verkooping van onwaarde zoude zijn ; niettegenftaande 't Verlij van 's Graaven wege gedaan. Alle Ambagten, ftaande ter Steemrolle op den Naam van eene Vrouwe, die, ftervende, Zoonen en Dogters agterlaat, zullen bij den Zoon of Zoonen binnen 't half jaar gelost worden; betaalende even of 't van den Vader geërfd was, en bij gebrek van Zoonen de Dogters, Eers Leenhouders Boedel infolvent zijnde, vermogen egter Zoons of Dogters de Leenen binnen den behoorlijken tijd te losfen, zonder dat de Schuldeifchers daar regt toe hebben; ten waare de Schuldeifchers of Sequester in de voorbaat geweest waren om de partijen, voor de Kinders, te losfen binnen behoorlijken tijd, hoedaanige losfing ftand grijpt, met het zelfde regt, dat Zoons of Dogters te vooren haddeö. Tienden, van den Graave te Leen gehouden, worden gelost bij den Zoon of Zoenen met één Pond van veertig Grooten Vlaams 't Gemet voor den Graave en Briefgeld eu zes Grooten voor den Rentmeester als vooren. Dogters be:aalen twee gelijke Ponden voor den Graave, en voor den Rentmeester als vooren. Wettige Broeders drie gelijke Ponden en voor den Rentmeester als vooren; alles binnen 't half jaar naa \ overlijden, op verbeurte dér Tienden. Zoon, Dogter ea Broeder ontbrekende, vervallen de Tienden am den Graave. Tienden bij Gifte of Verkoop aan Zoon, Dogter of Broeder, worden gelost om zo veel, als of die verdorven wa. ten; die aan een anderen verkoopende , betaalt men den K 5 Gra««  IS4 ZEELAND. Graave drie Ponden te veertig Grooten; wanneer hij Zoon, Dogter of Broeder heeft leevende; maar die niet hebbende, beeft hij verlof noodig. Volgens oud gebruik, mogen Tienden, fchoon 'er Zoons zijn, op Dogters naain gefteld worden; mits betaalende den Graave twee Guldens van 't Gemet, en den Rentmeester als vooren. Een Dogter ftervende, mag haar Broeder, binnen den voorzeiden tijd, de Tienden weêr op zijn naam losfen voor drie Guldens van ieder Gemet, alzo een Broeder van zijne Zuster mag erven; maar geen Zuster van haaren Broeder. Boven de losfing moet de Verheffer aan den Rentmeester betaalen Briefgeld en voor 't overzetten zes Grooten van 't Gemet, naar gewoonte. De Tienden moeten jaarlijks ten Komptoire van den Rentmeester verpensd worden, of zij vervallen aan den Graave. De gewoone Zitdagen der verpenzinge zijn de vijftien eerfte dagen in Augustus, ieder jaar. Graaflijke Leenlanden, die men in Zeeland Kwaade Zeeuwfche Leenen noemt, kunnen niet verder dan van Vader of Moeder op den wettigen Zoon of Zoonen, en niet op Dogters, Broeders of verdere Vrienden koomen; ook niet op Zoons kinderen; dewijl Repre. fentatie of Plaatsvulling geen ftand grijpt. De losfing moet gefchieden binnen 't half jaar met één Gulden van 't Gemet voor den Graave, boven 't Briefgeld en zes Grooten voor den Rentmeester van 't overzetten. Zoonen ontbrekende, vervalt het Leen aan den Graave. Geen Leenland mag zonder verlof verkogt worden; ten waare de Kooper wettig Kind of Kinderen hadt; dan betaalt de Kooper den Graave één Gulden van 't Gemet en voorts als vooren. Alle welke Leenen, zo Ambagten, Tienden als Leenlanden worden door Zoon of Zoonen, naa 's Vaders overlijden, gelost; zonder deswegen aan Moeder of Zusters eenige begrooting te doen. 't Zelfde heeft in Leenen, bij affterven van de Moeder aanvaard, plaats in opzigte van Vader en Zusters, ten waare de Leenen, (taande Huwelijk, door hunnen Vader en Moeder gekogt en betaald waren; in welk geval de Zoon of Zoonen evenwel vermogen zodanige gekogte Leenen te aanvaarden ; mits hun Moeder en Zusters daar tegen met andere Goederen vergoeding ontvangende; gerekend naar den Inkoop van  ZEELAND. 155 van ieder Leengoed, zonder meer: doch de Leenen te hoog ingekogt zijnde, mogen de Zoonen hun regt laaten vaaren en 't Leen voor gemeene rekeninge en koste laaten verheffen op den naam van den Zoon of Zoonen, behoudende de Moeder, haar Ieeven lang, daar in de helft, en de Zusters, ieder een Kinds gedeelte. Omtrent verkogte Leenen, behouden de geregtigde Vrienden 't regt van Naasting binnen jaar en dag; wanneer de Naaster, onder betaalinge van twee Grooten van 't Gemet voor 't overzetten, en aanbiedinge van Goud en Zilver voor den Koopprijs, daar meede het verlijd wordt. Wanneer een Leen, koomende van de zijde en Maagfchap van de Vrouw, ftaande Huwelijk, aan haar verfterfc, of door haar gelost of gekogt wordt, mag zij, indien zij de langstleevende blijft, hetzelve aanvaarden als eigen; mits aan 't Sterfhuis uitkeerende 't geen de partij bij losfinge, verhef of inkoop gekost heeft; fchoon hetzelve niet op haaren, rhaar op haaren Mans naam gefteld was. Iemand, geene Kinders hebbende, mag, eenige Tienden of Leenlanden koopende, dezelve ftellen op zijn eigen of op eens an? ders naam, van gelijke natuure als de Kooper: anders moet hij verlof van den Graave of Rentmeester hebben; ten waare hij zijn Leen van den Graave zelfs gekogt hadt. Daar meer Leenen zijn, mogen de Zoonen die onder zich verdeelen, naar goedvinden; doch bij onwille van eenige der Zoonen, zal de Kavelinge op gezag des Rentmeesters gefchieden, volgende daar in het VIII. Art. van het tweede Kapittel der Keure van Zeeland. Alle het voorenftaande heeft plaats, ten waare de Overleeden in zijn Ieeven van den Graave of Staaten Oktrooi hadt verkreegen, om van zijne Leengoederen beftelling te mogen maaken, dat in zulk geval kragt heeft. Qver de Eilanden Beooster - Schelde zijn de Leenlanden, volgens hunne Natuure , geheel anders in de opvolgmge; vermits zij, gelijk de Tienden, verfterven van den Vader op de Zoonen, bij gebrek van Zoonen op de Dogters, en, die ook ontbreekende, op de Broeders, en, als die verder verfterven, moeten dezelve gelost worden tegen den achtfteu Penning. Zodanige Leenlanden, bij gebrek van losfinge aan dw  '56 ZEELAND. tl^, ? V,fftervende' w<*den, Beooster.Schelde, ver. *ogt tot al zalken regt, als met den Kooper bedongen wordt; 12SS' Jad£r °P Z°0n' mits b«»!e^ Schel trs Is' °PflBroed/rs *■ Schellingen van Gemet, Jan. der als ,„ Bewecter-Schelde. Volgens oud gebruik inde den, dat, als Vader of Moeder fterven, Kindskinderen ae. terlaatende, welker Vader of Moeder óverleeden zi n, ïe efr/ragteD' T,enden en Lee"Iaad<* gelos worden naar de Keure van Zeeland, bij de Zoonen! en voor s als hter vooren; Zonder dat de KinLnders £r "nJIÏÏ Lee el TzTT * 5 ' ^k van i.eenen, in Zeeland geen plaats heeft. Alle goede Leenen in Zeeland gelegen, die men in m> Plag te verheffen, wordenUeeven en Komptot van den Rentmeester, onder welken dezelve behooren RH verftetf mogen zij bij den oudften en voons a ° Tij de ™tord™ jonger Man voor ouder^Tïj'evt tl Jef moet gefchieden binnen ëéa jaar en zes weeken! Zulke Leenen, ftaande Huwelijk gekogt zijnde, moe de VrSw' langstleevende met de overige Kinderen, op welke zodanL Leenen n,et koomen, van den Verhit vergoeding n 2 niaate van den Koopprijs, ontvangen. Aan vreemden verkogt wordende, vak 'er Naasting voor de Bloedverwanten bmnen den tijd van één jaar en zes weeken, De AgterTeenen Z1Jn van dezelfde Natuur ais de Hoofdleenen. zfworS gemeenl.jk Verheergewaad met een paar Handfcho „en , of een Sperwer spooren, Halsband of anderszins, volgen de Bueven en 't Leenboek, die met Geld worden gekogt! éll„TrW°lde\Vm DiemiCd te Leen gouden anders, geluk men fpreekt, dan van de Zonne en de Maane; zo dat dezelve tot geen Verhef of Heergewaade, nog to eenige Varbmdwn.s ftaan; maar zijn nevens de allodiale of "fe" leenroerige Goederen onder Vrienden of Kinderen deelbaar. Van  ZEELAND. igff Van de Geestelijke Leeneil, die van eenige Geestelijke Kollegien en Kon venten te Leen gehouden worden, als van de Abtdije van St. Paulus, van de Domheeren van Oud Munfter, St. Jan, St. Pieter, St. Marie en St. Mar ten, alle binnen Utrecht, die alle op zekeren bepaalden dag verpensd moeten worden, behoeven wij hier niet te fpreeken, als tot het beftier der Rentmeesteren niet behoorende. Alleen voegen wij bij dit Uittrekzel van des Heeren van der hooge Aanteekeningen, 'dat de Staaten van Zeeland bij verfcheiden' Plakaaten eene verbetering van de kwaade tot goede onverfteifiijke Erfleenen hebben toegeftaan, onder zekere voorwaarden en lasten, te breed ora hier plaats te vinden. De Rentmeester - Generaal van Zeeland, Beooster-Schelde, die altijd zijn vast verblijf binnen Zierikzee gehad heeft, hadt oudtijds gelijk gezag over zijn Kwartier, als de Rentmeester - Generaal Bewester - Schelde over 't zijne hadt: zulks het niet noodig is van den aard en natuure deezes Ampts, nog der Leenen, daar toe behoorende, iets weder te herhaalen. Alleen moeten wij zeggen, dat het Rentmeesterfchap Beooster- Schelde, van tijd tot tijd veele veranderingen onderworpen geweest is. in vroeger tijd was daar aan gehegt de Hooge Jurisdictie over het geheele Kwartier, maar dezelve is daar, zo te water als te lande, van afgenomen, en den Baljuw van Zierikzee toegevoegd, om bij denzelven, Zo als voorheen bij den Rentmeester, bezeten te worden, volgens de magt, hem gegeeven, bij Gedeputeerde Raaden van Zeeland, wegens den Prins van oranje, van den tweeden Julij des Jaajs 1574. Naderhand is de kennis over Misdaaden, gepleegd omtrent geftrande Goederen, Zeevonden en Breuken van de Jagt en Helmpootinge der Schouwiche Duinen, met den geheefen aaiikleeve van dien, weder aan den Rentmeester gegeeven. Nog laater is hem, bij gekgen> heid van verfchll tusfchen hem en den Baljuw van Zierikzee , gelaaten 't Bewind of Administratie, zoo wel Binnen de Stad Zierikzee en Poortambagt, als daar buiten over het Regaal Domein , niet alleen van Zeevonden aldaar ingebragt; maar ook van onbeheerde , onbtheirde en ver» beur"  15* ZEELAND. beurde Goederen , mitsgaders de Calange Crimineel op 't geheele oude Territorium van Beooster-Schelde over alle mefufen in 7 (luk van de voorfchreeve Regaliên begaan! blijvende egter aan den Baljuw van Zierikzee de Crimitieele aanklagte binnen dezelve Stad en Poortambagt, ook over Zeevond en mefufen , daar in bij Poorters en Ingezetenen van Zierikzee begaan : zijnde aan alle Steden en Vazallen het aanftaan van de voorfchreeve Regaliën expresfelijk geinterdiceert, dan die daartoe bij fpeciale Privilegiën of invefliture zijn geregtigd. Eindelijk is in den Jaare 1703, aan den Rentmeester. Generaal Beooster - Schelde wedergegeeven de Hooge Jurisdictie over Dreisfchor, Sonnemaare en Noordgouwe, zijnde het oude Territoir BeoosterSchelde. Maar over Stavenisfe, St. Anneland, Ftlipsland, Westkerke en Nieuwjlrijen , mitsgaders Sommelsdijk wordt de Hooge Jurisdictie geoefend bij den Baljuw van Zierikzee: doch de beheering der Domeinen bij den Rentmeester' Generaal Beooster■• Schelde, die nevens zes, bij de Graaflijkheid aangeftelde, Leenmannen en eenen Griffier, hst Leenhof van Zeeland, Beooster-Schelde, uitmaaken. Het overige gedeelte van 't Eiland van Tholen is, in op* zigte der Hooge Jurisdictie, verdeeld. De Baljuw van Tholen, die ook Rentmeester der Domeinen over Tholen is, Cwelke Ampten, fchoon doorgaans bij een en den zelfden Perfoon bediend wordende, egter van den anderen onderfcheiden zijn) heeft de Hooge Jurisdictie over de Heerlijkheden van Tholen , Schakerlo en Poortvliet. De andere Heerlijkheden van St. Maartensdijk, Scherpenisfe, Vrijbergen en Oud en Nieuw Vosmaar, hebben alle de Hooge Jurisdictie zelf: hebbende de Graaf daar in alleen voor zich behouden Dood/lag boven Vrede en Zoen, Veeroof, Vrouwekragt en Zeevonden, die daar vallen zouden; daar af de Baljuw rekening en bewijs moet doen aan den Rentmeester van Tholen: die ook drie Graaflijke Leenmannen ter beregtinge der Leenen bij zich heeft. Hoewel de Jagt, Visfcherij en Vogelerij onder 's Graaven Heerlijke Regaliën behooren, fchijnt egter in Zeeland nooit een afzonderlijk Jagtgerigt geweest te zijn. Bij de Graaven is  ZËELAND. 1*9 is evenwel op dat Huk goede orde gefteld geweest. Volgens de Keure van Zeeland van den Jaare 1495, mogt de Graaf, Momboir , Stedehouder , Voogd of Heer van de Duinen de Misdaadigen wel vangen; maar moest dezelve binnen den derden dag den Rentmeester leveren, die hem moest houden tot dat de boete betaald was. Bij Plskaat van den Jaare 1556 was de Calange wel gelaaten aan de Officieren, doch die moesten de boeten verrekenen aan den Rentmeester Bewester- of Beooster -Schelde, onder welke zij behoorden, die dezelve weder aan den Graave moest verantwoorden: maar in den Jaare 1660 zijn de Hoofdofficie» ren, zonder onderfcheid, gefteld in plaatze der Rentmeesteren , en de judicature in 't ftuk van de Jagt gebleeven aan de Magiftraaten der Steden en andere Hooge Regtbanken, als van ouds Het opzigt over de Jagt is egter altijd aan de Gekommitteerde Raaden gebleeven : zo nogthans , dat ieder Ambagtsbeer in zijn Ambagt daar omtrent ook beftsl maaken kan en mag. Niemand is in Zeeland tot de Jagt geregtigd dan alleen de Ambagtsheeren, ieder in zijn Ambagt , en zulken, die uit hoofde hunner Ampten te dien tijde de gunst van de Jagt genieten; als de Heeren Gekommitteerde Raaden en die van de Rekenkamer over geheel Zeeland i de Hoofdofficieren en Magiftraaten der Stemmende Steden, ieder 'in zijn Regtsgebied: maar op Faifanten mag niemand jaagen dan alleen de Gekommitteerde Raaden. Behalven deeze Rentmeesters der Graaflijke Domeinen, wordt nog bij de Staaten van Zeeland, op de voorfteilinge der Regeeringe van Middelburg aangefteld een RentmeesterGeneraal der Graaflijke Renderen van Zeeland, die de Renten, ten laste der Graaflijkheid ioopende, betaalt uit zekere belastiuge, die op de Wijnen en Bieren gelegd is, en afzonderlijk van de andere Gemeene Middelen verpagt wordt. Aan hem moeten alle de Rentmeesters der Rentieren in de bijzondere Kwartieren rekening doen , en hij jaarlijks van zijnen ontvang ter Rekenkamer verrekenen. De Iaatfte Graaflijke Officier is de Baljuw van de Wateren van Zeeland. Dit Ampt is zeer oud, en reeds bij de Hertogen van Bourgonje, als Graaven van Zeeland, ingefteld. In  iéo ZEELAND. In de Veertiende Eeuwe en vervolgens wierdt het WaterBaljuwfchap van 's Graaven wege verpagt: doch zedert veele tijden is hetzelve bediend op Kommisfie en Inftructie der Staaten van Zeeland, op voorfteilinge der Regeeringe van Middelburg, daar hij ook zijn vast verblijf houdt. Volgens deszelfs Inftructie van den negenden Julij des Jaars 1581, ftrekt zich de Jurisdictie van den Baljuw van de Wateren, beginnende van de Wielingen af, alfoo Van Vlaenderen de Rente op tot Saifting toe, ende alfoo langs de Zeekusten; ■mits dat d'O/fciers van Vlaenderen geen Jurisdiüie en heb» ben op geene Feyten en Breucken binnen Scheepsboord gebeurd zijnde, t.och ook op eenige gevischte Ankers, Kabels ofte andere verdronken goederen, ende voorts de ftroom Bewester-Scheldt, voorbij Bergen, Reymerswale, Goes, Cats, &c. ende fal denfelven Baljuw kennis neemen van alle delicten, die gefchieden binnen Scheepsboord, foo wel binnen eenige Havenen, als in de Z^ee, Ook heeft hij het regt van Ankeragie van alle vreemie en onvrije Schepen, dié binnen zijne Jurisdictie 't Anker in den grond werpen; waar voor zij ten prcfijte der Domeinen fchuldig zijn te betaalen naar Scheeps groote, te weeten, van elk Vat éénen Penning Grooten; en van elk Last twee Penningen Grooten Vlaams. Tot dat Officie behooren ook (zonder verkorting hogthans van het distriéï des Rentmeesters Beooster-Schelde} alle Zeevonden , als Ankers, Kabels en andere zaaken, vlottende op de wateren, of in den grond gevonden of gevischt, onder behoorlijk bergloon voor de Vinders of Visfchers, en andere Regtsn meer. Dit Ampt heeft oudtijds geen Rang gehad; maar volgde agter den Sekretaris en Raaden van Middelburg; ook wierdt de Water-Balinw in geene plegtigheden in voorvallende zaaken erkend: maar, op den zevenden Januarij des Jaars 1644, kreeg hij, door de Wet ert Raad der Stad Middelburg, Rang agter den Baljuw dier Stad, voor hem en zijne Op volgeren, als derde Graaflijke Officier. Dus de Provinciaale Regeering van Zeeland afgehandeld hebbende, zullen wij, teu nefluite van dit ftuk, nog Iets van de voornaamfte Zeeuwfche Wetten en Privilegiën aan- " tee-  ZEELAND*. ÏÖj teekénen. De oudfte Wetten, die men in Zeeland vindt, zijn vervat in de Kenre van den Jaare 1260; welke * of fchoon Graaf floris daar in wel als [Vlombüir van Holland, en de nsam dier Provincie, als 't voornaamfte gedeelte zijner Landen, meermaals alleen voorkomt, egter alleen aan de' Inwooneren van Zeeland gegeeven is, gelijk, zulks uit hasrert Inhoud, van het begin tot het einde, ën uit de LimietfcheW dinge aldaar blijkt. Bij dezelve waS, naar de eenvoudigheid dier tijden, niet veel anders dan tegen bet Venten en diergelijke Misdaaden, die bij zo een oorlogszogtig Volk meest in zwang gingen, gewaakt. Zedert die Keure, vindt men geen Provineiaalè Wetten of Statuten befchreeven, tot op de tegenwoordige Keure toe,; maar wel veele Privilegiën, bij de Graaven en Graavinnen Van Zeeland gegeeven: welke nog ten meerendeele öorfpronktijk in 's Lands AriMvtti ter Rekenkamer van Zeeland berusten. Dezelve zïïn meest gegeeven ten tijde van filips den goeden, karel den stouten,' maria van bourgonje en de Keizers maximiliaan en kaiul van oostenryk: onder welke het bekende Groot Privilégié van Vrouwe marl*, in den Jaare 1476 veneend, nituunM De voornaamfte Landwetten, meestendeels op dè oude Privilegiën gegrond, zijn begreepen in de Nieuwe Keure van Zeeland, door Aartshertog filips, te Brusfel in 't Jaar 1495 gegeeven, met de opvolgende Interpretatie en Ampliatiei In welke Nieuwe Keure de Steden Middelburg, Zierikzee en Reimerswaale evenwel niet toegeftemd hebben: maar zij» die Steden gelaateh en gebleeven bij haare oude Rég:en, Privilegiën en Kostumen: voorts in de Ordonnantie van Piras willem, vah den achtften Fewuarij deï Jaars 1583, met derzelver Ampliatie van den achttienden Maart des Jaars 1666 en vierëntwintigften januarïj des Jaars ró^j, op 't ftuk der Politie gemaakt. Onder de aanmerkeliike veracde-* ringen in 't oude Zeeuwfche Regt behoort, dat alle Obligaslen en Rentebrieven, ten laste van 't Gemeene Land, Meden of Corpora van Zetland, die voorheen, even als on«* roerende Goederen, voor Schepenen moesten overgedraag?n worden, volgens Plakaat van den vijfëntwihtigften September des Jaars 1695, even eens gelijk andsre roerends Goe; XXXIV. deel. h de- "  JÖ2 ZEELAND. deren, mogen verkogt en verpand worden; 't geen de Handel in dezelve veel gemak, en den Kooper veel zekerheid toebrengt. Nog, dat bij Piakaat van den zestienden December des jaars 1735, aan Onderen en anderen in opgaande Linie Vrijheid verleend is, om bij Uiterften Wille beftelling over hunne Goederen te mogen maaken volgens 't Aasdomsregt; of wel bij 't Schependomsregt, dat te vooien alleen ftand hieldt, te mogen blijven: zijnde zulken, die van buiten de Provincie zich in dezelve met ter woon koomen nederzetten , de magt gelaaten, om de Svccesfie ab inteftato hunner voorige woonplaats te behou en; mits daar van aan den Magiftraat hunner tegenwoordige woonplaatze kennis geevende. Waar in dit Aasdoms- en Schependomsregt beftaat, is reeds hier vooren aangeteekend. Nog is, op den zelfden zestienden December des Jaars 1735, de Confiscatie of Verbeurdinaaking van Goederen t'eenemsal en in allen gevalle, naar 't voorbeeld van Holland, vernietigd. Wij gaan over tot de Befchrijving van den Godsdienst en de bijzondere wijze van 't Kerkbeftier der Gereformeerden, die, gelijk in alle de Provinciën der Vereenigde Nederlanden, ook in Zeeland, bijzonderlijk befchermd en gehandhaafd worden; hoewel aan andere Gezindheden der Christenen en zelfs den jooden de vrije oeifening van Godsdienst wordt toegelaaten. Wij hebben elders aangemerkt, dat men in Zeeland, 20 wel als iu Holland, reeds in den Jaare 1576, beflooten hads den Evangelifchen Gereformeerden Godsdienst, waar door men toen den Lutherfchen, zo wel als den Gereformeerden verftond;, te ha.idhaaven. Omtrent de Leere, hebben die van Zeeland, in den Jaare 1650, op de Algemeene Vergadering in den Hage, verHaard, den Gereformeerden Godsdienst, zo ais dezelve in 't Sijnode van Dordrecht vastgefteld was, te zullen befchermen. Ten aanzien van het Kerkelijk Bellier, gedraagen zij zich voornaamentliik naar de fchikkiugen van 't Sijnode van Middelburg, gehouden in den Jaare 1591. Het Kerkelijk Beftier is toebctrouwd aan de Predikanten, Ouaerliogen en Diakenen, die in kleiner Gemeenten te za- men  ZEELAND. 163 men eenen Kerkenraad uitmaaken; doch, in grooter, veela! bijzondere Kollegien zijn. Geene Predikanten zijn 'er Le. den van den Kerkenraad, dan die, ieaer in zijne bijzondere Gemeente, wettig beroepen zijn, omtrent weike beroepinge in Zeeland een gebruik plaats heeft, dat van de andere beroepingen in de Nederlanden verfchilt. Bij het openvallen der Plaats van een Leeraar, wordt aan de Klaifis Handopening verzogt, door den Kerkenraad, in welken ten aanzien der Piaatzen, daar maar één Predikant is, een Predikant tot Direclor, gelijk men hem noemt, of Beftierder aangefteld wordt en voorzit. In die Plaaizen, die, door het beroepen van een Predikant naa elders, zijn opengevallen, is de Predikant, die op zijn vertrek ftaat, gemeenlijk de Direclor en blijft zo lang in zijn Gemeente tot dat het beroep van zijnen opvolger gefchied is. In de plaatzen, door het affterven van een Leeraar opengevallen, wordt een der nabuurige Predikanten doorgaans, door den Kerkenraad of anders door een Collegium Qualificatum, tot Direclor verkooren, en hem ook wel een vrije Keurftem gegöever. Naa het verleenen van Handppening, verzoekt de Kerkenraad bij den Magiftraat eenige Gedeputeerden tot de Kerkelijke Vergadering te zenden om gezamentlijk het beroep te doen, en deeze Gedeputeerden, die alle Ledemaaten der Gereformeerde Kerke moeten zijn, maaken, te zaamen met den Kerkenraad, het Collegium Qiulificatum of het Bevoegd Kollegie uit. Het getal der Gedeputeerden is in alle de Steden niet even groot. In Middelburg, hoewel de Kerkenraad hier uit zestig Leden beftaat, verfchijnen niet meer dan vijf Gedeputeerden uit den Magiftraat, als 'er een Predikant te beroepen, en drie, als de Kerkenraad te vermaaken is. Op de Dorpen, het zij veraenigde Standplaatzen of niet, verfchijnen twee Gedeputeerden, naamlijk de Ambagtsheer, indien hij Belijdenisfe van den Gereformeerden Godsdienst doet, benevens een ander, uit den Magiftraat, door hem gemagtigd. Indien de Ambagtsheer den Gerei ormeerden Godsdienst alleen toegedaan, doch geen Lidmaat is, kan hij zelve niet verfchijnen; maar mag Ledemaaten magtigen, welk Regt ook de Ambagtsvrouwen hebben, die zelve L 2 Lede-  ï6a ZEELAND. Ledemaaten of den gemelden Godsdienst toegedaan zijn* Roomschgezinda Ambagtsheeren of anderen, die van den Gereformeerden Godsdienst verfehiilea , hebben geen regt tot het Collegium Qualificatum, en de Magiftraat der Plaatze benoemt als dan de Gedeputeerden. De Magiftraaten van Vlisfingen en Veere zenden, als Halsheeren, in de Plaatzen onder hun Gebied, meede wel eenen Gedeputeerden, zo tot de beroepinge van Predikanten als tot liet vermaaken van den Kerkenraad, uitgenomen te West' Zouburg; doch overal niet zonder Proteftatie der Ambagtsheeren tegen de Verfchijning, Voorzitting en eerfte Stemming van deezen Gemagtigden. In dit geval, komt 'er uit de Dorps Magiftraat maar één Gedeputeerde. In Plaatzen, die ten aanzien van het Kerkelijke onder Zeeland behooren, doch onder de Regeeringe en 't Beftier der Al gemeene Staaten ftaan, gelijk in Staats-Vlaanderen en de Plaatzen van de Barrière, wordt de Handopening verzogt aan de Raaden van Staaten en door hen verleend ; en hier mogen twee Gedeputeerden uit de Krijgsoverften, Ledemaaten der Gereformeerde Kerke zijnde, dewijl 'er geen Gereformeerde Magiftraat is, verfchi'men. Ieder Lid van 't Collegium Qjialificatum, zo uit de Overheden als uit de Kerkdijken, heeft zijne bijzondere Stem, en de Gedeputeerden mokert door de geenen, die hen afvaardigen, niet iu hunne Semmen bepaald worden. Zij maaken te zamen een groot getal of gros, en geduurende de zelfde Zitting hier uit een viertal, drietal, of tweetal, waai uit de beroeping ook aanftonds gefchiedt, die aan de Klasfis ter goedkeuring, door Gemagtigden uit het Kollegie, wordt ingeleverd; en onder deezen is gemeenlijk een der Politieke Leden. De Ouderlingen en Diakenen, welker getal overal nies even groot is, zijn alleen twee jaaren in hunne bedieninge; doch wederom verkiesbaar naa eenige rust, gemeenlijk van twee jaaren. Jaarlijks gaat de helft af, en aldus gefchiedt 'er alle jaaren een vermaaking van den Kerkenraad op eenen gewoonen vasten tijd. In zommije Plaatzen verzoekt de Kerkenraad tegen deezen tijd bij den Magiftraat Gedeputeerden om met dezelven in een Collegium Qualificatum, Ouderlingen  ZEELAND. i6s gen en Diakenen te verkiezen en deeze aan de Gemeente voor te ftellen; of elders maakt de Kerkenraad alleen eena Nominatie, uit welke de Gemeente, naamlijk de Mansperfoonen, die Ledemaaten zijn , fchriftelijk eene verkiezing doen. Het benoemen en verkiezen der Diakenen gefchiedt in zommige Gemeenten wel afzonderlijk en op eene onderfcheidene wijze. Te Middelburg wordt alleen de Nominatie tot Ouderlingen in een Collegium Qualificatum gemaakt, en die tot Diakenen in den, grooten Kerkenraad, Ouderlingen en Diakenen beftaande. Uit deeze Nominatie doet de Magiftraat de verkiezing van Diakenen. Het Ampt en de Bediening der Predikanten, Ouderlingen en Diakenen verfcheelt zo merklijk niet van de andere Plaatzen in de Vereenigde Nederlanden, dat wij 't noodig agten hier van in 't bijzonder te melden. Overal wordt des Zondags voor den middag een gedeelte der H. Schrift, en naa den middag de Heideibergfche Catechismus verklaard. Te Middelburg heeft een gebruik plaats, om in elke week een geheel Hoofdftuk der H. Schrift, naamlijk des Dingsdags avonds een gedeelte en des Donderdags avonds het overige deel van hetzelve, volgens den loop des Bijbels te verhandelen, en aldus alle de Boeken des Ouden en Nieuwen Testaments in 't geheel te verklaaren. Hat beftier van de Kerkenraaden beftaat meede, genoegzaam op den zelfden voet, als in de andere Provinciën. Zij beroepen ook de Voorleezers of Voorzangers. Doch indien de Voorleezer te gelijk School moet houden, verkiest een Collegium Qualificatum, volgens een vrij accoord, hier toe den zelfden Perfoon. In Plaatzen, daar deeze dienden niet vrijwillig vereenigd worden, ftaat de aanftelling van een Schoolmeester aan dan Magiftraat. En gelijk het met de aan. Helling gefchiedt, aldus is 't ook met de afzetting. Alle de Nederduitfche Predikanten in Zeeland, Staats. Vlaanderen en eenigen der Barrière - Plaatzen, gelijk meede de Engelfche Predikanten, zijn Leden van eene der Klasfen, van de Provincie van Zeeland, die vier in getal zijn: Wal. cheren, Schouwen met Duiveland, Znidbeland of Goes, en Tholen met Bergen of den Zoom. De bezigheden der Klasfen L 3 ia  ZEELAND. in Zeeland koomen genoegzaam in alles overeen met dis, welken wij voorheen in 't algemeen wegens de Kiasfen geméld hebben. De Kiasfis van Walcheren is niet alleen de grootfte der Provincie van Zeeland; maar ook van alle de Klasfen in de Vereemgde Nederlanden. Hier toe behooren de Kerken der drie ftemmende Steden , Middelburg, Vlisfingcn en Veere, als meede de Kerken der drie fmalle Steden, Arnemuiden, Domburg en Westkapelle. Onder deeze Klasfis zijn wijders de Kerken van zestien Dorpen , op het Eiland Walcheren gelegen, benevens het Nieuwe Land of de Middelburgfche Potoer, de vier Kerken in Noordbeveland, vijf Kerken onder het zogenaamde Committitnus , Axel, Ter Neuze, Zaar*Jlag, den Hoek, en Biervliet; als meede achttien Kerken in Staats - Vlaanderen, onder welke de Franfche Kerk te Sluis, die één is met de Nederduitfche, meede gerekend wordt. Bij alla deeze Kerken zijn, volgens Refointie van de Algemeene Staaten van den negenden Januarij des Jaars 1726, nog gevoegd vier Kerken in de Plaatzen van de Barrière, te Doornik , Meenen, Veurne, Tperen met het Fort de Knokke; zo dat 'er zesSnvijftig Kerken of liever Gemeenters tot de Klasfis van Walcheren behooren, die door een getal van eenëntachtig gewoone Predikanten bediend worden; behalven dat 'er doorgaans, zo hier als in de andere Klasfen, eenige Emeriti en Adjuncten gevonden worden, die insgelijks Leden van de Klasfis zijn. Deeze Klasfis heeft jaarlijks vier gewoone Vergaderingen, waar van *er twee te Middelburg gehouden worden, op den eerften Donderdag van Maart en December : op den eerften Woensdag in Junij; is 'er eene gewoone Vergadering, in eene der andere Gemeenten buiten Middelburg: doch altijd in het Eiland Walcheren. De gewoone Klaffis , op den eerften Woensdag in September, wordt, om der Vlaamfche Kerken wille, altiid te Vlitfingen gehouden. Deeze vier geuoemde Vergaderingen worden Gewoone of Ordinaire Klasfen genoemd, en des anderendaags, zijnde Donderdag, te Middel* burg vervolgd. Behalven deeze vier gewoone Vergaderingen, worden 'er Jaarlijks nog acht andere Klasfen op ieder eer-  ZEELAND. I67 e?r(hn Donderdag in de overige Maanden gehouden , die quafi ordinaire of bijna gewoone Klasfen geheeten worden. Bij voorvallen van noodzaaklijkheid, houdt men ook buitengewoone Klasfen. Indien 'er een Bededag invalt in die weeken, wanneer de Klasfen gewoon zijn te vergaderen, wordt de Vergadering tot den gewoonen dag in de volgende wetk uirgefteld. Uit de Klasfis van Middelburg worden zes Predikanten gemagtigd ter bezorging dor Buitenlandfche Kerken, in 't bijzonder die van Oost• Indien. Deeze doen, met eenen der Heeren Bewindhebberen, het beroep van de Predikanten, en onderzoeken de zulken, die tot Krankbezoekers door de Bewindhebbers wenfchen te worden aangefteld- Deeze Gemagtigden zijn twee uit Middelburg, één uit Vlis/ingen, één uit Veere en Arnemuiden te zaamen, en twee uit de andere Kerken in Wakheren. Nog zijn 'er uit deeze Klaffis zes andere Gemagtigden ter bezorging van de Kerken des Barrière. De tweede Klasfis, in de Provincie van Zeeland, is die van Schouwen en Duiveland, waar onder achttien Kerken of Gemeenten behooren, die te zamen door tweeëntwintig Predikanten bediend worden, waar van 'er vijf in de ftemmende Stad Zierikzee ftaan, en twee in de ftnalle Stad Brouwers' haven; gelijk ook alle verdere Gemeenten of Kerken onder deeze Kiasfis ieder één Predikant hebben. Van deeze Kerken zijn 'er tien op het Platte Land van het Eiland Schouwen, vijf in het nabuurig Eiland Duiveland en één onder SommtUdijk, in het Eiland van Overfiakkée. De twee Dorpen Renesfe en Noordwelle, in het Eiland Schouwen, zijn de eenige zamengevoegde Gemeente, die onder deeze Klasfis gevonden wordt. De gewoone Vergaderingen worden viermaal in 't Jaar gehouden, voorheen op de Iaatfte Dingsdagen der Maanden , Februarij, April, Julij en Oktober; doch thans op de Iaatfte Dingsdagen van Maart, Maij, Augustus en Oktober in de volgende Plaatzen; als te Zierikzee in Maart en Oktober, en wijders in Maij, April, Julij en Augustus in eene der Kerken buiten die Stad gelegen, volgens een rondgaande beurt. De buitengewoone Klasfen vergaderen altijd te Zierikzee. L 4 De  ?0? ZEELAND. De Klasfis van Zuidbevcland, die de derde in de Provincie van Zeeland gerekend wordt , beftaat uit vierendertig Predikanten, die te zamen drieëndertig Kerken bedienen. Vier Predikanten zijn 'er in de Stad Goes, drieëntwintig voor zevenentwintig Dorpen op het Eiland Zuidbevcland, waar onder vier zamenvoégingen van Kerken of Gemeenten Zijn; als Schare met Vlake, *s Heer-Mts en Sinouts-Kerie, Oveizande met Driewegen, en 's Heer ■ Hendriks - Kinderen met fVtsfekerke. Wijders behooren onder deeze Klasfis de Kerk en Predikant yan het Eiland Wotfaartsdijk, de dne Predikanten van Hulst, die ook St. Jans- Steen bedienen, de Predikant van de zamengevoegde Kerke van Osfenis/è en Hontenisfe, de Predikant van Heinsdijk, zamengevoegd met Pau/i-Polder, en eindelijk ook, volgens de bovengemelde Refolutie van hunne Hoogmogenden, de Predikant van Dender monde onder de Barrière - Plaatzen. De gewoone Vergaderingen der Klas-fis worden, jaarlijks, viermaal gehouden op den eerften Woensdag in Januarij, Maij, Julij en Oktober, in alle de Kerken van dat Eiland, bij rondgaande beurten ; doch des Dingsdags naa ieder Vergadering wordt de Klasfis in Ter Goes vervolgd. Tot de Klasfis van Tholen en Bergen op den Zoom, de vierde in de Provincie van Zeeland, behooren vijfentwintig Predikanten , die den Dienst, in achtentwintig Kerken of Gemeenten, waarneemei'. Men zou deeze Klasfis mooglijk als eene zamenvoeging kunnen aanmerken, die uit twee Deelen beftaai.. het Zeeuwfche en Brabantfche; alzo doorgaans de Zeeuwfche zaaken te Tholen en de Biabantfche te Bergen op den Zoom verhandeld worden ; in welk geval altijd ëen Zeeuwfche Voorzitter te Tholen en een Brabantfche te Berge» op den Zoom de Vergadering beftiert. In het Zeeuwsen gedeelte zijn de Kerk yan Tholen, die twee Predikanten heeft, en nog acht Kerken in de Zeeuwfche Landen, daar onder begreepen die van Filip.land. Ieder deezer Kerken heeft zijnen bijzonderen Predikant. Tot het Brabantfche gedeelte behooren de Steden Bergen op den Zoom en Steenbergen, die ieder twee, en aldus te zamen vier Pre^iksaten hebben; de Schanzen Lillo en Lscfkenshoek san d?  