JACOBA VAN BEIEREN, GRAVIN van HOLLAND en ZEELAND. J. HELDERS en A. MARS, i„ de Nes. ^ Mei Privilegie.   AAN DE E. E.HEEREN GE R ARD ROGGE, PHILIPS vanderGHIESEN, Mr. WIGBOLT SLICHER, E. F Air. JAN HENDRIK KERCKRINCK* ABRAHAM PYLL, Regenten van het Weeshuis; aan de E. E. H E E R E N Mr.JAN KASPER HARTSINCK, JACOB VOO RDAAGH, , JACOB O ORTMAN, Mr. JEREMIAS van der MEER. Regenten van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis, te Amstekdam. "Wie zoude ik myn Jacopa wyden, In dees zo liefdelooze tyden , Waar in de Nyd ten toppunt kilmt, Eu 't nuttig Schouwtooneel begrimt, Als  Als wierd daar de Ondeugd aangepreezen; Dan u, ó Vaders van de Weezen? Dan u , die d'oiiden Stok ter günst, De deugd ten troon voert, door de Kunst? Beftraal met oogen van ontferming, Ja handhaaft, door uw kunstbelchcnniug, Ook myn Vorftinne in haaren druk: Dan roemt myn Zangfter dat geluk; Dan zegeviert ze in haar verwachting. Zo toone u deeze Wyk van achting, Aan u verfchuldigd, hoe myn vlyt, Aan 't nut des Schouwburgs toegewyd, Door 't offren van myn Treurgedichten, Apollo's Zoonen wil verpligten, Om , met verfcheidenheid van ftof, Thalië en Melpomenes Hof, Tot opbouw van de Kunst, te lieren; Terwyl haar krans van dichtlauwrieren; Van'beider hand u aangeboón, Uj als haar Voedfterheeren, kroon', J. DE MARRE, MDCCXXXF.  Dc Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben , volgens O&rooi door Haar Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland , den 5den November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van JACOBA VAN BEIEREN, Treur/pel, vergund aan j.helders en a. mars. Amfteldam, den 18 Fcbruary, 1786. Geene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden,dan die door één' der Heeren Gecommitteerden^efidertee-  Pag. i JACOBA VAN BEIEREN, GRAVIN VAN HOLLAND EN ZEELAND. T R E U R S P E L. EERSTE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld een Slaapvertrek. EERSTE TOONEEL. BoRSSELEN, LaNOY. GBorsselen. a heen;'t is vruchteloos:wil my niet meer mishagenLaat my in eenzaamheid dit ongeval beklagen: Myn rampfpoed eischt dat ik myn levensloopbefchouw, Of ik verdacht kan zyn van wankling in myn trouw, Danofdenyd van't Hof mydoet myn vryheid derven • Wie weet,ofniet de Vorïï vanBorsflen wil doen flerven! Lanoy, 'kmoet weeten wie myn glorie heeft bevlekt. Maar zo myn ziel in zich geene euveldaad ontdekt, Dan zal zy welvernoegd haar rampen overwinnen. A 5 La-  ,2] ACOBA van beieren, lanoy. 'kMoet u beflraffen. Stel die dwaling uit uw zinnen: De onnutte vrees fchetstu eennimmertrcffendkwaad.' Hoe! zoude Vorst, een' man zo dienftig voor denStant, Een' Kry gsheld, zo beroemd door zeegryke Oorlogstoglen, Een'Gunstling,diefteeds aan zyn zyde heeft gevochten, Een onverwrikbre zuil, daar 't nieuw gebied op rust, Verdelgen? denk zulks niet. Bok sselen. Hoe! is u onbewust DatOnderdaanen vaneen wydgeducht vermogen, Het naast zyn aan hunn' val? dat ze in der Vorften oogen Misdaadig worden, als 't geluk hen zo verheft? Dat hun verdiende 't loon dier Prinsfen overtreft ? (ken, Weet, zo we aan hun belang ons zelfs noodzaaklyk maDat zy,uit ftaatkunde, ons gedrag ten fnoodlte wraken 5 't Word alles lastig , ja met weêrzin aangezien; Men kan de woede van hunn' haat dan niet ontvliên; 't Is all' verdacht, wat wy ook raaden, en bedryven ; Eén tong is magtig ons een fchandvlek aan te wry ven. Dit treft my nu, dit is derftaatsbeftierdrenlot; Dit zyn de flageu van 't verfoeilyk vleijers rot; Dat,woelende om dedeugd van andren te onderdrukken, En groeijende in verraad, in moord en gruwelltukken, 'tVerftand der Vorften blind , door onverdienden lof. 'k Heb meer dan ééns gefroaakt de listen van het Hof: Maar denk niet dat de vrees voor fterven my doet zuchEen onbefmette ziel behoeft geen ftraf te duchten :(ten; Zyfchrikt niet voor de dood, wyl haar geen wroeging knaagt; Maar 't is de wraakzucht die my 't bloed door de aadren jaagt; Ik zoek myn' Vyand, en ik kan dien niet ontdekken; 'k Ben ongeduldig; dit kan my die fmart verwekken: Dit doet my zuchten. L/4.  TREURSPEL. 3 Lanoy. Dit verzwaart u tegerifpöcch borsselen. Lanoy, een bittreramp word door het klagen zoet. Laat my het vol gemoed ontlasten. Lanoy. _ , , Wil vry klagen: Ontlast uw hart ,maar laat me uw onfpoed mede draden: Herrinnêr uw gedrag, en overweeg met my Wat of de reden van die haatelyke ongunst zy Of ben ik u verdacht ? waar hebt gy voor te duchten ? borsselen. ZwygHugo.Zulk eentaai verzwaart myne ongenuchtcn. Verdenk de Vriendfchap niet die in myn boezem gloeit. Neen, waardeVriend, myn tong is niet voor u geboeid. Welaan; wylgy zulks eischt,wil dan opmerkend hooren. Het ongeval, zo lang aan Hollands Staat befchoren, Is u genoeg bewust: het heugt u, hoe de list, Gelty f t door heerschzucht,na een'langvervloekteutwist Van Hoeksch en Kabbeljauwsch, dien Staat trad op de lenden. r Gyweet, ik volgde toen Bourgonjens legerbenden, Waar door myn achting by dien Vorst ten toppunt klom. tls waar, k zag hoe dien haat,geftookt doord'Adeldom Myn Magen onderdrukte,en 't heil desStaats verteerde' t Gezag der Landgravin geweldiglyk verheerde • ' Zo dat haar, van t gebied, de naam Hechts overbleefMaar k was gebonden door den yver die my dreef Ik volgde 't lot, dat my die zyde deed verkiezen,' Wilde ik myn waardigheid engoedrcn niet verliezen; Maar k hield yolllandig 't heil myns Opperheers in acht. Dat weet de Hemel! Maar toen nu Jacoba's maat Voor t woedende geweld der Kabbeljauwfchen bukte; Toen Philips met zo veel list haar all"t gezag ontrukte, w' -?°r^-n,ztre,vanbloed'tot'sLandsbeftieringtrad, Was ik t die sHertogs gunst ten eer en maal bezat. Zyn goedheid Helde my tot Hollands Stedehouder; Maar  4 JACOBA van BEIEREN. Maarnaauwlyks trof die tast,zövvichtig,myne rchouder, Ofdeafaunst deed zich op't gezag door haar befchouwt, En hoe des Lands Gravin myn toczieht was betrouwt, Stak haar in 't oog; men lei my heimelyke lagen: 'tls u bewust hoe ikdienftormhebafgellagen, En hoe de Vorst, in 't einde, op myne trouw gerust, My vestigde in't gezag. Die vlam, dus uitgebluscht, Konaan myn'ftaat veel vreugd en veel vernoeginggeven. 'k Zag daaglyks myn Gravin, die in dat eenzaam leven, By my al haar vermaak, haar troost en toevlugt vond. De pligt, de deernis die my aan haar' dienst verbond . Bewoog my , om 't gevoel dier treffende ongelukken, Door veel vermaaklykheèn uit haare ziel te rukken; Dit fchonk my de achting van die treurende Vorstin. Maar nebbe ik , doelende op verfoeijclyk gewin, In diegedienftigheid my zelve wel misgrepen? Heb ik met listigheid myn zinnen ooit geflepen , Om haar te redden uit dees harde ilaverny, Om, doelende op 't gezag in haare heerfchappy, Doorzulkeen fnoode zucht myn Vaderland te ontroeren? Gy weet het, Hemel! dat ik my nooit liet vervoeren Tot zulk een boosheid , zulk een trouweloos verraad. Maar waarom of de Vorst my dan in kluisters flaat? Of zou hy.. ? Neen! dit is niet mooglyk. Lanoy. Nu, laat hooren; Wat is het dat gy in uw' boezem fchynt te fmooren ? borsselen. Myn ziel, verbystert door dit haatelyk geval, Weet niet wat zy begrypt of wat zy denken zal. 'k Zoek. alles door... Maar... neen... Lanoy. Hoe! is uw tong gebonden? TWEE-  TREURSPEL 7 Ik kan nu de oorzaak van myn rampen wel vermoeden: Ontrouwe Dienaars zyn de werkers van myn Val. Welaan; 'k verberg u niets, terwyl ik fneuvlen za'l! Hoor, of't een misdaad is , zo groot een ftraffe waardig 'k (leb u gezegt, hoe ik ten uiterfte dienstvaardig Voor's LandsGravinne, dus haar gunst en achting won Maar, ach! hy zengt zich, die te na komtaan de°Zon.' Die eerbied vóórhaar deugd,die my den boezen griefde Die vriendfchap (ach ! Lanoy)veranderde in een liefde' Zo teder, dat myn hart nietmagtig. Lanoy. Dit 's de réén Die liefde is oorzaak van alle uw rampzaligheón. ' Gy hebt haarHoogheid,door een drift,al te onbezonnen Tefchandelykgehoond. Zou ik 'tgeloovenkonnen? " Zy heeft gewis u by den Hertog aangeklaagt. BoRSSE LEH. ö Neen ; gy dwaalt: ik heb haar nimmermeer mishaan. Wel verre van zich aan myn lieve drift re ftooren Heeft zy dezelve taal aan myne ziel doen hooren' ' Wat kon my langer toen weêrhouden ? ach! myn H>er» Op die verklaring was uw Vriend zich zelf niet meer ' Ik kon myn' heilftaat, zo bekoorlyk,niet doorgronden. Die helde. ..„Maar... Lanoy, Voleind. Borsselen. ^Heeft ons aan een verbonden. Verbonden ? Hemel! gy, myn Heer ? hoe! gy aan haar s Neen, 't kan niet mooglyk zyn. " Borsselen. . , , Geloof my. fa, 't is wa-»r Myn ziel verheugd zich nog ,als zy hier aan kan denken' Kon zy aan Borsfelen wel grooter goedren fchenken ? Myn Hugo, ztilkeen goed als dees gewenschte trouw, Is onwaardeerlyk! baart myn ziel geen naberouw. Wy  jo JACOBA van BEIEREN, L a n 0 v. Ach! myn Heer! Neen.'kzalmynnaam niet door die euveldaadbevlekken. Zulk een'vervloekten last nochnu.noch ooitvoltrekken. Wie weet of niet de list den Hertog hebb' verltrikt: Of hy de naween van die daad wel heeft gewikt: Of hy dit vonnis, door uw haters aangedreven , Niet in het zieden van zyn drift heeft onderfchreven. En of in kort die flag zyn' ziel niet treffen zal. DERDE TOONEEL. Lanoy, Borsselen, Wolfaart. WL a n o y. at jaagt u hier? Wolkaart. Myn Heer, de Vorst ipoed naar deez' wal. Een deel der ruitery, in haast voor uit gereden, Staat voor de muur. Lanoy. De Vorst ? Ach! wat rampzaligheden! Tegen Wolfaart. Ga; Iaat de ruitersSin,, en wacht my aan de poort. VIERDE TOONEEL. Lanoy, Borsselen. HLanoy. elaas! myn heer! 't is of elk oogenblikmy moord. Kunt gy de reden van zyn' optogt wel befeffen. Borsselen. G*wis myn vriend,die komst zal uw vanBorflentreffen, Volvoeniw'last; welaan , voorkom uw lyfsgevaar. Befluit en red u zelf. L a n o y. öDoodelyke maar! 6 Vnend-  TREURSPEL. f, ó Vriendfchap! Wreed bevel.'moet gy mvn ziel verfchMi Waarbergikmy?helaa3 ! mynHalsvTiend! S Hy omhelsd hem. ii or S selen. Wat'S dit? Staak dit treuren. V Y F D E TOONEEL. Lanoy, Borsselen, Rüdolph. f^l Lanoy. R odolph. Ik zal bet u ontdekken. Myn Heer, ft had reeds^gmtód^S'inet uw'flaatj Gy weet niet hoe uw ramp my ook ter harte gaat. Maai laat ons hoopen: want ik ben in die veïwachting Dat u de Vorst weêr zal verderen met zyn achting Wanneer uw hechtenis was aan het hof verflaan Maar S ^ ""t" 1™ dk ^llnst »a te S^an ; » Maar alles vruchteloos, tot dat de Vorst ontdekte Zulk een tcTS* ■ derwa»S"™ van het Hof! c,ï ?? befchuldigmg gaf aan uw haters (tof, (ken Schoon hen de waarheid van die lchuld niet was-ebleeSfa, de\rdVhl0nZenV0rStiD bittteW1'aakte«"«ffiï Men H™i Z Sn Watvan u te wachte» fond; HoezereHf'OPiOUtrenrd " Moest kirlein,UW Voordeel' 'r was vérl00«n; hoorenf * my" vlyt' 'c bevel dier dood(traf Maar naauwlyks was die last verzonden tot myn fchrik Of k zie een bode aan 't Hof, die op dat oogenblik ' E a Den  12 JACOBA VAN BETEREN, Den Vorst verwittigde, hoe zekere oorlogsbenden , Reeds Uil in aantogt, zich naar deeze Vesting wenden ; Hoe Vrouw Jacoba, en graaf Fredrik, deeze nacht Tot uwe ontzet... Borsselen. Om my ? Ach! wie had dit gedacht? 