ZEELAND. ifj» de Schelde, in ieder der welken een Predikant is, en zestien Dorpen, zo onder 't Markgraaffchap van Bergen op den Loom , als onder de Heerlijkheid van Steenbergen, die door elf Predikanten bediend worden, alzo onder dezelve de vol» gende zamenvoégingen zijn; als Wouw met Heirl, Os/endrecht met Woensdrecht en Hoogerheide, Halfleren met de Roverfchans, Oudenbosch , wiens Predikant met dien van de Hoeve ook Rukveen bedient. Oud- en Nieuw-Gastel kunnen niet als een zamengevoegde Standplaats aangemerkt worden, om dat Nieuw-Gastel geen Kerk heeft en hierom deszelfs Inwooners te Oud-Gastel te Kerk gaan. De gewoone Vergaderingen van de Klasfis van Tholen en Bergen op den Zoom worden maar driemaal in 't Jaar gehouden, op den eerften Dingsdag in de Maanden April, Julij en Oktr> ber. De Plaats der Vergadering fchikt zich raar maate dat ?er Zeeuwfche of Brabantfche zaaken te verhandelen zijn, het zij te Tholen of Bergen op den Zoom, of elders aan da Brabantfche of Zeeuwfche zijde; naardien het den Voorzitter in ieder Kwartier vrij ftaat de Klasfis op zijn eigen Standplaats te beleggen; 't welk ook gefchieden mag, indien 'er nog buitengewoone Vergaderingen worden gehouden. Behalven de Kiasfikaale Vergaderingen zijn 'er in Zeeland nog drie andere onderfcheidene Kerkelijke Vergaderingen, de Conventus, de Coetus en het Sijnode geheeten, Onder1 deezen is de Conventus of de zamenkomst alleen aan een gewoonen tijd bepaald en wordt alle drie jaaren, met bewilliging van Gekommitteerde Raaden van Zeeland, gehouden, naa bekomen aanfchrijving van 't Sijnode van 'Zuidholland om de Coetus tot het befchouwen der handelin» gen van het Dordfche Sijnode in den Hage, en der Handfchriften van de Overzetting des Bijbels te Leiden, te willen bijwoonen. Deeze Conventus beftaat in acht Predikanten uit de vier Klasfen van Zeeland, die twee Afgevaardigden uit hunne Vergadering tot deeze handeling verkiezen, waar in een rondgaande beurt wordt waargenomen, ten aanzien der Klasfen, uit welke de Gemagtigden worden verkooren. Naa het bijwoonen der plegtigheden in deu Hage en te Lei» den ? welke wij elders breeder befchreeveu hebben , doen JU S deeze  ZEELAND. deeze Afgevaardigden verflag aan de hervatte Conventus, welk verflag vervolgens aan hunne Ed. Mogenden wordt overgeleverd. De Ccetus van Zeeland wordt bijeen geroepen, indien iemantt zich bezwaard vindt over het Advijs der Clasfen en de uiripraak of het oordeel van de Collegia Qualificata, welke eigenlijk alleen vonnisfen over zijn leer, leven, en 't beftier der Kerke, en wanneer de bezwaarde hier van in tijds hooger beroep bij de Klasfis heeft laaten aanteekenen. In welk geval door hunne Ed. Mogenden de Staaten van Zeeland, op Verzoekfchrift van den Appellant of van de Klasfis, als derzelver Advij3 door een Collegium Qualificatum is gevoigd, gemeenlijk of naar bevinding van zaaken een Ccetus vergund wordt, met bijgevoegde bepaalinge, om over die zaak alleen en geene anderen te handelen; en worden als dan twee Heeren Gekommitteerde Raaden benoemd om den Ctstus bij te woonen. Uit de Kerkeiijken, worden 'er naa voorgaande aanfchrijven, twee uit ieder Klasfn, en aldus acht Predikanten tot den Coetus gemagtigd, die met de Ed. Mog. Heeren Kommisfarisfen te Middelburg vergaderen, hunnen Profes en Scriba verkiezen, en naa het hooren van den geenen, die 't beroep gedaan heeft of die aangeklaagd is over de zaak oordeelen en befluiten, en hier van de handelingen overgeeven aan de Heeren Staaten van Zeeland, door welker goedkeuring de befluiten kragt ter uitvoeringe krijgen. De Klajfis van IValcheren bewaart de oorfpronklijke handelingen, en de andere Klasfen krijgen 'er ieder een affchrift van. De voorbeelden van dergelijken Ccetus zijn, zedert een Eeuw niet menigvuldig. In dien van den Jsare 1683, wierdt de berugte pontman van hattem. Predikant te Fiiipsland, en in dien van den Jaare 1711, zijn Naa volger GozuiN van buitemdyk, Predikant te Schare en Vlake veroordeeld. De Sijnodaaie Vergaderingen worden niet, gelijk in de andere Provinciën jaarlijks op gezette tijden gehouden, met toelaatinge en afzendinge van Correspondenten uit en tot andere Sijnoden; maar op verzoek aan en met goedvinden van de Staaten van Zeeland, ten overftaan van twee Kom- mis-  ZEELAND. 171 miefarisfen uit hun Edel Mogenden. Wijders beftaat eert Sijnode van Zee/and in twee Gemagtigden Predikanten en twee Ouderlingen uit ieder Klasfis, die in eene der ftemmende Steden van Zeeland, volgens de uitfchrijvinge, nu in de eene, en dan in de andere Stad bij een koomen, en over zaaken , betreffende het gemeene welzijn der Kerken handelen en befluiten, van het beflootene verflag doen aan de Heeren Staaten van Zeeland, en derz°lver goedkeuringe moeten afwagten, om kragt van uitvoering aan hunne handelingen te geeven. Men heeft een voorbeeld, dat een Sijnode , naamlijk te Middelburg, in den Jaare 1593, buiren tegenwoordigheid van Gemagdgde Heeren uit de Staaten van' Zeeland is gehouden; doch deszelfs befluiten zijn niet goedgekeurd: ook hebben de Sijnoden van den Jaare 1597 te Goes, van den Jaare 1602 ie Tholen, van den Jaare 1610 te Veere, en van den Jaare 1618 te Zierikzee geene goedkeuringe genooten. De goedgekeurde Sijnoden zijn die van Middelburg, in den Jaare 1591, van Goes, in den Jaare 1620, en van Tholen, in den Jaare 1638, hoewel met eenige bepaalingen. De zes ftemmende, Steden van Zeeland hebben ieder een Walfche Kerk, onder welke die van Middelburg door drie Predikanten, die van Vlisfingen en Zierikzee, ieder door twee Predikanten, bediend worden; de Kerken van Goes, Veere en Tholen hebben ieder één Predikant. Bergen op den Zoom, in het Kerkelijke voor een Zeeuwfche Stad gerekénd, heeft insgelijks een Walfche Kerk en Predikant De Walfche Kerken van 't Sas van Gend, Kadzant, Groede, Aardenburg en Oostburg, die ieder een Predikant hebben, worden meede doorgaans voor Zeeuwfche Kerken gerekend: zij behooren alle tot de Algemeene Walfche Sijnode der Vereenigde Nederlanden. Alle de Kerken in de ftemmende Steden van Zeeland en Bergen op den Zoom hebben, onder de dertig Plaatzen, waar in de Walfche Sijnode gehouden wordt, ook hunne rondgaande beurt. Het beroep der Walfche Predikanten, en het veranderen der Kerkenraaden, in Zeeland, gefchiedt mede door een Collegium Qjtalificatum, uitgezonderd te  I» ZEELAND. tg Middelburg, daar, zedert de Refolutie der Staaten van Zeeland, van den eerften Maij des Jaars lópp, en der Regeeringe van Middelburg, van den eenèntwimigften des zelfden Jaars, om aan de Walfche Kerke aldaar een derden Predikant toe te voegen, een Predikant beroepen wordt, door alle de Predikanten en Ouderlingen, niet alleen die in wertelijken dienst zijn, maar ook door zulken, die reeds zijn afgegaan; ook mogen de afweezende, door ziekte of ander belet, hunne ftemmen fchriftelijk inleveren. Het beroep wordt aan de Regeering van Middelburg ter goedkeuring aangeboden. De Walfche Kerkenraad te Middelburg, wordt alleen door de in dienst zijnde Leden veranderd. De Engelfche Kerken te Middelburg en Vlhfingen, welke tot de Nederduitfche Klasfis van Walcheren behooren, beroepen hunne Predikanten en veranderen hunnen Kerkenraad meede in een Collegium Qjtalificatum. De Schotfche Kerk te Veere behoort tot de Klasfis van Edenburg in Schotland, die, ten dienst der Kerke te Veere', een Predikant zendt; doch hij geniet zijne Wedde, gelijk alle de andere Gereformeerde Predikanten in deeze Provincie, van de Staaten van Zeeland. Behalven de gehandhaafde Gereformeerde Gemeente, wier Kerkbeftier wij tot dus verre hebben befchouwd, zijn 'er in Zeeland geene andere Protestantfche Gemeenten dan van Lutherfchen en Doopsgezinden of Mennoniten. De Lutherfchen hebben hunne Kerken te Middelburg, Zierikzee en Vlisfir,gen; die te Middelburg door twee, te Zierikzee en te Vltsfingen ieder door éénen Predikant bediend worden. Vijf Vergaderingen van Doopsgezinden of Mennoniten zijn *er thans in Zeeland , te Middelburg, Zierikzee, Goes, Vlhfingen en Middelharnis, in 't Land van Ovcrflakkée'. Twee Predikanten bedienen de Gemeente te Middelburg, en in de overige is 'er in ieder één Predikant. De Doopsgezinden Zijn de eenige onder de verfchillende Gezindheden, inZeeland, die het regt hebben en oefTenen om hunne Ledemaaten in Ondertrouw aan te neeraen en hunne Trouw te bevestigen; 'twelk \ in  ZEELAND. in den Jaare 1734, aan die van Zierikzee door de Overheid wierdt bekragtigd; doch behalven deeze moeten alle andere Gezindheden in de Gereformeerde Kerken door de Bedienaars van dezelve ondertrouwd en getrouwd worden. In Zeeland zijn vijf Statten van Roomschgezinden , te Middelburg, Vlisftngen^ Zierikzee, Goes en in het Land van Ter Goes; onder welke die der Stad Goes een Minderbroeder is en de overige Waereldfche Heeren zijn. Hunne Vergaderplaatzen hebben uiterlijk geen teekenen van Kerken. De Jooden hebben alleen te Middelburg een Sijnagoge. Te Vlisfingen is *er onlangs een geweest; doch zij, die dezelve verzogten en verkreegen hadden, zijn ras wederom verloopen. Zeeland beftaat tegenwoordig uit elf, zo groote als kleine, Eilanden, die alle bebouwd en tegen den Zeevloeden afgedijkt zijn; te weeten, Walcheren, Schouwen, Duiveland. Zuidbevcland, Tholen, Noordbeveland, Wolf aartsdijk, Filipsland, St. Rootland, Sommelsdijk, zijnde een gedeelte van 't Eiland Overjlakkée en Oostbeveland, en heeft nog aan 't vaste Land Nieuw - Vosmaar, 't geen tegen Brabant grenst. De verdeeling van Zeeland wierdt van ouds onderfcheidenlijk gemaakt, volgens 't Geestelijke of volgens 't Waereldlijke Regtsgebied. Volgens hst Geestelijke beftondt het in vier Dekenfchappen, naamlijk van Walcheren, Schouwe», Zuidbeveland en Borfele. Derzelver Dekens, ook Provifors genoemd, wierden aangefteld bij den Domproost van Utrecht, die van 'sBisfchops wegen het bewind over de Zeeuwfche Kerken hadt. De Dekens hadden groot Gezag en Regtsgebied; zo dat zij zelfs in Burgerlijke gefchillen tusfchen Stedelingen en Landlieden vonnis velden. Volgens het Waereldlijke wierdt Zeeland, naar den loop der Riviere de Schelde, die Zeeland in twee deelen klieft, verdeeld in Zeeland Bewester-Schelde en Zeeland Beooster. Schelde,- welke verdeeling doorgaans in de Graaflijke Brieven gevonden, en in de Keure van Zeeland, van den Jaare 140.5 gemaakt, gehouden wordt. O11.  174 ZEELAND, ZEEVANGK. Onder Zeeland Bewester Schelde behooren zes Eilanden, te weeten, Walcheren, Zuidbeveland', Noor abeland, Wolf» aartsdijk, St. Joosland en Oost heiand. Onder Zeeland Beooster • Schelde, behooren vijf Eilanden , te weeten, Schouwen, Duiveland, Tholen, Sommelsdijk in Overfiakkée en Ftlipsland, mitsgaders Nieuw -Vosmaar aan 't vaste Land. De Steden , gelijk wij reeds hier vooren aangeteekend hebben, wierden van ouds verdeeld in Groote , die ook Goede en Graaflijke Steden genoemd wierden, als Middelburg, Zierikzee, Romers, of Reimerswaale, (volgens de oude Brieven Remhurgwaale,) Goes en Tholen; en ln Smalle Steden, die fimpele Steden gezegd worden, als Veere, Vlis» fingen. Domburg, Westiapelle, Brouwershaven, Kortgene en St. Maartensdijk. In lanteren tijd hebben Vlisfingen en Veere onder de Groote Steden plaats gekreegen en is Arneviuiden tot de Smalle Steden bijgevoegd. Zie Tegenwoordige Staat van Zeeland* *. Zeevangk, een Dijkgraaffchap, in het gedeelte van Noordholland, Waterland geheeten. Het bevat een gedeelte der Stad Edam , de Regtsbannen van Oosthuizen, Hobreede , Middelie, Axwijk en Kwadijk. Het ftrekt zich langs de Zuiderzee tot aan de Baa van Eters hem, en van Edam aan de Landzijde langs de Purmer tot Kwadijk, van daar langs de Beem/lrr tot Oosthuizen aan den Zeedijk. In zijn grootte wordt he ' gerekend op vierduizendtweehonderd Deimpten of tweeduizendachthonderd Morgen Lands. De grond is hier meest al veenagtig, zo dat 'er de Ingezetenen Turf maaken voor bun eigen brand. De Landerijen zijn 'er vrugtbaar, en de Groente, welke men hier voortkweekt, wordt doorgaans fmaaklijker gehouden dan in andere Polders of Meeren. Dewijl hier altoos Muizen in 't Land gevonden worden, is men wel gewoon Zeevangk de Moeder der Muizen te noemen. De Dijksregeering van Zeevangk wordt geoeffeud door den Hoofd-Officier van Edam, als Dijkgraaf, met  ZEEVANGK, ZEEWORMEN. j7s met vijf Heemraaden; dén uit de regeerende Burgemeesteren van Edam, één uit IVarder, één uit Miadelie, één uit Kwadijk, uit de Rijkdommen van ieder dier Dorpen, en ééu uit Burgemeesteren van Oosthuizen. De Sekretarisfen van Edam zijn ook Sekretarisfen van Zeevangk. Dit Kollegie houdt zijne Vergauering te Edam; de tijd is niet vast bepaald; doch gefchiedt gewoonlijk om de veertien dagen. De Zeevangks Keuken- of Koekendiji, die Etershem voor een gedeelte tegen de Zuiderzee befchermt, heeft den Baljuw van Oosthuizen tot zijnen bijzonderen Dijkgraaf, doch de zelfde Heemraaden als Zeevangk. Deeze Dijk begint daar de Ban van IVarder eindigt en loopt tot de Hoogte van het Dorp Etershem ; daar Etershems Keukendtjk zijnen aanvang neemt, en zich uitftrekt tot aan de Ban van Scharaam bij de Duikerlluizen. De Baljuw van Oosthuizen, in hoedanigheid, van Baljuw of Schout van Etershem, heeft als Dijkgraaf het bewind over deezen Dijk, met de Schepenen van Etershem. Buiten de Zeevangks en Etershems Keukendijken legt nog een Buitenpolder, de Oostcr-Koog geheeten, die bij den gemelden Baljuw met drie bijzondere Heemraaden beftierd wordt. Met opzigt tot deeze Iaatfte bijzondere Dijkgraaffchappen, wordt Etershem gezegd niet onder Zeevangk te behooren. De Ambagten en Dorpen van Zeevangk behooren alle onder het Hoog Regtsgebied van de Stad Edam: behalven dat Oosthuizen met Hobreede en Etershem Hooge en Vrije Heerlijkheden zijn. Die onder Edam z:jn War der, Middelie, /ixwijk en het grootfte gedeelte van Kwadijk, die ook allen in de lasten dier Stad draagen. Zie Tegenwoordige Staat van Holland. Zeewormen. Bij deezen naam is, in de Nederlandfche Provinciën, vooral die aan de Zuiderzee grenzen, zeer bekend een fchepzel, 't welk, op het uitwendig aanzien niets fchrikwekkende of dat veele fchade kan veroorzaaken, aankondigt; doch 't geen, evenwel, da fchroomlijkfte verwoes- tin-  (76 ZEEVVORMEN. tingen, ginds en elders, heeft aangerigt. Het zijn naamelïjk Wormen van de gewoone geftalte, doch" op het aanraaken, meer week en lijmerig dan hunne foortgenooten, welke in de aarde kruipen. De lengte is niet eenerlei, bij zommigen van drie, vier of meer, bij anderen zelf van veertien duimen. Hunne verbaazende flerkte, blijkbaar in de uitwerkzeis, die zij voortbrengen, is gelegen in hunnen kop; deezë is gewapend met eene foort van zaag, zo derk en feherp, dat zij, door middel daar van, het hardde hout doorbooren, en door de dikde paaien, in alterlei rigtingen, bogten en kromten, zich eenen doortogt kunnen baanen. Voorts heeft het diertje, ter wederzijde van den weeken daarf, insgelijks twee fchelpagtige Schaaren of Zaagen, die veeltijds buiten het hout uitfteeken, en, waarfchijnlijk, inzonderheid dienen ter befcherminge van de daart, door welken de Worm' adem haalt. Vóór het Jaar 1730 was dit gedierte, hier te Lande, geheel onbekend. Allereest ontdekte men hetzelve, in den Herfst des gemelden jaars, op het Zeeuwfche Eiland Walcheren , in het paalwerk, waar mede de vermaarde Westkappelfche Dijk, tot dien tijd toe, aan den buiten, of zeekant was bezer. Omtrent een jaar daar naa befpeurde men het zelfde kwaad, aan den Westfriefchen Dijk, bij Medcmblik, voorts aan de Helder, op Texel, en ook langs de kusten der Provincie Friesland, Oud en nieuw, eeken en greerieri hout, zonder onderfcheid, wierdt van dit gedierte doorvreéten. Meest al zag men van buiten aan de Paaien alleenlijk kleine gaatjes, door welke de Wormen, waarfchijnlijk kort naa dat zij waren uitgebroeid, na binnen kroopën : doch van binnen vondt men holligheden, in welke een volWasfcn Jnensch rijklijk zijnen vinger konde leggen. In deezervoege waren zeer veele duizenden Paaien zodanig doorknasgd, dat eenige van zelf, anderen door den minden flag van het water, om verre vielen. Volgens het oordeel van fchrandere Natuuronderzoekers moest het Vaderland van dit Gewormte gezogt worden in Oos:- of Westindie, of volgens anderen nader bij, in de Noordzee; in de fchepen, waar aan men ze, reeds voor langen tijd, hads ontdekt, zouden zij herwaarts  ZEEWORMEN, ZÈGÈRs. (DANIËL) iH waarts zijn overgebragr. Abraham de bruin en pieter en adriaan van zwYNDRECHT, Kooplieden te Rotterdam, hun* ne gedagten lsatende gaan over de middelen, ter weerings der fchade, door dit gedierte veroorzaakt, waren van oordeel, dat hetzelve leefde van zekere befmetting in het wa> ter, om welke weg te neemen, zij meenden een onfeilbaar middel te hebben uitgevonden. Diensvolgens vervoegden zij zich, met hunnen voorflag, bij 'sLands Staaten, en eischten, voor hunne ontdekking, eene fotnme van tweemaalhonderdduizend guldens, indien de opgegeevene middelen in alles voldoende, bevonden wierden. Doch men heeft zieh van hunnen voorflag niet bediend. Men weet, dat zints dien tijd, de Zeeweeringen, op veele plaatzen, eene andere geuaante hebben gekreegen, die van eene fchuine glooijinge van Kei- en Klipfteenen, buitenwaarts tegen den Dijk, in de plaats van de reijen paaien, waar mede dezelve, tegen het gèweld der aanklotzende golven, plagt befchermd te worden. Daar men zich nog van Paalwerk bedient, gelijk nog het geval is langs de Zeedijken in Friesland, wordt hetzelve, aan de buitenzijde, insgelijks door zwaare fteenen, op veele plaatzen, tegen de aannadering van het Gewormte befchut. Hier door hebben dé Zeedijken ongelijk grooter fterkte en vastigheid bekoomen, dan zij voormaals hadden. Met regt heeft men hierom aangemerkt „ dat de plaag der ,, Zeewormen, om welker afwending, de Godheid, op be„ vel der Overheid, in de Kerken deezer Landen ernftelijk „ geftnèekt wierdt, bij de uitkomst is gebleeken, tot eenen „ zegen voor de ingezeetenen geweest te zijn." Zie c. belhmeer , Natuurkundige Verhandeling; j. wagenaar, Vader land* fche Hiftorie. Zegers, (daniel) gebooren te Antwerpen in den Jaare 1590, hoewel tot den Geestlijken ftand opgebragt, en in het Genootfchap der fefuiten aangenomen, oeffende tevens, door eene natuurlijke zacht daar toe gedreeven, de fchilder- XXXIV. deel. M kunst.  178 ZEGERS, (DANIËL) ZEGV7AART, ZEIST. kunst. Bloemen waren voornaamlijk, zo niet alleen, de vrugten van zijn penfeel. Hij was een leerling van jo'han bheugel , bijgenaamd de Fiuweele, die, in zijnen vroegen tijd, een Bloemfchilder was geweest. In de Kerk zijner Orde, binnen zijne Geboorteftad, verfierde hij eene gantfche Kapel met bloemftukken, zo verwonderlijk frïai bij elkander gefchikt, en natuurlijk gekoleurd, dat alle des kundige asnfchouwers over 's Mans fmaak en de uitvoering verrukt (ionden. Fredesuk hendrik, Prins van Oranje, was, nevens verfcheiden andere Grooten, een bewonderaar van zegers peiifeelkunst. Voor twee van zijne Stukken fchonk hij htm eene aanzienlijke vereering. Zijne beeltenis gaat in prent nit, door jan lievens gefchilderd. De tijd van des KunstfchbV ders overlijden is ons niet gebleeken. Zie hoogstraten, Woordenboek. Zegwaart; zij zoeiermeer» Zeist, eene Heerlijkheid, in het Overkwartier des Sticbta van ütresht, in het Oosten van de Stad van dien naam, was langen tijd vereenigd met Driebergen, doch, zedert daar van zijnde gefcheiden, maakt zij thans eene afzonderlijke Heerlijkheid uit. Haare uitgebreidheid wordt gerekend op zeshonderdzevenënzestig Morgens en driehonderd Roeden. Doch haar regtsgebied flrekt zich veel verder uit, en wel noordwaarts meer dan drie uuren gaans in de lengte, over een groot deel der Amersfoortfche bergen, tot op een korren afftand van het Dorp Fuurfcke. Het getal der Huizen, binnen de Heerlijkheid begreepen, zal ruim honderd bedraagen. Behalven de Hervormden en Hernhutters, ontmoet men 'er zeer veele Roomschgezinden. Zeist, een Dorp in de bovengemelde Heerlijkheid gelegen, hemelsbreedte ruim eene Duitfche mijl, In eene rechte lijn, ten Oosten van de Stad Utrecht. Zeist is hét oudfte Dorp in deezen oord, en reeds in den Jaare 838, onder dien  ZEIST. '21 dien «aam, of eigenlijk van Seyst , vermeld, 't Geen wegens het Kosterfchap van de Kerk deezer Plaatze wordt verhaald, alsof hetzelve, van ouds, wel dertigduizend guldens jaarlijks zou hebben opgefcragt, wordt door den befchrijver van den Tegenwoordige Staat van Utrecht, met regt op de Lijsc der vertelzetjes geplaatst. Van de hooge oudheid des Kerkgebouws, dat weleer aan den H. radbertus was toegewijd * getuigt, deels een oud opfchrift, waarin men het Jaargetal 1180 leest, deels de menigte Duiffteen, die, als een vast kenmerk van oudheid, het gewijde geftigt onderfcheidt. Niets merkwaardigs bevat de Kerk van binnen, ten zij men daar voor houde, twee groote Zarkfteenen in het Koor, welke, naar het verhaal van zommigen, door de geweldige vuuren, welke de Franfchen, die, in den Jaare 1672, hier eenigen tijd huis hielden, daar op geftook't wierden, in veele ftukken zouden gefprongen zijn. Hoe "t hier mede zij, zeker gaat het, dat, in het gemelde jasr, Koning lodewyk de XIV, eenige dagen, in dit Dorp, zijn verblijf heeft gehouden, in een huis, ftaande ten Oosten van de Kerk, zedert door den Schout der Heerlijkheid bewoond. Zeist, op zich zelve van gering aanzien, heeft, zints eene halve Eïïuw, merkelijke vermaardheid verkreegen, naa dat de Hernhutters zich aldaar gevestigd hebben. Een berigt wegens die Gezinte behoort niet tot deeze plaats. In ons Woordenboek kan de Leezer deswegen eenige bijzonderheden vinden op een bijzonder Artikel, Deel XX, bladzijde 569. Van hunne S;igting in dit Dorp zullen wij flegts het volgende aanteekenen. Digt bij het Huis te Zeist, waar van wij naderhand zullen Ipreeken, ter wederzijden der groote Laan, hebben de Hem» hutters verfcheiden aanzienlijke gebouwen geftigt, te weeten, behalven verfcheiden Kamers, twee ruime wooningen voor ongehuwden, ééne voor de Mans, het Broederhuist en ééne voor de Vrouwen, het Zusterhuis genaamd; voorts een Weduwenhuis; wijders nog eenige andere aanzienlijke woonhuizen, aan bijzondere perfoonen, of groote Winkeliers, deezer gezinte toegedaan, behoorende; en eindelijk het Gemeentehuis, hebbende van buiten de gedaante van esne welopgehaalde burgerwooning, doch van binnen dia M a  ttó ZEIST, ZÉÏST. r Huis te1) van eene nette Kerk, met een fraai Orgel en Gallerijen verfierd. Het is een nieuw geftigt, niet langer geleeden dan het Jaar 1770, beeft men, met het houden van godsdienftige bijeenkomften in hetzelve, eenen aanvang gemaakt. Afwis* felende in het getal der leden deezer Gezinten; ten tijde der ftigtlnge van de ftraks gemelde Vergaderplaatze telde men 'er tusfchen de dertig en veertig huisgezinnen, behalven de mannen en vrouwen in het Broeder- en Zusterhuis. Door gantsch Nederland beroemd zijn de wiukels, welke in het Broederhuis worden opgehouden. Van allerlei goederen en kostbaarheden wordt het fraaifte en zindelijkst bewerkte, hier te koop geveild. De Hernhutfche winkeliers te Zeist hebben den naam , dat men op de deugdelijkheid hunner goederen zich veilig mag verlaaten; doch met een, dat zij zich rijklijk laaten betaalen. OnbezoEnen Godsdienstijver wette, t'eenigen tijde, het zwaard der vervolginge tegen de Hem. hutfche Zeistenaars; men bedroeg hen, bij 's Lands Staaten, als eenen niet te duldenen hoop van vreemd en fchadelijk denkende nieuwheidzoekers , die den Christlijken, dat wil zeggen, op zijn Gereformeerd begreepenen Christlijken Godsdienst, met ik weet niet welke onheilen dreigden. Eene ondervinding van bijkans eene halve Eeuwe heeft die betigting gelogenftraft; terwijl het anders bijkans vergeeten Zeist, door de inwooning der Broeder- en Zusterfchap, zints den aanvang tot heden tóe, geene geringe voordeelen heeft getrokken. Aanzienlijk is dé toevloed, uit bijkans alle de Vereenigde Gewesten, van vermaakreizigers, welke, van tijd tot tijd, deeze Plaats koomen bezoeken, en, zo door hun. ne verteeringen, als door het begunftigen der Hernhutfche winkels, aanmerkelijke fommen agterlaaten. Zeist, (Huis te~) een aanzienlijk hedendaagsch gebouw, in het ftraks gemelde Dorp; aan het einde van hetzelve, in het Zuidwesten van de Kerk, voor ruim honderd jaaren op de puinhoopen van een vroeger gebouw geftigt. 'Er bloeide naamelijk, al in overoude tijden, in de Provincie van Utrecht, een Geflagt, welk van het meer genoemde Dorp zijnen naam ontleende. Dus vindt men, reeds zo vroeg als in den Jaare 1164,  ZEIST. ( Huis te} li64, eenen Godfried van zeits, en, tachtig jaaren laater, eenen willem van zeist, vermeld. Bijkans tweehonderd jaaren bleef het Geflagt in weezen, in eene onafgebrokene •opvolging van mannelijke erfgenamen. Het Iaatfte mansoir liet eene Dogter naa, welke, in den Jaare 1360, met eenen Heer borre van amerongen in den echt tradt. Zij baarde eenen Zoon, die, met behoud van zijns Vaders Wapen, zijn Moeders naam aannam. Het Huis te Zeist, welk dus al vroeg bekend zal geweest zijn, kwam vervolgens, en wel bepaaldelijk in den Jaare 1445, in het Geflagt van renesse. Eene Dogter uit hetzelve, zich noemende maria van renesse van zejst , getrouwd aan Heere dirk van zuilen van hermelen, hadt eene Dogter, johanna genaamd, gehuwd aan gerrit van cuvLEtsBURG, die het als een vrij eigen goed bezat, tot in den Jaare 1536, wanneer het Huis, door de Edele Mogende Heeren Staaten 's Lands van Utrecht, voor Riddermaatig wierdt verklaard. Naderhand is het Huis vervallen, tot dat het, door willem van nassau, Heer van Odyk en Cortienne, verbeeldende de Eerften en de E.lelen in de Regeering der Heeren Staaten van Zeeland, in een veel luisterrijker ftand herfteld wierdt. Te weeten, de Heer vaw odyk, in den Jaare 1677, ter Staats vergaderinge van Utrecht, een Gefchrift hebbende ingeleverd, waar in hij vertoonde, dat hij in onderhandeling ftondt over eene aanzienlijke uitgeftrektheid landerijen, onder het Geregt van Zeist gelegen, verzogt dat aan hem bij koop het hooge en laage Regtsgebied over de Dorpen Zeist en Driebergen mogt worden afgedaan, met eenige onderhoorige gehcgten, cn tevens om de vrijheid tot dep herbouw van het vervallene en gedoopte Huls te Zeist, mids daar aan wierdt vastgemaakt het voorregt van Riddermaatigheid, welk het oude Huis altijd hadt genooten. Het een en ander wierdt den verzoeker ingewilligd; 't welk zich gereedlijk laat begrijpen, hoewel zulks in een ander geval merkelijken tegenftand zoude ontmoet hebben, wanneer men in aanmerking neemt, hoe in de Opene Brieven, den Heere van odyk ter hand gefteld, en bij het Hof der Provincie geregistereerd, gezegd wordt, dat het ver?cek was toegeftaan „ in achtinge en confidentie ge- Mj „ HO*  ïSa ZEIST, (Huis te} ZELBARNEN, enz. „ nomen zijnde de favorabele recommandatie van zijne Hoog. „ heid, den Heere Ptince van oranje, den Staaten deezer ,, aangaande gedaan." Gemelde Heer van odyk ftigte, zedert, het tegenwoordig Huis, in zeer weelige en uitgeftrekte plantaadjen, hebbende van vooren eene breede laan, door middel van een ijzeren Hek van den gemeenen weg afgefcheiden. Het Huis, van binnen van eene menigte groote en fraaie Vertrekken voorzien, heeft twee groote vleugels; dienende den eenen tot Keuken en Stallingen, den anderen tot eene Oranjerie. Rondom loopt eene breede graft of vijver, die ter wederzijden eene Kaskade heeft. Agter het Huis is een digtbelommerd bosch, van hoog opgaande en ?waare beukenboomen. Zints de eerfte ftigten, is het Huis meermaalen va» eigenaar verwisfeld. Zie, onder andere, Tegenwoordige Slaat van Utrecht. Zelbarnen. Van de beteekonisfe deezes woords, en van de zaak, daar mede bedoeld, zullen wij beneden, op het Art. zjerikïee , eenig verflag doen. Zelhem, een Dorp, in de Provincie Gelderland, in het Landdros'ampt van Zutfen, ruim anderhalf uur gaans in het Noordoosten van Deutichem, ter plaatze, alwaar verfcheiden rijdwegen elkander ontmoeten. Zelhem mag wel onder de fraaie Landdorpen gerangfchikt worden. Men ontmoet 'er een goed aantal deftige wooningen. De Gemeente der Hervormden heeft 'er eene Kerk, die door haaren eigen Leeraar wordt bediend. Voorts heeft Zelhem zijn afzonderlijk Rig* terampt. Zeltneering; zie zierikzeh, Zelhout; zie zierikzee. ^evenaar; zie zevender, Zeven-  ZEVENBERGEN, (D Heerlijkheid van) enz. 1S3 Zf.vf.ndf.rhen, (De Heerlijkheid van} gelegen in het ZuKwestlijk gedeelte van Holland, ftrekt zich, met haare Noórdlijke ftrekking, uit langs het dus genaamd Hollandsch Diep, tot aan de Heerlijkheid van de Hooge en Laage Zwaluw in het Oosten. In het Zuiden ftoot zij tegen de Baronnie van Breda en het Markgraaffchap van Bergen op den Zoom. De geheele uitgeflrektheid wordt op ruim drieduizend Runderen begroot, meestal goed Weid- en Zaailand. Voor ruim eene halve Eeuw ftonden in het gantfche distrikt driehonderdzeventig Huizen. Bijkans anderhalve Eeuw ge. leeden wierdt de Heerlijkheid een eigendom van de Weduwe van Prinfe frederik hendrik. Zij bleef in het GeCagt van ka£saü tot op onzen tijd. Zevenbergen, (De Stad) ligt in het Zuidwesten van de Heerlijkheid van dien naam, vier uuren ten Zuidoosten van Dordrecht, aan eene Graft, die uit de Maas vloeit. Volgens zommigen zou Zevenbergen, van ouds, eene groote Stad geweest zijn, en men daar van de bewijzen ontmoet hebben in het opdelven van fondamenten van Huizen, in gronden, th;:ns tot den Landbouw dienende. De vermaarde Overflrooming, van den Jaare 1421, was, onder andere, eene medewerkende oorzaak van den gedeeltelijken ondergang deezer Plaatze. Weleer was Zevenbergen bewald, en verfterkt met een Slot of Kasteel, waar van de tijding der ftigtinge onbekend is; vindende men daar omtrent alleenlijk aangeteekend, dat het reeds ten tijde der ongelukkige Graavinne jakoba van beteren geflsgt is. Hoewel klein in haaren omtrek, is, nogthaus, de Stad niet onvermaaküjk gelegen; ontvangende niet weinig bloeis en leevens vau den doortogt tusfchen Antwerpen en den Moerdijk. De Ketk der Hervormden , een tamelijk fraai gebouw, wordt door haaren eigen Leeraar bediend, die een Lid der Klasfis van Zuidholland is. De Roomschgezinden hebben 'er insgelijks eene Statie. Voorts ontmoet men te Zevenbergen geene Openbaare Gebouwen, die eenigzins in het oog vallen, zelf niet het Huis der Gemeente. T, . t„ n 7Ae s. van leeuwen , Batavia lllujtrata. M 4 Zg-  «4 ZEVENDER, ZEVENHOVEN. 1 u" " y Zevender , ook wel Zeventer, of Zevenaar genaamd, eene Vrije Heerlijkheid, in het gedeelte van Gelderland, de Lopikerwaard genaamd, doch aan de Provincie Holland on. derhoorig. Haare uitgeftrektheid vinden wij op tweehonderd zevenënnegentig Morgens en honderd Roeden Lands begroot.. Men ontmoet 'er geen Kerkdorp. De weinige bewooners van een kiem getal Huizen, die hier en daar verfpreid ftaan, gaan in het nabuurig Dorp Lopik hunnen Openbaaren Gods. dienst waarneemen, Zevenhoven, met de Buurten, daar toe behoorende, en, met Noot den, eene zelfde Ambagtsheeriijkheid. Zij ligt in de Provincie van Holland, en meer bepaaldelijk in dat gedeelte van het Baljuwfchap van Rhijnland, 't welk aan het Sticht van Utrecht grenst. Van wegen het geftadig tqenee*nen van uiigeveende waterplasfen , kan de uitgeftrektheic} des Distrikts niet naauwkeurig worden aangeweezen. Reeds een merkelijk aantal jaaren geleeden wierdt de Ambagtsheeriijkheid op ruim elfhonderd Morgens Lands begroot. Tegenwoordig kan zij, op verre na, dat getal niet haaien. Van de drie Polders, waaruit Zevenhoven voormaals beftondt, is één geheel, en een andere voor het meerengedeelte, verdweenen. De Hervormde Kerk van het Dorp wordt door haaren eigen Leeraar bediend. De Remonflranten hebben 'er insgelijks eene Gemeente, vrij talrijk in Ledemaaten, naar gelang der Plaatze, doch merkelijk verminderd, in vergelijk kicg van vroegere dagen. De Vergaderplaats der Roomschgezinden ftaat een weinig bulten het Dorp. Het beroep zo van den Hervormden, als van den Remonftrantfchen Leeraar, gefchiedt hier door de ftemming van alle de Mansledemaaten, welke verkiezen, daar aan deel te neemen. Behalven de Veenenj, worden te Zevenhoven verfcheiden handwerken geoeffend, inzonderheid het fmeeden van Yzerwerk tot allerhande Arbeiders- en Keukengereedfchappen. In eene opgave, yoor eene halve Eeuw gedaan, vinden wij het getal der Smederijen op meer dan dertig begroot. Thans, egter, door het algemeen verval van Neeringen en Fabrieken, is dat ge•»! merkelijk gedund. Hoewel als esnu Ambagtsheeriijkheid dasr  ZEVENHOVEN, ZEVENHUIZEN. iS kee zeer donker uit, wegens de herhaalde Belegering, welke deeze Stad van de Vlaamingen, in hunnen langduurigen Oorlog tegen de Hollanders, heeft moeten uitftaan. Wij agten het der moeite waardig, ter gedagtenisfe van de kloeke ftandvastigheid door den Zierikzeccaaren daar In betoond* wat breedvoeriger van dezelve te Ipreeken. Jonkheer willeM , Zoon van Graaf jan van avennes '. door de Vlaamingen geflaagen , hadt zich, naa dat Middelburg aan hun was overgegaan, na Zierikzee begeven. Doch guy , Graaf van Vlaanderen volgde hem eerlang op de hielen en ondernam, insgelijks, de belegering van deeze Stad, zich vleiende dit Kraainest (zo fnorkte men in het Vlsam~ fche Leger over de zwakheid van de Stad) wel haast ia zijn geweld te zullen krijgen; doch hij vondt meer tegeuftand dan hij gedagt hadt. De Belegeraars deeden alles wat zij konden, om die van binnen te benaauwen én tot overgaave te dwingen; fchietendè en werpende onophoudelijk Fijlèn en Zwaare Steenen. De Belegerden daarentegen, getroost goed en bloed voor hunnen P.ins te waagen, bleeven ftandvastig, verdedigden zich dapper, en betaalden die van buiten met gelijke munt. Een groote hoop Vlaamingen, in een digten drom aandiuisfcherda, poogde eindelijk eene der Stads Foorten te overrompelen. Willem met de Belegerden dit gewaar Wordende, deedt op het aannaderen van den Vijand zeer onverwagt de Poort ontfluiten. Zi) vielen dé Vlaamingen kloekmoedig op het lijf, en onderfte&nd door een gedeelte van hun Volk, door een Sndere Poort uitgetrokken, dreeven zij ze op de vfttgt. Een goed getal Vlaamingen wierdt in deezen flag zo gevangen als gedood VeeIe fprongen in 't water en verdronken Dit gefchiende op" den eertten Maij des Jaars 1303, guy, het beleg ftaaUsndé',' ■vertrok na holland, daar eerlang tusfchen hem en willek^ éen Beltand getroffen wierdt, tegens der; zïn der Gemee te. Onder anderen wierdt bedongen, dat Zierikiee. geduurende? XXXiV* DEgfc N ket  het Beftand, niet meer verflerkt zon worden, dan het was ten tijde van het fluiten des Beflands. Het Beftand was zodra met geëindigd, of die van Zierikzee deeden wederom een uitval. Zij maakten zich, llormenderhand, meester van de Sterkte Blodenburg; die met Vlamingen bezet was, en Moegen daar in alles dood. In de Stad wedergekeerd, ontbooden zij Jonkheer willem uit Holland, die fpoedig met zijn Volk binnen Zierikzee gekomen, met de Burgers in het Land trok, en jan van eenesse met de Vlaamingen, zich daar onthoudende, op de vlugt floeg. Waar op aehtëüveer«ig Edelen, daar onder witte van haamstede , Bastaard Zoon van Graaf floris den V, wiens kloekmoedig beleid, zo in Holland, als binnen deeze Stad, geduurende haare belegeringen, betoond, den Graave zeer te ftade kwam, tos Ridders wierden geflaagen. Bedugt voor eenen nieuwen Aanval, verfterkten zij de Stad, zo veel zij konden: De Vlaamingen kwamen ook eerlang, verzeld door jan van renesse en eenige Zeeuwen, weder af met een Vloot op de Gouwe* Zij floegen zich in Duiveland neder. Willem en guy, Bisfchop vau Utrecht, Broeder van Graaf jan , kwamen mede met veel Schepen en Volk uit Holland. De Vloot Duiveland genaderd zijnde, fprong het Volk al te driftig en zonder orde aan Land. De Vijand, hier de lugt van hebbende, ging des Nagts op 't Hollands Leger af, en begunftigd door den donker, tastte hij hetzelve onvoorziens zo hartig aan, dat een groote menigte van de beste Manfchap verflaagen bleef, en veeleu der geenen, die na de Schepen vlugtten, in Ze* verdronker. Van den voornaamfien Adel fieuvelden 'er niet weinig in 't gevegt, veelen wierden ook gevangen. Onder de laatlten bevondt zich de Bisfchop güy zelfs. Willem r met eenigen van de zijnen, ter naauwer nood ontfuapt, kwam binnen Zierikzee. Deeze flag gefchiedde in 't Jaar 1304, des Vrijdags voor Palm-Zondag. Den volgenden dag deedt guy van Vlaanderen, door zijn Volk, Zierikzee op nieuws omfingelen. De Stad wierdt fcherp aangetast. Die van binnen fielden zich met een nieuwe kloekmoedigheid te weer. Dit duurde twaaif dagen , wanneer guy het beleg wederom ftaakte, en met zijn Vlaamingen na Holland vertrok.  ZïERlkZEÈ. i5j trok. Willem, naa gehouden beraad, mee die van Zierik* zee, trok ook van daar ca Dordrecht, om, in geval eene nieuwe Belegering tegen Zierikzee mogt worden ondernomen, niet weder ingeflooten te worden, en uit Holland de Stad meerder bijftand te kunnen doen. Voor zijn vertrek maakte hij boudewyn van yersekb Stadsvoogd , denzelven jan van kruiningen zijn Raadsman toevoegende. Te Bar*, vendamme, een Dorp, toen niet ver van Zierikzee gelegen, ontfto'ndt midlerwijl een groote brand, door weike het Slot of Heerenhuis voor een gedeelte in de asfehe wierdt gelegd. Da Burgers van Zierikzee toogen des anderendaags uit, en vernielden 't geen de vlam van 't Slot hadt overgelaaten, om dat het wegens zijn nabijheid de Stad doorgaans hinderlijk, en deszelfs Heer den Graave zeer vijandig was. De Stedelingen konden nu weder adem fcheppen; maar mogten dat geluk niet lang genieten; want guy, in Holland omtrent tsfelmonde de nederlaag gekreegen hebbende, kwam wederom na Zeeland afzakken. Zijn overgebleeven Marfchap wierdt met een talrijke menigte van Vlaamingen en Zeeuwen verfterkr. Met dit Leger zette hij hec weder aan op Zierikzee, ooi zijn geleeden leet aan deeze Stad te wreeken. Hij deedt de Haven floppen en floeg daar op zijn Li'ger om da Stad, de Vlaamingen ten Noorden en de Zeeuwen ten Ziiden zich nederzettende. De Stad wierdt uoor de vijanden afgrijslijk befchooten. De Belegeraars hadden verfebeide groote Blijden, zijnde een löorc van Weiptuig^rs, opgeregt, uit welk zij een menigte van zwaare fleenen Klooten in de Stad wierpen. Twee zodanige fiiiiderKftouden aan de Noordzijde, en één aan de Zuidzijde der Stad. Die vap binnen, voorzien van gelijk Geweer, bleeven uen Belegeraaren niet fchuldig Meesier willem, een Smit aldus genaamd, die de kunst zeer wel verftondt, dreef een van 'sVijands grootfte Steenen op der Jukobinen Kerk geworpen, zo wal te rug, dac de grootfte Blijden der Belegeraars daar door aan ftukken geflaagen , en de Drijver van dezelve jammerlijk gekwetst wierdt. Onder al dit Schutgevaarte liet de Vijand niets naa 't geen hem dier.ftlg was, om de Stad van nabij te kunnen aantaken. Op een middag, wanneer de mestte Burgers in N a hun»  ï$ê Z/ERIKZÈÊ. htwne Huizen waren, en flegts weinig Manfchap op de WalJen zich vertoonde, deeden de Belegeraars, op alle de Stads' Poorten te gelijk, een aanval, in meening, om die bij verrasfing te overweldigen. De Burgers, op het kleppen van de Klok, niet een ongemeene vaardigheid na de Wallen toegefchooten, toonden eenen dapperen tegenftand. De Vrouwen, op dat geen Man vah rijn Post week, groeven de Steenen uit de Straaten en bragten dezelve den Mannen aan. Het gevegt was van weerskanten zeer hevig. Eindelijk kreegen de Belegerden de overhand, en dreeven den Vijand hals1 oves hoofd, met agterlaating van veele dooöen en gekwetflen van de Muuren te rug. Van de Belegerden egter fchooten ook niet weinig hier het Ieeven bij irl. Niet lang daar naa omftondt van binnen brand, door 't fchieten d':r Belege. laars. Deere, tragtende van dit toeval, en de verwarring, die zij meenden, dat in de Stad daar door ontflaan zoude,' hun voordeel te trekken, naamen die gelegerheid waar, om de Stad nogmaals aan te tasten; doch terwijl de Vrouwen naa den brand fchooten, en het Huis, waar in die was, nietregenitaande dan Herken gloed, onder de voet haalden, ontvongen de Mannen op de Muur de Beftormers zo wel,dat zij weder moesten afdeinzen. Ondertusfchen begon de nood die van binnen zeer te praamen. Voorraad en voedzel voor Menfchen en Vee begon hun te ontbfeeken. Het Stroo van onder de Bedden en het Riet van de Deken verftrektert tot voeder voor de Beesten. De Belegerden deedeu willem van hunnen beneepen toeftand verwittigen; die, verloofd aan johanna, Dogter van karel van alecon , Broeder des Ko« nlngs van Frankrijk, filips den IV, met we ken Graaf jan, zijn Vader, ook in Verbond ftondt, en die ter zelfier tijd ook met guy van vla andere» in Oorlog was, daar door gelegenheid hadt om den Koning den ftaat van 't Land, en ©nder anderen ook het gewigt der Belegering van Zierikzee, van welkers uitilag het behoud of verlies van geheel ZeejanJ afhing, en waar aan ook zelfs Holland ten hoogden gelegen was, bekend te maaken, en vm hem bijftand te verzoeken. De Koning zsndt zijnen Admiraal rbinier grimaldi van genua» of, zo anderen hem noemen, rèinikr. doria, nt Hol-  ZIERIKZEE. 157 Holland, die bij willem aangekomen, door denzelven nader van 's Lands en dar Stede gevaarlijken toeftand onderregt wierdt. Zij beftooten gezamentlijk Zierikzee te ontzetten, en beitemden tijd en plaats om hunne Magten zaam .te vosgen. De Admiraal vertrok, zonder uit ft el, om zijn Vloot in gereedheid te brengen. Jotkheer willem befchreef ook terftond zijn Volk, 't geen tot den togt ten uiterften gewillig was; veelen boden zich pnverzogt daar toe van zelfs aan en ttckken op hunne eigen kosten op. Het Leger was tes befterader tijd verzaameld te .Schiedam. Maar de Admiraal zammelde wel drie weeken boven het befprek, 't geen willem voor het overgaan der Stad en verlies van 't geheele Land bedugt deedt zijn. De Vlaamingen ondertusfchen eens en andermaal van den hardnekkigen tegenftand der Belegerden geproefd hebbende, en ziende dat 'er voor hun met Stormen niet te winnen was, hadden een befluit nemaakt om de Stad uit de hongeren. Die van binnen bleeven niettemin ftandvastig. Welhaast begon dit den Vijand te verdrieten, die een nieuw en nog veel grooter geweld dan te vooren tegen de Stad bereidde. Zij fttlden een houten Stormkat toe van ongelooflijke hoogte, die tot digt bij de Stads Graft aangevoerd, hen diende, om van dezelve met hunne Pijlen en Steenen die van binnen des te zekerder te treffen en meerder afbreuk te doen. Terwijl zij, beneden daar door gedekt, de Graft met Rijs, Aarde en Koorcgarven vervulden, met vijf Bruggen, op Wielen daar toe aangevoerd, befloegen, en ten derden maale een heevigen Storm beftonden te waagen, welke een geheelen dag geduurd hebbende, afliep ten nadeele van de Vlaamingen, die door de Belegerden wederom manhaftig afgefhagen , met groot verlies in hunne Schanzen weeken. De Koorngarven met welke de Graft vervuld was, door die van binnen opgehaald, wierden tot voeder voor de Beesten gebruikt. Door zeker foort van bezwavelda Brandpijlen, fchooten de Belegerden den brand in de Stormkat, die zo fterk toenam dat het den Vlaamingen onmogelijk was hunne Kat te redden. De Belegerden deeden eens en andermaal bij willem aanhouden om ontzet en deedeedt zijn best, om hen een hert onder den riem te fteeN 3 kelk  |p8 ZIERIKZEE. ken. Hij zonde ook eens en andermaal aan den Admiraal, die eindelijk met elf Galeien en achtëndertig groote Schepen, alle wel bemand, de Maas ingevaren met willkms Scheepsmagt ?ich vereenigde Deeze Viooten na Zeeland afgeftcken, kwamen, naa eenige dagen fukkelens, op Grevelrge. daar zij de Stedelingen met vuoren op hunne Masten tekens gaven Deeze, op het gezigt der Vuurtekenen verblijd, beantwoordden die op gelijke wijze. De Schepen, des anderendaags , in Zonnemare gekomen, ftevenden, in dagorde gefchaard > verder voort tot in Noordgouwe, tusfchen Schuwen en Dreifchor, daar zij in 't gezigt van den Vijand eenige dagen bleeven leggen. De Vijand deedt zijn best, om eenige Voorraadfchepen van de Vloot te onderfcheppen. Vier Koggen van de Zeeuwfche Ballingen vermeesterden een Schip met vijfennegentig Vaten Bier, gezoute Zalm en Vleesch. De Zeeuwen voeren met hunne Koggen en Roeibarken ms* fchen de Vloot en Duivelana beenen, om dezelve den toevoer verder af te fnijden; doch wierden door de Galeien, die het op hen aanzetteden. in 't Dljkwater gedreeven. Van hier roeiden zij door een Kreek, in hoop, om eenigen Voorraad, oien zij zagen aankomen, te'vermeesteren. Maar de Galeien Icaielijk aangeroeid, fneeden hen den weg af en dreeven ze op de vlugt. De Zeeuwen, tusfchen de Vloot en Duiveland willende wederkeeren, wierden door een Galei aangetast Eenige Hollanders raakten meüe aan 't gevegt, en floegen 'er met hnnne Staven zo Manhaftig onder, dat veelen buiten booid fprongen, om zich met zwemmen na bet Land te behouden. De tijding hier van, in de Stad gekomen, verheugde de Belegerden niet weinig. Het was des Zondags, den negenden Augustus, wanneer dit was voorgevallen. De Hoofden der zaamgevoegde Viooten, hier door aangemoedigd, bereidden zich, om des anderendaags den Vijand dag te leveren. Doch vier Schepen, onder 't bewind van jein padroge vah calais, Fransch Bevelhebber, raakten benoorden de Stads Haven aan den grond, en het opzet wierdt geftaakt. De Vlaamingen zonden een Brander op de vastgeraakte Schepen af; doch deszelfs Aanvoerers wieren, door de dgar op zijnde Manfchap, zo we! ontvangen, dst  ZIERIKZEE. dat zij genoodzaakt waren af te wijken, en het tegens den Wal op te zetten. Met het aankomen van de Vloot, zette de Viaamfche Vloot het zelfs op de Schepen van willem aan. Het gevegt wierdt zeer hevig. In den eerften aanval vermeesterden de Vlaamingen drie Hollandfche Schepen, es floegen daar in alles oood. De kans verkeerde en de Hollanders begonden de overhand te krijgen. De Franfche Schepen, te vooren vastgeraakt, wierden met de Vloet nu we» der los en kwamen mede aan 't gevegt. Het wierdt bijna Middernagt eer de (leg een einde nam. Wanneer men van de zijde der Hollanders waande de Zege bevogten te hebben, kreeg willem tijding, dat verder Noordwaards eenigeti zijner Schepen nog met vijandiijke Schepen flaags waren en bij gebrek van onderftand gevaar zouden loopen. Hij zondt aanftonds hulp derwaards. De dag ondertusfehen aanbree» kende begon het gevegt op nieuw en wierdt algemeen. Het duurde tot den middag. Eenige Viaamfche Schepen wierden veroverd, en veele Vlaamingen gedood of gevangen. Zom« niigen waren Land waards in Duiveland gevlugt, en anderen verdronken. Guy zelfs, met den Franfchen Zeevoogd Haags geraakt, moest, naa een hadnekkig gevegt zijn Vlag ftrijken, en wierdt genoodzaakt, om de woede van *t Volk te ontwijken, in des Admiraals Galei over te gaan. De Belegerden, te vooren beklemd van vreeze over den uitflag van dit Watcrgevegt, en gefard door de fchamperheid van het Viaamfche Krijgsvolk buiten, 't geen hun veel te vroeg de nederlaag der Franfche en Hollandfche Viooten verweeten hadt, zagen deeze overwinning, als het eenigfte middel tot hun verlosfing, met onuitfpreeklijke blijdfchap aan. Het Viaamfche Leger daarentegen, merkende dat hun Opperhoofd gevangen was, floeg terftond op de vltigt. Dus wierdt Zierikzee, naa eene belegering van veertien weeken, van 't Vlaamsen geweld ontzet. Willem , met zijn Volk, aan Land geftapt, begaf zich in de Stad. Hij deedt, Vergiffenis afkondigen voor 'sLands Ballingen, die zich aan hem zouden onderwerpen. Zommigen bewilligden daar toe, doch andere vlugteden buiten 's Lands. Midlerwijl ontftondt 'er een geïiïgt dat in de Duinen yan Schouwen nog veele; Vlaamingen N 4 Zich  soa ZIERIKZEE. zich ophielden. Willem deedt twee Galeien voor het Land kruisfen, op dat geen Vlaaming, van het Strand, met eenig Vaartuig, zou kunnen vlugten, terwijl hij te Land, Man» fchap up hen afzondt. Deeze meenigte, welke nu de fchrik in 't hart geflaagen was , gaf zich in 't Paalinksdal tot Krijgsgevangen over, van waar zij na de Stad gebragt, in de Kerken 'en Kloosters opgeflooten en daar naa tegens Hollandfche Gevangenen uitgewisfeld wierden Guy van vlaakderen wierdt ook, voor guy, Bisfchop van Utrecht, te Vaiencicune gevatigen, overgegeeven. De Bitfchop, dus in Vrijheid gefteld, kwam bij zijn Neef binnen Zierikzee. De dag van het Ontzet van Zierikzee, zijnde de dag naa St. laurews, of den elfden Augustus, wierdt zedert door de Ingezeetenen met eenen algemeenen Ommegang over de Breede of Gasthuis Brug en om de Stad, jaarlijks, zeer plegtig gevierd; hei geen egter bij de Hervorming in den Godsdienst, nevens andere Kerkelijke Plegtigheden van dien tijd, wierdt af^efchaft. Naa dat Zierikzee ontzet, en de Vlaamingen uit Schouwen en Tniiveland verjaagd waren, Is ook Middelburg door den Zierikzeenaaren uit de hand der Vlaamingen gered, en weder aan des Graaven zijde gebragt. Ter belooning van de getrouwheid, dapperheid en goede dienften, door den Zierikzeenaaren in allen deezen aan en voor den Graave betoond , wierden zij van hem met verfcheiden' aanmerkelijke Voorregten befchonken. Tot in het Jaar 1312, zijn de Tempelheeren of Tempelierea te Zierikzee in groot aanzien geweest, en hebben 'er een deftig Huis of Klooster gehad; maar, wanneer in het zelfde jaar, op het Befluit der Kerkvergadering te Vienne, die Orde ih, de Rijken en Landen van Europa , Frankrijk «Heen uitgezonderd, daar zij reeds, op last van filips den schoonen , in 't Jaar 1307, waren otogebragt, 't zij om de baldaadigheaen en gruwelen, welke men hun te laste leide; 't zij om dat hunne Magt den Paus en Vorften zelfs te fchrikkelijk geworden was, wierdt uitgeroeid, trof hen die flag ook binnen deeze Stad. Zij wierden allen, op éénen nagt, door de Regeering, daar toe bij eenen Brief, op LfjfttrafFe aingefchtéven, met behulp van Stads Arbeiders eu andere ■ " ' $|;  ZIERIKZEE. 201 Bedienden in hun Klooster overvallen en gedood, uitgezonderd twee, die, zo men zegt. elders in een Hoerhuis zijnde, daar door deezen dans gelukkiglijk ontfprongen. De St. jans Ridders kreegen het Huis der Tempelieren. Naderhand is het een Klooster der Predikheeren geweest. Naa de yerandering van den Godsdienst wierdt het afgebroken, en de grond van Stadswege nitgegeeven qm met Burgerhuizen betimmerd te worden. Als, in het Jaar 1323, tusfchen lodrwïk, Graave van Vlaanderen, en willem, Graave van Holland en Zeeland, bijgenaamd den Goeden, door tusfchenkomst van karel den schoonen, Koning van Frankrijk, het Vredersverdrag getroffen wierdt, bij 't welk de Graaf van Vlaanderen voor altoos afftand deedt van het Regt, 't geen hij en zime Voorzaaten zich vermeeten hadden op de Zeeuwfche Eilanden te hebben, zijn de Brieven daar van, door Afgevaardigden uif de Steden Middelburg en Zierikzee, wegens Zeeland, geteekend en bezegeld. Desgelijks hebben deeze twee Sfeden, wegens Zeeland, geteekend en bezegeld de Brieven van Vrouw margareet, gegeeven te Munchen in Beieren, den vijfden Januarij des Jaars 1348, en bevestigd van de Edelen en Steden van den Lande te Geertruidenberg, in het zelfde jaar, bij welke zij haar Zoon willem , onder Voorwaarde , tot Ruwaard van Holland, Zeeland en Friesland aanftelde. Bij het opborrelen der Hoekfche en Kabbeljaauwfche tweefpalt, in 't Jaar 1350, hieldt Zierikzee, in de gefchtllen tusfchen ■ gemelde Vrouw margareet en haaren Zoon, het met de eerfte. Willem deedt ondertusfchen, van zijne zijde, veele poogingen om den Zierikzeenaaren aan zijn fnoer te krijgen. Hij beval, bij zijne Brieven, gegeeven des Donderdags naa St. Pietersdag, in het Jaar 1351, aan de Regters van Zierikzee wel fcherpelijk, hen niets te onderwinden dan op zijnen naam, op verbeurte van Lijf en Goed. Daar bij verleende hij Vrijgeleide voor zestien Perfoonen, om bij hem te koomen aanhooren het Regt, dat hij tot de Landen van Holland en Zeeland zich vermat te hebben. Dan de afftand yan de Landen van Holland, Zeeland en Frieir N 5 land.  ses ZIERIKZEE. land, tot welke Vrouw margareet in den Jaare 1354 genoodzaakt wierdt, maakte een einde deezer gefchiilen tusfchen Moeder en Zoon. Het fchieten naar de Papegaaij," was een uitfpanning, welke in die tijden tevens tot vermaak en nuttigheid wierdt aangelegd, om met de Boog, toen in den Krijg gebruiklijk, handig te leeren omgaan. Üe Graaven poogden daarom deeze oefening, door hunne Voorzaaten ingefteld, te bevorderen. Onder deezen was Graaf willem , Hertog van Beieren, geene van de minden. Hij gaf bij een Brief, bevestigd te Middelburg, des Maandags naa St. bonifacius, in 't Jaar I35S, aan den Poorteren van Zierikzee, Schutters zijnde en de Papegaai} affchietende, een paar Kleederen en tien Schellingen, waar mede de Rentmeester Beooster-Schelde wierdt heiast, en hij deedt 'er bij, dat niemant naar de Papegaaij mogt fchieten, ten zij hij vollen Harnas tot zijnen Lijf, en een eigen Boog met zijn toebehooren hadt. In of omtrent het Jaar i:.68, nam de Vaart en Handel op Deenemarken, Noorwegen en andere Landen in en aan de Oostzee in Zeeland en bijzonder ook te Zierikzee, merkelijk toe, en wierdt door de Koningen dier Landen, met het verleenen van verfcheide Voorregten zeer bevorderd. Wij hebben reeds elders aangeteekend, hoe Middelburg, Zierikzee sn Amemuiden, ter dier gelegenheid, als Hanze- Steden, met de overige Steden van dat Verbond, in 't Jsar 1370, een Verdrag met WoLdemar, Koning van Deenemarken hebben aangegaan, bij 't welk een einde der toenmaals ontftaane gefchiilen en daar uit gevolgde Oorlog gemaakt wierdt. In het-Jaar 1383, hielden de Monniken zeer liegt huis binnen Z,eHkzec. Een Monnik, genaamd dirk oudergeeuis; Brug, ombai&d. Mee? dan iweeboaderd , uit de-.&ad g@~ vlugt,  ioÓ ZIERIKZEE. vlugt, ontliepen het gevaar, de andere Ingezetenen, ook de overige Geestelijken, Mans- en Vrouwsperfoonen, bejaarde menichen en kinderen, in 't kort, al wat gaan kon, trokken den Hertog, die tegens de Stad in aantogt was, te gemoet, luidskeels en met een erbarmelijke ftem, roepende om getiaade. Het Ieeven wierdt hun ook, als 't waare uit barmhertigheid, gefchonken. Doch zij wierden verweezen In een boete van dertigduizend Rijnfche Guldens in negen uuren op te brengen. Daar benevens deedt de Hertog de Deuren van de Stads Poorten wegneemen, en vierentwintig van de aan* zienlijkfte der Stad, als Gijzelaars na Brusfel voeren. Ook wierden alle hunne Privilegiën verbeurd verklaard en onder den Kanfellier gebragt. Kakels Dogter en Nazaat maria Van bourgondie , beval wel bij haar blijde inkomst in 't Jaar 1477, dat men die van Zierikzee hunne Privilegiën van den Kanfellier weder zoude doen erlangen; maar dewijl veele hunner oorfpronklijke oudfte Voorregtsbrieven vermist worden, is het ligt te denken, dat dezelve op dien tijd te zoek zullen zijn geraakt. Niettegenftaande Hertog karel den Zie^ rikzeenaaren zo onzagt behandeld hadt, deeden zij hem egter in 't Jaar J474» in beleg der Stad Nuis, ovef Dusfeldorp aan den Rhijn gelegen, veel bijftand met Schepen. Om de kosten, door hen daar in gemaakt, verkreegen ze kwanfuis Vrijheid om Lijfrenten op een of twee Lijven, ten laste hunner Stad te verkoopen. Op den drieëntwintigften Maart des Jaars 1478 , wierdt maximiliaan van oostenrtk , als Voogd van zijne Vrouw maria van bourgondie gehuldigd binnen Zierikzee. Onder deezen is de Stad, nog niet of naauwlijks bevrijd van de fmertelijke naween der zo evengemelde beroerte, wederom in geene kleine ongelegenheid gekomen. Die van Sluis in Vlaanderen, döor veele Hoeksgezinden uit Holland verftèrkti hadden zich openlijk tegen maximiliaan verklaard: en om hem afbreuk te doen en buit te maaken, hadden zij meenigen inval in Zeeland gedaan. Die van Zierikzee hielden het met filips van kleeve, die het bevel over de Sluizenaars voerde, en wiens Vader adolf van kleeve zijn verblijf binnen Zierikzee plagt te houden. Dus hebben zij die van  XXXIV. DipI.IÏI. die van ZIRKZEE thekkem IIEHTOG KABEL van BOTJBGONDIË tt: GKMOET.   