1 RüDOLPH. Ge wis, dit drong den Vorst zich tot dees reis tefpoeden., Hy wil dien aanllag door zyn byzyn zelf verhoeden. Vlieg been, dusfprakhy metdegraropfchapin'tgezicht,) Vlieg, Rudolph; zie of hy niet reeds is opgeligt. 'k Viel hem te voet, myn Heer; 'k herhaalde toen myn fmeeken; (ken. 'k Bewoog zyn Hoogheid om u zelf nog eens tefpreeMy dacht, zyn ziel wierd dooreen naberouw geraakt. Zie daarmyn' last,zie daar uwftraf naar wenschgeftaakt. Borsselen. 'k Ben u verpligt. Maar hebbe ik anders niet misdreven, Dan vreeze ik niet. Rudolph. Ik kan geen meerder lichts u geven. Maar zyt ge onfchuldig aan dit opgeticht verraad , Verweer u ; toon hoe gy fteeds waakte voor den Staat. Verbreek de list waardoor u de afgunst wil verflrikken: Wil niets ontveinzen. Maar dees weinige oogenblikken Beletten my, om u iet meer te doen verdaan: De Vorst verwacht my. Denk wat ik u heb geraên. ZESDE TOONEEL. Borsselen, Lanoy. VB o r s s e l e n. erftaa dit niet, myn Heer. Lanoy. lk voel myn ziel beroeren Door aneflen, die haar tot een droeve wanhoop voeren. c * 'i- Te  TREURSPEL. ii 't Is al te veel beftaan, van een die listig woelt Om 's Hertogs gunst, en op het hoog vermogen doelt. Een nieuwe gunlteling der Prinfen is te vreezen. Maar laat ons gaan. De Vorst kan nu niet verre wezen. Dit is het rustvertrek, daar hy vernachten moet. Wat baart zyne aankomst een ontroering in myn bloed. BOR sselen. Laat deydle wantrouw uw ontftelden geest niet plagen. Wat vreest gy ? Lanoy. Zo de Graaf dien aanflag tracht te wagen, Dat gy het ongeval daar van gevoelen zult. Borsselen. Het zy zo 't wil, myn ziel is vry van alle fchuld. 'kZal ook niet poogen om tot uw verderf te ontvluchten. Dan was ik fchuldig, en ik had myn ftraf te duchten; Kom, breng myweg: myn deugd, niet zwichtende in dees nood, Staat als een koopren' muur, in leven en in dood. Einde van het Eerfte Bedryf. B 3 TWEE-  14 JACOBA van BEIEREN; TWEEDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld een Gallery, daar een kroon met brandende kaarsfen hangt. EERSTE TOONEEL. Philips, Rudolph, Diderik, Lanoy. Gevolg van Edelen, Pagies met brandende toortfen, en Lyj'wacht. GPhi lips. y Heeren, die met my terHeirvanrt zytgetoogen, Treed nader, 't Hevig vuur der Inlandfche oorelogen, Nu eerst gekluisterd, barst weêr uit in vollen gloed. Dit drong my, om, eer 't heir der muitren verder woed', Een' brand te blusfchen , die te ligterlage aan 't blaaken, Het zuchtendHolland tot eenpuinhoopdreigt te maaken. Ik zvvyg wat recht my op dien Staat is toegeftaan: Wat vreêverdrag ik met myn Nicht heb aangegaan; Hoe zy, die lust fchept in myn' wil te wederitree ven , Niet tegen myn befluit zich kan in d' echt begeven; Ja hoe ik yverde om de rust der Heerfchappy Gy weet dit. Maar wat fchand inupoogtze myn voogdy Teontworstlen, en, tot fmaad van bloedverwand en vrinden, Zich aan myn'Dienaar door een fnoode trouw te binden. Het is van Borsflen. 'k Zie hoe u die naam verzet. skHad zulks ooknooitverwacht:maar'khebhemditbelet: 'k Heb hem gevangen, 'k Had die heimelyke boosheid Van mynenGunfteling,noch dieVorstins trouwloosheid U nóóit gezegt; ik zweeg , uit achting voor myn bloed; 'kHad alles noggefmoord: maar nu ze uit overmoed Haar wettelooze drift wiljvolgen, 't Land beroeren, En , door ge weid of list ,hem tracht van hier te voeren, Ja zelf haaf fchande dus durft (tellen in het licht; Nubaatmyn zwygenniet. Welaan, gy weet uw pligt. Waakt  TREURSPEL. 15 Waakt voor de vesting, want als 't hemelsch licht zal dagen; Zult hy haar leger voor dees muur zien neêrgeflagen. Tegen 't Gevolg. Tegen Lanoy. Tegen Rudolph, Laat my alleen. Haal uw' Gevangen. Gy, blyf hier. TWEEDE TOONEEL. Philips, Rudolph. DPhil 1 p s urft die hardnekkige, nog even trots en fier , Myn' wil verachten ,fchoon de draf hem is befchooren? Rudolp h. Ja,Vorst,'twas vruchteloos:hy fluit voormy zyn ooren; Hy zwoer haar trouw: uw raad en goedheid wordmis'k Verbeeld my dat Lanoy hem fiyït in dat befiuit.(duidIk vond hen t'zamen, enzyn reden dubbelzinnig, Begaan met Borsflen, en te my waarts fcherp en vinnig. Hy was my lang verdacht. Philips. Zou hy ons ook verraön? Rudolph. Wat kan de fnoode zucht tot hoogheid niet beflaan ? De Hoekfchen weeten elk in hun belang te trekken. Maar, Vorst, hoe menigwerf zult gy uw' wil ontdekken Aan uw' Gevangen, die uw lydzaamheid veracht? Waarom belet gy dat het vonnis werd volbragt ? (ten; 'tlswaar,het fchynt wel wreed:ook haat ik'tbloedvergie'k Voel zelf 'tmeêdoogen: maar hoe zult ge uw wit befchieten? Stoort deze misdaad niet de rust der heerfchappy? Zult gy dit dulden, Vorst? Philips. Een driftig zielsgety Benart my: 'k voel my deeds tot zyn behoud gedreeven. Neen, Rudolph ! 't zal myn'geest vry meer vernoeging geeven, B 4 Dat  16 JACOBA van BEIEREN, Dat ik hemfpaare. Ik wil eerst zyn befluit verdaan. Dit fchynt my 't zekerde voor myne rust gerafin. Rudolph. 'tls waar; doch zo haar magt... , Philips. Men zwyg'. Hy komt. DERDE TOONEEL. Philips, Rudolph, Borsselen, Lanoy. Philips. Treê nader. Borsselen, hem de hand willende kusfen. Vorst, is 't my nog gegund? Philips. Geveinsde Vriend Verrader! Weg.met dien fnooden mond,die myn verderf bezwoer; Die, door zvn vleijery, myn Staaten zet in roer; Die zo arglistig, door een wettelooze minne, Het hart verleid van een onwaardige Gravinne. Noemt gy me uw' Vorst?gy,die my heimelykbefpringt, U op den echtkoets van uw 's Vorsten Weduw dringt? Ons luisterryk geflacht zo fchendig durft bevlekken, En myhet erfrecht van mynStaaten zoekt te onttrekken! Is dit myn lank vooral die liefde, aan u betoond ? Is dit de erkentenis waarmeê ge uw'meester loond? Dat ge, ondank- myne gunst, zo dikwerf u gebleken, My door een fnoode trek,zoekt naar de kroon te deken? Maar 'k zal u draffen, 'k zweer 't, zo gy op dezen dag, Niet keert tot uwen pligt: niet bukt voor myn gezag. Boksselen. Vorst! 'k bid, laat my... Philips. Rys op. AH' die gedïendigheden Zyn vleieryen. Spreek: 'k zal hooren naar uw reden. Bor-  TREURSPEL. 17 Borsselen. De Hemel weet, hoe ik, iteeds in uw' dienst getrouw... Philips. (Vrouw, Rep van uw dienften niets: maar fpreek my van uw Of dartle Byzit, (met wat naam zal ik haar noemen ?) Van 's Lands Gravinmiaar wil uw misdaad niet verbloeBen ik naar waarheid van uw toeleg onderregt?^ men. Hebt gy dien huwlyksknoop in 't heimlyk niet gelegt, Om door dat middel my myn erfgebied te ontrooven ? Borsselen. Hoe! ik ? ach! mag ik thans myn ooren wel gelooven % Ja, ftraf my, Vorst, zo u die misdaad is bewust. Zoude ik het zyn die 't Land door myn gedrag ontrust, Uw' Staat bedoel, en my wil tegen u verheffen ? Laat dan de woede van uw grimmigheid my treffen. Neen,'tis delaster, die myn daaden (leedsbevlekt. Maar wyl u alles van myn liefde wierd ontdekt, Zal ik, wyl nooit myn ziel zich redde door een logen, Niets zwygen, maar alleen de waarheid u betoogen. Ja Vorst, 't is waar, ik heb zo groot een zaak beflaan. De drift der Min heeft my verwonnen, dit geraên. Maar 'k roep denHemel,die doorgronder der gedachten, Van wien ik all' myn heil, of ftraffeheb te wachten , Tot myn getuige , dat ik nimmer met deez' Echt Gedoelt hèbbe op uw' Staat; of ooit heb toegelegt Om u... Philips. Niet toegelegt ? Wat heeft u dan bewogen ? Nooit had haar fchoonheid opuw ziel zo veel vermogen: Haar onftandvalligheid heeft veelmaals u verfbord. Onzalig Dienaar, wat heeft u in haar bekoord, Om tot uwfchande, uwe eer en Meester te belagen? Gy weet wat magtray door den vrede is opgedragen, Wat zy gezwooren heeft. Wat heeft uw geest verblind? Ja, 't was uw oogmerk om het Graafelyk bewind, In 't barnen van de twist der langverdeelde landen. B 5 Door  TREURSPEL. 23 Nu poogt des Lands gezag my 'teenemaal te ontrekken. Dat gy het Opperrecht; dat nog aan my behoord AlsLandsgravinne, reeds door uw geweld verftoort; Dat gy, al te onbedacht, ons beider Stedehouder, Die'theildesStaats bedoeld,dien lastlegt op de fchouder; Hem , die voor ons gezag, en volken rustig waakt, Hebt opgeligt, geboeid, en (of my dit niet raakt,) Nog zwygt,en,zonder my,zynftraf ligthebtbefchooren, Als of ik 't hoog gebied had in myn' Staat verlooren; Of ik nu al geheel waar'van myn Land beroofd. Wie voegt daar 't hoog gczag.^wie isdaar'twettigHoofd.? 't Is waar,ik heb,tot meer verhoeding van 's Lands plaagen, Aan u 't regeeren van myn Staaten opgedraagen: * 'kGafu het lemmer, tot befcherming van mynLand; Maar 'k zie, gy voert het tot myn' ondergang ,en fpant Me* myne haaters aan, tot fcheuring der Verbonden. In wiens gebied hebt gy van Borfelen gezon den ? In'tuwe?Neen,in't myne. Of (leunt ge op uw Voogdy? Zyt gy Beftierder; ik ben 't Hoofd der Hc erfchappy. Misdreef hy, laat myn Hof hem op uw klagten hooren. Hy is myn Onderdaan Ja in myn Staat gebooren, En daar gehuisvest: en 's Lands wetten dulden niet, Dat hyte recht zal ftaan in een uitheemsch Gebied. Heeft ons Gerechtshof ooit een misdaad vrygefproken? Wierddoor myn hoog gezag de loop van 't recht verbroken ? Dat zult gy nimmer my bewyzen , neen, myn Heer. Waarom hem my ontruktVmyn Hoogheid,Staat,en Eer, In hem gefchonden ? 'k Haddit nimmerkunnendenkenZoud gy dan alle recht en billykheden krenken ? My dus verachtelyk behandlen ? Kan het zyn. Dat Bloedverwanten, uit een'vergezogten fchyn, Zich dus verbinden, om my all' myne eer te ontrooven? Wat zal ik van uw hulp en goedheid my belooven ? Wat zal ik hoopen van uw liefde, en eed, en trouw? • *Ao. 1418. Gy  «4 JACOBA van BEIEREN, Gykunt, zo 't ubehaagt, eeneonderdrukte Vrouw Verdry ven uit haar' Staat, maar zal dit billyk weezen ? Zal dat uwroem zyn?als de Nagedachten leezen: „Bourgonjes Hertog heeft zyn Nicht van Eer en Staat ,,Heerszuchtiglyk berooft.Zult gyoie blaam,(ófmaad!) Dan dulden?'tzaad der deugd doordit gedragverftikken? ' Gy , zyt ge een waardig Vorst,moet voor die fnoodheid fchrikken. Staaf;ftaaf's Lands wetten;maar verbreek dieniet,myn Heer, Herftel myn glorie, geef myn' Onderdaan myweêr. 'sLandsRechtbank hoor hem,zo hy iemand heeft beleedigt; Hy,als zyn misdaad blykt,word niet doormyverdeedigt. Neen,maar de fchulriigemoet voor'tGerechtshoffraan: Dat moet hem vonnisfen,naar'tkwaad,door hem begaan. Ph i lips. Ik heb, met veel geduld, geluistertnaar uwklaagen. Mevrouw, gy had byna de zege weggedraagen. Maar'k word weerhouden, doorden yver die uport, .En door de drift, waarom ge alhier gedree ven word, Om uwen Onderdaan , en Dienaar van uw Landen , Met zo veel moeite en zorg terukken uit myn handen. Dit werk verwondert my, als ik dit recht befchouw: Dit voegde een' A fgezant veel eer dan u , Mevrouw. Hoe meer ik dit bedenk,hoemeer het mydoetfchroomen Wyl gy, gy zelve hebt zyn voorfpraak ondernoomen. Vorstin, gy moet wel veel gevierd zyn, veel bemind By uwe Volken, wyl gy hen zo teêr bezind ? Maar ik kan evenwel niet denken , dat de liefde Tot uwen Onderdaan uw hart zo verre griefde, Dat gy, niet lettende op uw Hoogheid, Eer en ^taat, Om uwen gunfteling uw hof en rust verlaat; , Indien een oogmerk dat voor my nog is verborgen , U hier niet voerde met die akelige zorgen. I Gy klaagt my, dat ik u een' Onderdaan ontcpk;  TREURSPEL. 