ZÏÉRjKZÉË. sSf van Sluis allerhande Leevensmiddelen en Krijgsbehoeften roegevoegd, waar toe mogelijk de begeerte, om goeden winst te doen, hen meer bewoogen zal hebben, dan een haat tegen biaximiliaan. Die van Sluis een lengduurig beleg uitgedaan hebbende, moesten eindelijk zwigten : doch zij bedongen nog, dat alle, die het met filips van kleeve gehouden hadden , deswegen zouden ongemoeid blijven. Desaiettegenftaande kwam de Hertog van Saxen met een groot gevolg van Krijgskaegten , bedektelijk en onverwagt binnen Zierikzee, om de Ingezetenen te draden over de hulp en toevoer aan filips van kleeve en de Sluizenaars verfchaft. Thans door Krijgsvolk overheerd, waren ze gedworigen den Hertog om genaade te fmeeken , die hun in deezer voegen verieend wierdt. De Regeerders en nevens deeze nog zestig Perfoonen, zouden bloots hoofds en met gebooge knièn den Sit om vergiffenis bidden; ook zoude de Stad vierentwintigduizend Andries Guideus, ieder vieiè'ntwintig Stuivers waardiV aan hem betaalen; voorts nog honderd Ponden Grooten 's jaars aan den Landsheer opbrengen, alle Krijgsgereedfchap. pen veriooren, en de kosten van 't Hout tot de Blokhuizen aan de Haven-Poort door den Hertog gebruikt, door de Stedelingen gedraagen worden. In 't Jaar 1507, wierdt hen door den Roomsen-Koning maximiliaan en den Aartshertog karel, Vrijheid gegeeven, om de Blokhuizen, door den Hertog van Saxen aan de Haven-Poort gemaakt, af te breeken en die Poort met de Muuren weder in haar ouden ftaat te dellen. Alle deeze voorgemelde wederwaardigheden hadden ondertusfchen den Zierikzeenaaren niet beiet hunne Scheepvaart voort te zetten, welke omtrent het Jaar J490, op Rotzil en in de Baaij van Britannie zo zeer was aangegroeid dat 'er geen Pakhuizen genoeg voor handen waren, om het Fransca Zout te bergen. Het Baaijzout wierdt toen verkogt voor vijf Ponden Vlaams en minder het honderd. Omtrent het Jaar 1500, was hunne Vaart op Spanje en Lisfabvn ook reeds merkelijk uitgebreid. Zij hebben, in of kort naa dien' tijd, uitgemunt door de meenigte hunner Kraveelfchepen. Zo dat, als in 't Jaar 1506, filips van oostenryk met zijn Vrouw  log fclERIKZEE; Vrouw joanna , met een Vloot van drieënveertig Schepen Uit Zeeland na Spanje afvoer, ver het grootfte getal dier Schepen en daar onder het Schip de Juliaan, gevoerd door Jakob korneliszoon de huybert, waar op de Koning zich met zijn Gevolg begeven hadt, te Zierikzee thuis hoorde. Dewijl deeze Vloot door een zwaaren ftorm beloopen wierdt, leeden de Zierikzeenaars daar door groote fchaade. De overvloed van toevoer, welke de Zeevaart verfchafte, hadt ondertusfchen veele Waaren in prijs doen daalen, en de Neeringdoende Burgerij buiten vertier gefteld, 't welk tot zijn gevolg hadt, dat de Huizen in verval geraakten en de Erven onbebouwd bleeven van wegens de daar op agterftallige Renten en Erfpagten, welke de neeringlooze Burger niet kon opbrengen. Het ftondt gefchaapen, dat het hier mede hoe langer hoe flegter zou gegaan hebben; maar, door de voorzorge van de Wethouders, wierdt het daar toe gebragt, dat tilips hun Vrijheid gaf om de Erfpagten en Renten te mogen aflosfen, eiken Penning met zestien diergelijke Pennin. gen: 'c geen den Ingezetenen nieuwen moed gaf om de Er* ven te bebouwen en het bouwvallige te herftellen, en de Stad weder deedt opluiken. In de Jaaren 1509 en 1512, verlooren die van Zierikzee verfcheide Schepen door ftorm j en ïn 't Jaar 1510, wierdt hun door de Lubekkers groote afbreuk ter Zee gedaan. Maar dit alles was niet te verge* lijken bij de onheilen deezer Stad in volgende jaaren kort naa den andere overgekomen, wanneer het geluk den Burgeren van Zierikzee en Ingezetenen van Schouwen in alles tegen fcheen te loopen. Vooreerst fleepte de Pest, in het Jaar 1518, binnen de Stad alleen ruim tweeëndertighonderd menfchen weg, zo dat niet boven de drieduizend vijfhoni derd Misgan^ers in alle hunne Parochiën overbleeven. Daar bij deedt de Zee een onbefchrijflijke fchade, want de Polder van Schouwen ingevloeid zijnde, ftroomde het water tot binnen de Muuren en Poorten der Stad, en verdorf de Landenj Vrugten, Mecftooven, de Z^iatkeeten buiten en verfche Wateren binnen de Stad. En nier alieen hadt het Land van drse de huybert, 't welk nog de Mosfel genaamd wierdt. De Rigeerders der Stad en van het Land van Schouwen, verwutigd dat de Keizer voornemens was den volgenden dag na Haainjlede te rijden, Helden orde, dat alle Dijkers te gelijk aan hunne Di.ken zouden koomen om die te bekrammen: des de Keizer, verwonderd dat het Land van Schort' wen met zo grooten arbeid en kosten moest gehouden wor. den, hetzt lve door een Gucstbnef milüelijk befchonk. Reed3 in het Jaar 1517, hadden die van Zierikzee, uit last van Prins  ZlERIKZEËÓ zit Prins karel hunne Graften begonnen uit te delven en de Vestingen der Stad op te haaien; doch de hier vooren gemelde malkander onmiddelijk opgevolgde tegenfpoeden .'Cellijnen den voortgang daar van tot dit zelfde Jaar 1540 , te hebben geftaakt, wanneer de vervallen en gefchonden Muuren der Stad benevens dé drie fteenen Bruggen over de Haven gelegen, vernieuwd en herfteid geworden zijn. Het Jaar 1557, was voor Zierikzee wederom ongelukkig: want de duurte en fchaarsheid van Brood en Kodrn was aldaar zo groot, dat de Overheid de Poorten ftagt én dag geüooten en daar bij onophoudelijk wagt deedt houden, dat geen Brood of Koorn uit de Stad vervoerd zoude worden. E^ter hadt een Man uit Duiveland een vond beda^t, om in een Doodkist, Waar in hij veinsde een afgettorven Vriend ie hennen, die begeerd hadt, dat men hem in Duiveland begraaveri Zou, eenigen voorr?ad van Brood uit de Sud te krijgen, die hem ook wel gelukte. Anderen namen hun kans waar, en zwommen, met Brooden op hunne; hoofden gebonden, over de Graft. Daarenboven begon "er de Pest wederom ze>* te Woeden: zo dat 'er weeken kwamen, in welke w«i fionlerd van de Ingezetenen ftierven. Of het deeze Pest zij geweest, gelijk boxhorn meent, dan wel die van het Jaar 1518. of van 1532, van w.lkj lemnius aar-tekent, dat z*. op eene groote inbraak der Zee, fchielijk opgehoud- n neeft, is uit de woorden van den laatstgemelden met geene zekerheid op te maaken. In het Jaar 11564, was het Vaarwater tusfchen Schouwen en Duiveland u'erojaat; verdroog!, dat op verfcheide plaatzen, daar men veertig jaaren te vooten nog zeS vademen water voor de Haven van Zierikzee hadt en Hulken van driehonderd Vaen, met volle Last en Zeï'en voor de Stad zeilden, nu niet meer dan een diepte van twee of drie voeten gevonden wierdt, zo dat men dikwils, met laag water, droogsvoe:s na Duiveland, en roet hoog «ater, naauwlijks met een gelaade Heude of Kjgge in >te Haven kon zeilen. Dit fcheen de nog overgebleeven Scheepvaart van Zierikzee den doodfteek te dreigen, en den ondergang der Stad te zullen naa. zch fleepen. De RegeeHers betoonden wel hunne zorgvuldigheid, om hier in te voorzien, maar Oi de  419 ZIERIKZEE. de middelen, door hen, op dien tijd in het werk gefteld, wierden vrugieïoos bevonden. De Hervorming begon te Zierikzee en In het Land van Schouwen om deezen tijd heimelijk voortgezet te worderr» De Hertogin van parma beval, volgens een Brief van den achttienden December des Jaars 1565, den Rentmeester. Generaal bruninks van wyngaarden , zich ftiptelïjk naar de beveelen des Koninks op het ftuk van den Godsdienst ie gedraagen, en de Wethouders daar toe ook aan te maanen. Deeze, door den Rentmeester daar van verwittigd, doch geen behaagen fcheppende in de uitvoering dier bloedige beveelen, wisten hunne oogluiking voor .de Gouvernante mer veele redenen en een beleefdelijk uitftellend antwoord wijslijk te bekleeden. Ondertusfchen won de Leere der Hervormden zodaanig veld, dat zij niet alleen op den zevenden en eenënïwintigften Julij des Jaars 1566, een bijeenkomst van omtrent drie of vierhonderd Perfoonen buiten de Stad hielden, voor ■welke, door eenen jakor jorissen gepredikt wierdt, maar dat zelfs in de maand Augustus daar aan volgende, Predikatiën binnen de S:ad wierden gedaan. Den twintigften September hadt ook een Doopsgezinde Leeraar in het openbaar gepredikt. Jakob jorissen, de plak van Geloofsonderzoek en Gewetensdwang nog zelfs niet geheel'octwasfen, kon dit egter niet verdraagen. Hij leverde aan de Regeering een Verzoekfchrift in, ten einde hem toegelaaten wierdt, in tegenwoordigheid van de Overheid tegen denzelven te redentwisten, en dat daar toe tijd en plaat» mogt beftémd worden De Regeerders weezen dit verzoek van de hand. Egte? wierdt beflooten dat men de Vergaderingen en Leerredenen der Doopsgezinden bij openbaare Afkondiging zou verbieden; Ondertusfchen bleeren deeze twee Leeraars van beiderlei Gezinte met hun gevolg tegens malkander evenwel nog lustig hardebollen; het welk oorzaak was dat de Regeering, op den twaalfden Januarij des volgenden jaars, goedvondt, alle Twistredenen ter zaake van den Godsdienst te verbieden. De Beeldftormerij, in zommige Kerken van Walcheren gepleegd, was den Regeerders van Zierikzee zo dra niet teff ooren gekomen, of deeze ftelden onmiddelgk op alles goede 1 ■ ' orde  ZIERIKZEE. 213 orde om dje ongeregeldheid in bunne St3d voor ie koomen. Dit belette egter niet, dat het Klooster der Minderbroederen, welkers Kerk reeds in 't Jaar 155a was afgebrand, door de Beeldftormers geheel onder der. voet wierdt ge» haald. Alle deeze Kerkelijke beroerten deeden de Regenten ondertusfchen het belang en den luister hunner Stad, in andere gevailen, niet uit hun gezigt verliezen. In dit zelfde jaar kogten zij voor hunne Stad, uit het Sterfhuis van maximiliaan vam nouRGOiNDiE, de Heerlijkheden der Vier Bannen van Duiveland,. te weeten Oudekerk, Nieuwer kerk en Kafelle, met Hoog, Middelbaar en Laag Regtsgebied (Doodflag, Vredebreuk en Dienst in Heirvaarden alleenig daar van uitgezonderd) en verdere aankleeve en gevolg van dien, midsgadrrs het Hooge Regtsgebied over Botland. Welke Koop, door Koning mips bii zijnen Brief van den vijftienden Februarij des Jaars 1567, om veele gewigtige redenen aldaar aangehaald, wierdt goedgekeurd. Doch in het Jaar 1725, zijn deeze Heerlijkheden, om redenen reeds gemeld, wederom verkogt. In het Jaar 1572, beflooten die van Vlisfingen en Veere, nu den Spanjaarden afgevallen en verrijkt door den grooten buit uit de Lisfabonfche Vloot bekomen , met veel Volks verfterkt, Zierikzee aan hunne zijde te brengen. RoLLé, Bevelhebber te Ter Veere, fchreef daar over eens en andermaal aan die van Zierikzee, zelfs met bedreiging, zo zij weigerig waren op keur eigen welvaaren opzigt te neemen , terwijl de zoete weg nog open ftondt, dat dan apparenteltjk. de uiterfte ruïne der Stad aanflaande was. Des niet te min beflooten de Regeerders en voornaamfte uit den Poorteren, toen uitinaakende den Breeden Raad, den Koning goed en getrouw te blijven en de Stad tegens alle aanvallen te befchermen. Men beftemde derhal ven aan de andere zijde, da Stad met geweld aan te tasten. Op voorftel en onder het beleid van den Admiraal de rvk, wierdt dit met zo goeden uitflag In het werk gefteld, dat hij ten eerften de Zuidzelke, die door de Stedelingen was verfterkt, vermeesterde, en raa een kort beleg; geduurende het welk de Belegerden eenige O 3 vrug.  ZIERiKZEE. vrugielooze uitvallen deeden, de Stad tot overgaave dwong. Hier toe hielp niet weinig de Muiterij der Gemeente, die het Spaanfche Juk rot walgens toe moede was. Het Verdrag van overgaave en de heufche behandeling van de ryk, was zo zeer tot genoegen van de Wetnouderen, dat zij hem met honderd /ngelotten tot een Gouden Ketting vereerden. Voorts wierdt adriaan Willemszoon , door die van Zierikzee tot hunnen Admiraal verkooren, die zich lcfhjk in dien jast gedraag heeft. Bij het overgaan van Zierikzee was onder anderen bedongen, dat een iegelijk mogt blijven bij den RoomfchOT Godsdienst en osffening van dien, zonder daar in gelbord fa worden in eeniger maniere. Maar naa de overgaave begon men 'er 'de ppenbaare oefferring van den Hervormden Godsdienst in te voeren. ,, Maar niet zo ras „ ramp men 's Hamels za?k bij der handt, ofte de Men,, fchelijkheit wilo 'er haar Rerfonaanje onder (pelen." Want de Kerkelijke grootsheid openbaarde zich aanftonds in herman modet, alr.ier berpepen Leeraar, die bij de ryk fterk aanhiddt, om van dien tijd af toezeg te hebben van 't BewuiQ eer Aötdiie te Middelburg,' wanneer de zaaken ook aldaar een keer zouden neemen, en als de ryk hem beleefdelijk vertoonde, dat het befte! hier van niet aan de Krijgsoverneid, maar aan 's Lands Regeering, ftondt , wierdt dit bil hem als een weigering opgenomen, over welke hij, op den Predikftoel, heftig begon uit te vaaren. De Prins van oranje , dit vernomen hebbende, fchreef daar over aan de ryk, oie zijn wedervaaren aan den Prins berigtte, en daar bij verklaarde, dat de heerschzugt van modet zo ver ging, dat hij niet alleen in 't Kerkelijke, maar ook over het Waereldiijse en Krijgsbeftier d*?n meester zogt te fpeelen. Weshalven de Prins , jn die tijdsomftandigheden best oordeelende pp een zagte wijze hier in te voorzien, hem onder fchijn van verhefiang van daar trok, maakende hem zijnen Hofprediker. Ook hadi bij zo veel invloeds of ontzags op de gesnoeüersn der Regeering, dat deeze hem nog een Getuigfchrift van zijn eerlijk gedrag verleende. Met dit Paspoort vertrokken, kon hij zich egter in zijne nieuwe Standplaat» |o weinig als fe Zierikzee maatigen: Waarom de Prinfes ckar-  ZIERIKZEE. 2i$ charlotta van boureon, in plaats van modet, hem noem. de immodet. De Spanjaarden in het Jaar 1575, van Filipsland in Duiveland en voorts in Schouwen overgetoogen, hadden Bomtnenée zo dra niet ingeflooteu, of zij vertoonden zich mede voor Zierikzee om de Stad te beleggen. Kasper van vos. bergen, toen Baljuw der Stad, wiens aanmerklijk voorbe*ld van ftand vastigheid en trouw, ook, naa het overgaan van Zierikzee aan de Spanjaarden , voor zijne Stad betoond, men tot zijn Lof geboekt vindt, zich zo onverwagf berend ziecde, begaf hij zich met nog twee andere Perfoonen van aanzien in het Spaanfche Leger, in fchijn als gezonden, om wegens de overgaave der Plaats te handelen, en eenige buitenleggende Schepen in het Verdrag te begrijpen. De Spanjaard niets euvels vermoedende gaf hun Vrij Gelei, met het welk zij aan boord voeren, om de Hoofden van het Scheepsvolk tot dat befluit te overreeden. Doch zij bewerkten het tegendeel: want men beraamde aldaar; waar Dijken door te fteeken, wat middelen bij de hand te vatten om onderftand in de Stad te krijgen, en wat Tekenen te gebruiken, om zich onderling te verkundfchappen; ja, zij vonden middelen uit, om, behalyen verfcheiden' Voorraad nog drie Vaandels in de Stad te krijgen: werwaards zich ook de drie Gemagtigden eerlang te rug begaven om het Verdrag, 't welk men voorgBf met de Schepen naar genoegen te hebben geflooten, in de Stad te doen bevestigen. Maar hun agterblijven ont. dekte den Spanjaarden te laat de welbeleide en gelukte list, en deedt hen genoeg begrijpen, dat men, ver van zich zo vaardig over te geeven, beflooten hadt de Stad tot het uiterfte te befchermen. Want die van binnen hadden, terwijl 't beieg van Bommenée nog duurde, de 7.elke ten Zuiden van de Haven gefterkt, desgelijks ten Noorden een plek lands van omtrent honderd Gemeten rondsom befchanst, en het platte land onder water gezet: zulks de Spanjaards, voor de Stad koomende, fchier nergens Legerplaats, dan op de Dijken en in de veroverde Schanzen vonden. De Stad was van Leeftogt en Krijgsbehoeften redelijk voorzien; daar toe hadt zij omtrent twaalfhonderd Soldaaten in, zijnde ervaare Man0 4 fchapa  *iS ZIERIKZEE. fchap, die door bekwaame Hoofden belluurd wierdt, onder het Opperbevel van Jonkheer arend van dorp, die, nieï min braaf Krijgsman als goed Edelman zijnde, geene geler genheid verzuimde om de Burgerij, die door het onheil, die van Bommenée overgekomen, niet weinig verflaagen was, te verkwikken, en als vroome Vaderlanders tot het betragten van hunnen pligt ten diende der Vrijheid op te wekken. Om ook door gebrek van Geld geene wanorde onder het Krijgsvolk te krijgen, en hetzelve ter rustiger verdediging aan te moedigen, wierdt tot betaaling der llezettelingen een menigte van Zilveren, Koperen en Tinnen Noodftukken nog voor het einde deezes jaars gemunt. De Landvoogd de requezrns was in Perfoon voor Zierikzee gekomen, om zelfs den roem dier overwinninge te behaalen; maar ziende dat het dwingen deezer Stad van eenen langen nafleep was, begaf hij zich weêr te rug na Brabant, om het Geld, tot de uitvoering zijner ontwerpen noodzaaklijk, op de eene of andere wijze te bekomen. Het beleg wierdt niettemin fterk voortgezet, en den geheelen Winter, ook tot diep in den volgenden Zomer, agtervolgd. De Belegerden gedroegen zich moedig, doende in den tijd van negen maanden, welke het beleg duurde, al wat braave Lieden tot hunne verdediging kounen doen. Nu en dan deeden zij heftige uitvallen: want, fchoon zij, op den acbte'ntwintigiten januarij door de Bele« geraars met een taamlijk verlies te rug gedreeven wierden , ontzonk hun daarom de moed niet, maar zij hervaiteden, drie dagen daar naa, het gevegt, door 't welk zij twee van '■svijands grootfte Schepen veroverden. Om zulks en den dagelijkfchen toevoer te beletten , bragt mondragon , die over den geheeien aanflag als Opperhoofd geboodt, bij den Landvoogd te weeg, dat hij de Vloot onder Don sancio, ïnet twaalf, of zo anderen willen met twintig Galeien en zes Kromftevens deedt verfterken. Deeze kwamen den zestienden Februarij in de Vloot; doch weinig uuren te fpade, om tweeëntwintig Schepen, vol Leeftogt te Rotterdam en Delft gekogt, en zo even te vooren door de Stedelingen tot onderhand bekomen, van de Stad te keeren. Mondragon $eedt ook, om den Belegerden in 't vervplg diergelijken on. de?-  Zi ER IK ZEE. 217 derltand af te fnijden, de Kreek voor de mond der Haven door Paaien en daar tusfchen gefpannen' ijzeren Ketens fluiten; daar de diepte het heien niet toeliet, floeg hij een Schipbrug van Gefchut en Volk wel voorzien. Den Dijk deedt hij op de naaste toegangen befchanzen en de Vloot zo tot ftopplng der Haven, als tot befcharming der Schipbrug , in de gedaante eerer halve Maan, op Ankers fchaaren. De toevoer dus geltzemd, fteegen de Eetwaaren in prijs, waar door die van Zierikzee, en om ' de Bezettelingen te betaalen, in dit jaar zich wederom genoodzaakt vonden, om op nieuws Tinnen Noodflukken, als in 't voorgaande te laaten munten. Van deeze Noodmunten, als ook van die des voorigen jaars, is naderhand ten deela door de Stad zelve, en ten deele door het gemeene Laod vtrgoedinge gedaan. De Prins van oranje deedt ondertusfchen wel verfcheiden* aanftagen om de Stad te ontzetten, doch deeze liepen alle ongelukkig af. Een deezer onderneemingen kostte den Zeeuwfchen Admiraal lodewyk boizot , met een groote Hulk, bij den Borrcndamfchen Dijk eerst vastgeraakt, en daar naa door de Spanjaarden in den grond gefchooten, nevens driehonderd Man en nog twee Bavelhebberen, bet Ieeven. Het Iaatfte ontwerp door den Prins tot ontzet gemaakt, wierdt, eer het te werk kon gefteld worden , verijdeld, door dat de Duif, met den Brief om de Stedelingen van 't zelve te verwittigen uitgelaaten, van de Spanjaarden doodgefchooten wierdt, en de Brief dus in 's vijands handen viel. Zulks de Belegerden, des onkundig, r,u tot het uiterfte gebragt en geen hoope, van eens gered te zullen worden, over hebbende, met mondragon, in 't laast van Junij, in onderhandeling traden. Het Verdrag wierdt den negenè'ntwintigften dier Maand, zo met die van de Stad als met de Bezitting gemaakt en onderteekend, en door mondragon getrouwlijk nagekomen. Het Krijgsvolk vertrok met al zijn Geweer en Pakkaadje ie fcheep. -De Stad behield haare Vrijdommen en Geregtigheden; doch de Stedelingen moesten, tot afkoop der plonderinge eu om 'sKonings gramfchap te verzoenen, vijftigduizend Guldens opbrengen, binnen acht of tien da.§en; nog andere vijftigduizend binnen een Maand of zes Ó 5 Wee-  #1* ZIERIKZEE. Weeken, evengelijk nog honderdduizend Guldens daar naa, ten ware zijne Majefteit uit mededoogen over den verloopen ftaat der Burgeren, hun daar af verfchoonde. En niet bui, »n reden: want door de fchaade, bij dit langduurig beleg geleden, waren de Jnwooners dermaate verarmd, dat ie tot betaalinge van de eerfte beloofde honderdduizend Guldens, al hun Zilverwerk en Kleinoodien moesten op het Raadhuis brenjren, alwaar drie Munters, van het aangebragte Zilver der Burgeren, Noodftukken, zijnde heele en halve Daalders, ftempelden, met dit Opfchrift: %egi ting, welke weleer de zulken, die aan eenige Ongerechtigheid zich hadden fchuldig gemaakt, om den hals gehangen wierden, om aldus tot hunne fchande en tot eed voorbeeld voor anderen, door de Stad geleid te worden; Van hier dat de Zierikzeefche Moeders de gewoonte piagten te hebben , haare Kinders, als zij' ftout wareni W  xxxiv.pïpl.rv. MAAL TIJ 15 vooa de TJIT VQEHING van het 3} O OB = VONNIS te ZI1KZEE.   ZIERIKZEE; ' 32 de Predikant aan de fiinkerhand des Veroordeelden. Eerief menigte van Omftanders aanfehouwdé veelal dit Traiirmaak' Doch zedert het Jaar 1739 is deeze wanvoeglijke plegtigheid afgefchaft. De overige Stads Gebouwen, als Lomberd, Arfenaal, Excijns en Kraan, verdienen geene bijzondere ver« melding.- Wij gaan over tot de befchrijving der Geestlijke Geboü"gen. Voor alle andere trekt hier onze ópmérking, de Groote $ of St. Lievens-Monfterkerk, dus genaamd, niet naar de grootte , of het wonderbaar Gevaarte; maar om dat mén 'er, van' ouds, eene Vereenigde Geestlijke Bróederfchap ontmoette,* in 't verlatijnd Grieksch Monaflerium, en van daar in gebroken Nederduitsch, Monfler genaamd. Weleer was' her Gebouw den Martelaar levintjs toegewijd. De tijd der ftig- XXXIV. deelh P  226» ZIERIKZEE. tirjge is onbekend. Volgens zommigen zou op den grond der tegenwoordige Kerke, in den Jaare 1151, eene Kapel geftigt geweest zijn. Weinige zijns gelijken, wat de Grootte aanbelangt, heeft dit Kerkgebouw, zo min in de overige Provinciën als in Zeeland. Het rust op achtentwintig heele, en vier halve Kolommen. In de lengte beilaat de Keik, het Koor daar onder begreepen, driehonderdzestig, en de breedte over 't kruis honderdeenënveertig voeten. De hoogte, zo van de Kerk als van het Koor, is honderdtwee voeten en een half. In het gantfche Geftigt telt men, in alles, zevenentwintig Kapellen. Iu eene deezer Kapellen, aan de Zuidzijde des Gebouws, ziet men de fraaie Grafftede van simon schutte, weleer Kolonel van een Regiment Voetvolk, en Kommandeur van Filippine, in den Jaare 1692 aldaar begraaven. Ongelijk fraaier, egter, dan deeze, is het Gedenkteeken, welk men ten Noorden van het Koor ziet, opgericht ter eere van johan konyer, Ridder, Engelschman, gebooren uit den ouden adelijken Stam van dumbar, ten tijde van den Protekter oiivier kromwell, uit Engeland na Zeeland geweeken. Verfcheiden andere leden des Geflagts, aan 't welk hij, door huwelijk, was vermaagfchapt, liggen aidaar begraaven. Een pragtig Orgel verfiert deeze Kerk, in den Jaare 1549, door hendrik niklaassen gemaakt, en door Kerkmeesteren ten gefchenke gegeeven, volgens dis Opfchrift. Hac Machina. Pneumatica. Ad. Dei. Op. Max. Laudes. canëd. /Editimi. cura. ac. Lib. Max, F. C. An°. A. Chris. Na0. M. D. XLIX. Henr. Nic. F. Boven al wat men, in zijne foort, fraai en kunftig aantreft, munt de Predikftoel deezer Kerke uit. Inzonderheid trekt het oog der aanfchouweren het Yzerwerk, aan de Voorzijde van den Stoel, dienende ter onösrfteuninga van een doorge- werk-  ZlÈRÏKZËÉ. 22j* Werkten Koperen Plaat, of Les zenaar voor den Bijbel, mei den Hamer zeer fijn en overkuütïig uitgewerkt. Een natuurlijk verbeeld Kabeltouw, gellmgerd om de Leuning des Predikiloels, is insgelijks, in zijne foort, een meesterftuk, en overbezienswaardig..— Den zonderlingen Toren deezer Kerke mogen wij niet onvermeld overlkan. Hij ftaat eenige weinige fchreden van het Westeinde des gewijden Geftigts. Onder het bewind van den Bouwmeester keldermans, een' Hoogduitfcher, maakte men, in den Jaare 1454, daar medé eenen aanvang. Niet meer dan een vierde gedeelte der hoogte bereikt het gevaarte, tot Welke men, volgens het beftek,= voorneemens was, hetzelve op te trekken; Zwaare rampen, den Zierikzeenaaren, geduurende den bouw overgekoomen, deeden het werk ftaaken. Volgens het Béftek zon de Toren, met den Spits, de vervaarende hoogte van zévenhonderdëndertig Voeten bereikt hebben; daar boven wilde men nog een Kruis van twintig Voeten plaatzen. Dê" gantfche hoogte, van den grond af tot aan den Weerhaan,' Zou dus van zevenhonderdënvijftig Voeten geweest zijn. De tegenwoordige hoogte, van den Grond tot aan het Plat,is honderdënnegentig Voeten. Een Kap, boven op het Plat opgericht, bereikt, tot aan het Yzeren Kruis, eene hoogte van zestig Voeten. — Aan de Zuidzijde der Kerke ontmoeé men een zeer ruimen Waterbak, waarin het Water van het Dak der Kerke wordt gevangen, en in welken men, door een ruimen Ingang, la.rgs blaauwe Trappen, nederdaalt. De' ontzaglijke Verzamelplaats kan bevatten tweeduizend tweehonderd negentien Tonnen en negenentwintig Stoopen Waters, ieder Ton gerekend op zestig Stoopen. Door deeze voor* zorge, der naavolginge in andere Steden en Plaatzen over» waardig, heeft men, te Zierikzee, voor gebrek aan goecf drinkbaar Water niet te vreezen. De andere Kerk der Hervormden is de Kleine Kerk, dus* in vergelijking van de voorgaande, of ook de Gast huiskerk genaamd, om dat het Gasthuis daar nevens ftaat. Van de Bovengaanderij deezer Kerke, die, ter vergrootinge van het Geftigt, daar aan is getimmerd, dient het onderfte gedeeltet tot eene Beurs, zijnde van blaauwen Arduinfteen deftig opP % gs»  2 2ü ZIERIKZEE» gehaald. Het D,ak deezer Kerke pronkt met twee doorlach«ge Torentjes. - In de beide Kerken worden de gewijde Teekens van >s Haeren Avondmaal uit Zilveren Bekers en fcchotels den Geloovigen toegediend, beiden door godvrug■tige leden der Gemeente aan de gewijde Geftigten ten geichenke gegeeven. De Hervormde Gemeente wordt bediend door vijf Predikanten, die, nevens tien Ouderlingen en even zo veele Diakenen, den Kerkenraad uirmaaken. - Behalven de Nederduitfche, is te Zierikzee eene Gemeente van Wal fche of Franfche Gereformeerden, die door twee Predikanten wordt bediend. De Kerk, die aan het einde der Postftraat ftaat, niet verre van de Groote Kerk, heeft niets in 't oogloopends, kunnende van buiten van dezelve niets gezien worden, behalven eene groote denr, door welke men van de Straat daar binnen treedt. — Voorts hebben 'er de Lutherfche en de Doopsgezinden ieder eene Kerk of Godsdienftige Vergaderplaats , gelijk ook de Roomschgezinden eene Statte, die door eenen Priester, en door eenen Kappellaan, bediend wordt. Voorheen, geduurende de Roomfche tijden, hadt men, te Zierikzee, verfcheiden andere Godsdienftige Geftigten : als het Klooster der Minderbroederen; het Klooster der Huisof Broodzusteren, der Graauwe of Zwarte Zusteren, anders ook het Klooster der drie Koniilgen genaamd; het MaTiëahofi de Eremyten van Se. Augustinus, en het Begijnhof; van het laatstgemeide Geftigt zijn nog alleen eenige overblijfzeis, uit den deerlijken brand van den Jaare 1456 gered, tot heden toe in weezen; zij beftaan in den Toren, den Agtergevel der Kerke en eenige Huisjes; 'welke laatfteu thans door bijzondere luiden bewoond worden. Onder de Godsdienftige Geftigten kunnen ook, gevoeglijk de volgende betrokken worden. Het Oude - Mannenhuis*, oorfpronklijk, in den Jaare 1585, door adriaan Franszoon, Brouwershavenaar, geftigt, en, in den Jaare 1006, door. Mr. daniel jACOBi, Gecommitteerde Raad wegens Zierikzee te Middelburg, merkelijk verrijkt. Het Geftigt bevat vijfentwintig Kamertjes of Huisjes; zij dienenter huisvestinge zo wel van Oude Vrouwen als Mannen. — Het Gasthuis, ftaan-  ZIERIKZEE. sop ftaande agter de Gasthuiskerk, waar van de ftigtingstijd onbekend is. Behalven de oorfpronklijke inrigring, ter geneezinge van behoeftige kranken, dient het tevens tot een Proveniershuis voor Mannen en ^Vrouwen. Ook heeft men 'er eenige Hokken, om krankzinnigen, of die zich ongeregeld gedraagen, op te fluiten. Naast het Gasthuis ontmoet men een Vertrek, tot eene Ontleedkamer gefchikt. — Het Weeshuis, onzeker wanneer eerst gebouwd, doch in den Jaare 1596 merkeiijk vergroot^ wordende, van den nieuwen aanbouw, den eerften Steen gelegd door adriaan hfjybert niklaaszoom, wiens Vader, benevens bartholomeus kaü, in dat jaar, de Burgemeesterlijke waardigheid bekleedde. De Deur van den eerften Ingang is nog een overbfijfzel van het aloude Geftigt. — Het Armhuis, geftigt in den Jaare 1673, waarin opgenomen worden alle zodanige kinderen, welke de vereischte bevoegdheden niet bezitten, om in het Weeshuis te worden toegelaaten. — Het Oude-Man- en FrouwenVisfchershuis, waar vaneen gedeelte voor de Lmheifche' Gemeente tot eene Godsdienftige Vergaderplaatze verftrekt, dient ter inwoonicge voor Oude Mannen en Vrouwen van de Visfchersneeringe. Ook houdt 'er het Visfchersgild zijne zamenkomlten. — Het van ouds genaamde Leproozenhuis, ftaande buiten de Stad, bij de Noordhavenpoort, bezit geene bijzondere eigendommen, zedert het Jaar 1679, wanneer de Goederen, aan hetzelve behoorende, onder het Gasthuis en Arme-Kinderhuis verdeeld wierden. — Eindelijk heeft men, te Zierikzee, behalven de twee Hofjes, het St. 'jakobs- Hof en het St. Anthoni-Hof, nog ginds en elders kleine Huisjes en Kamertjes, tot liefdaadige oogmerken ingerigt. Onder de Openbaare Gebouwen van Zierikzee moet ook vermeld worden het Latijnfche School. Al zints bijkans vijf Eeuwen zou men, volgens zommfgen, te deezer Stede, eene inrigting, tot openbaar onderwijs beftemd, gehad hebben, wordende, naar hun oordeel, daar van gewag gemaakt „in een Privilegie of Handvest van Hertoge willem van henegou. wen, van den Jasje 1304. Het Gebouw, waarin de Jeugd in de Geleerde Taaien en andere voorbereidende kundigheden wordt onderweezen, ftaat in de St. Anthoni - Straat.' De P 3 Recta,  n° ZIERIKZEE. Recto, die tevens den titel van Lector litterarum humamorum voert, heeft ,n een gedeelte daar van zijne woonplaats. t ' Zierikzee raag, zo zeer als eenige andere Stad, roem £3 °P,eene meDigte VermM Mannen, binnen haare JIuuren gebooren, en die aldaar, of elders gebloeid hebben. De meesten derzelven zullen wij kortelijk vermelden. BalPüinüs henhici was Hoogleeraar in het JM Canonieum te Leuven, en bloeide aldaar voor en naa het Jaar 1460. — AftidNDus ziRIXiENSis, of van Zierikzee, zal afzonderlijk vermeld worden. - Jacob pratesis, een goed Digter, en tevens een Geneesheer, naa alvoorens, eenigen tijd, de Jtunst In zijne Geboorteftad te hebben geoeffend, wierdt, vervolgens, door adolf van bourgondie, Markgraaf van Veere en Heere van Beveren, tot Oppergeneesheer van deszelfs Hof, gelijk ook van de Stad Veere, aangefteld. Men heeft yan hem eenige Geneeskundige Werken, als mede eenige Latijnfche Gedichten. in de maand Mai des Jaars 1558 pverleedt hij in zijne Geboorteftad, en wierdt in 't Koor der Groote Kerk begraaven. - Levinus lemnius, elders in Woordenboek, Deel XXII, bladzijde 96, op een afzonderlijk Artikel vermeld. - Guueuhb lemnius, ter zelfde plaatze, in ons Woordenboek, gedagt. Waarbij wij hier nog voegen, dat van hem nog voorhanden is zekere Brief, gefchreeven aan zijnen Vader, met oogmerk om te bewogen, dat de Opvoeding meer indruks maakt op de gemoederen der menfcfaen, dan de hoedanigheid der lucht, welke zij inademen , of de plaats, alwaar zij woonen. Deeze Brief, eerst in den Jaare 1554, te Antwerpen gedrukt, is naderhand, in den Jaare 1638, te gelijk met eene Verhandeling van zijnen Vader, Van den CeZetten tijd des leevens, te Leiden , andermaal in 't licht gekoomeq. Daarenboven hadt guxielmus nog een Traktaatje gefchreeven, over de Kwaaien der Maage. — Petrus peckius , op een afzonderlijk Artikel in ons Woordenboek herdagt. — Adriaan en rochus hoffer, Vader en Zoon; zie ons Woordenboek. Deel XX, bladzijde 620. — Regnerüs vitellius, of eigenlijk eeinier telle, Rektor van het Latijnfche School in zijne Ge-  ZIERIKZEE. 231 Geboorteftad, en Vertaaler, uit het Italiaansch in het Latijn, van guicciardin's Befchnjving der Nederlanden, met eenige Bijvoegzels vermeerderd. Ook wordt hij gehouden voor dan Nederduitfchen Overzetter van het beruchte Boekje van miCHAëL servetüs, Over de Doolingen in de Drievuldigheid. Hij ovejleedt te Amfterdam, in den Jaare 1618, en wierdt bloots hoofd, met een Lauwerkrans gekroond, naar de wijze der Dichteren, begraaven. — Ewoüd en willem teelink» zie ons Woordenboek, Deel XXVIII, bladzijde 176 Korkelis boy , of boey , Advükaat Fiskaal en Procureur Generaal over Holland, Zeeland en Friesland, was een goed Latijnsch en Nedarduitsch Dichter, en hesft, in beide taaien, verfcheiden dichtftukken naagelaaten. — Correlius janesehius boy, Lid der Dominicaaner Orde, en, evenals zijr.e drie broeders, dominicus, leonardus en wkolaas, van meer dan gemeene kunde eu geleerdheid. — Antonis de huybert, nevens andere Leden zijns Geflagts, door ons afzonderlijk vermeld, Deel XXI, bladzijde 128 en vervolgens. — Anthony de jonge; zie dat zelfde Deel, bladzijde 194. — Galenus abrahamsz; bij 't geen wij, ter zijner plaatze, wegens deezen beroemden Man, aan teekenden, voegen wij nog, dat hij, den ouderdom van meer dan drieën» tachtig jaaren bereikt hebbende, op den negentienden April des Jaars 1706, te Amfterdam zijne dagen eindigde. — Johannes plevier, vermaard Middelburgsch Kerkleeraar, door zijne Verklaaringen over verfcheiden gedeelten der Gewijde Schriften, aiomme vermaard.— Eindelijk, pieter vogelaar, beroemd om zijne keurig uitgevoerde Teekeningen van Zeeen Scheepsgezigten. Van de Regeering van Zierikzee zullen wij geene breedvoerige melding doen, alzo dezelve, zints de jongde Omwenteling, zo wel hier als elders eene geheel andere gedaante heeft gelrreegen. Alleenlijk zullen wij aanmerken, dat dezelve, tot op dat tijdftip, heeft beftaan uit twee Burgemees. teren, van welke de eene den titel van Heer-Burgemeester, de andere dien van Gemeente-Burgemeester voerde; dertien Schepenen, den Heer-Burgemeester daar onder begreepen, vierentwintig Raaden en vier Thefaurieren, die te zamen gep 4 nomen  ZIERIKZEE. nomen het gantfche Lichaam der Gemeente vertoonden. De Burgemeesters wierden door de Schepenen, deeze door den Stadhouder uit eene Nominatie, en de Raaden insgelijks door den Stadhouder verkoozen. Om de zelfde reden zullen wij van de Schutterij, Burger wagt, Voorregten, Keuren, Voorboden, Kostumen, en meer andere bijzonderheden niet gewaagen, naardien omtrent dit aiies merkelijke verandering of geheele affchsffing en vernietiging zal zijn voorgevallen, zo ras de Revolutie haar volkomen beflag zal bekoomen hebben. • De Handel en Neeringen van Zierikzee, hoewel thans merkelijk vervallen, waren 'er eertijds, gelijk wij verfcheiden maaien hebben aangeteekend, in m'erkelijken bloei. Van deezen en geenen Tak moeten wij kortelijk verflag doen. Wij beginnen met de Zoutziederij. Deeze, gelijk zommigen niet zonder groote waarfchijnlijkheid willen, de oudfte Handel van Zierikzee, welke in Zeeland het eerst alhier wierdt inge-. voerd, en waar door de Wasdom deezer Stad merkelijk bevorderd is, heeft voorheen hier zeer gebloeid. Men kan haar ouden welftand eenigermaate afneemen uit de menigte van Zoutkeeten, die 'er weleer gevonden wierden, waar van 'er, gelijk wij reeds hebben aangeteekend, in 't Jaar 1526, zevenenzeventig, en in 't Jaar 1575, wederom een weinig minder zijn afgebrand. Eerst plagt men het Zout te maaken van Derrj of Darrink, een zwavelagtige en ziltige foort van Aarde, van een donker bruine of bijna zwarte Verw, welke in verfcheiden' Streeken van Zeeland, zo in de Landen binnendijks als in de Schorren en opgewasfer.' Slijken buitendijks, op de eene plaats minder, op de andere meerder Speeten diep, met iaagen onder de Bovenkorst of Klei gevonden, wordt. De Dcrry wierdt naa het affteeken van de Klei, met een breede Spade of Bot in langwerpige vierkante ftukken geftoken, en alzo uit den grond uitgegraaven, Deeze ftukken wierden in het verband tot ronde of langwerpig vierkante hoopen, luchtig op malkanderen geftapeld, op dat de lucht en wind door dezelve heen fpeelde, tot zij hard en droog genoeg geagt wierden om te branden. Dit verflrekte den Bewooneren van Zeeland tot brandftoffe, en wierdt, doo$  ZIERIKZEE. 2& door verfcheiden', veel Handel daar in gedreeven, 't welk men noemde Moerneeringe te doen, zijnde de Derrlj niess anders dan een zekere foort van Moer, Ook wierdt her wel genoemd Brandvlotte maaken. En in zo verre heeft ueeze Darrink en deszelfs gebruik en toebereiding, genoegzaame overeenkomst gehad met het Veen en Tarfmaaken in Holland, uitgezonderd dat de Derrij vaster van ftof dan het Veen, met de Spade uitgegraaven, en niet met Baggernetten uitgehaald wierdt. Een tweede gebruik van de uitgegraaven en gedroogde Derrij beftondt daar in, dat ze den Zeelanderen de Zoutziederij verfchafte : want de Derrij, dus bereid en voorts tot Asfche gebrand zijnde, wierdt dezelve Asfche ip de Zoutkeeten, in ronde vlakke ijzeren Pannen, ettelijke Voeten over het Kruis breed, en eenige Duimen diep, rustende met haare kanten op een gemetzelden Muur, ter hoogte van omtrent vier Voeten, met flegts twee of drie Openingen of Monden, om den Turf daar door in te brengen, rijkelijk met zout Water gemengd, en aldus uit dezelve, bijna op gelijke wijze als men thans uit het graauw en ongezuiverd Zout doet, fchoon wit en blinkend Zout geftookt wierdt; dit Zout wierdt Zei of Zilzout genoemd, en was het eenigfte foort van Zout, 't welk men in dit en andere gedeelten van Nederland gebruikte. De Handel, die iu hetzelve gedreeven wierdt , hadt den naam van Zeineering. Doch de Scheepvaart, in deeze Gewesten, naderhand (lerk toegenomen zijnde, heeft de menigvuldige toevoer van grof Zout uit Spanje en Frankrijk, waar uit men toen, in plaats van uit de Darrink-Asfche, wit gerafiaeerd Zout begon ;e ftooken , gepaard met het Verbod van Darrinkdelven, als verderflijk voor het Land, bij 'sLands Keuren en opgevolgde Plakaaten gedaan, deezen Handel eindelijk geheel doen op. houden. Egter heeft men te Zierikzee nog weezenlijke Overblijfzels en Gedenkteeker.en van*1 deeze Zoutziederij, welke zijn de Noord- en Zuidzelken , twee Heuvels van Zei-Asfche buiten de Stad, niet ver van het einde der Heunaars en Visfcbersdijken, van tijd tot tijd, uit de daar omtrent geftaan hebbende. Zoutkeeten, naa 't uitkooken der zou. ^e Deelen, aldaar opgevoerd en uitgeftort; welker eerfte laag Pö en  ZIERIKZEE. en vlak, doch de Iaatfte een vrij verheeven Berg is, van welken men bij helder wéér een ruim en vermaaklijk gezigt over de Eilanden van Schouwen en Duiveland en over de Ooster- Schelde heeft. Van de evengemelde verandering in de Zoutziederij fchijnt ook herkomftig, zekere Drinkleuze of Voorwaarde bij die van 't Zoutzieders- of PanneiuidenGilde gebruiklijk, Zout van Zout geen erger Zilte; willende te kennen geeven, dat het Zout moet zijn van Zout geftookt, en niet van erger Zilte, te weeten niet van ZelAsfche, welkers zoute deeien zo goed niet gerekend worden, als het Spaansch- en Frsnsch - Zout, om wit en zuiver Zout daar van te maaken, 't geen men in dien tijd bij 't Zoutkoopen als een Voorwaarde plagt te bedingen. Van den ouden bloei der Zoutneering is thans naauwlijks meer dan de fchaduwe overig. In 't Jaar .1644, hadt men 'er nog omtrent de veertig Pannen. Tegenwoordig zijn 'er niet meer dan vijf Keeten , in welke met negen Pannen geftookt wordt. Die dit bedrijf bij de hand hebben, worden Panneluiden of Pannemans genoemd. Een andere Tak van Handel en Neering, die, eertijds, te Zierikzee, merkelijk heeft gebloeid, was de Fisfcherij', beftaande in de Haringvaart en Kabbeljaauwvangst. De eerfte is geheel te niet gedaan; doch de Iaatfte, fchoon merküjk afgenomen, wordt nog met veel vlijt alhier gehandhaafd. Omtrent het Jaar 1640», en zelfs nog in 't Jaar 1711, beliep het getal der Vischfchepen op omtrent tachtig Zeilen. In 't Jaar 1740, waren ze tot op vijftig verminderd, en in het Jaar 1750, waren 'er niet meer dan dertig, dia enkel tot den Vischvangst gebruikt wierden. Welke vermindering, eensdeels door het kwaalijk (kagen van verre het grootfte gedeelte, in plaats van winst te doen, merklijke 'fomraen verliezende, anderdeels, door den aanwas van de Koopvaart, waar toe het meeste Scheepsvolk zich begeeft, veroorzaakt wordt. De Vischhoekers, zijnde Schepen met Bunnen, vaaren des Winters, omtrent van 't begin der maand Oktober tot Paafchen daar aan volgende, in de Noordzee te Verfcbe, gelijk men (preekt, wanneer zij de Kabbeljaauw, ook Keilen Tarboth, leevend in de Haven brengen. De Kabbeljaauw wordt  ZIERIKZEE. wordt aan Honds raet een Schepnet uit de Bunnen gefchepr, en m groote langwerpige ronde Korven met platte bodems, tusfchen de twee en drie Voeten diep, buiten de Schepen ia 't Water hangende, geworpen, en bij zekere gedeelten aan de Ventjagers verkogt, die dezelve met hunne Schuiten na Brabant en Vlaanderen vervoeren. De Heil- en Tarbotten worden buiten 't Schip, met een Touw om den Staart, wel vastgemaakt, in 't Water gehangen en bij 't ftuk verkogt. Deeze verfche reizen der Hoekers duuren gewoonlijk acht of veertien dagen, ook wel eens drie waeken, naar dat de vangst min of meer voorfpoedig is. Behalven den Haring en ander Aas, 't geen in Zee gevonden wordt, worden tel* kens tot deeze reizen, door ieder Schip, een goed getal Prikken mede genomen, die aan mootjes gefneeden en aan de Hoeken geflaagen, voor Aas gebruikt worden. De Prikken zijn den Aal niet ongelijk, dan dat zij, behalven twee oogen, nog zeven ronde gaatjes, ter zijde in het hoofd hebben; in de Tonnen of Prikbakken gedaan zijnde, moet het Water roet een Pols in een zagte, doch geduurige beweeging gehouden worden. Zij worden uit Holland en En* geland her waards aangevoerd, en in de ronde Weel, buiten de Stad, in groote Kanisfen bewaard, Des Zomers wordt de Kabbeljaauw in Zee gefoeeden, gezouten en In Tonnen gepakt, wanneer de reizen wel van acht tot twaalf weeken kunnen duuren. Behaiven deeze Noordzeevaart, wordt ook van deeze Haven, niet alleen met eenige deezer eigenlijke Vischhoekers, maar ook met een goed getal kleine Koopvaardijfchepen, des Zomers, ter Kabbeljaanwvaugst gevaaren, omtrent de Kusten van Tsland, van waar zij dikwils met voile laading van gezouten Tonnavisch, meest in de maanden Augustus en September, wederkseres. Tot de Verkoopingen van verfchcn en zouten Visch, is een beëdigde Afflaager aangefteld. Van ieder pond Vlaims" 't gean in den Afflag van den verfchen Visch befchreeven wordt, moet door den Verkooper, ten behoeve van de Stad betaald worden zeven ftuivers, en door den Kooper ééne ftuiver. In den Afüag van den Tonnevisch wordt voor ieder Ton door den Verkooper betaald anderhalve ftuiver, en door den Kooper drie ftuk  ZIERIKZEE. Huivers. Welke belastingen, jaarlijkse», benevens de overig? Stads Middelen, in het laatst van September, vooreen Jaar verpagt of verhuurd worden: die van den verfchen Vi«cb, onder de benaaming van Kiemenhoeke, en de ander onder zijn eigenlijken naam van den Zouten Tonnevisch De Pa L. Digeftorum. Lovan. 1655. in Folio, et Colon. 1638. in 4to. Commentaria in Codicem Juftinianeum. Colon. 1660 in 410. Commentaria ad Pande&as. Lovan. 1692. in folio. Commentaria ad Inftitutiones. Colon. 1571. in 4to. Pneledionet Feudales. 1641. Zie zwEERTii Athen. Belg. val. andreas, Bib tiet h. Belg. witte, Diarium, Q 4 ZOS'  948 ZOESIUS. (NIKOLAAS) Zoesiüs, (nikolaas) vijfde Bisfchop van ^süertogenbosch, gefprooten uit het zelfde Geflagt, als de beide zoesiussen, in de twee naastvoorgaande Artikelen vermeid, wierdt gebooren te Amersfoort, op den vijfden Augustus des Jaars 1564. Naa dat hij in zijne Vaderlijke Stad zeer aanmerkelijke' vorderingen in de taalkennis en andere geleerde oeffeningen hadt gemaakt, begaf hij zich, even als bovengemelde zijn bloedverwant, na de wijdvermaarde Univerfiteit van Leuven , met oogmerk om 'er zijne Le-tteroeffeningen verder voort te zetten , en zich vooral op de Regtsgeleerdheid toe te leggen. Goed verftand, gezond oordeel en onvermoeide naarftigheid deeden hem daarin zo gelukkig flaagen, dat hij de gunst en hoogagting van veele lieden van 'aanzien, en onder andere, van joannes vaudeville, Bisfchop van Doornik, ■wegdroeg. Op eene reize, welke de Kerkvoogd, eerlang, na Rome ondernam, bekleedde onze zoesius bij hem den post yan Geheimfchrijver. Naa zijne wederkomst wierdt hij, door de gunst zijns Weldoeners, tot Kanunnik eu Officiaal der Kerke van Doornik aangefteld. Thans kogt zoesius een ruim en aanzienlijk huis te Leuven, ten diende en gebruike yan het Collegie, gemeenlijk het Collegie van der Valk genaamd. Naa het overlijden van bovengemelden zijnen Vriend en "Weldoener, in of omrent het Jaar 1592 voorgevallen, wierdt zoesius tot Kerkdijken Raadsheer en Requestmeester in den Hoogen Raad van Mechelen aangefteld. De ijver en getrouwheid, waar mede hij zich van cjien gewigtigen post kweet, was oorzaak, dat hij, naa verloop van twaalf jaaren, waardig wierdt gekeurd , den opengevallen Bisfchoplijken Stoel vat? 's Hertogenhosch te beklimmen. Zijne plegtige aanftelling en Inwijding gefchiedde , op den tienden Maij des Jaars 1615, in de Kathedraale Kerk, door dienst van mattbias Hovius, Aardsbisfchop van Mechelen, in tegenwoordigheid en met behulp yan joannes de maldere, Bisfchop yan Roermonde, en jacobus a castro, Bisfchop van Antwerpen. Tien jaaren, drie maanden en twaalf dagen bekjeedde hij deeze aanzienlijke waardigheid, tot groot genoegen ook van het Hof van Rome, gelijk, onder andere, blijken kan uit de Re-  ZOBSfüSj (NIKOLAAS) 249 Redevoering, door den Kardinaal Lunovzsr, op den negerëniwintigften November des Jaars 1624, in de Vergadering van Paus en Kardinaalen uitgefproken, ter gelegenheid van zeker Mrigtfchrift, door GnZen zoesius, wagens den toeftaid van ziin Bisdom , aan het Kollegie de Propaganda Fide toegezonden. Door verfcheiden heilzaame inrigtingen bevorderde hij het geluk en den bloei van zijn Kapittel. Hec Kweekfchool te 's Hertogenbosch, door laurentius mets, tweeden Bisfchop dier Stad, opgerigt, en thans merkelijk vervallen, herftefde zoesius in den alosden ftaat. Voorts liigtte hij te Leuven een trcffeliik Kollegie voor Godgeleerden, ter eere van St. Willebrokdus en karel borromeus. Reeds terwijl hij nog Raadsheer te Mechelen washadt zoesius den grond dier Stigïinge gelegd, door het aankoopen van de noodige 'Huizen en Erven. Hij zelve maakte een opftel van de Regelen en Wetten voor dit Collegie; voor 't welk hij, daarenboven, zp veel hsrtlijkheids.bezat, dat hij alle zijne goodaren, bij OkerAén Wüe ten dienfta en tot onderhoud der S'udenten, aan hetzefte befprak. In den Jaare 1625 , n#vens eenige andere Nederlandfchs Bisfchoppen, door jakob bonen, Aardsbisfchop vw Mechelen, derwaarts zijnde ontbooden , tot het behandelen van eenige Kerkelijke zwaarigheden, deedt hij tevens eene reize na Leuven, met oogmerk om zijn nieuw opgerigt Kollegie te bezigtigen. Hier wierdt hij van eene felle Koorts aangetast, en overleedt 'er op den tweeëntwintigfteii Augustus des Jaars 1625, Zijné Zmfpreuk was ex momento ^bïernitas. Het Lijk van zopsius wierdt na 's Hertogenbosch gevoerd, en in da St, ^ans-Keïk, digt bij het Groot Altaar, met veel plegtigheids ter aarde befteld. Men leest op zijn Graf het volgende Opfchrift tVA • iv-uÜM'&Mfi . ü» i ;a>ïk 27;lira 1 Q5 P,  3§o ZOESIUS. (NIKOLAA.S) D. O. M. D. NICOLAUS. ZOES. Episcopus. Buscoducenfis. Magiller, Libellorum Supplicum, Et. Conciliarius. -Magni. Concilii. Frequentioribus. Cleri Populique. Ac Devoti. Foeminei. Sexus. Precibus. Se. Cornmendatum. Cupiens. Hoe. loco. Sibi. Vivent. Monumentura. elegit. Vixit Ann. LXI. et Dies. XVII. Prafuit. Ecclefise. Buscoducenfi. Ann. X. Menf. III. et. Dies XII. Obiit. Anno. MDCXXV. Die XXH. Menf. Aug. Om de naagedagtenis zijns Weldoeners tot de naakome« iingfchap over te brengen, heeft zoesius gefchreeven Vita Joantiis Verdevillii J. U. D. Lovanienfis, et Episcopi Tor» pacetifis. Zie zweertius, Athena Belgict; valerius andreas, Bibliothecct Bel» Ê*oa. Zon-  ZOESIUS, (THOMAS) ZOEST. Zoesius, (thomas) waarfchijnlijk van het zelfde Geflagt, als de boven vermelden, immers, even als zij, in de Stad Amersfoort geboren, naa zich, met grooten lof en onvermoeiden vlijt, in de regtsgeleerde en daar mede vermsagfchapte Weetenfchappen, te hebben geoeffend, beklom den Trap van Leeraar in de beide Regten. De ongemeene blijken van kunde, welke in zijne behandeling van regtszaaken en pleitgedingen allezins doordraaiden, bezorgden hem eene vermaardheid en vertrouwen, die hem waardig deeden keuren, om tot de Raadsheerlijke waardigheid in den Hove Provinciaal des Lands van Utrecht op te klimmen. Opkoomen^ de beroerten in de Stad van dien naam, en weerzin om in dezelve deel te neemen, bewoogen hem om ampt en woon. plaats te verlaaten. Schadevergoeding van dit befluit vondt zoesius, eerlang, in de keuze der Bezorgeren van het Leidfche Hoogefchool, hem aldaar den post van Hoogleeraar in de beide Regten opdraagende. Terwijl hij hier zijnen post vlijtig waarnam, waaide het gerugt zijnor vermaardheid over pa IVurtenburg, en wierdt hem aldaar het Hoogleeraararapt in de Regtsgeleerdheid opgedraagen. Hij vertrok derwaarts, en overleedt 'er in den Jaare 1598. Zoesius beeft gefchreeven, en door den druk gemeen gemaakt, Commentarius in Codicem. Zie valerius andreas , Bibliotheca Belgica. Zoest, eene Heerlijkheid en Dorp, in het gedeelte def Stichts van Utrecht, Eemland genaamd. Met die van Burcht vereenigd, beflaat de Heerlijkheid Zoest achthonderdëntien Morgens en vijfhonderdvijfëntwintig Roeden Lands. ■. In deeze Heerlijkheid ligt het Dorp, welk den zelfden naam voert, ongeveer een uur gaans ten Westen van de Stad Amersfoort. Het is een der oudfte Dorpen in deezen oord, als wordende, reeds op het Jaar 1028, daar van gewag gemaakt. Het wierdt, ten dien tijde, Zoys en Suys, naderhand ook Sofe, en, in 't Latijn, Zuzatum genoemd. Het was een  2-52 ZOEST. f;ets volkrijk en vermaard Dorp, waar in veel neering gedreeven wierdt. De in*ooners waren beroemd, wegens hunne dapperheid , en kundigheid in 't boogfchieren, zo dat men 'er zelfs een Schutters-Gilde van Sr. Aagten vondt, welk yan eene ?eer oude inftellinge was. Doch de plaats onderging, al vroeg, zeer zwaare rampen. In den Jaare J356 Wierdt zij aan kooien gelegd, door gysbrecht van nyenrode, op bevel van Hertoge willem van beieren, uit wederwraake, dat de Stigtfchen de Steden Weesp en Muiden in brand geftooken hadden. In 't Jaar 1481 onderging zij een diergelijk lot, met het nabij gelegene Emmencs en Baarn. Toen maarten van rojsum , in 't Jaar 1543, de Stad Amersfoort belegerde, wierdt Zoest, en eenige andere Dorpen, door hem geheel uitgeplonderd. In *t Jaar 162$ moest het Dorp ook veel lijden van de Keizerlijke troepen, die Amersfoort hadden ingenomen. Zo veele ongdjukken hebben het vermogen van Zoest grootlijks do:n vervallen, 't Is egter' nog eene wel bebouwde plaats. De Kerk was, vóór de Hervorming, eene Parochie-Kerk, die den naam van de Apostelen petrus en paulus droeg. Zij pronkt met een' aanzienlijken Toren, en een Koepeltorentje op 't midden. Te Zoest Hadt men, voortijds, een Mannen Klooster, Birk geroemd, en een Klooster van Brigittijner Nonnen, Marienburg geheeten. Het Mannen - Klooster wierdt, in 't Jaar 1419, geftigt, door Au?udijner Monniken, die hun Konvent, welk aan de vesten van Amersfoort ftondt, uit vreeza voor den vijand, herwaarts verplaatften. De naam van dit Klooster, Birk, of Bircht, wordt thans gegeeven aan een' aangenaamen eo lommerijken oprt, vol van laanen en fraaie wapd:l ireeven, tusfchen Zoest eu Amersfoort. Van 't Nonnen Kl joster is de tijd der ftigtinga onbekend. Men ziet 'er r.og eene overblijfzel van. Beide de Kloosters wierden, in den Jaars 1,543, dPor maarten van rossum, uitgeplon. derd, de Monniken verjaagd, en eenige Nonnen gefchonden. Behalven deeze Godshuizen, heeft nog in de Parochie van Zoest, een oud adelijk Kafteel gedaan, Hamelenburg genoemd, weik reeds voör den Jaare 1370 gebouwd was, en bewoond wierdt door een geflachr, van dien naam, uit Amers-  ZOEST, ZOESTSYrt. 255' Amersfoort gefprooten. De gemeente van Zo est» wordt bediend door een' eigenen Predikant , die onder de Klatiii van Amersfoort ftaat. Ook hebben de Roomschgezinden hier eene Statie. Volgens eene Ordonnantie,- bij de Staaten in den Jaare 1603 vastgefteld, zijn de Irgezeetenen van dit Dorp vrij van den Tol te Eembrugge, mits dat zij de brug te Zoestdtjk op hunne kosten onderhouden. Ook zijn alle goederen te Zoestr gelijk te Baarn, al van ouds, voor heer* lijka en vorderlijke Goederen verklaard. In 't Jaar 1748, telde men, in deeze plaatze, honderdzesëncegentig Huizen» Zoestdyk, een Jagrhuis, in de bovengemelde Heerlijkheid, aan den Rijdweg, welke van Zoest na Gooiland loopt, dooi? Prins willem den 111, toen S:adhouder van deeze Provin. cie, in den Jaare 1674 aangelegd, en deftig opgebouwd-, Om zijne Hoogheid het verblijf alhier aangenaam re maaken, wierdt, in 't zelfde jaar, door die van de Staa Utrecht, ter Staatsvergaderinge ingebragt, dat zij, uit aanmerkinge van de overgroote dietften, getrouwe voorzorgen, en heldhaftige daaden, ter bevonieringe- van de algemeene welvaart, door den Prinfe, beweezen en gedaan, eenpaarig goedgevonden hadden te bewerken, dat denzelven, eeuwi^lijk en erfiij's, opgedraagen wierdt de vrije, hooge, middelbaare en hage jurisdictie in de Heerlijkheden van Zoest, Baarn en ter Eet» $ in welk voortlel de Geëügeerden, gelijk ook het Lid der Edelen, benevens den Penfionaris van Amersfoort, bewillig» den; welke, tevens, verklaarden, daar bij te willen voegen de Heerlijkheden van Emmenes binnens en buitens dijks, om het regtsgebied wat verder uit te breiden. De Geëügeerden en de Stad Utrecht, in dit nader vporftel bewilligd en zijne Hoogheid de aanbieding aangenomen hebbende, wierdt 'er, in de gemelde Heerlijkheden, een Collegie van jurisdiétie, of hoog Geregte, met de bedienden, daar toe behoorende, opgeregt. Doch, naa den dood van willem den III, Koning van Groot• Brittannie, die zonder wettig kroost, of naakoomelingen , overleedt, verklaarden de Staaten van Utrecht, de gemelde Jurisdictiën en Heerlijkheden wederom vervallen te zijn in den fchoot, en ter vrije befchikkinge van hunne E  ZOETENDALE, ZOETERMEËR. fe* Zoeten da le , gelegen in de Heerlijkheid Serooskerke, op* het Zeeuwfche Eiland Walcheren, was, van ouds, een vermogend en beroemd Nonnenklooster, volgens het getuigenis Van reycersbero, op bevel van den Rootnfch' Koning willem, Graave van Holland en Zeeland, geftigt. De bewooneresfen waren van de Orde der PremonftratenferS, en haar' Klooster een afzetzel van de vermaarde Michiels- Abtdy te" Antwerpen. In den Jaare 1476 telde men, in het gewijde Geftigt, zeventien Nonnen. Naa de verandering van der» Godsdienst, hier te Lande, begaven zich de Geestlijke Zusters na Antwerpen , en wierdt het Klooster veranderd in eene fraaie Hofftede, praaiende, van binnen, met eene menigte ruime Vertrekken, en in den omtrek met waterrijke vijvers, uitgebreide beplantingen en aangenaame wamiellaanen.' In de gedaante des gebouws herkent men nog heden eenige teskcns zijner oudheid. Zie reygersberg en smallegange , Kronijketi van 'Zeeland; Oudheden en Qe« ftiehten van Zeeland, enz., Zoetermëer, een Ambagt, met een Dorp, in het Hoop fealjuwfchap van Rhijnland, was eertijds bijna geheel uitge-* veend, doch is, zedert de bedijking, in het voorfte gedeelte der naastvoorgaande Eeuwe, in eene der fchoonfte Lands» douwen veranderd, als zijnde vermaard, niet flegts om den zeer fmaaklijken Boter, die 'er gemaakt wordt, maar Ook van wegen de fchoone en vette Beesten. Daarenboven ontmoet men, in het Ambagt, eene groote menigte vermaaklijke' Buitenplaatzen, onder welke eenigen, door aanleg en plaritaadjen, uitmunten. De uitgebreidheid van het Ambagt kari niet naauwkeurig. bepaald worden. — Het Doïp Zoet er meer ligt op een ftreek Lands, die ter wederzijden van uitgeveegde plasfen wordt befpoeld; Het is zeer vermaaklijk door verfcheiden aanzienlijke Buitenplaatzen. Voorheen plagt de Kerk der Hervormde cp eene andere plaats te ftaan. De tegenwoordige is een groot gebouw, rustende op twee rijen- XXXIV. DEEfc. R jöfr  a?58 ZOETERMEËR. pilaaren, en van een Koor voorzien. De Remonftranten hebben te Zoetermeer insgelijks eene vrij talrijke Gemeente; doch hunne Kerk ftaat onder Zegwaart. Voorts heeft men 'er eene Statie van Roomschgezinden, tot den Aanhang der Janftnisten behoorende, die door eenen Priester bediend worden. J. le francq van berkhet , in zijne Natuurlijke Hiftorie van Holland, eene bijzonderheid, die wij der overnte» minga niet onwaardig agten. Zij betreft de zonderlinge vrugtbaarheid en talrijke raakomelingfchap van een paar menfchen,. in dit Dorp gebooren en woonagtig. In de Zestiende Eeuwe leefden aldaar dirck jongs jansz. van Zoetermeer, en com. mertje jans cocken. Door het overlijden van den Man, in den Jaare 1574, Weduw geworden zijnde, overleefde zij hem, tot in den Jaare 1602, wanneer zij bij een gezin heeft een getal van honderdeenëntachtig naakoomelingen: te wee» ten, zevan eigen Zoonen en zes eigen Dogteren; twaeënder. tig Kieinzoonen en zevenendertig Kleindogteren; tweeënvijftig Kinds-Kinds-Zoonen, en zevenè'nveertig Kinds-KindsDogteren. De merkwaardigheid des voorvals bewoog een yiETER loürisz. van hoorn en deszelfs Echtgenoote annetje klaas knynenburg , op hunne kosten, alle die afftammc-» lingen, naar het Ieeven te laaten fchilderen, door den ba. roemden Pourtretfchilder job berkheydb. Le franco; vam berkhey verzekert, deeze Schilderij te Zoetemeer gezien te hebben; de Tronietjes waren, door mishandeling, een weinig gefleeten: niet zo zeer, nogthans, of de meesterlijke hand des Kunftenaars was nog zeer 'duidelijk te onderkennen. Onder de Schilderij las men de volgende rijmregels. „ Dit Geflagt van dirk jonge jansz. was groot, „ Voor commertje jans cocken zijn Huisvrouw dood, „181 Menfchen, en waeren dien tijd all in levende lij ven F „ Uitgefonderd drie, die mochten hier foo lang niet blijven, En commertje jans is van all die men hier fiat of leest „ Moeder, Bestemoeder, ende over Bestemoeder ge wees c. ,, Sulcx dat op den dach, als commetje van haer pijn genas, „ 't Getal van dees haer Kinderen hondert en taghtig Men„ fchen was,  ZOFTERMEER, ZOETERWOUDË. s.f# ,, m 't Jaer 1574 is Overleden en ter aerde gebracht, „ Dirck jonge jansz., die de eerfte Vader was van dit gedacht.; „ En op den 9. Junij, als men 1602. heeft gefchreeven, ,, Soo benam de dood Commertje jan cocken 't leven, „ Als zij out geworden was feven en t'negemig jaren: ,, Op welkers begraeffenisfe; dat men nog fag vergaeren „ Elf van haer eijge Kinderen, die van haer Moeder mostë „ fcheijden, „ Als lij met meest al dit haer geflacht haer tér aardé ge* „ leijden." Simon van leeuwen maakt , in zijn Rooms-HollandsBegt, gewag van deeze zelfde bijzonderheid; doch volgens hem liep het getal der naakoomelingen nog twee hooger, naamelijk tot op honderddrieëitaehtig. Zie Tegenwoordige Staat van Hollandi j. le francq van berkhey, Natuurlij ie Héflorie van Holland, Deel lil, St. IV. bl. u68. enz. ZöeterWoüde, eene Ambagtsheeriijkheid , nevens een Dorp? Van dien naam, in het Hoogbaljnwfchap van Rhijnland, zon Volgens do meening van zommige Oudheidkundigen, weleer' den naam gevoerd hebben van Zwettewoude, naar een Watertje, de Zwet genaamd. De Heerlijkheid floot, op twee" plaatzen, aan den Buitenfingel der Stad Leiden, te weeten# bij de Hoogewoertspoort en bij de Wittepoort. Haare uitgeftrektheid, die een wijden omvang beftaat, vinden wij oji hegenëndertighonderd en zeven Morgens Lands bepaald. 