33 Dat ik 's Lands wetten fchend; dat ik u onderdruk En zelfs uw Hoogheid kwets. M aar gy kunt wel befeffen Dat ik niets onderneem, dan 't geen my kan betreffen! Myn Stedehouder is't; niet de uwe;neen , Mevrouw ' 't Voegt my te letten of hy wankelde in zyn trouw • ' lk heb alleen die magt, tot (laving van 's Lands wetten Om hem, zohy misdoet,van 't hoog gezag te ontzetten' Ja, hy is fchuldig: 'k heb dit van hem zelf verdaan ' En t raakt myne eer. Welhoe.'zoudeikhem danontflaan^ Hem overgeeven, op uwe ongegronde klagten 9 Kunt gy zo dwaas een daad, die lafheid van my wachten? Neen ,neen, Vorstin,ik moet hem (traden voor een daad' Die hy te fnood belfond, waar door hy my verraad ' Maar,zal ik hem genade en gunst doen,'k mocrdanheden Eerst zelf van u verdaan , om welk een groote reden Gy hier uwe eere waagt voor hem die u niet raakt i 't Baart achterdocht, nu gy voor zyn belangen Waakt • Van waar die vrees,die drift,die we in dit werk befchouwen ? Wilt gy hem redden, weer myn billyk misvertrouwen. Jacoba. Gy fpreekta's Rechter: maar, ondanks uw dwang, myn Erkein er geen',dan dien gy zelf erkennen moet. (bloéd Hie is t, aan wien ik myn geheimen zal verklaren. Kan myn verbaasdheid u nog agterdenken baren ? En kan ik, zonder fchrik, nog luistren naar uw taal? Myntloogheid zien gekwetst docr zulk een bits onthaal? Ja, onverichillig, daar gy 't recht des Volks wilt dooren" Van u bevelen, als van myn'Gebieder, hooren? Gelooft gy dat ik myn geboorte beb. verzaakt, Of heeft de vrede my uw onderdaan gemaakt? KeernaarBourgonje,daaruw ftaatzucht wordt geheiligtBreek daar een Handvest die den Onderdaan beveiligt ' ■ >, «rVu eï voorrecht van myn volken voor te (laan ; ; k Vli hen befchermen, naar den eed door my gedaan; kZoek hen door hefde,niet doorvrees.tot myte trekken Lu wiljzg veel ik kan,hen tot cenSchutsvrouw (trekken: c Dit  1099 F 20 ]   JACOBA van BEIEREN.  J  PERSONAADJEN. Jacora van üeieren, Gravin van Holland en Zeeland. Philips de Goede, Hertog van, Bourgondiër), Neef en Voogd van Jucoba, en bejlierder van haar Landen. Frank vanBorsselen, Zeeuws Bedelman,Stadhouder van wegen Philips over Holland, heimelyk getrouwt aan Jacoba. Frederik, Grove van Meurs, Vriend van Jacoba en Philips. Rüdolph, GunflelingvanPhilips,engeheime Vyand van Borsfelen. II uoo de Lanoy, Commandant in de VeJiingRupelmonde, Vriend van Borsfelen. Ada, Saatjuffer van Jacoba. Willem de Bie, Edelman van Jacoba. Wolkaart, Hooftman van de Wacht in Ru^hnonde. D ider i k Hooftman van des Hertogs Lyj'wacht. Gevolg van Edellieden, vier Pagies, Lyfwachten van Philips. Hooftman en Krygsvolk van Jacoba. Het TOO NE E L verbeeld de Vertrekken in 't Kafleel RUPEL MONDE* liggende omtrent Antwerpen. De daad van dit Spel is voor gevallen in 't jaar 1433. ^ ^  TREUR S PE L TWEEDE T O O N E E L. WOLFAART, BORSSELEN, LaNOY. MWolf aart. yn Heer, dees brief werd van den Hertog u gezonDe Bode wacht uw' last. "(den. Lanoy. Zeg, dat hy toeven moet. Na 't lezen van den Brief. ó Hemel! ... ach! Borsselen. „ Hy fchrikt! wat of hem zuchten doet? Wat onrust voed uw hart? Lanoy. Ik kan 't u niet ontdekken. Borsselen. Treft u ook de ongunst ? Lanoy. Neen... Hy wil weggaan. Uorsselen. . , ,Gy m°ct nu niet vertrekken. Dit baart my achterdocht. Wat wil dit naar gezucht? Hoelzytgy, op uw beurt, voor myne trouw beducht* Ik heb u, op uw raad, myn hartsgeheim doenhoorcu.' Zoudgy nuzwygen?zoud ge uw rampen voormy fmoo» , , . Lanoy. (ren? Ach! verg my met. „Helaas! verdoemeJyke wraak ! ,,T „ Borsselen. Wat zegt gy? Spreek recht uit. Ik zweer, de minne zaak w , a^,gfheim ,zaI n,yniet vloeijcn van de lippen. Wat wil dat vocht, dat ik uwe oogen zie ontglippen s j>en ik veroordeeld? zeg. 'k Bezweeruby de wet Der vnendfehap, dat gy my uit dit verlangen red. Laat  6 JACOBA van BEIEREN, Laat komen wat 'er wil. 'k Ben niet gewoon te beven; Laat hooren,Hugo,fpreek;wilHertogPhlips myn leven? Lanoy. Ily wil maar al te veel. Borsselen. 'k Verlla u; en gy wilt Dit nog verbergen! neen, dit's noodloos tydgefpilt; Geef my die lettren: zo de Vorst my heeft verwezen, Wil ik verwittigt zyn, Lanoy. Helaas! wat wilt gy lezen? Borsselen, hem den Brief willende ontrukken, Weörftreef my niet, lk wil het Vorstelyk gebod... L a n o y , hem den Brief gevende. Daar , Ongelukkige! zie, zie uw doodlyk lot/ Het is gedaan; gy zyt veroordeeld; gy moet llerven. Borsselen. 'k Zie dan myn haaters hungewenschte hoop verwerven, En's Vorften goedheid, door een al te fnooden raad. Verwonnen , en gefpoort tot zulk een laffe daad ! Hy eischt myn hoofd! welaan,'k vernoeghem: ftaak dit zuchten. Een tydftip geeft my 'teind van all' mynongenuchten. Maarfchoon zyn wreedheid my dus tegen reden llacht, Hy toont myeveuweleen gunst, die onverwacht (ven, Myn ziel met vreugd vervult; my allen fchrik doet derWyl ik,myn waarde Vriend,voor uw gezichtzal fterven. lk vrees den dood niet:'k heb dien meêr ten doel geftaan. Lanoy. Rampzalig Edelman , hebt gy uw Vorst verraên ? Wat is uw misdaad? Ach! "moet ik u fchuldig achten? Borsselen. Neen , 'k ben onfchuldig; en dat kan myn lot verzagten, Geloof my, Hugo, 'k (preek hier zonder veinzery; Maar 't is de baatzucht om een' anders heerfchnppy, Die Hertog Phlips bezielt; die hem zo wreed doet woeden, Ik  JACOBA van BEIEREN. Wy hebben heiinelyk dat Echtverbond gefloten, En zelfs denvoorfmaak van dat wenschlyk zoet genoten. Zo heilryk was myn lot, en liefde. Lanoy. Ach ! wat geluk, 'tGeen thans u dompeltin een'eindeloozen druk! Ikflaa verbaasd, en kannognaauwlyks ugelooven. Hoe heeft de Vorst u uit haar armen kunnen roöven ? Hoe kan zy 't dulden ? zy die zo vol moeds, zo fier Een mannenhart bezit; de ftrydende banier DesOorlogs heeft gevolgd? waar blyftzyfinwat hoeken? Borsselen. Wat vraagt gy! waar zal die Rampzalige my zoeken ? Wat zal zy doen,die vanhaarMaagfchapword verdrukt? 'k Ben heimlyk, door den Vorst, haar hand/naar oog ontrukt. 't Vervloekte vreugdemaal, in Hollands hof gegeven , Heeft my tefnood verrascht: 'k ben opgelicht, en even Gelykeen booswicht, inhetmiddenvandennacht, Gekluistert, hier in ftilte uit yders oog gebragt. Gy weet myne aankomst die u tot verbaazingltrekte. Maar zou 't wel waarheid zyn dat hy't geheim ontdekte? Ligt is 'tiets anders...Maar,Lanoy,hetzy eens waar; De zaak zy hem ontdekt, lyd dan zyn ftaat gevaar? _ Is dit een misdaad om zo wreed eenftraf te dragen?( gen { Maar laat ons hem voldoen. Wat baat dit vrugtloosklaWat helpt dit onderzoek? Welaan; volvoer uw'last: lk ben de dood getroost: ik weet wel hoe 't u past Den wil van uwen Vorst te volgen, 't Is u fchade Dus lang te toeven. Vrees zyn bittere ongenade. Maar 'k bid u, laat geen Beul op 't edel lichaam woön. Neen, waarde Vriend, dien dienst moet gy van Borsllen Dan flerft hy welvernoegd. (doen., L a n o y. Wie! ik! Borsselen. ^ Zoud gy met kunren l La>  TREURSPEL. 9 Lanoy. Wat zegt gy ? Ach! «oude ik die bede aan u vergunnen? Ik u vermoorden ? Ik i wat eischt gy van myn hand ? Borsselen. Lafhartige! gy wilt, myn naam en huis ten fcband, Dat een verachte beul my voor het zwaard doe bukken ? Is dit uw dienst voor my? Lanoy. . , Wil my het licht ontrukken! Aanvaard dit lemmer. Borsselen. Hoe! Lanoy. c ' , Schrik niet, (toot toe, myn Heer: Mrat myn ondankbaarheid, en veilig uus myn Eer: Myn wederfpannigheid , die u uw eisch doet derven, Wenscht om die ftraf,maar doet my ook onfchuldig fterBorsselen. (ven. Neen, leef myn vriend: uw dood trof my met meerder Ikzieuw tederheid, maar tot myn ongeluk, (druk: Ik fta u toe, dat gy het vonnis laat voltrekken: (ken" Maarhebtgy moed, wil dan den Vorst voor my ontdekHoe trouw ik hem fteeds diende, en hoe ik zyn belang Altoos behartigde, zelfs tot myn' ondergang. Maar, waar Je Haisvriendilaat dees bede u gaan ter harte Vertroost haar Hoogheid in het hevigst van haar fmarteBetuig myn zucht voorhaar.Zeg,fchoon het wreedgeval Niet wil gedoogen, dat ik voor haar leven zal, Dat ik toch voor haar fterf;maar dat my 't meeste drukte, Dat 'sHertogs bittre haatmy haaren dienst ontrukte. Voor t laatst, zo bidde ik,dat uw zorg haar toevlugt zy' Betoon uw liefde aan die Rampzalige, voormy, Zo veel gy immers kunt; maar draag u dan voorzichtig. Ontdekte dit de nyd men hield u medepligtig. Volhard in trouwe voor uw Vorst: ik eisch niet meer. Vaarwel, myn Hugo!. ... Maar! wat deert u? B La-  i8 JACOBA van BEIEREN, Door dees bedekte trouw te krygen in uw handen: Dit is 't waare doel waar op gy beide mikt; Door dat bekoorlyk goed heeft zy uw geest verlinkt. Kan'thoog gezag,waartoe myn gunst uheeft verheeven, Uzelf, ja uw gedacht, geen vergenoeging geven, 'tEn zy gyook den hoed der Graaflykheid geniet? Zyt gy niet de eerlle die ons volgt in da» gebied.? Spreek;vliegt in dezen Staat niet alles op uw wenken? Wat kon ik meerder, 6 ondankbaare i aan u fchenken ? Borsselen. Jk weet hoe fleeds uw liefde op my is neêrgedaald : De zon van uwe gunst heeft altoos my beltraalt. Laat toch de reden dit beürieglyk oordeel kluistren, De drift van myne min dat heillicht niet verduisteren. Vorst! kan die Trouw u ooit bepaalen in uw hoop ? U, die zomagtig, zo gevreestzytin Euroop'? Die zo veel volks beftiert, zo hoog zyt opgeklommen, Gefterkt door eene reeks geduchte' Vorstendommen; Wien Holland zelve door de Staaten is betrouwt; U, die het volk door deugd aan u gekluistert houd! Hoe! zonde ik immer u belaagen ? zoude ik kunne n ? Herdenk dit, Vorst, en wil myn bede toch vergunnen, Dat gy ons oordeelt naar de reden , niet naarfchyn. Myn haaters, die alom zo menigvuldig zyn ... Philips. Zwyg van u haaters.'t Is de heerschzucht die u griefde Een Onderdaan, als gy, te ftout op 's Vorsten liefde , Word opgeblaazen, ziet noch deugd noch eerbied aan, Heeft geen geheugen van het goede , aan hem gedaan; Is, als een hollend ros, dat blind in zynefprongen, Niet merkt in wat gevaarzyn drift hem heeftgedrongen. Uw uitvlugt op myn magt, is wankelbaar gegrond: Schoon gantscliEuropametmyn'Staattradin'tverbond, Is'tniet te vreezen, dat uit uw te dartle lusten WeÊrgroeijeee'i burgerkryg,dieNeêrlandzalontrusten? Weêrfpruite een Oorlog, die myn nieuw verkregen erf,  TREURSPEL. 