'Er is 'er, die ftaande houden, dat van de befaamde Leidfché Boter, de beste foort en aangenaamst fmaakende in dit di&f trikt gelegd wordt. Hoe 't hier mede zij, de heerlijke Wefe landen, zo als zij zelf op 't oog zich vertoonen, geeveüt grondS genoeg om van dat belangrijk zuivel, in deezen Oord, iet goeds te vërwagten. Digt bewoond, naar gelange* tan verfcheiden anderen in Holland, is deeze Heerlij kheid.R 2 tasi  &So - ZOETERWOUDË, ZOMEREN. Voor ruim eene halve Eeuw telde men 'er in alles, die van het Dorp daar onder begreepen, driehonderdnegènënzeventig Huizen en dertien Molens. — De Kerk van het Dorp Zoeterwoude heeft een fpitfen Toren; geduurende de Roomfche tijden was zij aan joannes den Dooper toegeheiligd. De wooning van den Predikant, die omtrent tweehonderd Roeden van de Kerk fiaat, behoorde, eertijds, aan de St. JansHeeren van Haarlem, die hier eene Kommanderij hadden. De goederen dier Kommanderije, en onder deeze ook de gemelde Predikantswooning, naderhand aan de Stad Haarlem zijnde gekoomen, heeft men hier aan toe te fchrijven, dat het genoemde Huis, nog heden ten dage, door de evengemelde Stad moet onderhonden worden. — Voor het overige behooit de Ambagtsheeriijkheid van Zoeterwoude aan de Stad Leiden; zij kogt dezelve, in den Jaare 1610, van Jon-fcheere vsbrant van merode, en (lelt 'er nog heden eenen Verfterfheer aan. Zie Oudheden van Rhijrtland; s. va» leeuwen , Befchrijving van Leijr den. Zomeren, eertijds een vermaard, doch zints lang vervaFlen Dorp, in Bataafsch Brabant, of de dus lang genoemde Meierij van 's Hertogenbosch, omtrent negers uuren gaans van de Stad van dien naam, aan den Zoom van eene weeke en moerasfige ftreek lands, daar een mensen, inzonderheid bij nat en regenagtig weêr, naauwlijks kan overgaan. Oude Kronijkfchrijvers getuigen, dat de Plaats, eertijds, wel dertig betimmerde Straaten bevatte, die van ruim tienduizend menfchen bewoond wierden. Van de vroegere meerdere uitgebreidheid kan men, nog heden, fpooren vinden in de tegenwoordige gedaante van het Dorp, als ftaande de Huizen," op een merkeiijken afftand, wij* en zijd van elkander verfpreid. Daarenboven getuigen van een vroeger merkelijk aanzien der Piaatze de Overblijfzels van oudadelijke Geftigten; die, egter, thans in deerlijk verval zijn. Bij dit alles koomt nog de gedaante en grootte der Hervormde Kerke, zijnde een  ZOMEREN, CHENRICUS de) enz. 261 «en boog Kruisgebouw. Het Koor alleen dient thans tot «ene Godsdienflige Vergaderplaatza , onder 't beltuur van een Leeraar, die ook in het nabuurig Lierop den predikdienst waarneemt. Zie j. van oudhoven, Befchrijving van de Meiery van 's Hertogenbosch. Zomeren, (henricüs de) dns genaamd naar zijne Geboorteplaats, zijnde het flraks befchreevene Dorp, n;a aïvoorens, geduurende eenigen tijd, den post van Hoogleeraar dn de Godgeleerdheid, aan de Univerfiteit te Leuven, bekleed te hebben, wierdt van daar verplaatst na Antwerpen, in de hoedanigheid van Deken der Hoofdkerke in die Stad. Kort naa de verheffing van Paufe sjxtus den IV, welke voorviel in den Jaare 1471, deedt zomeren eene reize na Rome, en overleedt aldaar in den Jaare 1472. Men heef; van hem de volgende Werken. Epitome prima partis Dialogi GuUielmi Qckami. Lovan. 1481. in folio. De Capla Conflantinop&li. De Hereticis. Zie ZWEERïti Athene Belgkx. Zomeren, (johan van) gebooren uiteen niet onaanzienlijk Nederlandsch Geflagt, ais zijnde een Zoon van kornelis van zomeren, Gekommitteerden Raad wegens de Provincie van Holland in het Edel Mogende Kollegie ter Admiraliteit in Zeeland, te Middelburg vergaderende, zag het eerfte leevenslicht te Dordrecht. Op den derden Julij des Jaars 1622 kwam hij aldaar ter waereid. Den naam zijner Moeder vinden wij niet vermeld. De gronden der geleerde Taaien leerde hij in zijne Geboorteftad. Zo dra hij hierin genoegzaame vorderingen hadt gemaakt, en zijn leeftijd gedoogde, R 3 aan  ZOMEREN. (JOHAN van) aan eigen zorge te worden overgelaten, zonde hem zijn Vader na het Hoogefchool te Uitten. Hier breide hij niet «egts zijne Taalkennis al verder en verder uit, maar verzamelde, daarenboven, eenen fchat van allerlei kundigheden, welke den veelweetende Man kenmerken; verpoozende, van Jijd tot tijd, zijne ernftiger en ftroever bezigheden met het beoeffenen der bevallige Dichtkunde. Intusfchen was de Regtsgeleerdheid van zomerens hoofd, fiudie; de weetenfehap, door welker beoeffening hij zich voorftelde, bij tijd en wijle nuttig te worden voor zijnen evenmensen, en voor hem zei ven een eerlijk befhtan te vinden. Kundige Hoogleeraars fhvkten ook nu ten fleraade aan de Leidenfche Univeifiteit. De Regtsgeleerdheid wierdt 'er pnderweezen door bernhardus schotanus, nikolaas dedel, ARnoldus vianius en jacobus MüSTERTius. Hoewel hij de lesfen van alle deeze Mannen hoorde, fc Jjnt hij den laatstgenoemden, meer bijzonderlijk, tot zijnen Leermeester, den Leidsman zijner ftudiën te hebben verkoozen. Immers hielde vah zomeren , onder voorzitting van den Hoogleeraar mésterks, op den zestiende Oftober des Jaars 164! eene ppenbaare Twistrede, De Jurejuranda Foiuntario, nècesjarto et judiciali, of het „ vrijwillig, noodzaaklijk en geregt„ lijk opgelegde Eedzweeren." Eene andere Twistrede, de Retraüu Gentilitio, verving de nu gemelde, zo kort als op den dertigften November van dat zelfde jaar. Met veel ijver volhardde van zomeren, nog bijkans anderhalf jaar, in de baane der Weetenfchappen. De zevende Maart des Jaars 1643 was de dag, op welken hij, naar verdienfte en plegtiglijk, den trap beklom van Leeraar in de beide Regten." In h openbaar verdeedigde hij eene door hem opgeftelde Verhandeling, onder den titel van Disfertatio lnaugutalis, continent nonnulla illufttiores ex Teftato et Intertati caufa quaftionesi zijnde eenige voornaame Gefchilpunten over den aangeftelde en natuurlijken Erfgenaam. Thans was de tijd gebooren, dat van zomeren eene keuze hadt te doen aangaande de plaats, alwaar hij zijne verkreegene kundigheden ten voordeele zoude aanwenden. Zijne keuze bepaalde zich tot 's Graavenhage, Hier ging hij het' regt  ZOMEREN. (JOHAN van) ftfö regt der Onfchuld bandhaaven voor den regtbank der beide Hoven van Juftitie. Van geen langen duur, intusfchen, fchijnt zijn verblijf in 'sGraavenhage geweest te zijn, dewijl wij hem reeds in den Jaare 1650 in zijne Geboorteplaats Dord» recht ontmoeten, als tot Veertig in den Raad dier Stad aangefteld. Op den vijfden Januarij des Jaars 1654 wierdt hij aldaar tot Waterfchepen aangefteld. Twee dagen boven het jaar verliepen 'er, zints den laatstgenoemden dag, dat van zomeren's kunde en vermaardheid hem een hooger aanzien deeden beklimmen. De Wethouderfchap van Nijmegen ver» koos hem tot haare Penfionaris. Met lof bekleedde hij dien post, weinig minder dan twaalf jaaren , wanneer hij dien met eenen nog aanzienlijker, het ampt van Griffier van de Chambre Mipartie, verwisfelde. In het einde des Jaars 1676 bevonde hij zich te Dordrecht. Hier, gelijk hij 'er het eerfte licht hadt aanfehouwd, floot ook de dood zijne oogen, op den tweeèntwinttgften December, in het vijfenvijftigfte jaar zijns oaderdoms. Twee Zoonen en ééne Dogter overleefden hem. Van 's Mans kunde en werkzaamheid kunnen zijne, zo gedrukte, als onuitgegeevene SchrUten, getuigenis draagen. De eerstgemelde zijn de volgende: ffohan Gerards heijlige bedenkingen, en ieder derzelve wet veerzen opgeheldert. Dort, 1647. Herftelde Outheijt ofte Befchrijvinge van Batavia, wezende een gedeelte van '/ Hartogdom Gelre en Graaffchap Hollant. Nimmegen, 1657- 4t0« Uijtfpanning der vernuften, hcjïaande in geestelijke en weereltlijke Pcë&ij. Nimmegen, ióóo. 410. Gajus Julius Cefar, ofte wraak van vermande vrijheijt. Treurfpel. Dordrecht, 1670. v Behalven de bovenftaande, vindt men, onder zijne nag«Jaatena Schriften, de volgende Werken, welke, hadde hem daar in de Dood niet verhinderd, van zomeren, door den druk, waereldkundig zou gemaakt hebben. R 4 Ver-  $64 ZOMEREN, (JOHAN van) enz. Verfcheijde Confultatien , Advifen, Deduüien, Advertisfementen van Rechten in Gelderfche en Hollandfche zaken, Johan Gerards dagelijkfche oefeningen der Godzaligheijt% vertaald en op ieder Hooft/luk met een bijdicht verklaart. Verfcheijde vermeerderingen tot de Befchrijving van Ba. tavia. Latijnfche, Franfche en Nederduijtfche, zoo geestelijke als wereldlijke, Gedichten, tot een Tweede Deel zijner üijtfpanning der Vernuften gefchikt. Kleopatra, Koninginne van Egipten, en, Mithridates, Bloning van Pontus, Nederduitfche Treurfpeien. Zie m. balen, Befchrijving van Dordrecht; j. van oüdhoven , Befchrijving van Zuid» Jüollandt. Zomeren, (kornelis van) Vader van den nu vermelden, was de oudfte Zoon van jodan van zomeren, Kommisfaris van de Fortifikatien in de Vereenigde Nederlanden, en vaa lydewy van beveren, Dogter van korneus van brveben, naa de verandering der Regeeringe, hier te lande, den eerften Burgemeester uit de gezinte der Hervormden te Dord. recht, In deeze Stad zag korneus 'van zomeren het eerfte licht, op den achtëntwintigften September des Jaars 1503, De beroemde gerardus joannes vossius was zijn leermeester in de Latijnfche taaie. Naa diens onderwijs, een geruimen tijd en tot genoegzaame bekwaamheid toe, om de Letterbaane dieper te kunnen intreeden, te hebben genooten, begaf hij zich na Leiden, met oogmerk om 'er zich met de borst op de Geneeskunde toe te leggen. De Hoogleeraar $lias everardüs vorstiüs diende hem hier ten voornaamen leidsman. De zucht om de reeds verkreegene kundigheden,, $qk elders, deels te toetzen, deels verder uit te breiden, deedt.  ZOMEREN. (KORNEUS van) ' 265 deedt hem het plan beraamen tot eene buiter.landfche reize. Hat Franfche Hoogefchool te Caen was, ten dien tijde, door den roem ziji er Geneeskundige Hoogleeraaren, wijdvermaard. Derwaarts begaf zich van zomeren, met zulk eenen uitflag , dat hij 'er, op den zestiende Oétober dei jaars iói£, den trap van Leeraar in de Geneeskunde beklom, raa alvoorens eene Twistrede te hebben verdeedigd, de Progtiofi Jive Pracognitione acutorum morborum, of de Voorkennis van fcherpe ziekten. Van zijne uitlandigheid te rug gekeerd, zette hij zich in zijne Geboorteftad neder» daar hem de Wethouderfchap, op den twintigften Julij des Jaars 1617, tot gewoonlijken Stads - Geneesmeester benoemde. Zedert wierdt hij ook verkoozen tot Lid der Regeeringe, in welke hij genoegzaam alle posten, met lof en eere, heeft bekleed. Hij overjeedt op den elfden December des Jaars 1649, in den ouderdom van zevenenvijftig jaaren, nalaatende den naam van een groot S.aaisman, oprecht Vaderlander, kundig en ervaren Artz, en zoetvloeijenden Dichter, ïn de maand Oétober des Jaars 1617 was hij in 't huwe:ijk getreeden met anna blok Adriaansdogter, bij welke hij zeven Zoonen en vier Dogters heeft verwekt, onder deeze dien johan, welken wij in het voorgaande Artikel hebben leeren kennen. De volgende Schriften, meest over de Genees- en Heelkunde handelende, zijn door hem zeiven in 't licht gegeeven. Oratio funebris in obitum viri clarisfimi et eruditisfimi D. D. Gulielmi de Beyere, D. D. Cornelii Filii. Dord. 1636. Epijlola refponforia de vita tertnino. Lugd. Batav. 1636. De Unitate liber (ingularis ad S. P. Q. D. Dord. 1639. Tra&atus de Variolis et Morbilis. ibid. Epifiola de Renum et P~e{ic, ge-  *7ö ZON. (FRAtiCOIS van) „ geweezen. Het overige gaa tot Prebenden voor de Mon* ,, niken van die beide Kloosters" Eer van zon Rome verliet, benoemde hem zijne Heiligheid,-ten blijke van genoegen over zijne gedraagitigen , tot Protonotaris der Roomfche Kerke, op eene Jaarwedde van zeshonderd guldens. Stondt dus van zon in gunst ten Pauslijken Hove,- niet minder Vleiende was de bejegening, welke hij aan het Hof Van zijnen Vorst ontmoette. Naa zijne wederkomst van Rome, en toen hij nu, aan Koning philips, van zijne verrigtingen verflag gedaan hadt, benoemde deeze hem tot eerften Bisfchop van 's Hertogenbosch, een des nieuw opgerich. te Bisfchoplijke Zetels. Staatelijk was de plegtigheid, met welke zijne aar.ftelling wierdt volvoerd. Onder het houden van een Algemeenen openlijken Omgang ontving hem de gamfche Geestlijkheid. Vereerd met de tegenwoordigheid van een groot getal perfoonen van aanzien en rang, onder andere ïjirolaas oddart, Ridder, Heere van Ranst en Rijmenart} hikolaas van der stege, even als de voorgaande, Raadsheer in den Provinciaalen Raad van Brabant; Jonkheer jaeos van brecht, Ridder, Heere van Haagoort, Hoog- en Laag- Schout , nevens de Schepenen en Raaden der Stad 's Hertogenbosch, deedt hij eune plegtige intrede in de St* Janskerk, die, in de Pauslijke Bulle, tot eene Kathed'raale Kerk was verheven. De Schutterij, gelijk andere eene algemeene gewoonte medebragt, was thans niet onder de wapenen verfcheenen, om reden dat het Derde Lid der Stad aan 's Bisfchops Hatelijke inhaaling de toeftemming niet hadt gegeeven. Twee dagen vóór deeze plegtige Intrede hadt va» zon, door zijnen Gemagtigde, pieter van'grinoven, Kanunnik te Utrecht en 's Hertogenbosch, bezit van zijne Kerk genomen. De vermaarde Kardinaal, antony Granvelle, Aardsbisfchop van Mechelen , hadt, ten zelfde dage, te Brusfel, het werk der Inwijdinge aan hem volvoerd. Niet langer dan vier jaaren zat van zon op den nieuw opgenchten Bisfchoplijken Zetel. Hij verliet dien, naa verloop van gemelde tijdperk, om zich neder te zetten op den Stoel van Antwerpen. Zes jaaren hieldt hij hier den Bisshops-Staf in handen. Van Z0M overleedt op den dertigen Junij  ZON. (FRANCOIS van) ZOKDERWYK. 27} Junij des Jaars 1576, en wierdt in de Kathedraale Kerk begraaven. Naderhand hebben de Raad en het Volk van Antwerpen den naam en de vermaardheid van hunnen eerfte Bisfchop aan de geheugenis der naakoomelingfchap bevolen, door het oprichten van eene pragtige Graftombe. Dezelve vertoont den Bisfchop, leevensgrootte, liggende op zijnen rug, in Hatelijk Kerkgewaat, allen van Marmer kunftig uitgehouwen. Voorts behelst het Gedenkteeken twee Graffehriften, 'sMans Ieeven en bedrijven vermeldende, doch te uitvoerig om hier te wordea ingelascht. Van zon hadt de volgende Werken gefchreeven, en door den druk verfpreid. Demonftratio Religionis Chrifiiana ex verbo Dei. Lib. HL De VII Sacramentes. Confutatio Calvinian te vinden in het Zesde Deel, op bladzijde 388 en vervolgens. Nevens de eerbetooningen, naa des Zeeheids wederkomst in het Vaderland, aan hem beweezen, en aldaar, op bladzijde 404 genoemd, moeten nog de volgende vermeld worden. Behalven den Gedenkpenning, ontving de ViceAdmiraal een Gouden Degen ten gefchenke. In den Jaare 1784 namsn de Staaten ven Holland het befluit, „ aan den „ Vice-Admiraal zoutman, 'sjaarlijks, zijn Ieeven lang ge„ duurende, toe te leggen eene Wedde van vierëntwintig„ honderd Guldens; ten blijke van erkentenisfe wegens hst betoonde goed beleid, in den Zeeflag op Doggersbank? „ dat hier van een Post op den buicengewoonen Staat van „ Oorlog, voor 't volgende jaar, gebragt, en dit Jaargeld „ zou gerekend worden, ingegaan te zijn op den eigen dag „ des roemrijk bevogten Zegepraals." Geen Nederlander is onkundig, hoe de Doggersbankfche Slag de edelmoedigheid en weldaadigheid der Bataaffche Nstie deedt watkzaarri zijn ter betooninge van haar mededogen met veele Zeelieden, in dien Slag ongelukkig geworden, of wier naastbeftaanden docr hun fneuveleh , van leevensonderhoud ontbloot waren i als mede, om te vocrkoomen dat de lust tot den Zeedienst, bij mangel aan bemoedigende vooruitzigten, niet aan het kwijnen zoude flasn. Uit deeze edele grondbeginzelen wierdt gebooren, het lofwaardig, Vaderlandvereerend en in veelerlei opzigten overnuttig Vaderlandsch Fonds, dienende in V algemeen ter aanmoediging van 'sLands Zeedienst, en in 'r bijzonder ter onder/leuning der behoeftige Weduwen va» gefneuvelde Zeevaarenden in den zelfden Dienst. Jaar op jaar vierden Beftuurders van dit Fonds de Doggersbankfche Overwinning. Al zints de eerfte zamenkomst hadt men gevlamd op de eere, om den Vaderlandfchen Held aan den Gedenkdisch mede te zien aanzitten. Op het derde Verjaarfeest wierdt aan dit verlangen eindelijk voldaan. Aan den Vaderlandfchen Maaitijd , in eenen der Herbergen in den Haarlemmer Hout toebereid, liet zich, op herhaalde uituoodiging, Held zoutman vinden. Behalven andere middelen, aangewend om dit Feest luister bij te zetten, zag men 'er eenen Zilveren Beker rondgaan, op de heucheiijke gelegenS 4 heii  ?8q ZOUTMAN, CJOHAN ARNOLD) enz. beid met voordagt vervaardigd. In de gedaante van een Glaazen Pocaal, meer dan een voet hoog, het Dekzel mede gemeeten, is de Beker, aan de eene zijde, verfierd met de Zinnebeelden der Zeevaardije, en de Afbeeldingen der voornaamfte Kunst- en Werktuigen, daartoe behoorende. De Vlag pronkt met het Wapen van Holland, de Wimpel mep het Teeken der Admiraliteit, terwijl een andere Wimpel de Zegepraal voert, met den Krans der Overwinninge. — De andere Zijde heeft dit Opfchrift: Ten gebruike der bestierderen van de kweekschool voor de zeevaart , op het Verjaarfeest van Neêrlands herjlelaen Roem, door zoutman 4>p Doggersbank, den vijfden van Oogstmaand 1781, volgens befluit van de vergadering des oeconomischen taks 'gefchonken. — Zints den Togt, welke aanleiding gaf tot het meer genoemde Zeegevegt, heeft men niet kunnen goedvinden , den Vaderlandfchen Zeeheld, aan het hoofd eener Vloot te, in Zee te zenden. Niet lang geleeden heeft hij in vrede zijne dagen geëindigd. Zie Vervolg op j. wagenaar, Vaderland» fche Hiftprie. Zoutman, (pieter klaaszoon) was niet een der minst vermaarde Schilders, welke het kunstkweekend Haarlem, 'sMans geboorteplaats, heeft uitgeleverd. Hij was een kweekeling van rubbens, die hem onder zijne meest geagte Leerlingen plagt te rangfchikken. Zijne voornaamfte kragt beftondt in het fchilderen van Portretten; tot welke hij zich, evenwel, niet zo geheel en al bepaalde, dat hij niet, nu en dan, groote en zamengeftelde Ordonnantiën bij de hand nam. Van hoe veel vermaardheids zoutman , in zijnen tijd, moet geweest zijn, kan, onder andere, hier uit blijken, dat hij, in jaaren nog niet verre zijnde gevorderd, na het Poolfche Hof, op zeer voordeelige voorwaarden, wierdt ontbooden, pm 'er zijne kunst te oeffenen. Terwijl ampzing zijne Befchrijving van Haarlem berijmde, bevondt zich zoutman pog al$ Hoffchiider in Polen, gelijk blijkt uit de volgende pegels, >• Hoe  ZOUTMAN, (PIETER KLAASZOQN) enz. 2S1 „ Hoe zou hier ook de naam van zoutman zijn verzwegen, Die door zijn kloek penceel zich heef: dien ftaat verkre.en, „ Zich heeft door zijne konst die eer en roem bereid, „ Dat hij de Schilder is der Poolfche Majefteit?" Naa eenige jaaren vertoeyens aan het Hof van Polen, keer. de zoutman in zijn Vaderland te rug, daar hij zich in zijne Geboorteftad nederzette, en eerlang in het huwelijk tradr, Het fchilderen van Portretten was thans zijne hoofdzaak, en kreeg hij, welhaast, daar mede zo veel te doen, dat hij, allen niet kunnende gerieven, zich genoodzaakt vondt, meenig aanzoek van de hand te wijzen. Boven verhaalden wij, dat onze Kunstfchilder ook nu en dan uitvoeriger Or. donnantien fchilderde. Dus bewaart men nog te Haarlem een Stuk, waarin hij een geheel Korporaalfchap van de Schutterij dier Stad, leevensgrootte, heeft verbeeld. Zo min het Geboorte, als het Sterfjaar van zoutman is ons geblee. ken» Zie houbraken, Schouwburg der Neder, landfche Kunstfchilders; ampsing, Befchrijving der Stad Haarlem. Zovmus, (jakobus) een Geleerd Man van de Zestiende Eeuwe, zich met een verlatijnden naam Iaatende noemen, volgens den ftnaak van zijnen leeftijd, jacobus triturbius, naar zijne Geboorteplaats Driefchore, een niet onaanzienlijk Zeeuwsch Dorp, op het Eiland Schouwen; welke naamsoorfprong hij, gevolglijk, fchijnt te hebben afgeleid van DrieSchaaren, terwijl, volgens de meeste Oudheidkundigen , de reden der benaaminge in drie Schorren, of aanwasfen, moet gezogt worden. Hoe 't hier mede zij, al vroeg vertoonde zovitius de blijken eener meer dan gemeene bedrevenheid in de Latijnfche Taaie, gelijk ook in de gewijde Gefchiedenisfen. Den ouderdom van eenëmwintig jaaren hadt hij naauwlijks bereikt, wanneer hij, onder den titel ruth, een Latijnsch Blijfpel In het licht gaf, en in 't openbaar deedt yertoonen. Eerst wierdt hij Leermeester in de Latijnfche S £ Taaie.  s8a ZOVITIÜS, CJAKOBUS) enz. Taaie te Hoogftraten, en vervolgens te Breda. Om het verdriet van het eenzellige en onaangenaame diens beroeps te verdrijven, befteedde hij zijnen tusfchentijd aan de beoeffening der bevallige Dichtkunde, en fchreef, behalven het bovengemelde, nog twee Blijfpelen: het Verloren Sshaap, uit het Nieuwe Testament, en de Schoolmeesters als mede, eene Verzameling van Latijnfche en Nederduitfche Spreekwoorden. Onder de volgende titels zien deeze lettervrugtea het licht. Ruth, Comoedia ex Veteri Teflamento. Antwerp. 1533. in Üvo. Ovis per dit a, Comoedia ex Novo Testamento.Colon, 1539. Antwerp. 1541. in 8vo. • Didascalus; Comoedia. Antwerp. 1535 et 1540. in 8vo. Proverèia Latino-Belgica. in 8vo. Li Zie zweertius, Athena Belgicne', Oud¬ heden en Geftlchten van Zeelandt. Züichemiüs; (viglius ab ayta) zie viglius ab ayta vam züichem, Deel XXIX. bladzijde 248 en vervolgens. Zuidbeveland, een zeer aanzienlijk en vrugtbaar gedeelte van Zeeland, zijnde het Zuidoostlijkfte van de Eilanden dier Provincie; liggende ten Oosten van Walcheren en St. Joos. land, en van de overige Eilanden ten Zuiden. Oostwaarts van zich heeft het Staats-Brabant en Zuidwaarts Staat sVlaanderen. Aan de Oost- en Zuidzijde wordt dit Eiland befpoeld door het water van de Sihelde; welks flinker arm, die langs den Zuidkant van Zuidbeveland heen loopt, de Hont of Wester ■ Schelde genoemd , hetzelve van 't vaste tand van Vlaanderen fcheidt : terwijl de regter arm, da Oos-  ZUIDBEVELAND, sg. Ooster-Schelde genoemd, zich bij 't Fort Zandvliet Noor.1waards wendende, ten Westen wijd en zijd verfpreid wordt over 't verdronken Land aan de Oostzijde van Zuidbeveland, en dus de fcheiding tusfchen dit Eiland en 't vaste Land vaa Brabant veel grboter maakt dan zij oudtijds was. Deeze Ooster.Schelde wendt zich bij den Noordoostlijken hoek van Zuidbeveland Noordwestlijk van dit Eiland af, terwijl een fprugtel van dezelve het Coesfche Diep en de Schengen maakt; welke verder langs den Noordkant van Zuidbe've, land heen vloeijende, gemeenfchap hebben met het Sloe, een tak van de Wester-Schelde, die de Westzijde van dit Eiland befpoelt, en 't zelve affcheidt van St. Joostland, gelijk de Schengen van Wolf aartsdijk , en 't Goesfche Diep van Oostbeveland. De gedaante van Zuidheland was oudtijds geheel anders dan tegenwoordig, dewijl het zich toen Noordwaards tot nabij het Eiland Tholen, en Oostwaards tot digt aan 't vaste Land van Brabant uitftrekte. Beoosten het Dorp lerftke, \ welk op den Noordoosthoek van de tegenwoordige bedijkinge des Eilands legt, en aan de Ooster-Schelde paalt, was een Landflreek van wel anderhalf uur gaans in breedte Oostwaards, en nog meer in langte Zuidwaards, waar in rnen toen de Stad Reimerswaal en veele. fchoone Dorpen vondt, die allen, met die geheele Landflreek', naa den zwaaren Watervloed van 't Jaar 1530, toen geheel Zuidbeveland onderliep, zijn overftroomd gebleeven. Aan den Noord westhoek van dit Eiland , is integendeel met bedijkingen veel Lands aangewonnen. Zoo ook aan de Zuidzijde door de bedijking en bepoldering van veele Gorzingen en verdronken Landen der Heerlijkheid van Borj'elen, door de Stad Goes uitgegeeven om' bedijkt en tot een vast Koornland gebragt te worden, omtrent het Jaar 1616. Behalven dien fchijnt het Eiland van ter Qoes zich in zeer vroegen tijd ook veel verder na Vlaanderen te hebben uitgeftrekt. De gedaante van het tegenwoordige Zuidbeveland is zeer onregeimaatig. Van de Stad Goes ftrekt het zich na na 't Westen bijna zo ver uit als na 't Oosten, naamlijk, omtrent twee Mijlen; Zuidwaards, tot aan 't Dorp Ellemutsdijk ruim drie Mijlen}  3$4 ZUIDBEVELAND. len; en Zuidoost-lijk, toe aan den uithoek des Oostpolders van Krabbendijke, omtrent vier Mijlen, De breedte is zeer ongelijk, en een weinig Beoosten de Stad maar anderhalve Mijl, Noord- en Zuidwaards. Het heeft in zijnen tegeawoordigen omtrek nog wel zestien uuren gaacs. O /er den Naamsoorfprong van dit Eiland vallen veele g;sfingen. Zuidbeveland heet het wel te regt, als het Zuidlijkfte zijnde van de Eilanden, wi:n de naam van Beveland is toegevoegd; alzo 'er r.og een Oostbeveland is en een Noordbeveland, benoorden Goes; maar den naam Beveland af te leiden van den losfen en beevenden grond, of van de menigvuldige Bedevasrden, anders Beevaarten, herwaards gefchied Zijnde, fchijnen loutere harzenfehimmen ; dewijl het niet blijkt, dat het een of ander plaats gehad hebbe. Nog immer zo weinig waarfchijnlijkheid heeft het gevoelen, dat de eigen naam zoude geweest zijn Beierland, gekomen van de Hee. ren uit den Huize van beieren, die de Ingezeetenen, inzonderheid die van Goes, zeer begunftigd, en hun Wapen in dat van de Stad gegeeven hebben. Want hoewel uit Iaatfte zeker is, niet minder is het zeker, dat Zuidbeveland, lang voor de Heerfckappije der Hertogen van beieren over deeze Landen, dien naam gedraageh heeft. Ook is de naamsverandering van Beierland in Beveland wit zeldzaam. Meër grond fchijnen zij dan te hebben, die meereti dat het zijnen naam ontleend heeft van de Abtdije van Si. bavo te Gend, aan welke door Keizer otto den VL alhier veele Landerijen waren gefchonken, zo dat het eerst Baveland, en daar naa Beveland genoemd zou zijn. Noopens den tijd der eerfte bedijkinge van dit Eiland vindt men geen net berigt. Borfelen, 't welk 'er nu aan vast is gedijkt, was in den Jaare 838 , een van de drie grootfte Zeeuwfche Landen. Waarfchijnlijk hebben de Eilanden van Beveland toen ftrijd om ftrijd met de Watervloeden geworfteld. Immers men wil dat zij naa het Jaar 850 eerst bedijkt geworden zijn. Dat gedeelte van Zuidbeveland, waar in de Stad Goes legt, genaamd de Breede Watering, acht men van een ouder bedijking, dan het Oostlijk gedeelte, om dat 'er Hoed* of Vliébergen in gevonden worden, gelijk in  ZUIDBEVELAND. tfg. In 't Land van Borfejen. Zommigen meenen dat de Deenen hand in dit werk gehad hebben. De grootfte ramp die Zuid» beveland overkwam, was in den Jaare "1530, toen het ge« heel wierdt overftroomd, en van het Ooitlijk gedeelte niets dan de Stad Reimertwaal, om dat zij rondom ia hsare bijzondere Dijken lag, behouden bleef. Vervolgens wierdt het door bedijking aan Borjelen vastgehegt, en door aanwinning van veel Lands, inzonderheid na 't Noordwesten en Zuidoosten, is het aliengs tot zijne tegenwoordige grootte gekomen. Zuidbeveland wierdt oudtijds alleenlijk onderfcheiden in twee voornaame deelen, waar van het eene genoemd wierdt de Oosfwatering of Beoosten - Ierfike , en het andere de West watering of Bewesten - Ierfike, om dat de eerfte grootendeeis ten Oosten en de andere ten Westen lag van het Dorp Ierfike, 't welk nu Beoosten zich niets heeft dan verdronken Land, Door de gemelde Overftroomirg van 't Jaar 1530, is het Oostlijk gedeelte meest te niet gegaan; doch in laater tijd, en nog tegenwoordig, aan den Zuidoostkant wederom nieuwe Polders aangedijkt wordende, behouden die met de overgeblevene dan r.aam van de Oostwatering. De Westwatering is meest in haar geheel gebleeven, en wordt, in vergelijking van de fraaiheid der tegenwoordige Oostwatering , veelal genaamd de Breede Watering. Een derde Kwartier is 'er aan dit Eiland gekomen, door de bedijking van veele Polders tusfchen Borfielen en het Eiland van ter Goes, gelijk ook aan den Noordwestkant van die Iaatfte, tegen over St. jfoosland i terwijl het Eiland van Borfielen, met de Polders daar toe behoorende, het vierde Kwartier van Zuidbeveland uitmaakt. . Vóór het Jaar 1530, en alzo vóór den tijd, in weiken dit Eiland de ftraks vermelde Ramp wedervoer, vondt men, in de Oostwatering, behalven de Stad Reimerswaal, nog de volgende Dorpen: Kouwerve , Bat, Agger, Inker.oort, Lodijke, Duivenlo, Tolseinde, Nieuwland, Kreecke, Steenvliet, Everswaard, Schoudee , Vtrekenisfie, Rilland, den Broeke, Maire, Ouwaardinge en Valkenisfe. Alle deeze zijn een prooi der golven geworden, eu nu nog, in het ge-  iS6 ZUIDBEVELAND^ gemelde gedeelte, voorhanden, neven* het firaks genoemde Reimerswaat, Kruiningen , Waarden , Krabbendijke , nevens deszelfs Oostpolder, de Polders van Maire en Falké. ttisfe en nog eenige andere. — De Westwatcring, gemeenlijk de Breede Watering genoemd, beflaande het middenfte,' grootfte en voornaamfte gedeelte des Eilands, bevat, benevens de Stad Goes, de volgende zestien Dorpen: Ier/ike* Wemeldinge, Kattendijke, Kloetinge, Kapelle, (en daar bij de Adelijke HuizenMaalflede, Brueelis en Gistellis'); voorts Biezelinge, Eversdijk, Vlake en Schor e , 's Heer * HendriksKinderen, Wis/enkerie, VHeer Arentskerke, Kaandorp, Sinoatskerke en 's Heer Abtskerke en der Nisfe. — In het Derde Kwartier van Zuidbeveland ontmoet de volgende Polders, Dorpen en Heerlijkheden: Jan Bier en Pinks-Polder, Goef/che Polder; Leeuwerken Foldertje; 'sHeer Arentskerke Polder; Ankeveene• Polder ; Ouden Kraaien of Selnisfen Polder; Oost Polder; Nieuwe /{raaien Polder, en in denzelven het Dorp 's Heerenhock; en voorts nog de Polders West. Kraaien, en in denzelven het Gehugt het Nieuwe Dorp, Nieuwe'West-Kraaiert, Noord-Kraaien en tuidKraaiert; wijders de Dorpen Heinkenfant , Ovefant, en de Heerlijkheid 's Graaven Polder. — Eindelijk ontmoet men in het Vierde Kwartier de Baronnie van Borjelen, en in dezelve het Dorp Monfler of Borfele; voorts de Heerlijkheden Ellewoutsdijk , Koudorpe ,. Driewegen , Baarland; wijders de Dorpen Bakendorp, Oudelande , en nog de Heerlijkheid Hoedekenskerke. In 't algemeen is het Eiland Zuidbeland beroemd als eett der luchtigften en vruchtbaarften van geheel Zeeland, zo wegens zijne menigvuldige Bosfchadien, Boomgaarden, beplante Dijken en Wegen, als wegens de Bouwlanden, die daar in overvloed zijn, en eene groote hoeveelheid van Tarwe en andere Graanen, niet alleen tot verzorginge des Eilands, maar ook tot verzendinge na andere Plaatzen bekwaam, uitleveren. Dit Eiland heeft geene Duinen, maar is in zijnen geheelen omtrek met Dijken omzoomd, die op zommige plaatzen wel Schorren en Voorland voor zich heb* ben, doch op anderen in 't geheel geen Strand, maar eene aan-  ZUIDBEVELAND. sr8/ aanmerkelijke diepte, 't welk den flag van 't Water daar zeer geweldig, en hec onderhoud der Dijken zwaar maakt* Wij hebben 'er hier voor in de bijzondere Polders en Wateringen van gefproken. Men vindt in dit Eiland verfcheide Binnewateren, beflaande in breede en diepe Kreeken of KaBaaien, die door de Bedijkingen ingeflooten, of door het inbreeken der Dijken veroorzaakt zijn. Ook is 'er nog een overblijfzel van het oude en ruime Vaarwater, waar door Zuidbeveland eertijds van Borfelen gefeheideu wierdt, na toegedamd, in de Ooster- en Middel. Swake, loopende tot aan de Heerlijkheid van der Nisje. De voornaamfte Visch in deeze Binnenwateren is Karper en Paaling ; ook vindt men 'er die niet dan Paaling uitleveren. Wegens den kleiagtigen grond van dit Eüand heeft men door hetzelve hier en daar Straat- en Zandwegen gawaakt, 't welk in den Jaare 1650 aangevangen wierdt, naa dat de Heeren Staaten deezer Provincie, aan de bijzondere Ambagtsheeren, voor den tijd van tien jaaren, vergund hadden, daar toe eene Belasting van vier Grooten, op ieder Gemet, te beffen van alle Landen in dit Eiland, eenige weinigen uitgezonderd. Zedert is dit Oktrooi van tijd tot tijd vernieuwd: en ten dien einde over het Eüand zes Direkteurs aangefteld. Hier door is het getal deezer Straat- en Zandwegen zodaaig vermeerderd, dat dezelven zich van de Stad Goes, na de Oost- West- en Zuidzijde, bijna tot alle Dorpen van dit Eiland uitflrekken. Dus kunnen de Landlieden des Winters, met gelaadene Wagens en Paarden, bijna uit alle de Dorpen des Eilands, tot in de Stad Goes koomen, en men behoeft hier nergens, gelijk in andere Landen, Tollen voor het gebruik der Wegen te betaalen. De gewoone Belastingen, of de dubbele hon. derdlïe Penning over alle de Landen dcezes Eiiar.ds, uitgenomen Sturmefand, Siguit en Krabbendijke, die m3ar twee Schellingen elf Groot betaalen, zijn vier Schellingen vier Groot twaalf Mijten op 't Gemet, en de buitergswoona zijn vier Schellingen. Boven deeze Belasting moet nog betaald worden twee Schellingen van 't bezaaide op 't Gemet, het Hoomgeld genaamd. Tot invordering van alle deeze Staaten Penningen, zijn bij hunne Edeltnogendcn vijf Ontvangers, binnen Goes, aangefteld. Vol-  £88 ZUIDBEVELAND. Volgens eene opneemicg in den Jaare 1747 over 't geheele Eiland van Zuidbeveland gedaan, bedraagt het getal der Opgezeetenen ten Platten Lande negenduizend en vijf- of zeshonderd Menfchen, en dat der Huizen tweeduizend drieëntachtig ; doch hier Onder zijn die Huizen niet begreepen , welken op de Parochieën aan de Diakonie-Armen toebehooren. Alle de Huizen van Zuidbeveland zijn, bij Redemptie van den Tweehonderdften Penning, gefteld op eenduizend tweehonderd drieëntachtig Ponden zes Schellingen acht Grooten Viaamsch , volgens Refolutie van de Ed. Mog. Heeren Staaten van Zeeland, van den vijfden Augustus 159a. De Manfchap des Eilands buiten de Stad Goes, tot den Wapenhandel bekwaam, wierdt in 't Jaar 1747 bevonden te bedraagen tweeduizend vijfhonderd en taehrig Man. Deeze zijn aile gefchikt onder vijfëotwintig Kompagnieën; waar over de Schouten der bijzondere Heerlijkheden, door den Super-Intendent en Gekommitteerden van de Landwagt, tot Kapiteins worden aangefteld. De Regeering van dit Eiland is algemeen of bijzonder.Tot de algemeene Regeering behoort het Regtsgebied in Lijfftrafbaare Zaaken, 't welk van zeer oude tijden af is waargenomen en geoeffjnd door den Hoog Baljuw en Rentmeester - Generaal Bewester • Schelde, door wien de Misdaa* digers worden gevangen en te regt gefteld voor bet Kollegie van 's Graavenmannen te Middelburg. Tot dien einde (lelde hij in Zuidbeveland , als Hoog - Baljuw der Graaflijkheid, twee Stadhouders aan, een over het Oost-, en een over het "West-Kwartier, en zes *s Graaven Dienaars. Niettegenftaande het Regtsgebied over een groot gedeelte van Walcheren in den Jaare 1574, door Prins willem den I den Hoog Baljuw en Rentmeester Generaal Bewester-Schelde onttrokken wierdt, is dat over Zuidbeland egter aan hem gelaaten. Doch van den aanvang der Republiek, is 'ef, in tijden van Oorlog, altoos een Super - Intendeni geweest over de Landwagt van Zuidbeveland, welk Ampt doorgaans doof den Beljnw van Goes wordt waargenomen. Zijn pligt is, met advies der Regeerderen van Goes en vier Gekommit» teerden des Eilands, te zamen bet opzigt hebbende over de Land-  ZUIDBEVELAND.' 