10 Myn Volk zal Horten in het uiterfte verderf? (men? Heb ik door zulk een daad niet voor myn recht te fchro- VIERDE TOONEEL. Diderik, Philips, Rudolph^ Borsselen, Lanoy. MDiderik. yn Heer, wy zien een kogge aan deeze muur gekoMet haar Doorluchtigheid... (men Philips. * Wat zegt gy ? Diderik- Zy verwacht.. j Philips. Heeft zy geen koggen tot geleide ? D I DER I K. Vorst, my dacht Een vloot,by't fchemerlicht niet verr'van hier te ontdekPhilips. (ken. Men zorge, dat zy ons geen onheil kan verwekken. Tegen Rudolph. Ga met het Hofgezin; gelei haar, 'k wagt u hiet VYFDE TOONEEL. Philips, Borsselen, Lanoy. ZPhilips. y komt tot ftooring van het vreedzaam Landheflier' Om u,'t zy door geweld of list myn magt te ontrukken •' Maar deeze toeleg zal zo ligt haar niet gelukken: ' Zy werkt, door deeze drift, haar onheif, en uw'val; Welaan, hoor nu, voor 't laast, wat ik gebieden zal. * Gy zult haar dringen om de vesting te verlaten;  «o JACOBA van BEIEREN, Gy zult dat huw'lyk, zo gevaarlyk voor myn Staaten, Vernietigen, ja nooit weer denken op die Trouw. Bedenk u wel, daar ik u tyd geef tot berouw. Uwleeven hangt 'eraan: gy zyt gewis verlooren, Zo gy hardnekkig blyft. Wat is 't befluit ? laat hooren, Borsselen. Vorst,dat de reden toch uw' felle gramfchap duit'! Ik zal, indien... Philips. Ik wil dat gy terftond befluit, Onzinnige! herdenk myn goedheid , myn vermogen. Ik wil gehoorzaamt zyn, geen tegenfpraak gedogen. Borsselen. Ik eerde altoos uw' wil. Gy weet dit. Ik erken Tot heden , wat ik aan uw gunften fchuldig ben, Uw goedheid fchynt,tot mynbehouding,nog te waaken Laat myzo groot een gunst my niet onwaardig maaken; Ontruk, eer dit gefchiê , my liever't levenslicht , Ofgeefbeyeelen , Vorsi , minftrydigmetmynpligt. Indien haar Hoogheid tot myn hulp is aangetoogen, En ik zo waardig ben in haar bekoorlyke oogen, Zoude ik zo lal zyn , van, uit vreeze voorde dood, My al'te fcheiden van zo waard eene Echtgenoot? Ik heb gezwooren haar in eeuwigheid te minnen. De Hernêl was getuige: ons beider ziel en zinnen Zyn des vernoegt; en ik , myn Vorst; zoude ik zo laf Myn eeden fchenden, en de trouw die ze aan my gaf.? Neen, moet ik derven,'k zal de naam niet achterlaaten , Datikmeineedig , om 't bezit van hooge Staaten , Myne Echtgenoot verried, den Hemel heb befpot. Zie daar, myn Heer , gy zelf zyt meester van myn lot. Kunt gyhaarHoogheid door uw'raad hier toe beweegen, Of is zy, tot myn'ramp , my langer niet genegen , 'k Zal 't my getroosten: maar indien zy my bemind, Verlaat ik nooit haar hand. Phi-  TREURSPEL. 21 Philips. Verrader! die , ontzind, U zo hardnekkiglyk durft tegen my verzetten ! Ik zal den voortgang van dit Huwlyk wel beletten: Ik zal u ftraffen, alf de waereld tot een' fchrik. Nog eens, beraad u. Borsselen. Vorst, een Man van eer, als ik, Weet zynen pligt: de wet, die my u doet weêrüreven , ls die der Reden ; en ik poog daarna te leeven: 'k Verlaat dat fpoor niet; 'k derf veeleer het levenslicht. Philips. 't Is wel, wy zullen 't zien... Hy Jlampt mtt de voet, waarop eenige Wachten uitkomen Ruk hem uit myn gezicht. r Tegen Lanny, terwyl Borfelen weggeleid word. Gy,. ..laat zyne ongenaade aan u tenvoorbeeldftrekken. Myn oogkan uw gepeins, tot in uw hart, ontdekken; lk let op uw gedrag; 't word haatlyk : denk , en leer , Dat ik gehoorzaamheid , en anders niets , begeer. ZESDE TOONEEL. VPhilips, alleen. ermeetle! zult gy nogmy in myn hoop verftooren ? Zult gy my trotfen ? my nog zulk een taal doen hooren ? 't Zal u berouwen ! 'k geef u over aan myn' haat. Gy zult gevoelen dat ge uw's Vorsten wil verfmaad; Ik zal... Daar komt zy, die deeze onlust my verwekte, 'k Bedwing myn' toorn,of ik haar' aanfiag dus ontdekte. Z E-  02 JACOBA van BEIEREN, ZEVENDE TOONEEL. Philips, Jacoba, Rudolf, de Bie, Ad a , Gevolg van Edelen, Pagies, en Lyfwacht. \J Philips. ' orstinlkan 't wezen? Hoe gy hier voor ons gezicht ? Wat onverhoopt geval, wat zaaken van gewicht Zynoorzaakvan een komst,die, ondanks all'niyn zorgen Gericht tot uwen dienst, tot nu my bleef verborgen ? Maar 'k ftaa te meer verbaast,dat,(daar gy onverwacht. En zelfs te water, in het naarfte van de nacht, Een reis volvoert, die gy te deerlyk kost bezuuren,) Gy, niet verflendig van myn aanzyn in dees muuren, My hier bezoeken komt. Of is 't Geval zo goed ? Vergunt het my deeze eer, dat ik u hier ontmoet? Jacoba. Zo uw verwondering verzeld is met die achting, Zie ik my niet misleid, myn Heer, in myn verwachting. Maar eer ik de oorzaak van myn reize aan u ontdek, Verzoek ik dat dit Volk te rugge treê. Philips. Vertrek. ACHTSTE TOONEEL. Philips, Jacoba. AP h i l i p s. Is 't u behaagt Vorstin, de Hofftoet is geweeken. Jacoba. Myn taal ve rftóor u niet , 'k zal openhartig fpreeken. Het dunkt my vreemd,myn Heer,dat gy,na ikmyn'Staat Betrouwt hebbe aan uw zorg , en u devryh'eid laat Vaneenbeltiering, dieutot veel eer kan flrekken, Na  £4 J A C O B A van BEIER'EN, Dit ben ik Borsflen ook verpligt, als zyn Gravin. Een Afgezant (laat ligt verkeerde wegen in. Zie daar de reden. 'tGeen my verder moog' betreffen, Ben ik u niet verpligt Philips. Hoe! kunt gy niet befeffen Dat gy myn gunst behoeft om Borsfelen te ontdaan ? Dat u betaamde my met zagtheid te ondergaan ? En dat, daar uw belang zyn vryheid my durft vergen, Hetuniet voegt myn'geest door uwe reen te tergen? 'k Moet u mistrouwen, want gy zyt niet laf van aart; Dies is't myn taal niet die u dees verbaasdheid baart. Ook weet gy, toen de Staat my tot uw' Voogd verklaarde, { En ik, naar uwen wil, 't bellier daar van aanvaardde, Dat toen uw magt, Mevrouw, my wierd ter hand gefield: Wat klaagt gy hier dan nog van eedbreuk, van geweld ? Keertotuw'pligt,en lecr,hoe 't u ook moog' mishaagen, Wat meer befcheidentheid uw'meerder toe tedraagen. Vergeef my dat ik u dit zeggen moet. Jacoba. Ja, 'k weet En ken uwltnatzucht, die ontelbre vondai fmeed , Om, onder fchyn van hulp,van vriendfchap en voogdye, Bezit te neemep van eens anders Heerfchappyë. Vervloekte heerschzucht!.. Maar ik zweer het u, myn Heer, 'k Verlaat myn Staaten niet, dan met myn leeven. Leer, Leer zelf uw pligt, en toon u jegens my rechtvaardig; Behandc- my als een Gravinne, ben ik 't waardig; Toon u een' waaren Voogd ; niet een', die zyn voogdy Ontluistert door een zucht tot roof en tyranny; Maar die alleen 't gebied , zyn toezicht opgedraagen, Naar eed en pligt beflierd, geen voordeel wilbejaagen. Nog oorzaak zoekt, om 't erf, betrouwd aan zyn beleid,  TREURSPEL; 35 Te ontvreemden,door een daad vól onrechtvaardigheid. Dit is uw pligt. Phil ips. .Welaan', wy willen u vernoegen. 'kZaltoonen hoe ik my wil naar de reden voegen. Smoor't vuur der grimmigbeid:lraakdien gehaten twist. Ik, laatende het recht van heerfching onbeflist, Zal, fchoon uw trotsheid my in gramfchap heeft ontlleU nog vergunnen om uw gunfieling te fpreken; fken 5 Gy kunt zyn wangedrag dan zelfvan hem verdaan, De reden weeten van al 't geen ik heb gedaan. Ga, oordeel dan, of ik dit bits verwyt, en klaagen, Van u niet met geduld, en te onrecht, heb verdraagen. Myn Lyfwacht! Tegen de Hovftman der Lyfwacht. Lei Mevrouw hier nevens in 't Vertrek. Tegen Jacoba. Ik zal bezorgen, dat men hem uw komst ontdekk', En hy u zie: wil my op 't fpoedigst dan verwachten. Gykunt hier't ongemak van uwe reis verzagten, £n'alt'het geen aan u behaagen mogt, gebiên: Maar denk, Mevrouw,ja wil dit Borsflen zelf doen zien, Dat Hertog Philips hem houd gevangen ; dat zyn leeven Zal hangen aan den raad dien gy aan hem moogt geeven; Ja zelf aan dat gefprek. Jacoba, 'kBen u daar voor verpligt. Maar een gemoed,dat voor geen rampen beeft of zwicht, Hoord naar de reden;en ik zal, deeze oogenblikken , Naar't geeen ze mygebied,myn'raad en daaden fchikken. NEGENDE TOONEEL. OPhilips, alleen. nbeftêfidige, ö bedriegelyke Vrouw! Veins; vlei u met uw hulp ; 'k zal u met naberouw C 2 Die  36 JACOBA van BEIEREN, Die ongehoorde d2ad ten duurde doen betalen, lk zal myn grimmigheid om u niet moer bepalen. TJ ftraffen door zyn dood.... Maar wryft dit woest gedrag Geen vlek aan myne naam, geen fmet aan myn gezag? Ben ik niet reeds verdagt van naarheurStaat te dingen.... Maar zal een Onderdaan myn Erfrecht my ontwringen ? Dit duld'ik niet, dit kwetst mynlloogheid, ja, welaan Men toon de waereld dat myn wraak niet is te ontgaan. Einde van het Tweede Bedryf. *D E R-  ■ TREURSPEL 37 DERDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld het Vertrek van Jacoba. EERSTE TOONEEL. Rudolph, Jacoba. GR u d o l p h. ewis Vorstin, gy moogtop myn beleid vertrouwen. Ik heb van Borstelen tot heden nog behouwen; Ik zal nog meerder doen, en zelfs op dezen dag. 'k Zie, met ontroering, uwberooving van 't gezag. Bewaar het overfchot van uw geknakt vermogen; Bezef dat nooit uw Volk die ftoutheid zal gedogen, Dat Hertog Phlips uw' Staat geheel vermeestren zal. En,fchoon 't wangunstigHof doele op van Corsllens val, Zyn onfchuld zal in 't kort der haatren list vertreden. Vrees niet.gy kent den Vorst,en zync oploopendheden: DiesfteluwHoogheid niet aan'sVolksbefchimping bloot. Gyhebt hier vrinden, die , in 't nypenvanden nood, U zullen redden. Jacoba» Hoe! indien gy my verklaarde Wie.... Rudolph. Wees gerust: men komt, 'klaatualleen. TWEEDE TOONEEL. jacoba, Borsselen. Borsselen. IVIyn waarde! Jacoba. . Mvn dierbare Echtgenoot! wat moet ik hier niet zien ? C 3 Ijoks-  3» JACOB A. v»h BEIEREN: Borsselen. Vorstin , ach! wil toch voor uw' bittren Vyand vlién* Vertrek toch fpoedig; red u zelve in uwe Staaten. ■ ' Wil uw' van Borsflen aan zyn rampfpoed overlaten. De nyd heeft ons verrascht; en Hertog Phlips, ontzind, Is wreed in toorn. Wie weet wat hy zich onderwind. Jacoba. Vertrekken, zonderu! ben ik daarom gekomen? Verwagtdie lafheid niet: wat heeft hy voorgenomen? Wat is'er gaans, myn Heer, waarin hebt gy misdaan? Borsselen. Hcefthy 't u niet ontdekt ? Zyn list heeft ons verraên. 't Is hem bewust dat wy verbonden zyn. Jacoba. Kan't wezen? Ach! moet ik eeuwig voor myn Hofverfpieders vreezen? Zal ik niets doen, of zal 't my altoos zyn betwist! Ontrouwe Dienaars, die door veinzery, en list, My de ongen blinden, en my eeuwiglyk verraaden! De Hemel gcev', dat ik voor all' hunne euveldaaden Hen flraffen moog', ten zoen van myn beleedigde eer! Wat wil de Hertog ? ach! wat wil hy toch, myn Heer ? Borsselen. Ach ! kan myn bange zucht zyn' wil u niet ontdekken ! Hy vreest dat hem onzeEcht zyn erfrecht zal onttrekken; Hy wil dat wy dien band verbreken: zweert myn dood, Als wy hem niet voldoen. Myn dierbare Echtgenoot! Is my dit mooglyk? kunt gy zelf hiertoe beflniten? Vorstin, hoe zullen wy dit dreigend onweer fluiten ? Wat middel is 'er tot verhoeding van dien flag? Verlaat my , kan het zyn ; laat dit de Iaatfte dag.... Helaas! verhaten ? zoude ik uw bezitting derven ? U eeuwigmisfen? Ach! 'k zou dat verlies bellerven. Maar't zywat ik verkies, 't gevolgftort my in 't graf. Neen, neen, het kan niet zyrï. Hy fleepemyterftraf, En doe all''tgeen zyn wrok, zyn ftaatzucht, hem moog' Hy is niet magtig om my u te doen verfinaaden. (raaden! Maar,  TREURSPEL 39 Maar, ach! Visnnodig. Ja, verlaat my; 'k bid u,ga; Mv treft*'het ongeluk! Gy, vlied zyne ongenaê. 'k Geniet nog gunst genoeg j ja meer dan ik kon denken , Nu gy den eernaam van Gemaal my wilde fchenken; En't'trekt my eeuwig ter verheerlyking, dat ik Mag fterven om die naam. Jacoba. Wat zegt gy ? Ach ik fchnk; Ik ftaa verbaasd, dat gy ons zulk een taal doet hooren. Heb ik, rampzalige! u tot myn' Gemaal verkooren, Om u te ftorten in dat doodelyk verdriet? Ik u verlaaten? Hoe! bemind gy my dan niet? Kunt gy zoligtlyk van't beminde Voorwerp fcheiden. Dit's zwaarderramp dan my deDwingland kan bereiden. Helaas! van Borstelen! waartoe zyt gy gebragt? Zoud gv dat kunnen...? Ach! had ik dit Ooit Ver wacht i óMyeiendige! moest my dit overkomen? Ondankbre! hoe! heb ik u daarom aangenomen? My zelf vernedert.... Borsselen. 