2gö Landwagt van Zuidbeveland; een waakend oog te houden op al het geene de gemeene Vijanden tegen de Stad Goes of den Eilande zouden mogen onderriemen; de^Opgezeetenen onder de Wapenen te brengen en te gebieden ; opzigt te hebben over de Wagten van de Huislieden ten Piatten Lande; de Plaatzen in ftaat van tegenweer to brengen, .en verder tegen alle zaaken, die tot onzekerheid, onlust of onrust gelegenheid mogten geeven, te waaken. Onder dit Kollegie van «de Landwagt ftaan zekere Geregtsdienaars, doorgaans genoemd de extraordinaire Kompagnie of die van de Roode Roede; de welken plagten te beftaan uit een Kapitein, een Luitenant en eenige Gemeenen; doch tegenwoordig zijn zij, wegens 't verval der Finantie, verminderd tot één Luitenant en drie Gemeenen. De voornaamfte pligt deezer bedienden van de Landwagt beftaat , in geftadig het Eiland door te kruisfen, en hetzelve te zuiveren van Bedelaars, Landloopers, en alle z.odanigen, die zich ophouden met het uitventen van Waaren, bij de Piakaaten van den Lande verbooden. Tot onderhoud van dezelven, en verdere behoeften van des Eilands Wagten, is zekere geringe Impost gC" legd op het Bier ten Platten Lande, welk middel jaarlijks wordt verpagt, en waar over een bijzondere Ontvanger is aangefteld. Be bijzondere Regeerifig des Eilands is naar deszeifr Kwartieren eenigzins verfcbillende. De Dorpen en Heerlijk" heden in de Oostwatering en Westwatering hebben elk htm bijzonder Geregte van een Schout, eenige Schepenen en eeii Sekretaris; uitgezonderd dat de Schout der Heerlijkheid van der Nisfe den titel van Baljuw voert, gelijk mede die van alle de Heerlijkheden aan de Borfelfche zijde, en van Borfelen; behalven de geenen die onder een gemeen Geregte met andere Heerlijkheden ftaan. Men merkt ook aan, d.it aan de meefte Parochiehuizen van deeze Borfelfche Heerlijkheden de Steenen van de Wet hangen, even als aan de Raadhuizen der Steden Vlisfingen, Veere, Domburg, West» kapelle, enz. Gelijk ook dat derzelver Elle en Maat vara die der andere Deelen des Eilands onderfcheiden is. Alle" deeze Geregten wijzen bij Arrest#Vohnis tot vijftien Gul* XXXIV. BEEt» T der»  spa ZUIDBEVELAND. dens; van grooter lommen vak appel op het Hof van Bolland en Zeeland. Het algemeen beduur der Polders en Wateringen in 't bijzonder, wordt in fle de Heerlijkheden van de Oostwatering elk door een bijzonder Kollegie van Dijkgraaf en Gezwoorens waargenom-n, oie een Penningmeester onder zich hebben tot den ontvangst der Waterpenningep. De West- of llreedewatering, met haare zestie» Dorpen en de Stad Goes? heofc een algemeen Kollegie van eenn Dijkgraaf en detiien Gezwoorens, dien ten Penningmeester en Sekretaris, bene« veni drie Waterltlcrken, zijn toegevoegd. In 't Jaar 1446, wierdt dit Dijkgraaffehap door' de Baanritzen , Ridderen, Knaapen, Ambagisheerfcbappen. Leenmannen, Steden en Geërfden, aa:: Hertog philips van bourgondie opgedraagen. Da Wate-klarken zijn gefield om het gen-even Schotgeld, van de Eigenaars der Landen en Baatjders, in te vorderen, en aan den Penningmeester ter hand re Rellen. Op zekeren gaftêljtn siid wordt op 't Stadhuis der Stad Goes van den ontvangst en uttgaava der Penningen Rekening gerfaan ten biiweezsm van de daar toa Geregtigde Toehoorders, die bij sangeflaagena Biljetten tot het aanhooren, midsgaders tot hef helpen beraaoflaan en toeflemmen, op rt geene men als dan ten dienfte van de Watering bevinden zal te behooren, worden genoodigd, en verzogt op de gemelde plaatze ter befiemder tijd ta verfchijnen, In voorige tijden is 'er een Proces ortftaan, over 't Regt van deeze Rekemng bij te woancu; doch bij uitfpraak van bat Hof van Brusfel, op don zeverè'ntwintigflen Olïtober des Ja3rs 1557, is bepaald, dat daar toe bevoegd zouden zijn, de Rentmeester Generaal» Bewester Schelder, toen sis Opperdijkgrsaf; de P;elaat van Middelburg, de Markgraaf van Veere of hnrlieder Gedeputeerden ; de Gedeputeerden der Steden van Middelburg en Goes als Geërfden van de Westwateringc, en andere Eaelen en Ambagtsheeren in deztlve Watermge ook gegoed, midsgaders Dijkgraaf en Gezwoorens met de B eede Geërfden in dezelve. De Heerlijkheden van het Zuid - Kwartier, en die van de Borfelfche Landen, worden meest alle door hunnen eigen Dijkgraaf en Gezwoorens beftusrd, welk Ampt inzong  ZUIDBEVELAND, eng. 59! sommigen derzei ven door den Baljuw èn Schepenen worde waargenomen. Van deeze Kollegien, gelijk ook van die der Oostwateringè, worden de openvallende plaatzen van Dijkgraaf en Gezwoorens wederom vervuld door de Ambagts» heeren en verdere Leden van het Kollegie der Ingekaderd van elke Watering, bij het doen der Rekeninge; die gewoonlijk eens in 't Jaar, op zekeren geftelden tijd, ten bij= weezen van de gemelde Burgers gefchiedt. De grootse der vier Kwartieren van Zuidbeveland elk ia 't bijzonder, aan vrij Schotbaar Land, wordt dus gerekende' De Oostwatering met de Vroonen bedraagt achtduizend eenhonderd vijfentachtig Gemeten; de Breede Watering, insge» lijks met de Vroonen, drieëntwintigduizend vijfenveertig Gemeten ; de Landen en Polders tusfchen de Breede Watering én Borfelen liggende, zestienduizend zeshonderdzesënzcventig Gemeten; Borfelen; Ellewoutsdijk, Baarland en Hoedekenskerke, enz. elfduizend achthonderd vierenveertig Gemeten; 'é Welk te zamen met den Polder van Hinkelenoort, die bulten 't Eiland ligt, groot zijnde vierhonderdvijfër.vijftig Gemeten^ uit maakt ruim zestigduizend tweehonderdëavijf Gemeten Schotbaar Land. Het Wapen van Zuidbeveland is, als dat van dé Sïsdf Qoesi een Zilveren witte Gans op een zwart Veld. Zie SMALLEGANGE en REIGERSBERG, Krontj- ken van Zeeland; Oudheden en Gejliehttn van Zeeland. ZtJÏDBEYERLAND, zie BEIERLAND, Deel V. btëdz. 337. Zuidbroek , te zamen met Lekkerkerk , eene Ambagti, heerlijkheid, waar van wij, op het Artikel lekkerkerk, tef zijner plaatze, reeds verflag gedaan hebben. Zie'ons Woof-' denhoek, Deel XXII. bladz. 92. Zuidbroek, een niet onaanzienlijk Dorp, in de Provincie' Van Groningen.  292 ZU1DRURG, ZUIDDORP. Zuidburg, ook wel, en gemeenlijk, Zuuburg genaamd, Is een zeer vermaaklijk Dorp, op het Zeeuwfche Eiland Walcheren, aangenaam gelegen aan den weg, en genoegzaam in het midden, tusfchen de Steden Middelburg en Vlisjïngen. In overoude tijden ftondt hier een groot en fchoon Kaiteel. In den Jaare 1454 vierde adriaan van borselen aldaar zijne echtverbintenis met anna, Bastaartdogter van Hertog philips , en ftigtte 'er vervolgens een Kollegie of Kanunnikdij. Toen Keizer karel de V, aan zijnen Zoone philips de Regeering over de Nederlanden hadt overgedraagen, met oogmerk om vervolgens zijne dsgen in Spanje in iurt en vrede te flijten, nam hij zijnen weg derwaarts over Zee. land. Tegenwind deedt hem aldaar eenigen tijd vertoeven. Op het Kafteel te Zouburg of Zuidburg hieldt hij zo lang zijne hofhouding. Zie guicciardyn; reygersberg, Kronijk yan Zeeland. Zuiddorp , een Dorp , in den oord, tot voor onlangs Staats Vlaanderen geheeten, doch, bij het fluiten van het Traktaat met Frankrijk, aan die Republiek gehegt. Een zeer aanzienlijk Dorp was eertijds Zuiddorp; door de herhaalde Oorlogen, in vroegere en laatere tijden, heeft het zeer veel geleeden , en zijnen voorgaanden luister bijkans geheel verloren. Men vindt 'er nog eene Gemeente van Hervormden; doch , vermits zij buiten ftaat is om eenen eigen Leeraar te kunnen onderhouden, wordt zij, van tijd tot tijd, bediend door de Predikanten van Axel, welk het ean groot half uur gaans ten Noorden van zich heeft liggen. — Eene bijzonderheid, der opteekeninge niet onwaardig, ontmoet men in de Kerk deezes Dorps, Men vertoont, naamelijk, aldaar het Graf van zekeren jan van gestel; Man, die zich bij .de tijdgenooten en naakoomelingen verdienstliik heeft gemaakt, indien het waarheid zij, *t geen aangaande hem getuigd wordt, dat hij de eerfte zou geweest zijn, welke de Boekweit in de Nederlanden. heeft overge- brtgt;  ZUIDDORP, ZUIDERBROEK, enz. 393 bragt; eene daad, voorwaar, hoe eenvoudig in zich zelve, nuttiger, evenwel, voor het Menschdom, dan meenig ander bedrijf, welks uitvoering den bewerkeren trotfche Gedenkteekens of kostbaare Praalgraven deedt oprichten. Kenden wij den naam des Mans, welke onze Natie 't alereerst de nutte Aardappelen heeft ieeren plaatze, zijn naam, zo wel als die van van gestel, zou door ons met dankbaarheid vermeld worden, en de Plaats, die zijne beenderen bewaart, in ons Woordenboek, naast die der verdienstlijkfte perfonaadjen prijken. Vaderlandsliefde, en zucht voor onze Natuurgenooten, duizenden ven welke wij , genoegzaam bij dit gewas alleen, het kommerlijk Ieeven zien rekken, deedt die betuiging uit het hart, door de pen, op hei papier vloeien. Zuiderbroek, een Polder, of bedijkt Meirtje, in het gedeelte van Westfriesland, de Vier-Noorder. Koggen genaamd, onder den Regtsban van het Dorp Obdam. Zuider - dragten , dus genaamd, in onderfcheiding van noorder-dragten, twee Dorpen, oorfpronklijk van elkander onderfcheiden , doch die thans, door wederzijdfchen bloei en herhaalden aanbouw als in elkander zijn gefmolten. — Ten aanzien van de Noorder - Dragten, ter bekwaame plaatze door ons niet vermeld, teekenen wij hier aan, dat het een Dorp is, gelegen in Friesland, onder het Kwartier van Oostergo, in de Grietenij van Smailingerland. Het ligt rondom in het geboomte, zijnde de wegen en bou wakkers rondom daar mede beplant. Door het afgraaven der hooge Veenen, heeft meh ook hier, zo wel als in veele andere oorden van het Gewest, van tijd tot tijd, veel fchoon Bouwland gemaakt, en een groot getal fraaie en zindelijke Huizen geftigt. Meestal ftaan zij aan de zo genoemde Dwarsvaart, Zuid- en Noordwaarts ftrekkende; uit welke veele kleke Vaarten Oostwaarts na de Hooge Veenen loopen, door welke de Turf wordt afgevoerd. Uit de Dwarsvaart fchiet Westwaarts de vermaarde Dragtftervaart, langs welke de Turf wijd en zijd wordt verzonden. Twee groote Streeken Huizen zijn ter wederzijden van die Vaart gebouwd. De T 3 eene  fi?4 ZUIPER-DRAGTEN, ZUIDER - KWARTIER. eene Streek heet de Noorder., de andere de Zuider -Draten. pit Zuider-Dragten heeft, behalven de reeds gemelde welbeflraate Streek Huizen, eene dubbele Buurt, die yan den Brug af Zuidwaarts loopt. Beide deeze Dorpen, die nieuw mogen genoemd worden, vertoonen, in de fraaiheid en zindelijkheid der Wooningen, de welgefteldheid der bewooneren, veele van weike in de Turfgraaverijen eene bron van welvaart en rijkdom hebben gevonden. In 'e algemeen merken wij hier nog aan, dat de beide Dorpen, yoormaals, ieder eene Kerk ten dienfte der Hervormden hadden, doch dat dezelve, door den toeneemenden blosi en het aanwasfend getal der inwooneren te klein zijnde geworden, om dezelve te kunnen bevatten, men, in den Jaare 1741, te raade is geworden, de beide Kerken af te breeken, en, iu de plaats van dezelve, eene nieuwe Kerk te bouwen, aan het getal der Ingezetenen evenredig. Zij ftaat, genoegzaam in het midden van de Iaajre Streek, die ruim een uur gaans in de lengte bevat. De Doopsgezinden, geenzins de minstvermogende bewooners deezer Oorpen, zijn 'er talrijk, en hebben eene aanzienlijke Gemeente. Zuider-kwartier. Behalven veele andere mindere verdeelingen, wierdt, tot nog toe, de Provincie Holland in ' twee voornaame Hoofddeelen onderfcheiden. Men noemt dezelve het Zuider - Kwartier en het Noor der - Kwartier, Al wat ten Zuiden van het Y ligt, en dus ook de Steden Amfier dam en Haarlem, die, volgens de Kerkelijke verdeeling, tot het Noordhollandfche Sinode, of dat van het Noorder. Kwartier, behooren, heet het Zuider,-Kwartier. Al wat ten Noorden van het Y ligt, behoort tot het Noorder-Kwartier. Men ontmoet aldaar, behalven de kleinere, de volgende elf voornaame Steden: Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amfterdam , Gouda , Rotterdam , Gorinchem , Schiedam*, Schoonhoven en Briel. Tot op den tijd der jongde Omwentelinge voerden deeze den naam van Stemmende Steden, om dat zij alleen Afgevaardigden ter Landfchapsvergaderinge in 'sGraavenhage zonden, en dit als een voorregt gencoten, met uitfluiting van Naar den. Muiden, Weesp, Oudewater, Geer-  ZUIDER - KWARTIER, ZUIDERWOUDE. tof GeertruidenLerg en andere; duch die, volgens de meu-ve orde van zaaken, en in gevolge van het begk'zel van Gelijkheid, in baar oorfpronklijk onverbreekbaar regt herftcld zijn. Zie Tegenwoordige Staat yan Holland, Züioeswocde, gemeerjfijk, bij verkorting, door het Landvolk luiwoude genaamd, is een. der zes Hoofddorpen van liet Baljuwfchap van Waterland, omringd van eenen Ban of Regtsgebied, weike aan dat van de Stad Monnikendam, als mede van de Dorpen Broek en kansdorp, en aan de Zuiderzee grenst. Behalven Zuiderwoude, is ook het Dorp Uit* dam in deezen Ban begeepen. Deszelfs uitgeftrekihelu vinden wij op twaalfhonderdacht Morgens en ruim honderdachtendertig Roeden Lands begroot. Bij eene optelling, nu bijksi-s eene halve Eeuw geleeden te werk gefteld, kou het getal der Huizen, in het geheele Dis;rikt, nog geene honderd twintig baaien. — Hel Dorp Zuiderwoude, nagenoeg drie vierendeel uur gaans ten Zuiden van de Stad Monnikendam geiegun, i^ een der oudfte bewoonde Piaatzen in deezen oord van Holland. Reeds in den Jaare 1340 worde het, in die hoadatjifeheid, in een Handvest der genoemde Stad vermei'. Zutharaeshage zou, volgens de meening van zommige Oudheidkundigen , daar van de aljude benaaming geweest zijn. Anderen , evenwel , verftaau daar door een ander Dorp. Niet lang naa het uitbreeken der SpaarTche Beroerten, hier te Lande, viel Zuiderwoude in de magt d:r vijanden. Merkelijken bloei en welvaart moet het, in en omtrent het Jaar 1624, genooten hebben, vermits eenigett van deszelfs-bewooners vermeld worden onder de déeigé; nooren der kostbaare onderneeminge, het bedijken en droog, maaken van het Broeier en het Builjlootcr Meir. Merkelijke fchade ieedt dit Dorp, door een zwaaren brand, in den Jsare 1712. Twee jaaren daar naa ftortte een gedeelte van het Muurwerk en van het Dak der Kerke in. Sedert heeft mes het Gebouw wederom herfleld, uitgezonderd aan de ZuidT 4 zijde  sor3 ' ZUIDERWOUDE, enz. aijde van den Toren, alwaar men nog eenige overblijfzels van Brokken en Standers van den Ouden Kerkmuur ziet. De Toren, zijnde een vierkant Gebouw, tot eene aanmerkelijke hoogte opgetrokken, pronkt, van boven, met een fraaien Lantaarn, met een Spits en Appel gedekt. Eerst was Zuiderwoude, in het Kerkelijke, met Broek, vervolgens met Vitdam, vereenigd. Thans worden de Hervormden, zints bijkans honderdënvijftig jaaren, door een eigen afzonderlijken Leeraar bediend. Verre de meeste Ingezeetenen geneeren zich met den Landbouw, in welken zij, door den omliggenden vrugtbaaren oord, een goed beftaan vinden. Geduurende 'de voorgaande Eeuw, en zelf.nog laater, terwijl de Scheepvaart deezer Landen bloeide, woonden hier, om de nabijheid van Amfterdam, en om de minder kostbaare leevenswijze hier dan elders, veele Zee'vaarende lieden, welke, terwijl zij zich aan Land onthielden, tot den bloei en welvaart der Plaatze niet weinig bijdroegen. Zelf hadden verfcheiden Schippers op Suriname alhier hunne vaste wooning. Wij hebben reden om te denken, dat de eerstgenoemden voor het grootfte gedeelte, de laatften geheel zijn verdweenen. Zie claas bruin, Noord-Hollandfche Arkadia, en aldaar de Aantekeningen van g. schoemaker ; Tegenwoordige Staat van Holland. Zuiderzee; zie zee (zuider ). Zuidewind, (hendrik van ens, gezegd) een dapper, fïoch woest Krijgsman, in den aanvang des Zestiende Eeuwe, die in rooven en pionderen zijn hoofdvermaak ftelde, en zijn onderhoud zogt. Hij was Maarfchalk van Gelder, onder de Regeering van karel van egmont, den achtften van dien naam en laatften van zijnen Stam, welke als Hertog het bewind over dat Gewest voerde. Als Kastelein hieldt hij, met eenige kloekhartige Gelderfche befoldeliugen, zijn verblijf op 4|t Kasteel Pouderoijen, gelegen in de Bommelerwaart, aan. ■ de  ZUIDEWIND. (HENDRIK van ENS, geaegd) 297 de Rivier de Maas, tegenover het Haliandfche Dorp Opandel, in het Land van Heusden. Hertog karel, met Brabant en Holland in Oorlog zijnde geraakt, verfterkte zuidewind het Kafteel, onder andere en voornaamlijk, door het vermeerderen der Bezettinge, Van deeze zondt hij, van tijd tot tijd, manfchap uit, die de twee bovengenoemde Distrikten deerlijk uitplonderde en verwoeste, of de opgezetenen onder zwaare brandfchattingen ftelde. De maare hier van, wijd en zijd verfpreid, deedt, van alle kanten, tot zuidewind zamen vloeien eene groote menigte berooide of plonderzuchtige benden, welken niets meer welkom was dan eene» gelegenheid, om, onder fchijn van oorlogvoeren, de roofzieke klaauwen te flaan in den eigendom des weereloozen Landmans, en in gewelddaadig verkreegen buit voedzel voor den wellust te zoeken. Zuidewind maakte zich hier door ' alierwege gehaat en gevreesd; zijn naam jaagde eenen killen fchrik aan. Het Slot Pouderoijen wierdt met den naam van Duivelsnest gebrandmerkt. Om zijnen, verwoestingen paal en perk te Rellen, befloot jan van egnont, Stadhouder over Holland, in den Jaare 1507, op kosten van Holland en van de Stad V Hertogenbosch, het Kafteel te belegeren. Ongelukkig ftaagde deeze onderneeming. Naa menigvuldig en hevig ftormloopen, en op de aannadering van den Gelderfcheu Hertog met eenige verfterking, vondt jan van egmokt zich genoodzaakt, het beleg op te breeken, met agterlaating van zijn meeste Gefchut en Legertrein. De Hertog van Gelder, kennende de geaartheid van zijnen Maarfchalk, verbondt hem nog vaster aan zijnen dienst, door een aanmerkelijk gedeelte des Buits aan hem af te ftaan. Van nieuws verfterkte nu zuidewind zijn Slot, deedt de zieken en gekwetsten elders heenen vervoeren, ftelde nieuwe manfchap in derzelver plaats, en voorzag zich van gepasten voorraad van krijgs- en mondbehoeften. Naar gewoonte, en zelf met toeneemenda woede floeg nu de Maarfchalk aan het rooven, pionderen en brandfchatten. Zelf fpaarde hij niet 'de reizende Kooplieden, deze!ven, zonder aanzien van landaart,-van vriend of vijand, aanhoudende, en niet dan tegen betaaling van een drukkend losgeld, in vrijheid Hellende. T 5 Hoog  293 ZUIDEWIND- (HENDRIK van ENS, ge**gd) Hoog tijd wierdt het, onder dit alies, der rootzuciit en «oensemende Onveiligheid paal en perk te (lellen. Geringe magt, dit was bij de ervarenisle des Jaars 1507 gebieeken, was, ter bereikinge van dat oogmerk, niet ioereikende. De magt yan het Keizerrijk moest daar toe worden te werk gefteld. Keizer maximiliaan nam die taak op zich. In den Jaare 1508 last hebbende gegeeven aan den Graave eüdolf van anhalt om het plonder- en roofnest Pouderoijen uit te rooien, verzamelde deeze daar toe eene (lerke magt te 'sHertogenboscki; dezelve beftoudt uit cuizend Paerd-n, en twaaif Vaandelen Voetknegter-. Vol moed trok deeze magt op tegen de geneigde Vestirg Aan de dapperheid, met welke de Keizerlijke benden den aanval op het Siut begocnen en voortzetceden, was de tegenftand evenredig, met 'welken zuidewino haar te keer ging. Ia zijn hart overtuigd , dat voor hem zo mit? als voor zijne Gelderfche Krijgsknegten en verdere heipers, weinige gunst of genade was te vinden, indien zij in 's vijauds handen vielen, Heide hij ter verdeediginge alles to werk, wat kunst, dapperheid, woede en zucht tot lljfsbeuoudenisfe konden uitdenken. Welhaast, egter, ondervondt hij, dat hij nu niet, gelijk in het voorgeande jaar, met de magt van een klein Gewest en van eene enkele Stad, maar met de magt van het Keizerrijk, te doen hadt. Onder ander Wapentuig en middelen van befchadiginge, voerde de Anhattjche Vorst tegen Pouderoijen aan, nevens eenige Sieenfhikken, twaalf groote en zwaare Stukken Gefchut, ter aanduidinge van 't geen dezelve konden uitvoeren, die Twaalf Apostelen geheeten. Vestingwerken, Torens, Muuren- en Daken wierden hier mede zo hevig ea geweldig beichooteu en gebeukt, dat, binnen weinige dagen zints de opening der belegeringe, de decrlijkile verwoestingen in het Siot wierden aangerigt; zo dat Daken en Zolders, met een fchrikwekkend geweld, inftortten en nederploften. De meeste fchade gefchiedde aan den Waalkant, alwaar het Kafteel op zijn zwakst was, en zuidewind, daarenboven, de minfte middelen ter verdeedinge te werk ftelde; meenende hij, aan die zijde, genoegzaame veiligheid te vinden in de ligging der Vesticge, welke aldaar zeer be-  ZUIDEWIND. (HENDRIK van ENS, gezegd) 309 bezwaarlijk, en niet dan laags eenen zeer naauwen doortogt, konda geaderd worc'en. "Ün^er die alles ontzonk onzen Maarfchaik de moed niet. Ais eau fiere Leeuw, die tot woede wordt gezard, beet hij, met felle neepen, aan aiie kanten van zicii af, Hachelijk ftondt de kans, wie winnen, wie verliezen zonde. Zelf heide de fchaal, zomtijds, zo llerk over ten siadeele der belegeraaren, dat men, zo niet op den aftogt te denken, immers aan eene gewensebte uitkomst begon te twijfelen. De dood des Slotbewaarders maakte een eiüde aan die onzekerheid. Een welgemikte, kogel, uit het Leger der belegeraars gefchooten, trok zq fiks eenig war.ke'end Muurwerk, dat het, nevens een zwaaren Balk, ter aarde plofte. Die val wierp zuidewind op den grond , e"n begroef hem, zwaai gekwetst, onder de puinhoopen; zo dat 'er kort daar naa de dood op volgde. Aldus van hoofd en aanvoerder beroofd ontzonk den bezettelingen de moed, en beving hen wel haast eene zo groote flaauwhartigheid, dat zij, het vlngten onmogelijk vindende, tot de Overgave beflooten. Gelijk in dit voorval, zo beflistc ook menigmaa'en, vóór en naa dien tijd, het Ieeven of de dood van een éénig man, het lot van duizenden fterveliugen. Zie slichtenhoust, GelderJcke Gefc/iiede. nis f en. Zuidgeest, een ftreek Lands in Bataafsch Brabant, in het, eertijds genoemde, Markgraaffchap van Bei gen op den Zoom- Zij neemt haaren aanvang omtrent een half uur gaans ten Zuiden van de Stad Bergen op den Zoom, en breidt zich uit, anderhalf uur gaans ten Oosten na de Heide van Huibergen, en even zo verre Westwaarts rot aan de Schel» de. Men ontmoet geen Dorp in deeze Laudftreeke, doch maakt dezelve, egter, een afzonderlijk Regtsgebied uic, 't welk, tot nog toe, zijnen afzonderlijken Regtbank plagt te hebben, beftaande uit vijf Schepens en tw 'e Gemeensmannen. Da Drosfaard van Wouw bekleedde hier den post van Schout, en  aoo ZUID CE SST, ZUID-Ti OLL AND. en de Sekretaris van Halfleren ook alhier deezen zelfden post. In de jaarlijkfche Verpondingen plagt Zuidgeest driehonderdzeventig guldens te draagen. Zie Tegenwoordige Staat van Staats; Brabant, Zuid - holland , een gedeelte der Provincie van Holland, wordt, door veelen, verward, als van'ééne beteekenisfe, met de benaaming Zuider-Kwartier, als zijnde deeze benaaming van veel uitgeftrekter bedoeling. Volgens de hedendaagfche manier van verdeelinge, en in den zin, welken de betiteling Zuider-Kwartier , tegenwoordig , bij de naauwkeurigfte Schrijvers nog heeft, geeft dezelve te kennen het geheele gedeelte der Provincie Holland*, 't welk ten Zuiden van het Y ligt. gerekend van dien Stroom tot aan de grenzen van Brabant en de Wateren, welke het van de Provincie Zeeland feheiden. Veel eBger beperkt is de beteekenis van de benaaminge Zuid'-Holland, als zijnde flegts een gedeelte van het gemelde Distrikt. Zuid - Holland, naamelijk, in den eigenlijken zin genomen, beduidt die Landflreek, waar in het oorlpronklijk Zuid-Hollandsen Recht van alle oude tijden in gebruik was, en in het bijzonder de Ambagten, onder het Rechtsgebied van den Hove en Hooge Vierfchaar van Zuid - Holland; met de Hooge Heerlijkheden hierom ftreeks, welke dit Recht volgen, maar aan de Hooge Vierfchaar niet onderworpen en Baljuwfchappen op zich zei. ve zijn. Volgens deeze bepaaling grenst Zuid- Holland ten Noorden met den Krimpenerwaard aan den Ti/cl, langs een gedeelte van Schieland, het Land van Ter Goude en het Land van Woerden tot aan de VUst, een Water, het welk omtrent Haastrecht met den Tsfel en bij de Stad Schoonhoven met de Lek gemeenfchap heeft. Dit Water de Vlist fcheidt den Krimpenerwaard en Zuid-Holland ten Dosten van het Land van Tsfelflein en een gedeelte der Provincie van Utrecht. De verdere ftrekking ten Oosten tusfchen de Rivieren de, Lek en de Merwe gaat in de Baronnij van Lies-  ZUID-HOLLAND. 3oI .Liesveld mede iangs de Provincie van Utrecht en met den Alblasferwaard langs de Landen van Vianen en Van Arkeh Ten Zuiden van de Met-we wordt het door het Ambagt van W. kendam en de Landen van Dus/en afgefcheiden van het Land van Altena. Ook ligt het hier met de gebrokene Landen van cien Grooten Zuidhollandfchen Waard en het Eiland Dordrecht aan den Biesbosch, en heeft over denzelven nog de Zuidhollandfche Dorpen in de Langejlraat, met weike het ten Wesfen paalt aan Staats Brabant. Aan het Eüand van Dordrecht maakt de 'sGraavendee/fshe Kil, die uit het Hollandsch Diep na de Merwe bevaaren wordt, de Grensfcbeiding ten Westen tusfchen Zuidholland en het Land van Strijen. Meer Noordwaarts ftrekt zich het Rechtsgebied nog meet Westelijk uit met den Zwijndrechtfchen Waard, den Ricdet waard en de Ambagten van Barendrecht, Kar» nisje en Tsfelmonde tot aan het Rechtsgebied van den Lande van Putten. Het overig gedeelte in het Westen van Zuid» holland, ten Noorde de Merwe in den Krimpenerwaard', wordt van het Baljuwfchap van Schieiand door den Tsfel, afgefcheiden. 1 Men wil dat Zuidholland alle de andere Landftreeken der Provincie in Oudheid overtreft, en dat het Gebied der eerfte Graaven van Holland zich niet verder dan tot deeze Landflreek heeft u itgeftrekt •, en dewijl de Hooge Vierfchaar van Zuidholland msde den naam van het Hof heeft, wil men hier uit afleiden dat deeze Rechtbank wel eer het Gerechtshof van het eerfte Holland zou geweest zijn. De reden waarom deeze Landflreek bijzonderlijk Zuidholland geheeten wordt is uit de gelegenheid derzelve ligtlijk af te neemen: maar wanneer deeze Naam met onderfcheid, ten aanzien van het Baljuwfchap, is in gebruik geraakt, hebben wij niet kunnen ontdekken. In een Verdrag van den Jaare 1203, leest men volgens oudenhoven, de volgende woorden: Opidum de Dordrecht & terra ab utraque parte aqua Dordrechtfe weerde, Hardingfe weerde, Dusjene, £f tota terra Stryene, qua Zuidhollandt nominatur usque ad ter ram Ducis. Dat is: De Stad Dord„ recht en het Land aan beide zijde van het Water den „ Dort-  lèi ZUID-HOLLANÖ. i, Dortfehen Waard, HardingsWaardé, Dusfene en het Land „ van Sirijene, het welk Zuidholland genoemd wordt, toe „ aan het Land van den ILrtoge," Hier uk bepaalt hij Wat toen oudtijds gewoon was voor Zuidkolland te rekenen; en aidus zou niet duister blij «er; dat men toen gewoon was het zelve wel eer in meer uicgeft; ekthaid dan het tegenwoordige Baljuwfchap te begrijpen; zeifs zonder eenige betrekking tot het Zu'Jerkwartier der Provincie van Heiland. Ook teekent m, van houve het Baijuwfchap van S tri jen aan onder dé Parochiën en Dorpen, die gerekend worden onder den verdronken Zuidhollandfchen Waard te behooren. De Hoogleeraar boxhorn bepaalt Zuidholland aldus: de Eilanden van Dordrecht, Alblasferdam, Klundert, met de Landen van Via'en, Gorinchem , Zeerdam , Alïena, Heusden , Geer» truidenberg en eenige omliggende Landftreeken. Zuidholiand heeft altijd onmiddeiijk geflaan onder de Graa-ven en Graavinnen van Holland, uitgezonderd dat Graaf dirk de VII, wanneer hij \n den Oorlog tegen henrik den I, Hertog van Brabant, gevangen genomen was, genoodzaakt w erdt de Stad Dordrecht en een gedeelte van Zuid. holiand aan den Hertog af te Haan, het welk hij echter kort naaet»and van Brabant ter iaene ontving. In den zoen tusfchen Hertog jan van beieren en Hertog jan van erabant, benevens zijne Gemaalinne jakoba van beieren, wierdt de S;ad Dordrecht met het Baljuwfchap van Züfd» holland afgeilaan aan jan van beieren om het van jakoba: ter leen te houden;. doch naderhand kwamen Dordrecht en Zuidholland weder aan 'sLtmds Graaven. De gefteltenis des Lands in Zuidkolland is niet overal eveneens. Men heeft 'er zo wel hooge als iaage Landen, doch verre de meeste moeten door zwaare Dijken befchermd worden tegen de Overlfroomingen der Rivieren de Maaze~, de Merwe, de Lek, en den Tsfel, die verfcheiden maaien de voornaamfte deelen van dit Landfchap onder water gezet he'-ben. Hier ftaat in 't algemeen kennelijk aan te teekenen de groote Watervloed op Sint elizabeths nacht tusfchen den achttienden en negentienden November van den Jaara 1421. Hier van wordt getuigt, dat 'er toen een zo vreeslijke Storm  ZUID- HOLLAND. 