'k Bid, vervolg niet: 'k zweer, gy dwaalt, Myn waarde! Ik word by u te haatlyk afgemaalt. Het is de vrees voor u, die myhet hart doet beeven. Iku niet minnen? 'k Zal opheden blyken geeven > Van myne trouw,ia'kzal,hoe ook zyn gramfchap woed , Volharden in uw liefde , en , wil hy zulks , myn bloed, Om dien zo dierbren echt, met veel vernoegmg plengen. Maar'k bid! befef, waar toe zal ons die liefde brengen ? Zy baart den dood aan my, die u zo waardig ben ; Zy baart u wanhoop, op die wreede maar. 'k Beken, Dit overdenken moet myn ziel gevoelig raaken. 'k Zie, om dees Min, de vlam weêrbarften uit de daken Van 't gantfche Nederland: ik zien, als verwoed, Te vel Ie rukken, om het ftorten van myn bloed Aan uwen Vyand op het allerltrengst te wreeken: 'k Zie die verwoesting;'k zie dat moorden3gantfche WeeEb bloedrivieren, ia den oorlog overal: ('orige Gallery, waarin twee Wachien voa een kamer (laan. EERSTE TOONEEL. Diderik, met eenige Wachten naar 'j Vertrek van Jacoba gaande , wordt gevolgt Rudolph. . BRudolph. lyf, Diderik. Diderik. Myn Heer! Rudolph. Gy zult Lanoy ontdekken, Dathy terftonddeftrafaan Borden moet voltrekken: Gy zult niet mistten naar de klagten der Gravin ; Noch hier, op haar bevel, vertoeven; en veel min Udoen verzeilen van haar Hoogsheids Edellieden. Dit wil de Vorst dat op het fpoedigsr zal gefchieden. Wyzyn geen oogcnblik verzekerd van deez' wal. Diderik, terwyl Rudolph vertrekt. Geveinsde!... Gy alleen zyt oorzaak van zyn'val. T WE EDE TOONEEL. Diderik,DeBi e,vot een' anderen kant uitkomende-. MD e B i e. ynHeer,vertoef,ik bid,wil toch uw'Iast vertraagen. Achiiaat my myn Vorstin eerst fpreeken;'k moet het waOm een' kampzaligen te redden. Laat my toe (gen; Dat ik dit oogenblik een nutte boodfchap doe. L aar is den Hertog ook ten hoogden aan geleegen. Ik zal het hart van myn Gravinne wel beweegen. Laat ons van Borstelen behouden. D 3 DroE-  54 JACOBA van BEIEREN, Diderik. 't Is te laat: De Vorst, die als een leeuw op onze muuren Haat, En'tlloeksch geweld weêrfireeft, doch ligt in 't eind' moet bukken, Ducht dat men DorslUeu zal uit zyn handen rukken. Hy riep ons; fprak, (terwyl hy blaakte in razerny,) Sleep myn'Gevangen naar denkerker, 'k Zag dat hy Aan Rudolph iets ontdekte; en ik, hier aangekomen, Helaas! heb, tot myn leet, dat wreed bevel vernomen. Maar 1'poed u;fmeek den Vorst.Misfchien dat hy u hoort. Voorkom een' Gunllèling die 's Hertogs woede fpoort. Bit 's u genoeg. DERDE TOONEEL. De V/achten voor de Kamer W at 's dit! kon ik dit ooit verwachten ? Verraad hy ons? zou hy naar Borsflens leven trachten? Hy is de Gunllèling die't oor des Hertogs heeft Het is gedaan. Wat raad ; Wat doe ik? Ach' hoe beeft My 't angstig hartelNeen, hier zal geen fmeeken baaten. Rampzalige Vorstin, van elk vericht, verhaten! Hoe fpreek ik u V Wie zal dien ramp u doen verftaan ? Wie ti... ? Wat 's dit ? ' H.er hoort men gerucht. VIERDE TOONEEL. Jacoba tegen Borsfelen en Diderik uitdringende. Jacoba, Borsselen, Diderik, Ada> De Bie, Lyfwachten: *VT Jacoba, tegen Diderik. -Li een , neen ,• ik wil met hem vergaan. Men  TREURSPEL 55 Men wederhoud my n et; men zal my niet bedriegen :. Ik zal eer in myn' dood , en door uw fpietién vliegen. li 0 r ss li lf. in. Vorstin! wat zal dit zyr V ik bid hetu, treê in... Jacoba, tegen Didei k. Te rug. Schend gy 't ontzag, dat gy aan een Vorstin Verichuldigt zyt?... ■ "D 1 d e r 1 k , te rug gaande. Mevrouw, wy volgen het behaagen Des Hertogs. Jacoba. Wil my 't ftaal eerst door den boezem jaagen. Borsselen, tegen Diderik. Vertoef een weinig. / De Bie. Ach! Mevrouw! het is gedaan; Men fleept hem naar de dood. Denk wat ü is geraên. Jacoba. Watzcgt gy?Ach!wilttoch denVorst om uitftelfmeeken. legen Borsfelen. (ken. Neen, ftoormy niet:Uc wil,ik moet dien Wreeden fpreeVlieg heen, die Bie; ga, bied hem alles aan , zegvry, Dat ik my zelf, ja myn geheele Hcerfchappy Wil ofl'ren, om 't behoud van zulk een dierbaar leven. V Y F D E TOONEEL. Borsselen, Jacoba, Diderik, Ada. Lyfwachten. "fcj Borsselen, legende Bie, wdke vertrekt. xMeen, blyf, de Bie.' Tegen Jacoöi. Vorstin waar word gy toe gedreven ? Ik duld die lafheid, noch die Staatsverwisli';g niet. Gy ti beroovcn van uwe achting, uw Gebiei? My, tot zo duur een'prys, van dit geweld bevryden? ■ Ikbid , vergeef hc t my; ik zal dit nimmer lyden,  56 JACOBA van BEIEREN Dat gy een zaak volvoert, diemy tot oneer... J a c o 13 a. Ach! Verzaakt gy dan uw liefde ? Is 't dan om myn gezag, Dat gymy mint? Waar heen,rampzaligfte aller vrouwen ! Zie daar uwe ydle hoopt. Kon ik dit ooit vertrouwen ? Borsselen. Bedaar; die taal verzwaart myn doodlyk zielsverdriet. Ik zweer dat ik u min, niet doel op uw gebied; Myn liefde is ongeveinsd; ja, zoeen andre minne, Aan my een Keizerryk opofferde! ach! Vorstinne! 'k Verf maadde deeze gift, hoe glorieryk gefchat; Alleen om uwe deugd , offchoon gy niets bezat; (ven ? Maar zult ge om myn bezit uw Staat,uw hoogheid derBehoefcig leven, en voortaan als balling zwerven; Neen,neen,Mevrouw: want fchoon ik dit wil ondergaan, Gy, gy zyt een Vorstin; ik ben een onderdaan. Denk wat verfcbil'zoud gy,van elk veracht,verhaten...? In's Hemelsnaam! ik bid ,behouw uw Volk en Staaten; Toon u grootmoedig, 'k Wil, hoe fel de laster woed'. Doen blyken , dat ik niet onwaard was voor uw bloed. Ja, zulk een dood zal my ten top van glorie beuren. Jacoba. Ik laat in eeuwigheid u zo niet van myfeheuren. Borsselen. Het moet gefchien. Jacoba. Helaas! Borsselen. Verwin uw zielsverdriet. De Bie zal ligt den Vorst... Diderik. Haar Hoogheid dwinge ons niet 'tOutzag te fchenden ! Denk, wy zyn hier Onderdaanen. Jacoba. öOiimeèdoogende! zo kunnen dan de traanen Van een Vorstin u niet beweegen ? Welk een flag ! Waar  TREU RSPEL $? Waar blyft de Bie? Waar is de Hertog? Ada, ach! Red my nu niemand uit dees dooulyke ongelukken.... Tegen Borsfelen, hem omhelzende. Moet ikudan,ter dood.naar'tmoordtoonecl zien rukken? Vervloekte wreedheid! Borsselen. 'k Bid.... Jacoba. Wat deerlyk lot! wat fmart! Myn Borsfelen!... Borsselen. Vorstin, hoe pynigt gy myn hart! Hoor toch tnynfmeekcn;draag dit ongeval grootmoedig. Maak uw'van Borsllen niet ten uiterfte rampfpoedig. Weèrhouw uwtraanen : 't is ligtydel dat gy treurt: Hoop nog; maar zo 't geweld my eeuwig van u fcheurt, Denk dan niet meer om my; ja poog my niet te wreken : Blusch,blusch het wraakvuur dat uw'boezcm mogt ontÜeken. Ach! hoor my, of dees hcê de laatfre ware. Ik ftel Myn ziel hier op gerust. Vaarwel, Vorstin! vaarwel, j ac o isa. Myn waarde Borsllen ! Ach! Zy zwymt in de armen van Borsfelen. Borsselen. ó Hemel! alle krachten Begeeven haar: zy zwymt, enfmoortin hare* klagten, Ach ! Ada ! red haar, dryf de wanhoop uit haar' zin. Vaarwel in eeuwigheid, rampzalige Vorstin! . ZESDE TOONEEL. Jacoba, Ada. Lyfwachten buiten de deur. HAda. elaal! zy flerft. ó ^arop! ó doodelyke flagen! Hoe zal gantschNcderland van deeze wreedheidwaagen! Maar.... D 5 Ja-  58 JACOBA van BEIEREN. Jacoba, zich allengs herftellende. Ach!... Myn Borstelen!... Wat 's dit ? ... Hy is hier niet! 6 Wreede Hemel! ach ! wat jammerlyk verdriet! Is hy reeds heep! Moethy, myne, Ada! moet hy Itervcn? Kan ik geen uitftel by den Dwingeland verwerven? Is my het Huwelyk dan altoos tot een ftraf? Myne, Ada! maal my all'myne ongelukken af, En wat rampzalig lot my eeuwig onderdrukte; Of eens 't gezicht dier fmart my't levenslicht ontrukte! Schets my het wreed verlies van d'eerftenEcbtgenoot, Van myn'Dauphin, die door vergif zyne oogen 'loot. Maal my den tweeden, doch als de oorzaak vau myn plaagen, Die, door zyn lafheid, mynog tot dit uur doctklaagcn ; Dien Jan van liraband, dien verüchtelyken Slaaf Van myn ïyrannen , en onwaard de naam van Graaf. Schets my den derden,die,doorRomenslian gedwongen, Ook,tot myn wreed verdriet,is uit myn'arm gewrongen, Dien waardenHumphried!...Maar gy zwygtiAch! klaag met my, Om Borsflen, door wiens dood ik duizend dooden ly. Myn waarde Borsflen! gy, de elehdigfte vau_allen, ■ Gy zyt alleen door my , in uw verderf gevallen; Gy zyt onfchuldig; ik ben de oorzaak van uw' dood: Nadien ik zelf u koos tot mynen Echtgenoot. Myne Ada! ziet gy nog den Dwingland niet ? .... Kan 't wezen! Zou hy zo groot een gift verfmaaden ? Ada. Staak uw vreezen. Zyn heerschzucht heeft zich lang met dat bezit gevleid. Stel ii gerust; de liraf voor uw gemaal bereid, Is enkel list, om u uw' Staat geheel te ontrukken. Kelitgy den Vorst niet ? Denk op all' die ongelukken , Door u geleden; deuk hoe listig hy u drong, Toen hy u't erfrecht en de Landvoogdy ontwrong. Maar,  TREURSPEL. 59 Maar, zult ge uw Landen zo laf hartig overdraagen? Jacoba. Hoe I ik ? Neen, 'k zal veeleer my vvreeken,alles waagen. Ada. Hebt gy de Bie niet met dien haatelykcn hst Verzonden? Zult gy nu...? Jacoba. De fcbrik heeft my verascht. Wat zou, wat kon ik doen ? Ik moest daar toe belluiten. Myn Ada! moest ik dan dien droeven llag niet (tuiten ? Moest ik myn Echtgenoot niet redden ? VVelk eenfpytl 'kMoet fraeeken,daar de wraak my door denboezem ryt: Daar ik van woede gloei. Ach! welk een deerlyk minnen! Laat ons nog veinzen; ja, hat ons zien tyd te winnen. Ik moet belooven 't geen ik nimmer toe zal ltaan. Vergeef 't my, Hemel! 'k zal... Ada. Daar komt de Hertog aan. Verberg u toorn, Mevrouw. Jacoba. Kom, hat ons hem ontmoeten. ZEVENDE TOONEEL. Philips, de Bie, Rudolph, Jacoba, Ada. Lyfwachten buiten de deur. VPhilips, in 't uitkomen, tegen Rudolph. lieg heen; volg myn bevel. Jacoba. Ik (terfvooruwe voeten, Myn Heer, indien ge my myn'Borsflen, myn' Gemaal In uwen toorn ontrukt. Ach ! laat myn jammertaal, Dees droeve zuchten , u her hart gevoelig treffen! Herroep dat wreed bevel. * Helaas ! wiltoch befeffen Wat my, Rampzalige, te wachten (taat, indien Uw felle gramfchap niet wil op myn traanen zien. * Philips tracht haar op 'te heffen. Of  60 JACOBA van BEIEREN, Ofishyreedsgeweest?MynHeer!ach!wil toch fpreeken? Wat zegt gy V Zie my aan; hoor een Vorstinne 1'meeken. Philips. Rysop: ik wil die taal noch die verneedriug niet. Denk op uw Hoogheid; denk wat uuw pligt gebied* Ondankbre! zult gy noch zo veele lyfsgevaaren Aan my berokkenen ? my zo groot een onrust baaren? My zulk een oorlogsmagt hier zenden op den hals? Zult gy ons eeuwig zyn een bron des ongevals? Gy waart verheugd; gy docht, ja dreigde my te plaagen. Maar dank den Hemel dat uw Volk is afgeflagen; 't Is Borsfelens geluk: dies wil u nog beraên. Zo gy hardnekkig blyft, dan is 't met hem gedaan, lk heb zyn Öraf, hem in dit oogenblik befchooren, Eéauurnoguitgelleld. Spreek. Wat wilt ge ons doen hooren ? Maar derde, fchoon hy nog leév', het is alleen voor my; Hy is reeds dood voor u. Jacoba. Eisch, uit myn Heerfchappy, Wat Staat, wat Graaflykheid aan u kan vergenoegen : 'k Zal, zoo veel mooglyk is, my naar uw' wille voegen. Kies Henegouwen, ja kies Zeeland: ttaa my toe Dat ik met Borsfelen myn dagen flyt'! Philips. Wel hoe! Wat zoude ik kiezen,daar't my all'te beurt moet vallen? Neen,'kwil voor deezeTrouw'tgeheel,of niets met allen. Zulk een verdeeliug gaf de tweefpalt nieuwen voet. Jacoba. Hoe! alles ? Hebt gy dan geene achting voor uw Bloed? Zoud ge in uw Maagfchap die laf hanigheid gedoogen ? Die fchande dulden ?... Maar gy zwygt, en wend uwe Zyt gy zo wreed? (oogeu! Philips. Neen, neen, ik dwing u niet, Vorstin; Ik wil uw' aftlaud niet; maar ik vervloek een min Die  TREURSPEL. 