303. voorviel,'als men niramef beleefd hadt of ais immer vsn geBoorj was. Deeze deedt den Vloed zo hoog rijzen en dö Wateren met zo veel geweld tegen de Dijken aanllasn, dat zij t zelve niet weêrilaan konden. Voelen braken 'er door in andere deelen der Provincie van Holland, zo wel als in Zeeiana en Friesland. Maar in ZtuaHoiland was de Over. ftroorning, die men zegt bij IVieldrecht gebeurd te zijn, zogroot dat 'er tweeënzeventig Parochie-Kerken, me: veele fehoone Ridder-Hoifteden verdronken, menigte van menich.?n het Ieeven liet of tot de uiterfte armoede verviel. De ongemeetie Waterplas tthfehen Dorarecht en Geertruidenber& > m« gemeenlijk de Verdronken Zuidkollandfeke Waard. ef de Btesboic/s en het L'erg/c'ie Veld geheeteri, kan een denkbeeld zo wel van de vrc;s;ij!ten Watervloed als van de oitgsflrekiheid deezer oveiflroomde Landen geeven. Dit ongeluk wordt, behalven aan den gemelden Storm, door zomrajgen wel toêgéfèWèefèn aan de boosaardigheid van een Boer, die den Dijk bij (Vieidrecht zon hebben doorgeiten ken; maar waarfch-iulijker is het gevoelen dat deeze Overfaooëing vooruaaiaiijk veroorzaakt is door het verleenen van eene Handvest van Hertog willem van beieren, waar bij, in den J.iare 1414 aan dêa Heere van Zevenbergen. toen Ambsgcsneere van Wieldrecht, vergund witrdt zefrëke» Z<)\ en Water^rijT, diep men plagt gellooteu te houden, ten «hen tijde te ntegea openen. Ar.cieren mecnen dat de Doorbraak voorgevallen is . aan den Ouden IViel, een der voornaamlre Killen aan de Merwe, ten Westen van Werkendam en waar uit rie grootte Killen, Ca den Biesbosck of het Bergfèke Veld vloeien. Ve len dtezer verdronkene Pare* Cbien en Ambagten kent men niet dan bij de naamen, zonderde weeten waar zij gelegen hebben; anderen zijn, het zij iu 't geheel of ten deefe weder opgekomen en bedijkt, of ligger, als Uiterwaarden en Eilanden aan den Biesbisch. ' De •Schrijvers die de Dorpen , welken in deezen Watervloed overftroomd zijn , optellen, vincen 'er niet meer dan zesënviifi'8,i raïar men meent dat zommigen deezer verdronken Ambagten in twee of meer Parochiën gefplitst geweest zijn, waar door het verhaal der Hollandfche Kronijk, "die van tweeënzeventig Parochiën meldt, kan worden bevestigd. Zuid.  |o4 ZUID - HOLLAND, énz. Zuid-Holland, in de bovengemelde hoedanigheid, als een gedeelte van het Zuider-Kwartier aangemerkt, was, al van vroege dagen, een Baljuwfchap, misfchien het oudfte hie: te Lande bekend; als zijnde 'er een Lijst der Baljuwen nog voorhanden, welke zo hoog ais tot den Jaare 1230 opklimt. Vrij zeker zijn 'er reeds vóór dien tijd Baljuwen geweest, welker naamen niet tot ons zijn gekoomen. Volgens Handvest van Hertope jan van beyeren van den Jaare 1418, nader bekragtigd door dat van Keizer karel den V, van den Jaare 1533» B:oet <*e Vierfchaar van Zuid-Holland altoos binnen Dordrecht gefpannen worden. Dezelve beftondt, al van ouds, uit Baljuw , Welgeboorene Mannen of Maas» mannen, Sekretaris, nevens,eenen Raad en Algemeenen Rent> meester. De Baijuw voert den titel van Baljuw van den Hove en Hooge Vierfchaar van Zuidholland. Zie oudenhoven, Befchrijving van Zuid* holland; van balen , Befchrijving van Dordrecht; m. v. de hoeve , HandvestKronijk. Zuidhollandsche - waard. Bij 't geen wij , aangaande dit verdronken gedeelte van Zuid-Holland, onder de voorgaande Afdeeling, gezegd hebben, zullen wij nog het volgende voegen, met de woorden van. j. le francq vai4 serkhey. „ Deeze Waard, dus rchrijft hij, naast aan het Land van ,, Altena liggeade, heeft de Merwede van vooren, en de „ Oude Maaze van agteren; en ftrekt zich uit tot aan het „ Land van Dordrecht. Men telt, volgens de nieuwfte na^ „ fpeuring, om ons met alle de bijzondere benaamingen niet „ op te houden, in dezelve, over de vier- a vijfè'Dzeventig ,, zo kleine als groote Eilandjes; waar van zommige door ,, de fchuuring der ftroomen afneemen, anderen weder aan„ neemen, en ook wel eenigen, van een gefcheurd pijnde, „ zich door den tijd als nieuwe Eilandjes vertoonen. „ De  ZUIDHOLLANDSCHE-WAARD, en?. 305- „ De gronden van alle deeze Eilandjes zijn week en vol„ komen moerig; zo dat de meesten niet wel te betreeden „ zijn; de grootfte hebben egter meer of min een vaster „ grond, zo dat 'er op gegaan kan worden; dezelven gren» „ zen aan de Bakkers Kil, die deeze Eilanden van het „ Land van Jltena affcheid. De overige zijn meest allen „ met riet en waterwilligen bewasfen, die met geheele wa„ terboschfchaadjen tot fchuilpiaatzen voor eene menigte van „ allerlei watergevogelte verftrekiien; waar onder zelfs de „ zeldzaamfte fporten van ons Land zich bevinden. Hier „ broeden allerlei flag van Eenden en Meeuwen , in zulk „ eene menigte, dat men gantfche rietakkers en ftreeken met „ eijeren vindt; waarom ook eenige dier Eilandjes, even als „ het Eijerland bij Texel,'h\er den naam van Eijer-Waard „ gekreegen hebben. En zo heeft ook de menigte van bie„ zen, die op deeze landjes en aan deeze killen wasfen, s, aan die allen den naam vnn Biesbosch gegeeven. Dus be„ vat deeze Waard onder dien gemeenen naam van Bies* „ bosch, de droevige geheugenis van tweeënzeventig bloeien. „ de Dorpen of Gehugten; die, In den Jaare 1421, op den „ achttienden November, door het geweld der wateren ver- nield, en waar van 'er meer dan twintig op deszelfs bo„ dem verdronken zijn; welken nu, of in den Vloed be„ graaven liggen, of onder een aantal van onbewoonde land- jes op de felle waierftroomen dobberen." Zie j. le francq van berkhey, NatUUT" lijke Hijlorie yan Holland. Zuidland , eene Heerlijkheid, of Ambagt, in het Zeeuwfche Eiland Schouwen, in het Zuidlijke gedeelte van hetzel. ve, volgens begrootiug gefchat , op vierëntwintighonderd drieënzeventig Gemeten, tweehonderdnegen Roeden en acht Voeten. De Stad Zierikzee is daar van eigenaares voor iets meer dan de helft, te weeten, twaalf honderdachtëndertig Gemeten, twéehonderdnegenëntwintig Roeden en vier Voe» ten. Het overige behoort aan eenen anderen eigenaar. Het XXXÏV. deel. V zelf-  %o6 ZUIDRAND, ZUID-LINSCHOTEN. ?elfde ongeval, 't welk , elders, een aanzienlijk gedeelte deezes Eilands heeft getroffen, deedt ook Zuid/and, ten aanzien van deszelfs uitgeflrektheid en welvaart, merkelijke fchade lijden. Vallen en Grondbraakeu hebben aanmerkelijke deelen daar van afgefcheurd: zo dat verfcheiden Dorpen deezes Ambagts, 't welk eertijds een der Zes Deelen van Schouwen uitmaakte, deels geheel verdweenen, deels buiten gedijkt zijn, en, van wegen hun blootliggen aan de golven, hun voorgaand aanzien bijkans geheel hebben verlooren. Onder de weggefpoelde Dorpen telde men Zuidkerk, welks bewponers, om niet onder de golven begraaven te worden, zich genoodzaakt vonden, hunne wooningen dieper Landwaarts te verplaatzen; die , egter, ook eerlang het zelfde lot ondergaan hebben. Van Oud- en Nieuw-Zuidkerk is mi niets meer dan de naam overgebleeven. Zie Tegenwoordige Staat van Zeeland. Zuid-linschoten. Bij hetgeen wij, op het Artikel linschoten , in het Tweeëntwintigfle Deel onzes Woordenhoeks, vermeld hebben, zullen wij nu nog dit naavolgende aanteekenen. Zuid* en Noord-Linfchoten is eene Heerlijkheid, nevens de Heerlijkheden Heekendorp en de Waart, of Weert, ook wel Snellerwaart geheeten, oorfpronklljk afkomftig uit den Huize en de Patrimonieele Erfgoederen der Graaven van Holland. De wijze deezer herkomfie vinden wij aldus verhaald. Vrouwe jakoba, Graavin van Holland. zich in zeer zorgelijke omflandigheden bevindende, deedt, in den Jaare 1428, aan Heere jan , Burggraave van Montfoo.rt, haaren Raad en Kamerling, de toezegging, zo ras zij jn het gerust bezit haarer Landen zou bevestigd zijn, aan hem en aan zijne mannelijke naakomelingen, tot een verfter* velijk Erfleen te zullen fchenken, de Hooge en Laage Heerlijkheden, met het Dijkgraaffchap van de drie Buurtfchappen Linfchoten, Heekendorp en de Waart, met alle regt, te water en te lande. Hertog philips vah bourgondie bekrag? {igde naderhand deeze gifte, bij een tweeden Verlijbrief, waar  ZUID-LINSCHOTEN. gp7 waar in hij alle, de voorgaande regten bevestigde, de Ingezeetenen ontQoeg van den Eed, hem gedaan, met bevel om dien aan bovengemelden Burggraave te doen, met nadere bij. voeging, „ dat hij die voornoemde Heerlijkheden niet zal „ affcheiden van de Landen van Woerden; dat hij aan de „ Sluizen en Watergangen, welke het Waterfehap van IVoer„ den aldaar heeft, geen bezwaar zal toebrengen; dat hij „ ook geene Sloten zal mogen maaken; en dat hij het zal „ bezitten tot een recht verfterfFelijk mannelijk Leen." In den Jaare 1505, op den derden November^ maakte de Graaf van Holland, ten verzoeke van den Ridder en Kamerling, den Heere Burggraave van Mont/oort, eene verdere uitbreiding deezer gifte, verklaarende „ dat de Hoo^e Heerlijkhe„ den en Dijkgraaffchappen van Heekendorp, Linfchoten en „ de Waart, zouden zijn en weezen een goed Leen, en „ onverfterfiijk gemaakt, en dat het overzulks zo wel op de „ Vrouwen als op de Mannen zoude overgaan." Als zodanig en aldus bevoorregt, zijn de bovengemelde Heerlijkheden gebleeven in het Geflagt van montfoort, tot in den Jaare 1594, wanneer daar mede wierdt verlijd jenne van mrrode, als Erfgenaame van wijlen haare Moeder philippote van montfoort. Geruimen tijd, te weeten tot in den Jaare 1661, bleeven de heerlijke Goederen in het Geflagt van merode, om vervolgens over te gaan op den vermaarden Hollandfchen Raadpenfionaris joan de witt ; welke, volgens vrijwillig Dekreet van den Hoogen Raad, van den achtè'ntwintigften October des boven gemelden jaars, daar toe wierdt geregtigd. Ruim zestig jaaren, te weeten, tot in den Jaare 1723, bleef Linfchoten met de andere Heerlijkheden In het Geflagt des gemartelden Staatsmans. Op den twaalfden October diens jaars wierdt daar mede verlijd jan hendrie strik van linschoten, uit een aanzienlijk Stichtsch Geflagt, en aldus gebijnaamd naar eene Heerlijkheid van dien naam, welke hij, aan de Hollandfche belendende, in de Pro. vincie van Utrecht bezat. Zedert hegtte hij de beide Heerlijkheden aan elkander, 's Mans naakomelingen zijn, nog heden ten dage, in het bezit dier Heerlijkheid, en voeren den zelfden titel. Strik van linschoten vam loendersloot , V 2 ge-  308 ZUID - LINSCHOTEN, ZUIDMEER. gelijk hij de hand heeft gehad in het bewerken der mislukte Omwenteling van den Jaare 1787 , en daarom een voorwerp wierdt der vervolgingen van de toen zegepraalende partij, dus heeft hij ook deel verworven aan het openbaar bewind van zaaken, naa den tot nog toe beter gelukiea ommekeer van zaaken, bewerkt door den altoos getfenkwaardigen inval van de Troepen der Franfche Republiek, in de maand Januari] des thans loopenden Jaars 1795. Zie hoogstraten, Groot Algemeen Woot* denhoek. Zuidmeer , bij verkorting, door de Opgezetenen, Zit* peer, en ook, bij zommigen, Zuameer genoemd, in plaats van Zuderameer, is een Dorp, in Friesland, in het Kwartier van Oostergo, in de Grietenij van Tietjerk/ieradeel, in de Aardrijkskundige bepaaling en burgerlijke verdeeling, welke, volgens de nu verouderde orde van z-aaken, tot heden toe, heeft plaats gehad. Onder de Veertien Dorpen deezes Distrikts bekleedde het de twsalfde plaats, in den tang van Stemmmge. Het Plaatsje ontleent zijnen naam van deszelfs gelegenheid in het Zuiden van een Meirtje, dat met èen ander, naamelijk het Bergummer Meir zijnde vereenigd, doorgaans Zumeerder Meir genoemd wordt, doch wiens eigenlijke beaaaming Zuidermeir is. In de nabuurfchap van 'Zuidmeer liggen veele fchoone Bouwlanden, doch ook, ginds en elders, laage Landen, waar uit men, weleer, Turf heeft gegraaven. Hoewel het getal der Huizen zeer gering is, kunnende bezwaarlijk den naam van Doip , maar met meer regt dien van Buurt draagen, ftaat 'er, nogthans, eene Gereformeerde Kerk, in welke, in gemeenfchap met twee nabuurige Dorpen, te weeten, Garijp en Eemewoude, door ' èenen zelfden Leeraar, van tijd tot tijd, de predikdienst verrigt wordti Intusfchen heeft' Zuidmeer nog al eenige ufcgeftrektheld, van wegen verfcheiden kleine Buurtjes, daar onder behoorende. Van hier, dat het Dorp, toen nog een uitfluitend Stemregt, in de Provincie Friesland, goldt, in d<*  \ ZUIDMEER, ZUID - POLDER. ( De ) gotj 3e algemeene zaaken der Grietenij, naar het getal van zo veele £>temdraagende Plaatzen , Boerderijen of Horniegersf vijfendertig Stemmen plagt uit te brengen. •— Eene bijzonderheid, dit Dorp betreffende, verdient hier onze vermelding. In de nabuurfchüp van Zuidmeer ligt eén open veld, hei Zumeerder Heidvefd genaamd. Op deeze Vlakte lag, in den Jaare 1872', het Leger van den Staat verfchanst, onder het Opperbevel van den Luitenant Generaal Jonkheere hans willem van aylva. Nog heden ten dage ziet men, van de opgeworpene verfchanzingen, eenige overblijfzels. Ter naagedagtenisfe wordt de plek gronds, tot op den huidige»: dag, bij de Opgezetenen, met den naam van het Leger beflempeld. Zie Tegenwoordige Staat van Friesland. Zuid-polder, (DO is een afzonderlijk Dijkgraaffchap,; in het gedeelte van Waterland, Zeevangk genaamd, De Zuia-Polder ftrekt zich uit, ten Zuiden van de Stad Edam langs de Zuiderzee aan de eene, en langs de Purmer aan de andere zijde, tot aan of in het Regtsgebied van Katwouda Behalven een gedeelte van de Stad Edam, zijn daar in gelegen Falen- of Vollendam, en een gedeelte van het ftraks genoemde Katwoude. De uitgebreidheid van deezen Polder vinden wij begroot op elfhonderd Deimpten, uitmaakende, volgens de alomme meer bekende Landmaat, zevenhonderddrieëndertig Morgens Lands. Van geringe waarde, zo voor de eigenaars als voor het Gemeene Land, is de Zuid-Poldert Want, behalven dat de Landerijen, daar in gelegen, doorgaans en over het algemeen genomen zeer flegt zijn en weinig vrugts geeven, zijn ze , daarenboven ,• belast met het onderhoud van een zwaaren Dijk, welke zich, ter lengte" van wel achtëntwintighonderd Roeden, langs de Zuiderzee uiiftrekt. Van hier dat de Landeigenaars, onrflagtig oin tot alle de noodige kosten hun aandeel te kunnen opbrengen, al voor lang, van 's Lands Staaten, verlof hebben verworven sóm, in dagelijkfche tijden, van de gewoone Verponding i V 3 , *W  3io ZUID-POLDER, ZUID-POLSBROEK, enz. die tot onderhoud van den Zeedijk wordt geheven, ontflagen te z'jn. Het bewind over de Zuid-Polder ftaat aan drie Poldermeesters, welken een Sekretaris is toegevoegd; deeze is een der Sekretarisfen van de Stad Edam. Zie Tegenwoordige Staat van Holland, Deel VIII. Zuid-polsbroek; zie polsbroek, Deel XXIV, bladzijde 34, van ons Woordenboek. Zuid - schalkwyk, met Nieuwerkerk en Vijf - Huizen ééne Ambagtsheeriijkheid, in het gedeelte des Zuider-Kwartiers van de Provincie Holland, Kennemcrland geheeten; door het Spieringsmeir, thans, zints deszelfs verdere uitbreiding, een gedeelte van het Haarlemmer-Meir uitmaakende, wordt de Ambagtsheeriijkheid van een gefcheiden. ZuidSchalkwijk, met Vijf-Huizen , ligt ten Westen van bet laatstgenoemde Meir, dicht bij het Spaame. Ruim anderhalve Eeuw geleden, toen het Haarlemmer.Meir ongelijk kleiner plek gronds bedekte , dan tegenwoordig, (tonden,. voor Zuid-Schalkwijk en Vijf-Huizen, driehonderdzevenenvijf;ig Morgens en driehondf.rdeenënveertig R.oeden Lands, m de Lijst der Verpondingen, aangeteekend. Op verre na niet zo groot is thans die uitgeftrektheid; door herhaalde Alfpoeliogen is een goed gedeelte Lands onder het water van meer gemelde Haarlemmer-Meir begraaven; hoewel het tevens waarheid is, dat Nieuwerkerk, door die zelfde oorzaak, ongelijk veel meer goed Lands heeft verlooren. lntusfcben, misfchlen door de verbetering der Landerijen, of ook- wel door eene andere oorzaak, is het getal der Huizen , binnen het gedeelte der Ambagtsheeriijkheid, tot ZuidSchalkwijk en Vijf - Huizen behoorende , in weerwil der Affpoelingen, geduurende de Iaatfte honderd jaaren, te weeten, van het Jaar 1632 tot In den Jaare 1732, toegenomen, en van zeventien tot vijfentwintig aangegroeid. Langen tijd was  ZUID - SCHALKWYK, ZUIDSCHARWOUDE. zit Was deeze Ambagtsheeriijkheid een eigendom van het Geflagt van pauw1 , in 't welk dezelve, in den Jaare 1633, gekoomen was door aankoop van den Raadpenfionaris adriaan pauw. De Ambagtsheer ftelt 'er Schout, Sekretaris en Sche^ penen aan, drie te Nieuwerkerk, en even zo veele te Zuid' Sehalkwijk en Vijf-Huizen. Zie Tegenwoordige Staat van Holland, Zuidscharwoude i ook wel Zuidfcherwoude, Zuidfchar■Wou, en vau ouds Zuidfcharwout St. Pieter s- Karspel genaamd, is eene Ambagtsheeriijkheid en Dorp, in het gedeel* te van het Noorder-Kwartier van Holland, het Baljuwfchap van de Nieuwburgen genaamd. Ten Oosten paait zij aan de/ Heeren- Huigenwaar t, en ten Westen aan Koedijk. Volgens opgave in de Quohieren der Verpondingen bevat de Ambagtsheerlijkheid, in haaren omvang, vlerhonderdachiënzeventig Morgens en zeshonderdeenëndertig Roeden Lands. Volgens optelling der Huizen, in de Jaaren 1632 en 1732 gefchiede Was derzelver getal, zints het eerfte tot in het laatstgenoemd de jaar, drieëndertig, dat wil zeggen, van honderdachtënzestig tot honderdvijfëndertig, verminderd* — Het Dorp ZuidJcharwoude, 't welk, even als verre de meeste Dorpen, in deezen oord van Holland, de gedaante van eene lange ftreek Huizen heeft, beftaat, in die uitgeftrektheid, ongeveer driehonderdvijftig Roeden gronds. Het legt,iets minder dan twee nuren gaans van de Stad Alkmaar, in het Noorden een wei--1 nig Oostwaarts. De Kerk der Piaatze draagt overtuigende bewijzen van de Oudheid des Dorps j zij Wordt, bij deezer zaaken kundigen, voor een pronkftuk van. Aloudheid aangezien. De menigte van Tuf- of Duiffteen, welke men aan het gewijde Geftigt ziet, kan, onder andere, ten bewijze? van haare hoogen Ouderdom verftrekken. Een verder bewijs daar van ontmoet men aan de Zoldering van het Koor, welke een zeer ouwerwetsch aanzien heeft, en, in den ftssaafc der vroegere Eeuwen, maar in onze oogen zeer vreemd Is befchilderd. De Toren heeft de gedaante van een fraaien V 4 ifitié  3i2 ZUIDSCHARWOUDE, ZUID-SCHERMER. Spies. In gemeenfchap met de Hervormde Gemeente van het nabuurig Broek op Langendijk, wordt die van deeze Plaatze, zedert het Jaar 1591, door een zelfden Leeraar bediend. Men heeft 'er een Regthuis; hét is een Gebouw, in den hedendaagfehen fmaak, in den Jaare 1736 getimmerd. In den SJaare 1730 wierdt de Ambagtsheeriijkheid, voor negentienduizend en honderd Guldens, verkogr. De Ambagtsheer fielt 'er Schout en Sekretaris aan. De Schepens zijn zeven in getal. Deeze , die alle jaaren, te weeten, op Pinxter afgaan , rioemen vier perfoonen uit de rijkften en vroedfien der Dorpelingen; nevens den Schout verkiezen deeze zeven nieuwe Schepens. De Schepens alleen behandelen de Dorpszaaken, onder den naam'van Regenten, en de Regtszaaken nevens den Schout. Als eene bijzonderheid, aan de Dorpen niet zeer gemeen, teekenen wij aan, dat, in gewigtige zaaken en voorvallen, de Prefident-Schepen het Kollegie van Schepenen te zamen roept, met last aan ieder hunner, om gefterkt en verzeld van twee kundige en eerèijke Mannen, ten Raadhuize te verfchijnen. Dit Kollegie bekleeds alzo de plaats der Vroedfchap in de Steden. Zie klaas bruin , Noordkollandfche Aria', dia ; Tegenwoordige Staal van Hol' land. Zum - schermer , ook wel Groot-Schermer genoemd, is eene Ambagtsheeriijkheid, nevens een Dorp van den zelfden naam, in het Noordlijk gedeelte der Provincie van Hollandmeer bepaaldlijk in het Baljuwfchap van de Nieuwburgen. Ten Oosten paalt het Distrikt aan de meer bekende Streek de Beemfler, en ten Zuiden aan de Bannen van de Rijp en Graft. Voor de Ambagtsheeriijkheid Zuid-Schermer vinden wij, in de Quohieren of Lijst van Verpondingen, vierhonderdeenëntwintig Morgens en vijfhonderdelf Roeden Lands aangeteekend. Zeer aanmerkelijk is, van tijd tor tijd, de bloei en welvaart deezes Distrikts agteruit geloopen. Dit al- i thans  ZUID - SCHERMER, erlz. $1$ thans fchijnen wij, uit het telkens verminderd gétat der -Huizen, niet t'onregt te mogen befluiten. Zo telde men 'er; in den Jaare 1632, niet minder dsn tweehonderd vijfënvij'ftig; terwijl 'er, honderd jaaren laater, flegts hönderdnegenënvijf. tig ftonden; welk getal, zedert, binnen hêt tijdverloop van zeventien jaaren, eene vermindering van vijfentwintig hadt ondergaan. Want, in den Jaare 1749, wierden niet meer dan honderdvierëridertig Huizen in de L'jst der Verponding gen gebragt. — Het Dorp, van den zelfden nsam als de" Ambagtsïïeerliikheid, wiens Huizen mede onder het laatstgenoemde getal van Huizen behooren, ligt, hemelsbreedte, ongeveer anderhalf uur gaans in hes Oqst- ZuidJ Oosten van de Stad Alkmaar. Met eene enkele ftreek in de lengte gebouwd, beflaat het eene uitgeftrektheid van wel vierhonderdzeventig Roeden, Intusfchen dient hier aangemerkt te wor« den, dat, hoewel 'er geene zeer kennelijke fqheiding zij* een gedeelte, nogih'ans, van deeze ftreek tot den Ban van het nabuurig Noord- Schermèr behoort, met weiken naam het ook benoemd wordt, "luid-Schermèr is een der oudfte Dorpen in deezen oord van Holland. De Kerk der Hervormden is vrij aanzienlijk, pronkende met een tamelijk hoogen Toren. De Leeraar, welke hier den predikdienst verrigt, heeft zijne vaste wooning'in de Buurt Driehuizen alwaar men insgelijks eene Gereformeerde Kerk heeft, die door den zelfden Leeraar wordt bepredikt. Eindelijk merken wij hier nog aan, dat de Ambagtsheeriijkheid van Zuidof Groot-Schermer in eigendom behoort aan de Regenten der Plaatze; door koop wierden zij daar van éigenaars, in den Jaare 1730 , voor eene fomme van achtduizend Gul* dens. Zie Noord-Hollandseh Arkadia. V 5 Züir> Zuid - scherwoude ; zie zuid - scharwoude.  Sï4 ZUID VLIET, ZUIDVOÖRN. Züidvliet, ook wel, in 't algemeen, het Diep geheeten; 3s een Water in de Provincie Zeeland, 't welk het Eiland Wotfaartsdijk vaii Noordbeveland fcheidt. Even als het Schengen, is het een tak van de Rivier de Schelde. Ook door de Züidvliet trekt een zeer fterke Stroom, bij Ebbe en Vloed, aanleiding geevende tot veelvuldige Grondbraaken, door welke aan het Eiland Wolfaartsdijk, van tijd tot tijd, zeer veele fchade wordt toegebragt. Al van oude tijden fchijnt die plaag, in deezen oord, haare verwoestingen te hebben aangerigt, hoewel niet met die woede, welke men* in het fchroomlijk verfchiet, daar van hadt vooruitgezien. Uit het volgende rijmpje mogen wij 't een en ander bew fluiten; „ Zuytvliet en de Schengen „ Loopen beide om ftrengen, Hebben haar vermeeten, „ Willem Wolfaartsdyk nog opeeten." Zie reygersberg, Kronijk van "L\eê* land, smallegange, enz. ZiflDVOORN, anders het Land van Voorn over Flakkee* of ook wel, en meer algemeen, enkelvoudig, Over-Flakkee genoemd, is een Eiland, in de nabijheid van Zeeland gelegen, en 't welk door zommigen als tot die Provincie behoorende, verkeerdelijk befchouwd wordt. Zuidvoorn wordt het genoemd, als behoorende gedeeltlijk tot het Land van Voorn, en zijnde in het Zuidlijk gedeelte daar van gelegen. Den naam van Over-Flakkee ontleent het van zijne ligging over of aan geene zijde der Rivier Flakiee, ten opzigte, naamlijk, van de geenen, welke het Eiland 't eerst met dien naam benoemd hebben. Zuidvoorn behoort Jlegts gedeeltelijk onder het Land van Voorn, zo als wij reeds, ter loops, hebben aangeduid; dit geldt inzonderheid omtrent het Westlijk en Zuidlijk gedeelte van het Eiland. Een groot deel der  ZUIDVOORN. jij der Polders, aan de Oostzijde gelegen, behoort onder het Land van Putten, gelijk ook het zeer aanzienlijk Dorp Mtddelharnis, Aanmerkelijk is het, dat de zeer gewigtige Ambagtsheeriijkheid Van Sommekdijk, hoewel op dit Eiland, en alzo op Hollandfchen bodem, gelegen, onder de Opper» magt der Provincie van Zeeland ftaat. Men vindt op het Eüand Zuidvoorn, voor zo verre het een gedeelte van het hand van Voorn uitmaakt, de volgende Polders, Ambagtsheerlijkheden en Dorpen: Birksland, Meliszand, Herkinge, Roxenisfe, Ouwaard, de Oude en Nieuwe Kraaien-Polder. de Heerlijkheid van Grijsoord, en in dezelve de Polders en 'Dorpen van Oude en Nieuwe Tonge, en eindelijk nog de "Vrije of Halsheerlijkheid van Klinkerland. Misichien de vetfte in gantsch Holland, ahhans ongemeen vrugtbaar, zijn de Landerijen in deezen oord. Ten bewijze daar van behoeven wij ons alleenlijk te beroepen op de Tarwe, Garst en het Koolzaad, weike hier geplant worden, met regt te rekenen onder de fchoonfte, die in eenig Iandfchap vallen. Overvloed en puik van Mtiede groeit ook alleen op een vetten, vrugtbaaren grond; ook van dit gewas levert de grond een goeden voorraad. Voorts hebbe men alleenlijk het oog te Haan op de groote, fraaie, volkrijke Dorpen, die menigte van Steden, in andere Gewesten, doen befchaamd ftaan. Derzelver bewooners zijn veelal welgeftelde lieden; gelijk men 'er ook de zodanigen, ten platten Lande, onder den Boeren ftand, geene geringe menigte aantreft. Der opmerkinge niet onwaardig is het, dat men, op dit Eiland, geen Opper-Dijkgraaffchap, of vereenigde beheering van Dijken, kent, maar dat ieder Polder door zijne eigen of bijzondere Dijkgrsaven en Gezworenen wordt beftuurd; als mede, dat ieder Polder zijne eigen Uitwatering, door Sluizen in de Zeedijken, heeft. Een nieuw bewijs van het vermogen deezes Eilands, als zijnde men elders, om den wiile der bezui* aiginge, genoodzaakt, tot een gemeenfchaplijk beftuur de goevitlgt te neemen. Zie Tegenwoordige Staat van Holland, Deel Vil. Zuid-  3i6 ZUID-WADDINXVEEN, ZUIDWAL, enz. Zuid-waddinxveen; zie waddinxveen. Zuid wal, eene bekende Ree voor de Schepen, in Texel, doch die nooit uit verkiezing, en zelden anders dan uit noodzaaklijkheid, wordt opgezogt. De grond daar van,' naameiijit, is zeer ihjkagtig of fiibberig.j Wanneer dan de Schepen, geduurende den Winter, uit het Nieuwdiep, of van e'.ders, voor den Ysgang de vlugt moeten neemen, of wanneer zij zonder Ankers binnen koomen, of anderzins dezelve hebben verloren, kunnen zij het veiiig op den Zuidwal zeuen, dewi,l zij al:aar blijven vastleggen, zonder het gevaar van itooten op een harden grond. De reden der beEaamingé van Zuidwal. moet gezogt worden in de gelegenheid , met betrekking tot de Tèxelfche Reede. Zuidwelle, dus genaamd in tegenoverftelling van Noord' welle, was eertijds, gelijk het laatstgenoemde nog tegenwoordig is, een tamelijk welvaarend Dorp, in Zeeland, op' het liii'-nd Schouwen. De geduchte vijand van de Provincie Zeeland, het Zeewater, heeft het, al voor een groot aantal jaaren, in zijnen onverzaadebjben balg verzwolgen, uitgezonderd een klein gedeelte daar van , naamelijk het Kerkhof. Tusfchen de Dorpen Noordwelle en Serooskerke , ligt die overgebleevene plek gronds een weinig ter zijden af, en kan daar uit de gelegenheid der aloude Plaatze, eenigermaate, worden opg< maakt. In weerwil van den ondergang, des 'Dotps. is het Aabagt, egter, nog overgebleeven. De Schout èn Schepenen van Noordwelle, zijn het tevens, in hunne hoedanigheid, van dit Distrikt. Zuidwïk, met Waifcnaar, ééne Ambagtsheeriijkheid, in Rhijnland, en met dezelve zo naauw verbonden, en als in elkander gevloiten, dat het Dorp Wasfenaar in Zuidwijk, en wederom het Huis te Zuidwijk in de Heerlijkheid van Wajendar gelégen is. Zie verder, ten aanzien van de uitgebreidheid van Zuidwijk, 't geen wij boven, op bet Art* Wassenaar, hebben aangeteekend. Zuid-  ZUIDWYK, (.Het Huis te) ZUIDWYK. 317 Zuidwyk, (Het Huis te) in het naastvoorgaande Artikel, ter loops vermeld, ftaat aan den geivoonen Rijd- of Herenweg, tusfchen het Haagfche Schouw en het Dorp Wasfenaar. In overoude tijden, toen de Edelen des Lands, onderling, openbaaren oorlog voerden, diende het tot eere verfterkte Plaatze, of Kafteel. Zijne tegenwoordige gedaante, behalven dat dezelve de hooge Oudheid des Geftigts aankondigt, kan daar van ten bewijze dienen, hoewel het, in zijne oorfpronklijke gedaante, veel grooter geweest is, dan het thans zei eertoont. Het beftaat, naaraelijk, uit twee hooge en grove Vierkante Torens, met leijen Kappen gedekt, uit het water oprijzende. Johan henrik , Graaf van Wasfenaar, Haer van Obdam, deedt, nu meer dan eene halve Eeuw geleeden, aan het Oude Slot onnoemelijke kosten, door het aanleggen van Tuinen, Plantaadjen, Vijvers, Grss- en Bloemperken, Grotwerken, en andere bijna Koninklijke Hoffi.raaden. Zuidwyk, eene Hooge Heerlijkheid, hoewel van den zelfden naam, nogthans van de bovengemelde onderfcheiden, als zijnde gelegen bij Boskoop, insgelijks in Rhijnland. Haare uitgebreidheid vinden wij niet aanga *eszen, even min als het getal der Huizen. Deeze ftaan ginds en elders verfpreid, alzo men 'er geen Dorpbuurt, en ook geene K.-rk vindt. Dit niettegenftaande heeft de Heerlijkheid haaren eigen Bal= juw, die door den Heer wordt aangefteld.