61 Die't Land beroeren zal; ik moet dat twistvuur fluiten. Gy moet of tot het een, of't ander, nu befluiten. Ik wilnietdatuwMin'tgezagmyn hand ontwring', Of dat een Dienaar naar myn Heerfchappy 'é di ng'. Zie van hem af, of wil hem, voor 't gebied , verkiezen. Ik wil myn erfrecht om een'Gunstling niet verliezen. Jacoba. Ik zal befluiten: maar laat my eerst, op myn woord, Myn Volk... ACHTSTE TOONEEL. Diderik, Philips, Jacoba, de Bie, Ada, Lyfwachten buiten de deur. GDiderik. raaf Frederik, genaderd aan,de Poort, Verzoekt om vrygelei,en wenscht den Vorst te fpreeken» Philips. Welaan, men hoor hem. Tegen Jacoba. Dit's voor ueen gunflig teelten. Ontfang hem ; zend dat volk , dat tegen eed en pligt, Zo roekloos my befpringt, terftond uit myn gezicht, 'k Wil niet gedwongen zyn , en zal eer alles waagen. Laat dit eer proef zyn,dat ge in 'teind my wilt behaagen. Ga ,fpreekhem: 'k wil niet eer hem hier ten antwoord Wil,metuweEedlen,op 'sLands afflandu beraên.(flaan. Tegen de Bie. Tegen Jacoba. Lei uw Vorstin. Wilt gy uw' Borsflens heil betrachten , Beraad u kort. lk zal u weder hier verwachten. Voldoe aan myne wil: denk watu 't waardigst zy, Of Borsflens leven, of 't genot der Heerfchappy. Hy geeft een teeken aan de iy[wacht, om haar te volgen. N E-  4 JACOBA van BEIEREN, Ik bid u , hoor my, eer ik , door uw grimmigheid.... Philips. Rys op; ik ftaa 't u toe. Rudolph. Vorst, zult gy die verwoedheid Van deeze Muiters nog bedekken door uw^ goedheid i Zult gy ontfchuldigen wat wy in drift beftaan, Dan zie ik nergens ftraf op gruwzaame euveldaên. Welk een verwoesting zal uw' Staat dan niet beroeren. Gy klaagt my, dat gy thans uw oogmerk kost volvoeren, Doch dat van Bprlens dood alleen u dit belet. Maar 'k zie met meerder recht uw pooging voortgezet. Haar hoogheid tast u aan, ondanks verbond , en eeden. Strafbaar; vervolg, verwin all' de overige Steden. Nu hebt gy recht om haar te ontzetten van haar Staat: Gy hebt de magt, en zult, eer ons den dag verlaat, Uw volk zien aangerukt. Of zou de Vorst wel beeveu Voor't klaagen eenerVrouw? VVel,vlei haarmethet leven Van haren Echtgenoot, en meld niets van zyn val. Hoor ook den Graaf; en wyl ge uw hulp voor deezen wal Elkoogenblikverwacht, zie een verdrag te treffen; Zie tyd te winnen , om u dus van hem te ontheffen. De meeste Steden zyn in uw belang gebragt: Denk dit, myn Heer, en vrees geen faamgeraapte magt. Volg mynenraad: maar 'k bid, hebbeikte vrygifproPhilips. ( ken... . Het is genoeg. Ja, nu myn toeleg is verbroken, En ik, door u verblind, ben in decz'ramp verward , Zal ik uw' raad voldoen, doch met een wroegend hart: lk moet, eer door geweld iets meer werde ondernomen. Door dreigen.... Ru dol p h. Vorst! ik zie haar Hoosheid nader komen. ELF-  T R E -U R S P E L. 65 ELFDE TOONEEL. Frederik, Jacoba, Philips, De Bie, Rudolph, Ad Ai Lyj'wachten buiten de deur* MF er de rik. yn Heer.* P h i l i p s. Hou op. Durltgy, ontaard van eer en pligt $ My ,met een muitend volk, verfchynen voor 't gezicht? En daar 't u, welk een fchande! als Leidsman heeft verkoren, 'sLands rust, door dit geweld,ondanks de vredettooren? Denk wien gy tergt.denk, Graaf, wat of uw drift beftaatj Vreest gy niet voor de draf? het loon dier euveldaad? Indien ik handlen zou, haar't voorbeeld my gegeven, Myn woord verbrak, gy zaagt hier 'l einde van uw leven* 'k Zie u als Vyahdaan, maar gafmyn woord, en zal Het ook geftand doen in 't verhoeden van uw' val. 'kDacht nooit datFredörik zo llout.flechts om'tbeiangen Van een' Docmwaardigen, den oorlog aan zou' vangen. Ik kende u, naar my dacht, te vreedzaam van gemoed; Ja als myn' Vriend, niet als een' Vyand , die verwoed De Hoogheid van een'Vorst zo lastcrlyk dlirft fenehdert» Ik zeg, trek af met die ontrouwe legerbenden; Of'k zweer , dat ik ,fchoon nu gedwongen door geweld* U zal verdelgen, met dien hoop die uverzeld. Wilt gy een' Dienaar , die zich tegen my durft zetten, Myn hand ontrukken ; 'k Zal dien aanflag wel beletten* Gy hoort myn'wil. Ga, doe de muiters dit verttaan. 'k Meen, zonder dit, met u geen handling aan te gaan* Frederik. Ik ftaa verbaasd, myn Heet, dat gy, op los vermoederij My kuntbefchuldigen van hier den twist te voeden. Gy zyt te driftig, of ik ben'hier valsch beticht. Ik, kundig van een zaak van zulk een sroot aewigt 1 E " 'Deed  66 JACOBA van BEIEREN, Deed alles, om 't gevolg dier woestheid in te toornen: Maar,naauwlyks met hetheirvoor deeze muur gekomen, Endaar verftendigt hoe haar Hoogheid wasverrascht, Was 't all'om niet; elk ftoof,ondanksmyn zorg ,en last, Naar deze Vesting. (Gy, gy kent dit Volk in 't muiten, Dat als een hollend ros, onmooglyk is te 'tuiten,) 'k Deed alles, om 't geweld en d' aanval af te raên: Maar't was vergeefs , voor dathet Itonnenwasbeftaan. Toen hield ik hen 't gevolg van deeze drift voor oogen. 'k Heb hen beteugelt, en zo verrè reeds be woogen, Dat ik gelast ben met eenvoorftel van verdrag; Indien... Philips. Wat voorttel? Zwyg. Zoude ik myn hoog gezag Door hen zien fchenden? Frederik. Vorst, laat my myn' last ontdekken. Dit woedend Volk zal niet van deeze muuren trekken , 't En zy gy hen voldoet. Denk , van wat groot gewigt, Wat nafleep.. • Philips. Neen, myn Heer. Hoe! tegen eed en pligt My wetten geeven!... Jacoba. ■ Ach! is alles dan verboren? Philips. Dat zy vertrekken! 'k volg ; 'k zal aan myn hof u hooren. Frederik. Vorst! laat my keeren met een onderling verdrag. Want wees verzekert dat ditheir, nog deezendag, Wanneer ik vrugteloos gekeert ben uit dees wallen , Met meer geweld, op deeze uw Vesting aan zal vallen. Hoor my,bedwing uw toorn,herdenk,eer 'toorlogsvuur. Philips. Ik aan hunn' wil voldoen ? Al zoude ik, op dit uur. Hier alles door 't geweld zien 't onderst boven keeren, Zo laat ik my niet door die Muiters overheeren.  TREURSPEL. 6> Doe hen vertrekken. U, Mevrouw, het (laat u vïv Om hen te volgen. Jacoba. Beloofde?... Adl! h ^ UW gUllst' die SY Philips. 'k Heb daar op my nader nu beraaden. Vernoegmy; wil myn' haat niet verderop ulaaden • Oa, noop t oproerig Volk te keeren tot zyn pligt.' .... Jacoba. Dan zaHlf myn'GemaaI eerst weder vo°r 'f gezicht. Philips. Graaf, vertrek. Frederik. »* >< , 't Is wel, ik zal vertrekken; dTkken .°n "ks Uw'toorn > myn'last aan u ont! J|iiscJ,nvoor1^arHöogheid,datgy ftemtinbaare trouw; kLischBorsnen,uitdennaamderEedlen;wylMevrouw! Voor deeze gunst, een deel des Lands zal overdraagen. Verklaar rond uit, of u dit voorff el kan behaagen. As de van their. Verk.es, myn Heer: belet een blaam Die;all uw roem bezwalkt ;(felBorsflen uitzynbanden. k Uurt, tot verkrygmg van deeze aangeboden Landen , Aan u verzeekren... . ' Philips. tv» c. . ,. wat verzet-kring geeft ge aan my? De-Statten moeten die verzeekringdocn, niet gy. Vpri» m # ■al0Ud gezaS'en vry,ieid vertreeden? Verbeelden Muiters van een deel ontrouwe Steden Nu hier sLandsStaaten?waarvoerthen de drift nietheen? Maar k zal't niet dulden. Ga, myn Heer, ik heb uw reen Gehoon, en gy de myne. U voegt hen die te ontdekken. Onmi'r rdatlk myn wraak"og ^1 dit uur voltrekupmyn Gevangen , zo gy niet deesmuur verlaat, (ken E a Ik  ó8 JACOBA van BEIEREN, Ik weet dien oproer, 'k weet dat twistvuur in den Staat Te dempen... Jacoba. Kan geen raad uw bittre gramfchap fluiten ? Philips. Dat zy my fmeeken om genade, voor dit muiten, lk wil de Hoofden, die 't oproerig Volk gebiên , Voor myne voeten, aan myn hol vernederd zien. Daar zal ik hooren wat aan my is voor te draagen, Ja, daar befluiten, op het geen mykanbehaagen, En of ik dit geweld, op 't nederig berouw , Hen zal vergeeven, door het toeftaan van uw Trouw. Hy luistert Rudolph iets in, en vervolgt tegen Frederik. Gy kunt, zo 't u behaagd , my uw befluit doen hooren. Frederik, willende vertrekken. Dat zal het Leger doen. Jacoba, hem tegenhoudende, terwyl zy tot Philips /preekt. Stopt gy dus wreed uwe ooren? Philips, tegen Frederik. Wel, 'k zal 't verwachten. Ga... Jacoba. Ach! hoor hem. Met wat fchyn Zalhy... tI • Philips, vertrekkende. Neen ; niet, voor 't Heir van deezen muur zal zyn. Rudolph, tegen Frederik. Myn Heer ,'k zal aan dePoort rot uwen dienst vertoeven. FR E d e r i k. Ikkenuw'dienst,doch zal vooreerst dien niet behoeven. TWAALFDE TOONEEL. Jacoba, Frederik, De Bie, Ada. Lyfwachten buiten de deur. MFrederik. evrouw! wat raad in zulk een onverhoopt geval ? Ja-  TREURSPEL. Jacoba. Helaas ! voer, op zyn wil, het Hcir van deezen wal: Laat ons al doen,mynHeer,wat tot den vree kan ftrekken Frederi k. Het is met Borsflen uit, indien wy nu vertrekken. Dellertog veinst en vreest,cn zoekt uw magtte ontgaan; Hy 's onvermogend , ja hy kan ons niet weerftaan. Laat nog een' aanval... Jacoba. Ach, die kost myn Ega't leven. ]\ieen , laat myn Volk zich niet in meer gevaars begeven Maak dat het zich verzoen' met myn' Tyran ! laat my ' Hier hopen op het eind van zyne razenry! Zie't onweer ,'t geen u dreigf,van uwen hals te wenden k Zal hier met myn'Gemaal myn droeve rampen enden Ga, Irederik, Frederik. » t j- jhoumoed5korn,gaan.weinuwVertrek, t ls noodigdat ik u nog eene zaak ontdekk'. Menfpoede,om'theilvan'tVolk,en u.en Borsflens leven, 1 en ftryde ; of vange iets aan 't geen'tLand wéér rust zal geeven. Einde van het Vierde Bedryf. E 3 v y F-  70 JACOBA van BEIEREN, VYFDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld een Hofzaal, EERSTE TOONEE L. VPhilips, alleen, aan een Tafel zittende. ervloekte toorn! die ons 't veritand beroert; Den vlotten wil tot euveldaên vervoert; Onze oogen blind, het oor iluit voor de reden, Gy baart niet dan elende en gruwlykheden. • Tyran der ziel, gy , die haar rust verltoort, Den geest verteert, het lichaam plaagt en moord, Doet nog de vrucht van uwen raad belchouwen. Om, ons ten ftraf, die daad te doen berouwen, Rampzalig lot! dat meest de Vorsten drukt! Wy, fchoon «evreesd,fchoon alles voor ons bukt, Zyn zo verllaafd aan 't woeden onzer driften, Dat wy het goed van 't kwaad niet kunnen fchitten: Eu, daar ons oog een Koningryk doorziet, Zien wy, helaas ! het licht der waarheid met. 6 Hertog Phlips! denk wat u Haatte wachten: Wat wint^gy nu met deeze onnutte klagten i Gy hebt u zelf te fchandelyk verraên. Zou die Vorstin zich van 't gezag ont laan i Neen, vlei u niet: zyzal, nu fel aan t woeden, Zich voor den (trik, voor uwe laagen hoeden; Zy zal wel haast, door klaagen , door geween, Het muitzick volk weêr helpen op de been, Het Oorlosiszwaart weer rukken uit de fcheede : 'k Zie hoe de twist, by 't vluchten van de Vrecde, Het wrokkend hart der Onderdanen fphtst: Hen tegen één, tot's Lands verwoesting, hitst; En 't Staatsgebouw doet op zyn' gro-nddag beven : 'k Zie, om myn'toorn, ontelbre volken hieven. r>^ hfKrUp vmM,f «Sn pph' vervloekten raad,  "TREURSPEL. 71 Ik zie my zelf, als de oorzaak van dit kwaad, Befchimpt, veracht, my van de Heerfchappyë, En 't hoog gezag van Hollands Landvoogdyë, Beroofd, ja myn Gedacht daar van ontzet, En die Vorstin , als zy zich heeft gered, Zich, door een echt, gerechte wraak verfchaffen, Om dit geweld tot aan myn dood te ftraffen, ja mynen naam, na zo veel leed en druk, nlleen bekend door zulk een ongeluk. TWEEDE TOONEEL. Philips, Rudolph, *V7 Rudolph. V orst/khebuw'last volvoert.Zaluhun komst behaaPhilips. (gen? Waar is haar Hoogheid ? Rudolph. Ze is door wanhoop gantsch verflagen, Na't affcheid van den Graaf, in haar vertrek gegaan. Philips. Doe hen verfchynen. „ Ach! wat heeft myn drift beftaan! DERDE TOONEEL. Philips, Frederik, De Bie, Rudolph. Wachten buiten de deur. TV/f Philips. (ken, XVj.yn Heer,ik word geperst,om,eer weu zien vertrekken zaak die myn gemoed veel wroeging baart.teontdekken: '4Hild-u1(Jie reeds Sezegt, maar'tbyzyn der Vorstin Weerhield my. k Wil haar geest, fchoon ik daarmeê niets xC) zy j-^ haat verdient: in dit geval niet tergen.(wiu, lk kan dit langer voor uwe ooren niet verbergen, E 4 Wyl  *oj ACOBA van BEIEREN) Wyl ik i« deeze zaak uw' raad en hulp begeer. Van Borsllen is geftraft; 't is uit; hy leeft met meer. Gyichrikt! Dustrof'tmyook. Maar wyl hy myn genade, Zelfs tot in 't uiterfte uur, hardnekkiglyk verfmaade : Heblk , in mynen toorn, het leven hem ontzegt: 'k Heb hem doen ftraffen, in het uur van ons gevecht. Maar 'kzie myn' misdag: doch, terwyl't dusis gelegen, Begeer ik, dat gy hier wilt ryplyk overweegen , Wat tot myn rust, en 's Lan.'s belangen dient betracht. Frederik. Ik beef, op dit verhaal. Myn Heer! 'kzieugebragt In een belcmring, die u duizeude gevaaren, En duizend klagten, na dcez' dag nog zullen baaren. Hoe'hvomhals,mynI-Icer?Kan zulks wel waarheid zyiW Waart gy zo wreed V helaas! met welk een taatof fchyn, Zal ik '/oproerig Volk, ja hoe haar Hoogheid (lillen , Hoe zal zy■woeden!.. Maar laat ons geen tyd yerlpülen Met ydel naberouw: Het is gedaan: ik zal Den Boode (trekken van dit doodelyk geval. Men moet haar grimmigheidnu dillen; en haar klagten, Zo veel ons mooglyk is, door goed onthaal verzagten Schenk haar uw vriendlchap, 'k bid, weerfpreek haar droefheid niet; Vlei een Vorstin , die u met haatlyke oogen ziet, ' £er,door haar wraak5'sLands ramp nog werd vermenigvuldigd. Philips. Wel, 'k wacht haar hier.Ga,toon wat zy my is verlchul- Droo* gvhaartraanen;'kvH)d myn'geestgenoegberoerd. Telen Rudolph , terwyl hy zich weder nederzet. Waar heeft de gramfchap,waar uw raad my toevervoert? VIER-  TREUR SPEL 73 . V-IERDE TOONEEL. Philips, Rudolph, de Bie. VD e Bie, op Rudolph ziende. errader! RlIDOtP Hi Vorst ,'t waar nut haar Hoogheid niet te hooren. De Bje. 'tWaar nut geweestjden , orst totwraak niet aan te fpooIvUdolp 11. (reu. Zo was 't, indien ik zulk een' uiiilag had verwacht. De Wie. Een die voorzichtig is neemt ook 't gevolg in acht. R U d o L p h. Ik heb geraden 't geen het besticheenin myn oordeel. De Bie. Zo is 't,doch meer uit haat, uit afgunst ,en om voordeel, Rudolph. Wat zegt gy?Hoe! my dunkt, gy draaft al vry wat hoogDe Bie. Ik (preek de waarheid , die u haatlyk is in 't oog. Philips, opjlaande , tegen Rudolph. Hy oordeelt recht. Ja , gy alleen hebt my gedrongen, En my, als door geveld , dit wreed bevel ontwrongen: lkben door uwen raad , eer ik betwist, verrast. I) e B t e. Uw raad aan myn Gravin , 't verdubblen van den last Aan Diderik, om myn' Vriend uit ons gezicht te rukken; Geen tyd te gunnen om zyn zielzucht uitte drukken, Zo (trydig met de büipe haar Hoogheid toegezegd, Toont hoe ge op't leven van dien Held heb toegelegt. Philips. Wat hoor ik ! zoekt gy ook myn Staaten te beroeren ? Was niet myn last de (traf niet fpoedig uit te voeren ? Of hem de doodfehrik weêr mogt noopen tot zyn' pligt? E 5 Spreek  y4 JACOBA van BEIEREN, Sureek, hebt ge iets anders dan dit hoog bevel verricht ? ^ Rudolph. Myn Vorst!... gy weet.. 't gevaar. J De 15 ie. Ach! hy waar' nog in 't leven, Mvn Heer, zo dit bevel ware aan Lanoy gegeven Neen hV, gedrongen door den last, hem aangebragt, Heeft'zouder ukftd dien Rampzaligen geflagt. Philips. Ontrouwe! uw vrees, dat hy myn gunst weêr mogt ver. Wrochtinuw ziel dien haat:deedhern ontydig fterven ; Daar 't u, naar uwen pligt, als Raadsman had gepast, Te wikken dit gevolg, te dralen met dien last. Hebt cv veeleer myn drift gcwikkeltin uw ftaatzucht., Mvn glorie ftoitt gewaagt voor uw vervloektebaarzucht, Uw lage en laffe ziel met Borsflens ampt geftreelt, Uw eed en eer verzaakt, met myn bevel gefpeelt. (den. Vlucht fluks uit myn gezicht;'k zal u myn wil doen melRudolph. Ach! Vorst! ik bid... Philips. Vertrek. Rudolph, in 't weggaan , „ Dien hoon zal ik vergelden. VYFDE TOONEEL. Tacoba, Philips, Freder ik, De Bie, Ada, Lyj'wachten. TJacoba. e rug: ik hoor u niét. Waar ishy, diebarbaar i Tegen Philips. BloeddorstigeAartstvran! ontmenschteMoordenaar! Houd gy ons dus uw woord?Is dit den vreê betrachten? Kom, flagt my ook, voldoe uw wreedheid; wil wet wachten, Voeg  TREURSPEL. jy Voeg my by Borflen; kom, voldoe u door myn dood; Schryf,fchryf het vreêverdragmet bloed,datgyvergoot. Stoot toe. Waar wacht gy na ? ó Wreede! fluit ge uwe oogen ? Wel beef dan voor myn wraak.'kZal eeuwige oorelogen, Ecne eeuwige onrust u berokknen, waar gy gaat. 'k Verzaak u Maagfchap; 'k zweer voor eeuwig u myn' haat. (wreeken, Mynwraak eischt bloed,Barbaar'eischt bloed,en zalin't Met duizend dolken u naar 't beevend harte lteeken ; Met duizend boogen u vervolgen, waar gy vlucht: 'k Zal gantsch Europe, door myn traanen en gezucht, Door myn gebeên, op u en op uw Staaten fchenden, Met all' zyn Vorsten u nog vallen op de lenden; Met all' u haters my verbinden tot uw val. Schrik voor myn woede; fchrik, ó Wreede Beul! ik zal Door 't oorlogsvuur u hoftotpuinen asch verteeren; Ik zal niet van uw Erf naar myne Staaten keeren, Voor ik myn wraak aan u ten eind' toe heb volvoert: 'k Verfoei my, dat ik ooit beneepen , en ontroerd, U heb gefmeekt, gevleid ; dat ik met heete traanen U tot meêdoogentheid, tot vreê zogt aan te maanen , Daar my uw fnoode zucht tot heerfchenwas bewust, 'k Vervloek het oogenblik waarin ik, om myn rust, U laf heb aangezogt, toen ik myn Land en Erven, Alleen om Borsfelen, om zyn bezit, wou derven; Ja zo veel fchenken wilde, alleen om myn' Gemaal, ö Onmeêdogende! was u het hart van ftaal? Kon deeze gift, verzeld van zo veel bittre klagten, Uwwreedheid,uwgeweldnietflremmen,nietverzagten? Gy wilt myn' ondergang: welaan; vaar voort, Tyran! Maar'fchoon gy door geweld my kluistren kunt, ik kan, Zelf uit myn' kerker, u zo veele rampen brouwen, Dat u die fnoode moord te deerlyk zal berouwen: Ik heb nog duizenden tot mynen dienst, die my Wel zullen rukken uit uw wreede dwinglandy. Beef voor hun woede;beef,als zy uw wreedheid hooren: zy  76 JACOBA van BEIEREN. Zy zullen , nog dit uur, u in uw heerschzucht ftooren; Deez' kerker iloopcn tot de grondvest: ja ik zal Uitdeoverblylïels van deez' omgerukten wal, (wen, Een praalgraf,op het puin, voor myn'Gemaal doen bonOm al de waereld zulk een moord te doen befchouwen; Om dus, tot uwe I'chande en vloek, aan't nagedacht Te melden, wien gy hebt onlchuldig omgcbragt. Frederik. Bedaar, Vorstin. Philips. Neen , neen ; vaar voort met uwe vloeken. Ik ftaa 't u toe. Maar wil u zelf eerst onderzoeken, Of gy geen oorzaak zyt van zyn verhaaste ftraf. Ja gy, Onrustige! gy Hortte hem in 't graf. Waart gy niet roekloos met uw heir my opgekomen , Nooit waar' hem't leven in myn grimmigheid benomen. Nooit miste ik,door myn fchuld, een Dienaar van myn' Staat, Een' Vriend , wiens ondergang my zelf ter harte gaat. Wreek , wreek u van zyn' dood, 't zal my ook niet ontbreken - Aan middlen, dat ik my mooge aan uw woede wreken ; Dat ik op u, Mevrouw, verhaalen moog', dat gy, Door zulk een woest gedrag, dees myne heerfchappy Door nieuwen twist bcrocrt,denvredehebt gefchonden; U, tegen ons beftaud , hebt in den echt verbonden; Myn' Dienaar hebt verleid , verbastert in zyn trouw, Wiens ondergang myn ziel nog drukt door naberouw. Maar denk niet, fchoon myn hart hem weder wenschte in 't leven, Dat ik hemu, Vorstin, tot een' Gemaal zou geeyen, Indien van uwen Staat geen afftand waar' gelchied. Neen,'kdulda;een'Onderdaaii,diedoeltop'thooggebied. Maar myn berouw,noch uw gejammer kan niet baaten. Het is gedaan, Mevrouw: keer weder naar uw Staaten. Ik zal my ftraffen, om het bloed dat ik vergoot. Straf, ftraf u zelve mede, als oorzaak van zyn dood.  TREURSPEL. 77 JAC O b A. ó Wreede! maakt gy nog my aan zyn fterven fchuldig ? Had ik geen reeden, om, ten uiterfte ongeduldig, Hem u te ontrukken? Hem, zo listig my ontroofd? Zoude ik nog toeven, zoude ik aanzien dat zyn hoofd My toegezonden wierd? Wat kon ik anders hoopen? Wat van hem denken?Stond een' andren weg my open? Ja, ik ben fchuldig; maar hierin , dat ik myn magt Niet eer te velde rukte; en hem, eer gy zulks dacht, Eer zulks u waar' bericht, geen hulpe kon verfchaffen: Dit is myn misdaad: 'k zal my zelf daar over (traffen. Myn Borsflen! ja, 'k heb u in dit verderf gerukt. Rampzalig Echtgenoot! had gy my onderdrukt, (gen, Had gy, naar 't voorbeeld van myn fnoode ontaardeMaMyn fmart vergroot,uw gunst my nimmer toegedragen; Hadgy uw deugd verzaakt: ik't vuurdermin gefmoort, Nooit had de heerszucht u zo deerelyk vermoord , Jacoba had dan nooit, ten koste van uw leven, Voor 't echtaltaar haar hand en hart aan u gegeeven. Maargy verpligtte haar, van elk veracht, verfmaad, En trok haar harte, door een goedheid zonder maat. Alziende Hemel! zal de deugd dan eeuwig lyd'.n? Zal de ondeugd overal verwinnen? (fnoode tyden! Vervloekte dagen!) zal een Dwingland, zo verwoed, De handen verwen in 't onfchuldig menfchenbloed ? Wat baat het dan, dat wy u eeren, dienen, looven ? Maar neen,de wraak zal hem ook van het licht berooven; Zal hem verdelgen; ja de ftraf volgt op de fchuld. Zyn eind' zal fchriklyk zyn. Rampzaalge!neem geduld; Geduld, Jacoba! gy zult nog dien dag beleeven, Dathymetfchande,omzulkeengruweldaadzalfneeven. Philips. Het is genoeg, Mevrouw: voldoe aan myne beê ; Laat ons dien bittren haat, door een' volmaakten vreê , Voor eeuwig dempen ; keer gerust naar uwe Staaten. Jacoba. Hoe ! keeren? myn Gemaal hier in uw handen laaten? Neen:  78 JACOBA van BEIEREN, Neen, neen, Heerschzuchtige, die alles my ontrooft! Waar is hetoverfchot? Waar is dat waardig hoofd? Dat hoofd, dat u weleer zo groot een nut verwekte? U, in uw Staatsbeftier, een' wyzen Raader ftrekte ? Geef, geef dat dierbaar pand;onthou 't my niet,(taa toe Dat ik den laatlten dienst aan myn' van Borsflen doe: Laat my myn traanen op dat edel lichaam plengen : Die traanen met het bloed van myn'Gemaal vermengen. 0 Ja, dit 's alles, myn trouwhartige Echtgenoot! Wat ik verrichten kan by uw' verhaasten dood. Philips. Laat af,dit naar gezicht zal ons meer fmart verwekken. J a c oba. Neen,'k hoor u niet: ik zweer,dat ik niet zal vertrekken, Tenzy myn Echtgenoot my werd ter hand gefield. Frederik. Vorstin ! wat zal dit zyn ? . Jacoba. Wel, ik zal dan met geweld , Is 't niet den Levenden , den Dooden u ontrukken. Philips. 'kZal u voldoen Maar denk hoe fel het ons zal drukken. Ga heen de Bie, en geef Lanoy hier van berigt. Jacoba. Men breng deOntzielde hier terltond voor myn gezicht ZESDE TOONEEL. Philips, Jacoba, Frederik, Ada. Lyfwach:e?i. MPhilips. evrouwberaad u wel in 't geen gy wilt beginnen ; Beroer den Staat niet, wil u driften overwinnen; Verkies myn gunst, maak dat de twist niet verder woed', Denk wie het is, Vorstin die u dees bede doet. Ja-  TREURSPEL. 75 Jacoba. 6Wreedaard! nu uw wrok dat edel bloed deed ftroomen, Schynt gy nog voor 't gezicht van 't dierbaar Lyk te fchroomen: Nu beeft gy voor myn wraak, en zoekt myn vriendfchap Janu, daargymyhebtgefchondeninmyneer, (weêr; Beroofd van 't waardfte deel dat my ooit kon behaagen ; Nu zoekt gy vrede: nu kunt gy u des beklaagen. Neen, neen, Geveinsde; want die uiterlyke fmart, Die gy aan ons vertoont, raakt u niet eens aan't hart. Myn Borsfelen!he!aas! waarblyft gy?Myn verlangen Is uitgeftrekt, om irin mynen arnTte ontfangen: En,fchoon u't wreed gewei voor eeuwig de oogen floot Nog eens te omhelzen , als myn' waarden Echtgenoot! ö Zaalge ziel, die nu in 't eeuwig ligt gezeten, De droeve rampen van de waereld hebt vergeeten ! Ach! mogt, wanneer myn mond uw doode lippen kitst De lamp myns levens op dat uur zyn uitgebluscht! * Dan zouden wy... Maar hoe! wie zou uw' dood dan wreeken? Wie u gedachtenis, uw' naam een heerlyk teeken Opregten , als een baak, Bourgonjens Huis tot fchand', Totwroeging,fpyt en fchrik vanPhlips den Dwingeland? Neen,laat ons leven;laat de rouw ons niet doenkwynen. Myn Ada!... Ach ! zie ik de Bie daar niet verfchynen? Tegen de Bie, die uitkomt. Waar is... ? * ö Hemel! * Zy zwymt, op het zien van Borsfelen, en valt in de armen van Ada, die haar in een fioel zet, die nevens de Tafel {laat. Z E-  w jACDBA van BEIEREN, ZEVENDE TOONEEL. Lanoy, Borsselen, Philips, jacoba* De Bie, Ada, Wolfaart. Gevolg van Edelen, Wachten en Pagies. J j Philips* Lanoy, hem te voet vallende. Genade, ó groote Vorst! Vergeef de misdaad van een' Dienaar, die zich dorst Vermecten uw bevel een wyl te doen vertraagen; Of laat hem voorzvn'Vriend de wreedfte (tralie draagen! Gun dat ik 't leven van een' Staatsman, u zo nut, Behou' door mynen doodl borssele n. Neen, Vorst! ik bid, befchut . Dien Hoopeloozen ; wil zyn misdaad hem vergeevcn. Zyn wondre vriendlchap heeft hem tot die daad gedree- ven. , Uw goedheid gaf hem hoop,dat na uw' toorn, t nerouw Van 't driftig vonnis u de ziel eens treffen zou. 'kBrengumyn hoofd.óVorst zo aymvfchuldigoordeelt; Maar wil hem fpaaren,die devriendfthap (trekt tenvoor- beeld'; . Ontziel my , zo myn dood aan U vernocging geert: Ik heb reeds al te lang in uwen haat geleeft. Jacoba, weder by zich zelf komende. ïlclu'vs' • * Philips. * Tegen Lanoy. Wat ecdle deugd!... * Uw fehuld is u vergeven. Tegen Borsfelen. Rysop. Gy doet myn ziel door uw behoud herleevcn. Bevordren 'wy nu 't eind van 's Lands gehaaten twist* Hy geleid van Borsfelen naar Jacoba, en vervolgt. Mevrouw!... uw Borsflen leeft.  TREURSPEL 81 Ja co b r. ó Hemel!... Ach! hyis 't! Gy leeft, myn Borsfelen! Wat wonder of u hoedde? Borsselen. Ik leef. Mevrouw! de Vorst, vergeetende zyn woede, Gunt my dit leeven, dat de vriendfchap heeft gefpaart. *Op I amy wyzende. ♦Zie daar myn' Hoeder, die 't, myns ondanks, geeft beJacoba. (waart. Kan 't wezen! Philips. Ja, Vorstin. Laat ons den vrcê voltrekken ; (ken ; Laat uwweêrllreevingons geen'nieuwen twist verwekErkenmyn gunst....Maar hoelwatwilditkrygsgerucht? Hier hoort men het geluit van een Trom en Trompet. AGTSTE TOONEEL. Diderik,Philips,Jacoba, Borsselen, Frederik, DeBie, Lanoy, Ada, Wolfaart. Gevolgt van Edelen, Lyfwach.en,en Pugies. \ Diderik. x \ch! Vorst! red in der yl uw leven, door de vlucht. Ontwyk een grimmigVolk,daar alles voor moet bukken: Het Hoekfche leger konu naar onze muuren rukken: Wy zyn verraaden.... Philips. Word hier dus 't ontzag vertreên ? Het woord gefchonden ? Vlieg; ruk al ons volk by één. Wie zyn myn Vrienden? Volgt. Frederik, hem weerhoudende. Laat my.... Philips. Wyk, vrees myn woeden. Tegen deLyfwacht,wyztnde opBorsfelen.* Tegenjrxoba. 'k Beveel u deezen... * Gv, gy zult my dit vergoeden. F NE-  82 JACOBA van BEIEREN, NEGENDE TOONEEL. Frederik, Jacoba. Borsselen,Ada, De Bie. Lyfwachten buiten de deur. IF b e d F. r i k , tegen de Bie. k heb dit wel voorzien. Kom jfpoedenweoiT*' men Het Volk bezadigen, eer 't al te vinnig woed' moet TIENDE TOONEEL. Jacoba, Borsselen, Ada, Lyfwachten voor de deur. MJacoba. yn Borsflen! wat geluk. Borsselen. Ach! wil u zelf niet vleijen. Uw Volk zal nog met bloed dit ftout gedrag befchreijen. Schoon wy ontkomen, door dit onverwacht geval, Denk dat uw' Staat in 't kort dit onweêr treffen zal; Denk op 't gevolg, Mevrouw. Gy kunt dien flag niet weeren. 't Is door des Hertogs gunst dat gy nog moogt regeeren: Ontrekt hy ze u, gy zyt van alles dan ontzet. Hy valt haar te voet, en vervolgt. Vorstin , ik bid u, fchoon uw' wil my ftrekt een wet, Dat gy my hoort: zo gy uw' Borsflen niet wilt derven; Zo gy hem nog betwist om voor uw rust te fterven; Dat gy dan ziet, of gy den vrede treffen kunt. Maar 'k fmeek u nog, dat gy my langer niet misgunt Te lterven om u min, eerge,in uw' ramp' gedompeld... ELF-  TREURSPEL. g3 ELFDE TOONEEL. De Bie, Jacoha, Borsselen, Ada* Lyfwachten voor de deur. MDe Bie. evrouw! gy zyt verlost; de Poort is overrompelt; Eu idolph, die hier door uw gunst en uitkomst zocht. Baar.. ,'it geluk. Borsselen. Hy? De Bie. Ja. Jacoba. Wie had zulks ooit gedocht! De Bie. Hy,door zyn fpyt vervoert,en duchtend'voor zyhlevcn Heeft van uw'-Uorsllens dood ons heir bericht gegeven * Uw hechtenis verbreid; zich moedig aangeboön * EenPoort te ontfluiten:'tvolk,als razende om dien hoon Envrezende uwgevaar,fchaartfluks zich byhunvendlen • Vhegt heen,bonstop de deur,die Rudolph tracht te ontgrendlen , Terwyl zyn aanhang (fout het volk der Vesting weert • De deur fprmgt op; uw heir, doorniemand afgekeert * ■Vertrapt hem in'tgedrang: hylferft; uwe Edellieden Die t myontdekten, en uw volk zelf weörltand bieden, Eer dat hun drift.... ' TWAALFDE TOONEEL. Fr edertk,Jacoba, Borsselen, De Bie, Ada. Lyfwachter voor de deur. \^ Frederik. v ergeefs heeft ons 't geluk gevleit, Mevrouw! Voldoe den Vorst, of vlied zyn grimmigheid, F * Vlucht  84 JACOBA van BEIEREN, Vlucht met uw Borsflen, of ontflaau van uw Landen; Beraad u kort. 't Ontzet des Hertogs is voor handen. ^ Jacoba. Wat zegt gy? Frederik. 's Vorsten Heir rukt ylings naar dees muur. Gy moet verkiezen. Blusch grootmoedig 't oorlogsvuur; Belet een bloedbad van uw beider^onderJaanen; Voldoe den Vorst; ik bid, verhoor my, om de traanen Van weeuw en weezen, om's Landsalgetneenefmart! Ja , zo uw Echtgenoot u immer lag aan 't hart, Wil dan, om zyn bezit, tot zulk een daad befluiten! Laat ons den ondergang van zo veel zielen fluiten. Wat hebt gy anders dan den eernaam van Gravin? Verlaat dien; kius de rust. Gy kunt als nog. Vorstin, ■ Wyl gy verwint, den vree met meerder glorie treffen ; Vry willig u, uw Staat, uw Volk van 't leed ontheffen. De Hertog komt. Befluit, eer u het naberouw... DERTIENDE TOONEEL. P ii ilips,Jacoba,Borsselen, Frederik Lanoy, Diderik, De li ie, Ada, Wolfaart, G evolg van Edelen, Lyfwachten en f'agies. De hooftman van Jakoba met zyn volk buiten de deur- \J Philips, tegen Jacoba 's volk. ertrekt, Verraders, vreest myn woede. Tegen Jacoba. Ondankbre Vrouw! Is dit nu't loon , dat gy ons toeflaat voor zyn leeven? Gy overwint, g\' moogt vertrekken , maar ook beeveri Voor myn geréchte wraak. Ik zal uw heerfchappy Te vuure en zwaarde alom verwoesten ... Jacoba. Hoor naar mv: lk  TREURSPEL. ffy Ik zal uw'wenschvoldoen.Bedaar,en hoor myfpreeken. Dit Volk heeft niets niisdaanrgymoet op my uwreeken, Vergeef die drift. Het zal, met zoveel trouw en ylyt, Voor u ook y veren, als gy hun Meester zyt. Welaan, ik wil,om 't heil van myn verdrukteStaaten, Om myn' van Borsfelen, 'i gezag ü overlaaten; Myn Onderdanen dus onttrekken aan uw wraak : En wyl zy goed en bloed verfpilden voor myn zaak, Wil ik grootmoedig, om hen éénmaal rust te baaren, Myn Staatsvermogen , ja my zelf voor hen niet Ipaaren. De waereld lastre my, als laf en zonder moed; Ik Wil myn Hoogheid niet weêr vesten in het bloed, En op het graf myns Volks. Wat hebbe ik aan myn Landen , Verdeeld, beroofd, verwoest tot in hunne ingewanden? 'kZeg niet,dat gy my dwingt my van't gezag te ontdaan. Ik kan 't ontvluchten ; ik kan nog uw hand ontgaan. Maar weet vry, zo ik nog behouw myn heerfchappyë, Dat ik my wreeken moet van uwe dwinglandyë. Maar neen, dit ftaak ik,niet uit vrees, maar om 't belang Van myne Volken, en hunn' wisfen ondergang, 'k Behouw Zuid-Beveland, en Voorne,met Tertholen, Voor my: het ovrig werde uw zorgen aanbevolen, 'k Verlaat dit,nu zulks met 's Lands welftand is gepaard. Myn Volk en myn Gemaal zyn wel dien aftland' waard; Die zyn my waardiger dan all' die Heerlykheden, Waarom ik zestien jaar heb zo veel ramps geleeden. De;Hemel wil dat ik in 't einde eens adem haal'. Philips, haar omhelzende. Vorstin ! kan 't mooglyk zyn ? Wat groote zegepraal! Ikftemin uw befluit. Wiezou't weêritreeven konnen? Gy hebt grootmoedig my, en ook u zelf verwonnen. Vergeef 't my, heb ik u door myne drift beroert; De ftoat desLands,geen haat,heeft my daartoe vervoert. Men fmoor'den twist,en maake onze eendragt nu teflerUwe edelmoedigheid red Borden uit zyn'kerker, (ker. Welaan, ontfang hem, als Gemaal, van myne hand , F 3 En,  86 JACOBA van BEIEREN. En,met myngunst,voor bemhetGraaffchapOostervant. 'k Schenk u,tot inkomst, all' de Tollen deezer Landen ; Ik laat de Heerfchappy ook weder in u handen, Indiende Hemel my, vooru, van 't licht berooft. Tegen ,t Gevolg. Dat nu, wyl 't woedend vuur des oorlogs is gedooft, Aan all' de fchuldigen genade zy gefchonken. Tegen Lanoy. En gy,die dooruwdeugd zo grootsch hebtuitgeblonken, J.a, ons een voorbeeld van opregte vriendfchap toont! Zie, zie zo vroom een daad door uwen Vorst beloond : 'kSchenku'tStadhouderfchap,datDorsflen zalverlaaten. Toon u ileeds even trouw voor my, en myne Staaten; Maakt dat de tvveedragt, die'sLands welvaart heeft verHoort , Met Hoeksch en Kabbeljauwscb, voor eeuwig blyv' geTegen Jacoba. (fmoord. Mevrouw, laat ons 't verdrag aan 't woelend Volk ontdekken, Myn heir beteugelen, dat tot myn hulp komt trekken; Uw'echt vernieuwen, op dat Holland, na den druk, De vruchten deezer vrede, en onzer blydfchap plukk'! EINDE.